GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring Gent V .Z.W. 19e jaargang nr. 1 15 januari 1990 Ere-voorzitter : J. Tytgat , ere-notaris . Stichter : G . Hebbelynck t Voorzitter : Onder-Voorzitter : H. Collumbien. Secretaris: R. Van Geluwe , Maïsstraat 235, 9000 Gent Penningmeester : A . Verbeke Archief en ruildienst : Mevr. A . Eggermont , Maïsstraat 235 , 9000 Gent Redactie-adres : Lijnmolenstraat 149, 9110 Sint-Amandsberg- Gent Administratie : Koggestraat 14- 9000 Gent Postrekening : 000-105.04.73-60 , Heemkundige en Historische Kring Gent , 9000 Gent Lidgeld : 400 fr. per jaar. Buitenland : 500 fr. per jaar. Steunende leden : 600 fr . per jaar. Beschermleden :1000 fr.per jaar.
INHOUD -
In Memoriam Gaston Hebbelynck De Bende Van Hoe en Verstuyft (Vervolg en Slot) Inventaire Archéologique : Grotesk ijzeren masker Uit de Geschiedenis van de Gentse Bruggen (Vervolg) Een Gevelbeeld voor een legende : Liederick De Buck Van alle Markten thuis. Deel XIV. Slot. De markt als terechtstellingsplaats Bibliografie Vraag en Antwoord Lezers schrijven ons Gênsche Präot
2
5 12 13 21 25 50 52
55 56
Bibliotheek en wekelijkse bijeenkomsten : in het Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis, Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, Sint-Amandsberg : elke zondag van 10 tot 12 uur (uitgenomen op feestdagen) . Gesloten in juli en augustus. Bibliothecaresse : Mevr. A . Eggermont Verantwoordelijke uitgever 9110 Sint-Amandsberg-Gent.
Hugo Collumbien, Lijnmolenstraat 149,
IN MEMORIAM GASTON HEBBELYNCK (1912-1989) Op het ogenblik dat ons November-nummer klaar lag voor druk bereikte ons het ontstellend bericht van het schielijk overlijden op 27 october 1989 van onze Stichter-Voorzitter. De verdwijning van deze gekende Gentse figuur betekent een groot verlies voor de Heemkunde. Welke Gentse heemkundige kende Gaston Hebbelynck niet, welke was nooit bij hem te rade gegaan om te profiteren van zijn kennis? Zijn beroepsleven speelde zich volledig af in de textielsector, eerst bij de firma Dierman in de Ham, later -wanneer deze firma verdwenen was - bij de UCO in de De Smetstraat. Zijn grote hobby was evenwel de Heemkunde en heel in het bijzonder de Gentse heemkunde. Reeds vóór de oorlog was hij lid van de "Bond van Oostvlaamse Folkloristen". Hij zou later penningmeester worden van zijn Museumcommissie. Hij was vrijwel sedert het begin lid van het "Verbond voor Heemkunde". Na de oorlog speelde hij een actieve rol in de fotokring "Lux Nova". Een twintigtal jaren geleden was hij aanwezig op een vergadering van het "Verbond van Heemkundige Kringen van Oost-Vlaanderen". En wat bleek ? Daar waren afgevaardigden van de heemkundige kringen van onze Provincie, vaak van gemeenten met slechts een paar duizend inwoners. Gent, de hoofdstad van Oost-Vlaanderen, schitterde daar door zijn afwezigheid, want er bestond geen Heemkundige Kring in Gent. Dat gaf de doorslag bij Gaston Hebbelynck en van dan af zou hij onafgebroken ijveren voor de stichting van een Heemkundige Kring GENT. In 1970 creëerde hij een dergelijke kring als onderafdeling van de "Bond der Oostvlaamse Volkskundigen". Maar het bleek zeer vlug dat, wegens de ongelooflijke rijkdom der Gentse geschiedenis, deze kring onder deze vorm nooit tot volledige ontplooiing zou kunnen komen. In 1971 hakte hij de knoop door en nam het initiatief een onafhankelijke kring te stichten die zijn eigen tijdschrift zou uitgeven. Op een van de eerste vergaderingen kwam het punt ter sprake : welke naam te geven aan het nieuw tijdschrift? Gaston had aan alles gedacht, hij haalde van tussen zijn papieren een exemplaar boven van de meer dan 3 eeuwen oude "Ghendtsche Post-Tydinghen". Hij stelde voor: laat ons het oorspronkelijk lettertype behouden en het woord "Post" schrappen. Onmiddellijk unaniem accoord: "Ghendtsche Tydinghen" was geboren. . Een embleem voor de Kring? Hij haalde een ander papier boven :een gravure van de Maagd van Gent door Charles Onghena die zich had laten inspireren door het meesterwerk dat Cornelis De Bondtin 1482 maakte, namelijk de zilveren hechtsels voor de boden van de Schepenen van de Keure. 2
Gaston Hebbelynck in een voor hem vertrouwde omgeving: de St.-Baafsabdij. Foto uit de verzameling "Bekende Gentenaars" van G. Blom.
3
Van toen af ging het Crescendo want hij had zich weten te omringen met medewerkers die zijn idealen deelden. Een van zijn specialiteiten was de grondige kennis van oude stadsplans en oude foto's met verdwenen gebouwen. Hoe dikwijls is het niet gebeurd dat iemand een oude foto bezat met een zicht op een gebouw dat hij onmogelijk kon identificeren ? Alle geraadpleegde specialisten moesten ook het antwoord schuldig blijven. Als men alle hoop opgegeven had trok men naar Gaston Hebbelynck die, na de foto één seconde bekeken te hebben, onmiddellijk wist te vertellen van waar de foto genomen werd, over welk gebouw het ging, wanneer het afgebroken werd, wie er gewoond had, wat de man deed, met wie hij getrouwd was, door welk feit zijn schoonzuster in de actualiteit gekomen was, enz. Dit was misschien nog zijn grootste specialiteit, hij had een fantastisch, onfeilbaar geheugen voor de familieverbanden van, wij hebben dikwijls gedacht, iedere Gentenaar. Het was ongelooflijk, men hoefde maar een naam te citeren en Gaston was vertrokken : "Ha, ja, dat was een apotheker uit de Burgstraat en hij was getrouwd met de dochter van een koolmarchand van op 't Nieuwland, zijn vader was meestergast in de "Lys" en zijn moeder was onderwijzeres in ,de Rode Lijvekensstraat. Verder kon men gewoonlijk nog vernemen wat de grootouders gedaan hadden en eventueel de kinderen en kleinkinderen. Hij had echter een broertje dood aan schrijven en heeft nooit zijn kennis toevertrouwd aan papier of geluidsband. Met zijn heengaan is, helaas, een enorme schat kennis van het Gent van de laatste eeuw definitief verloren gegaan. Iets waar hij ook bekendheid mee verwierf waren zijn talrijke voordrachten en diaprojecties over het oude Gent. Wij zijn er van overtuigd dat nu nog veel mensen met genoegen terugdenken aan de leerrijke uren die ze aldus doorbrachten. Hij wilde daar geen cent voor, het was allemaal gratis, Pro Deo, voor niets en het mag wel onderlijnd worden dat onbaatzuchtigheid één van zijn kwaliteiten was. Zijn rijke documentatie zal niet verloren gaan. Gelukkig is een kleinzoon geïnteresseerd in deze materia en wij hopen dan ook oprecht dat hij in het spoor van zijn grootvader zal lopen. Aan de familie Hebbelynck betuigen wij nogmaals ons diep medeleven bij het pijnlijk verlies dat haar komt te treffen en wij kunnen haar de verzekering geven dat niemand in de "Heemkundige en Historische Kring Gent"
Gaston Hebbelynck ooit zal vergeten.
4
DE BENDE VAN HOE EN VERSTUYFT (Vervolg en Slot) DE DUBBELE MOORD TE OOSTAKKER Op een afgelegen hoeve te Oostakker woont de bijna 80-jarige Ivo De Man samen met zijn 65-jarige meid Maria Louisa Janssens. In de loop van de voormiddag van de 15 februari 1920 stelt een vriend des huizes vast dat een venster van het huis van de ouderling gebroken is. Wanneer hij de naam van de bewoner roept, krijgt hij slechts een zuchtend gekreun als antwoord. Binnen ligt de meid dood in de gang naast haar zwaar gewonde meester. De benen van Ivo De Man zijn door middel van een koord samengebonden. Enkele uren later zal ook hij aan de gevolgen van zijn verwondingen bezwijken. Wat was er eigenlijk aan deze ontdekking voorafgegaan? In de namiddag van de 14de februari was Emilie Lebrun, de vriendin van Felix Braeckman, op de hoeve gekomen om er zogezegd melk te kopen. Het ware doel was evenwel iets heel anders, meer bepaald de hoeve te verkennen of de kust veilig was zodat de bende waartoe haar vriend behoorde, in de daaropvolgende nacht ongestoord kon te werk gaan. Die avond komen de gebroeders Verstuyft en Frederic Pattheeuws samen in het huis van Braeckman, de herberg 'De Haven', amper op vijf minuten gaans gelegen van de hoeve van Ivo De Man. Daar wisselen ze hun kleren om dan rond 9 u te vertrekken in de richting van hun doel. Nadat ze een ruit hebben ingeslagen dringen René en Edmond binnen terwijl Braeekman en Pattheeuws buiten de wacht houden. Vermoedelijk is de boer reeds door het lawaai gewekt want wanneer beide Verstuyft's zijn kamer betreden zit hij reeds recht in bed met een geweer schieteosklaar. Daarop wordt de ouderling door een van de twee neergekogeld maar omdat René vindt dat hij nog leeft, binden ze zijn voeten samen. Ondertussen is ook de meid wakker geworden en tracht zich nog te redden door de vlucht te nemen. In de gang wordt ze echter door twee kogels getroffen. Wanneer de twee schildwachten binnen het schieten horen, kiest Pattheeuws voor alle zekerheid het hazepad. Ondertussen doorzoeken de twee Verstuyft's de woning en vinden slechts een schamele 40 fr, de kostprijs voor twee mensenlevens. Ook een ring van de meid wordt meegenomen en zal dienen als beloning aan Emilie Lebrun voor bewezen diensten. Echter vooraleer Braeekman de plaats van de misdaad verlaat werpt hij nog door het openstaande venster een kerkboek naar binnen. Het boek, in feite een brevier, dat toebehoord had aan de onderpastoor van St.-Baafs te Gent, de E.H. Nyssens, was een tijdje daarvoor zoekgeraakt bij zijn rechtmatige eigenaar. De priester had namelijk terwijl hij de biecht aan het horen was, zijn brevier achtergelaten op een kerkstoel naast de biechtstoel. Na het beëindigen van zijn taak had hij de verdwijning van het brevier
5
SMIDTS Charles Jozef; geb. te Gent, 13 januari 1877, plafoneerder , won. te Gent.
vastgesteld. Door deze handeling poogde Braeekman het gerecht te laten geloven dat de moorden door een priester waren gepleegd . Na het verlaten van de hoeve komt het viertal samen in de woning van Braeekman alwaar ze samen de nacht doorbrengen. Braeekman en Pattheeuws delen het bed en de Verstuyft's slapen op een matras op de grond.
VAN DE TIJGER EN ZIJN WREEDHEDEN, VERLOS ONS HEER! Met deze woorden bad men elke dag, gans Vlaanderen door, zolang de bende "Van Hoe en Verstuyft" de streek onveilig maakte en terroriseerde. Voor de ramen van de huizen werden tralies ingemetst, grendels en sloten op de deuren bijgeplaatst en wapens aangeschaft. De misdaden van de bende waren het onderwerp van dagelijkse gesprekken. Hoelang zouden deze bange tijden nog blijven duren ? Na de dubbele moord te Oostakker komt er schijnbaar een kentering in de handelswijze van de bende . Toeval of niet, het moorden houdt een tijdlang op. Hun daden echter niet. In de nacht van 8 op 9 maart 1920 plegen René Verstuyft, Raymond Van Hoe, Achiel Verhaeghen en Pieter Struyvelt een inbraak in het magazijn van de firma "Compagnie Petrolifère" op de Nijverheidskaai 247 te Gent waarbij niet minder dan 150 blikken benzine van 10 liter elk worden gestolen . In de Gentstraat te St.-Amandsberg wordt tijdens de nacht van 19 op 20 maart 1920 door René Verstuyft, Van Hoe en Braeekman een kledings6
zaak leeggeplunderd waarbij een buit aan kledingstukken ter waarde van ongeveer 10.000 fr wordt meegenomen. De schoenwinkel van Edouard Lebrocque, gelegen recht tegenover het gemeentehuis van St.-Amandsberg, komt aan de beurt in de nacht van 27 op 28 maart 1920. De beide Verstuyft's samen met Van Hoe en Braeekman stelen er voor 5000 fr aan schoenen en leder. René en Edmond Verstuyft samen met Van Hoe dringen in de nacht van 5 op 6 april1920 binnen op het erf van de oudijzerkoopman Victor De Schepper te St.-Amandsberg en ontvreemden er uit het magazijn een fiets. Bij een buur van deze worden niet minder dan 65 paar schoenen gestolen naast kledingstoffen, een uurwerk en enkele andere voorwerpen. Te Waarschoot wordt door de gebroeders Verstuyft en Braeekman de kledingzaak van weduwe Pauwels geplunderd in de nacht van 10 op 11 mei 1920. De buit bedraagt ongeveer 14.000 fr aan kledingstoffen. Op hun terugweg hebben ze een ongewenste ontmoeting met de veldwachter August De Muynck die door de bandieten onder vuur wordt genomen en waardoor deze een lichte verwonding oploopt aan het oog. Hun buit, geladen op een kruiwagen, moeten ze in een veld achterlaten. Op 5 juni 1920 zijn het de twee Verstuyft's alleen die te Landskouter uit de winkel van Theodoor Rasschaert 17 manshemden stelen. Daarbij worden door de zoon van de uitbater en de dieven een aantal schoten gewisseld. Te Lembeke wordt tijdens de nacht van 7 op 8 juni 1920 uit de winkel van Alphonse Booneos een aantal goederen gestolen ter waarde van 5000 fr door René Verstuyft, zijn broer en Braeckman. Ook St.-Amandsberg wordt nog maar eens bezocht door de beide Verstuyft's (tijdens de nacht van 23 op 24 juni 1920) alwaar ze ten nadele van Jozef D'Havé een aantal flessen wijn, een hesp, drie autobanden, kledingstukken, kisten sigaren en andere spullen meegraaien. Diezelfde nacht worden in de zelfde buurt bij Jozef De Smet ook nog twee fazantkiekens gestolen. Om dit rijtje te besluiten vermelden we nog de diefstal van drie fietsen bij baron Van Loo te Evergem (Langerbrugge) in de nacht van 6 op 7 juni 1920 door Achiel Verhaeghen en Remi Debaut. HET EINDE IS NABIJ Uiteindelijk zal er nog een dodelijk slachtoffer moeten vallen vooraleer er definitief een punt wordt gezet achter de daden van de bende. In de kranten van 14 juli 1920 verschijnt het volgend bericht: Gewapende dieven op ronde -inbraak in een kasteel te MeDe - De heer Policiecommissaris De Meyer doodgeschoten - zijn inspecteur getroffen - de dieven op de vlucht. In den nacht van Maandag tot Dinsdag is de heer Gentiel De Meyer, policiekommissaris van Melle, door dieven doodgeschoten, zijn inspecteur 7
ROELS Jacob Frans; geb. te Gent, 19 oktober 1894, vijlkapper, won. te Gent.
de heer Ervynck werd ook getroffen. De dieven konden de vlucht nemen. Nachtelijke inbraak Het was rond 3 ure 's morgens toen dieven in het kasteel van Madame weduwe de Potter d'lndoye waren gedrongen. De inwoners hadden gerucht gehoord en de zoon ging den heer policiekommissaris De Meyer verwittigen. Intusschen waren de kerels reeds binnen. De heer policiekomrnissaris vergezeld van zijn inspecteur M. Ervynck waren spoedig op hunnen velo gesprongen en ter plaats gereden. Op de vlucht Daar gekomen stelden zij vast dat de dieven in het kasteel waren gebroken doch op het lossen van een schot door Mevrouw de Potter waren zij er van onder getrokken met eenige flesschen wijn. Aan de voetsporen kon de policiekommissaris zien, dat zij de richting van Gent hadden genomen. Na een vluchtig onderzoek besloot M . De Meyer de dieven achterna te zetten. Verrast en getroffen Op het oogenblik dat de beide policiemannen aan de tramhalte, de herberg A. De Wilde waren gekomen; werden er eensklaps in hun richting verschillende revolverschoten gelost. Een schot trof de heer Ervynck in den linkerbovenarm . De inspecteur viel omver. Een der opvolgende kogels trof dan den heer De Meyer in den buik zoodat hij bijna op den slag dood bleef. De heer Ervynck bemerkte dan twee kerels, revolver in de hand. Meer verschrikt dan getroffen was Ervynck niet bij machte te beletten dat zij met 8
zijn rijwiel wegvluchtten. De heer Van Onder, gemeenteraadslid, daar dicht bij wonende, is op het gerucht komen toegesprongen ... (De Gentenaar- 14 juli 1920) En dan komt plotseling het onderzoek in een stroomversnelling terecht. Op 17 juli 1920 melden de kranten de aanhouding van twee gevaarlijke indivi· duen te Wondelgem i.v.m. deze zaak. Acht dagen na de aanslag op politiecommissaris De Meyer heeft de wedersamenstelling plaats. Edmond Verstuyft is dan reeds aangehouden maar zijn broer René is naar het buitenland gevlucht. Tenslotte zal ook hij aangehouden worden te Rijsel (Fr). Ter zake volgen we het relaas in "De Gentenaar" dd. 27 juli 1920, die de aanhouding van René reeds meldde in zijn editie van 25/26 juli 1920 : NOG DE AANHOUDINGVAN RENÉ VERSTUYFT TE RUSEL De moordenaar van den heer policiekommissaris Gentil De Meyer van Melle, werd te Rijsel aangehouden door M. Moors, officier der rechterlijke brigade te Gent (2), die op zeer behendige wijze er in is gelukt op zoo korten tijd de moordenaars van de laffe bandietenstreek in handen te krijgen. M. Moors die sedert den aanslag dag en nacht het spoor volgde, wat voor gevolg had dat de broeder van Verstuyft, Edmond genaamd, in de eerste dagen achter slot was gezet, had vernomen dat zijn broeder René den dag na den misdaad naar Rijsel was vertrokken en aldaar bij eenen landbouwer verhuurd had om vlas uit te trekken, en op logies was in een huis der Iénastraat. M. Moors vertrok daarop Vrijdag onmiddellijk naar Rijsel en stelde zich aldaar in betrekking met rechterlijke agenten uit voornoemde stad. Men ging op zoek en rond 9 1/2 u's avonds zag M. Moors, den bandiet Verstuyft in de Julierstraat. Zonder dat deze iets vermoedde, werd Verstuyft schielijk vastgegrepen en enige brownings onder zijnen neus duwende, indien hij zich verroerde, werd de schurk naar het diehtsbij gelegen politiebureel gebracht, waar zijn persoonlijkheid werd vastgesteld en vervolgens stevig geboeid naar het gevang gebracht, in afwachting zijner uitlevering die deze week zal geschieden ... ... René Verstuyft die zooals wij gemeld hebben, deserteur was, had Wondelgem als verblijfplaats, doch hij had geene vaste woonst. De bandiet werkte nooit en leefde van de opbrengst van diefstallen gepleegd door hem en zijn broeder en de leden der bende, waarvan zij de hoofdmannen waren. Van nu af is men zeker de hand te zullen leggen op geheel de bende die den laatsten tijd talrijke diefstallen 's nachts gewapenderhand en met braak en beklimming hebben gepleegd te Mariakerke, Wondelgem en omtrek. Bij talrijke leden der bende en ook bij verhelers heeft men al het gestolene reeds aangeslagen, zoals kostbare tapijten, kunst9
De enige foto van Raymond Van Hoe die wij konden bemachtigen was een fotocopie. Vandaar de onduidelijkheid. Wij publiceren ze toch omdat hij een der bendeleiders was.
voorwerpen, gordijnen , storsen, enz . die allen door de bestolene eigenaars zijn herkend ... Hierna volgt de ene aanhouding na de andere tot er ten slotte veertig personen bekend zijn die van ver of van nabij iets met de bende te maken hebben gehad. RenĂŠ en Edmond Verstuyft verschijnen voor de moord op de politiecommissaris eerst afzonderlijk voor het Assissenhof van Oost-Vlaanderen waarbij RenĂŠ een eerste maal tot de doodstraf wordt veroordeeld en zijn broer tot een jarenlange gevangenisstraf. Pas in februari 1924 zal gans de bende voor het Asissenhof verschijnen. Nog tot recente datum zal dit proces beschouwd worden als "het proces van de eeuw". De debatten namen welgeteld 19 dagen in beslag. Een relaas van het verloop van dit proces zullen we u echter besparen omdat , net zoals vele andere gerechtszaken, het hier ook een kwestie was van "ieder zijn waarheid". De waarheid van het Openbaar Ministerie, de waarheid van de verdachten, de waarheid van de pers en van de publieke opinie met als finale waarheid deze van de Jury (3). Een bijzonder feit valt er toch in deze zaak te noteren . Toen tijdens dit, .bijna twee maand durend proces , aan Ray-
10
mond Vart Hoe een vraag werd gesteld, was zijn antwoord steeds, zonder ook maar enige variatie aan te brengen, : "Ik weet van niets!" Raymond Van Hoe overleed in de gevangenis in 1930. De man die als "tijger" de geschiedenis is ingegaan, René Verstuyft, sleet zijn laatste dagen in een bejaardentehuis in de provincie Antwerpen alwaar hij ondanks zijn hoge leeftijd een bekwame en hartstochtelijke tuinier was. In totaal bracht hij zesendertig jaar van zijn leven door in de gevangenis. In· november, 1978 overleed hij op 83-jarige leeftijd in een ziekenhuis te Lier (4). Toen hem door een journalist werd gevraagd of hij om hetgeen gebeurd was1spijt had; antwoordde hij : "Berouw is komedie om minder straf te krijgen. Meri heeft mij niet gevraagd berouw te hebben om degenen die ik aan hetifront neerschoot. Wat zou ik andere gevoelens hebben voor de rest?" Een pove~e verontschuldiging voor 13 onschuldige slachtoffers. DavidMAES NOTEN 2. Naar aaqleiding van de feiten die gepleegd werden door onder andere "De bende Van Hoe en Verstuyft" werd een nieuwe politiedienst opgericht met name de Gerechtelijke Politie bij de Parketten (kortweg GPP genoemd) bij wet van 7 april 1919. 3. Het verdikt van het Assisenhofvan Oost-Vlaanderen luidde als volgt: vrijspraak voor: Van Eenaeme Leopold, De Bleecker Karel, Van eauteren Emiel, Van Cauteren Josephina, Sartenaer Henri, Debaut Remi, Walraeve Hortense, Struyveldt Petrus en Lebrun Emilie. de doodstraf: Verstuyft René, Verstuyft Edmond, Braeekman Felix, Van Hoe Raymond, Lepierre Karel, Thuysbaert Hector, De Meyer Henri, De Groote Oscar, De Luycker Oscar en Smidts Karel. levenslange dwangarbeid: De Clercq Alois, Van De Putte Triphon, Bauwens Maurice, Pattheeuw Frederic, Willemyns Emiel, Weewouters Kamiel en Bruteyn Prosper. 20 jaar dwangarbeid : Van Der Haeghen Alberic, Dhondt Kamiel, Criel Petrus, Haeck Gustaaf en Geimaert Jan. 15 jaar dwangarbeid : De Meyer Alfons, Lestienne Gustaaf en Van Damme Gustaaf. 12 jaar d~angarbeid : Roels Jacob. Werd opgesloten in een krankzinnigengesticht : Van Der Ougstraeten. 4. Als laatste van de drie kopstukken van de bende overleed Edmond Verstuyft op 3 maart 1984 in het nieuwe ziekenhuis De Bijloke te Gent.
11
INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE- FICHE NR. 225 Op 20 september 1902 stelde Armand Heins in het Frans , in de rubriek "Kunstsmeedwerken - Oudheidkundig Museum - XVIIe eeuw", een fiche op over Grotesk ijzeren Masker
Dit masker dat schijnt te dateren uit de XVIIe eeuw, bestaat uit twee symmetrische helften die samengevoegd zijn door een scharnier, en dat rond de hals kan gegespt worden . Het is volledig in ijzer , heeft een hoogte van 55 centimeter en een breedte van 30 centimeter ter hoogte van de rechtstaande oren. Het bovenste gedeelte is plaatijzer gesneden in de vorm van een kuif en geschilderd in rode en gele kleuren. De horens zijn versierd met drie witte , zwarte en rode spiralen . Op het voorhoofd is een eigenaardig , puntig, nasaal toestel aangepast dat voorzien is van een grote bril zonder glazen. De lange oren zijn bevestigd aan een van de stukken van het geraamte; ze staan recht en zijn in het rood geschilderd met zwarte insnijdingen. Aan deze oren hangen oorbellen die bestaan uit drie kleine metalen lamellen die moesten rinkelen bij de bewegingen van de huppelende en te keer gaande drager. De grote mond wordt gevormd door lippen die omlijnd worden door een rij witte , vierkante tanden. Daar tussen steekt een lange , platte tong die omgebogen is aan het uiteinde. Het deel dat de mond van de man raakt is voorzien van een fluitje. Dit vreemdsoortig vermommingsonderdeel werd gekocht voor 100 fr. bij de verkoop van de verzameling Minard, waar het bij de foltertuigen lag (sectie VIII, nr. 123 van de verkoop van 7 mei 1883). Het werd geboekt in het aankoopregister van het Oudheidkundig Museum als een masker van 12
de St.-Michielsgilde. Wanneer deze toeschrijving gegrond is, zou het destijds geplaatst geweest zijn op de schouders van het personage dat de rol van de duivel vertolkte bij de ceremoniĂŤn van de hoofdgilde der schermers van St. -Miehiel te Gent. Inlichtingen verstrekt door de Heer A. Van Werveke , conservator van het Oudheidkundig Museum.
UIT DE GESCHIEDENISVAN DE GENTSE BRUGGEN (Vervolg) GROENDREEFBRUG De enige verbindingen tussen de volkrijke wijken "Rabot" en "Rooigem" waren de Bargiebrug en de Guislainbrug . Deze bruggen zijn 1.100 meter van elkaar verwijderd, hetwelk in de stad veruit de grootste afstand is tussen twee bruggen. In 1970 werd een ontwerp gemaakt voor een voetbrug in gewapend beton , een licht boorvormig portaal-constructie , met een totale lengte van 35 meter en een nuttige breedte van 3,5 meter, een vrije hoogte van 4,2 meter. De aanbesteding had plaats op 30 october 1969. De werken, aangevat op 1 april 1970, eindigden met de openstelling
De G roendreefbrug, links de E lyzeese Velden, rechts de G roendreef.
13
op 30 november 1970. De totale kostprijs bedroeg: 4.055.256 fr. De brug kreeg haar naam, officieel, op 10 september 1975, bij besluit van het College van Burgemeester en Schepenen. GUISLAINBRUG In 1941 werd er op de plaats van de huidige Guislainbrug, een primitieve houten brug, rustend op metalen liggers, gebouwd door de Duitsers en kreeg als naam Nieuwe Palinghuizenbrug. Ze werd in dienst genomen op dinsdag 17 juni 1941. De kostprijs bedroeg 1.300.000fr. Na de oorlogwerd ze afgebroken om vervangen te worden door de huidige brug. De nieuwe naam der brug werd door het College beslist op 14 november 1950 : ze werd genoemd naar het nabijgelegen rusthuis van Guislain (gebouwd in 1857) (1). De nieuwe brug werd aanbesteed op 8 april1951. De werken begonnen op 16 januari 1952 en eindigden met de proefbelasting op 28 maart 1953 : zwaar beladen vrachtwagens met een totaal gewicht van 325 ton werden op de brug geplaatst terwijl op de voetpaden 90 ton kalseide werd opgestapeld, zodat de brug een totaal gewicht van 415 ton te dragen kreeg. Na de test werd de brug opengesteld voor het verkeer. De totale kostprijs beliep 18.365.367 fr. De brug in gewapend beton is één der mooiste constructie's van de moderne tijd en het was ook één der weinigen in de stad Gent waar de naam op de brug zelf vermeld was (zie foto).
Jaar Soort
1941 Vasteinhout 1953 Vaste in beton
Lengte
49,25 45
Breedte van : Vrije Proef rijweg voetpad doorvaar hoogte 2 x 1,5 2x3
6 12
10,4 22
4,5 5,25
415ton
Stadsbrug
TWEE GATENBRUG Uit het jaarverslag van de stad Gent 1976. In het kader van de aanpassing van de Leiekaai werd deze brug herbouwd en verbreed in 1976. De bovenbouw werd vervangen in staal. De overspanning van de brug bleef dezelfde maar de breedte werd 12 m hetzij 2 m meer dan de vorige. Zodoende werd de rijweg van 6 mop 9 m gebracht. De uitvoering was voor(1) Het gesticht kreeg officieel de naam van zijn stichter op 23 april1860.
14
De , in 1953, gebouwde Guislainbrug, gezien vanaf de Groendreef. Zie de brugnaam op de onderkant van de borstwering. Onderaan, dezelfde brug gezien vanaf de Palinghuizen . Beide foto's werden genomen in 1983 door M. Labyn.
15
zien in 100 werkdagen. Begin 1977 werd de montage van de stalen brugelementen van de bovenbouw aangevat. De laswerken waren rond 15 april1977 voltooid, zodat de voorlopige aanvaarding plaats had op 22 april1977. De totale kostprijs bedroeg 2.973.152 fr. Van deze brug die ontstond bij het graven van de Coupure, is practisch niets terug te vinden zodat ik me moet beperken bij het bovenstaande jaarverslag. GROENE VALLEIBRUG Uit het jaarverslag van de stad Gent: "Dit brugje dat destijds door deN. V. La Lys (1) gebouwd werd , maakt sedert 28-11-1906 het voorwerp uit van een gedoogzaamheid, die door het Beheer van Bruggen en Wegen aan de N.V. La Lys werd verleend. Sedert 27 juni 1967 ging deze gedoogzaamheid over op naam van N. V . Groene Vallei. Op verzoek van N . V. bouwbedrijf Amelinckx werd het voetbrugje overgenomen door de stad. (1) La Lys of in de volksmond "de grote Lys" (er was nl. nog een "Kleine Lys", Morel en Verbeke) was een vlasfabriek ontstaan in 1838 op de gronden tussen de Leieen de vestingsgracht aan de Nieuwe Wandeling . Het bedrijf sloot definitief haar deuren in 1961 en werd in 1964-1965 volledig gesloopt om plaats te maken voor een nieuwe vestiging van Sarma en enkele buildings gebouwd door het bouwbedrijf Amelinckx .
16
De eerste Groene valleibrug, gebouwd door de N .V . La Lys. Foto ¡van de Technische dienst Bruggen en Waterlopen . Op de onderste foto zien we de nieuwe brug (foto van 1983).
17
Gezien het brugje sedert jaren niet meer onderhouden werd waren er aanpassings- en herstellingswerken nodig. De werken werden aangevat op het einde van 1972 en verder gezet in 1973. Na de nodige afbraakwerken werden de zijmuren van de brug, volgens een vloeiende lijn, opgebetonneerd tot een hoogte overeenstemmend met het peil van de aanliggende "Groene Valleilaan" en werden de oude zijwanden zowellangs de binnen- als aan de buitenzijde afgewerkt met een laag gewapend beton. De helling werd zoveel mogelijk afgevlakt om de toegankelijkheid te verbeteren. De brug kreeg een nieuwe stalen leuning. De werken waren ten einde op 26-4-1973. De benaming "Groene Valleibrug" werd voorgesteld door het bestuur van Bruggen en Waterlopen goedgekeurd door een besluit van het College op 10 september 1973.
EKKERGEMBRUG De eerste brug werd gebouwd naar aanleiding v.an de aanleg van de Rooigemlaan in de verlenging van de Akkergemlaan (heden Einde Were). Het werd een dubbele vaste brug, "in steenmortel zonder ijzer" aldus het jaarverslag van de stad Gent. Ze werd gebouwd door de firma Buyck en Neyt, voor de som van 110.000 fr.Het werk werd aangevangen in mei 1899 volgens de Gazette van Gent : "van zodra de scheepvaart door het doorsteken der dijken aan de Verloren Kostbrug, langs die kant der stad, weer geopend was." De brug bestond uit twee bogen welke over de twee Leiearmen lagen t.t.z. de oostelijke arm was eigenlijk een oude stadsgracht, overblijfsel van de stadsversterkingen. Het werk was.ten einde in 1900. De brug, zie zichtkaart, in mei 1940 vernield door de terugtrekkende legers, werd door een noodbrug vervangen. Van 7 april tot 26 mei 1941 werd er aan die noodbrug gewerkt om de rijweg van 4,5 m naar 6 m te brengen (aannemer R. De Taeye uit Gent, prijs 63.671,71 fr.). De noodbrug (in hout) werd in 1944 beschadigd bij de terugtrekking der Duitse troepen. Ze werd hersteld en onderhouden tot aan de bouw van de huidige brug in 1952. De laatste brug werd op staatskosten gebouwd omdat de Rooigemlaan deel uitmaakte van de geplande ringlaan rond Gent en dus een staatsbaan werd. Het is een vaste balkbrug in gewapend beton met een breedte van maar liefst 26 meter. Oorspronkelijk waren er twee rijwegen van 10 m gescheiden door een middenberm van 3 m, voorbehouden voor de trams. n"e middenberm verdween in 1962 bij de heraanleg van de Rooigemlaan en de vervanging der trams door bussen. De werken, aangevangen op 18 februari 1952, eindigden op 30 mei 1953. 18
De Ekkergembrug omstreeks 1910. Bemerk de twee brugbogen. De onderste foto , genomen in 1983 , geeft een totaal ander beeld en werd nochtans genomen van uit dezelfde plaats nl. vanaf het eiland Malem.
19
Ekkergembrug (onderdoorgang).
De totale kostprijs bedroeg 12.439.251 fr. Bij de demping van de oude stadsgracht (of oostelijke Leiearm) verdween het tweede deel der brug in de grondaanvulling. JAAR
1900 1952
SOORT
Vaste bruggen in steen Vaste in beton
Lengte
80
Breedte van :
Vrije hoogte
rijweg
voetpad
doorvaar
6
2x2 2x 1,5
15,9 10,1 15,9
23
4 2,93
- Bouwen van een onderdoorgang voor voetgangers onder de Ekkergembrug.
Daar het oversteken van de drukke Rooigemlaan ter hoogte van de Ekkergembrug voor de voetgangers zeer gevaarlijk is , werd door de inwoners van de omgeving aangedrongen op maatregelen ter beveiliging van het. voetgangersverkeer aldaar. Aangezien het Ministerie van Openbare Werken het plaatsen van verkeerslichten afwees, stemde het College in principe in met het idee van een onderdoorgang onder de Ekkergembrug tussen de Herdenkingslaan en de Leiekaai . Het ontwerp werd goedgekeurd door de 20
Gemeenteraad in zitting van 20 maart 1978 en voorziet in het heien van een fundering van lichte palen van gewapend beton in de waterweg en in de taluds, waarop geprefabriceerde elementen uit voorgespannen beton met een breedte van ca. 2,40 m worden geplaatst. De toegang naar het horizontaal gedeelte onder de Ekkergembrug zal aan weerszijden mogelijk zijn via enerzijds een toegangshelling en anderzijds een trap langsheen het landhoofd van de brug. Deze werken werden openbaar aanbesteed op 31 augustus 1978 en werden door het College toegewezen aan een firma uit Gent voor een bedrag van 2.973.610 fr. (incl. B.T.W.). De werken werden aangevat op 2 april 1979. De oorspronkelijke uitvoeringstermijn van 80 werkdagen werd met 30 werkdagen verlengd ingevolge moeilijkheden ondervonden bij het heien van de palen onder en naast de Ekkergembrug. De werken werden beĂŤindigd op 26 october 1979. Het totaal bedrag beliep : 3.176.696fr. (inclusiefB.T.W.). Het electriciteitsbedrijf zorgde voor het aanbrengen van de nodige verlichting zodat de voetgangers en fietsers zich voortaan in alle veiligheid van de ene naar de andere zijde van de drukke Ringlaan kunnen begeven. M.LABYN ('t vervolgt)
EEN GEVELBEELD VOOR EEN LEGENDE: LIEDERICK DE BUCK In een nis op ons stadhuis staat een beeld in dure Echaillonsteen voorstellende : Liederick de Buck ( t674). Volgens de opvattingen van de tijd waarin het kunstwerk gemaakt en geplaatst werd (1894-1908) was hij de eerste "forestier" van Vlaanderen, tevens stamvader van onze graven. De 18 andere beelden die hem gezelschap houden zijn in volgorde van links naar rechts: Boudewijn I, den IJzeren arm (t879) Boudewijn VI (t1703) Robrecht de Fries (t1093) Boudewijn Hapken (t1119) Karel de Goede (t1127) Filips van den Elzas (t1157) Gentse Krijger Knaap der Goudsmeden 21
Liederick de Buck , gestorven in 836 en niet in 674. (Foto R . De Buck) .
22
Rombout Keldermans Isabella van Portugal Keizer Karel V Margaretha van Oostenrijk Domien de Waghemakere Een wapenmaker Een schepen van de Keure (met perkament) Staffier Wapenheraut Een Schepen van Ghedeele (met 2 boeken) Aan de 19 beelden op het stadhuis werkten verschillende kunstenaars. Wie wat gebeeldhouwd heeft is moeilijk te achterhalen. Vast staat echter wel dat ze allemaal uitgevoerd zijn naar tekeningen van de Brusselaar Julien Dillens (1). Het figuur Liedetiek de Buck is gecreëerd door een aantal oude kroniekschrijvers die legenden voor waarheid namen en gewaagde combinaties van teksten maakten. Ook de overlijdensdatum, op het beeld aangebracht, stoelt louter op kronieken zonder bewijsmateriaal. Enkel zijn voornaam is in oude handschriften terug te vinden. In de annalen van onze St.-Pietersabdij, opgesteld circa 1060 (2), staatte lezen : Anno 836 Lidricus comes obiit. Dit betekent : Graaf Liedetiek is gestorven in 836 (Daar dit jaar gekenmerkt wordt door een hevige inval van de Noormannen is het niet uitgesloten dat hij hierbij om het leven kwam). Zijn familienaam werd afgeleid uit een handschrift van de elfde eeuw, waarin een schenking van Robrecht de Fries vermeld wordt. Deze tiende graaf van Vlaanderen (1071-1093) wordt hierin betiteld als "MARCHIO FLANDRIGENARUM ET DOMINUS SILVA". (3) Dominus Silva betekent letterlijk Heer van het woud. Door deze betiteling te interpreteren ontstond stilaan de legende van de "forestiers van Vlaanderen". Men nam aan dat de voorouders van de graven van Vlaanderen geen "graven" konden zijn in dezelfde zin als Boudewijn I met de IJzeren Arm, van wie bewezen is dat hij de eerste "graaf' is. Daarom bedacht men de titel van "forestier" (heer van het woud) voor Boudewijns voorgangers. Tegenwoordig pleegt men ze gouwgraven te noemen. Overigens met "LE BUC" werd in de Frankische tijd een bosrijk gebied bedoeld dat zich uitstrekte rondom Rijsel, onze streken dus inbegrepen. LIDERIC DE BUC werd letterlijk uit het historische Frans vertaald als LIEDERICK DE BUCK of anders gezegd Liedetiek van het Rijselse woud. Nu nog vindt men in de Franse taal het woord "BUC'' terug (4): bûche = blok hout bûcher = behakken bûcheron = houthakker bûchette = spaander 23
Tot aan het begin van deze eeuw nam men algemeen de forestierlegende voor waarheid, stoelende op de uit 1070 stammende GENEALOGIA BERTINIANA (5) waarin de afstamming Liederick-Ingelram-AudacerBoudewijn I te lezen staat. In een ophefmakende bijdrage uit 1904 heeft de Saint-Léger, hoogleraar aan de Rijselse Universiteit deze legende ontzenuwd (6). De schrijver kon na zijn studie besluiten dat Liedericken logelram wel degelijk hebben geleefd, zonder nochtans voorvaderen of voorgangers van onze eerste graaf te zijn. Audacer daarentegen was wel Boudewij os vader, maar niets bewijst dat hij in Vlaanderen gezag zou hebben uitgeoefend. BESLUIT : LIEDERICK zonder meer, stierf in 836. Hij was een gouwgraaf onder Loctewijk I de Vrome, keizervan het Frankische rijk. Welk gebied in onze streken hij precies beheerde is niet geweten. Wat gesuggereerd wordt op het stadhuis is pure legende.
BRONVERMELDING
(1) Het stadhuis te Gent en zijn beelden. Bijdrage in een toeristisch folder van A.T. Van de Walle, Ere-Directeur Dienst Toerisme. (2) Annales Blandiniensis, gebaseerd op oorspronkelijke doch verloren annalen. (3) J. Dhondt, De forestiers van Vlaanderen in : Handelingen Kon. Commissie Geschiedenis CV (1940) blz. 297. (4) Hipp. Vandevelde, Recherche de la V érité dans la tradition des forestiers de Flanrlre-Le pays de Buc (1857-61). (5) Lidricus Harlebeccensis comes genuit Ingelramnum, Ingelramnus genuit Audacrum, Audacer genuit Balduinurn Ferreum, qui duxit filiam Caroli Calvi nomine Judith. (6) A. de Saint-Léger, la légende de Lyderic et des forestiers de Flandrein: Bulletin Commission Histoire du département du Nord XXVI (1904) blz. 115-137.
RONALD DE BUCK
24
VAN ALLE MARKTEN THUIS Deel XIV - Slot DE MARIIT ALS TERECHTSTELLINGSPLAATS
Markten en kerkhoven verzamelplaatsen van levenden en doden daar leer je een stad kennen. Cees Nooteboom Misdadigers hebben altijd bestaan en zullen dit wel blijven doen tot in lengte van dagen, maar in de middeleeuwen hoefde men echt zijn moeder niet vermoord te hebben om op de meest draconische wijze bestraft te worden. Gevangenisstraf als zodanig bestond niet en werd enkel toegepast als bewarende maatregel in afwachting van de berechting. Zij die de rechtspraak beoefenden hadden met de strafuitvoering een dubbel doel voor ogen : 1ode bestraffing van de boosdoener zelf, maar 2° niet in het minst het stellen van een afschrikwekkend voorbeeld. En een ding is zeker: daar waren onze voorvaderen goed in. Reeds bij het naderen van de stadspoorten werd men geconfronteerd met de galgen, het galgenveld of de galgenberg langs de toegangswegen, alsof men wou zeggen : "Bezint eer ge begint. Zo behandelen wij hier het geboefte". De lezer moet zich, om dit artikel ten volle te begrijpen, een andere mentaliteit aanmeten. Het gemak waarmee de middeleeuwer gebruik maakt van martelmethodes, het tempo en de wijze waarop hij anderen het hoekje om hielp en de niet geringe dosis plezier die hij er aan beleefde, duidt op een totaal andere levensstijl. Het is in dit verband belangrijk te weten dat de Middeleeuwer niet belangrijk is als individu. Hij is een nietig onderdeel van een samenleving waarin het kollektief, de gemeenschap het voor het zeggen heeft. De gemeenschap uitte haar zeggingsmacht vooral op geloofsvlak : eedzweerders, ketters, heksen en toverkollen, waarzeggers; voor het merendeel werden zij slachtoffer van gruwelijkerpartelingen en executies. En de modale burger werd in die tijd maar al te graag vergast op een radbraakshow of een stook-de brandstapel-middag. De rechters hadden een waaier van afschrikwekkende straffen want "den hangman doet syn executien met den vyere (vuur), swaerde, putte (levend begraven), quaertieringhe (vierendelen), rade (radbraken), spriete (Yvormige galg voor zelfmoordenaars), galghe, slepinghe (op een houten slee), nypinghe (in het vlees met gloeiende tangen), afsnydinghe (tong, hand, neus, keel), kortooren (oor afsnijden), doorstekinghe (van de tong 25
met een gloeiend ijzer) , uitooginghe (de ogen uitsteken) , geeselinghe, schavotteringhe (ten toon stellen) , en diergelycke naer de costumen ende usantien van den lande" (naar de lokale.gebruiken en gewoonten). Een voorbeeld stellen waar geen volk is heeft geen effect. Waar kon men dus beter de straffen laten uitvoeren dan op openbare plaatsen met veel toeloop, nl. de marktpleinen. Te Gent waren de Vrijdagmarkt , de Korenmarkt , de Vismarkt, het Veerleplein en de Botermarkt daarvoor de meest aangewezen plaatsen.
26
DE VRIJDAGMARKT Een zeker Jan Caerel Lancksweert, een bakker, had zijn hoogzwangere vrouw met een stok bewusteloos geslagen. Toen ze niet snel genoeg naar zijn zin het hoekje om ging, sneedt hij haar de keel af. Eenmaal deze snode daad gepleegd, vluchtte hij naar Luik, waar hij kort daarna aangehouden en terug naar Gent gebracht werd. Na op last van de schepenen van de Keure gefolterd geweest te zijn, bekende hij zijn misdaad. De schepenen veroordeelden hem op 9 november 1569 om op een "hurde" (d.i. een soort slee, een mat van gevlochten dunnen taaie wilgetwijgen gebruikt voor het vervoer van veroordeelden) gesleept te worden van aan de gevangenis van het "Sausselet" (op de plaats van het voormalig pakhuis waar nu het hoofdpostkantoor staat) tot op de Vrijdagmarkt, waar hij op een liggend "dweerskruis" geplaatst werd. Vervolgens moest de beul hem armen en benen breken met een ijzeren staaf. Het vonnis luidde : "Om aldaer op een schavot u lichaem levendigh op een dweers houten kruis geraebraekt midtsghaeders met een scherp snydende mes uwe keele afghesneden te worden datter de dood naer volght". De doodstraf werd naar oud gebruik nog dezelfde dag van de uitspraak uitgevoerd. De schepenen en de Groot-Baljuw sloegen daarbij dit schouwspel gade van uit de vensters van het "Tooghuis". Dit was steeds de geplogenheid bij een terechtstelling op de Vrij dagmarkt. De eigenaar van dit pand werd daarvoor behoorlijk vergoed want in 1669 werd er "Betaelt den proprietaris van het hooghuis op den vrydachmarct de somme van 20 sch.(ellingen) gr. (oote) ter eausen dat schepenen van denkeure ghebruict hebben de voorcamere als men up de selven marct justitie doet". Zij gebruikten daar ook "winen ende spisen", deze wijnen zijnde "malveseye, Ypocras ende andere dranken". Het Tooghuis bevindt zich langs de zuidzijde van de Vrijdagmarkt nr. 49, kant Groot Kanonplein- Kammerstraat ongeveer ter hoogte van het standbeeld van J acob van Artevelde doch iets meer richting Kammerstraat. De woning valt op door zijn prachtig gesculpteerde eikehouten deur. In 1629 mochten de hoogwaardigheidsbekleders nogmaals een kijkje nemen door dezelfde ramen om het letterlijk afslachten van een verrader bij te wonen. "Jn dit bovenschreven jaer, den XVII dach van Septembre, wiert upde Vrijdachmaerct justitie ghedaen van eenen borgher van Ghendt, die ghenaemt was Joachim Pijn, omme dat hij 27
f
Fig. 1. Centraal op de kaa rt : De Herderstoren , alias Begijnenturre , bijgenaamd Josse Pijnhoofdstoren , tussen de Brugse Poort (boven) en de Rabat torens (onder). (Kaart Hondius , 1641, Eigen verz.).
de stadt van Ghendt met verraderie meende ghelevert thebben jnde handen vanden prince van Oraingnen , onsen viant; hij wiert van tSauselet tot upde Vrijdachmaerct ghesleept up een hurde , ende aldaer up een schavot eerst zijn een handt afghecapt ende daernaer ghehanghen ende daernaer wederom up tschavot gheleyt , sijnen buyck open ghesneden ende al zijn jnghewant daeruyt ghetrocken ende daernaer ghevierendeelt ende de sticken aen een halfve galghe ghehanghen up diveersche quaertieren vande stadt, ende thooft ghestecken ter Beghijnen turre uuyt." De halve galg waarvan sprake had de vorm van een omgekeerde L , met steunbalk. Een hele galg had de vorm van een omgekeerde U , met twee steunbalken. De Begijnentoren was een versterkingstoren midden de huidige Begijnhoflaan. Bij collectorwerken werden de grondvesten ervan enkele jaren geleden blootgelegd. Men is hem lang "Joachim Pijnhoofdstoren" blijven noemen . (Fig. 1) .
28
De juiste plaats waar de terechtstellingen meestal plaatsgrepen was ter hoogte van het "Tooghuis" en "Het Toreken".
DE KORENMARKT Had een terechtstelling opdeKoommarkt plaats, dan bekeken de schepenen het gebeuren van op de verdieping van hetestaminet "den Cleene Oliphant" juist naast het "Sausselet" gelegen. De stadsrekeningen maken ook hier regelmatig melding van de verfrissingen die door de grote heren genuttigd werden tijdens de executies. Hier grepen vooral de verhangingen plaats. De twee er naastliggende huizen heetten "den grooten Oliphant" en "thasewindeke". Laatstgenoemd cafĂŠ werd ooit nog door een familielid uitgebaat en is bij ietwat oudere Gentenaars zeker nog bekend. Het was gedurende de tweede helft van de 16de eeuw, tijdens de godsdiensttroebelen dat deKoommarkt bijna dagelijks het toneel was van terechtstellingen. De beschuldiging luidde bijna steeds : ketterij of afvalligheid en zorgde voor hallucinant spektakel. Een der eerste terechtstellingen van die aard had plaats voor het Sausselet de 7de september 1566. Marcus van Vaemewyck beschrijft de executie door verhanging van drie protestanten in zijn boek "Beroerlicke Tyden". Aangezien dergelijk spektakel een bepaald deel van de bevolking revolteerde had men de hele Korenmarkt afgezet met soldaten, cavalerie en infanterie. De autoriteiten sloegen de bedoening zoals gewoonlijk gade van achter de vensters van de "Cleene Oliphant". Het is merkwaardig, de katholiek Van Vaemewyck, die anders zo bekend stond om zijn zachtmoedig en humaan karakter, de ontelbare executies door het vuur, het koord of het zwaard te horen goedpraten. Hij betreurt de gruweldaden, maar vindt ze toch onontbeerlijk om het katholicisme als staatsgodsdienst te verdedigen : "Schepenen ende raet van Ghendt ... hebben sommighe corrumperende leden uut d'lichaem der ghemeente willen snij en, updat de zelve onghecorrigiert blijvende, niet en zoude occasie gheven van meerderqualeende trouble". Het was eveneens voor het Sausselet dat de terechtstelling plaatsgreep van de vermaarde beeldhouwer JerĂłme Duquesnoy, die wegens zogezegde "sodomie" tot de brandstapel veroordeeld was. Hij werd aan een paal gebonden en levend verbrand. Hij liet niet af om te protesteren en hield zijn onschuld vol tot op de brandstapel. Hij had de kinderen enkel als model gebruikt. Zijn laatste werk was de graftombe van bisschop Triest die men nu nog kan bewonderen in de St.-Baaiskathedraal te Gent. Het doodvonnis werd door de schepenen uitgesproken op 28 september 1654 en nog dezelfde dag ten uitvoer gebracht. "Omme dieswille dat ghij Jeronimus du Quesnoy ... u soo verre hebt vergheten van op diversche plaetsen ende ter diversche stonden te commiteren het crime van Sodomie ... , recht doende condempneeren u op de cooremerct deser stede aen eene staeek ghecoordt ende verbrandt te woorden in asschen ... "
29
.. 8. '\'weem~inliml blped{!;ler zwODIIUI.'D; li:Î<lr ~eo klonk een lmlp ...ltt«t, · ·. Zy •Y» do Wa1l1JOO ópgilklómnwn, .·Vet\\"~, als ~O!lWI wre.'d.
Dry UlSter&;
weumind iil êén kalll<'r,
Die vlell'n oildcr lmilllen lniroer.
AJ;;~
/-"";
,·_--,;;:,
9. VyfJykeu! Oilrts'at goed te sldVJl, ..Wat ûherwelik en dian!ant! Ziet htl!l den buit d,er Jlll Y<Td•·<'len liet tleveud' en ltebt<>ede itanû ! Mltèr 111t 'i gewcti!D ~Uill~. hi!J~""S''n, Geen luSt hy nacht liJeer l)f hy :lagen.
n
. s.,Y®F~~:~~b,:~~st ~.
En."~tey!álit wililen.~'nilltmé!ir;:··· ·
·.
ln~~
..
.
...
• .~·~~'Star~ dërockcloöm~, &..~·~ msrliilll•h
.
!{). Zy zyn dfl stad dan uitgelonp~n, Verschol<·n ;;ieh nn hi«r Jan d:uJI'; Zv wîldoo hnnJ~CU Luit n>rk<mJ">n : l;rachl hert diepr,. i" ger.wr' 't Gc•·ed>t bad ben ia 't spt'lll'ljCkrv(;•'n, En Z<»Cbt ben op un· aller wcg<·n •.
Dll
.
~vu ~dnhootcn,
dn'ti ilel' Lcl!c bri!hdt. & ~~~tilt; liOO ilért f!'•~>nrt-u,
H. Te llysel we..U l~l
~~~~'t.vrot.~l\'~loosterwoontleccn lleere, .lld. ~ilCIH'Yk en o~ rcutil:r,
zá.
IÎy JOOBlii Jiil: Iu deu~ en. ~re, liet- brll\î, hier. Jb$T ~f.q D~~·te Tiirleiden . EU mpÓrdCn ZQU.kiÎ ze alle Leidcu. G; Bet m~ net was ~eken, DaniLJW.ken;q8Cll)*an Doovreus woon, Zy hem ii~iykspn:f.ep, ZOO~zy ojfzácteutoon, ~Ui~ Wllli~;cCIIZöl:dt>•• scliromeo, Lnit' by de seb,èlmea binuNI ko•ueu.
w.fc$tcn
1.
~
llaml!rw1!J'd tban.>Op.J!!Ilevoo.
.M.tS'r die $IOQS !rem d'lterscM plat; DL~, dom' W<e.itc dl'iä gedreveu, JA.'f
DA!<"EELS
gevonden,
ltt~t·hetïf d:tt~r
getnt ; !n "'"' kapel werd .U.""r gelionJen, In 't Sd1rcihoom \'llll Je t:cntschc sl~d. Zy wcrd<m in de bod ~;eslagcn,
Van d~ 'YI>Fdett 't ntuonicrum·u.
i
l !
t!t1HC
ToL al& het uc.r der sb-~r ;.ou daseo. H. Dil str::f W'.L'> wrc•,J, die zy bi~•· vonden, Tct· Yl'ytlaç:smarkt zy•l xy gesl<'urd, Op
(WOO hordt~ l'"U.St
gebonden, ·
lAe ,l uacktc licbaem wreed versch~::ut·d Dan werden beiden vast s('gt"t~f-'<~n
En met tJtJU glot:ndc i.a!ll) l)CilEf>Cll. i5. Zy wcrd<'-...u in een lucr gcsmetent
Jou ~doJevcndig TCI'hr-.md! · Üit was''t (IHV<ll(l v~n plkht 'fCI"óelen; \Vie luibeid 001't vcrvalt in scbath.l.
0 Juel&ns deugd oo vlyl hcininnM, En zuivc1· zvn '\'àll ziel en zinnen. • EINl)E.
Fig. 2. Moordlied op de terechtstelling van Mast en Danneels op de Vrijdagmarkt te Gent op 3 december 1763 wegens het plegen van "vyf grauzaeme moorden". (Bibliotheek Koninklijke Bond van Oostvlaamse Volkskundigen, doos 18, blad 51).
Op 7 augustus 1595 worden nog enkele geuzen verbrand. Van den Vijvere beschrijft het als volgt : " ... Item alsnu smaendachs den VII Ougste daernaer zoo waeren dese neghene vrijbuyters (Geuzen uit Zeeuws-Vlaanderen) up den Coomaert gherecht, zeven ghehangen ende twee verbrant, te weten den eenen Mesdach, van Ghendt ende den anderen, die met hem verbrant was, was van omtrent Gheertruyenbeerghe (Geertruidenberg, vestingsstadje in Nederlands Noord-Brabant), die ooc jo sijn hooft zeere ghequetst was. Dese twee, die verbrant waeren, stortven guesghesint, ende dander vijf storvfen Rooms catholijc; daerom wierden zij begraven. Ende daer was een vande zeven, die Mesdach zeer beclaechde doen hij quam upden trap vanden Sauselette om te gaen hanghen, siende naer het huuseken, daermen Mesdach jnne verbranden soude, segghende : "Mesdach, Mesdach, o povren Mesdach." Dat niet alle terechtstellingen meteen lukten verhaalt Van den Vijvere weer. Op 2 juli 1580 stond de beul met beschaamde kaken. "Jo dit zelve jaer, den 11 Julij, was upden Coomaert, (Korenmarkt) voor het Olieslaghers huus, oothooft den langhen Jaspar, ende leeHeken ghefaelt, zoo dat hij (de beul) diveersche slaghenslouch eerthooft af was. Ende daer wierdender noch twee andere quaetdoenders ghehanghen. Ende desen bovensereven Jaspar was ooc eene gheweest vande principale, met Martken Moeraert, die tsente Michiels de catholijcke predieatle hielp upsmijten met bloote messen." Een voorgebod van 8 oktober 1539 stelde dat alle vreemdelingen zonder werk die zich binnen de stad bevonden, "binnen zonneschijne", t.t.z. binnen de 24 uur, de stad moesten verlaten. Wat dezen betrof die in het Sausselet opgesloten zaten voor allerlei onbenullige misdaden, besloot men ook hen vrij te laten. Om er helemaal zeker van te zijn dat ze toch niets ernstiger mispeuterd hadden, nam men zijn toevlucht tot een origineel middel : men deed ze "staen op een scavaut voor 't Sausselet of ze iemant kende". Vooraleer de Koommarkt te verlaten keren we nog even terug naar het Sausselet. Tot voor de annexatie van ons land bij Frankrijk op het einde van de 18de eeuw waren er te Gent lagere rechtbanken die men "Smalle Wetten" noemde. De rechters van deze hoven noemde men "Vinders". Hun oordeel werd gevraagd over minder belangrijke zaken en hun taak bestond er grotendeels in de partijen te verzoenen. Bij gebrek aan verzoening moest men "goet ende cort recht ten alderminsten coste" spreken, aldus het wetboek. Er waren toen 6 dergelijke rechtbanken in de stad : twee in de St.-Jansparochie (St.-Baafs), twee in de St.-Michielsparochie, één in de St.-Jacobsparochie en die van St.-Niklaas. De vinders van laatstgenoemde parochie zetelden in een zaaltje van het Sausselet op de Koommarkt. Er waren o.a. drie tribunalen van deze vinders : één voor het vleeshouwersambacht, één voor de vishandelaren en een derde voor de lakenhandel. Deze vinders waren de "Halheeren", omdat ze ook in de Laken31
hallezetelden en waarover wij het reeds uitgebreid hadden in het artikel over de Lakenhalle.
DE VISMARKT Cecilia, dochter van de heer van Lemberch (een Duits ridder), die zich valselijk voor Mevrouw van Guyenne, oudste zuster van Philips van BourgondiĂŤ uitgegeven had, werd, na door de hangman op de pijnbank gelegd te zijn, gedurende drie opeenvolgende dagen ten toon gesteld op een schavot in het midden van de Vismarkt. Ook werden er misdadigers en veroordeelden aan het publiek getoond alvorens verbannen, gebalsrecht of op een of andere wijze gestraft te worden. Ze werden dan tot groot jolijt van de marktgangers bespot, uitgejouwd en niet zelden met rottigheid en vuilnis allerhande bekogeld. Omdat men daarin niet te ver zou gaan plaatste men daar meestal een stadswacht bij. Het oudste pilorijn wordt vermeld in de stadsrekening van 1326-1327 maar het gebruik was zeker reeds veellanger in zwang. Het bevond zich naast het oude Vleeshuis. De Groentenmarkt was namelijk tijdens het Ancien Regime verdeeld in drie rechtsgebieden. Vooreerst paalde het rechtsgebied van de stad aan het leenhofvan de abt van St.-Pieters (Op de plaats van het gebouw Groentenmarkt nr. 4) dat als een enclave in de stad lag. Op de plaats waar het heiligenbeeld "O.L.V. met den inktpot" tegen de zijgevel van het Vleeshuis staat, was een derde rechtsgebied, nl. een leen van de grafelijke burcht van de Oudburg. Het was op dat rechtsgebied dat de "stok ter Vischmarkt" stond. Er is reeds sprake van in 1296. Waarschijnlijk had men hier niet te doen met een kooi of muit en ook niet met een verticale paal, maar met een schandbalk voorzien van gaten en overlangs middendoor gezaagd, zodat de twee delen konden geopend en gesloten worden om de slachtoffers "in den stoc" te zetten "met beede (beide) de been en". Daarin kwamen vooral dieven terecht. Pelorijn komt van het Frans "pilori", wat schandpaal, schandbalk of kaak betekent. Bij de uitbreidingswerken aan het nieuw Groot Vleeshuis werd de oude schandpaal afgebroken en werd er door de bouwmeester Gillis de Sutter een nieuwe kaak voorzien langs de uiterste rechterhoek van de gevel langs de Vismarkt. De mooie smeedijzeren bank heeft tot op heden de tand des tijds getrotseerd en is met zijn drie smeedijzeren draagijzers met ijzeren leuningen voor de plankenvloer, zijn drie consoles met gotisch traceerwerk voor de zitbank en vier stevige halsringen nog steeds te zien op de huidige Groentenmarkt. Men bereikte het verhoog langs een trapje aan de zijde van de Vleeshuisbrug (Fig. 3). In 1783 werd het Pilorijn gedeeltelijk door de bovenbouw van het "Galgenhuisje" ingemetseld. Toen was de gewoonte om mensen ten toon te stellen reeds lang in onbruik. Van af de tweede helft van de 16de eeuw gebeurde dit voor het Sausselet en later voor het stadhuis op de Botermarkt. 32
,, \
:::~'
, '~.:~
111"
11
路-
' .~i 路 ; .
'
~
'
':
.I ,. ,,
\ I
~ 路路
\',i
(~
Fig. 3. De schandbank tegen de gevel van het Groot Vleeshuis naar een prent van Armand Heins/Michelet (Eigen verzameling).
KUST NU MIJN OREN ... Toen de vier palen op de Vismarkt nog van hout waren , sprak men al eens de straf uit iemand met zijn oor aan de schandpaal te nagelen. Men liet de veroordeelde daar dan staan tot wanneer hij zichzelf losgerukt had , wat niet ging zonder dat het oor doorscheurde , een zeer beschamende straf. Bij ons kon men dit niet aan de schandbank doen , gezien ze van ijzer was. Dit is zo gebleven tot op het einde van de 15de eeuw . Op 15 augustus 1481 heeft men "Betaelt meester Cornelis de Meersman , scarpcoc (beul), van 17 personen te naghelen metter hoore an de staeken
33
der Vischmaerct , 27 Novembris 1481 , 6 schellingen 4 deniers obolen groote". Kort nadien werden deze houten staken vervangen door stenen pilaren (Fig. 4), zodat dergelijke vonnissen voortaan aan de galg "ter Muden" (buiten de Muidepoort , op Meulestede) dienden te gebeuren. Zo lezen we: "Actum 10 September 1539. Omme dat ghij , Philippus Andries, filius Michiel, u lovende dienaer ende ontfanger van een en Geert Knockaert ... u vervoordert hebt. .. diversche schaemele landslieden meer te doen gheven ... dan heurlieder portie en advenant bedroeg , het zelve t'uwen Singulieren profyte beoudende ... Mijnheeren condemoeren u te restitueren ... voorts ghestelt te worden op eenen waeghen gebonden an eenen staecke , metten ooghen verbonden , hebbende een strop aen uwen hals, ende alhier voor schepenhuuse ghegheeselt te werdene op uw bloote lyf tot den bloede ende alzoo ghevoert ende ghegheeselt te werden d'Hoogpoorte neder , ter poorten uytte tot onder de galghe ende aen de selve galghe uw rechter oore ghenaegelt te werdene, aldaer staende tot ghy u selve gelost hebt... wijsen u verbannen te worden vijftigh jaeren uytten lande ende graefschappe van Vlaenderen , beter daer uytte dan inne ... " De pilaren werden evenwel nog gebruikt om bepaalde misdadigers die tot geseling veroordeeld waren er omheen te leiden om er geheel hun straf .MA.CELLUM.
maius 'CU111 foro .
Prs cA.Rro
Fig. 4. De vroegere Vismarkt met de vier pilaren en het Groot Vleeshuis met galg en schandbalk (Flandria Illustrata , Sapderus) .
34
of een deel ervan te ondergaan. Zo gebeurde het in 1587 zekere Comelis Steenman, openbaar ontvanger, die over de schepenen" quaede maaeren" had rondgestrooid (kwaad had gesproken) rond de pilaren gegeseld werd. In 1518 viel Jan van der Meersch, die in een gevecht Marten de Vedelaere verwond had, hetzelfde lot te beurt : hij zal gegeseld worden "met sceerpen roeden up zijn bloot lijf, zo datter 't bloet naervolghe, van der poorte (van sgraven casteele) tot den pilaeren vander Vischmaert deser stede van · Ghent tot wederomroe binden zeiven casteele". Eedzweerders, straatschenders en boosaardige vrouwen dwong men een "heike" te dragen. De "heike" was een soort ton waardoor het hoofd en de armen werden gestoken en die als een huik of mantel op de schouders rustte. In de stadsrekeningen over 1490-1491 vindt men de kosten aan de scherprechter betaald om "dat hij de heycke heeft gedaen draghen, te wetene eene vrauwe persoon, die een bruut ( druid) de croone van den hoofde trac, drie reysen" en ene Lieven van de Putte, plichtig aan "oneerbaer en onberoerlich leven" en aan "grooten horribelen eede", moest in 1539 de "heike" dragen langs de Hoogpoort en rond de vier pilaren van de Vismarkt, waarna men hem voor vijf jaar uit stad en land verbande (Bouc vanden Crime 1538-1539, p. 145). · Onder de bezoekers van het pilorijn telde men niet alleen godslasteraars maar ook meinedigen, afzetters en bedriegers, valsspelers, toverkollen en landlopers. Het gebeurde wel eens dat verwanten of vrienden de scherprechter konden omkopen en dat het slachtoffer een of ander te drinken kreeg, waarop de schepenen prompt overgingen een bevel uit te vaardigen dat de scherprechter Andries niet meer mocht toelaten dat de dorst van zijn patienten gelest werd. Zo moesten van af 31 maart 1539 hen de handen op de rug gebonden worden·. DE KRAANLEI Aan de Vleeshuisbrug, in het zicht van de Vismarkt, het Vleeshuis en het Veerleplein, stond de kraan. Het hijstoestel dat normaliter op vredige wijze gebruikt werd voor het lossen en laden van allerlei goederen, werd ook gebruikt voor het uitvoeren van de zonderlinge straf van het hangen in de mand. Het was o.a. de strafvoor Godslasteraars die om geen vloekje verlegen zaten. De oudst gekende toepassing ervan, vinden we in de Baljuwrekeningen over 8 mei- 5 juli 1431 :"Aan den beul om, op bevel van den baljuw en de schepenen van Gent, Klaas, geheeten Kwade Klaas in de mand gesteld te hebben, betaald voor gerief en loon 12 schellingen parisis". Hoe ging men te werk ? Men plaatste de veroordeelde in een mand aan een koord die door een katrol "eenige ellen" in de hoogte gehesen werd en daar hing men dan, hoog en (althans voorlopig) droog. Op 12 juli 1454 werd w.eer een man ten toon gehangen. 5 juli 1455 was het de beurt aan Jan, "geheeten met den Ghelde". In het Ballingboek vinden we de reden die aan-
35
EXTRAI\1'.
DE DOODSTRA I'. ~rnt:
Op
(ang:mne
l'11
lrevrige ·•ry=t•.
n!
lu·l ll<'lf Y:.n Auistn dl"r protintit:: fr f.,.,, l Is rlrn f!""''emllt•n JAN-1\,\PT1ST JtF. WAf·:"r. tuuf (;;j
01il"rMt TM"lrt>nt1 ilpnr Oo:~.t ... VI:u~ndrr ... u. tiltl'nll••
•11:
i\~ml . n:1d"rl eo luist<'tt lltltr m~·q ~ngea, G•'tu vr~>l~·kJJcid en p.:t$L 110 in dilli~J . W:wt Al'~;:;~
j:ttt.o. b:tLk~rJktt t<t:hl, r,rhMt'1f Lr O" t'l"t~tch-'. hy ltr-uurl. Vrrwl":r.to•l lr; t tJ,. •hmdtlt.:\f t'tl j,~ de l'f''(";<-I.~JM~>u. mrt beY el dolt hy ia onUwofd 1Jen 4. Autnsh 1 8~~, op t-tme der Op,.ob:.re l'l~t·tsr•t tiH stad (;rnl. · ~ ..\I• M,.tluiwl van in drn n;,-?!1\ nn 3fl j cum.vw lSS:;. te Gent~ d,. _r.ron.~u·mtf,. Cf,.nlt'N',. \V:tlrA,.U', •r~willi:'lyk ~n mcl
v•.>dtl;! nîo:t v.w bonst Y.ln ~faç!lrik. pr.angcu, 't :cdw~ut . nis CY ~N• tlocabtrof:t,<'l.
Jlo·t ;,. d"'t. Gotl ~;t·!•im·h aco .1H~ m ensellen
u.. , dk
1" ;1(1
ous .1:~1\ 1!1"t"llll3f"Slf'n min t.
"oorhtdaeltlt.ll r11dt. ll' f1,.hbtn r.•·•lord ; wrlk ,.u dnotls!a~
(;~ fi'H>o;-:-t trrc<nll'l~·t!!>dt \:(p·Joek~n Qf1"CfWtnsdJt:O:
YOOtilrfft'lfóli'R t ntg~r.I'Jd Of ffi"TOI;{d it 6C\U:tsl èoor ditfte C!Cnt•r .som ~an onilrr·u \ de :!50 frauhn.
Ut nH::or,l\"lli't' r is nok ~en IIIOI!dettlt:ind. Jkdcuklt·~u~ wd "at w.1 ahoop YOt»r e~n rnoed~r \ \':.on••<"r ftal"r kimi mod $lcr\'tu O(' ' t );cba.-trt. ' Hfflrukt. é(' ll$ wd ·~or tllSttr.. t'fOU\f or broeder· \\";,t wrtt'(ll" 1J:l:; "'' w~t lllfj"t!•llk l4tJ
PIE l\
cttt at•9t'mlmc fd'g• · Al wit!"'" hMrtn ten nitmf li,t.l, llue Pier •u ~t.J,yn ging trou wten? 1ld bouwelyk Wu tnau gr:sebied liet wu bun a.l berouw~n : ]h~n N•rtlm dag 't was al gelach, }fen 13fJ er niet do1n slempl"n ;
ll l"h' uwtlrl'" met~~ t!ie .)rtne rneu,elum 7
t;! :t!ltn 1lt~-uwe .t"etén Îdem bemiot.
(ut. f:'J IUOI)f;t .IC n:ct "Ytr..-c:utt.::ileu Ué lll•k>r<l••t)öter i~ Mk <en muCÜt!'Ni kirnl.
J:tL.i:tl'irl itiln
LYN.
EN
~ Stemme : Op
:
Al-. in 't k:, .. l,.··i 't ~:cha•ot \flmh opgM-lt~gen, n!)h in nw hui:s \"t:rr' \ :lil dit schriktooned :,
it~(~,:rssec~1 l;;;nJ:=~~::::~~n~)U
lu•1jll '"d~ nÎ~"lHΕ'UW~~iF.i:; rund den waf:'('", u ll~t"fl: ! t'll tt<.... llll i u 't.l reurtpd ll)ó:l. zeen ded. Hl\;t OJrn "''" wrri., IJk t~Ht: hr~•t: Olt!'nh:.ht!O. l: ith G..•lll.il IHh1ll ll"'l J,;.\,::ltll n U\'etWint. );!t
J)en t~Yetdtn fb;r Weit ){t:l :~.Ht"rb>:~nd~ bieren ;
noifidttid 4
· z,. kr<-r,f'n Ytt"l •tl:ooni;:lu::i•l om •t huis mf'è le Yr'rsien-n : •
dM f'
E~n :o<JI)fll v.,h (j•"l:r : ûY mOOJt dat:r niet t1iler wc:nS\~hi!n , JJ,· IIU'>(JtJ('u<~cr is ook cw muetl~rskind.
J.l;tf'r J.n•lr.r l\at'i r,af een fl~lt:l(ltOll'i, Klats die g.if pot en panut.n,
.En Jakkrmyn gnr nh:ht Ka.Uyn Een "oll mtt koprei1 b3uden.
(";-y wnuwrn hl~·ft h! uwe kleine kindren, O:~('r i). nw pl.•rlh macr.nid hr .een seLiaTot ~
J.~rH,"m r.:~f
Ibtpl~sse,HJ hlot-d 'Z.~ uwen .slatp 'C'C:tbitldren, m!ft in uw huis : atnroept d~n naem '~t~ God ! Lw Lir.drcn nok :t~n zwakke, brootc m~o.schen,. 1\'~tl weet cl' 'l l..w':at"d hen oo~ niet t•cns Vl'rb1indt. ""tg \·ln ' t sch;tcot ! boe kunt r,y dner na.cr trtn5cbcn. lle mo?rJcnac-r Î'i t<ach ecu :nocdn-~l..i r.d ! ·
kt,.k.en' in hl!"\ kut ;
Drit:Y.O(Im die: car ~en n rk ~n ; lhtl ~~~ caf eenc~ most.:lerdpot, E:! D sdtn(l om m,.ê te werken :
l~n
Jannc· moei r,:af luJn ten koe i ;
Aaj;u•n g~flum een tan;;e,
F.n
l 1 in~··u
w·lll!f<lf hon
e~>n'
'al
Oru mtJÏ!tn met tf f.ii:J~"'!!l. ~
t
11
,---·
Fig. 5. Dat niet iedereen de publieke terechtstellingen in dezelfde mate waardeerde , blijkt uit het bovenvermelde lied waarin men de op sensatie beluste menigte aanmaant "verr' van dit schriktooneel" te blijven , " niet nieuwsgierig rond den wagen te lopen" en "aen het werk te blij ven. Daer is uwe plaets", maar niet bij het schavot. Op de achterzijde drukt men dan toch maar het verslag af van de onthoofding door de guillotine van de roofmoordenaar Jan-Baptist De Waet "op 4 augusty 1855 .. . op eenederOpenbare Plaetsen der stad Gent. (Waarschijnlijk de Vrijdagmarkt) Zo waren voor- en tegenstanders tevreden ! (Verzameling bib . v.d . Koninklijke Bond van Oostvlaamse Volkskundigen , doos 17, liederenbundel D , lied 3, blz. 1 & 2).
leiding was tot deze eigenaardige straf : "10 november 1483 werd Pieter Meersman gesteld in de mande (en) 50 jaer (verbannen) , omme dat hij bi costume quade , felle ende orribele eede zweerdt , namende leden Gods" en verder: " Actum prima decembris 1483 Lievin Boudins , alias Scuurkin , (gesteld) in de mande (en verbannen) 30 jaar, omme de groote eede , bijhem ghezworen van de leden Gods ende van ruutheden (ruwheid)" . 4 mei 1484 werd Jan van der Brugghen in de mand gehangen en 50 jaar gebannen, "van quaden , feilen ende orribele eeden van den leden Gods" . Ik mag er niet aan denken dat iedere keer dat ik mij bij een knutselwerkje op de vingers
36
timmer, ik in de middeleeuwen daarvoor in de mand zou moeten hangen en in 50 jaar Gent niet meer zou binnen mogen ! De strafplaats was niet altijd dezelfde. Andere vonnissen spreken van : "ende voorts upgesteld te worden in een mande met eerde (aarde, modder) gheslegen te wordene ter plaetsen, daer scepenen alsdan ghelievan sal". In dit geval zal de sukkel wellicht boven de begane grond gehangen hebben. We weten echter zeker dat men ze soms boven het water hing: "Betaald aan den beul om op het pilorijn gezet te hebben, Miehiel van Laere, 20 s.(chellingen) p.(arisis); item om zijn tong met een gloeiend ijzer doorboord te hebben 20 s. p.; item om hem met roeden gegeseld te hebben 20 s. p.; item om hem in een mand gehangen te hebben aan de kraan, ter oorzake van de groote eeden, die hij zwoer, 20 s.p. ". Waarschijnlijk was het bij deze wijze van straffen de bedoeling, dat de man zichzelf bevrijdde door de koord door te snijden met een mes. Een gelijkaardig vonnis uit het Nederlandse Veere in Zeeuws-Vlaanderen spreekt van : "te hangen in de mande ende te vallen in het water", want onder de kosten in 1509-1510 door de beul gedaan toen hij Hooskin Moscoot in de mand hing, lezen we : "voor de mand, vooreen koord en vooreen mes, 12s.p.", waarbij het mesdanmeegegeven werd om zichzelf los te snijden. In 1536-1537 zou dit lot nog te beurt vallen aan Jan Tlelin en in 1537-38 aan Joos Heyns en Gillis Gijs. Voor zover bekend zouden dit de laatste strafuitvoeringen van die aard geweest zijn te Gent. Men kan zich levendig de vele toeschouwers op de Vleeshuisbrug en op de Kraanlei joelend en schreeuwend voorstellen, terwijl het lijdend voorwerp hulpeloos boven de begane grond hing en zowel letterlijk als figuurlijk van alles naar het hoofd geslingerd kreeg, van verwensingen tot modderkluiten en paardevijgen, of, aan de kraan met onder hem het Leiewater, zijn enig eindpunt. Het gebeurde zelfs dat hij niet eens het mes hoefde te gebruiken en dat de bodem van de mand voor het gewicht van de man niet sterk genoeg was en hij onder luid gejuich "door de mand viel", wat de vernedering nog groter maakte. HET VEERLEPLEIN Wie vandaag de dag als valsemunter aan de kost wil komen, hoeft niet meer te vrezen voor een verschrikkelijk einde. Heel anders was het lot dat destijds deze booswichten beschoren was. Gezien op de geldstukken de beeltenis van de vorst voorkwam, werd valsmunterij als majesteitsschennis aanzien. Daarom behoorde het alleen het hoogste rechtsorgaan in het graafschap toe recht te spreken in dit "gepriviligieerd geval". Gezien de Raad van Vlaanderen zetelde in het Gravensteen, grepen de executies dan ook plaats voor dit slot, nl. op het Veerleplein. Een tweede reden was dat het grafelijk muntatelier er van 1353 tot 1491 en van 1581 tot 1584 binnen de omheining van het kasteel gelegen was. Het was pas Lodewijk van Male (1346-1384) die er in slaagde op het grond37
.
I
L
..
ta..
.»
]i,.
t.
-~ .1..Jt.
J si
~
1.
täd ht_IL l. _ik Fig. 6. Het Gravensteen: zetel van de Raad van Vlaanderen . Het muntatelier (1) was waarschijnlijk gelegen tegen de donjon of ten noorden tegen de omheiningsmuur. De "baliën" of houten borstweringen met de afbeeldingen van Albrecht en Isabella, waartussen recht gesproken werd en executies plaatsvonden (4) . Verder zien we nog de "Hoofdbrugge" of "Onthoofdingsbrug" (2) en het VeerlepJein met de kring van witte "calseyden" (3) die de executieplaats aanduidde. (Fiandria Illustrata - Sanderus , 1641)
gebied van de Franse koning zijn munten te laten slaan. Waarschijnlijk was het muntatelier gelegen tegen de donjon of ten noorden tegen de omheiningsmuur aangebouwd (Fig. 6 nr. 1) . Onder de verantwoordelijkheid van een muntmeester werd het vervaardigen van munten toevertrouwd aan een goudsmid. De meeste leden van het ambacht der goudsmeden woonden en werkten in de Lange Munt , in de omgeving van het Gravensteen. Ook de straatnamen als Korte Munt en Geldmunt slaan op het muntatelier. De oudst gekende strafuitvoering betreft een zekere Willem Deynoot , die valse Karolussen gemaakt had in 1530. Het zou hem niet goed bekomen , want hij werd "gezoden op het Veerleplein" zegt de oorkonde van de Raad. Daartoe metselde Lieven van Male in het midden van de markt een fornuis , waarvoor hij 3.000 bakstenen en 20 karren klei gebruikte . Op de oven legde men zes dikke ijzeren staven om er de ketel op te zetten die met water gevuld was. 's Nachts reeds stookte men het vuur waarvoor men 75 bussels
hout nodig had. 's Morgens haalde Nikolaas Bertram , de beul, de veroordeelde op het rond de oven gemaakte schavot. Willem Deynoot had zijn laatste nacht in het Gravensteen doorgebracht onder permanente bewaking , en dit om hem te beletten zelfmoord te plegen . De beul bond hem aan handen en voeten en hing hem de beurs met vals geld aan een touw om de hals. O nder zijn ogen werden de smidse en de matrijzen waarmee de valse muntstukken vervaardigd geweest waren verbrijzeld. De man werd opge38
tild en in de reusachtige ketel ziedend water geworpen. Toen de executie volbracht was, trok de beul het lijk bij middel van een koord uit de ketel, stak hem in een zak waarop hij naar de galg te Mariakerke werd gevoerd om er als afschrikwekkend voorbeeld te blijven hangen. In 1543 was Baziel Pannekin hetzelfde lot beschoren. De rekening voor zijn behandeling behelst o.a. de volgende post: "Betaald aan Jan van Oostende, smid, om twee vorken te hebben geleverd, dienende om den patient in den ketel te houden tot aan zijn dood, 25 schellingen". Enkele gelijkaardige vorken zijn nog te zien in het museum in het Gravensteen. De laatste soortgelijke uitvoering greep in 1697 plaats. Toen werd Isaac de Longueville, valse munter, "met den ketel" ter dood gebracht. Het vonnis zegt dat hij zal worden geworpen in een ketel met ziedende olie en water, kwestie om de zaak nog wat meer te laten sputteren ... In 1731 werden twee gevluchte valse munters veroordeeld om "in effigie" (>Fr. : beeltenis) te worden gekookt in een ketel met olie en water gevuld. Men deed dit toen echter met twee poppen van stro. Daar komt de uitdrukking "een strooien man" vandaan, als men iemand bedoelt die handelt in de plaats van een ander. Van Werveke schrijft in 1927: "De juiste plaats op het Veerleplein, waar de valsche munters werden gezoden, is aangeduid door een kring van witte kasseien". Gezien zowel de Raad van Vlaanderen als de kassetrij van de Oudburg een belangrijke rechterlijke bevoegdheid hadden, moesten ze kunnen beschikken over het vereiste juridisch apparaat. In het Gravensteen waren kerkers, gevangenissen in het poortgebouw en een vergeetput in het "huis van de graaf'. De meeste strafuitvoeringen grepen plaats op de Hoofdbrug (Fig. 6, nr. 2), het Veerleplein (Fig. 6, nr. 3) en tussen de "baliĂŤn" (Fig. 6, nr. 4), waar destijds de leenmannen van de Oudburg in de 12de eeuw ook in open lucht recht spraken. Deze "baliĂŤn" waren twee houten borstweringen aan weerszijden van de toegang, tot 5 meter buiten de poort reikend. Zij bestonden reeds in 1282 en werden in het begin van de 17de eeuw versierd met de beelden van Albrecht en Isabella, onze landvoogden. Op deze plaats werden ook gevangenen ten toon gesteld, landlopers werden er met roeden gegeseld en met gloeiende ijzers gebrandmerkt. Dit brandmerken of "sleutelen" was niet alleen voorbehouden aan het gemeen. Schepenen die hun klauwen uit de stadskas niet konden houden stonden enkele warme ogenblikken te wachten. Men moest maar maken dat het niet geweten was, zoniet "dat men de selve corrigieren zoude gelijc eenen dief' ... "Waert ooczo, dat dezelve, officiers eeneghe corruptie, ghifte, huere of meyden nemen, cleyn oft groot, binnen den termijne van der zelver officie, ende datter deuchdelieken bevonden worden, dat men de zelve corrigieren metten sleutele", t.t.z. dat men hem zou brandmerken met een gloeiende sleutel op de wang. Deze onterende straf scheen de Gentenaren niet te zwaar om dit ergerlijk gebruik in het bestuur te beteugelen. 39
Zo verging het op 27 maart 1477 Roeland van Wedergrate, Philip Sersanders en Olivier de Grune .. Omme tondeuchdelic ghouvemement, dat zij ghehouden hadden binnen deze stede van Ghendt, veele jaeren". De vijfde april daarop volgend was het de beurt aan Jan van Melle, doch meestal ontsnapten de grote heren aan de meeste straffen. Zei Filips de Goede zelf niet: ..Vorstelijk bloed smet niet". Over dat brandmerken schreef de Gentse rechtsgeleerde Philips Wieland omstreeks 1516 in zijn "Practycke criminele": "Naar de costume van eenige plekken, immers te Gent, straft men de valschheid met het pelorijn en met sleutelen in het aangezicht en met verbanning; welk sleutelen de rechters zeer verafschuwen, omdat het aangezicht gemaakt is naar het aanschijn van God." Onderzoek van de baljuwrekeningen over de XIVde, XVde en XVIde eeuw brengen aan het licht dat gedurende deze 300 jaar de straf nog geen 40 maal toegepast werd. Was de sleutel het gewone brandmerk, toch werd die niet altijd gebruikt. Ons is het geval bekend van Willem van der Sole, die te Werviklakenmeteen valszegel verkocht had. Hij werd uitgeleverd, drie achtereenvolgende dagen ten toon gesteld en gebrandmerkt met het zegel dat hij voor het valse laken gebruikt had. Na de middeleeuwen werd het brandmerk ook op andere misdaden dan vervalsing toegepast. Het werd toen echter veel vaker toegepast aangezien het niet meer in het gelaat maar op de rechter schouder gebrand werd, wat voor het gerecht het voordeel had dat de misdadiger overal als zodanig geĂŻdentificeerd kon worden. Men gebruikte daarvoor als teken het wapen van de stad of de eerste letter van de gemeente waar het vonnis voltrokken was. Te Gent zijn in het Gravensteen nog brandijzers te zien met de letters "T F", wat staat voor "Travaux ForcĂŠs" (dwangarbeid). Ook de aspot voor de gloeiende kolen is er aanwezig. In 1791 werd het brandmerk bij ons afgeschaft, omdat het in het republikeins strafwetboek niet voorkwam. Maar de Franse wetten van 1 mei 1802 en 12 mei 1806 voerden de straf weer in. Daar waar deze wet in Frankrijk reeds in 1832 werd afgeschaft, bleef ze bij ons nog door de Hollandse periode en na de onafhankelijkheid in voege. Frans De Potter vertelt ons in zijn "Gent van den Oudsten Tijd tot Heden" dat hij de laatste strafuitvoering van die aard nog hoogstpersoonlijk bijgewoond heeft. Ze greep plaats op een schavot dat op de Korenmarkt voor het hoekhuis van het Klein Turkije getimmerd was. In 1520 liet de Raad van Vlaanderen op het Veerleplein de boeken van Luther verbranden. Bij het doden van schadelijke dieren, zoals otters, vossen en wolven, kreeg men een beloning wanneer kop, poten en staart werden ingeleverd. Deze werden dan op deingangsdeur gespijkerd. Nog afgrijselijker was het aan de poort vastnagelen van de afgehakte vuisten van hen die zo vermetel waren de hand te slaan aan een grafelijk officier in de uitoefening van zijn ambt. In de 16de eeuw vond men deze zware straf niet 40
Fig. 7. Gentse gerechtszwaarden. Uit het Museum voor Gerechtsvoorwerpen in het Gravensteen . (Copyright Dienst Monumentenzorg en. Stadsarcheologie- Gent)
41
meer verantwoord. Om echter het exemplaire karakter ervan te bewaren, liet men op kosten van de gevonniste een wassen of metalen vuist vervaardigen. Deze werden opgesteld in het consistorie van de Raad. Op 17 maart 1540 werden tussen de baliĂŤn van 's Gravensteen, voor de poort, op aandringen van Keizer Karel V, twintig "misdadigers overtuigd van medeplichtigheid in het oproer" onthoofd met het zwaard (Fig. 7). Het waren Louwerijn Claes, Lieven d'Herde, opperdeken van Gent, Lieven Hebschap, meester-timmerman, Sirnon Borluut, advocaat bij de Raad van Vlaanderen, Willem de Mey, goudsmid, Jan van Cortrycke, Jan de Munck, JanBauwensen Maarten van Anselare. Na de onthoofding werden de 9lijken door de cellebroeders in 's Gravensteen gedragen, waarna ze op de galgenberg te Meulestede op een rad werden gelegd, hun afgehakte hoofden op een staak gestoken als voer voor kraaien en raven. In 1595 werd op het pleintje "de koningin der tooveressen" verbrand : " ... In dit zelve jaer, upden XXIII van Decembre, es te Ghendt bijden Raedt van Vlaenderen een toaveresse verbrant, diemen seyde de coninghinne vande toaveressen te seyne. Sij was gheboren van Nienove ende was begraven ten Augustijnen", aldus Van de Vivere. DE BOTERMARKT De Paradeplaats, het marktplein voor het stadhuis, de latere Botermarkt, werd eveneens als gerechtsplaats gebruikt. Echter niet voor de grote misdadigers, maar voor het klein grut. Hier werden dieven en dronkaards in de "stoc" of muit ten toon gesteld en mindere booswichten gegeseld. De buit werd meestal naast de pas aangehouden dieven gezet om zodoende de bestolene de gelegenheid te geven zijn goed te herkennen. Deze "tentoonstelling" duurde gewoonlijk drie dagen, t.t.z. bij 't luiden van de werkklok werden zij 's morgens in de muit gesteld om er 's avonds bij het luiden van diezelfde klok weer uitgehaald te worden. Zo een muit werd op 14 augustus 1578 voor het schepenhuis gesteld ten gerieve van enkele leden van de burgerlijke wacht die te diep in het glas gekeken hadden. De Criminele Vonnissen vermelden op 1 september 1780 : "Men steelt de ijzeren balie van den trap welke naar de stalling leidde van de afspanning" de Kleine Krone "rechtover het Belfort". De dief, de "misdadiger" wordt veroordeeld tot zes jaren gevang en tot de tentoonstelling op het schavot rechtover het stadhuis met de twee balies aan de hals en een kaart op de borst dragende met de vermelding : "Straetschender en yzerdief'. Dergelijke "correctie" was echter maar een lachertje bij wat de scherprechter daar nu en dan nog te doen had. Hij moest nl. aan dieven en ander galgengebroed hier de eerste openbare geseling toedienen waar zij door het schepenvonnis toe verwezen waren. De geseling gebeurde op een wagen en van aan het stadhuis diende de veroordeelde de "Grooten Keer" (Fig. 8) omgevoerd te worden, waarbij hij bij elke "vierweg" met de roede ge42
~~ ¡ Fig. 8. De " Grooten Keer" met de 24 geselplaatsen vertrekkende aan het stadhuis en eindigend voor de stadsgevangenis op de Korenmarkt (E . Levis I Kaart Goethals 1796) .
kastijd werd. Die "Groote Keer" moet inderdaad een lijdensweg geweest zijn voor diegenen die op de scherprechterswagen werden meegevoerd, als men bedenkt dat die een deel van de parochies van Sint-Baafs, Sint-Michiel , Akkergem , Sint-Jacob en Sint-Niklaas doorliep en niet minder dan 24 stand- en geselplaatsen telde : "actum den XXIII July 1695 : Specifique declaratie van de vierweegsche van den Grooten Keer , alwaer 43
bij sententie crimineel worden ghecondempneert ghegheeselt te worden de quaetdoenders metten bast (strop) aen den hals, binnen de stadt van Ghendt. 1. Alvooren op het schavot voor het stadhuis, metten bast aen den hals ghegheeselt ende gebrandteeckent op den rugghe, ende daer naer metten bast aen den hals ghebonden aen eenen staeck, op eenen waeghen voorts te ryden naer de naervolghende plaetsen : 2. Item op dHoogpoorte aen den Sandberg; 3. Item voor Sint Janskerke, ootrent het capittel van Sinte Baefs; 4. Op den Kallanderberg; 5. Item t'eynde de Coeystraete by het Kleyn Vleeschhuys; (Vogelmarkt) 6. Item aen den Cauter ootrent de Duyvenhalle; (schietstand St.-Sebastiaansgilde) 7. Item t'eynde der Sonnestraete aen de Veldstraete; 8. Item over de Recollettebrugghe aen de voet van deselve brugghe; 9. Item aen de Predikheeren,.voor de Zwarte Zusterstraete; 10. Item voor het kerckhof van St. Michiels, voor het lnghelant gadt; 11. Item op de Poele; 12.1tem op d'Hoogstraete voor de Hautleye; 13.1tem op d'Hoogstraete voor de Holstraete; 14.1tem voor de Burghstraete ootrent het Groot Begynhof; 15. Item op de Burghstraete by de Hooghbrugghe; (onthoofdingsbrug) 16. Item int Ghewad voor het Thennepotstraetjen; 17. Item ootrent de Craene aen de Lieve; 18. Item ootrent het dooster van de Augustynen op de Vierweegsche; 19. Item bij de Brouwerijeden Sleutel ootrent de Schaepbrugghe; (Tichelrij) 20. Item op Sluysekens merct ootrent de brugghe het Sluyseken; (Oudburg) 21. Item in de Auburgh voor de Zuyvelbrugghe; 22. Item op de Vrydaghmerct; 23.1tem t'eynde van de Langhe Munte voor de Hoogpoorte; 24. Item op de Cooremerct voor de vanghenisse, ende daer naer te ontbinden (losmaken) ende afdoen van den waeghe, mitsgaeders te leeden in de vanghenisse ... " Op een los blad dat bij het "Register Crimineel" van 16951697 gevoegd is, zijn enkele stopplaatsen gewijzigd. Zo is de standplaats aan de Kouter weggelaten maar daarentegen is een nieuwe voorzien aan het begin van de Mageleinstraat (kant der Ciperijstraat of Kalanderstraat). OP 'T SINT-PIETERS Alhoewel het Sint-Pietersplein zoals wij het nu kennen tijdens het Ancien RĂŠgime nog niet bestond, werd omtrent de kapel wel "potjesmarkt" gehouden en voor de kloosterpoort. grepen soms terechtstellingen plaats. Zo 44
lezen we bij Van den Vijvere : "Upden XXI Ougste (1601) was tsente Pieters een tooveresse verbrandt, die ghenaemt was Willemijne, gheboren van Sente Pieters. Den XXX Ougste waeren tsente Pieters noch twee tooveressen verbrandt voor de cloosterpoorte, deene ghenaemt Tanne Keerskens." ZAND DAAROVER Er waren echter enkele doodvonnissen die gezien hun aard niet op markten of openbare pleinen konden uitgevoerd worden. Het is eigenaardig dat het hier straffen betreft die in hoofdzaak aan vrouwen opgelegd werden. Het gaat nl. over het levend begraven en het verdrinken. Enkel vrouwen werden "door den put" geëxecuteerd. De veroordeelde werd gebonden in een graf gelegd. De beul smeet er zand op met een schop, beginnende met de voeten, de benen, de romp en uiteindelijk het hoofd, waarop hij in de put sprong en het mulle zand hard aantrappelde, zodat de vrouw sneller verstikte. Zo vaarde het- wegens onbekende reden- Maria Van Brussel in 1307 en Elisabeth Bellincs in 1378. Elisabeth Boens deelde haar lot in 1402, omdat ze gebannen zijnde, weer in het land gekomen was. Elisabeth Beens in 1416 voor aansporing tot moord, Margaretha Padedaele in 1418 (idem), Johanna Maronière in 1528 wegens kindermoord, Martina Rijcx in 1538 (reden onbekend), Lievina Palincx in 1543, om in kennis te zijn van oproerplannen en deze niet bekend gemaakt te hebben en ten laatste een jonge vrouw in 1550 wegens dubbele kindermoord. De meeste van deze executies grepen plaats bij "de galg van den Raad" op de Brugsesteenweg te Mariakerke. De strafplaats voor diegenen die zich aan oudermoord schuldig hadden gemaakt was gelegen omstreeks de Rode Torenkraai. Daar stond vroeger een rode bakstenen stadspoort, een toren, aan "het pas" over de Leie. Hier werd in 1452 "de booze Christina om haer schelm-stucken gestraft" "Een weldadig man, die met den koophandel eene aenzienlijke fortuin had vergaêrd, leefde in de goede stad Gent, met zyn eenig kind, Christina genoemd. Zy hadden samen een hemelsch geluk op aerde kunnen genieten : maer de dochter had gedurig omgang met ongebondene persoonen, verachtte de heilryke vermaningen des grysaerds, en deed haren zin. Op zekeren ochtend vond men den ouden koopman in zyn huis vermoord ! Christina en de schatten haers vaders waren verdwenen : geen twijfel of men vermoedde haer pligtig te zyn. Zy werd opgespoord op den 1en Sinxendag gevangen bekende zy de moordenares haers vaders, en onderging de straf voor zulke afschuwelijke misdaed bereid : "Zy wierdt in een koey-vel genaeyt, en van den roodenThoren in de Revier geworpen !" ", aldus J .J. Steyaert. Enkele gruwelen waar we nog niet over gesproken hebben en die men het volk vertoonde, "opdat het zich wachten zou de misdaden van de gestraften te begaan" zijn :
45
(Het jaartal tussen haakjes is dat waarin ze volgens Van Werveke voor het eerst in de archieven aangetroffen werden) - De tong splijten (1430). -Verboden Engels laken op de Vrijdagmarkt verbranden (1434). -De tong met een gloeiend ijzer doorboren {1440). -Het haar van een vrouw afbranden (1459). - Het haar afsnijden {1493). -De twee oren afsnijden {1505). - Een stuk van de tong afsnijden (1511). - Een lid van een vinger afsnijden (1518). -Een vinger afsnijden (1526). -De wang met een gloeiend ijzer doorboren (1527). - De galg doen kussen en het haar en het aangezicht verbranden (1542). -Ontkleden tot op het hemd om openlijk schuldbekentenis te doen {1543). -De tong afnijpen (1548). - Met een mantel van roeden bekleden (1599). Tot daar de waaier van beulswerken. "NE GROOTEN DIEF EEN GROOT STROP" Gentenaars zijn niet alleen "stroppen", ze gebruiken het woord regelmatig in zegswijzen en uitdrukkingen. Wie zich bvb. moedwillig aan gevaar of verlies blootstelt, "doet zijn eigennestrop om den hals" of "zet zijn eigen in 't strop". "Hij is bezig mee zijn strop te draaien", hij is daden of misdrijven aan 't begaan die hem langzaam maar zeker naar de galg zullen leiden. "Het strop is het loon van wie het stelen is gewoon" leest men in 1730. Voor iemand die voor niets goed is, "ne nie(t)weerd", zegt men, "dat hij 't strop niet weerd is" en van iemand die zeker "den bak" gaat invliegen "dat hij al mee 't strop in zijne zak loopt". Wie oliedom is, is "zo dom of 't hout van de galg." "Hij zal nog onder de galg begraven worden" werd weer gezegd van iemand die het slechte pad opgaat. Wie op het nippertje aan een groot gevaar ontsnapte "was van de galg gevallen". Verraadde men zichzelf, dan had men "zijn eigen aan de galg geklapt". Slimmerikken "kenden genoeg de tale om hulder niet aan de galg te klappen". Wanneer men zich aan een kleinigheid schuldig gemaakt had, zei men om zich te verontschuldigen : '"t ergste dat er kan van komen is de galg". Wanneer men ergens veel kabaal over maakte, dan heette dat "meer lawijt maken dan zeven dieven aan de galg". "Hij zal de galg niet ontlopen" of "Hij heeft de galg verdiend", betekenen beide dat hij nog wel in de gevangenis zal geraken. "Scheen (scheiden) gelijk nen hond van zijnen str ... " wordt hier: "Van iemand scheen gelijk den hangman van de galg" en als de deugnieterij zo op iemands gezicht te lezen stond, dan "zat de galg in zijn ogen". Wou men dat iets bleef hangen, dan zei men : "Laat dat maar aan de galg waaien!". 46
Fig. 9. Gil!. Van Geert kroop weer voor Ghendtsche Tydinghen in zijn potlood en schetste voor ons : "Galgespijze".
Ook het boek "Proverbes" en "Criminele Processen" zijn een rijke bron van uitdrukkingen : De deposante schreemende gy francken kont, ge sult nogh aen den galghe waeyen , het gonne hij hoorende al drentende is wegh gegaen." (Crim. Proc. 1776).
47
" ... Men diende hem (de moordenaar) galgheboven galghete hangen." (Crim. Proc. 1725) "Al waren alle hoornen galgen, men moet eten" (nood breekt wet) (Prov. 17, 1568). "Patienten (terdoodveroordeelden) werden alle predieanten onder de galghe" (Prov. 42, 1568). "Ten baet gheen wambaies (wambuis) voor de galghe", dat zal U niet helpen (Prov. 56, 1568). "So suyver als de galghe van dieven", niet zuiver op de graat. (Prov. 101, 1568). "Een galgebrokke, een galgelap" of "galgespijze" was geboren voor galg en rad. Iemand met een boeventronie had "een galgemuile" of "een galgesmoel". De geestelijke die bij halsrechtingen de patient bij stond om hem "kerkelijken troost" te verschaffen heette men een "galgepater". De stadssoldaten die aan de galg moesten waken zodat er geen lijken van de galgenberg verdwenen noemde men "galgewachters". Het was een schimpnaam gegeven aan stadssoldaten en politiebedienden. In 1714lezen we opnieuw in Criminele Processen dat iemand veroordeeld wordt voor "injurien als fielt, schelm, ghalghewachter" en in 1775 voor "injurien als diefleyder, galgerechter" (hij die de galg opricht). GEEFI'HEMVANDEROE "Van de roe krijgen" is slaag krijgen. Houdt men iemand in bedwang, dan "houdt men hem onder de roe". "Is de roe van 't gat", dan is het gevaar echter geweken : "Als de roe is van den eers, soo hout de Duyvel weer de keers." (Sterre-Kycker, nov. 1675) "Menich rnaeekteene roede tsijns selfs eerse (achterste)", velen werken zichzelf in moeilijkheden. (Prov. 89, 1568). "De roe ligt in de pisse" zei men als ze gereed lag om te slaan, om te straffen. Figuurlijk bedoelde men er mee dat men zich aan een strenge berisping mocht verwachten, zoiets in de zin van: "Uw part staat op de buize". Dit is helemaal geen gemene uitdrukking maar naar waarheid gezegd en letterlijk genomen. Vroeger werden de twijgjes of zwepen waarmee moest gekastijd worden soms in urine of pekel gedrenkt, om de pijn bij het geselen nog te vermeerderen, gezien dit een branderig gevoel veroorzaakte in de open wonden. Was men aan iemand onderworpen, dan "stond men onder iemands roe". "Noch ter roe, noch ter hand" werd over kinderen gezegd : "Ge zoudt met dat kind altijd ter roe of ter hand moeten zijn", wegens zijn ongehoorzaamheid altijd klaar moeten staan om het te straffen. Ouders hadden vroeger van kinderpsychologie niet zoveel kaas gegeten en gebruikten daarbij wel eens de "martinee" (martinet) om hun lieverdjes "een dzjoefelinge" te ge-
48
ven, in plaats van hem te gebruiken om kleren of kussens uit te kloppen. De martinet was een soort korte zweep met een houten handvat waaraan een zevental gevlochten koorden of leren riempjes hingen. Ik herinner me nog dat mijn grootmoeder er een bezat, maar buiten een paar goede "soefletten" heb ik van het mens nooit van de roe gehad. Maar soms was de drift toch groter dan de schrik voor de straf en vonden we dat "een kirmesse toch een geeselinge waard was". Doch "Selden slaet Godt met twee roeyen, Soo U goede wercken groeyen". (Hemelmaanden, juli, 1687)
MOORDENBRAND Wie '"t Kot overhoop schreeuwt, roept moord en brand". Was iemand dood, dan was hij "de moord gesteken". We vinden dit gezegde in een tekst uit 1568 : "Dat niement gheen huudt (huid) eoepen een sal up beesten, die de moort ghesteken sal hebben". Was men bang van iets of hield men ergens niet van, dan "hield men er van gelijk ne moordenare van 't schavot". Men sprak ook wel eens van "moorders" als men moordenaars bedoelde zoals men in "Beroerlicke Tyden" kan lezen : " ... roovers en moorders". Een straat of een gevaarlijke uithoek, waar slecht volk woonde "oen uitkant" was "oe moordeneershoek" of "ne moordhoek". In het "PolitieBoeck" van 1661lezen we:" ... 't is eenen vuijlen moort- hoek, daer hun bij nachte dieven ende schelmen retireren". Een Gents straatje met dergelijke reputatie was de Nopsteeg, het Papegaaistraatje, dat men wel eens het "moordenaersstraatJe" noemde. We mogen het niet verwarren met de huidige Papegaaistraat aan de Rozemarijnbrug; hier wordt het straatje bedoeld dat eertijds van de Kammerstraat naar de Onderstraat liep, en dat verdween door het trekken van de Borluutstraat - de huidige Belfortstraatin 1900. Ook in Hukkeigem was er in 1745 sprake van een Moordenaarsstraatje. BEULENWERK "Hij zal nog op 't schavot sterven" zei men over een nietdeug. Een slechte kerel noemde men "een slecht stuk brandhout". "Ik late mij vierendelen als 't niet waar es" of"- als ik er iets van versta" gebruikte men om zijn beweringen kracht bij te zetten. "Ge kunt alleen eten, gelijk den beul" zei men als men te laat kwam voor de maaltijd. "Bij den duvel te biechten gaan" wordt hier : "Tegen den beul te biechten gaan". Wanneer iemand benadeeld werd, "werd zo goed voor hem gezorgd gelijk den beul voor zijn kalanten". '"t es oen beul (beulin) voor zijn kinders" hoorde men al eens zeggen over ontaarde ouders en "oen beulder" is iemand die met iets of iemand beult. Wat jullie hier nu aan Gentse taalschat voorgeschoteld kregen was het 49
"beulsmaal" want om de twee maand enkele artikels aan mekaar breien is beulenwerk ...
BIBLIOGRAFIE - "Gedenkbladen uit het leven onzer voorvaders" A. Van Werveke, 1936. - "Bijdragen tot de Geschiedenis en de Oudheidkunde van Vlaanderen", A. Van Werveke, 1927. - "Pages d'Histoire locale Gantoise", Prosper Claeys, 1894, deel 3. - "Te schande op de Vismarkt", V.I.A.T., 1983. - "Gentse merkwaardigheden", Karel Haerens, 1980. - "Liederenbundels" uit de bibliotheek van de Koninklijke Bond van Oostvlaamse Volkskundigen, doos 17 & 18. - "800 jaar Gravensteen", Dienst Monumentenzorg en Stadsarcheologie, 1980. - "Gents Woordenboek", Loctewijk Lievevrouw-Coopman, 1974. - "Volledige beschrijvingvan Gent, ... ", J.J. Steyaert, 1857. - "Chronycke van Gendt, door Jan van denVijvereen andere aanteekenaars der XVIeen XVIIe eeuw", Frans De Potter, 1885. - "Gand, Guide historique et topographique de la ville", Librairie générale de Ad. Hoste, 1883. - "Origines, description et histoire des principales villes de la Belgique : Gand monurnental et pittoresque", Hermann Van Duyse, 1884<1900.
EddyLEVIS
BIBLIOGRAFIE Onlangs verscheen het boek "De Koninklijke Maatschappij en aloude Rederijkerskamer MARIAKRING-MARIEN mEEREN in het Gentse stadsbeeld". Het is een uitgave van het "Marcus Vaemewijckfonds" en werd samengesteld door de Ondervoorzitter van de Kring, de Heer Pierre Bourgonjon. Om alle misverstand te vermijden vestigen wij er onmiddellijk de aandacht op dat dit boek niet mag verward worden met het boek dat in 1978 uitgegeven werd door de Provincie Oost-Vlaanderen "Opkomst en bloei van de Gentse Rederijkerskamer Marien Theeren". Alhoewel ook de Rederijkerskamer ter sprake komt, gaat het hier voomamelijk over de in 1858 gestichte Kring die aanvankelijk de naam "Mariakrans" droeg. Aangezien Gentse verenigingen die meer dan 130 jaar oud zijn, niet zo talrijk zijn denken wij wel dat de meeste van onze lezers geïnteresseerd zul50
len zijn in de historiek van deze Kring die gesticht werd met het doel "het kosteloos opluisteren van de goddelijke diensten door koorzang". Het rijkelijk geïllustreerd boek geeft een uitgebreid overzicht van de activiteiten van deze Kring, vanaf haar stichting tot nu. Toch nog even er aan herinneren, dat het de "Mariakring" was die, samen met "De Fonteyne", het fameus Lam Godsspel organiseerde in uitvoerde .. De prijs van het boek is niet dodelijk: 450 fr. En, goed nieuws voor de lezers van "Ghendtsche Tydinghen", tot 31 december kon dit boek bekomen worden tegen 350 fr. Aangezien de aankondiging van de verschijning slechts kon geschieden in ons Januarinummer heeft de uitgever deze termijn verlengd tot 31 januari a.s. Wie niet te lang treuzelt kan dit boek bekomen aan 350 fr.wanneer hij het gaat afhalen in het lokaal in het Ingelandgat 29. Wenst hij het thuis bezorgd, dan betaalt hij 400 fr. Over te schrijven of te storten op Rekening Nr. 890-0142031-54 van de "Mariakring Marien-Theeren". Verder kondigt de Uitgeverij Lannoo ons het verschijnen aan van een boek getiteld "Een Stad in Opbouw. Gent vóór 1540". Wij komen daarop terug met een uitgebreide recensie van zodra wij het boek ontvangen hebben. Onlangs verscheen een zeer verzorgde, luxueuze, bijna 100 bladzijden tellende brochure over de Gentse musea. Niet minder dan 25 ervan komen er aan bod. (Wist u dat wij zo rijk waren?). Honderd foto's illustreren het geheel. Naast een overzicht van wat het museum inhoudt worden ook practische inlichtingen verstrekt zoals adres, telefoon, openingsdagen en -uren. Gelukkig heeft men het toeristisch belang niet uit het oog verloren en is er een deel gewijd aan vertalingen in het Frans, het Duits en het Engels. Eén kritiek : de ongelooflijke rijkdom van onze musea is van dien aard dat er honderd verschillende mogelijkheden waren om de kaft op een prestigieuze wijze te illustreren. Voor een onbegrijpelijke reden heeft men de voorkeur gegeven aan een nietszeggend motief dat pijnlijk afsteekt tegen het geheel en waarvan niemand zal begrijpen wat het nu feitelijk moet voorstellen. Maar dat mag u in geen geval beletten u deze interessante documentatie aan te schaffen. Te bekomen in het Stadsarchief en in de Info-Crypte van het Stadhuis, aan 250 fr. Een andere Gentse vereniging die meer dan een eeuw oud is, is de "Cercle Royal Artistique et Littéraire". Deze Kring ontstond in 1879 door de fusie van de in 1835 gestichte "Société Littéraire de Gand" en het in 1842 gestichte "Kunstgenootschap". 51
De Cercle was aanvankelijk gevestigd op de St.-Jansvest en zou daar 42 jaar blijven. Hij verhuisde dan naar de Recollettenlei waar hij nu nog steeds is. De rijke geschiedenis van deze vereniging, gaande over een periode van 110 jaar, werd te boek gesteld. Meer dan 200 bladzijden boeiende lectuur, maar uitsluitend in het Frans en niet te koop, aangezien het bedoeld is als geschenk aan de leden. Spijtig? Ja, maar de lezers van "Ghendtsche Tydinghen" hebben altijd iets voor op de anderen: zij kunnen dit boek raadplegen in het Documentatiecentrum. Een ander niet te missen boek is "Leo Baekeland". Het leven en het werk van deze wereldberoemde Gentenaar, van de hand van Georges Antheunis, kwam tot stand door de samenwerking van de "Dienst Leefmilieu" van de Stad Gent en van deR. U. G. Rijkelijk geĂŻllustreerd met tal van nooit geziene foto's. Zijn prijs van 300 fr.ten volle waard. Dit bedrag overschrijven op de Rekening Nr. 091-0113593-35 van de Dienst Leefmilieu der Stad Gent en het boek wordt u thuis bezorgd. H.C.
VRAAG EN ANTWOORD Vraag van De Heer E. Levis. De hierbij gepubliceerde foto's zijn contactafdrukken van de originele glasplaat uit de verzameling van Louis De Landtsheer uit de doos : "Panorama's et statues de Gand". Bij de meeste negatieven was in de emulsielaag een datum gekrast, bij deze drie niet. De kledij op foto 1 en 2 laat echter vermoeden dat ze dateren van omstreeks 1918. Beide foto's zijn genomen in de Vlaanderenstraat. Foto 1 : Stelt de pianozaak Moeremans voor met rechts daarnaast twee uitgebrande winkelpanden, waaronder het toenmalige huis nr. 13 (rechts). Het voetpad ligt bezaaid met allerlei puin en buitengesleepte voorwerpen. Gaat het om een brand, bombardement, oorlogsschade? Wie weet beter? Foto 2: Is genomen ter hoogte van de Vanderdoncktdoorgang. De stad is bevlagd, er is veel volk op de been, in het midden van de straat rijden twee ruiters in burgerpak richting Rond Punt. Aan de overzijde links het uithangbord "Piano's", weer van de firma Moeremans. De veranda op de voorgrond vertoont grote glasschade. Wat was hier aan de hand? Foto 3 : Genomen van uit het venster van een gebouw. Op de achtergrond verscheidene barakken en vijf treinwagons, een woud van verlichtings-, electriciteits- en telefoonpalen, stapels houten platen, gebinten en TIEN 52
53
HOUTEN AANVALSWAGENS RENAULT "CHAR D'ASSAULT" NEP-TANKS of "dummy's". Is deze foto genomen op de terreinen van "De Sterre", het St.-Pietersstation, de tankkazerne te St.-DenijsWestrem, ... ? Lezers die meer inlichtingen kunnen verstrekken om deze drie foto's qua tijd en omstandigheden in hun juiste contekst te plaatsen zijn wij zeer dankbaar. De Heer Paul Huys zou graag het volgende vernemen . Hij schrijft: "In de "Gazette vanGend" van 7 november 1782 wordt de verkoop aangekondigd van "een huys, stede ende erve, zynde eene vrye herberge, genaemd S.Ternuyt, gestaen en gelegen binnen deze stad Gend ten voorhoofde in de Geluk-Straete, alsnu bewoond en gebruykt by Christoffel Wieme ten 36 pond gr. sjaers". Is over" deze herberg ooit ergens elders iets geschreven? En wat zou de naam S(int?) Ternuyt kunnen betekenen? 54
LEZERS SCHRIJVEN ONS De Heer Marc Van Overmeiren schrijft ons het volgende: "In het artikel over de Gentse Bruggen in het nummer van 15 september, vermeldt de schrijver niet dat de Ekkergem voetbrug nu Theresianenbrug heet, zoals duidelijk te lezen staat op de (bronzen?) plaat die aan de balustrade is aangebracht. Misschien kunt u in ee¡n volgende editie deze kleine vergetelheid goedmaken." Is zó gebeurd Mijnheer Van Overmeiren. In verband met de fiche over het Praalgraf van Bisschop Triest ( Gh. T. 1989 -Nr. 5- pp. 253-256) vraagt de Heer J. Van de Casteele ons "Is het Van Biesbroeckof de redactie die een steek heeft laten vallen? p. 253. Het grafschrift bevat 10 regels, de 5e regel ontbreekt: TE OBTESTATUR. p. 254. Recordare fiti misericordia tua moet zijn: Recordare fili misericor- diae tuae." Goed dat wij zulke aandachtige lezers hebben die ons onmiddellijk op de vingers tikken van zodra wij buiten de schreef lopen. De Heer Van de Casteele heeft natuurlijk gelijk: de 5e regel is op mysterieuze wijze verdwenen in de zetmachine. Bij het nazien van de drukproeven bleek dat op een bepaalde plaats de zetter een te grote plaats had gelaten tussen 2 regels. De corrector had aangeduid dat deze regels moesten aansluiten. Had hij beter uit zijn ogen gekeken dan zou hij gezien hebben dat er een regel uitgevallen was. Ook fili werd ten onrechte van een fotocopie afgelezen als fiti. "Misericordi~ tu~" moeten wij evenwel voor de rekening laten van Van Biesbroeck. Met excuses aan onze lezers en dank aan de Heer Van de Casteele.
De heer E. Levis werkt aan een artikel over het verschijnsel "primus", u weet wel, de beste van de klas die op school gelauwerd en in de gebuurte gevierd werd. Lezers die fotomateriaal of persoonlijke herinneringen kwijt willen, kunnen rechtstreeks contact nemen met hem. Adres : Knotwilgenlaan 26- 9030 Gent. Tel. 53. 94.70
55
GtNSCHE PRÁOT Den bregadier Bake es de kwäosten azent van police van Gent. Dat es îene, zegge de meinsche, die op zijn tîene nie en läot terte. Op ne zondagaovend stond hij op de kijter te blaoze van d'hitte. Bertse de zanboer zag hem stäon in kwam recht op hem af. -Pardon, bregadier, zeid hij ezûu mee zijnhoedsein zijn hand, zoede mij aos 't u blieft nie keune zegge hoe laote dat al es? -Toet, zei Bake. Hij trok zijn harlozen uit : 't Es nu zuust achte, zeid hij. - Goed, bregadier, zei Bertse, wel bedankt; ge meugt ten tiene mijn botte kisse ... in Bert was wig. - Potverdornel riept den bregadier, wade! in hijsprongter achter. Hêwd hem! hêwd hem! riept hij tege de meinsche; mäor Bertse was al verre en ander straoten in. Aan den hoek gekome liep den bregadier bots op den azent Speurgäol. - Hêwel! zei Bake t'endend den äosem, hêdde mij nie hûure roepe? - Wa schilt er, bregadier? vroeg den andere. - Wa dat er schilt? Ginter, diene krome laber; hij vräog mij hoe laote dat es; 'k zeg hem g'hîel beleefd: Achte, in hij zeg mij da'k ten ti ene zijn botte mag kisse ... - G'hêt nog twîe ure tijd, bregadier, zei den andere, ge moet u ezûu in 't zwîet nie lûupe ...
OPROEP AAN ONZE LEZERS Om te kunnen voldoen aan de talrijke vragen naar oude nummers van ons tijdschrift "Ghendtsche Tydinghen" doen wij een beroep op uw medewerking om afstand te doen van nummers of jaargangen die niet meer worden gebruikt. Een overeen te komen vergoeding voor deze vriendendienst kan desnoods overwogen worden. De inlevering gebeurt op het Documentatiecentrum (Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, Sint-Amandsberg), alle zondagen van 10
tot 12 uur. Het D. C. is gesloten op feestdagen en in de maanden juli en augustus. Wij danken u bij voorbaat voor uw geste. De bibliothecaresse, Mevr. Van Geluwe-Eggermont A. 56
GHENDTSCHE TYDINGHEN TweemaandeHjks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring GentV.Z.W. 19e jaargang nr. 2 15 maart 1990
Ere-voorzitter: J. Tytgat, ere-notaris. Stichter : G. Hebbelynck t Voorzitter: H. Collumbien Onder-Voorzitter en Penningmeester: A. Verbeke Secretaris: R. Van Geluwe, Maïsstraat 235, 9000 Gent Archief en ruildienst: Mevr. A. Eggermont, Maïsstraat 235, 9000 Gent Redactie-adres: Lijnmolenstraat 149, 9110 Sint-Amandsberg- Gent Administratie: Koggestraat 14-9000 Gent Postrekening : 000-105.04.73-60, Heemkundige en Historische Kring Gent, 9000 Gent Lidgeld : 400 fr.per jaar. Buitenland: 500 fr.per jaar. Steunende leden: 600 fr.per jaar. Beschermleden: 1000 fr.per jaar. INHOUD
- Het Leven binnen de Muren van het Guislaininstituut - Inventaire Archéologique: Het Tabernakel van de St.-Jacabskerk - Lodewijk XVIII in Gent - De Concessio Carolina -Uit de Geschiedenis van de Gentse Bruggen (Vervolg) -Oplossing Puzzel1989 -Gentse Liedjes - Straatnamen in Gent - Bibliografie -Documentatiecentrum: Aanwinsten 1989 (Vervolg) -Vraag en Antwoord -Lezers schrijven ons - Gênsche Präot -Documentatiecentrum: Werking 1989 - Aanvullende ledenlijst
58 · 76 78 85 88 93 97 100 102 103 106 108 109 110 112
Bibliotheek en wekelijkse bijeenkomsten : in het Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis, Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, Sint-Amandsberg: elke zondag van 10 tot 12 uur (uitgenomen op feestdagen). Gesloten in juli en augustus. Bibliothecaresse : Mevr. A. Eggermont Verantwoordelijke uitgever Hugo Collumbien, Lijnmolenstraat 149, 9110 Sint-Amandsberg-Gent.
HET LEVEN BINNEN DE MUREN VAN HET GUISLAININSTITUUT (1850-1950) INLEIDING In kort bestek willen we pogen een overzicht te geven van honderd jaar geschiedenis van het Psychiatrisch Centrum Dr. Guislain, de periode tussen 1850 en 1950 welke gekenmerkt is door bloei, verval en heropbouw. Het wil bovenal het verhaal zijn van hetgeen binnen de muren gebeurde aan zorg voor mensen die doorheen de tijden allerlei namen kregen: dollen, zotten, gealiëneerden, krankzinnigen, zielzieken, geesteszieken, psychiatrische patiënten en nog andere, maar die door medemensen naar best vermogen, werden opgenomen, verzorgd, bewaakt, bewaard, genezen. De wetenschap, welke in laatste tijden "psychiatrie" wordt genoemd, gaftelkens opnieuw richtlijnen en aanwijzingen hoe het opnemen ook therapeutisch effect kon hebben, en werd geconcretiseerd door het duo psychiater-verpleger die de ganse periode de alleenspelers waren binnen de inrichting. Na 1950 veranderde er heel wat, werd met het vinden van specifieke medicatie de sfeer in de instelling grondig veranderd en werden nieuwe perspectieven geopend voor de psychiatrische zorg.
1. DE EERSTE JAREN Boven de poort van het Guislaininstituut hangt de eerste steen met volgende veelomvattende tekst "Deze instelling voor geesteszieken werd opgericht door de toegewijde zorg van Ludo De Smedt, voorzitter, Aug. Van Lokeren, Hipp. van de Woestijne, Petrus Wauters, Leon Vanderwee, administrateurs, volgens de opvatting van Dokter Joseph Guislain, uitgewerkt door Adolphe Pauli, architect. Ze werd bekostigd hoofdzakelijk door de stad Gent, bovendien met gelden bijeengebracht en geschonken door de staat en de provincie Oost-Vlaanderen. Bij decreet van 22 november 1851- S.P.Q.G.;" Op 22 november 1851 had het stadsbestuur van Gent eindelijk, na een jarenlange discussie, het besluit genomen ter vervanging van het Alexianenklooster, een nieuwe inrichting te bouwen voor de Gentse mannelijke geesteszieken. Architect Pauli zou de ideeën van Dr. Guislain nauwkeurig uitwerken en aan de "Brugse Poort" buiten het centrum van de stad, in de nabijheid van het kanaal Brugge-Gent een modelinrichting optrekken dat voor het toenmalige West-Europa als referentie zou worden aangewend voor de verzorging voor geesteszieken. In de loop van september 1857 58
konden de 294 kranken worden overgebracht in de nieuwe gebouwen die op 18 oktober door de aalmoezenier E.H. Bonjean plechtig werden ingewijd en toevertrouwd aan de H.H. Engelen. De eerste overste-directeur werd Vader Alexander en Dr. Guislain hoofdgeneesheer met Dr. Ingels als adjunct. In de kronieken is reeds sprake van een fanfare, welke in 1852 werd opgericht door Br. Amatus en de ontwikkeling van allerlei activiteiten voor de zieken, vooral onder de leiding van de Broeders Maximilianus en Paulus. Zij voerden in de praktijk uit wat Dr. Guislain met zijn morele behandeling voorhad. In het reglement van 1850 zullen we de opdrachten van de broeders-verplegers duidelijk omschreven zien (zie verder punt 2). Dat Vader Alexander een man van aanpakken was getuigt de voortdurende aankoop van een terrein te Zelzate, waarop later het St.-Jan-BaptistZiekenhuis zou opgetrokken worden. In zijn zoektocht om voor de zieken een modelhoeve aan te leggen, trok hij op 22 augustus 1864 met zeven broeders naar een notaris te Assenede en kocht er voor 68.000 fr. "een eigendom gestaen te Selzaete, daar waar men het noemt de Heide, groot 27 hectaren, 56 aren, 96 centiaren". Het hoofdbestuur was niet weinig verrast met dergelijke aankoop, maar Vader Generaal Gregorius liet toch toe dat er elke maandag drie broeders met een groep zieken naar Zeizate trokken om.er de ganse week te werken op het domein. Ondertussen was in 1860 de instelling verrijkt met een kwartier van onzindelijke patiĂŤnten en een kleine hoeve, terwijl op 1 april van hetzelfde jaar de gemeenschap in rouw werd gedompeld door het overlijden van hun stichter, bezieler en hoofdgeneesheer, Dr. JozefGuislain. Hij werdopgevolgddoor zijn adjunct, Dr. Ingels, die het werk van zijn leraar op een grandioze manier zou verderzetten en het "Hospice Guislain" verder zou uitbouwen. In 1866 werden onderhandelingen gevoerd met de Commissie van de Godshuizen te Gent, eigenaar en beheerder van de instelling, voor de bouw van de kapel (voorzien op de plannen) of een afdeling voor dementen. Uiteindelijk koos men voor de afdeling voor dementen, en bleef de kapel in de huidige feestzaal, in het verlengde van de toenmalige woning van de hoofdgeneesheer. Naast de afdeling voor de dementen of zwakzinnigen had men nog vijf andere secties : de herstellenden, de rustigen, de onrustigen of opgehitsten, de luidruchtigen of woeligen en de onzindelijken. Uniek was eveneens de Kinderkoer waar jonge mentaal gehandicapten werden opgenomen en opgevoed; hetzou tot 1901 duren vooraleer alle kinderen overgeplaatst werden naar de nieuwe medisch-pedagogische instituten. Een anecdote is het bezoek van de liberale minister van justitie Bara, die na een klacht zelf onaangekondigd op inspectie kwam. Vader Alexander verwelkomde hem met de woorden : "Zijt gij Minister Bara, die beruchte geus, waarover zoveel gesproken wordt ! Kom, laat ons samen het gesticht rondgaan en ondervraag zoveel mogelijk de kranken". Het bezoek verliep zo vlot, dat Minister Baraniets dan lof had en een bijzondere achting over59
Guislaingesticht. Het maken van matrassen. 1887.
Guislaingesticht. Fanfare. 1887.
60
hield voor de Broeders van Liefde. Op 15 oktober 1872 ging Vader Alexander op rust, en werd opgevolgd door Vader Constant, die na vier jaar overgeplaatst werd naar Froidmont. Zijn opvolger, Vader Hilduardus, zou van 1876 tot 1890 de functie van bestuurder waarnemen, tot hij Provinciale Overste wordt in Canada. Vader Ireneus volgt hem op in de functie van overste, en Vader Donatianus Pira, een gekend figuur uit het onderwijs, als bestuurder. Op 22 mei 1886 overlijdt Dr. logels ten gevolge van een bloedvergiftiging bij een lijkschouwing opgedaan. Hij wordt door Dr. Jules Morel opgevolgd, die in 1896 tot geneesheer-bestuurder van de Staatsinrichting te Bergen wordt benoemd. Tot 1931 zien we Dr. De Moor als hoofdgeneesheer fungeren. Herhaaldelijk zal de inspectiecommissie aandringen om de hoofdgeneesheer tevens tot directeur te benoemen, hetgeen telkens opnieuw zowel door de geneesheer als door de congregatie formeel wordt afgewezen. Reeds in 1867liet Vader Alexander rond deze materie een verweerschrift opmaken met duidelijke argumentatie tot het behoud van het systeem. 2. DE BEHANDELING EN HET REGLEMENTVAN 1850
Een bron van informatie geeft ons het "Reglement voor de gestichten van krankzinnigen te Gent", samengesteld door Dr. Guislain en de oversten der Broeders van Liefde, en door de Commissie der Godshuizen van Gent aanvaard op 17 januari 1851. Een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen de oppergeneesheer die belast is met het bestuur van de dienst der krankzinnigen voor wat de geneeskunde, gezondheidsverzorging en regeltucht aangaat, en de bestuurder die belast wordt met het bestuur van de huishoudelijke dienst, de administratie en de geldmiddelen. Als fysische behandeling worden geneesmiddelen en baden beschreven. Gezien er weinig doeltreffende geneesmiddelen gekend waren, worden uitsluitend narcotica en stimulerende middelen aangewend. Baden worden aangewend om sterk geagiteerde zieken te kalmeren. In 1852 krijgt 14,8% van de opgenomen patiĂŤnten therapeutische baden, in de periode 18531862 stijgt dit aantal tot 21,5 %, maar vanaf 1877 vermindert dit terug tot 10%. Veel nadruk wordt gelegd op de morele behandeling waarbij de institutionalisering een vereiste is. Ook worden de zieken geclassificeerd, zoals in vorig hoofdstuk aangehaald, om voor iedere groep een specifieke benaderingswijze mogelijk te maken. De dagindeling is zeer strikt :in de zomer om 6 uur opstaan en om 20u30 slapengaan, in de winter wordt dit respectievelijk 7 u. en 20 u. 61
Het werk wordt de primaire therapie waaraan de meeste tijd en energie wordt besteed. In 1852 werken de helft van de opgenomen geesteszieken, in 1862 reeds 56% en in 1877 63 %. 20 à 30 % helpen de broeders bij het huishoudelijk werk zoals schoonmaken, eten klaar maken, verzorging van medepatiënten. Daarnaast ontwikkelt men allerlei activiteiten zoals timmeren, metsen, tuinieren, naaien, schilderen, katoen plukken, enz. In zijn jaarverslag van 1873 vermeldt de directeur 267 werkers: huishoudelijke 30 à 40, 2 portiers, 3 bakkers, 3 boodschapslopers, 10 schoenmakers, 20 à 30 patatteschillers, 1 blikslager, 3 smeden, 30 à 50 werkzaam in hof en boerderij, 40 wassers, 2 metsers, 1 hulponderwijzer, 5 matrassenkloppers, 33 werkzaam in de weverij, 3 schilders, 1 boekbinder, 17 kleermakers, 15 à 20 breiers. Een fotoreeks van 1887 toont de verschillende activiteiten, waarbij men vermoedelijk de beroepsactiviteit van de opgenomen patiënten probeerde te herwinnen. In briefwisseling met de Commissie der Godshuizen blijkt eveneens dat het economisch aspect van deze arbeid sterk wordt benadrukt. Een ander element in de behandeling is de religieuze praktijk, die door Guislain als hulpmiddel wordt beschouwd om de morele principes bij de geesteszieken in te prenten. Activiteiten zoals wandelingen, kaartspelen, toneelopvoeringen en feesten werden regelmatig georganiseerd om de geesteszieken terug sociale vaardigheden aan te leren. Tevens worden er lessen grammatica, instrumentenleer en zang gegeven, het reglement geeft een gedetailleerde omschrijving van het lesprogramma (art. 131-135). De eigen fanfare en het zangkoor zorgen voor het opluisteren van eigen vieringen en de groepswandelingen worden door het muziekkorps begeleid. Aan de woelige geesteszieken wordt dril gegeven onder de vorm van militaire oefeningen, waaraan gemiddeld een 40-tal personen deelnemen. Met eigen uniform en houten geweren marcheren ze geregeld door de instelling en zijn zelfs aanwezig bij de inhuldiging van het standbeeld van Guislain op 10 juli 1887. De voeding is verzorgd en strikt bepaald in het reglement. Dagelijks dienen de zieken 530 gram granen, 173 gram vlees, vis of eieren, 61 gram boter, 625 gram aardappelen of rijst en 1liter drank te ontvangen. De maaltijden worden in groep genomen en aangekondigd met de klok om 7 u, 11 u en 18 u. Voor de ouderlingen en werkende geesteszieken is een collatie om 16 u. voorzien. Tijdens de maaltijden in de grote gemeenschappelijke refter heerst orde en stilte en wordt voorgelezen uit stichtende boeken. Wat de kledij betreft dient de burgerkledij bij de opname afgegeven te worden en vervangen door gestiehtskledij, bestaande uit blauwgestreepte 62
Guislaingesticht. Militaire oefeningen. 1887.
Guislaingesticht. Tuin bedverpleging. 1930.
63
katoenen kleren gedurende de zomer en blauwe laken kleren met wollen trui 's winters. Met dwangmiddelen wordt matig omgesprongen : bij de opening van de nieuwe instelling is niemand meer opgesloten, terwijl in 1881 5, 72 % van de zieken regelmatig geïsoleerd wordt in de speciale "Guislaincellen". De douche wordt als intimidatiemiddel verder gebruikt, terwijl andere straffen zoals overplaatsing en inhouden van zakgeld steeds als deel van de morele behandeling dienen beschouwd te worden. Vanaf zijn benoeming in 1828 zou Guislain bijzondere aandacht besteden aan de opleiding van het verpleegkundig personeel, welke voltallig bestaat uit Broeders. Vanaf 1850 worden interne examens afgenomen en bestaat het programma uit algemene noties over hygiëne, temperatuur, voeding, lichaamsverzorging, kleding, de te nemen voorzorgen in geval van epidemie, de voornaamste externe en interne aandoeningen, algemene zorgen zoals verbanden, lavementen en gegevens over mentale aandoeningen en hun behandeling. Het handboek, welke zal verschijnen in 1906 en samengesteld door Br. Alfred "Enige lessen en verhandelingen over het verplegen van zieken en krankzinnigen" geeft een duidelijk overzicht en samenvatting van de lessen die in de instelling worden gegeven. Opvallend hierbij is wel de weinige bladzijden over de specifieke psychiatrische behandelingswijzen en de uitdrukkelijke vermelding dat niet de theorie belangrijk is, maar wel de praktische kennis. Over het verzorgen van de patiënten worden volgende algemeenheden vermeld : de rustigen moet men zoveel mogelijk inzetten in de arbeid, bij de onrustigen wordt aandacht besteed aan de verzorging van de epilepticus, en wordt aangeraden hun lichte bezigheden te geven zoals koffiebonen uitrapen, katoen- of vlasbobijntjes aftrekken, groenten kuisen; idioten en imbecielen (ook "onnoozelen" genoemd) worden duidelijk tot de krankzinnigen gerekend en dienen zoetelijk streng en onpartijdig behandeld te worden. Onder de broeders werkzaam is er een zekere hiërarchie : er is een broederhoofdtoezichter, een broeder-toezichter en broeders-oppassers. Het reglement spreekt van 1 personeelslid op 9 geesteszieken, maar in de brieven en verslagen blijkt dat het getal1 op 10 een na te streven doch moeilijk te bereiken ideaal is. · Herhaaldelijk zal de Commissie der Godshuizen er bij de Congregatie op aandringen om meer personeel te plaatsen, maar ook toen reeds sprak men over een tekort aan broeders. Blijkbaar is er ook hier niets nieuws onder de zon.
64
3. DE JARENLANGE TWIST TUSSEN DE COMMISSIE EN DE CONGREGATIE Een bijzonder facet in de geschiedenis van de instelling is wel de verhouding tussen de Commissie der Godshuizen (later C.O.O., nu O.C.M.W.) en de Congregatie van de Broeders van Liefde. Reeds bij de opening in 1857 rijzen er moeilijkheden rond de bevoegdheidsafbakening tussen de· geneesheer en de broeder-bestuurder. Vader Alexander vindt dat de geneesheer te veel toeziehtsrecht op de broeders krijgt voorgeschreven. Ieder jaar vinden we de discussies over de onderhoudsprijs welke door de Commissie dient betaald te worden voor de verzorging van de zieken. In 1850 is deze vastgesteld op 0,70 fr.Vanaf 1857 bedraagt deze 0,72 fr. en kort nadien 0, 78 fr., om dan plots terug te vallen op 0,70 fr. omdat de voedingswaren goedkoper waren geworden. Vader Alexander is daarmee niet akkoord en antwoordt boos : "Het is noodzakelijk de mensen een sterk voedsel te verschaffen. Ze komen immers uit een wereld van ellende voor de arbeiders. Hun lichaam en hun moraal zijn onderkomen, hetgeen hoofdzakelijk de oorzaak is van hun ziekte. Vandaar dat een goedgekozen en goedgeregeld regime onontbeerlijk is. Wilt ge Guislain aan de spits houden van gelijkaardige inrichtingen en het doel bereiken waarvoor gij het zo edelmoedig hebt opgericht, dan zouden we tenminste 0,10 fr. opslag moeten krijgen op de onderhoudsdag." Vader Alexander haalt terug zijn slag thuis en verkrijgt 0,80 fr. . Wanneer hij in 1872 Guislain verlaat drukt de Commissie haar spijt uit, maar stelt tegelijk Dr. logels voor als geneesheer-directeur, waarop de Congregatie en Dr. logels zelf niet op ingaan. In 1899 is de prijs opgeklommen tot 1,25 fr., en in de onderhandelingen voor 1900 wordt 1,27 fr. voorgesteld. Een ander probleem is het onderhoud van het gebouw. Daar de instelling eigendom is van de Commissie van de Godshuizen, dienen de broeders van Liefde huur te betalen aan deze laatsten. Deze bedraagt in 1891 0,13 fr. per dag per patiënt, hetgeen totaal op 7000 fr.per jaar komt. Rond deze huur wordt dikwijls gediscussieerd, zeker wanneer voorgestelde aanpassingswerken in gebreke blijven. Uit de correspondentie tussen het bestuur van de instelling en de commissie kunnen we een goed beeld vormen van de verbouwingen en grote veranderingswerken die plaats grijpen. In 1863 wordt een afsluitingshaag geplaatst, in 1871 gasverlichting en electrische bellen. Voor de vernieuwing van de erkenning in 1888 worden uitgebreide opmetingen gedaan van de gebouwen : afdeling van de woeligen (46) heeft twee trapzalen, 22 afzonderings-en 2 versterkte kamers, refter, verblijfplaats en een koer van 2.624 m2 , vier bewakers; de rustigen (156): 9 slaapplaatsen van 18 bedden; de rustige dementen (78) : 6 dortoirs, 3 bewakers; de onzindelijken (57): 7 dortoirs, 4 cellen, waarvan één zaal voor "zetelpatiënten", 65
Guislaingesticht. Turnclub. 1930.
Guislaingesticht. Boerderij. 1930.
66
4 bewakers; de pensionairs (21): 5 slaapzalen, 1 cel, 4 surveillanten; de kinderkoer (57): 4 slaapplaatsen, 4 bewakers; de onzindelijke kinderen (23): 2 slaapzalen, 3 bewakers. In het totaal zijn er 37 broeders en 15 lekebewakers. Iedere patiënt beschikt over gemiddeld 35 m3 ruimte of 1,50m2 oppervlakte (de reden van hoogbouw was het kunnen vermeerderen van het aantal patiënten per ruimte). In 1896 is de instelling aan dringende verbouwingen toe, en onderhandelt de generale overste, Amedeus Stockmans, die van februari 1873 tot juli 1874 zelf secretaris was geweest van de instelling, met de commissie en haalt eveneens aan dat de minister van justitie aandringt op vernieuwingen. De Wilgenstraat die door de instelling loopt wordt in 1899 gesupprimeerd, terwijl de nog steeds voorlopige kapel reeds in 1894 werd vergroot. Nog in 1899 worden stallen gebouwd, wordt het laboratorium ingericht en een centrale wasserij. Bij het vertrek van de mentaal gehandicapte kinderen in 1901 komen 50 plaatsen vrij zodat het aantal psychiatrische patiënten kan uitgebreid worden tot 550. De oorlogsjaren betekenen voor de gebouwen en de installaties een ware achteruitgang, met zelfs de verdwijning van de mooie eikenlaan bij de ingang, die als brandhout moest dienen. Na de oorlog van '14-'18 klinkt één grote vraag naar de Commissie toe: wanneer zullen de noodzakelijke herstellingen worden uitgevoerd en wanneer zal de zo nodige electriciteit aangelegd worden. Vanaf 1920 wordt druk beraadslaagd tussen de Commissie en de. Congregatie, maar ondertussen wordt de toestand steeds erger. De congregatie, met name de toenmalige algemene overste Vader Philemon, denkt eraan een nieuwe inrichting op te richten buiten de stad indien de commissie geen betere voorwaarden wil of kan verlenen. Op 18 oktober 1927 wordt de discussie ten top gedreven en deelt de generale overste zijn besluit in één zin mee : we verlaten zo vlug mogelijk de instelling. Dit besluit wordt eveneens op dezelfde dag meegedeeld aan de minister van justitie, hetgeen wel enige opschudding veroorzaakt. Dit dwingt tenslotte de Commissie om de instelling voor een termijn van 60 jaar in erfpacht te geven aan de Broeders van Liefde, die daarbij ook verantwoordelijk worden voor het beheer en het algemeen onderhoud. Het contract wordt getekend op 4 april1928. Het is tevens het besluit van een jarenlange discussie, die slechts in het licht van het einde van de erfpacht in 1988 zou worden hernomen, maar vlug beëindigd met de aankoop van de instelling door de congragatie op 18 maart 1985.
4. NA DE EEUWWISSELING Met Vader Donatianus als overste-bestuurder en Dr. De Moor als hoofdgeneesheer wordt in het Guislain de 20ste eeuw aangevangen. Op 18 okto67
ber 1907 wordt het 50 jarig bestaan van de instelling plechtig gevierd. Op dit ogenblik telt de instelling 552 patiënten. In 1912 wordt men tweemaal geteisterd door een tyfus-epidemie, welke heel wat slachtoffers eist. Vader Donatianus overlijdt op 4 april1916 en wordt opgevolgd door Vader Plorus die meer dan 40 jaar bestuurder zal blijven in de instelling. Naast de moeilijkheden die de oorlog meebrengt op het vlak van de rantsoenering wordt vooral de aanval met granaten herinnerd op zaterdag 9 november 1918 die aan 5 patiënten het leven kost en schade toebrengt aan de wasserij, de weverij, de zaal van de onzindelijken, de bibliotheek van de inwonende Dr. De Moor en de kleermakerij. De heropbouw wordt fel bemoeilijkt door de meningsverschillen met de Commissie van de Godshuizen, maar na het afsluiten van de erfpacht in 1928 wordt met spoed een totaal vernieuwingsplan uitgewerkt door Architect Van de Vijver. Op woensdag 25 juli 1928 breekt om 10u45 een grote brand uit die de ganse linker vleugel in puin legt. De kranten spreken van de heldenmoed van de broeders die erin slagen al de patiënten te redden, en tevens wordt de brandweer aangeklaagd omwille van het gebrekkig materiaal waarmee de blussingswerken verlopen. 200 patiënten worden overgebracht naar Zeizate waar ze tijdelijk zullen verblijven. Op vrijdag 27 juli breekt een nieuwe brand uit die een gedeelte van de rechter vleugel verwoest. Ook hierbij vallen er geen slachtoffers, maar de schade is aanzienlijk. Brandstichting wordt niet uitgesloten en naderhand wordt een electricien Karel Bytebier in beschuldiging gesteld. De heropbouw verloopt vlot, en in 1930 is de instelling totaal vernieuwd en gemoderniseerd. Het branden van de eerste electrische lamp moet een hele gebeurtenis zijn geweest, want de annalen vermelden de datum : 22 augustus 1928. In een artikelenreeks in "La Flandre Libérale" van 7, 8, 10, 11, 12, 13 december 1931 wordt een mooie beschrijving gegeven als antwoord op een artikel van Carl De Poorter in de "Neptune" over de erbarmelijke toestand van de geesteszieken in Doornik. De reporter "Nelly" kan niet anders dan besluiten dat de verzorging in Guislain uitstekend is, dat de geestesziekte een te genezen aandoening is en dat het geheel een zeer open en rustige sfeer uitstraalt. Verder vernemen we er dat iedere patiënt bij de opname onderzocht wordt op syfillis (derde stadium wordt de "paralysie générale" of P.G. genoemd) en dat er momenteel35% van deze P.G.'s te genezen zijn met de malariakuur. De reporter kwam eveneens onder de indruk dat er radiodistributie is op de afdelingen en dat er één maal per week filmvertoning was voor alle patiënten. De vernieuwde zolders boden plaats voor de arbeidstherapie. Ondertussen was er ook een oplossing gevonden voor de samenwerking met de Rijksuniversiteit van Gent. Een stuk grond wordt afgestaan aan 68
Guislaingesticht. Zangkoor. 1930.
de Staat die er een observatiecentrum bouwt. De vraag van de universiteit om de professor tevens hoofdgeneesheer te laten worden wordt niet ingewilligd , maar de samenwerking wordt op 24 september 1929 in een conventie vastgelegd. De eerste professor was Dr. Hamelinek en na hem zal Prof. Debusschere en Prof. Verbeek in goede relatie met het bestuur van de instelling hun opleidingstaak verderzetten tot in 1975 de afdeling psychiatrie in het Universitair Ziekenhuis te Gent wordt geopend. Dr. De Moor neemt ontslag op 8 december 1931 en wordt vervangen door Dr. Van Acker die de nieuwe therapievormen zal invoeren. Hij is ook de eerste geneesheer die de nieuwe dokterswoning links van de ingangspoort betrekt ; E.H. Joris Eeckhout , toenmalig aalmoezenier, betrekt de nieuwe pastorij aan de overkant. Ook de kapel wordt bij de heropbouw van de instelling (1930) gebouwd naar de oorspronkelijke plannen van Dr. Guislain. Het beeld van het H. Hart wordt in 1932 geplaatst en plechtig ingezegend met lof in open lucht. Voor de watervoorziening beschikt men nu ook over een eigen watertoren die achteraan de hof wordt opgericht. Vermeldenswaard is het feit dat op 8 juli 1937 de eerste insulinekuur wordt toegepast , en dat men in hetzelfde jaar eveneens begint met de cardiasolkuur als voorloper van de electroshock . De tweede wereldoorlog zorgt natuurlijk voor de nodige problemen , maar bijzonder spannend zijn wel de septemberdagen 1944 wanneer het instituut in de vuurlinie ligt. Op woensdag 6 september wordt de ganse buurt door het Duitse leger bezet en wordt in de hof van het Observatiecentrum een
69
batterij opgezet. Een broeder, Br. Gedeon, die om 17 u. even via een dakvenster naar buiten kijkt, wordt op slag gedood. De zieken worden naar de kelders gebracht vanaf 9 september nadat een obus in de zaal St.-Vincentius terechtkwam. Voor de maaltijden worden de kelders even verlaten. De Engelsen slagen er ondertussen in de Verbindingsbrug in handen te krijgen en komen de zaterdagavond (9 september) in de instelling binnen. De zondag is de beschieting hevig en vallen obussen op St.-Paulus, de logeerkamers, de Observatie, de wasserij, de keuken en de hoge schouw van de wasserij die naderhand zal worden afgebroken en opnieuw opgetrokken. De maandag vertrekken de Engelsen en worden vervangen door de Polen die de spreekplaatsen en de feestzaal inrichten tot eerste hulppost, waar soldaten, geneesheren en broeders de gewonden verzorgen, waarvan de meesten geburen waren van de instelling. Zes gewonden overlijden en een aantal doden worden binnengebracht en voorlopig in de hof begraven. Het mag een wonder heten dat onder de patiënten geen slachtoffers vallen. Op het einde van de week wordt alles terug kalm en dient men niet meer in de kelders te blijven. De oorlogspenode wordt afgesloten en de heropbouw vraagt alle energie, ook in het Guislaininstituut. De opleiding voor psychiatrische verpleegkunde, waarvan het eindexamen vanaf 1932 in Guislain wordt afgenomen, zal op 17 augustus 1952 volledig worden overgebracht naar het Guislaininstituut met Br. Gandalicus als eerste directeur. Met de jaren vijftig wordt een nieuwe periode ingezet waarbij het gelaat van de psychiatrie grondig verandert vooral door het gebruik van aangepaste medicatie.
S. FIGUREN OM NIET TE VERGETEN Als besluit van deze geschiedsschrijving willen we enige figuren kort beschrijven die met het Guislain op een of andere manier verbonden waren en er mee de geschiedenis hebben geschreven. Broeder Maximilianus Meijssen (1818-1903) Afkomstig van Opitter trad hij in 1844 binnen bij de Broeders van Liefde en werd aanstonds geplaatst in het Alexianenklooster. Zijn eerste heldendaad was het samenbrengen van de woeligen in één afdeling, waarbij Dr. Guislain zou gezegd hebben : "Ge kunt het doen, maar dan op eigen verantwoordelijkheid en gevaar". Het experiment lukte en het werd een gegevenheid bij de latere indeling van de patiënten. Een tweede terrein dat hij bewandelde was dit van de arbeidstherapie en de bewegingstherapie dat hij avant la lettre gestalte gaf. De fotoreeks van 1887 zijn er het bewijs van waarbij hij als oud-militair tussen zijn geüniformeerde patiënten staat. Hij zal het burgerkruis eerste klasse (1885) verkrijgen en benoemd worden tot
70
Ridder in de Leopoldsorde (1894) waarvoor hij de koning persoonlijk mocht gaan bedanken. Hij stierf op 8 juli 1903 temidden van diegenen aan wie hij zich totaal had gegeven vanaf 1844. Vader Alexander Van Peteghem (1806-1874) Jean-Baptist Van Peteghem werd geboren in St.-Lievens-Esse op 10 oktober 1806 als een der zes kinderen van een vroom en welstellend landbouwersgezin. Op 32-jarige leeftijd trad hij binnen bij de Broeders van Liefde waar hij als Broeder Alexander profeste op 17 juni 1839. Vanaf 1842 werd hij overste en directeur in het oud Alexianenklooster waar de broeders en de geesteszieken verbleven sinds 1828. Hij maakte de verhuis mee naar de nieuwe instelling en bleef er tot in 1872, om daarna nog twee jaar overste te worden te Brugge, waar hij overleed op 7 september 1874. Hij was het die op 22 augustus 1864 in Zeizate grond aankocht zonder medeweten van de Generale Overste en aldus de basis legde voor het latere St.-Jan-Baptist-gesticht. Werd de naam misschien gekozen naar de doopnaam van de voortvarende Vader Alexander? Hij kwam eveneens in de gunst van MinisterBaradie hij wel op een originele wijze had ontvangen. Ook door de Commissie werd hij geprezen en gewaardeerd, al vond men dat hij nogal zelfstandig handelde. Dr. Benjamin-Constant loghels (1830-1886) Benjamin-Constant Ingels werd geboren te Brtvelde op 18 oktober 1830 als jongste in een gezin van twaalf. Als schitterende student promoveerde hij aan de universiteit te Gent in 1856 met het proefschrift "De l'implantation du placenta sur le col utĂŠrin". Zijn interesse voor de psychiatrie werd opgemerkt door Prof. Guislain, die hem uitnodigde zijn adjunkt te worden. Na het overlijden van Prof. Guislain op 1 april1860 werd Ingels zijn opvolger en hoofdgeneesheer van het instituut dat voortaan naar zijn leermeester werd genoemd. De grote verdienste van Dr. Ingels bestond erin het werk van Guislain op een hoogstaande en baanbrekende manier verder te zetten. Hij werkte mee aan diverse medische tijdschriften en werd adjunctcommissaris van de Inspecteur-generaal van de Krankzinnigengestichten waardoor hij met Oudart, opvolger van DucpĂŠtiaux, regelmatig op inspectiebezoek ging in de andere instellingen. Tevens gaf hij verschillende werken van Dr. Guislain terug uit en vulde ze aan met zijn nieuwe bevindingen. Zijn bewondering voor Dr. Guislain was groot en inspireerde hem om in zijn geest verder te werken aan de uitbouw van de instelling die op het ogenblik van het afsterven van Guislain nog niet voltooid was. Dr. Ingels overleed onverwachts op 22 mei 1886 ten gevolge van een bloedvergiftiging bij een lijkschouwing opgedaan. Zijn leerlingen schon71
ken een beeltenis in medaillon als herinnering aan deze grote psychiater. Vader Floros Lauwagie (1878-1960) Geboren als Amatus Karel Lauwagie in Oostende op 3 april1878, werd hij Broeder van Liefde op 8 september 1898 en kreeg als kloosternaam Florus. Als jonge onderwijzer ging hij naar Leuven, Eeklo, Hasselt en St.-Truiden. Op 21 februari 1907 kwam hij in het Guislaininstituut om er de functie van secretaris waar te nemen en op 6 april1908 werd hij tevens onderoverste. Op 7 april1916 werd hij overste en directeur en werd toen "Vader" Florus, de titel die hij zou behouden tot aan zijn dood op 3 april1960. Vijftig jaar was hij directeur van de instelling met een voorbeeldige trouw, doorheen jaren van moeilijkheden met de Commissie, vernieling door brand, heropbouw en oorlogsperikelen. In 1957 ging hij met rust en zou nog drie jaar op de ziekenkamer verblijven, getekend door de ouderdom. Zijn laatste bestuursjaren gingen wat moeizamer, waardoor de opvolger Br. Amos en secretaris Br. Petronius wel enige zaken moesten rechtzetten wegens verkeerd ingeschreven gegevens. Vader Florus zal in de geschiedenis van het Guislaininstituut een ereplaats behouden. Eerwaarde Heer Joris Eeclmout (1887-1951) Joris Beekhout werd geboren te Deinze op 29 juli 1887 en in 1910 priester gewijd. In de registers van het bisdom kunnen we lezen dat hij achtereenvolgens onderpastoor was te Baarle-Drongen, Michelbeke, Vrasene en Gent, om van 1928 tot 1951 aalmoezenier te worden van- het Guislaininstituut. Daarnaast werd hij in 1931 lid van de Koninklijke Vlaamse Academie waaruit zijn grote verdienste blijkt op literair vlak. Als jonge priester schreef hij gedichten en in 1914 verscheen bij Lannoo een bijbelspel over de Verrijzenis. Na de eerste wereldoorlog publiceerde Joris Beekhout zijn eerste bloemlezing "Onze Priesters-Dichters" als reactie op Frederik Van Eden die beweerde dat de priester de vrijheid mist om een echt priester te zijn. Later volgde "Proza van Vlaamse Priesters" en zijn boeken over de literaire groten : Giovanni Papini, Karel van de Woestijne, enz. en een veertiental bundels literaire profielen. Tussen 1905 en 1945 heeft hij vooral naam gemaakt met zijn indrukwekkend aantal kritieken welke regelmatig verschenen in "De Groene Linde", "Het Vlaamse Land", "Dietsche Warande", e.a. De laatste vijf jaar van zijn leven was hij omwille van een zware lichamelijke aandoening niet meer literair actief. Hij overleed op 28 februari 1951 na 23 jaar aalmoezenier te zijn geweest in het Guislaininstituut.
72
Dokter Karel Van Acker (1895-1975) Op 1 december 1931 werd Dr. Karel Van Acker benoemd tot eerstaanwezend geneesheer of hoofdgeneesheer, na vier jaar derde hulpgeneesheer te zijn geweest te Zelzate. Dertig jaar bleef hij in die functie de motor van het Guislaingesticht, zoekend naar nieuwe methodes, in een periode dat de somatische therapievormen zoals insuline-, malaria-, cardiazol-, electroshockkuur mekaar snel opovolgden. Hij was gesteld op wetenschap, en iti het tijdschrift "Ziekenverpleging" gaf hij regelmatig een bijdrage over de nieuwste bevindingen. Als lesgever en conferencier was hij uitermate boeiend en graag beluisterd. Hij schreef enige boeken, waaronder "Vlaamsche temperamenten" en "Zeven diagnosen" waarin hij gekende figuren via een karakterstudie grondig analyseert. Op 1 januari 1961 ging hij op rust, waarbij het jaarverslag van 1961 vermeldt dat hij van geen afscheidsreceptie wou weten. Hij overleed te Ekeren op 3 mei 1975. Oscar Colbrandt (1879-1959) Oscar Colbrandt werd geboren te Gent op 15 juli 1879 als vijfde van zes kinderen in een bakkersgezin. In 1891 wordt hij leerling aan de Gentse Academie waar hij Jules Van Biesbroecken Louis Tijtgadt als voornaamste leraars had. Vanaf 1904 neemt hij deel aan groepstentoonstellingen en dient zich aan als portretschilder. Vanaf 1912 betrekt hij een atelier in het Proveniersterstraatje in het Oud Begijnhof. Vanaf 1923 exposeert de introverte Colbrandt nog uitsluitend religieus werk, waarbij de Christus-figuur in alle aspecten wordt voorgesteld. In 1934 sterft zijn ongehuwde zuster Irma en blijft hij alleen met zijn broer Catulle die hem incasseringsborderellen van de "Banque de Flandre et de Gand" bezorgt waarop hij zijn schetsen tekent. In 1939 is er een eerste korte opname in het Sint-Jan-Baptistgesticht te Zelzate, maar vanaf 8 maart 1942 wordt hij opgenomen in het Guislaininstituut waar hij zal verblijven tot aan zijn dood op 5 december 1959, met een korte onderbreking van 26 juli 1949 tot 5 mei 1950. Gedurende zijn lang verblijf in het instituut kon Colbrandt niet meer bewogen worden te tekenen noch te schilderen. Hij overleed eenzaam in het Bijlokehospitaal ten gevolge van een beenamputatie. Naderhand werd zijn stoffelijk overschot bijgezet op het Campo Santo te St.-Amandsberg. Bijlage 1 : Directeurs van het Guislaininstituut Vader Alexander 1857-1872 VaderFtorus VaderConstant 1872-1876 Br. Amos Vader Hilduardus 1876-1890 Br. Anianus VaderDonatius 1890-1916 Br. Salvinus 73
1916-1957 1957-1959 1959-1962 1962-1964
Br. Lucidius Br. Victor Quets Br. Antoon Baecken Br. Albert Theunis
1964-1966 1966-1970 1970-1971 1971-1977
Br. JosDe Vos Br. Fernand Gevers Br. RaymondDeSmedt Br. RenéStockman
1977-1980 1980-1982 1982-1982 1982-heden
Bijlage 2 : Hoofdgeneesheren van het Guislaininstituut Dr. Guislain 1828-1860 Dr. Van Acker Dr. Ingels 1860-1886 Dr. D'Haenens Dr. Morel 1886-1896 Dr. VanAcker Dr. De Moor 1896-1931 Dr. Van de Velde
1931-1961 1961-1964 1964-1981 1981-heden
Bijlage 3 : Aalmoezeniers van het Guislaininstituut E.H. Bonjean 1857-1866 E.H. Segers E.H. Ervinck 1866-1875 E.H. Beekhout E.H. VanHaute 1875-1891 E.H. Ogiers E.H. DeBeule 1891-1895 E.H. Vanderstichele E.H. D'Huyvetter 1895-1900 E.H. De Moor
1900-1928 1928-1951 1951-1976 1976-1988 1988-heden
Bijlage 4 : Aantal opgenomen patiënten in het Guislaininstituut 1815 82 1880 492 1825 120 1890 500 1830 122 1900 520 144 1910 550 1840 195 1920 550 1850 1855 230 1930 720 1857 294 1940 717 + 180 zieken overge1860 364 bracht uit Mortsel 1870 478 1950 720
BIBLIOGRAFIE
- -,A Ia mémoire de M. Ie Dr. B.C. Ingels. Gent, Vanderhaeghen, 1886, pp. 14. - Alfred, Br., Enige lessen en verhandelingen over het verplegen van zieken en krankzinnigen. Manage, Broeders van Liefde, 1906, pp. 176. - Archief Hoofdbestuur Broeders van Liefde, Rome -Briefwisseling met Commissie der Godshuizen. -Briefwisseling en jaarverslagen tot 1889. - -, Chez les fous, une visite à l'hospice Guislain. La Flandre Libérale, 7, 8, 10, 11, 12, 13 december 1931. - Deodatus, Broeder, Het honderdjarig bestaan van het Guislaingesticht, in Psychiatrie en Verpleging, 1957, p. 3-10. - Derave, Hilde, Ontstaan en evolutie van het Psychiatrisch Centrum, Dr. Guislain, (1857-1928). Onuitgegeven licentiaatsverhandeling, K.U.L., 1988, pp. 94 + bijlagen.
74
- Dispositions règlant l'organisation de la clinique de psychiatrie institutée près la Faculté de Médecine à l'Université de Gand, 24 september 1929. - -,Het Guislaingesticht in de vuurlijn. 1944, handschrift, pp. 4. - -,In memoriam Joris Eeckhout. Gent, Vanmelle, 1952, pp. 81. - Jaarverslagen van de Congregatie van de Broeders van Liefde. - Jozef Guislain. Herdenkingsbrochure 1960, pp. 23. - Klinische registers archief Dr. Guislaininstituut. - Koenraad, Broeder, geschreven nota's i.v.m. het Guislaingesticht, s.d., pp. 12. - Krantenartikelen uit de Landwacht, Gentenaar, Bien public Gand, i.v.m. brand 25 juli 1928. - Leonard, Vader, Historiek van het Guislaingesticht te Gent. Gent, 1932, handschrift, pp. 25. - Liégois, Repertorium van het historisch bezit van de katholieke psychiatrische instellingen in Vlaanderen. Leuven, Acco, 1984, pp. 194. - -, Oscar Co/brandt, catalogus herdenkingstentoonstelling 1979. Gent, Dienst Culturele Animatie, 1979, pp. 46. - Reglement voor de gestichten der krankzinnigen. Gent, Gyselinck, 1851. pp. 67. - Reichgelt, Br. C. G., De Broeders van Liefde, 1807-1876. Gent, Broeders van Liefde, 1957, pp. 247. - Reichgelt, Br. C. G., De Broeders van Liefde, 1876-1922. Gent, Broeders van Liefde, 1976, pp. 339. - Stockman, Br. René, De Kerk en het verstoorde leven. Tielt, Lannoo, 1988, pp. 351. - StÓckman, Br. René, Mijmeringen, Gent, Guislainmuseum, 1967, pp ... - Van Acker, Dr. K., Vlaamsche Temperamenten, Gent, Standaard 1944, pp. 119. - Vandermeersch, Patrick, Psychiatrie, godsdienst en gezag. Leuven, Accoo, 1984, pp. 297. - Van Hoorde, J., Levensschets van Dr. J. Guislain. Gent, Hoste, 1187, pp - Warner, Broeder, Guislain, in Helpende Handen, Gent, Broeders van Liefde, december 1973, pp. 11-26.
Br. Dr. René STOCKMAN
NASCHRIFI' VAN DE REDACOE Wij herinneren onze lezers er aan dat sinds meer dan 3 jaar een bijzonder interessant museum geopend werd in het Gesticht. Het behandelt niet alleen de geschiedenis van het gesticht zelf, maar ook de psychiatrische verzorging in het algemeen vanaf de vroegste tijden tot heden. Deze die niet zouden behoren tot de tienduizenden die het museum reeds bezochten kunnen deze nalatigheid nog altijd goedmaken en zullen dan met verbazing al het interessante dat daar te zien is ontdekken. Voor openingsuren en -dagen geeft men best een telefoontje op het nummer 26.12.91. Een uitstekende aanvulling is de lijvige catalogus die verleden jaar verscheen. Hij werd rijkelijk geïllustreerd met 170 afbeeldingen, waaronder
75
14 kleurenfoto's. We zegden "catalogus", maar in feite is het veel meer dan dat. Zelfs voor iemand die het museum nog niet bezocht heeft is het een zeer boeiend boek. De prijs van 595 fr. is zeer redelijk. Wie een luxe-uitgave verkiest betaalt 850fr.
INVENTAIRE ARCHĂ&#x2030;OLOGIQUE- FICHE NR. 202 Op 6 mei 1899 stelde Louis Van Biesbroeckin de rubriek "Beeldhouwwerken- St.-Jacobskerk- XVIIe eeuw" in het Frans een fiche op over Het Tabernakel van de St.-Jacobskerk
Dit gebouwtje is een van de laatste specimens van die tabernakels in torenvorm, in gebruik op het einde van de Middeleeuwen en gedurende de Renaissance, waarvan dat van Zoutleeuw het rijkste type is in ons land. Zoals alle gebouwtjes van dat soort is het geplaatst in de opening van een arcade, links van het koor. Alhoewel het niet meer de zuiverheid van vorm bezit die karakteristiek was voor de mooie voortbrengselen van de Renaissance, geeft zijn slanke silhouet toch een gelukkig effect in de kerk. Het gebouwtje is zeshoekig met boven elkaar geplaatste verdiepingen in marmer van verschillende kleur en het wordt bekroond door een vergulde pelikaan in zijn nest. De zes zijden van dit heiligdom, boven het voetstuk, zijn versierd met geajoureerdeen gegraveerde koperen panelen met bijbelse onderwerpen; daarboven bas-reliĂŤfs in witte marmer de kerkvaderen voorstellend. Boven deze zijden bevindt zich een rij van zes nissen met beeldjes van witte marmer tussen ge jaspeerde zuiltjes. Het bovenste gedeelte is cirkelvormig. Net als voor het Bronchorst-monument in de aangrenzende arcade staat men voor een tegenstrijdigheid voor het vaststellen van de datum van zijn oprichting. Het jaarteken 1593 gegraveerd op de omlijsting van de koperen panelen schijnt moeilijk verenigbaar te zijn met zijn halfslachtig karakter en het gebrek aan finesse van het beeldhouwwerk. Volgens Kervyn de Volkaersbeke zouden de panelen ouder zijn dan het monument dat van de XVIIe eeuw zou zijn. Dat is nauwelijks aanvaardbaar. Alles wijst er op dat ze gemaakt werden voor het gebouwtje : de stijl van de versieringen van de onderwerpen gegraveerd in de medaillons zijn in perfecte overeenstemming met het karakter van het ensemble. 76
Het tabernakel van de St .-Jacobskerk .
77
Alles wel beschouwd, mag men aannemen dat het ensemble van het tabernakel van deze datum is die grenst aan de XVIIeeeuwen dat het, zoals het Bronchorst-monument, later wijzigingen heeft ondergaan. Er bevindt zich in de aanpalende afsluiting een grafplaat met een inscriptie die laat veronderstellen dat het zo geweest is. Zie hier deze inscriptie : Hic jacent Ds Joannes Bapta et DaMaria Luytens qui marmore hoc chorum et Eucharistiam decorarunt. Obiit ille 147bris 1704, illa 2 julii 1705." Moet men door "Eucharistiam" begrijpen dat ons tabernakel gewijzigd zou geweest zijn terzelfdertijd met het Bronchorst-monument? Men zou het gemakkelijk kunnen geloven en het is wat het meest waarschijnlijk schijnt. De ontaarde vormen van het monument zijn dan natuurlijk verklaarbaar. Dit tabernakel werd nog beschadigd door een kanonskogel die de kerk binnendrong bij het bombardement van de stad door de Oostenrijkse troepen van het Spanjaardskasteel, gedurende de Brabantse Omwenteling. De beeldhouwer Lagye herstelde het in 1789. Cf. Kervyn De Volkaersbeke, Jes Eglises de Gand, t.II, pp. 21-22- Fr. De Potter, Gent, t.VII, p. 34.
LODEWUK XVIDIN GENT Op 30 maart a.s. zal het precies 175 jaar geleden zijn dat Lodewijk XVIII in Gent aankwam voor een verblijf dat bijna 3 maanden zou duren. Een gelegenheid, dachten we, om deze gebeurtenis eens opnieuw te laten belichten door Pierre Kluyskens aan de hand van een artikel dat hij destijds schreef. Zoals altijd gebeurt deze herpublicatie met de vriendelijke toestemming van de familie Kluyskens. Het verblijf van Lodewijk XVIII gedurende de beruchte Honderd Dagen in het Hotel d'Hane- Steenhuyse in de Veldstraat, is ongetwijfeld het langste dat ooit een vreemde monarch te Gent hield : het gelukkigste wel niet, want zelden heeft een koning zo vele bange dagen beleefd als de arme en zwaarlijvige 18e en laatste Lodewijk, in de grote salons van de Veldstraat. Voor de Gentenaren was het werkelijk een buitenkansje de uit zijn land gevluchte koning binnen hun muren te mogen ontvangen : het was nu eenmaal geen bezetting en men kreeg gelegenheid dag in dag uit, nieuwe vedetten te begroeten : een volledig ministerie, prinsen en prinsessen, diplomaten, een gans Hof, vertegenwoordigers van alle Europese volkeren, uniformen, officieren die de terrassen van de Kouter met kleur en gelach 78
vulden , want die soldaten namen het leven langs de mooie kant , en die 's avonds de Gentse meisjes urenlang lieten rondwalsen, in afwachting dat het Kongres van Wenen de grote wals zou beginnen. Op 30 maart 1815 arriveerde de doorluchtige banneling, ernstig en waardig, ietwat gelaten als een man die weet dat hij reeds veel tegenslag kende en nog vele slechte dagen in 't verschiet heeft : "Heden, om 5 uren naermiddags , noteert Bye-Schoutheer in zijn Dagboek , kwam alhier aen , komende van Oostende , Z .M. den Koning van Ladewijk XVIII Frankrijk Louis XVIII, tusschen eene reye belgische en hannoverse soldaeten, geplaatst van aen de Brugsche poorte tot aen het huys van den graef D 'Hane Steenhuyse; hij was gezeten in eene allerschoonste koets , zijnde gans in 't goud vernist , waer op de wapen van Frankrijk; hij was gekleed met een hemelsch blauwe kleed , zittende in de fond der voiture, ter regter zijde , gevolgd door eenige voornaeme fransche officieren van verscheyde wapen . Mr Chollet reed voor's Konings rijtuyg , roepende Vive le Roi ! het welk door menigte aenschouwer wierd herhaeld : ten half zeven nam hij aldaer het avondmael in de groote zaele ter straete, voor een igelyk zichtbaer; voor aleer Z. Maj . zich ter tafel zette , kwam hij aen de vensters, en beantwoordde met een zeer lieftallig aanwezen en lachende gelaet de aenschouwders, die niet ophielden Vive Ie Roi ! te roepen. Soupeerde Z.M. den Koning ten 6 uren 's avonds, en dit alle de dagen dat er hij is verbleven, op de zelve ure; Z.M. was van zeer goeden appetijt : naar andere spijzen geheeten te hebben , sloeg hij nog honderd hoesters binnen, het volk kon dit dagelijks aenschouwen , geene blafeturen toe gedaen zijnde ." Hoezou bij en dergelijk spektakel dat ieder avond de nieuwsgierigen naar de Veldstraat trok , de Gentse humor lang in gebreke zijn gebleven? Het is nogmaals Hye die ons de gelukkige "zet" van de typische Gentenaar vertelt : "er wierdeenen man , die bleef staen om den koning het avondmael te zien nemen , in echtenisse gesteken om dat hij riep "Viva Louis die zweet", betrekkelijk op Louis XVIII willende te verstaengeven dat den koning zweette , Vlaemsche of Gentsehen terme , waer door men te verstaen geeft , dat iemand in nood is". Men kent de naam niet van die Gentse humorist , doch die kleine anekdote neemt plaats naast de heerlijke en vrolijke daden van Keizer Karel en maakt thans anderhalve eeuw later , nog steeds deel uit van de Gentse legende en humor.
79
De geschiedenis wordt nooit op het ogenblik zelf der feiten neergepend. De Gentenaren hebben enkel de Petite Histoire van de Honderd Dagen gezien, niet die tragische bladzijden zoals zij later geschreven werden door mensen die te Parijs, te Gent en elders in Europa het dagelijkse suspense konden beleven. Onze voorouders zagen de hoge pieten het Hotel d'HaneSteenhuyse binnenlopen, maar zij wisten niet welke boodschap, welk goed of slecht nieuws zij brachten; zij zagen de koning, stil glimlachend in zijn koets tijdens zijn dagelijkse wandelingen, zij zagen hem ook af en toe de richting inslaan van de "Guinguette du Strop" waar hij het zich lekker liet smaken, zij zagen 's avonds na het traditionele avondmaal met de 100 oesters de lakeien de kaarten klaar maken op 't tafeltje voor het partijtje whist van de koning, en misschien hadden zij wel vernomen, omdat de officieren het in het oor van hun meisje tijdens een bal hadden gefluisterd, dat de koning bij het spel een slechte verliezer was, zij zagen ook geregeld generaals en ministers in de schouwburg, een Wellington geheimzinnig het hotel binnen wippen, maar van het drama dat zich in het Italiaans salon afspeelde, van de strijd van Loctewijk XVIII tegen de intrigues van het Hof en van de buitenlandse diplomaten wisten zij praktisch niets af. Voor hen was een generaal een mooi stuk uniform, Chateaubriand de grote schrijver, Loctewijk XVIII een arme man die net als de inwoners van Gent destijds, veel geleden had en nog veelleed van al het kwaad van de tyran met name Napoleon; en toch was op datzelfde ogenblik de woning welke graaf d'Hane-Steenhuyse zo bereidwillig ter beschikking had gesteld van de zwaarlijvige Lodewijk, het centrum van Europa geworden, de broeikamer waar hoop en wanhoop elkaar dagelijks opvolgden naargelang een goed of verderfelijk kommunikee binnenkwam, waar mensen met mooie klederen en stralende glimlachen elkaar haatten, waar een ongelukkige monarch zich eenzaam als een terdood veroordeelde voelde en wist dat hij zijn troon slechts opnieuw zou kunnen beklimmen indien de vreemde mogendheden met een pletrol de Franse legers, zijn zonen zouden vernietigen. VIJFENTACHTIG van de beruchte Honderd Dagen hebben Loctewijk XVIII, zijn familie en het handvol hem trouw gebleven hovelingen in Gent doorgebracht. Gedurende gans die tijd werd onze stad in een reusachtige schouwburg herschapen, waar het meest heterokliet publiek van diplomaten, officieren, soldaten en vluchtelingen, uit alle hoeken van Europa samengestroomd, de zaal vulde, met als podium, als toneel het Hotel d'HaneSteenhuyse, een scène die slechts enkele ogenblikken per dag de voornaamste akteurs voor het voetlicht bracht, want Loctewijk XVIII had, zelfs in ballingschap, geen iota aan de strenge en plechtige hofetikette willen veranderen. Zoals in Versailles, grepen de noen- en avondmalen van de Vorst in het openbaar plaats, d.w.z. dat het volk langs de vensters van de Veldstraat het spektakel kon bewonderen, terwijl enkele geprivilegieerden,
80
meestal van het vrouwelijk geslacht, in het salon zelf mochten plaats nemen, gezeten of rechtstaande tegen de muren van de eetzaal. Voor het overige werd het doek van de scene geheimzinnig toegeschoven om te beletten dat het volk van Gent en mogelijke spionnen van Napoleon getuige zouden zijn van hetgeen op het toneel en achter de schermen omging. Heel mooi was het precies niet. Ballingschap brengt gewoonlijk ellende, heimwee, wanhoop met zich mee, doch zulks is weinig of niets vergeleken bij de talloze intrigues, de haat, de verbeten strijd tussen de frakties die in 1815 te Gent, meer dan elders en dan ooit, dagelijkse kost waren in de elegante salons van het Hotel d'Hane-Steenhuyse, "le chäteau royal" zoals de Fransen het noemden. Er waren twee kampen die zelfs een Salomo niet had kunnen verzoenen : de Ultras, grotendeels gevormd door de emigrees die na de Omwenteling een eerste maal de ballingschap hadden gekend en die slechts hunkerden naar een volledige terugkeer naar het Ancien Régime, en dan de gematigden die wel inzagen dat zelfs moest Loctewijk XVIII zijn troon terugvinden, er heel wat zou dienen gewijzigd te worden. Tussen die twee kampen van water en vuur, trof men dan nog de massa lauwen aan, mensen die slechts hun eigen belang voor ogen hadden en zich klaar maakten met de overwinnaar mee te wippen, meer dan nog een hoop avonturiers van alle slag, die in het kleine Hof zonder kontrole en tucht, aardig aan business deden. Midden dit krakeel en die intrigues, bleef enkel de koning zijn waardigheid behouden : "11 était roi partout, heeft Chateaubriand met zijn romantische pen geschreven, comme Dieu est Dieu partout dans un temple ou dans une crêche. Jamais son infortune ne lui arrache la moindre concession; sa hauteur croissait en raison de son abaissement." Hij alleen wellicht beseft ten volle hoe tragisch de toestand is en waarom hij voor de tweede maal zijn land moest ontvluchten. Hij draagt de gevolgen van de talloze fouten bedreven, buiten en tegen zijn wil om, door de eerste Restauratie en vandaag ziet hij dat de mensen die hem omringen dezelfde fouten en misstappen zullen bedrijven indien hij ooit terug over de Franse grens kan. Maar hoe, met wie? Eens te meer, zoals de eerste maal, "dans les fourgons de l'étranger", omringd van een staf generaals van de Europese grootmachten, als hun gijzelaar en gevangene? Die terugkeer zou slechts een werkelijkheid worden ten koste van zoveel bloed zijner landgenoten, ten koste van een verpletterende overwinning van de Verbondenen op soldaten die toch zijn onderdanen waren ! Maar er blijft Loctewijk geen andere keus over: het is niet het klein spookleger dat te Aalst onder het bevel staat van de hertog de Berry, dat het leger van Napoleon zou verslaan, wel die 100.000 vreemde soldaten die naar 81
de Franse grens oprukken en die de Franse soldaten tot de laatste man zouden willen uitroeien en uitmoorden. Zijn lot, zijn troon, berusten in hun handen! Dan maar liefst de gebeurtenissen, het onmogelijke mirakel afwachten, en doen alsof men nog werkelijk koning van Frankrijk is. Hij verleent audiëntie in die grote Zaal der Seizoenen met de fraaie schilderijen van Norhert Van Reysschoot aan de wanden, aan de ambassadeurs van Oostenrijk, van Pruisen, van Holland, van Rusland, van Groot-Brittanië die hem begroeten en behandelen als de koning die tijdelijk zijn intrek heeft genomen op een paar km van de Franse grens. Hij vormt zelfs een regering met gematigden en Ultras, met de Jaucourt, Blacas, Beugnot, Louis Clarke, d' Angles en Chateaubriand, mensen die de in die omstandigheden nogal belachelijke titel dragen van minister van oorlog, van de zeemacht, van binnenlandse zaken, zelfs van financiën, ofschoon er noch geld noch staatskas is, en de koning ontvangt zijn hovelingen, plechtig en statig, een hertog de Lévis die zo arm is dat hij kousen moet ontlenen voor de audiëntie en op zijn pantoffels verschijnt omdat zijn schoenen versleten zijn en die, te fier om het te bekennen, overal gaat rondvertellen dat hij aan de voet gekwetst is en geen schoenen mag dragen! Er verschijnt zelfs een dagblad, het" Joumal Universel", waarin de officiële dokurnenten verschijnen, naast artikels waarin men zijn gal uitspuwt tegen Napoleon, de tiran, en naast enkele frisse gedichten van de hand van de koning. Zo sleet het Hof onrustige en vervelende dagen door in de Veldstraat. Alleen de jonge officieren die in marge van al dat diplomatisch rumoer en hofintrigues bleven, stelden het niet al te slecht: "Je ne serais pas surpris, lezen wij in een dagblad, qu'il se fit à Gand, pour Ie moins tout autant d'aimables folies qu'à Paris". Er golfden nu dramatisch dagen aan : de grote schok tussen de legers van Napoleon en de Verbondenen kon niet eeuwig uitblijven, de beslissing moest vallen, en zoals het reeds zo menigmaal was gebeurd in de geschiedenis, was het opnieuw in ons land dat het bloed zou worden vergoten, in de vlakte bij Waterloo. Het toeval heeft gewild dat de eerste berichten over de slag, welke Gent bereikten, de overwinning van Napoleon meldden. De paniekstemming in de Veldstraat was onbeschrijfelijk: men dacht nog enkel aan de vlucht en andermaal stond in het salon een eenzame man, de koning, door elkeen verlaten, midden de haat, de lafheid en een hoop bagage. Hij sprak toen kalm en beheerst een zestal woorden uit, die wel zeer hard moeten geklonken hebben in het oor en het hart van vele hovelingen : "Que ceux qui ont peur, partent".
82
Maar wie luisterde nog naar koninklijke woorden in die zwoele juniavond : de maskers waren afgerukt, en men zag slechts radeloze aangezichten, als wilde dieren die vluchten voor een bosbrand. Iedereen zocht naar een koets, een paard, een vermomming om zo gauw mogelijk Gent te verlaten. Waarheen? Niemand wist het, men zocht enkel te ontkomen uit de hel van Gent om door de overwinnaar niet aldaar te worden aangetroffen aan het Hof van de koning. Lodewijk XVIII staat doodsbleek bij het venster, het smalle venster in de richting van de Koommarkt; hij staart angstvallig naar de straat, in de hoop een nieuwe koerier met andere, betere berichten te zien opdagen, doch zijn ogen zien enkel het spektakel van hovelingen die het Hotel ontvluchten. Lakeien komen nu geruisloos het grote salon binnengeslopen met zware kandelaars, alsof zij het sterfbed van de monarchie met doodskaarsen nog tragischer willen doen uitschijnen. In een hoek van het salon, rillend, met uitpuilende ogen, twee zijner hovelingen, Durasen Brancas. Lodewijk bekijkt ze even aan en kan niet nalaten te glimlachen, want plots komen hem een paar rijmpjes te binnen : "Brancas, Duras, Damas, Blacas Semblent d'abord un brelan d'as; En y regardant de plus près Ce n'est qu'un brelan de valets" Elf uur, middernacht slaan op de toren van het Belfort, een uur. Men hoort nog enkel het lichte knarsen van de kaarsen in de Venetiaanse luchter, de straat is tragisch stil en donker, en dan plots hoort men in de verte, komende van de Koommarkt, het galop van een naderend paard op de hobbelige kasseien. Iedereen veert recht. Is het een koerier, een estafette? Ja, het kan niet anders, maar wat een galop; men hoort de man die van zijn paard wipt, de gang binnenstormt, naar het salon rent. Een brief van Pozzo uit Brussel. Als marmeren beelden staan de hovelingen, de laatste ministers tegen de wanden, terwijl de briefwordt opengescheurd. De overwinning! Napoleon is verslagen, op de vlucht, zijn leger in de pan gehakt. Er komen tranen in de ogen en dan barst plots de vreugde uit; men omhelst zijn gebuur, men juicht de koning toe, men zweert hem eeuwige trouw, en terwijl men uit de koffers het zilverwerk uithaalt, dat lakeien rondlopen met volle glazen en de tafel dekken, stormen diezelfde hovelingen die enkele uren voordien het Hotel d'Hane ontvluchtten, de gangen, de zalen, de salons binnen, met luid geroep, met stralende aangezichten alsof zij de overwinning hadden behaald, alsof zij er nooit een ogenblik aan getwijfeld hadden. De koning was nu nog bleker geworden. Hij zat opnieuw voor het venster, ditmaal starende naar de hemel; hij dacht aan de woorden die hij straks 83
Ter intentie van onze jonge lezers die Pierre Kluyskens niet gekend hebben , publiceren wij hier een foto van deze merkwaardige figuur. Ze werd genomen op 23 juli 1978 (Gentse Feesten) in het Museum voor Volkskunde door ons lid de Heer Gustaaf Van Damme.
zou moeten uitspreken om de Verbondenen, die de Fransen hadden verslagen, te bedanken, hij dacht ook aan die duizenden landgenoten die de dood hadden gevonden op het slagveld, aan de dag van morgen, aan de terugkeer naar Parijs, aan de nieuwe dageraad na de lange nacht en misschien aan die stad Gent en aan de Gentenaren die hem met stille sympathie in die bange dagen hadden ontvangen . Pierre KLUYSKENS
84
DE CONCESSlO CAROLINA Op 30.04.1540, nu 450 jaar geleden, werd de Concessio Carolina door Keizer Karel aan de stad Gent opgelegd. De autonome machtspositie van de stad was hiermee definitief voorbij ! Het was allemaal begonnen in 1537. Karel was oorlog aan het voeren tegen koning Franรงois I van Frankrijk en had dringend geld nodig. Toen hij een "bede" vroeg aan de stad, weigerde de Collatie hardnekkig deze toe te staan. De Collatie was een gemeentelijke raad, bestaande uit een afvaardiging van elk van de "Drie Leden", een stedelijk regime met democratische inslag, dat de plak voerde van ca. 1370 tot 1453 en opnieuw van 1477 tot aan de Carolijnse Concessie. Het eerste Lid, de pooTterij, het enige Lid waar de vorst nog greep op had, mocht 6 schepenen leveren; het tweede Lid, de 53 kleine neringen, mocht 10 schepenen leveren; het derde Lid, de weverij of grote nering, mocht eveneens 10 schepenen leveren. In opdracht van de keizer, deed onze landvoogdes, Maria van Hongarije, de gevraagde belasting toch innen. Hierdoor ontstond de opstand van 1539. Vertegenwoordigers van de ambachten maakten zich meester van het stadsbestuur. Franรงois I, zelf een absoluut vorst, had een hekel aan onze opstandelingen, vooral omdat "die van Gent" wel eens tot voorbeeld konden dienen voor Parijs. Ten tijde van de jacquerie (1358) waren de Parijzenaars in opstand gekomen, onder leiding van Etienne Marcel, eveneens tegen de ongenoeglijke oorlogsbelastingen. Men droeg de witte kaproen, symbool van de onversaagde Gentse krijgsmacht, en slaakte op straat de veelzeggende kreet "leve Gent !". Om een herhaling van de geschiedenis te voorkomen, legde de Franse koning even de wapens neer en stond de keizer toe, over Frans grondgebied, naar Gent op te rukken teneinde de opstand neer te slaan. Bevreesd voor de oprichting van een stadstaat, kwam Karel aan te Gent in februari 1540. Zijn belangrijkste straf was mild omdat de gemoederen intussen bedaard waren. In plaats van de stad met de grond gelijk te maken, zoals Karel de Stoute in 1468 met Luik deed, kondigde hij zijn Carolijnse Concessie af ( = Karels toegeving). Gent was per slot van rekening zijn geboortestad en daar was hij fier op. Hij zou ooit tegen de Franse koning gezegd hebben: "Je mettrays Paris dans mon Gandt". Zijn manier om Gent te temmen bestond erin de 26 schepenen voortaan door zijn commissarissen te laten aanstellen. Aan het hoofd van de gereorganiseerde neringen, van 54 in aantal teruggebracht tot 21, stond voortaan een door de vorst aangestelde overste, in plaats van een zelfgekozen deken. Deze dekens hadden zich in het verleden meermaals ontpopt als volksleiders in het verzet tegen diverse vorsten. Denken we maar aan het optreden van Pieter van den Bossche, deken van het ambacht der schippers, tijdens de Gentse Oorlog van 1379 tot 1385. Na de nederlaag van Westrozebeke (1382), waarbij Filips van Artevelde sneuvelde, nam hij, 85
samen met Frans Ackerman, de leiding over teneinde de strijd voort te zetten. Ook Jan van Coppenholle, overdeken van de kleine neringen in 14901491, leidde het verzet tegen Maximiliaan van Oostenrijk, gedurende de Eerste Vlaamse Opstand (1483-1485) en gedurende de Tweede Vlaamse Opstand (1487-1492). Het motiefwas ook bij deze rebellie onvrede door de zware belastingsdruk. Jan liet zelfs zijn eigen munt slaan, de fameuze "Gentse Coppenollen". In 1539 was de Collatie aanstichter van het oproer geweest. Daarom beperkte keizer Karel deze "Brede Raad" tot één Lid, slechts bestaande uit 6 notabele poorters die de zeven parochies mochten vertegenwoordigen. Hiermee waren de Drie Leden afgeschaft, m.a.w. de inspraak van de kleine neringen en de wevers. Artikel65 van de Concessio Carolina spreekt duidelijke taal: Voerts hebben wy gheaboleert (afgeschaft) ende aboleren ten eeuwighe daghen de distinctie (onderscheid) vande drye leden onser voirsyde stede van ghendt, willen ende ordonneren, dat van nu voertaene de poorters ende alle dinsetene (inwoners) der selver stede, zyn ende blyven sullen maer een let (één Lid) ende onse voirsyde stede gheregeert ende gegouvemeert zy ende blyve alleene onder een Jichaem ende ghemeente. In artikel67 wordt nog eens uitdrukkelijk het derde Lid, ofwel de weverij en haar 23 wijken, afgeschaft: Oick om goede consideratien hebben wij gheaboleert (afgeschaft) ende aboleren alle de dekenen soe groot als cleene, mitgaders tiet (het Lid) ende dekenye vande wevers, twelch men hiet (heette) de weverie, ende de wycken van diere. De wedersamenstelling van de gereduceerde neringen wordt uit de doeken gedaan in artikel 68 : Dat voertaene bynnen onser stede van ghent, nyet meer dan eenentwintich neringhen wesen zullen, ende totten voirsyden ghetale, hebben wy gherestringeert (beperkt) ende restringeren, doude ghetal vande dryenvyftich neringhen ende wevers derselver onser stede, dewelcke huer ordene onderhouden sullen soe hier na volght, te wetene : deerste vleeschouwers ( 1) tweede vischcoopers (2) tderde sceplyeden (schiplieden) (3) tvierde backers (4) tvyfste brouwers (5) tzeste wollewevers (de vroegere grote nering) tsevenste sceppers (kleermakers) (6) oudtcleercoopers (7) kausmakers (8) ende droochscheerders (9) tachtste tappissiers (10) tyck ende lynwaetwevers (11) tneghenste cruyniers (12) kaescoopers (13) ende kersghieters (14) 86
thienste mercenyers (15) riemmakers (16) boymakers (17) ende schilders (18) delfste goutsmeden (19) ende tinneghieters (20) twaelfste temmerlieden (21) scepmakers (22) zaghers (23) houtbrekers (24) waghemakers (25) scrynwerckers (26) ende houtdrayers (27) derthienste metsers (28) ticheldeckers (29) Stroodeekers (30) ende pleekers (31) tveerthienste huvetters (32) schoenmakers (33) ende oude schoenmakers tvyfthienste wit (34) ende zwaerte lertauwers (35) ende bantschoenmakers (36) tzesthienste grauwerekers (37) ende lamwerckers (38) tzeventhienste blauverwers ende rootverwers (39) dachthienste de neringhe vande berbiers (40) tneghenthienste cuypers (41) wynmeters (42) ende wynscroyers (43) twintichste smeden (44) ende wapenmakers (45) ende deenentwintichste de molenaers (46) ende olislaeghers (47) welverstaende dat de neringhen ghevoucht metten anderen neringhen, elck intzyne zyn gewoonlyck exercicie doen sal, sonder hem te onderwinden metter andere neringhe, tenzy vercrijgende de vryheyt inder maniere die hier na verclaert sal worden. Artikel69 "liberaliseert" de zes overblijvende neringen : Dat de makelaers (48) lyndrayers (49) cammeters (50) potbackers (51) fruyteniers (52) ende pinders (53) gheen neringhen zijn en zullen ende aengaende de voirsyde cammeters ende pinders ieghenwoirdelyck zynde, die zullen blijven int bedienen van huen style hun leven lanck gheduerende ende wanneer die vaceren sullen, die vanden Wet van ons voirsyde stede van Ghent zullen die vercaopen tot proffyte derselver stede. Na het aanhoren van de 74 artikelen van de Concessio Carolina moesten de Gentenaars volgende eed afleggen : Ghy zweert uwen gherechten ende souveraynen heer grave van Vlaendren hier ieghenwoordich hem goet ende ghehoorsaem te wesene, zyne erve, heerlycheyt ende limiten te bewaeren ende helpen bewaeren, te observeren ende onderhouden dordonnancie ghemaect by keyser Kaerle de vijfste, grave van Vlaendren den laesten dach van april int jaer XV. C veertich ende te doene altghene dat goede ende ghetrouwe andersaten behooren ende sculdich zyn hueren souveraynen heer ende prince, alsoe wil u god helpen ende alle zyn heyligen. Hiermee was de onderwerping van de steeds weer rebellerende stad bezegeld. Tot aan de Franse revolutie zal deze vrijheidsbeknottende stadskeur het openbaar leven te Gent beheersen. 87
BRONVERMELDING
-
De originele Concessio Carolina (Stadsarchief Gent). Gent: Apologie van een rebelse stad (Mercatorfonds 1989). J.P. Lecat: Bourgondische uitdaging (blz. 141). F. De Potter: Gent van den oudsten tijd tot heden (Deel1 blz. 600). Nijhoffs Geschiedenislexicon Nederland en BelgiĂŤ 1981. Dr. H.P.H. Jansen: Geschiedenis van de Lage Landen in jaartallen 1979.
Ronald DE BUCK
UIT DE GESCHIEDENIS VAN DE GENTSE BRUGGEN (Vervolg) EILAND MALEMBRUG Aan de gewezen overzet over de, in 1972, gedempte arm der Leie, heden de H. Dunantlaan, was er ook een voetbrugje naar het zwembad "Dossche". ( 1) De houten bovenbouw van die brug was in 1948 in slechte staat en werd volledig vernieuwd. Van de gelegenheid werd gebruik gemaakt om de nuttige breedte, die slechts 1,3 m was, op 1,7 m te brengen. Aangevangen op 19 april was het werk gedaan op 24 april1948. In 1970 lezen we in het jaarverslag : "De huidige verbinding tussen de Constant Dosscheweg en het eiland Malem (2) bestaat uit een verplaats(1) Het zwembad "Dossche" was de eerste Gentse zwemkom, gesticht in 1838 door de eigenaar Constant Dossche. Deze laatste, geboren in 1811 kreeg de bijnaam "Pruuke Dossche" vanwege zijn weelderige baard en haardos. Hij diende als model voor de uitbeelding van het Neptunusbeeld, dat boven de ingangspoort van de gewezen vismijn staat. Na zijn dood, in 1890, en tot aan de overname van de zwemkom door de stad, in 1912, gaven zijn beide dochters er zwemlessen. De onoverdekte zweminrichting "Overzet" de oudste van de stad, werd in de loop van 1962 afgebroken om .twee redenen : De zwemkom was totaal verouderd en werd tijdens de laatste jaren nog slechts zeer weinig bezocht. Een tweede reden was de opening van het overdekt zwembad Rooigem door de stad gebouwd. (2) Eiland Malem. Op dit eiland, begrensd door de Drongense stw., de Leie, de Studentenlei en de Rooigemlaan, ontstond een sociale woonwijk, "Heldenhulde", ingehuldigd door Z.M. Koning Boudewijn, op zondag 22 juni 1952, ter gelegenheid van zijn Blijde Intrede te Gent als Koning.
88
De houten brug van het eiland Malem . Foto van de heer BruynjĂŠ.
De huidige Malembrug , bouwjaar 1971 , foto 1983.
89
bare pont als vlotbrug en een houten voetbrugje. Gelet op de verouderde toestand van deze brugjes en in het raam van de geplande aanleg van een speelplein, op het terrein van het gewezen zwembad "Dossche" drong zich een nieuwe overbrugging op. De nieuwe voetbrug, een constructie in gewapend beton, overspant 18,4 meter, heeft een vrije hoogte van 2, 76 men 6 m doorvaarbreedte. De nuttige breedte voor voetgangers is 3,5 meter. Het werk werd aangevangen op 21 mei 1971 en beĂŤindigd op 23 maart 1972. Na de openstelling gebeurde het niet zelden dat auto's gebruik maakten van deze voetbrug. Om dit te beletten werden de verkeersborden in het midden der brug geplaatst (zie foto).
EILAND MALEM Het bijzonder plan van aanleg van het "Eiland Malem", bestaat van 26 september 1949 en werd goedgekeurd door het K.B. van 17 maart 1950 (zie jaarverslag van Gent, 1950). In 1950 begon men met het opvoeren en planeren van aarde om dit laagliggend gedeelte van Gent een weinig op te hogen. Voorheen bestond op die plaats alleen het zwembad "Dossche". Het eiland Malemis begrensd door de volgende wegen: Drongense stw., de Leie, de Studentenlei en de Rooigemlaan. De sociale woningen in deze wijk werden gebouwd met medewerking van volgende maatschappijen : 1. Gentse Maatschappij voor goedkope woningen (stad), 2. De Gentse Haard (liberaal), 3. De Goede Werkmanswoning (socialist), 4. De Volkshaard (katholiek). De wijk werd Heldenhulde genoemd als herinnering aan de Gentse slachtoffers van beide wereldoorlogen. De inhuldiging van deze nieuwe wijk van Gent had plaats op zondag 22 juni 1952, ter gelegenheid van het officieel bezoek van Koning Boudewijn (dit werd de Blijde Intrede genoemd) aan Gent. De kerk werd toegewijd aan 0.-L.-Vrouw van de Vrede en doet dienst als hulpkerk van de parochie St.-Jan-Baptist.
SINT-MARTINUSBRUG Het bouwen van deze brug over de Leiearm van Ekkergem, aan de Watersportbaan Georges Nachez, bracht een aanzienlijke kortere verbinding tot stand tussen Gent en Drongen. De brug werd opgevat als een doorlopende plaatbrug in gewapend beton, steunend op 44 paaljukken, eveneens in gewapend beton. 90
Deze brug kreeg haar naam van de nabijgelegen St .-Martinuskerk, in de volksmond Ekkergemkerk genoemd.
De Zuiderlaanbrug met op de achtergrond de St.-Martinusbrug.
91
De totale lengte van de brug is 30 m, verdeeld over vijf overspanningen 5,25 m, 6,25 m, 7 m, 6,25 m, 5,25 m. De doorvaarbreedte is 6 men de vrije hoogte 2,7 m, ruimschoots voldoende voor de doorvaart van plezierboten. De totale breedte is 17 m: een rijweg van 10 m, twee voetpaden van 1,25 men twee fietspaden van 1,5 m. De kostprijs was: 1.870.274 fr. Aangevat op 6 november 1956, werd de brug opengesteld voor het verkeer op 1 juni 1957, na de plechtige inwijding. Voor veel automobilisten is deze brug een onverwachte hindernis gebleken : de overgang van weg naar brug is immers nogal bruusk, zodat reeds velen kennis maakten met het dak van hun auto, wanneer ze iets te vlug over deze brug reden.
ZUIDERLAANBRUG In 1967 werd de Leiearm van Ekkergem, vanaf de Leie (Aan de Bocht) tot aan de Europalaan (Watersportbaan) tot visvijver omgevormd. Ten einde nieuwe slijkafzettingen te voorkomen, werd de Leiearm zo spoedig mogelijk van de Leie afgesloten, bij middel van een dwarse dam. Aldus ontstond een vijver met een oppervlakte van 1,5 ha., een lengte van 600 m. Het werk was ten einde op 21-12-1967. In 1975 besloot men, in het vooruitzicht van de latere verbinding, te water, tussen de Watersportbaan, de oude Leiearm van Ekkergem (intussen de BelvÊdèrevijver genoemd) en de uit te graven vijver in het sport- en recreatiecentrum "Blaarmeersen" over te gaan tot het bouwen van een brug langs de Zuiderlaan, parallel met de St.-Martinusbrug aan de Noordlaan, ter vervanging van de bestaande afdamming van de Watersportbaan. Het werd een brug in gewapend beton, met een lengte van 15,75 m, een totale breedte van 21,2 m waarvan 16,7 m voor de rijweg. De brug werd gefundeerd op gewapende betonpalen en heeft een vrije doorvaarbreedte van 2,2 m. De firma, uit Lichtaart, welke de werken uitvoerde voorzag een werktijd van 120 dagen en een prijs van 3.540.817 fr.
Uitdrulddngen, gezegden en spreekwoorden waarin brug voorkomt
1. We gaan de brug draaien: Wordt gezegd de woensdag= de helft van de week is voorbij. 2. Voor de brug staan: Wanneer men niet dadelijk op een woord kan komen of stottert. 3. Van de brug in het water vallen. Wil zeggen: mislukken. 92
4. Over de brug komen : Toegeven, zeggen wat men te zeggen heeft. 5. Bruggeld :Taks door de schippers betaald telkens een brug voor hen werd opengedraaid. 6. Bruggen miserie : de last voor het wegverkeer en de voetgangers telkens de brug gedraaid werd om een schip door te laten of telkens de weg onderbroken werd voor werken aan die brug. 7. Voor de brug moeten staan hebben: Vroeger de klassieke verontschuldiging wanneer men ergens te laat kwam. M.LABYN ('t vervolgt) In ons volgend nummer beginnen wij met de reeks over de Leiebruggen.
OPLOSSING VAN DE PUZZEL 1989 1) St.-GEROLF; J. Hillegeer, België en zijne Heiligen, Gent, 1868, dl. 2, blz. 85-86; Aubert-Tillo van Biervliet, Heiligen uit de Nederlanden, Brugge, 1985, blz. 58-59. 2) St.-VEERLE; J. Hillegeer, o.c., dl. 1, blz. 315-317; F. De Potter, Gent van den oudsten tijd tot heden, dl. 3, 185-186; M.H. Voordeckers-Declercq, Het ontstaan van de S. Veerlecultus te Gent (Handelingen der Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent, NR. 17, 1963, 3-28). 3) St.-LEBUINUS; M. Coens, L'auteur de la Passio Livini s'est-il inspiré de la Vita Lebuini ? (Analecta Bollaudiana 70, 1952, 285-305); M. Gysseling, Bergenkruis en de Sint-Lievensbedevaart (Heemkundig nieuws, 1985, 13 jg. nr. 5, blz. 5-7); M. Gysseling, Uit de vroege geschiedenis van Gent en de Oost-Oudburg (De Oost-Oudburg, jb. 13, 1986, 41-43). 4) St.-COLETA; J. Hillegeer, o.c. dl. 3, 171-174: K. Haerens, Gentse gedenkplaten, 1976, 20-21; U.D'Alençon, Lettres inédites de Guillaume de Casal à Ste Colette de Corbie et notes pour la biographie de cette sainte (Etudes franciscaines, XIX (1908), 668-691); Idem, Documents sur la réforme de St. Colette en France (Archives françaises historiques, 11 (1909), 447-456, 600-612; III (1910) 82-97); Idem, Les Vies de Ste Colette Boylet de Corbie, réformatrice des frères mineurs et des clarisses (1381-1447) (1911); E. Sainte-Marie Perrin, La belle vie de Ste Colette de Corbie (1920); Q. Van Alphen, De H. Coletavan Corbie (Franciskaans leven, XX (1937), 212-222; XXI (1938) 292-301; XXII (1939), 198-208); B. De Meyer, 93
De heilige Coletavan Corbie (1947) M.T. Latzarus, Sainte Colette (1956). 5) ALLOWINUS, alias St.-Bavo; J. De Marteau, S. Bavon et son premier biographe, (Bulletin de la Société d'Art et d'Histoire du diocèse de Liège, 23 (1909), 109-126); L. Van Der Essen, Etude critique et littéraire sur les Vitae dessaint mérovingiens de l'ancienne Belgique, Leuven-Parijs, 1907, 351-358; Idem, Dictionnaire d'Histoire et de Géographie Ecclésiastiques, dl. VII, 1934, col.14-15;J. VanDer Velden, Hetleven vanS. Bavon, Haarlem 1938; E. De Moreau, Histoire de l'Eglise en Belgique, dl. I, Brussel 1945, 192-194; R. Podevijn, Bavo, Brugge 1945; M. Coens, S. Bavon étaitil évêque ? (Analecta Bollandiana, 63 (1945), 220-241); J. Van Brabant, Sint-Bavo, Wilrijk 1967; lexikon der chrisdiehen lkonographie, Band V, Preiburg im Breisgau 1973, col. 344-345. 6) St.-KWINTEN; K. Haerens, Oude straatnamen van Gent, Gent, 1982, 84-85; Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen, Stad Gent, 4 nb ZuidWest, 1979, blz. 397, 402-403; J.J. Steyaert, Volledige beschryving van Gent ... , 1857, 326; G. Bral, D'oude kapel, V.Z.W. centrum voor dans en beweging, 1976. 7) St.-LANDOALDUS; J. Hillegeer, o.c., dl. 1, 305-308; Catalogus Scatdis Gent, 1956, blz. 45, nr. 14; R. Van De Wiele, De Sint-Baafskathedraal, Gent, 1973, 32, 48. 8) St.-JULIAAN; F. De Potter, Gent van den oudsten tijd tot heden, Gent, dl. 3, 74. 9) St.-GILLIS; M. Gysseling, Gent's vroegste geschiedenis, 1954, 75; J.J. Steyaert, o.c., 317; Bouwen door de eeuwen heen, Gent 4 nb Zuid-West, 198. Hoofdvraag: St.-AMAND(US); J. Hillegeer, o.c:, dl. 1, 158-153; AubertTillo van Biervliet, o.c., 16-17; E. De Moreau, Saint Amand, 1927, Idem, La 'Vita Amandi prima et les fondations monastiques deS. Amandi, Anal. Boll., 67, 1949,447-464.
Antwoord J uliaan-Veerle Lebuinus-Gillis Allowinus-Gerolf K winten-Coleta Landoaldus
Hoofdvraag Wiewas de apostel van Vlaanderen die er in slaagde de Gentenaars te bekeren?
NASCHRIFT Dat hebben wij dan weer gehad. Een gemakkelijke puzzel ? Zeker niet ! Maar precies toch iets minder moeilijk dan deze van vorig jaar, want toen 94
ontvingen wij slechts 10 antwoorden, waaronder 5 correcte. Nu, 25 antwoorden waaronder 20 volledig correct ! Wij denken dat onze Quizmaster er in geslaagd is de juiste moeilijkheidsgraad te bereiken : oplosbaar voor deze voor wie Gent niet zo veel geheimen meer heeft, maar slechts na serieuze inspanningen. Wij laten hier de namen volgen van de 20 gepatenteerde puzzelaars en puzzelaarsters waar Gent zich niet hoeft over te schamen, en dit in de volgorde dat hun antwoorden ons bereikten : De heren Jacques De Vriendt, Eric Dekeyser, Roger Buyle, André Maes, Mevrouw Marianne Leroy-De Vuyst, de heer Piet Cassiman, Mevrouw E. Wauters-D'haen, de heer Kiehard Caese, Mevrouw Rachel Vanderhaegen-V andenbossche, de heren Dirk Ketelaere, G. Scharre, Pierre Beyde, de dames Georgette De Reu, Uilde Cogen, de heren Taf De Man, Jacques Matthys, H. HoUanders, Marcel Van der Straeten, Leo Lefebure en de heer en Mevrouw Yvan Vervenne. Van 3 andere puzzelaars zijn wij overtuigd dat zij de juiste oplossing gevonden hebben, maar bij het opstellen van de lijst bezondigden zij zich aan een klein onaandachtigheidsfoutje. De heren David Maes en André Verbeke, waarschijnlijk verstrooid (of uitgeput van de geleverde inspanningen) doen de inve·rsie van 2 namen. Even verstrooid was ongetwijfeld Mevrouw Allee Wieme die bij 3. in plaats van St.-Lebuinus toch wel Lievinus schrijft zeker. Zij moeten daarvoor geen complexen krijgen, hun "Gentenaarschap" komt niet in het gedrang, wij klasseren hen achteraan in het hoofdpeleton. Mevrouw Georgette Claeys (Zelzate) heeft meerdere vragen juist beantwoord, maar creëert een paar Heiligen die niet op onze lijst voorkomen, namelijk Mandrandus en Aeldwinde. Geen hoofdzonde natuurlijk. De heer Albert Biva (Dendermonde) gaf ons het juiste antwoord op de hoofdvraag, maar vergat ons mede te delen hoe hij daartoe gekomen is. Enkele uittreksels van brieven van onze puzzelaars. De heer Erik Dekeyser schreef ons op 16 november : "Heden avond gezien dat G.T. was toegekomen met daarin de traditionele Puzzel. Ik werd nieuwsgierig en ben maar begonnen naar de oplossing te zoeken. Ik ben hier nogal goed gedocumenteerd maar heb toch enige tijd gezweet op sommige vragen. Na drie uren was de kous af. Ik herinner mij dat er voorgaande jaren vlugge sloebers waren die het record steeds scherperwillen stellen. Ik waag mijn kans." Goed geprobeerd, Mijnheer Dekeyser, maar uw brief die op vrijdag 17 november gepost werd bereikte ons op maandag 20 november en ge werd dan toch op de meet geklopt door een geraffineerde, nog rappere sloeber, nl. titelhouder Jacques De Vriendt, die ons op 17 november het antwoord persoonlijk kwam afgeven. Dat deze uitzonderlijke prestatie gevolgen heeft voor het huiselijk leven moge blijken uit wat Mevrouw De Vriendt ons schrijft: "Kunt u er niets op vinden om mijn man
95
te beletten nog aan deze puzzel deel te nemen? Zodra hij het blad met wedstrijd in heeft ontvangen vliegt hij als razend bezeten naar zijn bureau. Wat hij zo maar niet uit "het geheugen" kan neerpennen moet ik vliegensvlug opzoeken in onze rijkgevulde bibliotheek die zich uitstrekt vanaf de tweede verdieping tot in de kelder ! Gelukkig liep deze maal alles zeer vlug van stapel, dank zij de hoofdvraag die nogal doorzichtig was ." Beste Mevrouw De Vriendt, wij moeten u teleurstellen. Er is nog altijd geen vaccin uitgevonden tegen deze virulente virus die nog altijd problemen blijft stellen aan de medische wetenschap. Wij vrezen dat leren berusten in deze ongeneeslijke ziekte de enige oplossing is. Uit veel brieven blijkt dat onze Quizmaster zijn reputatie geleidelijk aan het opkrikken is. Geen grondige verwensingen meer, hij begint stilaan in een geur van heiligheid te komen. (Wacht maar tot de volgende puzzel !) Enkele uittreksels uit puzzelaarsbrieven : - 't Was de moeite waard. Zo'n mystieke Quizmaster mag er wel zijn, 'k neem hem zijn moeilijke vraagjes niet kwalijk; hopelijk maakt hij nog vaak zo'n puzzel, leren doe je er altijd bij. Met dank. We leerden weer wat bij; doe zo voort ! Met veel dank, 't was plezant. Soms had ik het gevoel met een aureool boven het hoofd te zitten, terwijl er toch een godver viel. Met veel engelengeduld ben ik er toch geraakt. Tot volgend jaar. Ondanks de vele moeilijkheden was het een zeer aangename puzzel en ik hoop tot het volgend jaar. Ik hoop dat veelleden er evenveel plezier als ikzelf zullen aan beleven. Bedankt voor de puzzel ! Andermaal een verrijkende kennis omtrent Gent ! Dank voor deze interessante puzzel. Ik dank u voor het leuke puzzelplezier dat u mij bezorgd heeft. Het was terug een zeer interessante zoektocht, waarvoor hartelijk dank. De mystieke Quizmaster mag er zich mee moeien. Tot volgend jaar. Dank voor de Quiz. - Proficiat met de opgave, het heeft mij een avondje van de T.V. gehouden. We gaan het hier bij laten, zoniet zou onze Quizmaster wel eens kunnen denken dat hij binnenkort ook Heilig gaat verklaard worden. DE REDACTIE
96
GENTSE LIEDJES Het is al een paar malen gebeurd dat lezers ons vroegen ook eens wat Gentse liedjes te publiceren. De Heer Guy Beyaert was zo vriendelijk ons de tekst te bezorgen van een "St.-Niklaasliedje". Het is met vele Gentse liedjes zĂł dat men niet meer weet wie er de auteur van is en dat er verschillende versies van bestaan met vaak uiteenlopende teksten. Net zoals bij "De Stirkste Man van Gent" kan niemand met zekerheid zeggen welke de originele tekst is. Een 20-tal jaren geleden verscheen er bij Decca een 45-toerenplaatje waarop Romaio Decooinek (en zijn bende) een Gentse Feestmars zingen. Daar komt ook het bewuste "En 'k zoe nie girre trĂŞwe" in voor. Spijtig genoeg waren er maar een beperkt aantal coupletjes, De Heer Beyaert stuurde ons een versie met 7 coupletten, maar bij Vankenhove komen wij er een tegen met 11 coupletten. Het is deze laatste versie die wij hier graag publiceren. Een opmerking: van ieder couplet eindigen de eerste vier regels met "Ja!". De 6e regel eindigt met "JA ! JA! JA! JA !"Wij herhalen niet telkens deze einduitroep. Hier gaan wij dan met HET EPOS VAN KLAASKEN Refrein : 'k En zou niet gaarne trouwen Vivan de liberteit Want Klaas zou moeten komen En daarvan ben ik benijd 1. Op Klaasdag, 'k zal 't hulder gaan verkonden, JA! Zijt gij getrouwd, g'hebt het ook al ondervonden, JA ! Dan moogt gij tegen uw kinders niet kijven, JA ! 'kWeet er van te spreken, 'k heb er ook al vijve, JA ! En vrienden, als gij mij wilt verstaan Voor mij moet St.-Niklaas niet bestaan, JA! JA! JA! JA!
2. 'k Ging Klaas spreken met mijn vrouwe, En we waren haast versteven van de kouwe, 't Was tiene eer dat ik uit mijn huis kon geraken, Ei ja, de kinderkens moesten toch eerst slapen, En het sloeg twaalven slag op slag, Eer dat ik weer in mijn beddeken lag.
97
3. Vijf uur sloeg nog maar de klokke, Mijn Pier-Jantje kwam uit zijn beddeken gekropen, Hij maakte wakker heel de bende, Zij kwamen den trap af in hulder hemde, En 't er was daar niemendal aan te doen, 'k Moest uit mijn bedde voor dienen kleinen kapoen. 4. 'k Zei gaat gij gaan beginne gaan, Maar ze zaten al rond de tafel in hulder vliegende vaan, Pier-Jantje begon een cigaretje te roken, 'k Had hem ook een geweerke moeten kopen, Ei, 'k ga ne keer schieten ! zei diene kleine schavuit, En hij schoot janverdomme al mijn ruiten uit.
5. 'k Had ook een kasken voor mijn Liesken, En daarop stond een schoon kaffeeservieske, Pier-Jantje en Karelke begonnen te vechten, ' Zei wa gaatde gulder gaan uitrechten, En 't woord was nog niet g'heel uit mijnen mond, Of kasken en kaffeeservieske 't lag al op den grond.
6. 'k Kocht een sabelken voor mijn Dokske, 't Is toch zo een verdomlijks goed blokske, 't Was verkleed in een echt soldaatje, En 't ging gaan spelen in het straatje, Maar 't was nog geenen klaren dag, Als mijn soldaatje al in de greppel lag. 7. Voor mijn Mietje had ik een pupke, En 't sieptige als g'op zijn buikje gaf een duwke, Zij begonnen met dat pupke te tjokeleuren, En den ijzerdraad die schoot er deure, En 't pupke was nog geen half uur in huis, Of 't kreeg den afgang en 't schijtige gruis.
8. Mijn kleine deugnieten waren gelopen op de straate, En ze riepen tegen de kinders: mijdt u uit de gaten",
98
Mijn Charelke had er ook een kerre, En hij reed er een kind mee glad omverre, En 't was de kleine van Mie Schepop, En 't had alzo een gat in zijnen kop.
9. Dokske had ook een trommelke gekregen, En seffens had hij 't dwarsdoor geslegen, En Pier-Jantje had dat trommelke gepakt, En met permissie erin gepiest en gekakt, En ons Mietje had er niet op gelet, En ze had dat trommelke op Dokske zijn hoofd gezet !
10. Maar 's avonds moesten wij het maar weten, Z'hadden al hun speelgoed aan stukken gesmeten, Z'hadden al hun speculatie opgeĂŤten, Maar 's nachts in hulder bed gescheten, En mijn Pier-Jantje, die kleine nietweerd, Had alles op Charelke's kaken gesmeerd.
11. Hoort vrienden nu maar voor het leste, ~n trouwt niet, ... 't is nog verreweg 't beste, Dan zullen uwe kinders u met plagen, En uw vrouwe en zal niet zagen, En gij loopt dan mee wie dat gij wilt, Al was het een schele of wel een met een bilt (bult).
99
STRAATNAMEN IN GENT Het probleem van de straatnamen in Gent is altijd complex geweest. Enerzijds omdat er vroeger geen sprake was van een officiële benaming, anderzijds omdat men hier de manie bezit periodiek over te gaan tot het radicaal wijzigen van straatnamen die sinds vele eeuwen gebruikt werden. Er werd een poging tot ordening gedaan in 1785 toen men besliste naamplaten te laten aanbrengen op de hoeken van de straten. Deze eerste naamplaten die in blik vervaardigd werden, werden vernieuwd in 1836 om in 1845 vervangen te worden door platen uit gegoten ijzer met verheven letters. Ze werden later vervangen door de blauwe geëmailleerde platen die de minder jonge Gentenaars nog gekend hebben. Het was in 1969 dat men proeven begon te doen met de huidige witgelakte platen met zwarte letters. Het systeem van de nummering der huizen dat nu nog in voege is dateert van 1812. Men begon te tellen vanafhet centrum (de Koommarkt), onpare nummers links, pare nummers rechts. In 1799 besloot de Franse bezetter de straatnamen te vertalen in het Frans, maar benamingen die herinnerden aan het Oud Regime, de kloosters of de godsdienst in het algemeen werden totaal gewijzigd. Zo werd de St.-Jansvest waar een vervaarlijke Heilige in kwam de "Rempart de la Reconnaissance". De Recolletenbrug nabij het gewezen klooster werd de "Pont de Caton", de Keyersdreve werd herdoopt in" Allée du Peuple Souverain" en de Koningstraat in "rue de la Liberté". Met de vertaling van de meer neutrale namen ging het al niet veel beter omdat de Fransen geen Vlaams kenden en er naar smeten met hun phrygische muts. Iedereen kent het klassieke voorbeeld van de Burgstraat die de "rue de Bruges" werd. Minnemeers werd "Pré d' Amour" en 't Stuk "rue de la Pièce". De Savaanstraat werd kortweg "rue du Savon". Toen men later de Franse benamingen terug in het Vlaams vertaalde kwam men tot al even merkwaardige zaken. Zo werd de rue du Savon vertaald door Zeepstraat. Het duurde een tijdje vooraleer men ontdekte dat Savaanstraat feitelijk toch wel beter was. Het was onder impuls van Prefect d'Roudetot dat al die belachelijke vertalingen in 1812 vernietigd werden en vervangen door meer correcte vertalingen van de Vlaamse namen. In 1897 had het College besloten dat het niet betaamde aan straten de naam te geven van personen die minder dan 25 jaar overleden waren. Een wijze maatregel, want veel vermeende locale grootheden zijn na 25 jaar totaal vergeten. Spijtig genoeg werden op dit besluit zo veel uitzonderingen toegestaan (zelfs de naam van nog levende personen werd gebruikt) dat de uitzondering eerder de regel geworden is. Nu volstaat het een paar jaar burgemeester geweest te zijn, zonder iets speciaal gepresteerd te hebben, om
100
er van verzekerd te zijn dat na korte tijd zijn naam op een straatnaamplaat zal prijken, daar waar veel verdienstelijke Gentenaars uit het verleden nog steeds te vergeefs wachten op een dergelijke eer. Na 1812 bleef het een zeer lange tijd rustig, maar daar kwam dan verandering in in 1940. Op 11 juli van dit jaar (we leven onder de Duitse bezetting) besluit de Gemeenteraad op de tweetalige straatnaamborden de Franse benaming met een laag verf te bedekken. Op 15 mei 1942 werd "Gross-Gent" geboren, bestaande uit Gent, St.-Amandsberg, Ledeberg, Gentbrugge en nog enkele andere gemeenten. Dit had voor gevolg dat een hele boel sinds eeuwen bestaande straatnamen gewijzigd werden, en niet altijd op de gelukkigste manier. Zo werd de Zuivelsteeg die sinds meer dan 600 jaar zo heette ineens de Meerseniersstraat. Waarom? Omdat in de 16e eeuw de Meerseniers gedurende 6 jaar(!) hun Neringhuis hadden in het U tenhavesteen op de Vrijdagmarkt en dit steen een uitgang had in de Zuivelsteeg. Het Rabatplein werd het Griendeplein. Iedere Gentenaar kent het Rabot, maar vraag hem eens wat "Griende" is. U ziet het, het werk van specialisten. Na de Bevrijding werden in St.-Amandsberg, Ledeberg en Gentbrugge de vroegere benamingen terug ingevoerd, in Gent niet. Hetzelfde dwaze spelletje ging verder in 1981 wanneer er in Gent meer dan 600 straatnamen gewijzigd werden. Ook toen werden dezelfde fouten gemaakt. De Nederscheldestraat die sinds vele eeuwen zo heette moest ineens Watermolenstraat heten. De Gentenaar die nu een straatnaam citeert moet er altijd de periode bijzeggen. Wanneer hij zegt : "Ik woon in de Johan Daisnestraat", zal men hem zeker vragen "Waar is dat?" "Wel, dat heette vroeger de Hippoliet Van Peenestraat". "Hippoliet Van Peenestraat ?". "Allez, ja, ge weet wel, de Nieuwe Casinostraat". Waarom het gemakkelijk maken als het moeilijk ook gaat? Maar wel vervelend voor heem- en geschiedkundigen. Hugo COLLUMBIEN
101
BmLIOGRAFIE Onlangs verscheen er weer een van die somptueuze boeken (groot formaat) over Gent. Het initiatiefkwam van Roland Maes, Voorzittervan de Nationale Confederatie van het Bouwbedrijf. De zeer verzorgde uitgave kwam tot stand door samenwerking van de drukkerij Lannoo en de Kamer van het Bouwbedrijf Gent-Eeklo-Dendermonde. De titel van dit lijvig boek "Een Stad in Opbouw. Gent vóór 1540" laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Het gaat wel degelijk over de geschiedenis van het bouwen in het Gent van vóór 1540, maar het is meer dan dat, want het vertelt ons ook zeer veel over de geschiedenis van de bouwvakkers. De auteurs van deze grondige studie, die vele jaren in beslag genomen heeft, zijn 2 dames-historici: Beatrix Baillieul en Anne Duhameeuw. Ongeveer het eerste kwart van het boek is gewijd aan de bouwgeschiedenis in het algemeen en daarin vertrekt men vanaf de prehistorie en gaat zo over de Gallo-Romeinse periode naar de Vroege Middeleeuwen. Hoe interessant ook, daar komt Gent niet bij te pas. Het vervolg, de Hoge en de Late Middeleeuwen is het deel (driekwart van de inhoud van het boek) dat de Gentenaars sterk zal boeien. Ook zeer interessant, omdat het onderwerp niet zo vaak behandeld wordt, is de organisatie van het bouwbedrijf en de activiteiten van de diverse bouwvakkers zoals metselaars, timmerlieden, houtbrekers, houtzagers, schrijnwerkers, steenhouwers, pleisteraars, dakbedekkers, smeden, loodgieters, schilders, beeldhouwers, glazeniers en, niet te vergeten, de ongeschoolde arbeiders. Ook de toen gebruikte bouwmaterialen, gereedschappen en toestellen wórden uitgebreid behandeld. Tot slot worden enkele middeleeuwse bouwplannen nader onderzocht, nl. het Groot Vleeshuis, het Prinsenhof en het Stadhuis. De talrijke prachtige illustraties zijn van dien aard dat wij, ware de tekst niet zo interessant, zouden kunnen spreken van een prachtig kijkboek. Een speciale vermelding verdient zeker Michel Verheughe, de auteur van de prachtige kleurenfoto's van de Gentse gebouwen en stadsgezichten. Ze getuigen van een hoogstaand vakmanschap en een uitgesproken gevoel voor kunstzin. Een kunstenaar met gevoel voor het schone is de dag van vandaag niet meer zo vanzelfsprekend. Door een oordeelkundige keuze van de gezichtspunten is hij er in geslaagd hedendaagse verminkende ingrepen op ons bouwkundig erfgoed weg te camoufleren. Bij het aanschouwen ervan realiseert men zich met spijt hoeveel schoner Gent had kunnen zijn ware men zich meer bewust geweest van de onvervangbare waarde van dit patrimonium. Wij zien nog eens het Rabot zonder de hedendaagse barbaarse achtergrond, bij het Geeraard Duivelsteen is de erg storende nieuwe constructie
102
van de Nationale Bank nauwelijks zichtbaar, een prachtige Achtersikkel zonder dat er ook maar ĂŠĂŠn geparkeerde auto te zien is, bij het Toreke op de Vrijdagmarkt werd de moderne annexe op een handige manier verscholen achter het gebladerte van een boom. Maar de man is natuurlijk geen tovenaar, hij kan niet alles. Hij heeft niet kunnen vermijden aan te tonen op welke wijze onze unieke Graslei ontsierd wordt door geparkeerde auto's, door drie grote bakken van boten en door een aanlegsteiger die ook al niet bijdraagt tot de verfraaiing van dit beroemd site. Laat ons hopen dat uit deze sprekende foto's een les voor de toekomst zal getrokken worden. Dit 335 bladzijden dik boek, formaat 290 x 250 mm., bevat meer dan 250 illustraties, waarvan 130 in kleur. Gebonden in vollinnen band met geplastitieerde stofomslag. De prijs is 2. 750 fr. Wie het boek niet zou vinden in de boekhandel kan zich nog altijd wenden tot de Uitgeverij Lannoo, Kasteelstraat 97 te 8880 Tieltof tot de Kamer van het Bouwbedrijf Gent-EekloDendermonde, Rijsenbergstraat 148 te 9000 Gent .. H.C.
DOCUMENTATIECENTRUM (Vervolg)
AANWINSTEN 1989
SELECTIE GENTSE ONDERWERPEN
Letters en cijfers op het einde van de regel geven de standplaats aan in de rekken. Per rubriek alfabetisch op naam gerangschikt.
Over.richtderrubrieken G =Gent H = Geschiedenis SA = Sint Amandsberg Kast G
Anoniem -Gent. Apologie van een rebelse stad onder de leiding van Johan Decavele. Anoniem - 100 jaar beroepstoneel te Gent. 103
G2A17 G26A2
Anoniem - 100 jaar Koninklijke Unie van de Middenstand Gent. Anoniem - Koninklijke Kunst- en Letterkundige Kring. Cerde Royal artistique et littĂŠraire. 1879-1989. Anoniem - Musea Gent Bourgonjon {P.) - De Koninklijke Maatschappij en aloude RederijkerskamerMariakring-Marien Theeren in het Gentse stadsbeeld. Catalogus - De Keyser (S.) en Duerinck {M.A.) Leven en werk van Antoon Van Hoecke. Catalogus - Deseyn ( Guido) Bouwen voor de industrie. Catalogus - De torentjes van Gent. Deel1 endeel2. Catalogus - Mini-expo in de Sint-Machanuskerk te Gent ter gelegenheid van de voltooiing der algemene restauratiewerken {1987-1988). Catalogus - "Over textiel gesproken". Daem (Marcel) - Het Sint-Jacobusgodshuis te Gent. De Buck (Rodolphe) - Het beroepstoneel te Gent tussen 1944 en 1965. De Gruyter (Jan Oscar). - Dr.JanOscarDeGruyter.1885-1929. De Herdt (RenĂŠ) - Een Hollands soldaat penseelt Gent. De Meester (Eric) - Postgeschiedenis van Sint-Martens-Latem en Deurle. Murez(Jos) - De progressieven. . Nyabenda (L.) en Van Doome ( G.) - Wandelen in de Sint-Jansparochie. Van de Walle {A.L.J.) - De belangstelling van arbeiders en bedienden in het Gentse voor kunst en cultuur.
104
G 15 A4
G 25 S 1 G 21 A 30
G26D2
G 21 K 30
G 21 Q 22
G 17H22
G7R3 G 17 H 21 G5F1 G 10 H 4-4 G26D.GR1 G 3 A 30 G 31 B 3-20 G 19 MUR 12 G 3 B 22
G 21 H 36
Van de Walle (A.L.J.) - Een weinig gekend meesterwerk van de XVIIIe-eeuwse Vlaamse kunstnijverheid: de kroonluchter door J .F. G 21 J 13 Allaert te Gent. Vercnocke (Ferdinand) G19C6 - AlsRoelandluidt. Verhas (Myriam) - Studiebeurzen van overheidswege aan studenten van de Gentse Universiteit (1836-1849). G 8 G 28 H
Anoniem - Pieter IV Actomes (1460-ca? 1496) :een Brugs patriciër in Gent. H 2/15-265 Anoniem - Het noodgeld van Oost-Vlaanderentijdens W. 0. I en W.O. 11 H26/8 Bastin (J.) - De Gentse lijnwaadmarkt en linnenhandel in de XVIIe eeuw. H 2/15-87 Blockmans (W. ), De Meyer (1.) e.a. - Studiën betreffende de sociale strukturen te Brugge; Kortrijken Gentinde 14een 15eeeuw. H2/15-139 Coppejans-Desmedt (Hilda) - Pogingen tot opbeuring van de Gentse wolnijverheid bij H 2/15-88 de aanvang van de XIXe eeuw. De Laet (Siegfried) - La tombe collective de la nécropole gallo-romaine de Destelbergen-lez-Gand. H 2/15-150 Despretz (André) - Stadsversterkingen en burgerwacht tijdens de instauratiejaren der Gentse Calvinistische Republiek (1577-1579). H 2/15-64 Martens (Frida) - Politiek en pers. De verkiezingen van de gemeenteraad te Gent 1869-1878. H2/15-63 Prevenier (Walter) - Bevolkingscijfers en professionele strukturen der bevolking van Gent en Brugge in de 14de eeuw. H 2115-196 Van Werveke (H.) - Saint-Wandrille et Saint-Pierre de Gand (IXe et Xe siècles). H2/15-78 105
Penning (Erwin D.A.) - De touwtjes los, de wereld in Twintig jaar theater Taptoe. SA Maes (R.) en Laporte (D.) - Wandelroute Oud-Begijnhof Sint-Elisabeth. Rabau (GabriĂŤl) - Sint-Amandsberg al wandelend. Kast Janssens (G.) en Van Geert (G.) - Gent 'k zie u girre.
02A2-27
SA10B 19 SA3/9
indekast
De bibliothecaresse, Mevr. VAN GELUWE-EGGERMONT A.
VRAAG EN ANTWOORD De Heer Guido Comelis zit met de volgende vragen : Karel AERTS, zoon van mijn betovergrootouders aan moederszijde (een Nederlander), woonde als broodbakker te Gent "In het oud Kasteel" toen hij huwde op 29.5.1850. Wie kan dat "oud Kasteel" situeren als straatnaam of anders ? Petrus Jacobus, mijn overgrootvader, was hovenier en woonde in de Sleutelstraat te Gent toen zijn derde zoon op 6.11.1840 geboren werd. Waar bevond zich deze straat toen, of kreeg zij een andere benaming sindsdien ? De Heer David Maes schreef ons : Het antwoord op de vraag van de Heer G. Poelman in Gh. T. 1989 nr. 6, blz. 361 kan teruggevonden worden in : "Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen- Stad Gent- 4 N C, Gent 1982, blz 23/30 (Citadelpark) en blz 145/148 (Kortrijksesteenweg)". Hieruit citeren we dat de Kortrijksesteenweg zelf werd aangelegd in de periode 1716/1720. Het eerste gedeelte van de Kortrijksesteenweg vormde oorspronkelijk de westelijke aflijning van de voormalige Hollandse citadel. Nadat de stad het terrein in 1870 had verworven, werden na de goedkeuring van het urbanisatieplan van J. Hofman in 1874 het Citadelpark en de aanpalende straten en lanen aangelegd. Het neoclassicistisch gebouw op de hoek van de Charles de Kerchovelaan 106
en de Kortrijksesteenweg, beter bekend onder de naam café Rotonde werd opgetrokken in 1876 naar een ontwerp van architectE. Neirynck uit Brussel. Op de vraag van de Heer Comeel De Ceuninck (Gh. T. 1989- Nr. 5- p. 294) ontvingen wij het volgende antwoord van de Heer André Verbeke: Het statig herenhuis dat zich verheft op de Kalandenberg Nr. 1 tussen de Oranjeberg en de Borreputsteeg werd gebouwd in de jaren 1880-1882 en nam de plaats in van 4 huizen, nl. Oranjeberg 2 en Kalandenberg 1-2-3, alsmede een groot stuk hof in de Borreputsteeg. Sedert 4 october 1855 woonde aan de Kalandenberg 1 de familie De Potter bestaande uit 4 personen. De vader Charles was graveerder op metaal eGent 28-7-1816 - tGent 14-2-1866). Na zijn dood zette de weduwe de zaak verder met haar twee zoons, Alphonse en Charles jr. Zij woonden daar tot 29-3-1879. Daarna kwamen daar wonen Alfred Vermeulen eGent 27-6-1821), grondeigenaar, met zijn echtgenote Caroline de Gourcy Serainchamps eNamen 13-1-1830). Zijn adres luidde Kalanderberg 1-3. Blijkbaar had hij dus het ganse blok gekocht, Oranjeberg inbegrepen. Hij kwam van de Brabantdam 103. Dit is het huis in de hoek naast de Protestantse Tempel aldaar. In de-Wegwijzer van 1882 is het alreeds Nr. 1 geworden. In 1885 komt daar inof bijwonen Graaf Charles de Diesbach, eigenaar, hij zal daar blijven wonen tot 1919 toen het herenhuis de Handelsbank werd. In 1901 wordt het de Diesbach de Belleroche. Ook Alfred Vermeulen komt in 1889 of iets vroeger op de proppen met een naamaanhangsel, nl. de Mianoye. Het is nochtans gebleken dat hij dit appendix ten onrechte droeg. Mianoye is een gehucht met een groot kasteel in de gemeente Assesse op 17 km. ten zuid-oosten van de stad Namen, vanwaar Vermeulens vrouw afkomstig was. Heeft hij dat kasteel gekocht of is hij naar ginder gaan wonen? In elk geval in 1902 woont hij niet meer aan de Kalandenberg. In de Gouvernementstraat 14 woonde een E. Vermeulen de Mianoye (een zoon of broer?) die in 1903 verhuisde om plaats te maken voor d'Udekem d' Acoz. Beide Vermeulens verlieten Gent. Vraag van de Heer Willy Lippens : In ons tijdschrift van 15 nov. jl. verscheen een interessant artikel aangaande Joseph-Pierre Braemt (pp. 305-309). J.P. Braemt is mij bekend als graveur van diverse eretekens en médailles uit de periode 1830-1847 (waaronder "Médaille pour actede courage et de dévouement 1831"). Mijn modeste verzameling medailles voor "Daden van menslievendheid, zelfopoffering en moed" bevat onder meer 2 items uit het Gentse, nl. op naam van 1) N.G. Feyerrick, Gand, 8 mars 1854. 2) L. Brack, à Ledeberg, 14 nbre 1844. 107
Is het mogelijk de toekenningsomschrijvingen te achterhalen waarom aan deze personen een medaille werd verleend ? Heeft u enig idee welke archieven (diensten) mogelijks een antwoord kunnen geven op deze vraagstelling ?
LEZERS SCHRUVEN ONS Van de Heer Georges Broget wonende op de Poel ontvingen wij het volgend schrijven: In het kader van de zeer interessante artikelenreeks "Uit de Geschiedenis van de Gentse Bruggen" van de hand van de heer M. Labyn in "Ghendtsche Tydinghen" handelde de auteur in het nr. 2 van de 16e jaargang 1987 op blz. 98 en 100 eveneens over de Torrepooft en -Brug. Deze verdwenen Torenbrug, Torrebrug of Turrebrug, evenzeer als de eveneens verdwenen Torrepoort, Turrepoort, ook Torhoutpoort genoemd, interesseren mij in het bijzonder en dit in het raam van het opzoekingswerk dat ik sinds jaren verricht in verband met de Poel, Houtlei, SintMiehielstraat en omgeving. Tijdens de uitgebreide wegenis- en rioleringswerken, die in de loop van het jaar 1988 op de Poel werden uitgevoerd, heb ik, meer bepaald in de loop van de maand maart 1988, een deel van de machtige en indrukwekkende funderingen van de de Torens van de Torrepoort, een van de oudste en grootste poorten van Gent opgetrokken in de 12e eeuw, zien bloot leggen. Een buitengewoon schouwspel voor wie dat stuk geschiedenis van onze Stad kent. Het was slechts met de grootste moeite dat men stukken van deze grondvesten van de Toren aan de kant van de Poel, die als het ware één grote blauwe rotsmassa vormden, heeft kunnen verwijderen met behulp van zwaar materiaal. Ik heb trouwens niet nagelaten enkele van de grote brokstukken, die voor het overige gewoon afgevoerd werden, te recupereren als aandenken aan wat eens de machtige Torrepoort op de Poel was. In die dagen heb ik ook heel wat aantekeningen gemaakt in verband met wat na de graafwerken weer zichtbaar werd. Ander punt. Bij mijn opzoekingen op het Gentse Stadsarchief heb ik een stuk gevonden dat deel uitmaakt van de Atlas Goetghebuer (inv. 70/16 a : uittreksel van de verkoopbriefvan het Alexianenklooster) "extrait du placcard dont laventese fairale 25 novembre 1862 de l'endos de I'ancien Couvent des Alexiens situé à Gand". Zoals de lezers weten, was dit Alexianenklooster gebouwd op de omwalling tegen de Houtlei, "de broederkins up de Veste", ook Cellebroers of Schokkebroers genoemd. Voornoemd 108
dokument maakt er melding van dat op 25 november 1862 door notaris Eggermont de grond verkocht werd van het oud klooster der Alexianen en dat het de notaris Claeys was die het goed kocht als mandataris van de heer Piers de Raveschoot. Welnu, op het plan van voornoemde verkoopbrief staat de brug, die destijds over de Houtlei heen, Poel en Hoogstraat verbond (de Torenbrug dus) aangeduid met naam "Pont de la Tour Rouge". Dit laatste is natuurlijk totaal fout en het is wel opmerkelijk en zelfs onbegrijpelijk dat een dergelijke vergissing voorkomt op een notarieel dokument. De "Pont de la Tour Rouge" of Rode Torenbrug heeft wel bestaan maar ze was elders gelegen. De heer M. Labyn vermeldt ze trouwens in de lijst van de verdwenen bruggen (Ghendtsche Tydinghen, 16e jaargang 1987 nr. 1} en ze is aldaar ook aangeduid op een afbeelding van een deel van het kadastraal plan van 1855. Ze was gelegen aan de Rode Torenkaai, niet ver van de St.-Jorisbrug. De Torenbrug aan Poel en Hoogstraat, over de Houtlei, was dus een heel eind verwijderd van de Rode Torenbrug. Ze hadden met elkander niets te zien. Indien het nodig is om het nogmaals te herhalen, moge uit bovenstaande blijken hoe voorzichtig men moet zijn wanneer men stukken raadpleegt zelfs wanneer deze, wegens hun karakter of oorsprong (in dit geval notarieel} als betrouwbaar voorkomen. Ik heb gemeend Uw lezers dienstig te kunnen zijn door hen mededeling te doen van mijn bevindingen terzake.
GÊNSCHE PRÁOT - Mietse, zei Trientse Dewaoker tegen heur dochterke van zes jäor: Gao mij ne kîer hierover in 't wijnkelke om ne eens peper in ne eens zijt. - Jao ek, moeder, zei Mietse. -Pakt en talûurke mee, mij schaopke, in doe het er alle twîeën op; mäor goed oplette da g'het nie en meingelt. - Nîen ek, moeder, zei Mietse, in ze trok wig. -En valt er nie mee, mijn eingelke, riep z'an de deure; goed u komiskes doen. 't Es zake verstancleg kind, zei ze tegen heur gebuurvrêwe; 'k mag heur al doen doen da'k wille, 't es altijd zuust. In 't wijnkelke steldege Mietse heur op heur teentzes instakt heur talûurke boveden tûug. 109
- Madam, zei ze ezûu, geef mij aos 't u blieft ne eens peper. De madam besteldeg'heur in Mietse paktege verzichtig beur talûurke wêere. Nie meingele, peisdege Mietse, ze kanteldege stillekes beur talûurken om in stak het wêere bove de tûug. -Geef mij ni ne eens zijt, zei Mietse. De madam, zonder däorop te lette, leid er ne eens zijt op. Mietse betäoldige in gieng näor huis. - Hier, moeder, zei ze aos ze binne kwam. - Ewel, Mietse, zei moeder ezûu, hed uwe peper vergete ? - Nîe, nîen ek moeder, zei Mietse, hij lig lanst onder; ze kierdeg'heur talûurken omme in beur zijt lag ûuk op de grond. De slûuren en häo niemandale in ze was beur twîe eens kwijt.
DOCUMENTATIECENTRUM- WERKING 1989 RmLlOTHEEK
Uitleningen BOEKEN Algemeenheden België-Buitenland Economie Gent Geschiedenis Kunst Localia Oost-Vlaanderen Sint-Amandsberg Taalkunde Volkskunde Natuurwetenschappen Opvoeding-Onderwijs Licentiaatsverhandelingen
1989
1988
7 33
9 19
12
4
538
541
234
224
10
4
78
66 286
283 141
23 29
112 15 77
1
1 Subtotaal
VARIA Bidprentjes 110
1390
1357
3
1
8 47 31 1
Doodprentjes Plans Fotos Poppkaarten Diversen
68 13 115
Subtotaal
90
197
Subtotaal Totaal
3199 4679
2329 3883
ADMINISTRATIE Gemiddeld uitleningscijfer per openingsdag (2u) Aankoop boeken Giften Ruildiensten
1989
1988
114 38 326 129
107 38 983 128
TIJDSCHRIFTEN
MOREEL VERSLAG Het is met een vernieuwd genoegen, dat ik de verdere vooruitgang van onze werking bekend maak. (3883-4679). Het cijfer der uitgeleende boeken is nog gestegen (1357-1390), terwijl minder vraag naar 'varia' wordt vastgesteld (197-90). De tijdschriften daarentegen genoten een bijzondere belangstelling (23293199). (het hoogtepunt van vorig jaar werd zelfs overtroffen.) De drukst bezochte maanden waren : januari met 212 en april met 204 bezoekers. De zwakste maanden waren juni (93) en september (136). De cijfers bewijzen andermaal de aantrekkingskracht van onze bibliotheek bij alle bezoekers. Wij waarderen hun bestendige aanwezigheid, die ons aanspoort nog meer te presteren. Ten slotte gaat mijn warme dank, naar al de medewerkers, die niettegenstaande het drukke leven, er nog iets voor over hebben, wekelijks tijd te vinden, onbaatzuchtig en met volle inzet de faam van het Documentatiecentrum te bestendigen. De Bibliothecaresse, Mevrouw VAN GELUWE-EGGERMONT A.
111
AANVULLENDE LEDENLIJST 2561. 2562. 2563. 2564. 2565. 2566. 2567. 2568. 2569. 2570. 2571. 2572. 2573. 2574. 2575. 2576. 2577. 2578. 2579. 2580. 2581. 2582. 2583. 2584. 2585. 2586. 2587. 2588. 2589. 2590. 2591. 2592. 2593. 2594. 2595. 2596.
MAHY J., Vroonstallestraat 48,9030 GENT (Wondelgem) DE MOOR G., Weverboslaan 10, 9219 GENT (Gentbrugge) DE JONGHE J., Geuzenberg 15,9000 GENT VERJANS Ph., Sportstraat 25,9000 GENT MORNIE P., Graafvan Vlaanderenplein 24, 9000 GENT Mw CHRISTIAENS M., Oude Vest 12, 9000 GENT KLUYSKENS Ph., Eedverbondkaai 187, 9000 GENT DEVLOO L., Antwerpsesteenweg 762, 9110 GENT (Sint-Amandsberg) D'HAENENS M., Noormanstraat 11,9000 GENT Mw CLAEYS G., Onteigeningstraat 36,9060 ZELZATE LIPPENS W., Kastanjestraat 31,9220 MERELBEKE COESSENS H., Everparkstraat 2, 9050 EVERGEM DIERICKXChr., Houtlandstraat3, 9960ASSENEDE VAN RANST R., Doomplasstraat 83, 9810 GENT (Drongen) CARCHON A., Posthoornstraat 9, 9218 GENT (Ledeberg) DE BRAEKELEIR M., Franklin Rooseveltlaan 323, 9000 GENT Mw WUSTEFELD M., Muizendries 6, 9210 DESTELBERGEN (Heusden) DE GROOTE A., Blaisantvest 40, 9000 GENT ROMBAUTP., Oude Houtlei 109,9000 GENT VAN POUCKE M., Kasteellaan 50, 3500 HASSELT Mw DEVLOO E., Raveschootstraat 6, 9000 GENT SIMONS Fr., Turnhoutsebaan 63-b7, 2200 BORGERHOUT NOLLENS, Oosthoekstraat 1, 8788 DENTERGEM (Wakken) Mw REYNAERT Chr., Kortrijksesteenweg 511,9000 GENT SLOOTMAEKERS J., Ferdinand Lousbergskaai 21, 9000 GENT WOUTERS J., Jozef Guislainstraat 43,9000 GENT VAN HAECKE L., Bremstraat 34, 9920 LOVENDEGEM N.V. Résidence Botanique, Belgiëlei 183,2018 ANTWERPEN Mw BOVLENGIER M., Drongensesteenweg 228, 9000 GENT MAST J.-P., Laarnebaan 83, 9210DESTELBERGEN (Heusden) MwLAURIER-ROGIEST,PeterBenoitlaan889219GENT(Gentbrugge) DE MAERTELAERE J., Kloosterstraat 9, 9810 GENT (Drongen) VAN DEN BOSSCHELLE G., Kliniekstraat 25, 9219 GENT ( Gentbrugge) SION W., Muidepoort 91,9000 GENT Centrum voor Kunst en Kultuur, Sint-Pietersplein 9, 9000 GENT DE HON A. Koersenstraat 8, 9000 GENT 112
GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring GentV.Z.W. 19e jaargang nr. 3 15 mei 1990 Ere-voorzitter: J. Tytgat, ere notaris Stichter: G. Hebbelynck + Voorzitter : H. Collumbien Onder-Voorzitter en Penningmeester : A. Verbeke Secretaris : R. Van Geluwe, Maïsstraat 235, 9000 Gent Archief en ruildienst : Mevr. A. Eggermont, Maïsstraat 235, 9000 Gent Redactie-adres : Lijnmolenstraat 149, 9110 Sint-Amandsberg- Gent Administratie: Koggestraat 14- 9000 Gent Postrekening : 000-105.04.73-60, Heemkundige en Historische Kring Gent, 9000 Gent Lidgeld: 400 fr.per jaar. Buitenland: 500 fr.per jaar. Steunende leden : 600 fr. per jaar. Beschermleden : 1000 fr. per jaar.
INHOUD - Rooigem en de Brugsepoort te Gent - Inventaire Archéologique : Het Wachttorentje aan Ter Platen - De Ex-Burgemeester van Oudenaarde komt Gent versterken - Het Meerhemkanaal -51 Blazoenen van Ridders in de Orde van het Gulden Vlies - Uit de Geschiedenis van de Gentse Bruggen (Vervolg) : Snepbrug - Europabrug - Koning Albettbrug - Beklach van de Dulle Griete - In Memoriam Gill. Van Geert - Vraag en Antwoord -Lezers schrijven ons - Bibliografie - Gênsche Präot
114 128 130 134 147 149 159 163 167 170 177 178
Bibliotheek en wekelijkse bijeenkomsten : in het Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis, Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, SintAmandsberg : elke zondag van 10 tot 12 uur (uitgenomen op feestdagen); Gesloten in juli en augustus. Bibliothecaresse : Mevr. A. Eggermont. Verantwoordelijke uitgever : Hugo Collumbien, Lijnmolenstraat 149, 9110 Sint-Amandsberg - Gent.
ROOIGEM EN DE BRUGSEPOORT TE GENT Het gehucht Rooigem kan men binnen de Gentse Brugsepoortwijk situeren tussen de huidige Bevrijdingslaan, de Leieen Einde Were op Ekkergem. Gezien de spelling "Royengem (1325), "Roeyeghem (1334), "Royegem" (1347) heeft men tijdens de 14de eeuw en ook later blijkbaar gemeend dat die benaming iets met "Roy" of koning te maken had. (1). Uit de verklaringen van dr. M. Gysseling blijkt duidelijk de vergissing. De naam zou afte leiden zijn van het Germaanse "Rauhinga haim" of het heem, de woonplaats van de lieden van Rauho. Er is veel kans dat een Frankisch hoofdman Rauho, gedurende zijn omzwervingen tijdens de volksverhuizingen, deze vlakte aan de Leiebocht voor zijn stamgenoten best bewoonbaar vond, misschien om de agrarische mogelijkheden, de aanwezigheid van vis, wild en gevogelte. Omstreeks 640 werd het Rooigemgebied, samen met Ekkergem, Mariakerke en Wondelgem door koning Dagobertaan de H. Amandus van de Sint-Baafsabdij geschonken. De heren van Dendermonde, voogden van de abdij, namen later dat gebied in persoonlijk bezit (2). Ser Raes van Gavere, de toenmalige eigenaar, verkocht in 1274 aan Gent, de gronden tussen de Leie en de hedendaagse Coupure, het zgn. "Ser Raes gherechte" waartoe Ekkergem en Rooigem behoorden. Het duurde echter nog een paar decennia vooraleer Robrecht van Bethune, zijn leenheer en heer van Dendermonde, dat gebied aan Gent overmaakte. (3). In de veertiende eeuw maakte Rooigem evenals de aangrenzende gronden der Vaernewycks deel uit van de "Vrijheid van Gent", een streek buiten de muren waarin de stad zekere rechterlijke en administratieve bevoegdheden had. De bevolking van het Rooigemgehucht en het omliggende buiten de stadspoort die naar Brugge leidde, bestond overwegend uit landbouwers en hoveniers. Dat bleef zo tot in de negentiende eeuw. . Wie het "Grote panoramische gezicht van Gent" van 1534 bekijkt (sinds 1931 toegevoegd aan de rijke collecties van hetBijlokemuseum en toegeschreven aan schilder Geraard Horenbaut), herkent bovenaan de stadspoort en de heerweg naar Brugge. Even buiten de poort ziet men enkele gewone huisjes doch vanaf het einde van deze korte rij bemerkt men de verspreide hoeven en de talrijke molens die het agrarisch karakter van deze streek onderstrepen. Heel duidelijk plaatste de ontwerper toen ook het beroemde Kartuizerklooster "Koningsdal" met het nabijgelegen "Motje"¡ op zijn kaart. (foto 1). Daarop komen we verder terug. DE WAALPOORT OF¡ BRUGSEPOORT Tijdens de uitbreiding v-an Gent naar het noordwesten toe werd, aan het einde van
114
Foto 1. Detail "Panoramisch gezicht op Gent 1534". Waal- of Brugsepoort Midden-links : "Koningsdal".
Foto 2. De Waal- of Brugsepoort ca. 1850, door A. Saurel (S.A.G.-Copyright).
115
Foto 3. De Brugsepoort naar kaart van J. Horenbault (1619)
Foto 4. Brugsepoort en Nieuwevaart naar kaart van Hondius en Sanderus (1641). (S.A.G .-Copyright).
116
de dertiende eeuw, grotendeels op de opgevulde stadsgracht, de Waaldam, een versterkte poort gebouwd: de Waalpoort, ook de Brugsepoort genoemd. (4). Poort en dam bleven tot in de negentiende eeuw bestaan. Ondertussen werd de Brugsepoort in de vijftiende, zestiende en zeventiende eeuw gerestaureerd of herbouwd. Op het "Panoramische gezicht van Gent" van 1534 was de poort smal. In de zeventiende eeuw werd ze, waarschijnlijk uit noodzaak breder, monumentaler opgetrokken. Na de voltooiing van het kanaal van Gent naar Brugge (de "Brugsevaart") in 1624 en de intense bedrijvigheid die bij de Waalpoort was ontstaan door de bargies die kort daarop tussen voornoemde steden door de Staten van Vlaanderen werden ingelegd, was ook het verkeer aldaar sterk toegenomen. In het begin van de 18de eeuw was de Brugsepoort aan herstelling toe en ongeveer honderd jaar later, tijdens de Franse bezetting, werd er een wachthuis in empirestijl aan toegevoegd, hetgeen te merken is op een lithografie van A. Saurel, omstreeks 1850 getekend. (foto 2). De oude Brugsepoort bevond zich ongeveer middenin de huidige Noordstraat. Toen de calvinisten, onder Jan van Hembyze en Frans van Ryhove, in 1577 meester van de stad waren geworden, besloten ze nieuwe fortificaties te laten bouwen. Een tweede poort maakte deel uit van deze gordel. Opgericht aan het nu bestaande kruispunt van de Brugsepoortstraat-Noordstraat en de Contributiestraat-Begijnhoflaan, stond deze poort op de as van haar naamgenote. Op de kaart van Gent door J. Horenbault (foto 3) in 1619 en deze van Hondius en Sanderus (foto 4) in 1641 geconcipieerd, staan beide afgebeeld. Gezien de miserabele toestand waarin de tweede poort verkeerde, werd deze in 1782, op bevel van keizer Jozef 11 gesloopt. (5). De stadspoorten werden elke avond gesloten. Tijdens de wintermaanden (vanaf 1 novembertot begin februari) opendemen de stadspoorten enkel om halfzeven 's ochtends en sloot men ze reeds opnieuw om vijf uur in de namiddag. Gedurende de zomerperiode (vanaf 15 mei tot begin oogst) bleven ze open vanaf drie uur in de vroege morgen tot halftien 's avonds. Voor de rest van het jaar veranderde de uurregeling al naargelang het lengen of korten van de dagen. Wie buiten de voorafbepaalde uren in of uit de stad wou, betaalde "poortgeld". Nadat de Coupure (tussen 1751 en '53) was gegraven, lei men tussen de Brugsevaart en voornoemd kanaal een balk die de doorgang voor het verkeer te water versperde. (6). Tijdens de graafwerken van de Coupure was er, tussen de binnenstad en het Rooigemgehucht een weg ontstaan. Daar kon men een bepaalde tijd de stad in 117
en uit zonder poortgeld te betalen. Doch de stadsmagistraten grepen spoedig in. Ze lieten, ca. 1755, over de zgn. "Driegatenbrug" (7) waar de gracht der stadsvesten in de Brugsevaart uitmondde, twee paviljoenen bouwen waartussen twee metalen bekkens de toegang afsloten. Gelegen op het huidige Jan van Hembyzebolwerk heette dat complex officieel de "Porte de Secours" of hulppoort, waar ook poortgeld werd geheven. Om echter de groenteboeren, de melkverkopers en marskramers die naar de stad kwamen, tegen afpersing te beschermen, werd vanaf december 1789, vanwege het stadsbestuur, toezicht aan de poorten gehouden. Het innen van poortgeld werd immers aan particulieren verpacht. (8). Vanaf 1816 werd er tevens octrooi geheven, een tol op dranken, eetwaren, brandstof en bouwmaterialen. Dàt geld ging naar de stadskas. Even nog dit. Toen koning Leopold I op 18 juli 1831 uit Londen, over Calais en De Panne, perrijtuig Gent passeerde, ontving hij aan de Brugsepoort de sleutels van de stad uit de handen van baron Charles Coppens, burgemeester van Heusden-Melle en bevelhebber van de Gentse openbare veiligheidsdiensten. Met de afschaffing in 1860 der octrooirechten werden de stadspoorten overbodige monumenten. Zo ook de Brugsepoortdie tijdens de volgende maanden werd gesloopt Dat zou een der oorzaken worden van de geweldige aangroei van de bevolking en de urbanisatie in het Rooigemgehucht en de latere Brugsepoortwijk.
HET ROOIGEMS KARTIDZERKLOOSTER "VALLIS REGALIS" Door Bruno van Keulen werd in 1084 de Orde der Kartuizers bij Grenoble gesticht. Vanaf de veertiende tot de zestiende eeuw werden in ons land verschillende kartuizerconventen opgericht. Met de hulp van Brugse broeders werd één daarvan in 1327 door Sirnon Willebaert op Rooigem gesticht. Door hem werd het terrein daartoe van de Vaernewyck-familie afgekocht. De graaf van Nevers onthief dat nieuw klooster van elke grondtaks en Sirnon de Mirabello, vriend van Jacob van Artevelde, werd een der belangrijke schenkers waartoe ook heel wat buitenlanders behoorden. (9) (10). Men noemde dat klooster "Vallis Regalis", "Val Royal" of "Koningsdal", hetgeen gedeeltelijk te verklaren valt, omdat het in het dal van de Leie was gelegen. (11). Men vergiste zich natuurlijk toen men zich steunde op het deel "ROY" uit de gehuchtnaam "ROYeghem". Het klooster met zijn aanhankelijkheden bevond zich oostelijk van de Leie. Tegenwoordig zou men het situeren tussen de huidige Kaarderijstraat, de Rooigemlaan en de Drongensesteenweg. Op een aquarel van P.J. Goetghebuer, naar het plan van F. Hogenberg in 1572
118
Foto 5. Kartuis Koningsdal naar plan F. Hogenberg (1572). (S.A.G .-Copyright).
k
Foto 6. Brugsepoort - Brugsevaart - Brugse Heerweg (rechts). Talrijke molens. Kaart G. Goethals (1796).
119
vervaardigd, bemerkt men de gotische kerk, de kartuizercellen, de kruisgang, de boomgaard en de moestuinen. (foto 5). Tot de eerste helft van de zestiende eeuw was "Koningsdal", onder meer om de rustige site en de uitgebreide bibliotheek, bijzonder gunstig aangeschreven en zeker bij de toenmalige intelligentia die daar tijdelijk vertoefden. Misschien door de familie Vaernewyck, kwam het klooster in het bezit van de Drongense meersen die bij de watermolen (de hoosmolen) aan de Rooigemse Leieoever en de Boergoyenpolders gelegen waren. Ze moesten de molen onderhouden en ze waren bij het beheer van voornoemde polders betrokken. (12). Met de opkomst van het calvinisme te Gent liep het bestaan van "Koningsdal" plots naar zijn einde. Vanaf juli 1566 predikten de protestanten "buiten de Waalpoort". In augustus van dat zelfde jaar vielen ze het klooster binnen en brachten er nogal wat schade aan. Tijdelijk werd het rustiger op Rooigem doch toen de calvinisten als meesters van Gent tot de vernieuwing der stadsversterkingen tussen de Brugsepoort en Einde Were besloten, bleek dat het kartuizerklooster te dicht bij de fortificaties gelegen was. Daarom werd "Vallis Regalis" in 1578 gesloopt. (13). Op hetplan van Gent, in 1581 doorGuicciardiniontworpen, haddeze "Koningsdal" reeds weggelaten. (14). De Rooigemse kartuizers vestigden zich in het klooster der Tertianen op het Meerhem. Daar werden ze, op bevel van keizer Jozef II, in 1783 buitengezet.
DE GROENKERK EN HET ZGN. "PAARDENKERKHOF" Tijdens de regering van Margaretha van Parma werd meer en meer aangedrongen op godsdienstvrijheid. Uitgeweken protestanten keerden terug zodat de calvinistische gemeenschap te Gent aangroeide en door hen, vanaf juli 1566, o.m. "buiten de Waalpoort" op Rooigem werd gepredikt. Een succesvolle prediker bleek Nicolaes Van der Schueren te zijn, een vroegere wijnverkoper die in de Langemunt woonde. (15). Herhaaldelijk werd verzocht om over een eigen tempel te kunnen beschikken. Uiteindelijk gingen de Gentse schepen daar op in. De calvinisten kregen een vrij uitgestrekt terrein op Rooigem, gelegen tussen de huidige Leiestraat, de Leiekaai en de Phoenixstraat, toen nog de heerweg naar Brugge. (16). Daarop bouwden de protestanten een grote, achtkantige houten kerk. Omwille van de omliggende groene weiden, bomen en struiken kreeg deze bid- en preekplaats de bijnaam "Groenkerk". Rondom deze tempel werd een eigen begraafplaats aangelegd, door de katholieken spottend "Paardenkerkhof' geheten aangezien deze aarde niet was gewijd. Lang bleef noch kerk, noch begraafplaats bestaan aangezien de Gentse magistraten reeds in maart 1567 alles grondig lieten vernietigen. 120
MOLENS Rooigem en haar dadelijke omgeving was landelijk. Het gebied bestond uitsluitend uit weiden, land- en tuinbouwgrond bij afzonderlijke boerderijen. Daarenboven telde men er talrijke molens. Vele stonden aan weerszijden van de heerwegen naar Brugge en Eeklo, o.m. graan-, olie- en slagmolens en een hoosmolen. Ze waren reeds aangeduid op het "Groot panoramische gezicht op Gent in 1534" en men herkent ze opnieuw op de Goethals-kaart van 1796. (foto 6). Men bemerkt dat de Sint-Jan Baptistkerk op een vroegere molenberg werd gebouwd. Dat is te zien op het stadsplan van Hondius en Sanderus van 1641. Op het plan van Goethals (van 1796) onderscheidt men duidelijk de plaats van verschillende andere molens. De korenwindmolen "De Vliege" bevond zich op de oude baan van Gent naar Brugge op Rooigem. In 1847 werd die openbaar verkocht. Een andere windmolen, opgericht op de latere "Vossekoer" in de huidige Reinaertstraat werd waarschijnlijk voor 1856 gesloopt, om plaats te maken voor het citeetje. Op dezelfde heerweg naar Brugge stond de stenen windkorenmolen "De Rodenberg". Ook deze werd ca. 1860 gesloopt en door de koer "Bruynooghe" vervangen. Een andere stenen windmolen was "Het Grootje". Ook deze zeventiendeeeuwse knaap werd in 1877 gesloopt om plaats te maken voor een "poortje". De windmolen "Macharius" die op 10 april1864 openbaar werd verkocht, stond met de molenaarswoning, de stallen en een partij zaailand aan het eind van een wegel waarop men, tussen 1881 en '97 de Acaciastraat aanlegde. Die molen was toen reeds vroeger neergehaald. Daarop kwamen de beluiken van de huidige Brunei- en Sikkelstraat. Midden de huidige Beukelaarstraat die sinds 1870 bestaat, stond het stenen koren- en stampgemaal "De Papinne". Deze bestond tot 1864. Vier jaarvroeger sloopte men "De Vrede" die plaats ruimde voor de Abrikoosstraat en haar beluiken. In 1972 maakte men de korenmolen "De Slinke" met de grond gelijk. (17). En zo waren er nog veel andere, o.m. "De Roomberg", korenwindmolen die op 15 augustus 1857 openbaar verkocht werd. De meeste werden definitief van de kaart geveegd tijdens de (root) bouwrage der beluiken of het aanleggen van nieuwe straten op de wijk Brugsepoort, gedurende de gestage bevolkingsaangroei vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw. Door de intrede van de stoommachine in het molenbestand kwam het molenbedrijf trouwens definitief in de moeilijkheden. Bij de beschrijvingvan het kartuizerklooster "Koningsdal" werd terloops naar de lwosmolen op Rooigem aan de Leiebocht verwezen. 121
Reeds tijdens de middeleeuwen heeft men, doorgaans met zgn. "wipmolens" ( 18) geprobeerd het overtollige water uit de meersen en rivierpolders te verwijderen. Elk jaar opnieuw waren de Boergoyenmeersen aan de Leie gedurende verschillende maanden overstroomd. Het kunnen de Vaemewycks geweest zijn, als eigenaars van voornoemde meersen, die in de 14de eeuw een houten wipmolen op Rooigem oprichtten om de geregelde wateroverlast op hun gronden tegen te gaan. Die molen zou kort daarop zijn afgebrand. Omtrent 1597 was er een houten, achtkantig gemaal opgetrokken dat op zijn beurt in 1701 afbrandde. Doch in hetzelfde jaar richtte men reeds de huidige, achtkantige molen op : een bovenkruier (met kap en wieken). (19). In 1866 werd de .molen van een stoomtuig voorzien, geleverd door de Gentse werkhuizen Van de Kerckhove (op de Coupure). Een vierkante schoorsteen werd naast de molen gemetseld maar de kap en de wieken werden van de molen verwijderd. Toen men ongeveer dertigjaar later deze machine dooreen nieuwe verving, werd tevens het scheprad uitgebroken en kwam er een centrifugaalpomp (vervaardigd bij Phoenix) in de plaats. Bijna dadelijk na de Tweede Wereldoorlog installeerde men een elektrische aandrijving. De schoorsteen was overbodig en werd dus maar gesloopt. (20). Hetgeen tegenwoordig overblijft, is de achtkantige, stenen, afgeknotte piramide van ca. twaalf meter hoogte. (foto 7). Tijdens de beginjaren van 1980 werd deze molen stilgelegd.
EEN HAVENTJE AAN DE LEIE OP ROOIGEM Op de kaart van Jacques Horenbault (1619) onderscheidt men aan de Leieniet enkel de "hoosmeulen" maar tevens, rechtover de meersen van "Malem" een plaatselijk haventje. (foto 8). Toendertijd was er immers druk verkeer te water tussen Drongen en Gent. In de zgn. "haven van Rooigem" legden allerlei boten aan, onder meer deze van de vissers (foto 9) die hun netten trouwens verstelden langs de weg die vrij parallel met de Leie liep en die in de volksmond (en ook een tijdje officieel) de "Nettestraat" heette. (foto 10). Doch ook de scheepjes van de beerboeren die naar de stad afzakten om er de fecaliĂŤn af te halen en de platte boten van de brouwers en de groenteboeren voeren in en uit. Dat haventje lag tussen de Leie en het begin van de huidige Nekkersputstraat, naam ontleend aan het volksgeloof. Men sprak daar immers van een "Nekkersput", een overblijfsel van voornoemde haven waarin, volgens het bijgeloof nekkers of watergeesten huisden ... 122
Foto 7. De water- of hoosmolen te Rooigem a.d. Leie. (1988).
123
Foto 9. 17de/18de-eeuwse binnenvaartschip Foto 10. De Nettestraat, door Arm. Heins (litho, einde 19de eeuw). (S.A.G.-Copyright). op de Schelde en de Leie.
HET MOTJE (21) Het "Motje", een huis met een toren, stond, volgens F. Van den Bemden, in de nabijheid van het Rooigems kartuizerklooster "Vallis Regalis". (22). Aan het eind van de zestiende eeuw gaf de abt van "La Grande Chartreuse", soort "moederhuis" der kartuizerkloosters (te Dijon), de Gentse kartuizers de toestemming sommige delen van hun eigendom op Rooigem te verkopen. In de zeventiende eeuw verwierf aldus een zekere Gillis Hebberecht bouwgrond, meersen, grachten en dergelijke, plus het "Motje". Dat gebouw kwam later nog in vele andere handen. Het stond vermeld op het plan van Gerard Goethals (1796) (foto 6). Tijdens de negentiende, begin twintigste eeuw kwam de benaming "Het Motje" terug als een bekende guinguette op de hoek van de huidige Rooigemlaan, aanleunend tegen het Malem. HET "STEENGOED" OF KASTEEL VAN V AERNEWYCK Het Gentse adellijke geslacht der Vaernewycks was bijzonder beroemd. Hun wapens en banieren werden naast deze van de andere voorname ridders op de torens en vestingen uitgestoken ten teken van hun wapenfeiten bij de bescherming van de stad. RidderJan van Vaernewyck was tijdens de veertiende eeuw baljuw van het Land van Waas.
124
Foto 11. Detail Panoramisch gezicht op Gent. 1534. Bovenaan rechts : het "Steengoed" van Vaemewyck; talrijke molens links en rechts van de heerweg naar Brugge.
Foto 12. Kasteel Vaemewyck (Het Steengoed), naar de districtkaart door Hondius en Sanderus (1641). (S.A.G.-Copyright).
125
Het wapen der Vaemewycks bestond uit drie zilveren leeuwen op een veld van sabel. Hun spreuk luidde "Laat varen nijd". Tijdens de zestiende eeuw was het "Hof van Vaemewyck" gelegen tussen de Baai- en Hetpelsteeg aan de Sint-Jacobsnieuwstraat. Reeds tijdens de vroege middeleeuwen bezat deze rijke familie een heerlijkheid buiten de stadswallen, ontvangen van de Graaf van Vlaanderen. Dat bezit bestond uit landbouwgronden, bossen en meersen die zich over Wondelgem, Mariakerke en Rooigem uitstrekten. Een deel van 't jaar brachten ze door in het Steengoed, hun buitenverblijf ongeveer te situeren aan de huidige Groendreef. Aan het eind van de negentiende eeuw verrezen er verschillende fabrieken. Na de Tweede Wereldoorlog bouwde men in dezelfde omgeving de huidige gendarmeriekazeme. Gedurende vele eeuwen was het er goed wonen : rustig, gezond, uitstekend geschiktvoor de jacht en dicht bij de belangrijke heerweg van Gent naar Brugge. (foto 11). Al ging het bezit in andere handen over, de naam van het kasteel veranderde niet. Tijdens de voltooiing van de Brugsevaart werden de gronden die bij het Steengoed hoorden, in twee gesneden. Op Horenbaults "Plan van Gent" (1619) (foto 8) was de ligging van het kasteel duidelijk te zien. Ook de splitsing der gronden aangezien de werken aan het kanaal aan de Gentse zijde, op dat moment reeds tot aan de Lievebocht voltooid waren. (23). Op een afbeelding van 1641, door Hondius en Sanderus uitgegeven, was "het waterkasteel toen nog in vrij goede staat". "Het was omgeven van schone dreven en een brede poort gafvooraan toegang tot de huizen van het dienstpersoneel en tot het park hetwelk een eiland vormde vanwaar een brug naar het eigenlijke Steengoed leidde" (De Potter & Broeckaert, p. 28) (foto 12). Aan het eind van de zeventiende eeuw was het "Steengoed" in verval geraakt, doch in 1769 werd het gebouw door graaf Gage gekocht en gesloopt. Een kleiner buitenverblijf in rococostijl kwam in de plaats. (24). Dat achttiende-eeuwse kasteeltje was rijkelijk omringd van boomgaarden, bloemperken, groenten- en hoveniersstroken. (25). Tijdens de negentiende eeuw werd dit eigendom van bloemist Carlier en in 1912 kocht de Gentse socialistische coĂśperatieve "Vooruit" een deel van de grond en richtte er een zomertuin met priĂŤlen en kinderspelen, het zgn. "Kasteeltje van Vooruit" in, waar arbeiders met hun gezin zich konden ontspannen. (26).
VOETNOTEN 1. Gysseling, M., Gent's vroegste geschiedenis in de spiegel van zijn plaatsnamen, Gent, 1954, p. 71.
126
2. Gysseling, M., op. cit, p. 36. 3. Gysseling, M., op. cit, p. 32. 4. Van Severen, G., Gent, vroegeren nu. Een en ander over de Brugse Poort, Gent, 1977. 5. Tijdens grondwerken, uitgevoerd in de omgeving, aan het kruispunt bij de Contributiestraat, stootte men in 1965 en in 1979 op de vroegere funderingen van de "tweede" Brugsepoort 6. Destanberg, D., Gent onder Jozef II, Gent, 1910, p. 13. 7. Later werd ze, naar de bijgelegen textielfabriek, de "Lysbrug" genoemd. 8. Destanberg, D., op.cit., p. 198. 9. Brebels, J., Verleden van huize Sint-Jan de Deo te Gent, Gent, 1974. 10. De Grauwe, J., Histoire de la Chartreuse du Val Royal à Gand, Salzburg,1974. 11. Een straat die in de Rooigemlaan uitkomt, verwijst naar dat toponiem, "Koningsdal". 12. Denewet, L., Molenecho's, Geschiedenis, techniek en terminologie van de poldermolens, 12e jrg., nr. 1 (1984), p. 122. 13. Brebels, J., op. cit, p. 28. 14. Fris, V., Plans de Gand.lntroduction aux documents topographiques publiés par la Commission des Monuments de la Villede Gand, Gand, 1920, p. 32. 15. Decavele, J ., Brochure van de Kredietbank, Het Toreken op de Vrijdagmarkt te Gent, Gent, 1986. 16. Op die plaats kwamen later de Phoenixwerkhuizen, nu een verkooppunt van auto's. 17. Vandenbroucke, (E.H.) J., op. cit, s.p. 18. Bauters, L., Eeuwen onder wind en wolken, Gent, 1985, p 465. (Een wipmolen is een soortkleine windmolen die vrijwel uitsluitend als pompmolen, via een scheprad, werd gebruikt Tijdens het malen stond deze molen nogal te wippen ...). 19. Denewet, L., op. cit, p. 23-25. 20. Denewet, L., op. cit, p. 101. 21. Motje : genoemd naar een aardheuvel waarop het huis oorspronkelijk stond? 22. Van den Bemden,F.,Bulletijn der Maatschappij van Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent, Recherche sur remplacement du couvent des Chartreux àRoyghem, Gent, 1901, IV, p. 165. 23. Decavele, J. en De Herdt, R., Gent op de wateren en naar zee, Antwerpen, 1976, p. 82. 24. Van Aerde, R., Ghendtsche Tydinghen, De Rijkswachtkazerne Groendreef, 1987,1. 25. Decavele, J., Toerisme in Oost-Vlaanderen, Rooigem, 1977, I. 26. Een zijstraat van de Brugsesteenweg heeft de naam van "Marcus van Vaemewyck", de 16deeeuwse dichter-historicus en afstammeling van dè Gentse patriciërsfamilie.
LodeHOSTE ('t vervolgt)
127
INVENTAIRE ARCHEOLOGIQUE - FICHE NR. 388
De Guerite op de !sabellakaai - Foto Edmond Sacré.
128
Op 1 november 1905 stelde Prosper Claeys, in de rubriek "Militaire Bouwwerken- St.-Pieterskaai- XVlle eeuw (1658-1660)", in het Frans een fiche op over
Het Wachttorentje aan Ter Platen In de 2de helft van de XVlle eeuw deden de Staten van Vlaanderen en de Stad Gent een versterkte muur oprichten die begon aan de Kortrijkse Poort en via de Heuvelpoort eindigde aan de Schelde in het kwartier van Ter Platen. Twee wacht- of uitkijktorentjes, in Renaissancestijl, werden tegen de muur gebouwd. Een ervan, hier afgebeeld, bestaat vandaag nog. Deze verdedigingstorentjes werden terzelfdertijd gebruikt als observatiepost om de smokkelaars te surveilleren die probeerden de stad binnen te sluipen. Men noemde ze in het Vlaams gueriten. De Stadsrekeningen van 1658-1659, folio 146vo, lerenonsdatdeeerste steen van de muur gelegd werd op 27 mei 1658.
Betaelt... schepenen ende secretaris ... over haerl. vacatien ghedaen opden xxvyn meije 1658 buiten d'Heuverpoorte deser stede ter eausen van het legghen van de fondamenten aldaer vanden nieuwen muer jeghens de veste aldaer ... ijlgr. De muur en de twee torentjes waren afgewerkt in september 1660, zoals Justus Billiet het vaststelt op folio 62 van het eerste deel van zijn Polijtije Boeck :
Den selven leste 7"re 1660 waeren wij gaen visiteren het werck vanden grooten muer ande Heuverpoone, ghemerct het werckvolck... versochtanden heer Ontfanger vande wercke om den meij op het selve werek te stellen als sijnde, naer hun seggen, soo veel als volmaect. Tekeningen bewaard in de Atlas van de Bibliotheek tonen ons het oud uitzicht van dit deel van de Gentse versterkingen. Cf. A. Heins, les Vieux Coins de Gand (1899), pl. 93 - Gand, guide illustrĂŠ (Gent, A. vander Haeghen, (1905), p. 85.
129
DE EX-BURGEMEESTER VAN OUDENAARDE KOMT GENT VERSTERKEN We bevinden ons temidden van de herovering van het rebelse zuiden gedurende de Tachtigjarige Oorlog. Met de hulp van de Waalse katholieke gewesten, rukt Alexander Farnese succesvol op naar Vlaanderen. Op 5.7.1582 valt het sterk Calvinistische Oudenaarde en in 1583 bereidt de prins van Parma zijn finaal offensief voor, dat uiteindelijk gans Vlaanderen opnieuw onder het Spaanse juk zal brengen (1). François Cabeliau, heervan Mullem (gemeente tussen Oudenaarde en Gent), die burgemeester van Oudenaarde is geweest van 1580 tot de inneming van zijn stad door de Spaanse troepen, komt het nog standhoudende Gent vervoegen op 3.5.1583. Dit is de datum waarop hij ingeschreven staat in het Gentse poorterboek. Deze registratie betekent eigenlijk dat hij de Gentse "nationaliteit" aanneemt, waardoor hij de plicht krijgt ten tijde van oorlog bij te dragen tot de verdediging van zijn nieuwe stad. Onderdaan geworden van de geduchte Gentse Calvinistische Republiek, komt hij dan ook in de namiddag van 7.8.1583 (2), onze stad met zijn ruiters versterken. Hij kan zich blijkbaar niet verzoenen met zijn nederlaag in het jaar voordien. De Gentse Calvinistische Republiek, ontstaan op 28.10.1577, had zich in de loop van 1578, door een machtsgreep, het gezag over gans Vlaanderen toegeëigend en houdt dit reeds 6 jaar vol. In één der laatste stuiptrekkingen, 5 dagen (2) voor de onherroepelijke val van de uitgeputte stad op 17 .8.1584, trekt nog een deel van het stroppengarnizoen uit zijn kwartieren om, niet ver buiten de St.-Lievenspoort, een raid uit te voeren. Het aangevallen vijandelijke konvooi, onderweg naar de te Wetteren gelegerde Spaanse troepen, verdedigt zich zo fel dat de Gentenaars wellOOdoden achterlaten. Velen verdrinken in de Schelde. Onder diegenen die gevangen genomen worden bevindt zich een kapitein, Karel Cabeliau, zoon van onze Oudenaardse burgemeester. Door zijn huwelijk in 1579 met Anna Sersanders, een uit hetkloostervan St. -Joris Vranckx getreden non (3), was ook Karel een Calvinistisch Gents poorter geworden. St.-Joris Vranckx was in deSavaanstraat gelegen en is thans het St.-Barbaracollege. Het kan niet missen dat François Cabeliau reeds vroeg Calvinistische sympathieën had. Zijn echtgenote, Agneta de Saint-Genois, was de dochter van Jacobus, heer van Hembyze, en van Catharina Utenhove. (4). De rol die de Hembyzes en de Utenhoves in de "Opstand" gespeeld hebben is alom bekend. François' broer, J acob Cabeliau, had vroegerreeds in belangrijke mate bijgedragen tot het welslagen van de rebellie in het noorden. Op 1.4.1572 nam hij als watergeus deel aan de bezetting van Den Briel. Vervolgens verdedigde hij moedig de stad Alkmaar, van 21. 8. tot 8.10.1573, en deed Don Frederik het beleg opbreken, na openzetting van de sluizen. In de Nederlandse geschiedenis geldt
130
het gezegde "van Alkmaar begint de victorie" en de wapenspreuk "Alcmaria Victrix" (zegevierend Alkmaar) siert nog altijd het stadswapen. Mede doordat de watergeuzen, drie dagen na het einde van het beleg van Alkmaar, de Spaansgezinde stadhouder Bossu gevangen namen tijdens hun glorievolle slag op de Zuiderzee, zonk de hertog van Alva zijn moed in de schoenen en droop teleurgesteld af naar Spanje op 18.12.1573. Deze drie belangrijke overwinningen verlosten onze streken eindelijk van de "ijzeren hertog". Naschrift De zegevierende watergeus Jacob Cabeliau, die zich in Holland voor heer van Mullem liet doorgaan, terwijl in feite zijn oudere broer Franรงois de titel droeg, wordt in sommige naslagwerken voorgesteld als Gentenaar. Welnu, de chauvinisten onder ons moeten wij teleurstellen. Na grondig onderzoek is gebleken dat dit niet met de waarheid strookt. Hij was van Oudenaarde afkomstig. In de Bibliotheek van de Rijksuniversiteit van Gent bevindt zich een genealogie die het geslacht Cabeliau op een rijtje zet. Een werkje van 20 jaar dat opgeknapt werd door een Gentse telg uit deze adellijke familie. Het belangrijkste bewijsstuk, door deze genealoog voorgelegd, is de ontervingsakte van Jacob : "Allen den ghonen die dese presente lettren sullen sien of hooren lesen : Wy Scepenen ende Raedt van der Stede van Audenaerde, Saluyt, ende doen te wetene hoe dat voor ons, date deser syn ghecompareert in propere persoonen, Joes Cabiliau, Heere vanMullemende Joncvrauwe Agnees van Der Banck syne wettelicke gheselnede, de welcke, omme de groote inobedientie, rebellie ende ondancbaerheit van Jacques, hoeriieder zone, inne tverlaten van der religie catholicque ende anhangen van der secte hereticque, ende zo dat hy es ghebannen ende fugityfuuten lande, in al dwelcke hy heeft hemlieden comparanten huter maten zeere verbolghen, vergramt ende ghegheven cause omme hem van zyne toecommende successie te secluderen, priveren ende buuten te sluutene, SO EIST, dat zy lieden begheerende te ghebruucken van heurlieder rechte ende vermoghene, hebben denzeiven Jacques, hoerlieden zone, ghecxherideert ende exherideren by desen, hem uute sluutende ende priverende van alle toecommende successien van heurlieder goeden, hoedanich die syn ofte wesen sullen, present ende thoecommende, begheerende dit effect te sorteren by crachte van exheridatie "inter vivos" testamentaire ende anderseins in alder bestervormen ende manieren, dat valideren ende effect sorteren mach. In kennessen der waerheden soes ditte ghepasseert, desen 6de july 1569." (5).
Het grafschrift in de St.-Miebielskerk te Gent, dat waarschijnlijk aanleiding gaf tot het misverstand over de Gentse origine van Jacob Cabeliau luidt als volgt : Mher Cabeliau Jacobus heere van de Gruute van Gent, heere van Vorst en Conroet enz... Overleden den 1 augustus 1557, en zijne boysvrouwe Joncvr. Margareta de Reulin dochter van Gillis en van Margareta Vemeborcht, overle-
131
den 28 october 1556 waren in deze kerke begraven. (6). De auteur van het BiografischWoordenboek uit 1858, Van der Aa, beweert dat de ouders van de Alkmaarse held als volgt heetten : Jacob Cabeljauw van Gent en Margaretha van Rulyn. Hij heeft zich dus duidelijk laten inspireren door bovenstaand grafschrift. Waar hij geen weet van had is de Oudenaardse ontervingsakte, waarop de échte ouders vermeld staan. Bovendien moest hij opgemerkt hebben dat aan de inscriptie op de grafsteen de titel "heer van Mullem" ontbrak. Erfelijke titels gaan immers over van vader op zoon. Hoewel de geus zijn broeralsoudste de titel erfde, gafhij zich in Holland toch uitvoor "heer van Mullem", vermoedelijk om als leider meer respekt af te dwingen bij zijn avonturiers. We keren even op onze stappen terug. De man op het grafschrift was de derde heer van de Gruute van Gent en hoogstwaarschijnlijk deken van het Gentse wijnambacht in 1544 (7). Na de Carolijnse Concessie van 1540 werden hoofdzakelijk edellieden (non faisant aucun mestier ou stil) voor die taak gekozen door de hoogbaljuw en de schepenen. Zijn zoon Jacob, verward met de watergeus, was de vierde heer van de Gruute van Gent. In het Gentse schepenboek staat in 1580 en in 1583 een "jonker" Jacob Cabeliau genoteerd als schepen van dekeure, hoogstwaarschijnlijk onze vierde heervan de Gruute van Gent. Een zekere Van Groningen, die de "Geschiedenis der Watergeuzen" schreef, vond destijds ook deze schepen in ons stadsregister (8). Van der Aa heeft dit natuurlijk gelezen en leidde eruit af dat Jacob Cabeliau, na zijn succes te Alkmaar, teruggekeerd is naar zijn geboortestreek. De biograaf raakte nog verder verstrikt door in de Vlaemsche Kronijk (2) te lezen, dat "de zoon van de heer van Mullem" te Gent een militaire operatie ondernam in 1584. Voomamen vermeldt deze Kronijk niet. Hij zegt alleen maar dat "de zoon" gehuwd was met een non. Aan de hand van de genealogie uit de boekentoren, spoorden we dit huwelijk op en constateerden dat de vader François bleek te zijn, de Oudenaardse burgemeester. Zijn registratie in het Gentse poorterboek (9) op 3.5.1583 als "François, heer van Mullem", bevestigt de samengestelde genealogie (10). We hebben de indruk dat sommige naslagwerken zich in dit geval op het biografisch woordenboek vanVan der Aa gebaseerd hebben. We hopen dan ook, dat de verschillende uitgevers bij hun eerstvolgende herdruk, dit stukje geschiedenis van de Lage Landen zullen bijschaven. Ronald DE BUCK
BRONVERMELDING (1) J. De Cavele, Het Eind van een Rebelse Droom. (2) De Kempenare, Vlaemsche Kronijk, blz. 300,340,341 en 320. (3) Généalogie manuscrite de la familie Cabillau, recueil de généalogies flamandes, MS. van de 18de-eeuwse bibliotheek van het kasteel van Elsegem.
132
VERWANTSCHAP VAN DE BESPROKEN CABELIAU-FAMILIELEDEN ~ILLIS,
3de heer van Mullem (1356-1435)~
GILLIS, 4de heer van Mullem (1393- ?)
I
COLARD, 1ste heer van de Gruute van Gent 400-1474)
JOOS, 5de heervan Mullem (1433-1515)
JACOBUS, 2de heervan de Gruute van Gent (1!439-Brugge 1517)
r - - - - - - - JOOS, 6de heer van Mullem (1475-1569)
JACOBUS, 3de heer van de Gruute van Gent (1507-1557). Begraven in de Sint-Miebielskerk te Gent, waarschijnlijk deken van het Gentse wijnambacht
I
(
1
.I JACOBUS, (1527-1573) Watergeus. Gouverneur van Alkmaar.
FRANÃ&#x2021;OIS, 7de heervan Mullem (1520-1613). Burgemeester van Oudenaarde. Gents poorter vanaf 1583.
I KAREL (1552-Den Haag 1636). Gents kapitein, gehuwd met de non Anna Sersanders.
JACOBUS, 4de heer van de Gruute van Gent (1539-1610). Waarschijnlijk tweemaal schepen van de keure te Gent.
(4) Quartiers gĂŠnĂŠalogiques des families nobles des Pays-Bas-Cologne 1776 blz. 59. (5) L. Van Lerberghe, Audenaerdsche Mengelingen, Deel I, blz. 418-419. (6) Graf- en gedenkschriften van 0.-Vlaanderen, Deel I, blz. 307, Gent, St.-Miebielskerk nr.429. (7) Neringboek der Wijnmeters en Wijnzeggers, Stadsarchief Gent. (8) Van Groningen, de Geschiedenis der Watergeuzen, blz.185-189, 443. (9) Poorterboek van Gent, Stadsarchief Gent. (10) Fr. J. Cabliau, Genealogie van de familie Cabeliau. Mijn dank aan dhr. J. De Cavele, die mij het originele schepenboek liet raadplegen in het Bijlokemuseum.
HET MEERHEMKANAAL Het Meerhemkanaal (canal du Marais) was het kanaal van 1.219 m lengte, dat voornamelijk de wijk Meerhem doorkruiste en onder deze naam de geest gaf. Meerhem komt van Merham. Dit is een verhevenheid in het moeras, waar misschien reeds vroeg een bewoning was. Onder de wijk Meerhem verstaan wij de Tolhuislaan met haar gehele omgeving. Vroeger bestond de "Wijk van het Groot Meerhem". Het woord Meerhem vinden we heden te Gent nog terug in de benaming "Museum Meerhem" en in de straatnaam "Meerhem". Het Meerhemkanaal stond rechtstreeks in verbinding met de Leie, tussen het Sluizeken en de Oudburg, liep langs de Sluizekenkaai, de Tichelrei, het Fratersplein, de Kartuizerlaan, het Meerhem, de Hu go van der Goesstraat en het Neuseplein (huidige straatnamen), alwaar het in rechtstreekse verbinding stond met een oud afleidingskanaal van de Lieve, ook "Veste ter Voghelenzanghe achter de Groene Briel", "Plezante Veste" ("rempart de Plaisance", dit zou in verband staan met een zekere Blaisant) of eenvoudig "Veste" genoemd, gegraven in 1484 als verdedigingsgracht en opgevuld in 1964. Het Meerhemkanaal stond eveneens in verbinding met het Tolhuisdok, dat op zijn beurt in verbinding stond met het Kanaal van Terneuzen (het huidige Zeekanaal naar Gent) en dat nog steeds in verbinding staat met het Verbindingskanaal (gegraven in 1863 om het Kanaal van Terneuzen met de Brugse Vaart te verbinden). Over de verbinding van het Meerhemkanaal met het afleidingskanaal van de Lieve lag sinds 1904 de Meerhembrug en over de verbinding met het Tolhuisdok lag de oude Tolhuisbrug (niet te verwarren met de huidige Tolhuisbrug, die in de andere richting ligt en over de verbinding van het Tolhuisdok met het Verbindingskanaal) of Tolbrug. De aanvang van de vroegere Sassevaart moeten we waarschijnlijk zoeken tussen de huidige Tolhuiskaai en Sassekaai. Samen met het laatste deel van het Meerhemkanaal maakte het begin van de Sassevaart een wijde bocht rond de heuvel met windmolen ter hoogte ongeveer van de huidige Muidelaan/I ustus de Harduwijnlaan. Zeven bruggen lagen over het Meerhemkanaal : 1) De Sluizekensbrug (in plaats 134
"----·-· .
.....
. . ><' ',
...... ·~
...
....
..... \.>.)
VI
Afb. 1. Gedeelte van Kadastraal plan van 1846-1854. In stippellijn de latere Tolhuislaan (getrokken in 1901). 1. Sluizekensbrug 5. Halsbrekersbrug 9. Rakebrug 13. Tolhuissluis 2. Sleutelkensbrug
6. Platte Stegersbrug
10. Meersbrug
14. "In de Wan"
3. Chartreuzenbrug
7. Zatebrug
11. Berouwbrugje
15. Oude Minnemeersbrug
4. Meester-Gillisbrug
8. Tolbrug
12. Oude Muidebrug
van "pont aux Ecluses" had de vertaling moeten luiden : "pont de l'Ecluse") lag tussen de Oudburg en het Sluizeken en werd ook de Nieuwe Schaapbrug genoemd. Vroeger was hier de Waterpoort, voorzien van een kleine sluis om het waterpeil te regelen; 2) De Sleutelkensbrug (pont des petites Clefs) lag tussen de Lange Steenstraat en de Grauwpoortstraat De Grauwpoort zelf stond niet ver van het begin van de Sleepstraat. Misschien had haar naam verband met de grauwwerkers of pelsmakers, die zoals de ploters en de huidevetters wellicht in deze omgeving zullen gewoond hebben ! De vraag is nog : of het de grauwwer- . kers zijn, die hun naam aan de poort hebben gegeven, ofwel, of het de Grauwpoort is, die haar naam aan de pelsmakers heeft gegeven? En waren deze grauwwerkers soms geen verwerkers van het schapevacht? Vroeger was hier de Schaappoort met de Schaapbrug. Ze werd Sleutelkensbrug genoemd naar de herberg en brouwerij "Inden scleutelle over de scaepbrugghe", vermeld in het Gildeboek van de Pijnders van 1494. De gevelsteen "De drie Sleutels" is het uithangbord, dat men heden nog kan zien aan de gevel van het huis, naast de gewezen brug. Op zijn beurt zinspeelde dit uithangbord voorzeker op het feit, dat hier in de omgeving iedere avond drie poorten moesten gesloten worden : de Waterpoort, de Schaappoort en de Grauwpoort. Het plein tussen deze drie poorten noemde men Tussenpoorten. In de tijd dat hier turf werd gelost noemde men dit plein de Tortbriel en later noemde men het ook de Zeeuwsen aard. Het was o.a. aan de Sluizekenkaai dat koopwaar werd geladen en gelost; 3) De Chartreuzenbrug (pont des Chartreux) lag waar nu het Fratersplein gelegen is, ongeveer op de plaats waar heden het standbeeld van Pieter van Gent staat, rechtover de ingang van "Sint-Jan de Deo". Het was hier, dat wasvrouwen destijds de was kwamen doen op platte schepen, een soort van ponten, spoelboten genoemd. Van 8.4.1798 tot 1802 heette deze brug Onthoudingsbrug (pont de l'Abstinence). In verband met het Fratersplein schrijft Jaak Brebels op blz. 206 van de Ghendtsche Tydinghen 1972 het volgende : "... Een akte van 16.10.1556 vermeldde dat men een nieuwe kaai voltooide voor het klooster van de DerdeOrdelingen. Deze plaats werd meteen ook aangewezen voor het lossen van goederen met "de kraan" en "de weegschaal" ... ; 4) De Meester-Gillisbrug in de Gillis Coppinsstraat (vroeger Meester Gillisstraat geheten en dikwijls verkeerdelijk Sint-Gillisstraat geheten). In 1544-1545 werd hier, door meester-metselaar Gillis Coppins een brug gemaakt. Na het opvullen van het Meerhemkanaal aldaar, werd de Gillis Coppinsstraat verlengd op de ontstane vage grond; 5) De Halsbrekersbrug (pont des Casse-cou) was aan de herberg en brouwerij "In de Wan", schuin tegenover Heilig-Kerstkerk, gelegen; 6) De Platte Stegersbrug (pont de l'Escalier uni) moet ongeveer ter hoogte van de huidige Frans Rensstraat gelegen hebben; 7) De Zatebrug of Werfbrug (pont du Chantier), genoemd naar de toen nabijgelegen scheepstimmerwerf (volgens de "van Dale" is het woord zate o.a. een Zuidnederlands woord voor scheepstimmerwerf), was dichtbij de Justus de Harduwijnlaan gelegen. De scheepstimmerwerf zelf be-
136
Afb. 3. Het MeerhemkanaaL
Afb. 4. Het Meerhem nu.
137
Afb. 2. De Tichelrei nu.
Afb. 5. De vroegere Gantoisebrug over het LievekanaaL
Afb. 6. Het vroegere afleidingskanaal van de Lieve.
138
vond zich waarschijnlijk aan het Neuseplein, op de plaats waar nu het moderne appartementsgebouw ten behoeve van valide bejaarde echtparen staat. Zoals gebouwen vroeger vaak uit de grondvesten en het puin van voorgaande gebouwen verrezen, zo werden oude waterlopen vaak tot nieuwe vergraven en kregen dan plaatselijk een nieuwe naam. Op andere plaatsen bleef de oude benaming soms bewaard. Dit was waarschijnlijk meerdere malen het geval met de hier besproken waterloop. De geschiedenis van het Meerhemkanaal is een ingewikkelde historie, die niet volledig te achterhalen is! Een deel van het Meerhemkanaal behoort tot hetgeen men thans de Binnenste Oude Leie noemt, een ander deel tot hetgeen men thans de Middenste Oude Leie heet. Het Meerhemkanaal stond minstens drie maal in verbinding met de Leie : 1) Zoals hoger gezegd tussen de Oudburg en het Sluizeken; 2) Langs de Plotersgracht of Leertouwersgracht (fossé des Corroyeurs), gegraven rond 867 en overwelfd 1870/1872 en nog niet zo lang geleden gedeeltelijk terug blootgelegd, en de Lieve; 3) Langs het waterloopje van het vroegere Sint-Jakobsgodshuis, dat men de "Oude Leie", de "H. Kerstvaart" of "cours d'eau St.-Sauveur" en ook het "Huidevetterken" heeft genoemd. Dit waterloopje stond in verbinding met de Leie, rechtover het Nieuwland, liep onder het Groenbrugje door, splitste zich om het Sint-Jakobsgodshuis te omarmen en vloeide opnieuw samen. Vervolgens ging een oostelijke arm noordwaarts andere waterloopjes vervoegen terwijl een westelijke arm onder de "Oude Muidebrug" de Sleepstraat dwarste ongeveer ter hoogte van de huidige gebouwen met als huisnummers 186/192 en 189/201 (vroeger was daar het einde van de Sleepstraat) en het Meerhemkanaal ging vervoegen aan de huidige Kartuizerlaan. Behalve het hogervermelde Groenbrugje lagen nog twee Groenbrugjes over het Ruidevetterken en gaven aldus toegang tot de Groenstraat. Aan het einde van de vroegere Sint-Jakobs Godshuisham lag de Sint-Jakobs Godshuisbrug (ter hoogte van het huidige Godshuishammeke nrs. 22/29). Twee Huydevetterken-bruggen lagen in het vroegere Huydevetterken, dat liep vanaf de huidige Sleepstraat nr. 174 tot aan het Nieuwland. Bij het terug blootleggen van een klein deel van het waterloopje nog niet zo lang geleden, vond men één van deze twee brugjes terug. Het ligt achter de rode bakstenen muur, zichtbaar vanaf het hek, Sleepstraat nr. 174. De tweede Huydevetterken-brug is te zoeken aan het Godshuishammeke, niet ver van het Nieuwland. We moeten echter opmerken, dat het Meerhemkanaal nooit de naam Leie zal gehad hebben. Onze voorouders hebben immers de naam Leie (Legia) gegeven aan de nieuwe waterloop, die ontstaan is nadat zij zelf delen van natuurlijke waterlopen hebben verbreed, uitgediept en met elkaar verbonden. Zij hebben natuurlijke waterlopen vergraven of geleid en daaraan de naam Leie gegeven en deze naam zal overgegaan zijn op de gehele waterloop van bron tot · monding, daar deze waterloop voorheen waarschijnlijk nog geen naam bezat. Het ziet er naar uit, dat de Leie te Gent, geen geschenk uit de hemel in een "kant
139
Afb. 7. Gevelsteen "De drie sleutels.
Afb. 8. De Lieve. In het midden ziet men de monding van de Plotersgracht
140
en klaar pakket" is geweest! ... Opmerkelijk is nog, dat men te Gent nooit van een Leiemonding spreekt, doch steeds over een samenvloeiing vanLeieen Schelde! Het Meerhenikanaal wordt ook de Moere genoemd. De Moere was terug te vinden ten noord-oosten van Gent. Ze werd aldaar, samen met een deel van de Durroe tot Moervaart vergraven. Marcus van Vaernewyck zegt het volgende : "De Moere, comt vanden Overslach ofte Val1 Moerbeke, int lant van Waes, door Winckele, door Dooreseele te Ghent." Volgens Justus Billiet, de 17de eeuwse kroniekschrijver werd Gent besproeid door vier visrijke en bevaarbaare rivieren : de Schelde, de Leie, de Lieve en de Moere. Indien het waar is, dat "Muide", monding zou betekenen, dan zou dat wel eens betrekking kunnen hebben op een vroegere monding van de Moere in de Leie, in de omgeving van de oude Muidebrug in de Sleepstraat Allen zijn het er over eens, dat deze omgeving zeer waterrijk was! De Burggravenstroom en de Schipgracht worden veel met elkaar verward. Zij hebben waarschijnlijk elkaar grotendeels overlapt. De Plotersgracht, die liep vanafhet Meerhemkanaal, achter de huizen van Drongenhof en ten noorden van het Gravenkasteel de Lieve kwam vervoegen, wordt soms de oude Burggravenstroom genoemd. De Burggravenstroom of Burggravenvisserij (Pêcherie des Chätelains) is ten noorden van Gent terug te vinden van Langerbrugge tot voorbij Kluizen. Aan de Burggravenstroom te Evergem bestaat er heden nog een plaats, die men "Meerhem" noemt! De Burggravenstroom, in 1329 door de Stad Gent aangekocht, werd door de Carolijnse Concessie van 1540 verbeurd ·verklaard en in 1541 door Keizer Karel aan de Gentenaren teruggegeven. Volgens sommigen zou dit de oude Ottogracht geweest zijn (de voortzetting van de Ottogracht te Gent), die te Biervliet in verbinding stond met de zee. Volgens anderen zou de Ottogracht te Othene (ten oosten van Terneuzen) de zee hebben bereikt. Het Meerhemkanaal, van het Fratersplein tot de Leie, werd ook Schipgracht of Schippersgracht genoemd (fossé des Bateliers). Reeds in 1251 was de Schipgracht een verbinding tussen Gent en Zelzate, die vanaf Menlestede tot Langerbrugge in de oude bedding van de Guudinisgracht liep. Hij werd in 1547 van Gent tot aan Rodenhuize tot Sassevaart vergraven. Voor het graven van het Kanaal van Terneuzen, was het Meerhemkanaal de verbinding tussen de Sassevaart en de Leie. Het Meerhemkanaal tussen de Leieen de Plotersgracht begrensde samen met de Plotersgracht, de Lieve en de Leie het eiland, dat men Castrum of novum casteliurn heeft genoemd, en, dat naast een versterking, sinds de lOde eeuw reeds een bevolkingsnederzetting van lederbereiders bezat. Op 9 verschillende plaatsen hebben bruggen toegang verleend tot dit eiland : 1) De Sluizekensbrug over de Schipgracht (het Meerhemkanaal); 2) De Veirdambrug over de Plotersgracht in Drongenhof; 3) Het Patersholbrugje over de Plotersgracht rechtover de Rodekoningstraat; 4) De Kuipersbrug over de Plotersgracht in de Vrouwebroersstraat; 5) Het Taverniers- of Zeugebrugje over de Plotersgracht aan de Zeugsteeg; 6) De Burggravenbrug of Sint-Elooibrug over de Plotersgracht (ook 141
A tb. 9. Een deel van de Plotersgracht werd terug blootgelegd.
:r.-
¡~ 4 ij
Atb. 10. De Lieve aan de Augustijnenkaai, 1978. Rechts ziet men een opening in de kaaimuur, waar vroeger het Augustijnenvaardeken uitmondde.
142
Afb. 11. Overgang van de Tichelrei naar het Fratersplein nu. Aan de hoek waar men de donkere en de bleke gevel ziet, lag de Rakelbrug I
Afb. 12. Het vroegere Ruidevetterken (straat) nu Sleepstraat 174.
143
Burggravenstroom genoemd) in de Geldmunt; 7) De Hoofdbrug over de Lieve aan het Gravensteen. Heden is het mij overduidelijk waarom deze brug de "Hoofdbrug" heet. Voor de bewoners van het Gravensteen was ze waarschijnlijk de bijzonderste!; 8) De Vleeshuisbrug over de Leie; 9) De Zuivelbrug over de Leie. Men heeft de Plotersgracht eveneens "Zevenbrugge" genoemd. Zou dit veeleer geen betrekking hebben op het eiland, dat op een bepaald moment langs zeven bruggen te bereiken zal geweest zijn? Aan de Rakebrug (pont du Räteau), tussen de huidige Groene Briel en het huidig Fratersplein, waar destijds de brouwerij "Inde raecke" gelegen was, stond het Meerhemkanaal in verbinding met het Chartreuzenvaardeken, dat op zijn beurt in verbinding stond met het Augustijnenvaardeken (dit liep evenwijdig met de Molenaarstraat en mondde uit in de Lieve aan de Augustijnenkaai). Op de plaats waar het Augustijnenvaardeken de Kriekerij (de huidige Brandweerstraat) kruiste lag de Kriekerijbrug. De Meersbrug (pont du PrÊ), afgebroken in 1904, lag op de plaats die nu Tolpoort wordt genoemd, over een waterloopje dat aldaar met het Meerhemkanaal in verbinding stond. Dit waterloopje vormde een eilandje op de plaats, die ingenomen wordt door het tweede deel van de Tolhuislaan. Het kruiste het Berouw onder het Berouwbrugje, vormde terug een eilandje en stond in verbinding met het hogergenoemde Chartreuzenvaardeken. Aan de Tichelrei mondde de Stadswaterloop nr. 47, die van de Rodelijvekensstraat kwam, uit in het Meerhemkanaal. Volgens het Besluit van de Gemeenteraad van 24.2.1896, goedgekeurd door de Bestendige Deputatie op 6.3.1896 werden de gronden voortkomende van de opvulling van deze waterloop verkocht aan de aanpalende eigenaars. Was dit misschien "den Steenen Meutenwal" vermeld op blz. 502 in de "Gids voor oud Gent"? De vroegere molenheuvel zou ons de bocht van het Meerhemkanaal aan de Tichelrei kunnen verklaren! Het Meerhemkanaal werd in drie fasen gedempt. Het gedeelte van het Fratersplein tot het Neuseplein werd in de jaren 1905-1906 opgevuld met zand voortkomende van de uitgravingen, voor de nieuwe haveninstallaties. Deze dempingswerken werden uitgevoerd ingevolge een ontwerp van gezondmaking van de wijk van het Groot-Meerhem, vastgesteld door de Gemeenteraad in zitting van 7.4.1902 en goedgekeurd door het K.B. van 16.9.1902. Deze demping maakte het voorwerp uit van het lastenkohier nr. 1.038 van 1905 : "Uitvoeren van voltrekkingswerken aan de nieuwe Zeevaartinrichtingen". Deze demping was voltooitd op 20.7 .1906. Het maken van het rioolnet en het uitbreken van de bruggen heeft het voorwerp uitgemaakt van het lastenboek nr. 1.056 van 1906. De schilderachtige Tichelrei (quai des Tuileries), waarschijnlijk aldus genoemd naar de bakstenen, die per boot van Stekene kwamen en aldaar werden gelost, en volgens sommigen doordat aldaar de kaaimuur reeds vroeg uit tichels bestond, werd om gezondheidsredenen tot verdwijning door opvulling gedoemd ingevolge de beslissing van de Commissie der Monumenten en Stadsgezichten der
144
--~:t
-~
... ~
I ;*...:-*~~;::.,#
~~
- __ :-~ -;:::.~.:_--,:;f;..~~ ~--~ .. -, ..
~.--
1
~
~,...._.....- ,
~- ·~
~
~-
"',,._
~-~""~~----
-;;
;
_·:· ~ -
-
,....
_/
Afb. 13. Deze herberg bestond reeds in 1639. In 1946 werd ze afgebroken om plaats te maken voor een nieuwe herberg, Ook de gevelsteen werd vernieuwd. Een wan is een platte mand met twee handvatten, die werd gebruikt om het kaf uit het koren te schudden o.a. bij de bereiding van het gerstebier! Copyright A.C.L.-Brussel, Foto 34436.
145
Stad Gent in zitting van 11.5.1935, als antwoord op een briefvan het College van Burgemeester en Schepenen van Gent van 27 .4.1935. Slechts in de Gemeenteraadszitting van 17.11.1947 werd besloten het gemeentekanaal "Het Meerhem" vanaf de Leie tot aan de Rakelbrug te dempen en een kaaimuur te bouwen aan de Leie (Besluit van het College van Burgemeester en Schepenen van25.11.1947. De werken vingen aan op 3.12.1947. In uitvoeringvan hetRegentsbesluit van 15.7.1950 werd het Meerhemkanaal vanaf de Leie tot het Fratersplein van de lijst van de bevaarbare waterlopen geschrapt (Staatsblad van 26.8.1950). Door het College van Burgemeester en Schepenen van Gent, in zitting van 23.9.1963, werd besloten het laatste deel van het Meerhemkanaal, aan het Neuseplein, tussen de Tolbrug, de Meerhembrug, de Tolpoort en de fmna "Molens VanderStraeten" te dempen (G.R. 21.10.1963- GoedkeuringBestendige Deputatie 29 .11.1963). Het Koninklijk Besluit van 3.8.1964 tot onbevaarbaarverklaring van het gemeentelijk kanaal "Het Meerhem" verscheen in het Belgisch Staatsblad van 19.8.1964. De dempingswerken vingen aan op 20.2.1967 en waren voltooid op 31.3.1967. In april1988 werden nog resten van de Sluizekensbrug uit de grond gehaald en einde 1988 werd een wandelpad langs de Leie aangelegd vanaf de Zuivelbrug tot de plaats waar het Meerhemkanaal met de Leie in verbinding stond. Aan het Meerhemkanaal was werkelijk kop noch staart te vinden. Er was geen rechter- en ook geen linkeroever vermits men in beide richtingen naar de Noordzee kon varen! 0 oude waterlopen! Wie kent er uw ontstaan? Wie zou het overleven? Moest gij nog eens vergaan!...
BIBLIOGRAFIE - "Bouwen door de eeuwen heen", door Suzanne Van Aerschot e.a., Brussel, 4na- 1976, 4nb 1979. - "De vroegste geschiedenis en het ontstaan van de Stad Gent", door A. Verhuist, in : "Handelingen der Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent", Gent, 1972. - "Etude sur Ie cours de l'Escaut et de la Lys-Dunne au Moyen äge à Gand et en aval", door A.K. Van Werveke, in: "Bulletin de la Société beige de géographie", 1892, tome XVI. - "Gent op de Wateren en naar de Zee", door Johan Decavele en René De Herdt, Antwerpen, 1976. - "Gent's vroegste geschiedenis in de spiegel van zijn plaatsnamen", door Maurits Gysseling, Antwerpen -Brussel - Gent- Leuven, 1954. - "Gids voor oud Gent", door Guido Deseyn, Antwerpen, 1984. - "Het Meerhem en zijn Fratersplein", door Jaak Brebels, in: "Ghendtsche Tydinghen", 1972. - "Het Stekene Vaardeken, het vergeten vaardeken! ",door Suzanne Janssens, in : Ghendtsche Tydinghen", 15.5.1987. - "Het streven van Gent naar de Zee (XIIIe-XIXe eeuw)", door H. Nowé, in : "Handelingen der
146
Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent", Nieuwe reeks, Deel VI 1952, GenL - "In het openluchtmuseum te Gent, de Arteveldestad", door Suzanne Janssens, Gent, 1980. - "Uit de geschiedenis van de Gentse bruggen", door M. Labyn, in : "Ghendtsche Tydinghen", 1987 en 1988. - "Uithangborden te Gent", door Lode Hoste, in : "Ghendtsche Tydinghen", 15.1.1987.
Suzanne JANSSENS, 7.5.1989
51 BLAZOENEN VAN RIDDERS IN DE ORDE VAN HET GULDEN VLIES In deze bijdrage volgt de vrije vertaling van een geromantiseerde voorstelling van het laatste kapittel van het Gulden Vlies, gehouden te Gent op 23, 24 en 25.7.1559. De oorspronkelijke auteur, A. Dutry, pende deze beschrijving neer in 1889 om de lezers van zijn "Armoiries des Chevaliers de la Toison d'Or, chapitres tenus Ă Gand", in de gepaste sfeer te brengen, wanneer hij hen in gedachten meeneemt naar onze Sint-Baafskathedraal, teneinde er de voornaam klinkende opschriften voor te lezen van de 51 blazoenen, opgehangen in het zuidelijk dwarsschip. Terloops geeft hij een korte omschrijving van de op deze wapenschilden, heraldisch verzinnebeelde personaliteiten. In een volgende aflevering van Ghendtsche Tydinghen, zullen wij trachten een eigentijdse, aangepaste versie te geven van deze notedopbiografieĂŤn, onze lezers inzicht verschaffend in het belang van deze historische gebeurtenis. In afwachting verplaatsen we ons, samen met Dutry, naar het Gent van 1559 : Overal op straat heerst drukte van jewelste. Het volk viert vreugdevol en mengt zich tussen het krijgsvolk dat overal kriskras door elkaar loopt. De straten zijn behangen met gedrapeerde kostbare stoffen. Het is een opwekkend spektakel, te zien hoe de sombere gevels opgefleurd worden met levendige kleuren. Weldra verdwijnt het krijgsvolk en de volksmassa stelt zich op tussen de St. Miebielskerk en de St. Baafskathedraal. Lamoraal van Egmond logeert namelijk in het Hof van Fiennes, nabij de St. Michielsbrug, en koning Filips II is er bij hem te gast. D~ klokken luiden met zware slagen en in de verte weerklinken de diepe tonen van koperblazers, die een langzame plechtige mars begeleiden. De stoet van het Gulden Vlies is in aantocht. Vier herauten en 12 trompetters, waarvan de wapenrok versierd is met de wapens van Spanje, openen de stoet. Twee edelen te paard, schitterende ruiters, dragen elk op een schouder een zuil waarboven zich de keizerskroon verheft. Vijf bisschoppen en vijf abten volgen in vol ornaat. Een bewonderend gemompel stijgt op :nu volgen de illustere Ridders in 147
de Orde van het Gulden Vlies, voornaam gekleed in een ceremoniegewaad van karmozijnrood, goudgeborduurd satijn. Op het hoofd dragen zij een kaproen, van dezelfde kleur en uit dezelfde stof vervaardigd. Daarop volgen de 4 Officieren van de Orde : de kanselier, de thesaurier (schatmeester), de griffier (secretaris) en de wapenkoning. De Ridders lopen twee aan twee. De optocht wordt gesloten door koning Filips ll van Spanje, omringd door 3 Ridders te paard. Zij begeven zich plechtig naar de St Baafskathedraal. De vloer van de kerk is bedekt met luxueuze tapijten. De pilaren zijn verborgen achter weelderige behangsels. In het koor bevinden zich 51 eikehouten zitplaatsen, die elk bekroond worden met een baldakijn. Boven elke zitplaats schittert een op paneel geschilderd blazoen van de Ridder in kwestie. Vlaamse wandtapijten, die de geschiedenis van de Bijbelse Gideon uitbeelden, uitgevoerd met wol, zijde, goud- en zilverdraad, zijn opgehangen boven de blazoenen in de gotische galerij die het koor omsluit. Rechts, aan de ingang van het koor, tegen het oksaal, verheffen zich de tronen van koning Filips ll, Soeverein van de Orde, en van zijn vader zaliger, Karel V. Voor het altaar staat de monumentale kroonkandelaar van de Orde. Eenenvijftig kaarsen, versierd met de wapens van de Ridders, verspreiden een gelig schijnsel dat de schitterende kostuums op mysterieuze, doch statige wijze belicht. De bisschopvan Doornik draagt de vespers op en de koning opent het kapittel. Nu moeten we het koor verlaten, want kanselier Viglius van Aytta van Zwichem gaat de eed van geheimhouding afnemen. Tijdens het verder verloop van de plechtigheden zullen de volgende edelen benoemd worden tot Ridder in de Orde van het Gulden Vlies : 1) Willem van Croy, markies van Renty (1527-1565) 2) Philippe de Montmorency, heer van Hachicourt (1502-ca. 1566) 3) Charles 111 de Lannoy, prins van Sulmona (ca. 1537-1568) 4) Antoine Ill de Lalaing, graafvan Hoogstraeten (ca. 1535-1568) 5) Boudewijn de Lannoy, heer van Molembaix-Solre (ca. 1518-1559) 6) Guido Baldo IV de Montefeltre della Rovère, hertog van Urbino ( 1514-1574) 7) Marcantonio ll Colonna, prins en hertog van Tagliocozzo (1435-1584) 8) Filips 11, graaf de Ligne (1533-1583) 9) Floris de Montmorency, meestal kortweg "Montigny" genoemd (1528-1567) Ze zijn zelf niet aanwezig op het kapittel en zullen in de toekomst ook nooit zetelen. Het kapittel te Gent, in 1559, is het 23ste en allerlaatste. De reden hiervoor is te vinden in het feit dat, volgens de statuten van de Orde, de koning ter verantwoording zou zijn geroepen voor de terechtstelling van de (Filips graven Egmond en Hoome. Het gerecht van de Orde had een hogere rang dan de wereldlijke rechtsmacht en Filips 11 heeft dit met voeten getreden. Een volgende keer geven we een overzicht van alle personen die mogelijkerwijs aanwezig waren in het koor van de Sint-Baafskathedraal. Ronald DE BUCK
m
148
BRONVERMELDING -A. DUTRY, Annoiries des Chevaliers de la Toison d'Or (1889). - Catalogus tentoonstelling "Het Gulden Vlies" te Brugge 1962. -Catalogus tentoonstelling "Schatten van het Gulden Vlies" te Brussel1987.
UIT DE GESCHIEDENIS VAN DE GENTSE BRUGGEN (Vervolg) SNEPBRUG De spoorbrug kreeg haar naam van het nabijgelegen lusthof "het Snepken" dat in de 19de eeuw één der meest bezochte guingetten (1) van de stad was, gelegen aan de boorden van de Leie, in de onmiddellijke nabijheid van de spoorbrug. De lusthof ontstond omstreeks 1830 om honderd jaar later voorgoed te verdwijnen (in 1931). De eerste brug, een metalen draaibrug, werd gebouwd in 1837-1838, bij de aanleg van de spoorlijn Gent-Brugge, welke op 12 augustus 1838 in gebruik werd genomen. Amper acht dagen later zou een eerste, emstig ongeluk plaats hebben: Normaal moest Sneppenbrug voor het scheepvaartverkeer openstaan, bij de nadering van een trein werd de brug dan dicht gedraaid. Met een fluitstoot verwittigde de machinist van te voren de brugwachter met dienst, dat er een trein in aantocht was. Op 20 augustus 1838 keerde een bijzondere trein van Oostende naar Brussel terug. Bij de nadering van de Snepbrug gaf de machinist de overeengekomen fluitsignalen en reed met gerust gemoed verder, niet vermoedend dat de brugwachter op dit ogenblik zijn avondmaal aan het gebruiken· was in het "Patijntje" (2) en daardoor de aankomende trein niet hoorde. De locomotief schoot in zijn vaart een eind over het water, stootte tegen de opengedraaide brug en stortte met donderend geraas en gesis de Leie in. Van de zes personen die het konvooi begeleidden, werden de machinist en de ingenieur emstig gewond, de stoker en de hoofdgeleider gedood en de overige twee personen licht gewond. Op 6 december 1838lezen we in de "Gazette van Gent" : "Sedert het ongeluk (1) Guingette. Dit was een lusthof of boerenherberg, waar de Gentenaren vroeger, soms met heel het huishouden, rust en ontspanning gingen zoeken. (2) Het "Patijntje" was net als "het Snepken" één der meest bezochte guingetten aan de Leie, op het einde der Patijnqesstraat In 1935 werd het "Patijntje" overgebracht naar de hoek van de Afsneelaan.
149
De huidige Snepbrug.
150
aan de brug van het Snep, heeft men over de Leie eene voorlopige niet draaiende brug gemaakt, welke de scheepvaart grotendeels belemmert. De schippers zijn daarover onteVreden en dreigen de voorlopige brug af te breken of te doen springen." Op 19 februari 1839 meldde dezelfde krant : "Binnen het verloop van twaalf dagen heeft men de voorlopige Snepbrug door een ijzeren draaibrug vervangen : gedurende deze twaalf dagen moesten de reizigers per diligence van de statie van Gent naar die van Drongen rijden. De aannemer had volgens het lastencohier zes weken om het werk te verrichten ! " Van een prestatie gesproken. In 1897 werd de huidige verhoogde spoorwegberm aangelegd. De grond was afkomstig van de uitdieping van het kanaal Gent-Terneuzen. Over de bouw van de nieuwe, vaste brug verschenen verschillende artikels in de Gazette van Gent : Op 16 september 1897 melding van de aankomst van het eerste gedeelte der metalen brug, welke 15 m lang, zowat 70.000 kg woog. 29 october 1897 : "De nieuwe Snep brug. Het metselwerk in het bed der rivier is geÍindigd en men heeft gisteren de dammen doorgestoken welke de Leie afsloten. Reeds ligt eene boot voor de brughoofden. Daarop zal men op eene stelling heteene uiteinde der brug plaatsen en ze naar den overkant schuiven. Het werk zal in driemaal gedaan worden : er zijn twee bruggen voor den spoorweg en eene kleine brug voor de voetgangers." ¡8 november 1897 : "Het is heden dat het eerste deel der nieuwe spoorbrug over de Leie zal geschoven worden. De werken zijn heden morgend begonnen en zullen in de namiddag geÍindigd zijn. Binnen een paar dagen zal het tweede deel worden overgebracht en daarna het brugje voor voetgangers, zodat heel de brug misschien nog deze week zal overgebracht zijn." 2 december 1897 : "De Snepbrug is beproefd : een gewicht van 72.000 kilos is er drie maal over gereden en de brug heeft dit goed doorstaan. De brug zal weldra aan het verkeer worden overgeleverd." 3 december 1897 : "De nieuwe spoorwegbrug aan de Snep is voltooid en aan het gebruik overgeleverd : de treinen zijn er heden morgend over gereden." Amper tien jaar later werd de Snepbrug nogmaals veranderd : 13 september 1907 : "Sedert eenige dagen is men begonnen aan het ophogen der Snepbrug. De oude spoorbrug is in twee deelen verdeeld en terwijl het eene nog dient voor het verkeer der treinen, wordt de andere helft voorzichtig opgetild op de hoogte der nieuwe kaai. Eens dit verricht, zal heel het verbouwen op de nieuwe hoogte aangevangen worden. Als heel het werk zal voltooid zijn zal de brug twee dub-
151
hele sporen hebben, waarvan ĂŠĂŠn uitsluitend voor de internationale treinen. Binnen een maand zal de aanbesteding plaats hebben voor het verleggen der Leie tussen de Snepbrug en de fabriek wat verder in de meerschen." 16 september 1907 : "De helft der spoorwegbrug is vrijdagavond in goede voorwaarde op de nieuwe rustarduinen geschoven, 4 m hooger dan vroeger en dadelijk begonnen er weer de sporen op te leggen. Duizende nieuwsgierigen zijn gisteren dit buitengewoon werk gaan zien." Regelmatig werden de lezers van de Gazette van Gent op de hoogte gehouden van de vordering der werken welke werden uitgevoerd door ondernemer W. Waeyenberghe. De werken waren gestart einde 1906. 21 april 1908 : "De werken aan de Kortrijkse poort De talrijke wandelaars hebben kunnen vaststellen dat men begonnen is aan een belangrijk werk, een weinig voorbij de Snepbrug. Men heeft een rivier gegraven welke, in het belang der scheepvaart, den grooten bocht zal doorsnijden van de Leie. De tuin van de guingette der Snep is geheel overhoop gezet uit hoofde van het aanleggen van den schoonen boulevard. Deze zal langs den spoorweg loopen, welke zal gelegd worden op een verhoog." 1 december 1908 : "Aan de Sneppenbrug : Hier zijn de werken ook reeds ver gevorderd. De nieuwe stalen brugvloeren zijn geplaatst. Het nieuwe bed derLeieis gereed en het oude bijna totaal opgevuld." 5 juli 1909: "De werken aan de Snepbrug zijn nagenoeg voltooid." Tien jaar later werd de brug door de Duitse bezetter vernield. Na de oorlog 1914-1918 werd brug nog tweemaal vernield: in mei 1940 en in september 1944. Van al die herstellingen is weinig terug te vinden in de dagbladen. Ook uit dossiers is niet veel te halen : de meeste zijn ofwel vernietigd ofwel zeer onvolledig.
EUROPABRUG In het jaarverslag van de stad Gent, 1962, lezen we : "In afwachting van de bouw van een definitieve, vaste brug over de Leie (1) aan de Rijsenbergstraat, die de kwartieren Rijsenberg en Neermeersen met elkaar zou verbinden, werd besloten aldaar een tijdelijke voetbrug te bouwen." Deze voetbrug bestond uit een plankenvloer rustend op metalen liggers en met een nuttige breedte van twee meter. De aanbesteding had plaats op 26 juli 1962 (1) Dit is de kunstmatige Leie, die in 1916, van Aan de Bochttot aan de Jan Palfijnbrug gegraven werd.
152
De Europabrug over de Leie.
en werd toegewezen aan de firma Van Autryve Gebroeders. Er werd aan gewerkt van 10 september tot 7 november 1962. Een jaar later (26-12-1963) had de aanbesteding plaats van een vaste weg brug. Ze werd toegewezen aan dezelfde aannemer nl. Van Autryve Gebr. De brug werd uitgevoerd in gewapend beton. Het is een constructie welke bestaat uit zes portieken met, op 45° hellende benen, zodat een maximum vrije doorvaarbreedte bekomen werd(= 11 m). Het brugdek is 16mbreed waarvan 10,5 m rijweg; de totale lengte bedraagt 36,4 m. Na de afbraak van de één jaar "oude" voetgangersbrug, begonnen de werken op 20 april 1964. De voetgangers konden over de nieuwe brug vanaf 21 september 1965. Op 9 november 1965 werd de brug voor alle verkeer opengesteld. De totale kostprijs beliep 11.358.136 fr. De afgebroken voetbrug had 387.349 fr gekost. De brug kreeg haar huidige naam in 1966, bij beslissing van het College van Burgemeester en Schepenen. KONING ALBERTBRUG
In hetjaarverslag van Gent verscheen in 1908 het volgende: "Het bouwen van een vaste brug, met drie bogen in steenmortel, met hoofden in gekapte steen; over de Leie, werd afwaarts de stedelijke schietbaan begonnen, om de Albrechtlaan met de Godshuizenlaan te verbinden. Deze brug zal de wijk der nieuwe sta153
Ăźanrl. f'on! Albert Gent. Brug Albert
J..
De eerste Koning Albertbrug. Bemerk de mooie brugleuning. Zichtkaart uitgegeven door K. Van Melle, Burchtstraat 81, Gent.
' .-
...
De noodbrug op de plaats van de verwoeste Koning Albertbrug. Deze noodbrug deed dienst van 1940 tot 1952 (foto dienst Monumentenzorg).
154
De huidige Koning Albertbrug.
De nieuwe Albertbrug in opbouw in 1953.
155
tie van Gent St-Pieters rechtstreeks met de wijk van Akkergem verbinden." Hier is dus duidelijk sprake van de toekomstige Koning Albertbrug. En inderdaad een jaar later : "De Albertbrug over de Leie, waarvan de bouwwerken begonnen in 1908 werden nagenoeg voltooid, en de stad heeft voor rekening van de staat, het rechttrekken der Leie aldaar uitgevoerd". De zichtkaart geeft een duidelijk beeld van de mooie uitvoering der stenen brug. Volgens inlichtingen uit de Gazette van Gent werd de brug gebouwd door de firma "Neyts en Vossaert" voor de prijs van 282.000 fr (daarin begrepen het rechttrekken van de Leie). Na de aanbesteding en toewijs op 14 apri11908 vingen de werken aan. Er was een werktijd voorzien van 16 maand. Het rechttrekken der Leie gebeurde in twee fasen : bij het bouwen van de Snepbrug en de Albertbrug werd ter plaatse uitgegraven en op 10-8-1909 ving men de graafwerken aan tussen beide bruggen. Op 4 november 1909 was de voltooĂźng der brug in zicht (1) : weldra begon men de brug te kasseien. Meer dan een jaar later nl. op 1 juli 1911 verscheen het volgende bericht: "De proeven om de sterkte dezer brug vast te stellen zijn dezer dagen genomen. Een wagen met 20.000 kg geladen en getrokken door acht paarden, is er over gereden zonder dat het minste spoor van inzakking vastgesteld werd." Deze brug werd op 23 mei 1940 volledig verwoest. In de loop van hetzelfde jaar werd er een houten noodbrug gelegd van amper 3 meter breed. Op 7 september 1942 werd er begonnen met het leggen van een tweede noodbrug naast de eerste. Deze was 6,2 meter breed en werd in gebruik gesteld op 14-11-1942. Deze noodbruggen moesten regelmatig hersteld worden tot zolang er geen nieuwe brug kon gebouwd worden en daarop moest men wachten tot 1952. De Koning Albertbrug was, samen met de Meutestedebrug en de J. Palfijnbrug, ĂŠĂŠn van de laatste, in 1940, vernielde bruggen, die nog dienden te worden vernieuwd. De brug, voorheen een stadsbrug, werd op staatskosten heropgebouwd omdat ze op de toekomstige ringlaan rond Gent lag. De werken, aanbesteed op 15-8-1952 en toegewezen aan de firma "Baert en Albouwwerk" vingen aan op 3 november 1952. De nieuwe brug werd opgericht op de oude funderingen welke slechts een breedte hadden van 20 meter, zodat de huidige brug met een totale breedte van 26 meter er langs beide kanten 3 meter oversteekt. Dit werd opgevangen door een constructie in gewapend beton. Ze werd opgevat als een vierbenig portaal dit is met drie overspanningen. De middens te overspanning, over de Leie zelf is 23,5 meter. De totale kostprijs was 8.750.000 fr. De nieuwe brug, moderner en veel breder dan de vorige, is spijtig genoeg niet zo mooi uitgevoerd als deze van 1908. (1) Melding voltooiing in zicht op 6 mei, 5 juli, 15 september 1909.
156
157
Verlichtingspaalen borstwering van de Koning Albertbrug anno 1908. Copie van oorspronkelijk plan (S.A.G.).
158
De brug werd opengesteld voor het verkeer in maart 1954 en een maand later voltooid. JAAR SOORT 1908 1940 1942 1953
Vaste in steen Vaste in hout " Vaste, gewapend beton
Lengte 72 " " "
Breedte van : Vrije PROEF rijweg voetpad doorvaar hoogte 12 3 + 6,2
2x2
22
5,26
20
2x3
21,5
5,97
20.000
Staat-wegenis Jaarverslag 1908-1909 1940-1942 1952-1953-1954
Gazette van Gent 1908-1909-1911 dossiers M.LABYN ('t vervolgt)
BEKLACHVAN DE DULLE GRIETE Een hele tijd geleden vestigde de Heer L. Kronenberger (Vilvoorde) onze aandacht op een Klaaglied van de Dulle Griet dat gepubliceerd werd door De Potter. Wij beloofden hem het te zullen publiceren als we eens enkele bladzijden over hadden. Deze gelegenheid doet zich nu voor. De Potter schrijft : Na 1452, hebben wij gezegd, werd onze dulle Griet tot de rust en de stilzwijgendheid gedoemd, en toch deed men haar, bij zekere gelegenheden, nog eens spreken, of liever, voerde men in haren naam het woord, niet om te vernielen en te dood en, maar om te treuren of te juichen. Ziehier, onder andere, een klaaglied, dat de oude in 1745 aanhief, toen zij, veracht en verlaten, overgeleverd aan den moedwil der straatkapoenen, met leedeoogen haren stadsgenoot, den Draak van het Belfort, weer gansch in het goud zag steken :
159
BEKLACH VAN DE DULLE GRIETE, STAENDE OP DE VRYDAGHMERCKT BINNEN GElEND.
OVER HET VERGULDENVAN DE DRAECKE, STAENDE OP HET BELFORT, IN 'T JAER 1743
(Op een oud, maer aengenaem voysken: van het belegh van AriĂŤn.) Wy sien in Ghentsche stadt, Dat puyck der vlaemsche steden, Wij sien in onse stadt, Met reden wel bevadt Twee stomme kreaturen, Maer vol van leet en spyt, Waer van vol onghedueren D'een d'ander seer benyt. Men vindt in stadt van Ghendt Veel scherp gheneusde grieten, Men vindt in stadt van Ghendt, Aen grieten veel bekendt, Veel quaetaerdighe wyven Die Griet al naer bestaen, Die altyt knorren, kyven; Noyt en wordt iet wel gedaen. De Draek, nu nieuw vergult, Die waeit met alle winden; De Draek, nu nieuw vergult, Maer Griet vol ongedult, lek magh my wel beklaegen, Al heet ick Dulle Griet, Dat myn dry oude schraeghen Rotten tot myn groot verdriet. Griet siet dat helsch serpent Schier in de loght verheven, Griet siet dat helsch serpent Verheven binnen Ghendt; Verciert met goude kleeren, 160
Waerom sy lustigh blynckt, Maer Griet, tot druckx vermeeren, Vuyl van dreck en modder, stynckt. Griet en wordt niet verciert, Al is de stad vol vreughden, Griet.en wordt niet verciert, Schoon lustigh wordt gheviert. Den Draek, dat vreet spectackel, Wort ront met licht vereert : Ja schier als voor orackel Van de vroukens dan gheĂŤert. Hoe is mijn glans vergaen ! 'k Was eertyts soo gheprezen! Hoe is mijn glans vergaen! lek moght op wielen staen, En spouwen vlam en donder Met craght en met ghewelt, Braght soo den vyant onder, Hem doende ruymen 't velt. 'k Plaght yser, poer en loot Voor myne spyse t'eten, 'k Plaght yser, poer en loot Te spouwen, wonder groot. Nu is myn spyse : vasten, Met open keel ghemeen, Ten sy eenighe gasten Daer in werpen slyck of steen ... Den dranek die krygh ick wel Van reghen, stoere vlaeghen Den dranek die krygh ick wel, Dan lustigh op myn vel, Wanneer uyt 's hemels saelen Waeter in overvloet Comt op myn lyf te daelen Dat ick al verdraeghen moet. Noch wort my naer gheseyt Dat ick hier lich in banden,
161
Noch wort my naer gheseyt : 't Is om myn dulligheyt! Had ick maer poer en bollen, lek soude met ghewelt Seer haest den Draek doen rollen En sien op den groot ghevelt. Griete die staet schiltwaght By Keyser Karels statu, Griete die staet schiltwaght, Sonder cieraet oft pracht. Al ben ick Dulle Griete, lek voere vrouwen naem : Den Draek, tot myn verdriete, Is aen elck meer aengenaem. lek waghte met ghedult; Nogthans kan niemant _vinden, lek waghte met ghedult, Met leet en spyt vervult, Om aen een kleet te raeken... Myn lieve vrouwgeslacht, Terwyl ick hier moet waecken, Uw suster Griet wat aght! Waer vint m'int Nederlant Nogh sulcke twee postueren, Waer vint m'int Nederlant Twee monsters soo gallant, Als Draeek en Dulle Griete Die nu veel hondert jaer Hier staen sonder verdrieten Tot verrnaeek van allegaer? De klachten van Dulle Griet waren gegrond. Immers, de plek, waar zij te rusten en te roesten lag, diende nog altijd tot neerleggen van vuilnis, en in plaats dat haar gapende mond zou gevuld worden met schroot, om verwoesting en dood te verspreiden in de rangen van Leliaarts en andere volksverdrukkers, kwamen, dag aan dag, de kleine jongens van de Vrijdagsmarkt, der Lange Munt en van elders dien spijzen met voorwerpen, welke haar den goeden tijd niet konden herinneren, toen zij medekampte voor de eer en de glorie van Gent. EĂŠn troost bleef de oude sukkel nog over: zij blikt naar de Vrijdagsmarkt, waar, op de groo-
162
te dagen, al de mannen, onder het geschetter der klaroenen, onder het stormgeluid van Roeland en onder de vaarwel- en zegewenschen van grijsaards, vrouwen en kinderen, vergaderden en oprukten om de lauweren der overwinning te gaan plukken of hun bloed en leven te offeren voor de eer en de grootheid der vaderstad.
IN MEMORIAM Gll.,L. VAN GEERT Op 11 januari 1990 ontviel Gilbert Van Geert ons in het Universitair ziekenhuis te Gent. Een verraderlijke ziekte velde hem op enkele maanden tijd. Hij had nog zoveel plannen, nog zoveel ideeën... Het mocht niet zijn. Gilbert Van Geert werd op 30 september 1930 geboren in de volkse buurt van Meulestede, tussen het noeste werkvolk van de Muide. Hij studeerde aan de Koninklijke Akademie voor Schone Kunsten voor meubeltekenaar onder Rubbens en De Moor. Hij zou uiteindelijk als tekenaar bij de T.M.V.W., de "waterdienst", belanden. Maar wat onmogelijk op een akademie kan bijgebracht worden, wat hij uit zichzelf bezat, was talent, een scherpe geest, een sterke opmerkingsgave en een grondige kennis en een immense liefde voor het volksleven. Naast zijn beroep zou hij zijn kunstenaarscarrière aanvankelijk als karikaturist en cartoonist bij verschillende Vlaamse dagbladen beginnen. Hij bespeelde de hele waaier van "Vooruit" over "Het Laatste Nieuws" tot de "Gazet van Antwerpen". Hij stelde voor het eerst schilderwerken en aquarellen in 1967 ten toon in het gemeentehuis te Aalter, waar de plaatselijke kunstschilder Cyr Frimout hem naartoe gelokt had. Nog in dat zelfde jaar behaalde hij te Monaco de ereprijs voor grafiek. Kunstcriticus Luk Lekens schrijft over hem: "Als geboren en getogen Gentenaar kan hij zijn afkomst onmogelijk loochenen. Die valt zowel te bemerken in zijn eigen persoon als in zijn werk, dat volledig Gents is van aard en voorstelling, maar tevens universeel van geest, zodat het overal te genieten en te beleven valt. Voor zijn thema's put hij enerzijds uit de hem omringende wereld en anderzijds uit een volkse wijsheid. Centraal staat de mens, van wie hij de gebreken, de ondeugden, alsook bepaalde levensgewoonten goedmoedig hekelt. Vooral de wereld van de kleine man is zijn grote inspiratiebron. Men zou Van Geert een sociaal geëngageerd kunstenaar kunnen noemen, maar dan wel in de meest brede zin van het woord. 163
Indien nodig krijgt iedereen een veeg uit de pan. Men treft vele variaties aan in zijn werk; het oubollige wisselt af met de karikatuur, de folklore met het eigentijdse. Een vaak terugkerend ontwerp is ook het "flirten" met begrippen als leven en dood, het mooie jonge met daarnaast het beeld van de uiteindelijke aftakeling. Soms zijn het aanklachten, dan weer een spottend registreren van wankele toestanden of een bijtend hekelen van de z.g. "betere klasse", maar steeds zĂ dat men het eerst lachend bekijkt, om dan te beseffen welke harde waarheid de kunstenaar ons voorhoudt. Inzake techniek is het duidelijk dat Van Geert voornamelijk sekuur en trefzeker zijn onderwerpen gaat uitbeelden. Getuige daarvan zijn de talrijke met zorg gekozen details en de vele figuren die zijn werk bevolken. Zijn tekeningen zijn steeds evenwichtig opgebouwd, zodat ze nooit overladen aandoen. Ze vormen een wereld warop we geamuseerd kunnen neer kijken, om ten slotte vast te stellen dat de kunstenaar ons geen rad maar een spiegel voor de ogen draait, waarin we onze eigen onvolkomenheden bekijken. Dit aspect van Van Geertstekenkunst is sterk didactisch. Het zijn lessen in gevarieerde levenswijsheid, die vaak aan Jules De Bruycker herinneren. " Tot zover Luk Lekens. Freek Neirynck, die hem ook van nabij kende vertelt : "Gilbert Van Geert is altijd een bescheiden man gebleven, niettegenstaande de waardering die zijn werk kreeg en de bekendheid die hij erdoor verwierf. Hij exposeerde liever op plaatsen waar het volk zeker aanwezig was, misschien niet in de eerste plaats 164
voor zijn werk, maar om samen te zijn, dan in grote galerijen die hem zouden hebben gestuurd in de richting van de kollektioneurs, de marchands, de managers. Van Geert laat zich niet weinig vaak inspireren door de hem direkt omringende samenleving waar hij met zijn eigen persoonlijke wijsheid op volkse wijze tegenaan kijkt : straattaferelen, beluikscènes, sociale onrust, verzet, emancipatie zijn niet zelden thema's in zijn oeuvre. Vaak liet hij zijn tekeningen dan ook zeer sociaal functioneren. Niet zelden deden organisaties een beroep op hem voor een affiche, gelegenheidsgrafiek, illustraties. De artiest deed het dan telkens "voor de goede zaak", op zijn wijze zijn bijdrage leverend voor een doel waar ook hij achter stond maar door de aard van zijn karakter niet meteen voor op straat zou zijn gekomen." aldus Freek. Persoonlijk heb ik het geluk gehadGilbertVan Geert als echte vriend te kennen en er mee te mogen samenwerken. Hij illustreerde o.a. "De kip heeft tsiepkens gekalverd", een bundel samengesprokkelde kinderkolder en "Piet is een knapzak, want hij weet veel!", gekke detmities uit kindermond. Daarbij bewees hij over een evenjong hart en sprankelend talent te beschikken als mijn leerlingen. Meermaals illustreerde hij artikelen uit "Ghendtsche Tydinghen" en kreeg ik 's avonds al een telefoontje : "Mijne kameraad" of "Mijn lieve vriend" zoals hij zijn naasten altijd noemde, "ge moogt er morgen al om komen, ' t is klaar!" Gilbert Van Geert is bij elke heem- en geschiedkundige bekend als de illustrator van het "Gents Woordenboek" van Lodewijk Lievevrouw-Coopman, verschei¡dene tentoonstellingscatalogi van het museum voor Volkskunde, programma's van de Gentse Feesten en andere typisch Gentse evenementen. Zijn laatste werk was de prachtige kunstmap "Gent... 'k zie U girre!" uitgegeven door het August Vermeylenfonds, waarin hij op meesterlijke wijze de Gentse gedichten van Germain Jansens illustreerde. Hij mocht er tijdens de vernissage in de Sint-Pietersabdij in september 1989 uit handen van Burgemeester Gilbert Temmerman het ereplaket van de stad Gent in ontvangst nemen, iets waar hij duizend maal dankbaarder voor was dan de meest eervolle vermelding in binnen- en buitenlandse catalogi. Laten wij ten slotte de kunstenaar voor een laatste maal zelf aan het woord : "Ik koester de vrees dat rond het jaar tweeduizend de levensatmosfeer zodanig koel en kil zal zijn, dat sommige mensen naar de musea zullen vluchten op zoek naar menselijke warmte. Ik hoop dat mijn werk het menselijk hart de nodige warmte zal schenken in deze nu al maximaal getechniseerde wereld. Op het einde van uw leven moet ge kunnen verklaren : Ik heb gezegd wat ik gedacht heb. Ik ben aanwezig geweest. Hier zijn de bewijzen van mijn presentie." In naam van "Ghendtsche Tydinghen" bieden wij Mevrouw Gilbert Van Geert-
165
GENTS WOORDENBOEK
166
Rolanda Poppe onze oprechte blijken van diep medeleven aan in deze zo pijnlijke momenten. Met waakzaam vertrouwen gulhartig wist hij in iedere oogopslag met elke potloodstreep de ernst van mens en leven - tot op het laatste afscheid blijmoedig te verschalken. Laat nu dit krachtig streven waarvoor hij heeft geleefd waaraan hij heeft gebouwd zijn broederlijke boodschap wezen ... EddyLEVIS
VRAAG EN ANTWOORD .De Heer Mark Rummens vraagt het volgende : "Naar aanleiding van de honderdste vetjaardag van de Stedelijke Basisschool DĂŠsirĂŠ Van Monckhoven (in de gelijknamige straat) plant de school in het vootjaar van 1992 een publicatie en een tentoonstelling. Lezers die omtrent deze school over informatie, documenten of foto's zouden beschikken, worden vriendelijk gevraagd kontakt op te nemen met hem. Adres : Rijsenbergstraat 27 te Gent. Tel. (na 19 uur) 21.10.98. Vraag van de Heer Eddy Levis : "Wie weet er wat meer over de "CLUB DES DIX"? Een afbeelding die ik laatst aantrof op een sierbord stelt een "trik-trak" voor (zo'n dubbel bord met puntige figuren dat gespeeld wordt met schijven en dobbelstenen), twee lederen teerlingbekers en twee teerlingen, de ene met 4 en de andere met 6 ogen, zijnde 10 ("dix") met daaronder de vermelding "Gand". Anderzijds deelt de Heer Levis ons het volgende mee : Gezien verscheidene lezers mij persoonlijk contacteerden betreffende mijn vraag over foto's 1, 2 en 3 opp. 53 van het vorig nr., meen ik hen de antwoorden toch schuldig te zijn, omdat ik hen door mijn vraag toch ook enigszins nieuwsgierig gemaakt heb. Ziedaar wat ik tot op heden weet : Foto 1 is wel degelijk de pianozaak Moeremans maar NIET DE VLAANDERENSTRAAT, doch de achterzijde langs de KUIPERSKAAL Waar het precies over gaat is nog niet he167
lemaal duidelijk, maar men zoekt het voor mij uit bij enkele oudere familieleden Moeremans. Ik dank daarvoor Mevr. wwe. Michel Steels. Wat de houten tanks op foto 3 betreft: Een eerste tip kwam van Dhr. P. De Groote van Meulestede, familie van de eigenaars van de "Saline Gantoise". Hij vroeg mij eens ter plaatse een kijkje te nemen aan de creosootwerf van de N.M.B.S. op de Wiedauwkaai, beter bekend bij de Gentenaars als "'t Bieldekot", waar men de spoorwegbiels of dwarsbalken met creosoot impregneert tegen het wegrotten. Tijdens W.O. I was daar de "Kraftwagen-Abteilung" en het zicht zou mogelijks kunnen genomen zijn van uit de zakkendrogerij van de "Saline Gantoise". De verlichtingspalenen de barakken zijn van dezelfde standaardmakelij als die in de meeste toenmalige stations en aangelanden, maar er is daar geen spoorwegberm aanwezig. Fout spoor dus. Het uitsluitsel kwam uiteindelijk uit : "Gand sous l'occupation allemande Notes d'un Gantois surlaguerrede 1914-1918" door Marc Baertsoen (1929). In zijn boek schrijft hij opp. 341 :(vertaling) "16-20 september 1918 :Wat nog beter dan welk officieel communiquĂŠ ook aantoont hoe uitzichtloos de toestand voor het Duitse leger is, en hoe het ten einde krachten is, is het feit dat wij de Duitsers HOUTEN TANKS OF AANVALSWAGENS naar het front zien vervoeren, die slechts in schijn op deze oorlogsmachines lijken waarvan de geallieerden zich vandaag de dag zo rijkelijk tegen hen bedienen. Aangezien deze tanks hen ontbreken en zij tijd nog grondstoffen bezitten om er echte te maken, zijn de Duitsers op het idee gekomen om deze machige tuigen IN HOUT NA TE BOUWEN. Het zijn gewoon lege kisten op wielen, waarvan enkel het silhouet er als een tank uitziet. Deze kisten bevatten absoluut niets. Buiten de wielen heeft men ook hun karkas geschilderd om hen toch enigszins het uitzicht van een echte tank, gewapend met kanonnen en mitrailleurs te geven! Deze houten bakken moeten naar het schijnt dienen om naar het nieuw front "Hindenburg" vervoerd te worden, om de geallieerden te doen geloven dat het front vol tanks staat!" en opp. 342 schrijft hij verder: "23 september 1918- De Duitsers maken te Gentbrugge eniNHETSINT-PIETERSSTATIONEENHOEVEELHEID HOUTENTANKS, die de geallieerden schrik moeten aanjagen; Men ziet ze op treinen passeren, echte Chinese kartonnen draken, amper goed genoeg om kleine kinderen aan het schrikken te krijgen. 't Is niet mogelijk!!! " Einde citaat. Deze versie werdmij achteraf nog telefonisch bevestigd door iemand die liever zijn naam niet in het tijdschrift had, wens die wij dan ook respecteren. Hij deelde mij het volgende mee: De locatiesSterreen Sint-Denijs zijn uitgesloten wegens het niet aanwezig zijn van spoorwegbermen en treinen. Het "Holz-Amt" was echter aan het Sint-Pietersstation gelegen. Men maakte er geprefabriceerde onderdelen voor barakken en gevlochten loopgravenschutten. Ook is informant zeker dat er nep-tanks gemaakt werden. Er doet zelfs een verhaal de ronde dat men door spionage door had, dat de Duitsers deze dummy's bezaten. Tijdens een
168
luchtaanval in de periode april-mei 1918 bestookten geallieerde vliegtuigen dit "Holz-Amt" met... houten bommen! Dit om de vijand duidelijk te maken dat zij wisten wat daar in mekaar getimmerd werd. Waarheid of verzinsel? Zulke verhalen vijzelden in ieder geval de moraal van de Gentse bevolking op. Wat de Gentse Primussen betreft : ik dank de vele informanten die mij schreven of belden en documenten, medailles e.d. schonken of in bruikleen gaven. Elk gegeven van persoonlijke of algemene aard is nog steeds welkom. De heer Eloi Stas (Wellen) stuurt ons de hierbij gepubliceerde foto. Hij vraagt of er onder onze lezers speurneuzen zijn die het zicht kunnen identificeren. Hij veronderstelt dat het te maken heeft met een bominslag in een kerk of kapel in de Eerste Wereldoorlog. Het opschrift "Het Oud Gemeentehuis - Estaminet" zou een aanduiding kunnen zijn. De originele foto is verzonden als postkaart vanuit Evergem naar Amersfoort, poststempel Evergem 16-IV-1919, 2e stempel Gent 18-IV-1919 + censuurstempel G 12.
In antwoord op de vraag van de Heer Eddy Levis (Gh. T. 1990 - Nr. 1 - p. 52) ontvingen wij het volgende antwoord van Mevrouw De Bruyckere-Moeremans. Met interesse de foto 's bekeken waar o.a. onze zaak wordt afgebeeld. Welke de juiste oorzaak is van de ravage die onze buurt heeft geteisterd kan ik niet nader verklaren, daar de feiten zich voordeden ten tijde van mijn grootouders die helaas reeds lang overleden zijn. 169
Ik kan u wel met zekerheid mededelen dat foto nr. 1 de achtergevel van onze gebouwen voorstelt en werd genomen op de Kuiperskaai en niet in de Vlaanderenstraat, zoals verkeerdelijk werd vermeld. De gelijkvloerse verdieping van de twee aanpalende huizen worden thans ingenomen door de "Bar Américain" (de vroegere "Old Wheel"); de deurrechts bestaat nog steeds en is de ingang van de woonst van de Heer Simoens, loodgieter op rust (Kuiperskaai 15).
LEZERS SCHRIJVEN ONS Naar aanleiding van het artikel van de Heer Ronald De Bock over het gevelbeeld vanLiederickDeBuck(Gh. Tyd. 1990- Nr. 1-pp. 21-24) ontvingen wij 2 brieven. Van de heer Roger Buyle. Volgens mij zijn de 19 beelden aan het stadhuis van volgende kunstenaars: 1. - Liederic de Buc (+836) Juliaan Dillens 2.- Boudewijn I met de IJzeren arm (+879) Juliaan Dillens 3.- Boudewijn VI (+1073: niet (+1703) Juliaan Dillens 4. - Robrecht de Fries (+ 1093) Juliaan Dillens 5. - Boudewijn Hapken (+ 1119) Aloïs De Beule 6. - Karel de Goede (+ 1127) Aloïs De Beule 7. - Filips van den Elzas (+ 1191) : niet (+ 1157) Théo Soudeyns 8. - Gentse Krijger Théo Soudeyns 9.- Knaap der Goudsmeden Lodewijk Van Biesbroeck 10.- Rombaut (ll) Keldermans Lodewijk Van Biesbroeck 11. - Isabella van Portugal Juliaan Dillens 12. - Keizer Karel V Juliaan Dillens 13.- Margaretha van Oostenrijk Juliaan Dillens 14. - Domien de W aghemakere Lodewijk Van Biesbroeck 15.- Wapensmid= wapenmaker Lodewijk Van Biesbroeck 16. - Schepen van de Keure (met perkament) Louis Dubar 17.- Staffier (gewapende stadsdienaar) Félix Metdepenningen 18.- Wapenheraut E. Van Peteghem 19.- Schepen van Ghedeele (met 2 boeken) Théo Soudeyns N.B.- Slechts 19 van de 56 voorziene beelden werden geplaatst
170
De Heer Jean-Pierre Rotsaert (Brussel) schrijft ons het volgende : U kent zeker de Mercator-landkaart "Exactillima Flandriae descriptio", met in de boven-en benedenrand, alle namen van de graven van Vlaanderen met hun overlijdensdatum. De laatste graaf is Keizer Karel zonder overlijdensdatum; de kaart dateert dus van voor 1558. De drie eersten zijn forestiers en ik lees in de cartouches: j, Lideric van Harlebeke, Estoredi van Harlebeke sone +808 ij, Engleramus van Harlebeke, Liderici sone +824 iij, Odoacer van Harlebeke, Englerarni sone +837 De volgende cartouche geeft de naam van de eerste graaf, Balduinus Perreus +879, enz... Dit klopt niet met het artikel, doch Mercator kan verkeerd zijn, hoewel ik er aan twijfel. Reactie van de Heer Ronald De Buck Toegegeven : ik heb mij niet verdiept in de historiek van de stadhuisbeelden. Enkel de publikatie van dhr. Van de Walle, Ere-Direkteur van de Dienst voor Toerisme, werd geraadpleegd ter inleiding van mijn artikel. De overgenomen foutieve overlijdensdatum van Filips van den Elzas (1157 i.p.v. 1191) staat niet op het voetstuk van het beeld gebeiteld, hetgeen ik ten onrechte veronderstelde. Na 10 jaar lidmaatschap had ik moeten weten dat zich onder onze lezers aandachtige en kritisch ingestelde vorsers bevinden. In eigen naam, en in naam van onze lezers, ben ik dhr. Buyle alleen maar dankbaar zijn kennis aangaande de stadhuisbeelden met ons te willen delen. Leemtes dienen opgevuld te worden! Dat de letterzetter bovendien een inversie van een andere overlijdensdatum (1703 i.p.v. 1073) in de tekst heeft laten sluipen, euvel dat het waakzaam oog van de corrector in de val heeft laten lopen, onderstreept de belangeloze moeite die door onze redaktie moet opgebracht worden om tweemaandelijks +/160.000 lettertjes en cijfertjes feilloos te verifiĂŤren. Ik had gedacht mijn gevelbeeld-artikeltje kort te kunnen houden, doch de reaktie van de heer Rotsaert noopt mij met krachtig bewijsmateriaal voor de dag te komen. De essentie van mijn publikatie over het "figuur" Liederick, werd vanzelfsprekend op wetenschappelijke basis samengesteld, waardoor ik het niet moeilijk zal hebben de foutieve data van Mercator te weerleggen. Vooreerst trok ik de gangbare moderne opvatting na aan de hand van diverse naslagwerken : overal komt het legendarisch karakter van de forestiers op de voorgrond. Sterke argumenten die dit staven vond ik in Handelingen Kon. Commissie Geschiedenis CV 1940: de Porestiers van Vlaanderen door J. DHONDT, aspirant van het N.F.W.O., blz. 282 tot 305. ARGUMENT I: Ik citeer J. DHONDT : "De vroegste bron, waarin de afstamming Liederick-Ingelram-Audacer-Boude-
171
wijn I te lezen staat, is de Genealogia Bertiniana. Daarin wordt Liederick als graafvan Harelbeke vermeld, terwijl over de hoedanigheid van Ingelram en Audacer niets wordt meegedeeld" : Lidricus Harlebeccensis comes genuit Ingelramnum, Ingelramnus genuit Audacrum, Audacer genuit Balduinurn Ferreum, qui duxit filiam Caroli Calvi nomine Judith (Deze Genealogia Bertiniana dateert pas van circa 1070,234 jaar nĂ het overlijden van Liederick. Bovendien vermeldt zij geen enkele datum). ARGUMENT2: Afgeleid uit de verloren Annales Blandiniensis Antiquiores, staat te lezen in drie jaarboeken, te weten : 1) Annales Blandinienses uit de llde eeuw; 2) Annales Elmarenses; 3) Annales Formoselenses, dat anno 836 graaf Liederick gestorven is (Lidricus comes obiit) en dat anno 862 Boudewijn de zoon is van Audacer (Baldwinum, filium Audacri). Dit zijn meteen de twee enige betrouwbare jaartallen die ooit in verband met de onderlinge verwantschap van het viertal teruggevonden werden. ARGUMENT3: Ik citeer alweer J. DHONDT betreffende de hoedanigheid van Ingelram : "Het Capitularium van Servais, in 853 afgekondigd, leert dat/ngelram een paar pagi binnen de bisdommen Noyon-Doornik gelegen, beheerste. Bepalen welke ze waren is onmogelijk". In de hierna volgende Latijnse tekst lezen we dat twee graven heersten over 5 gouwen. Wie waar de baas was komen we niet aan de weet : Immo Episcopus, Actalardus Abba, Waltcaudus, Odelricus, missi in Noviomiso, Vermendiso, Adertiso, Curtrisco, Flandra, Comitatibus Engilramni et in Comitatibus Waltcaudi. ARGUMENT4: Nog steeds volgens J. DHONDT : "Betreffende Audacer is slechts geweten dat hij Boudewijn de IJzere tot zoon had. Verder niets" (zie argument 2). Dat de drie forestiers geleefd hebben staat buiten kijf. Over welke gebieden zij heersten kan niet bepaald worden aan de hand van deze schaarse gegevens, laat staan dat hun onderlinge verwantschap bewezen is. Slechts Boudewijn en Audacer zijn familie van elkaar. De oude kronieken van nĂ 1200 beschrijven het leven en de daden van de forestiers. Dhr. Dhondt stelde zich terecht de vraag waarop deze beschrijvingen gebaseerd waren. De kroniekauteurs van toen noteerden niet altijd feiten maar dikwijls verhalen en zij waren zeker niet objektief. In de praalstoet van de Gouden Boom, die in 1468 te Brugge uitging ter ere van het huwelijk van Karel de Stoute met Margaretha van York, werd Liederick voorgesteld als een soort David die de reus Finaert neerslaat. Een evokatie van de toenmalige geschiedschrijving! In een tijdperk waar reuzen verzonnen werden, hield men zich zeker niet in om fiktieve jaartallen te voor-
172
schijn te toveren, al was het maar om de zaken enigszins te doen kloppen. Mercator leefde in een tijdvak waar men geloof hechtte aan quasi bewezen jaartallen. Vandaar! Een uitermate interessante brief in verband met de Fiche Nr. 225 van de "Inventaire Archéologique" (Gh. Tyd. 1990- Nr. 1- pp. 12-13) ontvingen wij van de Heer Jackie Thiron (Stekene): In uw eerste nummer van Ghendtsche Tydinghen van dit jaar handelt U, op bladzijde 12, over een "Grotesk Uzeren masker" dat zich in het Oudheidkundig Museum bevindt Volgens de fiche zou dit masker afkomstig zijn van de Sint Michielsgilde, waar het gedragen werd door de persoon die de rol van de duivel vertolkte bij de ceremoniën van die gilde. Naar mijn mening hebben wij hier met iets gans anders te doen, namelijk met een voor ons land, zeldzaam exemplaar van een schandmasker. Inderdaad, de schand- of erestraffen, die tot doel hadden de misdadiger te vernederen, hem of haar zijn eer te ontnemen, voorzagen in het dragen van zulk een masker bij de veroordeling tot de schandpaal. Deze maskers waren een weerspiegeling van de misdaad waarvoor de misdadiger (ster) aan de kaak geklonken werd. Zo werd een man die zich als een zwijn gedragen had, met een masker in de vorm van een ever- of varkenskop tentoongesteld. Muzikanten die slecht speelden hing men een schandfluit om, bedriegers bij het kaartspel ·werden met een "valsspelersketting" omhangen. Een gelijkaardig schandmasker, als het door U beschrevene, is tesamen met nog vele andere, te zien in het Kriminal Museum in Rothenburg ob der Tauher (West-Duitsland). Het is het masker voor de zogenaamde "huisdraken" of kwaardaardige, babbelzieke huisvrouwen. Alles aan het masker is zinnebeeldig: grote oren : zij hoorden alles bril : zij zagen alles grote neus : zij bemoeiden zich met andermans zaken grote mond en tong : alles wat zij vernamen vertelden zij op een kwaadaardige manier verder. De horens en de kuif versymboliseren "de draak van een vrouw", terwijl het rinkelen van de metalen lamellen bij de minste beweging de aandacht trok van de voorbijgangers en alzo het doel, namelijk het eerloos en belachelijk maken van de veroordeelde, bereikt werd. In deze optiek is het dan ook gemakkelijk te verstaan dat het masker zich bij de foltertuigen van de collectie Minard bevond. De heer Thiron was zo vriendelijk ons een 4-tal foto's van dergelijke schandmaskers toe te sturen. Wij publiceren ze hier graag.
173
Foto 1 : Zwijnekop: typisch schandmasker voor mannen die zich als een "varken" gedragen hadden.
Foto 2. Schandmasker voor vrouwen met bel. Bij de minste beweging van de veroordeelde werd de aandacht van het publiek getrokken door het klingelen van de bel.
174
Foto 3 : Een variante op het vorige : hier zijn er twee bellen aan het masker bevestigd.
Foto 4 : Een analoog masker als hetgene in Ghendtsche Tydinghen vermeld is.
175
Van de heer Piet Van Eeckhaut ontvingen wij het volgend sympathiek schrijven: Uw oproep voor de bijdragen voor 1990 heb ik goed ontvangen en ik verontschuldig mij voor de laattijdigheid. Ik verhoog mijn bijdrage tot 1.000 F als beschermlid, zoals U het aangeeft in uw tijdschrift. Ik maak van de gelegenheid gebruik om U allen eens mijn hartelijke gelukwensen aan te bieden voor de volgehouden inspanningen : ik kan U verzekeren dat ¡ het aankomen van het tijdschrift mij telkens een genoegen is, wat warempel niet van alle drukwerk dat mij bereikt kan gezegd worden. De schaduw van het overlijden van stichter-voorzitter Gaston HEBBELINCK hangt over deze brief : ik heb hem niet zo goed gekend, maar er was telkens een buitengewoon hartelijk contact als we elkaar- in de Gentse straten- eens hebben ontmoet. Ik heb met ontroering het afscheidsartikel gelezen en de mooie foto bekeken. Ik vraag U mijn deelneming te aanvaarden en ze, voor zover mogelijk, ook aan zijn naasten over te maken. Een van onze trouwe lezeressen is de universiteitsstudente Mejuffer V Êronique Sennesael. Zij studeert Kunstgeschiedenis en Oudheidkunde en bereidt een thesis voor over de Gentse kunstschilder Albert Baertsoen (1866-1922). Zij is op zoek naar alle informatie over deze kunstenaar, naar personen die eigenaar zijn van een van zijn werken, personen die verwant zijn aan de familie Baertsoen, personen die hem eventueel nog gekend hebben. Lezers die haar willen helpen kunnen dit doen door rechtstreeks met haar contact te nemen op het adres : Coupure Links 659 - tel. 23.55.23. Van de Heer David Maes de volgende mededeling die ongetwijfeld veel van onze lezers zal interesseren : In het winkeltje van het Schoolmuseum Michel Thiery, Sint-Pietersplein nr. 14, zijn er momenteel65 verschillende wit/zwart foto's, van meestal reeds verdwenen Gentse stadszichten verkrijgbaar. Het betreffen hier reprodukties van dia's op glas, afkomstig uit de verzameling van een zekere Verschaffelt, die teruggevonden werden op een zolder van het schoolmuseum. De foto's (formaat 13 cm x 18 cm) worden verkocht ten voordele van het Schoolmuseum aan 80 fr.per stuk. Bovendien zijn er 28 verschillende foto's verkrijgbaar van het vroegere Schoolmuseum M. Thiery, toen dit nog gevestigd was in het Berouw.
176
BIBLIOGRAFIE Binnenkort gaat er een boek verschijnen (wanneer u deze "Ghendtsche Tydinghen" ontvangt zal het misschien reeds verschenen zijn) over een onderwerp dat vele Gentenaars nauw aan het hart ligt, namelijk de geschiedenis van onze Gentse Kulderkens en weesmeisjes. De titel van het boek luidt "VERWEESD, VERWEZEN". V oor velen beperkt de kennis van de Kulderkens zich tot de herinnering die zij hebben van die jongetjes in uniform die bij het sluiten van de Gentse Feesten, met hun fanfare een concert kwamen geven op de Koommarkt. Maar hoe leefden zij? Wat gebeurde er achter die gesloten deuren van de Kulderschool? Niet alleen in de 20e eeuw, maar ook in de 19e, 18e en 17e. En iedereen heeft wel eens horen spreken van de Blauwe Meisjes en van de Rode Lijvekens, maar wie waren zij, wat deden zij, hoe leefden zij? Hoeveel onder ons weten dat sommigen onder hen 9 uren per dag moesten kantklossen? Wie weet er het fijne van de diverse muiterijen in het "Kuldershuis"? U zult het allemaal kunnen vernemen in dit boek van groot formaat (21x29,7 cm.). Zo wateen 200-tal bladzijden vol wetenswaardigheden en weinig gekende feiten, plus dan nog eens een 100-tal pagina's merkwaardige foto's, waaronder 8 in kleur. Wij hebben de tekst kunnen inkijken en kunnen u verzekeren dat dit boek een absolute "must" is voor alle oude kulders en weesmeisjes en al niet veel minder voor de andere Gentenaars. Een Gentse bibliotheek die dit boek niet zou bezitten zou een bibliotheek zijn waaraan iets mankeert. Het boek kan bekomen worden door storting of overschrijving op de Rekening 703-0328197-27 van V.O.W.G.- M. Verdoncklaan 40-9219 Gent (Gentbrugge). De prijs van dit genummerd, garengenaaid boek met harde kaft en stofwikkel is 1.430 fr. + 150 fr.voor verzendingskosten. Voor thuisbezorging in Gent Stad wordt dit 1.430 fr. + 50 fr. H.C.
177
GENSCHE PRAOT - Bawelirre! riep de mîester tegen Franske Spilthûure, wad hedde däor wêere te vertelle? - Hij liegt, mîester! riepen al de jongens. - 't En es nie wäor, mîester, zei Franske. - Wie moe 'k nu gelûuve, vroeg de mîester. -Mij! riep Franske, z'en wille nie gelûuve da mijn broerken op d'Universiteit es ... - Hoe êwd es diene jonge? vroeg de mîester. - Hij es dûu gehore, zei Franske. De mîester schoot in ne lach. -Hoe, hij es dûu gehore? In hij es op d'Universiteit? Allee, maneke, ge suft! - 'tEn es nie wäor, mîester, zei Franske, in hij krijstege van kolirre. Aos ge mij nie en gelûuft, keunde gäon zien. Hij stäot däor al drij jäor in nen bokaol mee stirk waoter!
Ter intentie van onze nieuwe lezers herinneren wij er aan dat deze "verhr:îolijnkskes" geschreven werden door de in 1865 in Gent geborenJan Cleppe. Ze verschenen in het "Zondagsblad" van de "Vooruit" in de jaren 1927-1928.
OPROEP AAN ONZE LEZERS Om te kunnen voldoen aan de talrijke vragen naar oude nummers van ons tijdschrift "Ghendtsche Tydinghen", doen wij een beroep op uw medewerking om afstand te doen van nummers of jaargangen die niet meer worden gebruikt. Een overeen te komen vergoeding voor deze vriendendienst kan desnoods overwogen worden. De inlevering gebeurt op het Documentatiecentrum (Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, Sint-Amandsberg, alle zondagen van 10 tot 12 uur. Het D.C. is gesloten op feestdagen en in de maanden juli en augustus. Wij danken u bij voorbaat voor uw geste. De bibliothecaresse, Mevr. Van Geluwe-Eggermont A.
178
VORIGE JAARGANGENVAN 'GHENDTSCHE TYDINGHEN' Dank zij de medewerking van onze lezers, zijn volgende nummers opnieuw verkrijgbaar tot uitputting van de voorraad. Jaargang 1973 Nrs. 11-12 1975 Nrs. 1-2 +volledige jaargangen 1976 Nrs. 2-3-4-5-6 1977 Nrs.3-4-5-6 +volledige jaargangen 1978 Nrs. 1-2-3-4 1979 Nrs. 1-2-3-4-5 1980 Nrs. 1-3-5 1981 Nrs. 1-3-4-5-6 +volledige jaargangen 1982 Nrs. 2-3-4-5-6 +volledige jaargangen 1982 Register op de jaargangen 1 tot 10 (speciaal Nr.) 1983 Nrs. 1-2-4-5-6 +volledige jaargangen 1984 Nrs. 1-2-4-5-6 +volledige jaargangen 1985 Nrs. 1-2-3-4-5 +volledige jaargangen 1986 Nrs. 1-2-3-5-6 +volledige jaargangen 1987 Nrs. 1-2-4-5-6 +volledige jaargangen 1988 Nrs. 1-2-3-5-6 +volledige jaargangen 1989 Nrs. 1-2-3-4-5 +volledige jaargangen Prijs per afzonderlijk nummer 70fr. Prijs per volledige jaargang 400 fr. Tijdschriften kunnen afgehaald worden elke zondag tussen 10 en 12 uur in het 'Documentatiecentrum' (behalve in juli en augustus en op wettelijke feestdagen). Portkosten bij betaling op postrekening: Tot 2 nrs. : 25 fr. Tot 4 nrs. : 35 fr. Tot 6 nrs. : 45 fr. Verder per jaargang: 45 fr.
De Bibliothecaresse, Mevrouw Van Geluwe-Eggennont A.
179
AANVULLENDE LEDENLIJST 2597. Mw. De Beer B., Theresianenstraat 12, 9000 GENT 2598. Strubbe J., Désiré Van Mondmovenstraat 34, 9000 GENT 2599. De Smul L., Reinaertstraat 40,9000 GENT 2600. Thienpont G., Vlotstraat 49, 9000 GENT 2601. Mw. Lehardy J., Bromeliastraat 71,9110 GENT (Sint-Amandsberg) 2602. Herreman J., Emile Verbaerenlaan 19A, 9219 GENT (Gentbrugge) 2603. Mw. Callewier A., Kortrijksesteenweg 1, 9000 GENT 2604. Vereecken G., Dukk:eldamstraat 15,9000 GENT 2605. Claeysoone E., Grondwetlaan 87, 9110 GENT (Sint-Amandsberg) 2606. Mw. Van Hapleteer Chr., Kalestraat 2, 9050 EVERGEM 2607. Mw. Baete M., Aloïs Joosstraat 36, 9000 GENT 2608. Kinsabil P., Paardestraat 68, 9000 GENT 2609. Van Putte J., Bernard Spaelaan 85,9000 GENT 2610. Rooms J.-P., Schoolstraat 63, 9110 GENT (Sint-Amandsberg) 2611. Mw. Criel M., Cesenaticolaan 14A, 9060 ZELZATE 2612. Canon G., Nekkersberglaan 680, 9000 GENT 2613. Courtens J.-P., Ooststraat 7, 8600 MENEN 2614. Mw. Schrans A., Coupure Links 51, 9000 GENT 2615. Bourgoy H., Jan Verspeyenstraat 13,9000 GENT 2616. Brasseur Y., Eikeldreef 13,9830 SINT-MARTENS-LATEM 2617. Mw. Van den Bossche F., Sint-Elooistraat 89, 9220 MERELBEKE 2618. Leyman, Filip van Cleeflaan 250, 9000 GENT
VITA, 9750 Zingem
180
GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring GentV.Z.W. 15 juli 1990 19e jaargang nr. 4
Ere-voorzitter: J. Tytgat, ere notaris Stichter: G. Hebbelynck t Voorzitter : H. Collumbien Onder-voorzitter en Penningmeester: A. Verbeke Secretaris : R. Van Geluwe, Maïsstraat 235, 9000 Gent Archief en ruildienst: Mevr. A. Eggermont, Maïsstraat 235, 9000 Gent Redactie-adres : Lijnmolenstraat 149, 9110 Sint-Amandsberg- Gent Administratie: Koggestraat 14 - 9000 Gent Postrekening : 000-105.04.73-60, Heemkundige en Historische Kring Gent, 9000 Gent Lidgeld: 400 fr.per jaar. Buitenland: 500 fr. per jaar. Steunende leden : 600 fr. per jaar. Beschermleden: 1000 fr.per jaar. INHOUD
- 51 Blazoenen van Ridders in de Orde van het Gulden Vlies 182 - Inventaire Archéologique: Bas-reliëfs van het zogenaamd Huis Palfyn 193 -De Predella "De Verovering van Jeruzalem door Titus" 195 - Rooigem en de Brugsepoort te Gent (Vervolg) 205 - Uit de Geschiedenis van de Gentse Bruggen (Vervolg) Jan Palfijnbrug - Verloren Kostbrug 219 - Aanvullende Iconografie der Gentse Bruggen 228 - Vraag en Antwoord 231 - Lezers schrijven ons 232 - Bibliografie 233 - Verschijning gemeld 234 - De George Sartonprijs toegekend aan een van onze leden 235 - Gênsche Präot 236
Bibliotheek en wekelijkse bijeenkomsten : in het Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis, Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, SintAmandsberg : elke zondag van 10 tot 12 uur (uitgenomen op feestdagen); Gesloten in juli en augustus. Bibliothecaresse : Mevr. A. Eggermont. Verantwoordelijke uitgever : Hugo Collumbien, Lijnmolenstraat 149, 9110 Sint-Amandsberg - Gent.
51 BLAZOENEN VAN RIDDERS IN DE ORDE VAN HET GULDEN VLIES Een vorige keer gaven we een romantische voorstelling van de feestelijke sfeer die moet geheerst hebben bij het laatste kapittel van het Gulden Vlies te Gent in 1559. Toen beloofden we een overzicht te geven van de personen die waarschijnlijk gezeteld hebben in dit kapittel. U moet zich voorstellen dat 7 jaar later, in 1566, de Beeldenstorm losbreekt en dat in 1568 de Tachtigjarige Oorlog begint, waardoor deze Ridders, in verdeeldheid, een beslissende rol zullen spelen in onze geschiedenis. Ze zullen elkaar bekampen en sommige zullen er het leven bij inschieten. In de Sint-Baafskathedraal hangen 51 wapenschilden als het ware als herdenkingsmonument in het zuidelijk dwarsschip. Zij zijn uitgevoerd door een schilder uit Valenciennes, vermoedelijk Jacques Le Boucq, wapenheraut van de Orde en heraldicus. De voornaam klinkende teksten op deze blazoenen vertellen ons wiens plaats "gereserveerd" was in het koor van de kathedraal. Deze opschriften zullen dan ook als uitgangspunt dienen tot het geven van een korte persoonsbeschrijving. Het vorige kapittel werd gehouden te Antwerpen in 1556. Voor Ridders, die tussen 1556 en 1559 gestorven zijn, werd nog een schild opgehangen als laatste eerbetoon. Elk kapittel voorzag namelijk in een ceremonie, opgedragen aan de laatst gestorvenen. Op hun blazoen staat het woord TRESPASSE (in modem Frans, trépassé =overledene) en boven hun wapen staat een heraldische riem afgebeeld. De overledenen zullen wij niet beschrijven. Enkel de tekst op hun schild zullen wij publiceren. Bij het interpreteren van de notedop-biografieën plaatsen wij ons even in het jaar onzes heren 1559:
1° TRESHAULT TRESEXCELLENT TRESMAGNANJME TRESPUISSANT PRINCE CHARLES PAR LA DIVINE CLEMENCE EMPEREUR DES ROMAINS TOUSIOUR AUGUSTE CINCQUIESME DE CE NOM TRESPASSE: Keizer Karel, gestorven te San Yuste op 21.9.1558 =niet aanwezig. 2° TRESHAUT TRESEXCELLENT TRESMAGNANIME TRESPUISSANT PRINCE PHiliPPE PAR LA GRACE DE DIEU ROY DE CASTILLE DE LEON D'ARRAGON DES SICI/LES ARCHIDUC D'AUSTRICE DUC DE BOURGOIGNE DE BRABANT DE UMBOURG DE LUXEMBOURG DE GUEWRE ETC. COMTE DE FLANDRE ETC. CHEF ET SOUVERAlN DU TRES NOBLE ORDRE DE LA TOISON D'OR : Filips 11, koning van Spanje (1556-1598). 0 21.5.1527 Valadolid, t13.9.1598 Escorial. Zoon van keizer Karel V en Isabella van Portugal. Viermaal gehuwd met 1) Maria van Portugal (moeder van Don Carlos), 2) Mary Tudor (Bloody Mary), 3) Elisabeth van Valois (moeder van Isabella Clara Eugenia, onze late182
re landvoogdes), 4) Anna van Oostenrijk. Hij verlaat kort na dit kapittel definitief de Nederlanden en zal de Orde nooit meer samenroepen. Hij was zesde Soeverein van de Orde; laat desondanks de Vliesridders Egmond en Hoome onthoofden en lokt de Tachtigjarige Oorlog uit. Hij werd benoemd tot Orderidder te Doornik in 1531. 3° TRESHAULT TRESEXCELLENT ET TRESPUISSANT PRINCE CHRISTIERNE PAR LA GRACE DE DIEU ROY DE DENEMARQUE DE ZUVEDEN ET NOREWEGHEN TRESPASSE: Christiaan 11 van Denemarken (t1559) =niet aanwezig. 4° TRESHAULT TRESEXCELLENT ET TRESPUISSANT PRINCE MAXIMILJEN ROY DE BOHEME ARCHIDUC D'AUSTRICE: Maximiliaan 11 van Oostenrijk, toekomstig keizer van het Heilig Roomse Rijk der Duitse Natie (1564-1576). 0 1.8.1527 Wenen, t1576. Zoon van de Duitse keizer Ferdinand I en Anna van Hongarije, gehuwd met Maria (dochter van keizer Karel). Op politiek gebied niet erg gelukkig, bleek hij toch als mild en vredelievend vorst de vrede te kunnen bewaren tussen de in zijn contreien strijdende godsdienstige partijen. Benoemd tot Orderidder te Utrecht in 1546. 5° MESSIRE PEDRO ANTON/0 DE ST SEVERIN DE ST MARCQ PRINCE DE VISIGNANO : Pietro Antonio San Severino, hertog van San Marco. Zoon van de grootadmiraal van Napels, prins Bemardin en Dionora Picolomini. Werd door keizer Karel met gunsten overladen. Benoemd tot Orderidder te Barcelona in 1519. 6° DON BELTRAN DE LA CUEVA DUC D'ALBUQUERQUE: Beltran de la Cueva, hertog van Albuquerque. 0 ca. 1477, t 1560. Zoon van hertog Francisco Femandez en Francisca de Toledo. Kreeg van keizer Karel herhaaldelijk de leiding over zijn legers in de strijd tegen de Fransen. Benoemd tot Orderidder te Doornik in 1531. 7° MESSIRE REGNAULT SEIGNEUR DE BREDERODE ET DE VIANE TRESPASSE: Reinoud m van Brederode (t28.9.1556) =niet aanwezig. 8° MESSIRE CHARLES CONTE DE LALAING TRESPASSE: Karel, graafvan Lalaing (t23.11.1558) =niet aanwezig.
9° DON IN/GO LOPEZ MENDOCA DUC DEL INFANTADO : Inigo Lopez de Mendoza, hertog van Infantado. 0 1493, t1556. Zoon van Inigo Lopez en Maria de Luna. Benoemd tot Orderidder te Utrecht in 1546. 183
10° MESSIRE COSMEDE MEDICIS DUC DE FWRENCE : Cosimo I de Medici, hertog van Florence (groothertog van Toscane van 1537 tot 1574), 0 1519, tl574. Zoon van Giovanni delle Bande Nere en Maria Salviati, gehuwd met Eleonora (dochter van don Pedro van Toledo). Was huwelijkskandidaat voor Margaretha van Parma, straks onze landvoogdes na het vertrek van Filips II. Margaretha huwde echter in 1538 de Vliesridder Ottavio Farnese, in dit kapittel aanwezig. Cosimo werd benoemd tot Orderidder te Utrecht in 1546. 11° HAULT ET PUISSANT PRINCE MESSIRE EMANUELPHIUBERT DUC DE SAVOYE PRINCE DE PIEMONT: Emanuel Filibert, landvoogd der Nederlanden (1555-1559) (tot kort na dit kapittel wanneer Filips II naar Spanje vertrekt), hertog van Savoye (15591580). 0 8.7.1528 Chambéry, t30.8.1580 Turijn. Zoon van Karel ID, hertog van Savoye, en Beatrix van Portugal, gehuwd met Margaretha (zuster van koning Henri II van Frankrijk). In 1553 werd hij opperbevelhebber van keizer Karels troepen en behaalde in 1557 de overwinning op de Fransen bij SaintQuentin. Benoemd tot Orderidder te Utrecht in 1546. 12° DON MANRIQUE DE l.ARA DUC DE NAJARA TRESPASSE: Juan Esteban Manrique de Lara, hertog van Najera (t1558) =niet aanwezig. 13° MESSIRE JOACHIN SEIGNEUR DE RYE TRESPASSE: Joachim, heer van Rye. Niet aanwezig gezien het woord trépassé. 14° MESSIRE LAMORAL CONTE DEGMONT PR/NCE DE GAVRE SEIGNEUR DE FIENNES : Lamoraal van Egmond, prins van Gavere (1553-1568), doorgaans "Egmond" genoemd. 0 18.11.1522, t5.6.1568 Brussel. Zoon van Jan IV van Egmond en Françoise van Luxemburg, gehuwd met Sabina van Beieren (zuster van Prederik m, protestants keurvorst van de Palts aan de Rijn). Trouwde Mary Tudor met de handschoen in Filips' plaats op 6.1.1554. Hij behaalde beroemde overwinningen op de Fransen bij Saint-Quentin (1557) en Grevelingen (1558). Straks, bij het vertrek van Filips Il, wordt hij stadhouder van Vlaanderen en Artois. Hij is lid van de Raad van State (1555-1568). Samen met Willem van Oranje en Hoome, beide in dit kapittel aanwezig, zal hij de brief schrijven (11.3.1563) waarin zij Filips hun ontslag uit de Raad van State aanbieden, indien Granvelle niet vertrekt. Ondanks het feit, dat hij in 1567 opnieuw de eed van trouw aan Filips aflegt, wordt hij op 9.9.1567 door Alva gearresteerd en op 23 september naar Gent overgebracht. Van 12 tot 16 november zal hij ondervraagd worden in het SpanjaardenkasteeL Samen met Hoome zal hij onthoofd worden op de Grote Markt te Brussel. Hij wordt benoemd tot Orderidder te Utrecht in 1546. Toeristische tip. : zijn geraamte is te bezichtigen in de 184
O.L. Vrouwkerk te Zottegem mits de sleutel van de crypte te vragen op het stadhuis van Zottegem.
15° MESSIRE MAXIMIUAN DE BOURGOGNE MARQUIS DE LA VERE SEIGNEUR DE BEVRES TRESPASSE: Maximillaan van Bourgondië (tl.6.1558) =niet aanwezig. 16° MESSIRE JEHAN DE LIGNES CONTE DAREMBERGHE BARON DE BARBANSON: Jean de Ligne, graaf van Aremberg, meestal kortweg "Aremberg" genoemd. 0 1525, t23.5.1568 Heiligerlee. Zoon van Louis en Marie de Berghes, gehuwd met Marguerite de la Marck (soevereine gravin van Aremberg). Wordt in 1560 stadhouder van Groningen en Friesland en kiest in 1566 de zijde van de Spaanse regering. Hij zal sneuvelen tegen Lodewijk van Nassau te Heiligerlee. Hiermee is hij de eerste Vliesridder die het slachtoffer wordt van de Tachtigjarige oorlog. Zijn halsketting met het Gulden Vlies zal als trofee naar Willem de Zwijger gestuurd worden. Hij is tevens de stamvader van de latere hertogen en prinsen van Aremberg, die als veldheren en staatslieden een belangrijke rol zullen spelen in de 17de en 18de eeuwse geschiedenis van de Zuidelijke Nederlanden. Benoemd tot Orderidder te Utrecht in 1546. 1'? MESSIRE JEHAN DE LANNOY SEIGNEUR DE MOLEMBAIX: Jan van Lannoy, heer van Molembaix, 0 ca. 1509, t1560. Zoon van Filips van Lannoy en Margaretha van Bourgondië, gehuwd met Jeanne de Ligne (zuster van "Aremberg"). Hij was kamerheer van keizer Karel en wordt vanaf 1559 gouverneur van Henegouwen. Benoemd tot Orderidder te Utrecht in 1546. 18° HAULT ET PUISSANT PRINCE FERNANDE PARLAGRACE DE DIEU ARCHIDUC DAUSTRJCE CONTE DE TYROL : Ferdinand van Oostenrijk, aartshertog van Oostenrijk. 0 14.6.1529, Lintz t1595. Zoon van de Duitse keizer Ferdinand I en Anna, koningin van Hongarije en Bohemen. Broer van de toekomstige Duitse keizer Maximiliaan 11. Beide Duitse keizers, zijn broer en zijn vader, zijn op dit kapittel aanwezig. Hij huwde tweemaal, respektievelijk met Philippine Welseren Anna Leonora Gonzaga. Hij is gouverneur van Bohemen. Benoemd tot Orderidder te Antwerpen in 1556. 19° DON GONCALO FERNANDEZ DE CORDOVA DUC DESESA ET DE TERRENEUVE CONTE DE LABRA : Gonzalo Fernandez de Cordoba, hertog van Sesa. 0 1520, t1578. Zoon van Luis Fernandez de Cordoba en Elvira de Cordoba, gehuwd met Maria de Los Labos. Benoemd tot Orderidder te Antwerpen in 1556. 20° POUR LE DUC DE MEDINA DE RYO SECO A ESTE DELAISIE DE MEITRE LES ARMES JUSQUE APRES QUIL AURA RECEU LE COLIER: 185
Luis Enriquez de Cabrera, hertog van Medina de Rioseco. tea. 1572. Zoon van Luis de Cabrera en Anna de Mendoza, gehuwd met Victoire Colonna. Als admiraal van Castilië werd hij benoemd tot Orderidder te Antwerpen in 1556. Bij het plaatsgrijpen van dit kapittel, heeft hij zijn halsketting met het Gulden Vlies nog steeds niet ontvangen. Bij het omhangen van de ketting moet de eed worden afgelegd. Doordat, gezien de tekst op het blazoen, de ketting nog niet omgehangen is, werd de eed dus nog niet afgelegd. Dit verklaart waarom zijn wapenschild blanco gelaten werd. De halskettingen, die genummerd zijn, blijven eigendom van de Orde. Zij worden aan de Ridders overhandigd voor de duur van hun leven. Het halssieraad van een overleden Ridder komt een nieuw benoemd Ridder toe. Het niet in voorraad zijn van een Vliesketting kan verklaren waarom deze Ridder (en nog twee andere, zoals we straks zullen zien) nog niet in het bezit is van zijn symbool.
21° MESSIRE CHARLES BARON DE BERIAYMONT SEIGNEUR DE PERUWEZ: Karel, baron (vanaf 1574 graaf) van Berlaymont, meestal kortweg "Berlaymont" genoemd. 0 1510, t4.6.1578. Zoon van Michel en Marie de Barault, gehuwd met Adrienne de Ligne (zuster van "Aremberg", op dit kapittel aanwezig). Hij is lid van de Raad van State van 1555 tot 1578, en stadhouder van Namen. Voorzitter van de Raad van Financiën. Hij vormt, samen met Granvelle en Viglius, de Consulta of Achterraad. Bij het aanbieden van het Smeekschrift der Edelen aan Margaretha van Parma (5.4.1566), zal hij aan haar zijde staan en de historische woorden uitspreken : ce ne sont que des gueux (schooiers). De geuzen zullen deze spotnaam als eretitel gebruiken in hun strijd tegen Filips IJ. Benoemd tot Orderidder te Antwerpen in 1556. 22° MESSIRE CHARLES DE BRIMEU CONTE DE MEGHEN SEIGNEUR DE HUMEERCOURT: Karel van Brimeu, graaf van Megen, meestal kortweg "Megen" genoemd. 0 1525, t9.1.1572 Zwolle. Zoon van Eustachius en Barbede Hillery, ongehuwd. Stadhouder van Luxemburg (1556), Henegouwen (1558), Gelre (1560) en Friesland (1568). Hij zal aan de zijde van de regering staan en in 1568 verhinderen dat Lodewijk van Nassau Utrecht kan bezetten bij het begin van de Tachtigjarige Oorlog. Benoemd tot Orderidder te Antwerpen in 1556. 23° MESSIRE JEHAN MARQUIS DE BERGHES CONTE DE WALHAIN : Jan N van Glimes, markies van Bergen, meestal kortweg "Bergen" genoemd. 0 6.2.1528 Borgvliet, t21.5.1567 Segovia. Zoon van Antoon en Jacqueline de Croy, gehuwd met Marie de Lannoy. Lid van de Raad van State van 1555 tot 1567. In 1559 wordt hij stadhouder van Henegouwen. Hij zal Willem van Oranje steunen tegen Granvelle en wordt één van de 186
drijvende krachten achter de Ligue van de hoge adel (1562). In 1566 zal hij met "Montigny" (tijdens dit kapittel benoemd tot Orderidder) naar Spanje vertrekken om Filips 11 het Smeekschrift der Edelen voor te leggen. Hij overlijdt in Spanje. Later, in 1570, zullen zijn goederen postuum verbeurd verklaard worden door de Raad van Beroerten, wegens samenzwering tegen de koning en heulen met de ketterij. Benoemd tot Orderidder te Antwerpen in 1556.
24° MESSIRE JEHAN DE MONTMORENCY SEIGNEUR DE COURIERES: Jean de Montmorency, heer van Courrière. tl563. Zoon van Hugues en Jossine de St. Omer, gehuwd met Philippinede Lannoy. Hij was kamerheer en raadsheer van keizer Karel. Benoemd tot Orderidder te Antwerpen in 1556. 25° MESSIRE VRADISLAUS BARON DE BERNSTEIN: Wratislaw, baron van Bemstein, 0 1530, tl592. Gehuwd met Maria Manriquez de Lara. Hij was groot-kanselier van Bohemen. Benoemd tot Orderidder te Antwerpen in 1556. 26° MESSIRE ANTON/0 DOR/A MARQUIS DE SAINCT EST/ENNE SEIGNEUR DE GYNOSA : Antonia Doria, markies van San Stefano. Bevelhebber van de Genuese vloot tegen de Turken. Aan het hoofd van 6 galeien begeleidde hij Filips 11 van Spanje naar Italië. Benoemd tot Orderidder te Antwerpen in 1556. 27° TRESHAULT TRESEXCElLENT TRESMAGNANIME ET TRESPUISSANT PRINCE FERDINANDE PAR LA DWINE CLEMENCE EMPEREUR DES ROMAINS TOUSIOURS AUGUSTE ROY DE HONGRIJE ET ARCHIDUC DAUSTRICE : Ferdinand I, keizer van het Heilig Roomse Rijk der Duitse Natie (1556-1564). 0 1503, tl564. Broer van keizer Karel. Tweede zoon van Filips de Schone en Johanna de Waanzinnige, gehuwd met Anna van Hongarije waardoor hij in 1526 Hongarije en Bohemen erfde. Als Rooms-koning voerde hij de onderhandelingen die leidden tot de godsdienstvrede van Augsburg (1555). Benoemd tot Orderidder te Brussel in 1516. (Dutry beschrijft in zijn versie van 1889 de verkeerde keizer, nl. Ferdinand m. 28° TRESHAULT TRESEXCElLENT ET TRESPUISSANT PRINCE JEHAN PARLAGRACE DE DIEU ROIJ DE PORTUGAL TRESPASSE: Jan lil, koning van Portugal. t2.8.1557 = niet aanwezig. 29° HAULT ET PUISSANT PRINCE MESSIRE FREDERIC CONTE PALATIN ELECTEUR DUC EN LA HAULTE ET BASSE BA V/ERE TRESPASSE: Frederik 11, paltsgraaf aan de Rijn. t1556 =niet aanwezig. 187
30° DON PEDRO HERNANDEZ DE VEIASCO DUC DE FR/AS CONESI'ABLE DE CAsrilLE : Pedro Hemandez de Velasco, hertog van Frias. Zoon van Inigo de Velasco en Maria de Touar (markiezin van Berlanga), gehuwd met Juliana Angelina de Velasco. Hij hielp keizer Karel tegen de opstandige Spanjaarden en werd daarom gouverneur benoemd van de Spaanse koninkrijken. Benoemd tot Orderidder te Doornik in 1531. 31° DON FERNANDO GONZAGA PRINCE DE MALFEITE DUC DORIANO TRESPASSE: Ferrante Gonzaga, hertog van Ariano. t15.11.1557 =niet aanwezig. 32° MESSIRE JEHAN DE HENNIN CONI'E DE BOUSSU: Jean de Hennin, graaf van Boussu. 0 1480, t12.2.1562. Zoon vanFilipsen Catharina de Ligne, gehuwd met Anna van Bourgondië. Hij was kamerheer van keizer Karel en vergezelde hem naar Bologna voor zijn kroning door paus Clemens vn. Hij is lid van de Raad van State van 1555 tot augustus 1559. Benoemd tot Orderidder te Doornik in 1531. Zijn zoon, Maximiliaan de Hennin, zal onder de populaire naam "Bossu" geschiedenis maken. Deze wordt na de vlucht van Willem van Oranje, in diens plaats, stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht. In 1573 wordt hij gevangen genomen door de watergeuzen, kiest tijdens zijn gevangenschap de zijde van Oranje en wordt na de Pacificatie van Gent (1576) vrijgelaten. Nu zelf opstandeling geworden, voert hij de Staatse troepen aan in de slag bij Gembloers (31.1.1578) en in de slag bij Rijmenam (2.8.1578). 33° MESSIRE ANDREA DOR/A PRINCE DE MELPHE: Andrea Doria, prins van Melfi. 0 1468, t25.11.1560. Zoon van Cesare Doria, gehuwd met Dame Peretti (nicht van paus Innocentins VIII). Hij was grootadmiraal van keizer Karels vloot tegen de Turken. Met de hulp van de keizer herstelde hij in 1528 de onafhankelijkheid van Genua. Hij schiep er een streng aristocratische staatsregeling, waarin de burgerij slechts beperkte invloed had, terwijl hijzelfbijna onbeperkte macht uitoefende. Hij wordt door de Genuezen de vader des vaderlands genoemd. Benoemd tot Orderidder te Doornik in 1531. 34° DON FERNANDO ALVAREZ DE TOLEDO DUC DALVA : Fernando Alvarez de Toledo, beter bekend als de "ijzeren" hertog van Alva. Landvoogd der Nederlanden van 30.12.1567 tot 29.11.1573. 0 21.10.1507 Piedrahita, t11.12.1582 Lissabon. Zoon van Garcia Alvarez de Toledo en Beatrix Pimentel, gehuwd met Maria Henriquez. Hij zal na de beeldenstorm (1566), als bevelhebber van de Spaanse troepen, naar de Nederlanden komen om de opstand te onderdrukken. Hij zal de Raad van Beroerten oprichten, ten188
einde de opstandelingen meedogenloos te straffen. Zijn voornaamste slachtoffers worden de Vliesridders Egmond en Hoome. Na de verovering van Den Briel, door de watergeuzen op 1.4.1572, zullen veel steden de zijde kiezen van Oranje. Alva zal nog proberen het getij te keren, maar druipt teleurgesteld af naar Spanje na het mislukte beleg van Alkmaar (21.8.1573-8.10.1573). Benoemd tot Orderidder te Utrecht in 1546.
35° HAULT ET PUISSANT PRINCE MESSIRE ALBERT DUC DE BAVIERE PRINCE DELEMPIRE : Albrecht V, hertog van Beieren. 0 1528, t 1579. Zoon vanWillemen Philippote van Baden, gehuwd met Anna van Oostenrijk (dochter van de Duitse keizer Ferdinand 1). Hij hielp keizer Karel in zijn strijd tegen de reformatie. Benoemd tot Orderidder te Utrecht in 1546. 36° MESSIRE OCTAV/0 FARNESE DUC DE PARMA ET PLAGENCIA: Ottavio Famese, hertog van Parma. 0 1524, t1586. Zoon van Pietro Luigi Famese en Dame des Ursins, gehuwd met Margarethe van Parma (onze landvoogdes van 1559 tot 1567, natuurlijke dochter van keizer Karel en Johanna van der Gheinst). Hij werd aangesteld door Filips ll als generaal van het Lombardse leger en voerde oorlog, samen met zijn vroegere huwelijksrivaal, Cosimo I de Medici, tegen de groothertog van Perrare in 1557. Benoemd tot Orderidder te Utrecht in 1546. Zijn zoon, Alexander Famese, in Nederland kortweg "Parma" genoemd, zal onze landvoogd zijn van 1578 tot 1592, en zal vrijwel alle bezette steden in de Zuidelijke Nederlanden heroveren. Zijn inneming van Antwerpen in 1585 wordt algemeen beschouwd als de definitieve scheiding tussen Noord en Zuid. 3'? MESSIRE FREDERIC CONI'E DE FURSTENBERGHE TRESPASSE: Frederik, graaf van Furstemberg. t1559 =niet aanwezig. 38° MESSIRE PONI'HUS DE LALAING SEIGNEUR DE BUGNICOURT TRESPASSE: Ponthos de Lalaing, heer van Bugnicourt. t1558 =niet aanwezig. 39° MESSIRE CLAUDE DE VERGY BARON DE CHAMPLITE : · Ciaode de Vergy, baron van Champlite. 0 1495, t1560. Zoon van Willem van Vergy en Anne de la Rochechouart, tweemaal gehuwd : 1) Helene de Grueres, 2) Philiberte de Vienne. Werd door keizer Karel benoemd tot gouverneur van het hertogdom Bourgondië. Benoemd tot Orderidder te Utrecht in 1546.
40° MESSIRE PIERRE ERNST CONI'E DE MANSPELT: Pieter Ernst, graafvan Mansfeld. 0 20.7.1517, t22.5.1604. Zoon van Ernest en Dorothea, gravin van Solms, tweemaal gehuwd met 1) Margaretha van Brede189
rode, 2) Maria van Montmorency (weduwe van Karel van Lalaing, zuster van "Hoome" en "Montigny"). Hij werd in 1545 stadhouder van Luxemburg. Hij zallid zijn van de Raad van State tussen 1574 en 1578. In die hoedanigheid wordt hij, twee maand voor de Pacificatie van Gent, op 4.9.1576, samen met "Berlaymont" gevangen genomen te Brussel tijdens een vergadering van de Raad. Pas op 6.2.1577 wordt hij weer vrijgelaten. Een tijd later, na de dood van Alexander Famese, wordt hij onze landvoogd (1592-1594). Benoemd tot Orderidder te Utrecht in 1546.
41° MESSIRE PIERRE SEIGNEUR DE WERCHIN SENESCHAL DE HAJJNAULTTRESPASSE: Pierre de Barbançon, drossaard van Henegouwen. t1557 = niet aanwezig. 42° HAULT ET PUISSANT PRINCE HENRY LE JEUSNE DUC DE BRUNSWEYCH: Hendrik de Jonge, hertog van Brunswijk. 0 1489, tl568. Zoon van Hendrik de Oude en Catharina (dochter van de hertog van Pomeranie), tweemaal gehuwd met 1) Maria van Württemberg, 2) Sopbie (dochter van Sigismond, koning van Polen). Benoemd tot Orderidder te Antwerpen in 1556. 43° MESSIRE PHIUPPES DE CROIJ DUC DARSCHOT DE CHIMAJJ CONTE DE PORTIEN ET DE SINEGHEN: Filips m van Croy, hertog van Aarschot, meestal kortweg "Aarschot" genoemd. 0 10.7.1526 Valenciennes, t11.12.1595 Venetië. Zoon van Filips II van Croy en Anna van Croy, tweemaal gehuwd met 1) Jeanne, dame van Halewijn, 2) Jeanne van Blois van Treslong. Hij zal de zijde kiezen van Granvelle in diens conflict met de hoge adel en wordt lid van de Raad van State van 1565 tot 1577. Na de naar hem genoemde "Vrede van Aarschot" (12.2.1577), waarbij de Pacificatie van Gent erkend wordt door onze landvoogd Don Juan, zal toch weer onenigheid ontstaan tussen Don Juan en de Staten-Generaal (de leiding van het Noorden). Aarschot zal hierbij de zijde kiezen van de Staten-Generaal en stadhouder worden van Vlaanderen. Omwille van zijn rivaliteit met Willem van Oranje en zijn anticalvinistische houding, wordt hij van 28.10.1577 tot 10.11.1577 te Gent gevangen gezet door de opkomende calvinistische leider, Jan van Hembyze. Na het Traktaat van Atrecht (1579) zal hij terug zijn kaart keren en zich onder het gezag van Filips II plaatsen, doch teleurgesteld over zijn gering aandeel in het Spaanse bestuur, zal hij uiteindelijk uitwijken naar Venetië. Benoemd tot Orderidder te Antwerpen in 1556. 44° POUR DON CHARLES PAR LA GRACE DE DIEU PRINCE DES ESPAlGNES A ESTE DELAYSIE DE METTRE LES ARMES JUSQUES APRES QUIL AURA RECEU LE COliER : 190
Don Carlos, prins van Spanje. 0 8.7.1545 Valladolid, t1568. Zoon vankoning Filips ll van Spanje en Maria van Portugal, ongehuwd . Hij zal zich ontpoppen als een onbeheerst en achterdochtig man, en zich schuldig maken aan zedeloosheid en geïntrigeer. Zijn vader, de Soeverein van de Orde, zal hem hiervoor gevangen laten nemen en verhoren. Tijdens zijn opsluiting komt Don Carlos om het leven, waarschijnlijk door te stikken bij het eten van kip. Schiller zal, in de 19de eeuw, een geromantiseerd treurspel over hem schrijven, waarnaar V erdi een opera zal componeren. Benoemd tot Orderidder te Antwerpen in 1556. Zijn wapenschild is blanco gelaten omdat hij de ketting van de Orde nog niet ontvangen heeft en de eed nog niet heeft afgelegd.
45° POUR LE DUC DE CARDOUE Er SEGORBE A ESFE DELAISIE DE MEITRE LES ARMES JUSQUE APRES QUIL AURA RECEU LE COLIER : Alonso van Aragon en Sicilië, hertog van Cardona. t 1562. Zijn wapenschild is eveneens blanco gelaten omdat hij de ketting nog niet ontvangen heeft. Hij werd benoemd tot Orderidder te Antwerpen in 1556. 46° MESSIRE PHILIPPES DE STAVELE BARON DE CHAUMONI' SEIGNEUR DE GLAION: Filips van Stavele, beter bekend als heer van Glajon. 0 1509, t26.12.1563. Zoon van Joost van Stavele en Jeanne de Ligne, gehuwd met Anne de Pallant. Was betrokken bij de militaire operaties tegen Gent in 1539. Op 19.4.1550 werd hij benoemd tot artilleriemeester en nam in 1553 deel aan de verwoesting van Terwaan (Thérouanne). Hij is lid van de Raad van State van 1555 tot 1563, waarin hij een onbeduidende rol speelt. Hij zal geen kategorieke stellling nemen tegen Granvelle. Daar zijn persoonlijke schulden hem voortdurend last bezorgen, zal hij zich terugtrekken op zijn bezittingen in Frankrijk vanaf 1563. Benoemd tot Orderidder te Antwerpen in 1556. 47° MESSIRE PHILIPPES BARON DE MONI'MORENCIJ CONI'E DE HORN: Filips van Montmorency, graaf van Hoorne, doorgaans "Hoorne" genoemd. 0 1518 Nivelles, t5.6.1568 Brussel. Zoon van Jozef van Montmorency en Anna van Egmond, gehuwd met Walburga (gravin van Neunaer). Hij zallid zijn van de Raad van State van 1561 tot zijn arrestatie in 1567. Zijn titels : stadhouder van Gelre en Zutphen, admiraal der Nederlanden. Behoort in 1562, samen met Oranje en Egmond tot de vormers van de Ligue der Groten, gericht tegen Granvelle. Omdat hij zal weigeren de eed van onvoorwaardelijke trouw aan de koning af te leggen, wordt hij op 9.9.1567 gearresteerd en gevangen gezet in het Spanjaardenkasteel te Gent. Op 5.6.1568 wordt hij, samen met Egmond, onthoofd op de Grote Markt te Brussel. Benoemd tot Orderidder te Antwerpen in 1556. 191
48° MESSIRE GUILLAME DE NASSAU PRINCE DORENGES SEIGNEUR DE BREDA: Willem "de Zwijger", prins van Oranje, graaf van Nassau, Katzenelnbogen, Vianden, Dietz, Buren, Lingen en Leerdam. Wordt straks, bij het vertrek van Filips 11 naar Spanje, stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht (1559-1567 en 1572-1584). 0 25.4.1533 Dillenburg, t10.7.1584 Delft. Zoon van Willemde Rijke van Nassau en Juliana van Stolberg. Viermaal gehuwd met 1) Anna van Egmond, 2) Anna van Saksen, 3) Charlotte de Bourbon, 4) Louisede Coligny. Hij zal zich verzetten tegen de centraliserende politiek van Filips 11, omdat hem een "Nederlandse" regering van de adel voor ogen staat, die berust op de oude privilegiën, onder oppergezag van de koning (een verouderd middeleeuws ideaal). Hij is lid van de Raad van State van 1555 tot 1567. In 1567, bij de komst van Alva, vlucht hij naar Dillenburg en start de Tachtigjarige oorlog. Willem van Oranje zal in deze strijd zijn macht, zijn fortuin, en zijn oorspronkelijk ideaal opgeven in het belang der Nederlanden. Vogelvrij verklaard door Filips wordt in 1582 een mislukte aanslag op hem gepleegd door Jean Jauregui. Uiteindelijk wordt hij te Delft vermoord door Balthasar Gerards. Zijn benoeming tot Orderidder greep plaats te Antwerpen in 1556. 49° MESSIRE JEHAN CONI'E DOYSTFRISE : Jan, graaf van Oost-Friesland. 0 1506, t1572. Zoon van Evrard en Isabeau, gehuwd met Dorothea van Oostenrijk (natuurlijke dochter van Maximiliaan 1). Hij vergezelde keizer Karel in zijn oorlogen tegen de protestantse prinsen. Vanaf 1559 wordt hij stadhouder van Limburg. Benoemd tot Orderidder te Antwerpen in 1556. 50° MESSIRE FRANCBOlS FERNANDE DAVALOS DE AQUINNO MARQUIS DE PESCARA ET DEL VASTO: Francisco Fernando Davalos d'Aquino, markies van Pescara. t1571. Zoon van Alfonso Davalos en Maria d'Arragon, gehuwd met Isabeau de Gonzaga. Kapitein-generaal van Italië onder Filips 11 en later vice-koning van Sicilië. Benoemd tot Orderidder te Antwerpen in 1556. 51° MESSIRE SFORSA SFORSA CONI'E DE SANI'A FIORE MARQUIS DE VARSIJ SEIGNEUR DE CASTELLO ARQUATO: Ascanio Sforza-Sforza, graafvan Santa Fiora. 0 1520, t1575. Zoon van Bozon Sforza en Constance Farnese, gehuwd met Catharina de Nibili. Hij maakt deel uit van een historisch belangrijke Milanese familie. Benoemd tot Orderidder te Antwerpen in 1556.
SLOT Van de 11leden van onze Raad van State van 1559, zetelen er6 in dit kapittel. Daarenboven is onze landvoogd aanwezig en natuurlijk ook de koning. Lijkt 192
deze samenkomst in het koor van de St.-Baafskathedraal niet een beetje op een topconferentie? Vier van de 38 aanwezige Ridders - Egmond, Bergen, Hoorne en Oranje - zullen in het verloop van de "Opstand" tegen Filips n, het devies van Karel de Stoute, dat met gouddraad geborduurd staat op hun karmozijnrood Ordegewaad, waarmaken: IE L'AY EMPRINS! (ik heb het gewaagd!). Hun leven zal echter de kostprijs zijn. Ronald DE BUCK
BRONVERMELDING -
A. DUTRY, Armoirles des Chevaliers de la Toison d'Or, 1889. Catalogus tentoonstelling "Het Gulden Vlies" te Brugge, 1962. E. DHANENS, Inventaris St.-Baaiskathedraal Gent, 1965 (Nr. 433). BAELDE M., Collaterale Raden onder Karel V en Filips 11, 1965. Nijhoffs Geschiedenislexicon, Nederland en Belgi~. 1981. Grote Spectrumencyclopedie. Visum, Elseviers Moderne Gezinsencyclopedie, 1964. Catalogus tentoonstelling "Schatten van het Gulden Vlies", Brussel1987. JANSEN, Kalendarium, geschiedenis van de Lage Landen in jaartallen, 1979. Catalogus tentoonstelling "Het eind van een rebelse droom", Gent 1984. Biographie Nationale (Bibliotheek Rijksuniversiteit Gent).
INVENTAIRE ARCHEOLOGIQUE ·FICHE Nr. 155 Op 29 januari 1900 stelde V. De Muynck in de rubriek "BeeldhouwwerkenOudburg nr. 26 - XVIe eeuw" in het Frans een fiche op over
Bas-reliëfs van het zogenaamde huis Palfyn Er bestaat in de Oudburg nr. 26 een redelijk originele gevel van de XVIe eeuw. De juiste datum van deze bouw is niet gekend. De gevel is versierd met drie bas-reliëfs waarvan de onderwerpen betrekking hebben op de geneeskunde. Het eerste stelt een vrouw voor die op het punt staat te baren; zij wordt ondersteund door twee mannen. Het middelste bas-reliëf reproduceert een deel van de parabel van de Barmhartige Samaritaan : een adellijke heer, op reis, laat een kwetsuur die hij opgelopen heeft aan het hoofd, verbinden. Zijn paard, vastgeinaakt aan een boom, bevindt zich dicht bij hem. Men heeft gemeend dat dit bas-reliëf het uithangteken van dit huis was, maar de verschillende verkoopacten die in het bezit zijn van de huidige eigenaar en 193
waarvan één meer dan twee eeuwen oud is, vermelden steeds dat dit huis "de Sirene" als uithangteken heeft. Het derde basreliëf verbeeldt een ontleedtafel waarop zich een lijk bevindt en, langs weerszijden, een skelet. Een chirurg maakt zich klaar om de dissectie te doen. De onderwerpen die uitgebeeld worden op deze drie beeldhouwwerken laten veronderstellen dat dit huis gebouwd werd door of voor een geneesheer. Dit is zeer waarschijnlijk, want voor 1679 behoorde het toe aan een meester-chirurgijn, genaamd Jacob Hellebusch (1). De volksoverlevering heeft steeds gewild dat dit de woning was van de beroemde geneesheer J. Palfyn, maar niets bewijst dat deze dit huis zou bewoond hebben. Het is een legende die overgedragen werd door bijna alle auteurs die de stad Gent beschreven hebben. Men vindt ze zelfs terug in de Essai sur l'histoire de la médecine beige avant le X/Xe siècle van C. ~~ Broeclex (1827). Dit werk is gei1lustreerd / met vier mooie portretten van beroemde geneesheren; dit van Palfyn is vergezeld van de volgende nota : "Palfyn, nagetrokken naar een bas-reliëf dat de gevel van een huis in Gent versiert dat vroeger bewoond werd door Palfyn en dat volgens de mening van geleerden en de volksoverleveringen de waarachtige afbeelding is van deze auteur." (1) Op 18 november 1679 stelde Jacob Hellebusch dit huis openbaar te koop; het werd teruggekocht door zijn kinderen, waaronder een van de zonen, Dominique Hellebusch, eveneens meester-chirurgijn was. (Zie de verkoopacten die in het bezit zijn van de huidige eigenaar, Mr. Lippens, slager in de Oudburg.)
194
DE PREDELLA : "DE VEROVERING VAN JERUZALEM DOOR TITUS" Het Museum voor Schone Kunsten te Gent bewaart een merkwaardig lang en smal schilderij (nr. 1958-AE), dat afkomstig is uit de Gentse St.-Baaiskathedraal en dat als voorstelling heeft "De verovering van Jeruzalem door Titus" (paneel 31 x 168,5 cm.). DE VOORSTELLING
Het schilderij beeldt de verwoesting van de stad Jeruzalem tijdens de Joodse Oorlog in de zomer van 70 na Chr. uit. Deze vergelding van de Godsmoord werd beschreven door Flavius Josephus (37 - ca. 100), die ooggetuige was van deze 5 maand durende belegering van het 65000 man sterk Romeinse leger. Deze schrijver was niemand minder dan de Joodse veldheer Jozef Van Matissahve, die naar de Romeinen was overgelopen en de naam Flavius had aangenomen. De schilder heeft zich duidelijk op deze beschrijving geĂŻnspireerd, alsook op Jacob van Maerlant's "Destructie of Wraak van Jeruzalem" (1271) (1). We zien dan ook het verhaal van de hardnekkige verdediging van de Joden, die hun stad door innerlijke tweedracht en hongersnood moesten prijs geven. Duizenden stierven een wrede dood of werden als slaven gevangen genomen en verkocht. Opvallend is dat de taferelen op het schilderij niet volledig chronologisch gerangschikt werden en vooral dat de eindfase, de tempelbrand, niet afgebeeld werd. De voorstelling is duidelijk een kind van haar tijd en geen uitbeelding van een oorlog uit de oudheid, daar het volledige stadsbeeld middeleeuws is van weergave. Voor de bespreking van de voorstelling (2) geven we een beschrijving van links naar rechts. In de hoek bemerken we de tweede legerplaats van Titus, de zoon van keizer Vespasiaan, die het kamp had laten opslaan op de twee stadiĂŤn van Jeruzalem. De cavalerie vooraan wordt aangevoerd door een gebaarde oude man, die getooid is met een keizerskroon bekroond met een dubbele adelaar. Zijn lijfwacht is bewapend met zeiswapens of hellebaarden. Opvallend is het wapen nl. een dubbele adelaar, die we ook aantreffen op de borstplaten van deze aanvoerder en op de aquila (3). Meestal wil men deze figuur identificeren met keizer Vespasiaan en het personage naast hem op het zwarte strijdros met Titus, doch moeten we hierbij opmerken dat de keizer toen reeds vertrokken was naar Rome. Flavius noemt trouwens ook Titus een "Caesar", waardoor we deze legeraanvoerder mogen identificeren met Titus. Hij voert de met pot- en steekhelmen geharnaste ruiters met blinkende borstpantsers en beenstukken aan. Zij zijn bewapend met lansen zware stootwapens en kruisbogen. Hun 195
paarden zijn getooid met mooie schutsplaten. Deze uitrusting en de wapenschilden van de ridders op de tentzeilen van de spitse en langwerpige kappen der legerhutten wijzen er duidelijk op, dat we hier te maken hebben met een 15de eeuws leger. Zij worden begeleid door Syrische en Arabische hoofdmannen met tulbanden, op wie Titus een beroep deed om het Romeinse leger te versterken. Achteraan houden soldaten het toezicht bij slaven, die bomen vellen om er galgen en stormtorens van te maken. Opvallend is het loofwerk van deze bomen, die weergegeven is met korte krachtige streepjes. Deze techniek treffen we aan bij talrijke Gentse panelen uit de 15 de eeuw, o.m. bij de Meester van de Khanenka-Aanbidding en de Meester van de Turijnse Kruisiging, alsook op een 1481 gedateerde Kalvarie (Gent, Bijlokemuseum). Op de heuvel naast het bos wordt een Jood onder toezicht van krijgers met hellebaarden de linkerhand afgehakt. Hij ondergaat hetzelfde lot als de twee Joden met bloed druipende handen achter hem. De afgehakte handen liet Titus sturen naar Johannes en Simon, de leiders der Joden, om hen te doen afzien van een verdere strijd. Aan de voet van de berm zijn Syriërs en Arabieren drie gevluchte Israëlieten aan het opensnijden om het goud te vinden in de ingewanden, die de Joden hadden ingeslikt om het te verbergen. Tweeduizend anderen zouden immers hetzelfde lot ondergaan. Twee goudzoekers tellen trouwens reeds de gevonden goudstukken in de hand. Achteraan bemerken we de galgen en kruisen, waaraan de Joden werden opgehangen, daar het Titus onmogelijk leek om honderden gevangenen te bewaken. Hij hoopte daarbij dat de belegerden bij het zien van dit schouwspel de strijd zouden staken. Imposant is zeker het werptuig voor de stadsmuur, dat in de grond verankerd zit door palen. Soldaten zijn bezig het slagvaardig te maken. Naast dit werptuig zien we ronde werpstenen, tonnen, pakkage, kanonnen, een affuit en kanonkogels. Twee van de gevangenen, die achteraan naar de galgen en kruisen worden geleid, trachten te ontsnappen, maar één is reeds gevat en de andere wordt achtema gerend. Minder en minder Joden zullen trouwens nog kunnen ontsnappen, want in de verte is men reeds bezig de houten omheiningsmuur van 30 stadiën lang en 13 wachttorens rond de stad te bouwen. Dit bolwerk werd in 3 dagen tijd opgericht. Het is bijna ongelooflijk dat dit alles zich kan afspelen in een boomrijk Vlaams landschap, waartussen men een kerktoren bemerkt. De omheiningsmuur, die A. Wauters deed denken aan deze van het Gentse Gravensteen, loopt als een scherm door het schilderij en scheidt de belegering van de inname van Jeruzalem. Vooraan deze muur, zien we dat soldaten en een trompetter bezig zijn hem te beklimmen, terwijl de vaandeldrager hen reeds van tussen de kantelen een volgteken geeft. Hun schilden beschermen hen tegen de stenen die geworpen worden vanaf de toren. Wat verder worden de bomen, die tegen de stadsmuur staan, onderaan in brand gestoken door soldaten en dit terwijl reeds hun makkers naar een bres lopen, die door een hoofdman (de personage op een dode krijger) wordt aangewezen.
196
Alhoewel in werkelijkheid de noordzijde van de stad Jeruzalem met drie stadsmuren versterkt was, treffen we hier maar één muur aan, waarachter direkt de strijd voor de tempel begint Daar men moeilijk gebruik kon maken van bogen en speren werd er gevochten man tegen man met zwaarden, strijdaksen, goedendags, strijdhamers, fansen en een paar hellebaarden of lansen. Boven het strijdgewoel steken twee standaarden uit met de wapens van de Romeinen en de Joden. Dit gevecht wordt afgesloten door een tweegevecht met waarschijnlijk de Jood Jonathas en de Romein Pudens, die neergeveld wordt. De overwinnaar wordt echter gedood door een pijl- hier een lans - van de Romeinse bevelhebber Priscus. In de middeleeuwse stad daarachter ontwaren we in de straten de aan hongerdood gestorven Joden, terwijl plunderaars op zoek zijn naar buit en voedsel. Centraal duikt achter het strijdgewoel de tempel op, een gotisch gebouw met afgeknotte toren en met gouden belegsels voorziene zadeldakken. Verbijsterd moeten de Joden op de gaanderijen onder bescherming van boogschutters toekijken naar de Romeinen, die door middel van lange ladders de tempel innemen. Voor dit gebouw heeft de schilder zich geïnspireerd op de moskee van Omar, die in het centrum van Jeruzalem stond op de rots waar eens de Joden hun tempel gebouwd hadden. Tijdens de middeleeuwen hield men verkeerdelijk deze vreemde, stijlgebouwde moskee voor de oude tempel. We zien hem dan ook afgebeeld staan op talrijke gotische Vlaamse gewrochten (4). Nadat deze tempel reeds rechts in brand was gestoken zien we hoe Romeinse soldaten de inwoners bedreigen om hun voedselvoorraad af te staan. Dit tafereel vat dan ook aan met een soldaat, die vooraan neer zit en eet, terwijl zijn collega's een huis binnen stormen, waar een vrouw de helft van haar kind aan het braden is in de openhaard met bovenaan een schaal, die het kaarslicht weerkaatst. De andere helft van het lichaampje ligt in een schotel voor haar. In dit tafereeltje toont de schilder zich als een waar miniaturist. Zeer fijn is de weergave van de kledij, de haard met het vlammenspel, de tegels, enz... Ook de weggebroken gevel van het huis herinnert ons direkt aan de miniatuurkunst (5). Deze voorstelling kunnen we gemakkelijk vergelijken met de verluchting "De verwoesting van Jeruzalem" uit het Brevarium Grimani (6), dat geillustreerd werd door de Gentenaars Horenbaut en Bening. Om de gruwel te laten verder gaan op ons paneel nemen we een kijkje achter het huis, waar een vrouw door een soldaat bedreigd wordt met een dolk omdat ze haar voedselvoorraad niet wil afstaan. Het voedsel van haar lotgenote wordt zelfs uit de mond gehaald. Gewillig geeft de vrouw in het huis met het binnenkoertje een brood aan de overwinnaars af, terwijl de vrouw vooraan zich in een tuintje verscholen heeft om een lederen voetzool te verorberen. Deze scene speelt zich af tussen huizen met sierlijke trapgevels, die bekroond zijn met schilddragers, beertjes of leeuwtjes met wapenbanieren. De schoorstenen zijn voorzien van ijzeren stangen met vaatjes of weerhaantjes. Hier en daar bemerkt men nog een spitse- of koepeltoren- al dan niet voorzien van een 197
.......
\0
00
Linker gedeelte van de Predella. Copyright A. C.L.- Negatief 337 C
......
\0 \0
Rechter gedeelte van de Predella. Copyright A. C.L. Negatief 336 C. Deze foto's werden vriendelijk uitgeleend door het Museum voor Schone Kunsten van Gent.
haan - van een oratorium. Imposant rijst het middeleeuws slot, waarschijnlijk het paleis van Herodes, uit de heuvel achter de stad op. Naast de stadsmuur rennen ruiters vluchtelingen tussen de beboste heuvels achterna om ze op één plaats bij elkaar te drijven. Hun lot is bezegeld, zij zullen net als de Messias verkocht worden. De godswraak is voltrokken, de gruwel is geschied.
EENVERBORGENICONOGRAFm Reeds verontwaardigd hebben we aangehaald dat de aquila van de Romeinse overwinnaars een dubbele arend draagt, die de Romeinse adelaar vervangt. De dubbele adelaar was immers het wapen van de Habsburgers. Nog merkwaardiger is het feit dat men het alliantiewapen van Oostenrijk-Boergondië bemerkt op de tenten der ridders. Dit kunnen we direkt in verband brengen met Maria van Boergondië en Maximillaan van Oostenrijk, wier huwelijk in 1477 in het Gentse Prinsenhof gecelebreerd werd. De Roomse keizer op het paard mogen we in deze optiek vereenzelvigen met keizer Frederik lll, de vader van Maximiliaan. De voorstelling van deze predella verwijst dan ook naar het beleg van de stad Gent in 1488 door deze keizer en zijn zoon. Dit zegevierend beleg werd gevolgd door een verpletterende aanval van de Oostenrijkers; een nederlaag die bezegeld werd met de Vrede van Cadzand in 1492. Talrijke Gentse vooraanstaanden werden terechtgesteld of verbannen en de orde werd bloedig hersteld door de Duitse lansknechten op de reeds totaal uitgehongerde bevolking. Wie zich niet wilde onderwerpen werd zoals de Jood Jonathas op het tafereel met een lans (daarom wordt hij ook niet gedood door een pijl) doorstoken. Deze bloederige gebeurtenissen moeten een grote indruk nagelaten hebben op de Gentse bevolking. Deze predella mag dan ook beschouwd worden als een gedachtenistafereel van deze vreselijke onderdrukking op het einde van de 15de eeuw. Het was waarschijnlijk onmogelijk om nog tijdens het bewind van de Habsburgers een memorietafereel te laten vervaardigen, waarbij de gebeurtenissen van 1492 in de verf werden gezet. Om die reden werd dan ook teruggegrepen naar een liturgische voorstelling, in dit geval "De inname van Jeruzalem", voor de afbeelding van dit gedachtenistafereel (7).
DE HERKOMST Geen enkel gekend document leert ons iets over de herkomst van dit schilderij en waarvoor het gemaakt werd, doch door de iconografie mogen we aanvaarden dat het geschilderd werd voor een Gentse instelling op het einde van de middeleeuwen. Zeer opvallend is de smalle lange vorm van het schilderij, waardoor we mogen aanvaarden dat het geenalleenstaand schilderij was, maar
200
dat het gediend heeft als een onderstuk. Toch wijkt de vorm ervan af van de bekende predella's in Vlaanderen uit die periode en sluit ze meer aan bij de Duitse voorbeelden (8). De meest logische verklaring hiervoor vinden we in het feit, dat men blijkbaar geen hogere predella kon aanwenden door de beperkte hoogte van de ruimte waar het retabel en deze predella moesten komen. In deze optiek denken we direkt aan de crypte van de Gentse St.-Baafskathedraal, daar dit schilderij reeds in de 17de eeuw in de Vigliuskapel aldaar boven het graf van de proost prijkte (9). Vroegtijdig treffen we in deze crypte de devotie van het H. Graf aan en in de middeleeuwen droeg hetromaansedeel er van de naam van Jeruzalem. In 1540 werd deze devotie opgeheven door al te bijgelovige praktijken (10), doch dit oratorium bleef de naam Jeruzalem behouden. We mogen dan ook aanvaarden dat dit schilderij een onderstuk was van een retabel dat in de crypte van de Gentse St.-Baafskathedraal prijkte. Meestal wordt dit schilderij beschouwd als predella van de Gentse Calvarietriptiek (Gent, St.-Baafskathedraal), daar Aegidius Van de Vivere (11) het in 1778 vermeldt als onderstuk van dit drieluik. Het bevond zich toen in de St.-Laurentiuskapel van de Gentse kathedraal. Waarschijnlijk werd het in de 18de eeuw toegevoegd aan deze triptiek. Een relatie tussen beide werken vond men in het feit dat de voorstelling van het onderstuk de wraak is van de Godsmoord, een verderzetting van de Kruisigingsthematiek. De meeste auteurs beschouwen dat de schilder van de predella tevens de auteur is van de Gentse Calvarietriptiek. De afwijkingen werden verklaard door het feit dat de kunstenaar een andere schildertechniek moest aanwenden door de vorm van het werk. Voor het eerst moeten we stellen dat de iconografie tussen het H. Kruismotief van het drieluik en dat van het gedachtenistafereel afwijkend is. Verder moeten we aanhalen dat er meer dan een kwart eeuw tussen de voltooiing van beide werken ligt, en dat niet alleen de schilderstechniek verschillend is, maar ook de preparatie en de pigmenten (12). In 1819 bevond het zich zeker niet meer in de hoofdkerk (13). Het werk is waarschijnlijk tijdens de Franse omwenteling verkocht geworden aan Dominique Meeresone (gestorven in 1820), die in dienst was van Jacques Clemens, groot verzamelaar en kanunnik van de St.-Baafskathedraal (14). Het werk werd daarna verworven door de fantastleus J.B. Delbecq (15) en na zijn dood (1840) werd het in 1860 verkochtdoor zijn erven aan de Gentse bankier H. De Ruyck. Kort daarna in 1863 wijdde C.P. Serrure een artikel aan dit schilderij (16). Het schilderij werd door de familie De Ruyck, die er tot in 1958 eigenaar van was, verscheidene malen uitgeleend voor tentoonstellingen: Brugge 1867 (17), Gent 1872 (18), Brussel1886 (19), Brugge 1902 (20), Gent 1953 (21) en 1957 (22). In 1958 werd de predella door de stad Gent aangekocht voor 550.000 Fr en ondergebracht in het Museum voor Schone Kunsten (23). Reeds daarvoor had in 1897 de Londense National Gallery het werk willen kopen, wat afgewezen werd (24). In 1899 werd het reeds te koop aangeboden aan de 201
stad Gent voor 2()()()() Fr doch de Oudheidkundige Kring van Gent achtte dit bedrag het vijfvoudige van de werkelijke waarde (25). Tenslotte kon de stad dit werk als haar eigendom tonen op de tentoonstelling "Gent 1000 jaar Kunst en Cultuur" (26).
AUTEURSCHAP EN DATERING Zoals het geval is met talrijke werken van Vlaamse primitieven heeft ook dit werk in de loop der jaren op naam gestaan van verschillende auteurs, we vermelden achtereenvolgens: Hans Memling, Hubert van Eyck, Gerard Van der Meere, Lucas Cranach en Gerard Horenbout. Door de zgn. relatie met de Gentse Calvarietriptiek zijn de meest recente auteurs van mening dat het een werk is van (de school van) Justus van Gent. Meestal stelt men daarbij een datering van omstreeks 1480 voorop, met uitzondering van C. Gaier (27), die de ontstaansdatum plaatst tussen 1495 en 1500. Deze auteur baseert zich daarvoor op de architectuur en de kosturnering van de ruiters en het voetvolk. De oudere toeschrijvingen laten we buiten beschouwing daar deze reeds voldoende weerlegd zijn geworden, doch bij nadere beschouwingen moeten we eveneens vaststellen dat deze predella weinig of niets te maken heeft met de stijl van Justus van Gent (28) of met de Gentse Calvarietriptiek (29). Hoe kunnen we de schilder van de predella dan het best benaderen? Door de zeer nauwgezette stijl en de detaillering mogen we hem beschouwen als een beoefenaar van een miniatuurkunst, die omstreeks 1460 met Jan de Tavenier haar intrede deed in Gent; doch in vergelijking met de Gentse verluchtingen zien we een zeer duidelijk picturaal verschil. Dit warm en dof koloriet bemerken we merkwaardig genoeg bij een aantal Gentse panelen van omstreeks 1500 (30). Voor bepaalde technische vaardigheden greep de schilder terug naar oudere vormentalen (loofwerk). We kunnen hem dan moeilijk beschouwen als een vernieuwer. Hij is eerder een voortzetter van traditie. Wat de datering betreft moeten we eerst en vooral vooropstellen, dat het schilderij niet voor 1492 kan tot stand gekomen zijn (cfr. belegering van Gent). Als we het schilderij nader beschouwen, dan valt op dat de aarde een volledig met bruin ingesauste ondergrond heeft. Deze techniek hebben we bij geen enkel ander 15de eeuws Vlaamse schilderij, dat ons bekend is, aangetroffen. We zouden dan ook de datering van deze "Inname van Jeruzalem door Titus" willen plaatsen in het begin van de 16de eeuw. Het archaĂŻsche van de uitbeelding is mogelijks te wijten aan het feit dat we hier te maken hebben met een herdenkingstafereel op het einde van de 15de eeuw.
202
BESLUIT Alhoewel deze predella als voorstellling heeft "De inname van Jeruzalem door Titus", zijn er duidelijke allusies op de belegering van Gent door Frederik m en zijn zoon Maximiliaan van Oostenrijk in 1492. Daar dit werk meer dan waarschijnlijk pas in de 18de eeuw onder de Gentse Calvarietriptiek geplaatst werd, werd het later verkeerdelijk beschouwd als de originele predella van deze triptiek. Het gevolg hiervan was dat men de datering en het auteurschap steeds heeft in verband gebracht met het Gentse drieluik. Bij nader onderzoek blijkt dat dit schilderij gediend heeft als onderstuk van een verloren geraakt retabel, dat destijds prijkte in de romaanse crypte van de hoofdkerk en dat hoogstwaarschijnlijk tijdens de beeldenstorm vernietigd is geworden. De auteur van dit gedachtenistafereel is een archaïsch kunstenaar, die nog duidelijk aansluit bij de grote voorgangers uit de 15de eeuw. Voor bepaalde technische vaardigheden heeft hij zich wel reeds gaan beroepen op eigentijdse technieken, waardoor we dit paneel mogen dateren in het begin van de 16de eeuw.
NOTEN 1. G. Chabot, De predella in het Museum voor Schone Kunsten te Gent. in: Federatie voor Toerisme in Oost-Vlaanderen, 9de jg., nr. 5, sept-okt. 1960, blz. 108-109. 2. J. De Baets, Het Calvarieberg-retabel van Joos van Wassenhave te Gent. Iconografische studie, in: Bulletin van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten, nr. 3-4,juli-dec. 1962, blz. 210-219. 3. Dit is duidelijk het Habsburgse wapen, doch dezelfde dubbele adelaar treffen we ook aan op J. Fouquet aquarel "De Overtocht van de Rubicon". 4. R. van Elslande, De van Eycks te Gent : Leerlingen en medewerkers (1ste deel), in : Ghendtsche Tydinghen, 13e jg., 1984, blz. 320-321. 5. Deze manier om een interieur weer te geven vinden we reeds terug bij Pucelle (1ste helft 14de eeuw) in het Getijdenboek van Jeanne d'Evreux en treffen we veelvuldig aan in de 15de eeuwse Gentse miniatuurkunst; cfr. Jan de Tavenier. 6. S. De Vries- S. Morpurgo, Le Bréviaire Grimani, Amsterdam, 1908, p. V, nr. 615. 7. E. Dhanens, De artistieke uitrusting van de Sint-Janskerk te Gent in de 15de eeuw, in : Mededeling van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België, Klasse der Schone Kunsten, 44ste jg., nr. 1, 1983, blz. 64-65. 8. Cfr. Hans Holhein de Jonge, De gestorven Christus in het graf, Bazel, Offentliche Kunstsammlung; Matthias Grünewald, het Issenheimretabel, Colmar, Musée Unterlinden; Lukas Moser, Magdalena-altaar, Tiefenbronn, kerk. Om die reden schreef men deze "Inname van Jeruzalem door Titus" destijds toe aan Lucas Cranach. Het gebruik van een predella vinden we in Italië algemeen verspreid, doch is vrij zeldzaam bij de Vlaamse primitieven. Met zekerheid weten we dat het Lam Gods een onderstuk had Sommigen menen dat de Berlijnse Aanbidding der herders van Hugo van der Goes en de New Havense Allegorie van Jeroen Bosch eertijds gediend hebben als predella. 9. Kervyn de Volkaersbeke, Les Eglises de Gand, vol I, Eglise cathédrale de Saint-Bavon, Gent 1857, blz. 280 : "pardessus la sépulture estoit bien vifvement contrefaire la ville de Jherusalem".
203
10. M. Goossens, De Middeleeuwse Muurschilderlrunst, in : Gent 1000 jaar Kunst en Cultuur, 1975, blz. 86-87. 11. Aeg. Van de Vivere, Beschrijvinge der merkweerdige konststukk:en welke in de Kathedrale Kerke van St. Baefs te Gent gevonden worden, Gent, Universiteitsbibliotheek, Hs. G. 9448: "Nr. 9. In S.-Laurens-Kapelle is den autaer verciert met vier stukken... Nr. 12 het vierde, zynde een langwerpig stuk, onder het groot midden-paneel, verbeeld de verovering van Jeruzalem onder Titus en Vespasianus; de verbaezende menigte van figuren en hunne wonderbaere schikking, houding en gebaerden, rnaeken dat men het zelve niet voorby mag gaen; het is ook zeer oud en op paneel, maer het is niet te geloven, dat het van den zelfden meester is : dees stuk is jonger dan de dry voorgaende en van eenen anderen doch onbekenden meester (idem) is, die de dry bovenstukken heeft gemaekt (ziet hier over een artikel blz. 115). Naer het midden is: Christus aen het kruys en de verovering van Jeruzalem hebben door de onkunde veel geleden (idem). Het midden en het onder-stuk zyn door de onkunde zeer beschaedigt Deze vier stukken moeten van nabij gezien worden, mids de beelden te kleyn en t'hoog geplaetst zijn." Venneldenswaardig is tevens de tekening van Lieven Cruyt (1640-1720) "De val van Jeruzalem" (Parijs, Bibl. Nationale, nr. B. 12 res), die stellig geïnspireerd is op deze predella; F. Lugt-Vallery-Radot, Inventaire des dessins, 1936, nr. 279. 12. N. Verbaegen, Het Calvarie-drieluik toegeschreven aan Justus van Gent en de bijhorende predella. in : Bulletin van het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium, IV, Brussel, 1961, blz. 34-41. J. Lavalleye, Juste de Gand, peintre de Fréderic de Montefeltre Brussel-Rome 1936, blz. 87, is van mening dat het onderwerp van de predella geen verband heeft met het drieluik. 13. P.F. De Goesin-Verhaeghe, Description historique et pittoresque de l'église cathédrale de St. Bavon, Gent 1819, blz. 42. 14. Bulletin van de Geschied- en Oudheidkundige Kring van Gent, dl. VII, 1899, blz. 171 : "Les soussignés déclarent... que de temps immémorial ... représentant la prise de Jérusalem et peint parHubertVan Eyck, s'est trouvé dans la cathédrale de St Bavon à Gand; que Ie dit tableau... a été vendu pendant la révolution Française de 1789 par les chanoines de la susdite cathédrale à Mr Meresonne, marchand de tableaux à Gand, qui a son tour l'a revendu à Mr. Ie professeur J.B. Delbecq, vice-président de la société des beaux-arts et litterature de Gand, etc., et que ce même tableau se trouve actuellement être la propriété de Madame Delbecq, veuve du susnommé professeur J.B. Delbecq. Gand,le 5 7bre. Signé: "Baron Jules de Saint-Genois, Bibliothécaire de la ville et de l'université. C.P. Serrure, Professeur à l'université. H.G. Moke, Professeur à l'université et à l'Athenée de Gand, membre de l'academie. L. Roelandt, Président de la société Royale des Beaux-Arts, Architecte de la villede Gand" gewettigd door stedelijke en provinciale autoriteiten en de Ministeries van Binnenlandse en Buitenlandse zaken, door de Britse consul te Gent en de ondersecretaris bij het Foreign Office op 19-1-1852. Gent, Museum vr. Schone Kunsten, dossier Predella; cfr. ook A. Voisin, Guide des voyages dans la villede Gand, Gent 1826, blz. 268-269. Nadere aanwijzingen in de volgende uitgaven van dit werk, 1831 en 1837, blz. 175. 15. Cfr. V. Van Der Haeghen, Mémoires sur des documents faux ... , Brussel1899, blz. 2 noot 1,109-120. 16. C.P. Serrure, Eene schilderij der Vijftiende Eeuw, voortkomende uit de kerk van Sinte Bavo te Gent, in: Vaderlandsch Museum, V, Gent 1863, blz. 273-282. 17. W.HJ. Weale, Tableaux de l'ancienne école néerlandaise, exposés dans la grande salie des Halles, gilde de St Thomas et St Luc, Brugge, 1867, blz. 19-20. 18. Tentoonstelling in de Nijverheidsschool, ten voordele van de bibliotheek van het Willemsfonds, Gent, Universiteitsbibliotheek, 1872, Notas F. De Smet. 19. Exposition au profit de la Caisse des Artistes belges, organisée par l'Académie de Belgique. Cfr. LePatriote, 1 okt.; L'lmpartial, 12 okt; La Gazette 9-10 okt.
204
20. Exposition des Primitifs flamands et d'art ancien, 1e section, nr. 119; G. Hulin de Loo, Catalogue critique, Gent 1902, blz. 30. 21. Cat. Schilderijen uit Gentse verzamelingen, 28 maart-31 mei, nr. 1, blz. 9. 22. Cat. Justus van Gent, Berruguete en het Hof van Ubino, nr. 82. 23. P. Eeckhout, De Predella belangrijke aanwinst van het Museum voor Schone Kunsten, in : Stad Gent, nr. 26, 1959, blz. 203-205. 24. Reeds vroeger moet men getracht hebben deze predella in Engeland te verkopen; Bulletin van de Geschied- en Oudheidkundige Kring van Gent, dl. VIT, 1899, blz. 171. 25. Ibidem, blz. 168-171. 26. J.P. De Bruyn, De schilderkunst van de 15de eeuw tot de 17de eeuw, in: Gent 1000 jaar Kunst en Cultuur, dl. I., 1975, blz. 176-177. 27. C. Gaier, A propos d'armes et d'armures de transition (1495-1500) : Ie témoignage pictural du "siège (sic) de Jérusalem" du Musée de Gand, in: Bollelino dell' Accademia diS. Marciano, Turijn,1962, blz. 93-109. 28. Hiervoor vergelijken we de Communie der apostelen (Urbino) met de populaire personages, onbeholpen en aarzelend, de knobbelige handen, de abnormale grote spreiding tussen duim en wijsvinger, de beenderige voeten, de klederen met regelmatig ingesneden plooien, de zeer eigenaardige groepering van figuren in een driehoek met wijde basis, de tonaliteiten van rood naast groen en een voorliefde voor eigenaardige en zeer persoonlijke schakeringen van mos- en olijfgroen, zalmrose, hyacintblauw, lilamauve, blauwachtig wit, lichtgeel en een schaduwreli~f door middel van fijne arcering van kleur op kleur. 29. Cfr. de ingetogen waardigheid, de gemengde en gebroken tonen, waarbij een verschillend gekleurde glacis op een toongrond gelegd is, ernstige monumentaliteit, de mosgroene landschappen met lichte overgangen naar zachte bruine tonen, de opvallende voorliefde voor rode en blauwe gewaden en de rijke brokaten, de zeggingskracht van de handen, de psychologische doordachtheid, de dramatiek, de scherpe modelering, het helder en gevarieerd koloriet 30. cfr. de Anna-panelen in het Museum voor Schone Kunsten te Gent; J.P. De Bruyn, o.c., blz. 130-133, 188-194.
Rudy VAN ELSLANDE
ROOIGEM EN DE BRUGSEPOORT TE GENT (Vervolg) DEBARGIE Tussen Gent en Brugge werd, van 1613 tot 1624 een kanaal, de bekende Brugsevaart, gegraven. Bekostigd door de Staten van Vlaanderen en gesubsidieerd door het hertogelijk paar Albrecht en Isabella, moesten deze werken renderen. Door de Staten van Vlaanderen werden weelderig vervaardigde trekschuiten bedacht die dagelijks en op vaste uren, zowel uit Gent als uit Brugge zouden vertrekken. Reeds in 1623 in aanbesteding gegeven, kwamen de eerste twee bargies een paar jaar later in de vaart. 205
â&#x20AC;˘l
ill '
Foto 13. Reconstructieplan van de bargie, door L. Sanglet (S.A.G. -Copyright)
Foto 14. De Bargie op het Kanaal Brugge-Gent (18de eeuw). (S.A.G. -Copyright)
206
De eerste waren in barokstijl uitgevoerd maar ook de latere werden steeds naar de heersende mode aangepast. Boven de waterspiegel herkende men aan het roer het wapen van de heersende vorst. Het waren prachtig ingerichte boten van vijfentwintig meter lengte en vijf meter breedte en voorzien van alle geriefelijkheden die men zich toen kon indenken (foto 13). Vandaar hun internationale faam. Vorsten, adellijke personen, hoge ambtenaren, kunstenaars enz. maakten graag een plezierreis naar Brugge en vice versa per bargie mee. Deze boten werden doorgaans door een vijftal paarden getrokken (foto 14). Te Aalter werden deze dieren aan de herberg Sint-Hubert aan de brug gewisseld. De tocht duurde ongeveer acht uren. Het achterste gedeelte van het schip was bestemd voor de eersteklasreizigers. Daar hadden trouwens de Staten van Vlaanderen een gereserveerd gedeelte, voorzien van grote ramen, tapijten, spiegels en luxueuze meubelen. Boven het achterdek stond een kleurrijk baldakijn die de reizigers tegen regen of teveel zon kon beschermen. Het middendeel en ook het voordek was voor de andere passagiers voorbehouden. Vele welgestelde burgers voeren enkel mee om tijdens de vaart uitstekend te eten en te drinken, want zowel de uitgelezen keuken als het gestileerde personeel (waarvan sommigen verschillende talen spraken), werden geprezen tot over de grenzen. Men zou dat tegenwoordig in sterren uitdrukken! De kapitein voer opzettelijk traag omdat men van het landschap en de maaltijd kon genieten en men arriveerde tegen zes uur 's avonds. Te Gent legde men langs de huidige Bargiekaai aan (foto 15) en men vertrok vanaf de Zuidkaai. Tijdens het eerste derde van de negentiende eeuw werden de technische vernieuwingen merkbaar. De glorietijd van de bargies taande stilaan. Niet meer de Staten van Vlaanderen maar de steden Gent en Brugge moesten voor de bargies instaan. In 1824 voer de eerste stoomboot "De Hoop" uit Antwerpen, Gent binnen en begin mei 1834 werd de ijzeren stoomboot, "La Reine", als beurtschip tussen Gent en de kust ingelegd. Wel bleef de bargie nog tijdelijk de voorkeur genieten; vanaf ĂŠĂŠn september 1826 werd er zelfs een nachtbargie ingelegd. Toen echter in 1838 de spoorlijn Gent-Brugge was ingehuldigd, hielden de organisatoren van de regelmatige dagbargies het voor bekeken. Tijdens de zomermaanden en 's zondags kon men echter de schuiten voor speelreisjes inhuren. De laatste boten waren echter niet meer te vergelijken met de oorspronkelijke; ze waren korter en lager en voeren met stoommachines (foto 16). De Gentenaars noemden ze de "kloefkens". 207
Foto 15. Aankomst van de Bargie te Gent, door F. Nash & E. Goodall (litho 19de eeuw) (S.A.G.- Copyright)
''
Foto 16. De laatste twee Bargies aan de Zuidkaai te Gent, ca. 1900 (Verz. Fr. Van Bost, Gent)
208
Bij het begin van de twintigste eeuw was het er definitief mee gedaan. In 1908 werd de laatste bargie, de "Wilhelmina", als brandhout voor een paar honderd frank verkocht. V oor de Brugsepoort was deze "havengeschiedenis" voorgoed voorbij (27).
HOE DE BRUGSEPOORTWOK EVOLUEERDE Op verschillende Gentse stadsplans vanaf de 16de tot het eind van de 18de eeuw ziet men duidelijk de Leiebocht aan het gehucht Rooigem, de meersen, weiden en landbouwgronden die zich uitstrekten tussen de voornoemde rivier en Mariakerke en de landelijke, latere wijk der Brugsepoort die tot ca. 1860 afhing van de parochie Ekkergem. De grond was er zeer goedkoop en vanaf de negentiende eeuw vond men die bijzonder geschikt tot de bouw van fabrieken en arbeiderswoningen. Gent breidde zich vooral westwaarts uit, buiten de stadspoort naar Brugge toe. De belangrijkste evolutiefactoren van de Brugsepoort waren te wijten aan de oprichting van de wereldbefaamde machinefabriek van dePhoenix in 1826 en van de textielfabriek de Lys twaalf jaar later (28). De rest volgde. Deze inplantingen lieten noodgedwongen hun sporen na op de landelijke rust en het uitzicht van deze buitenwijk, die een der volkrijkste delen van de stad ging worden. Reeds op het stadsplan van Landmeter GÊrard (1855-'57) (foto 17) stelt men de uitbreiding der fabrieksgebouwen en straten vast. De Brugsepoort werd een typische, negentiende-eeuwse arbeiderswijk met een ontelbaar aantal beluiken en grauwe straten die zich eerst op Rooigem ontwikkelden, later tussen de Brugsesteenweg en de Groendreef. Twintig jaar na het slopen van de "Waalpoort" was het gehucht Rooigem en de wijk Brugsepoort bij de stad ingelijfd. In 1878 noteerden de landmeters Gevaert en Van lmpe de nieuw aangelegde straten en de bijhorende gebouwen op hun kaart van Gent (foto 18). De landelijkheid ging na de Eerste Wereldoorlog volledig zoek. ¡
1. De Phoenix In 1825 werd, met de geldelijke steun van koning Willem I, het belangrijke metaalbedrijf "de Phoenix" buiten de Waalpoort opgericht. Het werd gebouwd tussen de huidige Phoenix- en Kettingstraat (toen nog Rooigemweg) en de Leiekaai op ongeveer dezelfde plaats waar, tijdens de 16de eeuw de "Groenkerk" had gestaan (29). De eerste directeur (Huytens-Kerremans, lid der Provinciale Staten) riep de Engelsman David BeU (foto 19) samen met een ploeg gespecialiseerde landgenoten naar Gent om er het bedrijf behoorlijk te starten (30). 209
--
Foto 17. Kadastraal plan van GĂŠrard (1855-'57). Onderaan middenin : Brugsepoort of Waal poort. Links boven; de "Grote Lys" en de "Phoenix" .
Deze fabriek legde zich toen voornamelijk toe op de bouw van mechanische weefgetouwen. Reeds in 1839 beschikte de Phoenix over een eigen gasfabriek binnen haar muren (foto 20). Oorspronkelijk voor eigen gebruik bedoeld, werd later ook elders gas geleverd. Men kon trouwens vanaf 1843, in concurrentie met de "Continental Gaz Company", het lichtgas 45 % goedkoper produceren en leveren. In dePhoenix werkten gemiddeld een zevenhonderdtal mensen dertien uur per dag. Enkel als er een periode van bestellinggebrek was, zoals b.v. in 1855, werden honderden werklieden afgedankt terwijl de overigen slechts acht uur aan de slag konden blijven. Deze fabriek richtte een eigen soort beroepsschool in waar jonge arbeiders door monitoren gespecialiseerd werden in hun vak. DePhoenix was weldra internationaal bekend. Naast textielmachines werden ook gereedschappen gemaakt. Later kwamen daar stoom- en elektrische machines, metalen bruggen, pompen enz. bij. Men voerde uit naar Oostenrijk, Rusland, Spanje, Portugal en zelfs naar ZuidAmerika. 210
Foto 18. Kaart van Gevaert-Van Impe (1878) Brugsepoortwijk en Rooigem.
Dat metaalbedrijf bleef bloeien tot aan de Tweede Wereldoorlog. Daarna ruimde het plaats voor werkhuizen en tentoonstellingszalen van een Duitse autofirma. 2. De "Société Linière de la Lys" Op een uitgestrekt terrein, een soort schiereiland op het gebied Ekkergem tussen de Leieen de Nieuwe Wandeling, werd de 25e juli 1838, dicht bij de Phoenix, de textielfabriek "La Lys" geopend. Deze gronden, aan de rand van Rooigem gelegen, waren vroeger in 't bezit van Joost Clemmen, de bekende Gentse katoenbaron die tijdens de 18de eeuw in de Veldstraat woonde.
211
-ho,.;. .-:::;?-- ·--::::::::-. \ ' .û-: ~'_. 1•I /)(11'/p <JP l\r\10<':0.,. __?./ ,, '
~""·
~- /
~A.~ ~
Foto 19. Porseleinkaart van David Bell (ca. 1850). (Verz. Fr. Van Bost, Gent)
Foto 20. Gieterij en constructiebedrijf Phoenix, door Canelle. Bemerk de lichtgasinstallatie (litho 1854). (S.A.G.- Copyright)
212
•
Foto 21. Ligging van de Société Linière de la Lys; bovenaan de schuttersmaatschappij Sint-Joris. Plan Gerard & Corvillain (ca. 1855)
Oorspronkelijk werd enkel de voorste eilandhelft, deze naar de Brugsevaart toe, bebouwd. Op de andere helft, naar Ekkergem toe, werd door de kruisboogschutterij van Sint-Joris eerst een schietplein geïnstalleerd en in 1847 bouwden ze daar hun "casino" (foto 21). Doch "La Lys" breidde geleidelijk haar gebouwen over het verdere gedeelte van het schiereiland uit (31) (foto 22). In 1883 draaiden er ca. vijftigduizend spillen en werkten er gemiddeld tweeduizend vijfhonderd arbeiders, vrouwen en kinderen. Vandaar de volkse benaming: "de grote Lys". Zeker nà het slopen van de stadspoort maar ook reeds daarvoor, zakten massa's 213
werklieden met hun gezin naar de Brugsepoort af. Ze zochten er (goedkope) huisvesting dicht bij de voornoemde fabrieken, vandaar dat deze wijk uitgroeide tot een van de armste arbeidersconcentraties van de stad. Zelfs tijdens het interbellum was de "grote Lys" nog een bloeiende zaak. De Tweede Wereldoorlog bracht daar een eind aan. In 1961 werd er definitief een punt achter gezet. Vier jaar later werden de gebouwen, de trots van de Gentse textielindustrie, gesloopt (32). 3. Andere fabrieken Op de Leiekaai, vlak tegenover de "grote Lys" richtten Morel en Verbeke in 1865 een verkoopbureau op voor vlasfabrikaten. Na korte tijd ging men zèlf vlas en jute bewerken. Voor de buurtbevolking was dat de "kleine Lys". Deze fabriek kende ook gedurende verscheidene decennia een behoorlijke bloei. Doch evenals "grote zus" aan de overzijde werd de Tweede Wereldoorlog de spelbreker. In 1962 werd de zaak gelikwideerd. Op de Drongensesteenweg, aan de bocht, begon Fiévé in 1870 een kleinere textielfabriek. Achttien jaar later nam Tollenaere deze zaak over (foto 23). In 1953 werd het bedrijf gesloten. Tussen de Kaarderijstraat, de Drongensesteenweg en de (latere) Rooigemlaan werd, begin juli 1897 de katoenspinnerij en -twijnderij, de "Filature de Royghem" in werking gesteld. Vanaf 1919 werd deze zaak door de "Union Cotonnière" (de U.C.O.) overgenomen. Omstreeks 1875 bracht de Fransman Chaubert zijn luciferfabriek over naar de huidige Lieremanstraat (toen Werkhuisstraat), naast de zgn. "Karnemelkkoer" van Verschraegen. Na de oorlog van 1870 hief de Franse regering immers vrij zware onrechtstreekse belastingen op tabak, lucifers, speelkaarten enz. Sommige nijveraars gingen zich daarom buiten de grenzen vestigen. Officieel heette de maatschappij "Société d'Allumettes Causemille-Roche de Marseille", maar de Rooigembevolking kende enkel de arbeidsgevaarlijke "stekskesfabriek". Men kon haar ruiken van op grote afstand (33)! Na de Eerste Wereldoorlog werd deze zaak door de "Union Allumettière" vervangen en in 1935 bracht men het bedrijf naar Geraardsbergen over. De Gentse werkhuizen werden weldra gesloopt. Sinds 1950 vestigde zich daar de groothandel in hout Van den Berghe. Onderwijl was Rooigem bijna volledig van uitzicht veranderd. De bevolking nam gestadig toe en van het landelijk gehucht bleef weinig over. Vanaf 1870 schoof het fabriekswezen met zijn nasleep van arbeiders en hun bewoning geleidelijk op naar de Brugsevaart en de Groendreef. De terreinen waren doorgaans deze die hadden toebehoord aan het "Steengoed der Vaernewycks". Daar werden onder meer de ijzergieterij Choisy en vervolgens verscheide214
~==~ ---=···-=--~~/ ·-
---
;<•
">'/
'
;:;;:·
~l.~~t
tf2&i .o'-:~":"'Î
. ) ri .
Foto 22. Porseleinkaart: uitbreiding der werkhuizen van de Lys (ca. 1880) (Verz. Fr. Van Bost, Gent).
~--
Foto 23. Vroegere textielfabriek Fiévé- Tollenaere (Drongensesteenweg).
215
ne textielfabrieken opgericht. Ze bloeiden, veranderden van eigenaar en van naam en ze werden tenslotte meestendeels gesloopt. Voornaam waren de "Filature duNord" en de "UnionLinière" die in 1912 de "Filature Moderne" werd en die op haar beurt in 1927 door de "Cotonnière des Flandres" werd vervangen. In 1909 startte de kemp- en jutespinnerij "Manilla" en twee jaar later de katoenfabriek "L 11venir". De vroegere firma "Filature du Nord", opgericht ca. 1870, werd in 1912 "La Nouvelle Linière du Canal", het zgn. "nieuw fabriekje" van de coöperatieve "Vooruit" (foto 24). In 1927 werd deze vlasfabriek omgevormd tot de "Filsoieties N.V.", bekend voor haar fijne viscosezijde. Deze zaak bleef tot 1931 bestaan (34). Van een geheel andere aard was de "Ed. Beernaert's Dry-plate Company" (foto 25). Omstreeks 1880 vestigde Edward Beernaert zijn bedrijf op een terrein aan de Groendreef, begrensd door de huidige Hamer- en Kiekenstraat enerzijds en de Wielewaalstraat anderzijds. De inrichting was nieuw voor die tijd. Men vervaardigde er immers fotopapier en droge negatiefplaten. Door dit procédé kwam de foto binnen bijna ieders mogelijkheden met als gevolg dat er zich heel wat beroepsfotografen op de Brugsepoort kwamen vestigen. Toen de Rooigemlaan werd aangelegd, moest het Beernaertbedrijfin 1902 de plaats ruimen. Aan het einde van de negentiende eeuw richttenJozefAlsberge en August Van Oost een blekerij op aan de grens tussen Drongen en Rooigem, dicht bij het Brughuizeken. Het Leiewater en de bijgelegen meersen waren uitstekende factoren die dat openluchtbedrijf in de hand werkten. Tussen beide wereldoorlogen in kende deze blekerij een bijzondere bloei. Met de teruggang van het textielbedrijf werd deze zaak in de zeventiger jaren opgedoekt. Tijdens het interbellum bestonden er op Rooigem nog een paar uiteenlopende, gespecialiseerde bedrijven. Vooreerst was er de melkerij "Flandria", gesticht door E. Dem en achtereenvolgens gevestigd in de Acaciastraat en de Elyzeese Velden. Verder vestigde zich in de Meibloemstraat een "Cartonnage - Etablissement Dugniolle et Demoor", een zaak die vóór de Tweede Wereldoorlog heel wat personeel tewerkstelde. 4. Ambachtelijke beroepen Tot in de eerste helft van de negentiende eeuw was een groot deel van de Brugsepoort nog landelijk. Vanaf het einde van de Phoenixstraat tot aan Mariakerke en Wondelgem deed men aan land-, groente- of tuinbouw. Enkele boerderijen hielden stand tot na de Eerste Wereldoorlog. Alhoewel fel verminderd waren er tijdens het interbellum nog verscheidene thuiswerkende ambachtslui: schrijnwerkers en timmerlieden, kleermakers,
216
Foto 24. Vlasspinnerij "Nouvelle Linière du Canal". (Copyright A.M.S.A.B. , Gent)
Foto 25. De Edw. Beemaert's Dry Plate Company, op de Groendreef. (Verz. Fr. Van Bost, Gent)
217
fietsenmakers, klompenkappers en dergelijke. Anderen verdienden meestal hun brood op de straat: schareslijpers, zeeldraaiers, biezenbinders, strodekkers enz. Men trof deze doorgaans aan in de cités. Met de jaren zijn al deze "specialisten" verdwenen. 5. Bloemen- en plantenteelt Tijdens de zeventiende eeuw was het "Belvedère" van Bisschop Triest op Ekkergem bekend en befaamd tot in het buitenland. Een tot dan toe ongemeen aantal soorten bloemen, planten en bomen werden er met succes verzorgd. De hof- en tuinbouw ontwikkelde er zich verder tijdens de achttiende en negentiende eeuw en dat bleef trouwens niet tot Ekkergem beperkt. Ook op de Brugsepoortwijk hadden zich verschillende bloemisten en boomkwekers gevestigd. Omstreeks 1860 schreef Frans De Potter (35) dat Robichon, Leys en De Coninck, bloemisten op Rooigem, tot de belangrijkste van de stad Gent werden gerekend. De rozen die Robichon kweekte, waren bewonderenswaardig en Frederik De Coninck teelde in zijn serres op de Groendreef zeer gegeerde dahlia's. Ook bezat deze een boomkwekerij die prijzen haalde op verschillende tentoonstellingen. Leys stond bekend om zijn merkwaardige struikgewassen en ook hij specialiseerde zich in de dahliateelt. Vóór 1914 waren er nog heel wat bloemen- en plantentelers op de Brugsepoort. Bekend waren o.m. Moreels, opgevolgd door Gust de Vreese op de Drongensesteenweg rechtover Malem, de serres van Kaelewyn en van E. Dejoumé in de Appelstraat en deze van Van Steenkiste in de Peerstraat. Op of bij de latere Bevrijdingslaan en de Brugsesteenweg bestonden nog verschillende bloemisterijen; die van K. Spaey en Gust Decock trof men in de Blazoenstraat, Adolf Devriesere, L. Gulinck en G. Jonckheere bij de Boomstraat en de zaak vanG. Van Steenkiste aan de Kastanjestraat. In de Meibloemstraat had H. Bert zijn bedrijf terwijl deze van J. Storie en Carlier op de Groendreef waren te vinden. Van de Wynckel en Van Wassenhove waren bekend in de Wielewaalstraat Aan het eind van het interbellum had een vrij groot aantal de bloemistenschort aan de haak gehangen terwijl anderen naar Merelbeke, Melle, Wetteren en elders waren verhuisd.
VOETNOTEN 27. d'Udekem d'Acoz, J. La barge de Gand à Bruges, Gand, s.d. 28. Fris, V., Les accroissements et transformations de la superficie batie de Gand au XIXe siècle, Gand, p. 148-149. 29. Zie: kadastrale kaart van Gérard (1855-'57) (foto 17). 30. Te oordelen naar een persoonliJlee porseleinkaart van David Bell werd de machinefabriek "Phoenix" daarop "Atelier du Vulcain" betiteld ("hors de laportede Beuges n° 44").
218
31. Daartoe werd het boogschuttersterrein van Sint-Joris in 1860 opgevorderd. Deze gilde vestigde zich toen tijdelijk in een paviljoen aan de Nieuwe Wandeling. 32. Tijdens de slopingswerken slaagden we erin het grote schilderij "Les SĂŠranceurs" (de hekelaars), door Morel gepenseeld, te krijgen. Het hangt sindsdien in het Museum voor Volkskunde. 33. Andelhof, E., Oostvlaamse Zanten, De papieren standaard van de "Verenigde Kappers" 1901, Gent, 1928, p. 88-92. In 1901 werd in de fabriek Causemille-Roche de maatschappij der "Verenigde Kappers" gesticht, een muziek-"soci~teit" bestaande uit de arbeiders die de fabrieksmerken in de verpakkingsbakken beitelden. 34. Van de Kerckhove, D., Het Gents systeem: de rode fabrieken. Voorbereidende studie. Gent (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1983, p. 58-68. 35. DePotter,F., Gent, de stad van Flora, Gent, 1866,p. 38-39.
LodeHOSTE ('t Vervolgt)
UIT DE GESCHIEDENIS VAN DE GENTSE BRUGGEN (Vervolg) JAN PALFUNDRUG
In de Atlas Goetghebuer vinden we als eerste vermelding van deze brug het volgende : "Brugge over de Leie van de Kortrijkse Poort naer de Bijloke, gemaekt in 1714 door de Keyser Francys, voor 246 pond". Ze zou er uitgezien hebben zoals de tekening (uit de atlas) weergeeft. Op 27 apri11867 verscheen in de "Gazette van Gent" het volgend bericht : "De brug over de Leie, die de wijk van de Kortrijkse Poort en de wijk van Akkergem moet verbinden is voltooid". Het was een metalen draaibrug welke in de loop der tijden verschillende namen kreeg : Leiebrug, Moederhuis- of Materniteitsbrug, ook wel Bijlokebrug genoemd, dit alles vanwege de nabijheid van het Bijlokehospitaal. Ze kreeg de huidige benaming op 28-2-1951 (1). In 1900 werd de metalen draaibrug, toen Leiebrug genoemd, vervangen door een vaste brug in steen, waarvan "de vouten zullen gebouwd worden in ciment beton met arduinen hoofden" aldus het jaarverslag der stad Gent. De zichtkaart van Sugg geeft ons een mooi beeld van de brug met de drie verschillende bogen welke in die tijd 37.083 fr.gekost heeft. De duur der werken was bepaald op drie maand : in mei begonnen was het werk af in september, het verkeer was onderbroken van 5 juni tot 25 augustus 1900. De ondernemers waren : Couez en zoon. Bij de aanvang van de tweede wereldoorlog werd de brug totaal vernield. 219
De Jan Palfijnbrug tijdens de oorlog 1940-1945 (Foto dienst Monumentenzorg Gent).
Op 16-12-1940 begon men met het leggen van een noodbrug welke voltooid was op 26-2-1941. Zoals alle andere noodbruggen, in de oorlog gelegd, was ook deze houten, smalle brug aan een regelmatig onderhoud onderworpen dat voornamelijk bestond uit het regelmatig vernieuwen van de plankenvloer uit dennenhout. Op 3-1-1952 werd een nieuwe brug aanbesteed. Ze werd heropgebouwd op staatskosten. Het is een krukbrug (2) met ĂŠĂŠn enkele overspanning met preflexbalken (3). De totale breedte bedraagt nu 36 meter: twee rijwegen van 10,5 m, gescheiden door een bloemperk van 9 m en twee voetpaden van elk drie meter. Om deze constructie te dragen waren er 333 funderingspalen nodig in gewapend beton. De firma, N.V. E.H.B.A., uit Ruisbroek, speelde het klaar de brug te bouwen in een tijdspanne van ongeveer twee jaar en dit voor de prijs van 16.500.000 fr. De eerste helft der brug werd opengesteld voor het verkeer op 15 april 1954 en de brug was voltooid op 12 november 1954.
220
~;Jit'
1 ~
~~~~ -L ~
Deze copie van een tekening uit de Atlas Goetghebuer toont ons de voorloper van de Leiebrug, ze werd de Materniteitsbrug genoemd naar de nabijgelegen materniteit van de BijJoke (S.A.G.).
"'Deze zichtkaart werd uitgegeven door A. Sugg en toont ons de Jan Palfijnbrug welke toen nog de Leiebrug genoemd werd.
221
JAAR
SOORT
1867
Metalen draaibrug Vaste in steen Vaste in beton
1900 1953
Lengte
Breedte van : rijweg voetpad doorvaar
19
2,8
2x0,9
36
6
2x 1,5
8,57
21(+9)
2x3
25
Beproeving Ie helft Beproeving 2e helft
3 nov. 1954
Wegenbouw
naam : 2 x vermeld
Vrije hoogte
PROEF
5,2 4,5 400kg/m2 4 x32 ton
15 april 1954
(1) JanPalfijn was een bekend chirurg (barbier) uit de 17de eeuw en was de uitvinder van de verlostang. Zijn standbeeld staat in het park behorend bij het Bijlokemuseum en werd onthuld op 22-6-1952. De brug, hiervoor beschreven en zich bevindend vlakbij het parkje, werd naar deze beroemde Vlaamse geleerde genoemd. (2) Een krukbrug : een brug zoals de Europabrug. (3) Preflexbalken zijn geprefabriceerde balken in beton met stalen profiel ingewerkt. De preflexligger bestaat hoofdzakelijk uit een I ligger in staal aan dewelke, voorafgaandeliJle aan iedere belasting, in de zin van de latere doorbuiging, een sterke doorbuiging wordt gegeven. In deze doorgebogen toestand wordt de getrokken zone van de doorsnede met beton omhuld en in deze toestand gehouden tot wanneer dit beton een voldoende sterkte heeft bereikt en behoorlijk aan de metalen ligger kleeft Wanneer de ligger nu wordt ontlast, wordt het aangebrachte beton sterk gedrukt en de ligger komt gedeelteliJK terug. Meestal worden de Preflexliggers op de bouwplaats volledig met ter plaatse gestort beton omhuld. Om de stalen liggers te preflexen worden ze twee aan twee tegen elkaar gespannen.
VERLORENKOSTBRUG Deze brug werd eertijds "St-Pietersbrugsken" genoemd en was in 1429 een houten brug. Later werd ze dikwijls de "Leiebrugge buiten Cuupe" genoemd. Ter hoogte van de huidige brug lagen in de Leie een paar eilandjes "Verloren kost" genoemd. Het waren een paar zandplaten, op ĂŠĂŠn ervan stond zelfs een houten loodsje. Zo ontstond de latere naam der brug. Soms sprak men ook van de Verloren Broodbrug (zie Franse benaming op zichtkaart). De eilandjes verdwenen in 1753 bij het graven van de Coupure, waarna de bouw van de eerste, smalle draaibrug in 1754, volgde. De brug werd meermalen herbouwd : een eerste maal in 1811, een tweede keer in 1836 en een derde maal in 222
De oude Verlorenbroodstraat en -brug. Copyright : A.C.L. Brussel.
223
1856. Uit de brief van de aannemer, gedateerd 11 maart 1856, citeer ik : "Ik garandeer dat de brug zeer gemakkelijk kan worden gedraaid door een vrouw in minder dan één minuut" en dat was waarschijnlijk wel een referentie voor die tijd, in elk geval het werk werd aan die man gegeven. Na een proefbelasting van 22.000 kg op 25 april1857 werd de nieuwe brug ingehuldigd op 17 mei : "De voormalige brug was enkel voor voetgangers bruikbaar, thans is het verkeer met rijtuigen toegelaten" aldus de "Gazette van Gent". De brug was nu 4 m breed. De laatste vervanging als draaibrug was in 1873. Vóór 1897 was de Verloren Broodstraat (de straat in het verlengde van de brug) een smalle donkere steeg (zie foto) die zo smal was dat twee voertuigen elkaar niet konden kruisen. Daarbij helde ze zo sterk af naar het water (de helling bedroeg 10 cm/m) dat de wagens, de boordstenen van het voetpad gebruikten om af te remmen bij het afdalen! Toen in 1898 de straat werd verbreed van 4 naar 12 meter, waardoor de afbraak nodig was van een twintigtal huizen, bouwde men er een nieuwe monumentale, stenen brug, even breed als de nieuwe straat, die de smalle draaibrug verving. Door de verhoging van deze vaste brug (noodzakelijk voor de toenmalige drukke scheepvaart) werd de helling van de Verloren Koststraat verminderd van 10 naar 3 cm/m. Met de bouw van de brug werd aangevangen op 14 juni 1898, door A. Couez. Deze aannemer zou de brug herbouwen voor de prijs van 90.880 fr (aanbesteding 25 Mei 1898). De Gazette van Gent volgde deze bouw bijna op de voet, daarvan getuigen de meer dan 20 artikels gedurende 1898 verschenen en waarvan de bijzonderste in chronologische volgorde, zijn : 14 juni 1898 "Men is dezen morgen begonnen met het inslaan der palen, waarop de voorloopige brug voor voetgangers zal geplaatst worden." 2juli 1898 "De doorgang voor voetgangers en rijtuigen over de Verlorenbroodbrug zal onderbroken worden te rekenen van maandag 4 juli a.s." 11 juli 1898 "Scheepvaart onderbroken aan Verlorenbroodbrug van nu tot 4 october". Dat deze herbouw niet zonder moeilijkheden verliep bewijzen de volgende berichten: 5 augustus 1898 "De grootste der dijken, gelegd voor het herbouwen van de Verlorenbroodbrug, is doorgespoeld : daardoor zijn de werken onderbroken en zal eene groote vertraging veroorzaakt worden. Heden morgen vroeg was men reeds weer aan het opvullen. De werklieden, gelast met het uitbreken der grondvesten der oude brug gebruiken buskruit om dit werk te vergemakkelijken. Gisteren hadden zij waarschijnlijkeene te groote hoeveelheid genomen, want eenige steenen vlogen tot op den Nederkouter, waar verscheidene huizen tamelijk erg beschadigd werden." 224
9nnd.
]{ouveau :i'011f du ffain :i'erdu.
Deze zichtkaarten, van uitgever A. Sugg, tonen ons de Verlorenkostbrug in 1902, toen de beelden nog maar pas geplaatst waren.
y,.,,;f" .........
'~
1<1:>
l>'::fi:<o<.l;::"" .J.t:.;,M 'S'-'j;;::. ~ O<tt:<l..
k~~r) .!11 CJkftllt::.lfl¡t .l( ~'t!? (l}j,:r,.f.
225
17 augustus 1898 "De werken aan deze brug gaan traag vooruit. In plaats van 2 m slijk zoals voorzien was, ligt er 4 m in de bruggaten en het is zeer moeilijk te verwijderen". 8 october 1898 "De werken vorderen goed; de brughoofden in steenmortel zijn voltooid en men zal aan de arduinsteenen beginnen. Zoals wij reeds zegden zullen de dijken den 15 october doorgestoken worden, de scheepvaart zal echter nog eenige maanden gestremd blijven, want men moet nu beginnen aan de stelling voor den reusachtigen boog van de brug". 15 november 1898 "De twee brughoofden zijn van hoogte om de vout te beginnen. De nieuwe brug zal ongeveer 3 m hoger zijn dan de oude. Ze zal twee hellingen hebben : de eene die de helling voortzet van de Verlorenbroodstraat (3,5 cm/m) de andere 5 cm/m. De hellingen zijn noodzakelijk voor het verkeer van de schepen. Men hoopt de brug te voltooien voor 1 april1899, dag door de aanbesteding bepaald". Op 30 september 1899 werd de brug beproefd onder een rollende lading van 18.000 kg. : een wagen geladen met geutijzer en getrokken door negen paarden. De twee bronzen beelden, welke te zien zijn op de zichtkaart werden gegoten door de heer Goosens (uit Gent) naar modellen gemaakt door de gekende beeldhouwer Domien van den Bossche. Deze modellen werden op de brug tentoongesteld tot eind 1900 om daarna in brons gegoten te worden. Volgens de krant van 22 september 1899, was het de bedoeling dat er vier beelden zouden gemaakt worden : twee van de heer Leroy en twee van de heer van den Bossche, doch de modelbeelden van de eerste beeldhouwer werden na voorlopige plaatsing op de brug, afgekeurd op 21 februari 1900. De mooie beelden, het ene de scheepvaart en het andere de arbeid voorstellend, werden definitief geplaatst op maandag 17 october 1901 en op 9 november 1901 werden de gaslantaarns erop geplaatst. Beide beelden werden tijdens de oorlog van 1914-1918 door de bezetter in beslag genomen om hersmolten te worden voor oorlogsmateriaal. Ze werden, helaas, nooit hermaakt, er resten ons alleen nog foto's. De kostprijs van de verbreding van de straat en de herbouw van de brug bedroeg 245.442 fr. Dit was 5.000 fr. meer dan geschat : de staat verleende immers geen toelagen voor de beelden! Bij het begin van de tweede wereldoorlog (op 23 mei 1940) werd de brug opgeblazen en nadien tijdelijk vervangen door een vlottend noodbrugje 2,30 m breed en 28 m lang (zie foto). Reeds op 29 juli 1941 ving men de bouw aan van een nieuwe brug in gewapend beton, met dezelfde afmetingen der oude brug. Door een vorstperiode van 10 januari tot 14 maart 1942 (ĂŠĂŠn der strengste win226
De Verlorenkostbrug gezien vanaf de Bijlokekaai. Het zicht dateert van voor de eerste wereldoorlog.
I
Deze foto van de dienst Monumentenzorg toont ons de noodbrug welke de Verlorenkostbrug verving van begin 1940 tot begin 1942.
227
ters dezer eeuw) in dewelke de werken stil lagen, duurde het nog tot 26 maart vooraleer de brug terug door het verkeer kon gebruikt worden. De afwerking moest echter wachten tot na de oorlog omdat de nodige materialen daartoe ontbraken. De huidige brug is dus deze welke gebouwd werd tijdens de oorlog. JAAR
SOORT
1811 1836 1856 1873 1897 1941
Houten voetbrug Houten draalbrug Vaste in steen Vaste in beton STAD
Lengte
Breedte van : rijweg voetpad doorvaar
16,9
2,15
30 30
4 8 8
2x2 2x2
14,9 14,9
Vrije hoogte
PROEF
22.000kg. 4,5 18.000kg. 4,5
geen naamvennelding
MLABYN ('t Vervolgt)
AANVULLENDE ICONOGRAFIE DER GENTSE BRUGGEN In aansluiting met de artikels over de Gentse Bruggen was de Heer Olivier-
GĂŠrard Willemot (Mariakerke) zo vriendelijk ons een reeks foto's toe te sturen uit zijn persoonlijke collectie. Wij beginnen met er hier 4 van te publiceren. 228
Heropbouw Marcellisbrug (Nov. 1951 - Maart 1952).
229
Heropbouw Marcellisbrug (Nov. 1951 - Maart 1952).
230
VRAAG EN ANTWOORD
Op de vraagvan de Heer Willy Lippens (Gh. Tyd. 1990- Nr. 2- pp. 107-108) ontvingen wij 2 antwoorden. De Heer Jean Eeckhout schrijft ons : "Het moet Nicolas Feyerick betreffen (Gent 1826-1893) echtgenoot van Esther Verhaeghe de Naeyer. Zijn zoon Ferdinand was gehuwd met Madeleine Durnoneeau de Bergendael. Zijn kleinzoon Ridder Robert (1892-1940), echtgenoot van Marcelle van Nuffel d'Heyndonck, sneuvelde als reserve-majoor bij de slag aan de Leie. Hij liet geen mannelijke afstammelingen na. Zijn neef Jacques-Guy Feyerick, Bredabaan 528 te 2130 Brasschaat, zou u waarschijnlijk beter kunnen inlichten, zo niet, het stadsbestuur Gent. De Feyericks zijn een edele familie die, te Gent, een rol gespeeld heeft in de katoennijverheid." De Heer David Maes heeft een duik genomen in de kranten van 136 jaar geleden om te trachten te achterhalen waarom N.G. Feyerick en L. Brack een medaille voor "menslievendheid, zelfopoffering en moed" ontvingen. Hij vond het antwoord, wat betreft de eerste, in de "Gazet van Gent" van 10 maart 1854: "Dynsdag om vier uer nanoen, viel by de Verlorenbroodbrug een kind in het water. De heer Feyerick, fabriekant alhier, sprong gansch gekleed in het water en had het geluk het kind aen de dood te onttrekken". In de "Wegwijzer der Stad Gent" van 1853 staat diezelfde vermeld als : "Feyerick Nic, fllateur de lin, r.n. St. Pierre 47 (Sint-Pietersnieuwstraat)". Uit het aangehaalde krantenbericht blijkt dat de datum die voorkomt op de medaille betrekking heeft op het feit en niet op de datum van uitreiking. Spijtig genoeg vonden we geen gelijkaardige vermelding terug in dezelfde krant wat betreft L. Brack. Het is niet uitgesloten dat andere kranten hiervan gewag hebben gemaakt. Ter informatie : in de meeste Gentse archieven (S.A.G., R.A.G., B.R.U.G.) kunnen oude kranten geraadpleegd worden.
De Heer David Maes antwoordde ook op de vraag van de Heer Guido Cornelis (Gh. Tyd. 1990- Nr. 2- p. 106): 1. Waar bevond zich de Sleutelstraat? In "Oude straatnamen van Gent" van Dr. Victor Fris (Gent, 1925) lezenwe-in oude spelling: "SLEUTELSTEGHE of SLEUTELSTRAAT-was de naam van den weg geleidende naar den Gruis- of Grijsberg, in de wijk Over-Schelde. Die steeg verdween in 1883 met de vorming der Vlaanderenstraat." 2. Wat wordt bedoeld met "In het oud Kasteel"? Alhoewel we hieromtrent geen uitsluitsel kunnen geven kunnen we toch vooropstellen dat er te Gent slechts twee bouwwerken geweest zijn die in aanmerking kwamen voor de term "oud kasteel" nl. het Gravensteen en het SpanjaardkasteeL Daar het Spanjaardkasteel in 1827 werd afgebroken en dus in 1850 niet meer bestond, komt 231
enkel nog het Gravensteen in aanmerking. Iets wat blijkbaar nogal eens vergeten wordt is dat vóór de restauratie op het einde van de 19de eeuw, in het Gravensteen niet enkel fabrieken waren ondergebracht maar bovendien ook nog een aantal onvermijdelijk erbij horende beluikhuisjes. Het is dus niet uitgesloten dat Karel Aerts in één van die huisjes woonachtig was op het ogenblik dat hij huwde in 1850. Karel Aerts komt niet voor op de lijst van de bakkers in de "Wegwijzer der Stad Gent", wat er op kan wijzen dat hij als bakkersknecht werkzaam was. Vraag van de Heer Mark Rummens. "Kan iemand nadere informatie en/of illustratiemateriaal bezorgen nopens een -blijkbaar omwald- kasteel dat gelegen was aan de oostzijde van de Patijntjestraat, juist voor het huidige kruispunt met de Sportstraat? Dit kasteel staat op ieder detailplan vanaf de zeventiende eeuw aangeduid (o.m. in de kadasterboeken van Bocboute en van Dedeken van resp. 1691 en 1791). Rond 1935 moet het gesloopt zijn."
LEZERS SCHRIJVEN ONS Naar aanleiding van het artikel "Straatnamen in Gent" (Gh. Tyd. 1990- Nr. 2pp. 100-101) ontvingen wij de volgende aanvulling van Mevrouw Suzanne Janssens: Hetgeen de nummering van de huizen te Gent betreft meen ik het volgende te weten. Volgens de algemene regel begint de nummering aan het Stadhuis (zie Klein Turkije en de Zonnestraat, die aan de Kouter begint!). Een uitzondering op deze regel zijn de straten, die van een hoofdweg naar een minder belangrijke weg lopen (de Hoogpoort begint aan de Groentenmarkt en eindigt aan de Nederpolder, de Onderstraat begint aan de Langemunt en eindigt aan de Zandberg). Pleinen worden genummerd in de richting van de uurwijzers (Goudenleeuwplein, Botermarkt). Iedere tien jaar moet een volkstelling plaats hebben. Deze telling gaat gepaard met een aanpassing van de huisnummers. Vroeger werden alle poorten en deuren genummerd. Vanaf± 1960 wordt er genummerd per gezin of instelling, zoadat sindsdien een ingang verschillende nummers of soms geen nummer bezit! In de volksmond wordt het Sint-Jorishof het "eerste huis van Gent" genoemd.
232
Een andere aanvulling, maar dan nopens het artikel over het Guislaininstituut (Gh. Tyd.1990- Nr. 2- pp. 58-76) komt van Prof. Dr. A.K. Evrard. Hij schrijft : "Op blz. 69 is blijkbaar iets weggevallen; men leze : De eerste professor was Dr. M. Hamelinck, en na hem zullen achtereenvolgens Prof. R. Nyssen, Prof. J. De Busscheren Prof. E. Verbeek in goede relatie met het bestuur van de instelling hun opleidingstaak verderzetten, tot in 1975 de Afdeling Psychiatrie in het Universitair Ziekenhuis te Gent wordt geopend (nieuwbouw K. 13)".
BffiLIOGRAFIE Onlangs verscheen het boek "Quelques aspects de la Vie en Flandre au XVITie siècle" van J. d'Udekem d'Acoz. Een bijzonder boeiend boek, zeker voor Gentenaars, want het kan niet missen dat, wanneer men het heeft over het leven in Vlaanderen in de 18e eeuw, het voor een groot deel om Gent gaat. Om van het boek volop te kunnen genieten moet men wel een elementaire kennis bezitten van de Europese geschiedenis in de 18de eeuw, maar dat zal voor de meeste heemkundigen wel geen probleem vormen. Wat het boek zo aantrekkelijk maakt is dat er veel aandacht besteed wordt aan "la petite histoire". "Petite histoire" die vaak een veel zuiverder beeld geeft van het verleden dan de "grote geschiedenis" dit doet. Een eeuw waarin heel wat gebeurde : de successieoorlog van Spanje, deze van Oostenrijk, de Franse invasie onder Lodewijk XV, Maria-Theresia, Jozef 11, de Brabantse Omwenteling, de Franse invallen, de Oostenrijkse restauraties, enz. Wij zien in Gent figuren verschijnen als de Hertog van Marlborough, Eugène de Savoie, de Tzaar van Moscovië, Lodewijk XV, François de Lorraine (de toekomende echtgenoot van Maria-Theresia), Charles de Lorraine, etc. etc. Wij leven de gebeurtenissen mee alsofwij er bij waren, we nemen een kijkje in het Gentse "society-leven" en vernemen tal van interessante details die men in geen enkel geschiedenisboek zal tegenkomen. Wij zouden tientallen bladzijden kunnen schrijven over al het interessante dat in dit boek te lezen staat, maar dat zou geen zin hebben want het zou uiterst fragmentair blijven. De enige goede oplossing bestaat er in het boek zelf te lezen natuurlijk. Een boek van 541 bladzijden dat uiterst verzorgd gedrukt is en meer dan 250 zwart-wit-foto's bevat. De kaft wordt gevormd door een kleurenreproductie van een zicht op de Kouter in 1763. 233
Achteraan vindt men alfabetische tabels van persoonsnamen, plaatsnamen en illustraties. De auteur, de Heer J. d'Udekem d'Acoz zal wel geen onbekende zijn voor de meeste van onze lezers; hij is immers niet aan zijn proefstuk en zijn liefde voor Gent kwam reeds vroeger tot uiting in "Histoire de la Bargede Gand à Bruges" en in "La Cuve de Gand à l'époque romantique. Lettres et souvenirs". Het boek kost 1.795 fr. en kan bekomen worden door storting of overschrijving op Rekening Nr. 390-0013133-93 van TABECO- Kouter 26-28-9000 Gent. H.C.
VERSCIDJNING GEMELD Nog dit jaar zal er een nieuw kunstboek verschijnen van Gaston De Smet, genoemd "Gent Onbekende Rijkdom". Moeten wij echt Gaston De Smet nog voorstellen aan onze lezers? Deze bijzonder knappe Gentse tekenaar die zijn hart aan zijn geboortestad verpand heeft. Gewezen leraar aanSt-Lukas te Brussel en nu Ere-Directeur van de Kunstacademie van Hamme. Welke rechtgeaarde Gentenaar is niet de gelukkige bezitter van zijn eerste boek "Op Gent geraak ik nooit uitgekeken"? We hoeven dus in feite niemand te overtuigen. Het nieuwe kunstboek leidt ons aan de hand van 72 tekeningen door onze oude abdijen : St-Baafs, St-Pieters, de Bijloke, Niewen Bos, Baudeloo... De titel is goed gekozen, het gaat inderdaad over, voor velen, onbekende rijkdommen. Het is bij het aanschouwen van deze prachtige tekeningen (wij hebben er al enkele van gezien) dat men zich realiseert hoe ongelooflijk rijk wij zijn, dank zij de schatten die ons nagelaten werden door onze voorgangers. Wij komen dan ook tot het besef dat het een misdaad zou zijn deze schatten niet ongeschonden door te geven aan deze die na ons zullen komen. En wij houden ook ons hart vast als wij zien hoe wij in onze moderne tijden vaak lichtzinnig en op een onverantwoorde wijze omgaan met ons onvervangbaar kunstpatrimonium. Onze lezers kunnen nog genieten van de vóórintekenprijs op de luxe-uitgave van dit 136 bladzijden tellend kunstboek van het formaat 28 x 25 cm. met een begeleidende tekst van Mevrouw Marie-Christine Laleman. Wie vóór 15 november 1990 betaalt komt er van af met 750 fr.Gaat men het boek niet afhalen op de tentoonstelling in de Bijloke op 30 november, dan voegt men er 85 fr. bij voor portkosten. Te betalen op Rekening Nr. 290-0149086-18 van "C.V. de Witte Cirkel van 234
Gaston De Smet" - Gent. Wie een genummerd en gesigneerd exemplaar wenst, moet dit melden en betalen vóór 30 september 1990. H.C.
DEGEORGESARTONPRUSTOEGEKENDAANEENVAN ONZELEDEN Het was met een bijzonder genoegen dat wij vernamen dat de George Sartonprijs dit jaar toegekend werd aan een van onze trouwe leden, Prof. Dr. Alexander Evrard. De motieven om de keus op hem te laten vallen waren talrijk. Buiten zijn wetenschappelijke arbeid (verschillende boeken, honderden artikels in vaktijdschriften) hebben ongetwijfeld andere elementen meegespeeld, zoals zijn jarenlange belangloze inzet voor de psychiatrische zorg. Hij speelde een rol bij de oprichting van het Museum in het Guislaininstituut aan hetwelk hij verscheidene voorwerpen schonk. Hij was mede-inrichter van tentoonstellingen overpsychiatrie in het St-Janshospitaal in Brugge en in het Guislaininstituut in Gent. Twintig jaar lang gaf hij gratis een cursus over de Geschiedenis der Geneeskunde aan onze Universiteit. Zijn wetenschappelijke publicaties over de Gentse godshuizen is in vakkringen voldoende bekend. Het is niet voor niets dat hij verkozen werd tot bestuurslid van het Zuidnederlands Genootschap voor de Geschiedenis der Wetenschappen. Maar Prof. Evrard is niet alleen een gewaardeerd wetenschapper, hij is ook een Gentenaar in hart en ziel die zich graag verdiept in onze glorierijke geschiedenis. Hij verdiept er zich niet alleen in, maar doet ook iets concreets om ze levendig te houden. Meer dan 35 jaar geleden was hij de actieve secretaris van het Comité voor de Herdenking van de Slag van Gavere. Er werden toen 2 monumenten onthuld, een op de Markt in Gavere en een aan de kerk van Semmerzake. Wij zouden hem ook de specialist van de gedenkplaten kunnen noemen, want hij liet er talrijke plaatsen op eigen kosten. Zo bvb. deze aan Seyssone aan het Gemeentehuis van Merelbeke, deze van Guislain in het Ingelandgat, van Hu go Van der Goes in de St-Pietersnieuwstraat, van Dr. Eug. Carp in een auditorium aan de Pasteurdreef, Koning Willem I in de Aula van de Universiteit, enz. Alsof dat nog niet genoeg was werden er door zijn toedoen gedenkpenningen gemaakt: in 1976 bij de 400e verjaardag van de Pacificatie van Gent, in 1980 ter gelegenheid van de 50e verjaring van de vernederlandsing van de R.U.G. 235
Wij feliciteren Prof. Evrard van harte voor dit welverdiend eerbetoon. Om de waarde te begrijpen van de Sartonprijs is het nodig dat men weet wie George Sarton feitelijk was. Voor deze die het niet zouden weten, verwijzen wij naar een artikeltje dat verscheen in "Gh. Tyd." 1984- Nr. 5- pp. 314-318.
GENSCHE PRAOT 't Was lesse van aardrijkskunde, in Dokske Bliek zat gelijk gewente wêere te slaope. -De Schelde, zegt de mîester, verlaat België en komt in Holland; ze verdeelt zich in twee armen : de Oosterschelde, de Hont ofWesterschelde en werpt zich vervolgens in de Noordzee. - Dokske, roept de mîester, ge zit wêere te slaope; g'en hêt er zekers wêere niets van verstäon? - Toet, Menhîere, zei Dokske. - Herhäol mij ne kîer wa da'k gezeid hên; 'k ben zekers da g'er niets van en weet. - Toet, toet, Menhîere, 'k weet het allemaol; maor 'k en kan op zijn naome nie kome. - Wa raosde nu vannen naome? Van wie es't dage spreekt? vraogt de mîester. - Van dienen deugniet, menhîere, die dienen aormen hond in de zie smijt.
OPROEP AAN ONZE LEZERS Om te kunnen voldoen aan de talrijke vragen naar oude nummers van ons tijdschrift "Ghendtsche Tydinghen", doen wij een beroep op uw medewerking om afstand te doen van nummers of jaargangen die niet meer worden gebruikt. Een overeen te komen vergoeding voor deze vriendendienst kan desnoods overwogen worden. De inlevering gebeurt op het Documentatiecentrum (Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, Sint-Amandsberg, alle zondagen van 10 tot 12 uur. Het O.C. is gesloten op feestdagen en in de maanden juli en augustus. Wij danken u bij voorbaat voor uw geste. De bibliothecaresse, Mevr. Van Geluwe-Eggermont A. 236
GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring GentV.Z.W. 19e jaargang nr. 5 15 september 1990 Ere-voorzitter: J. Tytgat, ere notaris Stichter: G. Hebbelynck t Voorzitter : H. Collumbien Onder-voorzitter en Penningmeester: A. Verbeke Secretaris : R. Van Geluwe, Maïsstraat 235, 9000 Gent Archief en ruildienst : Mevr. A. Eggermont, Maïsstraat 235, 9000 Gent Redactie-adres: Lijnmolenstraat 149, 9110 Sint-Amandsberg- Gent Administratie: Koggestraat 14- 9000 Gent Postrekening : 000-105.04.73-60, Heemkundige en Historische Kring Gent, 9000 Gent Lidgeld: 400 fr.per jaar. Buitenland: 500 fr.per jaar. Steunende leden: 600 fr. per jaar. Beschermleden : 1000 fr. per jaar.
INHOUD -Over d'Hane-Steenhuyse, Loctewijk XVIII en Chateaubriand - Inventaire Archéologique: De Werkklok van het Belfort - De "Fransche Theater" - Rooigem en de Brugsepoort te Gent (Vervolg) -"Oaze k'ik hên den eeste prijs, Kook mijn moeder pap mee rijs!" (kinderliedje) -Uit de Geschiedenis van de Gentse Bruggen (Vervolg) : De Recollettenbrug - Aanvullende iconografie der Gentse Bruggen - Vraag en Antwoord -Lezers schrijven ons - Bibliografie - Gentse Liedjes : De Tramway - Gênsche Präot
238 260 261 266 270 292 296 297 299 300 302 303
Bibliotheek en wekelijkse bijeenkomsten : in het Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis, Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, SintAmandsberg : elke zondag van 10 tot 12 uur (uitgenomen op feestdagen); Gesloten in juli en augustus. Bibliothecaresse : Mevr. A. Eggermont. Verantwoordelijke uitgever : Hugo Collumbien, Lijnmolenstraat 149, 9110 Sint-Amandsberg- Gent.
OVER D'HANE-STEENHUYSE, LODEWIJK XVill EN CHATEAUBRIAND Het bericht stond in de krant : "In het kader van de sanering van de stadsfinanciën, gaat Gent het Hotel d'Hane-Steenhuyse in de Veldstraat verkopen". Ik kan het haast niet geloven. Is het mogelijk dat iets dergelijks gebeurt, dat een zo waardevol en prachtig gebouw, een gerangschikt monument met Europese dimensie, een parel van ons architectonisch erfgoed, waaraan een heel stuk geschiedenis vastzit, door de stad van de hand wordt gedaan? Kan er werkelijk niets meer ondernomen worden om de verantwoordelijke instanties - zelfs als er moet gesaneerd worden - van een dergelijk plan te doen afzien of is het een illusie te denken dat dit ongelukkig voornemen niet zal worden ten uitvoer gelegd? Komt het toch zo ver, dan zal het kultuurhistorisch patrimonium van onze stad een onherstelbaar stuk armer geworden zijn. Andere steden benijden ons ongetwijfeld wat een uniek museum kan zijn en dat thans, als zodanig dreigt verloren te gaan, een bestemming zal krijgen vreemd aan zijn bestaansgeschiedenis en aan zijn specifiek karakter en ten dele zal verminkt worden. Een zwaar verliespunt voor Gent. Het prachtige Hotel d'Hane-Steenhuyse dateert uit de 18de eeuw. Verschillende generaties van de graven d'Hane-Steenhuyse hebben eraan gewerkt en er al hun zorgen aan besteed. Met graafEmmanuel-Ignace (1702-1771) nemen de werken een aanvang; de zeer schone en sierlijke voorgevel, in stijl Lodewijk XV, dateert van 1768 en is het werk van de grote Gentse architect David 't Kindt (1699-1770). Pierre-Emmanuel, tweede graaf d'Hane (1726-1786) zet de werken verder. Aan hem is de fraaie Lodewijk XVI achtergevel te danken, terwijl hij ook veel zorgen besteedde aan de versieringen. Toen in 1781 de werken beëindigd waren, kon men het resultaat schitterend noemen. Graaf Jean-Baptiste d'Hane-Steenhuyse (1757-1826) tenslotte, die op het einde van de 18de en in het begin van de 19de eeuw op politiek en staatkundig vlak een vooraanstaande rol speelde en belangrijke posten bekleedde- hij was o.m. ook kamerheer van Koning Willem I - gaf aan deze patriciërswoning een uitstraling tot ver over de grenzen. Europese Vorsten en hoge gezagdragers waren er te gast : in 1803 zou Talleyrand er verbleven hebben toen Napoleon, Eerste Consul, in Gent op doortocht was; in 1811 Jéröme Bonaparte, Koning van Westfalen en de Koningin; in 1814 de Tsaar van Rusland; Koning Willem der Nederlanden en in 1815 Lodewijk XVIII. En het is precies over deze laatste dat we het hier willen hebben. Wanneer gesproken wordt over het Hotel d'Hane-Steenhuyse denkt men ook aan de tijd die de Franse Vorst Lodewijk XVIII, op de vlucht voor Napoleon, 238
Hotel d'Hane-Steenhuyse. Copyright A.C.L. Foto nr. 130639.
239
er in 1815 gedurende de Honderd Dagen doorbracht en aan wat er zich in de maanden en dagen, die aan de beslissende slag van Waterloo voorafgingen, afspeelde. Napoleon ontvluchtte Elba, ontscheepte op 1 maart 1815 in Frankrijk bij Golfe-Juan en trok met rasse schreden naar Parijs. Tijdens de nacht van 19 op 20 maart moest Lodewijk XVIITin der haast de Tuiierles verlaten en minder dan vierentwintig uren later kwam Napoleon er zich, luide toegejuicht, vestigen. Voor Lodewijk XVIIT was een nieuwe ballingschap begonnen met deze maal als toevluchtshaven Gent en meer in het bijzonder het Hotel d'Hane-Steenhuyse in de Veldstraat. Aanvankelijk had de Franse Koning gedacht naar Engeland te gaan en hij was reeds op weg naar Oostende maar daar zag hij tenslotte van af. Hij had zich immers ook herinnerd dat, enkele jaren terug, toen hij nog "comte de Provence" was, Jean-Baptiste Steenhuyse hem had laten weten dat, indien de omstandigheden hem ooit naar Gent brachten, het Hotel in de Veldstraat ter zijner beschikking zou staan. Die omstandigheden deden zich nu voor en Lodewijk XVIll ging in op het aanbod dat de graaf d'Hane-Steenhuyse hem destijds had gedaan. Het was ook in Gent dat Wellington wachtte op de troepen die Engeland op de been bracht tegen Napoleon. De graaf van Artois en de hertog van Berry werden door de Franse Koning vooropgestuurd om alles te komen voorbereiden. Op dat ogenblik behoorden we tot het Koninkrijk der Nederlanden. Van 30 maart 1815, dag waarop Lodewijk xvm in een door zes paarden getrokken koets met zijn gevolg in Gent arriveerde, luidruchtig begroet door de Gentenaars en verwelkomd door de burgemeester van de stad, Philippe de Lens en door Jean-Baptiste d'Hane-Steenhuyse, intendent van Oost-Vlaanderen, tot 22 juni, dag waarop de Franse Vorst naar Parijs terugkeerde, verbleef de koninklijke balling in de prachtige woning aan de Veldstraat als gast van graaf d'Hane-Steenhuyse. Er wordt melding van gemaakt dat de graaf en de gravin in hun onthaal van de Koning een eerbiedige voorkomendheid legden die voor de balling de bitterheid van het ogenblik wat milderde. De Franse Koning werd door de Gentse bevolking op enthousiaste wijze onthaald. De "Gazette van Gend" van maandag 3 april 1815 brengt het volgend relaas : "Den koning van Vrankryk is voorleden donderdag om vyf uren naer middag langs den steenweg van Brugge alhier aengekomen, verzeld door den graeve d'Artois en den hertog van Berry, die hem tegemoet waeren gereden, en door een voorder luysterryk gevolg. Aan de poorte is Z.M. verwelkomd geweest door onzen heer meyer, verzeld door eenen van zyne adjointen, en hy heeft vervolgens zynen intrede gedaen in eene prachtige koetse, bespannen met zes peirden, onder de toejuychingen en geroepen "vive Louis XVIII", van onze geheele bevolkinge, waer van een menigte hem tot 240
verre buyten de poorte was gaen afwachten. Noyt zyn zoo algemeyne en levendige vreugde-geroepen gehoord geweest, de welke des te verrukkender waeren, omdat zy voordquamen uyt oprechte toegenegendheyd en deerneminge in het ongeluk van zoo goeden monarch, die daer over ten hoogsten aengedaen is geweest en door onophoudelyke minzaeme groetingen zyne dankbaerheyd heeft betoont... ". En de krant voegt er verder nog aan toe : "den koning heeft des anderdags zyne appartementen niet verlaeten, maer aldaer 's naermiddags op de minzaemste wyze ootfangen de geestelykheyd, de civile en militaire autoriteyten, de societeyten der schoone konsten en schilderkunde, in welke Z.M. geweirdigt heeft zig als lid te teekenen". De kerkelijke overheid liet zich niet onbetuigd en reeds van bij zijn aankomst in onze stad had "Sa Majesté très Chrétienne" het bezoek ontvangen van grootvicaris Goethals die het goede woord bracht van het kapittel van de kathedraal en van de pastoors van de stad. Mgr. de Broglie, bisschop van Gent, verwelkomde de Koning in St.-Baafs. Dat de bevolking de gevluchte Franse Vorst met geestdrift onthaalde moet misschien niet zozeer verwonderen want zij had de gestrengheden en de plagerijen van het keizerlijk regime niet vergeten evenmin als de militaire conscriptie van 1798 uitgevaardigd door het Directoire, die verontwaardiging en verzet had opgeroepen. Toch waarschuwden sommigen in verband met de gevoelens van de bevolking voor de Fransen en zetten ze deze laatsten aan tot voorzichtigheid, wat men in de omgeving van Lodewijk XVIII dan ook deed. Wel had de burgemeester de Koning bij zijn aankomst in de stad begroet maar het stadsbestuur zelfbleefkoel en terughoudend en de gemeentelijke overheid achtte het blijkbaar niet nodig in de registers van de beraadslagingen van de Raad enige melding te maken van het verblijf van Lodewijk XVIII binnen onze muren. Koning Willem der Nederlanden, die hier regeerde, betoonde niet veel enthousiasme voor de komst van de Franse Koning en was duidelijk niet erg gesteld op diens aanwezigheid. Hij liet blijken dat hij aan Lodewijk XVIII voorbijging. Het was Binder, gevolmachtigd minister van Oostenrijk bij Koning Willem der Nederlanden, die schreef dat de regering alhier, spijts al de eerbied, verschuldigd voor de ongelukken, die Lodewijk XVIII overkwamen, niet van de Fransen hield en dat men niet kwaad zou zijn spoedig door de omstandigheden van hun verblijf in dit land verlost te zijn. Feit is dat vanaf 30 maart 1815 in onze stad alles draait en waait rond het Hotel d'Hane-Steenhuyse in de Veldstraat. V oor Gent en voor de Gentenaars was het verblijf van de Franse Koning, van zijn hofhouding en zijn ministers, van prinsen en prinsessen, hertogen en graven, diplomaten en gezanten van vreemde mogendheden, generaals en 241
hogere officieren, van hoogwaardigheidsbekleders van allerlei slag e~ rang, een buitenkans, een uniek gebeuren. En Gent geniet ten volle van het geboden spektakel : de ongewone drukte in de straten, de aanwezigheid van Franse personaliteiten en van prominenten uit Europese hoofdsteden, de aankomst en doortocht van vreemde troepen, de opgemerkte uitstappen van de Koning per koets in de stad, de kleurrijke wemeling op de Kouter waar de Fransen bij voorkeur samenkomen, floreren en goede sier maken. Ook ten dien tijde immers was de Kouter de "promenade", de plaats bij uitstek waar vele van die nobele ballingen, in het kader van de mooie omgeving, de prachtige gebouwen en de sierlijke rijen bomen, hun wandeling maken, aan tafeltjes aanzitten, zich komen tonen en laten bewonderen. Wel was er toen ook nog een tweede "promenade" in onze stad: de Coupure namelijk; ook daar kwam veel schoon, jong en elegant volk. Gent een stad die, en dat blijkt uit vele getuigenissen, op al die gasten van vreemde herkomst een zeer goede indruk maakte en waar men het niet zo slecht had. Al heel snel bevond er zich te Gent met Lodewijk XVill een hele hofhouding en waren er heel wat Franse vooraanstaanden, die de Koning in zijn ballingschap hadden gevolgd: Onder hen: Karel-Philip, graaf van Artois, de latere koning van Frankrijk; de hertog van Berry; de graven Mesnard, de Clermont, Cossé-Brissac; Lodewijk-Jozefvan Bourbon, prins van Condé; graaf de Beugnol; Baron Capelle; Karel-Hendrik Dambray, kanselier van Frankrijk; burggraaf de Chateaubriand; de hertog de Duras; de markies de Jaucourt; Clarke, hertog van Feltre; de hertog van Ragusa; generaal Beumonville; de hertog van Bellune; graaf de Noailles; de hertogen de Levis, de la Rochefoucauld, de Montmorency, de Poix, de Sèze, de Lally-Tollendal; Laborie; de hertogen van Angoulème; de hertogin de Duras, de hertogin de Rouzan, Mme Chateaubriand, en nog vele anderen. Een stuk Franse en Parijse bezienswaardigheid was zich te Gent komen vestigen. Men denkt onwillekeurig terug aan de woordspeling van Keizer Karel die ooit eens, zij het dan lang geleden, tegenover Frans I gezegd had : "Je mettrai Paris dans mon Gand". Dat was nu zo een beetje het geval ... Heel die Franse gemeenschap te Gent, alles samen een nogal heterogeen en merkwaardig gezelschap van soms vreemdsoortige lieden, die mekaar onderling niet altijd vriendelijk bejegenden, die intrigeerden, clans vormden en met veel aandrang hun eigen situatie trachtten te beveiligen. Ze waren naar Gent gekomen, deels uit loyauteit, deels uit eigen belang. Vraag is natuurlijk waar al die mensen in Gent onderdak vonden. Een aantal van de in Gent beschikbare logementen bood een niet al te groot komfort. Men kon er wel goed eten maar met het eigenlijk logies was het toch maar magertjes gesteld. De prijzen waren er eerder aan de lage kant en een behoorlijk pension kostte er slechts drie frank per dag. Lagen de eisen, die men 242
stelde, hoger, dan waren de prijzen navenant. Zo betaalde graaf d'Artois, die met zijn gevolg in het Hotel des Pays-Bas op de Kouter logeerde, er 1.000 Fr per dag. Een niet onaardige som voor die tijd maar zoals het franse spreekwoord zegt: "noblesse oblige" en dat kost geld. Chateaubriand, de baron Louis en de graaf de Beugnot evenals Bertin de Vaux, directeur van "Le Joumal Universel" waren gelogeerd in het Hotel de Flandre, gelegen aan de Drabstraat/Poel, een hotel dat in 1804 geopend was geworden. Chateaubriand scheen met zijn logement niet erg opgezet. Een aantal onder de hooggeplaatste Franse vluchtelingen had onderdak gevonden bij partikulieren en adellijke families in de stad. Volgens Voisin verbleven de meeste ministers en dignitarissen van de Kroon in woningen in de onmiddellijke omgeving van het Hotel d'Hane-Steenhuyse. De hertog en de hertogin van Angoulème vonden onderdak in het Hotel Schamp, ook Hotel de Lovendeghem genoemd, op de hoek van de Veldstraat en de Voldersstraat, daar waar enkele maanden voordien in 1814 de Amerikaanse delegatie op de vredesonderhandelingen tussen Engeland en Amerika (Vrede van Gent 24 december 1814) gelogeerd had. De hertog de Duras woonde in de Voldersstraat bij Charles Hulin. Wellington verbleef, wanneer hij in Gent was, in het Hotel Clemmen (thans het Museum Vander Haeghen) schuin tegenover het Hotel d'Hane-Steenhuyse. De ambassadeur van Engeland logeerde een tijd lang bij della Paille aan de GrasleL De officieren van lagere rang kregen een bewijs waarmee ze dan op zoek konden gaan naar een logement. In een aantal gevallen kregen ze, tot hun verbazing, de beschikking over een kamer zonder veel meubilering. "h:- wisten natuurlijk niet dat de herhaalde doortocht van troepen alhier, gedurende de jaren van Franse overheersing, er de burgers had toe aangezet "soldatenkamers" ter beschikking te houden die niet tot de beste van het huis behoorden en maar karig gemeubeld waren. Men kon bezwaarlijk spreken van "Chambres d'Amis". De komst van de gevluchte Franse Koning was in werkelijkheid een goede zaak voor Gent. Er waren niet alleen de Fransen zelf, die hier in ballingschap verbleven, maar ook alles wat het Hof aantrok : een groot aantal bezoekers, vreemde gezagdragers, diplomaten en militairen. Mensen, die hun rang wilden houden, over middelen beschikten, goede sier maakten en aardig wat geld uitgaven. De Engelse militairen hadden het goed. Het pond werd uitgewisseld tegen 18 Fr en daarmee konden ze het, wat de voeding en de drank betreft uitstekend stellen. Men moet niet vergeten dat gedurende weken altijd nieuwe regimenten arriveerden. Er werden dus in die dagen in Gent goede zaken gedaan. Maar niet enkel financieel vaarde Gent er wel bij, het won ook aan faam en prestige in binnenen buitenland. 243
Gent was Koninklijke Residentie geworden. Aan het Hof van Lodewijk XVlli sprak men over het Hotel d'Hane-Steenhuyse als over "Le Chateau Royal", benaming die werd overgenomen in officiële stukken die de koning tekende. "Le Nain couleur de rose" een blad van de Franse royalisten, dat tijdens de Honderd Dagen te Gent verscheen, schreef het volgende : "Depuis que Sa Majesté Très-Chrétienne a fait résidence à Gand, cette belle ville est devenue tout à coup un autre Paris. Nos jeunes militaires y ont apporté les usages, les goûts mêmes de la capitale, et je ne serais pas surpris qu'il se fit à Gand, pour Ie moins, autant d'aimables folies qu'à Paris.". Er zijn van die zaken en gewoonten, die in alle omstandigheden hun rechten behouden. De Gentenaars konden in die dagen hun ogen volop de kost geven en hun nieuwsgierigheid ruimschoots bevredigen. 'à hadden nu ruim de gelegenheid om van meer nabij een kijk te nemen op het dagelijks leven van een koninklijke balling. Tot vlak voor de open ramen van het Hotel d'Hane-Steenhuyse gingen ze staan, niet enkel om "Vive Louis XVill" te roepen of om hun sympathie te betuigen. Evenzeer om een glimp op te vangen van wat daar binnen gebeurde. Ook Lodewijk XVIll had gemerkt hoe groot de nieuwsgierigheid was van de Gentse vrouwen en gaf enkele onder hen de toelating om de eetzaal te betreden en aldus getuige te zijn van wat de Koning at en hoe het er aan de rijk gedekte tafel, waaraan de Vorst en zijn gasten aanzaten, aan toe ging. In de weelderige en prachtig ingerichte woning van graaf d'Hane-Steenhusye bracht Lodewijk xvm nochtans bange en kommervolle dagen door, onzeker als hij was over wat hem te wachten stond en wat zijn uiteindelijk lot zou zijn. Voor de tot onmacht herleide, hulpeloze Franse koning in ballingschap, wiens gezondheid daarenboven veel te wensen overliet - hij leed ook aan jicht - en over wie zich tenslotte niet zoveel mensen bekommerden, was het geen feestelijke uitstap, die tocht naar Gent maar een tragische episode temeer in een leven waarvan hij reeds drieëntwintig jaren in ballingschap had doorgebracht. Hoe het allemaal zou eindigen, stond in die dagen nog niet vast. Alleen de afloop van de finale slag van Waterloo op 18 juni 1815 zou een beslissing brengen en voor Lodewijk XVIII, "un impotent caché au bord de la Lys" zoals Chateaubriand later zou schrijven, opnieuw de weg naar de Tuiierles openstellen. Zo ver was men nu evenwel nog niet. De Franse Koning wist zeer goed dat zijn lot in handen lag van de Europese Verbonden mogendheden, die het opnamen tegen Napoleon maar hij wist ook dat een overwinning van die Verbondenen het leven zou kosten aan ontelbare Franse soldaten, die streden onder de vaandels van Napoleon. Toch bleef Lodewijk XVlli in die tragische omstandigheden een zekere waardigheid behouden. Er wordt van hem getuigd dat hij nooit afstand heeft gedaan van zijn protocolaire waardigheid en dat hij, oud, ziek en verdreven uit zijn 244
koninkrijk, toch stand heeft gehouden. Guizot legde later in zijn geschriften de nadruk op twee zaken die hem, in de persoon van Lodewijk XVIll bijgebleven waren : "l'impotence et la dignité du Roi". Onder de Franse vluchtelingen bevond zich, zoals we reeds zegden, de beroemde Franse schrijver René de Chateaubriand die in zijn "Mémoires d'Outre-Tombe", een hartstochtelijk levensdagboek, enkele lezenswaardige bladzijden wijdde aan Gent en aan zijn verblijf alhier tijdens de Honderd Dagen. Chateaubriand, een romantieker, de grootste literaire schilder van zijn tijd, zoals hij vaak genoemd werd, schetste op de hem eigen wijze het karakter van onze stad en de sfeer die er in die dagen heerste. Over de ongewone drukte ten allen kante schrijft hij : "la solitude accoutumée de Gand, était rendu plus sensible par la foule étrangère qui l'animait alors, et qui bientöt allait s'écouler. Des reeroes belges et anglaises apprenaient l'exercice sur les places et sous les arbres des promenades; des canonniers, des fournisseurs, des dragons mettaient à terredes trains d'artillerie, des troupeaux de boeufs, des chevaux qui se débattaient en l'air tandis qu'on les descendait suspendus dans des sangles : des vivandières débarquaient avec les sacs, les enfants, les fusils de leurs maris; tout cela se rendait sans savoir pourqoui et sans y avoir la moindre intérêt, au grand rendez-vous de destruction que leur avait donné Bonaparte..." Soms komt het beeld dat hij ophangt nogal verrassend over : "une grande ville presque sans habitants, des rues désertes, des canaux aussi déserts que ces rues... vingt-six îles formées par ces canaux, qui n'étaient pas ceux de Venise... les édifices de Gand me retraçaient ceux de Grenade, moins le ciel de la V ega... " Wie verwacht zo'n vergelijking? Melancholische ziel ook, die graag aan het gewoel en aan een inhoudsloze omgeving ontsnapt en voor wie de literatuur een toevluchtsoord is geworden, zoekt Chateaubriand tijdens zijn verblijf in onze stad rust en verpozing in het begijnhof "ce petit univers de femmes voilées ou aguimpées, consacrées aux diverses oeuvres chrétiennes, région calme placée comme les syrtes africaines au bord des tempêtes... " en hij voegt er aan toe dat hij als auteur van de "Génie du Christianisme" er met veel bevalligheid ontvangen werd. Chateaubriand heeft veel gereisd en veel meegemaakt en men voelt ook goed aan dat het iemand was die begrepen had dat zijn eeuw die van de verloren gegane illusies was. Wanneer hij op zijn eentje wandelingen maakt in onze stad, duiken er plots herinneringen op aan zijn verblijf in Amerika : "les barques glissant sur d'étroits canaux ... avaient l'air de voguer sur l'herbe; elles me rappelaient les canaux sauvages dans les marais à folie avoine du Missouri... " Counson deed in 1909 voor de "Société d'Histoire et d'Archéologie de Gand" een mededeling over "Chateaubriand à Gand" en over de wijze waarop laatstgenoemde, tijdens zijn verblijf alhier, de trekken van onze stad vastlegde en hij 245
besluit : "toujours poète, il ne se soucie point d'objectivité; il ne s'intéresse pas au paysage même, encore qu'ille voie; les souvenirs et les préjugés bourdonnent dans sa tête; il se compare aux femmes de Gand qui regardent dans leurs miroirs penchés; lui, dans l'univers, ne voit que lui-même. Son paysage est bien, suivant le mot d'Amiel, un état d'äme. Ses descriptions sont l'écho harmonieux de son coeur aigri et de ses lectures nombreuses, retenues gräce à une mémoire dontil a fait lui-même l'éloge". Het oordeel van Counson over Chateaubriand is nogal streng. We wensen er ons hier niet over uit te spreken en maken er enkel melding van omdat het betrekking heeft op de relatie "Gent-Chateaubriand". Het neemt ook niet weg dat de Franse schrijver zijn deel gehad heeft in het geheel van de bladzijden, die door beroemde letterkundigen aan Gent gewijd werden en die, zoals V. Fris ze betitelde, de "Laus Gandae" hebben bezongen. Daarbij komt dat Chateaubriand een rechtstreekse getuige is geweest van wat zich in d'HaneSteenhuyse en in de middens van de Franse vluchtelingen afspeelde, niet alleen als schrijver maar ook omdat hij er zelf politiek deel aan had. Spijts de moeilijke en onrustige tijden had Lodewijk XVlll toch een goede eetlust en werd er goed getafeld en lekker gegeten, niet enkel in d'HaneSteenhuyse maar ook elders in de stad, in de hotels en eetgelegenheden en niet in het minst bij de vooraanstaande families waar Franse vluchtelingen te gast waren. Het gebeurde ook dat men een tochtje maakte naar het Strop bvb. waar men dan een stukje gebakken vis ging verorberen. Laten we opnieuw Chateaubriand aan het woord: "on pêche dans les rivières de Gand un poisson blanc fort délicat; nous allions, tutti quanti, manger ce bon poisson dans une guinguette (au Strop) en attendant les batailles et la fin des empires ... ". Ter verduidelijking : men at er gebakken blieken. Dat de gastronomie in die dagen hoogtij vierde, moge ook nog blijken uit een ander getuigenis van Chateaubriand, die er melding van maakt dat hij herhaaldelijk uitgenodigd werd op feestmalen bij de familie d'Ops (d'Hoop) en ook bij een zekere Coppens, alwaar hij aanzat op een gala, dat duurde van 1 uur in de namiddag tot 8 uur 's avonds en uit negen gangen bestond : "on commença par les confitures et l'on finit par les cötelettes". Counson, waarover we het al eerder hadden, acht de beschrijving van dat eetmaal door Chateaubriand nogal grotesk. Hij voegt eraan toe dat die bladzijde misschien niet vreemd is aan de reputatie van gulzigheid die Gent en de Vlamingen meekrijgen in "Aymerillot" en de "Légende des Siècles" van Victor Hugo. Het mag gezegd dat de plaatselijke keuken veel bijval kende en naar waarde geschat werd door de "emigrees" en de vreemdelingen, die hier vertoefden. Niet alleen de met wijnsaus bereide vis, ook de Gentse worsten kregen veellof en de smakelijke vleespasteien bij het ontbijt genoten grote bijval. Men had nog tijd en oog voor de geneugten van het leven en onder de Franse
246
vluchtelingen, die hier verbleven, waren er een aantal die zich geen al te grote zorgen maakten. Zo de jonge hertog van Berry, door Loclewijk xvm ook "Jean de Bry" genoemd, die het vrij goed stelde. Hij leidde een nogal zorgeloos en aangenaam leventje in Aalst waar het koninklijk Frans leger kantoneerde : 1587 man en wat paarden, soms smalend "l'armée royale d'Alost" genoemd. Maar de hertog kwam wel iedere dag naar Gent en zat tegenover de Franse Koning aan de goed voorziene tafel. In de Veldstraat waren sommige Gentse jongeren moeilijk op afstand te houden en het was niet speciaal uit genegenheid voor de Koning dat ze voor de open ramen van het Hotel d'Hane-Steenhuys gingen staan. Ze begonnen integendeel allerlei opmerkingen te maken over het eten. Ze telden de flessen die op tafel kwamen, de glazen en de gerechten, zodat het voor de Vorst en zijn gasten toch een beetje te ver ging. De "open-deur" van die tijd had voor het koninklijk protocol eerder vervelende gevolgen en men ging voortaan de tafel dekken in een ander salon dat niet aan de straat gelegen was. De Gentse humor was nooit ver weg maar altijd present, zo bvb wanneer onze stadsgenoten, doelend op de bange en moeilijke situatie waarin Louis xvm zich bevond, met een goed gevonden woordspeling spraken over "Lowie die Zwiet". Er waren ook hekeldichten en gelegenheidsrijmpjes van allerlei aard, ingegeven door de gebeurtenissen, die de ronde deden. De Gentse pers deed haar duit in het zakje en Fr. De Potter maakt er melding van dat de Gentse pers meer dan eens kraakte onder het drukken van satires, zinspelend op de omstandigheden van de dag. Hij geeft als voorbeeld een "ORAISON DOMINICALE", die onder de hovelingen en partijgangers van de Bourbons verspreid werd en die als volgt luidde : "ORAISON DOMINICALE" Notre père qui êtes à Gand. Que votre nom soit assuré. Que votre règne nous arrive. Que votre volonté soit faite en France comme ailleurs. Rendez-nous notre pain quotidien. Pardonnez-nous nos offences comme nous pardonnons à 1'armée de vous avoir outragé. Et ne nous laissez sneeomber sous la tyranie du brigand. Maïs délivrez-nous de son exécrable personne. Ainsi soit-il. VIVELEROI Er werden natuurlijk ook rijmen verspreid waarin Napoleon ongenadig werd aangepakt, zoals dat het geval was in "AUTRE RECETIE" en in "LE TIGRE CORSE". In dat laatste werd Napoleon "assassin par calcul et par plaisir barbare" genoemd. Maar ook de toestand waarin Loclewijk XVIII zich bevond was het voorwerp van ironie en naar aanleiding van zijn ballingschap in Gent, sprak men over "Le Roi sans Royaume". Chateaubriand schetst de situatie als volgt : "!'Empire de ce grand monarque 247
consistait en une maison du Royaume des Pays-Bas, laquelle maison était située dans une ville qui, bien que ville natale de Charles-Quint, avait été Ie chef-lieu d'une préfecture de Bonaparte. Ces noms font entre eux un assez bon nombre d'évènements et de siècles... ". Toch waren er ook lichtpunten. Arthur Wellesley, hertog van Wellington, was begin april in Gent aangekomen. Hij logeerde, zoals we reeds zegden, in het Hotel Clemmen en pleegde geregeld overleg met de Koning. Wellington speelde tijdens de Honderd Dagen een zeer belangrijke rol en bracht voor de Franse Vorst geruststellende boodschappen. Het is nogmaals Chateaubriand die schrijft dat Lodewijk XVIII, wanneer hij tijdens zijn uitstapjes in de stad soms Wellington ontmoette, in het voorbijgaan naar deze laatste een vriendelijke beweging maakte ten titel van bescherming... Zoete ironie want op dat ogenblik had Lodewijk xvm meer bescherming nodig dan Wellington. De toestand van de Franse Koning was verre van schitterend en dat men in heel de situatie en haar verloop niet erg gerust was, moge blijken uit het feit dat, onder leiding van de Engelsen, versterkingen werden opgeworpen voor het geval dat Napoleon naar hier zou oprukken. Men was gereed om in een paar uur tijds de omtrek van onze stad onder water te zetten. Chateaubriand was er niet gerust in : "mille chevaux, détachés de l'armée française, nous auraient enlevés en quelques heures. Les fortifications de Gand étaient démolies, I'enceinte qui reste eût été d'autant plus facilement forcée que la population beigene nous était pas favorable". En hij voegt eraan toe dat, wat hij reeds eerder in de Tuiierles had meegemaakt, zich herhaalde : in het geheim maakte men het rijtuig van de Koning klaar : de paarden waren al besteld... Die zienswijze van Chateaubriand over de houding van de plaatselijke bevolking kontrasteert toch nogal met de verklaringen uit andere bronnen volgens dewelke de Fransen hier met zoveel geestdrift onthaald werden en van de Gentenaars geen slechte indruk zouden meedragen. In het Hotel d'Hane-Steenhuyse was er vanzelfsprekend voortdurend druk politiek overleg. De Koning beraadslaagde regelmatig met zijn raadslieden en met zijn ministers : de Jaucourt, die het interim waarnam op Buitenlandse Zaken; Louis, Minister van Financiën; Beugnot van Marine; Clarke, Minister van Oorlog; de Lally-Tollendal; de Chateaubriand; d'Ambray, Kanselier van Frankrijk; d'Anglès, en de Blacas d'Aulps van het Huis van de Koning. De Ministers vergaderden, wisselden van gedachte, legden rapporten neer, ontleedden de toestand, hielden soms lange en vervelende monologen maar het had toch allemaal niet zoveel belang want tenslotte waren zij Ministers zonder land en zonder Koninkrijk. De beslissingen, die moesten vallen, waren niet van politieke maar van militaire aard en die lagen in andere handen. De Minister van Financiën had wel kopzorgen want het verblijf van de Koning en van zijn gevolg te Gent kostte geld, veel geld, miljoenen, en er rezen ernstige problemen aan die kant. Men verweet de Minister niet voldoende 248
voorzorgen te hebben genomen, wat betreft de nodige financies, op het ogenblik dat men Parijs had verlaten. Er was in d'Hane-Steenhuyse ook drukke diplomatieke activiteit want verschillende Europese Vorsten hadden hun vertegenwoordigers in Gent: Sir Charles Stuart, na Lord Fitzroy-Somerset voor Engeland; Fagel, gevolinachtigd Minister van Zijne Majesteit de Koning der Nederlanden; generaal Pozzo di Borgo, die de Keizer van Rusland vertegenwoordigde; graaf d'Aglié voor Sardinië; de Vincent voor Oostenrijk, Goltz voor Pruisen; de Waltersdorf, Minister van Denemarken en de Signeul, Zaakgelastigde van Zweden. De Russische generaal Driessen had begin april aaan Lodewijk XVIII een eigenhandig schrijven van de Tsaar overhandigd waarin deze zijn volledige steun toezegde aan de Franse Vorst. De diplomatieke kontakten, waarover ook de "Gazette van Gend" verslag uitbracht, waren zeer belangrijk en de Franse Koning wist zeer goed dat aan de steun van die kant verder moest gewerkt worden. Het is duidelijk dat de Franse Vorst, die zich in zijn Gents toevluchtsoord politiek toch in een geïsoleerde positie bevond, zeer goed begreep dat er iets moest ondernomen worden om dat isolement te doorbreken, terug op het voorplan te komen, het kontakt met Frankrijk, met de Fransen zelf en met de Europese hoofdsteden te verzekeren en zijn doelstellingen en inzichten voor de toekomst bekend te maken.' De "Joumal de Gand" speelde in zekere mate de rol van spreekbuis van het Hof van de Franse Koning, publiceerde trouwens ook officiële berichten en mededelingen van het Hof. Ook de "Gazette van Gend" was gunstig gestemd tegenover de Franse Koning en liet sympathie blijken. Maar dat alles volstond niet voor Lodewijk XVIII. Die wilde een orgaan dat volledig ten zijnen dienste stond. Hij besloot dan ook tot het uitgeven van een nieuw blad. Zo wordt dan in Gent, na heel wat overleg, in de loop van de maand april1815, op kosten van het Hof, "Le Moniteur Universel" uitgegeven, die een internationale verspreiding zou kennen. Er kwamen van "Le Moniteur Universel" of "Le Joumal Universel" in totaal 20 nummers uit. Het blad verscheen op dinsdag en vrijdag, één enkele keer op een woensdag en tweemaal op een zaterdag. Het eerste nummer dat "Le Moniteur Universel" heette, zag het licht op 14 april1815; de andere droegen als titel "Le Joumal Universel". Het laatste nummer was gedateerd 21 juni 1815 en kwam dus van de persen drie dagen na de slag van Waterloo en daags voor de terugkeer van Lodewijk XVIII naar Frankrijk. Het blad verscheen op vier bladzijden en kostte 12 Fr voor een abonnement van een trimester. Het werd gedrukt bij "J.N. Houdin, rue de la Catalogne à Gand". Die J.N. Houdin, geboren in Frankrijk (te Blois) was werkzaam op het kantoor 249
LE' MONITEUR, N• a.
UNIVERS~
PENDREDI, 14 .4vril t8a5.
Jean srrmens • la Pattie et aa Roi ;·1~ se cou .. ninient d'o(lll!obre aox.ycus. d"'"uat.ions et
de !:n;:~~·.:~~=·~e:~ ~~u.nJ~lhlsU:Oï::
ca CODICI"Yant une l"eCOimaillltlOO b.r.tnelle pour les hommt"& qui; dana toua lee 1-1• libres, on.t rcf'u~ tout SCCOIU'S l la tyrannie , coune de 10n mépris Jes f'.iLoyr.ns qui oublimt assn leur di.;. piui d1uJmme~. poor se IIOUm~tre lt. ses misénLift agena;. C'est dans la pei'SWIIion qoe lei fnnç.:ais sont assn CQn•aincas de leur~ droiu; pour m"im~ Ie dMoir aacrf de les 4Kendre, que je faas publift la_ prftaate proustaûon, qui , au nom dn hoaorahles c::ol.l~es que je t.ift-
~ .t...~r:i;:~~ ~~~~~~ do tynn, pnur y at'oir l'fCOarS au hf.soin. · Bordnllx·, ce 28 mars 181S. Sis•.t LAIM~
250
van hypotheken en richtte eind 1803 een drukkerij op te Gent. Zijn functies als ambtenaar beletten hem echter zaken te laten verschijnen onder zijn naam en daarom droegen de publicaties dan ook eerst de naam van Samuel Berthoud en Cie, daarna de naam van zijn vrouw. J.N. Houdin, een toch nogal eigenaardig personage, had reeds onder het Keizerrijk bij privilegie, verleend op naam van zijn vrouw, de toelating bekomen om een politiek blad uit te geven. Het was ook hij die de "Joumal de Gand" in het leven riep onder een hoofding "Politique, Commercial et Littéraire - Affiches, annonces et avis divers de Gand, département de l'Escaut". J.N. Houdin had in die krant de lof van de keizerlijke regering gezongen maar na de gebeurtenissen van 1814 was hij een andere weg ingeslagen en in 1815 maakte hij zelfs van zijn "Journal de Gand" het officieus orgaan van de Franse Koning en van diens regering in ballingschap te Gent. Maar Lodewijk XVIII wou nog meer dan dat en zo kwam dan, zoals reeds hoger gezegd, "Le Moniteur Universel" tot stand en Lodewijk XVIII besliste dat J.N. Houdin, wiens diensten aldus beloond werden, het blad zou drukken. Op 14 april1815 verschijnt dan het eerste nummer onder de titel "Le Moniteur Universel". De benaming "Moniteur" dreigt echter verwarring te scheppen en moeilijkheden in het leven te roepen met de regering van het Koninkrijk der Nederlanden. Die protesteert bij monde van de Fagel, vertegenwoordiger van Koning Willem bij Lodewijk XVIII. Teneinde ieder misverstand uit de weg te helpen en tevens om het verschijnen van het blad te verzekeren, want anders staat er een verbod op, wordt onmiddellijk een wijziging van de titel doorgevoerd, zodat het vanaf 18 April "Le Joumal Universel" heet. Bestuurder van het blad was Louis Bertin, voorheen uitgever van de "Joumal des Débats et Décrets". Redactieleden waren: Chateaubriand, de Jaucourt, de Blacas, de Lally-Tollendal, de Feltre. Die raad vergaderde met de Koning en stelde de artikelen vast die zouden verschijnen. Andere medewerkers waren : de Pradel, Beugnot, Eckstein (voor de bijdragen van staatkundige aard en van buitenlandse politiek), de Vaublanc, de Sèze, Guizot en Mme de Damas. Er zitten heel wat vermaarde pennen bij en dat is natuurlijk geen toeval. Er verschenen in het blad : ordonnanties, proclamaties, officiële mededelingen naast bijdragen van politieke aard. Er kwamen in het blad ook stemmen uit Frankrijk zelf aan bod over de toestand aldaar onder Napoleon sinds diens terugkeer. Ook de diplomatieke activiteit van het Hof werd uitvoerig behandeld en er was een uitgebreide buitenlandse berichtgeving uit de verschillende Europese hoofdsteden. Het blad werd vrij gunstig onthaald in de koningsgezinde kringen; ook op de buitenlandse diplomatieke posten. Wat echter niet belet dat er van bepaalde zijden ook kritiek kwam op de inhoud en dat was o.m. het geval met Talleyrand. 251
.
N•:a. .
U;NIVERSEL. . .... .
-
.
. ,,1, •. : •• ,.:
..
...
.. ;., ,.
(
. !'I
. • -~· ~ ,;1
.ms.- .4 uur i. PnuiTdt'~t. br_a, ":i~,;"J,".;iJI;.;;·;;,;;u;]i;./,i;~ r~•J..,k.dmfUI .;",.~.: · :_-;
On;s"•!Jonne eltez. Mr.•HoUDlM, ~·ik,la Ca/piDB"!• iAes_~fRU·Ies l.ilrairu.et·tous:/es.. Dire~teurs du._Poste.r Je·IEurope; f1'13 U fo/JotuUmlni"81(U# 12_fr111JU•pt1111" IUI.trtmatr•.· .-, .•.•. ··· • • ' · .... • , • " '"•• ···• • . Ln -~tres et JNiflii~-~~:Jtt~·~~slrmJ~D~èkur-Ju·J~. uninHtli·&hz:·Jir. HouDJN·,·rw Je·lt~ C11~. On ne r~·-'~..'rs u~u:·Difr,~.l:,-=: .··- ·. ·:·::.~:"';'/.. ,.: . . _ ;.::: _ -__ · . _ -~ -- -___-_ . . . ... , ..•... . . . . : : ~ ..... .
U
.
252
"Le Joumal Universel" wilde een tegengewicht zijn voor wat verscheen in de Parijse bladen onder Napoleon en trok dan ook in scherpe bewoordingen van leer tegen Buonaparte "!'usurpateur". Napoleon replikeerde op zijn beurt in de Parijse Moniteur en sprak smalend over Lodewijk XVIII die hij "Ie roi de Lille et de Gand" noemde. Er komen in de serie van twintig nummers van "Le Joumal Universel" enkele zaken voor die het vermelden waard zijn. Zo bevatte "Le Moniteur Universel" van 14 april de ordonnanties van Rijsel van 23 maart 1815 waarvan de eerste aan de Fransen, die onder het bewind van Napoleon leefden, verbod oplegde om ook maar enige rechtstreekse of onrechtstreekse belasting te betalen, terwijl de tweede ordonnantie hen verbood te gehoorzamen aan elke conscriptiewet van Napoleon. In hetzelfde nummer van 14 april en ook in de daarop volgende werd uitvoerig aandacht besteed aan het onderzoek van de opmerkingen, op 4 april in Parijs gepubliceerd over de Verklaring van het Congres van Wenen. Van historisch standpunt uit een belangrijk stuk maar waarop in het kader van onderhavige bijdrage niet kan worden ingegaan. Lezenswaardig is eveneens in "Le Joumal Universel" van 5 mei de verklaring van Lodewijk XVIII van 2 mei 1815 waarbij deze in vrij emotionele termen de Fransen oproept om zich rond hem te scharen in de strijd tegen Napoleon en om het tijdperk van algemene verzoening te bespoedigen door de bestraffmg van de man, die zoveel ellende veroorzaakte, Napoleon Buonaparte. Het zal wel niet verbazen wanneer we zeggen dat Chateaubriand in de redactieraad van "Le Joumal Universel" een belangrijke rol speelde, omwille van zijn talent als schrijver natuurlijk maar ook omwille van zijn politiek temperament. In het nummer van 12 mei verscheen een stuk getiteld : "Rapport sur l'état de la France, fait au Roi dans son conseil, par Ie Vicomte de Chateaubriand, ministre plénipotentiaire de sa Majesté Très Chrétienne près la Cour de Suède". Het gaat om een uitvoerige analyse van de toestand in Frankrijk, met aanduiding van vergissingen en verantwoordelijkheden waarin Napoleon zwaar op de korrel wordt genomen maar waarin toch ook gewezen wordt op sommige fouten van Lodewijk XVIII. Een dokument, dat heel wat inkt deed vloeien en dat ook de wrevel opwekte van Napoleon. Evenals de "Gazette vanGend" maakte ook "Le Joumal Universel" herhaaldelijk melding van de gevoelens van de Gentse bevolking ten overstaan van de Franse Koning en benadrukte het blad steeds de sympathie waarmede de Gentenaars Lodewijk XVIII bejegenden en de erkentelijkheid van deze laatste uit dien hoofde. Het gebeurde soms met heel wat literaire zwier maar toch ook met enige overdrijving, luister maar : "Sa Majesté se montre rarement en public maïs elle n'y parait jamais sans attirer sur ses pas une foule empressée. Les citoyens de cette grande ville, sujets d'un souverain également respecté, 253
également digne de I'être, n'en admirent que davantage lesroyaleset touchantes venus dont Ie caractère ne peut se méconnaître dans les traits de Louis XVID". In één zin, veellof voor de Gentse bevolking, voor Lodewijk xvm in hoogst eigen persoon maar ook voor Koning Willem der Nederlanden. Wel heel diplomatisch dat laatste want, zoals we er reeds op wezen, stond Willem niet zo gunstig tegenover de gevluchte Franse Vorst die in Gent verbleef en voelde hij niet veel voor die Franse aanwezigheid. Een beetje in tegenspraak met die "Sa Majesté se montre rarement en public" zijn elders in "Le Joumal Universel" de vermeldingen van de uitstapjes die Lodewijk XVill gewoontegetrouw maakte in de stad tot zelfs naar het Strop om er een stukje gebakken vis te gaan eten. De lezer van het blad werd er ook van op de hoogte gehouden wanneer de Koning, vergezeld van officieren en hovelingen per koets naar de kathedraal was getrokken om er mis te horen. Was hij door ongesteldheid weerhouden om zich te verplaatsen - een jichtaanval- dan werd de mis opgedragen in het Hotel d'Hane-Steenhuyse zelf. Het blad bracht ook verslag uit over de gebeurtenissen van de dag en over troepenbewegingen. Zo maakte het nummer van lOjuni er melding van dat in Gent Engelse troepen waren ingekwartierd die voordien in Amerika verbleven en deel uitmaakten van de divisie die gestreden had in Louisiana. De aanwezigheid van vreemde legereenheden, vooral Engelse, meestal van Oostende komend waar ze bij laag tij aan land waren gezet, wekte vanzelfsprekend de nieuwsgierigheid en interesse op van de Gentenaars. Zo gingen ze ook kijken naar de "Entrepot" aan de Coupure waar twintig stukken geschut met hun munitie aangekomen waren die daarna op de vestingen in stelling werden gebracht. Op 26 mei werden de Engelse eenheden, ter sterkte van 12.000 man evenals Hannoveraanse regimenten samengebracht, die zich in beweging zetten naar de grens. Ze werden hier gevolgd door andere regimenten die, muziek op kop, de stad binnentrokken. Het spektakel van die duizenden soldaten in kleurrijke uniformen, die in de stad defileerden en door Wellington werden geschouwd bracht veel volk op de been en veroorzaakte een ongewone toeloop, in die mate zelfs dat het stadsbestuur maatregelen moest treffen om er voor te zorgen dat het niet allemaal uit de hand zou lopen en dan in der haast de burgerwacht herinrichtte. Inmiddels waren de militaire operaties in een definitief stadium getreden en in "Le Joumal Universel" van 21 juni vinden we het relaas van de manier waarop Gent de laatste dagen en uren beleefde die aan de beslissende slag van Waterloo van 18 juni voorafgingen. Gent bood, volgens de krant, gedurende vier dagen een ongewoon en ontroerend schouwspel. De ongeruste bevolking was samengestroomd onder de vensters van het verblijf van de Franse Koning in de Veldstraat en ze scheen 254
haar eigen lot te binden aan dat van de Vorst. Wanneer ongunstige berichten binnenliepen, was ze duidelijk teneergslagen maar telkens een succes aangekondigd werd, juichte ze onmiddellijk de Koning toe. "ll n'y a point de marque d'intérêt" zo schrijft het blad "que les Gantois n'aient donné dans ce moment aux Français royalistes, envers lesquels ils exercent depuis trois mois la plus noble et la plus généreuse hospitalité". Dat zelfde nummer van "Le Joumal Universel" van 21 juni 1815, dat ook het laatste was dat verscheen, bevatte de opeenvolgende bulletins die binnenliepen over de militaire gebeurtenissen tot en met de nederlaag van Napoleon in Waterloo op 18 juni. Ze geven een zeer goed overzicht van de voornaamste feiten en momenten. Iets anders is wat er zich in die dagen in en rond het Hotel d'Hane-Steenhuyse afspeelde. De waarheid is dat de laatste dagen vóór de beslissende slag van Waterloo, er waren van ontmoediging, verslagenheid en van voorbereiding op het ergste. De 16de en de 17de juni doen de meest alarmerende geruchten de ronde. Sommige van de Franse "emigrees" denken eraan hun pakken te maken. De Koning zelf blijft uiterlijk kalm. Hij verklaart dat hij niet weggaat en in Gent blijft en hij voegt er aan toe "Que ceux qui ont peur, partent... ". Het komt wel hard aan. De 17de stijgt de spanning ten top. De graafvan Artois en de hertog van Berry komen van Brussel met slecht nieuws. Tumult ten allen kante. Er worden voorbereidingen getroffen voor de aftocht. Ook Chateaubriand staat klaar om te vertrekken: "J'enfermai Ie mouchoir de soie noire dontj'entortille ma tête la nuit dans mon flasque portefeuille de ministre de l'intérieur et je me mis à la disposition du prince avec ce document important des affaires de la légitimité". De ironie laat de Franse schrijver werkelijk nooit in de steek. In de stad waait "un vent de folie". Velen uit de omgeving van de Franse Koning weten niet meer waarin of waaruit en zijn de kop kwijt. De nacht valt over een koninklijk verblijf in de Veldstraat waar angst en vertwijfeling heersen. De 18de juni begint in een grauwe stemming; men gaat naar een hoogtepunt toe. In zijn "Mémoires d'Outre-Tombe" vertelt Chateaubriand dat hij op 18 juni rond de middag de stad langs de Brusselse Poort had verlaten om even te verpozen en een rustige wandeling te maken. Op iets meer dan een mijl buiten de stad hoorde hij in de verte een dof gerommel. Hij keek naar de betrokken hemel en vroeg zich af of hij niet beter naar Gent zou terugkeren uit voorzorg voor een opkomend onweer. Maar het gerommel hernam, nu eens kort, dan weer lang, met onregelmatige tussenpozen. Toen dacht Chateaubriand plots niet meer aan een onweer maar aan iets anders ... en de opkomende zuiderwind bracht met zich het geluid van de artillerie ... De grote slag, waarvan de echo's tot hem doordrongen, was begonnen : de slag waarvan hij op dat ogenblik nog 255
de naam niet kende maar die de slag van Waterloo was ... Zo hoorde Chateaubriand dus, naar zijn eigen zeggen, op een mijl buiten de Gentse stadspoort, het kanongebulder van de slag van Waterloo of dacht hij het toch te horen. Chateaubriand moet dus wel een zeer scherp gehoor gehad hebben of was het misschien zijn fantasie die werkte of gaat het in de "Mémoires d'OutreTombe", die toch veellater geschreven werden, om een interpretatie achteraf. In ieder geval roept het relaas van de Franse schrijver het grootste voorbehoud op. Artilleristen van nu geloven niet dat Chateaubriand het geschut van die tijd, met de vuurkracht die het had, over een zo grote afstand kan gehoord hebben. Over zijn wedervaren op 18 juni daar buiten de Brusselse Poort vertelt Chateaubriand nog dat, terwijl hij zich daar bevond, een koerier van de hertog van Berry die van Aalst kwam, langs daar passeerde. Chateaubriand ondervraagt de man en verneemt dat Napoleon daags voordien (op 17 juni dus) na een bloedige slag Brussel is binnengetrokken. De koerier voegt eraan toe dat men overtuigd is van de definitieve nederlaag van de geallieerde troepen en dat het bevel tot de terugtocht gegeven is. Chateaubriand haast zich daarop terug naar Gent waar men de poorten sluit en vervoegt de Koning. In d'Hane-Steenhuyse heerst de grootste verslagenheid en vertwijfeling. Er volgen uren van ondraaglijke spanning. Alle hoop verzwindt. Men weet niet meer waar men aan toe is... tot in de nacht van 18 op 19 juni rond 1 uur een estafette aankomt die de waarheid herstelt en aan de Koning mededeelt dat Napoleon niet in Brussel is binnengetrokken en integendeel zelfs de slag van Waterloo heeft verloren. Een boodschap van Pozzo di Borgo, gedagtekend van BrusselS uur 's morgens bevestigt later de melding van de koerier en brengt er de Koning van op de hoogte dat Wellington er Zijne Majesteit van inlicht dat de rivaal en de vijanden van Frankrijk verslagen werden. De schrik en de spanning van de voorbije uren ruimen nu de plaats voor een uitbundige vreugde. De geallieerden hadden de zege behaald, Napoleon werd bij Waterloo verslagen. In d'Hane-Steenhuyse herademt men. De vreugde kan niet meer op. De Koning wordt nu ten allen kante geluk gewenst maar blijft zelf kalm. Ook buiten op straat gaat het gejuich op en Lodewijk xvm verschijnt aan het venster om de menigte te groeten die hem wil zien. Hoe reageerden de Gentenaars? "Lorsque la victoire a été connue" zo schrijft "Le Joumal Universel", "les transports du peuple ont éclaté avec une vivacité dontil y a peu d'exemples ... Ie Roi cédant aux instances de la foule a paru à la fenêtre". Overal in de stad heerst er een uitbundige stemming, de mensen komen op straat, de klokken
256
luiden, een groot feest begint. In de "Gazette van Gend" van donderdag 22 juni 1815 lezen we : "Zoo haest den volkomen zegeprael van den 18 dezer, waervan wy de voorlopige tydinge in het meeste deel onzer Gazetten van voodeden maendag hebben medegedeylt, dien dag ruchtbaer geworden was, quam de geheele bevolkinge dezer stad op de been, de blydschap was op ieders aenzicht te lezen, het overige van den dag verbeelde een algemeyn feest, en des avonds was er eene van de schoonste verlichtingen, die men sedert lange tyd had gezien". "Tot dankzegginge over de gedenkweirdige gebeurtenisse" zo schrijft de "Gazette vanGend", "word heden middag in onze cathedrale kerke, onder het geluyd der triumphklokken, eenen plechtigen Te Deum gezongen, waer by de civile en militaire autoriteyten en eene overgroote menigte inwoonders van alle classen tegenwoordig zyn". Op de schitterend verlichte Kouter werd 's avonds een concert gegeven. Het einde van het koninklijk verblijf in Gent was nu nabij. De "emigrees" zijn gehaast om terug te keren naar hun land. Ook Wellington dringt aan op een snelle terugkeer van Loclewijk XVIII naar Frankrijk. De voorbereidselen verlopen in een zenuwachtige sfeer. De Minister van FinanciĂŤn van Loclewijk XVIII zit met zorgen, het hele avontuur van de Franse Vorst en zijn gevolg heeft meer dan zes miljoen gekost. V ooraleer de terugkeer aan te vatten moeten eerst nog een aantal plichtplegingen worden vervuld. De avond van 21 juni bood de Koning een galadiner aan waarop hij officieel afscheid nam van graaf d'Hane-Steenhuyse en in vriendelijke bewoordingen maar ook met diepe erkentelijkheid dankte voor de gulle gastvrijheid die hij gedurende bijna drie maanden genoten had. De Vorst overhandigde aan de graaf als aandenken een gouden tabaksdoos, versierd met briljanten en voorzien van zijn naamcijfer en de kroon in fijn gesteente. Aan de burgemeester stelde de Koning een som geld ter hand, te verdelen onder de armen en de behoeftigen. De leden van het dienstpersoneel, die gedurende zijn verblijf in Gent aan zijn persoon verbonden waren, kregen een pensioen van 500 Fr. Er komen later vanuit Parijs nog andere geschenken van Loclewijk XVIII voor graaf d'Hane-Steenhuyse : een zilveren tafelstel met het familiewapen van graaf d'Hane-Steenhuyse en een tafelstel in porselein. De Franse Vorst liet de graaf ook nog een eigenhandig schrijven geworden, gedateerd van 28 juli 1815, waarbij hij nogmaals zijn dank betuigde voor de zorgen, de attentievolle gastvrijheid en de belangstelling waarvan hij, tijdens zijn verblijf in Gent, zoveel bewijzen had ontvangen. De Franse Koning verlaat Gent op 22 juni. In de "Gazette van Gend" van 22 juni lezen we : "den koning is deze voormiddag om elf uren vertrokken, om zig over Geernerdsbergen naer Bergen in 257
Henegauw te begeven, en om vervolgens zyn koninkryk te naederen, alwaer hy niet lang zal wachten van binnen te treden". Het werd nu veel rustiger in het statige Hotel d'Hane-Steenhuyse. Een stuk Europese geschiedenis was geschreven waarvan zich in Gent fragmenten hadden afgespeeld. Het had gedurende bijna drie maanden gastvrijheid verleend aan de gevluchte Franse Koning, die ook wel eens "Le Roi de Gand" werd genoemd. Gent kreeg in die Juni-dagen echter ook nog een ander en droevig spektakel te aanschouwen. Nog vooraleer hij vertrok had de Franse Koning aan generaal graaf de Dillon te Brussel bevelen overgemaakt om aan de Franse gekwetsten alle mogelijke hulp te verstrekken. Na de slag van Waterloo trokken duizenden gevangen soldaten van het verslagen leger van Napoleon door onze stad. Ze waren op weg naar Engeland waar ze heengebracht werden. Op 26 juni zouden het er al acht duizend geweest zijn, toegetakeld en haveloos. De overblijfselen van een groot leger dat overwonnen werd, de overlevenden van een genadeloze veldslag. De talrijke gekwetsten, die hulp en bijstand vergden, werden ondergebracht in gelegenheidshospitalen, ingericht door Dokter Kluyskens. Om hen te helpen werd een inschrijvingslijst geopend die op korte tijd heel wat geld opbracht terwijl ook van alle kanten klederen en beddegoed aangevoerd werden. Gent was getuige van de menselijke ellende die de geweldige schok tussen de legers in Waterloo met zich had gebracht. Er werden in de grote schouwburg en in de Parnassus voorstellingen gegeven ten voordele van de oorlogsslachtoffers en de harmonie St.-Cecilia gaf in juni 1815 in de Waux-hall aan de Coupure een concert ten bate van de gewonden van de slag van Waterloo. Vermelden we hier terloops ook nog dat P.J. Goetghebuer, kort na de slag van Waterloo, het slagveld bezocht en dat hij als eerste een overzicht tekende van het strijdtoneel. Er kwam ook voor Gent een einde aan de episode van de Honderd Dagen. Er had zich binnen de muren van onze stad een drukke activiteit ontwikkeld die haar naam, haar prestige en haar bevolking ten goede was gekomen. Heel wat vreemde gasten hadden hier verbleven. De meesten onder hen spraken en schreven met lovende woorden over Gent. Zij, die een aandeel hadden in de geschiedenis van de Honderd Dagen, zijn al lang verdwenen maar vandaag staat in de Veldstraat nog steeds die prachtige, sierlijke herenwoning, die door de graven d'Hane-Steenhuyse werd gebouwd en waaraan zij een bijzondere schittering gaven. Een parel van architektuur en versiering. Enig in zijn soort. Kan men van een Gentenaar, bekommerd om het behoud en de instandhouding van het kultuurhistorisch patrimonium van zijn stad, anders verwachten dan 258
dat hij de vurige hoop uitspreekt dat door de stedelijke instanties zal worden afgezien van het plan om het Hotel d'Hane-Steenhuyse te verkopen en dat voldoende verbeeldingskracht zal worden opgebracht om een oplossing te vinden en een projekt uit te werken die het behoud van deze prachtige patriciërswoning met een rijke geschiedenis, eens een koninklijke residentie, binnen het patrimonium van onze stad, met eigen en aangepaste functies maar ook als museum van de Honderd Dagen, zullen verzekeren. Als de wil daartoe werkelijk aanwezig is, zal de realisatie geen onoverkomelijke problemen stellen. Mei 1990 Georges BROGET
BIDLIOGRAFIE - Baillieul B. en Daem M. : Het Hotel d'Hane-Steenhuyse in Toerisme in Oost-Vlaanderen 32e jaargang nr. 2 1983. - Chateaubriand : Mémoires d'Outre-Tombe. - Counson : Chateaubriand à Gand in "Bulletin de la Société d'Histoire et d'Archéologie de Gand" 17me année nr. 5 1909. - De Potter Fr. : Gent van den oudsten tijd tot heden. Vierde Deel. - Fleischman Th. : Le Roi de Gand. - Fris V. : Laus Gandae in "Bulletin de la Société d'Histoire et d'Archéologie de Gand" 22me année n° 5 1914. - Fris V.: Bibliographie de l'histoire de Gand 2me partie. - Kluyskens P. : Loclewijk XVTII in Gent in "Ghendtsche Tydinghen" 19de jaargang nr. 2. - Nève de MévergniesJ.: Gand sous leRégimeHollandais 1814-1830 1935. - Vanderhaegen F.: Bibliographie Gantoise Tome V XIXième siècle. - Voisin : Guide des Voyageurs dans la ville de Gand ou Notice Historique sur cette ville, ses monuments et ses hommes célèbres. - "Gazette vanGend" april en juni 1815. - "Le Moniteur Universel" I "Le Joumal Universel" april-juni 1815. - "Joumal de Gand" 1815.
259
INVENTAIRE ARCHEOLOGIQUE- FICHE NR. 78 Op 23 october 1897 steldeErnest Lacquet in de rubriek "MuziekinstrumentenGemeentelijk Belfort- XVIIIe eeuw (1713)", in het Frans een fiche op over De Werkklok van het Belfort
De vierde klok wordt de "werkklok" genoemd. Bij contract van 25 september 1713 verleenden de Schepenen van de Keure aan de Gentse klokkengieter Jan Pauwels de opdracht een klok te leveren in samenklank met deze van de beiaard (1). Op 8 maart 1714 gelastten de Schepenen Henri Dupierreux, muziekmeester, Jan Lamberti, organist van de St.-Baafskathedraal en Jacob Boutmy, organist van St.-Niklaas, zich naar de woning van de gieter te begeven om de klok te keuren. Deze werd aanvaard op 25 april 1714 en gewogen op de stadswaag; ze woog 6022 pond of 2.607,5 Kg. Ze heeft een hoogte van 1,23 m., een breedte van 1,55 m. en draagt op 2 regels de volgende inscriptie : CAROLUS DEN lli ROOMS KEYSER &• GRAVE VAN VLAENDEREN &• WESEN HOOGHBAILLIU DESER STADT VAN GENOT DEN EDELE EN WEERDE HEER PHIPE FRANS SERSANDERS DICT DE LUNA GRUIJTHEER DER STADT GHENDT REGEREN ror GUILLE DOMINIGO DE COURTEVILLE, HEERE VAN AUDENHOVE, VOORSCHEPEN &• EN ror JEAN GEORGE VILAIN HEER VAN DUMPELE &• MET HAERL MEDEGESELLEN IN WETTE 1713. I. PAUWELS FUDIT.
(1) Stadsarchief. Stedewercken, reeks 533, no 7.
260
Het gebruik de arbeiders tot het werk op te roepen door klokkengelui verliest zich in de nacht der tijden. In de oudste rekening in het Stadsarchief daterend van 1314 (:fO 28 v 0 ) vindt men de volgende post: It. Janne den Mol, den wevere, van der wercclocken te Iudene 5 lb2 s. Deze oude en achtbare traditie werd in de gemeenteraadszitting van 30 december 1891 afgeschaft. Op voorstel van Mr. H. Lippens, toen burgemeester, werd het volgend besluit gestemd: "Overwogen hebbende dat de werkklok, die traditioneel geluid wordt op zekere uren van de dag, niet gehoord wordt in de buitenwijken en dat zij in het stadscentrum geen enkel nut meer heeft sinds het totstandkomen van de dienst der electrische uurwerken, besluit : Enig artikel. De werkklok wordt afgeschaft vanaf 1 januari 1892.
DE "FRANSCHE THEATER" Op 30 augustus was het precies 150 jaar geleden dat de nieuwe Grote Schouwburg plechtig ingehuldigd werd. In een artikelenreeks over de Kouter die Pierre Kluyskens meer dan 25 jaar geleden schreef was er ook een hoofdstukje over de "Fransche Theater". Aangezien veel lezers daar ongetwijfeld sterk zullen in geĂŻnteresseerd zijn, publiceren wij het hier terug, zoals steeds, met de vriendelijke toelating van de familie Kluyskens.
Een lezer die een voorliefde schijnt te hebben voor cijfers en statistieken, zelfs in de verlofmaanden, schrijft me dat ik het steeds over dat groot plein heb, doch zonder er de hoe-grootheid of afmetingen van te geven. Wel, beste lezer, opdat U zelve tot het uitmeten niet zoudt moeten overgaan, kan ik U melden dat de laatste_maal dat men op de idee kwam onze stadspleinen te meten, bevonden werd dat de Vrijdagmarkt 11.000 m2, het St.-Pietersplein 18.700 m 2 en de Kouter 12.025 m 2 groot waren en indien U ook in andere cijfers belang stelt, kan ik U nog verklappen dat bij elke volledige beplanting, juist geteld, 99 bomen op de Kouter worden geplant, wat nog geenszins wil beduiden dat men elke afgewaaide of gevelde boom onmiddellijk door een andere zou vervangen. Het plein ware, indien men gehoor had gegeven aan sommige liethebbers van groene ruimten in de steden, wel tweemaal zo groot geweest; zij wilden de Kouter immers in de ene richting verlengen tot aan de Korte Dagsteeg, aan de overkant tot aan het Rekolettenplein waar kort na de Franse Omwenteling, het klooster der Minderbroeders werd afgebroken. Met dergelijke afmetingen ware de Kouter het grootste plein van Gent en een van 261
EĂŠn van de "salons" van onze Opera.
262
de grootsten van het land geworden, doch de overheden beslisten er anders over : Gent kon zich, zelfs in het begin van de XIXe eeuw, de weelde niet veroorloven, in volle centrum, een zo uitgestrekte ruimte vrij te houden, temeer daar grootse plannen gekoesterd werden welke aan dit stadsgedeelte een gans nieuw uitzicht moesten verlenen. De Zonnestraal, een der smalste straten van Gent, werd verbreed, en evenwijdig werd een nieuwe verbinding tussen Kouter en Recolettenplein getrokken, de Schouwburgstraat. Op de plaats van het afgebroken klooster, bouwde men, van 1836 tot 1846, naar de plannen van Roelandt, het Gerechtshof, terwijl men op hetzelfde tijdstip, in de Schouwburgstraat, daar waarvroeger het Hofvan St.-Sebasliaan stond, de Grote Schouwburg optrok, reusachtig kompleks dat gans de straat en zelfs met het Café du Théatre en het Klein Gerechtshof, uitmondde op het Koophandelsplein (nieuwe benaming van het Recolettenplein), tot aan de Ketelbrug. Inmiddels had men ook, tussen de twee pleinen en de nieuwe straten, een indrukwekkend ensemble in laat-Empirestijl gebouwd, dat tot voor een paar jaren zijn architektorale eenheid mocht bewaren, doch kort geleden, door het optrekken van een flatgebouw, afschuwelijk werd verminkt.
***
Met de afbraak van de schouwburg van het Hofvan St.-Sebastiaan, verdween een van de mooiste, een van de meest karakteristieke gebouwen van onze Kouter, een zaal waar koningen en keizers, arm en rijk, oud en jong, aangename uren hadden doorgebracht : Bonaparte, een eerste maal als eerste Konsul met Joséphine; een tweede maal als keizer Napoleon met Marie-Louise; Willem I, Leopold I en koningin Louisa-Maria; Joseph Bonaparte; Pedro, keizer van Brazilië; de hertog van Marlborough; Manrits van Saksen; aartshertog van Saksen Teschen; aartshertogin Maria-Christine van Oostenrijk; groothertog Paul van Rusland, en het Franse Hof dat Lodewijk XVill te Gent had gevolgd. En wat al namen van beroemdheden, komponisten, toneelspelers, musici als Mej. Mars en Malibran, Paganini, Liszt, Talma, Rerivis, Mengal, Catalini, enz., artiesten of vedetten waarvan het nageslacht het aandenken heeft bewaard en die de oude schouwburg van entoesiasme op zijn, helaas te broze grondvesten deden beven! Allen, spelers en publiek, hebben er prachtige ogenblikken beleefd, behalve de direkteurs van de schouwburg, want in de XVIIIe en XIXe eeuw werden hun lotgevallen met dezelfde inkt geschreven als die van hun huidige opvolgers. Een Franse toerist heeft, in 1818, het leven te Gent, kernachtig samengevat: "de schouwburg is leeg, de herbergen lopen vol!" Om publiek te lokken en de balans enigszins in evenwicht te houden, moesten de uitbaters beroep doen op kunstenmakers, kwakzalvers, koorddansers, buiksprekers, geleerde honden en katten, enz.; dan verdrong men zich uren op 263
voorhand aan de ingang van het Hofvan St-Sebastiaan... Te oordelen naar het geweldig sukses van dergelijke opvoeringen en de meer dan matige opkomst voor artistieke opvoeringen, was het Gents publiek in de vorige eeuw, geen groot schouwburgpubliek, en nergens in het land werden er zovele fratsen gedaan en incidenten uitgelokt als in de deftige zaal van de Kouter. Hoeveel akteurs werden er te Gent niet uitgefloten, hoeveel bestuurders werden niet uitgejouwd of zelfs uit de zaal verjaagd en verdreven! En wanneer de politiek op de koop toe een woordje kwam meepraten was het nog erger. En een politiek woordje of liedje werd dikwijls gelost of gezongen tussen 1792 en 1830, toen onze stad van politiek regime als van hemd mocht veranderen.
***
Drie jaar na de afbraak van het Hof van St. -Sebastiaan, werd de nieuw of Grote Schouwburg, op 30 augustus 1840, plechtig ingehuldigd. Hij werd, hoe kon het anders, opgetrokken naar de plannen van Lodewijk Roelandt, die omzeggens al wat in die jaren te Gent werd opgericht aan openbare gebouwen, ontwierp of uitvoerde, als b.v. het Gerechtshof, de Aula, De St.-Annakerk, enz. Men had een uitgave van ruim 800.000 F voorzien, uiteindelijk beliep de door de stad te vereffenen rekening 1.322.684 goudfrank, daarbij inbegrepen de dekors van de hand van Philastre en Cambon, en de prachtige luchter met een doorsnede van 3 meter en een hoogte van 4 meter, geleverd door de firma Trossaert-Roelandts. "Nieuwe messen snijden goed", zegt het spreekwoord; de Grote Schouwburg later door de Gentenaars de "Franse Theater" genoemd en nu de Koninklijke Opera geworden, bevestigde dat iedere regel of spreekwoord minstens een uitzondering moet kunnen dulden. Van bij de eerste vertoning werd het een katastroof: een maand na de plechtige inhuldiging was er reeds sprake de schouwburg tijdelijk te sluiten om de direkteur, een zekere Dengremont, in de mogelijkheid te stellen naar een nieuwe troep uit te zien, al zijn akteurs door het Gents publiek van de scène uitgejouwd geweest zijnde! Het beterde enigszins en het publiek kreeg zelfs gelegenheid Frans Liszt toe te juichen. Nog geen twee jaren later, sloeg Dengremont op de vlucht, zonder zijn spelers te betalen. "ll est pénible, après deux ans de tourments et d'angoisses", schreefhij uit Rijsel aan het stadsbestuur, "de n'avoir pour tout ressource que la prison en perspective". Te zijner ontlasting moet echter gezegd worden dat hij zijn tenor, lieveling van het publiek, een zekere Espinasse, 22.400 goudfrank per jaar moest betalen, zoveel als gans het koor, wat toch in onze munt omgezet, een half miljoen frank vertegenwoordigt! De tweede direkteur legde er na enkele maanden het bijltje bij neer en de derde 264
kende al evenmin sukses. Al de artiesten welke hij had aangeworven, werden de ene na de andere door het publiek uitgejouwd; erger nog, het mistevreden publiek kwam na een voorstelling zijn huis bestormen en de direkteur moest met zijn jachtgeweer 't volk uiteendrijven! Twee maanden later diende hij ontslag in, met patetische woorden zoals het past voor een teaterdirekteur. Het beroep van direkteur, zo schreef hij, gaat met teveel financiële risiko's gepaard, opdat een kapitalist die post vandaag zou durven aanvaarden. En hij eindigde met een realistische wenk; zoekt voortaan een direkteur bij mensen die er niets bij te verliezen hebben... En of die raad sedertdien gevolgd werd, niet door de stad maar door de kandidaten voor de plaats van direkteur van onze schouwburg! Nog eenmaal volgde de stad echter letterlijk de raad en vertrouwde de leiding van onze teater toe aan Dengremont, die twee jaren voordien naar het buitenland was gevlucht! Hij probeerde het ditmaal met koorddansers, slaapwandelaars en honden, wat niet mocht beletten dat hij anderhalf jaar later, tot zijn groot spijt "la résolution désesperée" moest nemen ontslag in te dienen. Er zijn lessen die de Administratie maar moeilijk aanleert.
***
Zo volgden de direkteurs elkaar op, allen op dezelfde leest geschoeid, met af en toe het mirakel van iemand die "zijn drie jaren" uitdeed zonder kleerscheuren en er stil van onder muisde als een soort verdacht fenomeen. Ja, onze schouwburg aan het uiteinde van de Kouter, is nooit een goudmijn geweest, noch voor de direkteurs, noch voor de artiesten, en zeker niet voor de stad. Wat zij sedert een eeuw in die afgrond aan goudstukken en bankbiljetten heeft geworpen onder vorm van subsidies, van herstellingen, verfraaïngen, dekors of het zuiveren van de kas, is op geen twintig of dertig miljoen na, te schatten. Midden de talrijke banken van onze Kouter, symbolizeert onze Opera de slechtste belegging die men doen kan. Moest het publiek er toch nog zijn gading in gevonden hebben, maar het Gents publiek heeft steeds meer over gehad voor het uitfluiten en uitjouwen dan voor handgeklap en applaus, en Gent is wellicht de enige stad geweest waar Frans Liszt op 27 januari 1846, voor een bijna lege zaal heeft moeten optreden... Geen wonder dan ook dat het "Journal des Théatres" van Parijs, in 1849 de vakatuur van de plaats van direkteur van onze schouwburg aankondigend, er aan toevoegde : "Avis à ceux qui ont à perdre de l'argent". Meer dan een eeuw later, is die zin nog steeds even aktueel gebleven. Het spektakel was te dikwijls niet op het toneel maar in de zaal zelf, de hartstocht groter op de volksplaatsen dan op scène, want het was een gewoonte en het zal een traditie blijven te Gent, dat het publiek veel, zeer veel eist van de akteurs en dat deze laatsten op weinig, zeer weinig aanmoediging, applaus en beloning vanwege het publiek aanspraak mogen maken. Pierre KLUISKENS 265
Foto. 28. Het Brughuizeken a.d. Leie en Drongendreef. (Verzam. M. Steels, Gent).
Foto 29. De Bargiebrug (of Phoenixbrug)(ca.1935) (Verzam. Fr. Van Bost, Gent) .
Foto 30. Het Groendreefbrugje (1988).
268
geen enkel in 't gezicht kwam, was hij maar blij dat hij met een mestwagen meekon. Gearriveerd aan 't Brughuizeken (sic) maakte de vorst zich bekend. Uit dank voor de genoten(!) dienst beval Karel dat van die dag af elke aal- of mestvoerder de stad gratis in en uit mocht." ... Vanaf 1909 reed er een romantisch buurtstoomtreintje tussen Gent en Nevele. Het vertrok aan het Rabot, reed langs de Nieuwe Wandeling en verder midden de Rooigemlaan en kwam tenslotte over het Leiebrugje en langs het Brughuizeken in de Drongensedreef. (foto 28) Vandaarrolde het naar zijn bestemming toe, eerst tot Baarle, later tot Nevele. Tijdens de zomermaanden gebruikten veel Gentenaars dat vervoermiddel om naar het· "Heilig Huizeken" voorbij Drongen te stomen. Deze "intercommunale" werd later geëlektrificeerd en vanaf 1959 door bussen vervangen. In 1954 werd het "Brughuizeken" gesloopt aangezien de bebouwing van dàt deel van de Drongensesteenweg begonnen was. Tijdens de zeventiger jaren werd de "Drongensedreef' verbreed en in rechte lijn met voornoemde steenweg gebracht. (40)
ANDEREBRUGGEN Voor de bewoners van de Groendreef was het vroeger een probleem om snel aan de overzijde van de Brugsevaart te geraken. Wel voeren er veerbootjes af en aan. De Phoenixbrug was oorspronkelijk het enige exemplaar buiten de W aalpoort. Het was een smalle brug langswaar men de stad in en uit kon. Door de oprichting van de koloniale handelscompagnieën, o.m. de Keizerlijke en Koninklijke Oostindische Maatschappij, werd, vanaf de achttiende eeuw de handel en daardoor ook het vervoer sterk bevorderd. Ook de scheepvaart won aan belang, zo o.m. op het kanaal Brugge-Gent Als gevolg daarvan moesten de meeste vaste bruggen door draaiende worden vervangen. Een nieuw beroep, dat der bruggedraaiers, was daardoor noodzakelijk! De laatste draaiende Phoenixbrug dateerde van 1877 en in 1880 werd de Hamerbrug, in het verlengde van de Hamerstraat, over de Brugsevaart geslagen. Aangezien de binnenvaarttrafiek met de jaren levendiger werd, begon het draaien van de bruggen hinderlijk te worden én voor de voetgangers én voor het verkeer. (41) Begin 1935 was men klaar met de stenen Phoenixbrug. (foto 29) Tijdens de meidagen van 1940 werden én de Phoenix- én Hamerbrug door onze genietroepen opgeblazen. 'à werden nà de Tweede Wereldoorlog herbouwd. De zgn. "Hamerbrug" kwam dan in het verlengde van de Rooigemlaan en kreeg de naam "Guislainbrug" naar het instituut voor geestespatiënten aan de overzijde. Ten gerieve van de voetgangers uit de buurt, sloeg men, in 1970, op 269
de hoogte van de Schalie- en Beukelaarstraat, een stenen boogbrugje, de "Groendreefbrug" (foto 30) tussen de Elyzeese Velden en de Groendreef. Een jaar later kwam een dergelijk brugje aan het eiland Malem.Dat was, voorlopig de laatste in de reeks.
NOTEN 36. De Potter, F. en Broeckaert, J., Geschiedenis van de Gemeenten, Drongen. Gent, 18641870,p. 5. 37. Kieckepoost was een Gents begrafenisondernemer uit de 19de eeuw, in zijn tijd bekend om zijn soms vrij extravagante ideeĂŤn. 38. Tegenwoordig wordt de naam "Brughuizeken" als toponiem voor een belendende straat gebruikt. 39. Andelhof, E., Oostvlaamse Zanten, Een onbekende Keizer Karellegende, Gent, 1935, p. 52-54. 40. Steels, M., Ghendtsche Tydinghen, De geschiedenis van de weg Gent-Drongen-Deinze, Gent, 1980, p. 150-161. 41. Vandenbroucke, (E.H.) J., op. cit, s.p.
LodeHOSTE ('t vervolgt)
"OAZE K'IK HEN DEN EESTE PRUS, KOOK MIJN MOEDER PAP MEE RUS!" (kinderliedje)
Met deze driedelige reeks sturen we U allemaal terug naar school. Het is per slot van rekening toch ergens september voor. Wij gaan echter een heel eind in de tijd terug. Het eerste deel handelt over straf en beloning. In een tweede laten wij U de triomfantelijke inhuldiging meebeleven, die Primus Hellebaut in 1793 te beurt viel. In het laatste luik komen oudere stadsgenoten uit eigen ervaring over hun primus zijn vertellen. Wij wensen U met deze rijk gedocumenteerde reeks veel leesgenot.
270
(F. 1V/hs Wenen 2499, Oesterreichische Nationalbibliothek, Handschriftenabteilung)
Deel I STRAF EN BELONING
"VOLO STUDERE PIE MAGISTER" (Ik wil studeren goede meester) Hogervermelde zinsnede staat in caligrafie bij een afbeelding van een schoolmeester op een Xlde eeuws Weens perkamenten handschrift. De middeleeuwse meester, de magister, zit in de kloosterschool met de tuchtroede op zijn katheder of leerstoel terwijl een leerling met gevouwen handen en ontbloot bovenlijf op de knieĂŤn zit. Op de voorgrond zijn vijf ijverige leerlingen samen hun les aan het leren. Wie ze niet kon werd met de roede op de blote rug, of nog iets lager geslagen ... 271
s
.
Bewijs van tevredenheld
.;;
c
STAD GENT
:a ca
CD
~
0
"
~
'i .z: c 'i
a:
Kiizderen,_ zijt gebo0f%1111111,
Cl
-STADSSCHOLEN
.
.. oiiTitr ..
0
m
. Werk ~: kennis fieredelen d8
Cl
Q.
..
ca
.
mms..
/~eest jegens ·elkander 11eràra~~g'ZIIilifn
<11
Kennis is macht. Deugd Is adel
8fl.
lil/.
\
mceáef· hebt ZB 11it gtJmer1Jadtw
~
~·~· liefderijk.
Gl
ca
·.·
'
Fig. 1. De "goeie punt" was in de stadsscholen het bewijs van tevredenheid over je vlijt, goed gedrag, reinheid of orde. Links de voorzijde, rechts de achterkant; 3,8 cm x 7 cm, geel. (Verzameling E. Andries)
Lees dit aandachtig.
-
Kinderen mogen zonder gegronde reden niet te huia Llijven : zij moeten op het bepaalde uur in de school aanwezig zijn. De leerlingen zullen het huiswerk netjes schrijven en de lessen goed overzien; boeken en schoolgerief zorgvuldig bewaren en dagelijks medebrengen . Reinheid en orde behooren tot de aantrekkelijkste eigenschappen des kinds. Zindelijkheid is spaarzaamheid . Reinheid trekt aan, slordigheid stoot af.
Fig. 2. Tien goede punten gaven recht op één grote kaart. Voor tien grote kaarten mocht je bij de directeur of de directrite om een beloning. 100 keer braaf zijn geweest was toch veel om maar één prentje te krijgen ... (10 x 5,8 cm, lichtbruin, drukk. Ach. Connehaye, Gent) (Verzameling Mevr. Wwe. Michel Steels)
272
Fig. 3. "Santje", goed voor 104 goede punten behaald door Carlo Dehenin uit het 3e Ij. B "Proficiat! De Leraar" (get.) Van Eggen 5/11/56. (Historische Onderwijscollectie Rijksuniv. Gent)
Fig. 4. Beloning uitgereikt door de "Bestuurder" van de "Ecole Primaire SupÊrieure Rue Van Monckhoven - Gand" aan de verdienstelijke leerling Louis De Cocker. Op de achterzijde : Stad Gent- Lager Gemeenteonderwijs. (prentje) nr. 11. - De Romeinse Galei. Met een 5 § lange beschrijving van het schip. (Verzameling E. Levis)
273
Straf en beloning hebben steeds aan de basis gelegen van het sociaal gedrag van mensen en zeker was dit het geval voor het opvoedings- en leerproces van het Ancien Régime. Legde men in de middeleeuwen vooral de nadruk op het straffen, met de verlichting gooide men het over een andere boeg. Men gebruikte naast roede en plak nu ook meer de beloning om een geapprecieerde leerhouding te honoreren. Dit alles verhinderde niet dat er nog duchtig op de vingers getikt en onder de broek gegeven werd, waarvan het gezegde : "Hij hé van de latte" (syn. : "Hij hé't zitten, hij hé prijs") afgeleid is van de lat van de meester. Ook het overblijven na de les, de strafstudie, het strafwerk, 100 "tafels van vermenigvuldiginge" of: "Ik zal nooit meer stout zijn", het kolenkot en de gang, de hoek en de handen op het hoofd, met of zonder ezelsoren waren gangbare straffen. De publieke vernedering en "'t ezelsbankske" achter in de klas waren zeer gewoon. Soms bond men leerlingen vast aan de bank, dwong hen op de knieën in hun "kloefen" of deed een klinkende "souflette" of oorveeg wonderen. Ongetwijfeld zal de lezer deze reeks nog met tientallen varianten kunnen aanvullen, maar zeker is, dat men daarnaast stilaan ook meer prees en ophemelde en een soort concurrentie in het leven riep door het geven van goede en slechte punten. Zo kennen ouderen onder ons nog het systeem uit de stadsscholen van de "goede punten" op kartonpapier (Fig. 1). Een aantal daarvan gaf op het einde van de week recht op een "grote kaart" (Fig. 2). De zaterdagmorgen was het dan de ceremonie van de uitdeling der wekelijkse kaarten. De grootste varkens, de lastigste "kwaperten" verbleekten als zij de directeur of de directrice zagen binnenstappen. Hij zette zich voor de klas, gaf een tik op de lessenaar en met grote vreugdeogen rezen de uitverkorenen van achter hun bank op, om hun beloning in ontvangst te nemen. Met neergeslagen blik bleven de schuldigen, die hun "grote kaart" aan hun neus zagen voorbijgaan op de banken zitten. Zij maakten zich zo klein mogelijk en wensten zich mijlen ver van de klas weg, ver van de directeur. Ik kan het weten, wan_t ik ben meermaals de zaterdag zonder naar huis geslenterd met vlinders in mijn buik, want er zou weer wat waaien bij mijn vader... Nu ben ik zelf onderwijzer en sta langs de andere kant van de barrière; de beste stropers worden later de beste boswachters schijnt het. Meerdere "grote kaarten" gaven recht op een beloning. Die mocht je dan hoogstpersoonlijk bij de directeur of directrice atbalen in het heiligste der heiligen : zijn of haar bureau. In andere omstandigheden was het je niet geraden daar vaak te moeten komen (Fig. 4, 5 en 6). In het vrij onderwijs kende men ook nog de bijzondere beloningen voor vlijt, rekenen, aardrijkskunde, lezen, tekenen, enz... De erekaart voor goed gedrag, orde en vlijt was zowat het equivalent van de "grote kaart" uit het stedelijk onderwijs (Fig. 7 en 8).
274
DE SJNT-BAAFSABD!)
Gesticht omtrent 63 I door de H. Arnandus; herbouwd van de Xe eeu~>' af. Het kloo~1:crpand, gebouwd omtrent IIJ7, werd vernieuwd in I +95 in gothische ''tijl.
Fig. 5. Een "schuun zantse" van de hand van Herman Verbaere uit een hele reeks historische stadsgezichten dat als beloning kon verdiend worden in het stedelijk onderwijs te Gent. Op de achterzijde : "Stadsbestuur van Gent. Openbaar Onderwijs. Gedrukt op de persen van de Stedelijke Jongensvakschool." (Verzameling E. Levis)
Je...J7:Jp<A«W_ -· I
o/4.
(4·"['"·"'' . . (l~t.._~:fLt..Le~,..,~.e__
__
~'lrtntirt m lée~tA-ttA~1
• \b,.......... , ié<'~t'<:;:Y"...A-é'2.~,t.__ 1~ JlecTEI'll.
Fig. 7. Eerste prijs voor Latijnse vertaling van de maand maart uit het St.-Barbaracollege te Gent 1874. De gelukkige was Adolphe Hebbelynck uit "de vijfdes". Lithografie in blauw door J. Lobel Gent. (Verz. E. Levis)
275
Stad Gf:ol ¡
Opcnh<~3r
Ondtrwijll
Gedenkteken Gebroeders Hubert en Jan van Byck met Sint Baafskathedraa)
Fig. 6. Beloningen moesten niet alleen mooi zijn, maar werden op den duur ook functioneel. Men kon ze als documentatiemateriaal in het schrift van aardrijkskunde of geschiedenis kleven. Zo had je Keizer Karel en zijn echtgenote of een kruisgang in de Sint-Baafsabdij. De Toeristische Federatie van Antwerpen zorgde voor afbeeldingen van de steenbakkerijen te Boom, het Albertkanaal bij Herentals, de Zimmertoren te Lier of een kiekje van de Heide te Kalmthout en zo promootte ze daarbij het "reizen om te leren". E. Levis)
Fig. 8. Veelkleurigere kaart voor goed gedrag en vlijt Van het St.-Barbaracollege te Gent behaald door dhr. Schandevel JosĂŠ leerling van de eerste voorbereidende afdeling B gedurende de 3de trimester van het schooljaar 1920-1921. Lithografie W. De Witte Gent 01 erz. E. Levis)
276
De bekrachtiging Elk schooljaar wordt uiteindelijk voor de laatstejaarsstudenten afgesloten met het al dan niet behalen van het getuigschrift of diploma. Deze werden soms kleurrijk en kunstig versierd of verlucht met diverse lithografieën, wat ze een zekere artistieke waarde schenkt (Fig. 11, 12 en 13) De allerlaatste stap was de prijstuitreiking. De verdienstelijke leerlingen ontvingen dan geschenken samen met hun rapport of diploma. Meestal waren dit - net zoals nu - boeken, maar die toen dikwijls van betwistbare litteraire waarde waren en die enkel dienden om de eigenschappen van braaf, eerzaam en vooral volgzaam kind te stellen tegenover die van luie en slordige leerling. Hun schrijvers waren moraliserende zedenprekers die schreven met het vingertje omhoog. Soms kon de prijs wel eens een goedkope pop zijn uit beschilderd hout en stof, of een spaarboekje (Fig. 10). Laten wij even Paula Stampaert van de Brugse Poort aan het woord. Zij bezocht de St-Vincentius a Pauloschool bij de Grijze Zusters : "Op het einde van het jaar was er dan prijsuitdeling. Dat was de hele dag, met toneelstukjes en zang en we kregen wat, zowel de eerste als de laatste. De primus werd in de bloemen gezet, ze kreeg de gouden kroon en de medaille en er speelde muziek. leder kind moest naar voor gaan om zijn prijs af te halen. De jongens kregen boeken en de meisjes stukken stof hé. Hoe meer je vooraan was, hoe groter dan je hoop was. Dan zag je hoor wie eerst of laatst was : de laatste had maar een klein pakje en de eerste had zo'n groot pak! Alles wat we gemaakt hadden tijdens het jaar kregen we dan mee naar huis : handwerk, kousen die we breiden, kinderschortjes... " (1) Over schoolfeesten en prijsboeken Wie nu denkt dat de "prijsdelinge" een uitvindsel van onze grootouders is, heeft het mis. We mogen nog enkele generaties terug gaan tot het einde van de XVIIIde eeuw, waarin men streefde naar een grondige vernieuwing van de maatschappij via de vrije concurrentie van ieders telenten en het toepassen van het rivaliteitsprincipe. De revolutie wou deze rivaliteit stimuleren d.m.v. talrijke, zeer plechtige feesten (2) (Fig. 16). Vooreerst namen de leerlingen deel aan de meest republikeinse manifestaties (Fig. 16), zoals dit nu bvb. nog het geval is met het 11 novemberfeest. Zo moesten ze toen het verjaardagsfeest van de stichting van de Republiek, de verjaardag "van de gerechte straf van de laatste koning van Frankrijk", enz... bijwonen. "De leerling die hiervan uitgesloten wordt", zegt minister François de Neufchäteau, "moet dit beschouwen als een straf." Reeds op 4 fructidor jaar IV (22 augustus 1796) gaf de overheid van het Scheldedepartement 100 florijnen om de onkosten te dekken van de prijsdeling. Rombauts, die toen gelijktijdig de functies van Prefect van het Scheldedepartement, directeur en professor uitoefende. stelde de gemeentelijke over277
"·
'"-~ 'S ~IJKS M IDDELBA~ SCHOOL ~ .. ..
I y
1- . i
Section Prépara.toire. VoorbereidendeAfdeeling.
•
TE
GE NT.
~
Ä
.-f-
·
19
19
-~- ........-... L~Annéed'études. Stud~aar.
·
J./. :. . d..~ _Trimestre.
~-
.I
-4.
.
.I -~-~:~~I
fi'
BRANCHES. -' LEERVAKKEN.
I~ :E
~
.i'
:&
I
~~
~
!(
~
I* :{
~~ ~s'l
~ä i li<:: Ê -' 13t:: ~= ~ :I . :J tq Q. ~ ·m -
rr..e~
. .t.
Religion, morale. - G«lsdienst, ztlk.i/eey
§
f..
•
~
~
~
~,,
i §~i:~ .., ~~~i1~tti -· ~
Gêograpbie. - · Aardrijkskwmk
J :L
'(
Histoire. -
:f:.L
~
Scîences naturelles. - ·Naluurwel1.11scbap
Geschidenis.
.
.
f
L
.:!;Jj,_ .J'~% • _fi1.: _' - . __j/f_ __ --·
t
J.~ DCGha~~q:~k;;:~i~
~ -~~~!!-"=- --- :~
I
------ ~ ~L_[_ Ü..f- .fP/')
"
nt. - Zang • .
~ I
Excellence. -
~
'i
~
.
.
...
Uümu~ttardluûi.
Cartes d'honneur mensuelles: .. .
MM1tddijksche ur.kaarim :
Á,I:
·i
J.-.
t.
I
J ..... sur .......J..... . op
Le Directeur, -
·~ §~ C.U~~....~ , . rrM-W ~ ~ l
i.!.
'!:
.ct
•.
~.
De Bestuurder,
""'
u.. -..ve-1'-~.
obt~nu
l~année
Us ill:\-es qui n!ont pas da:n.s les compositions de la moitié des points ~=- aux br-anches obligatoir~. $Oot soumis à un tumen de pas~,re. à ta rentrée dts
Ih lurlingl!n dü in dt Wl!d&trijd.t:n wn het ofgetooptn jaar dt litlft niet bekomtn htbbm NI! dt.pUnfL_f!, aan dt vupltthl.t leuvakktn !Otgekt nd, motlt.n un (WtrgangsfXDmtn IT/ltEttn, bi) ht/ huntm~n du-/t.ssen,
~~~-&..-&~/Lc_1- -
.
I
Î 4
~
~ Y.
~
$
~
a:.
~
~~~ Gáod~
a:tal&OD
I~ Vanderpooruo.
Fig. 9. Het schoolrapport van een illustere Gentenaar. In de Historische Onderwijscollectie van de Rijksuniversiteit doken we het rapport op van Hans Van Werveke uit het vijfde leerjaar lager onderwijs (1907) van "den Ecole Moyenne" op de Reep. Hanske zal dan wel nog niet vermoed hebben dat hij ooit nog eens de auteur zou worden van : "GENT, Schets van een Sociale Geschiedenis". Félicitations, Hans!
278
Fig.lO.
-, ;~~~,----·-·--
I'~-... ,."• . - U>4#"-~V-
-
--~----
~ \:::~~r:~:;: '.; . • • //,'"""''i'
.
./. L
~~~,!~i;? . ;.:... . Fig. 11. Porceleinkaart Schoolrapport van mej. V. Van Pottelsbergue uit de kostschool van de Nieuwen Bosch te Gent. Lithografie L. Defferez Place du Limbourg Gand 19 aug. 1853 (V erz. Historische Onderwijscollectie Rijksuniv. Gent).
279
heid voor "overeen te komen dat men de uitreiking van prijzen en medailles aan de leerlingen van de Humaniora te Gent, ter gelegenheid van het eerste feest van de republiek in het openbaar zou laten doorgaan op de normale, voor deze feestlijkheden bestemde plaats, zijnde de Tempel van de Wet in de SintMichielskerk. Op 30 thermidor van het jaar VI (17 augustus 1798) greep de eerste prijsuitreiking van de Gentse Centrale School eveneens in de Tempel der Wet plaats, nadat voorafgaandelijk en inderhaast nog enkele huwelijken waren afgesloten. Ook bvb. nog tot in het jaar VIT (1799) diende de Sint-Michielskerk tot plaats van prijsuitreiking. Op 11 en 12 fructidor van het jaar XII (30 en 31 augustus 1804) gaven de leerlingen van de privéschool van meester Botte "exercices publies suivis de distribution de prix" of publieke oefeningen, een soort spreekbeurten. Daarna volgde de prijsuitreiking. De leerlingen van het vijfde jaar gaven commentaar op "la première partie de !'appendix du Père Jouvency sur les grands et les petits dieux des Payens (sic)" of "het eerste deel van het aanhangsel bij het werk van E.H. Jouvency over de grote en kleine heidense goden" en de leerlingen van het vierde jaar behandelden o.a. "de vices et des vertus de l'oraison" of "de deugden en ondeugden der redevoering", over het tentoonspreiden van allerlei voorschriften die meer problemen scheppen dan ze uiteindelijk oplossen. Men sprak er ook over de regels van de Latijnse zinsbouw. Gezien na het concordaat met de Paus de Sint-Michielskerk terug voor de katholieke eredienst gebruikt werd, gingen van 1809 tot 1811 de prijsuitreikingen door in het Gentse stadhuis. AI deze plechtigheden werden bekroond met vaderlandse en republikeinse liederen en redevoeringen "aangepast aan het feest van de dag". Het decorum stelde ietwat overeen met het onderwijsniveau. Deze prijsuitreikingen waren bijna even luisterrijke gebeurtenissen als de feestelijkheden tijdens het Ancien Régime t.g.v. de terugkeer van de primussen van de Leuvense universiteit, waarover later meer. Alle autoriteiten woonden de plechtigheid bij zoals generaals, de Secretaris Generaal van het departement, de leden van de Raad van de Préfectuur, de stafofficieren, de leden van de rechtbanken, de burgemeester en de schepenen en "prachtige fanfares speelden ter bekroning van zoveel glorie." De beloningen die aan de primussen en de goede leerlingen werden toegekend zijn bijzonder kenmerkend voor de veranderende tijdsgeest. Tot op zekere hoogte kan men het gehalte en de aard van de prijsboeken vergelijken met die van de instellingen van het Ancien Régime. Zoals men kon denken is de kategorie "Godsdienst, filosofie en theologie" verreweg het best vertegenwoordigd. Ze is dubbel zo omvangrijk als de kategorie "Franse taal en literatuur". Een aanvaardbaar deel van de uitgedeelde boeken handelt echter reeds over natuurkunde en fysica. Zo merken we de "Chémie" van Lavoisier op uit 280
Fig. 12. Loffelijk getuigschrift van Joris Van Bragt, ll. der hoogste klas van de Spanogheschool voor jongens, op het pleintje tussen de Lange Violettenstraat en de St.-Lievenspoorte, van 27 juli 1899. (Verzameling E. Levis)
•as
~i x. ~ltiraux
.....
PBIB Jlll
Jlilttifi:S
llkfU
11) Qtl
tn llUlll
lJ PUl\
'lln AOI UI
U PILm
DE L"ATHENÉE DE GAND,
SBCTION DllS HUMANISTllS.
MIJN.ilk. !• l'riz .
a•
•
..\dulph\: Dull0i1, de
l!rvJcll~:~~ .
F.milu Ddcwurl,,clo Bnucllca. F.ur,èno Rouic-r, do G~nd.
L.tpnt-rda rWC.O I'Mjucllt.i"df,.~ioo•J• ni.U.irl~c
loo Olloolo obk'aii O f"U l'oi.. t G t...to fly111U1 I de dceoet~N
do.eii 11Î,
_...,., , ut~
.•••
10<: putttil
pn~
AIIÎtc l O.oU M
OH
k~roiO .. , IJIIÎ e.tllioc;plto 0 i1 Hl
ror&>aot;er .
( I I Jilrl. 1I ti• R~-~ ,._ t. '*"'-,_~,. t.. -11o-e 6eo ~~ba - - poo~rln pri• ,,........ , "" ri&lê -w. dur .. 4. ah. qai ovi n 111 l~o _.,<!'on..
•••I•
...,.te
'"-•"""-
lfoi11C r-,.,... n .;r - prh, o ~l ,.•, ol>ta.uo o ..Öa• l• liJ dolo - - doopoUot. q ... (o......,lloalcol .. ~poailion o dtoolitr•..,.u cooo to do-uo .. h .
C. A.IHIOOT·!II.AICUAN, laPllJIJ:Uk DE LA \' ILLl
I'IIIIM poo!M"O01oir lt -.Hoilte , o'il 11'm a
eiKHili
011-Îao 1<'0
Jj~.
Fig. 15. Palmares van het Koninklijk Atheneum (Ottogracht) Gent uit 1845. (Historische Onderwijscollectie Rijksuniversiteit Gent)
281
Kndol .... ho1lloolllii:_ ... ~ ... )C).Qporill,l6, .i.lju.r. -J-M~.rw~"JĂ&#x17D;II .. ~..W...bo ~.~._ <lil~~.w,
1'1\;F-
()),
-:J.!,u;n &.ot.({
- "'""''~"4- c1<-J"' ~"1~ l-1- " '
l ' /"-" W,,xc;.;'f"'~""
'-!''"""'-
Fig. 13. Sommige diploma's zijn echte juweeltjes. (Verz. E. Levis)
Fig. 16. Republikeins schoolfeest op 23 thermidor jaar IV of 10 augustus 1796 te Antwerpen. "De leerling die hiervan uitgesloten wordt, moet dit beschouwen als een straf." (aquarel van P.A.J. Goetsbloets; copyright Kon. Bib. Alben I Brussel, Afdeling handschriften)
282
1789 en verschillende werken van Chaptal en Fourcroy, zoals zijn "Philosophie chimique" uit 1792. Zo werden de bekroonde leerlingen op de hoogte gehouden van de wetenschappelijke actualiteit. Op gebied van natuurwetenschappen ontvingen ze nog werken van Unneus en Lamarek Voor wat betreft recht ontmoeten we Adam Smith met "Research on nature and causes of richess of the nations". Het algemeen denken wordt gestimuleerd door de uitdeling van werken van Montesquieu, Locke en Plato. Uit de "Gazette vanGend" vernemen we dat op zondag 2 september 1832 een prijsuitdeling plaats had voor de leerlingen van de primaire scholen "onder het geluyd van de stadsklok en den beyaert" en in de aanwezigheid van de burgemeester en de heer Hamelinck, schepen belast met het burgerlijk toezicht van het lager onderwijs. Op zondag 9 september 1832 had op het stadhuis de prijsuitreiking plaats voor de leerlingen van de drie armenscholen. "Leros, leerling van den heer Buysse (Brugschepoort), wien de heer burgemeester eene groote zilveren vergulde medalie, kunstwerk van den graveur Onghena overhandigt, omdat zijne leerlingen de twaalfde maal den prijs van schoonschrift behalen" (fig. 17). 1834: De drie stedelijke jongensscholen tellen reeds 1200 leerlingen. Als prijzen werden gegeven: zestig medailles, boeken (fig. 18, 19 en 20) en kledingstukken. 's Avonds waren de huizen en straten van de primussen verlicht. 4 september 1836: "Heden en volgende dagen hebben de prijsdeelingen plaats aan de leerlingen der stadsscholen in de groote benedenzaal van het stadhuis. 4 september om 9 l/2 uur voormiddag jongensschool N° 1 5 september om 9 1/2 uur voormiddag jongensschool N° 2 5 september om 3 1/2 uur namiddag jongensschool N° 3 6 september om 9 l/2 uur namiddag meisjesscholen N° 4 en 5" Ook de volgende jaren hadden met dezelfde luister de prijsdelingen op afzonderlijke dagen plaats. In 1845 reeds geeft kantonaal opziener Soudan zijn mening over de wedstrijden die door de overheid zullen worden ingericht. Hij beoordeelt ze als een "mesure très pernicieuse à nos écoles", verderfelijke en schadelijke maatregel, omdat ze een rivaliteit tussen de scholen kunnen doen ontstaan, omdat de schoolhoofden willen schitteren door enkele leerlingen voor te bereiden, terwijl het onderwijs aan de grote meerderheid der kinderen minder aandacht krijgt. Kleinburgermoraal Hun moraal was een kleinburgermoraal, die wel de Openbare Onderstand erkende, doch op geen wijze van recht op arbeid of van sociale zekerheid gewag maakte. De afhankelijkheid van het werkvolk aanvaardden de meesten als een natuurwet. Voor de sterken predikten ze het "help uzelf'. De zwakken kwam de liefdadigheid ter hulp. In het schromelijk verschil tussen arm en rijk 283
-!
.-
-.
-
l . , ...
_:
, .
-_ VÎLLE DE GAN,!l - _-'- STAD ~GEN<~: . '
INSTITUT t
~-
LAURENT ~~
.
INSTITUUT LAU RENT .•
'
1
~
·-·
• Écol~ P[irn._~f(l S~P~Jiéti~e~. d_~ _~eljD~S .gen~. _ · · tagere hoofdschool voor JOngelingen, ~~~~R~A~P.
.______
MM. D. VEfiRAERT
:.r
E. FECRBYR.
DISTRIBUTION - SOLENNELLE DES PRIX . PLECHTIGE 'PRIJSUITREIIUNG.
Au
iI i
PALAIS DE L 'UNIVERSITE.
,-OR.DRE DE LA. CÊREMONIE. -
I . L>•cltligc Flinder (koor). ·>
ORDE DER PLECHTIGHEID.
M. GRAZLL"'(I.
I
1,
ni:::.tributi on tl<.>!(i prix nux til reiking der prijzen nan de élèn~.s du (·our~ supérieur et. leerlingen nm den boogeren d~ das...'e~ snpérieures de 1 cw·.sus en n:m de hoogste r~cole prim:ür.:- proprement . kla:::.en der lagere school. '
i
I
dit e.
~
3. L e Cal'lÏlon (c-hceur) .
...
A . TEJCHlL\:S.
l
de
i f
;i!· Di s.tribuuon dl?s prix nux ritreiking d('r prijzen aan élê,·es des cbsses moyenleerlingen der middelste, 1 - nes, des clol5SCS infl!ricures . lo:lg'Stc en ,-oorbcreidendc
!
et desdas~s préparatoire>s.
kla~n -
5. l"w.lerlandscll licû (koor)
W . A. MOZART.
l· I
Fig. 14. Eerste blz. van het palmares van het Laurent Instituut in de Onderstraat t.g.v. de plechtige prijsuitreiking in "het paleis der Hogeschool" (de aula van de Rijksuniversiteit in de Voldersstraat) op 3 augustus 1894. Men kon er drie kooruitvoeringen beluisteren : "Luchtige Vlinder, Le Carillon en Vaderlandsch lied". (Historische Onderwijscollectie Rijksuniversiteit Gent)
'Ä··::-/, .. ,~ " •
d~-~.-L-~.itt...
I
.(?4!'«4r>l~-
nJUUT'ÉS
.
cc.
{/",~.;)_)
4 , Jf:"~k- '''/~~ i~ '"- / y
D.E P CORNEH.LE,
3t.
~
;-
'
i
I
'-·
l'.UUS. i ti;RU... lll!\:\<;UMlO,
t __
. ~L
t.IIHI.\Ii:!~.
.. ~;<..I<"" '-'~~~ ....·C>.·-\.-(•<)3..-.-., ... Jo<: .. >h~ >i
_ __
Fig. 17. Tweede prijs schoonschrift toegekend aan Mej. Virginie Chabriéz in 1838. (Verzameling Eddy Levis)
284
L'IN'J ÉRIEUU. nr..
. PENSI O NNA T
JÉSUS ET DE MARIE
D ES DAlilES
!'AR LE R. P, GROU, @_,t.....w.-~~.@~
~uitii:me ~hitiou 1
la Clil&ab.
~E".'Ct :!':' CO"-JUC(& , H.,..l)'1'tt:
"'t'1':<0t
>)t",.t
·~·l.I.
U&
U'
LC.$
ÖtH&•(:•t ~1: :'~I: .. HS•
La deN. S.1. c. /l";;;.d ce .,l~
TO)·! E PRJ'.JllER:
da mois da
'I'I'"~/
•
jonr , ou les Dames de l'llutrodioa Chré.•
liCIJIJe oot colll"OIU!é ..,lenoellemeut leiU'J
tlèv.. ;
:/
/
.
lb.demoîtelle'~ /«: '-~,,.~,-~~-·./ Élète de la. ,/ I" e4Joe· a mt!J:ité et obleuu , au ~, dea app~ ~ ComJ>t,saeo, Je P..U d< / ;,::;;,~;k,~. #,
Jilcuillu, fll t.'HI!PU.UIEr.U: Cl ..-\.$:ifQ.UP.
<9.:-.tf~h~ Qo«<7Jf~
DE A• PO:tL X.Et!X 1 É DITEU R
~d.v-..4 l•I~
~\lA-t;t.$" 1 .\
L.\,
Ji!.'YA"".~~
Eu foi de qqoi jai Ugu6 la prtoeme talion au jour t l année ci-deaaou.
ClwllliM!M•
ur.Jt.\ lmr. f.U.SS!Q.IJI":
J)E CARLE ET JAGER,
i MS.
Fig. 18. Erekaart uit prijsboek van het "Pensionnat des Darnes de l'instruction chrétienne" in de voormalige abdij van Doomzele te Gent (tegen het H. Kerst) uit het Jaar Onzes Heren Jesus Christus 1846. Op deze 24e van de maand augustus dag waarop de Dames van de Christelijke Scholen plechtig hun leerlingen bekronen heeft Mej. A. Liefmans,leerlinge van de eerste klas verdiend en bekomen te midden van het applaus van haar medeleerlingen, de prijs voor Franse geschiedenis. Ten teken waarvan ik dit attest onderteken op bovenvermelde dag en jaar. (get.) Ambroisine Goethals, overste van de Darnes der Christelijke Scholen. (Verz. E. Levis)
zagen ze geen onrecht Voor de arme was zijn armoede immers een prikkel tot verbetering van zijn lot, indien hij niet lui was en goede raad niet in de wind sloeg. Op de lagere school van vóór 1914 was een primus dan ook niet in de eerste plaats een begaafd element; wél een leerling van goede wil, die zijn resultaten dankte aan zijn oplettendheid, zijn vlijt, zijn stiptheid, en er op de prijsuitreikingen rechtmatig en het rijkelijkst voor beloond werd. De achterblijvers verdacht men van luiheid, onverschilligheid, onwil, waarvoor ze zoal niet gestraft, dan toch gekapitteld werden. De huidige onderwijzer, geleid door andere inzichten, is met de zwakke broertjes verduldiger dan zijn vroegere kollega die, dit hoeft gezegd, door zijn overheid - zelf opgevoed in liberale begrippen van struggle for life- met zijn eksamenuitslagen matematisch op de vingers werd gekeken en voor de openbaarheid met zijn goede of slechte klasse te kijk gesteld werd. 285
LA
FIN DE L'ESCLAVAGE ÉTATS-UNIS DEP.\IERS JOCRS o·UNE GUERRE CIVILE
-
A ..
FRANKLIN-
GEi'<EV.t-\.Y
OEUIIÊ:IIE ÉDITION
PA RIS LIBRAIRIE CH. DELAGRAVE !5, 11n socrrLOt, 15
i 882
Fig. 19. Historische Onderwijscollectie Rijksuniv. Gent Titelpagina en prijsvignet
De "ma daalde" Reeds in de beginfase van het stedelijk onderwijs is er sprake van erepenningen die aan verdienstelijke leerlingen worden uitgereikt. In de Gazette van Gend van 13 germinal van het jaar VIII (13 april 1800) staat het volgende verslag: "Eergisteren heeft men alhier met veel toestel in den Tempel der Wet de jaarlyksche pryzen uitgedeelt aan de yverzuchtige jongelingschap der primaire scholen. De prefect van het departement deed een wel toegepaste redevoeringeen vereerde de pryswinnenden met eerpenningen." Dit gebruik blijft onder het Hollandse bewind gehandhaafd tot rond 1826. Op 2 november 1827 worden twee besluiten uitgevaardigd : het ene bepaalt de vakantieperiodes, het andere stipuleert dat de penningen- tot dan toe als prijs uitgereikt - zullen vervangen worden door boeken. Na de Belgische onafhankelijkheid zal het uitdelen van prijspenningen hernomen worden. In het verslag over de prijsuitdeling van het schooljaar 1834 zagen we dat naast een aantal boeken en kledingstukken, tevens zestig penningen werden uitgereikt. Volgens Prosper Claeys zijn deze penningen bestemd voor het onderwijzend personeel, in het bijzonder voor de onderwijzers die met succes de leergangen van Pieter Jonglas gevolgd hebben. Hoogstwaarschijnlijk zullen ook wel enkele van die penningen aan leerlingen van het stedelijk onderwijs uitgereikt zijn.
286
~
-=-== -==- :.:....:::=..= ~==-= .f] .
.
.;;:r·
J} ~Jnitl' ' ·! ,~{te\ti~i<~!fftr·. • _: :./ .",__, ::__\.-~-_3':':•./7; ..::::C:/cl ' lJislributhln df>~ l~t·ix .
/ :.r-". / l
.c·' -I
~•
r-,·
- -
y-~---
Fig. 20. Kleefvignet uit prijsboek van het Rijksonderwijs : "Ecole moyenne", 's Rijles Middenschool op de Reep te Gent. Prijsuitreiking. Schooljaar 1875-1876. Voorbereidende afdeling. Tweede leerjaar C. Eerste prijs gewijde geschiedenis en Godsdienstonderricht toegekend aan de leerling Amelot Alfred Gent, de 12de augustus 1876. De onderwijzer (get.): H. Hacquaert De directeur: (get) E. Lefebvre (Verz. E. Levis).
Fig. 21. Ook in het Rijksonderwijs kenden men de eremedaille. Hier een Antwerps exemplaar uit 1893 : "Athenée royal d'Anvers" toegekend aan Willem vander Biest uit de lste GrecoLatine Section B (Verz. Mevr. Wwe Michel Steels)
287
Fig. 22. Medaille van primus, model Lemaire : "School Dendermondsesteenweg prijs van uitmuntendheid toegewezen aan Vandenberghe Anina 1897" (Verz. Mevr. Wwe Michel Steels).
Fig. 23. Eremedaille van de "Kostelooze stadsschool Muinkbrug SI Gent - Algemeene prijs toegekend aan August De Deken 1887" verzilverd koper 0 4,8 cm, dikterand 4 mm. Historische Onderwijscollectie Rijksuniversiteit Gent.
288
Fig. 24. Zilveren erekruis; 2,3 cm met tekst : "AU MERITE". Rood lint. Afbeelding x2. (Historische Onderwijscollectie Rijksuniversiteit Gent)
Fig. 26. Primus Eduard Delbeke uit Izegem met eremedaille tussen zijn klasgenoten in 1909. Fotograaf en school onbekend (Verzameling Eddy Levis)
289
..
·" ~ Fig. 25a/b. Pensionnat des Darnes de I'instuction chrétienne. Gand. boven : schooljaar 18761877, onder : 1880-1881 ("Dooreseele"-H. Kerst). Foto J. David, 90 rue de Courcelles à Levallois Paris. Verscheidene lln. dragen linten en medailles (Historische Onderwijscollectie, Rijksuniversiteit Gent).
290
Uit de periode vóór 1880 zijn helaas weinig prijspenningen van verdienstelijke leerlingen bewaard gebleven. De verkoopswaarde van de penningen biedt een mogelijke verklaring voor dit fenomeen : kinderen uit het arbeidersmilieu hebben mogelijks hun ereteken te gelde gemaakt. De einddatum voor het uitreiken van medailles is omstreeks 1930 te situeren voor wat het stedelijk onderwijs betreft. Het vrij onderwijs ging er langer mee door, zeker tot in de vijftigerjaren. Onder leiding van Emiel Tytgat voerde de "Onderwijzerskring van Gent en omliggende" campagne voor de afschaffing der medaille" ...omdat zij de kinderen vervulde met ongewettigden hoogmoed, hun hoofd op hol bracht, eene vernedering bleek voor den tweede en zelfs twist bracht bij ouders en geburen". Tijtgat zei dikwijls : "Goede punten, aantekeningen, bulletijns, prijzen hebben voor de leerlingen slechts de waarde, die gij er zelf aan hecht." In de Keizer Jozef 11 straat, waar hij directeur was, gold de regel dat de leerlingen, van de eerste tot de laatste, twintig "grote kaarten" moesten hebben om op het einde van het schooljaar een prijs te kunnen krijgen. Zo gebeurde het eens dat de zoon van een lid van het schoolcomité het nogal bont had gemaakt en niet het vereiste aantal kaarten bezat. De dag voor de prijsuitreiking werd hij met de anderen verwittigd dat hij van de ceremonie mocht wegblijven. Reeds een uur later pleitte de vader bij Tytgat dat het voor hem zo beschamend zou zijn een prijsdeling te moeten voorzitten waarbij zijn zoon zou uitgesloten zijn. Tytgat antwoordde daarop : "In mijn school is er één regel voor allen. Gij, meer nog dan andere vaders, moest Uw zoon in het rechte spoor gehouden hebben. Gij waart verwittigd, Uw zoon was verwittigd wat er kon gebeuren. Ik maak geen uitzonderingen, voor niemand!" EddyLEVIS Volgende aflevering : "Het loon der Neistighijt".
ULTIEME OPROEP Zoals wij reeds meldden verschijnen de getuigenissen van Gentse primussen in het januarinummer van 1991. Wie nu nog zijn feestelijke wedervaren wil gepubliceerd zien, schrijft of neemt kontakt op met Eddy Levis, Knotwilgenlaan 26, 9030 Gent (Wond.) tel 091/539470. Bijhorende foto's en documenten worden geapprecieerd.
291
NOTEN (1) "De Lagere School in Belgi~ van de Middeleeuwen tot nu." A.S.L.K. 1986, p. 62. (2) "Franse Republiek en Symboliek", E. Levis, Ghendtsche Tydinghen 1987, p. 289-311.
UIT DE GESCHIEDENIS VAN DE GENTSE BRUGGEN (Vervolg) RECOLLETTENBRUG De oudst bekende gegevens van deze brug dateren van het einde van de 13de eeuw. In 1322 vinden we de eerste vennelding als "Fremineursbrucge". Ze werd genoemd naar het nabijgelegen klooster der "Fremineuren" ook Minderbroeders genoemd. Omstreeks 1600 veranderde de brugnaam in Recollettenbrug. In 1619 al hadden de Reeolietten de plaats ingenomen van de Minderbroeders. Sinds 1846 staat op de plaats van het gewezen klooster het huidige gerechtshof. De allereerste brug was een houten constructie welke in 1368-1369 vervangen werd door een stenen brug, breder dan zijn voorganger. Die stenen brug met drie bogen is te zien op het panoramisch zicht van Gent anno 1534. In 1751-17 52 werd de stenen brug gedeeltelijk afgebroken en vervangen door een houten draaibrug en wel om de hoge zeilschepen door te kunnen laten van de Brugse Vaart via de pas gegraven Coupure naar de binnenstad. Na herhaalde herstellingen van deze eerste houten draaibrug werd ze in 1872 vervangen door een metalen constructie. In 1971, dus honderd jaar later, werd de brug met een rijweg van amper vijf meter te smal bevonden voor het steeds drukker wordend verkeer en maakte Openbare Werken plannen voor een bijkomende brug van 6,25 meter breedte, welke zodanig aanleunde bij de oude brug, dat ze als het ware één brug vormde. Het dragend gedeelte echter, in stalen profielliggers rustend op zes betonnen palen, was onafhankelijk van de oude brug. Deze laatste werd toch niet meer gedraaid sinds de aanleg van een gelijkgrondse parkeerplaats boven de rivier, aan de achterzijde van het groot warenhuis G.B. Het wegdek van het nieuwe gedeelte werd in azobé-hout uitgevoerd. De werken, aangevangen op 17 april 1972, door aannemer Victor Buyck (uit Eeklo) waren te einde op 7 juli van hetzelfde jaar. De totale kostprijs beliep 1.380.000 fr. 292
De brug werd opengesteld voor het verkeer op 13 juli 1972, door burgemeester Van den Daele. Begin november 1985 verscheen in dagblad "Vooruit" het bericht over plannen van het Ministerie van Openbare Werken, om vier Leiebruggen te vernieuwen : de Recollettenbrug, de Grasbrug, de Vleeshuisbrug en de Zuivelbrug. Deze vier bruggen waren hoognodig aan vernieuwing toe en meteen zou men ze terug draaibaar maken, alleen bedienbaar met mankracht en uitsluitend om in de toekomst zo nu en dan een plezierboot door te laten of om eens een waterfeest te houden. Dat niet iedereen onverdeeld blij was met deze verandering bewijzen verschillende berichten in diverse bladen (zie S.O.S. Gent nrs 29-30 en 31, T.W. 7 april1986 en het hieronder afgedrukt bericht uit dagblad "Het Volk") van 2 april1986.
Lezers schrijven Bruggen en Brugge Naar aanleiding van artikel "Gent zijn water, zijn draaibrugge, zijn verkeersplan" kan ik niet nalaten een glimlach tentoon te spreiden, voor al deze drukdoenerij. Ik ben de mening toegedaan, dat deze "heren" hun zusterstad, met name Brugge, om het maar bij de voordeur te houden, niet eens kennen. Daar zijn immers vele, zeer vele vaste overbruggingen die sinds ontelbare jaren het doorgaand verkeer hebben opgevangen en hun functies zijn doelmatig en opbrengend voor stad en staat. Om het zo kort mogelijk te houden, de Gentse Ketelbrug heeft een doorgaand verkeer. Ja, zelfs trams en het zwaargewichtverkeer vinden hun gading, zonder problemen. Dat is ĂŠĂŠn voorbeeld. Men spreekt hier van vier Leiebruggen te herbouwen tot draaibruggen, nog wel. Wat gaat dat niet kosten, laat staan, het verdere onderhoud. Te weten dat vaste overbrugging kan gedaan worden met prefabrikatieonderdelen op de bestaande fundamenten. Verder ben ik de mening toegedaan, dat het hier niet gaat om zeegaande schepen op te vangen, maar wel plezierboten. Dus een hoogte van drie meter boven de waterspiegel en een tien meter brede doorgang zullen niet misstaan maar voldoening geven aan alle opvarende plezierboten. Laat staan, geen "oponthoud" voor het openbare vervoer. Dus laat de rokjes maar waaien. Ik leef in de hoop dat alle plannen wat die ook mogen wezen, zullen uitgevoerd worden, zo vlug mogelijk. Dat is misschien de verlossing van ons dagelijks Leie-geurtje. Want moet u weten, ik kan mij het geluid van de baggermolen tussen Leie- en Scheldeverbinding niet herinneren. Laat staan eens te meer tussen Sint-Miebielsbrug en Sneppe-spoorlijnbrug. Wat is een jaartje min of meer. Hoop doet leven. J.L. VAN WESEMAEL, Gent 293
In januari 1986 begon men met proefboringen in de fundatie's van de Reeoliettenbrug (dwars doorheen het houten brugdek) met als doel de stabiliteit van de brugpeilers te onderzoeken. De stalen werden, in opdracht van het Ministerie van Openbare Werken, ontleed door de RUG. Het verkeer werd onderbroken van 2 maart 1987 tot 19 mei voor het verstevigen van de brugpeilers door middel van betoninjectie onder hoge druk. Ondertussen werd het metalen gedeelte van de nieuwe brug klaargemaakt in het constructie-atelier van de firma Aelterman en zonen. Het metalen gevaarte, met een breedte van meer dan acht meter en een lengte van 21 meter, wegende 95 ton, werd doorheen de nauwe straten van Gent geloodst op woensdagnacht 9 september 1987. De nog onafgewerkte brug werd op een aarden dam gelegd, vlakbij het gerechtshof in afwachting van de verdere afwerking.
In dagblad "Het Volk" van 11.9.1987 konden wij lezen:
Laveren met een draaibrug GENT- In Gent beginnen ze ervaring te krijgen in het vervoeren van bruggen. Woensdagavond en -nacht werd immers voor de derde keer in relatief korte tijd het skelet van een nieuwe brug door de smalle Gentse straten getransporteerd. Dit keer ging het van de Heelbroekstraat in Sint-Amandsberg tot aan het justitiepaleis. Het stalen geraamte is immers de onderbouw van de draaibrug die aan de Recollettenlei zal liggen. De pvba Aelterman bevestigde dat dit de grootste was van de inmiddels drie geleverde exemplaren. De nieuwe Recollettenbrug is immers 8 meter breed en 24 m lang en weegt 95 ton. De afwerking gebeurt ter plaatse en dan zal de brug nog wat imposanter zijn, nl. 11,50 m breed. Voorlopig ligt het gevaarte naast de bestaande brug op een aarden dam, waar ze zal blijven liggen tot 21 september. Dan wordt het verkeer 9 weken verboden over de brug, om ze op haar plaats te installeren. Het transport verliep woensdagavond bijzonder vlot. De reisweg was uitgestippeld via de Antwerpsesteenweg en de Dampoort naar Sint-Jacobs via de Dampoortstraat en Steendam. Langs de Sint-Jacobsnieuwstraat en de Keizer Karelstraat ging het naar Sint-Anna, vanwaar men de Brabantdam indraaide en zo over de Kouter en Zonnestraat het justitiepaleis kon bereiken.
Computer De brug werd niet zoals de vorige vervoerd met een vrachtwagen die ze trok. Deze keer gebeurde dit door een computergeleid wagentje. De bestuurseenheid werd door een man op zijn schouder gedragen. Hij liep te voet mee en loodste de brug door bochten en straten. Alle verkeer op het traject was verboden en vooraf was iedereen gewaarschuwd. Toch diende een fout geparkeerde auto te worden weggesleept. De 294
doortocht ging in sneltempo tot aan het Sint-Annaplein. Daar geraakte de brug, die de Brabantdam moest indraaien, volledig klem. Er werd in de haren gekrabd, gerekend en herrekend maar de brug moest achteruit. Uiteindelijk koos men de Stationsstraat en dan achteruit terug het Sint-Annaplein op om zo de Brabantdam in te rijden. Hiervoor moesten wel enkele verkeersborden sneuvelen. Maar omstreeks 20u was het grote knelpunt overwonnen en kon de draaibrug aan de Vlaanderenstraat blijven liggen tot de laatste tram om 23u30 naar huis was. Een uurtje later lag ze op haar blokken aan het gerechtsgebouw. R.O.L. Het verkeer werd een tweede maal onderbroken van 21 september 1987 tot 4 december 1987; voor het afbreken van de oude brug en het maken van nieuwe brughoofden, door de firma N.V. Moens, uit Meise. De practisch afgewerkte brug werd op 3-4 november op zijn definitieve plaats gelegd en op 4 december 1987 opengesteld voor het verkeer. De as van de nieuwe brug ligt ten opzichte van de stroom schuiner dan de oude brug dus meer in het verlengde van de Gebr. van de Veldestr. De mooi uitgevoerde brugleuning is een getrouwe copie van deze van 1871 (zie tekening).
295
Jaar
Soort
1871 metalen draaibrug 11 1971 1987 metalen draaibrug Staatsbrug
Lengte
22 22 24
Breedte van : Vrije voet- door- hoogte rijweg pad vaar 5 10 8,75
2x0,8 2x1,2 2x1,4
proef
8,3 6
M. LABYN ('t vervolgt)
AANVULLENDE ICONOGRAFIE DER GENTSE BRUGGEN
Wederopbouw Lousbergsbrug. Oct-Nov. 1953- Verzameling Olivier-Gérard Willemot
296
VRAAG EN ANTWOORD De vraag van de Heer Eloi Stas (Wellen) in "Gh. Tyd."- 1990- Nr. 3- p. 169 heeft heel wat lezers in hun pen doen kruipen. Dit was het geval voor Mevrouw Bilde De Bie-De Bruyckere (Evergem), de heren Frans Saccasyn (Evergem), F. Bekaert (Ertvelde), Eddy Levis en een lezer die ons 3 fotocopieën van prentbriefkaarten stuurde, maar vergat zijn naam en adres te vermelden. Allen zijn ze het er roerend over eens dat het hier de St.-Christoffelkerk van Evergem betreft die op 2 november 1918 door de Duitsers gedynamiteerd werd. Aangezien hun antwoorden volledig gelijklopend zijn zullen wij ze hier niet in extenso publiceren. Mevrouw De Bie en de Heer Bekaert stuurden ons de vertaling van de Franse tekst die Deken Rombant in zijn Liber Memorialis genoteerd had : "Op 2 november 1918 tijdens het dodenofficie is de kerk bijna leeg. De Duitse bezetting loopt op haar laatste benen. De mensen houden zich angstvallig binnen. Rond 3 uur in de namiddag komt mijn gebuur, Mr. Vermeersch mij op de dekenij mededelen dat de Duitsers de toren zullen opblazen. Dit gebeurt inderdaad 10 minuten later nadat de omwonenden geëvacueerd waren. Met een enorm gedruis stort de toren neer en rukt in zijn val de drie klokken met het orgel mee; een groot deel van het dak wordt vernield, de twee zijbeuken, twee schilderijen opgehangen op de torenmuren, verder de kruisweg, de preekstoel, een groot aantal beelden, de zijaltaren met de schilderijen van Pauwels. Het doek van Paelinck scheurt in vieren, kortom er is een enorme schade in gans het kerkgebouw. Mr. Jozef Gryffroy, schat als expert, dat er minstens 600 kgr. dynamiet gebruikt is om de toren te doen springen." Het dynamiteren van de kerk gebeurde zonder officiële voorkennis van de geestelijkheid. Reeds dezelfde avond trok het Duits leger zich terug op de rechteroever van het kanaal Gent-Terneuzen. Dit zou meteen de frontlijn blijven tot aan de Wapenstilstand. Evergem is dus het laatste dorp dat nog te lijden had van het eindoffensief en de Duitse aftocht. Belgische troepen waren op zondag 3 november te 11 uur meester van het dorp. Bij al deze schermutselingen verloren twaalf parochianen het leven. De dynamitering gebeurde op order van een zekere Freiherr von Wilsen. De Heer Saccasyn verstrekt nog volgende bijkomende inlichtingen : "De prentbriefkaart van de Heer Stas vertoont het zicht direct na de verwoesting, begin november '18. Het puin verspert volledig de straat. Het is vermoedelijk de bedoeling geweest om de straat, "Hoeksken" genaamd te blokkeren. Het "Hoeksken" is namelijk de hoofdstraat en de rechtstreekse verbinding met Sleidinge, Lembeke en Watervliet in het NW enerzijds en met Gent in het ZO anderzijds. De gesloten luiken van hetestaminet wijzen op glasschade.
297
De restauratie van de St.-Christoffelkerk werd voltooid in 1928. De toren werd identiek volgens het oude plan terug opgebouwd. De patroonheilige van Evergem-Center is de Heilige Christoffel, patroon van de reizigers. Vandaar de bekende jaarlijkse auto- en fietsenwijding aan de Christoffelput, bezijden de kerk, die plaats heeft op de laatste zondag van juli om 15.30 u. Dit is ook het weekend van de Evergemse Christoffelk:ermis. De eerste autowijding had plaats op 29 juli 1928 als een van de plechtigheden ter gelegenheid van de herinwijding van de kerk na de restauratie." De Heer Levis weet ons verder nog te vertellen : "De herberg "In het Oud Gemeentehuis" werd o.a. nog opengehouden door Octavie Casteels. De kerk staat op de titelpagina van het boek "Oude prentbriefkaarten van Evergem" door Guido Wolfaert, drukkerij Van Der Meulen Evergem 1982. De prentbriefkaarten uit dit boek komen uit de verzameling van de heren Erik Booneen Gerard Bauwens, het historisch opzoekingswerk is van wijlen Achiel De Vos." Het is verheugend te kunnen vaststellen dat onze lezers zich onmiddellijk inzetten om een onder hen te helpen. Niets is hen te veel. Ze gaan onmiddellijk documentatie opzoeken, nemen fotocopieën van teksten en foto's, schrijven brieven met hun persoonlijke bemerkingen. Wij danken hen voor dit bewijs dat de leden van de "Heemkundige Kring Gent" één grote familie vormen. Op de vraag van de Heer Eddy Levis (Gh. Tyd. 1990 - N° 3 - p. 167) ontvingen wij het volgend antwoord van Mevrouw M. Steels : "Deze vereniging was vóór 1940 gevestigd in het café van het toenmalig Liberaal Huis op de St.-Michielshelling. Ik had een oom die toen regelmatig de zondagnamiddag of -avond (zo goed weet ik het niet meer) ging spelen. Ik herinner mij ook nog bij hem thuis een paar van die borden gezien te hebben : witte fond-blauwe tekeningen. Die borden zijn waarschijnlijk gebroken geraakt. De spelers moesten een zeker aantal spelletjes winnen en zo punten behalen om een bord te krijgen. Of de Club de oorlog overleefd heeft weet ik niet." De Heer A. Janssens (Nevele) zoekt een foto van de Gentse kunstenaar, beeldsnijder en houtsnijder GustaafKasteleyn die eind vorige eeuw in de St.Margrietstraat 13 woonde. De Heer Janssens bezit de reeks foto's van de bestuurders van de Nevelse Tekenacademie. De enige foto die nog ontbreekt in deze reeks is deze van de tweede bestuurder Gustaaf Kasteleyn. Personen die hem kunnen helpen mogen rechtstreeks met hem contact nemen op het adres : C. Van der Cruyssenstraat 60 te 9850 Nevele. De originele foto zal onmiddellijk na het nemen van een copie aan de eigenaar teruggestuurd worden. De onkosten worden vergoed.
298
LEZERS SCHRUVEN ONS Van de Heer A.K. Evrard ontvingen wij het volgend schrijven in verband met de Gentse etymologie : "Door mijn Gentse grootouders heb ik een limonade altijd een "chaffaarke" horen noemen (ook toen het al niet meer om de flesjes met een glazen marbel of knikker erin ging). Nu vond ik onlangs in een Gentse stand aan St.-Jacobskerk (êwe mórt of prommelmórt) een geelkoperen firma-plaat, gegraveerd : Maison CHAFFART, Fabrique d'Eaux Gazeuses". Men is dus nooit te oud om te leren. Van de Heer Rudy Van Elslande komen de volgende opmerkingen: Met zeer veel enthousiasme hebben we het eerste artikel over "Rooigem en de Brugsepoort te Gent" van dhr. Hoste gelezen. Merkwaardig en volgens ons volledig verkeerd is de vermelding : "het Grote panoramische gezicht van Gent van 1534 in het Bijlokemuseum en toegeschreven aan de schilder Gerard Horenbout". Wij vinden deze toeschrijving eveneens terug bij mevr. F. Billet-De Mot, Catalogus Tentoonstelling Keizer Karel en zijn tijd, Gent 1955, blz. 180, nr. 527, die beweert dat dit schilderij op naam van Gerard Horenbout zou zijn uitgevoerd voor Lieven Huguenois, abt van St.-Bavo. Wat we enkel in dit verband kennen zijn de patronen van de koormantel van deze abt (Gent, St.Baafskathedraal), die door relatie aan Horenbout worden toegeschreven. Dit aspekt moet trouwens nog verder onderzocht worden; doch er is geen enkel document bekend dat het stadszicht van 1534 zou geschilderd zijn voor de St.Baafsabdij en zeker niet dat Horenbout de auteur ervan zou zijn. In De catalogus van de schilderijen', Gent 1972, blz. 193, nr. 148 vermelden A. De Schrijver-C. Van De Velde in dit verband dat Gerard Horenbout de auteur van het zicht niet kan zijn door zijn verblijf op dat ogenblik in Engeland. Het laatste Engelse document waarin deze schilder geciteerd wordt (en die wij kennen) dateert van april 1531. Horenbout kon dus wel reeds in 1534 terug werkzaam zijn in de Arteveldestad. Verder vernelden de hoger vermelde auteurs "wat men van Horenbout kent is voldoende om de toeschrijving af te wijzen", waarbij ze verwijzen naar een artikel vanG. Hulinde Loo, "Comment j'ai retrouvé Horenbout", in: Jaarboek der Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, ll, 1939, blz. 3-21. In dit artikel worden enkele schilderijen op het aktief geplaatst- zonder grondige bewijsvoering- die bezwaarlijk van één en dezelfde hand kunnen zijn. Wat we echter wel met zekerheid aan Gerard Horenbout kunnen toekennen - en dit gebaseerd op documenten - zijn de miniaturen in het Sforza-boek (Londen, British Museum), waarrond men 299
een groepering gemaakt heeft. In vergelijking met deze boekillustraties valt op dat de gebouwen en de vormgeving van het zich zeer vlak zijn. De harde en nauwgezette factuur van de miniaturen zijn op het schilderij vervangen door een vlakmatige plasticiteit. Het goesiaans koloriet treffen we ook niet aan op het werk in de Bijloke, waardoor we kunnen stellen dat Horenbout niet de auteur is van het 'Groot gezicht op Gent' van 1534.
BffiLIOGRAFIE Ter gelegenheid van de 30e Gentse Floraliën verscheen een prestigieus boek "Gentse Floraliën", met als ondertitel "Sierteelt in Vlaanderen". Het geeft niet alleen een volledig overzicht van de geschiedenis der Floraliën, maar ook van al wat er aan voorafging. Het is een boek geworden van groot formaat (25 x 30 cm.), meer dan 300 bladzijden dik, met 194 kleurenfoto's waarvan 82 op groot formaat en 106 zwart-wit foto's. De auteur René De Herdt hoeven wij aan onze lezers niet voor te stellen. Het is een naam die garant staat voor grondigheid en accuratesse. Een boek dat iedere Gentenaar graag in zijn bibliotheek zou zien. Eén schaduwzijde :Een dergelijk boek kàn natuurlijk niet goedkoop zijn, maar wij vrezen toch dat 3.400 fr. een ernstig bezwaar zal vormen voor vele beurzen. Voor hen die het zich kunnen veroorloven volstaat het dit bedrag over te schrijven op de Rekening Nr. 290-0028881-93 van de "Stichting Mens en Kultuur"- Gent met de vermelding "Gentse Floraliën". Een publicatie die sommige van onze lezers misschien niet kennen is de "Handelingen der Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent". Deze maatschappij die gesticht werd in 1893 maakt zich nog steeds bijzonder verdienstelijk voor de Gentse geschiedenis. Het was zij die, 4 jaar na haar ontstaan, besloot de "Inventaire Archéologique de Gand" op te stellen en uit te geven. De "Handelingen 1989" zijn reeds aan hun 43e deel toe. Het is terug een boek geworden van 271 bladzijden met als specifieke Gentse onderwerpen : "Nieuwe inzichten over de oorsprong van het Sint-Veerlekapittel in Gent"- "Conjunctuur, stratificatie en koopkracht te Gent tijdens de eerste helft van de 17e eeuw. De economische en sociale betekenis van de rente- en woningmarkt."300
"Bemardus de Jongheen de opstand. De geschiedenis vàn de Ghendtsche Geschiedenissen"- "Sociale gevoeligheden en veranderende maatschappij te Gent circa 1770" - "Jean-Baptiste d'Hane de Steenhuyse, een conservatief edelman tussen Ancien Régime en Hedendaagse Tijd". De "Handelingen" eindigen traditioneel met een recente bibliografie van de Geschiedenis van Gent. De leden van de Maatschappij ontvangen deze "Handelingen" steeds gratis. Maar er is meer, nu en dan verschijnen er ook "Verhandelingen". Ditjaar zijn er dat twee : "Geld en Macht. De Gentse stadsfmanciën en de Bourgondische staatsvorming (1348-1453)", een boek van 260 blz. door MarcBooneen "De Gentse Broederschappen (1182-1580)" een boek van 270 blz. door Paul Trio. Ook deze boeken zijn gratis voor de leden. Ze worden dit jaar dus wel bijzonder vertroeteld, zij ontvangen voor hun lidgeld 3 boeken, samen meer dan 800 bladzijden. Welk lidgeld moest voor z6 iets wel niet betaald worden? 500 frankskens. Wie doet beter? Spijtig voor deze die geen lid waren en dus niet hebben kunnen profiteren van dit buitenkansje. Ze hebben pech gehad. Voor wie lid wil worden om in de toekomst te kunnen genieten van de interessante publicaties van deze Maatschappij, volstaat het 500 fr. over te schrijven op Rekening Nr. 000-0370680-43 van voornoemde Maatschappij. Leden kunnen bovendien de vroegere nog beschikbare publicaties kopen en krijgen daarop een korting van 30%. Wie verdere inlichtingen wenst mag altijd contact nemen met Dr. M. Boone, Blandijnberg 2- 9000 Gent. De drukkerij AGORA vestigt er onze aandacht op dat eind vorig jaar het boek verscheen "Restaureren in Oost-Vlaanderen". De auteurs zijn Ir. Arch. J.M. De Wit en Lic. Geert Van Doome. Het is een uitgave van het "Verbond van de Kringen voor Heemkunde van Oost-Vlaanderen". Het boek bevat eveneens de lijst van de door dit Verbond uitgereikte oorkonden voor geslaagde restauraties in de periode 1973-1988. Formaat: 21 x 28 cm. Zwart/wit en kleurenillustraties. Aantal bladzijden : 159. Prijs : 1.250 fr. Kan bekomen worden door dit bedrag over te schrijven op de Rekening Nr. 001-0665300-53 van B.V.B.A. AGORA- Oude Molenstraat 75 - 2700 SintNiklaas.
301
GENTSE LIEDJES :DE TRAMWAY Toen ons lid de Heer R. Huygens in ons Maart-nummer het "Epos van Klaasken" las, ging hij eens snuffelen in zijn eigen, met de hand geschreven liedjesboek en kwam er een liedje in tegen over de Gentse tram. Hij was zo vriendelijk het voor ons over te schrijven; het bevat 4 coupletten. Wie hoort spreken van Gentse trams denkt natuurlijk onmiddellijk aan Lode Hoste en wij gingen op onze beurt eens snuffelen in zijn boek "Gentse Stadstrams en -Bussen". En, jawel hoor, daar kwamen wij het ook tegen, en nog vollediger met 7 coupletten. Aangezien niet al onze lezers zich de gelukkige bezitters kunnen noemen van dit nu uitgeput boek, publiceren wij hier ter hunner intentie dit Gents liedje. DETRAMWAY ·Het werd rond 1875 geschreven door een onbekende auteur. Stemme : melodie uit de operette "La fille de Madame Angot". De Gentenaren kregen d'Amerikaanschen tram, veel burgers zijn er tegen en spuwen vuur en vlam. Veel andre, met behagen, zien vroolijk en verblijd dien nieuwen koetsewagen die door de straten rijdt. Refrein (wij publiceren het slechts éénmaal) 't Rijdt zoo zwierig en plezierig altijd in den vollen draf. Vigilanten en passanten mijdt u weg, de tram komt af! Die haastig zijn kalanten moet zien, en niet veel kost wil doen aan vigilanten, rijdt met den tram in post. Wie zou, door koude of heette, nu loopen nog te voet? De tram kost maar de slete die g'in uw schoenen doet! De vigileurs zijn nijdig en vloeken op 't machien dat zij zoo tegenstrijdig met hunnen intrest zien. Hun winsten zijn aan 't zakken, zij roepen boos en gram: 't Zijn allen maar gladzakken die rijden met den tram! Huismoeders, keukenmeiden ziet men geheel content : ze zullen kunnen rijden door heel dat groote Gent, bij slachter, vischvrouw, bakker in Veldstraat, Brabantdam. Zij komen op 't gemak er en goedkoop met den tram! 302
De koopman in sigaren, in klêerstof, modenbrol en duizend and're waren zijn al van gramschap dol. De tram vliegt, als een weerlicht, voorbij hun schoon vittien en wat daar hangt of neerligt, kan nu geen mensch meer zien. Kommiezen van den buiten, gij prijst het nieuwe spoor, want voor twee halve kluiten rijdt gij naar uw kantoor. Scholieren en studenten, gij zijt oprecht verblijd omdat gij, voor vijf centen, bij uw professor rijdt. Veel juffers, en met reden, zijn op den tram gestoord die voor haar woning heden, gelijk een pijl vliegt voort; geen jongman uit dien wagen die haar bewonderen kan Wie zal ten trouw haar vragen? Hoe krijgen zij een man?
GENSCHE PRAOT Domien Vandevelde es oe grûuten artiest; maor hij wirkt mier in d'hirbirge of op zijnen ateljee. 'tEn kantons nie missen aos den baker in de vlîeschêwer om ulder eens kome, dan die meinsche geweunlijk en uurke te laote zijn. De deurwaorders zoed hij vergeve. Da zijn kirrels, zegt hij, dien oe meinsch zijne laosten dreupel bloed zoen afpesse. Op oe kier zat hij wêere mee oe walbak of zesse e stuk in zijn kroage te zuipe. Allé, jonges! drijnk maor uit, riept hij; aost op es, 't koken es gedaon! Al mee oe kier de deure giengd'ope in den dekene van de gebuurte kwam binne mêe en inschrijvingslijste in zijn bande. - Allo, jonges, zei den deze; 't es veur oen braove kameraod, die dûud es; we gaon hem en schûune krûune kûupe. Domien schoot in zijne zak veur te ziene hoevele dat hij nog hao. - Wie est er dûud? vroege zijn kameräote. - Den deurwäorder Stockman, zei den dekene ezûu. Domien sprong rechte. -Wade! riept hij, oen deurwäorder? Veur hoevele hên z'allemaol ingeûekend? - W'hên wij allemaol oe fran gegeve, zei de dekene... - 't En kan mij nie schille, zei Domien, oast veur e goe wirk es, ben ek er bij en hij smeet oen dowele fran op toafeL - Daor zie, mijnen dekene; hier es twie fran in begraoft er maor twieë van die soorte. 303
VORIGE JAARGANGEN VAN 'GHENDTSCHE TYDINGHEN' Dank zij de medewerking van onze lezers, zijn volgende nummers opnieuw verkrijgbaar tot uitputting van de voorraad. Jaargang 1973 Nrs. 11-12 1975 Nrs. 1-2 +volledige jaargangen 1976 Nrs. 2-3-4-5-6 1977 Nrs.3-4-5-6 +volledige jaargangen 1978 Nrs. 1-2-3-4 1979 Nrs. 1-2-3-4-5 1980 Nrs. 1-3-5 1981 Nrs. 1-3-4-5-6 +volledige jaargangen 1982 Nrs. 2-3-4-5-6 +volledige jaargangen 1982 Register op de jaargangen 1 tot 10 (speciaal Nr.) 1983 Nrs. 1-2-4-5-6 +volledige jaargangen 1984 Nrs. 1-2-4-5-6 +volledige jaargangen 1985 Nrs. 1-2-3-4-5 +volledige jaargangen 1986 Nrs. 1-2-3-5-6 +volledige jaargangen 1987 Nrs. 1-2-4-5-6 +volledige jaargangen 1988 Nrs. 1-2-3-5-6 +volledige jaargangen 1989 Nrs. 1-2-3-4-5 +volledige jaargangen Prijs per afzonderlijk nummer 70 fr. Prijs per volledige jaargang 400 fr. Tijdschriften kunnen afgehaald worden elke zondag tussen 10 en 12 uur in het 'Documentatiecentrum' (behalve in juli en augustus en op wettelijke feestdagen).
Portkosten bij betaling op postrekening: Tot 2 nrs. : 25 fr. Tot 4 nrs. : 35 fr. Tot 6 nrs. : 45 fr. Verder per jaargang : 45 fr. De Bibliothecaresse, Mevrouw Van Geluwe-Eggermont A.
304
GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring Gent V.Z.W. 15 november 1990 19e jaargang nr. 6 Ere-voorzitter : J. Tytgat, ere notaris Stichter : G. Hebbelynck t Voorzitter : H. Collumbien Onder-voorzitter en Penningmeester : A. Verbeke Secretaris: R. Van Geluwe, Maïsstraat 235, 9000 Gent Archief en ruildienst: Mevr. A. Eggermont, Maïsstraat 235, 9000 Gent Redactie-adres : Lijnmolenstraat 149, 9040 Sint-Amandsberg- Gent Administratie : Koggestraat 14 - 9000 Gent Postrekening : 000-105.04.73-60, Heemkundige en Historische Kring Gent, 9000 Gent Lidgeld: 400 fr. per jaar. Buitenland : 500 fr.per jaar. Steunende leden : 600 fr. per jaar. Beschermleden : 1000 fr. per jaar. INHOUD - Oaze k'ik hên den eerste prijs, kook mijn moeder pap mee rijs. Deel II 307 - Inventaire Archéologique : Huis opgericht op de plaats van de drukkerij van Pieter de Keysere 327 - Rooigem en de Brugsepoort te Gent (Vervolg) 329 - Contract van Gevelversiering Metselaarshuis, 1526 341 - Uit de Geschiedenis van de Gentse Bruggen 01 ervolg) Predikherenbrug- St.-Miebielsbrug 355 - Aanvullende Iconografie der Gentse Bruggen 365 - Puzzel 1990 366 - Vraag en Antwoord 369 - Lezers schrijven ons 370 - Bibliografie 373 - Beschermleden-Steunende leden- Steunfonds 374 - Gênsche Präot 377 - Inhoud 1990 378 Bibliotheek en wekelijkse bijeenkomsten : in het Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis, Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, SintAmandsberg : elke zondag van 10 tot 12 uur (uitgenomen op feestdagen); Gesloten in juli en augustus. Bibliothecaresse : Mevr. A. Eggermont. Verantwoordelijke uitgever : Hugo Collumbien, Lijnmolenstraat 149, 9040 Sint-Amandsberg - Gent.
AAN ONZE LEDEN Het huidig nummer is dan weeral het laatste, deze keervan onze 19e Jaargang. Wij geloven zonder valse nederigheid te mogen zeggen dat onze leden waar voor hun geld gekregen hebben : 380 bladzijden Gentse wetenswaardigheden, meer dan 100 foto's waarvan sommigen voor de eerste maal gepubliceerd werden. Ingebonden, een boek waar men met veel plezier 1500 fr. zou voor betalen. Deze keer niets dan goed nieuws. Het lidgeld blijft gehandhaafd op 400 jr. Voor het buitenland 500 jr. Steunende leden : 600 jr. Beschermleden : 1000 jr. Wij vestigen er de aandacht op dat die 400 fr. lidgeld nog altijd onder de kostprijs van het tijdschrift ligt. Gelukkig kunnen wij blijven rekenen op de steun van een grote schare weldoeners waarvan wij graag en met een gevoel van dankbaarheid de namen publiceren op pp. 374-376. Deze keer zijn er dat 239. Is dat niet formidabel? Wij zijn bijzonder gevoelig voor deze blijken van sympathie die de beste beloning vormen voor al onze medewerkers. Dit betekent een enorme steun voor ons en laat ons toe het lidmaatschap voor iedereen toegankelijk te maken. Een prachtige geste die - hopen wij - voor herhaling vatbaar is. Verder goed nieuws : onze redactiemap zit volgepropt met uiterst interessante Gentse artikels. Wie onze 20e jaargang zou missen is te beklagen. Om u voor dit onheil te bewaren, ĂŠĂŠn probaat middel : haal vlug uw pen boven en schrijf ONMIDD EUIJK uw lidgeld voor 1991 over. Het hierbijgevoegd betalingsformulier ontneemt u alle excuses om verder te treuzelen. Geen flauwe lollekens van "ik heb het niet gevonden", ge weet ook dat het nummer van onze Postcheckrekening 000-1050473-60 is. Meer dan de helft van onze leden maken het ons gemakkelijk en besparen ons werk, tijd en geld: ze betalen onmiddellijk. Toch blijven er te veelleden over die pas na vele maanden betalen, nadat ze gewaar geworden zijn dat ze "Ghendtsche Tydinghen" niet meer ontvangen en dat zij 2 herinneringen ontvangen hebben. Zonde van het verspild geld. Waarom wachten tot Augustus om uw lidgeld te betalen als het even gemakkelijk kan in November? Het is toch niet voor de interest op die 400 fr.? Denk ook eens aan de persoon die volledig belangloos (zoals trouwens AL onze medewerkers) een bijzonder ingewikklde administratie bijhoudt. Maak het hem niet al te moeilijk. Klassieke oproep aan onze dames (is niet overbodig) : wanneer u in het verleden betaalde onder uw meisjesnaam, doe zo voort. Betaalde u onder de naam van uw echtgenoot : idem. Voor allen: wanneer u uw lidnummer vermeld zijn meteen alle onduidelijkheden uitgesloten. Het staat vermeld op uw lidkaart en op het adresetiket van het tijdschrift. 306
OAZE K' IK HEN DEN EERSTE PRUS, KOOK MIJN MOEDER PAP MEE RUS Deelll HET LOON DER NEISTIGHEID of de plechtige intrede van primus Hellebant te Gent Op 13 augustus 1793 werd Jan-Baptist Hellebaut uit Gent, leerling van de Katholieke Universiteit van Leuven uitgeroepen tot primus in de lxlosofie uit 400 concurrenten. Sinds de stichting van de Leuvense universiteit was het de vierde Gentenaar die deze eer te beurt viel De vorige laureaten waren : Gregorius De Becker in 1511, Hubertus Baelen of Raelen in 1567 (volgens Prosper Oaeys) en in 1681 Judocos Goethals, aartsdiaken van het bisdom Gent. · Dit nieuw succes, nu van de jonge Hellebaut, werd te Gent met een onbeschrijflijke uitbundigheid onthaald. Men besloot onmiddellijk een triomfantelijke intocht en schitterende feesten te organiseren. Men bepaalde de datum op 25 augustus 1793. ledereen toog aan het werk : het gemeentebestuur, de gilden, de corporaties, de broederschappen en particulieren; allen wedijverden met een uitzonderlijk animo om het een buitengewone luister en nog nooit eerder geziene luxe te geven, zodat het onvergetelijk feest een eer zou zijn voor alle Gentenaars. Het eerste waar men zich om bekommerde was de organisatie van de welkomststoet die de primus tegemoet moest treden buiten de Brusselse Poort. Reeds 's anderendaags namen de schepenen alle nodige maatregelen die zij in een besluit van 33 artikels bekend maakten onder : "Etiquette, order ende optocht van den Prael-Treyn, ter onthaelinge van den zeer geleerden Heer Joannes Baptista Hellebaut, tot· primus der Philosophie uitgeroepen binnen Loven, den 20 augusti 1793, en den 25 der zelve rnaend tot zijne Geboortestad Gend wederkeerend. (Fig. 1) Op 13 augustus 1793, te 8 u. 's morgens, werd Jan-Baptist Hellebaut uitgeroepen tot Primus - de vierde Gentse Primus! - en wel met eenparigheid van stemmen. Hij overkwam, aldus zijn vriende Cornelissen, 'toutes les préventions', die wellicht aan zijn rumoerigheid toe te schrijven waren. Reeds op 15 augustus meldde de Gazette van Gend dat zij 'door eene estafette de aengenaeme tydinge' vernomen had, en prees zij de student die 'zijne kleyne scholen gedaen (had) bij de eerw. Paters Augystijnen alhier'. In de avond van 13 augustus hadden de drie klokken van Jan-Baptists parochiekerk, SintJacobs, in vreugde geluid, terwijl zijn geburen hun huizen verlichtten. Vooreerst werd de Primus te Leuven zelf plechtig gevierd. Bij de proclamatie der uitslagen op 20 augustus waren de studenten in 't wit gekleed, met rode lin307
De Gentse primus Jean-Baptist Hellebaut (1774-1819), eerste decaan van de faculteit der Rechtsgeleerdheid en Rector Magnificus voor het academiejaar 1819-1820 van de jonge Gentse universiteit. (Prentenkabinet Rijksuniversiteit Gent)
308
ten, en hun hoed was met pluimen versierd. Na de officiële gelukwensen van ETIQUETTE, de Rector Magnificus, van de profesORDER ENDE OPTOCIIT VAN DI:N soren en van de twee Gentse voorscheP R A E L · T R E Y N, penen die de Leuvense ceremonie bijT ER 0:'\'TH:\E.U:-iOE VAN DEN ZEER GELEERDEN woonden, werden nog Latijnse verzen (Cantilena Lilii) voorgedragen naHEER JOANNES BAPTISTA mens het college 'De Lelie', en verHELLEB AU T, Tot P R I )I U S der bîr.nen Lov voegde de laureaat zich eindelijk bij den Aug"J.Ili 1793-. en é.:n der u:.aet.d tot zijn studiemakkers; er waren heildronken in te stellen, en 't was toen weeral gelijk nog heden : waar men daarmede begint, weet men kwalijk van uitscheiden.' Ook het Gentse stadsmagistraat besloot de Primus royaal te vieren bij 1"o: CEND by JUDOCt:S DEGY~, &"!7.woóten St16·Drckkcr , op zijn terugkeer naar de geboortestad op zondag 25 augustus 1793. En inderdaad, het werd als de intrede van een Fig. 1. Bibliotheek Rijksuniversiteit Gent. zegevierend Veldheer, ja van een aangebeden Vorst'; 'jamais souverain ne G.13638 5. fut reçu avec autant de faste'. Ondertussen werkte men onverpoosd verder aan de versiering van straten en pleinen "alwaer de Cortège zal passeren, alsdan op het alderprachtigste zal ingehaelt worden, te weten : de Keyzer-Straete, Vijf-Wind-Gaten, BrabandStraete, Kauter, Zonne-Straete, Veld-Straete, Volder-Straete, Koom-Merkt, Hoyaert, Breydelstege, Hoogbrugge, Veirle-Plaetse, Geld-Munte, VrouweBroeders-Straete, Steen-Straete, Sluyzeken, Oudburg, Ajuyn-Leye, GroenselMerkt, Lange Munte, Vrijdag-Merkt, Oude Vlasch-Merkt, Kamer-Straete, Koning-Straete, Zand-Berg, Bieze-Kapelleken, S. Jans-Straete, Parade-Plaetse ende Hoogpoorte. De straten moesten ook van alle Grys (afval), Mesthopen, Modder ende Vuyligheyd gezuyvert worden". (Fig. 2) Alle huizen en openbare gebouwen waren bevlagd. Meerdere zegebogen werden langs het parcours opgericht. Overal waren bloemen, boompjes, groen, vlaggen, spandoeken, inscripties, chronogrammen (2), emblemen, allegorieën en deviezen geëtaleerd aan of op de gevels. Zelfs bewoners van zeer verafgelegen wijken, waar de stoet niet eens voorbijkwam, hadden niet nagelaten hun huizen te versieren. De politie had de handen vol en had meerdere ordonantiën uitgevaardigd om de orde te handhaven, gezien men een ware volkstoeloop verwachtte. Er werden vier schepenen verkozen om de primus aan de stadspoort af te halen en hem het beste toe te wensen. De schepenen verlieten het stadhuis om twee P.hi~o!"orh:e ~ytge:roepen
~-
l.).
&:oe'
zei•~
309
D'O F F IC E. Lzoo op Zond:tg toekomende, wezcnde den 25. dezer, den Heer JOANNES BAPTISTE HELLE13AUT, PRIMUS der ,·ermaerde Univerfiteyt van LOVEK, binnen deze Stad zynen Intrede .zal doen, ende alsdan op het alderpraehtig!ie zal ingehaeit worden, ende dat het noodig zal zyn, dat de Siraeten ende Plaetfen , al waer de Cortége zal pafferen, te weten: Kry=._u-Straete, VyflPïnd-Gaten, Brabanddam, BrabandStra eu , Kauta, Zonne-Straete, Veld-Straeu, VolduStraae, Koom-Merkt , Hoya at , Breydeljlege , H oorrbrugge , Veirle-P{aetji:, Gdd-Nlunte, Vrouwen-Broedei'sStraete, Stun-Straete, Sluy{eken , Oudburg , Anjuyn-Lrye, Gromfel-Merkt , L ange-J'Iunte , Vrydag-l'r'Ierkt , oude Vlajèh-l'r'lakt, Kamer-Straete, Komi1g-Straete, Z and-Berg, B iere-KapeUeken, S. ] ans-Straete, Parade-Plaetfe ende H oogpoorte, van alle Grys, Mefthoopen, Modder ende Vuylighe~·d gezuyvert worden; ZOO IS 'T, dat HEER ende WETH een ider die het aengact, ordonneren· vnn binnen den tyd Yan t1rcc dagen n:l.cr de Pub!ica:ie dezer het voorzcyd Grys, lVIefthoopen, Modder ende Vuyligheyd , wacr inne het zcl1·e zoude mogen befhen, zullen hebben re weiren, midsgaders de Seppen ende G oten van alle Vuyligheyd ZUFer te houden, op çlc Boete l'!lD twaelf Guldens, te vcrdeelen in conformiteyt van de Conceffie C aroline dezer Stad, ende op pene dat zulks t'hunnen kofl:e ,·an Offiec-wege zal worden gedaen. Ende op dat niemand danof en zoude prctexercn caufc V?n ignonmtie, zal Deze na er Publicatie met den Trompette ge:~ffixcerc worden na coftumc. ~A!dus gerefolvcerd in het Collegie ,den 2 I. At~g~fü 1 t9.J· Ond. J. l. 'AS DEn. .lL .... R. Zy gehyd in !tanden van Myn Edelen Har dm H oocrBail!iu. AElum d:tte ut fupr2. Ond. J. I. v A:-1 DER BErzE. Den onderji:lzrevm Procureur d'Ojj:'ce J'an my!l Edelen Heer den Hoog-Baillitt, mids des 1.elfi Edc01eyds abj'tntië ~ verktaere te cof!jënteeren in de Publicatie ende A.flixie De~a. Actum dute ut fuprà. Ond. E. J. I-luYS:O.IA~, Proc. Gepablicurd & canjèm van Heer e:?de lVeth met duz Trompette ënde ..tiffi:r:ic: als na Cojlume. t' Oirl:ond,m als ge~:.;c,lrt-n K.lu!.: :er GrejJie. Dqen ::I. Augufli 1793. Ondt. F. TELLIER>. VV""""'vv~..........,-~~""""W"VVW-.",!VWVV"""""'W""'
Tot
GE~D
by JT.:DOCCS BEGYN, gezwoûrcn StaJs-Drukb:cr , op
u'Appcl·Bruggc in den Engel.
.
®
.
.
Fig. 2. Parcours van Praalstoet en bevel de straten te reinigen. Bib!. R.U.G. G. 13638.
310
Fig. 3. Ontwerp van erepenning voor de inhuldiging van J.-B. Hellebant door de Sint-Antoniusgilde van de buksschutters met hun devies "Elc meydt dangier" : Ieder mijdt gevaar. Het origineel ontwerp is in spiegelschrift Wij hebben de tekst voor U leesbaar gemaakt (Bibl. Rijksuniv. Gent G 13638). Tekst verso: "Aan J.B. Hellebant van Gent Primus in de Vrije Kunsten van de Universiteit van Leuven. Uit erkentelijkheid voor de eer daardoor aan zijn medeburgers bewezen. Sint-Antoniusgilde 25 augustus 1793" Tekst recto : letterlijk : "En daarom, de glorie van deze erepalm, ziet hij het of niet soms?" of "Is de roem van deze erepalm U derhalve niet duidelijk?" zodat wij deze tekst uiteindelijk als volgt moeten begrijpen : "De roem van deze erepalm is voor iedereen klaar." (vertaling E.H. L. Collin)
uur 's middags vergezeld van de groot-baljuw met zijn hellebaardiers geĂŤscorteerd door trompetters, timbaliers (keteltromspelers), en een detachement stadssoldaten vergezeld van de vier hoofdgilden :de boogschutters van SintJoris en Sint-Sebastiaan, de busschutters van Sint-Antoone en de schermgilde van Sint-MiehieL De Sint-Antoniusgilde had ter dier gelegenheid zelfs een penning laten slaan (fig. 3). Ondertussen verzamelden alle personaliteiten en groepen of verenigingen die aan de praalstoet moesten deelnemen, zich in de omliggende straten van de Brusselse Poort en de Keyzerpoort Uiteindelijk kondigde kanongebulder van de musketterie begeleid van klokkengelui de ongeduldig wachtende menigte die samengeperst stond in alle straten van de wijk, omstreeks drie uur de komst 311
van Primus Hellebant aan. Men kan het uitzonderlijk belang dat de Gentse bevolking aan de exuberante triomfstoet hechtte, afmeten aan de samenstelling van de stoet die de primus begeleidde tot aan het stadhuis waar hij officieel verwelkomd werd. De stoet werd geopend door twee "genieĂŤn" die de "vermaardheid" begeleidden. Dan volgden de stadstrompetters en trommelaars, de twee stadsmajoors te paard, de onderbaljuw, eveneens te paard, vergezeld door zijn hellebaardiers, een detachement stadssoldaten aangevoerd door een kapitein, de leden van de kamer van rethorica "De Fonteinisten" met hun waardigheidskentekens en een praalwagen getrokken door zes paarden waarop de "Parnassusberg" werd afgebeeld, de corporatie der Kraenkinders in uniform, eveneens met een wagen getrokken door zes paarden waarvan het tuig met zilver belegd was. Zij beeldden een wijngaard uit waar temidden een Bachus op een ton troonde. Daarna kwamen de Vrije Schippers met hun emblemen gevolgd door de Vleeschhouwers en de Visverkopers in groot uniform te paard en de paters Augustijnen met hun leerlingen. Hellebant had nl. zijn studies gedaan in hun college. Zodoende hadden die er sterk aan gehouden met bijzondere praal aan de stoet deel te nemen, waarbij hun oudleerling in de bloemetjes gezet werd. Zij hadden daartoe een heel bijzondere stoet-in-de-stoet gevormd met ruiters en verschillend gecostomeerde groepen die allerlei "verbeeldingen" weergaven waarvan de beschrijving zich bevindt in het programma genaamd : "Order en optocht des Ryd-Prael onder de bestieringe van de Eerw. Paters Augustynen van Gend in het plechtig ontvangen van den uytmuntenden en geleerdsten Heer Joannes-Baptista Hellebaut, die in hun collegie de Grond-Regels en den PoĂŤsis heeft gehoort, wederkeerende nae Gend zijne Geboorte-Stad, naer den Lauwerkrans behaeld te hebben in de verheven konsten tot Loven" (Fig. 4). Daarna volgden de leerlingen van het Koninklijk College, de studenten in de filosofie van de Leuvense universiteit en ten slotte in al zijn glorie, op een wit paard : de primus, voorafgegaan door allerlei allegorische groepen, waaronder Liedetiek De Bock, eerste "forestier" van Vlaanderen, Apollo en de hele Parnassusberg, de Maagd van Gent, enz... De primus werd gevolgd door de professoren in de pedagogiek van "De Lelie", waar J.B. Hellebant toe behoorde, in een koets getrokken door 4 paarden. Groep 14 waren de schepenen omringd door de hellebaardiers van de groot-baljuw en 15, de leden van de vier hoofdgilden met hun kentekens, banieren en schilden, allen in groot uniform. Daarna volgde een sliert koetsen met de familie van de primus. Zijn vader, Willem Hellebaut, was horlogemaker en zijn moeder, Marie Minne, behoorde tot het Vleeschhouwersarnbacht. Zij woonden in het Valkestraetje, een dwarsstraatje tussen de Veldstraat en de Leie; daar werd hun zoon in 1774 geboren. Volgden dan : de voorzitter en de oudste leden van de Raad van Vlaanderen, de rentmeester en de procureur-generaal van Zijne Majesteit, de kamerheren van het hof, de bisschop van Gent, de abt van Sint Pieters, de abt van Baudeloo, de 312
0 P _T 0 C -I-I T, BESTIERD DOOR DE EE. PP. AUGUSTYNEN. FAM A. Philippus Pec!rjlem. CI\&SCET.
Den GENIUS van het Collegie openenFA MA. de den algemeynen Optocht. Frnncifcus van Loo. Carolus Neyt. CRI!,SCET.
An
LAc~os ALUr.
Studenten gelykformig gekleed. Den Standaerd-Draegervan hetCollcgie. :f. DridTens. J'acobus llürry. .8. 1'nll ?.m .Bergh~. Fran c. Neetefollne . Lud. vnn Coetfom. .Augujlw ti' E_lfoghem. ~oanne; Col/ter. jac. de Vleshoudere. .Cer11ardus 1J1nnilius.' /fdriallus Ruyflinck . J'of. de Bfeul<meefler. Petrus Ie D uc'l. .Bald. T ou.ffjns. Den G ods-Dienlt verbeeld door J9f:phu; Strnbnnt . l'<ITIU)I SAP!EO<TlrE TD!OR DolllNI. \'eruld door DE VIER GRO:'Il'D-DEUGDEN. De Rechtveirdigh~yd. Eugmius R egnaut. De l\Iaecigheyd. Plfrtts van d~r Sche!dm. .
1! IN ER V A
Studenten gelykformig gekleed. · Car. Blynu . Pttrus de'JJeer. PeJrtu Bennu. .1of. de Potter • ,j011nnes de fVi tte. .rMnner .Duprçz. lJent. Collier, J. IJ. de Ruyck • L. van der Ll!<uren. .;~;: van de Wa/fe, Car. Toujfym . Emmanuél de Giey.
De Standvartigheyd, Aug. LanckfiJ·eert . De Voo.rzichtigheyd. :Jafephllt de illtl/d(r.
Zi:te:Jde op eenen Prael-\Vagen. · Carolm Reylof . I\IEO J;JT NU~UNE VICTOR.
G R A M · M k-T I C A. L udoYicu; 1Jrauwer. Ao LAURos L'ISTITui.
fi.!ER<:;uiuus TRIS~IEGISTES,
M 0 0 R.
Koning van Egypten, cerften Uyrvinder van d.~n A. ll. C. ende \Vetenfchappen , ge,·olgvan twee Moaren eneenige Egyptenaers . Carolus dmheunis. AB HOC P Ril'iC!PIU~I· E RATO. Zang-Goddinne de r Dicht-Konfr. D a;·id de JOitge. }lf: 'C CORONA V! I 7<)0.
rvi 0 0 R.
Cnr. van Otttrive.
Jommu van Ooft.
E G Y P T E N .A E R S~
/fuguj}intts .i}fartenr•.
Bcr11 . TVttmha J•e.
Petr:~;
l-Vi/Ie . Petrus van JJurlere. Frnncifctts Boglznert.
Car. l'aJJ Wo.;terghe/11 .
P etrus d~ Geyter. j. B. n:n d!r. Ha~ghe:z.
Fig. 4. Samenstelling van de optocht door de Paters Augustijnen Bibl. Rijksuniv. Gent 013638.
313
abt van Drongen, de prior-kerkvoogd van Waarschoot, de kanunniken van het kapittel van Sint-Baafs, de kanunniken van het kapittel van Sint-Veerle, de leden van de bestendige deputatie van de Staten van Vlaanderen, de députés van de jurisdictie van Sint-Baafs, de genodigden uit de zeven parochies van de stad, de commandant van het Spanjaardenkasteel, de directeurs en leraars van het Koninklijk College, de klerus van Sint-Jacobs - de parochie van de primus -, de vertegenwoordigers van de Kamer van Koophandel, de vertegenwoordigers van de Akademie voor Teken- en Schilderkunst en Architectuur, uiteindelijk gevolgd door een bonte stoet van personen van allerlei rang en stand per koets. Als 37e groep sloot een detachement stadssoldaten aangevoerd door een onderluitenant de stoet af. Ten einde nu aan zo'n groot mogelijk aantal kijkers de mogelijkheid te geven de primus in levende lijve te zien en de enorme stoet te kunnen bekijken was een zeer uitgebreid parkoers in de stad uitgestippeld. We maakten er hoger reeds melding van (Fig. 2). Gedurende dit parcours hield de stoet even halt ter hoogte van de Sint-Veerlekerk in de Volderstraat (waar zich nu de aula bevindt), waar een beurtzang ten beste gegeven werd in de kerk (Fig. 13). Op het einde van de Geldmunt hield de stoet opnieuw halt, waar de primus zich in de Augustijnenkerk begaf en men de Salva Regina ten gehore bracht. Men maakte een derde halte aan de Sint-Jacabskerk waar men eveneens een beurtzang hield. Men stapte dan nog eens een laatste maal af aan de Sint-Baafskathedraal, waar de bisschop, prins de Lobkowitz, aan het hoofd van het kapittel het Te Deum zong ter ere van de winnaar. Toen men eindelijk op het stadhuis aankwam werd Hellebant door twee schepenen ontvangen en naar de schepenbank van de Keure geleid, waar hij door de eerste raadspensionaris een zilveren lampetkan met dito bekken overhandigd kreeg in naam van het gemeentebestuur. Zij was prachtig gegraveerd en bevatte eveneens een geldsom ter waarde van 100 dukaten. We zullen zien dat vanaf dat ogenblik zilveren voorwerpen zeer in trek zullen zijn als geschenk. Na de officiële ontvangst werd een banket aan de primus aangeboden in de troonzaal van het stadhuis. Alle autoriteiten en de "fine-fleur", "Ie tout-Gand", deed zich aan rijke tafelen tegoed. De held van het feest mocht aan het hoofd van de tafel plaatsnemen tussen de twee hoogste kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders : de pauselijke nuntius Brancadora en de bisschop van Gent, prins de Lobkowitz. Men droeg er Vlaamse, Franse en Latijnse gelegenheidsverzen voor (Fig. 5) en een cantate, gecomponeerd door de Gentse musicus P. Verheyen werd er ten gehore gebracht (Fig. 6). Het publiek werd vrij toegelaten om een kijkje te nemen in de banketzaal en honderden mensen schoven dan ook aan om zich met grote ogen aan deze luxe te vergapen en een glimp van het banket op te vangen. Opdat de dag echt goed gevuld zou zijn, nodigden twee schepenen J.-B. Helle314
\\'y
d~nkc ••
D.!t- se
voor de ·&Unfl, die wy V3~ U ontv:tngtn! wil.-\ m« zuil: cea Goddeiyk ~bn t
O!lS \"Crec ten
Wy ftt'IC'ekcn 11\\'e
g~.:n!l
nulnH!c nd te crbn;c!'l :
\\':ur v:m men reOOs een rtt,:U. op
"t
klwt\ be/ilCl.lltn kan.
,.~,)
7..oo 's I lemels i\ bj;.-ftcit myn wcnfc"en wil \'C!hoorrn , D an Zeq;cn hr U Reedst~ 7.yn mil<b.Ji~heid,
Ter Ecrc van den Hooggeleerden Heer, den Heer
l>J:'I
JOANNES lli\PTISTA 1-IELLElli\UT,
\'3!1 (JUl
J:.
ll cldcnd:~ê-n .
in
~ l'le
xhtbre F:dclc llci
Zie ce:ten
SAIAti/9JJ
1
l!i~
ll\.'mciJ
t;o...~id ttxmJ
U
dwl~
tnct
t.yn'
ryl(~
1...~eo ~
ceN"n x:rdkllt'n Go-i,
E~n W%1l'lylt edtl M cnfeh. is 't gru<Xfl &'-'rchenk \~n 't I.Gt. #'f'>a'l \\~x
vw w;nrc 1\un!hnettcncn,
\ rorli
~r.it
een Kroon , die hem
meer
r':ms
~ ;!C\'C'~! ,
Thn dk·, iJ I I JO: LI. P.HJ\U'r , Uu· \\')'7.•:n KN)'•t verr.t'n.l!
in uwca omr.1erir.g.!
û!
Een Sr.mu(/, al ..-rocg door "s I lcmels gunJl bcfch:.'eJlCn , E en &u.:Iu
en 2:ync gur.fl bereid.
C y hebt dien W ys};.C('r '~' 1.yn miltlc h:md t'Cf'k."'C!'~n :
C\-cm.w.m ,
Wysl:ep.l llcli.L
''"'~\ J~,
·~
D:ur hy uw ·St:ld befchcnkc ,
1loog bdlr:uJd U in Gen H 1-: [. D •
\\'icns tuyncr thvls den TOCI:J een ·s Vorfl: l..:m
E n zyuc
U\\' &t'not'gC:t ll•'QI'C:'I! .,
~-e
, lf::\t'f
Ju 1en , Juich, om u\~ gelllk t 6 Edele G unt: x " AR.l!td Den 7.ccgc
-z.ict g)' nooit uw rufi nog
D an blyve U fiL"Cds zyn'
l' R!M ]J S van het . Academie re LEUVEN.
zelfs ccnc I Iemcl-g:wf ont.,.in;. . ••
D;~t
G)' bng, "oor Sb.! en
l~rg.:ory mo.>o~t
En hen
l'1.'11
\'oor
!:lltfle , &Iele Rei , "''Y dml.;cn
1..-en."tt :
W33rdib Pand der M.utfch.lppyi!n \\itrd! ... t'f'Jfo l
\Vic
JllOC:t
in dcft.."D Staat. U niet :alle Eerbied toopcn ?
Wie roenul niet 11::: F..crc - Kroon Wil mrnc
ll;uu~-ol
w:~cr 11..,C
't
\ rOOf' t~C (~er 2:tn Olt:i bctOOrnJ
G)' hilfyk p!'lctd?
op
:Dm is den \\'CI)fch vrn•uk) !.iic îr. ouJ }U!'1e
\V :u. fterv1mg heeft de k"'!st clie uwen Glori nnal..t?
üït
CA N 1' IQ U.E
R
ilfll{ ttjÜc à grm1 ..
A ~l!t:~l les C'n:.:m & fes t ~res
J cun cs G~:uoi.s, fo:,·ez jl>ycc:s: ! '
V ~ lx!l;e~ ficurs p 1rt:7. \'O S t ~\. eS ,
E t c é:ébrez cc jl.lur J:e ur~o ~: . Te~ ntinlnt îa ccurfe fu~:ir.: c Ht::L.LEllAUT comble nûlre cfpc:r; Et cor.m:c un frerc LJ:ly-::tnirr-e V kr.t en rrior.lphe nous rcvci:-. V ous !c V<'Y~t- ce je;.:ne .-\ Jeide
Q :.ü • 'rlat'l.s h L ·.:ue d.:s !iC:!\JX /trts 1-':r f(tn efpri t fe:-r..:e &. t!lyièe , S'cf: ~u::r.: tous: les re:;~u~k On p:é·, !: h.on;u~~s !a c o n qu·~ t! Q:.ü tJ.:\·ai t Je rë: omper.fcr; E t Ja Pal:m: Cr~it d?!:.. p r~te A ~·ar. : qu'i~ ofa I~ fi~rr. G .u:d , Hi ::~ t:onte ere tl'ïlC(e .Le"c~
Ja t :t~, :;nê3' een: ÄOS ! V oue ménoi;e eH r ~p!:!:C( t: t!ts (<1\~:;;s. E t sïl a f:.!I:J ~!'en long :l ~e :\:te::C:!" ccos f.tvt•urs ó1 C:cl . . . C'ef: qt.:'il l!t)us \~~·Hir.ai t t:n fag e Dom I~ nam fer:tit immom:l D~m ks :l:ll! ::tl~li
L u p~;ro/u fon t d~ :\1r. V ::n }.c';:(':', .f.1uj:.;u~ /~ Ylr. V crh!) ~n.
H Y :\-IN E.
Fig. 6. Cantate door P. Verheyen, uitgevoerd op het stadhuis op 25 augustus 1793. Bib!. Rijksuniv. Gent G13638.
315
1~,.
t:(:/JIÎP& t~p;tJn111&ell h r j. J\. Roo:;.
Fig. 5. Vlaams "Dank-vaêrs" door J.A. Roos. Bib!. Rijksuniv. Gent G 13638.
tiJ
r.llJI:n ,
Z.OO Uwe edele Gunll \'oorr:r:m ons bl)'ft be-I1r2:.1en!
Seem, en 7.\\"3i..kcn IJ:mk \·erfd100ncn 1
llfis
duiz~kl
Uè't.en gtOOIC11 d:;;; :
Fig. 7. Links : Ingangskaart voor het bal aangeboden door het stadsmagistraat van Gent op zondag 25 augustus om 11 uur 's avonds in het theater van Sint-Sebasliaan ter gelegenheid van de ontvangst van de Primus van Leuven. Rechts : Uitnodiging : "De abten die deelgenomen hebben aan het souper dat plaats had de 25e van deze maand op het stadhuis, hebben de eer Dhr. Pierre de Goesin uit te nodigen op de maaltijd die in dezelfde zaal zal plaatsgrijpen op dinsdag de 27e om 8 uur 's avonds. (Bib!. R.U.G. G 1363841 )
baut uit hen en hun escorte te volgen naar het theater van de Sint-Sebastiaansgilde op de Kouter, waar hem een groot bal aangeboden werd door het stadsmagistraat (Fig. 7). Dit theater bevond zich ongeveer op de plaats van de huidige opera. Diezelfde avond was er ook een algemene verlichting van de stad. Alle bezienswaardigheden, gildehuizen en woningen, van somptueuse hotels tot schamele werkmanshuisjes waren verlicht. Voor de vensters werden dan meestal kaarsen ontstoken. Soms waren er lampions aangebracht. Hierboven spraken wij reeds over allerlei inscripties die her en der aangebracht waren op huizen en triomfbogen. Een groot aantal van hen werd verzameld in een publicatie getiteld : "Generaele Verzameling van al de jaer-schriften, verzen, enz ... , waerrnede de stad Gend heeft versierd geweest op den 25 augusti 1793 ter onthaelinge van den zeer geleerden heer J oannes Baptista Hellebaut, als PRIMUS der philosophie in de vermaerde Universiteyt binnen Loven". Als aardigheid laten we er hier enkele volgen. In de Veldstraat recht over het Valkenstraetje waar Hellebaut geboren was, las men: "'t Is in dit straetjen al te doen. Men maekt hier jongens van fatsoen, Die zijn door hun zeer scherp verstand Geworden Primus van het land." Voor het huis van Heliebauts ouders: "Dees kleyn gebouw is wel ons agting waerd, Al is 't van geen porfier of marmersteen geheven : Dat groot vernuft, wiens naem ons eerbied baerd, 316
Ontf'mg hier eerst het leven. Hier is noch geld, noch goed, noch parebemin te vinden, 't Is nochtans in dit Huys dat Hellebaut, myn vrienden, Zoo deftig een verstand, Gekweekt is tot den trap van Primus van het land." In de Veldstraat, volledig met boompjes versierd, kon men rechtover het Valkenstraatje, waar Jan-Baptist geboren was, het volgende chronogram Iezen: "In Deze bUUrt ontf'mg D'heer heLLebaUt het LeVen, Die tot haer LUYster hier Is aLs VerheVen."
En aan nog een andere woning : "Jan is een vieze knaep, hy heeft ze al bedrogen, Hy is tot op den trap van Primus toe gevlogen, Doch boven al het gonn' dat men te Loven leerd, Weet hy nog iet of wat, 't geen zyn vernuftbeid eerd. Zegt dan wat dat hy weet? Hy kend ook de Planeten, Hy kend des werelds loop, den gonnen der Cometen, En de Philosophie die kend hy heel na wensch. Wat weet hy dan noch meer? De Regten van den Mensch' Aan het huis van de "achterwaarsterigge" die Hellebant ter wereld hielp: "Hier woont Belleken : Z'hielp den Primus uit 't kapelleken." En bij de pasteibakker recht over de Augustijnen : "Hellebaut, nu zoo hoog gezeten, kwam hier dickwerf tarten eten." Nog een huis op de Ajuinlei : "De vreugden zyn zoo groot in onze Gendsche stede, Dat zelfs den zengeling deeld van de blydschap mede." Op de Vrijdagmarkt had men op het voetstuk van het standbeeld van Keizer Karel, dat daar tot 1794 nog stond vooraleer het door de Fransen neergehaald werd, het volgende opschrift aangebracht : "Al hebben wy wat lang van agter uyt gebleven. Wy hebben honderd op en vaegen nu twee schreven. Den Bruggeling hield hem met vyftig boven Jan, Omdat zedert dien tyd hy niet met al meer kan."
317
Fig. 8. Ingezonden stukje uit Gazette van Gent met een "vierling" of vers van 4 regels op de Brugse primus Beyts (1793). Bibl. Rijksuniv. Gent G1363839â&#x20AC;˘
Deze spreuk maakt allusie op de Brugse primus Beyts uit 1782 (Fig. 8) '"'Zie gie van Bruhhe, zet joen van achter") en was opgesteld in de taal van de teerlingbak ("schreefkes voagen" of krijtstreepjes uitvegen) en van het kaartspel ("vijftig boven"). Boven de deur van drukker Spillebaut op het Steendam, waar Hellebaut in zijn jeugd nog gewerkt had als opsteller : "Door mijne boeken heeft de konst in Hellebaut haer werk begonst. Ik liet hem de beginsels lezen van 't geen hem nu doet Primus wezen Als hy myn kraem droeg naer de merkt wierd reeds 't verstand in hem bemerkt Zyn drift om alles na te speuren voorspelde wat eens moest gebeuren. Aen een minnaar van de konsten toon ik geiroe mijne jonsten Doen zulk eenen zegenpraelt mijnen winkel roem behaelt." (Fig. 9) De hele viering bleef echter niet alleen beperkt tot stoeten en ceremonies de 25e augustus. Nog verscheidene dagen gingen de feesten ter ere van de primus door. Zo was er op 28 augustus bvb. een groot concert (Fig. 10) waaraan alle autoriteiten deelnamen en dat plaats had in het theater van het college der Au318
Fig. 9. Verzen "aen het huys van Ph. Spillebaut boekdrukker op Steendam in St Augustinus", waar Hellebaut in zijn jeugd nog gewerkt had als opsteller. Bibl. Rijksuniv. Gent G 1363836â&#x20AC;˘
gustijnen, dat nu ingenomen wordt door de Koninklijke Akademie voor Schone Kunsten in de Akademiestraat naast de brandweerkazerne. Men speelde er een cantate en een marche van de Gentse toondichter Ots. Het orkest was samengesteld uit zowel beroeps- als amateurmuzikanten en was 55 man sterk, wat toen een enorm aantal was. De le september bood het Vleeschouwersambacht een schitterend banket aan, gevolgd door een bal. 's Anderendaags : nog een banket, maar nu aangeboden door de klerus van het Spanjaardenkasteet Nog diezelfde avond gaf de Kamer van Rethorica "De Fonteynisten", een voorstelling met een apotheose, waarin op de Parnassusberg een gigantisch beeld van de primus schitterde, dat door 7 muzen omringd was en door Apollo en Mercurius gekroond werd. De hele 319
>I)
c
iJ,>
!fr:~~,,,!f
0
.·p ·i(~ È··M~t ~•. Îl. :r·:~{~c E.
•· (]~ *' t.odot"sb ~-·~un',rliM:' .. ~r du même Opéta.
z~ $i~iê
·
.
crun
&er1téi, N.ó 1. 3· ~de Cittlaroîà, tbantéepar M."".~m4+ "l'tû) .• ·.·.:.au Málitn.··:·'~·.·~Îif!a.no, chllllté par M.n~ ha WAaLE; .: '.l~~i(\àm ~ On. . . . ,, : .. de
..
·s. li~eäll de $illfonie. ·6.
~e ·'?é· ~·r c~~ ;M.mlJD.~ ·
ir~ tîmtie dé la-~
. a. Çanti~ ~ i
~ ~Z,~~.
Ia
fke; èhim~ ~·:Mr..<>#
~t;M~~~&~ooo-
tl & ·u XlE ~-i!i .!,.. c t E.
~t. ··~~la ~e tÎ'lVIJ'~~~~.· · .~.'~~~~iq1afá~ .$·s~ ..~:W. ·~4+·
~):~&;~;'~t6e·tlàr·M;n~m~T. R~
i.iaF&~
tSi.4'3.:38'f:f'
;,;.•..,.
Fig. 10. Programma en toegangskaart van het concert in het theater van het college der Augustijnen op 28 augustus 1793 om 17 uur 30. 40 Bibl. Rijksuniv. Gent G1363825 en Gl3638 •
320
bedoening kan ons nu zeer pompeus overkomen, doch was eigen aan de tijd. De 7de september gaf het Nederlands gezelschap dat toen in het theater van Sint-Sebastlaan op de Kouter optrad, een grote gala-voorstelling met een gelegenheidsstuk ter ere van de primus. Het bleef ook daar niet bij. Al deze feesten, stoeten, banketten en toespraken waren slechts zaken van voorbijgaande aard en de Gentenaars wilden hem ook nog enkele tastbare herinneringen van hun bewondering nalaten. Zo werden hem vele geschenken aangeboden door de overheid, de ambachten en rijke particulieren. Daarvan een volledige opsomming geven zou ons te ver leiden. Laten wij er slechts de belangrijksten van opnoemen. Naast de zilveren gegraveerde lampetkan (Fig. 11) met bijhorende teil, die hem door het stadsbestuur aangeboden was, kreeg de primus nog een beurs met 150 dukaten van de Staten van Vlaanderen, van de Société littéraire een gouden tabaksdoos met 116 dukaten, van een niet nader te achterhalen vereniging : 50 gouden Louis, van een groep rijke burgers een Chinees porceleinen servies gevuld met 100 dukaten, van het kapittel van SintBaafs, 100 pond grooten, van het Koninklijk College een grote gouden medaille en 50 dukaten en van de schuttersgilde van Sint-Antoone eveneens een grote gouden medaille (Fig. 3). Er is ook wat "afgedicht" geworden door echte en vermeende poëten die in het Nederlands, het Latijn of het Frans de prestaties van de laureaat in de meest pompeuze en gevleugelde bewoordingen zijn triomflieten beleven. Een groot gedeelte is achteraf ook gedrukt uitgegeven en deze blaadjes vonden een greti-
Fig. 11. Inscriptie op zilveren lampetkan aangeboden aan de primus. Ontwerp op papier. (BibI. Rijksuniv. Gent G. 13638).
321
Fig. 12. "Gelezen door Mr. Lejeune in den souper der Abten, dijnsdag avond op de groote cavalcade Kamer op het stadhuys, en door hen aan de tafel genoode uitgedeelt." (Bibl. R.U.G.
G.l3638).
322
ge afzet bij de chauvinistische Gentenaars. Originelen kwamen in privé-collecties terecht. Enkelen wist ik voor U op te diepen uit de bibliotheek van de Rijksuniversiteit te Gent. (Fig. 5, 9 en 12) Als wij ons uitgesloofd hebben om al deze details weer te geven, is het maar om U een idee te geven van de karakteristieke wijze en de hoge mate van euforie, waarmee de Gentenaars aan hun fierheid uiting gaven over het feit dat één van hun stadsgenoten "de glorierijke palm bemachtigd had in de vreedzame strijd voor Wijsheid en Schoonheid". Diezelfde fierheid en dat zelfde chauvinisme vinden we later kleinschaliger terug in de buurt waar de primus van de lagere school door de kleine man gevierd werd, maar meer daarover in een volgend hoofdstuk. In het resolutieboek vinden we de gedetailleerde onkostennota van de hele feestelijke inhuldiging ten bedrage van de niet geringe som van 866 ponden. De lampetkan met toebehoren kostte de stad 191 pond om ze te laten bewerken door de vermaarde graveur Tiberghien. In deze 866 pond zitten natuurlijk nog niet eens de kosten die door de gilden, ambachten, broederschappen, magistratuur en particulieren gemaakt zijn. Voorwaar, onze voorouders konden vieren en hun verdienstelijke kinderen eren. Het is inderdaad lang een gebruik geweest in onze provincies, en inz. te Gent, dat schitterende leerlingen plechtig werden gevierd door hun stad, of althans door hun buren. Dit gebeurde bijv. nog in 1842 toen vijf jonge Gentse afgestudeerden de lauweren van de eerste Universitaire Wedstrijd wegkaapten. Bij de viering van Hellebant in 1793 was ook van belang dat de stad nagenoeg in oorlogsstemming leefde, en dat de feestelijkheden voor een graag benutte afwisseling zorgden. Sedert die laatste week van augustus 1793 zou Jan-Baptist in de Gentse volksmond 'Primus Hellebaut' genoemd worden en bij zijn stadsgenoten tot vele jaren na zijn dood een graag geziene figuur blijven. Velen zullen zich misschien afvragen hoe het verder met onze primus afliep. Toen Napoleon Bonaparte soldaten nodig had, wist Hellebant vrijstelling te verkrijgen van legerdienst door in staatsdienst te treden en een lerarenambt te aanvaarden in de Ecole Centrale, het huidige Atheneum op de Ottogracht. Omstreeks 1800-1801 wordt hij ingeschreven als "rechtsgeleerde binnen Gend", echter zonder praktijk. Hij woonde toen in de Marjoleynstraat (Mageleinstraat). Als in 1803 Pieter Botte een nieuwe gesubsidieerde school opricht, wordt hij belast met het onderwijs van het handelsrecht. Hellebant verhuist in 1804 naar Onderbergen en laat zich aan de balie te Gent inschrijven. Men mag aannemen dat hij o.a. raadsman was van zijn beroemde tijdgenoot Lieven Banwens (1769-1822), te meer dat de twee logebroeders waren van de Gentse vrijmetselaarsloge "La Félicité Bienfaisante". Hellebant werd er ingewijd op 16 juli 1805 en werd er nog hetzelfde jaar Voorzittend meester. Twee jaar later wordt textielfabrikant Lieven Banwens- toen reeds ex-burgemeester 323
.,___
~·
-
1
--~:1
1
Tot lof
~an HELLEBAUT, ~c~ z!r ~~c?rdc~ ~erA M~nh~1~ 11 PRIMUS der Univcrlitcyt van Jo.\NNtts
BAPTISTA.
Loven iu het Collcgie de Lelie op den 20 Augufii doende zynen Solemnclen Imrede binnen Gcnd, zync geboorte S tad op den 25. Augufli in •t jaer:
I
JeANNES BAPfb. nsLLEnAllT uY Is WAERLYK DJ>N LUYsn;R VAN
.
Lo V~;N ENll~ VAN GBND. Stemroe: Op eutc atugenatme '"J'Z~.
F
1:
11 '
'Ämfl. wild ,Ie Tromt>e llcken
en hlacfl vreugde galmen uyt, laet hier I(Cenc vr~ugd unthrekcn door ecu acngcnaem ·l!eluvd , w:tnt W\" alhier genieten • veel eer ende ~eluk, bet geen vreugden u ''erdrieten fleld ter 1.ydCll allen druk,, wat geluk.
ll.
GEND heeft <lezen rla~ hekumtn naer een eeuw en meer gclt•én,
wacr np ebt Ct'n idcr rorm<'n vnor ttiç hh·r l;;nnn ingcrrc(·n, lll·: J.• LF.BAUT vol v:111 ccren PRIMUS van L<>,·cn klat•r,
I I
I
lI
I
1
dien wild alhier bewneren al •ot voordcel \ 'Uil (;ods kerk en hier hy maJ: verr:aerm ( flcrk. daer het cpulc kn'ond het werk" al zoo V lil. De vier Gii•lens !Ch1>0n in p:ra~de trekken uarr de Kep.cr-Pou1t, tuffchen tlup.end li•luadcn men alhier niet ÎuJ<lers hoord ~n 1. y ·,er willekomen ont.èn Hc~r en PIUMUS dacr, van de Gcn,t rchc M acgtl al 't roemen
wy en vreezen geen gevacr, nug mish3cr. IX.
z,.
n1N ccnrn hun inhaclcn •llc ;l'hnn.cn zyn vrrçierd dat men zyne lof vtnn•-rren I HitL L~:BAU'I' hier "I.CjlCproclc van zt,o gtooten ],•P racr ,, het is u·acr. I 's avnnds mcu n11' i\'ri~ \ICtt, lll. ,. met Pektonnen en Hacken Nog geen twintig jacren en Laotcrn< en (;cdirht is hy OUt! als hy beklemt ·. 1 g'hccl ,Ie lucht flact als in hJackCn al de hu} ten meelt ,·crlicht" f'd;oo•~J:czigt. J:lorie trap van 'tic Lceracrcn . JJI, . ~e •·a in vrcu~dc n f« cmtl, X. g'h"ht nu ,1 .. regte reden r. 'heel de vrvolag·mcrkt in '1 ronden den PR tMUS vol verllftnd ! md Thcatrrs Tritm•phacl komt :;1et l' "t·u~t,lcn ingetrodcn om dm lnf dat r te •·rrkontlen vol vanJluyltcr triomphaut" t'a\lcbnt, me t gez.aug m mulkact, TV. de veldflracte r,ok met!' • F lora wild ook kroohen 1• lq~te1l :~lwarr·dicn ilcld j!ChMcn is tn<>ncn fJ<>k Hel pleg1ip,hcdcn van het fchoonl!e Uocm ~tewas om die op het hoofd :c he~< ten al lot een gchcugcni<" nu gewis . opk vl~t;t lauwer kranlfcn rn• XI. om hel !(root verllond te cicren Emmers !('heel dt• Stad in vreugden van IIE'I,LJ ~lli\UT alhie r. itlcr N:n roert m ·crluyd wy nu ll\'Cr al zien 'l.wicrcn l,r..,•n•l•lcn PH I MUS om =}n deugden, vrcug.lc vlaggen vol plczitr" nu nlhi~r. hier galcmt wu•lchcn uyt 1 , ' . . van ~<"1nk ctu:'e vrede, All' de Arken llacn \'Crhe•·cn jae ik hoor Apolv.• Choor
I!
I'
I
I
l I
ll'!
l
l
J
11
hiti11cn oaw.c Cend!i:h.c Stottl .
't li:hyntl .ten i ver gact hçrlcvcn over '•lcz.en wcerdcÎ1 lchat, de Vlccf~hmowcry facmcn
en de VitCh-kPopcrs mcd' ilellen hun geheel hekwarmen op dc1.cn blytlcn.lmré ,, in QII S Stcd'
VL
I
11'
· die de logt tlchlrk.lctt~rt mede:
I I
Ii
De T riumph- en ander Klokken luvdcn tàcmen fray accnn, ' <,.;,dat L oven hFéft ontl okk··n een <crlhoa l lwt,g,.nnc \l'orJ ~~ nn tot PIUMUS verhe•·en m' hounl het Bcvacrd 7.nct !(l)klang zv ltl•n held a1s tlncn cr1cvcu iJ~r een gaet wel 111 r"ng ,, vreugden gang. VJ1. Gecll'hkhc,leq wcnfchcn 1 aenV celc den PHJMi.JS veel geluk,
l
I
I
I
flnk bcr.(.•vcns vccle mcniChrn
I1
I !
door een aengenacm gehoor,. ' "<>llcn )i:J I. ( Chtlvr. Geluk Vodcr cmlt• Mot•dcr
j I
Broeder.; Zuticrs, ''ricuticn :tli'
1
•l' hccr PR 1i\1US als een bchot·,Jcr ~ hier un op he t ~crolcn dal, die heeft u Godt ~:egt· I en vol von wyslwpl en • erllan,t waer door· hv nu wflr,{ n~rhc\'rn als Pitl:'rlliS nu tr "mrha nt.,in on•bnd. I X IJL Loet On< t'f:>eo• •kn Jleere IOI'Cil ende wcnli:hcn tlat hun fpncrt Gndt de \V\ ~h'.'\,l \:111 hier hovo1 ' ook den 1kmcl hem hcwacrt!, np dat hy hier lanj(C t)'lkll m'J! vo l wysheyd en ,.,.rlbnd tot een groot \Crhlpl rn
I
I
ll'"''c n
da t den llccr, hem van veel ,lruk
van gchcE>l on$ i\"cdcrlnnd ,, ï'riunl'~,h~nt.l
.
1::
1·
N
D
E.
~ ~------~--- ---- -----~----.;:...:;~---
Fig. 13.
324
.,;_.,
(1800-1801)- er op 24 januari 1807 opgenomen. Hij was toen raadsheer bij de Prefectuur. Over Heilebauts verdere rechtspraktijk is niet veel geweten. Omstreeks 1815 zou Hellebant door het Gentse stadsmagistraat in zijn hoedanigheid van advocaat geraadpleegd worden om de restitutie te bekomen van een aantal kunstwerken die in 1794 door de Franse revolutionaire troepen waren geroofd. Deze opzet slaagde gedeeltelijk en een zestal schilderijen (waaronder panelen uit 'De Aanbidding van het Lam Gods' der gebroeders Van Eyck) werden aan de stad terugbezorgd. Dat Hellebant een grappenmaker kon zijn, wordt door de volgende anecdote getoond. Tijdens het staatsiebezoek van Napoleon te Gent in 1803, zou Hellebant verantwoordelijk geweest zijn voor de volgende inschrijving die op het Klein Vleeshuis (Korte Dagsteeg : vroegere bioscoop Savoy) zou geprijkt hebben: 'A Napoleon Ie Grand Les petits bouchers de Gand.' Deze inschrijving gaf aanstoot omdat ze insinueerde dat Napoleon zelf een 'grand boucher' was; blijkbaar was dit evenwel niet de officiÍle bedoeling en kon de inschrijving als volgt verantwoord worden : te Gent was er toen een Groot Vleeshuis (aan de huidige Groentenmarkt) en een Klein Vleeshuis, dus ook 'grote' en 'kleine vleeshouwers,' zodat de uitdrukking 'les petits bouchers' volledig te goeder trouw werd gebruikt en geenszins de bedoeling had Napoleon als een groot slachter te bekladden. Toen Willem I, koning der Nederlanden, in 1816 de Gentse universiteit oprichtte, benoemde hij Hellebaut, De Ryckere en Hans bij koninklijk decreet tot professoren aan de rechtsfaculteit Hij houdt op de Ottogracht in de voormalige Baudeloo-abdij college in het Latijn. 'll fut Ie modèle des professeurs', schrijft Norb. Comelissen, en zijn collega Schrant getuigt over hem als volgt : 'Overigens stond zijne woning voor een ieder open; allen bejegende hij met vriendelijkheid. Zijne kweekelingen vooral mogten daarvan de blijken ontwaren. Gaarne was hij in hun midden. Zij vreesden hem niet; zij beminden hem, als hunnen vriend en vader. Dikwijls begeleidden zij hem naar zijn huis, en vonden aldaar het gunstigste onthaal. Was er iemand onder hen, die zich bijzonder onderscheidde, hij mogt op Hellebant's voorspraak en bijstand hopen'. Bij zijn eerste studenten was de jonge Gentenaar Hippoliet Metdepenningen (1799-1881). Hellebant werd zijn patroon en droeg hem als stagiair voor aan de balie. Wanneer Metdepenningen in 1868, na vijftig jaar beroepspractijk aan de balie door zijn confraters gehuldigd wordt, zal hij met ontroering de lessen herdenken van zijn meester Jean-Baptist Hellebaut. Ondanks zijn zwakke gezondheid dragen zijn collega's hem in 1819 eenparig 325
voor om voor het academiejaar 1819-1820 door de koning als Rector Magnificus te worden benoemd. Wellicht vermoedden zij dat hij niet lang meer te leven had. Hij zou inderdaad op 27 oktober 1819 op 45-jarige leeftijd in zijn woning overlijden. Professor Dr. Guy Schrans schrijft in 1974 over Hellebaut: 'Hellebaut is geen industrieel pionier geweest als Lieven Bauwens, geen politicus en maecenas als Karel Van Hulthem, geen geniaal jurist als J.J. Haus, of geen baanbrekend arts als zijn wat jongere tijdsgenoot J. Guislain. Wèl was hij een rasechte Gentenaar : werkzaam, zelfstandig van geest, open op de wereld waarin hij leefde, pittig en joviaal, en een graag geziene mensenvriend, die tot lang na zijn dood bij de Gentenaren zeer populair is gebleven.' In ons volgend nummer, deel m: "Getuigenissen". EddyLEVIS
NOTEN
(1) Uit een lofdicht van 18 augustus 1793 : "Loon der neistighijd toegepast aen den Seer geleerden heer Joannes Baptista HellebautPrimus der universiteit van Loven ende aen hem opgedragen door eenen minnaar der wijsheid den 18 augusti". (2) Chronogram :komt van het Grieks kronos: tijd en grafos : noteren. Het is een soort "jaartalvers" of rijmpje waarin een aantal letters groot kapitaal gedrukt zijn, die samen een jaartal in Romeinse cijfers vormen. Hier 1793: hef\baVt De LaVWeren VerCierD U WYsheD
50~ 1JooJo J~
L'\ 5~\ 1\\ 5~
som= 1793
326
INVENTAIRE ARCHEOLOGIQUE- FICHE Nr. 433 Op 15 december 1907 stelde Paul Bergmans in de rubriek "Burgerlijke Gebouwen- Sint-VeerlepJein en Kraanlei Nr. 1- XVIIe eeuw" in het Frans een fiche op overhet
Huis opgericht op de plaats van de drukkerij van Pieter de Keysere Dit huis op de rechterhoek van het Sint-VeerlepJein en de Kraanlei grensde langs de kant van het plein aan een doodlopend straatje dat in 1907 afgesloten werd door een monumentale poort. Te oordelen naar zijn algemeen uiterlijk en diverse architecturale motieven dateert het van de XVIIe eeuw. De hierbij gepubliceerde afbeelding ontslaat ons van een gedetailleerde beschrijving en laat toe zijn schilderachtig uitzicht te beoordelen. De lage deur naast de twee vensters langs de kant van het plein gaf tot voor enkele jaren toegang tot een herberg gelegen in het souterrain en gekend onder de naam Kelder Gods. Dit huis heeft een historisch belang omdat het opgericht werd op de plaats van een huis dat in de XVe eeuw Cranenburch genoemd werd, waarschijnlijk omdat het gelegen was nabij de kraan op de kaai die er naar genoemd werd. Op 13 mei 1504 door Joessin de Sadelaere verkocht aan de boekbinder Victor van Crombrugghe, werd het grootste deel van de Cranenburch die een dubbele woning vormde, opnieuw verkocht door de weduwe van V. van Crombrugghe aan de drukker-boekbinder Pieter de Keysere die er reeds huurder van was vooraleer gans het gebouw te verwerven op 2 januari 1522. Deze bracht er zijn werkhuizen in onder die daarvóór gelegen waren op de Zandberg. De grote gravure die de blazoenen voorstelt van de patriciërs en van de Gentse Neringen, bekroond met een panoramisch zicht van Gent, en uitgegeven in 1524, vermeldt als adres ... by Sente Veerkilde plaetse byder cranen. Le Sacre et coronnement de la Royne de France, dame Leonore werd in 1530 uitgegeven door P. de Keysere "...devant Ie Chasteau au conte, près l'église Saincte Pharault." De volgende drukken vermelden : "byder Crane", "près Ie Chasteau" of ''prez l'église Saincte Pharaïlde". Nadat hij gestopt was met drukken, zette hij in de Cranenburch zijn zaak verdervan boekhandelaar en boekbinder. Hij woondeernog als dusdanig in 1559.
Cf. F. V ANDER HAEGHEN,Bibliographie gantoise, ti, p. 28.- F. VANDEN BEMDEN, Gand, rues et fonds bdtis (handschrift van de bibliotheek van de universiteit van Gent, G. 16219), t XIX, f. 23-25. -V. FRIS, in de Bulletin de la Société d'histoire et d'archéologie de Gand, 1906, pp. 365-366. 327
Huis op de hoek van het VeerlepJein en de Kraanlei. Copyright A.C.L. Foto Nr. 25623.
328
ROOIGEM EN DE BRUGSEPOORT TE GENT (Vervolg) DE URBANISATIEVAN DE BRUGSEPOORT
1. Het oude wegennet De vestiging van de Phoenixfabriek en de textielreus "La Lys" resulteerde omstreeks 1840 in een sterke aantrekkingskracht op honderden arbeidersgezinnen. In een mum van tijd vermeerderde het aantal woningen, de veelheid aan stegen, straten en wegen. Deze sloten aan bij de van ouds bekende plattelandsbanen. De belangrijkste waren de Nieuwe Heerweg naar Brugge (nu Bevrijdingslaan en Brugsesteenweg) en de Weg naar Rooigem die toen bestond uit de huidige Phoenixstraat en de Ketting- en Ooievaarstraat Er bestond ook een Oude Heerweg naar Brugge (de tegenwoordige Lieremanstraat verbonden aan de Geitstraat, het Biezenstuk en de Boomstraat) en sloot aan bij de Nieuwe Heerweg. De Veerstraat (vanaf 1866 Appelstraat) lag in het verlengde van de Weg naar Rooigem. Gedurende de zestiende eeuw legden de kartuizers van "Koningsdal", voor eigen gebruik, het deel van de Drongensesteenweg aan tussen de Oude Heerweg en de huidige Weverstraat Tijdens de achttiende eeuw trok men deze steenweg door tot aan "Het Motje". De Heerweg naar Eeklo volgde gedeeltelijk het tracé van de Goudvinkstraat (de vroegere "Kiekenstraat). Dat was het wegennet op Rooigem en de latere Brugsepoortwijk op het ogenblik dat de arbeidersbevolking er zich kwam vestigen. Dat deze wegen vooral 's winters erbarmelijk lagen, blijkt uit het feit dat bijvoorbeeld de groenteboeren soms de grootste moeite hadden om naar de stad te komen. 2. De bewoning tot ca. 1880 of de "roofurbanisatie" Daar de grond er spotgoedkoop was, zagen de burgerij, de grootgrondbezitters, fabrikanten en speculanten brood in de volksbeweging van die periode en ze persten op kleine percelen verschillende zgn. "cités ouvrières" samen, beluiken die men koerkes, poortjes of op zijn Frans cités noemde. (42) (43) Werklieden uit de textielindustrie en het metaalbedrijf, straatventers, strodekkers, brandhoutk:appers, volkskleermakers, klompenmakers en dergelijke meer hokten er met hun gezin samen in de smalle straatjes waar, in eentonige rijen, kleine huisjes zonder een stukje tuin naast elkaar stonden, vochtig en ongezond. Hygiëne was een dode letter, één enkele pomp voor ik-weet-niet-hoeveel men329
Foto 31. Koer van Stevens (Tekening G. Boerjan, Gent).
Foto 32. Beluik in de Phoenixstraat (Tekening G. Boerjan, Gent).
Foto 34. Beluik aan de Zwaluwstraat.
330
Foto 33. Beluik in de Batterijstraat (Tekening G. Boerjan, Gent).
Foto. 35. De ingestorte Sint-Jan Baptistkerk in 1863 (Foto M. Neyt) (S.A.G. Copyright).
331
.
.
sen en een paar vieze W.C.'s naast elkaar geplakt onder een stuntelig afdak vormden het enige comfort in deze stegen waar nooit een zonnestraaltje binnenkwam... Vanaf het laatste kwart van de negentiende eeuw werden daarom talrijke "koerkes" om hygiënische redenen gesloopt, waardoor vele anoniem zijn gebleven. Arbeiderswoningen in zgn. zakstraten gerijd, waren meestal navenant. Tientallen roodbakstenen huizen stonden al even troosteloos naast elkaar, zonder tuin, zonder zon (de zgn. "rode cités"). De Gentse beluiken droegen de naam van hun eigenaar, hun aannemer, hun huisjesmelker plus soms een spotnaam. Op de Brugsepoort kende men "de lange rote" (op de Brugsesteenweg}, '"t begijnhoveke" (in de Kastanjestraat), de "konijnepijp" (in de Goudensterstraat), twee "rode cités" (één aan de Groendreef en één aan de Kettingstraat}, '"t papieren edeldom" (in de Hamerstraat), "koer 99" (ook bij de Hamerstraat) enz. Op Rooigem concentreerden de arbeiders zich eerst in de omgeving van de fabrieken "de Phoenix" en "de grote Lys". Vandaar de steegjes vooraan de Zuidkaai en aan de Groendreef (m 1845langs de Brugsevaart aangelegd}, de Phoenixstraat, de Rooigemstraat (nu Ketting- en Ooievaarstraat) en de (nog niet verharde) Leiekaai. De oudste Rooigemse steegjes werden waarschijnlijk reeds ca. 1840 gebouwd. De "Koer Portugal" (rechtover de ingang van de Phoenix) en de "Koer Stevens" (Kettingstraat) komen daarvoor in aanmerking. (foto 31) Een tientaljaren later volgde het beluik op de Leiekaai, typisch om zijn trapjes en zijn boogvormige ingang, verder de "Koer Vercruyssen" in de Phoenixstraat (foto 32), een drietal beluikjes in de Batterijstraat (foto 33) en een steegje aan de Zwaluwstraat. (foto 34) Ongeveer rond dezelfde tijd ontstond het "Luizegevecht" (voorbij de Batterijstraat, naar de Groendreef toe). Naar het schijnt vestigden zich daar de arbeidersgezinnen die verdreven waren uit de gesloopte cité die dezelfde naam droeg aan het Sint-Pietersplein. Misschien bewoond door geïmmigreerde Italianen werd een rij woningen, bij de later aangelegde Abrikoosstraat, de "Italiaanse Koer" genoemd.
3. De Waalpoort werd gesloopt, een kerk werd gebouwd, tientallen nieuwe straten ontstonden Door de aangroei van de bevolking besloot het bisdom een kapel bij de Waalpoort te openen. Tijdelijk werd daartoe de danszaal van de guinguette "Champs Elysées" uitverkoren. Dat gebeurde in 1851. Rond diezelfde tijd werd uitgekeken naar een terrein waarop een kerk kon worden gebouwd. Daartoe verwierf de eerste pastoor van de Rooigemparochie 332
Ll:glise St. Jean-Baptiste.
ll'!S >c Oc~ve.. tland. Foto 36. De Sint-Jan Baptistkerk ca. 1910 (Verz. F. Van Bost, Gent).
333
Foto 37. Beluik in de Goudensterstraat (Tekening G. Boerjan, Gent).
Foto 38. Beluik "Vossekoer" in de Reinaertstraat (Tekening G. Boerjan, Gent).
334
een vroegere "molenberg", gelegen bij de huidige Bevrijdingslaan. In 1859 werden de funderingen gelegd. Het plan was van Jacques Van Hoecke maar zijn collega, architect Leclercq-Restiaux, stond in voor de afwerking. In 1863 stortte evenwel een deel van het neogotische gebouw in. (foto 35) Leclercq hernam de werkzaamheden en in oktober 1866 was het gebouw af. (foto 36) Een jaar later hing men drie klokken in gegoten staal in de toren, de eerste soortgelijke exemplaren in ons land. In 1860 was ondertussen de tol afgeschaft De Waalpoort werd gesloopt De eerste nieuwe straten werden in de nabijheid van de kerk aangelegd. (45) Samen met de Batterijstraat bestond sinds 1845 reeds de Goudensterstraat, zo geheten naar een herbergnaam op de hoek. In 1861 werd, dicht bij de Phoenixstraat, de Uzerstraat (nu Hekelaars-) aangelegd. De Spinners-, Wevers-, Aambeeld- en Haspelstraat volgden drie jaar later. Vanaf 1866 drong de nieuwe bewoning het Rooigems land- en tuinbouwgebied verder in. Zo ontstonden de Zwaluwstraat, Leiestraat, Kroonstraat, Herderstraat, Vlasstraat (nu Vlasgaard-), de Werkhuisstraat (nu Liereman-), Appelstraat (vroeger Veer-), Nettestraat (nu Nekkersput-), Boomstraat, Geitstraat, Vossestraat (nu Reinaert-), Peterseliestraat (nu Boerderijstraat en Fonteyneplein), Abrikoosstraat, Hamerstraat, Kiekenstraat (nu Goudvink-) en de Nachtegaalstraat (nu Wielewaal-). Tevens ontstond een waaier van beluiken zoals "'t Scheeft Rotje" in de Boerderijstraat, de "Koer van Pasterke Seghers" op de Bevrijdingslaan, de "Konijnepijp" in de Goudensterstraat (foto 37), het "Uzeren Hekken" (op de Drongensesteenweg en bij de latere Rooigemlaan) en de gevreesde, want beruchte "Koer Negenennegentig" in de HamerstraaL In 1901 werd dit koerke, tot opluchting van de politie, manu militari leeggemaakt en gesloopt. (46) Aan het Emilius Seghersplein werd tussen 1862 en '64 het citĂŠtje "d'Helle" gebouwd en enkele jaren later richtte de grondeigenaar Verschraeghen, boven de gedempte gracht in de Lieremanstraat, de "Karnemelkkoer" op, volkse naam die herinnerde aan de witte pap, afval afkomstig uit de drie Ekkergemse papiermolens, die door de gedempte gracht had gelopen. Omstreeks 1870 legde men opnieuw twee straten aan :de Schildstraat (nu Beukelaar-) en de Eksterstraat (nu Klapekster-). Rond diezelfde tijd werd de "Vossekoer" (foto 38) op een vroegere molenberg in de huidige Reinaertstraat gebouwd evenals de "Koer Van Loo" in de Abrikoosstraat Men noemde dat ook de "rode citĂŠ" gezien de bakstenen huisjes. (foto 39) Diezelfde naam kreeg de "zakstraat" met beluikkarakter in de Kettingstraat. (foto 40) 4. De verdere evolutie tot aan de eeuwwisseling In 1880 kreeg de Noordstraat haar definitieve vorm en ook haar naam, nadat de Waaldam werd gedempt. De Leiekaai werd gehard en aan het andere eind van 335
=
Foto 39. Vernieuwd beluik in de Abrikoosstraat (de "rode citĂŠ") (Tekening G. Boerjan, Gent).
Foto 40. Zakstraat in de huidige Kettingstraat (ook "rode citĂŠ" genoemd). Nu: Scheringstraat
336
Foto 41. Hoeve in de Peerstraat "1.-:.-'-
Sbd 6ent •
('Jr~f.:"P we~krr.,r:s~:r-n;,~~~.
Zonn<'brc~m.s.tra~t - 1'j13.
iP
VWe de 6and
~
GmJpe de m;)iSOr.$ rue du l o:.Hm·~c)l . ~91.3:.
1\.~· .tf!>f:'~ :
f. n~re ~t~r,;lt~
~~<.::.::néres,
Van Hc.ornweg• & D~ Wilde, C-ent • Cand.
Foto 42. Zonnebloemstraat met sociale woningen in 1913 door van Rysselberghe gebouwd in art nouveau-stijl (Verz. Fr. Van Bost, Gent).
337
de Brugsepoortwijk werd de Hamerbrug over de Brugsevaart gegooid. Verschillende textielfabrieken werden in de omgeving van de Groendreef opgericht, daar waar, nĂ de Tweede Wereldoorlog de rijkswachtkazerne zou komen. Aan weerszijden van de Brugsesteenweg (nu Bevrijdingslaan) trok men verscheidene straten, onder meer de Rulsteboomstraat (naar de nabijgelegen, bekende guinguette), de Reseda- en de Tulpstraat Ca. 1883 trok men de Sparrestraat (waarschijnlijk naar de herberg "de Sparreboom" in de huidige Ooievaarstraat) en de Ceder-, tussen Sparre- en Hulstboomstraat Parallel met de Bevrijdingslaan kwam een jaar nadien de Kastanjestraat tot stand, een soort verbindingsweg tussen de Vosse- en de Hulstboomstraat De Notelaar- en de Olijfstraat ontstonden omstreeks 1885 en zes jaar later werd daar de Lijsterstraat aan toegevoegd. De vroegere wegel naar de Machariusmolen diende enkele jaren nadien tot het tracĂŠ van de Acaciastraat. Tevens trok men de Azaleastraat (thans Zinia-). Aan de achterzijde van de huidige U.C.O. kwam de Kaarderijstraat en aanleunend bij de Rooigemstraat (nu Ooievaar-) trok men de Meibloemstraat. Tussen 1898 en 1903 werd, tussen de Ekkergembrug en de Groendreef de Rooigemlaan aangelegd, tijdelijk een soort begrenzing binnen de Brugsepoortwijk tussen het industrieel en het landelijk gebleven gedeelte. Nog v66r de Eerste Wereldoorlog ontstond de Peerstraat (foto 41) en de Lobeliastraat. Stervormig trok men de Zonnebloemstraat (foto 42), de Violieren de Palmboomstraat (nu Slinke Molen-). Tijdens de aanleg van de Rooigemlaan ontstonden tijdelijk nog een paar beluiken. Later werden daar straten getrokken : Koningsdal en Schaverdijnstraat (naar de ijspret op de nabijgelegen Leie). 5. De laatste landelijke percelen opgeslorpt Omstreeks de eeuwwisseling overschreed de stratenaanleg definitief de Rooigemlaan naar Mariakerke toe. Vanaf 1906 zi~n we, tussen de Brugsesteenweg en de Brugsevaart respectievelijk de Ooivestraat (nu Tortelduif-), de Katoenstraat (nu Virginia-), de Weefsel-, Lijnwaad-, Fluweel-, Werk- en Kempstraat ontstaan. Na 1918 werd het deel van de Brugsesteenweg vanaf de Sint-Jan Baptistkerk tot aan de Rooigemlaan "Bevrijdingsdreef' (foto 43), later -laan (zo genoemd naar de geallieerde troepen die langs daar Gent binnenkwamen). Daarenboven werd een gedeelte van het landbouwland naar Mariakerke toe gevuld met straten (die namen kregen uit het Reinaertverhaal) en bouwde men er eentonige, onconfortabele "appartementsgebouwen" voor arbeidersgezinnen, de zgn. "Blokken". Hun bijnaam loog er niet om! In 1928 bouwde men in de nabijheid de "Theresia-kerk". Aan de Nekkersputstraat werden de Druif- en Perzikstraat toegevoegd. Dat ge338
Foto 43 . De Bevrijdingsdreef ca. 1930 (nu : Bevrijdingslaan) (Verz. Fr. Van Bost, Gent).
van
MaJem ca. 1960 Foto 44. De kerk (Verz. Fr. Van Bost, Gent).
339
beurde in 1929. De Tweede Wereldoorlog voorbij werd, vanaf 1952 het Eiland Malem geürbaniseerd, de zgn. "Heldenwijk", zo geheten naar de straatbenamingen. (47) Ook dààr kwam een kerk (foto 44). In de omgeving van de "Blokken" werd de Noormanstraat tot de Molengracht doorgetrokken (waarschijnlijk genoemd naar een grondbezitter Norman). Aan de grens van Mariakerke kwamen de straten Maeswal en Rymdam tot stand (respectievelijk genoemd naar een toponiem en een grondeigenaar). Men sloopte in de Appelstraat het gesticht voor spraak- en gehoorgestoorden en op het vrijgekomen terrein verrees een soort aparte lus rond een vrij groot plein, het de l'Epéeplein genoemd (naar een 18de-eeuwse Franse logopedist wiens principes men in het vroegere gesticht gevolgd had). In de nabijheid van de hoosmolen kwamen tenslotte nog enige straten tot stand die de naam kregen van beroemde personen uit de naoorlogse periode, o.m. Folke Bernadotte, Albert Schweizer, Martin Luther King en Mahatma Ghandi. Aansluitend bij de Folke Bernadottestraat zijn daar nog de Kraaidam en de Jozef de Veusterstraat. Een voetweg, links van de. Nekkersputstraat kreeg de naam Papiermolen toebedeeld. Samenvattend kunnen we stellen dat het stadsbestuur de straatnamen uit de textiel- en metaalsector koos en zich verder grotendeels liet inspireren door het vroegere landelijke karakter van de wijk. De beluiken kregen vroeger nooit een officiële benaming. Ze konden het stellen met de naam van de eigenaar, huisjesmelker of met een spotnaam. LodeHOSTE ('t vervolgt)
NOTEN 42. Boerjan, G., Beluiken van de Brugse Poort, 1981 (tekeningen). 43. De Rycke e.a., De beluiken binnen de Stad Gent, Sint-Amandsberg, 1904. 44. Balthazar, H., Ondenoek naar de Gentse beluiken. WJ.A.R.U.G., Gent, 1978. 45.Fris, V., op. cit 46. Lied over Koer 99, Ghendtsche Tydinghen, 1976, p. 188. "Klacht Koer 99" uit de revue "Onder de Draecke" van 1902 te Gent (Nieuw Circus). 47. Gysseling, M., op.cit., p. 59. Volgens dr. Gysseling komt "Malem" hoogstwaarschijnlijk van "ham", een in een inundatiegebied uitspringende hoek hoger land (Hier ten opzichte van de Leie). Malem : een ham naast een depressie.
340
CONTRACT VAN GEVELVERSIERING METSELAARSHUIS,1526 I. VOLTOOIING GEVEL METSELAARSHUIS CATALONIESTRAAT GENT 1. RECONSTRUCTIEVAN HET METSELAARSHUIS De jongste jaren wordt met belangstelling de reconstructie van het metselaarshuis gevolgd en besproken, becritiseerd en/of gewaardeerd. We geven grif toe dat Jan Publiek deze renovatie negatief bekijkt en beoordeelt op 't ogenblik dat enkel puin en stellage zichtbaar zijn en de eerste werken begonnen zijn in 1989. Naarmate het werk boven de grond komt en het herrijzen van het laatgotisch gebouw zichtbaar wordt, geraakt Jan Publiek gunstiger gestemd. Voor eind 1991 voorziet men de voltooiing. De weg die de Dienst Monumentenzorg en Stadsarcheologie heeft afgelegd om deze reconstructie tot een goed einde te brengen, in samenwerking met andere stadsdiensten, heeft heel wat werk in inspanningen gevergd van het administratief en wetenschappelijk personeel. Om belangstellenden een idee te geven welke studie, onderzoekingen en ontwerpen gevergd worden om uiteindelijk tot een definitief plan en de reconstructie te komen, schrijven we in deze bijdrage. De algemene architectuur laten we buiten beschouwing. We beperken ons tot de elementen die de versiering van de gevel, kant Cataloniëstraat uitmaken, omdat het bouwcontract van 1526-1527 enkel van de gevelversiering gewag maakt, niets minder en ook niets méér. 2. CONTRACTVAN 1526-1527 Het contract staat in het Register van de Keure genoteerd : actum den Ilen octobre xV XXVII (1). Bij ons weten werd de volledige tekst van dit merkwaardig document nog niet besproken, noch geanalyseerd. Wel heeft GeertVan Doorne de transcriptie gepubliceerd in een artikel, Nering van de Gentse metselaars, Cataloniëstraat, verschenen in 1977 in Stadsarcheologie (2). Slechts fragmenten uit de overeenkomst werden door hem geciteerd, passend bij de inhoud en de verantwoording van zijn archeologisch onderzoek van het metselaarshuis. Thans publiceren we de volledige transcriptie van het contract en nemen we de tekst in Nederlandse versie onder de loupe. Uit de tekstanalyse ontlenen we de gegevens die bruikbaar zijn voor de reconstructie en besteden we aandacht aan de partijen van het contract. Na een chronologisch overzicht van de iconografie en de bibliografie tonen we aan dat deze elementen niet altijd vaste waarheden verkondigen voor de reconstructie van de gevelversiering en vaak niet overeenstemmen met het archeologisch onderzoek, noch met de inhoud van het te bespreken contract. 341
11. INHOUD VAN HET CONTRACT 1. TRANSCRIPTIEVAN HET MANUSCRIPT Upden XV:rrf0 dach van decembre rrxxvi waren vergadert in Werregaerne up de hooghe poort, daer mr Lievin van male ende Laureyns vanden berghe ghenomen hebben jeghens mr Christoffels vanden berghe omme te volmakene vander metsen huus vanden ghevele alsvooren vanden viercante upwaert naer den heesch vanden wercke ofte patrone betere ende niet ergbere ende voort zo es bespreek alsdat mr Lievin ende Laureyns leveren moeten van goeden wytten steenen tusschen den dach alsboven ende paesschen naestcommende veertienachten vooren ofte naer, ombegrepen zonder faute oft bergher lijst zo datter de werkelieden gheen ghebrec af en hebben ende voort zo es bespree alsdat de vijf paneelen moeten ghemaect zijn up huerlieder leghers van laghen ende al dese paneelen bet ghestoffeert ende weerckelijc es ende et middel paneel ghestoffeert met eener repryse eender busbeere alzo den houden heet den dekyn besteede hebben te makene ende de 3 scilden verheven alzo wel de leeuwen als de wapene wel ende werckelijc, ende voort zo hebben zijlieden belooft mr Lieven ende Laureyns te curtene ende te linghene int stellen eyst nood es, ende daerboven upde capeteelenden mauwerysses dans van zulke hoogde als mijn dekyn ghenomen heeft jeghens der neeringhe, ende inde twee paneelen en elc een pluus oultre wel ende werckelijc, endeditte hebben zij ghenomen omme de somme van xxiĂź lb. gr. te betaelne tusschen den dach alsboven ende alf sporkele deerste vĂź lb. gr. ende dan noch vii lb. gr. te alfvastenen naestcommende ende de reste te vuldoene vanden weercke ende voort zo es bespree als dat mr Lievin en de Laureyns thuerlieder voordeele hebben zullen de comescepen die mijn dekyn ghedaen heeft jeghens de voorseyde persoonen te wetene jeghens Ronbout de Boe, Pieter Impins ende Arend de Smet metgaders over te legghene dat mijn dekyn hij daer omme verleyt heeft ende voort zo heeft mr Christoffels verleyt in ghelaghe 16 s. 6 d. gr. waeraf dat mr Lievyn ende Lauwereyns te huerlieder laste comt vanden eerste paymente afslach doende 0 10 s. 6 d. gr. Actum den If octobre xyC XXVII. 2. NEDERLANDSE TEKSTVAN DE TRANSCRIPTIE Op de 18de dag van december 1526 vergaderden in Werregaeme op de Hoogpoort (3) meester Lievin van Male en Laureins vanden Berghe om overeen te komen met Christoffel vanden Berghe over het voltooiien van de voorgevel van het metselaarshuis, opwaarts gaande vanaf de beneden- en eerste verdieping; dit naar de eis van het werk of te tekening, in de uitvoering nog beter, maar niet slechter. Verder is besproken dat meester Lievin en Laureins, vanaf nu tot de aanstaande Pasen - inbegrepen de veertien dagen daarvoor of daarna - zonder bedrog of
342
kwade trouw, zullen leveren witte steen van goede kwaliteit opdat de werklieden er geen hinder zouden van ondervinden. Verder is besproken dat de vijf panelen moeten gemaakt zijn op hun groefleger (4). De panelen worden mooi gedecoreerd zoals het uitzicht in werkelijkheid is. Het middenpaneel wordt gedecoreerd met een overkragende boog, versierd met het wapenbord van de nering, naar het model dat het vorige bestuur van de nering aan de deken opdracht gegeven heeft te laten maken (5). De drie hoger gelegen schilden, met de leeuwen en het wapen, mooi uitgevoerd zoals het uitzicht in werkelijkheid is. Verder wordt toegezegd dat meester Lievin en Laureins méér of minder tijd in beslag mogen nemen voor de uitvoering, volgens de noodzakelijkheid van het werk. Helemaal bovenaan, op de kapitelen komen de moreske dansers, van zulke hoogte als mijn deken genomen heeft tegenover de nering. In elk van de twee panelen komt het schild Plus Oultre, mooi en werkelijk van uitzicht. En dit werk hebben zij ondernomen tegen de prijs van 23 ponden groot. De eerste 7 ponden te betalen tussen de dag van de overeenkomst, hierboven vermeld, en half februari; nogmaals 7 ponden de eerstkomende halfvasten; het restant bij de voltooiing van het werk. En verder is besproken dat meester Lievin en Laureins hun profijten zullen hebben van de aankopen die mijn deken gedaan heeft jegens Ronbout de Boe, Pieter Impins en Arend de Smet, in acht nemend dat mijn deken daarvoor een voorschot betaalde. Verder zo heeft meester Christoffel een voorschot betaald van 16 sch. 6 den. gr. dat ten laste valt van meester Lievin en Laureins. Bij de eerste betaling zal hiervan een aftrok worden gedaan van 10 sch. 6 den. gr. Actum 2 oktober 1527.
DL ONTLEDINGVAN DE OVEREENKOMST
1. DE AANNEMINGVAN HET WERK De nering was sinds 1432 eigenares van het huis, bekend als de Roode Duere, gelegen naast het huis van de timmerlieden. In de vermeldingen van de 16de eeuw metsen huus genoemd. Meer bijzonderheden over de nering van de metselaars en de steenhouwers, de organisatie van het bouwbedrijf, de rol van de bouwheer, de bouwmeester, de landmeter, verneemt men in het prachtig gedocumenteerd studiewerk van Bea Baillieul en Anne Duhameeuw, Een stad in opbouw. Gent vóór 1540 (6). De nieuwbouw en/of verbouwing van de voor- en zijgevel waren vermoedelijk in het eindstadium toen men in december 1526 het contract afsloot voor de decoratieve afwerking van de voorgevel. 343
2. DEPARTIJENVAN DE OVEREENKOMST Gegevens over de personen die in de overeenkomst worden vermeld vinden we in het Gildeboek (7) en in de stadsrekeningen. De archivalia laten ons toe een inzicht te hebben op de persoonlijkheid en de bedrijvigheid van de betrokken partijen en hun medewerkers. De contractanten voor het voltooien van de gevel zijn : meester Christoffel vanden Berghe, deken, vertegenwoordiger van de nering, enerzijds; meester Lievin van Male en Laureins vanden Berghe, anderzijds. Andere leveranciers : Ronbout de Boe, Pieter lmpins, Arend de Smet. De namen van de partijen en hun medewerkers vinden we ook terug in de stadsrekeningen in verband met de bouw van het stadhuis, circa de periode 1515-1525. De studie van Dr. Fr. Van Tyghem, Het stadhuis van Gent, vermeldt meermaals deze namen en hun prestaties in diensten en leveringen van materialen (8). Christoffel vanden Berghe. - Ons eerste, tevens voornaam personage is deken Christoffel vanden Berghe. Hij speelt niet enkel een rol als deken, maar ook als algemeen aannnemer die de zaken afhandelt met de leveranciers en vaklui. We ontmoeten voor het eerst zijn naam in het Gildeboek, in 1497, als zoon van Jan, twaalf jaar oud, genoemd Stoffelkin vanden Berg he P Jane. 1519 : ingeschreven als gezworene; in 1523 : oppergezworene. In 1521 en 1522 is hij erfsceeder, landmeter, en ontvangt hiervoor van de stad een jaarlijkse vergoeding, persioen. Tijdens de bouw van het stadhuis is Christoffel bekend voor het leveren van pavementstenen ende anderssins. In 1525 wordt hij deken van de nering, op veertigjarige leeftijd. In 1526 behoudt hij zijn mandaat als deken met als medebestuurslid Lievin van Male, contractant voor de voltooiing van de gevelversiering. In 1528 geniet hij nogmaals een pensioen als landmeter van de stad. In 1530 treedt hij op de voorgrond als meester Christoffel vanden Berghe, algemeen aannemer van de bouw van het huis der vrije schippers (9). In de bibliografie over het metselaars- en schippershuis worden de bouwplannen toegeschreven aan Christoffel vanden Berghe. Mogelijks kon zijn ambt van stedelijk landmeter daartoe aanleiding gegeven hebben, maar een klaar en duidelijk bewijs hierover is in de archivalia niet bekend. Nu we beschikken over de volledige tekst van het contract is deze toeschrijving blijkbaar niet terug te vinden in het contract zelf. Laten we nagaan welke rol deken Christoffel vervulde in de aanneming. Als vertegenwoordiger van de nering, de bouwheer, kunnen we hem beschouwen als de algemene aannemer van het bouwwerk. Het contract vermeldt : het verloop van de werken te volgen, naar de eis van het werk of die van de tekening. In het contract krijgt de huidige deken de opdracht het wapenbord van de nering te laten uitvoeren en maken, zoals in 't vorig bestuur beslist werd. Wat de moreske dansers betreft verleent het bestuur hem de volmacht om zelf de hoogte van de pinakelversiering te bepalen. Zijn naam als tekenaar van de patroon wordt nergens genoemd. 344
De toeschrijving van de rol van architect lijkt ons meer hypothetisch te zijn dan wel realistisch. Laureins vanden Berghe. - Het Register van de metselaars, aanvang nemend in 1420, is doorspekt met de familienaam vanden berghe. Als vaklui zijn ze ook talrijk vertegenwoordigd in de nota's Kunstenaars van het Stadsarchief (10). Een eerste Laureins vanden Berghe ontmoeten we in 1439 als gezworene; in 1449 deken; een mandaat dat hij nog een vijftal keren waarneemt tot 1464 (11 ). Een zoon van voornoemde Laureins is bekend als Pieter vanden Berghe, f Laureins. Hij was landmeter en nauw betrokken bij de bouw van het stadhuis (12). Onze aannemer-contractant Laureins vanden Berghe, f Pieter werd op tweejarig leeftijd, in 1481, in het ledenregister ingeschreven: Laukin vanden berghe Pieters sone. In 1499 staat hij op de naamlijst van de metselaar, ouder dan twintig jaar. In 1512 is Laureins gezworene. In het contract wordt hij niet vermeld als "meester", in 1526 was hij 46 jaar (13). Lievin van Male. - Ons derde personage behoort eveneens tot een generatie van aannemers. Zijn vader noemde Vincent. In 1469 wordt zijn naam geboekt in het Register op tweejarige leeftijd. Tien jaar later wordt Liefkin van Male f Vincent in het ambacht opgenomen. In 1495 is hij gezworene. Tijdens de bouwperiode van het stadhuis is hij lid van het overlegcomitĂŠ van de Gentse bouwvaklieden om contact te verwezenlijken met de Antwerpse Dom. de Waghemaker en de Mechelse Romb. Keldermans. Hij levert ook bouwmaterialen voor het stadhuis. In 1526 sluit Lievin van Male een contract af met Lievin van Beneen, waarbij wordt overeengekomen dat Lievin van Beneen twee steengroeven zou exploiteren, eigendom van Lievin van Male, gelegen in Balegem en Oombergen (14). Op 't ogenblik dat het contract van de gevelversiering wordt afgesloten, 1526, is Lievin van Male gezworene, met Christoffel vanden Berghe als deken. In 1528 wordt hij de opvolger van deken Christoffel; in 1530 wordt hij nogmaals herkozen (15). In het contract worden drie namen vernoemd van personen die bij de voltooiing van het werk als leveranciers betrokken zijn. Met toestemming van deken Christoffel genieten Lievin van Male en Laureins vanden Berghe een percentage op leveringen van Ronbout de Boe, Pieter Impins en Arend de Smet. Pieter Impins en Arend de Smet zijn bekend in de uitgaven voor de bouw van het stadhuis. Beide namen worden telkens samen vermeld voor leveringen van gekapte onderdelen : waterlijsten, gehouwen arduinsteen, dorpels, stellingen (16). Mogelijks waren Pieter Impins en Arend de Smet de leveranciers van afgewerkte stukken voor de bouw van de gevel. Blijkbaar waren het geen vaklui metselaars noch steenhouwers, hun namen staan niet in het Register vermeld. 345
Uit het archiefonderzoek blijkt duidelijk dat de contractanten nauw betrokken waren bij het bestuur van de nering en als collega's tegenover mekaar stonden. Ze zijn gezaghebbende figuren die hun naam en reputatie te danken hebben aan een familiale onderneming, relaties en vakkennis. Het werk en de leveringen aan het metselaarshuis blijken een voortzetting te zijn van hun diensten en hun leveringen aan de bouw van het stadhuis. 3. DE VERSIERINGVAN DE GEVEL Het bouwmateriaal voor de versiering is beschreven als goede witte steen. In haar studie over het metselaarshuis schrijft Kristina De Vinck het volgende. "Begin 16de eeuw verdrong de Balegemse steen langzamerhand de Doornikse kalksteen. Deze steen bood het voordeel uitstekend geschikt te zijn voor versieringen. Hij heeft een prachtige, warme, goudgele kleur en leent zich uitstekend tot de grillige, sterk geprofileerde en diep gebeeldhouwde vormgeving van de laatgotiek" (17). De aanneming voorziet : zeven panelen gestoffeerd met drie schilden; drie schilden elk afzonderlijk genoemd; de moreske dansers. Het maken van de panelen is ook in de aanneming voorzien; er wordt bij gespecifieerd bet ghestoffeert ende weerckelyc, mooi gedecoreerd zoals het er werkelijk moet ¡ uitzien. Men verwijst naar de vakkennis en de tekening of patroon. In het Middelnederlands heeft stofferen niet enkel de betekenis van versieren, decoreren, maar ook : met kleuren beschilderen, vergulden, polychromeren (18). Het is geenszins uitgesloten dat de blazoenen en het wapenbord beschilderd waren. Prof. Dr. F. De Smidt maakt in zijn studie over de kapel van de metselaarsnering in de St.-Niklaaskerk de aanmerking in verband met de gewelven die beschilderd waren : bij het formuleren stofferen alsoet behort, zal men wel aan het beschilderen van de gewelven gedacht hebben (19). In het vierkant of onderbouw zijn vijf panelen voorzien. In het middenpaneel komt het wapen van de nering. Over de andere vier panelen wordt niets gezegd in het contract. Blijkbaar was hiervoor geen versiering voorzien op 't ogenblik dat de gevel afgewerkt was. De versiering van de eerste verdieping omschrijft : twee leeuwen en een wapen. Deze drie schilden zijn bewaard gebleven nadat ze in 1852 uit de oorspronkelijke gevel, wegens verbouwing, werden weggenomen. Het zijn de wapenschilden van Oostenrijk, Vlaanderen en Gent. De heraldische verklaring ligt voor de hand. Margareta van Oostenrijk was landvoogdes der Nederlanden (1506-1530). Als regentes deed ze haar intrede te Gentin 1507. In 1515 wordt Karel V meerderjarig verklaard en gehuldigd als Graaf van Vlaanderen. De eerbied voor het politieke gezag komt in de versiering tot uiting. In de bovenste fries bevinden zich twee panelen, elk versierd met de kenspreuk van Keizer Karel "Plus Oultre" op een banderol, geflankeerd door twee Herculeskolommen. Op de puntige siertorens voorziet de aanneming moreske dansers. 346
IV. RECONSTRUCTIE GEVELVERSIERING
1. ARCHEOLOGISCHE GEGEVENS Eerste fries. - Vijf panelen waarvan één met het blazoen van de nering. In 1696 kreeg het metselaarshuis de naam Den Grave van Egghermont Het wapenschild van de metselaars werd weggekapt en vervangen door het geschilderde blazoen van de familie Egmont (20). Voor de reconstructie van het schild verwijzen we naar de houtgravure van de Gentse drukker Pieter de Keysere, waarop al de schilden van de kleine neringen staan afgebeeld, gedateerd 1524. Het blazoen van de meds op de prent zal wel drie jaar later hetzelfde geweest zijn in de gevel van het metselaarshuis. Tweede fries. - Drie schilden bleven nog bewaard. De schilden van Oostenrijk en Vlaanderen bevinden zich in het Museum Stenen Voorwerpen, Sint-Baafsabdij (21). Ze zijn zeer beschadigd. In het schippershuis bevindt zich ook het wapen van Oostenrijk. De algemene aannemer Christoffel vanden Berghe kreeg de opdracht te laten maken eenengroot scilde metter keyserlycken hoede boven den scilde. Deze referentie kan dienen als voorbeeld (22). Het wapen van Gent bleef bewaard in het Bijlokemuseum (23). Het is zwaar beschadigd; sporen van kleur bevinden zich op de Balegemse steen : Br. 62 cm. H. 72 cm. D. 15 cm. De reconstructie biedt geen problemen. A. Heinsmaakte in 1899 een tekening van het Gentse wapenschild, verschenen in Inventaire archéologique de Gand (24). Topgevel - Het contract voorziet twee schilden met in elk de kenspreuk Plus Oultre. Dezelfde afbeelding bevindt zich ook in het schippershuis, naast het wapen van Oostenrijk, in 't bouwcontract beschreven : an beede zijden der wapenen (van Oostenrijk) de twee colunnen metter divisien Plus oultre. Pinakels. - Over de figuren van de moreske dansers zijn geen archeologische gegevens bekend. Men is aangewezen op vergelijkende studie voor de reconstructie. 2. ICONOGRAFIE EN BffiLIOGRAFIE Het ontbreekt geenszins aan iconografie, bibliografie en archeologisch onderzoek over de bouwgeschiedenis van het metselaarshuis. Het oudste iconografisch document over het metselaarshuis is de gravure van A. Sanderus in Flandria lliustrata, 1641, ter illustratie van de zuidkant van de St.-Niklaaskerk (25). Hierop ziet men duidelijk het dak van het metselaarshuis met in de top de pinakels. De enig bekende iconografische bronnen van het metselaarshuis berusten in het Atlas Goetghebuer, daterend uit de eerste helft van de 19de eeuw. De oudste drie documenten werden getekend door tekenaars en/of architecten die het gebouw gezien hebben en op eigen manier geïnterpreteerd. Naar gelang hun 347
.__, t
{'··!'u, ''""'...;:,
"./.
'
f,/,
/ 1' '/ /
/; /
/
'
-----~ , / .// < ,,
•.•
yCUL;>~
.l',w,..,
p"/''
'<
"'·
r,
/.'
/.
Steendruk Gebr. F. enE. Gyselijnck - Kamstraete 32. 21 x 30 cm. R.U.G. Kaartenzaal. Arm. 410l.Album porceleinkaarten p. 3.
348
belangstelling werd het gebouw in de loop van de eerste helft van de 19de eeuw verschillend getekend of geschilderd, hetzij natuurgetrouw, hetzij in decadente toestand, hetzij als toonbeeld van een laatgotisch gebouw. Drie verschillende opvattingen die de reconstructie niet vergemakkelijken. Van 1809 dateert de akwarael van de schilder en architekt J.B. DE NOTER, een Brabander die in Gent verbleef. In de gevelarchitectuur is van enige versiering in de panelen niets te merken (26). Uit de periode 1820-1823 dateert een akwarel van de Hollandse soldaat J.J. WYNANTS met een gezicht op de St-Niklaaskerk en de Cataloniëstraat Het schilderij toont de gevel van het Hotel du Comte d'Egmont, details over de versiering zijn niet te herkennen (27). Een totaal nieuw geluid, en totnogtoe onbekend in de iconografie van het metselaarshuis is de steendruk, formaat 21 cm x 30 cm, van het Hotel du Comte d'Egmont, Petit Marché aux grains à Gand, tenu par Santeos De Vos, bewaard in de kaartenzaal van de Bib. R. U.G. (28). De gravure is gesigneerd : Lith. de F. & E. Gyselynck, rue des Peignes n° 32 à Gand, F. Gyselynck Fecit. Via de Wegwyzer der Stad en het archief van de Volkstelling van 1833-1837 hebben we de gegevens over de hotelier en de drukker kunnen achterhalen om de prent bij benadering te dateren. De hotelier van de "Duc d'Egmont" noemt Augustinus Santeos eoostrozebeke 1800) met zijn vrouw Ursula Devos eMeilegem 1803) (29). De prent dateren we circa 1833 omdat we in 1833 de eerste maal de naam van de steendrukkers Gyselynck Gebroeders (F. en Eduardus), Kamstraat 22 in de Wegwyzer der Stad Gent vermeld vinden (30). De architektuur van de gevel vertoont een totaal ander aspekt dan de akwarel van J.B. De Noter. De tekenaar F. Gyselynck heeft het Hotel du comte d'Egmont nog meer imponerend willen voorstellen door de gevel te verbreden met één travee met het gevolg van een assymetrische opstand van de friezen en de topgevel. Vier schilden zijn merkbaar : één in de eerste fries, twee in de tweede fries, één in de topgevel. De twee afbeeldingen met de Herenluskolom heeft de tekenaar niet opgemerkt. Het belangrijkste iconografisch document is een gekleurde prent van P.J. GOETGHEBUER (1788-1866), gesigneerd en gedateerd Maison des maçons à Gand, P J. Goetghebuer de/1836 (31). Architect P.J. Goetghebuer heeft de periode gekend waarin de sporen van het oorspronkelijk metselaarshuis nog merkbaar waren. Hiervan vertrekkend heeft hij de architectuur geïdealiseerd als prachtig voorbeeld van de laatgotiek. De beelden van de VierGekroondenen van 0.-L.- Vrouw, die hij in de panelen plaatst, berusten vermoedelijk meer op zijn veronderstellingen dan op de oorspronkelijke realiteit De tekening Goetghebuer is in de 19de en 20ste eeuw dé inspiratiebron geweest voor andere tekeningen van het metselaarshuis. De tekeningen van J.B. De Noter (1809) en P.J. Goetghebuer (1836) werden volgens A. Heins be349
waard in l'Atlas de la ville de Gand à la Bibliothèque de la ville et de l'Université. Sporen hiervan in l'Atlas hebben we niet teruggevonden in de Bib. R.U.G. (32). Architect en tekenaar F. DE VIGNE (1806-1862) is ook getuige geweest van het decadente metselaarshuis en de grondige verbouwing in 1852. Bij het verschijnen - in 1857 - van Moeurs et usages des corporations de métiers, illustreert hij zijn beschrijving over de metselaarsnering met een litho van het neringhuis er aan toevoegend: Au moment ou nous l'avons dessinée (Aujourd'hui l'Hl)tel du Comte d'Egmont) la façade était assez dégradée, mais un dessin qui fait partie de la belle coneetion de Mr Goetghebuer, nous est venu en aide, pour reproduire cette maison dans son état primitif (33). Inherent aan de iconografische bronnen ontbreekt het ons geenszins aan bibliografie. Belangrijk is Description de méreaux et autres objets anciens des gildes et corps de métiers, geschreven door L. MINARD - VAN HOOREBEKE. De beschrijving vermeldt: het neringwapen; de beelden van de Vier Gekroonden, de H. Maagd en Kindje Jezus; de wapens van Gent, Vlaanderen en Oostenrijk. In de schilden Plus Oultre ziet Minard de kenspeuk van de nering : in alle metserij past op u loot en zij (34). In 1885 verschijnt het werk van FR. DE POTTER over Gent. Voor zijn commentaar over het metselaarshuis steekt hij zijn licht aan bij P.J. Goetghebuer. Hij citeert dezelfde beschrijving van Minard, behalve de kenspreuk van de metselaars, die hij vervangt door Plus Oultre. Blijkbaar was Fr. De Potter nog niet bekend met het contract van 1526-1527, zoniet had hij dit wel vermeld en de transcriptie gepubliceerd En hier maken we nogmaals kennis met een nieuwe versie van het metselaarshuis, getekend door C. KISSEL en als volgt gecommentarieerd: gemaakt volgens eene teekening van P J. Goetghebuer. Vergelijk dit sierlijke gebouw der XVJ!! eeuw nu eens met de steenen nietigheid welke men er van heeft gemaakt (35). Begin 20ste eeuw komt het metselaarshuis twee maal in de kijker. Ter gelegenheid van een tentoonstelling te Brussel in 1910 wordt op Gent een beroep gedaan. In de omheining van de tentoonstelling te Brussel zou het metselaarshuis worden gereconstrueerd. Het ontwerp is getekend en gedateerd A. POPPE, 9.10.08. Exposition de Bruxelles 1910. Participation de la villede Gand, Maison des maçons à Gand (36). Ogenschijnlijk is deze prachtige tekening een copie van de prent Goetghebuer. Nochtans brengt ze ons op een dwaalspoor en beantwoordt het ontwerp niet aan het oorspronkelijk uitzicht. Deze opmerking ontlenen we uit een kladschrift van een brief, die kan gericht zijn geweest tot de leden van het Gentse Comité de l'Exposition. Het handschrift bevindt zich in de nota's van Van Werveke, en kan wel herkomstig zijn uit zijn omgeving. We citeren. Le dessin qui a été suivi pour Ie projet est pris dans l'édition illustrée de Van VaerneMryck pour lequel on a copié plusou moins exactement du dessin fantaisiste publié par De Potter, qui prétend que c'est une copie d'un an350
Keerzijde prentbriefkaart : HOTEL DU COMTE D'EGMOND Rue de la Catalogne, 15, Gand CARTE POSTALE Postkaart Correspondance M .... ..... Circa 1910. Verzameling Fr. Van Bost, Gent.
Adres se
eien dessin de la col/eetion Goetghebuer. Celui-ei ne se trouve malheureusement point dans /'Atlas de la Bibliothèque (37). Met het oog op de Wereldtentoonstelling van 1913 te Gent, werden vanaf begin 20ste eeuw plannen gesmeed en ontwerpen gemaakt om het stadsbeeld te verfraaien. Zo moest de Graslei een weerspiegeling worden van de romaanse 351
en gotische bouwkunst Voor de restauratie van het huis De Engel, laat architect Janssens - omstreeks 1909 - zich inspireren door de historische gevel van het metselaarshuis. De restauratie van De Engel kan men geen reconstructie van het oorspronkelijk metselaarshuis noemen. In 1951 hebben we reeds aangetoond dat de gevelversiering van De Engel geenszins overeenstemt met de bekende afbeeldingen van het oorspronkelijk metselaarshuis. In De Engel prijken niet de Vier Gekroonden, maar wel : St.-Arnoldus, St-Amandus, St-Lievinus, St-Andreas; het blazoen van de metselaars werd vervangen door het wapen van de brouwers met de kenspreuk Et moet wel (38). De verscheidene iconografische bronnen die we in dit artikel hebben aangehaald werden in 1976 uitvoerig in het licht gesteld door Kristina De Vinck. Ze komt tot de conclusie dat het verschil van de architectuur en de versiering, voor één en dezelfde oorspronkelijke gevel, wel opmerkenswaardig is (39). Zich steunend op archeologische onderzoekingen komt Geert Van Doorne, in 1977, tot dezelfde conclusies. De beschrijvingen, de afbeeldingen en reconstructies van de voorgevel zijn alle min of meer onnauwkeurig of zelfs onjuist (40). De huidige restaurateurs, Dirk Boncquet en G. Everaert hebben dezelfde ervaring (41). 3. CONCLUSIES Uit de confrontatie van de iconografie en de bibliografie met het contract van 1526 concluderen we 't volgende. 1°. Het wapen van de nering bevindt zich in het middenpaneel van de eerste fries. 2° Of de beelden van de Vier Gekfoonden zich in de zijpanelen bevonden is twijfelachtig. 3° In de tweede fries waren drie panelen gestoffeerd met de wapens van Gent, Vlaanderen en Oostenrijk. 4° In het zolderniveau bevinden zich de twee schilden Plus Oultre. Of het middenpaneel oorspronkelijk gestoffeerd was weten we niet. Mogelijks kan het wapen van Oostenrijk zich daar ook bevonden hebben, zoals we dit aantreffen in het schippershuis. 5° De moreske dansers op de pinakels zijn ons enkel uit het contract bekend. Het behoud van deze versiering is verantwoord en wenselijk. Een bekroning door de moreske dansers is niet uitzonderlijk - noch fantastisch - te noemen. Het wordt beschouwd als een figuratief, architecturaal element in de laatgotiek, waartoe ook het metselaarshuis behoorde. Voorbeelden vindt men in het schepenhuis van Oudenaarde en het Broodhuis te Brussel, waar respectievelijk wapenhoudende putti en krijgers zijn opgesteld. Voor de reconstructie verwijst de Dienst Monumentenzorg en Stadsarcheologie naar informatie en afbeeldingen van bewaarde moreske dansers in het Stadsmuseum te Munchen en naar een gelijktijdige gravure van de Vlaamse tekenaar Israhel van Meckenen, begin 16de eeuw (42).
352
Moreske dansers. Ontwerp en realisatie Walter De Buck, Gent Foto D.M.S.A.
Het metselaarshuis wordt een aanwinst van het historisch, architecturaal en toeristisch patrimonium van onze stad. MarcelDAEM Free-lance medewerker D.M.S.A.
NOTEN 1. S.A.G. 301/83 , F' 30. 2. G. VAN DOORNE, Nering van de Gentse metselaars, CataloniĂŤstraat, Stadsarcheologie, I (1977), 1, p. 10-21. 3. Hoekhuis genaamd naar de familienaam Werregaren, Hoogpoort - Werregarenstraat. M. GYSSELING , Gent's vroegste geschiedenis. 1954, StandaardboekhandeL p. 85, nr. 564. 4. VAN DALE, Groot woordenboek der Nederlandse taal, 11de herziene druk, Eerste Dl. A 1., 1984. p. 983. Groefleger: de ligging van het gesteente in een groeve; - (van gehouwen steen) het vlak waarop en de richting waarin de steen in de groef gelegen heeft. 5. In het contract staat busbeere. We vernederlandsen busbeere door wapenbord. Uit het archeologisch onderzoek weten we dat zich op die plaats het schild van de nering bevond. In het nieuwnederlands (nĂĄ 1500) heeft bus de betekenis van wapen. Middelnederlandsch Woordenboek, 1882, 1ste afl., p. 1479, Bus.
353
6. B. BAILLIEUL en A. DUHAMEEUW, Een stad in opbouw. Gent v66r 1540. Lannoo Tielt, 1989. Organisatie van het bouwbedrijf. De bouwheer. De bouwmeester. De steenhouwer en de metselaar, p. 165, 180,228-231. 7. S.A.G. Reg. 177/1. Register aanvang nemend in 1420 met alle de vrie metsen boven de houden wesende van x x jaren bij namen en bij toenamen. 8. Dr. FR. VAN TYGHEM, Het stadhuis van Gent. Verhandelingen van de Koninkl. Academie, Schone Kunsten, XL, nr. 31, 1978, Brussel, Dl I, Reg. persoonsnamen, p. 386, 394, 396, 404. Dl. ll, Uittreksels stadsrekeningen. Dl. m, p. 397, Bijlage XXXVI. 9. S.A.G. 177/1. po 18, 1497: Stoffelkin vanden beerghef Jane hout synde alfmaerte sesse
10. 11. 12. 13. 14. 15.
ende neghentich twaelfjaer. po 25v, 1519: ghezwoorne. po 26v,1523: upperghezwoorne metser Christoffels vanden berghe. po 27, 1525: deken Kristoffel vanden berghe. po 27, 1526 :deken, gheselle Uevin van Male. Dr.FR.VAN TYGHEM, o.c. I, 292. ll, 213,217,219,220. B. BAILLEUL en A. DUHAMEEUW, o.c., p. 318. S.A.G. 301/83, po 188. Schippershuis Act 30 mei 1530. cf. F. DE POTTER, Gent, Dl 11, 1884, p. 502-503. S.A.G. Kunstenaars, nr. 59 Vanden Berghe. Reg. 177/1, po 10, 11, 12, 12v. Dr. FR. VAN TYGHEM, o.c. I, 100, 103. IT. 168. Reg. 177/1, po 15, 1481 : ghevryt Laukin vanden bergh, Pieters sone geboren 15 sprokkele 1479. Ns. febr. 1480. po 22v, 36v. Dr. FR. VAN TYGHEM, o.c. I, 100, 101, 104, etc. 11, 161, 168, 225. m, 397, Bijlage XXXVI. Reg. 177/1, po 13, 1469: was ghevreyt Lieven van Male, 11 jaer den vii dach van maerte 1469. po 14v, 1479: itemLiefkin van Male int selvejaer ontfaen, Vincent haut xiy den vijften in maert. po 17v, 27v, 28, 28v, 29, 36v. Dr.FR.VAN TYGHEM, o.c. I, 113, 114. 11, 193, 194. KR. DE VINCK, De metamoifosen van een stadsgezicht. Verhandelingen der ~j voor geschiedenis en oudheidkunde te Gent, XIII, Gent, 1976. Hoofdst. IV. De 16de eeuw, p. 44-57. Middelnederlandsch Woordenboek, Dl. 7, p. 2173: STOFFEREN. Dr. F. DE SMIDT, De kapel van de metselaarsnering in de Sint-Niklaaskerk te Gent, Gewelfschildering. Paleis der AcademiĂŤn, Brussel, 1973, p. 20. G. VANDOORNE,o.c.p.17. BijJokemuseum Gent, Inv. nr. 749 en 750. Grootte: Br. 62 cm. H. 72 cm. D. 15 cm. S.A.G. 301/83, po 188.Act 30 mei 1530. cf. F. DE POTIER, o.c. p. 502-503. BijJokemuseum Gent, Inv. nr. 748. A. HEINS, Ecusson aux armes de Gand, nr. 143, dec. 1899. A. SANDERUS, Flandria Illustrata. Coloniae Agrippinae, 1641, I, p. 127. S.A.G. Atlas Goetghebuer, 85/23b. J.B. DE NOTER, 0 Wallem 1787, t Mechelen 1855. Schilder van stadsgezichten, architect Werkte te Gent vanaf 1828. S.A.G. Atlas Goetghebuer, W 57b. R. DE HERDT, Een Hollands soldaat penseelt Gent, Gent, Stichting Mens en Kultuur, 1989, p. 109. Bib. R.U.G., Kaartenzaal, Album porceleinkaart, Arm. 4 101, p. 3. Stad Gent Volkstelling 1833-1837, 1ste wijk, Boek 16, po 20 v. Katalognestraete 17. Santens, Augustinus, hotelier ("Duc d'Egmont") 0 0ostrozebeke 30.01.1800. Devos, Ursula ("vrouw") 0 Mijlegem31.01.1803.
r
16. 17.
18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29.
354
30. Almanach. Wegwyzer der Stad Gend, Druk Vanderhaeghen.1830: p. 279, steendrukkers, GHYSELINCK, Kamstr.; 1833 : p. 279, steendrukkers, GHYSELINCK (gebr.) Kamstr.; 1834 : p. 342 steendrukkers, GHYSELINCK gebr., Kamstr. Volkstelling 1833-1837. Boek 17, F 213 v. GYSEUNCK, Eduardus (zoon) drukker, o Gent 19.05.1803. Zoon van Gyselynck Franciscus, geneesheer (0 0udenaarde 1758) en Marie De Prez 0 Gent 1768 f1836. De tekenaar van de prent F. GHYSELINCK, broer van Eduardus, woonde in 1833 niet meer bij zijn ouders, maar was wel werkzaam in de steendrukkerij. 31. Atlas Goetghebuer, 85/23a. 32. A. HEINS, o.c. We raadpleegden in de Bib. R.U.G. Atlas historique et topographique de la vi/Ie de Gand,formé par Auguste van Lokeren, Gand, 1874. De twee tekeningen worden in de Atlas niet vermeld. 33. F. DE VIGNE, Moeurs et usages des corporations de métiers, Gand, 1857, p. 99, Pl. VI. In voetnoot verwijst de auteur naar P J. Goetghebuer, Choix des monuments, édifices et maisons les plus remarquables des Pays Bas, Gand, 1857, p. 3 p. N. Bedoelde afbeelding in het boek is niet het metselaarshuis maar het schippershuis. 34. L. MINARD-VAN HOOREBEKE, Description de méreaux, Gand, 1877, p. 225. 35. F. DE POTIER, o.c. ID. 1885, p. 393-395. 36. S.A.G. Atlas Goetghebuer, 85/24. 37. S.A.G. Nota'sVAN WERVEKE, nr. 883, Metselaars, metselaarshuis. 38. A. VAN ELSLANDER en M. DAEM, Tweemiddelnederlandse legenden, (over de Vier Gekroonden), Oostvl. Zanten, XXVI (1951),125-127. 39. KR. DE VINCK, o.c. p. 49-50. 40. G. VANDOORNE,o.c.p.ll. 41. Voor het meest recente archeologisch onderzoek verwijzen we naar G. EVERAERT, M CHR. LALEMAN, P. RAVESCHOT,R. VANNIEUWENBORG, Vondstmeldingen in de Cataloniëstraat 1, Stadsarcheologie, Xlll, 1989, nr. 4, p. 12-15. 42. D.M.S.A. Dossier Metselaarshuis. Verantwoording. GRASSER Erasmus, 0 1450, architect en beeldhouwer, t ná 1526 in Munich. Is. MECKENEN, Werken van gelijknamige vader Israhel en zoon Israhel moeilijk van mekaar te onderscheiden en te erkennen. Zoon t ná 1517.
UIT DE GESCHIEDENIS VAN DE GENTSE BRUGGEN (Vervolg) PREDIKHERENBRUG Vanaf de 14de eeuw vernoemd als de "Jacobinnenbrucge" (1). De naam komt van het gewezen klooster der Predikheren, ook wel Dominicanen en nog vroeger Jacobins genoemd. Deze orde vestigde zich in Onderbergen rond 1220 en bouwde daar een klooster dat echter slechts 150 jaar later klaar kwam. Het klooster werd bewoond tot 1796. Na 1830 verviel het gebouw tot een huurka(1) Soms ook vermeld als "Joncvro Trunnen brugge" (1306-1322).
355
Borstwering van de brug van 1882.
zerne, tot op onze dagen gekend als "Het Pand". Sinds 1963, na aankoop door de Rijksuniversiteit van Gent, wordt het gerestaureerd. De stenen brug werd in 1754 veranderd in een houten draaibrug die, volgens J.J. Steyaert, zo smal was dat er geen voertuigen over konden. Ze werd verbeterd in 1813 en nogmaals verbreed in 1862, tegelijk met de verbreding van de Hoornstraat Ze werd een laatste maal herbouwd als draaibrug in 1882. (2) Het herbouwen, in 1973, van deze laatste, stalen, constructie, had als doel het opdrijven der verkeerscapaciteit. Het ontwerp voorzag de afbraak van de oude brug en de vervanging door een moderne, vaste brug in gewapend beton, met afgeronde verbindingen met de aanpalende straten. Aangezien deze bredere brug veel zwaarder was dan de vorige, mocht ze niet rusten op de oude kaaimuren die niet stevig genoeg waren. Daarom heeft men op ongeveer twee meter van deze laatste, betonpalen ingeheid waarop de nieuwe brug kwam te liggen. Over dat inheien waren de omwonenden natuurlijk niet zo erg te spreken doch voor de vooruitgang moest men dit er wel voor over hebben. Omdat de werken moesten uitgevoerd worden in het drukke verkeer van het stadscentrum en het verkeer ter plaatse moest onderbroken worden, werd er in belangrijke mate gebruik gemaakt van geprefabriceerd materiaal, zodat de uitvoering van de werken ter plaatse slechts 45 dagen zouden in beslag nemen. (wel te verstaan werkende dagen) Aannemer J. Lauwers uit Oostende, begon met het inheien van de palen op 12 maart 1973. De werken waren ten einde op 13 juli 1973. De totale kostprijs beliep 3.099.325 fr. De aanbesteding was toegewezen op 16 november 1972. (2) Van deze herbouw in 1882 verschenen verschillende berichten in de krant, waarvan de bijzonderste waren : 27 april1882: "De werklieden welke bezig zijn aan de heropbouwing van de Predikherenbrug hebben gisteren en eergisteren een groot getal goud- en andere stukken gevonden, met de beeltenis van Lodewijk 16; Zij zijn seffens deze stukken gaanverkoopenen hebben de opbrengst ervan verdeeld!" Op 6 mei las men dat twee duikers (onder water) aan het werk waren onder de brug, om te trachten brokstukken van oude muren op te ruimen daar deze in de weg zaten voor het metsen van een nieuwe pijler. Dat dit niet gelukt is bewijzen de volgende artikels waarin sprake is van werken na het afdammen der Leie :
356
De Predikherenbrug vóór 1751. Foto Stadsarchief.
De Predikherenbrug na 1882. Copyright A.C.L. Foto Nr. 127468.
357
De Predikherenbrug anno 1860 (foto A.C.L. Brussel). Rechts de Hoornstraat
7 juli 1882: "Het pilotenwerk aan deze brug verricht heeft gediend om arduinen metselwerk en oude palen uit te breken, die men gevonden heeft in het water op de plaats waar de peiler van de brug moet gesteld worden. Dit uitbreken is gebeurd op 3, 4 en 5 juni. Nadien zijn de 53 piloten geslagen waarop de grondvesten van den peiler moeten geplaatst worden." (ingekort artikel) 23 september 1882: "Gisteren avond om 6 ure, is de nieuwe Predikherenbrug beproefd geworden. Een wagen van den heer Vander Haegen-Morel, getrokken door acht paarden en geladen met een gewicht van 18.000 kilos is er over gereden. De proef is goed gelukt. De Predikheren brug, gelegd door den heer Joz. Martiny onzer stad, die reeds sedert enige weken voor den overtocht der voetgangers diende, zal nu ook aan den overgang der rijtuigen worden overgeleverd."
Jaar Soort
Lengte rij weg
1756 1813 1882 1973
Houten voetbrug Houten draaibrug Stalen draaibrug Vaste in beton
65 voe 17 21 20
Breedte van : voetdoorpad vaar
5 voet 2,15 5 9
STAD 358
Vrije Proef hoogte
30 voet 3" 2x1,3 2x2
8,2 14
1 1,44
18 ton
Bijvoegsel Mondelinge mededeling van een gewezen brugdraaier. Aan de Predikherenbrug stond vroeger een wachthuisje voor de brugdraaiers van waaruit men, de ingang van een R.D. V. -huis, in de onmiddellijke nabijheid van de brug, in het oog kon houden. Dit was alras geweten door privĂŠ detectives die er dan ook gretig gebruik van maakten, mits natuurlijk het geven van "drinkgeld" aan de brugwachter. Het wachthuisje kreeg daarom, bij de ingewijden, de bijnaam van de "Spionkop".
ST.-MICHIELSBRUG De brug ontleent haar naam aan de ernaast staande kerk. Reeds in 1322 vinden we de brug vermeld : "Up sente Meebiels bricge". Het was, tot in 1406, een houten brug. Dan volgde een stenen brug, welke net als de straat amper drie meter breed was. In 1754 verbreedde men de straat tot negen meter en men plaatste een houten draaibrug die terug slechts drie meter breed was. Deze laatste werd vernieuwd in 1817 : het plan werd getekend door de stadsarchitect De Broe en uitgevoerde door aannemer Fermont voor de prijs van 9.233 fr. Op 20 augustus 1869 lezen we in de Gazette van Gent : "Beproeving van de nieuw gelegde brug door een wagen met zes paarden bespannen en beladen met 20.000 kg er over tè laten rijden." Deze draaibrug bleef in gebruik tot in 1906. (zie zichtkaart en foto) In 1900 verscheen een steendruk van A. Heins, die .een nieuwe, verhoogde stenen brug voorstelde. Dit ontwerp voorzag niet alleen de verdwijning van de huizen links, maar van deze rechts, waaronder het huis de Lintworm. Vart dit ontwerp is gelukkig niets terechtgekomen. In mei 1906 begon de fmna: Van Autryve (dezelfde die in 1913 de herbouw van de top van het belfort zou doen) aan de bouw van de zeer mooie en monumentale brug. Het plan werd getekend door architect Cloquet, die ook de plannen had getekend van de Grote Post. Voor de bouw van deze vaste en verhoogde brug, was het nodig de ganse huizenrij, van aan de Veldstraat tot aan de oude brug, te slopen, tWee hellingen aan te leggen waardoor tevens de Graslei en de Koomlei overbrugd werden en drie trappen te bouwen. De totale kostprijs voor deze brug liep dan ook op tot de niet onaardige som van 812.786 fr.Gelukkig kwam de Staat tussen voor 1/3 in de totale prijs. Over de bouw van deze brug alsook over de bestemming der gronden na de afbraak der huizen, verschenen verschillende artikels in de Gazette van Gent. Hierna volgt een greep uit de overvloed van berichten : 359
St.-Michielsbrug- 1895.
De St.-Michielsbrug gezien vanaf het St.-Michielsplein, omstreeks 1896. Foto A.C.L. Brussel.
360
17 september 1906 : "De ondernemer, gelast met het opbouwen der brug, heeft van het gunstig weder ruim gebruik gemaakt om zijn aangenomen werk goed vooruit te doen gaan. Langs den kant van de Koornmarkt is de kaaimuur om zoo te zeggen voltooid. Enkel moeten er nog eenige steeoen gelegd worden, om het metselwerk te beschermen. De pijler van de brug is al een heel eindje gevorderd. Men bemerkt reeds de oorsprong van de ontzaglijke vout die zich over de rivier werpen zal. Ook is de glooi reeds gereed voor de plaatsing van den viaduct, het verkeer tussen de Graslei en de Predikheerenlei daarstellend. Tal van arbeiders werken aan den pijler en de glooiing langs den kant der StMichielskerk. Men is reeds overgegaan tot het slaan der palen bestemd tot de ondersteuning van den grooten boog, noodzakelijk voor het bouwen van het voornaamste gewelf. Men voert groote massas aarde weg langs beide zijden der brug, daar het peil der huidige kaaien op 1 m zal moeten verlaagd worden onder iederen viaduct." 14 december 1906 "Het werk dat tot nu toe zoo goed vooruit ging, lijdt thans wat vertraging, door het niet leveren van den steen uit Bretanje, bestemd voor de groote vout over de rivier." 12 maart 1907 "De werken zijn hernomen; al de sluitstenen voor de groote vout over de Leie ter plaats zijnde, zullen de werken nu snel vooruitgaan, men hoopt zelfs dat de brug tegen de kermis zal voltooid zijn, zonder de bronzen en koperen versierselen. Men weet nog niet of er tussen de Veldstraat en de Predikheerenlei weer huizen zullen gebouwd worden." 16 april 1907 "De drie vouten zijn voltooid; men is nu begonnen aan de hellingen. De ondernemer hoopt binnen een paar maanden zoover gevorderd te zijn, dat men de tramriggels over de nieuwe brug zal kunnen leggen en deze met de Gentsche Kermis voor het verkeer te zullen kunnen openen. 25 mei 1907 Scheepvaart hersteld. Zaterdag, 8 juni 1907 "Tot groot spijt van de ondernemer zal de St-Michielsbrug niet tegen de Gentsche Kermis gereed komen bij gebrek aan Gotertange steen, de steen voor eene laag van 17 cm voor de borduren ontbreekt" Zaterdag; 2 november 1907 "De St.-Miebielsbrug is gisteren eindelijk voor de voetgangers geopend en de nieuwsgierigheid was zoo groot, dat duizende personen er over gegaan zijn." Vanaf 5 november was het verkeer voor voertuigen ook toegelaten. De brug was echter nog niet volledig afgewerkt : 361
362
!Jij< <..\
~.~w~
l
Detail van het oorspronkelijk plan van de Sint-Michielsbrug. Dit plan berust in het S.A.G.
15 september 1908 "De H. MichaĂŤl, in brons, op de nieuwe St.-Michielsbrug geplaatst, is het werk van de heer R. Rooms, alhier. Het beeld, zeer schoon is echter de helft te klein in verhouding met de monumentale afmetingen der brug," zo schreef de Gazette van Gent. De St.-Michielsbrug is tot op heden ĂŠĂŠn van de mooiste bruggen van Gent. Vanop deze brug heeft men een enig zicht op de wereldberoemde torengalerij :de toren van de St.-Niklaaskerk, het Belfort en de St.-Baafskathedraal. Het was erg jammer dat men het parkeren op deze brug toeliet, daardoor zagen veel toeristen niet eens de prachtige gesmede brugleuning. Daar kwam gelukkig verandering in toen men de rijweg vernieuwde en geen parkeerstroken voorzien werden. Na maanden onderbroken geweest te zijn werd het verkeer over deze brug terug toegelaten op 8 juli 1988.
363
Jaar Soort
Lengte rijweg
Breedte van Vrije Proef voetpad doorvaar hoogte
1756 Vaste in steen 50 voet 15 voet 4,1 1817 Draaibrug, hout 18,7 1869 1907 Vaste in steen 191 10
25 voet 20ton 2x2
20
5
Stadsbrug
M.LABYN ('t vervolgt)
OPROEP AAN ONZE LEZERS Om te kunnen voldoen aan de talrijke vragen naar oude nummers van ons tijdschrift "Ghendtsche Tydinghen", doen wij een beroep op uw medewerking om afstand te doen van nummers of jaargangen die niet meer worden gebruikt. Een overeen te komen vergoeding voor deze vriendendienst kan desnoods overwogen worden. De inlevering gebeurt op het Documentatiecentrum (Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, Sint-Amandsberg), alle zondagen van 10 tot 12 uur. Het D.C. is gesloten op feestdagen en in de maanden juli en augustus. Wij danken u bij V!)Orbaat voor uw geste. De bibliothecaresse, Mevr. Van Geluwe-Eggermont A.
364
AANVULLENDE ICONOGRAFIE GENTSE BRUGGEN
De Keizerbrug (Oct. 1952-Juli 1953). Boven : gezien vanaf Gent. Onder: gezien vanaf Ledeberg. Foto's: Verzameling Olivier-Gérard Willemot
365
PUZZEL 1990 Voilà, hier zijn we weer met een kersverse nieuwe puzzel. Dit jaar gaan we niet de heilige toer op en we willen de puzzelaars ook geen middeleeuwse nachtmerries bezorgen. Dit jaar dragen we de puzzel op aan de rijkdom en de grootheid van onze stad, want tot voor kort was Gent de grootste stad van België en aanpalende gehuchten. Onlangs kreeg "dien schoen stad lans den and're kant van twoater over 't Scheld" er enkele gemeenten en gehuchten, zoals Poepeloere-Schietkapelle (die ze kort voordien nog beschouwde als zijnde de "Pampas") bij, waardoor Antwerpen thans het grootste grondoppervlakte heeft in den Belgiek. Opmerkelijk is wel dat wij Gentenaars daar destijds nooit zo met uitgepakt hebben als thans de centjoorkens. Nochtans zijn wij trots op onze fusiegemeenten. Spijtig genoeg werden ze in ons blad nog maar weinig belicht en dat komt vooral omdat bijna al onze fusiegemeenten hun eigen heemkundige kring hebben. Dat we deze deelgemeenten zeker en vast niet beschouwen als kolonies bewijst de puzzel van dit jaar. Ge raadt het! Dit jaar gaat onze volledige aandacht naar onze fusiegemeenten. De kanaalzone hebben we hier niet ondergebracht, daar dit gebied zo interessant is dat men er een hele puzzel kan aan wijden... Dit jaar zoeken we de namen van allemaal 'meneren' die min of meer iets te maken hebben met telkens één van onze fusiegemeenten en dit wil zeker en vast niet zeggen dat er daar geen belangrijke 'madammen' vertoefd hebben. Voor de oplossing geeft men telkens eerst de familienaam en daarna de voornaam, vb. Van De Velde Jan. Iedere keer wordt er één letter uit een naam gevraagd en het is de bedoeling om met deze letters de hoofdvraag te vormen, nl. een gekende Gentse kenspreuk. 1) Deze taalkundige Opdorpenaar (20 juni 1894) stierf te Mariakerke op 29 september 1964 en was vanaf 1930 hoogleraar en rector (1944-1947) aan de R.U.G. Het was dan ook begrijpelijk dat hij in 1939 de ministerszetel kreeg aangeboden van Onderwijs. Hij is vooral bekend door zijn Nederlandse dialectatlassen. Door zijn streving van culturele eenmaking van Vlaanderen en Nederland heeft hij zeer veel bijgedragen tot de bevordering van het A.N. in België. Van zijn naam vragen we de vierde letter. 2) Dit leuke mannetje van St.-Amandsberg zat in de lift en ging steeds maar hoger en lager. Hij is zeker niet raddeloos want hij maakt fortuin met fonogrammen. Geef ons een klinker en nog wel de zesde van zijn naam. 3) Deze heer, zoon van Jacob en Adriana de Vos van Brugge, was in het begin van de 16de eeuw eigenaar van het ruim 40 bunder groot goed "Ten Bossche" 366
in Afsnee, dat eertijds toebehoorde aan Lodewijk van Male. Tijdens de regering van Keizer Karel was hij voorzitter van de Raad van Vlaanderen, maar hij is thans voornamelijk bekend door zijn geschriften, o.m. een manifest ter verdediging van Karel V tegen het Parijse Parlement, dat ten onrechte aan Jacob Wielant werd toegeschreven, en door zijn "S'ensuyent plusieurs et divers usaiges, coustumes, stile drois, privilèges et libertés... ". Bij zijn vrouw Catharina Bette had hij twee zonen, o.m. de beruchte Jan die zetelde in de Bloedraad. Van zijn naam mag je ons de eerste letter geven. 4) Met zo'n naam kun je voornamelijk maar religieuze schilderijen vervaardigen. Toen bekend werd dat deze van Eyckepigoon in Baarle geboren was, plaatsten Gentse historici een (inmiddels verdwenen) gedenkteken aan een gevel in de dorpskom. Het is echter zeer goed mogelijk dat deze schilder het levenslicht zag te Baarle-Hertog. De kaasronde hoofden van zijn vrouwefiguren zouden er zeker niet om liegen. Vanaf 1444 tot aan zijn dood ca. 14725 verbleef hij te Brugge. Belangrijk in zijn werk is het emorme ruimtelijke gevoel. Nu moet men juist nog de elfde letter van zijn naam kennen. 5) Deze Ieperling (1890-1940) werd in 1911 aangesteld als archivaris van het Brugse Rijksarchief en speelde nadien een belangrijke rol in het heemkundig leven. Na les te hebben gegeven aan de Gentse Biezondere Handelsschool werd hij docent (1925) aan de R.U.G. Zijn publicaties over hoofdzakelijk de middeleeuwse economische geschiedenis en bronnenuitgaven verschenen (pas toen hij te Drongen overleden was) en dit door toedoen van J. De Sagher, H. Van Werveke en C. Wyffels. Wat ons interesseert is echter de zesde letter van zijn naam. 6) Deze schrijver verbleef samen met zijn broer-schilder Gustaaf tussen 1900 en 1906 te St.-Martens-Latem. In 1920 werd hij benoemd tot docent in de "Inleiding tot de literaire kritiek en geschiedenis van de Nederlandse letterkunde te Gent". In 1926 vestigde hij zich in Huize La Frondaie te Zwijnaarde, waar hij op 23 augustus 1929 overleed. In zijn oeuvre zien we een evolutie van een impressionistische stemmingslyriek, zoals "Het vader-huis", naar een symbolistische (autobiografische) proza en poëzie. Van zijn naam moet U enkel de zevende letter kennen. 7) Deze literatuur-historicus werd op 5 september 1868 te Ledeberg geboren en stierf op 18 februari 1944 te Gent. Aan de Gentse Universiteit was hij docent steloefeningen in het Vlaams. Hij toonde een grote interesse voor de Engelse (Shakespeare) en Nederlandse literatuur. (Het aandeel der vrouw in de Nederlandsche letterkunde). Belangrijk is zeker zijn studie over de Vlaamse Beweging tussen 1905 en 1930, die een vervolg is op het 367
werk van zijn leermeester P. Fredericq. Van zijn naam vragen we de vijfde letter. 8) Deze 17 jarige oorlogsvrijwillige Oostakkernaar stichtte reeds in 1916 de bond "Uzerkerels" en was aktief medewerker van "Ons Vaderland" tot aan zijn dood (17 december 1917). Nadat hij begraven was op het soldatenkerkbofte Westvleteren, waarnaar de 3de Uzerbedevaart werd georganiseerd, werd in 1932 zijn stoffelijk overschot bijgezet in de crypte van de eerste IJzertoren, waar zijn beeltenis vereeuwigd werd in ĂŠĂŠn van de vier negen meter hoge beelden. Na de vernieling van de Uzertoren werd het beeld in de zgn. Paxpoort ingebouwd We vragen de vierde letter van deze Vlaamsgezinde soldaat, die daarvoor verscheidene malen gestraft werd door de militaire Overheid 9) Deze schilder (1864-1916) uit een eerder schrijversfamilie beheerde samen met zijn schoonbroer, de schilder Albert Baertsoen, een in Gent zeer bekend textielbedrijf. In Wondelgem liet de gevraagde schilder een zeer mooi huis bouwen door de beroemde architect Paul Hankar. Spijtig genoeg werd voor een paar jaar dit waardevolle monument gesloopt. De impressionistische schilder, waarvan we de negende letter van zijn naam vragen, schilderde in een stijl die doet denken aan Sisley, talrijke zichten van Wondelgem en de kanaalzone. 10) Het was een zeer groot verlies voor Gent toen deze historicus op 7 mei 1974 overleed te St.-Denijs-Westrem. Deze hoogleraar aan de R.U.G. had een enorme interesse voor de nationale, economische en middeleeuwse geschiedenis en in het biezonder voor de lakennijverheid en voor Filips van Artevelde. Deze vernieuwer op het gebied van de historische demografie was tevens voorzitter geweest van het Willemfonds en redakteur van de vermaarde twaalfdelige reeks "Algemene Geschiedenis der Nederlanden". De vraag is echter of U de tiende letter van zijn naam kent? 11) Deze glaskunstenaar (1908-1981), wiens atelier gevestigd is te Gentbrugge, maakte vanaf de jaren dertig talrijke gezandstraalde glaspanelen o.a. in Art Decostijl voor het haute couturehuis Edmond van Waes (Gent, Kortedagsteeg). In 1946 zandstraalde hij vier verzilverde panelen voor het kursaal en panelen met de geschiedenis van de telegrafie en de telefoon in het postgebouw, beiden te Oostende. Mooi is het paneel naar ontwerp van Gaston Bertrand voor een modelwoning opgesteld in 1953 in het Brussels Paleis voor Schone Kunsten en de landkaart van de waterbedding voor de Expo '58 te Brussel. In 1989 richtte Interbellum een overzichtstentoonstelling in de Gentse Generale Bank (Kouter) in van deze kunstenaar, wiens eerste letter van zijn naam we willen weten.
368
Vriendelijk, zoals we zijn, geven we hieronder een raster met cijfers die verwijzen naar de cijfers van de antwoorden, die men enkel maar moet vervangen door de letter van de vraag, zodanig dat de kenspreuk van de hoofdvraag zichtbaar wordt
~
11
De oplossing, al of niet volledig, is voor 1 januari 1991 te sturen aan ons redactieadres: Lijnmolenstraat 149, 9040 Gent De Quizmaster
VRAAG EN ANTWOORD De volgende reactie ontvingen wij van de Heer Erik Dekeyser : OpeenvraagvandeHeerGuidoCornelis (Gh. T. 1990- N° 2-p.106) trekt de Heer David Maes in zijn antwoord (Gh. T. 1990- N° 4- p. 231) een verkeerde conclusie door te schrijven dat het Spanjaardkasteel in 1827 werd afgebroken en dus in 1850 niet meer bestond Hierbij een paar opmerkingen. Met "Het Kasteel" of "Het Oud Kasteel" bedoelt men hier wel degelijk het zgn. Spanjaardkasteel in het gewezen St-Baafsdorp en -abdij. Het kasteel werd afgebroken tussen 1825 en 1850. Mijn betovergrootouders Bernard De Keyser en Amalia Rasschaert vestigden zich op 24.4.1841 in "Het Kasteel" nr. 140 en woonden er in 1855 op het nr. 154 (1). Mijn overgrootvader Henri De Keyser werd er op 1.2.1850 geboren : "in het oud kasteel" (2) en 's anderendaags gedoopt in de kerk van St.-Jacobs. Vanaf 1835 werd de eetzaal van het kasteel gebruikt als bidruimte, toegewijd aan de H. Macharius. De wijk die toen nog afhing van St.-Jacobs, maar door proosten werd bediend, werd in 1873 zelfstandige parochie en in 1882 werd de nieuwe kerk in gebruik genomen. Door de afbraak van het kasteel kwamen delen van de vroegere abdij te voorschijn die in 1834 door het stadsbestuur als museum werd ingericht. J. Steyaert schrijft in zijn "Beschrijving van Gent" van 1838 het volgende : "Thans wordt het Kasteel door vele huisgezinnen, voornamelijk van werklieden bewoond, en men ziet er gedurig nieuwe boyzen komen, die reeds geheele straten vormen". Aanvankelijk noemde men de wijk gewoon "Het Kasteel". Naargelang er meer huizen werden gebouwd ontstond wellicht de noodzaak de straten een afzonderlijke naam te geven. Mijn voorouders woonden nadien in 369
de St-Machariusstraat 11. Mogelijks gaat het hier om dezelfde woning, maar kreeg de straat uiteindelijk een naam. Ook het Gravensteen werd door burgers bewoond. Farnilie van mijn echtgenote woonde in 1850 "Gravenkasteel53." (2) (1) Bevolkingsregisters Stad Gent 1837-1846-1847-1856. (2) Burgerlijke Stand Stad Gent 1850.
De Heer Michel Vigneron (Ath) zoekt een beschrijving van de belegering van Gent in 1708. Dit om een studie te kunnen aanvullen betreffende Sirnon de Bauffe die aan deze belegering deelnam. Wie kan hier helpen? De Heer Leon Elderweirt heeft aandachtig het artikel over de Brugsepoort gelezen. Hij zegt: In Gh. T. 1990- Nr. 3- p. 121 schrijft Lode Hoste "Men bemerkt dat de Sint-Jan Baptistkerk op een vroegere molenberg werd gebouwd." Dat schijnt juist te zijn want in de brochure "100 jaar Kerk Sint-Jan Baptist" staat dat eveneens, maar over welke molen het gaat en welke zijn naam is, staat nergens vermeld. Ik bezit ook al de druksels die de E.H. V andenbroucke daarover geschreven heeft, maar ook daar geen woord over de naam van die molen. Zijn interesse voor dit onderwerp is begrijpelijk wanneer men weet dat de Heer Elderweirt koster is van deze kerk. Is er onder onze lezers een "molinoloog" die zijn gewettigde nieuwsgierigheid kan bevredigen?
LEZERS SCHRIJVEN ONS Van de Heer Jozef Van de Casteele ontvingen wij de volgende interessante brief: EEN PAAR AANTEKENINGEN BIJ EEN BLAZOEN Met veel belangstelling hebben we de twee bijdragen gelezen die Ronald de Buck heeft gewijd aan de 51 Blazoenen van Ridders in de Orde van het Gulden Vlies. (Nrs. 3 en 4 van Ghendtsche Tydinghen 1990.) Maar zij die wat vertrouwd zijn met de geschiedenis van Het Land van Nevele hebben vreemd opgekeken toen ze lazen bij nr. 47 dat Filips van Montmorency te Nivelles was geboren. In de majestueuze Sint-Martinuskerk te Weert (Nederlands Limburg) ligt aan 370
de voet van het hoofdaltaar een mooie grafsteen met deze tekst : HICJACET. PHILIPPUS DE MONTMORENCY CELEBERRIMUS COMES DE HORNE. DOMINUS WERTHAE.ALTENAE.NEVELAE. CORTESSEM.BOCHOLT ET BREUGEL. PRAEFECfUS HEREDITARIUS THORENSIS.EQUES AUREI VELLERIS. ARCHITALASSUS ETC. ETC. CAPITE PLEXUS BRUXELLIS NONIS JUNII. MDLXVIll. DUCIS ALBAE SALVO ARBITRIO. HUC DELATUS ET SEPULTUS IX KAL. JULII. EJUSDEM ANNI. (In vertaling : Hier rust Filips van Montmorency, doorluchtige graaf van Home, heer van Weert, Altena, Nevele, Cortessem, Bocholt en Breugel, erfvoogd van Thom, ridder van het Gulden Vlies, opperhoofd van de Vloot enz. enz., krachtens de sententie van de hertog van Alva te Brussel onthoofd op 5 juni 1568, naar hier overgebracht op 23 juni van hetzelfde jaar.) Geboortejaar en geboorteplaats worden in het grafschrift niet aangegeven. En met reden : tot hiertoe is er nog geen archiefstuk voorhanden om die gebeurtenis te staven. Op zijn proces in 1568 heeft Filips van Montmorency verklaard dat hij toen 50 jaar oud was en dat hij ergens in Vlaanderen was geboren. 50 jaar oud : was dat gegeven juist of benaderend? Steunend op die verklaring geeft men het geboortejaar 1518 aan. Maar er zijn historici die 1524 of 1526 vermelden voor het geboortejaar van Filips van Montmorency. Ergens in Vlaanderen geboren : heel waarschijnlijk is dat op het kasteel van Ooidonk te Bachte-Maria-Leeme, residentie van de heren van Nevele. Nivelle (zonder s), Nivella, Nevele, Nevela : het is al koek van één deeg. Welk verband is er nu tussen Nivelle en Montmorency? Einde XVe eeuw is er een tak van de aloude adellijke Franse familie Montmorency die zich in het Land van Nevele komt vestigen. Die heren spraken uiteraard Frans en de oorkonden die van hen. uitgaan zijn dan ook in die taal gesteld. Nivella, een van de Latijnse benamingen voor Nevele, wordt in Nivelle verfranst. Zo lezen we op een oorkonde uit 1503, in het Franciscaans Instituut te Sint-Truiden bewaard : Jehan, baron de Montmorency et de Neve/e en op het rode zegel aan dat dokument gehecht staat Seigneur de Nivelle. Maar met Nivelles = Nijvel hebben de Mootmoreney's niets uit te staan. Filips van Montmorency heeft bij erfenis het graafschap Hom of Home verkregen. Niet ver van de Maas, in Nederlands Limburg, ligt Hom, een plek waar het stamslot van de graven van Hom stond. Wat Hoorn betreft, dat is een havenstad uit Noordholland, die ook een rijke geschiedenis heeft, maar in geen verband
371
staat met de graven van Hom. Zo komt het dat men tegenwoordig de voorkeur geeft aan de benaming Home of Hom als het deze laatsten betreft. LITERATUUR GEURTS P., De graafvan Horne Filips van Montmorency, Zaltbommel1968. JUSTE T., Le Comte d'Egmont et Ie Comte de Hornes, Bruxelles 1862. SCHEERDER J., De graaf van Horne in Het Land van Nevele, afl. 1 1980. VAN DE CASTEELEl ., Er is Jean de Nivelles en Jean de Ni veile in De Autotoerist nr. 9 1978.
Prof. Dr. A.K. Evrard schreef ons: Ingevolge het vriendelijke artikel op blz. 235 van nr. 4 (15 juli) - waarvoor dank -, een kleine correctie : - Het gaat niet om een G. Sarton-PRIJS maar om de G. Sarton-MEDAILLE. - De gedenkplaat voor de stichter der Gentse universiteit Koning Willem I in het Peristylium aan de Voldersstraat kwam er wel op mijn initiatief doch werd namens VTB bekostigd door voorzitter Jozef van Overstraeten (die zoals geweten onnoemelijk veel deed voor het behoud en de uitbreiding van ons cultureel patrimonium). De volgende mededeling ontvingen wij van de Heer Paul Huys : In G.T. XIX/1 van 15 jan.1990, blz. 54, werdmijn "vraag" over de herberg "S. Ternuyt" gepubliceerd (waarvoor dank!). Vrij toevallig vond ik nu zelf (denk ik) de oplossing. In zijn artikel "Een belangrijke Oudenaardse bundel marktliederen" (in : Volkskunde, LXXXVIll, 1987, nr. 1, p. 15-16) vermeldt de auteur, Prof. Dr. Willy Braekman, het lied "Jonge meyskens, komt maer by", waarin "het schip van Sinte uyt" voorkomt. Sinte uyt = Sinte(n)uyt = Sintemuyt (te vgl. met Sinterklaas) = S. Temuyt, zoals die herberg in 1782 in de Gentse Geluk-straete heette. Het element sinte in Sinte(m)uyt is allicht te vergelijken metSinteniemand (iemand die niets te betekenen heeft) en dergelijke uitdrukkingen meer. Sinte uyt (voor een leeggedronken pint?) is voor een herberg misschien niet zo een gekke naam... Zou dit een plausibele verklaring kunnen zijn voorS. Temuyt? Bovendien komt het ons voor dat een herbergnaam als "S. Temuyt" (wat ook de juiste verklaring ervan moge wezen!) zonder enige twijfel ook moet te maken hebben met het welbekende "Schip van Sint-Reinuyt" en zijn lading van sukkelaars en mislukten, die te vergelijken zijn met de bemanning van het "Narrenschip" van Sebastian Brant. .. Over dat "Schip van Sint-Reinnut en zijn lading" schrijft Prof. Willy L. Braekman in het vierde hoofdstuk van zijn zopas verschenen, merkwaardige studie over marktliederen, rolzangers en volkse poĂŤzie van weleer, onder de titel "Hier heb ik weer wat nieuws in d'hand". Zelf vonden we recent nog een "Liedeken op de banckeroetiers, suypers en deugenieten, die met 't schip vanS. Reyn-uyt naer 't luy-lecker Eylandt moeten vae372
ren". Het liedje, dat begint met de versregel "Uyt-stryckers, stelt u op de baen", werd gezongen op de stemme: "Meyskens die den tijdt verdriet". We vonden het lied in een vroeg-18e-eeuwse verzamelbundel in de Gentse Universiteitsbibliotheek (nr. H. 1840), getiteld "Het dobbel Refereyn-Boeck, ofte Nieuwe Wandel-dreve voor de jonckheyt, beplant met veel schoone jonghe spruyten van gheestelijcke Refereynen ende Liedekens, konst-yverich gemaeckt door François Forret" (Gedruckt tot Duynkercke by P. Labus, 172?). Het exemplaar dat we konsulteerden, kreeg een kerkelijk Imprimatur te leper in 1697. Genoegelijke lektuur verzekerd!
BffiLIOGRAFIE Indien ook u steeds gefascineerd toehoort wanneer een stokoud Gentenaar u zijn levensverhaal doet, dan komt hier de kans van uw leven. Loop vlug even langs bij uw boekhandelaar en koop voor de prijs van 536 fr. het pas verschenen boek van Karel Degryse : PIETER SEGHERS, EEN KOOPMANSLEVEN IN TROEBELE TUDEN. Pieter Seghers, 439 jaar geleden te Gent geboren e1551 t1621), schetst u in eigen woorden zijn boeiende en afwisselende levensloop. Hij heeft het over zijn ouders, zijn huwelijken, de opvoeding van zijn kinderen, zijn eigen schoolopleiding in Gent, en wijdt u in omtrent zijn koopmansleerschool. Zijn zeldzame zestiende-zeventiende-eeuwse autobiografie is niet verstoken van emotie. Zijn verdriet bij de dood van zijn echtgenote en van zijn drie zoontjes is ontroerend en openhartig. Hij licht u in over zijn internationale blitz-carrière en neemt u mee naar Londen, Cadiz, Sevilla en Antwerpen. Uiteindelijk belandt hij opnieuw in Gent om er te rentenieren. Het Gentse stadsbestuur kon een vlot en tevens polyglot onderhandelaar, op de hoogte van alle ïmanciële technieken, goed gebruiken bij de heropbouw van een zwaar geteisterde en deels ontvolkte stad. Pieter Seghers, geknipt voor die taak, werd verkozen tot schepen van de Keurein 1595, 1596, 1599, 1600, 1601, 1602 en 1612. Hij bracht het tot Gouverneur van de Armenkamer in 1592 en 1605 en werd benoemd tot trezorier in 1611. Het originele handschrift van deze - uit een eenvoudig ambachtelijk milieu afkomstige - koopman, bevindt zich in het Gentse Rijksarchief. Voorafgegaan door een voorstelling in een zestiendeeeuws kader, werd het manuscript in hedendaags Nederlands vertaald door Karel Degryse, assistent koloniale en overzeese geschiedenis aan de Rijksuniversiteit te Gent. Zowel het essay van de auteur als de autobiografie zelf, brengt u op een bijzonder levendige wijze in kontakt met mensen van vlees en bloed uit een ander tijdperk. Het boek werd uitgegeven door HADEWIJCH Antwer373
pen Baarn en wordt verspreid door Westland n. v. te Schoten. Een Gents boek dat in een Gentse bibliotheek beslist niet mag ontbreken. R.D.B.
DERSCHERMLEDEN I~ Edmond Cocquyt (2000) Marcel Van den Kerchove (2000) Solange De Stoop (2000) Willy Van Mossevelde (1500) Dr. Eric Salmioen (1400) Walter Abbenbroek (1100) André Mortier Dr. André Maenhout Dr. Roland Marlier Robert Verspeeten Dr. Eric Veys Loeien Delemmerman André De Somville Mw Charles Van de Putte Cecile Nevejans Charles Van Hecke Jozef De Maertelaere L.J. Marteos Yves Brasseur
Jacques Vermeulen Freddy Hoste LucBauweos Paul Hebbelynck Roger Dekeyser Pierre Hebbelynck Louis Peeters Alexis Janssens Henri Brasseur Philippe Verjans Marie-Louise Geeroms Frank Deckers Piet Van Eeckhout Ferdinand Handovsky Margaretha Mertens Philippe Kreps J.P. Peckstadt Jean Tytgat Kredietbank N.V.
STEUNENDE LEDEN Ernest Pynaet (800) John Leten (800) Dr. Yves Kluyskens (800) Raoul W allaert (800) Ir. Gustave Veeckman (750) Ir. A.J. Impens (700) Mw Steels-De Visschere M. Paul De Groote Mw Berglund-De Feyter A. Mw Van Gansbeke-Evrard A.
Prof. Dr. A. Comhaire Marie-Louise Bleyn Marc Stepman LucVan Melle Robert De Brauwer Luc Devriese Marc Coucke Daniël U yttendaele Fernand Van Quaquebeke Ateliers Charles Passin en Zn 374
Femand De Coninck Dr. Henri Duquesne Mw Mortier-Haesaert P. JeanMagnel Yvonne Hutsebaut Henri Claeys Charles Uyttenhove DennyBaete Monique De Jonghe Prof. Dr. André Kint Ir. Georges Lammens Gilbert Gassée B. van der Schelden Prof. Dr. Eric Van de Velde René Rodrigues Diane Sarteel Paul Mauqouy Herman Hollanders Laurent Claeys Adolf Bucqué Christian Scheiris André Rasson Waldemar Möller Dr. Thierry Goetghebuer Mw Bastin-Van Sevenant Rik Coppieters Joseph Roosen FemandBeke Serge Tollenaere Charles Pierre Bemard Cruyt Karel Ossieur Willy Steyaert Etienne De Clercq Amedee Veileman Robert Waeri Willy De Lombaert Etienne Verscbrnegen Albert Preys Jacques De Backer Frank Ödberg Mark Rummens
Roger Huygens Jacques Piette Pierre De Caluwe André Miebiels Jacques Mahy Dr. Charles Annez Jacqueline Podevyn Gustave Vanderlinden Prof. Dr. Alexander Evrard Serge Pauwels Richard Caese Willem Van de Velde Roger Vandenhaute GuyBeyaert Anne Cocriamoot Raoul Hofman Yvan Picqué Guy Herckenrath Z.E. Br. René Stockman Gerald Me Hugh John Cattoir Z.E.H. Peter Schmidt Mw Clément-Van de Wynckel L. Jacques De Vriendt Jacques Cambier Jean-Pierre Van der Stock GuyKint Suzanne Vander Gracht Henri Bracke Freddy Van Vlaenderen Lt-Gen. b.d. Maurice Deneve Leopold Eliat Elly Van Dunne Femand Goethals Robert De Kezel Jacques Monsaert André De Cuyper Lucien Huyghe Jean Dhaene Robert Simons Pierre Vanderhaeghen (Gent) Dr. Carlos Metdepenninghen 375
Oscar De Somville Jean Libbrecht Paul Van de Voorde Etienne Dekoning Georges Rogge Robert De Rudder Bert Destoop Marcel Coucke LucGlibert Georges Thysbaert Philippe Proost Marc Vandegehuchte Etienne Van den Boogaerde Michel Hoste Piet Cassiman René Geeroms Georges Walraedt
Antoine Carebon Loeien Rowan Jean Steenbrugge Dr. Eric Lacroix Raoul Putman Pierre Vanderhaeghen (Deurle) Loeien Casteels Robert Lybaert John Van Holle Joannes Ruytinx Jean-Pierre Quintyn Mw Namurois-Vandamme Dr. Daniël Sabbe Fernand Verheggen Bernard Dobbelaere Marcel De Preter
STEUNFONDS 1990 500 - Collumbien H. 100 - De Smet Th.- Mw De Bouck J. - Drubbel R. - Mw Vervaeke M.-A. - Mw Kluyskens-De Potter N. - Mertens A. - Giminne L. - Geernaert P. Ongena L. - Elderweirt L. - Mej. De Smet M.-J. - Leclercq M. - SintLukasklooster- Jacques J.- Labout A.- Mw Wauters-D'haen E.- Mw Hiernaux S.- Neslany G.- Van der Auwermeulen G.- Willems A.- De Buyst R.- Mw Opdorp A.- Lodrigo G.- Andries F.- Van Goethem A.Mw Keppens-Detandt M.-J.- Block C.- Mw Leducq-Van Gendt- Mw Van der Meulen Chr.- Lekens L. Coryn G.- Anthonis P.- Meert F.Baert G. - Mw Vanden Abeele J. - Couvent E. - Dr. Steyaert G. Uytterhaeghe E. - Waeri J. - Mw Coutteel S. - Devloo L. - Devreese R. Van de Wege J.- Mw Torrekens-De Rudder- Portie G.- Ghysel R.Brun J.- Roose J.-P.- Van Bossele L.- Mw Godu V.- Van Bocxstaele R. -De Bruyne G. -Baron Fredericq J.- Pauwels G. - Friant L. - Depoorter H.- Thissen J.- Vandenhout F.- Mortier P.- Ryckaert P. 50 - De Rammelaere L. Toelage Stad Gent 1989-40.922 Toelage Provincie 1988- 14.808
376
GENSCHE PRAOT Den avekäot Fijneman es al zûu vuil of dat hij gelîerd es. Hem alle daoge wasehen es korvee; 't en zijn maor de vuile meinsche dien hulder moete wasche, zegt hij. De zîepe pikt in d'ûuge, 't waoter es te nat, in de kam steekt te vele in mij vel. Hij es schäomte vrij, zegge de meinsche. Alle daoge zit hij in de grûutste kafees van de stad, zonder kol of manchette, te jasse, in mee zijn vuile pûute de kaorte zwart te maoke. - 't Es en schande, zegt de notaris Bliek; 'k ben der vies van. Den îenen of den anderen dag zal ek hem ne kier en affront aandoen dat naor den rûuk nie en zal smaoke. Op ne kier da den avekaot wêere zat te käorte, ston Bliek aan de taofel te kijke, in hij hao wêere zijn zwarte pûuten in d'ûuge. Hoe es 't meugelijk, zeid hij in zijn eige, veur ne meinsch die in de grûute wireld moe verkiere, 'k ben beschaamd in zijn plaotse. Bliek en kost hem nie nûer inhêwe. - Maor, menhîere den avekäot, zeid hij al mee ne kier, 'ten zijn wel mijn zaokes nie; maor hoe es 't meuglijk veur ne meinsch gelijke gij, van u toch nie en beetze beter te wasche? Fijneman bezag hem. - Zie ne kier, zei Bliek, u bande zijn zûu zwart aos de schêwe. Fijneman schoot in ne lach. - Ge zoed tons ne kier mijn voete moete zien, zeid hij.
377
AANVULLENDELEDENLUST 2619. 2620. 2621. 2622. 2623. 2624. 2625. 2626. 2627. 2628. 2629. 2630. 2631. 2632. 2633. 2634. 2635. 2636. 2637. 2638. 2639. 2640. 2641. 2642. 2643. 2644. 2645. 2646. 2647. 2648. 2649. 2650. 2651. 2652. 2653. 2654.
TERNEUS R., Francisco Ferrerlaan 59, 9000 GENT DE MAERTELAERE Y., Bevrijdingslaan 264, 9000 GENT SCHUURMANS R., Maurits Sabbestraat 30, 9219 GENT (Gentbrugge) Mej. V ANDERDONCK G., Succalaan 10, 9120 DESTELBERGEN BEGIJN R., Lisbloemstraat 12, 9000 GENT V ANDENBRUANE A., Brugsesteenweg 513, 9910 GENT (Mariakerke) GEEROMS G., Van Bunnenlaan 12- bus 2, 8300 KNOKKE-HEIST Mw. VLERICK L., Dendermondsesteenweg 343, 9120 DESTELBERGEN Mej. DE VOS B., Bremstraat 30, 9920 LOVENDEGEM CORYN A., Muizeistraat 43 A, 9040 GENT (Oostakker) DE BUCK E., Aan de Bocht 9, 9000 GENT DE REU L., Mimosastraat 34, 9920 LOVENDEGEM DE BRUYNE M., Hermelindeplein 19,9000 GENT Mw D'HALUIN-WANTE A., Broederlijke-Weversplein 169, 9000 GENT Mw. DEWULF I., Ibisstraat 22, 9219 GENT (Gentbrugge) Mw. DE ROOVER G., Eikstraat 6, 9040 GENT (Oostakker) Mw. SUYS M., Voskenslaan 273,9000 GENT PARLEVLIET A., Adriaan Pietersstraat 13,9910 GENT (Mariakerke) CLAUS Ph., Isidoor De Vosstraat 72, 9110 GENT (Sint-Amandsberg) J. JURDAN, Avenue Arbre Ballon 28- bt 266, 1090 BRUSSEL VAN HOOREWEGHE J., Kerkstraat 6, 9920 LOVENDEGEM VAN CANEGHEM W., Marsstraat 18, 9910 GENT (Mariakerke) BEKAERT M., Molenstraat 51, 9068 EVERGEM (Ertvelde) BEKAERT F., Lindenlaan 64, 9068 EVERGEM (Ertvelde) BALCAEN L., Distelstraat 42, 9000 GENT VAN SCHOOR St., Rijsenbergstraat 294, 9000 GENT DE PAEPE P., Beeldhouwersstraat 3, 9110 GENT (Sint-Amandsberg) VANGREMBERGEN K., Bij Sint-Jacobs 13, 9000 GENT MATTHIJS L., Oudstrijderslaan 105- bus 8, 1140 BRUSSEL DEVOGELAERE W., Waalborrelaan 19, 1700 ASSE Mej. VERV AET J., Meibloemstraat 24, 9000 GENT BAELEN, Cipresdreef 15, 9910 GENT (Mariakerke) GELDHOF J., Gentsesteenweg 163, 8749 WAREGEM (Beveren Leie) VANHOLLEBEKE R., Broederlijke-Weversplein 62, 9000 GENT PEETERS D., Bollebergen 6, 9710 GENT (Zwijnaarde) Mw. GENTIER J., Koningin Astcidlaan 205, 9000 GENT 378
INHOUD1990 1. In Memoriam Gaston Hebbelynck De Bende Van Hoe en Verstuyft (Vervolg en Slot) Inventaire Archéologique : Grotesk Uzeren Masker Uit de Geschiedenis van de Genste Bruggen (Vervolg) Een Gevelbeeld voor een legende : LiedeTiek De Buck Van Alle Markten thuis. Deel XIV. Slot. De Markt als terechtstellingsplaats Bibliografie Vraag en Antwoord Lezers schrijven ons Gênsche Präot
2 5 12 13 21 25 50 52 55 56
2. Het Leven binnen de Muren van het Guislaininstituut Inventaire Archéologique : Het Tabernakel van de St-Jacobskerk Lodewijk XVIII in Gent De Concessio Carolina Uit de Geschiedenis van de Genste Bruggen (Vervolg) Oplossing Puzzel 1989 Gentse Liedjes Straatnamen in Gent Bibliografie Documentatiecentrum: Aanwinsten 1989 (Vervolg) Vraag en Antwoord Lezers schrijven ons Gênsche Präot Documentatiecentrum: Werking 1989 Aanvullende ledenlijst
58 76 78
85 88 93 97
100 102 103 106 108 109
llO ll2
3. Rooigem en de Brugsepoort te Gent Inventaire Archéologique: Het Wachttorentje aan Ter Platen De Ex-Burgemeester van Oudenaarde komt Gent versterken Het Meerhemkanaal 51 Blazoenen van Ridders in de Orde van het Gulden Vlies Uit de Geschiedenis van de Gentse Bruggen (Vervolg) Snepbrug - Europabrug - Koning Albertbrug Beklach van de Dulle Griete In Memoriam Gill. Van Geert Vraag en Antwoord Lezers schrijven ons Bibliografie Gênsche Präot
379
ll4 128 130 134
147 149 159
163 167 170 177 178
4. 51 Blazoenen van Ridders in de Orde van het Gulden Vlies Inventaire Archéologique: Bas-reliëfs van het zogenaamd Huis Palfyn De Predella "De Verovering van Jeruzalem door Titus" Rooigem en de Brugsepoort te Gent (Vervolg) Uit de Geschiedenis van de Genste Bruggen (Vervolg) Jan Palfijnbrug-Verloren Kostbrug Aanvullende Iconografie der Gentse Bruggen Vraag en Antwoord Lezers schrijven ons Bibliografie Verschijning gemeld De George Sartonprijs toegekend aan een van onze leden Gênsche Präot
182 193 195 205 219 228 231 232 233 234 235 236
5. Over d'Hane-Steenhuyse, Lodewijk XVIII en Chateaubriand Inventaire Archéologique: De Werkklok van het Belfort De "De Fransche Theater" Rooigem en de Brugsepoort te Gent (Vervolg) "Oaze k'ik hên den eeste prijs, Kook mijn moeder pap mee rijs" Uit de Geschiedenis van de Gentse Bruggen (Vervolg) De Recollettenbrug Aanvullende Iconografie der Gentse Bruggen Vraag en Antwoord Lezers schrijven ons Bibliografie Gentse Liedjes : De Tramway Gênsche Präot
238 260 261 266 270 292 296 297 299 300
302 303
6. Oaze k'ik hên den eerste prijs, kook mijn moeder pap mee rijs. Deel II. lnventaire Archéologique: Huis opgericht op de plaats van de drukkerij van Pieter De Keysere Rooigem en de Brugsepoort te Gent (Vervolg) Contract van Gevelversiering Metselaarshuis, 1526 Uit de Geschiedenis van de Gentse Bruggen (Vervolg) Predikherenbrug - St.-Miebielsbrug Aanvullende Iconografie der Gentse Bruggen Puzze11990 Vraag en Antwoord Lezers schrijven ons Bibliografie Beschermleden - Steunende leden - Steunfonds Gênsche Präot Inhoud 1990
380
307 327 329 341 355 365 366 369 370 373 374 377 378