Ghendtsche tydinghen 1994 ehc 787672 1994

Page 1

GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring GentV.Z.W. 15januari1994 23e jaargang nr. 1 Stichter: G. Hebbelynck t Voorzitter : H. Collumbien Onder-Voorzitter en Penningmeester : A. Verbeke Secretaris: R. Van Geluwe, Maïsstraat 235, 9000 Gent Archief en ruildienst: Mevr. A. Eggermont, Maïsstraat 235, 9000 Gent Redactie-Adres: Lijnmolenstraat 149, 9040 Sint-Amandsberg- Gent Administratie : Koggestraat 14- 9000 Gent Postrekening : 000-105.04.73-60, Heemkundige en Historische Kring Gent, 9000 Gent Lidgeld : 400 fr. per jaar. Steunende leden : 600 fr. per jaar. Beschermleden : 1000 fr. per jaar. Buitenland : 100 fr. extra voor portkosten

INHOUD - Broeder Ebergist De Deyne (1887-1943): Een levensschets - Inventaire Archéologique: Monumentale Ingangspoort - Herinneringen aan het Ie Artillerieregiment in 1937-1938 (Vervolg) - Gentse Memoriedagen: 4, 5 en 6 januari - De Gentse Burgerlijke Wacht. 1814-1914. (Vervolg) - Gensche Woorden en Uitdrukkijnge. Deel XV - Oudheidkundige Kroniek: De Geschiedenis van een schilderij van Sint-Baafskerk - Bibliografie - Vraag en Antwoord - Lezers schrijven ons - Gênsche Präot - Oud Gent - Dit bestaat niet meer

2 11 13 21 23 46 50 52 53 55 57 58 59

Bibliotheek en wekelijkse bijeenkomsten : in het Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis, Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, SintAmandsberg : elke zondag van 10 tot 12 uur (uitgenomen op feestdagen); Gesloten in juli en augustus. Bibliothecaresse : Mevr. A. Eggermont. Verantwoordelijke uitgever: Hugo Collumbien, Lijnmolenstraat 149, 9040 Sint-Amandsberg- Gent.


BROEDER EBERGIST DE DEYNE (1887-1943): EEN LEVENSSCHETS Wanneer we een levensschets moeten maken van iemand die we persoonlijk niet gekend hebben, dan dienen we terug te vallen op mondelinge en schriftelijke bronnen. Gelukkig bestaan deze over de figuur van Broeder Ebergist, en konden we te rade gaan bij medebroeders die hem hebben gekend en met hem hebben geleefd. Tevens zijn er de studies van Br. Marcel Van Walleghem, de beschrijvingen van Br. Maximinus Van Meerbeeck en van Br. Warner de Beuckelaer, de in memoriams welke in verschillende tijdschriften verschenen en de getuigenissen van de toenmalige overste en rector van het St.-Jozefinstituut te Gent. Voor ons ligt ook zijn geesteskind "L 'ĂŠducation sensorielle chez les enfants anormaux" dat hij in 1922 uitgaf op uitdrukkelijke vraag van zijn oversten en waarin hij zeer zorgvuldig de opvoedingsmethode welke de Broeders van Liefde bij hun zorg voor de zwakzinnigen ontwikkelden beschrijft.

Br. Ebergist De Deyne (1887- 1943).

2


1. Zijn jeugd en vorming

GustaafDe Deyne werd op 19 mei 1887 te Brugge geboren als vijfde in de rij van zes kinderen in het gezin van Juliaan Bernard De Deyne en Sofia Leroy. Juliaan was een smid, terwijl Sofia naast haar huishouden zoals vele Brugse vrouwen in die tijd kant kloste. Reeds vroeg werd Gustaaf geconfronteerd met lijden en dood: vier jaar oud moest hij het overlijden meemaken van zijn zus Maria, een jaar nadien van zijn jonger broertje en in 1895 overleed zijn vader op slechts 49-jarige leeftijd. De oudste zoon zorgde verder voor het gezin, zodat de schoolse opleiding van Gustaaf en de andere kinderen kon verder gaan. De lagere school doorliep Gustaafbij de Broeders van Liefde in het "Slachthuis", een wat eigenaardige naam voor een school. Daar bleek hij een middelmatige student te zijn, die zijn uitslagen moest halen met goed te studeren, wat hij dan ook deed. Reeds in deze periode viel zijn persoonlijkheid op: eerder stil en bedeesd in de gewone omgang, maar zeer uitbundig bij sport en spel. Zoals het toen de gewoonte was, werden de leerlingen in het zesde leerjaar reeds uitgenodigd na te denken over hun toekomst en gevraagd of ze er niet aan dachten om broeder te worden. Gustaaf beantwoordde deze vraag positief en trok na de lagere school naar het St.Willibrordinstituut te Tem se waar een juvenaat was ingericht. Uit die tijd is ons een foto bekend waar hij tezamen met Edward Poppe aan de oevers van de Schelde onder de begeleiding van Broeder Sylverius tekenles krijgt. Van Edward Poppe weten we dat deze daarin zeer vaardig was en later op de stedelijke academie verdere scholing zou volgen. Gustaaf zal later Edward Poppe nog ontmoeten, wanneer deze laatste als onderpastoor in de St.Coletaparochie regelmatig het toenmalige St.-Jozefinstituut aan de Stropkaai zou bezoeken, waar Gustaaf les gaf bij de zwakzinnigen. In september 1902 werd Gustaaf leerling aan de normaalschool van de Broeders van Liefde te Gent, en daar was hij een voorbeeld van stille werkkracht, opgeruimdheid en dienstvaardigheid. Zijn slogan was: geen tijd verliezen, hetgeen zowat een constante werd in zijn verder leven als religieus en als opvoeder. In 1905 werd hij alweer geteisterd door een sterfgeval, ditmaal zijn moeder die op 61-jarige leeftijd overleed. In dit jaar moest hij ook tot een beslissing komen om de ingeslagen weg naar het kloosterleven al dan niet verder te zetten. Het werd opnieuw een ja en op 19 maart 1906 ontving hij onder de naam Ebergist het kloosterkleed. Als Broeder Ebergist sprak hij hetjaar nadien op 8 september zijn eerste kloostergeloften uit en werd meteen benoemd in het St.-Jozefinstituut om er les te geven aan de zwakzinnigen, zoals men deze kinderen toen noemde. Het verdient vermelding dat in deze periode geen onderscheid werd gemaakt tussen de zogenaamde opvoedbaren en niet-opvoedbaren, en dat het slechts in 1930 zal zijn dat bij de opening van het nieuwe St.-Jozefinstituut te Zwijnaarde een scheiding werd gemaakt tussen deze twee groepen. De ervaring bij de 3


mentaal gehandicapten behoorde tot het opleidingsschema van de broeders en kaderde in het zogenaamde tweede noviciaatsjaar. Voor Br. Ebergist werd het de richting voor zijn verder leven, dat onafscheidelijk werd verbonden aan het St.-Jozefinstituut en zijn bewoners. Ondertussen behaalde hij ook via de centrale examencommissie in 1908 het diploma van ziekenverpleger en volgde hij, in opdracht van zijn kloosteroverheid, de cursus van tropische geneeskunde te Brussel waarvan hij in 1910 het diploma behaalde met onderscheiding. Deze cursus werd gevolgd door de broeders als voorbereiding op hun afreis naar de ontwikkelingslanden. Voor Br. Ebergist was het eerder een toeval geweest dat hij deze studies kon volgen omwille van een open plaats, die was voorbehouden voor de Broeders van Liefde en waarvoor geen kandidaat-missionaris beschikbaar was. Als we in zijn curriculum de studies die hij later nog volgde even overlopen, dan dienen we zeker de cursussen aan het Hoger Instituut voor Opvoedkunde te Gent te vermelden dat in 1927 werd opgericht en waarvan Br. Ebergist één van de eerste studenten was en de leergang over beroeps-oriëntering die door Prof. Koetsier aan de Rijksuniversiteit te Gent werd ingericht vanaf 1941. Globaal kunnen we stellen dat Broeder Ebergist alle gelegenheden die hij kreeg om te studeren ten volle meenam en dat hij vooral door zelfstudie en praktijkgerichte ervaring een echte specialist werd in het werk dat hem was opgedragen.

2. Zijn ervaring en werk bij de zwakzinnigen Het St.-Jozefinstituutte Gent, opgericht in 1901, verkeerde in de periode dat Br. Ebergist er als jonge broeder startte, in een echte explosie en werd overal geprezen als het modelinstituut voor de opvoeding van zwakzinnigen. De ervaring die de Broeders van Liefde doorheen de jaren hadden uitgebouwd in hun intensief bezig zijn om het lot van de zwakzinnigen te verbeteren, resulteerde in een vrij unieke opvoedingsmetbode en de ontwikkeling van een gans arsenaal aan opvoedkundig materiaal. Prominenten uit de opvoedingswereld, zowel Belgen als buitenlanders, kwamen er geregeld op bezoek en schreven artikelen over het instituut. In een dergelijke sfeer moet het voor Br. Ebergist enorm stimulerend geweest zijn om zich verder te bekwamen en voort te bouwen aan hetgeen de Broeders tot dan toe hadden ontwikkeld. De woorden van lof door Minister Beyer die in 1912 op bezoek kwam, zullen zoet in de oren van vele broeders geklonken hebben, niet in het minst bij Br. Ebergist. Met een aantal medebroeders zette hij zich aan het experimenteren om het opvoedkundig materiaal aan te vullen en te verbeteren. Broeder Neon van het Doofstommeninstituut aan de Rooigemlaan werd voor hem een echte strijdmakker met wie hij het materiaal uittestte, nieuwe bevindingen besprak en evalueerde. In zijn eigen nota's zal hij 4


schrijven dat het vooral in deze beginperiode is dat de uitgebreide verzameling speciale leermiddelen tot stand kwam. Pas in 1922 zal het belangrijke werk "L 'ĂŠducation sensorielle chez les enfants anormaux" verschijnen dat Br. Ebergist samenstelde in opdracht van de oversten van de congregatie, wellicht als antwoord op de vraag van velen en tegelijk als bewijs naar de toekomst toe om mogelijk plagiaat te voorkomen. In 1909 had de Italiaanse pedagoge Maria Montesorri reeds haar basiswerk "// Metodo del/a pedagogia scientifica" uitgegeven, waarin leermiddelen met grote gelijkenis met deze van de Broeders van Liefde werden beschreven. De bewering dat Montesorri inderdaad in Gent het materiaal was komen bestuderen om het zelf in haar studie te verwerken zal nooit volledig kunnen gestaafd worden maar is, omwille van de opvallende gelijkenissen, ook niet denkbeeldig. Naast de publikatie van "L'Education sensorielle" ontwikkelde Br. Ebergist vele artikelen in diverse opvoedkundige tijdschriften waaronder in de "Revue beige de PĂŠdagogie", in het "Vlaams Opvoedkundig tijdschrift", in het Nederlands "Tijdschrift voor Rooms-Katholiek Buitengewoon Onderwijs" en in het gelijkaardig Vlaams "Katholiek Tijdschrift voor Buitengewoon Onderwijs". Bij het overlijden van Br. Alfred in 1918 zal Br. Ebergist de leergang biologie en ziekenverpleging overnemen in de toenmalige "School voor Krankzinnigenverplegers" van de Broeders van Liefde en er ten behoeve van de broeders-studenten een aangepaste cursus uitwerken. Bij deze opdracht kwam hij in nauw contact met Dr. van de Calseyde, met wie hij echt bevriend werd en van wie hij heel veelleerde op het medisch vlak. Tezamen zullen ze nog autopsies verrichten om de oorzaak van mentale afwijkingen te bestuderen. Vanaf I september 1919 werd Br. Ebergist benoemd tot directeur van het instituut en moest hij zijn klas ruilen voor het directiekantoor. Blijkbaar moet dit kantoor indruk hebben gemaakt, want verschillende getuigen spreken van de vele foto's van kinderen met allerlei afwijkingen die er ophingen. Br. Ebergist maakte zelf veel foto's, alhoewel dit zeker niet zijn sterkste kant was, maar probeerde daarmee zijn wetenschappelijk werk te ondersteunen. Vanwege zijn grote toewijding en deskundigheid werd hij een veel gevraagd lesgever en werd hij een vaste medewerker van de "Leergangen voor opleiding van leerkrachten voor het Buitengewoon Onderwijs", welke in 1924 te Gent werden opgericht, aan de "Rooms-Katholieke Leergangen" te Tilburg vanaf 1929 en aan de "Hogere Instituten voor Opvoedkunde" te Gent en te Antwerpen waar hij vanaf 1933 eveneens les gaf. Daarnaast werd hij een geregelde spreker op congressen en cursussen en was hij de sympathieke gastheer voor de vele bezoekers die hij uitgebreid kon onderhouden tijdens zijn wandelingen doorheen het instituut. Wanneer de congregatie liet weten dat ze bereid was een nieuw instituut te 5


bouwen voor de licht mentaal gehandicapten, ging de droom van Br. Ebergist in vervulling en kon hij zich uitleven in de realisatie van een aangepaste omkadering waar zijn opvoedingsmetbode ten volle tot haar recht zou komen. In 1930 kon hij zijn "vliegtuig" - want zo noemde hij het instituut waarvan de plattegrond wel enige gelijkenis vertoonde met een vliegtuiginnemen en er 13 jaar het beste van zichzelf geven in de verdere uitbouw van het buitengewoon onderwijs en de opvoeding van de licht mentaal gehandicapten wier toekomst hem bijzonder ter harte ging. Gans de methode was erop gericht de kinderen voor te bereiden op het aanleren van een aangepaste stiel om hun zo een plaats te kunnen geven in de maatschappij. Dat hij daarin slaagde getuigden de vele oud-leerlingen die hij geregeld mocht ontmoeten en die hem blijvende dank verschuldigd waren. 3. Broeder Ebergist van binnenuit

Teneinde de figuur van Broeder Ebergist beter te leren kennen, willen we proberen aan de hand van getuigenissen, uitspraken en anecdoten enige facetten van zijn persoonlijkheid weer te geven. Zijn fysionomie wordt treffend beschreven door Br. Maximinus Van Meerbeeck die als kunstschilder gewoon was zijn objecten grondig te observeren: "Br. Ebergist was een echt El Greco-type: een mager man van middelbare leeftijd, een brede schedel net als zijn stadsgenoot Guido Gezel/e". Het Gezelle-sonnet van P. van Langendonck: "Zwaar peinzend hoofd met eeuwigheid omtogen", kon voor Br. Ebergist zijn geschreven. Onder het hoge voorhoofd, de donkere, wonderbare glans van zijn diepliggende ogen, die U verbaasd en onderzoekend tegelijk aankeken. Was zijn blik fel, zijn stem was warm. Een kloek-ingeplante neus, een brede doch fijngesneden mond met dunne lippen. Getaande gelaatskleur. Een ascetische profetenfiguur, en toch kwiek, - men denke aan de turnoefeningen die hij leidde, - bijzonder beweeglijk was hij als hij een toneelstuk regisseerde. Vlugge doch beheerste gang. Al bij al een vriendelijke verschijning als was hij dan ook karig met woorden." Broeder Ebergist werd door velen beschreven als een man van tegenstellingen: stil en timide, zich graag terugtrekkend en onopvallend aanwezig, de eenzaamheid opzoekend om te kunnen studeren en na te denken over het werk, en tegelijk een leidersfiguur die wist wat hij wou, koppig en vastberaden in het uitvoeren van zijn plannen. Wanneer zijn gelaatsuitdrukking een eerder melancholische trek had, was de vreugde ĂŠĂŠn van de fundamentele elementen van zijn bestaan hetgeen zich uitte in zijn zin voor fijne humor. Man van weinig woorden, die blijkbaar moeilijk op dreef kwam, maar dan in het volle vuur van zijn betoog een enorm enthousiasme kon uitstralen. Hij sprak in korte zinnen, gaf beknopte verklaringen en beheerste een gevatte stijl. Wanneer hij in het Frans kon spreken, waren zijn zinnen vlotter en zelfs 6


speelser en pittiger; wellicht speelde zijn Franstalige opvoeding hierin een rol. Zijn woekeren met de tijd was gekend: heel zijn dag was gepland, steeds had hij nog een tekst voor te bereiden en was hij bezig om een instrument bij te werken, en toch maakte hij onmiddellijk tijd wanneer iemand op hem een beroep deed of geheel onverwachts aan zijn deur klopte. Een aantal activiteiten waarbij hij contact met de jongens kon houden, behield hij als zijn voorrecht: iedere avond was hij een half uur aanwezig in de avondstudie bij de jongens van de vakschool, om de week deed hij een bewaking op de slaapzaal en was hij aanwezig bij de biecht. Hij hielp bij de voorbereidingen tot de eerste communie en leidde zelf de kajottersafdeling, en ook de turnlessen bleef hij geven als verderzetting van de turnfeesten die hij de eerste jaren geregeld organiseerde op de StropkaaL 's Avonds vond hij nog de tijd om toneelstukken te regisseren, hetgeen een enorme inspanning vroeg met soms maar een zeer gering resultaat. Zijn leven was zijn werk, zonder slaaf te zijn van het werk dat steeds ondergeschikt bleef aan de doelstelling van zijn leven, nl. het lot van de zwakzinnigen in al hun levensomstandigheden te verbeteren en dit vanuit de spiritualiteit van de Broeders van Liefde. In zijn rondleidingen die hij gaf aan de vele bezoekers aan het instituut, kwam steeds deze grondhouding ter sprake, en merkte hij geregeld op dat de methode slechts het middel was om de opvoeding te verstevigen. Als leider was hij eerder bedeesd als had hij schrik om een opmerking te moeten maken. Zijn bezoeken aan de klassen en de leefgroepen verliepen dikwijls geruisloos, als wou hij de lesgevers en opvoeders niet storen. Indien er toch iets moest gezegd worden, dan deed hij het, correct en in niet mis te verstane woorden, maar tegelijk open voor een wederwoord, een antwoord op een vraag, met een verontschuldiging gereed als het ging om een verwijt over een andere broeder. Hij kon zijn medebroeders aanmoedigen, stimuleren tot team-work bij het verder ontwikkelen van de opvoedkundige methode. Wanneer hij zijn "Education sensorie/le" voorstelde, benoemde hij dit steeds als het resultaat van de jarenlange samenwerking van vele broeders in het St.-Jozefinstituut en weigerde hij dit aan eigen verdienste toe te schrijven. In een in memoriam in het "Tijdschrift voor Rooms-Katholiek Buitengewoon Lager Onderwijs" wordt deze kentrek zeer goed weergegeven door zijn collega-vriend Christ die Br. Ebergist het volgende doet zeggen: "Gij gaat mij niet meer in de hoogte steken: dat is heel en al verkeerd. Gij moogt niet vergeten, dat onze congregatie al sedert 1853 is begonnen met meer bijzondere zorg te besteden aan de opvoeding van het zwakzinnige kind; dat Vader Amedeus en Vader Philemon, Vader Theodose als hoofdbestuursleden veel groter invloed dan ik hebben uitgeoefend op de verbetering en uitbreiding van dit onderwijs en de opvoeding; dat in vele onzer huizen in BelgiĂŤ 7


en elders een traditie daaromtrent is gegroeid, gedragen en voortgezet door talloze medebroeders en 't zou heel onjuist zijn mijn persoontje in het middelpunt te plaatsen." Met een dergelijke leider is het goed samen te werken, al was hij toch voor zijn tijd eerder uitzonderlijk te noemen in vergelijking met de toenmalig nogal paternalistische opvatting over het leiderschap. Zijn grootste eigenschap was wel die nederigheid en eenvoud, waarvoor hij door zovelen gewaardeerd en zelfs geëerd werd: het is vooral deze eigenschap die steeds opnieuw vermeld wordt in de vele in memoriams die geschreven werden bij zijn dood. Een broeder herinnert zich nog hoe hij voor een aangekondigd bezoek het niet beneden zijn waardigheid achtte om zelf de vensterbanken in de gang proper te maken. Dokter Dellaert drukte het als volgt uit: "Zoals geen heeft hij bewezen, dat de ware grootheid slechts bereikbaar is langs de totale onthechting van zich zelf, en algehele zelfovergave aan een verheven taak. Hadden wij hem dat mondeling kunnen zeggen, dan hadden wij hem fijntjes zien monkelen, met die harmonische mengeling van inwendige tevredenheid en helderziende inschikkelijkheid voor de uiterlijke pleegvormen; en wijl hij naar een boek zou gegrepen hebben om ons iets merkwaardigs te tonen zou hij, vluchtig en wat verlegen, maar tegelijk doodernstig gezegd hebben "elk mijner medebroeders verdient zo een groot man genoemd te worden". Niet alleen christelijke eenvoud en menselijke geestdrift verhieven U tot een uitzonderlijke hoogte; U waart steeds natuurlijk, voorkomend, behulpzaam, opgewekt, gelijk aan U zelf, zo vanzelfsprekend en doorleefd deugdzaam, zo ongedwongen en toch consequent, dat wij ons, nu dat alles zo wordt overwogen, durven afvragen of O.L.Heer U geen uitgelezen natuur geschonken had''. Heel deze grondhouding werd heel treffend in de laatste maanden van zijn leven, waar ook het geheim van zijn religieuze bezieling als Broeder van Liefde op een bijzondere wijze gestalte kreeg. Reeds jaren had hij maagklachten welke hij geduldig en zonder klagen verdroeg. Eind maart 1943 echter kwam bij een onderzoek door zijn vriend-dokter André De Wulf tot uiting dat hij een tumor had die best onmiddellijk zou worden verwijderd. Dit gebeurde, maar al vlug werd duidelijk dat er geen genezing meer mogelijk was en dat het amper een kwestie van een paar maanden zou worden. Daarvan op de hoogte gebracht vroeg hij om uit het ziekenhuis ontslagen te mogen worden en in het klooster te mogen sterven. Broeder Augustinus kreeg de opdracht hem te verzorgen en kon jaren later getuigen over de dankbaarheid welke Br. Ebergist voortdurend uitdrukte. Heel zijn leven had op de Heer gebouwd en vorm gegeven in een religieuze leefwijze, die getekend was door een stipte vervulling van zijn kloosterlijke verplichtingen, trouw in het dagelijkse gebed, waarbij kruisweg na het ontbijt en geregelde bezoeken aan het H. Sacrament vaste ingrediënten waren en een

8


schier eindeloze gehoorzaamheid aan zijn oversten. Alhoewel hij zelf directeur was, zou hij nooit een beslissing voor hemzelf genomen hebben zonder de uitdrukkelijke toestemming van zijn overste. Broeder ExupĂŠrance, die verschillende jaren overste was, kon getuigen hoe Broeder Ebergist op een bijna kinderlijke manier gehoorzaamde en zelfs de toelating vroeg om de laatste sacramenten te mogen ontvangen. Broeder Jules Cremers was aanwezig bij zijn afsterven op 6 mei 1943 en geeft het volgende relaas: "Hij stieif als een heilige. Juist voor zijn doodstrijd waakte ik bij hem. Hij vroeg me toen om toch goed te zijn voor de jongens en ze te blijven volgen. Even later zei hij mij wat te willen rusten. Na een tijdje vroeg hij plotseling om vader overste en de broeders te willen verwittigen dat hij sterven ging. En hij, die steeds voor ons allen een voorbeeldwas geweest, die ons werkelijk in alles was voorgegaan, hij vroeg ons allen vergiffenis op zo'n natuurlijke en gemeende manier dat allen daarbij diep ontroerd waren. Dan overleed hij, zeer zacht en gelaten". De rector van het St.-Jozefinstituut, E.H. Tack, die hem persoonlijk zeer goed kende, verwoordde het leven van Br. Ebergist in de volgende bewoordingen op het bidprentje: "Kloosterling was hij voor alles en in alles. Zijn kloosterregel getrouw tot in de kleinste punten, was hij voor ieder een lichtend voorbeeld van stipte regelmatigheid, nederige gehoorzaamheid en stichtende godsvrucht. Begenadigd met een rotsvast geloof en een sterk Godsvertrouwen, begaafd met een helder verstand en een zachte, doordrijvende wil, stond hij 36 jaar op zijn toegewezen post, om in alle eenvoud, zich iedere dag helemaal te geven aan de hem toevertrouwde leerlingen. Naar de geest van de congregatie en met voorliefde gingen zijn vaderlijke zorgen en innemende goedheid naar de gebrekkigen en minderbedeelden Wie met hem in aanraking kwam, voelde met de dag zijn eerbiedige bewondering stijgen voor de ernstige wetenschap, doch vooral voor het edel gemoed van de uitstekende kloosterling, die als enige drijfveer tot offervaardige activiteit bezat: zijn grote liefde tot God en de evenmens". 4. Broeder Ebergist in de congregatie van de Broeders van Liefde Vijftigjaar na zijn overlijden blijft het zinvol een figuur als Broeder Ebergist in herinnering te brengen, enerzijds omwille van de grote inbreng die hij gehad heeft binnen de pedagogie van de gehandicapte medemens, maar nog meer om wat hij als mens en als broeder betekend heeft. De congregatie van de Broeders van Liefde, de sector orthopedagogische zorg en ook het St.Jozefinstituut te Gent blijven dankbaar om het voorbeeld van toewijding en deskundigheid dat ze via de persoon van Br. Ebergist hebben gekregen als onverwacht geschenk. Als congregatie kunnen we ons de vraag stellen of Broeder Ebergist in zijn 9


tijd voldoende werd gewaardeerd. We weten dat er wel wat naijver was bij bepaalde broeders, onder andere bij zijn directe overste, nl. Vader Theodose. Hoe typerend is het niet in een tekst door deze laatste geschreven over de zintuiglijke opvoeding wel zijn eigen bevindingen terug te vinden maar geen woord over Broeder Ebergist. Ook het gebrek aan belangstelling vanwege Vader Theodose moet zeker opgevallen zijn bij Broeder Ebergist. Zijn enig verweer was de aanvaarding zonder maar een woord van ongenoegen te uiten. Tegelijk weten we dat Br. Ebergist wel het volle vertrouwen mocht genieten van de generale oversten, m.n. Vader Amedeus en Vader Philemon en dat hij vooral door zijn medebroeders echt gewaardeerd werd. Als sector orthopedagogische zorg bij de Broeders van Liefde kunnen we ons vandaag de vraag stellen welke boodschap we van Broeder Ebergist het sterkst mogen meedragen. Het is wellicht zijn radicale keuze voor het welzijn van de mensen met een handicap en zijn echte liefde voor de minsten. Emiel Van Hemeldonck, de bekende Vlaamse schrijver en inspecteur, ontmoette hem slechts éénmaal en hield volgende zin in herinnering tijdens zijn zeer confronterend bezoek als jonge onderwijzer aan de zwaarste afdeling van het St.-Jozefinstituut: "Het zijn al kinderen Gods. Ze hebben weinig gekregen en moeten veel ontvangen. En dit is het grote geheim: ze tienmaal liever zien dan de anderen... " Tenslotte mag het St.-Jozefinstituut te Gent zich gelukkig prijzen een directeur als Broeder Ebergist gekend te hebben. Zijn beeltenis prijkt aan de ingang, en ook de rijke verzameling didactisch materiaal wordt er zorgvuldig bewaard. Dr. Dellaert schreef in zijn in memoriam: "We kunnen ons Zwijnaarde nog niet voorstellen zonder de levendige Gezellekop van Broeder Ebergist; zijn geest zal er voortleven, en zijn naam zal voor immer gehecht blijven aan het St. -Jozefinstituut, aan de pedagogiek der debielen en verminkten die hij er, op volmaakte wijze, in verwezenlijking bracht." Moge zijn dynamisme voortleven in al diegenen die zich vandaag blijven inzetten voor de medemens met een handicap en dit op een geïnspireerde en deskundige wijze.

BIBLIOGRAFIE - Christ, G.A.E., Broeder Ebergist, directeur van het St.-Jozefinstituut, in Tijdschrift voor Rooms-Katholiek Buitengewoon Lager Onderwijs, 1946, nr. I, p. 1-12. - De Beuckelaer, Br. Wamer, Broeder Ebergist De Deyne, in Helpende Handen, 1961, nr. 4, p. 112-115. - De Deyne, Fr. Ebergist, L 'éducation Sensorielle chez les enfants anormaux. Gand, Procure des Frères de la Charité, 1922, pp. 256. - Dellaert, Dr. René, In Memoriam Broeder Ebergist, in Vlaams Opvoedkundig Tijdschrift, 1943, p. 257-259.

10


- Franssen, Br. Exupérance, En hij was voor ons allen een voorbeeld, in Helpende Handen, 1956, nr. 4, p. I 06-108. - Stockman, Br. René, Geen rede mee te rijmen. Gent, Museum Dr. Guislain, 1989, pp. 239. - Tack, E.H. Cesar, In Memoriam Broeder Ebergist, in Ziekenverpleging, 1944, nr. 117, p. 1-

5. - Tack, E.H. Cesar, Van die ons voorgingen: Broeder Ebergist, in Deus Charitas Est, 1948, nr. 5, p. 11-15. - Van Hemeldonck, Emiel, Terugblik, in Helpende Handen, 1956, nr. 3, p. 76-77. - Van Meerbeeck, Br. Maximinus, Broeder Ebergist, in Helpende Handen, 1973, verschillende nummers. - Van Walleghem, Br. Marcel, Br. Ebergist De Deyne en zijn werk over de zintuiglijke opvoeding bij mentaal gehandicapten: eindpunt of schakel in een evolutie? in Tijdschrift voor Opvoedkunde, 1973, nr. 6, p. 415-440. - Van Walleghem, Br. Marcel, Ontwikkeling van de basisfuncties bijjonge mentaal gehandicapte kinderen. Leuven, onuitgegeven doctoraatsverhandeling, 1973, pp. 458. - Archief Provincialaat Broeders van Liefde, Gent. - Archief St.-Jozefinstituut te Gent. - Gesprekken met Broeders van Liefde.

Br. Dr. René STOCKMAN

INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE- FICHE NR. 217 Op 15 mei 1901 stelde Armand He ins in de rubriek "Burgerlijke Gebouwen - Vrijdagmarkt, nr. 42 - XVIIIe eeuw" in het Frans een fiche op over een Monumentale Ingangspoort

Deze eiken deur, die merkwaardig is van opbouw en van technische uitvoering, bevat 2 vleugels waaronder één met een deurraam. Zij meet 3,42 m x 2,39 m breedte, het raam 2,13 x 0,94. Opgericht op drie treden vormt het ensemble van de twee vleugels, onder de boog, een perfecte rechthoek. Ze zijn versierd met een mascaron; de reliëfpanelen waarvan de boorden gesculpteerd zijn worden omkaderd door banden. Het bovendeel van de deur, in de vorm van een halve cirkel, opent in twee helften, aangezien het deel uitmaakt van de vleugels die wij komen te beschrijven. De pilaster van de rechtervleugel wordt bekroond door een mooi beeldje van de Heilige Maagd met het kindje Jezus op de arm. Deze groep is geplaatst op een vooruitstekende console. Elke halve boog vertoont een gevleugeld engelkopje tussen decoratieve oprollingen. 11


Het Tooghuis op de Vrijdagmarkt Copyright A.C.L. Foto Nr. 33339.

Heel deze deur, nu beschilderd met olieverf, is ingekaderd in een constructie in blauwe steen, eveneens gekleurd, bestaande uit twee pilasters met centrale sierband en bossages. De pseudo-corinthischekapitelen die de bekroning vormen zijn verbonden door opgaande sierlijsten die gewelf- en sluitsteen omkaderen. Deze draagt 12


een cartouche die versierd is met een vrouwenkop en ondersteunt. met twee consoles met voluten, een balkon met moderne borstwering. Het huis tot dewelke deze deur toegang geeft had vroeger het nr. 4 7, vandaag is dat 42 geworden. De gevel moet gemoderniseerd geweest zijn op het einde van de XVIIIe eeuw en biedt geen belang. Maar er zijn veel historische herinneringen aan dit huis verbonden dat het oud Tooghuis is. Men vindt er de gedetailleerde geschiedenis van in Gent van Mr. Fr. De Potter. Wij beperken er ons toe er aan te herinneren dat het van een van de vensters van de verdieping is dat de Graven van Vlaanderen de eed aflegden de privileges van de stad te zullen behouden. Cf. Fr. De Potter, Gent, VI, pp. 328-335.

HERINNERINGEN AAN HET 1e ARTILLERIE REGIMENT IN 1937-1938 (Vervolg) Ik zou liegen moest ik zeggen dat ik goed geslapen heb. En ik ben zeker niet de enige die in dit geval is. De halve slaap waarin ik verkeerde wordt plotseling onderbroken door het geluid van een kamerdeur die geopend wordt en het gebrul: "Opstaan!" Enkele minuten later klinkt het mooi en opgewekt trompetsignaal van het "rĂŠveil". Dat is misbruik! Het is nog maar Su. en we staan al aangekleed in ons linnen uniform. Het is in rijen van twee dat wij, in een nog lethargische toestand, door de onderofficier van week naar de "lavoir" worden geleid. Nieuwe onaangename ervaring: een grote zaal zonder andere vensters dan enkele hoog geplaatste raampjes die - de spinnewebben bewijzen het - weinig gebruikt worden. Enkele blote electrische lampen verspreiden een zeer schaars licht. Tegen de muur staan grote zinken gootstenen en een reeks kranen. Er heerst daar een zeer onaangename vochtige koude. Uit de kranen komt er enkel ijskoud water. Ons toilet is natuurlijk vlug gemaakt, het wassen wordt herleid tot een minimum om zo vlug mogelijk uit de koude weg te geraken. In feite is dat goed berekend, op het uurrooster wordt er elders tijd gewonnen die voorzien was voor het wassen. Niettegenstaande het vroege uur voelt het buiten warm in vergelijking met het waslokaaL De toiletten? Ik durf er niet van spreken om gevoelige zielen niet te choqueren. Een echt schandaal, een onnoembare vuiligheid, een beschaving die 13


zich superieur acht onwaardig. Waarom komt de geneesheer van het regiment niet tussen om een einde te stellen aan deze zo onhygiÍnische toestand? Wij mogen verder wat orde brengen in onze kledij. Rond 7 uur is er het ontbijt. Het brood is reeds gekend, de margarine smakeloos, de confituur kan er door. De koffie? Een mysterie: wanneer men er melk aan toevoegt verandert hij van kleur als een kameleon, van bruin wordt hij groen. Na het ontbijt, per rang van twee naar de infirmerie. Het is een grote dag. De dokter gaat ons inenten tegen een hele hoop ziekten, waaronder typhus en tetanos. Per groep van een twaalftal gaan wij de infirmerie binnen. Wij gaan op een rij staan, het bovenlijf ontbloot. Een infirmier gaat achter ons en smeert onze linkerschouder in met ether. Onmiddellijk daarna komt een andere infirmier die het vlees van onze schouder samenknijpt om een kwabbel te vormen. De dokter die meekomt is drager van een soort spuit die gelukkiglijk kleiner is dan deze van Dokter Diafoirus van Molière. Maar toch verontrustend. Met een vaste hand en een krachtige beweging van onder naar boven steekt hij er de naald in en injecteert hij de vloeibare entstof. Het vaccin verspreidt zich als een brandend vuur. Het uittrekken van de naald veroorzaakt een pijnlijke flits. De volgende! Gedurende 48 uren ben ik vrij van dienst. Ik verdraag deze ingreep goed, maar andere meer gevoelige kameraden verdragen hem minder goed; sommigen worden bleek, wankelen en twee of drie vallen van hun stokje en worden in de infirmerie op een draagbaar gelegd. Gedurende twee dagen moeten wij ons stil houden en ons hoeden voor de brandende julizon. De reacties, na enkele uren, zijn zeer verschillend. De grote bult op de linkerschouder is hard en pijnlijk bij het aanraken. Ik kan de arm bewegen, maar het is best om niet aan te dringen, want het doet te veel pijn. Andere slachtoffers kunnen de arm niet bewegen. De volgende dag leidt de onderofficier van dienst ons, veel te vroeg, naar de refter. Wij mogen nog niet binnen en wij blijven dan een hele tijd staan in de brandende middagzon. Het resultaat laat niet op zich wachten: een van de kameraden valt, gevolgd door een andere, en nog een andere. De sterksten vangen de bezwijmenden op in hun armen. De infirmiers komen aangelopen met brancards. Vijf of zes kameraden worden de infirmerie binnengedragen. De overlevenden gaan vlug schuilen onder een afdak, in de schaduw. De onderofficier wordt flink uitgescholden door de dokter. Wij brengen onze rusturen door met lezen, slapen en het verder naaien van stamnummers. Na aldus 2 dagen gepasseerd te hebben worden bijna alle rekruten van de batterij, na een geneeskundig onderzoek, goed voor de dienst verklaard. Twee of drie zijn nog in de infirmerie en twee die nog koortsig waren werden ondergebracht in het Militair Hospitaal. 14


En dan komt de zaterdag. De adjudant leert ons vlug de verschillende graden en de uiterlijke kentekens ervan en op welke manier de militaire groet gebracht wordt. Wij worden ondervraagd om er zeker van te zijn dat wij geen brigadier voor een onderluitenant zullen nemen. En dan moeten wij verschillende malen defileren voor de adjudant die zich met een verontrustende ernst achtereenvolgens laat doorgaan voor een kommandant, een eerste-chef, een majoor, een generaal. Voor een generaal is een simpele groet niet voldoende. Op verschillende meter van deze hoog gegradeerde moet men halt houden, front maken, groeten en zo blijven staan tot wanneer hij enkele meter voorbij is. Een beetje vóór 12u., verzameling op 2 rangen, naamafroeping en inspectie door de kommandant en de adjudant. Enkele rectificaties aan te schuin staande politiemutsen, slecht aangepaste gordels en dan- bij het afroepen van onze naam - gaan wij voor de adjudant staan en krijgen wij nog eens de gelegenheid om op een correcte manier te groeten, waarna wij voor de eerste maal onze gele permissiekaart krijgen die geldig is tot de volgende dag, zondag, om middernacht. Opnieuw op een rij defileren om onze kommandant en onze adjudant te groeten en op klokslag 12 uur gaan wij vreugdevol door de grote kazemepoort, een klein valiesje met onze burgerkleren erin in de hand, en ... wij groeten de onderofficier die aan de uitgang nog eens onze uniformen inspecteert.

Ingang van de kazerne, van binnen gezien. Naast de inrijpoort, de "Corps de garde". Rechts boven: de bureaus van de Staf, van de Officier van wacht en van de Adjudant van week.

15


Als ik op de terugweg naar huis maar geen slechte ontmoetingen heb: een generaal, Z.M. de Koning ... ! Mijn ouders en mijn vrienden vinden mij goed in uniform. Ikzelf voel mij onhandig, slecht aangekleed, maar de vreugde terug onder de mijnen te zijn doet mij mijn gegeneerdheid vergeten. Mijn nog pijnlijke linker schouder herinnert mij aan de kazerne. De zondag in familie gaat vlug voorbij en 's avonds, een beetje voor middernacht, is het de terugkeer naar de kazerne met teruggave van de permissiekaart aan de postoverste. Onmiddellijk is het opnieuw de karakteristieke geur van de paarden, de stal, de paardenvijgen, een geur die mij nog dikwijls zal overvallen gedurende mijn 17 maanden diensttijd. De kamer weerklinkt van gelach en van relazen; iedereen vertelt over het eerste contact als militair met de familie. Een beetje vóór middernacht komt de onderofficier van de week en de lichten gaan uit. Ik probeer mij wat te verwarmen in mijn klam bed en in te slapen, want morgen om Su. begint het echt militair leven. De volgende dag, om Su., weerklinkt het trompetgeschal van de "réveil" dat ons het begin aankondigt van onze 17 maanden militaire dienst. Gedurende de eerste 6 maanden verloopt onze opleiding volgens een strict en zwaar uurrooster: theoretische lessen, oefeningen te voet, paardrijden, voltige in galop gaan elkaar iedere dag opvolgen zonder één minuut te verliezen. Ziehier het uurrooster: 5u.-5.30u. Opstaan en toilet. 5.30u.-6.30u. Lichamelijke opvoeding. 6.30u.-7.u. Veranderen van uniform en voorbereiding tot de oefening van de dag. 7u.-7 .30u. Ontbijt en (op aanvraag) bezoek bij de dokter. 7 .30u.-11.30u. 4 verschillende disciplines, gevolgd door 4 groepen die om het uur afwisselen. A. Paardrijden in de manege. B. Oefeningen te voet. Hanteren van karabijn en maneuvers. C. Instructie en bediening van een veldartilleriestuk van 75mm. D. Instructie en hanteren van de lichte Maxim-mitrailleuse. 11.30u.-12u. Rust. Voor dezen die het aangevraagd hebben: rapport van de Kommandant. Eventuele straffen. 12u.-12.30u. Middagmaal in de refter. 12.30u-13.30u. Rust, maar... ook het reinigen en onderhoud van het paardentuig: zadel, stijgbeugels, riemen, teugels, gebitten. 16


13.30u.-17.30u. Theoretische lessen: reglement van Inwendige Dienst, richten der kanonnen, elementen van balistiek, kaartlezen, enz. Op de maandag, woensdag en vrijdag verandering van uurrooster: van 13.30u. tot ongeveer 15u. gaan wij in onze linnen uniform naar de manege voor de voltige in galop. Rust en verandering van uniform. De verlofgangers doen 17.30u.-18u. hun uitgangsuniform aan. Opgepast voor slecht gepoetste knopen of niet blinkende schoenen en getten. Vrije tijd. 18u.-22u. 22u. Algemeen appèl. Doven der lichten. 22.30u. Ik zal het meer in detail hebben over het paardrijden en de voltige in galop; de andere activiteiten gelijken veel op die van een school. Lichamelijke opvoeding Wanneer het niet regent of sneeuwt wordt dit gegeven op de grote koer. De instructeur is een Eerste Chef en het is geen zachte. Gedurende 60 minuten kennen wij geen seconde rust, met uitzondering van de ademhalingsoefeningen. EÊn enkele manier om zich te verplaatsen: de looppas, zelfs om de toestellen te plaatsen en weg te halen. In mijn jeugd had ik, met uitzondering van fietsen en zwemmen, maar weinig aan lichamelijke opvoeding gedaan. Deze oefeningen hebben fysisch en geestelijk bijgedragen tot mijn vorming als man. Wanneer de herfst kwam met zijn frisse morgens slaagden wij er in te zweten na enkele minuten oefenen in ons bloot bovenlijf. Na enige weken probeerde onze instructeur ons (die gewapend waren met stokken) de grondbeginselen in te prenten van de edele schermsport. Hij zelf was een goede schermer en dezen onder ons die onoplettend waren mochten zich op zijn uitnodiging komen vervolmaken in de cursus schermen die hij gaf in een schermlokaal, maar... 's avonds, gedurende onze vrije tijd. Ochtendactiviteiten Wij zijn dus ingedeeld in 4 groepen en wij brengen om de beurt ongeveer een uur door in de opgelegde vier disciplines. 1. Theorie aan het kanon: Het stuk snelvuur van 75 mm. Onder de leiding van een beroepswachtmeester worden wij vertrouwd gemaakt met de benaming van de onderdelen die een kanon uitmaken, alsook met het schietmecanisme en met de precisie-instrumenten voor het richten. Men leert ons de dienst aan de stukken, de bewegingen die moeten uitgevoerd worden door iedere van de bedieners van het kanon: de richter, de lader, de schutter, de regelaar, de aangever van de munitie.

17


Van zodra wij voldoende "ruiter" zijn worden een paar stukken 75 mm. ingespannen en wij zullen heel de voormiddag practische oefeningen hebben in Eenbeek-Einde op het grondgebied van Destelbergen. 2. Instructie van automatische verdedigingswapens: machinegeweren en lichte Maxim-mitrailleusen. Instructie gegeven door een Eerste Chef. Bestond er in de werking van deze wapens te kennen, de naam van de verschillende samenstellende delen en, om te eindigen, men moet deze wapens kunnen demonteren en terug monteren in een minimum van tijd, zelfs geblinddoekt. Een zestal malen hebben wij mogen schieten in de schietstand op de Sterre. Het is bij deze gelegenheid dat ik uitstekende resultaten behaalde, zonder er mij van bewust te zijn dat toen ik in 1939 gemobiliseerd werd, ik voor die reden het bevel kreeg over een halve sectie van 4 Maxim's voor de verdediging van de Ie Groep van het 1 A tegen laagvliegende vliegtuigen. 3. Instructies van Oefeningen te voet. Hanteren van wapens. Onder de leiding van een beroepswachtmeester. Leren op stap gaan, verschillende formaties: op rijen van 4 of op ĂŠĂŠn rij van ongeveer 30 man. Rechtsomkeert, op rijen naar links, naar rechts, enz. In den beginne zonder karabijn, later met onze karabijn waarvan ons het hanteren en het onderhoud bijgebracht werd. Na verschillende weken leren wij ook onze makkers "bevelen". Om ons het "blaffen" te leren moeten wij de bevelen geven vanaf de overkant van de grote koer. Het moeilijkste in deze oefeningen was het naast elkaar marcheren op 2 rijen, op stap de draai nemen en zelfs een volledige cirkel vormen en toch een rechte lijn blijven vormen van het centrum naar de buitenkant. Wat heeft onze adjudant ons doen afzien, want het was hij die bij deze gelegenheid commandeerde. Wij hebben een enkele maal voor het publiek mogen defileren en dit ter gelegenheid van de Koloniale Dagen. Onze batterij had de eer de escorte te mogen vormen voor het vaandel van het regiment. Paardrijden Ik zal daar later meer over uitwijden want het was voor ons de meest spectaculaire oefening en voor sommigen onder ons (waar ik bijhoorde) een bron van voldoening en fierheid om paard te kunnen rijden. Theoretische Cursussen Het Reglement van Inwendige Dienst werd gegeven door onze legendarische adjudant. Hij was een keuronderofficier, een uitstekende ruiter en een oud-strijder van 14-18. Hij had de eer het vaandel van het Regiment te 18


\0

Tekening spec iaal gemaakt voor "Ghendtsche Tyd inghen" door ons medelid, de kunstschilder John van Hulle.


mogen escorteren bij officiële plechtigheden. Andere materies zoals Balistiek, Oriëntatie, Kaartlezen, enz. behoorden tot het domein van verschillende luitenanten. Daar valt weinig over te zeggen. Het waren weliswaar nieuwe materies en voor technici vertrouwd met wiskunde betekende dat geen onoverkomelijke moeilijkheden, maar voor die arme advocaten was dat onverteerbaar. Er moet ook vermeld worden dat luitenanten die zeer bekwaam waren in deze materie, niet altijd de gave bezaten dit over te brengen zoals een beroepsprofessor dat zou gedaan hebben. Er moet aan toegevoegd worden dat deze hoogtechnische cursussen de maandag, woensdag en vrijdag gegeven werden, na een of twee uur voltige in galop in de manege (iets wat ons "gecreveerd" achterliet) moeilijk geassimileerd werd. Ik herinner mij dat ik verschillende malen in slaap ben gevallen. De luitenant heeft mij zelfs een keer moeten wakker schudden, maar ik was niet de enige. Waarom werden deze cursussen niet gegeven in de voormiddag? Er was ook de wekelijkse ondervraging voor de theoretische cursussen. Er waren 10 punten te winnen. Voor ieder punt onder de helft van dit getal werd ons edelmoedig 2 dagen kwartierarrest toegestaan. Dit arrest werd niet ingeschreven in onze "livret", maar in plaats van om 18u. te mogen buitengaan, moesten wij 's avonds binnenblijven om te studeren en ons telkens aanbieden bij het appèl der gestraften. Zo heb ik ongewone tonelen bijgewoond. De gestraften moesten zich aanbieden op de grote koer tegenover de "corps de garde", gegroepeerd in rijen per batterij. In de andere batterijen waren er weinig gestraften: een of twee, dikwijls geen enkele; maar in de Schoolbatterij heb ik dikwijls rijen gezien van 35-40 man. Het gebeurde al eens dat een "goede" officier van wacht ons ontsloeg van dit speciaal appèl. Ik verschillende malen arrest gekregen, maar ik heb er mij nooit veel van aangetrokken. Ik was toen reeds verloofd en mijn verloofde die in Gent woonde aarzelde niet, als zij mij om 19 uur niet zag verschijnen, mij in de kazerne te komen bezoeken. De kleine spreekzaal naast de hoofdwacht was dan gevuld met de gestraften van de batterij en hun verloofden of vriendinnen en de uren gingen op een aangename manier voorbij. Bij het eindexamen werden de 20 beste leerlingen Kandidaat Reserve Onder-Luitenant (KROL), de anderen werden Kandidaat Reserve Onder-Officier (KROO). Twee van de onzen bleven brigadier. Ik was bij de KROO's, eervol 31e of 32e geklasseerd, iets wat voor mij ruimschoots voldoende was. Ik vond dat 16 jaar schoollopen voor mij voldoende was en ik voelde er niets voor om een militaire carrière te maken. Jaime JURDAN ('t vervolgt) 20


GENTSE MEMORIEDAGEN: 4, 5 en 6 januari 4 januari 1386 Lodewijk van Male, op 29 januari 1384 overleden, wordt als graaf van Vlaanderen opgevolgd door Filips de Stoute, hertog van Bourgondië, maar de traditionele Blijde Inkomst in de hoofdstad van het graafschap blijft lang uit, want Gent komt in opstand tegen de hertog en zijn bondgenoot, de koning van Frankrijk. In december 1385 wordt eindelijk te Doornik de vrede ondertekend en op 4 januari doet de sluwe en wijze hertog, samen met zijn echtgenote Margareta van Male, zijn Blijde Inkomst te Gent. Hij legt de eed af, doet vele mooie beloften en spreekt de beroemd gebleven woorden uit, waarmee hij de Gentenaars zo behendig in doekjes deed: "Soyez de bons et fidèles sujets et nous vous serons bon prince" (Wees goede en trouwe onderdanen, dan zal ik een goede prins voor u zijn). (Blijde Inkomst: naam voor intochten die vanaf de vroege renaissance tot in de barok georganiseerd worden ter gelegenheid van een troonsbestijging of een huwelijk van een landvorst Typisch voor de renaissance blikte dit gebruik terug naar de klassieke triomftochten van Romeinse overwinnaars. Het waren alleen de belangrijke steden die hiervoor in aanmerking kwamen. De stad werd meestal versierd met triomfbogen, door kunstenaars vervaardigd.) 4 januari 918 Dood van graafBoudewijn 11 de Kale (regering 879-918), tweede graafvan Vlaanderen. Hij werd begraven in de Sint-Pietersabdij waar zijn graf nog bestond op het einde van de 15de eeuw. Hij regeerde 38 jaar en verstevigde het grafelijk gezag in Vlaanderen, aldus de weg effenend voor zijn zoon Arnulfl die, dank zij dit voorbereidend werk, een van de machtigste prinsen van zijn tijd zou worden. (Waarschijnlijk was het Boudewijn 11 die na de tweede reeks Noormannenraids omstreeks 892 zowel te Brugge als te Gent een versterking liet bouwen: de Brugse Burg en het Gentse Novum Casteil urn. Zijn vader, Boudewijn I de IJzeren, had waarschijnlijk reeds nà de eerste reeks Noormannenraids (tijdens zijn regering tussen 862 en 879) twee oude Gallo-romeinse versterkingen heringericht: Rodenburg als hoofdresidentie, thans Aardenburg, en Oudenburg. Aardenburg wordt namelijk voor het eerst vermeld tussen 840-875 en Oudenburg in 866. De oudste vermelding van Brugge dateert van 892.) (DE BUCK R., Wijnberoepen in het oude Gent, in voorbereiding)

21


4 januari 1797 Het predikherenklooster wordt openbaar verkocht aan de negentien kloosterlingen van de orde die nog in de stad verblijven. (Op I oktober 1795 waren de Oostenrijkse Nederlanden, Luik en het hertogdom Bouillon officieel bij Frankrijk ingelijfd. De Fransen hadden de kloosters gekonfiskeerd.) 4 januari 1781 Plechtige rouwdienst in de Sint-Baafskathedraal, ter nagedachtenis van keizerin Maria-Theresia, overleden op 29 november 1780. 5 januari 1878 Geboorte te Gent van Henri Van Daele. 5 januari 1831 De Belgische Omwenteling heeft gezegevierd. De Nederlanders zijn uit het land verdreven, maar te Gent, bolwerk van het Orangisme, zijn de gemoederen nog geenszins tot bedaring gekomen. Op 5 januari worden zelfs overal in de stad petitielijsten in omloop gebracht om de Prins van Oranje als vorst te doen kiezen. Handtekeningen van mensen uit alle lagen van de bevolking, zelfs van magistraten en gemeenteraadsleden, worden bekomen. (Het orangisme in BelgiĂŤ liep ten einde in 1839, na de definitieve Belgische zelfstandigheid. De aanhangers gingen geleidelijk over naar de liberale partij.) 5 januari 1815 De voornaamste burgers van de stad offreren, in de zaal van de Staten van Vlaanderen in het stadhuis, een banket aan de Engelse en Amerikaanse afgevaardigden die op 24 december 1814 het verdrag "De Vrede van Gent" hebben ondertekend. 6 januari 1837 Voor de eerste maal wordt op de Graslei de fruit- en appelmarkt gehouden. Voordien hield men de fruitmarkt op de Korenmarkt en de Appelmarkt op het Sint-Veerlepte in. 6 januari 1897 De Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent neemt de belangrijke beslissing een "lnventaire ArchĂŠologique de Gand" te laten verschijnen, onder de vorm van grote steekkaarten, waarbij voor elk belangrijk monument, dokument of kunstvoorwerp, een korte beschrijving of historiek zou worden opgemaakt. 22


6januari1227 Ferrand van Portugal, die bij de slag van Bouvines in 1214 door de Franse koning Filips 11 Augustus werd gevangen genomen, wordt na zeven jaar opsluiting, door de jonge Louis IX na diens troonsbestijging, in vrijheid gesteld. (Ferrand van Portugal was de echtgenoot van gravin Johanna van Vlaanderen. Na zijn vrijlating berustte hij verder in Vlaandereos onderworpenheid aan Frankrijk.) Ronald DE BUCK

DE GENTSE BURGERLIJKE WACHT. 1814-1914 (Vervolg) DE GENTSE "GARDE CIVIQUE" EIND 1831

In de nacht van 1 augustus 1831 verbrak generaal Chassé, kommandant van de citadel te Antwerpen, het wapenstilstandakkoord en op 2 augustus overschreden Hollandse troepen onze grenzen. Hierop werd de burgerwacht gemobiliseerd en kwam onder het beheer van het Ministerie van Oorlog. De opgeroepenenkregen dezelfde rechten en plichten als de militairen en wat interessanter was, ook de soldij. (1) Onmiddellijk reageerde het Gentse plaatscommando op de gebeurtenissen door het bevel te geven alle buitenpoorten, door militairen bewaakt, te laten bezetten door de burgerwacht. 's Anderdaags bekJoeg kolonel Van De Sande zich in een rapport dat de posten aan de Brusselse, St-Lievens, Heuver- en Kortrijkse poort niet waren afgelost: "... i/ est malheureux de penser, qu'au moment ou les troupes de ligne pourroient recevoir l'onlre de se porter à la frontière, il y aurait si peu de zêle à attendre de la milice citoyenne à laquelle la sureté de l'intérieur serail confiée. "(SAG-M25) Onze I ste ban was ingedeeld bij het leger der Vlaanderen en kreeg de opdracht de noordergrens bij Maldegem te helpen verdedigen. Kolonel Coppens gaf zijn eerste oorlogsorder: ''Aux armes Camerades. Lepremier Ban de la Garde Civique de Gand se réunira aujourd'hui mercredi à 2 heures, devant /'hotel de ville prêt à marcher au premier ordre. Lepremier Batai/Ion se placera dans la rue haute porte. Le 2ieme Batai/Ion devant Ie cour St-George. Le 3ieme Marché au beurre. Le colonel commandant la Garde Civique de Gand, Ch. Coppens. "(SAG-M25) na 30.000 "cartouches" 23


:; ,.

··.··· ·.-·.

.:.::.: :-·

·.. .

; >~ ·

_· f ... ~~ ~ - w c.

. . ·-,~-~. ..,

..j~~-~\- .·~ ::: ::· · ·~:-~ : .

'"'·•

,.,,

. f : -··

·-~~:'~~Oiärèv:~~l:l - Jo!Jr~

Dag-Order.

.,:;l$l;~~.~~;~;:r~

·...·· De uywiJiigcrs yu den 2ua o.o. S.._

hu worden terw_iUigt

dat den' hetr Lieuteoaot.-Coloofi Be.rla belast il ~et hu.D.Do

2f

JWlco ûch, t.eu dien eyuclo,

moe\.e~

,_,. ..; ·,· _·. ;:'_llo-4oini>!·;o··,.u4r• -à cet·<lf<l ·l ·t..: Cu<rue !i• :Z. __,

~.. ··'f'Î 1141_4u

Ç.Urn N•2. · Dio

.

:,..- . .

bege•ea. .i.P 4o ·

~'.!..'~~~~ebi'"!',.!'!!~'L~~:!!!i:~.&OAI>Jot,.-:-~-....

de& .aa. men u.l mactregelcn JiemOJt dat - ~ àndere daedel,.X ·

Alle Bw-gcr-wi:chten optrekken

w

• .: . t .

.,ewaptnd wordCAo I

Toonieo

·. . .i •."

'' J • • :·:

~

••

fOill Garde

;.-·

anqw,

.

.

um!. qlli

D.C

marche pca Kit öomme

J~ :".~DJ' . die mêt

YfJ""illiger or behoorende lot d.e.n 1.. ' B&n;

.· , ..

moc\eJl hWlne wapeJU, bioneÀ de Tier~·twû:atig ·w.crcn, O\'Ctbrcogen in h et

A~ie~ der

Burgcr-Wacllt ten

S~upo.' ,: ,·

De Btugers . yoorLÎ.eo n.n jagtgcweren, Welk.c beaatworden &eo de oproeping hun ged4en

4oor

de Commiaie

T&D.

~pe~­

baere 't'C)'lighcyd eu J.ich io Dpoodere Cc:mpagn.iell !LD t.U~­ leurà willen org~co -worden yerwiU.igt dat 1j ûch moeteil

acnbi~eo

aen deu heer l.i.eulenaot·Colonel_·'Bcrt.e, 'welk.oD

t'hu.n.uer beJChik.k.iDg ul •tellen

.,-.,·:.·

een bFodcr looacl tot

.:\~~{::;r:~T?~~c(:~-~:·~r:::.~<,· :::~ - >:_\ , --

hÛnnc .organis&t.i~, . Ln de gnt)'de Cauro. Geod 1 deo 6 . Augusty ·1831.

Den Colonel Commandant ad interim

-?er ·

.-:( ,_:. ;_ :·~: ~':'~:>.·,c~d~ -~~~~:,:;~·~:.:~~:;:t~f::.~~ ,

Burger-Wacht van "Gend, _ _ ·_._._ >.-,".

' ,.

. .

,;..

·. ·; · ·.. ' ·..·,. : ;' 'Lè' Colopel ;Command.allt' pd ·.inlerim de

·L.<cD~ltl~~~}j~:. ·:f_:;:

·

.. )

I~

/'~ DESltiAiSIERE.rPI ··

.. ·-·~: i:.o ~ -:·.J · j,:;..:~ .Y~. :

·;· >._~·

·,.. '· ' >(< ; .. .

. . -~ : ._ ~ .-~-. .. . ''.: ·.: ·~~;.:·.~-: ~ _::·:~. ·.: : .;_ - ~

... Afb. I. SAG-M25. Dagorder 6 Aug. 1831.

te hebben afgehaald in het munitiedepot van de citadel, marcheerden de 3 bataljons af, richting front. "het 1ste, 2de en 3de bataillon van den eersten ban der burgerwacht, die gisteren nae-middag met uytmuntende (sic) geweêren uytgerust waren geworden zyn nae onze grenzen vertrokken." (GvG24


4 aug) We zullen onze dapperen van nabij trachten te volgen op hun tiendaagse veldtocht. In de stad, waar kolonel de Maizière het bevel over de rest van de wacht had overgenomen, volgden de gebeurtenissen zich in ras tempo op: 5-aug: Vrijwilligers voor het front konden zich laten inschrijven in de kazerne N°2 (St-Pieterskazeme). De luitenant-kolonel Berte, 2de kommandant van het 4e legioen, was belast met de organisatie en het logement. (A tb. 1) -De geweren nog in het bezit van de 2de en 3de ban, moesten onmiddellijk worden ingeleverd en naar het front gestuurd. De leden uit de twee laatste hans zouden worden bewapend met pijken. -De inwoners die over een jachtgeweer beschikten werden verzocht dit, tegen ontvangstbewijs, afte leveren op het stadhuis. -Dagorder: "De Burger-Wachten van het Je, 2e en 3e Batail/on van den Eersten Ban van het legioen van Gend, welke zich by hun Corps nog niet hebben vervoegd, moeten zich by hetzelve begeven binnen de 24 uren; by gebreke zullen zy militairelyk vervolgd worden." (GvG-7 aug) -De burgerwacht moest de wacht aan de gevangenis vervangen zodat ook de Municipale compagnie naar het front kon vertrekken. (2) 6-aug: De in de stad gebleven garde kwam onder het bevel van generaal de Wauthier, kommandant van Oost-Vlaanderen. -Het 4e bataljon van de lste ban moest naar Leuven vertrekken als versterking voor het leger van de Maas. -De officier rapporteur kreeg 4 bedienden die hem moesten helpen deserteurs op te sporen. -In een rapport bekloeg de plaatskommandant er zich over dat er maar 6 gardes waren komen opdagen aan de gevangenis; de directeur had er 20 gevraagd. -De eerste gekwetsten kwamen de stad binnen. -De leden van de muziekkorpsen van de burgerwacht moesten onmiddellijk de eenheden aan het front vervoegen. 7-aug: De gendarmerie spoorde deserteurs op. -Kolonel Berte betreurde het dat zijn vrijwilligers geen eten kregen. De keuken in de St-Pieterskazeme kon dit niet leveren aangezien er op alle mogelijke uren van de dag troepen voorbijkwamen die eerst en vooral moesten verzorgd worden. Er waren ook geen wapens en uitrusting voorzien. 8-aug: Een levering van 3000 geweren arriveerde op het plaatsbureel; de wapens waren bestemd voor onze burgerwacht. 9-aug: 30 vrijwilligers begeleidden 3 karren, geladen met 1.235 geweren tot Eeklo op het hoofdkwartier van Coppens. 10-aug: Kolonel Coppens werd door koning Leopold tot opperbevelhebber over de Gentse burgerwacht benoemd. 25


-Vanaf het front meldde de kolonel dat er een groot aantal officieren ontbraken en verzocht dringend nieuwe te benoemen. 12-aug: De kommandant van het Scheldeleger verwittigde het stadsbestuur dat de meeste geweren onbruikbaar waren. 13-aug: Wapenstilstand. Hoe was het ondertussen aan het front zelf verlopen? Reeds op 5 augustus wist de GvG te melden: "Jammer is het van te zien dat er overal op onze grenzen de burgerwacht wapenen, buskruyd en voordere krygsbehoeften ontbreken; het is alleen daer aen, dat onze eerste nederlagen toe te wyten zyn." Het dagblad vervolgde: "Men verneemt dat het grootste deel onzer stedelyke wacht, die over eenige dagen nae de grenzen van Staets- Vlaenderen getrokken was, zich op eene zeer laffe wys gedragen heeft, vele van hun hebben het slagveld verlaten en zyn hier en daer gevlucht, andere zyn by de vyand overgelopen." Het waren niet alleen de Gentenaars die het hazepad kozen. Volgens latere verslagen waren er voor gans België ongeveer 8000 burgerwachten aan het front geroepen waarvan er maar 1500 op hun post waren gebleven. Onze wachten waren gelegerd in de streek boven Eeklo. Samen met het 2e Jagers te Paard, een bataljon van het Se Infanterieregiment en een compagnie artillerie moesten ze er de grens verdedigen. De GvG wist op 4 augustus te vertellen: "De Hollanders hebben eergisteren niet alleen den KapitalenDam genomen, maer zyn ook in de gemeente West-capelle, Maldegem, Watervliet, Assenede, Bassevelde, Ertvelde, Bouchaute, Ze/zate, Stekene en Cal/oo gerukt... " Het was tijdens die gevechten dat onze gardes massaal waren gedeserteerd. De rest, onder het commando van Coppens, had zich kranig geweerd en kon de volgende dagen zelfs de vijand op enkele plaatsen terugslaan. Samen met vrijwilligers uit de dorpen aan de grens slaagde men er in, in Staats-Vlaanderen geen verder terrein meer prijs te geven. Op 10 augustus trachtten de Hollanders terug door te breken. De eenheid van Coppens bevond zich op dit ogenblik te Strooibrug, 5 km boven Maldegem. Onze dapperen beten van zich af en verloren geen vaderlandse bodem. De garde had in dit gevecht één dode - de sergeant Parasie uit het 1ste bataljon - en 4 gekwetsten te betreuren. (3) Het 4e bataljon dat, zoals we voorheen hebben gezien, op 6 augustus naar Leuven was vertrokken, ging het niet beter. Uit een verslag van kapitein De Volder van de 2de compagnie konden we lezen dat hij, met toestemming van een zekere kolonel de Lombeek, Leuven had verlaten op 12 augustus om 7 uur 's morgens. Zijn ganse compagnie was gedeserteerd met uitzondering van luitenant Verbruggen en twee man. (SAG-M25) Vanaf de eerste dag van de inval had koning Leopold een verzoek om hulp aan Frankrijk gericht. Op 12 augustus kwam het Franse leger, onder maarschalk Gérard, tegenover het Hollandse heer te staan. Willem I vond het

26


verstandiger een wapenstilstand te ondertekenen, liever dan zich te meten met de veel sterkere Fransen. Op 20 augustus had de laatste Hollander ons grondgebied verlaten. Bij K.B. van 16 augustus werd de eerste ban "buyten beweegbaerheyd van dienst gesteld", wat meebracht dat de onzen de 18e terug in de stad waren, juist op tijd om te horen dat Van Crombrugghe door de koning, terug tot burgemeester was aangesteld. (19 aug) De strijders werden met weinig vertoon ontvangen. Iedereen wist, dat zonder het optreden van Frankrijk, ons land terug onder de knoet van Oranje zou gekomen zijn. De vaandelvlucht en de lafheid was te algemeen geweest om grote feesten te vieren. Zelfs het vervolgen van de deserteurs werd zonder veel animo verricht; het aantal was zo groot dat men na enkele weken alle vervolging opgaf. De enige festiviteit die we konden ontdekken, was een avondserenade gegeven door het muziekkorps van de garde aan hun kolonel. De GvG had er geen goed woord aan over: "Het muziek-corps van den eersten ban het welk van de loetsten niet is geweest om by het gevecht van Maldegem het hazenpad te kiezen en waer van zommige ledematen in de gevangenis van Eeklo hunne kleyn moedigheyd bezuert hebben, heeft gisteren den dapperen kolonel Coppens met een serenade vereerd" (GvG-21 aug)(4) Het kwam er nu op aan de uitgedeelde wapens en uitrusting terug in magazijn te krijgen. Een eerste bericht werd geafficheerd: "Burgemeester en Schepenen. Voorkomen hunne geadministreerde, dat alle bezitters van Wapenings- en Militaire Equipementstukken, door de vrywilligers verlaten ten gevolge der laesie oorlogs-gebeurtenissen, gehouden zyn er de overgaefvan te doen te Stadhuyze, in het Secretariaat der Regering, binnen de acht dagen. De gene die in gebreke zouden blyven die overgaef te doen, zullen vervolgd worden naer alle strengheyd der wetten. 25 augusti 1831. Van Crombrugghe burgemeester." (GvG-26 aug) (5) Dezelfde 26 augustus namen de militairen terug het wachtlokaal van de "Grote Wacht" aan de Kouter over. Het P.V. van overname spreekt van verdwenen kandelaars, koolbakken, schoppen, ja zelfs kachelroosters; in het kort, alles wat niet was ingemetst, was gestolen. (SAG-M25) Kolonel Coppens begon aan de hersamenstelling van zijn gehavende garde. Op 3 september verweet hij nogmaals aan het schepencollege dat er nog steeds een gedeelte van de 1ste ban niet was gekleed. De bevoorradingsofficier, Eduard de Moor, schreef in zijn rapport; "... de schakos zijn van slechte fabricatie, de regen doordringt het karton waardoor ze ineenzakken en uiteenvallen... " (SAG-M25) Ook de geweren moesten worden nagezien, meer dan de helft functioneerde niet. De klachten over verlaten of te weinig bezette posten bleven nog dagelijks op het hoofdkwartier aan de Hoogpoort binnenkomen. (6) De gouverneur 27


die paal en perk wilde stellen aan deze grove overtredingen, gaf de burgemeester de opdracht een gebouw ter beschikking te stellen om er de gestrafte wachten in op te sluiten. De stad, nog steeds niet ten volle tot medewerking bereid, antwoordde geen andere plaats ter beschikking te hebben dan de Mammelokker of het Rasphuis. Later kreeg de gouverneur, van het militair gezag, toelating de gevangenen onder te brengen in de cachotten van de citadel. De Minister van Oorlog, de Brouckère, drong er bij de koning op aan dat, gezien de gespannen toestand met Holland, de burgerwacht een gedeelte van de militaire opdrachten zou overnemen. Leopold gafzijn toestemming en de wet op de gedeeltelijke mobilisatie van de I ste ban zag het licht op 15 september. (7) Er werd een beurtrol voor gans het land opgesteld wat voor Gent uitdraaide op 2 bataljons van 800 man die permanent zouden dienst doen. (8) Toen Leopold I op 26 september Gent bezocht, vormde de lste ban de erehaag aan de Antwerpse poort. In de namiddag ontving de vorst de officieren uit de 2e en 3e ban, reeds in het bezit van een uniform. (GvG-28 sep) Het grootste gedeelte van het leger was samengetrokken aan de grens. (9) De Minister van Oorlog hield de gemobiliseerde burgerwacht in reserve in tweede lijn of belaste ze met bewakingsopdrachten over gans het land. Zo kwamen Waalse gardes onze stad bewaken: "Den 1ste ban van de Burger-

Wacht van Luik, Huy en Verviers, ruim 2400 man is hier op 2 october oengekomen om bezetting te houden. Op 4 october hebben ze alle posten bezet alwaer zy zoo men verhoopt, betere wacht zullen houden dan onze Burger-Wacht van den 2den en 3den ban, die schier dagelyks de hun toevertrouwde posten verlieten." (GvG-5 okt) De Gentse garden moesten alleen de post bezetten op het stadhuis, bestaande uit 1 luitenant, 2 sergeanten, 4 korporaals, I tamboer en 50 wachten en deze op het hoofdkwartier van de burgerwacht, bestaande uit 1 luitenant, 1 sergeant, 1 korporaal en 12 man. De 12e oktober wist de GvG te vertellen dat de Luikse wachten zeer goede dienst verrichten, maar dat ze nog voor geen derde uitgerust waren met de kiel of de shako. (Afb. 2)

"Op donderdag 27 vertrekt de eerste ban. Een inspectie zal ploets hebben, woensdag 19 october ten twee uren naer-middag in het Spagnaerdskasteel. Deze die de middelen niet hebben om hunne kleding aen te schaffen mogen zich wenden tot de Stedelyke Overheid Die niet meekomen worden streng gestraft. "(Afb. 3) "Heden is de eersten ban onzer Burger-Wacht, ten getalle van omtrent 600 manschappen (zoo dat meer als twee derden of 1200 mannen ontbraken) door den kolonel Fleury-Duray in oogbeschouw genomen en naar Nieuwpoort vertrokken. Er zyn door den gouverneur dezer provincie bevelen 28


Afb. 2. Tenue voor lste ban, vanaf I april 1831. Schilderij Kon . Legermuseum.

gegeven om de strengste maetregelen te nemen, ten opzicht de achterblyvers van den eersten ban." (GvG-20 okt) De burgemeester liet volgend bericht afficheren: "In gevolge de aenschryving van den heer gouverneur dezer provincie, voorkomen de burgers, welke zulks mag aengaen, dat de strengste maetregelen zullen gebruykt worden ten opzigte der achter geblevene, nalatige en deserteurs tot de Burgerwacht behoorende, waer van den voorban reeds is of later mogt worden in

29


... 'f.., u . . ·..~ .:.- --:-·:

·;

. ·-·:·.,_.

'E :, ·- ~ .· . .

.

J. ·

.. ; .

.

!~'"Ç'::~- ~.:..:~ . .

.• : •

:

~

.

...

:

::.

: .

.

.

'\

J

.

. .. - '! .• -~ '

. ..

.

:

.;.•· ·

Afb. 3. SAG-M25. Dagorder-IS okt. 1831.

werkelyken dienst gesteld, ten eynde hun te dwingen om zich by hunne korpsen te vervoegen, en de zelve derwaerts, door de gewapende magt, te doen geleyden. Voorkomen dezelve verders dat alle de strengheyd der mi/i30


taire wetten zal toegepast worden aen die slechte burgers, en hunne namen openbaerlyk in hunne geboorte plaets zullen worden aengeplakt, ten eynde de overheden daer van niet zouden onwetend zyn, om te volkomen aen de oproeping welke het bedreygd vaderland hun deed." (SAG-M25) Militaire mobile kolonnen werden ingezet om de deserteurs op te sporen; resultaten bleven niet uit: "Dezen morgend heeft men hier verscheyde burger-wachten in de citadel gebragt, die gisteren voor ongehoorzaemheyd of voor wanorders aengehouden waeren. " (GvG-23 okt) "... gisteren 5 gendarmen en 5 politie op zoek naar achterblyvers van den 1ste ban welke zy aengehouden en gekoord en gebonden nae het tuchthuys opgebracht hebben, van waer die achterblyvers nae Nieuwpoort zullen geleyd worden. Vele andere hebben nu de bargie genomen en zyn nae Nieupoort vertrokken. " (GvG-28 okt) "De achterblyvers zyn nog by de 500. De politie en gendarmerie doen verdere opzoekingen." (GvG-30 okt) "De kapiteyn Lefevre en verscheyde andere leden van den eersten ban zyn gisteren geslaekt uyt onze citadel." (GvG-5 nov) De tuchtraad vergaderde doorlopend en deelde gul geld- en gevangenisstraffen uit. Generaal Duvivier had kolonel Fleury-Duray aangeduid als inspecteur van de burgerwacht uit Oost-Vlaanderen. De kolonel begon zijn controle eind oktober en schrok over de slechte staat van de uitrusting en het gebrek aan onderricht in de Gentse wacht. Reeds bij een eerste bezoek aan Nieuwpoort ontsloeg hij enkele officieren die niet het minste benul hadden van militaire opleiding. (SAG-M25) "Eenige der heerkens van den eersten ban onzer burgerwacht, die zich tot officier hadden doen kiezen en de manschappen nae Nieupoort gevolgd hadden, zyn aldaer door den heer kolonel-inspecteur der burgerwacht Fleury-Duray wegens hunne krygs-kundigheden onderzocht geworden en vervolgens voor onbekwaemheyd afgedankt en nae huys terug gezonden." (GvG-26 okt) "Kolonel Fleury is terug uyt Nieupoort, hij heeft terug officieren van de 1ste ban afgedankt voor onkundigheyd. "(GvG16 nov) De mentaliteit onder onze garden was nog nooit goed geweest. Nu ze voor een niet te overziene periode van huis waren weggestuurd was het er niet op verbeterd. Daarbij kwam nog dat men in Nieuwpoort slecht gehuisvest was en de winter voor de deur stond: "De 1ste ban te Nieupoort klagen dat ze niettegenstaande het koude weer nog geen kapotjas hebben ontvangen. " (GvG-23 nov) De strenge inspecties deden ook een duit in het zakje: "Doordat de kolonel Fleury-Duray te Nieupoort eene noodzaekelyke strengheyd heeft laten blyken zyn verscheyde Burger-wachten beginnen muiten... ze weigeren in de kazerne te gaan." (GvG-18 nov) "Onze te Nieupoort in bezetting liggende Burger-wachten, zyn voorleden Zaterdag (27 nov, sic) opnieuws aen het muyten gevallen." (GvG-2 dec) De toestand van dienstweigering, muiterij en vaandelvlucht bleef bestaan 31


tot midden 1833 als de lste ban terug op vredesvoet werd gebracht en de meeste wachten hun haardstede konden vervoegen. Het was te verwachten dat de officieren van de civique wacht niet lang de roemvolle blauwe boerekiel zouden dragen. (10) Stel u simpel een select gezelschap in avondkledij voor, waartussen baron X en graafY als burgerwacht-bevelhebber in boeredracht; zowel toen als nu ondenkbaar. Het Besluit van 6 februari 1832 voorzag dan ook een "kleyne tenue" voor officieren, te dragen buiten dienst. ( 11) "Donker blaeuwen rok, met ĂŠĂŠne reeks van negen knoopen: gelyken kraeg, van vooren open met zilveren granade of jagthooren op rood laeken geborduerd; puntwys gesnedene omslaegen met twee knoopen; breede en afgeronde slippen. .. zilveren knoopen met den Bel-

Afb. 4. Kleine tenue van officier 1833. Schilderij Kon. Legermuseum .

32


gischen leeuw en het randschrift: Burgerwacht van BelgiĂŤ. Donker blaeuwen lange broek met zilveren bandvan 35 strepen breedt. (3S mm, sic) Zilveren epauletten. Ze zullen met dezen tenue eenen driehoekigen hoed (steek, sic) mogen droegen zonder andere versiering dan een lis in zilveren torsode en eykels in groot zilverdraed voor de hoofdofficieren." (Afb. 4) Het jaar 1832 bracht geen verbetering in de dienstijver van de Gentse wacht. Om de manschappen op andere gedachten te brengen en om de voorgeschreven beurtrol te respecteren, verplaatste men de bataljons geregeld naar andere kantonnementen. Laten we ze even volgen op hun lijdensweg: 10 jan: Onze eerste ban gaat naar Ieper. (SAG) 4 apr: Een bataljon vertrekt uit Ieper naar Oostende. (GvG) 11 jul: De bataljons 1ste ban gaan van Oostende naar Nieuwpoort (GvG) S okt: Het bataljon eerste ban gaat naar West-Capelle "ze worden van het vagevier nae de hel gezonden". (GvG) 16 dec: Het Se bataljon bevindt zich nu te Bassevelde. Het was tot nu toe schier altijd gelegerd in ongezonde streken: Nieuwpoort, Oostende, WestCapelle en Hazegras. Er waren vele "Polderkorsseniers" (polderkoorts, sic) sommigen liggen reeds 8 maand in het hospitaal en genezen niet. (GvG) 10 feb. 1833: Het Se bataljon gaat van Dendermonde naar Eeklo. (GvG) 1 mei: Het verminkt bataljon van de beweegbare burgerwacht vertrekt morgen naar Oostende. Alleen de manschappen van het 2e bataljon en een tiental anderen van het 1ste en 3e bataljon (vrijwilligers) samen ongeveer 200. Twee andere bataljons zullen, zo het schijnt, aanstaande week hun makkers vervoegen. (GvG) 9 jun: Het bataljon gaat van Brugge naar Nieuwpoort. (GvG) Maar de onwil bleef bestaan; geregeld werden vaandelvluchtigen van de 1ste ban aangehouden en opgesloten. "By alle bataillons der Beweegbare Burger-wacht hoort men de manschappen bitter klagen, zoo van slechte kleeding en traclement als zworen dienst en krygs-oefeningen en buytengewone strengheyd der officieren. Zoo groot is tegenwoordig de desertie onder de beweegbare Burger-wacht dat er by het 5e Gentse batai/Ion niet meer dan 325 manschappen te Nieupoort aenwezig zyn, de overigen zyn vlugtig of zitten in hechtenis." (GvG 14 sep) Om de gendarmerie te helpen bij de opzoeking, werd van iedere deserteur een signalement opgesteld. (Afb. S) Iedereen die een vaandelvluchtige aanbracht kreeg een premie van 4 gulden. ( 12) Al die maatregelen brachten geen aarde aan de dijk: "Men verneemt dat het bevel over het bataillon, nog altijd in bezetting te Nieupoort, alwaer het gedurig smelt door desertie, ziekte enz. aen den oud-majoor der vrywilligers Juillet toevertrouwd is geworden." (GvG-30 sep) Bij K.B. van 13 september besloot de koning hulde te brengen aan die steden en gemeenten die zich moedig hadden gedragen tijdens de strijd voor de onafhankelijkheid. Op 27 september overhandigde de vorst een vaandel aan

33


Domicile <k Upouse

Ta/Ik - -/~ Yimge Front

A:e~. ~~~').

-~rV

,

Bouch~

Ciwceu:r Sourcils

f~-9-:-

1"~

ku':d. t f

. t') , ,~

Afb. 5. SAG-M25. Signalements-fiche voor deserteur.

34


diezelfde gemeenten. Gent bevond zich niet onder de laureaten, wat wel niemand zal verwonderen. (13) Iedere november moesten de jongelingen, die het jaar daarop 21 jaar werden, zich laten inschrijven in de rollen van de garde. Op alle mogelijke manieren trachtten de toekomstige wachten zich aan die verplichting te onttrekken. De meesten probeerden afgekeurd te worden voor ziekte of gebrekkigheid; zelfverminking was geen zeldzaamheid. Anderen werkten op het gemoed van de commissie door er een zieke moeder of oude vader bij te betrekken. (Afb. 6) Nog anderen traden in het huwelijk vóór de gewraakte datum om ten minste aan de dienst in de 1ste ban te ontsnappen enz. enz. Er moet gezegd dat de meeste dienstweigeraars te vinden waren in het 5e bataljon gevormd door de wachten uit de randgemeenten. Het lag voor de hand dat jongelingen uit boerenfamilies nog minder konden worden gemist dan ongetrouwde zonen uit een arbeidersgezin. Maar ook de werkman uit

Afb. 6.

35


de 2e en 3e ban leed onder de verplichte dienst. Men kan de gemoedstoestand van de gewapende burger niet beter beschrijven dan met de brief die een getrouwde garde, uit de onbezoldigde 2e ban, aan de GvG schreef om zijn ongenoegen te laten kennen: Briefvan timmermans knecht J.B. Terwyl hy wacht loopt voor het Stadhuys leest hy aan het bord voor openbare acten: Het budget voor 1833 voor de Burger-wacht beloopt 31.291 gulden. Nu vraeg ik of het billyk is zoo groote traelementen toe te staen aen onze overste, welke ryk zyn, terwyl wy arme luyden den Dienst Gratis moeten doen, onze daghuer verliezen en onze vrouw en kinderen zonder brood laten." (GvG-27 jan 33) Ook het Schepencollege stond afwijzend tegenover de burgerwacht, die de stad veel moeilijkheden en geld kostte. De gouverneur de Lamberts, kwam geregeld tussen om de stad op haar plichten te wijzen. "De commandant van de garde civique reclameert dat de stad niets doet om de onbemiddelden te kleden volgens artikel 33 en 53 van het Besluit van 31 october 1830. "(SAGM25) Alle aanvragen door het commando van de wacht aan de stad gericht, schoof men op de lange baan of beantwoordde men negatief. Kolonel Coppens zag zich steeds verplicht de gouverneur in te schakelen. Op de vraag een grotere zaal ter beschikking te stellen om de tuchtraad in betere omstandigheden te laten werken, verwees de burgemeester naar de Kapellezaal, op dagen dat de politierechtbank niet zetelde. Enkele dagen nadien kwam de gouverneur melden dat de rechters de zaal niet wilden afstaan. De burgemeester gaf dan maar de raad te zetelen in de lokalen van het hoofdkwartier in de Hoogpoort. Het budget voorzien voor de garde, moest herhaaldelijk worden afgesmeekt en werd maar mondjesmaat overgemaakt. (SAG-M25) Op 21 mei 1833 tekende Willem I, in Londen, een overeenkomst waarin hij beloofde geen vijandelijke daden te stellen zolang de relaties tussen Holland en BelgiĂŤ niet waren geregeld door een definitief verdrag. (14) Aangezien de Nederlanders reeds eenmaal de wapenstilstand hadden verbroken keken de Belgen de kat uit de boom en gingen er niet onmiddellijk toe over het leger en de burgerwacht te demobiliseren. De Minister van Oorlog liet op I juli wel de helft van de voorban huiswaarts keren, de andere helft bleef echter in dienst samen met het leger. De naar huis gestuurde officieren behielden, tot nader order, de helft van hun wedde. Het Schepencollege reageerde prompt: "Overwegende dat de handhaving der openbare orde en rust binnen deze stad genoegzaam gewaerborgd is door de gewone politie, en overwegende dat de zamenstelling der rustende Burger-wacht haer zoude toelaten haren werkzamen dienst te hervatten, zoohaast de regering het wil... Besluyte wy: De werkzame dienst der rustende wacht zal met 23 dezer ophouden. De deelnemers zullen niet meer gehouden zyn de wacht op te trekken en patrouilles te maken en er zullen 36


geen andere vergaderingen meer plaats hebben." (RV-21 aug en GvG-23 aug) De dagbladen uitten zich positief op de beslissing: "... een onnodigen dienst, welke tot niets anders meer strekte dan de burgers geld af te persen... en de staf-officieren en onder-officieren, ten koste van hunne medeburgers-kas een min of meer groot inkomen te verschaffen, het welk hun een middel gaf om op hunne pintjes te gaen." (GvG-23 aug) Nog maar pas waren de manschappen van de 1ste ban terug thuis of een melding uit het hoofdkwartier bracht beroering onder de wachten: "Een dagbevel van den heer Ch. Coppens, hoofd-bevelhebber der Burger-wacht dezer stad, gebied alle Officieren, onder-officieren, korporaals, wachten en leden van het muziek-corps de eerste en derde zondagen der rnaenden september en october oenstaende de gewoonlyke krygs-oefeningen, van 7 tot 9 uren des morgens, in het Spagniaeds-kasteel te komen verrichten. Een ieder moet in uniform zyn, op pene van straf by de wet bepaeld." (GvG-28 aug) De afkeer tegen de burgerdienst was ondertussen bij de meeste Gentenaars zo groot dat het bevel een hevig protest uitlokte. Beducht voor rellen werd het dagorder snel ingetrokken. "Den kolonel Coppens, komt heden in den Joumal des Flandres te laten weten dat de circulaire welke zynen naem draegt door hem niet onderteekend is geweest. "(GvG-1 sep) Ondertussen verbeterde de verhouding met Nederland zodanig dat men de 1ste ban nog wel onder de wapens hield, maar alle eenheden naar hun respectievelijke haardsteden terugstuurde. "Het 3e en 4e bataillon zyn thuisgekomen, ze worden door legereenheden vervangen." (GvG-22 nov 33) De officieren bleven hun halve soldij trekken, wat voor hen een mooi zakgeld vertegenwoordigde, maar voor anderen een bron van ergemis was. Deze belachelijke halve-mobilisatietoestand bleef bestaan tot 9 augustus 1835, toen eenK.B. de zeven nationale legioenen van de 1ste ban eindelijk op non-activiteit plaatste. Zolang de mobilisatietoestand duurde moesten echter de voorgeschreven oefeningen doorgaan. Evenals in hèt verleden was de afwezigheid groot. Als men weet dat de opsluiting de zwaarste straf was kan men zijn conclusies trekken uit volgende berichten: "Gedurende de pas afgeloopene rnaend april hebben 75 Burger-wachten de straf van 1 dag tot 5 dagen gevang onderstaen, tot welke zy door den tucht-raed der burger-wacht dezer stad veroordeeld waren geweest." (GvG-4 mei 34) "Gedurende de verloopene rnaenden van dit jaer heeft de tuchtraed 1204 vonnissen uytgesproken... " (GvG-4 jul 34) Door de grote armoede die er heerste, lieten sommige wachten zich maar al te graag opsluiten. In de gevangenis waren ze zeker alle dagen eten te krijgen. Bij K.B. van 16 september schafte de koning alle straffen af. (GvG-26 sep 34) Was het om de moraal op te peppen of had men eindelijk ingezien dat de 37


blauwe kiel niet voldeed, wat er ook van zij, de koning besloot op 4 febrauri 1835 de garde te voorzien van een splinternieuw uniform. ( 15) "Kleed lang,

konings-blauw, regt toegeknopt op de borst met negen witte metale knoppen, blaeuwen uytgesneden kraeg met rood boordsel; ronde omslagen met rood boordsel, drypuntige pandslip in jonki/ie geel (geel-wit, sic) met blaeuw boordsel met dry kleyne knoppen... Schouderlinten in rooden grond op voeyering in blaeuw laken; epauletten in roode wol met blaeuw gevoederd. .. witte metale knoppen een weynig hoogs, houdende eenen leeuw in 't midden, en rondom het randschrift Burgerwacht van BelgiĂŤ.. . Broek van grys maren go laken, rood boordsel... vallende op de teers ... Halsboord van zwart laken ... Shako van zwarte vilt, 220 mm hoog. .. " (Afb. 7)

Afb. 7. Jste Ban in marskledij 1835. Schilderij Kon. Legermuseum.

38


Noch de nieuwe kledij, noch een reorganisatie van de lste ban begin 1835 veranderde iets aan de dienstijver der Gentse garde. De kiezingen moesten worden onderbroken, er waren geen kandidaten en geen kiezers komen opdagen. Na de volledige demobilisatie in augustus 1835 was het hek volledig van de dam. Alleen enkele idealisten melden zich nog voor de oefeningen. Het ging zo ver dat kolonel De Berlaere, kommandant van het Se legioen, in april 1836, aan het commando liet weten dat door het ontbreken van enige discipline in de garde van het kanton, hij het nodig had geacht de geweren, die terugkwamen na nazicht door de wapenmaker Montague, niet meer uit te delen. (SAG-M25) In een rapport aan de gouverneur uitte ook kolonel Coppens zich zeer pessimistisch over de situatie in zijn eenheden: "17 octobre 1838. Er zijn 846 geweren en 30 sabels uitgedeeld. 1306 geweren en 13 sabels bevinden zich in een lokaal in het stadhuis. We raden aan alle wapen in depot te plaatsen. Aangezien de wacht in Gent niet georganiseerd is, kunnen we ze niet verzamelen en inspecteren. Daar de kiezingen in 1835 zijn onderbroken zijn de officieren van de oude garde nog in dienst maar ver van kompleet. De inschrijvingen gebeuren regelmatig maar velen bieden zich niet aan en moeten vervolgt worden. "(SAG-M25) In een ander verslag op 8 december schreef hij zelfs: "De huidige staat van de garde-civique is niet ernstig te nemen - personne ne bougera. " Het Schepencollege profiteerde van de situatie om drastisch te snoeien in het burgerwacht-budget: "Enfin par la même resolution i/ à été décidé qu'attendu que la garde-civique se trouvait entièrement désorganisée puisqu'il n'existait ni légions, ni batai/Ions, ni compagnies i/ ne pouvait y avoir lieu à mandater la sommede 300fi: allouée à chaque légion pour frais de bureau. " (RV-21 feb 39) Coppens drong meerdere malen aan tot betalen, ook de gouverneur schakelde zich opnieuw in, maar het stadsbestuur hield het been stijf onder het motto "geen dienst, geen geld". (16) (Afb. 8) Toen er eind 183 8 door de Europese leidinggevende naties op aangedrongen werd aan de sluimerende oorlogstoestand een eind te stellen en Nederland nog eens dwars kwam te liggen, flakkerde de vaderlandsliefde even op: "Het bevel tot herzamenstelling van den eersten ban is hier eergisteren ontvangen. Nog al vele persoonen hebben de opper-officieren onzer burgerwacht hun voornemen te kennen gegeven van zich in de gelederen van den 1ste ban te komen scharen, zoohaast den zeiven zich op voet van oorlog zoude bevinden. Andere persoonen hebben beloft geld opofferingen te doen voor het koopen van wapens, krygsbehoeften en peêrden. Onze citadel wordt in staet van verdediging gebracht. Onze troepen worden samengetrokken aan de Hollands-Vlaamse grens." (GvG-25 jan 39) In februari gingen de verkiezingen door voor de kapiteins, luitenanten, sergeanten, fourriers en korporaals van de compagnies uit de eerste ban. (GvG-15 feb) "De nieuwgekozen officieren (36) van de 1ste ban hebben 39


{ I PROVI~CE

.

ljub~d ~~ (~t ~""b~~i1'i~~t

-~

I'L&aaa& O&IKB'I'&LL

CANTON•.v~

. ..

IJ.

~a.A-~

c-.. a.t•l el

·

l'~ l83S',-

orü:lu 6S el 65 d.IG Loi d. SI o.:-Jwe 1830,

fot"N •• -.";.", du

· EXEilCICE !835' •

puur

16 de IG Loi d. 22 J.i.. 1831 1

PREMIÈRE IIIDICATIO!<

0/JSBRYJTIONS.

(1) O. ...

c:.&_....,..._ .. .._(AIL.

+I \

I

'

c :~.

t.!·. ··- •

i.• lil' 6.•

............. Batailloo. • • • • ' • ·' '. IIIUdu

•..

1 ...

u:rA~~o~a.

.:if.wf~ v-:J-·J ~ ~_:_

Compapie, •

5.•

• EloH!ojor da BataiUoo.

• • • • • • • ••

•..

.... Compapie •.. .

/%

~~k.

:;~

..Jt~K....Ic~) t?.)••//.R7~

,,,_,,.

--h~./..,~:7

II~ F

-1

5.•

i.• -~~. 5.• &.• • EloH!ojor du BaWlloe. EloH!ojor de .. up...

~

7..<>..6:/--

i.• 5.• 6.•

....

·.:_,,

,.

1~0

'

.

"'"

'l" -'l·

"{

......

.

1

fffJ4

'! .,

Afb. Sa SAG-M25. Budget 1835 voor de 5 legioenen.

40

..


IN DI CATI ON DES DEPENSl::S.

.. I

·· J I ,/ · ; r .. ,

1'/ . I

:

,,

..

.. "-- )

•• J

I

I

.. , .__

)·,,

.

../

.I . f

'

r

I

i

. JZ..~'""}'i ;:-;/).

~·~~ ~ (,~ , ,,

·,,,

t ...

ea t."o'>

-.,,.,~ <~tt /_,i;•..,,i";.H,. Itot1, .,,( . . ....~: .... -'"·'"'' r ,;...,.l',

..." t/. ... t ... ·~· ? · ·-~·· .~ ~

:;

>I#

,

_.

-

--

;~: !./~~·~;~;~:~,:..:: .::.;..:,;-~- 1---'--f-~ \....

""1...,W j"'"'ca.~o.

r~-----~-~

- - ' --

---1--'-1

Afb. 8b. SAG-M25. Budget 1835 voor de 5 legioenen.

41


zich op het bureau van den Stafder Burger-wacht op de Hoogpoort begeven bij kolonel Coppens. Ze komen iedere morgen samen op het stadhuis om er in de wapenoefening en krygsleer onderwezen te worden. De onder-officieren krijgen alle dagen om 6.30 uur les in het Metershuys op de Vrydagsmarkt." (GvG-20 feb) Het vredesverdrag met Nederland kwam tot stand op 19 april 1839. De geest van strijdbaarheid verdween als sneeuw voor de zon. "Z.M de koning komt bij K.B. van 16 dezer ontslag te geven van alle straffen, tot dus verre ter zake van de Burger-wacht uytgesproken. Dit is goed, maer het zou nog beter zyn konden wy eens en voor altyd van dit ongemak ontslagen worden." (GvG-19 jun) De kolonel Vergauwen en Banneville van het 1ste en 2e legioen en meerdere hogere en lagere officieren namen ontslag. De armoede vierde hoogtij en ging gepaard met een geweldige hongersnood. Speciaal de katoenwerkers leden onder werkloosheid. (17) Begin oktober kwamen de laatsten dan ook in opstand. Men zag in dat wapens, uitgedeeld aan arbeiders ingelijfd bij de burgerwacht, ook konden gebruikt worden tegen de gevestigde macht. (GvG-4 okt) Als de geweren moesten worden ingeleverd verklaarden vele wachten hun wapens reeds te hebben afgeleverd, anderen zegden nooit een "fusiek" te hebben ontvangen. (SAG-M25) "De geweĂŞren, welke voor de burgerwacht gediend hadden en ten stadhuyze bewaerd wierden, en voor welkers onderhoud er jaerlyks de sapeurs-pompiers eene nogal aenzienlyke gratificatie gegeven wierd, zyn gisteren, uyt voorzorg, onder een geleyde cuirassiers en voetvolk in onze citadel op StPieters overgevoerd." (GvG-9 okt) In een verslag van 26 juni 1841 over de staat van de wapens konden we lezen dat er 1800 geweren op een zolder van het stadhuis waren neergeworpen daar de wapenzaal moest herschilderd worden. Toen de oproer onder de katoenarbeiders uitbrak waren de wapens, in de nacht van 3 op 4 oktober 1839 naar de citadel gebracht. De geweren waren nu roest en in zeer slechte staat. De gouverneur vroeg de citadelbevelhebber te zorgen voor een "place convenable" om er het arsenaal in onder te brengen. (SAG-M25) Uit dit alles kunnen we besluiten dat, tussen de bewuste verhuis-nacht in 1839 en juni 1841 niets was gedaan om de bewapening in orde te brengen. De periode 1840-184 7 vormt het dieptepunt in zowel de lokale als nationale geschiedenis van de garde-civique. De 1ste ban was ontbonden en er werden geen oefeningen meer gedaan. Een deel van het officierskorps, samen met enkele idealisten van lagere graad, trachtte de eer op te houden. Af en toe haalden ze, in uniform, een personaliteit af aan het station of aan een stadspoort. Ze waren er ook nog steeds bij om te pronken op een plechtigheid of om te flaneren onder de bomen op de Kouter. Niemand interesseerde zich nog voor de garde. In het hoofdkwartier aan de Hoogpoort trachtte men zoveel mogelijk van hetjaarbudget binnen te halen.

42


~ -

Conformémcnt à ce qui eat preacrit par les réclemena d'admio.istration en uaagc à l'arruée, il a été décon)plo! a vee Ie Sllllnommé; après que la v.Icnr de ses effeta a été portée dans aon avoir, i! lui a élé payé la somwe die--- - -- - - -- - - - -- - - - - - q ,.

Definitief ontslag na 5 jaar dienst.

43


Om hun bestaan te rechtvaardigen zorgde de "état-major" ervoor dat iedere november de nieuwe wachten werden ingeschreven. Ook de tucht- en kantonale raden zetelden regelmatig, niettegenstaande niemand op de uitspraken reageerde. De bevolking zag de gang van zaken met lede ogen aan. Ook het schepencollege wenste zo weinig mogelijk met de garde te doen te hebben. De groepering kostte, niettegenstaande haar papieren bestaan, nog steeds belastinggeld. Men liet dan ook geen gelegenheid onbenut de garde te bekritiseren en belachelijk te maken. Een treffend voorbeeld voor de relatie tussen het stadsbestuur en de wacht vonden we in de zaak "Heyvaert". Een muziekvereniging uit het Gentse vroeg de stad een lokaal ter beschikking te stellen om er te oefenen. De stadsraad willigde de vraag in en besloot dat het 3e legioen daarvoor een plaats in het oude Capucijnenktooster moest afstaan. Natuurlijk kwam er tegenkanting en ontstond een drukke briefwisseling tussen de partijen. Prosper Jean Heyvaert "commie" van 3e klas, hoogstwaarschijnlijk het ganse theater hartsgrondig beu, veranderde in een nota alle "garde-civique" om in "garde-comique". Een diepbeledigde "étatmajor" verlangde genoegdoening en schakelde de gouverneur en de nationale regering in. De burgemeester schoof de zaak op de lange baan maar moest, na meer dan één jaar, de gewraakte stadsbediende bestraffen; Heyvaert werd 15 dagen wedde afgehouden. ( 18) (RV-13 apr 44) Had de wacht het pleit gewonnen profijt deden ze zich niet; van nu aflegde de stad meer en meer beslag op de door hen bezette stadslokalen. Roger VAN AERDE 1986

NOTEN I. De officieren werden per maand, de rest per dag uitbetaald. Hierna de soldij voor 1831,

nog in gulden uitbetaald. Het duurde nog tot 1834 vooraleer de Belgische munt in voege kwam. Majoor : 216,66 g. Adjudant onder-officier : 1,00 g. Kapitein : 133,33 Sergeant-majoor : 0,75 Luitenant 75,00 Sergeant : 0,60 Onder-luitenant 58,33 Fourrier : 0,60 Betaalmeester 75,00 Korporaal : 0,35 Dokter Ie klas 75,00 Trommelaar : 0,30 Dokter 2e klas 50,00 Wacht : 0,20 2. De gevangenis werd bewaakt door de "Municipale Wacht" opgericht in oktober 1830. De eenheid van 200 man, meestal oud-militairen, was goed geoefend en bood zich vrijwillig aan de grenzen te gaan verdedigen. Over die Municipale Wacht hebben we het later in de serie. 3. Voor hun moedig gedrag in de gevechten te Strobrugge werden op 30 juli 1834 volgende Gentse burgerwachten vereremerkt als ridder in de Leopoldsorde:

44


4. 5. 6.

7.

8. 9.

10. 11.

12. 13. 14. 15.

16.

17. 18.

- F. Lamy de Fiogay, kapitein, niettegenstaande 2 maal gewond bleefhij op post. - P. Schuermans, onder-luitenant, vaandeldrager, voor betoonde moed. - L. Vandewoestyne, sergeant, gekwetst te Strobrugge. - C. Verhelle, voor betoonde moed, gekwetst te Strobrugge. - A. Schoonlevens, luitenant-kwartiermeester, voor betoonde moed en het redden van de geldkist. Over het muziekkorps hebben we het later in de reeks. Op verschillende kledijstaten uit die periode vindt men "a perdu son fusil", "est parti avec son arme", "déserté avec arme et bagage", "déclaré fusil vollé" enz. enz. Na eerst in het stadhuis zelf te zijn ondergebracht, was sedert de benoeming van kolonel Coppens tot opperbevelhebben, het hoofdkwartier ondergebracht in de gewezen pompierwacht in de Hoogpoort. Pasinomie reeks 3, deel2, p. 144. De wet op het in actieve dienst houden van de lste ban werd vernieuwd op 29 december 1831 en 22 februari 1832, respectievelijk in Pasinomie reeks 3, deel 2, p. 232 en p. 269-270. Ook in Gent werd een beurtrol opgesteld die de aflossing tussen de 4 bataljons lste ban uit de stad en dit uit de randgemeenten regelde. De meeste eenheden waren gelegerd in de Limburgse heide. Deze massale militaire concentraties lagen aan de basis van de karnpen bij Diest en speciaal bij Beverloo, het latere kamp van Leopoldsburg. L. Leconte: L'origine de la Blouse de 1830. In: Carnets de la fourragère. 5e serie, p. 503. -1937P.J. Bemelmans: Recueil administratif. Tome 3, p. 590. Arrêté fixant la petite tenue des officiers de la garde civique - Besluyt bepaelende de kleyne tenue van de officieren der burgerwacht. D'Amant Neut: Recueil complet des lois, arrêtés et instructions sur la garde civique. p. ll6 -1834Pasinomie reeks 3, deel2, p. 498. F. Van Kalken: Histoire du Royaume des Pays-Bas. -1910Pasinomie reeks 3, deel5, p. 1 tot 8. L. Leconte: L'infanterie de la garde civique et ses uniformes. In: Carnets de la fourragère. 3e serie, p. 203. -1930- Besluyt vaststellende dekleeding van de burgerwacht. De krisis in de burgerwacht laat zich gemakkelijk aflezen in de jaarlijkse gestemde budgetten. Vanaf 1837 snoeide het schepencollege in de uitgaven. Hierna het budget voor de 4 legioenen van de stad zelf: jaar : getalsterkte budget jaar getalsterkte budget 1831 : 12.256 9915,24 g 1840 3505,72 fr 12.447 1832 : 12.256 9119,48 1841 494,78 12.513 1842 1833 : 12.224 9881,22 1510,00 12.359 1843 1834 : 12.3II 6721,42 FR 1578,55 12.359 6857,53 1844 1835 : 13.068 1510,00 12.359 1836 : 11.984 5999,29 1560,00 1845 12.359 1837 : 11.941 1898,95 1846 1510,00 12.333 2070,00 1838 : 11.930 1847 1510,00 12.333 1839 : 12.263 7915,46 G. Deseyn: Omtrent de werkloosheid en armoede tussen 1740 en 1856. In: Tijdschirft voor Geschiedenis van Techniek en Industriele Cultuur, Jg. 4, N°3. -1986"Den Vaderlander" van 12 maart 1843.

45


GENSCHE WOORDEEN UITDRUKKIJNGE Deel XV Ik keune rèsoneeren gelijk den besten avekoat Syn: "Hij kan klappe gelijk nen avekoat; hij kan 't goe zegge ( explikeeren); mijne avekoat (:een echtgenote of een vrouw die het goed kan zeggen); klappe gelijk nen ekster (een kalle); hij zoe Ons Hiere van 't kruis klappe; 't es u uk ne klapper (een klapperigge); hij hee een gladde (goeie) ton ge; een tonge hên gelijk nen avekoat; hij kan klappe gelijk ne predikant; hij es welsprekend in zijn tonge; hij es onder de tonge gesneeje; hij es op zijn tonge (mondje) nie gevalle (gestuikt); hij es mee zijn tonge op gienen blèwe stien gevalle; op den diene zijn tonge staan der uuk gien zwîrre; goe ter tonge zijn; hij es goe van den tongriem gesneeje; hij en zal niet lichte zijn tonge verstuike": een gladde tong hebben. Allez... woar es U boerke? Syn.: "zijn moagske moe opslaan": onwillekeurige oprisping van gassen uit de maag. Ook: "'t moe een boerke loate (losse). Geef dienen boer ne stoel", wordt gezegd van iemand die een boer laat. Mijn suikerloetse Syn.: "'t Es zuu mijn suikerkulleke, suikerlootje, mijn suikennondje, mijn bedîrvelinkske" : mijn lievelingskind. Een "suikerkientse" is een enig kind dat door zijn ouders vertroeteld wordt, de lieveling, vandaar de uitdrukking: "'t suikerkientse zijn". 46


We zulle doar de sponse over voage Syn.: "Mee de sponse over iets goan, me zullen 't moar vergeten; 't es vergeten en vergeve": doen alsofhet niet gebeurd is, er de spons over vegen. Hij zal were zijn gat verbrand bên Syn.: "Die zijn achterste (billen, îrsgat, konte, ol) verbrandt, moe op de bleine zitte": wie een domheid uithaalt moet er de gevolgen van dragen. Doet die kleppe van veur u uuge.•• ze zijn U an 't meebelpe Syn.: "Doet die schelle (veile, lappe) van veur U uuge; U uuge stoanop U gat; ge zoe gien uuge moeten hên om da nie te zien; doe U uuge ne kier ope; g'hét stront in U uuge; ge zoet beter uit U uuge moete zien gelijk ne koater uit zijn kluute": zie je nu niet wat er aan 't gebeuren is? Syn.: "Ze zijn u nen toer an 't lappe (droaje); ze zijn bezig mee Uwen board (moestas) afte doen; ze zijn U een pîrre an 't stoove; ze zijn U ne kluut an 't aftrekke; ze zijn U ei an 't pelle; ze zijn der U op an 't legge; ze zijn zand in U uuge an 't streuje": hier ze zijn U horens aan het zetten waar je bij staat. (zie ook verder bij plaat 36: "Beter nen huurendroager of ne gazettendroager: ge moet zuu luie nie roepe"). 'k Ben liever kleine dan lank en dwoas Geeft men als antwoord wanneer men voor "kleine" verweten wordt. Op de tekening staan beide mannen vóór een spaarkas afgebeeld. Een generatie terug behoorde ze tot het gewoné café-meubilair. Zo'n kas behoorde toe aan een "spoarmoatschappije". Iedereen had zijn nummer met een gleufje waarin hij bij elk cafébezoek zijn vrijwillige bijdrage deponeerde. Dit deed men soms door het geldstuk of het briefje met een houten latje in de gleuf te duwen. Op het einde van het jaar, bij feesten, ledigde men de kas. Veelal werd het spaargeld niet echt gespaard als appeltje voor de dorst, maar richtte men er een banket mee in, of maakte men er een uitstapje mee (zie afb. p. 48). Een bestuursvergadering van een maatschappij heette "boeten iet". Het woord is samengesteld uit "boete" en "eed" (bestuur), waarbij diegenen die afwezig waren beboet werden. Die boete werd in de kas gestort. Het Gentse woord voor maatschappij is "vereenigijnge" of"sosseteit" (<Fr.: "société"). In Gent wordt vandaag met de Sosseteit "De Gentsche Sosseteit" bedoeld, die ijvert voor het Gents dialect. J. Boes schrijft in: "Folklore van de volksbuurt": Zeldzaam zijn de herbergen, waar geen spaarmaatschappij gevestigd is. Het doel dezer verenigingen is zeer verscheiden: het inrichten van groepsreizen, het vormen van een spaarpotje. Nochtans blijft de hoofdbedoeling van bijna iedere maatschappij de gelegenheid scheppen om zich te verzamelen, te eten 47


Ik Qevne vèsoneer-e

:Jel{_j~de~ Gesten

a ve\QCiat

Plaat 21

48


en te drinken. Andere spaarmaatschappijen bieden aan hun leden de mogelijkheid op Camaval of Gentse feesten over een "ponkske" te beschikken om zich eens goed te vermaken." Hier, wa lappe Zie tekst bij plaat 17: "Hij kreeg nu toch gestampsel... en dikke muilpirre daarbij": slaag krijgen. 'k Blijv' altijd veur diene blende muur stoan Muur zonder deur- of vensteropeningen, of waarvan de deuren en vensters achteraf dichtgemetseld werden. Zo spreekt men ook van een "blende deure" en een "blende vijster". Bij heel wat oudere huizen zijn er nog "blende vijsters", sommigen met ramen op geschilderd. Dit deed men om niet zoveel stedelijke belasting te moeten betalen. Een gevel met veel ramen was nl. een teken van welstand en werd als zodanig belast. Zo kende of kent men nog de belasting op poorten, opritten en voetkrabbers. Op U huufd keuode stoovaat kappe Syn.: "G'hèt een muite veur kromme noagels op rechte te sloan; hij een huufd om leer op te kloppe; hij hee een weeze (muite, smoel, tote) om maskers op te giete; hij hee een huufd om bruin te ruuke (:roken); z'es zuu luulk (: lelijk) of de nacht; 't es een spuuk; ne luulken donder; hij hee een muite gelijk een mislukt proces-verbaal; dat er azuu ne kop op een virke stond, 'kate van ze leve gien uufflakke ne mier; da'k azuu een muite hoa, 'k deeje mijn voader een proces an!": uitermate lelijk zijn. Estaminet Estaminet, syn.: "stammenee, staminee" (eenvoudige herberg, bierhuis, kroeg) is weer een van de vele getuigen van de Spaanse aanwezigheid in de Nederlanden. Zo schreven Spaanse soldaten op de gevels van bepaalde loense herbergen of"kaberdoezen": "Esta minetta" < Sp.: "Hier zijn poesjes" of meisjes. Dat de Spanjaarden niet alleen op het Gents hun stempel gedrukt hebben, maar ook op het Antwerps horen we nog in het woord "trabakken" voor "werken" in het Antwerps dialect, wat< Sp.: "trabachos". Zie ook plaat 22: "kasmistroel".

49


OUDHEIDKUNDIGE KRONIEK De Geschiedenis van een schilderij van Sint-Baafskerk In "De Gazet van Gent" van 8 juli 1922 leverde Alfons Van Werveke de volgende bijdrage: Wij zullen eens vertellen hoe en wanneer onze hoofdkerk werd gebouwd. Heden is het voldoende mede te deelen, dat de kapel van de benedenkerk, die nevens den kruisbeuk ligt aan de Limburgstraat, gebouwd werd in 1462 door Laurens de Maegh en Louisa van den Hove, zijne echtgenoote. L. de Maegh was raadsheer en ontvanger generaal van Vlaanderen van Artes is, onder Philips den Goede (overleden in 1467) en lid van den Raad van Vlaanderen onder diens zoon, Karel den Stoute. Hij stierf 6 Maart 1469 en werd begraven onder een koperen grafplaat in de kapel, die hij gesticht had. Louisa van den Hove, zijn weduwe, stierf 31 December 1484 en werd ter aarde besteld in Sint-Agnethaklooster op de Lindelei. De echtgenoten hadden niet alleen den bouw der kapel van Sint-Baafs bekostigd, maar ze hadden ook het altaar versierd met een drieluik met voetstuk, dat is een groot middenpaneel, welk door twee luiken kan worden gesloten en dat op een breed paneel staat als op een voet. Het stelde voor: het middenstuk, Christus tusschen de moordenaars; de luiken, Het koperen serpent en Mos es doet water uit de rots springen; het voetstuk, De inneming van Jeruzalem door Titus, zoon van keizer Vespasianus. Het gewrocht kon evenals de Aanbidding der van Eyck's, in 1566 aan de verwoesting der beeldstormers ontsnappen. In 1659 werd het oorspronkelijk altaar door nieuw schrijnwerk vervangen. In 1713 sloot men de kapel af met marmer en koperen balusters. Zijn bij die werken de paneelen geschonden, ofhebben onbehendige herstellers ze beschadigd? Egidius van de Vivere de Wambeke, griffier bij den Raad van Vlaanderen, die ze in 1791 of 1792 beschreef, stelde toen vast, dat het middenstuk veel geleden had "door de onkunde". In den aanvang van de XIXe eeuw werd de beeldhouwer A.B.F. Portois, belast met het vervangen van het houten altaar van 1659 door een nieuw van marmer. De schoone afsluiting van I 713 werd vervangen door het ijzeren hek, dat nog aanwezig is en de schilderij, door de echtgenooten de Maegh geschonken, moest plaats maken voor een paneel van Abraham Janssens, Christus op den schoot zijner moeder. Het drieluik werd verwezen naar de zevende kapel van de krocht, zonder het voetstuk, dat uit de kerk verdween. P.F. de Goes in-Verhaeghe, conservator van het Museum van Schone Kunsten, die het werk in 1819 beschreef, vertelt dat "het middenstuk geleden 50


heeft door de achterdochtige onbescheidenheid van de nieuwsgierigen, die meenden, dat het met lijmverf of met eiwit geschilderd was, en die, om de waarheid te weten, trachtten schilfers van de kleur er af te nemen. Het zou te wenschen zijn, dat men, om dat kostbaar voortbrengsel te bewaren, ophield zulke proefnemingen te doen. Daartoe zou men de twee luiken aan het voornaamste stuk moeten bevestigen en ze met een sleutel toehouden". De drie deelen van het werk, die zich nog in de kerk bevonden, waren dus van elkander gescheiden: het middenpaneel hing toen in de tiende (?) kapel van de bovenkerk, de luiken waren in de negende (?) kapel. Ten jare 1824 deden de kanunniken het middenstuk herstellen door J. Lorent, maar de bewerking was mislukt, want men sloot het stuk op in een kamer nevens de kerk. Omstreeks 1860 werd het weer onder handen genomen door RafaĂŤl Bonselaere. Van dan af werden de drie gedeelten bij elkaar gevoegd, maar dusdanig, dat de luiken niet meer kunnen draaien en gesloten worden op het middenstuk. Ziehier waarom: Op den rug van de luiken staan geschilderd, rechts van den toeschouwer, het beeld van den H. Lodewijk, patroon van Louisa van den Hove, de begiftigster; links, het beeld van den H. Laurens, beschermheilige van Laurens de Maegh. Nu is gebeurd dat, om de drie planken van elk luik bij elkander te houden, men op de voegen acht stukken hout heeft genageld, en om die aan te sluiten, niet alleen het schilderwerk heeft weggeschrapt op de plaats zelve, maar tevens op het vierde ongeveer van elk paneel. Thans wordt het gewrocht met de grootste zorg bewaard. Het is geen werk van een Geeraard van der Meire, zooals men het in 1824 heeft geschreven; maar wat geeft dat? In zijn huidigen toestand is het nog een gewrocht van eerste gehalte: men zou er meer van spreken, had het niet voor gebuur de Aanbidding der Van Eyck's, waarvan het verschilt onder andere door beweging en gevoel.

51


BIBLIOGRAFIE Ter gelegenheid van de heropening van de Opera op 2 September 1993 verscheen bij Lannoo een luxueus boek, getiteld "De Opera van Gent. Het "Grand Théatre" van Roeland~ Philastre en Cambon". Het resultaat van het opzoekingswerk van een 10-tal gespecialiseerde medewerkers. Eindredactie: Johan Decavele en Bart Doucet. 2,2 Kilogram rijke informatie, niet alleen over onze meer dan anderhalve eeuw oude "Fransche Theater", maar ook over al wat er aan voorafging en al wat er in de loop der tijden mee gebeurde. Gedurende 240 bladzijden kan men tot in de kleinste details de geschiedenis volgen van onze opera. Niet alleen een opsomming van feiten; ook de steeds zo boeiende "petite histoire" werd niet vergeten. Dit alles opgefleurd met 230 illustratie, waarvan 100 in kleur. Imposant formaat: 33 cm. hoog en 25 cm breed. Gebonden in linnen band, met stofomslag. Zeer verzorgd gedrukt. Prijs: 2.450 fr. Ja, een dergelijk boek kàn niet goedkoop zijn. Mocht men moeilijkheden ondervinden om het te bekomen in de boekhandel, dan komt men nog altijd terecht bij de Uitgeverij Lannoo- Kasteelstraat 97 te 8700 Tie lt. Tel.: (051) 42.42. 72. Van 1906 tot 1909 verscheen van de hand van Paul Fredericq het 3-delig standaardwerk "Schets een er Geschiedenis der Vlaamsche Beweging". Moeten wij deze liberale flamingant nog aan onze lezers voorstellen? Wij geloven het niet. Er toch even aan herinneren dat deze Doctor in de Historische Wetenschappen, na leraar geweest te zijn aan het Atheneum, in 1883 zijn oud-leraar Jacob Heremans aan de Universiteit opvolgde als Professor van "littérature flamande". Hij doceerde eveneens geschiedenis en Germaanse literatuur. In 1876 was hij één van de bezielers van de Pacificatiefeesten. Oprichter en werkpaard van het "Hooger Onderwijs voor het Volk". Lid van de Stedelijke Commissie voor Monumenten en Stadsgezichten lanceerde hij er het idee om ook de gevels van privé-woningen te beschermen. In 1916 werd hij, samen met Professor Pirenne, door de Duitsers aangehouden en weggevoerd naar Duitsland. Na het einde van de oorlog werd hij de eerste na-oorlogse Rector van de Universiteit, maar zijn gezondheid was in gevangenschap geknakt en hij stierf in 1920. Wie zich een beeld wil vormen van het flamingantisme in de 19e eeuw (in een periode dat dit begrip nog een hele andere betekenis had dan nu nog het geval is) kan niet voorbijgaan aan dit standaardwerk dat hij zelfbestempelde 52


als "mijn lieveling onder mijne geschriften omdat ik het met mijn hartebloed heb geschreven." Helaas was dit 1123 bladzijden tellend werk sinds lang onvindbaar geworden. Een voldoende reden voor het Liberaal Archief om er een facsimileuitgave van te plannen die zal verschijnen in het voorjaar van 1994. Dit omvangrijk werk zal 2.400 fr. kosten + 150 port. Over te schrijven op Rekening Nr. 551-2843 700-20 van het Liberaal Archief - Kramersplein 23 te Gent. Tel.: (09) 221.75.05. In de interessante serie "Uit het Verleden van de RUG" verscheen onlangs het Nr. 35 gewijd aan "De academische loopbaan van Prof. Dr. Joseph Plateau", van de hand van Anne-Marie Simon-Van der Meersch, coördinator van hetArchiefvan de RUG. Zoals steeds is dit zeer lezenswaardige lectuur. Wij hebben hier wel een Plateaustraat en ieder jaar wordt, ter gelegenheid van het filmfestival, deze naam meermalen geciteerd, maar wie Joseph Plateau nu feitelijk was en wat hij gepresteerd heeft, daar zullen de meeste Gentenaars niet veel van voortvertellen. Zelfs dezen die iets meer weten over Plateau zullen in dit boek ongekende aspecten van deze persoonlijkheid ontdekken. Het boek bevat een I 00-tal bladzijden en een 10-tal portretten van personen die een rol gespeeld hebben aan de Universiteit in de tijd van Plateau. Het boek kost 250 fr. en voor 290 fr. wordt het u thuis bezorgd. Het best is eerst even contact op te nemen met het "Archief van de Rijksuniverisiteit". Tel.: (09) 264.30.81.

H.C.

VRAAG EN ANTWOORD Van de Heer Erik Dekeyser ontvingen wij de volgende aanvulling: In aansluiting op het antwoord van de heer Arthur De Deckerin G.T. 22e jaarg. nr. 5 blz. 285 i.v.m. het Landbouwershuis aan het Goudenleeuwplein en het in vraag stellen van één of twee branden, geef ik graaf volgende aanvulling. De heer De Decker baseert zich o.m. op Guido Deseyn die in zijn interessante Gids voor Oud Gent opp. 140 schrijft: 'Van toen aftot na de brand na de laatste wereldoorlog is het onafgebroken een afspanning of herberg gebleven. ( ... ) Het brandde in het midden de jaren vijftig uit'. 53


Ook in 'Stadsarcheologie' jg. 7, I983/1 p. 28-46, is er sprake van een brand in 1920, maar wellicht heeft Guido Deseyn zich daarin vergist, want ikzelf herinner mij nog levendig dat ik als I4-jarige knaap getuige was van die brand op I9 januari I957 's avonds. Daar was toen geen herberg meer gevestigd maar een groot meubelmagazijn, 'I 000 Meubels'. In aanwezigheid van honderden toeschouwers stortte eerst het dak en daarna het ganse gebouw in. Het magazijn brandde af tot op de grond. De Heer Gilbert Minne zit met de volgende vragen: In enkele notarisakten betreffende de nalatenschap van mijn rechtstreekse voorvader Guillaume Joseph MINNE (geboren 9.2.I787), spruitende uit het Gentse vleeshouwersambacht, worden zijn roerende en onroerende bezittingen opgesomd, waaronder enkele gelegen buiten Gent (bv. te Ertvelde) en een aantal binnen het huidige grondgebied van de stad. Bij bepaalde eigendommen wordt enkel de gemeentenaam vermeld, bij andere staan wel gegevens die mogelijks toelaten ze vandaag te kunnen situeren. Hierna volgt een inventaris van de eigendommen in het huidige Gent waarbij een plaatsaanduiding wordt opgegeven alsook de datum waarop de gegevens in de akten worden vermeld: 5.8.I859 -Twee huizen te Gent, Slijpstraat 94 en 96 - Herberg "De Kroon" Gentstraat 94B, te Oostakker bij het dorp, Sectie B, nrs 360 en 36I van het kadaster, groot 6 a 30 ca. - Twee partijen land op den Dam te Oostakker. - Partij land op het Kleinveld te Oostakker. I4.8.I859 - Huis te Gent, Nieuwland 20. 26.4.I860 - Twee huizen te Gent, Groenedreefstraat 253 en 255, naast eigendom van VAN IMSCHOOT-THIJS en van DE PUE. - Huis te Gent, Engelandgat 36. 24.7 .I860 - Twee huizen buiten de Brugsepoort, wijk Rooi gem, kadastraal plan Sectie K nrs. 489n en 489v, oppervlakte 2 aren, huisnummers 253 en 255. I9.Il.I862 - Huis en erf te Gent, Keizersdreve I 0 of Groot Gewat (Gemat?). Sectie j (of f) nr. 308I van het kadaster, groot I a IO ca, palende aan de ene zijde aan Justine VAN DE CAPELLE, aan de andere zijde aan THOMAS en uitgevende op de rivier de Lieve, verhuurd aan BRACKE-VAN DAMME. Het zou leuk zijn mocht men bovenvermelde eigendommen in het huidige stadsbeeld kunnen herkennen of situeren. Misschien is er onder de lezers van "Ghendtsche Tydinghen" wel iemand die er meer van afweet. 54


Onder de gouden sierobjecten wordt een "chacet" vermeld. Kent iemand welk voorwerp wordt bedoeld? Voor de begrafeniskosten (kist: 37 fr., doodsbrieven, mis etc.) van de op 22 augustus 1862 overleden Guillaume Joseph MINNE werd 653,76 fr. betaald. Kent iemand de overeenstemmende waarde vandaag? Bij de verkoop van goederen werd door notaris Innocent Victor MICHIELS uit Gent een proces-verbaal van definitief verblijf dd. 21 november 1862 opgemaakt in het Hotel van Kortrijk op de Poel te Gent, bewoond door VAN DEN BERGHE. Kan deze woning vandaag nog worden gesitueerd? Elke inlichting of tip is vanzelfsprekend welkom.

LEZERS SCHRIJVEN ONS De Heer Walter Vanden Berghe schrijft ons: "Bij het klasseren van papieren vond ik dit kattebelletje, neergeschreven op een vodje papier door een oudtante van mij die via haar man geloof ik, familie was van Hélène Maréchal. De tekst gaat als volgt: "De laatste tocht van Hélène Maréchal. In het Burgerlijk Hospitaal te Gent is stilletjes uitgedoofd als laatste van de tros van 16 kleine larebekes kwam sidon i dat is haar Ware naam ter Werelt op den laaste dag van het jaar 1893 in het nummer 31 van de schilderstraat te sintamansberg" (sic). Hieruit blijkt dat het op oudejaarsdag, 31 december 1993 de honderdste verjaardag was van haar geboorte. Het lijkt mij normaal dat ons tijdschrift daar een paar lijntjes zou voor reserveren maar misschien heeft de redactie daar zelf reeds aan gedacht. Hopende U hiermee een tip te hebben gegeven. Getekend: een abonnee van het eerste uur." Dhr. Vanden Berghe beschikt over heel wat documenten, waaronder enkele merkwaardige telegrammen, haar toegezonden n.a.v. haar vereremerking in de Leopoldsorde en haar afscheid van de toneelwereld. Lezers die meer willen weten over Hélène Maréchal raden wij het werkje aan: "Hélène Maréchal - Een leven van zang en toneel. Uitgegeven onder de auspiciën van de Koninklijke Bond der Oostvlaamse Volkskundigen en de Beheerscommissie van het Museum voor Volkskunde te Gent; 1968, uitg. in eigen beheer." Het kan in onze bibliotheek ontleend worden.

55


l

... ..

_

GENT HtLENE ~ L0

HOLLA~D~E

Klé.l N

,,t..ï=.ë.CHAL COLLEGA

KUI·lS TTONtEL

'.

45 36 ' 151) K

I>~

S

Fë.LIC I T~~R

GENT

iK JE rl? ATE. LYK

NOG Vf:. LE J .A i\LI\ ,oo;;..:, L

~ [T

JE

tE il GO~ D E

GEZ OI-! DhE I D

EOB SCrlJLTE

hO~ ~ L ~E

LA POSTE

Gelukstelegram van de Nederlandse zanger Bob Scholte. Verz. W. Vanden Berghe.

56


GENSCHE PRAOT Mietse Prijs zei tegen heure man: - Náort, goa ne kîer om e stukske káos veur onze soepee, máor nie van eten onder de wig, in sertoe nieverst binnengáon want dat es u loffelijke gewentel - Zij g'rust, Mietse, zei Náort, op îen, twîe, drije ben ek weere. Máor Näort es ne veint zonder karaktirre. En hoendse mee ne n'hoed op zoed hem verlîen. Hij hao mee moeite zijne käos gekocht, of hij liep recht náer ColeDe Pruisen om oen dreupel. Van îene kwamt er twîeë, tons drije, inz. Op den duur giengt hij mee nog ne walbak of drije an 't tirlijnge. Ten elve trokt hij mee e firm stuk in zijn veste náor zijn kot. Aost hij binnekwam en vond hij niemand t'huis. Zijn vrêwe was blîek van kolirre näor hem op zoek. Náort krop stillekes in zijn bedde, want hij was benijd van zijn wijveke. Aös Mietse binnekwam, zag ze Náord in zijn bedde ligge. Hêwel, labber, riep ze, wáor hêdde weere gezete? Náord gebáordege dat hij sláoptege. 't Onweere zal overgáon, zeid hij in zijn eige, in hij zweeg gelijk ne mol. Máor zijn vrêwe pakteg'hem bij zijn schavernake in gaf d'hem en goeie sleurijnge. Allee! zathûufd, riep ze, wáor es uwe käos? - In mijn veste, zei Näort. Mietse zocht in zijn zakke ... - Hê! riep z'al mee ne kîer, in ze kwam in en kattekolirre náor hem gelûupe. Nim! zatte luis, riep ze, in ze sloeg hem ne vessche pekelhaorijnk op zij smoel; hîete gij da káos? Náort zat te kijkegelijk oen uil op ne kluit. Hij was van 't Lam Gods ges lege. Binst dat hij in d'hirbirge stond te tirlijnge, häon de loeders zijne káos gestole in ne pekelhaorijnk in de pláotse gestoke.

57


OUDGENT

Een oud gezicht van het smal deel van de Baudeloostraat. Bemerk de oude lantaren en het uurwerk op de muur van het Atheneum.

58


DIT BESTAAT NIET MEER

De oude Apotheek Boonen op de Begijnengracht

59


DIT BESTAAT NIET MEER

Wat niet meer bestaat, gelukkig, is de verkrotte toestand van dit mooi huisje op de hoek van het Gewad en de Abrahamstraat. Het werd prachtig gerestaureerd door Architect Dirk Steyaert.

60


GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring GentV.Z.W. 23e jaargang nr. 2 15 maart 1994 Stichter: G. Hebbelynck t Voorzitter : H. Collumbien Onder-Voorzitter en Penningmeester : A. Verbeke Secretaris: R. Van Geluwe, Maïsstraat 235,9000 Gent Archief en ruildienst: Mevr. A. Eggermont, Maïsstraat 235, 9000 Gent Redactie-Adres: Lijnmolenstraat 149, 9040 Sint-Amandsberg- Gent Administratie : Koggestraat 14 - 9000 Gent Postrekening : 000-105.04.73-60, Heemkundige en Historische Kring Gent, 9000 Gent Lidgeld : 400 fr. per jaar. Steunende leden : 600 fr. per jaar. Beschermleden : 1000 fr.per jaar. Buitenland: 100 fr.extra voor portkosten INHOUD - Waar vroeger de Lakenwevers "hunne raemen plachten te staen." - Inventaire Archéologique: De gewezen Kerk van de Geschoeide Carmelieten. Buitenkant. - Herinneringen aan het Ie Artillerie Regiment in 1937-1938. (Vervolg) - Jan-Baptist Pisson's "Uyterste Wille". - De Gentse Burgerlijke Wachten. 1814-1914. (Vervolg) - Oplossing Puzzel 93 - Gensche Woordeen Uitdrukkijnge. Deel XVI. - Gentse Memoriedagen. - Bibliografie - Vraag en Antwoord. - Lezers schrijven ons. - Gênsche Präot

62 83 86 94 96 114 117 120 123 125 125 128

Bibliotheek en wekelijkse bijeenkomsten : in het Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis, Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, SintAmandsberg : elke zondag van 10 tot 12 uur (uitgenomen op feestdagen); Gesloten injuli en augustus. Bibliothecaresse: Mevr. A. Éggermont. Verantwoordelijke uitgever: Hugo Collumbien, Lijnmolenstraat 149, 9040 Sint-Amandsberg - Gent.


WAAR VROEGER DE LAKENWEVERS "HUNNE RAEMEN PLACHTEN TE STAEN" Een van de plaatsen in onze stad waar eertijds de lakenwevers "hunne raemen plachten te staen, die dienen om haerlieder lakenen aen te reckenen", heet vandaag nog "RAMEN". Aan de Zuidkant van het kruispunt, dat men ziet onderaan op de schets hierbij (Fig. 1), worden Poel en Hoogstraat van elkaar gescheiden door de Oude Houtlei; aan de Noordzijde door de Ramen die langs een echte Gentse hotsebotsende kassei naar de Burgstraat kronkelt. Tot aan de Brouwersstraat en het Klein Raamhof is de straat vrij breed en bezit ze nog behoorlijke voetpaden maar dan versmalt ze, maakt ze ter hoogte van de Komijnstraat en van de Luxemburgstraat een korte bocht om tenslotte langs een eng stuk met smalle trottoirs in de Burgstraat uit te monden. Over het geheel een vrij slecht wegdek; hier en daar met een paar scheppen asfalt opgevulde putten; een stuk historisch materiaal op zichzelf, niet het enige in zijn soort te Gent. Werkelijk iets van eigen bodem. De hele buurt, waaraan ook nog het verder gelegen Blindeken kan worden toegevoegd, ligt ingesloten en als het ware verscholen tussen de Poel, de Hoogstraat, de Peperstraat, de Burgstraat, de Jan Breydelstraat en de Drabstraat. Ze bezit haar eigen specifiek karakter dat duidelijk contrasteert met

_jl

lU U

/Suft~CLt"

3~~ 1dbr----~-r-~----.~

vs~~

1 --~ ~

8--

'Poet ~

โ ขJ

fJ 1:!

~

~

;:3:

รณ

~

()

:!:

0

i

0

Fig. I. Schets Ramen en omgeving - Hedendaagse situatie.

62

L


de grote en brede straten die haar omringen en waarin zich ook vandaag nog zeer mooie 18de-eeuwse herenwoningen bevinden. We willen er terloops de aandacht op vestigen, dat op sommige stadsplannen de Perkamentstraat ten onrechte daar werd en wordt gesitueerd waar in werkelijkheid het laatste stuk van de Luxemburgstraat, het eigenlijk beluik, gelegen is. De Perkamentstraat zelfbevindt zich verder; het steegje ligt aan de Burgstraat met een ingang tussen de nrs. 33 en 35 maar geeft geen toegang tot de Luxemburgstraat. De RAMEN EN OMGEVING hebben al een HEEL LANG BESTAAN achter de rug. Reeds in de 13de-14de eeuw worden ze vermeld. Het was een moerassige buurt van lager gelegen gronden die nu en dan door overstromingen geteisterd werden. Spreken over de OORSPRONG VAN DE BENAMING "RAMEN" is meteen spreken over het werk dat eeuwen geleden op die plaats en in de omgeving verricht werd en dat verband hield met de lakennijverheid die in Vlaanderen en in Gent een grote bloei kende. We hebben in het begin van deze bijdrage herinnerd aan hetgeen G. Celis in zijn "Beschrijving van Gent", sprekende over de Ramen, o.m. aanhaalt: "het schijnt dat daar vroeger de lakenwevers "hunne raemen plachten te staen, die dienen om haerlieder lakenen aen te reckenen". J.J. Steyaert heeft het in zijn werk: "Volledige Beschrijving van Gent of Geschiedkundige Beschouwing van deze Stad en haar Bewoners" over de lakenbereiders" die eertijds hunne lakenramen hadden staen buten de turrepoorte bachter der burchstraete daer ment eet in de raemen". In "Gent's Vroegste Geschiedenis in de Spiegel van zijn Plaatsnamen" vermeldt Maur. Gysseling in het Glossarium: "RAMEN (waarop de lakens gespannen werden om te drogen) bevonden zich op diverse plaatsen in Overschelde, Sint-Pieters (bij de Walpoortstraat), buiten Zand- Posteerneen Torrepoort, in Ritsenborg enz. De Stadsrekening van 1315 vermeldt o.m. "vanden ramen over Scelde, vanden ramen Sente Pieters, vanden ramen in Ricenborgh ende Portackere". Die op Sint-Pieters worden al vermeld in 1268 (in tentori is G SP)". Er moet terloops worden op gewezen dat Ritsenborgh (zie eveneens Maur. Gysseling) stond voor wat nu Luxemburgstraat heet. Fr. Blockmans schrijft in zijn werk "Het Gentsche Stadspatriciaat tot omstreeks 1302", "dat in de rekening der grafelijke gezworenen (13de-14de eeuw) voor het eerst wordt gesproken over een belasting op de ramen, het is te zeggen de houten gestellen waarop de lakens te drogen werden gehangen". "Deze ramen, zo gaat de auteur verder, "werden gewoonlijk op vage gronden in de buurt der stad opgericht, zoals Overschelde en Poortakker, op welke laatstgenoemde plaats we er reeds in 1218 aantroffen. Die terreinen werden ook "Ramen" genoemd". In een voetnota wordt er nog aan toege63


voegd: "Zelfs ten huidigen dage heet nog een Gentsche straat, leidend van de Houtlei naar de Burgstraat, in de buurt van de Ramen van 1218, "Ramen". (Ramen: Pannorurn tentoriae ). De benaming "Ramen", "Raemen" of "Rame" treft men reeds aan in de 13de-14de eeuw. In de "Act.en Contr.,keure 1448-1449" is er sprake van de plaatsnaam "Ramen"; in de "Act.en Contr.,keure, 1488-1489" wordt eveneens melding gemaakt van de "Ramen"; in de "Act.en Contr.,keure, 15181519" spreekt men van "Rame"; in de Act. en Contr.gedeele, 1602-1603" treft men ook "Rame" aan. In de statistiek van J. Billet in 1662 nopens de straten van Gent, vindt men "Ramen", "Nieuwe Ramen". De naam "Nieuwe Ramen" hoeft niet te verwonderen want ook de "Oude Ramen" bestonden. Die waren gelegen nabij de Bijloke. De plaats die daar voorheen had gediend voor het spannen van de lakens was echter in 1472 gewoon een weide geworden. Ook op andere plaatsen trof men de benaming "Ramen" aan, o.a. op Overschelde, een drassige en moerassige grond waar de Stadsmagistraat enkele stukken meersgrond benutte om, ten gerieve van de lakenhandelaars en tegen betaling van een pachtgeld, ramen te laten opstellen die dienden om het opgespannen en vochtig laken te laten drogen. Er waren op Overschelde verschillende raamplaatsen o.m. "op eene plaetse van erven met al den catheilen, ghelaghen ende ramen, diere up staen ende geheleghen syn Overschelde en de nieuwe brucghe dewelke men eedt de Ramen". Maar laten we terugkeren naar onze Ramen aan de Houtlei. De oorsprong van de plaatsnaam "Ramen" is in feite vrij duidelijk. Hij hield verband met de aanwezigheid op die plaats en in de onmiddellijke omgeving van ramen waarop de lakenbereiders hun lakens opspanden om die te laten drogen. Straat- en plaatsnamen werden in de volksmond echter vervormd. Dat was ook het geval met de Ramen. Zo werd bij het opstellen van de straatnamenlijst in 1796 de benaming Ramen vervormd tot "Ram straat". Het plan Goethals van 1796 vermeldt "Ram straat" en met de verfransing van de Gentse straatnamen werd het "rue du Bélier", net alsof de benaming van de straat te maken had met ram: mannetjesschaap. Dat was ongetwijfeld te wijten aan een ontoereikende kennis van de historische oorsprong en van de werkelijke betekenis van de plaatsbenaming. Steyaert spreekt in 1857 over "Ramen". Op het plan Gevaert-Vanimpe van 1878 staat er "rue du Bélier". G. Celis heeft het over "Ramen" en wijst er op hoezeer de Franse vertaling "rue du Bélier" verkeerd was. Ook V. Fris legt uit dat de Ramen zo heetten omdat daar "de ramen plachten te staen die dienden omme de goede Lieden van de Drapiers haar lieder lakenen aan te reckene". De vertaling, zo voegt hij er aan toe, zou dus moeten luiden "rue des Ram es" of "rue des Chässis". Maar, zo gaat Fris 64


verder, in 1796 maakte Goethals er "rue du Bélier" van en De Vreese heeft dit in het Reglement van 1812 overgenomen. In hetjaar 1900 hield A. Van Werveke voor de "Maatschappij van Geschieden Oudheidkunde te Gent" een betoog waarin hij erop wees dat sommige straatnamen in de volksmond vervormd werden en dat men er slechts op het einde van de 18de eeuw aan dacht om de officiële lijst van de namen van de straten vast te stellen. "Spijtig genoeg", zo verklaarde Van Werveke, "is het vaststellen van de officiële namen tijdens het Frans Bewind op zeer gebrekkig wijze gebeurd", eraan toevoegend, "dat werk moet herzien worden; een belangrijk aantal namen van straten vergen een studie die veel langduriger en veel moeilijker is dan de meeste vraagstukken van plaatselijke geschiedenis". "Wat eveneens moet herzien worden", zo ging Van Werveke werder, "is de Franse vertaling van de namen van onze straten. We weten op welke bedenkelijke wijze dat werk door de Franse Republiek is doorgevoerd. "Ramen" dat "chassis" betekent, wordt vertaald door "rue du Bélier". Ook P. Fredericq herinnerde er in 1905 voor de "Maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde te Gent" aan met welke lichtvaardigheid men tewerk was gegaan bij de systematische en officiële vertaling van de namen van de straten van Gent en hoeveel vergissingen daarbij begaan werden. Dat de Franse vertaling "rue du Bélier" dus fout was omdat de plaatsbenaming "Ramen" in werkelijkheid te maken had met de aanwezigheid van ramen waarop de lakenbereiders hun lakens te drogen hingen, lijdt geen twijfel en wordt vrij algemeen aanvaard. Het heeft ons dan ook bijzonder verbaasd dat er nog een andere hypothese wordt geformuleerd in verband met de oorsprong van de benaming "Ramen". Zo schrijft Suzanne Janssens o.m.:" ... op andere plaatsen heeft men voorzeker een opening in de stadsmuur gemaakt (een hol of een gat) om de heilige olie te kunnen toedienen". "In dit licht", zo gaat ze verder, "wordt de betekenis van verschillende Gentse plaatsnamen mij duidelijk. De Ramen spreken ons voorzeker van openingen in de stadsomheining, niet ver van de "Porta Leprosorum". Een raam is immers niet veel meer dan een gat in de muur dat dient om door te kijken of om iets door te geven ... (*). Deze verklaring van de benaming "Ramen" komt ons als volstrekt onwaarschijnlijk voor. Ze berust op geen enkele historische grond. Wij houden het in ieder geval bij "Ramen", plaats waar zich de houten stelsels bevonden waarop de lakens te drogen werden gehangen. Voor een goed inzicht in de toenmalige situatie, moet men steeds voor ogen hebben dat er in de Middeleeuwen en daarna nog gedurende vele eeuwen, namelijk tot in 1899 toen hij gedempt werd, de HOUTLEIGRACHT was. Die kwam van het Kuipgat, lag in het verlengde van de Ketelvaart, liep (*) Suzanne lanssens in Ghendtsche Tydinghen, 2lstejaargang 1992, nr. 4 bi. 238.

65


verder in de richting van de Poel en daarna langs een deel van de Ramen, om achter de Drabstraat te verdwijnen en tenslotte ter hoogte van de Breydelstraat opnieuw in de Lieve uit te monden. Met "water" of "stadsgracht", waarover sprake in verband met de Ramen, werd dus de Houtlei of Houtleigracht bedoeld die in de loop van de 12de eeuw en wellicht al rond 1100 werd gegraven en de Sint-Michielswijk omsloot. Het Westelijk verdedigingsstelsel van de stad omvatte toentertijd, benevens de gracht, een omwallingsmuur voorzien van een aantal torens en versterkte poorten: Wijkhuis, Zandpoort, Posteernepooft en de grote en machtige Torrepooft of Turrepoort, deze laatste aan beide zijden van de Houtleigracht ter hoogte van de Poel. Later verloor dit verdedigingssysteem zijn nut en zijn funktie (*). Aan de Ramen bevonden er zich huizen die paalden aan de Houtleigracht net zoals dat het geval was voor de woningen gelegen aan de Westkant van de Drabstraat en waarvan de bewoners, langs de achterzijde van de panden, toegang hadden tot de gracht en zodoende langs die waterweg de Leie en de Lieve konden bereiken (**). Een zeer mooie litho vóór 1841, van Heins naar Van Lokeren, toont de Torenbrug, de Torenpoort en geeft een kijk op de Ramen (Fig. 2). We zullen verder zien dat de Torenbrug werd verbouwd, verbreed en hersteld om tenslotte te verdwijnen. Er komt in het begin van deze bijdrage een schets voor (Fig. 1) die de hedendaagse configuratie van de buurt weergeeft. Interessant is de vergelijking met de afbeelding van een deel van een oud stadsplan van Gent waarop de toestand voorkomt zoals deze er in vroeger eeuwen uitzag toen de Houtleigracht nog bestond (Fig. 3). Om de lezer te helpen bij het localiseren van de plaatsen, kan er worden aan toegevoegd dat, aan de rechterkant van het oud plan, de letter J in de Hoogstraat is aangebracht, ter hoogte van het toenmalig klooster van Gal itea, dat zich links van de letter J bevindt; rechts ervan was de Noorderkant van de Hoogstraat. Verder onderscheidt men de ligging van de Ramen, van de Brouwersstraat, van het Blindeken, van de Komijnstraat, van de Luxemburgstraat, van de Drabstraat, van de Poel en van de Houtlei. Behalve de demping van de Houtlei is er aan de configuratie van de straten in de buurt eigenlijk niet veel veranderd. De HOOGSTRAAT is waarschijnlijk een verhoogde berm geweest, een dam tussen drassige en moerassige gronden. Ze werd ook wel de "rechte strate buuten der Torrepoorten" genoemd (Weezenboek 1481-1482). Wat sommige (*) G. Broget: "Toen Wegenwerken op de Poel en Sint-Michielsplein een stuk ver Verleden

blootlegden" in: Ghendtsche Tydinghen 20stejaargang, 1991, nr. 5. (* *) G. Broget: "Langs de Drabstraat" in: Ghendtsche Tydinghen, 22ste jaargang 1993. nr. 3.

66


n-~

Fig. 2. Litho vóór 1841. Ramen. Torenbrug. Torenpoort Heins naar Van Lokeren. Atlas Goetghebuer, Gents Stadsarchief.

lezers misschien niet weten is dat de Hoogstraat als buurt werd verdeeld in Opper-Hoogstraat, Midden-Hoogstraat en Neder- of Korte Hoogstraat De Opper-Hoogstraat liep van de Torrepoort tot aan de Peperstraat: de MiddenHoogstraat lag aan het Rijke Gasthuis en ging van de hoek van de Peperstraat en Holstraat tot aan de Akkerstraat; de Korte Hoogstraat ging van de Akkerstraat tot aan de Brugse Poort. Hoogstraat en Ramen waren gelegen buiten de omwalling; "buten der Turrepoorte" of "buten Turre" , zoals men zegde. Laten we duidelijk zijn. Het is niet de bedoeling om hier de Hoogstraat in haar geheel te behandelen en haar volledig in ogenschouw te nemen. Dat zal het voorwerp uitmaken van een afzonderlijke en later te publiceren bijdrage waarin die belangrijke straat met haar eigen geschiedenis zal worden bekeken. We beperken ons nu tot het vermelden van een aantal woningen die eertijds gelegen waren aan de Noorderkant van het deel van de Hoogstraat tussen de Ramen en de Peperstraat Sommige van die panden hadden afhankelijkheden, dienst- of bijgebouwen en een tuin in de Komijnstraat of in de Brouwersstraat Dat is de reden waarom we ze hier bespreken. Wat weten we over de panden die eertijds aan die kant van de Hoogstraat en van de Ramen hebben gestaan en waarvan de oudste natuurlijk in de loop

67


Fig. 3. Oud stadsplan van Gent. De letter J bevindt zich ter hoogte van het Klooster van Galilea in de Hoogstraat Verder onderscheidt men de Houtleigracht, de Ramen, de Brouwersstraat, het Blindeken, de Komijnstraat, de Luxemburgstraat, de Poel, de Drabstraat, de Sint-M ichielsstraat.

van de eeuwen verdwenen zijn? Wel, we weten er toch een en ander over. Dat de "bruweriĂŤn" er goed vertegenwoordigd waren is niet van aard om ons te verwonderen . Het is ons immers bekend dat er in vroeger eeuwen in Gent geen plaats was waar zoveel brouwerijen (eigenlijk herbergen die hun eigen bier brouwden) gevestigd waren als in de omgeving van de Turrepoort (*). Er vloeide daar dus niet alleen water maar ook tamelijk veel bier... Volgens Fr. De Potter lag in de Hoogstraat, aan de Noorderkant, de brouwerij "den Lanteern", bekend van de laatste jaren van de 14de eeuw, met een (*) G. Broget: "Aan de Houtlei vroeger en nu" in: Ghendtsche Tydinghen, 22ste jaargang, nr. 1.

68


lochting langsheen de stadsgracht: "Huus buuten der Torrepoorten ... wesende de bruwerie "den Lanteern" ... met eenen cleenen huusekin daer achter ... up dwater in de Ramen (Act.en Contr., keure, 1448-1149); ook nog: "Gheerolfvan der Scelstraete ende Symoen Billet, fn Stevins ... kende dat zy wel ende dueghdelick vercocht hebben Janne Volke, Willems zone, tvierendeel ende Xllen deel in tgheel huus. ... staende buten der Turrepoorte, wesende een brauwerie, gheheeten den Lantheerne ... achtere uutgaende jnde Ramen ... met een lochtinghe up twatere". (Act. en Contr., keure, 14881489). Daarnaast bevond zich een andere brouwerij "den Keerskorf' met een poort in de Ramen; "Twee huusen metten lochtinghen, staende deene neffens dandere up de Hoochstrate, deen de bruwerie "den Keerscorf' ende dander "den Lantheern" (Act.en Contr., keure, 1518-1519): "Twee huussen ... duer de Turrepoorte, beede up den houck van den Rame, deene neffens thuus van Jacques de Gruutere, ghenaempt den Keerskurf ende dandere naest den watere up de Oostzide van de voorn. Rame". Het hoekhuis van de Ramen aan de Oostzijde werd, steeds volgens de Potter, in de 15de eeuw aangeduid met de naam "tScaec"; "Huus... eene brauwerie wesende, ghenaemt den Keerskuerf ... up de Hoochstrate buten Turrepoorte, naest den huuse ghenaemt den Lantheerne, an deen zijde, ende den huuse ghenaemt tScaec an dander" (Weezenboek 1497-1498). Daarna werd het genoemd "Hemelrijcke", een stove (openbaar badhuis)in 1565 en "het Schip" in 1665. Dicht daarbij was ook "de Mande" gelegen (1436). Het hoekhuis aan de Westkant van de Ramen wordt gewoon vermeld maar, zegt De Potter, zonder benaming. Het volgende droeg de naam "den Duutschen Leghere": "Huus ... ande Hoochstrate an deen zyde van den huuse ende brauwerie ghenaempt "den Keerskorf' ende an dander zyde den huyse ghenaempt "den Duytschen legere", commende metten achterhuuse uyt inde Rame" (Act.en Contr., gedeele, 1602-1603). Het huis "den Duytschen Legere" moet wel een grote lochting gehad hebben vermits het, volgens het register der Keurschepenen over 1606-1607, een achterhuis had in de Comijnstraat. Aan de Westkant van voornoemd huis was in 1610 de herberg en hostelrij "De Zwane" gelegen. Daar dichtbij bevond zich het "Hoghehuus" dat gebouwd was op grond die toebehoorde aan ser Daneet de Ruddere: "Huus, heet tHoghe Huus, buten torre, up ser Daniets Rudders erve" (Weezenboek 1365-1366). In de 14de-15de eeuw was de Hoogstraat verre van volledig bebouwd. Volgens het Weezenboek over 1369-13 70, lag er terzijde van het Hogehuus een meers van 722 en een ander van 412 roeden. Het "Hoghe Huus" was een vrij groot gebouw waar in de loop van de l4de eeuw de familie Goethals woonde. Een lid van die familie, namelijk Hendrik 69


Goethals werd in 1358 vermoord. De schuldigen werden door de Schepenen veroordeeld tot een boete van 50 pond groote. Die Hendrik Goethals werd in een oorkonde van 1349 "Hendrik Goethals an den turre" genoemd, wat dus duidelijk verwees naar de plaats waar hij woonde, in de omgeving van de Turrepoort en laat veronderstellen dat hij als zodanig algemeen gekend was. De man stond blijkbaar goed aangeschreven want nadat hij vermoord werd, las men over hem in het Zoendinckboek van 1359: " ... Heinriek Goethalse up tHogehuus, die een puur onsculdich man was ... ". Hij viel echter als slachtoffer van een vete tussen begoede geslachten, wat in die tijd geen zeldzaamheid was. De oude herenwoning "het Hoghe Huus" werd in de loop van de 16de eeuw eigendom van J. Verrekins, een kruidenier, die het pand op zijn beurt in 15 83 verkocht aan H. Eeckman. In 1630 behoorde het toe aan A. Van Daele en was het belast met een rente van 20 deniers ten voordele van de quotirliane van de St. Jacobskerk. Eveneens in de Opper-Hoogstraat, dus tussen de Ramen en de Peperstraat, lagen de brouwerij "ten Vaenkine", vermeld in een Schepenacte van 1368, evenals "t Lammeken" brouwerij in de 15de-16de eeuw: "Een brauwerije ... gheheeten tLammeken, metten lochtinghe .. . buter Turrepoorten up de Hoochstrate ... achter uutcommende met eender poorten jnt straetkin mer Symoens de Lalaing huus was" (Act.en Contr. 1484-1485). Er waren aan de Noordkant van de Hoogstraat toch nog andere panden dan brouwerijen. Daar woonde immers ook in drie naast elkaar staande gebouwden de familie Bertili. In een ervan verbleef Frans Bertili, kolonel in dienst van de Venetiaanse Republiek. In de loop van de 17de en het begin van de 18de eeuw behoorde de woonst van Frans Bertili achtereenvolgens aan verschillende eigenaars. In 1724 kwamen het huis en de tuin in het bezit van Olivier Reylof. OLIVIER REYLOF, wiens vader een Gents koopman was, werd in 1684 in Amsterdam geboren. Hij liep school, studeerde en woonde te Gent. In 1724 liet hij aan de Hoogstraat een prachtige herenwoning bouwen die wij heden ten dage nog steeds kennen onder de naam "HOTEL REYLOF". Op bijgaande foto (Fig. 4) ziet men het ontwerp zoals het werd opgemaakt bij het indienen van de bouwaanvraag voor deze stijlvolle woning. Het ontwerp werd door het Stadsmagistraat op 18/9/1724 aanvaard en goedgekeurd. Met zijn buitengewoon sierlijke en zeer evenwichtig geconcipieerde gevel gold het als een van de schoonste gebouwen in de Lorlewijk XIV-stijl in onze stad. In zijn bijdrage "Orde en Maat in het Gentse Classicisme. De Gulden Snede bij de 18de-eeuwse gevelontwerpen", waarin hij handelt over "Brede Gevels met middenrisalieten volgens de Gulden Snede", heeft Jean-Pierre Esther het ook over het Hotel Reylof. Hij schrijft daarin o.m.: "Het ontwerp voor de 70


• ~ \.~

Fig. 4. "Hotel Reylof' . Ontwerp bouwaanvraag model 1724. Gents Stadsarchief.

natuurstenen gevel van de herenwoning van baron Reylof is duidelijk volgens de Gulden Snede geconcipieerd". Hij geeft er de berekeningen bij aan. Het was een zeer groot goed vermits het zich met zijn bijgebouwen en tuin uitstrekte tot in de Komijnstraat. Men kan dat trouwens vaststellen op het oude stadsplan van Fig. 3, hierboven aangehaald. Olivier Reylof, die zeer veel van letterkunde hield, schreef ook Latijnse gedichten. Van hem verschenen in 1711 bij Michel Graet twee bundels Iatijnse poĂŤzie, allebei: "Poematum libri tres" geheten. Ze onderscheidden zich echter door de ondertitels: (A) "Continent Eglogas sacras et profanas, Librum de Piscibus, et alterurn de Ranis cum Appendice"; (B) "Continent Effectus mirabiles divini amoris, Sermonem de Invidia et Zelotypia, querelam animae in Inferis detentae cum Appendice" . De tweede bundel kreeg een herdruk in 1728 bij P. de Goesin en de eerste kreeg er een in 1732 eveneens bij de Goesin. In zijn gedichten behandelt Reylof de meest verschillende onderwerpen. Hij schreef ook redevoeringen in het Latijn o.m . de "Oratio de nihilo" en "Oratio circa aliquid" . In 1712 had Reylof de titel van baron verkregen. De man was er natuurlijk 71


wel mee vereerd maar toch zag het er voor hem niet zo bijzonder goed uit in de daarop volgende jaren want tengevolge van financiële moeilijkheden werd Olivier de Reylof er in 1727 toe genoopt om de zeer mooie woning, die hem waarschijnlijk teveel geld had gekost, samen met een andere eigendom, gelegen op de hoek van de Lange Munt, voor een zeer aanzienlijk bedrag te laten berenten. In 1731 werd Reylof ontvanger van de Stad benoemd en alhoewel zijn situatie daardoor wel eniger mate verbeterde, kon dit nochtans niet beletten dat hij er zich in 1736 toe verplicht zag om de prachtige woonst aan de Hoogstraat openbaar te laten verkopen. Nieuwe eigenaar van de patriciërswoning werd Jozef Veranneman, heer van Burst en Van Bambrugge. In 1764 werd het fraaie gebouw verkocht aan W.J. Hamelinck, griffier van de Raad van Vlaanderen. De notariële akte van 1764 gaf een uitvoerige beschrijving van de woning. Ze had het o.m. over "... Een groot nieuw gebauwt schoon huys, stede ender erfve, met eene groote poorte ten voorhoofde op d'Hoogstrate, aen d'een zyde ghehuyst den naerschreven cleynen huyse ende ter andere de hoirs van joffrauwe de weduwe Neerincx, van achter uytcommende met een groote poorte in de Commynstraete, met alle syne toebehoorten, app. ende dependentien ... bequaem om koetsen ende peerden te houden, met eenen schoonen grooten hof, terrasse ende binneplaetse of nederhof, bequaem om aldaer te keeren met koetsen ende peerden, hoedanigh die ingespannen syn, mitsgaeders differente kelders, remisen ende stallingen, gloriette waschhuys, houthuys ende alle voordere commoditeyten ende edificien ... ". Werkelijk een patriciërswoning in de echte betekenis van het woord. Inmiddels was Olivier de Reylof in 1741 overleden. Op het einde van de 19de eeuw was de woning eigendom van de heer A. Wauters; nog later van de heer Ronse, Advocaat. In 1961 werd ze door de Luikse Verzekeringsmaatschappij, die er eigenaar van geworden was, met veel zorg hersteld en gerestaureerd waardoor ze haar oorspronkelijke praal voor een groot deel terugvond. Vandaag zijn in het Hotel Reylof diensten ondergebracht van het Ministerie van Financiën- Administratie van de BTW - Registratie en Domeinen. Zoals we het Hotel Reylof nu kennen, is de gevel evenwel minder breed dan hij oorspronkelijk was. Hij telt nog slechts zes in plaats van acht traveeën. In de loop van de tijd zijn aan de linkerkant van de gevel twee traveeën verdwenen die werden ingenomen door het ernaast gelegen gebouw. De gevel heeft er wel aan symmetrie bij ingeboet. Het Hotel Reylof blijft ontegensprekelijk een van de zeer mooie herenwoningen in onze stad. Ook andere grote mooie woningen uit vroegere bouwperiodes, aan de Hoogstraat gelegen, hadden en hebben nog een achterbouw, een uitgang en een poort in de Brouwersstraat Dit is, benevens het Hotel Reylof, o.m. ook 72


nog het geval voor de monumentale woonst met bepleisterde en hoog versierde gevel (nrs. 34, 32, 30), een kelderverdieping, drie bouwlagen en vier traveeën tellend. Het geldt eveneens voor het huis (nr. 28), met gedecapeerde gevel, in rode baksteen, 19de eeuw, drie en een halve bouwlagen en vier traveeën. En het is ook zo voor de grote, mooie woning met bepleisterde gevel, drie bouwlagen en zes traveeën, aan het nr. 20 in de Hoogstraat. Aanvankelijk had deze woonst, die een zeer oude kern gehad heeft (17de eeuw), slechts één verdieping. Later in de loop van de 19de eeuw (bouwtoelating mei 1829) is er een tweede verdieping bijgekomen en werden de vensteropeningen op de eerste verdieping veranderd en afgerond. In de zeer mooie en grote tuin met afhankelijkheden, dienstgebouwen en stallingen, staan nog de overblijfselen van de oude herberg "'t Lammeken" ( 15de-16de eeuw) waarover we het gehad hebben. Op deze fraaie woning, met een zeer mooi en stijlvol interieur komen we nog terug wanneer we in een latere bijdrage de Hoogstraat in haar geheel bespreken. Volgens de statistiek van J. Billet, koophandelaar, gemeentelijk en heerlijkheidsmagistraat en politiemeester van Gent, bevonden er zich in 1662 in de Nieuwe Ramen 36 huizen; in de Koningstraat (Brouwersstraat) 7; in de Comijnstraat 18 en in de Luxemburgstraat 19. In de kleine volksbuurten ontstond er gebrek aan woongelegenheid. Inderdaad, zoals er in "Bouwen voor de Industrie" wordt aan herinnerd, groeide vanaf 1770 in Gent de woningnood tengevolge van de toenemende migratie van verarmde plattelan'dslieden die hier op zoek waren naar werk. Naar dat tekort wordt o.m. verwezen in een bouwaanvraag voor twee arbeidershuisjes die werd ingediend door een genaamde Servaes, koopman in brandhout in de Ramen, waarin er wordt uitgelegd dat zij "tot groot gerief van de cleen gemeente syn wekkers woonsteden seer difficiel beginnen te worden." Zoals we verder zullen zien, stonden in de Ramen naast kleine, nederige huisjes, ook enkele grotere en fraaie woningen. Daar woonde o.m. ook een genaamde De Waele, Proc., een van de "zestig Borgers en als Provinciaal Representant van het Gentsche Volk by acclamatie ofte toejuychinge gekozen voor het vergaderd volk in de Kerke van de H. Bavo op 28 nov. 1792. Tijdens het Franse Bewind werd de Kerk "tempel van de rede" genoemd. Op grond van wat aan bouwkundig erfgoed lange tijd nog bewaard bleef, van getuigenissen en beschrijvingen en van wat tot op heden, zij het in mindere mate, behouden is gebleven, kan men stellen dat er in de Ramen een aantal woningen met mooie en typische gevels hebben gestaan waaronder vooral 17de-eeuwse maar niet uitsluitend. De meeste ervan zijn in de loop van de tijd verdwenen; sommige ook in de loop van deze eeuw. Andere hebben verbouwingen ondergaan; enkele hebben het tenslotte overleefd. Aan de hoek van de Ramen en van de Poel verdween in 1841 de nog resterende toren van de Turrepoort. Andere delen ervan waren reeds eerder gesloopt. 73


Fig. 5. Hoogstraat, Houtlei (huizen bestaan niet meer).

De TORENBRUG ofTorenpoortbrug werd in de loop van de tijd verbouwd; ze werd achtereenvolgens in 1865 verbreed, in 1882 hersteld en werd tenslotte na de demping van de Houtlei afgeschaft en verdween. We zien haar hier nog op een foto (Fig. 5) tijdens de laatste fase van haar bestaan, met links de Hoogstraat en de ingang van de Ramen. U merkt op de afbeelding hoezeer ze verschilt van de oude Torenbrug (Fig. 2). Aan de Ramen veranderde er natuurlijk heel wat toen de Houtleigracht in 1899 werd gedempt. De aangewonnen grond werd ten dele verkocht en bebouwd. Dat was o.m. het geval voor de bouw van de stadsschool in het Klein Raamhof. In 1904 werd de Poel verbreed en de rooilijn van de huizen aangepast aan die van de Hoogstraat Ook de Ramen werden toen verbreed en daarbij sneuvelden een aantal oude huizen met mooie en typische gevels. Op bijgaande foto (Fig. Sb) een zicht op de Ramen vóór de verbreding. Aan de WESTKANT van het deel van de RAMEN, GAANDE VAN DE HOEK VAN DE HOOGSTRAAT TOT AAN DIE MET DE BROUWERSSTRAAT, stonden er in de loop van deze eeuw nog een aantal oude en mooie woningen die in belangrijke mate aldaar het stadsgezicht bepaalden. We geven hierna ter illustratie enkele foto's uit de jaren 1920 en 1930. Op de hoek Ramen/Hoogstraat stond een pand met een oude, bepleisterde gevel, waarin lange tijd nog een groenten- en fruitwinkel gevestigd is geweest. Het was een oud, sfeervol huis met een klein poortje in de Ramen . 74


Fig. 5b. Een beeld van de Ramen, vóór de verbreding, 1900. Stedelijke Commissie voor Monumenten en Stadsgezichten.

75


Fig. 6. Ramen: huizen: deel van nr. 5, nr. 7 volledig en deel van nr. 9. Foto 1930. Stedelijke Commissie voor Monumenten en Stadsgezichten, Gent.

76


Fig. 7. Ramen: huizen nr. 11 en nr. 13. Foto 1923 . Stedelijke Commissie voor Monumenten en Stadsgezichten, Gent.

77


Fig. 8. Hoekhuis Ramen/Brouwersstraat Eertijds.Stedelijke Commissie voor Monumenten en Stadsgezichten, Gent.

78


Tot op het ogenblik dat het, begin van de jaren zeventig verdween, had het vrij goed zijn karakter bewaard. Nu blijft alleen nog de herinnering aan deze eenvoudige maar typische oude woonst. Iets verder in de Ramen stond eertijds het huis, het nr. 5 dragend, met in de gevel boven de ingangsdeur de data 1445-1903, duidelijk herinnerend aan de verre oorsprong en de latere verbouwing; men ziet er een smal stukje van op een foto van 1930 (Fig. 6). Op dezelfde foto staat de woonst afgebeeld met het nr. 7. Het gaat om een oud pand met een bepleisterde gevel en dakkapel in trapvorm. Daar bevond zich op dat ogenblik de zaak van R. Tijtgat, kruidenierswaren, fruit, groenten, conserven. Een werkelijk typische oude woonst, wellicht uit de 17de eeuw. Op dezelfde foto ook nog een klein stuk van de gevel van het huis nr. 9. Een foto uit 1923 (Fig. 7) toont het huis nr. 11, dat blijkbaar reeds een verbouwing heeft ondergaan aan de gevel en er meer vervallen uitziet; bemerk de luiken aan het raam op het gelijkvloers. Op dezelfde foto het oud huis nr. 13 aan de hoek van de Ramen en de Brouwersstraat met een zeer mooie trapgevel; daar bevond zich de zaak van Jozef Inghels. Een andere foto (Fig. 8) toont het zeer oude hoekhuis volledig evenals een paar kleine, oude huisjes in de Brouwersstraat. Men mag dus zeggen dat er ook nog in deze eeuw in de Ramen vanaf de hoek met de Hoogstraat tot aan die met de Brouwersstraat enkele karakteristieke panden hebben gestaan met typische, oude gevels. We bekijken thans de .overzijde van de straat. De OOSTKANT VAN DE RAMEN gaande van de hoek met de POEL TOT AAN DIE MET HET KLEIN RAAMHOF was, zoals hij er voorkwam vóór de afbraakwerken medio de jaren 1960, van recentere datum. Inderdaad, in het begin van deze eeuw werd op de Poel, aan de Noordkant, een rij mooie woningen met bepleisterde lijstgevel opgetrokken. Dat was eveneens het geval aan de Oostzijde van de grote Ramen waar gelijkaardige woonsten in eenzelfde bouwtrant kwamen. Ze vormden samen een evenwichtig geheel dat zich op die plaats zeer goed profileerde, zoals men kan zien op bijgaande foto (Fig. 9). De hele rij vertoonde een doorlopende witte straatwand. Op de hoek van de Poel en van de Ramen was een tijdlang de zaak gevestigd van K. Van Malle, drukker-fotograveur, die een bekend prentkaart-uitgever was. Later kwam op diezelfde plaats ook nog een antiekzaak die er bleeftot in 1965 het gehele blok, Poel en Ramen aan de Oostzijde, gesloopt werd om plaats te maken voor een uitgebreid burelencomplex waarin de Diensten der Directe Belastingen ondergebracht zijn. De architecteuur van dit groot gebouw is het stadsbeeld aldaar zeker niet ten goede gekomen. Wel integendeel, het deel van de Ramen, gaande van de hoek van de Poel tot ongeveer aan het Klein Raamhof verloor, op één gebouw en een afsluitingsmuur met een mooie ijzeren poort (anno 1900) na, volledig zijn karakter. 79


Fig. 9. Hoek Ramen/Poel vóór 1965. Stedelijke Commissie voor Monumenten en Stadsgezichten, Gent.

Maar het was niet alleen de Oostzijde van de Ramen die het hard te verduren kreeg. Begin van de jaren '70 onderging de WESTKANT, gelegen tussen de Hoogstraat en de Brouwersstraat, een gelijkaardig triestig lot, toen de hele rij onder de slopershamer viel voor de bouw van een ander burelencomplex waarin de Diensten van de BTW zijn ondergebracht. Op die wijze ging het karakteristieke stadsbeeld in dat deel van de Ramen volledig teloor. Er verrezen twee mastodonten van gebouwen, één aan elke kant van de Ramen, zoals men kan zien op bijgaande foto (Fig. 10). Het oogt niet fraai en de oude buurt heeft er niets bij gewonnen maar veel bij verloren. We gaan een stap verder in de Ramen en komen links aan de Brouwersstraat Eerst iets over de naam van de straat. In 1662 vermeldt J. Billet: "Koningstraat"; in 1796 staat ze op het plan Goethals aangeduid met de naam "Korte Koningstraat". Op het plan Gevaert-Vanimpe van 1878 heet ze: "rue des Brasseurs" (Brouwersstraat). Volgens V. Fris staat ze in het Reglement van 1812 vermeld als "Brauwerstraat". We willen er terloops op wijzen dat op het voornoemd plan Goethals, het deel van de straat, lopend van de Hoogstraat tot aan het huidig Klein Raamhof, aangeduid staat met de naam "Keysers Dreve"; verder naar de Burgstraat toe is het den "Ram straat". Kenmerkend voor de Brouwersstraat is wel dat aan haar linkerkant de achterbouw uitkomt van een aantal mooie en grote herenwoningen die gelegen zijn aan de Hoogstraat Laten we dit even bekijken.

80


Fig. I 0. Ramen : twee mastodonten van ge- Fig. 11. Brouwersstraat: kleine oude huisjes bouwen 1993. Eigen foto . en Poort 1993. Eigen foto .

Fig. 12. Brouwersstraat een mooie oude Fig. 13. Hoek Brouwersstraat!Rarnen. Hedenpoort 1993. Eigen foto. daags. Een zielige en troosteloze aanblik. 1993. Eigen foto.

81


De kleine, typische oude huisjes, die de nrs. 3 en 5, 7 en 9 dragen, met daar tussen in de grote en mooie rondboogvormige koetspoort, eigenlijk een dubbele poort (Fig. 11 en 12), leunen aan bij de achterbouw, de afhankelijkheden en de mooie tuin van de grote, ruime en fraaie herenwoning aan het nr. 20 in de Hoogstraat, waartoe ze behoren. Deze achterbouw zelf moet een vrij oude kern gehad hebben. Er is duidelijk een oudere gevel geweest en men ziet aan de basis van de bouwlaag (kant van de tuin) stukken van de hardsteen waarin deze opgetrokken werd. De kleine huisjes, hiervoor ter sprake, zouden in de 18de eeuw een geheel gevormd hebben van vier werkmanswoningen. In een ervan ziet men nog zeer duidelijk binnenin het voor die tijd typisch tussenschot in glas (een sas). Aan de zijkant van de mooie koetspoort hebben zich nog lange tijd schutpalen bevonden voor de wielen van de koetsen. Op de koetspoort een klein koperen plaatje met daarop de naam "William Cruyt"; zo heette de oudste van drie generaties notarissen in die familie, de grootvader die overleden is. Zijn zoon, eveneens William genaamd, thans erenotaris, is een goed kenner van de geschiedenis en van de plaatselijke geschiedenis in het bijzonder. We bedanken de huidige notaris, B. Cruyt, voor de vriendelijke bereidwilligheid waarmede hij ons een aantal zeer interessante historische gegevens in verband met het gebouw aan de Hoogstraat verstrekte. We zetten onze tocht verder. Aan het nr. 19 in de Brouwersstraat, eveneens aan de Zuidkant, bevindt zich een poort die behoort tot de achterbouw van de mooie herenwoning gelegen aan het nr. 28 in de Hoogstraat. Aan het nr. 21 eveneens een grote poort, een binnenkoer met afhankelijkheden; de fraaie achtergevel met grote en mooi versierde glasramen, behorend tot de statige herenwoning aan de nrs. 30/32/34 in de Hoogstraat. En tenslotte het nr. 23, een grote witte poort, de achterbouw, dienstgebouwen, afhankelijkheden en de binnenkoer van het "Hotel Reylof'. Wanneer de poort openstaat, krijgt men een mooi zicht op de sierlijke en prachtige achtergevel van deze 18de-eeuwse patriciĂŤrswoning waarover we het reeds gehad hebben. Er staan aan de Zuidkant van de Brouwersstraat ook nog enkele kleinere huizen waarvan enkele ook nog een oudere kern gehad hebben naast andere van recentere datum en zonder eigenlijke architectonische betekenis. In de marge kunnen we nog vermelden dat de "Bibliographie Nationale" het huis, dat door de schilder Gaspard De Craeyer rond 1665 in Gent gehuurd werd, verkeerdelijk in de Brouwersstraat situeerde. In werkelijkheid bevond het zich in de Kammerstraat. Aan het einde gekomen van de Brouwersstraat, maken we rechtsomkeer en ongeveer halverwege van de straat maar dan aan de NOORDZIJDE, staan we voor overblijfselen van de oude gebouwen van de vroegere alcohol82


stokerij Claeys-Fiévé, een stuk industriële archeologie. Rond en in de omgeving van de alcoholstokerij had de heer Claeys destijds verschillende kleine woningen laten bouwen. Vooraleer de hoek met de Ramen te bereiken zien we links in de Brouwersstraat wat nog rest van een oud industrieel pand dat thans ten dele gebruikt wordt door een carrosserie die om de hoek gelegen is. Op de hoek zelf van de Brouwersstraat en van de Ramen staat de ruïne van een volledig vervallen en zelfs deels afgebroken huis met daarnaast een stuk braakliggende grond. Reeds jaren bevindt het zich in die bouwvallige toestand; rondom een muurtje in zendersteen en op de uitkant van het voetpad een paaltje met een plaatje "Brouwersstraat". Het geheel biedt een zielige en troosteloze aanblik zoals men kan zien op bijgaande foto (Fig. 13). G.BROGET Mei 1993 ('t vervolgt)

INVENTAIRE ACHÉOLOGIQUE - FICHE NR. 211 Op 18 maart 190 I stelde Louis Cloquet in de rubriek "Godsdienstige Gebouwen - Lange Steenstraat nr. 14 - Xllle eeuw" in het Frans een fiche op over De gewezen kerk van de Geschoeide Carmelieten. Buitenkant.

De broeders van Onze-Lieve-Vrouw van Carmel die gevestigd waren in de refuge van de Abdij van Cambron, gelegen in de Steenstraat, bouwden een klooster waarvan de eerste steen gelegd werd in 1237. De kerk bestaat uit een enkel schip aan hetwelk in de XVe eeuw een tweede schip met zijkapellen werd toegevoegd. De geestelijken werden in 1797 uit hun klooster verdreven. Hun kerk diende voor de parochianen van St-Stefanus als vervanging voor hun kerk die atbrandde in 1838. De laatste overlevende vermaakte de kerk aan de Kerkfabriek van het Heilig Kerst die ze verkocht. Nadat zij gediend had als magazijn werd ze in 1881 omgezet in een gemeentelijk museum (1 ). Uitwendig heeft deze constructie een streng karakter en vertoont zij zeer bijzondere trekken. Ze is bijna uitsluitend uitgevoerd in baksteen, de vensteropeningen inbegrepen, met uitzondering van een lijst tegen de muur 83


75. Gent Gand

Mus<>um van Folkloon~ Musée du Folklore .~·•

De gewezen kerk van de Geschoeide Carmelieten toen ze nog fungeerde als Museum van Folklore (van 1927 tot 1962. De poststempel werd dus geplaatst op een oudere foto.

84


en een deel van de onderbouw. De noordgevellangs de kant van de straat is doorbroken door hoge vensters versierd met spijlen; ze worden omkaderd door spitsbogen. Een moderne poort werd doorgestoken onder het venster van de eerste travee. In de verlenging van deze gevel is er een polygonale koorafsluiting met vijf vensters, gelijk aan deze van het schip, onder een grote dakstoel met twee hellingen. De westgevel is merkwaardig door zijn originele indeling. Op de grote, slanke puntgevel ziet men, boven een eenvoudige deur met een scherpe boog, een mooi venster dat vroeger in vier gedeeld werd door spijlen die, spijtig genoeg, vernietigd werden. Het vensterwerk was van een zuiver, stralend tracĂŠ, gelijk de mooie vensters van de oude kapel van de Dominicanen, de puntgevel van de Bijloke en de zijkanten van het koor van StBaafs. Deze glazen vensteropening waarvan de dorpel lager ligt dan de middenste vensteropening leunt aan tegen twee blinde, drielobbige spitsbogen. De opgaande delen van de puntgevel worden gevormd door gemoulureerde bakstenen en een waterlijst in blauwe steen. Zijn tympaan is versierd met een driedubbele, blinde arcade. Aan de linkerkant van de puntgevel staat een hoog achthoekig torentje met twee verdiepingen en kleine vierkante venstertjes. Naast deze puntgevel is er een andere die kleiner is en minder belang heeft. Cf. J. Bethunede Villers in Le Messager des sciences historiques, jaar 1884, pp. 1-34. - Dezelfde, Bulletin de la Gilde de Saint Thomas et Saint Luc, uitstap van.1875. -.Nota's van de Album Goetghebuer, in de bibliotheek van de Stad en van de Universiteit van Gent. (1) Een Koninklijk Besluit van 7 december 1881 keurt de beraadslaging van de Gentse gemeenteraad goed die er toe strekt de gewezen Carmelietenkerk te verwerven voor de som van 60.000 fr. en er het Oudheidkundig Museum in onder te brengen.

Naschrift De eerste steen werd niet gelegd in 123 7 maar in 1287. Ofwel had Cloquet het verkeerd voor, ofwel - wat waarschijnlijker is - betreft het een drukfout op de fiche.

85


HERINNERINGEN AAN HET le ARTILLERIE REGIMENT IN 1937-1938 (Vervolg) Theoretische cursussen Het in practijk brengen van de theoretische lessen zoals de oriĂŤntatie had voor mij (een van de kleinsten van de batterij) zeer vermoeiende gevolgen. Wij moesten, geladen met het materiaal: planchette, driepikkel, optische instrumenten, in rangen van 4 naar Eenbeek Einde gaan in Destelbergen, een tippel van 3 km. De groten marcheerden vooraan en de kleinen sloten de colonne. Geladen met een planchette stapte ik in de voorlaatste rij. Om, onder de leiding van een wachtmeester en de luitenant-instructeur, naar het oefenterrein te gaan, marcheerden de makkers op de eerste rij op het gemak om de aankomst op het terrein zo veel mogelijk te vertragen. Dat was helemaal anders bij de terugtocht. De luitenant-instructeur keek niet naar het uur en met het uur van het middagmaal in het verschiet en een terugtocht van 3 km. werden wij ongeduldig. Wanneer wij dan eindelijk vertrokken namen de groten op de eerste rij grote stappen en de arme kleintjes achteraan mochten hun zevenmijlslaarzen aantrekken om hen te kunnen bijhouden. Wij kwamen dikwijls aan als heel het regiment al aan tafel zat. Dan was het een stormloop om het materiaal in te leveren en van kleren te wisselen. Ik was telkens doodmoe. De ramp was compleet wanneerer's namiddags dan 2 uren voltige in galop volgde. Maar ik ben er niet dood van gegaan. Paardrijden "Ruiters zonder beentjes". Hoe dikwijls hebben wij dit verwijt niet gehoord, in de manege uitgeschreeuwd door onze monitoren, luitenant of adjudant? Maar vooraleer naar de manege te gaan moesten wij ons vertrouwd maken met de paarden, "de edelste verovering van de mens". Net zoals de meesten van mijn kameraden gebeurde deze eerste kennismaking niet zonder vrees. Op een namiddag werden wij gedurende de verzorging van de paarden in de batterijen, daarheen geleid, op klompen en met de nodige instrumenten: harde borstel en roskam. Elkeen moest 4 paarden verzorgen die vastgemaakt waren aan een ring in de stalmuur. Wij banen ons met mankracht en lieve woordjes een weg tussen de paarden. Ik slaag er in zonder veel moeite en begin mijn werk. Eerst heel het lichaam van het dier roskammen, deeltje bij deeltje, dan een stevige borsteling. Tot mijn groot genoegen gaat alles goed, ik begin er aan te gewennen. Juist enkele "tics" van kittelachtige paarden die slecht verdragen dat men hen op de buik borstelt en vooral op de top van hun kruis. Het dier rolt met de ogen waarvan men het wit ziet verschijnen en het legt de oren plat. De bovenlip rolt op en er verschijnen grote, dreigende tanden en bof... het is 86


zover, een licht slaan met de achterpoten verwittigt mij dat de top van het kruis een gevoelige plaats is. De grote vrees is weg. Een voor een de 4 poten van het paard opheffen om de zool na te zien, ze te reinigen en nagaan of er geen nagels ontbreken aan het hoefijzer, is lastiger. Het is maar dat dat weegt en dat dat beweegt. Men doet ons dit een 4-tal dagen doen. Men toont ons eveneens hoe wij een paard moeten zadelen, na de onderdelen opgesomd te hebben van het zadel en van het tuig: het bit, de teugels, enz. en al de riemen om het zadel te bevestigen. Dat gebeurt op een warme namiddag. Een paard staat in het midden van de grote koer, het wordt door een brigadier vastgehouden bij middel van een simpele stalhalster. Daarnaast, op de grond, al het tuig waarmee het paard moet "aangekleed" worden ... en de adjudant die ons uitlegt hoe men volgens het reglement moet te werk gaan. Een andere beroepsbrigadier doet dan al de bewegingen voor die nodig zijn om het paard te zadelen. De grote hitte drukt ons neer en wij hebben meer neiging om te slapen dan om naar de adjudant te luisteren. Zelfs de edelste verovering van de mens valt in slaap. Wij zien hoe het paard de nek nederbuigt en hoe zijn grote kop de grond nadert. Het is maar wanneer men de deken op de schouders legt dat ons model wakker wordt, maar de "bleus" blijven in hun toestand van halfslaap. De operatie wordt 3 Ă 4 maal herhaald. Wij hebben begrepen. De volgende morgen is het ernstiger. Iedereen krijgt in verschillende stallen van het regiment een paard toegewezen. Het mijne is een mooie, kleine, zwarte merrie die antwoordt op de liefelijke naam MARIETTE. Zij maakt deel uit van de rijpaarden van de le Batterij in de "Kleine Kazerne". Mijn zadel en tuig hangen aan de gietijzeren kolom die de box van MARlETTE scheidt van deze van haar gebuur. MARlETTE ziet er mij een zachte en gehoorzame oude dochter uit. Het moeilijke moment is het correct plaatsen van het bit tussen de tanden van het dier en het tillen van het tuig boven zijn oren. Het plaatsen van het zadel is gemakkelijk. Ik leid MARlETTE bij de teugellangs de Schelde tot op de grote koer waar ik mij in het gelid stel met de makkers van mijn groep. Er volgt dan een uiterst zorgvuldige inspectie door de luitenant-onderrichter en door de adjudant. Enkele aanpassingen zijn nodig, vooral het aanspannen van de buikriem die het zadel op zijn plaats moet houden. Wij leiden onze paarden achter elkaar buiten de kazerne om naar de manege te gaan die gelegen is op de hoek van de Lange Violettenstraat. Bij het passeren van trams en auto's doen enkele paarden, uit schrik, een uitwijkende beweging. MARlETTE verroert niet, ze beperkt er zich toe haar oren te klapperen op het ritme van haar stap. In de manege, waar een dikke laag zand ligt, stellen wij ons op op een rij in het midden van de grote piste. Een brigadier toont ons hoe wij het paard 87


Wat eens de manege was. Foto genomen in 1986.

moeten bestijgen en hoe wij de teugels moeten vasthouden. Wanneer wij allemaal geĂŻnstalleerd zijn komen de luitenant en de adjudant de hoogte van de stijgbeugels controleren en ze aanpassen aan de lengte van de benen van de ruiter. Eerste impressie: een zekere fierheid de wereld te kunnen bekijken gezeten op de rug van een paard. Wat uitleg om twee colonnes te vormen die rijden achter twee beroepsbrigadiers en ... enkele toeren van de manege, op stap. Een eigenaardige, aangename sensatie de kop van zijn paard te zien op- en neergaan op het ritme van de stap. Enkele opmerkingen betreffende onze houding: "Houd u recht!", betreffende het vasthouden van de teugels, de houding van onze voeten om het paard niet te raken met het wieltje op het uiteinde der sporen . Ik bemerk met een beetje teleurstelling dat mijn MARIETTE, in tegenstelling met de andere paarden die hun oren schoon rechthouden, haar oren laat balanceren op het ritme van de stap, en soms ĂŠĂŠn oor laat neerhangen naar voren of opzij. Maat het is aangenaam rijden op een paard dat op stap gaat. Zich in evenwicht houden is kinderspel. Maar enkele dagen later is de lol voorbij. Wij mogen de stijgbeugels niet meer gebruiken, zelfs niet om op te stijgen. Er bestaat een andere methode, minder eenvoudig, maar die ons ... soepelheid zal geven. Men moet springen, de twee handen steunend op de hals van het paard, zich heffen, het rechterbeen over het zadel lichten en zich op zijn plaats laten glijden. Het is ge88


makkelijk ... als men goed ontwikkelde biceps heeft. Maar ik behoor bij de velen die niet beschikken over de nodige spieren. Na iedere mislukte poging moet men herbeginnen. Tien, vijftien maal achtereen. Ik voel mijn armen niet meer. Bij de zoveelste poging slaag ik er tenslotte toch in mij in een gestrekte houding te heffen. De adjudant moedigt mij aan: "Goed, Jurdan, nu de arm uitsteken." Ik verzamel mijn laatste krachten en ... mijn evenwicht verliezend kom ik na een mooie buiteling met mijn hoofd terecht in het zand langs de andere kant van mijn paard. Ik ben vanzelfsprekend niet de enige die belandt in deze lamentabele situatie. Het doet geen pijn, maar het is wel vernederend en mijn mond zit vol zand: Bah! Ik kan niet meer, de adjudant dringt niet meer aan. Morgen zal ik herbeginnen. Na enkele dagen gaat het veel beter en wij herbeginnen de klassieke maneuvers van de rijkunst: volten, halve volten, heel de gamma. Iets is pijnlijk: als wij van ons paard vallen moeten wij het terug bestijgen terwijl het zijn gewone gang gaat en zonder de stijgbeugels te gebruiken. Het wordt een mooie reeks tuimelingen. Onze maneuvers gebeuren nu op de drie allures van het paard: op stap, in draf en in galop. Op draf zonder stijgbeugels is het gruwelijk! Ik voel mij als een zak patatten die dooreengeschud wordt door Mariette. Om het evenwicht te bewaren moet men de knieën zo hard mogelijk drukken. Het gevaarlijkste is in de bochten waar de middelpuntvliedende kracht optreedt. De valpartijen zijn talrijk. Het regent ironische uitroepen van de luitenant en van de adjudant "Ruiters zonder beentjes". In de loop der dagen en der weken krijgen wij soepelheid en ik voel mij weldra een aanvaardbare ruiter worden. Enkele weken later mogen wij opnieuw de stijgbeugels gebruiken. Wij gaan over hindemissen leren springen. De eerste hindemis is een eenvoudige barre op ongeveer 30 cm. van de grond geplaatst. Wij moeten de reglementaire methode volgen. Het paard staat stil op ongeveer 30 m. van de hindernis; wij vertrekken op stap, gaan over in draf, in galop, springen en doen het opnieuw in de andere richting. De luie Mariette stemt er in toe over te gaan in galop, maar in plaats van te springen staat ze plotseling stil en doet mij bijna alleen over de barre gaan. Verschillende pogingen eindigen op dezelfde manier. De "zondagsruiters" regenen op mij neer. De luitenant wordt ongeduldig: "Adjudant, neem dit paard en toon aan Jurdan hoe hij het moet doen springen." De adjudant voert het order uit, maar het is duidelijk dat Mariette niet het minste respect heeft voor de zilveren ster van onze adjudant en zij blijft pal vóór de hindemis staan. De grote middelen nu. Langs weerszijde van de hindemis vat een brigadier post, gewapend met een zweep en op het moment dat er moet gesprongen worden dalen twee zweepslagen neer op het achterwerk van 89


Mariette. Maar Mariette is niet van gisteren, ze heeft het gevaar zien aankomen en in plaats van te springen, wijkt ze af naar rechts, loopt de brigadier omver en licht de adjudant uit het zadel. Niemand durft lachen, maar het is niet de goesting die ons ontbreekt. De luitenant: "Jurdan, morgen krijgt gij een ander paard." Adieu dus, zachte en luie Mariette. De volgende dag moet ik "Médard" opzadelen, een rosbruine van de 4e Batterij. Aan de schoft is hij 10 cm. groter dan Mariette: hij heeft een levendige blik en zijn oren staan recht en nerveus zoals van een echt paard. In de manege is hij een revelatie. Médard is een halfbloed die zijn naam waardig is en ik voel mij verlost van de indruk dat ik een Don Quichot ben die zijn Rossinante berijdt. Het is aangenaam een levendig paard tussen de benen te hebben. De sprongen die steeds moeilijker worden verlopen zonder problemen. Dank zij Médard ben ik nooit van mijn paard gevallen bij het springen. Bij de grootste hindemis (een barre op 30 cm., de volgende een beetje verder op 60 cm. en dan nog ene op een hoogte van 1 m.) gaat alles zonder moeilijkheden. Op Médard gezeten ervaar ik de aangename sensatie over de hindemis te vliegen. Wij moeten te paard evenwichts-en lenigheidsoefeningen doen. Terwijl men de teugels en de stijgbeugels loslaat, moeten wij de romp in alle richtingen plooien en bij alle snelheden. De sarcasmen van de luitenant worden zeldzamer. Slechts enkele kameraden blijven nog allergisch aan de rijkunst en ze worden de uitverkoren slachtoffers van de luitenant-instructeur. Van zodra onze instructeur een verslapping van de aandacht bemerkt bij de "zondagsruiters", klinkt het noodlot voorspellend bevel: "Stijgbeugels loslaten", onmiddellijk gevolgd door "In gestrekte draf: Mars." De twee brigadiers die onze 2 groepen leiden gaan over in een versnelde draf. Zij mogen hun stijgbeugels blijven gebruiken, maar voor ons is het verschrikkelijk. Zoals reeds eerder gezegd worden wij op ons paard dooreengeschud als een zak patatten, wij hebben geen houvast meer en worden uit ons evenwicht gebracht. De valpartijen zijn talrijk, vooral in de bochten waar de middelpuntvliedende kracht meewerkt. En eens van zijn paard gevallen moet men er in draf terug opspringen op de reeds beschreven acrobatische manier. De zaterdagmorgen is het nog gevaarlijker. Dezen die geslaagd zijn in de theoretische ondervraging mogen de kazerne verlaten met een nachtpermissie tot zondagavond. De luitenant vindt de zaterdagmorgen in de manege een raffinement uit. Al degenen die bij een gestrekte draf zonder stijgbeugels van hun paard vallen, moeten zich aanbieden bij de adjudant die een stuk papier plaatst tussen hun knie en het zadel. Als het papier valt, valt meteen de nachtpermissie. Ik heb verschillende malen een dergelijk "vrijkaartje" ge90


Eenbeek Einde 1937. De auteur gezeten op "de mooiste verovering van de mens".

kregen, maar ik heb het nooit laten vallen. Ik zou nog eerder Médard doen stikken hebben door hem met de benen te knijpen. Op een mooie septemberdag mogen w ij de kazerne te paard verlaten om ons, in colonnes van twee, naar Eenbeek Einde te begeven. Te paard, welk genot en ... ook welke fierheid en welke vreugde de burgers die ons zien voorbijrijden vanuit de hoogte te bekijken. Mijn Médard is mijn vriend geworden. Wanneer hij tussen de andere paarden van de batterij staat en ik zijn naam roep, zet hij zijn oren recht en draait hij zijn kop in mijn richting. Wanneer ik hem streellegt hij zijn grote kop op mijn schouder en bekijkt hij mij aandachtig met zijn zachte ogen . Nauwelijks twee maanden geleden zou ik dat voor onmogelijk gehouden hebben . Later nog gaan wij, al de kandidaten reserve-onderluitenant en reserveonderofficier, in colonnes per twee, naar het oefenplein in Gentbrugge waar wij gezamenlijke bewegingen moeten uitvoeren. Zoals bvb. al de paarden op een front. Het is indrukwekkend, zo'n 60-tal paarden naast elkaar op één rij . Wij moeten dan achter de luitenant, de adjudant en de onderofficier-instructeur, in verschillende snelheden rijden zonder de frontlijn te verbreken. Het is moeilijk, men moet zijn paard tegenhouden, want de paarden hitsen elkaar op. Zij houden ervan, men voelt hun nervositeit, men heeft moeite om hen in de bevolen gang te houden en iedere maal is er wel een "zondagruiter" die, als het front nog op stap gaat, in volle galop voorbij de instructeurs rijdt. 91


Veel spectaculairder en zeer complex wordt het wanneer heel het front, in gelid blijvend, moet draaien rond een centraal punt dat gevormd wordt door het paard uiterst links of uiterst rechts. Op stap gaat dat nog min of meer, maar in draf en in galop is het zeer ingewikkeld en ik herinner mij niet dat ik die beweging ooit heb zien uitvoeren zonder dat er een onbevallige golvende lijn ontstond, tot groot ongenoegen van de luitenant en de adjudant die ons gadesloegen. Er was dan ook het hindemissenparc.aurs aan een van de zijden van het groot oefenplein. Ik heb er een enorm plezier aan beleefd met mijn uitstekende MĂŠdard letterlijk over de grachten en andere hoge hindemissen te kunnen vliegen; er was een kleine gemetselde muur bij van ongeveer 80 cm. hoog. Gedurende deze exalterende momenten heb ik vaak gedacht aan het geluk dat mij te beurt gevallen was dat ik niet terechtgekomen was in een infanterieregiment, zoals ik gevraagd had uit schrik voor paarden. Tenslotte leerde men ons twee paarden leiden, t.t.z. met de rechterhand een tweede paard leiden naast het onze. Daar was niets moeilijks aan. Daarna gingen wij over naar het span dat de kanonnen en de caissons voorttrok. Een batterij werd gevormd door stukken van 75 mm. en ieder van ons moest een span leiden . De grootte van de paarden was aangepast aan de grootte van de ruiter. De grootsten onder ons moesten het span trekpaarden leiden dat

Probeer maar eens die poort binnen te rijden met 6 paarden, een caisson en een kanon achter u.

92


rechtstreeks verbonden was aan de disselboom van de caisson waar het kanon aan gekoppeld was. De trekriemen van de twee andere spannen waren gewoon verbonden aan de trekriem van het achterste span. Aangezien ik tot de "kleinen" behoorde moest ik het voorste span leiden. Dat vergde een grotere verantwoordelijkheid, want een kanon getrokken door 6 paarden had toch een lengte van een 15-tal meter. De draaimaneuvers moesten dus nauwkeurig uitgevoerd worden, o.m. om de kazerne terug binnen te rijden, want de inrijpoort was juist breed genoeg om de stukken te laten passeren. De beroepswachtmeester-stukoverste leidde mij daarbij en ik mag met een zekere fierheid zeggen dat ik nooit tegen de muur gereden ben of dat ik een man van wacht omver gereden heb. Er waren dan de maneuvers met de batterijen op het oefenplein. De stukken in colonne, maar ook defileren in front op de drie gangen: op stap, in draf en in galop. Een batterij in galop in front zien defileren is een uitzonderlijk schouwspel, vooral in de bochten waar de stukken en de caissons opzij geslingerd werden door de middelpuntvliedende kracht. Om onze instructie te beĂŤindigen leerde men ons de kanonnen in een minimum van tijd in schietpositie brengen en dat werd gechronometreerd door de luitenant. Dit was de meest volledige oefening want de stukoverste moest terzelfdertijd een referentiepunt nemen om zijn stuk te richten op het door de luitenant aangeduide doel en klaar zitten om iedere correctie in richting en in dracht uit te voeren. Het was een oefening die wij elk op beurt moesten doen voor het eindexamen van KRO ofKROO. Jaime JURDAN ('t vervolgt)

93


JAN-BAPTIST PISSON'S "UYTTERSTE WILLE" Van Broeder Fernand Schepkens (Leopoldsburg) ontvingen wij de volgende interessante aanvulling op het artikel dat verscheen in "Ghendtsche Tydinghen" -1993- Nr. 6- pp. 309-316. In de avond van negen december 1818 overleed te Gent in de "rue aux Draps" huisnummer vijftien (de huidige Drabstraat nr. 32) de 55-jarige JanBaptist Pisson, zoon van wijlen Jean en Jeanne Vereecken, weduwnaar van Jeanne, Françoise Van Melle. Jean-Henri Van Loo en de dienstmeiden Marie-Catherine Buys en Trees Verstraete betrokken in dit herenhuis enkele kamers, zodat we mogen aannemen dat Jan-Baptist met toegewijde zielen omringd was op het moment dat hij definitief zijn kaars uitblies. Jean-Henri Van Loo beredderde de zaken van zijn baas. Nà de begrafenis trok hij als goede herder naar notaris Charles Lebegue om hem te verzoeken dringend een inventaris te komen maken van al wat er in huize Pisson te vinden was van de zolder tot in de wijnkelder. Op vier januari 1819 begon de man eraan en kon in de avond van 19 januari 116 volgeschreven bladen met de prijs van ieder voorwerp erbij, neerleggen en de zegels leggen. Notaris De Vinck die als testamentuitvoerder de uiterste wil van Jan-Baptist reeds vóór zijn afsterven ontvangen had, samen met de duizend florijnen om alles stiptelijk uit te voeren zoals het volgens het evangelie van Jan-Baptist op papier was gezet, liet iedereen die in het testament voorkwam optrommelen om in zijn studie te komen luisteren hoe de zaken in elkaar staken. "Tupe te goare" zaten de erfgerechtigden met uitgestreken gezichten te wachten tot iedereen present was om uit de mond van de notaris te horen hoe de gefortuneerde Baptist, zijn zaken had verdeeld. Mevrouw Karel De Caluwé, of Marie-Rose Dunepveu met hare meisjesnaam zat er ook en niet om de plooien van hare nieuwe jurk te laten bewonderen. Wanneer het testament voorgelezen werd, was het vrij vlug duidelijk dat Marie-Rose "numéro un" was op de hitparade van Jan-Baptist Pisson. De vriendelijke bejegening die ze met meneer Jan-Baptist gedurende jaren had volgehouden wierp haar vruchten af. Met 36.000 florijnen en een ingerichte kamer van het sterfhuis dat ze mocht leeghalen, de juwelen, de diamanten en de paarlen, alsmede de gouden uurwerken van de overledene in haar sjakos, mocht ze tevreden naar de Ieperstraat tippelen. Of dit nog niet genoeg was, kreeg ze het zilverwerk ook nog cadeau. Dit bestond uit een karafje, vier kandelaars, zoutvaatjes, sauskommetjes, lepeltjes en vorkjes, een melkpotje, een koffiekan, alles samen acht kilo dat de schatter, Jean-François Van der 94


Eecken, berekende aan zeven frank de dertig gram zilver. Catherine Pisson, de zuster van Jean-Baptist, kreeg voor haar dutsen veertigduizend gulden. De zusters van Jeanne Franรงoise Van Melle waren: Anne Marie, Coletje, Petronille, en Maria die met Jean Van Loo gehuwd was. Ze waren goed voor 91.000 gulden. Jean-Henri Van Loo kreeg de bibliotheek toegewezen waar zo'n driehonderdvijftig franse boeken in allerlei formaten in staken, slechts enkele nederlandstatige titels waaronder "Het Weirelds tonnee I door Hubert Comelis Zoon" en de werken van "Pieter Coene uit Aalst op de bouwkunde" stonden voor dertien frank samen geprijsd. Zodat we ons afvragen welke taal Jan-Baptist wel gesproken moet hebben. Jan-Henri Van Loo ontving nu integraal zijn achterstallig werkloon van 10.500 frank uitbetaald. De schilderijen en gravuren, de rekenkundige instrumenten en de kleren van Jan-Baptist kreeg de man er ook bij. De twee huishoudsters ontvingen elk driehonderd gulden. De societeit van Schone Kunsten ontving van Jan-Baptist de werken van Piranesi, zo'n elf volumen vol met gravuren ter waarde van zevenhonderd frank. Een plaasteren borstbeeld van Jan-Baptist door Gode Charles gemaakt werd eveneens aan deze kunstkring overgemaakt. Misschien staat het er nu nog? Wie gaat het opzoeken? In Mariaket:ke moest er een praalgraf komen ter waarde van tienduizend gulden. De begrafenis, de requiemmis in de Sint-Miebielskerk te Gent, en de jaargetijden die in Mariakerke zouden gedaan worden zo'n honderd jaar lang, kostte drieduizend gulden. Voor het zieleheil van Jan-Baptist en Jeanne Van Melle, moest elke erfgerechtigde in die voormelde kerken aanwezig zijn. In de Annonciadenstraat, de Twaalf Kamerenstraat, de Drabstraat, en in de Tinnepotstraat stonden de "baeten". In Zuiddorpe op de "Cannisvliet" lag 18 ha landbouwgrond verdeeld in zeven percelen. In Wingene had hij drie boerderijen met bossen en weiden eromheen. In Orroir lag 64 aren weiland en in Meetkerke lag er een stuk van 46 hectaren. In Boskapelle op de Stoppeldijk had Jan-Baptist negen hectaren, het was slechts een greep in de patrimoniale goederen die hem jaarlijks vierduizend gulden pachtgeld opbracht. De "commeren" waren navenant. De successierechten voor de overleden echtgenote bedroegen 7000 frank. Ook op het kapitaal van de gehypothekeerde renten moest er veel afgedragen worden. Mr. Van Sprang uit Dordrecht had voor 18.722 frank materialen geleverd. M. Vet van Papendrecht had riet geleverd. Weduwe Bemolt uit Dordrecht had koorden verzonden. M. Voituron had marmer laten afzetten. M. Puls had aan het ijzerwerk zitten prutsen, M. Block had nieuwe ruiten gezet. M. De Schepper herstelde rot houtwerk, M. Terneus was de metser, M. Dujardin verkocht boeken, M. 95


Blancquaert was de koetsier, M. De Smet was de hoedeverkoper, M. D'Huddegem de pruikmaker. Dokter Wauters was de lijfarts, M. De Naeyer de loodgieter, M. Block de kolenverkoper, M. De Volder de organist, M. Burggraeve de kleermaker, de heren VanRootenen De Buck leverden wijn en bier, M. Van Damme bloemen, M. Van Hutfel was de huisschilder, allen hadden ze iets gepresteerd, maar de portemonne van Jan-Baptist zou hun nu uiteindelijk vergoeden. Broeder FERNAND

DE GENTSE BURGERLIJKE WACHTEN. 1814-1914. (Vervolg) DE BURGERWACHT TE PEĂŠRD. 1830-1833. De geschiedenis van de eenheid waar we het nu zullen over hebben is enerzijds verward en anderzijds vertolkt ze op klare wijze de gemoedstoestand van het Gent van eind 1830. Nijverheidstad bij uitstek telde Gent een groot aantal fabrieksarbeiders die, door de revolutie, hun positie hoopten te verbeteren en dus de patriotten welgezind waren. De nijveraars en handelaars waren, samen met de meeste leden van het schepencollege, Oranjegezind. Doordat de stedelijke industrie door Willem I was bevoordeligd en omdat de onlusten het handelsleven lamlegden, stond de burgerij eerder vijandig tegenover de revolutie. De rijke industrieel J.B. De Graet, uit de Lange Munt, vertelt ons in een boekje uitgegeven in 1856, hoe de vork in de steel zat. (1) We moeten zijn beweringen wel met een korrel zout nemen, aangezien hijzelf een fervent orangist was en een grondige hekel had aan de leiders van de Gentse patriotten en aan baron Charles Coppens, kommandant van de burgerlijke wacht te voet, in het bijzonder. Op het ogenblik dat het stadsbestuur de temporaire wacht te voet oprichtte (27 augustus) besloten enkele welstellende burgers zich te verenigen in een compagnie bereden burgerwacht. Als doel stelden ze zich, de eigendommen van hun gelijkgezinden te beschermen en te helpen de rust in de stad te handhaven. Jonker Papeians de Morehoven (2) die het bevel over de vrijwillige ruiters op zich had genomen berichtte het stadsbestuur op 28 augustus: "Op de vergadering van aanzienlijke inwoners (des habitants notables) die vandaag

96


had, hebben we de volgende officieren voor de burgerwacht te paard, onder mijn bevel, benoemd: Ch. Fervaecke, François Van Aken, Eugène Papeleu, Louis Van der Straeten-De Smet, Napoleon De Vos en J. De Graet. Als adjudant heb ik verkozen De Bast-De Hert. Ik hoop dat deze orde uw goedkeuring zal wegdragen." (SAG-M25) Samen met het Se Huzaren uit het Verenigde Nederlandse leger, dat garnizoen hield in Gent, patrouilleerde de wacht te paard door de stad. De paarden en vuurwapens, meestal zadelpistolen, waren eigendom van de ruiters die geen vergoeding verlangden voor hun diensten. Op aanvraag van het schepencollege overhandigde de bewapeningsofficier van de Huzaren op 29 augustus dertig sabels met gordel aan de wacht. De lste september veranderden nogrnaals 20 steekwapens van eigenaar, waardoor we kunnen stellen dat de getalsterkte van onze garde op dit ogenblik rond de 50 man lag. De omstandigheden in acht genomen verliep het leven in de stad betrekkelijk rustig tot er op 28 en 29 september hevige rellen uitbarstten. "De burgerlyke ruytery dwingt de menigte volks den kauter te ruymen en verspreydde voorders in alle de aenpaelende straeten de zamengerotte menigte, waerdoor om negen uren des avonds alles tot de volmaeckste order was wedergekeerd". (GvG-30 sep) Spijts een verordening in de stad geafficheerd, die alle samenkomsten van meer dan 5 personen verbood, bleef de onrust aanhouden. Toen op 2 oktober baron Charles Coppens door de burgerneester als bevelhebber over alle wachten te voet was aangesteld, begonnen de moeilijkheden. De baron vond het de normaalste zaak van de wereld dat ook de wacht te paard onder zijn bevel kwam te staan. Wat Coppens normaal vond werd door de ruiters niet aanvaard. Ze uitten de wens zelfstandig te blijven en alleen op te treden op verzoek van de burgemeester. De Graet vertelt ons dat er op 2 oktober ook verkiezingen plaats vonden in de schoot van de cavalerie, waar hij als nieuwe kommandant uit de bus kwam en Papeians zich terugvond als gewoon ruiter in de 3e compagnie. Niets is minder waar; in een nota van 4 oktober gericht aan de stadsraad, meldde kapitein Papeleu: "... Het corps heeft benoemd als tweede in bevel de heer De Graet, die het commando zal nemen bij afwezigheid van de bevelhebber. De heer Van der Straeten zal de heer De Graet vervangen als kapitein. "(SAG-M25) Ook de dagbladen gaven dezelfde nieuwe opstelling "... Papeians de Morchoven, commandant en J. De Graet 2e commandant". (GvG-en JdG-5 okt) De Graet vertelt ons verder dat hij, bij een vergadering in het raadhuis, voorsloeg persoonlijk naar de citadel te gaan om er de ingesloten Hollandse bevelhebbers af te halen voor een gesprek ten stadhuize om ze over te halen tot een eervolle capitulatie. Hij vroeg wel een schriftelijke opdracht getekend door de burgemeester. Van Crornbrugghe voldeed aan het verzoek en 97


liet volgend schrijven opstellen: "A monsieur De Graet, commandant de la garde à cheval. Je vous prie de cammander une escorte de six cavaliers qui devront se réunir demain au Lion d'or, à dix heures précises du matin, ou ils recevrons vos ordres ultérieurs. Cette escorte est destinée à aller prendre à la citadelle, comme nous en sommes convenus, les officiers supérieurs et les conduire à la maison-de-ville. Je désire Monsieur, que vous vous trouviez vous même à dix heures à l'hotel-de-vil/e, et que vous commandiez /'escorte. Gand Ie 7 octobre 1830. Van Crombrugghe, bourgmestre". Nog steeds volgens dezelfde schrijver heeft hij op 8 oktober de bevelen uitgevoerd, de Hollandse officieren naar het stadhuis gebracht en ze ook terugbegeleid. We willen graag geloven dat hij het escorte heeft aangevoerd, maar niet dat hij op dit ogenblik reeds bevelhebber was over de wacht te paard, we lazen nl. in het verslag van de uitzonderlijke raadsvergadering van 7 oktober: ". .. Messieurs Ie Baron Destombes et son adjudant /sebrant de Lendonck, sont immediatement àpres introduit dans la salie du consei/, par Mr Papeians de Morchoven, commandant de la garde bourgoise à cheval qui à été les prendre à l'entrée de la ville... ces messieurs se retirent et sont reconduits à la Citadelle escortés comme à leur arrivé". (RV-7okt) Na het voorval op 7 oktober horen we wel degelijk niets meer van Papeians. Alle notas nadien verstuurd zijn gericht aan kommandant De Graet. Vergeven we de schrijver van het "récit" de kleine leugen of vergetelheid, zichzelf enkele weken te vroeg als bevelhebber te hebben aangesteld. Onze burgerlijke cavalerie was onderverdeeld in drie compagnies. De eerste, onder bevel van Eugène Papeleu, ontvanger der belastingen in de stad, had zijn verzamelplaats in het hotel "du Paradis" in de Dookersteeg en was 32 man sterk. De 2de compagnie bevolen door de koopman Louis Van der Straeten-De Smet, vergaderde zijn 33 ruiters in de Gouden Leeuw ten Putte (nu Gouden Leeuwplein). Het hoofdkwartier van de 3e compagnie, waar kapitein Auguste De Potter de scepter zwaaide over 28 wachten, lag in het hotel "des Pays-Bas" op de hoek van de Dookersteeg en de Koommarkt. De hotels waren speciaal gekozen omdat ze voorzien waren van de nodige paardestallen. Ook waren de kwartieren makkelijk te verdedigen, men had maar de Dookersteeg aan beide zijden te bewaken. Alles wijst er op dat de wacht te paard, die op dit ogenblik één maand bestond, reeds voorzien was van een uniform, maar daarover later meer. Dat er wel degelijk moeilijkheden waren in de schoot van de ruiterij bewijst een rondschrijven van de burgemeester aan zijn welstellende onderdanen om hen te bewegen politieke meningsverschillen te laten varen en dienst te nemen (hernemen? sic) bij de bereden garde. (Afb. I) Na de rellen van 28 en 29 september bleef de onrust bestaan. De burgerwacht, zowal te voet als te paard, moest dagelijks optreden om de rust te herstellen. (3) 98


·G.AIID,

3o .eptembre dllo.

))ans ~ ·arconstaoca gra•es O'ia nous nous trouvoos , Ie Alut de 110lre -.iJle dépeb3 '-de i'11nioa de tous !Jes 'habitans. Je compie mr vous ; Monsieur , poar faire partie de lta garde baurge<ii.e ;A •èbeval , et :j'ose espérer que .,ous répoo.drez A 1'appel -qoe je ·voos fais daas l'iote~l •éle 'IOtls :les "babitaos de notre viDe natale~ Ie terVice ·~~e -.era 'm diflicile , ai péniLie , ~i to11s 'les :bons citoyens .e p~letlt des secoun ·mutods. V ous ·-n'êtes point appelés à défendre lelie ou lelie opinioo politique; il a'agit du maintien· -de -la tranquitlit.! ptiblique, <il s'agit d'empêcher Ie désordre et Ie pillage dool nou nulons 'tous garaotir DOS c:onc!itoyeos. Je me Oatte donc, Monsieut· , quc vous voud1-n bieo vous reodre ll'hotel-de-ville , ··demain A dis benres du rnatin, pour proeéder eo ma présenee au choi11 d'un commandant •et à ·J'organisation au CO!;pS,

Le Bourgme.tre tle ltJ ulle,

Afb. I. SAG M25. Rondschrijven 30 sep. 1830.

Op 10 oktober kwam het legioen "Belgo-Parisienne", door het Voorlopig Bewind gestuurd om de Hollanders uit de citadel te jagen, de stad binnen. De patriotten onder het bevel van de Pontecoulant werden door de arbeiders geestdriftig begroet. De burgerij en daarmee de meeste burgerwachten, vrezende voor nog meer moeilijkheden, waren niet zo opgetogen. Ze waren niet bereid de vrijwilligers, meestal avonturiers, medewerking te verlenen. Dat het wantrouwen van de burgers niet ongegrond was kwam tot uiting tijdens de gevechten van 15 oktober tussen de burgerwacht en de patriotten gesteund door het gespuis. (3) Ook op 16 oktober was de toestand nog zeer gespannen. Verschillende leden van de ruiterij werden verontrust en hun huizen op wapens onderzocht. 's Anderendaags verzamelden zich de woedende ruiters in het hotel "du Paradis" en besloten de eenheid te ontbinden. Volgens De Graet kwam generaal Duvivier, ondertussen militair bevelhebber der beide Vlaanders geworden (13 okt), in persoon op de vergadering en deed volgende merk99


waardige uitspraak: "En toute circonstance vous pourrez agir comme vous Ie trouverez convenable, vous n'avez d'ordre à recevoir ou à suivre d'aucun chef, votre bonne volonté est connue... je vous réclame maintenant votre assistance pour tenir en respect ceux qui osent troubler Ie repos". Ook de burgemeester vroeg De Graet het korps niet te ontbinden en verder te patrouilleren: "... nous comptons à eet egard sur Ie patriotisme et Ie bon esprit qui taujours a distingué la garde à cheval". (SAG-M25) Bij de reorganisatie van de burgerwacht volgens het reglement van 19 oktober werd er niet gesproken over de cavalerie, waaruit we kunnen besluiten dat Coppens richtlijnen had gekregen deze groep met rust te laten. (RV-19 okt) In het vervolg kwamen de bevelen voor het inzetten van de ruiters van Duvivier, langs het plaatsbureeL Toen de Gentse vrijwilligers naar Antwerpen vertrokken om er de citadel te ontzetten (28 oktober) begeleidden de cavaliers ze tot buiten de stad waarna ze de stadspoorten bleven bewaken om degenen die snel terugkwamen om hun wapen te verkopen, te arresteren. (4) Leden van het Voorlopig Bewind bezochten Gent op 23 november. De burgerwachtkommandanten gingen hun opwachting maken in het Posthotel aan de Kouter. Volgens De Graet riep generaal Nijpels hem ter zijde en maakte de opmerking dat zijn uniform te opzichtig was en hij persoonlijk de voorkeur gaf aan de kiel. De Graet antwoordde dat de wacht te paard, onder zijn bevelen, samengesteld was uit personen die zich niet graag met een kiel tooiden. Op hetzelfde ogenblik kwamen de andere chefs, wel in blauwe schort, de generaal begroeten. Ze waren vergezeld van een dertigtal mannen uit het volk, waarvan velen op klompen, die tevreden waren over een kiel te beschikken om er hun lompen onder te verbergen. We sluiten hierbij aan om uit te wijden over de uniform van de "garde à cheval" .Als we even de burgerlijke stand van de ruiters nagaan vinden we er 20 fabrikanten, 17 kooplieden, I 0 handelaars, 17 eigenaars, enkele advokaten, oud-officieren, bankiers e.a. Het zal iedereen wel duidelijk zijn dat deze personen, waaronder meerdere edelen, zich niet graag vertoonden in een blauwe boerenkiel. Als we ook weten dat het dragen van een uniform in die dagen, meer dan nu, een prestigezaak was, kunnen we aannemen dat de cavalerie van de burgerwacht reeds in de eerste weken na de oprichting over een uniform beschikte. Een bewijs daarvoor levert het schilderij dat we vonden in het Folkloremuseum op de Kraanlei, waarop is afgebeeld de luitenant De Potter, terwijl hij zijn eenheid toespreekt op de Botermarkt. (5) Het doek draagt het jaartal 1832. ( 6) De tenue door De Potter gedragen is niet deze voorgeschreven door het Besluit van 14 juli 1831, (7) waardoor we kunnen stellen dat die kledij reeds vóór die datum is gemaakt en gedragen, ook door de andere ruiters. Laat ons even toe het prachtige gewaad van de luitenant te beschrijven, al100


leen reeds om een vergelijking te maken met het troosteloze khaki-plunje van tegenwoordig. Als hoofddeksel droeg De Potter een shako overtrokken met zwart gefronst wasdoek, afgewerkt met een hoedband en kort vizier; een driekleurige cocarde sierde de voorzijde juist onder een witte vederbos gevat in een geel-metalen kokertje. De jas uit donkergroen laken had een ronduitgesneden hoge kraag waaruit, zoals de mode van de tijd het voorschreef, de witte punten van het hemd uitpiepten. Twee rijen halfbolle knopen in geel metaal en mouwomslagen in puntvorm, afgehoord met scharlaken bies, bekroonden de jas. De epauletten waren in gouddraad. De patroontas en band in vernist zwart leder versierd met een vergulde leeuwenkop, twee kettingjes en een schildje. De helgroene broek had aan beide zijden een scharlaken band. De zwarte laarzen met sporen in gepolijst metaal droeg hij boven de broek. De sabel met gebogen lemmer stak in een stalen schede. Witte handschoenen gaven de "finishing touch". Reeds bij de eerste geruchten over het uitbreken van de rellen in Brussel hadden zich in Gent spontaan enkele vrijkorpsen (franc tireurs) gevormd. (4) Deze eenheden waren samengesteld uit, meestal fanatieke, personen met eenzelfde politieke overtuiging die de gemeenschap soms eerder slechte dan goede diensten bewezen. Om moeilijkheden te vermijden werden deze korpsen dan ook op 21 december door de Voorlopige Regering afgeschaft. In dit verband richtte De Graet zich op 24 januari 1831 tot het stadsbestuur. "Sedert het arrest van het Voorlopig Bewind, dat de compagnies Francs afschaft heeft de burgerwacht te paard geen enkele opdracht meer gekregen. Meerdere kapiteins van de burgerwacht te voet (zonder daartoe opdracht te hebben gekregen van hun kolonel-bevelhebber) lieten mijn ruiters weten dat ze zich moesten melden bij hun compagnie om er dienst te voet te doen. Om alle moeilijkheden te vermijden wil ik u vragen, mijne heren, in het openbaar te verklaren dat de burgerwacht te paard niet is afgeschaft en verder zal optreden om de openbare orde te handhaven". (SAG-M25) Het Schepencollege haastte zich te antwoorden: "De wacht te paard valt niet onder het arrest. U krijgt geen opdrachten meer omdat de burgerwacht geen geregelde patrouilles meer uitvoerde. We hebben de kolonel Cappens gevraagd de nodige stappen te doen opdat de garde te paard niet meer zou worden gevorderd". (SAG-M25) Aansluitend kreeg Coppens volgend bevel: "La garde à cheval, faisant partie intégrante de la Garde-urbaine et ne tombant pas dans la catégorie des compagnies franches supprimées par l'arrêté du Gouvernement Provisoire, nous avons l'honneur de vous inviter à donner les ordres nécessaires a.fin que les gardes à cheval ne soient plus appelés pour faire Ie service à pied. 26 janvier 1831, pour Ie Bourgmèstre P. Hamelinck". (SAG-M25) Toen op 2 februari 1831 de kolonel Gregoire Gent binnenviel om er het gezag van Oranje te herstellen, kwam de burgerwacht niet onder wapens. (8) 101


De staatsgreep mislukte en het verraad van zowel personen uit het provinciebestuur, het schepencollege, het leger en de burgerwacht kwam aan het licht. (9) Opgehitst door enkele opruiers, die van de situatie profiteerden om de orangisten voorgoed het zwijgen op te leggen, vielen de arbeiders de woningen aan van vermeende verraders, waaronder verschillende wachten te paard. De cavalerie, zwaar gecompromiteerd, had hiermede zijn doodsteek gekregen. (10) Kolonel Coppens die de kans waarnam nu ook het paardevolk onder zijn bevel te krijgen trad op: "Den baron Ch. Coppens, kolonel-bevelhebber onzer burgerwacht heeft een commissie benoemd, tot het herzomenstellen der burgerwacht te peêrd. De commissie bestaat uit: Charles Coppens, L. Coppens,jonkheerenA. Pycke, de Schietere de Ma/stapele, E. Papeleu, A. de Potter en Diericx-Dumortier. Ze zullen zich alle dagen van 5 tot 6 uren in de naermiddag in den bureau van het secretariaat ten stadhuyze bevinden. De personen die aan de burgerwacht te peêrd willen deelnemen kunnen zich aanmelden". (GvG-17 feb) Het boterde niet meer bij de cavalerie want het duurde tot 9 maart vooraleer men genoeg vrijwilligers geronseld had om gegradueerden te kiezen. "Volgens artikel 33 van de wet van 31 december 1830, gedaan vóór de president van de commissie van openbare veiligheid (11) volgens artikel 28 van dezelfde wet werden op 9 maart 1831 om 6 uur 's avonds gekozen: - Kapitein Auguste Pycke, met algemene stemmen. - Luitenant Auguste De Potter, met 14 stemmen. -Tweede-luitenant Eugène Papeleu, met 19 stemmen. - Tweede-luitenant Hubert Waterloos, met 14 stemmen. - Wachtmeester J. Verp/ancke, met 12 stemmen. - Wachtmeester Dierickx Dumortier, met 16 stemmen. - Brigadier Frans Derudder, met 16 stemmen. - Brigadier Louis Lebecque, met 13 stemmen. - Brigadier Theodoor Coppens, met 9 stemmen. - Brigadier Charles Decoorebyter, met 7 stemmen. De benoeming van opper-wachtmeester is vakant, de kapitein moet hem kiezen. De compagnie is niet compleet, daarom hebben de leden gevraagd 2 plaatsen van wachtmeester, één voor fourrier en vier voor brigadier open te laten. 9 maart 1831, Charles Coppens kolonel-commandant". (SAG-M25 en GvG-13 mar) Eind maart wilde Coppens weten wanneer de cavalerie zich zou tooien met de ondertussen reglementair geworden blauwe kiel. Kapitein Pycke antwoordde dat hij wachtte op een besluit dat de Regent binnenkort zou nemen. (SAG-M25) Dat de ruiters nog steeds niet gewild waren de legendarische boerekiel aan te trekken zien we aan het budget van april, waar ze aanspraak maken op 900 gulden waarvan alleen 400 gulden voor de uitrusting van één trompetter. 102


( 873: 1

~~'''fgo. ~.:. .

l) L ?; 1.

.:sl~ye hepaelende den uniform de; ~on~­

pagriien ruitery van de horgerwacht.

·mu ë·al fa~·:.rt·•

.....

fi Lf j

'111•''1 / ,J!.,,.,;.:

•')

.,:,_,; •·.' BELGISCUE

11'1 NA.&,I V o\S liET

,

_., ,::. :- ·.: .

···... VOLK.

WY Baron SuRT.F.T nE CnoKIEI\, Regent van België,

Gezi~n al't. r3 der wet va~ den 22 jnny t83 r , D t56 ( Staetsblatl , n• LXIII), welke het Hoof<l van den Sta ct bt:magligt om df!n unifo1·m der compagnien artillcry en ruyter·y 0

der .borgerwacÎat te hepaclcn ; ..

Op de voordragt van <len Minister cler Binnenlandscltc Zaeken;. f.lebhen Lesloten en bcsluyten : Art. '. Den uniform der compagnien ruytery van clc boa·gcrwacht wot·d hcpacl<l als volgl : Schal.:o , in <lonker groen Jacken, van 25 centimeter·s Jtoogte: witten galon van .'J centimeters ten hoofcle (zilveren galon vooa· tlc officieren); zilveren ketenlis (ganse chaîncttc) met leeuwcuhoof1lcn ; ,·ierkante lis (ganse carrée) met twee takken van r3 centimeters, houdende acn de cocar1le ; ryzc~de cocat·de in passemcnterywerk; rcgtc vizier; witten galon van 1 1/2 centimeter omkeerende op de vizier; nekvizit.'{' in zwart vcrnis tot vier centimeters \·an den galon, gehoord met eenen witten galon van 7 millimeters ( zih·crcu galon voor_ de officieren). Omlerkeelhand in vernist lc1!cr met zwartè gisp; zwarte l'luym in nederhangende hanenpluymen; halfrontien witten pom1mn van 6 centimeters (in zi!,·cr vout· de officieren). 'Rolt (haLit) in llonkcr groen laeken , gckrnyst op tle hoa·st met twee 1·eéksen knoopen van acht ieder; witte lmssardsknoopen; staenden openen halshand en omslagen, bleek· ~n '• punti"' rrcsne1lene opsht"t•n met twee knoopen '· ~--b ;-, b. opgckeer<lc'slippen; langwerpige zakkt·n met tlry kouopen-: alles 'VOOrzien van t't'n li~t groen tu:;scheuhiesjc. Afb. 2. Beschrijving Tenue 1831.

103


Het verwachte besluit op de tenue van de burgerwacht-cavalerie verscheen de 14e juli. (7) (Afb. 2) Of onze ruiters ooit die nieuwe kledij hebben gedragen weten we niet, nergens vonden we hierover iets terug. Het schilderij, hierboven beschreven, dat De Potter afbeeldt in 1832 met het eerste uniform bewijst natuurlijk niets; de schilder kan het doek zijn begonnen in 1831 en het hebben gesigneerd in 1832, niemand zal het ooit weten. Toen Willem het wapenstilstandverdrag van 10 november 1830 verbrak en België binnenviel (2 aug 31) om ons met harde hand terug bij de Verenigde Nederlanden te voegen, stond ons leger en de burgerwacht nog in de kinderschoenen. De I ste ban van de wacht trok, Coppens op kop, richting Maldegem om er de grens te verdedigen. De kolonel kreeg 3 ruiters mee als estafette. Als we de berichten bekijken die op alle uren van de dag in Gent aankwamen, heeft het drietal weinig rust gehad tijdens de Tien-daagse veldtocht. De rest van de compagnie te paard moest samen met de 2e en 3e ban de stad verdedigen en er de openbare orde verzekeren. Op verzoek van de kersverse koning Leopold kwam het Franse leger ons ter hulp (12 aug) waarop de Hollanders een nieuwe wapenstilstand sloten en zich terugtrokken. Aangezien Willem I de vredesvoorstellen, door de "Londense Conventie" voorgeslagen, niet wilde aanvaarden bleefhet "Hollandse gevaar" bestaan en hield men leger en burgerwacht onder de wapens. Twee dagen na de schermutselingen deed kolonel De Maisière, interim kommandant zolang Coppens aan het front verbleef, een oproep: "De personen die zade/-peêrden bezitten worden aengezocht hun te doen inschrijven op de lijst der burgerwacht te peêrd". (GvG-14 aug) Het patriotisme dat bij de Hollandse aanval terug was opgelaaid was even snel geluwd. Iedereen was het vechten moe en wilde naar huis. Vrijwilligers waren schaars geworden. Een naamlijst opgesteld de 22ste november toont ons dat de compagnie ruiters nu onder bevel van luitenant De Potter (Pycke had reeds vóór de augustus-gevechten, om onbekende reden, ontslag genomen) 48 man sterk was. (Afb. 3) Dit was juist de helft van het eerste vrijwilligerskorps onder De Graet. Als men de namen onder de loep neemt ziet men dat er 32 ruiters overbleven uit de eerste dagen maar er zich geen enkele edelman meer onder bevond. Vanaf eind 1831 verdween de burgerwacht te peêrd langzaam in de vergeethoek. Nog eenmaal mochten ze een erewacht vormen toen de koning op 10 februari onze stad bezocht. (SAG-M25) Bij de grote wapenschouwing van alle garnizoenstroepen en burgerwacht in mei, werd er geen woord meer gerept over het korps. (GvG-24 mei) Ook toen er op 12 juni 1833 besloten werd het aantal gemobiliseerde wachten op de helft te brengen was er geen sprake meer van de cavalerie. Alleen de "Wegwijzer van Gent" (12) toonde zich barmhartig en vermeldde nog in 1834 de luitenant De Potter als kommandant van het paardevolk, daarna zweeg ook hij in alle talen over de eenheid. 104


~~"/W«J)

•.

~

er

...

...~~ ~--«~~~ t·.itu. .

l';· .•: u•- I

.

Afb. 3. SAG-M25. Naamlijst 22 november.

105

"'

·-·~

.-.


Toen de gouverneur op I december 1838 de kolonel Coppens opdroeg hem een rapport te bezorgen over de "georganiseerde cavalerie van de burgerwacht waarvan de controle aan de stad Gent was opgedragen" antwoordde de kolonel: "De huidige staat van de burgerwacht is niet ernstig te nemen personne ne bougera-... De cavalerie bestaat niet meer, er moet eerst een reorganisatie van de garde komen vooraleer ze terug op te richten". (SAGM25) Coppens wist niet dat het nog tot 1861 zou duren vooraleer Gent terug een "Garde te peĂŞrd" zou bezitten.

DE ARTILLERIE COMPAGNIE. 1830-1834. "Iedere strijdmacht die zich respecteert heeft een artillerie". Dit moeten ook onze voorvaderen uit 1830 gedacht hebben want de burgerwacht te voet stond nog in de kinderschoenen toen er reeds gesproken werd over het aanschaffen van grof geschut. Men wist dat het Hollandse garnizoen van Oudenaarde, dat in oktober door de patriotten uit de stad was verjaagd en in de Gentse citadel beschutting was komen zoeken, ginds kanonnen had achtergelaten. Adjudant-majoor Reyter van de burgerwacht te paard vertrok op 5 oktober, drager van een brief waarin het Schepencollege de collega's van Oudenaarde verzocht hem de achtergelaten veldartillerie te overhandigen, alsook het nodige vervoer te bezorgen. (SAG-M22) "In de hoofdwacht (op de Kouter) staenten dienste der burgery twee kanons met schroot geladen en uyt A udenaerde worden nog vier andere verwacht, welke door de bezetting aldaer achter gelaten zyn. Eene batery veldgeschut en twee obitsers zyn dezen nacht uyt Doornyk herwaerts oengebracht door den baron Louis Coppens; dit gescut was vergeleyd door de luytenanten Louis van der Haeghen en Theodoor Stevenotte, door 21 onder-officieren en 20 kanonniers". (GvG-7 okt) Toen het Gentse vrijwilligerslegioen eind oktober naar Antwerpen trok om er generaal Chassee en zijn troepen uit de citadel te jagen, ging onze artillerie mee. (4) "Het grofgeschut van het Gendsch Legioen wordt bedient door eenige kanonniers van het 2e bataillon artillerie militie en door uytgelezene manschappen van onze sapeurs-pompiers". (GvG-31 oct) (13) Eens terug uit de Scheldestad plaatste men de kanonnen op stal en maakten de artilleristen dezelfde perikelen mee als de rest van de burgerwacht. Het Schepencollege, steeds beducht voor een lege schatkist, verzette zich begin 1831 tegen een officiele inrichting van een compagnie artillerie. Als reden gaf de raad op dat tot nu toe de Gentse pompiers steeds de stadsartillerie hadden uitgemaakt en dat ze dit verder konden doen in de schoot van de burgerwacht. "De pompiers richten een halve battery Artillery op bestaande 106


e-~ ~

J

!-t!J-5. -e:.

L-~m~/.~~

~

~

.r''

,:,--

·---~--

;•

r'

...

,

IJ

...... .

~-

'·

Afb. 4. SAG-M22.

107

~

,,",

"

.. '


uyt dry kanonnen van 6 en een obitser van 15 duym, alles volgens het nieuw model". (SAG-M22 en GvG-6 mar) De burgerwachten, die tot nu toe het geschut hadden bediend, voelden zich over het hoofd gezien en besloten, tegen de raad in, toch een eenheid op te richten. Op 14 april kozen de manschappen de officieren voor hun compagnie, er kwamen uit de bus: -Charles Spilthoom, kapitein (14) met 45 stemmen. - Jean De Coster, luitenant, met 45 stemmen. -August Bogaert, onder-luitenant, met 30 stemmen. - Victor Heyze, onder-luitenant, met 30 stemmen. Op de dag van de kiezing bestond de compagnie uit: 4 officieren, 11 onderofficieren, 1 fourrier, 8 korporaals en 48 kanonniers, allen Gentenaars. (Afb. 4) "Er wordt hier een Compagnie Artillery der civicque wacht opgerecht, waerover de advocaet Spilthoorn het bevel zal voeren en waer onder zich reeds zestig onzer ingezetenen hebben laten inschryven. Deze artilleristen zyn bestemd tot het bedienen van eene battery van vier kanonnen en twee obitsers". (GvG-17 apr) De officieren werden op 10 mei door de commissie van Openbare Veiligheid benoemd; het P.V. droeg het handteken van Frans Vergauwen, lid van de commissie. (SAG-M22) Natuurlijk moest iedereen kunnen zien dat men niet met het gewoon voetvolk te doen had, daarom werd een speciaal hoofddeksel ontworpen: "Hooge schako in zwart wasdoek, waarop 2 gekruiste kanonnen en een koperen kinband de pompon enj/amme zyn in roode wol". (SAG-M22) De blauwe kiel met rode biesjes bleefbewaard maar men droeg er rode epauletten bij. Samen met zijn officieren, gecompromiteerd in de zaak van de "Association Nationale Beige" waarvan de leden ijverden om van BelgiĂŤ een republiek te maken, vluchtte Spilthoorn naar Frankrijk. (15) Het bevel werd overgedragen aan de vroegere adjudant Decontreras, met de graad van luitenant. "De compagnie Artillery van de burgerlyke wacht door luitenant Decon/reras oengevoerd was te Mariakerke gestationeerd, alwaer de heer Valentyn Kervyn, kapitein van de 1ste Ban dier gemeente, onze artilleristen, die ge ene battery hadden, zyne twee schoone metale kanonnen wel heeft willen leenen". (GvG-20 jul) De Regent, baron Surlet de Chokier, vaardigde op 15 juli het "Besluyt bepaelende den uniform der compagnien artillery van de burgerwacht" uit. Van nu af aan konden de kanonniers zich tooien met vest en broek in donkerblauw laken. De jas sloot met 2 rijen van 8 knopen en had een opstaande kraag waarop een koperen granaat. Twee rode epauletten voor soldaat, gemengd rood en goud voor onder-officier en goud voor officier. De broekspijpen waren versierd met een rode band (goud voor officier). Een 25 cm. hoge shako met rode galon, cocarde, 2 gekruiste kanonnen waarop een granaat, koperen kinband en rode pompon met zwarte pluim voltooide het 108


uniform (alle versieringen in goudkleur voor officieren). Tijdens de tien-daagse veldtocht hielp de compagnie de grens verdedigen in de omgeving van Sint-Niklaas. Na de gevechten keerde ze naar Gent terug met achterlating van het geschut in Sint-Niklaas, waar men een artilleriepark vormde. (SAG-M 22) De bevelhebber van de legerartillerie kreeg de opdracht twee kanonnen afte staan aan de collega's van de burgerwacht, die de dringende raad kregen veel te oefenen. Op 27 september legden, de ondertussen tot kapitein bevorderde Decontreras en zijn officieren de eed af in de handen van burgemeester Van Crombrugghe. De desertiekoorts moet ook onze kanonniers hebben aangegrepen want de GvG van 16 oktober klaagde: "Onze artillery is op beweegbare voet gebracht ze is zwak aan manschappen en op verre na niet voltallig. Nauwelyks 40 man melden zich op de oefening". Toch stuurde de militaire overheid de eenheid naar het front. "De Artillery Compagnie zal eerdaags naar Westcappele en Hazegras vertrekken om er de positiestukken te bedienen". (GvG-19 okt) De manschappen bleven de ganse mobilisatieperiode aan het front. In een staat van 31 mei 1833 zien we dat de compagnie bestond uit 4 officieren, 8 onder-officieren, 8 korporaals, 2 trompetters en 84 kanonniers. De officieren waren: kapitein De Contreras, luitenant Theodor Van Cleemputte en de onder-luitenanten Jean Alloncius en Antoine De Schaufelder. Toen einde 1833 de burgerwacht op vredesvoet werd gesteld, ging het de artillerie zoals de rest van de burgerwacht. Het volk zelf was het soldaatje spelen hartgrondig beu en ook de overheid verloor de interesse aan de burgersoldaten. De wegwijzer van Gent vermeldde de artillerie voor het laatst in 1834.

HET MUZIEKKORPS 1831-1834. De Gentse burgerwacht bestond reeds 5 maand en nog was er geen muziekkorps. Stel je voor, alle parades zonder lustig deuntje, benoemingen van officieren zonder serenade, ontvangst van personaliteiten gespeend van de juist gecomponeerde Brabanรงonne ... het kon niet blijven duren ! "De heeren De Coster, Reinier, Luycks en andere hebben zich aangeboden voor het uytmaken van het muziek-corps der civique wacht dezer stad, waer van zy de uniform zullen dragen. Het corps zal geplaetst zyn onder voor109


Afb. 5. SAG M22.

110


zitterschap van Frans Vergauwen en onder het bestuer van den heer d'Hol/ander". (GvG-24 feb 31) Was het uit liefde voor de muze of was het voor het ontduiken van de voorgeschreven militaire oefeningen, wie weet, maar de kandidaten stroomden toe. "Het muziek-corps telt reeds 60 leden". (GvG-6 mar) Kolonel Coppens had de eer, op 10 maart de directie van het korps dat de naam "Musique de l'Etat-Major de la Garde Civique de la ville de Gand" droeg, te benoemen. De staf bestond uit: - F. Vergauwen, kapitein president. - B. Reniers, schatbewaarder. - J. D'Hollander, chef de musique. - D. De Buscher, secretaris. - De Caster, sous-chef de musique - E. De Somere, lid. - T. De Coninck, inspecteur - J. Andries, lid. Het ging een vaart bij het gezelschap dat uitsluitend uit gegoede Gentenaars bestond. De controlestaat van 23 april spreekt reeds van 80 leden, waarvan 40 in de fanfare, allen amateurs en gekleed op eigen kosten. De muziekanten hadden dezelfde uniform gekozen als hun collega's uit Brussel: blauwe kiel met rode biesjes en vergulde knopen. Een schouderkoord in rode wol en gele conter-epauletten ( 16) op rode ondergrond. Kartonnen shako met zwart wasdoek overtrokken met op het front een vergulde Belgische leeuw bekroond met een witte pompon en rode vlam. Een gordel met gesp, waaraan een sabel, vervolledigde de dracht. (SAG-M25) (Afb. 5) Een schrijven aan de gouverneur met de bede het korps officieel te aanvaarden, kreeg een teleurstellend antwoord: "De wet van 31 december 183 0 voorziet geen muziekkorps. Iedereen mag echter, op eigen kosten, een dusdanige vereniging oprichten". (SAG-M25) Er werd duchtig geoefend bij het "musique de l'ĂŠtat-major" want begin juli traden ze reeds in de openbaarheid. "Het muziek-korps onzer burgerwacht geeft morgen ten zes uer en half des avonds hier haer eerste concert in de zael van Rhetorica op de houtley". (GvG-6 jul) De leden die gedacht hadden aan de gewone dienst te ontsnappen hadden zich vergist. Toen de Hollanders op 2 augustus onze grenzen overschreden moesten ze wel degelijk de instrumenten wegbergen en het land helpen verdedigen. "Het muziek-corps van de garde-civique moet zich by de compagnies voegen". (GvG-7 aug) Hadden onze muziekanten op het concertpodium het respect van hun stadsgenoten weten te verkrijgen dan verloren ze dit op het strijdtoneel. "Het muziek-corps van den eersten ban onzer burger-wacht, het welk van de laetste niet is geweest om by het gevecht van Maldegem het hazenpad te kiezen en waer van zommige ledematen in de gevangenis van Eeckloo hunne kleyn moedigheid bezuert hebben, heeft gisteren den dapperen kolonel Coppens met een serenade vereerd". (GvG21 aug) Na de tien-daagse veldtocht werden de repetities gehouden in de grote zaal 111


Corps de Musi<JUe DE LA

r.anDE Cl VIQlJE DE LA. VILLE DE G,\.lYD.

Monsieur, vous ê~es prévenu que vous devrez vous remh·c aujourd'hui Mardi , 30 Aoi'tt .1831 , à six heures préciscs du soir , à la grande salie de l'Hötcl-dc-Ville, en uniforme et muni de votre Instrument, Pupttre et C~biers de musique. . L'appel se fera ~ l'heure fu:c, et lès 1\femhres qui n'y serout pà1 préseos, aerónt mis à l'ameude. Les récl~tions devront ~tre faites par lcrlt., '.el adresséee au Lieuteuant-Secrétaire. · La Répétition qui devait avoir lieu demain est remise à la semaiuc prochaine.

Le Lieutçnant- Secrétaire •

DtsiR:É DE BussC:HER. Afb. 6. SAG M22. Oproep tot repetitie.

van het stadhuis of in het lokaal "Rhétorique" aan de Houtlei. (Afb. 6) Onder de kundige leiding van Vergauwen en d'Hollander bereikte het gezelschap een hoog niveau. Begin 1832 telde het korps 115 leden. (SAG-M25) Midden hetzelfde jaar ontstond er ruzie. Aangezien alle muziekanten vrijwilligers waren kon men ze niet tot spelen verplichten. Het eindresultaat van de discussies was dat men de vereniging ontbond. De leden vormden nu, ieder in zijn legioen, een nieuwe harmonie, zodat de burgerwacht einde 1832 over vier muziekkorpsen beschikte! Verd~r verging het de muziekanten zoals de rest van de wacht. De interesse brokkelde meer en meer af en na 1834 hoorde men niets meer over het korps. Roger VAN AERDE

NOTEN

I. J.B. De Graet: Récit des troubles et des évènements qui ont eu lieu dans la villede Gand à l'époque de la révolution de 1830. -18562. Louis Papeians de Morehoven dit van der Strepen, jonker, geboren te Gent op 19 ventose an IX (9 maart 1801) en gestorven in Gent op 27 maart 1863. Huwde op 5 juni 1833 met Adèle Gabrielle Damiens. De jonker richtte de eerste burgerwacht te paard op in zijn geboortestad (1830). Nadien nam hij dienst bij het nieuw opgerichte 2e Jagers te Paard ( 183 I). De koning benoemde hem tot kapitein op 26 oktober 1831. Hij verliet de dienst als

112


3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.

11.

12. 13.

14.

15. 16.

kolonel van de cavalerie. Met dank aan baron Werner Papeians de Morehoven uit Waterloo. R. Van Aerde: De Omwenteling van 1830 te Gent. Dagverhaal. In: G.T. 15 mei 1980. Het Gentse vrijwilligerslegioen voor Antwerpen en de Vrijkorpsen bespreken we later in de serie. Luitenant De Potter was reeds eind 1831 bevelhebber van de burgerwacht te paard. Zie verder in het verhaal. Museum van Folklore, Kraanlei Gent. Schilderij door 0. Levape 1832. A. De Potter, commandant Garde Urbaine à cheval devant l'hötel de ville. Besluit van de Regent 14 juli 1831 "bepaelende den uniform der compagnien ruytery van den borgerwacht". R. Van Aerde: De Gentse pompiers redden de Belgische onafhankelijkheid. In: G.T. 15 maart en 15 mei 1981. A. Eenens: Les conspirations militaires de 1831; Tome I. -1875Gerretson: Muiterij en scheuring. Tome I. 1830. In een brief aan de prins van Oranje schreef Gregoire dat hij gedacht had "dat we zouden ondersteund worden door de vrijkorpsen en de burgerwacht". Na het mislukken van de "putch" van 2 februari waren de burgemeester en het schepencollege uit hun functie ontslagen en vervangen door een commissie van openbare veiligheid waarin Charles Coppens, Van de Poele, kommandant van de brandweer, en de advokaten De Souter en Spilthoorn de lakens uitdeelden. Wegwijzer der Stad Gent 1834. p. 263. Ook in 1833 vermeldde de wegwijzer De Potter als kommandant. De manschappen van het 2e bataljon artillerie waren gedeserteerd uit de citadel. De Gentse brandweer had steeds de artillerie van de stad uitgemaakt. Zie hiervoor "De Gentse pompiers redden de Belgische onafhankelijkheid". In G.T. 15 mei 1981. Spilthoorn Charles Louis, geboren te Kruishoutem op 12 oktober 1804. Doktor in de Rechten in 1829. Door zijn demokratisch-republikeinse ingesteldbeid kwam hij in juli 1831 in moeilijkheden. Hij vluchtte naar Frankrijk en werd bij verstek ter dood veroordeeld. Hij verbleef in Amerika tot 1869. Terug in België installeerde hij zich in Brussel waar hij op 12 september 1872 overleed. R. Van Aerde: Orangist? Patriot? Republikein? Royalist? Het woelige jaar 1831 te Gent. In: G.T. 15 januari 1987. Conter-epauletten zijn schouderstukken zonder franjes.

113


OPLOSSING PUZZEL '93 Met een vorige puzzel nog in de heiligheid van de zevende hemel, met deze als een afgeslachte Gentenaar geven we trots hierna de oplossing van de puzzel'93. I) TINEL Frans; Cat. Herdenking 5 Vlaamse beeldhouwers - Pieter De Vigne - Quyo, Leonard De Visch, Aloïs De Beule, Robert Heylbroeck, Frans Tinel- Campo Santo, Sint-Amandsberg 27-10-1984. 2) WESTROZEBEKE, H. Van Werveke, Lorlewijk van Male en de Eerste Bourgondiërs, in: Algemene geschiedenis der Nederlanden, dl. lil, 1951, blz. 202-210. 3) VAN DER (H)ASSELT Jan, R. van Elslande, Jan van der Asselt, de hofschilder van Lorlewijk van Male, in: De Leiegouw, 29ste jg., 1987, nr. 4, blz. 419-446. 4) ACKERMAN Frans; J.J. De Smet, Ackerman Frans, in: Biographie Nationale, dl. I, 1866, kol. 14-18. 5) JULES VAN DEN HEUVEL, L. De Lichtervelde, Notice sur Jules Van Den Heuvel, in: Annuaire de I'Académie Royale de Belgique, 1950, blz. 87-124. 6) NEW INSPIRATION, tijdens de zomer van '72 stonden ze op de dertiende plaats in de B.R.T. Top 30 met deze hit. 7) ADORNES (Oppicino); J. Penninck, De Jeruzalemkerk te Brugge, Brugge 1986, blz. 3. 8) ANTOON DE LALAING, P. Hannes, Sint-Katharinakerk Hoogstraten, Hoogstraten 1987, blz. 7, 10-11. 9) GRÉGOIRE LE ROY; G. Heux, Grégoire Le Roy, 1923. In volgorde geeft ons dat de letters N.O.D.E.U.I.D.N.E. Met de architectonische ingreep die naar hogere sferen leidde, bedoelen we de monumentale trap, die in opdracht werd gebouwd van de heldhaftige industrieel spion Lieven Bauweos ter gelegenheid van het bezoek van de bekende Fransman Napoleon aan zijn huis gelegen aan het Fratersplein. Nu rest ons enkel nog met de bekomen letters de naam van de ontwerper van deze hangende empire trap te vormen en dat was DIEUDONNÉ. Hiermee nemen we voor de zevende maal afscheid. De onafscheidbare quizmaster. Was het een moeilijke quiz? Een verdomd moeilijke, grenzend aan het onmogelijke. Maar we weten het allang, met de Quizmaster die wij hebben moogt ge u aan alles verwachten. 114


Het resultaat liegt er niet om. Deze keer druppelden de antwoorden zéér traag binnen; wij ontvingen er maar 7 in totaal en slechts één enkel antwoord was volledig correct. Van een catastrofe gesproken! De onbetwistbare winnaar is onze Primus van verleden jaar, de Heer Arthor De Decker. Proficiat! Dit is een unieke prestatie. En hij had slechts één week nodig om de correcte antwoorden te vinden. Van de 6 anderen hebben er wel 5 Dieudonné gevonden. Wat wij buitengewoon sympathiek vinden is dat zij, wetend dat zij het niet volledig juist hadden, ons toch de resultaten van hun opzoekingswerk medegedeeld hebben. Op de 2e plaats met slechts één foutje komt Mevrouw Rachel Vanderhaegen-Vandenbossche. Wij lazen met stijgende spanning haar antwoorden: 1 Goed, 2 Goed, 3 Goed, 4-5-6-7-8 Goed! En dan ... Aï, de struikeling: Georges Rodenbach i.p.v. Grégoire Le Roy. Op de 3e plaats met slechts 2 foutjes komt een andere dame: Mevrouw Eisa Wauters-D'haen. Ook hier zorgde Grégoire Le Roy voor een valkuil. De Heer Piet Cassiman wiens antwoord op de valreep binnenkwam, zal waarschijnlijk de laatste decemberdagen doorgebracht hebben met het zoeken van de antwoorden op de vragen 4, 5 en 8. Voor de Heer Taf De Man waren 3, 6 en 9 fataal. De Heer Richard Caese (de onverlaat die het ooit waagde in de muil van de tijger te spuwen- in casu onze Quizmaster- omdat hij de Quiz te gemakkelijk vond, moet deze provocatie nog steeds bekopen met 6 foute antwoorden, maar enfm, er waren er toch 3 goed. Maar aangezien de Heer Caese een goedaardig karakter heeft en absoluut niet haatdragend is wenst hij toch iedereen een gelukkig 1994. De Heer Frank Vanhyfte stuurde ons als antwoord: Dieudonné. Onze Quizmaster kennende, twijfelen wij er sterk aan of hij genoegen zal nemen met dit antwoord. Tot slot publiceren wij hier het antwoord van de Heer Arthor De Decker die altijd uitgebreide referenties citeert die nuttig kunnen zijn voor onze lezers. 1) Frans TINEL ( 0 Maldegem 11-7-1895 tGent 5-3-1964. bronnen:- J. Van Overstraeten, Gids voor Vlaanderen, 1985, p. 312 - Heemkundig Nieuws, jg. 10 nr. 3-4, 1982 - Heemkundig Nieuws, jg. 12 nr. 5, 1984, p. 5 (met biografie) - Kultureel Jaarboek Provincie Oost-Vlaanderen 1988, p. 142 2) WESTROZEBEKE bronnen:- J. Van Overstraeten, Gids voor Vlaanderen, 1985, p. 923 - Ghendtsche Tydinghen, 1982, nr. 6, p. 293 - GOV-Heraut, 1992, nr. 1, p. 13. 115


3) Jan VAN DERASSELT (14e eeuw) bronnen:- J. Van Overstraeten, Gids voor Vlaanderen, I 985, p. 557 - Gent/Apologie van een rebelse stad, 1989, p. 202 4) FransACKERMAN eGent 1325 tGent22-7-1387) bronnen:- Ghendtsche Tydinghen, 1987, nr. 4, p. 190-194 - Fris Victor, De historische persoonsnamen der straten van Gent, I 922, p. 6-7 5) Jules Norhert Marie VAN DEN HEUVEL eGent 1854) bronnen:- Van Melle P., Het Belgisch Parlement 1894-1969, Gent 1969 - Fenaux R., P. Hymans (1865-1941), un homme, un temps, Brussel, Office de Publicité, I 946, p. 507 opmerking:- De vredesconferentie werd te Parijs geopend op 18-1-1919 (en dus niet eind I 9 I 8) - België werd vertegenwoordigd door o.a. Emile VANDERVELDE (en niet Vandevelde) 6) NEW INSPIRATION bron: Gentse Feesten I 993! (22 juli, Sint-Jacobs: groot podium) 7) ADORNES bron: - (brochure) De Geschiedenis van het huis Adornes en van de Jeruzalemkerk, p. 44 (2 d.) 8) ANTOON DE LALAING (of Antoine de Lalaing) bronnen: - Baelde M., De Collaterale Raden onder Karel V en Filips 11 (I 53 I- I 578). Bijdrage tot de geschiedenis van de centrale instellingen in de zestiende eeuw, Brussel I 965 - Gids voor Vlaanderen, p. 475 (praalgraf te Hoogstraten) 9) GREGOIRE LE ROY bron:- K. Haerens, Gentse Gedenkplaten, I 976, p. 90-9 I. - een telefoontje naar het Wiertzmuseum te Brussel (02/648 I 7 I 8) opmerking: - het is "La" en niet "Le" Jeune Belgique (zie afbeelding in Beelden uit de Belle Epoque, Readers Digest, I 980, p. 245 De negen letters samen geven de Franse ingenieur Dieudonné. bronnen:- "Anne Suetens, Lieven Bauwens: een mythe, in Tijdschrift voor Geschiedenis van Techniek en Industriële Cultuur, nr. 15, jg. 4, nr. 3, 1986, p. 29. - Meerhem, toen en nu, 1991, p. 45. Was het moeilijk? Zeker weten! Was het te doen? Feitelijk niet, maar blijkbaar wel als men doorzet. Zalig zij de ingenieuze Quizmaster die tips geeft als "hooggewaardeerd" bij "Adomes". Gezien zijn zesde vraag heb ik de indruk dat onze Quizmaster, ondanks de perikelen van verleden jaar, het niet heeft kunnen nalaten toch nog rond te 116


rond te lopen op de Gentse Feesten. Gelijk heeft hij . P.S. Het antwoord op de achtste vraag was voor mij het moeilijkst. Conclusie: We gaan toch nog eens aan onze Quizmaster vragen bij de volgende Quiz een poging te doen om zijn aangeboren sadisme wat te temperen en zijn satanische valstrikken te beperken.

GENSCHE WOORDEEN UITDRUKKIJNGE Deel XVI Wa kletse da verdiende gij Zie tekst bij plaat 17: "Hij kreeg nu toch gestampsel... en muilpirre doarbij": slaag krijgen . Ik droaie mijn kerre Zie tekst bij plaat 38: "Hang moar ons vlegge noar de wind": al naar gelang de omstandigheden van partij veranderen. 't Es were zu verre Zie tekst bij plaat 3: "'k Ben were an den hoak": weer zwanger ZIJn. Bijlange goan me nog nie noar huis Uit een oud volksliedje:

117


"We goan nog nie naar huis, Bijlange nie, bijlange nie, We goan nog nie naar huis, Want moeder es nie thuis En was ons moeder thuis, Dan gingen me nie, dan gingen me nie, En was ons moeder thuis, Dan ginge me nie noar huis. " Werd gezongen wanneer men "echt goed in de leute zat" om te laten horen dat men nog geen zin had om naar huis te gaan.

In de kasmistroel zal t'hij zitte Syn.: "In de kazemiestroele zitte; in 't druuge zitte (zette); in 't rolleke zitte; in 't priezon zitte; onder de wekkeringe sloape, in den bak (de duuze, de kasse, 't kot) zitte": in de (stads)gevangenis zitten. "'t Rolleke" was oorspronkelijk een vondelingengesticht in het St.-lansgodshuis tegen de Vlasmarkt, waar arme ouders hun kinderen te vondeling legden in een "rol" in de muur, een soort tabernakel dat langs de straatzijde open was. Men legde het kind er in en draaide of duwde de "rol" toe. Dat systeem, dat in 1811 door Napoleon ingevoerd werd, werd pas op 13 mei 1863 afgeschaft. Van 1902 tot in de tachtiger jaren werd het "rolleke" stadsgevangenis waar drinkebroers of "stroatschenders" voor een nachtje werden ondergebracht. Met "onder de wekkeringe" bedoelde men onder de klokkentoren van het Belfort. Ook daar was een voormalige stadsgevangenis onder de lakenhalle (thans Raadskelder) met ingang langs de "Mammelokker". Op het einde van de 14de eeuw bestond de beiaard ("weckeringhe") in de klokkentoren van het Belfort reeds. De klokken werden "weckers" genoemd. Iemand onder de weckeringhe steken betekent hem onder het Belfort (die de weekering draagt) opsluiten. Zo vermeldt "Criminele Processen" uit 1783: "Dat hij Boessens daarop gezeijt heeft dat hij dito persoon onder de weckeringe ging steken". Een kasse, een doos of een bak is een voorwerp waarin iets bewaard wordt; vandaar deze betekenis voor gevangenis (<Eng.: basket). "Kazemiestroele" < Oud-Sp. (Bargoens) "casa de mis trullo" waarin "trullo" [troeljoo] uitgesproken wordt en gevangenis betekent. Lett.: "huis van bewaring". "En wij woare doar mee zesse En wij kwamen an 't Rabot En we vochte doar mee messe En ze staken ons in 't kot. " ("Uit den Gentsehen Volksmond", deel I, p. 9, nr. 15tris wijs: Ach, Rosalie, mijnen bon-ami) 118


119


Ik schudde'alles uit mijn mêwe Syn.: "We goame dat hier sebiet oe keer goan flikkere zie; dat es moareen kleintse veur mij; 'k hê der geen moeite mee, 't es veur mij moar een fluitse van ne cent": iets doen met alle gemak. We zullen een beetse gaan ruste als ge nie te moe un zijt 1. Lett.: (ironisch) We gaan ons wat te rusten leggen. 2. Fig.: We gaan naar bed de liefde bedrijven. Nu benne kik in mijn gat gebeete Syn.: "Nu benne 'k kwoad; nu hên z'in mijn roape geschete; nu hen ze mij oe kluut afgetrokken; dat hên ze veur gien pan eiers gedoan; nu goan ze'r van goan hên zie; nu luupe'k kolirreg; nu hên ze mij kwoad gekreege; nu zitte'k op mijn pird zul": nu ben ik in mijn kruis getast, nu loop ik venijnig.

GENTSE MEMORIEDAGEN 7 januari 1735 Overlijden van Francis Rooman, Gents kunstenaar, geleerde en architect. Broeder Romanus, geboren te Gent op 22 maart 164 7, trad op 25-jarige leeftijd als lekebroeder in de Orde der Predikheren. Hij herstelde en vergrootte het klooster te Maastricht en bouwde een nieuwe boogbrug over de Maas. Zijn faam als bouwmeester werd zodanig groot dat Louis XIV hem naar Parijs haalde om een stenen brug te bouwen tussen het Faubourg St.Germain en het Louvre-paleis. Na enkele maanden was broeder Romanus' vermaarde "Pont Royal" over de Seine voltooid. De brug was 140 m lang en 15 m breed. Nog vele jaren bleefhij in Frankrijk om er talloze werken uit te voeren. Hij werd dikwijls gezien op de grote recepties van de Zonnekoning te Versailles. 7 januari 1867 Overlijden te Gent, op 69-jarige leeftijd, van Theodoor Schellinck, dagbladredakteur, letterkundige, geschiedschrijver, enz... Helaas gooide hij zijn capaciteiten weg door allerlei vervalsingen te maken waarmee hij heel wat geleerden om de tuin heeft geleid. Hij stelde onder andere een verzonnen lijst op van de Gentse kunstenaars tussen 1339 en 1540.

120


7 januari 1751 Keizerin Maria-Theresia verleent aan de Staten van Vlaanderen de toelating "tot de suyveringhe ende verdiepynghe vande vaert van Brugghe naer Gendt ende eenighe doorsnydynghen door de selve twee steden" (Bedoeld werd het graven van de Coupure en het uitdiepen van de Brugsevaart. Tussen 1751 en 1753 werd het Sint-Agnetesas gebouwd tussen de Coupure en de Leie met de bedoeling het waterpeil in de Brugsevaart hoog te houden voor schepen met een grote tonnenmaat, afkomstig van Oostende. Dat bleek achteraf een misrekening te zijn. Mettertijd werden de deuren van het sas gewoon opengelaten. Dat is ook logisch want het Leiewater stroomt naar zee en niet andersom. Dit 18de-eeuwse gegeven pas perfekt in mijn twee-waterpeilentheorie die uitvoerig aan bod komt in mijn boek, Wijnberoepen in het Oude Gent, in voorbereiding). 8 januari 1789 Gent kent een uitzonderlijk strenge winter. De kanalen zijn sedert weken dichtgevroren. Hout en kolen ontbreken en de armoede is verschrikkelijk. In hun dagboek noteren de gebroeders Callion dat er op 8 januari in alle kerken van de stad plechtige missen worden opgedragen om verbetering van de weersomstandigheden te bekomen "opdat de menschen van gebrek niet en sauden sterven". 8 januari 1661 De beiaard op het Belfort speelt voor de eerste maal elk uur, half uur en kwartier. De deuntjes zullen doorgaans eens per jaar vernieuwd worden in de goede of stille week (de week van Pasen). 8 januari 1578 De rederijkerskamer De Fonteyne voert het mysteriespel, "De Historie ofte het spel van Jeftha", uit voor het Hofvan Wackene aan de Poel (In 1778 werd op de plaats van het steen, "Hof van Wackene", het "Hotel de Nockere" gebouwd. Later vestigde er zich de "Katholieke Kring". Nu kennen we het gebouw beter als "Het Volk" en "De Volksliefde". Jeftha was een bestuurder van de Israëlieten die Israël van de Ammonieten verloste). 9 januari 1816 De "Société des Arts", die een zeer belangrijke rol speelde in het artistiek leven van de 19de eeuw te Gent, bekomt van koning Willem I de titel van "Koninklijke Maatschappij voor Schone Kunsten en Letteren" (Deze vereniging was in 1808 gesticht door enkele kunstenaars en architecten waaronder Louis Roelandt en Pierre-Jacques Goetghebuer) (HOSTE L., Gezelschapsleven te Gent in de 19de begin lOste eeuw, IV. Artistiek gerichte verenigingen, in "Ghendtsche Tydinghen", jaargang 21, nr. 2, p. 90). 121


9 januari 1781 Het kollege van Schepenen van de Keure beslist, op advies van de Koophandelskamer, een Academie van Koophandel te stichten. Het onderricht wordt in vier leergangen verdeeld en de lessen worden gegeven in de Lakenhalle (1781 is tevens het jaar waarin Oostende tot vrijhaven wordt verklaard en een uitzonderlijke bloei beleeft in verband met de Vierde Engelse Oorlog. Een vrijhaven is een haven die door de regering van alle tolwetten ontheven is, waarin schepen van alle naties, zonder betaling van rechten, kunnen binnenlopen en handel drijven. Gent profiteert via haar Brugsevaart mee van deze bloeitijd. In 1780 beschikte de Gentse Koophandelskamer over een kantoor in het Pakhuis op de Korenmarkt). 9 januari 1866 Geboorte van de Gentse schilder Albert Baertsoen. Twee rasechte kunstenaars, Jean Delvin en Gustaaf den Duyts, waren zijn eerste leermeesters geweest. Van de ene heeft Baertsoen de strenge techniek geërfd en van de andere de melancholische kijk op de wereld. Niemand heeft beter dan Baertsoen de atmosfeer aangevoeld van onze kaaien, met de logge sleepboten, die het beeld breken van de in het water weerkaatste gevels. Niemand heeft zo intens het verleden opgewekt van de stad, die de machtigen deed beven. Baertsoen: een leven en een werk zonder vreugde of glimlach, maar mèt poëzie en gevoel. 9 januari 1953 Overtijen op 82-jarige leeftijd van de Gentse artieste, Marie Dutry, moeder van de schilders Jean-Marie en Edmond Dutry. Zij liet enkele fraaie en frisse aquarellen van de Azurenkust na. 10 januari 1826 Plechtige inhuldiging van de nieuwe zalen van de "Concorde" op de Kouter, naar de plannen van de bekende Gentse architect Louis Roelandt 10 januari 1834 Geboorte van de Gentse geschiedschrijver Prosper Claeys, die in de "Flandre Libérale" en in talloze brochuren en boeken, de kleine geschiedenis van zijn stad heeft geschreven, wat hem de bijnaam van Gentse Lenötre heeft doen verkrijgen (Claeys studeerde aan het Atheneum en aan de Gentse "Hoogeschool" in gezelschap van GustaafRolin, Napoleon De Pauw, Julius Vuylsteke en Tony Bergmann. Sinds 1862 was hij Armmeester en werd daarna voorzitter van het Bureel van Weldadigheid. Een straat, getrokken in 1912, werd naar hem genoemd. De straat is heel toepasselijk bebouwd met kleine woningen voor bejaarden in neotraditionele stijl. Ik droom er soms 122


van zulke huisjes te zien verrijzen aan de Sint-Antoniuskaai, maar ja, dat is luidop dromen. Met de hedendaagse architectuur maak ik mij geen illusies. Romantisme is nu eenmaal gedemodeerd en vervangen door functionalisme. Alsof het gevoel géén functie meer heeft) (FRIS V., De Historische Persoonsnamen der Straten van Gent, Gent, 1922, p. 27). Ronald DE BUCK

BIBLIOGRAFIE Het "Forum voor een mooi en leefbaar Gent", misschien beter bekend onder de naam van de slagzin "GENT DOOLT" heeft zijn eerste "zwartboek" uitgegeven. Het is een wandeling door Gent die geïllustreerd wordt met 54 schrijnende foto's die elke heemkundige doen huiveren. "Heemschut" is immers een belangrijk onderdeel van de heemkunde. De recente foto's die er niet om liegen zijn verspreid over 7 thema's: Bedreigd - Weggedrukt - Details - Buiten schaal - Gebrek - Gent herleeft (spijtig genoeg ironisch bedoeld)- Plunderen. Het boek heeft het formaat 21 x 21 cm., bevat 70 bladzijden en kost 300 fr. Te verkrijgen in de betere boekhandel. Mocht men moeilijkheden ondervinden om het zich aan te schaffen, dan komt men nog altijd terecht bij "Gent Doolt"- Postbus 462-9000 Gent. Tel: (09) 223.49.18. De venerabele "Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent" vierde verleden jaar haar 100-jarig bestaan. Deze plechtigheid werd bijgewoond door tal van heemkundigen, want men kan zich moeilijk een heemkundige voorstellen die niet zou geïnteresseerd zijn in de geschiedenis. De Maatschappij had het uitstekend idee het Deel XVDI van zijn "Verhandelingen" volledig te wijden aan haar 100-jarig bestaan. Het is een boek geworden van 315 bladzijden. Het grootste deel is gewijd aan de studie van Miehiel Berckman "ffistoriek van de Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent (1893-1993)". Daarin kunnen wij op een methodische wijze het ontstaan, de evolutie en de activiteiten volgen van deze Maatschappij, evenals wat er voorafging aan de stichting. Een zeer boeiende geschiedenis die zeker het lezen waard is. Het laatste deel van dit boek wordt in beslag genomen door de "Indices op 123


de Handelingen en Bulletin van de Maatschappij (1894-1990)". Deze bijdrage van de hand van Marc Struyfs bestaat uit 2 delen: een alfabetische lijst van 456 auteurs, met de titel van hun bijdrage en verwijzing naar de jaargang waarin het artikel verscheen met pagina-aanduiding. Het tweede deel is een alfabetische trefwoordenindex. Een kostbaar werkdocument. Ook niet-leden van de Maatschappij kunnen zich dit interessant werk aanschaffen door het bedrag van 650 fr.over te schrijven op Rekening Nr. 0000370680-43 van de M.G.O.G. met de vermelding: "Verhandelingen Deel XVIII". Het boek wordt u dan thuis bezorgd, want de portkosten zijn begrepen in dit bedrag.

In ons November-nummer 1993 kondigden wij de komende verschijning aan van het boek "Een kind van de Muide. Herinneringen van een kwajongen aan de havenkant." Dit boek is nu verschenen en het beantwoordt volledig aan de verwachtingen die men er mocht in stellen. Dezen die de auteur kennen (en wie kentAlhert Bcysse niet?) wisten dat het een uiterst plezant boek zou worden, vlot geschreven en vol sappige Gentse uitdrukkingen. Een aanrader voor iedere Gentenaar. Wie zich het boek nog niet aangeschaft heeft kan wel niet meer genieten van de vóórintekenprijs, maar kan het nog altijd bekomen tegen de prijs van 695 fr. Een cadeau die iedere Gentenaar plezier zal doen. Een goede raad: niet te lang wachten, want het gaat vlug van de hand. Verdere inlichtingen bij de Uitgeverij KOJ in Oostakker. Tel: 251.28.66

H.C. Bob Van Damme mag gerust gerekend worden bij die groep mensen voor wie een oppensioenstelling geen eindpunt betekende maar eerder een nieuw begin inluidde. Naast zijn bezigheden als amateur-kunstschilder, akteur bij de Rederijkerskamer Mariën Theeren, programmator-presentator van het programma Seniorencafé bij Radio Plus en nog tal van andere activiteiten, teveel om ze hier allemaal op te sommen, vond hij bovendien nog de tijd om een reeks cursiefjes te schrijven in echt, onvervalst en toch leesbaar Gents dialekt. Een dertigtal van deze luimige, geestige, soms alledaagse of waargebeurde verhaaltjes werden nu gebundeld in een boekje dat de titel "GENSCHE MOKKEN" meekreeg. Formaat: 20 x 14,5 cm. 60 bladzijden. Verlucht met 5 tekeningen van Michel Bracke. Prijs 200 fr. Te bekomen: in café-restaurant Het Volk, Poel 7; Mariakring Mariën-Theeren, Ingelandgat 29 of bij Radio Plus, Peperstraat 2 te 9000 Gent. David MAES 124


VRAAG EN ANTWOORD De volgende vraag werd ons namens de Heemkring Schellebelle gesteld door de Heer Ad. Temmerman: Betreft: Ghendtsche Tijdinghen nr. 2 van 1986. Artikel: Het Militair Hospitaal, p. 90 & 92, Nonnen of zusters. We hebben moeilijkheden met een plaatselijk toponiem nl. Onnebossen of Nonnenbosschen. "Zusterbossen" hebben we nog nooit ontmoet. We zien in de bijdrage over het "Militair Hospitaal" dat er overhand van "nonnen" en "zusters" sprake is: bv. p. 90: "De nonnen weigerden de taks aan de ... " en: "De schepenen, die in 1427 het klooster onder bescherming van de stad hadden genomen verklaarden "den voorzeiden zusteren ontslaghen van ... " p. 92: "Door dat rapport leren we de bezetting van het klooster kennen: 44 nonnen, 102 zusters, 2 novicen, ... " Kan iemand uit deze gegevens afleiden wat het verschil is tussen "nonnen" en "zusters"?

LEZERS SCHRIJVEN ONS Van Mevrouw Suzanne Janssens ontvingen wij volgend schrijven: Daar de heer AndrÊ Despretz, in zijn artikel: "Vooruit, een feestpaleis met lege nissen en kale sokkel", p. 316-366 "Ghendtsche Tydinghen" 1993, ten onrechte trouwens, beweert dat er fouten staan over het allegorisch monument "Hulde aan de Mensheid: Schoonheid, Kracht, Wijsheid" in mijn boek "In het openluchtmuseum te Gent, de Arteveldestad", heb ik al mijn bronnen nog eens nagezien en zelfs nog enkele nieuwe bronnen geraadpleegd. Op blz. 922 van het "Verslag over het bestuur en den toestand der Stad Gent in 1918-1919 lees ik: "Ziehier de lijst der voornaamste kunstwerken, gebroken of gedeeltelijk vernietigd ten gevolge der onbehendige behandelingen der Duitsehers van het "Sanitäts Depot", in de onderzalen van het Museum ingericht, met vermelding der schade door den Stedelijken Opzichter der Schoone Kunsten geraamd: 1. Groote monumentale fries der hoofdfontein van de Wereldtentoonstelling te Gent in 1913. Eenig model door de Gentsche beeldhouwers Julius Van Biesbroeck, vader en zoon, gemaakt= FR. 20.000 ... " Op blz. XXV van het boek "J. Van Biesbroeck peintre et sculpteur" door F. 125


Amaudiés, 25.5.1931 vind ik in de lijst van beeldhouwwerken met vermelding van hun bezitters: "1910 Force, Beauté, Sagesse (br.- villede Gand) 1913 Fontaine "Chäteau d'eau" (pl. détruit) Exposition de Gand, 1913" Br. zal dan "bronze" betekenen en pl. zal "plätre" betekenen! Twee verschillende eigenaars zijn aangeduid! Op blz. 3 7 van het boek "Gentse Beeldhouwers tot 1950" door Rich. de Moor, Gent, 16.2.1955, staat in de tekst onder Van Biesbroeck Jules Pieter: " ... ; "Kracht, Schoonheid, Wijsheid" op de Graaf de Smet de Naeyerplaatsdeze groep was destijds (1913) het middendeel van de monumentale fontein der Wereldtentoonstelling. De beide zijdelen welke nog maar in plaaster werden verwezenlijkt en geplaatst, gingen verloren door oorlogsomstandigheden (1914-18) ... " De briefvan 13.12.1923 (blz. 332- G.T. 1993) zal zeker achter een bureau geschreven zijn, zonder dat de auteur zich vooraf tussen de brokstukken in de bewaarplaats zal gewrongen hebben, om na te gaan of deze resten nog wel voor reproduktie in aanmerking kwamen! In het boek "Bouwen door de eeuwen heen. Inventaris van het Cultuurbezit in België. Architectuur. Deel 4nc. Stad Gent. 19de & 20ste-eeuwse stadsuitbreiding.", Gent, 1982, p. 234-238 (blz. 334 G.T. 1993) zie ik enkel:" ... De fontein werd vervangen door een grasperk ... " De datum ontbreekt. De naam van het beeldhouwwerk wordt niet vermeld. Op blz. 5 van "De Gentenaar" van 9-10.4.1950 staat onder de rubriek: "Toestand van de stedelijke hovingen ... Op het Graaf de Smet de Naeyerplein is het oude waterkasteel, dagtekenend uit de wereldtentoonstelling 1913 afgebroken en vervangen door gazon en pergola. Het beeld "Kracht, schoonheid en wijsheid" is achteruit gebracht en werd in een passend motief en op een passende voet gebracht. Achter het standbeeld is een pergola opgericht, bezet met klimplanten." Volgens het boek "Dictionnaire de la Franc-maçonnerie sous la direction de Daniel Ligou", Paris, 1987, was "Wijsheid, kracht en schoonheid" de lijfspreuk van de oude Schotse ritus van de loge (Devise du 28° grade du Rite EcossaisAncien etAccepté). Deze drie eigenschappen waren oorpsronkelijk de drie geheimzinnige symbolische pijlers van de oude Griekse tempels: wijsheid om te ontwerpen, kracht om te leiden, schoonheid om te sieren. Voor mij is het duidelijk. Een reeds bestaand monument "Schoonheid, kracht, wijsheid" en waarschijnlijk reeds in het bezit van de stad Gent, zal in grote haast bijgewerkt zijn tot het grandioze monument: "Hulde aan de Mensheid: Schoonheid, kracht, wijsheid" met monumentale fontein, pronkstuk op de Wereldtentoonstelling te Gent in 1913. Er zal noch geld, noch tijd, noch noodzaak geweest zijn, om de bijkomende beeldhouwwerken in brons te gieten. Uitstel werd ook hier afstel. De Gentse Wereldtentoonstelling 126


1913 was een zomerattraktie en iedereen weet, dat beelden in gips niet bestand zijn tegen vorst, sneeuw en oorlogsgeweld!... De volgende briefkwam van het Studiecentrum Johan Daisne: Op 19 januari 1993 werd het "Studiecentrum Johan Daisne" opgericht. De doelstellingen van het centrum zijn de volgende: - het aanleggen van een archief over Johan Daisne en over het magischrealisme; - het verzamelen van publikaties over deze beide; - het aansporen tot studies hierover; - Daisnes werk in de belangstelling te houden door lezingen, tentoonstellingen, publikaties ... Tot dusver worden we gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap, het Provinciaal Bestuur van Oost-Vlaanderen en het Gents Stadsbestuur. De fondsen voor onze vereniging worden verder verzameld via lidmaatschapsbijdragen. Het geheel is evenwel ontoereikend om onze werking volwaardig uit te bouwen. Voor het organiseren van manifestaties en het uitgeven vanpublikatieslopen de kosten immers hoog op. Derhalve dringt zich een doorgedreven ledenwerving op en daarvoor moeten we beslist het grote publiek kunnen bereiken. Voor alle verdere inlichtingen kan men zich wenden tot Rik Lanckrock, Zwijnaardsesteenweg 223 - 9000 Gent - Tel: 09/222.35.83 of tot Lisette De Backer-de Vleeschauwer, Rijsenbergstraat 390 - 9000 Gent - Tel: 09/ 222.70.22 (ondervoorzitter).

127


GÊNSCHE PRÁOT JanDeKliever peisdege gestaodeg dat hij ziek was. 't Was aan zij maoge, aan zijn herte, zijnen buik, inz. Zijnen dokteur en vond er gîene rechte kant aan, in zijn vrêwe was raozend, omdat dat altijd veure viel aos't hij veel wirk hao. Op ne Mäondag morgend lagt hij weeren in zijn bedde mee hûufd- in buikpijne. - g'En hêt zeker weere gîen goeste van wirke, riep zijn vrêwe. Wacht, legen hertel, 'k gao om den dokteur; 'k wille wete wa dat dat es ... Zûu gezeid, zûu gedäon! Den dokteur kwam af in bezag hem ne kier van hûufd tot de voete. - Wa schilt er weere? vroegt hij. - Wel, dokteur, zei de Kliever, 'k gelûuve da'k gao stirve. - Gij? riept den dokteur, ge zul nog dûzend kîere stirve îer dat ge dûu zijt! - En lach nie, menhîere, riept den andere; 't es wrîed wa da 'k afzien; g'hîel mij rnaogen es îen rêw vlîesch! - g'En zoed toch zekere nie wille, zei den dokteur, daze gezooie vlîesch es? Zuip wa minder in wirk wa mîer! - Hedde 't g'hûurd, laber? riep zijn vrêwe. De Kliever was op de slag genezen in den dokteur was 't gat uit.

128


GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring GentV.Z.W. 23e jaargang nr. 3 15 mei 1994 Stichter : G. Hebbelynck t Voorzitter: H. Collumbien Onder-Voorzitter en Penningmeester : A. Verbeke Secretaris : R. Van Geluwe, Maïsstraat 235 , 9000 Gent Archief en ruildienst: Mevr. A. Eggermont, Maïsstraat 235, 9000 Gent Redactie-Adres: Lijnmolenstraat 149, 9040 Sint-Amandsberg - Gent Administratie : Koggestraat 14 - 9000 Gent Postrekening : 000-105.04.73-60, Heemkundige en Historische Kring Gent, 9000 Gent Lidgeld : 400 fr. per jaar. Steunende leden : 600 fr. per jaar. Beschermleden : I 000 fr. per j aar. Buitenland : 100 fr. extra voor portkosten

INHOUD - Waar vroeger de Lakenwevers "hunne raemen plachten te staen ." (Vervolg en slot) - Inventaire Archéologique: De Kerk van het Onze-Lieve-Vrouw Begijnhof (Uitwendig aspect) - De Gentse Burgerlijke Wacht. 1814- 1914. (Vervolg) - Karel van Lotharingen - Herinneringen aan het Ie Artillerie Regiment in 1937- 1938 (Vervolg) - Gentse Memoriedagen: 11 - 12- 13- 14-15 Januari - Gensche Woordeen Uitdrukkijnge. Deel XVII - Documentatiecentrum. Werking 1993 - Bibliografie - Vraag en Antwoord - Lezers schrijven ons - Gênsche Präot - Aanvullende Ledenlijst

130 155 157 172 176 182 185 189 192 194 197 198 200

Bibliotheek en wekelijkse bijeenkomsten : in het Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis, Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, SintAmandsberg : elke zondag van I 0 tot 12 uur (uitgenomen op feestdagen); Gesloten in juli en augustus. Bibliothecaresse : Mevr. A. Eggermont. Verantwoordelijke uitgever: Hugo Collumbien, Lijnmolenstraat 149, 9040 Sint-Amandsberg- Gent.


WAAR VROEGER DE LAKENWEWERS "HUNNE RAEMEN PLACHTEN TE STAEN" (Vervolg en Slot) We staan dus nu bij het deel van de Ramen dat loopt van de hoek met de Brouwersstraat tot aan de hoek met de Komijnstraat. De WESTELIJKE straatwand van dit deel van de Ramen bestaat thans, op uitzondering na van een carrosserie met werkplaats gelegen aan het nr. 25, nog enkel en alleen uit een muur in zendersteen tot op manshoogte en die loopt tot aan de hoek met de Komijnstraat Dat stuk blinde muur is beklad met graffiti en "tags" door "taggers" met spuitbussen aangebracht. De "tags", die thans in onze steden zijn uitgegroeid tot een echt vandalisme waarbij zeer mooie gevels en woningen deerlijk worden geschonden en ernstig beschadigd, werden destijds voor het eerst in de armenwijken van LosAngeles en New York aangebracht door jongeren die wilden zeggen: "hier woon ik" of ook "hier ben ik geweest". Oorspronkelijk mochten de "tags" niet worden aangebracht op privé-woningen, wat heden op zeer drieste wijze echter wél gebeurt. Hoelang nog zal dat stuk braakliggende grond, dat ook een toevluchtsoord geworden is voor katten, nog in deze toestand blijven? Wanneer wordt het opgeklaard? Wat zal er komen? Vragen die niet zonder belang zijn voor de toekomst van deze buurt. Maar hoe zag de hoek BROUWERSSTRAAT-RAMEN, aan de WESTKANT van dat stuk van de Ramen, er vroeger uit? Een interessante foto uit 1931 (Fig. 14) toont ons het gebouw dat toentertijd op die hoek stond. Het was een vrij ruim pand met een mooie poort en waarvan de bepleisterde gevel drie bouwlagen en vijftraveeën telde. Er was een zaak van verfwaren gevestigd. Daarnaast stond een kleinere woonst met een fraaie en sierlijke trapgevel: "In de Lelie" bij E. Van De Kerchove. Verder een deel van een vrij groot pand, waarschijnlijk van latere datum, en waarvan de gevel twee bouwlagen en wellicht vijftraveeën moet geteld hebben. Er bevonden zich eertijds in dat deel van de Ramen, een aantal mooie en typische woningen. niet alleen aan de Westelijke kant maar eveneens aan de Oostzijde. Spijtig genoeg is er aan de Westkant niets overgebleven en werd alles er met de grond gelijk gemaakt. Aan de OOSTZIJDE VAN DE STRAAT is de toestand vandaag nochtans geheel anders. Zoals men kan zien op bijgaande foto (Fig. 15) is die kant volgebouwd en bevinden er zich daar nog enkele werkelijk mooie gevels die de moeite waard zijn om te bekijken. Aan de hoek van de Ramen en van de Luxemburgstraat staat een grote oude woning in rode baksteen met een zeer mooie trapgevel (17de eeuw). Daar 130


Fig. 14. Hoek Brouwersstraat/Ramen vroeger. Foto 1931 . Stedelijke Commissie voor Monumenten en Stadsgezichten, Gent.

131


Fig. 15. Ramen, oostzijde; enkele mooie gevels. Huis met trapgevel , eertijds herberg "De Prins". Eigen foto, 1993.

was eertijds de bekende herberg "De Prins" gevestigd (Fig. 15b) die ook in de loop van de 19de eeuw een belangrijke rol speelde en waarover we het later nog zullen hebben. In 190 I vermeldde P. Fredericq, in een mededeling voor de "Maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde te Gent", de herberg "De Prins" met de twee aanpalende huizen in de Ramen onder de "voornaamste huizen die dank zij de verstandige kunstliefde hunner eigenaars (in dit geval de gebroeders J. & 0. Claeys-FiĂŠvĂŠ, stokers) in 1886, een sieraad onzer markten en straten zijn geworden". Naast de herberg "De Prins" bevonden er zich nog twee gevels met gemetste dakkapellen. Opvallend is wel dat het huis, waar thans een kruidenierszaak gevestigd is, aan de zijkant een fragment van een andere fraaie geveltop bezit. Ongelukkiglijk is van deze zijgevel slechts een deel bewaard gebleven. 132


Fig. 15b. Ramen; waar de herberg "De Prins" gevestigd was, Stedelijke Commissie voor Monumenten en Stadsgezichten te Gent.

133


Men kan zich afvragen of daar vroeger een zijstraatje of een insprong geweest is en of gemeld pand een hoekhuis was. De woningen, afgebeeld op de hierboven vermelde foto's (Fig. 15 en 15b) verdienen in ieder geval de bijzondere aandacht. Architectonisch vormen ze wel een van de interessantste delen van de Ramen en het ware te hopen dat deze gevels behouden mogen blijven en ter gelegener tijd kunnen gerestaureerd worden. Het ware in ieder geval bijzonder jammer moesten ze verloren gaan. We keren thans terug naar de hoek met de Brouwersstraat. We steken daar de straat over en betreden het KLEIN RAAMHOF. Op de hoek van het Klein Raamhof, aan de Noorderkant, staat een vrij oude woonst, die kortgeleden gerenoveerd werd maar toch niet op een gelukkige wijze. Het karakter van deze woonst dat vóór de renovatie nog vrij goed tot uiting kwam, is voor een groot deel verloren gegaan. Er moet ook daar zeker een oude kern geweest zijn. Het gebouw bezit overigens grote en zeer oude kelders. Op de andere hoek van het Klein Raamhof, aan de Zuiderkant, staat een grote woning met bepleisterde gevel die aan de afbraak van de Oostzijde van de grote Ramen, waarover we het eerder hadden, ontsnapt is. Daar bevinden zich thans lokalen die behoren tot het gebouw, gelegen aan de Poel nr. 17 waar de Rijksmuziekacademie gevestigd is. In het Klein Raamhof zelf staan links een aantal huizen waarvan sommige kortgeleden verbouwd en gemoderniseerd werden. Onze aandacht gaat in het Klein Raamhof vooral uit naar het groot gebouw aan de rechterkant van de straat. Het gaat om een schoolgebouw dat dateert van 190 I en dat er kwam nadat de Houtleigracht in 1899 gedempt werd en er op de aangewonnen grond gebouwd werd (Fig. 16). Daar was vroeger de stedelijke lagere en kosteloze meisjesschool Ramen gevestigd. Sinds een paar jaar verstrekt het gebouw onderdak aan een SCHOOLMUSEUM: "HET HISTORISCH ARCHIEF EN DOKUMENTATIECENTRUM VAN HET STEDELIJK ONDERWIJS" met een permanente tentoonstelling "DE SCHOOL VAN TOEN". Hier herleeft een stuk verleden, een stuk Gentse schoolgeschiedenis. Ook inzake onderwijs heeft onze Stad een eigen geschiedenis. In de loop van de 19de eeuw leverde Gent immers aanzienlijke inspanningen ter bevordering van het volksonderwijs. Zo werd in Gent in 1828 een kosteloze school voor jongens opgericht terwij I er in 1833 ook twee kosteloze meisjesscholen kwamen. Op sociaal vlak was dat zeer belangrijk want deze scholen beperkten er zich immers niet alleen toe om de kinderen te leren lezen, schrijven en rekenen. Er werd eveneens naar gestreefd te zorgen voor de geestelijke ontplooiing, voor de bescherming van het kind en voor de bevordering van de hygiëne. Volgens de beknopte samenvatting, die geldt als leidraad bij de rondgang, 134


Fig. 16. Klein Raamhof: Schoolmuseum. Het Historisch Archief en Dokumentatiecentrum van het Stedelijk Onderwijs. Eigen foto, 1993.

bevat de historische onderwijscollectie pedagogisch en didactisch schoolmateriaal, wandplaten, schoolmeubilair, foto's en rapporten die afkomstig zijn zowel uit het officieel als uit het vrij onderwijs. Om het belang van de verzameling te onderlijnen, kan er worden op gewezen dat het bronnenmateriaal teruggaat tot de tweede helft van de 19de eeuw. Het school- en didactisch materiaal beslaat een periode gaande van het einde van de vorige eeuw(Âą 1890) tot de jaren '60 van deze eeuw. De tentoonstelling is werkelijk interessant en boeiend. Ze omvat merkwaardige tijdsdokumenten, mooie stukken, voorwerpen en allerlei fraaie objecten die een verzamelaar van oude zaken soms .doen watertanden. Ze neemt een vrij grote ruimte in beslag en is verdeeld over het gelijkvloers en een verdieping. Men kan er echt in het schoolverleden rondzwerven en dat met al de herinneringen die zo'n materiaal bij de oudere bezoeker onvermijdelijk oproept. In de inkomhall treft men oud en reeds vergeeld fotomateriaal aan, rapporten en "bulletins", diploma's, tot zelfs beloningen voor goede punten en vanzelfsprekend erepenningen, waaronder er heel mooie zijn die ooit een "primus" getooid hebben . Voor dat laatste was de straat in feest en werd het huis van de "primus" versierd. Een eerste lokaal op het gelijkvloers is gewijd aan de creativiteit van het kind: leuke handwerkjes, fijne en kleurige weefmatjes, echte kindertekenin135


gen, knipoefeningen, collages; in ĂŠĂŠn woord allerlei zaken die ons laten kijken in de fantasierijke wereld van het kind. Een tweede lokaal is besteed aan Frans, Godsdienst, Zedenleer, Verkeer, Gezondheidsleer en Opvoedkunde. Op de bovenverdieping komt in een eerste lokaal Nederlands aan bod, natuurlijk treffen we daar de leesplanken aan; in een tweede gaat het over de leermiddelen Wiskunde; de derde ruimte wordt ingenomen door "De Klas van Toen", mooi en sfeervol; ze stelt een vierde graad klas voor die thans alsdusdanig niet meer bestaat. Het laatste lokaal tenslotte ruimt plaats in aan leermiddelen met betrekking op de Geschiedenis, Natuurkunde en Aardrijkskunde. Hier bevinden zich een reeks mooie, typische wandplaten naast ander zeer interessant didactisch materiaal uit "de tijd van toen". Het Schoolmuseum en de permanente tentoonstelling "De School van Toen" werpen een zeer goed licht op wat de school zoveel decennia geleden geweest is en op de wijze waarop er gewerkt werd evenals op de gevolgde methode. Dat er zeer verdienstelijk werk werd geleverd staat buiten kijf.

Fig. 16b. Leesplank voor klassikaal gebruik, gemonteerd op standerd (Grootte der Leesplank I 05 x 93 ,5 cm).

136


Denken we bvb. maar aan hetgeen gedaan voor het leren lezen, de methode Reynders, daterend van 1910, de globale leesmethode Hoogeveen met de gekende leesplankjes die dateert van 1924 (Fig. 16b en 16c). De grote verzameling die zich in de permanente tentoonstelling bevindt, is tot stand gekomen dank zij bezittingen uit eigen onderwijs en particuliere schenkingen. Ze is met zorg opgebouwd en groeit nog voortdurend aan. Ook in verband met opzoekingen rond het onderwerp en met het oog op wetenschappelijke vorsing is het bijeengebracht materiaal van beduidende waarde. Er is ook een bibliotheek voorhanden die interessante werken en publicaties bevat over het onderwerp. Men neemt in het Museum nog altijd in dank oud schoolmateriaal aan om de collectie verder uit te bouwen. Tijdens het bezoek dat ik aan het Museum en de permanente tentoonstelling bracht, kwamen in mijn geest onwillekeurig herinneringen op aan de tijd toen ik zelf, in de jaren '20 op Gentbrugge op de schoolbanken van het L.O.

Fig. 16c. Leesplankje, met de daarbij behorende 2 Letterdoosjes.

137


zat. Herinneringen aan een klas waar aan de ene muur een gekleurde plaat hing die de Oude Belgen voorstelde, vervaarlijk uitziende mannen met lange baarden; aan de andere muur een rek met daarop inhoudsmaten en kubussen; herinneringen aan de oude schoolboekjes met de naĂŻeve prentjes; herinneringen aan de met een nat sponske proper gemaakte leiĂŤn en de soms krassende griffels; herinneringen aan zoveel andere dingen nog ... hoe kan het ook anders ... herinneringen in "de klas van toen" aan de "tijd van toen", lang, lang geleden. Het Schoolmuseum in het Klein Raamhof verdient ruime belangstelling en is een bezoek zeker waard. Het moet in ieder geval gevrijwaard worden; niets mag worden ondernomen dat zijn bestaan aldaar in gevaar zou brengen. Het moet zich integendeel nog verder kunnen uitbreiden. We nemen er akte van dat het plan van enkele jaren terug om aldaar een parking aan te leggen definitief opgegeven werd. De school in het Klein Raamhof waar het Museum en de Permanente Tentoonstelling zijn ondergebracht behoort tot de geschiedenis en moet de nodige bescherming genieten. Het was met een vleugje weemoed en met veel goede herinneringen aan een lang vervlogen tijd dat we "De School van Toen" verlieten waar we op zeer voorkomende en vriendelijke wijze werden tewoord gestaan door Juffr. V. Bultereys, Beheerder. Maar we komen er zeker nog terug want er is zoveel te zien en te bekijken. Aan het einde van het Klein Raamhof belanden we in een deel van de LUXEMBURGSTRAAT waar enkele kleine huisjes staan, de ene bewoond, de andere niet, zie bijgaande foto (Fig. 17). De NAAM "LUXEMBURGSTRAAT" vergt een woord uitleg. Maur. Gysseling merkt op dat de benaming van die plaats aanvankelijk "RITSENBORG" was; "in Ricenborgh", Richenborgh" 1315; te "Ritcheborgh", in "Ritcheboerch", in "Ridchenborch", in "Ridsenborch" 1335; in "Rutseborgh" 1337; in "Ritseborgh" 1362. We lezen verder bij dezelfde auteur: Mnl. "riden": beven en Nl.: rillen; "hridiskan burg": bevende burg ... ; "de grond was er zo drassig dat een aldaar gebouwde burg, die natuurlijk in die tijd van hout was, inderdaad wankel moet geweest zijn" en hij besluit met iets dat zeer belangrijk is: "hoogstwaarschijnlijk is Ritsenborg de oudste Gentse burg". Men staat dus op een zeer oude en historische plaats.

K. Haerens schrijft dat men in 1487 voor het eerst de benaming "Ludtsenburch" aantreft en dat die benaming blijft. Lutsenburg was, steeds volgens Haerens, de wijk van de "lutsende huisjes". "Lutsen", zo gaat hij verder, betekent in het Gents: "het bewegen van iets dat niet al te vast staat". In de 16de eeuw begrepen de stadsschrijvers, volgens Haerens, het woord "lutsen" niet en maakten ze van "Lutsenburg" eenvoudigweg "Luxemburg". Zo is in de stadsrekening van 1574 sprake van "het straetjen genoemd LUXEMBURG". 138


Fig. 17. Luxemburgstraat, deel aan het uiteinde van het Klein Raamhof, 1989. Eigen foto .

Fig. 18. Luxemburgstraat, Beluik, nrs. 18 tot en met 40 . Eigen foto , 1989.

Fig. 19. Luxemburgstraat tegenover de Komijnstraat. Eigen foto, 1993 .

139


Bij J. Billet is het in 1662 "Luxemburgstraatje"; op het plan Goethals in 1796 komt het voor als "Luxembourgstraatje" en op het plan Gevaert-Vanimpe van 1878 heet het "rue du Luxembourg". Zoals men kan zien op de schets (Fig. 1), bestaat de LUXEMBURGSTRAAT uit drie delen: een stuk dat uitmondt in de Ramen en tegenover de Komijnstraat gelegen is; het tweede stuk dat ligt aan het uiteinde van het Klein Raamhof en dat er haaks op staat; nog een eindje dieper ligt het eigenlijk oud beluik waar een aantal kleine huisjes staan (de nrs. 18 tot en met 40) met heel wat rommel, materialen, fietsen, stukken van fietsen en moto's voor de deur maar ook met hier en daar bloembakken aan het raam en groen aan de gevel, zie foto hierbij (Fig. 18). Het beluik laat wel een schamele en rommelige indruk. Er is gebrek aan het gewoon, individueel, huiselijk comfort. Maar toch is het bewoond, door nogal wat jongere mensen en wordt er hier en daar gewerkt en hersteld. De bewoners zelf zijn blijkbaar aan de woonomgeving gehecht. Toen er enkele jaren geleden stemmen opgingen om een aantal panden onbewoonbaar te verklaren, hebben de bewoners zich tegen dat plan met kracht verzet. Het was de bedoeling van de stad om er o.m. een parking aan te leggen maar men heeft daar uiteindelijk van afgezien. Beluiken zijn niet alleen overblijfselen van een stuk Gentse geschiedenis maar er wonen ook nu mensen die, spijts de ongunstige huisvestingsvoorwaarden en het gebrek aan de normale uitrusting, aan de buurt gehecht blijven. Psychologische faktoren spelen daarbij een rol. Beluikbewoners in de vroegere betekenis van het woord zijn het evenwel niet meer. Van het deel van de Luxemburgstraat dat haaks op de twee andere delen staat en uitmondt in de Ramen, tegenover de Komijnstraat, geven we hierbij ter illustratie twee foto's. De eerste toont de situatie op heden (Fig. 19); de tweede dateert van 1890 (Fig. 20). Zoals men ziet hebben er in dit deel van de Luxemburgstraat sinds het einde van de vorige eeuw heel wat verbouwingen plaats gehad en hebben veel van de kleine huisjes, die er stonden, plaats gemaakt voor woonsten van recenter datum. De straat heeft trouwens een groot deel van haar vroeger karakter verloren. Zoals men kan zien op de foto van 1890 hebben er vooral aan de Noorderkant eertijds typische oude woonsten gestaan. Op een paar uitzonderingen na, hebben de meeste huizen er thans architectonisch geen bijzondere betekenis. Te noteren valt dat er in

de Burgstraat een aantal grote panden gelegen zijn die een achterbouw, garages en een in- en uitrit hebben in de Luxemburgstraat. Te noteren: aan het nr. 50 in de Luxemburgstraat staat een appartementsgebouw dat bovenaan de gevel, ter hoogte van het tweede verdiep, een grote gebeeldhouwde kop draagt, gekapt in een roodachtige hardsteen (Fig. 21 ). Deze stelt, volgens K. Haerens, L.J. Gay-Lussac voor, een beroemde Franse scheikundige en physicus die leefde van 1778 tot 1850. Steeds volgens de140


Fig. 20. Luxemburgstraat, 1890.

zelfde auteur is dit beeld het werk van de vroegere Gentse beeldhouwer Geo Verbanck, die toen werkte voor de architect Lelubre. Voor de kunstliefhebbers kunnen we hier ook nog vertellen dat de gekende Gentse beeldhouwer Leon Sarteel in 1915 zijn atelier onderbracht in de Luxemburgstraat nr. 7 en er werkte tot hij in 1923 in het huwelijk trad en zich elders ging vestigen. Aan de overkant van de hoek van de Luxemburgstraat en van de Ramen, waar we thans aangekomen zijn, ligt, zoals men kan zien op de schets van Fig. 1, de KOMIJNSTRAAT. 141


Fig. 22. Komijnstraat Links poort en deur van huis nr. 3, daarnaast nr. 5, volledige gevel. Eigen foto, 1993.

Fig. 21. Luxemburgstraat Bovenaan de gevel de kop van Gay-Lussac. Eigen foto, 1993.

Fig. 23. Komijnstraat waar "Poverello" gevestigd is. Eigen foto, 1993.

142


Wat de oorsprong van de benaming "KOMIJNSTRAAT" betreft, lezen we bij Maur. Gysseling: "Komijnstraat: in de Commijn strate, 1361,- Komijn, een specerijplant; cf. Peperstraat. Ook Gingebeerstrate genoemd. "Gingebeerstraat" (nu Komijnstraat): in de Ghinghebeer strate, 1367; 1376. (gingebeer: Gember)". V. Fris legt uit dat het straatje vroeger ook Ghingebeerstraat of Ginnebeerstraat genoemd werd. Reeds in het jaarregister van 1372 staat vermeld: "Schepen parehele van ervachtigheden liggend in de stede van Ghend in de Commynstrate". In het register van de Schepenen van de keure over 16061607 staat er "Comijnstraat". In de reeds eerder vermelde statistiek van J. Billet is er sprake van de Comynstraat en op dat ogenblik (1662) stonden er 18 huizen. In 1764 werd er in een notariële akte melding gemaakt van "Commynstraete" en "Ginneberstraete". Op het plan Goethals van 1796 komt er "Gingebeerstraete" voor en op het plan Gevaert-Vanimpe heet ze: "rue du Cumin". Het is een rechte, tamelijk brede en rustige straat (Fig. 22) waarin een paar mooie woningen staan. Ze biedt wel een ander uitzicht dan de Ramen en de Luxemburgstraat. Aan haar Westkant mondt ze uit in de Peperstraat. Op de hoek van de Komijnstraat en van de Ramen zit in de gevel, aan de Noorderkant van de straat, juist onder de huidige plaat met de straatnaam, een oude witte steen waarop in reliëf de benaming "Commyn straet" voorkomt. Aan de ZUIDKANT van de Komijnstraat staan enkele schone panden. Tegenaan de hoek van de Komijnstraat en van de Ramen, aan het nr. 1, bevindt zich een grote woonst met bepleisterde witte gevel, drie bouwlagen en zes traveeën tellend, waar een confectiezaak gevestigd is. Anekdote: jaren geleden heeft men, in het lang verhaal over de zoektocht naar het verdwenen paneel van het Lam Gods, "De Rechtvaardige Rechters" voorstellend, nog verondersteld dat het verdwenen stuk daar ergens onder de vloer verborgen zat. Maar ook dat vermoeden bleek ongegrond. Een onderzoek ter plaatse leverde niets op en "De Rechtvaardige Rechters" kwamen niet te voorschijn. Aan het nr. 3 (helemaal links op de foto van Fig. 22) bevindt zich een groot huis met een rondboogvormige poort en daarnaast een deur. Het telt drie bouwlagen en vier traveeën. Op de poort een koperen plaat met de vermelding "Ch. De Jaegher Meubles de Style". Het plaatje hangt er al vele jaren want ook Jaime Jurdan spreekt erover in zijn "Buurtbewoners uit het Blindeken en omliggende in 1920-1930". Misschien is daar nu een opvolger gevestigd. Daarnaast het pand dat het nr. 5 draagt (zie eveneens Fig. 22) en dat onmiddellijk opvalt: een zeer brede, sobere gevel in rode baksteen die twee bouwlagen telt, een grote ingangsdeur in een omkadering van blauwe hard143


steen, verder een grote poort. Eertijds allicht twee woningen, later tot één geheel gemaakt. Een vrij aanzienlijk, goed bewaard gebouw. Tientallen jaren geleden stond daar het herenhuis van de heer Claeys van de alcoholstokerij die daarachter gelegen was en waarvan we nog overblijfselen zien in de Brouwersstraat. Vijftien jaar geleden werd het pand, dat toen vervallen stond en administratief omschreven werd als een "geklasseerd puin" aangekocht door de heer De Pannemaeker die het gebouw herstelde en restaureerde en er burelen onderbracht. Jaren later is daar dan "POVERELLO" gekomen. Laten we hier nog aan toevoegen dat op diezelfde plaats eeuwen geleden een klooster zou gestaan hebben. Naast de ingangsdeur aan het nr. 5 een plaatje met daarop het woord "Poverello", niet enkel een naam maar ook een begrip. "POVERELLO" het Italiaans voor "de kleine man"; een hulpverlening aan mensen in nood die steunt op een Evangelische inspiratie en verwijst naar de H. Franciscos van Assisi. In 1978 opende de heer Jan Vermeire met enkele vrijwilligers in de Brusselse Marollen een eerste Poverellohuis. Sinds 1988 is "Poverello" ook in Gent gevestigd, aan de Komijnstraat nr. 5 (Fig. 23). Het gaat om een onthaalcentrum voor hulpbehoevenden van alle leeftijd, jonge en oude mannen en vrouwen. Met nadruk wordt erop gewezen dat "Poverello" werkt met vrijwilligers, mensen die niet betaald worden. Het onthaalcentrum staat iedere dag open van 10 tot 17 u., behalve tijdens het weekend. Van kwart vóór twaalf tot veertien uur kunnen hulpbehoevenden er warm eten krijgen. Voor de dagschotel betalen ze 40 fr. voor de soep 7 fr. Koffie is er eveneens te bekomen. Overnachten kan niet. Velen van hen die er komen zijn beland in een vorm van strukturele armoede; hebben ofwel moeilijkheden van materiële tot geldelijke aard of bevinden zich in een morele noodsituatie; zijn mentaal gehandicapt of verkeren in de onmogelijkheid om op zelfstandige wijze hun karige centen te beheren. Ik ben er binnen geweest en werd er op vriendelijke en voorkomende wijze te woord gestaan. Aan mijn uiterlijk te oordelen moet men waarschijnlijk gedacht hebben dat ik in aanmerking kwam voor hulpverlening want de dame aan de receptie vroeg mij of ik kwam om te eten ... Ik heb haar onmiddellijk gerust gesteld en verteld dat de aanleiding van mijn bezoek elders lag en dat ik kwam om iets te vernemen over de werking van "Poverello". Er weze terloops nog gezegd dat ook het interieur van deze woonst nog zeer schone delen bevat waaronder fraaie wandversieringen en een mooie trapzaal. Er heerst in dit onthaalcentrum een rustige en aangename sfeer. Het is er kraaknet. "Poverello" is een oord waar noodlijdenden zich thuis kunnen voelen, waar ze hulp, vriendschap en genegenheid vinden. Voor heel wat 144


mensen op de sukkel een lichtpunt. Best nog dat er in deze harde en soms medoogenloze tijd toch nog plaatsen zijn waar ongelukkigen en behoeftigen, bijstand en tegemoetkoming vinden. "Poverello" geniet geen subsidies en is aangewezen op giften, voedsel, goederen en materiaal dat het vanwege een aantal mensen krijgt. Toen ik er was, zaten enkele mannen, oude en jonge, ook vrouwen waaronder sommige met een klein kindje, stilletjes te eten aan nette tafeltjes; een beter moment in een moeilijk dagelijks bestaan. "Poverello" aan de Komijnstraat, een toevlucht waar vrijwilligers met zeer veel toewijding en vriendschap een moeilijk maar op menselijk vlak zeer nuttig werk verrichten. In de hedendaagse kroniek van deze buurt neemt "Poverello" een heel aparte plaats in. Juist voorbij het grote pand, waar "Poverello" gevestigd is, bevindt zich nog een klein, oud huisje met een werkelijk mooie, typische trapgevel, zie bijgaande foto (Fig. 24). Aan de NOORDKANT van de Komijnstraat bevindt zich geen enkel gebouw meer dat thans architectonisch nog opvalt. Wel zijn er enkele huizen in een zelfde bouwtrant waarvan de gevel onlangs gedecapeerd werd en in de rij in gunstige zin afsteken. We bereiken de hoek van de Komijnstraat en het BLINDEKEN, een klein straatje gelegen tussen de Komijnstraat en de Brouwersstraat waarover we het reeds hadden. Het BLINDEKEN is zeer oud. Op het oud Stadsplan (Fig. 3) kan men het zeer duidelijk zien liggen en stelt men vast dat de achterbouw en de hovingen van sommige in de Hoogstraat gelegen panden, waaronder het "Hotel Reylof' aan de Westkant van het Blindeken paalden en in de Komijnstraat uitmondden. Wat de oorsprong van de benaming "BLINDEKEN" betreft, kan er worden op gewezen dat het straatje op het plan Goethals van 1796 vermeld staat als "Blindeken". Volgens V. Fris bevatte dit straatje vroeger alleen nog blinden muren, zonder venster, vandaar de naam "Blindeken". Hij voegt eraan toe dat de Franse vertaling "rue de l'Aveugle" dus niet past. Het is onder deze laatste benaming dat het straatje o.m. op het plan Gevaert-Vanimpe wordt aangeduid. In het BLINDEKEN staan aan de Oostzijde nog enkele kleine, nederige huisjes, zoals men kan zien op bijgaande foto (Fig. 25). Aan het uiteinde van de straat ziet men een deel van de achterbouw en de poort van het "Hotel Reylof' die gelegen zijn in de Brouwersstraat. De WESTZIJDE van het Blindeken is thans volledig in beslag genomen door de achterkant van het gebouw van de polikliniek R.N. van de C.M. met boven de inrij een mooie O.L.V. in een kapelletje. De bouw van de polikliniek gebeurde in de twee fasen: de eerste had betrekking op het deel aan de kant van het Blindeken in 1960; de tweede betrofhet deel met de hoofdin145


gang aan de Peperstraat in 1973. Het Blindeken heeft een groot deel van zijn oorspronkelijk karakter verloren. Jaime Jurdan heeft in een aantal bijdragen, getiteld: "Het kwartier van het Blindeken", "Buurbewoners uit het Blindeken en omliggende in 19201930", "Verdere herinneringen van een buurtbewoner van het Blindeken", verschenen in Ghendtsche Tydinghen in 1991 (nrs. 2, 5 en 6) en in 1992 (nr. 3), op pittige wijze beschreven hoe de mensen in die jaren in het Blindeken en omgeving woonden, leefden en werkten. Hij heeft er zijn jeugd doorgebracht, heeft er als kind de Eerste Wereldoorlog meegemaakt en is duidelijk zeer gehecht gebleven aan de herinneringen uit die tijd. Hij vermeldt ook enkele pijnlijke gebeurtenissen die toentertijd de buurt in het nieuws brachten. We verlaten het Blindeken en komen terug in de Komijnstraat die we volgen tot aan de Ramen waarvan het laatste gedeelte uitgeeft in de Burgstraat. Een zeer oneffen wegdek en smalle voetpaden. In dit stuk van de Ramen staan enkele woningen die architectonisch niet veel te betekenen hebben. Op de plaats waar de straat uitmondt in de Burgstraat is de toestand echter totaal anders. Inderdaad, aan de HOEK RAMEN-BURGSTRAAT-OOSTKANT - staat een grote woning met een zeer mooie trapgevel in rode baksteen; op twee daturnstenen de vermelding: "Anno 1662". Zowel aan de voorkant (Burgstraat) als aan de zijkant (Ramen) is deze prachtige gevel op voortreffelijke wijze gerestaureerd. Op een kleine steen, ter hoogte van de eerste verdieping (kant Ramen) treffen we de vennelding aan: "Herbouwd in 1905, bouwkundige Dekeyser". Het is een van de best bewaarde gevels in zijn soort in onze stad, zie foto (Fig. 26). Aan de WESTKANT van de HOEK RAMEN-BURGSTRAAT staat eveneens een zeer groot en oud pand maar van een totaal andere conceptie en stijl (Fig. 27). Toch verdient ook deze woning onze bijzondere aandacht. Vooral de wit bepleisterde gevel aan de kant van de Ramen bezit het karakter van een oud gebouw, streng van uitzicht en conceptie, sober; hoge en smalle ramen met vaste luiken op het gelijkvloers; op de verdieping gekleurde glasramen achter ijzeren staven. Het geheel doet denken aan de vroegere aanwezigheid van een gesticht of een inrichting. Er zou op die plaats in de 14de-15de eeuw een ziekenhuis geweest zijn met O.L. Vr.-kapel. Het zieken-

huis werd opgeheven in 1605. Naar aanleiding van de tentoonstelling "8 Eeuwen Gentse Ziekenhuizen", die in de loop van de maanden februari en maart 1993 werd ingericht in het Museum Vander Haeghen op initiatief van de Raad van Bestuur van het Universitair Ziekenhuis-Gent met de deskundige medewerking van de Gentse Stichting Palfyn, werd een mooie catalogus uitgegeven getiteld "8 Eeuwen Gentse Ziekenhuizen". Daarin wordt er melding van gemaakt dat op 146


Fig. 24 . Komijnstraat Oud huisje met trapgevel. Eigen foto, 1993.

Fig. 25. Het Blindeken. Eigen foto 1993 .

Fig. 26. Hoek Ramen/Burgstraat Huis met trapgevel. Eigen foto, 1993.

Fig. 27. Hoek Ramen/Burgstraat waar in vroeger eeuwen het "Simpelhuis" stond. Eigen foto, 1993.

147


de hoek van de Ramen en van de Burgstraat eertijds het "Simpelhuis" was gelegen waar reeds vroeg vrouwelijke geesteszieken werden opgenomen. In het begin van de 17de eeuw (1605), zo wordt eraan toegevoegd, verhuisde het "Simpelhuis", ook Vrouwenweezenhuys of O.L.V.- godshuis genoemd, wegens plaatsgebrek naar een gebouw aan de Oude Violettenlei in de nabijheid van de Zand poort. Daar bevond zich in het begin van de 14de eeuw het Oud Boggardenklooster dat later ook nog godshuis van de wollewevers was. Zoals we reeds schreven in een eerder verschenen bijdrage getiteld "Aan de Houtlei Vroeger en Nu", werd de Zandpoort in de 17de eeuw ook "Zottepoort" genoemd omwille van de nabijheid van het gesticht voor geesteszieke vrouwen dat de Schepenen daar oprichtten in 1605. Het werd ook "Simpelhuis" geheten. De ongelukkige vrouwen werden er lange tijd in erbarmelijke omstandigheden ondergebracht en op mensonwaardige wijze behandeld. Toen de Zusters van Liefde er in het begin van de 19de eeuw de verpleging van de geesteszieke vrouwen op zich namen, verbeterde het lot van laatstgenoemden aanmerkelijk. Tot in het begin van deze eeuw bleef het asiel aldaar behouden. Daarna werd het opgeheven en verhuisden de geesteszieken naar een ander en degelijk ingericht gesticht buiten de stad (Caritas in Melle). We keren nog even terug naar de hoek van de Ramen en de Burgstraat. Wanneer men aandachtig de grote gevel bekijkt, die twee bouwlagen en zes traveeĂŤn telt en die reikt van de hoek tot aan de verder in de straat gelegen grote rondboogvormige poort, komt men onder de indruk. Het is in ieder geval duidelijk dat het pand een zeer oude kern moet gehad hebben. Er hebben wel verbouwingen plaats gehad maar het gebouw heeft aan de kant van de Ramen ontegensprekelijk een deel van zijn karakter weten te behouden. Aan de kant van de Burgstraat is dit evenwel niet het geval. Alhoewel de Ramen langs een vrij smal stuk in de Burgstraat uitmonden is het toch zo dat er zich, op ieder van de twee hoeken, een groot en merkwaardig gebouw bevindt. Het is in ieder geval te hopen dat geen van beide gevels, die elk in een verschillende bouwstijl zijn opgetrokken, zal verdwijnen of zal geschonden worden. In tegenstelling tot wat sommigen misschien zouden geneigd zijn om te denken, zijn de RAMEN EN OMGEVING historisch niet zo'n onbelangrijke buurt geweest. Er zijn daar wel degelijk interessante zaken te zien en over wat er zich in de loop van de tijd heeft afgespeeld, valt er heel wat te vertellen. Het ware ook verkeerd te denken dat, aangezien de buurt ietwat verscholen lag, de Ramen en onmiddellijke omgeving vergeten straten waren. Het tegendeel is waar. We weten dat er een aantal herbergen, zaken en bedrijven gevestigd waren en dat het verenigingsleven er bvb in de 19de eeuw goed 148


floreerde. Onder de herbergen in de Ramen speelde deze, die de naam "De Prins" droeg, een voorname rol, in zekere zin vergelijkbaar met die van "De Parnassus" aan de Oude Houtlei waarover we het gehad hebben in de bijdrage "Aan de Houtlei Vroeger en Nu". We hebben er reeds eerder melding van gemaakt dat "De Prins" gevestigd was in een pand met een mooie trapgevel (Fig. 15b) die gelukkiglijk tot op heden bewaard is gebleven. Het is in de herberg "De Prins" dat in 1808 door enkele architecten en kunstenaars, waaronder twee eminente Gentse figuren: Louis Roelandt en P.J. Goetghebuer de bekende "Société des Arts" gesticht werd die vanaf 1816 de "Maatschappij voor Schone Kunsten en Letteren" (Société des Beaux Arts et de Littérature) werd genoemd. Deze Vereniging speelde op kultureel vlak een belangrijke rol. Destauberg vermeldt onder de in 1831 in Gent bestaande Gilden, Maatschappijen en Schouwburgen nog steeds de "Maatschappij voor Schone Kunsten en Letteren". In "De Prins" was eveneens de "Société des Choeurs" of"Choor- en GezangMaatschappij" gevestigd die in 1835 was gesticht en geleid werd door Martin Joseph MengaL Op 15 januari 1837 gaf de "Société des Choeurs" onder leiding van J. Mengal, bestuurder van het Conservatorium, in het lokaal van de "Maatschappij van Schoone Kunsten" een concert waarover met veel lof gesproken en geschreven werd. "De Prins" moet dus toch een zekere reputatie gehad hebben vermits er artistieke manifestaties van dergelijk niveau plaats hadden. Er gingen in "De Prins", die over een ruime zaal en zekere accomodaties moet beschikt hebben, niet alleen kulturele aktiviteiten door. Er hadden ook andere samenkomsten plaats. Op 2 november 1837 belegden een aantal fabrikanten, handelaars en winkeliers er een grote vergadering om middelen te zoeken teneinde het rondleuren en de openbare verkopingen van nieuwe goederen, waaronder ze veel te lijden hadden, te doen ophouden. De vergadering stelde verzoekschriften op gericht aan de Koning en aan de Kamer v~n Volksvertegenwoordigers waarin ze haar grieven uiteenzette. Ze wendde zich tevens tot het Stadsbestuur om de behartiging van de belangen van de handel te bekomen. Dat de herberg "De Prins" een van de bekende gelegenheden van de Stad was, blijkt ook uit het feit dat er voor de verkiezingen voor de Kamer in 1847 tien kiesburelen waren ingericht, waaronder een in "De Prins". Het vermelden waard is ook zeker het feit dat de Zangmaatschappij "De Verenigde Werklieden" op 9 april 1855 in "De Prins" een concert gaf waarvan de opbrengst bestemd was om een van haar leden vrij te kopen van militaire dienst. Van zo'n initiatiefmag men wel zeggen dat het getuigde van de wil om het nuttige aan het aangename te paren. In "De Prins" was het lokaal gevestigd van heel wat maatschappijen en ver149


enigingen die er hun vergaderingen en samenkomsten belegden zodat er daar veel mensen over de vloer kwamen. Dat er ook aan ontspanning gedacht werd en er in die omstandigheden ook een danszaal gevestigd was, hoeft niet te verwonderen. Het dansen was in die tijd en zelfs tot in het begin van deze eeuw een zeer populaire ontspanning bij de Gentenaars. Ook wat die aktiviteit betreft was er parallelisme met "De Parnassus" op de Houtlei, alhoewel de bekendheid van deze laatste als danszaal wel groter was en ze alsdusdanig ook langer dienst heeft gedaan. De tweede helft van de 19de eeuw was op sociaal gebied een beroerde tijd. In de jaren '60 kwam het sociale sterk op de voorgrond; 1867 was een jaar van stakingen. Op 3 juli 1867 hielden de timmerlieden in "De Prins" een vergadering waarop een zeshonderdtal aanwezigen waren; een zeer aanzienlijk aantal, wanneer men er rekening mede houdt dat, volgens bepaalde gegevens uit die tijd, dit getal overeenstemde met de quasi totaliteit van het aantal vaklieden uit die sector op dat ogenblik in onze stad. Enkele dagen later, op juli 1867, waren het "De Verenigde hair en baardscheerders"... die in hun lokaal "De Prins" samenkwamen teneinde op billijke wijze hun tarieven vast te stellen. Op zondag 17 november 1867 werd echter in "De Prins" een meeting gehouden ingericht door het Algemeen Werkersverbond. Er werd een motie goedgekeurd tegen het wetsontwerp op de inrichting van het leger en waarbij de afschaffing van de loting en van een bestendig leger gevraagd werd. Op 26 januari 1868 belegde de Werkersbond een vergadering met aan de agenda volgende punten: Afschaffing van de loting; een vraag gericht aan de Senaat om een wet te stemmen die zou bepalen dat de rechter in Vlaanderen de Vlaamse taal moest kennen; een woord van dank gericht tot de heer Maere voor zijn tussenkomst in het Parlement. Ook de "Maatschappij Vooruit" hield vergaderingen in "De Prins". In een "Bericht" deelt de Maatschappij Vooruit (kenspreuk: Bemin uw naasten) mede: "de bovengenoemde Maatschappij heeft in hare zitting van 7 juni besloten, Twee Volksvergaderingen in te richten. De eerste vergadering zal plaats hebben Zondag toekomende, 21 juni, in den estaminet St-Zacheus. De tweede vergadering zal gehouden worden Zondag, 28 juni 1868, in den estaminet De Prins, Ram nr. 26, telkens om I 0 ure 's morgens. Verders zal de Maatschappij in beide plaatsen hare tweemaandelijksche vergaderingen houden voor de leden van deze wijken, maar altijd op verschillende zondagen. Deze vergaderingen worden gehouden om de werkingen der Maatschappij Vooruit bekend te maken en om eenieder in de gelegenheid te stellen, met de bestaande Maatschappijen van Gent in betrekking te komen, en ook om ieder lid zooveel gemak mogelijk te verschaffen tot het bijwonen der vergaderingen van de Maatschappij. Personen vreemd aan de Maat150


schappij zullen het woord geweigerd worden." Dagorde der vergadering van 28 juni: "Over het doel die de Maatschappij zoekt te bereiken in de toekomst". Tot daar het Bericht. Sommige bijeenkomsten in "De Prins", waarop belangrijke problemen aan bod kwamen, konden rekenen op de belangstelling vanwege de politie die er verslag van opmaakte. Zo staat er in een politieverslag te lezen dat er op 12 oktober 1868 een meeting doorging in "De Prins" waarop een 250 toehoorders aanwezig waren en verschillende sprekers het woord namen. Van Pottelsberghe, voorzitter van de kleermakers, opende de vergadering. Hij had het over de noodzakelijkheid om artikel 1781 van het Burgerlijk Wetboek afte schaffen; over de middelen om een beter loon te bekomen en over de werkrechtersraden die niet functioneerden volgens de wensen van de arbeiders; tot slot oordeelde hij de oprichting van een Internationale nuttig maar beschouwde dit nog als een wensdroom. De Boos sprak in dezelfde zin. Tenslotte was er nog Hermann Van Duyse, student die maar een korte toespraak hield waarin hij wees op het nut van de Internationale. Maar ook de Gentse koetsiers lieten zich niet onbetuigd. Op maandag 7 augustus 1871 ging's avonds in "De Prins" een Algemene Vergadering door voor alle "Vigilanten Koetsiers" met aan de dagorde: 1o de oprichting van een Maatschappij met als doel de zieke koetsiers te ondersteunen en de lonen te verbeteren; 2° het beramen van middelen om het dagloon te verhogen. Op 9 juni 1874 hadden er verkiezingen plaats voor de Senaat. In "De Prins" was één van de 26 kiesbureaus gevestigd. Op een paar uitzonderingen na, waren de kiesbureaus ingericht in de voornaamste drankhuizen van de stad. Terloops aangestipt, er was ook een kiesbureau in de Foyer van de Minardschouwburg. Vermelden we tenslotte nog dat "De Prins" ook over een toneelzaal beschikte. Bij Lode Hoste lezen we dat onder de Maatschappijen, die tussen 1880 en 1890 op toneelgebied aktief waren, zich ook de Maatschappij "Door Eendracht sterk" bevond, gevestigd in de Ramen. En vermits we het toch over toneel hebben, iets helemaal in de marge. In de Almanak: "Het Verheerlykt Vlaenderen of den Vlaemschen Hovenier die Vlaenderen verheerlykt" (1815) is er sprake van een toneelopvoering waarin een "Saemenspracke" voorkomt "tusschen Lieven en Gysken", "inweunders van die aude stede van Ghendt" en die dus Gents spreken*: Op een bepaald ogenblik zegt Gysken tot Lieven: "... 'k kwäme kik maer hier passanten om te weeten ofge gulde meé den Raeme en de Bergstraete

* in "Proeven van Vlaamse Volksletterkunde uit de Franse bezettingstijd" door Prof. Dr. P. De Keyser, in: Overdruk uit de Verslagen en Mededelingen 1963 aflevering 9. I 0.11.12 van de Koninkl. Vlaamse Academie voor Taal en Letterkunde.

151


patroeiden doet, gelyk ze my zeggen?", waarop Lieven antwoordt: "Godt zal my zegenen! 'K en trekke my niets anders aen aes mij wyf, myn kinders en myn straetjen ... ". Wat betekent "patroelden doen meé den Raeme en de Bergstraete"? Ik denk dat patroeide of patroe!je hier betrekking heeft op het feit dat het College van de Stad in 1815 besloot om de nachtwacht berin te richten en dat van dan af elke buurschap, van zes uur 's avonds tot middernacht, een wacht moest leveren die diende te letten op de goede orde en de openbare rust. De wakers moesten onbekende vreemdelingen en verdacht uitziende personen naar de politie brengen. Ze moesten er ook voor zorgen dat de herbergen om 1Ou. gesloten waren en aan de burgemeester de namen van de herbergiers mededelen die weigerden om de onderrichtingen na te leven. We mogen allicht aannemen dat Ramen en Burgstraat ook een wacht moesten leveren maar uit het antwoord van Lieven kan men misschien wel afleiden dat de maatregel met niet al te veel enthousiasme onthaald werd. Alhoewel de Ramen en onmiddellijke omgeving, zoals we in het begin van deze bijdrage schreven, als het ware verscholen lagen tussen de andere grotere straten uit de omgeving: Poel, Hoogstraat, Peperstraat, Burgstraat en Drabstraat, waren ze in Gent toch een bekende buurt. Uit de kortere opsomming hierboven van allerlei samenkomsten, vergaderingen en manifestaties van diverse aard, die in de loop van de 19de eeuw in de Ramen plaats vonden, kunnen we opmaken dat er ook in de vorige eeuw aldaar heel wat aktiviteit was en dat de estaminet "De Prins" toch een en ander had meegemaakt op politiek, sociaal en kultureel vlak. Ook de volkse ontspanning kwam er aan haar trekken. Ik geloof niet dat er over de Ramen veel geschreven is. Wel was er een goede momentopname door Oda Van de Castyne, Dr. in de Kunstgeschiedenis en in de Archeologie, die naar aanleiding van een wandeling die ze als toeriste in de jaren '20 doorheen onze stad maakte, in gevoelige en fijnzinnige bewoordingen een treffend beeld schetste van de Ramen en de huisjes die er zich bevonden: "Nous enfilons la rue du Bélier. Celie-ei nous ménage à chacun de ses tournants de curieuses échappées sur un labyrinthe de pauvres venelles, ou subsistent quantité d'humbles logis du XVIIe siècle. On les reconnaît à leurs murs bas et à leurs grands toits percés de 1ucames en maçonnerie, affleurant la façade et se terminant par un pignon dentelé. Une Vierge dans sa niche, un pinson dans sa cage, une jonchée de fruits sur un éventaire, des géraniums au bord d'une fenêtre, et voici Ie plus joli tableau que puisse rêver un peintre... ". Het pittoreske van een eeuwenoude Gentse buurt waar veel Gentenaars aan voorbijgaan zonder er nader kennis mee te maken. En eigenlijk is er nog meer te zien dan hetgeen Oda Van de Castyne er, na een vluchtig bezoek, over schreef. 152


Alhoewel de toestand er op heden ontegensprekelijk problemen stelt, o.m. in verband met het stuk braakliggende grond, de overblijfselen van industriĂŤle gebouwen en het gebrek aan onderhoud op bouwfysisch vlak van het beluik aan de Luxemburgstraat, gaat er van de Ramen en de omliggende buurt toch een zekere sfeer uit en zijn er delen die in ieder geval moeten gevrijwaard en beschermd worden. Maar ja, voor sommige mensen gaat het "slechts" over de Ramen, over de Brouwersstraat, over het Blindeken en over de Luxemburgstraat Hoe zoudt ge willen dat ze daar aandacht voor opbrengen, wanneer ze soms amper voldoende interesse betonen om datgene dat, op het vlak van het bouwkundig erfgoed in onze stad van zeer groot belang is, te vrijwaren. We zijn de mening toegedaan dat het mogelijk moet zijn om in deze buurt sommige delen te saneren en een projekt te ontwikkelen dat ook de woonfunctie ten goede komt en het karakter van de gehele omgeving eerbiedigt. Toch is er een zaak waarop heel in het bijzonder de aandacht dient gevestigd: dat men a.u.b. niets onderneemt om het autoverkeer in dit kleinmazig stadsdeel nog meer aan te trekken door het aanleggen van een parking in de Brouwersstraat. Dat ware niet alleen bouwkundig een grove vergissing; het zou voor de buurt een zware belasting betekenen en een bedreiging vormen voor de veiligheid van de bewoners. Het stratenpatroon aldaar leent zich allerminst tot de verwezenlijking van een dergelijk plan dat zou gepaard gaan met zware ingrepen die de Ramen zouden vernielen. Een groot stuk groen zou er integendeel zeker op zijn plaats zijn. De bewoners van de Ramen en omgeving zouden er ongetwijfeld baat bij hebben. Een ruimte waar de mensen even op adem kunnen komen en wat verpozing vinden aan de rand zelf van het stadscentrum, dat onvoldoende groene rustpunten biedt, dat meer en meer versmacht onder de zware last van een al te druk autoverkeer en lijdt onder het lawaai en de geluidshinder. Mocht men in de Brouwersstraat toch een parking aanleggen, zoals onlangs nog van overheidswege in het vooruitzicht gesteld, dan zal deze pittoreske buurt voor altijd kapot gemaakt zijn en zal het zoveelste stukje oud Gent uit het stedelijk landschap verdwijnen. Er zijn mensen, die zich daar geen de minste zorg over maken, die aan het behoud en de vrijwaring van de Ramen en omgeving geen boodschap hebben en op wie nog steeds de woorden toepasselijk zijn die A. Vander Mensbrugghe in 1913 voor de "Maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde te Gent" uitsprak, toen hij het had over het verband tussen archeologie en restauratie. Hij wees toen beschuldigend diegenen met de vinger die ervan droomden om de Ramen te verbreden, wat zou neerkomen op de vernieling in de Burgstraat (hoek Ramen-Burgstraat) van een van de schoonste en best bewaarde gevels van onze stad en op de teloorgang van een groot aantal archaĂŻsche huisjes met oude geveltjes, die er een van de meest pitto153


reske buurten van maken. "En", zo voegde Vander Mensbrugghe er nog aan toe "men kan zich een beeld vormen van wat deze buurt zou worden, mocht dat projekt verwezenlijkt worden, wanneer men kijkt naar het reeds verbreed gedeelte". Zijn oordeel daarover was gewoon vernietigend. Ook vandaag, tachtig jaar later, en nadat de Ramen in de voorbije decennia reeds een zware tol moesten betalen aan een meedogenloze afbraak en een stijlloze nieuwbouw, is het risico voor verdere vernieling reëel. Ook nu is de buurt, waar ooit de oudste Gentse burg stond, waar vroeger de lakenwevers "hunne raemen plachten te staen" en waar zich heden nog een aantal mooie, typische gevels en fraaie woningen bevinden, weer in gevaar. Is het dan werkelijk mogelijk dat zo iets ons onverschillig zou laten? G.BROGET mei 1993 Aanvulling Wil u in ons vorig Nr. 2 opp. 74 onder Fig. 5 de volgende aanvulling noteren: Het is evident dat hier bedoeld wordt de Torenpoortbrug na verbouwing, in de richting van de Ramen zoals in de tekst zelf van het artikel wordt toegelicht.

BIBLIOGRAFIE - Blockmans Dr. Fr.: - Het Gentsche Stadspatriciaat tot omstreeks 1302. Antwerpen 1938. - Broget G.: - Toen Wegenwerken op de Poel en Sint-Michielsplein een stuk ver Verleden blootlegden. In: Ghendtsche Tydinghen, 20ste jaargang 1991, nr. 5. - Het Schokkebroersvestje. In: Ghendtsche Tydinghen, 21ste jaargang 1992, nr. 4. - Aan de Houtlei Vroeger en nu. In: Ghendtsche Tydinghen, 22ste jaargang 1993, nr. 1. - Langs de Drabstraat In: Ghendtsche Tydinghen, 22ste jaargang 1993, nr. 3. - Celis Gab.: - Beschrijving van Gent.- Gent 1920. - De Keyser Dr. P.: - Proeven van Vlaamse Volksletterkunde uit de Franse Bezettingstijd. Kon. Vl. Academie voor Taal- en Letterkunde, Overdruk uit de Verslagen en Mededelingen 1963, Aflever. 9-10-11-12. - De Potter Fr.: - Gent van den oudsten tijd tot heden. Achtste deel Gent 1933. - Deseyn G.: - Volkshuisvesting. In: Bouwen voor de Industrie. Museum voor Industriële Archeologie en Textiel, Gent 1989. - Fris V.: - Les accroissements et les transformations de la superficie bätie de Gand. - De Oude Straatnamen van Gent. 1925. - Gysseling Maur.: - Gent's Vroegste Geschiedenis in de Spiegel van zijn Plaatsnamen, 1954. - Haerens K.: - Straatnamen van het Oude Gent. Gent 1981. - Gentse Merkwaardigheden. Gent 1980. - Heins M.: - Gand sa Vie et ses Institutions. Gand 1916-1920. - Hoste Lode: - Gezelschapsleven te Gent in de 19de eeuw begin 20e eeuw. In: Ghendtsche Tydinghen, 21 ste jaargang 1992, nr. 2. - Jaime Jurdan: - Het Kwartier van het Blindeken". In: Ghendtsche Tydinghen, 20ste jaargang 1991, nr. 2.

154


-

-

- Buurtbewoners uit het "Biindeken" en omliggende 1920-1930. In: Ghendtsche Tydinghen, 20ste jaargang, nr. 5. - Buurtbewoners uit het "Biindeken" en omliggende in 1920-1930 (vervolg en slot). 20ste jaargang 1991, nr. 6 in Ghendtsche Tydinghen. - Verdere herinneringen van een buurtbewoner van het "Biindeken". In: Ghendtsche Tydinghen, 21stejaargang 1992, nr. 3. Steels M.: - Gent in 1847. In: Ghendtsche Tydinghen, 5dejaargang 1976, nr. I. - Gent in 1855. In: Ghendtsche Tydinghen, 6de jaargang 1977, nr. 4. - Gent in 1867. In: Ghendtsche Tydinghen, 8stejaargang 1979, nr. 6. - Gent in 1868. In: Ghendtsche Tydinghen, 9de jaargang 1980, nr. I. - Gent in 1874. In: Ghendtsche Tydinghen, 10dejaargang 1981. Steyaert J.J.: - Volledige Beschrijving van Gent. Gent 1857. Van de Castyne 0.: - Promenades à Travers Gand. In: Edit. du Touring Club de Belgique. U.Z. Gent: - 8 Eeuwen Gentse Ziekenhuizen. Dienst Pubtic Relations. Gent 1993. Van Wesemael M.: - Vluchtige kennismaking met wat eens Overschelde was. In: Ghendtsche Tydinghen, 4dejaargang 1975, nr. 4. Gents Stadsarchief: - Atlas Goetghebuer. Stedelijke Commissie voor Monumenten en Stadsgezichten Gent.

INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE - FICHE NR. 130 Op 15 juli 1899 stelde Victor Van der Haeghen in de rubriek "Kerkelijke Gebouwen- Lange Violettenstraat Nr. 65 - XVIIIe eeuw (1720)" in het Frans een fiche op over De Kerk van het Onze-Lieve-Vrouw Begijnhof. (Uitwendig aspect)

Zoals bijna alle kerken in deze stijl die men de Jezuïetenstijl genoemd heeft, bevat de gevel van het oratorium van het begijnhof Onse Lieve Vrouw ter Hoye twee boveneen geplaatste orden. De ene stemt overeen met de drie beuken, de andere, erboven, met het bovenste gedeelte van de hoofdbeuk. Al de kapitelen zijn in verschillende bouwstijlen; enkel de versiering van de kleine kolommen bij de ingang is volledig klassiek. De onderste orde omvat zes volledige pilasters met een niet versierd dekstuk. De ingang wordt gevormd door een zuilengang. In een nis staat het beeld van de Maagd met het Kind. In de nis van twee nabijstaande panelen staan de beelden van de Heilige Aya en van de Heilige Godelieve. Een boogvomig venster, bekroond door een afgerond fronton ondersteund 155


De Kerk van het Klein Begijnhof zoals Herman Verbaere ze zag.

156


door twee engelenkoppen, bevindt zich op de verdieping tussen twee pilasters. De buitenhoeken worden ingenomen door steunberen met aan hun bovenzijde afgeplatte oprollingen en aan de onderzijde een voetstuk met vazen. De attiek is op de hoeken versierd met vazen en in het midden staat op een cartouche het jaartal 1720 in reliëf. Het gebouw wordt bekroond door een afgerond fronton met daarboven een kruis op een sokkel. Deze goed geproportioneerde en slanke gevel in grijze en blauwe natuursteen heeft grote allure in het midden van de mooie lindebomen en domineert op een prachtige wijze de huisjes in rode baksteen. Het contrast met de zijgevels waar de koude bakstenen muren ter hoogte van de twee verdiepingen doorbroken worden door grote afgeplatte boogvensters zonder spijlen, is volledig. Wij slagen er niet in er ook maar de minste charme aan te vinden. Het klein torentje achter het koor draagt hetjaartal 1658. Het is een overblijfsel van een vroegere constructie. Isabelle-Françoise van Hoorebeke, "grootjuffrouw" van het Begijnhof, sloot op 5 september 1716 een contract af met de pachter van de stedelijke belastingen voor de invoer van de bouwmaterialen nodig voor het oprichten van de nieuwe kerk. Deze bouwmaterialen, voor dewelke Jean Bourgaert tussenkwam, bevatten in het bijzonder: Arduyn, blauwen ende witten, eenighenAvenne ofte Rysselschen steen; voorts eenighen Ieghelschen, Bentemschen steen,· item careel voor meuren ende vauten, calclc, haut, schaillen, loot, ysere, ghelaesen, etc. Cf. Stadsarchief: Reeks 533, Nr. 108.

DE GENTSE BURGERLIJKE WACHT. 1814-1914 (Vervolg) DE MUNICIPALE GARDE, OKT. 1830-SEP. 1831 Tijdens de buitengewone zitting van 2 oktober 1830 besloot de stadsraad dat, aangezien de omstandigheden, het raadzaam was een gewapend en betaald korps op te richten dat samen met de Temporaire Wacht de rust in de stad zou verzekeren en de gevangenis moest bewaken. De gebeurtenissen van eind september te Brussel hadden onze bestuurders doen nadenken. De temporaire wacht deed wel goed werk maar moest, als men ze nodig had, uit alle hoeken van de stad worden bijeengeroepen. Er was dus nood aan een goed getrainde, ingekwartierde eenheid die bij de minste onrust paraat stond om in te grijpen. (RV-2 okt) 157


• • • Begeriqjf~ilD:,Génd. :::~E.N,B~L~N,Ç~Nn.~ ~JJ~~IGT.

· i.

;,

(;:-. ~-. :.

;;'.~.c.::'~.,H:o~ - ; \H;n\l~'-·"\nsF ·: ·~- ~·t::, ;r·.: ·- . ·- ~ .-~ , __

/ .. _;

I~ . : ,_.- r\·_·: '-};

V 0 LO N'IJ~I-;B_~ lf-~ •

• •• ' - ·

!_

~-

\i. •.;Je- _ •1

~i.

:. ·_,

;~-:: 1. <~~/ ~~~ :~t

j

-~~ -nriRóEMEÈfsi:':Eif:EN~scü ïii»ENEN; . I

. Berigteil dat deli st~del~~~ri ~~d. b~sl~h~Ii ~eelt _lllmücipaele . Garde ~. m . te ngten, welke zal gelmsm·neèrd worde'.l en_., de,.sol~e v~m \.het leger ontfhngen'~ : Allé iriilifuirérl~ ~yel~e :~ig lin :·~ie Garde · zouden willeil em;oleëreri;:4o#üeii 'Zig dàê~ toe aenbieden iri dè kriz~rn . Jwï "Péstltiiys ~ by den beer· Roupcinsky, konunandan~: van ge~~l,d korps. Gend, deri ~ Octobel~ is5o'. ,__ c L! ·'·· ··· '- - '- ' · ~nè

'

\\

·- .·

Op bevel, ,. tien Sem·etaris ~ RoTTIER. > -· . .:· :.-.. GEND, BY LO UIS DE BUSSC IIEH; SfADS-DRUKKE R, KOO RN -MA RKT, N' "·

Afb. I. SAG-M21.

Schepene Schoorman had de eer de garde op te richten. Hij zocht en vond een kommandant in de persoon van luitenant Roupcinsky. (1) De raadsheer trachtte zoveel mogelijk uniformen van de afgeschafte Schutterij te recupereren om er zijn municipalen mee in te kleden. (RV-5 okt) 158


Een bericht overal in de stad geafficheerd lokte de uit het Verenigd Nederlandse leger gedeserteerde militairen naar de stadswacht. "Burgemeester en Schepenen berichten dat den Stedelyken Raed besloten heeft eene Municipale Garde in te rigten, welke zal gekazerneerd worden en de solde van het leger ontvangen. Alle militairen, welke zig in die Garde zouden willen enroleeren, konnen zig daer toe oenbieden in de kazern het Pesthuys, by den heer Roupcinsky, kommandant van gemeld korps. Gend, den 5 october 1830." (Afb. 1) De eerste vrijwilligers waren gevangenen. De burgemeester had nl. de directeur van het Rasphuis, de stedelijke gevangenis, toelating gegeven alle militairen, die geen straf uitzaten voor misdrijf, vrij te laten op voorwaarde dienst te nemen bij de garde. Het vlotte niet met de rekrutering van Roupcinsky berichtte: "6 octobre. De gisteren geplaatste affiches hebben geen resultaat. Als de militairen die zich komen aanbieden horen dat de soldij gelijk is aan die van het leger, weigeren ze dienst te nemen. Ik sla voor de soldij te verhogen met 10 cent per dag". (SAG-M 21) Het college ging akkoord. De opdracht scheen schepen Schoorman boven het hoofd te groeien want op 7 oktober verzocht de burgemeester de plaatskommandant, kolonel Van Den Sande, de aanwerving op zich te nemen. De kolonel liet er geen gras over groeien; op 7 en 8 oktober liet hij Emanuel Wyngaerd en Leonard Baptist Migeon, onderscheidelijk oud-sergeanten uit de 17e en 16e infanteriedivisie, benoemen tot onder-luitenant. (RV-7 en 8 okt) Op de vraag een geneesheer aan te stellen om de vrijwilligers te onderzoeken duidde het college, zonder betreffende te raadplegen, dokter De Nobele uit de Struifstraat aan. (SAG-M21) Het spreekwoord zegt "zonder geld kan men niet koken" dus stemde de Raad in met een begin-budget van 2000 gulden om de eerste kosten te dekken. (RV-9 okt) Aangezien de aanwerving niet het gewenste succes kende stelde de plaatskommandant voor de affiches ook in de randgemeenten uit te hangen. Het college volgde die raad op en liet zelfs een aanhangsel drukken, waarin de militairen verzocht werden zich te melden met wapen en uitrusting, die hen zouden vergoed worden. (SAG-M22) Het korps dat ondertussen 97 man telde was grotendeels gekleed in uniformstukken uit de afgeschafte Schutterij. Om de "Holland-look" er enigszins af te halen waren de tenues aangepast door de Gentse kleermaker LefrĂŞre. Het hoeft niet gezegd dat de steeds in aantal stijgende eenheid zwaar drukte op de stadskas. De vooruitziende burgervader stelde op 9 oktober een commissie samen die zich naar Brussel moest begeven om er met bewindslid Joly, hoofd van het "comitĂŠ de guerre" te onderhandelen met als doel de municipale garde door de voorlopige regering te laten overnemen. (SAG-M 21) 159


De commissie boekte resultaat zoals we verder zullen zien. Van Den Sande meende dat Roupcinsky lang genoeg luitenant was geweest en liet hem door de burgemeester aanstellen in de graad van kapitein. (RV-I 0 okt) Toen het legioen "Belgo-Parisienne" Gent binnenrukte, om er de Hollanders uit de citadel te jagen, werden ze in het Pesthuis ingekwartierd. (2) Om spanningen tussen de twee korpsen te vermijden moesten de municipalen verhuizen naar de kleine cavaleriekazerne iets verder in de Keyserstraete gelegen. In een rapport van 12 oktober zien we dat de getalsterkte bij de stedelijke garde de honderd reeds overschreed. Meer en meer vrijwilligers kwamen het korps vervoegen zodat de plaatskommandant op 20 oktober voorsloeg een tweede compagnie te vormen. Terzelfder tijd stuurde hij een lijst met kandidaat-officieren: - Franรงois Dufroy als luitenant. - Adolphe Montigny en Charles Simoens als luitenant-kwartiermeester. - Charles de la Croix, Felix Van Rossem (zoon van de Gentse gevangenisbestuurder), Franรงois Descamps en Franรงois du Froy als onderluitenant. De stad leverde in de maand oktober 205 jassen, 205 shako's, I99 paar beenstukken, 80 politiemutsen en verschillende andere uitrustingstukken aan de garde. (SAG-M2I) Daaruit kunnen we besluiten dat de manschappen in gelijke tenue gekleed waren. Niets was minder waar voor de drie officieren die het korps hadden gesticht. Aangezien ze niet de nodige geldmiddelen hadden om zich zelf een uniform aan te schaffen en moeilijk hun troepen konden aanvoeren in burgerplunje, besloot de raad ze op kosten van de stad in te kleden. "Maitre-Tailleur Lacy" uit de Sint-Janstraat nr. 9, kreeg de opdracht kapitein Roupcinsky en de luitenanten Migeon en Wyngaerd van een uniform te voorzien. (RV-22 okt) Lacy wist niet wat hij zich op de hals had gehaald. Toen hij de rekening aan de stedelijke schatbewaarder aanbood scheen deze van niets te weten en stuurde de kleermaker naar de 3 officieren, die maar zelfvoor de betaling moesten zorgen. Wyngaerd toonde zich bereid in maandelijkse stortingen zijn schuld te vereffenen. Roupcinsky verklaarde geen geld te hebben. Migeon ging zelfs zo ver te verklaren dat hij nooit iets had besteld en dat de stad hem de tenue had opgedrongen. Het duurde tot eind 1831 vooraleer Lacy, die alle mogelijke instanties aanschreef, aan zijn centen kwam. (Afb. 2) Ook de hoedemaker Gaubert die de shako's had vervaardigd moest zo lang wachten vooraleer hij volledig was vergoed. Op 22 oktober stemde men nog maar eens I 000 gulden voor het onderhoud van de municipale wacht. (RV-22 okt) Eind oktober telde de eenheid reeds over de 200 man. "... van de compagnie, die reeds talryk is, meent men, voor het behoud der openbare rust veel te mogen verwachten". (GvG-28 okt) Ook einde oktober begon het Voorlopig Bewind, afdeling Oorlog, werk te 160


~ ~";_,'-"--_ CJ~ d:__ 'JWL 'iJL-rc..SJ ~...;r----~ C 1~<'~-

a.-

Ij 2. /a_? ~)~b/~-sr- ~.#-7~

--v _; !YivĂź~"~. ~~~ ~4-- .~;l~c:>.._ ~LP';~L''ff4.. ?~/..__ :J.~ g~/lt'3~ (?

---

dvoc:....__

Afb. 2. Rekening van kleermaker Lacy - 9 sept. 1831. SAG-M21.

maken van het oprichten der nieuwe legereenheden. Alle miliciens van de klassen die onder dienst waren bij het Verenigd-Nederlandse leger, moesten zich aanbieden bij de recrutering-centrums om opgenomen te worden in de te vormen regimenten. De municipale garde was voor het merendeel samengesteld uit die miliciens die nu terug naar het leger moesten. Het Schepencollege zag hierin de gelegenheid de getalsterkte van het korps te verminderen. De plaatskommandant ging eerst niet akkoord en schreef de burgemeester een protestbrief: "Nu dat vele miliciens naar hun korpsen terug moeten wilt u de municipale wacht, opgericht voor de bewaking van de gevangenis en de bewaring van de openbare orde, verminderen, ik denk dat u ze integendeel moet vermeerderen. Alle mannen waren vrijwilligers, het zou onrechtvaardig zijn ze nu naar de legereenheden terug te sturen. Laat ze een conctract afsluiten met de stad Het korps dat voor zijn vorming veel zorg 161


heeft gevergd, dat nu goed ingericht, gekleed en uitgerust is, zal tot niets hervallen als de miliciens worden teruggestuurd. Ik heb vandaag generaal Duvivier gesproken, die van dezelfde mening is. Van Den Sande, officier superieur, chargÊ de l'organisation de la Garde Municipale, 31 octobre 1830". (SAG-M22) Van Den Sande was of te optimistisch of niet op de hoogte van de laatste bevelen. De legerleiding liet niet los en eiste alle miliciens op. De briefvan de brigade-generaal belast met de organisatie van het regiment van Gent (3) loog er niet om: "5 novembre, De 70 miliciens uit de vroegere 17e Afdeling moeten onmiddellijk de kazerne N° 2 (St-Pieterskazeme)vervoegen. De uniformen die ze dragen zullen u teruggestuurd worden". (SAG-M22) Het college antwoordde: "6 novembre, ... dit korps is door ons opgericht op een tijdstip dat er nog geen militaire macht bestond. Alle manschappen zijn vrijwilligers en doen reeds 6 weken (sic) goede dienst. We hebben de gouverneur geschreven en wachten op zijn antwoord vooraleer de mannen te sturen". Uit de hoofdstad meldden vrienden dat de onderhandelingen, door de stedelijke commissie op 9 oktober gevoerd, resultaten hadden geboekt. De nationale regering zou binnenkort de municipale garde overnemen. De stadsraad wenste natuurlijk zo snel mogelijk de kosten voor kledij en onderhoud van de eenheid terugbetaald te krijgen. Als drukkingsmiddel hield men nu zolang mogelijk de gevorderde miliciens in stadsdienst. Het werd touwtrekken tussen Stad en Staat: 18 nov: plaatskommandant aan stad: nu dat er reeds een grote militaire macht in Gent tegenwoordig is, zie ik niet in de miliciens nog langer te houden. 19 nov: stad aan gouverneur: We hebben het Voorlopig Bewind voorgeslagen de garde door de Staat te laten solderen en ze te belasten met de bewaking van het gevang. We wachten op antwoord. 20 nov: Het Voorlopig Bewind besluit de eenheid over te nemen en de stad de reeds gedane kosten te vergoeden. (4) 29 nov: Roupcinsky vraagt dringend 300 hemden en 150 paar schoenen voor zijn manschappen. De bijgevoegde staat toont dat de wacht reeds 300 man sterk is. (RV-30 nov) (Afb. 3) 29 nov: De gouverneur geeft bevel alle miliciens onmiddellijk te laten gaan. 10 dec: Stad aan gouverneur: U hebt ons 2000 gulden gegeven voor de oprichting van de garde. Tot nu toe belopen de kosten voor inrichting eh soldij 8.683,98 gulden, we hopen de resterende som spoedig terug te krijgen. 10 dec: De Nationale regering besluit: Aangezien de stad Gent voorlopig belast is met het betalen van de soldij en het onderhoud van de "garde 162


Afb. 3. Kledijstaat 28 nov. !830. SAG-M22.

163


municipale" stellen we een som van 6000 gulden ter beschikking van het schepencollege. 20 jan 1831: Gouverneur aan stad: Er bevinden zich nog steeds 70 miliciens van het 9e regiment in de garde. U wordt nogmaals verzocht ze onmiddellijk vrij te laten. 21 jan: Stad aan kommandant: Alle miliciens vrijlaten en naar het 9e regiment te Antwerpen sturen. 22 jan: Kommandant aan stad: Er bevinden zich geen miliciens meer in de garde. 28 jan: Gouverneur aan stad: Er bevinden zich nog steeds miliciens in de garde. De 20 die zich reeds op mijn bureel hebben aangeboden verklaarden dat ze niet mochten vertrekken. 30 jan: Kommandant aan stad: Ik kan er niet aan doen als de soldaten valse verklaringen afleggen. De manschappen hebben nog steeds geen kapotjas en krijgen maar dezelfde soldij als het leger meer, dus zijn er nu enkele die verklaren milicien te zijn. (SAG-M22) Om een einde te stellen aan de discussie liet de gouverneur een nominatieve lijst met aanduiding van geboortedatum- en gemeente opmaken. De lijst toont ons dat er op 11 februari nog 15 onder-officieren, 15 korporaals, 2 tamboers en 119 soldaten, verdeeld over 2 compagnies, dienst deden in de municipale wacht. De lijst verraadt verder dat er zich nog steeds 25 miliciens in de rangen bevonden, die nu ook weggestuurd werden. Het korps stond er dus begin 1831 niet rooskleurig voor. De soldij, vanaf 1 januari door het Departement van Oorlog uitbetaald, was met 10 cent verminderd. Alle miliciens waren naar hun respectievelijke regimenten vertrokken. De kledij bestond nog altijd uit de oude schutterij-uniformen die, aangezien de stad er zich niets meer van aantrok, niet meer werden vervangen of hersteld. Roupcinsky en Migeon, die hadden aangevoeld dat er bij de stedelijke wacht niets meer te verdienen viel, waren naar het leger gemuteerd. De eenheid kwam onder het bevel van luitenant Van Rossem en hield zich nog uitsluitend bezig met de bewaking van het Rasphuis. Toen de dreiging uit Nederland midden 1831 toenam en de 1ste ban van de "garde civique" was gemobiliseerd, dacht het Departement van Oorlog ook aan de vroegere municipale garde. Een deel van de eenheid moest uitrukken om samen met het leger de grenzen te bewaken. Het Schepencollege richtte zich tot de plaatskommandant: "25 jui/let, We hebben vernomen dat de municipale wacht de stad gaat verlaten. We eisen hierbij de wapens, ledertuig en trommels terug die bij de oprichting van het korps geleend werden bij de burgerwacht". Het antwoord van de kolonel luidde: "26 juillet, Als ik mij niet vergis zijn de door u teruggevorderde voorwerpen door de Staat overgenomen, die ze met de stadsregering heeft afgerekend. U weet dat de municipale garde sedert 20 november 1830 deel uitmaakt van het leger". Nog de164


zelfde dag reageerde de stad, kort maar bondig: ''Alleen de soldij, kledij en bevoorrading in voedsel zijn door de staat vereffend. Trommels, geweren, sabels en ledertuig zijn eigendom van de burgerwacht, dus van de stad". (SAG-M22) Of Gent voor die uitrustingsvoorwerpen vergoed is geworden was niet terug te vinden. Op 2 augustus vielen de Nederlanders ons land binnen. De municipalen vochten in de omgeving van Watervliet, samen met het 6e en 8ste regiment infanterie. Ze verdedigden zich dapper; de luitenanten Van Rossem en Descamps werden door het opperbevel gelukgewenst voor hun moed en inzet. (5) Na de tien-daagse veldtocht keerden onze dapperen terug in de stad waar ze op 26 september voor het laatst optraden als municipale gerde bij het bezoek van Leopold I aan Gent. Generaal Niellon kreeg de opdracht een elite-korps, bestaande uit 4 compagnies op te richten. De oud-municipalen vormden de kern van de nieuwe eenheid die de naam "Partisans des Flandres" zou dragen. (6) Met een kort bericht in de GvG van 23 september namen de Gentenaars afscheid van hun stedelijke wacht: "De stedelyke wacht zal als vrywilligerscorps behouden worden. De wacht is ter bsechikking gesteld van kolonel Moyard, krygsbevelhebber van de provincie".

GENTS VRIJWILLIGERSLEGIOEN VOOR ANTWERPEN. OKT.NOV.1830 Zoals overal in het land kwam ook in Antwerpen de bevolking in opstand tegen de Hollandse overheersing. Aangevoerd door oud-douanier François van der Herreweghe kaapten ze in de haven een boot geladen met wapens en munitie en vielen vervolgens de poort- en vestingswachten aan. Om een bloedbad te vermijden sloot generaal Chassee, bevelhebber van de citadel, een overeenkomst met de patriotten om alle soldaten in de versterking terug te trekken waar men ze met rust zou laten. Eenmaal alle Hollandse militairen uit de stad, verbraken de patriotten het pact. Dronken van overmoed eisten ze van de generaal dat hij de citadel, het arsenaal en alle oorlogsschepen in de haven onmiddellijk overgaf. Chassee, woedend over de woordbreuk, liet de stad meer dan 4 uur door zowel het geschut uit de bastions als door de zware kanonnen van de vloot, met roodgloeiende projectielen beschieten. Spoedig stonden ganse stadskwartieren in brand en vielen er verschillende slachtoffers. (7) Bij het vernemen van de catastrofe die Antwerpen had getroffen ging er een golf van afschuw door het land. Duizenden burgers trokken gewapend naar de Scheldestad om er de Hollanders te verdrijven. Ook in Gent verzamelden er zich honderden vrijwilligers vóór het stadhuis en eisten wapens. "... giste165


-

-----

----------

Afb_ 4_ Laatste blz_ uit het mpport over de inneming van fort Ferdinand_

166

SAG~


ren en heden zyn er vrywillige met geschut uyt onze muren nae Antwerpen getrokken, waer van het getal op rond de 1000 mannen mag begroot worden, waer by zich vele buytenlieden en eenige deynsenaeren vervoegd hebben. Heden zyn ze door een dertigtal vrywilligers van Ledeberg gevolgd geworden. Onder de officieren dier yverige burger-soldaten onderscheyd men den kolonel baron Ch. Coppens, den luytenant-kolonel van de Poele, de kapiteyns Groten, D. de Bast, Chalot en Wauters ... ". (GvG-31 okt) Dat alle vrijwilligers niet met vaderlandslievende gevoelens waren vervuld vertelde ons J.B. De Graet, toenmalige kommandant van de burgerwacht te paard, in een boekje waarin hij zijn belevenissen in de omwentelingsdagen beschreef. (8) Generaal Duvivier had de kommandant bevolen de vrijwilligers door zijn ruiters te laten begeleiden tot buiten de Antwerpse poort. De vooruitziende De Graet liet daarna alle stadspoorten door zijn manschappen bewaken. Hij had goed gezien; men kon 4 7 zogezegde patriotten aanhouden die de stad terug binnen wilden om er hun pas gekregen geweer te verkopen. De Antwerpse citadel werd niet ingenomen, maar toch behaalden de vrijwilligers enkele overwinningen. De kapitein Van Santen uit Deinze haalde zelfs een huzarenstuk uit. "Den kapiteyn Van Santen, over de 2de compagnie van het Gendsche legioen, het bevel voerende, heeft den 29 october onder het bereyk van het geschut van eenen kanonner-boot het fort Ferdinand, buyten Antwerpen gelegen, ingenomen". (GvG-11 nov) Kolonel Coppens was zo onder de indruk van die moedige daad dat hij persoonlijk het Gentse Schepencollege op de hoogte bracht van de gebeurtenissen. (Afb. 4) Volledigheidshalve laten we hierbij het "Rapport de la prise dufort Ferdinant près d'anvers" volgen. Kolonel Coppens sprak blijkbaar met een "chichelotsen" toen hij dit verslag dicteerde, als men kijkt naar "les chiens" ipv. les siens, "enthouchiasmés" ipv enthousiasmés en "cochidération" ipv considération. We hebben het relaas getrouw, zoals toentertijd geschreven, weergegeven. ''A leur vive et pressante sollicitation et pour rendre hommage à la valeur nous nous trouvonos forcés et nous nous faisons un devoir de signa/er les faits et les noms des Braves sousnommés. Le premier novembre Ie Capitaine Van Sanden Jan Lucas ancien officier pensionné de Deynze commandant 2ieme compagnie des Volontaires Gantois stationnés à Anvers de Garde à la porte rouge, Ie General Niellon, suivi du commandant de la place vient visiter son poste, lui annonca qu'au Fort Ferdinand, (Fort pour lors encore occupé par les Hollandais) i/ y aurait peut-être prise à faire, demanda au capitaine susdit s'il se sentait assez de courage pour cette entreprise, Ie capitain repondit franchement qu'oui. Le colonel demanda combien i/ amènerait d'hommes avec lui, six me suffisent reprit-il, demain matin à quatre heuresje partirai enjurant sur son honneur qu'a huit heures du matin, à /'arme blanche et sans même tirer un seul coup

167


de jusi/, Ie Fort serail en sa possesion, et qu'aussit6t alors i/lui aurait dressé rapport. Le Géneral partît. Le capitaine se rendît a sa garde, harangua analoguement à la circonstance les Gantois de son poste, demanda des hommes de bonne volonté, en leur mettant toutefois sous les yeux les dangers aux quels ils allaient s'exposer et les obstacles à enlever a.fin d'atteindre leurs souhaits. Animér par ses paroles pleins Jeu, enthouchiasmés par pur amour pour la Patrie, les nommés Coonen sergeant, Catille porte enseigne, Devits caporal et les volontaires Pieters, De Zager, Serry et Thery, tous Gantois se presenteren!, maïs avant de partir Ie capitaine leur enjoint de ne point tirer, menaca même de tirer sur Ie premier qui rétrograderait, et permit a sa suite d'eufaire autant dans Ie cas ou lui même se serail réculé. L 'on sernet en marche, Ie Capitaine en tête. Rest à observer toutefois que les endroits qu'ils traversaient etaient inondés et en moins de trois quarts d'heures, ces Braves a travers de pèrils sans nombre, se trouvaient en face du Fort; L'on voyait les sentinel/es postées sur les hauteurs et les vaisseaux de guerre ennemies jlotant à l'entour. Alors Ie capitaine après avoir donné aux chiens une positionfavorable non loin de fort, n'écoutant que son courage, s'élance seull'épée à la main au milieu du Fort, et voyant fuir l'ennemi, s'écria: mes amis i/ est à nous, suivez moi, et en un clin d'oeil ils se rendirent à /'appel de leur chef Le capitaine aussit6t pril position du Fort, posta ses sentinelles, et fit jlotter sur les hauteurs Ie Drapeau tricolore en vu et en dépit de l'ennemi. Ce trait de bravoure leur à mérité àjuste titre les Louanges et la conchidération des Généraux et de tout brave Beige. Cert.fié veritable par Ie colonel commandant la legion. Ch. Coppens. "Er wierd den 5 der zelve rnaend aen alle personen, deel makende van dit corps vrywillige, onder oenvoering van den baron Coppens, kennis gegeven, dat zy zich moesten veerdig houden tot den aftocht, en gisteren naermiddag hebben wy het genoegen gehad deze yverige vaderlanders binnen onze muren te zien wederkeeren, ten hoofde hebbende het muziek van het genootschap van St-Cecilia en de burgerwachtte voet en te peêrd, onder het geluyd der groote klok en den toeloop van eene menigte volks die hun tegemoet waren getreden, zoodanig dat deze daedzaak de beste antwoord is welke zy aen dit dagblad konden geven. Op den voorstel van den heer advokaet de Souter heeft het patriotisch genootschap dezer stad besloten de dappere van hetlegioen van Gend, die in moed en goed gedrag uytgeschenen hebben, te vereeren met medalien welke zy, indien de regering zulks toelaet, zullen mogen dragen en voor opschrift zullen hebben, langs de eene zyde "Het patriotisch genootschap vanGend aen het Gendsch Belgisch Legioen" en langs de andere zyde ''Antwerpen 1830". (GvG-14 nov) (9)

168


DE GENTSE VRIJKORPSEN VAN 1830 Een vrijkorps was een bewapende eenheid, meestal samengesteld uit personen met eenzelfde overtuiging of politieke kleur, die volledig in eigen bewapening en onderhoud voorzag. De korpsen stelden zich ter beschikking van de gevestigde macht om het land of de stad te verdedigen. Aangezien de eenheden de overheid niets kostten was deze laatste graag bereid de leden ervan vrij te stellen van andere verplichtingen. Om dezelfde reden was het ook zeer moeilijk iets over het reilen en zeilen van de vrijschutters terug te vinden. Weinig of niets is tot ons gekomen. Toch voelen we ons verplicht, de enkele gegevens die we vonden te vermelden, daar de vrijkorpsen uiteindelijk ook burgerwachten waren. Een eerste spoor vonden we in het raadsverslag van 23 oktober 1830 waarin een brief van generaal Duvivier, militair kommandant der beide Vlaanders, werd voorgelegd. De generaal had graag gezien dat de stad gunstig stond tegenover de vraag van vele inwoners om een compagnie vrijschutters op te richten onder het bevel van Franรงois Champon. De stad ging akkoord; Champon moest zich in verbinding stellen met de gouverneur en de kommandant van de burgerwacht om vrijstelling te bekomen voor de personen die zich in zijn eenheid wilden inlijven. (RV-23 okt) Op 25 november vroeg burggraaf de Sousberghe een compagnie Jagersvrijschutters te mogen oprichten, bestaande uit oud-onderofficieren van de schutterij. Hij kreeg de zegen van het schepencollege maar moest zich richten naar de bestaande regels (ons onbekend). (SAG-M25) Er bestond een vrijkorps onder het bevel van Charles d'Hane de Steenhuyze (10) dat in de stad rondparadeerde in de kledij van de afgeschafte schutterij en zijn Oranje-gezindheid in het openbaar propageerde. Ook het korps onder Edouard Van den Berghe stak zijn sympathie voor het huis Nassau niet onder stoelen noch banken. We vonden ook nog een vermelding over een groep jagers-vrijschutters onder leiding van een zekere Limnander en een korpstirailleurs onder ene Hamelinck. Al deze vrijkorpsen met hun verschillende overtuigingen brachten de gemeenschap meer erger dan nut. Ze werden dan ook door een Besluit van het Voorlopig Bewind afgeschaft. "Aengezien het onderscheyd tusschen de compagnien bekend onder de benaming Jagers, vry-corpsen en burgerwacht in de stad Gend tot een voorwerp van misnoeging en oneenigheyd dient, en dat het de openbare rust belangt die misnoeging en oneenigheyd te doen ophouden besluyt: De compagnie der jagers, vrycorpsen en alle andere, onder welke benaming zy ook mogten bestaen, zyn afgeschaft en zullen wederkeeren in de compagnien burgerwacht, waer uyt zy ontsproten zyn. De opperhoofden der gemelde corpsen zullen persoonlyk verantwoordelyk zyn over de overtreding aen het tegenwoordig besluyt. Bruxelles Ie 27 decembre 169


1830. Comte Felix de Merode, Charles Rogier, J. Van der Linden". (GvG-1 Jan 31) De pil kwam zwaar aan bij de vrijschutters. Om de gemoederen te bedaren haastte het schepencollege zich een brief te sturen aan de afgezette bevelhebbers: "Le 3 janvier, De grote diensten door uw korpsen aan de stad bewezen dragen onze dank weg. De moeilijke omstandigheden waarin we ons bevinden verplichten ons echter uw eenheden te ontbinden. We hopen dat uw officieren en manschappen dezelfde toegewijde diensten zullen vervullen in de burgerwacht". (SAG-M22) Veel schutters weigerden aan het Besluit gehoor te geven. "Men ziet nog leden van het Corps Franc in uniform in het Sint Jorishof Als een van hun buiten kwam riep het volk: naer huys ". (GvG-27 dec) Charles d'Hane deed al

het mogelijke om zijn compagnie in stand te houden. Hij stuurde zijn manschappen volgend bericht: "Le commandant de Volontaires Gantois vous prévient que Ie susdit Corps continuera à exister jusqu'à nouvelle disposition". (SAG-M22)

Het was maar na de staatsgreep van 2 februari 1831, waar een groep militairen onder kolonel Grégoire onze stad voor Willem van Oranje wilden veroveren, dat de vrijkorpsen voorgoed van het toneel verdwenen. (11) De opstandelingen hadden op de hulp van de vrijschutters gerekend. "Ondertussen hadden de kapiteins A. V.C. en T. van het vrijkorps, die zich in de omgeving van het gouvernementspaleis ophielden, bij het zien van de mislukking, zich gered". (12) ''Alors Mr Edouard Van den Berghe, chef du cidevant corps franc qui se tenoit près du pont, accorut aupres de Bast lui sauta au cou et l'embrassa. lis entrèrent ensemble aux cris du "Vive Ie prince d'Orange". (JdF-10 feb)

Toen de oranjegezinden zagen dat de "coup" mislukt was vluchtten de meesten, beducht voor de gevolgen, naar Frankrijk. "Eergisteren heeft men huyszoeking gedaen by de heer van der Meulen, agent der bank alhier en by den heer van den Berghe, chef van het gewezen vry-corps, beyde heeren waren afwezig. By van der Meulen vond men 2 kanonnen". (GvG-10 feb)

Roger VAN AERDE 1986

NOTEN I. Adolphe Roupcinsky, geboren te Brussel op 14 juli 1774. Trad op jonge leeftijd in het Franse leger. Sergeant in 1793, adjudant in 1812. Hij vocht in Italië!, Polen, Oostenrijk en Rusland waar hij aan de Beresina gevangen genomen werd. Na de val van Napoleon nam hij dienst bij het Verenigd-Nederlandse leger in het 8ste Huzaren gelegerd te Gent. Nam ontslag als luitenant op 16 apri11830. Bij de eerste onlusten in september 1830 meldde hij

170


2. 3.

4.

5. 6. 7. 8. 9.

10. 11. 12.

zich bij de stedelijke "garde à cheval". De stad stelde hem aan als kapitein van de municipale garde in oktober. Op 29 december 1830 muteerde hij als luitenant naar de 3e compagnie sédentaire. Later werd hij nog kapitein-adjudant van het plaatskommando te Gent waar hij pensioen nam op 6 december 1839. Hij stierfin onze stad op 21 februari 1859. R. Van Aerde: De omwenteling van 1830 te Gent. Dagverhaal. In: G.T. 15 mei 1980. De eerste regimenten voetvolk kregen de naam van de hoofdstad van het kanton. Reeds enkele weken later werden die namen afgeschaft en gaf men de eenheden een nummer. Het regiment van Gent werd het 9e regiment infanterie. P.J. Bemelmans: Recueil Administratif, tome 3, p. 22. Arrêté portant création d'une garde pour les maisons de force à Gand, Vilvorde et St-Bernard, 20 novembre 1830. L'émancipation van 30 augustus 1831. L. Leconte: Les Partisans des Flandres ou de Jacqmin. In: Carnet de la fourragère, 5e serie, p. 435. -1937F. Van Kalken: Histoire du Royaume des Pays-Bas et la révolution Beige de 1830. -1910J .B. De Graet: Récit des troubles et des évènements qui ont eu lieu dans la ville de Gand à l'époque de la révolution de 1830. -1856Guioth: Histoire numismatique de la Belgique, tome I et 11. -1851- We vonden in dit werk geen vermelding van deze decoratie. De regering zal de aanmaak hiervan hoogstwaarschijnlijk niet hebben goedgekeurd. Niet te verwarren met zijn broeder Constant d'Hane de Steenhuyze, de latere kommandant van het 2e Jagers te Paard, opgericht in Gent. R. Van Aerde: De Gentse pompiers redden de Belgische onafhankelijkheid. In: G.T. 15 maart 1981. C. Rodenbach: Episodes de la révolution dans les Flandres.

NASCHRIFI'

Dit was het laatste artikel van de onafgewerkte reeks die wij begonnen in "Ghendtsche Tydinghen"- 1993- Nr. 4- p. 182. Zij werd afgebroken door het overlijden van Roger Van Aerde. Moest er iemand zijn die zich geroepen voelt om zijn taak verder te zetten, dan zal hij in het Stadsarchief over een rijke documentatie kunnen beschikken en er kunnen op rekenen dat wij het resultaat van deze opzoekingen zullen publiceren in "Gh. Tyd.". In de nagelaten papieren van Roger Van Aerde hebben wij een nog met potlood geschreven nota gevonden die duidelijk bedoeld was als inleiding op zijn volgend artikel. Wij laten ze hier tot slot volgen: "Begin B.W. Nr. VI 1848. Achttien jaar na de september-omwenteling van 1830, had er zich een groep mistevredeoen gevormd die gehoopt hadden op een meer democratisch beleid. Deze "malcontenten" vormden samen met de orangisten en aanhan171


gers van een republiek, de oppositie in het land. De arbeiders, vooral uit het textielbedrijf leefden in grote armoede. Ook de boerenstand leed nood als gevolg van twee opeenvolgende jaren van mislukte graanoogst en een niet onder de knie te krijgen aardappelplaag. Dit was, zeer in het kort, de toestand in ons land, toen er midden februari in Parijs een revolutie uitbrak. Onmiddellijk kwam er reactie in België in de vorm van rellen en manifestaties waarin "Leve de Republiek" gescandeerd werd. De oppositie wakkerde natuurlijk het vuur aan. Enkele malcontenten richtten in Frankrijk een "Belgisch Republikeinsch legioen" op dat de 25e maart België moest binnenvallen en de regering omverwerpen. De ganse zaak die de geschiedenis zou ingaan onder de naam "RisquonsTout", naar het dorp ten westen van Moeskroen waar het legioen de grens overstak, liep uit op een sisser. Een compagnie van het Se linie en een handvol ruiters van het 2e Jagers te paard en een afdeling met twee kanonnen, samen een 200 man sterk, stopten het legioen en joegen het terug naar Frankrijk. De aanvallers telden 12 doden, de verdedigers één. "La paix ne ti ent plus qu'à un cheveu." (Le miracle de 1848- G.H. Durnoot 1948) Daardoor weer burgerwacht opgericht. (Wet van 1848)."

KAREL VAN LOTHARINGEN Op 27 april jongstleden was het precies 250 jaar geleden dat Karel van Lotharingen (Charles de Lorraine), in naam van Maria-Theresia, de gebruikelijke eed aflegde op de Vrijdagmarkt. Een gelegenheid, dachten wij, om eens een duik van twee en halve eeuw in het verleden te doen. Wij volgen daarbij onze vertrouwde gids Pierre Kluyskens. Zoals steeds, herpubliceren wij hier een van zijn ontelbare artikels met de vriendelijke toestemming van de familie Kluyskens. Karel van Lotharingen kreeg zijn standbeeld te Brussel, maar nog andere steden, en niet het minst Gent, hadden het aandenken aan de meest populaire landvoogd der Nederlanden met brons of marmer mogen vereeuwigen. Indien de regering van Maria-Theresia, ondanks een tijdelijke Franse bezetting, als een tijdperk van voorspoed en geluk aangeschreven bleef en indien de Theresiaanse periode nog heden algemeen als een van de zeldzame tussenpauzen van rust en vrede in de bewogen geschiedenis van onze ge172


westen doorgaat, is zulks wel in hoofdorde te danken aan het wijs beleid van de landvoogd Karel van Lorreioen die zijn taak niet opvatte als een vervelende administratieve karwei waarbij men enkel gedwee de bevelen en instructies van het centraal gezag uitvoert, maar integendeel dit gezag trachtte te overtuigen van de noden en behoeften van onze bevolking. Toen op een bepaald ogenblik sommige raadslieden van de keizerin, om hare gunst te verdienen, haar aanraadden de privilegiÍn van ons volk, meer bepaald die van Brabant, in te krimpen, aarzelde Karel geen ogenblik om tegen die zienswijze op te komen en zijn schoonzuster de taal van het hart en van het gezond verstand te spreken: "Het grootste dezer provinciÍn, schreef hij haar confidentieel, is dat zij te ver van Wenen verwijderd zijn om voldoende gekend te worden. Zij die er aan Uwe Majesteit verslag over moeten uitbrengen, menen ze te kennen, maar zij kennen ze niet en zijn volledig tegen haar ingenomen. Ik durf U zeggen dat deze Gewesten zeer gemakkelijk kunnen bestuurd worden, want met zachtheid en de minste goedheid welke Uwe Majesteit hen wil bètonen, mag zij verzekerd zijn hier al te bekomen wat Zij wil. Doch om zich te laten gelden, verkiezen de meeste ministers willekeurig te regeren; ziedaar wat in dit land vele zaken en plannen dwarsboomt". Dat was een taal die in die periode van absolutisme, toen de belangen en wensen van het volk niet eens in aanmerking kwamen, niet elke dag werd gesproken, zeker niet door de vertegenwoordiger van een vreemde mogendheid. Hetgeen zijn voorgangers met geweld en bedreiging niet hadden kunnen bekomen, wist Karel reeds na enkele weken met inschikkelijkheid en direkt kontakt met de bevolking te bereiken. Helaas het regentschap van Karel van Lotharingen dat in zo gunstige en hoopvolle voorwaarden was gestart, werd brutaal onderbroken door de Oostenrijkse Erfopvolgingsoorlog. Pas enkele dagen na de vreugdebedrijven te Gent en de triomfantelijke Blijde Intrede, rukten Lodewijk XV en Maurits van Saksen aan het hoofd van een 80.000 man sterk leger Vlaanderen binnen zonder op ernstige tegenstand van de Oostenrijkse troepen te stuiten: Kortrijk werd op 13 mei ingenomen, leper op 25 juni, Veume op 11 juli 1744. Een afleidingsmaneuver van de Oostenrijkers in Elzas-Lotharingen en de ziekte van de Franse koning brachten Gent een tijdelijke redding doch het was slechts uitstel tot de volgende lente toen het Frans offensief met hernieuwde krachten tegen Vlaanderen werd ingezet. Het Anglo-Bataafs leger dat onder bevel stond van de hertog van Cumherland werd op 11 mei 1745 te Fontenoy in de pan gehakt: 6.000 Engelsen konden de afslachting ontkomen en zich oostwaarts terugtrekken om het strategisch knooppunt Gent te dekken en te beschermen. 173


Het lot zou hen echter andermaal bepaald ongunstig zijn: een mirakel had ze te Fontenoy de dans doen ontspringen doch voor de poorten van Gent werden zij te Melle verrast en op de vlucht gedreven. Twee dagen later~ op 11 juli, drongen de Fransen met een domme en belachelijke list, waaraan zelfs roomverse rekruten zich niet hadden mogen laten beetnemen, Gent binnen en zonder een schot te lossen maakten zij zich meester van de hoofdstad van Vlaanderen. Toen begon een van de verschrikkelijkste bezettingen welke de Afteveldestede in haar eeuwenlange geschiedenis kende; zij duurde meer dan drie jaar. Op 18 oktober 1748 werd de Vrede van Aken ondertekend waarbij MariaTheresia de Nederlanden kon behouden, maar toen de Fransen op 28 januari 1749, ingevolge de bepalingen van het Vredesverdrag Gent en Vlaanderen ontruimden, was het land financieel en economisch volledig ten onder gegaan: de militaire opeisingen, de geldelijke lasten, de plunderingen hadden het land voor lange jaren geruĂŻneerd en verlamd, maar dat alles vergat de Gentse bevolking toen de Oostenrijkse troepen hun intrede deden en toen zij eindelijk op 17 mei 1749 de immer glimlachende en gulhartige gouverneur, Karel van Lorreinen, mocht begroeten. Het werd een triomfantelijk onthaal, wellicht minder luisterrijk en somptueus dan in 1744, maar ditmaal was er vreugde in alle harten. Voor de goede hertog moet de overweldigende ovatie van het Gentse volk een zoete balsem geweest zijn op de herinnering aan zovele aftochten en nederlagen welke hij in de afgelopen jaren had gekend. Zijn moed en zijn zelfverloochening hadden niet volstaan in de strijd tegen de geduchte Maurits van Saksen en de doortrapte Frederik de Grote. Karel was een uitstekend soldaat, een dappere krijger, maar een povere strateeg die van verrassingsaanvallen, omsingelingen en schijnmaneuvers weinig of niets afwist. Het volk van Gent juichte hem nochtans als de bevrijder, als een god toe, misschien wel omdat het wist dat hij zo weinig lauweren op het slagveld had geoogst en dat zijn moed niet werd beloond. Karel zou die ontvangst nooit vergeten. Beter dan wie ook wist hij dat hij de man van de vrede was en dat enkel in jaren van rust en peis zijne hoedanigheden tot hun volle recht konden komen. Geen taak was hem te zwaar om onze verarmde en zo diep getroffen gewesten uit de nood te helpen; met vaderlijke hand en hart trachtte hij de politiek van Maria-Theresia met de belangen van de Nederlanden te verzoenen. Wanneer de lasten dreigden te zwaar te zullen wegen, was hij de advokaat van ons land te Wenen en menigmaal wist hij het pleit te winnen. Nog eenmaal, want Karel's interesse ging naar alle steden en dorpen, mochten de Gentenaren hun goede landvoogd triomfantelijk onthalen. Het was in 1752 en sedert lange maanden wist men dat de hertog drie prachtige prijzen had uitgeloofd voor de reusachtige schieting welke het aloude gild van Sente 174


Joris op de Kouter, de twaalfde dag van juni zou inrichten. De drie koninklijke prijzen werden dra zes "extra schoone gevrochte stucken silver-werck". Het Gild gaf zijn laatste centen uit om van deze schieting iets enigs te maken. Aan de ingang van het lokaal herinnerde een reusachtige triomfboog aan de grote beschermer "Leeft lang gelukkig, Hertog van Lorreynen, luyster van ons Hooft-gilde", "Geeft danckseggingen aen Carolus over syne gaeven". Gans de stad begeleidde de toverachtige kleurstoet van schutters uit alle gilden en steden, van de Vrijdagmarkt naar de Kouter, waar de beste schutters uit Vlaanderen om het meesterschap en de koninklijke prijzen streden. Vuurwerk, algemene verlichting en 's anderdaags een prachtig feestmaal besloten deze historische schieting. Op dit feestmaal werd ook besloten dat afgevaardigden van het Gild zich naar Brussel zouden begeven om Karel te bedanken en hem een kruisboog aan te bieden. Wat stond er Karel nog te doen? Beloven zelve met die prachtige kruisboog naar de hoofdvogel op de Kouter te komen schieten. In gemeen overleg werd de datum van 10 september uitgekozen ten einde de gildebroeders toe te laten de nodige schikkingen te treffen. Er was weliswaar geen geld meer in kas, doch voor een schieting waaraan de landvoogd zou deelnemen, moesten er centen gevonden worden. Het gild ging een lening aan en stak zich zo diep in de schulden dat het haast de genadeslag werd voor St.-Joris. Daags voor de schieting arriveerde Karel van Lotharingen geestdriftig onthaald door de ganse bevolking. Na de nacht doorgebracht te hebben in de St.-Pietersabdij, schouwde hij de prachtige Kavalkade die stoetsgewijze midden een zee van volk naar de Kouter opmarcheerde; hij zelf nam plaats in de stoet naast de bestuursleden van het Gild. In een briljante evocatie van zijn verleden, had het gild met tientallen praalwagens en de leerlingen van de Paters Augustijnen, de weldoeners van het gild, de keizers, koningen, prinsen en prinsessen uitgebeeld die in de loop der eeuwen hunne steun en bescherming aan het St.-Joris-gild hadden verleend; aller aandacht en bewondering gingen echter naar de grote door zes paarden getrokken praalwagen, waarmede hulde aan Maria-Theresia werd gebracht: "Theresia die is soo hoog in Deugt geklommen "Dat alle deugt in haer schynt 't hebben plaetsgenomen: "S'Is Pallas naer 't gemoedt, een Juno in haar praecht. "Naert 't tichaem is sy weert dat men haar Venus acht."

175


Ook de Kouter bood een toverachtig uitzicht en was allerrijkelijkst versierd geworden. "Neemt gunstig aen o Prins, den Pijl U toegebracht "Van eene Maegt en haelt den Vogel uyt de tocht", rijmde een meisje terwijl zij Karel de pijl overhandigde. Haar wens ging ogenblikkelijk in vervulling, want de landvoogd na de boog gespannen te hebben en scherp te hebben gemikt, schoot de hoofdvogel afl Zelden steeg op de Kouter een zo luide kreet op als op het ogenblik dat de duizendkoppige massa de hoofdvogel zag neerzijgen na het zegevierend schot van de hertog, een kreet die een minutenlange ovatie werd toen de oude koning van het Gild zijn doorluchtige opvolger het koninklijk halssnoer overhandigde. De historische handboog en pijl zijn heden nog in ons Museum der Byloke bewaard. Karel van Lorreinen moest op dat ogenblik in een prachtkonditie verkeren, want na 's avonds lekker gefeest te hebben met de gildebroeders, trok hij daags nadien naar Brugge, waar hij zich andermaal onderscheidde door met "een sevenste scheute" een van de drie vogels af te schieten: "Niet Caret door geluck maer konste zegenpraelt, "Hij heeft de tweede mael den vogel afgehaelt"! Zo was Karel van Lorreinen, zo bleef hij tot zijn laatste levensdag: joviaal, vriend van arm en rijk, geduchte schutter en jager, beschermer van de kunsten, vader van het volk. In enkele maanden treurde en weende het volk der Nederlanden om het eeuwig heengaan van de keizerin en de landvoogd, twee populaire figuren die van de Theresiaanse periode een oase van vrede en geluk hadden gemaakt. Pierre KLUYSKENS

HERINNERINGEN AAN HET 1e ARTILLERIE REGIMENT IN 1937-1938 (Vervolg) FUSANT-FEUSANT Bij een "tir fusant" werd een ontstekingsmecanisme met dubbele werking gebruikt waarbij het mogelijk was de obus te doen ontploffen op een wel bepaald deel van de kogelbaan, zoals bvb. bij het schieten met shapnels. Maar buiten "fusant" was er ook nog "Feusant", en dat was de naam van het volbloed paard van onze batterijkommandant. Het was niettegenstaande zijn ouderdom - 14 Ă 15 jaar denk ik - nog een mooi dier, misschien een beetje 176


langs de magere kant maar met een blinkende huid, zoals dat past bij een volbloed. Sinds verschillende weken was ik dienstdoende wachtmeester in de batterij en ik had "Feusant" enkel bewonderd in zijn box in de stal, goed afgezonderd van zijn geburen, want hij had een zeer slecht karakter. Hij verdroeg geen enkel ander paard in zijn onmiddellijke omgeving. Door krachtig en welgemikt achteruit te slaan gafFeusant voor een niets hinnikend uiting aan zijn karakter. De gietijzeren palen die de boxen van elkaar scheidden vertoonden de zichtbare tekenen van zijn gramschap. De soldaat die het paard moest verzorgen hield in ĂŠĂŠn hand de roskam en de borstel en in de andere hand een stok ... om zich te verdedigen. Wanneer hij het "monster" onder de ,buik wilde roskammen of borstelen, plooide het geniepig de hals, legde de oren plat, draaide woest met de ogen en probeerde de man bij het kruis van zijn broek te pakken. Een van mijn stukrijders werd aldus gebeten en mocht zich gaan laten verzorgen in de infirmerie. Onze kommandant die niet ver meer verwijderd was van zijn pensioen durfde Feusant niet meer bestijgen. Hij gaf de voorkeur aan een kalmer paard, dat niet meer of minder bleek te zijn dan de vermaarde "Mariette", mijn eerste paard in de Schoolbatterij. Op een goede morgen, terug van het oefenplein, kwam de luitenant naar mij en zei op een toon die alle repliek uitsloot: "Jurdan, deze namiddag gaan wij naar de manege met Feusant en u gaat hem berijden." Ik durfde het nog niet begrijpen. De luitenant zag mijn verbazing. "Geen paniek, Jurdan, wij gaan u helpen en u zult bemerken welk genot het is een volbloed te berijden." In de namiddag vertrek ik dus naar de manege, Feusant vasthoudend bij de teugel. Deze reageerde op voorbijrijdende auto's en trams met schoppen en spektakulaire bokkensprongen. Ik sta dan tenslotte in het midden van de manege met een bonzend hart. De luitenant en 3 mannen staan er om mij bij te staan. Twee mannen houden het zenuwachtig paard dat vervaarlijk met de ogen rolt vast. Laatste inspectie om er mij van te overtuigen dat het zadel goed vastzit en, weinig enthousiast, hijs ik mij in het zadel. "Ik tel tot 3, Jurdan, en laat u dan los, aan u om in het zadel te blijven, doe zo veel maal de toer van de manege als u maar wilt en tracht de woesteling te kalmeren." Een pijlsnelle start; ik verwachtte mij er aan dooreengeschud te worden zoals een cowboy op een rodeo, maar niets van dat alles: een prachtige soepele galop, na slechts enkele kleine zijsprongen. Het is duidelijk dat Feusant er van houdt de benen eens los te gooien. Ik heb nog nooit zo snel op een paard gereden. "Goed, Jurdan, laat u volledig gaan." Na enkele rondjes gedaan te hebben, vast in het zadel gezeten, reeds gewoon aan het soepel ritme van de gestrekte galop van mijn paard, voel ik mij zo 177


De koer van de kazerne in 1986. Foto Jaime Jurdan. Gand. 1cr règtment d•artillerie ûent 1ste r~glme·nt 'Jeldg~schut

c 0 u~ 1t ,.~ C::.~;:· ... Koer<.:.}~<!:: K-1:trre.

De koer van de kazerne vóór de oorlog. Foto: Verzameling André Verbeke.

178


fier als een jockey. Ik kalmeer het dier door het te strelen en er tegen te spreken. Welk genot een volbloed te berijden! Ik weet niet hoeveel rondjes ik gedaan heb wanneer de luitenant mij teken doet terug te komen naar het midden van de manege. Feusant was bedekt met een dikke laag zweet. -"Goed, Jurdan, u gaat hem nu iedere dag berijden." - "Zelfs op straat, mijn luitenant?" - "Waarom niet? Maar slechts na enkele dagen, u moet hem eerst goed in de hand hebben en hij moet aan u gewoon worden." En bij het eerste uitgaan van de batterij gedroeg Feusant zich als een nobel paard, perfect kalm. En fier dat ik was, want bij iedere stap hief hij op een zwierige manier zijn fijne voorpoten op. Op het oefenplein, geen maneuvers meer voor mij. Ik moet gedurende minstens 2 uren Faisant "afrijden". Iedere dag leg ik verschillende malen de omloop der hindernissen die rond het oefenterrein aangelegd zijn af. Er waren verschillende soorten hindernissen: hagen, grachten, een kleine bakstenen muur, enz. Welke vreugde was het aan te voelen dat mijn paard daar van hield. Ik voelde mij letterlijk over de hindernissen vliegen. Feusant en ik waren vanaf de eerste dag vrienden. Maar op zekere dag heb ik begrepen waarom onze kommandant de voorkeur gaf aan Mariette. Een betrokken dag, een koude motregen verplichtte mij mijn tentzeil over de schouders te trekken. Wij verlaten het oefenterrein met de luitenant, de "bleus" te paard rijden in colonne per twee op de Brusselse steenweg. Ik weet nog altijd niet wat de plotse waanzin van Feusant veroorzaakt heeft. Ineens draait mijn volbloed woest met de ogen, hij begint rond te springen, vliegt voorbij de luitenant, komt terug, snijdt de colonne van de rekruten in twee in de richting van de lengte. Op het ogenblik dat ik de luitenant voorbijvlieg heeft hij nog de tijd om te roepen: "Los de stijgbeugels, Jurdan, maar laat Feusant niet los." De paarden van de colonne zijn uiteengejaagd, zij staan in alle richtingen, radeloos, ~laan met de achterpoten, enz. En Feusant, hysterisch, verstoort het verkeer van trams en auto's op de Brusselse steenweg en in de Brusselse straat, tot aan de kazerne, t.t.z. op een afstand van 3 Km. Ik denk dat ik toen al de figuren van de "Haute Ecole" heb meegemaakt. Slaan met de achterpoten, pirouettes, achteruitgaan, steigeren, plotseliJlg stilstaan en vertrekken, starten in galop ... Voorbijgangers op het trottoir drukken zich verschrikt tegen de deuropeningen. Feusant scheert langs een stilstaande tram en doet een tiental vuilbakken op het voetpad sneuvelen. Ik was absoluut niet op mijn gemak. Ik tracht de "folies" van Feusant te 179


kalmeren door tegen hem te spreken en hem de nek te strelen, maar niets helpt. Mijn vrees neemt toe als wij de brug over de Schelde naderen, maar ik laat hem niet los en hij gaat achterwaarts over de brug zonder te proberen mij te verdrinken. "Oefl" Dat was de langste 3 Km. van mijn korte carrière. Aangekomen in de kazerne heb ik nog juist de tijd mij neer te leggen tegen de hals van mijn paard om de stal binnen te rijden. Het is pas in de box van mijn hysterische volbloed dat ik mij van het zadel kan laten glijden. De luitenant stond onmiddellijk aan mijn zijde. - "Wel, Jurdan, het was perfect ... Gij hebt u in het zadel kunnen houden, het was het enige dat u te doen stond ... Morgen zal het beter gaan." -"Maar... morgen ... " -"Jawel, Jurdan, waarom niet?" En ik ben Feusant iedere dag blijven berijden. Hij was terug kalm en gehoorzaam geworden. Geen probleem. Op zekere dag zei een van mijn kameraden: "Feusant is precies een koe geworden. Ik zou hem toch eens willen berijden." Hij vroeg en kreeg de toelating van de kommandant. Dat heeft goed gemarcheerd tot wanneer wij terug vertrokken van het oefenplein en de volbloed opeens een crisis kreeg. Mijn kameraad die in een hachelijke positie terechtkwam, sloeg in paniek en liet Feusant los. Het paard was nu vrij om eens een demonstratie te geven van zijn capaciteiten temidden van het verkeer van trams en auto's. Ik vlieg, samen met 3 andere wachtmeesters, in volle galop op de kasseien, op jacht naar Feusant. Na een epische achtervolging en sioux-krijgslisten, slagen wij er in de woesteling in te sluiten tussen onze 4 paarden, nadat wij langs een gevel zo veel mogelijk een reeks uitvallen en steigeringen ontweken hebben. Ik heb het geluk de teugels te kunnen grijpen en hem met de rechterhand goed vast te houden. Ik kan hem aldus naast mij naar de kazerne leiden zonder al te veel moeilijkheden. Mijn kameraad kreeg 4 dagen kwartierarrest. Een enkele keer heeft Feusant mij nog liggen gehad in zeer gevaarlijke omstandigheden. Ik ben er ongedeerd uitgekomen, maar zou zwaar kunnen gekwetst geweest zijn, of zelfs dood. Het was bij een wapenschouwing op het St-Pietersplein. De Staf bevond zich vóór de kerk waar vroeger de mis opgedragen werd voor St-Barbara, onze patrones. De batterijen waren in front opgesteld langs twee kanten van het plein. Dat hield in dat aan de ene zijde van het paard van de stukoverste zich het voor180


span van het kanon bevond en aan de andere zijde het voorspan van de caisson. Dus strak ingesloten door 4 trekpaarden. Met Feusant aldus geklemd voelde ik mij allesbehalve op mijn gemak en bijgevolg insisteerde ik niet te veel op het reglementair alignement. Ik had wel gezien dat de kop van Feusant uitstak buiten de rij van de andere paarden, maar Feusant was reeds zeer zenuwachitg en trilde van woede en verontwaardiging omdat hij tussen die erbarmelijke "kanonnentrekkers" moest staan. Het kon niet missen dat de adjudant die een laatste blik wierp op het alignement, mij gerepereerd had. - "Jurdan, Godverd ... achteruit!" -"Maar Adjudant, Feusant..." - "Het kan mij niet schelen: Achteruit!" Ik ging dus achteruit ... en het was de catastrofe! Feusant die razend werd van woede toen hij die trekpaarden tegen zijn benen voelde, begon in alle richtingen wild met de achterpoten te slaan. Links en rechts reageerden de trekpaarden op dezelfde manier. Het werd een verschrikkelijke mêlée. Trekriemen vermengden, stukken gescheurd leder vlogen over mijn hoofd. Na nog geen minuut zat ik op de grond, op de kop van Feusant, omgeven door enkele andere gevallen paarden. De luitenant moeide er zich mee: "Jurdan, houd hem vast bij de teugel, zo dicht mogelijk bij het gebit, sta recht en laat vooral Feusant niet los." Het is in feite Feusant die mij op een magistrale wijze van de grond gelicht heeft. Uit het slagveld komend met een Feusant die razend was van woede en die trilde in al zijn ledematen, zag ik de stukrijders de trekriemen ontwarren en herstellen wat herstelbaar was. Feusant vertoonde enkele schrammen en kneuzingen, de andere paarden eveneens, maar gelukkig was er niemand gekwetst. Een echt mirakel! Ingevolge dit incident mochten de stukoversten zich opstellen vóór hun kanon en de brigadiers vóór hun caisson ... Men moest Feusant vasthouden om mij toe te laten terug in het zadel te stijgen. Gelukkiglijk is het militair uur altijd zeer ruimberekend en was het mogelijk, vóór de komst van de generaal, het een en ander te herstellen en Feusant en mij een beetje tot ons zelf te laten komen. Het défilé op stap, in draf en in galop verliep zonder schade, met een Feusant die niet opgehouden heeft te beven tot bij de terugkeer in de kazerne en die zich enkele zijsprongetjes permitteerde, maar buiten het zicht van de generaal. Niettegenstaande alles waren dit voor mij toch enkele mooie weken. Na mij gafmen Feusant aan een brigadier die ook deze mooie volbloed heeft leren kennen die, met ouder worden, ook een beetje hysterisch was geworden. Jaime JURDAN ('t vervolgt) 181


GENTSE MEMORIEDAGEN: 11-12-13-14-15 JANUARI 11 januari 1801 De "kloostermarkt" of "dievemerct" wordt afgeschaft. Zij werd tweemaal per week, 's morgens vroeg, nabij de Sint-Pietersabdij op de "Lieve Vrouwen Aert" gehouden. De marktkramers boden allerlei ijzerwerk, "witwaeren" en detailgoederen aan (1664). Men kon er ook brood kopen. Van 1581 tot 1585 hield men haar tijdelijk op de Kouter. (FRIS Victor, De Oude Straatnamen van Gent, 1925, p. 106) (VAN DE WIELE Johan e.a., De Markt, 1988, p. 62) 11 januari 1551 Een zware storm richt veel schade aan in het Gentse. De Sint-Niklaaskerk deelt mee in de brokken: "up desen dach wayde om me een van de vier turrekens van ste niclaus binnen Ghendt". 11 januari 1557 "Op den XI january 1557", zo lezen wij in het Memorieboek, "was in Vlaenderen ende oock in Zeelant sulck een tempeest van winde dat dierghelijck niet ghesien en heeft gheweest, die soo groote schade ghedaen heeft in steden ende dorpen, soo dat te Ghendt ommewaeyden veertien meulens". 11 januari 1908 Tijdens werken, uitgevoerd in het huis nr. 9 (niet te letterlijk nemen!) van het Sint-Veerleplein, leggen werklieden een grote gebeeldhouwde steen bloot die terstond door deskundigen wordt onderzocht. Hij blijkt een timpaan te zijn van de ingangsdeur van het voormalige Wenemaersgodshuis. 12 januari 1785 Klokken, lood, ijzer, enz... afkomstig van het afgebroken Sint-Agneteklooster aan de Lindenlei, worden openbaar verkocht. 12 januari 1820 De gouverneur van Oost-Vlaanderen richt een rondschrijven aan alle burgemeesters van de provincie om hen een nieuwe variĂŤteit aardappelen, genoemd naar de Gentse tuinder Lanckman, aan te bevelen. (Lanckman had de aardappel zopas uit Engeland overgebracht)

13 januari 1381 Geboorte van de Heilige Coleta te Corbia. Zij stichtte onder meer een klooster te Gent alwaar zij op 6 maart 1447 overleed. Zij was een van de

182


meest populaire heiligen van haar tijd en in de 20ste eeuw wordt zij te Gent nog steeds vereerd. De vijfhonderdste verjaardag van haar overlijden werd in 194 7 luisterrijk herdacht. 13 januari 1349 (Goede Disendach) De Gentse wevers, onder leiding van Jan van de Velde en Geeraard Denijs, worden op de Vrijdagmarkt tot de laatste man afgemaakt door aanhangers van de nieuwe graaf, Loclewijk van Male. Hun lijken worden in de Leie geworpen. (Geeraard Denijs steunde aanvankelijk Jacob van Artevelde en leidde sinds 1343 de machtige grote nering van de wevers. Hoewel hij in 1345 de hoofdschuldige was in de moord op Artevelde zette hij toch de Engelsgezinde Artevelde-politiek voort. Zijn val en de nederlaag van de wevers betekenden een goede zaak voor de Fransgezinden: vandaar "Goede Disendach") 14 januari 1802 De direktie van de Tekenakademie kent een zilveren medaille toe aan een jong beeldhouwer, Jozef Inghels, leerling van Karel Van Poucke, die voor zijn woning in de N ieuwpoortwijk, een beeld uit sneeuw heeft vervaardigd. Het kunstwerk stelt Diana met drie honden voor. De heren van de Tekenakademie betreuren echter dat de kunstenaar geen duurzaam materiaal heeft gebruikt. 14 januari 1795 In naam van de gemeenteraad stelt Van Straeten, gemeenteraadslid, een officiĂŤle lijst op van de straatnamen van Gent. Het is de eerste lijst die verschijnt sedert de resolutie van de Collatie, dd. 1785, om naamplaten aan te brengen op de hoeken van alle straten. 14 januari 1510 Gent kent een bijzonder strenge winter. Marcus van Vaernewijck verhaalt ons dat men op de Vrijdagmarkt schaatste en dat men er zelfs een ijstornooi inrichtte waaraan talrijke mooie prijzen waren verbonden. 15 januari 1456 Filips de Goede bekrachtigt het Gentse stapelrecht voor graan. (het graanstapelrecht en het lastbreekprivilege maakten Gent tot de belangrijkste binnenhaven van Vlaanderen; een goede economie was uiteraard ook in het voordeel van de hertog want die bracht hem aardig wat accijnzen op) 15 januari 1877 Overlijden te Brussel van de Gentse portret- en historieschilder Adolf 183


Dillens. Hij was leerling geweest bij zijn oom Julien en zijn broer Hendrik Dillens. Hij schilderde voornamelijk in Zeeland, waarvan hij op sentimentele en anekdotische wijze het landschap, de interieurs en de typische klederdracht heeft uitgebeeld. Hij was tevens de boezemvriend van Charles De Coster.

15 januari 1831 Humaan gebaar van de officieren van het garnizoen te Gent: zij beslissen gedurende het eerste jaarkwartaal één dag bezoldiging per maand afte staan ten voordele van de behoeftigen van de stad.

15 januari 1827 Koning Willem laat aan kanunnik Triest een prachtig ingebonden exemplaar van de bijbel van Sacy geworden. In een begeleidende brief wenst de vorst hem geluk met de opening van het doofstommengesticht dat dankzij de inspanningen en taaie wilskracht van de Gentse kanunnik tot stand kon komen. (Sacy Antoine was een Frans oriëntalist (1758-1838) die in 1785 lid werd van de Académie des lnscriptions en als zodanig meehielp aan de uitgave van merkwaardige handschriften uit de Koninklijke Bibliotheek) Ronald DE BUCK

OPROEP AAN ONZE LEZERS Om te kunnen voldoen aan de talrijke vragen naar oude nummers van ons tijdschrift "Ghendtsche Tydinghen", doen wij een beroep op uw medewerking om afstand te doen van nummers ofjaargangen die niet meer worden gebruikt. Een overeen te komen vergoeding voor deze vriendendienst kan desnoods overwogen worden. De inlevering gebeurt op het Documentatiecentrum (Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, Sint-Amandsberg), alle zondagen van 10 tot 12 uur. Het O.C. is gesloten op feestdagen en in de maandenjuli en augustus. Wij danken u bij voorbaat voor uw geste. De bibliothecaresse, Mevr. Van Geluwe-Eggermont A.

184


GENSCHE WOORDE EN UITDRUKKIJNGE Deel XVII Gij wordt giel u moeder Syn.: "Ge wordt een zoage; ge begint uuk al t'hêrtefritte; ge wordt ne êwe reutel; nie zoage hîn wijveke": je wordt een zaag. De kader hang schief Syn.: "'t Es weere kirmesse; de katte zit in d'harloge" (zie uitleg plaat 11 ). Wordt gezegd als er iets niet in de haak, niet pluis, niet in orde is. 't Es alle doage gien kloasfieste Syn.: "'t Es alle doage gien kinnesse (al stoan der de kroame); 't es alle doage zuu vet nie"; het is niet alle dagen kermis, men kan zich niet alle dagen vermaken. Een potse truust Zie uitleg bij plaat 40: "Nog een potse truust, Marie?": een kopje koffie. Hij kan ze nie vol of nie leeg zien stoan ... t'es boaske-altijd-zat Syn.: "'t Es ne zatlap; hij kan goe tsoeze (-tuuten); een zatte bieste; een zat vîrke; een zat gat, een zathuufd; een zattemuile; ne zatte kul; ne zatte kluut; een zattekonte; een zattelutte; 't es nen tonnestrijker; hij luupt guule doage zat; hij es zuu zat of een hoere (van Parijs);- ofhonderdduust man;- ofnen 185


êwe Zwitser; -of een zwijn; of een vîrke; -of een sneppe; -of ne patat; - of een bieste; hij es zuu zat dat hij uit zijn uuge nie mier ziet;dat hij van God of zijn gebod en weet; dat hij op zijn biene (puute) nie mier kan stoan; hij es altijd zat of onderwig (of't riekt er noar); hij es hoast nuut nuchter; hij zoe hem stom zat drijnke; hij kan drijnke dat hij niet mier weet wa dat hij doet (van wa paroche dat hij es). Men kan "een beetse zat zijn; biestzat; crimineelzat; duudzat; deurzat; hard zat; lamzat; poepeloerezat; sterrezat; stroalzat; stront(e)zat of strontcrimineelzat zijn". Men is "tuureluut"; halfcanard {<Fr.: eend; waggelend als een -), halfgeloaje (: geladen), halfpanne, halfpataat, halfpetitter, halfsneppe, halfzochte, hij hee een sneuve, (- een halve panne) op, hij hee weeral goe blijven bange, 't es van 't loast halveke (dat hij zat es), hij es goe van zijne kabaa (<Sp.: capazzo: draagmand), hij es goe op zijn lappe geweest, hij ligt omverre, zijn uuge droaje noar 'tol van zijn gat, 't es een zwalpei (:mislukt, niet uitgebroed ei zonder kalkschaal: iemand die zich zat van café naar café sleept), men is liefhebber van ne goeie slok; nen bierbuik; een biertonne; een bierbolle; een bierhuufd; een bierkoake; nen bierzuiper; een bierzuiperigge; ne gewichtheffer; nen bierkluut; een bierkonte; een bierkuipe; een bierlutte; nen bierman; een biermuile; een biervliege": wordt gezegd van iemand die graag, veel en vaak drinkt, een dronkaard. "Hij hee een pirre op; hij hee de keizer gezien; hij es van stokers' en hond gebeete; hij es patat; poepeloere; zijn keele es zuu druuge of assche (kuure, poer, peper, nen druuge gracht); zijn (heur) uuge droaje noar den andere wirrold (- noar 'tol van zijn gat)". Van een zatte vrouw zegt men: "Heur foalde sleept". Een falie of "foalde" was een lange kapmantel, die, wanneer men een beetje door de benen zakte, op de grond sleepte. "Hij ziet er twieje veur iene": behoorlijk dubbel zien.

"De planeten zijn seer hooghe En myn keel wordt diewils drooghe. Dan sien ick er twee voor een!" (Hemelmaanden, Voor-reden; 1725) Dat er te Gent, net als overal elders trouwens, een behoorlik stel "zattepul1en" moet rondgelopen hebben, kunnen we o.a. lezen in Loclewijk Lievevrouw-Coopmans "Folkloristische Sprokkelingen, deel I Oude Gentsche Typen/Osschaert" (1942. De Dageraad Ledeberg), waarin hij het heeft over "laguerre" of"lagirre" op zijn Gents, een straatberoemdheid overleden in het Prof. Guislaingesticht en "Pier Lampet", een cafébaas met drie snelle dochters. Hun beider bijnamen laten geen twijfel over het feit dat ze bij tijd en wijle "de zatten hond uithinge" en 't dikwijls "goe zitten hoan". "Hij es lagirre" betekent: hij is zat en een lampetkan stond vroeger in de wasteil op 186


(

Plaat 23

187


de "lavabo" en kon toch een goede 71. water bevatten. "Lampetten" betekent trouwens "zuipe gelijk ne Zwitser". In het toneelstuk: "Salut, 'k ga in congé" laat Romaio Decooinek een van zijn figuren zeggen: "Hij drijnkt gelijk een keldergat!" Was men dronken van jenever i.p.v. bier, dan zei men: "Ge keunt den tsenuiver uit zijn uuge (koake) scheppe; hij hee den tsenuiver in 't lijf (: hij zoekt ruzie); den tsenuiver spreekt (: hij vertelt zattepraat); den tsenuiver luupt uit zijn uuge; 't ès nen tsenuivemeuze, - een tsenuivertonne, - nen tsenuiverwijnkel, nen tsenuiverbalg, - een tsenuiverbolle, nen tsenuiverhiere, een tsenuiverhuufd, nen tsenuiverkluut, nen tsenuiverlap, nen tsenuiverman, een tsenuivermuile, een tsenuiverpulle, een tsenuiversponse. "Nen tsillekesman" houdt van een "tsilleke of nen tsille" (:jenever). "Zet hulder neere, bij ons, en 't denke mij dadde den t Gille hilder uuk wel zal smaeken". (Uit: Gentsehen Telegraaf, 12 dec. 1848- feuilleton).

Snuit uwe neuze en goa uwe gank Syn.: "Trek het U allemoal nie an; moeid'U doar allemoal ni mee; geboart daddet allemoal nie en ziet (huurt, weet, riekt, smoakt, voelt); voagt er U botte (broek, gat, bende, hiele, kluute, konte, pollevieten, Uwe wietelirre, U sigare an." "Zijne pollevie an iet (iemand) voage" is er zich niet om bekommeren, er zich het hoofd niet over breken. Ook in dit oude liedje vinden we "pollevie" terug: "Oas mijne Pier schoenmoaker wier Stakt hij mee zijn elze (bis) Oas mijn Pier schoenmoaleer wier, Stakt hij mee zijn elz'in mijne pollevie." (dubbelzinnig) <Fr. "pont-levis": ophaalbrug, hefbrug, wat een toespeling is op de geslachtsorganen. Ook: hoge hak. 'k Ben de rijkste van mijne cité Ik ben een eenvoudige jongen van 't arm volk, ik ben niet rijk. Van iemand die het wel "huuge in zijn bolle" had, en eigenlijk toch ook maar "ne citéjongen" of "ne citeetsesgast" was, zei men: "Baron Cité van op de avenue Tsiep-Tsiep". Een "cité" is een koerke, een beluikje, een binnenplaats met veel huisjes. De "Tsiepkesdreve" was een werkmansbeluik op de Dendermondsesteenweg. Ook zei men soms "Grand chique, petit noble, vive la crotte" of"Hij meent uuk da Keizer Karels katte zijn nichte es" of"dat hij de nichte es van Keizer Karels katte". "Dadelick meenen sy oock dat Keyzers kat hun nicht is" (Des Weirelds Ydelheydt, pynelick gheniet ende Ellendighen uytganck; P. vander Lepe, 188


minderbroeder, recolect, 2, 131, 1693). Zie ook plaat 16: "Den iene zuu oarme of de stroate, den andere zuu rijke of daa de zie diepen es". Z'hangt al hiel beur leeve de begijne uit Zie tekst bij plaast 13: "Diene vuile kweezel" en "Wij zijn kweezeis tot aan ons ti ene": schijnheilig mens.

DOCUMENTATIECENTRUM Werking 1993 BIBLIOTHEEK Uitleningen

1992

1993

3 30 11 367 219 19 126 214 99 26 37

3 18

Boeken Algemeenheden BelgiĂŤ-Buitenland Economie Gent Geschiedenis Kunst Localia Oost-Vlaanderen Sint-Amandsberg Taalkunde Volkskunde Natuurkunde Opvoeding - Onderwijs Licentiaatsverhandeling = Z

I

6 1 Subtotaal 1159

189

289 243 4 98 133 103 10 55 1 2

959


Varia

Kaarten Affiches Foto's Prentkaarten Diversen

26 2 142

11

38 5

18 Subtotaal

162

80

Subtotaal 1617

1467

2938

2506

Tijdschriften

Globaal uitleencijfer

Administratie

77

Âą67 (66.5)

30 35.916 F

63 boekdelen 51.025 F

Gemiddeld uitleningscijfer per openingsdag (2u.) Aankoop boeken

Pas verschenen, gratis binnengebrachte werken: voor: 1 werk met een korting van: 21.345 Giftenaantal (dit altijd met de vereiste relativiteit) Boete Geldelijke gift (voor goede service) Ruildiensten

190

33.414 9000 34.314

286

1239

1155 375

1550 1219

157

157


COMMENTAAR BIJ DE WERKING

Uit de statistische gegevens stippen wij een lichte daling van het algemeen uitleningscijfer aan, dat te verklaren is door het tijdelijk wegblijven om gezondheids-en familiale redenen van een paar zeer goede ontleners. (2938 naar 2506) Als men de spreiding van het soort ontleend materiaal nagaat, stelt men vast, dat zowel minder boeken (1159-959) als minder tijdschriften (1617-1467) en varia (162-80) zijn buitengegaan. Dit laatste cijfer is in de eerste plaats afhankelijk van de vraag naar illustratiemateriaal ten bate van tentoonstellingen of licentiaatsverhandelingen enz., en kan dus van jaar tot jaar sterk schommelen, wat uiteraard het globaal uitleningscijfer beĂŻnvloedt. Onder de uitleningstoppers vermelden wij zoals elk jaar (in volgorde) werken over Gent, over geschiedenis en over Oost-Vlaanderen. De drukst bezochte maanden waren in 1993: oktober met 144 en november met 125 bezoekers (Verkoop plan Saurel) De zwakst bezochte: mei met 84 en december met 80 bezoekers. Het aantal bezoekers is in 1993 insgelijks geslonken. (1306-1034) Zoals de vorige jaren, werden waardevolle werken aangekocht (51.025 F. Dit is voor 15.109 F meer dan in 1992). Er werd voor de globale, niet te onderschatten som van 34.314 F pas verschenen boeken gratis in ontvangst genomen. (tegen 21.345 F vorig jaar). Dit getuigt van de goede naam van de bibliotheek, en dit jaar werd opnieuw geen moeite gespaard om die te bekomen. Bij toepassing van het reglement op het te laat terugbrengen van de boeken, is er ditjaar 1.550 Fin kassa gekomen tegen 1.155 Fin 1992. (een verhoging van 395 F) Een aardig cijfertje, dat helpt. Wij stellen ook vast, dat door die methode, de ontleende werken zonder moeite gerecupereerd worden. Dit jaar zijn er 24 nieuwe lezers ingeschreven. Vorig jaar hebben wij de wens geopperd een eindpunt te kunnen stellen aan al onze wederwaardigheden wat betreft de reorganisatie van het Documentatiecentrum. Wij zijn daar niet in geslaagd, gezien de uitgaven, die hiervoor vereist zijn (aankoop leidingen en gasconvectoren, de muren in de oude lokalen worden bepleisterd en geverfd, verwarming wordt geplaatst, enz.) (Dit mag niet gebeuren ten nadele van de verrijking van het boekenfonds), maar wij werken verder tot de volledige uitvoering van het plan. Het O.C. (V.Z.W.) is de gemeenschappelijke bibliotheek en ontmoetingsplaats van twee heemkundige kringen nl. "De Oost-Oudburg" (SintAmandsberg) en de "Heemkundige en Historische Kring Gent". Wie tot hiertoe verzuimde een bezoek te brengen aan voornoemd centrum wordt uitgenodigd kennis te nemen met een boekenfonds dat aan jong en 191


oud een kostbare informatie kan bezorgen over geschiedenis, kunst, onderwijs, literatuur genealogie en vooral Gent en omstreken. Een fonds dat men kosteloos kan raadplegen. Wie lid is of wordt van één der geciteerde kringen kan eveneens boeken, tijdschriften, affiches, prentkaarten, doodprentjes, foto's en noem maar op, kosteloos ontlenen, en door wederzijdse kennismaking met andere bezoekers het verleden herbronnen. Maak er dankbaar gebruik van op elke zondag van 10 tot 12u., behoudens op feestdagen en tijdens de vakantiemaanden juli en augustus. Geen drempelvrees, iedereen is welkom en verzekerd van een wann onthaal. Onze dank gaat aan alle leden, die in de loop van het voorbije jaar, het Documentatiecentrum hebben bedacht met giften. Wij hopen dat ook in 1994 talrijke schenkingen ons fonds komen verrijken, om bij te dragen de streekgeschiedenis op nieuwe paden te leiden! Een speciale dank voor de medewerkers, die vrijwillig het materiële of administratiefwerk uitvoeren en de bezoekers helpen bij hun opzoekingen. Zoals elk jaar, al mijn sympathie en mijn warme dank voor de hulp en de morele ruggesteun. De bibliothecaresse Mevr. VAN GELUWE-EGGERMONTA.

BIBLIOGRAFIE Verleden jaar verscheen het boek "Hoe schrijf ik de Geschiedenis van mijn Gemeente". Deel I. Nieuwste Tijden. 19e en 20e eeuw. Daarin wordt men wegwijs gemaakt in de te onderzoeken papierberg. Op welke plaats is die te vinden? Hoe ziet zo'n archief er uit? Hoe krijgt men de nodige documenten op zijn leestafel? Op dergelijke vragen- en op veel andere- krijgt men een antwoord. Maar de titel van het boek doet tekort aan de inhoud. Het is veel meer dan zo maar een handleiding om om te gaan met archieven. Men had het boek even goed "De Geschiedenis van de laatste 2 eeuwen" kunnen noemen. Zijn wetenschappelijke waarde wordt gegarandeerd door het feit dat het opgesteld werd door 8 medewerkers die allen, zonder uitzondering, geschiedkundigen zijn. De hoofdstukken: De belangrijkste bibliografische instrumenten. Mondelinge geschiedenis. Sociale en economische geschiedenis. Politieke geschiedenis van de Franse Tijd en van de periode van het Verenigd Koninkrijk. Politieke Geschiedenis na 1830. Culturele en religieuze geschiedenis. Protest en sociale bewegingen. De Tweede Wereldoorlog. 192


Het boek bevat 320 bladzijden en heeft een formaat van 16 x 24 cm. Het werd uitgegeven door het "Centrum voor Geschiedenis, Universiteit Gent" in samenwerking met de "Stichting Mens en Kultuur". Het boek kost 895 fr. en is te bekomen bij de "Stichting Mens en Kultuur"Groot Brittaniëlaan 43 - 9000 Gent. Wanneer men 995 fr. overschrijft op Rekening Nr. 448-0722171-07 van deze stichting, dan wordt het boek u thuis bezorgd. Het is een feit dat slechts weinigen zich een zuiver beeld kunnen vormen van de werking van een Provinciebestuur en dat er ook nog niet veel gepubliceerd werd op dit gebied. Deze leemte wordt nu opgevuld met het boek "De Fonteinen van de Oranjeberg. Politiek-institutionele geschiedenis van de provincie OostVlaanderen." Het nu verschenen Deel I, van de hand van de geschiedkundigen Nicole Lehoucq en Tony Valcke, is een boek geworden van 404 bladzijden, geïllustreerd, ook met enkele kleurenfoto's. Dit eerste deel geeft een algemene schets over de evolutie van de provinciale instellingen en bevat o.m. een referentielijst van alle gouverneurs, gedeputeerden, voorzitters en griffiers vanaf 1830 tot heden. Ook een overzicht en analyse van de verkiezingsuitslagen van 1836 tot 1991. Formaat: 24,5 x 16 cm. Zeer verzorgd gedrukt door Vanmelle. Op de geplastificeerde omslag een mooie kleurenreproductie van een schilderij van P.F. De Noter "Vue à Gand", het Provinciaal Gouvernementsgebouw voorstellend. Dit boek werd uitgegeven door het Provinciebestuur van Oost-Vlaanderen in samenwerking met de "Stichting Mens en Kultuur". Prijs: 1.260 fr. Te bekomen in de boekhandel. Al een tijdje geleden verscheen bij de "Stichting Mens en Kultuur" het volkskundig boek van de hand van Willy L. Braekman getiteld "Spel en Kwel in vroeger tijd. Verkenningen van charivari, exorcisme, toverij, spot en spel in Vlaanderen". Wij vennelden het hier omdat het ook een hoofdstuk bevat "Vasten- en Halfvastenviering te Gent met komische teksten (1733)". Dit ingebonden boek van formaat 23,5 x 16 cm. bevat 382 bladzijden, is geïllustreerd en kost 1.350 fr. Eind verleden jaar verscheen er een brochure van 24 bladzijden, getiteld "GustaafDemuynck.1893-1982. Herinnering aan een groot circusdirecteur." De tekst werd opgesteld door Gilbert Herman, in samenwerking met Guy Puttevils. 193


Formaat: 20,5 x 14,5 cm. Verzorgd gedrukt op luxe-papier. 21 foto's. Uitgegeven door de "Vereniging van Circusvrienden". Prijs: 200 fr. Geïnteresseerden kunnen telefonisch contact nemen met de Heer Braeekman op het nummer 253.86.13. Het "Jaarboek 1993" van de "Oost-Oudburg" is verschenen en omvat 137 bladzijden. Buiten een studie over de gekende architect Jan Rooms (18641947) door Mieke Olbrechts is er nog een ander artikel dat Gentenaars rechtstreeks zal interesseren, namelijk "Zoet uit Gent. Een bijdrage over Gentse Suikerraffinaderijen in de 18e eeuw", van de hand van Paul Van Heesvelde. Dit Jaarboek kost 400 fr. en kan bekomen worden in het "Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis". H.C.

VRAAG EN ANTWOORD

Van Dr. Henri Gildemyn ontvingen wij het volgende antwoord: Op blz. 55 van de nr. 111994 van de GHENDTSCHE TYDINGHEN wordt de vraag gesteld over de waarde van de BF (belgische Fr.) van 1862. Daar wij toevallig vóór hetzelfde probleem stonden, willen wij hier graag de uitslag van onze opzoekingen mededelen. Aangaande de periode van vóór 1914 zijn de gegevens eerder schaars. Prof. F. Baudhuin (I) vermeldt dat er, tussen 1860 en 1913, praktisch geen verandering vast te stellen is in de koopkracht van de BF. Vanaf 1914 worden de inlichtingen meer beschikbaar. De Kredietbank o.a. (2) publiceerde de hiernaast aangeduide schattingen. Deze tonen o.a. aan dat 9791 BF nodig waren in 1981 om de koopkracht van I 00 BF van 1914 te evenaren. Of, met andere woorden, dat de prijzen van de goederen met bijna 98 moesten vermenigvuldigd worden. De muntontwaarding tussen 1981 en 1993 kan dagelijks in de financiële en in de belangrijkste andere dagbladen gevonden worden, in de rubriek "Indexcijfer consumptieprijzen". Op het einde van 1993 moest de index van 1981 met I ,58 vermenigvuldigd worden. Kortom: er is praktisch geen muntontwaarding gebeurd tussen 1862 en 1914. In 1981 moest men de prijzen van 1914 met 98 vermenigvuldigen. En die 98 BF van 1981 moeten nu, einde 1993, nog met 1,58 vermenigvuldigd worden, wat 155 BF geeft om de BF van 1862 te evenaren. 194


CONSUMPTIEPRIJZEN Jaarlijkse gemiddelde van 1914 tot 1981

Jaar

Index in % van 1914

1914 1920 1921 1925 1930 1935

100 455 400 518 874 655

1940

865

1946 1947 1948 1949

2450 2494 2857 2770

1950 1951 1952 1953 1954

2741 3003 3024 3 018 3057

1955 1956 1957 1958 1959

3042 3129 3226 3268 3307

195

Jaar

Index in % van 1914

1960 1961 1962 1963 1964

3319 3352 3399 3472 3616

1965 1966 1967 1968 1969

3 76-3 3921 4035 4144 4300

1970 1971 1972 1973 1974

4468 4662 4916 5258 5927

1975 1976 1977 1978 1979

6684 7296 7816 8165 8530

1980 1981

9097 9791


De belangrijkheid van deze munterosie wordt wel bevestigd door de gelijklopende herwaardering van een van de meest verspreide beleggingen: het Engelse pond. Dit kostte inderdaad 25,22 BF in 1914, tegen 3.350 BF einde 1993. Hetzij 132 x de prijs van 1914. Het verschil met de voorgaande berekening voor de BF (155 x) is verklaarbaar door financiële aangelegenheden, waarover wij hier niet kunnen uitweiden. l. Principes d'économie comtemporaine, 1966, Ed. Gérard, 2, p. 53. 2. Weekberichten, nr. 38, 1984.

De volgende vragen komen van de Heer Maurice Labyn: 1°Wanneer werd de muziekkiosk geplaatst op het Kerkplein van Ledeberg? 2°Wie kan mij vertellen waar de naam "Pont Madou" vandaan komt als men daarmee de Walpoortbrug bedoelde. Op de vraag van de Heer Philippe Bockstael in G.T. 1993- Nr. 6- p. 377 kregen wij het volgend antwoord van de Heer Charles Van Bignoot: Er was destijds een café "Nooit Gedacht" op de Bevrijdingsdreef (thans Bevrijdingslaan) huidig nr. 103, Zaak "Eli". Het huis had een inrijpoort waarnaast een ingangsdeur en drie vensters, alle houtwerk buiten donkergroen gekleurd. Thans is op de begane grond een winkelruimte, de rest van de gevel is volledig afgeschermd door een houten of kunststof lattenbekleding, de vensters op de 1e verdieping moeten nog enigszins tussen het latwerk zichtbaar zijn. Een anekdote is mij uit die tijd bijgebleven. Het moet rond de jaren 1925, misschien iets later geweest zijn dat op een zekere dag een vrouw, wellicht de uitbaatster, voor een geopend raam op de 1e verdieping stond te gillen "èw mij teege ... èw mij teege". De dame in kwestie heeft de sprong liever niet gewaagd. Als kind blijft zo iets in het geheugen. Verband met een ander café is mij verder niet bekend.

196


LEZERS SCHRIJVEN ONS Van de Heer Arthor De Decker ontvingen wij de volgende brief: "Betreft: Gentse Memoriedagen. De idee de serie "Gentse memoriedagen te starten in de hoop aldus tot ideeenuitwisseling te komen vind ik prachtig. Hierbij derhalve een eerste reaktie. De heer Ronald De Buck geeft af en toe een toelichting over een Gentse wetenswaardigheid uit het plakboek van J. Rouquart. In G.T., 1994, p. 22 bij 5 januari 1878 vermeldt hij enkel "Geboorte te Gent van Henri Van Daele", zonder enige toelichting. Ofwel kent hij deze persoon niet, ofwel acht hij alle kommentaar overbodig, want iedereen kent toch Henri Van Daele? Naar mijn weten is er in het Gentse maar één beroemde figuur geweest met die naam, nl. de "Revueschrijver en toneelspeler" die vooral aktiefwas in de Minardschouwburg. Deze zou dus volgens Rouquart geboren zijn te Gent op 5/l/1878. Is dit wel juist? Volgens het straatnaambord "Henri Van Daelestraat" te Gentbrugge (gemeente waar deze volkstoneelschrijver heeft gewoond) is hij geboren in 1877 en overleden in 1957. Ook in "Gent, Apologie van een re bal se stad" p. 411 leefde hij van 1877 tot 195 7. Doch zoals we eerder aantoonden zijn de vermeldingen op de straatnaamborden niet altijd juist en misschien heeft "Gent, Apologie ... " zich daarop gebaseerd. Om dit alles nog een beetje ingewikkelder te maken staat in het recente werk van M. De Bleecker en W. Patoor, Gentbrugge 8 eeuwen geschiedenis, p. 248 vermeld dat de revueschrijver leefde van 1877 tot 1959. Wie heeft het nu bij het rechte eind? Ik ben er van overtuigd dat één van de G.T.-lezers deze gordiaanse knoop kan doorhakken, want velen hebben Henri Van Daele nog persoonlijk gekend."

197


GÊNSCHE PRÁOT - Awèl! riep Madam Kwikkelbirge tegen heur kindermeisse zuust op de moment da z'heur klei maneke uit zijn bad paktege; g'en hêt wêere den tirmometer nie gebezigd veur te zien ofda 't waoter nie te waorem ofte kêwd en was! - Wel, madam, zei z'ezûu, 'ken hê kik al dienen brol nie nûudig; 'k kan e kik dat ezûu wel zien! - Wade, zei Madam, hoe keunde gij da zien? - Bij jaojek, zei 't meisse. Aos 't hîet es, word de kleine rûud, in aos 't te kêwd es, wordt hij blêw. - Wel, gij verdomsche kalemoeie, riep Madam, 'k hê u gezeid dat 't nie t'hîet ofte kêwd e mag zijn. Geefmij mij kind hier of'k geef u ne vivelamoer! - Nim, riep 't meisse kwao gaowig. Pakt iwe kleine; g'en weet nûut nie wa da ge wilt. 't En mag niet t'hîet zijn, 't mag nie te kêwd zijn, hoe moe j'het tons zijn? Gelukkig da 't de kleine beter wist, hij hee zijn kelen opegezet in es beginne roepe: Lêw, lêw! ...

198


OUDE JAARGANGEN VAN "GHENDTSCHE TYDINGHEN"

Volgende losse nummers en volledige jaargangen zijn verkrijgbaar tot tuiputting van de voorraad. 1972 Nrs. 1-9-10-11. 1973 Nrs. 1-4-5-7/8-9-11-12. 1974 Nrs. 1-2-3-4 + Voll.jg. 1975 Nrs. 1-3-4-5-6 + Voll.jg. 1976 Nrs. 2-3-4-5-6 + Voll. jg. 1977 Nrs. 2-3-4-5-6 + Voll. jg. 1978 Nrs. 1-3-4-5 + Voll. jg. 1979 Nrs. 1-3-4-5 + Voll. jg. 1980 Nrs. 1-2-3-5-6 + Vol I. jg. 1981 Nrs. 1-3-4-5-6 + Voll. jg. 1982 Nrs. 2-3-4-5-6 + Voll. jg. 1982 Register op de de jaargangan 1 tot 10. 1983 Nrs. 1-2-4-5-6 + Voll. jg. 1984 Nrs. 1-2-4-5-6 + Voll. jg. 1985 Nrs. 1-2-3-4-5 + Voll. jg. 1986 Nrs. 1-2-3-5-6 + Voll. jg. 1987 Nrs. 1-2-4-5-6 + Voll. jg. 1988 Nrs. 1-2-3-5-6 + Voll. jg. 1989 Nrs. 1-3-5-6 + Voll. jg. 1990 Nrs. 1-3-4-5-6 + Voll. jg. 1991 Nrs. 1-3-4-5 + Voll.jg. 1992 Nrs. 1-2-4-5-6 + Voll. jg. 1993 Nrs. 1-3-4-5-6 + Voll. jg. Prijs per afzonderlijk nummer 70 fr. Prijs per volledige jaargang 400 fr. Deze kunnen afgehaald worden elke zondag tussen 10 en 12 uur in het "Documentatiecentrum" (behalve in juli en augustus en op wettelijke feestdagen). Bij bestelling via onze postrekening dienen volgende portkosten bijgerekend: I nummer: 28 fr. 2 tot 3 nummers: 50 fr. 4 tot 6 nummers: 65 fr. Verder per jaargang: 65 fr. Plattegrond van de Stad Gent door B.J. Saurel (1841 ). Getrouwe copie van het origineel: 120 fr. Plattegronden dienen afgehaald te worden in het Documentatiecentrum (geen verzending per post) De Archivaris Mevrouw VAN GELUWE-EGGERMONT A. 199


AANVULLENDE LEDENLIJST 2845. 2846. 2847. 2849. 2850. 2851. 2852. 2853. 2854. 2855. 2856. 2857. 2858. 2859. 2860. 2861. 2862. 2863. 2864. 2865. 2866. 2867. 2868. 2869. 2870. 2871. 2872. 2873. 2874. 2875. 2876. 2877. 2878. 2879. 2880. 2881. 2882. 2883.

N. V. P&P ACCOUNTANTS, Molenaarstraat 111, 9000 Gent. CLAEYS J., St. Elooistraat 10, 9820 Merelbeke. DEMETER, Virginiastraat 36, 9000 Gent. Dr. DE WAELE L., 's Gravenstraat 188,9810 Nazareth. KALMAR M., Gelukstraat 20, 9000 Gent. FORDEYN J., Heernislaan 37, 9000 Gent. Mw. VERCRUYSSEN-DE GREZ H., Hofstraat 68, 9000 Gent. Mw. VAN DE CALSEYDE-ANSSENS 1., Nederkouter 25, 9000 Gent. Mw. DE FLEYT A., Olympiadeplein 25, 9000 Gent. MALSCHABRT A., Robert Rinskoptlaan 52, 9050 Gentbrugge. VAN POUCKE D., JefVandermeulenstraat 60, 9050 Gentbrugge. Juf. VAN DER LINDEN L., Hogeweg 199,9040 Sint-Amandsberg. MAHY L., Sint-Lievenslaan 127, 9000 Gent. Mw. COEMAN J., Kortrijksesteenweg 569,9000 Gent. Mw. COUCKE G., E3-plein 145,9050 Ledeberg. DEPOORTER A., Volderrede 37,9070 Destelberben. Mw. LEGRAND N., Stapelplein 40,9000 Gent. MAUQUOY A., Olifantstraat 76 bus I, 9000 Gent. BILLIET L., Hooggoed 6, 9880 Aalter. PILLE D., Kogelstraat 77, 9000 Gent. Mw. CAVENS A., Hubert Frère-Orbanlaan 59, 9000 Gent. COLPAERT J., Jacob van Arteveldestraat 8, 9050 Gentbrugge. VAN RENTERGHEM, Wolvengracht 38,9030 Mariakerke. EECHAUDT D., Lindenstraat 4, 9831 Deurle. CLAEYS J., Ledestraat 38, 9968 Oosteeklo. LELUBRE G., Groenstraat 7, 9890 Vurste. MOORTGAT J., Zilverhof 35, 9000 Gent. VAN CAUSENBROECK F., Tentoonstellinglaan 30,9000 Gent. D'HOOP DE SYNGHEM X., Borg 4, 9680 Maarkedal. VAN HEVEL W., Sint-Salvatorstraat 163, 9000 Gent. Mw. VAN ASSCHE 0., Borrewaterstraat 53, 2170 Merksem. EECKMAN R., Malachietstraat 36, 9000 Gent. DE BOCK W., Prinsenhof 16, 9000 Gent. VAN DE VELDE N., Chemin de Beaurégard-Les Trépinières, F38200 Vienne. Mw D'HOLLANDER A., Schepenstraat 15, 9031 Drongen. DESCY L., Jean-François Leemanslaan 79, 1160 Brussel. VAN DEN BERGHE G., GustaafCallierlaan 151, 9000 Gent. MULDERS J.-P., Patijntjestraat 116, 9000 Gent. 200


GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring Gent V.Z.W. 23e jaargang nr. 4 15 juli 1994 Stichter : G. Hebbelynck t Voorzitter : H. Collumbien Onder-Voorzitter en Penningmeester : A. Verbeke Secretaris : R. Van Geluwe, Maïsstraat 235, 9000 Gent Archief en ruildienst : Mevr. A. Eggennont, Maïsstraat 235, 9000 Gent Redactie-Adres: Lijnmolenstraat 149,9040 Sint-Amandsberg- Gent Administratie : Koggestraat 14 - 9000 Gent Postrekening : 000-105.04.73-60, Heemkundige en Historische Kring Gent, 9000 Gent Lidgeld : 400 fr. per jaar. Steunende leden : 600 fr. per jaar. Beschennleden : 1000 fr.per jaar. Buitenland: 100 fr.extra voor portkosten INHOUD - 1914. Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog 202 - Inventaire Archéologique: De monumentale poort van de Citadel 218 - Herinneringen aan het Ie Artillerie Regiment in 1937-1938 (Vervolg) 221 - Iets over de Kabaöne 228 - De Aardbevingen van 1692 en 1756 te Gent 231 - De Grafzerk van Geertrijde de Gruutere in de Abdijkerk van Groeninge te Kortrijk 238 - "Voskensbeeld", staande in de vóórtuin van het "Koninklijk Atheneum Voskenslaan" te Gent 240 - Gensche Woordeen Uitdrukkijnge. Deel XVIII 243 - Gentse Memoriedagen: 16-17-18 januari 246 - Bibliografie 248 - Vraag en Antwoord 251 - Lezers schrijven ons 253 257 - Gênsche Präot - Dit bestaat niet meer 259 Bibliotheek en wekelijkse bijeenkomsten : in het Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis, Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, SintAmandsberg : elke zondag van 10 tot 12 uur (uitgenomen op feestdagen); Gesloten in juli en augustus. Bibliothecaresse : Mevr. A. Eggennont. Verantwoordelijke uitgever: Hugo Collumbien, Lijnmolenstraat 149, 9040 Sint-Amandsberg- Gent.


1914. HET UITBREKEN VAN DE EERSTE WERELDOORLOG Er zal waarschijnlijk in onze geschiedenis geen oorlog zijn waarover zoveel en zo uitvoerig gepubliceerd werd, en nog gepubliceerd wordt, dan over de Tweede Wereldoorlog. Minder talrijk daarentegen zijn de werken die handelen over de Eerste Wereldbrand. Onlangs kregen we een boekje onder ogen met als titel: "1914- Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog". Het werd geschreven door ene Julien D. Marfens uit Gent. Daarin verhaalt de auteur zijn wedervaren tijdens de eerste maanden van de oorlog. Het begin van zijn relaas laat hij samenvallen met de Gentse Wereldtentoonstelling in 1913 en hij eindigt daar waar de stellingoorlog in de Westhoek begint. De beschrijving van zijn persoonlijke belevenissen te Gent wisselt hij af met de oorlogsgebeurtenissen die zich afspeelden op nationaal vlak. Oorspronkelijk tewerkgesteld in een havenbedrijf ziet hij, wegens gebrek aan werk, zich genoodzaakt dienst te nemen bij de Gentse Politie als zogenaamde "klakagent". Hierdoor is hij beter geplaatst dan wie ook om de dagelijkse beslommeringen in de stad op de voet te volgen. Uit de oorspronkelijke tekst hebben we die passages gelicht die handelen over Gent en omstreken, zonder verdere wijzigingen aan te brengen. Over het wanneer het boekje werd geschreven en uitgegeven laat men ons in het ongewisse. Het moet in ieder geval na W. 0. IJ geweest zijn daar anders het woord "Eerste" in de titel hier niet op zijn plaats zou zijn. Ook over de auteur, buiten het feit dat hij ooit woonachtig was in de Zonder Naamstraat nr. 47, is ons verder niets bekend. Aan de hand van enkele gegevens die in de tekst voorkomen mogen we veronderstellen dat hij reeds (geruime tijd?) overleden is. We zijn er ons van bewust dat het werkje geen proza is maar we menen dat de documentaire waarde ervan ruimschoots een publicatie in de Ghendtsche Tydinghen rechtvaardigt. Tenslotte wensen we er op te wijzen dat de enkele verklarende noten van onze hand zijn. DavidMAES

Weerom lag ik luidop te dromen. Ik werd wakker geschud door mijn vrouw. Het was vroeg in de morgen, ongeveer 4 uur, de klaarte kwam in de kamer. Luide stemmen weerklonken op straat. De grote stadsklok was aan 't luiden. Ik dacht dat het Gentse Feest was. De zaterdag werd het feest door Klokke Roeland ingeluid. Maar dat was veertien dagen geleden. De zaterdag was ik

202


gehuwd Ook mijn vriend Jozef, elk met een meisje, welke vriendinnen waren. Hij en ik hadden gespeeld in een voetbalclub aan de havenwijk en oefenden in de week aan de Voorhaven. Wij waren vrienden geworden. Toen ik aan de loting moest deelnemen ging hij mee naar het stadhuis. Van 's morgens trokken de jongelingen vergezeld van ouders en kennissen op naar het centrum van de stad. De lotelingen werden gerangschikt volgens de beginletter van hun familienaam. Te 8 uur stipt werd het eerste nummer getrokken uit de grote trommel. De loting werd onverpoosd voortgezet tot 11 uur 's morgens en om 1 uur werden de werkzaamheden hemomen totdat de trommel geen enkel nummer meer bevatte. De jongelingen namen deel aan de loting in hetjaar waarin zijn de ouderdom van 20 jaar hadden bereikt. Kwamen zij niet op dan werd hun nummer door de burgemeester uit de trommel gehaald. Een loteling kwam gelopen van de trappen van het stadhuis en viel in de armen van zijn familieleden: hij had een goed nummer getrokken. Achter hem stormden anderen de trappen af, roepend, springend, de armen zwaaiend, hun nummer onder het lint van hun hoed gestoken of aan hun muts gespeld. Sommigen kwamen stil en zwijgend naar beneden. Niet al de lotelingen verlieten het stadhuis langs de grote trap. Men liet ze ook buiten door de poort aan de zijkant. Daarom stonden aan alle uitgangen mannen en vrouwen ongeduldig uit te kijken. Naarmate de dag vorderde werd het rumoer op de straat groter. In alle buurten werd gezongen en gedronken en de koetsiers deden goede zaken. 's Avonds vooral was de beweging buitenmate groot. Wie een goed nummer had getrokken was op gang met zijn familieleden. Op straat en in de koffiehuizen werd er om het meest gefeest. Tot laat in de nacht duurde het lawaai. 's Anderendaags, de dinsdag, ging ik met andere lotelingen verder feest vieren. Mijn vriend Jef was van de partij. Hij had aan zijn patroon, een schildersbaas, gezegd dat hij moest loten. Terwijl wij in een herberg in de buurt van zijn werkhuis waren, nam hij mijn hoed met mijn nummer en ging er mee bij zijn baas. Die man was zo blij dat hij hem 5 frank drinkgeld gaf. In 1909 werd het lotelingstelsel afgeschaft. Jef maakte deel uit van de militieklas 1910 en moest het volgende jaar soldaat worden. Ook het regime der plaatsvervanging had afgedaan. Voor de som van 1800 frank kon een loteling, in geval hij een slecht nummer trok, bij bemiddeling van ĂŠĂŠn der recruteurs - de mensen noemden hen zielehonden - door een man, een vrijwilliger met premie, laten vervangen. Het oorlogsgevaar werd dreigend. Het volk van Europa leefde op een grommende vulkaan, waarvan de kraters hun kokende lava op ieder ogenblik konden spuwen. 203


( ... )

De legerwet van 1902 voorzag een effectief van 42.800 man in vredestijd en 180.000 man in oorlogstijd. Dit getal bleefhetzelfde in de nieuwe wet die in voege kwam in 1910, maar de diensttijd werd verkort zodat de militieklassen samengesteld werden uitjongere manschappen. Zij had tot doel meer gelijkheid te brengen bij de recrutering en een leger te vormen dat meer geschikt was om het land te verdedigen. Vergelijking der oude en nieuwe militiewet: Nieuwe wet Oudewet Effectief: In vredestijd 42.800 man. Effectief: In vredestijd 42.800 man. In oorlogstijd 180.000 man. In oorlogstijd 180.000 man. Vrijwilligersschap: De basis van het Vrijwilligersschap: aangemoedigd door plaatsen na dienstijd in Openleger. bare Besturen. Loting: 1, 2, 3 zonen per familie; Loting: afgeschaft, 1 zoon voor miliplaatsvervanging mits storting van taire dienst. Persoonlijke dienst. 1.800 fr. Diensttijd: Infanterie: 15 maand. Diensttijd: Infanterie: 20 maand; Ruiterij: 24 maand. Ruiterij: 36 maand. De diensttijd kon respectievelijk op 10 en 16 maand gebracht worden voor hen die een bekwaamheidsexamen aflegden. Oproeping: bij mobilisatie 13 klas- Oproeping: 10 klassen geven zoveel sen samengesteld uit gehuwden en als 13 klassen en zijn samengesteld uit jongere mannen. familievaders. Enkel in vredestijd: geestelijken in- Definitieve vrijstellilng voor geestedien zij niet behoren tot een welstel- lijken en missionarissen. lende familie. Dienstplicht: ouderdom 19 jaar. De vrijwilliger heeft de keus van zijn wapen en ontslaat al zijn andere broeders van de dienstplicht. Ieder jaar moeten 6.200 plaatsen bij de Openbare Besturen bij voorkeur verleend worden aan oudvrijwilligers. De vrijwilliger, evenals de andere militairen, is vrij van dienst bij de burgerwacht. Zijn soldij wordt vermeerderd tot 35 frank per maand voor de soldaat, 40 frank voor de korporaal en 50 frank voor de onderofficier. De soldij van de milicien is 0,25 frank of 0,45 frank per dag volgens het wapen waartoe hij behoort. Rijke zowel als arme families moeten hun landsverdediger leveren. De oudste zoon moet zich laten inschrijven in de wervingsreserve bij het bereiken van de ouderdom van 19 jaar. Hij kan bepaald of onbepaald uitge204


steld worden, net als vroeger, of zich doen vervangen door een broeder die minstens 18 jaar oud is en niet ouder dan 30 jaar. Vrijwillige dienstnemingen mogen aangegaan worden van het 18de jaar af. Zijn ongeschikt voor de dienst: zij die de minimumgestalte van 1,54 m niet bereiken of aangetast zijn door een ongeneesbare ziekte. Worden tijdelijk vrijgesteld: de kloosterlingen, de studenten die na de middelbare graad geestelijke of hogere studiën voortzetten, de normalisten of toekomstige leraren die zich verder bekwamen. Zij moeten zich echter voorbereiden om in tijd van oorlog dienst te doen als ziekendiener-ambulancier. Daartoe moeten zij een leergang, zelfs private, van drie maanden volgen en een bekwaamheidsexamen afleggen. Kunnen ook een uitstel bekomen: de toekomstige marineofficieren, zij die in staatsdienst zijn in de kolonie, zij die de noodzakelijke steun zijn van hun familie, zij die niet zonder ernstige schade een studie- of leertijd moeten onderbreken, ofwel tijdelijk onmisbaar zijn in een landbouw-, industrieel- of handelsbedrijf dat voor hun rekening of die van hun ouders wordt uitgebaat. Het uitstel is geldig voor één jaar, maar hernieuwbaar gedurende drie achtereenvolgende jaren. Het vierde jaar geldt als definitief in al de gevallen. De enige zonen, steun of niet, zijn voor de toekomst vrij van dienst. Jef moest zijn militieplicht vervullen en kwam in garnizoen te Antwerpen. Ik ging hem dikwijls bezoeken te Antwerpen. Samen deden wij wandelingen langs de haven, gingen naar de musea, de kathedraal, het Steen, de Dierentuin en soms naar de herbergjes aan de havenkant waar op zondagmorgen worstelwedstrijden gehouden werden. 's Avonds voor zijn vertrek zaten wij op het terras van een café en dronken er het goede bier van Antwerpen, de Driedraad. Als veertienjarige werkte ik aan de dokken, op een stapelplaats van hout, zogezegd om boodschappen te doen. Ik moest helpen laden en lossen en de ruwe dokwerkers deden mij zware vrachten dragen welke mijn krachten te boven gingen. Ik werd ouder en nu was ik de jongste ploegbaas. Mijn directeur gelastte mij bij voorkeur met dringend en belangrijk werk. ( ... ) Intussen was Jef afgezwaaid. In 1913 werd de Wereldtentoonstelling te Gent gehouden, op de terreinen tussen de Mussenstraat, de Zwijnaardsesteenweg en de Sterre. In het Citadelpark was een ruim feestpaleis gebouwd in duurzame materialen. Jef werkte aldaar en verdiende veel geld. Dat jaar gingen wij samen naar de Negen Meimarkt te St.-Amandsberg en droegen een nieuwe strooien hoed. Aan de Kapellenberg stonden wij te luisteren naar het concert gegeven door

205


de Harmonie Nut en Vermaalc. Eensklaps werd de lucht zo zwart als inkt en vielen er hagelstenen zo groot als eieren. Wij liepen al wat wij konden om te schuilen in een openstaande poort. Na ons kwamen twee meisjes binnengevlucht. Toen de vlaag over was zijn we alle vier gaan zien naar de schade aan de serren van de bloemisten. 's Avonds werden de meisjes, Celina en Carolina, naar huis geleid en 's anderendaags, de maandagavond na het werk, gingen Celina met Jef en Carolina met mij naar de wijkcinemaAlcazar op de Muide. Het cinemabedrijf was nog in een beginstadium. Niet veel jaren te voren hadden de gebroeders Lumière op de foor te Gent, in een tent, hun eerste voorstelling gegeven. In het centrum der stad was er maar één grote cinema, het Pathétheater in de Veldstraat, met een symfonisch orkest van een zestal uitvoerders. De cinema-artisten van die tijd zijn reeds in de vergeethoek geraakt: Marie Piekford en Costello van de Vitagraph, Douglas Fairbanks, Psylander van de Nordisk. De Duitse filmindustrie was nog in een beginstadium, doch had goede artiesten, zoals Asta Nielsen, Hellen Richter en Henny Porten. Wij namen een zondagsabonnement op de Tentoonstelling. Bij de opening, door de Koninklijke Familie, was de toeloop van het volk buitengewoon groot. Wij hadden ons opgesteld aan het park om de stoet te zien voorbijtrekken. Daar stond ook Zot Sophietje, een welbekend klein zenuwachtig vrouwtje dat steeds op wandel was. Zij was wat simpel maar deed niemand kwaad. Door de schooljongens werd ze gedurig gekweld. Steeds droeg zij een regenscherm welke gewoonlijk diende om zich de baldadige jeugd van het lijf te houden. Sopbietje was verzot op bloemen en tijdens de marktdagen ging zij op de Kouter aan alle uitstallingen staan maar kocht niets. Als de verkoopsters haar bij wijlen een bloem schonken dan liep zij tijdens het concert tussen de wandelaars fier met de bloem op de borst. Nu was zij weer opvallend versierd met een reusachtige jasmijn en toen de hofrijtuigen voorbijreden kende haar enthousiasme geen grenzen meer. Koning Albert, Koningin Elisabeth, Princes Marie-José en de prinsen Leopold en Karel, beide laatsten gekleed in een matrozenpak, reden onder oorverdovend gejuich het Citadelpark binnen. Alle zondagen gingen wij met onze verloofde de tentoonstelling bezoeken. De eerste open tramrijtuigen waren in gebruik genomen en bij zonnig weer was het aangenaam om door de stad te rijden. Aan de hoofdingang op de Kortrijksesteenweg was een brede laan met in het midden een vijver en het machtig bronzen beeld der Vier Heemskinderen. Aan het einde was een waterval. Aan de ene zijde van die laan waren de Franse en Belgische secties, aan de andere de Duitse en de Engelse. Dan was er een brede laan vanaf het spoorwegviaduct tot aan het Vlaams dorp, dat een ingang had aan de afspanning de Sterre. Daar waren de secties van de andere landen, Neder-

206


land, Italië en ook die van Canada, waar heerlijk ruikend fruit uitgestald lag en steeds een grote toeloop van bezoekers lokte. De "Union Minière du Haut Katanga" was begonnen met de ontginning van koper en had er een stand. De exploitatie werd gedaan op geringe schaal. In 1905 werd in een kleine oven het koper gesmolten bij middel van houtskool. In 1906 werd de N. V. gesticht met een kapitaal van zes miljoen frank. Iedere bezoeker kon mits storting van 1/5 (100 frank) inschrijven op een aandeel. Sindsdien heeftdeUnion Minière haar bedrijvigheid uitgebreid en de omzet van koper en bijprodukten, kobalt, zink, zilver, goud, radium en uranium is dermate toegenomen dat de aandelen nu in waarde stegen. Het erts van de mijn had een gehalte van ong. 99 % zuiver koper. Een klomp die doorgesneden was en er uitgestald lag, had een helle glans alsof het zuiver koper was. In het Feestpaleis van het Citadelpark beschikte men over salons, vergaderzalen en een uitgestrekte hall waar de Floraliën gehouden werden. In het park waren vermakelijkheden en het Senegalees dorp waar negers leefden zoals in hun dorpen. Op het vliegveld van St.-Denijs deed de Franse vlieger Pegoud opstijgingen en na acrobatische buitelingen kwam hij in spiraalvlucht neer. ( ... ) 's Avonds kwamen wij thuis. Het was niet heel laat want 's anderendaags moesten wij op het werk zijn. Wij maakten nog onze bilan op, de vooruitzichten waren goed. Mijn loon was dat jaar met 10 eentimen per uur verhoogd. Carolina, die· in een katoenfabriek werkte, verdiende ruim 14 frank per week. Haar loon alleen was bijna voldoende voor de gewone huishoudelijke uitgaven.

De prijzen der huishoudartikelen waren als volgt: 1 k boter 3,00 fr 1 krijst 1,44 fr 1/2 k broodsuiker 1 k suikerij 112 k dadels 0,25 fr 1 k tarwebloem 1,20 fr 13 eieren 1 k worst 1,30 fr 1 k frietvet 1 k zeep 1 k koffie 2,00 fr 1/4 k "amidon" 1 k kaas 2,00 fr 1 citroen 1 k mais 0,24 fr 1 droge haring 1/4 k vijgen 0,20 fr 1 doos tomaten 0,45 fr 6 koffiekommen I melkkan 6 teiloren 0,75 fr 1 klos machinegaren 3 handdoeken 0,90 fr naainaalden 0,10 fr 50 k aardappelen I pak lucifers 7,00 fr 250 k kolen 207

0,40 fr 0,40 fr 0,40 fr 2,00 fr 0,40 fr 0,12 fr 0,10 fr 0,70 fr 1,55 fr 0,35 fr 0,28 fr 0,02 fr 4,25 fr


( ... )

Het lawaai op de straat bleef duren. Ik kon de slaap niet meer vatten, kwam uit bed en ging zien aan het venster. De mensen in de buurt stonden aan hun deur en spraken luid tot elkander. Van slapen kwam niets meer en de dagtaak zou weldra beginnen. Ik zag dat Alfons, de oude serieagent, ging kloppen aan de deuren. Tegen zijn gewoonte in trok hij nergens binnen, zelfs in de herbergen niet. Hij had een pak drukwerken bij zich en bestelde ze bijna van huis tot huis. Het waren oproepingsbevelen voor militairen met onbepaald verlof. Hij zegde dat het leger gemobiliseerd werd. Celina, de vrouw van Jef, was buiten en stond daar afgezonderd. Ik ging bij haar en zij begon te schreien. Jef, haar man, was enkele dagen tevoren met de eerste militieklassen opgeroepen. Wij hadden hem uitgeleide gedaan naar het Zuidstation. Opgeroepenen kwamen toe te Gent en rukten op naar hun kazerne. Wij hadden getracht Celina moed in te spreken bij de smartelijke scheiding enkele dagen na haar huwelijk en troostten haar met te zeggen dat de troepen enkel opgeroepen waren om aan de grens opgesteld te worden in geval een oorlog tussen Duitsland en Frankrijk moest uitbreken. Immers in de oorlog 1870-71 was het zo geweest en België was ongeschonden gebleven. Ik vroeg haar om in huis te komen. Carolina had koffie gezet. Ze was nog wat te bed gebleven. De avond te voren, na gewerkt te hebben tot 7u30, had ze nog haar woning gekuist en moest nu om 6u aan het werk. Wij namen met Celina het morgenmaaL Ik zegde dat er hoop was niet in een oorlog gewikkeld te worden. Het onweer zou overgaan. De onschendbaarheid van België was gewaarborgd door de omliggende landen en in het bijzonder door het machtige Engeland. Tijdens de laatste Frans-Duitse oorlog had België zijn troepen opgesteld zowel aan de Franse als aan de Duitse grens. De vrouwen gingen naar hun werk en ik trok op naar de dokk~n. Aan de deur werd ik aangesproken door Jan, een gebuur die in mijn ploeg werkte. Het was een naarstige werkman. Hij had in Frankrijk gewerkt doch kon maar twee woorden Frans spreken en die waren "koperen pan" (comprend pas). Hij had zijn oproepingsbevel ontvangen en stond daar in een uniform dat veel te nauw was geworden en met het rond mutsje op de top van zijn hoofd. Zij die hem de legeropleiding - die ook in het Frans gedaan werd - hebben gegeven zullen gezweet hebben en hij ook. Hij ging dadelijk vertrekken en vroeg om zijn weekloon in ontvangst te nemen en te overhandigen aan zijn echtgenote. Op het werk waren mannen afwezig. Later kwamen zij in soldatenpak om afscheid te nemen en hun loon in ontvangst te nemen. Ze waren manhaftig en bereid weerstand te bieden aan gelijk welke legermacht die het Belgisch grondgebied zou schenden. Toch geloofden zij niet te moeten vechten. Allen hadden liever aan het werk gebleven maar waren overtuigd weldra te mogen terugkeren. 208


Op zondag 2 augustus 1914 kon Celina het in haar woonst niet uithouden, met haar kommer en zij was bij moeder troost gaan zoeken. Het was een sombere dag. Er hing een stille, wachtende ongerustheid. De lucht was overtrokken, als voorspelde zij onbestendig onheil. Het weder was zoals de politieke toestand: beklemmend, drukkend en woog zwaar op het gemoed. Carolina was echter opgewekt, ze was vrolijk van natuur. Bovendien zonder zorgen over haar man. Hij had er zich uitgeloot en was vrij van legerdienst. Haar oudere zuster Carlotta kwam op bezoek. Ze was in overspannen toestand. Niemand kon geloven dat haar man opgeroepen was. Leon had er zich ingeloot maar was geen soldaat geweest. Hij was ingedeeld bij een ruiterijregiment en had nooit te paard gereden. Zijn vader, een patroonbehanger, was gierig en had, toen zijn zoon moest loten, geen plaatsvervanger gekocht. Hij heeft dan zijn invloed gebruikt om hem te doen vrijstellen van dienst in vredestijd. ( ... )

's Avonds, toen bekend werd dat de Duitse troepen BelgiĂŤ waren binnengevallen, trok een groep belhamels door de hoofdstraten der stad naar de hotels rond de Zuidstatie, op de Koommarkt, op de Kouter, gehouden door Duitsers. Ze drongen er binnen en sloegen de meubels aan stukken. De opgeroepen burgerwacht en enkele oude politieagenten, die nog dienst deden - al de jongeren waren opgeroepen bij het leger - waren niet bij machte zulks te verhinderen. Ze gingen ook betogen voor de Franse en Duitse consulaten. ( ... ) 's Anderendaags, toen ik op het werk was, stonden de mannen luidruchtig te praten. Arthur, een jonggezel, voerde het woord. Hij was een waaghals en van weinig vervaard. De vorige winter wilde hij op het ijs over de havenkom lopen tot aan de boei waar de boten zwaaiden. Hij trapte er door. Niemand kon hem helpen. De toeschouwers konden enkellijdelijk toezien hoe hij van de ene op de andere schots sprong om eindelik vaster ijs onder de voeten te krijgen en de oever te bereiken. Eens was hij met een pont naar de Darse gevaren, om boomstammen te halen die afgedreven waren. Hij legde het vaartuig vast aan een slijkboot welke uit de kom naar de zuiger gesleept werd. Bij het zwaaien uit het basin werd het bootje uit het water gelicht en sloeg om. Hij zat er onder. Tot zijn geluk brak de koord en kwam hij van onder het vaartuig. Hij vertelde dat 's avonds in het hotel Claus in de Vlaanderenstraat, het hotel Telegraphe aan de Graaf van Vlaanderenplaats, de Drie Zwitsers op de Koommarkt, de inboedel stuk geslagen was en de uithangborden afgerukt waren. Aan de Kulmbach op de Kuiperskaai waren de burgerwachten gedurende gans de nacht opgesteld geweest om die instelling te beschermen.

209


Maar in de vroege morgenuren werd het cordon doorbroken. Al de meubels werden op straat geworpen en de piano kwam in de Schelde terecht. De burgerwacht moest machteloos toezien. Er was dringend werk voor het leger. Wij begonnen te zagen en paaltjes te voorzien van punten om te dienen voor prikkeldraadversperringen, ter versterking van de forten van Antwerpen. De directeur kwam die dag meermaals toezicht houden en liet toe dat er over de oorlog gesproken werd. Arthur zong de Brabançonne, de Vlaamse Leeuw en om de directeur genoegen te doen ook het Engels volkslied. ( ... )

De 13 augustus 1914 was het bestuur der stad Gent begonnen met een kosteloze bedeling van brood en soep en aan de nieuwe haveninstelling zette men werklozen aan de arbeid om ze van de straat te houden. Er werd gewerkt met twee ploegen, één van 10.30u. tot 14.30u. en één van 15.00u. tot 19.00u., aan 50 centiemen per uur of 12 frank per week. Niet allen konden aan het werk gesteld worden en later werd een steundienst voor werklozen ingericht, waar benevens soep en brood een steungeld verleend werd. Het werk op bijna alle fabrieken en werkhuizen werd stilgelegd bij gebrek aan grondstof. Carolina zou voortaan haar eigen huishouden doen. Arthur was soms een dag werkloos, hij liep dan in de stad en bracht 's anderendaags het nieuws. De vluchtelingen kwamen toegestroomd. Zij die geluk hadden werden opgenomen bij de een of andere goede ziel. In de grote huizen en op de kastelen rond de stad was er geen plaats meer. Met hetgeen zij inderhaast hadden kunnen meeslepen werden die mensen met hun gepak in de grote zaal van het Feestpaleis op stro gelegd. Mannen, vrouwen, jonge meisjes en kinderen kwamen zich daar neerstrekken, allen in hetzelfde grote lokaal. Ongure elementen mengden er zich tussen en waren een gevaar voor hun schamel bezit. ( ... )

De bestelling voor het leger was afgedaan. Voorlopig was er geen werk op de werf. Jonge mannen waren vrijwillig dienst gaan nemen. Half augustus was hun aantal gestegen tot 45.000. Op het Sint-Pietersplein en in het Citadelpark oefenden zij zich in burgerkledij. Ik sprak met Caroline om ook dienst te gaan nemen en zij stemde er mee in. Op vrijdag 21 augustus ging ik met Paul, een markeerder aan de dokken, naar het politiebureel om een model 32 vragen. Er werd ons een bewijs van goed gedrag afgeleverd, dat volstond om bij het leger te gaan. In de stad was er paniek. Buitenlieden kwamen gevlucht naar Gent, sommigen per rijwiel en enkel gekleed met 210


broek en hemd. Ze zegden dat de Duitsers vooruitgerukt waren tot bij Aalst en zij beweerden dat 200 Ulanen over Wetteren en Kwatrecht naar Gent oprukten. Met Brussel was de verbinding verbroken en de 21 ste augustus verschenen de dagbladen niet meer. Wij vonden de militaire burelen gesloten. Voorlopig werden geen dienstnemingen meer aanvaard. Er werd gezegd dat sommigen die reeds getekend hadden, terug naar huis werden gezonden. De burgerwacht bestond niet meer. Een deel was ontbonden, het ander was onverwijld uit de stad weggetrokken. De oorlogsvrijwilligers, die buiten oefenden, waren 's morgens teruggeroepen naar de kazerne en met de spoorweg in de richting van Kortrijk gevoerd. De kazernes waren leeg. Daar waar de poorten openstonden, gingen burgers binnen om proviand, kledingstukken, beddegoed en meubels weg te halen. De gekwetste soldaten waren weggebracht. De Belgische vlaggen verdwenen van de gevels. Burgers namen de trein om de stad te verlaten. Aan de stations stonden vele nieuwsgierigen. Er reden nog treinen in de richting van Brugge, Oudenaarde en Antwerpen-Waas. Later vernam ik dat de Ulanen op verkenning waren geweest tot Wetteren, Melle en Heusden, maar dat de infanterie niet was gevolgd. ( ...)

De 22 augustus 1914 was er te Gent een nieuwe paniek. Buitenlieden kwamen naar de stad gevlucht en verspreidden het gerucht dat de Ulanen een tiental boeren voor zich opdreven en al de mannen van 17 tot 50 jaar oud gevangen namen. De dagbladen zegden niets meer over de oorlogsgruwelen en in de stad werden volgende aanplakbrieven uitgehangen: I. Luidens 't bevel van de Minister van Binnenlandse Zaken maak ik het volgende bekend: "Als de vijand in de stad komt niet schieten, noch beledigen, noch bedreigingen uiten. Zich te huis houden en de vensters sluiten. Wanneer de soldaten zich van uit een huis verdedigen moeten de burgers het onmiddellijk verlaten, opdat de Duitsers niet zouden kunnen beweren dat de burgers op hen geschoten hebben. Een burger die op de vijand schiet, begaat een roekeloze daad, daar hij zijn naaste bloedverwanten en medeburgers, vrouwen en kinderen aan de ondergang blootstelt. Een handeling in strijd met dit bevel zal gestraft worden. 2. Bekendmaking van de Burgemeester. De Duitse troepen hebben een reeks Belgische steden bezet. Het is te vrezen dat ze ook naar Gent zullen komen. Men moet echter niet zonder reden bevreesd zijn. De besturen zullen op post blijven en hun ambt voortzetten in alle rust en waardigheid. Wij verzoeken de bevolking de stad niet te verlaten. De vijand kan van rechtswege geen aanslag doen, noch op de eer der vrouwen, noch op het leven der burgers, noch op private eigendom. Hij kan slechts burgers straffen wanneer ze hem aanvallen of beledigen. Daarom bezweer ik de bevolking zich te willen ont211


houden van elke vijandelijkheid ten opzichte der vreemde soldaten en verzoek degene die wapens hebben ze naar hun politiecommissariaat te dragen, waar men een ontvangstbewijs zal afleveren. De afgegeven wapens zullen goed bewaard en na de oorlog aan de eigenaars teruggegeven worden. Medeburgers, luistert naar de vaderlandse raad van uw burgemeester en schenkt hem volle vertrouwen. Zolang hij leeft en vrij is, zal hij voor uw rechten, uw eer en uw eigendom optreden. Leve het onafhankelijke BelgiĂŤ! Leve Gent!" Er waren geen soldaten meer te zien in Gent. De plaatscommandant was er niet. De burgerwacht was vertrokken. De dagbladen trachtten de bevolking moed te geven. Zij spraken van de Duitse verliezen en de overwinningen van de verbonden legers. Ze zegden dat de Ulanen niet zo brutaal en wreed waren als eerst gezegd werd, gemoedelijk met de bevolking omgingen en alles betaalden wat zij kochten. De bevolking moest niet bevreesd zijn want de vijandelijke ruiters, die zich te ver waagden bij de stad, werden te Melle, Gootrode en Landskouter krijgsgevangen genomen. Er werd aangekondigd dat 300 rijkswachters te paard langs de Brusselsesteenweg naar Gent gekomen waren om te verhinderen dat de Duitse ruiterij de stad zou binnendringen. De gebuurtedeken kwam mij polsen om met de andere vrijwilligers 's nachts bewakingsdiensten te doen aan loodsen en opslagplaatsen waar reeds een en ander was zoek geraakt. Mijn patroon had mij een wenk gegeven om in geval ik er aan deel nam ook zijn opslagplaats in het oog te houden. Er liepen daar mensen die toch niets te verrichten hadden en enige plankjes meenamen welke konden dienen om een kastje te maken of wat hout om een voorraad blokjes te zagen voor de winter. Dat was toch beter dan alles te verbranden door de Duitsers. Ik en Paul, de markeerder, hadden ons laten overhalen om deze dienst te doen. Paul was in de ene groep, ik in de andere. We deden ongeveer vier uur bewaking bij nacht aan de dokken. Dat ging goed maar er was niets mee te verdienen. ( ... ) Duizenden vluchtelingen van Leuven, Tienen en Aarschot kwamen naar Gent en vertelden over de gruwelen van de oorlog welke zij gezien hadden. Het oorlogsgevaar naderde. Hospitaaltreinen kwamen opnieuw toe in de stations. Bij de lichtgekwetsten waren enkele soldaten van het voetvolk van wie het eerste lid van de rechterwijsvinger afgeschoten was. Wat moesten die Duitsers toch scherp schieten! Paul en ik waren reeds bij de politiecommissaris geroepen voor feiten 's nachts voorgevallen aan de haven. Nu ontvingen wij een uitnodiging om samen bij hem te komen. Hij zegde dat hij tevreden was over onze prestaties en er gelegenheid was om in vast verband bij de politie te komen. Hij gaf ons

212


inzage van een mededeling welke hij van het stadsbestuur ontvangen had: "Nadat het Gouvernement naar Antwerpen is overgebracht en Brussel door het Duits leger bezet, kunnen wij verwachten hetzelfde lot te ondergaan als Luik en Brussel. Tussen Brussel en Gent is er op dit ogenblik geen ernstige legermacht om de overweldigers tegen te houden. Ook heeft de krijgsoverheid, in overeenstemming met de regering, beslist dat indien de vijand zich vertoont, onze stad zich niet moet verdedigen. De weinige troepen die er zich bevinden moeten gedeeltelijk zich naar Antwerpen begeven, gedeeltelijk naar het Westen aftrekken. Onder de troepen bevindt zich een deel der Burgerwacht van Brussel en enige duizenden vrijwilligers, nog ongeschikt om te kunnen gebruikt worden. In het geheel beschikken wij maar, als politiemacht, over 90 agenten en nachtwakers. Het is echter waar dat door de tussenkomst van de gebuurtedekens voor de nachtwacht werd gezorgd. Meer dan 1500 onzer burgers, behorende tot alle standen, melden zich aan om aan deze dienst deel te nemen; wij nemen deze gelegenheid te baat om die moedige burgers onze dank te betuigen. Zij hebben tijdens de moeilijke dagen die wij beleefden wezenlijke diensten bewezen en medegeholpen om de veiligheid in onze stad te verzekeren. Om de politie te versterken zullen wij, te rekenen der maand September, 125 voorlopige politieagenten aanwerven. Deze moeten de voorwaarden niet vervullen, die geĂŤist worden voor de bepaald benoemde agenten; zij moeten niet in het leger gediend hebben. Wij zullen er echter bijvoegen, tot lof van de bevolking, dat deze zich gedwee en eerlijk getoond heeft en dat de werkersklasse namelijk, doordrongen van het ernstige van de toestand, heeft blijk gegeven van gelatenheid en broederlijk hulpbetoon." Hij gaf ons de raad om onze kandidatuur te stellen en de verzekering dat hij de aanvraag zou steunen. De burgerbladen eisten versterking van het toezicht op straat om de bevolking tegen roof en aanranding te beveiligen. Het gemeentebestuur had gevraagd aan de legeroverheid om de opgeroepen politiemannen terug te zenden maar dat was niet toegestaan. Ik sprak over dit voorstel met Caroline en zij dreef er de spot mee. De oorlogstoestand werd echter kritiek. ( ...) Het leek of gans Europa in oorlog zou komen. Ik deed een aanvraag. Reeds de volgende dag werd ik uitgenodigd bij de commissaris die mij inlichtingen vroeg ten einde een formulier in te vullen. 's Namiddags moest ik naar het hoofdbureau zonder examen te moeten doen. Met een groep werd ik geleid bij de stadsgeneesheer voor een lichamelijk onderzoek. Bij de kandidaten was ook de gast van een haarkapper die zegde dat hij gesteund werd door zijn oom, een politieofficier. Er waren houtbewerkers, metsers, metaalbewerkers, een jongeling die reeds als oorlogsvrijwilliger geoefend had op

213


het St.-Pietersplein en zelfs een burgerwacht in uniform. Het gemeentebestuur verwachtte de komst van de Duitsers. Het hield bestendig zitting en was bij dag en nacht door tenminste één lid vertegenwoordigd. Reeds de volgende dag waren de nieuwe politieagenten benoemd aan de jaarwedde van 1.417,5 0 fr en gingen de grondwettelijke eed afleggen bij de burgemeester. Deze magistraat, die anders altijddurend de glimlach op de lippen had, zag er bekommerd uit, alsof hij gebukt ging onder de last der verantwoordelijkheid. Dan werden wij weder geroepen bij de overste van de aktieve dienst en door oude brigadiers op een rij gesteld om zijn toespraak te aanhoren. Een uittreksel van de dagorde van 27 augustus 1914, in de Franse taal, werd voorgelezen. Hij zegde dat er geen onderscheid was met de andere leden van het personeel voor wat betreft de tucht in het korps; dat wij dezelfde wettelijke benoeming en bevoegdheid hadden als de stedelijke politieagenten en dezelfde verantwoordelijkheden. Hij voegde erbij dat wij hier zo nodig waren als de soldaten aan het front en ten dienste stonden van de inwoners van Gent. Van ons werd verwacht dat wij het Vaderland zouden dienen, zelfs ten koste van ons leven. Wij waren aangeworven om de politiebedienden te vervangen die opgeroepen, na herhaald verzoek aan de legerleiding, niet mochten terugkeren. Hij vroeg ons een verklaring te willen tekenen waarbij wij akkoord gingen dat onze aanstelling enkel geldig was voor de duur van de oorlog, met dien verstande dat de plaatsen die zouden openkomen bij voorkeur zouden verleend worden aan de elementen die gedurende de oorlog het best hun dienst hadden gedaan. Wij moesten geen uniform dragen en als enig kenteken kregen wij een matrak die wij steeds op zichtbare wijze in de rechterhand moesten houden. Verder werden ons een hoorn en handboeien ter hand gesteld welke wij zelf moesten betalen en waarvan een bedrag op onze massarekening (1) ingeschreven werd. Paul en ik werden ingedeeld bij de agenten aangeduid voor de havenwijk en wij gingen ons aanbieden bij de commissaris. Na de verwelkoming door de politieoverste en een kort onderricht, kregen wij als eerste opdracht bij de inwoners de volgende omzendbrief te bestellen: "Mijnheer, Mechelen werd gebombardeerd omdat volgens de Duitse militaire overheid zekere zijner inwoners op hare troepen zouden geschoten hebben. Leuven werd gedeeltelijk afgebrand om dezelfde reden. Brussel werd met dezelfde beteugeling bedreigd omdat een telefonische draad afgesneden is geworden. In die omstandigheden is het mijn plicht nogmaals de aandacht mijner medeburgers te vestigen op het uiterste gevaar, waarin één enkele vijandelijke daad, gepleegd door een burger, de Stad Gent zou brengen den dag waarop een I. Kledingsmassa: kledingsfonds, een dienst die instaat voor de aanschaf van uniformen en de verdeling ervan. De term "massa" werd reeds gebruikt tijdens de Napoleontische periode en komt enkele keren voor in de brieven die de conscrits of soldaten van Napoleon schreven aan het thuisfront. ·

214


Duitse troep deze zou komen bezetten. De dader van dergelijke aanval zou zonder twijfel door de kop geschoten worden; de wijk door hem bewoond zou waarschijnlijk vernietigd worden; de vrouwen, kinderen, onschuldige burgers zouden een nutteloze en dwaze onvoorzichtigheid met hun leven boeten. Gij moet u wel doordringen van het wachtwoord gegeven door het Gemeentebestuur; gij moet dadelijk de wapens, welke gij nog in uw bezit zoudt kunnen hebben, in het politiebureel afgeven. Gij moet u vooral onthouden van welkdanige vijandelijke daad. Het is aan de burgers streng verboden te vechten. Gij moet ook dit wachtwoord rond u verspreiden en met de politie waken opdat het stipt worde nageleefd. Dit is het enige middel om onze dierbare stad te redden van de vernieling en de rouw, waarin andere Belgische gemeenten gedompeld liggen. Ik reken op U en indien ik gehoorzaamd wordt, dan moogt gij op mij rekenen om de algemene veiligheid te verzekeren." Dan werd ik gelast om een bewaking te doen aan de goederenloodsen. De zware jongens van de havenkant hadden de gewoonte de kracht te meten van de nieuwe agenten. Zij begonnen met de nieuwelingen de spot te drijven en beloofden hen een ranseling wanneer de oorlog gedaan was. Bij de mannen waren er die de nacht te voren door Paul staande gehouden werden. Hij was een vechtjas en liet zich niet wachten. Anderen mengden zich in de worsteling en na het gevecht was mijn hoed onder de voeten geraakt. Met een hoed op het hoofd kon men moeilijk dienst doen op die wijk. Vanaf de tweede dag droegen Paul en ik een jockeypet. De officier van de werkelijke dienst had zulks vernomen en vond dat niet gepast. Was dit de reden dat de jonge agenten zich de maat moesten laten nemen voor een dienstpet met nummer of was het omdat de Duitsers geen reden zouden hebben om vrijschutters te zien? Die pet was niet dezelfde als de kepi van de oude agenten en de bevolking gaf daarom de naam van klakagent aan de nieuwe politiemannen. Ten einde ons een volledig uniform te geven moesten de familieleden van het afwezige personeel hun regenmantels naar de kledingmassa brengen. Iedere klakagent kreeg een mantel waarvan de waarde werd geschat en op zijn boekje als schuld ingeschreven. Wij waren nu volledig gekleed. Met de matrak kwamen wij op straat, enkel op de havenwijk kregen de nieuwe agenten een revolver. Daar was het gevaarlijk om alleen post te doen langs de dokken, de stapels hout en bergen kolen die tot tegen de boord van de kaaimuur gelost waren. Om de omschrijving van de wijken te leren kennen ging een oude agent mee, nadien moesten wij alleen onze plan trekken. Paul en ik geleken wonderwel op elkaar. Paul was niet verlegen van de meisjes. Het gebeurde wel eens dat vriendelijke mensen aan Caroline kwamen zeggen dat zij haar man hadden zien flirten. ledere dag kon de vijand verwacht worden. Het consulaat van Duitsland werd vooral bewaakt om geen moeilijkheden te hebben met de vijand. 's Morgens kwam een bediende de brief215


wisseling nazien. De meeste Duitse ingezetenen waren uit Gent verdreven per spoor langs Nederland. Hij was ook een Duitser maar gehuwd met een Belgische en zijn zoon, geboren in België, was bij het Belgisch Leger. Paul en ik waren gelast met het toezicht en terwijl één van ons aan het consulaat bleef staan deed de andere een dienstronde. Daar we pas in dienst waren konden de controleurs ons enkel onderscheiden door het nummer op onze pet. Paul moest beweging hebben. Hij alleen deed al de ronden en daarom verwisselde hij beurtelings zijn dienstkaart en pet met de mijne. De controleurs hadden het niet gemerkt. De 7de september 1914 werd gans het personeel ter beschikking gehouden op het politiebureeL Generaal von Böhm, de man van Leuven, was met zijn leger te Oordegem ... ( ... )

Van Oordegem uit zond Generaal von Böhm een detachement naar Gent om de stad een oorlogsschatting op te leggen. Het was in aantocht met de officieren op kop. Te Meiie-Kwatrecht werd het opgevangen door 300 Belgische oorlogsvrijwilligers, bijgestaan door twee stukken geschut van de Brusselse Burgerwacht. De Duitse officieren werden van hun paarden geschoten en een gevecht had plaats. Nadat de Duitsers afgeslagen waren wierpen zij pillen met scheikundige stoffen in een vijftiental kleine huisjes langs de weg welke totaal uitbrandden. Te Gent waren op dat ogenblik geen Belgische soldaten buiten enkele gekwetsten die werden binnengebracht. Niettegenstaande het verbod van zich buiten de gemeente te begeven, trokken nieuwsgierigen naar Melle en zagen er een slagveld in 't klein. De krengen van paarden en koeien lagen in de omliggende velden. Op weg van de aftocht der Duitsers was een werkhuis voor het verven van textielwaren. De directeur was een Duitser. Aan zijn woning en aan de fabriek was geen schade. Liethebbers die een kijkje wilden nemen zegden dat er een Duitse spion zat. Zij werden echter bevreesd toen iemand riep dat er nog Duitse soldaten in de blauwselfabriek zaten. 's Avonds kwam te Gent een burgerwacht die bij het gevecht gevangen genomen was. Hij had een brief van Generaal von Böhm voor de burgemeester mee welke luidde: "Mijnheer de Burgemeester, Ik ontving de mededeling dat de burgerwacht die zich te Gent bevindt opnieuw bewapend werd. Ik zie dus dat ik bij het binnenkomen te Gent zal afte rekenen hebben met de tegenstand dezer burgerwacht en, zoals ik trouwens in de laatste dagen ondervond, ook met die der bevolking. Ik ben niet van plan vijandelijkheden te ondernemen tegen vreedzame burgers doch werp alle verantwoordelijkheid van mij af in geval bij mijn aankomst te Gent gewapende weerstand geboden wordt. Ik zal desnoods zulke 216


weerstand met alle middelen die in mijn macht zijn weten te breken. Om het gevaar dat voor U daaruit zou voortspruiten te voorkomen, verzoek ik U morgen, de 8 sept. om 9u. 's voormiddags, onder bescherming der witte vlag, naar mijn hoofdkwartier te Oordegem te komen. Ik zal U de voorwaarden mededelen en indien U die stipt vervult zal ik er aan verzaken de stad, die nu een verzamelplaats voor burgerwachten is, geweld aan te doen. Indien U geen gehoor geeft aan mijn verzoek om naar hier te komen zult gij er de gevolgen van moeten dragen." De volgende dag reed de burgemeester naar Oordegem. Hij deed aan de generaal opmerken dat geen enkele legermacht te Gent was, zegde dat de bevolking zich rustig hield en de orde werd gehandhaafd door wettelijk benoemde politieagenten. Hij verkreeg dat de stad niet zou bezet worden. von Böhm wilde er van afzien maar de burgerwachten moesten ontwapend en de wapens aan hem afgeleverd worden. Hij vorderde voor 6u. 's avonds de levering van 150.000 kg haver, 200.000 sigaren, 1.000 flessen mineraal water, 400 meter verbandstoffen, 100 rijwielen, 10 motos, een aantal onderdelen voor autos, een hoeveelheid sublimaatpastillen en nog andere goederen. De burgemeester zond een politieambtenaar naar Oordegem om verdere inlichtingen voor de levering. Die kon zo goed de hielen tesamen slaan als de Duitsers zelf doch bij zijn terugkomst ontbrak er steeds iets. De laatste maal hield men hem vast en von Böhm zond twee militairen per auto naar het stadhuis van Gent. Eén van hen stuurde en de andere hield een geweer gereed om te schieten. Aan de Zuidstatie nam de autogeleider de weg naar de Lammerstraat en draaide de hoek om in de richting van St.-Pietersplein. Toen hij bemerkte dat hij een verkeerde weg genomen had, reed hij terug en in de Lammerstraat werd zijn auto beschoten door een Belgisch officier die per auto gevolgd was. Eén der Duitsers werd gekwetst. De andere werd beschermd door de politie die de burgemeester verwittigde. Onmiddellijk reed deze magistraat naar Oordegem bij von Böhm, vergezeld van de Amerikaanse onderconsul die beweerde het gevecht gezien te hebben tussen de soldaten. De generaal liet zich overtuigen. Hij was zo bloeddorstig niet meer als te Leuven. De Gentenaars dachten dat zij voor gans de duur van de oorlog voor bezetting bevrijd zouden zijn en waren zo gelukkig dat zij hun burgemeester huldigden. Aan /de huizen en vensters zag men de plakbrief: "Leve onze Burgemeester." De heer Braun had terug de glimlacht toen hij de uitslag van zijn bemoeiingen mededeelde aan zijn stadgenoten. Hij zegde: "Ik hoop dat de militaire overheid niets tegen mijn handelingen zal hebben." Hij wist wel van beter want hij had von Böhm enkele dagen bezig gehouden. Toen de voermans eindelijk met de opgeëiste goederen te Oordegem aankwamen had von Böhm reeds het bevel gekregen om op te rukken en zijn tijd niet langer te verspillen. Dringende versterking was nodig aan het front in 217


Frankrijk. von Böhm was reeds met zijn leger voorbij Ronse in de richting van de Marne waar zijn collegas met ongeduld zijn komst afwachtten. Zijn oponthoud rond Gent is één der machtigste factoren geweest bij de overwinning van Fransen en Engelsen aan de Marne. Voordat hij zijn leger in stelling kon brengen had Generaal Joffre reeds de overwinning behaald. ('t vervolgt)

INVENTAIREARCHÉOLOGIQUE- FICHE NR. 260 Op 15 juli 1902 stelde V. De Muynck in de rubriek "Militaire Bouwwerken - Citadelpark- XIXe eeuw (1826)" in het Frans een fiche op over De Monumentale Poort van de Citadel Weldra zullen de laatste overblijfselen van de Citadel van Gent, gebouwd van 1822 tot 1830 door de Hollanders volgens de plans van Majoor Gey van Pittius, verdwijnen.

21 8


Atbraakwerken van de citadel.

219


Het is het belangrijkste fort dat ooit in Gent gebouwd werd en ten tijde van zijn oprichting werd het beschouwd als een meesterwerk van de militaire kunst. Er waren kazematten en gebouwen, bestand tegen bommen, voor 10.000 man. Deze citadel maakte deel uit van het militair verdedigingssysteem dat na 1815 gedecreteerd werd door de Staten die de Heilige Alliantie vormden. De Hertog van Wellington, Prins van Waterloo, keurde de plannen goed en de werken werden aangevat op 27 mei 1822. Op 1 october 1830 was de Belgische driekleur op het Belfort gehesen en een deel van het Hollands garnizoen, ongeveer 2.800 man sterk, onder bevel van Kolonel Destombes, trok zich terug in de nieuwe citadel die nog niet afgewerkt was en nog niet de minste oorlogsmunitie bevatte. Het Frans vrijwilligerskorps van de Pontécoulant kwam te Gent aan op 11 october 's avonds en de volgende dag werden er posten geplaatst rondom de citadel die, langs de kant van de stad, reeds omsingeld was door de Burgerwacht. De levensmiddelen begonnen te ontbreken, onderhandelingen werden aangeknoopt en het Hollands deel van het garnizoen verliet de citadel in de nacht van 18 op 19 october met de militaire eer en het vaandel dragend van de "17e afdeeling". Het kwam aan in Antwerpen op 22 october. In 1870 werd de Citadel gedeklasseerd en door een overeenkomst met de Staat werd de Stad eigenaar van al de terreinen die er van afhingen, mits betaling van de som van 1 miljoen frank. Het geheel had een oppervlakte van 43 hectaren. De taluds werden omgevormd tot park en binnenkort gaat men de centrale schans afbreken. Er zal van dit belangrijk militair bouwwerk slechts de hier afgebeelde ingangspoort overblijven. Deze poort heeft veel karakter. Ze wordt geëncadreerd door 2 pilasters van de Dorische Orde. Over heel de breedte van het gebouw is er een goed geproportioneerde kroonlijst, bekroond door een fronton met een gesculpteerd tympaan dat de Belgische Leeuw voorstelt, omringd door militaire attributen. Aanvankelijk was er de Nederlandse Leeuw. Onder het tympaan staat er in vergulde letters de volgende inscriptie: NEMO ME IMPUNE LACESSET (niemand zal mij ongestraft aanvallen). Dit trots devies, dat ook dat is van de Ridderorde van St-Andries, wordt gevolgd door de woorden: ANNO XI POST PR<ELIUM AD WATERLOO EXSTRUCTA (opgericht het 11 e jaar na de Slag van Waterloo). Het Stadsbestuur is van plan deze poort die herinnert aan een historisch tijdperk ter plaatse te bewaren. Ze zal een sieraad vormen voor het park en zal voor de komende generaties dienen als referentiepunt voor de exacte plaats die ingenomen werd door de Citadel. Cf. Gey van Pittius, Description de la nouvelle Citadelle de Gand, (Breda 1843). - Geïllustreerd supplement van "La Flandre Libérale" van I januari 1898.- Bulletin de la Société d'histoire et d'archéologie de Gand, 1899, pp. 157-159. 220


HERINNERINGEN AAN HET 1e ARTILLERIE REGIMENT IN 1937-1938 (Vervolg) De Kampen Benevens het kamp van Brasschaat waar de Schoolbatterij heel de maand januari 1938 doorbracht voor de examens van K.R.O.L. en K.R.O.O., heb ik ook de kampen van Eisenbom en Beverloo gekend om er maneuvers uit te voeren en de grote maneuvers met de infanterie. Ik vermoed dat het leven in het kamp wel niet veel veranderd zal zijn. De gebouwen zullen nu misschien minder bouwvallig zijn, maar het materieel en de gevechtsmetbodes zijn natuurlijk totaal veranderd. Ik denk dat het interessant is te vertellen op welke manier de verplaatsing en de maneuvers gebeurden van een veldartillerieregiment waar kanonnen en caissons voortgetrokken worden door paarden. In 1938 werd het 1 A in het St-Pietersstation op de trein geladen voor de tocht naar Elsenborn. Voor het traject Elsenborn-Leopoldsburg werd ook de trein genomen, maar de terugtocht Leopoldsburg-Gent gebeurde langs de weg in 4 etappen.

Gent-Elsenbom per trein. Op 11 maart 1938 was ik dienstdoende wachtmeester geworden in een gewone batterij van het lA. Ik was "wachtmeester van week", dus verantwoordelijk voor de goede gang van zaken in de batterij: manschappen en paarden. Het kon niet beter vallen! Het vertrek uit de kazerne om "in te schepen" in het station was voorzien voor middernacht. Ik was opgestaan om 5 uur 's morgens en was nu verantwoordelijk voor de voorbereidselen van het vertrek: de bepakking van de manschappen, het tuig van de paarden en ... de jacht op de plantrekkers. Het was een afmattende sport. Aangezien ik geen tijd had om mijn paard "Jacobus" te zadelen, had ik aan een van mijn mannen de opdracht gegeven dit te doen. Ik zou trouwens niet in staat geweest zijn het zadel alleen op te lichten. Het was immers geladen met mijn uitrusting en het reglementair materieel: reserve-hoefijzers, nagels, brood, haver, enz. Dat woog zeker meer dan 50 K0 • Mijn "Jack" zoals ik mijn paard noemde, want ik vond "Jacobus" veel te lang, was dus opgetuigd door een van mijn stukrijders en ik ben goed bediend geweest!!! Een beetje vóór middernacht stond de grote koer van de de Hollainkazerne vol. Enkele honderden paarden, de kanonnen, de caissons, de grote wagens voor de bagage, rijdende veldkeukens, enz. Dit alles verlicht door de schijn van brave stormlantaarns met petroleum. Na een laatste maal manschappen 221


en paarden geteld te hebben, breng ik verslag uit aan de Kommandant. "Iedereen is aanwezig, mijn Kommandant". Onmiddellijk daarna klinkt het bevel: "Te paard." Ik zet mijn voet in de stijgbeugel en ... lig op de grond, mijn zadel gelukkiglijk naast mij, tussen paarden die verschrikt zijn door mijn val. De reactie laat niet op zich wachten: een N.D.D. vanwege de adjudant. Mijn stukrijder had de buikriem die het zadel vasthoudt niet kunnen opspannen. "Jack" had de vuile gewoonte zijn buik te doen opzwellen als hij geen goesting had om zich te laten zadelen. In dit geval moest men hem, op het moment van de gesp aan te halen, een lichte slag op zijn pens geven en dan vlug profiteren van het moment dat hij ontspande, om de riem aan te trekken, maar mijn stukrijder had dit blijkbaar niet gedaan, met het gevolg dat mijn loszittend zadel onder mijn gewicht omgedraaid was. Men hielp mij heel mijn boel terug vastmaken en ik zat eindelijk in het zadel met in mijn hoofd het voornemen mijn stukrijder 4 dagen te geven voor nalatigheid. De nachtelijke passage van de lange colonne in de straten van de rustige stad zal zeker enkele brave burgers wakker gemaakt hebben. In de statie is het een enorme en vermoeiende arbeid om de paarden uit te spannen en hen te doen instijgen in de goederenwagons van het type 40 mannen, 8 paarden. De dieren worden per 4 geplaatst aan ieder uiteinde van de wagon, de achterkant naar de wand gericht, en op een bed van stro. V贸贸r iedere rij is er op de breedte van de wagon een koord gespannen aan dewelke de paarden vastgebonden worden met hun stalhalster. De zadels worden losgemaakt en geplaatst voor de voeten van het paard. De mannen kunnen plaats nemen, eveneens op een laag stro, op de resterende ruimte tussen de schuifdeuren van de wagons. De kanonniers van hun kant, helpen de specialisten van de Spoorwegen de kanonnen, caissons en al het ander hulpmateriaal op de grote platte wagons hijsen en vastsjorren op een minimum van plaats. Het werk is afmattend. Ik slaag er toch in, in de statie een rustig plekje te vinden waar ik gedurende een uur een dutje kan doen. Vooraleer te vertrekken gaan wij aan de rijdende veldkeuken onze "gourde" vullen met goede (???), hete koffie, men laat paarden drinken uit de lijnwaden emmers die gevuld werden aan de kranen in de statie en men geeft hen hun rantsoen haver in de eetzak die met een riem vastgemaakt wordt aan hun kop. Rond 8 uur 's morgens vertrekken wij. Overtrokken weer met enkele opklaringen. En wij rijden, zonder halten, uitgezonderd in twee of drie stations waar men ons op een zijspoor zet om een reizigerstrein te laten passeren. Een beetje v贸贸r het middaguur, een eerste tunnel en een te vermelden voorval. Ik volgde in die tijd de instructie voor dd. schootsonderofficier (ik zal werkelijk alles gedaan hebben) en voerde het bevel over "de caisson van de Kommandant" die al de kaarten bevatte en de optische richttoestellen. Het

222


De 4 grote paarden van de Ie Batterij: Lea-Alma-Vos-Max. Rechts : de auteur als "wachtmeester van de week" .

span ervan bestond uit het koppel VOS en MAX, zowat de zwaarste paarden van de kazerne. VOS was een echte duivel, nerveus, zeer moeilijk te leiden, terwijl MAX een kalm en braafbeest was. VOS verdroeg, buiten MAX, geen enkel ander paard naast zich. Naast MAX had men twee goedaardige paarden geplaatst, ALMA en LEA. VOS was zenuwachtig in de wagon en moest van tijd tot tijd gekalmeerd worden. In de duisternis van de tunnel hoorde ik ineens een enorme slag, gevolgd door het sinister geluid van brekend hout. Ik dacht onmiddellijk aan de geweldige VOS en ik steek niet weg dat ik schrik had dat hij zich losgerukt had en dan was de slachting verzekerd. Bij het uitrijden van de tunnel zag ik tot mijn grote opluchting dat VOS enkel maar op de hem eigen manier enkele krachtige schoppen gegeven had, waardoor zijn poot of poten door de wand van de wagon gegaan waren, met als gevolg een gat door hetwelk wij het landschap konden zien. Halte in een klein station voor het middagmaal. De voorziene maneuvers: te drinken geven aan de paarden, vervolgens hun rantsoen haver en dan is het onze beurt om te passeren langs de rijdende veldkeuken, die op een platte wagon staat, voor de soep en de "ratatouille". Onze kok krijgt van alles naar zijn hoofd geslingerd, want het eten kraakt tussen onze tanden, wij eten al het stof op van de kolen dat in zijn ketel gewaaid is. Maar, soit, kolen schuren de maag!!! Het traject van de trein brengt ons langs het klein Duits stadje Monschau. 223


Enkel de spoorweg is Belgisch. Vanuit onze wagon zien wij al de huizen met nazivlaggen. Het was de dag dat Hitier Oostenrijk binnengevallen was. De "Anschluss" was voltrokken. Waarschijnlijk zijn wij nu een dag dichter bij de oorlog die ons te wachten stond in 1939-1940. Eindelijk Eisenbom. Het is koud en op sommige plaatsen ligt er nog sneeuw. Installatie van de mannen en van de paarden, souper, doodvermoeid, diepe herstellende slaap na 44 uren zonder rust. Het verblijf in het kamp was eerder naargeestig. Druilerig weer, mist, regen, koude. De schietoefeningen waren lastig. Op een dag hebben wij moeten wachten tot op het einde van de namiddag en de mist was dan nog niet opgetrokken. Wij hebben onze obussen dan maar "op den tast" afgeschoten, want het was verboden munitie terug te brengen eens dat ze uit het depot was weggehaald. Gelukkiglijk zijn onze obussen niet ontploft in Duitsland, anders hadden we wel eens reeds in 1938 "beschermd" kunnen worden. De treinreis Elsenbom-Leopoldsburg verliep deze keer zonder incidenten. VOS is kalm gebleven, zelfs in de tunnels. Maar men heeft ons wel liggen gehad. De paarden, de kanonnen en de stukrijders werden ondergebracht in de Cavaleriekazerne nabij Leopoldsburg, terwijl de onderofficieren moesten logeren in het Infanteriekamp. Op de avond dat wij toekwamen verzocht de Eerste ChefRekenplichtige ons, na het eten, onze zak met persoonlijk goederen (zo wat een 20 K 0 ) op de rug te tillen en met onze karabijn een gezondheidswandeling te maken van verschillende kilometers. Mijn leven lang zal ik mij deze weinig romantische promenade in de maneschijn herinneren, gebukt onder het gewicht van mijn uitrusting. Gedurende gans ons verblijf in het kamp der onderofficieren hebben wij iedere dag deze gezondheidswandeling mogen doen. Heengaan 's morgens vroeg en terugkeren 's avonds na soms een vermoeiende dag van oefeningen en maneuvers. Ik kan u verzekeren dat wij in vorm waren. Wij hadden evenwel het (weinig militair) plezier lieve, vlugge eekhoorntjes te zien die ons trotseerden van achter een boom. Alles hebben wij meegemaakt: schietoefeningen met de lichte wapens, machinegeweren, mitrailleusen, evoluties met de kanonnen, het schieten met obussen. En niettegenstaande alles hebben wij er, ik toch in alle geval, formidabele en heuglijke momenten beleefd. De luitenant van onze batterij was zeer sportief; hij was trouwens aangesteld voor de organisatie van de sport in het regiment. Hij had langs een dennenbosje een hindemissenparcours laten installeren om ons te vervolmaken in de rijkunst. Er waren een 10-tal kleine hindernissen, niet bijzonder moeilijk te nemen en zonder gevaar. De voornaamste moeilijkheid werd gevormd 224


door het feit dat wij elk om beurt, alleen, moesten vertrekken en het parcours doorlopen en slechts mochten vertrekken als de voorgaande aangekomen was. Onze paarden gewoon aan het gezelschap van huns gelijken, hadden niet veel zin om alleen te zijn. Deze keer was ik de laatste om te vertrekken. "Jack" stond te trappelen van ongeduld wanneer de voorlaatste vertrokken was. Van zodra ik hem losliet, vertrok hij in een mateloze galop. Onderweg verloor ik mijn politiemuts: Onmogelijk "Jack" te doen stoppen. Aan het einde van het parcours gekomen moest ik toch nog altijd mijn politiemuts gaan recupereren die op de grond gevallen was. "Jack" verliet op stap en tegen zijn zin zijn kameraden, maar van zodra ik mijn politiemuts wilde oprapen, vertrok hij in volle galop naar het einde van het parcours. Hij lapte mij dat 3 maal en verplichtte mij de 4e keer op de grond te springen om mijn muts op te rapen. Zoals men mij dat maanden voordien geleerd had, sprong ik er terug op in volle galop. Commentaar van de luitenant: "Goed, Jurdan." Mijn "Jack" was een buitengewoon paard. Hij kwam van het Regiment der Gidsen en had de slechte gewoonte in kleine draf te gaan zoals dat de gewoonte was bij het dĂŠfilĂŠ der Gidsen. Wanneer de andere paarden op stap gingen had ik de keuze: ofwel Engelse draf doen, ofwel mij iedere keer laten vallen in het zadel als een zak patatten, iets wat in beide gevallen vermoeiend was. Ik heb alle moeite van de wereld gehad om hem deze dwaze gewoonte af te leren, maar ben er tenslotte in geslaagd door straffen en strelingen af te wisselen. Ik gaf hem met de teugels een forse slag tussen de oren, maar wanneer hij op stap ging streelde ik hem in de nek. Het heeft lang geduurd, maar het is gedurende een nachtmars dat hij het eindelijk begrepen heeft. Braaf beest! Hij was groot, een echt strijdros. Ik kon met mijn linkerbeen niet aan de stijgbeugel en was verplicht te springen en hem zo te pakken te krijgen. Jack had van niets schrik. Op zekere dag moesten wij gedurende een ritje, steeds met onze luitenant, door een bosje gaan met zeer dicht gegroeide struiken. Geen enkel paard durfde er in gaan. "Allez, Jurdan, laat u gaan met uw TANK, maar pas op uw ogen voor de twijgen." Mijn gezicht beschermd achter de hals van het paard, ben ik er in gevlogen en er uit gekomen met een tak op mijn schouder, gevolgd door de colonne voor wie ik de weg gebaand had. In het vooruitzicht van de zondagsrust moesten wij iedere zaterdagmorgen de paarden van de batterij "afrijden". Enkele stukrijders en alle onderofficieren waren van de partij, elkeen met een bijpaard. Om een beetje pit te geven aan deze vreedzame promenade lieten wij al eens een van de bijpaarden los. De paarden werden gek bij het zien van dat groene gras dat ze slechts gedurende de kampperiode zagen en dat ze zelden of nooit aten. Het losgelaten dier vertrok onmiddellijk in galop om zich te goed te gaan doen. 225


Op de koer van de kazerne was er het monument aan de gesneuvelden van 14-18. Dit alles is nu afgebroken. Achter de doorgang in het midden ligt de Schelde.

Op 11 november gingen er plechtigheden door aan dit monument. Ook burgerlijke autoriteiten waren dan aanwezig. Foto: verzameling AndrĂŠ Verbeke.

226


Al de wachtmeesters lieten hun bijpaarden achter onder de hoede van enkele soldaten en een goed georganiseerde jacht begon. Sioux-listen werden gebruikt om de vluchteling klem te zetten en terug te brengen. Wij beleefden er lol aan en ook onze luitenant keek geamuseerd toe. Leopoldsburg zelf verschafte ons weinig gezond vermaak. Wij hadden de gewoonte aangenomen, na het souper, een glas te gaan drinken in een van de niet verboden cafĂŠs. Wij schreven er onze brieven vooraleer, langs de aardeweg, onze terugtocht te ondernemen naar het Infanteriekamp. Soms gingen wij een glas drinken in een nabijgelegen kantiene waar er een klein goed amateur-jazzorkestje zat, samengesteld uit "piotten". De terugtocht van ~eopoldsburg naar de Kazerne in Gent gebeurde met eigen middelen in 4 etappen. Dat wil zeggen: een mars van 50 minuten, dan 10 minuten rust en nazicht van het tuig en de hoefijzers, gevolgd door een mars te voet van 50 minuten waarbij de ruiters hun paard bij de teugel leidden. Wanneer een hoefijzer ontbrak of op het punt stond van los te komen, moest er gewacht worden op de fourgon van de batterij waarop de hoefsmid een mobiele smidse had. De colonne wachtte niet en ging verder. We moesten ze dan zo vlug mogelijk inhalen en dat gaf aanleiding tot wilde achtervolgingsritten, in galop, op slecht gekasseide landwegen. Zo iets in het genre van de pioniers van de Far-West. Om 5 uur in de morgen vertrokken uit het kamp, zijn wij rond de middag in een klein dorpje voor het eetmaal en de rust tot ongeveer 19u. Dan een nachtelijke etappe bij het licht van de petroleum-stormlantarens. Aankomst 's nachts rond 2u., doodmoe. Mannen en paarden verspreid in de hoeven van het dorpje waar nog nooit militairen afgestapt waren. Sinds ons vertrek hadden wij meer dan 70 Km. afgelegd in minder dan 24 uren. De volgende dag was een zondag, gelukkiglijk een rustdag. De Gemeenteraad met de burgemeester aan het hoofd en heel de bevolking van het dorp hebben ons hartelijk onthaald. Met muziek op kop hebben wij talrijke herbergen bezocht. De volgende dag was ik volledig zonder stem en mijn mannen wilden mij een beetje voor de zot houden. Ik heb een voorbeeld moeten stellen door, bij de terugkeer in de kazerne, 4 dagen arrest te beloven aan de stukrijder die mij bij ons vertrek uit Gent de toer gespeeld had mijn zadel te laten tuimelen. De maandagetappe was kort, een 25-tal Km. en eindigde in een dorpje in de omgeving van Dendermonde. De volgende dag hemamen wij de weg naar Gent langs de Schelde, via Wetteren en Melle, om rond de middag in de kazerne aan te komen. 227


Al de buurtbewoners stonden ons op te wachten. Een ware receptie met bloemen, een massa volk vóór de kazerne en persfotografen van de locale bladen. De volgende dag is er het vertrek van de dienstplichtigen van de klasse 1937 en de aankomst van de "Bleus" van de klasse 1938. Om de dienst te verzekeren zijn er de heropgeroepenen van de klasse 1936. Voor ons, onderofficieren, wacht er de instructie van de "bleus" tot einde 1938. Nog 7 maanden in kaki en ik zal ook de kazerne mogen verlaten. Jaime JURDAN ('t vervolgt)

IETS OVER DE KABAÓNE De Heer en Mevrouw Van Wesemael-Janssens (zoon en schoondochter van onze betreurde medewerker Maurits Van Wesemael) bezorgden ons een teruggevonden klein artikeltje van Maurits. Wij publiceren het hier graag, want wij zijn er van overtuigd dat het vele van onze lezers zal interesseren.

De St.-Liesbetsteeg, vroeger St.-Elisabethsteeg gespeld, is een smal straatje zonder einde dat uitmondt in de Jeruzalemstraat en evenwijdig loopt met de Nederkouter. Sedert lange jaren is het niet meer bewoond. Mogen we de bekende plattegronden van J. Horenbault (1619) en H. Hondius (1641) geloven, dan zou het straatje ook in de Bagattenstraat uitgemond hebben. Het degelijk Plan de la ville de Gand (1830) en de talrijke plattegronden die sedertdien uitgegeven werden - ik denk aan Roothaese, Vandekerckhove, Onghena, Jonglas, Defferrez en noem maar op - behandelen het als een waarachtig steegje. Alleen Malfeson (midden 18de eeuw) negeert het feestelijk. Vóór de oorlog 14-18 telde zijn onpare kant 7 gelijke dingen die we maar huisjes zullen noemen, een overdekte open plaats en een drietal achterpoortjes van huizen gelegen aan de Bagattenstraat, waaronder dat van de Roller Skating, een zaal "bonne à tout faire", nu de grote Garage Peugeot. De rechterkant was volledig ingenomen door 6 of7 achterpoortjes van de Nederkouterse woningen. Ieder huisje bestond uit een enige gelijkvloerse plaats van zowat 3,5 mop

228


De St.-Elisabethsteeg, nu de St.-Liesbetsteeg, gezien vanuit de Jeruzalemstraat, kant Nederkouter (1934).

Zicht op de huisjes die met hun rug tegen de danszaal stonden en waar later Garage Peugeot kwam ( 1934 ).

Achterhuizen van de Nederkouter (1934).

Zicht vanuit de steeg naar de Jeruzalemstraat (1934). Foto's: verzameling Roger Moreau .

229


3,5 m, een kamer op de verdieping en een dakvensterloze zolder. Een paar huisjes waren bewoond door alleenstaande oude mensjes. Een timmerman beschikte over twee huisjes, het ene gebruikte hij als woning, het andere als werkplaats. Er waren er ook die onderdak verleenden aan kroostrijke gezinnen met 3 en 4 kinderen. In de reeds genoemde overdekte koer bevond zich de pomp en waren de 7 gemakjes en de pisbak geïnstalleerd. Behalve de politieagent en in theorie de postbode die slechts zeldzame bezoeken te brengen had, was er praktisch niemand die de schone naam van de steeg kende, ergo gebruikte. Iedereen d.w.z. de bewoners zelf van het straatje en de buren uit de omliggende straten heette de St.-Elisabethstege met overtuiging Kabaone. Waar vandaan die mysterieuze naam gekomen was? Ik zei hoger dat de rechterkant van de steeg uitsluitend bestond uit achterpoortjes van huizen uitkomend op de Nederkouter. De bewoners van die huizen waren niet alleen zonder uitzondering handelaars, waaronder apotheker Bekaert, maar uiteraard in de band francofone commerçanten in wier burgerlijke ogen die armoedige, tot op de draad versleten van tijd tot tijd in het witsel en in de teer gestoken koten eerder hutten waren. Des cabanes. Er kwam natuurlijk een ogenblik dat "les gens des cabanes" snapten wat die Franssprekende madammen met die cabanes bedoelden. Hun milieu. Waarom zouden ook zij - goed doen doet goed volgen - hun straat geen cabanes noemen? Kabaöne! Een kwart eeuw geleden sloopte Peugeot de 7 krotten om hun reeds vergrote garage nog te vergroten. Met de huisjes verdween ook de volkse toponiem zodat je tegenwoordig aan niemand naar de Kabaöne moet gaan vragen. Vraag het zelfs niet aan De Rycke, Van Renterghem en De Buck die in hun "De Beluiken" met geen woord over die krottensteeg gewagen. Maurits VAN WESEMAEL (t 1986)

230


DE AARDBEVINGEN VAN 1692 EN 1756 TE GENT In het register waarin de schepenen van de Keure de resoluties van 1692 lieten optekenen, schreef de notuleerder een verslag geldend voor 18 september, over een gebeurtenis die met besluiten of besluitvorming niets te maken had (I). Gelukkig maar dat hij dit deed, anders misten wij het relaas van de aardbeving van die dag: ...quaert naer den twaelfhueren naer noen is in dese stadt ghebeurt een groote Aerd-bevijnghe, die gheduert heeft eenen pater noster oft meer, soo dat men de ghebauwen van torens, kercken & huysen claerlijck sagh schudden & in het eindighen tot drijmael over & weder wagghelen als een balance vanden Zuijden naer de Noorden, door welck wagghelen oock diverssche persoonen gaende oft staende ter aerden vielen & groot menighte van schauwen & toppen vande gevels vande huijsen afvielen sonder dat Godtlof de ghebauwen voorder wierden beschadight, dan souden sekerlijck veel in ruĂŻne hebben moeten vallen indien noch wat tijd gheduert hadde, door het afvallen vande steenen vande schauwen & toppen vande huijsen is bevonden dat ghequetst sijn gheworden & gheweest hebben onder de handen vande chirurgijns derthien a veerthien persoonen van welcke quetsuren twee oft drij daeghen daer naer twee persoonen sijn ghestorven. De post heeft men tijdinghe becomen dat op den se/ven dagh & huere de voorst! Aerdbevijnghe is ghevoelt gheweest door heel vlaenderen, brabant, hollant, zeelant, Inghelant in stift Ceulen, duijtslant, vranckrijck & andere plaetsen. Als we deze beschrijving toetsen aan de (kwalitatieve) schaal van MercalliSieberg dan moet het een aardbeving geweest zijn van Graad VII, gekenmerkt door angst van de bevolking, kerkklokken die luiden, muren die scheuren in bepaalde gebouwen, schoorstenen die kantelen en daken beschadigen of op straat vallen, ruiten die barsten, golven op sommige wateroppervlakken enz. (2). De ouderen onder ons zullen zich nog de aardbeving van 11 juni 1938 herinneren waarvan het epicentrum tussen Nukerke en Zulzeke lag en die een gelijkaardige intensiteit had. Toen gingen er in BelgiĂŤ 25.000 schoorstenen tegen de vlakte (3). Noteren we dat de schaal van Mercalli-Sieberg XII Graden telt; van Graad I waarin de aardbevingen ondergebracht zijn, die alleen maar door seismografen geregistreerd worden, tot Graad XII waarin diegene zitten die alle bouwwerken tegen de grond gooien en het uitzicht van het landschap wijzigen. Noteren we eveneens dat het eerste geofysisch station in ons land belast met de wetenschappelijke registratie van aardbevingen pas in 1899 operationeel werd (te Ukkel) (4). 231


na~r

LEGENDE dd = Valkstraat k = korte donkerstraat AE =Te Putte. AH = Vleesch Merkt. AK =Vrijdags Merkt. AP = Zandberg. B = Aude schapmerkt. N = Kalanderberg. R = Koorn merkt. V = Paraedeplaetse. Z = Pouillie Merkt. 1 = Sint-Baafskerk. 2 = Sint-Jacobskerk. 4 = Sint-Michielskerk. 5 = Sint-Nicolaeskerk. 9 =vóór 1773 Sïnt-Lïevenskerk (Jezuïeten). 10 = Bisschoppelijk Seminarie. 11 = Sint-Baafsseminarie. 25 = Sint-Comelis en Ciprianusrefugie. 33 = Klooster der predikers.

G.Gnetllal5.179G

37 =vóór 1773 klooster van de Jezuïeten (23). 65 = Swarte susters (Klooster). 72 = Sint-Jan in d'Olie. 77 = Blauwe mijstjens (School). 87 = Belfort. 90 = Capittel Sint-Baafs. 95 = Corps de gaerde (Militair). 96 = Corps de gaerde (Stad). 101 = Gevangenisse van de stad. 105 = Hof Sint-Joris 107 = Linnemeters Huijs. 112 = Ontfant. van de Aermen. 113 = Pak Huijs. 116 = Prosdije St. Pharaildes. 115 = Pijnders Huijs (vrij). 118 =vóór 1773 College van de Jezuïeten (23). 119 = Scherm schoole. 123 = Stads Huijs. 139 = Predikersbrug.

Dat de schade aan gebouwen en daken aanzienlijk is geweest wordt geïllustreerd door het besluit van de schepenen van de Keure om aan Jacques de Brouwer, steenbakker te Stekene, toelating te geven de tichelen (dakpannen), steen ende ander rood werck die qua vorm en dikte niet conform waren aan de ordonnantie terzake toch in de handel te brengen. Zij namen daarvoor in overweging de schaarsheid die al bestond, de groote 232


quantiteit die van doen is... door de schaede overghekomen op den achtiendendeserdoor het tempeest vande Eerdbevinghe en het saysoen (dat) alsnu te verre is verZoopen om nieuw tichelen ende ander steen te vormen ende te backen (5). De notuleerder in de Acta van het Sint-Baafskapittel deed de aardbeving met één zinnetje af maar schreef wèl dat het gebeurde medio quadrante post secundam pomeridianam - halfweg kwart na twee 's namiddags - en dat ze de tijd van een Ave Maria duurde (6). Judocus Van der Cruycen (1642-1706) supprior van de cisterciënzerpriorij Onze Lieve Vrouw ten Hove, beter bekend als abdij van Waarschoot, schreef in een brochure dat de aardbeving gebeurde een half quartier urs na twee uren (7). En te Antwerpen schreef iemand van de Sint-Lucasgilde (middenin de lijst van de dekens): ... aertbevinge geweest naer middagh tusschen 2 uren en halfdrij, geduert pater noster en ave rnaria (8). De aardschok zal dus wel eerder enkele minuten na 14 uur gevoeld zijn dan om kwart na twaalf zoals de notuleerder van de Keure schreef. De omschrijving van de tijd die de aardbeving geduurd heeft als die van een Pater Noster (Onze Vader) of een Ave Maria is natuurlijk nogal vaag. Naar de snelheid waarmee toen gebeden werd hebben wij immers het raden. Een "normale" snelheid lijkt nu zo'n 10 à 15 seocnden te zijn voor een Weesgegroetje en iets langer voor een Onze Vader. Dàt en ook het dubbele kan best voor een aardbeving van Graad VII. De aardbeving van 18 febr. 1756 was van een gelijke intensiteit als die van 1692. In het resolutieboek van de schepenen van de Keure lezen we dat op die dag ... quart voor acht uren... gevoelt eene aerbevinghe die gheduert heeft ontrent eenen halven minut... (ze) heeft geene schaede toegebracht ter reserve van het instorten van eenige schauwen ende bosten (barsten) in eenige huysen. Er was een naschok twee dagen later enkele minuten vóór vier uur in de ochtend maar zonder schade te veroorzaken (9). Die twee aardschokken gebeurden echter- in tegenstelling met 1692 - in een psychologisch klimaat waarin op dat punt het ergste gevreesd werd en deden de sfeer van angst, die er al was, nog toenemen. Geen vier maanden voordien namelijk- op 1 nov. 1755 -werd Lissabon rond 9 uur in de ochtend door verschillende zware aardschokken getroffen, die de stad in enkele minuten in een puinhoop herschiepen waarna een springvloed alles onder water zette. Daarop was een reusachtige brand gevolgd die meer dan 6 dagen duurde en een inferno gemaakt had van wat eens een prachtige stad geweest was. Qui no ha visto Lisboa, no ha visto cosa boa, wie Lissabon niet heeft gezien , heeft niets fraais gezien, zou destijds een spreuk geweest zijn volgens drukker Miehiel de Goesin (10). 233


Deze apocalyptische gebeurtenis maakte een overweldigende indruk op de tijdgenoten, wat in de maanden die daarop volgden zijn neerslag vond in talrijke geschriften zowel van predikanten en theologen als van letterkundigen, natuuronderzoekers en filosofen ( 11 ). Het eerste (summiere) bericht daarover kregen de Gentenaars te lezen in hun Gazette van 27 november: Madrid 11 november. In Portugael zijnder afgrijselijke verwoestingen geschiet. De schaede... verneemt men door eenen expressen courier, op den 8sten alhier gearriveert. (Van Madrid naar Gent in 15 of minder dagen lijkt geen slechte prestatie). Een omstandig relaas met vreselijke beschrijvingen verscheen in diezelfde Gazette van Gendt op maandag 15 december 1755 over meer dan twee pagina's (en het krantje telde er maar vier). De aanvang luidde als volgt: ...Relaes... over de Aerdbevinghe te Lisbona voorgevallen, welkers droevige geschiedenis eenigzints aen de lezers genoegen (12) kan geven. .. Nog geen veertien dagen later, in de nacht van vrijdag op zaterdag 27 december waren er twee schuddingen, die in geheel het land gevoeld werden maar geen schade veroorzaakten (13). De Gazette van Gendt van 15 jan. 1756 heeft het over het mandement van kardinaal d'Alsace, aartsbisschop van Mechelen dd. 7 jan., voorgelezen in zijn kerken op 11 jan. en waarin publieke gebeden voorgeschreven werden om de gesel van aardbevingen en watervloeden af te weren en ... Alle deze ongelukken konnen soo wel aen ons te beurt vallen, als aen de gene die er mede gea.ffligeert zijn geweest, dewijl men reeds eenige Aerdbevingen heeft gevoeld, die ons mogelijk komen adverteren, dat wij met diergelyke perykelen gemenaceert worden. Een bedenking van de aartsbisschop, die de angstgevoelens wel niet zal hebben doen afnemen. De bisschop van Gent, Maxiruiliaan Antoon Van der Noot (1742-1770) volgde het voorbeeld van zijn kollega en schreef een gelijkaardige herderlijke brief (14): ... fJY beleven hedendaegs... droeve en wondere Tyden. De Gramschap Godts is gekomen over de Aerde, en dreygt ons met haere straffen. Die ongemeyne Swillingen der Rivieren, die Oploopingen der Wateren, de welcke vele ProvinciĂŤn ten deele overstroomt hebben, die Schrickelycke Aerd-bevingen, de welcke in verscheyde deelen des Weirelds gevoelt zijn, ende verwoest hebben vele Plaetsen van Spagnien, vernietigt de Zee-haven ende Steden van het Koningryck van Portugal, syn Hooft-stad Lisbona ten grooten deele omgesmeten met menigte van /nwoonders, die onder de ruinen der Gebouwen ellendiglyk gebleven zyn, konnen ons oock overkomen, en selfs schynen ons te dreygen met diergelycke schrickelycke toevallen; immers fJY hebben reden om te oordelen, dat d'uytwerksels der Gramschap Godts van als-nu eenigsins op ons gevallen zyn door de menigvuldige Regens, de welcke beletten de Landts-Ueden van hunne Landen-af234


Ie-haelen de noodige leefs-middelen hunder Beesten, en wordende door de selve continuele Regens belet hunne Landen te bereyden tot het Zaeyen der Vrugten der Aerde: welekers gebreek ons grootekycks doet dugten van eenen oenstaenden Dieren Tydt, en selfs van contagieuse Sieckte (14*) ... Hier uyt konnen wy treeken dese Sa/ige Lesse, dat wy, die sekerlyck niet Hey/iger ofte van beter leven en zyn, als die Inwoonders, a/waer die ellendige voorvallen gebeurt zyn, konnen insge/ycks van de Regtveirdige Handt Godts seffens ende onvoorsiens gestraft worden, ten zy dat wy ons wulps en sondarig leven in tyds afleggen ende verlaeten... Gegeven tot Gendt, 15 jan. 1756. Daarom stelde de bisschop publieke gebeden in en ordonneerde dat in de katedraal en in de drie kollegiale kerken van het bisdom nl. Sint-Veerle te Gent (ondergebracht in de Sint-Niklaaskerk) (15), de Onze Lieve Vrouwkerk te Dendermonde en de Sint-Walburgakerk te Oudenaarde op zaterdag 17 januari en de twee volgende dagen het H. Sacrament zou uitgestald worden tijdens alle koorofficies. Verder zou op diezelfde dagen in alle kerken van Gent, Dendermonde en Oudenaarde de votiefmis "voor allerlei noodwendigheden" moeten gezongen worden (16). Er zou ook in die kerken een lof moeten gebeuren met de oratio Omnipotens sempiterne Deus, qui respicis terram et facis eam tremere.... , een gebed dat uitdrukkelijk naar aardbevingen verwijst. Na het lofvan zondag 18 januari zou een processie moeten rondgaan in de parochiekerken van die steden en gedurende zes opeenvolgende weken moest na de bijzonderste mis aan de voet van het altaar de litanie van Onze Lieve Vrouw met nog enkele andere gebeden gereciteerd worden. Op het platte land moesten in alle kerken, te beginnen met zondag 18 januari, en dit gedurende zes weken, tijdens de hoogmis en de geboden heiligdagen het H. Sacrament uitgestald en de hiervoor vermelde gebeden gereciteerd worden. 's Namiddags moest er een lof gedaan en een processie rondom de kerk gaan met het H. Sacrament. In het kapittel van 15 januari (17) namen de kanunniken kennis van het mandement dat zij goedkeurden en zegden te zullen uitvoeren more ordinario... expensis episcopi, zoals naar gewoonte op kosten van de bisschop. Gebeurde dit in de andere kerken van het bisdom ook op zijn kosten? In die sfeer van angst kwam dan de aarbeving van 18 februari. Ze was zwaarder dan de schokken die men tot dan gevoeld had maar niet erger dan die van 1692. De reactie tegenover die laatste, die men als onverschillig mag bestempelen, staat in schril kontrast tot die van 1756, zoals verder zal blijken. Verwonderlijk is dat niet. In 1692 wist immers niemand iets van katastrafale aarbevingen; alleen de ouderen hadden weet van een aardschok, namelijk die van 4 april 1640, die van een gelijkaardige intensiteit was als diegene die ze nu beleefden (18).

235


Hun gemoedsrust is dus begrijpelijk. De aardschok van 18 februari gevolgd door een tweede, hoewel lichtere, twee dagen later deed iedereen de schrik om het hart slaan (19). Dezelfde dag nog - 20 februari - deputeerde de magistraat drie schepenen en de raadspensionaris om de bisschop te verzoeken de publieke gebeden, ingesteld op 15 januari, te vermeerderen en een processie generae/ te doen rondgaan, soo haest moghelyck omme also de straffe Godts van ons te weiren. De bisschop beloofde het nodige te doen na zijn kapittel geraadpleegd te hebben en zijn antwoord aan de magistraat te laten geworden. De magistraat nam verder nog de maatregelen die hij bij machte was zelf te nemen. In samenspraak met de hoogbaljuw verbood hij ballen commedien ende spektakel evenals het lopen langs de straten met masquer kleederen tijdens de vastenavant daeghen. Op 23 februari, nog altijd zonder antwoord vanwege de bisschop, voelde de magistraat zich Pietje Ongeduld worden en stuurde secretaris Bauwens naar hem toe. Het mandement dat blijkbaar klaar lag werd hem ter hand gesteld. En er gebeurde wat de bisschop geordonneerd had. Op zondag 25 februari celebreerde de proost van het Sint-Baafskapittel om 10.30 uur in de katedraal een solemnele mis, de votiefmis pro quacumque necessitate (voor allerlei noodwendigheden) met de oratio Omnipotens sempiterne Deus, qui respicis terram etfacis eam tremere ... refererend naar aardbevingen. Het H. Sacrament was uitgestald tijdens de mis. Na de mis werd met muzikale begeleiding de litanie van Onze Lieve Vrouw gezongen waarna de aartsdiaken een homelie hield. 's Namiddags om half vier werd het lof gecelebreerd waarna de processie generael uitging langs de kruisstraat, kalandenberg, kouter, zonnestraat, veldstraat, korenmarkt, lange munt, vrijdagmarkt, koningstraat, paraedeplaats (botermarkt) en de Sint-Jansstraat. De schepenen van de Keure en die van Gedeele waren aanwezig in de mis, het lof en de processie, waarin ook de geestelijken van het kapittel, de parochies en de bedelorden mee opstapten. Hoewel daarvoor niet aangezocht waren de gilden van Sint-Miehiel en Sint-Antonius eveneens aanwezig. De deelneming van de bevolking was massaal; men heeft noyt van menschens geduncke soaveel volck bij een ges ien, het was bij naer onmoghelijck van inde cathedraele te connen staen ofte knielen, midtsgaeders lancx de straeten te gaen... In de processie kon men nauwelijks tien stappen doen zonder te moeten blijven staen, waardoor ze duurde tot half zeven, schrijft de notuleerder in de Acta van het kapittel. 236


De meeste buurtschappen en ambachtsgilden deden plechtige missen zingen in hun respectieve parochiekerken en sommige buurtschappen offerden een grote kaars met een zilveren hart, staat in het resolutieboek van de Keure. Wat de 49 erkende ambachtsgilden betreft vonden wij alleen bij de wolwevers (20) een post van 2 schellingen voor een dergelijke mis waarbij dient gezegd dat niet van alle gilden de rekeningen of althans die van 1756 bewaard gebleven zijn. Het mandement bevatte ook nog andere instructies: in alle kerken van het bisdom moesten op 28 en 29 febr. en 1 maart, zijnde de laatste drie dagen waarin de publieke gebeden, voorgeschreven op 15 jan. moesten gereciteerd worden, de hiervoor vermelde votiefmis gecelebreerd met uitstalling van het H. Sacrament van 7 uur 's morgens tot 6 uur 's avonds. Het besef dat de oorzaak van aardbevingen van geofysische en niet van metafysische aard is bestond halfweg de 18de eeuw wel maar was zeker geen gemeengoed. De Franse schrijver Antoine Léonard Thomas (1732-1785) schreef nog in 1756 als besluit van een zeer wetenschappelijk gehouden memorandum over de oorzaken van aardbevingen dat zij moesten aangezien worden als liggend dans l'ordre de la Providenee pour faire trembier les impies en leur faisant voir des abîmes sous leurs pieds... en attendant Ie moment terrible ... (de) l'embrasement général annoncé dans les livres saints (21 ). En de steller van een artikel in de Transactions van de wetenschappelijke en literaire Philosophic (nu Royal) Society van Londen vond het in 1750 nog gepast zich te verontschuldigen bij diegene, die aanstoot gingen nemen aan iedere poging om aan aardbevingen een natuurlijke verklaring te geven (22). E.G.R. OSSlEUR NOTEN I. 2. 3. 4.

S(tads) A(rchiet) G(ent). Reeks 107, reg. 9, p. 232'"0 • J.P. Rothé. Séismes et volcans. Coneetion "Que sais-je?". J.M. Van GiJs. De seismiciteit van België. Klijke Acad. van Belgie 1956. J.M. Van GiJs. La Genèse des Stations séismo/ogiques be/ges, in IIJdeNationaa/ Wetenschappelijk Congres, Brussel 1950. I ste deel, Geschiedkundig overzicht van het Congres en Geschiedenis van de Wetenschappen. 5. SAG. Reeks 533, reg. I. 6. RAG. FB. Reeks K, nr. 28,28 sept. 1692. 7. Verhandelinge van de Aerd-Bevinge Waer in by-ghebracht worden alle de voornaemste Aerd-bevinghen die er oyt in de Weirelt gheschiet zijn. Doch bysonder/ick de gone van den 18 septembris 1692. Ghetrocken uyt verscheyde Autheuren. 2de druk, Livinus de Clerck. Gent 1711. De eerste druk, schrijft F. Vander haeghen in Bib/iographie gantoise, Deel lil, verscheen te Gent in 1692, vermoedelijk bij J. Danckart.

. 237


8. F. Donnet. Les tremblements de terre à Anvers, in Bulletin de l'académie roy. d'Arck de Belgique. Antwerpen. 1909. p. 52. 9. SAG. Reeks 107, reg. 23, p. 47vo. I 0. Verhandelinge van de Aerd-Bevinge, voornamentlyck van de voornaemste die in de Weireldt tot denjaere 1755, en tot den 18 en 20 Februari 1756 geschiet syn. Getrocken uyt verscheyde Autheuren, voor eerst in het licht gegeven sedert hetjaer 1692. Door den weerdigen Heer Judocus vander Cruycen In syn leven Prior Prelaet van het Ciaoster van O.L.V. van Waarschoot, Orden van Cisteaux binnen Gendt. van nieuws voorzien ende verbetert, met verscheyde byvoegsels. Gent 1756 bij Miehiel de Goesin. Het is een herdruk van de Verhandelinge ... (7) + 29 pag. bijvoegsels. 11. B. Rohrer. Das Erdbeben von Lissabon in der Französischen Literatur des achtzehnten Jahrhunderts. Heidelberg 1933. 12. Met genoegen wordt genoegdoening bedoeld. 13. Gazette van Gendt van donderdag 1 jan. 1756. 14. In de vonn van een affiche, iets groter dan een A3 fonnaat, gedrukt te Gent bij Petrus de Goesin. Een exemplaar daarvan in de Acta episcopatus (Bisdom). 14*. Wat ons de verregende winter 1755-56- althans tot 15 jan. -Iaat kennen. 15. Zie daarover E.G.R. Ossieur. De status animarum van de Gentse Sint-Niklaasparochie van 1681. V.S. 27 (1991), p. 198. 16. Waarin echter geen enkel gebed specifiek naar aardbevingen verwijst. 17. RAG. FB. K. 12152. 18. Verhandelinge van de Aerd-Bevinghe... besonderlick degone van 1692... o.c. noot 7, pag. 22. 19. Relaas van de gebeurtenissen die volgen in: -RAG. FB. K. 12152, Actum van 22 febr. 1756. -SAG. Reeks 107, reg. 23 (Resolutieboek van 17 mei 1755 tot 31 dec. 1759), pag. 47vo. 20. SAG. Reeks 195, nr. 5. 21. Aangehaald in B. Rohrer, o.c. 22. K.E. Bullen. An Introduetion to the Theory ofSeismology. Cambridge, 1947. 23. L. Brouwers, s.j. DeJezuieten te Gent 1585-1773, 1823-heden. p. 70, 80, 81. Gent, 1980.

DE GRAFZERK VAN GEERTRIJDE DE GRUUTERE IN DE ABDIJKERK VAN GROENINGE TE KORTRIJK Een werk van Roebus du Chesnoy Op 18 september 1638 overleed in de Groeningeabdij te Kortrijk Geertrijde de Gruutere, douarière van Philips van Crombrugghe, heer van la Douvie, alwaar zij in de abdijkerk werd begraven ( 1). In 1644 werd door de afstammelingen van Ph. van Crombrugghe enG. de Gruutere, en ook ter grooter begheerte ende instantie van vrau Florence van Crombrugghe, religieuse in de Groeningeabdij, besloten een grafzerk te laten beeldhouwen voor het graf van Geertrijde. 238


De escosijnen (2) sarcksteen werd gekocht bij en gebeeldhouwd door meester Roebus du Chesnoy (3), steenhouwer te Gent. Voor de steen en het diepe ende schoon behauwen wapenen van aliancie bij eene enghel hooghe verheven ghehouden ende de quartieren van wapenen met de gheschriften daer toegherequireert, ontving Roebus du Chesnoy 22 lb. I 0 s. gr. Voor de afbeelding up den cleenen voet van heel het werck ende alle de gheschriften werd hem 4 s. 6 gr. uitbetaald. Bij de aanbesteding ontving hij van Philips van Crombrugghe, heer van Lovelde (4 ), 13 s. gr. en een pot wijn (1 0 gr. ). Op 18 maart 1644 brachten Ghijselbrecht van Crombrugghe, heer van Leyberghe, en Florence van Crombrugghe in naam van de heer van Lovelde een bezoek aan het atelier van Roebus om na te gaan of de wapens en de opschriften juist waren weergegeven. Zij trakteerden de knechten met een stoop bier. Een tweede bezoek geschiedde op 2 april inden wijnckel vanden steenhauwers en de knechten in de winkel werden eveneens vergast op een stoop bier. Op 19 augustus was de steen klaar en Joris van Crombrugghe gaftoestemming de zerk, present den steenhouwer, naar Kortrijk over te brengen en deze ongheschendt te lande te leveren anden calckhoven (5), den rnaessehipper Franciscus vanden Walle. Voor het afhalen van de sarck ofte sepulturesteen en het plaatsen boven de begroefplaatse betaalde de abdis 28 s. 4 gr. De totale kostprijs bedroeg 271b. 8 s. 6 gr. Elk van de staken betaalde zijn deel. In het bundeltje steken nog enkele kwijtingen met betrekking tot het herstellen van de grafkelder. Zo ontving Philips Obrecht van de heer van la Douvie op 4 september 1633 I 0 gulden en I 0 s. voor het ijzerwerk en 7 lb. I 0 s. gr. over het moeeken van eenen begroefkelder inde kercke van Groeningen en hetgeen daartoe nodig was. Op I juli 1663 had meester Philips Obrecht aan Joos Mattel reeds 20 lb. I 0 s. gr. betaald over leveringen van drije iseren bareelen om eenen begroefkelder inde kercke van Groeninghe. In 1709 werd met kennis van Juffrouw van Nieuwenhuijse aan de grafkelder gewerkt. De kelder was ingevallen wegens het rotte houtwerk. Pieter Tants en Robert Vermotte, zoon van Pi eter, brachten nieuw hout aan. Zij herplaatsten eveneens de zerk en herstelden tevens de vloer erom heen. De som van 12 lb. gr., hout en arbeid, werd vereffend op 24 april1709 (6). Erik L. SCHEPENS 9 januari 1994

239


NOTEN

l. Philippe Despriet, Materiele aspecten, Dood en Begrafenis. De Kortrijkse Groeningeabdij, een archeologische en historische studie, in: Handelingen, Nieuwe Reeks nr. 69, Koninklijke Geschied- en Oudheidkundige Kring van Kortrijk, 1993, p. 134 en 139. 2. Escosijnen: afkomstig uit de groeven van Ecaussines. Met dank aan Bea Baillieul, DMSA Gent. 3. Roebus du Chesnoy = Roch Duchesnois, tParijs 7/12/1675. Beeldhouwer. In 1666 werkte hij aan de bouw van de Val-de-Gräcekerk en vervolgens aan de kastelen van Versailles, Saint-Germain-en-Laye en Fontainebleau. Hij werd belast met het onderhoud van het marmer van Versailles. E. Benezit, Dictionnaire des peintres, sculpteurs, dessinateurs et graveurs, dl. lil, nieuwe uitgave, Parijs, 1976, p. 707. 4. Lovelde, heerlijkheid te Heusden (0.-Vl.), die afhing van de kasseirij van de Oudburg te Gent en meerdere generaties in het bezit was van de families de Gruutere en van Crombrugghe. 5. Philippe Despriet, De bewoningsgeschiedenis, Periode 11: Laat-Middeleeuwse land- en leemexploitatie, Ibidem, p. 41 en 43. 6. Rijksarchief Gent, Algemeen Familiefonds, nr. 1214.

"VOSKENSBEELD", STAANDE IN DE VOORTUIN VAN HET "KONINKLIJK ATHENEUM VOSKENSLAAN" TE GENT Plechtig onthuld op zaterdag 24 april 1993 te 11 u. ter gelegenheid van de opendeurdag en in aanwezigheid van de beeldhouwer en schenker, ereleraar Antoon Janssens. De gelegenheidstoespraak werd gehouden door erestudieprefect dr. Jeroom Vervaeke. Vroeger bestond er in het Gents officieel onderwijs slechts één school waar de jongens Latijn en Grieks konden leren, namelijk "het Koninklijk Atheneum te Gent", onder de studenten "het Kot", in de volksmond "'t Atheneum" genoemd en iedere Gentenaar wist dat het aan de Ottogracht gevestigd was!... Uitgaande het Ministerie te Brussel. kreeg de nieuwe school aan de Voskenslaan de naam "Koninklijk Atheneum Gent-Sint-Pieters", wegens de nabijheid van het Station Gent-Sint-Pieters. Waarschijnlijk om plaatselijke, praktische redenen en naar analogie met de benaming van de Gentse Stadsscholen, die meestal de naam droegen van de straat waar ze gevestigd waren, werd de naam van de nieuwe school zeer vlug "Koninklijk Atheneum Voskenslaan" en bij de studenten "'t Vossekot"! Het toeval wilde nog, dat de heer Rynaerts de eerste Studieprefect was van dat Vossekot!... De "Vos" werd het schoolsymbooL De kunstenaar en gewezen leraar van de school, 240


Victor Stuyvaert, tekende en graveerde verscheidenen vossen ten behoeve van deze instelling. Ook vele schetsen, proeven en beeldjes gingen het huidige standbeeld, van de hand van Antoon Janssens vooraf. Zo werd een 25 cm hoog bronzen "Voske", door hem ontworpen, als "Trofee van Verdienste" geschonken aan de oud-leerling en ruimtereiziger Dirk Frimout tijdens een TV-programma "Klasgenoten". Het standbeeld aan de Voskenslaan stelt Reinaert de Vos, de hoofdfiguur uit het meesterstuk van alle dierenverhalen, voor. De vos van 2,30 m hoog is gekapt uit zachte celbetonsteen "durox" en belegd met glasvezel, gedrenkt in epoxy. Hij staat op een kunstige, 0,75 m hoge sokkel door Hubert Verhelst vervaardigd uit natuursteen. Hij houdt de rechterpoot op het hart en de linkerpoot op de rug (trouw en spot), de kop in de lucht (durf en vrijheid)! Het 13de eeuwse dierenepos "Van den Vos Reynaerde" beschrijft ons op meesterlijke, doordachte en terzelfdertijd guitige wijze het klein-menselijke gedrag, onder levensechte dierengedaanten ten tonele gebracht: Nobel, de leeuw; Bruin, de beer; Reinaert, de vos; Isengrim, de wolf; Cortois, het schoothondje; Tijbaert, de kater; Grimbeert, de das; ... Nadat alle dieren van Reinaert's loze streken te lijden hebben gehad, hebben zij de Vos aangeklaagd bij koning Nobel. Reinaert wordt drie maal voor het hof van de Koning gedagvaard: eerst door Bruin, die hij op humoristische wijze beetneemt; dan door Tijbaert, die hij eveneens een poets bakt en eindelijk door Grimbeert, waar hij op ingaat. Terwijl de galg voor hem reeds klaar wordt 241


gemaakt, ontsnapt de sluwe Vos en weet zich daarbij nog te wreken op al zijn vijanden! ... Antoon Janssens werd te Gent geboren op 10 januari 1915. Na de lagere school in het Laurent Instituut, volgde hij 2 jaar de lessen voor paswerker in de beroepsschool Carels-Nicaise. Daarna volgde hij 7 jaar de lessen van de Gentse Koninklijke Academie voor Schone Kunsten en behaalde in 1936 het diploma van architekt. Hij ging nog 3 jaar avondlessen volgen in tekenen. Ondertussen verwierf hij het diploma van "Leraar Lagere Beroeps- en Nijverheidsschool" in het Provinciaal Instituut aan de Savaanstraat. In 1939 behaalde hij het "Diploma van tekenleraar in het middelbaar onderwijs" en in 1942 het "Diploma handenarbeid middelbaar onderwijs", beiden langs de Centrale Jury te Brussel. Na enkele tijdelijke betrekkingen werd hij in 1945 lesgever tekenen en handenarbeid aan het "Koninklijke Atheneum Gent". Vanaf 1958 tot zijn pensionering in 1972 was hij verantwoordelijk voor het tekenonderricht aan het "Koninklijk Atheneum Voskenslaan". In 1934 ontwierp hij als architekt een eerste huis. Er volgden nog een 250-tal privĂŠgebouwen in binnen- en buitenland. Tot zijn grote bouwwerken rekent men de 33 eengezinswoningen Ganzendries in samenwerking met architekt Raoul Van Houtte (1953-1954); de residentiewijk "New Orleans", New Orleansstraat, samen met architektAlbert Vervaet (1956-1958); een appartementsgebouw (blok A) met 110 woongelegenheden aan de Tichelrei samen met professor ingenieur Trenteseau (1959). Hij was gedurende 25 jaar bouwkundig deskundige bij de Oostvlaamse Vredegerechten. Na zijn pensionering volgde hij als hobby nog 4 jaar de cursus "Beeldhouwen" en 5 jaar de cursus "Schilderen" waarvan hij getuigschriften bekwam. Reeds in totaal voor het veertiende jaar volgt hij nog lessen in het beeldhouwen aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten te Deinze, waarvan hier het mooie resultaat. Als dit geen werkzaam man is!...

BIBLIOGRAFIE - "Beknopte geschiedenis van de Nederlandse letterkunde", door A. Van den Daele, S.J., Brugge/Brussel, 1946. - "De Vlaamsehe letterkunde", door Aug. Vermeylen, in: "Vlaanderen door de eeuwen heen, II", 1932, Amsterdam/Brussel/Antwerpen/Leuven. - "Een oude droom wordt werkelijkheid, inhuldiging van het Voskensmonument", door J. Vervaeke, Ere-Studieprefect, 24.4.1993, Gent. - "Het Koninklijk Atheneum Voskenslaan te Gent", door Suzanne Janssens, in: "Ghendtsche Tydinghen", 15.11.1992, blz. 361, Gent. - "Het Laatste Nieuws", 28.4.1993. - "Van den Vos Reynaerde", uitgegeven, ingeleid en verklaard door Prof. em. Dr. P. De Keyser, Antwerpen/amsterdam, 1978.

242


- "Verknocht aan het land in de Leiebocht- Het Latemse Kunstleven tussen 1890 en 1990", door Albert-Fernand Haelemeersch, 1991, Deinze. - "VerslagoverhetbestuurendetoestandderStadGentin: 1953; 1954; 1956; 1958; 1959". - "Voskenskrant", november 1992, Gent.

Suzanne JANSSENS 4.2.1994

GENSCHE WOORDEEN UITDRUKKIJNGE Deel XVIII Barbierke••• Gij doe mijnen boaerd af zonder ziepe Syn.: "Iemand schîrre zonder ziepe; 'k ben der an geschore": iemand bedriegen, bedotten. 1

~

't Es duvelkenskirmesse - Duivelskermis: regen en zonneschijn tegelijk. .· Tijdelijke overwinning van het kwade (duivel, regen) op het goede (licht, zon). Ne goeien directeur hee vier paraploos en drei gazette Lett.: als statussymbool, maar ook figuurlijk: "om zijne paraplu ope te keune steke", om de verantwoordelijkheid op

243


~~ ." e"> ch'uveLizc'n s R' f"rnesse

',

î

)) \-\'j c.~t

t

.z 0 ~ in 2~Y1e ~;>X' ru e weevd.

Plaat 24

244


iemand anders af te schuiven en "drei gazette" om te lezen, maar ook informanten die hem alles komen overbrieven.

'k Zie liever beur biele dan beur tiene Syn.: "'k Keun hem betermissedan mijnen boterham; 'k hè liever dat hij zijn hiele tuugt; geluk op U hiele": iemand met genoegen zien heengaan, iemand liever zien heengaan dan komen. "Hij es nog moar wig en me zien hem al nie mier; 'k tuug hem (beur) liever 't gat van den temmerman; z'ester nie te veele, moar ze schiet er over". Dikwijls roept men achter zo'n persoon: "De complemente an U peetse. Salut en de kost en de wind van achter. Geluk op U reizeen valt er niet mee!" "De dieë loate'k liever voare mee de liegsten dienst": kerkdienst die het minst kost. Ze is mij niet meer waard: "Ze kan mij gestole worde". "De diejekrijg van mij heure kassart". "Zijne kassaart krijge" is afgedankt worden. Zo kent men de uitdrukking: "Hij hee zijn lief heure kassart gegeeve"; "Kassaerd" is een soort bakspek (Ook nog te horen in het Franse streekgerecht "Cassoulet"). Wie afgedankt werd, kreeg zijn loon uitbetaald en kon zich daar dan nog een schel spek (eten) mee kopen. Veur de scbuune ziele van 't kind Slogan uit de schoolstrijd van de vijftigerjaren. Hier geeft de tekenaar lucht aan zijn anti-klerikalisme. De tekening is een illustratie van zijn afkeer van het hunkeren naar geld en macht. Hij es 't zijt in zijne pap nie wîrt Syn.: "Het zijt in zijn soepe nie wîrt zijn": niets, of heel weinig verdienen. "Als gy zoo traeg wilt spinnen, dan zoudt gy zekerlyk 't zout op uw brood niet winnen". (Vermaeckelyk kluchtspel van den bedrogen Boer met zyne eyers, J. Bastiaen,p.l7, 1809). "Zij die geen Saut en winnen en de heere willen dienen met handbogen mogen zich ten stadhuize aanbieden, alwaer men hen zal voorzien van geschut (soldij)". (De Voorgeboden der Stad Gent, Stadsarchief folio f. 29b). Mee mijn gat vliege vange "VIiege vange" is zijn tijd met beuzelarijen verspelen. "Mee zijn gat vliege vange" daarentegen is het onmogelijke willen doen. Hiervoor bestaat ook nog het gezegde: "'t Es zuu gemakkelijk of U uures lekke". 't Is onmogelijk wordt hier: "'t Zal. in U gat sniewe" (:sneeuwen).

245


GENTSE MEMORIEDAGEN 16 januari 1596 Geboorte te Gent van Jacob van Zevecote. Schrijft aanvankelijk treurspelen in het Latijn, doch later ook in het Nederlands. Hij zal overlijden te Harderwijk op 17 maart 1642. (Hij behaalde te Leuven ca. 1614 het baccalaureaat in de rechten, sloot zich in 1616 aan bij de Augustijner monniken en werd in ca 1620 hoogleraar in de welsprekendheid, eerst te Gent, in 1622 te Brussel. In 1623 week hij uit naar Leiden waar hij zich tot de Hervormde godsdienst bekeerde. Hij was een begaafd Latijns dichter maar schreef ook opmerkelijke Nederlandstalige renaissance-poëzie) (WINKLER PRINS ENCYCLOPEDIE, 1954). 16 januari 1797 Alle meubels, kunstwerken en religieuze voorwerpen van de kloosters der Predikheren en Augustijnen worden op bevel van de Franse bezetter openbaar verkocht als nationaal goed. (Een spotnaam voor de Augustijnen was "auwe stijnkers" of paters "stijnkaards". Oude Gentenaars spreken nog steeds van "d'auwestijnen".) 16 januari 1903 Overlij en te Gent van Julius Pieter Vuylsteke, liberaal flamingant. Hij was te Gent geboren op 10 november 1836, vestigde zich als advocaat in zijn geboortestad, doch werd in 1879 boekhandelaar. Hij speelde een belangrijke rol in de Vlaamse Beweging als liberaal voorman en als algemeen secretaris (sedert 1862) van het Willemsfonds. Hij leverde ook bijdragen tot de kennis van de geschiedenis van zijn stad. Bekend van hem zijn o.a. "De rekeningen der stad Gent, Tijdvak van Jacob van Artevelde, 3 delen, Gent, 1872-1885" en "Willems en het Willemsfonds, Antwerpen, 1878". 17 januari 1882 Overlijden te Gent van Edmond De Busscher, stadsarchivaris. Wij zijn hem dank verschuldigd voor een studie over Justos Billet (Juste Billet, Gand, 1873) en talrijke biografische nota's. Voorts schreef hij een merkwaardig werk over Gentse kunstenaars: "Recherches sur les peintres gantois du XVIe et XVIIe siècle. 17 januari 1472 Comelis de Bont, de beroemde Gentse goudsmid, die later zal werken voor Karel de Stoute en Maria van Bourgondië, wordt in de nering van de Gentse goudsmeden opgenomen. 246


17 januari 1826 Overlijden te Gent van Jean-Baptiste d'Hane de Steenhuyse, heer van Leeuwerghem, die gedurende de Honderd Dagen, zijn hotel in de Veldstraat ter beschikking had gesteld van Louis "diezwiet". (Hoewel hij leefde in een periode waarin het Ancien RĂŠgime ineenstortte slaagde hij er als edelman toch in de politieke mandaten binnen zijn familie tot op nationaal niveau te verheffen en die aan zijn kinderen door te geven. De restauratiegeest van de post-napoleontische periode was daar natuurlijk niet vreemd aan, maar de rijkdom van Jean-Baptiste was uiteraard ook een niet te verwaarlozen factor. Bij zijn overlijden liet hij ruim 1220 hectaren aan onroerende goederen na) (FRANCOIS L., Jean-Baptiste d'Hane de Steenhuyse, een conservatief edelman tussen Ancien Regime en Hedendaagse Tijd, in HMGOG, Deel XLIII, 1989, p. 208). 17 januari 1793 De Franse republikeinse legers bezetten de stad sedert amper twee maand en reeds is alles wat nog aan het Ancien RĂŠgime herinnert afgeschaft. Vandaag stelt de Franse bevelhebber een commissie aan van 9 "citoyens", die in alle kloosters, kerken en abdijen de inventaris van al het goederenbezit moeten opmaken. Die commissarissen mogen desnoods beroep doen op legerdetachementen om hun opdracht tot een goed einde te brengen. De aanstelling van deze commissie was de voorbode van de plunderingen, diefstallen en nationalisering van alle kerkelijke goederen. 18 januari 1839 De spoorweg eist zijn eerste slachtoffers te Gent. Op het ogenblik dat de trein naar Mechelen het Zuidstation verlaat, ontploft de ketel van de lokomotief die, in de ateliers van Stephensou vervaardigd, algemeen als een meesterwerk en een wonder werd beschouwd. De machinist en de stoker werden op slag gedood en een arbeider werd emstig verbrand. Dit eerste belangrijk ongeval op de Belgische spoorlijnen bracht veel opschudding teweeg in ons land. (De eerste Gentse spoorwegverbinding, Gent-Mechelen, werd in 1837 ingehuldigd. De gebouwen van het Zuidstation werden pas in 1850 voltooid.) 18 januari 1795 De Gentse advokaat De Brabandere, die omzeggens nooit de vergaderingen in de gemeenteraad bijwoonde, wordt man u militari door een peloton soldaten naar de zaal van de gemeenteraad gesleurd. 18 januari 1562 Overlijden van Lucas Munich, laatste abt van de Sint-Baafsabdij en eerste 247


prelaat van het nieuwe kapittel van Sint-Baafs. Hij was een van de sleutelfiguren van de 16de eeuw in onze stad. Zijn grafmonument en zijn graftombe werden volledig verwoest door de Beeldenstormers.

BIBLIOGRAFIE Van de hand van ons lid Dr. A. Evrard verscheen een interessant boekje getiteld "HERINNERING (Merelbeke '44"). Het gaat om de bombardementen op Merelbeke van 5 september 1943, 10 april en 10 mei 1944. Het is een nuttig boekje dat een stukje geschiedenis vastlegt. Degenen die er rechtstreeks bij betrokken waren zullen het wel nooit vergeten, de meeste oudere Gentenaars zullen nog wel weten dat Merelbeke gebombardeerd werd, maar dergelijke herinneringen vervagen en hoe erg het wel geweest is zijn ze misschien al vergeten, en de jongeren zullen waarschijnlijk niet eens weten dat Merelbeke ooit gebombardeerd werd. Nauwelijks 50 jaar geleden, en reeds "verre geschiedenis". Het eerste bombardement van 5 september eiste een 100-tal doden. Het 2e bom bardement op Paasmaandag 10 april 1944 was veel heviger en er vielen meer dan 400 doden. Bij het 3e bombardement, een maand later, vielen er "slechts" een 50-tal doden. Onnodig te zeggen dat de verwoestingen enorm waren en dat is duidelijk te zien op een 25-tal foto's die in het boek opgenomen werden. Er volgen enkele interview's en getuigenissen van mensen die er volop ingezeten hebben. Men kan slechts accoord gaan met de auteur wanneer hij concludeert dat de 2 wereldoorlogen zinloze dwaasheden waren waar slechts wapenfabrikanten en -leveranciers beter van geworden zijn. (Is er nu veel veranderd?) Het boekje heeft een beperkte oplage van 400 exemplaren en komt niet in de handel. Het kan bekomen worden bij de auteur Dr. A. Evrard - Citadellaan 56- Gent (Tel.: 222.08.23) tegen de prijs van 300 fr. (de kostprijs ligt hoger). Kopers krijgen er (zo lang de voorraad strekt) gratis een ander boekje bij: "Van 16 tot 35 jaar (Flitsen uit de Oorlogsmaand Mei '40)". Wanneer u dit leest zal naar alle waarschijnlijkheid de "Gids voor Gent"reeds verschenen zijn. (Eeuwige miserie van tweemaandelijkse tijdschriften die, als ze op tijd willen verschijnen, hun kopij ver op voorhand moeten inleveren!) 248


Op dit handig boekje in de reeks "Snoecks Stadsgidsen", van het formaat van de groene Michelingidsen, zitten wij al lang te wachten . Het zal zonder de minste twijfel een grote leemte opvullen. Wat wij er reeds van gezien hebben is zĂŠĂŠr beloftevol: minstens 200 pagina's tekst van de hand van Luc Lekens (commentaar overbodig) en een 150-tal prachtige tekeningen van Gaston De Smet (commentaar eveneens overbodig). Bovendien zal de prijs u aangenaam verrassen. Wij komen er zeker op terug in ons volgend nummer. En terwijl wij het nu toch hebben over Gaston De Smet, wist u dat er een reeks van 42 van zijn mooiste tekeningen verschenen is op postkaartformaat? Het is niet alleen een selectie uit zijn gekende boeken, maar er zitten er ook tal van nieuwe tussen. Het doosje met de 42 exemplaren kost 425 fr. en is te bekomen bij de auteur: L. Van Houttestraat 28 te 9050 Gentbrugge (Tel. : 231.05 .72). Schrijft men 455 fr. over op zijn Rekening Nr. 290-0525100-60, dan wordt het doosje u thuis bezorgd.

Op 12 april j I. was het precies 100 jaar geleden dat Emiel Claeys geboren werd in het volks kwartier van de Kluizenaarstraat. Wie was die man die 2 maal burgemeester was van Gent, namelijk van 194 7 tot 1953 en van 1959 tot 1969? Voor de jongere generaties een onbekende. 249


Het was dus een uitstekend initiatief een boek uit te geven over deze persoonlijkheid. Deze niet gemakkelijke taak werd tot een goed einde gebracht door Manu de Tremerie, sinds jaar en dag journalist bij dagblad "Het Volk". Het boek kreeg de naam mee: "Een Leven voor Gent. Emiel Claeys: Portret van een markant Burgemeester". Daarin worden niet alleen zijn activiteiten als burgemeester behandeld, maar ook de zeer belangrijke rol die deze harde werker gespeeld heeft in de Christelijke Arbeidersbeweging. Wanneer een dergelijk boek verschijnt kan men altijd een beetje vrezen dat het een ongenuanceerde hagiografie gaat worden. Deze vrees is hier gelukkiglijk ongegrond gebleken. Manu de Tremerie heeft vanzelfsprekend oog gehad voor de kwaliteiten en talrijke positieve verwezenlijkingen van Emiel Claeys (economische expansie, havenpolitiek, enz.) maar is niet uit de weg gegaan om te wijzen op enkele negatieve aspecten: het dempen van de Reep om enkele auto's te kunnen parkeren, het afbuigen van het tracé van een Europese autostrade om ze bijna tot in het hart van Gent te brengen, het idee om onze door de scheepvaart niet meer gebruikte waterlopen te dempen, zijn sympathieën voor een semi-metro. Maar men moet eerlijk toegeven dat het beheren van een waardevolle, maar kwetsbare historische stad als Gent een uiterst moeilijke taak is. Daarvoor is een visie vereist die men maar uitzonderlijk tegenkomt bij politici. Wat dat betreft hebben zijn voorgangers en opvolgers het er niet beter van afgebracht en wij moeten al terugkeren tot een Emiel Braun om een burgemeester tegen te komen die oog had voor deze voor Gent zo belangrijke problematiek. Wat er ook van zij, een boek over een Gentse burgemeester kan niet anders dan de belangstelling opwekken van Gentse heemkundigen. Het boek van een formaat van 30 x 21 cm. bevat 158 bladzijden en is rijkelijk geïllustreerd met interessante foto's. Het werd uitgegeven door de Gentse Christelijke Arbeidersbeweging en werd gedrukt door KOJ in Oostakker. Prijs: 595 fr. Te bekomen op de Korenlei 20. Wie 695 fr.overschrijft op Rekening Nr. 890-0143309-71 van het A.C.W. met de vermelding "Gedenkboek E. Claeys" krijgt het boek thuis bezorgd. De "Koninklijke Gentse Kapperskring" werd gesticht in 1893 en is dus meer dan 100 jaar oud. Er zijn al niet zo veel Gentse verenigingen die kunnen bogen op een dergelijke respectabele ouderdom. Dit was voor deze Kring verleden jaar een geschikte gelegenheid om een boek uit te geven: "Koninklijke Gentse Kapperskring. 1893-1993". Is het in de eerste plaats een boek dat zeker alle Gentse coiffeurs zal interesseren, dan zullen Gentse heemkundigen er toch ook interessante inlichtingen in vinden. 250


Het verzorgd gedrukt boekje van formaat 22 x 15 cm. telt 111 bladzijden en bevat een 15-tal foto's waaronder verschillende in kleur. Prijs: 400 fr. Te bekomen bij de Voorzitter van deze Kring, de Heer AndrĂŠ Lombaert, Bellefleurstraat 96 te 9000 Gent. Tel.: 226.72.47. Wie 450 fr. overschrijft op Rekening Nr. 123-6119928-40 van de Koninklijke Gentse Kapperskring krijgt het boek thuis bezorgd. H.C.

VRAAG EN ANTWOORD Op de uitgebreide vraag van de Heer Gilbert Minne (Gh. T. 1994- Nr. 1 - p. 54) ontvingen wij van onze penningmeester AndrĂŠ Verbeke de volgende antwoorden: 1. a) Slijpstraat 94 en 96 is nu Sleepstraat 124 en 126. Het eerstgenoemde huis was tot voor kort "Beenhouwerij Meireson" zoals de nog bestaande neonreclame ons toont. Nu is het een groenten- en kruidenierswinkel gehouden door Turken en geheten Toptanci. Het huis is gemoderniseerd. Het tweede huis is een particulier huis en is volledig nieuwbouw. Heden is het onbewoond. 1. b) Herberg "De Kroon" te Oostakker is nu een grote woning met achteraan een schrijnwerkerij en nog altijd in de Gentstraat, nu nummer 220. 1. c-d) De twee partijen land op den Dam en een partij land op het Kleyn Veld, allen te Oostakker, mag ons geacht medelid vergeten. De wijk "den Dam" ligt in het midden van het Sifferdok. Het Kleyn Veld of ook soms de Veldekens geheten ligt in het midden van het Grootdok. 2. Nieuwland 20 stond waarschijnlijk waar zich nu de toegang bevindt van de nieuwbouw die in de Kongostraat staat. Er zijn daar urbanistisch zoveel ingrepen gebeurd dat enkel een doorgedreven studie precies kan bepalen waar het huis stond. 3. a) 2 huizen in de Groenedreefstraat 253 en 255. De huisnummering is in feite deze van de Groendreef. En inderdaad, het was oorspronkelijk een beluik met eerst als naam de Groendreefsteeg. Deze steeg werd later doorgetrokken tot de huidige Bevrijdingslaan en heet nu de Notelaarstraat. De perceelnummers Sectie K nr. 489n en 489v wijzen op een verkaveling. Inderdaad, het oorspronkelijk perceelnummer 489 was ongelooflijk groot. 251


Het had als grenzen de Groendreef, de Hamerstraat, de Olijfstraat en nog een weinig voorbij de Notelaarstraat Bij de verkaveling werden alle letters van het alfabet gebruikt en elke letter kreeg nog eens een onderverdeling die soms tot 5 nummers beliep. Om dus het juiste huis te kennen zou men in het Kadaster alle verkavelingsplans van dit stuk moeten raadplegen. 3. b) Engelandgat 36 is gesloopt en de grond werd geïncorporeerd in het Sint-Lucasinstituut. 4. Dit gaat om dezelfde huizen als onder 3a. 5. Keizersdreve of Groot Gewat 10 is nu Gewaden nog altijd nr. 10, maar het huis is volledig nieuwbouw. Wat het gouden sierobject "Chacet" betreft, vraag ik mij af of hier niet het woord "cachet" bedoeld wordt. Als dit voorwerp in een ring ingewerkt is heet dit een zegelring en dus zeker in goud. Het kan ook een voorwerp zijn dat een handgreepUe) had en op het bureau bleef liggen. Dit diende om zijn initialen in de vloeibare lak te drukken bij het sluiten van brieven en dergelijke. Hierbij wordt een porseleinkaart afgedrukt van het "Hötel de Courtrai". In de voorgaande eeuw werd dit hotel gesloopt en vervangen door een ander groot gebouw dat nu de Unie onderdak geeft en daarvoor de discount "De Poel". Het adres is Poel nr. 24 naast het "Hotel Erasmus". Laat u niet vangen door het adres dat op de kaart vermeld staat. Ten allen tijde is er op die plaats verwarring geweest tussen Drapstraat en Poel. ( 14.04.1994)

'

~~~ 1:.~1..l' lll'llt'•'n:-uu·u l r:;\1\

C'l .),,11(

'"'·'' .~it~u: ,)l""',l''-" .~ 1 .ul-.ti~".r'.

,) ,.,, ••il•tit•'·'· il

C'niiH'II(:l',•utl'lll

,),:_,j :,,(,'(',.,,,(nltl· po~ I'

.)1\

,•.1l

.- ntÏ Ct.:uu•u l

\:!'u ;'J:\ "''h-'-t:l'(' .\: l'n .... ;.rr..- .• "' ~c .... t ..~&

o•llt•" ;, .>n: _,})L.. lr,l pl•.o\ti\>H ,I JIIC'

\' "'' J'U)<'Hl·' ll•ll' 1 t'U\1 ,l 1'-. 'tl\."ltil:IIIÎt•t l

252

l,·,,

'"Ji.C IIH' t l, \...-

ÎH( ~t' ÎI'\t\A,!..•,

·


Vraag van de Heer Daniël Van Poucke: Voor de samenstelling van een brochure over het 100-jarig bestaan van de "Royal Cody Ghent Rifle Club" ( 1995) zoek ik gegevens en bij voorkeur een foto van a) Café "Oude Congo", rue St-Georges 60 te Gent (Steendam). Kan ook 64 of66 zijn. b) Een garage of fabriek op de Tolhuislaan 35 te Gent, afgebrand in 1958 of 1959.

LEZERS SCHRIJVEN ONS Van de Heer André Despretz ontvingen wij het volgend schrijven: Enkele bedenkingen bij Suzanne Janssens' bijdragen gewijd aan het allegorisch monument van Jules Van Biesbroeck Jr. "Hulde aan de Mensheid: Schoonheid, Kracht, Wijsheid", enerzijds in haar boek "In het openluchtmuseum te Gent, de Arteveldestad", p. 284-286 en anderzijds in de rubriek "Lezers schrijven ons" in G.T.,jg. 1994, nr. 2, p. 125-127. Eerst de bijdrage in het boek. De eerste bladzijde geeft een afbeelding met onderschriften in Frans, Duits en Engels. De auteur mikt dus op een internationaal publiek, dat recht heeft op exacte informatie. De twee volgende pagina's bevatten een toelichting en een bibliografieopgave. In de twintig regels doorlopende tekst: vier storende zaken. Het monument werd niet in 1910, maar ten vroegste in 1913 in brons gegoten; het maakte oorspronkelijk geen deel uit van de monumentale fontein, maar was een afzonderlijke groep; het werd niet op zijn huidige plaats gezet tussen 1 december 1912 en 26 april 1913, maar wel op zijn toenmalige plaats binnen de Wereldtentoonstellingtussen 8 november 1912 en 19 april1913; het werd beschadigd maar niet (onherstelbaar) verwoest tijdens de Eerste Wereldoorlog. De bibliografieopgave omvat zes items. Voor de drie geciteerde boeken ontbreekt paginaverwijzing. Verwondering baart de referentie "Vooruit, 4-5.8.1973", daar Jos Murez' artikel over Geo Verbancks "Gebroeders Van Eyck-monument" gaat en het V.B.'s creatie amper en irrelevant vermeldt. In haar bijdrage in G.T. schrijft Mevr. Janssens "heb ik al mijn bronnen nog eens nagezien en zelfs nog enkele nieuwe bronnen geraadpleegd. "Normaliter raadpleegt men van meet af aan alle bronnen! 253


Uit het "Verslag over het bestuur en den toestand der Stad Gent in 19181919" waarin de voornaamste kunstwerken staan, die "gebroken ofgedeeltelijk vernietigd" zijn tengevolge van onbehendige behandelingen door de bezetter in het "Sanitäts Depot" in de onderzalen van het Museum, blijkt dat de "groote monumentale fries der hoofdfontein" 20.000 fr. schade had opgelopen. De opsteller van dit verslag had zin voor nuance. Over Constant Montalds schilderij "Menselijke strijd" schreef hij dat het "onherstelbaar verloren", "gans verloren" was (p. 898, 922); over het plaasteren beeld "Lente" van Hippolyte Leroy dat het ''gebroken en niet meer te benuttigen" was (p. 924). Voor Mevr. Janssens echter is "gebroken of gedeeltelijk vernietigd" synoniem voor "verwoest". Op 13 december 1923 nochtans vroeg de stad in een schrijven ondertekend door de Schepen van Schone Kunsten Rodolphe De Saegher en de gemeentesecretaris advocaat Heins aan de Commissie van het Museum voor Schone Kunsten het advies om de "Monumentale Fontein" in het museum onder te brengen en voegde er aan toe dat het werk moest geconserveerd worden met de nodige zorgen. Deze bron is voor Mevr. Janssens waardeloos: "De brief .. zal zeker achter een bureau geschreven zijn, zonder dat de auteur zich vooraf tussen de brokstukken in de bewaarplaats zal gewrongen hebben, om na te gaan of deze resten nog wel voor reproduktie in aanmerking kwamen!" Gebrek aan historische kritiek ofteveel aan fantasie? In 1931 gaf Fernand Arnaudiés te Algiers zijn ''J. Van Biesbroeck peintre et sculpteur" uit. De bevriende journalist van de toen 58-jarige kunstenaar gebruikte voor zijn boek de foto's, een vrij volledige collectie knipsels uit dagbladen en tijdschriften en de mondelinge getuigenissen van V.B. Jr. Vooral tengevolge van dit laatste vertoont het werk vele onjuistheden. Opp. XXVI staan: "1910 Force, Beauté, Sagesse (br.- villede Gand). 1913 Fontaine "Cháteau d'eau" (pl. détruit) Exposition de Gand, 1913". V.B. Jr. vertelde twintig jaar na de feiten dat dan - met name in 1931 - "Schoonheid, Kracht, Wijsheid" in brons bestond en zich te Gent bevond en dat de plaasters van de zijpanelen, voor de Expo '13 vervaardigd, toen vernietigd waren. Van eigenaars is in deze gevallen geen sprake. (Controleer in deze context de opgesomde kerkhoven!) Wat de bewijskracht is van Richard de Moor, die op 16.02.1955 zijn nota's over Gentse beeldhouwers- waarin geen enkele bronvermelding i.v.m. de V.B.'s staat- stencilde, laat ik aan de kenners over. Tot slot, enkele minder gekende atelierfoto's van de "Hulde aan de Mensheid".

254


Atelierfoto's van de "Hulde aan de Mensheid".

255


Van de Heer Roger Spilthoorn (Berchem-Antwerpen) ontvingen wij de volgende brief: Betreft: onjuistheden in het artikel "De Gentse Burgelijke Wachten" van 1994 - nr. 2 van 15 maart blz.: 113, noot 14. De noot 14, verwijzende naar SPILTHOORN Charles Louis, vermeldt volgende onjuistheden: - Spilthoorn vluchtte niet naar Frankrijk, hij werd naar Parijs gestuurd met welbepaalde opdrachten; - Spilthoorn werd niet bij verstek veroordeeld, hij werd te Antwerpen ter dood veroordeeld, die straf werd eerst omgezet in gevangenisstraf, later werd hij naar Amerika verbannen. Het levensverhaal van Charles Louis Spilthoorn werd nauwkeurig uiteengezet door L. Jottrand, en in boekvorm gepubliceerd in 1872. De Heer H. Balthazar, gouverneur van Oost-Vlaanderen, publiceerde in 1986 in "Uitkijk" een artikel over Spilthoorn, hij hield ook een lezing over hem in Kruishoutem. In 1986 werd te Kruishoutem een straat naar Spilthoorn genoemd, dit onder impuls van de ere-gemeentesecretaris de Heer D'Huyvetter. Ook in de "Ghendtsche Tydinghen" van september 1973 en vanjanuari 1987 werd de figuur van Spilthoorn behandeld. Een aflevering van "Beschuldigde sta op" van de BRT-reeks werd aan Spilthoorn gewijd. Ik geef toe dat Spilthoorn een omstreden figuur is geweest, maar zijn verwezenlijkingen, zijn ideeĂŤn en geschriften, ook voor de periode te NewYork, maken van hem toch wel een zeer merkwaardige figuur. Van de Heer LĂŠopold Van Haecke komt het volgend schrijven: Het Hoger Technisch Instituut St-Antonius, Holstraat 66, 9000 Gent viert volgend schooljaar zijn 75-jarig bestaan. Een aantalleden van de directie samen met enkele leraars hebben een werkgroep gestart om van deze gelegenheid gebruik te maken om onze school extra in de kijker te zetten. Ik ben reeds enkele jaren lid van "Ghendtsche Tydinghen" waarin ik regelmatig oproepen lees i.v.m. gezochte personen of onderwerpen. Graag zou ik een oproep willen richten tot de leden of zij documentatie, fotomateriaal, teksten of krantenknipsels in hun bezit hebben die verband houden met de handel en wandel van het H.T.l. St-Antonius. Vanzelfsprekend wordt het materiaal terugbezorgd aan de ontleners. Ook dacht ik langs deze weg oud-leraars en oud-leerlingen te vragen mij te contacteren om ons te helpen bij opzoekwerk om de geschiedenis van onze school te vervolledigen. 256


Gelieve het volgende contactadres te vermelden: "75 jaar H.T.l. St-Antonius" PIA Van Haecke L. Bremstraat 34 9920 Lovendegem Tel. (09)372.66.35

GÊNSCHE PRÁOT - Wa staode u däor wêeren ezûu te scharte, gij luizigen bok? riep Manse tegen heure man. Da komt er van, van ezûu altijd op da bankske te gäon zitte bij die Duitsche soldaote! - En roept ezûu nie, zei den andere, 't en es zûu irg nie. - Zûu irg nie, riep Manse, ge zij vergeven van de luize. E mieljoen zitten d'er op u vel in in u dijnge. Vandaoge zonder fijte bij den apotheker om poeier of 'k läot u zitte! Däor was Sander benijd van. Op îen, twie, drije was 't hij bij den apotheker. - Menhîere, zeid hij, geef mij e pakske poeier veur de luize. Den apotheker bezag hem vies gaowig, in stakt hem van verren e paksken uit. 't Es oe fran, zeid hij. Sander bezag da pakske in vond het een beetse kleine. - Menhîere den apotheker, zeid hij ezûu, hoeveelluize kan ek däormee dûud doen? - Wel bonder duust, riept hij, in häost u da ge wig zijt; want 'k en hê gîen goeste van der te betraope! Sander stond te rekene. - Menhîere, zeid hij al mee oe kier, zoe 'k da nie goekûuper keune krijge, aos ek dat in 't grûut pake? - In 't grûut? riep den andere, wäorveure? - Ei jao, menhîere, zei Sander, volgest da mijn vrêwe gerekend hêe zoe'k er ezûu wel tiene moeten hên. Den apotheker hêe zijn deuren ope gezet in es näor de police beginne roepe.

257


OUDE JAARGANGEN VAN "GHENDTSCHE TYDINGHEN"

Volgende losse nummers en volledige jaargangen zijn verkrijgbaar tot tuiputting van de voorraad. 1972 Nrs. 1-9-10-11. 1973 Nrs. 1-4-5-7/8-9-11-12. 1974 Nrs. 1-2-3-4 + Voll.jg. 1975 Nrs. 1-3-4-5-6 + Voll. jg. 1976 Nrs. 2-3-4-5-6 + Voll.jg. 1977 Nrs. 2-3-4-5-6 + Voll. jg. 1978 Nrs. 1-3-4-5 + Voll. jg. 1979 Nrs. 1-3-4-5 + Voll. jg. 1980 Nrs. 1-2-3-5-6 + Voll. jg. 1981 Nrs. 1-3-4-5-6 + Voll. jg. 1982 Nrs. 2-3-4-5-6 + Voll. jg. 1982 Register op de de jaargangan 1 tot 10. 1983 Nrs. 1-2-4-5-6 + Voll. jg. 1984 Nrs. 1-2-4-5-6 + Voll. jg. 1985 Nrs. 1-2-3-4-5 + Vo1I.jg. 1986 Nrs. 1-2-3-5-6 + Vo11. jg. 1987 Nrs. 1-2-4-5-6 + Voll. jg. 1988 Nrs. 1-2-3-5-6 + Voll. jg. 1989 Nrs. 1-3-5-6 + Voll. jg. 1990 Nrs. 1-3-4-5-6 + Voll. jg. 1991 Nrs. 1-3-4-5 + Voll. jg. 1992 Nrs. 1-2-4-5-6 + Voll. jg. 1993 Nrs. 1-3-4-5-6 + Voll. jg. Prijs per afzonderlijk nummer 70 fr. Prijs per volledige jaargang 400 fr. Deze kunnen afgehaald worden elke zondag tussen 10 en 12 uur in het "Documentatiecentrum" (behalve in juli en augustus en op wettelijke feestdagen). Bij bestelling via onze postrekening dienen volgende portkosten bijgerekend: I nummer: 28 fr. 2 tot 3 nummers: 50 fr. 4 tot 6 nummers: 65 fr. Verder per jaargang: 65 fr. Plattegrond van de Stad Gent door B.J. Saurel (1841). Getrouwe copie van het origineel: 120 fr. Plattegronden dienen afgehaald te worden in het Documentatiecentrum (geen verzending per post) De Archivaris Mevrouw VAN GELUWE-EGGERMONT A. 258


DIT BESTAAT NIET MEER

Zo zag de Cataloniëstraat er uit, bijna een eeuw geleden, met de huizen tegen de St. Niklaaskerk en het Belfort met zijn gietijzeren toren. Foto: Edmond Sacré. Copyright: A.C.L. Foto Nr. 25985.

259


Borluutstraat. Een betrekkelijk recente foto en toch ook al weer een stukje verleden .

260


GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring GentV.Z.W. 23e jaargang nr. 5 15 september1994

Stichter: G. Hebbelynck t Voorzitter : H. Collumbien Onder-Voorzitter en Penningmeester : A. Verbeke Secretaris: R. Van Geluwe, Maïsstraat 235, 9000 Gent Archief en ruildienst : Mevr. A. Eggermont, Maïsstraat 235, 9000 Gent Redactie-Adres: Lijnmolenstraat 149, 9040 Sint-Amandsberg- Gent Administratie : Koggestraat 14 - 9000 Gent Postrekening : 000-105.04.73-60, Heemkundige en Historische Kring Gent, 9000 Gent Lidgeld : 400 fr. per jaar. Steunende leden : 600 fr. per jaar. Beschermleden : 1000 fr.per jaar. Buitenland: 100 fr.extra voor portkosten INHOUD - De lange weg van Lorlewijk van Biesbroecks "Excelsior" en de "Grand Old Man of Astronomy". 262 - Inventaire Archéologique: Infirmerie van het voormalig klooster 280 van de Geschoeide Carmelieten. - Herinneringen aan het Ie Artillerie Regiment in 1937-1938 (Vervolg en Slot). 283 - 1914. Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog (Vervolg en Slot). 289 311 - Gensche Woordeen Uitdrukkijnge. Deel XIX. - Gentse Memoriedagen: 19-20-21 Januari. 314 - Bibliografie. 317 321 - Lezers schrijven ons. - Gênsche Präot. 326 - Dit bestaat niet meer. 328

Bibliotheek en wekelijkse bijeenkomsten: in het Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis, Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, SintAmandsberg : elke zondag van 10 tot 12 uur (uitgenomen op feestdagen); Gesloten in juli en augustus. Bibliothecaresse : Mevr. A. Eggermont. Verantwoordelijke uitgever: Hugo Collumbien, Lijnmolenstraat 149, 9040 Sint-Amandsberg- Gent. 261


DE LANGE WEG VAN LODEWIJK VAN BIESBROECKS "EXCELSIOR" EN DE "GRAND OLD MAN OF ASTRONOMY"t

In een vroegere bijdrage werd de tot standkoming en teloorgang van Lorlewijk Van Biesbroecks "Geketende Prometheus" verhaald.2 Dit Carrarabeeld bij de Zwitserse Vallei in het Citadelpark is sinds de Tweede Wereldoorlog vernietigd. Thans komt het tweede monumentale beeld van deze kunstenaar aan bod: ""Excelsior". Het gips werd voor het eerst tentoongesteld op de vijfendertigste triënnale te Gent in oktober 1892, tevens het eeuwfeest van de driejaarlijkse tentoonstellingen in de Arteveldestad.3 Hoewel de "voortbrongselen van den boetseerpriem" eerder stiefmoederlijk behandeld werden in de pers, in verhouding tot de schilderijen, werd het beeld opgemerkt als zijnde vol bezieling en gevoel.4 In 1893 op het Brusselse driejaarlijkse salon geëxposeerd, werd het door de Staat aangewezen om door een provinciaal museum verworven te worden. Uiteraard werd aan het museum te Gent gedacht, geboortestad van de kunstenaar. 5 Deze zag het beeld liever in open lucht dan in een zaal en anticipeerde in een schrijven aan het College van Burgemeester en Schepenen: "C'est pour Ie bronze qu'el/e a été conçue; sa dimension, sa largeur, Ie sujet même, une allégorie de /'esprit du progrès qui tend taujours et quand même à une perfection plus élévée, est bien fait pour être produit au grand pub/ie et campris par tous.

Je vois à eet e.ffet en imagination un emplacement on ne peut mieux approprié. Ce serail Ie petit rond point au bout du boulevard du Pare à coté du Belvédère, ou elle serail largement au découvert. Celaferait un embellissement considérable de cette partie du Pare, aujourd'hui un peu maigre et délaissée. •'6 Hij dacht dus aan het Citadelpark en aan de buurt waar later de "Mastplanters" van zijn neef Jules Jr. zouden komen. Een mogelijk bezwaar kon zijn dat "Prometheus" reeds in hetzelfde park stond; maar deze sculptuur was anders qua opvatting en uitvoering en stond aan de andere zijde. De kostprijs stelde hij voor op de kredieten van de parkversiering te verhalen. Twee weken later deelde Jules de Burlet, Minister van Binnenlandse Zaken, de beslissing van de Brusselse jury aan het Gentse College mee. De aankoop van het gips kwam op 4.000 fr.; de bronzen uitvoering op 8.000 fr.1 262


Fig. I. Inkt en potloodschets van "Excelsior" door de kunstenaar onderaan links gehandtekend. (Copyright S.A.G.)

263


Fig. 2. Schets van Ladewijk van Biesbraeek in "Le Petit Bleu Beige", 27. I I. I 896.

De stad liet echter aan de Minister en de kunstenaar weten dat ze geen kredieten voorzien had voor de aankoop van kunstwerken op haar budget van 1894.8 Een half jaar later ondernam de kunstenaar een nieuwe poging om het beeld in brons te realiseren en het als versiering van een square te laten dienen. Hij schreef naar Burgemeester Hippolyte Lippens: Depuis fors , me rappelani que dans Ie temps et dans des circonstances analogues, Mr. Ie Minisire Moreau, pour ne pas priver les artistes de l'aide nécessaire pour continuer leurs études, avait proposé à ceux-ci de céder leurs oeuvres au prix de la part d'intervention prévue du gouvernement, je de mandais à Mr. Ie Ministre De Bruyn de vouloir bien consentir à m'accorder comme une faveur cette latitude. ''9 Waarschijnlijk bleef deze vraag zonder gevolg, want na anderhalf jaar gingen er, met een interval van drie weken, opnieuw twee dergelijke vragen aan de Minister van Landbouw en Openbare Werken, die ook de afdeling Schone Kunsten onder zijn bevoegdheid had.IO Minister De Bruyn wou hierop niet ingaan omdat de staatssubsidie tot doel had de gemeentebesturen ertoe aan te zetten een deel van hun budget te spenderen aan Schone Kunsten.!! Van Biesbraeek liet zich echter niet ontmoedigen. Hij schreef opnieuw het College aan en vroeg in een afzonderlijke brief de steun van de nieuwe Burgemeester Emile Braun.12 "Permettez-moi eneare d'appeler votre attention sur la situation dif.ficile des artistes dans notre ville et en particulier sur celle des statuaires. Je sa is fort bi en qu'il n'est guère possible d'être prophète en son pays et que }'ai peutêtre eu tart de ne pas aller, comme tant de mes confrères, qui s'en sant bien 264


Fig. 3. Schetsen van de inplanting van het beeld op de square van het Graafvan Vlaanderenplein en oorspronkelijke vorm van het voetstuk; 06.03.1896. (Copyright S.A.G.)

trouvés, à Bruxelles ou à l'étranger, maïs encore ne devrais-je pas être puni de n'avoir pu me résoudre à quitter ma ville natale. J'ose espérer que vous voudrez prendre en sérieuse considération la proposition de faire servir cette oeuvre à l'ornementation d'un jardin pub/ie. Elle s y prêterait particulièrement, ce me semble, et dans ces conditions je pense que même les socialistes, qui se disent portisans de /'art monumental et populairene pou"aient syopposer." De stadsadministratie wou het beeld echter zien vooraleer zich uit te spreken. Op 6 maart 1896 kwam het gips uit Brussel. te Gent aan. Enkele kleine herstellingen waren nodig. Vanaf24 maart werd het gepresenteerd op het graspleintje van de Graafvan Vlaanderenplaats op een namaakvoetstuk door de sierkunstenaars "Delanier Frères" in de Sint-Jacobsnieuwstraat vervaardigd.l3 Op 8 mei bracht de Commissie van Schone Kunsten een positief advies uit.I4 In de gemeenteraadszitting van 31 december 1896 werd een krediet van 4.000 fr. ingeschreven voor de aankoop. De staat zou hiervan de helft dra265


gen. IS Aan de som gezien, ging het over het verwerven van het plaaster. Als definitieve standplaats ging de voorkeur naar het Arteveldeplein (huidig Sint-Annaplein) op de tweesprong van Statiestraat en Brabantdam. Aan het Ministerie werd meegedeeld dat men de beslissing had genomen het beeld voor 5.000 fr. te verwerven!l6 Tegenslag: het budget was daar ontoereikend; men diende voor het krediet tot 1898 te wachten .I7 Begin maart volgde de bevestiging de 2.000 fr. toe te kennen op het budget van 1898 en dit voor de verwerving van het "bronzen" beeld. Enerzijds trapte men niet in de verhoging van 1.000 fr., waarmee de stad probeerde de sokkel te incalculeren (men kwam niet tussen in de verwerving van accessoires); en anderzijds werden de 8.000 fr. in 1893 voor het brons voorzien, gehalveerd! 18 Begin april besliste Van Biesbraeek het beeld bijL. Goossens & K. Steyaert, Maria-Theresiaplaats, 22, in brons te laten gieten.l9 Drie maanden later was het voltooid. "Elle a été faite avec beaucoup de soin et à man entière satisfaction ", schreef de beeldhouwer aan Charles Boddaert, Schepen van Schone Kunsten. Een kostprijs werd niet vermeld . Goossens stelde het tentoon op de Expositie van Nijverheid en Wetenschappen.20 Als piëdestal voorzag Van Biesbraeek aanvankelijk een klassieke arduinen sokkel, ongeveer 1,5 m hoog en 0,80 m breed. Dergelijke piëdestals waren prijzig. Deze van het Lieven Eauwensmonument kostte liefst 2.333 fr. Van Biesbraeek schatte het voetstuk voor zijn beeld op 850 fr.

Fig. 4. Graaf van Vlaanderenplein. Héliotype De Graeve; Gent. (Verzameling A. Verbeke; foto A. Walgraef).

266


S(lUARE OE LA GARE .

Fig. 5. "Excelsior" op het Graaf van Vlaanderenplein. Bertels, Brussel. (Verzameling A. Verbeke; foto A. Walgraef).

267


Na overleg met architect Van Rysselberghe werd omwille van de harmonie een rotsvormige sokkel gekozen. De kostprijs hiervan werd op 600 fr. geraamd. Hij bestond uit een kubus steenslag en cement, met een onregelmatige bezetting van gehouwen Doornikse steen, 1,60 m hoog, aan de basis 1,60 men bovenaan 0,80 m breed.21 De stad leverde afbraakmateriaal. De uiteindelijke kostprijs bedroeg 175 fr.Het krediet hiervoor werd op 25 maart 1897 toegekend.22 Intussen had men het Arteveldeplein als definitieve vestegingsplaats laten varen voor het Graafvan Vlaanderenplein. Niet in het midden van de square, maar wat meer vooraan zou "Excelsior" geplaatst worden. Hiervoor werd een verlichtingspaal weggenomen, waar heel wat administratief over-enweer-geschrijf aan vooraf ging.23 Vanaf 5 augustus 1897 mocht het brons geplaatst worden, maar men diende nog twee maanden te wachten op een toestemming voor de vervaardiging van de definitieve sokkei.24 De Inspecteur van de Beplantingen, om advies gevraagd, vond dat het beeld wat te dicht tegen de buitenkant van de square stond en best een gordijn van helder groen als achtergrond zou meekrijgen.25 Op 8 maart 1898 ontving de stad tenslotte de 2.000 fr. staatssubsidie.26 In augustus 1971 werd "Excelsior"- intussen in de volksmond "De Vliegevanger" gedoopt - bij de aanvang van de werken aan de afrit van de toenmalige E3 en de aanleg van een parkeerplaats, verplaatst naar het Koning Albertpark. "Hoger Op" kwam er op een lager sokkeltje van ruwgekapte steen.27 Merkwaardig is het verband dat Karel Haerens zag tussen dit beeld en het gedicht "Excelsior" van Jan van Beers. Nog merkwaardiger is de gelijkenis tussen het hoofd van de haast naakte jongeling en de ongedateerde buste die de kunstenaar van zijn zoon Georges maakte.28 Joris Achilles29, de latere "Mister van B" werd te Gent geboren als vierde van vijf op 21 januari 1880 en was dus twaalf bij de schepping van "Excelsior". Sedert 1885 liep hij school in het François Laurentinstituut in de Onderstraat, waarvan de gevel door zijn vader versierd was met basreliëfs, en ging na een negende jaar over naar de moderne humaniora in het Koninklijk Atheneum aan de Ottogracht. Tegelijk volgde hij zonder veel succes de tekenlessen aan de Gentse Academie. In 1897 vatte hij universiteitsstudies aan en behaalde in 1902 met onderscheiding het diploma van ingenieur burgerlijke bouwkunde. In het daaropvolgende academiejaar werd hij één van de laureaten in de reisbeurzenwedstrijd. Vanjongsafwas sterrenkunde zijn hobby. Zijn eerste waarnemingen deed hij met een telescoop van 7,5 cm van de buren en gewapend met de "Astronomie populaire" van Camille Flammarion: overdag studie van zonnevlekken, 's 268


Fig. 6. Ongedateerde buste van Georges Van Biesbroeck.

nachts van Castor, een triplet uit de Tweelingen. In 1901 kreeg hij toegang tot de bibliotheek van het Ukkels Observatorium, waar hij na een jaar de 38 cm telescoop, de grootste van België, mocht gebruiken. Georges Lecointe ( 1869-1929), Directeur van de Koninklijke Sterrenwacht, vroeg hem in 1902 zijn studies in astronomische richting om te buigen. Hij weigerde: "Je me dois eneare avant tout à mes parents, qui ont tantfait pour moi. qui se jont vieux et quine sont pas riehes. Je suis done obligé de ehoisir la situation la plus sûre et la plus luerative. "30 Uiteindelijk toch haalde de hobby het op de universitaire opleiding. Toen hij begin 1909 diensthoofd voor Bruggen en Wegen te Luik werd benoemd en zijn astronomische waarnemingen moest opgeven, koos hij voor de minderbetaalde job (3 .200 fr./jaar) als adjunct-observator te Ukkel. Reeds op 01.02 .1 907 schreef hij: "Je viendrais à l'Observatoire non avee l'intention de reehereher des titres ou une situation luerative, mais avee Ie désir de 269


Fig. 7. François Laurentinstituut; 1892. Georges Van Biesbraeek zit op de eerste rij , uiterst rechts.

mettre en valeur les moyens puissants donton y dispose. Ti tres et traitement me sant accessoires pourvu que j'aie l'assurance de pouvoir travailler librement." Hij verliet bij zijn huwelijk met de Brugse Julia Emerence Sterpin (18821969) op 7 mei 1910 de Gentse Egmontstraat en vestigde zich aan de Hamoirlaan te Ukkel. Zijn enige nog in leven zijnde zus Margareta en zijn ouders kwamen hen hier datzelfde jaar vervoegen. Na een eerste verblijf in Amerika in 1915 en een gedwongen oponthoud van maanden bij zijn terugkeer te Utrecht - "... j'aurais à passer ici dans une quasi inactivité. Vous n'ignorez pas qu'ici en Hollande i! n'y a pas grand chose à faire pour un astronome"- vertrok hij met vrouw, twee dochtertjes, S imone (1911) en Micheline (1915) , in juni 1917 definitief naar het "sweet land of liberty". Na een zeventiendaagse tocht met de "Rijndam" doorheen mijnenvelden kwamen zij te New York aan met 9 cents en een handjevol bagage. Maar zijn inkomen aan de Universiteit van Chicago bedroeg 2.000 dollar. Hij had er onbeperkte mogelijkheden. Yerkes bezat immers de grootste refractor of lenzenkijker ter wereld (I m diameter)! In 1919 schreefhij naar G. Lecointe: "J'ai renoncé à l'idée de reprendre mes jonelions à Uccle! La situation qui m'a été ouverte ici ojjre de telles perspectives au point de vue des recherches, auxquelles je me suis attaché depuis longtemps, que je ne pourrais plus me résoudre à retourner aux 270


Fig. 8. Georges Van Biesbraeek als laureaat in de reisbeurzenwedstrijd van 1905. Bij Max Wolfte Heidelberg.

rnayens modestes qui m 'attendent en Belgique. ''31 Voor zijn vertrek had hij een aanbod van de Duitse bezetter om te Gent een nieuw observatorium op te richten afgewezen. De familie verkreeg het Amerikaanse staatsburgerschap: Georges op 23 september 1922, Julia in februari 1923. Hij werd eerst "Assistent Professor", in 1923 "Associated Professor" en in 1926 "Professor of Practical Astronomy" aan de Universiteit van Chicago, gesticht in 1892, tweede voornaamste van de V.S. Hij vestigde zich in Williams Bay, vanaf I juni 1920 in zijn huis "!'Espinette" of "Het Kleine Huis", langzamerhand uitgebouwd tot een (groot) pension voor studenten en astronomen . Na de dood van zijn vader op I I maart 1919 kwamen zijn blinde en verlamde moeder PharaĂŻldis Colpaert ( 1840- I 920) en zijn ongehuwde zus Margareta ( 1875-1966) vanaf augustus 271


Fig. 9. Georges Van Biesbraeek en de 40-inch refractor van Yerkes; februari 1918.

zijn gezin vervoegen. In het dagboek, dat hij tesamen met zijn vrouw (zolang zij leefde) van 1909 tot 1974 bijhield, noteerde hij op 5 augustus 1919: "The houses are sold, the furniture distributed among friends , the big sculptures of Papa are placed in museums. Mama Van B. and Marguerite come with US. ''32

Margareta werd bibliothecaresse in Yerkes in 1922 en bleef dit tot 1952. Julia Sterpin, Margareta en haar jongere vroeggestorven zus Julia Eugenia (Gent, 1884- 1908) waren vriendinnen, die rond de eeuwwisseling les voor keramische schilderkunst en decoratie volgden in het Brusselse Bisschofsheiminstituut. Julia, jong aan T.B.C. gestorven ligt op de Westerbegraafplaats in dezelfde kelder waar haar vader achteraf werd bijgezet. Het graf draagt haar medaillon door Loclewijk vervaardigd. Tussen 1900 en 1925 stelden Margareta Van Biesbraeek en Jul ia Sterpin herhaalde malen tentoon te Gent, Brussel en Parijs.33 Als amateur bleven ze vooral op latere leeftijd bedrijvig in olieverf en aquarelschildering. 272


Fig. I 0. Georges Van Biesbroeck bij de 40-inch refractor van Yerkes; 1950 (?).

In 1922 werd Georges' zoon Edwin geboren. Toen Georges op 1 juli 1945 pensioengerechtigd was, kreeg hij de toelating zijn observaties te Yerkes verder te zetten. Wanneer in 1963 moeilijkheden rezen, ging hij op uitnodiging van Gerard Peter Kuiper (1905-1973), vroegere directeur van Yerkes en sedert 1960 directeur van het "Lunar and Planetory Laboratory" in Arizona, naar de Universiteit aldaar als "Research Consulent" en vestigde zich vanaf2 augustus te Tucson. Hij bleef er actieftot het einde: beginjanuari 1974 wou hij nog waarnemingen doen. Hij klom, op dokters advies uitgerust met zuurstofflessen, naar het observatorium, maar moest wegens bewolkte hemel onverrichterzake terugkeren . Eind januari traden hartklachten op en op 23 februari I 974 overleed hij. De asse van deze agnosticus werd drie dagen later uitgestrooid in de Sabino Canyon waar zijn vrouw hem op 25 october 1968 was voorgegaan. Deze altijd opgewekte en joviale man met ongebreidelde werklust- Schulte die bij hem als student van 1951 tot 1956 verbleef, getuigde "Van B. said he used the 84" on the night ofhis 84th birthday, the 90" on his 90th and that the 150" would be reserved jor him when the time came. ", publiceerde aan de lopende band en nam deel aan ettelijke nationale en internationale congressen. 273


Fig. 11. Georges Van Biesbroeck bij de 16-inch telescoop op Tumamoc Hili; 1966.

In de loop van 70 jaar ononderbroken werk deed hij meer dan 40.000 observaties. Hij was de voornaamste visuele waarnemer van dubbelsterren (ongeveer 36.000 metingen) wat hem de bijnaam "The Double-Star Man" bezorgde; had aandacht voor variabele sterren en ontdekte op 2 maart 1944 de lichtzwakste ster sindsdien "Ster Van Biesbroeck" genaamd. Hij ontdekte drie kometen, waarvan één periodische. Van talrijke andere berekende hij de definitieve banen. Tussen 1922 en 1939 ontdekte hij elf asteroïden; aan drie ervan gaf hij de naam van zijn kinderen: 1033 Simona, I 045 Miehela en 1046 Edwin. De laatstontdekte op 11 november 1939 kreeg 1464 Armisticia mee, een referentie naar zijn jeugd en vaderland. Onder de planeten ging zijn aandacht speciaal naar Pluto en de manen Jupiter V en IX, Miranda van Uranus en Nereïde van Neptunus. Dank zij zijn ingenieursvorming werd hij vaak betrokken bij de constructie van spectrografen en telescopen. Van november 1949 tot februari 1950 onderzocht hij met Pierre Saders in opdracht van de Belgische regering de opportuniteit in onze toenmalige kolonie een sterrenkundig observatorium op te richten. Hun advies was negatief.34 Eén Belgische universiteit verleende hem het Doctoraat Honoris Causa: de U .L.B. in november 1934 ter gelegenheid van haar honderdste verjaardag. 274


Gift of Sculpture Dr. Georges Van Biesbroeck, research consultant for the University of Arizona's Lunar Laboratory, and his wife observe the marbie statue they donated to Tucson Medica! Center's new obstetrica! wing. The statue was sculpted some I 00 years ago by Dr. Van Biesbroecks' father, former di rector of the Academy of Arts in Ghent, Belgium. Ti tie of the sculpture is "Child Preference" and dep iets Dr. Van Biesbroeck's brother, the about 2, who diedat the age of 7. The Iu nar consultant gave the sta ute to TMC after he was a pat ient there and noticed a need for something in the lobby of the 08-wing. (Sheaffer photo)

Fig. 12. Na een longoperatie op 11.11.1965 schonk Georges Van Biesbroeck "Kinderlijke voorkeur" (marmer) van zij n vader (Antwerps Salon, 1874) aan het "Tucsons Medica/ Center". Het stelt Georges oudste broertje voor. ("The Arizona Dai/y Star", 02.06.1966)


UA 'DOUBLE-STAR' MAN RECEIVES OWN ASmBOm {Contact: Ellell Bale)

(Released July 10, 1973)

At tha age of 93, Univarsity of Arizoaa astronc.-r Dr. George• Van Biesbraeek finally bas bis

OWil

asteroid.

The minor planet was n<IDI'd after Van Biesbraeek earlier this moath in recognition of bis observations alld discoverfes of tbcusaruis of minor plmets, double stars, camets and satellites"

a~eording

to Dr. Paul Herget" direetor of the

Minor P1anet Center in Cincinnati, Ohio. The asteroid, "(1781) Van Biesbroeck," was discovered originally in 1906 by " German astronCIIIBr in Reidelberg.

After subsequent sightings, it was given a

permanent number and named after tbe UA astronOIIIBr, ssid Dr. Tom Gehrels, professor ai: the UA Lunar and P1anetary Laboratory. Van Biesbroeck,

all

internationa1ly knDWil ground-based stellar and

p1anetary astron.-r, bas had two comets named for him, one discovered in 1m and one in

~

Ris

~

discovery is a recurring comet tbat appears every 12 years.

Original1y fr0111 Be1gium, Van Biesbraeek bas a civil engineering degree "from the University of Ghent.

Be earned bis doctorate in 1902 at Ghent.

Van Biesbraeek joined the UA Lunar and Planetary Lab in 1963 after almost 50 years as In

~he

all

astron0111y professor at the Yerkes Sbservatory in Hilliams Bay, Wis.

was awarded tbe meda1 of honor of the National Geographic Society for

successful_ly observing and recording an eclipse in Sudan, Africa.. As a research associat:e at the university,. Van Bieshroeck kP.eps l:P.g-tlar

offiC'e hours and observes stars monthly through the 84-inch

tele~cope

at

Fig. 13. Bericht uit het "News Bureau" van de Universiteit van Arizona.

276

i<:i~t

Peak.


k'w-'. :·-·(

751.10 lAU TO NAME CRATERS AFTER UA ASTP.ONOMERS (Contact: Ellen Hale)

(Released January 10, 1975)

A task group of tbe International Astronomieal Union (lAU) bas proposed n~ing

craters on the moon after two pioneering University of Arizona astronomers. Pending final approval of the lAU committee on namene lature, craters will

be named af ter Drs. Gerard P. Kuiper and Georges Van Biesbroeck. Kuiper will be the only person to have craters named after him on the moon, Mars and Mercury.

The propos al sbould be approved formally later this year, aeeording to Dr. Bradford A. Smitb, a UA planetary scientist and member of the eODIDittee.

Kuiper, founder of tbe UA Lunar and Planetary Labaratory, died in 1973 at age 68.

Van Biesbraeek died in early 1974 at age 94.

During bis 75 years of

abserving, he diScovered anà studled thousands of double stars;, comets, asteraids

and satellites. The erater named after Kuiper is on the nearside of themoon within Mare

Cognitum or tbe "Known Sea," a name eoined by Kuiper af ter the 1964 landing of Ranger 7.

Kuiper belped map and interpret the historie lunar photographs relayed

tO Earth frOlll Ranger.

The erater is about four miles across and is located at 10 degrees sauth

latitude and 22.5 degrees west longitude. The

cra~r

It ortginally was named Bonpland E.

named in honor of Van Biesbraeek lies at 28.8 degrees north

latitude .and 45.6 degrees l-Test longitude. intersects the la.rger

Kriegel.~

It is about six miles wide and

erater.

-30-

Fig. 14. Bericht uit het "News Bureau" van de Universiteit van Arizona.

277


Om hem te eren doopte het "Minor Planet Center" te Cincinnati in 1973 de planetoïde 1906VV om in 1781 Van Biesbroeck. In 1975 werd voorgesteld de maankrater op 28,8°NB en 45,6°WL naar hem te noemen. Alle eervolle onderscheidingen opsommen zou ons te ver leiden. André DESPRETZ

NOTEN

1. Lodewijk Van Biesbroeck betitelde het beeld "Excelsior" of "Hooger Op". J. Murez schreef het foutief toe aan Julius Van Biesbroeck in "Vooruit", jg. 85, nr. 3, 4-5.05.1968. Georges Van Biesbroeck, zoon van Lodewijk, werd in een onvoltooide en onuitgegeven biografie van Faye L. Larson (Tucson, 1974) The "Grand Old Man of Astronomy" genoemd. 2. A. DESPRETZ, "Wel en wee van "Pietje Bluut", de "Geketende Prometheus" van Lodewijk Van Biesbroeck" in "Ghendtsche Tydinghen", jg. 15, 1986, nr. 6, p. 333-347. 3. Foute datering 1893 bij: K. HAERENS, "Standbeelden van Gent", Gent, 1977, p. 39-40; S. JANSSENS, "In het openluchtmuseum te Gent, de Arteveldestad", Gent, 1980, p. 276277. 4. K.M.J.L., "XXXVe Tentoonstelling van Schoone Kunsten in het Casino, te Gent. 1792 Eeuwfeest- 1892. XXII" in "De Gentenaar", 10.10.1892. M.V., "Driejaarlijksche Tentoonstelling van Schoone Kunsten, te Gent" in "Journal de Limbourg", 22.10.1892. 5. S.A.G., Modern Archief, 297, Dossier 7, Statue "Excelsior" par L. Van Biesbroeck. 05.12.1893: Briefvan de kunstenaar aan het College. 6. Ibidem. 7. Idem, 16.12.1893, Briefvan de Minister aan het College. 8. Idem, 16.01.1894, Brieven van het College aan de Minister en de kunstenaar. 9. Idem, 18.01.1896, Briefvan de kunstenaar aan het College. 10. Idem, 17.11.1895 & 05.12.1895, Brieven van de kunstenaar aan Minister De Bruyn. 11. Idem, 18.12.1895, Briefvan de Minister aan de kunstenaar. 12. Idem, 18.01.1896, Brief van de kunstenaar aan het College; 28.01.1896, Brief van de kunstenaar aan de Burgemeester. 13. Idem, 06.03.1896, Briefvan de kunstenaar aan architect Van Rysselberghe; 11.03.1896, Briefvan de Burgemeester aan de architect; 23.03.1896, Briefvan de kunstenaar aan het College; 24.03.1896, Brief van het College aan de leden van de gemeenteraad; 27.03.1896, Brief van de architect aan de Burgemeester; 18.04.1896, Brief van de architect aan de Schepen van Schone Kunsten; 06.05.1896, Brief van de Stad naar de ornarnentisten "De1anier frères". 14. Idem, 06.05.1896. 15. Stad Gent, "Gemeenteblad Jaar 1896", nr. 19, p. 1491, art. 372. 16. S.A.G., Modern Archief, 297, Dossier 7, 06.01.1897, Brief van het College aan de Minister. 17. Idem, 12.01.1897, Briefvan de Minister aan het College. 18. Idem, 06.03.1897, Briefvan de Minister aan het College. 19. Idem, 05.04.1897, Briefvan de kunstenaar aan het College. 20. Idem, 10.07.1897, Brief van de kunstenaar aan de Schepen van Schone Kunsten Ch. Boddaert.

278


21. Idem, 18.03.1897, Brief van het College aan de kunstenaar; 23.03.1897, Brief van de kunstenaar aan het College. 22. Idem, 31.03.1897, Brief van het College aan de kunstenaar. 23. Idem, 10.07.1897, Brief van de kunstenaar aan de Schepen van Schone Kunsten; 20.07.1897, Brief van de stadsarchitect aan de stadsingenieur G. Coune; 26.07.1897, Briefvan de stadsingenieur aan de stadsarchitect; 30.07.1897, Briefvan de stadsarchitect aan de Burgemeester; 11.08.1897, Brief van de stadsingenieur aan de stadsarchitect. 24. Idem, 23.08.1897, Briefvan de stadsarchitect aan de Burgemeester; 24.08.1897, Brief van de Burgemeester aan de stadsarchitect; 26.08.1897, Brief van de stadsarchitect aan de Schepen van Schone Kunsten; 05.10.1897, Briefvan de Schepen van Schone Kunsten aan de stadsarchitect. 25. Idem, 24.08.1897, Briefvan de Schepen van Schone Kunsten aan de Inspecteur van de Beplantingen; 27.08.1897, Briefvan de Inspecteur van de Beplantingen aan de Schepen van Schone Kunsten. 26. Idem, 26.02.1898, Brief van het College aan de Minister; 04.04.1898, Brief van de Provinciegouverneur aan de Gemeentelijke Administratie; 08.04.1898, Brief van de Gemeentelijke administratie aan de Provinciegouverneur. 27. "Het Laatste Nieuws", jg. 84, nr. 196, 24.08.1971; "La MĂŠtropole", jg. 78, nr. 238, 26.08.1971; "La Flandre LibĂŠrale",jg. 97, nr. 238,26.08.1971. 28. Op 19.11.1965 kwam deze buste, tesamen met een ander beeldje "Lady Mac Beth" en wat later "Mignon" in het bezit van Georges oudste dochter Sirnone (Ukkel, 1911), gehuwd met John Titus, in Descanso (Californie). Ladewijk Van Biesbraeek had drie zonen: Joris Jacob ( 1872-1879), Albert Jozef ( 18771893) en Joris Achilles (1880-1974). "Excelsior" werd vervaardigd toen Albert Jozef, van wie we geen afbeelding kennen, vijftien was. Hij overleed op 16 november 1893 na jarenlange ziekte. Joris Achilles was twaalf bij de creatie van de sculptuur. Er is geen tastbaar bewijs om te stellen dat "Excelsior" Georges voorstelt. Wel is de gelijkenis met zijn buste opvallend. 29. A. DESPRETZ, "Biesbroeck, Joris Achi/les van, astronoom." in "Nationaal Biografisch Woordenboek", dl. 11, Brussel, 1985, kol. 43-50. Gebruik werd gemaakt van aantekeningen van Faye L. Larson, die in 1974 het idee had een boek over de astronoom te schrijven. 30. Archief Koninklijke Sterrenwacht, "Dossier Georges Van Biesbroeck", 30.09.1902, briefnaar G. Lecointe. 31. Archief Koninklijke Sterrenwacht Belgie, "Dossier Georges Van Biesbroeck", 23.01.1919, Briefvan V.B. aan Lecointe. 32. Dagboeknotities en foto's werden mij bezorgd door Micheline Van Biesbraeek (Ukkel, 1915) waarvoor dank. Zij huwde in 1963 Charlie Wilson en vestigden zich uiteindelijk in Tucson (V.S.). 33. Het Gentse Museum voor Sierkunst bezit Art-Nouveaustukjes van hun hand. 34. Meegedeeld door Pierre Sanders, waarvoor dank.

279


INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE - FICHE NR. 228 Op 16 november 1901 stelde Armand Heins in de rubriek "Religieuze bouwwerken- Korte Kalverstraat- XVIIe eeuw", in het Frans, een fiche op over de Infirmerie van het voormalig klooster van de Geschoeide Carmelieten

In de hoek van de Korte Kalverstraat die zich buigt naar het Kaatsspelplein toe, in het kwartier van de Oud-Burg, bemerkt men op een schilderachtige koer het gereedschap en enkele kleine bergplaatsen van een kuiper die er zijn beroep uitoefent. Op een van de zijden van de koer staat een hoge gevel die een breedte heeft van ongeveer 20 meter. Het is de oude infirmerie van het groot klooster van de Geschoeide Carmelieten; ze dagtekent van de XVIIe eeuw. De gevel wordt doorbroken door twee rijen vensters en door een deur die beschut wordt door een afdak dat er modem uitziet. De zijgevel naar de straat toe is een trapgevel. De vensters in de gevel van rode baksteen worden omlijst door witte steen. Op het gelijkvloers zijn de vensters bekroond door een afgeplatte rondboog; deze van de bovenste rij zijn vierkantig en eveneens met spijlen. Boven de vensters loopt een uitspringende sierlijst met onmiddellijk daarboven een monumentale kroonlijst. Deze is plat en steekt ongeveer 0,50 m. uit Ze wordt gedragen door 33 korbelen of consoles in gesculpteerd hout die de indruk geven nooit geschilderd te zijn geweest. Het vreemd karakter van deze gesculpteerde motieven die een mooie zwarte patina bezitten en die goed geconserveerd zijn, zijn voorwerpen die de belangstelling waard zijn. Ze bestaan uit twee geaccentueerde voluten; op de voorkant zijn de houten blokken versierd met lofwerk, schalmen en allerlei soorten vlechtwerk. Iedere volute eindigt op een mensenkop met karakteristieke grimassen. Grijnzende, verwrongen monden, scheelkijkende ogen, uitgestoken tongen maken van deze monsterachtige maskers een eigenaardige reeks decoratieve motieven. Boven iedere kop draaien eivormige motieven rond de consoles en komen de kroonlijst ondersteunen. Een overwelfde doorgang verbindt ons gebouw met de kerk en het klooster van de gewezen Geschoeide Carmelieten in de Lange Steenstraat De Plottersgracht, de oude grens met de grafelijke stad, loopt bijna onder dit gewelf. 280


-1 ..... ~..

:: . . . . ._ .....

~""'¡*-"''

""~.

...1."

- - : , -!"'-' / '

De ingang van de oude Infirmerie. Een verborgen pareltje in het Patershol dat afgesloten werd door een poort in de huidige Trommelstraat

281


Na de restauratie. Proper, netjes, maar. .. de poĂŤzie is verdwenen.

282


Tegenwoordig wordt het hierboven beschreven gebouw ingenomen door arme gezinnen en door artiestenateliers. Voor de historiek van het klooster van de Geschoeide Carmelieten, zie een artikel van Mr. Baron Bethune (Messager des sciences historiques, d. LVIII) en twee manuscripten (G.6393 en G.6599) bewaard in de Bibliotheek van Gent.

HERINNERINGEN AAN HET le ARTILLERIE REGIMENT IN 1937-1938 (Vervolg en Slot) Einde van de legerdienst en mobilisatie 1938 De dagelijkse routine gaat verder in de kazerne ... met enkele vermeldenswaardige anekdotes. De eerste: een belangrijk transport dat moet uitgevoerd worden. Kanonnen, caissons, fourgons, etc. moeten van de depot op de Sterre overgebracht worden naar Brugge. Het IA had als opdracht gekregen dit materieel te gaan afhalen aan de Sterre en het over te brengen naar Waarschoot, op 26 Km. van Gent. Het was in volle zomer, mijn ouders en mijn verloofde waren op vacantie in de Ardennen. Ik wist niet waar mijn avonden doorbrengen. Men had vrijwilligers gevraagd voor deze corvee die een paar weken zou duren. Er waren weinig kandidaten want, heen en terug, en rekening houdend met het traject van de kazerne naar de Sterre, bedroeg dit toch ongeveer 56 Km. Ik heb mij dan aangeboden als vrijwilliger voor de duur van deze corvee. De eerste maal stond de colonne onder het bevel van een luitenant, geflankeerd door een adjudant, een eerste-chef en mijzelf als wachtmeester. Na 3 dagen bleef ik nog alleen over als "Chef de corvée". Iedere dag, met uitzondering van de zondag, vertrek in de kazerne om 4.30u ... Inspannen aan de depot van de Sterreen vertrek met de colonne door de stad naar de Brugse steenweg die gevolgd werd tot in Waarschoot. Volgens het reglement: één uur te paard, één uur te voet. Aankomst rond de middag. De spannen van het 13A waren reeds aangekomen. Overdracht van de inventaris van het materieel, de paarden laten drinken en eten geven, middagmaal voor de mannen. Een goed uur rust, en de terugtocht naar Gent. Zonder voertuigen te moeten slepen konden wij ons al eens een kleine galop veroorloven. Wij kwamen terug in de kazerne tussen 17u. en 17.30u. Voor mij een stevig maal in de mess der onderofficieren en dan in mijn nest tot de volgende dag 4.30u. voor 283


een nieuwe wandeling met, wel te verstaan, een ander paard. Een der volgende dagen, bij de aankomst in Waarschoot, was er in de streek een redelijk serieuze aardbeving geweest. Met het lawaai van de voertuigen op de kasseien heb ik niets gehoord, maar mijn paard heeft de trillingen moeten voelen. Het is stil blijven staan en niettegenstaande ik het lichtjes de sporen gaf, wilde het niet vooruitgaan. Dat heeft een korte tijd geduurd. Wanneer wij in Waarschoot aankwamen stonden de bewoners midden in de straat die vol lag met stukken baksteen en afgevallen schouwen. Terug in de kazerne was daar ook schade. De wankele schoorsteen van een klein fabriekje naast de Kleine Kazerne was op een hangar gevallen aan de Schelde. Ik was postoverste en mijn ploeg schildwachten bestond uit heropgeroepenen, waaronder de Trompetter die juist getrouwd was en in een nabijgelegen dorp woonde. Hij dacht vanzelfsprekend slechts aan zijn vrouw en aan zijn onderbroken wittebroodsweken. In de loop van de namiddag was hij mij al verschillende malen komen vragen: - "Wachtmeester, mag ik na het appèl van 22u. naar huis gaan?" - "Gij maakt een grapje zeker? Neen!" - "Maar ik zal morgen vroeg om 5 uur terug zijn voor de réveil." - "Als gij er durft van onder trekken, vliegt gij op het rapport." En terwijl ik rond 23u. een inspectietocht maakte heeft mijn Trompetter zijn fiets genomen (die hij in een café achtergelaten had) om zijn tedere wederhelft te gaan vervoegen. Ik besloot, zonder nachtelijk incident, te wachten tot 5u. 's morgens vooraleer hem op het rapport te brengen. En de nacht ging voorbij ... Reeds vóór 5u. stond ik aan de poort van de kazerne in de hoop mijn verliefde trompetter te zien terugkeren. Twee minuten vóór 5u.: nog steeds geen trompetter in zicht. Het slaat 5 uur op de kerk van het nabijgelegen Begijnhof en op hetzelfde ogenblik hoor ik het trompetsignaal van het réveil, uit volle borst geblazen door mijn trompetter die met zijn fiets in volle vaart uit de Lange Violettenstraat komt gereden. Slechts denkend aan zijn plicht van trompetter van wacht, laat hij zijn fiets achter op het trottoir en hij doet in looppas al de batterijen af om het réveil te blazen. Ik vond het vermakelijk en aangezien slechts ikzelf op de hoogte was van deze historie en er zich gedurende de nacht geen incidenten voorgedaan hadden, is mijn pas getrouwde kerel ongestràft gebleven. Erbarmen voor de verliefden. Herfst 193 8. Meer en meer alarmerende geruchten over een mogelijke oorlog. Ik maak mij geen illusies. Hitier wordt niet de dag cynischer en de democratieën slapper. 284


Ik denk dat het half september was, als ik gebombardeerd werd tot stukoverste van een kanon van 75 mm. met zijn caisson. Ik word geconsigneerd met de volledige ploeg bedieners van het stuk en de volledige velduitrusting, uitgezonderd de munitie. Ik mag iedere avond de kazerne verlaten als ik een telefoonnummer opgeef waar ik onmiddellijk kan bereikt worden in geval van nood. Zo gebeurde het dat ik iedere avond het hof maakte aan mijn verloofde in veldkledij, zonder mijn karabijn natuurlijk. Zo heb ik op een avond subito presto moeten terugkeren naar mijn kazerne. Wanneer ik aankwam was het kanon al ingespannen en al de mannen waren aanwezig. Na een paar uren hebben wij mogen uitspannen, het alarm was voorbij. Op zekere morgen was er, kort na het réveil, toch weer alarm. Onder het bevel van onze luitenant zijn wij naar de munitiedepot van de Sterre gereden om de volledige lading obussen voor ons stuk in ontvangst te nemen. De politieke perspectieven werden met de dag somberder. Ik weet niet meer wat er na die dag met de munitie gebeurd is. Geef toe, beste lezer, dat men mij van alles heeft laten meemaken, en het was nog niet gedaan. Kwam dan de mobilisatie van 1938! Ik was 's namiddags met mijn mannen in het stortbad, wanneer voor de allereerste maal het trompetsignaal "ALARM" klonk. Ik heb onmiddellijk al de rekruten naar de kamer moeten terugbrengen waar het bevel gegeven werd zich voor te bereiden om de kazerne in slagorde te verlaten. Verschillende oude klassen werden heropgeroepen en de kazerne moest zo vlug mogelijk leeggemaakt worden. Ik verwachtte mij er aan stukoverste te blijven, maar; .. ontboden op het bureau van de Batterij, werd ik aangeduid als secretaris van de Remontecommissie voor de opeising van de paarden in de streek Ronse-Oudenaarde, en ik moest mij zo vlug mogelijk naar Oudenaarde begeven. Twee mannen, T.S.'sen, vergezelden mij om het materieel te dragen, een 50-tal stalhalsters en al wat nodig was om de opgeëiste paarden te markeren. Wanneer ik rond 18u. de kazerne buitenkom heb ik nog het geluk afscheid te kunnen nemen van mijn ouders en van mijn verloofde. Honderden mensen stonden voor het kazernegebouw opgehoopt, in de hoop nog een zoon of een vader te zien. Een opgeëiste taxi brengt ons naar de St-Pietersstatie. De trein voor Oudenaarde loopt binnen met een aanzienlijke vertraging, alles is ontregeld. In Oudenaarde aangekomen voert een andere opgeëiste taxi ons naar het Stadhuis waar ik om logies verzoek. Men biedt ons vorstelijk het gevang onder het stadhuis aan waar men gewoonlijk de vagebonden en de zathoofden opsluit. Een gevang dat helemaal niet in de gothische stijl was, zoals de rest 285


van dit pareltje van architectuur uit de 16e eeuw. De volgende dag stuur ik mijn mannen met de eerste trein terug naar Gent. Al zeer vroeg neemt de Luitenant van de Rijkswacht die voorzitter is van de Remontecommissie, geflankeerd door een dierenarts, contact met mij op. Na een vluchtig ontbijt beginnen de operaties. Dat gebeurt op de Grote Markt vóór het Stadhuis. Tientallen paarden zijn reeds ter plaatse met hun ongelukkige eigenaar. Er is een hoefsmid met een mobiele smisse. Hij verwarmt de ijzers voor het markeren van de arme beesten. Enkele rijkswachters zonderen de opgeëiste paarden af en bewaken ze. De dierenarts keurt één voor één de paarden, schat hun prijs en ik moet al de karakteristieken opschrijven: naam van het paard, naam en adres van de eigenaar, kleur en ouderdom van het dier en de geschatte prijs. Dat duurt de gehele dag, met een stuk brood uit het vuistje en een glas bier op de middag. Ik ontvang een inkwartieringsbiljet voor het restaurant "In den Olifant". Ik veroorloof mij een fameuze omelet en ga dan de rijkswachters helpen die in het station van Oudenaarde belast zijn met het opladen van de paarden op een speciale trein. Het is geen sinecure, zo een 275 paarden met een laadbrug in de wagons brengen. Een fameus probleem wanneer een prachtige volbloed met zijn voorpoten geklemd geraakt tussen de horizontale barren van de mobiele laadbrug. Er moet onmiddellijk een oplossing gevonden worden. Het in paniek geslagen dier in bedwang houden terwijl een rijkswachter de barra doorzaagt en nog juist de tijd heeft weg te springen buiten het bereik van het formidabel slaan van de vrijgemaakte volbloed. Maar ik vraag mij nog steeds af wie dit mooi dier zou bereden hebben. Maar mijn dag is ver van voorbij. Ik ontvang het bevel om mij naar de Gendarmerie te begeven ... om er al de formulieren die ik ingevuld heb in verschillende exemplaren over te schrijven, net alsof er nog geen carbonepapier was uitgevonden. Ik mag mij amuseren met al die verdomde lijsten enkele malen te herschrijven. Ik heb het volgehouden tot 3u. in de nacht, had slechts nog een 20-tal lijnen te schrijven en ben dan schandelijk op mijn papieren in slaap gevallen. Een brave rijkswachter heeft zich opgeofferd om het werk te beëindigen. Als een slaapwandelaar ben ik teruggekeerd naar mijn "Olifant" om er te slapen tot 7u. Andere paarden wachtten ons, deze keer op het Tacambaroplein. Wij waren opgesteld vóór het monument gewijd aan de nagedachtenis van de Belgische vrijwilligers van de Campagne van Mexico van 1866. Nog een 100-tal paarden werden opgeëist en, zoals de vorige dat, op de trein geladen naar Antwerpen waar het 7A in oprichting was. Die verdomde lijsten herschrijven hield mij bezig tot 11 u. 's avonds. En dan kwam de ondertekening in Munich! De Vrede voor 1000 jaren en ... de demobilisatie. De luitenant van de Rijks286


wacht hield mij in dienst, want de opgeëiste paarden gingen terugkomen en moesten terug aan hun eigenaar overgemaakt worden. Het was op een afgrijselijke avond van koude regen dat de trein aankwam in het station van Oudenaarde. Het was, beschut door de gothische galerij van het Stadhuis, dat ik gedurende een groot deel van de nacht werkte. Dat heeft zo 2 of 3 dagen geduurd. Ik logeerde nog steeds in het restaurant "Den Olifant" waar ik de zondag het bezoek kreeg van mijn ouders en van mijn verloofde. De maandag bleef er nog maar een enkel paard over dat moest terugkeren ... de volbloed met wie wij zo veel last hadden gehad om hem in te laden. De eigenaar had een fles champagne beloofd bij zijn terugkeer. Op een morgen herken ik vóór de "Olifant", ingespannen aan de kar van een groentenboer, een van mijn opgeëisten. Bij het zien van een "kaki" rolt hij verschrikt met de ogen en ... trekt er in galop van onder... in een straat met enkele richting! En, zoals men in het Frans zegt, "n'écoutant que mon courage", storm ik er achter vooraleer het een ongeluk veroorzaakt. Ik houd mij vast aan het linker deel van het lamoen en cm. per cm. schuif ik op om tenslotte de teugel te kunnen grijpen en het op hol geslagen paard te kunnen doen stoppen. Ik tracht het te kalmeren door het te strelen en geef het terug aan zijn meester. Het is pas achteraf dat ik mij rekenschap gegeven heb van het gevaar aan hetwelk ik mij bloeitgesteld had. Indien ik gevallen was terwijl ik vóór de wielen van de kar liep, zou ik geen gelegenheid gehad hebben u deze episode te vertellen. De Arabische volbloed kwam terug in het begin van de namiddag tot grote blijdschap van de eigenaar die woord hield en ons tracteerde op champagne. Na 8 dagen de rol gespeeld te hebben van "Secretaris van de Remontecommissie" was ik terug in de kazerne. Deze historie heeft nog administratieve gevolgen gehad. Bij mijn vertrek in Gent had men mij een 50-tal stalhalsters meegegeven voor meer dan 400 op te eisen paarden! In 1939, toen ik reeds het burgerleven hemomen had, eiste men ze van mij terug. Ik heb zonder te liegen kunnen antwoorden dat er enkele honderden halsters aan de dispositie van de Intendance lagen in de gevangenis van Oudenaarde, waar een der lokalen er volgepropt mee was. Verder vorderde men van mij de kosten van mijn verblijf en eetmalen in het restaurant "Den Olifant" voor hetwelk ik een inkwartieringsbiljet gekregen had. Daar heb ik zelfs niet meer op geantwoord. ADMINISTRATIE!!! De laatste minder aangename belevenis in november 1938 bracht mij in het Militair Hospitaal met een abcès in mijn keel. Ik verloor er enkele kilogrammen van de 15 die ik er bijgewonnen had gedurende mijn legerdienst. Drie weken herstelverlof deden mij terug enkele kilo bijwinnen. En dan... het

287


De auteur Jaime Jurdan (een tijdje geleden!).

Dezelfde, gezeten op zijn fameuze "Feusant".


afzwaaien. Paardrijdend op de besneeuwde kazernekoer met mijn luitenant, zei hij iets dat ik nooit vergeten heb en dat ik zeer op prijs stelde: "Jurdan, ik heb getracht een goede onderofficier van u te maken, en ik geloof dat ik daarin geslaagd ben." Jaime JURDAN

1914. HET UITBREKEN VAN DE EERSTE WERELDOORLOG (Vervolg en Slot) ( ... )

Iedere dag stroomden nog vluchtelingen toe te Gent. Het Feestpaleis was overvol. Zevenduizend mensen lagen daar op een stroleger. De politie moest dagelijks toezicht houden. Niettegenstaande er reeds honderden verder getrokken waren, herbergde de stad Gent op dat ogenblik ongeveer 8000 vluchtelingen. Ik was gelast met een bijzondere bewaking. Het meisje van Arthor had geen werk meer op de fabriek en was dienster geworden in een kroeg. De avond te voren was Arthor door de patroon en enkele verbruikers hardhandig op straat geworpen. Dan had hij een geweerkogel door de vensterruit geschoten. Daar was hij weer. Hij zat niet te paard maar op een fiets. Een karabijn hing op zijn rug aan een riem. Als enig militair kenteken droeg hij de politiemuts van de Jagers te Paard. Om mij ging hij niet binnen in de herberg. Hij zegde dat hij dezelfde nacht met enkele andere manschappen en een overste die in Kongo gediend had, achter de vijandelijke linies in een tunnel de spoorverbinding met Frankrijk moest helpen opblazen. Buiten enkele uitzonderingen was het Gents politiekorps samengesteld uit oudmilitairen: een twintigtal officieren, 12 secretarissen, 21 brigadiers-controleerdersen een honderdtal manschappen. Bij grote gebeurtenissen hielpen de pompiers de orde handhaven alsook de 60 nachtwakers die bij gelegenheid dagdienst deden. De gerechtelijke politie was nog niet ingericht (2). De rijkswacht hielp ook mede om de orde te handhaven. Mijn dienstoverste was rechtvaardig zowel voor arme als voor begoede inwoners en hij werd geacht in zijn omschrijving. Zijn zorg was om op zijn wijk iedereen in vrede te laten leven binnen de grenzen waarin vrij mag gehandeld worden. Hij was zogezegd alleenvertegenwoordiger van het wettelijk gezag; op bestuurlijk gebied enkel verantwoording verschuldigd aan 2. De Gerechtelijke Politie bij de Parketten (G.P.P.) werd opgericht bij wet van 7 aprill919.

289


de burgemeester, bij tussenkomst van de oppercommissaris, en rechterlijk gebied aan de Procureur-des-Konings en de Procureur-Generaal. Mijn commissaris was niet alleen politieman maar ook een mens. In zijn kabinet hing de antieke spreuk; Dura Lex, Sed Lex. Tegenwoordig zegt men: "De schrik voor de politie is het begin van de orde". Hij hielp de mensen met raad en daad en zijn voornaamste taak bestond er niet in hen te doen bestraffen. Daarbij was hij eerlijk en onomkoopbaar. Nutteloos kwamen barhouders met mooie diensters of uitbaters van andere vermakelijkheden, waar hij thans toezicht moest op houden, om voorstellen te doen in hun voordeel of bij hun concurrenten overtredingen te doen vaststellen. Hij roemde er niet op dat zijn wijk een modelwijk was om door de weerkaatsing zelf in het licht te staan en nochtans hij had er redenen toe. Hij was officier geweest bij het leger en toch niet aanmatigend. Voor zijn personeel was hij een vader en een raadsman doch verlangde voor eenieder, in elke omstandigheid, een tuchtvolle, beschaafde houding en de volle waarheid. Hij was niet haatdragend doch vergat niets. Als hij ondervond dat een ondergeschikte niet correct was, moest die later geen enkele gunst meer verwachten. Als hij een straf moest voorstellen dan was moeder of vrouw er nooit het slachtoffer van. Hij vond er behagen in een wild veulen, dat in zijn stoeterij rondholde, te temmen en af te richten. Volgens het reglement op de uitvoering van de algemene dienst moest de commissaris drie maal per week, in het bijzijn van zijn adjunkt, onderricht verstrekken aan zijn agenten. Er was nog¡ geen politieschool waar de agenten op proef maanden lang leergangen volgen. De agenten moesten van zodra zij een uniform droegen alleen en zonder of met weinig onderricht, de hinderlagen en verantwoordelijkheden van de dienst trotseren. In plaats van drie dagen per week gaf hij iedere dag theorie aan zijn nieuwe agenten. Voor sommigen was dat vaak een last. Zij kregen slaap en zouden liever in de open lucht gaan, of bij Rosa om een glas bier. De anderen gaf hij geduldig uitleg. Zij moesten hun bevoegdheden en rechten Ieren kennen maar niet het minst dezes grenzen. Er zouden ogenblikken komen dat zij zonder aarzelen onder zijn gezag en verantwoordelijkheid beslissingen zouden moeten treffen alvorens aan iemand raad te kunnen vragen. Een daad, zelfs door onwetendheid gesteld, is voldoende om ter verantwoording te worden geroepen. Een willekeurige daad zoveel te meer. Wanneer de politieman zelf de vrijheden van de burgers, door de grondwet gewaarborgd, niet eerbiedigt, begaat hij een strafbare daad, want wat gedaan is tegenover een onschuldige kan niet meer hersteld worden en het vertrouwen dat de bevolking in de politie stelt wordt er door geschokt. Nu in deze gevaarlijke tijd was het nodig dat vertrouwen te bewaren. Dit wil niet zeggen dat er geen grenzen zijn. Het devies is voorkomen dat de wet overtreden wordt en het beteugelen van zodra er noodzaak toe is. Nadat de middelen van overtuiging en overreding 290


uitgeput waren, moesten met bedaardheid en vastheid de dwangmaatregelen getroffen worden. Eerst overtuigen daarna handelen en met kracht. Wanneer een wanbedrijf of misdaad voltooid is moet met vaste hand ingegrepen worden. Het werk van een politieman is een der meest veelzijdige en moeilijkste taken doch een gepaste opmerking of raadgeving op het juiste ogenblik kan veel wanorde voorkomen. Hij zegde verder: "Van al uw tussenkomsten zult u een verslag maken waarover ik zal oordelen." De commissaris legde nadruk op de onderwerpen welke hij behandelde, met voorbeelden van wat mocht en niet mocht, zoals dronkenschap op de openbare weg, matigheid en onthouding van drank, misbruik van gezag en machtsmisbruik, eerlijkheid en bescheidenheid in dienst, aanmatiging, onbeschoftheid, eerbiedjegens de overheid, tucht in het korps, krijgshaftige houding, behoorlijke kledij en uitrusting. Geruststellen, kalmeren, richting geven is ook politiewerk. Op het einde gaf hij lezing van uitlatingen gedaan door geleerden en schrijvers over de politie in het algemeen. De taak van de politie bestaat er in de goede burgers, zonder vrees of gevaar, hun gewoon leven te laten leiden; de individuen met onmaatschappelijke gewoonten of neigingen af te schrikken en door overreding en voorbeeld tot een normaalleven aan te zetten; de verantwoordelijke personen, die een gevaar vormen voor de maatschappij, aan de rechtbanken over te leveren. Robert Peel, die Schotland Yard oprichtte, streefde naar gepaste verhoudingen tussen politie en bevolking door te wijzen op de dienende taak van de politieman tegenover het publiek. Dat veronderstelt geduld, wilskracht, karakter, moed, vaderlandsliefde en een oneindig aantal andere deugden. Ik had het vertrouwen verworven van mijn commissaris die mij bij iedere gelegenheid met buitengewone diensten gelastte. De collega's brachten mij dan spottend een groet zoals aan een overste. Toen ik op het bureel werkzaam was met de secretaris, vroeg ik hem inlichtingen over de wijze van bevordering tot de verschillende graden en de wedden van het personeel. De secretaris was begaafd, geschoold en had ondervinding. Hij was reeds lang bij de politie. De graad van secretaris was een overgang naar de post van adjunkt-commissaris en hun maximumwedde bleef onder de beginwedde van de adjunkt. Kandidaten voor de graad van adjunkt, die geslaagd waren in het schriftelijk en mondeling examen, werden indien er plaatsen beschikbaar waren zonder meer tot die graad benoemd. De secretaris was de spil van het wijkcommissariaat. Bij afwezigheid van de politieofficieren moest hij hen bij dringende omstandigheden vervangen. Voor de oversten was hij de archivaris; voor de minderen een vraagbaak. Al de bundels betreffende de bestuurlijke zaken werden door hem behandeld en soms ook rechterlijke. Hij beval de diensten van het ondergeschikt personeel. Ieder 291


politieagent bewaakte 's morgens van 6 tot 1Ou. een serie van de wijk om het oog te houden op de openbare reinheid, de orde en veiligheid op de openbare weg, het toezicht op de woonstveranderingen der bevolking en inlichtingen te bezorgen door de overheid gevraagd. De bedienden op het bureelde bijzondere agenten - werden zonder examen benoemd. Zij ook hadden raad nodig als het geen routinewerk betrof. De beginwedde van commissaris bedroeg het driedubbele der wedde van de agent. De oppercommissaris had daarbij een vergoeding, bijna hetzelfde als de jaarwedde van een agent. Secretaris geworden na geslaagd te zijn in het examen van adjunkt, was hij onderweg blijven steken. Zijn beschermer had onenigheid met de oppercommissaris en hij was voor het hekken blijven staan. Op meer dan één wijk bleef een secretaris stroppen en dat was nodig. Zij waren de sergeantmajoors bij het leger. De officieren kwamen en gingen, zij bleven. Zo draaide alles gesmeerd. De secretarissen bleven jarenlang aan dezelfde wedde hun werkkracht geven voor hun oversten. Als zij hun lot aanvaardden dan werden zij met rust gelaten. Indien echter hun roggegraat niet plooide, dan bestonden er middelen om hen te breken. De secretaris had een stokpaardje. Hij wilde de politiemannen groeperen. Niet als opstandelingen. Verenigen was in die tijd een kwaad. De leuze was: "Verdeel en regeer". Neen! Hij wilde een Verbroedering (3) stichten en een mutualiteit om bij ziekte voor hen of hun familieleden de kosten te dragen. Hij had het aangedurfd in een krant een wekroep te plaatsen met kleine speldeprikken, weliswaar. Hij schreef: "Het juiste uur is gekomen om een besluit te nemen. Anders is het te laat. Geen inertie meer. Wij hebben hoop en vertrouwen op de eerlijkheid van de leiders om een lichtbaken te zijn en klaarte te brengen. Wij zullen de mistoestanden moeten bestrijden en niet de personen waaruit zij geboren werden. De spreuk tand om tand, zullen wij niet eeuwig in zwang houden. Het wroeten ten bate van het Ik-godendom, teneinde het egoïstenparadijs te bereiken, zal eindigen. Het moet gedaan zijn met de gemeenschapshaters, loftrompetters, die aan de mandatarissen zulke slechte diensten bewijzen. De leiders moeten optreden. Wij vragen niet om als troetelkinderen behandeld te worden. Enkel dat zij vernieuwen wat dood en versleten is. Hun hoge roeping vervullen van voorlichter bij allen wie het onderscheidingsvermogen gering is. Belangloze bescherming verlenen aan verdrukte, miskende personen. Dat zij aandringen op waarheid, rechtvaardigheid en gelijkheid in het volbrengen van de zending. Teleurstelling schaadt de gemeenschappelijke belangen. Wees van de daad en begrijp onze verzuchtingen. Laat U niet afleiden door geleerde formules. Leef niet langer in de gewoontesleur die verlamt, elke activiteit, alle lust 3. Het Nationaal Verbond der Ondergeschikte Politieambtenaren (N.V.O.P.A.) werd opgericht in 1901. De Gentse afdeling droeg de naam: Gentse Politieverbroedering (G.P.V.).

292


ontneemt en doodt. Dat de oversten de hindemissen en de struikelblokken uit de weg nemen voor hen die vooruit willen, opdat zij de moed niet verliezen. Dat zij liever voorlichters wezen, zelfs als het hen moeite geeft, en niet de vriend zijn van hen die met gemene zelfzuchtige plannen trachten te behagen, ploeteren, wroeten en vooruitdringen als moest het geluk en het brood aan onschuldigen ontnomen worden. Toewijding, plichtsbesef en vlijt zijn van geen tel meer tegenover judaswerk. Zij maken plaats voor vernedering, hoon en sarcasme." Hij werd ter verantwoording geroepen, moest zich stil houden en had verder op niets meer te rekenen. Hij werd overgeplaatst naar een andere wijk, gelukkig bij een begrijpende overste. In zijn opzet voor het stichten van een mutualiteit was hij geslaagd maar voor de Verbroedering ging het lastig. Het personeel was ingedeeld in twee groepen en enkel 's avonds - na I 0.30u. konden zij samenkomen. Er bestond een commissie samengesteld uit de burgemeester, een schepen en drie gemeenteraadsleden die de titels en bekwaamheden onderzocht voor benoeming tot graad van politiecommissaris, van adjunkt en van het lager personeel. De brigadiers-controleerders werden zonder examen door het College van Burgemeester en Schepenen bevorderd. Enkel voor de graad van adjunkt en secretaris moest een examen afgelegd worden. Het examen van adjunkt was niet zo moeilijk. De benoemingen waren reeds op voorhand gekend. De uitslag ging van mond tot mond bij het personeel voor dat het examen plaats vond. Voor de graad van secretaris, als de kandidaten niet op voorhand vragen en antwoorden kenden en van buiten hadden geleerd, zoals de cathecismus, moesten het sterke krachten zijn om een voldoende uitslag te bekomen. Bij het laatste examen ging het zo ver dat een gemeenteraadslid in volle zitting de tekst las van het Frans dictee en protest had aangetekend. De postulanten hadden op de koop toe die literatuur moeten vertalen. Ziehier dat proza: "Il y a quelque vingt ans, nous pagayions sur ce misseau méditerranéen, pendant que les scarabées faisaient bruire leurs jolis élitres sous les lauriers thym et les lauriers sauce, d'ou tombaient des pétales amarantes et roses. Une foule de dames patronesses marmottaient au débarcadère, sous Ie patronage du pätisier caduc. Là croissaient nos accacias, nos zinzolins, fleurs-de-lys et nos chrysanthèmes poivré ... " enz. Hij vroeg of dergelijk examen niet aan het belachelijke grensde, in aanmerking genomen de aard van het uit te oefenen ambt en drong aan om veeleer een praktisch examen voor te schrijven. Celina had een brief ontvangen van Jef. Zijn regiment was in de strijd geweest bij Rotselaar en hij was niet gekwetst geworden. Zijn compagnie had moeten wijken aan het gehucht Molen, bij de brug van de Dijlewelke op die plaats een klein eiland vormt. De vijandelijke infanterie en het mitrail293


leursvuur hadden hen veel verliezen toegebracht. De Molenbrug was zwaar gebombardeerd geworden en in een naburig bos waren zij in een hinderlaag gevallen. Bij de aftocht werden de manschappen afgesneden van de andere troepen en zij hadden zich in de Dijle geworpen om zwemmend de andere oever te bereiken. Het grootste deel van de officieren en manschappen waren gedood of vermist. Celina wilde haar man zien. Ik kon haar wegens mijn ambtsbezigheden niet vergezellen. Rustdagen bestonden niet en de verlofdagen, tien per jaar, waren geschorst. Ik deed ongeveer 12 uren postdienst per dag zonder de tijd mede te rekenen voor het op- en afkomen van de diensten welke gedaan werden in drie beurten. Iedere dag begon mijn werk om 6 uur 's morgens en met late post werd ik om 10.30u. 's avonds afgedeeld. ( ... ) Carolina, Celina en Martha bleven nog tot 's anderendaags bij Wiesje en zij keerden terug met de trein naar Gent. Op het einde der maand september ontvingen de nieuwe agenten hun eerste maandwedde van 118,12 fr., min 10 fr.voor de kledingsmassa, betaald met noodgeld uitgegeven door de stad Gent. Het waren doorboorde vervallen rentecoupons van de lotenlening der stad Gent 1896 waaraan een fictieve waarde van 2 fr. werd toegekend. Dit ruilmiddel moest door eenieder op het grondgebied der stad in betaling aanvaard worden. Er werd reeds beweerd dat de forten van Antwerpen aangevallen werden door de Duitsers. Nochtans zolang de regering te Antwerpen bleef was de bevolking gerustgesteld. Er kwam meer nieuws. Gekwetste soldaten werden per trein naar Gent overgebracht. Zij werden opgenomen in het Militair Hospitaal en de noodambulances in Flandria Palace, Instituut Moderne, het Dispensarium van Les Industries Textiles RĂŠunies en de zaal Valentino op de KuiperskaaL De stad Gent zelf had een verbandhuis ingericht in het Feestpaleis. Aan het Zuidstation stond weerom een masse volk om de aankomst te zien van de gekwetsten. In het verloop van een paar dagen kwamen twee treinen uit Antwerpen met meer dan duizend gekwetsten. ( ... )

Ik was in dienst met Victor, de oude agent. Hij kwam in gesprek aan de Heilig-Kerstkerk met Mevrouw Delabare. Haar enige zoon had zeer jong, op 4 augustus, vrijwillig dienst genomen bij het leger en hij lag nu in het Militair Gasthuis. Victor legde haar uit, bij middel van zijn landkaart, hoe de Moffen in een zak gekropen waren en niet verder konden of durfden gaan. De Fransen en Engelsen wachtten tot wanneer de Rus, die zijn troepen van heel ver naar het front moest brengen, in actie kwam om de strop toe te halen. Dan zou men de Duitsers zien spartelen. Victor was een optimist. 294


Iedereen kwam hem het laatste nieuws vragen. Terwijl hij daar stond kwamen een viertal vluchtelingen hem de weg vragen naar het Meerhem. Hij vroeg hen van waar zij kwamen en ze zegden dat de Duitsers te Rijsel waren. Victor maakte zich kwaad. Hij haalde de tabak weg van achter zijn kiezen en beet er op zodat het sap uit zijn mond spatte. Aan de omstaanders zegde hij dat ze logen en hij dreigde hen te lijf te gaan. Waren die mensen niet weggelopen dan had hij zijn sabel getrokken. Hij liep een eind achter hen op een andere wijk waar hij niets te zien had. De eerste en de tweede oktober werden de forten van Liezele en Breendonk aangevallen. Op zaterdag drie oktober kwamen door Gent ganse treinen met Engelse soldaten die naar Antwerpen optrokken. Op woensdag zeven oktober trokken honderden stukken veldgeschut door Gent. De Nijverheidslaan en de Palingshuizen stond vol paarden, kanonnen en munitiewagens. Jonge agenten van de wijk, waarvan enkele in burgerkledij, werden gezonden naar het St.-Pietersstation om de aankomst af te wachten van Franse marinefuseliers. Zij hadden tot opdracht zulks aan het volk mede te delen en zelftoe te juichen als de soldaten toekwamen. Drie regimenten reservisten, onder bevel van admiraal Ronarch, kwamen uit het station en werden door nieuwsgierigen en agenten luidruchtig begroet. De Franse soldaten riepen: "Vive la Belgique". Het werd reeds schemerdonker. Zij trokken op naar de Brusselsesteenweg om, in de omgeving van Melle, de Schelde te gaan verdedigen. Een uur later was de hemel gans verlicht in de richting van Dendermonde. Men hoorde losbrandingen van de artillerie. 's Anderendaags deed ik bewakingsdienst aan het Duits Consulaat, in de FiĂŠvĂŠstraat. De zoon van een Engels reder was hier menigmaal met mij in gesprek geweest. Hij was in verlegenheid omdat de Engelsen bericht hadden gekregen het Belgisch grondgebied te verlaten en in het stapelhuis had hij een partij van I 0 ton ongebrande koffie opgeslagen. Hij vroeg mij of ik de koffie wilde kopen op termijn, aan de prijs van de markt, met uitstel van betaling tot na de oorlog. Ik heb zijn aanbod niet aangenomen. Later heb ik mij afgevraagd waarom ik het niet gedaan heb. Op post zijnde aan het dok werd mijn aandacht gevestigd op een man per rijwiel die sprak met vreemde tongval en aangezien werd als spion. Ik sprak hem aan en bemerkte dat er geen rijwielplaat op zijn voertuig stond. Hij was Nederlander en met zijn motorvaartuig kwam hij geregeld met kaas en gedroogde vis naar Gent. Hij ging met mij op zijn schip en kon bewijzen dat hij hier kwam voor de handel. 's Anderendaags was ik gelast met een boodschap naar de Port Arthurlaan. PortArthor is de naam door mij gegeven aan de nieuwe maritieme instelling. In 1905 kwamen de Deense stoomboten Lars Cruse, Hans Tavsen, en Peter Willemoes naar de Gentse haven met mijnhout voor de firma Constant van 295


Luik. De werven van die zaak waren aan de kleine dok. Daar was losplaats te weinig voor de schepen die regelmatig terugkwamen en het vergde veel kosten om plaats te maken aan de kade. Enkele schepen waren reeds gelost. Dan ging men lossen tussen de loodsen van de voorhaven en daar was ook geen plaats meer. De eerste honderd meter kaai van de nieuwe haveninstelling waren intussen voltooid geworden en die plaats werd voor de eerste maal in gebruik genomen voor het lossen van het schip "Lars Cruse". Ik was boodschapjongen bij de firma Constant. Bijna al de werklieden woonden langs de Dampoort. Sommigen moesten daar gaan werken. De afstand naar het nieuwe werk was ongeveer een uur, langs het handelsbassin en een lange weg tot aan het kanaal van Terneuzen. Het was tijdens de oorlog tussen Rusland en Japan en er werd veel gesproken over de verafgelegen haven "Port Arthur" waar zeeslagen geleverd werden. Ik zinspeelde op die lange afstand toen ik aan de werklieden meedeelde dat zij "Port Artur" moesten gaan. Nadien werd de weg Port Arturlaan geheten. Nu draagt hij officieel die naam. Langs de Port Arturlaan, in de richting van Meulestede, stapten afgematte Belgische soldaten van het voetvolk, sommigen met een ransel, anderen met een cementzakje op de rug. Enkele hadden nog soldatenschoenen, anderen liepen op scheefgelopen burgerschoenen of sloften op koorden sloffen. Tussen hen liep Jef. Aan zijn ransel hing een kleine spade waarmede de kinderen spelen en hij zei mij dat het speeltuig hem reeds het leven had gered. Het diende om zich in te delven. ( ... ) Een trein uitsluitend voor vluchtelingen reed nog naar Holland. De spoorweg naar Gent was voorbehouden voor de troepen. Soldaten op berries, op krukken en geholpen door verplegers en verpleegsters sukkelden verder. De stations stonden open, de loketten waren gesloten. De mensen kropen op de daken van de wagons of stonden op de treeplanken. Enkele treinen bleven rijden. Het spoorwegpersoneel deed meer dan zijn plicht. Na de koning vertrokken ook de ministers, de vreemde gezanten en Winston Churchill, de lord der admiraliteit, die het Engels leger had vergezeld dat de Belgen was komen helpen. Langs een noodbrug was zijn compagnie over de Schelde gekomen. Daarna onder groot lawaai met gerammel van een lange reeks kanonnen en munitiewagens en gedreun van paardenhoeven trok de veldartillerie naar de andere oever. Zij waren te voet van Antwerpen gekomen. Onderweg hadden zij geslapen in schuren of langs de straten in een dorp. Nu zou Jef een dagje in een bed willen slapen. Wij gingen samen een glas bier drinken bij Sies CarrĂŠ. De

296


man spande zijn poney in en met zijn tonwagentje, fier als een pauw omdat hij een soldaat mocht vervoeren, reed hij met Jef eerst bij zijn vrouw om afscheid te nemen en daarna in galop achter zijn makkers die reeds een eind naar Wondelgem opgemarcheerd waren. Op zaterdag 10 oktober was ik gelast om dienst te doen in de stad. Op de Koornmarkt waren de Franse soldaten bezig met vlees te laden op een paardenkar aan de beenhouwerij SchandeveL Ik moest orde houden aan de Lakenhalle waar visa's gegeven werden aan vluchtelingen die naar Engeland wilden vertrekken. Er stonden veel mensen te wachten. Een heer, met vrouw en twee kinderen, vroeg voorrang hetgeen ik hem toestond. Hij was overgelukkig en wilde mij de eigendom overdragen van de groothandel in koloniale waren welke hij te Aalst verlaten had. Een bewijs zou ik niet geweigerd hebben vermits ik dicht bij de stedelijke burelen was en met twee getuigen aanstonds de handtekening kon doen wettigen. Alvorens de man terug was werd ik geroepen naar mijn wijk. Ik kreeg opdracht om in de Lourdesstraat de burgers die daar in de weg liepen van Schotse soldaten, de plaats te doen ruimen. Bedaard, flegmatisch liepen de mannen met rokken daar rond. Zij waren bezig met loopgrachten aan te leggen, in achteruitgetrokken linie, tussen de spoorweg en de Bernmaaiedreef en een chicane te maken met zandzakken onder de spoorwegviaduct. Langs de spoorweg Gent-Zelzate, was op een wagon een kanon, gans in het koper opgesteld, gericht naar de Motorstraat. De Schotten waren over Bordeaux van Egypte gekomen. Zij waren goed voorzien van gouden ponden maar hadden geen rookgerief. Een koffiehuishoudster uit de buurt deed direct een voorraad in. Er kwamen Duitse vliegtuigen over en ik moest ieder maal mede met hen wegduiken. In de loop van de voormiddag kwam een patroetje bestaande uit een Engels en een Belgisch legerofficier en een rijkswachter naar de gevechtspost der Engelsen die ingericht was in de brouwerij Naudts in de Lourdesstraat. Van de sergeant vernam ik dat de Duitsers genaderd waren tot aan de gemeente Beervelde. Rond de middag vertrok een deel van de Schotse soldaten om hulp te bieden aan Engelse marines die te Moerbeke omsingeld en tegen de Hollandse grens gedrongen waren. Over het kanaal van Terneuzen lagen Belgische troepen. De dag nadien, op zondag, was het toezicht der Schotten verscherpt. De burgers mochten niet meer langs de Motorstraat Zelfs de melkboeren die van de stad kwamen, moesten blijven staan. Ik werd verzocht om de mensen te ondervragen en hun uitleg te vertalen. Zo konden sommigen nog naar hun huis terugkeren. Na de middag kwam een heer uit de richting der stad en vroeg om doorgelaten te worden. Hij zegde naar Oostakker te gaan om een bezoek te brengen aan een familielid. De Schot zegde dat zulks niet dringend was en later kon gebeuren. Daarna kwam die man terug. Nu was het om een 297


bedevaart te doen naar Lourdes. Dat kon niet. Het was geen uur later als dezelfde man werd binnengebracht door vier soldaten met de bajonet op 't geweer. De uitkijkpost op de toren van Meutestede had bemerkt dat hij te Port Arthor tussen de houtstapels seinen gaf met de armen terwijl een "taube" boven zijn hoofd vloog. Hij werd geleid naar het hoofdkwartier der Engelsen. Een grote menigte stond op de Kalanderplaats waarop het gebouw uitgaf. Een Gents burger uit de groep gaf een kaakslag aan de gearresteerde en liep weg. EĂŠn soldaat, vlug als de wind, snapte hem vast en geleidde hem ook naar de post. Toen het reeds donker was zag ik in de velden kleine lichtjes opgaan en weldra uitdoven. Ik vernam dat daar de eerste loopgraven van het bataljon lagen. 's Avonds om 1Ou. maakten de soldaten toebereidselen voor de aftocht en zij verzochten mij om te vertrekken en er met niemand over te spreken. Een weinig later hoorde ik, in de richting van Terdonk, een brug opblazen. Langs mijn weg stonden mensen in groepjes te praten. Zij wilden weten wat er gebeurde. Na I 0 dagen beschieting en vernieling der omsingelde forten wilden de Duitsers met hun rechtervleugel de terugtocht afsnijden van het Belgisch leger. De 8ste oktober trachtten zij over de Schelde te komen te Grembergen. Te Schoonaarde gelukte het maar zij werden tegengehouden door de karabiniers te Berlare. Eenheden van de Duitse ruiterij en infanterie waren Kruishoutem en Nazareth genaderd. Te Eeke onderscheidde zich de Belgische rijkswacht. Dezelfde dag kwam Admiraal Ronarch met zijn marinefuseliers de Belgische troepen, die rond Gent opgesteld waren, helpen. De 9de oktober kwam de 7de Britse divisie onder bevel van Generaal Capper. Zij werd afgeslagen door de Duitsers die de stad Lokeren bezetten. De 37ste brigade landweer marcheerde op naar Lochristi. De eerste Duitse hulpdivisie en het eerste Beierse landweer vertrok van Aalst naar MeileKwatrecht, Gootrode en Lemberge. De zegevierende Duitsers joegen de Engelse en Franse soldaten, die de aftocht van het Belgisch leger dekten, voor zich uit in de richting van Gent. Te Meiie-Kwatrecht werden zij tot staan gebracht. De brigade vanAdmiraal Ronarch bestaande uit twee regimenten van drie bataljons territoriaten en een compagnie mitrailleurs, ongeveer 6.000 man, welke van Parijs naar Duinkerke was gestuurd, kreeg bevel om op te marcheren naar Antwerpen. De 8ste oktober 's avonds passeerden zij door Gent en daar de aftocht van het Belgisch leger reeds aan gang was, stapten de mannen af in het SintPietersstation. Zij marcheerden met gezwinde Franse looppas naar Melle waar zij de loopgrachten gemaakt door de Belgen gingen bezetten. De boog van de Schelde tussen Lemberge en Schelderode werd verdedigd door het Belgisch leger. Het was niet gesteund door geschut. Gelukkiglijk werden drie batterijen van de vierde brigade Belgische artillerie, die zich reeds had 298


onderscheiden te Halen, ter hulp gezonden. Twaalf stukken werden opgesteld bij de Lindenhoek, één batterij gericht op Kwatrecht, één op Lemberge en één in de richting van Schelderode. Alhoewel groter in aantal wat betreft manschappen en geschut, werden de Duitsers er twee nachten en twee dagen opgehouden. Zij zetten hun grootste macht in op het front ingenomen door de Franse fuseliers die te Kwatrecht de Brusselsesteenweg versperden. De Fransen vochten heldhaftig maar konden het niet bolwerken tegen de overmacht. Zij moesten wijken naar de berm van de spoorweg. Zonder ophouden maaiden de Belgische kanonnen in de Duitse rangen die oprukten, beschoten een batterij aan de spoorwegovergang te Kwatrecht en manschappen die uit het bos van Gootrode opdaagden. Toen de opmars verzwakte deden de mariniers een tegenaanval, gesteund door het Belgisch geschut. Het rumoer van de strijd was tot in de stad doorgedrongen. Men bracht doden en gekwetsten binnen. De burgers liepen samen en luisterden naar het kanongebulder dat uit de richting van Melle kwam. Op de Brusselse- en de Antwerpsesteenweg stonden nieuwsgierigen. Tijdens de nacht werd het gevecht gestaakt en trokken de strijders zich terug op Gent. De baan moest vrijgehouden worden voor de troepen die aftrokken. Belgen, Fransen en Engelsen gingen in de richting van de Brugse Poort. Aan het stadhuis stond reeds gans de dag een menigte opeengepakt, nieuwsgierig om iets te vernemen over het verloop van de gevechten. Daar waren hogere officieren en hun paarden stonden gezadeld om te vertrekken. Te 11 uur werden in de stad al de lichten gedoofd en de Engelsen begonnen zich overal terug te trekken. Thuis gekomen zegde ik aan mijn vrouw dat de Duitsers op komst waren en vroeg haar of zij wilde vluchten. Zij aarzelde. Liever dan naar een onbekende bestemming te trekken wilde zij in haar huis met nieuwe meubeltjes blijven te Gent, waar haar bejaarde ouders alleen zouden staan. Op maandag 12 oktober om 5 uur, toen ik opstond, lag aan mijn huis, op het voetpad, voetvolk met volledige uitrusting, afgemat van vermoeienis. Het waren de laatste Belgen die aftrokken. Ik moest terug naar de Lourdesstraat om de mensen te verwittigen in huis te blijven. Zo ver ben ik niet geraakt. Ik kwam langs het houtbassin en de Aeroplaan tussen de houtstapels, en een Engelse ruiter reed mij voorbij, de loop van zijn revolver gericht op een Duits soldaat-wielrijder die langzaam volgde. Geen van beide vuurde. Het merkwaardige was dat die Engelse ruiter een aapje bij zich had om hem te verwittigen als er gevaar dreigde. Spoedig daarna kwam een soldaat, in grijze uniform, gevolgd door anderen. De eerste die naderde zette zijn bajonet op mijn borst en las op mijn pet het woord: "Politie". Hij zegde: "Polizei sind hier Engelsen?". Ik antwoordde hem in het Gents dialekt dat ik hem niet verstond. Nog met de loop van zijn geweer op mijn borst wees hij naar de sleepboten die de bevrachter Lammens had doen zinken en vroeg daar uitleg van. Hij wees naar het kanaal van de maritieme instelling en

299


vroeg of langs de overkant Engeland lag. Zijn officier had gezegd: "Dat is het Kanaal". Dan werd hij boos. Hij raasde dat zijn broer gesneuveld was voor Antwerpen. Intussen waren andere Duitse soldaten gevolgd en trok hij verder. Ik ging aanstonds het nieuws melden op het politiebureeL Daar stond mijn commissaris in officiële kledij met hoge hoed, lange zwarte frak en de driekleurige sluier om de lenden. Na mijn verslag gehoord te hebben zegde hij: "Er zijn nog veel meer Duitse soldaten aan de Dampoort en wij gaan er heen." Hij koos vier mannen om met hem mede te gaan: Paul, mij en twee oudere agenten. Onderweg kwamen mannen ons voorbijgelopen. Zij riepen: "Vlucht, de Duitsers zijn daar" en wij gingen naar hen toe. Aan de Dampoort, aan de overzijde van de brug, stonden een drietal compagnies Duitse soldaten. Een soldaat was bezig met een Duitse vlag aan een paal te hechten. De agenten kregen bevel om de burgers die stonden te praten met de Duitsers te verwijderen. De Duitsers lokten de kinderen met een brokje chocolade en dan kwamen de grote mensen ook. De agenten wilden ze opnieuw doen weggaan, maar dit mocht niet meer. De Duitse officier, een man grijs als een duif en wel 70 jaar oud, zegde tot de politie: "Die mensen moeten bij ons komen." Intussen had een Duitser, een roste Pruis, met een rijzweep naar de sluier van de commissaris geslagen. De politie-overste had niets meer te zeggen en trok zich terug. Dan gaf de Duitse officier zijn bevelen. Niemand mocht meer over de brug naar de stad toegaan. Die van de stad mochten binnenkomen. Enkele ruiters en soms een soldaat-wielrijder kwamen over de brug en reden de stad in. Rond 10.15u. kwam een auto met witte vlag van de Dendermondsesteenweg en reed naar het stadhuis. Ik zag mijn broer Richard staan op de hoek van de Dampoortstraat, in burgerkledij en met een fiets. Hij was vergezeld van een ander wielrijder. Voor een soldaat in burger was het op die plaats te gevaarlijk. Al de personen die over de brug kwamen mochten niet meer terug. Ik wenkte Richard om mij te volgen. Hij kwam mij achtema met zijn makker, sergeant-majoor Noë I, in het herbergje van Prudenee van Laame. Om 8.30u. was hij binnengekomen bij Carolina, zijn schoonzuster, wiens bruidsjonker hij was geweest. Zijn vrouw Martha was enkele dagen tevoren teruggekeerd naai: Oudenaarde bij haar ouders. ( ... )

Toen Richard met de laatste troepen over de schipbrug van St.-Anneke getrokken was werd zij opgeblazen door de genie. Over de Schelde was de doorgang naar Gent afgesneden. De Duitsers waren reeds tot bij Zeizate gekomen. Achtentwintigduizend soldaten waren ontwapend aan de grens en in Holland geïnterneerd. Te Kruibeke was Richard met zijn compagnie nog twee dagen en nachten 300


blijven bivakken om de aftocht te dekken van de soldaten die naar de Hollandse grens trokken. Dan marcheerden zij naar De Klinge. Evenals andere soldaten, die zich niet wilden laten interneren, hadden Richard en zijn vriend Noël zich burgerkleren aangeschaft. 's Nachts kwamen zij naar Gent en waren nog door de Duitse linies geraakt. De vijand kwam achter hen aan. Cies Carré had in de herberg bij Prudenee een mandje met duiven afgezet. Zijn gespan stond in de Wollestraat. Hij reed met zijn rijtuig voorop om mijn broer en zijn makker buiten de stad te loodsen. Aan het stadhuis stonden de nieuwsgierigen opeengepakt. Duitse ruiters waren van hun paarden afgestapt en onderhielden zich met de burgers. Twee officieren kwamen van de trappen en de Belgische, Franse, Engelse en Russische kleuren alsook de stadsvlag werden neergehaald en door de Duitse oorlogsvlag vervangen. Twee Gentse schepenen moesten de ruiters begeleiden over de Sint-Miebielsbrug naar de grens der stad te Mariakerke. Cies zag de rosse in de Veldstraat Hij moest daar goed zijn weg kennen want hij ging de kleine straatjes binnen. Langs de Nederkouter, de Kortrijksestraat en de Meersstraat geraakten zij tot dicht bij het lusthof "'t Patijntje". Kleine jongens riepen hun toe dat de Ulanen reeds aan de spoorwegbrug stonden. De Snepbrug was opgeblazen op het laatste ogenblik. Er lag een bootje aan de oever van de Leie op de plaats waar overgezet werd. De eigenaar van het vaartuig was er niet. Richard en Noël konden het losmaken. Zij legden er hun fietsen op en vaarden naar de overkant. Over de Leie werden zij gevolgd door voorposten van de Duitsers, een Ulaan en twee soldaten-wielrijders. Zij reden dapper verder, kwamen een Engelse patrouille tegen en verwittigden de ruiters van de komst der vijanden. Op hun landkaart toonden zij hen de plaats waar de Duitsers zich bevonden. De Engelsen reden er naartoe. Aan de berm van de spoorweg hadden Belgische lanciers zich in hinderlaag gelegd. Noël en Richard waren scherpschutters en hadden eerste prijzen van het regiment gehaald. Zij gingen ook in de gracht, zetten een politiemuts van de lanciers op hun hoofd en begonnen de aanrukkende Duitsers te beschieten. Zij bleven er tot wanneer een vijandelijk kanon hen beschoot en met de Belgische lanciers trokken zij zich terug. Voor de aftocht kwam nog een lancierspatroelje binnen. Eén der ruiters had zijn paard verloren en liet zich hangen aan de staart van een ander rijdier om nog bij zijn escadron te geraken. Op de spoorbaan stond een locomotief met een tweetal wagons, gereed om weg te rijden bij de nadering van de Duitsers. Richard en Noël wierpen hun fiets op een spoorwegwagon en reden mee tot in Aalter waar zij de nacht doorbrachten. 301


De volgende dag reden zij verder per rijwiel naar Brugge. Daar vond Richard een legerdokter die hem achteruit zond. De volgende dag was hij te Oostende. Te Adinkerke, aan de grens, onderzocht de rijkswacht of hij geen vaandelvluchtige was. Dan werd hij opgenomen in het voorlopig verbandhuis te Saint Folquin nabij Bourbourg. De auto keerde terug met de Duitse officieren. Patrouilles Ulanen met aan de lans een bebloed vaantje, kwamen in de stad om de uitgangswegen te bezetten. Ik was verwonderd dat op de plaats, gelegen in een andere omschrijving, geen politieofficier van die wijk mijn overste was komen vervangen. De agenten kregen geen bevelen meer. Enkel nog van de Duitse officier. Hij beval dat de mensen die van de stad kwamen niet over de voetgangersbrug mochten gaan of er blijven stilstaan. Ik liep van de ene zijde der brug naar de andere, ging bij Paul die aan de andere kant stond en kwam dan terug. Alvorens te vertrekken had mijn commissaris mij een heer van een veertigtal jaren aangewezen die zich ophield langs de kant van de Dampoortstraat en aan wie ik inlichtingen mocht overmaken. Aan de commissaris moest ik bij een eerste gelegenheid de getalsterkte en zo mogelijk het nummer laten kennen van de regimenten die zouden voorbijtrekken. Het werd middag. Een officier van de wijk kwam in burgerkledij het personeel verwittigen dat zij niet zouden afgelost worden. Bij een dienst van lange duur kregen de agenten een maaltijd bekostigd door het stadsbestuur. Wij mochten gaan bij de beenhouwer Celie in de Dampoortstraat om twee broodjes met gehakt vlees. In de herberg Het Land van Cadzand kregen wij een glas bier en mochten daar eten. Het was de beurt van mij en Paul. De rosse Duitser was weer over de Dampoortbrug gekomen. Hij liep in de gelagzaal van die herberg en dacht dat BelgiĂŤ reeds Duits grondgebied was. Op de rand van het biljart legde hij een brokje chocolade om te zien of iemand zou wagen het weg te nemen. Dan kwam hij aan de tafel waar Paul en ik zaten te eten. Hij wilde een gesprek met ons aangaan en kreeg geen antwoord. Wij aten voort. Dan kwam hij tergend naderbij en zegde: "Nu zijt u ook Duitsers". Dat werkte Paul op de zenuwen en hij antwoordde: "Wij zijn en blijven Belgen". De vertrouweling van de commissaris die aan de toonbank met de Duitsers had staan praten, kwam sussend tussen. Hij zei tot de soldaat: "Laat die politiemannen met rust. Het zijn goede lieden." De politieofficier deed ons roepen om op dienst te komen. Onze broodjes waren nog niet opgegeten. Veel vlugger dan hij gekomen was, was hij weg en hij liet zich niet meer zien. Ook de oude agenten hielden zich op afstand. Na de middag werd een gekwetst Duits wielrijder over de Dampoortbrug bij de officier gebracht. Ik was op die plaats. Er werd geroepen: "Men heeft 302


geschoten". In een oogwenk werden een twaalftal burgers omsingeld en afgezonderd. Ik was er bij en had niet de gelegenheid mij te verwijderen. Terwijl men het hemd van de soldaat zijn rug stroopte werd hij ondervraagd. Wat was er gebeurd? Had een driftig mens op hem geschoten? Waren er beteugelingen te duchten voor de bevolking van Gent en de bijgelegen voorsteden? Er was nog geen enkele Duitse krijgsarts ter plaatse en men haalde een dichtbij wonende geneesheer uit zijn kliniek. Hij ook werd bij de groep afgezonderden gesteld. Eindelijk hoorde ik dat de soldaat gewond werd in de rug, aan de grens der stad te Mariakerke, door een Engels soldaat. De geneesheer haald de kogel uit de wonde en nadat de officier het projectiel nagezien had werd de groep gearresteerden losgelaten. Jonge mannen van de Dampoort, de Heimis, St.-Amandsberg en Destelbergen trachtten weg te geraken uit de stad. Daar kwam Juut aan de brug. Hij was gans bezweet. Hij was een oud schoolmakker van mij. Kort geleden had ik een cursus gevolgd van de Engelse taal en van boekhouden. Daar had ik Juut teruggevonden. Het was warm weder en hij droeg een overjas. Hij scheen dikker te zijn want onder zijn mantel droeg hij zijn ondergoed om geen pak te moeten dragen. Hij kwam van de Oude Barreel en had de Duitsers zien opkomen. Met hele regimenten waren zij voorbij zijn huis gemarcheerd naar Gent toe. Alhoewel definitief vrijgesteld van legerdienst wilde hij het Belgisch leger gaan vervoegen. Sies CarrĂŠ wist dat de spoorwegbrug, de Muide- en de Meutestedebrug reeds bezet waren door de Duitsers maar tussen Meutestedebrug en de overzet naar Oostakker, achter het kasteel Vincent, aan de pijlers van de onttakelde brug, rechtover de oude statie van Wondelgem, lag de jol van Neet de Antwerpenaar waarmede hij de trossen van zeeschepen aan de kaai bracht om de vast te leggen. Daarmee gingen nog voortdurend, buiten het gezicht van de Duitse wachten, jongens naar de overkant van het kanaal van Terneuzen. Er kwamen daar zoveel mannen dat zij zelfs te water gingen aan een ton welke naar de overkant getrokken werd. Het grootst deel van de mannen van 17 tot 35 jaar was gevlucht. Rond 3 uur kwamen onder de viaduct van de Dampoort de eerste compagnies van het opmarcherend leger. Wie aan de kleur van het veldgrijs niet gewend was kon die soldaten op het eerste zicht niet onderscheiden. Met fijfers op kop trok een regiment voorbij. Dan kwamen Generaal von Beseter met zijn stafofficieren te paard over de brug. Zij stelden zich op voor de huizen van de brugwachters. Door de compagnie welke volgde werd op de brug de parademars geslagen. Generaal von Beseter richtte daar het woord tot zijn troepen en riep: "De vesting van Antwerpen is gevallen. De Bel303


gische koning is op de vlucht. Zijt u bereid om de Engelsen te gaan bevechten?" Zijn soldaten riepen luidkeels: "Jawohl". Dan voegde von Beseler eraan toe: "Nu trekken wij op naar Oostende." Geen uur later was dat nieuws overgeseind. Een stroom van soldaten volgde: het 33ste regiment reserve infanterie, voetvolk, paardevolk, geschut, allerhande vervoermiddelen en tussenin een muziekkorps. Soldaten gingen voorbij met een roos in de loop van hun geweer. Anderen hadden aan hun geweer een haas gehangen die zij onderweg geschoten hadden. Er kwam een bestelwagen van de dienst der spoorwegen welke omgevormd was in een beenhouwerij. De geslachte zwijnen hingen achteraan. Ongeveer 25.000 manschappen waren voorbijgetrokken en dan hield de stroom op. Achteraan kwam een officier opgestapt, het was een krijgsgeneesheer. Ik vroeg hem of er nog soldaten achterkwamen, maar hij wilde weten waarom ik dat vroeg. Ik antwoordde dat het was om de ordedienst te kunnen regelen en de officier zegde dat dit de laatste soldaten waren van de legergroep, welke langs daar opgemarcheerd was. Dan kwamen de troepen binnen langs de Brusselsepoort Zij werden geschouwd aan de lancierskazerne en de soldaten deden daar ook de parademars. Nog dezelfde namiddag had een groot defilĂŠ plaats aan het provinciaal gouvernementshotel. De Gentenaars zullen allen op die dag de parademars gezien hebben. Voor ĂŠĂŠn nacht moesten de troepen ingekwartierd worden in de stad. Kazernen en openbare gebouwen werden bezet. Vele soldaten lagen in scholen. Ook burgers kregen militairen in huis. De manschappen van von Beseters legerkorps bleven onder de bescherming der draak van het Belfort. De soldaten liepen weldra rond en vulden de herbergen. Er was nog veel te eten en te drinken te Gent. Ik zag een dikke Duitser een kilo gehakt vlees met ajuinen bedekt, brood en enkele glazen bier in zijn maag werken. Sommige kerels hadden de weg gevonden of waren hem gewezen naar de instelling van Madame Legros. Haar juffers waren vermoeid van het bedienen der klanten. De soldaten wilden echter nog meer en weigerden haar salons te verlaten. De uitbaatster kwam de hulp inroepen van de politie, maar dat ging niet. De militaire commandant von Beseler en daarna Generaal-Majoor Jung, moesten de gemeenteoverheid helpen om bij middel van Duitse patrouilles de orde te handhaven. Generaal-Majoor Jung, de overste van de eerste reserve-infanteriebrigade, had juist in de slag van Meile-Kwatrecht een afrossing gekregen. Hij feitelijk niet, maar een paar honderd van zijn soldaten hadden het leven gelaten langs de Brusselsesteenweg. Hij kreeg het IJzeren Kruis en werd de eerste stadscommandant, de heerser over Gent. Ik ging eens tot aan mijn huis en vond daar een Duits soldaat met pak en zak. Mijn vrouw was om te sterven. Celina was weer bij haar ouders gaan slapen. Ik dacht dat een bediende van het bureel mij een poets gebakken had door 304


een soldaat bij mij kwartier te geven. Die kerel voelde zich reeds thuis en vond het er zeer gezellig, juist zoals in een Hollands huis. Ik vroeg hem wat hij er kwam maken. Hij zegde dat hij een kwartier kwam betrekken. Dan vroeg ik hem zijn inkwartieringsbiljet. Het nummer van het huis was juist doch hij moest in de straat van dezelfde naam maar niet op de steenweg zijn. Hij zou gaarne gebleven zijn. Hij is het eindelijk afgetrapt. Toen ik terug op het politiebureel was kwam met veellawaai een beschonken Duits soldaat binnen. Hij schopte de deur op en om zijn motorrijwiel binnen te wringen. Een herbergier had hem naar het bureau verwezen. De man wilde absoluut naar Melle waar hij de vorige nacht zo lekker geslapen had. Hij kon zijn voertuig niet meer besturen. Om van die lastpost ontslagen te zijn, hielden de bedienden het voertuig op het bureel en zonden mij met de soldaat naar het bestendig politiebureel bij de officier .belast met nachtdienst. Onderweg klopte en schopte de soldaat op de deuren van de huizen. Aan het bestendig bureel was de deur gesloten. Niemand deed open. Ik heb de soldaat kwijtgespeeld in de Baudelohof. Hij kon daar op een bank zijn roes uitslapen. 's Anderendaags was de stad vol met Duitse soldaten. Bruggen en kruispunten waren met soldaten en machinegeweren bezet. De bijzondere gebouwen waar officieren logeerden werden bewaakt. Vroeg in de morgen weerklonk een kanonschot, het signaal dat de Duitsers zich moesten verzamelen om verder op te rukken. Het ene regiment na het andere, pionieren, voetvolk, ruiterij, artillerie en transport marcheerde, voor het dag werd, in de richting van Drongen en Mariakerke. Onafgebroken kwamen uit de richting van de Brusselsepoort nieuwe colonnes met troepen door de stad. Het was het leger van de Hertog von Wurtenburg, dat de rechtervleugel van het Duits leger kwam versterken. De spoorwegbruggen op de Leie en de Schelde van de lijn Brussel-Oostende waren in de lucht geblazen. Alles moest te voet of per voertuig geschieden. Dagen achtereen trokken de regimenten door de stad. Die soldaten waren nog niet in de slag geweest. Zij hadden nieuwe uniformen, nieuwe pinhelmen, nieuwe geweren, ransels en gordels. Het waren echter geen elitetroepen meer. Mannen met brillen werden naar het front gezonden en er waren zelfs gebochelden bij. Vooraan reden de officieren te paard, daarna volgden de onderofficieren en soldaten te voet. De officier draaide zijn hoofd naar achter en brulde iets. De onderofficieren riepen: "Zingen" en de soldaten zongen het "Deutschland Ăźber alles", "Heil Oir im Siegerkranz" of een ander lied uit hun soldatenzangboekje. EĂŠn van de volgende dagen was ik op ronde aan de Dokplaats en ontmoette de Hollandse schipper. Hij lag met zijn motorschip geladen met kaas en gedroogde vis aan het stapelhuis. Zijn klanten uit West-Vlaanderen kwamen 305


niet en hij zou gaarne terugkeren naar zijn land. Hij vroeg of ik de lading wilde bergen en na verkoop van de waren de rekening met hem vereffenen als de oorlog geëindigd was. Het was nu de derde maal in acht dagen tijd dat ik een aanbod kreeg waarmee een fortuin te winnen was. Een partij ongebrande koffie van I 0.000 kg op krediet, gans een kruidenierszaak voor niets en nu een scheepslading kaas en vis tegen betaling op termijn. Geen enkel van die kansen heb ik benut. Nooit zou ik nog zulk een aanbod krijgen. De politiemannen mochten geen handel drijven maar ik was een klakagent voor de duur van de oorlog. Mijn overste had mij echter laten horen dat op dit ogenblik de diensten bij de politie zo nuttig waren als bij het leger, nog meer zelfs, daar de opleiding minstens 3 maand zou duren en wie weet hoe lang het nog oorlog zou zijn. Mijn diensten zouden daar naar waarde geschat worden voor mogelijke bevordering en ik had er mijn zinnen op gezet om bij de politie een toekomst te vinden. Ik verzond de schipper naar de Koestraat bij een vishandelaar wiens vrouw akkoord kwam maken. Gans de lading werd overgenomen. Toen het schip vertrokken was bleven nog drie grote vaten met pekelharing op de kaai onder het afdak. Zij waren niet verkocht en de schipper had ze niet meegenomen. Elke dag werd de inhoud iets kleiner. ( ... )

De eenheid van Leon, haar echtgenoot, was uitgeweken naar Holland. Hij werd geïnterneerd in een kamp te Harderwijk aan de Zuiderzee. Hij was gevraagd om in het kamp leergangen te geven in tekenen en binnenhuisarchitectuur. Alhoewel zij niet in het bezit was van een diploma had men haar aangesteld om freubelonderwijs te geven aan de kleuters van vluchtelingen en geïnterneerden, waarvan de vrouwen naar Harderwijk gekomen waren. Zij was langs Antwerpen naar Gent gereisd om haar boekje van de spaarkas alsook klederen en ondergoed te komen halen. Met de trein van Gent naar Zeizate zou zij terugkeren bij haar man. De trein reed nog naar Zeizate en men kon de stad verlaten. Sommigen gingen uit vrees voor de bezetting om in Engeland of Frankrijk te gaan verblijven. Anderen om hun familie te vervoegen in Holland. Sommigen om dienst te nemen bij het leger. Het Feestpaleis dat bezet was geweest door duizenden vluchtelingen kwam leeg daar de mensen die er verbleven terugkeerden naar hun woonplaats. De burgerwachten te Gent gebleven of teruggekeerd zouden door de Duitsers niet verontrust worden aangezien zij enkel politie- en bewakingsdiensten hadden gedaan. Er werd echter een voorwaarde gesteld, zij moesten de politie helpen. Ik werd gelast om met een groep in burger geklede wachten wachtronden te 306


doen langs de havenkant. Dat ging vrij gemoedelijk en zonder tucht. Altijd had een deel van de wachten grote dorsten ze gingen naar de herbergen om zich te warmen. Er werd een politiereglement toegepast op de wachten die hun beurt verzuimden. Dan werden zij uitgenodigd om op het bureel uitleg te geven. Als zij niet kwamen werd ik naar hun huis gezonden om de reden van de afwezigheid te kennen en hun verklaring te noteren. Eens kwam ik bij een handelaar, wonende dicht bij het Belfort, die vruchteloos uitgenodigd was. Die heer zegde: "Daarvoor heb ik nu geen tijd meer. U moogt mij gerust vijf frank boete opleggen. De handel kent geen oorlog." Die man had meer nieuws over wat aan het front gebeurde. Toen de Duitsers waren opgerukt hadden schermutselingen plaats tussen ruiters der achterhoede van de Belgen en de voorposten van de vijand. Vanuit Mariakerke en Drongen werd de opmars van de Duitsers verhinderd. Er werd gevochten de 23 ste oktober te Merendree, de 14de tussen Brugge en Izegem. ( ... )

Te Gent, aan al de bruggen, stonden gewapende Duitse soldaten op wacht. Het gebeurde dat zij de bevolking lastig vielen met ruwe woorden of bedreigingen. Daarom werdenjonge agenten gelast om vaste post te doen in de omgeving. Het werd reeds killig, vooral 's morgens en 's avonds, en de diensttijd zonder aflossing duurde 3 Ă 3.30u. Het stadsbestuur had een belasting gelegd op de invoer van bier uit de andere gemeenten en de controle was het voorwendsel van die dienst. De dagbladen die te Gent nog verschenen gaven enkel plaatselijke berichten maar er kwam buitenlands nieuws. Het Nederlandse dagblad "De Nieuwe Rotterdamse Courant" kreeg toelating van de Duitse overheid om te Gent te verschijnen en gaf berichten over de Westelijke en Oostelijke fronten. ( ... )

Het vierde legercommando van de Duitsers verbleef slechts voor korte tijd te Gent en had zich verplaatst naar Tielt. De etappeninspectie kwam de 22e oktober binnen. Luitenant-Generaal von Scheckendorffwas etappeninspecteur. Hij was in het vierde etappengebied de vertegenwoordiger van het Duitse Rijk, joeg rechters en magistraten uit het gerechtsgebouw en zij mochten er zich niet meer vertonen. Hij vestigde daar zijn burelen en ook die van het burgerlijk bestuur, geleid door regeringsraad von KeudeL Daar werden ondergebracht: het kaartenbureau, het krijgsgerecht, de Intendance, het munitie- en materiaalwezen, het transport, het bestuur der etappendokters, de postduivenafdeling, de censuur op brieven en drukwerken, de geheime politie en de krijgskas. De officieren die tot zijn inspectie behoorden logeerden in het PosthoteL 307


Het werd Allerheiligen. De kerkhoven werden druk bezocht door familieleden die bloemen kwamen neerleggen op de graven van hun afgestorvenen. De gesneuvelde Belgen, Fransen en Engelsen werden niet vergeten. Ook de graven van de Duitse gesneuvelden werden versierd. 's Morgens waren al de wachten aan de bruggen inderhaast weggetrokken en vervangen door soldaten van de garderegimenten, mannen van grote gestalte, die vertelden dat zij aan de IJzer tot aan hun hals in het water gestaan hadden. Op sommige avonden kon men langs de waterkant van de Leie het kanongebulder duidelijk horen. Het treinverkeer met Holland werd gestaakt. De Nieuwe Rotterdamse Courant mocht niet meer verschijnen. De oorlog zou niet geĂŤindigd zijn in drie maanden zoals voorspeld. De locale dagbladen gaven enkel officiĂŤle berichten en plaatselijk nieuws door de censuur toegelaten. Na een periode van stilte mocht de Nieuwe Rotterdamse Courant opnieuw verschijnen. Alsdan vernam men dat de aanval van de Duitsers tussen Nieuwpoort en Diksmuide afgeslagen was en de Belgen in WestVlaanderen stand hadden gehouden. ( ... ) De oude agent Victor was oorlogsverslaggever gebleven, niet meer zo luidruchtig en nu zonder landkaart. Als hij voorbij een herberg kwam riep men hem binnen om het laatste nieuws te horen. Nog nooit had Victor een pint bier geweigerd. Hij kon buitengewoon veel drinken. Dan liet hij zijn lange snor in het glas hangen, zoog hem af en knabbelde alsofhij een boterham opat. Aan het einde van zijn verslag neuriede hij: "Aan de IJzer krijgt de keizer, toe bak." Toen de opmars van het Duits leger aan de IJzer gestuit was kon de stad Poperinge, welke bestemd was als hoofdstad der etappen van het vierde leger, niet bereikt worden. Het Justitiepaleis te Gent werd te klein en de ene na de andere afdeling werd naar andere gebouwen overgebracht. Gent was de etappenstad en is dat gedurende vier jaar gebleven. Gans de administratie, de bevoorrading, het gerecht, de heropleiding van de recruten en onderhorigen met de verschillende diensten belast. Vele gebouwen werden door hen betrokken: het Justitiepaleis, het Feestpaleis in het park, Flandria Palace, de stations, het Posthotel, de kazernes, het krijgsgasthuis en een deel van het burgerlijk hospitaal. Grote herenhuizen op de Kouter en elders werden opgeĂŤist. Bij particulieren waren officieren en ordonnansen ingekwartierd. Zij namen de beste plaatsen in beslag en de inwoners moesten zich vergenoegen met wat hen niet kon dienen. Daar waar de inwoners gevlucht waren deden zij als heer en meester en maakten van het salon een werkplaats. De Andriesschool en het jongens-

308


wezengesticht, gelegen bij het militair hospitaal, moesten vrij gemaakt worden om gekwetsten te leggen. Het Flandriapalace, het Feestpaleis in het park, het klein justitiepaleis en het Instituut Moderne in de Afsneelaan waren reeds in gebruik. Dagelijks kwamen ganse treinen met gekwetsten die zo spoedig mogelijk naar het front teruggezonden werden. Begeleid door een muziekkorps marcheerden zij naar St.-Pietersstation en trokken terug naar de IJzer. Hetjustitiepaleis werd bewaakt door landstormers.Aan het Posthotel, waar officieren ingekwartierd werden, stond een wacht. Zij aten en sliepen er op de kosten der stad Gent. Hun tafel was rijkelijk voorzien. Al de groten die door Gent kwamen werden in het Posthotel met praal ontvangen. De koningen van Beieren en van Wurtenburg, de generalen von Hindenburg en Ludendorff, prinsen, hertogen, graven, von Ilse, de chef van de generale stad van het 4de leger, kwamen in dat hotel wanneer zij op doortocht waren. Luitenant-Generaal von Seckendorff, etappeninspecteur van het vierde leger, vreesde voortdurend een opstand van de Gentenaren. In de geschiedenis had hij gehoord dat zij nog koningen hadden doen beven. In het Beursgebouw op de Kouter, dicht bij het gerechtshof en het posthotellag een ganse compagnie soldaten, om hem en zijn officieren te beschermen. Hij controleerde in het etappengebied van het vierde leger de Belgische economie, het Belgisch bestuur en zijn bevolking. Wat eerst voorlopig was werd voor de ganse duur van de oorlog de zetel van het Duits oorlogsapparaat. De ene na de andere afdeling werd naar andere gebouwen overgebracht. Op de Kouter deed hij de prachtige herenhuizen opeisen voor de pascentrale, het economisch comiteit, de intendance, het munitiewezen en het materiaalbureau. De geheime politie trok naar het gebouw van Bruggen en Wegen op de Nederkouter, de censuur naar het Posthotel op de Koornmarkt. Het telegraafwezen had zijn burelen in de Posthoornstraat, het burgerlijk bestuur nam zijn intrek in de bureaus van het provinciaal gouvernement. In het Zuidstation was de dienst der postpaketten, het uniformdepot en een werkhuis voor de artillerie. De legerbakkerij werd gevestigd in de Muinkbrugstraat in de bakkerij van het Belgisch leger en de slachterij in het Stedelijk Slachthuis. Een hele reeks huizen was nodig voor het herbergen der onderofficieren en manschappen van de bouwdirectie. Het autopark werd ingericht in de loodsen van de Voorhaven. De motorfietsafdeling, die de inlichtingsdienst voor de legerafdeling verzekerde, lag in het Zuidstation. Het St.Pietersstation was bestemd voor het vervoer van Duitse troepen en materiaal naar het westelijk front en voor de soldaten die met verlof gingen. Gedurende de zware gevechten aan het front kwamen langs daar ganse treinen met zieken en gekwetsten welke achteruit gebracht werden. Soms waren tienduizenden gekwetsten te Gent. Ze werden aangebracht per spoor en later ook met binnenschepen die omgevormd waren in lazaretten. Er waren een ganse reeks hospitalen te Gent: Het Flandriapaleis, het Casino op de Coupure 309


(door de Duitsers het Palmenhaus genoemd), het klein Justitiepaleis, de Normaalschool, het Jongenswezenhuis, het Instituut de Kerkhove, het Hotel de la Cloche (Valentino) op de Kuiperskaai en het Instituut Moderne. Na het vertrek van de vluchtelingen uit het Feestpaleis hadden de Duitsers er een lazaret ingericht. De grote zaal was voor de lichte zieken, het Casino en de andere gebouwen voor de zwaar gekwetsten. Voor de zieke paarden was er in het etappenpaardendepot, bij de Sterre, een paardenhospitaaL De dode paarden werden geroosterd tot kippevoer in een instelling op de Nijverheidslaan. Al die diensten hadden een aantal officieren en onderofficieren die gewichtig rondliepen in de straten der stad of verkeerden in elegante kringen. Het waren meestal jonge zonen uit welstellende families die voor frontdienst onbruikbaar gemaakt waren. In de stad waren reerotendepots in de St.-Pieterskazerne, de Leopoldskazerne en in het Seminarie op de Reep. De Duitsee politie en de veldgendarmerie hadden hun posten dicht bij het Justitiepaleis, in een gebouw in de Schouwburgstraat ( ... ) De gebeurtenissen beschreven in dit verhaal zijn langzamerhand uit het geheugen van het volk gegaan. De meeste mensen van die tijd zijn dood en begraven en kunnen de waarheid van de aangehaalde feiten niet meer bevestigen. Dat alles is nu bijna vergeten. Als de tijd mij gegund wordt zal ik later vertellen wat daarna is gebeurd. (4) 4. Voor zover we konden nagaan kwam hierop nooit een vervolg.

310


GENSCHE WOORDEEN UITDRUKKIJNGE Deel XIX Zing moar un tuuntse lieger madam de sekretaresse Syn.: "Zing moar een teuntse lieger of ge goat nog mee U muile in de stront valle". Hier in de betekenis van: die hoog klimt, kan laag vallen. "Ge moet gij zuuveel noten op Uwe zang nie hĂŞn": je moet zo hoog niet van de toren blazen. Een lagere toon aanslaan, zijn of haar eisen of aanspraken milderen. Hij zoe zijne nuud an de stiene kloage Syn.: "Hij kloag putte in de grond; hij kloag de stiene uit de grond; hij roast mijn uures vol mee zijn gekloag": hij doet niets dan klagen, hij klaagt vreselijk, hij zou het aan iedereen vertellen. Polleke zal nog harte noote kroake Syn.: "De beste noote zijn hard om kroake": om de gewenste uitslag te bekomen, moet men zware inspanningen leveren. Hij zal nog veel moeilijke zaken moeten uitvoeren. Hij zal nog veel moeilijkheden moeten overwinnen.

311


Da es nog uit den tijd da ons Hiere een klein manneke was Syn.: "Dat es uit den êwen tijd;- uit den êwen bak;- uit 't joar stillekes; uit 't joar toebak, 't es van uit den tijd dan de bieste sprake": dat is reeds zeer oud, van zeer lang geleden. Omklied u nie••• veure dadde goa goan sloape "Hem veur iemand ontklien" is zich voor iemand te kort doen en "goan sloape" betekent hier inslapen of sterven: onterf U niet alvorens te sterven, zorg er voor dat je je tot op het einde van je dagen niet te kort hoeft te doen. Da zijn hier nogal balgvolders Syn.: Da zijn hier nogal buikvulders; fritzakken; opfritters; bouffers (<Fr.: "bouffer": vreten); fritters; fritteriggen; opmoakers; hulderen balg en zoe op mijnen tien niet meuge terte". Balg betekent hier lijf, buik, maag of mens. "Die fritte hier gelijk een vîrke (nen beer); es dat hier een fritterije (frittijnge, buikvullijnge); die keuoen hier nogal 't ien en 't ander in hulde konte (kluute) sloan; 'k weete nie woar dan ze 't blijve steeke; die gaste keuoen hier nogal huidere zielzak (:maag) vuile; zijn da smiebelirs, die keune nogal smiebele, ze zijn hier alles aan 't verkieskassen. - aan 't vertoereloeten (: aan het opeten)": het zijn hier opvreters, veelvraten. Ook: "Hij hee ne wi]e smoefel, 't es een eeterke, -ne smoefelpot. Hij hee girre en goeje smoefelijnge, hij kan goe biebele, 't es nen biebelirre, hij es an de smul, 't es ne smulkluut,- een smulkonte,- een smirpirre, -een smirvel,ne smirveugel, ne smirzak, - ne smirpot; hij smirt zijn moage, - zijn keele, hem(: zichzelf), 't es nesmirt-den-bust (:iemand die alles verteert aan eten en drinken). Es dad'hier een smulpartië, 't es hier een echt smulhuis. Ze doen nie anders dan smirren en tirren, drijnken en smirren en alles vertirren." Wie zoiets doet is "ne smeu" ofne sloef, die keune goe smiebele: 't zijn smiebelirs." PIETER: "... Kom, laet ons zien. .. we gaenfricasseren, hé? voor eerst een pond bloedsaucieskens en pekelharing." (p. 22) JAN: "De traiteur met den diner! kophijt! (= mijkt u!, pas op!) Wij zullen er op gaen vallen ik heb honger om een peerd den rug uit te bijten." (p. 39) JAN: (zich bij de tafel zettende): "Allo, kort gebed en lange maeltijd .. Stance, nichte, zet u bij... Traiteur, dien op. dien op, vriend... (p. 39) PIETER: (met een stukvleeschop eene snede brood): "Daer, zit ge nog aen tafel? ... jandorie! gij hebt zeker uwen buik eene zielmis gedaen (''Azuu ne klont", p. 39) Wanneer men echter merkte dat de maaltijd niet smaakte zei men: "Oas 't U nie anstoat goa goan eete bij Giele van de Muije!". Giele (<Fr.: Guillaume: Willem) had waarschijnlijk een eethuis op de Muide waar het beter was dan thuis. 312


0

'!)a 2~·,._ hier n09aL \,:;JBL<!) "uLdevs.

f-\oe Loate l'>lOeR R.ik '1<\.o~pe.

Plaat 25

313


(Hij zit) tot over zijn uures in de mizeere Syn.: "Hij zit vrie in de petoaters (patatte); 't es misère en Prusse": erg in nood of in moeilijkheden verkeren, er ellendig aan toe zijn. "Tot over zijn uures" betekent hier: heel erg, veel. Zo zegt men ook: "Tot over zijn uures in 't wirk zitte" of "tot over zijn uures verliefd zijn". Hoe loate moe kik kloppe "Kloppe" kan hier twee betekenissen hebben: I o "klop geeve" of naarstig werken. 2° "opkloppe": wakker maken. Er bestond vroeger "klopgeld". Dit was een kleine vergoeding die de nachtwaker elke week kreeg van diegene die hij dagelijks moest wakker kloppen. Dat "klopgeld" bedroeg soms I 0 centiemen per week. Gij groeit op veur zoad Syn.: "Gij groei nogal een beetse zeg!" Wordt ook gezegd van een meisje of vrouw die geen man heeft. Syn.: "Hij (Ze) geroakt van de grond niet."

GENTSE MEMORIEDAGEN 19-20-21 JANUARI 19 januari 1526: Overlijden te Zwijnaarde van Isabella, zuster van Keizer Karel. Zij wordt begraven in de abdijkerk van Sint-Pieters. (Piepjong, op I4-jarige leeftijd, in I5I5, was zij uitgehuwelijkt geworden aan de ruwe buitensporige koning van Denemarken, Christiaan 11. In I523 had zij met haar gemaal te Veere in Zeeland voet aan wal gezet om te Lier in Brabant in ballingschap te gaan leven.) (FRIS, V., Bibliographie de l'histoire de Gand, Gand, I92I, fascicule I, p. I78). 19 januari 1625: De bliksem slaat in op de toren van de Sint-Niklaaskerk die zware schade lijdt "deur dongheweerte in braode ghecommen". 19 januari 1620: Wijding van het nieuw hoogaltaar van de Sint-Martinuskerk te Ekkergem. De plechtigheid ging gepaard met een lekkere brok eten en een aangenaam 314


glaasje wijn, aldus de kerkrekeningen: "ghetracteert 's namens mijn voornoemden eersten heer den bisschop met mynheeren den prelaet van ste pieters ende noch diversche andere ende's anderendaaghs ghetracteert den eedt van de kercke ... "

19 januari 1818: De laatste houten gevel op de Korenmarkt, op de hoek van het Schuddeveestraatje, wordt gesloopt. 20 januari 1803: De Franse regering laat aan burgemeester De Naeyer weten dat het de ambtenaren van de burgerlijke stand verboden is huwelijken te sluiten tussen blanke mannen en negerinnen of tussen negers en blanke vrouwen. Zoals u ziet gaat racisme ver terug in de tijd (Europees stond gelijk aan beschaafd, christelijk en blank; Afrikaans aan primitief, heidens en zwart). In 1889, toen de Paters van Scheut door paus Leo XIII met de missie in Kongo werden belast, schreef de paus volgende typerende woorden: "U kent, Mijn Zonen, ons vurig verlangen dat de wilde volkeren van Afrika de duisternis van de dwaling verlaten voor het schitterende licht van het evangelie, en dat zij hun ruwe gewoonten ruilen voor beleefdheid en christelijke beschaving. Deze verandering zal tot gevolg hebben dat deze stammen, die verlaagd zijn tot het dierlijke niveau, onttrokken worden aan de wet van hun grillen, en dat zij van de slavernij van het verderf gebracht worden tot de glorievolle vrijheid van de kinderen van God" (CORBEY R., Wildheid en beschaving, Nijmegen, 1989, p. 81). 20 januari 1797: Geboorte te Gent van Josse Sebastiaan Van den Abeele, leerling van Gros te Parijs en van GuĂŠrin te Rome. In 1836 keerde hij met roem en eer beladen naar zijn geboortestad terug alwaar hij leraar werd benoemd aan de stedelijke akademie. Als schilder bezat Van den Abeele al de hoedanigheden en slechts weinig gebreken van zijn tijd. 20 januari 1600: Jan De Paepe plaatst het beeld van Keizer Karel, werk van de Antwerpse beeldhouwer Robrecht de Nole, op zijn voetstuk, midden op de Vrijdagmarkt. Het beeld, uit hout van slechte kwaliteit vervaardigd, ging na een paar jaren aan het rotten en viel tenslotte in 1662 van zijn voetstuk te pletter. 20 januari 1780: Brand breekt uit in het klooster van de Capucijnen aan de Overschelde. Stadswakende mannen en de koning van de moorkinderen ontvangen een 315


beloning van de Stad voor gedane "devooren". (Stadswakende mannen: een soort burgerwacht die in de praktijk vooral nuttig was om smokkelaars op te sporen. Wanneer een stadswakende man een smokkelaar bekeurde en zijn goederen aansloeg had hij recht op het derde deel van de boeten plus de opbrengst uit de verbeurd verklaarde goederen. Koning van de moorkinderen: in de 18de eeuw een officiant die nog voomamelijk dienstbodentaken uitvoerde zoals het dienen van de armenkamer, de hellebaardiers en de hoog- en onderbaljuw van de Stad. Bij officiÍle plechtigheden was hij de ceremoniemeester van Gent. Voor deze gelegenheden had hij een prachtige wapenstok ter beschikking. Het officie werd meestal als bijverdienste gekocht van de Stad. Stephanus Robert, bijvoorbeeld, stond bij zijn overlijden in 1770 bekend als zwarteledertouwer èn koning van de moorkinderen. Net zoals de wapenkoning de opperste der herauten was, zo was de koning van de moorkinderen vroeger de opperste van een 20-tal ribauden) 21 januari 1780: De magistraat keurt een voorstel goed van de Staten van Vlaandeen om een monument op te richten ter ere van de geliefde keizerin Maria-Theresia, bij wiens overlijden, wat later op het jaar, alle klokken van Gent, zowel 's morgens als 's avonds zes weken lang, ten teken van rouw zouden luiden. Het was dan ook unaniem dat de leden van de Staten van Vlaanderen een voorstel hadden goedgekeurd om voor haar een monument op te richten, uit dankbaarheid voor haar 40-jarige regering en het gelukkig bestuur van onze gewesten door de gouverneur aartshertog Karel van Lotharingen. Maar na de dood van de keizerin en van de aartshertog weigerde Jozef 11, de koude, bitsige en volksvreemde monarch, op die eensgezinde wens van gans het Vlaamse land, in te gaan, onder het voorwendsel dat voor hem het inzicht volstond en dat hij geen andere blijken van verkleefdheid nodig had. 21 januari 1717: De schepenen van de Keure verlenen toelating aan een zekere Julien de Caminge om op eigen kosten een houten toneelgebouw op te trekken op de Kouter: "een hauten huys ende theater". 21 januari 1762: Geboorte van Joost Van der Haegen. Hij zal ten tijde van de Franse overheersing, burgemeester van Gent worden van 1811 tot aan de vlucht van de Fransen uit de stad.

316


BIBLIOGRAFIE "De Boekdrukkunst te Gent tot 1560" is een bijzonder interessant boek van de hand van Conservator Jeroom Machiels, dat uitgegeven werd door de Universiteit Gent in de reeks "Bijdragen tot de Bibliotheekwetenschap". Het geeft een grondig overzicht van de Gentse boekdrukkers, boekbinders, uitgevers, drukken uit de aangeduide periode. Een ware schat van inlichtingen waar specialisten zeker een dankbaar gebruik zullen van maken. Wij zien niet goed in wie anders dan Jeroom Machiets een dergelijk boek zou kunnen samenstellen hebben. Daar zullen ongetwijfeld vele, vele jaren studie aan voorafgegaan zijn. Dit omvangrijk werk heeft een formaat van 29,5 x 20,5 cm. en telt meer dan 300 bladzijden. Een alphabetische index vergemakkelijkt de consultatie. Het eindigt met 20 bladzijden afbeeldingen en reproducties. Het kost 1.000 fr. (wat zeker niet overdreven is) en is uitsluitend te bekomen in de Universiteitsbibliotheek. Wij herinneren onze lezers er aan dat van de auteur een artikel verscheen over "Het Eerste Gentse Boek" in "Ghendtsche Tydinghen" 1983 -Nr. 2- pp. 67-73. Begin dit jaar ging er in het Museum Vander Haeghen een tentoonstelling door over het Georges Rodenbachmonument van George Minne in de Begijnhofdries. Bij deze gelegenheid werd er een boek uitgegeven "Een beeld in de stad. Bruges-la-Morte op de Begijnbofdries te Gent." Dit boek dat tevens fungeerde als catalogus is nog steeds verkrijgbaar. Men vindt er bijdragen in over o.m. Georges Rodenbach, George Minne, het SintElisabethbegijnhof, Edmond Boonen. Het boek heeft het formaat 27 x 21 cm., telt 110 bladzijden en bevat talrijke illustraties. Het kost 550 fr. en is uitsluitend te bekomen bij "Interbellum"- p/a De Heer Norhert Poulain- Olijfstraat 69 te 9000 Gent. Tel.: (09)226.79.46. In april verscheen "Kroniek van een School". Het gaat over de "Coiffeurschole" die thans de deftige naam draagt van "Provinciaal Instituut voor Haartooi en Schoonheidszorgen". Een school die ook al weer meer dan een eeuw oud is. Aan de origine ervan ligt de in 1893 opgerichte "Cercle des Coiffeurs de Gand" en het is pas in 1960 dat de school overgenomen werd door het Provinciaal Bestuur. In de loop van haar bestaan heeft zij op verschillende plaatsen gezeten: de Kleine Ramen, Congostraat, Guinardstraat en nu in de nieuwe gebouwen op de Godshuizenlaan. 317


Het boek is een uitgave van de Bestendige Deputatie van Oost-Vlaanderen en is, zoals de meesten van deze uitgaven, zeer verzorgd gedrukt. Het boek heeft een formaat van 24 x 17 cm., telt 138 bladzijden en bevat een 55-tal afbeeldingen. Het kost 700 fr. en kan bekomen worden aan de receptiebalie van de school (Godshuizenlaan 65-75). Men kan ook overschrijven op Rekening Nr. 068-2139109-92 van het "Provinciaal Instituut voor Haartooi en Schoonheidszorgen". In mei verscheen bij de Uitgeverij KOJ "De Primus van 't Half Maantje". Het "Half Maantje" was destijds een armoedige arbeidersbuurt, een beetje voorbij de Dampoort De held van het boek is Evarist Van den Dorpe, een arbeiderskind dat daar geboren werd in 1879. Toen hij 87 jaar was begon hij zijnjeugdherinneringen neer te pennen, iets waar zijn kleindochter Rita Van den Dorpe dankhaar gebruik van maakte om ze in boekvorm te gieten. Dit plezant boekje is in meer dan één opzicht interessant. Het geeft ons een goed beeld van de sfeer die een eeuw geleden heerste in een arme arbeiderswijk, de manier van leven, het doen en laten van haar bevolking. Het boek is vlot geschreven en het is met plezier dat men meeleeft in de avonturen van Evarist, van kleine straatjongen tot volwassene. Het boek is in principe in het Nederlands geschreven, maar al wat er gezegd wordt (en dat is meer dan de helft van het boek) is in raszuiver Gents. Het is bij het lezen ervan dat men met een zekere spijt vaststelt dat ons zo kleurrijk Gents dialect er sterk op achteruitgaat. Tal van expressies en gezegden die de oude Gentenaars volledig vertrouwd in de oren klinken worden nu nog zelden gehoord. Bij velen is dit nu, helaas, vervangen door een soort bastaardtaaltje dat noch Gents, noch Nederlands is, artificieel overkomt en spontaneïteit mist. Het is alleszins een boek dat wij kunnen aanraden. Oude Gentenaars zullen er met veel plezier hun eigen moedertaal in ontmoeten, deze van middelbare leeftijd kunnen hun Gents wat bijschaven en de jongeren kunnen er zich rekenschap van geven dat het Gents, alhoewel een directe taal, veel nuances bevat die in het Nederlands moeilijk of niet weer te geven zijn. Het boek heeft een formaat van 148 x 210 mm., telt 192 bladzijden en bevat een 15-tal foto's waaronder verschillende van oude stadsgezichten. Het kost 795 fr. en is te bekomen in de boekhandel. Dezen die moeilijkheden zouden hebben om het daar te vinden, kunnen nog altijd contact nemen met de Uitgever KOJ, Hollenaarstraat 24 te 9041 Oostakker. Tel.: (09)251.28.66. Een primeur voor Gent is de "Gids voor Gent" in de reeks "Snoeck's Stadsgidsen". Eindelijk een practische gids voor de honderdduizenden toeristen die Gent jaarlijks bezoeken. Iets waar wij allang zaten op te wachten. 318


Deze handige gids is volledig geschoeid op de leest van de "Groene Michelingidsen". Dat is zeker geen verwijt, want deze uitstekende gidsen hebben hun degelijkheid bewezen en kennen sinds vele jaren een verdiend succes. Toen Snoeck met het idee speelde een dergelijke gids voor Gent uit te geven, stelde zich toch wel een probleem. Wie aanspreken om de tekst op te stellen en op welke manier deze tekst aanschouwelijk en aantrekkelijk maken? Snoeck heeft een fijne neus gehad (en misschien een beetje geluk erbij), want wij weten niet welke betere keus hij zou kunnen maken hebben. De tekst werd immers opgesteld door de doorwinterde stadsgids Luc Lekens die wij aan onze lezers niet hoeven voor te stellen. Hij weet uit ervaring wat de toerist vooral interesseert. Van ieder gebouw, monument, bezienswaardigheid geeft hij het essentiĂŤle, zonder in de fout te vervallen alles te willen vertellen en voor de dag te komen met details die de toerist toch niet interesseren en die hij al vergeten is 10 seconden nadat hij ze gehoord of gelezen heeft. Stelde zich nog de vraag "Hoe illustreren?". Wij denken dat het een juiste keus was de voorkeur te geven aan tekeningen. Ook de "Michelin" opteerde voor dit systeem, met dit verschil evenwel dat men in de "Michelin" hier en daar een tekening tegenkomt, daar waar er in de "Gids voor Gent" een 180tal staan. En door wie werden ze gemaakt? Door Gaston De Smet natuurlijk. Door wie anders? Buiten tal van nuttige inlichtingen voor de toerist, een beknopte geschiede., nis van de stad en een inleiding over de diverse bouwstijlen, wordt de hoofdbrok gevormd door de beschrijving van de merkwaardigheden. Voor het gemak van de toerist werd er een indeling gemaakt. leder deel omvat een compact stadsgebied, met stratenplan en een klare aanduiding van de ligging van de bezienswaardigheid. In Gent is er zo enorm veel te zien dat dit de enige goede oplossing was. Zo komen wij de volgende onderdelen tegen: De Kuip van Gent- Van Zandberg tot Vrijdagmarkt - Tussen Korenmarkt en Kouter - Sint-Michielskerk, Gravensteen en Patershol - Prinsenhof en omgeving - Sint-Pietersplein en Universiteitswijk - Citadelpark en omgeving - Koning Albertpark en omgeving - De Rand van de Stad - De omgeving van Gent. Dit alles op meer dan 200 bladzijden in een gids van handig formaat (op 1 cm. na dit van de "Groene Michelin"), gemakkelijk te hanteren en op te bergen. Een uitstekend instrument voor de toerist, maar - als ge het ons vraagt - een onmisbaar instrument voor de Gentenaar die over het algemeen zeer slecht zijn eigen stad kent. Het lijdt geen twijfel dat hij er veel onbekende schatten zal in ontdekken. En de Gentenaar die wel goed zijn stad kent? Die zal de eerste zijn om het te kopen. Prijs: 390 fr. De Gentenaar die deze gids niet koopt is niet goed wijs. Naast 319


De AchtersikkeL Een van de vele tekeningen die de "Gids voor Gent" illustreren.

320


de Vlaamse uitgave bestaat er ook een Franse. Een Engelse en een Duitse zijn in voorbereiding. Dezen die deze gids niet zouden vinden in hun vertrouwde boekhandel kunnen nog altijd contact nemen met Gaston De Smet die instaat voor de verdeling ervan in Gent. Zijn adres: Louis Van Houttestraat 28 te Gentbrugge. Tel.: 231.05.72. H.C.

LEZERS SCHRIJVEN ONS Van Mevrouw Yvonne Langie-Modaf ontvingen wij de volgende brief: "Ik zou graag twee dingen willen rechtzetten. In de voorlaatste "Ghendtsche Tydinghen" staat er i.v.m. artikels over de Brouwersstraat, dat de Stokerij Claeys-Fiévé in de Brouwersstraat gelegen was. In de Brouwersstraat waren daar de burelen, maar de eigenlijke stokerij bevond zich op Terp laten. Ik kan het goed weten want ik ben in 1914 geboren in de Brouwersstraat (dat huisje bestaat nog en wel rechtover de poort van Claeys-Fiévé); de grootvader woonde in de Hoogstraat, het huis waar nu de Mutualiteit van de Middenstand is. Op de hoek van de Brouwersstraat was de verfwinkel van Victor, daarnaast het winkeltje van Paulineke, het "Lelieke", het Kapelleke (genoemd naar het kapelleke daarboven), een gebouw van Claeys, een groentenwinkel "Bij Bennie", een kruidenierswinkeltje, een tabakswinkeltje, een beenhouwer en een volkscafé "Bij Omer", op de hoek van de Komijnstraat. In het boekje van 15 mei staat er een foto, fig. 20, Luxemburgstraat 1890. Dit is niet de foto van de Luxemburgstraat, maar van de Kleine Ramen. Ik ben daar nog naar school geweest tot mijn 6 jaar, daarna is het eenjongensschool geworden. In het eerste huisje rechts van de foto woonde de onkel van de onlangs overleden volksvertegenwoordiger Emiel Flamant, hij was een broer van zijn moeder. De linkerkant is de achterkant van het grote hoekhuis waar vóór de oorlog De Bondten zijn zuster woonden (twee vrijgezellen). Hij was schilder en werkte op zijn eigen. Ge ziet, ik heb alles goed gekend. Als kind heb ik ook Jaime Jurdan goed gekend." De Heer Georges Broget aan wie wij deze brief voorlegden liet ons op 15 juni de volgende commentaar geworden: 1. Naar aanleiding van wat ik in mijn bijdragen: "Waar vroeger de Lakenwevers hunne Raemen plachten te staen" (Ghendtsche Tydinghen, 23ste jaar321


gang I 994, nr. 2 en 3) schreef over de Brouwersstraat en de alcoholstokerij Claeys-Fiévé, laat mevr. Y. Langie-Modaf opmerken dat in de Brouwersstraat de burelen gevestigd waren maar dat de eigenlijke stokerij zich op Terplaten bevond. Ze voegt eraan toe dat ze in 1914 in de Brouwersstraat geboren werd in een huisje, dat nog bestaat, rechtover de poort van ClaeysFiévé. In zijn artikels: "Het Kwart ier van het Blindeken" (Ghendtsche Tydinghen, 20stejaargang 1991, nr. 2) en: "Buurtbewoners uit het "Biindeken" en omliggende in I 920- I 930" (Ghendtsche Tydinghen, 20ste jaargang I 99 I, nr. 6), spreekt Jaime Jurdan, die van 1914 tot 1932 met zijn ouders in het "Blindeken" woonde en er zijn kinderjaren doorbracht, herhaaldelijk over de "alcoholstokerij" aldaar; over de stokerij "die de kern was waarrond de 4 straatjes: Blindeken, Komijnstraat, Ramen en Brouwersstraat in vierkant werden gebouwd" en over de heer Claeys "eigenaar van de stokerij", die in de Komijnstraat woonde, enz. In beide gevallen gaat het dus om getuigenissen van personen, die reeds in 1914 in een zelfde omgeving woonden maar wiens verklaringen in verband met de aanwezigheid van de stokerij Claeys-Fiévé niet volledig overeenstemmen, alhoewel ze toch ook, zoals we zullen zien, niet helemaal tegenstrijdig zijn. Teneinde terzake enige klaarheid te scheppen heb ik, op aanwijzing van de heer notaris B. Cruyt contact opgenomen met de familie Claeys zelf. Door toedoen van de heer Claeys, verzekeraar, heb ik een onderhoud gehad met diens moeder, mevr. S. Jacques-Housse, wwe van de heer Harold Claeys, zoon van wijlen Emest Claeys en kleinzoon van wijlen Octave Claeys. Voornoemde dame trad in 1945 in het huwelijk met de heer Harold Claeys, die overleed in 1990. Langs deze weg dank ik nogmaals zeer hartelijke Mevr. Wwe. Claeys voor haar bereidwilligheid om mij te woord te staan. Het heeft mij toegelaten een aantal interessante gegevens te verzamelen die er kunnen toe bijdragen enkele zaken op punt te stellen. Uit de veelheid van inlichtingen, die ik kon inwinnen, heb ik diegene gelicht die betrekking hebben op de kwestie die ons hier onmiddellijk interesseert. De overige kunnen allicht bij een andere gelegenheid ter sprake worden gebracht. We zetten een grote stap terug in de tijd. De" Alcoholstokerij Claeys-Fiévé" bestond reeds in de 19de eeuw. In het "Bulletijn der Maatschapij van Geschied- en Oudheidkunde te Gent" 9de jaar 190 1, nr. 2, lezen we dat Paul Fredericq op de vergadering van deze Maatschappij op 24 februari 1901 hulde bracht aan een aantal kunstminnende eigenaars voor de zorg die ze besteedden aan de herstelling van oude gebouwen en monumenten; onder hen de gebroeders J. en 0. Claeys-Fiévé, stokers, "voor de herstellingen uitgevoerd in 1886 aan de herberg "De Prins" 322


met twee aanpalende huizen in de Raam". Een voor die tijd zeker niet onbelangrijke vermelding. De gebroeders Jules en Octave Claeys, die ieder gehuwd waren met een dochter Fiévé, hadden dus in de 19de eeuw een alcoholstokerij. De stokerij was gelegen aan Terplaten. In het boek "Bouwen voor de Industrie" vindt men een foto van de jeneverstokerij "De Draak" van Claeys-Fiévé aan de Terplatenkaai, circa 1900. In de Brouwersstraat bevonden zich de burelen van de stokerij en was er ook een uitgebreid depot waar alcohol verkocht werd. Begin van de jaren 1930, nadat Octave Claeys in 1929 op 89-jarige leeftijd overleden was, werd de stokerij op Terplaten gesloten. In de Brouwersstraat gingen een aantal activiteiten verder in de aldaar staande gebouwen. Er waren de burelen, er was een opslagplaats en er bevonden zich ook nog enkele distilleerkolven, zodat er nog een zekere hoeveelheid alcohol gestookt werd. In die periode werd er ook alcohol ingetrokken en verder verkocht. Ook in de jaren '40 waren daar nog enkele distilleerkolven in werking. In de Brouwersstraat werkte Alfred Claeys, die de oudste zoon was van Octave Claeys, met zijn zonen. De mensen in de omgeving van de Ramen, de Brouwersstraat, de Komijnstraat en het Blindeken, spraken over de "alcoholstokerij" aldaar. Alfred Claeys woonde in een groot huis in de Komijnstraat, daar waar nu "Poverello" gevestigd is. Hij was ook eigenaar van een aantal daarnaast gelegen panden. Hij huwde met de moeder van de dame, die ons voor onderhavig onderhoud zo vriendelijk te woord stond en die dus zelf ook in de Komijnstraat heeft gewoond van 1936 tot 1945 toen ze, zoals reeds eerder gezegd, in het huwelijk trad met de Harold Claeys. Alfred Claeys was, zo voegde Mevr. Wwe. Harold Claeys er nog aan toe, gedurende jaren voorzitter van de "Association des fabricants d'alcool et de levure de Belgique". Hij was ook voorzitter van de Rechtbank van Koophandel te Gent. Alfred Claeys overleed in 1958. Dat was blijkbaar ook het einde van de zaak want, zo besloot Mevr. Wwe. Harold Claeys, in 1959 werd alles verkocht. Wanneer we het in een latere bijdrage zullen hebben over de Hoogstraat, krijgen we nog de gelegenheid om ook even aandacht te besteden aan de opgemerkte aanwezigheid aldaar van de familie Claeys. 2. Mevrouw Langie schrijft ook dat de foto Fig. 20 (Ghendtsche Tydinghen 23ste jaargang, nr. 3, blz. 114) niet de Luxemburgstraat voorstelt maar wel de "Kleine Ramen", waar ze nog tot haar 6 jaar naar school geweest is. Daarop kan ik het volgende antwoorden. De afbeelding, die in mijn artikel in voornoemd nummer van Ghendtsche Tydinghen voorkomt, is een van de ontelbare foto's uit de verzameling van 323


wijlen Georges Pieters, de bekende Gentse fotograaf. De foto draagt op de rug de stempel van Georges Pieters benevens de vermelding: "Luxemburgstraat verdwenen 1890". Mevrouw Langie spreekt over de Kleine Ramen. Bedoeld wordt natuurlijk het "Klein Raamhof'' waar thans het Historisch Archief en het Documentatiecentrum van het Stedelijk Onderwijs van de Stad Gent met de permanente tentoonstelling "De School van Toen" in de gebouwen van de vroegere lagere stadsschool is ondergebracht. Ingevolge de opmerking van mevrouw Langie, ben ik de toestand ter plaatse in de Luxemburgstraat en in het Klein Raamhof nogmaals grondig gaan bekijken. In de loop van de tijd is er ook daar veel veranderd. Voorzichtigheid bij de beoordeling is dus wel geboden, ook al omdat sommige delen van die oude kleine straatjes soms goed op elkaar geleken. Ook bestaan er fotografische documenten die onderling niet altijd stroken wat betreft de plaatsvermelding. Aan de hand van nog bestaande herkennings- en vergelijkingspunten, heb ik thans de indruk opgedaan dat het inderdaad wellicht gaat om een oude foto van het Klein Raamhof. Een bejaard bewoner van de Luxemburgstraat meent echter dat het wel om een oude foto van dezelfde straat gaat. Notaris Bernard Cruyt, met wie ik eveneens aandachtig de foto heb bekeken, is evenwel de vaste mening toegedaan dat het gaat om een oud zicht op het Klein Raamhof. Ik sprak eveneens met de heer Jos Parmentier wiens zaak in het Klein Raamhof gevestigd is en die er reeds vele jaren woont. Hij is formeel en bevestigt dat het wel degelijk gaat om een oude foto van het Klein Raamhof. Op basis van een vergelijking tussen de foto en de thans bestaande toestand, heeft hij mij aanwijzingen en uitleg verstrekt over de huizen die er gestaan hebben maar verdwenen zijn, over wat afgebroken werd, over de verbouwingen die er plaats vonden en tenslotte over wat gebleven is. Op grond van hetgeen voorafgaat, meen ik dus thans te mogen aannemen dat het inderdaad, zoals Mevr. Langie schrijft, om een oude foto van het Klein Raamhof gaat. De lezer gelieve dan ook de tekst bij voormelde Fig. 20 in die zin aan te passen. De vele reacties, die ik op de twee voornoemde artikels mocht ontvangen, leveren er in ieder geval het bewijs van dat door die publicatie in "Ghendtsche Tydinghen" een oud en toch karakteristiek stadsdeel zoals de Ramen, het Klein Raamhof, de Brouwersstraat, de Komijnstraat, het Blindeken en de Luxemburgstraat, weer iets meer in de belangstelling is komen te staan. De Heer L.A. Sarneei-Antheunis uit Sas van Gent heeft ook het artikel van de Heer Broget gelezen en liet ons de volgende opmerkingen geworden: Met veel interesse heb ik ook deze keer Uw uitgave gelezen. Vooral Uw 324


artikel "Waar vroeger de lakenwevers Hunne raemen plachten te staen" had mijn volle aandacht, in het bijzonder de bladzijden 135 en 136, die handelden over het leesonderwijs. U schrijft hier in, dat de methode Reijnders dateert van 1910 en de "globale" leesmethode van Hoogeveen van 1924. Naar mijn bescheiden mening was de methode Hoogeveen er al in 1910. Reeds in 1913 is deze methode op de gemeenteschool in Sas van Gent in gebruik genomen. Bovendien heb ik een oude handleiding in mijn bezit, waarin vermeld staat, dat de eerste druk dateert vanjanuari 1910. De door U genoemde methode van Reijnders-Doumen, uitgegeven door het R.K. Jongensweeshuis te Tilburg, is de katholieke versie van de methode Hoogeveen. Ook de benaming "globale" methode is niet juist. De methode Hoogeveen is een analytisch-synthetische methode, die uitgaat van normaalwoorden. Pas in het eind van de dertiger jaren is er sprake van globale leesmethodes. Ze hebben de methode Hoogeveen echter niet geheel kunnen verdringen. Die eer komt de methode "Veilig leren lezen" van Caesar toe. Wij ontvingen eveneens een aanvulling van de Heer Erik Dekeyser: In het interessante artikel van G. Broget "Waar vroeger de lakenwevers "Hun raemen plachten te staen", lees ik op blz. 146 vanGT 1994/3 een en ander over het hoekhuis Ramen-Burgstraat 103. Deze gevel werd inderdaad grondig gerestaureerd door aannemer Van Herreweghe naar plannen van bouwkundige Leon De Keyser ( 1879-1946) uit de Jan Verspeyenstraat, niet in 1905, maar in 1925 (zoals op de signatuursteen vermeld- maar nog moeilijk leesbaar is), voor eigenaar Van der Mersch, die daar toen de kruidenierszaak "De Kroon" openhield. Nog steeds in verband met dit artikel, ontvingen wij een briefvan de Heer D. Van de Wynckel, Schepen van Onderwijs: Met genoegen hebben wij kennis genomen van de lovende woorden aan ons adres voor het genomen initiatief om in de stadsschool aan het Klein Raamhof onze zeer waardevolle onderwijscollectie onder te brengen. Wij vonden het gebouw inderdaad te waardevol om plaats te moeten ruimen voor een parking. De bijdrage verheugt ons des te meer omdat een kritisch ingestelde organisatie bepaalde beleidsdaden van (sommige) schepenen toch nog weet te waarderen. Wij stellen onze infrastructuur en ons personeel graag te uwer beschikking voor een verdere uitdieping van het onderwerp. Van de heer P. Vanderstuyft ontvingen wij de volgende pertinente opmerking: "Betreft: Artikel over de Gentse Burgerlijke Wacht in Gh. T. 1994 -Nr. 3 - p. 161. 325


Ik heb de rekening van Mr SAEIJ (ik lees Saeij en niet Lacy: zeer juist Mr. Vanderstuyft) "tailleur" van 9 september 1831 nagekeken en ik zie dat de arme man zich vergist heeft en 10 fr. te weinig heeft aangerekend! De Stad Gent is hem dus zeker nog steeds 10 (dure) franken schuldig. Had Mr. Saeij deze som in 1830 belegd tegen 10% dan zouden zijn afstammelingen op heden over de mooie som beschikken van 41.959.434 fr. (veel lichtere maar toch nog deftige) franken." En de Heer Vanderstuyft besluit met: "Wie zal deze som betalen? Wil u a.u.b. dit probleem voorleggen aan de huidige stadskassier?!" Barmhartigheidshalve zullen wij dit niet doen en gezien de armzalige toestand van onze stadskas zullen wij aan deze opmerking de minst mogelijke ruchtbaarheid geven.

GÊNSCHE PRÁOT Nitte Paolijnk zat heur petaoters te schelle da 't zwîet van heur kaoke liep. - 't Es en kerwije, zei z'ezûu, aos ge mee ezûu oen balgvulder gezegend zijt gelijke mijne veint; mee oen halven îemer en kom ek nie toe. Alle! keraoze! riep ze in ze giengt aan 't zijnge: Mij veintse zal gaon kome, Naor huis zonder te belle. 't En kan mij nie verdomme, 'k Gao zijn petaoters schelle! Al mee ne kîer de deure giengt open in den bregadier kwam binne. Nitte wier bliek. - En verschiet ezûu nie, vrêwke, zei den bregadier; es 't hier da Pier de Vodde weunt? - Jao't, zei Nitte, wa schilt er? - Triestig nieuws, zei den bregadier. - 'k Kan al peize wat da 't es, zei ze; hij hee zekers weere gevochte, de lorejas, 't es alle mäondaoge 't zelfde liedse!... - 't En doet, zei den bregadier; mäor binst dat hij e scheep aan 't losse was, es zijne voet van de planke geschoten in hij es mee ne zak op zijne nekke in 't scheep getuimeld. - Hij es zekers dûud? zei Nitte, toe zeg het mäor vlakaf; 'k hê liever de korte pijne. - Zie, meiske, zei den bregadier, ge moet het gij toch ne kîer wete; hij was op de slag dûud. Hij ligt al van 't halveroegene in 't dûuhuizeke. - Van 't halvernegene, riep Nltte kwao gaowig; kostte mij da tons nie vroeger kome zegge? Wa moe 'k nu mee al die petaoters doen? 326


OUDE JAARGANGEN VAN "GHENDTSCHE TYDINGHEN"

Volgende losse nummers en volledige jaargangen zijn verkrijgbaar tot uitputting van de voorraad. ¡1972 Nrs. 1-9-10-11. 1973 Nrs. 1-4-5-7/8-9-11-12. 1974 Nrs. 1-2-3-4 + Voll. jg. 1975 Nrs. 1-3-4-5-6 + Voll. jg. 1976 Nrs. 2-3-4-5-6 + Voll. jg. 1977 Nrs. 2-3-4-5-6 + Voll. jg. 1978 Nrs. 1-3-4-5 + Voll.jg. 1979 Nrs. 1-3-4-5 + Voll. jg. 1980 Nrs. 1-2-3-5-6 + Voll. jg. 1981 Nrs. 1-3-4-5-6 + Voll.jg. 1982 Nrs. 2-3-4-5-6 + Voll. jg. 1982 Register op de de jaargangan 1 tot 10. 1983 Nrs. 1-2-4-5-6 + Voll. jg. 1984 Nrs. 1-2-4-5-6 + Voll. jg. 1985 Nrs. 1-2-3-4-5 + Voll. jg. 1986 Nrs. 1-2-3-5-6 + Voll.jg. 1987 Nrs. 1-2-4-5-6 + Voll. jg. 1988 Nrs. 1-2-3-5-6 + Voll. jg. 1989 Nrs. 1-3-5-6 + Voll. jg. 1990 Nrs. 1-3-4-5-6 + Voll. jg. 1991 Nrs. 1-3-4-5 + Voll.jg. 1992 Nrs. 1-2-4-5-6 + Voll. jg. 1993 Nrs. 1-3-4-5-6 + Voll.jg. Prijs per afzonderlijk nummer 70 fr. Prijs per volledige jaargang 400 fr. Deze kunnen afgehaald worden elke zondag tussen 10 en 12 uur in het "Documentatiecentrum" (behalve in juli en augustus en op wettelijke feestdagen). Bij bestelling via onze postrekening dienen volgende portkosten bijgerekend: 1 nummer: 28 fr. 2 tot 3 nummers: 50 fr. 4 tot 6 nummers: 65 fr. Verder per jaargang: 65 fr. Plattegrond van de Stad Gent door B.J. Saurel (1841). Getrouwe copie van het origineel: 120 fr. Plattegronden dienen afgehaald te worden in het Documentatiecentrum (geen verzending per post) De Archivaris Mevrouw VAN GELUWE-EGGERMONT A. 327


DIT BESTAAT NIET MEER

De brug over het Chartreuzenvaardeke, gelegen tussen de Tichelrei en het Meerhem. Op de achtergrond: het Gesticht van St. Jan de Deo.

Het Meerhem. In de verte: de toren van Seles Kestkerk.

328


GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring GentV.Z.W. 15 november1994 23e jaargang nr. 6

Stichter : G. Hebbelynck t Voorzitter: H. Collumbien Onder-Voorzitter en Penningmeester : A. Verbeke Secretaris : R. Van Geluwe, Maïsstraat 235 , 9000 Gent Archief en ruildienst: Mevr. A. Eggermont, Maïsstraat 235, 9000 Gent Redactie-Adres: Lijnmolenstraat 149, 9040 Sint-Amandsberg- Gent Administratie: Koggestraat 14- 9000 Gent Postrekening : 000-105.04.73-60, Heemkundige en Historische Kring Gent, 9000 Gent Lidgeld : 400 fr. per jaar. Steunende leden : 600 fr. per jaar. Beschermleden : I 000 fr. per jaar. Buitenland : 200 fr. extra voor portkosten INHOUD - Herinneringen aan het Ie Artillerie Regiment in 1936-193 7 - Inventaire Archéologique: Boekband van het Register van de Brouwersnenng - Kapelleke Schreiboom - Puzzel 1994 - Gentse Memoriedagen: 22-23-24-25 Januari - Oudheidkundige Kroniek: Onze Koormaatschappijen - Gensche Woordeen Uitdrukkijnge. Deel XX - Beschermleden-Steunende leden- Steunfonds - Bibliografie - V raag en Antwoord - Lezers schrijven ons - Gênsche Präot - Inhoud 1994

331 355 356 364 368 371 373 377 381 3 83 3 85 387 389

Bibliotheek en wekelijkse bijeenkomsten : in het Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis, Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, SintAmandsberg : elke zondag van 10 tot 12 uur (uitgenomen op feestdagen); Gesloten in juli en augustus. Bibliothecaresse : Mevr. A. Eggermont. Verantwoordelijke uitgever: Hugo Collumbien, Lijnmolenstraat 149, 9040 Sint-Amandsberg - Gent.


AAN ONZE LEDEN Kunt gij het geloven? Alweer een jaar voorbij. Einde van onze 22e jaargang en binnen 2 maanden start van onze 23e. Voor de rest, goed nieuws: wij denken er niet aan ons lidgeld te verhogen. Pro memorie: 400 fr. per jaar. Steunende leden: 600 fr. Bescherm/eden: 1. 000 fr. EĂŠn uitzondering: voor onze buitenlandse leden moeten wij het supplement voor extra portkosten optrekken van 100 naar 200 fr. Daar kunnen wij niet onderuit. Weet u dat de portkosten voor de Europese landen 40 jr. bedragen? Vermenigvuldigd met 6 maakt dat 240 jr.! Voor onze leden buiten Europa (Neen, neen, wij stoefen niet, wij hebben die) is dat 6 x 46 jr. = 276 jr. Niet mis als steun aan een cultureel tijdschrift. Wij kunnen niet genoeg benadrukken dat, indien wij 6 afleveringen kunnen geven van "Ghendtsche Tydinghen" aan 400 jr., een bedrag dat onder kostprijs ligt, dit te danken is aan de talrijke mecenassen die wij onder onze leden tellen. Dit is toch wel het mooiste geschenk voor onze belangloze medewerkers. Een verheugendfeit: het aantalfilantropen dat verledenjaar opgelopen was tot 338 is nog gestegen en beloopt nu 354! Een blijk van waardering die wij ten zeerste appreciĂŤren. Onze hartelijke dank aan al deze weldoeners waarvan wij de naam publiceren op onze Erelijst op pp. 377. Goed, komen wij terug tot de onmiddellijke werkelijkheid. Zeg niet dat gij het betaalformulier niet gevonden hebt. Neen niet wachten maar ON.MIDDELLIJK invullen en naar de Post doen, ge hebt dan een gerust geweten en dat bevordert de nachtrust. En ons bespaart ge aldus veel nutteloos werk. Wilt gij van onze Penningmeester een perfect gelukkige man maken? Noteer dan op het betalingsformulier uw lidnummer. Als gij het niet van buiten kent, het staat te lezen op uw lidkaart en op de omslag waarin uw tijdschrift verzonden werd. Voor de dames: zoals gewoonlijk, verander niets aan het tot hiertoe gebruikte systeem.

330


HERINNERINGEN AAN HET 1e ARTILLERIE REGIMENT IN 1936-1937 In zijn eerste artikel over het Ie Artillerie Regiment schreef mijn vriend Jaime Jurdan in "Ghendtsche Tydinghen" I993- Nr. 6- p. 302: "Misschien kan een ofandere lezer, ancien van het Ie Artillerie Regiment, met heimwee terugdenken aan zijn legerdienst, heeft hij daar persoonlijke herinneringen aan en wenst hij op zijn beurt zijn eigen ervaringen bij het 1 A te vertellen. Het zou mij zeer veel genoegen doen ze te mogen lezen. " Nu wil het lukken dat ik, net zoals Jurdan, mijn legerdienst gedaan heb in de Schoolbatterij van het 1 A, maar éénjaar voor hem, nl. in 1936-1937. Zijn boeiend relaas heeft inderdaad veel herinneringen bij mij wakker gemaakt en mij goesting doen krijgen om daar ook het een en ander over te vertellen. Het is niet mijn bedoeling op mijn beurt een uitgebreid verhaal te doen van het leven in de kazerne, maar ik heb vastgesteld dat, alhoewel veel ervaringen volledig parallellopen met de zijne, op enkele gebieden, op één jaar tijd, verschillende zaken gewijzigd werden. Ik zal zijn tekst volgen en daarbij wat commentaar geven: een corifirmatie of iets dat veranderd was.

De Schoolbatterij van de Klasse 36 had geluk. Wij moesten slechts 12 maanden dienst doen. In 1935 was dat nog 14 maanden en Jurdan had het getroffen, want vanaf 1937 werd dat 17 maanden! Ik wil eerst iets vertellen over de structuur van ons Gents artillerieregiment. De meeste van onze lezers zullen daar wel niet mee vertrouwd zijn, iedereen is immers geen militair geweest en het is allemaal ook al weer meer dan een halve eeuw geleden. Op oorlogsvoet bestond het 1 A uit 4 groepen van 3 batterijen met elk 4 kanonnen, in totaal dus 48 kanonnen. In vredestijd waren dit 4 groepen met slechts 2 batterijen. Twee groepen hadden kanonnen 75 TR (75 staat voor de diameter van de obussen in mm. en TR is de afkorting van "Tir Rapide"). Een groep had kanonnen 75 GP (GP is de afkorting van "Grande portée": die schoten wat verder, maar minder vlug). De 4e groep had houwitsers (obus iers) van 105 mm. Die hadden een minder gestrekte kogelbaan en konden gemakkelijker "over het muutke schieten". De 1e, 2e en 4e groep waren gelegerd in onze kazerne in de Brusselse straat, de 3e groep was gekazerneerd in het artilleriekamp van Brasschaat. Wat de graden betreft waren er 2 verschillen met de Infanterie: een sergeant bij de infanterie stemde overeen met een wachtmeester bij de artillerie en een korporaal bij de infanterie was bij ons een brigadier. Als ge dus hoort spreken van een brigadier moet ge niet denken dat het gaat, zoals bij de Angelsaksers, over een generaal die een brigade kommandeert. 331


Iets over het kader. Aan het hoofd van ons Regiment stond Kolonel Massart. De regimentsdokter was Kommandant Stassart. In de Schoolbatterij waren er 3 officieren: de Kommandant Peeters (een vaderlijke figuur) en 2 luitenanten: Meulenberghs en De Vos. Meulenberghs was een klein, vinnig mannetje waar niet mee te lachen viel. Hij gaf de van allen gevreesde cursus "Richten en Vuren". In de manege had hij altijd zijn zweepje bij waar hij een kwistig gebruik van maakte. De paarden hadden een heilige schrik van hem en wanneer zij zijn penetrante stem hoorden had men alle moeite om ze in bedwang te houden, want ze wilden onmiddellijk in galop vertrekken. Luitenant De Vos was een heel ander type, hij gaf de cursus "Kaartlezen". Op zijn paard gezeten met vooruitgestoken borst had hij een mooie allure, wat hem wegens zijn voornaam Abel de bijnaam bezorgde van "Ie bel Abel". Wij liepen niet erg hoog op met zijn intelligentie, maar er moet gezegd worden dat hij in oorlogsomstandigheden een uitstekende officier was. Gedurende de IS-daagse veldtocht voerde hij het bevel over een der forten rond Luik. De oorlog in ons land was bijna voorbij als Luitenant De Vos nog altijd stand hield. Wanneer hij zich tenslotte toch moest overgeven betuigden de Duitsers hem alle eer en hij mocht zijn sabel behouden. DE figuur van de Schoolbatterij was de legendarische Ajudant De Saeger. Vele jaren nadien bleef men er geamuseerd over spreken. Een strenge man die de reglementen van buiten kende en ze volgens de LETTER toepaste. Enige interpretatie volgens de geest van het reglement was voor hem heilischennis. Bij een ondervraging over het "Reglement van Inwendige Dienst" kon er geen sprake van zijn ook maar één woord te vervangen door een equivalent. Zoals het in het boekje stond (drukfouten inbegrepen), woord voor woord, gelijk in de catechismus. Verder was zijn taal sterk beïnvloed door een dialect van onbekende oorsprong dat sterk afweek van het Gents. Als hij sprak van "den dijnst voor toekomende goonsdag" moest ge maar weten dat het ging over de dienst voor de volgende woensdag. Voor de rest absoluut impermeabel voor ook maar enige vorm van humor, maar in de fond een brave man en een uitstekende onderofficier. Verder hadden wij nog als instructeurs de Opperwachtmeesters De Vroe en Putman. De Vroe was de enige die een uitgesproken gevoel voor humor had. Dan hadden wij nog de 2 Wachtmeesters: Boterman en De Vos. (Arseen De Vos, niet te verwarren met de LuitenantAbeL Arseen De Vos was in die tijd keeper van Racing Gent.) Achteraf bekeken toch wel een keurkorps onderofficieren, onderofficieren die - vergeten wij het niet - de roggegraat van het leger vormen. Ik zal nu verder het schema van Jurdan volgen. 332


333


De eerste dag in de kazerne Zoals bij hem, een aangename verrassing: het weerzien van heel wat studiekameraden. In feite was dit normaal. Om toegelaten te worden tot de Schoolbatterij moest men minstens volledige humaniora gedaan hebben, maar de meeste rekruten kwamen van de Universiteit en van Hogere Technische Scholen en waren afkomstig van de Gentse regio. Een verschil met Klasse 3 7 waar heel wat advocaten in zaten (die ten onrechte ingedeeld waren bij de Artillerie): Bij ons was er, als mijn geheugen mij niet te veel in de steek laat slechts één advocaat. De meesten waren ingenieurs, er waren ook nog wiskundigen, mineralogen, sterrekundigen, geologen, enz. Ik meen te mogen zeggen dat 36 een sterk jaar was. Tal van deze rekruten waren later terug te vinden als universiteitsprofessor, inspecteur van het wiskunde-onderwijs, directeur van het Observatorium, enz. Eerste kennismaking met wat gedurende een jaar onze slaapkamer zal zijn. Daarvoor moesten wij de trap bestijgen die afgebeeld staat opp. 304 van ons Nr. 6 van 1993. Deze trap leidde naar een op deze foto onzichtbare palier, vandaar was er links een trap naar de "kleine kamer" en rechts een naar de "grote kamer". In de Schoolbatterij van 36 waren wij met een goede 60 man en wij werden alpbahetisch ingedeeld, van links beginnende. Als een "C" kwam ik terecht in de kleine kamer waar wij met 24 lagen. In deze rechthoekige kamer stonden tegen de lange zijden 12 bedden, met de hoofdzijde tegen de muur. Het eindigde bij "DES" en al wat daar op volgde kwam terecht in de grote kamer. De eerste impressie bij het binnenkomen was de sterke verfgeur. De kastjes die aan de muur hingen en die bestemd waren voor het opbergen van onze persoonlijke goederen, waren binnenin proper in het wit geschilderd. De eerste weken was het niet aan te raden daar voedsel in op te bergen, want na een korte tijd smaakte alles naar olieverf. Op de bedden een in twee geplooide matras. Op het springveren stalen raam lag er een stuk zeep (neen, geen "Savon de toilette LUX", een genre marseillezeep) en een ronde kartonnen pot met confituur. Dit geschenk van de legerleiding zouden wij iedere eerste dag van de maand op ons bed vinden. Wat de confituur betreft Guister gezegd "gelée"), moet ik toegeven dat men een zeer grote inventiviteit betoonde bij de etikettering. De ene maand was het "gelée de groseilles", de volgende "gelée d'abricots", ook al eens "gelée de prunes", maar degene die het verschil kon proeven tussen de diverse kwaliteiten moest toch wel een hele "straffe" zijn. De vage, uniforme zoete smaak wekte bij mij het vermoeden dat het allemaal uit dezelfde grote ketel kwam. 334


Refter Op het eten was het predikaat "Haute cuisine" niet van toepassing. Op de patatten lagen gewoonlijk van die vieze lange grijze slingers die veel gelijkenis vertoonden met stofnetten. Een soort gecondenseerd schuim dat van alles geabsorbeerd had, misschien resten van de vorige dagen. Van Jurdan hebt u kunnen vernemen op welke vakkundige manier de bidons gekuist werden door rekruten die niet speciaal voor dit vak opgeleid waren en er ook weinig affiniteit voor betoonden. De wachtmeester die aangesteld was voor het handhaven van de orde in de refter was een man die geweldig sterk door zijn neus sprak. Van deze particulariteit werd dankbaar gebruik gemaakt voor de ontspanning der troepen. Eens had er een van ons bij hem zijn beklag gedaan over de kwaliteit van de aangeboden worsten. Zo iets was voor die brave man heiligschennis, iets ondenkbaars, en zonder de klacht ook maar ĂŠĂŠn ogenblik in overweging te willen nemen, zei hij met een stem die definitief een einde moest stellen aan alle verdere insinuaties: "Die societses zijn goed!". Het gevolg was voorspelbaar: telkens als er worsten op tafel kwamen, en dat gebeurde vrij regelmatig, was er een plezanterik die zei: "Wachtmeester, die societses deugen niet." En telkens kwam de verontwaardigde repliek: "'tEr mankeert niets aan die societses, die societses zijn goed!" (Ik hoor het hem nog zeggen). EĂŠn lichtpunt: de woensdag kregen wij frieten (zonder grijze slingers), iedereen at twee maal zo veel als anders en kon dan in de manege bijna niet meer op zijn paard springen.

Inentingen Waarschijnlijk altijd dezelfde tonelen. Enkele rekruten die onder tafel gaan en, zeer merkwaardig, dikwijls bonken van venten van wie men dat het minst zou verwachten. Wij zijn 2 dagen "exempt de service", maar mogen ook 2 dagen niet buiten. In het begin de valse impressie: het valt geweldig mee. Maar naarmate de dag vordert wordt men verplicht deze visie te herzien. Pijnlijke en stijve rug en schouders en 's avonds kunnen wij onze armen niet meer opheffen. Aan- en uitdoen van tuniek moet gebeuren met de hulp van medeslachtoffers. Het ergste is de volgende morgen, maar dat verbetert geleidelijk en na 2 dagen is de ellende vergeten. Slechts enkelen zijn er werkelijk ziek van.

335


September 1993.

Mei 1994.

Eerste uitgangsdag Werd voldoende beschreven door Jurdan. Schrik om een gegradeerde niet te groeten heeft als gevolg dat alle douaniers met het grootste respect behandeld worden door de bleus.

Dienst en dagindeling Reveil om 5u. in de zomer, 6u . in de winter. Een verschil met Klasse 37: in de voormiddag was er voor ons geen instructie voorzien van de mitrailleuse. Dat gebeurde later een paar keren, maar dat was geen dagelijkse routine. Wij waren ingedeeld in 3 groepen die om de beurt instructie kregen in Paardrijden in de manege. Oefeningen te voet en hanteren van de karabijn, Dienst aan de stukken (het woord "stuk" werd meer gebruikt dan het woord "kanon"). Dan was er nog 1 uur studie of theoretische les . Jurdan heeft beschreven dat onze dagen goed gevuld waren en dat er niet veel tijd overbleef om niets te doen. Maar wij hebben het nog stukken lastiger gehad. Hoe kwam dat? 336


Het Ie Artillerie Regiment werd gesticht bij K.B. van 16 Februari 1836, bijgevolg was het in 1936 precies 100 jaar oud en dat moest vanzelfsprekend gevierd worden met o.m. een historische stoet die doorging op 4 October. De Schoolbatterij moest, vanzelfsprekend te paard, deelnemen aan deze stoet en wij kregen bijgevolg een geforceerde instructie paardrijden, want een paar maanden nadat wij binnengekomen waren moesten wij op een behoorlijke manier kunnen paardrijden om zonder ongelukken te kunnen meetrappe Jen. De jaren vóór ons kreeg men 1 of 2 maal per week "voltige", maar bij ons was dat iedere dag om 13.30u. (Een goede oefening om uw eten te doen teren). Bovendien moesten wij deelnemen aan een turnfeest en er zijn dagen geweest dat wij 2 maal een uur turnen kregen, 1 uur 's morgens en 1 uur in de namiddag.

Lichamelijke Opvoeding Al wat Jurdan daarover verteld heeft kan ik bevestigen. De instructeur was de "Maître d'armes" Niemegeers. Het was geen fijngevoelige natuur aan wie een overdreven hoffelijkheid kon verweten worden. Bevelen werden in het gunstigste geval geroepen (als hij "er goed IN was"), anders gebruld. Ik was een beetje gewapend tegen deze uitputtende oefeningen omdat ik nog in een turnkring geweest was, maar voor sommigen was dit echt verschrikkelijk. Er was bij ons een Ingenieur van Bruggen en Wegen die oud was voor zijn tijd, precies al een buikje begon te krijgen en waarschijnlijk nooit de minste lichaamsbeweging had genomen. In de manege was het voor de anderen een met amusement gevolgde vertoning wanneer hij trachtte bovenop zijn paard te geraken. In het gunstigste geval zag men ineens boven het zadel van het paard een hijgende, rode kop verschijnen met 2 uitpuilende ogen. Ge kunt u voorstellen wat die jongen ervan terecht bracht bij het turnen. Als wij een halfuur afgebeuld waren en het zweet ons van het lijf liep, riep onze instructeur: "Ge meent nu zeker dat ge iets gedaan hebt? Wel, ge zijt mis, het is NU dat wij gaan beginnen."

Theoretische Cursussen Jurdan zal wel niet de enige geweest zijn, maar één van de velen, die 's namiddags gedurende deze cursussen in slaap vielen. Wij waren op van 5u. 's morgens, hadden de voormiddag practische instructie gekregen, hadden kort na het middagmaal voltige gedaan in de manege ... en werden dan gedropt in het leslokaal dat ook dienst deed als studiezaal. 337


Het ergste was de cursus "Kaartlezen" die gegeven werd door Luitenant De Vos. Die had de gewoonte traag heen en weer te lopen terwijl hij zijn cursus monotoon en met een lijzige stem debiteerde. Het waren zéér sterke naturen die niet zaten te knikkebollen. Iedere week de vrijdagnamiddag was er een schriftelijke ondervraging. Het resultaat ervan werd medegedeeld de zaterdagmiddag om 12u. als iedereen in uitgangskledij gereed stond om naar huis te gaan. Het systeem dat toegepast werd bij deze ondervragingen verschilde duidelijk met dat dat beschreven werd door Jurdan. De punten werden gegeven op een totaal van 20. Voor dezen die 10 of meer hadden was er geen probleem, die mochten om 12u. naar huis. Wie 16 punten behaalde (niet gemakkelijk) kreeg er een nachtpermissie bij. Wie 18 behaalde, maar dat was zéér uitzonderlijk, het is maar een paar malen gebeurd, mocht reeds de vrijdag om 18u. vertrekken om de zondag met middernacht binnen te komen. Maar wee diegenen die aan geen 10 geraakten. Voor iedere punt beneden de 10 kreeg men 1 dag "consigne". 2 op 20 betekende dus 8 dagen consigne. Maar beneden de 2 werd dat "kwartierarrest". 1 of 0 op 20 betekende respectievelijk 9 of 10 dagen kwartierarrest. Toch een woordje uitleg over het verschil tussen "consigne" en "kwartierarrest". Met consigne mocht men de kazerne niet verlaten, maar men werd niet opgeroepen om corvees te doen. Wie kwartierarrest had mocht daarentegen, telkens de sonnerie "Kom de koeken halen!" weerklonk, zich in looppas naar de kazernekoer begeven waar hij dan belast werd met het uitvoeren van de een of andere corvee. Het gebeurde ook dat hij niets moest doen en terug naar zijn kamer mocht gaan, het was dan een simpele "appèl". Maar telkens de liefelijke tonen van de "Koeken" klonken mocht hij zich terug gezwind naar de verzamelplaats begeven. Met een "officier van wacht" die slecht geslapen had, buikpijn had of ruzie gemaakt had met zijn vrouw, kon het gebeuren dat men het op een avond vele malen op een loopje mocht zetten. Voor sommigen had dit systeem dramatische gevolgen. Zo was er bij ons een ethnoloog, een zeer intelligente jongen maar die volledig impermeabel was voor alles wat met wiskunde te maken had. Hoe die jongen ook zijn best deed, hij haalde telkens een cijfer gaande van 0 tot 2. In het beste geval kreeg hij dus 8 dagen kwartierarrest, maar aangezien er iedere week ondervraging was en er slechts 7 dagen in de week zijn, kwam de sukkelaar niet meer buiten. Aangezien hij niet in Gent woonde stelde dit serieuze problemen, denk maar aan het vuil wasgoed. Men heeft tenslotte ingezien dat het zo niet verder kon en men heeft hem als gewone soldaat overgeplaatst naar een batterij in Brasschaat. Ik geloof wel dat hij later Directeur geworden is van het Koloniaal Museum in Tervuren. Hij werd dus het slachtoffer van een dwaas

338


Onze moderne tijden. Hier stond eens de kazerne van het Ie Artillerie Regiment. Sic transit gloria mundi.

systeem waarin onvoldoende rekening gehouden werd met de voorafgaandelijke vorming van de rekruten. Men had daar blijkbaar geen lessen uitgetrokken, want het schijnt dat in de klasse na ons (dus deze van Jurdan) een redelijk hoog percentage "niet339


technici" zaten. En dat was spijtig, want intelligente mensen die, had men ze ingedeeld bij de Infanterie, het zeker zouden gebracht hebben tot officier, hadden geen schijn van kans bij de Artillerie. De meest gevreesde fatale ondervraging was deze over "Richten en Vuren" gegeven door Luitenant Meulenberghs. Er is eens een zaterdag geweest dat heel de Schoolbatterij om 12u. in uitgangskledij gereed stond om naar huis te vertrekken, maar toen kwam de adjudant met de gevreesde lijst in de handen van dezen die geen 10 gehaald hadden. Hij begon de namen af te roepen en iedereen sloeg de schrik om het hart, want hij was gewoon bezig met de alfabetische appèllijst af te lezen. De eerste 10 mochten er aan geloven, dan kwam 13, 14, 15, etc. Ik had geluk, ik was Nr. 11 (de laatste C) en 12 was mijn buurman (de eerste D) Jean Dauby, een ingenieur van burgerlijke bouwwerken, zoon van de Prefect van het Lyceum. Van heel de batterij zijn er nog3 anderen aan ontsnapt. Wij mochten die dag slechts met 5 buiten. Gelukkiglijk is dit een record gebleven.

Paardrijden Wat de verzorging van de paarden betreft hebben wij dit slechts één enkele maal moeten doen, kwestie van te weten hoe dat gaat. Daar had onze Kommandant voor gezorgd. Was het misschien als compensatie voor het feit dat wij wegens het komend eeuwfeest extra zwaar belast waren? Ik weet het niet. De Schoolbatterij had trouwens zelf geen paarden, wij gebruikten de paarden van de gewone batterijen. Wij waren met 2 om één paard te delen. Mijn paard was "Fanny", een intelligente merrie van de 2e Batterij. Van zodra zij mij zag kwam ze haar kop tegen mijn rechterzijde strelen omdat ze wist dat er in de zak van mijn tuniek klontjes suiker zaten en dat ze dan gewoonlijk niet lang moest vleien om daarvan te profiteren. Die gewoonte om steeds suiker in mijn zak te hebben heeft mij wel eens parten gespeeld, zoals die keer dat wij onverwachts in een hevige stortbui terechtkwamen en mijn suiker getransformeerd werd in siroop en de volgende dag mijn zak stijf toegeplakt was. Aan die manege blijven vanzelfsprekend onuitwisbare herinneringen verbonden. Vooral aan de beginperiode wanneer wij nog onvoldoende controle hadden over ons paard. Het gebeurde wel eens dat, terwijl op stap rond de manege gereden werd, een paard voor een onbekende reden (de gevreesde stem van de luitenant, het zien van een zweepje, buikpijn?) in volle galop voorbij de anderen stoof. Op de tijd dat de anderen één toer van de manege gedaan hadden waren ze al 5 keren voorbijgestoken door de dolle ruiter die maar aan iets dacht: zo hard mogelijk met zijn benen knijpen om niet van 340


zijn paard te donderen. Heel die scene speelde zich dan af onder het sarcastisch commentaar van de adjudant: "Allez, nog een toerke bij, kan het niet vlugger, ge moet u niet generen, vooral uw paard niet inhouden, laat het maar gaan." Dergelijke scenes speelden zich vooral af de maandagmorgen. De paarden hadden heel de zondag op stal gestaan, hadden normaal eten gekregen en waren steeds bereid om aan hun opgespaarde energie de vrije teugel te laten. Dat rijden in de manege had, wegens de wrijving over het zadel, voor velen pijnlijke gevolgen. Ikzelf had daar weinig last van omdat ik goede raad gekregen had van iemand die het al meegemaakt had en daar nuttige lessen had uitgetrokken. Bij het leger moesten wij van die lange onderbroeken dragen en zo'n onderbroek heeft natuurlijk een naad. Het was de wrijving van die naad over een tere, nog niet verharde huid die irritaties en kwetsuren veroorzaakte: Ik volgde een goede raad en deed die onderbroek binnenste-buiten aan, iets wat mij veel ongemak heeft bespaard. Trouwens, na de manege was het volgende programmapunt: het overvloedig afspoelen van ons achterste met koud water. Dat was een goede maatregel maar niet voldoende voor dezen die reeds "open lagen". Een vervelende historie want die kwetsuren hadden de tijd niet om te genezen, de volgende dag was het immers terug manege. Diè sukkelaars werden dan behandeld met een middel dat perfect werkt bij lichte brandwonden: de gevoelige plaats werd bestreken met een waterige oplossing van picrinezuur, een stof die de huid sterk geel kleurt. Wanneer de slachtoffers slechts van achteren bekeken werden zou men de indruk kunnen krijgen hebben dat het Chinese artilleurs waren. Maar gelukkiglijk was er niemand die dit zag, althans niet in normale omstandigheden. Wanneer ik de belevenissen van Jurdan lees, dan stel ik vast dat bepaalde scenes steeds terugkeren. Zoals bvb. het springen. Niet alle paarden waren even enthousiast om dit te doen. Ik had geluk, mijn "Fanny" had daar geen enkele moeite mee, integendeel, ze scheen er zelfplezier in te vinden en van zodra zij de hindemis in het oog kreeg vertrok zij in volle galop, ik moest haar niet eens de sporen geven. Bovendien had zij een soepele gestrekte sprong. Het gebeurde al eens dat een van de officieren van de Schoolbatterij ziek was of met verlof. Die werd in onze tijd dan vervangen door Luitenant O'Shendan vandele Batterij; Toen ik sprong riep hij: "Bravo, Collumbien." Dat werd natuurlijk graag meegenomen, maar ik zat daar voor niets tussen, hij had mijn paard moeten feliciteren. Ik heb een grappig incident meegemaakt dat veel gelijkenissen vertoont met dat datJurdan overkwam. Het gebeurde al eens dat een paard voor de een of 341


andere reden "exempt de service" was en dan moesten wij vanzelfsprekend een ander paard berijden waarmee wij niet vertrouwd waren. Op zekere dag was mijn "Fanny" vrij van dienst en ik kreeg "Zot" als vervanging. Het is pas later dat ik begrepen heb waarom hij die naam kreeg. Ik reed op "Zot" in de manege en ineens bleefhij pal staan. Er was geen beweging meer in te krijgen, sporen geven of niet. "Zot" vertikte het nog één stap verder te zetten. Wat was er gebeurd? In de manege zaten kleine venstertjes en bij een felle zon werden er lichtplekjes op het zand getekend . Het was vóór een dergelijk lichtplekje dat "Zot" besloot geen poot meer te verzetten. Mijn kwaliteiten als ruiter werden door de Adjudant onmiddellijk en openbaar in Het is sinds lang niet meer wat er op staat, twijfel getrokken . Hij nam het paard maar welke artille ur van het IA kende het huis bij de teugel, leidde het rond de plek SAM niet? Men kwam er terecht voor een betere kwaliteit sporen, politiemutsen, kepi's, centeirons, botten, etc. Zilveren en gouden sterren, Engelse zeep voor het onderhoud van het lederen tuig, de verboden, maar veel gebruikte "célibatairknoppen".

en ik was opnieuw vertrokken. Alles ging goed tot wanneer, aan dezelfde plek gekomen, "Zot" niet afte brengen was van zijn "idée fixe" dat dit een onoverkomelijke hindernis was, en dit niettegenstaande al mijn pogingen om hem tot betere inzichten te brengen. Nu was het hek van de dam bij de Adjudant. Aan mijn tekortkomingen als ruiter werd door hem niet meer getwijfeld en hij verkondigde dit met luide stem aan de gemeenschap. Het paard werd bij de teugel voorbij de plek geleid, ik moest er afkomen en hij zou mij nu eens tonen hoe men een paard berijdt. Alles ging goed tot wanneer "Zot" aan de bewuste plek kwam en pal bleef staan. Hoe de Adjudant ook de sporen gaf, er was niets aan te doen. Het komt mij onwaarschijnlijk voor dat er in de manege ooit krachtiger vloeken zullen weerklonken hebben dan toen. Toch een onpartijdig beest, die "Zot", dat vond ik buitengewoon sympathiek van hem . Ik ben er met veel moeite in geslaagd een stalen gezicht te bewaren, maar ik vraag mij nog altijd af wat er zou gebeurd zijn had ik de homerische lach die in mij opwelde niet kunnen bedwingen. 342


Een andere keer had ik minder geluk. Er zijn zo van die dagen dat alles voor een mysterieuze, niet te achterhalen reden verkeerd loopt. Om te beginnen was de Adjudant al niet in een overdreven goed humeur. Wij reden in een ronde in de manege. Nu zijn er een hele serie bevelen om in een bepaalde formatie te gaan rijden of te gaan staan. Zo was er een om per twee te gaan staan. Ik heb de juiste formulering vergeten, maar er kwam iets in van "ruiters per twee", maar er was ook een ander bevel dat daarmee kon verward worden, maar een heel ander effect had. De Adjudant gaf het bevel en er ontstond een grote chaos. Ik denk dat ik de enige was die het bevel correct uitvoerde en hoe ongelooflijk het ook klinkt, al de anderen deden het verkeerd. De bloeddruk van de Adjudant steeg naar een onrustwekkend peil. Opnieuw! Hij gafhet bevel. Niet te geloven, een nooit geziene chaos, heel die manege stond vol met paarden die allemaal in een andere richting stonden, maar geen twee stonden naast elkaar. Men zou het met opzet willen doen, het zou nooit lukken. Zeer merkwaardig: ik was terug de enige die het bevel correct uitgevoerd had en keek geamuseerd toe hoe al die anderen het verkeerd gedaan hadden. De Adjudant met een van woede stokkende stem: "Nog éénmaal, en die het nu nog durft verkeerd doen zal er zich van beloven." En toen ben ik het slachtoffer geworden van het speciaal gevoel voor humor van mijn onderbewuste: iedereen voerde het maneuver correct uit, ik was de enige die het verkeerd deed. Van onze brave kommandant ben ik er van af gekomen met 2 dagen "consigne". Jurdan heeft ook nog verteld over onze maneuvers op het Oefenplein op Gentbrugge en het paardrijden in groep. Het is juist dat de paarden daar van hielden en elkaar ophitsten. Zo heb ik het nog meegemaakt dat ze daar zo in opgingen dat ze allemaal overgingen in "charge", een nog snellere gang dan de galop en de meest exalterende ervaring voor een ruiter.

De Kampen Iedere artilleur van het IA heeft natuurlijk de kampen van Brasschaat, Eisenbom en Beverloo meegemaakt. Het eerste kamp dat wij deden was Brasschaat. Dat situèerde zich in JanuariFebruari en velen zullen herinneringen eraan associëren met koude, sneeuw en vriesweer. Het was ook de eerste keer dat wij met onze kanonnen gingen schieten en iedereen had een beetje schrik van het geluid dat zo'n ding ging maken. Wij waren wel verwittigd dat wij bij het afgaan van het schot onze mond moesten openhouden om een min of meer evenwichtige druk op het trommelvlies te bekomen. De eerste keer was toch wel een belevenis, want 343


Een stukje van de Schoolbatterij in Brasschaat (1 -2-36). Sermerk onze "tentzeilimpermeabels".

het is een geluid dat kan meetellen . Maar men geraakt aan alles gewoon en enkele jaren later gedurende de oorlog, maakte dit geen grote indruk meer op ons. Op de weg die naar Polygoon leidde waren er heel wat cafétjes. Toen wij in Brasschaat aankwamen stonden al de "serveuses" op straat vriendelijk naar ons te wuiven alsof ze blij waren oude vrienden eindelijk terug te zien. Als ik het woord "Elsenbom" hoor dan denk ik nog altijd aan koude, regen, klamme vochtigheid. 's Avonds deden wij onze natte kleren uit en wanneer wij ze de volgende morgen weer aandeden waren ze nog altijd even nat. Wij zijn daar een week geweest en heel die week hebben wij daar nat rond gelopen . Op het einde van de week mochten wij naar de badinrichting van het kamp. Het waren wel van die oude gegalvaniseerde badkuipen, maar het water was toch warm en het bad dat ik daar op het einde van de week genomen heb is tot hiertoe nog altijd het zaligste van heel mijn leven . Nu moet ik zeggen dat ik later bij rappels ook nog in Eisenbom geweest ben met zomers weer en dan was het er best gezellig. Beverloo was een zomerkamp en daar gebeurden de grote maneuvers met de Infanterie. Wat mij opviel in Leopoldsburg was het groot aantal verboden cafés. AI de huizen verboden voor militairen werden regelmatig vermeld op de dagorde. Typisch voor Beverloo waren de "toiletten", een mooi woord voor wat het in feite was. De gemakken (système français) stonden in vakken in de vorm van sectoren van een circel. Er was een volle, ijzeren omheining rondom het 344


geheel met hier en daar een opening om te kunnen binnen en buitengaan. Wanneer men dit heiligdom betrad begon men zijn wandeling in circelvorm tot wanneer men een vakje tegenkwam dat toevallig niet bezet was. Geen probleem om dat te zien want alles gebeurde er open en bloot. (Ou il y a de la gêne, il n'y a pas de plaisir). Deze constructie werd bestempeld met de toepasselijke naam "Carrousel". Zoals Jurdan het goed beschreven heeft was het laden van de batterijen op de trein een hele belevenis die meestal niet verliep zonder incidenten. De loopbrug van de kaai naar de wagon was iets dat sommige paarden een heilige schrik bezorgde. Dan moesten er allerlei trucjes gebruikt worden om de weerbarstigen te overtuigen toch maar in die wagon te willen stappen: strelen, een klontje suiker voor houden, een zak over het hoofd steken, met 4 man er met alle macht tegen duwen. Zo heb ik het eens meegemaakt dat een paard halsstarrig bleef weigeren ook maar één voet vooruit te zetten. Maar dan kwam er een van die oude, doorwinterde onderofficieren die dat al meer dan eens meegemaakt had. Hij lapte er een vlok uit die 1 Km. ver te horen was en gafhet paard terwijl een ferme schop tegen zijn kont. Met één sprong zat het in de wagon. Waaruit blijkt dat kordate methodes niet altijd de slechtste zijn.

Het Leven in de Kamers 'sAvonds moesten wij binnen zijn om 22u. Om 22.30u. weerklonk de sonnerie "Lichten uit". Dat moesten wij trouwens zelf niet doen, in de "corps de garde" werd de sleutel uitgetrokken en wij zaten in het donker tot de volgende dag. De "Kleine Kamer" waar ik lag gaf uit op de Schelde. Daar waren enkele kleine ruitjes gebroken, maar ik heb die nooit weten vervangen. Geen bezwaar in de zomer, maar in de winter konden dezen wier bedden in de nabijheid stonden, zich best goed onderdekken. Denk nu niet dat om halfelf alles ineens rustig werd. De animatie begon al om 22u. en ging meestal verder na het doven der lichten, want welke soldaat had nu geen pilelamp bij? Klassiek waren de gevechten tussen de 2 kamers en wat dat dat betrofwaren wij natuurlijk in de numerieke minderheid. Een stunt bestond er in een kleine groep te vormen, de andere kamer binnen te vallen en in een minimum van tijd zo veel mogelijk bedden om te keren. Dit moest natuurlijk vlug gebeuren want de reactie van de aangevallenen liet niet op zich wachten en op dat gebied bestond er een echte solidariteit. Het gebeurde vaak dat de titularissen van de bedden in kwestie er al in lagen of op zaten (stoelen bestonden er niet). De slachtoffers waren altijd dezelfde: dezen wiens bed 345


het dichtst bij de deur stond. Het gebeurde natuurlijk ook dat een van de "raiders" omsingeld en gevangen genomen werd. Die mocht er zich aan verwachten slechts vrijgelaten te worden nadat hij de klassieke straf ondergaan had. Er werden ook echte invallen gedaan om te trachten een gijzelaar mee te nemen naar de andere kamer, maar dit was toch wel min of meer een éénrichtingsverkeer, want onze kleine kamer was er wegens haar numerieke minderheid minder toe geneigd om tot de aanval over te gaan. Er werden ook homerische gevechten uitgevochten tussen de 2 kamers op de palier. Zo werd er eens een van de onzen meegesleurd door een groepje van de "grote kamer". Zij hadden hem vast bij zijn armen, wij bij zijn benen. Ze waren er in geslaagd hem mee te sleuren tot op de fameuze palier (net niet zichtbaar op de foto van Jurdan), maar dààr versterkte onze verwoede weerstand en een tijdje bleef het gevecht onbeslist. (Denkt gij terwijl ook eens aan het slachtoffer?) Op een gegeven moment gaven onze tegenstanders een krachtige ruk en wij stonden daar met de pyjamabroek van onze kameraad in de handen en de anderen waren vertrokken met de rest. Enkele minuten later herkreeg hij zijn vrijheid, maar heel zijn achterwerk was zwartgemaakt met schoen blink. Aan een nachtpermissie waren voor- en nadelen verbonden. Enerzijds mocht men natuurlijk tot middernacht wegblijven, maar anderzijds was het niet uitgesloten dat de "vrienden" voor een verrassing gezorgd hadden. De meest onschuldige grap was het samenplooien van de lakens zodat ge te vergeefs trachtte in uw bed te stappen. Alles gebeurde bij het licht van een pilelamp. Een klassieke valstrik bestond er in een gamelle vol met water zó op te stellen dat men bij het binnenkomen heel de inhoud over zijn nek kreeg, in de hoop dat de wachtmeester van week niet op het onverwachts zou binnenkomen. (Of misschien wel?) Een zeer sonoor gevloek kon gehoord worden wanneer de permissionnair zijn pyjamabroek wilde aantrekken en tot de bevinding kwam dat men de pijpen ervan had toegenaaid. Dit gevloek nam reusachtige proporties aan wanneer hij om Su. 's morgens, als de tijd zeer afgemeten was, constateerde dat men de pijpen van de broek van zijn oefenkledij, die toen moest worden aangedaan, dichtgenaaid had. Dat er plezier in de kamers gemaakt werd is een feit en dat het gebabbel over de gebeurtenissen van de dag en het vertellen van moppen vaak uitliep tot middernacht was niet ongewoon. Om Su. 's morgens opstaan, gedurende de dag afgebeuld worden en hoogstens 5 à 6 uurtjes slapen. Resultaat: toen ik de zaterdagmiddag thuiskwam, plofte ik na het eten als een blok neer in de eerste de beste zetel en sliep tot 's avonds.

346


Examens voor Kandidaat Reserve-Officier

Na 6 maanden gingen de theoretische en practische examens door voor kandidaat reserve-officier. Het systeem was vrij simpel: de 20 eerst geklasseerden werden kandidaat reserve-officier, de anderen bleven kandidaat reserve-onderofficier. Bij een dergelijk systeem speelde het geluk een zekere rol: maakte men deel uit van een sterkjaar (dat was het geval met Klasse 36) dan bleven er heel wat elementen die al de kwaliteiten bezaten om reserve-officier te worden, onderofficier. Behoorde men tot een zwak jaar, dan lagen de kansen veel groter natuurlijk. Het heeft dus geen zin het al of niet te slagen te beschouwen als een intelligentietest. Ik was bij de 20 eerst geklasseerden. De Primus van onze promotie was Adriën Van den Driessche, waarschijnlijk de intelligentste en de rijpste onder ons. Hij was een mineraloog en assistent aan de Universiteit. Een briljante en sympathieke jongen. In zo een bende van 60-70 man kan het niet missen of er ontstaan sympathie.en en antipathieën. Met de enen werd vriendschap gesloten, met de anderen was de omgang eerder stroef en afstandelijk of gewoon onverschillig. Maar met Adriën Van den Driessche kwam iedereen overeen. Deze populaire figuur werd trouwens door iedereen "den Dries" genoemd. Hij is de enige van onze promotie die zou sneuvelen. Op 27 mei 1940 bij de gevechten aan het Afleidingskanaal te Ursel werd hij in volle borst getroffen door een reeks mitrailleusekogels. Na 6 maanden gebeurde er dus een splitsing, althans wat het werk betrof. Wij bleven samen in onze kamers, maar de onderofficieren werden ingedeeld in de gewone batterijen waar ze het werk te doen kregen van de beroepsonderofficieren. De Kandidaat Reserve-Officieren, in militaire taal de "Cee-ès-lèrs" genoemd (vervorming van de afkorting C.S.L.R. = Candidat Sous-lieutenant de Réserve) werden enkel administratiefingedeeld in de batterijen (de mijne was de Se), maar kregen verder instructie op de staf (état-major) van de Groep. Een groep werd gekommandeerd door een Majoor die omringd was van een staf officieren die verschillende functies uitoefenden: de Adjunct van de Majoor, de Kommandant van de Staf, de officieren die instonden voor de oriëntatie, de transmissies, de ravitaillering, de verbinding met de infanterie en de waarneming, de mitrailleuseploeg, de dokter, de dierenarts en de aalmoezenier. Ik werd bedacht met de functie van Adjunct van de Majoor, ofjuister gezegd "Adjoint", want in die tijd, alhoewel in de batterijen alles in het Vlaams gebeurde, was op de Staf nog alles in het Frans. 347


Het was een interessante periode omdat toen juist de "Bureau de Calcul" ingevoerd werd waarbij alle berekeningen voor het schieten van de batterijen centraal berekend werden op de staf. Hoe interessant ook, het zou te ver leiden daar over uit te wijden. Mijn baas was Majoor Baekelandt die het jaar voordien nog Kommandant was van de School batterij, maar na zijn benoeming tot Majoor, het bevel gekregen had over de 2e Groep. Het was een uitstekende artilleur, een strenge maar correcte man waaraan ik de beste herinneringen bewaar.

Soldij De oude miliciens zullen wel met verbazing opgekeken hebben toen ze, vele jaren geleden, in de media kennis konden nemen van het feit dat er een hevig protest gerezen was omdat de miliciens "maar" 100 fr. per dag kregen. Wij kregen 30 centiemen per dag. Twee maal in de maand moesten wij naar de bureau van de Kommandant komen om onze soldij in ontvangst te nemen: 4,50 fr. Was het een maand van 31 dagen, dan kregen wij voor de 2e helft 4,80 fr. Als ge dus naar de kantine ging moest ge er niet aan denken om een paar kameraden met een pint te tracteren of de helft van uw maandloon was er aan. Ik herinner mij niet dat daar ooit tegen geprotesteerd werd of dat er in de kranten artikels verschenen om de verdediging op te nemen van die arme sukkelaars die wij waren. Dat werd als normaal beschouwd, ge moest iets over hebben om uw land te mogen dienen, zij het dan ook dat dit voor sommigen zĂŠĂŠr tegen hun goesting was. Maar... na 2 maanden werden wij brigadier en dan werd onze soldij ineens verdubbeld: 60 centiemen per dag. Na 6 maanden, toen wij wachtmeester werden, kon het niet meer op: wij kregen 2 fr. per dag! Voor zover ik weet is er geen enkele van ons daarmee in zijn ongeluk gelopen.

Historische Stoet Het 100-jarig bestaan van het 1e Artillerie Regiment werd luisterrijk gevierd. Het klapstuk was de historische stoet "De Artillerie doorheen de Geschiedenis van BelgiĂŤ". Daar was enorm veel studie en voorbereidend werk aan voorafgegaan. Onder de leiding van Majoor Beemaerts (die het later nog tot Generaal zou brengen) en bijgestaan door de AdjudantenKaanenen Struye, werd er een historisch juiste reconstructie gemaakt van de oude schiet- en werptuigen. De stoet was ingedeeld in 7 tijdperken, met niet alleen wapens uit die tijd, ook de soldaten waren in de klederdracht van toen. 348


~

/IJt.-ljU

~--.{<,",a;.._.,_. .. t.(. ~

&c./3"~

j't

'&-:. ;:r;-

'c.Xttt"!t......... {'lZ...;,~ df" .ft.....

De autoriteiten schouwen het défilé op het St.-Pietersplein (3 October 1936). Foto: verzameling André Verbeke.

I. Tijdperk der Gemeenten. Daarin reden Filips Van Artevelde met zijn gevolg en artillerie: Onager, stenen werpende catapult, kanon van het type Crecy, Rabauwkijn, Donderbus, Vogheleer. II. Bourgondisch Tijdperk. Filips de Goede en Isabella van Portugal. Karel de Stoute en Margareta van York. (Couleuvrine, bombarde, Dulle Griet, Crapaudeau) 111. Spaans Tijdperk. Aartshertogen Albert en Isabella. (Spaans kanon, Caisson, Mortier) IV. Brabantse Omwenteling. De Dragonders van Tongerloo. V. 1912. Batterij in vóóroorlogse kledij.

VI. Groep 1914-1918. Een wagen met loopgravengeschut en een stuk in het bos van Houthulst. 349


~

11'

t'

...

w VI

0

De Historische Stoet (4 Oct. 1936). De Dragonders van Tongerloo verlaten de kazerne. X AdriĂŤn Van den Driessche XX De auteur


.jlffl ( "]Jl 1 w

Vl

De Historische Stoet ( 4 October 1936). Bourgondische Tijdperk. Reconstructie van Dulle Griet.


VII. Huidige periode. Kanon 75- Houwitser 105- Houwitser 155- Antitankkanon C.47 In de stoet ging ook Louis Dereyt, de oudste onderofficier van het 1A (sedert 1876). De Schoolbatterij reed in groep van de Brabantse Omwenteling, verkleed als de Dragonders van Tongerloo. Ik moet tot mijn grote schande bekennen dat ik nog steeds niet weet wat die fameuze ruiters uitgestoken hebben, maar het moeten wel straffe gasten geweest zijn, want in de "Dikke van Dale" komen wij uitdrukkingen tegen zoals "Vloeken als een Dragonder" en "Zo dronken als een Dragonder" (Ja, met ons 30 centiemen per dag zeker). Het uiterst interessant materiaal van de stoet werd daarna gedurende 1 week tentoongesteld in de Manege. De toegangsprijs was 1 fr. ten bate van de sociale werken van het Regiment. Dan heeft het-enkele jaren gestaan in een van de zalen van het Gravensteen en is spijtig genoeg geluidloos verdwenen. (Stoothout?) De feestelijkheden begonnen op Zaterdag 3 October 1936 met een grote wapenschouwing op het St-Pietersplein en werden afgesloten op Zondag 11 October met een groot ruiterfeest in het Feestpaleis. Voorafhadden wij het resultaat mogen tonen van onze talrijke zweetoefeningen bij onze "MaÎtre d'armes". Maar, zoals gezegd, het klapstuk was de historische stoet die uitging op Zondag 4 October. Het was een lang parcours en dat was in zekere zin normaal, want na het onvoorstelbaar veel werk en de vele uren besteed aan de voorbereidingen wilde men toch aan zo veel mogelijk mensen het resultaat laten zien. Alles moest perfect geregeld zijn en vele oefeningen gingen daaraan vooraf. Ook zo van die zaken waar men niet direct zou aan denken, zoals onze paukenslager die uren op de kazernekoer oefende om zijn paard vertrouwd te maken met he~ overdonderend geluid dat hij uit die vervaarlijke dingen wist te lokken. De eerste maal dat hij het probeerde sloeg zijn paard bijna op hol. Wij hadden gèluk met het weer, dat zat goed. Het is wel wat lang, maar ik zal toch even het parcours citeren, want wie weet dag nog? En zo ligt het althans vast voor het nageslacht. Komende uit de kazerne reden wij langs de Br.Usselse straat, de Brusselse laan, de St-Lievensstraat, Lange Violettenstraat, Van Arteveldeplein, Brabantdam, Rondpunt, Vlaanderenstraat, Limbtirgstraat, St-Baafsplein, Botermarkt, Borluutstraat, Kammerstraat, Vrijdagmarkt, Lange Munt, Groenselmarkt, Veerle352


plein, Burgstraat, St-Elisabethplein, Begijnhofstraat, Noordstraat, Leiekaai (het deel gelegen rechtover de Waldamkaai), de Contributiestraat, Brugse Poortstraat, Hoogstraat, Poel, Drabstraat, Hooiaard, Koornmarkt, Veldstraat, Zonnestraat, Kouter, Schouwburgstraat, Nederkouter, Bagattenstraat, Walpoortstraat, Korte Dagsteeg, Brabantdam, Rond Punt, Vlaanderenstraat, Graaf van Vlaanderenplein, Frère Orbanlaan, Waelputstraat en zo terug de kazerne binnen.

Enkele nabeschouwingen Welke herinneringen bewaar ik aan mijn legerdienst bij het IA? Zeer positieve. Was alles perfect? Zeker niet, maar het ligt gelukkiglijk in de menselijke natuur goede herinneringen langer vast te houden en slechtere te laten vervagen. Maar, zoals Jurdan het terecht heeft gezegd, het was allemaal veel draaglijker voor dezen die het filosofisch opnamen en trachtten er het beste van te maken. Die legerdienst heeft velen deugd gedaan. De meesten onder ons hadden juist hun hogere studies beëindigd en daarin was niet zo veel plaats geweest voor sport en lichaamsoefeningen. Op dat gebied konden wij nu onze schade inhalen. (We moesten trouwens wel!) Ook op moreel gebied was deze passage heilzaam. U weet hoe dat gaat met jonge mensen die pas hun diploma hebben behaald. Men lijdt dan nogal gemakkelijk aan zelfoverschatting, iets wat ook wel een beetje in de hand gewerkt werd door sommige professoren die tegen de laatste jaarsstudenten bezig zijn van: WIJ, ingenieurs, WIJ, dokters, WIJ, advocaten, enz. Het kon dus voor velen geen kwaad dat ze met hun 2 voeten op de grond gezet werden en nu maar eens moesten gehoorzamen aan personen die op verstandelijk gebied ver onder hen stonden. Trouwens, discipline kweekt zelfdiscipline en dat is een waardevolle kwaliteit. Verder werden er toch lessen in gepompt die in het latere leven van pas kwamen, althans voor personen die een leidende functie kregen. Zoals de eenvoudige regel: "Het volstaat niet een order te geven, u moet er ook over waken dat het uitgevoerd wordt." In de practijk heb ik het meer dan eens meegemaakt dat men het eerste deed, maar het tweede vergat. Een andere les die u bijbleef (wanneer wij op verplaatsing waren): "Er in de eerste plaats voor zorgen dat al uw mannen en paarden op een behoorlijke manier ondergebracht zijn, pas daarna kunt ge aan u zelf beginnen denken." Ook al wegens het feit dat de organisatie van het leger verre van perfect was en er dikwijls orders en opdrachten gegeven werden die normaal niet konden uitgevoerd worden, werd men débrouillard en leerde men zijn plan trekken met geïmproviseerde middelen. Het komt mij bijgevolg zeer waarschijnlijk 353


voor dat het "Système D" bij het leger uitgevonden werd. Nu moet ik rechtuit toegeven dat wij in de Schoolbatterij toch wel geprivilegieerd waren. Wij kregen iets zinnigs te doen en het was een uitdaging om met een kanon een obus af te schieten die op de juiste plaats terechtkwam. Men moest natuurlijk bepalen wààr precies uw kanon stond en de coördinaten kennen van uw doel, maar bovendien moest men rekening houden met een hele boel factoren die een invloed uitoefenen op de kogelbaan: de temperatuur buiten en in de caisson, de windrichting en de windkracht die wisselden op de verschillende hoogten van de kogelbaan, de sleet die er op uw kanon zat, bepaalde karakteristieken van het lot poeder dat gebruikt werd, enz. Verder was er de juiste interpretatie van de waarnemingen. Volgens de plaats waar de waarnemer zich bevond vergde dit soms eerder gecompliceerde berekeningen waarbij de probaliteitsleer ingeschakeld werd. Bij dienstplichtigen in de gewone batterijen ontbrak die motivering en ik vrees dat veel van wat ze deden routine was waar ze de betekenis niet van begrepen. Voor hen zal de dienstplicht minder interessante aspecten vertoond hebben. En toch ... als ge met sommigen van hen spreekt blijkt dat ook bij hen een zekere nostalgie bestaat naar die lang vervlogen legerdienst. Tot slot betreur ik het, samen met vele anderen waarschijnlijk, dat men onze goede, oude Gentse kazerne waar voor zo velen, vele herinneringen aan verbonden zijn, volledig gesloopt heeft. Ik denk dat met een beetje verbeeldingskracht men er een nuttige bestemming had kunnen voor vinden. Maar wie heeft nu nog verbeeldingskracht bij dezen die de beslissingen nemen? Hugo COLLUMBIEN

354


INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE- FICHE NR. 59 Op 30 januari 1898 stelde Stadsarchivaris Victor Vander Haeghen in de rubriek "Boekbanden- Stadsarchief- XVIIe eeuw (1653)", in het Frans een fiche op over de

Boekband van het Register van de Brouwersnering Dit register werd begonnen in 1453 volgens een hedendaagse inscriptie op f" 8 V0 • Men vindt er twee prachtige miniaturen die van deze periode dateren en die wij afzonderlijk zullen beschrijven. Het boekdeel bevat lijsten van brouwers en documenten waarvan de oudsten teruggaan tot de XIVe eeuw. De laatste vermeldingen zijn van 1787. Wij zullen ons hier slechts bezighouden met de band die gemaakt werd in 1653, wanneer aan dit boekdeel nieuwe bladen in perkament toegevoegd werden. De inscriptie in gouden letters op het plat wordt omkaderd door een dubbele vergulde lijn; ze geeft ons daarover verschillende inlichtingen. DIT ES DEN BOVCK COMPETEERENDE DE VRYE NEERYNGHE VAN DE BRAUWERS BINNEN DER STEDE VAN GHENDT VERNIEVT (1) ENDE VERLYNGHT INT IAER 1653. ALS HEUVERSTEN 'ï t.s DfN BoucK

(0/'0\PE.TEERENC>E DE VRYE N HRYNGHE

V AN ó:>F.. BRAUWER5 BINNEN DER .STED~ vAl'\

OHENDT \ 'ERN I EU W T EN DE VER LYNGHT INT IAE!'t 1653, , ALS H EU VER.fTE.H 10~ . '

1

!/

'fI/,i'·

I ... N VAN WYCHUY5 I HE ERE VAN WYCHUY'S', WAL8P.OUCK ,&c /1\IDT.S · ·

OADER!> IAN !>TMINS 0 Çt4 AORIAEH DE Clf.RCQ ,

1

!':.

f' ADII.IAENSGtiE.SW~ I · RfNEN, HUY!> /'0\EEST!II. , . IAtiDE.5METI>\E.TDf GHfM!ENf

355

5VP


JOr IAN VAN WYCHVYS, HEERE VAN WYCHVYS, WALBROVCK, ETC. MIDTSGADERS IAN STALINS EN ADRIAEN DE CLERCQ, fs ADRIAENS, GHESWOORENEN, HVYSMEESTER IAN DE SMET MET DE GHEMEENE SVPPOSTEN. De boekband wordt gevormd door twee eiken planken overtrokken met bruin leder en aan de rug verenigd door uitstekende ribben. De sloten zijn gedeeltelijk verdwenen. Elk plat is versierd met vier nagels die naar alle waarschijnlijkheid afkomstig zijn van de oorspronkelijke band uit de XVe eeuw. Op het achterste plat heeft men de zeefmand, gezegd stuikmand en de brouwersvorken afgebeeld als zinnebeeld van de nering.

NOOT

l. Op het vignet, waar verschillende U de vorm moesten hebben van een V, moet men hier lezen VERNIEVT.

KAPELLEKE SCHREIBOOM Op 21 october jl. was het precies 125 jaar geleden dat Kanunnik De Decker het Kapelleke Schreiboom aankocht. Een goede gelegenheid, dachten wij, om dit eeuwenoud gebouw eens terug in de schijnwerper te plaatsen. Bijna een kwarteeuw geleden wijdde Pierre Kluyskens een artikel aan dit onderwerp (over welk Gents onderwerp heeft hij niet geschreven?). Het is dus met plezier en met de gebruikelijke vriendelijke toestemming van de familie Kluyskens dat wij dit artikel herpubliceren Dezer dagen werd vernomen dat de Minister gevolg heeft gegeven aan het voorstel ertoe strekkend het gewezen godshuis Hebberecht, thans algemeen bekend als Schreiboom of Kapelleken Schreiboom in de Kortrijksepoortstraat, als monument te rangschikken, zodat alles laat veronderstellen en verhopen dat binnen afzienbare tijd, op voordracht van de Minister, zoals de wet het vereist, het Koninklijk Besluit zal verschijnen waarmede Schreiboom de lange reeks geklasseerde merkwaardige gebouwen uit het Gentse zal komen aandikken. 356


Het nieuws zal met vreugde worden onthaald door hen die de sobere lijn en de gelukkige proporties van de XVIIIe eeuwse gevel van het gesticht, alsmede de stemmige kapel in zuivere Lorlewijk XVI-stijl kennen en waarderen; voor mensen die er dagelijks voorbijrijden of voorbijrazen, nooit een blik overhadden voor het gebouw of nooit een voet hebben gezet in de heerlijke kruiskapel, zal het wel enigszins verwondering baren, dat menjuist dit ensemble wil klasseren, als wanneer er nog zoveel andere monumenten en stadsgezichten te Gent vruchteloos en sedert ettelijke jaren wachten op de veiligheidsriem en levensverzekering die een officiële rangschikking als monument of site onbetwistbaar uitmaakt. De geschiedenis zelve van Schreiboom is, net als gebouw en kapel, weinig gekend van de Gentenaren en is ten andere, althans voor de vroegste periode, zo moeilijk te vangen als een aal bij zijn staart. Er kleeft aan het ontstaan en aan de eerste groei van het voormalige godshuis een zweem van legende, alsof het in die wordingsjaren allemaal een mooi sprookje ware geweest. En zelfs vandaag de dag is dit sprookjesachtige niet volledig weggevaagd voor wie er 's zondags de halftienmis bijwoont. Het intieme kader, het goud dat er om het altaar flikkert, de tientallen snoezige kinderportretten aan de wand, het heerlijke beeld van O.L. Vrouw van de Schreiboom hoog in zijn nis, de engelachtige stemmen van de nonnetjes, als zovele Soetir Sourire ex tempore non suspecto, die. blij en zo ritmisch een Latijnse Gloria en Credo zingen, scheppen er een atmosfeer waarvan wij in geen andere kerk van het sta recht en ga zitten-regime nog mogen genieten. Hier op drie meter van het stadsrumoer is de tijd blijven stille staan onder de vergulde letters die boven de poort prijken "Nood zoekt Troost", een leus die het oude bedehuis nu sedert meer dan zeven eeuwen is trouw gebleven. 700 lange en schone jaren liefdadigheid, barmhartigheid, verzorging, dat kan nogal tellen in het leven van een stad en van een gesticht. Hoevele ouderlingen, zieken, gebrekkigen, armen, bedevaarders, verschoppelingen werden er in al die eeuwen niet verzorgd, geheeld,. getroost! De gebouwen, de muren brokkelden af, werden door nieuwe vervangen, de geest van de naastenliefde bleef onveranderd, ongerept zuiver. Gent heeft in de Middeleeuwen talrijke hospiciën, gestichten, godshuizen geteld, waar de schoonste menselijke deugd,· de liefdadigheid, bloeide: het Utenhovehospitaal, het Wittoxhospitaal, het godshuis van St. Aubertus, van St. Jacobs, van St Anna, van Wenemaer, de begijnhoven. In die kroon van vrome en onbaatzuchtige offervaardigheid, is het Hebberechtsgodshuis een van de mooiste parels geweest. Lang voordat er sprake was van een Europa van het hart hebben onze voorouders hier een Gent van het hart gecreëerd.

357


Sanderus die veel over onze gewesten heeft geschreven - te veel om wel en vooraljuist te zijn-, schrijft de stichting van het godshuis toe aan Jan Rebberecht, een Gentse poorter die zijn nazaten in 1327 ten grave droegen: "Hospitale Hebberecht, sub autoritate et patrocinio abbatis Blandiniensis positum, suae fundationis auctorem Hebberecht nomine praeficit." Men heeft de doorbrave Sanderus die gedurende eeuwen als "de" sommiteit inzake geschiedkunde en kennis van ons verleden doorging, nageschreven en gecopieerd en zo komt het dat midden in de XIXe eeuw, de even doorbrave schoolmeester-historicus J.J. Steyaert in zijn "volledige beschrijving van Gent" doodemstig mocht schrijven: "Het hospitael door Jan Hebbrecht, die in 1327 overleed, hier gesticht". Het is pas een eeuw geleden, in 1870 dat slag op slag, twee studies verschenen die de bewering van Sanderus in diens Flandria Illustrata een zo ferme deuk gaven, dat zij aan scherven op de vloer van de geschiedkundige kritiek vloog. Enerzijds August Van Lokeren, de man die alle archieven en documenten van de voormalige St. Pietersabdij uitpluisde: in een bijdrage in het Messager des Sciences historiques maakte hij inderdaad korte metten met Sanderus' gezegde, door o.a. aan te tonen dat in de talloze documenten van de abdij geen enkel stuk voorkwam dat rechtstreeks of onrechtstreeks op de stichting van een godshuis door Jan Hebberecht wees, dat gemeld godshuis reeds in 1239, dus een eeuw vóór Hebberechts dood bestond en dat het ten andere nooit in de lijn van de abdijpolitiek gelegen had om het even welke stichting op haar grondgebied te dulden voor dewelke een leek of iemand die niet tot de abdij behoorde de pluim op zijn hoed had mogen steken. Moest de argumentatie van de ernstige en onpartijdige Van Lokeren bij een of andere Gentenaar nog enige twijfel hebben laten bestaan, dan moest deze zeker verdwijnen na het lezen van de bijdrage van Frans De Potter "Rebberechts-Godshuis gewoonlijk Schreiboom genaamd", hetzelfde jaar verschenen in de Bulletins de I'Academie royale de Belgique" en enkele weken later afzonderlijk uitgegeven. De Potter is een geëngageerd schrijver, zoals de meeste mensen die in de vorige eeuw de pen hanteerden: men had hem, in de linkse middens, hevig aangevallen om een aantal kleine onnauwkeurigheden die men natuurlijk geweldig had opgeschroefd. En zoals te verwachten, kon De Potter ook eens nijdig bijten en van zich afbijten. Zijn studie over het Hebberechtsgodshuis werd hem een gelegenheid om op ridder Diericx knappe historicus maar geweldig anticlerikaal, post mortem, een venijnig pijltje te richten, daar Diericx de ingewikkelde historie van Schreiboorn's oorsprong te baat had genomen om een vinnige aanval te richten tegen de geestelijkheid. Vandaag bekijken wij de zaken met veel meer sereniteit en wij halen de schouders op bij het lezen van al die kleingeestige polemiek: de historische waarheid is hoofdzaak, alle bijbedoelingen zijn bijzaak. 358


Het Kapelleke Schreiboom in de Kortrijksepoortstraat

Dat Sanderus zich vergist heeft is menselijk en aanneembaar, vooral in zijn tijd: de verdiensten van de man, die zijn Flandria Illustrata moest ineensteken zonder subsidies en met allerhande niet te controleren bronnen, zich een weg moest banen doorheen een weefsel van legende en twijfelachtige stukken, zijn enorm groot, zo groot zelfs dat wij hem veel moeten vergeven. Zonder Sanderus zouden wij nergens staan. De Potter is in elk geval minder te verschonen wanneer hij schrijft: "Wat Sanderus betreft, naar allen schijn heeft deze, bij 't opstellen zijner historische schets van Gent, Comelis Van der Meere eenvoudig nageschreven" . Welnu Sanderus liet zijn Flandria Illustrata in 1641 verschijnen en Van der Meere, advokaat in de Raad van Vlaandeen, schreef zijn "Spieghel van de eerweerdighe heeren prelaeten van de oude, wijtvermaerde ende exemte abdije van Sente Pieters" pas vele jaren na Sanderus dood, in 1682! Voegt daarbij het verslag opgemaakt door de abt van St. Pieters, Gudwald, en door hem in 1787 aan de Oostenrijkse regering overgemaakt, waarin hij zwart op wit en de pen ;p het hart, beweert dat Schreiboom in 1402 door Geeraard Leeuwaert, een abt van St. Pieters, werd gesticht, en U krijgt een voorsmaakje van het dossier Schreiboom, afgezien dan nog van de vraag hoe het komt dat op een zeker ogenblik de benaming Hebberechtsgodshuis uit de volksmond verdween om Schreiboom te worden! 359


Wanneer men thans de zaken nuchter bekijkt en zich stipt houdt aan de niet weg te cijferen bronnen, komt men tot een eerste besluit: het zgn. Hebberechtsgodshuis bestond reeds in 1239, zodat én Sanderus in 1641, én Van der Meerein 1682 én abt Gudwald in 1787 en na hen tientallen andere auteurs zich deerlijk hebben vergist. Van Lokeren haalt de autentieke en bewaard gebleven dokurnenten aan van 1239, 1269, 1275 enz. Hoe dit dat vastgehaakt aan de geschiedenis van onze brave Gentse poorter met name Jan Hebberecht? Wel heel eenvoudig door een van die menigvuldige fonetische vergissingen waarvan de Middeleeuwen ons zo talrijke staaltjes bieden. In twee autentieke akten van de XIIIe eeuw wordt gesproken van "hospitali Hecberti" of "hospitali Ecberti", dwz toegewijd aan de Heilige Ecbert. Welnu Egbert was een Engelse monnik uit de Vlle eeuw die in Ierland en in onze gewesten het Evangelie kwam prediken en die na zijn dood zoals het toen mode was, heilig werd verklaard. Het moet ons dan ook geenszins verwonderen dat de abten van St. Pieters, wanneer zij op hun grondgebied een godshuis stichtten, in elke geval vóór 1239, het aan deze populaire heilige toewijdden. Later in de XIVe eeuw is er inderdaad een Jan Hebberecht geweest, die zijn fortuin ten dienst stelde van zieken en armen, wellicht ook het godshuis van de abten van St. Pieters begiftigde. Van Ecbert naar Hebberecht is, fonetisch althans, de afstand niet bijster groot: het Ecbertsgodshuis werd in de volksmond het Hebberechtsgodshuis en die naam bleeftot wanneer hij op zijn beurt werd verjaagd door Schreiboom, naar een soort treurwilg of schreiende boom die zich op enkele bonderde meter afstand van de Petercellepoort bevond en aan dewelke ook een ganse tros legende en historie hing. Het Vatikaan heeft, naar wij in een krant lazen, onlangs de straffen en sancties tegen de overtreders van zijn Wegcode, aanzienlijk verscherpt en verzwaard, maar alles bij mekaar zijn deze geldboeten een peulschilletje vergeleken bij de middeleeuwse strafapparatuur van de Gentse St-Pietersabdij, die haar bekroning en hoogtepunt vond in een lugubere galg op een boogscheut van de Petercellepoort tussen twee miniheuveltjes die onze voorouders nogal vermetel bergen noemden: de Molenberg en de Schreiberg, telgen van de Blandijnberg. De abten van Sint-Pieters oefenden over de abdij en haar uitgestrekt grondgebied dat een stad naast de Gentse stede was, toezicht, macht en gezag uit en stuurden regelmatig, met een laatste zegen, een of andere schavuit naar de galg van de Schreiberg, aldus genaamd omdat men er hoogstwaarschijnlijk meer schreide en huilde dan lachte. Dicht bij de galg verhief zich sedert onheuglijke tijden een schrei boom, samentrekking van schreiende boom, naar alle waarschijnlijkheid een treurwilg. 360


Aan die boom hing, alvast in de XIIIe eeuw, een houten Christusbeeld dat het voorwerp was van de godsvrucht van de moeders, weduwen of wezen van de ongelukkigen die aan de galg hun misdaden hadden uitgeboet. Waar galg en kruis nu juist gelegen waren, blijft een omstreden vraag. Diericx situeert Schreiberg en galg op de plaats waar thans Plateaustraat, Nederkouter en Kortrijksepoortstraat samenkomen, doch de meeste auteurs situeren ze verder op: Prosper Claeys op de plaats van het huidig St.-Pietersstation, De Potter eveneens buiten de Petercellepoort, anderen nog aan het kruispunt van Kortrijksepoortstraat en IJzerlaan, Van Lokeren eindelijk buiten de Kortrijksepoort, aan de plaats later Oude Bareel genaamd. Deze laatste ligging verdient onze voorkeur omdat op plannen en kaarten van de XVIIe en van de XVIIIe eeuw, een kapel Schreyboom aldaar wordt vermeld en aangetekend. Want na de galg, na de treurwilg, na het Christusbeeld aan de boom, kwam er later ook nog een kapelleken waar men O.L. Vrouw van de Zeven Weeën vereerde en waaraan men de naam Onze Lieve Vrouw van de Schreiboom placht te geven. Wij hebben aldus langzaam maar tamelijk zeker de oorsprong van het Hebberechtsgodshuis en het ontstaan en de ligging van de Schreiboom en van de oorspronkelijke kapel van de Schreiboom gesitueerd. Thans moeten wij nog beiden, die toch nogal ver van elkander verwijderd waren, trachten aaneen te lijmen. Frans De Potter schrijft gewoonweg: "Wat de naam (van het godshuis) betreft, onder welke de bidplaats en zelfs gans het gesticht doorgaans door het volk genoemd wordt, deze komt van de verbeelding der groep op 't hoogaltaar voort. Maria, de borst door zeven zwaarden doorstoken, zit aen den voet eens booms, en houdt op haar knieën 't lijk baars Zoons, van 't Kruis afgedaan. Deze verbeelding werd tijdens de Middeleeuwen gewoonlijk de Nood Gods geheten. De hier bedoelde boom, in de vorm van een kruis gesneden, is een wilg, treurwilg, weleer schreiende boom genaamd". Deze tekst laat veronderstellen dat er niet noodzakelijk een rechtstreeks verband tussen de oorspronkelijke kapel Schreiboom, extra muros, en het Hebberechtsgodshui,s zou hebben bestaan, maar dat men in de kapel van het godshuis eenzelfde afbeelding van de Nood Gods zou aangebracht hebben. Van Lokeren staat ons inziens dichter bij de waarheid of althans van de waarachtigheid, wanneer hij veronderstelt dat het bèeld van de Schreiboom op een bepaald ogenblik naar het Godshuis werd verplaatst: "Nous ignorons à quelle occasion et à quelle époque cette chapelle fut fondée et disparut; nous oe sommes pas éloignés de croire cependant que sa proximité des ouvrages de fortification, qui à différentes époques oot été elevés dans cette localité, ait été la cause de sa démolition et de son transfert dans la chapelle de l'hospice Hebberecht auquel elle donna son oom". 361


Binnenzicht van Kapelleke Schreiboom met enkele van de talrijke votiefschilderijen.

Wat er ook van zij van de werkelijke oorsprong en van de verandering, in de volksmond, van de benaming van het godshuis, feiten waarover de gegevens zeer schaars tot ons zijn gekomen, weten wij in elk geval dat het godshuis gedurende eeuwen zijn taak en zijn zending heeft volbracht ten bate van 362


zieken, armen en ongelukkigen die er heil en troost kwamen zoeken of er in vrede en rust hun laatste levensmaanden of jaren mochten doorbrengen. Natuurlijk geleek een middeleeuws godshuis in geen enkel opzicht op een moderne home voor studenten en studentinnen. Er heerste tucht en allerhande, gewoonlijk niet al te zware sancties, werden voorzien tegen hen die het reglement van het gesticht in de lucht sloegen: de proveniers moesten elkaar beleefd toespreken, het God ziet U, hier vloekt men niet moest stipt worden nageleefd, de kostgangers moesten het eindeloos lang avondgebed in gemeenschap komen prevelen, mochten buiten het godshuis niet vernachten, moesten zwarte of grauwe klederen dragen, gehoorzamen aan de oversten, zovele zaken die ten andere gemeen waren aan alle dergelijke gestichten en die de mensen van toen, in Schreiboom, als in het Alijnshospitaal of elders, niet contesteerden maar zonder mopperen aanvaardden: zij hadden een onderdak gevonden, werden goed verzorgd, gevoed en gekleed en wanneer zij ziek werden, verpleegd: meer wensten zij niet want zij waren in de middeleeuwse maatschappij die zoveel ellende kende, geprivilegieerden. Het godshuis bleef in leven en kon in al die jaren standhouden dank zij een aantal renten gevestigd op goederen binnen en buiten Sint-Pietersstad en ook wel gedeeltelijk dank zij de proveniers die na hun overlijden gans of een deel van hun goederen aan het gesticht moesten afstaan. Giften van aanzienlijke Gentse families bleven ook niet uit, want in die tijd boefende men de naastenliefde nog op een zeer concrete manier. Het aantal mannen en vrouwen die er geherbergd waren, schommelde tussen 13 en 40, naar gelang de tijdstippen en de materiĂŤle mogelijkheden; een daadwerkelijke controle werd door de abdij uitgeoefend. Een afzonderlijke categorie klanten vormden de reizigers, pelgrims en bedevaarders allerhande. In vroegere eeuwen reisde men niet om te leren, wel omdat men iets op zijn kerfstok had. Voor een ja of een neen, voor een pekelzonde, het minste vergrijp, stuurde de biechtvader of de stadsmagistraat U op bedevaart naar Rome, Saint-Jacques de Compostella, het Heilig Land of een andere gewijde of gebenedijde bidplaats. Wie er warmpjes inzat, maakte er gewoonlijk een plezierreisje van, maar voor de arme drommels leek een dergelijke bedevaart aardig op een calvarietocht. Uitgeput trachtten zij 's avonds een stad of dorp aan te doen waar zij bij een of andere abdij, klooster of gesticht gingen aankloppen. In het Hebberechtsgodshuis stonden, wanneer er plaats was, tafel en bed klaar voor de voorbijtrekkende pelgrims. Het gesticht dat zich eeuw in, eeuw uit, aan de eisen en noden van de tijd aanpaste, werd herhaalde malen samen met de bidplaats gewijzigd, hersteld of gedeeltelijk herbouwd, o.a. in de XVe en XVIde eeuw, doch uit de documenten blijkt dat men ongeveer dezelfde schikking eerbiedigde als deze die wij nog kunnen bewonderen in het gewezen Alijnsgesticht, thans Museum voor Volkskunde. 363


Ten tijde van keizerin Maria-Theresia bleek gans het ensemble van Schrei-

boom bouwvallig en uitgeleefd en men besloot alle gebouwen te slopen. Juist twee eeuwen geleden, in 1770, werd Jan-Baptist Simoens, met David 't Kindt een van de grootste bouwmeesters van Gent, gelast met de opdracht een nieuw godshuis en kapel op te trekken. Het werd o.m. de sobere gevel die wij vandaag nog bewonderen, eenvoudig, zonder enig nutteloos detail of versieringsmotief, naar lijn en geest nauw aansluitend bij het ideaal van onbaatzuchtige dienstvaardigheid van het godshuis. Waar een leus als "nood zoekt troost" boven de ingangsdeur prijkt, moet de bouwmeester een bijna ascetische architektuur ontwerpen. Enkel in de kapel heeft Simoens gestreefd naar een intimiteit die een zekere weelde en dekor niet uitsluit en eeuwenoude groep van de Nood Gods die boven het altaar prijkt. Later is deze kapel nog versierd geworden met tientallen portretten van kinderen die aan O.L. Vrouw van Schreiboom werden toegewijd, een zeer mooie en unieke verzameling over dewelke wij het wel eens bij gelegenheid zullen hebben. Pierre KLUYSKENS

PUZZEL 1994 Mijne Heren, Mijne Dames, Naar aanleiding van het feit dat U de laatste jaren zo veel gewaardeerde complimentjes naar mijn hoofd hebt geslingerd, is het dan ook naar mijne "bol" gestegen. Het is dan ook verstaanbaar dat we dit jaar onze puzzel totaal ten dienste stellen van de "Noblesse gantoise". Niet van die "grand noble" moar "petit krot", maar echte adel die begraven werd in de kerk en tijdens de zomer weleens di erf stinken ... stinkende rijkaards dus. Om tot de echte Gentse adel te behoren moest men triestig (Triest), beestachtig (Bette), ofwel gemeen (Vilain) zijn, en sommige waren dit laatste zelfs veertien keren. Onze edele leus is dan ook "Beter rijk en gezond, dan een arm en een been gebroken. Om het U weer eens niet gemakkelijk te maken, zoeken we een markies, vice-koning en algemeen kapitein van Sicili en Gulden Vliesridder (16671725), die geen Gentenaar was, maar wiens "roots" totaal te zoeken zijn in onze Arteveldestad. Zijn betovergrootvader schopte het in 1598 tot ridder en 364


in 1607 tot baron. Zijn grootvader deed er nog een schepje bovenop en werd in 1633 markies. Hierna treft U een stamboom aan van onze Vliesridder met wapenschilden. Alhoewel de vragen niet in dezelfde volgorde staan als op de stamboom, schrijft U naast elk wapenschild het bijhorend antwoord op. Uiteraard mag U daarbij een blad voegen met de bibliografie en een woordje dat ons blazoen doet blinken; alhoewel dit met het woord van de redakteur wel weer besmet zal zijn. Voor de wapenschilden van de vrouwen wordt het familiewapen genomen, dus niet gedeeld met dat van de man. 1) In het begin van de 15de eeuw was de rechtstreekse voorvader van onze gezochteridder gehuwd met een Judith, dochter van ridder Simon, wiens familie reeds in 1102 vermeld werd in de Gentse archieven. Hun naam is ontleend aan een heerlijkheid, die tot in 1395 hun eigendom was. Deze familie wordt als stichtster van de Gentse Chartreuserorde beschouwd. Het beroemdste familielid was stapelheer, bestuurder der armenkamer, rederijker, kroniekschrijver, hoofdman van de 7 neringen en van een afdeling van de burgerwacht. In het begin van deze eeuw werd het foncier of kasteel van de heerlijkheid gesloopt om plaats te maken voor de "Cotonnière des Flandres". Naast het familiewapen noteert u de benaming van het gebouw dat thans prijkt op deze plaats. 2) De volledige naam die U naast dit blazoen plaatst is deze van een man, die men graag in verband wil brengen met de opdrachtgever van de "Ma<:lonna bij de fontein" van Jan van Eyck, daar deze persoon eigenaar was van het Hof te Boekboute en de schilder zou gekend hebben door zijn zuster. 3) Deze familie geeft het direkte antwoord op de vraag: "Waarom zijn er in Gent zo weinig vogels". Het oudst bekende lid schoot zo eventjes drie vliegende vogels met één pijl. De plaats waar deze onschuldige diertjes vielen; 't Zand genaamd, werd door graaf Amould I geschonken aan deze ridder. De werkelijkheid is echter dat de term "schot" verwijst naar een in moerassig terrein hoger gelegen land. Deze heerlijkheid werd pas in 1345 door de familie Van der Hoyen verkocht aan onze gezochte familie. Het was dan ook daarop dat het hof, slot of manoir van deze heerlijkheid gelegen was. Naast het familiewapen schrijft U de huidige straatnaam, waar de dreef die leidde naar dit hof uitkwam. 4) Deze grafelijke kastelein en ridder was een man van· alle tijden, maar de belasting heeft altijdjacht gemaakt op fraudeurs. Omdat hij·rijk was en enig aanzien genoot, schonk de hertog hem gratie en het bedrog werd in 365


·.· . -: . ·

c

E

E

F

G

H

I de doofpot gestopt. Hij werd als hoogbaljuw van het Waasland wel overgeplaatst naar de Vier Ambachten. Daardoor vestigde hij zich te Gent aan de Hoge Scheldestraat Zijn zoon diplomaat en burgemeester van Gent, die wereldberoemd werd door een stichting met een altaar te Gent, bewoonde tevens dit huis. Naast hun schild schrijft men de laatste rustplaats van deze familie, waar we o.a. het grafschrift van deze ridder aantreffen. 366


5) Van deze voorvader en Vliesridder bezit het Kon. Museum voor Schone Kunsten van Antwerpen een prachtig portret, dat men toeschrijft aan Van der Weyden. Dit schilderij stond in de vorige eeuw op naam van - een toen nog hoog gewaardeerd - Gents schilder, die men samen met zijn broer beschouwde als leerlingen van de van Eycks. Aan zijn zgn. broer schreef men ten onrechte de Gentse Calvarietriptiek (St.-Baafs) toe. Later bleek dat onze portretschilder nooit bestaan had en een 19de eeuwse gefantaseerde kunstenaar was. Schrijf naast het wapenschild van deze Vliesridder de naam van deze mystieke Gentse primitief. 6) Deze familie is afkomstig van het Waasland. Reeds in de middeleeuwen wist ze zich op te werken tot één van de voornaamste Gentse families. De belangrijkste vertegenwoordiger was een bisschop, die meer dan een belangrijk mecenas was. Dit kunnen we duidelijk bemerken in de Gentse hoofdkerk, waar zijn wereldberoemd praalgraf prijkt. Schrijf naast het wapenschild de naam van de beeldhouwer die - met medewerking van zijn broer - dit grafmonument vervaardigde.

7) Zijn voorvaderen waren niet allemaal vrienden van de Gentenaars. Eén van hen, een Gulden Vliesridder, wist juist roem te halen uit het feit dat hij in 1452 als kapitein van het garnizoen van Oudenaarde in dienst van Filips de Goede de belegering door de Gentenaars kon doorbreken. Dit leverde hem later het jobke op van hertoglijke ambassadeur o.a. bij de koning van Frankrijk en de paus. Hij werd begraven in het St.-Margarethaklooster te Deinze. Een eeuw later waren we zijn streken nog niet vergeten en in 1578 vernielden de Gentse calvinisten zijn graf. Nochtans hadden we reeds in 1453 wraak genomen, want één van zijn familieleden, een zgn. volmaakte edelman en volgens "Pas de la Fontaine aux Pleurs (1450)" een beroemd toernooiridder, werd dodelijk gewond door een Gentse kanonskogel. Naast hun wapen is het voldoende om enkel de familienaam te vermelden. 8) Deze familie ontleende haar naam aan de direkte voorloper van de hop. Eén van haar leden, die burgemeester was van Gent, werd door Filips van Artevelde, de pas verkozen voorman van Gent (of door Pieter van den Bossche) in 13 82 doodgestoken in het stadhuis. Een ander lid was in de tweede helft van de 15de eeuw heer van Vaernewijck en Eksaarde. Een direkte nazaat - orangist, ontvanger van de belastingen en voorzitter van de stadswerken - maakte deel uit van het comite der achtien. Deze familie had ook oog voor de schone kunsten. toen in 1517 de muurschilderingen van de graven van Vlaanderen in het Gentse stadshuis vernield werden, liet een familielid een fragment voorstellende één der graven van 367


Vlaanderen van deze wandschildering overbrengen naar zijn huis. Naast het wapen van deze familie schrijft U de naam van de geportretteerde, die op dit fragment werd voorgesteld. In uwe hoedanigheid brengt U de oplossing - al of niet volledig - voor het einde van ditjaar naar ons redactieadres: Lijnmolenstraat 149, 9040 Gent. Verdien in hoop, maar niet zoals deze stoutmoedige Franstalige Gentse edelman, die aan een schilder de opdracht gaf om in het Nederlands deze familiespreuk te noteren. Onder het wapenschild van Vilaio verschenen er veertien hoppen. Om u de moeite van het fotocopiëren of natekenen te besparen hebben wij aan elk wapenschild een letter geplaatst. Zeg nu nog dat wij het u niet gemakkelijk maken. Uw minder-gewaardeerde quizmaster

GENTSE MEMORIEDAGEN: 22-23-24-25 JANUARI 22 januari 1788: Jozefll stapelt de flaters op die zullen leiden tot de Brabantse Omwenteling. Hij schafte reeds de kermissen af en heeft nu ook de seminaries gereformeerd. Het is vandaag dat deurwaarder B. Vander Waerden, in naam van de Raad van Vlaanderen, het Gents Seminarie doet ontruimen. (alle kermissen in het hele land waren reeds beperkt tot één zondag, gemeenschappelijk voor alle steden en dorpen. De priesteropleiding wordt nu een staatstaak, waarvoor 8 pro-seminaries en 4 generaal-seminaries gecreëerd zijn) 22 januari 1826: De gebroeders Trossaert richten in de Vildersstraat (huidige Kouterdreef) een bronsgieterij op, die lange jaren grote faam zal genieten. Het is in hun atelier dat o.a. de reusachtige luchter van de Gentse Opera werd vervaardigd. 22 januari 1945: Overlijden op 68-jarige leeftijd van de Gentse artiste Louise Coupé die zich, voomarnelijk door het schilderen van stillevens, aan de openbare belangstelling en in de vierjaarlijkse salons wist op te dringen. Werken van haar worden bewaard in het Museum voor Schone Kunsten te Gent en in talrijke buitenlandse verzamelingen. 368


23 januari 1840: Gent telt haar vijfde brievenbus. Zij bevindt zich aan het Zuidstation en zal vijf maal per dag gelicht worden. 23 januari 1839: Men vreest een aanval van de Hollanders en de Citadel (waar nu het Citadelpark is) wordt in staat van verdediging gebracht. 23 januari 1795: Op bevel van de Franse overheid moet de grote klok van het Belfort geluid worden om de inneming van Amsterdam, door de Republikeinse legers, te vieren. (Op 16 januari hadden zij Utrecht reeds bezet en op 18 januari was Willem V in allerijl naar Engeland gevlucht. Wat later, op 1 oktober 1795, hebben wij in de Oostenrijkse Nederlanden allemaal prijs: samen met Luik en het hertogdom Bouillon worden wij officieel bij Frankrijk ingelijfd) 24 januari 1839: De toestand is alweer gespannen tussen Nederland en België. Soldaten vervoegen hun eenheden en de burgerwacht wordt versterkt. Gent brengt haar Citadel in staat van verdediging en de kanonnen, die sedert 1830 de linkeroever van de Brugse Vaart "sieren", worden in allerijl opgefrist, terwijl men ook langs het kanaal en aan de Muide verdedigingswèrken uitvoert. (De periode 1830-1839 noemt men de Belgische Revolutie. Er kwam een eind aan in 1839 toen het "Eindverdrag" tussen Nederland en België werd getekend. Limburgers en Luxemburgers werden toen uitgeleverd aan de vrees voor oorlog. Voornaamste bepalingen waren: 1) Limburg en Luxemburg worden gedeeld; 2) Nederlands Limburg en het groothertogdom Luxemburg, waarvan Willem 1 persoonlijk groothertog blijft, worden lid van de Duitse Bond; 3) België moet voor altijd neutraal blijven. Deze neutraliteit wordt gegarandeerd door de grote mogendheden) 24 januari 1382: Filips van Artevelde wordt door het Gentse volk uitgeroepen tot opperhoofdman. (Hij verslaat kort daarop de legers van Lodewijk van Male in de slag op het Beverhoutsveld. Het zal slechts met de hulp van Frankrijk zijn dat de graafterug kan slaan bij Westrozebeke waar Filips van Artevelde de dood zal vinden) 24 januari 1740: De onvrije schippers, die "Het Hertjen" op de Korenlei aankochten, bekomen de toelating om hun gevel in Louis XV-stijl aan te passen. Bovenop de gevel zullen zij een windwijzer plaatsen onder de gedaante van een verguld 369


schip. (De onvrije schippers waren slechts een corporatie, in tegenstelling tot hun machtige beroepsgenoten, de vrije schippers, die in een nering verenigd waren. De Carolijnse Concessie rept met geen woord over de onvrije schippers omdat zij geen nering uitmaakten. (DE BUCK R., De Concessio Carolina, inG. T., 1990, 19de jg. nr. 2, p. 85) Het was pas op 22 september 1667 dat de onvrije schippers hun bestaan officieel konden bekrachtigen. (DE POTTER, Gent van den oudsten tijd tot heden, Deel7, p. 339) 24 januari 1641: Monseigneur Triest laat een nieuwe vleugel aan het toenmalig bisschoppelijk paleis bouwen. "Ten voorsegde daeghe", lezen wij in het resolutieboek van de Keure, "wert geresolveert ende doen presenteert aan zijn Eerweerdigste Heer den Bisschop deser stede tot de somme van veertig ponden grooten voor het ciraet dezer stede, ghedaen met maecken van een geheel nieu quartier van zijn huys episcopal comende metten voorhoofde lancx in de Scheldestraete". 25 januari 1385: De vleeschouwers, ook prinsenkinderen genoemd, "de eersten in ordenen vanden drienvijftig vrije neerynghen deser stede", waren tot aan de Franse Tijd geprivilegieerden die bij de Blijde Intreden en inhuldigingen de Vorst tot lijfwacht dienden, die jachtrecht bezaten, alsmede het erfelijkheidsprivilege, zodat de nering steeds in handen bleef van enkele families. Dit voorrecht, waaraan de vleeschouwers buitengewoon gehecht waren, werd op 25 januari 1385 door Filips de Stoute bekrachtigd. (De reden van de bekrachtiging was de wapenstilstand na de Grote Gentse Opstand tegen het grafelijk gezag die al bezig was van in 13 79. De opstand was begonnen door de moord op Roger van Outerive, een grafelijk baljuw, die de Gentse privileges onvoldoende had gerespecteerd. Enkele malen gelukte het de Gentenaars, gesteund door neringen uit andere steden, haast het hele graafschap te beheersen) 25 januari 1803: De nijveraars en handelaars vieren in de Grote Schouwburg (in het hofvan Sint-Sebastiaan) de prefekt van het Scheldedepartement, Faipoult. (Dank zij zijn rapporten komen wij iets te weten over onze landbouw en nijverheid in die jaren) Faipoult van het Scheldedepartement en Viry van het Leiedepaftement bewonderden de creativiteit van de Vlaamse landbouwers. Immers, de bodem was in Vlaanderen op vele plaatsen zandig en uit zichzelf weinig vruchtbaar. Methodes van bewerking en bemesting zorgden voor een hoge productiviteit die, volgens statistieken uit 1812-13, slechts in weinig andere Europese regio's werd geĂŤvenaard. Faipoult vertelt ons ook dat het Schelde370


departement toen reeds ruim 100.000 spinsters en 22.000 wevers telde. Viry telde in zijn Leiedepartement ongeveer evenveel man-vrouwkrachten. Dat betekent dat minstens een kwart van de bevolking in deze departementen reeds voor zijn broodwinning afhankelijk was van de textielnijverheid) (VERAGHTERT K., Bastille, Boerenkrijg en Tricolore, Leuven, 1989, p.184-199)

OUDHEIDKUNDIGE KRONIEK In "De Gazette van Gent" van 16 october 1922 leverde Alfons Van Werveke de volgende bijdrage over ONZE KOORMAATSCHAPPIJEN De heer Loclewijk Terneus heeft een bondige schets van de voornaamste handelingen der Melomanen laten verschijnen, onder den titel Annales de la Société royale des Mélomanes de Gand, 1888-1921. Het boek is een vervolg op dat uitgegeven onder denzelfden titel, door A. Tonel, betreffende 18381888, dat zijn de 50 eerste jaren sedert het ontstaan van de Melomanen. Wij zijn den heer Terneus wel dankbaar, dat hij met geduld het archief van de maatschappij heeft ingezien en een oordeelkundige keus in de gebeurtenissen heeft gedaan. Zijn arbeid en die van Tonel, geven aldus een overzicht van het leven van een beroemd zangkoor gedurende 83 jaar. Wij zijn ongelukkiglijk niet zoo goed op de hoogte van de geschiedenis der andere koormaatschappijen van onze stad. Aug. Thys, schrijver van Les Sociétés chorales en Belgique, waarvan de eerste uitgave in 1853 te Gent verscheen en de tweede in 1861, is niet altijd goed ingelicht, zelfs niet voor wat Gent betreft. De eerste zangmaatschappijen hebben geen of weinig geschreven oorkonden nagelaten; enkele zelfs zijn alleen gekend door vermeldingen in de dagbladen of de boeken van den heel korten tijd van hun bestaan. Het zal dan ook niemand verwonderen, dat het na bijna honderd jaar onmogelijk is eenjuist verslag op te maken van den oorsprong der groepeeringen van liethebbers voor het oefenen van den koorzang. Wij drukken er op, dat het hier liethebbers geldt, geen vakmannen. Het hoeft wel niet gezegd, dat het koorgezang niet is ontstaan met de opkomst van maatschappijen als de Melomanen. Het was reeds in de oudheid gekend, maar werd nagenoeg uitsluitelijk door vakmannen beoefend. Het is in Duitschland, dat de eerste vereenigingen zijn ontstaan voor koorge371


zang, door mannen zonder begeleiding van speeltuigen. De eerste was, zoo 't schijnt, de Liedertafel van Berlijn, opgericht in 1809, door Karel Frederik Zeiler. Een omreis van een Duitsch zangkoor in België gaf aanleiding tot een eerste proef hier te lande, namelijk te Kortrijk. Te Gent waren, volgens Thys, de eerste maatschappijen Grétry, bestuurd door Lodewijk De Clercq en de Koormaatschappij, eerste van dien naam, die opvolgenlijk als bestuurder had Ed. de Somere, M.J. Mengal en C.L. Hanssens. Zij ontstonden in 1832. Er is geen stad, meenen wij, waar er meer maatschappijen van allen aard zijn opgericht in de laatste honderd jaren. Sedert 1832, dus in het tijdperk van 90 jaar, kwamen 1OS koormaatschappijen tot stand. Wij hebben er reeds op gewezen dat het thans onmogelijk is voldoende inlichtingen te bekomen nopens de meeste maatschappijen, zoodat de 105, waarvan wij de namen kennen, zeker een onvolledige lijst vormen. Bij die namen zijn er wel zonderlinge. De meeste maatschappijen dragen een kenspreuk: Concordia, Vreugde en Vrede of zijn ontleend aan de geschiedenis: De Leeuw van Vlaanderen, De Witte Kaproenen. Vele andere geven het doel van de vereeniging te kennen: Koorgezangmaatschappij, Club musical, Orphéons gantois, enz., ofwel heeft men de naam van een toonzetter aangenomen: Mozart, Haydn, Grétry, of dien van een kunstenaar: Nourrit, of andere nog een naam uit de godenleer in betrekking tot de muziek: Apollo, Orpheus, Polymnie. Een tiental maatschappijen hebben den naam van een bekend persoon, maar die niet rechtstreeks met de toonkunst in verband stond: Van Rijswijck, Van Duyse, Ledeganck, Willems, Van Artevelde, zelfs Gütenberg en Arnold de Keyser, twee beroemde drukkers. Eén maatschappij draagt den naam van een koor, dat destijds veel opgang maakte: Pepita. Eindelijk heeft één onzer twee oudste zangkoren, Grétry, in den beginne den zonderlingen naam Karpelsch Genootschap gedragen, naar dien van de herberg, waar het gevestigd was, Den Karpel, in de Zwarte Zustersstraat! In het Museum van Oudheden bewaart men gedenkenissen van al de Gentse maatschappijen: standaarden, kartels, blazoenen, medailles, draagtekens, halskettingen, schotels, borden, glazen, vazen, eet- en waschserviezen met den naam en de wapens van die maatschappijen; nieuwjaarkaarten van de boden op porseleinpapier, waarvah heel mooie in het midden der XIXe eeuw zijn gemaakt. Die verzamelingen zouden zeker door vele onzer lezers aanzienlijk kunnen vermeerderd worden.

372


GENSCHE WOORDE EN UITDRUKKIJNGE Deel XX Ik hĂŞ den tram gepakt Syn.: "'k HĂŞ mee den tram gereeje": ik heb de tram genomen. Hier lett. uitgebeeld. Da es oe stien van mijn herte Syn.: "Dat es ne pak (een pakske) van mijn herte": wordt gezegd wanneer men zich verlicht, opgelucht voelt, wanneer men gerust gesteld is over iets dat hoofdbrekens veroorzaakt. Gerard es oe comie-voyageur <Fr.: "commis-voyageur": handelsreiziger. Een bediende van een handelsfirma .die voor het verkopen op staal of monster en het opnemen van bestellingen de klanten bezoekt. WANTJE: "Hoi Pieterf waer gaen we dat schrijven. .. Gij zijt galantvandoeg gelijk een commies-viageur". ("Azuu ne klont", p. 6) 'T es van de poek en de piek en de pak Syn.: '"t Es van de pieke-de poeke- de pak": stelen. Hier uitgebeeld door "ne schammateur" <Fr.: "escamoteur/escamoter": goochelaar, zakkenroller/ weggoochelen, ontfutselen, wegmoffelen, ontrollen, afhandig maken. 373


Ik hè de'(l. tvorn "ge?a\Qt '

Plaat 26

374


Manneke, nu krijgde gij un pandoerijnge Syn.: "Een rammelijnge". (Zie ook plaat 17: "Hij kreeg nu toch gestampset en dikke muilpirre doarbij"). Het woord "pandoer" komt uit het ServoKroatisch. Het was een soldaat uit het korps dat in 1741 gevormd werd door generaal von Trenck om de Turkse grensstreken van rovers te zuiveren. Bij ons kreeg het woord de betekenis van politieman. Iemand die er bij tijds op klopte als het nodig mocht blijken. Vandaar "een pandoerijnge". Gien twie kiere veur 't zelfde geld Syn.: "De paster preek gien twie kiers veur 't zelfde geld; de paster en doe gien twie missen veur 't zelfde geld; de paster en preek gien twie kiere veur ne cent; 'k zegge't gien twie kiere": ik zeg het geen tweede maal, ik ga het geen tweede keer vertellen. 't Es beter van de paster of van de koster Het is beter iets uit de eerste hand te bekomen (De koster is de ondergeschikte van de pastoor). U tonge es vuil, 'k zal u een pilleke geeve Syn.: "U tonge es angeloaje; g'hêt een vervuilde tonge". Lett.: bij dokteronderzoek kijkt men of de tong niet beslagen is. Dit wijst op ziekte, die men dan behandelt. Fig.: We gaan iets doen aan uw "vuile tong". Voor dit laatste bestaan meerdere synoniemen: "Een tonge hên gelijk een serpent (een mes); z'es een deugniette in beur tonge; beur tonge es vuilder dan d'uure van nen biechtvader; zijn tong snijdt langs zeeve kante (gelijk een vliem; een mes); die een stuk van beur tonge zoe wille snije zoe wel doen; 't es ne stijte in zijn tonge; ze kan mee beur tonge mier kwoad doen dan een hiel rézement saldoate; 't es een lange tonge; een slijpende tonge; een valsche tonge; een vuiltonge; een vileinige tonge; hij loat zijn tonge goe bange": kwaadspreken.

"Z'heeten beur Flakke in Gent Maar z'est er veure gekend; Want zuu een Flakke, die kunt ge niet pakke Zijn heeft een tonge, 't es juist gelijk een tjakke. Ze slaat, ze zweept, ze kletst; Ze knettert, snoerd en kwetst; Zijde gij voor het ruziemaken g'reed Seffens zijt g'uitgekleed." ("Het Weeuwke van de Muide", p. 10, refrein.) 375


"Flakke" is een snede, een sneetje. Ook te horen in "huufdflakken"; sneetjes hoofdvlees. Een "tsjakke" is een klanknabootsend woord voor zweep. DE STEKKERE: "En moesierbij i kome; èdde eur ier rendez-vous gegeve? IJ, ge zeneer gij i nie zilde." SIES: "Ge zij ne stijte zeggere." ("Oe èwer oe zotter", p. 12113). SCHOAERESLIEP! ••• (woorden van Nand Snoeck- Muziek van Rich. Lepage) Zie, mijnschen, woas ik schoaresliep Ik ging op stroate en ik riep. "Breng moar, ik zal ze grijpen, De kwoaie tongen van ons land, 'k Zal ze nemen langs alle kant' En 'k zal ze ferm afslijpen!" REFREIN

Mijn wielke draaide moar altijd 'k Verlore giene tijd, Van 's morgens vroeg tot 's avonds loat Sleepe 'k ik langs de stroat De vuiletongen vol fenijn Totda'z'oan 't zweigen zijn. En het klonk kloar uit mijne mond. De Gentsche stede rond. Want zuu hard da'k moar kost, ik riep: Schoaresliep! ... Schoaresliep! ... Wijven die van hulderen man Slecht zeggen zuuveel of't moar kan, 'k Zoe hulder vaste nijpen; En hij die uitstreuit vuil ofkwoad En die zijn evennaasten smoadt: 'k Zoe zijn tonge afslijpen! Achterklappers die moar in schijn, Deugdzaam, broave en iêrlijk zijn, Moar in 't vuil hulder verrijken; nen Jongeman die in 't vrijen liegt. En deur proat zijn meisken bedriegt, 'k Zoe hulder tong' afslijpen! Ministers die in onzen stoat, Vele beloofden deur geproat, En binst alles opstreken; De valschoards, 't zij gruut of gemien, Ik duwde z'al op mijne stiên, 'k Zoe hulder g'hiel afslijpen! Uit: "In ons straatje", p. 3, Snoeck Ducaju & Zn.

376


BESCHERMLEDEN 1994 Edmond Cocquyt (3200) Xavier d'Hoop de Synghem (20001993) Dr. Roland Marlier (2000) Willy Van Mossevelde (2000) Alice Dynoodt (2000) Xavier d'Hoop de Synghem (20001994) Mw Charles Van de Putte (2000) Solange De Stoop (2000) Piet Van Eeckhaut (2000) Prof. Dr. Guy Schrans (1400) Dr. Eric Salmioen (1400) LucBauweos (1250) Walter Abbenbroek (1200) Ferdinand Handovsky (1200) Mw Priels-Van Damme (1 050) Hubert Van Hoorde Dr. Charles Vuylsteke Dr. André Maenhout Walter Claeys Dr. Henri Duquesne Dr. Adhémar De Wulf Philippe Proost Jacques Vermeuten Patriek Rombaut Willy Steyaert Prof. Dr. Eric Van de Velde Pierre Tytgat Oscar De Somville Prof. Dr. Adelhert Comhaire André De Cuyper André Rasson Robert Verspeeten André De Somville Leon Marteos Pierre Constales Jéröme Moortgat Paul Hebbelynck André Mortier

Christian Scheiris Louis Devloo Jean Hertrand (nr. 2778) Joseph Roosen Roger Dekeyser (nr. 2416) Dr. Philippe Verjans Dr. Eric Veys Cesar Block Jean-Pierre Sareos Micheline Walgraeve Jean Walraedt Charles Dael Nelly Deherdt Joho Leten Lucien Detemmerman Freddy Van Vlaenderen Jean-Paul Marchal Paul Van de Voorde Dr. Henri Depoorter Maria Van Quickelberge Philippe Kreps Philippe Hebbelynck Mw Van Assche-De Man Dhr Van Renterghem Robert Waeri Michel Noppe Georges Delori Henri Brasseur Edgard Praet Guy Baert Jacques Huys Sylvester Serlippens Robert De Kezel Guy Versmessen Charles Van Hecke Joho Colpaert Daniël Uyttendaele Pierre Hebbelynck Marcel van den Kerchove (t) Louis De Meyer

377


Mw Van Dijk-Vanhooren Lucien Casteels Jean-Pierre Peckstadt

Yves Brasseur Jacques Monsaert

STEUNENDE LEDEN 1994 Felix Waldack (800) Ir A.J. lmpens (800) Ir Gustave Veeckman (800) Yvonne Hutsebaut (800) Frank Meert (800) Ernest Pynaet (800) Bernard Cruyt (800) Jean Broekaert (750) Dr. Marc Steyaert (750) Mw Berglund-De Feyter (700) Diane Sarteel (700) Jacqueline Podevyn (700) Yvan Piqué (700) Didier Eechaudt (700) Mw De Reuse-Claeys (700) Dr. Charles Annez (700) Aldo Bruderlin (700) Gerald Me Hugh (700) Jacques Carels (700) Marie-Jeanne De Smet Dr. Thierry Goetghebuer Jan De Weirdt Paul De Groote Roger Spilthoorn Mw Mortier-Haesaert Georges Meersschaut Erik De Keukeleire Adolf De Lantsheere Henri Bracke Mw De Roubaix-De Leye Jan De Vleeschouwer Jean-Pierre Van der Stock Luc Lekens Mw Steels-De Visschere Monique Christiaens

Guy Namurois Urbain Catteeuw Robert Lybaert Wim De Bock Etienne Verschraegen Ir Johan Cornelis Jean Libbrecht lt-gn b.d. Maurice Deneve Roland Van Ranst Valerie Godu Mw Guiette-Willocx José De Boose Huguette Demeyer Willy Van Hevel Freddy Hoste Prof. Dr. André Kint Luc Devriese Jules Waeri Frans Dietens Guy Beyaert Mark Rummens Marcel Cambier Jean Jacques Wiltem De Schrijver Lucien Vermaele Cecile Nevejans Etienne De Clercq Jean Steenbrugge Eddie Van Haverbeke Georges Thysbaert E.H. Peter Schmidt Raout Buysse Jean-Pierre Van d helsen Jaime Jurdan Robert De Rudder 378


Gustave Vanderlinden Frank Gelaude Pierre Geemaert Femand Verheggen Guy Carton Andrée Cavens Kamiel Van Acker Suzanne Vander Gracht Serge Pauwels Jacques de Schryver André Bresou Suzanne Hiemaux Henri Claeys Marc Vandegehuchte Arie Parlevliet Mw Piton-Van Geluwe Karel Ossieur Mw Broekaert-Blondeel Luc Glibert Robert De Brauwer Mw Denny Baete Dhr A. Van de Velde Jean-Pierre Quintyn Amedee Veileman Prof. em. Dr. Sander Evrard Femand Van Quaquebeke Adolf Bucqué René Rodrigues Norhert Verhasselt Roger Verbeken Firmin Andries Marguerite Wustefeld Roger De Buyst Marcel Coucke Georges Neslany Richard Caese Frank Ödberg Hans Van Gelder Bemard Hebbelynck Raout Hofman PaulMauquoy Georges Defraigne

Herman Hollanders Dr. Paul Kluyskens Andreas Vandeleene Ir Jules Berlo Elly Van Durme Elodie Moerdijk Gustaaf Van Audenhove E.H. Jos Mertens MarcCoucke Mw Van Gansbeke-Evrard Laurent Claeys Prof. em. Dr. Pieter Braeekman Pieter Spanoghe Jean Dhaene Marcel Leclercq Robert Devreese Georges Rogge (t) Joho Van Hulle Christiane Van der Meulen Guy De Maertelaere E.B. René Stockman Amanda Foket Jan Vandenberghe Norhert De Vleesebauwer Ir Georges Lammens (t) Willem Vervaet Mw Vanlommel-Beuzelin Willy Devogelaere Gaston de Smet Dr. Jean-Pierre Padt E.H. Dirk De Backer Jacques Hebbelynck Charles Pierre René Geeroms Willy De Meyer Bert Destoop Willem Van de Velde Dr. Carlos Metdepenninghen Pierre Vanderhaeghen (nr. 1150) Madeleine Criel Mw Callebaut-De Broe Marie-Louise Geeroms 379


Marie-Louise Bleyn Anne Cocriamoot Christa Maryns Etienne Dekoning Gaston Portie Camiel Andries Roger Moreau Albert Braekman Georges Broget Mw Kluyskens-De Potter Prof. Dr. Herman Baltbazar Marcel De Preter Dr. André Van den Boogaerde Leon Trivier Joannes Ruytinx Dr. Daniël Sabbe Marcel Vanden Daele Christian Willemot Leopold Verhoene Marc De Munnynck Maurice Labijn Erik Vandenbroele Marcel Van Huffel Gilbert Lodrigo F emand De Rockere Pierre Uytterhaegen Guy Kint André Deproost Roland Van Damme (nr. 1182) Gilbert Pauwels Richard Coppieters

Carlos Passin Alfred Roose Charles Uyttenhove Xavier De Schryver Femand Goethals Etienne Van den Boogaerde Julien Eeckman Hendrik Carpentier Louis Daens Martine Van Mieghem Monique De Jonghe Eric De Buck Robert Van Bocxstaele Marc Van Rauwermeiren Ir Alfred Van Schoote Frans Vervenne Roland Rombaut AlbertYlen Albert Preys Maurice Himschoot Alain Schollaert Alexis Janssens FemandBeke Pierre Vlieghe Reginald Rotty Marie-Antoinette Vervaeke Bruno Castille Dhr G. Schauvliege Dr. Pierre De Vos Alain Smetryns

STEUNFONDS 1994 600 - H. Collumbien 200 - Mw. Somerling-Vermeuten - Naamloos 100- G. De Bruyne- R. Drubbel- Th. De Smet- J. Päquet- Mw J. De Bouck- L. Hoste- G. Gassée- A. Steenbrugge- L. Van Bragt- Mw Wauters-D'haen- L. Ongena- L. Labout- 1. Delva- E. Uytterhaeghe - G. Defraigne- L. Van Melle- P. Bourgonjon- A. Blondeel- J. Lataer - L. Peeters- Mw Fr. Somers- Mw M. Derudder- L. Van Bossele380


100 - G. Van Goethem - Sint Lukasklooster - Mw Keppens-Dentandt - E. Van Brusselen - Mw Halsberghe-Coutteel - E. Lerou - P. Cassiman Mw G. Lormans- G. Schietecatte- Mw Geeroms-Van Biervliet- R. Steyaert- Mw De Keyser-Verleye- J. Peeters- D. Peeters- G. De Vreese - R. Van Damme - M. De Vlieger - A. Delanotte - C. De Vleesebauwer- H. Mestrum- A. Vispoel- P. Mortier- J.-P. Roose- J. De Wilde- F. Lenssens- Y. Schoorens- J. De Braekeleir 80 - J. Jurdan 50 - L. Lemaitre Toelage Provincie 1992- 15.799,-

BIBLIOGRAFIE Wanneer u dit leest zal reeds verschenen zijn: "De Geschiedenis van de Koninklijke Muziekmaatschappij De Neerschelde- Gentbrugge" door Marcel De Bleecker en Wilfried Patoor, naar teksten van Walter Patoor. Formaat: 24 x 16 cm. - 75 bladzijden. Mooi geĂŻllustreerde en beperkte oplage. Prijs: 350 fr. Rekening: 146-8004500-01 van "Jubileum 150 jaar" - Verdoncklaan 40 Gentbrugge. Voor verdere inlichtingen: Marcel De Bleecker. Tel: 230.80.27.

WOORDEN:BOEK DER NEDERLANDSCHE TAAL Het Woordenboek der Nederlandsche Taal, dat momenteel reeds aan de 19de aflevering van het 26ste deel toe is, mag wel even in de kijker geplaatst worden, nu het einde zo stilaan in zicht komt. Men zit momenteel aan de aflevering die alle woorden tussen WORTEL en WRAAK behandelt, en de letter Z nadert zienderogen. Sedert 1864 verschijnen jaarlijks circa 11 Ă 13 afleveringen. Prijs per aflevering= 18.25 Nederlandse gulden (prijs april 1991 ). Een overzicht van de leverbare delen en afleveringen is op aanvraag verkrijgbaar bij de uitgeverij SOU te 's Gravenhage. Korrespondentie kan gericht worden aan de hoofdredakteur van het W.N.T., Dr. A. Moerdijk, Postbus 9515, NL..;2300 RA LEIDEN. Het copyright komt de Stichting Instituut voor Nederlandse Lexicologie toe. Niet dat het Groot Woordenboek der Nederlandse Taal van Van Dale daarmee in de schaduw komt te staan, maar een driedelig woor381


denboek kan onmogelijk een 26-delig woordenboek evenaren, vooral wanneer het er op aankomt de GESCHIEDENIS van een woord te proberen achterhalen. Dat is inderdaad dé grote verdienste van het W.N.T. Het is een woordenboek dat min of meer zweeft tussen etymologisch woordenboek, Middelnederlands woordenboek en verklarend woordenboek. Iemand die belang hecht aan de PRECIEZE betekenis van een woord mag NOOIT nalaten het N.W.T. als eerste woordenboek te raadplegen. De kostprijs van het boek is uiteraard niet voor ieders beurs weggelegd. Geen nood! Het is kosteloos en zonder aanvraagformaliteiten met dito wachttijden te raadplegen in onze alombekende Boekentoren. Alle tot hiertoe verschenen delen bevinden zich vrij toegankelijk in de leeszaal van de Bibliotheek van de Rijksuniversiteit van Gent. Vraag het aan de leeszaalbediende. De zondag is de universiteitsbibliotheek gesloten. Geen nood, want dan is ons Documentatiecentrum open en daar kan dit werk ook geraadpleegd worden. R.D.B.

Het komt weer slecht uit. Als dit nummer verschijnt loopt er sedert I october (en tot 3I december) een prestigieuze tentoonstelling ''Neogotiek in België" in het Bijloke Museum. Aanleiding tot deze tentoonstelling is het feit dat het in 1994 I 00 jaar geleden was dat Baron J.B. Béthune overleed. 6 jaar geleden begon een groep wetenschapslui aan de voorbereiding van deze tentoonstelling. Over 2 verdiepingen van het museum wordt een beeld geschetst van de historische ontwikkeling van de Neogotiek. Enkele van de vele merkwaardigheden die zullen tentoongesteld worden: het koperen hoogaltaar van de Kortrijkse Sint-Maartenskerk, het Brugse Karel de Goedeschrijn, het Sint-Lambertusschrijn uit de Kathedraal van Luik, het Sint-Trudoschrijn uit Sint-Truiden, het Sint-Héloniusschrijn uit Izegem, enz. De belangrijkste blikvanger wordt ongetwijfeld de tiara van Paus Pius IX die in I87I in Gent gemaakt werd door Bourdon. Een rijk geïllustreerde catalogus (waar wij in ons volgend nummer hopen op terug te komen): 300 illustraties, waarvan I20 in kleuren is te verkrijgen aan 1.100 fr. H.C.

Correctie In Gh. T. 1994- Nr. 4- p. 249 meldden wij het verschijnen van 42 tekeningen op postkaartenformaat van Gaston De Smet. Als prijs voor het doosje met 42 citeerden wij 425 fr. 382


De Heer De Smet doet ons opmerken dat hij één detail over het hoofd gezien had: Vadertje Staat zou graag meer dan een vijfde van dit bedrag in zijn kas zien vloeien. Lezers die willen bijdragen tot het financieel evenwicht van ons land zullen dus 512 fr. willen lezen i.p.v. 425 fr. Willen zij het doosje opgestuurd zien, dan schrijven zij 542 fr. over.

VRAAG EN ANTWOORD Van de Heer Jean-Pierre Herman (Ukkel) komt de volgende vraag: Betreft: Geneaologie Familie De Vigne Ik ben bezig met de stamboom van de familie De Vigne op te stellen en stuit op een groot probleem namelijk de geboorteplaats en datum van Antonius De Vigne waarvan ik een direkte afstammeling ben via mijn moeder Andrée De Vigne. Ik heb met grote interesse de artikels over de familie De Vigne in de Ghendtsche Tydinghen van 15/7/1976 (Se jaargang n° 4) en van 1511/1979 (8ste jaargang n°l) gelezen waarin de heer Paul Huys zeer interessante gegevens aanbrengt buiten spijtig de geboorteplaats en datum van Antonius De Vigne. Graag verneem ik of één van Uw leden ondertussen meer inlichtingen hieromtrent gevonden heeft? Ik heb nog 2 bijkomende vragen, namelijk I. In het boek "Les Maisons que j'ai connues" van Virginie Demont-Breton, nicht van mijn grootvader AlphoQ.se De Vigne lees ik in boekdeel IV blz. 263 dat Julius-Octaaf De Vigne, schepen van de Stad Gent en volksvertegenwoordiger, opzoekingen deed in het Stadhuis en in de bibliotheek van Gent over de oorsprong van de familie De Vigne. Ik citeer "11 découvrit ainsi que Ie berceau des De Vigne est Ardres, Ie fameuxArdres du Camp du drap d'Or" gelegen in de Pas-de-Calais en op blz. 264 "Les manuscrits de ces recherches sont conservés dans les archives de la Ville de Gand". Ik heb mij gericht tot het Stadsarchief in de Abrahamstraat en heb van de heer conservator vernomen dat deze documenten daar onbekend waren. Mijn twee vragen luiden als volgt: I. Heeft één van Uw leden de oorsprong van de familie bestudeerd? 2. Waar kunnen die manuscripten in Gent bewaard zijn? Het zou mij bijzonder verheugen op deze vragen positief nieuws te ontvangen. 383


Van de Heer Paul Huys ontvingen wij de volgende brief: Stadssecretaris Aimé De Bruycker ( 1882-1919) In 1907 werd de Gentse stadssecretaris advocaat Aimé De Bruycker door de Gemeenteraad gevierd voor 25 jaar ambtsjubileum (cfr. verslag hierover in La Flandre Libérale van 24 april 1907). Hij bleef stadssecretaris tot einde juni 1919, toen hij werd opgevolgd door M. Heins. Hij woonde aanvankelijk in de Keizer Karelstraat 58 en van omstreeks 1890 in de Van Eyckstraat 54. Kan iemand van de GT-Iezers ons geboorte- en overlijdensdatum van deze Gentse stadssecretaris meedelen? Wie beschikt over eenfoto van deze man (N.B. Geen foto beschikbaar in het Gentse stadsarchiefl), liefst van omstreeks 1907? Zijn er nog afstammelingen of andere familieleden van deze Stadssecretaris in leven met wie vraagsteller dezes contact zou kunnen opnemen? Met oprechte dank bij voorbaat voor elke informatie. Dr. Paul HUYS, 9031 Drongen Drongenstationsstraat 90 (09/226.54.53). Mevrouw Nadia Vankenhove en de Heer Eddy Levis zouden graag de naam kennen van de tekstschrijver en van de componist van een liedje waar Hélène Maréchal destijds nog een persiflage op gemaakt heeft. In feite is het een Hollandse smartlap (waarschijnlijk van Bob Scholte) die als volgt begon: Jantje was een kleine kleuter Eenigst kind teer verwend En op zek'ren dag zei moeder Hoor eens even lieve vent Als je zoet bent komt er spoedig Een zusje of een broertje bij. Nou dat was wat voor ons Jantje En het ventje zei toen blij Wanneer er een klein zusje kwam Krijgt ze van mij wat moois, zeg mam. Enz. Met als refrein: Dan gaat mijn spaarpot open. Dan krijgt die schattebout Een bouquetje witte rozen Waar mam ook zoo van houdt.

384


LEZERS SCHRIJVEN ONS Naar aanleiding van het schrijven van de Heer Arthor De Decker i.v.m. Henri Van Dale (Gh. T. 1994- Nr. 3 - p. 197) ontvingen wij van een vriendelijke lezer die helaas vergat zich kenbaar te maken, zodat wij hem slechts langs deze weg kunnen bedanken, gegevens die definitief een einde stellen aan de twijfels die zouden mogen bestaan hebben betreffende de geboorteen overlijdensdatum van Henri Van Daele. BIOGRAFIE VAN HENRI VAN DAELE Henri van Daele is in de arbeidersbuurt van de Blaisantvest op 5 januari 1877 als zoon van een kinderrijk werkersgezin geboren. Pas elf jaar oud maakte hij van nabij kennis met de ruige realiteit van het proletariĂŤrsleven; Hij moest van school wegblijven en op de fabriek gaan werken. Nauwelijks zestien jaar geworden, trok hij naar Frankrijk, waar hij als kopergieter werkzaam was. Hij stak er een mondjevol Frans op. Dit werd de basis van een gedegen talenkennis. Van zijn vader Frans had Henri de passie voor het toneel meegekregen. Frans van Daele was immers regisseur en/of mannelijke vedette in menig lokaal amateurtoneelgezelschap. Henri zette zijn eerste pasjes op het toneel bij de "Vrijheidsliefde" in 1886. Uit Frankrijk terug, ging hij in de cafĂŠ-chantants eigen liedjes zingen, die zinderden van het engagement. Hij was socialist in hart en nieren, en dat verheelde hij voor niemand. Op zijn eenentwintigste schreef hij zijn eerste revue. Zowat een jaar later trouwde hij. In 1905 kwam de eerste "revue van Vooruit" van zijn pen. Verbeten. hanteerde hij de satire en maakte hij van het toneel een geducht wapen in de strijd voor de ontvoogding van zijn klasse. Enige tijd exploiteerde hij samen met zijn jongere broer Isidoor de tingeltangel "Het Volkshuis". Zo kon hij in zijn levensonderhoud voorzien en zich met overgave aan de volksletterkunde wijden. Tenslotte verwierf hij zo'n grote roeni, dat hij als zelfstandig auteur kon bestaan. Hij bleef overigens actief als acteur en regisseur. In 1925 richtte hij een eigen gezelschap op. Hij mocht op de medewerking rekenen van de meest geliefde plaatselijke artiesten. Deze degelijke groep kreeg een vast kontrakt bij de "Minardschouwburg". De pennevruchten van Henri Van Daele werden in diens eigen minutieuse regie alzo in optimale conditie gebracht. Hij ging tevens op tournee door heel het Vlaamse landsgedeelte. De wereldgebeurtenissen van 1940 schokten de voorvechter van vrede en democratie pijnlijk. Zijn zielepijn werd nog vergroot door het tragische overlijden van zijn echtgenote. Psychisch ontredderd stopte hij alle toneel385


Godsdienstig·gelovig en zedelijk evenwichtig, :-- dat had hij van zijn goede moeder, zegde h ij ons, - wist hij altijd maat te houden In het delikate domein van zijn beroep. « Wilt ge wijs zijn, lacht dan ! ~ zegt een klassiek spreekwoord, en inderdaad. tot In zijn meest uitbundige lachsuccessen. kende hij altijd paal en perk en al zijn werken bevatten onverholen een wijze zedeles. Mijn dierbare echtgenote. lieve pleegkinderen en beminde famHieleden, ik dank u voor uw zorgen , uw genegenheid en uw trouwe steun ; blijft mijn gedachtenis in uw harten bewaren en bidt voor mij. Mijn werken zullen blijven getuigen van mij. bij ons volk en mijn talrijke vrienden ; moge de barmhartige God het mij ten goede aanrekenen. Vaartwel I

Vriendelijk·losse kout. Geestig·ronde lach ; Beter kruid en zout Niemand vinden mag.

t EERZAAM AANDENKEN VAN DE HEER

HENRI VAN DAELE Weduwnaar In 1e huwelijk van Mevrouw

Maria Van der Haeghen Echtgenoot In 211 huwelijk van Mevrouw

ANGELE VAN GELE geboren te Gent, de 5 januari 1877 en er vreedzaam overleden, de 16 jull 1957, tijdig versterkt en verlicht door de H.H. Sacra menten der zieken en de Apostolische Zegen.

c Mijn God ik bemin U» (een van zijn laatste woorden).

Mevrouw Henri VAN DAELE. geboren Angèle VAN GELE ; Dokter en Mevrouw Adli SAMAAN ; Heer en Mevrouw Leon DE WILDE-VAN GELE; Juffrouw Marle-Jeanne VAN GELE ; De famllles VAN DAELE, VAN GELE. VAN DER HAEGHEN en SEYNAVE,

Hij was Ridder in de Leopoldsorde, in de Kroonorde en In de orde van Leopold li. Deze uitzonderlijke man was een bekwaam acteur en een geboren toneelschrijver ; een fijne mensenkenner, met een schrandere opmerkingsgeest en een beeldrijke zeggings· kracht. Hij wist dat arme en kleine mensen veel meer lachen dan rijken en zogezegde groten en daar hij zelf volks was en altijd stond aan de zonnige kant van het leven heeft hij talloze toneelstukken geschreven en liederen, die sedert meer dan zestig jaar zijn volk hebben geamuseerd, begeesterd en ten goede beïnvloed.

danken U uit ganser harte voor de welgemeende blijken van innige en oprechte deel· neming in hun rouw. Drukkerij PRIMO, St·Ambg.

386


activiteiten. Uit schrik voor de bezetter, hij had het opkomend nazisme altijd fervent bestreden, en moreel ontwapend, verscheurde hij bijna al zijn werken. Omstreeks 1948 scheen Henri van Daele enigszins hersteld te zijn, en veel van zijn spelers schaarden zich weer rond hun oude meester. Zij bleven hem trouw tot hij overspannen en ten prooi aan een nieuwe diepe zenuwinzinking op 17 juli 1957 stierf. Zijn tweede echtgenote poogde moedig nog enkele maanden het gezelschap in stand te houden. Moeilijkheden met de auteursrechten en verwikkelingen i.v.m. de erfenis maakten het haar onmogelijk.

GÊNSCHE PRÁOT Paljas, de kapetein van de farceurs, zat in "De Kaorpel" van den oorlog te spreke. - 't Es wried, zeid hij, wa dutse dage tegewoordig zie lûupe mee hijten äorms in biene. Miele De Biest zat mee zijne mond wijd ope te luistere. - 't Es wäor, riept hij; mäor z'hên nog sanse dan ze dat hên; wa zoen z'anders moeten uitsteke? 't Es toch verren uitgevonde, zeid hij ezûu. - Dat en es nog niets, zei Paljas tegen Miele De Biest.· Hêdde nog nie hûure spreke van den di ene mee zijne nikele kop? Die hûurt in ziet in klapt percies gelijke wulder, in da gäot al mee 't mekaniek! - Wade? riep Miele, g'hêt zekers goeste van mee mij 't zieleke t'hêwe? - Bij 't en doet, zei Paljas, dat es ne kanonier, die z'in den oorlog den helft van zijne kop afgeschoten hên; z'hên zijn hûufd afgezet in hem ne nikele kop opgeveze; in ezûu es 't hij keune blijve leve. - 'k Zoe iest moete zien, zei Miele De Biest. - Ei, ge keunt hem alle daoge zien, zei Paljas. Gao tusschen elven in twaolve näor de Builoke. De pûurtier es ne vriend van mij; goa maor mee mijn komplemente. Däorop liep Paljas setfes bij de pûurtier om hem te verwitlege van Miele De Biest zijn komste. t' Sanderdags kwam den dezen afgezakt in hij vroeg näor de pûurtier. - Wa zoed er u blieve? vroeg den deze. - Menhiere, zei Miele De Biest, 'k kome mee de komplemente van Paljas in 'k zoe girre diene kanonier ne kier zien mee zijne nikele kop. - Verduveld, kameräod, zei de pûurtier, g'en hêt gien sanse. Ge zul morge moete were kome; want hij es hem zuust gäon laote schirre! 387


OUDE JAARGANGEN VAN "GHENDTSCHE TYDINGHEN"

Volgende losse nummers en volledige jaargangen zijn verkrijgbaar tot uitputting van de voorraad. I975 Nrs. I-3-4-5-6 + Voll.jg. I 976 Nrs. 2-3-4-5-6 + Voll. jg. I 977 Nrs. 2-3-4-5-6 + Voll. jg. I 978 Nrs. I -3-4-5 + Vol I. jg. I 979 Nrs. I -3-4-5 +Vol!. jg. I 980 Nrs. I -2-3-5-6 + Voll. jg. I98I Nrs. I-3-4-5-6+Voll.jg. I 982 Nrs. 2-3-4-5-6 +Vol!. jg. I 982 Register op de jaargangen I tot I 0. I 983 Nrs. I -2-4-5-6 + Vol!. jg. I 984 Nrs. I -2-4-5-6 + Vol!. jg. I 985 Nrs. I -2-3-4-5 +Vol!. jg. I 986 Nrs. I -2-3-5-6 + Vol!. jg. I 987 Nrs. I -2-4-5-6 + Vol!. jg. I 988 Nrs. I -2-3-5-6 +Vol!. jg. I 989 Nrs. I -3-5-6 + Voll. jg. I 990 Nrs. I -3-4-5-6 +Vol!. jg. I99I Nrs. I-3-4-5 + Voll.jg. I 992 Nrs. I -2-4-5-6 + Voll. jg. I 993 Nrs. I -3-4-5-6 +Vol!. jg. Prijs per afzonderlijk nummer 70 fr. Prijs per volledige jaargang 400 fr. Deze kunnen afgehaald worden elke zondag tussen IO en I2 uur in het "Documentatiecentrum" (behalve in juli en augustus en op wettelijke feestdagen). Bij bestelling via onze postrekening dienen volgende portkosten bijgerekend: I nummer: 28 fr. 2 tot 3 nummers: 50 fr. 4 tot 6 nummers: 65 fr. Verder per jaargang: 65 fr. Plattegrond van de Stad Gent door B.J. Saurel (I84I). Getrouwe copie van het origineel: I20 fr. Plattegronden dienen afgehaald te worden in het Documentatiecentrum (geen verzending per post) De Archivaris Mevrouw VAN GELUWE-EGGERMONT A.

388


INHOUD 1994 I.

-

Broeder Ebergist De Deyne (1887-1943): Een levensschets 2 11 lnventaire Archéologique: Monumentale Ingangspoort Herinneringen aan het Ie Artillerieregiment in 1937-1938 (Vervolg) 13 Gentse Memoriedagen: 4, 5 en 6 Januari 21 De Gentse Burgerlijke Wacht. 1814-I9I4. (Vervolg) 23 46 Gensche Woordeen Uitdrukkijnge. Deel XV Oudheidkundige Kroniek: De Geschiedenis van een schilderij van Sint-Baafskerk 50 Bibliografie 52 Vraag en Antwoord 53 Lezers schrijven ons 55 Gênsche Präot 57 Oud Gent 58 Dit bestaat niet meer 59

2. - Waar vroeger de Lakenwevers "hunne raemen plachten te staen" - Inventaire Archéologique: De gewezen Kerk van de Geschoeide Carmelieten. Buitenkant - Herinneringen aan het Ie Artillerieregiment in I937-I938. (Vervolg) - Jan Baptist Pisson's "Uyterste Wille" - De Gentse Burgerlijke Wachten. 18I4-I9I4 (Vervolg) - Oplossing Puzzel I993 - Gensche Woordeen Uitdrukkijnge. Deel XVI - Gentse Memoriedagen: 7-8-9-IO Januari - Bibliografie - Vraag en Antwoord - Lezers schrijven ons - Gênsche Präot ·

3. - Waar vroeger de Lakenwevers "hunne raemen plachten te staen" (Vervolg en slot) - Inventaire Archéologique: De Kerk van het Onze-Lieve-Vrouw-Begijnhof (Uitwendig aspect) - De Gentse Burgerlijke Wacht. 18I4-I9I4. (Vervolg) - Karel van Lotharingen - Herinneringen aan het Ie Artillerieregiment in I937-I938 (Vervolg) - Gentse Memoriedagen: II-I2-13-I4-I5 Januari - Gensche Woordeen Uitdrukkijnge. Deel XVII - Documentatiecentrum. Werking I993 - Bibliografie - Vraag en Antwoord - Lezers schrijven ons - Gênsche Präot - Aanvullende Ledenlijst

389

62 83 86 94 96 114 II7 I20 I23 I25 I25 I28

130 155 I57 172 I76 I82 I85 I89 192 I94 I97 I98 200


4. -

1914. Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog 202 Inventaire Archéologique: De monumentale poort van de Citadel 218 22I Herinneringen aan het Ie Artillerieregiment in 1937-1938 (Vervolg) Iets over de Kabaöne 228 De Aardbevingen van I692 en I756 te Gent 23I De Grafzerk van Geertrijde de Gruutere in de Abdijkerk van Groeninge te Kortrijk 238 "Voskensbeeld" staande in de vóórtuin van het "Koninklijk Atheneum Voskenslaan te Gent 240 Gensche Woordeen Uitdrukkijnge. Deel XVIII 243 Gentse Memoriedagen: I6-I7-I8 Januari 246 Bibliografie 248 Vraag en Antwoord 25I Lezers schrijven ons 253 Gênsche Präot 257 Dit bestaat niet meer 259

5. - De Lange Weg van Lodewijk Van Biesbroecks "Excelsior" en de "Grand Old Man of Astronomy" - Inventaire Archéologique: Infirmerie van het voormalig klooster van de Geschoeide Carmelieten - Herinneringen aan het Ie Artillerieregiment in I937-I938 (Vervolg en slot) - I9I4. Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog (Vervolg en slot) - Gensche Woorde en Uitdrukkijnge. Deel XIX - Gentse Memoriedagen: I9-20-2I Januari - Bibliografie - Lezers schrijven ons - Gênsche Präot - Dit bestaat niet meer

280 283 289 3II 3I4 3I7 32I 326 328

6. - Herinneringen aan het Ie Artillerie Regiment in I936-I937 - Inventaire Archéologique: Boekband van het Register van de Brouwersnering - Kapelleke Schreiboom - Puzzel I994 - Gentse Memoriedagen: 22-23-24-25 Januari - Oudheidkundige Kroniek: Onze Koormaatschappijen - Gensche Woordeen Uitdrukkijnge. Deel XX - Beschermleden-Steunende leden- Steunfonds - Bibliografie - Vraag en Antwoord - Lezers schrijven ons - Gênsche Präot - Inhoud 1994

33I 355 356 364 368 37I 373 377 38I 383 385 387 388

390

262


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.