GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring GentV.Z.W. 15 januari 1996 25e jaargang nr. 1 Stichter: Gaston Hebbelynck t Voorzitter: Hugo Collumbien Onder-Voorzitter en Penningmeester: André Verbeke Secretariaat: Maïsstraat 235, 9000 Gent Archief en ruildienst Mevr. Angèle Eggermont, Maïsstraat 235, 9000 Gent Redactie-Adres: Lijnmolenstraat 149, 9040 Sint-Amandsberg- Gent Administratie: Koggestraat 14 - 9000 Gent Postrekening: 000-105.04.73-60, Heemkundige en Historische Kring Gent, 9000 Gent Lidgeld: 400 fr. per jaar. Steunende leden: 600 fr. per jaar. Beschermleden: 1000 fr. per jaar. Buitenland: 200 fr. extra voor portkosten INHOUD - De Groete strate buten Turre (Vervolg en slot). - lnventaire Archéologique: Plafond van het Brouwershuis. - Gentse Kunstenaars ten dienste van Jan zonder Vrees en in het Prinsenhof. - De "Automatische Beelden" van Jaquet-Droz in Gent, Anno 1781. - Over Lieven Van Pottelsberghe. - Gent elders ontmoet. - Gentse Memoriedagen: 12-13-14-15 februari. - Gensche Woordeen Uitdrukkijnge. Deel XXVII. - Bibliografie. - Vraag en Antwoord. - Lezers schrijven ons. -Aanvullende ledenlijst - Dit bestaat niet meer - Gênsche Pràot.
2 22 25 29 31 35 36 39 42 43 45 46 47 48
Bibliotheek en wekelijkse bijeenkomsten: in het Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis, Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, SintAmandsberg: elke zondag van 10 tot 12 uur (uitgenomen op feestdagen); Gesloten in juli en augustus. Bibliothecaresse: Mevr. A. Eggermont. Verantwoordelijke uitgever: Hugo Collumbien, Lijnmolenstraat 149, 9040 Sint-Amandsberg- Gent.
Dit is het eerste nummer van onze 25e Jaargang en 1996 is ook het jaar waarin wij kunnen terugblikken op ons 25-jarig bestaan. wy· dachten dat dit zilveren jubileum tot uiting mocht komen op de kaft van deze 25e Jaargang en vonden ons kunstzinnig lid, de Heer John Van Rulle, onmiddellijk bereid te zorgen voor dit feestelijk tintje.
DE GROETE STRATE BUTEN TURRE (Vervolg en Slot) VAN DE PEPERSTRAAT TOT AAN DE RAMEN Aan de overkant van de straat staat een groot hoekhuis met een gevelpartij in de Peperstraat en een andere in de Hoogstraat Aan de kant van de Peperstraat sluit het hoekhuis aan bij een bredere bepleisterde en beschilderde gevel onder mansardedak met dakkapellen en een rond dakvenster. Op de begane grond werd een vroeger winkelraam met houten panelen dichtgemaakt. Aan de kant van de Hoogstraat zien we een 19de-eeuwse bepleisterde en beschilderde gevel van drie bouwlagen en drie traveeën onder mansardedak met dakkapel en twee ronde dakvensters. Op het gelijkvloers werden de ramen en de deur, die vroeger tot een winkelruimte behoorden, met houten platen afgesloten en gedicht. Het uitzicht van de gevel werd daardoor emstig aangetast. In dit hoekhuis is thans "Radio Plus" ondergebracht. We bevinden ons nu in het deel van de Hoogstraat, dat loopt van de hoek met de Peperstraat tot aan die met de Ramen, en dat, zoals we eerder reeds zagen, eertijds Opper-Hoogstraat werd genoemd. Steeds kijkend naar de Noordelijke straatwand, gaat onze aandacht onmiddellijk naar een groot gebouw, aan het nr. 38, met een mooie gevel van twee bouwlagen, vijftien traveeën, een grote rondboogvormige poort; op de verdieping een balkon met ijzersmeedwerk, onder een mansardedak met zeven dakkapellen en een groot halfrond fronton. Het gebouw is van vrij recente datum en werd begin van de jaren '70 opgetrokken in een bij het naastgelegen Hotel Reylof aangepaste stijl. Toch blijft het wezenlijk onderscheid tussen de twee gevels bestaan. Thans is in het gebouw, aan het nr. 38, de hoofdzetel gevestigd van de Christelijke Mutualiteit van het Arrondissement Gent. Achter dit gebouw bevindt zich de Polikliniek Rerum Novarum waarvan de ingang gelegen is in de Peperstraat Bij Fig. 32 een foto van het gebouw zoals dit er voorkomt in 1994. Enkele stappen verder bereiken we het nr. 36, waar zich de prachtige en sierlijke herenwoning in Lorlewijk XIV-stijl verheft, gekend onder de naam
2
Fig. 32. Hoogstraat nr. 38, gebo uw Chr. Mut. Gent. Eigen Foto, Aug. 1994.
"HOTEL REYLOF", dagtekenend van 1724 en ongetwijfeld een van de mooi ste gebouwen van de Hoogstraat Laten we er even in het kort de geschiedenis van in herinnering brengen . Het stuk grond, waarop dit zeer schoon patriciĂŤrshuis in 1724 werd gebouwd evenals de daarachter liggende grond tot aan de Komijnstraat behoorden, volgens Fr. De Potter, in de 16de eeuw aan Comelis Wouters (1524). Na enkele malen van eigenaar te zijn veranderd, kwam het goed uiteindelijk in bezit van Oratio Sertil i. De familie Sertil i woonde in de Hoogstraat in drie naast elkaar staande panden . In het middenste woonde Frans Sertil i, kolonel in dienst van de Venetiaanse Republiek. Diens huis werd op 30 juni 1651 verkocht aan een zekere Jacob d'Hondt. Ook daarna veranderde de woning nog van eigenaar tot ze in 170 I eigendom werd van Pi eter de Graeve, die er in het bezit bleef tot in het jaar 1720 . Vier jaar later behoorden de woning en de bijhorende tuin aan Oli vier de Reylof.
3
- ,
•
a
I
1
Fig. 33. Hoogstraat nr. 36, "Hotel Reylof'. Bouwaanvraag en modell724. StadsarchiefGent
Over de prestigieuze herenwoning, die Olivier de Reylof er zou laten bouwen, hebben we het reeds in een vroeger artikel gehad (*). Toch zullen we ook in deze bijdrage, speciaal gewijd aan de Hoogstraat, aan het "HOTEL REYLOF" de plaats gunnen die aan een van de schoonste woningen van het eerste kwart van de 18de eeuw, in onze stad in Ladewijk XIV-stijl opgetrokken, zeker toekomt. In 1724 diende Olivier baron de Reylof bij het Gents Stadsmagistraat een bouwaanvraag in die nog steeds bewaard wordt op het Gents Stadsarchief en in volgende termen is gesteld: "Supplierende verthoont reverentelyck Mher Olivier baron de Reylof, proprietaris van sekeren huyse, steede en erfve ghestaen ende ghelegen op de Hooghstraete binnen dese stadt, dat hy van intentie is afte breken den voornoemden huyse ende van nieuwe op te bouwen op een rechte lingne volghens d'annexe modelle, ende alsoo sulcx niet en magh ghebeuren sonder VEdelen consent, oorzaeke den verthoonder hem keert tot VEdelen ... ". We geven hierbij een foto (Fig. 33) van het hiervoor vernoemd model, gevoegd bij de bouwaanvraag van 1724. (*) G. Broget: "Waar vroeger de Lakenwevers "hunne raemen plachten te staen" in : Ghendtsche Tydinghen, 23ste jaargang 1994 nr. 2.
4
Het ontwerp werd op 18 september 1724 door het Stadsmagistraat, dat zeker bijzonder ingenomen moet geweest zijn met een dergelijk voorstel, aanvaard en goedgekeurd. Bouwvergunning werd verleend, waarna baron de Reylof dan ook deze herenwoning liet bouwen die zonder enige twijfel zeer veel geld moet gekost hebben. Er weze terloops opgemerkt dat Reylof reeds eerder toelating had gevraagd om het achtergelegen gedeelte van de eigendom, dat uitgaf in de Komijnstraat, te verbouwen. De gevel van het "HOTEL REYLOF" treft door het evenwicht in conceptie en door de sierlijkheid van de Ladewijk XIV architectuur. Jean-Pierre Esther, die in een zeer interessante bijdrage, getiteld "Orde en Maat in het Gentse Classicisme"- "De Gulden Snede bij de 18de-eeuwse gevelontwerpen", handelt over "Brede gevels met middenrisalieten volgens de Gulden Snede", besteedt aparte aandacht aan het "HOTEL REYLOF". Hij legt daarbij uit dat het ontwerp voor de natuurstenen gevel van deze herenwoning duidelijk volgens de Gulden Snede geconcipieerd werd. "De acht traveeĂŤn brede lijstgevel", zo voegt hij eraan toe, "heeft een dubbel middenrisaliet over twee en drie traveeĂŤn, geleed door Corinthische pilasters, afgedekt door een driehoekig fronton en versierd met beeldhouwwerk. Het huis is afgedekt met een hoge mansardekap". Vooraleer verder te spreken over het gebouw en zijn afhankelijkheden, willen we toch eerst een woord zeggen over de persoon zelfvan OLIVIER REYLOF. Wie was die man eigenlijk? Het is Paul Bergmans die, in een mededeling aan de Algemene Vergadering van 16 januari 1907 van de Maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde te Gent, verduidelijkt dat, in weerwil van hetgeen sommigen vroeger hadden beweerd, Olivier Reylof niet in Gent maar wel in Amsterdam werd geboren en wel op 6 november 1684. Ten bewijze daarvan legde Bergmans de copie voor van een uittreksel uit de Burgerlijke Stand van Amsterdam waaruit blijkt dat Jacques Reylof, van Gent, koopman, oud 46 jaren, op de Oude Zijde-Achter:burgwal, in 1683 in het huwelijk trad met Magdalena Geelham, van Koeverden, oud 24 jaren, in de Warmoesstraat. Uit dit huwelijk werd Olivier Reylof geboren zoals blijkt uit een "Copy-Extract uit het Doopboek der RoomsehKatholieke Kerk "het Vrede Duifje", D.F.B. nr. 358. 1684. Den 6 Nov., Jacobus Reylof, en Magdalena Geelham, filius Olivier. Patr. Olivier Reylof. Matr. Joanne Marie Reylof." De vader van Olivier Reylof was dus een Gents koopman. Vermits hij echter in Amsterdam geboren was, gafOiivier Reylofzich zelflater in de titel van zijn gedichten de kwalificatie "Amstelodamensis". De jonge Olivier Reylofwoonde, liep school en studeerde te Gent. Hij deed er zeer degelijke humaniorastudies en was beslagen in geschiedenis, theologie, letterkunde, filosofie en natuurkunde.
5
Paquot, biograaf van Reylof, haalt Lieven De Meyer aan die er in het voorwoord van de "Poemata" melding van maakt dat de jonge Reylof eraan hield om deel te nemen aan de "examens" of"disputen" van de colleges, namelijk dit van de Jezuïeten en het ander van de Augustijnen waarvan zijn grootoom langs vaderszijde, Alipe Reylof, prior geweest was. Net als zijn vriend, de Jezuïet Lieven De Meyer, beoefende Olivier Reylof met veel ijver de Latijnse dichtkunst. Kenmerkend is wel dat Jacques Xavier van Larebeke (Gent, P. De Goesin, 1715) Reylof "Artium liberalium Cuttor et Maecenas" noemde. In 1711 liet Reylof op zevenentwintig-jarige leeftijd, bij Michel Graet in Gent twee bundels Latijnse poëzie drukken, beide de titel dragend: "Poematurn libri tres", maar die zich onderscheidden door de ondertitels: (A) "Continent Eglogas Sacras et Profanas, Librum de Piscibus, et alterurn de Ranis cum Appendice"; (B) "Continent Effectus mirabiles Divini Amoris, Sermones de Invidia et Zelotypia, Querelam animae in Infernis detentae cum Appendice". Dat Reylof in zijn tijd als Latijns dichter toch een zekere waardering genoot, moge blijken uit het feit dat de tweede bundel in 1728 door Pierre de Goesin herdrukt werd en de eerste in 1732. In 1738 publiceerde de Goesin het eerste deel van de "Opera Poetica omnia" van Reylof. Deze laatste schreef ook Latijnse redevoeringen: "Oratio de nihilo" of"Oratio circaAliquid". Olivier de Reylof was ook een groot verzamelaar van boeken. De verkoop van zijn bibliotheek, na zijn dood in 1742, nam twee dagen in beslag. Bij patentbrieven van 20 Oktober 1712 had Reylof de titel van baron verkregen. Het bleef echter niet allemaal even poëtisch in het leven van deze dichter en grote kunstminnaar. De bouw van de prestigieuze herenwoning aan de Hoogstraat had baron de Reylof zeer veel geld gekost, wellicht meer dan hij had voorzien. Hij kwam in financiële moeilijkheden zodanig zelfs dat hij in 1727 de mooie woning, samen met een andere eigendom aan de hoek van de Lange Munt, voor een aanzienlijk bedrag moest laten berenten. In 1731 werd baron de Reylof nog tot Ontvanger van de Stad benoemd, waardoor zijn financiële situatie wel in zekere mate verbeterde. Toch kon hij niet vermijden dat in 1736 de prachtige woonst aan de Hoogstraat openbaar moest verkocht worden. Nieuwe eigenaar van de patriciërswoning werd JozefVeranneman, heer van Burst en Bambrugge. Olivier de Reylof overleed op 13 april 1742. Zijn grootste verdienste had er ongetwijfeld in bestaan dat hij het bouwkundig patrimonium van onze Stad verrijkt had met een opvallend schone woning in Lorlewijk XIV-stijl, die ook heden nog altijd onze bewondering opwekt, het "HOTEL REYLOF". In 1764 werd de eigendom verkocht aan Wiltem-Jan Hamelinck, griffier van de Raad van Vlaanderen, mits de som van 6.000 pond groote, boven de kapitalen van verscheidene erop gevestigde renten. 6
Voormelde notariële akte van 1764, die op het Gents Stadsarchief berust, geeft een veelzeggende beschrijving van deze grote eigendom. Fr. De Potter haalt er een uittreksel van aan waaruit we de hiernavolgende passus lichten: "... Een groot nieuw gebauwt schoon huys, stede ende erfve, met een groote poorte ten voorhoofde op d'Hoogstrate, aen d'een zyde ghehuyst den naerschreven cleynen huyse ende ter andere de hoirs van joffrauwe de weduwe Neerincx, van achter uytcommende met eene groote poorte in de Commynstraete, met alle syne toebehoorten, app. ende dependentien ... bequaem om koetsen ende paerden te houden, met eenen schoonen grooten hof, terrasse ende binneplaetse of nederhof, bequaem om aldaer te keeren met koetsen ende paerden, hoedanigh die ingespannen syn, mitsgaeders differente kelders, remisen ende stallingen, gloriette, waschhuys, houthuys ende alle voordere commoditeyten ende editieien ... alsmede de hoiseryen in de salletten ende caemers, alle het welk vercoebt is ..." Men kan zich op grond daarvan ook een idee vormen van de uitgestrektheid van het "HOTEL REYLOF", dat tot in de "Commynstraete" liep. Heden ten dage reikt de herenwoning niet meer tot daar maar geeft ze met een grote poort uit in de Brouwersstraat. Er dient wel te worden op gewezen dat het "HOTEL REYLOF" er niet altijd precies uitgezien heeft zoals op het model bij de bouwaanvraag van 1724 voorkwam. Afgezien van het feit dat bepaalde zaken, die op de modeltekening aangegeven zijn, zoals sommige ornamenten boven het fronton en op het dak, in werkelijkheid niet uitgevoerd werden, vonden er in de loop van de tijd ook verbouwingen en veranderingen plaats die de mooie gevel en de symmetrie ervan niet steeds ten goede zijn gekomen. Toch is het "HOTEL REYLOF" in wezen altijd de prachtige herenwoning in Lodewijk XIV-stijl gebleven die het van bij de aanvang was en heeft het, dank zij de Luikse Verzekering, die het gebouw restaureerde, zijn glans van weleer teruggevonden. Guido Deseyn maakt er melding van dat het "HOTEL REYLOF" in 1834 werd aangekocht door de nijveraar Degandt-Vander Schueren en dat deze laatste enkele verfraaiïngswerken aan het gebouw liet uitvoeren door architect Minard. Op het einde van de 19de eeuw was de woning eigendom van de heer A. Wanters en in de loop van deze eeuw van de heer Ronse, advocaat en senator. In verband met de wijzigingen, die de gevel van het "HOTEL REYLOF" in de loop van de tijd onderging, is het ongetwijfeld interessant kennis te nemen van een foto, die in 1907 verscheen in het Bulletijn der Maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde te Gent, en die de toestand op dat ogenblik weergaf (Fig. 34). Op deze afbeelding stelt men een duidelijk onderscheid vast met de oorspronkelijke situatie zoals die is aangegeven op de modeltekening bij de bouwaanvraag (cfr. Fig. 33). Men ziet dat er links aan het "HOTEL REYLOF" een stuk werd toegevoegd; het gebouw telt niet meer acht maar tien traveeën.
7
Fig. 34. Hoogstraat "Hotel Reylof', toestand 1907. Foto Bulletijn Maatschappij van Geschieden Oudheidkunde te Gent, 1907.
Er is eveneens aan de linkerkant een rondboogvormige poort bijgekomen; de gevel is bepleisterd en het toegevoegd deel verschilt van de oorspronkelijke traveeĂŤn. Op het driehoekig fronton staat wel de wereldbol die later verdween. De foto van 1907 is ook nog interessant om een andere reden. Ze toont, links van het "Hotel Reylof" een pand van drie bouwlagen en drie traveeĂŤn onder een puntgevel en daarnaast een kleiner oud huis met een trapgevel. Vermelden we ook nog dat tijdens de periode 1919-1923 aan het bovenste gedeelte van het "Hotel Reylof'' restauratiewerken werden uitgevoerd. Zoals we hierboven reeds zegden, liet de Luikse Verzekering, die eigenares geworden was van het gebouw, in 1961 het "HOTEL REYLOF" herstellen en restaureren. Deze restauratie, die met zorgen en op oordeelkundige wijze gebeurde, gaf dit oud herenhuis, waarvan de gevel ontpleisterd werd, een groot deel van zijn oorspronkelijke praal terug. Wanneer men heden deze historische woonst bekijkt, komt men nog steeds onder de indruk van de prachtige gevel in natuursteen, waarin de rechte lijn, de evenwichtige opbouw, de mooie Corintische pilasters en het driehoekig fronton opvallende kenmerken zijn.
8
We geven hierbij een foto (Fig. 35) waarbij men het "HOTEL REYLOF" ziet zoals het er heden (Dec. 1994) voorkomt met aan de linker kant een deel van de gevel van het naburig gebouw van de "C.M. Gent", waarover we het reeds hadden. Men stelt vast dat van de oorspronkelijke acht traveeĂŤn van het "HOTEL REYLOF" er slechts zes als zodanig overblijven. Aan de linkerkant van de gevel werden twee van de aanvankelijk bij het Hotel Reylof horende traveeĂŤn ingelijfd bij het gebouw van de C.M. aan het nr. 38. De symFig. 35 . Hoogstraat, "Hotel Reylof' en links deel van het metrie in de gevel van het Hogebouw van C.M . Gent. Eigen Foto, november 1994. tel Reylof heeft daar wel onder geleden. Wanneer men het "HOTEL REYLOF" betreedt, komt men langs een diepe en fraaie ingangspoort op een mooie, beplaveide binnenplaats. Ook de achtergevel met zijn uitgewerkte partijen: aan de ene kant een bepleisterde lijstgevel met driehoekig fronton onder mansardedak met dakkapellen, aan de andere kant een gevelpartij onder gebogen fronton, is als geheel bijzonder mooi. Op de binnenplaats treft men schone versieringen aan, zoals wat eens een sierlijk fonteintje was met arduinverwerking tegenaan de muur (Oostkant) maar nog steeds bekoorFig. 36. Hoogstraat, "Hotel Reylof', binnenplaats, fon - lijk blijft door zijn mooie vorteintje. Eigen foto, 1994. men (Fig. 36). 9
Fig. 37. Hoogstraat, Huis nr. (34-32-30) en links rondboogvormige poort van het Hotel Reylof. Eigen Foto, 1994.
10
Achteraan op de binnenplaats bevinden zich de aanhorigheden onder mansardedak met dakkapellen. Deze fraaie achterbouw geeft langs een grote poort uit in de Brouwersstraat Ook het interieur van deze herenwoning met o.m. een groot trappenhuis in Empire-stijl en typische ornamenten valt op. Vermelden we hier tenslotte nog dat het "HOTEL REYLOF" in 1992 werd aangekocht door CM Gent waarvan de hoofdzetel naast de herenwoning gelegen is en waarover we het eerder gehad hebben. Onmiddellijk naast het "Hotel Reylof' bevindt zich, met de nrs. 34, 32, 30, een grote, monumentale woonst, met bepleisterde, beschilderde en hoog versierde lijstgevel; onderkelderd; drie bouwlagen en vier traveeën, onder zadeldak met pannen, dagtekenend van het laatste deel van de 19de eeuw. De gevel van deze mooie woning heeft een breed balkon voor de middentraveeën; op de verdieping een gebogen fronton boven de vensters; bovenaan een kroonlijst met tandlijst op bewerkte consoles. Op de foto bij Fig. 37 ziet men de gevel van deze herenwoning en links nog de rondboogvormige ingangspoort van het "Hotel Reylof'. Ook dit pand bezit een in- en uitrij in de Brouwersstraat. Van daaruit ziet men de hoge achtergevel van de woning met twee grote gezandstraalde trapvensters. In dit herenhuis is thans de studie gevestigd van notaris W. Bostoen. Voorheen is daar de studie geweest van notaris J. Fobe. Merken we trouwens op dat de naam van de familie Fobe nauw verbonden is met deze imposante herenwoning aan de Hoogstraat Ook aan het nr. 28 in de Hoogstraat staat een grote, mooie, onderkelderde woning van drie en een halve bouwlagen, vier traveeën, met outpleisterde gevel onder zadeldak met pannen. De aanvraag voor het herbouwen van een aldaar staand huis werd, met bijhorend ontwerp, in 1835 ingediend door de h. Jean-François De Cocq. Ook dit pand, waar Dr. Gombault woont, heeft een inen uitgang in de Brouwersstraat Een andere grote en schone 19de-eeuwse woonst bevindt zich aan het nr. 24. Ze bezit een bepleisterde en beschilderde lijstgevel en is onderkelderd. Ze telt vier traveeën, drie bouwlagen, onder schilddak met pannen. Op de verdieping ziet men balustrades en boven de vensters is er een kroonlijst op consoles. Verder is er een rechthoekige poort met ijzersmeedwerk in een arduinen omlijsting. De bouwaanvraag in verband met deze grote woonst had betrekking op de heropbouw van twee huizen en werd in 1843 ingediend door J.C. Vanden Bossche. In dit pand, opgetrokken in neoclassicistische stijl, is de studie gevestigd van notaris Claerhout. Zoals men kan vaststellen, is er in de bouwaanvragen van de 19de eeuw bijna steeds sprake van het "herbouwen" van een huis of van de verandering van een gevel, zonder dat men altijd weet welk soort pand er voordien stond. In sommige gevallen heeft men daar echter wel kennis van. Dit is onder meer zo voor 11
-r
f
Fig. 38. Hoogstraat, Huis nr. 22, vroegere trapgevel. Stadsarchief Gent.
de woonst die nu ter sprake komt. Inderdaad, aan het nr. 22 bevinden we ons heden voor een bepleisterde en beschilderde gevel van drie en een halve bouwlagen en twee traveeĂŤn, onder zadeldak. De bouwaanvraag dateert van 1844 en werd ingediend door J.J. Tavemier-Debaets, eigenaar en bouwkundige. In de desbetreffende kaft op het Gents Stadsarchief vinden we echter een tekening, die het plan van de bestaande gevel toont waaraan de eigenaar dus in 1844 de gevraagde verandering zou laten uitvoeren. Het ging om een mooie trapgevel (Fig. 38) die, ingevolge de aanvraag van 1844, gesloopt werd. Op heel wat plaatsen zijn dergelijke verbouwingen voorgekomen. Veel typische !?deeeuwse en 16de-eeuwse gevels zijn op die manier verdwenen en verloren gegaan. 12
Fig. 39. Hoogstraat, huizen nr. 20; nr. 18-10; en nr. 8-2; rechts op de foto met het gebouwencomplex op hoek Hoogstraat-Ramen. Eigen Foto, juli 1994.
Vlak daarnaast, aan het huidig nr. 20 in de Hoogstraat, verrijst een mooie, brede woning met bepleisterde en beschilderde gevel; drie bouwlagen, zes traveeen, afgedekt met kroonlijst onder zadeldak; rondboogvensters op de eerste verdieping, vensters met luiken op het gelijkvloers en een rechthoekige poort, zie foto bij Fig. 39. De gevel, zoals die er thans voorkomt, dateert van 1829. In de loop van de maand mei van datjaar werd voor het "huis nr. 14 staande te Gent in de hoogstraat, toebehorende aan den heer J. Van Den Bossche, thesaurier van het Bestuur van Weldadigheid" aanvraag ingediend voor: "I 0 Bouwing van een tweede verdieping versiert met Kroonlijst; 2째 Veranderingen aan de Vensteropeningen der eerste bovenverdieping; 3째 het maken van een vierkante Koetspoort". Ter illustratie geven we een foto van het bij de aanvraag gevoegd model, be13
-rr----'1 !=~~I --,
.......,._....,.
--
Fig. 40. Hoogstraat, Huis nr. 20. Bouwaanvraag en Fig. 41. Hoogstraat, Huis nr. (18-1 0), bouwtekening 1829. Stadsarchief Gent. aanvraag en model1838. StadsarchiefGent
rustend op het Gents Stadsarchief (Fig. 40). Dit model vertoont dus drie bouwlagen en zes traveeën daar waar de gevel voordien slechts twee bouwlagen telde. Wanneer men de voorgevel van de grote woning, aan het huidig nr. 20, en deze van het rechts ernaast gelegen huis, aan het huidig nr. 18-1 0, bekijkt, heeft men de indruk (zie foto bij Fig. 39) dat deze afzonderlijke woonsten ooit éénzelfde pand hebben gevormd. De gevels hebben een gelijkaardige architectuur; ze bezitten beide drie bouwlagen en eenzelfde afwerking op de verdieping. De gevels sluiten volledig bij elkaar aan. Het betreft echter wel degelijk twee afzonderlijke huizen. Daar waar het eerste met de zes traveeën (met het vroeger nr. 14) in 1829 verbouwingen onderging, waarover we het hiervoor hadden, vroeg de heer J.C. Van Den Bossche in 1838 "l'autorisation de reconstruire sur ses anciennes fondations sa maison no 12 sise rue haute Ie long de la route de 1ère classe no 10 en cette ville"; "Plan voor de herbouwing van den Gevel van het huys no 12 staande in de hoogstrate, Eigendom van J.C. Van Den Bossche". Op de foto bij Fig. 41 ziet men de modeltekening bij de aanvraag van 1838. De nieuwe gevel van het huis met het vroeger nr. 12 was qua bouwstijl in overeenstemming met deze van de woning aan het vroeger nr. 14 maar telde slechts drie traveeën. Wat de st ij I van deze beide gevels betreft, moet er worden op gewezen dat deze 14
zeer sterk be誰nvloed werd door deze, die Joseph Kieckepoost, begrafenisondernemer maar ook ontwerper, in 1824 in zijn project voor de herinrichting van de Poel en de verfraai誰ng van het stadsbeeld had bedacht voor de aldaar op te trekken huizen. Zijn idee谷n zette hij uiteen in zijn werk: "Den Ontwerp-maeker van Oost-Vlaenderen ofte Kasteeten in Spagnien" door de Ondernemer Kieckepoost. Ter gelegenheid van de tentoonstelling "Bouwen voor de Industrie" ( 1989) en van de aldaar voorgebrachte dokurnenten en litho's van Kierdorff (Stadsarchief, Gent, Atlas Goetghebuer), heeft men zich van de invloed, die van het ontwerp van Kieckepoost voor de huizen op de Poel, op de hier ter sprake zijnde gevels (huidige nr. 20 en 18-10) in de Hoogstraat is uitgegaan. Ook van de invloed, die het ontwerp van dezelfde J. Kieckepoost later had, in 1904, toen de Poel werd verbreed en de doorbraak Hoogstraat-Poel werd verwezenlijkt. In het boek "Bouwen voor de Industrie" vindt men een veelzeggende afbeelding naar de litho van Kierdorff met betrekking tot het project betreffende de doorbraak tussen de Poel en de Hoogstraat. In de mooie woning aan het huidig nr. 20 in de Hoogstraat waarover we het hier hebben, woont sinds 1919 de familie Cruyt, die circa 1930 ook eigenaar werd van het gebouw. Drie notarissen volgden er elkaar op: wijlen William Cruyt, de grootvader; de thans 87-jarige erenotaris, die eveneens de voornaam William draagt en de zoon van deze laatste, de huidige notaris Bernard Cruyt. Mensen die zich steeds aan geschiedenis en oudheidkunde ge誰nteresseerd hebben. De grootvader was reeds in zijn tijd lid van de Maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde te Gent. De erenotaris W. Cruyt en de notaris B. Cruyt zijn bovendien ook goed op de hoogte van de geschiedenis van onze Stad en van de meer plaatselijke historiek. Ik dank hen trouwens nogmaals langs deze weg voor de bereidwilligheid waarmede ze me te woord stonden en interessante gegevens verstrekten in verband met hun woning aan de Hoogstraat Het huis heeft een zeer oude kern. Vergeten we immers niet dat het in 1829 ging om veranderingen aan een bestaand pand. In de mooie tuin met afhankelijkheden, oud koetshuis en oude stallingen, heeft de heer Bernard Cruyt mijn aandacht gevestigd op wat wellicht overblijfselen zijn van de oude brouwerij " 't Lammeken" (15de-16de eeuw). Fr. De Potter maakt er melding van dat in het deel van de Hoogstraat, gelegen tussen de Ramen en de Peperstraat, in de 15de-16de eeuw " 't Lammeken" stond: "Een brauwerije ... gheheeten t Lammekin, metten lochtinghe ... buten Turrepoorten up de Hoochstrate ... achter uutcommende met eender poortenjnt straetkin mer Symoens de Lalaing huus was." (Act. en Contr. Keure, 14841485). Er zijn wel aanwijzingen voor dat men zich op de plaats bevindt waar eeuwen geleden " 't Lammeken" gelegen was. Verdere onderzoekingen kunnen daarover misschien definitiefbescheid brengen. Achteraan in de tuin heeft deze eigendom langs een grote en mooie rondboogvormige koetspoort een uitgang in de Brouwersstraat. 15
Fig. 42. Brouwersstraat, Aanvraag voor verandering aan het achtergebouw van het huis gelegen in de Hoogstraat (huidig nr. 20). September 1826. StadsarchiefGent
De achterbouw aldaar heeft een vrij oude kern. Er is een oudere muur geweest dan de thans bestaande. Men ziet trouwens aan de basis van de bouwlaag (kant van de tuin) nog stukken van de hardsteen waarin deze opgetrokken was. In een al eerder in Ghendtsche Tydinghen verschenen bijdrage, die we hier reeds vermeldden(*), toonden we een foto van de grote koetspoort in de Brouwersstraat en van de kleine oude huisjes (nrs. 3 en 5, 7 en 9), die aan weerszijden ervan gelegen zijn. Volgens de heer Bemard Cruyt zouden die huisjes een geheel gevormd hebben van vier kleine werkmanswoningen van het 18de-eeuwse type. In een ervan ziet men nog duidelijk het oude tussenschot in glas (een sas). Op het Gents Stadsarchief berust een aanvraag van 22 september 1826, ingediend door de heer Jean Van den Bossche, eigenaar zijnde van het "huys nr. 14 staende in de hoogstraete ... voor veranderinge aan het agter gebouw, staende in de Brouwersstraat ... omme nevens de aldaar bestaande ingangspoorte te maken drie woningen gelijkvormig en zoo als aangetoond is op de hier aangevoegde teekening". Een foto van deze tekening bij Fig. 42. Men zal dus wel opmerken dat op deze tekening slechts drie huisjes voorkomen van twee bouwlagen. Het kleine huisje, met het huidig nr. 3, komt er niet op voor. De ingangspoort zelf in de Brouwersstraat was ouder. Het geheel, gevormd door die kleine werkmanswoningen, ontstaan uit de verbouwing van de achterbouw, en de grote rondboogvormige koetspoort, eigen(*) G. Broget: "Waar vroeger de Lakenwevers "hunne raemen plachten te staen" in: Ghendtsche Tydinghen. 23stejaargang 1994 nr. 2.
16
lijk een dubbele poort, biedt ook vandaag nog bouwkundig en historisch een interessante aanblik. Vermelden we tenslotte nog, dat de woonst aan het nr. 20 in de Hoogstraat ook een mooi interieur en een stijlvolle meubilering bezit. Vooraleer men het hoge en brede betonnen complex uit het begin van de jaren '70, aan de hoek met de Ramen, bereikt, blijft in de Hoogstraat (zie rechts op de foto bij Fig. 39) nog één woning, deze nameli.ük met de nrs. (8-2). Dit huis heeft een bepleisterde en beschilderde gevel, telt drie bouwlagen en drie traveeën, onder zadeldak met pannen. Op de bovenste verdieping bevinden er zich twee blinde vensters. Op het Gents Stadsarchief berust de aanvraag, die op 18 juli 1863 werd ingediend door de heer AdolfRousseau, woonachtig in de Hoogstraat aan het toenmalig nr. 10, met het oog op het aanbrengen van veranderingen aan de voorgevel van het huis. Het bij de aanvraag gevoegd plan, dat ook de voorheen bestaande toestand weergeeft, laat zien dat daar voordien een trapgevel stond. Zo verdween ook daar weer een mooie, typische oude gevel. Moeten we nog zeggen dat hetjammer was of volstaat het al? De gelijkvloerse verdieping van het verbouwd pand onderging later nog een verandering waarbij een groot winkelraam werd aangebracht. Nadat het huis verschillende bestemmingen had gekregen en er onder meer een lijstenmaker had gewoond, was daar nog tot vóór enkele jaren een kleine antiekzaak gevestigd waar soms nog mooie zaken te zien waren. Zoals we hebben kunnen vaststellen werd er in de loop van de 19de eeuw, ook in dit gedeelte van de Hoogstraat, gelegen tussen de hoek met de Ramen en de Peperstraat, aan de Noordkant heel wat verbouwd en veranderd en waren bovendien in de loop van de eeuwen veel panden verdwenen. We hebben het daarover reeds gehad in een eerder geciteerde vroegere bijdrage maar volledigheidshalve moeten sommige zaken in het kort toch nog even in herinnering worden gebracht. Aan de Noordkant was, volgens Fr. De Potter, vooreerst de brouwerij "den Lanteern" gelegen, bekend van de laatste jaren van de 14de eeuw: "Huus buuten der Torreporten ... wesende de bruwerie den Lanteern met eenen cleenen huusekin daar achter ... up dwater in de Ramen" (Act. en Contr. Keure, 14481449). Daarnaast was er een andere brouwerij "den Keerskorf', met een poort in de Ramen: "Twee husen metten lochtinghen, staende deene neffens andere up de Hoochstrate, deen de bruwerie den Keerscorf ende dander den Lantheeren" (Act. en Contr. Keure, 1518-1519). Het hoekhuis van de Ramen, aan de Oostzijde, werd in de 15de eeuw aangeduid met de naam" 't Scaec" (Weezenboek, 1497-1498); later "Hemelrijcke", stove in 1565, en "het Schip" (1665). Dichtdaarbij lagook "de Mande" (1436). Het hoekhuis van de Ramen, aan de Westkant, kwam voor zonder benaming terwijl het volgende de naam droeg van "den Duutschen Leghere" (Act. en 17
Contr. Gedeele, 1602-1603 ). Aan de Westkant van "den Duutschen Leghere" bevond zich in 1610 de herberg en "hostelrij de Zwane". Op een stuk grond, toebehorende aan serDaneet de Ruddere stond "het Hoghehuus"; "Huus, heet tHoghe Huus, buten torre, up ser Daniets Rudders erve" (Weezenboek, 1365-1366). In dat "Hoghe Huus" woonde in de loop van de 14de eeuw de familie Goethals. Een lid van die familie, namelijk Hendrik Goethals, werd in 1358 of 1359 vermoord. In de loop van de 16de eeuw werd de oude grote woning eigendom van de kruidenier Jan Verrekins, zo schrijft De Potter. In 1583 werd ze verkocht aan Huibrecht Eecman en in 1630 behoorde ze toe aan Antoon Van Daele. In dit deel van de Hoogstraat lag ook de brouwerij "ten Vaenkine", vermeld in een Schepenenacte van 1368. Er was in de 15de-16de eeuw ook" 't Lammeken", eveneens een brouwerij, maar daarover hebben we het gehad toen we handelden over de woning met het huidig nr. 20 aan de Hoogstraat Brouwerijen ofte herbergen waren er in de Hoogstraat in de loop der eeuwen zeker niet te kort; ook niet in de omgeving van de toenmalige "Lazarie" en al evenmin in de buurt van de beruchte "Coyers steghe". Uit wat we schreven blijkt dat het bouwkundig uitzicht van de Hoogstraat in de loop van de 18de en van de 19de eeuw opmerkelijk veranderde, zij het dan dat de wijzigingen in de loop van de 19de eeuw een ander karakter hadden en van een andere aard waren dan die van de 18de eeuw. De 19de eeuw bracht voor de omgeving ook nog andere wijzigingen. Rond de helft van de vorige eeuw werden aan de Houtlei, nabij de Poel en de Hoogstraat, de laatste overblijfselen van de Torrepoort afgebroken; volgens sommige auteurs in 1840-1841, volgens anderen in 1852. In de loop van de 16de eeuw waren echter reeds een toren en een deel van de poort met de grond gelijk gemaakt. Eerder had reeds Keizer Karel in 1540 bevel gegeven om ook de Torrepoort te ontmantelen maar wegens de buitengewone stevigheid van de constructie had men toen die poging moeten staken. De poort was weerbarstig en weerstond de Keizer. Zoals we reeds schreven werd in de loop van de jaren 1860 de Torenbrug, die van oudsher de verbinding uitmaakte tussen de Poel en de Hoogstraat, verbreed teneinde de verkeersafwikkeling tussen beide te verbeteren. In 1882 werd ze nog hersteld. Na de demping van de Houtlei in 1898-1899 werd de brug in het begin van deze eeuw gesloopt (1903). Met de verbreding en de heraanleg van de ingang van de Ramen, kant van de Hoogstraat, sneuvelden er ook daar nog enkele mooie panden. In het laatste stuk van de Hoogstraat, tegen de hoek met de Ramen, daar waar thans het hoge en uitgebreide betonnen gebouw verrijst, dat er begin van de jaren '70 werd opgetrokken, stonden destijds nog een paar oude woningen. Het hoekhuis Hoogstraat-Ramen had een bepleisterde gevel. Het was een oud, sfeervol pand met een poortje in de Ramen. Daar had vroeger nog een kruide18
nier en spekkenbakker zijn zaak gehad; later kwam er in de loop van de dertiger jaren een groenten- en fruitwinkel, die er bleef tot aan het begin van de jaren '70. Naast het hoekhuis stond in de Hoogstraat een vrij grote woning waar destijds twee dokterspraktijken elkaar hebben opgevolgd, eerst was er deze van wijlen Dokter Mathys en daarna die van Dokter L. Rysenaer. De gevel van het verder gelegen huis had in de loop van deze eeuw verbouwingen ondergaan waardoor zijn oorspronkelijk karakter volkomen teloor was gegaan. We vermelden hier terloops nog dat op het einde van de 19de eeuw het huis, met het toenmalig nr. 6, bewoond door Em. Van Crombrugghe, glas- en versieringschilder en dat in het eerste decennium van deze eeuw in datzelfde pand Ach. Y sabie, Directeur van de Academie te Aalst, verbleef. Begin van de jaren '70 werd dan aan de hoek van de Hoogstraat en van de Ramen de betonnen mastodont van vijfbouwlagen en een dakverdieping opgetrokken die aan de kant van de Ramen doorloopt tot aan de hoek met de Brouwersstraat. Architectonisch past dit gebouw helemaal niet in het kader van de Hoogstraat Het verstoort en schaadt een mooi en historisch stadsbeeld. We keren het gebouw de rug toe en vooraleer de Hoogstraat te verlaten, kijken we toch nog even naar de overkant waar, aan de hoek van de Oude Houtlei en van de Hoogstraat, de omvangrijke en mooie restauratie aan de gang is waarover we het in het begin van deze bijdrage hadden. Zo zijn we aan het einde gekomen van onze tocht langsheen de Hoogstraat, ooit ook "De Groete Strate Buten Turre" en "De Rechte Strate buuten der Torreporten" genoemd. Een mooie, bedrijvige maar ook verkeersdrukke straat waar men, sinds de heraanleg van het wegdek in 1988, goed uit zijn ogen moet kijken en soms voor zijn leven moet springen om niet onder een razend snelle wagen terecht te komen of ondersteboven gereden te worden door een zwaargehelmde motorracer. Want ook dat behoort, in het laatste stukje van onze 20ste eeuw, tot het dagelijks leven in de Hoogstraat. Maar niet enkel daar; ook elders is dat zo. Het maakt het leven in onze steden trouwens moeilijker en onveiliger. Tijdens onze wandeling herinnerden we in het kort aan enkele episodes uit de rijk gevulde geschiedenis van de "Hoghe Strate". We hadden het over bepaalde gebeurtenissen, die er zich in de loop van de eeuwen afspeelden; ook over de mensen die er gewoond, geleefd en gewerkt hebben. We hebben dat gedaan zonder evenwel het heden te vergeten dat we getracht hebben, anno 1994, min of meer in beeld te brengen. We hebben gevels van verschillende bouwstijlen, gespreid over vele eeuwen, bekeken. We hadden het over oude herenwoningen, prachtige residenties, kloosters en kerken en over een Leprozerij. Ook over kleinere huizen, over een middeleeuws steegje, dat veel verschillende en soms vurige namen droeg, en over twee kleine beluikjes. 19
Een aantal mooie gebouwen zijn bewaard gebleven en werden, dank zij de goede zorgen van de eigenaars in de loop van de jaren gerestaureerd. Ze vonden een groot deel van hun vroegere glans terug. We zijn herhaaldelijk in de gelegenheid geweest te spreken met bewoners van de Hoogstraat, die geïnteresseerd zijn in de geschiedenis van het pand dat ze bewonen, die bezorgd zijn om het behoud en de vrijwaring ervan en daartoe ook inspanningen leveren. Die mensen dragen in belangrijke mate bij tot de instandhouding van een deel van het historisch bouwkundig patrimonium in onze Stad. Sommige gebouwen verdienen een beter lot dan datgene dat hen tot op heden beschoren bleef en zouden een beurt moeten kunnen krijgen. Andere zijn helaas teloorgegaan alhoewel er zich achter een soms eerder naamloze gevel nog waardevolle overblijfsels van een groots historisch verleden bevinden die zouden moeten kunnen gered worden. We hebben spijtig genoeg ook moeten vaststellen, dat de architectuur van sommige hedendaagse gebouwen en complexen in de Hoogstraat zich niet heeft weten te integreren en er niet in geslaagd is zich aan te passen aan het karakter en het profiel van deze mooie straat met een reëel historisch verleden. Op grond van sommige vaststellingen, die we hebben gedaan, menen we ook te mogen zeggen dat een aantal panden in de Hoogstraat voor verder onderzoek in aanmerking komen en dat dit wellicht interessante en mogelijks zelfs verrassende resultatien kan opleveren. Misschien komen we daar nog wel eens op terug. Ons slotwoord is er een van welgemeende dank aan al diegenen in de Hoogstraat en daarbuiten, die ons steeds vriendelijk te woord hebben gestaan; die ons soms zeer nuttige informatie verstrekten; die ons toegang verleenden tot hun woonst en ons zelfs in een aantal gevallen interessante dokumentatie of fotografisch materiaal ter hand stelden. Aan allen nogmaals onze zeer oprechte dank. Gent, december 1994 G.BROGET Dr.juris Lic. B. & S.
BIBLIOGRAFIE Bergmans P.
- Un poète latin gantois du XVIIIe siècle; in: Bulletijn der Maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde te Gent, 15dejaar, nr. 1, 1907. Blockmans Dr. Fr. - Het Gentsche Stadspatriciaat tot omstreeks 1302, Antwerpen 1938. Bonenfant-Feytmans A.-M. - Note sur deux léproseries Terbank (Louvain) et Gand - Information bibliographique; in: Annalen van de Belgische Vereniging voor Hospitaalgeschiedenis, I, 1963.
20
Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen: dl. 4nb Z.W., Hoogstraat, 1979. Broget G. - Toen Wegenwerken op de Poel en Sint-Michielsplein een stuk ver Verleden blootlegden; in: Ghendtsche Tydinghen, 20stejaargang, 1991, nr. 5. - Aan de Houtlei Vroeger en Nu; in Ghendtsche Tydinghen, 22ste jaargang, 1993, nr. I. - Waar vroeger de Lakenwevers "hunne raemen plachten te staen"; in Ghendtsche Tydinghen, 23stejaargang, 1994, nr. 2, 3. Celis G. - Beschrijving van Gent; Gent 1920. Claeys Pr. - Maisons particulières et Monuments publies portant une date dans Ieurs façades ou pignons; in: Bulletijn der Maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde te Gent, 15de jaar, nr. 7, 1907. Decavele Joh. - De Oude Houtlei: Vest en Vestingmuur; in: Toerisme in Oost-Vlaanderen, 20stejaargang, Sept.-Okt. 1971, nr. 5. DeHerdtR. - Een Hollands Soldaat penseelt Gent; Uit de Atlas Goetghebuer; Stichting Mens en Kultuur, Gent, 1989. Demey Ant. met medewerking van Dubois M. en Poulain Norb. - Interbellum Architektuur in Oost-Vlaanderen; Open Monumentendag 9 September 1990, Gent 1990. De Potter Fr. - Gent van den oudsten tijd tot heden, Eerste deel, Zevende deel, Achtste deel, Gent. De Pue P.J. - Het Huidig Dominicanenklooster te Gent; Gent, 1984. Deseyn G. - Gids voor Oud Gent. Deseyn G. in samenwerking met Fr. Adriaenssen en Joh. Van de Wiele; Bouwen voor de Industrie; Museum voor Industriële Archeologie en Textiel, Gent, 1981. DespretzA. - DeInstauratie der Calvinistische Republiek (1577-1579); in: Handelingen der Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent, Nieuwe Reeks Deel XVII, 1963, Gent, 1963. Esther J.P. - Orde en Maat in het Gentse Classicisme- De Gulden Snede bij de 18deeeuwse gevelontwerpen; in: Stadsarcheologie Bodem en Monument in Gent, 1990, jg. 14 nr. I. Fris V. - Bibliographie de I'Histoire de Gand; A. De Tavemier, Gand 1921. - Les accroissements et les transformations de la superficie bätie de Gand au XIXème siècle. - Biblioghraphie des ouvrages concemant l'histoire locale de Gand, de M. Prosper Claeys; in: Bulletijn der Maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde te Gent, 18dejaar, nr. 2, 1910. - Een treurige bladzijde in de Gentsche Kunstgeschiedenis; in: Bulletijn der Maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde te Gent, 19de jaar 1911 nr. I. Gent Steenrijk - Tijdschrift- Bijdrage over de Hoogstraat Gentier J. - In de Voetsporen van St. Michiels; in: Kroonblaadje, 11dejaargang, 1989, nr. I. Gysseling Maur. - Gent's vroegste Geschiedenis in de Spiegel van zijn Plaatsnamen; Standaard Boekhandel, 1954. - Corpus van Middelnederlandse Teksten (tot en met hetjaar 1300); Uitgegeven door Maurits Gysseling; Reeks 1: Ambtelijke Bescheiden; Martinus Nijhoff's-Gravenhage 1977. - Historische Verhalen; Boekhandel Rombaut-Fecheyr Gent 1944. Kenis P. Kluyskens P. - Olivier Reylof en zijn Hotel in de Hoogstraat; in: Ghendtsche Tydinghen, 13de jaargang 1984, nr. 6. Laleman M. Chr.- Steenhouwer Nicolas Patemotte; in: Stadsarcheologie Bodem en Monument in Gent, 1989; 13de jaarg. nr. I. Maes D. - Toen de Rode Haan ook te Gent kraaide; in: Ghendtsche Tydinghen, 20ste jaargang, 1991, nr. 2.
21
Nève de Mévergnies J.E. - Gand en république, La Domination Calviniste à Gand ( 1577-1584); Gand, 1940. Schönfeld M. - Wegnamen. I. Oudheid en vroege Middeleeuwen; in: Mededelingen van de Vereniging voor Naamkunde te Leuven en de Commissie voor Naamkunde te Amsterdam, drie en dertigste jaargang, 1957, 2-3. Steels M. - De Cholera-epidemie van 1866; in Ghendtsche Tydinghen, 1979, 8ste jaargang, nr. 5. - Gent in 1868; in: Ghendtsche Tydinghen, 1980, 9dejaargang nr. I. - Gent in 1874; in: Ghendtsche Tydinghen, 1981, IOdejaargang, nr. 2. - Geschiedenis van het stedlijk onderwijs te Gent 1828-1914; Gent 1978. U.Z. Gent - 8 Eeuwen Gentse Ziekenhuizen; Univ. Z.G. Dienst Pubtic Relations, Gent 1993. Van Gent M. - Prosper Claeys; in: Ghendtsche Tydinghen, 1975, 4dejaargang, nr. I. Marcus van Vaernewyck- Van de Beroerlicke Tijden in die Nederlanden en voornamelijk in Ghendt ( 1566-1568). Van Wesemael M.- Het Gentse Carnavallied aan het woord; in: Ghendtsche Tydinghen, 6de jaargang 1977. - De Hoogstraat en Omgeving destijds, Ten geleide (bij Catalogus); GemeenWyffels A. tekrediet van België, Gent, I %7. Stadsarchief Gent- Bouwaanvragen, Modellen en Tekeningen. - Atlas Goetghebuer. Stedelijke Commissie voor Monumenten en Stadsgezichten Gent
INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE - FICHE NR. 128 Op 16 october 1899 stelde Prosper Claeys in de rubriek "Beeldhouwwerken Onderbergen, nr. 12- XVIIe eeuw (1673)" in het Frans een fiche op over het
Plafond van het oud Brouwershuis In de grote zaal van het oud Brouwershuis dat nu dient als werkplaats kan men een eigenaardig plafond zien, gemodelleerd in gekleurde stuc en versierd met beelden in reliëf. Hij is verdeeld in vijf vakken. Het middenste stelt Phaeton voor die uit zijn wagen geslingerd wordt. Langs een zijde heeft de kunstenaar het blazoen van de Brouwersnering uitgebeeld, langs de andere kant het wapen van Pierre della Faille, Heer van Eeklo en van Assenede, Eerste Schepen van de Keure. De andere onderwerpen werden ontleend aan de mythologische legenden en de twaalfwerken van Hercules. Zij stellen namelijk de Leeuw van Némee voor, de Stier van Marathon, de Hydra van Lema, de Nederlaag der Amazonen enz. De kenmerken van de Brouwersnering zijn nog eens afgebeeld in het vak aan het uiteinde van de zaal. De figuren, kenmerken en wapens worden omringd door een grote variëteit van ornamenten. 22
Fragment van het plafond van het oud Brouwershuis.
23
Dit plafond dat reeds vermeld werd door Diericx in zijn Mémoires sur la ville de Gand(t. 11, p. 221) draagthetjaartal1673 en is getekendJanHanssche. Hij is in perfecte staat van bewaring. De archieven van de Brouwersnering waarvan de rekeningen van 1666 tot 1678 ontbreken, zijn neergelegd in het Stadsarchief. Zij leveren ons geen enkele inlichting nopens de vervaardiging, noch over de omstandigheden onder dewelke het werk uitgevoerd werd. Wij hebben evenmin iets gevonden over de auteur, Jan Hanssche. Stippen wij aan dat een dergelijk plafond, de vier seizoenen voorstellend, een salon versiert van het huis gelegen op het Gouden Leeuwplein, Nr. 3. Het lokaal van de Brouwersnering dat heden ingenomen wordt door de carosserie Pulincx, was gelegen in de Onderbergen, tegenover de ligging van de oude Dominikanenkerk die afgebroken werd in 1860. Volgens de akte, neergelegd in het Staatsarchief te Gent (Annonciaden, bundel nr. 2) kocht de Brouwersnering op 28 februari 1637 het klooster van de Annoneiaden gelegen "ten voorhoofde onderbeerghen recht over het c/ooster vande Predicheeren, van voren tot achter ende besloten tusschen de straete ghenaempt de Waeghenaerstraete gheseyt de Swartesusterhuysstraete ende de Eglentierstraete." In het begin van deze eeuw werd het Brouwershuis omgezet in een herberg die deze naam droeg en zijn ingang had in de Zwarte Zusterstraat. Gedurende de jaren 1820-1830 werd de grote zaal gebruikt als openbare verkoopzaal voor meubelen. Het Brouwershuis werd tot in 1855 ook gebruikt als lokaal van de vrijmetselaarsloge la Félicité Bienfaisante. Cf. Bulletin de la Société d'histoire et d'archéo/ogie de Gand, t. VII, p. 280.
Naschrift
De zaal in kwestie werd tot in 1990 gebruikt als atelier van de Parfumerie Roger Lecompte. Ze was bereikbaar via de Jonkvrouw Mattestraat. Sindsdien is het een privéwoning geworden.
24
GÊNSCHE PRÁOT Over lange, lange jaore lag 'ter nen êwen burgerniester van tege Gent op stirve. Hij was zonder famielde in en hao niemand anders om hem te verzorgen of zij meisse in zijnen êwe koetsier Jan. Aos den dokteur binne kwam stonden ze alle twieë aan zijn bedde te krijsche. Z'häon toch zûuveelliefde veur hulderen bäos; want hij häod hulder g'hiel zijn fortune bezet; mäor z'häon hem moete belove van mee malekäore te trêwe. Da was nu 't kleinste; want ze waore g'hiel goed aan malekäore gewend. - Aach Hiere, zeien z'alle twieë, 't es wrîed wa da dienen duts afziet. Den dokteur schuddege zijn hûufd: - 'k En mag hier niernier wiggäon, zeid hij, want hij kan alle menute zij maoge kiere. Meiske, zeid hij, geeft hem mäor de kisse in zijn hande, in gij, Jan wäormt mäor 't waoter veur hem afte legge. Da was in dienen tijd nog de mode dan de meinsche mee en brandende kisse in hulder hand stierve. Achter ne zekeren tijd zei den dokteur: - Diene veint hêe verduveld en hard leve. Bezie da ne kier, g'hiel die kisse est häost opgebrand in hij es nog nie dûud. Jan, die zuust binnen kwam, hao da g'hûurd. Hij zettege zij waoterneere in liep näor 't bedde. - Allee, Burgemiester, riept hij ezûu, häost i en beetse of ge. gäot i pûute nog verbrande.
48
DIT BESTAAT NIET MEER
Produits Chimiques Hofman op het Garenplaatske .. Dit was te mooi om het niet te slopen. Men is progressief of men is het niet. Foto: Copyright A.C.L. Nr. 33421.
47
AANVULLENDE LEDENLIJST 2911. BUYSSEJ.-P., KoningAlbertlaan44, 9000 GENT 2912. PECKSTADT E., Bosstraat 5, 9830 SINT-MARTENS-LATEM 2913. Mw. CLEMENT F., Roosakker 34, 9000 GENT 29I4. Mw. DEBLOCK Chr., Europalaan 2, 9000 GENT 29I5. Dr. DE VOS P., Beverestraat 117, 9700 OUDENAARDE 29I6. DISCART J., Paviljoenweg 26,9040 SINT-AMANDSBERG 29I7. MARTENS Fr., OudewaliO, 9030 MARIAKERKE 29I8. MOORTGAT L., Sint-Dorotheastraat I7, 9040 SINT-AMANDSBERG 29I9. Mw. HULPIAU-THIENPONT, HofterMere 24,9000 GENT 2920. VAN MALDEGHEM G., PieterVan Vynckestraat II, 9032 WONDELGEM 292I. E.H. LAMMENS L., Sint-Salvatorstraat 26, 9000 GENT 2922. E.H. TOONEN A., Sleepstraat 2I6, 9000 GENT 2923. AUDENAERT L., Walbosstraat 28, 9070 DESTELBERGEN 2924. ALBESSART A., Meilestraat 56, 9050 GENTBRUGGE 2925. MERTENS R., Graafvan Vlaanderenplein 6, 9000 GENT 2926. MULLER J., Ekkergemstraat 26, 9000 GENT 2927. Mw. BUYSSE G., Stoppelstraat I10, 9000 GENT 2928. KONINKLIJKE UNIE VAN DE MIDDENSTAND, Hoogstraat 13, 9000GENT 2929. PERNOT A., Gerard Mercatorlaan II, I780 WEMMEL 2930. VAN LANCKER M., Henri Storystraat 45, 9030 MARIAKERKE 2931. Mw. GERMONPRE-STROBBE, Sint-Sirnonstraat I 0, 9050 GENTBRUGGE 2932. EVERAERT G., Begijnengracht 81, 9000 GENT 2933. MANESSE M., Jupiterstraat 3, 9030 MARIAKERKE 2934. Dr. SANDYCK C., Vogelwikkestraat 9, 9940 EVERGEM 2935. Mej. VAN BEVER L., Emiel Claeyslaan 33, 9050 GENTBRUGGE 2936. VAN BOCXSTAELE R.,Archimedeslaan 14,2650 EDEGEM 2937. ROGGE M., Schaliestraat 7I, 9000 GENT 2938. SCHEIRE A., Boulevard Robertval 68I, LONGUEUIL QUEBEC (CANADA) 2939. Mw. DE BAETS M., Biest 18, 9040 SINT-AMANDSBERG 2940. EVERAERT W., Langeboomgaardstraat 28, 9000 GENT 294I. GLAS J., Staatsbaan 30,2360 OOST-TURNHOUT 2942. FIERENS P., Paul Fredericqstraat 84 - bus I, 9000 GENT 2943. MEULEMAN H., Zandstraat 67, 9032 WONDELGEM 2944. DE BROE L., Overmeers 2A, 9840 DE PINTE 2945. GOEMINNE J., BeUernstraat 57B, 9880 AALTER 2946. HUBLAU J.,Adolf Samuëlstraat I5, 9050 GENTBRUGGE 46
LEZERS SCHRIJVEN ONS De Heer Etienne Hublau schreef ons: "Met veel genoegen heb ik de "Ghendtsche Tydinghen" Nr. 5 ontvangen en met spanning gelezen. Proficiat voor het geheel, maar bijzonder voor de "Hommage aan Romain Deconinck" die heel geslaagd in beeld is gebracht, en die voor de toekomst een waardevol document zal blijven. In verband hiermee en als vervollediging van het historisch gegeven zou het misschien wenselijk geweest zijn dat de namen van de op de foto afgebeelde personen zouden vermeld geweest zijn. Namelijk van links naar rechts: Raoul Roelandt, acteur Deconinckberen. Mevr. Vera Verschueren. Mevr. Yvonne Verschueren (artiestennaam Yvonne Delcour). Weduwe Romain Deconinck. Mevr. Miep van den Berg, secretaris-penningmeester van het "Gents Volkstoneel vzw." Wij danken de Heer Hublau voor deze zeer nuttige aanvulling. Naar aanleiding van de artikelenreeks van de Heer G. Broget over de Hoogstraat en meer bepaald over het huis op de hoek van de Hoogstraat en de Holstraat, schrijft Mevrouw M. Steels ons het volgende: "In de jaren dertig noemden wij dit huis "Bij het Coiffeurke", misschien wel omdat er toen daarnaast in de Hoogstraat een barbier woonde met als uithangbord de bekende koperen half-maantjesschoteL " 't Coiffeurke" was een papierhandel uitgebaat door 2 juffrouwen (in onze tienerogen al redelijk oud); 2 uitstalramen, een in de Hoogstraat en een in de Holstraat zorgden voor de nodige reklame. Indien ik mij niet vergis was deingangsdeur gelegen in de Holstraat (daar ben ik niet zeker van, want ik spreek van v贸贸r 60 jaar!). De winkel zelfwas niet zeer groot, maar het was er zeer gezellig en er hing een speciale geur van al dat schoolgerief. Wij konden er alles kopen, wat wij dan ook deden - misschien wel eens nutteloos - alleen al om een babbeltje te slaan met 茅茅n van de vriendelijke juffrouwen. Als ons tekengerief: houtskool, potloden in diverse kleuren, kleurkrijtjes, verschillende soorten pennen, duivenpluimen om gomrestjes te verwijderen (die roken slecht en moesten vlug vernieuwd worden). Fondpapier voor onze albums. Voor tekenpapier was ik een goede klant, want tekenen was nu niet mijn beste vak! Misschien zullen andere Gentenaars " 't Coiffeurke" ook gekend hebben en mijn relaas aanvullen. U ziet het, bij het lezen van G.T. kan onze jeugd opduiken en komen wel eens goede herinneringen boven."
45
De Heer DaniĂŤl Van Ryssel werkt aan de samenstelling van een lexicon over plastische kunstenaars (schilders-beeldhouwers) uit de regio Gent. De kunstenaars moeten geboren zijn tussen 1800 en 1940. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen beroeps en amateurs. Hij beschikt thans reeds over gegevens van 3.500 schilders en 1.000 beeldhouwers. Gegevens over minder bekende figuren zijn echter moeilijk of helemaal niet te achterhalen. De hulp van iedereen die kan en wenst mee te werken om het lexicon te vervolledigen, wordt bijzonder op prijs gesteld. DaniĂŤl Van Ryssel, Meierij 99, 9050 Ledeberg. Tel. 231.65.24. Vraag van de Heer Erik Schepens: "Bij mijn onderzoek naar de ontginning of in cultuur brengen van de vague plaetse den Aenhault te Destelbergen (tweede helft 17de eeuw) word ik geconfronteerd met het woordgebruik pacht en huur. In een opsomming van de eigenaars en gebruikers van gronden, palend aan of in de onmiddellijke omgeving van de Haanhout, maakt de opsteller van de lijst (63 per-sonen) klaar en duidelijk onderscheid tussen gepachte en gehuurde gronden. Waarom dit onderscheid? Zelf denk ik dat pachten eventueel betrekking kan hebben op die gronden die door een uitbater van een (groot) pachtgoed worden bewerkt en het huren eerder betrekking heeft op een eerder kleine uitbating! Alhoewel soms tot 17 bunder wordt gehuurd. Kan er iemand licht in deze duisternis laten schijnen?
EEN BUITENKANSJE VOOR BELANGSTELLENDEN In G.T. 1995- Nr. 3- pp. 170-171 drukten wij een lijstje afvan boeken die konden bekomen worden in het Documentatiecentrum met een korting van 20%. Daarbij werd als uiterste datum vermeld: eind juni. Wij zijn blij te kunnen mededelen dat deze beperking weggevallen is, men kan dus nu nog profiteren van dit aanbod. 44
VRAAG EN ANTWOORD De Heer P. Spanoghe (Vosselare) zegt: "de Gentse kunstschilder Clément De Porre maakte etsen van Gentse stadsgezichten en zijn volk. Hij was o.a. woonachtig te Ledeberg, Brusselse steenweg. Hij vraagt: wie heeft inlichtingen of is geïnteresseerd in deze kunstschilder(s) (familie)?" Vraag van Mevrouw Suzanne Halsberghe-Coutteel: "Kan iemand mij zeggen aan welke familie het hierbij afgebeeld blazoen toebehoort? Het hangt in de St-Niklaaskerk. Volgens Pastoor Van der Stelt bestaat er geen lijst van blazoenen. Onbegrijpelijk, want in andere parochies bestaan er wèl lijsten. Het kan van een persoon zijn die hier begraven werd maar buiten de stad woonde.
43
BIBLIOGRAFIE Een niet te missen boek is "Jacob Van Artevelde. Het zevenjarig Bewind van de Wijze Man van Gent. 1338-1345. Met wandelgids". Deze uitgave bestaat uit 3 delen: 1. Een biografische schets door Stadsarchivaris Johan Decavele. 2. Verkenning van het Gent van Jacob Van Artevelde. Daarin maakt Carine Van Bruwaene ons vertrouwd met het Gent waarin Jacob Van Artevelde leefde. 3. Een stadswandeling onder de leiding van de ervaren stadsgids LucLekeos die ons brengt langs straten, pleinen, huizen die een belangrijke rol gespeeld hebben in het leven van Jacob Van Artevelde. Formaat 27 x 21 cm. 64 bladzijden. Een 60-tal afbeeldingen met op de kaft een prachtige kleurenfoto van het standbeeld van Jacob. Prijs die niemand kan afschrikken: 150 fr. Onder meer te bekomen in de Infocrypte van het Stadhuis. Uitgeverij "De Klaroen" in Nazareth is gestart met de uitgave van een serie "Gentse Wijken van vroeger". Deel 1 is nu verschenen, nl. "De Brugse Poort". Het is van de hand van Brugsepoortenaar Philippe Bockstael. Het is een boek geworden van formaat 21 x 29,7 cm. dat 128 bladzijden telt en 220 foto's bevat. Het zou evenwel verkeerd zijn het enkel maar te beschouwen als een kijkboek. Bij iedere foto staat een interessante uitleg. Een boek vol souvenirs voor oude Gentenaars en boeiende ontdekkingen voor jongeren. De prijs is 1.300 fr. wanneer het afgehaald wordt bij de auteur in de Meibloemstraat 115. Kan ook opgestuurd worden mits overschrijving van 1.435 fr. op de rekening Nr. 890-7140479-49. Ter gelegenheid van de zeer merkwaardige tentoonstelling die doorging in de St-Pietersabdij verscheen "De Stoutmoedige Diefte van het Lam Gods. Zes-
tig jaar speuren naar de Rechtvaardige Rechters." In deze uitgave spreekt men van een "brochure". Volgens ons geeft het woord "boek" beter weer waarover het gaat. Immers, formaat 29 x 20,5 cm. - 80 bladzijden. Meer dan 40 afbeeldingen. Interessante teksten. Zijn prijs van 250 fr. zeker waard. H.C.
42
zet vandoage": op zijn paasbest zijn. Van iemand die vaak "zijn klierkasse" an dee" zei men: "Hij es gelijk Verbeke: de zondag gelijk in de weeke!" Wanneer men er echter sjofel bijliep zei men: "hij hee zijn koartersvestsen an" of"hij es van zijn huis geklied". Religieuze congregaties die aan caritas deden, deelden aan de allerarmsten soms afgedragen kleren uit. Wie zo gekleed rondliep was "van de kapelle geklied", liep met een allegaartje van niet bij mekaar passende en gelapte kleren. "Den diene luupt uuk nogal angepoaterneerd" zei men.
Oas 't moar luupt Syn.: "'t Es al gelijk, oas 't moar luupt": hij lust alle dranken, het is een dronkelap. Zie ook tekst bij plaat 23: "Hij kan ze nie vol ofnie leeg zien stoan ... 't es boaske-altijd-zat". 'k Hè te vroeg mijn pijle verseboute Syn.: "Al zijn pijle verschiete; zijn gruute (beste) pijle zijn wig": te vroeg de grote middelen inzetten, over geen verweermiddelen of invloed meer beschikken. Gij zij zuu zot of un deure Je bent knettergek. Zie tekst bij plaat 9: " 'k Hè ne slag van de meule" en plaat 42: "Zot zijn, doet da ziere?" Ge zij oen teekenterter, manneke "Teeken terten" is op zachte grond met de beide voeten trappelen om regenwormen naar de oppervlakte te doen komen. Veel door vissers toegepast die naar aas zoeken. Wanneer het met de spade gebeurt heet het "teeke Jutse". Ook vogels kunnen "teeke terte". Daar heet het wormtrappelen. "Nen teekenterter" wordt als scheldnaam gebruikt. Het komt van "teek": pier, regenworm, aardworm en "terter": trappen, treden, stappen. "Nen èwen teekenterter" is een oud man die moeilijk te been is, die voetje voor voetje vooruit schuift.
41
Plaat 33
40
GENSCHE WOORDEEN UITDRUKKIJNGE Deel XXVII 't Es kieze of diele Syn.: " 't Es 't ien of 't ander; ge moet nu kieze": zijn keuze moeten bepalen, meestal op straf van een of andere sanctie ofonaangenaamheid. Ook: "We goan U ne kier op 't huizeke zette": We gaan U zonder verder gepraat dwingen een beslissing te nemen. Hij zit doar huuge en druuge 1) Wordt gezegd van iemand die binnen zit als het regent. 2) Wanneer er echter aan toegevoegd wordt: "... en verre van zijn geluk" wil dit beduiden dat die persoon toch niet heeft wat hij begeert. 3) "Hij zit in den druuge": hij zit in de gevangenis, in de amigo. Zie hoger bij plaat 22: "In de kasmistroel zal t'hij zitte". Hij hee zijn klierkasse an Syn.: "Hij es uitgeklopt; hij hee zijn zondags dijngen an; hij hee zijn kooferklieren an" wordt gezegd van iemand die zijn beste kleren aantrekt die in de koffer bewaard worden. "Hij es uitgeklopt (uitgebusteld) gelijk ne rĂŞwe andzuun; hij es uitgebusteld; - uitgekamd; - uitgekuist; - opgekallefoaterd; - opgeklied; opgepind; opgepoetst; opgepronkt; -opgepunt; - opgetsenuiverd; opge-
39
het bijzonder door de aanleg van het kanaal naar Zeebrugge. Hij was een vurig voorstander van de nationale muziekbeweging, die door zijn vriend Peter Benoit werd geleid.
15 februari 1477: De Gentenaars verscheuren in de Collatiezaal van het stadhuis de officiële akte van de Vrede van Gavere en het voor hen zo vernederende Calfvel van 1468. (Hierna volgen de voornaamste artikels van de Vrede van Gavere: 1) De overdeken en de deken van de weverij mogen voortaan geen deel meer nemen aan de verkiezing van de wethouders noch aan de verkiezing van de "stedekiezers"; 2) De gebruiken tot het verlenen van poorterrecht worden afgeschaft; 3) De schepenen mogen geen banvonnissen meer vellen, tenzij met toestemming van de landsheer of de baljuw; 4) De schepenen mogen zelf geen onderzoeken meer instellen naar misdrijven, door de ambtenaren van de hertog gepleegd, maar MOETEN die aan het oordeel van de hertog overlaten. Ook mogen zij geen voorgeboden meer uitvaardigen zonder toestemming van de baljuw; 5) Al de krijgsbanieren van Gent moeten aan de hertog overhandigd worden; 6) De witte kaproenen worden voor eeuwig afgeschaft; 7) De Gentenaars moeten plechtig om vergiffenis vragen en aan de hertog, Filips de Goede, een boete betalen van 200.000 gouden rijders. Een supplementaire boete van 50.000 gouden rijders zal dienen om de herstelling te bekostigen van de afgebrande kerken van o.m. Rupelmonde. De vergiffenisplechtigheid was in het Frans als volgt voorgeschreven: "... deschaus et nues testes, et tous se mettront à genoulx, et diront en Jangage françois, que faulsement et mauvaisement et oomme rebelles et désobéissants, ils se sont mis sus en armes, oot créé hooftmans et couru sus à mondit seigneur et ses gens; qu'ilz s'en repentent et en requièrent en toute humilité mercy et pardon à mondit seigneur. Et ce fait, tous ensemble et à une voix crieront mercy... "; 8) Twee stadspoorten, de Heuvelpoort en de Petercellepoort, moeten alle donderdagen van hetjaar gesloten blijven en de Spitaalpoort moet dichtgemetst worden. Het Calfvel van 1468 hield voornamelijk de vernietiging in van de Gentse grondwet van 1301 waardoor de schepenen mochten "verkozen" worden door 8 "stedekiezers". In het Ca1fvel werd bevolen voortaan" 's Herenkiezers" de schepenen willekeurig te laten "uitkiezen". 15 februari 1741: Aanbesteding van de bouwwerken van de nieuwe stadsgevangenis "de Mammelokker" naast het Belfort. Het lastenkohier bepaalde dat het gebouw binnen de 4 maand moest klaar zijn. 15 februari 1815: Optreden in de Gentse Schouwburg van een piepjonge zangeres, Helena Ferrière, amper 14 jaar. Het is de eerste maal dat zij op de planken komt en oogst heel wat succes, iets wat nochtans niet vanzelfsprekend was te Gent. Ronald DE BUCK
38
13 februari 1785: Groot spektakel op de Vrijdagmarkt waar men om 15 uur een luchtballon, gevuld met waterstofgas, oplaat. De luchtballon viel dezelfde dag nog te SintIsbergen in Artois. De pastoor van die gemeente zond aan de inrichters de brief terug welke men aan de ballon had bevestigd. 13 februari 1817: Baron van Keverberg volgt Ridder de Coninck op als gouverneur van OostVlaanderen. 14 februari 1540: Op weg naar Gent, om zijn geboortestad te straffen, had keizer Karel V te Brussel een aanzienlijk leger samengetrokken. Op 25 januari had de sluwe keizer te Valenciennes een audiëntie verleend aan een Gentse delegatie in een vriendelijke en ontspannen sfeer. Hij had beloofd Gent weldra te zullen bezoeken. Zaterdag, 14 februari, bezetten vier vendels Duitse infanterie de Vrijdagmarkt. Aan elke straat die toegang gaf tot de Vrijdagmarkt stelden zij een kanon op. Dan deed de keizer zelf zijn intrede. Zijn gevolg bestond uit Maria van Hongarije, de hertogin van Milaan, Willem van Oranje, de hertog van Aarschot, de graafvan Hoogstraten, vele gezanten, de pauselijke nuntius, zijn hof en talrijke hoogwaardigheidsbekleders. De stoet werd voorafgegaan door enkele honderden boogschutters en hellebaardiers. De rest van zijn troepenmacht telde 4000 Duitse landsknechten en 800 ruiters van de Nederlandse Ordonnantiebenden. Vervolgens bewoog de stoet zich naar het Prinsenhof waar de keizer met zijn gevolg zijn intrek nam. De troepen bezetten intussen de verschillende wijken van de stad. Voorlopig bleef het een paar dagen rustig want de keizer bezon zich eerst voor hij met zijn straf uitpakte. 14 februari 1770: Overlijden van Filips Karel Marissal, stichter van de Gentse Academie voor Schone Kunsten, waarvan hij sedert 1751 direkteur was. 14 februari 1802: De Société Littéraire, beter bekend als de "Club", verhuist naar het prachtige hotel Falligan aan de Kouter. 14 februari 1846: Geboorte te Gent van Julius Sabbe, Vlaams schrijver. Hij studeerde te Gent en werd in 1869 leraar Nederlands aan het atheneum te Brugge. Hij schreef een paar cantates (o.m. Klokke Roeland), sonnetten (o.m. over Brugge), vertellingen en essays. In de liberale Vlaamse beweging speelde hij een aanzienlijke rol, eerst te Gent, waar hij in 1867 tot de stichters van het weekblad "Het Volksbelang" behoorde, daarna te Brugge, waarvan hij de belangen met hart en ziel verdedigde, met name de herleving van haar economische bedrijvigheid in
37
Nooit gehoord van de Petit BĂŠguinage die nochtans more interesting en much older is. Het weze hem vergeven. Voor veel interviews zal hij immers geen tijd gehad hebben, na Gent moest hij nog aan 272 foto's geraken ... de wereld rond. Edgard OSSlEUR
GENTSE MEMORIEDAGEN: 12-13-14-15 FEBRUARI 12 februari 1795: Overlijden van de Gentse kunstschilder Pieter Norhert Van Reysschoot. (Pieter was lang vrijgezel gebleven. Pas op 52-jarige leeftijd trad hij in het huwelijk met een 30-jarige weduwe. Zij kregen geen kinderen. Zijn laatste levensjaren werden geplaagd door geldzorgen en een wankele gezondheid. Hij stierf in de harde winter van 1795 in zijn woning in het Chartreuzen Hammeken. Hij werd op 13 februari in de Sint-Salvatorkerk begraven.) 12 februari 1798: Openbare lening om de kosten van de oorlog tegen Engeland te financieren. De proclamatie die te Gent wordt voorgelezen, onder meer in de "Tempte Bavon", eindigt met de uitroep: "Oorlog tot het uyterste!". 12 februari 1810: De Gentse bevolking krijgt het zoveelste overwinningsbulletin van het Franse leger te slikken: gevangenneming van 6000 Spaanse soldaten en een buit van 25 kanonnen in de Sierra-Morena. 12 februari 1831: De Gentse orangisten hadden op 2 februari onlusten uitgelokt. Op 12 februari wordt de Gentse nijveraar Poelman-De Cock aangehouden. Metdepenningen, die men als een der leiders van de orangisten beschouwde heeft tijdig de vlucht kunnen nemen. 13 februari 1347: Op 15 augustus 1345, na de moord op Jacob Van Artevelde, had de weversdeken Geraard Denijs het beleid van de stad in handen gekregen. Zijn ster schitterde echter niet lang aan de Gentse hemel want in november 1346 was hij het beleid al weer verloren. Zijn vernedering werd kompleet toen hij op 13 januari 1347 als weversdeken vervangen werd door Jan van de Velde. 36
GENT ELDERS ONTMOET In het platenboek Round the World met de lange ondertitel From London bridge to charing cross, via Yokohama and Chicago uitgegeven te Londen in 1895 door George Newnet, is ons land vijf afbeeldingen waard op de 284 die er in voorkomen: Brussel, Brugge, Gent, Antwerpen ... en het kasteel van Walzin. De Graslei heeft natuurlijk de eer de stad Gent te vertegenwoordigen . In de enkele regels tekst onderaan de afbeelding lezen we dat Ghent (is) a really interesting forti.fied city, omringd door fine boulevards en verdedigd door a strong citadel. Het Belfort telt 44 klokken en in één ervan is een gat, made by a shot of an Austrian gun, afgevuurd vanuit de oude citadel, met de bedoeling te voorkomen dat er alarm geslagen werd!!! Eigenaardig genoeg schrijft de uitgever, heeft de klank van de klok er niet onder geleden. Waar? Niet waar? Half waar? En jollowing the Chausée d'Anvers komt men aan the Grand Béguinage, schrijft hij, de meest interessante eigenaardigheid van Gent, een kleine stad op zichzelf met 18 conventen en een kerk, bewoond door 700 personen.
~
In de rechter onderhoek staat gekrast: W & S Ld, wat zeer vermoedelijk staat voor Watson & Sons, de gekende fotografen en constructeurs van fototoestellen van Londen waarvan sprake in M. Van Gysegem e.a., Focus op Fotografie. Fotoapparatuur en foto's uit Gentse Verzamelingen 1839-1940, pag. 30.
35
1521
21 december. Voegt hij de heerlijkheid "het Beaufortsche" samen met de heerlijkheid Wissekerke. 1524 19 maart - Overlijden van Lievens zoon Antoon. 1525 Richt Lieven een altaar op in de Kapel van de Zoete Naam Jezus in de Sint Miebielskerk (ook Vinderboutekapel genoemd). 12 maart. Vermeerdert hij de "Fundatie van de 10 scholieren". 1525 1527 23 juli. Vermeerdert hij de fundatie in het Alijnshospitaal. 20 mei. Sticht hij de "Fundatie van de 13 scholieren". 1529 1530 31 maart. Stelt hij zijn testament op. 1530 9 april. Vult hij zijn testament aan. 1530 4 september. Stelt hij een nieuw testament op. 1531-1536 Anna van Pottelsberghe, bastaarddochter van Lieven, wordt abdis van de abdij van Oost-Eeklo. 1531 20 juli - Overlijdt Lieven van Pottelsberghe op zijn kasteel te Wissekerke (Bazel) en wordt begraven in de Vinderboutekapel in de Sint Michielskerk. 1540 François, zoon van Lieven, is koning van het Sint Jorisgilde. 1540 Zoon François is kapitein in het Gravensteen tijdens de opstand van de Gentenaars tegen Keizer Karel. 1541 Wordt François vermeld als conciërge van het Gravensteen. 1542 François is overdeken van het Sint Jorisgilde. 1542 François huwt Jacqueline de Bonnieres de Souastre (geb. in 1523). Zijn weduwe zal later een tweede echtverbintenis aangaan met Adolf van Boergondië (Hof van Wakken op de Poel), kleinzoon van Antoon - de grote bastaard van Boergondië. 1543 François en zijn moeder Livine van Steelandt doen een aanvulling van de "Fundatie der 13 scholieren". 1543 29 mei. François legt de eerste steen van de kapel in hetAlijnshospitaal. 1544 François wordt tot ridder geslagen door Keizer Karel in hoogsteigen persoon. 1545 28 februari. François overlijdt zonder nakomelingen. 1545 12 april. Livine van Steelandt, weduwe van Lieven, krijgt de toelating, voor haar en haar nakomelingen, een grafzerk op te richten in de kapel van de Zoete Naam Jezus (Vinderhoutekapel) in de Sint Michielskerk. 1545 7 juli. Livine van Steelandt stelt haar testament op. 1546 29 maart. Wordt de kapel van het Alijnshospitaal ingewijd. 1546 19 juli. Livine doet een laatste aanvulling van de "Fundatie der 13 scholieren". 1547. 31 juli. De toren van de kapel in het Alijnshospitaal is afgewerkt. 3 april. Livine van Steelandt overlijdt. 1563 DavidMAES 34
1513 1515
Overlijdt Livina Snibbe1s, moeder van Lieven. En tot aan zijn overlijden is Lieven raadsheer in de Raad van Vlaanderen. 1515-1517 Is hij hoofdschepen van het Land van Waas. 1515-1518 Is hij hoogbaljuw van de Stad en het Land van Dendermonde. 1516 Sticht hij het Broederschap van de Zoete Naam Jezus in de SintMichielskerk. 1516 Is hij eigenaar van de heerlijkheid Ten Ast te Sint-Pauwels. 1516 3 februari. Koopt hij de heerlijkheid Wissekerke te Bazel. 1516 Koopt hij de heerlijkheid Ten Riede of Ten Rijen (Land van Waas) alsook twee andere heerlijkheden te Waasmunster.
1516
30 juli. Schenkt hij het groot glasraam aan de Sint-Michielskerk, gemaakt door Daneel Lonis (afgewerkt in 1517)
1516
Het vermoedelijk geboortejaar van François van Pottelsberghe, zoon van Lieven. Koopt Lieven de heerlijkheid Vinderhoute-Merendree. 2 juli. Zijn twee zonen, Antoon en Florens, worden ingeschreven aan de universiteit van Orléans. 23 juli - wordt hij benoemd als raadsheer in de Geheime Raad en ook als raadheer en rekwestmeester in de raad die de Nederlanden bestuurt terwijl Keizer Karel zijn Spaanse kroon in ontvangst neemt. 4 augustus. Zoon Floreos overlijdt tijdens zijn verblijf aan de universiteit van Orléans. 23 juni. Samenvoeging (ofherinlijving) van Belsele bij de heerlijkheid Vinderhoute-Merendree. Pachter van de grote tol van Antwerpen. Fundatie van acht nieuwe prebenden in het Alijnshospitaal. Lieven laat acht nieuwe huisjes bijbouwen, zes op zijn kosten en twee voor rekening van de inkomsten van het hospice. 25 juli. Voegt Lieven de heerlijkheid Ten Doorent en twee andere heerlijkheden samen met de heerlijkheid Wissekerke. 21 januari. Duidt Lieven zijn zoon François aan als zijn opvolger in de heerlijkheid Wissekerke. 25 juli- sticht Lieven de "Fundatie van de 10 scholieren" bij de Hiëronymieten te Gent (in het Geraard de Duivelsteen). 10 arme kinderen van goede eerzame ouders mochten gedurende 4 jaar op zijn kosten studeren (met kost en inwoon), 3 van hen mochten aan een universiteit studeren. Deze laatste bepaling viel weg bij de "Fundatie van de 13 scholieren". 5/8 mei. Voegt hij twee heerlijkheden te Waasmunster samen onder de naam van Hof ten Rijen of van Riede.
1517 1517 1517
1517 1518 1519 1519
1520 1521 1521
1521
33
1489
5 oktober. Overlijden van Lieven van Pottelsberghe, zoon van Elooi en vader van Lieven. 1498 Lieven is hoogbaljuw en koning van het Sint Jorisgilde. 1496-1497 Secretaris van de schepenbank van Gedele te Gent. 1503 Lieven treedt op als " 's heren kiezer" bij de verkiezing van de schepenbank van Gent. 1503 Lieven is pachter van de tienden van O.L. Vrouw van Doornik in de kerk van Merendree. 1504 Baljuw van Vinderhoute. 1505 Baljuw van Assenede Ambacht. 1505 Baljuw van het Ambacht van Boekhoute. 1505 Kerkmeester van de Sint Miebielskerk te Gent. 1505-1509 Ontvangher van de "Upperjaghere". 1505-1509 Ontvanger van de domeinen van de vorst in Vlaanderen. 1505-1510 Pachter van de domeinen van het Gentse kwartier. 1505 27 februari. Lieven is kerkmeester van Sint Miebiels (eveneens in 1510/1511). 1506 Treedt op als " 's heren kiezer" bij de verkiezing van de schepenbank van Gent. 1507-1510 Ontvanger van de spijker en cijns van Geraardsbergen. 1508 11 augustus. Wordt Lieven door Keizer Maximiliaan en Karel benoemd tot ontvanger van de beden in Vlaanderen en van de steden, gebieden en heerlijkheden van Mechelen en Kassei (tot 1.4.1523). 1508 Wordt hij eveneens benoemd tot ontvanger-generaal van de domeinen van de vorst in Vlaanderen (behoudt deze functie tot 1518). 1510 Hij schenkt 6 nieuwe klokken aan de Sint-Miebielskerk Deze worden opgehangen in de kleine toren op de kruisbeuk van de kerk daar de grote toren toen nog bestond. De klokken worden opgehangen op 13 mei 1512. 1510 Hij koopt van Filips van Kleefeenjaarlijkse rente van 750 pond parisis op de tol en het molenrecht van de Stad en het Land van Dendermonde. 1511 Hij treedt op als commissaris bij de schepenverkiezingen te Gent (tot 1522). 1511-1516 Is hij overdeken van de Sint-Jorisgilde te Gent. 1513-1514 Wordt hij vermeld als eigenaar van de brouwerij Den Spieghele Hoogpoort te Gent. 1513 14 april. Hij verkrijgt het patroonschap over het Alijnshospitaal en herstelt er de 16 huisjes die tot ru誰ne vervallen waren. 11 april. Sticht hij een fundatie van diverse kerkelijke diensten in 1514 Sint-Miebielskerk en in Ekkergemkerk te Gent. 1513 Wordt Lieven vermeld als ontvanger bij de verkoop van de Posteeroe uit naam van de soeverein. 32
OVER LIEVEN VAN POTTELSBERGHE In zijn bijdrage "De groete strate buten turre", in G.T. 1995 nr. 4, vermeldt G. Broget (op p. 188) dat het huis van Vinderboute in de Hoogstraat zijn naam ontleende aan Jan Wouters, lid van de Raad van Vlaanderen en heer van Vinderhoute. Dit is slechts gedeeltelijk juist. In feite werd het Hof van Vinderboute genoemd naar een illustere voorganger van Jan Wouters, namelijk Lieven van Pottelsberghe, heer van Vinderhoute. Deze laatste was eigenaar en bewoner van het huis in het begin van de 16de eeuw. Na het overlijden van Lieven, op 20 juli 1531, gingen zijn goederen over op zijn enige wettige erfgenaam, zijn zoon François. Toen François van Pottelsberghe op zijn beurt overleed, op 28 februari 1545, zonder nakomelingen, ging een deel van zijn bezittingen over op zijn neef Jan Wouters. Daaronder waren onder andere de heerlijkheid Vinderboute en het Hof van Vinderboute in de Gentse Hoogstraat. Het Waaslandse deel van zijn nalatenschap, waaronder de heerlijkheid Wissekerke, ging naar zijn moeder Livine van Steelandt en haar familie. Over de figuur Lieven van Pottelsberghe kan gemakkelijk een turf van een boek gevuld worden. Hierna geven we zijn beperkt curriculum vitae weer. Maar hiermee is zeker niet het laatste woord gezegd over deze merkwaardige Gentenaar. Vermelden we nog dat Lieven ridder was, maar de datum waarop hem dit eerbetoon te beurt viel is niet bekend. Het Gentse Museum voor Schone Kunsten bezit de portretten van Lieven en zijn echtgenote Livine. Ze worden afgebeeld samen met hun vijf kinderen. Op het ogenblik dat deze portretten geschilderd werden waren reeds vier van de vijf overleden. Zij werden afgebeeld met een kruisje in de hand. Aan Livine van Steelandt wijdde Lucas de Heere een lofdicht in zijn "Hof ende Boomgaard der Poëzien" (uitgegeven in 1565). Hierin verwoordt hij treffend het drama dat Livine haar echtgenoot en al haar kinderen zag overlijden. De geïnteresseerden verwijzen we naar de verdienstelijke bijdragen van Rilde De Ridder-Symoens: "Lieven van Pottelsberghe en het onderwijs te Gent in de zestiende eeuw" in: Handelingen der Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent, 1978, deel XXXII, p. 101 e.v. en deel XXXIV, p. 125 e.v. (vervolg van de bijdrage). En verder: "Lieven van Pottelsberghe en de Rokerels" in: G.T. 1984, nr. 4, p. 234/241 en: "Het Huizeken van Maastricht" in: G.T. 1985, nr. 2, p. 64/74.
1449 1485
LIEVEN VAN POTTELSBERGHE Elooi van Pottelsberghe, grootvader van Lieven is schepen van de Keure. Lieven van Pottelsberghe, zoon van Elooi en vader van Lieven, wordt door aartshertog Maxiruiliaan benoemd als mogelijke opvolger van meester Jan Boulin, voorzitter van de Kamer van Redeningen. 31
Beelden, uytgevonden door Jacques Droz van Neufchätel, te weten: ten eersten een Dochterken, spelende op eene Orgel-Clavecin door het geraeken der lichaemelyke beweginge; ten tweeden een Kind, vertoonende verscheyde voorwerpen met de uyterste begaefdheden door de Teeken-Konste; ten derde een Vogel, zittende in eene Muyte, zingende zynen Zang met beweginge van zyn keelken en bek, en springende van het een stoksken op het ander; ten vierde eene Herders-Weyde, alwaer men ziet de stylachtige Rotsen, een Hutteken, eenen Molen, eenen Watervloed, verscheyde Beelden, die differente uytwerkingen maeken, de welke weirdig zyn gezien te worden; het voorste van dit stuk vertoont eene Parterre met den Voorgevel van een Gebouw, alwaer men ziet een Postuer, het welke verscheyde Menuets speelt op een Hak-Berd (2), verzeld zynde door twee Joffrouwen, die op de maete dansen; en ten vyfden een Concert van Opera-Voyskens, gevolgd door verscheyde Fluyten en eene Clavecin. Men kan deze uytwerksels zien alle dagen, 's morgens van thien tot twaelf en 's naer-middags van twee tot zeven uren. Deze verbeeldinge duert ontrent eene halve ure. Het Inkomen van ideren Persoon is twee schellingen Wisselgeld. De Vertoon-Plaetse is in het Boeren-Hof op den Kauter." In de daaropvolgende weken werd deze advertentie nog herhaaldelijk opnieuw opgenomen in de "Gazette van Gend". Over Jaques Droz uit Neufchätel- zoals hij in de Gentse advertentie genoemd wordt- staat iets te lezen in de catalogus (3) van de tentoonstelling te Gent in 1995. De man blijkt in feite Pierre JAQUET-DROZ te heten. Hij was een uurwerkmaker, die in Neuchätel leefde van 1721 tot 1790, daarbij geholpen door zijn zoon Henri (1752-1791 ). Van de automaten van Jaquet-Droz zijn er nog drie bekend, die bewaard zijn in het "Musée d'Art et d'Histoire" van Neuchätel, nl. "De muzikante", "De tekenaar" en "De schrijver". De eerste twee van die museumstukken zijn vermoedelijk te identificeren met de nummers een en twee van het lijstje in de Gentse advertentie. Vermoedelijk werden Droz' automaten in 1781 ook nog elders in Vlaanderen tentoongesteld. Zijn daar nog ergens sporen van terug te vinden? Wie Leschot was, die met deze kijkstukken rondtrok, is ons niet bekend. NOTEN l. "Automaten", Museum Amold Vander Haeghen, 1l febr.-28 mei 1995 (maar verlengd tot einde juli). 2. Hakberd of hakkebord: oud muziekinstrument, nl. een vierkante doos met vijf(en later zes) snaren bespannen, die met hamertjes geslagen worden. 3. Catalogus"Automaten" (84 blz., 60 kleuratb.), blz. 10.
Paulf.UJYS,Drongen
30
voyre employee en une fenestre ... paye 20 s .... pour... rappointie et remis en nouvel plonc 3 aultres fenêtres ... paye 30 s. A estoupé de nouvel voire 12 s. A lui pour rappointie et remis un nouvel plonc a 2 s. 6 d. par pour le pie; .. 7 grosses pieces de nouvel voire a 2 s. par. la pièce paye 36 s. 6 d. A lui pour avoir livre 1 nouvelle fenestre de voire employee en un fenestre ... à 5 s. par. paye 17 s. 6 d., fait en livre 18 pieces de nouvel voire ouvre 4 b. ce de pointture ainsi que l'ouvrage le descroit pour restouper 18 trans qui estoient es fenestres de voire servans a Ja chapelle... lequel ouvrage l'en du double ouvrage a 3 s. par. pour chascune piece pay 54 s. A lui pour rappointie et remis en 3 fenestrede voire... tenant 12 pieces a 2 s. 6 d. pour chascun payé 30 s. A lui pour livré et mis en deux fenestre à la ... deux pieces de nouvel voyre chasque piece a 2 spar. payé 10 s. Ajoutent toutes les dou(sic)s parties qui ont estre faittes et parfaits devant le temps dessus dit à Ja somroe de 19 lb. 6 s. 1 d. ds. par... Audit hostel de teWalle pour reparacions de voirreres depuis Ie noel1415 et de 24 janvier: A Maistre Jehan de Heethuyse pour avoir livre 4 fenestrede voires tenans 12 piez employé 2 ... à 5 s. par Je pie paye 3 lb. A lui pour avoir refait et 3 rapointtie 3 paus d'une fenestre de voire... et mis nouvel voire de double ouvrage es troux qui estoient esdiz paus et Jes deux duceulx trois paus remis en nouvel plonc pour tout ce pays 40 s. A lui pour avoir livre 6 fenestre de voire... et pour les verges et cloux de fenestre qui soubstiement les dites fenestre de voire pour toiet 8 lb. A lui pour avoir livré 3 fenestres ... a tout les verges et cloux y servans 4lb.... a la somroe 17lb.; Rijsel, Archives départementales du Nord, Serie B 4088, Rekenkamer 1415-1416, f. 156 v0 -l58 A l'ostel... pour reparadon de voirieres... affares audit hostel fair par Jehan de Heethuyse (1416) aultre reparacion dessus les ouvrages cy devant deelare (wekelijkse betalingen) et pour avoir livré une voyerie de nouvel voyre ronde employe en la parties à la somroe de 10 lb. 8 s. vielle monnait de fl.; Ibidem, B 4091, 1418-1420, f. 150. 14. R. van Elslande, Het glasraam van Jan van Heethuyse voor de hertoglijke kapel te Ninove (1397), in: Het Land van Aalst, 45stejg., 1993, nr. 3, blz. 207-214. 15. A. De Schryver, Miniatuurkunst, in: Gent 1000 jaar Kunst en Cultuur, dl. 11, Gent 1975, blz. 355 nr. 583.
DE "AUTOMATISCHE BEELDEN" VAN JAQUET-DROZ IN GENT ANNO 1781 In het voorjaar 1995 konden de Gentenaars in het Museum Amold Vander Haeghen in de Veldstraat een tentoonstelling van "Automaten" (1) bezoeken. Deze boeiende tentoonstelling bevatte enkele tientallen automaten uit de 19e en de 20e eeuw, alle van Franse makelij, waarvan het oudste stuk dateerde van 1830. Deze toch wel uitzonderlijke tentoonstelling in Gent had in deze zelfde stad een verre voorganger ruim tweehonderd jaar geleden, zoals we kunnen lezen in de "Gazette van Gend" van 2 augustus 1781, waarin de volgende advertentie is opgenomen: Den Heer Leschot, binnen deze Stad aengekomen zynde, heeft de eere van aen de Liefhebbers te vertoonende automatische, organische en geluyd gevende 29
8.
9.
10.
11.
12.
13.
banniere van Vlaenderen, een wimpel ten witte caproene, een trompet pingoene, iiij tromps pigoenen, iij pipers pincheele, xvj waghen pingoene de meere sijn, alle van water verwen, XXV S. ij d. gr. Item, XXij patroenen vanden scutters frocke xx d.gr. Item V pincheelen ende v vanen der toe ghestoffeert vangoude ende van selvere (=wapens Gent & Vlaanderen) xj s.gr.; Gent, Stadsarchief, Stadsrekeningen 1411-1412, f. 316°. Hervaert van there vanGhentin Vrankericke: Itemjeghen Roegerre (Van der Woestine) de scildere, xxij ellen lijnwaets, delle lllj 1/2 groten. Item vanden zeiven lijwaede te woudene, delle iij gr. item, van sceppene ende naijene, xx gr. item, van verwapene met Vlaendren, vij s. gr., daer de couverture afghemaect was ten perde daer men mijns heeren baniere up voerde comt al xvj s. ij d. gr. Itemjeghen den selven (Rogier van der Woestine), ij Ianghe glavie pingoenen ende van een hondert waghen pingoenen, v s. ij d.gr. Item, Goessine van Vaemewijc, die ons gheduchts heeren banieren voerde te paerde, over hem, over sine cnapen die hem dienden ende bewaerden, ende over sine paerden, ghegheven in hovesscheden, over al xiij lb. gr. Item, Jonchere Janne van Melun, borchgrave van Ghent, die der stede baniere voerde, ghegheven in bovesseheden xxxiij lb. vj s. vij d. gr.; Gent, Stadsarchief, Nota's Kunstenaars, Van der Woestynen. Item, ghecochtjeghen Robberechte Vileine, twee selverine potten, wegbende xviij maerct, xij selverine sealen, wegbende xxiiij maerc... dat ghepresenteert was miere Vrauwen van Chaerloes, xxxvj lb. xix s. iiij d. gr. Item, van dat tselver meer wouch dat mer Vrauwen van tSaerloes ghepresenteert was tAudenaerde, met dat Pieter van Beerevelt hadde diet voerde tAudenaaerde, boven de xlij maercken, iij s. vij d. gr.; Gent, Stadsarchief, Nota Kunstenaars 43. Nous les gens du conseil de monseigneur Ie duc de Bourgogne, etc., ordonnez en Flandre, certifions à tous qu'il appartendra, espécialements aux gens des comptes de Nostre ditseigneur. à Lille, que Guïot de Boye, notaire de Nostreditseigneur et receveur des exploitz et condempnacions de la chambre de son conseil à Gand, a payé et delivré a Loys Overlinc, ouvreur de bourdure demourant en Ia ville de Gand, pour avoir refait et miz à point Ia ca(p)sule et l'estole de la chapelle du chosteel dudit Iieu de Gand qui estoit tout deschiré; et pour avoir livré l'estoffe à ce nécessaire, au moix de jenvier l'an mil CCCC et neuf (N.S. 141 0), par nostre oommandement et ordonnance, la somme de XLVliJ soulz pari sis, monnoie de Flandres. Escrip Ie premier jour de février oudit an; Rijsel, Archives Département du Nord, rekenkamer 21803. Jehan de Bul, marcbant demourant à Bruges, pour une capsule de drap bleu de damast, nehement brochiée et ouvrée d'or a lui print et achettée par nostre sieur et commendement par Ie greffier de ladicte chambre, pour Ie fait et nécessité de Ia chapelle du chostel de Gand, Ie VIIJe jour de may I'an (mil) IIIJ c XXVIIJ, Ia somme de LX LIVRES, VliJ solz parisis, monnaye de Flandres; A. Pinchaert, Archives des Arts, Sciences et lettres, documents inédits, lste reeks, 3 dl., Gent 1881, blz. 305. A la capelle dudit hostel de Walle... : A Jehan de Bassevelde, pointre, demourant à Gand pour avoir suroré ledit coq de queuvre, 44 solz; M. Mollat-R. Faureau... , Comptes généraux de l'état bourguignon entre 1416 et 1420, Paris 1965-1976, dl. 3, blz. 609. A Maistre Jehan de Heythuse pour avoir fait et livré un pan de nouvel ouvrage de voyre... Ie ditnouvel pan tenans 4 piez de nouvel voire de 5 s. p(ar) Ie pie paye 20 s. p(ar). A lui pour avoir réparé et remis en nouvel plonc un autre pan du ... aussi tenans 4 piez a 2 s. 6 d. pie paye 10 s. A lui pour avoir repare une autre fenestrede voyre ... payé 21 s. 3 d. autre fenestre paye 20 s. A lui pour avoir livre 3 pieces et derny de nouvel voire appele ruien, employé a estaipper les trans qui estoient en une fenestre ... a 2 s. p. chascune piece paye 7 s. A lui pour reparé... payé 11 s. I 0 d par. A lui pour avoir estouppé... payé 56 s. A lui pour avoir rapointie et mis en nouvel plonc 3... payé 30 s. A lui pour avoir fait et livre une nouvelle fenestre de
28
Ook in het Posteernehof werden er veranderingen en uitbreidingen gerealiseerd langs de zijde van de Torenpoort Alhoewel de opdrachten voor het Prinsenhof in die periode aan Gentse artiesten eerder gering te noemen zijn, waren Gentse kunstenaars wel werkzaam in opdracht van Jan zonder Vrees. Het getijdenboek voor deze vorst werd verlucht in zgn. "Ieperse stijl" door Gentse miniaturisten IS. Jan zonder Vrees gedroeg zich in de eerste plaats als een kroonprins van Frankrijk. Hij verkoos daarom ook het hertogdom Bourgondië boven het graafschap Vlaanderen. Vlaanderen was wel een ideaal vluchtgebied, o.m. na de moord op Louis van Orleans, alsook een belangrijk financiëel erfgoed. In deze kontekst is het dan ook verstaanbaar dat hij bijna geen oog had voor verfraaiingen in de hertoglijke residenties in ons land. Rudy VAN ELSLANDE Docent Antiquairsopleiding IMOV-Gent, CMO-St.-Niklaas, Brucemo-Brussel, Acebe Antwerpen, Cernov-Aalst & Cemov Oudenaarde
NOTEN
l. E. Comelis, De kunstenaar in het Iaat-middeleeuwse Gent-I; Organisatie en productie van de Sint-Lukasgilde in de 15de eeuw, in: Handelingen der Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent, n.r. dl XLI, 1987, blz. 102. 2. E. De Busscher, Recherches sur des peintres gantois desXIVeet XVe siècle, 1859, blz. 138. 3. Item scepenen Ghelloet Damman ende Jacop van den Pitte, Jacop van den Houdenhuus, deken van de neeringhen, Pieter Amebryc, deken van den weveryen, ende met hemlieden Jacop Sneevoet, Jan Sersymoens, als tresorier, ende Pieter van Beerevelt voeren den XXVIIIsten dach in october 'tAtrecht met den ghemeenen zende ende den smalen steden an mer vrauwen van Bourgoenynen omme te supplyeme ende te biddene dat haer ghelieven wilde te commene binnen haren lande ende residencie der inne te doene, van XII daghen met XXIlil paerden: 52 lb. 4 s. 3 d. gr.; Gent Stadsarchief, Stadsrekeningen 1404-1405, f. 80. 4. E. Dhanens, De artistieke uitrusting van de Sint-Janskerk te Gent in de 15de eeuw, in: Mededelingen van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van Belgiï:, Klasse der Schone Kunsten, 44ste jg., 1983, nr. 1, blz. 32. 5. Item Jan Haghijn vanden groene lakine dat voerthoge huus ghesleghen was, doe mijn heere van St Jans up de maerct quam, iiij s. gr. Item Pieter van Berevelt, van iiij scilekine vander stede wapine ende van eenen compasse in de middenwaert vander stede wapine, die up diakin gezet waren, v s. ix d. gr.; Gent, Stadsarchief, Stadsrekeningen 1404-1405, f 86 V 0 • 6. A. Van Werveke, Het godshuis van St.-Jan en St.-Pauwel te Gent, bijgenaamd de Leugemeete, in: Maatschappij der Vlaamse bibliophielen, 4de reeks, nr. 15, Gent 1909, blz. 138. 7. Costen ghedaen omme de hervaert binnen xlviij daghen dat there van Ghent hute was in Vranckericke, tot Montydiers met onzen gheduchten heere... Itemjeghen Pietren van Beerevelt, eerst ene banniere van Vlaenderen van olye verwen ende vergult xj s.gr. Item, ene bannniere vander stede (wapine) van olye verwen ende van selvere vijs. gr. Item, vier water bannieren vander stede, ij water bannieren van sente Joorisse, een water
27
Stoute, hun rouwbeklag kwamen betuigen3. Reeds een jaar later overleed de hertogin en mogelijks ter nagedachtenis van dit vorstelijk echtpaar werd in de Gentse hoofdkerk een "ghelaesveinstere up den groeten coer" geplaatst4. Voor de Blijde Intrede van Jan zonder Vrees in 1404 deed de stad een beroep op haar presentmeester-stadsschilder Pieter van Beervelde om wapenschilden te schilderen voor het Hooghuis op de Vrijdagsmarkt Het was echter op deze plaats dat Jan zonder Vrees publiek erkend werd als graafvan Vlaanderen5. In 1410 mengden zich de Armagnacs in het Franse kroondebat wegens matrimoniale bindingen met Charles van Orleans. In 1411 trokken ze ten strijde tegen de hertog. Jan zonder Vrees verkreeg versterking uit Vlaanderen. Pieter van Beervelde kreeg hiervoor de opdracht van de Gentse stadsmagistraat om met waterverven en OLIEverven de banieren met de wapens van Vlaanderen, Gent, de St.-Jorisgilde, de Witte Kaproenen (die zgn. nooit een eigen banier voerden6), alsook de wimpels en vaantjes (o.a. voor muziekinstrumenten en wapens) te schilderen7. De stad deed ook een beroep op de Gentse schilder Rogier Van der Woestine om eveneens banieren te beschilderen8. Hetzelfde jaar nog kreeg van Beervelde de opdracht van de stad om te Oudenaarde twee zilveren potten en 12 zilveren schalen te schenken aan miere Vrauwen van tSaerloes (Michèle de France?)9.
WERKZAAMBEDEN IN HET GENTS PRINSENHOF In 1410 kreeg de borduurder Louis Overlinck de opdracht tot het vervaardigen van noodzakelijke omamenten voor een reparatie van een koormanteJlO, die gebruikt werd tijdens de eredienst in de kapel van het Gentse Prinsenhof. Voor de eredienst in dit oratorium kocht men in 1428 te Brugge een blauwe damasten koormantel aan voorzien van geborduurde omamenten II. Er werd wel enige aandacht besteed aan deze kapel. In 1419-1420 kreeg de schilder Jan van Bassevelde de opdracht om de haan op dit bidhuis te verguldenl2. Heel wat aandacht werd besteed aan de glasramen. In 1415-1416 kreeg de Gentse glazenier Jan van Heethuyse de opdracht om verschillende nieuwe ramen te maken, oud loodwerk te vervangen en vensters te repareren in het Prinsenhofl3 .In 1418-1420 kreeg hij opnieuw de opdracht om vensters te herstellen en te leveren, o.m. een rond raam, in het Gentse Prinsenhof. Het hof deed verschillende malen beroep op Jan van Heethuyse om hertoglijke residenties te verfraaien met glasramen. Voor de hertoglijke kapel van de burcht te Ninove vervaardigde hij in 1397 een glasraam, voorstellende "De Calvarie met de hertoglijke schenkers Filips de Stoute, zijn gemalin Margaretha van Male en hun zoon Jan zonder Vrees". De wapenschilden van deze schenkers prijkten tevens in de voorstellingl4. 26
GENTSE KUNSTENAARS TEN DIENSTE VAN JAN ZONDER VREES EN IN HET PRINSENHOF Jan zonder Vrees werd na de dood van zijn vader Filips de Stoute in 1404 hertog van Bourgondië, alsook graaf van Vlaanderen. Jan zonder Vrees heeft voomarnelijk oog voor de Franse koningskroon. Ondanks het feit dat Frankrijk een belangrijk economisch afzetgebied was, sleurde hij Vlaanderen mee in een persoonlijke oorlog tegen dit land. Hij had weinig oog voor de opsmukkingen van zijn residenties in onze gewesten. Gentse kunstenaars wendde hij wel aan voor persoonlijke zaken, zoals gebedenboeken of voor het vervaardigen van kledij en textiel. De steden ontvingen Jan zonder Vrees op een vorstelijke manier en spaarden geen kosten om zijn bezoek op te luisteren. De enkele verfraaiingen in het Gentse Prinsenhofkunnen eerder geplaatst worden in de kontekst dat zijn zoon en opvolger Filips de Goede het grootste gedeelte van zijn jeugd in dit paleis verbleef. Hij werd er vertrouwd met het Nederlands en zijn vader wees hem toe aan Vlaamse leraars, doch Filips de Goede gaf de voorkeur aan de Franse taal. In 1403 verloofde zijn vader hem met Michèle van Frankrijk. Op 15 april 1410 huwt Filips de Goede (13 jaar) zijn nicht Michèle (12 jaar), prinses van Frankrijk. In 1411 stelt Jan zonder Vrees zijn zoon Filips aan tot plaatsbekleder in Gent. Het zal dan ook in het Gents Prinsenhof zijn dat Filips de Goede in september 1419 de moord op zijn vader door zijn schoonbroer zal vernemen. Over de verfraaiingen in het Gentse Prinsenhof tijdens de regeerperiode van Jan zonder Vrees is niet veel bekend. Buiten enkele opsmukkingen voor de kapel beperkte zich de verfraaiing van het Prinsenhof hoofdzakelijk tot het vernieuwen en herstellen van de glasramen. Voor de werkzaamheden in het Prinsenhof deed men enkel beroep op de belangrijkse kunstenaars I. Dat bij deze keuze de stadsmagistraat en het ambacht een belangrijke rol hebben gespeeld, lijkt meer dan waarschijnlijk. Sommige belangrijke kunstenaars kwamen dankzij het stadsbestuur direkt in contact met het hof. Een mooi voorbeeld daarvan is de stedelijke presentmeester en schilder Pieter van Beervelde, die - zoals De Busscher vermeldt - omstreeks 1400 de marighifte (=huwelijksgeschenk) voor Daneel, secretaris van de hertog, naar Rijsel bracht2. De originele akte hebben we niet terug gevonden, maar we mogen aanvaarden dat als cadeau een verguld kruis werd gegeven. Een gelijkaardig huwelijksgeschenk brachtPietervan Beervelde in 1407-1408 naar de zoon van de heer van Schorisse, en in 1408-1409 naar Heinricke van Almaenge, de schildknaap van de hertogin , te Brugge. Van Beervelde maakte tevens deel uit van de Gentse delegatie, die in oktober 1404 Margaretha van Vlaanderen, gemalin van de overleden hertog Filips de 25
GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring GentV.Z.W. 25e jaargang nr. 2 15 maart 1996
Stichter: Gaston Hebbelynck t Voorzitter: Hugo Collumbien Onder-Voorzitter en Penningmeester: André Verbeke Secretariaat: Maïsstraat 235, 9000 Gent Archief en ruildienst: Mevr. Angèle Eggermont, Maïsstraat 235, 9000 Gent Redactie-Adres: Lijnmolenstraat 149, 9040 Sint-Amandsberg- Gent Administratie: Koggestraat 14 - 9000 Gent Postrekening: 000-105.04.73-60, Heemkundige en Historische Kring Gent, 9000 Gent Lidgeld: 400 fr. per jaar. Steunende leden: 600 fr. per jaar. Beschermleden: 1000 fr. per jaar. Buitenland: 200 fr. extra voor portkosten INHOUD - In Memoriam Robert Van Geluwe. - Hertog Filips de Goede liet het Gentse Prinsenhof rijkelijk opsmukken. Deel 1: vóór de "Slag van Gavere 1453". - Inventaire Archéologique: De Scheidsrechterlijke Uitspraak van I178. - Daniël, Joseph, Benoît Mareska. - De Stam Audenaerde. - Een "Confrerie van de Jonckheyt" in de Waterwijk. - Oplossing Puzzel I995. - Gentse Memoriedagen: I6-17-18 februari. - Gensche Woorde en Uitdrukkijnge. Deel XXVITI. - Oudheidkundige Kroniek: Hoe Ledeberg vergeten werd bij de verdeeling van het land in gemeenten ten jare I796. - Bibliografie. - Vraag en Antwoord. - Lezers schrijven ons. - Dit bestaat niet meer - Gênsche Präot.
50 51 6I 62 74 83 86 89 92 95 97 IOI 102 I 03 I 04
Bibliotheek en wekelijkse bijeenkomsten: in het Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis, Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, SintAmandsberg: elke zondag van 10 tot 12 uur (uitgenomen op feestdagen); Gesloten in juli en augustus. Bibliothecaresse: Mevr. A. Eggermont. Verantwoordelijke uitgever: Hugo Collumbien, Lijnmolenstraat 149, 9040 Sint-Amandsberg- Gent.
IN MEMORIAM ROBERT VAN GELUWE Meer dan ons lief is moeten wij hier opnieuw een "In Memoriam" publiceren. Deze keer is het onze goede vriend Robert Van Geluwe die ons verlaten heeft. Zeer vroeg al was hij een van onze trouwe leden en in 1976 werd hij Secretaris van onze Kring, een functie die hij met veel plichtsbesef vervulde. Helaas, was zijn gezondheid de laatste jaren sterk achteruitgegaan, in die mate dat hij het secretariaatswerk niet meer aankon. Nochtans zullen slechts weinigen dat gemerkt hebben, want zijn taak werd in alle stilte en met grote doeltreffendheid overgenomen door zijn echtgenote Mevrouw Angèle Eggermont. Robert Van Geluwe was een gekende figuur in Gent en velen zullen hem ontmoet hebben in het Willemsfonds waar hij meer dan een halve eeuw actief was, niet alleen als Ondervoorzitter van de Gentse Afdeling, maar vooral als Hoofdbibliothecaris van de bibliotheek van dit Fonds. Het is in deze functie dat hij vele duizenden Gentenaars geadviseerd heeft, een functie die hij steeds met het grootste enthousiasme vervuld heeft. Wij kunnen ons trouwens niet ontdoen van de indruk dat de afschaffing van de bibliotheek van het Willemsfonds medeverantwoordelijk is geweest voor de achteruitgang van zijn gezondheid; er was plotseling een grote leegte gekomen in zijn leven die hij niet heeft kunnen invullen. Wat slechts weinigen van onze lezers zullen weten is dat Robert Van Geluwe een Technisch Ingenieur was, gespecialiseerd in de Verfkunde, maar zoals nog andere ingenieurs van zijn generatie maakte hij carrière in de Administratie. Tot aan zijn opruststelling was hij Administratieve Chef van de Stedelijke Gezondheidsdienst en velen zullen hem ook wel ontmoet hebben in zijn bureau in het Baudeloohof. De ziekte die hem de laatste jaren veel deed afzien verplichtte hem de strijd op te geven op 86-jarige leeftijd. Wij zullen aan Robert Van Geluwe de aangenaamste herinneringen bewaren.
50
HERTOG FILIPS DE GOEDE LIET HET GENTSE PRINSENHOF RUKELIJK OPSMUKKEN (Deel 1: vóór "De slag van Gavere 1453)" Tien jaar geleden schreef Martens: "Tot nog toe werd er, op enkele korte artikels na, geen grondige studie gewijd aan het voormalige Prinsenhof' 1• Hij kon toen twee akten in verband brengen met de versieringen in deze grafelijke residentie. Daar er tot heden niets onderzocht werd in dit verband, was de uitdaging dan ook zeer groot om een systematisch onderzoek naar de versieringen te doen, waarvan thans het derde deel verschijnt. Kort na de moord op zijn vader ontving Filips de Goede in het Prinsenhof te Gent de Engelse gezant, graaf Thomas de Beauchamps, om Engeland als voornaamste troefkaart tegen de dauphin uit te spelen. Om louter familiale redenen werd Vlaanderen bij de Honderdjarige oorlog betrokken. Jan van Heethuyse was tot en met 1426 als glazenier werkzaam in het Gentse Prinsenhof2. Dankzij de recente vondst van middeleeuwse glasraamfragmenten in het Gentse dominikanerklooster, hebben we een duidelijk beeld van de glaskunst omstreeks 1400 te Gent. Typisch voor deze hooggotische glaskunst is dat de personages eerder beperkt blijven van afmetingen. Hun haren en gewaden tonen een vloeiend beweeglijk lijnenspel, dat opgebouwd is met dikke strepen en dunne lijnen, die op een gracieuze manier het gewicht en de soepelheid van de stof suggereren. De gezichten tonen een uitdrukkingskracht, die geaccentueerd wordt door de houdingen. De figuren staan voor een vlakke achtergrond voorzien van reperevieve motieven zoals drolerieën. Het geheel is meestal omkaderd door architecturale motieven, bekroond met baldakijnen en afgebiesd met een kleurig netwerk van motieven. Naast grisaille schildering treffen we tevens zilvergeel aan3. In 1426 werkte onze glazenier in het Hof ten Walle samen met een andere Gentse glaskunstenaar: Jan Scalloet4. Deze laatste vervaardigde o.m. een historische glasvenster voor het oratorium van Filips de Goede. Jan Scalloet was destijds in leer geweest bij Jan van Heethuyse5. Opvallend is dat Jan Scalloet pas opnieuw werkzaam was in het Prinsenhof in 1444-14456. Het was eigenlijk Martin Beyaert die Jan van Heethuyse opvolgde. Vanaf 1432 was hij werkzaam als glazenier in de Sersanderwal. Martens (o.c.) vermeldt dat Willem De Ritsere, alias Van Lombeke, tussen 1424 en 1429 betaald werd voor het schilderen van gouden letters en wapenschilden van Bourgondië en Vlaanderen in het Prinsenhof. Deze auteur beklaagt er zich over dat noch V. Van der Haeghen, noch G. Hulin de Loo melding gaf van het archieffonds waar zich dit opdrachtsdocument bevond. Wij vonden dit document terug in het Algemeen Rijksarchief te BrusseF. Het 51
gaat hier om een zeer grote opdracht waarbij de vergulde wapenschilden van Bourgondië en van Vlaanderen, alsook letters en wapenspreuken op de muren moesten aangebracht worden o.a. in de nieuwe gebouwen. In de kapel moest een grote tronende Madonna in een wit kleed met een azur blauwe mantel en de kroon in bladgoud geschilderd worden&. In 1429 was Willem de Ritsere opnieuw werkzaam in het nieuwe huis en de galerij in het Hoften Walle9. Deze grote galerij bestaande uit twee verdiepingen verbond dit nieuw gebouw, het vrouwenverblijf, dat zich wellicht in de noord-oosthoek van het domein bevond. Kort daarvoor was er een brand uitgebroken in het Prinsenhof en mogelijks deed men daarom een beroep op Arent Eebins, zoon van de bekende Gentse beeldhouwer Jan10. Ter gelegenheid van het huwelijk tussen Filips de Goede en Isabella van Portugal werd de stad rijkelijk opgesmukt. De stad schonk het bruidspaar, dat op St.-Antoniusdag, 22 augustus 1430, "heerlijk ontfaenghen" werd, een "settynghe van hondert vijftig nobel en van VIII sch. elc stick". Terug werd beroep gedaan op kunstenaars voor het vervaardigen van "tooghen" en versieringen. Willem de Ritsere en Jan Martins moesten voor deze gelegenheid 400 schilden met het stadswapen vervaardigen 11 om in de straten te hangen en negen grote schilden voor o.m. aan de stadspoorten, waar dit echtpaar voorbij kwam. Reeds hebben we uitvoerig, zowel de diplomatieke als artistieke aktiviteiten van Jan van Eyck besproken, die betrekking hebben op de onderhandelingen in het Prinsenhof te Gent in 1431 tussen Filips de Goede en de koningen van Frankrijk en Engeland, alsook de relatie tussen de schilder en de diplomaat Joos Vyt12. Niet alleen werden er aan het Prinsenhofverfraaimgswerken uitgevoerd13, maar ook aan het Posteemehofwerden er herstelllingen gedaan14. De paus die een kruistocht wilde inrichten, liet zich vertegenwoordigen door kardinaal Albergati, die niet in het Prinsenhof verbleef, maar in het karthuizerktooster van Rooigem, waar tevens de familie Vyt hun epitafium hadden. Mogelijks kan de opdracht van Filips de Goede aan de schrijver Bertrand de la Brouquière, die in februari 1432 Gent verliet en zich begaf naar Italië, hiermee in verband staan15. De geboorte op 23 (24) april en de doop op 6 mei 1432 van Joos, oudste zoon van Filips de Goede en Isabella van Portugal, in de St.-Janskerk te Gent zal in de Afteveldestad wel aanleiding gegeven hebben tot grootse feesten. Dezelfde dag werd tevens de Vytkapel met het beroemde Lam Godsretabel ingewijd. De hertog moet zeer tevreden geweest zijn want "Den XXVIJ januari 1432 (n.s. 1433) gafhertoghe Philips de LIII neerynghen (van Gent) schoone privilegien; ten zeiven daghe van ghelijcken 't ambacht van de weverie"16. Hetzelfde jaar werd de Gentse glazenier Martin Beyaert belast met verschillende opdrachten in het Hof ten Walle. Hij moest een venster herstellen in de kamer van Isabella van Portugal, daarnaast moest hij instaan voor het vervaardigen van een lantaarn voor de kanselarij17. Kort daarna leverde Beyaert glas 52
en herstelde hij talrijke vensters in het Prinsenhofl8. Tussen 1432 en 1442 hebben we geen documenten teruggevonden met betrekking tot de versiering in het Gentse Prinsenhof. Wellicht is de reden te zoeken in de verstandhouding tussen de hertog en de Gentenaars. Aan de basis hiervan lag de mogelijke gevolgen van de vorstelijke muntherschikking in 1432. De mislukte veldtocht te Kales (Calais) (1436-1438) tegen de Engelsen door het terugtrekken van de Gentse milities, waarna de hertog nog aan de stad toegevingen moest doen. Het tijdelijk overbrengen in 1439 van de Raad van Vlaanderen van Gent naar Kortrijk. We bemerken wel dat in die periode bestellingen gedaan werden door leden van het hof aan Gentse kunstenaars. Zo bestelde Willem de Busoen, lijfschenker van Filips de Goede (?)19 in 1434 aan de Gentse schilder Saladijn de Stoevere een retabel voor de kapel van het reeoliettenklooster20, dat nabij het Posteemehof1ag. Dit wil echter niet zeggen dat de hertog aan Gentse kunstenaars geen opdrachten meer gaf. In 1439 betaalde Filips de Goede de som aan Jan van Eyck terug, die deze aan de Gentse miniaturist Jan Creve had voorgeschoten. Creve had voor de hertog een gebedenboek verlucht met 272 grote letters in goud en 1200 kleine. Jan Creve, zoon van Joos, had in 1427 de Arteveldestad verlaten om zich in Brugge te vestigen21. In de jaren '40 zien we door de verzoening van de stad met de hertog, dat opnieuw talrijke opsmukken gebeurden in het Hof ten Walle. We mogen hierbij de talrijke staatsiebezoeken van de vorst aan Gent koppelen. Naast een Blijde Intrede, waarbij de vorst vergezeld was van kanselier Rolin en de Prinsbisschop van Luik, vermelden we het bezoek met de uit Engeland vrijgekochte hertog van Orleans, het groot landjuweel van de St.-Jorisgilde en het zevende kapittel van de Orde van het Gulden Vlies in 1445; met bijhorende festiviteiten, zoals tomooien22. De prestigieuze verzoening gebeurde met het bouwen van een leeuwenhok in 1439-1440 in het Prinsenhof. Weldra werd de dierentuin vergroot met beren en luipaarden. Deze attrakties vormden een appart spectakel, waarvoor men van heinde en ver kwam om een glimp te mogen opvangen van deze dierentuin23. In 1517 stond dan ook de kardinaal van Aragon vol bewondering voor de mannetjesleeuw in de leeuwekooi en Atbrecht Dürer vereeuwigde er zelfs één in 1521. Deze dieren werden tijdens tomooien de arena in gestuurd. In 1497 kampte een beer tegen een volbloed stier. In 1443 leverde de beeldhouwer Comelis Boone houtsnijwerk voor de bekleding van de kamers van het Hof ten Walle. Hij vermaakte de twee grote ramen in de kamer van Isabella van Portugal. Hij sculpteerde de deviezen van de hertog en de hertogin waarschijnlijk voor lambriseringen24. Tussen 1442 en 1446 was Martin Beyaert opnieuw belast met talrijke opdrachten in het Gentse Prinsenhof. Tussen 1 juni 1442 en Pasen 1443 leverde en her53
·....
'
.-.
"-<\.
~
-~- .;><=-:.:.;.....··,_· ~~:.{_:.::· A. Dürer, De Gentse leeuw ( 1521 ). Wenen, Graphische Sammlung, Albertina.
stelde hij verschillende vensters, zoals deze in de raadskaroer en in de rekenkamer25. Kort daarna tussen 1 mei 1443 en 30 april 1444 herstelde hij het glasraam in de kamer van de hertog, in de kamers voor verschillende notabelen26 en in andere lokalen van het paleis27. Naast het herstellen van glasramen deed hij in 1445- 1446 beroep op de schilder Nabur Martins voor de figuratie van vensters in de grote toren. Het betrof heraldische motieven en figuren van heiligen28: St.-André (patroonsheilige van het Bourgondische huis) en St.Philippe. Wellicht deed men een beroep op Martins, daar een schilder meer bedreven was in het vervaardigen van dergelijke voorstellingen. Marcus van Vaernewijck beschreef in de 16de eeuw deze "glasen toren", daar het dak geheel van glas was, als een unicum voor die tijd. Nabur Martins voerde tevens decoratiewerken uit in deze toren en aan de bedakingen van de kleinere torens van het nieuwe gebouw. Nabur Martins had reeds het jaar voordien schilderingen in het Prinsenhof aangebracht29. In dezelfde periode (1444- 1445) brachten Nicolaas van der Meersch en Willem de Ritsere in twee kamers, in de badinrichtingen, in de stove, op de wanden, de schoorsteenmantel en het plafond van de rustkamer van de hertog met de aanpalende gang en de schoorsteenmantel van de slaapkamer, alsook de overwelving van de Joopgang naar de rustkamer rijkelijke muurschilderingen aan met de deviezen van de hertog en de hertogin 30 . Ook de beeldhouwer Daneel Lodewijcx sculpteerde in hout motieven voor vensterramen (Franse lelie, deviezen) engeltjes, slangen en andere voorstellingen o.m. voor de kapel. 54
In 1445-1446 beeldhouwde hij het wapenschild van de hertog voor de hoofdingang van het Prinsenhof3I. Mogelijks werd door elke nieuwe graaf van Vlaanderen (hertog van Bourgondië) de deviezen en de wapenschilden herschilderd. Daarbij moest het decoratief motief van het heraldisch leeuwtje ten tijde van de Bourgondische hertogen wijken voor de lelie, dit verwees naar hun familiale band met het Frans vorstenhuis. We hebben dit reeds bemerkt bij Jan zonder Vrees waar Rogier van der Wostinen de heraldische motieven en kenspreuken schilderde in het Gentse Prinsenhof32. Nog in dezelfde periode (1445-1446) was de metser en steenkapper Lieven Eebins werkzaam voor het Hof ten Walle33.
Het Posteernehof: gedwongen verblijf van Michèle de France en Jacoba vanBeieren Het Posteernehof bestond eigenlijk uit verschillende herenverblij ven. De gedwongen verblijfplaats van Michèle de France, prinses van Frankrijk en eerste vrouw van Filips de Goede, stond buiten de stadswal en was met een stenen gang verbonden met het hof. De gang die over de gracht liep noemde men "Ie grant allée, par oii on va par dessus la rivière de lostel de Flandres jusques en lostel d'Artois"; Dit gedeelte van het hof stond aan de Oude Houtlei en de Brandstraat en strekte zich uit tot aan de Galgenbergstraat, de Maagdenstraat en de Holstraat. Dit deel van het paleis was dus merkelijk groter dan het hof binnen de stadsmuren. Het grootste gedeelte bestond uit tuin en kaatspel en werd nog uitgebreid door het Slagveld "van der Posterne daer neffens"34. In 1422 stierf Michèle de Franceen boze tongen beweren wel eens dat ze vermoord werd in opdracht van de hertog ter vergelding van de moord op Jan zonder Vrees door de broer van Michèle, de dauphin van Frankrijk. Zij werd begraven in de Sint-Baafsabdij, doch het duurde tot 1435 (mogelijks met oog op de Vrede van Atrecht) alvorens deze door de Gentenaars geliefde vorstin haar mausoleum kreeg. De sarcofaag met vier pleurants, vervaardigd uit zwarte marmer uit de streek van Dinant35, droeg het albasten ligbeeld van de prinses en werd gescolpeerd door de Bruggeling Gillis de Blackere. In 1442 beeldhouwde de Bruggeling Tiendeman Maes nog zes pleurants voor deze tombe. De stenen werden toen geleverd door de Gentse beeldhouwer Hugo Goethals. Toen de monniken van de St,-Baafsabdij overgebracht werden naar de St.-Janskerk, werd het graf opnieuw opgericht in de Gentse hoofdkerk. De beeldenstormers verwoestten het mausoleum, enkel een klein fragment van de grafplaat met afgeschuinde rand wordt thans nog in de crypte bewaard. Het draagt een gedeelte van het grafschrift, dat luidde: "Prions Dieu pour la defuncte très noble dame et princesse dame Michiele, fille de feu Ie roy Charles de France, princesse, femme et espouse de très excellent et très puissant prince Monseigneur Philippe, duc de Bourgogne, de Thirol, Brabant, Limbourg etc., 55
comte de Flandres, Arthois, Hainault, Hollande, Zélande, Namur, marquis du St.-Empire, s(eigneu)r de Frise, Salins et Malines, dontIe corps est icy reposant et expira de ce siècle Ie VIIIe jour de Juillet l'an M.CCCC. XXII". Het Posteemehof werd daarna verwaarloosd en was waarschijnlijk praktisch onbewoond. De vuilnis, aarde en puin die men er in de kamers aantrof, moest voor het gedwongen verblijfvan Jacoba van Beieren en haar moeder in 1425 opgekuist worden36. Talrijke herstellingen moesten gedaan worden, niet alleen aan de binnen- en buitenmuren, maar ook aan de bevloering, o.m. in de badinrichting, in de stallen, in de kapel en in talrijke andere plaatsen. Men deed hiervoor een beroep op Jan, Jacob en Hendrik, de kleinkinderen van de bekende metser-beeldhouwer Jan Eebins37; Jan Dhane, mogelijks een familielid van de belangrijke beeldhouwers Niko las, Lieven en Nant D'Hane die in 13851386 werkzaam waren in Dijon voor Filips de Stoute38; Jan en Lieven van Zombeke; Gillis Goethals, de vader van de bekende beeldhouwer Hughe39; Jan van Pottersberghe en Sirnon van de Capelle. Na de Hoekse en Kabeljouwse twisten raakte Jacoba van Beieren verwikkeld in een strijd tegen Filips de Goede. Ze werd in 1425 te Gent gevangen gezet. Ze wist te ontsnappen doch verloor hierbij haar kostbare huisraad en bagage. Deze werd in beslag genomen door Filips de Goede, tegen wie ze vanuit Holland de strijd verder zette. Opvallend is dat ook in die periode Jan van Eyck Holland verlaat om zich in Vlaanderen te vestigen. De geschiedkundigen zijn van mening dat Jacoba van Beieren gevangen werd gehouden in het Gentse Prinsenhof. Een eigentijds document leert ons dat Jacoba van Beieren gedwongen verbleef in het "Hotelz de Flandres et d'Artois", m.a.w. het Posteemeho~O. Spijtig genoeg werd dit aspect nog maar weinig of niet belicht door Gentse historici. In het algemeen mogen we trouwens stellen dat er tot op heden maar weinig onderzoek gebeurd is in verband met het Gentse Prinsenhof.
NOTEN I. M. Martens, Enkele middeleeuwse muurschilderingen te Gent - II Gegevens op basis van documenten, in: Handelingen der Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent, N.R., XL, 1986, blz. 64-65. 2. Ouvraige de voirée: A maistre Jehan vanden Hethuse, faiseur de voires, pour avoir fait et assiz en deux fenestres dans la chambre, deux nouvelles beroicies de voirie d'alemaignesceul fenestre en quruie, 8 piez et derny et avoir refait et restoupe de voirie plus autres fenestres qui estoient trouez dans Ja chambre par marcbie de ce a lui fait.. pour 11 s. 6 d. g. valent 6 lb. 18 s. Sommede louvrage de voirie 6lb. 18 s.; Rijsel, Archives départementales du Nord, Serie B 4093, f. 911 (6-9-1423 e.v.) A maistre Jehan de Heethuyse voirier pour avoir restouppe de voire plus traux qui estoient es voyrieres desdis estuves paye 18 s.; Ibidem, B 4094, f. 10lv0 (1-1-1424 e.v.). A maistre Jehan Ie voirier pour avoir livre 49 pies de nouvel voire tout plain 3 fenestres avoir estouppe plus trois à 6 s. par Ja pie valent 14 lb. 14 s.
56
3. 4.
5. 6.
7.
A lui pour son sallaire d'avoir b.quié esdiz ouvraiges par quatre jours entiers à I 0 s. par. par jour sur ses despens valent 40 s.; Ibidem, B.4095, f.l36 ( 1425-1426). R. van Elslande, Het glasraam van Jan van Heethuyse voor de hertoglijke kapel te Ninove (1397), in: Het land van Aalst, 45ste jg., nr., blz. 212-213. Voyerie faicte et livre par l'ordon. audit Gautier par maistre Jehan de Heethuyse et maistre Jehan Sallot, voyriers demourant à Gand... Walle depius 20-5-142611-10-1426. Item Jehan de Heethuyse ... Fait et livré plus voyeries: I ronde fenestre de boyre ouvree et poincte des armes de Bourgogne et de Gand. 80 piez de voires de 6 s. piez... 24 lb. Item audit Jehan Salloot, voyrier pour avoir fait une voyrière, ouvrée et poincte de plusieurs ymages et d'autre grant ouvrage, mise en l'oratoire de la chapelle de mondit seigneur, contenant icelle voyrière 17 piez de voyre... 13 lb. 12 s. A lui pour fait et livre une estmille de fil darcal mis a l'encontre de la ditte voyiere pour la garde d'icelle content la ditte estraille 30 piez... 3 gr... font 4lb. 10 s... deux parties... 18lb. 2 s. par. Item Jehan de Heethuyse... refait et reparé plusieures vielles fenestres de voyre, qui estient toutes despercues en lestables des chevaulx de mond. s... 24 s. piez. Brussel, Algemeen Rijksarchief, Fonds Rekenskaroer 27421, f.27 V 0 • R. van Elslande, Het altaarschilderij voor de kerk van Sint-Maria-Horebeke (1443), in: Het Land van Aalst, 43ste jg., 1991, nr. 4, blz. 355, noot 17. A Jehan Saltoot tant pour avoir livre et mis esdiz fenestre saillans et en la grant fenestre croisice estans en... comme pour avoir livré et mis en plusieures fenestres estans... de 75 pies de voirrie qui a 5 g. Ie pie(s)mont 18 lb. 15 s. par. Gent, Rijksuniversiteit, Handschriftenzaal, Hs. G.6049, f. 33. Ouvrages de pointure et dorure. Premiers à Guill( aume) Ie Ritsere, maistre pointre demourant audit Iieu de Gand auquel au mois d'avril en l'an mil cccc xxiii avant Pasques fu marchandé en tache par Gautier Poulain, receveur géné(ral) de Fl(andre), et Guy de Bouloigne maistre pointrede mondit s(eigneur) de Bour(goigne), de faire de pointure d'or et de co leur à oille sur la couverture d'escaille de la grande nouvelle maison que lors l'en faisait audit hostel de Ie Walle VIII escus des armes demondit s(eigneur). Assavoir lesquatredes armes de Bourg(oig)ne et les aultres quatre des armes de Flandres, à eh(ac)un de la grant couverture d'icelle maison, quatre d'iceulx escus, et tout faire de fin or et coleur tel qu'il appartient, et ce pour Ie pris et somme de cinq livres par. monnaie de Fl(andre). Chacun escu, qui sont la somme de xl livres par. monnaie d(ic)te, pour cd ycy lesdiz xllb.par. A lui auquel par les dessus nommez fu pareillement marchandé en tasche de peindre Ie plat du plonc des heuses mises sur Ie comblé tout au long de la ditte maison et des fenèstres et retrais d'icelle maison. Savans à deux costez de coleur à oille de noir et de blanc et les branches et feulles estans desseure ycelles heuses de la grandeur et façon sur ce à lui baillié en patron dorer à deux costez de fin or. Dont il doit avoir de chacune branche et feuile xx s.par. desquelles branches et feulles scellui Guil(laume Ie Ritsere) en a faiz et livrez jusques au nombre de deux eens XXIlil qui montent audit pris de XX. s. la pièce à la somme de Ilc XXIlil lb.par. Au devant nommé G(uillaume) Ie R(itsere) auquel environ Ie mois de fév(rier) mil CCCC XXV (n.s.l426) fut marchandé par Iedit recev(eur) de Fl(andre) en la pîîce (?) et par l'aviz de Jehan Utenhove conseill(ier) de mondit s(eigneur) et de Jaques Ie Latre cont(roleur) des officiers de Fl(andres), de poindre de vermeille couleur à oille Ie plat des heuses branches et feulles estans et mises sur l'allée joingnant et extendant tout au long de la ditte nouvelle maison, et de l'autre costé regardant envers icelle court, poindre sur Ie plat desdiz heuses de noire couleur à oille, et illec faire tout au long d'un bout à l'autre en grosses I(ett)res dorees de fin or, Ie mot et devise demondit s(eigneur), qui est Ie fu(sil) et jamais autre, et du meisme costé desditles lettres sont dorez aussi de fin or lesd(ittes) branches et feulles des grandeur et facon d'un patron sur ce fait et à lui baillié, et ce pour Ie pris et somme de X6XIIII groz monnaye de Fl(andre), chacune branche et feuile par 1111 lesd(ittes) lettres et devise dont il en
57
8.
9.
10. II.
12.
13. 14. 15. 16. I7.
18.
a faiz et livrez, qui sont mises sur ycelles galérie jusques au nombre dec et x qui sont au pris dess(us}d(it) ensamble a la s(omme) de CXXXII lb. par. Au devant nommé Gill(aume) Ie Ritsere à qui sembablement fu marchandé de poindre et vernissier de couleur blanche à oille une grand ymage de N(ot)re-Dame, de poindre et faire Ie bestuaire d'icelle ymages de bon azur et les bors d'icellui mantel ou bestuaire tout au tour ensemble la couronne estant sur Ie chief d'icell(e) ymaige et les cheveux sur Ie chief de son enf(ant), dorer de fin or(sic) et devent icell(e) ymage estant et missedeseure l'autel estanten l'orratoire en p(sic) de la chapelle de l'ostel de Ie Walle audit lieu de Gand? et ce pour la sommede VI lb. par. Montent toutes lesd. par()es, tant de plonc et saudure comme de pointure et dorure ... la sommede 2.65llb. l s. et 8 d. par monnaye de flandre (reeds was 2.245lb l s. 8 d. betaald en 42lb. aan Willem de Ritsere); Fonds Rekenkamer 27421, november 1424-november 1426, f" 20-20v0 • G. Hulinde Loo, Notices sur deux peintres gantois du XVe siècle/ Lieven van den Bossche et Willem van Lombeke (alias de Ritsere), in: Bulletin de la Société d'Histoire et d'Archeologie de Gand, 1900, nr. l, blz. 12. Certaines parties de pointure et dorure que Guillaume de Ristsere maistre... par l'ordonnance de Gautier Poulain f(ai)tes sur les tavelles et fenestres ... des nouvelles maison et galerie en la court de ...Walle; rubriek l mei 1429-l oktober 1429; Brussel, Algemeen Rijksarchief, Ibidem, f. 27. R. van Elslande, Jan Eebins (ca. 1345-1412), metselaar, beeldhouwer, architect en landmeter, in: Ghendtsche Tydinghen, 20ste jg., I99l, blz. I50. Costen ter onser Vrouwen, doe zij eerst in de poort quam: Item Willem de Ritsere, van iiijc scilden vander stede wapene, die gheslegen waeren aldaer onse gheduchte Vrouwe leed. Item Janne Martins, van ix groeten scilden van der stede wapene, die ghesleghen waeren an de poerten ende elders intschelicx; De Busscher, Recherches sur des peintres gantois des XIVeet XV siècles, indices primordiaux de l'emploi de la peinture à l'huile à Gand, Gent I859, blz. 60. R. van Elslande, De Bevernaar Joos Vyt, diplomaat van Filips de Goede, in: Het land van Beveren, 3I ste jg., I988, nr. 3, blz. I 06-I10; R. van Elslande, Het Brugs atelier van Jan van Eyck tussen 1433 en I44I, in: Brugs Ommeland, 29stejg. I989, nrs. I-2-, blz. 98-102. R. van Elslande, Jan Eebins (ca. 1345-I4I2), metselaar, beeldhouwer, architect en landmeter, in: Ghendtsche Tydinghen, 20ste jg., I99I, blz. I50. F. De Potter, o.c., dl. VIII, blz. 32. A. Pinchart, Archives des Arts, Sciences et Lettres. Documents inédits, I ste reeks, 3 dl. Gent I88l, blz. 42. Memorieboek der stad Gent van 't jaar 130I tot I737, in: Maetschappij der Vlaemsche bibliophilen, 2de serie, nr. I5, I852, blz. I90. A Martin Beyaert voirier demourant a gand pour avoir refait et rabillié une fenestrede voire estanten lachamberede madame prince 12 s. p. A lui pour Ie façon d'une lanterne de voire par marcbie a lui fait en ce comprins Ie cordés et catrols de quoy on Ie haulce et avale et pend. ladicte lanterne en la chanconnerie pour ce 2 lb. 8 s.; Rijsel, Archives départementales du Nord, B 4097, f. I27. A Martin Beyaert voirier pour avoir fait et livré les parties de voire... une fenestre .. et y fait en tigure mess. Valent I4lb. 4 s. p. A lui... pour avoir fait une grande fenestre ... content 42 pies... 6 s. par chac(quin) valent 12 lb. 12 s. gr... .livre un pan de voire... conten. ensemble 30 piez (=prijs per stuk) valent 20 lb. par. ... une autre petite fenestre 9 piez (=prijs) valent 2lb. 14 s. gr....deux autres petites fenestres 2 piez (= prijs) valent 6 lb. 12 s. par....fait et livré une autre fenestre ... et une petite fenestre ... 30 piez (=prijs) valent 20 lb. par....une fenestre 10 piez (=prijs) ... sont 3 lb. par.A lui pour 4 fenestres ... 20 piez... 6 lb. par.... A lui... avoir refaites et remises en ... 8 fenestres ... conten. 30 piez (elk) 3 s. valent 4 lb. 10 s. p.... une petite fenestre ... 6 piez ...
58
19.
20. 21. 22.
23. 24.
25.
26.
27.
28.
valent 36lb. p .... 3 autres fenestrelles ... 16 piez... 41b. 16 s. par.... 3 fenestrelles 16 piez. .. 4lb. 16 s .... 2 fenestresdevoire... 62 piez... l8lb. 12 s. pa(r).... 2 fenestres ... etdeuxpetites... 18 piez... 5lb. 8 s. p. Montent... sommede l091b. 12 s., Rijsel, Ibidem, f" 155 V 0 -l56. L. Maeterlinck, Une école préeyckienne inconnue, Parijs-Brussel 1925, blz. lOl. Een andere Willem Busson was herhaaldelijk tussen 1423 en 1436 schepen van Gent; Memorieboeko.c.,di.I,blz.183, 186,199. L. Dierick, Mémoires sur la villede Gand, Gent 1815, blz. 254-257. W. Prevenier- M. Boone, De 'stadstaat'-droom, in Apologie van een rebelse stad, Antwerpen 1989, blz. 96-101. R. van Elslande, Het Brugse atelier o.c., blz. 105; R. van Elslande, De l5de eeuwse Gentse kunst in de Vier Ambachten, in: Over den Vier Ambachten, Kloosterzande 1993, blz. I 021, noot 88. R. De Hert, Wat blijft er nog over van "ons geduchts heren hoften walle" ofhet Prinsenhof, in: Toerisme in Oost-Vlaanderen, 25ste jg., 1976, nr. 2, blz. 25. R. van Elslande, Het retabel van Cornelis Boone in opdracht van de mecenas Nicolaas van der Ziekelen en de kerkmeesters voor de kerk van Nazaret, in: Scheldeveld, jb. XIX, 1990, blz. 37. A Martin Beyaert, voirier, demourant à gand pour 106 pies de voirre de france mis et empl(oy) es fenest(re) de cassine, qui sont en lad(it) chambere du conseil et es autres fenestrelles estant tant en icelle comme es fenestre dudit comptoir a or a 5 gr.le pié(s) sont 26 lb. 10 s. p.; Gent, Rijksuniversiteit, Bibliotheek, Handschriftenzaal, Hs. G. 6049 (= Rekeningen van het Prinsenhof 1441-1446), 1442-1443, f. 17. A Martin Beyaert voirier par lui avoir livre 21 pies de voirre empl(oy) et mis en aucunsfenestre de Ia chambre de mondit seigneur a 591e pie(s) sont 5 lb. 5 s... A lui pour couvrir 2 grans autres fenestres de fil darcail, qui donnent veue en l'orratoire contenant 70 pies a 2 s. p. Ie pie(s) y oomprins ledit fil y employ sont 71b. p. et à lui pourestoupper aucuns fenestrede voirre en la chambre appellée la chambre de Roubaix 38 s. mont ces parties à la sommede l4lb. 3 s. p.; Gent, Universiteitsbibliotheek, ibidem, 1443-1444 f' 23 V0 • Mogelijks verwijst la Chambre de Roubaix niet naar de plaatsnaam, maar naar de Gentse poorter Jan van Roubaix die in 1429-1430 deel uitmaakte van de afgezanten, die belast waren met de huwelijksvoorbereidingen tussen de hertog en Isabella van Portugal; cfr. R. van Elslande, IV De van Eycks en het Prinsenhof te Gent, in: Ghendtsche Tydinghen, l3de jg. 1984, blz. 188. A Martin Beyaert, voirier pour la venteet delivrance de 36 pies de voire a 5 g.le pie(s) sont 91b. p. Etalui pourosteretreper. unegrantfen. devoirre24 s ... .50 lb. 4 s. p.; Ibidem, 14431444, f. 30 V 0 • A Nabor Martins pointre dernourent à Gand pour avoir estoffe et dorre I pomêau branches et une balsane estant a ung pinnacle qui a este mis sur la chappe de la tourene de nouvel fee' oudit hostel... 6 lb. p. A lui pour avoir point une autre balsane à Ia devise... mise dess. les cheminées de Iadite grant tour 48. s. A lui pour avoir fait deux patrons desdiz potz pour selon icenui faire et taillier ces fournies d'iceulx et pour ouv' pele gette ces deux huys dudit pele... 3 lb. p.... : ll Ib. 8 s. p. Audit Nabor Martins et Martin Beyaert voirrier Ia somme de 65 Ib. 13 s. p. pour par eulx avoir livre les pt' de voirre cy après declair... livré et fait les pameaulx des 6 fenestres du plus hault estage et vancheure de ladite grant tour de voirre quit esquel' sont mis et aure les biasons ou armes des pays de mondit seigneur bien et richement et pour es deux diceulx painceaulx avoir fait deux ymaige St Andre et St Ph(ilipp)e, contenant Iesditz p' 48 pies à 16 gr. chacun pie sont 38lb. 8 s. p. A eulx pour 26 pies de voirre a listeaulx aux costez mis dessoulz ledite ouvrage esd. fenestre a 6 g. Ie pie( s) sont 7 lb. 16 s. p. A lui pour 31 pies de voire blanc mis et empl' es cassins desd' fenestre dieene tour a 5 g. chacun pie(s) sont 71b. 15 s. p. A lui pour 29 pies de voire mis es. cassins... de 5 g Ie pie(s) sont 71b. 5 s. A lui pour 13 pies de meisine voirre mis en... a 5 g Ie pie sont 3 b. 5 s. A lui pour avoir réparé plus fenestres ... 24 s. Montent... 651b. 13 s. p.; Gent, Rijksuniversiteit, ibidem, 1445-1446, f. 40.
59
29. Ouvrage de pointure à Nabor Martins, pointre demourant à Gand... et tout ca pour et moyennement la sommede 3 lb. I 0 s. que valent 42lb. par.; Gent, Universiteitsbibliotheek, Ibidem, 1443-1444, f24V 0 • 30. A Daniel Loys, pour avoir taille six grans ors en maniere de feuilles servans a l'oratoire de )'hostel de Ia Walle a Gand et Chappelle illec joingnans XXXIb. par. A lui pour plusieurs crestes servans a certains proches, et aussi pour cinq petites fenestre servans pour les veues de Monseigneur et de Madame pour regarcter Nostre Seigneur, ensemble une grande creste ouvrée en manière de feuilles assise en la grande chapelle a l'encontee de I'oratoire, dedans laquelle est faicte une petite fenestre entaillée tout de fleur de lys et Iadevisede monseigneur, et aussi pour avoir taillié dix buit bois ouvrés en maniere de anges, de serpens et d'autres ymaiges, assises a une creste ou dit lieu de l'oratoire... XLV lb. X s. par. A Clais Van der Mersch et Guillaume Ie Ritsere, pointres, par marché à eulx fait en tasse, pour avoir point les deux chambres, baingnoires, les estuves, Ie chambre de retrait de Monseigneur, les allées servans au retrait de Monseigneur, et Ie ciel dedent ledit retrait tout semé, bien nehement des devises de Monseigneur et de Madame, et aussi la creste de la cheminée de Ia chambre de Monseigneur la ou il couche, qui est estoffée d'or, et pareillementla creste de Ia cherninée de la chambre de son dit retrait, pour ce LVIIIiv. XII s. par.; Rijsel, Archives Départementales du Nord, Série 8 4097, f. 153. 31. A Daniel Loys tailleur d'ymage de bois pour par lui avoir taillié par marcbie à lui fait sur deux huys, qui sont fais au portail... sur l'un diceuls les armes ou blason de mondit seigneur... bien et deuement. .. la sommede 19 s. g. qui valent 11 lb. 8 s. par.; Gent, Rijksuniversiteit, Bibliotheek, Handschriftenzaal, Hs. G. 6049, 1445-1446, f. 36 V0 • 32. A Rogier, Ie pointre, pour avoir fait et point les armes de monseigneur Ie duc sur chacun des Iîs (?) de I'ostel. Affin de los congnaistre... les avis lis, due on apporte de hors pour sa paine et travail21b. par; Rijsel, Archives départementales du Nord, Série 8 4097, f. 127. 33. R. van Elslande, Jan Eebins, o.c., blz. 150. 34. F. De Potter, o.c., dl. VIII, blz. 29-38,304-308. 35. Par lettres patentes du XVIJ septembris XIIIJc XXXVJ payé à Jehan Nonnon, machon, pour l'achat de V grandes pierres de noir marbre, prenses à Ie Falize de Dinant, que Monseigneur y fait acheter pour employer à faire Ia sepulture de deffuncte madamme Michielle, en son vivant espeuse de Monditseigneur, lxij pietres. Item pour l'achat d'un groz et matrériel chariot pour mener de Namuren la villede Bruges Ia plus grande d'icelles pierres: xv pietres; A. Pinchart, Archives des arts, sciences et Iettres, Gent 1860, blz. 129. V. Van der Haeghen? Enquête sur les dalles,Iamas de cuivre et autre monuments funéraire provenant d'ateliers de tombier gantois, in: Annales du Congres, 1914, blz. 37. 36. A Messire Guibelt de Lannoy, la somme de CII frans etc. pour unze jours qu'il vacqua a vee mondit seigneur en sa ville de Gand àla première fois que y furent la Dame la douagière et Madame Jaque, sa fille, hiretière de Hénau, Iesdiz III jours teniz Ie XX jour de Juing CCCCXXV; Rijsel, Archives Départementales du Nord, Staten-generaal van Vlaanderen, nr. 252 f. 117. 37. R. van Elslande, Jan Eebins o.c. 38. R. van E1slande, Jan Eebins, o.c., blz. 144. 39. R. van Elslande, De vijftiende eeuwse Gentse kunst in de Vier Ambachten, in: Over den Vier Ambachten, Kloosterzande 1993, blz. 1017-1018. 40. Rijsel, Archives Départementales du Nord, Staten-Generaal van Vlaanderen nr. 252, 14251426, f. 117.
VAN ELSLANDE Rudy Docent Antiquairsopleiding IMOV-Gent, CMO-St.-Niklaas, Brucemo-Brussel, Acebe-Antwerpen, Cernov-Aalst & Cemov Oudenaarde
60
INVENTAIRE ARCHĂ&#x2030;OLOGIQUE - FICHE NR. 11 Op 7 februari 1897 stelde stadsarchivaris Victor Vander Haeghen in de rubriek "Charters- StadsarchiefReeks 94 - Xlle eeuw ( 1178)" in het Frans een fiche op over De Scheidsrechterlijke Uitspraak van 1178 De oudste originele akte uit de schat van de Gentse charters is de scheidsrechterlijke uitspraak die in 1178 gegeven werd door de Aartsbisschop van Keulen, op vraag van de keizer van Duitsland, Frederik Barbarossa en van Filips van den Elzas, graafvan Vlaanderen, inzake een geschil dat gerezen was tussen de burgers van Gent (cives de Ghent) en de inwoners van Keulen. Dezen hadden getracht de Gentenaars te be-
Untll~6 'ltlerca't011~1- ~pur. beletten met hun boten de Rijn op te varen. De sententie bevestigde aan de handelaars van Gent (mercatores de Ghent) het recht van vrije scheepvaart op de Rijn, zoals hun voorvaders dit bezaten. Dit charter, waarvan de analyse voorkomt in de eerste inventaris van de stukken bewaard in het "secreet" van het Belfort, opgesteld in 1432, werd sedert de XIVe eeuw, op verschillende tijdstippen geregistreerd in onze oude charterboeken.
lla}mJ~-~6,,t.~ -tn 'l'#)~~-;_}~..n~u. Het Witteboek F76v0 bevat er een Vlaamse vertaling van, ingeschreven in de XVeeeuw. In zijn geheel is het document vrij goed bewaard. Zeer merkwaardig oorkon61
denschrift. Het zegel van de aartsbisschop (iets verkleind afgebeeld op het facsimile) is in witte was en gehecht aan strikken groene en rode zijde. Het stedelijk archief bevat een tweede origineel charter uit dezelfde eeuw dat de betrekkingen regelt tussen de stad Keulen en de Vlamingen, gedateerd 25 maart (Vlll Kal. Aprilis) 1197. Alsook een afschrift, geregistreerd in de XIVe eeuw, van een ouder charter van 29 mei (llll Kal.Junii) 1173, bij hetwelk keizer Frederik I in Duitsland jaarmarkten inricht ten gunste van de handelaars uit Vlaanderen en hen terzelfdertijd de vrije navigatie op de Rijn verzekert. Deze drie documenten werden met name gepubliceerd door WARNKOENIG en GHELDOLF, Hist. de la Flandre, 11 (1836) en tot slot door HÖHLBAUM, Hansisches Urkundenbuch, I (1876)
DANIËL, JOSEPH, BENOÎT MARESKA Studenten krijgen dikwijls de opdracht, om als oefening, opzoekingen te doen rond een bepaald thema: persoon, gebouw, gebeurtenis, enz. Vaak komen daarbij interessante gegevens aan het licht die weinig of helemaal niet bekend waren. Maar wat gebeurt er achterafmet deze studies die dikwijls het resultaat zijn van lange opzoekingen? Het gebeurt meer dan eens dat zij, na beoordeling, ergens gedeponeerd worden en daar een stille dood sterven, en dat is natuurlijk spijtig. Een student uit de Eerste Kandidatuur Geschiedenis kreeg verleden jaar de opdracht een biografie op de stellen van Dr. Mareska. Deze 19e eeuwse Gentse figuur verdient zeker eens terug in herinnering gebracht te worden, reden waarom wij hier deze studie publiceren.
VOORWOORD Mijn dank gaat vooral naar Luc Lievijns, leeszaalverantwoordelijke en Wis Geysens, departementsverantwoordelijke van het Amsab Museum, alsook voor Geertrui Coppens van het Liberaal Archief. Ondanks de weinige informatie die ik er gevonden heb, vestigden zij toch mijn aandacht op minder voor de hand liggende bronnen. Ook Prof. Dr. François mogen we niet vergeten, evenals de vele archivarissen die hun archiefstukken ter beschikking stelden.
62
INLEIDING Deze biografie is uitgegroeid tot het boeiendste en het meest leerzaam werkje uit de eerste kandidatuur. Het wekenlange lezen van verschillende en verscheidene registers (niet onmiddellijk de meest boeiende literatuur), het soms vertwijfeld zoeken naar meer informatie, het ontcijferen van handgeschreven brieven, ... ; dit alles deed Daniël-Joseph-Benoît opnieuw leven.
AFKORTINGEN A.G.: A.M.: A ..R.: A.RUG.: L.A.: M.W.G.: O .. B.G.: S.A.:
Administratief gebouw van de Stad Gent. Amsab Museum. Algemeen Rijksarchiefvan Beveren-Waas. Archiefvan de Rijksuniversiteit Gent. Liberaal Archief. Museum voor de Geschiedenis van Wetenschappen. Openbare Bibliotheek Gent. Stadsarchief.
HOOFDSTUK 1: Privéleven Op 9 september 1803 werd te Gent Daniël Joseph Benoît Mareska als tweede kind van het echtpaar Guillaume Mareska en Catherine Daenens geboren in de Rue Wandelsteghe, n° 126 (1). Zijn vader, geboren te Leuven op 15 mei 1762 en overleden te Gent op 22 maart 1834, was cabaretier. Als bierverkoper bezat hij een café, genaamd De Roosenhoed (2). Zijn moeder, geboren te Gent in 1761 en aldaar overleden, staat ingeschreven als huisvrouw (3). Hij had een oudere zus, nl. Maria Théresia Mareska e3 augustus 1800), die van beroep partikulier was en een jongere zus, Carolina Joanna Mareska e25 december 1804), die huisvrouw was en in 1832 huwde met Honorez Anthonius, van beroep kapper (4 ). Op 6 januari 1832 huwde Josephus Mareska met Thérésia Philippina Beyaert (5). Zijn vrouw werd te Gent geboren op 1 april1808 om twee uur 's morgens in de Sint-Lievensstraat (6). Haar vader, Leo Beyaert, werkte in een blekerij en haar moeder, Marie Jeanne Beyaert, was huisvrouw (7). Josephus en Philippina Mareska kregen in de Lange Meire n° 22 een dochter (8). Hun dochtertje kreeg de naam Elvina Maria toegewezen e2 oktober 1834). Zij huwde in 1855 met Ernestus Alepsis Bernard, van wie ze een zoontje kreeg: Petrus Beyaert (9). Na twintigjaar in de Lange Meire n° 22 gewoond te hebben verhuisde het echt63
paar Mareska in 1854 van huis. Sindsdien woonden ze in de Lange Meire n° I 0 ( 10). Helaas van korte duur. Daniël Joseph Benoît Mareska overleed er op 31 maart 1858 (11 ). Zijn vrouw Thérésia Philippina Beyaert volgde hem 17 jaar later. Zij stierf op 67-jarige leeftijd in de Dwarsstraat, 1875 (12).
HOOFDSTUK D: SOCIAAL LEVEN Het verenigingsleven van Joseph Mareska was verweven met zijn sociale activiteiten en omgekeerd. Het was echter vrij moeilijk al deze verenigingen ten gronde te behandelen (welke functie bekleedde hij in die verenigingen, hoe lang, ... ), dus volgt hier een opsomming: * In 1834 was Mareska medestichter van de Société de Médecine de Gand. * Hij was lid van de Provinciale Geneeskundige Academie. * Vanaf 1840 werd hij benoemd tot hoofdgeneesheer aan de Gentse centrale gevangenis. * Hij was ook lid van de commissie belast met het opstellen van de eerste nationale pharmacopea, die in 1854 gepubliceerd werd: Pharmacopea Belgica Nova (14). Verder was hij (15): * Lid van de Medische commissie van Oost-Vlaanderen en van de Provinciale Commissie van Statistieken. * Hij was tevens lid titulatis van de Koninklijke Academie der Wetenschappen van de gemeenschap van Gent. * Lid van meerdere andere nationale en buitenlandse wetenschappelijke verenigingen. * Ridder in de orde van Leopold. * Corresponderend lid van de Academie der Wetenschappen en letterkunde van Brussel. * Stichtend-lid en één van de commissaris-directeurs van de Vereniging der Geneeskunde van Gent.
HOOFDSTUK ID: WETENSCHAPPELUK ONDERZOEK Mareska voerde persoonlijk slechts weinig wetenschappelijk onderzoek uit. Hij was zeer geïnteresseerd in de vervalsing van de levensmiddelen, waaraan hij enkele publicaties wijdde. Zijn andere scheikundige publicaties zijn veel meer het resultaat van het onderzoek van zijn bekwame medewerkers F.M.L. Donny ( 16). 64
Mareska heeft geen groots scheikundig onderzoek uitgevoerd, maar verzorgde zijn Jesopdracht naar behoren. Als geneesheer en wetenschapsmens heeft Mareska echter grote verdiensten door zijn onderzoek in verband met de Sociale geneeskunde, de arbeidsgeneeskunde en de epidemiologie. Zijn publicaties over deze onderwerpen zijn nuchter en zakelijk en getuigen van een helder inzicht en een directe betrokkenheid. Deze rapporten hebben zeker mede aan de basis gelegen van de ontvoogding van het Vlaamse volk (17).
HOOFDSTUK IV: ONDERWUS Mareska's kinderjaren heten lastig te zijn geweest, desondanks kon hij dankzij z'n begaafdheid, doorzettingsvermogen, karakter en talenten aan de universiteit van Gent studeren (18). Op 20-jarige leeftijd kon hij mits een beurs zijn intrede doen aan de universiteit (19). Tijdens zijn studentenjaren werd hij tweemaal bekroond voor zijn antwoorden op universitaire prijsvragen (20). In 1823 werd hij laureaat aan de universiteit van Luik voor zijn verhandeling over de theorie der limieten. Theora limiturn ejusque usus exemplis illistrata. In 1825 aan de universiteit van Gent voor zijn studie over de theorie van de "Caustiques", De causticis per reflexionem et reflextionem investigationes duae mathematicae (21 ). Mareska promoveerde in 1826 tot doctor in de wis- en natuurkundige wetenschappen met een proefschrift dat handelde over de wetten van de dynamische electriciteit (22).
HOOFDSTUK V: BEROEP Onmiddellijk na het behalen van zijn doctoraat in de wis- en natuurkunde werd hij benoemd tot leraar wiskunde aan het KoninklijkAtheneum te Ge~t (23). Hij werd eveneens aangesteld als secretaris van dein 1827 opgerichteSchool voor Kunsten en Ambachten, die verbonden was met de faculteit wis- en natuurkunde, en werd tegelijkertijd benoemd tot amanuensis in het Sche~kunde Laboratorium van C.A. BERGSMA, die in deze school buitengewoon hoogleraar in de toegepaste scheikunde was (24). Op 5 december 1829 verdedigde Mareska zijn proefschrift over het profylactisch gebruik van hypochlorieten. De chloruretorum oxydrum uqu prophylactico et medico, en promoveerde ermee tot doctor in de geneeskunde. Op 12 oktober 1830 werd de faculteit der Wetenschappen te Gent door het voorlopig bewind afgeschaft. Zich beroepend op het pas in de grondwet opgenomen beginsel betreffende de vrijheid van onderwijs, richtten E. Jaeque65
mijns, C.A. Morren en Mareska op 27 december 1830 een vrije faculteit van de wiskunde en de natuurwetenschappen op. Jaequemijns zou de scheikunde doceren, Morren de biologie en Mareska de wis- en natuurkunde. Omdat Jaeqemijns begin 1831 aangehouden werd (de reden van deze aanhouding heb ik niet kunnen achterhalen) nam Mareska vanaf deze periode ook de leeropdracht Scheikunde op zich (26). Wij moeten zeker zijn bijdrage vermelden aan het samenstellen van het apothekershandboek, een werk dat volgens de regering zeker moest gepubliceerd worden. Mareska stond steeds klaar voor alles en iedereen en weigerde nooit z'n steentje bij te dragen wanneer het om een nuttig werk ging (27). Bij de definitieve herinrichting van het universitair onderwijs in 1835 werd Mareska te Gent bekroond tot buitengewoon hoogleraar die uitsluitend belast was met het onderwijs in de scheikunde, en dit zowel in de faculteit der Wetenschappen als in de Speciale scholen. In 1844 werd hij bevorderd tot gewoon hoogleraar. Bij de oprichting van de normaalschool in 1848 werd Mareska aldaar eveneens belast met de scheikunde. Mareska werd tijdens zijn universitaire loopbaan verscheidene keren verkozen tot secretaris of decaan van de faculteit der Wetenschappen (29). In het begin van zijn professionele loopbaan hield Mareska zich intens bezig met het onderwijs in de scheikunde. Getuige hiervan is de geannoteerde 2delige vertaling, die hij in 1840 samen met zijn collega H. Valerlus liet verschijnen van het Duitse standaardwerk van F. Wöhler (1800-1832) over de anorganische en organische scheikunde: Cours de ebimie inorganique et organique de Wöhler (30).
HOOFDSTUK VI: PUBLIKATIES
Mareska publiceerde een hele reeks van wetenschappelijke werken, vooral de klemtoon leggend op de biochemie. Een aantal voorbeelden - niet vermeld in het Liber Memorialis - zijn (31 ): * Cours de physique et de ebimie industrielle (Diktaat opgenomen door E. Boudin aan de universiteit van Gent) Gand, 1839-1841. In-8°. * Cours de ebimie organique (diktaat opgenomen aan de universiteit van Gent door Guillaume Fredericks), Gand, 1841. In-8°. * Rapport sur les falsifications des matières alimentaires, Bruxelles, De Mortier, 1848. In-8°. * Des progrès et de l'état actuel de la réforme pénitentiaire et des institutions préventives, s.l., s.d. In-8°. * Rapport sur une mémoire relatif à la dysenterie qui a regné épidémiquement dans la garnisonde Gand en 1840, Gand, s.d. In-8°. * Rapport sur la mémoire de Mareska, relatif à la nature et au traitement de la goutte et considérations sur les théories chimiques de cette maladie, s.l., s.d. In-8°. 66
Mareska heeft ook een aantal rapporten geschreven uit een meer sociale ooghoek, wat zijn persoon bij het overgrote publiek meer faam gaf. Deze werken vond ik heel belangrijk en daardoor heb ik de belangrijkste geraadpleegd. Hier volgt dan ook een korte bespreking van deze: Mareska's eerste studie met sociaal-hygiĂŤnische inslag betrof de gezondheidszorg van de gedetineerden in het Gentse Rasphuis; zij werd door Ed. DucpĂŠtiaux in zijn boek over de hervorming van het gevangeniswezen opgenomen (32). De arts legde de nadruk op de tuberculose en de neurotische depressie, de twee voornaamste gesels in de toenmalige gevangenissen, en hangt een benauwend beeld op van de geringere gesel der pederastie waar de gedetineerden zich in grote getale aan overgaven. Deze studie die zeer algemeen was gehouden, was maar de aanloop voor degelijker werk (33). Van 1840 tot 1845 en later in 1849 wijdde Mareska, meestal in opdracht, zijn aandacht aan de epidemische ziekten. Ondermeer werd hij door de Provinciale Geneeskundige Commissie van Oost-Vlaanderen naar Mere en omgeving gestuurd om in die herhaaldelijk door tyfuskoorts geteisterde streek te prospekteren en uit te zien naar maatregelen die de kwaal konden voorkomen (39). Het rapport opgesteld door Mareska in 1848 over de middelen om de verspreiding van de tyfuskoorts te bezweren, was een nog betere gestoffeerde aanklacht tegen het pauperisme in Vlaanderen. Het beslaat zes bladzijden, maar is heel wat zwaarder van inhoud dan de woorden voorwenden (35). De schamele middelen van een gemeentelijke weldadigheid is heel schoon en gewenst, maar sinds 1845, 1846 en 1847 was de sterfte verdubbeld. Mareska stelde onmiddellijk de oprichting van tijdelijke hospitalen voor om de hulp te centraliseren, maar de enige doeltreffende redding was de verbetering van de sterfelijke toestand der geteisterden. De aardappelplaag van 1845-1847 had over ons land veel ellende gebracht. Aan het probleem besteedde de Gentse arts twee wetenschappelijke geschriften. Met zijn collega, Jean Kickx, hoogleraar in de plantkunde, schreef hij een rapport voor de minister van buitenlandse zaken en landbouw over de verwoestingen door de veroorzakende parasiet. Middelerwijl eist Mareska ook reglementen tegen de vervalsing van de voedingsmiddelen (37); hij wees op de ontoereikende voorschriften die alleen de fabrikant en niet de verkoper van gesofistikeerde eetwaren troffen; aan organische produkten voor uitwendig gebruik zoals tabak, olie, zeep, vet, ... kunnen giftige stoffen zonder kontrole of beteugeling bijgemengd worden. In 1845 wordt Mareska met vier andere geneesheren naar Hemiksem gezonden om een onderzoek in te stellen naar de sanitaire toestand van het tuchthuis dat in de oude St. Dernardusabdij gevestigd was. Men had die inrichting herhaalde keren als zeer ongezond bestempeld; de opheffing werd overwogen doch de Bestendige Deputatie van de provincie Antwerpen verzette zich. Mareska's rapport na de inspektie ging onmiddellijk naar de kern van de zaak (38), het 67
bestudeerde de topografische ligging, de schikking van de lokaliteiten, de watervoorziening, de afvoer van de residua, de bevolking, de heersende ziektes, het sterftecijfer dat meer dan het dubbel is van enig ander tuchthuis, de nefaste invloed van de zwaveluitwasemingen der nabijgelegen steenovens, het dieet en het huisregime. Hij besloot: "St.-Bernard te Hemiksem is het meest ongezonde tuchthuis van het land en van ver daarbuiten, het is onmogelijks er een moraliserende of intimiderende invloed van welke aard ook op de gevangenen uit te oefenen, de inrichting is daarenboven overbevolkt, er is plaats voor 500 gedetineerden en bestendig zijn er bovende 900". Resultaat: de inrichting werd opgeheven; in 1867 werd er een militaire opslagplaats ondergebracht en in 1844-1845 was zij een interneringsoord voor de zogenaamde politieke delinquenten (39). Het jaarverslag van 1849 over de toestand van de Gentse gevangenis was voor Mareska de gelegenheid om opnieuw het hem zo geliefde strijdros te bestijgen. Het aantal gevangenen in een tuchthuis was zo groot, ze leefden er opeengepakt, ze waren ondervoed, ze sliepen met twee of meer in 1 cel: wat een broeinest van ziekte en moreel bederf was! Verreweg de best sociaal-medische studie van Mareska is diegene die hij metJ. Heyman liet verschijnen: Enquêtes sur Ie travail et conditions et morale des ouvriers employés dans les manufactures de coton à Gand. De monografie van 267 bladzijden, grotendeels Mareska's werk, bezorgde met één slag aan de auteur een solide reputatie van wetenschappelijke degelijkheid (40). In al zijn aspekten werd het probleem uitgediept met een uitzonderlijk rijke dokumentatie in statistieken, tabellen en bibliografische referenties; een doctorandus in de sociologie zou daar terecht trots op zijn. Zo'n wetenschappelijke verhandeling moest de wereldliteratuur veroveren, men vindt ze inderdaad in alle historische werken betreffende hetzelfde onderwerp vermeld (41 ). Met een grote kennis van zaken en met een niet minder grote liefde is Mareska, die het gemoed van de arbeiders kende als niet één, overal binnengedrongen en heeft hij van stukje tot beetje alles wat tot zijn onderwerp behoorde uiteengerafeld en naderhand overzichtelijk geconcretiseerd. Kritische zin en nauwgezet nuanceringsvermogen hebben de auteurs gespendeerd om de analyse van de meegaande en beïnvloedende factoren op te drijven en vol te houden, niets werd onverlet gelaten.
HOOFDSTUK VII: RUKDOM In z'n testament stonden als belangrijkste erfgenamen zijn vrouw en zijn dochter vermeld. De erfenis bestond voornamelijk uit onroerende goederen en gehypothekeerde uitgaven.
68
* Onroerende goederen In de gemeente Letterhoutem bezat Mareska vier stukken grond en een kleine boerderij in de Landstraat of Bischopsulo, die een totale oppervlakte van23m2 bedroeg. Te Desteldonck bezat hij zes delen land en weigrond, met een oppervlakte van 350,10 m2. Dit bedroeg een kadastraal inkomen van 1154,9 Fr. * Inkomen en gehypothekeerde uitgaven 1o Een bestendig inkomen van 1904, 76 Fr., aanvankelijk op kosten van Pierre Jean Van Caneghem, nadien van Ignace Van Caneghem, beiden wonende te Aal ter. Deze bleef het laatste ingeboekt in het bureau van hypotheken te Gent, de 21 juli 1858. Overeenkomstig met het artikel van 19 oktober 1858 vermenigvuldigde men het jaarlijks inkomen met 20 (variërend van 3% tot 5% ). 2° Een uitgave van 500 Fr. ten laste van Joseph van Devyer, landbouwer te Oosterzele. Deze bleef genoteerd in het bureau van hypotheken te Gent op 15 mei 1858. De waarde van de onroerende goederen, de inkomsten en de gehypothekeerde uitgaven bedroegen in totaal847 Fr. 3° Te Sint-Lievens-Houtem bezat Mareska vijf stukken grond, met een totale oppervlakte van 358,80 m2, ter waarde van 10171, 80 Fr. 4° Te Oosterzele bezat hij eveneens vijf stukken grond op de plaats genaamd Velostraat en Cromboomveld, die een oppervlakte bedroeg van 169,20 m2, ter waarde van 4556,26 Fr. 5° Tenslotte was Mareska nog de eigenaar van acht stukken' grond met een oppervlakte van 139m2, gelegen te Oostakker. Het belastbaar inkomen van 372,84 Fr. werd met vijf vermenigvuldigd, overeenkomstig met het tarief. De waarde hiervan was 6449,15 Fr. · De totale som van Mareska's bezit bedroeg 23.421 ,25 Fr. Hieruit kan men afleiden dat Mareska toch een appeltje tegen de dorst had. De erfenisverklaring werd vastgesteld en goedgekeurd in het bureau van Gent 1858 (42).
HOOFDSTUK VIII: OVERLODEN Onder de werken onthouden wij die over jicht en typhoïde, aandoeningen waaraan hij bezweek; want in geneeskunde is het niet voldoende over ziekten te redeneren, maar men moet ze bestrijden met aangepaste middelen. Dokter J. Mareska was jichtig van erfelijkheid. Zijn vader was wat men noemt de heer van de jicht, omdat dit laatste een laute vivere laat veronderstellen. Het was nochtans een sober man en zijn zoon, intellectueel, was het nog meer dan hij. Zowel de een als de andere bezweken aan dezelfde kwalen: dokter Mareska ten gevolge van mentale ontwikkelingen, door de overVloed van ver69
antwoordelijke werken. Jicht is voornamelijk een vegetatieve ziekte. Men moet zware medicatie toedienen, heel schadelijk voor de nieren. Dit is de reden van de vroegtijdige dood van Mareska (43). Daniël Josephus Benoît Mareska overleed op 31 maart 1858 om 6u30. Hij was toen 54 jaar en 6 maanden. De begrafenis vond plaats op woensdag 4 april 1858 om lOhOO 's morgens in de Sint-Bavo Kathedraal (44).
BESLUIT Daniël-Joseph-Benoît Mareska was niet afkomstig uit de hogere klasse. Desondanks is hij erin geslaagd een vooraanstaande wetenschapper te worden. Op politiek vlak slaagde hij er niet in carrière te maken, daarentegen was hij een veelzijdig man op wetenschappelijk niveau. Als sociaal geëngageerd persoon publiceerde hij samen met een aantal andere geneeskundigen belangrijke werken die het overgrote gedeelte van het proletariaat ten goede kwamen. Daaruit zou men kunnen afleiden dat hij zeker niet tot de conservatieve partij behoorde noch tot die van de kapitalisten. Men kan min of meer zeggen dat hij behoorde tot de voorlopers van de socialistische partij. Dit uitte zich vooral in zijn aanwezigheid in tal van verenigingen die ook deze accenten legden.
VOETNOTEN S.A., Geboorteregister, 1796-1810. A.G., Bevolkingsregister, 1802-1803, 1° wijk, boek 2. (4) A.G., Bevolkingsregister, 1830-1832,2° wijk, boek 13. (5) S.A., Huwelijksregister, 1821-1832. (6)- (7) S.A., Geboorteregister, 1796-1810. (8) S.A., Geboorteregister, 1833-1842. S.A., Huwelijksregister, 1821-1832. (9) (10) S.A., Wegwijzer der Stad Gent, 1854. (11) S.A., Overlijdensregister, 1851-1860. (12) S.A., Overlijdensregister, 1871-1880. (13) Dr. Burggrave, Souvenir à mon digne ami et compagnon d'études Ie docteur Joseph Mareska, Gand, La société de médicine dosimétrique, 1890, pp. 27-36 (A. RUG). ( 14) - ( 15) Van Sauveur, Hommage à la mémoire du docteur Joseph Mareska, discours prononcé à ses funérailles, Gand, 1858. In-8°. (16) H.G.W., Le mouvement scientijique en Belgique (1830-1905), Tome I, Bruxelles, Société Beige de Librairie, pp. 428-429, 1907, (bibliotheek 530). (17) G. Dewalque: Mareska, in: Biografie Nationale, Bruxelles, 1894-1895, kolommen 576-579. (18) C.B. RUG, W. Quetelet, Notice sur Daniël-Joseph-Benoît Mareska, Bruxelles, M. Hayer, 1860. In-8°. (I) (2)- (3)
70
(19) A. RUG, Alfabetische registers van de ingeschreven studenten, 1823. (20) S.A., Inventaris reeks Universitair onderwijs, 1° afdeling- n° 8106, Gent, 1825. (21)- (22) C.B. RUG: Nationaal Biografisch Woordenboek, Brussel, 1987, Tome XII. (23) W. Quetelet, Notice sur Daniël-Joseph-Benoît Mareska, Bruxelles, M. Hayez, 1960. In-8°. (24)- (25) C.B. RUG: Nationaal Biografisch Woordenboek, Brussel, 1987, Tome XII (26) G. Dewalque: Mareska, in: Biographie Nationale, Bruxelles, 1894-1895, kolommen 576-579. (27) Van Sauveur, Hommage à la mémoire du doeleur Joseph Mareska discours prononcé à sesfunérailles, Gand, 1858. In-8°. Wegwijzer der Stad Gent, 1835. (28) (29) WegwijzerderStad Gent, 1846-1851. (30) C.B. RUG: Cours de chimie inorganique et organique de Wöhler, Paris et Gand, 1841. (31) C.B. RUG: Steekkaartenbak. (32) - (33) C.B.: Mareska, Rapport sur l'état sanitaire de la maison de force à Gand pentlont 1836, Gand, 1836. In-8°. (34) - (35) C.B. RUG: Mareska, Rapport sur une épidemie de fièvres typhoides à Meire, Erpe et communes environnantes, Gand, Gyselinck, 1841. In-8°. (36) C.B. RUG: Mareska, Rapport sur l'épidémie des pommes de terre, (en collaboration avec Jean Kickx), Gand, 1845. In-8°. (37) C.B. RUG: Mareska, Rapport sur lesfalsijications des matières alimentaires, Bruxelles, De Mortier, 13 p. In-8°. (38) - (39) C.B. RUG: Mareska, Rapport sur l'état sanitaire des détenus correctionnels de Hemixem, Bruxelles, 1845. In-8°. (40) - (41) C.B. RUG: Mareska, Heyman, Enquête sur Ie travail et condition physique et morale des ouvriers employés dans les manufactures de coton. à Gand, Gand, 1845. In-8°. (42) A.R., Erfenisaangifte, n° 187, B 146. (43) A. RUG, Dr. Burggraeve, Souvenir à mon digne ami et compagnon d'études le docteur Joseph Mareska, Gand, La société de médicine dosimétrique, 1890, pp. 2736. * A. RUG:) (44) C.B. RUG: Handschriftenzaal, Doodsbrieven, doodsbrief van Josephus Mareska.
BIBLIOGRAFIE I. Bronnen a)
Bronnen in handschrift:
*
Openbare Archieven Geboorteregister Gent, Geboorteregister Gent, Huwelijksregister Gent, Huwelijksregister Gent, Overlijdensregister Gent, Overlijdensregister Gent, Bevolkingsregister, Bevolkingsregiser, Bevolkingsregister, Bevolkingsregister,
S.A.
A.G.,
1796-1810. 1883-1842. 1821-1831. 1851-1860. 1851-1860. 1871-1880. 1802-1803, wijk I, boek 2. 1804-1805, wijk I, boek 37. 1808-1809, wijk 4, boek 6. 1830-1832, wijk 2, boek 13.
71
Bevolkingsregister, 1833-1837, wijk 1, boek 16. Bevolkingsregister, 1838-1846, wijk I, boek 18. Bevolkingsregister, 1847-1856, wijk I, boek 0. Bevolkingsregister, 1857-1866, wijk 1, boek 5. A.R., Erjènisaangifte, 1858, no 187- B. 146. CB. RUG, Briefwisseling Baron Ju/es de Saint-Genois, 1848. Briefwisseling Baron Ju/es de Saint-Genois, 1852. Briefwisseling Baron Ju/es de Saint-Genois, 1856. Briefwisseling van Snelloert Ferdinand Augustus, 1858. Alfabetische registers van de ingeschreven studenten, 1823. Vliegende blaadjes, fonds 11 M. A.RUG, Mareska: Professeur extra-ordinaire, 1836, I a.p. 36. Mareska: Secrétaire du consei/ académique, 1840, I a, p. 60. Université de Gand: Procès-verbaux de la Faculté des Sciences, 1836-1842. Mareska: Vergoeding van gratis lessen geven, 1850. Mareska: Bunde/opvo/ging, 1858. b)
Uitgegeven bronnen:
• Publicaties van private bronnen CB. RUG, Doodsbrieven, Doodsbriefvan Joseph Mareska.
c)
Periodieken
• S.A.,
Jaarboeken Wegwijzer der Stad Gent,
1832-1858.
11. Literatuurlijst - Calcoen Roger, Bijdrage tot de geschiedenis van de liberale partij te Gent ( 1839-1857), Gent, R.U.G. (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1983-1984,224 p. - Dernoor Hubert, Flitsen uit de geschiedenis van het Koninklijk Atheneum voor jongens te Gent, Gent, RUG (onuitgegeven Iicentiaatsverhandelingen), 1951,211 p. - De Potter Frans, Kultuur en beschaving, Brussel, Gent, 1975. In-20°. - Destanberg D., De kiezingen te Gent sedert 1830, Gent, Ad. Herkenrath, 1965, 307 kolommen. - Dujardin Carine, De Saciété Huet (1846-1851), Ideeënstudie van een progressief-liberale kring te Gent, Leuven, K.U.L. (onuitgegeven Iicentiaatsverhandeling), 1983, 254 p. - Elaut Louis, Gentse Ziekenhuizen, Antwerpen, Brussel, Gent, Leuven, E. Story Scientia, 1976,239 p. - Fris Victor, Bibliographie de l'histoire de Gand. Répertoire méthodique et raisonné des eerits ancienset modernes concernani la villede Gand au moyen-age, Gand, 1907,250 p. - Gaus Helm ut, Pers, kerk en geschrevenfictie te Gent (1 836-1860), Brugge, De Tempel, s.d., 235 p. - Het Willemsfonds van 1851-1914, Gent, Provinciebestuur van Oost-Vlaanderen, 1993, 289 p. - Reynebau Marc, Politiek en pers. De verkiezingen van de Gemeenteraad te Gent van 1842, 1845, 1848, 1849, 1851, Gent, RUG (onuitgegeven Iicentiaatsverhandeling), 1963-1964,203
p. - Steels Michiel, Geschiedenis van het stedelijk onderwijs te Gent (1828-1914), Gent, 1978, 379 p.
72
- Vandecaveye Hendrick, Het Gentse ProletariĂŤrslied ( 1860-1914), Gent, RUG (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), I 977- I 978, 234 p. - Van den Broeck Carla, Monumenten, standbeelden en andere kultuurprodukten als indices van kultuurbeleid te Gent ( 1793-1913), volume Ia, Gent, RUG (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), I 986-1987, 197 p. - Van den Broeck Carla, Monumenten, standbeelden en andere kultuurprodukten als indices van kultuurbeleid te Gent ( 1793-1913), volume lb, Gent, RUG (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1986-1987, 390 p. - Van den Broeck Carla, Monumenten, standbeelden en andere kultuurprodukten als indices van het kultuurbeleid te Gent ( 1793-1913), volume 2, Gent, RUG (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), I 986- I 987, 55 p. - Vos Bart, De Rataviawijk ( 1836-1914), Gent, RUG (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1985,364 p.
Omar BOURAHLI
TER HERINNERING Zoals reeds medegedeeld (G.T. 1995 - Nr. 6 - p. 336) kunnen sedert 1 januari van dit jaar oude jaargangen van "Ghendtsche Tydinghen" aan verminderde prijs bekomen worden en dit ter gelegenheid van ons 25-jarig bestaan. Prijs per jaargang, 6 nummers (vanaf 1981): 250 fr. Prijs per los nummer (indien het nummer apart voorradig is): 45 fr. Wenst u de dure portkosten uit te sparen, dan kunt u de gewenste jaargangen en/of nummers zelf komen afhalen in het Documentatiecentrum in het Groot Begijnhof te St.-Amandsberg, tussen 10 en 12u., elke zondag (behalve in juli en augustus en op wettelijke feestdagen). Bij bestelling via onze postcheckrekening dienen volgende portkosten bijgerekend te worden (enkel binnenland): 1 nummer: 50 fr. 2 tot 3 nummers: 58 fr. 4 tot 6 nummers: 70 fr. Verder per jaargang: 70 fr. En vergeet het niet, deze aanbieding loopt maar tot 31 december 1996. Wie het eerst komt, het eerst maalt en op is op.
73
DE STAMAUDENAERDE Wij willen hier, in enkele korte rubrieken, bespreken hetgene wij op onze speurtocht in het kader van onze familiegeschiedenis en stamboomonderzoek, nopens de stam A UDENAERDE gevonden hebben aan illustere familienaamdragers .
. ~'Y?hf'.r"fJc -vt:uJz.
Cl//de.na~/zx ._4~e-. vcvn4/:V bhJta:;yeJena~et/Jlydk- {/cU1;-~ J::rm/Y?'GÇ;(}ife#uf c(&Z.t~(dw~/7_14.
74
MARIA-THERESlA van AUDENAERDE IX 0 ABDIS van het RIJKE GASTHUIS te GENT 3 November 1792
De VIUO Abdis PLACIDE van LIERDE overleed. 0 1730, Abdis 29.1.1763, benoeming door Keizerin Maria-Theresia van Oostenrijk. Gestaft de 17 April 1763. SEDE VACANTE gedurende meer dan één jaar.
12 November 1792 Franse troepen rukken voor de eerste maal in de stad Gent binnen. 5 Februari 1793
Inventaris van de roerende goederen van de abdij door twee vertegenwoordigers van de "Commissaires Nationaux de la République Française".
12 November 1793 Installatie van Maria-Theresia van Audenaerde als IXo Abdis van het Rijke Gasthuis te Gent. 15 November 1793 Benoeming van Maria-Theresia van Audenaerde, per brief van de Prins, als IX 0 Abdis. 24 Februari 1794
Tot IXo Abdis gestaft (= gewijd)(*).
4 Juli 1794
Tweede bezetting door de Fransen, begin van verval van de Abdij.
30 November 1794 Voor de derde maal in vier jaar, grote belastingen van 40.000 f de France, volledig betaald door de abdij van het Rijke Gasthuis. 1 September 1796
Wet ter afschaffing van Godsdienstige Instellingen.
19 September 1796 Tweede inventaris van de roerende goederen der abdij.
*
"Op den dag van haere plegtige wydinge BINNEN GEND DEN XXIV VAN SPROKELMAEND TEN JA ERE aLs b Yna er 't gansCh VoL- WoeLenDe eUropazit In on VreDe zonDer Waere rUste. "Illa venit ad eum ad vesperam portans ramurn Olivae virentibus foliis ore suo. De Duyve is ontrent den avond tot Noë gekomen, brengende in haeren Bek eerren Tak van Olyven met groene Blaederen."
75
DEN
VRE.DEI
.
t
.
IN
D E U G D'
V.OL HEMEL-ZEGEN TOEGEWENSCHT AEN DE GOD'-VRED'·EN-DEUGD'-MINNENDE MEVROUW, I
'
M EPfROUW MA ~IA TH ERES IL
VAN AUDENAERDE, .
I
IN VOLLEN LUYSTER EN PLEGT VERHEVEN TOT
I· X. DER WYD-(BEROEMDE ......:1
0\
A B D I 8 S E
~BDYE
. IR YKE
VAN 01\"ZE LIEVE VROUWE TER LkZARY
G~Ä'S'T-HUYS, ..
ONDER l.lEN REGEL ENDE STANDAERD' VAN DEN 'GROOtEN E
:
HEYLIGEN VADER
(
.......Bi:. E _ _ . .N ··.E -.D~.,,J__c__T ___U ___s_~_ OP DEN DAG• VAN HAER~ PLEGTIGE INWYDINGE
'
BINNEN GEND' ·DEN XXjiV. VAN FEBRU~R.IU LoFFELYCK IN oVERHEYD', G'I-lEYLIGr zY UVv \V'EIRDIGHEYD'. 1 N L E y D i N G.
"Den Vrede in Deugd".
r
1
Tu pafces Populum meum. Gy ::.uit tnl'll IPo/k hoeden. ·
il
t
2
R '
cg.
5·
;
1.
· 2
'
10 October 1796
Een vergoeding voor ieder koor-non van 10.000 f. de France, en voor ieder novice 1.000 f. de France.
23 Januari 1797
(30 Pluviรถse l'an 5) Het Rijke Gasthuis openbaar te koop gesteld.
10 Juni 1798
Terugkeer van de Abdis Maria-Theresia van Audenaerde en enkele nonnen in hun oude Abdij.
3 Juli 1818
DeiX0 enlaatsteAbdisMaria-TheresiavanAUDENAERDE overleed op 3 Juli 1818. Haar wapenspreuk: ''IN VIRTUTE PAX". (Stadsarchief GENT, Atlas Goethebuer L 66/13b).
"IN VIRTUTE PAX" De gaLLe-Looze DUYVe Voorzien Van Den oLYF Van peYS, geesteLYk beWezen in de zeer eerweirde, deugd-begaefde, en achtbaere vrouw... ... (cf. Genesis 8. 8-12) Ruitvormig wapenschild, schildveld van zilver, Opvliegende duifmet olijftakje in de bek bovenop een bergtop. (Bergen rijzen hoog op in het schild en eindigen meestal in een spitse top) De Abdissen voerden enkel de herderstaf achter haar wapen. (Bisschopstaf = kromstaf= herderstaf.) De Abt of Abdis hebben een kromstaf met sluier. (Sluier= zweetdoek = Sudarium) Een Abdis mag een kromstaf met Sudarium dragen tijdens een processie. Abten en Abdissen dragen hun kromstaf uitsluitend binnen hun Abdij-klooster. Teneinde de kromstafvan een bisschop te onderscheiden van die van een abt of abdis is deze voorzien van een sluier (velum) die aan de knop van de staf is gehecht. Deze bestaat uit een smalle zijden doek (panisellus), ook wel sudarium (sluier zweetdoek) genoemd, die moest voorkomen dat de dikwijls vochtige onbedekte hand in contact kwam met de staf; volgens de Romeinse Ritus werden handschoenen uitsluitend door Bisschoppen gedragen.
77
TIJDSGEBEUREN
1780-1792 JOZEF 11 DuitsKeizer 1765-1790, 0 13.3.1741 Wenen t20.2.1790 aldaar, zoon van Keizer FRANS I en MARIA-THERESIA van Oostenrijk. Jozefinisme, Tolerantie-edict 1781 (verhouding Kerk/Staat). Poging van de "verlichte despoot" Jozefll tot radicale hervormingen in kerkelijke en politieke structuren. Verzet van reactionaire Statisten (Van der Noot) en progressieve Vonckisten (Vonck). 1789 - Brabantse omwenteling, I 790 - Restauratie, 1789 - Luikse Revolutie, 1791 - Restauratie. LEOPOLD 11 Duits Keizer 1790-1792, 0 5.5.1747 Wenen ti.3.1792 aldaar, broer en opvolger van Jozefll. 1792-1815 1789 - 1795 FRANSE REVOLUTIE. 21 September 1792, Franse Koningschap afgeschaft. 1792 - 1797 Eerste coalitie-oorlog tegen Frankrijk. 1792 - Franse bezetting van onze gewesten. 21 Januari 1793, Lodewijk XVI terechtgesteld (1774-1792) 1793 - Tweede Restauratie. 1793 - 1794 Schrikbewind. 1794 - Terugkeer der Franse troepen. 1795 -Annexatie (ook Luik) en atbraak oude structuren: inrichting van 9 departementen, afschaffing tienden, leen- en tolstelsel, afschaffing der Gilden en standen, la誰cisering, einde wereldlijke macht der Kerk. 1795 - 1799 DIRECTOIRE. Verfransing Vlaamse burgerij. 1797 - 1798 kerkvervolgingen, Boerenkrijg tegen godsdienstpolitiek en militaire lasten (1798). 1799 - 1802 Tweede coalitie-oorlog. 1799 - 1804 CONSULAAT. 180 I - Concordaat. 1804 - 1815 NAPOLEON I Bonaparte Keizer van Frankrijk. e15.8.1769 Ajaccio t5.5.1821 St. Helena) Tijdens Napoleon tijdelijk betere verhouding Kerk/Staat. 1805 - Derde coalitie-oorlog. 1806 - 1807 Vierde coalitie-oorlog. 1809 - Vijfde coalitie-oorlog. 78
1812- 1814 Zesde coalitie-oorlog. 18 Juni 1815 Slag bij Waterloo, definitieve zege van de Coalitie!
1815-1830 Restauratie van de Bourbonmonarchie. 1815-1824 LODEWIJKXVIII e1155 Versailles tl824). 1814 - 1830 De Verenigde Nederlanden, Koninkrijk als anti-Franse barrière. Willem I Koning der Nederlanden. 1830- 1839 Belgische Revolutie (25.8.1830) September-dagen. 1831 - LEOPOLD I Koning der Belgen. Internationaal Conferentie van Londen erkent Belgische onafhankelijkheid.
BIBLIOGRAFIE - MONASTICON BELGE Tome VII Prov. Flandre Orientale 2me volume 1977. - ACHT EEUWEN GENTSE ZIEKENHUIZEN, R.U.G. & U.Z. GENT 1993. - DE PUE P. "Een abdij die niet goed gekend is" in "Toerisme in Oost-Vlaanderen" Gent 1973 jg. 22 pp. 32-37. - WYFFELS A. "Het hotel Reylof en het Rijke Gasthuis" in "Toerisme in Oost-Vlaanderen" Gent 1970 nr. 4 pp. 62-65. - BRUNO BERNARD HEIM, KERKELIJKE HERALDIEK van 1270 tot Johannes-Paulus 1980, Uitgeverij Altiora-Averbode. - CARL-ALEXANDER von VOLBORTH, Het Wapen stijl en vorm, 1971 Familia et Patria, Handzame. - RIETSTAP'S Handboek der Wapenkunde, Leiden 1961. - Stadsarchief Gent: Wapenschild en -spreuk: Atlas Goetghebuer L 66113b. - Archief & Dokumentatiecentrum voor streekgeschiedenis te Melle: Openbaarbekendmakingaanplakbiljetten der gewenste Abdisse, twee originele verschillende exemplaren.
Een verdienstelijke man zag het eerste levenslicht te Lokeren de 29 April1691. Zijn naam? EGIDIUS FRANCISCUS AUDENAERDE kanunnik, vicaris-generaal, 23e deken Sint-Baafs Catbedraai te Gent. Gillis-FransAUDENAERDE geboren te Lokeren de 29 April1691, zoon van Aegidius en Anna van Hecke, overleden te GENT de 15 November 1768, begraven in de Gentse Hoofdkerk, Sint-Baafs Cathedraal, in de kapel van de HH. Petrus en Paulus. 79
Aegidius Franciscus AUDENAERDE, Locerensis, die professor in de theologie en in het Grieks was te Leuven vooraleer hoge functies te bekleden in het aartsbisdom Mechelen en in het bisdom Gent. Hij was de jongste Lokeraar om naar Leuven te gaan, die zich op 14-15 jaar liet inschrijven in het Castrum; (=de Burcht). Primus aan de Universiteit te Leuven in 1711 voor filosofie, in 1721 licentiaat in de theologie; vervolgens professor in filosofie aan de pedagogie de Burcht, professor Grieks aan het Trilingue-college. Hij werd deken der faculteit der kunsten. Vanaf 1732 begint hij een kerkelijke carrière, eerst bij het aartsbisdom Mechelen en daarna door zijn dorpsgenoot bisschop Joannes Baptista de Smet naar het bisdom Gent geroepen. Op 24 Mei 1737 werd hij, kanunnik van de Metropool Mechelen, 13e kanunnik en "Pénitencier" (boetpriester) van de Catbedraai van Sint-Baafs te Gent. (Chanoine de la troisième Prébende graduée du cöté gauche. - E.A. HELLIN.) Een jaar later werd hij Aartspriester, 7 Maart 1738, en op 24 December 1748 werd hij de 23e Deken van de Catbedraai te Gent. In 1741 bij het overlijden van Monseigneur J.B. de Smet, bisschop van Gent (1731-41) was hij eveneens Vicaris-Generaal van het openstaande bisdom Gent. Zijn digniteitswapen is wapenschild van lazuur (blauw), drie boeken van goud, 2 en 1, de boekruggen naar schildpunt gericht. Zijn wapenspreuk: "SAPIENTIAM ANTIQUORUM EXQUIRET SAPlENS." Gillis-Frans AUDENAERT overleed te Gent de 15 November 1768, begraven in de kapel der HH Petrus en Paulus in de Hoofdkerk St. Baafs te Gent, naast het graf van Deken Le Monier. Zijn grafsteen is van witte marmer (207 x 112 cm) in omlijsting in de vloer van kapel XVII, links, bijna geheel uitgesleten. Zerk met zijn digniteitswapen en grafschrift: Schrijfwijze & spellingsvarianten: AUDENAERDE- AUDENAERT.
80
QUOD MORTALE HABUIT HIC DEPONI VOLUIT REV. ADM. AC AMPLISSIMUS DOMINUS AEGIDIUS FRANCISCUS AUDENAERT, LOKERENSIS - WASIANUS S.T.L., OLIM LOVANII IN QUATUOR PAEDAGOGIORUM CONCURSU PRIMUS IN ARTIBUS DECLARATUS, ffiiDEM PHILOSOPHIAE AC LINGUAE GRAECAE, PROFESSOR,DEINDEECCL.METROPOLITANAE MECHLINIAE CANONICUS, TANDEM HUJUS EXEMPTAE CATHED.ECC.CAN.GRADUATUS ET SUCCESSIVE POENITENTIARUS, ARCHIPRESBYTER ET DECANUS: FUIT CENSOR LffiRORUM, PASTOR CHORI, EXAMINATOR AC JUDEX SYNODALIS, NEC NON SEDE VACANTE VICARIUS GENERALIS, IN OMNIBUS ACUTISSIMO JUDICIO, RECTA AC SINCERA INDOLE EXCELLUIT, FACTA OPULENTISSIMA APUD LOVANIENSES, PRO WASIANIS FUNDATIONE, EX QUA IN HAC CATHEDRALI ANNIVERSARIUM PERPETUUM AETATIS SUAEANNO 77. DIEM ULTIMUM CLAUSIT 15 NOVEMBRIS 1768. R.I.P. Van Dr. Maurits Ghysseling, ontvingen wij de hierna vermelde data nopens archiefstukken van het oud-archief van Sint-Baafs. 1725 nov. 29 (1 stuk) K8507. Inventaris van de roerende goederen, sterfhuis van Guilielmus Kerckhoffs, kapelaan in St. Rombouts te Mechelen, opgemaakt op verzoek van testamentuitvoerder Egidius Franciscus Audenaert. 1757 sep. 20 (1 bundel) K8495. Akte van notaris Franรงois van Tieghem houdende stichting door Egidius Franciscus Audenaert van beurzen voor studenten in de pedagogie, het Castrum te Leuven, met voorrang voor familieleden, waartoe hij renten legateert tot een bedrag 8000 Gulden kapitaal ten laste van de Staten van Vlaanderen en tot tweemaal 1000 Pond kapitaal ten laste van het land van Waas. 81
1761 Juni 09. : aanstelling van provisoren van die fundatie. 1764 Dec. 10.: supplementaire gift. Uittreksel van zijn testament voor zijn erfgenamen van 1765, januari 27, betreffende die fundatie, en diverse kopieën en vertalingen. K8497. Brieven voor en door Eugène Joseph HUL IN, geneesheer te Gent, over het eventuele voortbestaan van de vruchten van de fundaties E.F. Audenaert en Lambertus Franciscus van Damme te Leuven, aangeslagen tijdens het Frans bewind 1819-1820. BIBLIOGRAFIE
- E.A. HELLIN, Histoire chronologique des Evêques et du Chapitre de l'église Cathédrale de S. Bavon à Gand, 1772. - Dr. Elisabeth DHANENS, Inventaris van het Kunstpatrimonium van Oostvlaanderen, (V) St. Baarskathedraal Gent, 1965. - Pa ui VANDEN BA V IE RE, Studeren tijdens het Ancien Regime, Lokeraars te Leuven (1476-1791) (Lokeren vroeger). - Jozef van GOEY, Bijdrage tot de geschiedenis der stad Lokeren in Lokeren Vroeger, 1939.
Jacques DISCART-AUDENAERDE
OUDEFOTO'S Het is meer dan eens gebeurd dat, naar aanleiding van een of ander artikel, een lezer ons laat weten dat hij beschikt over oude foto's die dit artikel hadden kunnen illustreren. Wij hebben de indruk dat er nog zeer veel interessante foto's ergens liggen te slapen in een of andere bijna vergeten doos, en dat is natuurlijk spijtig want ze konden evengoed niet bestaan. Foto's van Gentse stadsbeelden, Gentse personen, Gentse gebeurtenissen uit het verleden zijn uiteraard zaken die onze lezers sterk interesseren. Wie daarover beschikt mag het ons altijd laten weten. Zijn zij vatbaar voor reproductie, dan zullen wij ze graag publiceren. Onnodig te zeggen dat, na gebruik, zij ongeschonden aan de eigenaars terug bezorgd worden. 82
EEN 'CONFRERIE' VAN DE 'JONCKHEYT' IN DE WATERWIJK In het Gentse stadsarchief bevindt zich een document ( 1) omtrent een zeventiende en achttiende eeuwse organisatievorm vanjongelui dat om meer dan een reden merkwaardig is. Het is zeldzaam en vooral waardevol omdat er niet zoveel bekend is omtrent het leven van die bevolkingsgroep in die tijd (2). Het trok vermoedelijk om die reden de aandacht van stadsarchivaris Prudens Van Duyse die er in 1855-1856 een bijdrage aan wijdde (3). Deze in zijn tijd eminente auteur (4) die ook nog het bestaan van een tweede gelijkaardige vereniging te Gent vermeldt, gaf een transscriptie van de zeventiende eeuwse reglementen ('poincten ende articlen') samen met een commentaar. De taal waarin deze commentaar gesteld is, komt nu bijna 150 jaar later al bijna even ongewoon over als de taal van het originele document uit 1657, althans voor niet-kenners van het zeventiende en het negentiende eeuwse Nederlands. Ter illustratie van het feit dat niet alleen de zeden maar ook de taal, met of zonder spellingshervormingen, in aanzienlijke mate evolueerden, geven we hier de meest sprekende gedeelten van het commentaar en de originele tekst. Van Duyse beschrijft onder meer het volgende onder de titei'Broederschap der jongmans van den Waterwyk te Gent': 'Dit broederschap, opgerigt in St Jacobs kerk, onder den titel der Heilige Drievuldigheid, bloeide te Gent omtrent de helft der xvne eeuw. Het wierd ingesteld voor de jongmans den Waterwyk bewoonende, dat is de straten liggende tusschen de Baudeloolei (5) en de oude Minnemeerschbrug' ... 'Het was samengesteld uit een deken, een bailjuw een onbepaeld getal jongmans' ... 'Het oogwit dezer inrigting, welk waerschynlyk was het huwelyk tusschen de jongelingen van dezen wyk op eene gepaste wyze te bevoordeeligen, staet by deszelfs verordening niet uitgedrukt.' ... 'Jaerlyks of alle twee jaren, volgens de beliefte dezer jongmans, werd onder hen eene vriendelyke maeltyd gehouden; de bailjuw was met de handhaving der orde belast. De krakeel en waren te dezer vergadering strengelyk verboden, zelfs op poene van uitsluiting van dengene die daertoe aenleiding had gegeven. By deze maeltyden was het aen elk lid of jongman geoorlofd eene dochter mede te brengen, voor zoo veel nogtans, dat deze ook den Waterwyk bewoonde; wilde iemand volstrekt buiten deze voorwaerde gaen, en zich ter maeltyd aenbieden met eene dochter die buiten dien omtrek woonde, het bestuer des broederschaps was hierin nog al toegevend: mits eene kleine vergelding ..., wierd die misschien menigmalen hertverlangde gunst door den waterwykschenjongman bekomen.' Om elke mogelijkheid tot misverstand te vermijden 83
voegen we hier nog aan toe dat de 'dochter' van de ]ongman' uiteraard een 'jonge dochter' (ongehuwd meisje) was. Naast een aantal bepalingen omtrent betalingen van een 'willecomme', wekelijkse bijdrage ('inleg'), 'adieu ofte afscheyt' (bij huwelijk of ingang van geestelijke staat), misviering en processiegang, vinden we er inderdaad de 'items' omtrent het jaarlijkse feestmaal. De zeventiende eeuwse tekst luidt als volgt (teksttranscriptie van Van Duyse): 'Ende alsoo voor desen de voorseyde jonckheyt ghewoone syn alle jaeren ofte twee jaeren, emmers thaerlieder gheliefte te vergaederen ende tsamen te handen eene vriendelycke maeltyt, soo wert by desen aen ieghelicken van den jonckheyt gheinterdiceert met elcanderen alsdan te rnaeken eenich crackeel ofte d'een den anderen, met worden ofte weereken te injurieren, op peyne van dat sylieden by den bailliu van de confrerie daer over ghecalengiert sullen worden, ende betaelen de boete van twee schellingen grooten, midtsghaders oock dat den gone oorsaecke wesende van tvoorseyde crackeel, (v)uytte voorseyde confrerie sal gheseyt ende gheroyeert worden inghevalle het voorseyde faict, door syne grootte, tselve verdient ende meriteert. Item, sal elcken jonckman, diet ghelieft, ter voorseyder maeltydt moghen begroeten ende medebrynghen eene dochtere die hy sal commen te bewillighen, woonachtich onder den voorseyden Waterwyck; sonder nochtans ~ene andere dochter, niet woonachtich in den voorseyden wyck, in de voornoemde maeltyd ofte vergaederynghe te moghen medebrynghen, ten sy by hem betaelende tot profficte van de voorseyde confrerie, over de voorseyde vremde dochtere, ses schellynghen, acht grooten.' De tekst is een opvallende en expliciete illustratie van de gangbare gebruiken inzake partnerkeuze die men in het vakjargon sociale endogamie noemt. Vandenbroecke (6) geeft hiervan een sprekende illustratie uit een Westvlaamse plattelandsgemeente waar in het midden van de vorige eeuw nog, in meer dan een derde van de huwelijken de ouderlijke woningen van het vrijende paartje niet meer dan een paar honderd meter van elkaar verwijderd lagen. Dit fenomeen deed zich vooral voor onder de lagere klassen en de minst geschoolden. De bijdrage die de vermetele 'Waterwykchsen jongman', moest betalen om zijn 'vremde dochtere' in de feestzaal te krijgen was inderdaad (on)behoorlijk hoog (7). Ons voorbeeld toont ook aan hoe in het midden van de zeventiende eeuw de Kerk het sociale leven beheerste en bestaande gebruiken wist te integreren in haar structuren en praktijken. Vandenbroeke schrijft omtrent de kerkelijke feesten: ' ... vast staat ... dat tal van gebeurtenissen zoals processies een meer profaan slot kenden, zodat de jongeren ze eerder om dit ontspanningselement 84
dan om hun religieuze toedracht bezochten en bijwoonden. Het aangename met het nuttig wist men ook vroeger al te combineren.' De confrerie of broederschap was zoals die namen impliceren uiteraard een puur mannelijke bedoening. Dat vrouwen daarin een rol te spelen hadden was alleen maar te wijten aan de unieke natuur van deze Waterwijkse instelling. Verder houden we ons bij de voorzichtige commentaren van Van Duyse die ons het volgende voorhoudt: 'Veel waer er over den openbaren geest van dit tijdstip in ons vaderland te zeggen, bij het nagaen der gebeurtenissen welken dien sluimerenden zieletoestand des volks te wege gebracht; maer dit alles uiteen te zetten, en met het bewuste broederschap, in verband te brengen, behoort hier tot ons bestek niet.' Even voorzichtig maar meer terzake is dan tenslotte de volgende overweging van Prudens (nomen est omen) Van Duyse, onze zeer negentiende eeuwse gids: 'Of de werkzaemheden van dit broederschap met goeden uitslag zyn bekroond geweest, is, by gebrek van officiële bescheeden daeromtrent, ons niet gebleken.' ·
NOTEN I. StadsarchiefGent (SAG), Reeks 93 nr. 45, f. l39-140v0 • 2. Omtrent dit onderwerp verscheen er een indringende en onverhulde beschrijving van de toestanden in onze gewesten van de hand van C. Vandenbroeke: 'Vrijen en trouwen van de Middeleeuwen tot heden' Elsevier, Brussel-Amsterdam, 1986. 3. In: Annales de Ia Société Royale des Beaux Arts et Litérature de Gand, Gent, 1885-1886, p. 315-321. 4. Prudens Van Duyse (Dendermonde, 1804- Gent 1859), literator, geschiedschrijver vooral van de rederijkerskamers, stadsarchivaris te Gent van 1838 tot 1859. De auteur vermeldt eerlijkheidshalve in dit artikel dat hij zijn 'stukken' te danken had 'aen den heer Joseph de Moor, hulp-archivist der stad van Gent'. 5. In de achttiende en gedeeltelijk ook nog in de negentiende eeuw werd de Ottogracht vooral met de naam Baudelooley ofBaudelooleyken aangeduid. 6. V andenbroeke, 1986, p. 24. 7. Dit bedrag dat door Van Duyse klein genoemd werd stemt ongeveer overeen met ongeveer twee tot drie daglonen van een diender uit het bouwbedrijf. Zie: Van Ryssel D. De Gentse huishuren tussen 1500 en 1795. Historische uitgaven Pro Civitate, Reeks in-8°, nr. 15, 1967. 8. Vandenbroeke, 1986, p. 27.
L.DEVRIESE
85
OPLOSSING PUZZEL 1995 Uit volle borst en onder gebalm van trompetten en bazuinen kondigen we thans de uitslag van de puzzel 1995 aan. En zeg nu niet dat er geen muziek in zat! 1) Paganini Niceoio overleed op 27 mei 1840 te Nice, bibl. overvloedig, G.T. 1981, nr. 6, 288. 2) Miry Karel; A. Lemaire, Charles Miry, in: Revue Pédagogique ( 1889); C. Bergmans, in: Le conservatoire royal de musique de Gand (1901); G. Verriest, in: Het lyrisch toneel te Gent (1966). 3) Liszt Franz: Liszt in Gentse Troonzaal gekroond, in: Palmares, 6de jg., nr. 3, 1964, 1, 13. 4) De Cock César; V. Van Doorne, Xavier De Cock (1818-1896), César De Cock (1823-1904), Gustave Den Duyts (1850-1897), Deinze 1988. 5) Mozart Wolfgang Amadeus, bibI. overvloedig. 6) Loeiliet Jacques; P. Bergmans, Les Loeillet, in: Bulletin de la Classe des Beaux Arts, IX, Académie Royale de Belgique, 1928. 7) Van der Eist Jan (1598-1670); N. Teeuwen, Pater Jan van der Eist (15981670), in: De Schalmei, 1949, 125-127. 8) Bral Luk, He, he 't is zomer, J. De Nijs-L. Bral, 1974. 9) Waeri Karel; G. Deseyn, Gids voor oud-Gent, Antwerpen-Weesp 1984, 44; P. Waeri, Kluchtige en politieke liederen van Karel Waeri, Gent 1899. Alle lettertjes samen vormen deze de naam van één der belangrijkste Belgische componisten: De Meester Louis. Hij was tevens lid van de Gentse St.-Jorisgilde en zijn gedenkplaat treffen we nog steeds aan in het PatershoL Zijn beeltenis met barret, pijp en zware wenkbrauwen blijft bij velen in het geheugen gegrift. Zijn sympathiek en eenvoudig voorkomen sierde deze voorname grootse meester, die op 28 oktober 1904 in Roeselare het levenslicht zag. De Quizmaker, waar muziek in zit.
86
Niet al te moeilijk deze keer. Bewijs: het groot aantal juiste antwoorden. Wij ontvingen 19 antwoorden, waarvan 16 volledig correct. Kampioen (zoals in 1992-1993-1994): De Heer Arthor De Decker die de indruk geeft onklopbaar te zullen worden. Wij laten hier de lijst volgen van deze die een correct antwoord instuurden, in de volgorde van aankomst: De Heren Arthor De Decker, André Despretz, Roger De Buyst, Hubert Mestrum, Mevrouw E. Wauters-D'haen, de Heren Roger Buyle, Erik Dekeyser, Mevrouw Rachel Van der Haegen-Vandenbossche, de Heren Richard Caese, Gaston Scharre, Marcel Vander Straeten, Jos Tavernier, Jacques Tielemans, Piet Cassiman, Mevrouw Christine Desnoeck en de Heer Jacques Matthys. De Heren Luc De Smul en Leon Elderweirt struikelden beiden over Vraag 7 en gaven als antwoord Vanden Kerckhove. De Heer Pierre Heyde, was het misschien een verstrooidheid, vergat Vraag
3. Enkele reacties van deelnemers: De Heer Arthor De Decker: de meeste antwoorden zijn gemakkelijk te vinden in gelijk welke encyclopedie. De Heer André Despretz: zijn muzikaal antwoord vindt u op een afzonderlijke bladzijde. De Heer Roger De Buyst: Geere bij, Geere bij, Geere bij, En loat 't muziek moar speele, etc. Ik hoop dat ik niet overmoedig aan het zingen ben, maar ik heb er toch veel plezier aan gehad. Hartelijk dank voor uw muziekquiz en laat ons hopen tot volgend jaar. De Heer Hubert Mestrum: Dit jaar was het inderdaad zéér gemakkelijk! Hij voegt er aan toe dat Winkier Prins als sterfdatum van Louis De Meester 12 december vermeldt en vraagt zich af wie er mis is: de Dekenij of de Encyclopedie? Mevrouw E. Wauters-D'haen: Plezant! Liever een kort plezier dan een lange pijn! Maar een beege meeer kauwgom mag er misschien toch wel in. 't Was in ieder geval prettig ons een keertje niet al te onwetend te voelen! De Heer Erik Dekeyser hoopte op een "uitmuntendheid". Hij heeft ze gekregen. Mevrouw Rachel Vanderhaegen-Vandenbossche: Dat u zeer goed gemutst bent, kan ik wel geloven als ik de opgave van dit jaar vergelijk met de voorgaande twee. De Heer Richard Caese: Het was inderdaad iets minder, alhoewel er toch nog zoekwerk bij te pas kwam, maar dat hoort zo. De Heer Luc De Smul: Hartelijk dank voor alweer een Puzzel, een die mits een beege algemene kennis voor velen binnen het bereik lag. Het moet niet altijd "specialistenwerk" zijn. 87
waaxde ouismastex .
.Bittere teleuc stelli119
! ! !
·=:lïezwlt:ttt ynor het gebgil yau de kgdde kultutliproleteu; de
v-ex poptil i,
JWB est
vex
De~_
•••
vnorwaar,..de puzzel '9!5 xs eeu té zachtgekookt eitje.
~lal de-lee~llid lH:]A.- llaa:r- !f.Faa!J klaar. omwille van de li~e lus~.
Maq het uelge:na jaa;r; aa:n toch
keme:n we :niet zo "lu.g
jets Méér
zijn ?
Zullen Ttxuut en J:)Leet je het de stroppendragers eptueüW d1e~s ma1ter1 dat zfj - Ni)rovietels_kaffeeqie'ters 'tlit. Sande
mc>etera
ras'
!.@tj ön!§
wijss~e
der ste4e:n kgge:n ?
zmu!er neemoed •e lalA$ vellet ja af, euismaster, en brottw voor yo1gent1e jaren puzzels die ii i eY§Iwin knnt oplossen ..
Je zat snor. gezien de feu~en in de epg~e '94, die je wijse lijk en stilzwiigaud: met de -nt;el der 11efde heèis lledek~.
G:reetjes, ZQRdar Ode aata
dp
jffèllgAé, vanwege ne nazaat van
A.D.
Commentaar van de Heer André Despretz.
88
le vql-n.
De Heren Gaston Scharre en Marcel Vander Straeten doen opmerken dat het in feite von Liszt moest zijn. De Heer Vander Straeten geeft bij Jacques Loeiliet de volgende interessante aanvulling: Grootvader: Jacob de Oude, stadsbeiaardier. Vader: Jean Baptist, barbier. Broers: 1) Peter, ook stadshoboïst-dansmeester. 2) Jean Baptist, genaamd de Londense. 3) Jacques, de gevraagde. Jacques had ook nog een oom: Pieter Emmanuel, Directeur van de Gentse schouwburg en dansmeester. En een neef: Jean Baptist van Gent (componist). De Heer Jos Tavernier stelt aan de "luidklinkende Quizmaster" de vraag: "Mag het iets minder zijn? en hij geeft zelfhet antwoord: "Ja, dat mocht ook wel eens." De Heer Jacques Tielemans: Met dank voor de aangename uurtjes opzoekwerk en tot volgende keer! De Heer Piet Cassiman had enkel met Vraag 7 wat moeite, maar vond de oplossing toch in een Engelse Muziekencyclopedie. Mevrouw Christine Desnoeck is haar opzoekingswerk begonnen "met schuchtere schreden", een methode die nog zo slecht niet moet zijn, want ze heeft alles goed. Verspreid over 3 volle bladzijden legt zij uit hoe ze tot de juiste antwoorden gekomen is. Conclusie: Met deze Puzzél heeft onze Quizmaster zijn blazoen wat opgepoetst, Niemand heeft op. hem geschoten, of zelfs maar bedr:eigingen geuit. Hij mag voortdoen!
GENTSE MEMORIEDAGEN: 16-17-18 FEBRUARI 16 februari 1128: De Gentenaars komen in opstand tegen Willem Clito, die zij enkele maanden tevoren als graaf van Vlaanderen hadden erkend. (Willem Clito was de zoon van Robert Courteheuse van Normandië. Hij was verwant.met de Vlaamse graven. Hij werd na de moordop Karel de Gpede ( 1127) door de Franse koning Lorlewijk VI als· graaf van Vlaanderen aangesteld, ondanks het verzet van de Vlaamse steden. Toen Willem de stedelijke privileges niet eerbi~digde kwamen Gent en Brugge in opstand en steunden Diederik van den Elzas, die aanspraken maakte op Vlaanderen. In de strijd tegen Di~erik sneuvelde Willem bij Aalst op 27 of28.7.1128.)
89
16 februari 1338: Jacob van Artevelde, die al een politiek verdrag gesloten heeft tussen Gent en Engeland, slaagt erin om op 16 februari ook Brugge en Ieper het verdrag te laten ondertekenen, wat de defmitieve overwinning van de Gentse hoofdman betekent. 16 februari 1477: Gent had na de uitvaardiging van het Groot Privilege van Maria van Bourgondië nog een bijzonder privilege gekregen waarbij de stad hersteld werd in al haar vrijheden, rechten en gebruiken, die zij verspeeld had bij de Vrede van Gavereen door het Calfvel van Brussel in 1468. Deze twee hatelijke documenten werden op de Collatiezolder van het stadhuis plechtig ongeldig gemaakt. De neringen mochten nu weer zelfhun dekens kiezen waardoor de ambachtslieden weer meer te zeggen kregen op het politiek toneel. Op 16 februari kwam Maria te Gent nog eens openbaar bezweren wat zij pas had vergund. De inhuldiging verliep uiteraard zeer hartelijk. Het was in de Sint-Janskerk, de huidige Sint-Baafskathedraal, dat zij trouw zwoer aan de haar "voorgeschreven" eed. 16 februari 1540: Op 14 februari was keizer Karel naar Gent gekomen om zijn opstandige geboortestad te straffen. De keizer sloeg echter niet onmiddellijk na zijn aankomst toe. Daarom schepten de Gentenaars moed, in de overtuiging dat ze er met een boete zouden van af komen, en dienden op 16 februari een verweerschrift in met het oog op het behouden van hun privileges en vrijheden. 16 februari 1839: Geboorte te Gent van de kunstschilder Désiré De Keghel, een gewetensvolle bloemenschilder. Hij overleed in 1901. 17 februari 1540: Op 17 februari echter vaardigde keizer Karel een arrestatiebevel uit tegen de 25 belangrijkste leiders van de opstand. Vijftien man werden onmiddellijk in Gent opgepakt en gevangen gezet. Twee anderen, die in Brabant verbleven, sloot men op in het kasteel van Vilvoorde. De rest bleef voortvluchtig. 17 februari 1758: Geboorte te Gent van Anne-Marie Van Reysschoot, leerlinge van haar broer Pieter Norhert Van Reysschoot. Zij schilderde ondermeer een paar portretten in Schreyboom. Zij zal overlijden op 27 december 1850. 17 februari 1828: Het blijspel "De Broedertwist" wordt in de gevangenis van Gent opgevoerd door de gedetineerden. Het publiek is talrijk. 90
17 februari 1874: Overlijden van de Gentse geleerde Adolphe Quetelet. (Hij promoveerde in 1819 aan de pas opgerichte Gentse universiteit als eerste doctor in de wetenschappen. In 1823 stelde hij aan de Nederlandse minister Falck voor een observatorium te Brussel op te richten; het verzoek werd ingewilligd en in 1826 werd Quetelet met de organisatie van het observatorium belast. Pas in 1832 kon het in werking treden.) 18 februari 1805: Het Scheldedepartement moet 575 soldaten en evenveel reservisten leveren. Het kontingent van het arrondissement Gent wordt bepaald op 400 manschappen. (Dit in het teken van de invasie op Engeland die Napoleon aan het voorbereiden is. Door de Engelse overmacht ter zee loopt het plan echter op niets uit. De vernietigende zeeslag bij Trafalgar, het voorgebergte aan de kust van de Spaanse provincie Cadiz, die gestreden zal worden op 21.10.1805, zal een eind maken aan Napoleons invasiedroom.) 18 februari 1825: Optreden in de Schouwburg van de beroemde bariton Martin. Er komt echter niet zoveel volk opdagen als enige dagen vroeger, toen de hond "Munito", die kon lezen en schrijven, in diezelfde Schouwburg te zien was. Zoals men ziet is de zucht naar sensatie niet alleen van onze tijd. 18 februari 1831: De Gentse overheid laat officieel proclameren dat baron Erasme Louis Surlet de Chokier te Brussel door het Nationaal Congres tot regent werd verkozen. (Nam in 1789 deel aan de Brabantse Omwenteling en trad als Belgisch patriot in Franse dienst na de Slag van jemappes (1792). Tijdens de Belgische Revolutie van 1830 was hij ĂŠĂŠn van de leiders van het verzet. In november 1830 werd hij voorzitter van het Nationaal Congres en lid van de afvaardiging, die er bij de Franse koning Louis-Philippe op aandrong, diens zoon, de hertog van Nemours, tot Belgisch koning te laten kronen. Na mislukking van dit plan werd hij regent tot juli 1831. Hij trok zich na de troonsbestijging van koning Leopold I uit de politiek terug.) 13 februari 1927: Kan. Van den Gheyn, 25 jaar voorzitter van de Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde, wordt plechtig op het Gentse Stadhuis ontvangen. Redevoeringen worden gehouden door Professor Henri Pirenne, burgemeester Van der Stegen, conservator Van Werveke en dhr. De Mulder, voorzitter van de Bond van Oudleerlingen van het Sint-Lievenscollege. Ronald DE BUCK 91
GENSCHE WOORDEEN UITDRUKKUN GE Deel XXVIII 'k Bennekik giene huizekesmelker Huizekesmelker wordt gezegd van iemand die veel klei ne huisjes bezit, van wier opbrengst hij moet leven. Het melken staat hier voor de bewoners van de huisjes leegknijpen door (bijna) woekerprijzen te vragen. In de eerste helft van de 19de eeuw was het woningaanbod tegenover de sterke inwijking zodanig gering, dat men bij voorbaat verzekerd was de huisjes waar men had in geïnvesteerd, aan woekerprijzen te kunnen verhuren. Net als in de 18de eeuw bleef vooral de Gentse kleine burgerij (middenstanders, kooplieden, ondernemers) die zich toelegden op de speculatie in arbeiderswoningen, beluiken, huurkazernes, kwartierwoningen, cités en zelfs de zgn. "garnies", mansardes en kelders. De voornaamste reden waarom speculanten het beluik boven andere bouwvormen verkozen, was dat ze door hun onproductief binnenerf op deze wijze financieel rendabel te maken, tevens ontsnapten aan alle gemeentelijke bouwcontrole. (Guido Deseyn: Volkshuisvesting te Gent 19de eeuw). Zie ook hoger plaat 13: "... en huldervoader es nen huizekesmelker. DE STEKKERE: "Kende ni Speelman niede? Iéne van de rijkste manoe van 92
~tij z.aL n.ie veeL
ve-r-re c;c~e.e. 16
L.C,t.:re ... ~
Pla.11 H
93
de stad, eigenirre van wel 75 huize." SIES: "Wel tzuuzes! KennekikiénedieterwellOOee; 'khèzeverlejejoarnog helpe witte. Nog gien kleine kerwije." DE STEKKERE: "Wie-j-ès dienen huizekesmelkere?" ("Oe èwer oe zotter",
p. 7) Meniere es in zijn wieke geschote Syn.: Hij es g'affronteerd, hij es op zijn tiene getorte": Hij is beledigd, gegriefd, gekwetst. Hij zal nie veel vette scheete loate Syn.: " 't Zal giene vette zijn, 't es moar poverkes, men hên 't niet vet, het goat er niet vet, hij zalter hem niet te vet aan lekke". "Maer bij den andere denke mij en gaey' het ook zoo vet niet." (Sysse-Panne, 1.8.1795) Fig.: Hij zal er zich niet te veel profijt aan doen, 't zal niet zo best zijn. Zegt ne kier dade uuk al ne spoarboek hêt tege meetse Wordt tegen kinderen gezegd, maar is voor het oor van meter bestemd, om haar te laten horen dat ze moet "afschiete", iets moet geven, een gift moet doen. leste mei 'k ben zuu blije, twiede meie 'k ben zuu kwoad Socialistisch liedje dat op 1 mei wordt gezongen en slechts deze twee regels telt. Het wordt gezongen op twee regels van de Internationale: "Makkers ten laatsten male, - Tot de strijd ons geschaard". Hedde weere uwen hoed an? Syn.: Hedde op den azijn gezeete? Es u huishuure gevalle? Hedd'U adzuunmuile nan? Komde van d'Andzuunleie dan? Ge ziet er malgré uit (<Fr.: "malgré": tegen zijn zin). Hedde 't zuur an uwe naffel? Hedde were Uwen hoed op? Zijde niet goed gezind dan? Zijde mee U verkeerdbienuit U bedde gestapt? Sleept U muile (smoel, tote)? Hij es mee zijn gat uit zijn bedde gestapt. Zijnen hoed stoa schief. Zijn muile (tote, smoel) hang weere; terter nie op hîn! Zijde weere viesgezind (viesgetroeteld). Hij hee zijnen hoed an mee brieë binders. Wat hondse hee't er U gebeete? Zijd'in Uwe neuze gebeete dan?": wordt gezegd of gevraagd aan personen die slecht gemutst zijn; die een rothumeur hebben. Ook: "Ge zij moeilijk, ge zij lastig, slecht gezind, dift"eciel (<Fr.: "difficile": moeilijk), ne vieze gast, ne vieze colson (<Fr.: "caleçon": onderbroek), ne vieze kadee, ne vieze coco, ne vieze compère (<Fr.: "compère": peter, vent, kerel), ne vieze kust-mijn-kluuten, ne vieze peere, ne vieze patriot, ne vieze kieskiedie 94
(<Fr.: "Qu'est-ce qu'il dit?": "Wat zegt hij?"), ne vieze schacht, ne vieze mostoardpot, ne viezen bruegel, ne vieze knoape, een vies man, een vieze meere, ne vieze krawat, ne vieze kwast, ne vieze kwibus, een vies model, een vieze muile, ne vieze kalant (:klant), de wereld droait teege zijn goeste, hij beziet iedereen mee een vies uuge, vies gemutst zijn, hij es in zijnen viezen uitzet, zijn klakke (mutse, zijnen hoed) stoat verkeerd, 't es ne viezekluut, 't es al vies-geweg bij hem, hij es in zijne vieze, 't es een viezekonte, hedde zierein Uw hoar dan? Hij hee een vies hoar in, hij es mee een kwoad hoar opgestoan, hij hee zijn vieze muts'an, hij luupt mee een tote (smoel, muile, ... )gelijk een onweere, azuu een stuurmuile (:stuurs gezicht)-, azuu ne vieze petoater (-patat)." "Myn kind, zoo moet gij U altyd verheugen in al u lyden, toonende een bly gelaet; want de stuermuylen behaegen my niet." (Pelgrimagie, 2, 285, 1673) "Waar is u tong? Wat's dit? my dunckt gy stueremuylt, Siet voor u eer mijn hand sich niet aen u vervuylt. " (Gecr.leersse, 6, 1718) Zie ook plaat 3 & 19: "ik worde ne echte schiefzieker" en plaat 10: "Nen azijnpisser, ikke?"
OUDHEIDKUNDIGE KRONIEK Op 15 mei 1925 verscheen er in "De Gazet van Gent" een artikel van Alfons Van Werveke over HOE LEDEBERG VERGETEN WERD BU DE VERDEELING VAN HET LAND IN GEMEENTEN TEN JARE 1796 Ledeberg was destijds een heerlijkheid, behoorende aan de abdij van SintPieters nevens Gent. In dat leen, evenals in zijne andere leenen, ~lastte de abt van dit klooster met de uitoefening van zijn heerlijke rechten schepenen en een baljuw, die bestuurden en recht spraken in zijn naam. Men weet, dat, na een eerste bezetting van wat minder dan vijf maanden in 1792-1793, de Fransehen zich van Gent meester maakten 4 Juli 1794, ons land bij Frankrijk inlijfden 18 Juni 1795 en het bezetten tot in 1814. 9 September 1795 kondigde men van het pui op den hoek van het Stadhuis te Gent het besluit af, waarbij het leenstelsel werd opgeheven. 17 September 1796 werd de wet afgelezen van den 1 van die maand, die de geestelijke orden afschafte. Van 10 October tot 3 December was men te Gent bezig met het sluiten van de kloosters. Van dan af aan was er geen heer meer te Ledeberg, dat 95
ook geen heerlijkheid meer was. Wat gewerd er van? Vooraleer op die vraag te antwoorden. blijven wij een oogenblik stil bij den naam van de heerlijkheid. Men vindt hem reeds in zeer oude oorkonden. In een Latijnsch stuk van 966 staat het Letha geschreven. in 1038 Letha. in 1163 Lethen; in een Nederlandse oorkonde van 1296. waarvan wij het oorspronkelijk stuk niet hebben kunnen ontdekken. vindt men Lede; in de rekening van de stad Gent 1327-1328 leest men Leden; in 1428 is het Lede. zoo ook in 1533. 1567. 1594. 1613. Tenjare 1598 voegt men bij Lede. voor het eerst. naar wij weten. het woord berg: een stuk van dat jaar geeft verschillende maal Lieberch; één van 1624 geeft Lederberch metren dan is't Ledeberch in 1661. 1685. 1687. 1688. 1698. 1702 (Ledebergh). enz. Vóór Ledeberg zet men nogal dikwijls Sinte-Pieters: Sinte-Pieters-Ledeberch. Wat beteekent Ledeberg? Merken wij eerst en vooral op. dat er in Vlaanderen verschillende Leden zijn: Lede bij Aalst. Lede, wijk van Meulebeke. van Wannegem. van Westende. van Kersbeek. Lede zit ook in Smetlede, in Hooglede. Ledeberg zelf vindt men ook te Zegelshem. te Strijpen. te ParneL In zijn Oud-Gentsche naamkunde zegt de Luiksche hoogleraar J. Mansion. dat Ledeberg gevormd is met Lede. doorgang (waterloop), dat behoort bij lijden. gaan. en waarvan Leiden een andere klanktrap vertoont. De Gentsche hoogleeraar J. Vercoullie. dien wij geraadpleegd hebben, zei ons, dat hem zulks juist lijkt. Wordt nu de Schelde bedoeld. die om Ledeberg draait. of de kleine waterloop, die. volgens de oude kaarten, door zijn grondgebied vloeide? Van waar komt het tweede gedeelte van den naam, berg. die in de tweede helft der XVIe eeuw. bij Lede wordt gevoegd? Misschien wijst dit op een landduin. zooals men er nog te Heusden ontmoet: de zandgrond op het Oefeningsplein te Gentbrugge aan de grens van Ledeberg schijnt dit te bevestigen. Hoe werd nu de gewezen heerlijkheid Ledeberg een gemeente? Wij beantwoorden die vraag met de vertaling van een besluit van 28 April 1796: "Brussel. 9 Floreal. 4e jaar van de Republiek. "Burger Bouteville. rijkskommissaris in de vereenigde departementen. Ingelicht zijnde. dat een gedeelte grond genaamd Ledeberg. gelegen aan de poorten van de stad Gent. departement van de Schelde, vergeten is bij de verdeeling met het grondgebied in kantons. Overwegende. dat Ledeberg vóór de herinrichting bestuurd was door een overheid. benoemd door den proost van Sint-Pietersabdij te Gent. welke ontbonden is door de afschaffing van het leenstelsel, Overwegende dat Ledeberg ongeveer vijftien honderd zielen telt op een uitgestrektheid gronds van twee honderd bunders en dat het op een te grooten afstand ligt van de gemeente Gent om van deze deel uit te maken, Overwegende. dat het betaamt dit grondgebied tot gemeente te verheffen onder den naam Ledeberg en het bij het kanton Oosterzele te voegen. 96
Gezien de opmerkingen van het departement der Schelde, Besluit, dat het gedeelte grondgebied, waarvan spraak is, tot gemeente zal worden gevoegd bij het kanton Oosterzele, departement van de Schelde. Het onderhavig besluit zal gezonden worden aan het bestuur van het departement der Schelde, dat belast is met de afkondiging ter plaatse, waar het behoort." (Geteekend) "Bouteville" Uit bovenstaande blijkt dus, dat bij de verdeeling van het land in gemeenten naar de nieuwe begrippen, de gewezen heerlijkheid Ledeberg vergeten was! Bij de herstelling van de fout, beging men een nieuwen misslag, die de inwoners ontstemde, 2 prairial van het 4de jaar der republiek (2 I Mei I 796) "boden de burgers Herman en andere, afgevaardigd door de inwoners van de voormalige heerlijkheid Sint-Pieters-Ledeberg, zich aan in den gemeenteraad van Gent en overhandigden aan de vergadering een verzoekschrift, dat ze zich voorstelden te zenden aan het bestuur van het Departement der Schelde, om protest aan te teekenen tegen het afnemen der gewezen heerlijkheid van het kanton van Gent, waartoe ze altijd heeft behoord, om ze bij het kanton Oosterzele te voegen. Ze noodigen het gemeentebestuur uit het stuk met een gunstig advies te willen bekleeden. De vergadering, overwegende, dat ze altijd de oude grenzen van deze gemeente heeft willen bewaren, en dat zij met leedwezen het besluit van den rijkskommissaris heeft vernomen, waarbij Ledeberg er wordt van afgescheiden, zoo antwoordt de voorzitter aan de afgevaardigden, dat het gemeentebestuur gansch zijn invloed zal gebruiken nevens hun pogingen om gemeld besluit te doen intrekken." Wij weten niet wanneer de Ledebergenaars voldoening kregen, maar sedert lang behoort hun gemeente, v贸贸r de laatste wijzigingen natuurlijk, tot het kanton Gent.
BffiLIOGRAFIE Met de regelmaat van een klok (gelukkig voor de Gentenaars) verschijnt er een van die kunstboeken met prachtige tekeningen van Gaston De Smet. Allemaal over Gent. Het laatst verschenen in de reeks heeft als thema "Gent: Havenstad". Het 路 heeft natuurlijk geen zin Gaston de Smet te willen voorstellen aan onze lezers. Hij is voldoende bekend en iedereen weet dat ook in dit nieuw boek uitzonderlijk mooie tekeningen zullen staan. Naast de tekeningen is er bovendien een begeleidende tekst van Ren茅 De Herdt, ook al weer een garantie voor kwaliteitswerk. Niet alleen een Nederlandse tekst, maar eveneens vertalingen in het Frans, het Engels en het Duits 97
Een buitenkansje voor onze Havendiensten want een beter relatiegeschenk kan men zich moeilijk inbeelden. Formaat: 28 x 25 cm. Een 130-tal bladzijden. 100 tekeningen. Verzorgd gedrukt- ook al een constante- door Snoeck-Ducaju en Zoon. Prijs: 850 fr.Wie het boek thuisbezorgd wenst te ontvangen schrijft 950 fr.over op Rekening Nr. 290-0525100-60 van "De Witte Circel" met de vermelding "Gent: Havenstad." Bij Uitgeverij "De Klaroen"- Dorp 24a te 9810 Nazareth verscheen in de reeks "Dorpsbeelden uit het Verleden": "MARIAKERKE". Het boek bevat een 230-tal foto's uit de periode gaande van 1890 tot 1970 en werd samengesteld door verzamelaar Gerard Bauwens. Bij iedere foto is er een verklarende tekst. Zonder uitzondering, allen bezienswaardige foto's. Ze werden zo maar niet kriskras afgedrukt, maar werden geklasseerd volgens thema's: Kerken- Onderwijs- Straatzichten-Kastelen- Oorlogsherinneringen- Bekende figuren- Verenigingen. Zoals de meeste dergelijke foto's verwekken zij nostalgie en laten zij ons duidelijk zien dat onze moderne tijden geen gunstige invloed uitgeoefend hebben op het uitzicht van onze steden en dorpen. Interessant voor alle heemkundigen, maar een must voor Mariakerkenaars. Formaat: 29,5 x 20,5 cm.- 120 bladzijden. Prijs: 995 fr. voor de uitgave met een gekartonneerde kaft. Er is ook een luxe-uitgave met een kaft in kunstleder met goudstempel aan 1.300 fr. "De Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent" publiceerde onlangs het XXIe deel in zijn reeks "Verhandelingen". Het kreeg de titel mee: "Soo geluckigb als een beggijn. Het begijnbof Onze-Lieve-Vrouw-TerDooie. 1584-1792." Heel deze verhandeling is gewijd aan deze uitgebreide studie van de hand van Hadewich Cailliau. Het feit dat deze studie 336 bladzijden in beslag neemt wijst er op dat practisch alle aspecten van dit boeiend onderwerp behandeld werden. Een niet te missen boek dat de leden van de Maatschappij gratis ontvingen. Wij herinneren er aan dat wie lid wil worden van deze eerbiedwaardige meer dan 100 jaar oude Maatschappij, het bedrag van 750 fr. overschrijft op Rekening Nr. 000-0370680-43 van de M.G.O.G. Gent. Erelid kan ook, dan betaalt men 1.000 fr. De leden ontvangen de "Verhandelingen" zowel als de jaarlijkse "Handelingen" volledig gratis. Tussen haakjes gezet, boeken die meer waard zijn dan het betaalde lidgeld. 98
Op het einde van de vorige eeuw, nu bijna 100 jaar geleden, gafArmand Heins een album uit met 1241ithografieën, genaamd "Les Vieux Coins de Gand." In een voorwoord schreef hij: "Door de modemisering van onze straten en pleinen verdwijnen elke dag merkwaardige plekjes uit onze buurten. Huizen, binnenhofjes, straatjes, duizenden details zijn gedoemd om te verdwijnen, onverbiddelijk vernield, van de ene dag op de andere. De vernieling voltrekt zich langzaam, maar zeker." Wat zou Heins NU moeten schrijven? Gelukkig had hij het goed idee veel van die nu verdwenen straatjes, pleintjes, waterloopjes, huisjes, stadsgezichten vast te leggen onder de vorm van een litho. Het was eveneens een goed idee van de Uitgeverij "De Klaroen" uit Nazareth om deze 124litho's in facsimili heruitte geven onder de naam" OudeHoekjes van Gent". Het is een mooi kunstboek geworden van formaat 36,5 x 27 cm. Prijs; 1.990 fr. Bij de Uitgeverij J. Verbeke verscheen "De Bombardementen van Merelbeke" van de hand van J.P. Marchal, met medewerking vanG. Verheggen. Jean-Paul Marchal is geen onbekende voor onze lezers, hij is immers de auteur van o.m. "De Bevrijding van Gent" en van "Gent. September 1944". Wie deze boeken gelezen heeft weet dat zijn naam garant staat voor degelijk, goed gedocumenteerd studiewerk. Ook hier heeft hij de militaire archieven uitgepluisd en wij denken dat slechts weinigen zich een beeld kunnen vormen van de enorme tijd die een dergelijke studie vergt. Het gaat over de bombardementen van Zondag 5 September 1943, van Maandag 10 April 1944 en van Woensdag 10 Mei 1944. Alle, meestal ongekende, details staan in dit boek te lezen. Een rijke aanvulling van een stukje oorlogsgeschiedenis. Het boek van de afmetingen 29,5 x 21 cm. telt 134 bladzijden en bevat 78 unieke foto's, bovendien ook nog verschillende kaarten in kleur. Het boek kost 930 fr. en is, buiten in de boekhandel, ook nog te bekomen bij de uitgever: Drukkerij J. Verbeke- Lijnmolenstraat 34-36 te 9040 Gent (StAmandsberg). Tel.: 228.10.33. Bij de Uitgeverij KOJ verscheen een interessant boekje "De Eerste Belgische Politiehonden 1899-1914" van de hand van Roger De Caluwé. Hoeven wij de auteur voor te stellen aan onze lezers? Wij geloven het niet. Deze SintAmandsbergse heemkundige is een populaire figuur die carrière maakte bij het Gents Politiekorps en in 1990 met pensioen ging als Hoofdinspecteur. En- niet te vergeten - iemand die aan de basis lag van de stichting van het "Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis". 99
Toen Commissaris Ernest Van Wesemael kampte met een personeelstekort voor de nachtdiensten zei hij tot de verantwoordelijken: "Als u mij geen mensen kunt geven, geef mij dan honden." Zijn verzoek werd ingewilligd en in 1899 kreeg hij als proef3 honden, enkele maanden later kreeg hij er nog 2 bij. De resultaten van deze hondse medewerking waren zo positief dat nog hetzelfde jaar dit getal opgedreven werd tot I 0. Getal dat in 1910 opliep tot 30. Wat velen niet zullen weten is dat het gebruik van de Gentse politiehonden zeer grote belangstelling verwekte in het buitenland en er aanvragen om inlichtingen kwamen van Engeland, Zwitserland, Finland, Italië, China, Rusland, Nederland, Canada, enz. Alle details daarover vindt u in dit interessant boekje van formaat 21 x 15 cm. 128 bladzijden. Meer dan 40 afbeeldingen. Prijs: 750 fr. Het wordt thuisbezorgd aan wie 850 fr. overschrijft op Rekening Nr. 068-2150867-16 van de Uitgeverij KOJ. Onlangs verscheen een interessant boek, getiteld "Een straat uit de Duizend ... de Beukelaarstraat." De auteur zal voor vele van onze lezers geen onbekende zijn, namelijk Eddie Van Haverbeke, geboren in de Beukelaarstraat (wat dacht u?). Voor diegenen die hem niet onmiddellijk kunnen situeren: hij was medestichter en is secretaris-generaal van de "Vlaamse Vereniging voor Familiekunde" (de grootste genealogische vereniging van ons land), bovendien Hoofdredacteur van "De Vlaamse Stam". Voor de lezers die misschien minder vertrouwd zijn met de Brugse Poort vermelden wij dat de Beukelaarstraat een straat is die loopt van de Bevrijdingslaan naar de Groendreef. Tot in 1942 heette zij de Schildstraat Het verhaal van een straat, zo maar één uit de duizend, kan misschien banaal en oninteressant lijken. Wanneer u daar zó over denkt, dan moet u maar eens dit boek lezen en u zult bemerken hoe boeiend zo iets kan zijn. Wel is het niet aan iedereen gegeven om het op een dergelijke manier te kunnen beschrijven, maar het zou buitengewoon verrijkend zijn voor de geschiedenis van onze stad moesten andere van Haverbekes een boek schrijven over HUN straat. Met veel details kunnen wij kennis maken met de personen die er gewoond en geleefd hebben en wij kunnen er de evolutie volgen van een straat met vele kleine winkeltjes tot een straat zonder één enkele winkel. Iets wat trouwens ook geldt voor vele andere straten. Het is niet alleen de historie van een straat, het is ook de historie van de mens. De meer dan I 00 foto's maken dit boek dubbel interessant. De samenstelling van een dergelijk boek zal ongetwijfeld vele honderden uren werk gevergd hebben. Nu: goed nieuws en slecht nieuws. 100
Wij beginnen met het slecht nieuws: op zeer korte tijd was dit boek volledig uitverkocht en een herdruk wordt niet overwogen. Doe dus geen moeite om te trachten het nog te vinden. Binnen 50 jaar misschien in het antiquariaat. Maar... er is ook goed nieuws: de auteur was zo vriendelijk ons dit boek te schenken voor het Documentatiecentrum. Iedereen kan het daar raadplegen en . de leden van de "Heemkundige Kring Gent" en van de "Oost-Oudburg kunnen het ontlenen. H.C.
VRAAG EN ANTWOORD Van de Heer Jan Anckaer (Sint-Genesius-Rode) komt de volgende vraag: Als collega-historicus heb ik de eer beroep te doen op de uitgebreide kennis van Uzelf en van de leden van de Heemkundige en historische kring Gent. Nu reeds zo'n drie jaar geleden ben ik begonnen aan een inventarisatie van de kruisvaarders uit onze gewesten tussen 1096 en 1291. Het is de bedoeling dat deze inventaris uitgroeit tot een (hopelijk defmitief) naslagwerk, waarin per gewest en per kruistocht een beeld wordt gegeven van de participatie van 'Belgische' ridders aan de kruistochten. Omdat ik de ambitie heb een zo volledig mogelijk overzicht te geven, waarbij alle beschikbare bronnen moeten worden doorgenomen, is dit onderzoek een waar monnikenwerk geworden. De kans om links of rechts een figuur over het hoofd te zien, is mijns inziens reëel. Mijn vraag is dan ook of U, hetzij persoonlijk, hetzij via collega's, weet hebt van edelen uit het Gentse, waarvan bronnen de deelname aan een kruistocht (of eventueel een pelgrimstocht naar het Heilige Land) bewijzen of suggereren. Ik zou het zeer op prijs stellen, mocht U, indien het antwoord op deze vraag positief is, me hierover een woordje te laten geworden. Ik ben evenzeer geïnteresseerd in vermeende deelnemers als in effectieve. In verband met de vraag van de Heer Ad. Temmerman namens de Heemkring Schellebelle wat het verschil is tussen nonnen en zusters (zie G.T. 1994- Nr. 2 - p. 215, en zijn eigen antwoord daarop in G.T. 1995 -Nr. 4 -p. 237), bezorgde de Heer André Verbeke ons in de oorspronkelijke versie een berichtje dat verscheen in "De Gazette van Gent" van woensdag 21 Maart 1849: "De heer van Braeckel heeft 585 francs aen de godshuizen gelegateerd ten tietel van recreatie op den dag zijner uitvaerd, te weten: 60 francs aen de nonnen van de Byloke; 50 francs aen de zusters der Byloke, enz." 101
Hij voegt er aan toe: Met de nonnen zullen wel de religieuzen bedoeld zijn van het klooster op de binnenkoer van de Bijloke zoals het nu nog bestaat en de zusters zullen wel betrekking hebben op de ziekenzusters in het hospitaal. Wat in feite aansluit met wat de Heer Temmerman zelf als antwoord gaf. Tussen Ham en het Stapelplein ligt een beluik, met een uitgang naar beide openbare wegen, met de bijnaam "de Schaapstal". De Heer Albert Brysse zou graag weten hoe dat beluik aan zijn naam is gekomen. De Redactie wacht met ongeduld op het antwoord van de pientere lezers en lezeressen die dit zouden weten.
LEZERS SCHRIJVEN ONS In ons vorig nummer (1996- Nr. 1 - pp. 35-36) stuurde de Heer Edgard Ossieur ons een korte bijdrage voor de rubriek "Gent elders ontmoet". Het ging over een platenboek, getiteld "Round the World" waarin ook Gent geciteerd werd. Hij vond dat daar toch wel een paar "straffe dingens" in stonden en vroeg aan de Heer Geert Van Doome of hij daar geen commentaar wilde op geven. Uit een brief welke hij van deze laatste ontving lichten wij de volgende passages: "Wij mogen een Britse tekst van honderdjaar geleden niet lezen met de bril van een Gentenaar uit 1995. Toch is de tekst heel kenmerkend voor de tijdsgeest van toen, omdat de aandacht van de auteur selectief gaat naar wat zijn lezerspubliek het meest kan interesseren, ook al is de informatie eenzijdig of foutief. Hoewel de Gentse citadel in 1895 reeds meer dan een kwart eeuw gedeclasseerd was en grotendeels gesloopt, moest zij de inwoners van het fiere Albion blijven herinneren aan Wellington's roemrijke zege over het Napoleontisch imperialisme. Tengevolge van nieuwe strategische bondgenootschappen verloor de Gentse citadel haar militair nut; zij werd in 1870 door het stadsbestuur aangekocht voor 1 miljoen goudfrank. De anecdote over de doorboorde klok is letterlijk overgenomen uit de "Promenades historiques et topographiques dans la ville de Gand" van 1883, met name volgende passus: "En 1789 l'une des cloches a été trouée par un boulet, lancé par les autrichiens des remparts de la citadelle espagnole, dans I' intention d'empêcher les citoyens de sonner l'alarme; Ie coup ne manqua pas son but, maïs bien son effet, car la cloche n'a rien perdu de son timbre." ... Het hoeft geen betoog dat ballistische experten de hele story waanzin vinden en men het gat tegenwoordig interpreteert als een stuntelige manier om de klok bij te stemmen. Bovendien gaat het niet eens om de grote storm- ofbanklok, maar om de tweede triomfante ... 102
DIT BESTAAT NIET MEER
Het Struyvelstraatje, ook nog Druifsteeg genoemd. Het was een van die straatjes die liep van de Vrijdagmarkt naar de Ottogracht. Constant d'Hoy maakte er nog vlug een foto van toen het in 1900 afgebroken werd.
103
GÊNSCHE PRÁOT Nen baron Ziep was mee zijn vrêwe - en êwe schuursterigge - op de Kijter kome weune. Hij en kost gîene wig mee zijn eens, in alles dat in zijn huis kwam moest iets zijn dat en ander nie en hao. Ne giengt hij näor e magazijn om en nieuwe pendule te kûupe. - Menhîere, zeid hij tege den harlozemaoker, 'k zoe girren en pendule hên; màor ezûu iets uit het gemîens. Den harlozemaoker tûugde g'hem ghîel zij magazijn, màor 't allemäol te gemîene in veel te goekûup. Wacht een beetse, zeid hij in zijn eige, k'hê hier mee nen ezel te doen, hij zal rap buite zitte. - Zie, menhîere, zeid hij tege den baron, k'hê hier nog e g'hîel ràor stuk, mäor 't kost twintig duzend fran, 'k en gelûuve nie dat ge da van ze leve gàot keune betaole. - Wie vertelt er u da zei den andere, ik kan alles betaole, mäor 'k vinde kik; dat er die penduten uitziet zuust gelijk en andere. Den harlozemaoker sloeg zijn hande te gaore: - Wel menhîere, riept hij, in g'hîel Europa en es't er gîene meinsch te vinde, die van ze leven ezûu e stuk gezien hee ... - Es't wàor? zei den baron. - Zie, zei den andere, ge moet goed oplette: Aost op die pendule halvernege stàot, in tons vijve slàot, awêl, 't es tons zuust kaort veur den achte. Den baron gieng ne stap achteruit van 't verschiete. - Es da serieus? zeid. Awèl, nondebleu, 't es ezûu iets da 'k moe hên! Schrijf mij da ne kier goed op da'k het nie vergete. Sebiet lag zijn portefoeiden op den tûug. - Zie, mijnen braove soldäot, zeid hij, hier zijn de briefkes, in zên ze mij zûu rap meuglijk nàor huis. Drij weke nàordien zat den dompelirren in 't zothuis.
104
GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring GentV.Z.W. 25e jaargang nr. 3 15 mei 1996
Stichter: Gaston Hebbelynck t Voorzitter: Hugo Collumbien Onder-Voorzitter en Penningmeester: André Verbeke Secretaris: Mevr. Angèle Eggermont, Maïsstraat 235, 9000 Gent Archief en ruildienst Idem. Redactie-Adres: Lijnmolenstraat 149, 9040 Sint-Amandsberg- Gent Administratie: Koggestraat 14 - 9000 Gent Postrekening: 000-105.04.73-60, Heemkundige en Historische Kring Gent, 9000 Gent Lidgeld: 400 fr. per jaar. Steunende leden: 600 fr. per jaar. Beschermleden: 1000 fr. per jaar. Buitenland: 200 fr. extra voor portkosten INHOUD - Het dienstpersoneel van de familie Jean Joseph Dons de Lovendeghem-Zaman. 1777-1813. 106 - lnventaire Archéologique: Schenkkan van het Gents Magistraat. 117 - Margaretha van York. · 118 - Stamboom der Graven van Vlaanderen. 126 - Een blik op het centrum anno 1835. 138 - Versieringen in het Prinsenhof. Hertog Filips de Goede liet het Gents Prinsenhof rijkelijk opsmukken. Deel 11. Na de "Slag van Gavere 1453". 141 - Plaket Jules De Bruycker. 149 - Gentse Memoriedagen: 19-20-21-22 februari. 150 - Gensche Woorde en Uitdrukkijnge. Deel XXIX. 152 155 - Documentatiecentrum. Werking 1995. - Bibliografie. 159 - Vraag en Antwoord. 160 - Lezers schrijven ons. 165 - Gênsche Präot. 166 - Dit bestaat niet meer. 168
Bibliotheek en wekelijkse bijeenkomsten: in het Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis, Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, SintAmandsberg: elke zondag van 10 tot 12 uur (uitgenomen op feestdagen); Gesloten in juli en augustus. Bibliothecaresse: Mevr. A. Eggermont. Verantwoordelijke uitgever: Hugo Collumbien, Lijnmolenstraat 149, 9040 Sint-Amandsberg- Gent.
HET DIENSTPERSONEEL VAN DE FAMILIE JEAN JOSEPH DONS DE LOVENDEGHEM-ZAMAN, 1777-1813 In de Sint-Pietersabdij te Gent grijpt van 20 april tot 23 juni 1996 een tentoonstelling plaats onder de titel Upstairs-Downstairs. Dienstpersoneel in Vlaanderen 1830-1995. Karloc Leuven organiseert deze tentoonstelling in opdracht van het Museum voor de Vlaamse Sociale Strijd. Hieronder vindt u een bijdrage over het dienstpersoneel van de familie Dons de Lovendegem-Zaman te Gent, die aansluit bij de behandelde periode. Het bezoldigingsboekje meet 11 op 15,5 cm en werd in perkament, met flap, ingebonden. De bladzijden werden niet genummerd en een chronologie van het dienstpersoneel is er niet in terug te vinden. Op drie personen na werden alle gegevens en uitbetalingen in de hedendaagse spelling genoteerd. (1) Wat die betalingen betreft, zien wij vaak dat pas na een jaar dienst, voor zover dat zij zolang bleven, de gage werd betaald. Anderen stonden erop dat zij vrij regelmatig een voorschot ontvingen, hetgeen zeer nauwkeurig werd bijgehouden. Uit het boekje vernemen wij dat het personeel diende te Gent. Het huis Lovendeghem, nu gelegen op de hoek van de Veldstraat en de Volderstraat, werd in opdracht en voor rekening van Alexander August van der Meersche, heer van Bareldonk en Berlare, in het begin van de 18e eeuw door de Gentse bouwmeester Bernard de Wilde opgericht. Uiteraard werd het toen naar de bouwheer Hテウtel van der Meersche genoemd. Door de afbraak van het Hof van Huele werd het een hoekhuis. In 1783 kocht Jean-Joseph Dons, heer van Lovendegem en Ten Broecke, het huis aan voor de som van 5600 pond groten. In 1814, jaar van het Vredesverdrag tussen Britten en Amerikanen, verbleef er de Amerikaanse delegatie. Het jaar daarop werd het huis Lovendeghem eigendom van Jean Schamp. (2) Alhoewel pas eigendom van de familie Dons-Zaman in 1783 kunnen wij veronderstellen dat zij wellicht vテウテウr de aankoop het huis hebben bewoond.
DE CATEGORIEテ起 DIENSTPERSONEEL Memme I. Livia De Meijer 2. Maria Catharina Hijnderickx 3. Joanna Catharina De Decker
Wondelgem Moortzele Landegem
*Oorspronkelijk stond er 12-0-0.
106
14-0-0* 12-0-0 12-0-0
17.09.1778 31.10.1779 14.11.1782
17.09.1779 27.07.1780 21.05.1783
Deze voedsters werden uiteraard in dienst genomen naar aanleiding van een geboorte ten huize Jean Dons de Lovendeghem. In het bezoldigingsboekje vinden wij achteraan de geboortes genoteerd. Op 16 september 1778 werd omstreeks 6 uur in de avond Augustus Josephus Marie Dons geboren. Hij werd nog dezelfde dag tussen 8 en 9 uur in Sint-Baafs ten doop gehouden. Peter was Jean Dons baron de Lovendeghem en meter Marie Thérèse Josephe Zaman echtgenote van Louis Ferdinand Dons chevalier de Lovendeghem. Wij zien dat Livia de Meijer 's anderendaags reeds in dienst kwam van de familie Jean Joseph Dons en Thérèse Josephe Zaman. Zij bleef 366 dagen in dienst. Op 31 oktober 1779 schonk Thérèse Zaman omstreeks 9u30 het leven aan een dochter, die tussen 3 en 4 uur in de namiddag in Sint-Baafs Rosalie Marie Coleta Ludovica werd gekerstend. Peter was Louis Ferdinand Dons de Lovendeghem en meter Isabelle Dons echtgenote Franciscos Fredericus Vaemewijck. Diezelfde dag kwam Maria Catharina Hijnderickx als memme in dienst. Zij bleef er 271 dagen. Het huwelijk Dons-Zaman werd nog gezegend met een derde kind. Christine Josephe werd geboren op 14 oktober 1782 om 3u30 in de ochtend en werd om 9u30 in de Sint-Baafskathedraal gedoopt. Peter was Franciscos Fredericus Vaemewijck en meter Roberta Carola Josepha Dons gehuwd met jonkheer Martinus van Boehaut. Joanna Catharina de Decker werd pas een maand na de geboorte in dienst genomen. Zij bleef slechts 189 dagen.
Kindermeid I. Beatrix Constance deClercq 2. Petronene van de Velde 3. Coleta Rasi 4. Anne Marie Josephe Leclerc 5. Petronene van de Velde
Menen Lovendegem Gent
8-0-0 8-0-0 10-0-0
05.09.1780 04.07.1781 09.10.1784
04.07.1781 04.07.1783 21.10.1784
Charleroi Lovendegem
8-0-0 8-0-0
25.10.1784 23.12.1784
21.12.1784 08.08.1796
Wij constateren dat er slechts vier kindermeiden tussen 05.09.1780 en 08.08.1796 werden aangenomen. Petronene van de Velde werd een tweede maal in dienst genomen. Zij verbleef 13 jaar en 7 maand en 18 dagen bij de 107
familie Dons-Zaman. Anne Marie Leclerc bleef slechts 58 dagen, Beatfix de Clercq 303 dagen en Coleta Rasi amper 13 dagen. Toen Petronene van de Velde haar dienst beĂŤindigde was de jongste dochter Cristine Dons bijna 14 jaar.
Bovenmeid Josephine van Allewijck
Namen
8-0-0
03.06.1788
30.11.1801
Josephine van Allewijck bleef tot haar overlijden op 30 november 1801 in dienst als bovenmeid. Zij diende 13 jaar 5 maand en 28 dagen. Het bij haar overlijden nog te ontvangen loon werd aan haar zuster Marie Anne op 9.12.1801 uitbetaald. Uit het document blijkt niet of zij een opvolgster heeft gehad. Zie ook onder kamenier.
Kamenier I. Theresia Gotenraet*
2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
10. 11. 12. 13.
Agnes Boeijckens* Ferdinande Felix Bernardine Caveije Marie Stauthaemer Barbara van der Slaghmolen 147 dagen Joanna Maria Rottier 160 dagen Theresia de Jonge 70dagen Theresia Plamon 159 dagen Maria Lambrecht 175 dagen Joanna Roeck 481 dagen Seraphina Dutour 503 dagen Marie Josephe Boerge 322dagen
Gent
8-0-0
24.01.1777
11-0-0 8-0-0 8-0-0 8-0-0 8-0-0
08.08.1778 03.02.1779 16.09.1779 14.01.1780 29.04.1780
vermoedelijk na 24.01.1778 niet vermeld niet vermeld niet vermeld niet vermeld 23.09.1780
Kallo
8-0-0
04.10.1780
12.03.1781
St.-Niklaas
8-0-0
13.03.1781
21.05.1781
Ronse
11-0-0
28.05.1783
02.11.1783
Hulst
8-0-0
18.11.1783
10.05.1784
Gent
8-0-0
07.12.1801
01.04.1803
niet vermeld
9-0-0
23.03.1803
06.08.1804
10-0-0
06.08.1804
23.06.1805
Zomergem Oudenaarde Gent Brugge As se
Aat
* Geen vermelding van dienst, maar naar de jaarwedde onder de kameniers onder te brengen.
108
Tussen 24.01.1777 en 23.06.1805 waren er bij de familie Dons-Zaman 13 kameniers in dienst. Tussen mei 1781 en mei 1783 werd er niemand als kamenier in dienst genomen. Opnieuw is er een onderbreking tussen mei 1784 en december 1801, namelijk 17 jaar en 7 maand. De periode is wellicht grotendeels te verklaren door de aanwezigheid van Josephine van Allewijck, die als bovenmeijssen werd aanvaard op 03.06.1788 tot haar overlijden in 1801. Voor vijfkameniers kunnen wij hun aantal dagen dienst niet berekenen daar de datum van het beëindigen van hun dienst niet is bekend. U heeft bemerkt dat wij onder de naam het aantal dagen dienst hebben vermeld. Theresia de Jonge uit Sint-Niklaas bleef slechts 70 dagen in dienst, Joanna Roeck uit Gent het langst namelijk 481 dagen. Voor het berekenen van het gemiddeld aantal dagen dienst, hebben wij met het extreem van 70 dagen geen rekening gehouden. Vóór 1800 bedraagt het gemiddeld aantal dagen dienst ongeveer 89, nà 1800 ongeveer 417 dagen.
Keukenmeid 1. Marie Françoise van deHende* 2. Joanna Felix 492 dagen 3. Livina Legiest 413 dagen 4. Livina Teke1enberg 5 dagen 5. Marie Thérèse Raelen 155 dagen 6. J oanna Catharina van Broeck 65 dagen 7. Catharina Geldof 92 dagen 8. Marie Weesemael 7 dagen 9. Theresia van Mossevelde 81 dagen 10. Marie van der Biest 38dagen 11. Isabelle van der Haegen 120 dagen 12. Marie Françoise Fanion 23 dagen
Oudenaarde
14-0-0
07.01.1779
Oudenaarde
13-0-0
08.05.1780
ontvingmet zekerheid 1 jaarwedde 11.09.1781
Gent
13-0-0
11.09.1781
28.10.1782
Zeveneken
13-0-0
28.11.1782
02.12.1782
Gent
12-0-0
12.12.1782
15.05.1783
Beveren-Waas
13-0-0
15.05.1783
18.07.1783
Heusden
13-0-0
21.08.1783
20.11.1783
Dendermonde
11-0-0
25.11.1783
01.12.1783
Overmere
12-0-0
15.12.1783
04.03.1784
Aalst
12-0-0
08.03.1784
14.04.1784
Beerlegem
11-0-0
03.06.1784
30.09.1784
Evere
11-0-0
29.09.1784
21.10.1784
109
13. Marie Jacoba Alvaert 93 dagen 14. Petronene Joanne Dont 270 dagen 15. Albertine van der Haegen 444 dagen 16. Barbara van Ham 199 dagen 17. Belle Renier 253 dagen 18. Maria Anne van Allewijck 21 jaar en 1 dag 19. Anne Marie van Allewijck 1602 dagen 20. Marie Elisabeth d'Hollander weduwe Petrus Frans Bolle 291 dagen 21. Francisca Dossche 22. Comelia Ristio 44dagen 23. Rosalia Claessens 63 dagen 24. Marie Landheere 85 dagen 25. Marie Langendonck 21 dagen 26. Marie Josephe de Meutemeester 126 dagen 27. Cecilia Minne 19 dagen 28. Theresia Cuvelier 35 dagen 29. Marie Cathrine Sevalier (sic) 170 dagen 30. Joanna Lauwaert 211 dagen 31. Marie van de Genuchte 72 dagen 32. Agatha Comelia Colman 33. Marie de Koninck 15 dagen
Gent
I 1-0-0
21.10.1784
21.01.1785
Oudenaarde
11-0-0
21.01.1785
17.10.1785
Sint-MariaOudenhove
03.11.1785
20.01.1787
Brecht
11-0-0 1-0-0 opslagper 03.11.1786 12-0-0
31.01.1787
17.08.1787
Izegem
11-0-0
22.08.1787
30.04.1788
Namen
12-0-0
24.03.1782
24.03.1803
Namen
11-0-0
30.08.1796
18.01.1801
Grimbergen
12-0-0
11.01.1801
28.10.1801
Gent, parochie Sint-Niklaas Zaventem
11-0-0
19.01.1801
01.09.1801
11-0-0
28.10.1801
10.12.1801
Assenede
12-0-0
09.12.1801
09.02.1802
Gent
13-0-0
01.04.1803
23.06.1803
Gent
13-0-0
23.06.1803
13.07.1803
Oudenaarde
13-0-0
11.01.1804
15.05.1804
Wervik
13-0-0
07.06.1804
25.06.1804
NieuwkerkenWaas Charleroi
13-0-0
30.06.1804
03.08.1804
12-0-0
18.12.1804
05.06.1805
9-0-0
18.0l.l805
16.08.1805
Eeklo
12-0-0
06.06.1805
16.08.1805
Melsele
14-0-0
20.08.1805
niet vermeld
6-0-0
24.01.1807
07.02.1807
Meulestede
Gistel
110
34. Marie van Allewijck 84dagen 35. Joanne Pastelerom 16dagen 36. Marie Cotnie 28 dagen
Namen
12-0-0
28.02.1807
22.05.1807
9-0-0
11.04.1809
26.04.1809
12.05.1809
08.06.1809
01.06.1809
niet vermeld
07.12.1809
07.06.1810
17.02.1812
niet vermeld
Waasmunster Gullegem
37. Albertine Terlez
niet vermeld
38. Theresia Vercruijssen 183 dagen 39. Theresia de Bru
Merendree niet vermeld
6-0-0 + I kroon voor by/oke, (3) foore (4) en nieuwjaar 7-0-0 +3xlkroon 12-0-0 +3 x I kroon 4 stuiver per dag zonder meer
* Geen vermelding van dienst, maar naar de jaarwedde onder de keukenmeiden onder te brengen. Tussen 07.01.1779 en 17.02.1812 werden er 39 keukenmeiden te werk gesteld. In duur zijn er twee uitschieters, Marie Anne van Allewijck verbleef er 21 jaar en een nichtje Anne Marie 1602 dagen. Twee hielden het minder dan 10 dagen vol, namelijk Livina Tekelenberg 5 dagen en Marie Weesemael 7 dagen. In de lijst wordt onder de naam het aantal dagen dienst vermeld. Het gemiddelde aantal dagen dienst, rekening gehouden met de vier vermelde extremen en vier waarvan het uit dienst treden niet is vermeld, bedraagt ongeveer 143 dagen. Een overzicht: minder dan 30 dagen: 8 31 dagen tot 60 dagen: 3 61 dagen tot 90 dagen: 6 91 dagen tot 120 dagen: 3 121 dagen tot 150 dagen: I 151 dagen tot 180 dagen: 2 181 dagen tot 210 dagen: 2 211 dagen tot 240 dagen: 2 241 dagen tot 270 dagen: 2 271 dagen tot 300 dagen: 1 meer dan 400 dagen maar minder dan 500: 3 1602dagen: 1 21 jaar: 1. 111
Knecht 1. 2. 3. 4.
Jean Louis Buijek Jean Rousseau Emanuel Couvreur Christiaan Schirmm
5. Karel de Clercq 220 dagen 6. Joannes Josephus Dirix 182 dagen 7. Pieter Jacobus Bauwens 446 dagen 8. Pieter Jozef Sirnon 121 dagen 9. Jan Baptiste Atbrecht 98 dagen 10. François Apeldooren 11. Joannes de Buck 51 dagen 12. Hernardus Verbeke 93 dagen 13. Hernardus Schietse 72 dagen 14. Paulus Martens 266 dagen 15. Josephus Geers 377 dagen 16. Jan Baptiste van de Velde 269 dagen 17. Pieter Ludovicus Dooge 1284 dagen 18. Carolus Franciscus de Geetere 64 dagen 19. Jan Baptiste Dobbelaere 65 dagen 20. Jacobus Coquijt 1109 dagen 21. Constantinus de Porre 126 dagen 22. Geraard van Allewijck
Wervik Warneton Ronse Brauni SilesiĂŤ (5) Nevele
8-0-0 8-0-0 7-0-0 8-0-0
04.08.1778 07.12.1778 16.03.1777 13.05.1780
niet vermeld niet vermeld niet vermeld niet vermeld
8-0-0
16.01.1781
23.08.1781
Gent
8-0-0
19.10.1781
18.04.1782
Leupegem
8-0-0
18.04.1782
07.07.1783
Ieper
8-0-0
12.07.1783
09.11.1783
Zingem
8-0-0
12.11.1783
17.02.1784
Vucht bij 's Hertogenbosch Sint-Pieters Gent Hamme
8-0-0
19.02.1784
niet vermeld
8-0-0
10.05.1784
29.06.1784
8-0-0
30.06.1784
30.09.1784
Gavere
8-0-0
08.10.1784
18.12.1784
Aalst
8-0-0
25.01.1785
17.10.1785
Melle
7-0-0
22.10.1785
02.11.1786
Sint-Pieters Gent
7-0-0
06.11.1786
01.08.1787
Waasmunster
8-0-0
03.08.1787
06.02.1791
Oostwinkel
8-0-0
12.02.1794
16.04.1794
Lovendegem
7-0-0
31.10.1803
03.01.1804
Drongen
10-0-0
01.05.1803
13.05.1806
Leeuwergem
10-0-0
04.02.1806
09.06.1806
windt geene gagie volgens de conditie degonne ik met sijne moeder hebben aengegaen dan alleenelijek ende simpelijek voor den kost ende voor so lange als het aen mij als meester van den Namen
112
23.
24.
25.
26.
27.
se/ven huijse sa[ believen en ook niet langersonder dat den meer geseijden Geeraert van Allewijck nochte sijne moeder, waer het saeken den heer Jan Dons genaedige den meergeseijden Geraert van Allewijck te doen verhuijsen en dan sijne nochte den meergeseijden Geeraert van Allewijck ongenaemt niet het minste ten laste van den meergeseijden Jan Dons konnen nochtemogen pretenderen. (6) vanaf 4-0-0 01.03.1807 08.10.1807 222 betaalde dagen zonder meer 7-0-0 18.01.1809 01.04.1809 AlexanderStruijveldt Lovendegem 74 dagen zonder meer moest tevens instaan voor het dagelijks vegen en kuisen van de keuken en verder al de werken uitvoeren die hem door Jan Dons zullen worden opgedragen. Die werken konden zowel binnens- als buitenshuis plaatsgrijpen. Ferdinand Polfliet Drongen 7-0-0+ I 01.04.1809 03.05.1809 33 dagen kroon op Nieuwjaar als knecht en werkman vooreene foore en eene voor Gent en Lovenbijlocke (7) degem zondermeer 10-0-0 + 3 x 21.12.1809 25.03.1810 Bertem bij Hendrik Mommens I kroon Leuven ten huize van Jean Dons in de Veldstraat 95 dagen Antoon Zaman 10-0-0 + 3 x 12.04.18 10 12.02. 1811 Verrebroek 307 dagen I kroon zondermeer Felix Marigoet Erpe 8 stuiverper 25.08.1812 05.09.1813 376 dagen dag* * t'eijnde maete t'eijnde gelde dat is te seggen alle dagen uijt (betaald) sonder voorders. Vanaf 24 juli ontving hij 8 stuiver per dag boven kost en drank.
Tussen 04.08.1778 en 05.09.1813 waren 27 knechten in dienst, van vijfkennen wij de dag van verhuisinge (8) of uitdiensttreding niet. Tussen februari 1791 en februari 1794, en tussen april 1794 en october 1803 zouden geen knechten zijn aanvaard, althans volgens het bezoldigingsboekje. Het gemiddelde aantal dagen dienst bedroeg, rekening gehouden met 5 niet gekende data van uitdiensttreding en een speciaal geval, Geraard van Allewijck, ongeveer 209 dagen. In dienst: minder dan 3 maanden: 6 meer dan 3 maar minder dan 6: 6 meer dan 6 maar minder dan 9: 4 meer dan 9 maar minder dan 12: 1 meer dan 12 maar minder dan 15: 3 meer dan 15 maanden: 2 113
Koetsier I. Nicolas Champagne*
LeChĂŞne bij Reims (9) Ranst Brabant Oostakker
12-0-0
13.07.1778
niet vermeld
2. Pieter van Bulck 12-0-0 05.02.1779 09.06.1784 5 jaar en 125 dagen 3. Geraard Verhaegen* 12-0-0 13.06.1784 25.09.1784 105 dagen 4. Philips Pieters Eksaarde 11-0-0 27.09.1784 13.05.1785 228 dagen Mariakerke 5. Ludovicus de Jager 12-0-0 13.05.1785 03.08.1785 83 dagen 6. Jacobus de Witte Sinaai 11-0-0 07.08.1785 07.02.1804 18 jaar en 185 dagen 7. Ferdinandus Goddijn Torhout 07.12.1806 26.04.1807 9-0-0+ 141 dagen een kroon 8. Benedictus Thol As per 10-0-0 04.05.1807 01.06.1808 395 dagen 9. Jan Baptiste Tonel Poeke 10-0-0 01.06.1808 15.08.1809 441 dagen zonder meer Met hem werd verder ook overeengekomen dat hij de hof te Lovendegem zal beplanten, bezaaien en onderhouden. * Geen vennelding van dienst, maar naar de jaarwedde onder de koetsiers onder te brengen
Tussen 13.07.1778 en 15.08.1809 waren er negen koetsiers in dienst. Wel valt op dat tussen 07.02.1804 en 07.12.1806 volgens het archiefstuk geen koetsier in dienst zou zijn geweest. Met uitsluiting van de extremen, Pietervan Bulck en Jacobus de Witte, en ook Nicolas Champagne, bedraagt het gemiddelde aantal dagen dienst bij de koetsiers 217 dagen.
Hovenier I. Pieter van de Winckele 133 dagen
Koolkerke
14-0-0 zonder meer
14.11. 1788
26.03. 1789
2-0-0 25.02.1797 17.02.1800 Hij was volgens onderverkoopdag staande tekst reeds als van de koeien hovenier werkzaam te Lovendegem. 1089 dagen Op den 25 februarij 1797 heeft Josephus Dierie/oe hovenier te Lovendeghem begonst mijne koljen op te passen waer vooren hij geene andere belooninge volgens acort met den
2. Josephus Dierickx
114
meergeseijden Joannes (werd niet in Josephus gewijzigd) aegegaen en vermag te pretenderen als l 2-0-0 t'sjaers ende dat den meergeseijden Joannes (= Josephus) Dierieckx simpelijek maer vermogen te profiteren de gekeerende me/ck degonne ick niet noodig en sa/ oordee/en voor mij ofte door mijn orders andersins oordeelen sa/ te gebruijcken, sonder dat den meerseseijden Joannes (= Josephus) Dierickx in eenige deelen andersins gerecht sa/ sijn iet voorders te konnen ofte mogen te pretenderen ende alle de baeten ofte profljte der voorseijde koijen provenierende sullen sijn ende blijven t'mijnen profljte als mij alles competerende, voorders en profiteert den meergeseijden Joannes (= Josephus) Dierickx geenejaerlijcksche gagie aegesien hij alle weken sijnen gemeriteerden daeghelijckschen aerbijts loon promptelijek geniet ende voldaen word. (I 0) Josephus leidde op II augustus I797 een tweede koijbeeste van Gent naar Lovendegem, waar hij deze eveneens zal hoeden aan dezelfde voorwaarden, 2-0-0 op jaarbasis, met dien verstande dat de berekening voor deze koe zal aanvangen vanaf II augustus. Hij werd dan ook vanaf die dag tot I7 .02.1800 betaald, de dag dat de koeien werden verkocht. * eerst stond Joannes, betalingen spreken steeds over Josephus. 3. Jacobus Capelle niet vermeld I2 stuivers I5.02.I804 niet vermeld De betaling greep plaats per dag op zondag. zonder meer 4. JoannesFranciscus Merendree 9-0-0 09.I2.I806 24.02.1807 Minne 78 dagen Diende ook als knecht in het huis te Gent als buijten goederen, hofsteden, bossen te werken, verder land en meersen op alle meijne woonhuijse te bewerken, om te spitten en te bemesten volgens de instructies.
Vanaf01.06.I808 kwam Jan Baptiste Tonel uit Poeke als koetsier in dienst van de familie Dons, hij diende ook in te staan voor het beplanten, bezaaien en onderhouden van de hof te Lovendegem. Hij bleef in dienst tot I5.08.I809. Voor het hoeden van de koeien op het kasteel te Lovendegem werd vanaf I4.Il.l788 tot 3I.08. I789 Josijne Vermeeren in dienst genomen. Haar basisjaarwedde bedroeg 4-0-0 zonder meer. Zij genoot dus niet het teveel aan karnemelk. Zij bleef29I dagen.
Jager-jachtbewaarder I. Philippus de Vlieger* 2. Philippus de Vlieger* 3. Carolus van Laere***
Merendree Merendree Lovendegem
7-0-0 7-0-0** 7-0-0**
28.09.I788 30.09.I789 25.I2.I789
28.09.1789 23.I2.1789 IO.Ol.l791
*Jager. ***Jager enjachtbewaarder. ** zonder bijkomdende vergoedingen.
Deze functie was uiteraard bestemd voor het domein te Lovendegem. Wij zien dat Philippus de Vlieger na een jaar dienst met een dag verschil opnieuw werd aangenomen. Doch niet voor lang want op Kerstmis 1789 werd hij vervangen 115
door Carolus van Laere. In het bezoldigingsboekje noteerde de heer des huizes dat Van Laere geen loon zal worden uitbetaald gesien hij bij de stucken wild inbringende, daervan iederen keer de recompentie genied De Vlieger bleef 451 dagen, en Van Laere 382 in dienst. Wij constateren dat er een vrij groot verloop bestond onder het dienstpersoneel, enkele extremen niet in acht genomen. Het merendeel van het personeel was afkomstig uit de huidige provincie Oost-Vlaanderen. Onder het personeel waren er vier buitenlanders. Een familie, namelijk Van Allewijck was de familie Dons zeer trouw, niet minder dan vier leden dienden er een vrij lange tijd. VOETNOTEN I. Rijksarchief Gent, Algemeen Familiefonds, nr. 4809. Deponering Dons de Lovendeghem. 2. Stad Gent, Museum vander Haeghen, Briuen en Amerikanen in Gent. Het Vredesverdrag van 1814, tentoonstellingjuli-augustus 1979, catalogus, p. 22, nr. 46. 3. Bijlokefoor,jaarmarkt die gehouden werd binnen de muren van de Bijloke, later op de Houtlei, in de maand augustus, soms ook zomerfoore geheten. Afgeschaft in 1861. Met dank aan dr. Maurits Gysseling. 4. Fooi voor de kermismarkt of jaarmarkt. Lodewijk Lievevrouw-Coopman, Gents Woordenboek, dl. I, Ledeberg, 1974, p. 393. 5. Streek gelegen in Centraal-Europa. Sedert de Middeleeuwen twistappel tussen Polen, Bohemen en de Duitse Staten. In 1526 door de Habsburgers geannexeerd, vervolgens door Pruisen in de 18e eeuw. In 1945 grotendeels aan Polen toegewezen (op basis van de bestaande grenzen v贸贸r 1900). Braunau, zie bijgaande schets. Le Robert Micro Poche, Dictionnaire de Noms propres, Parijs, 1994, p. 524.
~ll.lf芦;. ( Br~_g) ocle~
(o*.a.)
aangenomen voor kost en inwoon, zolang het J. Dons beliefde. Moeder noch zoon konden bij ontslag( name) geen aanspraak maken op enige vergoeding.
116
7. Zie noot 3 en 4. 8. Verhuijsinge, hiermee werd bedoeld het verlaten van de dienst uit eigen beweging en het ontslagen worden . Uit de inhoud van het boekje kunnen wij het onderscheid niet afleiden. 9. Le Chêne (département Marne), zuidwestelijk op ongeveer I0 km van Chälons-sur-Marne gelegen. Als plaatsaanduiding was Reims uiteraard toen meer gekend. I 0. Josephus Dierickx ontving als bijkomende vergoeding voor het houden van de koeien het overschot aan karnemelk. De mest bleef aan Jan Dons . Zijn werk als hovenier werd hem wekelijks uitbetaald .
Erik L. SCHEPENS
INVENTAIREARCHÉOLOGIQUE- FICHE NR. 31 Op 23 october 1897 stelde Hermann van Duyse in de rubriek "Tin - Oudheidkundig Museum, nr. 1399 - XVIe eeuw" in het Frans een fiche op over
Schenkkan van het Gents Magistraat De rekeningen maken vaak gewag van die zware tinnen kannen die gebruikt werden op het drinkgelag zonder hetwelk onze bestuurders vroeger niets konden ondernemen. Of het nu ging over die eindeloze discussies over belastingen of over te ondernemen werken, waarin onze voorvaderen plezier schepten, politieke onderhandelingen, installatieceremonies voor nieuwe schepenen, prinselijke ontvangsten of blijde intreden, of de foltering die moest toegepast worden op een of andere delinquent; al deze zaken gingen niet zonder overvloedige boordevolle bekers. Uit die zware tinnen kannen die in het Frans Cimarres of Cimaises genoemd werden, stroomden rijkelijk de Franse wijn en de Rijnwijn die door onze edelen evenzeer gewaardeerd werden. De rekeningen maken dan ook dikwijls melding van de aankoop of herstelling van deze recipiënten waarvan slechts twee tot ons gekomen zijn. De twee schenkkannen die een hoogte heb117
ben van 0,58 m. en een aanzienlijk gewicht, gaan terug tot het begin van de XVIe eeuw, zoals kan afgeleid worden uit de vorm van de zittende leeuwen op het bolsegment dat dienst doet als deksel en de silhouettevorm van twee naar elkaar kijkende leeuwen die fungeren als klep van het deksel. Maar de algemene vorm is onbetwistbaar archaïsch en beantwoordt aan een traditioneel idee. De tingieter heeft er vooral voor gezorgd deze recipiënten stabiliteit te geven en een decoratief uitzicht, zodat zij een eervolle plaats konden innemen op het buffet waar de dienaars van de schepenen ook de bekers in edelsmeedwerk etaleerden.
MARGARETHAVANYORK Op 3 mei jl. was het precies 550 jaar geleden dat Margaretha van York geboren werd. Een gelegenheid, dachten wij, om iets meer te vertellen over deze Je vrouw van Karel de Stoute. Wij doen dit aan de hand van een artikel dat onze vertrouwde gids Pierre Kluyskens 28 jaar geleden schreef Begin september zullen de "Vrienden van het Oud-Begijnhof' die sedertjaren ijveren om de teerling rondom de St. Elisabethkerk en de pittoreske huisjes en conventen van de aanpalende straten hun vroegere stemming en cachet terug te schenken, in een nis boven de ingangspoort van het Dr. Decroly-Instituut, 'n beeld inhuldigen van Margaretha van York, derde echtgenote van Karel de Stoute, stiefmoeder van Maria van Boergondië, meter van Keizer Karel. Nog zo lang niet geleden hebben de "Vrienden van het Oud-Begijnhof' een beeld van gravin Johanna van Constantinopel, eveneens in een nis van de gevel van de Decrolyschool geplaatst om te herinneren aan de rol die zij gespeeld heeft bij de organizatie en de ontwikkeling van de begijnhoven in Vlaanderen, en meer bepaaldelijk te Gent. Akkoord voor een beeld van de ongelukkige Johanna, gravin van Vlaanderen en van Henegouwen, maar waarom een beeld van Margaretha van York, de Engelse, Madame la Grande of la Duchesse Junon, in het stemmige en zo rustige kader van het voormalig Begijnhof van St. Elisabeth te Gent. Kwade tongen zullen misschien beweren dat de Voorzitter van de "Vrienden van het Oud-Begijnhof' het niet gewild of aangedurfd heeft het beeld van een mooie graaf of van een gespierde krijger te plaatsen in een oord waar gedurende eeuwen schuchtere en godvruchtige vrouwen, weduwen en meisjes, mulieres religiosae, zich kwamen afzonderen van de wereld en haar gevaren en in 118
.I
l I l 1
l
1
I
I
I .J li I' f
I
Beeld van Margaretha van York in een ni s boven de ingangspoort van het Decroly-lnstituut.
119
hun conventen bescherming kwamen zoeken tegen de wellust van mannen die maanden en jaren, gedurende de kruistochten als avonturiers hadden geleefd en voor wie dan ook, bij hun terugkeer in het land het "repos du guerrier" geen ijdel woord was! Neen, zover hebben de V.O.B.-ers, die er in hun bestuur, een post-conciliaire mentaliteit op na houden, het niet willen drijven, maar zij hebben, en zeer terecht menen wij, geoordeeld dat er te Gent, waar uiterlijk niets meer herinnert aan de echtgenote van de machtige hertog van BoergondiĂŤ, wel plaats mocht zijn voor 'n beeld van Margaretha, en dat geen betere plaats kon worden gevonden voor een vrouw die veel heeft gedaan voor Gent, veel voor de kloostergemeenschappen, dan de Begijnhofdries, op enkele meter van het huidige klooster van de Arme Klaren die zozeer in de gunst stonden van de hertogin, en niet ver ook van dit Prinsenhof waar Margaretha vaak vertoefde en waar zij misschien haar mooiste rol heeft gespeeld: een tweede moeder te worden voor de jonge en door eenieder verlaten Maria van BoergondiĂŤ. Margaretha is een uitzonderlijke verschijning en figuur in deze zo bewogen XVe eeuw: zij was beeldschoon, verstandig, ambitieus, aan de zijde van een echtgenoot die zij zelve had mogen uitkiezen en die haar zou begrepen hebben, had zij een grote politieke rol kunnen spelen, doch prinsessen waren in deze machiavelistische periode, enkel maar een speeltuig van de politiek, een kostbare munt in handen van koningen die ze gebruikten om bondgenootschappen te sluiten of hun tegenstrevers klein te krijgen. Zij die eer, rijkdom, weelde had moeten kennen, heeft een afschuwelijk bestaan gekend van onmeedogende strijd, van bloed, vernederingen en nederlagen. Zij die een zonnige jeugd had moeten kennen, zag in haar kinderjaren slechts roof, moord en rouw; zij die als mooiste prinses van Europa de liefde had moeten kennen, werd uitgehuwd aan een prins die liefde uit zijn hart had gebannen; zij die kinderen beminde, bleefkinderloos en moest zorgen voor de opvoeding van de kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen van anderen; zij die haar dagen had moeten slijten in het paleis van een of andere Europese hoofdstad, stierf in het klein provinciestadje Mechelen, in het grauwe kleed van de Derde Orde van Sint Franciscus. Het noodlot stond reeds op 3 mei 1446 bij haar wieg in het lugubere slot van Fotberingay waar later de heldhaftige Maria Stuart zou worden gebalsrecht Zij kende als kind noch feest, noch spel, noch muziek: haar familie, de Yorks, met de witte roos als symbool, was in een onverbiddellijke burgeroorlog, de strijd der Twee Rozen, gewikkeld met de Lancasters. Haar vader, Richard van York, sneuvelde en zijn hoofd werd de Engelse koningin, Margaretha van Anjou, op een zilveren schaal aangeboden; haar jongste broer werd door de Lancasters gewurgd: dat waren de kinderverhalen naar de welke zij moest luisteren! Haar hart was dan ook vol wrok en haat, ook nadat de Yorks de overwinning 120
hadden behaald en haar broer Edward IV de troon beklom. Zij stortte geen tranen wanneer deze laatste, Hendrik VI en alle leden van de familie Lancaster liet uitmoorden. Geestelijk en politiek is zij vroeg rijp; wanneer zij twintig geworden is, dingen koningen en prinsen naar haar hand, maar het zal ten slotte de hertog van Boergondië, Karel de Stoute zijn die met de mooie erfgename zal gaan lopen, niet omdat hij smoorverliefd is op het meisje, maar omdat hij met dit huwelijk, zijn aartsvijand Lodewijk XI, Koning van Frankrijk, de loef afsteekt en lelijk pest! Hoe dit huwelijk in juli 1468 te Damme werd ingezegend en hoe somptueus de feestelijkheden te Brugge waren, hebben wij hier een paar weken geleden verteld. Indien Margaretha op dat ogenblik nog enige illusies koestert nopens een mogelijke politieke rol in haar nieuw vaderland, zal zij ze algauw verliezen: Karel de Stoute heeft slechts één raadgever: zijn politiek en militair instinct bemint slechts één zaak ter wereld: zijn droom meester te worden van Europa. Bij haar haat tegen de Lancasters voegt Margaretha die in de schaduw blijft van haar onstuimige echtgenoot, een even sterke haat tegen Lodewijk XI, haat die nog zal toenemen wanneer Karel de Stoute in 1477 bij Nancy sneuvelt. Onmiddellijk dwingen de Gentenaars van Karels dochter, de jeugdige hertogin Maria, al de rechten en voorrechten die de Boergondische hertogen hen ontnomen hadden, terug af, en als overmaat van ramp, rukt Lodewijk XI Vlaanderen binnen en de door hun passie verblinde Gentenaren zien aanvankelijk zelfs niet in dat de Franse koning Vlaanderen gewoonweg wil inpalmen. In die tragische dagen is Margaretha van York te Gent in het Prinsenhof, aan de zijde van haar stiefdochter; zij troost het meisje, zij schenkt haar moed en vertrouwen. Margarethais dan werkelijk "Madame la Grande", zij houdt het hoofd koel, zij kent de Gentenaren, en zij weet dat vroeg of laat hun ogen zullen opengaan en dat zij zich aan de zijde van de jonge hertogin zullen moeten scharen. Zij is het die voor de romantische Maria de laatste romantische prins van Europa, Maximiliaan, tot bruidegom zal kiezen. Maximiliaan wiens enkele verschijning Maria, Gent en het graafschap moed zal inblazen en een nationale kruistocht tegen Lodewijk XI mogelijk zal maken. Wanneer het gevaar met de overwinning van Guinegate geweken is, treedt Margaretha opnieuw in de schaduw, maar onrustig en tragisch blijft haar lot: in 1482 sterft Maria van Bourgondië die zij als haar eigen kind beminde, aan de gevolgen van een val bij een valkenjacht. Drie dagen later komt een nieuwe ramp haar in rouw dompelen: haar broeder, Richard 111, wordt door Hendrik VII van Lancaster verslagen en vermoord. En nog zwicht de moedige vrouw niet: zij weet dat zij haar geboorteland niet zal terugzien, maar uit Vlaanderen, uit Mechelen blijft zij intrigeren en strijden tegen Lodewijk XI en Hendrik VII. 121
Een laatste maal verschijnt zij te Gent in het openbaar, op 9 maart 1500. In het Prinsenhof is een kind geboren, achterkleinzoon van haar echtgenoot. Het zal, naar zijn overgrootvader, Karel worden geheten, de toekomstige Keizer Karel. In de late avonduren verlaat de prinselijke stoet het Hoften Walle, het Prinsenhof. Tienduizend fakkels verlichten de doortocht langs de bevlagde straten. Prinsen, prinsessen, bisschoppen, al wat BoergondiÍ aan pracht en praal kan tentoonspreiden vergezellen het jonge wicht naar de St. Janskerk, waar het zal gedoopt worden. Met eerbied en ontzag zien de Gentenaren de stoet in een tover van licht, van muziek en van kleur voorbijtrekken, maar aller ogen zijn gericht op die Grote Dame in het zwart gehuld, op Margaretha van York, oud en versleten door haar ongelukken, ofschoon ze maar 54 is. Zij stapt een laatste maal, edel, kaarsrecht, de blik vol fierheid door de menigte; in haar uitgestrekte armen draagt zij, als een weerwraak, als een overwinning op al hetgeen zij geleden heeft, de jonge Karel. Als eerste meter houdt zij het kind op de doopvont. Drie jaar later sterft zij te Mechelen. In 1955, tijdens herstellingswerken in St. Rombauts, ontdekte men toevallig haar graf. Werklieden hadden reeds haar beenderen op een vuilnisbelt gegooid toen men tot de bevinding kwam dat het deze waren van de moedige hertogin. Zelfs na haar dood had het noodlot haar achtervolgd: haar mausoleum werd door de beeldstormers verbrijzeld, de kerk waar zij begraven lag ¡werd na de Franse omwenteling een kazerne en in 1955 dreigde elk spoor van de Grote Dame voor immer te verdwijnen. Het was aan de zijde van haar onstuimige echtgenoot dat Margaretha van York kennis maakte met de Gentse stede; niet zonder een gevoel van onbehagen en van angst had zij het nog van plezier in muziek bruisende Brugge verlaten om haar Blijde Intrede te doen in een stad die sedert de relletjes enkele maanden tevoren op de Koornmarkt naar aanleiding van de heffing van een zoutbelasting, in onmin leefde met Karel de Stoute. Toen zij nog een kind was, had zij in het akelig slot van Foltheringay vaak de naam Gent horen vernoemen, wanneer men 's avonds voor de open haard over Edward 111 en zijn Gentse bondgenoot Jacob van Artevelde sprak, en ook over deze rumoerige en ontembare stad die de Franse koningen, de hertogen van BoergondiÍ en de graven van Vlaanderen dierf trotseren en uitdagen. Te Brugge, nog tijdens de huwelijksfeesten, had Margaretha een paar staaltjes gekregen van de durf en van de vermetelheid van de Gentenaren. Aangevoerd door Boudewijn de Smet, had de Gentse delegatie, die de hertog en zijn jonge gade te Damme was komen congratuleren, aardig en handig gespeculeerd op een mogelijke goede luim van Karel, ten einde van hem zekere toegevingen te bekomen, althans een mildering van de onlangs nog door hem getroffen maat122
regelen, doch zij moesten onverrichterzake vertrekken: Karel de Stoute had geen duimbreed willen wijken, en nu vreesde Margaretha het ergste bij de zg. Blijde Intrede van het hertogelijk paar, plechtigheid die onmiddellijk op de feestelijkheden van Brugge volgde. Tegen alle onheilzame voorspellingen in, werd deze ontvangst een ware triomf. Was het sympathie voor de mooie Engelse prinses, of dachten de Gentenaren dat het verstandiger was de wrede hertog toe te juichen dan uit te jouwen? In elk geval het werd 'n zelden geziene ontplooiing van weelde en pracht, een hoog oplaaiend enthousiasme en, alles bij mekaar, een zeer aangename verrassing voor Margaretha van York: "'s Woensdachs, den xxea dach van boyrnaent LXVIII, lezen wij in het Dagboek der Gentsche Collatie, quam myn gheduchte vrouwe onse nyuwe princesse, te Ghendt, ter Waelpoorte inne duer de Drapstraete, duer de Corte Munte, over Sente Veerilden plaetse, over de Hooftbrugghe, ende alzo in haer hof te Walle. Men dede haer groote ebiere met processien van gheestelicken state van an de Walpoorte ter stede waert inne, alzo verre zij strecten, voort met schoone figueren; de wethoudren, dekenen ende notabelen stonden in haer hof streekende ter Hooftbrugghe waert, met tortsen in de handt; men vierde costelic up vele huusen ende anders wastere zeer ryckelic versiert, ende al 't volck was outnemende zeer verblijt van huerer comste". Margaretha wist nochtans dat na de wittebroodsweken, haar ambitieuse echtgenoot opnieuw ten strijde zou trekken: aan veel gewoon in haar ongelukkige jeugd, zal zij nochtans niet zonder afgrijzen het nieuws hebben vernomen van de verwoesting van Luik en de onmenselijke afslachting van zijn bevolking door Karel de Stoute. Zelfs Gent ging bij het vernemen van zoveel wreedheid door de knieĂŤn en sloot definitiefvrede met de te machtig geworden hertog die enkele maanden later met zijn vrouw en zijn dochter te Gent aankwam en er gans de maand juni doorbracht; in het Hof ten Walle, feesten en tornooien inrichtend: "den lesten dach van meye quam te Ghendt myn gheduchte heere, zyne ghezelnede ende dochtre met grooter menichte van edelen ter Petercelle poorte in ende was hemlieden ghedaen groote triumphe van vierne (vuurwerk) ende andersins. Men vierde up ende boven den cruce van Sent Nyclaus turre met XXIlil tortchen, ende waren te winnene diversche prysen met scoonst staet te houdene ende vierne by neeringhen, ghebueren, wycken ende ghezelscepen." Aan de versiering van de straten met schilderwerk, verleende o.m. Hugo van der Goes zijn medewerking. Een week later richtte Karel op de Vrijdagmarkt een steekspel in en op 13 juni ontving hij in 's Gravensteen, met een buitengewoon praalvertoon, de ambassadeurs van de Hertog van Milaan die om een bondgenootschap met de machtige hertog kwamen verzoeken, allen in schitterend gewaad, "waeraf de twee principale hadden an, elc een guldin habyt totter eerde; d'ander waren ooc cos123
telic vercleedt met syden lakene fluweel ende andere velgehzelscept wel met XXXVI cnapen." Het Hofvan Boergondië kon over feestvieren aardig meepraten. De ontvangst van de Milanezen in de kostelijk versierde zalen van het Gravensteen was de voorbode van een aantal manifestaties te hunner ere en zij werden o.m. vergast op een wonderbaar steekspel "in de Leye, in 't watre, tusschen der Veerbrugghen ende Sente Michielsbrugghe, daer wel waren XVI oft XVIII steeclanen, ende daer waren te winnene diversche prysen van selvere. Myn gheduchte heere, zijn ghezelnede ende dochtere, de voorscreve ambassadeurs ende vele andere edels volcx waren 't anziende". Het was eveneens te Gent dat Karel de Stoute voor het eerst het kenteken van de vermaarde Engelse ridderorde van de Kouseband, met het gekende opschrift "Honni soit qui mal y pense", droeg, als een uitdaging, om wel aan te tonen dat "il se démonstroit et déclaroit ennemy capital du roy de France". De officiële oorlogsverklaring volgde op 24 juni 1470: het werden voor Gent bittere jaren, want steeds maar eiste de hertog nieuwe financiële steun die aanvankelijk, zij het met tegenzin, werd verleend, later moest worden afgedwongen en op het laatst moest worden geweigerd daar de stadskas volledig leeggelopen was. De haat tegen de hertog, gedurende jaren ingetoomd, brak te Gent plotseling los, wanneer men er vernam dat Karel de Stoute op 12 januari 1477 bij Nancy was gesneuveld. Zoals wij het in onze vorige bijdrage hebben gezien, werden Margaretha van York en haar stiefdochter Maria van Boergondië, letterlijk belegerd in het Hof ten Walle, de twee onschuldige slachtoffers van de volkswoede. Zonder het koelbloedig optreden van Margaretha, zonder het providentieel huwelijk van Maria met Maximiliaan van Oostenrijk, dat zij met zoveel schranderheid als politiek doorzicht bewerkstelligde, zou Gent zich aan de zijde van de Franse koning hebben geschaard en zou gans Vlaanderen voor deze laatste een gemakkelijke prooi zijn geworden. Hiermede was de politieke rol van haar die Jean de Haynin in zijn Mémoires "très-belle dame et de moult bonnes gräces" noemt, officieel ten einde, maar Gent zou zij ondanks alles blijven beminnen; zij heeft niet kunnen vergeten dat de Gentenaren haar met zoveel geestdrift bij haar eerste verschijning hadden onthaald, zij kon ook niet vergeten dat het in het Hof ten Walle was, dat zij, in de bange dagen die volgden op de dood van haar gemaal, een ware moeder werd voor Maria van Boergondië en dat zij daar haar enige politieke overwinning mocht behalen. Talrijke gemeenschappen en kloosters van Gent mochten aldus op haar vrijgevigheid rekenen. Gedurende jaren werd een kind op haar kosten bij de Hieranimieten te Gent onderhouden en opgevoed. 124
De Arme Ciaren werden door de hertogin, die een van de grootste bibliofielen uit haar tijd is geweest, begiftigd met een prachtig verlucht manuscript dat nog steeds in het klooster wordt bewaard. Het is een levensbeschrijving van de H. Coleta, stichtster van de Orde, een te Gent zeer populaire heilige, waar zij lange tijd verbleef en op 4 maart 1447 overleed. De tekst is een kopij van het oorspronkelijk, thans verdwenen handschrift van Pierre de Vaux, de eerste biograaf van de Heilige. De oorsprong van het Gents manuscript lijdt geen twijfel. Op blad 162, het laatste, lezen wij nl.: "Made Margrite de dyorke" en "Et elle donna eest liure au couue de dieus de S. Clare en gandt". Het bevat dertig heerlijke miniaturen, waaronder de portretten van Margaretha en Karel de Stoute, met enkele zeer fraaie initialen. Het werd vervaardigd tussen 1468 en 1477 zonder dat men vooralsnog de auteur van dit handschrift kon vereenzelvigen, dat steeds in het bezit van het Gentse klooster is gebleven. Margaretha van York had eraan gehouden, in 1473, persoonlijk de eerste steen te komen leggen van de bibliotheek van het klooster der Predikheren in Onderbergen, die dank zij haar vrijgevigheid kon worden opgetrokken. De Paters lieten nadien, in de muur van het klooster, een gedenksteen aanbrengen die herinnerde aan de milde gift en o.m. vermeldde: "In 't jaer MCCCCLXXIII op den Derthienwavend zeer edele devote princesse vrau Margriete ... fundaterigge van desen pande met de librarie hier boven staende t'hueren grooten coste; legde den eersten steen in propren persoone". De gedenksteen herinnerde verder aan andere milddadigheden van de prinses voor de Predikheren: "Hierboven dede zy binden de kercke van desen convente met vier costelyke ysren balcken. Ende heeft verschiert den goddelyken dienst met veele verscbeyden zeer costelike ornamenten, als namelyck choorcappe... alle van gauden laken, violet fluweel...". Nog andere kloosters deelden in de vrijgevigheid van Margaretha van York, o.m. dat van Ste-Agnete waar de hertogin in 1472 de eerste steen kwam leggen van de nieuwe kloosterkerk en waar zij, eenjaar na het overlijden van Karel de Stoute de sluieraanneming van Joanna van Luxemburg, dochter van de graaf van St. Pol kwam bijwonen. Ook het Sint-Jorisgild wendde zich niet tevergeefs tot de hertogin die een aanzienlijke gift van 100 pond deed voor zijn kapel. Dit zijn zovele politieke daden en gebaren van mecenaat die Margaretha van York aanspraak mogen doen maken op de erkentelijkheid van het nageslacht en op een blijvend "teken" in een stad waar zij herhaaldelijk in verbleef en die zij lief had. Wij kunnen dan ook de Vrienden van het Oud-Begijnhof niet genoeg dankbaar zijn voor het initiatief dat zij hebben genomen, op 2 september e.k., in het stemmig kader van het Begijnhof van Ste-Elisabeth, een beeld in te huldigen van "Madame la Grande". Pierre KLUYSKENS 125
STAMBOOM DER GRAVEN VAN VLAANDEREN De naam van de kuststrook tussen Scheldemonding en monding van de Aa is Vlaanderen(= overstroomd gebied). Het was een gouw van het FRANKISCHE RIJK onder de MEROVINGEN en de KAROLINGEN. De vroegste vermelding van de naam Vlaanderen valt begin 8e eeuw. Deze gouw viel in handen van het vorstenhuis van de BOUDEWIJNSen was het uitgangspunt van hun macht. Dit verklaart dat het vorstendom van deze dynastie, dat einde 9e eeuw tot stand kwam, ook Vlaanderen heette. Het loont de moeite de stamboom van de vorstelijke voorvaderen van de graven van Vlaanderen te maken, omdat het een zeer leerrijke bezigheid is, en omdat een groot deel van de Vlaamse geschiedenis van de middeleeuwen zodoende voor onze geest wordt opgeroepen. Vanaf BOUDEWIJN I. de IJzeren tot FILIPS de Stoute hebben vijf-en-twintig vorsten in Vlaanderen hun macht uitgeoefend, vanaf de IXe tot begin XVe eeuw. Met het huwelijk van MARGARETHA van Male en FILIPS de Stoute Hertog van Bourgondië, kwam het einde van de zelfstandige geschiedenis van Vlaanderen en een nieuw tijdperk was begonnen. De gegevens voor deze studie werden verzameld uit verschillende encyclopedische, biografische werken van algemene aard, en daarnaast uit meer gespecialiseerde werken en studies. Deze studie is een schets en geen volledige kwartierstaat noch volledige genealogieën van ieder behandeld geslacht. Het is een opeenvolging van regerende vorsten in Vlaanderen.
GRAAFSCHAPVLAANDEREN STAMBOOM 1. BOUDEWIJN I. de IJzeren, gouwgraaf (met de ijzeren arm).
Een telg van de Frankische aristocratie in Opper-Lotharingen. De stamvader van de Vlaamse graven. 866 t879. x JUDITH, (Juditta) o ca. 843 t(?) dochter van KAREL de Kale (CHARLES Ie Chauve) Koning van West-Francia (Frankrijk), 843, Rooms Keizer 875 °823 , 126
t877. & ERMENTRUD dochter van de graafvan Orl茅ans. JUDITH, koningin van Engeland, gravin van Vlaanderen, zij huwde eerst AETHELWOLF, koning van Wessex, daarna diens zoon AETHELBALD. Na diens dood door haar vader KAREL te Soissons opgesloten, liet JUDITH zich vrijwillig schaken door de gouwgraafBOUDEWIJN I de IJzeren. Na verzoening tussen KAREL en BOUDEWIJN schonk de Franse Koning aan de graafverschillende graafschappen tussen Schelde en Noordzee. (o.a. Gent en Waas). BOUDEWIJN vestigde zich te Brugge. In 864 verslaat de stamvader der Vlaamse graven de Noormannen. De Koning van Frankrijk schenkt de streek rond Brugge aan Boudewijn I de IJzeren Arm. De Koning is aanvankelijk zwak zodat de Graaf volledig onafhankelijk optreedt.
2. BOUDEWIJN ll. de Kale, graafvan Vlaanderen, 879-918. Zoon van Boudewijn I, geboren ca. 865 t918. x ELFTRUD, (Elftrudis) dochter van ALFRED de Grote, Koning van Engeland, Wessex, Angelsaksisch Huis, C0849 t90l) en van ALSWITH (x 868) dochter van ETHELRED MUCIL, graaf van Gaini, en van EADBURG van Merci毛. Boudewijn 11 is de eerste graaf in de betekenis van "territoriaal-vorst". Na de grote Noormanneninvallen (879-885) palmde hij een aantal graafschappen in, waarvan de houders gevlucht waren. Hij veroverde de graafschappen Boulogne en Terwaan en mengde zich in de binnenlandse twisten van het Westfrankische rijk. Hij kon na 883 zich zelfstandig tonen tegenover de Franse Koning die hij wel als leenheer bleef erkennen, maar zijn macht niet meer in Vlaanderen kon laten gelden. 3. ARNULF I. de Grote, of de Oude, graafvan Vlaanderen, 918-965. Zoon van Boudewijn 11, geboren 890 t27.3.965. x AL/X (Adela) van Vermandois C0915 t960?) dochter van HERIBERT IJ. graaf van VERMANDOIS C0895 t943) en van HILDEBRANDE van Parijs (t956). Na het overlijden van zijn vader Boudewijn 11 werd Vlaanderen onder zijn zoons ADALOLF en ARNULF verdeeld. Toen Adalolf in 933 stierf, palmde Amulf zijn gebied in ten nadele van zijn neven. Hij breidde zijn rijk uit naar het zuiden tot Amiens en Douai. Zijn zoon Boudewijn 111 stierf v贸贸r hem in 962 (964?) zodat zijn minderjarige kleinzoon hem opvolgde onder de voogdij van de Franse Koning Lotharius. RILDEGARD VAN VLAANDEREN, t966, dochter van graaf ARNULF I, x 127
DIRK 11 graaf van Holland, f988; toen zijn schoonvader in 965 stierf brak in Vlaanderen een crisis voor het grafelijk gezag aan. Dirk 11 Hollandse graaf profiteerde daarvan en verwierf zich het Graafschap GENT en het LAND van WAAS. Boudewijn IV heeft in 988 de Hollandse graven er weer uitgewerkt!
4. BOUDEWIJN DI, (mede)graafvan Vlaanderen, 958-962. Zoon van ARNULF I, geboren 1940? t962 (964?). x 961 MACHTHILD van SAKSENt1008. dochter van HERMAN Hertog der Saksen, 961, 0 905 t973 van het Huis de BILLUNGERS en HILDEGARD. De weduwe Machthild hertrouwde met GODEVAARD (Gode.frid) van ARDENNEN, graaf van Bidgau, Metinggau en Henegouwen, graaf van Verdun, markgraaf van Ename, van het Huis Ardennen, t1005, zoon van GOZELIN GRAAF IN BIDGAU e911 t942) en ODA. 5. ARNULF 11, graafvan Vlaanderen, 964-987. Zoon van Boudewijn lil, kleinzooon van ARNULF I. geboren ca. 961 t987, x SUSANNA van !TALIE (tI 003) van het Huis IVREA, FRANCE COMTE, CASTILIE, dochter van BERENGARIO IJ Koning van Italië 950 (t966) en van WILLA van ARLES (t967) dochter van BOSON 11 (t940), Graaf van Artes (928) en graaf van Avignon (911), Markgraaf van Toscana (931) van het HuisARLES - PROVENCE, en van WILLA van Hoogboergondië, dochter van RUDOLF 1 Koningvan Hoogboergondië (t911) en WILLA (t928) Huis WELF tak Hoogboergondië. Onder Amulfs persoonlijke regering vanaf976 viel het graafschap Vlaanderen uiteen in verscheidene vrijwel zelfstandige gebieden, waarover de graaf slechts in naam gezag uitoefende. Onder Boudewijn IV (988-1035) en Boudewijn V (1035-1067) werd het grafelijk gezag hersteld.
6. BOUDEWIJN IV. met de Baard, graafvan Vlaanderen, 988-1035. Zoon vanARNULF 11. geboren 980 t1035 (1036?) x OTGIVA van LUXEMBURG (t1030) dochter van FRIEDRICH, graafvan Luxemburg (t1019) en van ERMENTRUD van GLEIBERG, (x 995) dochter van HERIBERT, graafvan Gleiberg en in Kinziggau ( 0 925 t992) en van ERMENTRUD van Avalgau, dochter van MEGINGOZ graaf in Avalgau en van GERBERGA van ARDENNEN, Huis WETTERAU-ZWABEN. Friedrich van Luxemburg is de zoon van SIEGFRIED graaf van Luxemburg e963 t998) en van REDWIG van Nitagau (t922) dochter vanGERHARD graafvan Metzen Nitagau. Huis van ELZAS. BOUDEWIJN IV voer jarenlang oorlog tegen de Keizer Hendrik 11, om zijn bezit op de rechteroever van de Schelde uit te breiden. 128
Hij kreeg van de Keizer in leen: VALENCIENNES, ENAME, ANTWERPEN, WALCHEREN, enkele Zuidzeeuwsche eilanden en de VIER AMBACHTEN. Hij herstelde het grafelijk gezag.
7. BOUDEWIJN V. van Rijsel, graafvan Vlaanderen, 1035-1067. Zoon van Boudewijn IV. x ALIX (Adela) van FRANKRIJK (t1079) dochter van ROBERT 11 Ie Pieux, Koning van Frankrijk, 0 970 te OrlĂŠans, zoon van HUGUES CAPET en van ADELAIDEde POITIERS, Huis der Capetinger, (Robert t 1031) en van CONSTANCE van PROVENCE, t1032, dochter van GUJLLAUME 1 Markgraaf van Provence enArles (t994) en vanALlX-BLANCHE vanANJOU (t1026). Na de dood van Keizer HENDRIK lil. beleende diens weduwe hem met RIJKS-VLAANDEREN waarin nu ook het gebied tussen Dender en Schelde was begrepen. De graafbeheerste nu de loop van de Schelde, gunstig voor de opkomende steden. BOUDEWIJN V. was zwager van HENDRIK I. van Frankrijk, zijn dochter MATHILDE (Machteld) 0 1035 t1083 huwde in 1054 WILLEMde VEROVERAAR, hertog van NORMANDIE, Koning van ENGELAND, o 1027 Koning 1066, t 1087 te Rouen. Van 1060-1067 was Boudewijn voogd over de Franse Koning Filips I o 1052 t1108. 8. BOUDEWIJN VI. graaf van Vlaanderen 1067-1070, door huwelijk BOUDEWIJN 1 graaf van Henegouwen 1055-1070. Zoon van Boudewijn V. geboren 1030 tJuli 1070. x RJCHILDIS (Rikhilde) weduwe HERMAN van Bergen 1051, ERFGRAVIN van Henegouwen, t1086, dochter van graafvan Kamerijk. Onder zijn regering (1067-1070) kwam een personele unie tussen Vlaanderen en Henegouwen tot stand. . Toen Boudewijn in 1070 stierf liet hij beide graafschappen na aan zijn oudste zoon ARNULF (111 in Vl.) . Zijn broer ROBRECHT de Fries maakte zich meester van Vlaanderen. De tweede zoon van Boudewijn VI volgde zijn vader op in Henegouwen als graaf Boudewijn 11 (1 071-1 098). 9.ARNULFill. graafvan Vlaanderen en Henegouwen 1070-1071. Zoon van Boudewijn Vl. t22.2.1 071 sneuvelde tegen Robrecht de Fries in de slag bij Cassel. 10. ROBRECHT de Fries, graafvan Vlaanderen 1071-1093. Jongste zoon van graaf Boudewijn V van Vlaanderen, geboren 1030, overleden te Cassel12/13.10.1093 129
Gehuwd in 1063 met GEERTRUID van Saks'en (t1113) weduwe van FLORIS I graafvan Holland (x 1050 ti061), dochter van BERNHART IJ Hertog van Saks'en (JOll) C0995 t1059) en van!LITA vanSCHWEINFURTC01000 t1055) van het Huis BILLUNGERS. Vanuit Holland trok Robrecht tegen zijn schoonzuster Richildis en zijn neefje te velde. In 1071 versloeg hij ze bij Cassel en verwierf daarmee het graafschap Vlaanderen; zijn schoonzuster Richildis bleef in Henegouwen regeren. Zijn kinderen: 1) GEERTRUID erfgravin van Vlaanderen x Dietrich graaf van Elzas t 1115. 2) FILIP van Vlaanderen, Burggraaf van leper t 1093.
11. ROBRECHT ll. van JERUZALEM, graafvan Vlaanderen 1093-1111. Zoon van Robrecht de Fries, 0 1065 t5.1 0.1111 bij Meaux. Hij nam deel aan de 1oKruistocht (1096-1099) vandaar zijn bijnaam. Robrecht 11 overleed tijdens een expeditie van Loclewijk VI tegen opstandige graaf van Blois. De Vlaamse lakennijverheid gaat in deze tijd belangrijke mate Engelse wol als grondstof gebruiken. 12. BOUDEWIJN VU. Hapkin, graafvan Vlaanderen, 1111-1119. Zoon en opvolger van ROBRECHT 11. van Jeruzalem. Hij roeide in Vlaanderen de rovers uit en bevorderde de binnenlandse vrede. Het geslacht van BOUDEWIJN de IJzeren, (met de ijzeren arm) in mannelijke linie stierf met hem uit. Hij werd opgevolgd door KAREL de Goede (1119-27). 13. KAREL de Goede, GRAAFvan VLAANDEREN, 1119-1127. Zoon van KNOET IV. (KNUT, KNUD, CANUT) Deense Koning C01040 tI 086) en van ADELA (A leidis) dochter van ROBRECHT de Fries. Koning Knoet IV werd in 11 00 heilig verklaard, schutspatroon van Denemarken, feestdag 19 januari. Na de dood van Koning Knoet (10.7.1086 Odense) werd KAREL in Vlaanderen aan het grafelijk hof opgevoed. Zijn kinderloze neefBOUDEWIJN VII wees hem als zijn opvolger aan. KAREL de Goede werd vermoord op 2.3.1127 in de Brugse burchtkerk, St. Donaas. Karel had geen zoons en dochters om hem op te volgen, maar de opstandige edelen waren niet in staat hun kandidaat op de grafelijke troon te verheffen. Pretendenten waren legio, dan waren er WILLEM van Normandië en DIEDERIK van den ELZAS, die beiden door de vrouwelijke lijn van BOUDEWIJN V afstamden. Van allen had Diederik de wettigste aanspraak, maar de koning van Frankrijk bevorderde de kandidatuur van Willem van Normandië. 130
14. WILLEM CLITO, Willem van Normandië, graaf van Vlaanderen 1127-28. Zoon van Hertog ROBERT lil van Normandië, volgde KAREL de Goede op in 1127. Zijn regering was van korte duur, hij sneuvelde 27.7.1128 in de slag bij Akspoele voor Aalst. In 1128 brak een opstand los onder leiding van GENT, BRUGGE, en met de hulp van AALST en DENDERMONDE, die DIEDERIK VAN DEN ELZAS tot landsheer kozen. 15. DIEDERIK van den ELZAS, graaf van Vlaanderen 1128-1168. Zoon van DIETRICH II. graaf van Elzas, Hertog van Opperlotharingen (1 070) t1115, en van GEERTRUID, erfgravin van Vlaanderen dochter van graaf ROBRECHT de Fries (1071-1093) en van GEERTRUID van Saksen (t1113) (zie nr. 10). x SIBYLLE van ANJOU t 1173 dochter van FOULQUES V graaf van ANJOU, en Koning van JERUZALEM (1131) t 1144, en van EREMBURGE, dochter van HELlE graaf van LE MANS en van MAHAUT de LOIR. van wie: MATTHIAS van Vlaanderen t 1173, x MARIA van BLOIS, gravin van Boulogne = MARY VAN ENGELAND MARGRIET, gravin van Vlaanderen t 1194, x II69 BOUDEWIJN V graafvan Henegouwen, ( 0 II50-II95) (in Henegouwen llli-1195) als BOUDEWIJN VIII graafvan Vlaanderen (II9I-J/94). DIEDERIK v.d. Elzas overleed de 4 januari 1168. Hij was aan de macht gekomen met behulp van de Vlaamse steden. Na hetoverlijden van KAREL de Goede (1127) deed DIEDERIK zijn rechten op de Vlaamse troon gelden. Hij nam deel aan de tweede Kruistocht. Philips van den Elzas volgde hem op. 16. FILIPS van den ELZAS, graaf van Vlaanderen 1168-1191. Zoon van DIEDERIK, geboren 1142 overleden 1.6.1191 bij ACCO (Akko) Palestina in het Heilig Land. x ELISABETH, erfdochter van VERMANDOIS. kinderloos huwelijk. In 1163 mederegent en hij volgde zijn vader op in 1168. Graaf Filips legde nieuwe havens aan o.a. DAMME, NIEUWPOORT, GREVELINGEN. Filips had de hand weten te leggen op Vennandois en Amiens. Bij de dood van LODEWIJK VII in 1180 werd hij voogd voor diens minder131
jarige zoon PHILIPS, (*) (Philips II Augustus) gelijk BOUDEWIJN van Rijsel het voor Philips I, in 1060-67, geweest was. Zijn zuster MARGARETHA erfgravin van naanderen, trouwde met BOUDEWIJN V graaf van HENEGOUWEN, (BOUDEWIJN VIII als graaf van naanderen, 1191-1194.) FILIPS van den ELZAS stierf als deelnemer aan de derde Kruistocht in Palestina.
17. BOUDEWIJN VIII, graafvan VLAANDEREN 1191-1194. als BOUDEWIJN V graaf in HENEGOUWEN. Zoon van BOUDEWIJN IV graafvan Henegouwen (1120-1171) geboren 1150, volgde zijn vader op sinds 1171. x 1169 MARGARETHA erfgravin van naanderen, (f 1194), dochter van DIEDERIK van den ELZAS graafvan Vlaanderen (1128-1168), zuster van FILIPS van ELZAS (1168-1191 ). FILIPS in 1191 tijdens de derde kruistocht overleden, had zijn zuster MARGARETRA en haar echtgenoot BOUDEWIJN als zijn opvolgers in Vlaanderen aangewezen (zie nrs. 15 & 16) Onder zijn regering kwam een tweede personele unie tussen Henegouwen, Namen en Vlaanderen tot stand. (zie nr. 8) BOUDEWIJN VIII begunstigde het Dietsche GENT met de rang van hoofdstad van het graafschap Vlaanderen. Het was de natuurlijke politiek van de graaf van Vlaanderen om zich tegen de machtsuitbreiding van Philips II Augustus te weer te stellen en in Frankrijk's vijanden bondgenoten te zien. Naarmate de strijd tussen Philips II Augustus en Richard Leeuwenhart feller werd, viel onzijdigheid Vlaanderen moeilijker. 18. BOUDEWIJN IX van Constantinopel, graaf van Vlaanderen 11941205. als BOUDEWIJN VI graafvan Henegouwen 1195-1205, als Keizer van het LATIJNSE RIJK 1204-05. geboren 1171 te Valenciennes, volgde zijn vader Boudewijn V van Henegouwen op en als Boudewijn IX van Vlaanderen. x 1201 MARIE de CHAMPAGNE t1204, dochter van HENRI I, graaf van Champagne en Blois e1126 t1181) x MARIE de FRANCE e1145 tll98) dochter van LOUIS VII, Ie Jeune, Koning van Frankrijk ( 0 1120 f1180) Huis van de Capetingeren van ELEONORE hertogin vanAQUITANIE, (1123 1204).
t
* Augustus naar de maand van zijn geboorte. 132
Met het oog op de Vlaamse belangen, steunde hij anders dan zijn vader, de Engelse koning tegen Frankrijk en dwong Philips 11 Augustus tot teruggave van het noordelijke deel van Artois: Péronne en Béthune. Hij nam deel aan de vierde algemene kruistocht (1202-04) eil werd na de verovering van Constantinopel tot keizer van het Latijnse Rijk gekozen. In 1205 werd Boudewijn door de Bulgaren bij Adrianopel verslagen en gevangen genomen. Zijn dochtertje JOHANNA, een kind van vijf jaar volgde hem op. 19. JOHANNA van CONSTANTINOPEL, gravin van Vlaanderen-Henegouwen, 1204-44. Oudste dochter van BOUDEWIJN IX/VI van Constantinopel. geboren 1199 of 1200?, t5.12.1244 Marquette. Zij volgde haar vader op toen werd vernomen dat deze in de oorlog tegen de Bulgaren werd vermist. In 1212 werd zij uitgehuwelijkt aan FERRAND van Portugal (24.3.1188 f29.7.1233) derde zoon van Koning SAUCHO I van Portugal. Toen PERRAND zich met de Engelse koning JAN zonder Land en Keizer OTTO IV van Brunswijk, tegen Filips TI August van Frankrijk verbond, werd hij in de slag bij BOUVINES 1214 gevangengenomen. De Franse invloed werd daarna oppermachtig in Vlaanderen. PERRAND werd in 1226 tegen een hoge losprijs vrijgelaten (Verdrag van Melun) en kon het huwelijk worden voltrokken. Een dochtertje stierf in de kinderjaren. Na de dood van PERRAND van Portugal, graaf van Vlaanderen, (1233) hertrouwde JOHANNA in 1237 met THOMAS van SAVOYE. Dit huwelijk bleef kinderloos. Haar zuster MARGARETHA (0 6.8.1202 t 10.2.1280) volgde in 1244 haar op als gravin van Vlaanderen (1244-78) en Henegouwen (1244-80). 20. MARGARETHA van CONSTANTINOPEL, gravin van Vlaanderen 1244-1278. gravin van Henegouwen 1244-1280. Tweede dochter van BOUDEWIJN IX/VI Keizer van het Latijnse Keizerrijk, geboren 6.8.1202 t10.2.1280. x 1212 BOUCHARD van AVESNES, Baljuw van Henegouwen, zoon van JACQUES, Heer vanAvesnes en Condé (t1191). Wegens diens wijding tot subdiaken werd dit huwelijk in 1215 door de Paus ongeldig verklaard. Pas in 1219 werden zij gescheiden nadat drie zonen waren geboren. xx 1223 hertrouwde MARGARETHA met W1LLEM van DAMP1ERRE bij wie zij vijf kinderen kreeg. 133
Hij is de zoon van GUILLAUME II, Heer van DAMPIERRE, Connétable van Champagne ( t 1231) zoon van GUY II van Dampierre, Connétable van Champagne en MAHAUT gravin van BOURBON. Toen in 1244 MARGARETRA haar zuster JOHANNA opvolgde ontstond tussen de groepen kinderen, de AVESNES en de DAMPIERRES, strijd om haar erfopvolging. Deze werd door de Franse koning LODEWUK IX in 1246 geregeld. De Dampierres kregen Vlaanderen en de Avesnes Henegouwen. De Avesnes toonden zich ontevreden en verbonden zich met de Hollandse graven. De strijd tussen beide huizen is echter tot in de XIVe eeuw blijven voortwoeden. Haar oudste zoon WILLEM, erfgraaf, overleed in 1251. In 1278 deed MARGARETRA in Vlaanderen afstand van de troon ten voordele van haar tweede zoon GWIJDE van Dampierre, graaf van Vlaanderen en Namen. 21. GWUDE (Guy) van DAMPIERRE, graaf van Vlaanderen en Namen 1278-1305. Geboren 1226 overleden te COMPIEGNE 7.3.1305. Op 29 December 1278 volgde hij zijn moeder MARGARETRA van Constantinopel, gravin van Vlaanderen en Henegouwen op. Door het overlijden van zijn broer WILLEM werd hij in 1251 erfgenaam van de troon in Vlaanderen. Door zijn eerste huwelijk met MATHIWIS (Mahaut) van DENDERMONDE, verwierf hij Béthune en Dendermonde. Zij overleed in 1263 en GWUDE hertrouwde in 1265 met ISABELI.A van LUXEMBURG, waardoor hij NAMEN kon verwerven. GWUDE poogde het grafelijk gezag tegenover de stedelijke patriciërs te herstellen. Sinds 1285 moest hij de zelfstandigheid van Vlaanderen tegen zijn Franse leenheer Filips IV de Schone verdedigen. GWUDE zocht steun bij Eduard I Engelse koning en in 1294 verloofde zijn dochter FILIPPINA zich met de Engelse kroonprins. In 1300 werd Vlaanderen volledig door de Franse troepen bezet. De Franse bezetting lokte in Vlaanderen de Klauwaartsbeweging uit, die de Brugse Metten en de overwinning in de Guldensporenslag, 11 JULI 1302, tot gevolg had. MARGRIET (Margaretha) van Vlaanderen, geboren 1251 overleden in 1285, dochter van graaf GWUDE huwde in 1273 JAN I. HERTOG VAN BRABANT en LOTHARINGEN en van LIMBURG. (zie nr. 2111) 22. ROBRECHT 111 van BETHUNE, graaf van Vlaanderen 1305-1322. Geboren 1247 t17.9.1322. 134
Oudste zoon van graafGWIJDE van Dampierreen MATIDLDIS, Vrouwe van Béthune en Dendermonde, wiens bezit hij na haar dood in 1263 erfde. ROBRECHT streed in Italië aan de zijde van zijn schoonvader KAREL I van ANJOU tegen MANFRED. (zie nr. 22/1) Bij het verdrag van PONTOISE (1312) kocht ROBRECHT van FILIPS de nog uitstaande door Vlaanderen te betalen rente af in ruil voor afstand van RIJSEL, DOUAI en ORCHIES met hun kasseirijen aan het kroondomein. De houding van ROBRECHT lil van BETRUNE was niet consequent ProFrans. Nam hem kwam zijn kleinzoon LODEWIJK van NEVERS 0 1304, (1322-46) die opgevoed in Frankrijk aan de leiband van de Franse koning, en gehuwd met een Franse prinses, JOHANNA (Jeanne) gravin van ARTOIS en FRANCHECOMTE, in Vlaanderen als een vreemdeling stond. 21/1. DANEEL, Heer van Dendermonde, Voogd van St. Baafs (1122-36). vader van: WOUTER IJ, Heer van Dendermonde, Voogd van St. Baafs, gehuwd metAL/X van ROSOY, BAUCIGNIES & CHAUMONToverleden circa 1197, van wie: MACHTELD, Vrouwe van Dendermonde, Voogdes van St. Baqfs, gehuwd met WILLEM IJ, Heer van Béthune, Richebourg en Waasten, Voogd van Atrecht, overleden 1214, zoon van ROBERT V, Heer van Béthune, Richebourg en Waasten, Voogd van Atrecht, t1191, en AL/X van Saint-Pol, dochter van HUGUES JIJ, graafvan Saint-Pol t1141 & Beatrice (?). van wie: ROBERT VII, Heer van Béthune & Dendermonde, Voogd van Atrecht en SintBaafs, t 1248, gehuwd met ISABELLE, Vrouwe van Morialmé, Belle en Beloeil, dochter van ARNOUL 11, Heer van Morialmé & Ham-sur-Heure, en JEHANNE, Vrouwe van Belle en Beloeil. van wie: MAHA UT, Vrouwe van Béthune en Dendermonde, Voogdes van Atrecht t 1263, gehuwd 1246, GUY VAN DAMPIERRE, Graafvan Vlaanderen, eca. 1226 t1305). van wte: MARGRIETvan Vlaanderen °1251 t1285 gehuwd metJAN 1 HERTOG van Brabant en Lotharingen (1 267) Hertog van Limburg (1288}, x 1273, t1294. Op 44 jarige leeftijd verongelukte Jan I, op toernooi te Antwerpen (3 .5.1294), hij was tweede zoon en opvolger van HENDRIK IJL Hertog van Brabant en Lotharingen (1248) °Ca. 1231 t1261, gehuwd metAL/X van Boergondië, (x 1253) t1273, dochter van HUGUES W, Hertog van Boergondië (t1272) en YOLANDE van Dreux, (t1255).
135
22/1. KAREL I van ANJOU, graaf van ANJOU en MAINE (1246-1285) KONING VAN NAPELS en SICILIE (1266-1285) Schoon-vader van ROBRECHT JIJ van BETUNE, graaf van naanderen. Hij is de jongste zoon van LODEWIJK VIII koning van Frankrijk. geboren 1226 en overleden te FOGGIA in 1285. Zijn moeder is BIANCA van CASTILIE. Gehuwd in 1246 met BEATRIX van PROVENCE, dochter van RAYMOND EERENGER V. graafvan Provence. KAREL I van ANJOU vergezelde LODEWIJK IX op de zesde kruistocht. Paus URBANUS IV bood hem in 1262 het koningschap aan van Napels en Sicilië, in ruil voor zijn hulp tegen de HOHENSTAUFEN. Van de familiegeschillen tussen DAMPIERREen AVESNES in de Nederlanden heeft KAREL I van Anjou gebruik gemaakt om enige tijd het graafschap HENEGOUWEN in zijn bezit te krijgen. De broer van de Franse koning LODEWIJK IX kwam in 1266 naar Italië en KAREL versloeg MANFRED een bastaard van FREDERIK 11, in de slag bij Beneventum. ROBRECHT lil van Béthune streed aan zijn zijde. 23. LODEWIJK I graafvan Vlaanderen, Neversen Réthel1322-1346. Zoon van LODEWIJK van NE VERS en van JOHANNA gravin van RETHEL. Geboren 1304 tgesneuveld te CRECY 25.8.1346. LODEWIJK van NEVERS volgde zijn grootvader Robrecht lil van Béthune, graafvan Vlaanderen op, daar zijn vader, eveneens Lorlewijk van Nevers genoemd, even voor diens dood was overleden. Hij huwde gravin JOHANNA (Jeanne) van ARTO/S en FRANCHE-COM/'E. 1323 Einde van de strijd om Zeeland-bewester-Schelde tussen Vlaanderen en Holland. 1323-28 Opstand der vrije boeren in Kust-Vlaanderen. 1328 Een Frans leger verslaat de opstandige boeren van Kust-Vlaanderen bij KASSEL. 1336 Engelse wolexport naar Vlaanderen stopgezet. 1337 Optreden van JACOB van ARTEVELDE als Hoofdman te GENT. 1340 EDUARD lil van Engeland te GENT uitgeroepen tot koning van Frankrijk. 1345 JACOB van Artevelde vermoord te Gent. 25.8.1346 LODEWIJK van NEVERS graaf van Vlaanderen sneuvelt aan Franse zijde in de slag bij Crécy. GENT bleefLODEWIJK trouw. 24. LODEWIJK van MALE, graaf van Vlaanderen, Nevers en Réthel 1346-1384. Heer van Warth (sur-la-Meuse), Baron van Donzy, etc... 136
Zoon van LODEWIJK I van Nevers en van Joanna van Artois. Geboren te Male bij Brugge 29.11.1330. Overleden te Sint-Omaars 30 januari 1384. Gehuwd met MARGARETHA van BRABANT. Door dit huwelijk en de vrede van Aat (1357) tussen Brabant en Vlaanderen, verwierf de graafLodewijk in naam van zijn echtgenote de titel van HERTOG van BRABANT en kreeg hij ANTWERPEN EN MECHELEN. Door het huwelijk van zijn enige dochter erfgravin MARGARETHA van Male met FILIPS de Stoute van Bourgondië (1369), broer van de koning van Frankrijk CHARLES V, verkreeg graaf Lodewijk, van Frankrijk de teruggave van Waals- Vlaanderen. Bij de dood van zijn moeder gravin vanArtois, erfde hij ARTOIS en FRANCHECOMTE. In 1348 sloot hij vrede met Engeland. Hij bleef neutraal, maar erkende de Paus van Rome (Engelsgezinde) en niet de Paus vanAvignon. 1356-57, Brabantse successie-oorlog, 1357 Vrede van Aat. 1379-85, Gentse opstand onder leiding van ruwaard FILIPS VAN ARTEVELDE tegen het centraliserende grafelijk gezag. 1382, Slag bij West-Rozebeke, Filips van Artevlede sneuvelt.
25. MARGARETRA van Male, gravin van Vlaanderen, Neversen Réthel, 1384-1404. Geboren 15 apri11350. Overleden 16 maart 1405 Atrecht. Enig wettelijk kind van LODEWIJK van Male. In 1356alverloofdgeweestmeteengrootFransleenmanF/L/PSvanROUVRE, Vorst van BOURGONDIE. Hij stierfheeljong in 1361. MARGARETHA van Male, huwde in 1369 met FILIPS de STOUTE, (Ie HardiJ HERTOG van BOURGONDIE, zoon van JAN 11 (Ie Bon) e1319 t1364) koning van Frankrijk (1350-64). Dit huwelijk betekende het einde van de zelfstandige geschiedenis van Vlaanderen. Filipsen Margaretha werden graaf en gravin van Vlaanderen in 1384 bij het overlijden van Lorlewijk van Male (30.1.1384). GENT behield zijn privileges (1385). Een nieuw tijdperk was begonnen in de Vlaamse geschiedenis. 1385, MARGARETRA van Bourgondië, dochter van FILIPS de Stoute huwt WILLEM VI van HOLLAND. JAN ZONDER VREES, zoon van FILIPS de Stoute huwt met MARGARETRA van HOLLAND, dochter van ALBRECHT van BEIEREN, graaf van Holland. 1386, FILIPS de Stoute stelt een vaste raad en rekenkamer in te Rijsel (Lille). 1390, In het geheim belooft hertogin JOHANNA van Brabant de opvolging in 137
haar landen aan FILIPS de Stoute en zijn vrouw MARGARETRA van Male. 1396, JAN Zonder Vrees verslagen in de slag bij NICOPOLIS in Bulgarije. 1404, JAN Zonder Vrees volgt zijn ouders op als Hertog van BourgondiĂŤ en Graaf van Vlaanderen. Jacques DISCART-AUDENAERDE
EEN BLIK OP HET CENTRUM ANNO 1835 Bij het doorlopen van den "Algeroeenen Koophandels-Almanak der Stad Gend voor het jaer Ons Reeren Jesu-Christi 1835" kan men zich enig idee vormen over de horeca-situatie van onze stede in de vorige eeuw. We deden ons de moeite, uit dit boekwerk (te Gent, by Snoeck-Ducaju en zoon, Drukkers, Veldstraet n°10; 216 blz.) de benaming en localisatie van vermelde drankgelegenheden op te tekenen en alfabetisch te rangschikken. Hierbij mag men niet uit het oog verliezen dat het om (doorgaans centraal gelegen) vrij belangrijke zaken ging, waar b.v. dil igenties toekwamen, voermanswagens vertrokken, maatschappijen hun zetel hadden, en dgl. meer. De gewone volksherbergen en kleinere kroegen, die geen uitgesproken rol in handel en verkeer speelden, worden er dus blijkbaar niet in vernoemd. . De Bargie van Brugge, by St Nicolaes kerk. Den Boer, slypstraet. De Chasse Royale, buyten de brugsche poort. Het Hotel de Commerce, koornmerkt. Het Hotel de Courtrai, drapstraet. Het Daembert, koornmerkt. De Diligentie, koornmerkt. Den Druyftak, koornmerkt. De Dry Koningen, koornmerkt. Den Duyts, by St Jacobs kerk. Hotel de Aandre, drapstraet.
De Fortuyn, koornmerkt. In Gibraltar, pasbrug. Den gouden Appel, buyten de brugsche poort. Het gouden Hoofd, by St Nicolaes kerk. Den gouden Leeuw, te putte. De Goude poort, by St Nicolaes kerk. 138
Den Gouden Sleutel, by St Nicolaes kerk. Den Graef van Egmond, kleynen koornmerkt De Groene Lanteêm, catalogniëstraet. De Groote Fonteyne, te putte. Het Groot Kafé-huys, by d'Anvers, kauter. Den Grooten Spiegel, kwaedham. Het Groot Vleeshuys, by de vleeschhuysbrug. Den Haezewind, koommerkt. De halve Maen, hoyaerd. Hotel Hemelryk, te putte. Den Hof van Flora, holstraat Het Hofvan Spagnien, kamstraat Het Hofvan Weenen, koommerkt. Den Hollandsehen Wagen, sluyzeken. De Hoop van Vrede, kamstraat. Kafé-huys der Arcaden, by d'Anglet, kauter. Kafé-huys by joffrouw de weduwe Bar, kauter. Kafé-huys by Fromant, volderstraet. Het Kanontjen, botermerkt De Kat, kamstraat. De Keyzerin, paddenhoek. Het Keyzers Hof, vogelmerkt. De kleyne Kat, kamstraat. De kleyne Kroon, by het Belfort. De Klok, onderstraet De Koombloem, kruysstraet Het Krochtjen, by St Jacobs kerk. De Kroon, buyten de brugsche poort. Het Land van Beloften, beggyngracht. Het Lappersfort, koommerkt. De Leêrze, by de garenmerkt. Het Manneken-pis, ajuynleye. Het Melkhuys, kamstraat In Nantes, aen de vleeschhuysbrug. De Nieuw Vlasmerkt, koningstraat. Het Noormandisch Peêrd, onderbergen. De Olie Bors (ook: Olle-Borzel), by St Nicolaes kerk. Den Olifant, koornmerkt Het Pakhuys, koornmerkt Den Papegaey, kamstraat. Den Parnassus-berg, houtley. Hotel des Pays-Bas, koommerkt. 139
De Peêrden-postery, kauter. Den Pelgrim, koommerkt. In Picardien, hoyaerd. Den Ploeg, koommerkt. Den Posthoorn, kromstege. Den Post-meester, slypstraet. Den Ram (ligging niet vermeld). De Rollebaen, by St Jacobs kerk. Den rooden Hoed, by St Nicolaes kerk. De roode Poort, by St Nicolaes kerk. De Rooze, sluyzeken. Den Roskam, by St Nicolaes kerk. Hötel Royal, kauter. Het Scheepken, roode koningstraet. Het Serpent, onderstraet. St Joorishof, hoogpoort. St Sebastiaen, kauter. Den Spiegel, kwaedham. De Ster, koommerkt. Het Steurken, garenmerkt (ook: vlasmerkt). Het Stroytjen (ook: Stroetjen), vlasmerkt Hötel Union, koommerkt. In Vlissingen, sluyzeken. Den Vlugtenboer, bennesteeg. Het Wanneken, st salvatorstraet. De wapen van Zeeland, koommerkt. Hötel de Wellington, drapstraat Den witten Leeuw, grasley. Wat kunnen we uit deze opsomming leren of vaststellen? Een vrij groot aantal (nl. een klein honderdtal) herbergen en afspanningen vooral in de Kuip, meestal geconcentreerd op welbepaalde pleinen of straten (op de "koommerkt" b.v. minstens 17 instellingen, "by St Nicolaes kerk" minstens 8, op de "kauter" minstens 6, de "kamstraat" eveneens 6). Benamingen die spijts Franse bezetting (en aanhechting van 1795 tot 1815) over het algemeen vrij goed hun eigen plaatselijk karakter bleken behouden te hebben (ook na de weer sterke verfransing sinds 1830). Sommige uithangborden (als Lappersfort, Wanneken, Stroetjen, Vlugtenboer) die als merkwaardig of typisch konden worden aanzien. Een aantal gelegenheden (of althans hun naam) die hebben kunnen standhouden; de grote meerderheid die van de kaart is verdwenen. Alexander-Karel EVRARD 140
VERSIERINGEN IN HET PRINSENHOF HERTOG FILIPS DE GOEDE LIET HET GENTSE PRINSENHOF RIJKELIJK OPSMUKKEN (Deel 11 na "De Slag van Gavere 1453") In dit laatste en vierde deel over de versieringen aangebracht in het Prinsenhof bespreken we de productie tussen 1453 en 1470. Het vervolg van de decoratie in het Prinsenhof- tussen 1475 en 1560- werd reeds uitvoerig besproken in ons tijdschrift door dhr. Van Wesemaefl en dhr. M Van Bergen2. Alhoewel we thans over meer documenten beschikken, lijkt het ons interessanter dat in de eerste plaats gegevens (door andere auteurs) aan bod komen, waarover minder gepubliceerd werd in Ghendtsche zydinghen. Verder merken we op dat er reeds zeer veel geschreven is over de versieringen ter gelegenheid van de geboorte van Keizer Karel, alhoewel we hierbij enige kritische instelling voorop plaatsen. In de loop der dertiger jaren van de 15de eeuw bemerken we dat Filips de Goede meer en meer de hertogelijke residentie te Brussel als zijn geliefkoosde pleisterplaats koos. De belangrijkste kunstenaars uit die periode waren aldaar werkzaam, o.a. Jan van Eyck in 14333. Dit betekent echter niet dat er geen kunstenaars meer werkzaam waren voor het Gentse Prinsenhof. Els Cornelis merkt op over de kunstenaars die werkzaam waren te Gent in de hertogelijke residenties: "dat de dekens (van het St.-Lukasgild) zich onderscheiden door frequentere opdrachten voor het Hof ten Walle ... het waren de hofkunstenaars ... die ook in het Hof ten Walle de verbinding vormden tussen de hertog en de gecontacteerde Gentse meesters. Meesters die sporadisch in het Hoften Walle of bij speciale gelegenheden voor de hertog werkten, waren niet de eerste de beste ambachtslui. In de hertogelijke rekeningen worden ze immers aangeduid als "les meilleurs ouvriers du pays"4. Toch willen we hier bemerken dat er een zeer grote wisselwerking was tussen het hof en de Gentse magistraat5 en dat bij de keuze van de kunstenaars wellicht een advies werd gevraagd aan de schepenen. Dat deze op hun beurt zich lieten informeren door het bestuur van het ambacht lijkt ons meer dan logisch. We mogen aanvaarden dat dit de mogelijke reden was waarom er zeer veel dekens van de St.-Lucasgilde werkzaam waren voor het hof. Ons overzicht vatten we aan met een zwarte bladzijde uit de geschiedenis van Arteveldestad: de slag van Gavere op 23 juli 1453, waarbij het Gentse leger vernietigd werd6. Men begrijpt dat er weinig of geen versieringen in die periode werden uitgevoerd in het Gentse Prinsenhof. Wel deed het hof in 1452-1453 en in 1453-1454 beroep op de Gentse schilder
141
Saladijn de Stoevere om o.a. werkzaam te zijn voor het "banquet du faisan" te RijseF. Deze kunstenaar verbleef op dat ogenblik niet te Gent, maar te Oudenaarde8. De bekende Oudenaardse miniaturist Jan de Tavernier was eveneens werkzaam voor dit banket. Deze laatste had reeds op 18 maart 1441 afstand gedaan van zijn statuut van meester in het Gentse schildergild. De reden is te zoeken in het feit dat hij waarschijnlijk weinig opdrachten kreeg uit de Afteveldestad en daarom wou afzien van de jaarlijkse verplichte bijdrage voor het ambacht9. Het duurde tot 1458 alvorens er een verstandhouding kwam tussen de hertog en Gent. De zwaar financieel beboete stad spaarde geen kosten voor de Blijde Intrede van de hertog op 4 april van dat jaar. Aan de Poel werd o.m. een tableau vivant met als voorstelling het "Lam Gods" uitgebeeldlO. Men gaf de hertog tevens geschenken om hem gunstig te stemmen, o.m. het Weense handschrift van "die Keure", dat we reeds uitvoerig besproken hebbenll. We bemerken dan ook dat in die periode talrijke opsmukkingen werden gedaan in het Gentse Prinsenhof. Opvallend zijn het grote aantal herstellingen aan de glasvensters. Dit wijst er eerder op dat het paleis niet zo goed onderhouden was geworden. Daarvoor deed men een beroep op de Gentse glazenier Jacob Gheerolf. Hij maakte tevens vijf nieuwe vensters, waarvan twee in de keuken van de hertog, één in het kamertje naast de kamer van de hertogin, één in de grote zaal en een kleiner in de rustkamer van de hertog. Daarnaast leverde hij een raam voor de grote keuken, één voor het vertrek van de hofiDeester en één voor het logement van de dienaar van de latere Karel de Stoute. De vensters in de kamers op de verdieping aan de galerij werden eveneens vernieuwd. In de bidplaats van de hertog plaatste hij twee nieuwe glasramen met de wapens van de hertog en de hertoginl2. Naast herstellingen kreeg de Gentse schilder Boudewijn van Wyttevelde de opdracht voor het schilderen van wapenschilden van de hertog, het beschilderen van twee kleinere vaandels die geplaatst werden op de torentjes van de Donkere Poort, alsook rijkelijke banieren met de wapens van de hertog, die hij moest plaatsen op de bedakingen van de kapittelzaal en van het oratorium van de hertog 13. Waarschijnlijk was in die periode ook de belangrijke Gentse miniaturist Lieven van Lathem werkzaam in het Prinsenhof (of in de Posteerne). Nadat hij reeds tweemaal de annuïteit van het inschrijvingsgeld van de opname in de St.Lucasgilde betaald had, weigerde hij het inschrijvingsgeld verder te betalen, daar hij "naer welke coop hij vrochte int hof van minen gheduchten heere (= Filips de Goede)". Hij eiste zelfs de reeds betaalde 4 lb. gr terug, doch de gilde wilde niet op dit verzoek ingaan. De kunstenaar werd gesteund door "sekere lettren van den voorn. minen gheduchten heere" en op 31 januari 1459 beslisten de Gentse schepenen van de keure dat de gilde de helft van de som binnen de drie maanden en het volledige bedrag binnen het half jaar moest terugbe142
talen. Er werd eveneens beslist dat Lieven, noch zijn nakomelingen, nooit meer toegang zouden krijgen tot het Gentse St.-Lucasgild. Dat de schepenen een dergelijke beslissing namen is zeer goed begrijpelijk. Na de verzoening tussen de stad en de hertog waarbij de hertog een aantal privileges aan de stad had teruggeschonken, kon de magistraat zich geen geschil met Filips de Goede veroorloven. Ondanks het feit dat Lieven van Lathem op dat moment geen hofschilder was (waardoor hij vrijstelling kreeg om opgenomen te worden in het ambacht), had de hertog het recht om personen die niet aan het hof verbonden waren, dezelfde gunsten schriftelijk toe te staanl4. Lieven van Lathem zal later - zoals talrijke Gentse miniaturisten - werkzaam zijn voor Filips de Goedel5. Blijkbaar was men zeer tevreden over het werk van de hoger vermelde Jacob Gheerolfs, want hij voerde nog verschillende opdrachten uit in het Prinsenhof. In 1460 plaatste hij twee vensters en twee tondo's in het hofl6. Eenjaar nadien verving hij drie vensters en herstelde hij een aantal ramenl7. Twee jaar later deed men opnieuw een beroep op Jacob Gheerolfvoor het onderhoud van de ramen IS. In dezelfde periode was hij tevens werkzaam in het Gravensteen. In 1464-1465 deed hij terug herstellingswerken en plaatste hij nieuwe ramen, o.a. in het kamertje voor de kapeJl9. Het jaar daarna deed het hof niet alleen beroep op Jacob Gheerolfvoor herstellingen en het plaatsen van o.m. netwerk aan de ramen, zoals in de kapel van de meestertoren20, maar gaf men ook aan zijn zoon Paesscher de opdracht om talrijke ramen te herstellen, o.a. in de gang voor de logeerkamer van de hertog, in de toren met het uurwerk, in de ingang van het nieuwe bidhuis, in de kapel, in het thans nog bestaande leeuwenhok en in talrijke andere lokalen2I. Ook na de dood van Filips de Goede was Jacob Gheerolfwerkzaam in het Prinsenhof22. Naast deze glazeniers deed men voor de verfraaiĂŻng van het hof ook beroep op Gentse schilders. In 1463-1464 bracht Cornelis Baye in de galerij verguldsel aan op het houtwerk en op de wanden, die eerst geprepareerd werden om te voorkomen dat het regenwater schade zou kunnen berokkenen23. In 1466 deed men opnieuw een beroep op een schilder voor het vergulden van een nieuw metalen kruis. Deze taak werd toegekend aan Ghyselbrecht Blomme24. In hetzelfde jaar was ook Jan Colins, alias Hardevuust, werkzaam in het Hoften Walle25. Deze kunstenaar had - zoals Saladijn de Stoevere - tijdens de onlustperiode Gent verlaten en vestigde zich in 1449 te Doomik26. In de periode dat Filips de Goede stierf (Brugge 15 juni 1467) was Sa1adijn de Stoevere tot tweemaal toe werkzaam in het Prinsenhof27. Het Posteemehof dat nog door Filips de Goede in beheer gehouden werd, ging bij het begin van de regeerperiode van Karel de Stoute over ( 10 september 1469) naar de corrupte PicardiĂŤr Gui de Brimeu, heer van Humbercourt28. Deze Bourgondische raadsheer en ridder van het Gulden Vlies, vertrouweling van Karel de Stoute, werd door deze aangesteld tot bevelhebber van de Bourgon143
dische bezettingstroepen in het prinsbisdom Luik en raadsman-toezichter van bisschop Lodewijk van Bourbon in 1468. Om de koning van Frankrijk gunstig te stemmen speelde hij deze Atrecht in de handen. Als raadsman van Maria van BourgondiĂŤ onderhandelde hij samen met Hugonet, buiten medeweten van de afgevaardigden van de Staten-Generaal, met Lodewijk XI van Frankrijk. Tijdens de aanhouding van Humhercourt door de Gentenaars wist hij uit dit paleis te vluchten naar het kartuizerklooster Rooigem. Alhoewel dit klooster buiten de muren lag hield de Gentse delegatie hem aldaar aan. Onder beschuldiging van hoogverraad werd hij op 3 apri11477 op de Vrijdagmarkt onthoofd29. Het duurde t.e.m. 1474 alvorens het stoffelijk overschot van Filips de Goede in het praalgraf te Dij on werd bijgezet. Ter gelegenheid van het overbrengen van het lijk uit Brugge over Gent naar Dij on werd in de Sint-Veerlekerk te Gent een plechtige uitvaart opgedragen. Het was niet verwonderlijk, dat men voor de opsmuk van de kerk met een dertigtal blazoenen met wapens van de overleden vorst, een beroep deed op de hooggewaardeerde Gentse schilder Hu go van der Goes30. Het was Jozef Duverger31, die- gebaseerd op documenten- aangetoond heeft dat Hugo van der Goes op 3 maart 1450 (n.s. 1451) door Filips de Goede begenadigd werd en uit ballingschap mocht terugkeren. Verbleef deze wereldberoemde schilder - tussen deze datum en de opname in het Gentse schildersambacht op 5 mei 1467- bij de schilder Jan van der Goes, die werkzaam was in de hertogelijke residenties in de Noordelijke Nederlanden32? Sommige kunsthistorici zijn van mening dat de vader van deze beroemde schilder de in 1462 te Gent overleden Jan van der Goes was. De stelling dat Nederlandse schilders door hun ontleningen aan schilderijen van Van der Goes, zoals Geertgen tot St.-Jans, werkzaam waren te Gent (ofte Brugge) zou hierdoor weleens moeten herzien worden. Voor het oeuvre van Hugo van der Goes betekent dit (waar de schilder zich op dat moment ook mocht bevinden), dat niet alle "jeugdwerk(?!)" eventueel in Gent vervaardigd is. Men moet dan ook zeer omzichtig zijn om deze werken met Gentse opdrachtgevers in verband te brengen. Reeds hebben we er op gewezen dat Gentse kunstenaars blijkbaar goed bekend waren met de noordelijke provincies van het Bourgondische rijk33. Ook Nederlandse kunstenaars waren in die periode werkzaam in de Arteveldestad, zoals Ingelbrecht Criecke van Utrecht34, de anonieme miniaturist de Meester van de Vederwolken afkomstig uit dezelfde stad, Hugo Jacobszoon van Leiden, Ghyselbrecht van Meerio van Delft35, enz. De opsmukkingen in het Gentse Prinsenhof verdwenen samen met de afbraak van dit vorstelijk paleis. Alhoewel de verfraaiĂŻngen uit de periode die wij in deze vier bijdragen besproken hebben, misschien maar een peulschil is met de eigenlijke versieringen, geeft dit een zeer goed beeld van de pracht en de praal waarmee onze vorsten zich omringden. Hoogstwaarschijnlijk bewaarde het paleis talrijke kunstwerken, waarbij een portrettengalerij van de graven van Vlaanderen niet ondenkbaar is. 144
Uit de documenten blijkt dat er vooral heraldische voorstellingen aangebracht werden in het paleis. Mogen we hier de tekening met de wapenschilden van Filips de Goede in het album Arent Van Wijnendaele (t1592)36 en dat in de MemoriĂŤn van Anthonio de Succa in verband brengen met deze versieringen? Deze laatste tekende tevens naar voorstellingen in Gent in 1602 de wapenschilden van Ladewijk XI (1423-1483), die als dauphin op 5 november 1459 in het voormalig huis van Joos Vyt (Gouvernementstraat) verbleef37; een detail van de halsketting van de Orde du Saint-Esprit, gesticht door de Franse koning Hendrik III in 1579; het wapen van de Engelse koning Edward III (131213 77), die onderhandelingen heeft gehad met Jacob van Artevelde toen Sirnon de Mirabella ruwaard was van Vlaanderen; het blazoen van Amadeus VI (1334-1383) voorvader van de gemalin van Margaretha van Oostenrijk; het wapenschild van het Schotse huis met de halsketen van de St.-Andreasorde, gesticht in 1452 door Jacobus 11 (1430-1460); het wapen van het Spaanse huis; het wapen en halsketen van de commandeurs van de Hospitaalridders van St.Jan van Jeruzalem (voor 1492), de latere orde van Malta; en het wapenschild van het Huis van Lusignan, omgeven met de halsketting van de orde van het Zwaard van Cyprus, gesticht ca. 1363 door koning Peter I (t1369) van Cypres38. Mogelijks gaan deze voorstellingen terug op tekeningen van Arent van Wijnendaele. Doch lijkt hun iconografisch programma zeer goed thuis te horen in een vorstelijke residentie. Anderzijds moeten we er ook rekening met houden, dat de hertogen een groot deel van hun huisraad meebrachten. We hopen met deze reeks artikels het ijs te hebben doorbroken voor verdere onderzoekingen van dit bijzonder interessant gebouw, waarvan de documenten verspreid zijn over verschillende archieven. Dit element zal wellicht de reden zijn, dat er thans bijna geen onderzoek is gebeurd naar het geboortehuis van Keizer Karel.
NOTEN I. 'Gewezen Prinsenhofvan Gent, zijn tijd, zijn groei, zijn streven, zijn tijdgenoten wel bekend in woord en beeld beschreven', in: Ghendtsche Tydinghen, 9de jg., 1980, blz. 222-234, 264284. 2. Het gebeurde te Gent 500 jaar geleden, in: Ghendtsche Tydinghen, 6de jg., 1977, blz. 278286. 3. R. van Elslande, Het Brugse atelier van Jan van Eyck tussen 1433 en 1441, in: Brugs OmmeIand, 29stejg., 1989, nrs. 1-2, blz. 97. 4. E. Cornelis, De kunstenaar in het laat-middeleeuwse Gent, 11. De sociaal-economische positie van de meester van de Sint-Lucasgilde in de 15de eeuw, N.R. XLII, 1988, blz. 100, 105. 5. R. De Herdt, Wat blijft er nog over van "ons geduchts heren hoften walle" ofhet Prinsenhof?, in: Toerisme in Oost-Vlaanderen, 25stejg., 1976, nr. 2, blz. 25-28. 6. W. Prevenier-M. Boone, De 'stadstaat'-droom, in: Apologie vari een rebelse stad, Antwerpen 1989, blz. 101-102.
145
7. K. Vandenbussche, De Stoevere's: een Gentse kunstenaarsfamilie, in: Ghendtsche Tydinghen, lstejg., 1972, blz. 53-54. 8. A. De La Borde, les ducs de Bourgogne; études sur les lettres, les arts et I'industrie, pendant le XVe siècle et plus particulièrement dans les Pays-Bas et Ie duché de Bourgogne, Parijs, 1849-1852, dl. I, blz. 424, nr. 1548; dl. II, blz. 396-397. 9. R. van Elslande, Lieven van Lathem, een onbekende belangrijke kunstenaar uit de l5de eeuw, in: Scheldeveld,jb. XXI, 1992, blz. 140, 166 nota's 56-59. 10. R. van Elslande, De geschiedenis van de Vijt-Borluutfundatie en het Lam Gods, in Ghendtsche Tydinghen, 15de jg., 1986, blz. 110. 11. R. van Elslande, Het Weense handschrift van "die Keure", in: over den Vier Ambachten, Kloosterzande 1993, blz. 885-892. 12. A Jaques Gheerolfvoirier pour avoir livre sensieut assavoir cinq nouvelles voiries les deux en la cuisine de monseigneur, une en la chambrette aupres la chambre de madame, une en la grand salie et une petite en une des chambres de retrait de monseigneur g. tên ensenble 24 pies de voire. Item une voirie en la grande cuisine g.tên 10 pies de voirie ... coutên ensemble 26 pies et 4(demi?) de voire. Item ou logez de la princie porte dudit hostel ou estait logie monseigneur Ie maistre d'ostel... quatre voirieries coutên 13 pies de voire. Item ou logez qui fu prepare pour monseigneur Ie daulphin et es chambres estans aux galeries en hault l 0 pies et derny de voire. Item aupres l'oratoire de mondit seigneur deux voirieres armoirees aux armes dicellius de madame la duchesse coutên ensemble attendu que est double ouvrage 13 pies de voir. Item une voire ou ung cassiz gtên 7 pies et derny et 3 quars de voirs. Item une voiriere et trois gtên ensemble 19 pies et derny. Item ... gtên 8 pies et ung quart de voire. Item 4 voirrieres gtên 17 pies et derny de voire. Item 5 grandes voirieres coutên ensemble 252 pies et 3 quars de voire. Item 3 voiries coutênt ensemble 6 pies et derny de voire sont ensemble 446 pies de voire qui au pris de 4 s. 6 d. chacun pie(s) sont 100 lb. 7 s. Item pour avoir este nettoye et revue en nouvel plonc et en leur cuûre diverses voiries coutentensemble 12piesetdemyauprisde2 s. 6d. chacunpiesont 14lb. 1 s. 6d. Item pour avoir reve et reniis a point et en nouvel plancou tesoniez emploit et rassiz en leur cuûrediverses voirieres assavoir 1 voiriere en... une... 6 voirieres... 2 voirieres avoir restouppe plusieurs troux et ailleurs aval ledit hostel... pour ce 60 s. Item pour avoir livré audits re cione de voirieres remises en nouvel plonc et audits repees a desses 311 ruytes au pies de 12 d. chacune ruyte sont 15 lb. ll s. Item pour deux trailles estoffees desil dal'ais mises assavoir luuc audevont d'une voiriere... coutên 46 pies et laiy' audevant d'une voiriere... coutên 24 pies et demi. Item pour cinq aui's etraudes trailles estoffeés toê dessins assises audevant des voiries du capitel fait de ... coutent ensemble 278 pies et derny sont ensemble 349 pies qui au pris de 2 s. 3 d. chacune pie sont 39 lb. 5 s. 3 d. Et qu'il a livre en pluseurs meuues parties en diverses chambres et offices dudit hostel37 pies de nouvel voirie audit pris de 4 s. 6 d. chascun pie sont 8 lb. s. 6 d. content les parties dudit voiriez ensemble à la somroe de 180 lb. ll s. 3 d.; Rijsel, Ibidem, B 4104, f. 99-99v 0 • 13. Compte de Laurens Ie Maech, du Ier janvrier M CCCC LVI au XXXI décembre MCCCC LVIIII: A Boudinde Witevelde, pointre, pour avoir point aux armes de Monseigneur, et estoffes de couleurs, ainsi qu'il appartient, deux bannerettes ou penons mis sur les deux tourelles de la porte faisant yssue derrière sur l'eaue, de nouvel réparées, tant pour son oeuvre manuel, comme pour or et les couleur à ce servants, XXXII s., et pour aussi avoir doré de fin or et estofTe de couleurs à ce servants quatre (sic) et deux pennons, Iesquels pennons sont armoyez des armes de Mondit seigneur, mis et assis sur la couverture du capitel fait au comble, et couverture de l'oratoire de mon avant dit Seigneur, XVL XXII s. montant les dittes deux parties ensemble à Ia somroe de XVIIL 1111 s.; Rijsel, Archives Départementales du Non!, série B 4104, f. 99 V
xe
0
•
146
14. R. van Elslande, Lieven van Lathem, o.c., blz. 129-130. 15. A. De Schrijver, De miniatuurkunst, in: Gent lOOjaar Kunst en Cultuur, dl. 11, Gent 1975, blz. 326-333. 16. A jaques Gheerolf voirier demourant à Gand pour 26 pies de voire dont il a faic deux voirieres en deux rondes ... pour tout à lui paie 6 lb.; Rijsel, Archives départementales du Nord, serie B 4105, f. 112. 17. A Jaque Gheerolfvoirier demourant à Gand pour avoir ouvre trois voiries de nouvel en trois fenestres es chambres... contên 15 pies et derny de voire à 4 s. 7 d. chacun pie sont 66 s. 9 d. par. Item pour ll pies de voire ... à 3 s. 6 d. Ie pie sont 38 s. 6 d. Et pour 53 ruytes de poire emploi ... pour la reparadon des voirieres dicellue hostel à 12 d. chacun ruyte 53 s. mootent lesdits parties ensembles à la somroe de 8lb. 10 s. 3 d.; Ibidem, B 4106, f. 87. 18. A Jacque Gheerolfvoirier demourant à Gand pour avoir oste rappointreet remis en nouvel plonc 8 pans de fenestre de voire... pour ce 30 s. Item pour avoir livre pour une nouvelle fenestre ... et en trois fenestres ... 17 pies et 3 guarb de nouvel voire de france à 4 s. 7 d.le piet sont 3 lb. 19 s. 10 d 0 b par. Item pour avoir livre 31 pies et ung ... de nouvel voire de rams aux fenestre des establer de Monseigneur à 3 s. 6 d. par Ie pie sont 5 lb. 8 s. 6 d. Item pour 76 ruytes de nouvel voire... à 12 d. chacun ruyte sont 3 lb. 16 s. Et pour 16 pies et derny de trailge tire de til daccavre mises pour la preservacion des voirieres à 3 s. 6 d. par. chacun pie sont 57 s. 9 d. mootent lesdictes parties ensembles à la somroe de 17lb. 12 s. l d. 0 b.; Rijsel, Ibidem, B 4109, f. 97v 0 -98. 19. A Jaques Gheerolf voirier demourant à Gand pour avoir ouvre de son mestier à la reparaeions de plusieurs vieses voirieres avalledit hostel. Assavoir d'une en la chambere... pour ce 5 s. Item trois autres en la chambere ... pour ce 12 c. Item une en la chambere... pour ce 6 s. Item deux vieses fenestres en... pour ce 8 s. Item une ... 4 s. Item qu'il a livre 89 pies et derny de nouvel voire en pluseurs voirieres et fenestres en... Assavoir en... 7 pies 4 s. 3 d. chacun pie sont 20 lb. 2 s. 9 d. Item pour deux la iii iii s. de nouvel voire livre pendant en la petite salie devant la chapelle et l'autre en vue... pour ce 8 lb. 4 s. Et pour 195 ruytes de nouvel voire enploie a estoupper pluseurs traex en pluseurs voirieres aval !edit hostel à 12 d. chacune ruyte sont 9 lb. 15 s. et qu'il a paie pour cloux employeren son dit ouvraige 4 s. mootent lesdites p"ties ensemble a la somroe de 35 lb. 13 s. 9 d.; Rijsel, Ibidem 4110, f. 99100 V0 •
20. A Jaques Gheerolfvoirier demourant à Gant pour avoir ouvre de son mestier à la reparadon de pluseurs vieses voirieres aval !edit hostel. Assavoir en avoir oste nettoye replönie et remis une fenestre contên 4 piez et ace livre 6 nouvelles ruytes pour ce 14 s. par. Item encore en ladicte chambre avoir oste ung pan d'une autre fenestre et icellui refait nettoye et remis pour ce 13 s. par. Item pour une fenestre ... voire anoir oste reploûie et rassiz trois autres fenestre en... pour 12 s. par. Item qu'il a livre 87 pies de nouvel voire de france en pluseurs voirieres et fenestres en diverses chambres et places avalledit hostel. Assavoir... qui à 4 s. 6 d. par chacun piet sont 19lb. 11 s. 6 d. par. Et pour avoir fait en livré une traille de til d'alcaire au devant des fenestres de la chapelle du donjon dudit hostel contên 26 piez à 2 s. 6 d. par. chacun piet sont 3 lb. 5 s. par. montent lesdites parties ensemble à la somroe de 24lb. 15 s. 6 d.; Rijsel, Ibidem 4111, f. 116. 21. A Pasquier Gheerolf voirrier demourant à Gand pour avoir livre et ouvre de son mestier oudit hostel de Ie Wa1e durent ladite annee (1-1-1466/31-12-1467) en lamaniere qui sensieut: Assavoir pour avoir refait ung pan de voire en lallee ainsi que I'on va devers la cham(b)ere ou Ie Roy se loge pour ce 13 s. 6 d. par. Item pour avoir refait 22 pants assavoir... es cassins estans en... sur la tourene de l'orlogue dudit hostel, les quatre sur la. .. les deux... deux ...deux ... ung autre pan en ung cassin sur la montee devant Ie nouvel oratoire contên tout ensemble 70 piez au prix de 6 solz par Ie piet sont 21 lb. par. Item pour avoir remis a point une fenestre sur Ia chambere ... pour ce 9 s. par. Item fait une petite fenestre sur la montee tenant à Ia chapelle à matre une chandelle dedens contên ung piet pour ce 6 s. par. Item d'avoir refait deux pants à l'ostel du garde des lyons pour ce 24 s. par. Item fait deux
147
22.
23.
24.
25. 26. 27. 28. 29.
30.
31. 32. 33.
34.
35. 36. 3 7. 38.
pants... contenant ensanble 17 pies au prix de 6 solz par Ie piet sont 5 lb. 2 s. par. Item refait ung pan pour ce 16 s. 6 d. par. Et pour avoir restouppe et remis pluseurs ru(y)tes en divers Iieux aval !edit hostel comme besoing estoit jusques à 76 ru(y)tes à 2 s. Par chacun ru(y)te sont 7 lb. 12 s. par mootent ces parties ensamble 37 lb. 3 s.; Rijsel, Ibidem 4123, f. 132132v0. A Jaques Gheerolf pour plusieurs parties de voiries par lui fais et delivrez oudit hostel de Ie Walle (l-l-1473/31-12-1473)... montênt ensemble Iesdites parties à Ia sommede 45 lb. 14 s.; Brussel, Algemeen Rijksarchief, Fonds Rekenkamer 2706, f. 89. A Cornille Bay pointre demourant à Gand pour avoir de son mestier et paint en oile vermeille les plates, lystes posteaulx et parois desd. galeries pour Ia prefervacion de Ia pluye par marcbie à lui fait en tasque... 30 Ib.; Rijsel, Ibidem 4109, f. 96. A Guillebert Bloème pointre pour avoir dore Iaditte nouvelle croix de mêtal mis desuere !edit clochier par marcbie a lui fait en tasque par !edit receveur et autres ouvriers eulx en ce cognoissans tant pourson ouvrage manuel comme pour estoffe par lui en ce enploye Ia sommede 18 Ib.; Rijsel, Ibidem 4111, f. 115. A Jehan Co!ins, painctre demourant à Gand, pour don à lui fait du dit po(i)ntement pour soy airlier a viter et entretenir 4 francs; A. De La Borde, o.c., dl. I, blz. 495. R. van Elslande, Het Weense handschrift van "Die Keure", o.c., blz. 889. E. Cornelis, o.c., blz. 135. F. De Potter, Gent van den oudsten tijd tot heden, Geschiedkundige beschrijving der stad, dl. VIII, Gent z.d., blz. 33-35. L. Gachard, Note sur Ie jugement et Ia condamnation de G. Hugonet et G. de Brimeu, in: Bulletin Académie Royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique, nr. 6, 1839. E. Duverger, Cat.Imaginair musuem Hugo van der Goes, Gent 1982, blz. 38. Cfr. laatste paragraaf van het "Woord vooraf' van deze cat., blz. 7, eerste uitgave 1982 en tweede uitgave 1983. J. Duverger en A. De Groote, Werk van Hugo van der Goes en van Antoon van Dijck te Brugge, in: Miscellanea J. Gessleriana, 1948, blz. 440. R. van Elslande, Lieven van Lathem, o.c., blz. 133-134. Voor het zuiden van Nederland verwijzen we naar: R. van Elslande, De vijftiende eeuwse Gentse kunst in de Vier Ambachten, in: Over den Vier Ambachten, Kloosterzande 1993, blz. 1013-1026; voor het noorden verwijzen we naar R. van Elslande, Lieven van Lathem o.c., blz. 132-134. R. van Elslande, Lieven van Lathem o.c., blz. 133; R. van Elslande, Het altaarschilderij voor de kerk van Sint-Maria-Horebeke (1443), in: Het land van Aalst, 43ste jg., 1991, nr. 4, blz. 357, noot 28. R. van Elslande, Het retabel van Ghyselbrecht van Meerio voor de 0.-L.-Vrouw-Hemelvaartkerk te Nieuwerkerken, in: Lineaal, 13dejg., nr. I, 1989, blz. 3-16. Gent, Stadsarchief, Atlas Goetghebuer, doos 113; tekeningen van Arent van Wijnendaele gemaakt kort voor de verwoestingen door de beeldenstormers. R. van Elslande, De geschiedenis van de Vyt-Borluutfundatie, o.c., 15de jg., 1986, blz. 110. M. Comblen-Sonkes- C. Van den Bergen-Pantens, Memoriï:n van Anthonio de Succa, Brussel 1977, dl. I, blz. 189-192; di.II, f. 63-63 V 0.
VAN ELSLANDE Rudy Docent Antiquairsopleiding IMOV-Gent CMO-St.-Niklaas, Brucerno-Brussel, Acebe-Antwerpen, Cernov-Aalst & Cernov Oudenaarde.
148
PLAKETJULESDEBRUYCKER De n.v. Fibru-Brussels gaf een plaket uit naar aanleiding van en samenlopend met de herdenkingstentoonstelling ter ere van Jules De Bruycker, die te Gent liep van 28.10.95 tot 28 .01.96. Deze kunstenaar werd er op 29 maart 1870 geboren in de Jan Breydelstraat en overleed vijftig jaar later in diezelfde stad. Francine Somers, zelf Gentse, die haar kinderjaren be誰nvloed zag door deze merkwaardige tekenaar-etser, realiseerde uit sympathie als herinnering aan hem een medaille in verloren was. Het gegoten brons heeft een doormeter van ca. 150 mm. De geslagen plaket is gereduceerd tot ca. 70 mm. Voorzijde: Karakteristieke kop van De Bruycker, ge誰nspireerd door zijn zelfportret (1925). Tekst: "JULES DE BRUYCKER 1870-1945". Keerzijde: Details uit de etsen "Zelfportret" (1925) en "Het hijschen van den Draak op het Belfort" (1914) . Tekst: "EEN ZOON VAN GENT MET HART EN ZIEL" refererend naar een studie van Achilles Mussche (1936). De geslagen plaket in gepatineerd kunstbrons kan bekomen worden aan 1.450 BF; de gegoten en genummerde exemplaren, eveneens in gepatineerd kunstbrons, aan 4.500 BF door storting op rekeningnummer PCR 000.0017141.69 of KB 439.2102591.15 van de n.v. FIBRU.
149
GENTSE MEMORIEDAGEN: 19-20-21-22 FEBRUARI 19 februari 1531: Conflict tussen Gent en Doornik. Doornik houdt staande dat zij recht heeft op een zesde van het graan dat uit de richting van Douai via Doornik langs de Schelde op Gent afstevent. Voor éénmaal grijpen de onstuimige Arteveldezonen, die uiteraard hun graanstapelrecht volledig voor zichzelf opeisen, niet naar de wapens maar trachten integendeel het conflict, diplomatisch op te lossen en gebruiken onverwachte beleefdheidsformules zoals honorables et prudents seigneurs, très chers et espéciaux amis ! 11
11
19 februari 1818: Overlijden, op 93-jarige leeftijd, van de Gentse beenhouwer Chrétien Minne. Hij liet niet minder dan 98 kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen na. Primus Hellebaut was één van zijn kleinkinderen. 19 februari 1837: Eerste opvoering te Gent van de opera van Adam: Le postilion de Longjumeau. Veel artiesten hadden aanvankelijk geweigerd op te treden omdat de hen opgelegde rol hen niet aanstond. 20 februari 1569: Overlijden te Gent, op 51-jarige leeftijd, van de Gentse schepen, rederijker en kroniekschrijver Marcus van Vaemewijck. Na Europa te hebben afgereisd kwam hij in zijn geboortestad een belangrijke rol spelen inzake letterkunde, geschiedenis en politiek. Naast zijn bezigheden als lid van de rederijkerskamer Maria 't Heeren, gouverneur van de Armenkamer, schepen van de Keure, heer van de graanstape1, vingtenier van de burgerwacht, fabriekmeester van SintJacobs en heuversten van zeven neringen, vond Marcus nog de tijd om zijn bekende boeken te publiceren: Den Spieghel der Nederlandsche Audheydt, Historie van Belgis, Van die beroerlicke tyden in die Nederlanden en voornamelyck binnen Gendt (5 delen). 11
11
20 februari 1782: Ook afgestudeerde apothekers, niet te verwarren met ongeschoolde speciërs of kruideniers, lieten zich soms in met de verkoop van kwakzalversmiddelen. Op 20 februari 1782 bijvoorbeeld kwamen stadsbedienden bij een apotheker alle pillen en poeders aanslaan die te koop waren tegen de Întermittente koortsen Dezelfde middeltjes hadden kort tevoren in Antwerpen schade berokkend aan de gezondheid van sommige personen. Bepaalde klanten bekochten het ginder zelfs met hun leven. 11
11
•
150
20 februari 1790: Overljiden te Wenen van keizer Jozefll, wiens goedbedoelde hervormingen zo slecht onthaald waren in ons land. Op zijn sterfbed zou hij nog gezegd hebben dat de Brabantse Omwenteling hem de doodsteek had toegebracht. 20 februari 1877: Geboorte te Gent van de kunstschilderes Jeanne Plateau, die ons enkele gedichten heeft nagelaten. Zij was de kleindochter van de vermaarde Gentse geleerde Jozef Plateau, en leidde haar leven in afzondering. 21 februari 1545: Elisabeth vander Zickele, weduwe van Jan Damman, heer van Oombergen, verkoopt met akkoord van haar oudste zoon Jan de "Achtersikkel" aan Olivier Ser Lambrechts voor de som van 100 pond groten. 21 februari 1797: De stad telt een 700-tallantaarnen, wat nog niet betekent dat ze allemaallicht geven! Vandaag melden de politiecommissarissen dat ze er tijdens een inspectietocht niet minder dan 71 in uitgedoofde toestand hebben aangetroffen. 21 februari 1832: Kanunnik Goethals doopt de drie nieuwe klokken van de Onze-Lieve-Vrouw Sint-Pieterskerk: Maria, Petrus en Paulus. De kerk bezat vroeger slechts twee klokken waarvan de grootste, enkele maanden tevoren, was gebarsten. 22 februari 1796: Geboorte te Gent van Adolphe Quetelet, stichter en directeur van het Observatorium te Brussel, beroemde natuurkundige en terecht beschouwd als "de vader van de statistische wetenschap". 22 februari 1796: Openbare verkoop van de verzameling van wijlen Pieter Norhert van Reysschoot, een van onze beste kunstenaars van de 18de eeuw. Het tijdstip is bijzonder slecht gekozen: er is weinig of geen geld en de politieke toestand is allesbehalve rooskleurig. De kunstwerken gaan "voor een appel en een ei" van de hand en men verkoopt tekeningen, zelfs etsen van Dßrer, voor een paar frank! 22 februari 1837: De Gentse gemeenteraad keurt eenparig het voorstel goed van professor Joseph François Kluyskens om een nieuw hospitaal op het BijJokeveld te bouwen. Goedkeuring wil echter nog niet zeggen: onmiddellijke uitvoering. Die zal nog een dertigtal jaren op zich laten wachten. Ronald DE BUCK 151
GENSCHE WOORDEEN UITDRUKKIJNGE Deel XXIX Waarvan kuiste gij · nu nog den boas zijn schoene? Syn.: "Ge zijt oe gatlekker, een gatlekkerigge, oe mêwvoager, oe gatkruiper, oe gatschuurder, oe konte lekker, oe voetlekker, oe gatluuper, hij (ze) weet nie in wiens gat kruipe, altijd moarachter den boas zijn gat (konte, kerte, kluute,... ) luupen": steeds achter iemand lopen om hem of haar gedienstig te zijn. Ook: "An den boas zijne stîrt hange" . Vroeger veegde een der knechten de schoenen af van belangrijke bezoekers die de werkplaats betraden, dit met het oog op een fooi. Mij gien bloaze ne mier wijsmoake Syn.: "Iemand blèwe blommekes wijsmoake (opdroaie, op de mêwe spiete)": Met "blèwe blommekes" bedoelt men koombloemen. Men paait dus iemand met "blèwe blommekes", met mooie woorden, met leugens. Iemand "bloaskes" wijsmoake is iemand leugens vertellen. Wanneer iemand aan het liegen is, roept men "Bioaskes!" Wanneer men door had, belogen te worden zei me:" 'k Geluuve nie mier in Sintniekloas." "Hij rnaeekt haer veel blauwe bloemen wijs" (Winter Avonden, p. 220, 1636) 152
Plaat 35
153
"Veel bloezen zonder glaezen, dat sy dikwils daer af raezen. " (Almanak van Milaenen, juli 1782) "Men blies over alle zyden Zeughenen om muelenen mede te draeyen." (Beroerlicke Tyden, 2, 235, 1567) "Iets uit zijn kluute bloaze" betekent ongelooflijke dingen vertellen. Dat blazen en liegen iets met elkaar te maken hebben, blijkt ook uit de volgende gezegden: "hem iets in zijn uures laten bloazen; iemand zijn uures vol bloazen". ''Nen bloazer" of"een bloazerigge" zijn syn. voor leugenaar.
Ge zul ne kier noar u eetservies moete loate kijke Syn.: "Ge moet ne kier noar U bieters (bieterkes) loate kijke" (kindertaal). Met "eetservies" worden tanden bedoeld: je moet eens je tanden laten nazien, je moet naar de tandarts. 'k Bennekik nie benijt van Tsiezeke.â&#x20AC;˘â&#x20AC;˘ verstoan! "Tsiezeke" is diminutiefvan Jezus in de kindertaal. Iemand die dood was, "was bij Tsiezeke", "Tsiezeke kijft" zei men als het donderde. Was men ingetogen, dan zat men daar" gelijk een Tsiezeke". Kreeg men een onverwachte gelukkige tijding, dan zei men "Danke , Tsiezeke". Was een klein kind mooi en net gekleed, dan was hij "een Tsiezeke uit de schavelinge" (nagelnieuw, zoals heiligenbeeldjes toekwamen in dozen met houtkrullen). Vond een spelend kind onderweg iets, dan riepen alle anderen samen: "Tsiezeke dielt!": het gevondene moest dan verdeeld worden. Men zei ook soms: "Een, twee, drij, dielijnks!", "Een Tsiezeke" werd gezegd van een brave scholier. "Tsiezekes papier" of "Tsiezekesbruud", was hostie of missiebrood. De overschotjes daarvan werden vroeger in puntzakjes verkocht voor 1 F in de snoepwinkel. De "Tsiezekesmaand" wasjanuari en had je een "Tsiezekesmuile", dan wasje een grote schijnheiligaard. "Zie hem doar stoan mee zijn Tsiezekesmuile (Tsiezekestote)!" "Benijt zijn" is bang zijn. Wanneer men "Geuzekinders" afdreigde met "Tsiezeke langst hier en Tsiezeke langst doar", hielp dat niet. " 'k Bennekik nie benijt van Tsiezeke" klonk het dan boud. PIETER: "Ik vraeg wel excuse, mijnheer, dat wij u hier komen vinden. .. maer de mei heeft wat nodig en indien gij wildet toestaen dat wij hier uwe schoenen vagen, wij zouden hem zoo veel eerder kunnen begieten. (Met zijne klak vaegt hij de schoenen van den heer Van Gryp) ("Azuu ne klont", p. 17)
154
DOCUMENTATIECENTRUM - WERKING 1995 BffiLIOTHEEK Uitleningen Boeken Algemeenheden BelgiĂŤ-Buitenland Economie Gent Geschiedenis (H) Kunst Localia Natuurkunde Onderwijs Oost-Vlaanderen Sint-Amandsberg Taalkunde Volkskunde
1994
1995
4 8 195 246 28 97
8 13 1 446 244 13 94
146 90 16 16
191 102 10 29
847
1151
72
13
45 1 1
Subtotaal
85
47
Subtotaal
1283
1331
2217
2529
59
56
Subtotaal Varia Kaarten-Plans Foto's Affiches
Tijdschriften
Globaal uitleningscijfer
Administratie
Gemiddeld uitleningscijfer per openingsdag (2u.)
155
AANKOOPBOEKEN
23.271
25.635
Pas verschenen, gratis binnengebrachte werken: voor:
23.598 F
19.253 F
937
2.326
2.005
1.570
Giftenaantal Niet meer met de nodige relativiteit te beschouwen zoals vroeger, want elke gift wordt nu afzonderlijk geteld. Boete Geldelijke giften
HOF
Ruildiensten
158
In 1995: Verkoop plans Saurel (10% voor D.C.) Varia
Nieuwe ontleners
136F
=
157 216F
1.930 F 1.655 F 9 (4 voorOO)
3.375 F 3.375 F 9 (5 voorG)
COMMENTAAR BIJ DE WERKING Tot en met het jaar 1986 hebben wij jaarlijks een algemene verhoging van de werkcijfers vastgesteld, vanaf 1987 tot nu is dat cijfer langzaam maar voortdurend geslonken. Het is dan ook met vreugde dat wij dit jaar een kentering vaststellen. Als men de spreiding van het soort ontleend materiaal nagaat, stelt men een verhoging vast van 312 uitleningen, zowel qua boeken als tijdschriften. Wij hebben dus een goed jaar achter de rug. Een vaststelling, die tot aangename bedenkingen leidt, want een bibliotheek is slechts leefbaar door de aanwezigheid van jongeren, die de aflossing kunnen verzekeren en de aanzet tot nieuwe initiatieven kunnen uitlokken. Op een totaal559 ontleners (576- 17+) noteren wij de inschrijving van 9 nieuwe ontleners die onze werking op prijs stellen. De bibliotheek wordt dan het trefpunt van studenten onder de leiding van hun leraar, wat zeer aanmoedigend is. Bij deze gelegenheid danken wij van harte heer R. van Elslande bij het nemen van zulke initiatieven (regelmatige bezoeken met deskundige uitleg om de weg te wijzen in de arcana van onze werking). 156
Onder de uitleentoppers vermelden wij zoals elk jaar dezelfde rubrieken, met ditjaar Gent op kop (195- 446) gevolgd door geschiedenis (H) (246- 244) en Oost-Vlaanderen (146- 191). De drukst bezochte maanden waren in 1995: oktober met 133 en april met 112 bezoekers. De zwakst bezochte: juni met 55 en december met 63. Naar gewoonte werden waardevolle werken aangekocht (25.635 F); voor 2.364 F meer dan in 1994. Er werd opnieuw, en dit gaat niet zonder tijd en moeite, voor de globale som van 19.253 F pas verschenen gratis binnengebrachte werken. Dit getuigt nogmaals van de goede naam van de bibliotheek en van de persoonlijke inzet. Wat de "boete" betreft op het te laat inbrengen van de boeken, is dit jaar 1.570 F in kassa gekomen. Opnieuw een aardig cijfertje dat helpt! Wij stellen vast dat een discipline opleggen aan de ontleners ten gunste komt aan het recupereren van ons boekenbezit. Sinds twee jaar opperen wij de wens een eindpunt te kunnen stellen aan al onze wederwaardigheden, wat betreft de reorganisatie van het D.C. 't Is met een opgelucht hart dat wij u kunnen mededelen dat de afdeling "Kaarten en Plans" afgewerkt is en openstaat voor het publiek, wat nu toelaat aan de vraag van een breder publiek te voldoen. De sector "Affiches" heeft ook zijn plaats gekregen en wordt nu volledig afgewerkt. EEN HELE OPLUCHTING!! Wij stellen opnieuw vast dat bij de bezoeker nog altijd verwarring bestaat over het D.C. Dan nog even herhalen dat het D.C. (V.Z.W.) de gemeenschappelijke bibliotheek en ontmoetingsplaats is van twee heemkundige kringen nl. "De OostOudburg" (Sint-Amandsberg) en de "Heemkundige- en Historische Kring Gent". Wie tot hiertoe verzuimde een bezoek te brengen aan voornoemd centrum wordt uitgenodigd kennis te nemen met een boekenfonds dat aan jong en oud een kostbare informatie kan bezorgen over geschiedenis, kunst, onderwijs, literatuur, genealogie en vooral Gent en omstreken. Een fonds dat men kosteloos kan raadplegen. Wie lid is of wordt van één der geciteerde kringen kan eveneens boeken, tijdschriften, affiches, prentkaarten, doodprentjes, foto's en noem maar op, kosteloos ontlenen en door wederzijdse kennismaking met andere bezoekers het verleden herbronnen. Maak er dankbaar gebruik van op elke zondag van 10 tot 12u, behoudens op feestdagen en tijdens de vakantiemaanden juli en augustus. Geen drempelvrees, iedereen is welkom en verzekerd van een warm onthaal. Zijn als giften welkom en gevraagd: wij bewaren en verzamelen, wat ons werkgebied betreft, t.t.z. Gent en Oost-Vlaanderen: Geboortekaartjes, communieprentjes, verlovings- en huwelijksaankondigingen, jubilea, priesterwijdingen, kloostergeloften, doodbrieven + bedankingen, doodprentjes, devotieprentjes, aflaten, litanieën, kerst- en nieuwjaarswensen, feest- en verjaardagskaarten, foto's, prentkaarten, affiches (van esthetische of commerciële waar157
de), landkaarten + plans, oude kranten, menu's, allerlei dokumentatie: folders, brochures, boeken, tijdschriften, verkiezingsdrukwerk, reklamedrukwerk (vb. opening van een nieuwe zaak). Bij voorbaat dank voor uw mildheid. Onze dank aan alle leden die in de loop van ditjaar het D.C. bedacht hebben met hun giften, wenken en wensen (2.326 giften). Wij hopen dat 1996 even vruchtbaar zal zijn. Wij nodigen dan ook speciaal diegenen uit die tot hiertoe verzuimden een bezoek te brengen aan dit centrum dat aan velen (studenten, leergierigen, vorsers) een schat van heemkundige, historische en literaire streekdocumentatie kan bezorgen maar dat tevens een ontmoetingscentrum is geworden voor jong en oud in een gemeenschappelijk streven, nl.: zoeken naar informatie, actualiteit en bronnen van ons verleden. Elk lid kan bij inschrijving op het D.C. kosteloos boeken en tijdschriften ontlenen. Het is een "service" dat ons bestuur u aanbiedt. Maak er nuttig gebruik van. Een speciale dank voor de medewerkers, die vrijwillig het materiĂŤle of administratief werk uitvoeren en de bezoekers helpen bij hun opzoekingen, want zonder hun toewijding zou onze werking niet kunnen rekenen op de blijvende waardering van het publiek. In mijn dank betrek ik insgelijks al diegenen, die mij in de gelegenheid stellen werken in de bibliotheek te verkopen, mits I 0% voor het D.C. Zoals elk jaar, al mijn sympathie en mijn warme dank voor de hulp en de morele ruggesteun. De bibliothecaresse Mevr. VAN GELUWE-EGGERMONT A.
Heropening van de Afdeling Landkaarten in ons Documentatiecentrum Wij zijn verheugd u te kunnen mededelen dat onze rijke collectie landkaarten opnieuw kan geconsulteerd worden in het Documentatiecentrum. Een speciale aparte ruimte op het gelijkvloers werd daarvoor ingericht. Aan het opstellen van een catalogus wordt druk gewerkt. Eenmaal deze ter beschikking is zal men merken hoe rijk onze collectie is, vooral door toedoen van schenkingen destijds van wijlen Hippolyte De Schrijver. Ter herinnering: het Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis, gevestigd in het Convent Engelbertus, Groot Begijnhof46 te 9040 Sint-Amandsberg is geopend elke zondag van 10 tot 12 uur (uitgenomen op feestdagen). Gesloten in juli en augustus. Iedereen is van harte welkom. AndrĂŠ VERBEKE 158
BIBLIOGRAFIE "Hoe schrijf ik de geschiedenis van mijn gemeente?" Een onderwerp dat ongetwijfeld veel heemkundigen zal interesseren. Onlangs verscheen het Deel 3a in deze serie. Voor Deel 1: zie "Ghendtsche Tydinghen" - 1994 - N° 3 - pp. 192-193. Voor Deel 2: zie "Ghendtsche Tydinghen" - 1995 - N° 3 - pp. 172. Deel 3a is op zijn minst zo interessant als de vorige en is gewijd aan "Hulpwetenschappen" zoals chronologie, dialectologie, genealogie, heraldiek, metrologie, muntgeschiedenis, naamkunde, paleografie, sigillografie. Wat wordt u bijgebracht in dit deel? Hoe oude dateringen, maten, gewichten of munten omrekenen? Hoe zegels, wapenschilden, dialecten en oud schrift ontcijferen? Wat kan een historicus leren uit een plaats- of familienaam? Hoe begint men aan een genealogie? Wat kan men aanvangen met oude kaarten? Wat met de statistiek? En nog zo veel interessants meer. Bijzonder waardevol zijn de honderden bibliografische referenties. Een niet te missen boek. Formaat: 24 x 16 cm. 310 bladzijden. Dit boek werd uitgegeven door het Centrum voor Geschiedenis van de Universiteit Gent in samenwerking met de "Stichting Mens en Kultuur". Te bekomen in de boekhandel aan 995 fr. Wie het thuis bezorgd wenst schrijft 1.095 fr. over op Rekening 448-0722171-07 van "Mens en Kultuur". De aandachtige lezer zal uit het feit dat dit Deel 3a is, de conclusie kunnen trekken dat er nog andere delen zullen volgen. Verleden jaar verscheen Deel XXX van "Gentse Bijdragen tot de Kunstgeschiedenis en Oudheidkunde" dat uitgegeven werd door de Vakgroep Kunst-, Muziek- en Theaterwetenschappen van de Universiteit Gent. Om alle misverstanden te vermijden wijzen wij er op dat het hier gaat over "Gentse bijdragen" en niet noodzakelijk over "Bijdragen over Gent". Als enig typisch Gents onderwerp is er een korte bijdrage (3,5 bladzijden) van André Van den Kerkhove over "Aankoop vanEdelsmeed-en Tinwerk door het Gents Sint-Aubertusbegijnhof in de 17e en 18e eeuw". Het boek heeft een formaat van 24,5 x 16 cm., telt 238 bladzijden en kost 1.500 fr. Te bekomen: Universiteit- Sint-Hubertusstraat 2 - Gent. H.C.
159
VRAAG EN ANTWOORD Op de vraag van Mevrouw Suzanne Halsberghe-Coutteel (Gh.T. 1996- N° 1 - p. 43) ontvingen wij meerdere antwoorden.
Van de Heer André Verbeke: Het blazoen (de juiste benaming is obiit) behoort toe aan Emile Braun, alias Miele Zoetekoeke ons allen wel bekend. Bij Koninklijk Besluit van 20 februari 1922 verhief Koning Albert I hem in de adel en verleende hem de titel van baron, alles overdraagbaar op de eerstgeborene. Op het wapenschild staan drie draken ... Gentser kan niet. Dit alles kan nagelezen worden in het vierdelig werk van L. Duerloo en P. Janssens "Wapenboek van de Belgische adel", te raadplegen in ons Documentatiecentrum. Van de Heer Olivier Willemot: Het wapenschild is dit van Baron Emile Braun, 0 Nijvel 2-12-1849, t Vichy 30-08-1927, burgemeester van Gent van 1895 tot 1921, die door Koning Albert I geadeld werd op 20 februari 1922. De "obiit" is deze van zijn echtgenote Mevrouw Marie-Carotine Boterdale, 0 Gent 24.06.1854, tGent 25.10.1927. Van de Heer André Despretz: Het wapenbord in de Sint-Niklaaskerk betreft MARIE-CAROLINE BOTERDAELE, Mevrouw Barones BRAUN. Ze werd te Gent geboren op 24 juni 1854 en overleed er in haar huis op het Koophandelsplein, 3, na een kortstondige ziekte, op 25 oktober 1927. Voor "La Flandre Libérale" van 26 oktober was dit voorpaginanieuws. Ze was Ridder in de Kroonorde met Zilveren Ster. Zij, noch de familie Boterdaele, waren geadeld. De titel "barones" droeg ze als gemalin van een baron. Haar begrafenisplechtigheid vond plaats in de Sint-Niklaaskerk op 28 oktober te 11 uur. Nadien werd de overledene bijgezet in de familiekelder op de Westerbegraafplaats. Deze douarière van Baron Emile BRAUN overleefde hem nauwelijks twee maanden en stierf ongeveer op het ogenblik dat de Gemeenteraad de oprichting van een gedenkteken voor haar echtgenoot had goedgekeurd. Emile Braun zelfwerd geboren te Nijvel op 2 december 1849. Hij was burgerlijk ingenieur, oud-volksvertegenwoordiger en oud-burgemeester van Gent. Hij overleed, eveneens na een kortstondige ziekte te Vichy op 30 augustus 1927. Zijn rouwdienst werd in de Sint-Niklaaskerk gecelebreerd op 5 september te 11 uur. 160
Op 20 februari 1922 werd hij door Koning Albert I in de adel verheven en werd hem de titel van baron verleend, overdraagbaar op de eerstgeborene. Zijn wapenschild was van lazuur, met drie vliegende draken van goud. Het was getopt met een baronnenkroon, en gehouden door twee leeuwen van zilver, gekroond van goud, genageld en getongd van keel. De wapenspreuk "Pax et labor" van goud stond op een losse, fladderende band van lazuur. Het wapenschild voor de nakomelingen van de titularis was hetzelfde, maar was bovendien getopt met "eenen helm van zilver, gekroond, getralied, gehalsband en omboord van goud, gevoerd en gehecht van keel, met dekkieeden van goud en lazuur. Helmteeken: een draak van het schild " Het blazoen op het wapenbord is dus niet dat van Baron Emile Braun, maar wel dat van de eerste descendent, Baron Emile Jean Braun, gehuwd met Adrienne Constance Thérèse Marie Ghislaine Roland, die haast zeker deze "obiit" lieten vervaardigen. Referenties voor het blazoen zijn: ROLLAND V.H., Armorial générale de J.B. Rietstap. Supplément, rv, La Haye, 1934, p. I 02; DUERLOO L. & JANSSENS P., Wapenboek van de Belgische adel van de 15de tot de 20ste eeuw, Brussel, 1992, I, p. 373, nr. 2903; IV, nr. 2903. Terloops weze vermeld dat de familie Braun meerdere geestelijken telde: Dame Françoise Braun, kloosterlinge bij de Dames van het Heilig Hart; Dom Sébastien Braun, monnik in de Abdij van Maredsous; Eerwaarde Heer François Braun, bij de Predikheren. Ook van de Heer Erlend Hamerlijnek ontvingen wij een antwoord dat parallelloopt met de bovenstaanden. Op de vraag van de Heer Erik Schepeos kregen wij 2 antwoorden binnen. Van de Heer DolfTemmerman (Schellebelle): "Misschien kan ik helpen met de volgende verwijzingen. In het "Pachtersrecht. Handboek van de landbouwprijzen", 1898, J .B. Coulier, notaris te Swevezeele, staan vele wetenswaardigheden. p. 9 Bepaling Pachtersrecht: "In deneigentlijken zin van het woord begrijpt het alle de voordelen waarop een huurder mag aanspraak maken tegenover de eigenaar of andere personen, uit hoofde van het Pachtcontract." p. 14: "De voornaamste schikkingen betrekkelijk het pachtersrecht werden in de toenmalige costumen, statuten, reglementen en ordonnanciën opgenomen." p. 20: "Daarom dienen de afzonderlijke verzendingen - onder den titel van het huurcontract naar die gebruiken - niet aanschouwd te worden als zooveel uitzonderende toelatingen op het beperkt gebied der verhuring, maar wel als de gedurige herinnering van een princiep dat de overeenkomsten van de partijen op een algemeene wijze beheerscht." 161
Van de Heer David Maes: In verband met de vraag van de heer Erik Schepens, in Gh. T. 1996 nr. I pag. 44, inzake het onderscheid tussen de termen "pacht" en "huur" kan het volgende misschien helpen. Het "van Dale Groot Woordenboek der Nederlandse taal" zegt ter zake: "Pacht: overeenkomst, rechtsgeldige regeling ten opzichte van de verplichting tot betaling van een jaarlijkse rente door hen die enig vast goed (thans met name een agrarische eigendom) van een ander ten gebruike krijgt." Kunnen of konden ook gepacht worden b.v.: een jacht, een visserij, belastingen, enz. "Huur: het huren, verbintenis waarbij men iemand of iets huurt of gehuurd heeft." Van dit alles worden we dus niet veel wijzer. We menen echter te weten dat een huur in de regel wordt afgesloten voor een korte termijn, doorgaans voor een periode van een maand of zelfs korter. Wat echter niets zegt over de duur van de huurovereenkomst. In een huurcontract kan bijvoorbeeld bepaald worden dat de huurovereenkomst geldt voor een langere periode (b.v. drie jaar of langer). Zonder deze bepaling kan een huurovereenkomst maandelijks beÍindigd worden, eventueel met machtname van de voorziene opzegtermijn. Een pachtovereenkomst geldt daarentegen doorgaans voor een gans jaar. Zoals "van Dale" vermeldt worden tegenwoordig enkel pachtovereenkomsten gesloten met betrekking tot agrarische eigendommen. Vroeger konden ook nog andere zaken gepacht worden zoals: een jacht, een visserij, allerlei belastingen, enz. Een pachtovereenkomst, zoals blijkt uit heel wat archiefdocumenten, gold in vele gevallen van Kerstavond tot Kerstavond. In heel wat landèlijke gemeenten was het een gebruik dat de pachter op Kerstdag zijn pacht ging betalen ten huize van de kasteelheer of grondeigenaar. Voor de landbouwers had het pachtsysteem zo zijn voordelen. Hierdoor hadden ze toch de zekerheid dat ze niet midden in de zomer, terwijl de gewassen op het veld stonden, van hun pachtgoed verdreven konden worden. Ook het einde van het pachtjaar, op Kerstavond, was mogelijk in die functie gekozen: de oogst van de gewassen en het slachten van het vee was achter de rug, het jonge vee werd pas verwacht tegen de volgende lente. Een rustpunt dus in het agrarisch jaar, zodat bij een wisseling van pachter de landbouwactiviteiten het minst hinder ondervonden. We laten het menselijk aspect van zo'n winterse verhuis hier buiten beschouwing ... We sluiten ook niet uit dat het pachtbegin op Kerstdag nog een restant is van de zogenaamde Kerststijl, toen hetjaarbegin op Kerstdag viel (dit in tegenstelling tot de huidige Nieuwjaarstijl waarbij het jaar op 1 januari begint). We menen dan ook dat de termen "huur" en "pacht" weinig te maken hebben met de omvang van het goed maar eerder verwijzen naar de duur van het gebruik van het goed. Tegenwoordig wordt de term "pacht" nagenoeg uitsluitend gebruikt in verband met agrarische eigendommen. 162
De volgende vraag komt van Mevrouw Beatrix Baillieul: Wie kan een oplossing geven voor enkele problemen in de geschiedenis van de maatschappij Willem Teil? Deze_ maatschappij van kruisboogschutters werd in 1825 opgericht en vond in eerste instantie een onderkomen in de herberg Sint-Arnold aan de Kortrijksepoortstraat. In 1838 werd een feestlokaal gebouwd in de Bagattenstraat. Daar beleefden ,de schutters hun hoogdagen. Ze hadden voorzitters en ere-voorzitters die zich lieten portretteren door Gentse kunstenaars. Na een schitterend verjaardagsfeest, in 1900, onder het voorzitterschap van Victor De Muynck, begon de ster van de maatschappij te tanen. Kort na wereldoorlog I werd het lokaal in de Bagattenstraat openbaar verkocht en vanaf 1920 hernamen de leden van Willem Teil hun activiteiten in café "In de Toren" aan de H. Kerstkerk in de Sleepstraat. De kruisboogsport werd verlaten en de schutters legden zich toe op het bolspel. Na 1945 lijkt de vereniging van de aardbol verdwenen te zijn. Geen enkel dokument wijst nog op haar bestaan. Tien portretten van voorzitters bleven bewaard en hiervan werden er zes geïdentificeerd: Pierre J. Kerfyser (1801-1852), Joseph Kerfyser (1833-1888), Louis Van Ghendt, Victor de Muynck (1840-1904), Eugène Desiré Cambier (1821-1906), Alfons Collumbien (1867-1947). Er waren tevens twee erevoorzitters: Diomède Claes (1825-1846) en Charles de Kerchove de Limon (1819-188_2). Cambier werd in 1906 als voorzitter opgevolgd door Siegfried Van Gheluwe (Wannegem Lede 23 april1832- Gent 18 maart 1910). Hij was gehuwd met Debonnet en ~ad drie kinderen (twee zonen en één dochter): Jules x de Waegeneire en kinderen Siegfried en Léon; dochter x Oscar Gevaert en kinderen Paul, Elza, Louise en Robert; Georges x De Vriendt en kind Georgette. Graag meer informatie en vooral een foto van deze man. Na het overlijden van VanGheluwe (1910) werd Karel Inghels, een breukbandmaker aan de Zandberg (nu nr. 8), de nieuwe voorzitter. Hij oefende deze functie nog steeds uit in 1925 toen de vereniging zijn 1OOsteverjaardag vierde. Kort daarna en zeker in 1930 was Jan Van Damme, een bediende woonachtig in de Bmbantdam, voorzitter en dit tot 1936 toen Alfons Collumbien hem opvolgde en aanbleeftot 1944/45, het ogenblik waarop alle sporen van de vereniging uitgewist lijken. Wie meer informatie en vooml foto's kan verschaffen over Inghels en Van Damme en de geschiedenis van Willem Teil na 1945 kan ophelderen, kan contact nemen met de redactie van dit tijdschrift. Vraag van de Heer Goeminne (Aalter): "Het artikel in Ghendtsche Tydinghen over de oude herenhuizen is zeer interessant. Mijn overgrootvader was notaris Van Acker (± 1850) en woonde in de Hoogpoort in een huis dat een inrijpoort had op de Korenmarkt (ik heb ze 163
nog gezien), op de plaats waar nu de Sanna staat. Kan iemand mij daarvan foto's bezorgen, of minstens inlichtingen? De grootvader van wijlen mijn echtgenote was notaris de Schietere die juist ervoor of erna in dezelfde woning zijn studie heeft gehad. De Heer Wout De Vuyst vraagt het volgende: Jean Baptiste Van de Cappelle (Gent 1772- Gent 1833) was de zoon van meester-metser Adriaen Van de Cappelle. Na een opleiding aan de Gentse academie en een leertijd bij de architect J.B. Pisson vestigde hij zich als aannemer en architect. Van 1800 tot aan zijn dood bouwde en verbouwde hij talrijke herenhuizen, woningen, fabrieken, kerken en landhuizen in Gent en omgeving. Hij werkte voor industriëlen zoals Ciaes-De Cock, Poelman, Voortman, de Smet, Van den Bossche-Huyttens, Brasseur, Speelman, ... Ook behoorden een hele reeks adellijke families tot zijn kliënteel zoals Van de Woestyne, Kervyn d'oudt Mooreghem, van den Hecke, Huyttens, Deloen, Piers de Raveschoot, della Paille, ... Tot zijn belangrijkste realisaties behoren de (deels verdwenen) eenheidsbebouwing in de Zonnestraat (1828), de "Ecole des Hautes Etudes" aan de Koomlei en de kastelen Slotendries en Gaversgracht. Voor mijn studie ben ik op zoek naar plannen en tekeningen van Van de Cappelle evenals brieven en documenten. Mocht iemand iets meer weten over het familiearchief van Van de Cappelle of van één van de families waarvoor hij werkte zijn deze gegevens altijd welkom. Van de Heer R. Broekaert-Blondeel komt de volgende vraag: Onlangs had ik een meningsverschil over de ligging van de porceleinzaak "DANGOTTE". Ik dacht dat ze in de Veldstraat gevestigd was, mijn zus dacht aan de hoek van de Zonnestraat en de Kouter. Ik was reeds van mijn ongelijk overtuigd tot ik het boek "Oude Prentkaarten van Gent" opensloeg waar op afbeelding 103 "De Veldstraat ter hoogte van de Zonnestraat" vermeld wordt dat DANGOTTE wel gelegen was in de Veldstraat (rond 1900). Kan iemand achterhalen tot welk jaar? Ik weet wel dat de zaak nog onderdak had in het huis d'Hane-Steenhuyse, maar dat was later. Vraag van de Heer Maurice Labyn: "Gezocht: gewezen uitbaters van Gentse hotels voor een interview. Tevens documentatie gezocht, zoals folders, zichtkaarten, foto's en hotellijsten van 1977 tot 1988. Dit alles voor het schrijven van artikels over de Gentse hotels van 1900 tot nu. Adres van de Heer Labyn: Zeistraat 34 te 9850 Nevele. Tel: 371.86.81. Van de Heer Olivier Willemot komt de volgende vraag: Kan iemand mij meer inlichtingen verschaffen over het herenhuis van de fami164
lie van Larebeke in de Peperstraat n o 16 en 18 te Gent, met uitgang in de Komijnstraat. Deze eigendommen van de familie van Larebeke, beiden geërfd door Félix De Ruyck na het overlijden van Egide van Larebeke in 1847, werden in 1869 verkocht aan A. Bressers (n° 16) en in 1872 aan Sopbie en Francies De Coorebyter (n° 18, gekadastreerd sectie F 1543-1544). Het huis in de Comijnstraat, aan de achterkant van laatstgenoemde eigendom, werd verkocht aan Joannes Derycke.
LEZERS SCHRIJVEN ONS Van de Heer Piet Van Eeclmaut, Voorzitter van de Provincieraad van OostVlaanderen, ontvingen wij de volgende vriendelijke woorden: "Deze keer wat vroeger dan gewoonlijk, zo mag ik hopen, zend ik u mijn bijdrage voor 1996. Ik heb het u al vroeger geschreven: ik ontvang het tijdschrift altijd met zeer groot genoegen. Wil mijn groeten aan de medewerkers overmaken." De Heer Eddy Levis stuurde ons de volgende tekst op: Gentsche kulderkespraot De kulders gebruikten soms een heel aparte woordenschat. Zo hadden zij een eigen uitgedacht balspel. Zijn noemden het ''pîrren" (ww.: "pîrde, gepîrd"). De bal werd hoog opgegooid en de rechterarm werd naar achter gezwaaid. Met de tot een vuist gemaakte hand gaf men met de kant van duim en wijsvinger voorwaarts een knoert van "een pîrre" tegen de neerkomende bal. De bedoeling was die zo,vermogelijk "wig te pîrren". Een krachtige vuistslag werd door de kulders vaak "een knurre" genoemd. Het eten was in het jongensweeshuis op zijn zachtst gezegd niet zo bijzonder lekker. Dikwijls kreeg men er "snirren" te eten. Dit was saus met een soort gemalen vlees er tussendoor, het leek op gemalen stoverij. Jerome Storme vertelt dat hij dit nog zeker tot '39-'40 gegeten heeft. Wanneer men het weeshuis mocht verlaten voor een "sortietse" moest men zijn uitgangsuniform dragen met een rechtopstaande militaire kraag. De kulders noemden die kraag "hu/der raopeschelle". Vooral als het warm was, verhuisde die vliegensvlug onder de arm van zodra men achter het hoekje verdwenen was om slechts terug op zijn plaats te komen als men weer de "kulderschole" betrad.
165
GÊNSCHE PRÁOT Mie den karknul zat in beur keuke te krijssche da de traone van beur kaoke botstege. - Wa schilt er, Mie? vroeg Nàortse de fakteur, die beur zuust ne briefbrocht. - Zwijg, fakteur, wa da kik afzien en es aan gîen meinsche te vertelle. Dienen tzuudas van mijne veint zal mij nog in 't graf legge. - Allee, allee! zei Nàortse, en làot het an i herte nie kome, toe geef mij ne kier en goe dreupelke veur i antraose af te drijnke. - Jao ek, zei Mie, ezûu en goeie slûure, gelijk kik, ezûu mishandele; in ze begost weere te tsiepe. - Màor anfijn! riep de fakteur, keuode gij unie verwirre tegen ezûu ne krekel? Geef d'hem en taorte aos't hij u te vele ambeteert. - Dat es nu zuust mijn kolirre, riep Mie, hij hêed al mier plake g'had ofdat hij hàor op zijne kop en hee; màor hij en vecht mee gien vrêwe, zegt hij, de lafàord. Mij misbandele van 's morgens tot 'saoves in mijn cijns pieke, dat es zijn force. 't Es dàormee da'k hem verlede jàor ne vijnger gebroken hên mee hem den banbustel op zijn kneute te slàon. - 'kEn verstàod er niets van, zei Nàortse, ge slao zijn vijngers krom in ge zegt dat hij u mishandelt... - Bij jao't, zei ze, ge keun toch wel begrijpe wa verdriet da'k tons hên, 't es jij toch mijne man. Over viertien daoge hê'k nog ezûu en antraose g'had, aos ek hem e gloeiend strijkijzer tege zijn tote gestampt hên ... - Verdome, zei Nàortse, ge kapt er gij nog al deure ... - Wäorveure màokt hij mij altijd kwäod? zei ze, 'k Ben anders 't bräofste schàop van de wirreld. Màor onder ons gezeid, Nàortse, diene kier was ek toch benijd; want hij sprak van dad aan de komesàores ne kîer te gàon tûuge. - 't Moe irg geweest hên, zei de fakteur, want ge zie nog de plekken op zijn veurhûufd ... - Op zijn veurhûufd? zei Mie, dat en es van da nie; da was van diene kier da'k hem e gat in zijn kop geslegen hên mee 't kotterijzer. - Ge zult diene veint nog dûusläon, zei Näortse ... - Hêd er meschien compasse mee? zei Mie; hij hee nog veel te weinig. Van de morgend hêet hij mij wêeren ezûu verdriet aangedàon. 'k Was op mijn kaomer bezig mee wirke, ik 'k roep hem veur mij een beetse wàorm waoter nàor bove te breinge. Wa doet hij mij; hij stampt dienen iemer veur mijn voete, da 't kokende waoter op mijn àonzichte spietege; in wete wa dat hij zei veur mij te tritte? Pardon, vrêwe, 'k en hê 't nie esprès gedäon. Zoe ne meinsch nie dûuvale? 166
- Maor 'k peize wel da 't nu zal gedaon zijn mee hem; z'hên hem daor over en half ure naor de builoke gedrege ... - Was 't hij meschien uuk verbrand? vroeg Naortse. - Nîen, nîen hij, zei Mie; 'k hê hem par ongelukken uit de veinster gesmete ...
WAARSCHUWING Om onze leden een ontgoocheling te besparen willen wij hen er nogmaals op wijzen dat zij zich de oude jaargangen van "Ghendtsche Tydinghen" (vanaf 1981 tot en met 1995) kunnen aanschaffen aan de verminderde prijs van 250 fr. per jaargang en dit gedurende ons jubileumjaar 1996 tot zolang de voorraad strekt. Voor meer en nauwkeuriger inlichtingen verwijzen wij onze leden naar het maartnummer van dit jaar op blz. 73. Dit bericht zal niet verschijnen in het julinummer aangezien voor het afhalen van de bestelde jaargangen het Documentatiecentrum voor 2 maanden gesloten is. Wij geven dan opnieuw rendez-vous aan de grootste vergeetachtigen in het septembernummer. En voor dezen die het zich nog niet aangeschaft zouden hebben, maak van de gelegenheid gebruik om ook het prachtig stadsplan van B.J. Saurel- 1841 -te kopen aan 120 fr. 't stuk. Hebt u er al eens aan gedacht dit plan te schenken aan vrienden of kennissen? Zéér waardevol en spotgoedkoop!
BERICHT AAN ONZE MEDEWERKERS Als u voor het verwerken van uw teksten een PC of Mac gebruikt, wil u dan met de tekst ook het schijfje meezenden? In de meeste gevallen kan de drukker dan de tekst van het schijfje halen en dient hij dus uw tekst niet opnieuw over te tikken, wat tijd en geld gespaard is.
167
DIT BESTAAT NIET MEER
De "kabientjes van de Zwemschole van Dossche" aan de Leie (1913).
Koene Leiezwemmers op de wipplank en één op de duikstoeL Aan de overzijde: de Blekerij Vandewynckele. ( 1920)
168
GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring GentV.Z.W. 15 juli 1996 25e jaargang nr. 4 Stichter: Gaston Hebbelynck t Voorzitter: Hugo Collumbien Onder-Voorzitter en Penningmeester: André Verbeke Secretaris: Mevr. Angèle Eggermont, Maïsstraat 235, 9000 Gent Archief en ruildienst Idem. Redactie-Adres: Lijnmolenstraat 149, 9040 Sint-Amandsberg- Gent Administratie: Koggestraat 14- 9000 Gent Postrekening: 000-105.04 .73 -60, Heemkundige en Historische Kring Gent, 9000 Gent Lidgeld: 400 fr. per jaar. Steunende leden: 600 fr. per jaar. Beschermleden: I 000 fr. per jaar. Buitenland: 200 fr. extra voor portkosten
INHOUD - Kanunnik Petrus Jozef Triest, stichter en organisator. - Inventaire Archéologique: De Crypte van het Geeraard Duivelsteen. - Filips de Goede. - De Stam Audenaerde: Robert van Audenaerde. - Nabur Martins, de belangrijkste Gentse schilder uit het midden der 15e eeuw. - Enkele gegevens over de Nationale Militie van 1816 tot 1820 m.b.t. de stad Gent. - Gensche Woorde en U itdrukkijnge. Deel XXX. - Gentse Memoriedagen: 23 en 24 Februari. - Een gedenksteen in het gewezen Klooster van Deinze. - Gent elders ontmoet. - Bibliografie. - Vraag en Antwoord. - Lezers schrijven ons. - Gênsche Präot.
170 182 184 187 190 202 213 217 220 222 222 223 223 226
Bibliotheek en wekelijkse bijeenkomsten: in het Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis, Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, SintAmandsberg: elke zondag van I 0 tot 12 uur (uitgenomen op feestdagen); Gesloten in juli en augustus. Bibliothecaresse: Mevr. A. Eggermont. Verantwoordelijke uitgever: Hugo Collumbien, Lijnmolenstraat 149, 9040 Sint-Amandsberg - Gent.
KANUNNIK PETRUS JOZEF TRIEST, STICHTER EN ORGANISATOR INLEIDING 160 jaar geleden overleed in Gent Kanunnik Petrus JozefTriest Van 1805 tot aan zijn dood in 1836 verbleefhij in Gent en heeft hij zich ontpopt als een verdediger van de armen, een organisator van ziekenzorg, een stichter van congregaties. De zieken- en armenzorg in Gent zou er anders hebben uitgezien indien Triest hier niet was gepasseerd. Niet minder dan vier congregaties heeft hij gesticht die alle heel nauw met Gent verbonden waren en zijn: de Zusters van Liefde (o.a. in de Molenaarsstraat), de Broeders van Liefde (o.a. in de Stropstraat), de Broeders van Sint-Jan-de-Deo (in het huidige Sint-Jan-de-Deoziekenhuis als Broeders Hi毛ronymieten) en de Zusters Kindsheid Jesu (o.a. in de Nederpolder). Als lid van de Gentse Commissie van de Godshuizen en het Bureau van de vondelingen heeft Triest in de post-revolutionaire tijd echt baanbrekend werk verricht. Aan de Bijlokehof werd in 1960, als herdenking van zijn 200 jaar geboorte, een eenvoudig monument opgericht. Deze Gentse filantroop zou een groter standbeeld mogen hebben, al zijn de liefdewerken die hij opstartte het mooiste beeld dat we van hem tot op vandaag mogen bewaren. Graag bieden wij hierbij een levensschets aan. In Gent kunt u op twee plaatsen meer over Triest vernemen: - bij de Zusters van Liefde in de Molenaarsstraat, waar zijn sterfkamer nog is bewaard; - in het museum Dr. Guislain, waar een ganse afdeling aan hem is gewijd.
EERSTE LEVENSJAREN (1760-1772) Petrus JozefTriest werd geboren te Brussel op 30 augustus 1760, als negende kind in een rij van veertien, waarvan er reeds drie overleden waren v贸贸r zijn geboorte en waarvan er nog twee vroeg zullen sterven na zijn geboorte. Zijn moeder Cecilia Mello was verwant met een van de zeven geslachten die Brussel zouden gesticht hebben. Vader Jan Triest was smid en werd naderhand deken van de gilde der grafsmeden. Bij zijn overlijden zou hij een twintigtal huizen in bezit gehad hebben, waarvan twee zeer aanzienlijke in het centrum van Brussel, zodat we van een welstellende familie kunnen spreken. Daags na zijn geboorte werd hij gedoopt en kreeg hij de voornaam van zijn peter Petrus Jozef Tollenaers. Zijn meter was Catharina Vermunt, een begijn van het Groot Begijnbofte Brussel. In de onmiddellijke buurt van de ouderlijke woning was er een "Simpe/huys"ook het "St. -Janshospitaal" genoemd - waar geesteszieken werden onderge170
I. Kanunnik P.J. Triest. Portret geschi lderd door Charles PiquĂŠ.
bracht. Hoogstwaarschijnlijk kon de jonge Triest de kreten van de opgenomen zieken opvangen. De kinderen van de familie Triest werden in het Nederlands opgevoed, terwijl ze op school al vroeg Frans leerden.
STUDIEPERIODE (1772-1786) Na zijn eerste communie werd Triest met zijn broer Emmanuel ingeschreven in het JezuĂŻetencollege St.-Michiels in Brussel, waar hij tijdens het schooljaar 1772-1773 in de voorbereidende afdeling of de "Rudimenta" zat. De voertaal 171
op het college was Latijn. Het volgend schooljaar kon niet meer worden aangevangen, daar de Jezuïetenorde bij pauselijke bul van 10 augustus 1773 door Paus Clemens XIV werd ·opgeheven. Wellicht volgde Triest privé-les of ging hij in de leer bij de Augustijnen, tot hij in 1776 werd ingeschreven in de Latijnse school in Geel. Deze school had geen internaat, zodat Triest zijn intrek moest nemen bij inwoners van Geel. Zijn oudste broer Jean-Jacques was eveneens in Geel op school geweest en was ingetreden bij de Premonstratenzers, samen met zijnjongere broer Jean-Baptist. Triest moet hier zeker getroffen zijn geweest door de gezinsverpleging van geesteszieken. De Stassart schrijft in zijn biografie dat Triest in zijn vrije tijd af en toe een gezin bezocht en met zijn eigen spaarcenten versnaperingen kocht om uit te delen aan de opgenomen patiënten. In 1780 beëindigde hij zijn studies in Geel en vanaf oktober van dat jaar werd Triest student aan de "Faculteit der Artes" in Leuven, waar hij letteren, natuurlijke wetenschappen en wijsbegeerte studeerde. Op 20 augustus 1782 werd hij als 19e van de 38 geproclameerd en op 30 oktober 1782 trad hij in het Groot Seminarie in Mechelen, waar ook zijn jongere broer sinds februari van datjaar ingetreden was. Huleu, theoloog en overtuigd verkondiger van de godsvrucht tot het Heilig Hart met een sterke neiging tot het contemplatieve leven, was er voorzitter. Er werd gebruik gemaakt van handboeken als de "Navolging van Christus, "l'Introduction à la vie dévote" van Franciscus van Sales, een eigen catechismus opgesteld door Huleu zelf- met uittreksels uit werken van Vincentius a Paulo -,de "Pugna Spiritualis"van Scupoli en de ''Aphorismen"van Steyaert. Op 10 juni 1786 werden beide broers tot priester gewijd.
TRIEST IN PAROCHIEDIENST (1786-1805) Op het ogenblik van de wijding was er een teveel aan priesters, zodat de meesten moesten wachten om een benoeming te ontvangen. Op 26 oktober 1786 werd Triest dan toch aangeduid als een soort helper of zondagsonderpastoor bij Pastoor Snaegels in Blaasveld ( 10 km buiten Mechelen). In de week gaf hij cetechismus in een armenschool te Mechelen. Vanaf 18 december 1788 werd hij co-adjutor in 0. -L.- Jirouw over de Dijlewaar hij zes maanden zou blijven. Daar diende hij 42 doopsels toe, waarvan vijf aan kinderen van ongehuwde moeders. Voor vier van hen had hij juffrouwen gevonden die voor hun opvoeding wilden instaan. Asse mocht Triest verwelkomen op 24 juni 1789, opnieuw als co-adjutor, waar hij al vlug de zieke pastoor Ringier diende te vervangen. De familie van de pastoor palmde echter de goederen van de parochie in. Triest verzette zich ertegen, maar werd toch in het ongelijk gesteld door de verkeerd ingelichte kardinaal. 172
Bij het overlijden van Ringier werd de zaak uitgeklaard. Een nieuwe pastoor werd benoemd en de taak van Triest zat erop. De 0.-L.-Vrouw-Hanswijkparochie te Mechelen werd zijn nieuw werkterrein. We schrijven 26 oktober 1791. Tijdens de oorlog tussen Oostenrijk en Frankrijk werd in het college van de Dalscholieren een militair hospitaal opgericht. In 1795 brak er tyfuskoorts uit en de hele stad werd bedreigd. Ook Triest schakelde zichzelf in bij de verzorging van de zieken, tot hij op 16 april zelf geveld werd door de ziekte en tot 17 december werkloos bleef.
Actie en gebed 1797 werd een beroerd jaar voor de geestelijkheid: vanaf mei 1797 moesten alle priesters een belofte van trouw en gehoorzaamheid aan de wetten van de Franse Republiek uitspreken, en op 4 september 1797 de eed van haat aan het koningdom en de anarchie. Triest weigerde, zoals vele anderen, deze eed afte leggen en moest dan ook onderduiken. Ondertussen werd hij op 28 augustus benoemd als pastoor van de St.-Pietersparochie in Ronse, waar hij in het geheim werd aangesteld. Hij oefende er zijn priesterlijke functie dan ook in het geheim uit. Uit deze periode dateert ook zijn dagorde waaruit een grote evenwichtigheid blijkt en een trouw aan de voorgeschreven gebedsmomenten. Triest slaagde erin zijn druk leven te combineren niet een intens gebedsleven. Een voorval dat geschiedenis schreef was de berechting van de echtgenote van de Franse brigadier Cotton. Net op het ogenblik dat Triest de ziekenzalving toediende,路 werd hij door Cotton op heterdaad betrapt. Deze was echter zo getroffen door de edelmoedigheid van Triest dat hij beloofde hem van dan af te beschermen. Vanaf20 februari 1800 kon Triest zich dan ook vrijer bewegen. Nog in 1800 richtte hij samen met de postambtenaar Fran莽ois Soudan een "Wesehuys" op, waarover in de registers te lezen staat: "Het werkhuys van liefde begonst in 't jaar 1800 onder de bestieringe van de Eerweirde Heer Pastoor Triest van St.Pieters te Ronse". Kerkvrede en anti-klerikaliteit Op 8 april 1802 werd het Concordaat tussen Paus Pius VII en Napoleon afgekondigd, wat resulteerde in kerkvrede en een herindeling van de bisdommen, waarbij Ronse ingelijfd werd bij het bisdom Gent. Zaterdag 15 mei 1802 was voor Triest een ware hoogdag toen alle kerken werden heropend in Ronse en hij op Hemelvaartsdag 27 mei zijn eerste openbare preek mocht houden: "0, 路gelukkige dag, waarop ik voor het eerst mijn stem tot mijn lieve parochianen mag richten... Wat mij betreft, ik heb sinds lang aan mijn vijanden vergeven. Ik herhaal het voor u allen in het openbaar; dat ik ze uit de grond van mijn hart vergeef路 ik geefhun de kus der ware broederliefde en wens geen andere wraak dan ze met God te kunnen verzoenen. " 173
Daar de kerk van St.-Pieters erg gehavend was, werd besloten deze in de St.Maarlensparochie onder te brengen, waar Triest op 3 januari 1803 als pastoor werd aangeduid. Hier werd Triest zeer populair, maar dit viel niet in de smaak van de anti-klerikale burgemeester Fostier die pogingen ondernam om Triest te laten verdwijnen. Zijn uiteindelijk doel was de parochie af te schaffen. Toen Triest op 20 november 1802 en op 9 januari 1803 twee huwelijken kerkelijk had ingezegend vooraleer ze op het stadhuis wettelijk waren betekend, vond Fostier een reden om Triest aan te klagen; Triest werd op 2 februari in Gent ontboden bij de prefect, die de zaak doorgaf aan bisschop de Beaumont. Door verdere acties van Fostier besloot de bisschop dan toch Triest te verplaatsen naar Lovendegem. Dit moet een zware beslissing zijn geweest voor Triest, want we hebben van deze maand niets van hem teruggevonden. Toch wordt hij op 26 maart 1803 aangesteld als pastoor te Lovendegem.
Triest in Lovendegem en de stichting van de Zusters van Liefde De toestand was er allesbehalve rooskleurig. In een briefkunnen we lezen: "De drie hoofdzonden van mijn parochie, nl. dronkenschap, godslastering en onkuisheid zouden verminderen als er maar godsvrucht tot Maria ontstaat". Maar Triest bleef niet bij de pakken zitten, integendeel. Onmiddellijk bezocht hij alle families die in schrijnende armoede leefden. Ondertussen rijpte in hem het plan een kloostergemeenschap op te richten. Hij stelde het voor aan de kerkmeesters en vroeg hen om elke maand zes Brabantse florijnen te geven. Een rijke dame, Juffrouw Limnander, stelde een klein huisje in de Appensvoordewijk ter beschikking en met de toestemming van Mgr. Fallot de Beaumont stichtte Triest op 4 november 1803 samen met een groep eenvoudige meisjes een kloostergemeenschap. In mei 1804 verhuisde deze groep naar een "onbewoond erf met negen differente woonsteden" op de Kouter aan de Molendreve en stichtte er het "Convent Onze-Lieve- Vrouw ter Engelen". Op 2 juli van hetzelfde jaar spraken de eerste zusters er in het openbaar hun geloften uit, waarbij de congregatie van de Zusters van Liefde van Jezus en Maria officieel werd opgericht. Ondertussen was echter op 22 juni een decreet verschenen dat verbood verenigingen op te richten zonder keizerlijke goedkeuring. Op aanraden van de bisschop vroeg Triest daarom aan de Dochters van Liefde te Parijs om bij hen opgenomen te worden, wat ze echter weigerden. Op 1 april 1805 bezocht de bisschop het kloostertje te Lovendegem en kwam op 29 mei terug in gezelschap van Prefect Faipoult en Burgemeester Dellafaille van Gent. Allen waren vollof over het nieuwe initiatief en vroegen Triest om met zijn zusters naar de leegstaande CisterziĂŤnzerinnenabdij Ter Haegen te gaan en er te zorgen voor de ongeneeslijk zieken. Dit betekende tegelijkertijd het einde van het parochiewerk van Triest. Plichtsbewust kwam Triest op 30 juli 1805 met vier zusters en twee novicen naar Gent. 174
. J
}
'
2. Kanunnik P.J. Triest. Lithographie Simoneau.
TRIEST IN DIENST VAN DE ARMENZORG TE GENT (1805-1836) Meer dan dertigjaar heeft Triest zich volledig ingezet voor de bevordering van de armenzorg in Gent. In juni 1806 reisde hij naar Parijs om de wettelijke goedkeuring van zijn congregatie te bekomen. Hij werd er ontvangen door de pauselijke legaat Kardinaal Capra en de minister van eredienst Portalis die op 25 juni de goedkeuring gaven . Als herinnering aan zijn reis bracht hij een reliek mee van 175
de H. Vincentius a Paulo, patroonheilige van de congregatie samen met de H. Bemardus. Na de goedkeuring vond Mgr. de Beaumont het passend Triest te benoemen tot algemeen overste van de Zusters van Liefde (26 december 1806). Bij zijn aanstelling op 14 januari 1807 werd hij tevens benoemd tot erekanunnik van St.-Baafs.
De Hospitaalbroeders van de H. Vincentins 1807 werd het jaar van de expansie van de activiteiten van Triest De prefect en de bisschop probeerden gezamenlijk de armenzorg in Gent te hervormen. Op 1 juli 1807 richtten ze het "ComitĂŠ d'ordre et d'ĂŠconomie" op, waarvan Triest een der zes leden werd. Op 11 juli werd hij benoemd tot directeur van het burgerlijk hospitaal de Bijlokeen op 12 december werd hij directeur van de kleine Godshuizen en tevens directeur van het Bureau voor vondelingen en verlaten kinderen. In de Bijloke werden ook oude mannen verzorgd. Het beheer was in handen van oud-franciscanerbroeder Theo Calluwaert en later van priester Ferin, die echter beiden de zaak niet aankonden. Triest werd op 12 december dan ook afdelingshoofd, maar vond er de toestand onverantwoord. In hem rijpte dan ook de idee om voor dit werkjongemannen te zoeken en reeds op 28 december 1807 startte hij met vijf eenvoudige jongemannen en noemde hen "Hospitaalbroeders van de H. Vincentius ". In de loop van 1808 liep het aantalleden op tot dertien, zodat Triest ermee instemde een tweede werk te aanvaarden, namelijk de zorg voor krankzinnigen en gestrafte militairen in het voormalige Alexianenklooster. Dit werd echter een grondige mislukking, zodat midden 1809 nog slechts twee broeders overbleven. Met de komst van een zekere JozefTruyens werd eind juli opnieuw van start gegaan, echter weer niet voor lang, want in augustus verdween de zeer goed voorkomende JozefTruyens met de kas. Triest was nu verplicht een derde maal te herbeginnen, deze keer met een oudere man, Simon-Jan De Noter, die op 21 november 1810 werd ingekleed en bij de geloftenaflegging op 26 november 1811 als Vader Bemardus de eerste overste werd van de vijf eerste broeders. Ondertussen werden op 23 november 1809 de "Regels voor de Broeders van de Heilige Vincentius" door Mgr. de Broglie goedgekeurd.
De zorg voor geesteszieken Met de Zusters van Liefde was Triest reeds in 1808 gestart met de zorg voor de vrouwelijke geesteszieken in het "Vrouwenweeshuys ofZothuys" te Gent. Op 30 september 1815 stuurde hij nog vier Broeders naar de kelders van het Gerard Duivelsteen om er te zorgen voor de mannelijke geesteszieken. De confrontatie met deze beide groepen van geesteszieken moet erg geweest zijn, want uit de toenmalige geschiedschrijving blijkt dat deze zieken geboeid zaten in kooien en sliepen op stro. Bij hun bevrijding leken ze dan ook totaal verwilderd en niet zonder gevaar voor hun verzorgers. 176
3. Het Hosp itaal van de Bijloke.
Naast de caritatieve zorg was het voor Triest een grote bekommernis ook met de nodige deskundigheid de zorg te kunnen verlenen. Zo contacteerde hij in 1828 de jonge geneesheer Joseph Guislain die in 1825 met zijn werk "Traité sur l'aliénation et les hospices des aliénés" laureaat was geworden van de prijsvraag uitgeschreven door de Noordnederlandse Commissie voor Geneeskunde. Het gemeentebestuur aanvaardde het voorstel van Triest en benoemde Dr. Guislain tot hoofdgeneesheer van de beide Gentse krankzinnigengestichten. In 1829 stelde Dr. Guislain samen met Kanunnik Triest een reglement op voor de verpleging van geesteszieken. Een andere zorg was het onderwijs voor doven en blinden. Na de goedkeuring van de regel van de Zusters van Liefde op 9 september 1816 door de Paus te Rome, bezocht Triest het "Ins titut de l'Epée" in Parijs, waar dove kinderen een opleiding kregen. Dit maakte een zodanige indruk op hem dat hij in december 1820 besloot om twee aspirant-zusters in de leer te sturen bij Abbé Salvan die in Parijs de gebarentaal onderwees. Op 17 maart 1825 begonnen ook twee Broeders van Liefde met een dovenschool. Ze werden naar Groningen bij Guyot in de leer gezonden. Voor deze stage bekwam Triest zelfs een subsidie van Koning Willem I. Dit alles mondde uit in de oprichting van verschillende instituten voor doven en blinden in Gent en in Brussel. Triest zou het nog meemaken dat de instituten in Brussel op 10 april 183 5 verheven werden tot Koninklijk Instituut 177
4. De Reep met het Geeraard Duivelsteen.
De thuisverpleging en de Broeders van Sint-Jan-de-Deo Het was van bij het begin voorzien dat de Zusters en de Broeders van Liefde ook aan thuisverpleging zouden doen. Tot dan toe echter hadden de Broeders van Liefde nog geen goedkeuring gekregen van het Franse regime. Toen de vraag kwam om de broeders ook in de thuisverpleging in te schakelen, durfde Triest daar niet op ingaan, omdat ze reeds hun handen vol hadden met de verzorging binnen de instellingen. Ze zomaar op straat laten verschijnen was evenzeer gewaagd. Daarom stichtte Triest een nieuw genootschap en gaf hij aan Br. Basilius de opdracht deze groep te begeleiden. Toen Triest van de Vicaris-generaal op 6 april 1823 de goedkeuring kreeg, konden de Broeders van Sint-Jan-de-Deo vanaf 1825 officieel starten met de thuisverpleging. Om niet op te vallen droegen zij buitenshuis een burgerpak, nl. "een zwarte frak, veste en een broek van gemeyn laeken ". Reeds in 1800 als pastoor in Ronse had Triest een meisjesweeshuis met armenschool opgericht. Ook aan de eerste Zusters van Liefde gaf hij de opdracht "schole te houden ter ere Gods". Vanaf 1815 werden dan ook Zusters van Liefde werkzaam in een armenschool te St.-Denijs en te Zaffelare. In 1817 zouden ze in Zaffelare een internaat openen voor betalende kinderen, en werden zusters naar Bertem gezonden om er te werken in een hospitaal en een armenschool. Wanneer Triest in 1818 voor de Zusters de "Regels en Statuten" opstelde, werden drie hoofdstukken voorzien over opvoeding en onderwijs. 178
Bij de Broeders van Liefde werd het onderwijs eerder toevallig ontwikkeld. Vanaf 1809 gaf de portier van de Bij1oke, Br. Jan Bertyn, aan de straatjongens wat les en catechismus, en vanaf 1812 hielpen een paar broeders in zondagscholen. Ook in de eerste regels van de Broeders van Liefde stond de opvoeding van arme kinderen als opdracht te lezen. Slechts wanneer de Hollandse regering in 1820 werk wilde maken van het volksonderwijs zou Triest echt op de wagen springen en een novice sturen naar de Broeders van de Christelijke Scholen om er het lesgeven aan te leren. De eerste scholen van de Broeders werden opgericht in 1820 te Froidmont en in 1822 te Brugge. De moeilijkheden die Triest zou ondervinden tijdens de fameuze schoolstrijd is een ander hoofdstuk en zou ons bij deze korte beschrijving te ver leiden.
De begijnen Het is vermeldenswaardig hoe Triest in die tijd ook de begijnen steunde. Op het ogenblik dat ze in hun voortbestaan bedreigd werden, trok hij op 26 augustus
5. Kanunnik Triest overhandigt aan Koning Willem I een smeekschrift ten gunste van de begijnen. Naast hem: Schepen Kervyn de Volkaersbeke. Doek geschilderd door Pierre Van Huffel.
179
1825 samen met Schepen Kervyn De Volkaersbeke naar Koning Willem I om er persoonlijk een smeekschrift ten gunste van de begijnen te overhandigen. De tussenkomst was van die aard dat de begijnhoven mochten blijven voortbestaan. Uit erkentelijkheid lieten de beide Gentse begijnhoven een schilderij maken waarop de ontvangst bij Willem I uitgebeeld stond. Op 19 mei 1827 richtte de toen 66-jarige Triest een brief aan de aartsbisschop met het verzoek een opvolger te krijgen, die hem eerst een tijdje zou kunnen bijstaan. Hij stelde Emmanuel Triest voor, toen nog seminarist en neefvan de kanunnik. Van september 1827 totjuli 1828 werd Emmanuel de secretaris van Triest. Ondertussen werd ook de bisschopszetel van Gent vacant en werd regelmatig de naam van Triest genoemd als mogelijke bisschop van Gent. Triest vond op dit ogenblik nochtans van zichzelf dat hij het stilaan rustiger aan zou moeten doen. Wanneer de nieuwe bisschop Van de Velde in 1830 de bisschoppelijke raad samenstelde, werd Triest titulaire kanunnik en opgenomen in de raad. Van 1813 tot 1833 kreeg hij Delebecque als medewerker en in mei 1833 werd Benedierus De Decker zijn coadjutor, die kans krijgt zich volledig in te werken en voor te bereiden om Triest zo nodig ook op te volgen.
De huldiging en de stichting van de Zusters Kindsheid Jesu 1834 werd dan hetjaar van de huldiging en wel in tweevoud. De filantropische Parijse stichting "SociĂŠtĂŠ Montyon et Frank/in" schonk Triest op 21 juni 1834 hun medaillon en hij werd opgenomen als weldoener van het mensdom. Zes weken later bracht Koning Leopold I en Koningin Louise-Marie een bezoek aan de abdij Ter Haegen en schonken Triest het Kruis van de Leopoldsorde. Als kroon op het werk stichtte hij in 1835 nog een vierde congregatie: de Zusters Kindsheid Jesu. Als directeur van het bureau der vondelingen en verlaten kinderen vond Triest onvoldoende gezinnen om de kinderen te plaatsen. Om dit te verhelpen zocht hij een aantal jonge meisjes samen, die zich in de lokalen van het vroegere dolhuis Sint-Jan-ten-Ouilen in Gent vestigden om er te zorgen voor de vondelingen. Eerste overste werd Zuster Joanna-Catharina Van Uytfanghe, alsook Benedierus De Decker van Zele. Samen met deze laatste zou Triest nog een regel opstellen voor deze Congregatie waar de eerste kandidaten slechts na zijn dood zouden intreden. Gestart op 15 oktober 183 5 legden de eerste Zusters Kindsheid Jesu hun geloften af op 16 november 1837 en reeds in 1838 ontvingen ze van Monseigneur Van de Velde de goedkeuring. Op 10 juni 1836 herdacht Triest in stilte de vijftigste verjaardag van zijn priesterwijding, hetgeen op zijn naamfeest op 29 juni plechtig gevierd zou worden in de St.-Baafskathedraal. Overvallen door een acute astma-aanval op 17 juni werden hem in allerijl de laatste sacramenten toegediend. Na een lichte verbetering en zelfs hoop op herstel zou hij echter op vrijdag 24 juni 1836 overgaan naar het eeuwige leven met de woorden "Date et dabitur vobis- Geef en u zal gegeven worden". 180
Met de woorden van Antoon van Wilderode kunnen we deze beschrijving afsluiten: Petrus JozefTriest werd priester in eenfelbewogen tijd en heeft aan onvermogende geringen, aan marginalen en verschoppelingen zijn leven tot de laatste dag gewijd Hij wilde dat zijn werk ook na zijn dood door zusters en door broeders die hij voorging bestendigd werd en nimmer meer teloorging. In hen die hij gesticht heeft, blijft hij groot! Br. dr. René STOCKMAN Provinciale Overste Broeders van Liefde
BIBLIOGRAFIE - Claeys, Br. Orest, Petrus-Jozef Triest in "Geen rede mee te rijmen". Gent, Museum Dr. Guislain, 1989, p. 73-81. - Cnockaert, Lucienne, Pierre-Joseph Triest (1760-1836). Louvain, Publications Universitaires de Louvain, 1974, pp. 657. - Deboosere, Br. Deodatus, Kanunnik Triest en zijn stichtingen, 6 delen. Gent, Broeders van Liefde, 1940. - De Decker, Pierre, Levensbeschrijving van Mijnheer den Kanonik Triest. Gent, Vanryckegem-Hovaere, 1836, pp. 56. - Geysen, Br. Eugeen, Het verdienstelijke leven van Petrus-Jozef Triest. Gent, Broeders van Liefde, 1985, pp. 95. - Joya/, Br. Donald, Le charisme de Pierre-Joseph Triest. Rome, Université Pontificale Grégorienne, 1982, pp. 98. · - Reichge/t, Br. Koenraad, De Broeders van Liefde (1807-1876). Gent, Broeders van Liefde, 1957, pp. 247. - Reichgelt, Br. Koenraad, P.J. Triest. Gent, Broeders van Liefde, 1960, pp. 64. - Stockman, Br. René, Bidden met Vader Triest. Gent, Broeders van Liefde, 1992, pp. 83. - Van Dorst, Br. Jos, Levensschets van Petrus JozefTriest. Gent, eigen uitgave, 1989, pp. 114. - ... ,Kanunnik Triest, zijn leven, zijn geest, zijn werken. Gent, Zusters van Liefde, 1926, pp; 260. - ..., Sermoenen P.J. Triest. Gent, Zusters van Liefde, n.g., 3 bundels.
181
INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE -FICHE N° 151 Op 30 januari 1900 stelde Arthur Verhaegen (de man die rond de eeuwwisseling het Geeraard Duivelsteen restaureerde) in de rubriek "Burgerlijke bouwwerken- Geeraard Duivelsteen- XIIIe eeuw", in het Frans een fiche op over
De Crypte van het Geeraard Duivelsteen Deze crypte, een van de grootste en de interessantste die België bezit, strekt zich uit onder de grote zaal van het Geeraard Duivelsteen en onder de onderbouw die door recente opgravingen blootgelegd werd. Een rij ronde, gedrongen pijlers, massiever dan de andere, ondersteunt de muur tot het einde van het gebouw. Twee andere rijen pijlers, eveneens rond en met bovenop, zoals bij de eersten, kapitelen met brede bladeren, verdelen de crypte in vier ruime, evenwijdige beuken bedekt met spitsbooggewelven in kleine steen. Deze rusten op rechthoekige steunbogen en ribben met een eenvoudig afgestoken kant en bij hun intersectie een sober versierde sluitsteen. De uitgebreidheid van deze crypte wordt verklaard door het feit dat een gebouw van hetzelfde belang als het huidig gebouw, zich verhief op de nu blootgelegde fundamenten. Een nieuw gebouw zal binnenkort gebouwd worden op de oude grondvesten en zal de helft van de crypte bedekken. De vrijmaking van het deel van de crypte dat ingegraven was, heeft toegelaten twee vensteropeningen die deze ruime souterrain verlichtten in hun oorspronkelijke vorm terug te vinden. Deze vensteropeningen zullen toelaten de vensters die dertigjaar geleden gemaakt werden in de gevelmuur langs de Neder-Schelde terug hun primitieve afmetingen te geven, en aan de crypte, door het licht te beperken dat er binnentreedt, zijn geheimzinnig uitzicht van weleer te geven. Twee traveeën van de crypte, gelegen in het vernielde gebouw, werden vele jaren geleden gescheiden van de rest van het souterrain door onbeduidende bakstenen muren. De gewelven die ze bedekten werden ingeslagen, met de toestemming van het stadsbestuur, om het uitrijden te vergemakkelijken van de brandweerpompen waarvan de remise enkele stappen verder gelegen was. Gedurende de opgravingen die de Staat liet uitvoeren op deze plaats, was men zo gelukkig een deel van de pijlers terug te vinden waarop de ingeslagen gewelven vroeger rustten, alsook talrijke fragmenten van steunbogen en ribben. De restauratie van dit deel van de crypte is zó kunnen uitgevoerd worden dat het vandaag onmogelijk is het verschil in ouderdom te onderscheiden van dit deel van het gebouw en de oorspronkelijke delen. De Staat heeft de cementen bepleistering en de kunstmatige stenen laten verwijderen die gediend hadden om de rij pijlers te egaliserenen-voegen wij er aan toe - te moderniseren. 182
De crypte van het Geeraard Duivelsteen.
183
Hij heeft ook de ringen die bestonden aan het onderste deel van de kapitelen terug ingebracht. Een klein deel ervan was bewaard gebleven, terwijl anderen die sterk afgebrokkeld waren, waarschijnlijk afgebroken werden bij een eerste restauratie. Niettegenstaande de moeilijkheid van dit werk, werden deze ringen hermaakt in Doornikse steen. De huidige bevloering in cementtegels is veroordeeld; ze zal vervangen worden door een betonvloer waarvan de brutale eenvoud zal kaderen met de ruwe pijlers en met de strenge architectuur die zo goed beantwoorden aan het karakter dat de geschiedenis toekent aan de Gentenaars van de eerste jaren van de XIIIe eeuw. Cf. Messager des sciences historiques, 1894, pp. 130-132.
FILIPS DE GOEDE Op 30 junijongstleden was het precies 600 jaar geleden dat Filips de Goede te Dijon geboren werd. Een goede gelegenheid, dachten wij, om deze figuur die een zeer belangrijke rol gespeeld heeft in de geschiedenis van Gent, eens terug te belichten. In 1953, het was toen precies 500 jaar geleden dat de Slag van Gavere plaatsgreep, schreef Pierre Kluyskens een artikel met als titel "De Opstand van de Gentenaars tegen Filips de Goede en de Zwanenzang van de Stedelijke Autonomie". Wzj danken de familie Kluyskens voor de toelating tot herpublicatie van dit artikel. De XIVe eeuw was een hoogtepunt geweest in de geschiedenis der Vlaamse steden en voornamelijk van Gent. Geleidelijk had onze stad de eerste plaats in het graafschap verworven en zegevierend weerstand geboden zowal aan hare vijanden uit het buitenland als aan de graaf zelve. Hare handel en nijverheid waren de bloeiendste uit de streek, en haar leger door eenieder gevreesd. Zij vormde waarlijk een staat in de staat, een autonome macht, die hare vrijheden en rechten door elkeen deed eerbiedigen. Maar reeds op het einde van die XIVe eeuw had Filips de Stoute, hertog van BourgondiĂŤ en graaf van Vlaanderen deze maar al te gevaarlijk wordende gemeentelijke autonomie een eerste deuk toegebracht en naar meer centralisatie in het graafschap gestreefd. 184
Hadden de Vlaamse steden alsdan kordaat hare krachten samengebundeld om het principe der gemeentelijke zelfstandigheid te verdedigen, en een verbond gesloten, dan ware de hertog wellicht nooit in zijn opzet geslaagd; doch de onderlinge rivaliteit der steden en de herinnering aan de vroegere twisten maakten alle eendracht onmogelijk en werkten aldus grotendeels de langzame maar zekere ondermijningspolitiek van de graaf in de hand. Onder de regering van Jan zonder Vrees had Gent aanvankelijk partij gekozen voor de graaf tegen Brugge en Ieper die hierdoor te hare voordele aanzienlijk werden verzwakt, doch naderhand zagen de Gentenaars in dat zij met die politiek hun eigen graf dolven, veranderden hun geweer van schouder en sloten een verbond met de overige Vlaamse steden: het resultaat bleef niet lang uit en bij de dood van Jan zonder Vrees, in 1419, hadden zij omzeggens gans het verloren terrein teruggewonnen. Voor niet lang echter, want het was de jonge hertog Filips de Goede, "de grote hertog" die nu in Vlaanderen het roer in handen kreeg, en Filips was een verstandige man, een mensenkenner, een behendige heerser die zijn staalsterke wil achter een glimlach of een vrijgevigheid kon verbergen. Op gebied van buitenlandse politiek heeft hij wonderen verricht, de vazaliteit van onze streken tegenover Frankrijk doen verdwijnen, en van onze gewesten een factor van evenwicht tussen twee grote mogendheden, Frankrijk en Engeland gemaakt. Op binnenlands gebied heeft hij de eenheid, de vereniging van Vlaanderen en Brabant onder een zelfde vorst doorgevoerd, een nieuwe moderne staat in het leven geroepen, wiens bestaan echter enkel mogelijk was indien het gezag en de macht gecentraliseerd werden. Daarom moest hij de vrijheden en de autonomie der steden besnoeien, het eeuwenoud particularisme onzer voorouders uit de weg ruimen. Zijn plan onmiddellijk uitvoeren of zelfs maar zijn inzichten kenbaar maken, ware voor de hertog een catastrofe geworden. De stedelijke, soms bekrompen mentaliteit omvormen tot een nationaal gevoel, een collectief zelfbewustzijn, konden niet ineens verwezenlijkt worden. Filips vergrootte eerst zijn eigen prestige, poogde de diverse gewesten die hij een na een onder zijn scepter bracht, aan zijn persoon te verbinden en zich als een leider en vorst van al die mensen te doen aanzien en erkennen. Verder wist hij dat in een land dat sinds eeuwen maar al te veel van oorlog en vernieling had geleden, het beste wapen de vrede was, de voorspoed van het platteland en de welstand van de poorters. Wat Gent betreft, zag Filips heel goed in dat de stad de grootste doom was in zijn plannen. De Gentenaars hadden voldoende bewijzen van hun vrijheidszin geleverd, en hij zou dus die koppige kerels die zoveel hielden van hun rechten 185
en privileges, door sluwheid en handigheid in zijn macht moeten krijgen. Hij vleit ze dan ook, verklaart dat Gent de oudste, de sterkste en de grootste stad van Vlaanderen is, maar heimelijk verheugt hij zich bij het zien van de afschuwelijke manier waarop "la princhipale ville de Flandres" bestuurd wordt; dat werkt zijn plannen in de hand. Want terwijl de hertog Henegouwen, Zeeland, Brabant, Limburg en andere gewesten onder zijn gezag verenigt, is Gent overgeleverd aan een Magistraat dat om het gemeentelijk belang maar weinig bekommerd schijnt, en leeft van intriges en allerlei kuiperijen. Een sterk gemeentelijk bestuur ware het sterkste wapen van de stad geweest, maar terwijl Filips zijn centralisatiepolitiek overal met succes doorvoerde, versnipperde het Gentse Magistraat het prestige en de macht van de stad. Wat meer is, de Gentenaars begonnen bovendien nog twist uit te lokken met Brugge en Ieper, en ofschoon de hertog hen nadien nog veel vergaf of veinsde te vergeven, goten zij steeds meer en meer olie op het vuur. Bij het beleg van Calais lieten zij iedereen in de steek, wat Filips hen nooit zou vergeven. Kort nadien kwam Brugge op zijn beurt openlijk in opstand tegen de graaf, die in allerijl naar Gent kwam, vrezende dat ook deze stad de gelegenheid zou te baat nemen om zich van hem los te rukken. Maar de Gentenaars hielden hem gevangen en de hertog moest hen allerlei toegevingen doen, uiterlijk althans, want weldra zou de strijd tussen de politiek van de hertog en het gemeentelijk conservatisme der Gentenaars in volle heftigheid losbarsten. Een incident, schijnbaar klein, vergeleken bij al de groteren die de verhoudingen tussen de hertog en Gent reeds hadden vertroebeld, een taks op het zout, zou hiervan de aanleiding worden. De Gentenaars wezen kordaat het voorstel van Filips af, dachten dat de maat nu vol was, en dat elke nieuwe toegeving aan het grafelijk gezag de ondergang van de stedelijke zelfstandigheid zou betekenen. Stad en hertog lieten plots hun masker vallen en de twee onverzoenbare tendenzen kwamen nu in hare ruwe gedaante te voorschijn. Wat Filips van de Gentenaars eiste, betekende niets minder dan de afschaffing van hunne zelfstandigheid, het wegvagen van hun macht en het einde van hun leidersrol in Vlaanderen. Gent had op de hulp der overige Vlaamse steden gerekend, maar had maar al te dikwijls de anderen in de steek gelaten om niet op zijn beurt met het zelfde geld betaald te worden, en allen onderwierpen zich aan het prinselijk gezag, behalve Ninove, terwijl Luik en Doornik een mooie, doch weinig hulpzame aanmoedigingsbrief lieten geworden. Door eenieder verlaten en zelfs ondermijnd door een partij die te Gent de hertog genegen was, kon de stad onmogelijk lang weerstand bieden, temeer daar Filips een ware blokkade van de stad had uitgevaardigd. In een laatste wanhoopsdaad trokken de Gentenaars ten strijde, maar zij zouden uiteindelijk ondanks hun sublieme moed, te Gavere het onderspit delven.
186
Zestien duizend Gentse krijgers verloren er het leven in een ultieme stuiptrekking van de stedelijke autonomie tegen een onvermijdelijk geworden nationaal gezag. Zoals dit nog meer gebeurt had een klein, schijnbaar onbeduidend feit de lont in het kruit gestoken. Een moord, een grensincident, een redevoering hebben reeds zo dikwijls oorlogen en zelfs wereldrampen doen losbarsten, omdat de vrucht rijp was en minste windstoot ze doet vallen. Ook in Europa en in Vlaanderen was er geleidelijk een kentering ingetreden. De middeleeuwse geest had afgedaan: nieuwe tijden waren op til en tegen dat tij, door handel, vooruitgang en politiek noodzakelijk geworden centralisatie kon het oude particularisme dat eeuwenlang de bloei en voorspoed der steden had gemaakt, niet eindeloos zegevierend weerstand bieden. Wat Filips de Goede heeft willen doorvoeren, scheen aan onze voorouders wellicht het meest revolutionaire en dodend gebaar te zijn, maar voor ons die een klare kijk op die toestanden kunnen nemen, blijkt die politiek wel de enige geweest te zijn die onze gewesten kon redden en geenszins een revolutie maar wel de einduitslag van een evolutie die weldra hare vruchten over gans het land zou afwerpen. Pierre KLUYSKENS
DE STAM AUDENAERDE (Vervolg) Quam quisque norit artem, in hac se exerceat. Ieder oefene zich in die kunst, die hij heeft leren kennen. (Cicero)
ROBERTvanAUDENAERDE Gentse Vrijmeester in 1725 Etser, Graveur & Schilder Robert van AUDENAERDE, geboren te GENT in 1663, Etser, Graveur, en Kunstschilder van de Vlaamse School. Zijn eerste leermeesters waren FRANS van CUYCK, dictus MYEROP, en JAN van CLEEF (de Cleet). Op twee-en-twintig jaar oud in 1865 vertrok ROBERT naar ItaliĂŤ waar hij, volgens "Den Kundigen Schilder van 1767", gedurende bijna veertig jaar te 187
ROME "Plaetsnijder" was en, waar hij bij CARLO MARATTA vele jaren werkte. ROBERT van AUDENAERDE werd laattijdig kunstschilder. Men roemt zijn geleerdheid. Hij keerde naar GENT terug in 1723. ROBERT werd in 1725 Gentse Vrijmeester. Hij overleed te Gent in 1743 als tachtigjarige. Er zijn van Robert van Audenaerde een groot aantal kopersneden en sterkwaterplaten naar Italiaanse meesters overgebleven. In de musea zijn zeer weinig taferelen van zijn hand. Te Gent in het Museum van Schone Kunsten kunnen wij twee kunstwerken van deze Meester van de Vlaamse School bewonderen. DE GEESTELIJKEN DER BAUDELOO ABDIJ, IN KAPITTEL VEREENIGD ONDER VOORZITTERSCHAP VAN ABT GREGORIUS DUERMAEL. De Abt Duermael staat recht naast een tafel voorzien van een tapijt waarop zijn wapenschild (vijf omgekeerde pijnappels in schuinkruis). Rond de abt de cistercienser monniken, rechtstaand of geknield. In de hoogte van het tafereel verschijnt de H. Maagd met het Jezuskind. (Doek H.410/B.455 cm) Middendeel boogvormig. Herkomst uit de Baudeloo-abdij. GREGORIUS DUERMAEL was Gentenaar geboren rond 1660. Hij kreeg het habijt de 31 maart 1680 en werd geprofest de 17e april 1681. Hij werd abt de 27 juli 1721. Hij overleed de 17e maart 1735. Zijn wapenspreuk is "Dura malo". Het tweede schilderij van ROBERT van AUDENAERDE die het Museum te Gent bezit is: DE GILDEBROEDERS VAN O.L. VROUW VAN HET GROOT VLEESHUIS Onder een verschijning van de H. Maagd Maria met het Jezuskind zijn de Gildebroeders, allen erfelijke leden van de nering van het Gentse Groot Vleeshuis, gegroepeerd rond hun hoofddeken JONKHEER CABILIAU, wiens wapenschild is afgebeeld: van keel met twee zilveren met de rug tegen elkaar geplaatste kabeljauwen. Dit kunstwerk werd geschilderd in 1745. Het is een van de belangrijkste gemeenschappelijke portretten, in de loop van de XVllle eeuw in ons land gepenseeld. Middendeel boogvormig, doek H.355/B.463 cm. Herkomstig uit de kapel van het Groot Vleeshuis te Gent. Het bevond zich in de bewaarplaats van Ste Agneta en werd in 1881 naar het Gentse Museum overgebracht. 188
Leermeesters van ROBERT van AUDENAERDE: FRANS van CUYCK, dictus MYEROP. Geboren te Brugge 22 november 1662, werkzaam te Gent, aldaar overleden in 1689? 1690? Vlaamse School. Hij was Hoofdman te Gent van de mulders en olieslagers in 1677, van de vleeshouwers in 1678, van de winkeliers in 1680-82-85-86, en hoofdman van de schilders, beeldhouwers en glasmakers van 1679 tot 1685. Het museum van Gent bezit drie kunstwerken van zijn hand: - De eed van de nering van het Groot Vleeshuis. (anno 1678?) - Vruchten (anno 1678?) (Perziken, druiven, peren, pruimen, enz.) - Vissen en oesters (anno 1678? (Schelvis, twee schollen en een omgeworpen mand oesters.) JOHANNES DE CLEEF, Vlaamse School. Geboren te Venlo 1646, op 6 januari gedoopt als natuurlijke zoon van Gabriet DE CLEEF katholiek soldaat. Leerling van PRIMO, gezegd LE GENTIL, te Brussel, daarna van G. DE CRAYER, die hij vergezelde naar Gent en voor wie hij werkte. Hij voltooide de werken van De Crayer na zijn overlijden, te Antwerpen, de cartons van de tapijten voor Lodewijk XN. Jan werd Vrijmeester te Gent in 1668, Gezworene van de nering van 1677 tot 1679 en van 1703 tot 1706. Na een verblijf te Parijs, definitieve terugkomst te Gent waar hij in 1717 stierf. Hij heeft vele taferelen geschilderd voor de altaren van de meeste Gentse kerken. Het museum van Gent bezit drie kunstwerken van zijn hand: - Visioenen van het Kruis. (anno 1702) Herkomst: Oude Predikherenkerk. - De H. Jozef door het Jezuskind gekroond. - De verrukking van Maria Magdalena. Herkomst: Uit het Stadhuis (Museum van het Schelde-departement nr. 193) BIBLIOGRAFIE - MONASTICON BELGE TOME VII Prov. Flandre Orientale 3me volume 1980. - Stad Gent: MUSEUM VAN SCHOONE KUNSTEN, CATALOGUS 1938 OUDE MEESTERS SCHILDERSTUKKEN, TEEKENINGEN, PLAATSNEDEN. - P.T.A. SWILLENS, PRISMA SCHILDERS LEXICON nrs 1761/1762,1976.
Jacques DISCART-AUDENAERDE ('t vervolgt) 189
NABUR MARTINS, DE BELANGRIJKSTE GENTSE SCHILDER UIT HET MIDDEN DER 15DE EEUW Nabur Martins wordt beschouwd als de belangrijkste Gentse schilder werkzaam omstreeks het midden van de 15de eeuw1• Tussen 1440 en 1453 was hij de enige schilder die belangrijke opdrachten uitvoerde voor de Gentse schepenen. Alhoewel hij niet de titel had, fungeerde hij in die periode quasi als stadsschilder2. Om die reden wil Rivière3 Nabur Martins identificeren met de in 1567 door Guiccardinï4 geroemde kunstenaar Marlino d'Holanda. De vermelding van Guicciardini gaat eigenlijk terug op een kunstbeschrijving van 1550 door Vasari, die "maestro Martino" samen citeert met "Giusto da Guanto (= Juslus van Gent) ''5. De vereenzelviging van deze kunstenaar met Nabur Martins blijft hypothetisch. Rivière (o.c.) licht hierbij toe dat "Ie doyen de laguilde à Gand en 1450 est un certain Nabor Martins". Deze kunsthistoricus baseert zich op het in de 19de eeuw vervalste gildeboek van de Gentse St.-Lucasgilde6. Verder wil Rivière de diptiek in het Musée des Beaux-Arts te Dijon met als voorstelling "St.Lucas schildert de Maagd", die hij zonder enige reden toeschrijft aan de Gentse school, in verband brengen met Nabur Martins.
MISKENNING DOOR FALSIFICATIE Gebaseerd op een geheugencitaat van Théodore Schellinck schreef De Busscher7 de muurschildering "De Geboorte van Christus" in het Gentse GrootVleeshuis toe aan deze kunstenaar. Hierdoor werd zijn oeuvre reeds in de vorige eeuw beoordeeld als "van weinig belang"8. Om die reden werd aan de productie van deze kunstenaar bijna geen aandacht meer besteed. Kanunnik van den Gheyn meent ten onrechte dat deze muurschildering bijna volledig herschilderd werd door De Vigne en schrijft dan ook de geringe kwaliteit van dit werk toe aan deze restaurateur9. Ten onrechte vermeldt dan ook Panofsky "... in a patois derived from the /anguage of the Master of Flémalle, it seems safe to say that the School of Ghent... was retardataire in comparison with those ofBrussels, Bruges and Louvain". Reeds in 1982 hadden we gesteld dat de toeschrijving van de muurschildering "De Geboorte van Christus" in het Groot Vleeshuis te GentiO aan Nabur Martins gebaseerd is op een 19de eeuwse falsificatie. De archivaris van de St.Martinuskerk (Ekkergem) Th. Schellinck beweerde aan De Busscher dat hij langgeleden een document daterende van 1453 gelezen had, dat door de slechte bewaringstoestand verloren was gegaan en waarin stond: "An den scil190
dere meester Nabor Martins voer eenre scilerie dewelcke bi in Onser-Vrouwe capelle (van de St.-Martinuskerk) ghemaect heeft, naer den eesch van den wercke, ghelic bi ghemaect hevet inder cappellen van den groeten vleeshuuse" Deze mystificateur kennende van verschillende Gentse uitvindingen, het feit dat hij uit het geheugen zo maar een middeleeuwse tekst kan citeren die hij lang geleden gelezen heeft, en vooral door zijn roem als vervalser van oude documenten zette er ons toe aan om de waarachtigheid van deze tekst in vraag te stellen. Een nieuw onderzoek naar de Gentse kunst uit het midden van de 15de eeuw en vooral naar de productie van Nabur Martins blijkt dan zeker niet overbodig.
DE FAMILIE MARTINS IN HET BEGIN VAN DE 15de EEUW Over de herkomst van Nabur Martins tasten we volledig in het duister. Gebaseerd op De Busscher (o.c.) beschouwt men hem als de zoon van Jan Martins en plaatst men zijn geboortedatum omstreeks 1404. Jan Martins was een belangrijk Gents schilder werkzaam in de eerste helft van de 15de eeuwll. Deze familie had in die periode verschillende leden, die een artistiek ambt uitoefenden. Al even belangrijk als Jan is de beeldhouwer-architect Wouter Martinsl2. Ook de zilversmid Jan Martins werkzaam omstreeks 1400 bleek niet zonder enig belang te zijnl3. In dezelfde periode was tevens de tot nog toe totaal onbekende schilder Auseel Martins werkzaam. Hij was de leermeester van de schilder Jan Lombosch 14en bezat een lijfrente bezet op een huis in de Lange Steenstraat te GentiS. Waarschijnlijk was geen enkele van deze kunstenaars de vader van Nabur Martins. 路 Op 7 september 1435 werd Nabugodonosor Martins vrijmeester. Opvallend bij deze akte is het feit dat hij een hoger toegangsgeld moest betalen en de vermelding dat indien hij het geld niet kon betalen binnen de gestelde termijn, dan zou hij opgesloten worden in het gevang aan de Koornmarkt. Hij zou deze strafinrichting maar pas kunnen verlaten na betaling van 路1 pond boete en de beraadsslaging van de zeven schepenen van de keurel6. Hij genoot niet zoals zijn zoon Lieven de voordelen van een meesterskind, of hield men bij de toetreding in het ambacht soms rekening met de vaardigheid van de kunstenaar en de opdrachten waarvoor hij in aanmerking kwam? Als borgen voor zijn opname traden Zegher van den Esche, Rogier de Visch en Tristam van den Bossche op. Deze laatste twee waren tevens schilders. Uit deze akte blijkt dat de voornaam Nabur ofNabor een verkorting is van de offici毛le voornaam Nabugodonosor. Dhanensl7 brengt deze naam in verband met een typische Gentse uiting van orientalisme en een voorkeur voor Oosterse elementen. Ter staving brengt ze een opvoering "Et spel van Nabugodonosor ende Olifernes" dat 96 jaar later in Gent opgevoerd werd. 191
DE WERKZAAMHEDEN VAN NABUR MARTINS Op 24 april 1439 trad Martins samen met Zeghers Bolloc als borg op voor Jacob Bollocl8, Zeghers zoon. Op 12 februari 1440 (n.s. 1441) kocht Nabur Martins een riem met een zilveren beslag. Hierbij trad Jacob de Ketelboetere en Gerard Alaert op als borg19. Tussen 1440 en 1442 lieten de Gentse schepenen van gedele hun kapel verfraaien. Jan Stasins stond in voor het timmerwerk, terwijl Naberen den schildere er schilderwerk20 uitvoerde. Met de atbraak van het oud schepenhuis van gedele na 1595 verdwenen ook deze muurschilderingen21. In 1442-1443 kreeg Nabur Martins de opdracht van de Gentse schepenen van de keure om de altaartafel in hun kapel te stofferen. Het was de Gentse beeldhouwer Jan Bulteel die kort voordien dit houten retabel gesneden had22. In 1442 stond hij samen met Boudewijn Danning, Nikolaas de Corte borg voor Gerard Alaert, die van de kerkmeesters van de St.-Walburgakerk te Oudenaarde de opdracht had gekregen om de boord van twee kappen te vergulden23. Dit contact met deze kerkmeesters wierp vruchten af. Op 28 januari 1443 (O.S. 1442) kreeg Nabur Martins een belangrijke opdracht voor de St.-Walburga te Oudenaarde toevertrouwd. Voor het hoofdaltaar van deze kerk moest hij een altaarschilderij vervaardigen24. Hij beloofde dit werk voor 24 juni 1443 te voltooien. Als borg voor de schilder trad de reeds hoger vermelde kunstenaar Jacob Bolloc op. Op 8 juli 1443 was het werk nog steeds niet af. De schepenen van de keure beslisten dat het altaarschilderij moest getransporteerd worden naar Oudenaarde en dat de schilder het aldaar moest voltooien. De schilder zou hierbij een oplopende schadevergoeding betalen bij uitstel van voltooi誰ng25. Over het onderwerp en de omvang van het werk wordt verder niets vermeld. In een akte van 1460 - waarbij de Gentse schilder Kierbout Van Wittevelde zich verbond om een altaarschilderij te schilderen voor de kerk van Asper - wordt voor de luiken verwezen naar het schilderij van Nabur Martins26. Hierdoor weten we dat het schilderij te Oudenaarde een drieluik was. In 1443 was hij reeds gehuwd metjonkvrouw Elisabeth Van den Santen27. Zij was de dochter van heer Jan van den Santen. Op 28 januari 1443 trad hij op als borg voor Jacob de Ketelboetere bij diens opname als meester in de Gentse schildersgilde28. Hetzelfde jaar werd hij vermeld als borg voorPieter de Keyser29. Op 17 juni 1444 erkende hij twee ponden groten schuldig te zijn aan Geertruide de Vos voor verleende diensten30. Een andere belangrijke opdracht kreeg hij op 4 juli 1444 van de kerkmeesters van Lede. Voor deze kerk moest hij een 0.-L.-Vrouwaltaar vervaardigen, waarbij een schilderij in de (thans verdwenen) 0.-L.-Vrouwkerk aan het St.Pietersplein te Gent als voorbeeld diende. Het contract vermeldt dat het schilderij voor de kerk te Lede gecontroleerd zal worden door leden van het Gentse schildersambacht. Deze zouden instaan voor de kwaliteit alsook voor het bedrag van het werk. Het schilderij zou afgewerkt zijn voor Pasen 1445. 192
Indien het werk niet op tijd geleverd werd, moest Nabur zoals gebruikelijk 6 ponden groten betalen ten voordele van de kapel van de Gentse schildersgilde30. Het schilderij voor de kerk van Lede moet te oordelen aan het bedrag een tamelijk groot werk geweest zijn. Het contract venneld tevens dat er bladgoud moest gebruikt worden. Daar in de akte venneld wordt dat de voorstelling betrekking heeft tot "onser Vrauwen, met 4 inghelen" neemt De Busscher (o.c.) aan dat het werk een Hemelvaart van Maria verbeeldde, wat later overgenomen werd door verschillende auteurs32. De voorstelling van een Hemelvaart van Maria is vrij ongewoon in die periode. We treffen ze meestal in combinatie aan met de Dood van Maria. Friedländer33 is wat te voorbarig als hij Petrus Christus' "Dood van 0.-L.-Vrouw" (ca. 14601465), waarvan het bovenregister de "Hemelvaart van Maria" verbeeldt, als eerste voorstelling in de Vlaamse kunst noemt. Martens34 wees op de verwantschappen tussen Christus' schildering en de Dood van Maria, waarvan het model toegeschreven wordt aan de Meester van Flémalle. Beide werken gaan immers terug op een veel oudere iconografie. Het "Cabinet des dessins" van het Louvre (Parijs) bewaart een tekening van omstreeks 1400 met als voorstelling "De dood, de Hemelvaart en de Kroning van Maria". Ook hier staan de apostelen rond het sterfbed geschaard, terwijl het lichaam van Maria ten hemel gedragen wordt en waarbij ze verwelkomd wordt door haar zoon. Bovenaan op deze tekening wordt op een traditionele wijze de Kroning van Maria voorgesteld voor een zitbank met de H. Drievuldigheid. Deze tekening bevond zich eertijds in de verzameling van Jean, hertog van Beny en heeft mogelijks gediend als ontwerp voor een muurschildering in de hertogelijke kapel35. Ze is van de hand van een Vlaams kunstenaar, die te Parijs werkzaam was voor de hertog. Typisch voor deze meesters is de Italianiserende invloed, zoals we bemerken bij het HemelvaarttafereeL Kenmerkend voor de Vlaamse kunst is het realisme, het prachtig spel van handen en hoofden, die gedeeltelijk schuil gaan. De plastische vonngeving van het rijkelijk gewadenspel roept de kunst van André Beauneveu voor ogen. Deze tekening bevestigt opnieuw de hoge kwaliteit van onze Vlaamse kunstenaars in het begin van de 15de eeuw. De Kroning van de H. Maagd zal nog een naklank vinden in de navolging van Van der Goes. Het compositieschema van de Kroning van de H. Maagd en de engelfiguren roepen direct het middenpaneel van de omstreeks 1500 te dateren triptiek met als voorstelling "De Kroning van Maria" (Londen, Buckingham Palace) voor ogen. Winkler36 wijst bij dit drieluik op de Franse invloed van de engelfiguren. Merken we hier echter op dat de Mariaie-tekening ouder is, dan de Franse werken van Fouquet, waarnaar de kunsthistoricus verwijst. Het is duidelijk dat De Busscher een totaal andere voorstelling voor ogen had, nl. een Hemelvaart waarbij de Maagd ten hemel gedragen wordt omringd door (vier) engelen. Deze iconografische voorstelling treffen we pas 193
Franco-Vlaamse school ca. 1400, De Dood, de Hemel vaart en de Kroning van 0.-L.- Vrouw, Parijs, Louvre, Cab inet des dessins.
194
aan in het laatste kwart van de 15de eeuw37 en kan dus geen betrekking hebben op de voorstelling van Nabur Martins. We mogen stellen dat Martins tafereel een andere voorstelling van de Mariale cultus verbeeldde, waarbij de Maagd staande38 of zittend39 met vier engelen is afgebeeld. Op 10 augustus 1444 kreeg Nabur Martins de opdracht een Laatste Oordeel te schilderen voor 24 schellingen groten(= 15 lb. par.) in opdracht van Lieven Sneevoet Als voorbeeld werd het schilderij in het huis van de bakkersnering te Gent gesteld. Indien hij het werk niet tijdig kon leveren dan zou de kunstenaar 20 schellingen boete moeten betalen, wat gelijk was aan 4/5 van de volledige som van het schilderij40. Als voorschot- om reeds het materiaal te betalenkreeg hij acht schellingen. Het overige bedrag zou Lieven Sneevoet betalen bij de levering. Lieven Sneevoet was in die periode een vooraanstaande notabele van de stad Gent. Tussen 1443 en 1449 was hij lid van de kleine neringen, stedekiezer en tot tweemaal toe schepen van de keure. In 1450 werd hij zelfs aangesteld tot ontvanger van de stad41. Lieven Sneevoet had een nauwe relatie met de nering der bakkers. Hij was zelfs huismeester van hun godshuis42 en in 1447 deken van de gilde43. Het huis van de bakkersnering was gelegen aan de Ravensteinstraat en had een uitgang in de Drabstraat Het hoger vermeld Laatste Oordeel hing in de vergaderkamer44. Reeds vroeger hebben we opgemerkt dat de Gentse schildersschool een eigen iconografisch programma had van de Laatste Oordeel-voorstelling. Kenmerkend voor de Gentse school is dat St.-Micha毛l tijdens het oordeel de verdoemden naar de hel drijft en niet- zoals op de Brabantse voorstellingen - optreedt als wegenaar van de zielen45. Dit iconografisch gegeven treffen we tot het einde van de 16de eeuw aan te Gent46. Opvallend is tevens dat de H. Maagd en St.-Jan-Baptist niet tronen in de hemel, maar knielen op de aarde. Deze voorstelling treffen we ook in de Gentse beeldhouwkunst aan47. Tragisch zijn de naakte zielen die het deksel van de kist wegduwen om uit de graven te kruipen48. Aan de hand van beschrijvingen van vernielde kunstwerken mogen we aanvaarden dat gelijkaardige iconografische voorstellingen veelvuldig voorkwamen in de Arteveldestad49. In 1444 bracht hij schilderwerk aan in het Gentse Prinsenhof. In 1445 was hij opnieuw werkzaam in deze hertogelijke residentie. Hij voerde er decoratiewerken uit aan de bedakingen van de kleinere torens van het pas opgetrokken gebouw, schilderde heraldische voorstellingen en leverde ontwerpen, o.m. voor de glasramen van de grote路gtazen toren die vervaardigd werden door Martin Beyaert50. In 1445-1446 kreeg hij de opdracht om de kapel van de schepenen van de keure in het Gentse stadhuis te voorzien van schilderingen. In 1448-1449 werd hij opnieuw vergoed voor het stofferen van de muren met schilderingen in de kapel van gedele van het Gentse stadhuis. Hierbij was tevens een betaling voor195
zien voor het polychromeren van een Kruisbeeld dat hing in dezelfde kapel51. Gezien de kostprijs ging het hier om een omvangrijk muurschilderwerk. Daarnaast kreeg hij in die periode de opdracht om geschilderde taferelen te vervaardigen in opdracht van de Gentse magistraat en tevens om de balustrade "vanden grooten turre" te Gent te ontwerpen52. De schepenen kwamen in het atelier de werkzaamheden inspecteren en gaven aan de leerlingen een fooi53. De Busscher54 identificeert deze toren met het Belfort. We hebben echter verder geen identificatie in het document gevonden, die deze vereenzelviging staaft. We merken hierbij op dat het Belfort in die periode vermeld werd als het "be(e)lfroijt". De vermelding de grote toren kan op een ander gebouw betrekking hebben, dat eigendom was van de stad55. Op 7 december 1448 leende hij 3 pond groten aan Jan den Hase56. De Busscher (o.c.) wil deze lening in verband brengen met de financiering van de toenemende opdrachten voor het kopen van materiaal. Op 8 januari 1449 stelde Nabur Martins zich samen met Gillis Arents, Jacob Ruebins, Jacob Haesgat, Hertelerneus van der Linden, Willem Dankaert en Joos van de Walle borg voor de opname van de glasschilder Symoen Janszone in het Gentse schildersgild57. Op 1 oktober 1450 deed het kerkbestuur van Lede opnieuw een beroep op Nabur Martins om de wijzer van het uurwerk van de kerk te polychromeren. Twintigjaar lang werd hij verantwoordelijk gesteld voor deze uitvoering58. In 1451-1452 had hij reeds een groot atelier met geschoolde vakmensen. Zij stonden in voor het schilderen van het blazoen van Filips de Goede en het stadswapen voor de Keizerspoort59. Verder beschilderde Nabur Martins twee grote schilden met het wapen van Gent. In 1452 deden de Gentse schepenen opnieuw een beroep op hem om het traliewerk beneden in het stadhuis te beschilderen. Ter voorbereiding van de oorlog tegen Oudenaarde in april 1452 vervaardigden Nabur Martins, Casin Van Bassevelde en Joos Carre voor de Gentse milities heraldische werken: vijf grote vaandels met voorstellingen van de patroonsheiligen der parochies en de stedewapens met de Maagd en de leeuw, 81 grote vlaggen en 12 kleine voor aan de blaasinstrumenten, drie grote vaandels beschilderd met het stedewapen voor trompetten en I 000 kleine vlagjes om het oorlogsmateriaal te tooien60. In dezelfde periode beschilderde hij tevens een vlag terug met het stadswapen ter verfraai誰ng van de Spitaalpoort61. In 1454 overleed de schilder. Om de schulden en de uitvaart te betalen werden de juwelen van zijn weduwe Clara van den Sande verkocht62. Een jaar later overleed zijn vrouw en Jan van den Dyckstoet werd aangesteld als voogd van hun zoon Lieven Martins63. Als meesterskind genoot hij talrijke voordelen64. In 1455 ontvingen de erfgenamen van Nabur Martins van de Gentse schepenen een achterstallige betaling65. 196
Aan deze belangrijke schilder Nabur Martins kunnen we met zekerheid geen enkel werk meer toeschrijven. Door de falsificatie uit de vorige eeuw werd zijn naam geweerd uit de kunstgeschiedenis als onbeduidend. We hopen met deze bijdrage een eerherstel te hebben geleverd van deze voorname Gentse kunstenaar uit het midden van de 15de eeuw.
NOTEN 1. F. Van Tyghem, Het stadhuis van Gent, Voorgeschiedenis- Bouwgeschiedenis- Veranderingen- Restauraties- Beschrijving- Stijlanalyse, in: Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten, Klasse der Schone Kunsten, Brussel 1978, dl. blz. 59. 2. Dhont-De Keyser, Gent, Antwerpen 1947, blz. 267. 3. J. Rivière, Réflexions sur les Saint Luc peignant la Vierge flamande; de Campin à Heemskerck, in: Jaarboek van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen, 1987, blz. 59, 64. 4. L. Guicciardini, Descrittione di Tvtti i Paesi Bassi, altriment detti Germania Inferiore. Con piu carte di Geographia del paese, e col ritratto naturatie di piu terre principale, Antwerpen 1567, blz. 97-98. 5. G. Vasari, Le Viyte dé piu eccelenti pittori, scultori et architetti di Giuorgio Vasari publicate per cura du una Societa di amatori delle Arti belle, Florence 1846, dl. I, blz. 163, mogelijks mag men deze kunstenaar vereenzelvigen met Hubes Martin, die meestal gerdentificeerd wordt met Martin Schongauer; cfr. E. Duverger - D. Duverger, Jean Lemaire de Belges en de Schilderkunst. Een bijdrage, in: Jaarboek van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen, 1967, blz. 65. 6. V. Van Der Haeghen, Mémoire sur des documents faux relatifs aux ancien peintres, sculpteurs et graveurs flamands, 1898, blz.l47. Rivière baseert zich talrijke keren op deze falsificatie. cfr. R van Elslande, Lieven van Lathem, een onbekende belangrijke Iainstenaar uit de l5de eeuw, in: Scheldeveld, 1992, blz. 145. 7. E. De Busscher, Recherches sur des jx:intres gantois desXIVeet XVe siècles, indices primordiaux de l'emploi de la peinture à l'huile à Gand, Gent 1859, blz. 60. 8. A.J. Wauters, De Vlaamsche schilders der XVe eeuw, Gent 1886, blz. 40. 9. Kan. van den Gheyn, La peinture murale de la Boucherie, in: Bulletijn der Maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde te Gent, 7de jg., Gent 1899, blz. 174. I 0. R. van Elslande, De Geboorte van Christus in het Groot-Vleeshuis, in: Ghendtsche Tydinghen, lldejg:, blz: 99-108. 11. R. van Elslande, Jan van der Asselt, de hofschilder van Lodewijk van Male, in: De Leiegouw, 29ste jg., 1987, itr. 4; blz. 435; R. van Elslande, De van Eyk's te Gent, Leerlingen · en medewerkers (2de deel), in: Ghendtsche Tydinghen, 14de jg., 1985, blz. 41, noot 170; R. van Elslande, Het retabel van Philips Clincke en Jan van der Brugghen voor de kerk van Mere ( 1485), in: Mededelingen van de Heemkundige Kring van Erpe-Mere, 31 ste jg., 1991, nr. I, blz. 9, noot 29. 12. V. Vànder Haeghen, Enquête sur les dalles, larnes de cuivre et autre monuments funéraires provenant d'ateliers de tombiers gantois XIV-XVIe siècle, in: Annales du Congrès, Gent, 1914, blz. 35. 13. Gent, Stadsarchief, Jaarregister 1400-1401, f. 16; Staten van Goed 1395-1396, f. 8v0 ; 13891390, f. 11. 14; Gent, Stadsarchief, Staten van Goed 1400-1401, f. 95; merkwaardig is deze akte gedateerd 18 juni 1406.
197
15. Gent, Stadsarchief, Jaarregister 1402-1403, f. 9v0 â&#x20AC;˘ 16. Kentic zij allen lieden dat Naburgodonosor Maertins commen es voor scepenen vander kuere in Ghend, kende ende Jijde dat hij tachter ende sculdich es Janne Schelloet als deken vander neeringen vanden scilders binnen Ghend ende svorseiden ambachts behouf, de somme van 5 lb. gr. ende eene selverinne scale, wegbende een troysch maerc, gheamelgiert metten wapene vanden vors(ei de) ambachte vanden scilders, te betaelne de vors(eide) somme ende scale tusschen nu ende sente Jansmisse mids zomers eerstcommende. Liete hijt, dat hij treeken sal in sammans in Chastelet te Ghend, ende daer ute niet scheeden sonder tconsent van 7 scepenen, up de boete van I pond pa(r). ende voort zijn borghen over hem ende al Zegher vanden Esche, Roeger de Visch ende Triestam vanden Bossche, Actum 7 septembris 1435; Gent, Stadsarchief, Jaarregister 1435-1436, f. 18. 17. E. Dhanens, Tussen de van Eycks en Hugo van der Goes, in: Mededelingen van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van Belgie, Klasse der Schone Kunsten, jg. 45, 1984, nr. I, blz. 47-48. 18. U. Thieme- F. Becker, Allgemeines Lexikon der Bildenden KĂźnstler von der Antike bis zur Gegenwart, Leipzig 1908-1950, dl. IV, blz. 247. 19. Kentic dat Nabor Martins bekent H. Pietren den Beelde 36 s. gr., vanden coope van eenen rieme met zelver besleghen, te betalene te sente Marien Magdateenen daghe eerstcommende. Versekert up hem ende up altzine, ende voort zijn boorghen Jacob de Ketelboetere ende Gheraert Alaert, Actum 12 febrnarij 1440; Gent, Stadsarchief, Jaarregister 1440-1441, f. 67. 20. F. Van Tyghem, o.c., dl. I, blz. 74, dl. 11, blz. 71. 21. M. Martens, Enkele middeleeuwse muurschilderingen te Gent, 11. Gegevens op basis van documenten, in: Handelingen der Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent, n.r. dl. XL, 1986, blz. 72. 22. F. Van Tyghem, o.c., dl. 11, blz. 75, 76. 23. Kentic zij dat Gheeraerd Alaert commen es ende kende ende Jijde dat hij heeft ghenomen te maken eenen cappeboirt van fijnen goude, naer den inhoudende van twee brieven, deen uuten andren ghesneden, die daer af zijn,. den eenen rustende onder de kercmeesters van A udenaarde ende den andren onder den zeiven Gheeraerde ende dit jeghen Gillisse vander Meere ende Janne Dancaert, kercmeesters in desen tyt. .. Ende waert zo dat ghebrenc ware an den zeiven Gheeraerde of an den vom(oemde) kercmeesters, so sal de gheene daert ghebrec inne wesen sal verbueren xx s. gr....ende over Gheeraerde zijn borghen te wetine vander vom somme van 2 lb. 2 s. gr. metter 2 gr. veineJen verbuerten ende metters drien ponden gr. die vallen zullen te lichtmesse Daudin Danning, Clays de Corte ende Nabuer Martins, Actum 3 novembris a(nno) (14)42; Gent, Stadsarchief, Jaarregister 1442-1443, f. 34. Kentic (zij) dat Gheerardt Alaert commen es en kende ende Jijde (dat) hij heeft upghedraghen ende overghegheven Boudin Daning, Claise de Corte ende Nabur Martins de somme van 6lb. 4 s.g. die hij Gillis van der Meere ende Jan Dancaert kercmeesters van Audenaerde sculdich (es) ende trechten wesen zullen van zekeren kerkwerckete wetene 3 lb. gr. te Iichtmesse ende 3 lb. 2 s. gr. daerbij naer palmen sondach al eerstcommende ende dit in verghelde van sekeren somme van pen. die de zelve Gheerard hemlieden tachter es van bestaedeeden van hortachten ende anderssing over den vom. Boudin, Claise, Nabur elke zonderlinghe de zelfde zoude ontfaen achter volgbende als haerlieden proper goed zonder Gheraerd vors. enich rechtante hebbene. Actum 4 novembrus (14)42; Gent, Stadsarchief, Jaarregister 1442-1443, f. 188. 24. Kenlic allen lieden dat Nabor Martijns, schildere commen es voor scepenen vander kuere in Ghent, kende dat hij jeghens Gillis vander Meeren ende Jan Doomaert, als kerckmeesters van sente Wouborghen tAudenaerde, ghenomen ende hemlieden belooft heeft te makene een tafle ten hooghen aultare vander vorseide kercken, van pourtraituren ende schilderien,
198
25.
26.
27.
28.
29.
30.
31.
als naer voorwaerde ghemaekt ende deen der uut den andren ghesneden, dan onder elc van partien een rustende es, inhouden ende verclaersen, omme de somme van I4 lb. gr., ende dit te leverne ghemaect, onthier ende ste Jansmesse eerstcommende. Versekert up hem ende up al tzine, ende hier af es borghe Jacob Belloc, Actum 28 januarij I442; Gent, Stadsarchief, Jaarregister I442-I443, f. 51. Kenlic zij allen lieden dat als van zuilken werke als Nabuer Martins ghenomen heeft te makene jeghen de kercmeesters van Audenaerde, daer af dat den tijtoverleden es, etc. Soes commen voor scepenen vander kuere de voorseide Nabuer, ende heeft belooft ende hem verbonden up hem ende up al tzijne dat hij van heden desen daghen in I4sten daghen commen sal tAudenaerde in de kerke te wercke ende tzelve werc vuldoen ende vulrnaeken ghetrauwelic, alzo hij ghenomen heeft, ende dit zonder uuten zeiven wercke te treekene sonder tconsent vande kercmeesters, ende waert zoe dat hij uut den zeiven wercke trocke zonder tconsent, so sal hij telken alzo menich waerf als bijt dede, verbueren een pont groten, ende zo sal Gillis vander Meere, als kercmeestre, ghelove hebben, bringhende notificatie van scepenen van Audenaerde, altijds behouden ende van werden blivende den zekere die de vorseide Nabuer tanderen tijden van desen ghegheven heeft. Actum 8 julij I443; Gent, Stadsarchief, Jaarregister I443-I444, f. I54. Item, de lijste buten de dueren van suiker verwen als de lijsten vanden aultaer tafle staende te Haudenarde, in den coer daer men de hooftmesse vooren doet, ghestoffeert es; R. van Elslande, Het retabel van Phlips Clincke en Jan van der Brugghen voor de kerk van Mere (I485), in: Mededelingen van de Heemkundige Kring van Erpe-Mere, 3Iste jg., I99I, nr. I, blz. 6, noot 3. Kentic (zij), etc., dat Nabor Martins, in den name van joncf(v)r(ouwe) Lisbetten vander Santen zijnen wetteliken wive, commen es voor scepenen vander kuere in Ghend, kende ende lyde dat hem her Jan .vander Santen pbre, als vader ende vooebt gheweest ende ghestelt buuten deser stede vander vors. joncfvrouwe, mids dat de moeder ghediende verstierf, goede rekeninghe ende vul bewijs ghedaen (hadde) van hare goede,.niet uute ghesondert, ende kent voort de selve joncfvrouwe zijn wijf in hare voogd die wel gheregeert wesende, hem daer af quitsceldende, etc... Actum 30 decenbris I443. Gent, Stadsarchief, Jaarregister I443-I444, f. 82. Jacop de Ketelboetere bekent Jacq. Bolloc, als deken vanden scilders, ende ter neeringhe behouf, 6lb. gr. ende I scale van I troijsscher marc, gheamelgiert, etc., ghelijc den andren, te betaelne de gheele somme talfougste ende de scale. V ersekert up hem ende up tzine, ende zijn borghe over hem ende elc over al Jan de Ketelboetere svors Jacq. broeder ende Nabuer Martins, Actum 28januarij 1443; Gent, Stadsarchief, Jaarregister I443-I444, f. 94 V 0 â&#x20AC;˘ Kentic (zij) ende dat Nabur Martins, commen es ende kende dat hij als bestaet borghe voor Pieter de Keuser ontfaen l)eeft van joneftauwe Lysbetten Sereyveren ende Colaerde van Bossuut als hoyr van wijlen joneftauwen Mergriete Scrijvere, Gillis Brandine wettetic wijf was, mede borghe metten voorseide Nabor... ; Gent, Stadsarchief, Jaarregister I443-1444; f. 2lv 0 â&#x20AC;˘ Kentic (zij) ende dat Nabur Martins commen es etc. ende bekende tachter ende sculdich zynde Gheertruide SVos de somme van 2 lb. gr. goed scult van dienste die zij den zeiven Nabur ghedaen heeft te betaelne te paesschen eerstcommende. Versekert ende Actum I7 juni a(nno) (14)44; Gent, Stadsarchief, Jaarregister 1443-1444, f. 143. Kentic zij allen lieden dat Nabur Martins, scildere commen es voor scepenen vander kuere in Ghendt, kende ende tijde dat hij wel ende dueghdelic met zekeren voorwaerden ghenomen heeft te stofieme jeghen Ghuije de Schautheete ende den kercmeesters vander kerken van Lede, een tafle dienende ten autaeren, van zulken fautchoene als de tafele es staende te sentePieters in de kerke voor onser Vrauwen, met 4 inghelen, zulk alsse toebehoren zullen, al ghewrocht van fijnen gaude, ende de PQrtraituren die de selve Nabuer werken buuten an den tafelen voors. zal wesen van zulken wercke als de voorn. Ghuije ghelieven zal, ende
199
32.
33. 34. 35. 36. 37. 38.
39. 40.
41.
42. 43. 44. 45.
de snede binnen van zulker por-traituren alzoet behoort, ende ditte omme de somme van 20 lb. gr. Voort es bespree ende voorwaerde, waert bij alzo dat de voors(eide) Ghuije ende de voorn( oemde) kermeesters bevonden dat de voors(ei de) tafle niet wel wrocht en ware, alzo voors(eide) es, ende datter min onverdient ware dan de voors(eide) somme van 20 lb. gr., dat zoude de voors(eide) Nabur den voors(eide) personen uprechten ende goet doen, ten zegghene ende goetdunkene van gheswoome werclieden van der selver neeringhen, ende bij alzo datter ooc meer an verdient ware ende dat bevonden bij den selven weerclieden, dat samen den zeiven Nabuer uprechten ende goet doen ten zegghene vanden voors(eide) Ghuije, ende dese voors(eide) voorwaerde ende tafele heeft de voors(eide) Nabuer belooft te vulcommene ende al vul-wrocht te hebbene onthier ende Paesschen eerstcommende (= 12 april1445) up de paine ende verbuerte van 61b. gr. te gane updat zij verbuert worden also men useert binnen Ghent, ende voort up de verbuerte van zijnen neeringhen, alzo datte costume es, ende dat meer es de voom(oemde) Nabuer heeft voort belooft ende hem verbonden de voors(eide) Ghuije ende de kercmeesters voorn(oemd) noch beteren zeker te doene, updat hemlieden ghelieft, Actum 4 julij 1444; Gent, Stadsarchief, Jaarregister 14441445, f. 158. N. De Pauw, Les premiers peintres et sculpteurs gantois, in: Bulletin de la Société d'histoire et d'archéologie de Gand, 7de jg., nr. 5, 1939, blz. 23; Dhont-De Keyser, o.c., blz. 267; V. Vander Haeghen, Martins Nabur, in: Biographie nationale, vol. 14, 1894-1895, blz. 913. M.J. Friedländer, "The Death of the Virgin by Petrus Christus", in: The Burlington Magazine, 88stejg., 1946, blz. 159. M.W. Ainsworth- M.P.J. Martens, Petrus Christus, New-York 1994, blz. 146-148. R. Massey Tovell, Flemish artists ofthe valois courts, Toronto 1950, blz. 32, ill. 19. F. Winkler, Das werk des Hugo van der Goes, Berlijn 1964, blz. 181-186. Zeer bekend zijn de voorstelling van Albrecht Bouts, o.m. in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten te Brussel. Zoals de Flémalleske voorstelling "De staande Madonna met engelen in de apsis" in de Metropolitan Museum te New-York; cfr. E. Larsen, Les Primitifs Flamands au Musée Métropolitain de New-York, Utrecht-Antwerpen 1960, blz. ll2, ill. VII. Zoals Jan Provoosts Madonna met kind in de verzameling Arthur Lebman te New-York; cfr. F. Winkler, Das werk der Hugo van der Goes, Berlijn 1964, ill. CXXXII. Kenlic zij alleen lieden dat Nabur Martins comrnen es voor scepenen vander kuere in Ghent, ende kende ghenomen ende belooft heeft te leveroe Livine Sneevoet een tavereel ghemaect up de divisie vanden Jugemente, noch so goed van weercke ende pourtraituren dan tavereel es vanden Jugemente hangbende inde backershuus, in de camere, ende dit vulrnaeet met alsulcken weercke als daer toe dienen sa!, onthier ende sente Martinsmesse eertcomrnende, up de verbuerte, daer hij in ghebreke ware ten selven daghe te leveme, de somme van 20 s. gr., te gane naer de wet vander poort, ende dit voor de somme van 24 s. gr., daer up de voors(eide) Nabur kende ontfaen hebbende de somme van 8 s. gr., ende tsurplus te betaelne ten daghe vander leveringhe. Actum 10 augustus 1444; Gent, Stadsarchief, Jaarregister 1444-1445, f. 182. M. Boone, Geld en macht, De Gentse stadsfinancien en de Bourgondische staatsvorming ( 1384-1453), in: Verhandelingen van de Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent, 15dejg., 1990, blz. 253. Gent, Stadsarchief, Jaarregister 1478-1479, f. 183v0 • De Busscher, o.c., blz. 77. F. De Potter, Gent van den oudsten tijd tot heden, Geschiedkundige beschrijving der stad, dl. 7, Gent, zd., blz. 324. V oor uitvoerige besprekingen van de Gentse Laatste Oordeelthematiek verwijzen we naar R. van Elslande, Het Laatste Oordeel van de Meester van Diest, met name Lieven van der
200
46.
47. 48.
49.
50. 51.
52.
53.
54.
55. 56.
51. 58.
59.
60. 61.
Cl ite (en Augustijn de Brune ), in: Meer Schoonheid, 1986, blz. 98-1 08; 1987, blz. 1-12, 3344,82-84. We verwijzen hier naar het Laatste Oordeel van Raphai!l van Coxie in het Museum voor Schone Kunsten te Gent; cfr. R. van Elslande, Een Verrijzenis van Raphai!l Van Coxie, in: Dronghine,jb. 1990, blz. 123-124, 127. R. van Elslande, De vijftiende-eeuwse Gentse kunst in de Vier Ambachten, in: Over den Vier Ambachten, Kloosterzande 1993, blz. 1020-1024. Dit element treffen we ook aan in de miniatuurkunst, o.a in het Laatste Oordeel geschilderd door Lieven van Lathem in het Getijdenboek voor Maria van Bourgondiï!, cfr. R. van Elslande, Lieven van Lathem, een onbekende belangrijke kunstenaar uit de 15de eeuw, in: Scheldeveld,jb. 1992, blz. 127-169. We denken hier aan het tijdens de beeldenstorm vernielde altaar van de Kindsheid Jezus in de Gentse St.-Michielskerk; cfr. R. van Elslande, V. De Van Eyck's te Gent: leerlingen en medewerkers (Ie deel) in: Ghendtsche Tydinghen, 13de jg., 1984, nr. 6, blz. 326. R. van Elslande, Hertog Filips de Goede liet het Gentse Prinsenhof rijkelijk opsmukken (deel I voor "De slag van Gavere 1453), in: Ghendtsche Tydinghen, 1996. M. Martens, Enkele middeleeuwse muurschilderingen te Gent, 11. Gegevens op basis van documenten, in: Handelingen der Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent, Nieuwe Reeks, dl. XL, 1986, blz. 60. Item, ghegheven Nabueren Martins, vander schilderien vander tafelen vanden stekenschen werken ende der traelgen, metten bewerpe die hij ghemaect heeft aenclevende den weercke vanden grooten turre XXXIJ se. gr; Dhont-De Keyser, o.c., blz. 266-277. Ghegheven ten huuse van Nabuer Martins scildere, ende te Stevins Minne, der stede smet, den kinderen in hoofscheeden, ten beveelne van scepenen, 16 gr.; Etienne Minne vervaardigde naar ontwerp van Nabur Martins de afsluitingen voor het Belfort te Gent; De Busscher o.c., blz. 75. E. De Busscher, Peintre mural à l'huile du XVe siècle à Gand, in: Messager des Sciences Historiques, Gent 1859, blz. 163. We denken hier aan de stadsversterkingen, o.m. aan de Rode Toren. Kenlic zij, etc., dat Nabur Martins commen es, etc., ende bekende Janne den Hase iij lib. gr. vangheleenden ghelde, te betaelne binnen eenjaer eerstcommende. Versekert up hem ende up al tzine. Actum 7 decembris 1448; Gent, Stadsarchief, Nota's kunstenaars 34. Gent, Stadsarchief, Jaarregister 1448-1449, f. 89v0 • Kenlic zij allen lieden dat alse van eene wijsere die Nabur Martins ghestoffeert, ghemaect ende ghelevert heeft der kerken van Lede, staende anden torre te Lede, so eijst dat de vorseide Nabuer commen es voer scepenen vander kuere ende heeft belooft over hem ende zijn naercommers tvorseide weerc te houden staende ende warandere den termin van xx jaren lanc duerende, al wel ende deughdelic ghedaen zijnde. Ende bevonde men dat tselve weerc binnen den vomoemden termine faitgierde bij faute.van svorseide Nabuers handghedaede ende werke, dat hij dat der vorseide kerken van Lede uprechte ende goed doen zal ten ordonnancien van goede lieden daeran gheveerdende. Versekert up hem ende (up) al tsine. Actum prima die octobris (MCCCC) L; Gent, Stadsarchief, Jaarregister 1450-1451, f. 24. Item, Nabor Martins ende zijnen ghesellen, van ons gheduchts heeren terminere te makene ende schildene up de selve poorte ende der stede wapene, ij lb., x s. gr. Item, Nabor Martins van ij groote biasoenen te schildene metter stede wapene, vanden sticke vj s. gr., comt vij s. gr.; Gent, Stadsarchief, Stadsrekeningen 1451-1452, f. 236. R. van Elslande, De van Eyck's te Gent: Leerlingen en medewerkers, in: Ghendtsche Tydinghen, 14dejg., 1985, blz. 42, noot 176. Item, Nabor Martins, van eenen vaenkine te schildene metter stede wapene, staende up de spitael poorte tsente Baafs, viij gr., De Busscher, o.c., blz. 66.
201
62. (Staat van goed) toebehoorende Liefkine Martins, fs. Naburs, natuerlike zone dien hij hadde bij Clara van den Sande, de vors. weese verstorven van zinen moederlike vooch was, daer hij gheel haer af bedach welc goed Jan van de Dyestat, als vooght up bringht voor de scepene van gedele, gelijc dat hyt ten vors. sterfhuuse bevonden heeft, ten meesten proufite der... ghereeden ghelde, commende van den ghereeden goede juwelen in haven ende catergen ten vors. sterhuuse bevonden, die de voogd vercocht ende ghepennicht heeft ten meesten profite daermede van de sculden van baten die men der weezen moeder haren overledene sculdich ende tachter bleeft, die dezelve voogd ghepennicht ende ontfaen heeft, ende datte vrij boven den costen ende lasten van de sepletureres huutvaert van de weezen moeder vors. ende voorthadden suleken sculdich als men der weese ter eausen van der zeiven anderssing heesschende was, die hij den vors. vooght betaelt ende upgheleyt sijn, de somme van ll lb. gr. daeraf dat wetlelie versekert heeft Gheerolf van Coudenhove 4lb. gr. en Jan de Wilde 2lb. gr. ende tsurplus draghende 5lb. gr. haut al noch an her Janne Mortier, priester dat hem de vooght sa! doen versekeren of overlegghen so hij eerst sa! cunnen ende moghen... Actum ultima januari anno 1455 (n.s. 1456); Gent, Stadsarchief, Staten van Goed, 1455-1457, f. 158 V 63. Gent, Stadsarchief, Jaarregister 1455-1456, f. 162; Staten van Goed 1455-1457, f. 496v0 , 5llv0 • 64. Gent, Stadsarchief, Hs. V. Vander Haeghen, Documents Artistiques, XVe siècle, dl. I, f. l73-l73v 0 • 65. F. Van Tyghem, o.c., dl. 11, blz. 86, 89. 0
•
Rudy VAN ELSLANDE Docent Antiquairsopleiding IMOV-Gent, CMO-St.-Niklaas, Brucemo-Brussel, Cernov-Aalst & Cemov-Oudenaaarde
ENKELE GEGEVENS OVER DE NATIONALE MILITIE VAN 1816 EN 1820 M.B.T. DE STAD GENT Bij een bezoek aan de Gentse rommelmarkt op een vroege zaterdagmorgen vond ik tussen- op heteerste gezicht- een hoop waardeloze papieren een samengevouwen bundeltje documenten, die wellicht aan het berekend oog van de brocanteur ontsnapten. Na aankoop- voor de prijs van pakweg 5 pintjesvroeg ik naar de herkomst van de uitgestalde waar. Het betrof een tweetal opruimingen, na een sterfgeval, in Gent. De namen kon of wou hij niet mededelen. Na inzage kon worden geconstateerd dat de bundel betrekking had op de nationale militie van 1816 en 1820 en meer bepaald in verband met het arrondissement Dendermonde.
202
De nationale militie van 1816 Volgens het Koninklijk Besluit van 29 oktober 1816 en de instructies van de minister van Binnenlandse Zaken van 31 oktober en de ambtelijke mededeling van 11 november, diende het arrondissement Dendermonde 378 manschappen te leveren. Op een volgend blad werd het aantal te leveren manschappen per militiekanton bekend gemaakt. Voor de stad Gent ontbreken uiteraard deze gegevens. De daarop, logisch, volgende bladen met de al dan niet op te komen personen staken niet in de bundel. ' De nationale militie van 1820 Hier ontbreekt het blad met de vermelding van het Koninklijk Besluit, de instructies en de ambtelijke mededelingen. Het blad met de opsomming van de militiekantons is bewaard gebleven, samen met de daaropvolgende bladen met de namen van de personen die in aanmerking kwamen voor deze militie (bladen genummerd van 2 tot 20, en een laatste half blad niet genummerd). De namen hebben betrekking op de toenmalige provincie Oost-Vlaanderen. De militie van 1820 heeft (voor de zuidelijke provincies) betrekking op de Nationale Infanterie: - 15e afdeling, bataillons 1, 2, 3 en depot - 16e afdeling, bataillons 1, 2, 3 en depot - 17e afdeling, bataillons 1, 2, 3 en depot en op de Veldartillerie, bataillons 2 en 4. Voor Gent heb ik er de namen uitgelicht. Gebruikte afkortingen: N.l.: V.A.: afd.: bat.: (1): (2):
Nationale Infanterie Veldartillerie afdeling bataillon moet opkomen moet niet opkomen.
NAAM LICHTING Bouweos Pieter 1817 Bauweos Adriaen 1817 Van Cuyck Hendrik 1819 Moya Francies-Felix 1816 Van der Straeten Jan 1816 Van Hoorde Judocos-Jan 1816 Silbo Judocos-Jan 1816 Coppens Joseph 1816 Van Ruynbeke JudocusLeonardus 1816 203
EENHEID N.l. afd. 15 bat. 1 N .I. afd. 15 depot idem N .I. afd. 16 bat. 1 idem idem idem idem idem
BEMERKING (1) (2) (1) (1) (1) (1) (l) (1) (1)
Delisse Nicolaes 1817 Dupon Alexander-Jan 1817 De Vettere Francies-Jan 1816 Smeestere Willem 1816 Van den Broek 1817 Poelman Pieter 1817 Allyn Karel 1816 Colbrant Livinus 1816 Versiraeten Andries-Marin 1816 Govaert Jan-Denis 1816 Bourry Francies 1816 Cartier Karel-Joseph 1816 Verstryten Pieter-Jan 1816 Crispyn Jan-Baptiste 1816 Lammens Dominicus 1816 Bemaert Jacobus-Jan 1816 Verbeeke Pieter 1816 De Kooinek Livinus-Pieter 1816 Hallyn Livinus 1816 Van Haute Jan-Baptiste 1816 Steenbrugge Laureyns-Constatin 1817 Thiry Jan 1817 Van der Steene Antonius-Jan 1817 Gekeere Francies 1817 De Raeve Antonius 1817 1817 De Corte Pieter-Jan La Roy Pieter-Jan 1817 Verhulst Pieter 1816 Popyn Judocus 1816 De Rudder Jan 1816 De Coninck Ferdinandus 1816 Tuytens Joseph-Karel 1816 Van de Velde Dominicus 1816 Timmerman Pieter 1816 Signaey Christiaen 1816 Steyaert Karel-Joseph 1816 De Schuiter Jan-Emanuel 1816 Bollet Christiaen 1816 De Meyer Willem-Jan 1816 Plaetsier Pieter-Jan 1816 De Paepe Jan-Baptiste 1816 De Schryver Jan-Baptiste 1816 Van Cauwenberghe Joseph 1816
204
idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem
(1) (1) (1) (1)
(1) (1) (1)
(1) (1) (1) (1) (1)
(1) (1) (1) (1)
(1) (1) (1) (1)
(1) (1)
(1) (1) (1) (1) (1) (1) (1)
(1) (1) (1) (1) (1) (1)
(1) (1)
(1) (1)
(1) (1) (1) (1)
Van Hauten Hendrik Pofyn Michiel-Joseph Bieyenberg Jan-Jacobus Philips Jan-Pieter Van Haugem Jan-Baptiste Peryn Livinus Elsens Jan-Maximiliaen De Vogelaere Geeraerd Raes Francies-Lodewyk De Coster Jan Franck Jan Callebaut Jan-Baptiste Bergmans Jan Verberkmoes Karel-Lodewyk Francet Lodewyk Van Labbeke Willem-Brutus D'Hondt Francies Belzar Lodewyk-Brutus Colpaert Engel Spanoghe Jacobus Vincke Jan-Baptiste De la Derrière Jacobus Ducelier Robertus De Sot Jacobus-Francies Van Durme Lodewyk-Jacobus Van Cauter Pieter Merri Joseph-Jan Philips Pieter-Jacobus Bosman Pieter-Jan MontrÊ Pieter-Livinus Van den Steendam Joseph Torcan Jan-Karel Jousse Joseph-Casimirus Eeckhaut Jan-Joseph Malfait Pieter-Antonius De Bondt Pieter-Jan Warry Pieter-Jan Van Braekel Pieter De Waele Jan De Merdt Pieter Vermeulen Eduardus Lasseel Lodewyk-Martinus Minne Judocus-Livinus
1816 1816 1816 1816 1817 1817 1816 1816 1816 1816 1816 1816 1816 1816 1817 1817 1817 1817 1817 1817 1816 1816 1816 1816 1816 1816 1816 1816 1816 1816 1816 1816 1817 1817 1818 1818 1818 1818 1816 1816 1816 1816 1816 205
idem idem idem idem idem idem N .I. afd. 16 bat. 2 idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem
(1) (1)
(1) (1) (1)
(1) (1)
(1) (1)
(1) (1) (1) (1)
(1) (1) (1) (1) (1) (1) (1) (1) (1)
(1) (1)
(1) (1) (1) (1) (1) (1) (1) (1) (1) (1) (2) (2) (2) (2) (I)
(1) (1)
(1) (1)
Kemel Jan-Francies Henderickx Jacobus-Joseph Olivier Francies-Pieter Lampens Jan-Baptiste De Raeve Jacobus-Joseph Vlerick Benedictus Bastien Pieter Bruyneel Jan-Baptiste Coppejans Livinus-Francies Vercamp Leonard-Francies Van Hautem Jan-Francies Masquilin Jan-Baptiste Bruggeman Jan Henry Ferdinand-Lodewyk Uitersprot Judocus Platerre Andries-Livinus MercĂŠ Emanuel Parys Dominicus-Bemardus WeverJan Waegenaere Livinus Wessaert Bemardus-Leonardus De Stobbelaere Philippus-Karei CatsPieter Bartilde Jan Cnudde Lodewyk Heyze Sernardus Roelands Joseph Roeland Jacobus-Jan Raepe Philippus-Emanuel Malfait Gillis-Pieter Bombeke Jan-Hendrik Beekman Jan-Baptistte De Smet Mathys-Joseph Minnaert Pieter-Jacobus Wyngaert Jan-Baptiste Bemaerd Pieter-Jacobus Vermeyer Ferdinandus Morel Judocus Van Hoorebeke J.-Francies De Smet Constantinus Laforce J.-Francies De Mey Martinus-Emanuel De l'EpĂŠe Judocus
1817 1816 1816 1816 1816 1816 1816 1816 1816 1816 1816 1817 1816 1817 1817 1816 1817 1817 1817 1817 1817 1819 1816 1817 1818 1818 1818 1817 1818 1816 1817 1817 1817 1817 1816 1816 1817 1817 1817 1817 1817 1817 1817 206
idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem N .1. afd. 16 bat. 3 idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem N .1. afd. 16 depot idem idem idem idem idem idem idem idem
(1) (1) (1) (1) (1) (1) (1) (1)
(I) (1) (1) (1) (1) (1)
(1) (1) (1) (1) (1) (1) (1) (1) (1) (1) (2) (2) (2)
(I) (2)
(1) (I) (1) (1) (1) (1) (1)
(1) (I) (1) (1) (I) (I) (I)
Hye Jan-Baptiste Van den Borne Jan-Francies Van Outrive Jacobus Serraes Pieter-Francies De Bree Lodewyk Gillis Eugenius Van Aerde Ferdinandus Verbeke Jacobus-Jan De Boevere Joseph-Antoine De Smet Jan-Judocus Van den Hende Karl Jan-Baptiste Bonte Jan-Francies Dhooge Jan-Marie De Rycke Roebus Van Maele Alex-Karei Van Hoorde Bernardus-Livinus Neckebroek Hieronymus-Pieter Franck C.-Willem Beyls Jan De Vogelaerre J.-Karel De Langhe Francies Cherf贸nd Karel De Meester Francies Boelaert Antonius Colpaert Pieter-Jan Marteos Jan-Antonius Belle Pieter-Francies De Coninck J.-B. De Somere Livinus-Jan Cnudde Pieter-Francies De Keyser Gillis-Jan Vernack Jan-Baptiste Walraeve Adrianus-Antonius De Meyer Pieter-Andries De Vreese Francies Fonteyne Bernardus-Jan De Visscher Jan De GroenJan Gass茅e Pieter Wyckaert Pieter-Jan Loppens Willem Eggermont Pieter
1817 1817 1817 1817 I8I7 I817 I8I7 1817 1817 1817 1817 1817 I8I7 I817 1817 1817 1817 I817 I8I7 I8I7 I8I7 I8I7 1817 I8I7 1817 18I6 I8I6 1817 1817 I817 1817 I8I7 1817 1817 I8I7 I8I7 I8I7 I817 1817 1817 18I7 1817 181.7 207
idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem
(1) (1) (1)
(1) (1) (I) (I)
(1) (1) (1) (1) (1) (1)
(1) (1) (1) (1) (1)
(I)
(1) (1) (I)
(1) (1) (1) (1) (1) (I) (1)
(I) (I)
(1) (I)
(1) (1) (1) (1) (1) (1) (1)
(1) (1) (1)
Van den Berghe Jacobus De Snerck Jan-Baptiste Sernortier Leonardus Frix Pieter-Joseph Doublez Antonius-Joseph Van den Eecke Karel Dumont Pieter-Jan Combien Jan-Francies Viette Jan-Baptiste Westendorp Gysbert Callens Pieter-Jan Van Lemberge Pieter-Judocus De Syn Pieter-Judocus Nossens Leo De Lorge P.U .A. Van Steenberge P.-F. Soudan Livinus-J. Van Loo Jan-Baptiste Krul Victor-N. Van Geen Francies-M. Agon Livinus Laboureux Brutus Vereauteren Joseph-Jan Masereet Judocus De Lathouwer Eduardus Berloo Joris Pattin Jacobus A1onsius P.-J. De Rie Paulus-Jan Schietaert Karel De Voge1aere G.-J. Callardin Livinus-Francies Piette Jacobus Mussche Karel-Livinus Mayaert Livinus Temmerman P.-F. Van Huffel A.-F. Van den Bogaert M.-L. Van Coppenolle B.-J. Casterickx J.-L.-J. Van Lauwe Francies Duhot Francies-Jacobus De Meyer Bernardus
1817 1817 1817 1818 1818 1818 1818 1818 1818 1818 1818 1818 1818 1818 1818 1818 1818 1818 1818 1818 1818 1818 1819 1819 1819 1819 1818 1818 1818 1819 1819 1818 1818 1818 1816 1818 1818 1818 1818 1818 1818 1818 1818 208
idem idem idem idem idem idem N .I. afd. 17 bat. 1 idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem
(1) (1) (1) (2) (2) (2) (1)
(1) (1) (1) (1)
(1) (2) (1) (1)
(1) (2) (1) (2) (2)
(1) (2) (1)
(1) (1)
(1) (2) (2) (1)
(1) (1)
(1) (1) (1) (2)
(1) (1)
(1) (1) (1) (2) (1) (1)
Coppejans Karel-Jan Sanders Jan-Baptiste Maes Joseph Sinjoor Jan Veeterean Joseph-Karel Van Damme Bruno Neerincks Willem Hareboom Pieter Jaex Francies-Jan De Backer Francies Stroobant Lodewyk Van Houten Lodewyk Peeters Jan-M. Brandt Francies-Joseph Nayvaert Karel Van Damme Willem Mast Karel-Lodewyk De Kok Pieter Persy Willem Beyst Jan-Francies Leyst Dominicus D'Hondt Willem Van de Bil Jan Jacobs Pieter-L. Eggermont Karel-Lodewyk Schout Pieter-Livinus De Somer Jacobus-Fr. De Prooster Leo Boterman Jan-Fr. Miime Cornetis-Jan Vercuissen Lucas-J. Mortier Augustinus-Jan Mathys Egidius-Jacobus De Masure Pieter Pius Martinus Van den Bosch Pieter-Fr. Seirlinck Jan-Francies Steenbrugge Albertus De Geyter Pieter Van Beveren Joseph Caelier Pieter-Jan Van der Linde Jan-Baptiste Dessaux Antonius-Karel
1818 1818 1818 1818 1819 1819 1819 1818 1818 1818 1818 1818 1818 1818 1818 1818 1818 1819 1819 1819 1819 1818 1818 1818 1818 1819 1818 1818 1818 1818 1818 1818 1818 1819 1819 1819 1816 1816 1819 1818 1818 1818 1818
209
idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem
(l) (l) (l) (l) (l) (1) (l) (l) (1) (l) (1) (l) (1) (1)
(l) (1) (1) (2) (2) (2) (2) (1) (1) (1)
(l) (1) (2) (I)
(1) (2) (l) (2) (1) (2) (1)
(1) (1)
(2) (1)
(1) (1) (1) (1)
Adriaenssens Leopoldus Wallop Jan-Baptiste Paupin Amoldus Cnudde Francies De Bruyne Pauwel Buysse Pieter-Francies Hofinan Pieter MentorJob Errens Comlis-Antonius Pletsier Albertus-Jan Wierook Julianus-Jan Peeters Lodewyk Boterdaele P.-J. Flaming Jan-J. Pappens Laurentius De Siron Lodewyk DeNeefJ. Schellinck F. Minne C.-F.-J. Meirkeirel L.-J. Rogge P.-J. Hendriks J. Coppejans A. De BackerJ. HaesaertP. Coppejans L. Foret L.-F. Bauters J.-B. HaekJ. Matthys C.-L. Van Hauweghem J.-C. CamusJ.-M. Leys M.-J. Minnaert J.-B. Huigens P.-J. Van Wassenhove AndrĂŠ Joseph De Buck A.-H. Malfait F.-Joseph Delmotte P.-J. Maenens Pieter De Valkenaere Hernardus Van Huifel F.-L.
I8I8 I8I8 I8I8 I8I8 I8I8 I8I8
1818 I8I8 18I8 I8I8 I8I8 I8I6 I8I9 I8I9 I8I8 I8I8 I8I9 I8I9 I819 I8I9 I8I9 I8I9 I8I8 I8I9 I8I9 I8I8 I8I9 18I9 I8I9 I8I9 I8I9 I8I9 I8I9 I8I9 I8I8 1816 I8I9 I8I9 I8I9 I8I9 I8I9 I8I9 I8I9 2IO
idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem N .I. afd. I 7 bat. 2 idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem N .I. afd. 17 bat. 3 idem idem idem idem idem idem idem
(1) (1) (1) (1) (1) (2)
(1)
(1) (1) (2) (2)
(1) (1) (2) (2)
(1) (2)
(1) (1)
(1) (1) (I)
(1) (I) (I) (2)
(1) (1) (1) (1) (1) (1) (I) (I) (2)
(1) (I)
(1) (I)
(1) (I) (2)
(1)
Claes F.-Joseph Teerlinck F.-J. Claes Francies-Joseph Van Daelen Pieter-Hendrik Neckebroek Augustinus Van Coppenolle Karel Van Geert F.-J. Verstraeten Jean-L. De Koning J.-Jacobus Duytschaver Joseph Thienpont Jan-Baptiste Wilt Joseph De Bock F.-Jan De Ridder D.-J. Van Bellegem B. Mestdagh Joseph-Leopoldus Hany Pieter-E Bouzin Désiré Schelstraete J. Ghys Gerardus Met de Penningen Jan-Baptiste SchoupL. Campens Augustinus-Fr. Schatteman Felix Hoeters Jan-Baptiste Schepeos Jan-Fr. Libreke P.-Fr. D'Hondt Lodewyk De Zuncker Al.-And. Fretin Joseph Van Beekhaute P.-J. De Noël Judocus-Jan Fiereos Fr. De G1asse Victor Malbrant Jan-Baptiste Verstraeten Martinus De Clair Egidius Trouvé Jacobus-Livinus De WolfPieter Buyle Jacobus Hertland Emanuel Blankaert Jan
1819 18I9 I819 1819 I8I9 I819 I8I9 I8I9 I8I7 1817 1818 I8I7 1817 1819 1819 1819 1819 I817 1818 1818 1817 1818 1818 1818 1818 1818 1818 1818 1819 1819 1819 1820 1816 1819 1819 1816 18I9 I818 I8I6 I817 18I7 1817
211
idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem N .1. afd. 17 depot idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem idem V.A. bat. 2 V.A.bat 4 idem idem idem
(1) (1) (1) (I) (2)
(1) (I)
(1) (I)
(1) (2)
(1) (2)
(1) (2)
(1) (1) (1) (1)
(1) (2)
(1) (1) (2) (2) (1) (2) (2) (1)
(1) (I) (1) (1) (1) (1)
(1) (I) (I) (I) (1) (1)
(1)
In totaal komen er 352 Gentenaren op de lijst van de nationale militie van 1820 voor, daarvan dienen er 304 op te komen en 48 niet: N.l. afd. 15 bat. 1: 1 wel depot: 1 wel 1 niet N.l. afd. 16 bat. 1: 55 wel bat. 2 : 48 wel 4 niet bat. 3: 15 wel4 niet depot: 55 wel3 niet N .I. afd. 17 bat. 1 : 73 wel 23 niet bat. 2 : 16 wel 3 niet bat. 3 : 20 wel 5 niet depot: 15 wel 5 niet V.A. bat. 2: 1 wel bat. 4:4 wel NOOT De familienamen werden genoteerd zoals ze op de bladen voorkomen.
Erik L. SCHEPENS
TER HERINNERING Zoals reeds medegedeeld (G.T. Nr. 6- p. 336) kunnen sedert 1 januari van dit jaar oude jaargangen van "Ghendtsche Tydinghen" aan verminderde prijs bekomen worden en dit ter gelegenheid van ons 25-jarig bestaan. Prijs per jaargang (6 nummers) (vanaf 1981): 250 fr. Prijs per los nummer (indien het nummer apart voorradig is): 45 fr. Wenst u de (hoge) portkosten uit te sparen, dan kunt u de gewenste jaargangen en/of nummers zelf komen afhalen in het Documentatiecentrum in het Groot-Begijnhof te Sint-Amandsberg tussen 10 en 12 uur, elke zondag (behalve in juli en augustus en op wettelijke feestdagen). Bij bestelling via onze postrekening dienen volgende portkosten bijgerekend te worden (enkel binnenland): I nummer: 50 fr. 2 tot 3 nummers: 58 fr. 4 tot 6 nummers: 70 fr. Verder per jaargang: 70 fr. En vergeet het niet, deze aanbieding loopt maar tot 31 december 1996. Wie het eerst komt, eerst maalt en op is op. 212
GENSCHE WOORDEEN UITDRUKKIJNGE Deel XXX Beter nen huurendroager of ne gazettendroager: ge moe zuu luie nie roepe Een variant hierop is: "Beter nen huurendroager of ne gazettendroager: ge moet U zuuveele nie stuipe" of nog: "Ge keun beter uures droagen of twie iemers woater: 't es zuu zwoar nie." "Iemand een uure zette of zwiere" is iemand horens doen dragen. Een bedrogen echtgenoot is "nen gewilligen uurendrager" . "Hij hĂŠ een porte-bagage vandoen veur zijn uures op te !egge" is dan nog erger. De hier uitgebeelde uitdrukking is een repliek op het verwijt hoorndrager te zijn: het is beter een hoorndrager te zijn dan een krantenverkoper: je hoeft er zo luid niet bij te roepen . Nog synoniemen zijn: "Es dat een huurnbeeste; hij es in 't gilde van d'huurnbeeste" . De uitdrukking is internationaal sinds ze reeds in de tweede eeuw na onze tijdrekening in het Grieks voorkwam (Artemidorus). "Iemand horens opzetten" betekent: aan de man ontrouw zijn. Ook de faunen, Dyonisos en Pan droegen hoorntjes en hielden er op zijn zachtst gezegd een nogallosse levenswandel op na. Door de Romaanse talen heen schijnt de uitdrukking de Germaanse te zijn binnengedrongen . De oorsprong van het gezegde is tot hiertoe nog steeds onbekend . In het Frans is het woord "cocu" duidelijker van oor213
sprong. Het is een oude vorm van het woord "coucou" (koekoek), een vogel die zijn eieren in een ander nest gaat leggen. Zelfs in het Nederlands kennen we zo'n gezegde: "Als de koekoek roept, dat wil zeggen: mans, past op Uw wijven!" Voor overspel bestaat ook nog de uitdrukking: "Hij hee zijn kisken in nen andere lantirre gestoken" en "De kopere mutse droage". "Pol ofte bijslaeper" (Criminele processen 1726) "Roep ne kier huu-uu-re Ge zult hem huu-uu-re En die gien huures hee En goa mee ons nie mee! ("Uit den Gentsehen Volksmond", Deel I, p. 8, nr. I2bis)
Ik ben un woaterzonneke Syn: "'t Es van 'k wille en 'k keune nie": een bleke zon bij regenachtig weer. De zonne es noar 't kamp Syn.: " 't Es overtrokke, t'es oardig were, 't ès moareen halve panne mee 'tweere, droef were, droevig were, onnuuzel were, pover were, somber were, twijfelachtig were, woaterachtig were, 't weer es half en half, 't hee goeste van verandere, 't were 'n es in stoat van beroad, es gêwe veranderd, 't es ommegekeerd, 't were 'n es ommegeslege, 't were 'n es nie te betrêwe, 't es tussche de twieë, 't es onzeker, 't sloat omme, 't were kiert, 't overtrekt, 't ligt te droaie, 't springt op krukke, 't zegt niet vele, 't ziet er bliek uit, 't were zoekt, 't ziet er wiek uit, 't zal goe were worden aos de kwoaje wijven kaffee gedronken hên, 't es were were van achter de boterkuipe, 't goa mank, 't es een were om gene stoat op te moak:e.": De zon is weg, 't is betrokken weer. Ge zij nen bliekschijter, Mieste Mieste: mannennaam <Michel of Maurice. ''Nen bliekschijter": syn.: "oen blieke, een bleekwatermuile, nen bliekzak, nen têrreschijter" (têrre = teer, pek): wordt gezegd van kinderen die er bleek uitzien: "Al beur kinders zijn bliekschijters, ze bleuze gelijk een roape!" Na een zware uitgangsbeurt had men "een weezegelijk oen afgelekten boaterham (-gelijk oen hietekoeke)" of zei men: "Zijn weeze vroagt een eitse." Van iemand die plots bleek wordt zegt men: "Hij krijgt d'hietekoekevlamme". Ik zuchte gelijk un pird oazek moe wirke Syn.: "Hij es liever lui of moe; lui zwiet es rap verdiend; duuvels zwiet es rap verdiend; 'k zwiete gelijk un pird oazek moe wirke; hij es te lui dat hij uit zijn uuge ziet.": niet graag werken.
214
Plaat 36
215
Manneke, t'zit nie veele in uw huufd Syn.: "Een huufd (ne kop) zonder hesses, een domuure, een klokhuufd van ne jongene, ne lomperik, een appelhuufd, nen D.O.M.-slim, een dompelpîrre, een dwoashuufd, nen dwoaze, nen dwoazerik, nen dwoazekluut, nen dommekluut, nen ezel, nen ezelskop, een paasei, een kalf, een kalfshijt, een kalveke, ne mozes, ne kei, ne kêzekop, een kieken, ne kilo, een kinderbolle, ne kinderlap, 't es nen tsappe, nen tsapzolder, een soepkieken, nen tsapoart, nen avekoat van Schaarbeek, nen avekoat mee ezelsuures, hij slaapt in nen hoed, 't es moar nen halve gebakkene, hij raisoneert gelijk een pîrd, hij es zuu stom of 't pîrd van Christus (Ons Hiere) en 't was nen ezel, 't es uuk moar ne Laplander, ne kloefkapper, nen domper, nen blusscher, een kindervoiture, een kontenhuufd, een kinderkonte, een kinderol, ne kluut, hij hee gien vel over zijnen buik, 't es ne lobbe, ne lokkenbijt (:die nog met een "tuute" of fopspeen rondloopt), ne lokantoin, ne wiskesvlieger (: een kinderhoofd dat nog met "wiskes" of fijne twijgjes papieren vliegers maakt en oplaat), ne kwiestenbiebel, ne lappekakker, ne kwiestenbieber. 't Es nen eero (:een dommerik)". Waarschijnlijk is dit laatste een verbastering van het Frans "héro" of held, maar dan spottend bedoeld. ''Ne kluut van Axel (of van Deinze), den diene ès uuk van Lokeren, ne kluutzak, nen uitgewaaide lantirre, een lapschuure, een onnuuzel verstand, ons Hiere z'n uil, een ezelsuure, ne petoater, ne potuil, een sijssenhuufd, een simpelhuufd, ne slimbroek, ne stomkop, ne steinezel, ne stoffel, een stomme bieste, ne stommen hond, ne stomme kluut, ne stommerik, nen tsappe, nen nuchteren tsoos, nen tsoosdek, nen uil, nen uil op ne kluit, nen uilekluit, nen uithoalder, ne wiewoai, ne wietlewoai, ne zebedeus of een ziephuufd, der steekt gien once (: ons) verstand in diene kleine, hij ès zuu dom of't haat (: hout) van de galg, hij ès zuu dom of een kieke, ge keund'hem uuk wijsmoake dan de kiekes heuj (: hooi) eete, 't ès moareen halve panne, nen dwoaze petoater.": toepasselijk op domme mannen of jongens. GUSTAAF: "Ne man, èwd genoeg om twiè kièren e gruutvaode te zijn, te lièlek om 't helpe dondere, te stom om veur den duvel te danse!'' (Oe èwer oe zotter, p. 23) FIELEKE: "Tsappe! Voelde nie dat ij ons wil wig èn?" (Oe èwer oe zotter, p. 19) JAN: ''Allo! Gij vertelt weere proat die aaneen niet en hangt" ("Azuu ne klont", p. 38) "Ik ben Mauriceke 'k Hê der van mijn leeve nog moar drij kier in mijn broek gekakt Ik ben een Cieske Ja de slimheid en 't verstand 216
die hangen an mijn gat geplakt 't Es doar meede da mijn mama en mijn papa van mij nie moeten hên omda'k van veure nie gelijk van achter ben. " (Uit den Gentsehen Volksmond, deel IV, p. 23, nr. 213) Op domme vrouwen: "een seute, een seuze, een tsanne, een tsanne-mie, een tsanne-moeje, een annekenuit, een annemie, een dwoazekonte, een giete, een gêsgiete, een kalle, een kallemoeie, een kallepoepe, een kontenhuufd, een ijlhuufd, een stomme konte, een goeie" of "een goeie van een wijf'. "Goeie" < Oud Fr. "goule" <Lat. "gula": mond, muil. "Men ziet dat ons moeder maar een goeie was." (1856- Geuzen-Winkel)· Wie nu nog niet door heeft dat het hier om domoren gaat is zelf "een seute". Ook: "een dwoaze (onnuuzele) Triene" Trien, Trien Vuile Trien 'k Heb van den nacht Uw gat gezien! (spotrijm) " 't es uuk zijn schuld nie dan de puije giene stirt en hèn. Cies es nen broave joengene moar hij zoe ter nog kwoa moete bij zijn."
GENTSE MEMORIEDAGEN: 23-24 FEBRUARI 23 februari 1591: Laurent Van den Haute maakt al zijn roerend en onroerend goed over aan het Wenemaersgodshuis op het Sint-Veerleplein in ruil voor levenslang onderhoud in het godshuis. Hij stierf er op 24 december 1604 en werd, zijn wens indachtig, in de kapel van het godshuis begraven. Elke maandag, woensdag en vrijd~g werd, ook volgens zijn wens, voortaan een mis ter zijner nagedachtenis opgedragen en als jaargetijde werd voortaan op zijn sterfdag een sermoen gehouden en een pint "pitantiewijn" aan 24 armen uitgedeeld. (Het was vroeger gebruikelijk dat weldaden eigenlijk betalingen waren voor het eigen zieleheiL Een schenking doen zonder er zelfbelang bij te hebben was toentertijd gewoon ondenkbaar.) 23 februari 1744: In opdracht van Hare Majesteit keizerin Maria-Theresia richt hertog de Silva 217
Taronca een bedankingsbrief aan de Staten van Vlaanderen voor het prachtig kanten kleed dat zij aan de jonge vorstin hebben geschonken en laat hen tevens weten dat Maria-Theresia zich met het kleed heeft laten portretteren en dat het schilderij bestemd is voor het Gentse stadhuis. (Door haar handig optreden wist de keizerin een einde te stellen aan de economische en militaire afhankelijkheid van Engeland en Holland zoals die door het Barrièretraktaat geregeld was. Vanaf 1756 opteerde zij voor een vriendschapspolitiek met Frankrijk. Dit bezorgde haar een tegengewicht tegen de opdringerige hegemonie van Holland en Engeland. Deze nieuwe koers, "renversement des alliances" genoemd, kwam wellicht meer aan de Zuidelijke Nederlanden ten goede dan aan de Habsburgse dynastie.) 23 februari 1810: In een verslag, aan de prefect van het Scheldedepartement, komt Norhert Cornelissen op tegen de onmenselijke behandeling van zieken die in een open draagstoel naar het hospitaal worden gebracht. De twee stoeldragers houden soms (ook in volle winter) halt om te bedelen of een herberg te bezoeken. Intussen moet de arme zieke in regen of sneeuw buiten zitten wachten. Het gaat zelfs zo ver dat de stoeldragers bij vriesweer zowat de hele stad met de zieke rondlopen om medelijden op te wekken en aalmoezen te incasseren die tot niets anders dienen dan het stillen van hun dorst. 24 februari 1408: Zware overstroming in het Gentse: men moet met schuiten door de wijk Overschelde varen. (Vroeger lieten de getijden zich voelen tot aan het huidige Laurentplein, de overwelfde Schelde. Langs de kant van de Gouvernementstraat overstroomde het uiteraard niet omdat de Gouvernementstraat een zeer oude dijkweg was. Aan de overkant daarentegen, in Overschelde, waren geen natuurlijke of aangelegde bodemverhevenheden aanwezig met alle gevolgen vandien.) 24 februari 1500: Geboorte van Keizer Karel, om drie uur 's morgens zoals het Memorieboek het zegt: "In dit scependom was gheboren te Gendt de hertogh Caret, die de hertoch Philips hadde bij vrouwe Joanne van Spaignen, den XXIlil sporkele, 's morghens omtrent den dry uren, ende was kersten ghedaen te Gendt in St.Janskercke, den VII dach in maerte". Alfons Van Werveke schrijft in 1927 in zijn "Bijdragen tot de Geschiedenis en Oudheidkunde van Vlaanderen" dat de wieg van Keizer Karel nog bestaat en bij Marcus van Vaernewijck ( 1566) lezen we: "Hier, in het Prinsenhof, toocht men de simpel houten geschilderde wiege, daer den grooten keyser Carolus de vijfde, nog een kint zijnde, in gheleghen heeft, ende oock mede het camerken, daer hij in gheboren wiert ende eerst de
218
de lucht der werelt gevoelde. (40 jaar later, op zijn verjaardag in 1540, zal de keizer de leden van de stadsmagistraat voor zich laten verschijnen om hun beschuldigingen te aanhoren. Hij laat de procureur-generaal een streng requisitoir uitspreken. Een opsomming van de misdaden van de Gentenaars, tijdens de grote opstand bedreven, wordt voorgelezen uit de akte van beschuldiging. Er wordt verklaard dat ze lijf, goed en alle privileges verloren hebben wegens majesteitsschennis. Zij krijgen evenwel 10 dagen de tijd om hun verdediging voor te bereiden.)
24 februari 1526: In het Memorieboek van Gent lezen we dat vandaag "de keysere van Overschelde" zijn intrede deed te Gent. Deze Vastenavondkeizer kwam van Rooigem en begon al dadelijk allerlei "onderdanen" met functies aan zijn hof te bekleden. De "proost vander Burchstrate" benoemde hij tot patriarch, de deken van de Oudburg werd kardinaal, de "heere vanden Langhermunte" kreeg de koningskroon op het hoofd, de "heere van den Lampaert" (een wijk in de buurt van het Prinsenhof, de Lievekaai en Sanderswal), gaf hij de "opperjagherie". Nog aan anderen uit zijn gevolg vertrouwde hij belangrijke posten toe en voor allen gaf hij "een bancket an de Graupoorte, op 't Sluusekin, dat es skeysers camere" (Willy L. Braekman schrijft in zijn "Spel en Kwel in Vroeger Tijd", Gent, 1992, dat in de meeste Vlaamse steden het aanbreken van de carnavaltijd vroeger gepaard ging met allerlei vreugdebetoon en festiviteiten allerhande. Die ludieke manifestaties werden ingericht door al dan niet permanente genootschappen en gingen uit van de wijken ofbuurten. Sommige daarvan kozen zich een keizer, koning, prins, heer of deken, aan wie zijn onderdanen gedurende enkele dagen grote eer bewezen.) 24 februari 1844: Een onverbeterlijke minnaar, lezen wij in Vlaamsch België: "Men heeft te Gent een persoon aangehouden die reeds voor de zevende keer zijn lief had willen vermoorden". 24 februari 1901: Paul Fredericq zegt in een voordracht, te Gent gehouden, het volgende: "Nooit vinden wij onze geboortestad Gent schoon genoeg. Wij zijn onverzadelijk in onze onbegrensde begeerte om hare nog verwaarloosde kunstschatten tot hun volle recht te laten komen. Zoolang er in Gent nog één enkel schoon gebouw aan verval of atbraak blootgesteld staat, moeten wij waken en zullen wij ons best doen om het te redden. Er is nog zooveel te redden!" (Paul Fredericq was een Vlaams historicus, geboren te Gent op 12.8.1850 en gestorven op 31.3 .1920. Hij promoveerde in 1871 in de klassieke filologie aan de universiteit te Luik. In 1883 trad hij in dienst van de Gentse universiteit waar hij geschiedenis, 219
Vlaamse en Germaanse literatuur doceerde. Overtuigd Vlaamsgezind en sedert 1876 protestants liberaal heeft hij een belangrijke rol gespeeld in het culturele en politieke leven van zijn geboortestad. Hij heeft ondermeer de sloping van het Gravensteen en de ru誰nes van de Sint-Baafsabdij kunnen voorkomen.) Ronald DE BUCK
EEN GEDENKSTEEN IN HET GEWEZEN KLOOSTER VANDEINZE In 14 77 kochten de religieuzen van het klooster van Sint Margaretha te Bethlehem uit Deinze een huis in de buurt van de Sint-Martinuskerk te Ekkergem. In 1503 kochten ze een tweede huis en vervolgens, in 1520, het achterliggend stuk grond. De gebouwen werden ingericht als refuge.
220
Tijdens het Gents Calvinistisch Bewind werd het klooster verwoest. De definitieve vestiging van de kloostergemeenschap te Gent dateert van na de overgave van de stad aan de Spanjaarden in september 1584. In 1611 werd een, inmiddels verdwenen, Gotisch kerkje gebouwd. De eerste steen, van de nu nog (gedeeltelijk ?) bestaande gebouwen, werd gelegd op 6 september 1642. Het klooster van Deinze deed later nog dienst als krijgshospitaal en militair ziekenhuis Kwartier Goeman. Recent werd het ingericht als Politiecentrum Ekkergem. In de gewezen kapittelzaal bevindt zich een gedenksteen die herinnert aan de eerste-steenlegging op 6 september 1642 (zie foto) De tekst op de steen luidt: MEMOR(IE) DAT DE(N) 6 7TEM 1642 YNT FONDAME(NT) VAN DES(EN) MUER IS GHELEYT DE(N) EERSTEN STEE(N) VAN DIT CLOOST(ER) TER EERE VAN(N) DE HEYL(IGHE) MOED(ER) GODTS MARIA EN(DE) ONS(EN) H(EILIGHE) VADER AUGUSTIN(US) WY SYN OOE(NDE) EERST COM(MEN) WOON(EN) IN OUST 1645 BIDT VOOR S.R. C. NYS P. Daarnaast bevinden er zich in het gebouw, ingemetst in de muren: een jaarsteen uit 1611 (afkomstig van het Gotisch kerkje?) en een sterk verweerd wapenschild, gedateerd: 1624. Voor meer informatie over dit onderwerp zie: Alfons Van Werveke: Het Klooster van Deinze, sedert 1793 Krijgsgasthuis, in: G.T. 1991, nr. 6, p. 365/367. DavidMAES
DAT WAS EEN TIJD! De personen die het boek "Dat was een tijd!" van John -Flanders besteld hebben, mogen dit komen afhalen met ingang van zondag 4 augustus 1996 in ons Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis, Groot Begijnhof 46 te Sint-Amandsberg, en dit elke zondag van 1Ou. tot 12u. Niettegenstaande het Documentatiecentrum gesloten is in augustus wordt het toch speciaal opengesteld voor de bedeling van het boek. Gelieve dus goed de data te noteren! Deze die verzendingskosten betaald hebben hoeven niets te doen, hen wordt het boek bij het verschijnen direct toegezonden.
En speciaal ter attentie van de weifelaars en de vergeters bestelt ogenblikkelijk uw exemplaar want met ingang van 4 augustus 1996 kost het boek 900 BEF. 't Is maar dat U het weet. Achteraf "nie kome neute" als 't uitverkocht is, want de oplage is beperkt.
221
GENT ELDERS ONTMOET De crypte van de 0.-L.-Vrouw- en Sint-Laurentkerk te Eu Op de grens van Normandië en Picardië, in de buurt van Le Treport, ligt het plaatsje Eu. Tegenover het kasteel van Louis-Philippe bevindt zich de collegiale 0.-L.-Vrouw en Sint-Laurentkerk. De kerk bezit een crypte uit de 12de eeuw waarin, naast Sint Laurent O'Toole negen leden van de familie d'Artois begraven werden. Eén van de prachtige praalgraven is voorzien van het volgend grafschrift: CY GISTNOBLEET PUISSANTE DAME MADAME HELENE DE MEULIN FILLE DE HAULT ET PUISSANT SEIGNEUR MESSIRE JEHAN DE MELEUN CHEVALIER ET DE MADAME JEHANNE D'ABBEVILLE SEIGNEUR ET DAME D'ANTRAING D'EPINOYVICONTE DE GAND ET CONNESTABLE DE FLANDRE EN SON VIVANT FAME DE HAULT ET PUISSANT PRINCE MONSEIGR CHARLES D'ARTOIS CONTE DE EU ET PAIR DE FRANCE LAQUELLE TRESPASSA LE XX JUILLET L 'AN DE GRACE !MIL CCCCETLVITIPRIEZPOUSSONAME. Hélène de Melun was de tweede echtgenote van Charles d'Artois. Zij overleed op 20 juli 1472 en was de dochter van "Jehan de Melun", burggraafvan Gent. Meteen ook een vraag naar de lezers toe: weet er iemand iets meer over deze "Jehan de Melun"? DavidMAES
BffiLIOGRAFIE Deel XLIX van de "Handelingen" van de Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent is verschenen. Dit boek van een formaat 24 x 16 cm. telt 332 bladzijden. Als specifieke Gentse onderwerpen komen wij de volgende studies tegen: - Het huis "de lnghel" aan de Graslei. - De Bijloke in Noordoost-Vlaanderen, haar grondbezit en de exploitatie daarvan in de Vier Ambachten tussen 1200 en 1600. - Confiscaties als politiek wapen in interne stedelijke conflicten. Casus: Gent 1477-1492. - Radiografie te Gent 1896-1996. - Vlaams Nationalisme in de Gentse regio, 1914-1945 en wel te verstaan de - Bibliografie van de Geschiedenis van Gent 1994-1995 (met niet minder dan 270 items!) De prijs van het boek is 850 fr. 222
Veel interessanter is natuurlijk zich lid te laten maken van de Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent door 750 fr. over te schrijven op haar rekening Nr. 000-0370680-43. U ontvangt dan dit boek gratis, ook andere eventuele publicaties zoals de "Verhandelingen" krijgen de leden gratis thuis bezorgd.
H.C.
VRAAG EN ANTWOORD De heer Albert Seis vraagt: In de Arsenaal-zaal van het Gentse stadhuis bevinden zich een aantal glas- in loodramen. Deze stellen de wapenschilden van volgende steden voor: Temse, Nieuwpoort, Eeklo, Kortrijk, Tielt, Lokeren, Ninove, Kassei, Oudenaarde, Torhout, Ronse, St-Winoksbergen, Poperinge en Diksmuide. Is er iemand die een verklaring heeft waarom precies de bovengenoemde steden worden voorgesteld? Op de vraag van Mevrouw S. Halsberghe-Coutteel (G.T. 1996- Nr. 1- p. 43 ontvingen wij nog een antwoord van de heer Jan Olsen van de Heemkundige Vereniging "De Gonde" uit Melle dat een bevestiging is van wat wij in ons vorig nummer publiceerden;
LEZERS SCHRIJVEN ONS De V.Z. W. "DRONGHENE" (niet te verwarren met"DRONGHINE") lanceert een project, genaamd "GENTSE POORTERS", dit in .het vooruitzicht van de komende herdenl.<ing van de geboorte van Keizer Karel, 500 jaar geleden. De bedoeling is, aldus de VZW, het fiere en rebelse karakter van de Gentenaar van weleer voor het voetlicht te plaatsen door het historisch doen herleven van vooraanstaande Gentse figuren die het hebben opgenomen voor hun stad tegen elke verdrukking in en deze te laten vertolken door hedendaagse Gentenaars in historische klederdracht. De te realiseren groep zou bestaan uit: A. De Gentse Vrije Poorters met vaandels en banieren. B. De leden van beide Schepenbanken. C. De Magistratuur. D. De GentseAdeL E. De Gilden met hun diverse wapenschilden. F. De Humanisten en geleerden.
223
Voor de uitvoering en bezetting der historische figuren zou beroep worden gedaan op de Dekenijen, diverse verenigingen uit de culturele sector, de Gilden, diverse Gentse toneelverenigingen en Rederijkerskamers. De vereniging hoop alzo een lichtpunt in het leven te hebben geroepen uit een donkere periode van ons verleden om met die vermaarde Gentse koppigheid en rebellie niet telkenjare ons zelf te moeten vernederen, maar ook eens de andere kant van de medaille te tonen. Al wie ge茂nteresseerd is in dit project of er wil aan medewerken kan contact opnemen met de heer Wally Van de Velde- E. Solvijnsdreef24 te 9031 Drongen. Tel.: 282.58.92 . Van de heer Jean Bertrand (Kortrijk) ontvingen wij de volgende brief: Betreft: schrijfwijze naam VAN REIJSSCHOOT. Ik las dat er discussie is aangaande de vroegere schrijfwijze van deze familienaam. Volgens een oud stamboom in mijn bezit, waarschijnlijk getekend omstreeks 1750, werd deze路naam geschreven zoals aangeduid hierboven. Het betreft een stamboom van de afstammelingen van Frans VAN REUSSCHOOT (1488-1511) x PALIJNCK E1isabeth (1491-1531). Ik moet er bijvoegen dat de opsteller ervan ook schrijft: DE MEIJ, VERSLUIJS, enz. De heer Paul Mauquoy schreef ons het volgende: Naar aanleiding van de merkwaardige artikelenreeks over de Hoogstraat en uw verzoek in het tijdschrift Nr. 2 van 1996, laat ik U een drietal foto's geworden in verband met deze straat.
224
225
Laat mij vooreerst toe de Heer BROGET hartelijk te feliciteren met zijn uiterst gedocumenteerde bijdrage. Zijn artikelen staan altijd op bijzonder hoog niveau. De eerste twee foto's betreffen het huis Hoogstraat 54. Deze foto's werden beiden genomen vóór 1912. In de deuropening staat mijn grootmoeder, langs moederszijde (met haar oudste kind) Mevrouw Matbilde Marie-Louise RYCKAERT. Naast haar staat haar echtgenoot Romanus Franciscus SCHAUBROECK. Op de tweede foto ziet men een recentere versie van hetzelfde pand. De derde foto betreft het huis Hoogstraat nr. 2, waar mijn grootouders hun intrek namen vanaf 1912 tot 1935. Men bemerkt er ook het huis Ramen nr. 1, waar ikzelf geboren werd en waar nu een zekere Administratie huist, waar de Heer BROGET allusie op maakt. Deze foto's werden mij ter hand gedaan door mijn moeder Irena SCHAUBROECK, echtgenote Jean-Baptiste MAUQUOY. Zij werd geboren op 1 september 1906 en herinnert zich nog goed beide huizen. Het ware mij aangenaam, mocht U deze kleine aanvulling aan het schitterend artikel over de Hoogstraat in één van uw volgende afleveringen kunnen laten verschijnen.
GÊNSCHE PRÁOT Ne koperàol innen îeste soldàot zaoten in de kazirre nen briefte schrijve aan hulder êwers. - Bruno, zei de koperàol, 'k ben plat. Ge zul mij ne kîer nen temher moete lîen; 'k zal hem u morge weere geve. - Niets van, zei Bruno. Ge moet mij al zeve tembers; 't es altijd 't zelfde, g'en hêt mij nog gîen îene weere gegeve. 't Es uit! - 't Es goed, zei de koperàol, 'k zal 't onthêwe. 'k Zal wel mijn plan trekke zonder u; in hij schreef van onder op zijnen brief: Mijn liefbràof mamaatse, ge meug het nie kwaolijk neme, màor in d'hàosten hêk vergete nen temher op mijnen briefte plake.
226
GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring GentV.Z.W. 25e jaargang nr. 5 15 september 1996
Stichter: Gaston Hebbelynck t Voorzitter: Hugo Collumbien Onder-Voorzitter en Penningmeester: André Verbeke Secretaris: Mevr. Angèle Eggermont, Maïsstraat 235, 9000 Gent Archief en ruildienst: Idem. Redactie-Adres: Lijnmolenstraat 149, 9040 Sint-Amandsberg- Gent Administratie: Koggestraat 14- 9000 Gent Postrekening: 000-1 05 .04. 73-60, Heemkundige en Historische Kring Gent, 9000 Gent Lidgeld: 400 fr. per jaar. Steunende leden: 600 fr. per jaar. Beschermleden: I 000 fr. per jaar. Buitenland: 200 fr. extra voor portkosten INHOUD - Onze Erelijst. - Het Gents Kerkepad. Sint-Baafskathedraal. - Inventaire Archéologique: De Voorgevel van de Vismijn. - De 32e Gouwdag van het Verbond te Gent. - Jan-Baptist Minne-Barth. - Over de wetenschappelijke en andere waarde van heemkundige en lokaalhistorische studies. - Gensche Woorde en Uitdrukkijnge. Deel XXXI. - Gentse Memoriedagen: 25-26-27 februari. - Bibliografie. - Vraag en Antwoord. - Lezers schrijven ons. - Aanvullende ledenlijst. - Gênsche Präot. - Dit bestaat niet meer.
228 229 252 256 260 265 272 275 277 278 279 280 281 282
Bibliotheek en wekelijkse bijeenkomsten: in het Documentatiecentrum voor Streekgeschieden is, Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, SintAmandsberg: elke zondag van 10 tot 12 uur (uitgenomen op feestdagen); Gesloten in juli en augustus. Bibliothecaresse: Mevr. A. Eggermont. Verantwoordelijke uitgever: Hugo Collumbien, Lijnmolenstraat 149, 9040 Sint-Amandsberg- Gent.
ONZE ERELIJST Zoals beloofd in het laatste nummer van "Ghendtsche Tydinghen" van vorig jaar, (p. 336) laten we hierna in alfabetische volgorde de namen volgen van de leden die in 1972 aansloten en onafgebroken lid bleven tot heden. Datjaar werd afgesloten met 320 leden waarvan er dus 99 de meet bereikten. In 1971 werd er ook een schuchtere poging gedaan tot ledenwerving met als lidgeld 20 fr., S8 sloten er zich aan. Hiervan blijven er nog 18 over, het zijn deze met een X voor hun naam. Het cijfer na de namen is het lidnummer. Mw Allaeys-D'Hooge Laura (1) Beyaert Guy (258) Bibliotheek der StadAntwerpen (219) Block Cesar (84) Bouckaert Jacques (85) Ir Bouquet Pierre (221) Mw Brisé-Vermeersch M. (151) Brysse Al hert ( 191) Cambier Marcel (5) Casteels Lucien (306) Clauwaert Jos (87) CocriamontAnne (152) Mw Codde-Cornelis Maria-Gabriëla (307) x Collumbien Hugo (6) Mw Comhaire-Duvosel Valerie (154) Coninck Alexander ( 1SS) Coppens Romain (1 S6) Cruyt Bemard (277) x Daem Marcel (90) x De Bouck Johanna (91) De Buck Ferdinand (247) De Caluwe Pierre (260) De Groote Gilbert (292) Mw De Groote-Rottiers Lydie ( 197) De Meyer Norbert-Jean (15) De Reu Georgetie ( 18) De Smet Gerard (200) De Smet Ginette (20) x De Smet Marie-Jeanne (96) De Strooper Maurice (20 1)
x Mw De Vriendt-Mores Rosa (21) D'Hondt Gustaaf (281) Eeckhout Paul (161) Flachet Philippe (162) Mw Halsberghe-Coutteel Suzanne (144) x Hebhelinek Jean (100) Hertoge Marc (254) x Hespel René (1 01) Hollanders Herman (26) Mw Hoste-De Waele Diane (29) Mw Kluyskens-De Potter Nicole (206) Kredietbank N.V. (104) x Lammens Charles (1 06) Lekens Luc (32) Maes Robert (109) Dr. Merlevede Daniël ( 111) Ir Mertens André (208) Metdepenninghen Arthur ( 169) Miehels Yvan (264) Minne Gilbert (265) x Moreau Roger (3 7) Mortier Peter ( 170) x Mulert Johan ( 113) Noppe Michel (116) Ödberg Frank Olof ( 172) Päquet Joseph ( 118) E.B. Pesse Gaston (173) Pintelon Hilda (39) Poelman Gaston (21 0) Raes Jozef(120)
228
Riessauw Anne-Marie (122) Roelants Michel (124) Ir Roels Roger (266) Sarens Jozef (268) Sarteel Diane (255) Stas Eloi (298) Statius Jean (49) Statius Jozef(50) Steeghers Wilfried (51) Mw Steels-De Visschere Maria (46) Tavemier Jozef(129) Thienpont Roger (314) x Tuytschaever Roger (53) x Van Audenhove Gustaaf(56) x Van Bost Frans (178) Van Cuyck Willy (133) Van DenAbeele Raf(60) Vandenberghe Jan (286) x Vander Gracht Suzanne (182) Van Der Stock Jean-Pierre (65) x Vander Straeten Marcel (66)
Van De Walle Daniël (69) Mw Van Dijk-Vaohooren Lea (214) Em.-Prof. Dr. Van Eistander Antonin (138) x Mw Van Geluwe-Eggermont Angèle (70) Van Hecke Charles (243) Van Hulle John ( 184) Dr. Van Mierlo Frans (186) Prof. Dr. Van Tyghem Frieda (9) Van Winckel Christiane (325) x Verbeke André (75) Verbeken Roger (76) Verlinden Richard (244) Mw Verroken-Raes Christiane (142) Mw Verschueren-Panneels Lucienne (257) x Vispoel Albert (79) Vlerick Walter (273) Vlieghe Pierre (289) Ylen Albert (384)
HET GENTSKERKEPAD INLEIDING Heel wat bezoekers aan een stad of dorp hebben de reflex, bij een eerste verkenning, een kerkgebouw binnen te stappen. Dikwijls kunnen ze daar een eerste en soms goede indruk krijgen van het wel en wee van die stad of gemeente. Iedere gemeenschap, hoe klein die ook mag zijn, heeft in de loop van haar geschiedenis, op een bij voorkeur centraal gelegen plaats, een bedehuis opgericht. De rijkere steden konden het zich veroorloven majestatische kathedralen, vol gestouwd met waardevolle kunstwerken, op te trekken. Andere, minderbegoede plattelandsdorpen, moesten zich beperken tot een eenvoudige kapel of kerk, opgefleurd met wat pretentieloze volksdevotiekunst Naast het religieus aspect was een kerk, in het verleden, de uitgelezen plaats waar de belleman vanuit zijn roephuisje of van op zijn roepsteen het loJ<_ale nieuws kond deed. De moderne techniek heeft inmiddels deze kleurrijke dorps229
schreeuwers naar de folklore verwezen, hun netjes opgeblonken bellen en houten ratels een plaats gegeven tussen andere museumspullen. Zijn de roephuisjes en -stenen, voor zover ons bekend, in Gent overal verdwenen, in sommige streken kan een oplettend oog ze nog terugvinden in de buurt van de kerkingang. Af en toe loont het de moeite eens een blik te werpen op de vloer of de muur van een kerk. Soms ontdek je er oude grafzerken. Zij zijn dikwij Is nog de enige herinnering aan wat eens een mens was. Wat meer is, ze benadrukken de vergankelijkheid van dat wezen. Van heel wat grafzerken werd door de tand-des-tijds en door het schoeisel van de kerkbezoekers de tekst en de symbolen weggesleten. Anderen daarentegen konden voorlopig ontsnappen aan het steeds maar verder woekerend verval. Stuk voor stuk zijn het nu nog stenen geschiedenisboeken. Op het vlak van religieuze gebouwen wordt Gent beslist niet stiefmoederlijk behandeld. Op het grondgebied van het huidige Gent, met inbegrip van de deelgemeenten dus, tellen we niet minder dan vijfenvijftig kerken (parochiekerken en andere). Voor het werkgebied van de Historische en Heemkundige Kring Gent (het Gent van voor de fusie) alleen al, zijn het er een dertigtal. Van deze dertig kerken hebben we getracht een aantal gegevens, zoals b.v. de ontstaansgeschiedenis en de kunstwerken en grafschriften die ze bevatten, te bundelen. We zijn er ons van bewust dat, niettegenstaande we zoveel mogelijk wetenswaardigheden hebben verwerkt in dit "Gents Kerkepad", in deze materie volledigheid nagenoeg onmogelijk is. David MAES
SINT-BAAFSKATHEDRAAL- Sint-Baafsplein De eerste vermelding van een bedehuis op de plaats waar zich de nu overwegend gotische Sint-Baafskathedraal bevindt, situeert zich in 942. In dat jaar wijdde Transmarus, bisschop van Doornik en Noyon, op 16 april (of de 17de der kalenden van mei) de kerk in en werd ze onder bescherming gesteld van Sint Jan-de-Doper. De eerste Sint-lanskerk was waarschijnlijk in hout opgetrokken. Over die kerk is weinig bekend. Een reusachtige brand in 11 79 verwoestte immers een groot deel van de stad, alsook de meeste archiefstukken. In 1228 lieten de drie pas ingestelde schepenbanken - de zogenaamde XXXIX schepenen - het koor met de zijpanden in steen optrekken. Enkele belangrijke poorters stonden hen hierin bij. Zo is bekend dat de echtgenote vanGeraard Vilain, beter bekend onder de naam Geraard de Duivel, in 1235 een grote financiĂŤle bijdrage leverde voor de bouw van de kerk. 230
Die eerste Romaanse kerk was geen lang leven beschoren. Reeds een halve eeuw later, meer bepaald in 1274, dacht men er aan een nieuwe kerk te bouwen. Van de vierbeukige Romaanse crypte werden de twee buitenste beuken afgebroken. Daarnaast werd ook de oude kerk beetje voor beetje afgebroken. Het Romaans driebeukig koor en de kleine kruisbeuken liet men zolang als mogelijk staan om daarin de erediensten te laten doorgaan. Ondertussen bouwde men het gotisch koor er overheen. Later werd dan het oude koor gesloopt. De werken vorderden zo langzaam dat het nog tot het begin van de 14de eeuw duurde vooraleer de kerk afgewerkt was. De koorvensters met monelen in Brabantse steen werden in 1405 geplaatst. Jan van der Donckt leverde in 1416 het timmerwerk voor de toren, maar zag zijn werk afgekeurd door een college van deskundigen. Die eerste toren was niet zeer hoog en bevond zich boven de huidige kruisbeuk, op de plaats waar zich toen de hoofdingang situeerde. Hij werd in 1559 afgebroken. De kerk bleek, door de snel groeiende bevolking, al vlug te klein. Kort na midden 15de eeuw besloot men dan ook tot de vergroting ervan. Eerst bouwde men de nieuwe toren, naar een ontwerp van Jan Stassins. Hij werd opgetrokken los van het reeds bestaand gebouw, waartussen later het schip zou komen. Het leggen van de grondvesten startte in 1461. In datzelfde jaar, op 25 mei, legde de abt van Sint-Pieters de eerste steen tijdens een grote plechtigheid. Gelijktijdig met de toren bouwde men twee kapellen langs weerszijden ervan. In 1511 was de toren reeds zover af dat er reeds een grote klok kon in hangen. De kap en het kruis werden uiteindelijk geplaatst omstreeks 1534 door bouwmeester Jan de Comere. Niet alleen hoge bomen maar ook hoge torens vangen veel wind en zijn een gemakkelijke prooi voor de bliksem. Zo trof een blikseminslag de toren van de Sint-Janskerk op 15 augustus 1586 en op 1 maart 1587. Reeds kort na de plaatsing werd het bovenste deel van het kruis door een hevige rukwind weggeslagen. Na enkele herstelpogingen werd het op 22 juni 1564 vervangen door een kleiner en duurzamer exemplaar. Het nieuw kruis, met een gewicht van 945 pond, een lengte van 19 voet en een breedte van 14 voet, was het werk van Laurens Rooman. Het werd op zijn plaats gebracht door de negenjarige Lieven De Vos, hierin bijgestaan door zijn vader. Op 2 september 1602 sloeg de bliksem nog maar eens in en bij de daarna ontstane brand ging de ganse torenspits in de vlammen op. Gelukkig dat op dat ogenblik het onweer gepaard ging met een hevige regenval, zoniet was de kans groot geweest dat de ganse kerk in as was gelegd. De omwonenden praatten nog dagen na over de ramp en al vlug gingen er stemmen op dat de brand het werk was van de duivel of van "toveressen". Om de heropbouw van de torenspits te bekostigen verkreeg het kerkbestuur, bij koninklijk octrooi van 30 april 1622; de toelating een belasting te heffen van 231
Het interieur Over de kunstschatten die de Sint-Baafskathedraal rijk is kunnen we heel wat vertellen. Het ligt echter niet in onze bedoeling hier alle details weer te geven, noch van volledig te zijn. De meer geïnteresseerde lezer verwijzen we naar het verdienstelijk werk van dr. Elisabeth Dhanens: "Inventaris van het Kunstpatrimonium van Oost-Vlaanderen, deel V, Sint-Baafskathedraal- Gent". Vooraleer we onze wandeling langsheen de talrijke kapellen zullen aanvatten, behandelen we het centrale deel van de kathedraal. De preekstoel Een eerste blikvanger, bij het binnenkomen van de kathedraal, is beslist de monumentale rococopreekstoeL Op hun zoektocht om een geschikte beeldhouwer te vinden voor het maken van een preekstoel gingen de kanunniken van Sint-Baafs niet over één nacht ijs. Een eerste ontwerp door P. Lammens uit 1719-1720, werd afgewezen. Drie ontwerpen door Frans Allaert uit 1738-1739 en even later een ontwerp door Norhert Heylbroeck, voldeden eveneens niet aan de gestelde eisen. Bij notariële akte van 6 maart 1741 werd een overeenkomst gesloten met de in 1695 te Gent geboren en in Nijvel woonachtige beeldhouwer Laurent Delvaux. In de akte werd bepaald dat deze de preekstoel zou vervaardigen uit Deense eik en Italiaans marmer. De kostprijs, 15.000 Brabantse gulden, werd betaald door de Fundatie Triest. De plaatsing van het meubel gebeurde in 1745. Voor de beschrijving van de preekstoellaten we Delvaux zelf aan het woord: "Het idee is allegorisch op de geboorte van Jezus Christus en staat afgebeeld op het voornaamste bas-relief. De Wereld die tot aan dit tijdperk in de duisternis van de afgodenverering verkeerde, is voorgesteld in de figuur van de Tijd die bij het geschal der trompetten van een groep geleigeesten, schijnt te ontwaken uit een diepe slaap. Hij licht de sluier op die hem bedekt en aan zijn onthutste blikken vertoont zich de Waarheid die hem de heilige schriften toont. Aangezien het maar door zijn dood is dat Jezus Christus de vernietiging van het imperom van dwaling en leugen voltooid heeft, verschijnt aan de voorzijde van de hemel van de preekstoel een groep engelen die het teken der verlossing dragen en een tweede groep kinderen die de noodlottige appel uit de muil van de slang rukken." De kuip van het meubel is versierd door middel van drie taferelen in bas-reliëf, respektievelijk voorstellende: de geboorte van Christus, de boete van SintBavo in het bos van Mendonk en de bekering van Sint Paulus. De twee engelen aan de voet van de trapleuning houden geen verband met het hoofdthema. Zij vestigen de aandacht van de toehoorders op de woorden van de prediker. Op de achterkant is een witmarmeren portretmedaillon van Antoon Triest aangebracht. 234
De Preekstoel van Laurent Delvaux.
Van de tekst op de stam van de boom: "L. Delvaux Gandavensis invenit et fecit Nivellis 1745" zou enkel de naam door de kunstenaar eigenhandig zijn aangebracht. Het smeedijzeren hek werd gemaakt door J. Arens.
235
Het orgel In de periode 1653-1656 bouwden Pierre Destré en Louis Bis het orgel voor de kathedraal. Voor het beeldhouwwerk werd vermoedelijk beroep gedaan op Bouwewijn Van Dickele. Het onderhoud en de herstellingen werden respektievelijk uitgevoerd door: N icolaes Langlé (1681 ), J .B. Forcheville (1682), Niclaes Helman (1697) en Pr. van Peteghem (1743). Het instrument zelf werd bijna volledig vernieuwd door M. van Peteghem en kort voor 1893 werd het hersteld door Pieter Vereecke. Het orgel uit de Wereldtentoonstelling te Brussel - gebouwd door Johannes Klais uit Bonn - werd in 1935 aangekocht en aan het oude orgel gekoppeld. In zijn huidige toestand is er slechts weinig bewaard gebleven van het oorspronkelijk 17de eeuws instrument De orgelkast is versierd met de wapenschilden van bisschop Antoon Triest en het Sint-Baafskapittel.
Hetkoor Aan weerszijden van de trap die naar het hoogaltaar leidt, bevinden zich de beelden van Petrus en Paulus. Karel van Poucke werkte er aan van 1776 tot 1782. De beelden zijn circa 2,60 m hoog en werden vervaardigd uit marmer afkomstig uit het Italiaanse Carrara. Het koorgestoelte met zijn 75 zitplaatsen, dateert uit de periode 1772-1782. Voor het vervaardigen ervan werd beroep gedaan op een aantal Gentse kunstenaars zoals; Jan Frans en/of Filip Begijn, Dominicus Cruyt en Frans de Pre. Het is gemaakt uit mahoniehout afkomstig uit Cadix. De 86 paar schamieren "met silver beslegen" werden in 1776-1777 geleverd door Jean-Denis Bourgois. De hemel van de bisschopstroon is vervaardigd door Karel van Poucke. Van het hoogaltaar in Italiaans marmer, gemaakt door Hendrik Frans Verbruggen uit Antwerpen, legde bisschop P.E. van der Noot de eerste steen in 1705. Voor het vervaardigen van dit kunstwerk werd Verbruggen bijgestaan door Philippe Martens, Jan Hebbelinck, Jacobus Coppens, Jacques Colin en J.J. Picavet. Het werd ingewijd op 28 oktober 1719. Het is 18 meter hoog. Centraal staat Sint-Bavo afgebeeld. Het altaar is geflankeerd door beelden van Sint-Livinus en Sint-Amandus die op de koorafsluiting geplaatst zijn. De grauwschilderingen in het koor zijn van de hand van Pieter Norhert van Reyschoot en stellen" 13 historiën" voor uit het Oud en Nieuw Testament. Ze dateren uit de periode 1773-1792. De 3 8 blazoenen die in het koor wèrden opgehangen zijn die van de ridders van het Gulden Vlies. Ze werden geschilderd ter gelegenheid van de samenkomst van het 7de kapittel in 1445. 236
De vier roodkoperen kandelaars, opgesteld tussen het koorgestoelte en het hoogaltaar, dateren uit de eerste helft van de 16de eeuw en worden toegeschreven aan Benedetto da Rovezzano. Ze werden op 9 april 1668 aangekocht door de fundatie Triest en zijn afkomstig uit het Tomb House van de Saint-George's Chapel te Windsor. Ze werden nog v贸贸r de onthoofding van koning Karel I naar het Europeese vasteland overgebracht. Naast het wapenschild van "een Engelse koning" werd bij de aankoop door goudsmid Jan van Sichem het wapenschild van Antoon Triest er aan toegevoegd. Bij de opstelling in het koor leverde Rombaut Pauli (Pauwels) de marmeren sokkels. In het koor bevinden er zich vier praalgraven van Gentse bisschoppen. Het praalgrafvan Carolus Maes, afgebeeld in liggende houding, is van de hand van Rombaut Pauwels en dateert uit 1666. Een tweede praalgraf is dat van Carolus van den Bosch, gebeeldhouwd door Gery Picq in de periode 1660-1665. De bisschop is afgebeeld in geknielde houding samen met zijn patroon de H. Carolus Borromeus. Het monument is voorzien van de kwartierstaat van de bisschop en een engeltje met zijn wapenschild (links gekwartierd: Sint-Baafs - van den Bosch en rechts: het graafschap Evergem). Het praalgraf van bisschop Eugenius Albertus d'AIIamont, afgebeeld in geknielde houding, werd vervaardigd door Jean del Cour uit Luik in 1667-1670. Naast de kwartierstaat van de bisschop is het grafmonument eveneens voorzien van een engeltje dat zijn wapenschild torst (links: Sint-Baafs - Allamant en rechts: Evergem). Het oudste praalgraf in het koor is dat van bisschop Antoon Triest. De bisschop gaf nog tijdens zijn leven opdracht aan Jeroom Duquesnoy II om dit kunstwerk te vervaardigen. Het zou trouwens het laatste werk zijn van deze kunstenaar. Wegens zedenfeiten werd hij nadien immers ter dood veroordeeld. Op 28 september 1654 voltrok men het vonnis op de Korenmarkt door wurging, gevolgd door de brandstapel. Op dat ogenblik moest er nog 6 a 8 dagen gewerkt worden om de tombe op te richten en 3 a 4 dagen om het gezicht van de bisschop afte werken. Vermelden we hier nog dat Antoon Triest in 1642 een stichting in het leven riep die een deel van zijn inkomsten belegde in een fonds waarvan de opbrengst bestemd was voor de verdere verfraaiing van de kathedraal na zijn dood. Voor de koorafsluiting uit 1761-1767 werd beroep gedaan op de Gentse beeldhouwer Pieter-Antoon Verschaffeit In de kooromgang vinden we naast het praalgraf van bisschop Govardus-Gerardus van Eersel uit 1782-1783 door Karel van Poucke en Frans Jozef lanssens ook het praalgraf van bisschop Joannes-Baptist De Smet uit 1745 door Jacques Berg茅. Dit laatste stond oorspronkelijk tegen de westmuur van de Lam 237
Godskapel maar werd in de eerste helft van de 19de eeuw naar zijn huidige plaats overgebracht. In een zwartmarmeren lijst, achter het hoofdaltaar, bevindt zich een "Laatste Avondmaal" uit 1708 door Jan van Cleef. De portretten in het noordelijk deel van de kooromgang zijn die van de Gentse bisschoppen (van de 16de tot de 20ste eeuw). Een tweede reeks portretten omvatten de leden van het kapittel die elders tot bisschop gewijd werden of tot hulpbisschop aangesteld werden. Beide reeksen hingen vroeger in de kapittelzaal van het Kapittelhuis. De vijftien glasramen van het hoogkoor dateren uit 1861-1878. Een aantal daarvan zijn het werk van Jean-Baptist de Béthune. Een waar hoogtepunt in de kunst, behorend tot het patrimonium van de kathedraal, is de Calvarietriptiek toegeschreven aan Joos van Wassenhove, beter bekend onder de naam Justus van Gent, van omstreeks 1464-1468. Een "Gezicht op Gent" gezien vanuit het noorden, een kopie naar Lucas de Heere, vervolledigt het rijke kunstbezit. De kapellen Voor de overige delen van de kathedraal volgen we de nummering en de benaming van de kapellen zoals aangeduid bij dr. Elisabeth Dhanens (zie afbeelding van het grondplan). De plaatsen die doorgaans niet voor het publiek toegankelijk zijn worden niet besproken. I. Portaal onder de westtoren (hoofdportaal) Aan de noordwand: epitaafvan kanunnik Comelius Pierin (t 1668). Àan de zuidwand: epitaafvan deken Maxiruiliaan van de Woestijne (t 1669). Bij het binnenkomen links: grisailleschilderij "Christus aan het kruis" toegeschreven aan P.N. van Reyschoot.
11. Portaal, vroeger kapel O.L. Vrouw van zeven Weeën. Epitaafvan Jonnes Ie Mooier, deken, en Ferdinandus de Tollenaere uit 1676. Epitaafvan Petrus de Mey, tresorier (t 1679). Glasraam uit 1940 door H. Coppejans, geschonken door Mgr. Van Reehem ter gelegenheid van zijn zilveren bisschopsjubileum. liL Kapel van de H. Geest. Praalgrafvan H.C. Lambrecht uit 1892, door Remi Rooms. Glasraam uit 1930 door Camille Ganton, geschonken door Mgr Van Rechem, hulpbisschop, ter gelegenheid van zijn zilveren jubileum als algemeen overste der Zusters van Liefde.
IV. Kapel van de H. Coleta, vroeger Sint-MiehieL Altaar van H. Coleta (deels uit de 17de eeuw en deels uit de 20ste eeuw), met 238
I
XX\\l
I
i
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
'
f
I
I
I
I
I
~~:.===!!J-_v_-_-_-_-_-_-_:~~:::::::.~~ XXIV ii !i ~ -- --~·vl- ------D~- -- --
h--.-.-r.--.-
1
I
I
I
1
I I
I
I
I
I
I 1
1
I
I
•
TT _:j_
-----~-x - ----- G~----Qz!Sm~ I 1 I I
1 ~-.-.,.,.-.-r
1
1 I
TIT
Ir
11
~
I
I
I
I
I
-----fJ,~------ B~----~ml!:!1>:21 I
I
I: I I
I
I
I
I I
Sint-Baafskathedraal. Referentieplan naar dr. Elisabeth Dhanens.
239
JII
wapenschild van kanunnik Max. Hyp. della Faille (t 1655). In het altaar: schilderij "H. Coletaontvangt van de stadsmagistraat de stichtingsakte voor haar klooster te Gent" uit 1802-1804, door Jozef Paelinck. Schilderij: "Onthoofding van Sint-Jan-de-Doper" uit 1657-1658, door Gaspar de Crayer. V. Kapel van Sint-Jan-Baptist, vroeger Sint-Comelis. Altaar van Sint-Jan-Baptist uit het begin van de 19de eeuw, door Augustin Portois. In het altaar: schilderij "Het Doopsel van Christus" uit 1808, door J. de Cauwer. Schilderij: "Mystiek huwelijk van de H. Katharina" uit de 17de eeuw, door Niklaas de Liemacker alias Roose. Beeld: Sint-Antonius van Padua uit 1900, door Remi Rooms. Glasraam uit 1944-1945, door H. Coppejans, geschonken door Mgr Van den Gheyn ter nagedachtenis aan Mgr. de Broglie. VI. Kapel O.L. Vrouw Onbevlekte-Ontvangenis, vroeger Sint-Laurentius. Altaar van O.L. Vrouw uit het begin van de 19de eeuw, door Augustin Porto is. Glasraam, omstreeks 1888, door J.B. de BĂŠthune. Schilderij: "Judas Makhabeus beveelt een zoenoffer te brengen door de gesneuvelde soldaten", omstreeks 1653, toegeschreven aan G. van Honthorst. VII. Zuidelijke transeptarm, vroeger H. Sacramentskapel en kapel van SintJan-Baptist. Beeld: O.L. Vrouw Onbevlekte-Ontvangenis uit 1908 door Alois De Beule. De 51 blazoenen van de ridders van de Orde van het Gulden Vlies uit 1559, geschilderd ter gelegenheid van de samenkomst van het 23ste kapittel. VIII. Kapel van Sint-Nikolaas en kapel van de proosten. Altaar van de H. Nikolaas uit het begin van de 17de eeuw. In het altaar: schilderij "Triptiek van Viglius Aytta" uit 1571, door Frans Pourbus. Nisgrafvan Viglius Aytta, overleden in 1577. Hij was de tweede gemijterde proost van het Sint-Baafskapittel. Het graf werd beschadigd in 1566 en in 1578. Het werd gerestaureerd in 1606. Viglius ligt hier begraven in een kleine ruimte onder het monument. Verder bevat de kapel een epitaaf en een grafzerk van Jacobus Roose, overleden in 1672. Hij was de zesde proost van het Sint-Baafskapittel. IX. Kapel van de H. Barbara. Altaarvan de H. Barbara, deels uit de 17de en deels uit de 19de eeuw, geschon240
ken door Maximiliaan van de Woestijne, deken. Bekroning met wapenschild van de schenker. In het altaar: schilderij "Marteldood van de H. Barbara uit de 17de eeuw, door Gaspar de Craeyer. Epitaafvan Joos (t 1742) en Ambrosius (t 1836) Goethals, gemaakt door de gebroeders Filip en Leopold Parmentier in 1842. In de vloer: grafzerken van Willem Vrancx, scholaster (t 1649) en kanunnik Petrus Sernardus Cardon (t 1793). X. Kapel van Sint-Gillis of van Sint-Job. Altaar van Sint-Gillis uit het derde kwart van de 17de eeuw, geschonken door Gillis Estrix. In het altaar: schilderij "De vier evangelisten" uit 1667 door Filip Beemaert. Epitaafvan kanunnik Joannes Antonius Triest (t 1665). Twee luiken van een passie uit de tweede helft van de 16de eeuw, toegeschreven aan Lucas de Heere. Twee luiken van kanunnik Germanus de Hontzocht (t 1599), einde 16de eeuw. In de vloer: grafzerken van Egidius Estrix, scholaster (t 1658) en Ferdinand Sigers, kanunnik (t 1730). XI. Kapel van de H. Ivo. Altaar van de H. Ivo uit het tweede kwart van de 17de eeuw, geschonken door deken Comelis Ooms. In het altaar: schilderij "Christus en de overspelige vrouw" uit de 17de eeuw, door Antoon van den Heuvel. Nisgraf in de westmuur van de kapel van Comelius Jansenius en Willem Lindanus uit 1595. De eerste graftombe van bisschop Jansenius werd vernield tijdens de beeldenstormen. Schilderij: "De koningin van Saba bezoekt Salamo" uit 1559, door Lucas de Heere. In de vloer: grafzerk van Comelius Ooms, deken (t 1654). XII. Kapel van Sint-Quirinus. Altaar uit einde 16de-begin 17de eeuw. Altaar van de H. Quirinus uit 1761, geschonken door Antoon Jozef de Draeck, scholaster. Met wapenschild van de schenker. In de altaren: schilderijen "Wake in de hof van Olijven" uit eind 16de-begin 17de eeuw en "De opwekking van Lazarus" uit de 17de eeuw, toegeschreven aan Antoon van den Heuvel. Schilderij: "De bewening van Christus" uit de tweede helft van de 16de eeuw, door of naar Lucas de Heere. In de vloer: grafzerken van Mattheus Hyacintbus Happart, cantor (t 1730) en Maximiliaan Ignatius Michel, kanunnik (t 1740). 241
XIII. Joos Vijdkapel, kapel van Adam en Eva, vroeger Lam GodskapeL Epitaven van Ferdinand de Brunswijck-Luneburg, cantor (t 1753), gemaakt in 1758 door Jacques Marteos en van de familie De Draeek uit 1759. Het beroemde Lam Godsretabel werd voor deze kapel gemaakt. Om veiligheidsredenen werd het overgebracht naar de vroegere doopkapel (zie kapel XXVIII). XIV. Bisschopskapel, vroeger Sint-Aubertus. Altaar van Sint-Aubertus, omstreeks 1633. In het altaar: schilderij "De bewening van Christus" uit 1633 door Gerard van Honthorst. Twee glasramen uit 1922 en 1923 door G. Ladon. XV. Kapel van het H. Sacrament, vroeger O.L. Vrouw te Radiën. Altaar van O.L. Vrouw te Radiën uit 1627-1630 door Hubert Hanicq. Tombe met gebeeldhouwd reliëf"De begrafenis van Sint-Macharius" door A. Portois, stond oorspronkelijk in kapel XXV. Beelden van Oscar Sinia: "Sint-Bavo als monnik" uit 1923, "H. Pastoor van Ars" uit 1935 en "Sint-Jan-Baptiste de la Salie" uit 1951. In het zuidelijk venster: glasraam uit 1919 door Jos Casier, geplaatst ter gelegenheid van het 25-jarig episcopaat van Mgr. Stillemans. In het noordelijk venster: glasraam uit 1918 door Jos Casier. In de vloer: grafzerk van Emmanuel Carolus van Hoobrouck (t 1789) en Eleonora Francisca de Schiffer (t 1797). In de boogopening tussen de kapellen XIV en XV: het praalgraf van Maximiliaan Antoon van der Noot, 15de bisschop van Gent, uit de periode 1759 en 1778, door Pieter Antoon Verschaffeit Met kwartierstaat van de bisschop. In de boogopening tussen de kapellen XV en XVI: het praalgrafvan Philippus Erardus van der Noot, 13de bisschop van Gent, ontworpen door Louis Cnudde en uitgevoerd door Jan-Baptist Helderbergh, broeder Jan Boeksent en Pi eter de Sutter de oude tussen 1719 en 1730. Met kwartierstaat van de bisschop. XVI. Pastoorskapel, vroeger Sint-Sebastiaan. Altaar van Sint-Sebastiaan uit het tweede kwart van de 17de eeuw. De bekleding van het blok werd vernieuwd in 1929. In de nis van de bekroning: het beeld van Sint-Antonius van Padua. In het altaar: schilderij "De hemelse hofhouding" uit 1644, door Niklaas de Liemacker alias Roose. Schilderijen: "Landschap met de prediking van de H. Ivo" uit 1643-1644, toegeschreven aan Lucas van Uden en Dirk (Pieter) Hals. "Landschap met de prediking van de H. Drogo" uit 1613-1644, toegeschreven aan Lucas van Uden. In de vloer: grafzerken van Petrus Boele (t 1655), Franciscus de Piekere 242
(t 1722) en Joannes Baptist de Piekere (t 1728), Joannes de Haese (t 1740), Judocus Goethals (t 1760) en Theresia Michaële Ie Febure (t 1736), Petrus Van Damme - tresorier (t 1765), Filip Jacob van Hulle - pastoor (t 1772), Petrus Franciscus Goossens- pastoor (t 1776) en de familie de Zingerling uit
de 18de eeuw. XVII. Kapel van de HH. Petrus en Paulus. Altaar van de HH. Petrus en Paulus uit het begin van de 17de eeuw. In het altaar: schilderij "Triptiek van Pieter Damant" uit 1608, door Otto Venius, waarvan het linkerzijluik verdwenen is. Het was een geschenk van Pi eter Damant, 3de bisschop van Gent, voor het altaar van zijn grafkapel. De bisschop is afgebeeld op het rechterzijluik. Het middenpaneel stelt de "Opwekking van Lazarus" voor. In de vloer: grafzerken van Jan Baptist Ie Mooier- deken (t 1675) en Egidius Franciscus Audenaert- deken (t 1768). In deze kapel hangt tevens het schilderij "De bekering van Sint-Bavo" door Peter Pauwel Rubens. Dit kunstwerk heeft een vrij bewogen geschiedenis achter de rug waarop we hier wat dieper ingaan. Carolus Maes, bisschop van Gent van 1610 tot 1612, had het plan opgevat om in de Gentse kathedraal een nieuw hoofdaltaar op te richten. Aan Rubens had hij gevraagd een triptiek te schilderen die het nieuw altaar moest opsmukken. Het bleef echter slechts bij één doek. Door het kort episcopaat van bisschop Maes en het feit dat zijn twee opvolgers geen interesse meer hadden voor het plan van hun voorganger, werd het projekt opgedoekt. Wie echter niet gelukkig was, was Rubens. Hij bleef met het bestelde doek zitten. Rubens nam echter zijn toevlucht tot aartshertog Albrecht die vermoedelijk tussen beide kwam. Tenslotte kocht bisschop Antoon Triest dan toch het doek en liet er zijn wapenschild op aanbrengen. Gedurende drie kwart eeuw werd het opgehangen in het raam van het hoofdaltaar. Omstreeks 1702 werd het doek overgebracht naar het altaar van de SintSebastiaanskapel. In 1794 eisten de Fransen het. kunstwerk op en brachtten het over naar Parijs. Het keerde naar België terug in 1811 en kreeg een onderkomen in het Museum te Brussel waar het werd tentoongesteld onder de benaming "Sainte Gudule". Het was de Nederlandse koning Willem I die het doek terug aan Gent schonk. Het kwam echter niet naar de kathedraal maar wel naar het stadsmuseum. Op verzoek van de kerkfabriek van Sint-Baafs keerde het schilderij in 1825 terug naar de kathedraal waar het een onderkomen vond in kapel XVI. Kort daarop kreeg het zijn definitieve plaats waar het nu nog hangt. 243
Het doek onderging een aantal restauraties o.a. door Pieter Hals (in 16281629), Filip Beemaert, Louis Vossenberck, Pieter Le Plat, Van Laer (in 1759), Raphaël Donselaer (in 1862), E. Roegier en Robert De Pauw, en ten slotte Paul Aelman. Rubens zelfbeschouwde dit doek als één van zijn belangrijkste werken. XVIII. Kapel van Sint-Livinus. Altaar van Sint-Livinus uit 1627-1628, door Hubert Hanicq, geschonken door Filip Lanchals, met geschilderde en gebeeldhouwde wapencartouché van Filip Lanchals - Florence de Gruutere. In het altaar: schilderij "De marteldood van de H. Livinus" uit 1631-1633, door of naar Gerard Seghers, geschilderd in opdracht van Filip Lanchals. Schilderij: "De dood van Sint-Rochus" uit 1853, door Karel Picqué. Glasraam door C. Ganton, omstreeks 1910. In de vloer: grazerk van Marie Gheyle (t 1736). XIX. Portaal naar de sakristie. Boven het portaal: schilderij "De bekering van Sint-Paulus" uit de 17de eeuw. XX. Kapel van de H. Katharina. Altaar van de H. Katharina uit het eerste kwart van de 17de eeuw, geschonken door Pietervan Esch. In het altaar: schilderij "De marteldood van de H. Katharina" uit de 17de eeuw, een kopie naar P.P. Rubens. Glasraam door H. Coppejans uit 1928-1929, geschonken door kanunnik De Meester. Epitaven van Joachim du Puget, cantor (t 1717) en prins Ferdinand de Lobkowitz, 17de bisschop van Gent (t 1795), begraven te Munster. In de vloer: grafzerken van Petrus van Esch, cantor (t 1637), Robert d'Aubermont, cantor (t 1697) en Egidius Franciscus de Grave, cantor (t 1813). XXI. Kapel van de H. Margareta. Altaar van de H. Margareta uit 1626. In het altaar: schilderij "H. Margareta" uit de 17de eeuw. Epitaafvan Philippe François du Faing ( t 1680) en Petronille Morel de Tangry (t 1686). In de vloer: grafzerk van Franciscus Leopoldus van Grootven, kanunnik (t 1844). XXII. Kapel van Sint-Pieter. Altaar van de H. Petrus uit de eerste helft van de 17de eeuw. In de vloer: grafzerk van Petrus Boele, kanunnik (t 1655). 244
XXIII. Noordelijke transeptarm, vroeger doopkapel en kapel van het H. Kruis. Beeld van Sint-Jozef met wapendragend engelûe, omstreeks 191 0, door Aloïs de Beule, geschonken door gouverneur de Kerchove d'Exaerde. In het altaar: schilderij "De werken van barmhartigheid" uit 1577, toegeschreven aan Frans Pourbus of Miehiel of Rafaël Coxie. Schilderijen: twee luiken van de "Verrezen Christus" uit de tweede helft van de 16de eeuw, toegeschreven aan Lucas de Heere; "Historie van de H. Andreas" door Frans Pourbus, veertien panelen in drie reeksen, geschilderd in opdracht van Viglius Aytta die tevens kanselier van het Orde van het Gulden Vlies was; "De H. Drieëenheid" uit de 16de eeuw; twee luiken van Jan De Hertoghe, eind 16de eeuw, toegeschreven aan Miehiel Coxie; een "Kruisafueming", omstreeks 1627-1628, door Theodoor Rombouts en een "Verrijzenis van Christus" uit de 17de eeuw. XXIV. Kapel van O.L. Vrouw ter Engelen en Sint-Jozef. Altaar van O.L. Vrouw ter Engelen, deels 1631 en deels 19de eeuw. In het altaar: schilderij "De hemelvaart van Maria" uit de 17de eeuw, door Gaspar de Crayer. Glasraam uit 1871, door J.B. de Béthune. Epitaaf van de weggevoerde seminaristen naar Wesel in 1813, geplaatst in 1840. XXV. Kapel van de H. Macharius. Schilderij: "H. Macharius, patroon van de pestlijders" uit de 17de eeuw, door Gaspar de Crayer. Glasraam over het leven van de H. Macharius uit 1867, door J.B. de Béthune. XVI. Kapel van de H. Landoald. Altaar van de H. Landoald uit de 17de en de 19de eeuw, geschonken door Filip de la Kethule (t 1644) en Helene Benoit (t 1647), met in de bekroning een gedeeltelijk alliantiewapen. In het altaar: schilderij "Het mirakel van de H. Landoald" uit 1807-1808, door Pi eter van Huffel. Schilderij: "De H. Filippus doopt de Ethiopier", begin 17de eeuw. Glasraam uit 1930, door H. Coppejans, geschonken ter herinnering aan het zilveren priesterjubileum van kanunnik De Ruyver. In dit glasraam zijn enkele fragmenten geïntegreerd van een glasraam uit 1559 nl. vijf van de zestien kwartieren van Filip de Liedekerke. Epitaafvan Melchior de Locquenghien, tresorier (t 1636). XXVIII. Kapel van de Driekoningen. Kruisweg in gepolychromeerd terracotta uit 1900, door Alois de Beule. 245
Schilderijen: "De Nood Gods" uit het begin van de 17de eeuw, door Abraham Janssens en "De stervende Christus" uit de 17de eeuw door Gaspar de Crayer. Glasraam uit 1909 door G. Ladon. Doopvont uit 1809, door Augustin Portois, rond het voetstuk het wapenschild van kanunnik J. Ch. Kervyn. XXVIII. Doopkapel, vroeger H. Sacrament en Sint-Anna. Sinds enkele jaren biedt deze kapel een veilig onderkomen aan het veelluik "De aanbidding van het Lam Gods". Het is veruit het belangrijkste kunstwerk dat de kathedraal bezit. Het ontwerp van het veelluik werd ontleend aan de Apocalyps (VII, 9-17). De gebroeders Hubert en Jan Van Eyck maakten het in opdracht van Joost Vijdt, heer van Pamel, en zijn echtgenote Isabella Borluut. Het was bestemd om als altaarstuk te dienen voor hun privĂŠkapel (kapel XIII) in de Sint-Janskerk. Het werd een eerste maal publiek tentoongesteld in 1432. Het kunstwerk onderging een eerste kuisbeurt in 1550 door Lancelot Blondeet en Jan Schoreel. Verdere restauraties hadden plaats in 1643 door Antoon van den Heuvel, in 1825 en 1828 door J. Lorent senior en in 1859 door Douselaer. Koning Filips 11 wou het werk bezitten, doch stuitte hierbij op een weigering van de kanunniken van Sint-Baafs. Tenslotte liet hij door Miehiel Coxie uit Mechelen een kopie schilderen. Naar aanleiding van de beeldenstorm in 1566 borg men het veelluik op in de toren, waar het jarenlang verbleef. Tijdens de Gentse Calvinistische Republiek bracht men het in 1578 over naar het schepenhuis - nu het stadhuis - en werd het respektievelijk aan de Prins van Oranje - Willem de Zwijger - en later aan Koningin Elisabeth van Engeland aangeboden. Als afstammeling van de schenkers Joost Vijdt en zijn echtgenote liet echter Joost Triest, heer van Lovendegem, zijn eigendomsrecht op het kunstwerk gelden, waardoor het in Gent bleef. Nadat de Fransen Gent waren binnengevallen, roofden ze in 1794 de twee belangrijkste panelen van het veelluik, namelijk "God de Vader" en "De aanbidding van het Lam Gods". Maar reeds in 1815 werden beide panelen teruggegeven. Voor dringende herstellingswerken aan de kerk en bij gebrek aan de nodige fondsen, vond men er niets anders op dan zes panelen te verkopen aan de Brusselse kunsthandelaar Nieuwenhuys voor het bedrag van 300 gulden. De verkoop ging door op 19 december 1819. Via de Engelse verzamelaar Solly werden ze nog diezelfde maand doorverkocht aan Frederick-Willem 111, koning van Pruisen. Het zou nog tot 6 november 1920 duren vooraleer het volledige veelluik terug op zijn oorspronkelijke plaats in de Vijdtkapel belandde. Ondertussen was er nog iets anders gebeurd. In de tweede helft van de vorige eeuw vond men dat Adam en Eva er toch wat te naakt bijstonden. Het kerkbe246
stuur besloot dan maar onze oudste stamvaderen af te beelden, getooid in dierenhuiden. De twee originele panelen werden in 1861 aan de staat verkocht voor 50.000 fr. Bovendien moest de staat de geschilderde glasramen leveren voor het koor en de kruisbeuk. De panelen met de puriteinse Adam en Eva kan men nu nog bekijken. Ze hangen aan een pilaar naast het hoofdportaaL In de nacht van 10 op 11 april 1934 werden de panelen "De rechtvaardige rechters" en "Sint-Jan de Doper" gestolen. De dader, die het bisdom een belangrijke som geld wou afpersen, gaf op 28 mei 1934 het paneel "Sint-Jan de Doper" terug als bewijs dat hij het andere paneel "De rechtvaardige rechters" wel degelijk in zijn bezit had. Op 25 november 1934 overleed plots Arseen Goedertier. Op zijn sterfbed zei hij de enige te zijn die wist waar zich het gestolen paneel bevond. Hij kreeg echter niet meer de kans de plaats aan te duiden en nam het geheim mee in zijn graf. 7. H. Grafkapel. In deze kapel treffen we de epitaaf aan van Pieter de Vos, kanunnik (t 1587). De crypte Vooraf behandelen we het centrale deel van de crypte. Hier treffen we de graftombe aan van Lucas Munnich (t 1562). De eerste tombe van deze laatste abt van de Sint-Baafsabdij en tevens eerste proost van het Sint-Baafskapittel, werd tijdens de beeldenstorm in 1566 vernield. Reeds datzelfde jaar gafViglius Aytta opdracht de tombe te restaureren maar tijdens de godsdiensttroebelen in 1578 werd deze terug vernield. De huidige graftombe werd in 1600 nieuw opgericht in opdracht van het kapittel. Verder treffen we hier nog de schilderijen aan "De H. Hyacintbus met monstrans" uit de 17de eeuw, doorN. de Liemacker alias Roose en het portret van Mgr Antoon Triest uit 1656 of een kopie. In de noordelijke zijbeuk van de crypte vinden we de grafzerken van Gillis Spruuts (t 1477) en Margriete Boecx (t 1472), van Joanna Ysewiins (t 1489) en familie, van Gerard van der Hoyen (t 1517) en Josijne van der Camere (t 1496), en van Wauter Crabbe (t 1531 ). In de middenbeuk van de crypte vinden we de grafzerken van Mgr. Antoon Triest (t 1657), van Mgr. A. de Hornes (t 1694) en van Mgr. E.A. d'Allamont ( t 1673) waaronder het hart van deze bisschop begraven ligt en wiens lichaam te Madrid begraven werd. Tevens treffen we er de gedenkstenen aan van Mgr. C. Vandenbosch (t 1665), van Mgr. F. van Hoorebeke (t 1679), van Mgr. LA. Schets van Grobbendonck (t 1680), van Mgr. H.F. Bracq (t 1888), van Mgr. A. Stillemans (t 1916), van Mgr. E.J. Seghers (t 1927), van Mgr. H.J. Coppieters (t 1947)en van Mgr. C.J. Calewaert (t 1963).
247
Sint-Baafskat hedraa l. Referentieplan van de crypte naar dr. Elisabeth Dhanens.
In de zuidelijke zijbeuk van de crypte vinden we de gedenksteen van hulpbisschop E. van Reehem (t 1943). Kapel8. Een fragment van de graftombe van Michelle de France (t 1422), de eerste echtgenote van Filips de Goede. Een epitaaf van Joanne van Wijckhuus (t 1639). Grafstenen van Petrus de Cortewille (t 1595) en Katharina de Gruutere (t 1589), van Gisbert de Cortewille (t 1607) en Margareta de Grassers (t 1609). Kapel 9. Grafzerken van A rent Taetse, Gertrude Hecstyls en Jan De Ruddere uit de 16de eeuw en van Willem Vranx, scholaster en zijn zuster Katharine (t 1614). Kapel I 0. In de vloer: grafzerken van Maria van Burgundia (t 1627) en van Egidius Estrix (t 1658). Kapel 11. Gedenkstenen van Mgr. C. Jansenius (t 1576) en van Mgr. W. Lindanus (t 1588). Kapel 12. Epitaaf van Stefanus Sol a (t 1678). 248
In de vloer: grafzerken van Filippa de l'Espinoy, moeder van Georgius Chamberlain, uit de 17de eeuw en van Mattheus Hyacinthus Happart (t 1730). Kapel13. Altaar uit de tweede helft van de 16de eeuw met schilderij "H. Familie" uit de 17de eeuw, toegeschreven aan Frans Francken. Epitaven van Frans van Lummene (t 1580) en zijn schoonmoeder Joanna van Hembyze-van Waerhem (t 1579) uit 1606 en van Frans Borluut (t 1609) en Agnes van Zelebek (t 1619). Grafzerken van Willem van Vaernewiic (t 1349) en Willem Simonis van Vaernewiic (t 1388), van de familie Borluut uit de 15de eeuw, van Cornelius Pierin, kanunnik (t 1668). In de vloer: grafzerken van Joos Triest en Barbarn Damant (t 1645), van Mgr. J.B. de Smet (t 1741), van Claude Bonaventure (De Brune) Vaernewijck (t 1750) en van de familie de Draeek uit de 18de eeuw. Kapel14. Altaar uit de tweede helft van de 16de eeuw met schilderij "De verrijzenis van Christus" uit de tweede helft van de 16de eeuw, door of naar Lucas de Heere. Graftombe van Margareta van Ghistel (t 1431 ), het ligbeeld werd vernield tijdens ĂŠĂŠn van de beeldenstormen. In de vloer: grafzerken van Arthur van Ghistel (t 1608) en Katharina van Royen, van Jacobus Sernardus de Rouck (t 1732) en Petronelia van der Sluys (t 1720), van Hendrik du Pierreux, grootvicaris (t 1750), van PetrusAdrianus Matthijs, kanunnik (t 1750}, van Joannes Baptist van Ongevalle, aartsdiaken (t 1768), van de familie Antheunis uit de 18de eeuw en van Mgr. J.F. van de Velde (t 1838). Kapel15. Schilderijen: "Kruisafneming" uit de 17de of 18de eeuw, een kopie naar P.P. Rubens en "De boodschap van de engel" eveneens uit de 17de of 18de eeuw, een kopie naar N. de Liemacker. Grafzerk van Johannes Impe (t 1440). In de vloer: grafzerken van Thomas van Lummene (t 1441) en Clare van der Heiden (t 1479}, van Gillis Gramez (t 1443) en Jan de Buck (t 1557), van Margareta de Hooghe (t 1533), van Jacob Truulman (t 1538) en Margareta Van Male (t 1557), van Joehem De Ruuck en zijn drie echtgenoten Joanna Diericx (t 1561}, Margriete Laute (t 1588) en Joanna Van der Keene, van Anna van Niclene (t 1568), Giileken Coets (t 1543) en LievenCoets (t 1552}, van Jan de Vos (t 1575}, Margriete van Coye en Andries de Vos (t 1567) en ook van Jan Uutenhove en Barbara Romelijns, van Balthazar van Dyckele (t 1621) en Katharina Vlamynck (t 1611 ), van Judocus De Vulder, kanunnik (t 1697), van Karel Van Hoobrouck, kanunnik (t 1707), van de familie de la Vilette uit 1728, van Mgr. Ph. E. van der Noot (t 1730), van de familie van Vaernewijck uit 1734, van Etienne Motte (t 1736}, van Jan de Haese, priester 249
(t 1740), van Jan FransdeCastro (t 1743), Roberta Francisca Ballet (t 1759) en hun zoon EunĂŠne Ignace de Castro, cantor (t 1762), van Paulus de Kimpe (t 1744) en Anna van Berchem (t 1730), van Lorlewijk Jozef de Coninck, kanunnik (t 1744), van Jan Mattheus de Block, tresorier (t 1750), zijn broer Carolus Bendictus (t 1722) en zijn neven Livinus Jozef (t 1729) en Jacobus Joannes (t 1734), van de familie Guilliame de Roucourt (t 1752), van Mgr. A. van der Noot (t 1770), van Franciscus XaveriusAntheunis (t 1778) en Joanna Coleta Goethals, van Mgr. G.G. van Eersel (t 1778), van Robert Jacques van den Hecke, kanunnik (t 1779) en van de familie Mahieu uit de 18de eeuw.
In deze kapel vinden we eveneens de grafzerk van Mgr. de Broglie en Mgr. L.J. Delebeque. Aan deze gedenksteen is een bijzonder verhaal verbonden. Op 20 juli 1821 overleed Mgr. de Broglie als banneling te Parijs. Tijdens de langdurige ziekte die aan zijn overlijden vooraf ging had de bisschop aan zijn familie te kennen gegeven dat hij wou begraven worden in de crypte van de Sint-Baafskathedraal. Wegens de politiek-religieuze spanningen die aan de basis lagen van het conflict tussen de Broglie en koning Willem I, kon deze wens onmogelijk uitgevoerd worden. Wel werd van de Franse koning Lorlewijk XVIII, op 21 juli 1821, de toelating verkregen om het gebalsemde lichaam van de bisschop in een grafkelder van de Saint-Sulpicekerk te Parijs te begraven. Het hart werd in een urne geplaatst. Het Gentse kapittel, ondertussen op de hoogte gebracht van de wens van de overleden bisschop, nam geen initiatief ter zake. Het probleem werd terug onder de aandacht gebracht toen op 15 juli 1843 advocaat Jouhaud, in opdracht van de familie, een brief schreef om de rehabilitatie van de Broglie te bekomen bij de Belgische staat. Verdere pogingen onder het episcopaat van Mgr. Delebecque liepen eveneens op niets uit. In 1813 waren een aantal Gentse seminaristen naar Wesel verbannen omdat ze de door Napoleon benoemde bisschop de Ie Brue niet erkenden. In 1863 wou men deze gebeurtenis passend herdenken. Bij de voorbereiding van de festiviteiten kwam de overbrenging terug ter sprake. Op een vraag aan de homogeen liberale regering Rogier- Frere-Orban, kwam nooit een antwoord. Ten slotte werd in het grootste geheim het stoffelijk overschot van Mgr. de Broglie dan toch op 29 juli 1863 naar Gent overgebracht. Twee dagen later had de viering plaats voor de verbannen seminaristen. Bij deze gelegenheid werd de urne met het hart aan hetGrootseminarie geschonken. Daar wordt ze nu nog bewaard in de nis van de kapel. Het lichaam zelf werd ondergebracht in de kapel van het bisdom. Op 2 oktober 1864 overleed Mgr. Delebecque. Bij testament had hij te kennen gegeven dat hij wou begraven worden in de kranskapel, gewijd aan O.L. Vrouw, in de crypte van de Gentse kathedraal en zo dit niet mogelijk was op het 250
kerkhofvan Beerlegem. De Gentse burgemeester gafzijn toestemmming en op 7 oktober werd het stoffelijk overschot van de bisschop bijgezet in de crypte. Van deze gelegenheid werd tevens gebruik gemaakt om in alle stilte Mgr de Broglie in dezelfde grafkelder te begraven. Het geheim bleef goed bewaard tot het in I9I3, ter gelegenheid van de I OOste verjaardag van de Weseltragedie, werd ontdekt. Op I 0 juli I95I besloot men op de kelder een grafsteen aan te brengen. Deze werd echter ĂŠĂŠn meter te ver geplaatst. Ten slotte opende men op 28 april 1952 nogmaals het graf en toen werd de steen op de juiste plaats gelegd. Kapeli6. Altaar met triptiek, van de familie De Ruuck uit 1575. Tegen de westwand: epitaaf van Sirnon Bette (t I554) en Eleonora de Waudripont (t I547), toegeschreven aan Jan de Heere. In de vloer: grafzerken van Jacobus Decani of de Deckere, pastoor (t 1461 ), van Jan Hoebrecht, kruidenier, 15de of 16de eeuw, van Filip Sylvius, kanunnik (t 1628}, van Maximiliaan van de Woestijne, deken (t 1669}, van Norbertus van Broecke (t 1694), van Franciscus en Joannes Baptist de Pickere, van Pi eter (t 1737) en Maria Magdalena Oesie (t I729), van Max. lgn. Michel (t 1740), van Paulus de Kimpe (I744), van de familie de Backere (uit I748}, van de familie Goethals (18de eeuw), van de familie Zingerling (18de eeuw). Gedenksteen van Mgr Carolus Maes. Kapeli7. Altaar (uit I604) met triptiek van de familie De Vos. Epitaafvan Maximiliaan Triest (t 16I1) en Katharina Triest (t I607). In de vloer: grafzerken van Elisabeth Clais (begin I5de eeuw), van Jan Denys (t 1554) en Jakelijoe Vylaeyns (t 1556), van Joannes Le Monier, deken (t 1675), van Ioannes Farde, pastoor (t 1704}, en van Alexander Sernardus de Crombrugghe, proost(t 1765). Kapeii8. Een retabel bestaande uit zes paneeltjes. Dit retabel is afkomstig uit het kasteel Vilain XIIII te Bazel. Grafzerken van Ruffelaert Soureel (t 1443) en van Philip Rijm en Johanna van den Eechaute uit I540. Kapel21. Epitaafvan Egidius du Faing (t 1633) en Margareta van Steelant (t I655). Grafzerk van Pieter De Stee1ant (t I613) en Margareta de Martins (t I616).
BIBLIOGRAFIE - Dhanens Elisabeth: Inventaris van het kunstpatrimonium van Oost-Vlaanderen, deel V, SintBaafskathedraal Gent. Gent 1965.
25I
- Bouwen door de eeuwen heen. Inventaris van het cultuurbezit in België - architectuur- deel 4 na- Stad Gent, p. 428-432. - De Potter Frans: Gent van de oudsten tijd tot heden, Gent- 1882-1901, deelS, p. 304-451. - Cloet Michel, Collin Ludo, Boudens Robrecht e.a.: Het bisdom Gent, Gent - 1991. - Van Bruwaene Carine: Keizer Karel achtema- Gent in de eerste helft van de 16de eeuw, Gent - 1990, p. 10. - Mortier K. en Kerckhaert N.: De rechtvaardige rechters gestolen. Gent- 1968. - Mortier K. en Kerckhaert N.: Dossier Lam Gods, Gent- 1995. - De Potter André: Geïllustreerde gids van oud Gent, Tielt- 1983, p. 109-128. - Deseyn Guido: Gids voor oud Gent, Antwerpen- 1984, p. 164-167. - Van Overstraeten Jozef, Gerits Jan: Gids voor Vlaanderen, Antwerpen 1985, p. 338-339. - De Keyzer Berten: Rubens in Oost-Vlaanderen, in Toerisme in Oost-Vlaanderen, 1977, nr. 1, p. 5-7. - De Preekstoel van de Sint-Baafskathedraal, in: Ghendtsche Tydinghen, 1977, nr. 2, p. 85-87. - Collin Ludo: Begrafenis van Monseigneur M. de Broglie (1766-1821) in de crypte van de Sint-Baafskathedraal te Gent, in: Ghendtsche Tydinghen, 1989, nr. 4, p. 190-196.
David MAES
INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE -FICHE NR. 178 Op 23 mei 1900 stelde Joseph De Smet in de rubriek "Burgerlijke Bouwwerken- Sint-Veerleplein nr. 5- XVIIe eeuw (1689-1690)" in het Frans een fiche op over
De Voorgevel van de Vismijn Tengevolge van een openbare aanbesteding begon de genaamde Adriaan Van der Linden de bouw van de monumentale poort van de nieuwe vismijn van de stad Gent. Op 7 juni 1690 kwamen de visverkopers die tot hiertoe de plaats bezet hadden die heden de Groentenmarkt genoemd wordt, bezit nemen van hun nieuw lokaal op de zuid-westhoek van het Sint-Veerleplein. Het werk ging door waanzinnige bedragen gekost te hebben. "In 1689 ... begoost te rnaeken de nieuwe vischmerkt dewelke schrikkelijk veel gekost heeft ... In 1690 den 7 Juni hebben de vischkoopers beginnen te staan op hun nieuwe vischmarkt welken bouw meer dan 3000 pond vlamsch gekost heeft." Handschrift van de Laval, Gentse Bibl., t. I, pp. 335 en 435. De voorgevel, waarvan wij een reproductie geven, bestaat op het gelijkvloers uit drie poorten; de zijpoorten minder hoog dan de centrale, met daarboven een eigenaardige uitgesneden deuropening. Twee geringde zuilen en twee pilasters 252
Afb. I. Oorspronkelijke voorgevel van de Vismijn.
253
() 4. d
Afb. 2. Voorgevel van de Vismijn na de brand van 1872.
254
banden bepalen de indeling van de toegang. Op de verdieping worden twee vensters die in het midden samenkomen links en rechts vergezeld van monumentale bas-reliëfs, de Schelde en de Leie voorstellend. Boven het fronton een Neptunus, rechtstaand in zijn kinkhoren die getrokken wordt door twee zeepaarden. Onder zijn voeten het wapen van Gent. Links en rechts dolfijnen. Het geheel vormt een eigenaardige poging tot expressieve architectuur. Het ensemble en de details strekken naar dit doel: de bestemming van het gebouw merkbaar maken en onderlijnen. Aldus symboliseren de banden van de zuilen en de pilasters door hun reliëf de golvingen van stromend water. De kapitelen worden gevormd door ineengestrengelde vissen, enz. Spijtig genoeg moest het overdadig gebruik uitstekende delen leiden tot een vlugge aftakeling. De Stadsrekeningen hebben het over voortdurende herstellingen. In het Stadsarchief werden de oorspronkelijke tekeningen van de gevel niet bewaard; er is ook geen enkele aanduiding nopens de origine ervan. Volgens Diericx en de auteurs die het gevolgd hebben, zou het project een creatie zijn van de welgekende Antwerpse beeldhouwer Artbus Quellin de jonge. Van der Linden zou de uitvoering van de beeldhouwwerken toevertrouwd hebben aan Jean-Baptiste Van Helderberghen aan Rombaut Pauli. Deze precieze beweringen geven ons vertrouwen, maar wij hebben nergens een document gevonden dat ze zou staven. Adriaan Van der Linden, waarvan de rol zich zou beperkt hebben tot deze van een simpele aannemer, maakte nochtans deel uit van de Gentse schilders- en beeldhouwersnering. Hij werd er in opgenomen de 26e juli 1679. In de boeken staat hij vermeld als steenhauder, maar later werd hij gezworene, een functie die hij vervulde van 1688 tot 1695. In de rekeningen wordt hij herhaalde malen vermeld als beelthauder. Wij kennen geen werken van hem. Vernietigd door brand in de nacht van 8 op 9 december 1872, werd de ingang van de vismijn herbouwd naar het oorspronkelijk model. Enkel de monumentale beelden van het fronton waren nieuwe composities. Cf. Bibliotheek van de Stad en van de Universiteit, Doeurnenis divers, Marché au poisson. Stadsarchief, Stedewerken, n°300. - Ch.L. Diericx, Mémoires sur la vi/Ie de Gand, t 11, p. 536. - Messager des sciences historiques, 1843, p. 496, etc.
BERICHT AAN ONZE MEDEWERKERS Als u voor het verwerken van uw teksten een PC ofMac gebruikt, wilt u dan met de tekst ook het schijfje meezenden? In de meeste gevallen kan de drukker dan de tekst van het schijfje halen en dient hij dus uw tekst niet opnieuw over te tikken, wat tijd en geld gespaard is.
255
DE 32e GOUWDAG VAN HET VERBOND TE GENT Jaarlijks houdt het "Verbond van de Kringen voor Heemkunde in Oost-Vlaanderen" een Gouwdag die dan door een of ander aangesloten kring wordt verzorgd. Dit jaar nam onze Kring de taak op zijn schouders in het kader van de viering van ons 25-jarig bestaan. Het gebeuren greep plaats in het prachtig "Vormingscentrum Guislain" op zondag 12 mei. 104 heemkundigen hadden zich ingeschreven en vanaf 9u. reeds kwamen ze langzaam het Centrum vullen. Na ontvangst van de documentatiemap konden de deelnemers kennis met elkaar maken bij het drinken van een kop koffie of thee. Aangezien het ook Moederkesdag was ontvingen de 41 deelnemende dames een roos als aandenken, iets wat zeer gewaardeerd werd. Toen men na het traditioneel academisch kwartiertje (halfuurtje) wilde beginnen stelde men vast dat de eerste gastspreker, namelijk de heer Gouverneur Herman Baltbazar nog niet aangekomen was. Dit verwekte een lichte ongerustheid en had enkele koortsachtige telefoontjes tot gevolg. Daaruit bleek dat de Gouverneur een herdenkingsplechtigheid bijwoonde in het Oord der Gefusilleerden te Oostakker. Uit een latere brief van de Gouverneur bleek dat het om een communicatiestoornis ging op zijn secretariaat, iets waarmee hij zĂŠĂŠr'verveeld zat en zich oprecht verontschuldigde. Middelerwijl was het I 0.30u. geworden en kon men de vergadering starten. De aanwezigen werden verwelkomd door Hugo Collumbien, de voorzitter van de Kring van Gent. Hij benadrukte de toch wel heel speciale prestatie van Mevrouw Yolande Schooreos die voor deze Gouwdag speciaal overgekomen was van het Groot-Hertogdom Luxemburg. Ook gafhij een pluimpje aan de Heemkundige Kring van Lokerern die (naast Gent met zijn 32 deelnemers buiten beschouwing gelaten) vertegenwoordigd was met het grootste aantal deelnemers, namelijk 9. Hij zei dat men ging proberen er een boeiende dag van te maken die aangename herinneringen zou achterlaten bij de deelnemers. Hij gaf dan het woord door aan de Voorzitter van het Verbond, de heer Robert Ruys, die de Gouwdag opende. Deze laatste wist op een handige wijze het gat op te vullen dat ontstaan was door de afwezigheid van de Gouverneur. Volgde dan het referaat van Professor Dr. Jan Art, waarvan wij de tekst publiceren in een ander deel van dit blad. Na de morgensessie die eindigde rond 11.30u., en in afwachting van de komst van de fotograaf, werd reeds begonnen met het aperitief in de stemmige Hippocratusruimte. Bij de komst van onze fotografe (Fotomix) werd er buiten overgegaan tot het maken van de traditionele groepsfoto. Wanneer binnen 50 jaar de een of andere heemkundige een artikel zal schrijven over deze Gouwdag zal 256
257
hij op basis van deze foto tot de conclusie moeten komen dat deze dag, aan de lachende gezichten te zien, geslaagd was. Na de familiefoto werd het aperitief verder gezet. Rond 12.30u. namen de deelnemers plaats in het Refectorium waar het voorgerecht reeds klaar stond. De rest van het middagmaal verliep in een gezellige sfeer. Na het opdienen van de koffie kwam het aangekondigde door niemand gekend aandenken (behalve door ons Kringbestuur uiteraard) aan. Het bestond uit een fraai bedrukte papieren zak die "GĂŞnsche Sneukelderije" bevatte, nl. Gentse Mokken, Gentse Babbelaars en Muilentrekkers, alles apart verpakt en afgesloten met een lintje in de Gentse zwart-wit kleuren. De grote papieren zak werd afgesloten door een Gentse strop waaraan een Gulden Carolus in chocolade hing. (Elk zijnen toer is niet te veel). Deze verrassing werd unaniem op prijs gesteld. Dan was de tijd gekomen voor de geleide bezoeken. De eerste en grootste groep volgde Prof. em. Dr. Alexander Evrard naar het Museum Dr. Guislain. Als promotor en bezieler van dit Museum was hij het best geplaatst om de rondleiding te verzorgen. En dat hij aansloeg werd bewezen door het feit dat zijn groep als laatste terugkwam. An Hemalsteen leidde de groep naar de Westerbegraafplaats waar zij speelde op eigen terrein aangezien haar licentiaatsthesis gewijd was aan dit kerkhof. Spijtig genoeg voor haar en voor haar volgelingen sluit dit kerkhof's zondags om 16u. De derde groep en de kleinste volgde AndrĂŠ Verbeke naar de Brugsepoort. Maar deze groep was ook de moedigste. De afstand was groot (van de Guislainbrug via de Groendreef naar de Bargiebrug, dan langs de Phoenixstraat, Bevrijdingslaan, Kiekenstraat en Rooigemlaan terug naar het Vormingscentrum) en het weer stond dreigend, gelukkig bleefhet daarbij. Nadat iedereen terug in de aula zat begon het laatste gedeelte van de Gouwdag, nl. de uitreiking van de Reinaertprijs voor Heemkunde 1996. Hiermede bekroont het Verbond elk jaar een persoon die zich verdienstelijk heeft gemaakt voor de heemkunde. Uit de voorgestelde personen kiest de algemene vergadering van het Verbond in geheime stemming deze die daarvoor het meest in aanmerking komt. De persoon die de meeste stemmen op zijn naam krijgt wint het. Dit jaar was het de beurt aan de heer Marcel Pi eters, ondervoorzitter van de Heemkundige Kring "De Souvereinen" van Lokeren, die vorigjaar de Gouwdag inrichtte, ook naar aanleiding van zijn 25-jarig bestaan. Met een indrukwekkend aantal bijdragen in hun ledenblad, maar vooral wegens zijn levenswerk, een boek over het Lokers dialect, was hij de geknipte man voor de prijs. Hij bestaat uit een beeldje van Reinaert de Vos van de hand van beeldhouwer Firmin De Vos, een oorkonde en een breuk. Dit werd hem overhandigd door Verbondsvoorzitter Robert Ruys na een passende inleiding. Ook zijn echtgenote werd in de bloemetjes gezet. Waarna Marcel Pieters zijn collega's bedankte voor zijn uitverkiezing. 258
De heer Marcel Pieters neemt de Reynaertprijs in ontvangst.
Tot slot bedankte onze Voorzitter Hugo Collumbien de aanwezigen voor hun komst en sprak de hoop uit dat ze een blijvende aangename herinnering zouden bewaren aan deze Gouwdag. Hij zei dat slechts dezen die ooit een Gouwdag georganiseerd hebben zich een beeld kunnen vormen van de bijna onoverzichtelijke berg werk die daaraan voorafgaat. Met dit doel had de Heemkring Gent verleden jaar een speciale werkgroep opgericht om deze organisatie voor te bereiden . Het is gebleken dat dit voor niets nodig was, want alles werd van A tot Z tot in de puntjes georganiseerd door één man, nl. onze Ondervoorzitter André Verbeke. Een warm, spontaan en wel verdiend applaus volgde op deze verklaring. Als symbolische blijk van dankbaarheid voor de ontelbare uren die hij daaraan gespendeerd heeft werd hem een boek over "De Muide" geschonken. Zijn echtgenote die zonder morren zijn vele afwezigheden voor "het goede doel" duldzaam onderging, werd - eveneens symbolisch - bedacht met een bloemstuk. Waarna deze 32e Gouwdag afgesloten werd door Bondsvoorzitter Robert Ruys. Tot slot zij vermeld, en dit voor de statistieken, dat van de 39 aangesloten heemkundige kringen er 19 vertegenwoordigd waren, alsook het Heemmuseum "Rietgaverstede" van Neveleinde persoon van zijn Conservator, de heer Antoine Janssens en zijn echtgenote.
259
JAN-BAPTIST MINNE-BARTH Op 2 september jl. was het precies 200 jaar geleden dat Jan-Baptiste MinneBarth, oud-burgemeester van Gent, geboren werd. Een unieke gelegenheid om eens te herdrukken wat Pierre Kluyskens destijds over deze omstreden figuur wist te vertellen. Met onze dank daarvoor aan de familie Kluyskens. Er is in de politieke loopbaan van JozefVan Crombrugghe een pijnlijke bladzijde geweest, zoals wij het in onze vorige bijdrage schreven. Op 14 juli 1836 hadden de eerste gemeentelijke verkiezingen plaats ingevolge de nieuwe gemeentewet van I april 1836; 31 gemeenteraadsleden moesten verkozen worden, waaronder drie kandidaten moesten behoren tot de drie wijken extra muros: Meulestede, St. Pieters Aaigem en Rooigem. In de toenmalige atmosfeer moest de strijd tussen de Vrienden der Goede Orde, alias de liberalen of orangisten, voor de klerikale pers de "plunderaren, baanstropers en brandstichters", en de Patriotten ofklerikalen, door hun tegenstrevers de "anarchisten" genoemd, buitenmatig bitsig worden gevoerd. Al de verkazenen behoorden tot de lijst van de Vrienden der Goede Orde, ofschoon dient aangestipt dat vier personen, de hh. Minne - Vander Straeten, Van de Poele, Verhaeghe- de Naeyer en Casier- Tricot, zich op beide lijsten kandidaat hadden gesteld; in de politiek, zo dachten zij wellicht, moet men op twee paarden kunnen wedden! Na de triomf van zijn partij, mocht Van Crombrugghe zich terecht verwachten aan een nieuw mandaat als burgemeester, doch de regering besliste er anders over. Bij Koninklijk Besluit van 19 augustus 1836 werden de Heer Verhaeghe - de Naeyer burgemeester, de Heren Minne - Barth, Minne - Van der Straeten, Hamelinek - Oldemaere en Casier -Tricot schepenen benoemd. Verhaeghe - de Naeyer weigerde echter het ambt te aanvaarden, hetgeen een kaakslag betekende voor de regering: "Wij mogen onze lezers stelliglyk verzekeren dat den heer Verhaeghe - de Naeyer, die door het gouvernement tot burgemeester dezer stad benoemd is, geweygerd heeft dit ambt te aanveerden"; schreef de Gazette van Gend op 24 augustus 1836. Daags nadien begaven de vier schepenen zich naar Oostende, waar Koning Leopold toen verbleef, om hem in naam van de Gentse gemeenteraad te verzoeken JozefVan Crombrugghe burgemeester van Gent te willen benoemen. Het onthaal, zo verklaarden zij bij hun thuiskomst, was erg koel geweest. De Koning zou immers gezegd hebben dat Van Crombrugghe een partij vertegenwoordigde die de regering vijandig gezind was, dat hij verkocht was aan het "Messager de Gand" en dat hij een "homme drapeau" was. De Gazette van Gend jubelt: "Ingevolge eene beslissing. gisteren door de
260
meerderheyd van onze stedelijke regering genomen, schrijft zij op 31 augustus, in eene vergadering ten dezen eynde ten stadhuyze gehouden, zullen de nieuwbenoemde schepenen Minne- Van der Straeten, Minne- Barth en Casier -Tricot, hun ontslag laten toekomen aen het gouvernement, het welk daer door genoodzaekt is, gelijk men zegt uyt den zak, wederom eenen burgemeester en dry schepene te benoemen. Daer den heer Hamelinek- Oldemaere van de oude regentie deel maekte, zal hy alleen zyne benoeming tot schepenen aennemen." De atmosfeer bleefzwaar en troebel in Gent waar elke dag en elke avond schermutselingen en vechtpartijen in herbergen en openbare lokalen plaats grepen. Inmiddels werden op 28 september de provinciale verkiezingen gehouden en ditmaal zien wij Minne- Barth en Verhaeghe- de Naeyer zich uitsluitend voor de klerikale lijst kandidaat stellen. Op 7 november kon de gemeenteraad eindelijk zijn eerste zitting houden, doch nog steeds zonder burgemeester. Een maand later werd Minne - Barth aangesteld om ten voorlopigen titel de functie van burgemeester uit te oefenen, hetgeen natuurlijk een tussenmaatregel en een eerste stap in de richting van een vaste benoeming betekende. Het was in die hoedanigheid van dd. burgemeester dat hij, na eerst de eed te hebben afgelegd in handen van de nieuwe provinciegouverneur Heilas d'Huddegem, tot de eedaflegging van de schepenen en gemeenteraadsleden overging: "de leden van onzen nieuwen stedelyken raed hebben eyndelyk gisteren naermiddag in handen van de schepenen Minne'" Barth, daer toe gedelegueerd, den vereyschten eed afgeleyd, en de nieuwbenoemde schepenen Hamelinek Oldemaere, Minne- Van der Straeten, Casier- Tricot en Minne- Barth zijn in bediening getreden. Door de weygering van den heer Verhaeghe - de Naeyer van het ambt van burgemeester te aenveerden heeft de regering tot dus verre nog geen opperhoofd. Het is by vele persoonen het gedacht dat den agtbaren heer Van Crombrugghe eerlang door het gouvernement tot burgemeester zal benoemd worden." Groot was de opwinding te Gent. De vrienden van Minne - Barth brachten de nieuwe "fungerende burgemeester" de traditionele serenade, maar de orangistische pers, niet het minst het "Messager de Gand" zette een des te heviger campagne in, dat Jan Baptist Minne jarenlang een hartstochtelijk voorstander van koning Willem was geweest. Zelfs de gewoonlijk in politieke aangelegenheden nogal bedaarde Gazette van Gend, valt ditmaal op Minne uit: "De patriotten, schrijft zij, zijn in grote blydschap; zy zeggen te zegepralen, omdat onze voormaligen agtbaren burgemeester door den heer advokaet Minne Barth vervangen is. Wij zien niet wat tot die groote blijdschap oorzaek kan geven; en inderdaed, onze stad had voor burgemeester eenen harer voortreffelykste burgers, eenen man vol verstand en bekwaemheyd, welke geheel en al aengekleefd was aen het geluk der Gentenaeren. Den heer van Crombrugghe was 261
onder de meest gematigde orangisten gekenmerkt en heeft noyt zynen naem gehecht aen eenigen akt, strydig met het thans bestaende order van zaken; daer integendeel den heer Minne- Barth onder de overdrevendste orangisten altoos gerekend is geweest, en aen alle de orangistische inteekeningen, zoo voor de peĂŞrden van den prins van Oragnien als voor de krygsgevangene van de citadel van Antwerpen, enz., deel heeft genomen. Wel is waer den heer Minne - Barth, zeggen de patriotten, heeft zyne voorige orangistische gevoelens afgezworen en zich onder het patriotisch vaendel gerangschikt: het vervolg zal naderhand bewyzen tot hoe verre den patriotischen aenhang op dien omgekeerden orangist mag rekenen." "Omgekeerde orangist!" Een belediging welke Jan-Baptist Minne - Barth wel duizend maal te horen kreeg; het is het lot van al de overlopers, hun vrienden te verliezen. Minne was inderdaad een vurige orangist geweest en men kan best begrijpen welke de woede moet geweest zijn van zijn gewezen partijgenoten, 262
toen hij naar het klerikaal kamp overliep. Ook daar telde hij weinig vrienden: men was zijn vroegere carrière en handelswijze niet vergeten en men stelde dan ook geen al te groot vertrouwen in hem. Prosper Claeys is, in zijn door ons reeds aangehaalde studie, uiterst bondig: 1837-1839: J. B. Minne- Barth, avocat et professeur à I'Université. Ce ne fut qu'un interrègne." Men zou het moeilijk korter en bondiger kunnen uitdrukken. Men moet dan ook links en rechts de schaarse gegevens gaan bijeengrabbelen, om zijn biografie ineen te steken. Hij werd geboren te Gent op 2 september 1796. Nog heel jong werd hij hulpgriffier benoemd bij de Rechtbank van Koophandel. Toen de door koning Willem gestichte Universiteit met haar leergangen startte, liep hij college in de Rechtsfaculteit, behaalde er zijn diploma van doctor in de Rechten en publiceerde in de Iatijnse taal, een proefschrift dat de mooiste beloften inhield voor de jonge jurist: "Dissertatio inauguralis juridica, de litterarum cambiallum exactore, secundum codicem commefcialem hodiernum." Zijn grondige kennis van het handelsrecht verzekerde hem onmiddellijk aan de Gentse Balie een uitgelezen clienteel en een vooraanstaande plaats in het stadsleven. Na de Omwenteling van 1830 zien wij hem met de verkozenen van de Orangisten, zijn intrede doen in de Gemeenteraad. Wanneer Hippoliet Metdepenningen, de grote orangistische voorman, in december 1832 wordt aangehouden en op 1 februari daaropvolgend voor de Krijgsraad moet verschijnen samen met een ganse groep orangisten, treedt Minne - Barth als verdediger op voor de beschuldigden, aan de zijde van een stel beroemde advokaten als Napoleon De Pauw, Rolin, Baillu en Van Huffel. Het jaar nadien geeft hij andermaal blijk van zijn orangistische gevoelens in de zaak van de paarden van de Prins van Oranje, welke de regering in beslag had genomen en openbaar liet verkopen. Talrijke advokaten uit Brussel en Gent protesteerden tegen deze onwettige maatregel, o.m. Jan-Baptist Minne- Barth. Het is aan die twee feiten dat de Gazette van Gend in haar artikel herinnerde. Op het ogenblik dat Minne - Barth dd. burgemeester wordt, is hij sedert een paar maanden professor van Handelsrecht aan de Gentse Universiteit. Wij hebben gezien dat hij bij de gemeenteverkiezingen van 1836, als kandidaat van de Vrienden van de Goede Orde werd verkozen en ook deel uitmaakte van de delegatie welke zich bij Koning Leopold begaf. Naderhand trad hij op als kandidaat van de klerikale lijst, hetgeen een spectaculaire rechtsommekeer betekende. Minne - Barth bleef ongeveer een jaar de functie van burgemeester waarnemen, zonder de officiële titel te dragen. Het was pas na het bezoek van Leopold I en Koningin Louise-Marie, voor de inhuldiging van de spoorweg alhier, dat hij bij Koninklijk Besluit van 3 oktober 1837, burgemeester werd benoemd. Op 6 oktober legde hij de eed af; 's avonds brachten het muziekkorps van de 263
stad, de maatschappij Ste-Cecilia en de Koorzangmaatschappij hem de gebruikelijke serenades, doch de volgende dagen klonk de muziek in de orangistische pers en op het stadhuis, minder melodieus. In zitting van de gemeenteraad van 21 oktober, vroeg Metdepenningen het woord: "Het is met een diep gevoel van smart en verontwaardiging dat de overgrote meerderheid van onze medeburgers de benoeming van de nieuwe burgemeester heeft vernomen. Het is aan ons, afgevaardigden van de stad Gent, de waardigste van onze medeburgers te wreken: ere aan de heer Van Crombrugghe, door de regering verstoten omdat hij de stad te zeer heeft bemind." Spreker stelde vervolgens voor de h. Van Crombrugghe alsmede de heer d'Hane Steenhuyse die het burgemeesterschap had geweigerd, plechtig te danken voor de bewezen diensten. Het was een handig voorstel van Metdepenningen; even handig was het antwoord van Minne - Barth: "Het is onnodig dit voorstel in stemming te leggen, de ganse raad is van hetzelfde gevoelen." Op 4 november stemde de gemeenteraad, bij eenparigheid van stemmen, een hulde en dankadres aan Van Crombrugghe, dat hem daags nadien door een deputatie van negen gemeenteraadsleden ten huize werd overhandigd. De oppositie maakte de nieuwe burgemeester het leven bijzonder zuur. "Ni les attaques les plus passionnées, ni les critiques les plus acerbes ne furent épargnées à l'administration gantoise", schrijft Vermeersch in het Liber Memorialis. "Minne supporta les unes et les autres avec Ie calme courage d'un homme exclusivement préoccupé de remplir son devoir." Minne - Barth begreep nochtans dat zijn mandaat van korte duur zou zijn, dat hij geen grootse plannen zou kunnen uitwerken, hoogstens een paar door zijn voorganger begonnen werken zou kunnen voltooien en dat hij in alles zou worden aangevallen en gehekeld, terecht often onrechte. Na enkele maanden oordeelde hij het dan ook geraadzaam er het bijltje bij neer te leggen en verzocht hij de regering zijn ontslag als burgemeester te willen aanvaarden, hetgeen hem werd toegestaan. Met een benoeming van ridder in de Leopoldsorde verliet hij het politiek toneel. Op 26 januari 1840 werd JozefVan Crombrugghe voor de tweede maal burgervader van zijn geliefde geboortestad. Officieel betekende zulks dat de Orangisten, nu Willem I ze na de ondertekening van het Verdrag der XXIV Artikelen van hun eed van getrouwheid had ontheven, de rangen van de nieuwe monarchie vervoegden. Van Crombrugghe heeeft met de vernieuwing van zijn mandaat, enkel een symbolisch gebaar gesteld: hij was ziek en te oud om nog met stevige hand het roer in handen te nemen. Hij stierf op I 0 maart 1842. Zijn ongelukkige rivaal, Jan-Baptist Minne - Barth, de burgemeester-meteoor, had inmiddels zijn dossiers en het Gerechtshof vervoegd; hij vervolgde aan de Balie zijn schitterende en slechts kortstondig onderbroken loopbaan. Hij stierf te Gent op 17 februari 1851. Pierre KLUYSKENS 264
OVER DE WETENSCHAPPELIJKE EN ANDERE WAARDE VAN HEEMKUNDIGE EN LOKAALHISTORISCHE STUDIES Wij laten hier de tekst volgen van het referaat dat Prof Dr. JanArt van de Universiteit Gent, vakgroep Nieuwste Geschiedenis op 12 mei hield op de 32e Gouwdag van het Verbond van de Kringen voor Heemkunde in Oost-Vlaanderen. Afgaande op het Kultureel Jaarboek van de Provincie waren er in 1994 in OostVlaanderen 55 heem-, oudheid-, familie- en geschiedkundige kringen actief, die samen 54 tijdschriften uitgaven, goed voor minstens 5000 blzn. Hierbij zouden dan nog de jaarlijks verschijnende pagina's en de niet periodieke, eenmalige publicaties moeten geteld worden: voorwaar een indrukwekkende productie. Dit belang van de amateur binnen de constructie van het beeld van ons verleden wordt nog duidelijker wanneer men vaststelt dat in de jaarlijkse bibliografie van de geschiedenis van BelgiĂŤ minstens tweederden van de gesignaleerde titels op naam van dilettanten staan. De vraag die het bestuur van de jubilerende heemkring me als thema voor deze lezing opgaf, lijkt dan ook zeer terecht: draagt dit alles, dragen die vele man- en vrouwenuren iets bij tot de wetenschap? Kunnen beroepshistorici en licentiaatstudenten de lokaal-historisch en heemkundige onderzoeksresultaten gebruiken? Ik zou deze vraag stapsgewijze willen beantwoorden. Eerst zou ik willen in herinnering brengen wat zoal onder historisch-wetenschappelijk verantwoord onderzoekswerk kan verstaan worden en kort nagaan in hoeverre de lokaal-historische en heemkundige publicaties aan die criteria voldoen. In een tweede stap dan, zou ik willen wijzen op de vele andere dan strikt wetenschappelijke, en m.i. nochtans minstens even belangrijke functies die de lokale dilletantistis<;he geschiedbeoefening vervult. Om te beginnen moet er komaf gemaakt worden met de idee als zou er onder beroepshistorici een grote eensgezindheid bestaan omtrent wat onder historische wetenschap mag begrepen worden en wat niet. Zo'n strikte definitie, zo'n exclusieve waardemeter bestaat niet. Als er al enige consensus heerst dan is het aangaande het inzicht dat niet zozeer wat men in het verleden bestudeert uitmaakt of het hier om een wetenschappelijk relevante bijdrage gaat of niet, maar wel de manier waarop men dat thema behandelt. Ik denk dat dit voor lokale historici een belangrijk punt is. Het is niet omdat men over 'grote' onderwerpen schrijft - over buitenlandse politiek, nationale regeringsvorming, grootschalige economische en demografische processen en wat dies meer zij - het is niet daar265
om dat men 'grote' of 'goede' geschiedenis schrijft. Er is nochtans een hele generatie vakgenoten geweest die nogal neerbuigend deed over lokale geschiedenis omdat deze zich met liliput-onderwerpen inliet, en haar belang dus niet verder dan de parochiegrenzen zou reiken. De inmiddels ook al jaren oude studie van Leroy Ladurie over Montaillou bv., een godvergeten gat in de Pyreneeën, heeft inmiddels bewezen dat een historisch werk niet noodzakelük over keizers en koningen moet handelen om grote relevantie te bezitten. Een goede dorpsgeschiedenis kan wel degelijk, als in een druppel, een hele wereld weerspiegelen en ook voor niet-autochtonen verrijkende literatuur vormen. Dit weze dus duidelijk: lokale historici en heemkundigen hoeven geen wetenschappelijk minderwaardigheidscomplex te onderhouden omdat ze zogezegd met 'kleine' onderwerpen bezig zijn - integendeel: de micro-storia is vandaag ook onder beroepshistorici tot een belangrijke subdiscipline uitgegroeid. De wetenschappelijke relevantie van een bijdrage heeft dus niet zozeer te maken met het onderwerp dat erin behandeld wordt, dan wel met de manier waarop. Maar wat verstaat men dan onder het op een 'wetenschappelijke wijze' bestuderen van een onderwerp? Grosso modo kan men binnen het antwoord op die vraag twee uitersten onderscheiden, dat van de maximalisten en dat van de minimalisten, met hetmerendeel van de praktiserende historici daar ergens tussenin. Beginnen we met de minimum-eisen, waarover zowat iedereen het eens is. Ten eerste: dat wat beweerd wordt, moet door de lezer kunnen geverifiëerd worden. De auteur moet m.a.w. nauwgezet zijn bronnen vermelden, en die moeten ook door anderen raadpleegbaar zijn, zodat als het ware zoals in de exacte wetenschappen, iedere lezer de proef op de som kan nemen. Ik denk dat het overgrote merendeel van de heemkundige en lokaal-historische publicaties aan die norm voldoet en hoogstens de mondelinge bronnen een probleem kunnen vormen, als ze niet op cassette of anderszins zijn vastgelegd en op een toegankelijke plaats worden bewaard. Ten tweede: de bronnen moeten deskundig ontcijferd worden. Zelfs een loutere bronnenpublicatie, die dus hoogstens een bouwsteen voor een te schrijven wetenschappelijke verhandeling kan vormen, vergt van de uitgever meestal de beheersing van de paleografie, chronologie, metrologie en andere hulpwetenschappen. Ook interviewen is een hele kunst. Dit is nog veel meer het geval wanneer men de bron 'aan de praat' wil krijgen: men slaagt er maar in een document meer te doen vertellen dan dat een eerste 'blote' en ongeïnformeerde lezing naar boven haalt, door de aanwending van ontcijferingsmetbodes allerhande. Een goede historicus 'vertaalt' voor zijn lezer al die tekens die voor de leek in het vak onbegrijpelijk zijn of over het hoofd gezien worden en voegt op
266
die wijze waarde aan het brute bronnenmateriaal toe - een conditio sine qua non om op wetenschappelijkheid aanspraak te kunnen maken. Ook in dit opzicht schieten maar weinig amateurs tekort, te meer daar vele bijdragen over de 19de en 20ste eeuw handelen, een periode die op het eerste zicht minder ontcijferingsproblemen met zich meebrengt. Op het eerste zicht: want makkelijke leesbaarheid kan misleidend werken en de historisch-kritische zin doen verflauwen. Een juiste interpretatie vergt meer dan ontcijferingstechnieken in de strikte zin van het woord, maar dit brengt ons bij een volgend criterium, het derde: Het belang van de achtergrondkennis. Zoals gezegd vergt het naakte uitgeven van een archiefstuk alleen reeds van de historicus een aanzienlijke voorkennis van de paleografie, de diplomatiek, chrono- en metrologie, de institutionele geschiedenis, de taal en ga zo maar door. Die vaststelling heeft sommigen ertoe gebracht te stellen dat de wetenschappelijke waarde van een historische bijdrage eigenlijk in hoofdzaak afhangt van de bij de onderzoeker van tevoren aanwezige kennis, en van de mate waarin die niet op de bron gebaseerde kennis wetenschappelijk is. Een voorbeeld maakt gauw duidelijk waar het om gaat. Wie door een microscoop kijkt en geen microbioloog is ziet mooie kleuren en vormen maar kan hieruit niets afleiden. Men moet van de microbiologie en wat daarmee verband houdt op de hoogte zijn wil men wat men ziet wetenschappelijk kunnen interpreteren. In het archief speelt zich hetzelfde af: een document op zichzelf blijkt voor de leek meestal zo goed als nietszeggend. Het is maar als het gekaderd wordt in een verband dat er iets uit kan geleerd worden, en hoe breder dat verband hoe beter de relevantie en de specificiteit van het document kan geduid worden. Deze benadering, die de wetenschappelijkheid van een bijdrage niet alleen laat afhangen van het antwoord op de vraag of een bron correct en natrekbaar is weergegeven en deskundig werd ontcijferd, maar ook de achtergrondkennis van de onderzoeker bij de afweging betrekt, maakt heel wat duidelijk. Vooreerst: het standpunt van de maximalisten, van degenen die stellen dat indien de geschiedschrijving wetenschappelijk wil genoemd worden, zij zich moet voegen naar de eisen die aan iedere wetenschap worden gesteld. Voor de maximalist vormt de bron slechts een van de vele schakels in de keten van het wetenschappelijk onderzoek, en speelt ze zowat de rol die de vallende appel in Newtons denkproces dat tot het formuleren van de wet van de zwaartekracht leidde, vervulde. De nadruk ligt binnen de maximalistische benadering vooral op de meerinformatie die de historicus vanuit zijn niet op de bron gebaseerde kennis aan een bepaalde vaststelling, een bron, toevoegt. De grootte van die toegevoegde waarde en haar mate van路 wetenschappelijkheid gaat dan afhangen van het antwoord op vragen zoals: wordt het onderzoek vanuit een heldere
267
probleemstelling aangevat, weet de historicus wel wat hij zoekt, vertrekt hij met een vraag en licht hij de lezer in over de wijze waarop hij het antwoord zal trachten te vinden? Stelt hij zich niet alleen wie-wat-en-hoe-vragen (die vooral beschrijvende antwoorden opleveren) maar vraagt hij ook waarom, en geeft hij aansluitend verklarende antwoorden? En zijn die verklaringen wetenschappelijk, d.w.z. slagen ze erin fenomenen te duiden als gevolgen van aanwijsbare oorzaken, en zijn die oorzaken de doorslaggevende? Doet hij bij dit zoekwerk naar de 'voldoende voorwaarden' beroep op de vergelijkende methode en heeft hij dus weet van gevallen die analoog zijn aan deze die hij bestudeert? Het zal inmiddels duidelijk zijn dat de maximalisten hun naam niet gestolen hebben en, U weze gerustgesteld, ik ken weinig professionele historici die de maximum-standaard benaderen. De maximalistische benadering heeft misschien haar nut als na te streven ideaalbeeld, als praktische waardemeter van de historiografische productie legt ze de lat veel te hoog en laat ze onvoldoende nuancering en differentiĂŤring toe. De nadruk op het belang van de achtergrondkennis kan echter ook meer bemoedigende perspectieven openen. Ze maakt o.m. mogelijk de specifieke bijdrage van de lokale historicus en heemkundige tot de wetenschappelijk verantwoorde geschiedschrijving duidelijker te omschrijven. De lokale historicus beschikt immers over een relatief zeldzame voorkennis, deze namelijk die men maar verwerft door te leven op de plek waarover men schrijft. Hij kan buiten de klassieke geschreven of gedrukte bronnen tal van andere informatiedragers benutten, en zo van de weeromstuit de geschreven bronnen op een veel exactere en vollediger wijze interpreteren. Bij die andere informatiedragers denk ik dan aan het geografische milieu, het plaatselijke dialect, de mondelinge traditie, de lokale gebruiken, de belangrijke levende getuigen, de niet-officiĂŤle bewaarplaatsen: kortom al die informatie die nu eenmaal voor de niet-ter-plekke-levende ontoegankelijk blijft. Reeds Polybius schreef in de tweede eeuw voor onze jaartelling dat vooral hij die zelf in een veldslag voor zijn leven had gevochten ook bij machte was om als historicus een veldslag te beschrijven. Ik denk dat lokale historici en heemkundigen die stelling, mutatis mutandis, in hun blazoen zouden moeten inschrijven: zij beschikken als enigen over de 'local knowledge', die kennis die toelaat de geschiedenis van een groep van binnenuit te schrijven. En waarom zouden ze zich ook het vervolg van Polybius tirade niet eigen maken, waar hij van leer trekt tegen de kabinetgeleerden die hun tekort aan ervaring trachten te compenseren met boekenwijsheid? Maar vooraleer op die suggestie in te gaan wil ik eerst de eerste stap van mijn betoog afronden, en een samenvattend antwoord geven op de vraag naar de waarde van de heemkundige en lokaal-historische publicaties voor het historisch wetenschappelijk onderzoek in het algemeen. Het is duidelijk dat hier
268
geen welles-nietes antwoord op zijn plaats is, maar van gradaties moet gesproken worden. Amateurswerk is voor de professioneel waardevol van zodra het aan de opgesomde wetenschappelijke minimumeisen voldoet en dus minstens betrouwbare en natrekbare informatie verstrekt. Lokaal-historische en heemkundige publicaties kunnen tot modelstudies uitgroeien naarmate de auteur erin slaagt via vergelijking met analoge onderzoeken, oorzaken en gevolgen, ja terugkerende patronen aan te wijzen en de specificiteit van zijn casus binnen een breder geheel weet te situeren. De lokale vorser is m.i. echter het meest waardevol wanneer hij die informatie aanbrengt die voor de modale beroepshistoricus ontoegankelijk blijft, de "local knowledge'. Er zijn dus verschillende manieren mogelijk om zich wetenschappelijk nuttig te maken, iedere lokale historicus of heemkundige kieze de wijze die hem het meest ligt. In de nu volgende tweede stap in mijn betoog zou ik graag enkele aspecten benadrukken die ik bij het formuleren van een antwoord op de uitgangsvraag naar mijn gevoelen niet genoeg in het licht heb kunnen stellen. De kern van mijn argument komt hierop neer, dat amateurs zich m.i. zeker niet alleen, en misschien zelfs niet in de eerste plaats, moeten toeleggen op een zich conformeren aan de normen zoals die door beroepshistorici vandaag worden naar voor geschoven. Die normen zijn eigenlijk vrij jong, en tijds- en situatiegebonden, terwijl de historische discipline minstens 25 eeuwen oud is. Het gilde der beroepshistorici bestaat hoogstens 200 jaar, en de professioneten zijn dus eigenlijk nieuwkomers op een terrein dat sinds jaar en dag door amateurs werd en wordt bewerkt. De ouderdom van het historische ambacht heeft o.m. voor gevolg dat er zeer vele zogenaamd voorwetenschappelijke onderzoeksmethodes en voorstellingswijzen in voortleven, gaande van het aloude kritische verhaal over de eigen tijd zoals reeds Herodotus dat neerschreef, over het meer beredeneerde, rationele relaas over wat nog kan achterhaald worden zoals dat reeds door Thucydides werd gebracht, tot de zeer ambitieuze structuralistischverklarende benaderingswijze van de laatste decennia. In de voorbije jaren is die laatste, naar verluidt zeer wetenschappelijke aanpak trouwens onder vuur komen te liggen, en houden steeds meer beroepshistorici een pleidooi voor een terugkeer, of toch minstens voor een eerherstel van het aloude historische verhaal, voor een terug in beeld brengen van de individuele actor en de vele listen en slimmigheden waarlangs die handelende mens trachtte te overleven. Amateurhistorici zijn, doordat ze als het ware in de rand van het historiografische veld zijn gedrongen, erg goed geplaatst om die strijd onder broodschrijvers, want dat zijn beroepshistorici toch ook, van op afstand gade te slaan. Ze kunnen de voortzetters zijn van oudere benaderingen die misschien niet onmiddellijk aan de wetenschappelijke canon van de tijd beantwoorden, maar doorheen de eeuwen hun zinvolheid hebben bewezen. Zo vergeet men bv. te licht dat de etymologische betekenis van historie teruggaat naar het Griekse
269
'historein' en dat betekent: getuigen van wat men zelf gehoord en gezien heeft. M.a.w. historici hielden zich vroeger niet alleen bezig met het verleden, maar op de eerste plaats met wat zij zelf konden waarnemen, met eigentijdse geschiedenis. Waarom zouden lokale historici en heemkundigen niet het verhaal van hun eigen tijd schrijven, en de zovele zogenaamde 'petites histoires' die in de gemeente circuleren optekenen? Hoe blij zijn we niet als we zo'n bron voor de 19de eeuw terugvinden, maar wie zal zo'n geschriften voor de historici van de volgende eeuwen nalaten? De andere benadering van de dilettant vormt een noodzakelijk tegengewicht voor het officiële, beroepsmatige, door de Staat gelegitimeerde vertoog over verleden en heden zoals dat door beroepshistorici en andere woordvoerders wordt gehouden. Het wegvallen van de stern der dilettanten binnen de vele wijzen waarop het verleden geëvoceerd wordt zou cultureel gezien een fatale verarming betekenen. Wat ik wil zeggen komt hierop neer: het beeld van het verleden is veel te belangrijk opdat de constructie ervan aan beroepshistorici alleen zou overgelaten worden. Ik zeg dit niet omdat het moeilijk zou zijn om voor dit publiek het omgekeerde te beweren. Er bestaan zeer gegronde, theoretisch-historische argumenten voor. Onderzoek van geschiedenis van de historiografie heeft uitgemaakt dat van 'de waarheid' in bistoricis geen sprake kan zijn. Daarvoor spreken de door historici aangevoerde verklaringen elkaar te veel tegen, zonder elkaar op te heffen. Dit heeft tot het inzicht geleid dat de historische waarheid en objectiviteit maar dichter kan benaderd worden, naarmate het verleden vanuit verschillende oogpunten, invalshoeken, ja zeg maar: achtergrondkennis, benaderd wordt. Het is de som van die benaderingen die ons dichter bij de waarheid brengt, en niet het oeuvre of de visie van één historicus alleen. Dit theoretische inzicht heeft belangrijke praktische implicaties. Het betekent dat, ook al zou men op het eerste zicht het omgekeerde denken, historisch onderzoek eigenlijk groepswerk is. Het betekent ook dat pluralisme, respect voor andermans benadering, als het ware ingebakken zit in de discipline, vermits zonder veelstemmigheid geen historische waarachtigheid mogelijk is. Het wil ook zeggen dat het historisch bedrijf er belang bij heeft dat zoveelmensen als mogelijk, en met de meest uiteenlopende achtergronden hun visie op het verleden geven. Pas op die manier, door het vermenigvuldigen van het aantal amateurs, kunnen eenzijdigheid en blinde vlekken vermeden worden. Amateur-geschiedkundigen weten eigenlijk al per definitie meer dan beroepshistorici. Meestal oefenen of oefenden ze naast hun hobby een 'echt' beroep uit, zodat ze als het ware met een dubbel diploma het verleden bestuderen. De professionele historicus kent alleen maar geschiedenis, de knepen van zijn vak. De dilettant kan die basisregels vrij snel aanleren en voegt daaraan dan nog eens zijn eigen beroepskennis, zijn eigen achtergrond aan toe: die van bediende of kleine zelfstandige, ingenieur of handelsvertegenwoordiger, arts of slager... in ieder geval een schat aan informatie die de beroepshistoricus altijd zal ontberen.
270
Er is meer: lokale vorsers hebben niet alleen een onvervangbare waarde, door hun 'local knowledge' en hun specifieke achtergrond, in het vlak van het onderzoek, maar ze zijn ook in de verspreiding van kennis over het verleden van onschatbaar belang. Ze moeten zichzelf dus niet beschouwen als de soldaten in een leger waarvan de officieren in de universiteiten zouden zetelen, maar als zelfstandige krijgers, die op hun wijze, met hun aandachtspunten en prioriteiten strijd voeren voor waarachtigheid. Ik ben ervan overtuigd dat ze op die manier pas hun onvervangbare functie, niet alleen ten opzichte van de beroepshistorici, maar ook in breed maatschappelijk verband kunnen vervullen. Zij kunnen het verhaal vertellen dat in de geschiedenisles op school of in de historische al dan niet documentaire films op televisie niet of te weinig aan bod komt: het verhaal van de eigen onmiddellijke omgeving, van de eigen voorouders of voorgangers op de gemeente. Het is op de eerste plaats in dat verhaal dat de modale Vlaming nog kan geĂŻnteresseerd raken, en dat de noodzakelijke aanloop vormt wil zoiets groeien als een breder historisch besef, het inzicht in de niet te ontkomen verbondenheid met wat was en in de verantwoordelijkheid voor wat nog komen moet. Hun kritische omgang met de informatie over het verleden kan de lezer leren ook de actuele berichtgeving met omzichtigheid te hanteren, hun gevoeligheid voor de tijdsdimensie kan onze tijdgenoten mee helpen genezen van hun gebrek aan diepteinzicht. En tenslotte, hun zin voor relativiteit en besef van de veelvormigheid van het verleden zou er ook moeten toe bijdragen dat de multiformiteit van onze hedendaagse cultuur niet als een bedreiging, maar als een potentiĂŤle verrijking wordt aanzien. Dames en heren, het zal U inmiddels duidelijk zijn dat ik overtuigd ben van het belang en de eigenheid van de lokale en amateuristische geschiedbeoefening. Ik zou tot besluit ook nog willen benadrukken dat die specificiteit van enerzijds de dilettantistische en anderzijds de professionele benadering van het verleden geenszins samenwerking tussen beide hoeft uit te sluiten. De opleiding geschiedenis van de Gentse Universiteit heeft in de voorbije jaren getracht via het Centrum voor geschiedenis en met de steun van de provincie, door het inrichten van lessenreeksen en het uitgeven van handboeken aan die samenwerking concrete gestalte te geven. Wat meer is, de lesgevers hebben er zich toe verbonden waar mogelijk lokale onderzoekers zo nodig met raad en daad bij te staan. Aarzel dus niet, mocht U denken dat U ergens kan geholpen worden, hen op de Blandijn aan te schrijven. Prof. Dr. Jan ART
271
GENSCHE WOORDEEN UITDRUKKIJNGE Deel :XXXI Van den oavend · goa'k mee mijn tapietse uit Syn.: "'k Ga iene goan opscharte; 'k goa iene goan opdoen": Ik ga mij een lief zoeken. Het "tapietse" slaat hier werkelijk op een tapijtje dat door de jongedames opgerold onder de arm werd meegenomen om in de danszaal op de harde stoelen of banken te leggen, maar ook had het de signaalfunctie naar de jongens vrijersvoeten toe; ik ben beschikbaar, ik ben VfiJ.
Ne gruute lantirre mee een klein luchtse I. Een groot hoofd met weinig verstand. Gezegd van iemand die uitwendig heel veel schijnt voor te stellen, doch inwendig zwak, onbekwaam of van geringe waarde is. "Groote lanteirns met weynig licht" (1799 - Vader Gys) 2. Wordt ook gezegd tegen iemand die in een ander zijn licht staat. Ne muurziekaire•.• dat es't zuuste ras "Ne muurzieker" wordt gezegd van een bastaardhond zonder welbepaald ras. Het enige bijzondere dat er aan is, is dat hij tegen de muur plast. "Muurziekaire" is dan de ietwat verfranste "kakmadammenversie".
272
{~ !
Plaat 37
273
1
En kenner kik die mee 't lierke uitgoan uuk 's Nachts gaan stelen. "Lierken" is hier een kleine ladder. Ook: "Als t'hij mee 't lierkeniet uitgeweest es, hee't hij 't toch vaste g'hèwe": heeft hij niet gestolen, hij is er toch niet eerlijk aangekomen, zegt men als zinspeling op datgene wat iemand bezit. Om in te breken gafmen mekaar een "lierke": men stelde zich met de rug tegen datgene dat beklommen moest worden, de handen samengevouwen en naar beneden uitgestrekt. De klimmer zet één voet in de samengevouwen handen, de andere op een schouder, om zo omhoog te komen. Ook: "Een voetse zette". DE STEKKERE: (op de tafel wijzend) "Ge goa liever mee 't lierken uit, in?" ("Oe èwer oe zotter", p. 5). Ik goa weere veuruit gelijk de zeeldroaiers Syn.: "'t Affeceer nie; hij (z') affeceert gelijk buuneknuupe; 't zit gien avancen in; hij ès nuut op avance; hij affeseert (avanceert, affeseert) gelijk 't gès in de winter; hij hee zijn affeseerschoene nie an: van d'affeseersteeke hee 'tjij uuk nog nie g'huurt; doar kom gien avancement in; hij hee niemands hoaste; ge moet U nie hoaste zul manneke; hij zal uuk niet doen in een hoastigheid. Achteruitgaan in zijn werk of in zijn studies. Een zeeldraaier is een lijndraaier, een touwslager die werkzaam is op de lijnbaan in de touwslagerij. Een "zeel" is een touw van ongeveer een vinger dik. Touwslagers gaan achterwaarts om hun touwen te slaan. Een andere verklaring is dat de touwen door het in elkaarstrengelen steeds maar korter worden wanneer ze hun afwerking naderen. Diene Charel zoe de katte in den donker pakke Charel: mansnaam Karel, ook in de betekenis van: "ne kadee, ne numeroo, dat es mij u uk iene, dat es uuk nen oardegen Tieste". Tieste: mansnaam (<Fr. Baptiste): een zonderling mens. " .. .in den donker knippe": het is een schijnheiligaard. Hij doet kwaad als hij denkt niet gezien te worden. Ook: hij kan de vrouwen niet met rust laten als hij denkt niet gezien te worden. Syn.: "De kisse uit, de schaamte uit": men werpt alle schaamte af, als men denkt niet gezien te worden.
274
GENTSE MEMORIEDAGEN: 25-26-27 FEBRUARI 25 februari 1500: Geboorte van Gillis Goethals, kanunnik van het kapittel van Sint-Baafs. Hij zal doctor in de geneeskunde worden en meerdere werken schrijven over geneesen heelkunde. 25 februari 1509: Ik citeer uit Spel en Kwel in VroegerTijd van Willy Braekman: Op 25 februari en volgende dagen was er in 1509 "een steeespel up de Vrydachmaert ghedaen; onder andere daer waseenen Bauwen Borluyt, poorter van Ghendt, de welcke behaelde den prijs van de jonckvrauwen tsauons int hof vanden prince". De prijsuitreiking had blijkbaar 's avonds plaats in het Prinsenhof. De jonkvrouwen hadden een prijs uitgeloofd die door Boudewijn Borluut was gewonnen. Deze spelen hadden plaats: " 'tSondaeghs ... ende tsachtemoens was up de Vrydachmaert eenen tomoey beroepen, XX Duutsche jeghens XX Vlaminghen, dat zeer lustichom zien was, daer Bauwen Borluut, een van de Vlaminghen, groote eere behaelde". 25 februari 1578: De Gentse kapitein Rokelfing maakt zich te Oudenaarde meester van het Groot Kanon, alias de "Dulle Griet". (Men weet eigenlijk niets over de origine van het Groot Kanon. Men veronderstelt dat de vuurmond zou gediend hebben bij de belegering van Oudenaarde in 1452 en dat de Gentenaars het tuig zouden hebben achtergelaten toen Filips de Goede Oudenaarde te hulp snelde.) 25 februari 1815: OfficiĂŤle afkondiging van de grondwet der verenigde Nederlanden die Noord en Zuid onder de kroon van koning Willem I brengt. Te Gent neemt de erfprins van Oranje zijn troepen in ogenschouw en woont's avonds een voorstelling bij in de Schouwburg. Hij wordt geestdriftig toegejuicht door de schouwburgbezoekers en daarna door de op de Kouter samengestroomde massa. 25 februari 1859: Geboorte te Gent van de kunstschilder Jozef Vindevogel, een voortreffelijk artiest, die vooral zal uitmunten in het bloemengenre en Gentse stadsgezichten. Hij zal te Gent overlijden in 1941. 26 februari 1788: Geboorte te Gent van Pierre Jacques Goetghebuer, architect en graveerder. Veertigjaar lang verzamelde hij manuscripten, dokumenten, tekeningen, enz ... over zijn geboortestad. De meeste zijn nu nog te raadplegen in het Gentse Stadsarchief. 275
26 februari 1790: Triomfantelijke intrede in Gent van Jan André van der Mersch, opperbevelhebber van het patriottenleger (tijdens de Brabantse Omwenteling) dat de Oostenrijkers bij Turnhout versloeg in oktober 1789. Dezelfde dag vernam men dat keizer Jozef 11 overleden was. 26 februari 1810: Bij de overbrenging van het Departementaal Museum van de Sint-Pieterskerk naar de Tekenacademie, bleven, bij gebrek aan plaats in de nieuwe lokalen, heel wat "tweede keus-werken" in de kerk achter. Zij werden openbaar verkocht. 27 februari 1479: De graanschaarste en de invoering van nieuwe belastingen verwekken een volksopstand te Gent, die door de baljuw, Jan van Dadizele, wordt onderdrukt: negen opstandelingen worden onthoofd. 27 februari 1540: Rooms keizer Karel (reg. 1519-1556), in het Prinsenhofaanwezig tijdens zijn strafexpeditie tegen de Gentenaars, reist eventjes naar Brussel en brengt vandaag zijn broer Ferdinand mee, de latere Roomse keizer (reg. 1556-1564). 27 februari 1696: Koning Karel 11 aanvaardt peter te zijn van de zevende zoon van jonker Albert van Pottelsberghe van Overdam, schepen van Gent. De doopplechtigheid gaat gepaard met veel luister, vuurwerk en verlichting. 's Avonds wordt in het hotel van de gelukkige vader, in de Biezekapelstraat, een feestmaal voor 120 genodigden opgediend waarna bal en concert volgen. 27 februari 1837: Overlijden op 83-jarige leeftijd van de Gentse artiste Françoise Jeanne Ridderbosch. Men zag haar werk op alle Driejaarlijkse Salons te Gent, vanaf hun stichting in 1792. De kunstenares mocht zich lange jaren verheugen in de sympathie en steun van koningen en prinsen: Karel van Lorreioen moedigde haar aan, de echtgenote van Bonaparte kocht een werk van haar en koningin Louise Marie van België betaalde haar 250 goudfrank voor een Madonna. Helaas, roem en glorie vergaan: Ridderbosch eindigde haar leven in een liefdadigheidsinstelling. 27 februari 1916: Overlijden de Gent van kunstschilder Georges Buysse. Hij was aan de Gentse Academie leerling geweest van Lorlewijk Tijtgadt en was bevriend geweest met de prins van het luminisme, Emile Claus. Ronald DE BUCK
276
BIBLIOGRAFIE In april jl. verscheen het boek "Gentse Wijken van vroeger - De Muide". Het bevat niet minder dan 230 foto's uit de rijke collectie van Jacques Lagrou, u weet wel, die populaire coiffeur van de Muide die nog altijd het herensalon exploiteert dat meer dan 100 jaar geleden gesticht werd door zijn overgrootvader. De noodzakelijke begeleidende tekst werd geschreven door Luc Lekens, ook al geen onbekende voor onze lezers, de man die o.m. "De Gids voor Gent" schreef. Het boek beantwoordt volledig aan de verwachtingen die men er mocht in stellen en men kan er veel aangename uren in doorbrengen. Het is ondenkbaar dat een echte Muidenaar het zich niet zou aanschaffen. Formaat: 21 x 30 cm. (29, 7 cm. juist te zijn). Ingebonden met gouddruk op de kaft, plus geïllustreerde stofwikkeL Prijs: 1.300 fr. Uitgave van "De Klaroen" in Nazareth. Alhoewel de uitgeverij inmiddels in faling is gegaan, is het boek nog verkrijgbaar in de boekhandel. Maar opgepast, het is een oplage van slechts 1.000 exemplaren. Wie niet achter het net wil vissen, doet er goed aan niet te lang te wachten.
H.C.
BERICHT AAN ONZE LEDEN
Om onze leden een ontgoocheling te besparen willen wij hen er nogmaals op wijzen dat zij zich de oude jaargangen van "Ghendtsche Tydinghen" (vanaf 1981 tot en met 1995) kunnen aanschaffen aan de verminderde prijs van 250 fr. per jaargang en dit gedurende ons jubileumjaar 1996 tot zolang de voorraad strekt. Voor meer en nauwkeuriger inlichtingen verwijzen wij onze leden naar het maartnummer van dit jaar op blz. 73. En voor dezen die het zich nog niet aangeschaft zouden hebben, maak van de gelegenheid gebruik om ook het prachtig stadsplan van B.J. Saurel- 1841- te kopen aan 120 fr. 't stuk. Hebt u er al eens aan gedacht dit plan te schenken aan vrienden of kennissen? Zéér waardevol en spotgoedkoop! Er bestaat een enorme belangstelling voor onze oudste jaargangen. Wij hebben een lange wachtlijst van geïnteresseerden in de Jaargangen 1972-1973-19741975-1976. Leden die voor de een of andere reden geen gebruik meer zouden hebben voor deze jaargangen, mogen altijd contact opnemen met onze Bibliothecaresse Mevrouw Angèle Eggermont. (Tel.: 226.23.28) 277
VRAAG EN ANTWOORD Naar aanleiding van de vraag van Mevrouw Beatrix Baillieul (Gh. T. 1996N° 3 - p. 163) bezorgde Mevrouw Roza De Vriendt-Mores inlichtingen over Siegfried Van Gheluwe, Voorzitter van Willem Teil. Ze heeft aan Mevrouw Baillieul het adres medegedeeld van een achterkleinzoon en een ander ver familielid van Siegfried Van Gheluwe. Ze schrijft verder: "Zelfbeschik ik over het doodsprentje met foto van Siegfried. De in het Frans opgestelde tekst is zeer conventioneel voor die periode en verstrekt geen enkele inlichting over zijn persoon. Ik bezit eveneens een overlijdensbericht van Leo Van Gheluwe, familielid en componist. Tevens was hij oud-bestuurder der Muziekschool van Brugge. In de Dubbele Wegwijzer der Stad Gent 1914 vinden wij op blz. 1210 tussen de "Aiphabetische lijst der inwooners der stad Gent" twee in het oogspringende annonces: "Firma S. Van Gheluwe, Groote Magazijnen Het Belfort, Korte Ridderstraat 6-8: Zijden, Wollen Damenstoffen, Kanten, Velours, MercerieÍn, Benoodigheden voor kleermakers en kleermaaksters." In dezelfde Wegwijzer staat op blz. 121 0 op naam van de dochter en schoonzoon: "0. Gevaert-Van Gheluwe, Lijnwaad, Witgoed, Katoenen, Geweefsels. Hoogpoort 37-39, opvolger der Firma S. Van Gheluwe, Groote Magazijnen Het Belfort. In 1905 reeds hadden de 2 zonen van Siegfried Van Gheluwe, Jules en Georges, een belangrijke weverij te Gent, langs de Nieuwe Vaart. Siegfried Van Gheluwe was ongetwijfeld een sterk bemiddelde man en het is mogelijks hierdoor dat hij voorzitter werd van Willem TeiL Voorzitters van verenigingen werden immers geacht prestige te verlenen en voornamelijk financieel bij te springen, waardoor het prestige van hun vereniging op hun eigen persoon weerkaatste! De zoon van Georges Van Gheluwe kende ik persoonlijk ( 0 23-3-1878 - t6-51972). Hij huwde op 2-12-1905 met Marguerite De Vriendt, tante van wij Jen mijn echtgenoot Jacques De Vriendt. Het is mij niet bekend dat Georges zelf ooit lid is geweest van de Maatschappij Willem TeiL Na Wereldoorlog I kende de textielindustrie een sterke economische boom. Reeds in 1922 kon Georges Van Gheluwe zich een kasteel met uitgebreide landerijen aankopen te Heusden, in de wijk" 't Klaverken". Het gezin beschikte aldaar over een staf dienstpersoneel, zoals momenteel wordt aangetoond in de tentoonstelling "UpstairsDownstairs" in de St-Pietersabdij. Georges Van Gheluwe zag alles in het "groot". Bij het tragisch overlijden van zijn echtgenote in 1929 kreeg al het personeel (arbeiders en bedienden) een dag verlof. Met een speciaal ervoor gehuurde tram werden zij vanaf de Dampoort naar de kerk van Heusden vervoerd, om aldaar de plechtige lijkdienst bij te wonen. Enkele jaren later moest 278
hij zijn kasteel en kostbare inboedel, waaronder veel schilderijen, openbaar verkopen om zijn financiële problemen het hoofd te bieden. Daarna hertrouwde hij met een dactylo van de Firma Van Gheluwe Frères, Martha Voisin. Hij trok zich uit de firma terug en ging naar Brussel wonen. Later kwam hij terug naar Gent en sleet zijn laatste levensjaren op een bescheiden appartement langs de Watersportbaan. Hij had niet één dochter Georgette, zoals Mevr. Baillieul schrijft, doch drie kinderen: I) Willy: week uit naar Brussel waar hij brigadier werd bij de gendarmen. 2) Georgette, gehuwd met Michel Vanderdonckt, zoon van een zeer rijke notaris. 3) Cécile (Tillo), gehuwd met de chirurg Harold Van der Linden uit Gentbrugge. Over Georges Van Gheluwe die een zekere bekendheid genoot in Gent, inzonderheid in de G.B. in de Veldstraat waar hij elke dag besprekingen hield en raadplegingen gaf in verband met beurstransacties, zou nog veel kunnen uitgeweid worden. Spijts zijn financiële tegenslagen beschouwde hij zich als een gelukkig geslaagd man. Hij was liberaal en katholiek, kon perfect Nederlands, doch sprak altijd Frans. Het was dan ook in de laatste taal dat hij met vuur en vlam de vernederlandsing van de Gentse Universiteit en de andere Vlaamse problemen verdedigde. Hij riep zichzelf uit tot "Un flamingant d'expression française"!..."
LEZERS SCHRIJVEN ONS Van de heerMarcelDeBleeckere28-12-32), KulderNr. 37 in hetWeeshuis aan de Martelaarslaan van 1937 tot 1951, ontvingen wij de volgende aanvulling en correctie aan "Gentsche Kulderkespraot" verschenen in Gh. T. 1996 Nr. 3- p. 165. * Het eigen uitgedacht balspel werd gespeeld met een zelf gemaakte bal: een goed samengeperst deel papier met errond een vod en samengehouden met een koord. Het "pirren" (er een "peer" op geven) gebeurde (aangezien het een kleine bal was) met de vlakke hand, van de ene naar de andere "goal" die was afgebakend met een grote steen of een kledingstuk. Het "pirren" met de vuist geschiedde op een echte, grotere bal, soms zelfs een voetbal, die men slechts nu en dan kon bemachtigen via het zondagse bezoek aan de familie. Dit spel duurde nooit lang: de bal werd in beslag genomen door de toezieners van zodra er één of meer ruiten sneuvelden. De kosten werden betaald door aftrok op het spaarboekje van de schuldige. * De "knurre" (vóór W.O. 11 "mueke") werd gebruikt om een zwakkere te be279
straffen (?) en werd uitgevoerd met de kneukel van de middenvinger (gebalde vuist) op het midden van de bovenzijde van het hoofd, soms met een buil als gevolg. Ook de "surveillanten" maakten ervan gebruik bij ordeverstoring. * "Snirre" was gemalen, reeds voordien gebruikt en uitgekookt soepvlees en veel dunne saus, meestal smakeloos of minstens toch slecht gekruid. Jéröme Storme ( 0 1925 - t 1996) heeft die zeker nog gegeten van 1939 tot hij het weeshuis verliet in 1945. Dit minderwaardig voedsel verdween in de jaren '50. * Wanneer men het weeshuis op zondag of feestdag verliet voor bezoek aan de familie, droeg men wel een uitgangskostuum dat voor iedereen gelijk was- dus uniform -maar geen rechtopstaande militaire kraag. De militaire uniformen verdwenen trouwens in 1923. Met de rechtopstaande kraag bedoelde Jéröme de stijve kraag van de "capuchon", enkel voor de kleintjes met kap. De "raopeschelle" heeft daar niets mee te zien: daarmee bedoelde men de witte boord ("stijve col") met aanvankelijk vooraan omgeplooide hoekjes en later dubbele boorden, zoals bij een normaal hemd.
AANVULLENDE LEDENLIJST 2947. 2948. 2949. 2950. 2951. 2952. 2953. 2954. 2955. 2956. 2957. 2958. 2959. 2960. 2961. 2962. 2963. 2964. 2965. 2966.
Vandevelde J., Tijl Uilenspiegelstraat 11, 9050 Gentbrugge De Bruyne E., Kikvorsstraat 1549, 9000 Gent Maselyne F., Hoevepoort 16, 9030 Mariakerke Mw. Perriens B., Breendonkstraat 24, 9000 Gent D'Hondt J .-M., Emiel Moysonlaan 84, 9000 Gent Trachet R., AdolfSamuëlstraat 14, 9050 Gentbrugge Delaporte J.P., Jutestraat 27, 9030 Mariakerke Mw. Dezutter J., Sint-Amelbergastraat 28, 9700 Oudenaarde Mw. Van Der Linden V., Hubert Frère-Orbanlaan 87,9000 Gent Brusselmans K., Sint-Lievenspoortstraat 208, 9000 Gent Baele A., Beukenstraat 32, 9940 Evergem Plum P., Oude Houtlei 90, 9000 Gent Verhoeven K., Vennenstraat 29,9820 Bottelare Mw. Cornelis J., Heidestraat 6, 9230 Massemen Van Herwegen R., Sint-Michielsplein I, 8500 Kortrijk Loockx M., Vuurkruisersstraat 4, 9050 Ledeberg De Moor E., Salamanderstraat 13,9000 Gent De Vreese C., Oude Gentweg 21, 9840 De Pinte Dobbelaere R., Langendamdreef 52, 9880 Aalter Claeys E., Zandeken sstraat I 0, 9030 Mariakerke 280
2967. 2968. 2969. 2970. 2971. 2972. 2973. 2974. 2975. 2976. 2977. 2978. 2979. 2980. 2981. 2982. 2983. 2984.
Mw. Philips Y., Groot-Brittaniëlaan 94, 9000 Gent Peckstadt 1., Tieltsesteenweg 69,9900 Eeklo Van Schil J., Val des Bons Malades 220 L, 2121 Luxembourg Verbruggen G., Ferdinand Louisbergskaai 74, 9000 Gent Vlieghe F., Meesjesstraat 11, 9032 Wondelgem De Paepe L., Nekkersputstraat 128,9000 Gent Rombaut E., Sportstraat 40, 9000 Gent De Vuyst W., Wuiverdam 40, 9041 Oostakker Maresceau M., Visserij 61,9000 Gent PutteviJs C., Willem Wenemaerstraat 7, 9000 Gent Goossens N., Daknammolenstraat 66,9160 Daknam Mw. Sarteel L., Beschavingstraat 30 bus 1, 2020 Antwerpen Martiny J.-Cl., Spinmolenplein 186, 9000 Gent Boone J.P., Oude Brusselseweg 10,9090 Melle Mw.DeSaedeleer C., Gelukstraat 39, 9000 Gent Taelman A., Kortrijksesteenweg 762, 9000 Gent Delefortrie F., Kerkstraat 176, 9050 Gentbrugge DewitteA., Kleine Stadenstraat 71, 8830 Hooglede
GÊNSCHE PRÁOT De professer Lochtenburg gaf en conference over "Atavisme". Lanst achter in de zoale zaoten der twie wirkelûuze, die oe kîer kwaome luistere om een beetse te schuile veur de regene. De meinsche, zei de professer, irven alles van hulder êwers, gaoven in gebreke; dat es e gevolg van 't vaoderschap, de meinsche die gîe Vlaomsch en keune, hîete dat "Atavisme". - Kom, zei Bert al mee oe kîer tege zijne kameräod, 't hêwd op van regene, 'k en verstaader toch niets van, làot ons màor vûurtgàon ... Op sträot zei den andere: verstàode gij da nie? - Bij nîen ek, zei Bert, verstàode 't gij? - Bij jao ek, zei den andere: Hij wil zegge, aos u vaoder bij veurbeeld gîen jonges g'had en hee, da g'er ûuk gîenen en zul krijge ...
281
DIT BESTAAT NIET MEER
Een stukje van het EngelandgaL Vooraan rechts: "Yrouwmattensstraetje - Ruelle des Gardes Couches". Copyright A.C.L. Foto Nr. 35305.
282
GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring GentV.Z.W. 25e jaargang nr. 6 15 november 1996 Stichter: Gaston Hebbelynck t Voorzitter: Hugo Collumbien Onder-Voorzitter en Penningmeester: André Verbeke Secretaris: Mevr. Angèle Eggermont, Maïsstraat 235 , 9000 Gent Archief en ruildienst Idem. Redactie-Adres: Lijnmolenstraat 149, 9040 Sint-Amandsberg- Gent Administratie: Koggestraat 14 - 9000 Gent Postrekening: 000- 105.04.73-60, Heemkundige en Historische Kring Gent, 9000 Gent Lidgeld: 400 fr. per jaar. Steunende leden: 600 fr. per jaar. Beschermleden : I 000 fr. per jaar. Buitenland : 200 fr. extra voor portkosten
INHOUD - Huisnamen in de Waterwijk. - Inventaire Archéologique: Verzameling Huizenplans. - Het Gents Kerkepad. (Vervolg). Sint-Jacobskerk. - Duitse Pantsertrein te Gent in 1946. - Gensche Woorde en Uitdrukkijnge. Deel XXXII. - De Stam Audenaerde. (Vervolg). Franciscus Joannes van Audenaerde. - Gentse Memoriedagen: 28 februari - 1-2-3 maart. - Gent elders ontmoet. - Beschermleden - Steunende leden - Steunfonds. - Puzzel 1996. - Bibliografie. - Vraag en Antwoord. - Lezers schrijven ons. - Gênsche Präot. - Inhoud 1996.
285 307 309 329 335 339 341 344 346 351 355 359 361 362 363
Bibliotheek en wekelijkse bijeenkomsten: in het Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis, Convent Engelbertus, Groot Begijnhof, huis nr. 46, SintAmandsberg: elke zondag van 10 tot 12 uur (uitgenomen op feestdagen) ; Gesloten in juli en augustus. Bibl iothecaresse: Mevr. A. Eggermont. Verantwoordelijke uitgever: Hugo Coll umbien, Lijnmolenstraat 149, 9040 Sint-Amandsberg - Gent.
AAN ONZE LEDEN
Met dit nummer eindigt ook al weer onze 25e jaargang. Wij denken dat wij met voldoening mogen terugblikken op deze jaargang, 364 bladzijden, dat is niet mis, al zeggen wij het zelf Dat hebben wij te danken aan een schare enthousiaste en belangloze medewerkers. Dat wij u dit alles konden geven voor 400fr. grenst aan het ongelooflijke, maar de meesten onder u zullen inmiddels dit geheim kennen. Wij hebben een sterk vermoeden dat onze vereniging een record slaat op het gebied van het aantal mecenassen onder haar leden. Dachten wij in 1994 een hoogtepunt bereikt te hebben met 354/eden die spontaan meer betaalden dan ze moesten, dan was dit getal in 1995 opgelopen tot 361. Een niet te kloppen record, dachten wij. Maar wij hadden onze leden onderschat: in 1996 heeft dit getal een piek bereikt van 370! Ongelooflijk! 370 mensen die er voor zorgen dat wij u 6 nummers kunnen leveren aan een prijs die aanzienlijk beneden de kostprijs ligt. Het is, zoals steeds, met een groot gevoel van dankbaarheid dat wij deze erelijst publiceren op pp. 346-350. Een gedroomde beloning voor al onze medewerkers. Lidgeld voor 1997? Vanzelfsprekend ongewijzigd 400 fr. Steun/eden: 600 Jr. Bescherm/eden: 1.000Jr. Voor onze buitenlandse leden rekenen wij enkel een supplement van 200fr. als tussenkomst in de extra hoge portkosten, zij betalen dus600Jr. Wij vragen u slechts ĂŠĂŠn tegenprestatie: u vindt in dit nummer een betaalformulier. Compris? Driekwart van onze leden maken het ons gemakkelijk, zij betalen onmiddellijk met vermelding van hun lidnummer. Zo hoort dat. Aan het resterende kwart zouden wij de vraag willen stellen: waarom wacht gij? Als ge dan toch van plan zijt te betalen, waarom dan niet onmiddellijk? Wachten brengt bijkomende kosten mee en bijkomend werk voor onze ledenadministratie. Denk ook eens aan het enorm werk dat belangloos uitgevoerd wordt door mensen in hun vrije tijd. Probeer hen eens te helpen. Dames, u weet wat wij u gaan vragen: wijzig niets aan het systeem dat u tot hiertoe gebruikte.
284
HUISNAMEN IN DE WATERWIJK Inleiding In de voornaamste straten van het Gentse stadscentrum werden vroeger de meeste huizen met namen aangeduid. Sommige namen van monumentale huizen en degene men uitgebeeld ziet op uithangborden en gevelstenen of aangeduid met opschriften, zijn ook nu nog algemeen bekend. De meeste geraakten in de vergetelheid. Zelfs het geïnteresseerde publiek of de bewoners van de huizen zelf kennen ze niet meer. Dat is wel jammer want huisnamen vormen tot de verbeelding sprekende getuigenissen van het verleden. Die getuigenissen kunnen echer voor problemen zorgen. Het is immers in de meeste gevallen niet zo eenvoudig deze meestal sinds lang in onbruik geraakte namen op te sporen en precies te lokaliseren. Bovendien veranderden sommige huizen in de loop van de eeuwen verschillende keren van naam en kwamen dezelfde namen meerdere malen voor in verschillende straten. Men kan zich een idee vormen van de vroegere situatie op dit gebied in het Gentse stadscentrum aan de hand van de schematische kaartjes met huizen en huusnamen die Frans De Potter publiceerde in zijn grote werk ( 1). Hierin merk je er hoe in sommige huizenblokken letterlijk het ene huis naast het andere met een beeldrijke naam aangeduid werd. De Potter was niet de enige die. een speciale belangstelling koesterde voor dit onderwerp: archiefreferenties voor nog veel meer Gentse en Oost-Vlaamse huisnamen vindt men gerangschikt per naam in "Oude Oost-Vlaamse huisnamen", het levenswerk van Noël Kerckhaert (2). Betrouwbare gegevens en corrigerende aanwijzingen zijn ook te vinden in vele artikels in het tijdschrift "Stadsarcheologie. Bodem en monument te Gent". Maar ook dit eigenste "Ghendtsche Tydinghen" moet hierin zeker niet onderdoen: tussen november 1986 en november 1989 verschenen van de hand van Lode Hoste, niet minder dan 18 uitstekend gedocumenteerde en geïllustreerde bijdragen omtrent Gentse huisnamen, meer bepaald deze herkenbaar op uithangborden. Verreweg de meeste gegevens die in deze bronnen vermeld worden betreffen huizen gelegen in belangrijke centrumstraten waarin een drukke handelsactiviteit uitgeoefend werd. De veel talrijker huizen en huisjes in minder belangrijke straten en wijken hadden meestal geen naam. De mensen die er woonden en werkten, waren alleen in hun eigen buurt bekend en ze voelden ook geen behoefte hun adres kenbaar te maken aan de "vreemden" van enkele straatjes verder. Alleen degenen onder hen die niet zozeer leefden van eigen nering maar rechtstreeks van andermans tering, vormden hierop een. uitzondering. Ook al was hun clientèle grotendeels lokaal, ze vonden toch dat hun huis goed herkenbaar moest zijn. De huisnummering die aan het eind van de Oostenrijkse periode ingevoerd werd, veranderde daar toen niet zo veel aan. Ook nu nog 285
willen horecazaken, winkels en handelshuizen graag met naam bekend zijn. In de bijdrage die hierna volgt, wordt aandacht geschonken aan enkele huizennamen in zo'n meer perifeer gelegen gebied, de Waterwijk. Hoewel de wijk al sinds de 13de eeuw deel uitmaakt van het Gentse grondgebied en met zekerheid in de 14de eeuw reeds een belangrijk aantal huizen telde, behoort hij niet tot het veel meer bestudeerde stadscentrum. Slechts twee huisnamen, "de oranjeboom" in de Gelukstraat en "de pelikaan" in de Sint-Katelijnestraat, zijn hier algemeen bekend.
De Waterwijk Eerst een kort woordje over die wijknaam die heden relatiefweinig gekend is. Met de naam Waterwijk duidde men vermoedelijk vanaf de 16de en tot in de 20ste eeuw (3), het gebied aan gelegen tussen Ottogracht en Minnemeers. In de oudste bronnen (13de en 14de eeuw) werd deze zone aangeduid als "in vico
~
~
I. Fragment uit het panoramisch zicht van Horenbault uit 1619 (litho A. Heins). Ter oriĂŤntatie: de Vrijdagmarkt (nr. 68), de Leiebocht, het Arme-klaren klooster (ac) aan de Goudstraat en de Baudelo-abdij (ba) aan de Ottogracht met de abdijhof (ah) tussen de waterloopjes naar de Leie toe. Men herkent de "venus loovie" (v) achter de hofvan Baudelo, "de naelde" (na) en "de noble" (no) aan de Ottogracht, "sinte kahterine" (c), "schip st. hemuyt" en "de oranjeboom" (o) in de Gelukstraat en "den rattennest" (r) tussen de Minnemeersgracht en de Leie.
286
dicitur qui Hoec" of"inden Ouc over de Marct", "inden Ouc over de Gracht" en "upte Gracht". Met de Gracht was de Ottogracht bedoeld en met de Hoec werd het gebied (Fig. 1) over de Ottogracht binnen de Leiebocht aangeduid (4}.
Archivalische bronnen Dit artikel is hoofdzakelijk op een drietal bronnen gebaseerd: bouwaanvragen, fiscale registers betreffende huizen en gronden, en een lijst van herbergnamen uit de Franse tijd. De originele archivalia aanwezig in het Gentse stadsarchief werden hiervoor geraadpleegd (5). De resultaten van dit onderzoek werden hier en daar aangevuld met gegevens afkomstig uit de werken van de in de inleiding vermelde auteurs. In de wijk zelf werden alle hier besproken huizen precies gelokaliseerd op het moderne kadaster volgens de methode van het Gentse huizenonderzoek ( 6). Op een enkele uitzondering na, vangt onze beschrijving aan met gegevens uit 1495. Van datjaar zijn er twee stadscijnsboeken bewaard (7). Het ene boekdeel bevat een momentopname van dat jaar, terwijl aan het andere veranderingen van eigenaars en rentelasten genoteerd werden tot 1563. Daarop aansluitend volgen dan verdere delen met gegevens tot aan het einde van het ancien régime. Alle huizen van de Waterwijk die in 1495 bestonden, kunnen gelokaliseerd worden op onze moderne kadasterplannen. Verder onderzoek moet nog uitwijzen of dat ook voor nog vroegere tijden mogelijk zal blijken. Het onderzoek werd afgesloten met de "lijsten van bestaande herbergen, hotels en bordelen uit de periode 1807-1812" (8). We maakten hier gebruik van de lijst uit 1809 die in de Waterwijk zeven dergelijke instellingen vermeldt, hetzij niet eens één percent van het Gentse totaal in die tijd. Brouwerijtjes "met eenen puttync" aan de Ottogracht We vangen onze huisnamentocht doorheen de Waterwijk aan daar waar je vanuit het stadscentrum onvermijdelijk eerst terecht komt: aan de Ottogracht. Deze gracht met de straat aan de noordzijde er van werd in de stedecijnsboeken in de 15de eeuw Sint-Jacobsgracht genoemd. In de 18de eeuwse boeken van het huisgeld vinden we de naam Ottogracht, maar in de bouwaanvragen uit dezelfde tijd (9) werd meestal "Baudelooleye" of"Baudelooleyken" gebruikt. We vermoeden dat deze laatste naam buiten de officiële papieren de meest gebruiktelijke was. In de 16de eeuwse penningcohieren van het huisgeld begint de opsomming van de toenmalige huizen van de Waterwijk meteen al met een huisnaam "Inden waterwyc beghinnende an de naelge ... " ( 10). Deze "naelge" (ook wel de nailde of de naillie) was een brouwerij die zich bevond op de huidige kadasternrs. B238f, B232g, B232h en 8239 (huisnrs 1970-: 2, 4, 6, 8). Dit is op de hoek met het noordelijke "oude" gedeelte van de Baudelo-straat rechtover de voortuin van de vroegere abdij, het huidige atheneum. 287
Deze brouwerij was gemeten naar de huisbelastingsbedragen, het belangrijkste gebouw of gebouwencomplex uit de wijk. Lieven vanden Huulse was er eigenaar in 1495 van de brouwerij, van een "plaetsen" en een "puttinc". Bijna driekwart eeuw later, in 1563 ( 11 ), vinden we nog steeds verwanten van onze Lieven als eigenaars van dezelfde brouwerij en "plaetse", maar de zaak was gemoderniseerd: er was "een pompe waer de puttinc placht te staene". Zo'n "puttinc" hoorde bij een brouwerij, zoals we verder zullen zien. Nog later, in een tekst uit 1605, is er sprake van een "pomphuuse upt watere" (12). Dat lijkt wel banaal, maar toch ... De uitvinders van de stoommachine en de ontploffingsmotor zijn schatplichtig aan de schijnbaar eenvoudige zuigpomp, en nog geen klein beetje ook. De brouwerij verdween als dusdanig in 路1703 of enkele jaren voordien. Een aanzienlijke vermindering van de huisbelasting (huisgeld) werd toen toegestaan "en dit voor soo langen tyt als het niet en sal dienen gebruykt te worden voor gebrau" (13). Het bier- en wijnverbruik was niet alleen het voorwerp van de relatief allerbelangrijkste taks geheven door de stad, ook onrechtstreeks moesten de brouwerijen bijdragen tot de stadsfinanci毛n. De huisgeldvermindering van de voormalige "naelde" illustreert dit. Verder van de Ottogracht verwijderd, maar er toch duidelijk van afhankelijk, vinden we een tweede brouwerijtje. In de Gelukstraat op het kadasternr. B251 rechtover de Sint-Katelijnestraat (huidig huisnr. 20) werd Jan Bate aan het eind van de 15de eeuw vermeld als eigenaar van een "braueryen ghenaemt d(-) wiel/kin ( ... )nu een backerije" (14). In de hoger vermelde lijst van brouwerijen uit 1494 wordt inderdaad "int wielkin over de vrindachmaerct" vermeld bij een tekeningetje van een wiel. Jan Bate, of zijn voorganger, die zijn brouwersactiviteiten uitoefende een heel eind van het open water, was ook eigenaar van "eenen puttync stae(n)de up de gracht dien(en)de ter braueryen inde geluckstraete genaemd d(-)wielkin". Zo ziet men dat die oude brouwerijtjes blijkbaar niet zonder zo'n voorziening aan open water konden bestaan. Ze zijn mede daardoor ook als brouwerij herkenbaar en differentieerbaar in de oude huis- en gronddocumenten.
"De noble": ... "eenen groten steen" aan de Ottogracht? Onder deze titel blijven we aan de Ottogracht, maar zitten we in heel andere sferen. Even voorbij de Gelukstraat op Kad. nr. 104b (huidig huisnr. 20), heden een auto-audio winkel, bevond zich het enige huis uit de wijk dat in 1495 in het stedecijnsboek aangeduid werd als "eenen groten steen" (15). Wat hiermee bedoeld werd is niet direct duidelijk. De benaming "steen" werd (vooral of uitsluitend?) gebruikt voor huizen overwegend in Doornikse kalksteen gebouwd, maar de ligging van zo'n huis, buiten de 12de eeuwse stad, zou wel ongewoon zijn (16). Dit vermoedelijk belangrijke huis was aan het einde van de 15de eeuw in han-
288
I _l_j ·• I
!m I
I
·
il
ft -
I
·- __:::=J
l
·I I
...J.,
IJ-l
- - :~ "l
_L__j~
1
i
2. Gevelplan bij de aanvraag uit 1843 voor een verbouwing van "de noble" aan de Ottogracht (SAG, Reeks G 12, nr. 4627).
289
den van de familie Van den (H)Ackere. Deze lieden bezaten gedurende de hele daarop volgende eeuw, naast een variĂŤrend aantal andere huizen in de wijk, de bijna volledige reeks (naast en achtergelegen) huizen in de Gelukstraat tot en met de hoek van de Sint-Katelijnestraat. Ze bleven heellang eigenaar van het huis aan de Ottogracht (tot in 1645). Toen ging het over naar de familie De Vleesebauwer en daarna naar de Vander Haegen's. Pas in 1692 (17) vernemen we uit een tekst in het stadscijnsboek dat juist dit, huis, dat toen in het bezit kwam van Nicolays van (der) Gaeghen, "van audts genaemt (werd) de noble" (18). In 1624 was er ook al sprake geweest van "zeker zijn huus ghestaen op Ste Jacopsgracht, ghenaempt den Roosennobel" (19). Er kan nauwelijks aan getwijfeld worden dat het hier hetzelfde huis betreft. Over het einde van "de noble" weten we meer dan over zijn ontstaan. Het was (hoe kan het anders?) niet erg nobel. In 1776, na Isabelle Vander Haegen en "haere generale hoirs" (een hele collectie adellijke erfgenamen de Lichtervelde en Van der Meersch), verwierfPieter Vercauteren, ouderling van de "Neeringe der swarte leertauwers" (20), het huis "de noble". Na zijn dood in 1795 werd het eigendom van Anthone Vermeiren, een bakker uit de Goudstraat. Daarmee was het huis (teken des tijds?) definitief in handen van de lokale middenstand gekomen. Het huis verkreeg zijn huidige gevelvorm in empirestijl (Fig. 2) in 1830-1843 (21 ). Nu dient de gevel voornamelijk als aanhechtingspunt van een indrukwekkend aantal reklamepanelen. Hoe het er vroeger uitzag, kunnen we min of meer afleiden uit een negentiende eeuwse bouwaanvraag voor het linker buurhuis (22) uit 1826. Zoals toen veel gebeurde, werden de aanpalende huizen gedeeltelijk meegetekend. En inderdaad, we zien er de aanzet van een vermoedelijk brede trapgevel. We mogen gerust aannemen dat het huidige grote huis nog veel oude elementen bevat.
Een "Maagd van Gent" verdwaald in de Goudstraat Toen in de 18de eeuw alsmaar meer gegevens dienden opgenomen te worden in de stadscijnsboeken, werden er "ingesteecken" bladen aan toe gevoegd. Deze werden aangeduid met tekens die soms te maken hebben met de huizen zelf. Zo vinden we dan bv. "de dry ruymerkens" (roemerkens) met een afbeelding van drie wijnglazen bij een blad met gegevens omtrent een huis aan het begin van de Goudstraat op Kad. nr. B72, huidig huisnr. 4. Of dit toen ook werkelijk de naam was van dit huis, weten we echter niet. Meer expliciet is het ingestoken blad bij het nr. 16 van de 152 in het stadsarchief dat de vermelding draagt: "svolge van folio 28 verso en folio 29 recto van twee huysen aende aerme ciaeren t(-)eene genaemt de maeght van gendt alsnu competerende jw. florentia theresa maes wed. van laur(en)s luyttens". De twee huisjes op Kad. nr. B 185-187 hebben zeer waarschijnlijk het uitzicht van toen 290
3. EĂŠn van deze twee huisjes in de Goudstraat was "de maagd van Gendt".
nog goed bewaard (Fig. 3). EĂŠn ervan heeft nu een gevelsteen met de vermelding "Carpe diem". Of dit, dan wel het andere huisje met de Maagd van Gent was getooid, is ons niet bekend. Evenmin weten we wat die fiere maagd in de nederige Waterwijk kwam uitspoken en waarom ze haar naam leende aan een van die huisjes in de Goudstraat Overigens werd de maagd ook nog op andere plaatsen in de stad gesignaleerd: de onvermoeibare De Potter en Kerckhaert konden er meerdere op het spoor komen, o.a. de welbekende Maagd van Gent op de Korenmarkt naast het Borluutsteen (23). Die huizen droegen wel niet allemaal terzelvertijd dezelfde naam, zodat de 18de-eeuwers de Goudstraatmaagd niet konden verwarren met bv. die van de Korenmarkt.
"De gaublomme": van fatsoenlijke herberg tot "maison suspect" Iets verder aan de overzijde van de Goudstraat, waar nu een bakkerijtje gevestigd is op Kad. nr. B 13c, bevond zich de herberg "de gaublomme". De naam (24) ligt hier in de Goudstraat voor de hand, maar was allesbehalve uniek. We troffen hem aan in de bouwaanvraag (25) ingediend in 1779 door meestermetser Paulus De Schoenmaker voor de verbouwing als dubbelhuis (Fig. 4). Het huis heeft nu een sterk aangepaste voorgevel, maar is verder nog vrij intact behouden gebleven. Aan het einde van de zeventiende eeuw hielden de leden van de nering van de "blauw ende rootververs", die een belangrijke activiteit uitoefenden aan de 291
Ir~-
---.
i.. __,_,
-
I .
l
~J r
E
]
â&#x20AC;˘.
F
l;
I
'I
. -
,
r
4. "Modelle" van de gevel van "de gaublomme" in de Goudstraat (SAG, Reeks 535, bundel 197-7).
Minnemeersgracht (26) hun bijeenkomsten bij de tavemier Joos Martens in deze herberg (27). Ten tijde van Napoleon echter was "la fleur d'or" een "maison suspect" ( cfr. inleiding) geworden. Hoe dat zo gewerd is ons niet duidelijk. Een waarachtig "land van belofte" met een "rollebaane int drooge" op de Braecke Net over de Minnemeersgracht, die toen gelegen was waar zich nu een schoolpoort bevindt, was er in de I 8de eeuw een herberg met de prachtige naam "het land van belofte" op het oude Kad. nr. B9 of B8. De naam van dit "cabaret" vernemen we eveneens uit de napoleontische herbergenlijst In 1773 werd de weduwe David t'Kindt hier o.a. eigenares van een huis "staende naest het brugsken van 't clooster d'arme ciaren wesende een herberghe daarin is ene gecalseyde plaatse daer op staende gemetste saetjens ofte cruckskens met eene rollebaane int drooge" (28). Dergelijke rollebanen (bolbanen), varianten van onze na-oorlogse bowlings, waren blijkbaar in de 18de eeuw erg populair. Ze functioneren hier en daar nog op het platteland. In de Waterwijk is er heden nog een te vinden die dienst doet als bergruimte en werkplaats (zie verder in deze bijdrage onder "de oranjeboom"). "Het land van belofte" werd in de periode 1706-17 I 4 als herberg met bolbaan gebouwd door de verver Antgone Soetaert die toen drie huizen optrok op voor-
292
dien onbebouwde grond tussen de Minnemeersgracht en de Leie aan de noordwestelijke zijde van de straat. Deze laaggelegen zone, "de Braecke", die eigenlijk de voortzetting vormde van de Minnemeers aan de andere zijde van de Minnestraat, was voordien lange tijd gebruikt geworden als bleekweide en als schietbaan voor de zgn. ''jonge gilde van Sint Sebastiaan". Dit gebied was, op een paar kleine gebouwtjes na, onbebouwd gebleven (29). In 1779 kwam de herberg in handen van een blijkbaar zeer ondernemend heerschap, sieur Louis Goemaere. Die toverde de vroegere schietbaan om in een beluik met in 1778 eerst 6 en daarna in 1788 24 huisjes en een "houtlogie" (30). De houtloods werd verhuurd aan "de aermen van St Jacobs". Wanneer die armen of de beluikbewoners in "het land van belofte" wilden geraken, moesten ze niet ver lopen. Het beluik op de Braecke was, samen met nog een vijftal die in dezelfde periode in andere wijken opgericht werden, een van de grootste van het laat18de eeuwse Gent. Hoewel we niet over exacte gegevens beschikken, kunnen we veronderstellen dat de huisjes vermoedelijk erg klein en armtierig waren. Ze behoorden tot de allerlaagste categorie. De beluikhuisjes die toen aan de Oudevest gebouwd werden (zie verder), waren van een beter of ruimer type. Dit kunnen we afleiden uit de zeer lage huisbelastingen die er op geheven werden. Dit beluik kende een ultra kort bestaan: het verdween reeds in de eerste jaren van de 19de eeuw bij de uitbreiding van de grote suikerrafinaderij die er naast aan de Leieoever gelegen was en ongeveer gelijktijdig ontstaan was. Hier kwam er nog voor 1810 een heden nog steeds bestaand groot bedrijfsgebouw ( rnagasins & grenier servant Ă la raffinene) tot stand. In het middengedeelte van dit gebouw werd in 1852 de eveneens nog steeds bestaande prachtige feestzaal ingericht door de kruisboogvereniging "Nemrod" onder leiding van baron Leon de Saint Genois (31 ). Ook de bovengrondse sporen van de herberg zelf zijn nu verdwenen. Het terrein waarop ze stond, bevindt zich nu terug in zijn originele voor-l8de eeuwse kale toestand als klein "landje van belofte" voor de toekomst.
Van een oud "rattennest" naar een nieuwen "hoed" Nog verderop aan de voet van de vroegere Minnemeersbrug over de Leie komen we in een gebied waar het stratenpatroon sterke veranderingen onderging. Deze brug bevond zich eeuwenlang niet op de huidige plaats, maar bijna in het verlengde van de Goudstraat, tussen deze straat en de Groenstraat aan de overzijde van de Leie. Aan de voet ervan was er tot het einde van de negentiende eeuw een klein afzonderlijk gelegen huizenblokje(zie Fig. 1). Dezen "teirlinck", zoals men zo'n blokje toen noemde, bestond alleen maar uit het huisje van de bruggewachter, een kalkschuur en een huis dat alleszins aan het begin van de 19de eeuw als herberg functioneerde. Hoeveel vroeger en hoeveellater 293
er hier herberg gehouden werd, weten we niet. Een dergelijk etablissement is anders wel op zijn plaats bij een ( ophaal)brug. Het bouwblokje verdween aan het begin van onze 20ste eeuw toen de Baudelo-kaai aangelegd werd en de brug stroomafwaarts verplaatst rechtover de Kongostraat In de 17de eeuw nu was het huis, de vermoedelijke herberg (oud Kad nr. B2 en B3), getooid met de mooie naam "den rattennest'. Dit vernemen we uit een tekst neergeschreven in 1610 omtrent "een huus ende stede metten calckhuuse ghestaen ende gheleghen bijde minnemeersbrugghe, ghenaemt den rattennest" (32). Later werd men blijkbaar afkerig van zo'n onsmakelijke naam en begon men, om wat voor reden dan ook, de zaak als "den hoed'' te betitelen (tenminste als we "Ie chapeau" uit de herberglijsten van 1809 aldus mogen vertalen). Nieuwe tijden, nieuwe zeden? Wij kunnen ons niet voorstellen dat men met een rattennest als uithangbord klanten kon aan trekken, of dat men in een rattennest zou willen wonen. Die 17de-eeuwers hadden daar blijkbaar geen enkel probleem mee.
Een 18de eeuws "hotel" Bij wijze van tegenwicht bij dat rattennest, kunnen we vermelden dat het mooie gebouw in Lod. XV stijl dat de toenmalige eigenaar, de advocaat Van Overwaele, heer van Maldegem, in 1753 liet optrekken in de Goudstraat op de hoek met de Oudevest (Kad. nr. B189), volgens Guido Deseyn ook wel "h贸tel van Overwaele" genoemd werd (33). Zoals men kan zien op Fig. 5, verdiende dit kleine stadspaleisje inderdaad zo'n naam. Deseyn toonde in zijn bijdrage aan dat het achttiende eeuwse gebouw in essentie nog terug te vinden is in het sobere nu nog bestaande huis uit 1823 dat deel uitmaakt van het NTG complex (het oude gedeelte aan de hoek met de Oudevest). Een bloem op de mestvaalt aan de Oudevest Het prijzij (taxatie) boek van 1785 (34) vermeldt "Sieur vande Vijver proprietaris van vijf huizen nieuw uit den grond gebauwen op d'achtererve van een huys genaemt de witte leliebloem ten voorhoofde op de aude veste". Het was een van de vele beluikjes waarvan het meestal ruimere voorhuis functioneerde als herberg. Een afbeelding van het gevelplan van het huis "de witte leliebloem" dat zich bevond op Kad. nr. B224, werd door ons reeds eerder gepubliceerd (35). Het getal van vijf piepkleine beluikhuisjes werd later nog uitgebreid tot acht. Het steegje of "poortje" dat toegang verleende tot de huisjes was geen twee meter breed. Het geheel mat ongeveer 210 m2, alles samengenomen: steegje en huisjes, het voorhuis uitgezonderd. Dit kunnen we afleiden uit het "primitief' kadasterplan uit de periode rond 1830. Dergelijke huisjes en beluikjes werden massaal gebouwd in de periode 1775-1790 in de toenmalige perifere wijken (zie noot 30). Ze verschilden sterk van de beluikhuisjes van de "tweede gene294
;~.===~ -:~=-------------------~~~==~--~-------------n1
' -路 '
-
I
.
I
r
IJ
'I
J
L
5. Het "h枚tel van Overwaele" in de Goudstraat met koetshuizen aan de Minnemeers (SAG, Reeks 535, bundel 221-6).
ratie" die we nu nog kennen: ze waren nog kleiner van grondoppervlak en dikwijls zonder verdieping. In de wijk "Garenplaats" (Anseeleplein) waartoe de Waterwijk toen behoorde, vertegenwoordigden ze in 1785-1789 nagenoeg 17% van het totaal aantal huizen. Daarmee was onze wijk er bijlange nog niet het ergst aan toe. Ruim honderd jaar later, in 1905, waren er twee(!) herbergen in de Oudevest 295
die de naam "in de Lelie" droegen. Dit straatje telde toendertijd dan ook niet minder dan zeven cafĂŠs. Het beluikje was toen reeds verdwenen en opgeslorpt in de brouwerij Paternotie die zich in de tweede helft van de 19de eeuw naast en achter "de witte leliebloem" vestigde.
Het huis "de sevensterre" of de brouwerij "den arent" aan de Oudevest Een huis verder naar de Baudelohoftoe op Kad. nr. B235 was Bouwin Diericx in 1495 eigenaar "vanden gheheelen house genaemt sevensterre" (36). Veel later, in 1630-31, vinden we hier Jan van Gheluwe, die ofwel voor dit huis of voor het naastgelegen huis (in de 19de eeuw onder hetzelfde kadasternummer) een bouwsubsidie kreeg "(om)dat hy syn huys gestaen op de aude vest wesende eene brauwerije ghenaemptdenArent ghedaen maecken heeft eene schoone loove met ghecanteelde dackveynstere van orduyn" (37). Of"de zevensterre" reeds in 1495 als brouwerij fungeerde en alleen maar van naam veranderde, weten we niet. Dat is best mogelijk want de toenmalige eigenaar Bouwin Diericx, behoorde waarschijnlijk tot een brouwersgeslacht dat vooral aan de Steendam actiefwas en er onder andere de "oude" en de "nieuwe cogghe" bezat. Als we mogen voortgaan op de hoger aangehaalde beschrijving was de brouwerij niet onaanzienlijk. Ook andere gegevens pleiten daarvoor. Het huisgeld was relatiefhoog en het perceel vrij groot. In de 18de eeuw ging de "schoone loove" deel uit maken van het grote complex van de verversfamilie Roelants (zie noot 26). Deze baatte er (in of naast hun verfkuipen?) ook nog een "menagiebrouwerij" uit. De neringdoenderds uit het ancien rĂŠgime waren, net als sommige van hun hedendaagse collega's, polyvalent. Deze vermoedelijk beperkte brouwactiviteit ging nog door tot in de 19de eeuw, waarmee de "zevensterre" alias de "arent" de langst actieve brouwerij werd in de wijk. Net als "de witte leliebloem" verdwenen ook de gebouwen van de vroegere brouwerij aan het begin van deze eeuw toen de rooilijn van de Oudevest naar de nieuwe Baudelo-kaai toe verlegd werd. Ook hier aan de Oudevest was de aanwezigheid van brouwerijtjes te verklaren door de nabijheid van het water, in casu de Minnemeersgracht Iets verder aan de Leieoever, beschikten de paters van Boudelo uiteraard ook nog over een brouwerij, maar deze kon allicht floreren zonder naambekendheid, of had voldoende aan de kloosternaam. De paters waren in elk geval gesteld op proper water, geen evidentie in de 18de eeuw, toen de Minnemeersgracht door hen als "vaardeken der verwerers" kon aangeduid worden (zie noot 26).
Een "venus loovie" ofte "venus burgh" "aghter dooster van Bauwelo" Het stadscijnsboek van 1495 vermeldt "an d()ander zijde vander zelver veste" ... "van an d()watere (de minnemeersgracht) tot() ten oucke vander bauweloe296
strate drie huusekins eneenen lochtynck" (38). In de zestiende eeuw werden ze blijkbaar ineen gevoegd tot een enkel huis dat aangeduid werd als het "huus gestaent in de baudelostraete genaemt venus loovie" en dat verder ook gesitueerd werd "aghter clooster van bauwelo" (39). Een fragment uit het panoramisch zicht op Gent en omliggende uit 1619 van Horenbault laat ons zeer goed zien waar die "venus loovie" zich bevond (Fig. 1). Wat een loove of loeve is, valt moeilijk te omschrijven. Soms lijkt men er afzonderlijk gelegen huizen, in andere gevallen ook wel bijgebouwen of afdaken mee te bedoelen. Aan de Oudevest naar de Baudelohof toe, werden er nog meer "loven" genoteerd in de grondcijnsboeken, maar geen enkel werd aangeduid met een naam, laat staan zo'n naam. N. Kerckhaert (40) geeft nog een andere referentie aan uit 1650 met een fraaie variante van de naam "venus loovie". Ook deze beschrijving laat weinig twijfel bestaan omtrent de ligging van dit etablissement: "van eenen huuse, stede ende erfve eene herberghe wesende ghenaempt venus burgh soo de selve met alle de toebehoorten ghestaen ende gheleghen is ten voorhoofde inde Baudeloostrate, synde het leste huus van Baudeloo sijde". Mogen of moeten we uit die namen afleiden, hetgeen niet ver te zoeken connotaties laten veronderstellen, daar aan de achtertuin van de paters van Baudelo? Deze monniken waren blijkbaar niet wars van wereldse genoegens. Zo beschrijft M. Miebiels jr. in zijn goed gedocumenteerde studie omtrent het Pretaatshuis van Baudelo aan de Steendam ( 41 ), dat de paters aan het einde van de 18de eeuw danslessen kregen in het vooruitzicht van de Mardi Gras. Of dat in de 17de eeuw, ten tijde van de "venus loovie", ook zo was, en of ze nog wat meer deden dan dansen, kunnen we betwijfelen. Lezen we immers niet in een besluit van 1391 "hebben gheconsenteert ende consenteren ... (wij scepenen ende Raedt der stede van Ghendt) ... den voorseiden abt ende convente van Bodeloe dat zij moghen doen maken eenen muer beghinnende van haerlieder huus, streekende neffens der (Baudelo)strate ter vesten waert an, tot eenen teeckene dat hem ghewijst es, achte voeten hooghe ende nyet hoogbere vander straten ... ". Gelukkig was het bestaan van de "venus loovie" niet bekend aan chevalier Charles-Louis Diericx, de zeer anticlericale eerste moderne geschiedschrijver van het oude Gent. Hij publiceerde de tekst van dit raadsbesluit in zijn welbekende "MĂŠmoires sur la Villede Gand" (42). Hoe of wat het ook moge geweest zijn, in 1688 was het afgelopen met de venus loovie ofte venus burgh. Het huis werd aangekocht door de abdij en ingelijfd bij het domein dat daar achter lag (43). Den oranjeboom... "daer een straetkin stoot" Met onze huisnamen blijven we de Gelukstraat weeral, overwegend maar toch niet helemaal, in herbergen plakken. Herinneren we er aan dat we aan het begin
297
6. Gevelplan van de voorhuizen van "de oranjeboom" in de Gelukstraat bij de aanvraag uit 1821 voor de "construction d'un ĂŠtage au dessus des maisonettes... " (SAG, Reeks G12, nr. 2016).
van ons verhaal ook al even de Gelukstraat introkken voor een bezoekje aan de reeds in 1495 ter ziele gegane brouwerij "het wielken". Dit straatje moet bijzonder rijk geweest zijn aan merkwaardige toestanden, zoals we zullen zien. Hier bevindt zich om te beginnen nog steeds het zeer interessante gebouwencomplex De Oranjeboom (Kad. nrs. B138 t.e.m. 146) rondom de resten van een straatje dat blijkbaar reeds aan het einde van de 15de eeuw niet meer als straatje, maar als toegang tot een huis en "lochtyncs" (tuintjes) functioneerde. Het stadscijnsboek uit 1495 vermeldt hier inderdaad "daer een straetkin stont" (44). Pietervan den backere (zie "de noble", die we vroeger al bespraken) en Andries vande he(e )eken betaalden elk cijns voor een deel van dit vroeger straatje. Ook heden nog is het een gezellig binnenerfje met open verbinding naar de straat toe, waar de overwegend jonge bewoners van het complex 'szomers buiten eten, lezen, blokken, ... Maar keren we terug tot 1495. Toen werden er drie huizen en lochtingen (tuinen) bij dit kleine straatje vermeld. Vermoedelijk waren er twee huisjes aan de Gelukstraat gelegen en een ander binnenin aan het (ex)straatje. Pas aan het einde van de 17de eeuw vinden we in onze stadscijnsboeken bij het hoger vermelde huis dat Andries vande hecken in 1495 bezat, de vermelding "synde tguus & herbergheden Oraenjeboom" met nog een uitgang en achterhuis op de Oudevest (45). Ook de vroegste aanhaling in N. Kerckhaert's "Oude Oostvlaamse Herbergnamen" dateert pas uit 1680 (46). De geschiedenis van dit complex werd op heel andere bronnen steunend beschreven door G. Deseyn (4 7). De bevindingen komen overeen voor wat de meer recente tijden betreft, met name vanaf 1646 toen Joos Bruneel eigenaar 298
werd van het hele complex. Volgens onze gegevens was er geen sprake van een brouwerij, wel van een herberg. Zoals reeds door G. Deseyn opgemerkt werd, dateert het oude nu nog bestaande achterhuis (heden in restauratie) van voor 1619: het is immers zeer goed herkenbaar op het panoramisch zicht van Horenbault (Fig. 1). Hoewel het oppassen geblazen is bij de interpretatie van dergelijke oude panoramische voorstellingen, lijkt het er sterk op dat het huidige gebouw nog hetzelfde bouwvolume en dezelfde vorm heeft als deze weergegeven op de bijna vier eeuwen oude afbeelding. De voorhuisjes aan de Gelukstraat waren, merkwaardig genoeg, bijlange niet zo imposant als deze achterbouw, die duidelijk het hoofdgebouw van het complex was. Dit kunnen we afleiden uit het volgende: de bouwaanvraag van François Callens uit 1821 (48) voor de uniforme behuizing aan de straatkant die nu nog bijna ongewijzigd bestaat (Fig. 6), spreekt van de" construction d'un étage au dessus des maisonettes" met "Franse" huisnrs. 23, 24, 25 en 26. Aan het begin van de 19de eeuw bestonden alle huisjes aan die zijde van de Gelukstraat tussen de Sint-Katelijnestraat en de Oudevest, op de hoekhuizen na, uit slechts één bouwlaag met dakkapellen (zie verder). Tot aan het einde van de 18de eeuw bleef de toestand van het complex min of meer zoals die reeds bestond in 1495. Tussen 1672 en het einde van de tachtiger jaren van de 18de eeuw werd er wel een splitsing doorgevoerd in het
7. Huisjes in de Gelukstraat links van "de oranjeboom", omstreeks 1930. In een vermoedelijk vrijwel identiek huisje bevond zich het "maison de genièvre Ie singe".
299
voorhuis rechts van de ingangspoort (49). Vermoedelijk zonder ingrijpende verbouwing ontstonden hier twee onooglijke arbeidershuisjes met een grondoppervlak van nog geen20m2 (Kad. nrs. B145 en B146). Dit was symptomatisch voor de veranderingen die het complex nog te. wachten stonden. In 1785 werden er door de eigenaar-herbergier van "de oranjeboom" Francies Monteyne op een aangrenzende eigendom met uitgang naar de Oudevest, een aantal huisjes gebouwd op het huidige Kad. nr. B 166b. In tegenstelling tot de veel oudere eigenlijke "Oranjeboom", vormden deze nu verdwenen huisjes een typisch laat 18de eeuws arbeidersbeluik (zie noot 26 en 29). Ze waren verbonden met de herberg van de huisbaas door middel van een nauw gangetje. Net zoals het hogervermelde beluikje "de witte leliebloem" waren de huisjes erg klein. Het steegje was iets meer dan ĂŠĂŠn meter breed. De acht huisjes en het steegje namen alles bij mekaar genomen ongeveer 180 m2 in. Maar dat was nog niet genoeg. Vermoedelijk korte tijd nadien werden nog twee beluikhuisjes aan de linkerzijde van het "straetkin" op de Kad. nrs. B140a en BJ41a. Deze heden gelukkig gerestaureerde huisjes zijn de enige bewaarde getuigen van dit type behuizing in de Waterwijk. Uit het eerste of "primitieve" kadasterplan kan men afleiden dat ze dateren van voor 1830. In de periode 1785-1793 toen de grote "Oostenrijkse prijzij" en huisnummering doorgevoerd werd, waren ze er nog niet. Ook aan de rechterzijde van het "straetkin" sloeg de 19de eeuwse opvullingsmanie toe met de bouw van een vrij groot T-vormig huis op Kad. nr. B144. Bouwaanvragen hiervan zijn niet bewaard gebleven en werden vermoedelijk ook nooit ingediend. Ons baserend .op de perceelstoestand weergegeven op de eerste kadasterkaart, dienen we aan te nemen dat dit gebouw dateert van na 1830. In de 19de eeuw was de herberg hierin ondergebracht. Tenslotte dienen we te vermelden dat er zich naast het grote achterhuis nog steeds een overdekte ex-bolbaan bevindt, weliswaar in kaduke toestand. Ook nog een "narrenschip" in de Gelukstraat Aan de overzijde van de Oranjeboom, iets verder naar de Oudevest toe was er op Kad. nr. B261 (huidig huisnr. 38) een herberg met de merkwaardige naam "schip st. hernuyt" (50). Met dit schip dat ook wel aangeduid werd als "schip van reynuyt" (SintAmold) of"blauwe schuit", werd vanaf de late middeleeuwen het fameuze narrenschip bedoeld. Denken we maar aan Jeroen Bosch en het beroemde boek "Das Narrenschiff'' van Sabastian Brant. Kerckhaert (51) schrijft omtrent herbergen met die naam: "(waren) verzamelplaats(en) van luiaards en bedelaars, die veelal moesten worden gezocht onder verlopen studenten in de medicijnen en theologie" (Waarom juist die?). Wellicht was er hier een narrengilde gevestigd. Omtrent dit fenomeen werd door eminente auteurs als Herman Pley en Willem L. Braekman uitvoerig geschreven. Deze laatste vermeldt voor Gent het bestaan van een "ghezelschepe
300
van den Drooghen" en een gelijkaardige vereniging "den Catere" op Meerhem (52). Deze gilden waren vooral actief op feestelijkheden, zoals de beroemde jaarlijkse Gentse halfvastenparade, den "Auweet". Of ons Schip van Sint Arnold hierbij betrokken was, en vooral of het deel had in vijftiende en zestiende eeuwse toestanden, zoals beschreven door hoger vernoemde auteurs, weten we echter niet. Het zou kunnen, immers een "Staat van Goed", gedateerd op 9 Maart 1509 (nieuwe jaarstij I), leert ons dat de naam veel ouder was dan de hogervermelde laat-18de eeuwse vermelding laat veronderstellen. Op die plaats was er toen al sprake van een huis genaamd "tschuutkin" (53). Dit oude schuitje is zonder twijfel te identificeren met het latere schip (54). Herinneren we er aan dat de eerste uitgave van "Das Narrenschifr' in 1494 verscheen. Het boek werd meteen vertaald en kende in onze streken onmiddellijk een enorm succes. In de 19de eeuw was de herberg nog het toneel van heel andere activiteiten: E.C. Coppens (55) beschrijft dat tijdens de katoenstaking van 1849, de eerste grote staking te Gent, de meeste meetings toen gehouden werden in het "cabaret St. Arnould" in de Gelukstraat, dat toen eigendom was van de excentrieke advokaat De Souter. Het "schuutkin" was vermoedelijk niet erg groot. Het huisgeld was laag. Als we mogen voortgaan op het zicht uit 1619 (Fig. 1) dan zou het in die tijd een tuit- of trapgevel gehad hebben. Het "schip st. hernuyt" kreeg een nieuwe voorgevel in 1776 of 1777 (56). Toen bouwde de meester timmerman Paulus De Schoenmaeker, die in de Goudstraat ook de "gaublomme" voor zijn rekening nam (zie hoger) er een fraaie sobere klokgevel. Het oude huis verdween in onze eeuw, toen men een hopeloze poging ondernam de Gelukstraat middels een rooilijnverschuiving te verbreden. Gelukkig is het bij die ene poging gebleven. "Den Aap": jenever in een klein huizeken In de Franse tijd bevond er zich in de Gelukstraat nog een jeneverschenkerij (maison de genièvre) op Kad. nr. B148 (huidig huisnr. 47) met als naam "den aap" (Ie singe). Dit gegeven is te vinden in de lijsten van herbergnamen uit de napoleontische tijd. Ook "l'oranger" stond toen als jeneverhuis bekend, terwijl "Ie bateau saint Arnould" als "cabaret" geregistreerd werd. Op ons reeds vertrouwd panoramisch zicht uit 1619 zien we ter plaatse iets wat op een muurtje lijkt. Zoals we reeds eerder zagen bestond in werkelijkheid de hele straatwand met onpare nummers, tussen de beide hoekhuizen resp. aan de Sint-Katelijnestraat en de Oudevest, aan het begin van de 19de eeuw uit aaneengebouwde lage huisjes met dakkapelletjes (Fig. 7). Vermoedelijk was die toestand gedurende eeuwen onveranderd gebleven. De tekenaar uit 1619 kon die nietige huisjes echter maar moeilijk weergeven. Op de hoger beschreven 19de eeuwse bouwaanvraagtekening (Fig. 6) bij de voorhuizen van de Oranjeboom werd dit 301
uitzicht van "den Aap" schetsmatig aangegeven. Het eerste of "primitief' kadasterplan dat opgemaakt werd omstreeks 1830, leert ons verder dat het grondoppervlak van dit ''jeneverkot" nauwelijks meer dan 30 m2 mat. Hiermee moest men het dus stellen om te wonen en te eten. Hetzelfde plekje moest bovendien nog als gelagzaal dienst doen (of hoe zou men zich dat moeten voorstellen?). Slapen deden de bewoners allicht onder de pannen bij hun dakvenstertje. Zo waren ze "in den aap gelogeerd". Misschien konden ze troost vinden in de gedachte dat hun talrijke buren er niet beter aan toe waren... of zochten ze flessengeluk in hun eigen jenever. De huisvesting van "den aap" (misschien allang overleden) en zijn geburen werd in 1846 (57) vervangen door de heden uitwendig nog vrijwel onveranderd gebleven uniforme huisjes op de huidige huisnrs 45, 47,49 en 51. Deze moeten een hele verbetering in wooncomfort betekend hebben: er kwam een verdieping met verhoogde kroonlijst bij.
Het choraalhuis St. Catherine Bij wijze van contrast met deze drankgelegenheden bracht Frans Verstraeten ons in zijn werk "De Gentse Sint Jacobsparochie" op het spoor van een veel vromere (alhoewel, zie verder... ) huisnaam. Toen Theresia Isabelle Boeve in 1735 een huis in de Gelukstraat "in dode hand" (niet aan een levende persoon, maar aan een meestal geestelijke instelling) schonk aan de Sint Jacobsparochie, bekwam de kerk een ontheffing van de "dode hand" van de Oostenrijkse Keizer Karel VI. In deze amortisatieacte waarvan de tekst door Verstraeten gepubliceerd werd, heeft "Charles par la grace de Dieu Empereur des Romains, etc ... " het over" .. .ladite maison, nommĂŠe ci-devant Sainte Catherine au commencement de la rue de Baudeloo... ". De geestelijkheid van Sint Jacobs richtte er een choraalhuis in met verschillende koorknapen die er kost en inwoon kregen. Een eveneens inwonende zangmeester moest het jonge volkje de kunst aanleren en allicht ook nog een beetje opvoeden. Het boek van F. Verstraeten bevat tal van interessante gegevens omtrent het leven in dit choraalhuis, o.m. een beschrijving van de eerder armtierige inboedel. Dank zij de methode van het huizenonderzoek kon het nu exact gelokaliseerd worden. Het bevond zich niet aan het begin van de Baudelostraat, zoals des keizers administratie schreef, of aan het begin van de Gelukstraat zoals F. Verstraeten uit andere teksten meende te kunnen afleiden, maar verder naar de Oudevest toe op het Kad. nr. B255, huidig huisnr. 26. Het heeft nog steeds zijn toenmalige vorm behouden (Fig. 8), vorm die ook reeds herkenbaar is op het zicht uit 1619 (Fig. 1). Het was bij de schenking verbonden met een achterhuis aan de Baudelo-straat. Dit was trouwens reeds in 1495 het geval (58). Deze verbinding zorgde voor heel wat verwarring omtrent de lokalisatie. Wat de bezigheden waren in Sinte Catherine, voor dat Juffrouw Bouve ingreep, weten we niet. Misschien ging het er wel minder vroom aan toe, want "aen 302
\pprt~•• )>U fla:; .. r · • Tnratl d•l• lii'•
I
/D I . ......,
DDD
DO Jf 1!4 ,;t,"Z
!/d'~
.HZ.
7:"-. Ço/;'f)
!z'- '"("- t,;.~? ~
~-~· / •?4n:.w/.-
///(7.
8. Het huis Sinte Katherine in de Gelukstraat (Aanvraag voor verbouwing aan de vensters en kelder, SAG, Reeks G 12, nr. 1880 849).
het achterpoortken van St. Cathelyne tapt(e men) wijn, brandewijn ende bier" (59). Het verdere onderzoek dat nu door de huidige eigenaar en bewoners gevoerd wordt, kan en zal nog heel wat aan het licht brengen omtrent dit huis. 303
De Pelikaan of Den Pelicaen? We eindigen onze wandeling doorheen de Waterwijk in de Sint-Katelijnestraat met een probleemgevalletje. Merkwaardig genoeg was er in deze straat, die in de achttiende eeuw evolueerde naar een straat met relatief grote en rijke huizen, in onze bronnen geen enkele melding te vinden van de welbekende "De Pelikaan". Dit huis ontleende zijn naam aan een houten beeld dat een tijd lang de imposante hoofdingang sierde. Vermoedelijk is dit een nog vrij recente geschiedenis. In 1916 bv. toen het huis na aankoop door de stad toegewezen werd aan de "Commission des Monuments", repte baron Joseph Casier in zijn beschrijving van het huis (60) met geen woord over dit beest en deze naam. Slot De huisnamen zoals ze hier beschreven werden, tonen ons een heel klein beetje het leven in de 16de, 17de en 18de eeuw in een wijk net buiten het stadscentrum. De hier beschreven namenreeks is verre van volledig. Zelfs de meest systematische onder de vroegere onderzoekers (61) maakt geen aanspraak op volledigheid. Zo zien we in het geval van het "schuutkin" dat er bijna drie eeuwen liggen tussen de eerste en de tweede teruggevonden archivale vermelding. Het terugvinden van de eerste naamvermelding berustte gewoon op toeval (62). Nog een ander voorbeeld: Kerckhaert noteerde niet minder dan zes "zevensterren" in verschillende Gentse straten, maar hij miste de zevende aan de Oudevest. Er kunnen er dus nog meer geweest zijn. Verdere studie kan nog heel wat gegevens aan de oppervlakte brengen, ook in andere wijken. Vooral de exacte lokalisatie van huizen en huizennamen via de methode van het Gentse huizenondèrzoek waarvan dit artikel een illustratie is, biedt aantrekkelijke vooruitzichten in dit verband. L. DEVRIESE enD. BONCQUET
Met bijzondere dank aan Carlos Hourez, Christel De Saedeleer en Frank Cottem. NOTEN I. De Potter, F., Gent van den oudsten tijd tot heden, 8 delen, Gent, 1883-1901. 2. Kerckhaert, N., Oude Oostvlaamse huisnamen, 6 delen, Gent, 1977-1993. 3. Onder andere John Flanders kende de Waterwijk maar al te goed, zoals blijkt uit zijn verhalen die door onze vereniging recent heruitgegeven werden onder de titel "Dat was een tijd". Bij hem was het gebied echter veel groter: ook de Ham en zelfs het Nieuwpoortje leken er bij te horen. Dat was voor het einde van de 19de eeuw zeker niet het geval. 4. Gysseling, M. Gent's vroegste geschiedenis in de spiegel van zijn plaatsnamen, Antwerpen, 1954, p. 46 en 48. 5. Tot op heden werden fiscale bronnen niet benut in de studie van de huizennamen. Zie de bron-
304
6. 7. 8.
9. 10. 11. 12. 13.
14. 15. 16.
17. 18.
nenopgave bij N. Kerckhaert (Kerckhaert, N., o.c., bijlage). Verreweg de meeste bevindingen die in dit artikel verwerkt werden, zijn afkomstig van fiscale bronnen uit de periode 1495-1812. Zoals bij alle wijken die in die tijd bebouwd waren, bleven er ook hier nauwkeurige gegevens omtrent alle huizen in de zogenaamde "boeken van het huisgeld" bewaard (Stadsarchief Gent, Reeks 153, Prijzijen en kohieren van het huisgeld). Hoewel deze registers slechts uitzonderlijk huisnamen bevatten, zijn ze uiterst waardevol omdat ze ons toelaten de toen bestaande huizen vanaf 1672 precies te lokaliseren op moderne kadasterkaarten volgens de methode Lievois- Charles. Bij de Waterwijk beschikken we bovendien nog over een nog veel rijkere bron, de "stedecijnsboeken" (Stadsarchief Gent, Reeks 152) waarin de belastingen op de gronden waarop de huizen bebouwd waren, geregistreerd werden. De ganse wijk en ook nog andere grote gebieden in het noord-oosten van de stad, werd immers gebouwd op stadsgrond (Devriese, L., Lokalisatie van stadscijnsgronden in Gent: een belangrijk stadscijnsgebied ten noordoosten van het stadscentrum, Stadsarcheologie, Bodem en Monument in Gent, Gent 1995, jg. 19, nr. 2, p. 4-9. ). In de registers werden de opeenvolgende huiseigenaren ingeschreven samen met de be-rentingen van de huizen. Af en toe duiken hier particulariteiten van de huizen of andere eigendommen op. Deze kunnen erg belangrijk zijn voot de geschiedenis van de wijk. Enkele aanvullende gegevens werden ook nog gevonden in de ongelooflijk rijke collecties bouwaanvragen bewaard in de Reeksen 535 enG 12 in het Gentse stadsarchief. Charles, L. e.a: Huizenonderzoek in Gent, Gent 1994, p. 7-127. StadsarchiefGent (hierna SAG), Reeks 152 nrs. 8 en 9. SAG, Reeks R., nr. 362. De activiteiten die in deze instellingen uitgeoefend werden, worden er in aangeduid met "c": cabaret, "g": maison de genièvre, "s" maison suspect en "d" maison de débauche. ). Deze lijsten zijn uitermate interessant omdat ze volledig zijn (tenminste voor wat de openbare drankhuizen betreft), omdat ze voor een groot deel nog huizen en namen uit het ancien régime bevatten, en niet in het minst omdat bij ieder item het zogenaamde Oostenrijkse huisnummer aangegeven wordt. Dit laat ons immers toe de herbergen, etc. exact te lokaliseren volgens de hoger vermelde methode van het huizenonderzoek. Deze "Oostenrijkse" huisnummers werden nog in de eerste jaren van de negentiende eeuw gebruikt, o.a. bij de bouwaanvragen in het Stadsarchief, Reeks G12. SAG, Reeks 535, Bouwaanvragen. SAG, reeks 153/2 nr. 218. SAG, Reeks 152, nr. 10, f. 74. Zie bij N. Kerckhaert, deel4, p. 5. Het huisgeld (zeg maar taks op het kadastraal inkomen) werd toen verminderd van 80 tot 36 pond groten op voorwaarde dat er niet meer zou gebrouwd worden (SAG, Reeks 153/1, nr. 80, f. 77). Stadsarchief Gent, Reeks 152, nr. 9, f. 22. SAG, Reeks 152, nr. 9, f. 19v0 • Laleman, M.C., Raveschot, P., Inleiding tot de studie van de woonhuizen Gent. Periode 1100-1300. De kelders., in: Verhandelingen van de koninklijke academie voor wetenschappen, letteren en schone kunsten, jg. 53, nr. 54, 1991, p. 205-206, en kaarten. SAG, Reeks 152/1, nr. 16, f. 74v0 • Dezelfde naam, maar door een vermelding in de Gelukstraat en één geval zelfs "maeckende den houc van Ste Cathelinestraete", veel moeilijker te lokaliseren, vinden we overigens al terug vanaf 1499. Het duidelijkst is nog de tekst uit 1613: "ten voorhoofde up Ste Jacobsgracht achter uytcommende metten achterhuuse in de gheluckstrdete ghenaemt" den nobele" (referenties bij N. Kerckhaert, deel4, p. 23; met daarbij nog SAG, Reeks 330 Staten van Goed 1509-1510, nr. 44, f. 167v). Niet te verwarren met "den cleenen" en den "grooten Nobele" die volgens De Potter (deel 7, p. 217) ergens aan de Hooiaard zouden thuis horen.
305
19. 20. 21. 22. 23.
24.
25. 26.
27. 28. 29. 30.
31. 32. 33. 34. 35. 36. 37. 38. 39. 40. 41. 42. 43.
44. 45. 46. 47. 48. 49.
50. 51. 52. 53.
Referentie bij N. Kerckhaert, deel4, p. 196. Weg-wijzer der Stad Gend, Gent, 1770. SAG, Reeks G 12, nrs. 4618, 4626 en 4627. SAG, Reeks Gl2, nr. 4617. De Potter, Gent, 1883-1901, deel lil, p. 109-111; Kerckhaert (deel3, p. 182) negeerde deze maagd, maar vond er andere op de Kouter, in de Drabstraat en in de Lange Violettestraat Kennelijk was geen van beide auteurs op de hoogte van het bestaan van de Maagd die ons hier interesseert. Deze herberg of taverne wordt ook vermeld bij De Buck, R. Van wijn in Gent tot Gent in wording, Gent, 1995, p. 196. Nog een vijftal andere lokalisaties van deze huisnaam elders in de stad bij Kerckhaert, N., deel2, p. 29. SAG, Reeks 535, nr. 197, bundel7. Devriese L., Marijns, M. Huizenbestand en bedrijvigheid tussen Oudevest en Minnemeersgracht in de 18de eeuw. Tijdschrift voor Industriële Cultuur, Gent 1995,jg. 13, nr. 4, deel 52, p. 33-44. SAG, Reeks 194/1, rekeningen van hetjaar 1685. SAG, Reeks 153/2, Prijzijen van het huisgeld nrs. 19-26. Deseyn, G., Rondom de Minnemeersgracht, MIAT-VIAT, Gent, zonder jaartal, p. 3 en afb. 4. Devriese, L., Beluiken en gegroepeerde kleine huisjes in het 18de eeuwse Gent: fiscale gegevens, evolutie en geografische spreiding. Stadsarcheologie. Bodem en monument in Gent. In druk. Deseyn, G ., De Barakken. Ontwikkeling van een vroeg-industriële site. In: Tijdschrift voor Industriële Cultuur, Gent I993,jg. 11, nr. 3, deel43, p. 13-24. SAG, Reeks 333, nr. 4-V, f. 2v 0 (Kerckhaert, N., deel4, p. 149). Deseyn, G., Bedreigd... In "Stadsarcheologie", Gent, 1979, p. 41-45. SAG, Reeks 153/2 nr. 88, post nr. 150. Devriese, L., Mruyns, D., Gent 1995, p. 36. SAG, Reeks 152 nr. 8, f. 14v0 • SAG, Reeks 400 nr. 140, f. 198. SAG, Reeks 152 nr. 8, f. SAG, Reeks 152 nr. 12, f. 54. Kerckhaert, N., deel 5, p. 173. Miebiels jr., M. Het Pretaatshuis van Baudelo, zetel van de Handelsschool Sint-Joris, Gent, 1993, p. 82. Diericx, Ch-L., Mémoires sur la villede Gand, deel2, Gent, 1815, p. 197. Een plattegrond uit 1690 (SAG, Reeks 535, Bouwaanvragen, bundel217, nr. 1) toont ons hoe de paters hun nieuw verworven gronden achter hun hof zeer prozaisch volbouwden met o.a een brouwerij, een rosmolen, een mouteest, een houtloods en een bakkerij. SAG Gent, Reeks 152/1, nr. 9 f. 21. SAG, Reeks 152, nr. 16, f. 83. Kerckhaert, N., deel4, p. 45. Deseyn, G., Rondom de Minnemeersgracht, p. 17-18. SAG, Reeks Gl2, nr. 2016. Devriese, L. Enkele bouwblokken in de Gentse Waterwijk. evolutie van het huizenbestand sinds het einde van de 17de eeuw. In: Stadsarcheologie. Bodem en monument in Gent, Gent 1995,jg. 19, nr. 1, p. 12. SAG, Reeks 153/1 nr. 201, Oostenrijks huisnr. E424. Kerckhaert, N. deel5, p. 36. Braekman, W.L., Spel en kwel in vroeger tijd, Gent, 1992, p. 262-263. SAG, Reeks 330, nr. 44, f. 32v0 •
306
54. N. Kerckhaert die deze vroege referentie niet vermeldt, geeft in algemene termen aan dat de huisnaam "schuit" een mogelijke afkorting was van "blauwe schuit", waarmee een soort narrenschip bedoeld werd. Nog in de Franse tijd werd ook deze afgekorte naam voor het huis in de Gelukstraat gebruikt: we vinden het "Schipken" aangeduid als woonplaats van Michel Petrio gehuwd met Joanne van Audenaerde (SAG, Rekeningen van het DampoortKerkhof 1797-1806, 11 f. 4v0 ) . 55. Coppens, E.C., La Société Huet. In Handelingen der Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent, vol. 26, 1995, p. 147. Deze plaats wordt door A vanti niet vermeld in zijn "Een Terugblik", Gent, 1908. Opp. 127 heeft deze laatste het over de herberg "In den Oranjeboom" bij leelijken Pier in de Sint-Lievenstraat 56. Gereproduceerd bij Boncquet en Devriese, in Stadsarcheologie. Bodem en Monument in Gent, jg. 19, 1995, nr. 3, p. 10. 57. SAG, Reeks G 12, nr. 6554. 58. SAG, Reeks 152, nr. 9, f. 2lv0 • 59. SAG, Reeks 131/3 Lyste van Logementen geformeerd 1709. 60. Casier, J., Les travaux de la Commission des Monuments de Gand pendant les années 1912 à 1916, Handelingen der Maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde te Gent, 1919, deel 18, p. 114. 61. Voor wie er nog mocht aan twijfelen, dat was N. Kerckhaert. In zijn werk zijn er nog een twaalftal andere minstens even kleurrijke huisnamen uit de Waterwijk te vinden. Van de 14 in dit artikel beschreven namen, worden er 8 ook bij Kerckhaert vermeld. 62. Teruggevonden dank zij de "Staten van Goederen en Indices op de Registers van GedeleSchepenjaar 1508-1509" van de hand van W. Steeghers in SAG. Slechts enkele jaren werden aldus toegankelijk gemaakt.
INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE - FICHE NR. 427 Op 20 mei 1907 stelde Stadsarchivaris Victor Van der Haeghen in de rubriek "Handschriften- Stadsarchief, reeks 535- XVIIeen XVIIIe eeuw" in het Frans een fiche op over Verzameling Huizenplans De dossieren van bouwsels die bewaard worden in het Stedelijk Archief bevatten in het oud depot documenten van de XVIe eeuw tot 1795 en in het modem depot stukken vanaf deze datum tot heden. De verzameling bevat voor het deel vóór 1796 ongeveer 400 bundels. Ze is nu gerangschikt volgens de alfabetische orde der straatnamen. De oudste dossiers hebben betrekking op de huizen die gebouwd werden op de plaats van de SintVeerlekerk, ten tijde van de Calvinisten in 1581-1582. Een mooi ensemble dat grotendeels nog bestaat. Maar de plans werden maar bewaard vanaf de XVIIe eeuw. In verschillende 307
Plan van het huis dat door de gebroeders Pasquier en Antoine Gravier in 1712 gebouwd werd op de Zandberg.
308
recente verbouwingsontwerpen herkent men nochtans gemakkelijk overblijfsels van de vorige periodes. Het is eveneens in de XVIIe eeuw dat de schepenen zich meer speciaal gaan interesseren voor de versiering der gevels. De beeldhouwers-steenkappers waren dan ook talrijk in Gent. Het register van de St-Lucasgilde vermeldt in 1646 elf steenhouders naast de veertien echte beeldhouwers. In 1663 zien wij dat een Brugse specialist, Arnold Gravier, die zich "beeldhouwer van ornamenten van stenen gevels" noemt, zich in de stad komt vestigen. Zijn twee zonen, Pasquier en Antoine, zetten de stiel van hun vader verder en bouwden in 1712 op de Zandberg een huis dat nu gesloopt is. (Stadsarchief, reeks 535, nr. 376). De constructie is in blauwe en witte steen; met zijn ketens rustica, zijn friezen en zijn versierd fronton, is het een van de interessantste ontwerpen. De bloemvormige versieringen van de balkons en van de top, alsook het jaartal op het fronton, zijn verguld. Er valt op te merken dat de plans over het algemeen gekleurd zijn; de oudste tonen de bakstenen die afwisselen met grijsachtige witte steen; de onderbouw is bijna altijd in blauwe graniet. De plans die geïnspireerd werden door de Franse modes sedert de helft van de XVIIIe eeuw, onderscheiden zich door kleurschakeringen met Oostindische inkt. (1) I. Zie "Anciennes façades gantoises". Publicatie van de Gentse Monumentencommissie. Historische tekst door V. Van der Haeghen. Steendrukreproducties van A. Heins. (Gent, N. Heins, 1907)
Naschrift Zie ook het artikel van Mevrouw Eisa Hadermann dat verscheen in "Ghendtsche Tydinghen"- 1988- Nr. 1 - pp. 13-32.
.
HET GENTS KERKEPAD (Vervolg) SINT-JACOBSKERK- Bij Sint-Jacobs De Sint-Jacobskerk is één van de drie, oorspronkelijk Romaanse kerken die de Gentse stadskuip rijk is. Aanvankelijk noemde men haar "Sint-Jacobs in de meerschen". Van de bouwgeschiedenis is weinig bekend wegens het ontbreken van de nodige archiefdocumenten. Wel staat vast dat de eerste kerk in 1120 afbrandde en dat men enkele jaren later reeds met de bouw van een nieuwe kerk begon. In de loop van de 13de eeuw werd het koor en het schip in gotische stijl heropgebouwd. Daarbij verhoogde men het vloerpeil en bleven de basissen 309
van de Romaanse pijlers onder de huidige gotische zuilen bewaard. Het huidige vloerpeil bevindt zich 1,25 mboven het oorspronkelijke. De twee vierkante westertorens in Doornikse hardsteen dateren uit de 12de eeuw. Een brand, omstreeks 1400, vernielde de spits van de zuidertoren. Hij werd later iets hoger opgetrokken in Balegemse steen. Daardoor kreeg de kerk haar huidig asymmetrisch uitzicht. In het begin van de 15de eeuw werd het koor nog maar eens heropgebouwd, deze keer in Ledesteen. Bovendien werden er een kooromgang en straalkapellen aan toegevoegd. De prelaat van Sint-Pieters, die het patronaatschap over de kerk bezat, en de parochiepastoors regelden hun wederzijdse rechten bij overeenkomst van 1443. Daarbij kregen de pastoors de helft van de offeranden en de inkomsten die inzake het patronaat aan de abdij toekwamen. Dit recht verpachtte men voor de duur van negen jaar mits betaling van 25 schellingen Vlaams per jaar. Daarin was niet begrepen de "was" voorkomende uit de goddelijke diensten en de opbrengst van de kerkgangen van bevallen vrouwen naast hetgene moest betaald worden voor de begrafenissen. Deze rechten hoorden van rechtswege toe aan de koster van de abdij. In 1487 liet de schrijnwerkersnering een glasraam plaatsen. De nering kreeg hiervoor als tegenprestatie een kapel toegewezen. Net als bij de meeste toenmalige kerken richtten de beeldenstormers ook heel wat schade aan in de Sint-Jacobskerk. Marcus van Vaernewijck, parochiaan en kerkmeester van deze kerk, schreef ter zake in zijn kroniek "Van die beroerlicke tyden": "Wij hoorden ootrent den 11 hueren (bij nachte) groot gheruchte in sente janshuus van breken, maer veel meer ende langher duerende in sente jacobskeercke, daer veel meer claerheyts ende lichts in zach, ende men hoorde bij waerften groot rumoer van beelden, oft blocken, oft verwelven van autaertafelen, die zij afwierpen. Daer en was gheen keercke in Ghendt van binnen zo zeer gheschonden als dese ... " en verder: "tSente Jacobs waren die orghelen al bedorven ende averecht ghesmeten." De dag na de eerste beeldenstorm in 1566 vernielde Jan Claeis, procureur van de Sint-Baafsheerlijkheid, vier nog ongeschonden beelden en een aantal ongemoeid gelaten geschilderde ramen. Enkele van deze ramen waren destijds geschonken door koning Filips van Castilië. Voor deze feiten werd Jan Ciaeis aangehouden en ter dood veroordeeld. Reeds op 7 october 1567 greep de aanbesteding plaats voor het maken van een nieuw H. Sacramentshuis. Samen met het nieuw, nog niet afbetaald orgel vernielden de beeldenstormers het tijdens de z.g. tweede beeldenstorm in 1578. Toen gebruikte men de kerk als paardenstal en als schuilplaats voor de boeren die in de stad beschutting zochten tegen gewapende benden die het land afschuimden. De herstelling van de kerk startte in 1585 maar wegens het te kort aan financiële middelen konden ze pas in 1640 beëindigd worden. 310
De St-Jacobskerk in de jaren '70.
3 11
In 1601 werd het hoofdaltaar versierd met een Sint-Jacobsbeeld. Rombaut van der Vekene uit Antwerpen plaatste in 1605 zes geschilderde ramen. Twee ervan schonk de abt van de Sint-Pietersabdij. De zijbeuken en kapellen dateren uit het begin van de 17de eeuw. Ze werden gebouwd op 13de eeuwse funderingen. De benedenzijbeuken kregen een hogere stenen vout, deze langs de noordzijde in 1667 en die langs de zuidzijde in 1680. Een oud plan uit 1534 laat boven de Sint-Barbarnkapel het zogenaamd SintBarbaratorentje zien. Het werd afgebroken in 1672. Oorspronkelijk bezaten de kapellen een houten afsluiting. EĂŠn ervan vervaardigde Marten Rijcx in 1681 voor de kapel van Sint-Maarten, tevens kapel van de nering van de Wijnschroeders. Het koor werd in 1718 met twee marmeren portieken verrijkt. Het koorgestalte ontwierp Jacob Collijn in 1719 en voor het snijwerk deed men beroep op Jacob Coppens en Jan Hebbelijnck. In 1729 schonk Pieter Boeve het "gouden leder" om in de kapellen van SintLiborius, Sint-Cornelius en Sint-Anna op te hangen. Het doksaal dat zich oorspronkelijk aan het begin van het koor nabij de noorderzijbeuk bevond, werd in 1733 ingewerkt boven het middenportaaL Een aanpassing aan de nieuwe tendenzen gebeurde in de 18de eeuw waardoor de kerk een totaal ander uitzicht kreeg. Hierbij werd het hoofdportaal volledig bepleisterd en voorzien van drie nieuwe geveltoppen in klokvorm met drie nieuwe portalen, wat ook gebeurde bij de transeptgevels. De gotische muuropeningen verving men door segmentboogvensters en het maaswerk werd verwijderd. In 1751 werd de sacristie met een verdieping verhoogd. De grote achthoekige toren kreeg een nieuwe spits in 1884. Het ijzeren kruis, in 1727 gemaakt door meestersmid Jan Arens, werd eind september 1797 door de Franse bezetters verwijderd. Toen deze in 1794 aan de Stad Gent een brandschatting oplegden van zeven miljoen frank, bepaalde men het aandeel van de Sint-Jacobsparochie daarin Ă&#x2013;p 30.000 frank. Wanneer de Fransen, net zoals op veel andere plaatsen, ook hier de klokken opeisten om ze tot kanonnen of munten om te smelten, werden ze door een stoutmoedige actie van een parochiaan gered. Deze op de Vrijdagmarkt wonende kaarsenmaker handelde met medeweten van enkele notabelen van de parochie. Tijdens een groot Republikeins volksfeest op de Kouter reed Pieter Bemard van Hoorebeke met een lange smalle kar de kerk binnen. Geholpen door enkele personen slaagde hij er in de klokken uit de toren te halen en ze op zijn wagen te laden. Onder bescherming van de duisternis bracht hij ze vervolgens in veiligheid in een pand in de Onderstraat dat hem toebehoorde. Enkele dagen later vonden de Fransen de plaats ... waar de klokken gehangen hadden. Tijdens de periode 1870-1906 werd de kerk gerestaureerd onder leiding van 312
August Van Assche naar de geest van de tijd nl. de neogotiek. Eerst werd de voorgevel onder handen genomen. Daarbij heeft men zich echter teveel door de fantasie laten leiden waardoor het portaal een rijker uitzicht kreeg dan oorspronkelijk het geval was. Ook plaatste men in de blindnissen van de westertorens mijterbogen die architectonisch niet helemaal te verantwoorden waren. De aanleunende 18de eeuwse kapellen werden in neogotische stijl omgebouwd en de puntgevels van het 13de eeuwse transept kregen portalen en vensters in dezelfde stijl. Tijdens deze restauratiecampagne werden tevens de steunberen en de bedaking onder handen genomen en het gebouw opnieuw van spitsboogvensters voorzien.
Het interieur Het hoofdaltaar, toegewijd aan Sint-Jacob, stamt uit 1657 en is een werk van Jacques Cox. De altaartombe uit 1666 is eveneens van Cox. Zij werd herwerkt in 1786 door Jacob Martens. Jacob Lagye maakte in 1789 het medaillon dat het Lam Gods voorstelt. Het retabelschilderij uit 1659 dat het hoofdaltaar siert is van de hand van Jan Bockhorst. Het stelt de "Marteldood van de H. Jacobus" voor. Het is een geschenk van Joannes de Jonghe en zijn echtgenote Maria Van der Hagen. Het wapenschild dat erop voorkomt is van Jonkvrouw MariaAnne Theresia d'Hane die het retabelliet plaatsen. Iets wat vooral in het oog springt is het fraaie torentabernakel in renaissancestijl uit 1593. Het wordt toegeschreven aan Jeroom Du Quesnoy de oude. Het is een achthoekig gebouwtje met boven elkaar geplaatste verdiepingen in marmer van verschillende kleuren. Bovenaan prijkt een vergulde pelikaan in zijn nest. De zes zijden, boven het voetstuk, zijn versierd met koperen platen waarop bijbelse onderwerpen staan uitgebeeld nl.: "De Calvarie", "Het offer van lsaäk", "Het offer van Melkisedek", "De koperen slang", "Het paasmaal" en "Het manna". Daarboven bevinden er iich bas-reliëfs in wit marmer die de kerkvaders de H. Cornelius, de H. Hiëronymus, de H. Ambrosius en de H. Augustmus voorstellen naast een afbeelding van "De H. Kerk". De derde geleding bestaat uit een rij van zes nissen met daarin witmarmeren beeldjes en een pauselijke tiara. In 1784 bedekte men het tabernakel met een laag witte verf die in 1857 uitestetisch oogpunt werd weggenomen. Toen tijdens de Brabantse Omwenteling de Oostenrijkse troepen de stad bombardeerden vanuit het Spanjaardkasteel, drong een kanonkogel de kerk binnen en beschadigde het God-de-Vaderbeeld van het tabernakel. Beeldhouwer Jacob Lagye herstelde de schade in 1789. 313
Het torentabernakeL
314
Een deel van de preekstoel met het marmeren St. Jacobsbeeld.
315
Het koorgestoelte door J.B. Allo dateert uit 1828. In het koor staan koorlessenaars respectievelijk uit het begin van de 19de eeuw in - gedeeltelijk verkoperd - gegoten en gesmeed ijzer, voorzien van empire elementen en in mahoniehout uit 1841 door Wallaert. Voor de koorafsluiting gebruikte men witte Italiaanse marmer, roze marmer uit Beaumoot en zwarte marmer uit Dinant. Rond de acht pijlers werd gemarmerd hout gebruikt. Aan deze koorafsluiting werkten onder andere mee: Nicolaes Herman, Jan-Baptist Helderbergh in 1693, Jan Matthys in 1698, Jan Pieters in 1700, Philip Marteos van 1718 tot 1720 en Joris De Bisschop in 1751. De afsluitingen, in zwart geverfd smeedijzer, van de kapellen, met uitzondering van die van de kapel van Mariën Theeren, zijn 19de eeuws. Ze werden aangebracht ter gelegenheid van de restauratie. De preekstoel in Lodewijk-16de-stijl dateert uit de periode 1786-1791. Alhoewel de ontwerper ervan niet gekend is, neemt men aan dat het Karel Van Pouckewas. Voor het schrijnwerk deed men beroep op Jacques Dutry; voor het houtsnijwerk van de kuip, de trapleuning en het klankbord uit 1786 en het kruisbeeld uit 1792 op Jacques Lagye; voor de vier bas-reliëfs op de kuip, het marmeren Sint-Jacobsbeeld en de twee engeltjes op het klankbord uit 1791 op Karel Van Poucke en ten slotte voor de smeedijzeren afsluiting uit 1788 op Hendrik Hisette. De vier bas-reliëfs stellen respectievelijk "De geboorte van Jezus", "Jezus de kindervriend", "Jezus en de Samaritaanse vrouw" en "De Boodschap van de engel" voor. De binnenportaaldeuren en het orgelbuffet in Lodewijk-15de-stijl uit 1775 zijn het werk van Domien Cruyt. De twee witgeverfde houten engelen op de orgelkast zijn uit 1697 en van de hand van Jan Preudhomme. Oorspronkelijk behoorden ze tot het oude doksaal. Jos Loncke uitEsen leverde in 1956 het huidige orgel. Het is reeds het zesde instrument op rij dat de kerk bezit. Uitgerust met een electro-pneumatisch systeem is het bovendien voorzien van 3 klavieren, 42 spelen en 2073 pijpen. De doopvont in zwart marmer en met geelkoperen deksel werd geleverd door Roegiers en in 1899 vernist door Geeraert. Van Aloïs De Beule is het zes meter hoge kruis met een Christusbeeld van 2,25 meter uit 1890. Het kruisbeeld uit 1792, rechts boven de preekstoel, is daarentegen van Jacques Lagye. In de deurtimpaan tegenover de Calvarieberg bevindt zich een "Christus in de Olijfhof' gebeeldhouwd door Aloïs De Beule. Van dezelfde kunstenaar zijn de beelden van de H. Comelius (1899), de H. Franciscus vanAssisi (1899), de H. Barbara (1899) en O.L. Vrouw van Lour316
des (1898) die de pijlers I, J, Ken Q (zie grondplan) versieren naast de beelden van de Q.L.Vrouw van de Vrede uit 1783 (pijler C) door Jacob Martens, de H. Coleta uit eind 19de eeuw (pijler N) door Matthias Zens en de H. Rita uit 193 8 (pijlerS) door Tinel. Het glasraam boven het hoofdaltaar, in 1895 aan de kerk geschonken door de moeder van Mgr De Battice - hulpbisschop van Mgr Bracq - en voorzien van haar wapenschild alsook het roosvenster in de westgevel uit 1838 zijn vanG. Ladon. De glasramen van het koor zijn eveneens van de hand van dezelfde kunstenaar en dateren uit de periode 1888-1901. Uitzondering hierop zijn de glasramen aan de noordzijde van het koor in de traveeĂŤn P/Q en Q/R die uit 1934 stammen en gemaakt werden door H. Coppejans. Het eerste is bovendien voorzien van de wapenschilden van de bisschoppen Henricus Lambrecht, Antoon Stillemans, Emiel Seghers, HonorĂŠ Cappieters en het wapenschild van Gent. Boven de deuren van de bergplaatsen 11 en XXIII bevinden zich respectievelijk de schilderijen "Santiago Matomoros" en "De predikende Sint-Jacob", beiden toegeschreven aan Luc Van Uden. Een ander schilderij: "De hogepriester Achimelek, de toonbroden gevend aan koning David" uit 1752 door Frans Pilsen is te bewonderen in de kooromgang langs de achterzijde van het hoofdaltaar. Een grafmonument dat beslist niet aan onze aandacht mag ontsnappen is dat van Willem Van Bronchorst (overleden in 1635) en Maria De Warluzel (overleden in 1636). Het dateert uit 1659 en is een kunstwerk van Gillis en Jan Matthys. Een ander grafmonument is dat van Jacob Felix de Coninck, advocaat bij de Raad van Vlaanderen en zijn echtgenote Anna Van Hoobroeck door Philip Marteos uit 1706-1708. Het werd ingewerkt in de koorafsluiting. Het centrum ervan wordt gevormd door een H. Oliekastje in tabernakelvorm uit dezelfde periode. _ Onder het beeld van de H. Paulus, aan pijler S, treffen we nog de gedenkplaat aan voor Joannes Alipius Reylof (t 1693) en zijn echtgenote Anna De Potter (t1731). De kerk is niet minder dan twee praalgraven van Jan Palfijn rijk. Het eerste, eenvoudige grafmonument werd onthuld op 11 februari 1783 en kwam er door de zorgen van het College der Medicijnen van Gent. Het bestaat uit een gedenkplaat met een bekroning in de vorm van een obelisk met daarop een kleine bronzen trofee die ineengestrengelde verlostangen voorstelt. De platen zijn in witte marmer, omgeven door zwarte marmer. Oorspronkelijk stond op het monument een foutieve overlijdensdatum en ouderdom bij overlijden vermeld. Er stond namelijk: "Obiit die 7 februari 1733. Aetatis suae 78". In 1890 liet de kerkfabriek de nodige correcties aanbrengen zodat er nu staat: "Obiit die 21 aprilis 1730. Aetatis suae 80". 317
Het 2e grafmonument Pal fijn.
318
Het monument was nog maar goed en wel onthuld of men zag al vlug in dat het te eenvoudig was om een man als Palfijn passend te huldigen. Reeds in hetzelfde jaar 1783 opende het College der Medicijnen een openbare inschrijvingslijst om een waardiger monument op te richten. Het tweede grafmonument kwam er reeds in 1784. Het werd gemaakt door de in 1740 te Diksmuide geboren beeldhouwer Karel Van Poucke. Het praalgraf, in gekleurd marmer, staat tegen een pilaar. Boven het voetstuk prijkt een grote obeliskvormige plaat in rood marmer. Boven het voetstuk en deels voor de obelisk bevindt zich een zwartmarmeren sarcofaag in licht reliĂŤf waarop een wenende jonge vrouwenfiguur in wit marmer en in sterk reliĂŤf weergegeven, steunt. Jan Palfijn werd te Kortrijk geboren op 25 november 1650 (andere bronnen spreken van 28 november). Hij was de zoon van een barbier-chirurgijn. De kennis die hij van zijn vader overnam breidde hij uit door zelfstudie. Toen men hem in 1670 in zijn geboortestad op het kerkhofbetrapte terwijl hij een lijk aan het roven was, vluchtte hij naar Gent. Hier werd hij na een proeftijd van drie jaar als chirurgijn aangenomen. In de jaren 167311674 verbleef hij te Parijs alwaar hij in contact kwam met geleerden uit Frankrijk, Engeland en Nederland. In 1675 keerde hij terug naar Kortrijk maar reeds in 1683 moest hij de wijk nemen naar leper omdat men in zijn woning anatomische preparaten had gevonden. De jaren 1693/1694 brachtten hem terug in Parijs. Nadat zijn omzwervingen om een uitgever te vinden voor een boek op een sisser waren uitgelopen kwam hij terug naar de Arteveldestede. Hier te Gent wou men hem terug een proeftijd van drie jaar laten doorlopen. Na hevig protest van zijn kant werd Palfijn dan toch na enkele maanden (in 1696) toegelaten als meester-chirurg. Bij dat ene conflict met het College der Medicijnen bleefhet echter niet. Toen hij enkele jaren later een examen aflegde voor de titel van gezworen meesterchirurg kreeg hij nog maar eens een geschil met het College. In die tijd was het gebruikelijk dat de examinandus na afloop van het examen de juryleden op een rondje vergaste in een plaatselijke herberg. Bovendien werd van hem verwacht dat hij een paar dagen later de juryleden uitnodigde op een culinair festijn. Het traditionele rondje had Palfijn wel gegeven maar vond het daarna welletjes. Hij vertikte nog verder kosten en tijd te besteden waardoor de "heren" juryleden letterlijk op hun honger bleven. Het medisch college spande daarop een proces in tegen Palfijn maar bij gebrek aan archiefstukken is het resultaat niet tot ons gekomen. In 1701 verscheen zijn eerste boek te Gent onder de titel: "Nieuwe osteologie, ofte waere, en seere nauwkeurige beschrijving der beenderen". Gent belastte hem in 1708 met de leergangen ontleedkunde en heelkunde en stelde hem voor de les ontleedkunde een amfitheater ter beschikking. Zijn voornaamste werk: "Heelkonstige ootleeding van 's menschen lighaem" werd in 1718 te Leiden uitgegeven. 319
Het meest bekend werd Palfijn door het ontwerpen van de verlostang die hij voor het eerst demonstreerde in 1721 voor de "Acad茅mie des Scienses" te Parijs. Na zijn overlijden te Gent werd hij op het Sint-Jacobskerkhofbegraven. Ten slotte blijven we nog even stil staan bij de klokken in de toren. Momenteel hangen er vier klokken in de toren. De twee oudste zijn de Salvator en de Maria uit 1628, gegoten door Frans en Niclaes de Lespine en Nicolaes Chaboteau. De twee overige zijn: de Jacobus (1829 kg) en de H. Sacramentsklok (562 kg), beiden in 1951 gegoten door de firma Bauwens. V贸贸r de Salvator en de Maria werden gegoten had de kerk nog een tijdje in het begin van de 17de eeuw, een Salvatorklok gehuurd aan de parochie Zuiddorpe in Zeeuws-Vlaanderen. Hiervoor moest een jaarlijkse huurprijs van 7 pond groten betaald worden. Gelijk met de Salvator en de Maria werden ook de Lieven, de Barbara, de Jacob en de Roebus gegoten. In 1631 bezat de kerk zelfs een beiaard met 13 klokken. Maar al deze klokken zijn nu niet meer in de toren aanwezig. Bij de inval van Lodewijk XIV in 1678 te Gent werden de klokken in beslag genomen om er kanonnen van te gieten. Men mocht ze evenwel afkopen, wat wellicht gebeurde met de Salvator en de Maria.
De kapellen Voor de bespreking van de kapellen van de Sint-Jacobskerk volgen we de nummering en de benaming zoals aangeduid bij Frans Verstraeten (zie afbeelding van het grondplan). De kapellen zonder wetenswaardigheden laten we hier buiten beschouwing. lil. Bergplaats. Deze werd bijgebouwd in de 18de eeuw en herbouwd in de 19de eeuw. Tot na de tweede wereldoorlog was hier het lokaal voor het catechismusonderricht. Tegen de zuidermuur: grafzerk van Nicolaus Vanderbeke (t1681). Tegen de noordermuur: grafzerk van Joannes Voet(t1761) en Marie Joanne Calluier (t1761).
IV. Calvariekapel, vroeger waarschijnlijk de doopkapel. Het beeld: "Christus aan het kruis" uit 1618 door Jan De la Porte. Dit beeld is afkomstig van het gewezen Sint-Jacobskerkhof. Links van het Calvariekruis een knielende engel uit 1892, door Matthias Zens. In een met glas afgesloten gotische nis: een H. Antoniusbeeld uit het eind van de 19de eeuw, door Alo茂s De Beule. 320
.s----eI
I
,;' M
/'
I
L
I
\ I
I
f
猫
K.
N
I
~0
J~ x
'
XVI
I
I
'
~p
I
'Et I
I
X' VIl
I
I I
I
I
~--------~~ XVIII
'~
~'
e'
E@
eu
oe
I
I I I I
I
~v路 I
lt'Xl
F'
E'ej
I
I I
ce
ev
c.路@ I
I
;
I I
I
~w路
VI
8w
6@
.
!:~ft=I I
I
'I I
Referentieplan naar Frans Verstraeten_
321
V
XXVI
Onder het venster: het schilderij "Ecce Homo" uit het midden van de 19de eeuw, door I. De Somer. V. Kapel van de H. Jozef. Sinds de 18de eeuw wordt deze kapel gebruikt door de Broederschap van de H. Jozef. In de 15de eeuw was ze waarschijnlijk toegewezen aan de schuttersgilde van Sint-Sebastiaan. Het altaar stamt uit de 18de eeuw. Het schilderij van het altaar: "De vlucht naar Egypte" uit 1810, door Louis Gerbo. VI. Kapel van de Gelovige Zielen. Tot in de 17de eeuw was hier de kapel van de H. Geestkamer. Vóór 1773 was ze toegewijd aan de H. Martinus, vereerd door de Vrije Schippers. Daarna is ze toegewezen aan de Kuipers en de Wijnschroeders maar wordt sinds eind van de 18de eeuw gebruikt door de Broederschap der Gelovige Zielen in het vagevuur. Altaar uit de 17de eeuw met schilderij "Het vertrek van de jonge Tobias" uit 1829, door Jan Baptist Maes-Canini. Naast het altaar: het schilderij "De Gelovige Zielen" uit de 18de eeuw. Tegen de noordermuur: grafzerk van Pieter De Roy (t1782), stichter van de Broederschap van de Gelovige Zielen, en zijn echtgenote Joanna Marie Colle (t1784). VII. Zuiderportaal. In de middenste nis van het boogveld: het beeld van de H. Jozef uit 1891, door Aloïs De Beule. Respectievelijk op de west- en de oosthoek: beelden van de H. Bavo en de H. Livinus, beiden uit 1893, door Matthias Zens. Glasraam uit 1891 door G. Ladon voorstellende: de H. Jacobus en verscheidene taferelen uit zijn leven, voorzien van het wapenschild van douairière C. de la Potterie. Schilderij: de H. Paulus, ca 1830, doorPieterVan HutfeL Grafzerken en -stenen van ridder Jan-Baptist Soenens, schepen van Gent (t1784) en zijn echtgenote Jeanne Marie Comelie De Coninck; van Jan-Baptist Guillaume Soenens ( t 1746), schepen van de Keure en Gedele, en echtgenote Agnes Françoise Maelcamp (t 1723), Jacques Soens, lic. rechten (t 1698) en Charles Soens, lic. rechten en kanunnik van Sint-Baafs (t1728); van François Lenssens, koopman (t1735), zijn echtgenote Comelia Soucy (t1745), en hun kinderen waaronder priester en licentiaat Franciscus Ludovicus Lenssens; van Joannes Jacobus Pulincx (t1768) en Maria Joanna Lenssens (t1767); en van Pieter Fiereos (t1725), zijn tweede echtgenote Geeraerde Hebbelynck (t1721) en zijn derde echtgenote Anna Laurens (t1739). 322
VIII. Kapel van de H. Comelius. Tot 1416 was hier de Drievuldigheidskapel, daarna de kapel van de Houtzagers en de Houtbrekers. Altaar uit de 17de eeuw met retabeldoek "H. Comelius zegent de zieke kinderen" uit 1813, door Johannes De Loose. Tegen de zuidermuur: het beeld van de H. Familie, eind 19de eeuw, door AloĂŻs De Beule, met een omlijsting door Matthias Zens. Schilderij: "De marteling van Paus Comelius" uit 1780, door Frans De Lange. IX. Toegang tot de sacristie. Tot in de 16de eeuw was hier de grafkapel van de familie Daman. Schilderijen: "De marteling van de H. Comelius" uit de 17de eeuw, volgens inscriptie rechts onderaan door I. Van de Velde, en de voorstelling van een onbekende bisschop, met schenker, uit de 18de eeuw. X. Kapel van het H. Kruis. Altaar uit de 17de eeuw met het schilderij: "Christus aan het kruis tussen de twee moordenaars" uit 1579, door Miehiel Coxie II. Dit schilderij werd besteld door de abt van de Sint-Pietersabdij als bijdrage tot het herstel van de geplunderde kerk. Het vormde oorspronkelijk het centraal paneel van een drieluik die het hoofdaltaar sierde. In 1659 werd het naar zijn huidige plaats overgebracht. Jan van Cleef restaureerde het. De twee zij luiken: "De verrijzenis van Christus" en "De aanbidding der herders" zijn ingewerkt in de muurbekleding. Verder nog de schilderijen: "De koperen slang van Mozes" en "De terugvinding van het H. Kruis door de H. Helena", beiden uit 1667 door Jan van Cleef. Het geschilderd epitaaf van de familie Luytens uit 1697 met schilderij "De boodschap van de engel GabriĂŤl" door Jan van Cleef. XI. Kapel van de H. Barbara. Vroeger was hier de H. Catharinakapel. Ze werd toegewezen aan de "eed" (het bestuur) van het Gilde van Sint-Barbara. Altaar uit de 18de eeuw met retabeldoek "De verheerlijking van de H. Barbara" uit 1665, door Jan van Cleef en besteld door de broederschap van de H. Barbara. De biechtstoel dateert uit 1712. In de vloer: grafsteen van Joannes Baptist Velleman (t1820). XII. Kapel van de H. Ambrosius, tevens kapel van de Tijkwevers. Het altaar uit de 17de eeuw werd herwijd op 20 november 1685. De datum "17 61" in het medaillon verwijst naar de de restauratie. Het altaarschilderij "De H. Ambrosius weigert Theodorus de Grote de toegang tot de kathedraal van Milaan" uit 1636, is van Nicolaas De Liemacker. 323
De schilderijen, respectievelijk rechts en links boven de predella van het altaar: "Het doopsel van de H. Ambrosius" en "De H. Ambrosius, aalmoezen uitdelend" zijn beiden uit 1636 en van de hand van Nicolaas De Liemacker. Het schilderij naast het altaar "Het laatste oordeel" uit 1640, eveneens van De Liemacker, werd geplaatst ter nagedachtenis van Pieter Vander Haeghen (t 1636) en zijn echtgenote Francisca De Neyt (t 1640). Het grafmonument van Jan Van Dixmude (t1522), zijn echtgenote Jacquelyne Dullaert (t1564) en hun kinderen Lieven- kanunnik van Sint-Baafs- en Philip - kanunnik van Dendermonde. XIII. Kapel van Mariën Theeren. Voor 1478 was hier de kapel van de Tapijtwevers. Sinds 1478 wordt ze gebruikt door de Rederijkerskamer Mariën Theeren. Tussen 1834 en 1904 werd ze tevens gebruikt door de Broederschap van Q.L.Vrouw van de Vrede en tot 1884 als sacramentskapeL Op het altaar uit de 17de en de 18de eeuw staat een draaitabernakel in Lorlewijk 16de-stijl uit 1784 door Jacques Lagye die eveneens in het zelfde jaar het altaarhuis boven het tabernakel maakte. Het altaarportiek dateert uit 1689 en werd vervaardigd door Servaes Manilius. Tegen de pijler links van de kapel: een "Ecce Homo" uit 1783 door Jacob Martens. Een retabeldoek "De Hemelvaart van Maria" uit 1678, door Jan van Cleef. Boven de muurbekleding, respectievelijk aan de noord- en zuidzijde: "De verlossing van de Gelovige Zielen" en "De boodschap van de engel aan Maria" van omstreeks 1675, door Antoon van den Heuvel. Wellicht is het gepast om hier even te blijven stilstaan bij de rederijkerskamer naar wie deze kapel wordt genoemd. Mariën Theeren ofMaria-ter-Eere werd gesticht vóór 1478. Dit blijkt uit een bekrachtigingsbrief, in dat jaar verleend door de schepen van Gent. Door de oprichting beoogde men enerzijds de verheffing van de godsdienst en anderzijds het beoefenen van de rederijkerskunst. Op 2 augustus 1532 bekwam het gilde een jaarlijks hulpgeld van drie pond groten. Daarvoor moesten ze ieder jaar twee wagenspelen opvoeren en ook bij de plechtige intredes van vorsten en vorstinnen "figuren vertoogenen een spel opvoeren". De vernieuwing van het bestuur had ieder jaar plaats op 7 november vóór het lofinde gildekapeL De verkozen bestuursleden bleven twee jaar aan waarna ze vier jaar moesten "wepelen" d.w.z. zonder functie blijven vooraleer ze terug konden herkozen worden. Het bestuur bestond uit een factor, ook spreker of dichter der rederijkers genoemd, een deken of hoofdman, een prins, een kapelaan en een aantal proviseerders. Het aantal bestuursleden bedroeg oorspronkelijk acht of twaalf. In de 324
18de eeuw werd het aantal op achttien gebracht. De taak van de factor bestond er in om de feestredenen op te stellen, de spelen te schrijven en de rollen te verdelen. Veruit het bekendste lid van Mariën Theeren was de kroniekschrijver Marcus van Vaernewijck. Op 21 december 1518 werd hij geboren uit een kunstenaarsgezin. Zijn vader, Marcus, en zijn enige broer, Pieter, waren beeldhouwers. Naar verluid zou hij slechts één maand school gelopen hebben. Vast staat dat hij enkel zijn moedertaal, het "Nederduits" sprak. In 1550, hij was toen 32 jaar oud, vertrok hij op studiereis door Europa. Deze bracht hem onder andere in Duitsland, Italië, Zwitserland en Noord-Nederland. Bij zijn terugkeer verscheen zijn "Chronijcke van Vlaenderen", een weinig betrouwbaar werk, vol met fabels en verzinsels. Nog tot 1558 bleefhij bij zijn ouders inwonen, in het huis de "Gulden Poort", gelegen op de hoek van de Paradeplaats (nu Botermarkt) en de Poeljemarkt. Na zijn huwelijk met Livina Hallyns zocht hij zijn woonst in het "Hof van Vaernewijck" op de hoek van de Sint-Jacobsnieuwstraat en de Ridderstraat. In 1561 begon hij aan zijn boek "Den Spieghel der Nederlandsehen Audtheyt'1, werk dat na zijn dood werd uitgegeven onder de titel "De Historie van Belgis". Naast zijn functie als factor bij Mariën Theeren, taak die hij slechts één jaar uitoefende, bekleedde hij diverse openbare ambten zoals in 1563 gouverneur van de Armenkamer, in 1564 van de Keure, in 1566 stapelheer en in 1568 schepen van Gedeele. Hij was tevens kerkmeester van Sint-Jacobs. Marcus van Vaemewijck overleed op 20 februari 1569. XIV. Kapel van de H. Nikolaas. Deze kapel werd gebruikt door de nering van de Oudekleerkopers. Het altaar is uit de 17de eeuw, met retabeldoek: "De H. Nikolaas, aalmoezen uitdelend" uit 1684, door Gillis Le Plat. Dit kunstwerk werd aangekocht door de nering van de Oudekleerkopers. Een biechtstoel uit 1693. Rechts van het altaar: het schilderij: "De doomkroning", ca. 1670, door Antoon van den Heuvel. Boven de biechtstoel: het schilderij "De verering van O.L. Vrouw door de broederschap van Sint-Jacob van Compostella" uit de 17de eeuw. XV. Kapel van de H. Liborius. Altaar, 18de eeuws, met retabeldoek "Het kind Jezus aanbeden door Petrus en Paulus" uit 1665, door Jan van Cleef. Een biechtstoel uit het eind van de 18de eeuw. 325
Schilderij: "Het klooster van de H. Coletainde Goudstraat", geschilderd ter gelegenheid van de processie in 1907 bij de 540ste overlijdensverjaardag van de H. Coleta. XVI. Kapel van de H. Anna. Dit was de kapel van de Witwerkers en de Hout- en Stoeldraaiers. Vroeger kapel van de H. Macarius en gebruikt door de Broederschap van Ste.-Margriete en St.-Hermeeus (15de eeuw). Was tevens een tijdlang toegewijd aan de H. Margareta en de H. Gregorius. Altaar, 18de eeuws, met retabeldoek "De H. Anna met Maria en het kind Jezus", vermoedelijk uit 1665, door Jan van Cleef. Het doek werd besteld door de Witwerkers en de Stoeldraaiers. Onder het venster: het schilderij "De vlucht naar Egypte". Schilderij: "De werkers van het elfde uur", ca 1640, door Nicolaas De Liemacker, besteld door de nering van de Wijnschroeders en was bestemd voor de kapel van de H. Martinus - nu kapel van de Gelovige Zielen. XVII. Kapel van de H. Livinus. Dit was de kapel van de Schrijnwerkers, in 1484 waarschijnlijk toegewijd aan Sint-MiehieL Altaar, eind 17de eeuws, met retabeldoek "De marteldood van de H. Livinus", vermoedelijk uit 1666, door Jan van Cleef. Onder het venster: schilderij "De prediking en de marteldood van de H. Livinus", einde 16de eeuw. Biechtstoel uit heteind van de 18de eeuw. Boven de biechtstoel: schilderij "De doop van Christus", begin 17de eeuw. Op het linkerpaneel staat de schenker, Jan Clarbout met zijn acht zonen afgebeeld. Op het rechterpaneel diens echtgenote Catelijoe van Pilcke met haar dochter. XVIII. Kapel van de H. Catharina. Deze kapel werd vanaf 1586 toegewezen aan de nering van de Grauwwerkers. Altaar uit de periode tussen 1669 en 1672, gemaakt door Gery Picq voor de som van 2350 gulden. Het altaarschilderij "De marteldood van de H. Catharina", ca. 1720, door Robert Van Oudenaerde. XIX. Het noorderportaaL V贸贸r 1773 bevond zich hier het doksaal. In de middenste nis van het boogveld: beeld van Q.L.Vrouw uit 1891, door Alo茂s De Beule. Respectievelijk tegen de oost- en de westzijde de beelden van de H. Amandus en de H. Macarius uit 1893, door Matthias Zens. 326
Schilderij: "H. Petrus", ca. 1830, door Peter Van Huffel. Glasraam uit 1893, door G. Ladon. Met taferelen uit het leven van de H. Coleta die op deze parochie overleed. In het midden: "Een stadsmagistraat, een franciscaan, een cisterciënser van Baudelo en de pastoor van de parochie overhandigen in 1442 de toelating aan Coleta en vier zusters om een Clarissenklooster te stichten in de Goudstraat". Boven: "Het afsterven van Coleta in het klooster van de Goudstraat in 1447, bijgestaan door haar biechtvader Pierre de Vaux." Grafstenen van Joannes Brassart (tl733), zijn echtgenote Maria Magdalena Dellecourt (t1732) en hun drie kinderen; van Jonker Adrianus Goethals, schepen van de Keure van Gent (t 1717), zijn echtgenote Maria Soenens ( t 1736) en hun dertien kinderen; van Guido Jocquet, kanunnik en scholaster van SintBaafs, in 1684 begraven in de Sint-Baafskathedraal; en van Judocus Roelants, meester-blauwverver (t 1760), zijn echtgenote MariaAnna De Wachter (t 1728) en hun elf kinderen. XX. Kapel van de H. Drievuldigheid. Sinds 1668 kapel van de Trinitariërs of Broederschap van de H. Drievuldigheid. Vroeger kapel van de H. Comelius. In het altaar: het schilderij "De verlossing van de christen slaven" uit 1669, door Gaspar de Crayer. Schilderijen: "De verlossing van de zielen van het vagevuur" uit 1668, door Gaspar de Crayer en "De afkoping der christen slaven door de Trinitariërs" uit 1698, door Jan van Cleef. Boven het middenstuk van de muurbekleding: het beeld" Q.L.Vrouw van Congo", eind 19de eeuw, door Matthias Zens. Links van het altaar: het borstbeeld van de H. Johannes De Matha, vermoedelijk uit 1695, door Jan Baptist Helderbergh. De broederschap van de H. Drievuldigheid kwam tot stand ingevolge de vergunning verleend op 27 september 1641 door bisschop Antoon Triest en de algemene overste van de Paters Trinitariërs. Dezelfde bisschohp stelde in 1653 de statuten op die later, in 1669, werden goedgekeurd door Paus Clemens IX. De broederschap had tot doel: "Christene slaven uit de handen der Turken en Afrikanen te verlossen". In 1786 werd ze door Jozefll afgeschaft. Later hernam ze haar werking, doch nu uitsluitend met een godsdienstig karakter. XXI. Kapel van Q.L.Vrouw van Zeven Weeën. In 1369 werd de kapel toegewezen aan de nering van de Leertouwers. In de 16de eeuw was het ook de kapel van de H.H. Cosmas en Damianus en O.L. Vrouw van Bijstand. Ze werd terzelfdertijd gebruikt door de Cotidiane. Ze kreeg sinds het einde van de 19de eeuw haar huidige functie. Altaar, eind 19de eeuws, met retabel en tevens twaalfde kruiswegstatie "Chris327
tus aan het kruis", uit 1889-1894, door Aloïs De Beule. De dertien andere staties van de kruisweg zijn van kleiner formaat, negen zijn ingewerkt in de buitenmuur, twee bevinden zich naast de deur van de doopkapel en twee naast het altaar. De houten kruisjes boven de staties en de planken van het kruis zijn gesneden uit olijfhout dat pastoor De Veirman uit Jeruzalem liet overkomen. Respectievelijk op en onder het altaar de beelden "O.L.Vrouw van de Zeven Weeën" en "Christus in het graf', beiden uit 1891, door Aloïs De Beule. Boven het afsluithek van de kapel: zeven medaillons van de Zeven Weeën, eind 19de eeuw, door Matthias Zens. Boven de deur naar de doopkapel: schilderij "Maria, de genezing van de zieken afsmekend bij haar Zoon" uit 1669, door Gaspar de Crayer. XXII. Doopkapel. Ze werd ca. 1740 gebouwd maar was oorspronkelijk bedoeld als bergplaats. Op bevel van Jozefll werd hier in 1784 een lijkkamer ingericht omdat de lijken slechts 's nachts naar het kerkhof mochten vervoerd worden. In de timpaan boven de deur: beeld "Het doopsel van Christus" uit 1890, door Aloïs De Beule.
BIBLIOGRAFIE - Verstraeten Frans: Inventaris van het kunstpatrimonium. Sint-Jacobskerk. - Bouwen door de eeuwen heen. Inventaris van het cultuurbezit in Belgil! - Architectuur - deel 4 na- Stad Gent, p. 24-31. - De Potter Frans: Gent van de oudsten tijd tot heden, Gent- 1882-1901, deel 7, p. 5-104. Van Overstraeten Jozef, Gerits Jan: Gids voor Vlaanderen, Antwerpen 1985, p. 342. Haerens Karel: Gentse gevelbeelden, Gent, 1984, p. 91-94. Inventaire Archéologique - fiche nr. 409: Handschrift van de memoires van Marcus van Vaernewijck, in: Ghendtsche Tydinghen 1982, nr. 3, p. I 39- I 41. Met naschrift door H(ugo) C(ollumbien). . Vraag en Antwoord (i.v.m. de twee ongelijke westertorens van Sint-Jacobs), in Ghendtsche Tydinghen 1982, nr. 5, p. 268-270. Inventaire Archéologique - fiche nr. 202: Het tabernakel van de Sint-Jacobskerk, in Ghendtsche Tydinghen 1990, nr. 2, p. 76-78. Inventaire Archéologique- fiche nr. 119: De preekstoel in de Sint Jacobskerk, in: Ghendtsche Tydinghen 1992, nr. 6, p. 352-353.
DavidMAES
328
DUITSE PANTSERTREIN TE GENT IN 1946 Vijftig jaar geleden, om precies te zijn op dinsdag 10 sept. 1946 verscheen in Het Laatste Nieuws het bericht dat in het goederenemplacement van het SintPietersstation te Gent een Duitse pantsertrein aangekomen was, die in 1944 door het Franse leger buitgemaakt werd. Drie Gentse kranten, De Nieuwe Gentenaar, Het Volk en La Flandre libérale brachten het nieuws 's anderendaags met de mededeling dat hij op die dag en ook de volgende te bezichtigen was mits een entreegeld van 10,- fr. ten bate van de sociale werken van de N.M.B.S. en van het werk der Franse spoorwegkinderen. Alleen La Flandre libérale publiceerde een foto ervan, namelijk in haar editie van 13 september. Die pantsertrein was de Panzerzug 32 (1) en zoals hij te Gent te zien was bestond hij uit een locomotief, twee P -wagen (Panzerträgerwagen of"pantserwagenmoederwagon") met hun pantserwagens, twee A-wagen (artilleriewagon) en twee K-wagen (Kommandowagen of commandowagon). De locomotief was een stoomloc zoals alle locs van pantsertreinen op één Dieseluitzondering na. Hij was niet meer voorzien van zijn originele bepantsering maar van een daarop lijkende kartonnen bekleding met camouflagekleuren beschilderd. DeP-wagen waren platte wagons met een zijdelingse bepantsering die zowel de wielassen van de wagon als de rupsketting en de wielen van de meegevoerde pantserwagen beschermden. Aan één uiteinde waren ze voorzien van een hellend vlak die het op- en afrijden van de pantserwagen mogelijk maakte (2). De A -wagen hadden een geschutskoepel voor een 10.5 cm kanon en een Flakof luchtafweerpost met een 3. 7 cm snelvuurkanon. Tussenin bevond zich een hoekig observatietorentje. De K-wagen was een kazemat met zadeldak en schuine zijwanden, rondom van schiet- en observatiésletiven voorzien. Eén ervan haQ nog zijn kaderanten· ne, de andere niet. Alle wagons waren van het type Omm d.w.z. met een lengte van 10;1 of 10.8 m tussen de buffers. Aan wagons alleen had die trein dus een lengte van meer dan 60 m. Voor de totale lengte moet daar nog die van de locomotief, de tender en de twee hellende vlakken van de p:..wagen bijgerekend worden. Meer dan 80 m. lang zal hij zeker geweest zijn. Bij een militaire actie werden vooraan en achteraan nog een gewone platte goederenwagon meegevoerd geladen met spoorstaven en dwarsliggers voor eventuele herstellingen aan het baanvak. Die trein die te Gent bijdroeg tot de stijving van een Belgische en Franse spoor329
Panzerzug 32. Op het achterplan de locomotief en op het voorplan de commandowagon zonder antenne. Tussen beide een artilleriewagon. (Eigen foto)
Panzerzug 32. Op het voorplan een gedeelte van de andere commandowagon met antenne, daarachter een artilleriewagon en helemaal op het achterplan een P-wagen met pantserwagen. (Eigen foto)
330
.JL
1r DeP-wagen of"pantserwagenmoederwagon" van Panzerzug 32.
De artilleriewagon van Panzerzug 32.
De luchtafweerpost van Panzerzug 32. (Eigen foto)
331
wegkas werd in Frankrijk op last van de Duitse bezetter gebouwd door de werkhuizen Somua te Lyon met uitzondering van de twee P-wagen die kant en klaar van Breslau kwamen. Met de constructie werd in maart 1944 begonnen en hij was operationeel tussen 1 en 14 juli van dat jaar. Op 7 september 1944 - vermoedelijk opstomend vanuithetZuiden - kwam hij in contact met elementen van het 1ste Franse leger dat, aangevoerd door generaal de Lattre de Tassigny, na de succesvolle landing op de Franse Zuidkust naar het Noorden aan het oprukken was. Dat gebeurde in het plaatsje SaintBérain-sur-Dheune op de spoor-
MoNTCEAU. LESMIN U
OLY~
lijn Montceau-les-Mines-Dijon. Tijdens het gevecht kreeg de loc een voltreffer in de stoomketel wat van hem een lam geslagen tijger maakte. Na nog wat over en weer schieten hield de bemanning (3 officieren en ca. 130 man) het voor bekeken en smeerde hem. Zodoende viel hij 's anderendaags vrijwel onbeschadigd in handen van de Fransen. Eigenlijk een staaltje van immanente rechtvaardigheid. Op hun kosten door hen gemaakt kwam hij terug in hun bezit. En bij hen begon hij aan een nieuwe carrière. Hij speelde namelijk de hoofdrol in de film van René Clément "La Bataille du Rail" (3), die te Gent in de Capitole uitkwam op 4 okt. 1946. Ook aan die carrière kwam een roemloos einde. Onder de slopershamer werd hij een hoop schroot. Aan pantsertreinen dachten de militairen al in 1826 kort na de geboorte van de spoorwegen. Het duurde echter tot in 1862, tijdens de Amerikaanse Secessieoorlog, vooraleer het tot de constructie kwam van hetgeen men de oervorm van een pantsertrein zou kunnen noemen. Het was een eenvoudige en niet zeer efficiënte constructie: een 32-ponder van de marine op zijn rolaffuit stond op een platte wagon beschermd vooraan en 332
alleen daar, door een naar achter hellend vlak bekleed met spoorstaven. Hij was gekoppeld aan een gewone locomotief. Betere, meer efficiënte en meer gesofistikeerde versies volgden elkaar in de loop der jaren op en werden in alle grotere conflicten door alle grotere landen gebruikt. Ook het Belgisch leger heeft pantsertreinen gebruikt namelijk in 1914 bij de verdediging van de Vesting Antwerpen (4 ). In de ateliers van Antwerpen-Noord werd op 25 augustus met de constructie van drie lichte en drie zware pantsertreinen begonnen. - Een lichte pantsertrein bestond uit een wagon van 18 m. lang voorzien van een snelvuurkanon van 5. 7 cm. met een naar voren gericht schootsveld en twee mitrailleurs, één in iedere flank tussen de schietsleuven voor de lichte boordwapens. Hij werd geduwd door een gepantserde loc die een kleine wagon van 6 m. trok voorzien van een mitrailleur die naar achteren vuurde. Trein nr. 1 werd operationeel op 5 september, nr. 2 op 10 september en nr. 3 was pas klaar op het ogenblik van de evacuatie van de Vesting op 8 oktober en werd onmiddellijk naar Oostende gereden. Trein nr. 1 en 2 waren te Gent van 11 tot 14 september van waaruit ze verkennings- en offensieve opdrachten uitvoerden in de richting van Dendermonde, Geraardsbergen en Oudenaarde waarna ze naar Antwerpen terugkeerden. Nr. 2 kreeg Gent terug als uitvalsbasis van 26 sept. tot 7 oktober. - De zware pantsertreinen waren een Anglo-Belgische realisatie. Zij bestonden ieder uit 3 locs, één aan ieder uiteinde van de trein en één middenin; tussen twee locs een munitie- en een artilleriewagon. Die laatste was uitgerust met een Engels 120 mm. kanon en had een gemengde Engels-Belgische bemanning. Slechts één ervan, operationeel op 23 sept. kon ingezet worden. Bij de evacuatie van de Vesting Antwerpen kwamen ze allemaal, d.w.z. Trein nr. 2 en 3 en twee zware pantsertreinen, in Oostende terecht. Trein nr. 1 moest achtergelaten omdat hij de linker Schelde-oever niet meer kon bereiken en de derde zware pantsertrein die nog in het montagestadium verkeerde eveneens. Op 13 oktober 1914 werden ze naar Duinkerke gereden waar ze verder geen rol meer speelden, een korte interventie tijdens de IJzerslag niet te na gesproken. Er moeten Gentenaars geweest zijn die deze treinen gezien hebben maar hebben ze ons ook dagboeknotities of foto's nagelaten? E.OSSIEUR
333
NOTEN
I. P. Malmassari. Les trains blindés 1826-1989. Bayeux 1989.passim. 2. De foto in La F/andre Libérale van 13 sept. geeft een goed overziehtsbeeld van deze wagon. 3. o.I. v. J.L. Passek. Dictionnaire du cinéma. Larousse 1986. 4. M.F.V. Van Daele. Trains blindés et trains fantömes, pendant l'investissement d'Anvers, in Bulletin beige des sciences militaires. 13 (1932) Dl 11, 1-14.
TER BERINNERING
Zoals reeds medegedeeld (G.T. Nr. 6- p. 336) kunnen sedert I januari van dit jaar oude jaargangen van "Ghendtsche Tydinghen" aan verminderde prijs bekomen worden en dit ter gelegenheid van ons 25-jarig bestaan. Prijs per jaargang (6 nummers) (vanaf 1981): 250 fr. Prijs per los nummer (indien het nummer apart voorradig is): 45 fr. Wenst u de (hoge) portkosten uit te sparen, dan kunt u de gewenste jaargangen en/of nummers zelfkomen afhalen in het Documentatiecentrum in het Groot-Begijnbofte Sint-Amandsberg tussen 10 en 12 uur, elke zondag (behalve in juli en augustus en op wettelijke feestdagen). Bij bestelling via onze postrekening dienen volgende portkosten bijgerekend te worden (enkel binnenland): I nummer: 50 fr. 2 tot 3 nummers: 58 fr. 4 tot 6 nummers: 70 fr. Verder per jaargang: 70 fr. En vergeet het niet, deze aanbieding loopt maar tot 3I december I996. Wie het eerst komt, eerst maalt en op is op.
334
GENSCHE WOORDEEN UITDRUKKIJNGE Deel XXXII
:t
(; -y,,.g. ~ ' . 路~~&~.:> :
De zonne schijnt veur iederien Syn.: "Gods zonne schijnt veur iederien": iedereen zonder onderscheid van rang of stand kan en mag daar van genieten. Dat is voor U alleen niet!
路 ~-~-~
@!~
Mijn moeder bakt koeke Syn.: "Uw (hem)sleppe zit uit U broek". "De vlegge loate woaje" betekent: kermis houden. Vroeger bestond het gebruik om op de feestdag van sommige heiligen koeken te bakken, die men dan de naam van de heilige gaf, zoals bvb. Sinte Mathilde of "Th ieldekoekskes". Op deze heiligendagen werden de huizen bevlagd. Van daar de gewoonte om daar waar koeken gebakken werden, meestal een stuk laken aan een stok buiten te hangen. Wanneer men wafels, pannekoeken, appelbeignets, oliekoeken of iets dergelijks verkocht, hing men "de witte vlegge" uit. Dit gebruik is nog tot op de dag van vandaag aan sommige fritures in zwang. Wanneer nu iemands hemd uit zijn broek stak, zoals de vlag van het pannekoekenkraam, zei men: "H茅 manneke, U moeder bakt koeke!" Soms werd dit gezegde ook gebruikt om de kinderen te verwijderen, die ergens te veel waren: "Allez, al diegene die ter te veelees goa noar huis: Uw moeder bakt koeken!", wat zoveel betekende als: "Moakt dadde vuurt zijt, kuist U schup af': inpakken en wegwezen dus.
335
Hang moar ons vlegge noar de wind Syn.: "Zijne rok (: kleed) kiere, zijnen hoed noar alle winde stelle, zijn kazakke kiere, zijn kerre kieren, zijn huufd stoad' op een pinne (: hij draait naar alle winden), 't es ne Pier-Jan-Klaas (die dikwijls van mening verandert), 't es al gelijk van woar da't komt": de huik naar de wind hangen. Een huik is een lange kapmantel zonder mouwen, die zowel door mannen als vrouwen gedragen werd. Fig.: van partij veranderen al naar gelang de omstandigheden dit raadzaam of voordelig doen schijnen.
Gij klopt er noar gelijk oen blende noar een ei Syn.: "Ge smijt er mee U klakke noar": Je antwoordt of raadt zonder nadenken of overleg. Ook: "Ge klapt van iets gelijk den blende over de koleure": Je spreekt er over zonder van de zaak iets te kennen.
Ge moet 't pasterke niet uitbange Syn.: "Ge moet de schijnheiligoard nie uithange; ge doe kweezelachtig". Een "pasterke" is een pastoortje. De betekenis wordt: je moet zo schijnheilig niet doen; je moet je niet beter voordoen dan je bent. Ook: "In het fijnst laken is het meest bedrog; hoe dichter bij Rome, hoe slechter christen". Dit slaat vooral op hoge geestelijken die tot bedrog hun toevlucht nemen.
Vie van de tseeve "Vie van" is de verbastering door volksetymologie van het Latijn "vivat": "Leve!" en met "tseevèn" bedoelt men de katholieken. Te Gent had men de St.-Jozefskring die uiteraard katholiek was. "Tsoozep, Tseppe" of"Tseef' zijn de vervormingen van Jozef. In 1867 schreef Napoleon Destanberg, alias Cies van Gendt: " ... En ik moet het U niet zeggen, ik die peter ben van de Tseefkens, aangezien da'k ze gedoopt heb." . (Stad Gent nr. 2983 ). Voor 1867 schreef Destanberg over de "Jefkes": ( 1864): "Gisteren hebben zich eene bende 't "Jefkes" in verscheidene herbergen buiten de Brugse Poort begeven". Uit: "De Opregte Waerheid" (kiespropagandablad). Zo sprak men ook over " 't muziek van de tseeve", het muziekkorps van een katholieke vereniging: "Van Tseefkes geboare": zich dom houden; "vuilen Tseef' (piloarbijter, wijwoaterzieker); "Tseeverije" en "Tseevemaniere" (achterbaks en link). Zo spreken de katholieken ook van de "Sossen", waarmee ze dan op hun beurt hun tegenstanders, de socialisten bedoelen. "Sosse" < Fr. Joséphine (Sossefiene), op een analoge wijze zoals dit voor "Tsjeef' gebeurde.
Ge rekt U girne Syn.: Gij rekt U gelijk een êwe kijsse": Je ligt liever te niksen; je bent liever lui dan moe. 336
'
~~~ SCH!)
IE
DEr<if"N ..
~---___/
Plaat 38
337
.
Leeve de luiheid, Roggebrund kom binne Syn.: "Leeve de luiheid de leegheid kom vantselfs, neluien hond, ne luie vent, een lui wijf, hij es lui en leeg, lui en lam, zuu lui of nen hond, lui (of leeg) zwiet is gèwe g'ried, 't luiste zwiet es 't ieste g'ried, ge moet op zijn puute terte ( duwe) gelijk de meulenîrs (meikevers) om hem in gank te doen schiete, hij steekt nieveranst ne puut an, hij es te lui dat hij leeft, hij es te lui dat hij zijn uugen ope doet, hij es te leeg dat hij zijn puute verzet, jonk lui es èwd oarme,jonge luioard êwen beedelirre." Van daar het gezegde: "roggebruud, kom binne." (Roggebrood was het eten voor arme mensen) Alexis Callant schrijft in "Tiperi": "een armoedige kamer. .. een schamele jonge moeder van Armoe sta mij bij en rogge bruud kom binnen!" (1937) "Luy lecker en veel te meughen, Syn dry dinghen die niet en deughen. " (Sterre Kycker,jan. 1712) "De luyheid is den sleutel van de armoede. " (Hemelmaenden, aug. 1767) "Luyheit is moeder van veele Sonden" (Spreekwoorden). En ook nog dit spotrijm op een luiaard: 1. Dat 't altijd zomer en zondag woar, 2. En kirmes' in de weke, 3. En damme niet wirken en moeste, 4. En damme niet anders en koeste, 5. Dat eten en drinke ons ambacht woar, 6. We wirkte wij gien stekel Lorlewijk Lievevrouw-Coopman vertelt dat de verzen 2 en 6 er later bijgevoegd zijn en dat er een andere vorm van het lied bestaat uit de verzen I, 3, 5 en
4. Voegen we er nog aan toe dat er vroeger 's zondags om half één een mis was in de St.-Baafskathedraal, die zeer toepasselijk "de luiaordsmisse" genoemd werd. "Hij kan ter nog goe zijn leeg gat van hêwe" en "Mee lang'hiele luupe" betekenen eveneens lui zijn. "Ruste d'hande, zuu ruste de tande: die niet wîrkt en hee nie".
338
DE STAM AUDENAERDE (Vervolg) Vir Fortis Es ... Gy zyt eenen Kloeken Man ...
FRANCISCUS JOANNES van AUDENAERDE Priester - Pastoor Pastoor FRANCIS JAN van AUDENAERDE geboren te GENT in de parochie van Sint-Miebiels-Zuid de eerste Mei 1740, zoon van JOANNES van Audenaerde en van Petronelia BARDIA. Hij overleed te KEMZEKE de 22 Mei 1825 "In het Pastoreet huis staande in het dorp littera A Numero Ses en sestig ... " oud 85 jaar; hij was "Capitosus et audax". Hij heeft gestudeerd aan het Seminarie te Gent drie jaren "Frequentans" van 1759-1764. Vice-pastoor te BAASRODE van 1766-1773, en te WAASMUNSTER van 1 Juli 1773 tot 27 September 1785. Francis Jan van AUDENAERDE werd Pastoor van Kemzeke benoemd op 27.9.1785 door collatie(= begevingsrecht, het begeven van een ambt m.n. van een geestelijke bediening) en concursus heeft plaatsgehad. Hij was de opvolger van Pastoor Franciscus-Ludovicus DU COULOMBIER, die eveneens Gentenaar was geboren op 25 Augustus 1710 in de parochie van St. Michiels-Zuid; die ook gestudeerd heeft in het Seminarie te Gent drie jaren "Frequentans" van 1734-1738; die Vice-pastoor te Kemzeke was van 17431759, en Pastoor van Kemzeke werd benoemd op 29 Juni 1759. Hij overleed op 20.8.1785. In het "Archief & Documentatiecentrum voor streekgeschiedenis" te MELLE hebben wij een aanplakbiljet gevonden welke werd uitgegeven ter gelegenheid van het Jubileum-feest over het" ...Vyftigste Jaer zyns Ouderdoms, en het Vyfen-twintigste Jaer zyns Priesterdoms ... " Het jubelfeest thema was: VIR FORTIS ES. Gy zyt eenenKloeken Man. (3.Reg.l. V.42) (Het derde boek der Koningen volgens Griekse Septuaginta.) (Het eerste boek der Koningen volgens Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift. 1.Kon.l.:42.). " ... Terwijl hij nog sprak, zie, daar kwam Jonathan, de zoon van de Priester Abjathar. Toen zei Adonia: "Kom binnen, want gij zijt een dapper man, en gij brengt goed nieuws... " Verder lezen wij op het aanplakbiljet: 339
JUiEL-GA·LM -ÊN_LO·~À~ZUY-N . . DQOR F:dMA. UrYFGEBLAEZEN .
I
.
OP DEN DAG ALS DEN EER WEIRDEN HEER ENDE MEEsTER
F.
V.dN ·_LiV:DE N LL E RDE 6JJ,_,(,)V Je G. Jft% G. X G._7
Zynen SolemneJen Jubi.lé heeft gegeven over het Yyfcigfie j:1er >:yns Ouderdoms, en hec Vyf.en-rwintigfie J::ae~f.rie~erdoms~
. 0 p
D E N
.V · ·
·o
Vir Fortis es.
XX\"Jf(;
jE p T E ~ B E R
0 R- "IV 0 R P Gy
tyl
un,cr.Klod:as
JIIUI.
1· Rq.
I.
Y-
41.
Kloek word gy hier genoemt, dat doen uw'werken blyken; Kloek zyt gy, want g'n moet voor geenen Samsom wyken; Het is al vruchteloos tegen u op te staen Noyt zal uw'wackzaemheyd door nyd ten ond'ren gaen ... De heer J. Thirion, secretaris van de Heemkundige Kring d'Euzie, te Stekene, heeft ons attent gemaakt dat in het midden van de kerk te Kemzeke er een grafsteen is in witte marmer met blauwe strepen. Op deze steen staan uitgebeiteld een kelk met hostie en twee doodshoofden omringd met volgende tekst: FRANCISCOS JOANNES van AUDENAERDE OUD IN HET 77ste JAER, PRIESTER 53ste, PASTOOR DESER PROCHIE 32ste, HEEFT DEEZEN STEEN GELEVD 'T JAER 1816 TOT CIRAET VAN GODS HUYS OVERLEDEN 22 MEY 1825 OUD 85 JAEREN. GOEDENTIEREN JESUS GEEFT AAN DE ZIELEN DER GELOOVIGE D'EEUWIGE RUSTE. AMEN.
340
Op kerkhof tegen de kerkmuur (calvarieberg): JESU ZYT ONZE HOPE EN TROOST ZONDER U ZYN WY NIET EN MET U ZYN WY BEVRYT VAN ALLE VERDRIET. BID VOOR DE ZIELE VAN DEN EERWEERDEN HEER FRANCISCUS JOANNES VAN AUDENAERDE PRIESTER 62 JAEREN, PASTOR DEZER GEMEYNTE 40 JAEREN, OVERLEDEN DEN 22 MEY 1825 OUD 85 JAEREN. BID OOK VOOR DE ZIELEN VAN ALLE OVERLEDENE DESER GEMEYNTE OP DAT ZY RUSTEN IN VREDE. JESU DAT HET EEUWIG LIGT HEM VERSCHYNE. AMEN. Jacques DISCART-AUDENAERDE
GENTSEMEMORIEDAGEN:28FEBRUARI-1-2-3MAART 28 februari 1637: De Gentse brouwersnering koopt voor 13000 gulden het Annonciadenklooster in Onderbergen: "...ten voorhoofde Onderbeerghe, recht over het clooster van de Predicheeren, van voren tot achter ende besloten tusschen de straete ghenaempt de Waeghenaerstraete gheseyt de Swartesusterhuysstraete ende de Eglentierstraete..." 28 februari 1745: Tijdens de Oostenrijkse successieoorlog liggen heel wat Engelse soldaten in de Nederlanden gekantoneerd. Daarom verschijnt een Engels dagblad te Gent, "The Daily Advertiser to the British Army". Een exemplaar van de uitgave van 28 februari 1745 wordt op het einde van de vorige eeuw teruggevonden door conservator Ferdinand Vanderhaeghen. 28 februari 1784: Een Gents record: Livina Legiest, weduwe Verment, sterft in het "Huys van Bermhertigheid" op de leeftijd van 105 jaar en 4 maand. Het was echter geen absoluut record voor Vlaanderen want in het begin van de 18de eeuw huwden te Beselare bij Ieper "... een man out synde 108 jaer en een vrouw synde 104 jaer, jonghman ende jonghe dochter... ". 341
28 februari 1811: Aanstelling van Josse-Jean Van der Haeghen tot burgemeester van Gent, ter vervanging van baron Pijcke die promoveerde tot departementsprefect. Van der Haeghen bekleedde zijn ambt tot de val van het Franse Keizerrijk. 1 maart 1815: Een afvaardiging van de Gentse gemeenteraad, onder leiding van burgemeester de Lens, begeeft zich naar Den Haag om koning Willem de wensen van geluk en voorspoed uit naam van de Gentse bevolking over te maken. 1 maart 1834: In alle kerken wordt de stichting van een katholieke universiteit te Leuven, door een herderlijke brief van het Belgisch episcopaat aangekondigd. Zulks zou te Gent aanleiding geven tot heel wat relletjes waarbij een 15-tal studenten werden aangehouden. 1 maart 1905: De Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent viert de inhuldiging van haar nieuw lokaal in de Lakenhalle met een prachtig banket dat besloten wordt met een uurtje kamermuziek uit de 18de eeuw.
2 maart 1820: Overlijden van Pierre-Joseph Pijcke, gewezen burgemeester van Gent (18091811 ), en prefect van Middelburg. Ondanks het feit dat hij een vurige voorstander geweest was van Napoleons bestuursysteem, wist hij toch de gunst van koning Willem te verwerven die hem tot gouverneur van Antwerpen benoemde. 2 maart 1832: De Belgische Revolutie van 1830 had voor Gent op economisch gebied zeer nadelige gevolgen gehad. Handel en nijverheid lagen geruime tijd lam en het was slechts in de loop van 1832 dat er enige verbetering kwam. Daarom schrijft de Gazette van Gent van 3 maart 1832 dat daags tevoren ongeveer 1400 stuks lijnwaad op de Gentse markt waren verkocht: ".. .iets hetwelk sedert onze omwenteling nog niet gebeurt was ... ". 2 maart 1905: Inhuldiging en opening van de Raadskelder onder de pas herstelde Lakenhalle. De Raadskelder wordt tegen een jaarlijkse huurprijs van 1500 frank aan de Brouwerij van Akkergem verhuurd.
342
3 maart 1452: Afgevaardigden van de Drie Leden wenden te Brussel pogingen aan bij Filips de Goede om de hertog met Gent te verzoenen. 3 maart 1479: De verhoging van de belastingen en de schaarste aan levensmiddelen hebben in februari te Gent een volksopstand veroorzaakt die echter vrij spoedig door de baljuw, Jan van Dadizeele, wordt onderdrukt: negen opstandelingen worden terechtgesteld. Op 3 maart is het de beurt aan wever Lieven van de Watere die na afgrijselijke folteringen, voor de ingang van het Gravensteen wordt onthoofd. 3 maart 1678: De Franse maarschalk d'Humières verschijnt totaal onverwachts voor de Gentse stadswallen met een leger van 12000 ruiters. (Deze verrassing was hem gelukt door met een paar escadrons ruiterij overal, aan de versterkte plaatsen tussen Gent en de Franse grens, zijn grote troepenbeweging aan het vijandelijk oog te onttrekken. De ruiters stelden zich overal korte tijd op "déployés en rideau en lignes sans profondeur", waardoor ze moeilijk door vijandelijk geschut konden worden geraakt. Achter de gesloten ruitergordijnen rukten inmiddels 67 infanteriebataljons verspreid en onzichtbaar op naar Gent. Op 4 maart kwamen ze de Franse ruiterij voor Gent vervoegen.) Het Spaanse garnizoen in het Spanjaardenkasteel, onder bevel van gouverneur Francisco de Pardo, omvat slecht een 5 à 600 man. Het verschrikt antwoord van de Gentenaars: onmiddellijk alle sluizen openzetten om de periferie van de stad zoveel mogelijk onder water te zetten. Vliegensvlug vrijwilligers optrommelen om de stadsversterkingen tussen de Heuvelpoort en de Kortrijksepoort te verstevigen. De stadsmagistraat kondigt af dat al wie toestemt om gedurende 24 uren aan de stadsversterkingen te werken " ...vier jaer van wacht, accys en alle andere stadslasten souden vry syn ... ". De brouwers, vleeschhouwers, visverkopers en vrije schippers zenden al hun neringleden naar het bedreigde stadsdeel en werven vrijwilligers aan tegen 12 schellingen per dag. De schippers bezetten onmiddellijk het "Oraignenbolwerck" en het "Gravenbolwerck", de gevaarlijkste verdedigingsposten. Omdat het overal elders onder water staat concentreren de Fransen zich namelijk op de bolwerken aan de Heuvelpoort en aan de Kortrijksepoort. Zij kamperen nabij de Kortrijksesteenweg in het gehucht "Zieklien". 3 maart 1882: Geboorte te Gent van architect Vatentin Vaerwyck. Met de restauratie van de Gentse belforttoren in 1912 vestigde hij zijn reputatie. In 1913 werkte hij mee aan "Oud Vlaendren" en het "Modern Dorp", twee ontwerpen voor de Gentse wereldtentoonstelling. Zijn stijl was zeer geworteld in de traditie, maar tegelijk rationeel van concept. Van 1923 tot 1947 werkte Vaerwyck als Provinciaal architect. Ronald DE BUCK 343
GENTELDERSONTMOET De Maagd van Gent Het Gruuthusemuseum te Brugge bezit een scheepsmodel dat de naam "Maagd van Gent" draagt. Het werd op 2 augustus 1883 aangekocht door het voormalig Oudheidkundig Genootschap van Brugge van de weduwe van de te Brugge, in 1882, overleden apotheker Thevelin. Hiervoor betaalde het genootschap toen 800 Fr. Het model heeft een voorkasteel met slechts ĂŠĂŠn dek. Het achterdek omvat een hoofddek en een campagne. Omheen de achtersteven loopt een galerij. Het telt twee volledige geschutsdekken met zesentwintig kanonnen met daarnaast twee stukken op de spiegel en vier geschutstukken op het achterdek en de campagne.
Maagd van Gent, Gruuthuusemuseum, Brugge.
344
Het schip is versierd met gesneden lofwerk. Op de verschansing zijn de koppen aangebracht van soldeniers. Onder het boegbeeld prijkt een leeuw. De luiken van de geschutspoorten zijn versierd met leeuwekoppen. Op de bewerkte spiegel zijn boven de galerij een aantal figuren aangebracht, waaronder twee engelen en een vrouw: de "Maagd van Gent". In de ene hand houdt de "Maagd van Gent" een wapenschild vast (een gouden leeuw op zwarte achtergrond) en met de andere hand streelt ze de kop van een leeuw. Het model telt een aantal masten zoals een fokkemast, een grote mast, een bezaanmast en op het uiteinde van de boegspriet nog een klein mastje of blindesteg. Naast het exemplaar in het Gruuthusemuseum bezit de stad Brugge nog een maquette van een "Maagd van Gent". Deze bevindt zich in het stadhuis. Zij werd vervaardigd door Prosper Hinderyckx. Volgens het verslagboek van de "Société Archéologique de Bruges" van 4 september 1924 zou Hinderyckx twee copies van dit schip hebben gemaakt: "l'un a bien été offerte par un groupe d'officiers allemands a l'Admiral Schaëder et l'autre estexposéeen vent en ce moment d'Anvers." Vermoedelijk is het exemplaar in het Brugse stadhuis datgene dat aangeboden werd aan admiraal Schaëder en later eventueel aan de stad geschonken. In "An Flanders Küste. Kriegszeitung fiir das Marinekorps" van 15 augustus 1916 wordt op pagina 86 een gelijkaardig schip afgebeeld. Herinneren we er aan dat het Bijlokemuseum te Gent een geelkoperen copy bezit van het in het Gruuthusemuseum bewaard houten model. Dit exemplaar, uit 1684, werd vervaardigd door Jean Baptiste Le Marischale en, volgens een erop bevestigde koperen plaat, in 1758 gewijzigd door Joannes Clement (de vooruitstekende boeg werd stomper gemaakt). Van dit model ontbreken de drie grote masten. Het werd door Jean de Kerchove, Heer van Vaulx en schepen van de Keure van Gent, geschonken aan de nering van de Gentse Vrije Schippers. Het diende als triomfschip in optochten en processies en vond tussendoor een plaatsje in de kapel van de Vrije Schippers. Deze "Maagd van Gent" werd door de stad Gent aangekocht in 1883 op de veiling van L. Minard.
BRONNEN
- Briefwisseling met Dhr. St. Vandenberghe, adjunct-conservator te Brugge. - Gent. Duizend jaar Kunst en Cultuur, Gent, 1975, p. 372.
DavidMAES
345
De heer Maurice Vanheuverswijn heeft van 1914 tot 1920 inAth (Henegouwen) gewoond, hij heeft er een deel van zijn studies gedaan en heeft er nog veel vrienden, en zelfs familie. Hij weet ons te vertellen dat er in Ath ook nog over Gent gesproken wordt. Zo is er een "rue de Gand" die ligt op de oude baan van Mons naar Gent (anno I 398). Op de vestingsmuren van Ath was er "la tour de Gand". En in Lessines, nabij Ath, is er ook nog een "chemin de Mons à Gand".
BESCHERMLEDEN 1996 Guy Versmessen (3900) Edmond Cocquyt (3200) Dr. Roland Marlier (2000) Solange De Stoop (2000) Dr. Charles Vuylsteke (2000) Leon Marteos (2000) Xavier d'Hoop de Synghem (2000) Alice Dynoodt (2000) Prof. Dr. Guy Schrans (2000) Willy Van Mossevelde (2000) Piet Van Eeckhaut (2000) Suzanne Hiernaux (1600) Walter Abbenbroek (1600) Willy Van Belle (1500) Michel Kalmar (1500) Ferdinand Handovsky (1300) Dr. Eric Salmioen (1200) Paul Van de Voorde (I I 00) Mw Van Dijk-Vaohooren Lea Willy Everaert Cecile Nevejans Prof. Dr. Eric Van de Velde Charles Van Hecke John Colpaert Hubert Van Hoorde Dr. André Maenhout Georges Broget Dr. Eric Veys Dr. Philippe Verjans
Ferdinand De Buck Cesar Block Willy Steyaert Bernard Cruyt Albert Preys Yvonne Hutsebaut Paul Beekhout Bernard Hebbelynck André De Cuyper Guy Schietteeatle Roger Dekeyser Dr. Adhémar De Wulf Micheline Walgrave Guido Van Renterghem Maria Van Quickelberge Pierre Uytterhaegen Jean-Paul Marchal Jacques Vermeuten Jean Walraedt Sylvester Serlippens Oscar De Somville Philippe Hebbelynck Ir. Jules Berlo Prof. Em. Dr. Pieter Braeekman André Rasson Georges Delori Yvan Piqué Robert Verspeeten Nelly Deherdt 346
Patriek Rombaut Joseph Roosen Freddy Hoste Pierre Hebbelynck Mw De Wispelaere-Van Hauwaert K. Daniël Uyttendaele Michel Noppe Robert De Kezel Jean-Pierre Leirens GuyBaert Mw Charles Van de Putte Jean Bertrand Philippe Proost Lucien Detemmerman Charles Dael Arie Parlevliet Dr. Henri Depoorter Jacques Monsaert Marc Van Rauwermeiren
AndréPemot AlbertYlen Rudy Vanhollebeke Christian Scheiris Jan De Vleeschouwer Jéröme Moortgat Freddy Van Vlaenderen Edgard Praet Pierre Constales Jacques Huys Femand Verheggen J.-P. Peckstadt Dr. Henri Duquesne John Leten Paul Hebbelynck Mw De Coster-De Doncker Lucien Casteels Mw De Reuse-Claeys Robert Waeri André De Somville
STEUNENDE LEDEN 1996 Felix Waldack (900) Frank Meert (800) Ir. Gustave Veeckman (800) Ir. A.J. Impens (800) Willy Devogelaere (800) Mw Van der Stock-De Blauwe Monique (800) Noël Van de Velde (800) Jacques Thissen (800) Jean Broekaert (750) Didier Eechaudt (750) Michel Roelants (700) Dr. Charles Annez (700) Guy Kint (700) Diane Sarteel (700) Guy Beyaert (700) Aldo Bruderlin (700) Luc Bauwens (650)
Andrée Cavens Roger Moreau Jean-Pierre Quintyn Marie-Jeanne De Smet Mw Piton-Van Geluwe Estelle Louis Devloo Joseph Päquet Xavier De Schryver Philippe Kluyskens Prof. Dr. Herman Balthazar René Rodrigues Dr. Honoré Wyffels Mw Steels-De Visschere Maria Mw Berglund-De Feyter Maria Richard Coppieters Danny Baete Armand Blondeet Z.E.H. Peter Schmidt
347
Dr. Jean-Pierre Padt Amedee Veileman Z.E.H. Jos Mertens Jean Eeckhout Guy De Maertelaere Elly Van Durme Roger Spilthoorn JeanDhaene Marc Coucke Leon Lemaitre Jacques Lataer Dr. Thierry Goetghebuer Gaston De Smet Lucien Vermaele Jan De Weirdt Karel Ossieur Mw Broekaert-Blondeel Regina Prof. Em. Dr. Kamiel Van Acker Herman Hollanders Luc Glibert Dr. Loclewijk De Vos Norhert De Vleesebauwer Marcel Van Huffel Jean Libbrecht Serge Pauwels Etienne Verschraegen Marthe Verdickt René Parasie A. De Geyter Roger Verbeken Stefaan Van Schoor Mw Albert De Meutemeester PaulMauquoy André Buysse Gilbert Gassée E.B. René Stockman Gerald Me Hugh Roger De Buyst Alfred Roose Suzanne Vander Gracht Guy Bruyneel Willy De Smet
LucLekeos Marcel De Preter Marg. Grijp Mw Lamon-Demeyer Angèle Fernand Goethals Dr. Christian Sandyck Maurice Labijn André Vandenbruane Michel Peirtsegaele Georges Neslany Andreas Vandeleene Gustave Vanderlinden Mw Mortier-Haesaert Paula Frans De Bleecker Roger Van Bockstaele Mw Vancraeynest-Mulert René Schuurmans Bert De Stoop GustaafVan Audenhove Prof. Em. Dr. Sander Evrard José De Boose Ir. Johan Cornelis Jacques Brun André Rottiers Walter Claeys Erik Vandenbroele Adolf Bucqué Norhert Verhasselt Carlos Fassin Etienne De Clercq André Depoorter Anne Van Rentergem Willy Van Hevel Mw Tavernier-Vereecken C. Frank Ödberg Jean Jacques Firmin Andries Eugène Uytterhaeghe Willy Van Trappen Henri Claeys Mw Kluyskens-De Potter Nicole Pierre Vanderhaeghen
348
R. Steyaert Marcel Cambier Marcel Vanden Daele Antoine Albessart Serge Tollenaere Robert De Rudder Jean Steenbrugge Alain Schollaert Femand De Rockere Luc Devriese André Deproost Willem De Schrijver Albert Plasschaert Etienne Van den Boogaerde Marc De Munnynck Eric Deploey Pierre Geemaert Georges Thysbaert Richard Caese Roger Winset Georges Oosterlinck Edouard Van Brusselen John Van Rulle E. VanLaere Jacques Van de Calseyde M. De Jaeger Raout Buysse Gilbert Lodrigo Eddy Detaeye Wim De Bock GuyCarton Lt-Gen Maurice Deneve André Miebiels Mw De Roubaix-De Leye L. Daniël Peeters Raout Hofman Herwig De Munnynck Z.E.H. Lucien Lammens Eric De Buck R. Versteele Christiane Van der Meuten Mw Eeckman-Bryssinck Jenny
GustaafNicaese Willy Diegenant Mark Rummens Mw Jean Comelis Georges Meersschaut Joannes Ruytinx Madeleine Criel Pieter Spanoghe Rafvan den Abeele Marie-Louise Bleyn Katia De Geyter Gerard Mortier Leon Trivier Beatrijs Perriens Marguerite Wustefeld FemandBeke Jacques Hebbelynck Jan Koninckx André Scheire LucVan Melle Jaime Jurdan Guy Namurois Roger Dobbelaere Robert Devreese Eric De Meyere Anne Cocriamoot Willem Van de Velde Mw Van Beveren-Oosterlinck Josine Adolf Delantsheere Albert Seis Eddie Van Haverbeke Eric De Moor André Verbrugghen Hendrik Carpentier Gilbert Pauwels Eric De Keukeleire Louis Daens RaoutPutman Roland Van Ranst Robert Lybaert Leopold Verhoene Mw Geeroms-Van Biervliet 349
Jean-François Peeters Roland Rombaut Dr. Pierre De Vos Alain Smetryns Dr. Carlos Metdepenninghen Gaston Fortie Laurent Claeys Robert Van Bocxstaele Henri Minnaert U rbain Catleeuw Charles Pierre Albert Braekman Mw Callebaut-De BroeR. Dr. Philippe Driege E. Rombaut Roland Van Damme
Jacques De Schryver MwAndréDua Johan Muller Marc Vandegehuchte Dr. Daniël Sabbe Louis Van de Vyvere Fernand Van Quaquebeke Roland Van Bocxstaele Mw Schauvliege-Van Megroot M.-L. Willy Vervondel Jacques Carels Mw Alexis Janssens Philippe Willemot Ghislaine Eeckhout Luc Moortgat Valerie Godu
STEUNFONDS 1996 600.400.150.I 00.-
Collumbien H. Mw Van Lerberge E. Van Goethem A. Roels D. ('95) - Drubbel R. - Mw Wauters-D'haen E. - De Smet Th. Steenbruggè A. - Vlerick W. - Elderweirdt L. - Mw De Bouck J. - SintLucasklooster-Marchand J.-M.- De Bosscher A.- Delva J. - Ongena L. - Bourgonjon P. - Mw Halsberhe-Coutteel S. - De Groote P. -Anthonis P. - Vlieghe P. - Van Bossele L. - Mestrum H. - Labout A. - Mw KeppensDentandt M.-J. -Van DammeR. - Rotsaert J.-P. - Hublé F. -De Rudder M. -Van Schoote A. - Roose J.-P.- Z.E.H. Thoonen A.- de Clippele Fr. - Verrept St. - Brasseur H. - Dr. Van den Boogaerde A. - Mortier P. 50.- Oijen A. Toelage Provincie 1994: 18.605,-
350
PUZZEL1996 Ghendtsche Tydinghen is vijfentwintig jaar jong, da's niet niks. Vroeger werd men met 25 pas volwassen, maar men moest wel elk jaar wachten tot na Pasen (Paasstijl). Hetjaar 1972 (1stejaargang) was een grootjaar. Toen hadden tevens Mouth & Mac Neal een hit met "How do you do", dat wekenlang nummer 1 stond in de hitparade. Op 12 april werd het doek "Au seuil de la liberté" van René Magritte bij Sotheby's (Londen) geveild voor 6.325.000 Bfr. Door de splitsing van de Utrechtse Cinemafestatie, waarvan een deel overgebracht werd naar Antwerpen, mochten de Belgen ook de geprezen, maar erotisch getinte film "Sweet Sweetback's Baadasss Song" bekijken. Over erotiek werd er toen genoeg gepraakt en deze was niet alleen van Porcelein. Hugo Claus werd voor zijn drie naakte mannen op het podium door de Brugse rechtbank veroordeeld tot vier maanden. Op de beeldbuis deed "Wij, Heren van Zichem" het vrij goed. Het toetreden van Engeland tot de E.E.G. viel vooral in het water in geen goede aarde. Britse en Franse vissers hadden het aan de stok(vis). Ze wisten direct hoe laat het was: "kaart voor den abberdaan 't zal stokvis slaan". Paul Snoek (niets met vis te maken) kreeg de Eugène Baieprijs en Walter Beekers won in Italië de Diano-Marina-prijs. Karel Geirlandt slaagde er in om voor het Gravensteen de belangrijkste Gentse kunstenaars te fotograferen naar aanleiding van een tentoonstelling op de Kouter. Geirlandt was toen voorzitter van de Vereniging van het Museum voor Hedendaagse Kunst. Daar hij op dat moment nog niet het juiste voorbehoetsmiddel gevonden had, moest men nog drie jaar wachten voor de oprichting van het later zo omstreden museum. Maar mensen toch, dat was nog eens een tijd. We hangen dit jaar dan ook eens het feest- en ander varken uit en verwennen eens extra onze leden die graag hun grijze en andere massa's pijnigen. Ook wij hebben iets te vieren, nl. de tiende puzzel die we in elkaar 'flansen' voor Ghendtsche Tydinghen. We beperken ons wel tot de periode vanaf de Vlaamse primitieven (die die aan de muur hangen en anderen) tot heden. Maar zoals elke vereniging moest de Heemkundige Kring ook haar kruis hebben, we hebben dit dan letter-lijk willen uitbeelden. Hieronder treft U dan ook een kruis aan, waarin U terug letterkens mag plaatsen. We zoeken dit jaar twee personen die elk een belangrijk rol hebben gespeeld voor onze vereniging. Het antwoord op iedere vraag vindt U telkens in één jaargang. Echt eens de moeite om de Ghendtsche Tydinghen van onder het stof te halen en de stof nog eens te herhalen, alvorens aan de toets te beginnen. 1) De Fransen verkochten op 16 januari 1797 de inboedel van de Predikheren en Augustijnen. De spotnaam voor Augustijnen was "auwe stijnkers" of paters 351
"stijnkaard", maar d'oude Gentenaars hen d' ... noemden. We vragen van dit woord de zesde letter (zonder d'). 2) Men noemde hem "den Tjekke", maar zijn dood was een zwaarverlies voor de naderende Wereldtentoonstelling ( 1913) te Gent. Van zijn familienaam vragen we de eerste letter. 3) Negen van die mooie wapenborden van de orde van het Gulden Vlies in de Gentse hoofdkerk werden in de in 1568 inbeslaggenomen documenten in verband gebracht met een Gents schilder, waarvan we van de voornaam de laatste letter vragen. 4) Aan dit fraaie gebouw zal steeds de gedachte gaan naar adellijke dames, die er gedwongen of ongedwongen verbleven. Naast Michèle de France, Jacoba van Beieren verbleef er ook het petekind van de aartshertogin. Zij heeft er trouwens haar steentje bijgedragen. Van haar volledige familienaam vragen we de derde letter. 5) Deze Amsterdamse pedagoog kreeg voor zijn didactisch werk een gouden medaille van burgemeester Karel de Kerchove. Belangrijk voor de Gentse jongeren is zijn "Aardrijkskundige-Geschiedkundige Beschrijving vanGend voor de Jeugd". Dit werk herinnert direct aan Steyaert, die de auteur- wiens tweede letter van zijn familienaam we zoeken - goed gekend heeft. 6) We vragen de laatste Ietter van de familiespreuk van de oorspronkelijke eigenaars van het domein, waar later L'Avenir en Nouvelle Linière du Canal gebouwd werden. 7) Alhoewel de kleinzoon -een toevallige Antwerpenaar, die zichzelf een Gentenaar noemde -een zeer bekend cartograafwas, was de grootvader de officiële stadsgeneesheer van Gent en werd zelfs door Keizer Karel benoemd tot raadgevend geneesheer. Van deze grootvader vragen we de eerste Ietter van zijn voornaam. 8) Al was den baard vuil en zot zijn vader was een welgesteld textielfabrikant, wiens fabriek gelegen was aan de huidige Fr. Rooseveltlaan. Deze rare kwast is bekend voor zijn 'gazetten', zoals "La Presse des Flandres", "La Propagande libérale", "Volksblad", enz. Van de achternaam van deze liberaal vragen we de laatste letter. 9) Deze beroemde Brusselse beeldhouwer werd beschuldigd van sodomie. Hij werd gewurgd en verbrand op de Gentse Koornmarkt op 29 september 1654. Van zijn familienaam vragen we de laatste letter. 352
-
-
l I I I
I I I
I
-
r-
-r-
10) Alhoewel ze zelf waarschijnlijk dat waterken gegraven hadden, wilden de paterkens hun voeten niet nat maken. De brug die naar hun genaamd is, had affiniteiten met hun kaas, nl. in de 17de eeuw vertoonde ze drie gaten. Op de huidige brug gebouwd in 1938-39, waarvan we de zesde letter vragen, is zeker niet het gezegde 'brugge, die schone' van toepassing. Ze zou de lelijkste van heel de stad en aanpalende gehuchten zijn. 353
11) In de Korte Dagsteeg was een bekend winkeltje waar men nic-nac of kartientje, in twee gesneden en gevuld met gesmolten chocolade, een pak brokkelingen van 5 cent, taartjes, gevulde mastellen met boter en bruine suiker eventjes in het wafelijzer gedraaid en de speciale oorlogsbaksels verkocht. We vragen de vierde letter van de voornaam van onze Gentse keuken-prinses. 12) We wensen de tweede letter van de familienaam van de oorspronkelijke ontwerper en leidinggevend uitvoerder van het Citadelpark te kennen. 13) Bij de voorstelling van het ontwerp om de St.-Annakerk te slopen, wilde men de kerk van het Klein Begijnhof verheffen tot parochiekerk. Daar er in het begijnhof geen voldoende parkeerruimte was, wilde men nog een ander gebouw slopen om plaats te creĂŤeren voor een parking. We vragen de vijfde letter van het gebouw, dat verschillende namen draagt. We houden ons letterlijk aan de benaming zoals deze in het handelend artikel in G.T. vermeld wordt. 14) Alhoewel het in de eerste plaats om miniaturen ging, zag deze mijnheer het niet klein. Hij had trouwens een groot atelier. Hij was omstreeks 1500 de belangrijkste Gentse schilder-verluchter. Voor de opname van diens tweede gekende leerling (de eerste was eigenlijk meer een gezel) hypothekeerde zijn oom en voogd - een pastoor uit Utrecht - de leertijd. Van deze nonkel uit het verre Nederland zoeken we de eerste letter van zijn achternaam. 15) We vragen de zesde letter van het Gentse woord, een uitdrukking die staat voor iemand met een dikke ronde buik die in verwachting is. En we willen hieraan graag de uitdrukking "Den appel valt niet ver van den boom" toevoegen. 16) Op 11 juni 1995 werd een bas-reliĂŤf in medaillonvorm onthuld op het graf van de in 1994 overleden bekende Gentse volksauteur, regisseur en acteur, wiens naam altijd verbonden zal blijven aan de Minard. Mogen we de laatste letter kennen van deze (familie)naam? 17) De woning in de Hoogstraat waar Ach. Y sabie- Directeur van de Aalsterse Academie - verbleef, werd in de 19de eeuw bewoond door een glas- en versieringschilder, waarvan de achtste letter van de familienaam gezocht wordt. 18) De laatste letter van de werkelijke familienaam van Tatke 't Zandboerke.
19) Kent U de vijfde letter van de familienaam van de beeldhouwer van het standbeeld van Lieven Bauwens? 20) Ik zou de laatste letter van de familienaam van de gieter van de werkklok (1713) in het Belfort willen kopen. 354
21) Van deze Nederlandstalige toneelschrijver is vooral het Gents Woordenboek bekend. Is van zijn familienaam u soms de derde letter bekend? 22) In de St.-Niklaaskerk bemerken we een epitaafschilderij voorstellende een echtpaar met hun 31 kinderen. Kent u de eerste letter van de voornaam van de moeder? 23) De eerste letter van de voornaam van deze korporaal, die in 1944 stierf als generaal. Tijdens de tweede wereldoorlog was hij bevelhebber van het tweede regiment karabiniers. 24) Deze architect, graveerder ( 1788-1866) en medestichter van de Kon. Maatschappij voor Schone Kunsten en Letteren is vooral bekend door zijn verzameling prenten - aangevuld met manuscripten, foto's en schilderijen -, die gelukkig nog steeds bewaard wordt in onze stad. De derde letter van zijn naam, die gegeven werd aan deze collectie, willen we graag kennen. 25) Om niet te eindigen als een hond in een bolspel vragen we de zesde letter van de straat waar "De ware Vrienden van de Krulbol" omstreeks 1845 opgericht werden. Zoals gewoonlijk worden de antwoorden voor 1 januari 1997 verwacht op het redactie-adres: Lijnmolenstraat 149,9040 St.-Amandsberg- Gent. Onze feestvreugde kan dit jaar niet op. Daarom vragen we bij ieder antwoord NIET naar de jaargang, waaruit we ons inspiratie putten. Enkel het (goede) antwoord op alle vraagsken en de naam van de twee gezochte personen is al voldoende. Dit was het geluid van de feestvierende quizmaster-voice.
BIBLIOGRAFIE Joris van Parys deed meer dan 5 jaar research van oorspronkelijk materiaal in de Bibliothèque Nationale in Parijs, het Deutsche Literaturarchiv in Marbach, de Stadsbibliotheek van Winterthur, archieven en bibliotheken in Brussel, Gent, Antwerpen, Belvès, Offenbach, Zürich, Saarbrücken en Genève. Het resultaat? "MASEREEL, een biografie". Een lijvig boek, een monument waarin een volledig beeld opgehangen wordt van de mens en van de kunstenaar. Ook wordt er uitgebreid ingegaan op zijn vriendschappen met Romaio Rolland, Stefan Zweig, Thomas Mann, enz. We zien niet goed in wat er na dit kostbaar document nog zou kunnen geschreven worden over Masereet 355
Een pracht van een boek van formaat 23,5 x 15 cm., 448 bladzijden dik, rijkelijk geïllustreerd met een 50-tal foto's (waaronder nooit gepubliceerde), een 45-tal houtsneden, 4 kleurenfoto's en een 25-tal tekeningen en andere illustraties. Uitgegeven bij Houtekiet- Vrijheidstraat 33 te 2000 Antwerpen. Tel.: (03)238.12.96. Prijs: 1.490 fr., verzendingskosten niet inbegrepen. De onvermoeibare Gaston De Smet meldt ons de nakende verschijning van een nieuw boek over zijn geliefkoosd thema: "Gent: Vorstelijke Stad!". Wij hopen daar op terug te komen in ons volgend nummer. De tekeningen die er in voorkomen kunnen alvast bekeken worden op de tentoonstelling ervan in de Generale Bank op de Kouter, maar opgepast, slechts tot 29 november. In "Gh. Tyd." 1992 - Nr. 5 - p. 327 meldden wij de verschijning van het boek "Oud Merelbeke" van de hand van Dr. K.G. Van Acker, gewezen Hoofdbibliothecaris van onze Universiteitsbibliotheek. Alhoewel daar nog steeds vraag naar was, is deze eerste uitgave volledig uitgeput. Vandaar dat er nu een 2e uitgave verschenen is, maar het is zo maar niet een copie van de eerste, want ondertussen werden er nieuwe gegevens gevonden die verwerkt zitten in deze uitgave. Formaat van het boek: 29 x 20,5 cm. 200 bladzijden. Kaarten + mooie pentekeningen van N. De Sutter. Het boek kost 600 fr. en is te bekomen in de boek- en dagbladwinkels van Merelbekeen bij de auteur Dr. K.G. Van Acker- Cyriel Buyssestraat 7 te 9820 Merelbeke. Tel.: 230.69.74.
"Dat was een tijd!". Dezen die zo slim waren vóór in te tekenen en 750 fr. betaalden voor dit prachtig boek, hebben een uitstekende zaak gedaan. Maar ook de achterblijvers die nu 900 fr. moeten betalen doen nog steeds een zeer goede zaak, want dit bedrag stemt overeen met de kostprijs. Hoe kan dat nu? zult gij u afvragen. Zeer simpel, denk aan onze structuur: wij zijn een "Vereniging zonder Winstoogmerk" en in ons bestaansjaar 25 zijn wij zeer mild. Wij moeten toch niet herhalen zeker dat het hier gaat over meer dan 130 bijdragen over specifieke Gentse onderwerpen, van de hand van John Flanders. Deze boeiende vertelsels verschenen anoniem in dagblad "Het Volk" in de periode gaande van 1948 tot 1960. Ze werden nu gebundeld in een boek, maar welke moeite het gekost heeft aan onze Ondervoorzitter André Verbeke om dit idee, dat ontstaan was in 1979, te realiseren kunt u best lezen in het boek zelf. Een boek dat zo maar niet een afdruk is van deze zeer boeiende bijdragen, maar rijkelijk geïllustreerd werd met 67 interessante foto's en krioelt van onmisbare verklarende teksten. 356
Vlug ·even herinneren dat het boek een formaat heeft van 21 x 29,7 cm. en 279 bladzijden telt. Gekartonneerde kaft met linnen structuur, goudgestempeld. Op de stofwikkel en ook in het boek zelf, een prachtige illustratie, belangloos gemaakt door ons lid kunstenaar John Van Holle. Wie het boek thuisbezorgd wenst schrijft 1.029 fr. over op de PCR van de Kring: 000-10504 73-60. Maar opgelet! Dit boek is niet verkrijgbaar in de handel, het is uitsluitend voorbehouden aan onze leden. Deze mogen er evenwel zo veel exemplaren van bestellen als ze willen, al was het maar om een ongelukkige die geen lid is van onze Kring gelukkig te maken, of aan iemand een cadeau te doen die eeuwige dankbaarheid zal verwekken. Kerstdag en Nieuwjaar zijn niet ver af. Een elegante oplossing voor een niet altijd gemakkelijk probleem. Te bekomen in ons Documentatiecentrum. Houdt u er rekening mee dat dergelijke boeken niet herdrukt worden? H.C.
Aux origines de la familie de Crombrugghe In 1992 schreef de Heer Voorzitter, naar aanleiding van mijn boek over Merelbeke tijdens de Middeleeuwen, dat tot nog toe niet veel was geschreven over Merelbeke. Dit is nu wel veranderd. In Le Parchemin 1996, nrs. 303 en 304 verscheen een omvangrijke studie van de Heren Hervé Douxchamps en Thomas Van Driessche getiteld: Aux origines de la familie de Crombrugghe. Het was te verwachten dat wegens mijn belangstelling voor de heerlijkheid Krombrugge te Merelbeke onze wegen ergens zouden samenkomen en ... tot de onvermijdelijke discussies zouden leiden. Dat deze vruchtbaar waren wordt bewezen doordat daardoor enkele duistere punten in de geschiedenis van Merelbeke konden verhelderd worden. Dit toont aan dat ernstige genealogische studiën wel degelijk belangrijk zijn voor de historicus die de geschiedenis van een lokaliteit van uit een ander gezichtspunt benadert. De vermelde studie getuigt inderdaad van bevoegde grondigheid. Vooreerst wordt de heerlijkheid waaraan de familie haar naam dankt duidelijk gesitueerd. Dit is belangrijk omdat de bezittingen van latere vertakkkingen soms alleen hierdoor te verklaren zijn. Vanzelfsprekend gaat de grootste aandacht naar het genealogisch onderzoek. De bestaande genealogieën worden vergeleken en verbeterd met het nieuwe resultaat dat bekomen werd door emstig archivalisch onderzoek. Bijzondere aandacht wordt besteed aan de eerste zes generaties van de tak waarvan de barons de Crombrugghe afstammen. Het tweede deel van de studie (in nr. 304) is uitsluitend daaraan gewijd. 357
De stamboom van de huidige familie vindt men opp. I84, en opp. I87-I92 vindt men de genealogie met alle vertakkingen tijdens de Middeleeuwen. De pittige stijl maakt de lectuur van de studie tot een onverwacht genoegen. Prof. Dr. K.G. VanAcker
De EGMP-Afdeling ''Numismatica Gandavensis" publiceert eerstdaags in luxe-editie de studie:
AndrĂŠ DESPRETZ "ACADEMIA GANDAVENSIS IN NUMMIS". Dit werk over de penningen die betrekking hebben op de Gentse Universiteit kwam tot stand met medewerking van Robert BLANSAER, Christian DEKESEL en Guido DEWULF. Het verschijnt in samenwerking met de Gentse Universiteit, die het opneemt in haar reeks "Uit het verleden van de RUG" (nr. 39). Voor ons land is dit de eerste studie van die aard. Door drie jaar accuraat onderzoek van alle beschikbare geschreven- en gedrukte bronnen, werd het een standaardwerk over de medallieke geschiedenis van de Gentse Alma Mater. Elf onderwerpen komen aan bod: I. Willem 1: stichter van de Universiteit 2. Wapenschild en sigillae 3. Gedenkpenningen 4. Herdenkingspenningen 5. Professoren 6. Erkentelijkheidsmedailles 7. Congressen, symposia, postuniversitaire onderwijsdagen 8. Wedstrijden 9. Studenten I 0. Verenigingsleven II. Diversen Verder lijsten met Latijnse vertalingen en personen die de voornaamste medailles ontvingen; uitgebreide bibliografie en een index nominum. Quasi elke penning wordt afgebeeld op ware grootte en krijgt zeven items toebedeeld: A. Exacte technische beschrijving B. Belgische openbare verzameling(en) waar het stuk zich bevindt C. Uitvoerige bibliografie-opgave D. Productie-atelier E. Biografische nota over de medailleur F. Kritische bespreking van de onderwerpen op voor- & keerzijde G. Omstandige historische context, zo mogelijk met juiste oplagecijfers en productiekosten.
358
Het verschijnen van het boek valt samen met de opening van de tentoonstelling over hetzelfde thema in de Generale Bank, Kouter 8, Gent, op 20 maart 1997, vooravond van de "Dies Natalis". Technische gegevens: - formaat 220 x 280 mm - linnenband met goudopdruk en stofwikkel - ca. 300 pagina's en 240 foto's binnen tekst. Het boek kan bij voorintekening besteld worden door storting van 1.250 fr. op het nummer 290-0269083-26 van N umismatica Gandavensis, Meerhem, 49, 9000GENT. De voorintekenaren worden opgenomen in een "Tabu/a gratulatoria". Na 31 december 1996 wordt de verkoopprijs 1.650 fr. Port en verpakkingskosten bedragen 200 jr. wanneer het boek niet afgehaald wordt.
VRAAG EN ANTWOORD In Gh. Tyd. 1996- Nr. 4- p. 222 vroeg de heer David Maes of iemand van onze lezers iets meer wist over "Jehan de Melun". Een onmiddellijke reactie kwam van de heer Jacques Discart-Audenaerde die ons het volgende schrijft: Ridder JEHAN DE MELUN, heer van ANTOING en van ESPINOY, geboren circa 1398 overleden 1484, hij was Connétable van Vlaanderen, Oppermaarschalk en Kamerheer van Hertog Filips de Goede van Bourgondië. Hij werd Ridder (nr. 29) der Gulden Vlies tijdens het tweede Kapittel der Orde gehouden in 1432 te BRUGGE. Hertog Filips was de eerste Chef en Soeverein van het huis van Bourgondië ( 1396-1467) stichter van de orde van de Gulden Vlies (1 0.1.143 0). Het gebeurde bij gelegenheid van zijn huwelijk met Isabella van Portugal te Brugge. Hierna nog enkele bijzonderheden aangaande de ridders Melun. Hugues de Melun, burggraafvan Gent (±1454 t1524) Guldenvliesridder nr. 109, in 1491 15de Kapittel te Mechelen, door Filips de Schone, 11 Chef en Soeverein van het huis Habsbourg (1478 t1506). Claudine de Melun, Gravin d'Espinoy, gehuwd in 1530 met Adrien de Croy, eerste graafvanRoeulx, heervanBeauraing, t1555. Hij wasVliesridder nr. 167, 19e Kapittel in 1519 te Barcelona. Hij was Kamerheer, en eerste "Maîtred'hotel" van Keizer Karel V, derde Chef en Soeverein van het huis Habsbourg 359
( 1500 t 1558). Adrien was in I 546 Gouverneur van Vlaanderen en Artois. Guillaume de Melun, Prins van Espinoy (1580 ti635) Vliesridder nr. 351, in I 621 door de Koning van Spanje, Filips lV, (1605-1665) 6e Chef en Soeverein van het huis Habsbourg. Sénéchal héréditaire du Hainaut (=Drossaard), Gouverneur du Hainaut, etc ... Hij moest in 1632 vluchten wegens deelname aan een staatsgreep tegen de Spaanse kroon, zijn goederen werden verbeurd verklaard. Van de heer Filip Degraeve (Brugge) komt de volgende vraag: Als plaatselijke heemkundige ben ik zo vrij mij tot m'n Gentse collega's te wenden met volgende vraag: Weet u of er een publicatie(= boek, tijdschriftartikel, ... ) bestaat over de historiek van de 'Ancienne Belgique' in de Veldstraat in Gent? Indien dit het geval is, kunt u mij dan laten weten waar ik die publicatie kan verkrijgen of inkijken, a.u.b.? De heer Paul Van de Voorde, Voorlichtingsambtenaar van de Stad Gent, is een trouwe lezer van "Ghendtsche Tydinghen". De vraag die de heer Albert Seis stelde in G.T. 1996- Nr. 4- p. 223 is hem bijgevolg niet ontgaan, ook al niet omdat hij een speciale band heeft met deze Arsenaalzolder (zijn diensten waren er immers een tijdje gevestigd). Hij heeft de vraag van de heer Seis onmiddellijk doorgespeeld aan Stadsconservator Geert Van Doorne die ons het volgend antwoord verstrekte: De wapenschilden in de glasramen van de Arsenaalzaal hebben betrekking op de vrije steden van het oude graafschap Vlaanderen, dat het huidige Oost- en West-, Zeeuwsch- en Frans-Vlaanderen omvatte. De ramen dateren van de restauratie van 1872 o.l.v. stadsarchitect Charles Van Rysselberghe en zijn dus neogotisch. De reeks van de vrije steden van Vlaanderen is niet volledig omdat er daarvoor te weinig vensters beschikbaar waren. Opvallend afwezig zijn Gent en Brugge, leper en Rijsel. In de westgevel zijn van zuid naar noord voorgesteld: Temsch.e, Nieupoort, Eekeloo, Kortryck, Thielt, Lokeren, Ninove, Cassel, Oudenaerde, Thourout, Ronsse, S. Winocxberghe, Poperinghe, Dixmuyde. In de oostgevel van noord naar zuid: Vuerene, S. Nicolaes, Wervicq, Oostende, Aelst, Rousselaere, Dendermonde, Sotteghem, Geertsberghe, Deinze. Aan al deze steden waren door de landsvorst stadsrechten verleend. Van de heer Jos Tavernier ontvingen wij het volgend schrijven: "Naar aanleiding van de Open Monumentendag 1996 had ik de volgende vraag willen stellen aan de lezers van "Ghendtsche Tydinghen": In de zgn. Marmeren zaal van de Rijkswachtkazerne aan de Groendreefhangt een schilderij van Jules Gondry (1860-1922) voorstellend de inname van Gent door de troepen van Lorlewijk XIV langs de Sint-Lievenspoort op 5 juli 1708. Het schilderij was één van de 5 taferelen van het Militair Diorama op de Gentse 360
Wereldtentoonstelling van 1913 en verhuisde na de vernieling door brand van de Kulderschool naar de Rijkswachtkazeme. Weet iemand wat met de 4 andere taferelen gebeurde? Bestaan re nog? Waar? Wat stelden ze voor? Bij navraag bij 2 ex-kulders bleek dat zij zich hiervan niets konden herinneren. Dat er onder de lezers straffe kwissers zitten weten we ondertussen al, dus ben ik ervan overtuigd een antwoord te krijgen op mijn vraag. (Inzake de vraag wat de 4 andere taferelen voorstelden, kunnen wij de heer Tavemier alvast verwijzen naar het artikel "Expo '13 Redivivus" van de hand van M. Van Wesemael dat verscheen in G.T. 1983- Nr. 6- pp. 287-313. Red.)
LEZERS SCHRIJVEN ONS De heer Willy Van Cuyck stuurde ons de volgende bedenkingen naar aanleiding van de passage "Frans van Cuyck. dictus Myerop" in G.T. 1996- Nr. 4- p. 189: "Volgens dit artikel zou hij geboren zijn te Brugge 22 nov. 1662 (zonder vraagteken). Enkele regels verder wordt geschreven dat hij Hoofdman was "in 1677". Dat stemt toch tot nadenken meen ik. Gebruikelijk wordt geschreven dat hij vermoedelijk te Brugge zou geboren zijn, want niemand heeft zijn doopakte in Brugge of omgeving kunnen vinden. In het Stadsarchief van Gent is een visitekaartje aanwezig afkomstig van een Brugse dokter (Dr. De Meyer) waarop staat vermeld dat volgens een rekere "Alexandre" Frans v.C.v.M. zou geboren zijn: "à Bruges le 22 nov. 1640". Die datum lijkt mij aannemelijker dan 1662, maar blijft zeer twijfelachtig. Zijn overlijden heb ik persoonlijk gevonden in het Stadsarchiefvan Gent, Reg. 329: t 14 oct. 1689. en hij werd op 19 oct. 1689 door toedoen van de broeders Alexianen bij de Domeniconen begraven "in medio ecclesiae". Hij woonde nochtans op de Reep. Bij zijn overlijden wordt hij genoemd: D(ominus) Franciscus Mierop (zoals hij zijn meeste schilderijen signeerde). In 1690, m.b.t. zijn erfenis wordt hij door de curatoren en schepenen van Gedele genoemd als: "Jor frans Cuyck dict.mirop." Zijn vader was vermoedelijk Jor Petrus v.C.v.M. die in Alkmaar pater Dominicaan Dirk Harmeng hielp, "hij was toen ter tijt een der hooftpilaren van sijn gemeijnte". Jor Petrus herhuwde te Brussel met Dlla Maria Taye de Wemmel, dochter van Baron Engelhert Taye, burgemeester van BrusseL Een dochter uit dit huweli.ük. m.n. Dlla Maria Anna Philipinna v.C.v.M. (geboren ca. 1648) huwde met D. Abraham van Hoobrouck, "tresorier" van de stad Gent, heer van Asper, Zingem, Axelwalle, enz. Gehuwd in de abdij van Ename 22 sept 1669. Vermoedelijk was Jonker Frans een kind uit het eerste huwelijk en zou hij in Alkmaar of omgeving gedoopt zijn (door pater Hermanné?). In die veronderstelling was zijn moeder Catharina (Catelybe) Lievens. Zij stierfvóór 1644." 361
GÊNSCHE PRÁOT Cezar Balte gieng op stiel. Zij vaoder häod hem gezeid van harlozemaoker te worde; 'ken wil u näor d'Universiteit niezende, zeid hij, want 'ter zijn al avekaote genoeg. Veur te beginne dee zijnen bäos hem ezûu en beetse grof wirk doen. - Opgepast, Baltel riepe d'andere gaste, zietdage gîen bîestegeeên en doet, of 't zal op uwen tore luie; want den bäos es g'hîel oplûupend van karaktirre. En spreekt hem van ze leve niet tege aos 't hij kwäod es; zeg mäor altijd: jao bäos. Op vijf menuten hêet hij alles vergete, in uit îerlijke schäomte geeft hij u tons soms nog twie fran drijnkgeld. - Verduveld, zei Balte, dat en es gîe slecht affirre; zij mäor g'rust, nu weet ek wa dat er mij te doen stäot. Den bäos was zuust bezig mee en pandule ope te smijte in vroeg aan Balte om al die stukskes schûune te kuische. Mäor hij en was nog gîen halfure bezig, of binst da den bäos zij gat gekîerd was, häod hij al 't glas gebroke, in aos den andere laoter probeerdege om die harlozen in îen te steke, zagt hij datere wielke mankeerdege. Mee îen kolirre liept hij näor Balte. Den deze zat te beve: Opgepast zeid hij in zijn eige, hij ziet er kwäod uit. - Verdomme! riept hij tege Balte; 't glas es gebroken in 'ter es e wielke wig! Hedde gij da gedäon, stommerik? - Jao ek, bäos, zei den andere. - Wete gij, aos ge da wielke nie en vind, dat die harloze kapot es? - Jäo ek, bäos. - Jäo ek bäos,jäo ek bäos, riep den horlozemaoker, gij zijt 't gruutste kieke da'k van ze leven in mij kot g'had hên. - Jao ek, bäos. - Wa moe'k däor nu mee beginne? Gij kalf, gij uil, gij ezel! - Jao, bäos, zei Balte. - Waddel Jao bäos, riep den andere. Hedde gij gîe greintsen îergevoel? Dan ze da tege mij moeste zegge, 'k slao hulder zûu plat of e zeske. Ge zijt er nog ne lafäord bij! - Jao ek, bäos, zei Balte. - Ha, sa! riep den andere blîek van kolirre, hedde gij goeste van mee mij de zot t'hêwe? - Jao ek, bäos, zei de Balte. Nu sprong den harlozemaoker uit zij vel. Hij paktege Balte vast, gafhem wa plake in wa schuppen onder zijn konte, in smeet hem t'halvet de sträote. Baltewier kwäod: 'ken blijfhier gîene menuut mîer, riept hij; hij gäot en beetse te verre. 'k Geefhem altijd gelijk in hij rnaokt hem van lanst om kwaoier! In die andere labers däor, ze zegge mij da'k drijnkgeld gao krijge, in 'k vliege buite zonder eens ... 362
INHOUD 1996 1. - De Groete strate buten Turre (Vervolg en slot). - Inventaire Archéologique: Plafond van het Brouwershuis. - Gentse Kunstenaars ten dienste van Jan zonder Vrees en in het Prinsenhof - De "Automatische Beelden" van Jaquet-Droz in Gent, Anno 1781. - Over Lieven Van Pottelsberghe. - Gent elders ontmoet. - Gentse Memoriedagen: 12-13-14-15 februari. - Gensche Woordeen Uitdrukkijnge. Deel XXVII. - Bibliografie. - Vraag en Antwoord - Lezers schrijven ons. - Aanvullende ledenlijst. - Dit bestaat niet meer. - Gênsche Präot.
2 22 25 29 31 35 36 39 42 43 45 46 47 48
2. - In Memoriam Robert Van Geluwe. 50 - Hertog Filips de Goede liet het Gentse Prinsenhof rijkelijk opsmukken. Deel 1: vóór 51 de "Slag van Gavere 1453." - Inventaire Archéologique: De Scheidsrechterlijke Uitspraak van 1178. 61 - Daniï:l, Joseph, Benoît Mareska 62 - De Stam Audenaerde. 74 - Een "Confrerie van de Jonckheyt" in de Waterwijk. 83 - Oplossing Puzzel 1995. 86 - Gentse Memoriedagen: 16-17-18 februari. 89 - Gensche Woorde en Uitdrukkijnge. Deel XXVIII. 92 - Oudheidkundige Kroniek: Hoe Ledeberg vergeten werd bij de verdeeling van het land 95 in gemeenten ten jare 1796. - Bibliografie. 97 101 - Vraag en Antwoord. - Lezers schrijven ons. 102 - Dit bestaat niet meer. 103 - Gênsche Präot. I 04
3. - Het dienstpersoneel van de familie Jean Joseph Dons de Lovendeghem-Zaman. 1777-1813. - Inventaire Archéologique: Schenkkan van het Gents Magistraat. - Maregaretha van York. - Stamboom der Graven van Vlaanderen. - Een blik op het centrum anno 1835. - Versieringen in het Prinsenhof. Hertog Filips de Goede liet het Gents Prinsenhofrijkelijk opsmukken. Deel II. Na de "Slag van Gavere 1453". - Plaket Jules De Bruycker. - Gentse Memoriedagen: 19-20-21-22 februari. - Gensche Woorde en Uitdrukkijnge. Deel XXIX. - Documentatiecentrum. Werking 1995. - Bibliografie. - Vraag en Antwoord.
363
106 117 118 126 138 141 149 150 152 155 159 160
- Lezers schrijven ons. - Gênsche Pràot. - Dit bestaat niet meer.
165 166 168
4. - Kanunnik Petrus Jozef Triest, stichter en organisator. - Inventaire Archéologique: De Crypte van het Geeraard Duivelsteen. - Filips de Goede. - De Stam Audenaerde: Robert van Audenaerde. - Nabur Martins, de belangrijkste Gentse schilder uit het midden van de 15e eeuw. - Enkele gegevens over de Nationale Militie van 1816 tot 1820 m.b.t. de stad Gent. - Gensche Woordeen Uitdrukkijnge. Deel XXX. - Gentse Memoriedagen: 23 en 24 februari. - Een gedenksteen in het gewezen Klooster van Deinze. - Gent elders ontmoet. - Bibliografie. - Vraag en Antwoord. - Lezers schrijven ons. - Gênsche Pràot.
170 182 184 187 190 202 213 217 220 222 222 223 223 226
5. -
Onze Erelijst. Het Gents Kerkepad. Sint-Baafskathedraal. Inventaire Archéologique: De Voorgevel van de Vismijn. De 32e Gouwdag van het Verbond te Gent. Jan-Baptist Minne-Barth. Over de wetenschappelijke en andere waarde van heemkundige en lokaalhistorische studies. Gensche Woorden en Uitdrukkijnge. Deel XXXI. Gentse Memoriedagen: 25-26-27 februari. Bibliografie. Vraag en Antwoord. Lezers schrijven ons. Aanvullende ledenlijst. Gênsche Pràot. Dit bestaat niet meer.
228 229 252 256 260
Huisnamen in de Waterwijk. Inventaire Archéologique: Verzameling Huizenplans. Het Gents Kerkepad. (Vervolg). Sint-Jacobskerk. Duitse Pantsertrein te Gent in 1946. Gensche Woordeen Uitdrukkijnge. Deel XXXII. De Stam Audenaerde. (Vervolg) Franciscus Joannes van Audenaerde. Gentse Memoriedagen: 28 februari- 1-2-3 maart. Gent elders ontmoet. Beschermleden - Steunende leden - Steunfonds. Puzzel 1996. Bibliografie. Vraag en Antwoord. Lezers schrijven ons. Gênsche Pràot. Inhoud 1996.
285 307 309 329 335 339 341
265 272 275 277 278 279 280 281 282
6. -
364
344 346 351 355 359 361 362 363