Ghendtsche tydinghen 2000 ehc 787672 2000

Page 1

GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring Gent V.Z. W. 29e jaargang nr. 1 15 januari 2000

INHOUD -Dr. P.P. Devriese: De Gentse Hoogleraar Emile Van Ermengem en de ontdekking van botuline. - Adolf De Ceuleneer: Inventaire Archéologique: Graven in Sint-Baafs'abdij. - Daniël Van Ryssel: Ik zou daar een boek kunnen over schrijven: De charmes van de dagelijksheid. - Mark Rummens: Waar te Gent recht werd gesproken (Vervolg en slot). - L. Friant: Irène Fuerison. - Daniël Maes: Het Gents kerkepad (vervolg). De Kerk en het Klooster van de Dominicanen of Predikheren Holstraat - Hoogstraat. - Hugo Collumbien: Gentse Memoriedagen: 26-27 April. - Bibliografie. - Vraag en Antwoord. - Lezers schrijven ons. - Eddy Levis: 't Gentsch spant de kruune! Over moeskes en moeskesmoakers

2 7

9 23 38

41 45 52 55 57

58


DE GENTSE HOOGLERAAR EMILE VAN ERMENGEM EN DE ONTDEKKING VAN BOTULINE EEN GEVREESD VERGIFT EN EEN WAARDEVOL GENEESMIDDEL Inleiding

Tot het einde van de vorige eeuw bestond nog veel onduidelijkheid over de oorzaken van voedselvergiftigingen. In 1895 vond een opzienbarende vergiftiging plaats in het dorpje Eliezelles in de provincie Henegouwen, die het 'materiaal' zou leveren voor de ontraadseling van de meest heftige onder alle voedselintoxicaties: het botulisme. Enkele muzikanten van de dorpsfanfare overleden er na een gezamenlijke begrafenismaaltijd; anderen werden emstig ziek. Er werd beroep gedaan op de Gentse hoogleraar bacteriologie Emile Van Ermengem om de oorzaak te achterhalen. Uit het voedsel en uit de slachtoffers isoleerde Van Ermengem de bacterie Bacillus botulinus (botulus, Latijn voor worst) -later Clostridium botulinum genoemd. Met dat voedsel en die bacterie verrichtte hij toxicologische studies die resulteerden in de beschrijving van de werking van een onbekende toxine die botuline genoemd werd. Omstreeks 1970 ontstond in de medische wereld belangstelling voor dit toxine als mogelijk geneesmiddel. Het bleek een grote aanwinst te zijn bij de behandeling van bewegingsstoomissen (dystonieën) die anders moeilijk onder controle zijn te krijgen. De beschrijving van de oorzaak van botulisme en de ontdekking van de botuline was een van de talrijke grote ontdekkingen op het gebied van de bacteriologie, die aan het einde van de 19de eeuw gedaan werden in de voetsporen van LouisPasteuren Robert Koch. Het was geheel en al de verdienste van één man: Emile Van Ermengem, die wel nooit zal vermoed hebben dat zijn ontdekking aan het einde van de 20ste eeuw ook een belangrijke therapeutische betekenis zou krijgen. Omdat de figuur Van Ermengem weinig bekend is te Gent, volgt hier een korte levensgeschiedenis samen met enkele gegevens omtrent de dramatische gebeurtenis die aanleiding gaf tot zijn ontdekking en omtrent de toepassing, die de door hem beschreven uiterst giftige stof sinds enkele jaren kent als geneesmiddel. Emile Van Ermengem

Emile-Pierre-Marie Van Ermengem werd op 15 augustus 1851 te Leuven geboren. Op 20 september 1875 werd hij Doctor in de Geneeskunde aan de 2


Emile van Ermengem. Links een doorkijkje op het Bacteriologisch Instituut dat in 1905 in neogotische stijl opgetrokken werd op het terrein van het toenmalige Bijlokeziekenhuis te Gent (Archief van de Universiteit Gent).

Katholieke Universiteit van Leuven. Dankzij een studiebeurs kon hij in 1876 een bezoek brengen aan de laboratoria van Claude Bernard te Parijs. Tussen 1876 en 1878 bezocht hij klinieken te Londen, Edinburgh en Wenen . In 1883 werkte hij in het laboratorium van Koch te Berlijn. In 1884- 1885 deed hij onderzoek naar de etiologie van cholera te Marseille (Hopital du Pharo ), werkte in het Laboratorium voor vergelijkende Pathologie te Parijs (Collège de France) en wederom in het instituut van Koch te Berlijn. In 1885 bestudeerde hij de vaccinatie tegen de cholera in Spanje. In 1888 werd hij benoemd tot hoogleraar Microbiologie aan de Universiteit van Gent. De eerste bevindingen naar aanleiding van de voedselvergiftiging te Elzele (14 december 1895) publiceerde hij in 1896. Daarna kreeg hij diverse opdrachten van overheidsinstanties (o.a. tijdens de pestepidemie te Glasgow) en vele onderscheidingen in binnen- en buitenland. Hij overleed in 1932. Zijn

3


zoon verwierf onder het pseudoniem Franz Hellens (1881-1972) bekendheid als Franstalig schrijver, vooral in het surrealistische genre.

De voedselintoxicatie te Eliezelles in 1895 Eliezelles (Elzele) is een plaatsje in de provincie Henegouwen, 7 km ten oosten van Ronse. Het ligt op de scheidingslijn tussen de vallei van de Schelde en de vallei van de Dender. Het grondgebied wordt sinds het Neolithicum (ca. 4500 tot 2500 v.Chr.) bewoond. Elzele maakte deel uit van het klooster van Ronse, misschien door Sint-Amandus in de 7de eeuw gesticht. De abten verkochten het aan de graaf van Vlaanderen. Elzele en de abdij werd achtereenvolgens het bezit van o.a. Gwijde van Dampierre, de graaf van Namen, de graaf van Merode en de graaf van Henegouwen. Landbouw was de voornaamste economische bedrijvigheid, aangevuld door vlasbewerking als bijkomende bron van inkomsten. In 1801 was Eliezelles reeds een belangrijk dorp met 4.008 inwoners. Gebrek aan industrialisatie leidde tot stagnatie en de crisis van 1845-1848 veroorzaakte armoede en hongersnood. De landbouw evolueerde naar veeteelt, teelt van chicorei en bietwortel. In 1977 telde de gemeente 5.074 bewoners. In dit rustieke kader speelde zich op 14 december 1895 een drama af. Op die dag luisterden de muzikanten van de Fanfare Royale Les Amis RĂŠunis (opgericht in 1864 en nog steeds actief) de begrafenis op van hun medelid Antoine Creteur, die op 87 -jarige leeftijd was overleden, en ze gebruikten daarna traditiegetrouw een gezamenlijke maaltijd (34 personen). Merkwaardige ziekteverschijnselen ontstonden 20 tot 24 uur later bij de deelnemers aan de maaltijd. In verschillende mate kregen zij last van oogstoornissen, algemene spierzwakte, droogheid en roodheid van de slijmvliezen van neus, mond en keel, slik- en ademhalingsstoornissen, spraakstoornissen, hoesten, stemstoornissen tot volledige stemloosheid, urineretentie en obstipatie. Drie jonge mannen overleden binnen 5 tot 7 dagen. Meer dan 10 personen verkeerden enige tijd in levensgevaar. Bij sommigen zouden de oogstoornissen 6 tot 8 maanden blijven bestaan. De ziektegeschiedenissen van deze ongelukkigen werden gedetailleerd opgeschreven door de artsen AndrĂŠ en Noville. Volgens deze huisartsen werden de verschijnselen veroorzaakt door het eten van bedorven vlees. Alle muzikanten die ziek werden hadden rauwe ham gegeten; wie geen ham had gegeten werd niet ziek. Anderen die later van de ham aten, vooraleer de ernst van de vergiftiging duidelijk werd, werden op hun beurt ziek. Een gerechtelijk onderzoek naar de oorsprong van de ham werd ingesteld, het parket gelastte een scheikundig onderzoek en een autopsie van twee slachtoffers, jonge mannen, respectievelijk 15 en 19 jaar oud. Een deel van de verdachte ham, een deel van de tweede ham van hetzelfde varken en organen van 4


de overleden slachtoffers werden voor verder onderzoek naar professor Van Ermengem te Gent gestuurd. Het onderzoek door Van Ermengem Een zeer uitgebreid onderzoek werd verricht door de microbioloog Van Ermengem in zijn laboratorium te Gent. Bij microscopisch onderzoek van de milt van de slachtoffers werden veel anaërobe (anaëroob= levend zonder lucht) bacillen gevonden. Ook de bereiding van de ham werd zorgvuldig nagegaan. Het varken was op 2 augustus 1895 geslacht en het gedeelte dat voor conservering was bestemd werd binnen 24 uur ingezouten en in een ton bewaard. De normale procedure bestaat uit twee delen: het pekelen en het roken. Op de bodem van de ton wordt het eerste stuk met zout ingewreven vlees gelegd, tussen stukken spek. Daar over heen wordt een laag spek gelegd, daarna een tweede ham die eveneens wordt afgedekt met een laag spek. Daaraan wordt twee liter water gevoegd om het zout op te lossen (pekelen). De ton blijft 6 weken tot 3 maanden onaangeroerd. Vervolgens worden de hammen uit de ton gehaald en één tot 2 weken opgehangen tot al het vocht er uit is. Daarna worden de hammen in de schoorsteen gerookt boven een houtvuur gedurende vier tot vijf weken. De ham die de intoxicatie veroorzaakte en waarvan voor het eerst op 14 december werd gegeten, bevond zich op de bodem van de ton ondergedompeld in de pekel. De onderste ham, ondergedompeld in de pekel, die niet in contact kwam met de lucht, liet bij microscopisch onderzoek geen duidelijke ontbinding zien maar wel sterke veranderingen tengevolge van een invasie niet bacteriën. Het eten van het mager vlees had problemen veroorzaakt, het eten van het spek, daarentegen, had geen noemenswaardige effecten. Ook werd een duidelijke relatie gevonden tussen de hoeveelheid gegeten vlees en de ernst van de symptomen. Vervolgens werden experimenten verricht bij een serie proefdieren waarbij met de verdachte ham vergelijkbare verschijnselen als bij de slachtoffers veroorzaakt werden. De dodelijke dosis bij onderhuidse injectie bij het konijn bleek uiterst laag te zijn: niet meer dan 0,0005 milligram. De bacterie geïsoleerd uit de ham werd door Van Ermengem Bacillus botulinus genoemd naar het Latijnse woord botulus (worst), omdat de waargenomen symptomen overeenstemden met een ziektesyndroom dat wel eens gezien werd na het eten van bepaalde soorten worst en dat sinds lang bekend was. Later kreeg de bacterie de naam Ciostridiurn botulinum toebedeeld. De giftige stof die door deze bacterie geproduceerd wordt, staat nu bekend als botuline.

5


Een buitengewoon giftige stof

Na de ontdekking door Van Ermengem van de Clostridium botulinum bacterie en de toxiciteit ervan, bleef de bacterie in de belangstelling staan van de laboratoria die belast zijn met de controle op voedingsmiddelen en het diagnosticeren van voedselvergiftigingen. Deze vergiftigingen komen nog steeds voor bij dieren en, vooral in streken waar veel huisbereidingen van vleeswaren gebeuren, ook bij mensen. Militaire laboratoria van grote mogendheden kregen er belangstelling voor in verband met biologische oorlogsvoering. Het innemen van 0,1 microgram, een uiterst kleine hoeveelheid (een tienduizendste van 1 milligram), kan voor de mens fataal zijn. Botuline is een neurotoxische stof die aan de overgang tussen de zenuwvezels de prikkelgeleiding blokkeert. Daardoor kunnen de spiervezels niet meer samentrekken en ontstaat een verlamming. Het effect is tijdelijk: na ca. 3 maanden is het toxine uitgewerkt doordat de zenuwvezels ondertussen weer zijn geregenereerd. Het gebruik van botuline als therapeuticum

Het idee botuline in gecontroleerde omstandigheden te gebruiken als geneesmiddel voor situaties waar er abnormaal veel spieractiviteit is, ontstond in de jaren zeventig op diverse plaatsen in de Verenigde Staten, en wel voor de behandeling van scheelzien. De pionier hiervan, de Califomische oogarts Allan Scott, voorzag ook andere mogelijkheden bij de behandeling van dystonieën: neurologische stoornissen gekenmerkt door onwillekeurige continue contractie van spieren met abnormale bewegingen en houdingen als gevolg. In 1977 werden de eerste patiënten met scheelzien behandeld door Scott. In Nederland werden analoge behandelingen uitgevoerd vanaf het begin van de tachtiger jaren. Op een consensus-bijeenkomst in de Amerikaanse National Health Institutes (Bethesda) in 1990 werd een lijst van richtlijnen en indicaties opgesteld voor een bredere toepassing van botuline. Sindsdien heeft de aanwending van botuline een grote vlucht genomen en het product wordt in steeds meer landen gebruikt. Veel patiënten vinden er baat bij. Slotopmerking

Als geneesmiddel is botuline, het toxine van de Clostridium botulinum bacterie, onmisbaar geworden bij tal van afwijkingen die medicamenteus of chirurgisch niet goed te behandelen zijn. Zo blijkt de meest toxische stof voor de mens zeer geschikt voor de behandeling van belangrijke groepen patiënten die zich vaak sociaal zeer gehandicapt voelen. Door een zeer zorgvuldig uitgevoerd onderzoek naar aanleiding van een

6


voedselvergiftiging meer dan 100 jaar geleden ontstonden nieuwe therapeutische mogelijkheden. Van Ermengem, die terecht internationale erkenning heeft gekregen voor zijn ontdekking, heeft dit waarschijnlijk niet kunnen bevroeden. Hij zou ongetwijfeld blij zijn geweest met deze ontwikkeling. Dr. P.P. DEVRIESE Academisch Medisch Centrum, Universiteit van Amsterdam KNO-Facialisonderzoek (D2-318)

BffiLIOGRAFIE Voor de bibliografische gegevens wordt verwezen naar publicaties in Geschiedenis der Geneeskunde (jg. 4, 1998, p. 293-299), Joumal ofthe History ofNeurological Sciences (jg. 7, 1998, p.l8) en Vlaams Diergeneeskundig Tijdschrift (jg. 68, 1999, p. 56-61).

INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE - FICHE N° 112 Op 8 aprill899 steldeAdolfDe Ceuleneer in de rubriek "Religieuze constructies - Ruïnes van de Sint-Baafsabdij - Xlle eeuw" in het Vlaams een fiche op · over Graven in Sint-Baafs' abdij

In de krocht van O.L.V., gebouwd op de plaats waar om het jaar 631 de H. Amandus eene kapel oprichtte, door den abt Everdeus en ingewijd door den bisschop van Doornijk, Anselmus, in 1148, ontdekte men in 1834 een getegelde vloer van de 13e E., en in 1845, bij het wegnemen van dezen vloer, ontmoette men op eene diepte van 0,30 m., 21 graven bestaande uit klinkers bedekt met een roodachtig cement. Het hoofd der graven is gericht naar het Westen en ieder graf heeft eene lengte van 1.88 à 2.05 m. en eene diepte van 0.25 à 0.32 m. Twee dezer graven zijn gemetseld met bloksteenen. Op den ondergrond bemerkt men twee gekruisde groefjes met, aan het snijpunt, eene kleine opening dienende om het slijmerig vocht weg te laten loopen. De graven zijn het engste aan het voetpunt; aan het hoofd heeft men aan het binnenste van het graf eene ronde vorm gegeven om het hoofd van het lijk te omvatten. Twee dezer graven werden ontdekt onder de zuilen der krocht, en dagteekenen bijgevolg van vóór het jaar 1148. De vorm dezer graven ontmoet men van de XI-XIVe E. (DE CAUMONT, 315; REUSENS, I, 443); men vindt 7


de zelfde vorm in --:. ~ de graven der .. - ~~ kerk van A~e · ~ ~ (prov. Namen), m

r:!j:

'rr~~ ~:? -~~y·JI.

het graf van den H. Bemward _Ct . ~<-1022) der Smt .~ ~/ Miebielskrocht van 1 ·Iu:{';;.~/:;;// Rildesheim (LOTZ, ; :_.-_· .. - } Kunst Topographie 1 :: _ o·- . / ' Deutschlands, Cassel, ê~· /~ 1862, I, 302), in de grot i,(.~;.. der Extemsteine bij Hom (Lippe Detmold) der XIe E. (Bonner Jahrb. 1893, 125) en op vele andere plaatsen. Alles laat ons toe te veronderstellen dat deze graven uit de XIIe E. dagteekenen. De Heer A. Wauters en ook de H. de Vlaminck beweren dat men hier eene romeinsche begraafplaats moet erkennen; deze onderstelling schijnt ons niet gegrond. Zonder hier de hypothesis te bespreken die aanneemt dat onze stad ten tijde der Romeinen reeds be9 woond zou geweest zijn, kunnen wij die graven niet als romeinsche aanzien daar men hunne bijzondere vorm niet vóór de XIe E. ontmoet. ,I

!;./-

/

J"

_ J;:/::-"" t_.../

Messager des se., 1834, 267; 1845, 148-156; 289-291. - E. DE BUSSCHER, Les ruines de l'abbaye de S. Bavon, 2e éd. (Gand, 1853). - A. VAN LOKEREN, H. de l'abb. deS. Bavon (Gand, 1855), 67, 71.- WAGENER et FRÉDÉRICQ, Gand in: Belg. illustr. I, 452.- J. VAN DEURME, Schets eener gesch. der abdijen vanS. Baafs en S. Pieters (Gent, 1883), 23. - A. DE VLAMINCK, Les origines de la villede Gand (Bruxelles, 1891-92). Cf. Bull. Ac. Belg. 3e s., XIX, 126-143. - A. WAUTERS, L'architecture romane dans ses diverses transformations (Bruxelles, 1889), p. 28.

8


IK ZOU DAAR EEN BOEK KUNNEN OVER SCHRIJVEN De charmes van de dagelijksbeid (vervolg) woensdag 14 januari 1953 Gisteren heeft tante Maria me gezegd dat ik voor haar een paar klompen moet kopen. In de natte continuslopen alle vrouwen nog altijd op klompen. Het kan geen probleem zijn dat ik ze voor haar koop, want we hebben precies dezelfde schoenmaat. Gewone klompen, ik weet wel hoe die er uitzien. Er is een klompenwinkel in de Brusselsepoortstraat, een eindje het hoekje om voorbij de Ommegangstraat. Moeder heeft me geld gegeven en ik ben de klompen gaan kopen. Een oude donkere winkel die naar hout ruikt... met een oud ventje van 82 jaar die Jacques Vandermeuten heet. Nu bijna niemand nog klompen draagt, zeker niet in de stad, denk ik dat hij de voorraad die in zijn winkel staat nooit meer kwijtgeraakt. Hij keek er ook een beetje van op dat een jongen klompen kwam kopen ... maar ik heb hem verteld dat het voor mijn tante is en dat we dezelfde schoenmaat hebben. Ik heb gepast ... en toen heeft hij er lederen riemen op genageld. Toen tante Maria vanavond van het werk thuiskwam, haalde ze uit haar tas een paar reeds gebruikte klompen te voorschijn. Gekregen van een vrouw op haar werk. Ze heeft die nieuwe klompen dus niet nodig en ze zei dat ik ze mocht terugbrengen. Je ziet dat van hier dat ik die klompen zal terugbrengen. Die arme sukkelaar verkoopt misschien maar iedere maand een paar... en dan worden ze nog teruggebracht. En uitgerekend ik zou daar moeten voor opdraaien. Neenee, dat durf ik niet en dat doe ik niet. Tante Maria is met de nieuwe klompen zelf naar de winkel gegaan. Ze heeft de man iets op de mouw gespeld waarbij ze mij de schuld heeft gegeven omdat ik met iets naar huis ben gekomen dat ze eigenlijk niet wou. De oude man heeft de klompen teruggenomen en hij heeft haar het geld teruggegeven. Ik heb vanavond herhaaldelijk aan dat oud ventje gedacht. Zogezegd door mijn schuld heeft hij zelfs dat ene paar klompen niet verkocht gekregen. Door mijn schuld! Tante Maria kan liegen zonder te verpinken en ze trekt zich daar allemaal niets van aan ... maar ik wel. Ik durf de eerstkomende dagen niet meer voorbij de klompenwinkel van JacquesVandermeulen passeren.

zaterdag 31 januari 1953 Het gemiddeld uurloon van 1.200.000 industriearbeiders (met uitzondering van de mijnwerkers) in 1952 in BelgiĂŤ bedroeg 24,50 fr ; het gemiddeld 9


uurloon van 300.000 industriearbeidsters bedroeg 14,10fr. Nochtans is dat een enigszins vertekend beeld want per provincie lopen de cijfers erg uiteen.

Antwerpen Brabant West Vlaanderen Oost Vlaanderen Henegouwen Luik Limburg Luxemburg Namen

Arbeiders per dag per uur 220,40 fr. 25,05 fr. 197,00 24,60 171,40 21,40 172,60 21,60 211,40 26,40 226,40 28,30 182,10 22,75 204,90 25,60 191,70 23,95

Arbeidsters per dag per uur 107,90 fr. 13,50 fr. 115,40 14,40 110,60 13,80 113,50 14,20 110,50 13,80 133,60 16,70 97,50 12,20 94,90 11,90 106,70 13,30

Het Rijk

196,00

112,50

24,50

14,10

BelgiĂŤ zou, wat lonen betreft, in Europa een middenpositie bekleden: In Frankrijk 17,20 fr.; in Engeland 22,10 fr.; in West Duitsland 18,70 fr.; in Noorwegen 29,10 fr.; in Denemarken 29,35 fr.Inde Verenigde Staten 83,50!

zondag 1 februari 1953 Vannacht heeft er een geweldige storm gewoed op de Noordzee en zowel aan onze kust als in Groot-BrittanniĂŤ en Nederland zouden omstreeks 1.30 u met oorverdovend gedruis dijken doorbroken zijn. Overstromingen, verwoestingen, mensen en dieren meegsleurd door het water en verdronken. Men spreekt van een groot onheil en behalve een ontelbaar stuks vee zullen er wellicht tientallen, zo niet honderden of nog meer slachtoffers te betreuren zijn.

vrijdag 6 februari 1953 Van overal ter wereld en op alle mogelijke manieren probeert men de slachtoffers van de springvloed ter hulp te komen. Ook de school heeft een oproep gedaan en organiseert een ophaling van levensmiddelen en andere goederen om de slachtoffers bij te staan. Moeder heeft me twee dozen sperziebonen meegegeven. Iedere leerling die iets meebrengt, mag dat persoonlijk aan de studieprefect gaan afgeven en krijgt twee goede punten voor opvoeding. 10


De allereerste keer dat ik het bureau van de studieprefect mag betreden Ik heb hem alleen nog maar een paar keer op de speelplaats gezien... niet buitengewoon groot of dik, maar wel een indrukwekkende verschijning met zijn ovetjas over de schouders... hij zegt niets, maar alleen al door zijn aanwezigheid wordt het plotseling muisstil op de speelplaats. Zelfs de studiemeesters zijn heel even totaal overbodig En tot het heiligdom van die man word ik nu toegelaten. Hij heeft vriendelijk mijn naam en klas gevraagd ... ik heb de dozen afgegeven ... en onmiddellijk daarna stond ik weer buiten. Daar geweest te zijn en de studieprefect die iets tegen me heeft gezegd ... een indruk die ik niet licht zal vergeten.

zaterdag 28 februari 1953

De kauwgomballenautomaat op de toonbank rendeert helemaal niet... waarschijnlijk ben ik de enige klant... maar Ivan heeft gezegd dat hij iemand kent die hem wil kopen: zowel het toestel als de voorraad kauwgomballĂŠtjes. Gistermorgen is hij met de automaat en de balletjes naar die kandidaat koper vertrokken ... en pas vandaag in de vooravond is hij teruggekeerd. Van het geld dat hij voor het toestel heeft ontvangen, bleef geen frank meer over Tante Maria heeft dadelijk gezegd dat ze moeder zal terugbetalen... maar moeder heeft haar gevraagd hoe ze dat zal doen. Toch niet van dat beeije geld dat ze in de fabriek verdient en waar ze met moeite kan mee rondkomen! Terwijl die luiaard en nietsnut van een zoon van haar iedereen besteelt en alles verbrast! Voor de goede verstandhouding zou het beter zijn dat ze zo snel mogelijk een gegarnierde kamer zoekt en verhuist

donderdag 12 maart 1953 Naar het schijnt rijdt er bij de liefhebbers een gast uit Grobbendonk, Rik Van Looy heet hij, die ver boven al de anderen uitsteekt. Door iedereen wordt hij de beste jongere sedert de bevrijding genoemd. Van hem zullen we in de toekomst nog veel horen.

zaterdag 21 maart 1953 Het geboortehuis van Karel Van de Woestijne Grootvader Pieter Vandewoestijne (aldus de schrijfwijze van de familienaam in de registers van de burgerlijke stand) werd geboren te Gent op 15 oktober 11


1805. Hij overleed er op 5 april1868 aan een geraaktheid (beroerte). Hij was gehuwd met Marie-Jeanne Depaepe e1809) en woonde in de Sint-Lievenspoortstraat 137 (na de hernummering van 1857, waarbij de huisjes van de beluiken een afzonderlijk nummer kregen: 217); hij was van beroep koperslager. In "Karel en ik" schrijft Gustave Van de Woestijne dat hij een streng man was met een aristocratisch voorkomen. (Geboren in 1881 heeft Gustave zijn grootvader niet gekend.) Het gezin Vandewoestijne-Depaepe telde negen kinderen: Petrus (0 1834), koperslager; Johannes (0 1839), hovenier-boomkweker; Johanna e1841). Seraphine-Mathilde e1843), Isabelle-Petronella ('1845), kleermaakster. Alexander-Johannes ( 0 1847), koperslager en vader van Karel en Gustave; Judocus-Casimir e1850); Maria (0 1851) en Philomena (0 1853). Verschillende onder hen zullen na hun huwelijk in de Sint-Lievenspoortstraat blijven wonen. Overgrootvader van moederszijde Miehiel Sielbo, geboren in 1794, woonde eveneens in de Sint-Lievenspoortstraat en was schoenmaker van beroep. Hij had verscheidene dochters en zonen, die het beroep uitoefenden van o.a. timmerman, smid, commies en schoenmaker. Een van hen, Gerard-Victor Sielbo, meester schoenmaker, was gehuwd met Isabelle-Petronella Vandewoestijne en woonde in de Sint-Lievenspoortstraat 77. Twee Sielbo's woonden in de aangrenzende Lange Violettenstraat. De ene, in nr. 22, hield het cafĂŠ "Chernin de fer AmĂŠricain" open, de andere, in nr. 50, was sloten- en stovenmaker. Een andere zoon, grootvader Charles-Ferdinand Sielbo, werd geboren op 3 augustus 1822 en was gehuwd met Melanie Demeulenaere (0 1818). Hij had drie dochters: Clotilde e1848), Antigona (6 augustus 1852) en Coleta 0 ( 1857). In de Korte Ridderstraat oefende hij het beroep uit van winkelier en pluimverver. Later vestigde hij zich op het Recollettenplein (Koophandelplein) 2. Hij had er een pluimenmagazijn. Van deze grootvader - een geboren dichter en woordkunstenaar - zal Karel het talent en de zin om te dichten erven. Op 30 april 1877 huwt Alexander-Johannes Vandewoestijne met Antigona Sielbo en het echtpaar vestigt zich in de Sint-Lievenspoortstraat 330. In dat huis wordt op 10 maart 1878 Karel Van de Woestijne geboren. Hij is de oudste van vier zonen. Zijn broer Gustave schrijft dat het een groot burgerhuis was met een dubbele ingangsdeur en langs de straat vijf trappen af Het werd pas voor de oorlog afgebroken. Dat is niet helemaal waar. Het huis waarin Karel geboren werd, staat er nog steeds. Het is inderdaad een groot huis, een burgerhuis, maar gezien de breedte van de deur en van de gang kan het nooit een dubbele toegangsdeur hebben gehad. En er zijn ook geen vijf, maar slechts drie trappen. Aan de gevel van het huis, nummer 264, is een kleine arduinen plaat aangebracht:

12


In dit huis werd dichter Karel van de Woestijne geboren op 10-3-1878 Recht tegenover dit huis had grootvader Pieter Vandewoestijne gewoond en woonde in 1878 nog steeds zijn grootmoeder Marie-Jeanne Depaepe. In "Beginselen der Chemie", "Paidia" beschrijft Karel zijn grootmoeder, haar huis en ook zijn eerste vaderhuis. In 1883 verhuisde de familie Vandewoestijne naar de Sleepstraat.

donderdag 26 maart 1953

Op verschillende plaatsen in de stad is men begonnen de boordstenen van de trottoirs geel te schilderen. Dat betekent dat je daar niet mag parkeren of stationeren. Marcel zegt dat er nog een tijd zal komen dat je zult moeten betalen om je auto in je eigen straat voor je eigen deur te parkeren. Dat kan toch niet! Betalen om je auto voor je eigen deur te parkeren! Hij is weer eens aan het overdrijven, zoals gewoonlijk.

zaterdag 4 april1953

De Socialistische Wijkclub Sint-Lievenspoortstraat Ook de Sint-Lievenspoortstraat bezat in de jaren vijftig een socialistische wijkclub. Hij was gevestigd in het lokaal"Vooruit" naast de kruidenierswinkel, 183. De eerste socialistische wijkclubs of propagandaclubs of vermaakkringen werden te Gent gesticht in het midden van de jaren 1880. Ze waren het gevolg van Anseeles gevangenschap in 1886. In de verschillende wijken van de stad werden de gebuurtekringen belast met geldinzamelingen voor het kopen van geschenken, die men Anseele wou aanbieden bij zijn vrijlating. De collectes, die vele arbeiders hadden gemobiliseerd, leidden tot de stichting van de eerste volwaardige wijkclubs. In 1888 werd de wijkclub Sint-Lievensststraat gesticht door PieterVandamme (1837-1914), suikerbakker, wonende in nr. 258. Zijn gouden bruiloft, in 1911, was voor de wijkclub en de buurt aanleiding om een groot feest te organiseren: ontvangst op het stadhuis, versiering en verlichting van de straat, serenade door "De Volksvrienden" ... veel volk en beweging op straat. Als geschenk werd het echtpaar een schouwgarnituur aangeboden. 13


Lokaalhouder van de club was herbergier Albert Lepage, die tot 1903 cafĂŠ 'De Vrijheidsliefde" uitbaatte. Na zijn dood verhuisde de kring naar het lokaal "De Volksvrienden", stamlokaal van de gelijknamige fanfare, uitgebaat door de weduwe van Jan Aelbrecht, de stichter van de fanfare. In 1910 was de club gevestigd in lokaal 'De Zwijger", huis nr. 35, bij de weduwe van Theophile Huyghe. Binnen de club was Eulalie Benoot-Apers de stichtster van de vrouwenclub. Enkele vooraanstaande bestuursleden van de wijkclub waren. Isidoor Benoot: houtbewerker en meubelmaker in Vooruit. Echtgenoot van Eulalie Apers. Lid van Vooruit in 1900; bestuurslid van de wijkclub in 1911; bestuurslid van de Multatulikring. Karel Bontick (1869-193 1): metselaar, bediende, aannemer. Lid en secretaris van de socialistische Metsersvakbond. Zaakvoerder van de Samenwerkende Bouwwerklieden. Gemeenteraadslid 1903-1921. Jan Dejourne ( 1870-1906): drukker bij Vooruit. Bestuurslid van Bond Moyson. Militant spreker. Bestuurslid van de wijkclub 1900-1906. Kandidaat gemeenteraadslid Gentbrugge 1903. Victor Lamarcq (1864-1929): brievenbesteller, bediende aan de ijzerenweg. Lid van de Vrijdenkersbond 1885. Lid van Vooruit 1887. Bezieler van de Volkskinderen. Albert Lepage (1851): Lid van de Vrijdenkersbond 1892. Lokaalhouder van de wijkclub 1883-1903. Willem Meyer (1874): werknemer in de Volksdrukkerij en propagandist van het dagblad Vooruit. Spreker 1906-1913. Secretaris van het Boek. Lid van de Vrijdenkersbond. Secretaris van de Multatulikring. Gemeenteraadslid in 1921. De wijkclub Sint-Lievenspoortstraat was een kleine club: 57leden in 1904. (In hetzelfde jaar telde de club "Vrijheid door Broederschap" op de wijk Heuvelpoort 280 leden.) Nochtans moeten er in de eerste jaren van de twintigste eeuw momenten van hoge verwachtingen in groei en bloei zijn geweest. Zo werd er op 8 april 1902 een meeting voor het algemeen stemrecht gehouden waarop niet minder dan 300 aanwezigen waren. Huisbezoek in het najaar van 1909 had niet minder dan 50 nieuwe leden opgeleverd. Het grootste probleem waarmee de wijkclubs te kampen hadden, was het gebrek aan actieve leden. Naast de herbergier van het wijklokaal, het personeel van de coĂśperatieve en enkele enthousiaste partijgenoten, was slechts een gering aantal wijkbewoners bereid zijn vrije tijd aan propaganda te wijden. Men verwachtte van hen niet alleen een actieve inzet op de wijk na een werkdag van 12 uur. In de weekeinden dienden ze propaganda op het platteland te gaan voeren... en dat kon nogal eens uit de hand lopen. Deze niet aflatende inzet veronderstelde veel idealisme en onbaatzuchtigheid. En niet te vergeten: als de 14


propagandisten dronken thuis kwamen, konden ze niet altijd op het nodige begrip van hun echtgenotes rekenen. In de jaren dertig ervoer een kleine en zwakke club als de Sint-Lievenspoortstraat het gebrek aan een geschikt lokaal en onvoldoende propagandisten als de voornaamste oorzaak van de tanende werking. Om de aantrekkingskracht van de clubs te verhogen en de ingeschreven leden blijvend te binden, organiseerde men uitstapjes, culturele voordrachten, herdenkingen, inhuldigingen, verjaardagsfeesten, optochten, tentoonstellingen ... Wat aanvankelijk bedoeld was als een middel voor ledenwerving, werd nu een doel op zichzelf Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoolog schortten de wijkclubs alle vergaderingen op. Het verbod op samenscholingen en vergaderingen sloot trouwens politieke activiteiten uit. Alle sporen van socialistische acties op de wijken werden uitgewist. Na de oorlog kwamen de 19 propagandaclubs van de stad opnieuw tot leven en in 1947 werd de wijkclub Edmond Van Beveren-Sint-Lievenspoortstraat hersticht. Het ledenaantal van de club in de naoorlogse periode: 1948 1949 1950

73 leden 99 102

1951 1952 1953

148 leden 120 120

De twee grootste waren Heuvelpoort (520 leden) en Brugsepoort (612leden). Samen telden de wijkclubs 5.537leden. Een nieuw aspect in de werking van de wijkclubs na de 1\veede Wereldoorlog was het feit dat de leden niet meer noodzakelijk in de wijk zelf werden gerekruteerd. Men liet de belangstellenden vrij zich aan te sluiten bij een wijkclub naar keuze. Een gevolg hiervan was een verlies aan contact met de inwoners van de wijk en een toenemende onwetendheid over het dagelijks leven en de noden van de wijkbewoners. (De wijkclub Edmond Van Beveren-Sint-Lievenspoortstraat, toen verhuisd naar de Lange Violettenstraat, werd opgeheven in 1990.)

woensdag 8 april1953 Gisteren heeft de stad Gent zes nieuwe autolijkwagens in dienst genomen, die de vroegere, door paarden getrokken karren moeten vervangen. Voortaan worden de overledenen dus per auto naar hun laatste rustplaats gevoerd. In het Frans is een lijkwagen een corbillard. Ik heb dat eens gehoord, en ik vind dat zo'n mooi woord dat ik het heb onthouden. Geef toe, corbillard is toch veel mooier dan lijkwagen of lijkkoets. 15


De vroegere lijkwagens.

De nieuwe lijkwagens.

16


zaterdag 11 mei 1953 Dinsdag is de oude Pol van hiernaast, eigenlijk heette hij Léopold, gestorven. Hij was 80 jaar. Niemand die daar een traan om laat. Niemand, behalve de Puppe, die hem zal missen. Die vooral zijn pensioen zal missen. Bakvis zei zonder verpinken dat hij te Elijenberge zal begraven worden. Toen ik vroeg waar dat ligt, lachte hij eens fijntjes en de anderen lachten mee, maar niemand wou me meer uitleg geven. De Puppe, eigenlijk heet ze Margareta en ze is 24 jaar jonger dan Pol, loopt er verloren bij en ze is al iedere dag dronken van café De Vliegmachine thuisgekomen. Tegen ieder die het horen wil, vertelt ze dat ze het niet meer ziet zitten, dat haar leven afgelopen is en dat ze er een einde zal aan maken door in de vaart te springen. (In 1957 heeft ze het nog gedaan ook. Haar lijk werd op de Keizersvest uit de Schelde opgevist.) Toen Pol eenmaal naar Elijenberge is gebracht en onder de grond lag, heeft ze, op het bed na, alles wat in hun kamer stond kapotgeslagen, verscheurd of weggegeven. Ik ben al eens gaan kijken ... een onbeschrijflijke puinhoop. En smerig! Zelfs een grote oude inktpot heeft ze tegen een muur aan scherven gegooid en alles wat daaronder ligt of staat, o.a. een hoopje kleren, is met inkt bespat. Omdat ze zelf niet van plan is iets op te ruimen, zullen Bakvis en Fons volgende week van haar afwezigheid (ze is van plan een namiddag bij haar dochter te gaan) gebruik maken om alles wat kapot of verscheurd is in zakken te steken en weg te voeren. Dan heeft ze alleen nog een bed, maar dat is voor iemand die op het punt staat er een einde aan te maken ruimschoots voldoende. Vanavond heb ik aan Fons gevraagd waar Elijenberge ligt ... en hij vertelde me dat die stad niet bestaat, dat de uitdrukking "te Elijenberge begraven worden" wil zeggen dat er niemand verdriet heeft of een traan laat voor de overledene

dinsdag 14 mei 1953 Socialistische Vrijdenkersbonden In 1903 waren er, verspreid over heel het land, zo'n tweehonderdvijftig Socialistische Vrijdenkersbonden in volle activiteit. Ook in Gent bestond er zo'n bond, die van 1882 tot 1930 heeft bestaan. Hij telde maximaal700 (in 1897) en minimaal 200 (in 1929) leden. In de Sint-Lievensstraat maakten een twintigtal mannen, vrouwen en kinderen er deel van uit (o.a.Jakob Bassé, Emiel Bassé, Léonie De Smedt, Karel De Vulder, Jules Thielemans, Victor Lamarcq, Albert Lepage, Willem Meyer, Pieter Van Damme, Frans Van de Bossche, Frans Thoorens, Filomena Van 17


Damme, Eulalie Apers-Benoot, Aimée Benoot ... ). De Socialistische Vrijdenkersbonden zijn ontstaan om de invloed van de kerk in het arbeidersmilieu te bestrijden. Alhoewel het aanvankelijk de bedoeling was propaganda te maken voor de vrijzinnige ideeën, was de eerste en tegelijk ook belangrijkste reden die de stichters voor ogen stond: de overleden leden een waardige burgerlijke begrafenis te bezorgen. De kerk, die het monopolie van de teraardebestelling bezat, besteedde in de 19e eeuw weinig of geen aandacht aan de begrafenis van de armen. Niet zelden gebeurde het dat er vijf of meer tegelijk op dezelfde lijkwagen naar het kerkhof werden gevoerd, zonder dat de families over het tijdstip geïnformeerd werden. En nu zorgde de Socialistische Vrijdenkersbond voor een passende, meer zelfs, voor een statige uitvaart, waarbij de overleden vrijdenker, vergezeld door familie en geesterverwanten, het vaandel van de bond en muzikale begeleiding, naar zijn laatste rustplaats werd gebracht. De eerste werkman, die te Gent burgerlijk werd begraven, was Jakob Bassé (1839-1882), bijgenaamd "'t Jaak Vooruit", wever-drukker, lid van de Vrijdenkersbond, lid van de Broederlijke Wevers (1857), redacteur van De Werker, wonende Sint-Lievensstraat 187. Jakob Bassé overleed op 13 januari 1882. Aan zijn graf hield Anseele een van radicaal antiklerikalisme zinderende redevoering: "Hij was een geboren opstandeling ... Hij zou een christen-martelaar zijn geweest onder Nero ... God, er is geen god! Ik, de natuur ben de God der wereld, die moet aanbeden en bemind worden ... en de priesters, de moedige man verjoeg hen tot den laatsten stond, tot den laatsten snik, waar het zijne stem niet meer vermocht, daar deed het zijn gebaar en hij stierf als vrij, onafhankelijk en moedig man ... " Deze begrafenissen waren, vooral in kleine gemeenten, een doorn in het oog van de geestelijkheid. Een provocatie! De parochianen werden vanaf de preekstoel op de hoogte gebracht van het aanstaande goddeloos gebeuren ... met het gevolg dat er op de dag van de begrafenis herhaaldelijk incidenten plaats grepen. Blijkens het verslagboek van de Gentse Vrijdenkers had dit echter een omgekeerd effect: na iedere burgerlijke begrafenis werden er nieuwe leden ingeschreven. Een niet onbelangrijk probleem waren de kosten die dergelijke begrafenissen met zich meebrachten. Bij een sterfgeval werd voor een volwassene 70 fr. uitbetaald, voor kinderen van 12 tot 18 jaar 25 fr. en voor jongere kinderen 15 fr.. Bovendien was er de begrafenis zelf: kist, kransen en muzikale begeleiding, dat kon gemakkelijk oplopen tot 80 fr.. Dit heeft aanleiding gegeven tot de oprichting van en apart sterftefonds, waarbij het aangesloten lid 10 centimes per maand betaalde, kinderen resp. 5 en 3 centimes. Omdat de kerk altijd druk uitoefende, hetzij op de stervende, hetzij op de familie, om zich met de kerk te verzoenen, werd aan de leden van de Vrijdenkersbond gevraagd een testament te maken om op hun sterfbed uitdrukkelijk 18


de bijstand van de kerk af te wijzen. Een modeltestament werd de leden voorgelegd. Ook voor crematie hadden de Vrijdenkers belangstelling. De kerk had crematie voor gelovigen in 1886 verboden. Het zou tot de jaren dertig van de twintigste eeuw duren vooraleer crematie in ons land door de wet werd toegelaten. Was de burgerlijke begrafenis het eerste oogmerk van de Vrijdenkersbonden, ook voor de andere momenten in een mensenleven werd voor een ceremonie en rituaal buiten de kerk gezorgd. Pasgeborenen, die niet kerkelijk gedoopt werden, werden in hun midden opgenomen en ontvingen namen ontleend aan de klassieke en Germaanse godenwereid. Oudere kinderen deden hun "sociale communie". Het huwelijk tenslotte was een louter burgerlijke formaliteit, waar noch de kerk noch de geestelijkheid iets mee te maken had. Verder zorgde de bond ook nog voor regelmatige publicaties, vrijdenkersalmanakken, studiekringen, vakantiekolonies, buitenlandse reizen voor schoolkinderen ... kortom alles wat kon bijdragen tot de geestelijke en culturele ontplooiing van de arbeider. De leden van de Vrijdenkersbonden moesten immers zedelijk hoogstaande persoonlijkheden zijn, naar wie de massa kon opkijken als levende voorbeelden. Op hun privĂŠ-leven mocht niets aan te merken vallen en een onwaardig gedrag kon verwijdering uit de bond tot gevolg hebben. Het meest dynamische lid van de Socialistische Vrijdenkersbond te Gent was ongetwijfeld de onderwijzer, publicist en latere hoofdredacteur van het dagblad "Vooruit" AimĂŠ Bogaerts (1859-1915).

donderdag 16 mei 1953 Grote nieuwigheid bij de bakker: de broodsnijmachine. De niet zo heel grote snijmachine met een grote pedaal staat naast het broodrek... en blijkbaar is ze nagenoeg gelijktijdig bij al de bakkers geleverd. Vanaf nu kunnen ze het brood dus ook gesneden kopen en hoeven huisvrouwen niet meer het broodmes te hanteren. Moeder was er dadelijk voor gewonnen ... wat me erg verwonderde, want moeder heeft een afkeer van nieuwigheden. Vermits moeder voor ieder brood een nieuwe broodzak verkwisting vindt, moet ik nu iedere dag, tot hij te smerig of gescheurd is, met een papieren zak naar de bakker om een gesneden brood te kopen. Tot Belzele is de broodsnijmachine nog niet doorgedrongen. Meetje zou daar trouwens niets willen van weten. Ik zie haar tot het einde van haar dagen het brood tegen haar borst houden, een kruis op het brood maken en dan zelf al de boterhammen smeren en snijden. Zo was het, zo is het en zo zal het altijd zijn. Geen broodsnijmachine die haar op andere gedachten zal brengen.

19


dinsdag 19 mei 1953

De GENTSE Parochies Aan de vooravond van de Franse Revolutie telde Gent binnen de muren 7 uitgestrekte parochies: Sint-Baafs, Sint-Niklaas, Sint-Michiels, Sint-Jacobs, H.Kerst, O.L.V.-Sint-Pieters, Sint-Martinus. Verder nog de kapel van SintAnna, de bidplaats van de abdij van Baudeloo, de priorij van Waarschoot, het Groot en het Klein Begijnhof en tal van gebedshuizen van reguliere orden. In 1848 was de bevolking van de stad gestegen tot boven de 100.000 en dienden er dringend nieuwe kerken te worden gebouwd. De reguliere orden gaven het voorbeeld: Recollettenkapel in de Oude Houtlei, dominicanen in de Holstraat, franciscanen bij de Dampoort, ongeschoeide karmelieten in de Burgstraat, jezuĂŻeten in de Savaanstraat... De volgende nieuwe parochiekerken kwamen tot stand: Sint-Anna (1853), Sint-Antonius (1853), Sint-Jan-Baptist (1866), Sint-Jozef (1872), Ledeberg (1872), Sint-Pieters-Buiten (1874), Heilig Hart (1877), Sint-Macharius (1882), Sint-Amandsberg (1883), Gentbrugge (1891), Sint-Coleta (1894), Sint-Antonius-Heimis (1896), Sint-Paulus (1902), Sint-Vincentius aPaulo (1909), SintTheresia (1909). Zo evolueerde men in de tweede helft van de 19e eeuw tot aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog van 11 naar 23 parochiekerken. Waarom een parochiekerk al dan niet of later tot stand kwam, heeft verscheidene verklaringen: - Een liberaal gemeentebestuur (politiek). - De moederparochie diende een deel van de bezittingen van de kerkfabriek aan de nieuwe parochie mee te geven (financieel). - De levensstandaard van de buurt waarin de nieuwe parochiekerk zal worden opgericht (sociaal en financieel). Pas na 1850 werd een begin gemaakt met de intensieve zielenzorg van de arbeidersklasse, omdat vanaf die datum de ongodsdienstigheid van de lagere bevolkingsklasse als een bedreiging voor de burgerij werd aangevoeld. Het zal dan ook de burgerij zijn die de voornaamste hinderpalen op de weg naar de oprichting van nieuwe parochies door haar geldelijke steun zal helpen overwinnen.

zaterdag 30 mei 1953

De Liberale Partij, de oudste politieke partij van ons land, werd in 1846 gesticht. De eerste homogeen liberale regering (Charles Rogier) kwam er in 1847 en dat betekende meteen ook de doorbraak van de industriĂŤle burgerij. Het liberale verenigingsleven (kiesverenigingen en politieke organisaties, maar 20


GENT: de kerkelijke indeling

st..anton i us

• bt

st . theres i a

st. v i ncentlUS

a

paulo

\

,' I

\

I I

:

s t. joannes bapti~ t a

st.martinus ekkergem

.....

----

' , '¡'

s t. pau lus

st

p i eters

buiten

,.

,.

..

,.

.

--

"_

..... ,..--""

",.",...""

kristus koni ng

,. ,.

2

o..________._______.J2 km

I: decanaten - 2: parochies 21


ook verenigingen voor volksverheffing door sociaal-cultureel vormingswerk en ontspanning) kende in de tweede helft van de 19e eeuw een grote bloei. In de steden werden er door de middenstanders, in samenwerking met arbeiders, talloze kringen, bonden en verenigingen opgericht. Heel wat middenstanders en zeker de lagere klassen van de middenstand, waaruit jonge, intellectuele en ondernemende leiders opstonden, die inzake kerk en staat, taal- en sociale politiek eigen standpunten verdedigden (o.a. algemeen stemrecht), werden op hun beurt van de macht afgehouden door een gefortuneerde bovenlaag die de politieke macht monopoliseerde. Zij keerden zich tegen die gevestigde macht en trachtten daarbij de arbeiders te betrekken, liever dan hen in de richting van het collectivisme of het anarchisme te sturen, door sociale en culturele opvangcentra op te richten waarin de intellectuele achterstand geleidelijk zou worden opgeheven en de burgerlijke deugden - de naam van veel van die verenigingen spreekt voor zichzelf - werden aangeleerd. "Vreedzame vooruitgang". In Antwerpen moeten er meer dan honderd liberale verenigingen zijn geweest en Gent telde er evenveel. In nagenoeg iedere wijk of gebuurte van Gent, maar ook in de randgemeenten werden liberale kringen opgericht: Liberale Kring Vrijdagmarkt, Kortrijksepoort, Plezante Vest, Dampoort-Heirnis, 2e Wijk, Akkergem, Rabot, Brugsepoort, Heilig Kerst, Sint-Pieters, Sint-PietersAalst, Sint-Amandsberg, Ledeberg ... Naast de vele onderafdelingen (toneel, muziek, zang, voordrachten, turnen, reisgezelschappen ...) werden er ook Liberale Vrouwenbonden gesticht. Het Willemsfonds werd opgericht in 1851 en in 1865 werd de eerste volksboekerij van Gent op de Vrijdagmarkt geopend. Het Van Crombrugghe Genootschap (1857) telde 18 onderafdelingen en 5 jongerenafdelingen. Er ontstonden acht Laurent-kringen en een SociĂŠtĂŠ Callier. Het Taalminnend Studentengenootschap '"t Zal Wet Gaan" werd gesticht in 1852. De Bond der Liberale Studenten der Hogeschool van Gent ontstond in 1892. De leden van de 19e eeuwse vrijmetselaarsloges (opnieuw veroordeeld door de Belgische bisschoppen in 1838) behoorden tot de liberale en antiklerikale burgerij. Er was een liberale mutualiteit, een liberale vakbond, een liberale werkerspensioenkas ... Wat de Willemsfonds bibliotheken in Gent betreft, er zijn er zes. De hoofdbibliotheek in het Lakenmetershuis op de Vrijdagmarkt; de vijf filialen in stadsscholen in de Peerstraat, Crevelstraat, Kramersplein, Patrijsstraat en Wasstraat. In hun boekenfonds worden niet-katholieke auteurs niet systematisch geweerd en er worden veel voordrachten gehouden. Een aantalliberale verenigingen en kringen zijn reeds tijdens het interbellum van het toneel verdwenen. Met de crisis van het verenigingsleven vanaf de jaren zestig zijn nog eens heel wat andere kringen uitgedoofd en opgedoekt.

22


maandag 22 juni 1953 Toen ik gisteren bij Meetje was, heeft Sander het verteld toen hij thuiskwam: hij heeft het autootje uit de vaart zien hijsen en de lichamen eruit zien halen ... en vandaag staat het in de krant: ter hoogte van de Broekstraat in Mariakerke is een kleine personenwagen in de Brugsevaart gereden. Alleen de vader is gered, de moeder en haar zeven kinderen zijn verdronken. Het Gentse echtpaar had zich de tweedehands auto pas onlangs aangeschaft. .. en de kinderen waren nog nooit naar zee geweest. Het ongeval gebeurde iets voor 19 u. De auto kwam uit de richting van de kust. Op de plaats van het ongeval verkeert het wegdek in zeer slechte staat door hoog uitstekende tramsporen en tamelijk diepe putten ... maar ook de banden van de auto waren helemaal afgesleten. Toch wel een verschrikkelijke klap om in enkele ogenblikken je vrouw en zeven kinderen te verliezen. Daniël VAN RYSSEL ('t vervolgt)

WAAR TE GENT RECHT WERD GESPROKEN (vervolg en slot) De brand van 19 maart 1926 Op vrijdag 19 maart 1926, om vier uur in de ochtend, merkte een voorbijganger rook op die opsteeg uit het gerechtsgebouw, vanuit de eerste verdieping aan de zijde van de Recollettenlei. Toen de voltallige brandweer arriveerde was de brand al zo uitgebreid dat het dak van de "salie des pas perdus" instortte. Het was meteen duidelijk dat de brand, gretig gevoed door houten materialen en bergen papier, het gebouw volledig zou vernielen. Onmiddellijk werden door de massaal aanwezige toeschouwers een helpende hand toegestoken om zo veel mogelijk documenten te redden. Ook de betrokkenen zelf, magistraten, griffiers, gerechtsdeurwaarders, hielpen. Zo kon de toenmalige Voorzitter van de Rechtbank van Eerste Aanleg, een zekere G. De Ruyck, persoonlijk de dossiers van zijn kabinet redden en voorlopig onderbrengen in het "Café du Théatre". Twee griffiers van onderzoeksrechters slaagden erin al de lopende dossiers van hun kabinet te redden, o.a. dat van Raymond De Kremer, alias Jean Ray, die pas aangehouden was wegens oplichting. 23


En de advocaten? Naar het schijnt, maakten de meeste zich enkel verdienstelijk in het recupereren van hun toga uit de vestiaire ... Pas de zaterdagmorgen, na ruim dertig uur, was de brand uitgeraasd. Tot de woensdag was nablussen noodzakelijk. Op 7 april, achttien dagen na de brand, was er nog een heropflakkering. Van het gerechtsgebouw restte niet veel meer dan de buitenmuren. Gedurende de brand waaide de wind van noord naar zuid, dus van voor naar achter het gebouw, wat verklaart dat de granieten zuilen van de Assisenzaal door de immense hitte uiteensprongen, terwijl dezelfde zuilen in de inkomhal stand hielden. De oorzaak was wellicht kortsluiting in een lokaal van het Hof van Beroep. Van de inhoud kon niet veel gered worden. De dossiers en de bibliotheken van parket, parketgeneraal en balie waren volledig vernield, alsook de dossiers op de griffies van het Hof van Beroep. De dossiers van de griffie van de Rechtbank van Koophandel en van de drie griffies van de Rechtbank van Eerste Aanleg werden wel grotendeels gered, alsook die van twee van de vier onderzoekskabinetten. Ook de vroegere bibliotheek van de Raad van Vlaanderen, die zich bevond in het kabinet van de Voorzitter van de Rechtbank van Eerste Aanleg, werd gered. Onnodig te zeggen dat deze brandramp het gerechtelijk leven volledig ontwrichtte. In afwachting van een meer duurzame oplossing werd een nooddienst van het parket en de onderzoeksrechters verzekerd in de lokalen van het krijgsauditoraat, toen in het klein gerechtsgebouw gevestigd. De parketmagistraten trokken voorlopig in bij de gerechtelijke politie, wiens kantoren toen in de Keizer Karelstraat gevestigd waren. Het parketgeneraal had een nooddienst in een gebouw aan de Kortedagsteeg. Deze dienst kon maar één activiteit ontwikkelen. Van het Hof van Beroep waren immers alle dossiers vernield, behalve één ... de kaft met de uit te voeren straffen! Op het ogenblik van de brand was er een assisenzaak bezig. Ook dit dossier kon gered worden. Reeds de maandag daarop werd de zaak verder behandeld, en wel in de zittingszaal van het vredegerecht. Kwam het door de emotie of leende het dossier zich er voor, ik weet het niet, maar feit is dat de beklaagde, een boer uit Sleidinge die beschuldigd was van moord, werd vrijgesproken, nadat het Hof zich aangesloten had bij de 5 tegen 7 minderheid van de jury. De tijdelijke huisvesting aan de Biezekapelstraat (1926-1930) Door de volledige vernieling van het groot gerechtsgebouw was het evident dat, in afwachting van een nieuw gebouw, zo spoedig mogelijk een tijdelijke huisvesting diende gerealiseerd te worden. Toevallig kwam de week na de brand een ruim en centraal gelegen gebouw vrij, met name het gebouw in de Biezkapelstraat, grotendeels in de achttiende 24


Na de brand van 19 maart 1926.

25


Na de brand van 19 maart 1926.

26


eeuw gebouwd, dat tot dan toe dienst deed als Bisschoppelijk Seminarie, thans gekend als "klein Sint-Bavo". Het nieuwe Seminarie aan de ReepiS kon toen in gebruik genomen worden, zodat in de goede week van 1926 de seminaristen het gebouw aan de Biezekapelstraat verlieten. Het bisdom diende echter aan het Provinciebestuur, de bouwheer, een bedrag van een miljoen frank te betalen voor het verwerven van het nieuwe gebouw aan de Reep, maar werd toegelaten het oude gebouw in erfpacht te geven om aldus dit bedrag te kunnen financieren. Het K.B. daartoe dateert van 18 maart 1926, daags vóór de brand van het gerechtsgebouw. Inmiddels had het bisdom zich geëngageerd de erfpacht te verlenen aan de Zusters van Liefde, die aldaar een ziekenhuis wilden starten. Deze congregatie bekwam aldus het gebouw in erfpacht mits betaling van een eenmalig bedrag van een miljoen aan het bisdom, dat daardoor zonder enige eigen financiële opleg een volledig nieuw Seminariegebouw bekwam. Was deze regeling gunstig voor het bisdom, dit was des te meer zo voor de zusters, zoals hierna blijkt. De Belgische Staat diende immers niet met de eigenaar, het bisdom, maar met de erfpachters, de Zusters van Liefde, een overeenkomst te bereiken. Op 16 april 1926 werd er een huurovereenkomst afgesloten voor drie jaar, mits een huurprijs van 400.000 frank, volledig vooraf te betalen. De overeenkomst vermeldde uitdrukkelijk dat dit bedrag niet alleen huur was, maar ook een vergoeding voor de schade die de zusters leden doordat ze de realisatie van het ziekenhuis moesten uitstellen. Het oogt mooi, maar de harde realiteit was wellicht dat de staat geen enkel alternatiefhad en dienvolgens zich wel moest neerleggen bij dit exuberant bedrag. Hoogst merkwaardig is dat de notariële akte waarbij het bisdom de erfpacht aan de Zusters van Liefde verleende werd opgemaakt op 17 april 1926, dus daags nà de huurovereenkomst. Afgezien van de vraag hoe de zusters rechtsgeldig het gebouw konden verhuren, moet vastgesteld worden dat zij de akte waardoor zij zich engageerden om 1.000.000 frank aan het bisdom te betalen slechts tekenden nadat zij zeker waren dat de staat aan hen 400.000 frank zou betalen ... Toen bleek dat in april1929 de huur moest verlengd worden (de bouw van het nieuwe gerechtsgebouw was pas in februari 1928 gestart), werd dit door de zusters welwillend voor één jaar toegestaan, zij het mits betaling van 150.000 frank voor dat ene jaar, of een stijging met 12,50 %. Van schadevergoeding kon er echter allang geen sprake meer zijn vermits de zusters inmiddels een volledig nieuw ziekenhuis bouwden, m.n. het SintVincentiusziekenhuisl6 (eerste steen op 25 juni 1927, opening op 10 februari 1929). Kostprijs: 400.000 frank, zijnde exact het bedrag dat de zusters in 1926 geïnd hadden. Dit zegt meteen iets over de waarde van 400.000 frank in die tijd. Wat de staat voor drie jaar huur betaalde volstond om een ziekenhuis te bouwen. 27


Toen bleek dat ook in april 1930 een verlenging van de huurovereenkomst noodzakelijk was, waren de zusters eens te meer "welwillend", waardoor de huur verlengd werd tot 19 oktober 1930, mits een bedrag van 82.500 frank voor zes maanden, of een verhoginig van 10 % tegenover het vorig jaar en bijna 25 % tegenover de oorspronkelijke overeenkomst, amper vier jaar vroeger! Uiteindelijk hebben de zusters aldus 632.500 frank ontvangen, wat wil zeggen dat zij binnen de vijf jaar na de verwerving bijna twee derden van de investering gerecupereerd hadden. Men zou ook kunnen zeggen dat zij het gebouw verworven hebben voor een derde van de prijs. Ondanks deze lucratieve toestand mocht de Belgische Staat niet rekenen op veel tegemoetkoming. Het enige waartoe de Zusters van Liefde zich verbonden hadden was het plaatsen van een centrale verwarming vóór 1 november 1926. Op zich was dit geen echte toegift omdat deze investering toch diende te gebeuren en hoe dan ook aan de congregatie, toekomstige gebruiker, ten goede kwam. Blijkbaar zijn de zusters al te zuinig geweest, want de verwarmingsinstallatie vertoonde voortdurend mankementen, zodat menig gebruiker van het tijdelijk gerechtsgebouw geconfronteerd werd met het uitvallen van de verwarming. In januari en februari 1929 was het volledige gebouw zelfs gedurende meerdere weken zonder verwarming. De zusters weigerden de herstelling te bekostigen, terwijl de oorzaak van het euvellag in het kapotvriezen van de leiding in de kapel, juist het deel van het gebouw dat niet ter beschikking was van de rechtbank en waarvan de conciërge niet eens een sleutel mocht hebben ... Al deze perikelen nemen niet weg dat de locatie aan de Biezenkapelstraat een uitstekende tijdelijke oplossing was. De beschikbare ruimtes waren zelfs talrijker dan in het oude gerechtsgebouw, zodat een deel van het gebouw, m.n. de zuidvleugel van de eerste verdieping, niet eens ingenomen werd door de gerechtelijke diensten. Nadat in oktober 1930 alle diensten geïnstalleerd waren in het nieuwe gerechtsgebouw, werd in de Biezekapelstraat een staat van bevinding opgemaakt waarbij de zusters ieder euveltje, letterlijk tot op de centiem begroot, lieten optekenen, waardoor de kassa nog eens met een 20.000 frank aandikte. In september 1931 ging in de Biezekapelstraat het Sint-Bavo-instituut van start, zowel de basisschool als de humaniora11. Dit was meteen de start van de eerste Nederlandstalige katholieke meisjeshumaniora in Gent. De heropbouw van het gerechtsgebouw (1926-1931)

De heropbouw geschiedde onder leiding van ingenieurarchitect De Vaere, verbonden aan het Ministerie van Openbare Werken. Het plan dat hij ontwierp moest rekening houden met twee basisgegevens, te weten 28


1° het behoud van de oorspronkelijke buitengevels 2° een volledig nieuwe binneninrichting. Dat het gerechtsgebouw niet identiek zou heropgebouwd worden lag voor de hand, gelet op de zeer onpraktische indeling van het oorspronkelijk gebouw (zie hoger). Vermits de "salie des pas perdus" hiervan de oorzaak was werd zij vervangen door een ruime binnenkoer (21 x 21 meter), dit vanaf het niveau van de kelders, waardoor er binnengevels ontstonden die de verlichting en verluchting van de diverse lokalen mogelijk maakten. De binnengevels tellen immers niet minder dan 131 ramen. Vermits De Vaere de vrije hand had voor de indeling van deze binnengevelsiS kon hij een praktisch antwoord bieden aan hét probleem waarmee hij geconfronteerd was, m.n. het behoud van de oorspronkelijke buitengevels. De raamindeling (aantal, grootte en plaats) was daardoor immers een gegeven dat de architect niet kon veranderen. M.a.w. diende hij een gebouw aan een gevel te plakken, waar de normale werkwijze toch andersom is. Architect De Vaere is zeker in zijn opzet geslaagd vermits de nieuwbouw exact 100 bruikbare lokalen bevatte tegenover amper 54 in het oorspronkelijk gebouw. Op het gelijkvloers was het aantal lokalen niet veel groter, maar ze waren wel alle bruikbaar, waar in het oorspronkelijk gebouw alles wat zich onder de "salie des pas perdus" bevond steeds in volledige duisternis bleef. Het grote verschil is de tweede verdieping, die in het oorspronkelijk gebouw amper vier (weliswaar zeer ruime) lokalen bevatte, waar ze in de nieuwbouw alle toenmalige kabinetten en diensten van parket en parketgeneraal, alsook de balielokalen, kon herbergen. De ruimtewinst had ook tot gevolg dat de Gerechtelijke Politie19 haar lokalen in het gerechtsgebouw zelfkon betrekken. Vermits kort na de brand reeds de principiële beslissing genomen was de oorspronkelijke gevels te behouden, werden onmiddellijk instandhoudingswerken uitgevoerd om te beletten dat deze zouden instorten. De ruwbouwwerken zelf vingen aan in februari 1928. De duur ervan was geraamd op 12 maanden, doch het werden er 21. Er werd ruim gebruik gemaakt van de nieuwe betontechnieken, wat met de bestaande funderingen (op hout) en de te behouden gevels niet zo eenvoudig was. Mede daardoor was de ruwbouw pas in april 1930 beëindigd. De voorziene streefdatum voor de ingebruikname was dan ook niet meer haalbaar. Het was de bedoeling geweest dat het vorstenpaar op 13 juli 1930, bij hun officieel bezoek aan Gent in het kader van de feestelijkheden voor de honderdste verjaardag van de onafhankelijkheid, het nieuwe gerechtsgebouw plechtig zou openen. Daar kwam dus niets van in huis. Ofschoon op 19 oktober 1930 de werken helemaal niet beëindigd waren (zo ontbraken nog de meeste deuren), namen de gerechtelijke diensten er toch hun intrek20, nu de huur van de Biezekapelstraat beëindigd was. Het duurde nog ruim een jaar vooraleer de laatste hand kon gelegd worden. Een officiële plech29


tigbeid is er niet gekomen, maar het nieuw gerechtsgebouw was wel het onderwerp van de mercuriale op de openingszitting van het gerechtelijkjaar op 15 september 1931. De periode van 1931 tot 1970 Tot in de jaren zestig, d.w.z. gedurende meer dan dertig jaar, heeft het groot gerechtsgebouw behoorlijk gefunctioneerd. Dit hoeft geen verwondering te wekken nu dit gebouw ontworpen was voor de behoeften van 1930, behoeften die pas na 1960 beduidend toenamen. Vergelijken we de kaders met telkens dertig jaar verschil in 1928, 1958 en 1988. In 1928 had de Rechtbank van Eerste Aanleg vijf kamers, in 1958 acht, in 1988 zevenentwintig. Het parket telde in 1928 zes magistraten, in 1958 twaalf, in 1998 negenentwintig. Het Hof van Beroep had in 1928 vier kamers, in 1958 zes, in 1988 zeventien (en in 1998 zevenentwintig!). In die eerste dertig jaar was er dan ook weinig behoefte aan meer ruimte, zodat er weinig of geen verbouwingen of verhuizingen plaatsvonden. Ons verhaal met de voortdurend wijzigende omstandigheden stokt dan ook even. Zelfs de tweede wereldoorlog had geen impact. Weze wel genoteerd dat de Duitse Krijgsraad (die ook bevoegd was voor Belgische burgers die misdrijven tegen de Wehrmacht begaan hadden) in 1940 een tijdlang in de Assisenzaal zitting hield, vooraleer ze zich definitief vestigde in de Concorde aan de Kouter. Kort na de bevrijding heeft de Engelse Krijgsraad enkele malen in de plechtige zittingszaal van het Hof van Beroep gezeteld. De Krijgsraad keerde bij de heroprichting in 1944 niet terug naar het klein gerechtsgebouw, wellicht omwille van de uitgebreide bevoegdheid ter berechting van de collaborateurs die haar toen werd toegekend. De diensten waren gevestigd in het Parkhotel aan het Woodrow Wilsonplein, terwijl de zittingen plaats hadden in de stadsschool aan de Krevelstraat Er was ook een Krijgshof met diensten aan de Groot-BritanniĂŤlaan en zittingen in de Assisenzaal. Toen de krijgsgerechten zich tot de gewone taken konden beperken, werd de Gentse afdeling van het Krijgshof afgeschaft en de Krijgsraad te Gent bevoegd voor gans Oost- en West-Vlaanderen. De Krijgsraad vestigde zich in 1947 in een vleugel van het Militair Hospitaal aan de Antonius Triestlaan. Van 1956 tot 1960 was er een tijdelijke vestiging in de Leopoldskazeme aan de Charles de Kerckhovelaan. Vanaf 1960 had de Krijgsraad een definitief onderkomen aan de Oude Schaapmarkt in een daartoe verbouwde textielfabriek, een van de eerste voorbeelden van hergebruik van een industrieel gebouw. De oorspronkelijke bouwplannen van Loctewijk Roelandt voorzagen een beeldhouwwerk in het fronton aan de voorgevel, doch dit werd nooit gerealiseerd. Bij de heropbouw van 1926-1931 werd besloten het fronton op te smukken met een bronzen fries. Evenwel werd pas in 1949 een wedstrijd hiertoe uitgeschre30


ven. Winnaar was Geo Verbanck21. De 14 meter lange fries bestond uit 11 figuren, met in het midden Vrouwe Justitia, links figuren vóór de uitspraak, rechts erna. Het werk was klaar in 1953, maar pas in oktober 1961 (Verbanck was reeds overleden!) werd de fries in het fronton van het gerechtsgebouw geplaatst. Koning Auto had inmiddels zijn intrede gedaan, waardoor de mooie square vóór het gerechtsgebouw plaats ruimde voor een zielloze, storende en niet eens efficiënte parking22. Nadat eind 1960 de Gerechtelijke Politie het groot gerechtsgebouw verlaten had om zich aan de Pacificatielaan te vestigen23, werd de vrijgekomen ruimte ingenomen door magistratenkabinetten van het parket. Tezelfdertijd werd de tweede verdieping van het groot gerechtsgebouw grondig verbouwd ten behoeve van de steeds uitbreidende administratie. Van de oorspronkelijke binneninrichting van de westvleugel (Leiekant), zijnde een mooie en ruime magistratenbibliotheek, is thans niets meer te herkennen. In 1966 werd de Jeugdrechtbank opgericht, met drie zetelende magistraten, waar er voordien slechts één Kinderrechter was. In die periode werd ook een vaste politierechtbank opgericht, eveneens met drie magistraten. Zij vestigde zich in het klein gerechtsgebouw, waar tot dan toe de vrederechters de functie van politierechter vervuld hadden. In 1969 verlieten de Rechtbank van Koophandel en de Jeugdrechtbank het groot gerechtsgebouw en vestigden zich aan de Kalandeberg. Dit gebouw werd in 1885 als herenhuis ten behoeve van graaf de Diesbach opgetrokken24. Tijdens de eerste wereldoorlog was het een Duits officierenclubhuis. Na de eerste wereldoorlog keerde de graaf niet meer terug en werd het gebouw in gebruik genomen door de toenmalige Handelsbank. Dit leidde in 1938 tot een aanbouw, op de plaats van de oorspronkelijke tuin, van een kantoorvleugel aan de Oranjeberg, naar plannen van Jean Hebbelynck, een van de grote Gentse interbellumarchitecten. Wat tot in 1997 de griffie van de Rechtbank van Koophandel was, is onmiskenbaar de vroegere lokettenzaal.

De periode vanaf 1970 Op 1 november 1970 werd de gerechtelijke organisatie grondig hervormd. De kantonale indeling werd volledig herzien, waardoor vele vredegerechten op het platteland verdwenen en in stedelijke gebieden werden geconcentreerd. Daardoor werd Gent de zetel van zeven vredegerechten, hetzij vier meer dan voordien25. Zij vonden een onderkomen in het klein gerechtsgebouw, in de ruimte van de tezelfdertijd opgeheven Werkrechtersraden in Eerste Aanleg en in Beroep. In hun plaats kwam de Arbeidsrechtbank en het Arbeidshof. De Arbeidsrechtbank kon terecht in het gebouw aan de Kalandeberg. De diensten van hetArbeidshof 31


werden geïnstalleerd in het kantoorgebouw op de hoek van de Kouter en de Zonnestraat, terwijl de zittingen in de zalen van het Hof van Beroep plaats vonden. De door de verhuis van de Rechtbank van Koophandel vrijgekomen ruimte in het groot gerechtsgebouw werd in september 1971 grotendeels ingenomen door de balie. De vroegere lokalen op de tweede verdieping werden aan het parketgeneraal toegewezen, alwaar volledig nieuwe kabinetten werden opgetrokken. De correctionele griffie van het Hof van Beroep verhuisde begin 1972 van de tweede naar de eerste verdieping, waar een ruimte werd gerealiseerd door het innemen van de hal aan de achterzijde van het gerechtsgebouw. De ruimte voor de politierechtbank in het klein gerechtsgebouw (behalve de zittingszaal waren alle diensten op de derde verdieping gesitueerd) was alras niet meer geschikt. In 1974 werd een nieuwbouw aan de Elfjulistraat betrokken, niet alleen voor de diensten maar ook voor de zittingen. Gelet op de afstand met de andere gerechtsgebouwen had dit veel praktische problemen voor de advocaten tengevolge, die vaak niet op het afgesproken uur aanwezig konden zijn. Eén politierechter had daar geen begrip voor en besliste plots dat een advocaar die niet in toga was niet mocht pleiten omdat de rechter "enkel aan het dragen van de toga kan zien dat iemand advocaat is". Resultaat: verstekvonnis ofschoon de advocaat ter zitting was. Hiertegen werd uiteraard beroep aangetekend. De Correctionele Rechtbank velde vonnis op 18 juni 1974, waarbij gesteld werd, voor wie het niet wist, dat het een geldig gebruik is zonder toga te pleiten voor een politierechtbank die niet gevestigd is in het gebouw van de Rechtbank van Eerste Aanleg. Het resultaat van dit eerder lachwekkend incident was dat de Politierechtbank haar zittingen opnieuw in het klein gerechtsgebouw hield. Vanaf de jaren zeventig werden in het groot gerechtsgebouw voortdurend nieuwe ruimten gecreëerd door in vele lokalen tussenverdiepingen te construe.; ren. Daardoor was alras een groot deel van het griffie- en parketpersoneel verstoken van daglicht en keerden de toestanden van vóór 1926 terug. In 1976 verhuisden de diensten van hetArbeidshof naar de overkant, zijnde het kantoorgebouw op de hoek van de Zonnestraat en de Kortemeer. De zittingen bleven in het groot gerechtsgebouw. In 1980 verliet de Jeugdrechtbank het propvolle gebouw aan de Kalandeberg en nam haar intrek in een gebouw aan de Henegouwenstraat26. De sociale dienst bleef wel afzonderlijk gehuisvest, met name op de derde verdieping van het klein gerechtsgebouw. Ofschoon vanaf de jaren zeventig het duidelijk was dat de huisvesting van het gerecht te Gent steeds meer te wensen overliet door het niet adequaat beantwoorden aan de steeds toenemende vraag naar meer ruimte27, terwijl het even duidelijk was dat de overheid niet de middelen vrijmaakte om het probleem

32


grondig aan te pakken, was er in 1987 blijkbaar wel een budget beschikbaar om de plechtige zittingszaal van het Hof van Beroep nóg groter te maken en volledig nieuw in te richten. Zeker handig voor 1 september wanneer het gerechtelijk jaar geopend wordt, maar of dit acuut was voor de 364 andere dagen van het jaar is zeer de vraag. Het klein gerechtsgebouw werd afgekeurd wegens brandonveiligheid. De sociale dienst van de Jeugdrechtbank, die ingevolge de staatshervorming inmiddels een administratie van de Vlaamse Gemeenschap was geworden, verliet in 1991 het gebouw en vestigde zich aan de Gordunakaai. In 1993 verhuisden de diensten van het Arbeidshof ten derde male, nu naar het Braampoortcomplex aan de Brabantdam. Vanaf 1994 worden ook de zittingen daar gehouden. In maart 1995 werd de Krijgsraad te Gent opgeheven. Het gebouw aan de Oude Schaapmarkt kwam daardoor vrij. De huisvesting in het gerechtsgebouw aan de Kalandeberg werd al te krap, zodat het noodzakelijk werd een van de twee rechtbanken te verplaatsen. De Rechtbank van Koophandel nam daardoor in september 1997 haar intrek in het gebouw aan de Oude Schaapmarkt, zodat sindsdien de Arbeidsrechtbank het gebouw Kalandeberg voor zich alleen heeft. In 1997 werd de restauratie van de gevels van het groot gerechtsgebouw aangevangen. Wat we altijd gekend hebben als een donker gebouw blijkt nu plots wit te zijn. Begin 1999 werd het klein gerechtsgebouw volledig ontruimd en werden de vredegerechten ondergebracht in de (vernieuwde) Lieven Bauweosbuilding aan de Martelaarslaan. Terzelfdertijd verlieten de diensten van de Politierechtbank het gebouw aan de Elfjulistraat om zich eveneens in de Lieven Eauwensbuilding te vestigen. Daardoor hebben, na vijfentwintig jaar onderbreking, de zittingen van deze rechtbank plaats in hetzelfde gebouw waar de diensten zich bevinden. Na aanpassingswerken zal het klein gerechtsgebouw door sommige diensten van de Rechtbank van Eerste Aanleg (o.m. de onderzoeksrechters) betrokken worden. Ook in januari 1999 werd het Gents Justitiehuis geopend, gevestigd in het voormalig AnHypgebouw aan de Cataloniëstraat. In het Justitiehuis zijn allerlei diensten gevestigd die de rechtzoekende opvangen en begeleiden of doorverwijzen.

Naar de eenentwintigste eeuw We weten allemaal dat de gebeurtenissen vanaf augustus 1996 de politieke onwil tot aanpassing van de Justitie brutaal beëindigden. Daardoor werden o.m. budgetten vrijgemaakt met het oog op een behoorlijk~ huisvesting van de gerechtelijke diensten. 33


In juli 1997 werd, wat Gent betreft, de knoop definitief doorgehakt. Er komt een volledig nieuw gerechtsgebouw op de terreinen van het voormalig Rabatstation, dat onderdak zal bieden aan alle rechtbanken. De beide gerechtsgebouwen aan het Koophandelsplein worden, na grondige restauratie, exclusief voorbehouden voor het Hof van Beroep en het Arbeidshof. Dat een volledig nieuw gebouw wordt opgetrokken, wat wil zeggen geconcipieerd als gerechtsgebouw, laat het beste verhopen, te meer daar een architectuurwedstrijd werd uitgeschreven. Dat daarnaast het oude gerechtsgebouw, met zijn onmiskenbare architectonische kwaliteiten en uitstraling, wordt hersteld (waarbij hopelijk de parasitaire constructies van de laatste jaren zullen verdwijnen) ĂŠn aangepast aan de hedendaagse noden, is eveneens toe te juichen. Het is wel zeer de vraag hoe lang we nog met de "tijdelijke" oplossingen geconfronteerd blijven, waarbij de Gentse rechtbanken op liefst zes verschillende plaatsen gevestigd zijn. Zeer verwarrend voor de burger en zeer onpraktisch voor de advocaten. Alhoewel, onze schets van de voorbije tweehonderd jaar huisvesting van de Gentse justitie toont aan dat er steeds perikelen geweest zijn.

NOTEN 15. Dit gebouw was reeds in 1914 klaar doch vooraleer de seminaristen er zich in konden vestigen werd het, ingevolge de oorlogsomstandigheden, als kazerne in gebruik genomen. Tijdens de oorlog was dit de Duitse Kaiser Wilhelrnkaserne, na de oorlog de Belgische Koning Albertkazerne. Pas eind 1925 werd dit gebouw door het leger verlaten. 16. Wel te verstaan de eerste vleugel van het huidige complex, m.n. de vleugel in het verlengde van de Sint-Magrietstraat, tussen de school en de zopas opgeheven ingang in de hoek. 17. Reeds in 1937 werd de humaniora overgebracht naar de nieuwbouw aan de Reep, zodat men sindsdien over het gebouw Biezekapelstraat spreekt als "klein Sint-Bavo". 18. Zo heeft de zuidelijke binnengevel twee bouwlagen meer dan de zuidelijke buitengevel. 19. Opgericht in 1919. 20. Dit is merkwaardig genoeg op de zelfde dag als de ingebruikname van het oorspronkelijk gerechtsgebouw, vierentachtig jaar voordien. 21. Geo Verbanek ( 1881-1961) werd bekend door het monument van de gebroeders Van Eyck (f913). Vanaf 1924 was hij leraar beeldhouwkunde aan de Gentse academie. Zijn oeuvre was gevarieerd, maar de voorkeur ging naar koppen en figuren van meisjes en jonge vrouwen. 22. Er is sprake van dat na de restauratie van het groot gerechtsgebouw de square zal heraangelegd worden. 23. Voordien was een deel van de GPP ook in gebouwen aan de Oude Houtlei gevestigd. 24. In de lambrisering van de zittingszaal op de eerste verdieping is er een wapenschild dat mogelijks het wapen van de Diesbach bevat. 25. Daardoor verdwenen de vredegerechten te Ledeberg, Evergem, Lochristi, Oosterzele en Nazareth.

34


26. In september 1944 werd het Provinciehuis door de aftrekkende Duitsers in brand gestoken. Het provinciebestuur moest dienvolgens allerlei gebouwen in bezit nemen, waaronder dat van de Henegouwenstraat 95, waar het kabinet van de gouverneur gevestigd werd. Nadat het provinciehuis heropgebouwd was, werd dit pand betrokken door de dienst Stedebouw. 27. Meer ruimte is er niet alleen nodig omwille van het toenemend aantal dossiers, maar ook door de gewijzigde werking van het gerecht. Ingevolge de Wet van 25 juli 1985, waarbij de alleenzetelende magistraat de regel werd, is het aantal kamers drastisch uitgebreid (in de Rechtbank van Eerste Aanleg in één klap van 15 naar 27 en in het Hof van Beroep van 12 naar22).

BRONNEN

1. niet gepubliceerde bronnen l.I. archieven Stadsarchief Gent, atlas Goetghebuer, lade 118 (bouwplannen Roelandt), lade 119 (zichten van het gerechtsgebouw) en lade 123/5 (indelingsplan van het gebouw Voldersstraat ten tijde van de Rechtbank van Eerste aanleg) Stadsarchief Gent, modem archief, reeks F, bundel5 (stukken betreffende de procedures tussen de stad en de staat omtrent het gerechtsgebouw, o.m. het volledige dossier van mr. Vermande!, raadsman van de stad) Fotoverzameling van het Ministerie van Openbare Werken, nr. 3254-3258, 3877-3883, 49854996 Archief van het Parketgeneraal te Gent, proces-verbaal van 25 juni 1898 houdende de overdracht van het gerechtsgebouw door de stad aan de staat, met drie bijlagen Archief van de Zusters van Liefde J.M., Generalaatsarchief, bundel 9.2.2. (overeenkomsten en briefwisseling nopens het gebouw Biezekapelstraat)

1.2. schriftelijke inlichtingen Brief van hoofdcommissaris Schiepers (Gerechtelijke Politie Gent) aan de auteur dd. 28 augustus 1997

1.3. mondelinge inlichtingen gesprekken met griffier Patriek De Mey, wijlen mr. Femand De Vliegher sr., mr. Stéphane De Vos, de heer JozefPäquet, hoofdgriffier WiJfried Van Eynde en mr. Paul Van Malleghem

2. gepubliceerde bronnen 2.1. boeken anoniem, "Kriegsalbum von Gent", Photographischen Abteilung der Kommandantur Gent, 1916 Geert Baert, "1 00 jaar Vlaamse Conferentie der balie van Gent 1873-1973 ", Vlaamse Conferentie Gent, 1974 Marc Baertsoen, "Notes d'un Gantois sur la guerre de 1914-1918", A. Vandeweghe, Gent, 1929 Chris Bogaert, Kathleen Lanclus, Mieke Verbeeck, "Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen. Stad Gent 4na", Ministerie van de Nederlandse Cultuur, 1976

35


Honoré Boydens, "Lodewijk Jozef Roelandt", stadsbestuur Nieuwpoort, 1986 André Capiteyn, Lieven Daenens, Johan Decavele, Siebrand Krul, Daniël V anacker, "Waar is de tijd. Gent", Waanders, Zwolle, 1997-1998 (daarin deel4: "1350 jaar Gent, de Gentenaars en hun rechtvaardige rechters") Johan Dambruyne, Guido Bral, Aletta Rarnbaut, Dirk Laporte, "Een stad in opbouw. Gent van 1540 tot de wereldtentoonstelling van 1913", Lannoo, Tielt, 1992 Jan De Block, "400 jaar Jezuïetencollege te Gent", Gemeentekrediet, Brussel, 1992 Gita Deneckere, "Het Gentse Sint-Vincentiusziekenhuis. De Zusters van Liefde J.M. en de ziekenzorg te Gent, 1805 tot heden", Zusters van Liefde van Jezus en Maria, Gent, 1997 Frans De Potter, "Gent van den oudsten Tijd tot Heden", deel IV, Annoot-Braeckman, Gent, 1886 (daarin: "Het Recollettenplein", p. 203-273) Guido Deseyn, "Gids voor oud Gent", Standaard Uitgeverij, Antwerpen, 1984 Karel Haerens, "Gentse Gedenkplaten", Het Volk, 1976 (daarin: "Pieter van Gent", p. 86-87) Karel Haerens, "Gentse Gevelbeelden", Het Volk, 1984 (daarin: "De Gerechtigheid", p. 3537) Karel Haerens, "Standbeelden van Gent", Het Volk, 1977 (daarin: "Metdepenningen", p. 82-84) Maurice Heins, "Gand. Sa vie et ses institutions", tome I, Hoste, Gent, 1915 (daarin: "Organisation Judiciaire", p. 490-548) Hel ga Hoogewijs-De Pauw, "Souvenirboek 1931-1981 vijftigjaar Sint-Bavo", Sint-B avo, Gent, 1983 J .J. Steyaert, "Volledige beschryving van Gent, of geschiedkundige beschouwing van deze stad en hare bewooners, de merkwaerdige gebouwen, gestichten en maatschappyen, de beroemde Gentenaren, enz.", L.S. Van Doosselaere, Gent, 1857 Philippe van Hille, "Het Hof van Beroep te Brussel en de Rechtbanken van Oost- en WestVlaanderen onder het Franse bewind", Familia et Patria, Handzame, 1970 Philippe van Hille, "Het Hof van Beroep te Brussel en de Rechtbanken van Eerste Aanleg onder het Nederlands bewind en sinds de Omwenteling van 1830 tot 4 oktober 1832", Veys, Tielt, 1981 Adolphus Van Puymbroeck, "Eenige bladzijden uit de geschiedenis van het voormalig Franciscanerklooster te Gent", Hemelsoet, Gent, 1888 Albert Verbessem, "Le Barreau de Gand", Vandeweghe, Gent, 1912 Heinrich Wandt, "Etappenleven te Gent" (twee delen), H. Janssens, Ledeberg, 1920 2.2. brochures anoniem, "Rechtbank van Koophandel Gent", Regie der Gebouwen, 1998 Willy Breydels, "De Procureur Generaal bij het Hof van Beroep te Gent", eigen beheer, 1988 Willy Breydels, "Het gerechtsgebouw te Gent", eigen beheer, 1989

J. Buntinx, "De Raad van Vlaanderen (1386-1795) en zijn Archief', Oostvlaams Verbond van de Kringen voor Geschiedenis, Gent, 1951 André D'hont, "Het Paleis van Justitie te Gent", eigen beheer, 1974

36


diversen, "Lodewijk Roelandt", Koninklijke Gidsenbond van Gent en Oost-Vlaanderen, Gent, 1986 stadsbestuur Gent "Le Palais de Justice", Annoot-Braeckman, Gent, 1889

2.3. officiële publicaties Gemeenteblad der stad Gent, 1898, p. 168-187, "Overdracht van het Paleis van Justitie aan den Staat", (gemeenteraadszitting van 21 januari 1898) Théodore van Elewyck, "La restauration du Palais de Justice", Hof van Beroep Gent (mercuriale van 15 september 1931) Théodore van Elewyck, "Enige Herinneringen", Hof van Beroep Gent (mercuriale van 15 september 1937) 2.4. jaarboeken

Dubbele Wegwijzer der stad Gent en der Provincie Oost-Vlaanderen, E. Vanderhaeghen, Gent, diversejaren (tot 1917) Annuaire Administratif et Judiciaire de Belgique, Bruylant, Brussel, diverse jaren

2.5. tijdschriftartikels M. De Vaere, "La Reconstruction du Palais de Justicede Gand" in Annales des Travaux Publies de Belgique, 1932, p. 873-904 Jean-Pierre Quintyn, "H. Metdepenningen", Rechtskundig Weekblad, 1971-1972, k. 545 e.v. Roger Van Aerde, "Het Militair Hospitaal", Ghendtsche Tydinghen, 1986, p. 90 e.v. Philippe van Hille, "Le premier Procureur Général près la Cour d'Appel de Gand" in Joumal des Tribunaux,1912,p.644

2.6. kranten La Flandre Libérale 16 mei 1903 Gazet van Gent 20, 21, 22, 25 en 28 maart 1926, 8 en 14 april 1926, 15 oktober 1930 De Gentenaar 20, 21/22, 23 en 24 maart 1926, 30 december 1994, 15 mei 1997, 17 en 26juni 1997,2 en 17 juli 1997, 13 januari 1998,5 en 21 februari 1998,24 en 26 maart 1998, 18, 24, 26, 27 en 28 juni 1998

Mark RUMMENS

37


IRÈNE FUERISON* Zij zou vandaag een vergeten componiste zijn, had Mevrouw SchoentjesZimmer in 1987 het archief van Mevrouw Fuerison niet ondergebracht in de bibliotheek van het Gents Conservatorium. Ondanks deze documenten blijven wat vragen onbeantwoord o.m.: 'Waar studeerde deze dame muziek en bij wie? Hoe kwam ze tot componeren? Hoe noteerde ze, eens blind geworden, haar composities? De verklaring: deze componiste was zeer bescheiden en niet gesteld op roem en eer en personen die haar gekend hebben zijn overleden. Aan de hand van de documenten in de bibliotheek van het Conservatorium en een 'In Memoriam' in de krant 'La Flandre Libérale' van 28 juni 1931 kunnen wij over deze merkwaardige vrouw uit de Franstalige liberale bourgoisie een en ander vertellen. In 'La Flandre Libérale' lezen we dat Irène Fuerison, een voorname en intelligente vrouw, terzelfdertijd een voortreffelijke temperamentvolle muzikante was. Ze componeerde symfonische werken, kwartetten en liederen die getuigen van inspiratie, originaliteit qua opbouw en melodieuze geïnspireerdheid. De auteur van het artikel noteert hierbij: 'eigenschappen die bij menig modern componist zoek zijn'. Tijdens de eerste kwarteeuw schreef A. Schönberg zijn Kamersymphonie en Pierrot Lunaire; Ravel Daphnis et Chloé; Stravinsky Les Noces en Messiaen Offerandes Oubliées. Irène Fuerison was even bescheiden als ze getalenteerd was. Enkel intieme vrienden kenden haar composities tot zij in 1917 de toelating gaf een keuze uit haar werken uit te voeren in 'La salie de concerts Pathé' door het orkest Guillemyn ten voordele van de sociale kas van muzikanten getroffen door de gevolgen van de rampzalige eerste wereldoorlog. Dit concert was een groot succes, maar kende geen vervolg. Zij wilde geen heruitgave. Nadien werden haar werken uitgevoerd tijdens plaatselijke concerten. Tijdens één van deze concerten werd haar kwartet (daartoe in Brailleschrift omgezet) door vier blinde musici uitgevoerd. Concerten, uitsluitend gewijd aan haar composities, vonden wel plaats na haar dood o.m. op 20.02.1969 in de zaal van 'l'Ecole des Hautes Études' te Gent; op 03.03.1972 bij de inhuldiging van het 'atelier Irène Fuerison' van de Brailleliga in het huis van deze vereniging (gelegen in de Gouvernementstraat 7 te Gent) en op 18.03.1972 in het Lakenmetershuis op de Vrijdagsmarkt. Dit laatste concert werd ingericht door het Willemsfonds.

* Irène C1émence Caroline Émilie VAN SANTEN (08.01.1875-26.06.1931) publiceerde haar composities onder de naam van haar echtgenoot, m.n. (Joseph) Fuerison (1865-1921), advocaat bij het hof van beroep.

38


Een appreciatie van haar werk vinden we op de uitnodiging verstuurd door het Willemsfonds: "De componiste wijdde haar laatste levensjaren bijna totaal aan de muziek. Haar oeuvre is doordrongen van impressionisme. Haar liederen zijn uiterst gracieus en diepzinnig." Deze intellectueel en artistiek begaafde vrouw was ook uitermate sociaal voelend. Haar menslievendheid motiveerde haar om haar composities openbaar te maken. Een en ander hierover komen wij te weten in een doorslag van een brief door haar echtgenoot gericht aan 'Les membres du Comité de la Société d'Éditions Mutuelle à Paris', gedateerd 20.01.1919. Advocaat Fuerison schrijft: "Mijn vrouw is sedert enkele jaren blind. Tijdens de eerste wereldoorlog componeerde ze vocale en instrumentale werken met de bedoeling deze te laten uitgeven en uitvoeren ten voordele van gekwetsten en gevangenen. Na enige tijd was de respons op deze composities groter dan verwacht en door de waardering van Gentse beroepsmusici werd ze aangemoedigd verder te componeren." In een bijlage worden de composities opgesomd die zij sedert 1915 schreef. In een andere doorslag noteert haar echtgenoot dat haar composities tijdens de oorlog privé werden uitgevoerd voor 'Belgen', niet gecensureerd werden, en dat deze uitvoeringen clandestien gebeurden. Een probleem bij het componeren vormden de liederen bijna uitsluitend op teksten van de Franstalige dichters. De vraag om hun gedichten te mogen gebruiken verliep vaak niet zo vlot omdat de componiste een 'vreemde?', onbekende blinde amateur was. Door de inspanningen van haar echtgenoot werden haar composities ook uitgevoerd in Frankrijk, Engeland en Amerika. Even terugkomend op het 'In Memoriam' nog dit: haar goedheid manifesteerde zij ook in haar talrijke tussenkomsten ten voordele van de armen die haar gesignaleerd werden. Zij telde alleen vrienden en enkele onder hen spanden zich in haar handicap en de ernstige slepende ziekte voor haar dood te verlichten. Haar artistieke en sociale bewogenheid overleefden haar tijdens het interbellumin - het reeds genoemde atelier 'lrène Fuerison' en - de tweejaarlijkse 'Prix Irène Fuerison'; gesticht door Mr. en Mevr. GoebelFuerison in 1933. Deze laatste prijs werd op 28.11.1942 door 'L'Académie des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique' uitgereikt aan de dertigjarige Gentse componiste Jane Vignery voor haar vioolsonate. Andere laureaten waren: R. Bernier (1934), V. Legley ('44), J. Fontyn ('60), J. Leduc ('64), Fr. Van Rossum ('76), W. Van Cleemput ('78), R. lanssens (1988), M. Lysight ('90), B. Memier ('94) en I. Drèse ('96).

39


In 1932 schreef Paul Bergmans ter gelegenheid van een herdenkingsconcert Irène Fuerison: "L'allégresse contraste si vivement avec la tristesse de l'époque à laquelle ce fut écrit. Jl faut y voir l'expression de eet optimisme qui était au fond du caractère de !'auteur et qui permettait à Madame Fuerison de supporter si héroïquement ses souffrances."

*De ouders van Joseph FUERISON (volgens geboorteakte 08.10.1865): vader: J osephus J aannes Fuerison, geboren te Gent op 13 december 1819 en er overleden op 6 maart 1901. Hij was hoogleraar Franse literatuur aan de Gentse Universiteit van 1855 tot 1890. Van 1870 tot 1873 was hij rector. moeder: Emma Clementina Van Temsche, dertig jaar, zijne huisvrouw. * De ouders van Irène VAN SANTEN (volgens geboorteakte 08.01.1875): vader: Augustus Eduardus Carolus Van Santen, oud 29 jaar, handelsreiziger. moeder: Florina Charlotta Lepla, oud 24 jaar, zonder bedrijf. * De enige dochter uit het huwelijk Joseph-Fuerison-Irène Van Santen: Madeleine Fuerison geboren te Gent op 18 augustus 1899 en gehuwd op 15 april 1920 met Max Frédo Alexandre GOEBEL, ingenieur en geboren op 15 april1886. Hij was al weduwnaar van een eerste huwelijk. Ze werden op 9 juni 1920 uitgeschreven en vestigden zich in Luik, rue Grétry 8. Ondanks de beperkte biografische gegevens waarover we beschikken zullen we op een drietal aspecten ervan ingaan. - De echtgenoot van de componiste komt voorzichtig uit de hoek wanneer hij haar 'un simple amateur' noemt. Eigenlijk was Irène Fuerison een amateur in de oorspronkelijke betekenis van het woord. Amateur (lat. > amator = beminnaar; amare = beminnen) betekent iemand die een bepaalde bezigheid uitoefent niet als betaald vakman, maar als liefhebberij in tegenstelling met een beroeps muzikant. Eertijds speelde de aard van de gevolgde opleiding geen rol. We illustreren dit opnieuw aan de hand van twee voorbeelden: Irène Fuerison leidde een teruggetrokken leven en het was mede door de status van haar echtgenoot dat zij in de belangstelling kwam van beroepsmusici en muziekliefhebbers. Voorgaande doet niets af van haar capaciteiten. Vanuit de beschikbare gegevens stellen we vast dat ze nederig en bescheiden op de achtergrond bleef, een houding die we terugvinden bij vroegere begaafde vrouwe40


lijke componisten. Fanny Mendelssohn, zuster van Felix, schreef liederen en pianomuziek die vaak onder de naam van haar broer werden gepubliceerd. Clara Wieck was een bewonderenswaardige vrouw die tegelijk haar huishoudelijk werk volbracht en als pianovirtuoze optrad. Zij componeerde opmerkelijke werken ondanks de sterke invloed van haar echtgenoot Robert Schumann, aan wie men vaak haar muziek zou kunnen toeschrijven. Een tijdgenote van Irène Fuerison revolteerde reeds tegen deze gang van zaken. Marie Corelli (1855-1924) pseudoniem van Mary Mackay, Engelse schrijfster en moraliste, schreef 'Een vrouw die de kracht van haar intellect, van haar artistieke begaafdheid... toont, is bewonderenswaardiger dan de vrouw die haar benen toont. Maar de mannen verkiezen benen! De Engelse componiste van opera- en orkestmuziek, Dame Ethel Mary Smyth (1858-1944) die in Duitsland studeerde sloot zich aan bij de suffragettes. Ze is de enige componiste die door haar revolteren voor twee jaar in de gevangenis zat. L.FRIANT 01.05.199

NASCHRIFT Ter intentie van muziekliefhebbers signaleren wij dat er een CD bestaat met werken van Irène Fuerison. Te verkrijgen bij de heer Paul Klinck - Keizersvest 24, Gent (Tel. 225.88.42).

HET GENTS KERKEPAD (Vervolg) DE KERK EN HET KLOOSTER VAN DE DOMINICANEN OF PREDIKHEREN- HOLSTRAAT - HOOGSTRAAT Enigszins onttrokken aan het oog van de voorbijgangers ligt ingesloten tussen de Hoogstraat, de Holstraat en de Rasphuisstraat het klooster van de paters Dominicanen. Oorspronkelijk bevond zich hier de Leprozerie van O.L.Vrouw, ook nog het Lazarusgasthuis genoemd. Enkele Gentse poorters richtten er in 1146 dit hospitaal voor melaatsen op, buiten de toenmalige stadsomwalling. Tot 1551 werd het beheerd door de broeders en zusters van het Gemene Leven. Nadat de lepra uit onze gewesten verdween, schafte Aartshertogin Isabella de leprozerie af bij besluit van 4 mei 1623. De ene helft van de gebouwen werd omgevormd tot armenschool van de "Kulders en Blauwe Meiskens". 41


De andere helft richtte men in de periode 1626-1630 in als Benedictinessenabdij en werd van danaf het Rijke Gasthuis genoemd. Het Rijke Gasthuis maakte diverse bouwcampagnes mee zoals in 1626-1629 en in 1630-1631 toen men de kerk restaureerde. In 1636-1637 werkte men de eerste twee vleugels af, in 1652 kwam de vleugel tegenover de bibliotheek klaar en in 1659-1665 werd de laatste vleugel en het abdishuis gebouwd. De laatstgenoemde bouwcampagne liep gelijk met een periode van heropbloei onder abdis Eleonora de Blioul. Midden de 18de eeuw werd een nieuwe bedaking aangebracht. Door Jozef 11 werd de abdij in 1794 afgeschaft. In de periode 1817-1854 boden de gebouwen respectievelijk onderdak aan een liefdadigheidswerkhuis - waar men aan armen werk verschafte - en een kosteloze jongensschool, later ook een meisjesschool. De kapel deed in 1834 nog dienst als leslokaal. Het was kanunnik Pieter JozefTriest die het ganse complex aankocht in 1824 en het verder verhuurde aan de Stad. Bij testament werd kanunnik De Decker er de volgende eigenaar van. Deze verkocht de gebouwen op 17 mei 1845 aan de paters Dominicanen. Maar hier moeten we even terugkeren in de geschiedenis. De Dominicanen vestigden zich te Gent in 1228. Toen na een brand bleek dat het Wittocxhospitaal op de Sint-Niklaasparochie niet meer te herstellen was, lieten Fulco van Uten Hove, kanunnik van SintPieter te Rijsel, en zijn zuster Trina een huis in Onderbergen inrichten als hospitaal. Het huis, hun eigendom, was gelegen naast de Sint-Miebielskapel (de latere Sint-Michielskerk). Een aantal jaren later nodigden de graven van Vlaanderen, Ferdinand en Joanna, de Dominicanen uit een stichting te beginnen te Gent. Het eerste huis door de orde bewoond werd hen doorZegervan Parijs geschonken en situeerde zich naast het Uten Hovehospitaal. Beide instellingen hadden alras gebrek aan ruimte. Een oplossing kwam er door een besluit van de graaf en gravin van Vlaanderen om het hospitaal over te brengen naar de Bijloke. Met toestemming van Walterins de Marviso, bisschop van Doornik, namen de Dominicanen hun intrek in de vrijgekomen gebouwen van het hospitaal. Ook het Generaal Kapittel van de Dominicanen, gehouden in juni 1228, stemde in met de vestiging. De bouwgeschiedenis van dit klooster zullen we hier echter niet behandelen. De geĂŻnteresseerden verwijzen we naar het in 1991 verschenen boek: "Het Pand, acht eeuwen geschiedenis van het oud Dominicanenklooster te Gent". Toch willen we hier enkele noemenswaardige gebeurtenissen vermelden uit de lange geschiedenis van de Gentse Dominicanen. In 1481 kregen de paters het aan de stok met de schepenen van de stad omdat 42


ze tijdens hun preken zouden beweerd hebben dat er "ongelovigen in de stad waren". Dit verwijt, onder bedekte termen, richtte zich vooral rechtstreeks tegen de magistraat zelf. Het gevolg daarvan was dat het hen verboden werd nog te prediken. Verder moesten ze verstoken blijven van de steun van de bevolking. In maart 1482 werd echter de zaak bijgelegd. Tijdens de Gentse opstand tegen Keizer Karel in 1539, de Gentenaars weigerden toen een bede- een soort belasting- aan de keizer, werd heel wat schade aangebracht aan de gebouwen. Ook de beeldenstormers lieten hun vernielzucht botvieren in 1566. Gebouwen kunnen echter hersteld worden maar iets wat achteraf niet meer hersteld kon worden was de vernietiging van de bibliotheek. Deze bevatte heel wat kostbare handschriften. Op die bewuste dag in het "Wonderjaar" 1566 gooiden de vandalen het ganse boekenbezit gewoonweg in de Leie. Van begin 1578 tot oktober 1584 werd het klooster ingenomen door de Gentse Calvinisten die er hun universiteit in onderbrachten en de kerk als tempel gebruikten. In november 1796 verdreven de Fransen de Predikheren uit hun klooster en in januari 1797 werden kerk en klooster verkocht. Door bemiddeling van een zekere Van der Linden konden de paters echter hun klooster terugkopen. Ze bleven de gebouwen bewonen, doch nu als gewone burgers. Toen in 1802 de vrijheid van godsdienst hersteld werd, herbegonnen de paters hun priesterleven. Wegens gebrek aan de nodige fondsen zagen ze zich echter verplicht hun klooster, met uitzondering van de kerk, te verhuren aan een zekere Velleman. Toen de nood nog groter werd verkochten ze de gebouwen op 16 juli 1823 met toestemming van Paus Leo XII, aan diezelfde Velleman. Na enkele jaren verspreid te hebben geleefd besloten enkele Dominicanen tot het herstel van hun orde. Pogingen om hun oud klooster terug te gaan bewonen en de aankoop van het O.L.Vrouwe-Broersklooster, mislukten. Uiteindelijk kochten ze in 1835 een huis in de Peperstraat en huurden de kerk in Onderbergen. In datzelfde jaar, in de maand december, vond de plechtige herstichting plaats. Nog in 1841 kochten ze een tweede eigendom in de Peperstraat met een hof uitkomende op de Begijnengracht. De aankoop van deze eigendom was bedoeld om er een nieuwe kerk op te trekken. Zover kwam het echter niet want op 17 mei 1845 verwierven ze het pand in de Hoogstraat. Daar het huurcontract van de stad nog liep tot 1853 konden de Dominicanen pas het jaar daarop hun intrek nemen in het gewezen Rijke Gasthuis. Ondertussen waren ze reeds begonnen met de bouw van een nieuwe kerk langs de kant van de Holstraat. Deze neogotische kerk met driebeukig schip, ontworpen door J.B. Van de Capelle, werd ingewijd in oktober 1854.Ze verving de 17deeeuwse kapel die later, in 1863, gesloopt zou worden. De kerk bezit een 17de eeuwse communiebank afkomstig uit de vroegere kerk in Onderbergen en verder nog een aantal fraaie neogotische biechtstoelen en ¡ een kansel uit 1867. 43


Kloostergang Dominicanen - Hoogstraat

De glasramen zijn van de hand van J .B. Craponier en dateren uit 1881. De huidige hoofdingang van het klooster, in de Hoogstraat, bezit een gevel uit 1862, ontworpen door J.B. Hauman, die in 1957 werd aangepast. Sinds 1 juli 1981 is het Dominicanenklooster een beschermd monument en stadsgezicht.

BIBLIOGRAFIE - De Potter Frans: Gent van den oudsten tijd tot heden, Gent- 1882-190 I, deel 8, p. 97-130, 361 . - Besc hermde Monumenten Stads- en Dorpsgezichten en Landschappen in Oost-Vlaanderen. Arrondissement Gent. Gent 1992. p. I 08. Bouwen door de eeuwen heen. Inventaris van het Cultuurbezit in BelgiĂŤ- Architectuur - deel 4 nb - zw - Stad Gent, p. 175- 178. Van Overst raeten Jozef, Gerrits Jan: Gids voor Vlaanderen, Antwerpen 1985, p. 334. - Deseyn Guido: Gids voor oud Gent, Antwerpen 1984, p. 388-389 , 365-366. Walter Simons, Guido Jan Bral , Jan Caudron, Johan Bockstaele: Het Pand , acht eeuwen geschiedenis van het oud Dominicanenkl ooster te Gent. Gent , 199 1. - De Dominikanen te Gent. Broch ure uitgegeven ter gelegenheid van de tentoonstelling: De Dominikanen te Gent ( 1228-1968). P. Jordanus, Piet De Pue: De paters Dominikanen te Gent.

David MAES ('t vervolgt)

44


GENTSE MEMORIEDAGEN: 26-27 APRIL 26 April1591 De Jezuïeten kopen van de dochter van Hembyse het ouderlijk huis in de Volderstraat

26 April1595 Dood van Livinus Van der Beken. Deze Gentse humanist, dichter, rechtsgeleerde en filosoof was ook gekend onder de naam van "Torrentius". Is Bisschop geweest van Antwerpen en Aartsbisschop van Mechelen. Schreef een Latijnse dichtbundel "Poemata Sacra".

26April1799 Geboorte van Judocus Jan Steyaert. Hij stierf op 19 april1858. (Zie "Ghendtsche Tydinghen"- 1999- N° 3 p. 163).

26 April1800 Door een politiecommissaris, vergezeld van een stads trompetter, wordt in alle wijken afgekondigd dat een premie van 96 fr. zal uitbetaald worden aan de vrijwilligers die zich als plaatsvervangers zullen aanmelden van de aan de conscriptie onderworpen jongelingen.

26 Aprill843 Geboorte van Paul De Vigne. Hij stamde uit een begenadigde familie. Zijn vader Pierre was de maker van het standbeeld van Jacob Van Artevelde, zijn zusters Emma, Malvina en Louise waren schilderessen, zijn nonkel Felix was een gekende schilder, specialist in middeleeuwse klederdracht en leraar aan de Academie, zijn nonkel Edouard was een etser en zijn kozijn Edmond, de architect, bouwde de Vlaamsche Theater. Vanaf zijn 13e volgt hij lessen aan onze Academie waar zijn vader de beeldhouwkunst onderwijst. In 1863, hij is dan 20 jaar, gaat hij werken in Antwerpen bij de beeldhouwer Gerard Van der Linden en hij laat zich aldaar inschrijven aan de Academie. Na een 7-tal jaren in Antwerpen doorgebracht te hebben vertrekt hij op eigen kosten naar Italië. Daar komt hij zeer onder de indruk van Donatello die hij "de grootste van allen" noemt. Hij huurt een atelier in Rome en het is daar dat zijn prachtig vrouwenbeeld "Heliotrope" tot stand komt. Ons 45


Museum voor Schone Kunsten mag zich verheugen in het bezit ervan. Hij had reeds de aandacht op zich gevestigd toen hij nog in Antwerpen was. In de catalogus van het Driejaarlijks Salon van Gent kunnen wij lezen: "Het Salon is getuige van het gelukkig debuut van Paul De Vigne, geroepen om de grootste luister te werpen op een naam die reeds zulk een felle klank in de kunstwereld heeft." In 1873 is hij een tijdje in Gent, maar het jaar nadien installeert hij zich in Brussel. In 1877 wordt hem de uitvoering toevertrouwd van het monument "Louis Van Houtte" in Gentbrugge. In 1880 sterft zijn goede jeugdvriend Lieven De Winne. Hij zal een monument voor hem maken waarvan het marmer zich bevindt in het Museum van Brussel, het brons in dat van Gent. Hetzelfde jaar ontstaat ook zijn "Couronnement de l'Art" die de façade versiert van het Museum voor Schone Kunsten in Brussel. Wanneer Brugge in 1887 beslist een standbeeld op te richten voor Jan Breydel en Pieter De Coninck wordt er een internationale wedstrijd uitgeschreven. Er komen 17 ontwerpen binnen. Het bekroonde: dat van Paul De Vigne. Enkele andere werken van hem: koppen van Jan Frans Willems, Charles Van Hulthem, Emmanuel Hiel, de marmeren Marnix van Sint-Aldegonde op de Zavel te Brussel, het grafmonument van Hippoliet Metdepenningen. Paul De Vigne was niet alleen een uiterst bekwame beeldhouwer, maar tevens een zeer verdienstelijke pianist. Hij was één van die rijk gecultiveerde figuren die in onze moderne samenleving zo schaars schijnen te worden. Hij stierf op 13 februari 1901, 58 jaar oud, en werd begraven op het kerkhof van Laken.

26 April 1908 Inhuldiging van het eerste standbeeld van Graaf Oswald de Kerchove de Denterghem aan de Zuidstatie. Dit werk van Jef Lambeaux, dat hem al zittend voorstelde viel niet zeer in de smaak van het publiek. Gedurende de Eerste Wereldoorlog werd het door de Duitsers gestolen, samen met veel andere bronzen voorwerpen. In 1923 kwam er aan het Graaf van Vlaanderenplein een nieuw gedenkteken. Het was een werk van de Gentse beeldhouwer Gustaaf Van den Meersch en stelde een Flora-figuur voor. In 1971 werd het overgeplaatst naar het Citadelpark en daar staat het feitelijk beter op zijn plaats, want Graaf Oswald was immers Voorzitter geweest van de "Maatschappij voor Landbouw en Plantkunde" en van het "Comité der Floraliën".

26April 1913 Opening van de Wereldtentoonstelling waaraan de Gentenaars nog altijd refereren als "d'Expositie van dertiene".

46


Een unieke gebeurtenis, want het was de allereerste keer dat hier een evenement plaatsvond van een dergelijk formaat. En wij kunnen nu wel zeggen: ook de laatste keer. In 1905 had men een N.V. opgericht die de uitvoerbaarheid van een dergelijk project moest onderzoeken. Na 3 jaar studie was men tot de conclusie gekomen dat dit haalbaar was en in 1908 ging men over tot de stichting van de "Naamloze Maatschappij der Wereld- en Internationale Tentoonstelling van Gent". Een niet te onderschatten probleem was het vinden van een geschikte plaats voor een dergelijk groots project. Uiteindelijk opteerde men voor een terrein, grosso modo gaande van het Citadelpark (het park inbegrepen) tot aan de Sterre, in grote lijnen begrensd door de Kortrijkse steenweg en de Krijgslaan. Het huidig "Miljoenenkwartier" ligt zo wat in het hart van het gebeuren. De hoofdingang bevond zich op de Kortrijkse steenweg ter hoogte van de Maaltebruggestraat. Het geheel was ontworpen door de toen nog jonge architect Oscar Van de Voorde. Die 26 April1913 was Gent te klein voor de toeloop van al de belangstellenden: scholen, fabrieken, kantoren waren gesloten en de Staat, Provincie en Stad hadden een dag verlof gegeven aan hun personeel. Velen wilden natuurlijk de Koning zien, vergezeld van Koningin Elisabeth en Prins Leopold. De Koninklijke trein stoomde het St-Pietersstation binnen om halfdrie. Na de officiële verwelkoming werd er overgestapt in de galakoetsen die hier de vorige dag aangekomen waren. Van het station ging het naar het Park, want de opening van de tentoonstelling viel samen met de opening van de 17e Floraliën. Beschrijven van wat er allemaal te zien was is niet doenlijk. Natuurlijk hadden al de deelnemende landen hun beste voetje voorgezet. Een enorm succes kenden de secties "Oud Vlaanderen" en "Oud Gent" die ontworpen waren door de architect Valentin Vaerwyck. Deze 2 miniatuurstadjes die aan elkaar paalden bestonden uit reconstructies van historische gebouwen. Ook hier kunnen wij, helaas, niet in detail treden. Alle Vlaamse steden hadden er aan gehouden een van hun historische gebouwen de zien reconstrueren, niet alleen die van het huidig Vlaanderen, maar ook Vlissingen, Hulst, Goes, Axel waren vertegenwoordigd en zelfs het Franse Aire-sur-Ia-Lys en Béthune met zijn belfort waren er bij. AI deze reconstructies waren historisch volledig verantwoord. Charme en een onbeschrijflijke sfeer maakten van deze stadjes een geliefd uitgangskwartier. Spijtig genoeg moest na sluiting al dit schone afgebroken worden. De Expositie sloot definitief haar deuren op 3 November. Een tegenvaller was, dat op economisch gebied, de oorlog van 14-18 al de verwachtingen vernietigde die men op dat gebied had mogen koesteren.

47


26 April1949 De nieuwe Roeland wordt in de toren van het Belfort gehesen. Dat was dan de 3e in de reeks. De eerste "banclocke" of "stormclocke" werd gegoten in 1314-1315 en in de toren geplaatst in 1325. Ze werd in 1540 door Keizer Karel verbeurd verklaard, maar hij deed wel een oogje toe, toen ze nog geen 3 jaar later al weer in het Belfort hing. Om haar te luiden waren er 16 man nodig en haar slechte vorm maakte het hanteren ervan zeer moeilijk. In 1327 dacht men er reeds aan haar te hergieten. Die eerste Roeland werd gebroken in 1659 en haar klokspijs verdween in de nieuwe klokken die Hemony hier kwam gieten. De 2e Roeland barstte in 1914 en is nu nog te zien op het Braunplein. De 3e Roeland is een geschenk van het "Verbond van Gebuurtedekenijen van Gent" en werd aan de Stad aangeboden. Hij werd plechtig ingehuldigd op 14 November 1948, en luidde voor het eerst op 7 Mei 1949.

26 April 1990 Dood van Henri Maeren. Was met zijn vrouw de bezieler van het Poppentheater "Magie". Geboren op de Brugse Poort op 16 Oktober 1931 begon hij er mee op zijn 11e en leerde de stiel bij Joris Vandenbroucke. Hij begon zijn eigen theatertje in de Haspelstraat in 1953. Op 8 Oktober 1963 werd hij gehuldigd ter gelegenheid van de 1500e voorstelling. Onze lezers zullen wel weten dat met zijn heengaan geen einde gekomen is aan zijn theatertje en dat de traditie op een schitterende wijze voortgezet wordt door zijn zoon Jean-Pierre.

27 April1477 Maria van BourgondiĂŤ ontvangt in hetSt-Jorishof de gevolmachtigden van Keizer Frederik ill die haar hand komen vragen voor de zoon van hun keizer. Het huwelijk van de toen 20-jarige Maria met Maximiliaan van Oostenrijk greep plaats op 19 Augustus 1477 in de kapel van het Prinsenhof.

27 April 1561 Dat onze schutters niet altijd uitblonken door hun behendigheid moge blijken uit hetgeen wij kunnen lezen in het Memorieboek: "Den XXVIJen April was de papegay gheschoten by de guldebroeders van den grooten ende auden gulden van Sente Sebastiaen, welcke papegay stont van de sondach tot dysendach omtrent de noene, alle daghe daer naer schietende zon48


der cesseren eer hy afgeschoten wierd." Er is wel een Gents spreekwoord dat zegt: "Alle scheute zijn gîen haoze", maar algelijk ...

27 April 1579 "Den 27en gaf het Magistraet aen de Wacht van Akkerghem alle de Bouwstoffen, die zy konden afbreken van de kerke van S.Marten, tot buyt: want men wilde de zelve gheheel afbreken en te niet doen, om de Nesten en Schuylplaetsen van de Paepen, zoo zy zeyden, zoodanig uyt te roeyen, dat zy noyt meer tot de zelve en zouden kunnen wederkeeren."

27 April1609 Opening van het College der Augustijnen. Bij de opening waren er 175 studenten ingeschreven. Zij deden de Jezuïeten een vinnige concurrentie aan. In tegenstelling met deze laatsten onderwezen zij ook de "Vlaemsche en de Fransche taele". In 1771 telde zij 160 leerlingen tegen 11 0 bij de Jezuïeten in hetzelfde jaar. 7 Oud-studenten werden uitgeroepen tot Primus aan de Universiteit van Leuven. Het College werd afgeschaft in 1796.

27 April1744 Karel van Lotharingen legt op de Vrijdagmarkt de gebruikelijke eed af in naam van Maria-Theresia. Hij was getrouwd met Aartshertogin Maria-Anna, zuster van Maria-Theresia die dus zijn schoonzuster was. Een dubbele schoonzuster in feite, want zij was getrouwd met zijn broer. Deze joviale figuur, "Pastor Bonus" bijgenaamd was Gouverneur-Generaal der Nederlanden van 1744 tot 1780. Geboren te Lunéville in 1712 stierf hij in Tervuren in 1780.

27 April1836 Dood van Kanunnik Ambrosius Goethals. Hij verving een tijdje Monseigneur de Broglie. Onder het Hollands Bewind werd hij gevangen genomen en voor het Assisenhof van Brussel gebracht onder beschuldiging van opstand tegen het Staatsbestuur, maar hij werd vrijgesproken.

49


27 April 1837 Dood van Bernard De Pauw. Richtte in 1804, samen met Lieven Bauwens, een kaardenfabriek op in de Lange ViolettenstraaL Lieven Banwens was zijn schoonbroer, hij was immers getrouwd met diens zuster Sophie. De zaak zou later gekend worden als Prayon-De Pauw. Hij was ook Directeur van de gevangenis.

27 Aprill839 De Draak wordt van het Belfort gehaald. Dat was natuurlijk niet de eerste keer. Onze Draak werd in de loop der jaren nogal eens naar beneden gehaald, 't zij om ze te herstellen, 't zij bij de transformatie van de toren. Dit gebeurde een eerste keer in 1445, ze werd toen hersteld en opnieuw verguld. Heel die operatie nam slechts 14 dagen in beslag. Ze kon opnieuw van dichtbij bekeken worden in 1543, 1684, 1743 en 1711. Toen zij naar beneden kwam in 1839 voor de bouw van een nieuwe toren bleek het arme beest zo toegetakeld te zijn door ouderdom en blootstelling aan weer en wind dat aan herstellen niet meer kon gedacht worden. Zij had 459 jaar trouwe dienst gedaan en over Gent gewaakt, zij het dan ook niet altijd met evenveel succes. De nieuwe Draak (de 2e dus) werd op het Belfort gehesen in 1854. Onze toren had daar 15 jaar gestaan zonder Draak. Taalpuristen zullen ongetwijfeld de wenkbrauwen gefronst hebben omdat wij, wanneer wij het over de Draak hadden, het woord "zij" gebruikten. Wij weten het, "draak" is mannelijk, maar de Gentenaars hebben dit dier altijd vereenzelvigd met een vrouwelijke figuur. Waar we verder niets willen mee insinueren ...

27 April1868 Stichting van "De Vrijheidsliefde". "De Vrijheidsliefde" was de eerste van de zogenaamde "Laurentkringen". Ze werden opgericht door François Laurent met als doel de geestelijke ontwikkeling van de jonge arbeiders. "De Vrijheidsliefde" was een kring voor jongens en was gevestigd op de Muide. Weldra volgde "Vreugd en Deugd" voor meisjes op de Brugse Poort. Later volgden nog "Nut en Vermaak", "Vermaak in 't Leeren", "'t Werk Vereedelt", "Leeren Vereert", "Geluk in 't Werk", "Werken en Leeren", "Help u Zelf', "Volksvlijt". "De Vrijheidsliefde" bestond uit 2 categorieÍn: de Volwassen werklieden (vanaf 16 jaar) die de eigenlijke genootschap vormden en de afdeling van de "Beschermelingen" beneden de 16 jaar. 50


Tijdens de eerste jaren van haar bestaan kwamen de leden samen in een stadsschool die aan haar beschikking gesteld werd door de Stad. In 1877 werd een nieuw lokaal opgetrokken op de hoek van de Gasmeterlaan en de Spaarstraat De Kring telde toen 555 effectieve leden en 358 beschermelingen. Al deze leden stonden wekelijks 10 eentimen af en hiermee werd de oprichting bekostigd van een bibliotheek en 2 toneelverenigingen. Op maandagavonden werden lessen Nederlands, Frans, Duits en Engels gegeven door onderwijzers en jonge advocaten zoals Albert en Hippolyte Callier. Ook de zondagnamiddag waren er activiteiten: zij omvatten zang, voordrachten, lezingen, toneel, enz ... Rond 1870 was de koorleider Isidoor De Vos, ook Lieven Duvosel is er nog koorleider geweest.

27 April1902 De "Melomanen" geven een concert in de zaal van het Casino die prachtig versierd is met orchideeën. Het oratorium "Lucifer" van Peter Benoit wordt uitgevoerd door 700 zangers in aanwezigheid van de Gravin van Vlaanderen.

27 April1905 Geboorte van Gontran Van Severen. Na St-Barbara ging hij studeren aan de Universiteit waar hij, onder andere, Karel Van De Woestijne als prof had. Doctor in de Rechten en Filologie. Geschiedkundige. Medewerker van "La Flandre Libérale". Auteur van "Le Traité de Gand". Vertaler van het boek van Paul De Ryck "Gent, Burcht van Vlaanderen". Lid van de Oostvlaamse Afdeling van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen". Bourgondiër en wijnliefbebber. Deze francofoon kon zich minder vlot uiten in het Nederlands, maar sprak daarentegen perfect Gents. Hugo COLLUMBIEN

51


BIBLIOGRAFIE Het Begijnhof van Sint-Amandsberg kon in 1999 zijn 125-jarig bestaan vieren. Een gepaste gelegenheid om de geschiedenis van dit jongste begijnhof te boek te stellen. Dit gelukkig initiatief werd genomen door de Heemkundige Kring "De OostOudburg". Het boek "125 jaar Groot Begijnhof te Sint-Amandsberg" kwam tot stand in samenwerking met de "VZW Begijnhof Sinte Elisabeth te Sint-Amandsberg" en de "VZW Vrienden van het Groot Begijnhof van SintAmandsberg". De algemene leiding berustte bij Erik Schepens en de eindredactie werd verzorgd door Roger Poelman. Een 10-tal auteurs verleenden hun medewerking. Buiten de geschiedenis van dit begijnhof - en wat er aan voorafging - kunnen wij er een interview in lezen met de Grootjuffrouw, de betrokkenheid van de Dominicanen, een hoofdstuk over de glasramen, gedichten en liederen voor de begijntjes, de complete lijst van de meer dan 90 huisjes en conventen met hun benaming, de geschiedenis van de begijnen in het algemeen. Zeer interessant is het Repertorium van de meer dan 1.000 begijnen die in dit begijnhof gewoond hebben. Deze imposante alfabetische lijst vermeldt, voor zover beschikbaar, familienaam en voornaam, namen van de ouders, plaats en datum van geboorte, datum van intreding, datum van kleding, huis of convent, datum van het steedsel, bijzondere vermeldingen, specifieke functies in het begijnhof, plaats en datum van overlijden. Het boek heeft een formaat van 16 x 24 cm. en bevat 286 bladzijden. De prijs bedraagt 600 fr., maar... het boek is volledig uitverkocht. Gezien de grote vraag wordt een 2e druk overwogen. Geïnteresseerden kunnen hun naam opgeven bij de heer Roger Poelman - Zavelput 14 te 9040 StAmandsberg (Tel. 228.64.55) of in het Documentatiecentrum. Wanneer men "Sint-Baafsabdij" zegt, denkt men onmiddellijk aan Gent en wie zich verdiept in de geschiedenis van Gent komt onvermijdelijk de Sint-Baafsabdij tegen. Het zijn 2 begrippen die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Wie iets meer zou willen weten over de abdij die gedurende 9 eeuwen een belangrijke rol gespeeld heeft in Gent, wordt geconfronteerd met een onoverzichtelijke stapel documenten en geschriften, meer dan eens tegenstrijdig en ook meer dan eens vervalst. Veel van deze documenten behandelen slechts één aspect of een tijdsfragment. In die omstandigheden trachten een zuiver beeld te krijgen van die abdij, wat ze eigenlijk geweest is, hoe zij getransformeerd werd in de loop der eeuwen, hoe het leven daarbinnen zich afspeelde, de figuur van haar abten, enz, is bijna niet te doen. 52


Toch moet men niet wanhopen, want er is een schitterend boek verschenen: "De Gentse Sint-Baafsabdij en haar dorpen". De auteur is stadsgids Paul Pas. Het kan niet anders of hij heeft zich vele jaren moeten bezighouden met het uitpluizen van vele honderden geschriften, er de essentie uithalen, voor zover mogelijk de beweringen controleren, en alles logisch klasseren. Het resultaat is een zeer leesbaar boek waarin de geschiedenis van de abdij op een klare en overzichtelijke manier behandeld wordt. Dit prachtig boek heeft een formaat van grosso modo 21 x 30 cm., bevat meer dan 300 bladzijden en 247 afbeeldingen, waarvan velen in kleur. De prijs bedraag 1.450 fr. en wij vinden die prijs niet overdreven. Het succes van deze niet-commerciële beperkte uitgave zorgde er voor dat het boek vrijwel onmiddellijk uitverkocht was. Maar de aanvragen blijven binnenstromen, daarom wordt een 2e uitgave voorzien. Geïnteresseerden kunnen contact nemen met de auteur Paul Pas - Steenakkerstraat 1 te 9070 Heusden. Tel. 230.74.68. Een nieuwe, zeer boeiende uitgave van het Provinciebestuur van Oost-Vlaanderen is "Van Beaupré tot Zwijveke. Cisterciënzers in Oost-Vlaanderen. (1200-1999)". Deze contemplatieve orde heeft in de loop der eeuwen een enorme uitbreiding gekend. Tot in de 18e eeuw werden er in Europa meer dan 700 cisterciënzerabdijen voor mannen gesticht en een even groot aantal voor vrouwen. Samen meer dan 1.400! Wie zegt beter? In het gebied van het huidig België waren er 19 mannen- en 49 vrouwenabdijen. In Gent zijn wij natuurlijk vertrouwd met de Bijloke, de Nieuwen Bos, Baudeloo, Oost-Eeklo, Doomzele, Ter Hagen en Waarschoot. Het eerste gedeelte "De Monastieke Leefwereld van de Cisterciënzers" werd behandeld door Geert Van Bockstaele, auteurs van het tweede gedeelte "Het Monastieke Erfgoed in Oost-Vlaanderen" zijn Martine Pieteraerens en Luc Robijns. Wat staat er allemaal in dat boek? Veel te veel om hier uit te leggen, lees het zelf en u zult er veel plezier aan beleven. Het boek heeft een formaat van 21 x 29,5 cm., telt 144 bladzijden en bevat meer dan 160 afbeeldingen, waarvan de meesten prachtige kleurfoto's zijn. De prijs is 700 fr. en dat is echt niet te duur. Te bekomen bij de Provinciale Diensten op het Wilsonplein. In ons julinummer meldden wij op p. 243 de nakende verschijning van "Docendo Discimus Liber Amicorum Romain Van Eenoo." Dit ter gele-" genbeid van het emeritaat van Professor Van Eenoo. Dit boek is nu verschenen en het is een zeer imposant werk geworden. Professor Van Eenoo moet wel veel vrienden hebben want niet minder dan 64 vakgenoten hebben er aan gehouden hun medewerking te verlenen aan dit 53


"vriendenboek". Alles goed voor 1145 bladzijden interessante lectuur. Wegens het formaat (16 x 24 cm.) en de omvang van het werk werd het uitgegeven in 2 banden, samengebracht in een stevige, geillustreerde kartonnen opbergdoos. Een gewichtig boek, ook in de letterlijke betekenis, want wie er aan begint heeft voor ongeveer 2, 7 kilogram lectuur. Een dergelijk boek hier bespreken is niet doenlijk. Wij beperken er ons toe de bijdragen te citeren die rechtstreeks betrekking hebben op Gent: - Ludo Valcke: Twee stille en rijke adellijke Gentse flaminganten: Philippe Blommaert en Jules de Saint-Genois. - Herman Balthazar: Een leurder verkoopt condooms. Kleine zoektocht naar rubberindustrie te Gent. 1850-1930. - Marc Reynebeau: Een "Zwarte Zondag" in Gent in 1854. Morfologie van de politieke strijd in het midden van de 19e eeuw. - Conny Devolder: Geschiedenis studeren aan de RUG in de jaren "90". Studiedrempel en studierendement. - Els Witte: Professoren aan de Gentse Rijksuniversiteit: Tussen academische vrijheid, pluralisme en neutraliteit. (1817-1965). - Emiel Lamberts: De rol van Joseph de Hemptinne in de "Zwarte Internationale". (1870-1878). Het boek kost 2.500 fr. en werd uitgegeven door "Academia Press". Te bekomen bij de Wetenschappelijke Boekhandel Story-Scientia - Van Duyseplein 8 - Gent. Onlangs verscheen het boek "Honderd jaar Instituut van Gent", uitgegeven door de Leerlingen- en Oudleerlingenbond van deze school. Oudere Gentenaars zullen misschien even moeten nadenken: Instituut van Gent? Welke school is dat nu ook weer? Alles wordt klaar als wij zeggen dat het gaat over het "Institut de Gand" op de Nederkouter. Een goed idee, de uitgave van dit boek, honderd jaar is toch wel iets dat mag gevierd worden en een stukje Gentse geschiedenis ligt nu ook weer definitief vast. In 140 bladzijden wordt de geschiedenis uit de doeken gedaan van deze aanvankelijke vestiging van het "lnstitut Rachez" dat in 1909 de naam meekreeg van "Institut de Gand". Een absolute "must" voor de oud-leerlingen van deze school, maar eveneens interessant voor Gentse heemkundigen in het algemeen. Wat de oud-leerlingen zeker zal aanspreken en bij meer dan ĂŠĂŠn nostalgie zal verwekken zijn de 80 foto's die het bevat. Formaat: 16 x 24 cm. Prijs: 500 fr. Te koop in het "Instituut van Gent", Nederkouter 112 te 9000 Gent. Tel. (09) 265.70.60. H.C. 54


VRAAG EN ANTWOORD Van de heer Jaime Jurdan ontvingen wij een antwoord op de vraag van de heer Eddie Van Haverbeke. (Gh. T. 1999 - N° 3 - p. 180) "Als leerling van het Instituut Decroly -Lagere Hoofdschool voor J oogeliogen - Begijnhofdries te Gent, gedurende de jaren 1920-1926, had ik als klasgenoot en beste vriend Joris Van de Putte. Tenminste 3 maal werd de ganse klas uitgenodigd het bedrijf "Confiserie Lux" te bezoeken met onze goede meester, onderwijzer Reyns in 2e en 4e studiejaar en meester Vander Eecken in het 5e. Wij hadden dat natuurlijk te danken aan Joris. Ik herinner mij nog goed hoe wij naar huis terugkwamen, na het bezoek, met een grote zak snoepgoed, meegegeven door vader Van de Putte. Ik herinner mij ook nog redelijk goed (wij waren toen bengels van 8 à 11 jaar oud) hoe de smakelijke spekken vervaardigd werden. Na het gesmolten suiker goed te hebben bewerkt en eventueel gekleurd (met eetbare kleurstof) werden er grote cylindrische rollen van meerdere kilo's gemaakt. Deze rollen kwamen terecht op een grote, licht hellende en verwarmde stenen tafel. Twee mannen moesten de cylinder heen en weer rollen en hem een min of meer kegelvorm doen aannemen. De rol nog zeer plastische suikermassa werd dan langs de top meer en meer uitgerokken, ·langs de lage kant van de tafel, tot eindelijk een lange kegel van 1 à 2 cm. diameter. De suiker was dan reeds redelijk afgekoeld en verstijfd. Twee vrouwen braken met een houten stokje stroken van ongeveer 20 cm. van de massa af en stopten die in een matrijs, waar onder druk de suikerstroken de vorm kregen van een suikerbol. De gevormde suikerbollen rolden verder bij de reeds afkoelende hoop suikerbollen. Verder was er natuurlijk wel weging en verpakking. Er werden ook suikerbollen gemaakt met 2 of meerdere kleurfantasieën, bvb. een wit kruis op rode grond. Deze fantasie werd samengesteld bij de grote rol en door uitrekken verkleinde de tekening tot cylindrische kleine gekruiste suikerbollen. Het is maar in 1979, toen ik met pensioen terugkwam uit Canada, dat ik vernam dat Joris, mijn schoolvriendje, het tot Dokter in de Geneeskunde gebracht had en later Algemeen Directeur van het AZ benoemd werd. Ik heb Joris nooit teruggezien, alhoewel ik in 1980-81 pogingen heb gedaan om de meeste van mijn klasgenoten terug te vinden. Het lukte maar voor mijn makkers van het Atheneum (Franse Afdeling) en kon, helaas, geen enkele schoolmakker van de Lagere school terugvinden." Vraag van de heer Roger Spilthoorn (Antwerpen): Gelieve hierbij een foto te vinden van een niet getekend schilderij (120 cm. x 80 cm.), van mijn grootvader: SPILTHOORN François Leon.

55


geboren te Gent op 12/3/1860 en er overleden op 12/311942, beroep: bouwkundige. Ik ben onlangs in het bezit gekomen van dit schilderij, en volgens mijn broer AimĂŠ, zaliger, zou onze grootvader hier afgebeeld staan in een gala uniform van officier van de Burgerwacht van Gent (Gardes Civiques). Ik heb twijfels hieromtrent, de reden van dit schrijven is dan ook om zo mogelijk, via Uw leden, meer klaarheid te krijgen over dit uniform dat hier is afgebeeld. De wijd gepijpte kraag lijkt me op zijn minst ongewoon; de vlag: rood, geel, zwart horizontale banen is ook een raadsel. Bestaan er nog lijsten met namen van de leden van de Burgerwacht te Gent voor de periode 1880-1900? Elke opheldering in dit verband zou voor onze familie zeer op prijs gesteld worden.

56


LEZERS SCHRUVEN ONS Mevrouw De Visschere stuurde ons enkele details over de foto "Promotie 1927" verschenen opp. 455 van "Waar is de Ttjd?"- N° 19. "Dit is de turnzaal van de Oefenschool, Casinostraat (later Wispelbergstraat genoemd). Vanaf de kindertuin heb ik er al de klassen tot en met het 9e leerjaar + 4 jaar normaalschool doorlopen. De 2 gebouwen achteraan, links de keuken van de meiden, rechts bureau van de toenmalige directrice Jw. E. Frank. Later hebben andere directrices een aangenamer lokaal gekregen waar niet altijd met licht moest gewerkt worden. Vooraan links: Jw. Frank, Directrice Oefenschool. Laatste rij, 2e van links: Mw. De Vaere, Directrice Normaalschool. Verder normalisten van promotie 1927 (wit kraagje op zwarte schort zoals vele generaties het gekend hebben). Vooraan: de kleuters van Jw. De Porre. Laatste rij rechts: Mw. Vankenhove, lerares Normaalschool. Er naast: Jw. De Porre; ik zat bij haar in de kindertuin, toen nog Fröbelklas genoemd".

'T GENTSCH SPANT DE KRUUNE! Over moeskes en moeskesmoakers Een moeske is oorspronkelijk een klein zwart rond pronkpleistertje, een stukje zwarte taft ( 1) dat de vrouwen vooral in de 17de en 18de eeuw uit koketterie als namaak-"tache de beauté" op hun gezicht kleefden. In het Frans, waar het woord oorspronkelijk vandaan komt, heeft men het over "une mouche" (vlieg). Lodewijk Lievevrouw-Coopman vermeldt in zijn Gents Woordenboek: "Ik spreek niet van de moosjes op de kaek" ("N.A. Leugenaer", 1820) In "Teghen Verghifi teghen een groote peste van hetChristendom" uit 1676, geeft P.F. Franciscus Cauwe, minder-broeder, recolect, af tegen de moderne uitspattingen van de mode. Op p. 94 heeft hij het o.a. over deze "mouchen ". (mv.). "Mouchkes maken" of "moussen" (werkw.), betekende letterlijk zich van een "mouche" voorzien uit ijdelheid. In "Des Weireldts Y delheyt pynelick gheniet ende Ellendighen uytganck" uit 1692, schrijft P. vander Lepe, minderbroederrecoleet (alweer!): 57


"... 't aensicht was geheel Ă la mode ghemoest en geblancket (gepoederd)" Zo iemand heette men "ne moeskesmoaker" of "een moeskesmoakerigge". Iemand met gemaakte manieren. Men sprak ook van "moejkes, ne moejkesmoaker" en "een moejkesmoakerigge". Wanneer men zich daarbij ook nog pronkerig of pruilerig en onwillig toonde, zei men : " 't Es ne moef' of "-ne moeskop". "Een goet woord van een verwaende moes-kop krijgen, is alsoo moeyelijk als olie te treeken uyt ne styp-steen." (Martius, 1734) Ook Isidoor Teirlinck heeft het in zijn Zuid-Oostvlaanders Idioticon over "moezekes" (enkel in het mv.) en "moeskes" of "moeskies, moezekes en moezekiesmakerije": belachelijke maniertjes . "Dat zijn amaal moezekies; ge maakt 58


veel te veel moezekies; al da moezekiesmaken ga mij tegen. " "Ne moef' of "ne moefkloot" is bij hem een onvriendelijk, pruilziek manspersoon: "Diene moefen kan nie lachen, da pronkt ne g'heelen dag". Afgeleid daarvan is "moefachtig" of pruilach tig: "Ons Mie es maar moejachtig vandaë". "Een moefe, een moefkerte of een moefkonte" is dan een onaangenaam pruilziek vrouwmens: Die lelijke moefel Da ronkt en pronkt zonder ende!" Teirlinck vermeldt ook het werkw. "moefen, moeftege, gemoeft" als pruilen: "moefen en monken" en het pruilen zelf als "moeferije ": "Die moeferije moet ophauwen". In dit verband diepte ik een lied op uit een lokale revue in één proloog, twee bedrijven en drie taferelen van J. Antheunis op muziek van Theo Le Brun opgevoerd in het Nieuwe Cirkus te Gent in 1906: "Pst! En valt er nie mêe!". Het Gents dat Antheunis gebruikt is het Platgents of Nieuwbrugsch, want hij laat zijn personages spreken met een ''î''-tje: bilder (bulder), hirken (hurken, luisteren), gerist (gerust). 't Zijn Moeskes I. Loat mij toe bilder (2) goed t' explikeeren Wat da'k deur 't woord moeskens wel verstoan. Ja, 'k wil zelfs deur veurbeelden demonstreeren Dat die expresse (3) g'heel z'Jeeven hêe bestoan. Ne moeskesmoaker es eene die wil tuugen Eene die hem veurestelt wirkeiijk iets te zijn. Oas g' hem huurt spreeken, zijn afkomst ès g' heel huuge Ge verstoat toch wel, enfin,) Wat dan de moeskens zijn!) bis II. G'huurt soms van kwezels, ja t' zijn echte ploagen, Die nie moeten hên van vrijer of man. Ze kennen ze niet gerieken of verdroagen Moar 't es meest omdat ze geene krijgen kan. Want 't ès gebeurd, en dat al meen'ge keeren, Dat 't kweezeiken zuu vet wierd als een zwijn. 'k Peis niet da't was van heure Poasche te vieren. Ge ziet van hier, enfin,) Dan dat al moeskens zijn!) bis

59


lil. In kiezerstijd, tons moed' uuk ne keer hirken (4) Stem moar veur mij! En 't lijjen (5) ès gedoan. Stem veur den diene, ge moet tons nie' meer wîrken (6) En veur den derde zulde noar den hemel goan. (7) Moar wil't geluk dan ze kandidoat passeere, Alles doen ze tons veur broere of kozijn. Moar ilder ( 1) kiezers meugen gerist (8) creveeren. Ge ziet wel, enfin,) Dan 't moeskesmoakers zijn!) bis IV. 't Es tegenwoordig allemoal Menheere Mee chapeau bus' (9), flankoard (10) en huuge col (11) Ze kennen bilder ( 1) nie droaien of keeren 't Zijn gelijk Janklasse (12) mee all'moal dienen brol Moar ester een meiske diet 'r op uit es om te trêwen ·En die verzot es op type (13) of muscadin (14) Da moe die oarme sluure beur dikwijls berêwe Ze ziet dat al dien schijn) Nen boel mee moeskens zijn!) bis

V. G' huurt uuk nog al van die jonge patriotten Vive Ie roi, l'armée et la patrie. Kom Leopo1d! Tons zijn ze gelijk zotten. Stîrven zoen ze veur hem, 't es een echte folie (15) Komt 't uugenblik dan z' als soldoat moete marcheere 't ès uit mee l'amour, 'ten kan nie meer zijn! En oanze keune, doen z' bilder (1) remplaceeren (16). 'K en vroag' i (17) af, enfin,) Of 't moeskesmoakers zijn?) bis Eddy "den Twiedekker" LEVIS

60


GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring Gent V.Z. W. 29e jaargang nr. 2 15 maart 2000

INHOUD - Pierre Kluyskens: Guillaume Faipoult. 62 - Armand Heins: Inventaire Archéologique: Bijgebouwen van de gewezen St-Baafsabdij. 68 - Victor Antheunis: Dagboek gedurende zes weken gevang in Augustus-September 1941 in de gevangenis "De Nieuwe Wandeling" in Wereldoorlog II. 69 - Daniël Van Ryssel: Ik zou daar een boek kunnen over schrijven: De charmes van de dagelijksheid. (vervolg) 77 - André Coene: Het stadsplan van Gent opgemaakt op initiatief van Edouard Elegeert. 89 - Jaime Jurdan: 94 Een Jacquardist herinnert zich de "Indus". - Richard Verlinden: Herinneringen aan de "Prep" (1929-1930). 100 - David Maes: Het Gents Kerkepad (Vervolg en slot): De Kerk en het Klooster van de Franciscanen of Reeolietten - Oude Houtlei. 103 - Hugo Collumbien: 108 Gentse memoriedagen: 28-29 ApriL - W.L. Braekman: 115 Bij de restauratie van de Vismijn in 1880. - Eddy Levis: "'t Gentsch spant de kruune!". Uuk in 't Keizer Koareljoar". 119 - Quizmaster: 121 Oplossing Puzzel '99 - EddyLevis: Voetnoten bij het artikel "'t Gentsch spant de kruune". Over moeskes en moeskesmoakers. 124 - Bibliografie. 125 - Vraag en Antwoord. 128 130 - Lezers schrijven ons. 61


GUILLAUME FAIPOULT Op 9 maart was het precies 200 jaar geleden dat Guillaume Faipoult benoemd werd tot Prefect van het Scheldedepartement. Een gelegenheid om wat te vertellen over deze merkwaardige figuur die hier gedurende een 9-tal jaren een belangrijke rol gespeeld heeft. En wie is onze verteller? U hebt het waarschijnlijk al geraden: Pierre Kluyskens natuurlijk.

De bezetting van onze stad door de Franse troepen op het einde van de XVIIIe en in het begin van de XIXe eeuw, is een periode uit onze stedelijke geschiedenis waarop nimmer het volle licht werd geworpen en tal van gebeurtenissen en elementen ervan liggen nog bedolven in allerlei archieven en documenten, openbare en familiestukken, terwijl de geschiedschrijvers zelve nooit met bijzondere aandacht de feiten welke zich alhier tussen 1792 en 1814 hebben afgespeeld bestudeerden. Behalve het magistraal werk van Joseph Nève, "Gand sous la domination française", een twintigtal jaren geleden verschenen, en het "Mémorial de la ville de Gand" van Prosper Claeys, waarin men enkele belangwekkende gegevens mag putten, blijft de bibliografie dier periode beperkt bij een zeker aantal studies en verhalen welke onmogelijk toelaten zich een volledig denkbeeld van die beroerde tijden te vormen. Wellicht moet de oorzaak ervan hierin gezocht worden dat Gent toen de leidende rol in Vlaanderen niet meer speelde en dat, genomen en beschouwd in het complex van die geweldige gebeurtenissen waarbij vanaf de Franse Omwenteling tot de val van Napoléon gans Europa betrokken werd, onze stad hetzelfde belang voor de geschiedschrijvers niet meer bieden kon als haar geschiedenis van de vroegere eeuwen. Een belangwekkende figuur waarop niet steeds voldoende de nadruk werd gelegd, is Guillaume Faipoult, die als prefect van het Scheldedepartement een grote invloed heeft uitgeoefend, vooral op onze stadsgenoten en op het politiek en economisch leven alhier. Wij gebruikten graag het woord "sympathiek" indien wij wisten dat het tot geen verkeerde interpretatie leiden zou, want mag men dit woord wel toepassen op de vertegenwoordiger van een vijandige mogendheid, een ambtenaar die enkel tot opdracht gekregen heeft de bevelen van Parijs stipt te laten uitvoeren? Verdraagzaam, tactvol en gematigd was hij in elk geval, en indien men al zijn daden moest nagaan en ontleden, dan zou men gewis ontdekken dat hij alles in het werk heeft gesteld om wat soepelheid te brengen in de toepassing van de bevelen die hij uit Frankrijk ontving.

62


Hij is een der zeldzame vreemde ambtenaren geweest die niet enkel het standpunt van hun regering inzien, maar ook rekening houden met de geestesgesteldheid en de aspiraties van de bezette gebieden, de aard en het karakter der bevolking. Na enkele jaren in onze stad te hebben doorgebracht, werd hij trouwens beter dan zijn voorgangers door de bevolking geduld, verwierf zelfs een zekere populariteit en werd door eenieder aangezien als een gematigde ambtenaar. Dit wil natuurlijk niet beduiden dat Faipoult vrij te pleiten is van alle schuld en dat zijn bestuur een aards paradijs voor onze stad is geweest, doch wij ontleden de persoon en niet het regime, en als persoon dwingt in vele opzichten Faipoult de eerbied af van de objectieve ontleder. Na de uitspattingen van de Conventie en van de eerste bezettingslegers in onze gewesten, zagen onze stadsgenoten met een zeker gevoel van waardering die man aan die zich blijkbaar inspande om de gevoelens der bevolking zo weinig mogelijk te krenken. Wie het verleden van Faipoult kende, had nochtans nimmer kunnen vermoeden of zelfs durven verhopen dat zijn aanstelling als Prefect van het Scheldedepartement een lichte verbetering in de toestand brengen zou. Zijn verleden was immers uiterst bewogen geweest en Faipoult was in de ware betekenis vah het woord, een avonturier geweest zoals de Franse Omwenteling er zovelen heeft zien opdagen, mensen die zich plots op de hoogste posten wisten te verheffen, gedurende enkele jaren of maanden van hun gunstige positie profiteerden en dan, meestal op nog jeugdige leeftijd, met de vermaarde wagen naar de guillotine werden geleid. Faipoult was echter een te sluwe vos om die gevaarlijke halsstarrigheid aan de dag te leggen; hij was de man van alle politieke regimes; het cype van die speciale categorie mensen die zich tot alle praktijken kunnen lenen, omdat zij geen persoonlijkheid bezitten, maar nochtans behendig genoeg zijn om nooit door de mand te vallen en met een bepaald regime te v~rdwijnen. Guillaume-Charles Faipoult de Maisoncelle, in Champagne geboren in het jaar 1752, was tijdens het Oud-Bewind een dier talrijke officieren geweest diemeer van parade, dan van krijgsrumoer hielden. Bij de genietroepen ingelijfd, was hij dus zeven-en-dertigjaar oud toen de Franse Revolutielosbrak,.en,als zovele jonge arrivisten, vervoegde hij onmiddellijk de rangen der omwentelaars, gaf overal blijk van de grootste vurigheid, werd door de nieuwe leiders der politiek opgemerkt en weldra tot afde}ingshoofd bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken, bestuurd door Roland, benoemd, waar hij zich alras, dank zij zijn buitengewoon aanpas~ingsvermogen, tot een. waardevolle ambtenaar ontpopte, enkele tijd nadien wordt hij zelfs verbonden aan het beruchte "ComitÊ de Salut Public". ¡ ¡ De val der Conventie die zovele avonturiers hun plaats kostte, omzeilde Faipoult met succes;)ntegendeel: hij treedt nog meer op het voorplan met een

63


"Essai sur les Finances" en wanneer men in de nieuwe regering een minister van financiën moet benoemen, denkt men onmiddellijk aan die vroegere afdelingschef van minister Roland, die, minder gelukkig, intussen reeds zelfmoord had gepleegd. Faipoult was echter de man niet de zware last van de openbare financiën te dragen en na een drietal maanden moest hij die post prijsgeven, na het voorstel van verplichte lening, leven te hebben geschonken. Een ander, meer winstgevende bediening, werd hem aanstonds toevertrouwd; hij werd immers "Commissaire civil du Directoire" benoemd, een titel welke andere doeleinden verborg, want zijn ware zending was in Italië allerlei onlusten en wanordelijkheden voor te bereiden, revolutionaire camarillas te stichten, zoals Joseph Bonaparte het ook te Rome doen moest, welke elk bestaand gezag moesten ondermijnen. Aan die bediening waren geen gevaren verbonden, want in geval van mislukking, werden al de kosten door de Regering gedragen, en in geval van succes deelde de commissaris rijk mede in buit en plunderingen. Voor een avonturier als Faipoult was dit een heerlijk baantje en onze commissaris verwaarloosde bovendien niet allerlei vriendschapsbetrekkingen aan te knopen met generaals en vooral met Joseph Bonaparte, wiens hulp hem, dacht hij, later wel nuttig zou kunnen worden. De invloed van Faipoult was toen reeds zeer groot, en wordt duidelijk geillustreerd door het volgend verhaal: Generaal Championnet, een der edelste figuren der Omwenteling, een idealist, een rechtschapen man, had Rome, Capua en Napels ingenomen, en in deze laatste stad de Parthenopeïsche Republiek gesticht, waardoor alle wanordelijkheden werden stop gezet en de persoonlijke vrijheid gewaarborgd. Doch commissaris Faipoult was een andere mening toegedaan en wou beslag leggen, tegen de wil in van Championnet, op allerlei goederen, waardoor een hevig conflict ontstond dat eindigde in het voordeel van Faipoult, want Championnet werd aangehouden en gevangen gezet, ofschoon hij op een der schitterendste krijgsverrichtingen van de Franse legers mocht prat gaan. Dat was dus de man die na de Staatsgreep van 18 Brumaire en de vestiging van het Consulaat, door Bonaparte als Prefect van het Scheldedepartement op 9 Maart 1800 werd benoemd. Enkele dagen later, op 21 Maart, kwam Faipoult te Gent aan en, de vroegere avonturier, plots een voorbeeldige ambtenaar geworden, zette zich onmiddellijk aan het werk. Wanneer men zijn loopbaan als Prefect overschouwt, dan krijgt men de indruk dat Faipoult berouw heeft gekregen over zijn vroeger leven en dat hij door een voorbeeldige carrière te Gent het verleden heeft willen doen vergeten. lostede in een bezet gebied onlusten en wanordelijkheden aan te stoken moest hij nu waken op orde, rust en tucht, doch die nieuwe opdracht kon Faipoult

64


geenszins afschrikken, omdat hij wist dat het voor een ambtenaar steeds voorzichtig is stipt de bevelen van zijn oversten uit te voeren. Het Consulaat betekende trouwens een aanmerkelijke verbetering van de Franse politiek ten overstaan der veroverde gebieden: de bannelingen werden teruggeroepen, de uitgewekenen keerden naar het land terug en kwamen opnieuw in het bezit hunner goederen, de politieke gevangenen werden vrij gelaten, de wet op de gijzelaars en de verplichte lening ingetrokken, en eindelijk werd ook de daad gesteld die het Consulaat en het regime grotendeels bij ons volk zou rehabiliteren, namelijk het Concordaat met de. Heilige Stoel. Te Gent werden deze diverse maatregelen gunstig door de bevolking onthaald, temeer daar Lieven Bauwens, een populaire figuur, tot burgemeester der stad werd be~oemd. Het Franse Bewind werd aldus minder hatelijk en Faipoult wist alras de genegenheid van een groot deel der burgerij te winnen die hem in de zaal van de Schouwburg op een prachtig feestmaal uitnodigde. De oorsprong van de industriÍle burgerij moest trouwens gezocht worden onder het bestuur van deze prefect; hij bekwam een algemene amnestie, liet de wegen en vaarten herstellen, vervolgde de "Binders", gevaarlijke roversbenden die het platteland onveilig maakten, moedigde de handel en de nijverheid aan, was tegenwoordig op Te Deurn's en andere kerkelijke plechtigheden, huldigde de nieuwe bisschop Fallot de Beaumoot in, poogde in de mate van het mogelijke de gestolen schilderijen en kunstwerken terug naar onze kerken te laten overbrengen, kortom stelde alles in het werk om de gunst Vatt de bevolking te bekomen. ¡ Feestelijkheden werden naar aanleiding van allerlei gebeurtenissen, overwinningen en vredesverdragen op touw gezet, en in al die aangelegenheden gaf de Prefect vanhet Scheldedepartement blijk van tact en maat waardoor zijn populariteit met de dag mocht stijgen. Hij wordt overal met achting ontvangen; Paelinck schildert zijn portret; hij verschijnt op tentoonstellingen, moedigt kunstenaars als Roelandt aan, ontbiedt bekende artiesten om vertoningen in de schouwburg te geven, bekommert zich om het onderwijs, de wetenschap en de hygiÍne, laat talrijke nieuwe bruggen optrekken en beijvert zich overal om de handel een nieuwe bloei te schenken en het was onder zijn bestuur dat de Schelde terug werd geopend, wat voor onze stad het begin van een geweldige voorspoed worden zou. Gent werd het Vlaamse Manchester; na Lyon en Rouenwas het de belangrijkste fabriekstad van het Fqmse rijk. Toen de eerste Consul Bonaparte dan ook in 1803 onze stad, haar verschillende nijverheidsinrichtingen bezocht en talrijke eretekens uitreikte; o.a~ een gouden medaille aan Lieven Bauwens, werd hij hartelijk door de bevolking toegejuicht en aan deze manifestaties waren de inspanningen en de ijver. van. Faipoult geenszins vreemd. 65


De bevolking nam steeds toe en de katoennijverheid alleen verschafte aan I 0.000 arbeiders werk. Na een Handelsrechtbank worden ook een Handelsbeurs (1801) en een Handelskamer ( 1803) in het leven geroepen. Gedurende negen jaar had Faipoult het Scheldedepartement met de grootste zorg bestuurd, doch plots viel hij in ongenade te Parijs; hij zelf was geheel vreemd aan de feiten welke zijn beheer ten laste werden gelegd; doch de ambtenaren uit zijn omgeving en vooral zijn vrouw en zijn schoonmoeder hadden zich plichtig gemaakt aan allerlei oneerlijke daden die de faam zelve van de prefect in het gedrang brachten. Faipoult trachtte door persoonlijke voetstappen bij de keizer zijn gedrag te rechtvaardigen, doch niets mocht baten: het verslag van de officieel aangestel.-- - - - -- - -- - - - ----, de onderzoeker was formeel: "Je dis que Ie Préfet doit guitter Ie département" en verder "que votre Majesté fit dire aux deux femmes, c'est à di re à la femme et à la belle-mère du Préfet, queUes causes a eues son déplacement et qu'elles n'y sont pas étrangères ". Faipoult werd afgezet: hij die wegens zijn oneerlijke praktijken in Italië roem en bevordering had genoten, werd nu door andermans schuld om zijn eerlijk beleid gestraft.

&~

f's

\~

* .""~

L . . __ __ _ _ _ ' __ ....... _•••_·

Ï

- - - - - - - '

Guillaume Charles Faipoult, prefect van het Scheldedepartement, samen met Graham lid van de "Conseil Général de la Préfecture" , naar een gravure van de Parijzenaar R. De Launay met onder de cartouche de kenspreuk: "Te Miseras minimum est deffendre Virtus- Secourir Ie Malheur est la moindre Vertu": Het Ongeluk bijstaan is de minste der Deugden. (Universiteitsbibliotheek Gent).

66

De afgedankte Prefect bleef niet lang werkloos, want zijn vroegere beschermer, Joseph Bonaparte, Koning van Spanje geworden, schonk hem een belangrijke bediening, Staatsraadgever en Bestuurder van de Openbare Schatkist in Spanje, bediening welke hij van 1810 tot 1813 waarnam, toen Joseph Bonaparte zijn Spaanse troon verloor. Faipoult keerde naar Frankrijk terug waar hij gedurende de Honderd Dagen het ambt van prefect van Saöne et Loire waarnam en de stad Macon heldhaftig tegen de Oostenrijkers verdedigde.


Wat van toen af geschiedde weet men niet met zekerheid. Sommigen beweren dat hij naar België vluchtte, in 1816 naar Frankrijk terugkeerde en er hetjaar daarop in de grootste ellende te Parijs of te Auxerre stierf. Al degenen die de geschiedenis hebben verhaald van die bewogen periode en de loopbaan van Faipoult bespreken zijn het eens om te verklaren dat hij zich in onze streken als een rechtschapen man gedroeg, een wijze beheerder, die alles wat nuttig zijn kon, met tact en maat heeft verricht. De taak die hem alhier werd toevertrouwd was delicaat en moeilijk: de Franse overheden hadden zich hatelijk gemaakt en door haar vervolgingen, roof, opeisingen en verbanningen gans de bevolking vijandig gestemd. Faipoult kwam en deed het tij keren: verdraagzaamheid in de godsdienstige aangelegenheden, beijveraar van al wat nuttig aan de bevolking zijn kon, aanmoediger van handel, nijverheid en grote werken, beschermer van kunst en wetenschap, heeft hij alles gedaan wat mogelijk was om de eerste bezettingsjaren door de bevolking te doen vergeten. Onder zijn bestuur verdween de haat, en dat alleen reeds was een prachtig resultaat. Gedurende negen jaren had onze bevolking met minder heftigheid gevoeld dat zij onder vreemde bezetting leefde. Pierre KLUYSKENS 24.10.48

AANKONDIGING De tweejaarlijkse "Geschiedkundige Boekenbeurs voor Vlaanderen" die georganiseerd wordtdoor de "Koninklijke Bond van Oost-Vlaamse Volkskundigen" gaat voor de 10e maal door op Zaterdag 1 april (ècht) van 11 tot 18 uur en op zondag 2 april van 10 tot 17 uur. · De onderwerp~n zijn: Archeologie·'- Familiekunde- Geschiedenis -Heemkunde - Volkskunde. Deze Boekenbeurs wordt, zoals de vorige keren, gehouden in de SintPietersabdij. Onnodig te zeggen dat ook de "Heemkundige en Historische Kring Gent" er een stand zal hebben en er alle geïnteresseerden graag zal verwelkomen. 67


INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE - FICHE No 111 Op 18 mei 1899 stelde Armand Heins in de rubriek "Burgerlijke gebouwen St-Machariuspiein - XIIe eeuw" in het Frans een fiche op over Bijgebouwen van de gewezen St-Baafsabdij Het oud gebouw waarvan wij hier een schets geven bevindt zich in het centrum van de gewezen St-Baafsabdij, bijnaaan het uiteinde van de plaats waarop men onlangs de St-Machariuskerk bouwde. Het staat een beetje schuin tegenover deze plaats en naar de St-Machariusstraat toe paalt het aan moderne huizen. De gevel op het voorplan van deze tekening geeft uit op de St-Jozefstraat. (In 1942 werd deze straat herdoopt in BuitenhoO. Enkele vensteropeningen op de twee zichtbare gevels hebben hun Romaanse bogen bewaard. Onder talrijke lagen kalk laat zich Doornikse breuksteen raden. Alles laat vermoeden dat wij in deze constructie een restant terugvinden van de brouwerij van de St-Baafsabdij, want Van Lokeren, historicus van de abdij, gebruikt deze benaming in al de geschriften, plans en platen die hij gepubliceerd heeft. Wat er ook van zij, het is zeker dat de restanten in kwestie afhingen van de bijgebouwen of van de kloosterhoeve. Zij dateren duidelijk van de eerste tijden en schijnen van dezelfde tijd te zijn als de grote zaal van de refter die er evenwijdig mee loopt langs de andere zijde van de nieuwe kerk. Het gebouw, zonder de minste versiering, bevat een grote zaal, een oude fabriek, nu een magazijn. Enkele tussenschotten en, naar de St-Jozefstraat toe, een verdieping op een moderne kelder, hebben duidelijk de inwendige vorm veranderd.

68


Men bemerkt op dezelfde plaats een ander gebouw waarvan de façade zich uitstrekt naar de Prooststraat en dat ook deel uitmaakte van de oude bijgebouwen van de St-Baafsabdij. In het onderaardse gedeelte dat heden dienst doet als herberg zijn interessante massieve gewelven te zien. Ook dààr wijzen grote rondbogen op een zeer oude constructie. In 1835 tekende A. Van Lokeren een zicht dat bewaard wordt in de atlas van de Stad in de Bibliotheek en waarvan men hierboven een reproductie ziet. Het schijnt genomen te zijn naar de gevel toe die nu weggestoken zit achter de huizen van het plein. Op de tekening ziet men dat men dan toegang had tot het gelijkvloers via een klein, stenen bordes. De muur van het gebouw, op de plaats, was toen gedegageerd.

DAGBOEK GEDURENDE ZES WEKEN GEVANG IN AUGUSTUS-SEPTEMBER 1941 IN DE GENTSE GEVANGENIS "DE NIEUWE WANDELING" IN WERELDOORLOG ll 1 Augustus 1941 aangehouden door overdracht om naar de Engelse zender "Radio Londen" te hebben geluisterd! Toen de Duitsers plotseling binnenkwamen met een Vlaamse Gestapo, een zekere Schmidt (ex-inspecteur v.d. Gerechtelijke Politie) had vader de radio op een Engelse zender laten staan, dus "ik moest" wel zeggen dat ik geluisterd had! Maar het was vader Firmin Antheunis met zijn vriend Jozef Tondeleir die overgedragen was, daardoor werd ik ook aangehouden! Ik mocht mij gaan omkleden op mijn slaapkamer maar onder begeleiding van een Duitse soldaat om niet langs achter te kunnen wegvluchten. Ons radiotoestel werd ook aangeslagen. Antheunis Victor - 17 jaar (scholier) had juist drie jaar vakschool gedaan. Antheunis Firrnin- vader 43 jaar- paswerker N.M.B.S. Tondeleir Jozef- 40 jaar- vrije zeeman op de grote vaart.

69


Jozef zou wel kunnen vluchten hebben maar dierf niet omdat de Duitsers dan misschien zijn oude vader zouden hebben gevangen genomen. Ik werd medegenomen naar de Kommandantur op de Kouter, daar moest ik wachten tot er een Duitse officier bij mij kwam en ik moest dan zeggen waar mijn vader werkte. Ons radiotoestel stond reeds te spelen bij de Duitsers. Dan wist ik maar dat ze mijn vader moesten hebben. Men duwde mij in een auto die kwam voorgereden met 2 Duitse soldaten en ik moest dan zeggen langs waar ze moesten rijden om mijn vader te gaan halen in de "Locomotief-stelplaats" N.M.B.S. in Merelbeke. Daar gekomen moest ik in de auto blijven zitten terwijl twee Duitsers met een Vlaamse Gestapo mijn vader gingen halen in het werkhuis. Onderwijl bleef een andere Duitser rond de auto wandelen waarin ik zat. Aangezien ik tekeningen en schetsjes bij mij had waar erop stond "R.A.F." voor kentekens die ik maakte in koper, had ik nu de gelegenheid deze schetsjes uit mijn brieventas te halen en ze weg te moffelen tussen de kussens van de achterste zitting. Moesten ze deze tekeningen in mijn bezit gevonden hebben, ik zou dan waarschijnlijk ook naar Breendonk gebracht zijn zoals mijn oude schoolmakker "Victor Baeyens" en nog zovele anderen. Dan zag ik plotseling de Duitsers afkomen met mijn vader zo "bleek" met de revolver op hem gericht en in werkpak, hij mocht over de koer naar zijn kast om zijn werkkostuum af te leggen. Daarna kwamen ze met hem naar de twee auto's die stonden te wachten, in de wagen waarin ik zat moest mijn vader niet instappen dus kon hij mij nog niet zien. Maar in terugkeren naar Gent was de bareel op Moscou Gentbrugge gesloten en moesten de twee auto's daar wachten. Plotseling haalden ze mijn vader uit de 1e auto en brachten hem naar de 2e wagen waarin ik zat, toen hij instapte zag hij mij plotseling zitten, maar hij mocht niet tegen mij spreken, hij moest van v贸贸r blijven zitten naast de chauffeur en moest v贸贸r zich blijven kijken. Toen de bareel terug openging reed men vandaar met ons direct naar de "Nieuwe Wandeling" (gevangenis) in Gent. Al wat ik hier vertelde heeft allemaal zo vlug gegaan, van 10 uur tot 12 uur, waren we met een zucht in het gevang beland voor we goed beseften wat er met ons gebeurde. Mijn moeder was de vorige dag bij mijn broers (Julien 15 jaar en Marcel 11 jaar) geweest in Maldegem alwaar deze, voor vakantie, gaan werken waren voor wat eten. 's Avonds had ze de laatste trein gemist, daardoor is ze maar 's anderendaags kunnen terugkomen. Men kan dus wel begrijpen, toen ze in de Krevelstraat kwam (waar wij toen woonden) en gans de buurt nog op straat zag staan die haar moesten zeggen dat de Duitsers zojuist haar zoon hadden aangehouden, deze zal dan wel erg geschrokken zijn. Ze bleef thuis met nog twee minderjarige kinderen. De geldelijke steun nadien was 88 fr. per week. We zijn de 1e augustus 1941 opgesloten in de gevangenis voor onbepaalde tijd; Victor Antheunis in cel nr. 29, Firmin Antheunis in cel nr. 4 en JozefTondeleir in cel nr. 36. We wisten toen niet wat er ons nog te wachten stond. 70


Eten: 's morgens brood met koffie (slechte) 's middags iets wat op soep geleek 's avonds een schep aardappelen 's Morgens mocht men een uur op de koer wandelen maar wij werden afzonderlijk opgesloten tussen twee muren: 2 m x 4 m lengte, achter een getralied hek zodat we wel de andere gevangen en konden zien voorbij wandelen. We hadden in onze cel van 3 mop 4 meen vouwbed met stroozak (vlooien). 's Morgens om 6 uur werden we gewekt door geklop op de deur. We moesten ons dan een beetje primitief wassen zonder zeep, en kleden. We moesten dan ons bed samenvouwen met een deken welke tussen de stroozak moest gevouwen zijn. Want gedurende de dag mochten we ons deken niet op de stoelleggen om wat zachter te zitten, dit was ten strengste verboden! Maar zoals elke echte Belg heb ik dat toch eens gedaan en er was die dag juist controle van een hoge Duitse officier. Nadien hebben we gehoord dat het de opperbevelhebber voor België en Noord-Frankrijk was, General von Falkenhausen (Militarbefelshaber). Plotseling vloog de deur van mijn cel open en hij begon tegen mij te brullen in het Duits, maar voor ik verstaan had wat hij wilde zeggen stond ik natuurlijk te bibberen op mijn benen, in het vervolg zou ik gestraft worden. Ik heb het geen twee keer gedaan, hoor! Men kon alle dagen een dagblad kopen maar daar had ik geen geld voor. Men kon ook alle dagen een leesboek te leen krijgen, maar met veel ontbrekende bladzijden. Iedere week mocht men ook een stortbad nemen. De eerste dag dat we 's morgens onze waterpot moesten over de koer uitdragen zag ik Victor Baeyens die mij passeerde, ik kende qem nog van de lagere stadsschool in de Lourdesstraat (nu St Bèmadettestraat) in het begin van 1930 tot 1937, maar wij konden nog niet tegen elkaar spreken. Hij had reeds mijn vader ook gezien. Victor Baeyens was een dag voor ons aangehouden, de 31 juli 1941. Mijn vader had hem toch eens kunnen zeggen waarom we aangehouden waren. Na enkele dagen cel begon het vervelend te worden door de eenzaamheid en ook wetende dat het buiten zeer goed weer was, we waren afgezonderd van de buitenwereld en wisten niet voor hoelang nog. Als enige ontspanning kon ik mij eens op de verwarmingsbuis stellen, die door de cel passeerde, en als ik mij dan op mijn tenen stelde kon ik juist dobr het venstertje naar buiten kijken. Dan kon ik juist de tram 10 zien voorbijrijden tussen de woningen op de Coupure. 9 augustus 1941 Negen dagen na onze arrestatie mochten wij het eerste bezoek ontvangen. Moeder en grootmoeder langs vaderszijde en Tante Liza kwamen ons bezoeken. 1 uur mochten we samen blijven onder bewaking van een Duits "Wehrmacht" soldaat. 's Zondags mocht men de H. Mis bijwonen, maar afgezonderd in een klein hokje, op een smal zitje die een beetje schuin afliep naar voren om het ons niet te gemakkelijk te maken. Al de gevangenen konden gezien worden gedurende de H. Mis door 2 of 3 cipiers van dienst. · 71


Ik ging natuurlijk naar de mis om eens uit de cel te zijn. Nog altijd zijn we niet veroordeeld en weten dus nog niet hoelang wij hier zullen vertoeven en dat is zeer vervelend. We werden bewaakt door gewone Duitse Wehrmacht soldaten (gelukkig geen SS-ers) die om de 3 dagen werden afgelost door anderen. We werden niet slecht behandeld door het Duitse personeel (maar hoelang nog?) Men mocht ons alle dagen eten komen brengen, zelfs Hubert Antheunis heeft eens een pakje komen afgeven bij de portier, van tante Elodie en Nonkel Georges. Men mocht ook brieven schrijven en ontvangen. Ik heb ook briefjes buiten gesmokkeld omdat mijn vader ongeletterd was en hij zou natuurlijk tabak gewild hebben. Elke donderdagnamiddag moest men onze cel kuisen. 15 augustus 1941 Reeds twee weken zitten we hier opgesloten en nog weten we niet wat men met ons voor heeft. 16 augustus 1941 Op zaterdag ontvangen wij voor de 2e maal bezoek van moeder en grootmoeder. 17 augustus 1941 Het was zondag en terug in de H. Mis hebben we iets medegemaakt waarmede we eens hartelijk hebben moeten lachen ondanks onze miserie. Toen de priester gedurende de offerande de kelk met de wijn in de hoogte stak werd er plotseling van tussen de gevangenen "SantĂŠ" geroepen. Nadien heb ik gezien wie dat het was, een jonge man met ongeschoren baard en deftig gekleed. Naar het scheen was het een zoon van een baron van Heusden. Ik denk, maar ben het niet zeker, was het de zoon van Baron Braun die op het einde van de oorlog nog is doodgeschoten. 18 augustus 1941 Haar laten snijden in de cel. 19 augustus 1941 Ik werd bij de gevangenisoverste gebracht alwaar ik vernam dat ik 6 weken gevangenisstraf uit te zitten had. Onze veroordeling luidde als volgt: "Voor te luisteren naar Radio Londen: Antheunis Firmin (vader)= 118/1941-2111011941 = 2 m + 21 d = 82 d Antheunis Victor (zoon) = 118/1941-1119/1941 = 6 weken = 42 d TondeleirJozef (vriend)= 118/1941-18/11/1941 = 3 m + 18 d = 110 d Hij heeft 18 dagen meer omdat men een jachtgeweer in zijn huis had gevonden. Gelukkig heeft men geen munitie gevonden. In de Duitse gevangenisafdeling was er op de 2e verdieping een afzondering

72


(}erieht. Be'la11.bi~!_~~hrL~.

~::._g~~!~?:~~~!~~21~ ~IILlir-!.2~!2~

G9llt, ~en I3. 8. I943···

A.D

~en

SehÜler Vietor ABTREUNIS KreTaletraat 43 I7.I2.I923. in Gent.

Gent,Lan~e GEboren 1m

S T R A F VE R F UGU NGY i

Sie warten beaehultict,im juli I94I in Gent,wie~erholt in ~er Wohllunc Ihres Vaters ten .en,lisehen Sen~er ab,ehört unt liber ~ie Naehriohten mit Ihren Aroeitskameraten cesproohea ~ haben. · I . ver~ehen strafbar aaoh ~er ;vo·,·t ·.llil,·B ef .fiir tie· bes .Geb .in Bel~ien · unt litfr.über tas Verbot tea Abhöre•s e~lieeher Sen~er Tom 27.7.40 i,V.mit ~I J~.G.G, 1! Beweismittel sint:ei~ene AD~abe• Es wirt teshslb cecen Sis sine Strafe TOn 6 Weehen (i• Bnchstaben: secha Woshen) tefäncoie I Die StrafTerrücunc wirt Tolltrekbar,wenR Sie nicht bis ~ Ablauf tee lritten Taces,~er auf ten Tac ~er Bekanatcabe folct,Einaprueh erheben,Den Einaprueh könn~'n Sis schriftlieh oter mUnllieh beim Gerichtaherr,Ihrem n~hste• . ieziplinarT~rcltzten oter bei tem Offizier eter Beamten,ter Ihnen e StrafTerfüennc bekannt~eceben · hat,erheben.Bei achriftlieham Ein prueh ist tie Frist nur tann cewahrt wen:a tas Sehriftatbk innerhalb t~r lrei 'race bei ei:aer tiesar Stellen aueh einceht. j Sis k6nnen Ter Ablaut ter lrei Tace auf ten Einspruch Terziehten. Die UntersuehUll&ehaft TOD I -•.S..4I .·eb wirt allcereohllet. Der Gerichtsherr. Gez.....Dr·., Tinnemeyer

Gez.ZUJ.ecer Generalmajor.

Kriecscerichtarat •.

Strafverfügu ng.

voor Duitse gestraften, er zaten daar zelfs marinesoldaten en deserteurs. Op het einde van hun straf mochten deze zelfs dienst doen als bewakers van de politieke gevangenen Aan zo een bewaker heeft Tondeleir Jozef eens kunnen vragen waarom hij ge-

73


straft was, hij antwoordde dat hij deserteur was van het Oost-front. Als hij terug moest naar Rusland zou hij weerom deserteren. Op dezelfde dag nog, nam men het kaartje weg van onze celdeur waarop stond: "Achtung, Einzelhaft" wat betekende afzonderlijke gevangenisstraf, dus moesten we niet meer opgesloten worden op de koer wanneer het wandeluur was, hetgeen niet spijtig was, we konden nu eens meewandelen met de andere gevangenen. En ook nu soms eens een woordje spreken. Een van de laatste malen dat we in afzondering op de koer waren, werd er een gevangene naast ons gebracht ook in afzondering en deze zag er geweldig verwaarloosd uit. We hadden 's nachts geweldige kreten en gehuil gehoord van een gevangene die slagen kreeg. Nadien hebben we gehoord dat deze man een Italiaan was die weigerde zijn militaire dienst te doen in Italië. Het kan ook voor iets anders geweest zijn want de Duitse bewakers moesten zien dat hij geen zelfmoord kon plegen of deze zouden dan ook gestraft worden. Hij had reeds 2 maal geprobeerd zijn polsen over te snijden met een stuk aluminium van een drinkbus. Een zekere meneer Vits van Ledeberg die mijn vader kende van Wereldoorlog I, zij waren oudstrijders van 1914-18, wierp een pakje tabak door de traliën van onze afzonderingskooi, toen hij al wandelend passeerde. Victor Baeyens zegt in zijn boek "In de schaduw van de galg" blz. 7- dat vader Antheunis daarna wat tabak, door de traliën heeft kunnen geven aan deze Italiaan, zonder dat de Duitsers het gezien hadden. Naar het schijnt is hij ook nog gefolterd geworden bij ondervragingen. Op de koer kwam ik Victor Baeyens tegen die mij vroeg hoelang ik moest zitten en toen ik hem vertelde dat mijn celstraf 6 weken zou duren, antwoordde hij verwonderd: "zo lang" niet wetende natuurlijk dat hij 46 maanden zou wegblijven van huis, dus 2 maanden minder dan 4 jaar (zie blz. 109 in het boekje "In de schaduw van de galg").

20Augustus 1941 Plotseling gedurende het wandeluur op de koer begonnen enkele Duitsers namen af te roepen, die zich moesten gaan melden bij het opperbevel der gevangenis. Victor Baeyens - Mr. Vits - J. De Vreeze en nog een tiental andere mensen welke ik niet kende, men zei dat ze naar huis mochten gaan, maar zij werden naar Breendonk overgebracht. Plotseling hoorde ik een zekere Mr. Minnaert (kommunist) tegen een andere zeggen: "Ze hebben ons vergeten". Enkele minuten later kwam er een Duitser en riep "Minnaert en De Vos kommen sie mit!" Het lachen was bij die twee ook gedaan. Deze De Vos zou nadien nog beul zijn geworden in het kamp van Breendonk. (zie boek Victor Baeyens: "In de schaduw van de galg", blz. 8) Na de oorlog heb ik dan vernomen van Victor Baeyens dat zij met een 20 mensen naar Breendonk zijn gebracht tot 22 september 1941, daarna worden ze overgebracht naar een concentratiekamp Neuengamme, tegen Hamburg, voor de rest van de oorlog. Mr Vitsen J. De Vreeze zijn nooit terug gekomen. Van 74


de twintig mensen die samen aangehouden zijn met Victor Baeyens zijn er maar twee levend teruggekomen en dat is Victor zelf en J. Everaert, na 46 maanden concentratiekamp: (zie boek van Victor Baeyens blz. 5) 24 augustus 1941 Ontvang ik nogmaals bezoek van moeder- Marcel en Julien (mijn broers)tante Jeanne (bonma) en mijn peter (vaders broer). 's Middags worden wij overgebracht naar de gevangenis-afdeling met Belgisch beheer. Ik word in cel nr. 153 opgesloten en vader in cel nr. 140, JozefTondeleir in cel nr. 126. 25 augustus 1941

We werden alle drie ondergebracht in een cel nr. 143, te weinig plaats voor nieuwe gevangenen. Mijn vaderen Jozefkregen een gevangenis werkkostuum en mochten reeds beginnen werken als "zakkenplakkers" maar na enkele dagen is vader in de smidse als paswerker te werk gesteld waar hij ook mocht roken.

7 september 1941 We kregen bezoek van tante Florence (oude schoolbestuurster v.h. stedelijke Gentse onderwijs). We mochten echter niettesamen komen. We werden in een afgezonderd hok gelaten alwaar wij elkaar konden zien en spreken door een spreekbuis, dit zijn voorzorgen voor de bezoekers omdat zij ons niets zouden kunnen overhandigen. Zij heeft ook een onderhoud gevraagd met de gevangenisoverste van de Belgische afdeling, om te vragen mij een buitenwerkje te geven voor wat gezonde lucht te hebben. Hij heeft daarop gunstig geantwoord maar het was feitelijk de moeite niet meer daar ik op 11 september zou vrijkomen. 9 september 1941 Mijn laatste dagen werd ik aan het werk gezet, ik moest gans de ingangskoer tussen de twee poorten opvegen en het gras van tussen de kasseistenen wegkrabben. Ook moest ik het voetpad afvegen voor de gevangenis buiten op straat, hetgeen een hele verandering is dan ganse dagen opgesloten te zijn in een kleine gevangenisceL Dit was natuurlijk een werkje voor iemand die nog slechts enkele dagen straf had uit te zitten, daarom dierf ik natuurlijk niet wegvluchten. Wij werden nu niet meer bewaakt door Duitse soldaten maar wel door Belgische cipiers. Dat was feitelijk geen verbetering voor de politieke gevangenen, want deze mensen waren strenger en moesten hun dagelijks werk doen onder strenge controle van het personeel van de Duitse "Wehrmacht". 11 september 1941 Op de huwelijksdag van Koning Leopold lil met Liliane Baels word ik vrijge-

75


laten om 18 uur stipt zegde men mij en geen minuut vroeger en men hield woord, hoor! Na 6 weken afgezonderd te zijn geweest van de buitenwereld is het een hele omwenteling in het menselijk gemoed. Als ik de poort der gevangenis achter mij hoorde dichtslaan, loosde ik een zucht van verlichting. Mijn moeder het mens stond mij natuurlijk op te wachten buiten de gevangenis op straat en was dus blij dat ik nu terug thuis was. Weer vrij! Maar voor hoelang nog, want de oorlog was nog niet gedaan. Wij hadden waarschijnlijk het geluk dat Duitsland nog aan de winnende hand was, had het moeten gebeurd zijn na het verlies in Stalingrad, hadden wij mogelijks ook naar een concentratiekamp gevoerd zijn geweest gelijk zovele politieke gevangenen. Vanaf die datum zijn dus mijn vader en zijn vriend JozefTondeleir alleen moeten achterblijven in de gevangems. 18 september 1941 Dus na een week nadat ik vrijgekomen was, mocht ik mijn vader de Ie maal bezoeken. Hij was aan de beterhand, daar hij weerom een zweer had gekregen die daar is opengebarsten, hij was juist voor de oorlog 2 maal geopereerd van een fistel. JozefTondeleir zag zeer bleek hetgeen eigenaardig aandoet daar ik deze altijd heb gezien met een gezonde en blozende kleur, hij was een natuurmens door altijd te varen en zelfs op zee. Dat was natuurlijk het gevolg van nu ganse dagen opgesloten te zijn. 21 oktober 1941 Vader werd vrijgelaten na 82 dagen gevangenis. 22 oktober 1941 Vader heeft zich gaan aanbieden op zijn werk in de "Lokomotief stelplaats" N.M.B.S. te Merelbeke, om het werk terug te mogen hernemen, maar zijn aanvraag werd kort en bondig van de hand gewezen. 18 november 1941 JozefTondeleir werd vrijgelaten na 110 dagen gevangenis, hij heeft het langst van ons drieĂŤn in de gevangenis gezeten. Men had bij hem thuis een jachtgeweer gevonden zonder munitie.

Hiermede ga ik nu maar mijn oorlogsdagboekje van mijn gevangenisperiode afsluiten. Zoals ge ziet is het voor ons nog goed afgelopen, we hebben verder de oorlog nog goed overleefd. Ik en mijn vader zijn terug kunnen gaan werken tot het einde van de oorlog in de Firma "Carels-SEM" op de Dok te Gent en Jozef is terug gaan varen. Hij heeft de overzet gedaan aan de St Lievensbrug die in 1940 was opgeblazen. Door het lezen van het boek "In de schaduw van 76


de galg" van Victor Baeyens, welke hij heeft geschreven voor het nageslacht als aanklacht tegen het "Nazisme". Ook om de jeugd te laten weten wat we toen hebben meegemaakt. Daarom is mijn dagboekje nu met 52 jaar vertraging verder en beter uitgewerkt maar het spreekwoord zegt: "Beter laat dan nooit". En over 6 weken gevangenis is er ook zoveel niet te schrijven en te zeggen dan over 46 maand concentratiekamp. N.B. Iets wat ik nog kan zeggen is: "Ik heb over enkele maanden een tv-reportage gezien over de Gentse Gevangenis - heden - en ik stelde vast dat de gevangenen nu in een salonhotel gelogeerd zijn in vergelijking met meer dan 50 jaar geleden. Ze hebben nu TV en radio - een proper toilet inplaats van een waterpot. Ze zijn veel onbeleefder tegen de cipiers. In de oorlog moesten wij zeer braaf zijn of we werden streng gestraft, maar ja de tijden zijn veranderd en verbeterd!" St. Amandsberg 19 april 1993 Victor ANTHEUNIS N.B.: Vader Antheunis Firmin is overleden: 19/111967 (69 jaar). Vriend Jozef Tondeleiris overleden 2011211981 (80 jaar).

IK ZOU DAAR EEN BOEK KUNNEN OVER SCHRIJVEN De charmes van de dagelijksbeid (vervolg)

zaterdag 11 juli 1953

Ik wist niet dat ĂŠĂŠn firma, de reclamefirma "Express" in Twaalf Kameren, het alleenrecht bezit van reclame op gevels, muren en afsluitingen van de stad of waarvan de stad mede-eigenaar is. De prijs van de huidige concessie bedraagt 35.000 fr.per jaar en ze wordt de firma nogmaals verleend voor 3-6-9 jaar, maar de prijs wordt opgevoerd tot 50,000 fr., hetzij 3 l/2 maal de vooroorlogse prijs. Als we een affiche voorbijlopen, weten we nu wat die firma daar aan de stad moet voor betalen om ze op die plaats te mogen ophangen ... en dat wij, zonder te betalen, niet zo maar iets op die muren mogen plakken.

77


woensdag 15 juli 1953 Nu ook haar oudste dochter Jacqueline getrouwd is, heeft Madeleine van hiernaast er helemaal genoeg van nog langer bij Bakvis te blijven. Bovendien is haar café een nog honderd keer slechtere zaak dan ons café. Samen met haar jongste dochter Rosette en haar zoon Roger gaat ze in de Vrouwebroersstraat in het Patershol bij haar broer wonen. Ze wordt bijna buurvrouw van Jadwiga. Het zijn inderdaad niet de rijkste mensen of de gelukkigste gezinnen die daar bij elkaar hokken Pol dood ... Madeleineen haar kinderen weg ... en straks verhuizen ook Ivan en Annie ... binnenkort woont hier in de Sint-Lievenspoortstraat niemand meer die we kennen. We zien het zeker niet gebeuren dat De Puppeen Bakvis een nieuw stel zullen vormen, al zitten ze daar nu wel samen maar ieder in zijn eentje te koekeloeren ... een zathoofd en een zatgal, maar zelfs samengevoegd tot één geheel weten ze van God noch zijn gebod. "Het moet daar proper zijn," zegt moeder. Ik vind het vooral zielig hoe die twee verstokte dronkaards onder hetzelfde dak in een zo goed als leegstaand huis moeten wonen .. Geen van de twee heeft een vuurtje om eten klaar te maken en hoe moeten ze zich deze winter verwarmen? zaterdag 8 augustus 1953 Sinds 28 juli 1953 is er een wet die de toetreding van vrouwen tot het politiekorps toelaat. Ook te Gent wordt er door vrouwelijke gemeenteraadsleden op aangedrongen om vrouwen in dienst te nemen ... Om wat te doen? Om vondelingen borstvoeding te geven of vrouwelijke dieven te fouilleren bijvoorbeeld ... je kunt vrouwelijke misdadigers toch niet aan den lijve laten onderzoeken door mannen. Maar de burgemeester, die het hoofd is van de politie, antwoordt dat er zich in onze stad nog geen omstandigheden hebben voorgedaan, die hem zouden noodzaken een dergelijke beslissing te nemen ... en dus komen er geen vrouwelijke agenten. Geef toe : "Madam de agent dat kan toch niet" ... dinsdag 18 augustus 1953 Hoe verloopt zo'n vakantiedag bij Meetje? 's Morgens word ik niet gewekt, maar ik ben geen langslaper en op een redelijk uur zit ik aan de keukentafel. Meetje snijdt en smeert altijd de boterhammen voor iedereen. Wat ik heel lekker vind: het witte soms gelige vel op de gekookte melk. Hoe dikker hoe liever. (Ik weet dat er zeer velen zijn die dat niet lusten. Ze hebben ongelijk.) Nog even de krant (Het Volk) inkijken en dan naar buiten. Voor ik verdwijn, word ik al eens naar het dorp gestuurd om een boodschap te doen en steevast moet ik dan ook een pakje pruimtabak voor Peet meebrengen. 78


Aan de overkant van de straat, op de boerderij van Achilles, eens gaan kijken wat re aan het doen zijn. Als ik zie dat ik alleen maar in de weg loop, ben ik weer weg. Als Julien of Etienne met iets bezig zijn en ik kan een handje toesteken, blijf ik. Ik heb ooit een keer geprobeerd een koe te melken ... daar vruchteloos aan die spenen zitten trekken ... maar er kwam geen melk uit... het ging niet. Soms ga ik mee of rijd ik ze achterna naar het land in de Grote Moerstraat. Meehelpen als de oogst wordt binnengehaald of aardappelen rooien is veruit het plezantst. In het ene geval wordt er een paar keer met de grote wagen heen en weer gereden, wordt er op de boerderij gedorst en moet het stro in de schuur gestapeld worden ... in het andere geval zitten we een hele dag op onze knieën aardappelen uit de grond te wroeten en wordt er naar de avond toe met het loof een vuur gemaakt waarin kleine aardappelen worden gegooid. De stilte van het dorp in de avond. De zon die steeds lager zakt en de hemel rood kleurt. Een smeulend vuur midden op het land. Wij daar rondom. Ik denk dat de mensen 100 en 200 jaar geleden precies hetzelfde deden en in deze landelijke stilte, die door niets of niemand wordt gestoord, kan ik het me trouwens levendig inbeelden hoe ze hier stonden. De aardappelen smaken lekker. Tegen de middag terug bij Meetje. Als ik vroeg ben; vraagt re me soms aardappelen te schillen. Niet zoals thuis vijf, zes aardappelen; maar een halve emmer. Gelukkighoef ik dat niet alle dagen te doen Twaalf uur. Etenstijd; Meestal zijn we met vijf of zes, soms met meer. ledereen heeft zijn vaste plaats aan de grote rechthoekige tafel. Meetje en Peet zitten tegenover elkaar aan de korte zijden. Ik zit altijd links van Meetje. Pap of soep . . Bij de aardappelen wordt er vaak vis gegeten: gebakken pladijs of een ander soort vis. Kool tafelbier uit de kelder. Siësta voor de mannen. Peet gaat even in zijn zetel naast de stoof zitten ... de jongens gaan naar de boomgaard van Achilles om daar samen onder een boom ·in het gras te liggen. Soms beginnen we na een tijdje te voetballen. Iedereen weer aan het werk Op de boerderij ... in het haringkot... in de garage bij Valère; die liever aan een auto staat te prutsen dari met vis bezig te zijn. Als ik helemaal nergens zin in heb, bouw ik in de aarde een piste, haal mijn knikkers boven en speel in mijn eentje Ronde van Frankrijk; Heel ernstig. De uitslag van iedere rit wordt in een schrift genoteerd, evenals het algemeen klassement en het klassement per ploeg. Vier uur. Koffietijd. Meetje heeft een berg boterhammen gesneden, besmeerd en belegd. Hier wordt niet gevraagd je handen te wassen als je aan tafel komt. De grote koffiekan staat op de stoof. Eten en weer weg. ledereen terug aan het werk tot aan het avondmaal. Meestal pap. Soms gebakken aardappelen en vis. . Onvergetelijk gezellig zijn de avonden. Het werk is stilgevallen, de scheme79


ring waart rond, er heerst rust over het dorp. Hier, in dit gedeelte van de straat, waar slechts drie huizen staan, komen al de bewoners samen op straat om een praatje te slaan. Meestal staat het hele gezelschap, toch zo'n man of 12 ... 15, tegen het hek van het boerenhof... sommigen zitten in het gras van de grachtkant. Verkeer is er nauwelijks en als er al eens een fietser passeert is dat iemand van het dorp. "Goedenavond." "Goedenavond". Op het dochtertje van boer Achilles na, zijn hier niets dan jongens. Soms wordt er wat gevoetbald, maar liever nog wordt er om het hardst gefietst, van het einde van de straat tot hier. Eén lange sprint. Gilbert en Sander zijn de snelsten Op een dag hebben we op het onderstel van een oude kinderwagen een fruitbak gemonteerd om er een karretje van te maken. De hond, een bouvier, een dochter van onze Diane, die ook Diane heet, wordt losgemaakt en voor het karretje gespannen. Ik ben natuurlijk de klos, ik moet in het karretje gaan zitten. De boerderij heeft een lange rechte glooiing naar de straat toe... de straat zelf is niet veel meer dan grind en putten ... de hekkenstijlen van het hof van Meetje staan iets meer naar links. Opletten dus. De grote jongens zullen de hond opjagen. Ik moet sturen. Sturen! Hoe? Wat te verwachten was, is gebeurd. Op de glooiing van de boerderij ging het uitstekend en aan het hek hadden we reeds behoorlijk wat vaart ... maar op straat moet de hond een beetje naar links zwenken ... het karretje is gekanteld en over hetgrind schurend werd ik tegen de hekkenstijl geslingerd. Kapotte handen en knieën ... tranen van pijn en koleire omdat ik weer eens het slachtoffer ben geweest van de ruwe en boosaardige spelletjes van de groten. En iedereen mij nog staan uitlachen op de koop toe. Gelukkig is Meetje er om die grote loebassen de passende verwijten te maken ... ik had wel mijn nek kunnen breken .•. en ze neemt me mee naar binnen om mijn handen en knieën af te wassen en er een beetje jodiumtinctuur op te smeren. Ze vraagt of ik een kop warme melk en naar bed wil, maar dat wil ik natuurlijk niet ... het gezelschap, zelfs van mijn plaaggeesten is me liever. Als het echt donker begint te worden, gaat iedereen naar binnen. Zelfs in de zomer als ze niet brandt, zit iedereen toch nog wat in een kring rond de stoof Er wordt over het werk gebabbeld, in de krant gekeken of een appel gegeten... iedereen nog eens naar buiten om achter het kolenhok tegen een boom te plassen ... en dan is het tijd om naar bed te gaan. Meetje gaat altijd als laatste naar boven, na de deuren te hebben gesloten. woensdag 19 augustus 1953

Late namiddag. De zeug van boer Achilles staat op het punt jongen te krijgen en ik mag straks, samen met Etienne, in de stal blijven om toe te kijken en een handje toe te steken als dat nodig mocht zijn. De zeug ligt in haar hok in een grote houten kooi.

80


Van zodra het eerste biggetje naar buiten komt, stijgt de opwinding. Het beestje moet gekeurd en met hooi schoongemaakt worden ... en wordt dan voor een van de tepels van de zeug neergezet. Weldra zijn het er drie, vijf, zeven... en naarmate het aantal stijgt, heb ik letterlijk mijn handen vol. Zeven varkentjes in de buurt van een tepel houden ... ervoor zorgen dat ze allemaal aan hun trekken komen ... als de zeug er genoeg van heeft en eens op haar andere zij wil gaan liggen, heel haar nest uit de buurt houden zodat er niet eentje onder haar zwaar lijf wordt verpletterd. Daar achteraan vind ik dat een nogal bloederige en vieze bedoening ... maar dat is mijn werk niet. Ik moet me alleen maar met de biggetjes en de tepels bezighouden. Ik ben maar eventjes weg geweest om bij Meetje aan tafel een bord pap op te lepelen ... maar ik was zo intens en opgewonden bezig met die biggen, dat ik na de laatste lepel ben recht gesprongen en terug naar de varkensstal ben gerend ... en ik ben daar gebleven tot het tijd werd om naar bed te gaan. Het zijn er uiteindelijk negen geworden ... of liever, tien, maar eentje is doodgeboren. "Je stinkt naar varkens," zei Meetje. Mij aan de gootsteen een klein beetje gewassen en dan met tegenzin naar bed. Nog lang aan die pasgeboren biggen liggen denken. Eigenlijk hoor ik nu niet in bed te liggen maar een hele nacht bij hen te blijven. Hopelijk komt er vannacht geen onder het moederlijf terecht.

maandag 24 augustus 1953 Gisteren is de E.H. Dobbelaere plechtig aangesteld als nieuwe pastoor van de Sint-Annaparochie. Net als zijn voorganger was hij voordien leraar aan het Klein Seminarie te Sint-Niklaas. Hij is de jongste pastoor van de stad en de negende pastoor van de parochie. Er zijn 22 parochies in Gent. De dichtst bevolkte is Sint-Jan Baptist (15.080)- de kleinste is Sint-Niklaas (1.631); als je dat ook als een parochie zoudt beschouwen is het Klein Begijnhof met z'n 300 bewoners het kleinst. In het Klein Begijnhof zijn er wel het meest kerkgangers : 270 of 90 % ; in de andere parochies schommelt dat tussen de 15 en de 45 %. Gemiddeld ligt de mispraktijk in de Gentse agglomeratie op 30,2 %. Eigenaardig genoeg zijn het vooral de mensen die een hoge sociale functie bekleden die het meest naar de mis gaan, 44,9 % ; het minst gaan de arbeiders, amper 10,2 Zijn voorganger, E.H. Van Goethem (1899-1953), die op 25 juni overleed, was in 1944 aangesteld als pastoor van de Sint-Annaparochie. In april was hij nog een en al actie bij de viering van het honderdjarig bestaan van zijn kerk. De eerste pastoor van Sint-Annakerk was Victor Hulin. Hij is pastoor geweest van 1849 tot 1878 ... en nochtans is de eerste steen van de kerk pas in 1853 gelegd ... door koning Leopold I, die daarbij gebruik maakte van een zilveren truweeltje. Binnen precies een maand zullen de twee grootste klokken van de kerk, die tien 81


D D

ZONE MET LAGE MISPRAKTUK : 21- 25°/o ZONE ~;ET MISPRAKTIJK JU:ST ONDER HET GEMIDDE-LDE : 2 6- 30°/o

\ ~ ZONE MET MISPRAKTUK -~BOVEN HET GE MID DELDE : 31 -~O·t.

1\-- - - 35 .,. - - -1---

\ ---- t.o•t.

i

.

#"11111~

1{\'1'\~ /~~~-------~

~

~.4 <::;;;~~~

-~

~ -,

g

25'/o

~~.l.UIQ/""'

--i

ij

\f\ \

.;; /%~ID.~

jaar geleden door de bezetter werden weggenomen, door twee nieuwe klokken worden vervangen. De klokken zijn resp. toegewijd aan Sint-Anna (870 kg) en Sint-Catharina (450 kg). Dat zijn wel degelijk de gewichten van de klokken en niet van de heilige vrouwen. Peters zijn de heren De Brabander, voorzitter van de kerkfabriek, en Clément Morraye, deken van de Koninklijke Dekenij Lange Violettestraat en voorzitter van de Internationale Jaarbeurs van Vlaanderen.

82


zondag 13 september 1953 Na de Gentse feesten heeft een alleenstaande vrouw (groot, struis, blond geverfd haar, een nogal grof gezicht, alsofhet niet uit klei is gevormd maar met een beitel is gekapt) het café van Bakvis overgenomen. Eigenlijk is Bakvis nu onderhuurder geworden, want hij heeft enkel nog een kamertje op zolder. De eerste weken heeft hij alles gedaan om de vrouw behulpzaam te zijn en bij haar op een goed blaadje te staan. Sommigen dachten al... maar ik heb moeder horen zeggen dat daar niets van aan is, die vrouw kan met een man als Bakvis niets aanvangen, ze heeft het haar zelf gezegd. Samen met moeder ben ik er al een paar keer binnen geweest, want het is niet meer zozeer een café dan wel een frituur. Het is ook al gebeurd dat door een klant van ons café werd gevraagd of ik hiernaast een portie frieten met stoofvlees wou halen. Datgene waar iedereen zat op te wachten is gisteravond gebeurd. Bakvis is stomdronken thuisgekomen en i.p.v. naar zijn zolderkamer te gaan, wou hij in de slaapkamer van de vrouw (zijn vroegere slaapkamer) naar binnen. Dat is hem ook gelukt, want er is daar geen enkele deur die kan gesloten worden ... maar de vrouw is dadelijk uit bed gewipt, heeft hem naar buiten geduwd en met zijn klieken en zijn klakken van de trap gedonderd. Ze is groter en sterker dan hij en zeker als hij dronken is, hoeft hij tegen haar niets te beginnen. Daarom is ze er ook tamelijk gerust in; Hij mag daar blijven wonen ... als hij tenminste 's nachts in zijn kamer blijft en zijn manieren houdt. Bakvis mankt een beetje en klaagt over kneuzingen over heel zijn lijf.. hier en daar heeft hij ook al verteld dat hij in zijn zatte barmhartigheid van de trap is gevallen ... maar er is niemand die hem gelooft of die medelijden met hem heeft, Hij heeft·gekregen waar hij om gevraagd heeft. Had Madeleine hem op dezelfde hardhandige manier aangepakt dan was hij misschien een totaal ander mens geworden. vrijdag 18 september 1953 De bekende Gentse accordeonist Gust Schelstraete heeft in café "Accordeon" op de Brugse Poort het wereldrecord op zijn naam gebracht door 72 uren ononderbroken te spelen. De hele buurt leefde zo intens met de recordpoging mee dat huizen en straten met bloemen en guirlandes werden versierd en de massa enthousiaste supporters en nieuwsgierigen voor verkeersopstoppingen zorgden. De schepenen Cnudde en Luyckx waren aanwezig toen Gust Schelstraete gisteravond tot slot de Brabançonne speelde en een oorverdovend applaus en gejuich vanuit het café over heel de omgeving uitdijde. Het weten waard: een accordeon weegt 12,600 kg. Maurice, de oudste broer van moeder speelde accordeon; nonkel Albert en

83


Julien doen dat ook. Helaas, ook wat muzikaal talent betreft ben ik uit de boot gevallen. Als ik daar eens goed over nadenk en een bilan tracht op te maken, moet ik tot mijn ontgoocheling vaststellen dat er verdomd weinig kwaliteiten in mijn mandje werden gelegd ... ik zou er zelfs niet één kunnen opnoemen. Gedoemd om de rest van mijn leven met een lege mand op trot te zijn.

zondag 25 oktober 1953 Ik ben vanmiddag naar de cinema geweest ... en ik was opgelucht en blij dat ik enkele uren elders was want de toestand in huis is bijzonder gespannen. Als ik terugkom is het al bijna donker. Ik loop dan liever langs de huizen op de Frère-Orbanlaan dan door het park. Moeder staat achter de toog. Marcel en De Puppe en nog een man zitten rond de kachel. Ik voel dadelijk dat de stemming nog niet is veranderd en ik ga dadelijk naar de keuken om een boterham te eten. Ik moet ook nog mijn lessen geschiedenis, natuurwetenschappen en Latijn herhalen ... en een slechte overhoring voor wiskunde laten ondertekenen. Ik wou dat het vakantie was, dat ik bij Meetje in Belzele woonde en dat het atheneum ondertussen volledig is afgebrand. Als ik na een tijdje terug in het café kom, is de man verdwenen en moeder is ook bij de kachel komen zitten. Luid en giftig zit ze Marcel uit te schelden. Als hij vraagt wanneer er gegeten wordt, antwoordt ze dat hij naar de kloten kan lopen ... dat hij zijn eten kan gaan zoeken in de cafés en bij de wijven waar hij zijn nachten doorbrengt. Hij zegt alleen maar "jaja... " maar zijn kop ziet rood en hij zit een vlaag van woede te onderdrukken. Als moeder naar de keuken gaat om voor zichzelf een boterham te smeren, gaat hij haar achterna ... en plotseling is er geroep en geschreeuw in de keuken. Ze zijn aan het vechten! We horen dat de tafel en stoelen omver worden gegooid, huisraad vliegt tegen de grond ... moeder schreeuwt en tiert ... De Puppe springt van haar stoel en begint te gillen, maar de keuken durft ze niet binnen te gaan ... ik zit te rillen op mijn stoel, klamp me met mijn handen vast aan het zitvlak, maar verroer geen vm. Ondertussen is Fons van de tweede verdieping naar beneden gestormd ... en hij slaagt erin Marcel van moeder los te rukken en hem uit de keuken naar het café te loodsen. Hij ziedt van woede en zijn hemd is besmeurd met bloed. De ravage in de keuken is groot - moeder ligt schreiend op de grond, haar gezicht helemaal onder het bloed en haar kleren gescheurd ... ze jammert dat ik bij haar moet komen, dat die brutale smeerlap moet doodvallen, dat ik naar de politie en het hospitaal moet telefoneren. Ik sta als verlamd toe te kijken ... ik weet niet wat ik moet doen. Heen en weer geloop tussen het kapotte huisraad ... Clémentine is naar beneden gekomen en probeert moeder overeind te helpen, maar ze wil niet rechtstaan,

84


ze wil hier liever op de grond en in haar eigen bloed liggen creperen ... Fons zoekt in de telefoongids het nummer om een ziekenwagen te laten komen ... De Puppe is het huis uitgelopen om hulp te halen ... Marcel staat in het café na te sissen en hij heeft zich een glas bier uitgeschonken om te bedaren ... er zijn mensen het café binnengekomen die zich voor de keukendeur staan te verdringen om moeder en de aangerichte schade aan te gapen. Even later zijn daar nagenoeg gelijktijdig de politieagenten en de ziekenwagen. Moeder die nog steeds ligt te jammeren, te kreunen en te bloeden maar niet wil rechtstaan, wordt op een draagberrie gelegd en naar buiten gedragen. Buiten staan nog meer mensen toe te kijken. Ze zegt dat ik met haar moet meegaan ... maar dat mag niet. Ze vraagt de agenten Marcel even hard te slaan als hij haar heeft geslagen en hem levenslang in de gevangenis op te sluiten. De agenten zijn Marcel aan het ondervragen ... en hij moet met hen meerijden naar het politiebureau om het proces-verbaal op te stellen. De Puppe zet in de keuken een stoel recht. Fons zegt dat ik met Clémentine naar boven moet gaan ... hij zal de mensen naar buiten werken, het café sluiten en zo dadelijk ook naar boven komen. Vermits we nu nog van niks weten, maar moeder hoogstwaarschijnlijk een paar dagen in het hospitaal zal moeten blijven, wordt er beslist dat ik naar school zal gaan zoals gewoonlijk, maar dat ik hier 's morgens en 's middags en 's avonds kan komen eten. Ert nu is het tijd om naar bed te gaan. Even had ik gehoopt dat ik hier bij Christian zou mogen blijven slapen, maar dat gaat niet door. Ik moet naar mijn bed in mijn kamer. Clémentine zal me morgenochtend komen wakker maken. Het is stil in huis. Moeder in het ziekenhuis. Marcel bij de politie. Ik hier alleen in mijn bed. Mijn lessen niet geleerd en mijn overhoring niet getekend. Godverdomme, godverdomme ... als ik bij Meetje of vader zou wonyn, zou ik misschien een normaal leven leiden en zou ik dat allemaal niet moeten meemaken ... vermits ik toch nergens goed voor ben en die dagelijkse hel onleefbaar is, kan ik net zo goed dood zijn. Wat loop ik hier eigenlijk te doen ... mijn handen staan verkeerd aan mijn lijf, in mijn hoofd zit niets dan zaagmeel en ik moet hier in pais en vree zien te leven tussen mensen die elkaar de kop inslaan ... is dat het leven waard? Als ik morgenochtend niet meer wakker word, zou me zeer veel onaangenaams bespaard blijven ... en ik prevel een Onze Vader en vraag van dit aardse leven verlost te worden. dinsdag 10 november 1953

De stad gonst van de geruchten over een dubbele moord. Gisteren al deed de mare de ronde dat in de Jan Breydelstraat een echtpaar werd vermoord en dat de zoon voortvluchtig is en vandaag staat het met grote letters en foto's in de 85


krant dat het echtpaar Spruyt met een ijzeren staaf en messteken werd omgebracht en dat de 19-jarige zoon, samen met zijn 9-jarig zusje, spoorloos is verdwenen. donderdag 12 november 1953 Oswald Spruyt, de 19-jarige zoon en dader van de oudermoord in de Jan Breydelstraat, is op zijn vlucht naar Frankrijk met een Gentse taxi aan de grens aangehouden. Hij heeft volledige bekentenissen afgelegd. Zondagmorgen heeft hij totaal onverwacht eerst zijn vader en, bij haar terugkomst van de mis, ook zijn moeder omgebracht. Over de drijfveer van de misdaad tast men nog volledig in het duister. Omdat hij de nacht na de moord bij diensters in de Bennesteeg heeft doorgebracht en er grote sier heeft gemaakt, spreekt de krant met afschuw over de moderne jongelui, wier enige betrachting het is op allerhande manieren aan geld te geraken om de seigneur uit te hangen en zich te vermaken. Ze blijken niet geschapen om op een deftige manier hun brood te verdienen en ze hebben een broertje dood aan werken. Op school- Enkele jaren geleden zat Oswald Spruyt hier ook op het atheneum en verscheidene leraars hebben nog herinneringen aan die jongen - thuis, overal geeft iedereen commentaar op de afschuwelijke oudermoord... en moeder laat niet na naar Ivan te verwijzen, die ook liever lui dan moe is en volgens haar, net zoals Oswald Spruyt, tot alles in staat is om aan geld te geraken ... om het daarna te verbrassen. Ja, dat Ivan voortdurend in geldnood zit, dat is waar, maar ik kan niet geloven dat hij iemand zou vermoorden, en zeker zijn moeder niet, om haar te bestelen. Ze geeft hem wat ze met haar handen of haar lijf heeft verdiend ... en verder besteelt hij haar met haar medeweten. dinsdag 1 december 1953 We zijn verhuisd! Met zijn tweeën! Het bed en de kleerkast van moeder steken terug in elkaar, maar veel staat nog overhoop of is nog niet uitgepakt. Omdat moeder geen klanten wil kwijtraken, werd het café geen ogenblik gesloten. Gelukkig was Angèle bereid een handje toe te steken, anders zou het niet mogelijk zijn geweest. Toen ik vanmiddag thuiskwam -raar maar waar : deze woning op de Kasteellaan heet nu thuis!- stonden er verscheidene mannen van de spoorwegen aan de toog en er werd stevig gedronken en het ging er tamelijk luidruchtig aan toe. Moeder is slechts heel even in de donkere kelderkeuken geweest... en voor de rest moesten Ivan en ik ons plan trekken. Zelf brood en beleg halen en boterhammen smeren op een hoek van de tafel. Vanavond ongeveer hetzelfde scenario. Nog meer mannen van de spoorwegen rond de toog ... waarschijnlijk mannen die naar de nieuwe cafébazin komen kijken. Voor één keer zal er vandaag zelfs geen gekookt eten op tafel komen,

86


want moeder heeft echt geen tijd. Er is al zoveel getrakteerd dat ze zelf ook al een beetje dronken is. Wat een verschil met de Sint-Lievenspoortstraat. Daar werd op een hele maand niet zoveel gedronken als hier op één dag. Eén zaak is spijtig. De onderhuurders van de tweede verdieping, vriendelijke mensen die ik al jaren kende, zijn vorige maand weggegaan. Ze wisten niet wie hier na Angèle zou komen wonen en ze hebben het zekere boven het onzekere verkozen en zijn verhuisd. Dat betekent dat boven alle kamers leeg staan ... en dat betekent vooral dat moeder de huur van het huis helemaal alleen moet betalen. Ivan heeft wel al een brief "Kamers te huur" voor het raam gehangen, maar daar is vandaag nog niemand op afgekomen. Morgen misschien. Om de kamers vrij te houden, staat de slaapkamer van moeder in de voorste kelder. Ik heb helemaal geen slaapkamer meer, alleen een matras. Ivan en ik hebben die in het kleinste kamertje op de tweede verdieping op de grond gelegd. Moeder heeft gezegd dat ze een bed en een kleerkast zal kopen en dat ik de achterkamer op de eerste verdieping krijg ... dat was ook de kamer van Willy ... maar dat is puur geldverlies en helemaal niet nodig. Alles kan en moet verhuurd worden. Dat kleine kamertje op de tweede verdieping is voor mij ruimschoots voldoende. woensdag 16 december 1953

Het café draait goed en vooral aan de mannen van de spoorweg heeft moeder overdag goede klanten. Het gebeurt niet zelden dat ik 's middags of 's avonds thuiskom en dat het druk en rumoerig is rond de toog. Helemaal iets anders dan in de Sint-Lievenspoortstraat. Zie je wel dat een café met een vrouw zonder man beter draait dan wanneer hier ook een ijzervreter rondloopt. Toen ze vanavond met Angèle zat te praten, heb ik begrepen dat Marcel hier al verscheidene keren is geweest en dat hij vanmiddag opnieuw is langs gekomen. Ik was onmiddellijk op mijn hoede en ik vond het nog meer beangstigend toen ik haar hoorde zeggen dat Marcel haar toegefluisterd heeft dat hij haar nog steeds gaarne ziet, dat hij bovendien jáloèrs is op al die mannen die rond haar draaien en dat hij haar schoon heeft gevraagd, inclusief de belofte zich beter te gedragen, opnieuw samen te leven. Ze zegt dat ze daar allemaal niet veel van gelooft, dat hij haar dat in het verleden al zo dikwijls heeft wijsgemaakt, dat je een oude aap geen muilen moet Jeren trekken~ Maar goed ook. Ik hoop dat ze niet zo stom is hem hier binnen te laten ... als ze het doet, is het hier op een, twee, drie naar de vaantjes met het café. Ze zal dat toch niet doen, zeker! Als ze het waagt, spreek ik niet meer tegen haar... en tegen Marcel doe ik zeker en vast mijn mond niet open.

87


vrijdag 18 december 1953 Het is al bijna middernacht als Ivan naar boven komt en mij wakker maakt. "Marcel heeft de hele avond aan de toog gestaan ... en nu blijft hij hier slapen. Ze zijn daarnet samen naar bed gegaan." Alsof mijn wereld in elkaar stort. Had ik het niet gevreesd dat dit zou gebeuren! Eerst slaat hij haar half dood ... dan beweert ze wel duizend keer bij hoog en bij laag dat het gedaan is, dat hij kan verrekken ... en nu wonen we hier amper een tiental dagen en ze laat zich opnieuw ompraten en neemt hem terug. De stomme, stomme geit! Ik vervloek en verwens haar. Hoe kan ze nu zoiets doen! Ze heeft toch zelf gezegd dat de schone beloften van Marcel niet langer dan acht dagen duren. Haar leven en het mijne moedwillig naar de kloten maken met die vent in huis die zich tegenover haar als een wildeman gedraagt. Misschien geeft hij haar morgen of overmorgen opnieuw een pak slaag en loopt ze daar weer met twee blauwe ogen en gekneusde ribben rond. Ze verdient niet beter! Ik kan wel schreien en schreeuwen tegelijk ... maar Ivan zegt dat ik stil moet zijn. Neen, ik wil het in hun gezicht zeggen dat het mij niet aanstaat. Nu onmiddellijk. Ivan vindt dat een goede gedachte. Ik trek mijn kousen aan en zonder het licht aan te steken of enig gerucht te maken gaan we trede voor trede naar beneden. Eerste verdieping. Gelijkvloers. Nu nog de trap naar de kelder. Ivan zal hier op mij wachten. Als ik in de kelderkeuken kom, moet ik me niet meer inhouden. Ik steek het licht aan, trek de deur van de voorkelder open ... nagenoeg gelijktijdig veren ze allebei recht... ik kan alleen maar kwaad "Hewel! " over mijn lippen krijgen, draai me om en ren terug naar boven. Achter mij hoor ik moeder verschillende keren mijn naam roepen en me achterna zitten. Terug boven trekken we de deur van het kamertje dicht en duiken onder de dekens. De deur gaat open ... daar staan moeder en achter haar Marcel in zijn hemd en zijn lange onderbroek. "Wel... wat heeft dat te betekenen! " "Scheelt er iets, jongen," hoor ik Marcel zacht zeggen. Moeder slaat de dekens weg, geeft me wat slagen op mijn kop, schudt me door elkaar en roept dat ik geen manieren heb, een stouterik ben, wat ik me wel voorstel... Maar dat kan me allemaal niet schelen, ik ween van woede, spanning en ellende ... ik ruk me los en druk mijn gezicht in het hoofdkussen. "Ik zal u morgen eens goed de les lezen" zegt moeder en ze slaat de dekens weer over me heen en dooft het licht.. Ik hoor ze de trappen afdalen ... voor mijn part mogen ze samen naar beneden storten en hun nek breken .. "Als die vent hier komt wonen, ga ik morgen terug bij mijn moeder en kom ik hier niet meer terug," hoor ik Ivan zeggen.

88


Nu heel de wereld mij in de steek laat, kan ik beter dood zijn. Misschien spring ik hier morgen op de Schoolkaai wel in de vaart ... en voor de examens steek ik geen klop meer uit... ik mag voor alle vakken nul hebben, het kan me niet schelen ... ze hebben erom gevraagd, wel, ze krijgen het! Daniël VAN RYSSEL ('t vervolgt)

HET STADSPLAN VAN GENT OPGEMAAKT OP INITIATIEF VAN EDOUARD ELEGEERT Edouard Hubert Josephe Elegeert werd geboren te Sint-Amandsberg op 2 november 1881. Hij huwde op 28.10.1900 met Jeanne Clementine Henzard. Omstreeks 1900 behaalde hij het diploma van burgerlijk conducteur aan de Rijksuniversiteit te Gent. Hij werd aangeworven bij Bruggen en Wegen, voor het ontwerpen van wegeniswerken. Na de volledige vernederlandsing van de Gentse Rijksuniversiteit (1) werd hem in 1935 gevraagd om aan de R.U.G. de plaats in te nemen van de Heer Flachet, die met pensioen ging. Hij werkte er samen met Frans Van Der Heyden. Hij werd docent aan de Afdeling Topografie en gaf les aan "ingenieurs burgerlijk conducteur". Hij bleef in dienst, als emeritus, tot zijn 69ste jaar. E. Elegeert was stedenbouwkundige van verschillende gemeenten, o.a. van de gemeenten Zevergem, Laarne, Heusden en Berchem-Oudenaarde. Hij behaalde verscheidene titels. (2) Hij is overleden te Gent op 19 november 1950. Edouard Biegeert nam, in de oorlogspenode 1942-1945, zelf het initiatief om een plan op te maken van de Stad Gent. Hij vond dat kadasterplannen noch een sluitend beeld gaven, noch de juiste begrenzing aanduidden voor de wegenis. Als docent aan de R.U.G. had hij de bedoeling enerzijds om burgerlijke conducteurs tijdens de oorlogspenode tewerk te stellen, anderzijds om een topografisch correct plan op te maken dat als basis·.zou dienen voor· een algemeen rioleringsplan .. Het Stadsbestuur van Gentgafopdracht een studie te maken van hèt rioleringsstelsel van de stad. Mèdewerkers bij het opmaken van het plan ''Elegeert" waren o.a. de Heren Lesaffre (3) en Van de SompeL De Heer Mennes, ingenieur, wàs enkelebij de aanvang van de werkzaamheden betrokken. 89


Door middel van een uitgebreid triangulatienet werd gestreefd naar een topografisch exacte opmeting. Detailmetingen werden uitgevoerd met de ketting, loodlijnen werden bepaald met het spiegelkruis, hoekpunten werden vastgelegd door een stuk gasbuis tussen de kasseien te kloppen, waarop dan een baakstok kon worden bevestigd. Hoogtepeilen werden opgemeten en aangeduid op schetsen. Op de gevels van huizen werd een blijvend merkteken aangebracht; bijvoorbeeld op de woning van Georges Elegeert, Patijntjestraat 151 te Gent. Op deze merktekens, die in de gevels verankerd zijn, past een "instrument" dat dan de baakstok kan dragen en vasthouden. Er werden verschillende overzichtlijsten aangemaakt met het volgnummer van het gevelmerkteken, een beschrijving van de lokalisatie met vermelding van de straat plus huisnummer en/of een belangrijk gebouw waarop het merkteken bevestigd is en o.a. de peilhoogte. Eén lijst vertrekt van de volgnummers van de geregistreerde hoogtemerktekens, een andere somt de peilplaten in numerieke volgorde op; gaande van 5 tot 500. Op de 500 genoteerde hoogtepeilen werden 216 punten van een ronde bronzen peilplaat voorzien. Op een kaart en op overzichtvellen, ±A3-formaat, zijn de respectieve nummers aangeduid. De overzichtlijsten evenals de kaart zijn heel handig bij het opzoeken van de merktekens te velde. De peilplaten bestaand uit een ronde bronzen plaat, diameter 70 mm, waarop in reliëf "Stad Gent" vermeld staat en waarop manueel het nummer van de peilplaat werd ingehamerd, zoals het referentienummer op lijsten en kaarten terug te vinden is. De peilplaten zijn stevig ingewerkt in metselwerk of de blauwe hardsteen van de plinten van in principe belangrijke gebouwen, op een hoogte van ± 40 cm boven het voetpad. Midden het bronzen peilmerk zit een schroefdop waarop een vierkante sleutelS x 8 mm past. Door de bout te verwijderden komt de tegendraad van de peilplaat vrij. Daar kan dan een soort "baak" op worden bevestigd. De originele plannen werden uitgetekend op schaal 1:500. Deze archiefstuk.,. ken waren in het bezit van de Technische Dienst Stedenbouw; eertijds gehuisvest in de Sint-Margrietstraat Het plan Elegeert geeft een uiterst nauwkeurig beeld van het openbaar domein behorende tot de Stad Gent vóór de fusie met uitzondering van de kanaalzone. Vergelijkbare cartografische documenten zijn er eigenlijk niet. Het was de bedoeling van E. Elegeert om enkel het publiek domein in kaart te brengen. Kadasterplannen zijn in de eerste plaats een grafisch register van (belastbare) onroerende goederen. Ze zijn topografisch minder correct, vermelden noch gedetailleerde meetbasissen, noch hoogtepeilen. Naast het "Eigenings- en Geschiedkundig Plan van de Stad Gent en Uitbreidingsplan van Gent van de 12de eeuw tot heden, daterend uit 1913" van Compyn en Soenen, met zijn uitgebreid netwerk van hoogtemerken, bestaat er dus een tweede netwerk van hoogtepeilen voor de stad Gent. Hiervan zijn er 216 in situ gemerkt, tenzij de bouwwerken waarop zij bevestigd werden 90


inmiddels werden gesloopt. Er zijn uiteraard ook nog de hoogtemerktekens van het Nationaal Geografisch Instituut, waarvan de "nagels" op verschillende belangrijke bouwwerken terug te vinden zijn. Het originele plan Biegeert werd getekend op stevig tekenpapier, formaat van de vellen: 141 x 95 cm. Het geheel omvat 125 kaartbladen in een raster genummerd van noord naar zuid: C totPen van oost naar west: 7 tot 18. Deze bladen zijn onderaan gesigneerd (H.V., Vic, ... )en de originele kaartbladen zijn niet opgedeeld in a & b, maar dragen wel de nummering van de overzichtstafeL De schaal bedraagt 1:500. De hoekpunten van het triangulatienet hebben een nummer en zijn in het rood aangeduid. De volle lijnen van dit net staan eveneens in rode inkt en zijn voorzien van de lengtematen. Metingen om het alignement van de bebouwing in kaart te brengen werden aangeduid met streepjeslijn, in zwarte inkt, waarboven het maatcijfer is ingeschreven. Deze secundaire metingen sluiten aan op het triangulatienet Taluds werden volgens de gebruikelijke tekencode aangeduid met zwarte inkt; water met blauw. Tramlijnen staan in het zwart. Op de originelen is de perceelsgewijze indeling volgens gegevens van het Kadaster niet getekend. Deze kaarten werden ook niet bijgewerkt. De bebouwing van het eiland Malem bijvoorbeeld komt er niet op voor. De 125 kaartbladen, schaal1:500, formaat 141 x 95 cm werden doorgetekend op kalk. Bij het overtekenen werden de originele kaartbladen opgesplitst in 2 deelkaarten, genummerd a en b. De kadastrale percelen werden bijgetekend en dan werd een reeks planafdrukken ingekleurd met ecoline. Deze plannen geven een nauwkeurig tijdsbeeld van het openbaar domein met spoor- en tramlijnen, van de waterlopen ĂŠn van de bebouwing in de periode 1942-1945 en het daaropvolgend decennium. Meetbasissen werden eveneens in kaart gebracht. Bebouwing werd met ecoline lichtrood gekleurd en (donker-)blauw voor openbare gebouwen, waterlopen blauwgroen, parken en squares genuanceerd groen. Een overzichtstabel laat toe de genummerde kaartbladen ten opzichte van mekaar te situeren. Op de Technische Dienst Stedebouw werden sommige kaartbladen (versie planafdruk) later bijgewerkt en aangevuld. Dit gebeurde vermoedelijk gedurende een tiental jaar, doch niet systematisch. De bebouwing van het voormalig eiland Malem, bijvoorbeeld, is ingetekend op de kaartbladen J17a, J17b en Kl7a. Het B.P.A. voor de urbanisatie ervan werd pas in 1949 opgemaakt. Het plan "Elegeert" wordt na ruim vijftig jaar door de Technische Dienst Stedenbouw nog als werkdocument gebruikt omwille van zijn nauwkeurigheid, de grote schaal van de kaartbladen en de vele referentiepunten voor topografische opmetingen. Op de kaartbladen zijn er ook hoogtepeilen genoteerd. 91


92


De originele tekeningen op tekenpapier (groot formaat) en de geaquarelleerde planafdrukken van het plan Elegeert bevinden zich op de Technische Dienst van de Stad Gent in het Administratief Centrum aan het Woodrow Wilsonplein. Originele overzichtlijsten en overzichtplan bevinden zich o.a. in het archief Patrimonium van het Sint-Lucasinstituut te Gent (ref. 3.7/A3.012). Inmiddels zijn drie versies van het Plan Elegeert in omloop. Naast de originele kaartbladen, is er één reeks ingekleurde planafdrukken. Van de doortekening op kalk, vertrekkend van het origineel, werden dochterkalken gemaakt. Omstreeks 1947 is er een uitgebreide survey opgemaakt van en door de Stad Gent; met bijzondere aandacht voor het overstrorningsgevaar in de binnenstad. Deze kaarten werden getekend op schaal 1: 10.000. Voor de afbakening van de overstromingsgebieden kon dankbaar gebruik worden gemaakt van de hoogtepeilen opgemeten onder leiding van Edouard Elegeert. De Heer Martin Convent meende zich te herinneren dat de plannen dienstig waren bij het opsporen, na de tweede wereldoorlog, van oorlogsschade aan gebouwen. De politie van de Stad Gent gebruikt het plan Elegeert om verkeersongevallen te lokaliseren ...

NOTEN Het 'relaas over Edouard Elegeert en de systematische opmeting van stadseigendom te Gent werd mondeling meegedeeld op 18 augustus 1987 door Architect Marcel Van de Genachte, d~stijds werkzaam op de Technische Dienst van de Stad Gent. Aanvullende gegevens komen van de Heren Martin Convent en Herman Rosseau van de Technische Dienst Stedebouw. Door MartineDe Raedt werd (03.08.1988) bijkomende informatie ingewonnen bij Georges Elegeert, architect, stedenbouwkundige, m.s.o.g., zoon van vermelde kaartauteur. (l) 1930; eerste rector Aug. Vermeylen. (2) E. Elegeert behaalde de titels van: Repetitor aan de Gentse Universiteit, Conducteur Principaal van Bruggen & Wegen, Gezworen Meetkundig Schatter van Onroerende Goederen, Ere-Voorzitter Bond der Burgerlijke Conducteurs, Ere-Voorzitter Bond der Burgerlijke Conducteurs Bruggen& Wegen. (3) Na de tweede wereldoorlog werd de Stedenbouwdienst van de Stad Gent opgericht met als directeur Dhr. Lesaffre; opgevolgd door Jean Van der Haeghen (ing.). (4) De primitieve kadasterplannen werden getekend op schaal1:2.500 voor de periferie. (5) Gegevens werden geput uit de tekst op 24.08.1988 meegedeeld door Herman Rosseau, architect en e.a stedebouwkundige, werkzaam bij de Technische Dienst Stedenbouw & Ruimtelijke Ordening van de Stad Gent.

AndréCOENE juni 1999 93


EEN JAQUARDIST HERINNERT ZICH DE "INDUS" Enkele herinneringen aan de "lndus"

Er zijn verschillende reacties gekomen op dit artikeltje dat verscheen in ons Novembernummer '99. Wij verwachtten ons daar min of meer aan omdat wij onder onze leden verschillende "anciens van de Indus" tellen. De heren Jaime Jurdan en Richard Verlinden hebben ons een artikeltje gestuurd met hun herinneringen aan een reeds lang vervlogen tijd. Wij zijn zeer blij dat zij zich de moeite getroost hebben dit op papier te zetten. Zonder dat zouden veel interessante details binnen enkele jaren definitief verloren zijn gegaan en nu ligt toch weer een klein stukje geschiedenis vast. Wij laten hier deze beide artikels volgen. Het interessant artikel "Enkele herinneringen aan de "Indus" van de heer Collumbien heeft mijn eigen herinneringen aan dezelfde school opgewekt. Wij waren er student gedurende dezelfde jaren. Ik zelf als leerling, eerst in de afdeling Technisch Ingenieur Verfkunde en Appreteerkunde, en nadien afdeling Bedrijfsleider in Jacquard-Weefkunde. Verfkunde heb ik moeten laten voor diverse redenen na een jaar "Prep" en bijna 3 jaar studie. In 1937 was ik in bezit van mijn einddiploma als bedrijfsleider Jaquard-weverij. Komende uit het 3e jaar "greco-latine" aan het atheneum van Gent (Franse afdeling) had ik een dubbele verplichting om een ingangsexamen te ondergaan. Het was in 1931 dat ik, na een mislukt ingangsexamen voor de Hogere Zeevaartschool in Antwerpen ... (gebuisd in geschiedenis) overging aan de Hogere Nijverheidsschool. Ik werd dus aangenomen in de "Prep" en kende er dezelfde gevoelens als de heer Collumbien. Als statussymbool koos ik een "Flat" maar niet deze van de Flaminganten ... helaas, had ik daardoor veel tegenslagen te verwerken. Van huis naar school gaan en keren was voor mij geen gewone wandeling. Ik woonde toen aan de Visserij, heel dicht bij de Visserijbrug, eenÂą 2 112 km van de Nijverheidsschool. Zo maakte ik een dagelijkse "wandeling" van ongeveer 10 km. Alleen bij zeer slecht weer nam ik de tram, maar dat was maar een deel van de weg. Ik moest toch eerst te voet tot aan het Van Arteveldeplein, en afstappen aan het Koophandelplein, om weer te voet, de Lindelei af te stappen tot aan de "Indus". Ik herinner mij nog zeer goed een sombere Novemberdag. De Schelde was buiten haar oevers getreden, en aan de Visserij, bij het naar school gaan, vond ik een eind van Âą 60 m waar het water tot aan de huizen stond. Een plas van 94


een tiental cm hoog. Er stond niets anders te doen dan schoenen en kousen uit te trekken, broekspijpen hoog te houden, en een ijskoud voetbad te nemen ... brr... Huidige studenten zullen dit wel aanzien als een heldendaad ... en liever naar huis terugkeren. Directeur van de "Indus" was toen de heer Roels, meer dan mijn vriend Collumbien kan ik er niet van zeggen. De secretaris Lenders zagen wij alle dagen. Hij was zeer actief en gedienstig en kon al eens een praatje slaan met een student. De surveillant Kersebaver was een zeer goed mens. Zijn pijp en zijn te korte broekspijpen waren zijn "symbool". Hij hield van fietstochten. Ik weet nog dat hij eens gedurende het groot verlof een rugzak-fietstocht heeft gemaakt naar Denemarken. Met de heer Collumbien ben ik ook akkoord dat Prof. Merlé een uitstekend leraar was. Zijn Engels is mij wel te pas gekomen (de textieltermen) toen ik voor den brode in Canada kwam. Ik wist wat een "Loom" en een "Piek" waren. Wat de heer Ulens betreft ben ik niet volledig van het zelfde gedacht. Hij kon goed les geven ja... maar gezien de politieke omstandigheden in Duitsland... en een klasgenoot, die meer Duits was dan Vlaming, kwamen er soms lessen voor die meer uitleg gaven over een zeker boek ... dat veel succes kende in Duitsland ... dan een of andere lezing over Goethe. Helaas. Prof. De Graef was een uitstekend professor, die ons met de juiste woorden Meetkunde, Algebra, Trigono, enz... aanleerde. Voor onoplettende studenten of achterblijvers was hij zonder genade. Ik hoor hem nog zeggen met een min of meer minachtende stem: "Oia kephalè ... QueUe belle tête ... Dommage qu'il n'y a rien dedans". Hij was daarbij ook zeer verstrooid. Zoals vriend Collumbien zegt was Prof. De Bruyne wel "een speciale". Het is meer dan eens gebeurd dat ik 's morgens bij hem te laat kwam. Dat was als ik voor een der twee bruggen stond, die aan het Koophandelplein of die over de Coupure aan de Lindenlei. De les begon om 8.20u. De eerste schepen mochten door de brug om 8u. en het gebeurde al eens dat ik iets te laat voor de brug stond en slechts om 8.30u. aan de deur der klas klopte om binnen te mogen. - Monsieur, j'ai été devant Ie pont". Het antwoord kwam zonder genade: "Eh bien, retournez y pour voir passer les bateaux". Dan bleef er niets anders over dan de rest van het uur in de Bibliotheek door te brengen. Leraar Dupuis was een zeer goede docent ... ik was immers zijn beste leerling. Ik kende hem reeds door Prof. Bergmans die mij sprak over de kunstenaar Dupuis en de moeilijkheden welke hij gekend had. Bergmans toonde mij een van de "nature morte" die Dupuis geschilderd had op het houten deksel van een sigarenkist: een haring op een bord.

95


Ik was waarlijk verheugd toen de heer Dupuis benoemd werd tot Conservator

van het Museum voor Schone Kunsten. Leraar Poppe heb ik natuurlijk gekend. Verfkunde is immers 90% scheikunde. Zijn proef met het Kanon van Volta werd bijna een catastrofe. Zoals verwacht ging de ontploffing onverwacht af. Normaal was het kanon gericht om schuinsgewijze over de klas te vliegen, maar de stop vloog tussen onze koppen en eindigde zijn koers met een hoed te doorboren die aan de kapstok hing! Uit mijn jaren verfkunde herinner ik mij dat wij de vrijdagnamiddag 4 uren Labo hadden. Wij waren overeengekomen om gedurende de recreatie van 20 minuten koffie te maken. Een van ons had gemalen koffie meegebracht van huis, een andere had de opdracht gekregen om vlug naar de Nederkouter te lopen om voor ons allen een stuk "pottink" te gaan halen. Eens is Poppe in het labo gekomen terwijl wij koffie aan het drinken waren. Alhoewel over het algemeen de reuk in het labo sterk is, had Poppe er toch de koffie uitgeroken. "Da riekt hier naor kaffee". Wij boden hem een glaasje aan. "'t Es goeie, merci." Voor de gewone lessen kwam Poppe altijd 10 tot 15 minuten te laat binnen. Voor ons was dat natuurlijk een verlenging van de recreatie en er werd soms wel eens een poets voorbereid. 's Winters bij koud weder werden al de vensters in de klas opengezet. Bij het binnenkomen hoor ik hem nog zeggen: "De kleine kinders h'èn ulder were gamuseerd. Al die schuune waorme lucht in de stad Gent laote vliege. Giljom! !" Zijn knecht moest de vensters weer dicht maken. Prof. Henzen was een perfecte leraar, ik heb zijn lessen altijd met interesse gevolgd. Later werd hij Directeur van de school. Prof. Van de Winckel voor Elektriciteit was ook een perfecte leraar. Zijn cursus was een "must" voor mij. Elektriciteit heb ik mijn leven lang als een onverstaanbare wetenschap aanzien. Niemand, nu nog niet weet wat electriciteit eigenlijk is. Prof. De Waele, ingenieur, was ook een goede leraar. Zijn cursus "Constructions industrielles" heb ik ook met veel aandacht gevolgd. Prof. Nys was ook, zoals vriend Collumbien het heeft gezegd, een "speciale". Ik ben nochtans nooit gedurende zijn lessen in slaap gevallen. Vóór het begin van de les (wij hadden 2 uren met hem door te brengen) las hij de naamlijst van de leerlingen en verwittigde ons: "Ik weet dat gij slaapt gedurende mijn les, maar blijf wakker tot ik uw naam heb vermeld." Maar hij kende de "slapers" en op het examen waren zij zeker van hun buis. Ja, de zaterdagmorgen heb ik ook Mathusalem gekend en met plezier hem horen zeggen: "Er is maar één haartje verschil" toen hij een stuk dat wij moesten effen vijlen onderzocht. Leraar De Groote gaf ons les in Machinetekenen, een bekwame leraar. Andere leraars in Verfkunde en Appreteerkunde waren Prof. Verbeke, een perfecte vakman, maar voor les te geven ... een eentonige stem, blik bijna zon-

96


der opkijken naar beneden gericht. .. en ons laten schrijven, schrijven, het was een echt dictaaat en daar heerste ook wel "slaapziekte". Hij gaf les over Verfkunde en Textielvezels. Zijn manier van lesgeven kon ik gemakkelijk vergelijken met de leraar aan het Atheneum die ons met Latijn en Grieks in slaap wiegde. Zijn lessen volgen maakte mij meer verslagen en ik voorzag een negatieve uitkomst. Ik lag in conflict met die ingewikkelde koolstofstructuren en die samenhangende, zeshoekige, ingewikkelde formules van de kleurstoffen die voor 99% koolstofderivaten zijn. Zijn assistent van Moerzeke, een oud leerling van hem, was eerder bedeesd en weinig coöperatief met de studenten in het labo. Prof. Heungens, wellicht een zeer bekwame scheikundige kon mij niet dulden in het Labo Scheikunde en ik ben er van overtuigd dat de kleur en de vorm van mijn studentenklak hem niet aanstond. Hij gaf ook les in Plantkunde. In de textielafdeling hadden wij ook andere leraars. Als ik mij liet inschrijven als student voor Bedrijfsleider Jacquard Weverij was ik vast beraden daar een levenslange carrière van te maken. Prof. Jacques Bergmans, bij wie ik reeds les gehad had in de Afdeling Verfkunde, had mij daartoe aangemoedigd en ik ben hem daarvoor dankbaar geweest. Maar laat mij beginnen met onze leraars Textiel. De voornaamste leraar was Prof. De Caluwé. Hij gaf ons les in Weefkunde Theorie. Een perfecte leraar. Hij was ook nog niet gewend in het lesgeven in het Nederlands. Hij begon in A.B.N. en ging over in de taal van Van Artevelde en deed dan na enkele zinnen pogingen om het Gents te laten vallen en terug in het A.RN. voort te gaan. Onze beste leraar was de heer Balsaert. Hij was van hetzelfde niveau als De Caluwé. Hij doceerde in meer dan één specialiteit: Kruisingsleer, Handweven en mechanisch weven in de praktijk, monteren en regelen van getouwen en in het laatste jaar ook nog Nieuwe weefsels, Staalontleding. Gedurende 2 jaren kregen wij. wekelijks een staal, een stuk weefsel van iets meer dan 10 x 10 cm. Prof. Balsaert gaf er on~ juist het gewicht van en een week nadien moesten wij de volledige structuur van het weefsel schriftelijk afgeven: kruising, nummers van het garen, aantal draden op de breedte van het weefsel, enz. Het volledig plan nodig om het staal weefsel op getouw te brengen en identiek te kunnen weven. Dat ging van zeer eenvoudige weefsels tot nu niet meer bestaande dubbele weefsels voor pardessus, buitenzijde effen zwart en binnenzijde een geruite gekleurde voering. Samen geweven zonder dat mende haakpunten van de twee weefsels kon zien. Het werd mijn lievelingscurs.us voor dewelke ik twee maal het maximum der punten behaalde. Gedurende mijn carrière in Canadaheb ik tientallen meubelstoffen zo ontleed, met er bij berekend de kostprijs. Voor de artistieke zijde van het vak hadden wij 2 leraars: Prof. Jacques Bergmans had ik reeds als leraar in de Afdeling Verfkunde waar hij ons de harmonie 97


der kleuren leerde kennen en eenvoudige gewone versierde weefsels liet kopiëren. In Jacquaerweverij was hij, buiten de technische kant van de zaak, een belangrijke leraar. Hij gaf lessen in tekenen naar de natuur, decoratief tekenen, geschiedenis van de klederdracht, weefselversiering. Na mijn opgave in de Verfkunde moedigde hij mij aan de Jacquardweverij te volgen. Ik had van kleinsaf aanleg voor tekenen en schilderen en was zinnens te trachten een carrière te maken als tekenaar-ontwerper voor versierde weefsels. Grotendeels dank zij Prof. Bergmans ben ik daar in gelukt. Hij heeft mij aangeraden deel te nemen aan een jaarlijkse wedstrijd voor textieltekeningen, ingericht door de Provinciale Syndicale Kamer voor Sierkunst (Arts décoratifs) waar ik telkens een prijs wegkaapte. Een van mijn tekeningen werd tentoongesteld in Parijs in 1937 in de "Exposition des Arts Décoratifs". De meeste studenten zagen in J. Bergmans juist maar "Den Baord" en namen zijn lessen op als een recreatie. Jacques Bergmans was een echte en unieke kunstenaar die ook weefsels versierde volgens de Oosterse methode "Batik" die hij uitbreidde tot een moderne kunst. Ook als kunstschilder kenden de Gentenaars "De Baord". Hij was dikwijls omringd door nieuwsgierigen wanneer hij het een of ander oud hoekje van de stad aan het schilderen was. In 1958 ging Prof. Bergmans op rust. Ik liet mij inschrijven voor een examen om hem op te volgen als leraar. Twee van zijn oud-leerlingen waren kandidaat en ook een "intérimaire" die reeds weken les gaf. Natuurlijk kreeg deze de plaats, want het was toch maar een "Pro Forma" examen geweest. Prof. Coppejans gaf ons de zeer belangrijke cursus Kaarttekenen. Dit "in kaart zetten" van een Jacquaerd-ontwerp was een tekening maken op geruit papier dat kon dienen om geperforeerde kaarten te maken die, op het getouw geplaatst, deze tekening op het weefsel over brengen. Het was echt monnikenwerk deze kaarttekeningen te maken daar er duizenden punten, voor de kruisingsdraden op te geven, moesten gemarkeerd worden. Ik heb later in Canada zulke tekeningen gemaakt met ongeveer 80.000 te markeren puntjes. De heer Coppejans had een Ereprijs bekomen voor zijn werk "Gent Expositie 1913". In 1937 bekwam ik mijn einddiploma als "Textielbedrijfsleider in Jacquard Weefkunde". Het eindexamen was schriftelijk voor de niet-textielleergangen. Mondeling over Weefkunde. Praktijk: een staalontleding. 1 dag van 8 tot 18 uur. Een gewoon getouw monteren en regelen, een Jacquardgetouw monteren en regelen, een projecttekening Jacquard, een deel van het Jacquard-project in kaarttekening brengen. Hetzelfde jaar, 1937, vierde men het 100e bestaansjaar van de Nijverheidsschool. Koning Leopold lil bezocht de school en er was een plechtige "scéance plénière" in de Franse Theater in aanwezigheid van de Koning. En 's namiddags een feestelijk banket in de zaal van de Beurs op de Kouter. Na 17 maanden dienst bij het leger in de Schoolbatterij van het 1 A, de Mobi98


lisatie (na 3 maanden proeftijd als technieker in de Weverij Jules de Hemptinne ), de 18-daagse veldtocht, de bezetting, Office central des Filatures de lin, kon ik pas mijn echte carrière beginnen in 1945. Het was in Ronse waar ik de toen bekende stoffen "GAMY" heb ontworpen en er alle tekeningen heb voor gemaakt. Prof. Bergmans kwam bijna elk jaar met zijn leerlingen de weverij (420 getouwen) bezoeken ... en mij feliciteren in aanwezigheid van de stichters van de fabriek de heren De Myttenaere en Ganseman. In de jaren '60 begon de grote crisis in de Textiel, van de 105 weverijen in Ronse bleven er een 6-tal over. Ik werd werkloos gedurende 3 jaren. In 1966, ingelicht door de Ambassade van Canada, kon ik mij laten inschrijven en in 1967 deelnemen aan een examen (in Montreal) voor Leraar in de Textielschool. Ik slaagde opperbest en in april1967 kon ik met mijn vrouw uitwijken naar Canada, provincie Quebec. Maar er was geen plaats open als leraar en ik trok terug naar de industrie als tekenaar-ontwerper, ditmaal voor allerlei weefsels, van voeringstoffen tot meubelstoffen en tapijten. Dit liet mij toe nieuwe methodes te vinden voor tekeningen. Onder andere kleine Jacquard-motieven op gewone getouwen weven. Ik werkte ook als screenmaker voor het drukken van weefsels. Ik had het genoegen in een grote tapijtweverij (vroeger een filiale van Tapijtweverij Peeters uit Sint-Niklaas), nu "Peeters Textile" een Vlaamse meestergast te ontmoeten. Hij sprak nog goed "vlaoms" met vrouw en kinderen en ook het Quebec-Frans, maar op zijn manier. De textielnijverheid is nu totaal veranderd. Getouwen bestaan niet meer, men spreekt nu van "weefautomaten" en mijn werk als "Jacquardist" is "ArchÊologie lndustrielle" geworden en wordt nu verricht door computers. Nu breng ik mijn dagen door met tekenen, schilderen van zeezichten, schepen, landschappen (Canada en Gent). Schone dagen! Jaime JURDAN

99


HERINNERINGEN AAN DE "PREP" (1929-1930) In 1929 was het Hoger Onderwijs in Gent nog volledig in het Frans. Ook in de Prep was dat zo. Wij waren met 105, waaronder 3 Chinezen, 1 Egyptenaar en nog enkele vreemdelingen en Walen. Een aantal studenten kwam uit de Provincie, slechts enkele daarvan waren op kot, de meesten kwamen dagelijks per trein aan, hetzij in Gent-Dampoort, hetzij in Gent-St-Pieters. Wij kwamen met een kleine bende aan in het StPietersstation en normaal hadden wij de tijd om te voet naar de Lindenlei te trekken. Als het echter spande of als het regende namen wij Tram 4 (nu tram 1). Soms gebeurde het evenwel dat de bruggen op de Coupure gedraaid waren, waardoor wij dan ongewild te laat in de les kwamen. Wij verontschuldigden ons dan bij de prof met een "M'sieur, le pont." Meestal werd dat aanvaard. Dat in 1929-1930 geen studenten per auto naar de les kwamen moet ik tegenspreken. O.a. kwam een Behaegel de Bueren met een soort gemotoriseerde driewielkar paraderen: twee wielen vooraan en een achteraan. Zijn familiekasteel stond in Kluisbergen. Het werd in 40-44 door de Duitsers bezet en bij hun vertrek staken zij het in brand (cf. Esthetische Spiegel in Zuid-OostVlaanderen, blz. 49). Ook de Directeur, M. Roels, kwam af en toe naar de Lindenlei met zijn wagen. Het was een curieus vehikel dat zelfs in dien tijd voor een old-timer kon doorgaan. Ik vermoed dat het dateerde uit de XIXe eeuw. Het was een open kar, hoog op wielen, met een "marche-pied" om op te stappen. Opzij bevond zich een lange hendel waarmee de remmen werden aangespannen. Er was ook een handbediende klaxon en twee lantaarnen naast de voorruit. Fons Lenders, de secretaris was ook de speaker van "Hier radiauw Gent", de eerste lokale radio-uitzendpost. Publiciteit was er toen ook al: "Voor al uw radiobenodigdheden, wendt u tot het huis X, in de Bagattenstraat. In de eerste les "Chimie" moesten wij per bank op een briefje onze naam en voornaam schrijven. De bediende Guillaume verzamelde de briefjes en deze dienden om een plan van de klas op te maken. Zo kon men met één oogopslag zien wie eventueel ontbrak, of wie de les stoorde. Nu was er op mijn bank waar wij met 4 of 5 zaten ene De Smedt die het nodig vond zijn 3 voornamen neer te pennen: Noël-Albert-Sylvio. Dit leidde de eerstvolgende les tot een koddig incident. De prof - M. Poppe - interpreteerde al die namen als zijnde van 2 personen. "11 manque un homme au 5e banc" luidde het. Ik telde, ja dat was mijn bank. De namen werden afgeroepen en ieder zei: "Présent" op zijn naam. Maar De Smedt zei "Présent" op De Smedt Noël en nog eens "Présent" op Albert Sylvio. De naamafroeping werd herhaald met hetzelfde resultaat. Bij een derde naamafroeping moest elkeen beurtelings rechtstaan. De Smedt stond twee maal recht. M. Poppe ontplofte bijna: "Vous êtes deux hommes, vous!" 100


De Smedt moest het misverstand gaan uitleggen. De les kon slechts na geruime tijd worden aangevat. M. Poppe was een opmerkelijk, eerder corpulent figuur. Zijn Frans had een opmerkelijk Gents accent en hij verviel tot het Gents dialect telkens als hij tot zijn bediende sprak. Eens was de les eerder saai en de felle zon die door de ruiten scheen verhoogde nog het sussend effect. M. Poppe belde zijn bediende en toen die zijn kop door de deur stak kreeg hij het bevel: "Giljom, doe ne kîer de storse toe, d'r zijn hier hîeres die ulder u gen nie keune open hêwe." Een ander maal wou M. Poppe een experiment voordoen met behulp van de gasvlam van een bunsenbrander, maar het metaalweefsel, dat de vlam moest inperken, vertoonde een groot gat. "Giljom, breng mij ne kîer 'nen twuil metaliek zonder hollekens in!", kreeg de bediende te horen. En eens blafte hij, met zijn vinger wijzende naar een student die een hand in zijn broekzak had gestoken: "Vous êtes l'Italien De Rosa, vous? Vous avez un poignard en poe he?'' De Rosa was die jonge Italiaan die in oktober 1929 aan de Congreskolom op de Italiaanse kroonprins Umberto had geschoten zonder hem te raken. Umberto was te Brussel om de hand te vragen van onze Prinses Marie-Josée. Al met al was M. Poppetoch een uitstekende prof. De grondbeginselen van de scheikunde heeft hij klaar en duidelijk uiteengezet. De Engelse les van M. Meirlé bestond hoofdzakelijk uit een reeks verhandelingen of biografieën van beroemde Engelse wetenschappers en uitvinders zoals Isaac Newton, Charles Darwin, James Watt, George Stephenson, Richard Arkwright, John Me Adam, enz. Ik vond dat zeer interessant, maar groot was mijn ontsteltenis toen ik op de eerste trimestriële proef een klinkende buis (35/ 100) opliep. En dat als wanneer in ons gezin, dat jarenlang in Engeland had verbleven, het Engels nog steeds de dagelijkse omgangstaal was: een initiatief van mijn vader. Dat deze laatste over mijn prestatie zeer ontevreden was, is zacht uitgedrukt. Toen ik dan toevallig M. Meirlé tegenkwam trok ik mijn stoute schoenen aan en sprak hem beleefd aan. Ik vroeg hem in vloeiend Engels of hier soms geen vergissing in het spel was. Ik vertelde hem dat het Engels de normale omgangstaal was in ons gezin en ik deed opmerken dat ik meende behoorlijk op de gestelde vragen te hebben geantwoord en dat ik er zeker van was geen taalfouten te hebben gemaakt. M. Meirlé was enigszins verbaasd over mijn stoutmoedigheid, maar hij beloofde te zullen "investigate". Ik had weinig hoop op een goed gevolg, maar een week later riep M. Meirlé mij en hij wist te zeggen dat et inderdaad een fout begaan was bij het overschrijven van de punten en dat er 851100 moest worden gelezen. Zö zie je maar! M. Meirlé was een brave man, vond ik. M. De Graeve, die mathématiques gaf (arithmétique, algèbre, trigonométrie en géométrie) liet gaarne blijken dàt hij een klassieke opleiding had genoten en 101


Grieks kende. Als bij een ondervraging een student er niet veel van terechtbracht, was zijn geliefde uitroep: "0 ja kephalè! Quelle belle tête, quelle magnifique tête! Dommage qu'il y a un tout petit défaut: il n'y a pas de eervelles dedans!" Bij M. Dupuis, die géométrie descriptive gaf, heb ik het gemakkelijkste examen van mijn leven gehad. Dat was op het einde van de Prep, tijdens de mondelinge toelatingsproef tot de Speciale School voor Technische Ingenieurs. Die proef volgde op het schriftelijk eindexamen van de Prep over dezelfde vakken en dat had ik goed verwerkt. Bij het binnenkomen in het lokaal ging mijn blik naar het bord waarop een ingewikkelde epure stond getekend. Ik herkende direct waarover het ging, ik kende dat en dat stelde mij gerust. M. Dupuis vroeg mij "Vous connaissez cela, n'est-ce pas?" "Qui, Monsieur", zei ik met overtuiging en ik keerde mij al naar het bord om het te bespreken. "C'est bon!", zei hij en ik was er door! Was M. Dupuis zo'n psycholoog dat hij op zicht kon zien wie de vraag kon beantwoorden? Neen, man! Hij wou weten van waar ik was: ik zei: van Synghem (nu Zingem). "Ah, le pays des poromes de terre" en hij vroeg mij of ik hem een zak patatten kon bezorgen. Natuurlijk kon ik dat na zo'n examen. Dacht hij misschien dat mijn vader landbouwer was? Die kende geen snars van de boerenstiel, noch van de aardappelteelt M. Dupuis heeft zijn zak patatten gekregen ... en betaald. 1930 was een scharnierjaar in ons Hoger Onderwijs. Tot dan toe werd uitsluitend de Franse taal gebruikt, ook op de Universiteit. En plots werd het Nederlands ingevoerd, zij het dan stapsgewijze: in 1930 het eerste jaar, in 1931 de eerste twee jaren, enz. Maar helaas voor ons: de Prep werd niet als Hoger Onderwijs beschouwd, het was in feite een condensatie van de laatste drie jaren van het hoger middelbaar onderwijs. Het gevolg was dat wij via een Prep volledig in het Frans overgingen naar een eerste jaar in het Nederlands in de Speciale School. Uiteraard waren dan de Chinezen en andere buitenlanders verdwenen. Wie nog het meest verveeld waren, dat waren de profs. Zij moesten inderhaast hun cursussen vertalen. Het vinden van de correcte Nederlandse termen was geen gemakkelijke klus, vooral gezien zij zelf hun studies in het Frans gedaan hadden. Een klein voorbeeld: volgens de woordenboeken is vertical = loodrecht, en perpendiculaire = loodrecht, een zelfde woord dus voor twee verschillende begrippen, toch verwarrend. En hoe vertaal je "Etau-limeur", een machine die in het atelier stond van M. Bauweos (alias) Mathusalem)? Dat stond in die tijd in geen enkel woordenboek. Wel vond je "étau" =bankschroef en "limeur" = vijlmachine, maar geen van beide deugde. M. Cocquyt gebruikte de pittoreske en goed omschrijvende term "sterke-arm-schaafmachine". Ik heb altijd gemeend dat hij dat uit zijn 102


duim gezogen had, maar neen, hoor! In de moderne uitgave van de dikke "Van Dale" prijkt die term nu duidelijk in zijn volle lengte. Ik vermoed dat M. Cocquyt destijds zijn Hollandse collega's geraadpleegd heeft. I.v.m. "étau-limeur" nog dit: in 1935 nam ik deel aan een aanwervingsexamenwedstrijd bij de N.M.B.S. Er werd mij gevraagd: spreek ons over de "étaulimeur". Ik zei: de sterke-arm-schaafmachine? "Oh, heet dat zó?" verwonderden zich de juryleden, allen ingenieurs van het oude Franse regime. Ik beaamde dat dit de officiële benaming was, alhoewel ik daar zelf niet zo overtuigd van was. Ik had de indruk een punt te hebben gescoord. Sommige leraren die meerdere cursussen te vertalen hadden geraakten niet klaar en vroegen ons (o.a. M. De Bruyne) of wij bezwaar hadden tegen een voorlopige voortzetting van het Frans. Wij hadden geen bezwaar. Anderen zoals M. Poppe, die het einde van hun loopbaan zagen naderen, vonden het niet de moeite waard die zware inspanning nog te doen. In 1933 waren wij de eerste Technische Ingenieurs met een Nederlandstalig diploma. Dat was een gelukkige tijd: wij waren jong! Richard VERLINDEN

HET GENTS KERKEPAD (vervolg en slot) DE KERK EN HET KLOOSTER VAN DE FRANCISCANEN OF RECOLLETTEN- OUDE HOUTLEI Het huidige klooster van de Franciscanen of Reeolietten behoorde oorspronkelijk toe aan de zusters Clarissen-Urbanisten. Deze orde ontstond nadat Paus Urbanus IX in 1262 een verzachting van hun regel toestond. Vanaf dat ogenblik mochten ze namelijk hun onroerende goederen behouden. Vandaar ook hun naam: Rijke Klaren. Midden de 17de eeuw ging Vlaanderen gebukt onder een aantal oorlogen. De gemeenschap van de Rijke Klaren uit Geeraardsbergen - andere bronnen menen dat ze afkomstig waren uit Ieper - zochten een veiliger onderkomen en vonden dit te Gent. Van de bisschop van Gent kregen ze bij brief van 2 augustus 1648 - en later ook van de schepenen - de toestemming zich te Gent te vestigen op voorwaarde dat zij, noch hun nakomelingen in de stad aalmoezen zouden collecteren. Hun eerste verblijf bestond uit een huis gelegen "ten Spriete" op de heerlijkheid van Sint-Pieters. 103


In 1653 kochten ze van Antoon van der Luyten en van de prelaat van de Drongense abdij enkele percelen grond gelegen aan de Houtlei, tussen de Maagdenstraat en de Holstraat, op het zogenaamde "Slagveld". Daartoe zagen ze zich evenwel verplicht hun eigendom "ten Spriete" te verkopen. Eerst werden de reeds bestaande gebouwen zo goed als mogelijk klaargemaakt voor het kloosterleven. Al vlug zag men echter in dat de oude panden niet meer voldeden aan de behoeften van de orde. Reeds op 21 februari 1687 werd de eerste steen gelegd voor de bouw van een nieuw klooster. Voor de bouw van een kapel moeten we echter nog wachten tot in 1783 toen op 28 september van dat jaar Mgr. Jan-Baptist de Smet, bisschop van Gent, het nieuw gebedshuis inwijdde. Het werd onder de bescherming gesteld van de H. Ursula. De voornaamste bron van inkomsten van de Clarissen-Urbanisten bestond uit het geven van onderwijs aan burgermeisjes en het openhouden van een pensionaat voor edele en andere rijke "juffers". Door de bemoeienissen van Jozef II, door zijn onderdanen smalend "Keizerkoster" genoemd, hield de orde in 1783 op te bestaan. Reeds in 1790 werden ze echter door toedoen van de Staten van Vlaanderen in ere hersteld om dan opnieuw afgeschaft te worden, dit keer door de Fransen, in 1796. Toen waren er nog vijftien nonnen en drie lekenzusters. Drie van hen vonden een onderkomen in het Groot Begijnhof, zeven andere in het Klein Begijnhof en de rest bij familie of vrienden. De gebouwen waarop de Fransen beslag hadden gelegd, werden in 1797 verkocht. De religieuzen kochten echter via een stroman hun vroegere eigendom terug. Een poging tot herstel van het kloosterleven onder Koning Willem I liep op een sisser uit. In 1840 verkochten de laatste twee zusters hun goed aan de Franciscanen of Reeolietten van Tielt. Hier past het om de wijzers van de klok even terug te draaien. De oudst bekende aanwezigheid van Minderbroeders in Gent dateert van 1225. Deze verbleven toen in een huis dat gelegen was net buiten de stadsmuren op de "Poortackere". Een jaar later verhuisden ze naar een stenen gebouw dat zich situeerde op de plaats waar zich nu het gerechtsgebouw bevindt. Daar bouwden ze bovendien hun eerste klooster. De voornaamste doelstelllingen van de "FrĂŠrernineuren", een naam hen toebedacht door de Gentenaars, waren drieledig: gebed, vorming en sociaal engagement. Vooral in verband met dit laatste mogen we niet vergeten dat ze regelmatig diensten bewezen aan de gemeenschap zoalsbijvoorbeeld als brandweerlui, het vergezellen van de stadsmilities in oorlogstijd als aalmoezenier en optraden als verzoeners of onderhandelaars bij geschillen. Een oud handschrift, de Annales Gandenses uit 1302-1304, is het werk van een Minderbroeder en brengt een interessant verslag over de politieke en sociale gebeurtenissen in die periode. 104


Kerk van de Franciscanen op de Oude Houtlei.

105


Veruit de bekendste inwoner van het Minderbroederklooster was beslist Pieter van Gent die in 1522 zijn medewerking verleende aan de kerstening van Mexico. Bovendien richtte hij er een onderwijsnet op dat tot op de dag van vandaag nog steeds naar waarde wordt geschat door de Mexicaanse bevolking. Uit dankbaarheid lieten de inwoners van Mexico-City aan ĂŠĂŠn van de voornaamste lanen van hun stad een standbeeld oprichten voor hun "Fray Pedro de Gante". Een kopie van dit beeld werd op 16 januari 1976 ingehuldigd op het Fratersplein. De beeldenstormers lieten in 1566 en 1584 hun sporen na in het Gentse Minderbroederklooster. Tijdens de Gentse Calvinistische dictatuur stierven zelfs in 1578 drie paters de marteldood in het Gravensteen. Een deel van het klooster werd toen afgebroken, een ander deel gedegradeerd tot wapenarsenaal. Na het beĂŤindigen van de godsdienstoorlogen volgde een moeizaam hernemen van het kloosterleven. Klooster en kerk werden heropgetrokken. De kerk zelf zag zich zelfs verrijkt met drie doeken van Pieter Paul Rubens. Vanaf 1618 vervingen de Recolletten de Minderbroeders. De Oostenrijkers, gevolgd door de Fransen, legden heel wat beperkingen op aan de kloosterlingen tot ze uiteindelijk in 1794 gedwongen werden hun klooster te verlaten. Drie jaar later volgde de openbare verkoop van hun bezittingen en de sloop van de gebouwen. Het duurde nog tot 30 november 1840 tot wanneer de orde van de Franciscanen of Reeolietten hun herintrede deden in de stad. De nieuw aangekomenen bleven niet bij de pakken zitten want reeds in 1843 kregen ze de toestemming om de eenbeukige kapellangs de straatzijde te vergroten met een portaal waar.,. bij het huidige middendeel van de gevel tot stand kwam. Camille Colpaert jr. stond in voor het ontwerp. Een uitbreiding met twee zijbeuken volgde in 1856-1857. Daarbij verplaatste men het koor van de oostzijde naar de westzijde en werd de voorgevel voltooid. Deze neobarokke voorgevel van de huidige driebeukige pseudobasilicale kerk was vroeger versierd met beelden van de H. Maria met Kind, twee geknielde engelen en twee Franciscanen. Deze beelden werden enkele jaren geleden verwijderd. De kerk bezit naast een neobarokke preekstoel ook nog biechtstoelen uit het midden van de 19de eeuw vervaardigd door Paschal Baert. De neogotische beelden van het H. Hart, Sint-Jozef en Margareta van Cortona zijn van de hand van Matbias Zens. Aan de zuidkant van de kerk bevindt zich het portiershuis en een lange overwelfde gang die naar de sacristie en de kloostergang met binnentuin leidt. Ten 106


Kerk van de Franciscanen - Biechtstoelen.

107


zuiden van de kloostergebouwen is een ruime kloostertuin aanwezig. De op de Brandstraat uitziende oude dienstgebouwen en stallingen werden omstreeks 1900 vervangen door de neogotische gebouwen van de Sint-Antoniuskring.

BffiLIOGRAFIE - De Potter Frans: Gent van de oudsten tijd tot heden, Gent- 1882-1901, deel4, p. 222-268; deel 8, p. 317-324. - Bouwen door de eeuwen heen. Inventaris van het Cultuurbezit in België - Architectuur - deel 4 nb-zw-Stad Gent, p. 307-311. - Deseyn Guido: Gids voor oud Gent, Antwerpen 1984, p. 287-289. - Haerens Karel: Standbeelden van Gent, Gènt 1977, p. 48-49 (i.v.m. Pietervan Gent). - Broget Georges: Aan de Houtlei vroeger en nu, in: Ghendtsche Tydinghen, 1993, nr. I, p. 911.

GENTSE MEMORIEDAGEN 28-29 APRIL 28 April1479 Maximiliaan van Oostenrijk benoemt Jan van Dadizele tot Opperbevelhebber van de Gentse milities. Twee jaar voordien was hij reeds benoemdtot Hoogbaljuw. Hij werd geboren op het Kasteel van Dadizele op 28 Februari 1431. Pas 9 jaar oud verloor hij zijn vader. Hij studeerde een 6-tal jaren te Rijsel en te Arras. Hij was in 1449 schildknaap van een van de meest geduchte ridders van het Gulden Vlies, Sirnon de Lalaing. Hij vergezelde zijn meester op diens tochten en was bij het beleg van Oudenaarde. In 1455 trouwt hij met Catharina Breydel, dochter uit een der aanzienlijkste geslachten van Vlaanderen. Gedurende een 10-tal jaren is hij een goede huisvader. Hij beheert het familiaal domein in Dadizele dat hij tot grote bloei brengt. Het oorlogvoeren zit hem echter in het bloed en in 1465 neemt hij opnieuw de wapens op aan de zijde van Josse de Lalaing, zoon van zijn eerste meester. Hij is te Dinant bij de plundering, hij maakt deel uit van de groep die Karel de Stoute vergezelt bij zijn Blijde Intrede in Gent. Enkele weken later woont hij het beleg en de vernieling bij van Luik. Als Hoogbaljuw zal hij in 1477 de jonge hertogin Maria van Bourgondië vergezellen in haar verplaatsingen door het graafschap.

108


Hij organiseerde een actie tegen het gespuis bestaande uit afgedankte huurlingen, deserteurs, muiters, enz. die het platteland onveilig maakten door roof, moord, verkrachting. Deze actie was zo doeltreffend dat de plaag weldra verdwenen was en Maximiliaan benoemt hem tot Opperbevelhebber van de milities. De overwinning van Maxiruiliaan op de Fransen te Quinegate was in grote mate te danken aan het optreden van deze milities. Van Dadizele werd dan ook op het slagveld tot ridder geslagen. Door Maximiliaan, die hem "mon amy" noemde, werd hij belast met verschillende diplomatieke missies. Hij werd vermoord in 1481.

28April1656 Stichting van de St-Zacheusgilde. Deze gilde werd gezamenlijk opgericht door de wijn- en bierverkopers. Zij hadden hun kapel in de St-Michielskerk.

28April1664 De Gentse schepenen sluiten de schouwburgzaal van het stadhuis waar een groep Franse toneelspelers in een lichte komedie de Gouverneur-Generaal der Spaanse Nederlanden enigszins krujlcaturaal hadden uitgebeeld. Die Gouverneur-Generaal was toen Markies Louis de Caracena.

28 April1703 Geboorte te Gent van een Siamese tweeling. Dit zeldzaam feit verwekte hier heel wat opschudding. Het gebeurde in het gezin van de kleermaker Jan Quickelberghe uit de Holstraat dat zijn vrouw een beetje na middernacht voorbarig het leven schonkaan 2 meisjes die aan elkaar verbonden waren door de onderkant van de romp, op zulke wijze dat zij in.de verlenging lagen van elkander, de hoofdjes aan de uiteinden. ;,Gelukkige maar", zullen wij zeggen, stierven de kinderen de volgende dag. Deze gebeurtenis verwekte een geweldige ophef, en in het begin van de 18e eeuw waren slechts weinigen geneigd zo iets te beschouwen als een zeldzame afwijking van de natuur. Er was in de stad eenmonster geboren en er moest geen ogenblik aan getwijfeld worden dat dit een straffe Gods was. Het Magistraat, niet h~t minst, was zeer geschokt door ditfeit en was van oordeel "dat de postenteyt daer van deelagtig zoude worde". Het beval bijgevolg de beroemde Paifijn in het openbaar over te gaan tot een lijkschquwing. Het gebeurde aldus, onder meer in aanwezigheid van de .Schepenen,. van de Directeur en de bijzitters van het "Collegium Medicum" en van een aantal geneesheren en chirurgen. De indruk die dit verwekte was zo groot dat Palfijn de opdracht kreeg het geval in al. zijn bijzonderheden te beschnjven. Bovendien 109


werd de schilder N orbert Sauvage aangesproken om van deze zaak een gravure en een schilderij te maken. Nog hetzelfde jaar verscheen van Palfijn "Anatomycke of ontleedkundige beschrijving, rakende de wonderbare gesteltenis van eenige uyt- en innelycke deelen van twee kinderen dewelcke monstrueuselyck aen malkander vereenigt zyn onder den tronck van 't lichaam, geboren binnen de Stadt van Ghendt op 28 April1703." Palfijn zelf vertaalde deze verhandeling in het Frans. Buiten de kopergravure maakte Sauvage een schilderij van 2 meter hoog, een werk dat wel een unieke plaats inneemt in de schilderkunst. De tweeling staat er 4 maal op afgebeeld, liggende op de rug, op de buik, en twee zichten na de lijkschouwing met uitpuilende ingewanden. Het doek dat talrijke verblijfplaatsen kende, hangt nu in het nog veel te weinig bezochte Museum voor de Geschiedenis der Wetenschappen.

28 April1801 Lieven Bauwens dient zijn ontslag in als "Maire de Gand". Hij was burgemeester benoemd op 10 Juli 1800, maar nog geen jaar later hield hij het voor bekeken. Dat was min of meer voorspelbaar: een hyperactieve ondernemende man die zich vooral moet bezighouden met administratieve pietluttigheden houdt het niet lang uit. Verwonderlijk is wel dat hij het meer dan 10 maanden gedaan heeft.

28 April1898 Dood te Gent van Jules Seys. Deze Gentse "lollekeshîere" die geboren werd in 1840, zou bekendheid verwerven als "Burgemeester van 't Zieklien". Hij was behanger van beroep en werd wegens een lichaamsgebrek "Kromme Seys" genoemd. De man had in 1867 in café "Het Voske" op de Nederkouter een societeit gesticht "voor Vriendschap en Leute". Deze farceur was in zijn tijd een zéér populaire figuur die er altijd wel iets op vond om zichzelf en de leden van zijn vereniging te vermaken. Eén voorbeeld: op een avond was hij gezeten in zijn stamcafé; een van de andere klanten was iemand die daar juist rechtover woonde. Seys zei tegen hem: "Ik durf wedden voor een tourneetje dat ge niet eens kunt tellen tot 100 zonder onderbreken." De man ging direct op het voorstel in, kwestie van op een gemakkelijke manier een pint te verdienen. Hij begon dus: 1, 2, 3 ... Terwijl was een ander lid van de vereniging vlug naar de overkant gelopen om aan de vrouw te zeggen dat ze subiet moest komen, want dat haar man plotseling zot was geworden. De vrouw kwam in paniek toegesneld, en ja, haar man deed verre van normaal. Hij zat maar bezig: 42, 43, 44 ... Ze probeerde hem te doen ophouden, maar hij deed maar verder en pro110


teseerde met wilde gebaren. Toen zij aan zijn armen en benen begon te trekken riep hij uit: "Maor 'k benne kik nie zot, 't es veur e weddijnge!" En in plaats van een pint voor niets te krijgen, mocht hij er 15 betalen. Seys en zijn bende hadden besloten om van 't Zieklien een nieuwe gemeente te maken die onafhankelijk zou zijn van Gent. Zij stichtten bijgevolg een eigen gemeenteraad en hun gemeentehuis werd cafĂŠ "De Karper" aan de Kortrijkse Poort. De kleuren van de nieuwe gemeente werden vastgelegd op wit en zwart, om het onderscheid te maken met Gent dat zwart en wit als stadskleuren had. Op Zondag 8 Juni 1879 zou Seys ingehuldigd worden als Burgemeester. Dit ging vanzelfsprekend gepaard met feestelijkheden en een stoet die vertrok op de Koornmarkt. De nieuwe burgemeester zat in groot ornaat in een landau getrokken door 4 paarden. Naast hem zaten zijn 2 schepenen. Aan de Zonnestraat werd er halt gehouden voor een toespraak en het uitschenken van de erewijn. Overal op het parcours van de stoet waren duizenden mensen geschaard. Dan ging het naar het Gemeentehuis, alias "De Karper" waar een triomfpoort was opgesteld en het nieuw Schepencollege ontvangen werd met muziek. De Burgemeester ontving van in het wit geklede maagdekens de sleutels van de voornaamste inrichtingen, waaronder het Rasphuis en het Zothuis. Het aangekondigde banket voor 500 personen bestond erin dat iedereen die het wou bij de bakker pistolets kon kopen. In verschillende winkels waren er foto's te koop van de nieuwe Burgemeester van 't Zieklien. Een jaar later werd op de Kortrijkse Poort een plaasteren standbeeld onthuld van Jules Seys. Het werd gemaakt door Domien Van den Bossche. Bij deze gelegenheid was de Kortrijkse Poort omgedoopt in "Piazza Statuo della Sysso."

28AprĂź 1966 Inhuldiging van het beeldje van Johanna van Constantinopel in een nis boven de ingangspoort van het Decroly-instituut. Het werd gemaakt d.oor be.eldhouwer Bert Coolens en was een geschenk van "De Vrienden van het Oud Begijnhof'. Het verband is duidelijk, Johanna van Constantinopel wordt immers beschouwd als de stichtster van zowel het Groot als het Klein Begijnhof. "De Vrienden van het Oud Begijnhof' was een nu ter ziele gegane vereniging die gesticht werd in 1950. Ze was gedurende vele jaren actief onder de bezielende leiding van Apotheker Edmond Boonen van de Begijnengracht Hij werd geboren in 1895, maar na zijn heengaan in 1977 stierf ook de vereniging een stille dood.

29 April 1540 Uitspraak van het vonnis door KeizerKarel tegen de Gentenaars na de opstand van 1539. Het was niet mals, maar het moet gezegd worden dat de Gentenaars het wel een beetje gezocht hadden. 111


Men staat nu nog versteld over het totaal gebrek aan psychologisch inzicht van onze voorvaderen, van hun nutteloze en stupiede provocaties, van hun naĂŻef geloof in de goede afloop van de zaak. Akkoord, niemand betaalt graag belastingen, ook de Gentenaars van toen niet, en niemand zal beweren dat ze niet mochten protesteren, maar er is "de manier waarop". In 1539 blies hier "un vent de folie", de "creesers", de provocateurs van toen, speelden hier heer en meester zonder dat de Schepenen daar iets durfden tegen doen. De meest waanzinnige daden waren schering en inslag. Het verwonderlijke is wel dat Keizer Karel zo lang gewacht heeft om in te grijpen. Maar eindelijk was zijn geduld te einde en op 1 November 1539 vertrekt hij uit Madrid om hier aan te komen op 14 Februari 1540, gevolgd van een zeer sterke krijgsmacht. De Stad wordt onmiddellijk bezet en de Keizer trekt zich terug in zijn geboortehuis. Aanvankelijk gebeurt er niets en de Gentenaars beginnen zich illusies te maken, maar op 24 Februari (de 40e verjaardag van zijn geboorte) worden de Schepenen op het Prinsenhof ontboden om het requisitorium te aanhoren. Zij krijgen een copie en 10 dagen de tijd om er op te antwoorden. Wanneer zij op 6 Maart terugkomen om zich te verdedigen blijkt dat ze nog geen enkele les getrokken hebben uit de evenementen en ze komen voor de dag met argumenten die ze net niet hadden moeten gebruiken. En dan op 29 April worden ze ontboden om het verdict te aanhoren, geknield voor de Keizer in groot ornaat en omringd door al zijn edelen. Na voorlezing van de 35 delicten waaraan ze schuldig bevonden werden, komt het vonnis. Wij resumeren: al de privileges worden afgeschaft, al de bezittingen van de Stad en van de neringen worden verbeurd verklaard, een groot deel van de vestingen moet ontmanteld worden, de St-Baafsabdij wordt afgebroken om plaats te maken voor een dwangburcht. Op 3 Mei moeten de Gentenaars in het openbaar "amende honorable" doen. De Schepenen en de notabelen, blootshoofds in een zwart kleed zonder gordel, 50 "creesers" in hun hemd en met een strop rond de hals. Men kan niet zeggen dat de Keizer gehandeld heeft in een vlaag van woede, want hij zal meer dan 2 maanden de tijd nemen om alles te onderzoeken, te wikken en te wegen. Dat hij de zaak goed bestudeerd had en er voor gezorgd had dat niemand in verleiding zou komen om iets dergelijks nog eens over te doen moge blijken uit het feit dat veel Gentenaars er nog altijd een complex aan over gehouden hebben. Nu moet toch gezegd worden dat ook hier de soep niet zo heet gegeten werd als ze uitgeschept was. Het duurde niet lang of de straf werd gemilderd. Nauwelijks ĂŠĂŠn jaar na de uitspraak wordt een belangrijk deel van de zware geldboete kwijtgescholden, nog geen 3 jaar later krijgen zij hun verbeurd verklaarde Klokke Roeland terug, samen met een aantal in beslag genomen documenten 112


en privilegies. Andere bepalingen van de straf, zoals het ontmantelen van de stadspoorten en -muren worden niet uitgevoerd. De zogenaamde eeuwige haat tussen de Gentenaars en hun Keizer is een vertelseltje dat tegengesproken wordt door de historische feiten.

29 April1540 Op de dag dat het vonnis uitgesproken werd komt de Bisschop van Doornik de kerk van de gewezen St-Baafsabdij "deconsacreren".

29 April1550 Edict waarbij de doodstraf wordt gesteld op alle overtredingen inzake ketteriJ.

29 Apri11563 "Anno 1563, so wiert ghemaeckt die nieuwe eetcamer int Schepenhuys van den Keure, so groot dat men wel in stellen saude meer dan dry hondert personen waert noot. Aldaer was gehouden den 29 April1563, schorsse woensdach synde voor Paeschen, die eerste maeltijt van der Vierschare, van de voornoemse schepenen." Men kan zich natuurlijk afvragen waarom de Schepenen nu precies een eetkamer nodig hadden in het Stadhuis. Wel, het was zó dat zij verplicht waren aanwezig te zijn op de terechtstellingen en de daarbij meestal voorafgaande folteringen. Een dergelijk schouwspel zou tegenwoordig bij veel mensen de eetlust wegnemen, maar in die tijd scheen dat juist de appetijt te scherpen en na iedere terechtstelling boden de Schepenen zichzelf een etentje aan om wat te ontspannen na het gruwelijk schouwspel en de opgelopen emoties weg te spoelen met niet onaanzienlijke hoeveelheden wijn. Dit waren de vermaarde "banketten van den crime". Een eeuw later zou deze "eetcaemer" de vergaderzaal worden van het College van de Staten van Vlaanderen en de naam krijgen van "Ledenkamer". Wat niet belette dat bij speciale gelegenheden de zaal nog gebruikt werd voor feestmalen, zoals bvb. in 1709 toen, na aftocht van de troepen van Ladewijk xrv, een groot feestmaal aangeboden werd aan de 2 ontzettende generaals: de Hertog van Marlborough (deze van het gekende liedje) en de Prins Eugène de Savoie. Dit feestmaal werd opgeluisterd door een concert dat gedirigeerd werd door de gekende Gentse componist Pieter Loeillet. Heden ten dage vergaderen de Commissies van de Gemeenteraad er, vandaar de naam "Commissiezaàl". U weet wel, de zaal waar het portret hangt van Maria-Theresia met het fameus kanten kleed.

113


29 April 1783 Jozef II schaft het klooster van de Theresianen af. Deze Ongeschoeide Carmelietessen vestigden zich in 1644 in de Holstraat (nu Theresianenstraat). In 1790 kwamen de zusters terug en namen een korte tijd hun intrekt in "De Pelicaen" in de St-Kathelijnestraat. De Fransen zorgden er voor dat ze opnieuw afgeschaft werden. Ook na de Fransen verschenen zij hier opnieuw, maar in de loop der jaren was het aantal zusters sterk gedaald: waren zij nog met 16 in 1778, dan was dat aantal in 1793 gedaald tot 12 en in 1825 waren er in Gent nog maar 4 Carmelietessen. Hun klooster werd soms ook het Spaans klooster genoemd omdat de eerste drie zusters Spaansen waren.

29 April1796 Op het Feest der Gehuwden worden heel wat echtparen met lauweren gekroond, o.m. de Gentenaar Abraham Van Loo, vader van ... 27 kinderen. De moeder wordt niet vermeld.

29 April1868 Dood van Polydoor Vander Meersch. Hij werd geboren op 13 Augustus 1812. Staatsarchivaris te Gent. Hij werd rond 1850 gelast door de "Maetschappij der Vlaemsche Bibliophielen" met het uitpluizen van de bestaande exemplaren van het Memorieboek der Stad Gent. In 1852 verscheen het eerste deel handelend over de periode 1301-1500. Het 2e deel verscheen in 1853, het 3e in 1854, het 4e en laatste deel in 1861. Hij is ook de auteur van "La villede Gand considérée comme place forte".

29 April189S Stichting van de Oud-leerlingenbond van de Academie "Kunst en Kennis". Werd gesticht in "De Leeuw van Vlaanderen", een café in de St-Margrietstraat. Stichters waren: Oscar Van de Voorde, Edmond De Vos, Emiel Ledewijn, Gustaaf Van der Meersche en Richard Hendrickx. Architect Oscar Van de Voorde was er voorzitter van tot in 1935.

29 April 1919 Dood van Désiré Destanberg. Auteur van o.m. "Gent onder Jozef II" en "Gent sedert 1831 ". Deze onderwijzer en later directeur in het Stedelijk Onderwijs werd geboren op 24 Mei 1861. Enkele andere van zijn publicaties: "Geschiedenis van het Volksonderwijs te Gent (1770-1842)" - "De Gentse Herbergen en hun Uithangborden" - "De Kiezingen te Gent sedert 1830". Hugo COLLUMBIEN 114


BU DE RESTAURATIE VAN DE VISMUN IN 1880 Sinds juni 1690 hadden de visverkopers te Gent hun intrek genomen in een overdekte markt gelegen in de zuidwesthoek van het Veerleplein. Het gebouw staat er nog steeds, maar de drukte van de vismijn heeft allang plaats voor de stilte van een troosteloze inactiviteit. Het prestigieuze gebouw dat - naar men zei - schromelijk veel geld had gekost, heeft een wel heel opvallende voorgevel I. Boven de drie poorten van het gelijkvloers staan drie beelden, links en rechts respectievelijk de Schelde en de Leie voorstellend. Hoog boven de middenpoort troont Neptunus die door twee zeepaarden wordt voortgetrokken. Deze drie beelden zijn vermoedelijk in de steen gehouwen naar ontwerpen van de Antwerpse beeldhouwer Arthur Quellin (de Jonge). Bijna tweehonderd jaar na de ingebruikneming van de mijn werd het gebouw door een zware brand geteisterd. Dit gebeurde in de nacht van 8 op 9 december 1872. Als gevolg daarvan moesten de visverkopers weer voor korte tijd hun handel in de open lucht bedrijven. Het gebouw werd wel in de loop van de volgende jaren hersteld. De voorgevel was er echter door de brand en natuurlijk ook door de ouderdom zo erg aan toe dat men besloot hem volledig naar het oorspronkelijk ontwerp te herbouwen. De drie monumentale beelden werden toen nieuw ontworpen en gebeeldhouwd. Acht jaren nadien waren ze klaar. Op zaterdag 17 januari 1880 lezen we in De Gazette van Gent: "De beeldhouwwerken aan den ingang der Vischmarkt staan op het punt om voltooid te wezen. De heer K. De Kesellegt de laatste hand aan zijn werk. De zijstukken zijn de zinnebeelden der Schelde en der Lei, voorgesteld door eene naakte mans- en eene naakte vroufiguur". Toen de beelden begin februari op de voorgevel werden geplaatst en het vernieuwde gebouw weer zijn functie van overdekte markt kon vervullen, gaf deze gebeurtenis aanleiding tot enkele straatliederen2. Vooral de naakte likchamen kregen daarbij grote aandacht. Het eerste lied is door een anonieme volksdichter gericht tot Nette, een van de viswijven die in de mijn haar "breutje" wint: Dat zijn toch slechte tijen Waar gaat de wereld nu nar toe Hoe est ons Heere nog niet moe 't Es wreed, 'ken weet niet hoe! De Schelde en ook de Lije Ze staen er alle twee, nie waer, Lijk Adam en Eva daar, Zoo padder moeder klaar3! 115


Refrain Nette, mijn kind Och tjumenist4 wa spijt, De Vischmort waar g'uw breutje wint Es al zijneere kwijt! De Schelde al op zijn zije, Die ligt precies lijk Pier-la-la Mee zijn twee billekens bloot, ja, ja, Zoo, Nette, hoe vind de dà? En tans5 madame de Lije, Die zit te visschen aen een sluis, Er es wà pak aan, snel en struisch, Daar bij mama es 't huis6. De menschen roepen 't wrake? We staan te zweeten op ons stal Van kère8 en van 'k en weet niet al, We beven overal, Tot zelfs beneden stake9, Waer dat men nie is gauw verveerd, Die zegt men ook geaffronteerd, 't Es niet gepermetteerd. Daer was er lest een kwezel, Die als ze zij de Schelde zag, Zij zeker, 'k zeg het zonder lach, Dat zij haast kwalijnk lag, Ze botstege op mijn ezel, En alle twee, dat was wat straf, Die rolden zij in eenen draf, De Veereplassen 10 af. Dat kan alzoo nie blijven, We doen een toerken ll in 't gemeën, We leggen wij ons eens bijeen, We kopen onderreen, De visch en groenselwij ven, Een rok en jakke voor de Lei, Een broeksken voor de Scheld daarbij, Isl2 ons consciente vrij.

116


Toch blijken de blote lijven geen echt schandaal veroorzaakt te hebben. Het is allemaal vooral grappig: de idee een inzameling te houden en de Leie en de Schelde van enige kleding te voorzien, zal wel vlug de "conscientie" sussen van hen die nu niet precies als "kwezels" beschouwd kunnen worden. In een tweede lied komt Neptunus ter sprake, voor wie men ook wel een broek zou mogen kopen om zijn schamelheid te bedekken. Dit tweede lied van een anoniem gebleven zanger, is gedrukt op een in februari 1880 verspreid blad in folio-formaat dat slechts langs ĂŠĂŠn zijde bedrukt is. Het telt twee kolommen en bevat naast de tekst getiteld "De Nieuwe Vischmarkt" ook nog een als bladvulling bedoeld lied over de vraag of een blond- of bruinharig meisje te verkiezen is. Het lied over de nieuw geopende vismijn - waar blijkbaar niet alleen vis maar ook groenten verkocht werd - werd gedrukt bij Van Paemel in de Violettestraat, de bekende drukker van zovele markt- en straatliederen. Ook deze tekst werd in dezelfde februarimaand te Gent gezongen en verkocht. De nieuwe Vischmarkt Er is weeral wat nieuws in Gent, Dat ik U zal bezingen, Omdat ik weet alsdat het volk Veel houdt van nieuwe dingen: Het is van de overdekte merkte, Die men nu heeft doen bouwen, Voor vischverkoopsters groot en klein En ook voor groenselvrouwen bis 't Was vroeger al in de open lucht, En al de groensel vrouwen, Die klaagden dat ze in zomertijd Niets frisch en kosten bouwen. Zij riepen dat het Stadsbestuur 't Niet langer moogt gedoogen;Dat wortels, raap en seldere Alzoo stond te verdroogen.

[bis]

Des winters was 't een ander spel, En was het zoo gebleven, De vischverkoopsters op den duur Die waren al versteven. Ze konden spijts hun lollepotl3 Van koude zch niet stuipenl4, En blieken, paling, alles lag Vervrozen in de kuipen.

[bis]

117


Maar al't verdriet is nu gedaan; Nu hoort men niet meer klagen. Van regen, koude of zonneschijn, Of eenige and're plagen. Want vischverkoopsters oud en jong, En heel het groensel rasken, Die zitten in de nieuwe merkt Als in een glazen kasken. [bis] En boven d'ingang van de mijn Ziet men Neptunus prijken, Waar de Engelschmans soms uren lang Als uilen staan op kijken. Maar 'k denk, wijl zij nu toch het geld Gaan scheppen met heel hoopen, Dat zij Neptunus, hun patroon, Een broek zoûn mogen koopen. [bis] Ik hoop, men zal niet lijk weleer, Daar heele dagen kijven, Want ieder visch- of groenselvrouw Moet op haar stalken blijven. En al wie volgens 't reglement Zich daar niet wil gedragen, Die gaat de mammelokkerl5 in Tot einde van haar dagen

[bis]

W.L. BRAEKMAN

NOTEN 1. Zie lnventaire archéologique. Fiche nr. 178 (in het Nederlands vertaald werd die herdrukt in G.T., 25 (1996), 252-254 met afbeelding van de voorgevel, oude en nieuwe versie. 2. U. Gent, Centrale Bibliotheek, Vliegende Bladen, I, Doos 41, nrs. 62 en 63. Met dank aan J. Devolder die mij op deze teksten attent gemaakt heeft. 3. klaar: naakt. 4. tjumenist: een bastaardvloek. 5. tans: tons, dan. 6. Misschien betekent dit: bovendien ze (d.i. de Leie) voelt zich thuis. 7. Spreken er schande van. 8. kère: bet. mij niet bekend. 9. beneden stake: waar men het slachtafval in de penshuisjes verkoopt. 10. Veereplassen: St.-Veerleplaats; plassen: cf. Fr. place.

118


l L toerken: geldinzameling. 12. Is: lees: en daardoor is ... 13. lollepot: pot met gloeidende houtskool die 's winters onder de rokken van de vrouwen werd geplaatst en het dankbaar onderwerp van heel wat min of meer erotisch getinte marktliederen: cf. W.L. Braekman, Hier heb ik weer wat nieuws in d'hand. Marktliederen, Rolzangers en volkse PoĂŤzie van Weleer(Gent, 1990), pp. 101-128. 14. stuipen: bukken. 15. mammelokker: stadsgevangenis.

'T GENTSCH SPANT DE KRUUNE UUK IN 'T KEIZER KOARELJOAR Je kan er niet naast kijken: Keizer Karel bier, -T-shirts, -taarten en -tentoonstellingen, -concerten. Dit alles hoort bij de Karelgekte in het Keizerlijke Kareljaar 2000. Niet dat deze potentaat mijn bewondering wegdraagt, integendeel. De Gentenaars hebben daarmee "redelijk serieus uldere peere gezien". En als we eerlijk moeten zijn: hij met ons ook natuurlijk. Ondanks het feit dat hij hier meer afgebroken, afgeschaft, en vervolgd heeft dan achtergelaten, behalve een dwangburcht met een meute Spaanse waakhonden, dook ik uit nieuwsgierigheid toch eventjes in de muffe boeken op zoek naar taalkundige Karel-sporen.

Wie Koarel? Wa Koarel? Wel, Karel (Charles, Carlos, Kar/) is een eenstammige Germaanse naam en betekent eigenlijk hetzelfde als het Nederlandse woord Keerle, dat merkwaardig staat voor "vrij man, niet uit de ridderstand". In het Oudnoors betekent Karl: oude man uit het volk of echtgenoot. Dan heeft hij toch behoorlijk zijn best gedaan om aan alle betekenissen van zijn naam inhoud te geven. Na zijn dood-werd hij als vrij man, niet uit de ridderstand, zich incognito onder het volk begevend, in allerlei volksverhalen ten tonele gevoerd; hij is voor de normen van zijn tijd vrij oud geworden en als echtgenoot-"uitvijzer" heeft hij "bij de madams uuk zijn devuure gedoan".

Sarlekijnstroate In Gènt is de Keizer Karelstraat naar hem genoemd maar echte Gentenaars, wiens dialect doorspekt is met Franse woorden, noemen die straat steevast de "Sarlekijnstroate" of "Sarlakijnstroate naar het Frans Charles Quint, Spaans Carlos Quinto( ... -de vijfde). "Sarlekijnstroate" wordt ten andere nu nog altijd vaker gebruikt dan "Kaazer Koarelstroate". 119


Bij de vorige generaties was het zo dat de eenvoudige Gentenaar die de eigenlijke betekenis van het woord "Sarlekijnstroate" niet zo direct snapte, daar door volksetymologie de "Harlekijnstroate" van maakte.

Es mij dat ne Sjarel Uit de Gentse taalschat diepte we toch een paar Karel-woorden en -uitdrukkingen op. Van iemand die op zijn krachten roemt, die de "stĂŽrkste man van Gent" wil uithangen, zei men: "Karel den Baret" en gewoonlijk voegde men daar nog aan toe: "de pispotschijter" dit om de hele zaak te relativeren en "de klierkasse" er eventjes aan te herinneren dat zijn drollen even hard stinken als die van een ander. Zo is "ne zotte Karel" of "ne Sjarel", synoniem voor "nen halve zot, ne wietlewoai, een zothuufd, ne zotte kluut, een dwoas kieken, een dwoas kalf, nen dwoazekluut, ne zotte kwibus, ne zottekop ". Naast Karel V kende men te Gent ook nog "Karel de zesde". Dat was "den bijlap" of bijnaam die men gaf aan de Gentse Werkklok in 1714 die de werklieden tot de arbeid maande. Ook "Charles dix" (Karel X) bestaat in het Gents, maar dat is dan een term uit het dobbelspel. "Het Boekske der Teerlingen door Hoebedeboe" ( 1878) zegt daarover dat het een teerlingworp is van "2 verkens en 2 zessen" (2 vieren en twee zessen), ook wel eens "de goede tien" genoemd. Hij die het geworpen had riep: "Charles dix!" De tegenpartij reageerde daarop meestal met de repliek: "Charles dix n 'a jamais regnĂŠ" (Karel de tiende heeft nooit geregeerd.) De laatste betekenis van "koarel", maar dan met kleine letter, is penis. Laatst hoorde ik van Roger van Boxtaele, deken van 't Patershol, dat hij zich in zijn jeugd thuis beneden moest wassen achter een paravent en dat zijn moeder hem dan vroeg: "Hedd'u goed gewasschen, manneken? U koarelken uuk?" Het zou dus best kunnen dat de viriliteit en de vele buitenechtelijke relaties van onze Gentsche Keizerlijke Karel daar voor iets tussen zitten natuurlijk. Andere synoniemen voor penis waren "charel" of "choarel". Op de Brugsepoort en de Muide is "choarelen": plassen. Wie "Mee zijne kleine noar d'openluchtschoale" ging, wie "een pieske wou doen" zei: '"k Goa ne kier goan choarelen" maar van veel deftigheid getuigde het natuurlijk niet... Lieve kleine jongens durfde men al eens bedenken met het koosnaampje "Choarlewietse ", de Gentse uitspraak van de Franse dubbelnaam CharlesLouis. In een tweede betekenis wordt het ook wel eens toegepast op een klowneske man. "Dat es mij uuk ne Charlewie, den dienel"

120


Rijmen en dichten Emiel Anclelhof schrijft dat in 1830 een spot-stafrijm op koning Willem I van Nederland circuleerde. Het ging zo: "Wij willen Willem weg. Wilde Willem wijzer worden, wij wilden Willem wel

Maar wie van de Gentenaars kent er niet het stafrijm: Keizer Karels kleine kientses keunen kleine kromme keutelkens kakken"?

Eddy "den Twiedekker" LEVIS

OPLOSSING PUZZEL '99 Gemiste concerten en Andaluzische baletten, aangebrande houletten en verstopte toiletten ... ik vraag me reeds af wat de puzzel'99 zal aangericht hebben. Maar ondanks dit alles krijgt U nu (de) uitslag van onze enige echt kwies '99. 1) Borluut Jan; F. Van Dycke, Recueil héraldique avec des notices généalogiques et historiques sur un grand nombre de families nobles et patriciennes, Brugge 1851, blz. 62. 2) Daels Frans; H.J. Elias, Vijfentwintig jaar Vlaamse beweging 1914-1939, dl. IV, 1971-1972. 3) Albert Van Buffel; M. Dubois, Albert van Huffel1877-1935, Gent 1983, blz. 105-130. 4) Garens Jacobus; R. van Driessche, Beeldhouwkunst uit vele eeuwen, in: Van academie tot museum (een bundei studies n.a.v. het eeuwfeest van het Stedelijk Museum van Lokeren), Brugge 1996, blz. 71. 5) Peeters Georges; Liber Memorialis Rijksuniversiteit Gent, dl. II; 1960, blz. 483-9. 6) Clemençon Jean-Pierre; K. Haerens, Gentse merkwaardigheden, Gent 1980, blz. 11-13.

121


7) De Guibretean Hubert; R. Van Driessche, Een treurige bladzijde uit de Oost-Vlaamse kunstgeschiedenis, in: Cultureel Jaarboek voor de provincie Oost-Vlaanderen 1953, dl. I, 7dejg., Gent 1958, blz. 103, 145. 8) Plan-Zerck, J. Zerck, De reanimatie van de Gentse stadswijk het Patershol, in: Het Pand der Geschoeide Karmelieten en de wijk "Het Patershol" te Gent, Gent 1974, blz. 139-140. 9) Frederique Perrenot de Champagny; L. Brouwers, de Jezuïeten te Gent, Gent 1980, blz. 39-40. 10) Ranst; P. De Pue, Geschiedenis van het voormalige klooster van St.Catharina van Senen van de Predikheressen-Dominikanessen Nieuwland te Gent (1628-1783), Gent z.d., blz. 34, 39, 45. Dit geeft ons dan het volgende overzicht:

DE

i

G

CLEMENç

N HUFFEL RENS .

De letterlijke hoogvlieger was natuurlijk een verwijzing naar een vogel en dan denken we uiteraard aan de Jan van Gent. Deze witte zeevogel treffen we aan in Noord-Europa en Noord-Amerika. We vliegen er hier dan eens uit, maar als Gentenaar kan ik zo hoog niet komen, dus ik vlieg maar in mijn dromen, m.a.w. de gedroomde quizmaster. Was het een moeilijke puzzel? Ongetwijfeld. Wij kregen slechts 7 antwoorden binnen, waaronder 3 correcte, 2 met één foutje en 2 met 2 foutjes. Dus, wel 122


oplosbaar maar toch wat te zwaar voor verschillende van onze getrouwe puzzelaars. Laureaten, geklasseerd in de orde van aankomst: de heren Leon Elderweirt, Marcel Van der Straeten en Jos Tavernier. Struikelden over één vraag: de heer Arthur De Decker en Mevrouw Rachel Vanderhaegen-Vandenbossche. Twee foutjes voor Mevrouw Eisa WautersD'haen en de heer Piet Cassiman. Meerdere deelnemers hadden bedenkingen bij Vraag 7 en vermoeden dat onze Quizmaster een steekje heeft laten vallen. Enkele reacties: De heer Arthur De Decker, i. v.m. Vraag 7 waarin gezegd wordt dat het relikwieënkruis zich thans bevindt te "Gent, Minderbroeders-Recolletten" doet opmerken dat dit kruis zich thans bevindt in het Museum voor Religieuze Kunst in het Klooster van de Minderbroeders te Sint-Truiden. Merkwaardig genoeg geeft hij als antwoord op die vraag: "Jan de Misdaadman". Zoals gewoonlijk geeft hij een uitgebreide lijst van al de geraadpleegde bronnen. Hij eindigt met een bloemetje te werpen: "Een proficiat voor de kwiesmaster. Het was een zeer gevarieerde kwies waarbij zeer verscheiden bronnen moest geraadpleegd worden. Zonder heel wat creativiteit is het onmogelijk de antwoorden te vinden en dat is juist het plezante daarvan. Als er dan ook nog weinig of geen fouten inzitten, dan is het dubbel plezierig". Mevrouw Rachel Vanderhaegen-Vandenbossche heeft in het Patershol geen enkel restaurant gevonden met een naam van 3 woorden. Zij is gestruikeld over Vraag 10. Zij gaf daar als antwoord Jacobus Canin. Alhoewel deze keer "Primus" schrijft de hèer Leon Elderweirt dat deze puzzel te moeilijk voor hem was en hij geeft toe dat hij. ook andere puzzelaars geraadpleegd heeft. I. v.m. Vraag 7 raadt hij onze Quizmaster aan een goede bril te kopen. De Heer Marcel Van der Straeten stelt de vraag: "Is de Quizmaster onfeilbaar?" Na al wat hij schrijft krijgen wij de indruk dat onze Quizmaster bepaalde van zijn pauselijke prerogatieven gaat moeten inleveren. De moeilijkheden beginnen bij Vraag 7. Dit relikwiekruis is sinds jaren in het klooster te Sint-Truiden. Zowel volgens de heer Van Driessche als Pater Nowé (archivaris van de Minderbroeders-Recolletten op de Oude Houtlej) is het Hubert de Guibretau. Een u en dus geen n. Het restaurant "Jan van Gent" is nergens te vinden in het Patershol, noch volgens de Gele Gids, noch na een grondig onderzoek in het Patershol en ook de Deken van het Patershol heeft nooit gehoord van dit restaurant aldaar. (Awèl, santé). Mevrouw Eisa Wauters-d'Haen geeft toe dat zij deze keer geklopt is. Vraag 10 was inderdaad een moeilijke en ook bij Vraag 7 heeft ze zich moeten overge123


ven, maar dat zal niemand haar kwalijk nemen. Nochtans heeft zij er veel plezier aan beleefd. De heer Jos Tavernier heeft het natuurlijk ook over Vraag 7 en hij vraagt zich af of onze Quizmaster vroegtijdig getroffen werd door de Milleniumbug. Hij stelt zich vragen over zijn onderscheidingsvermogen tussen een u en een n. Zijn grootmoedigheid komt evenwel tot uiting aan het slot van zijn brief, want hij schrijft: '"t was weer spannend en wie zonder fouten is werpede eerste steen (of stelt zelf een kwies op!). Conclusie: Nobody is perfect en de quiz wordt toch nog altijd sterk geapprecieerd door onze lezers. Er is dus voor onze Quizmaster geen reden om in een vlaag van depressie een einde te stellen aan zijn leven.

VOETNOTEN bij het artikel'"t Gentsch spant de Kruune. Overmoeskes en moeskesmoakers" verschenen in ons vorig nummer op pp. 57-60. Door een vergissing waren deze noten weggevallen. I. taft <Perzisch: taftak = spinnen. Taftas of taftzijde is een gladde, effen geweven stof uit fijne zijdesoorten. Wordt nu nog gebruikt als avondkledij voor dames en voor linten. Soms wordt zij aan de verkeerde zijde ondoordringbaar gemaakt voor gassen en vloeistoffen en dan wordt zij gebruikt in de chirurgie of als omhulsel voor gasballons. 2. "hilder": platte vorm van "hulder". 3. "expresse": <Fr. expression =uitdrukking. 4. "hirken": platte vorm van "hurken"= luisteren: "Hurkt ne kier hier. Ge moet goed hurken. Hij wil nie hurken. Hurk noar u voader, hij es ĂŞwer ofte gij!" Criminele Processen 1782: "... Den weleken aen den attestant vraghde wat hy daer stont en heurckte." 5. "lijjen": lijden, afzien. 6. Bedoeld wordt: stemmen voor de socialisten. Zij ijverden o.a. voor arbeidsduurvermindering. 7. Hier: stemmen voor de katholieken. 8. "gerist" platte vorm van "gerust"; (ww.) rusten, rustte, gerust. 9. chapeau buse: <FR.: buishoed of hoge hoed. Aan de hoed kon men vroeger rang en stand aflezen, boeren droegen bvb. een zwarte hoge zijden pet, arbeiders een klak, het burgermannetje een bolhoed, en de hoge burgerij de hoge hoed of "chapeau buse". 10. flankaard: pand of slip van een jas. Een jas met lange panden, die steeds tegen de benen slaan; i, Gent ook wel "kontekletser" genoemd. 11. stijve rechtopstaande kraag of boord van een hemd. 12. Janklasse: <Nl..: JanKlaassen, een bekend poesjenellenspel ('t spel van Pier Jan Klaas of Jan Klaassenspel) dat vroeger vaak op straat werd vertoond. In het Gents ook "Pier Jan Klaas" of "Pier Jan Klas": een draaier, een onstandvastig persoon die dikwijls van mening

124


13.

14.

15. 16.

17.

verandert, een beslagmaker, of iemand die zich door anderen laat manipuleren zoals een trekpop (in het het Gents ook "ne Pier Jan Klaas"). -I. "nen type"< Fr: un type, "een typke, nechiquen type": iemanddiezich onderscheidt door zijn goedheid, mildheid, het geven van goede voorbeelden. -2. iemand die zich bijzonder opschikt, "ne muscadin". muscadin < ltal.: moscardino, een kleine met muscus geparfumeerde pastille. Naam in 1793 in Frankrijk gegeven aan de koningsgezinden die zich door hun potsierlijke en exuberante kledij wilden onderscheiden van de sans-culottes, die er tamelijk slordig bijliepen. (Uit haat tegen de aristocratie, die nauwsluitende kniebroeken droegen, hadden deze laatsten de mode van de brede broekspijpen ingevoerd). Het geliefkoosd parfum van de "muscadins" was de muscus. In het Gents bestaat ook de variant "muskadijn" wat eveneens pronker of modegek betekent. Met "les incroyables" beleefden de modegrillen tijdens het directoire (1795-'99) een hoogtepunt van extravagantie met buitenmaatse tweepuntige hoeden, pruiken met "hondenoren" (en oreille de chien), grote knopen, immense mousseline kragen, men was gewapend met dikke, knoestige wandelstokken, had strikken aan de kniebroek, droeg gestreepte kousen en habijten in opzichtige kleuren (bvb. flessengroen) en andere tierelantijntjes. Zij onderscheidden zich vooral door hun taalgebruik, hun kledij en hun mysterieuse ietwat samenzweerderige houding. Bij het praten werd de "-r" niet uitgesproken en ze gebruikten uitermate gezochte uitdrukkingen. Zij hebben hun naam te danken aan het feit dat zij overal te pas en ten onpas de uitdrukking: "C'est inc(r)oyable!" gebruikten. "Les merveilleuses" waren hun excentrieke dames die aan hun zijde pronkten met verhoogde taille, diepe decolleté's en grote klephoeden. <Fr.: folie: Gents: "folieë": dwaasheid, domheid, ook zottigheid, uitspatting. remplaceeren < Fr.: remplacer (ww.): vervangen. In Gent, zoals elders, waren er toen speciale bureau's die voor kapitaalkrachtigen die er zich ingeloot hadden "remplaçanten" of plaatsvervangers zochten, die mits betaling in hun plaats legerdienst deden. Daartegen kwam zwaar protest van de gewone man die dit als zeer onrechtvaardig ervaarde. "'Ken vraag i af': En ik vraag u.

BffiLIOGRAFIE Einde verleden jaar verscheen het 4e en laatste deel van "Hoe schrijf ik de geschiedenis van mijn gemeente?'' Wij herinneren er aan dat dit onmisbaar werkdocument voor historici en heemkundigen werd uitgegeven door het "Centrum voor Geschiedenis, Universiteit Gent" in samenwerking met de "Stichting Mens en Kultuur". De redactie onder leiding van Professor J art ART kon rekenen op een 50-tal competente medewerkers. Het laatste deel is volledig gewijd aan het aspect ARCHEOLOGIE. Wij herinneren even aan de vorige uitgaven: Deelt: Nieuwste Tijden. 19e en 20e eeuw. 324 blz.- 995 fr. Deel2: Middeleeuwen en Moderne Tijd. 12e en 18e eeuw. 264 blz.- 895 fr. 125


Deei3A: Hulpwetenschappen (volume 1). 310 blz.- 995 fr. Deei3B: Hulpwetenschappen (volume 2). 416 blz.- 1295 fr. Deel4: Archeologie. 478 blz.- 1295 fr. De hele serie bevat 1792 bladzijden en kost 5.475 fr, maar de delen zijn natuurlijk ook afzonderlijk te bekomen. Al deze boeken zijn verzorgd gedrukt, zijn rijkelijk geĂŻllustreerd en hebben een formaat van 16 x 24 cm. Wanneer men moeilijkheden mocht ondervinden ze te bekomen in de boekhandel kan men nog altijd contact nemen met Uitgeverij "Mens en Kultuur" Maaltebruggestraat 288 te 9000 Gent. Tel.: 09.245.37.43. Maurice Maeterlinck stierf in 1949. Verleden jaar was dat dus 50 jaar geleden en om deze gebeurtenis te herdenken gaf de Stad Gent een boek uit getiteld "Maurice Maeterlinck. Een Nobelprijs voor Gent." De auteur ervan is AndrĂŠ Capiteyn. Een uitstekend initiatief, want kent iedere Gentenaar de naam Maeterlinck, hoeveel zijn er die echt weten wie hij was. Dat zullen er bitter weinig zijn, vrezen wij. Na lezing van deze publicatie zal men zich een beeld kunnen vormen van de figuur van Maeterlinck. Gecondenseerd, maar zeer vlot geschreven krijgt men een overzicht van het leven, het werk, de achtergrond van onze beroemde stadsgenoot. Interessant zijn vele weinig of niet bekende details. Het boek van een formaat van 19 x 26,5 cm. telt 49 bladzijden. Slechts 49 bladzijden? Ja, maar het is ongelooflijk, wanneer men een beetje zijn gedachten kan ordenen, hoeveel men kan vertellen op 49 bladzijden. Het boek is bovendien zeer verzorgd gedrukt en rijkelijk gei1lustreerd, ook met foto's die men voor de eerste maal zal zien. Het boek eindigt met een chronologisch overzicht van de 93 Nobelprijzen voor Literatuur die tot hiertoe uitgereikt werden. Een aanrader dus. Prijs: 250 fr. Te bekomen in het Hotel Vander Haeghen, het Stadsarchief en het Stadswinkeltje. Ook al iets dat verleden jaar kon gevierd worden was het 100-jarig bestaan van onze "Vlaamsche Theater". Dit was een gelegenheid voor het "Documentatiecentrum van Dramatische Kunst" niet een boek, maar een kunstmap uit te geven met 21 tekeningen van Gentse theaters of gebouwen waar theater gespeeld werd en dat kan dan ook een herberg of een kelder zijn. Titel: "500 jaar Toneelzalen en Schouwburgen in Gent". Kwaliteit gegarandeerd, want al die tekeningen werden gemaakt door Etienne Hublau, meer moeten wij niet zeggen. Het begint al in de 15e eeuw met de "Comedianten Caemere" in het Stadhuis. 126


De kunstenaar heeft dus ook beroep moeten doen op documenten van het Stadsarchief want de Sodaliteit, het Ganxken, de Sint-Sebastiaensschouwburg kan men nu niet meer gaan tekenen. Deze kunstmap kost 500 fr. en - zoals de uitgevers het doen opmerken - nog geen 25 fr. per tekening" en dat is echt niet te veel. 21 dubbele bladen van formaat 21 x 29,5 cm. met op het rechtergedeelte de tekening en links een begeleidende tekst. Te bekomen bij de Penningmeester van de vereniging: Bromeliastraat 28 te StAmandsberg, na telefonische afspraak op het nummer 228.38.47. Ook te bekomen in ons Documentatiecentrum. Wie het thuisbezorgd wenst schrijft 625 fr.over op Rekening 447.0069151.12 van het "Doe. Centrum Dramatische Kunst" te Gent. Ter gelegenheid van de prestigieuze tentoonstelling in de St-Pietersabdij verscheen "CAROLUS. Keizer Karel V. 1500-2000", een kanjer van een boek. Afmetingen: 24,5 x 29,5 cm., 368 bladzijden en - zoals gewoonlijk - zeer verzorgd gedrukt door Snoeck-Ducaju en Zoon. Meer dan 340 prachtige afbeeldingen waarvan de overgrote meerderheid in kleur. Het boek bestaat uit een serie wetenschappelijke bijdragen en anderzijds een uitgebreide catalogus van de tentoonstelling. Wij zien er van af een dergelijk boek in detail te bespreken. Wanneer men het doorgelezen heeft zal men zich een zuiver beeld kunnen vormen van de figuur van Keizer Karel en van de wereld en de tijd waarin hij leefde. De prijs van 1.200 fr. is in feite een spotprijs en het zou ons sterk verwonderen moest de kostprijs daar ver beneden liggen. Wij nemen aan dat het boek nog wel te krijgen zal zijn in de St-Pietersabdij en in het Stadswinkeltje aan het Zuid. Wij willen bij deze gelegenheid toch nog enkele woordjes kwijt over deze tentoonstelling. Enerzijds uniek en prestigieus, want al die kunstschatten en kostbare historische documenten op één plaats bijeen brengen is toch wel een uitzonderlijke prestatie. Anderzijds was de opstelling toch niet perfect. Negatief was de - op vele plaatsen - te schaarse verlichting, iets wat aan alles een eerder somber aspect gaf. Men zal zeggen dat tie schilderijen niet te fel belicht mochten worden. Akkoord, maar in de musea waar ze vandaan komen worden zij toch ook op een normale manier belicht. Vele teksten in de vitrinekasten konden niet gelezen worden wegens de te schaarse verlichting en wanneer men zich voorover boog om de tekst beter te kunnen lezen ging men, wegens de opstelling van de lichtpunten, in· zijn eigen schaduw staan. Meer dan een bezoeker was gefrustreerd omdat hij niet had kunnen lezen wat hij graag geweten zou hebben. En nog een ander punt dat vatbaar is voor verbetering: de tekst op de grote 127


panelen, witte letters op een pastelkleurige achtergrond. Misschien artistiek, maar het komt de leesbaarheid niet ten goede. Niet iedereen heeft arendsogen en zwart op wit of op geel is toch nog altijd een goede combinatie. Men meldt ons de verschijning van het boek "100 Jaar Rode Kruis, Afdeling Gent". Het boek werd geschreven door Marc Loockx en bevat 136 bladzijden en meer dan 180 foto's. De prijs bedraagt 500 fr. en het kan bekomen worden door overschrijving op Rekening N° 290-0225825-30 met de vermelding "Boek 100 jaar, Afdeling Gent" of door telefonisch contact te nemen op het nummer (09) 225.61.79.

H.C.

VRAAG EN ANTWOORD De heer Richard Caese maakt een opmerking en heeft een vraag: In het nummer 6 van Ghendtsche Tydinghen staat in het artikel "Gentse Memoriedagen 25 april" als geboortedatum van Jean-Jacques-FrançoisAndries 1789. Dat is volgens mij een drukfout en zou moeten zijn 1798. Althans volgens het boek van Marc Anseeuw "Meesters in het Rijk der Tonen" (blz. 177). Ik zou ook graag, indien mogelijk, vernemen waar ik gegevens kan vinden over de opera "L'Orpheline"? In de operaliteratuur vind ik slechts één opera van die naam en die is van K. Miry, kinderopera opgevoerd in Gent 14-05-1876 door gasterend gezelschap "L'Avenir" (door kinderen opgevoerd). De heer R. Schuurmans vraagt: "Kan er mij iemand inlichtingen bezorgen over de schilder en glazenier Alberic Y sebie, ook soms Y sabie, over zijn werken in kerken en waar deze te vinden zijn, hier of in Zeeuws Vlaanderen." Een vraag van de heer W.L. Braekman: Een maatschappij te Gent die "de Kattejongens" heette, vierde in 1879 haar vijftigjarig bestaan. Ze had haar lokaal in de Kasteelstraat 2, wat toen het "nieuwe lokaal" genoemd werd. Begin september 1879 hield de wijk Dampoort en Leopoldstraat, Kasteelstraat en Zonder Naamstraat een "Luisterrijke Vlaamsche Volksfeest en Kavalkade" die door deze Kattejongens georganiseerd werd. 128


Volgens het gedrukt gedetailleerd programma van het feest was dit een lachwekkende gebeurtenis die aangekondigd werd "door het luiden van geen klokken en het losbranden van geen kanonnen"; veertig kletskoppen zorgden's avonds voor de verlichting. Er was een banket met "soep van sneeuwballen, blink met patatten" , enz. De voorzitter van de maatschappij was toen een zekere De Vuyst, de ondervoorzitter heette P. De Bosscheren de "geheimschryver" Keerberg . Wie kan meer informatie verschaffen over "de Kattejongens"? De heer Luc Devriese stuurde ons onderstaande bij foto. Hij schrijft: In de fototheek van het Gentse Stadsarchief worden heel wat herinneringen bewaard. Tussen de talrijke foto's van gebouwen, stoeten en plechtigheden allerhande viel er ons eentje toch wel bijzonder op: een stootkar met ingebouwde brandkoffer (Fototheek/XLVIII- 77). Volgens de bij foto genoteerde inlichtingen werd dit ongewoon vervoermiddel gebruikt voor de dagelijkse geldtransporten tussen de Nationale Bank aan het Bisdomplein en de Generale Bank op de Kouter. Nu gebeurt dat een klein beetje anders ...

Geldtransporten in vroeger tijden.

129


Toen de foto genomen werd, was de kar waarschijnlijk allang buiten gebruik. Wanneer die gebruikt werd is ons niet bekend. Misschien weten sommige lezers daromtrent iets meer? De volgende vraag komt van Dr. Loc Goeminne (Zulte): De volgende personen van adel bezaten in 1650 eigendommen te Petegemaan-de-Leie, doch ze woonden wellicht allen te Gent. Graag ontvingen we meer inlichtingen over de volgende namen: Jonkvrouw Maria, echtgenote van Jonkheer van Heethuyse Jonkvrouw Margriet, echtgenote van Jonkheer Jan de Backere Jonkvrouw Anna, echtgenote van Jonkheer de Liliers Heer Pieter van der Plas Heer Claude de Carlier Raadsheer Van der Spiet.

LEZERS SCHRUVEN ONS De heer Marcel Pieters (Lokeren) auteur van het "Woordenboek van het Lokers Dialect" schrijft ons het volgende:

MOET ER NOG 'LUTSEPOEPE' ZUN De in 'Gentsche Tydinghen' ontstane polemiek in verband met het gerecht 'lutsepoepe' neemt stilaan de allures aan van een vervolgverhaal dat zelfs de grenzen van de Afteveldestad overschrijdt! Wij, als Lokeraar, willen hierbij niet ten achter blijven, temeer daar in een laatste reactie ook iemand uit onze stad vermeld werd. Maar, laat ons eerst even kort samenvatten wat voorafging. In een eerste inzending had E. Levis het over 'Wilsonspek' gemengd met boter, water en bloem. Uit deze samenstelling - na gesmolten en door elkaar geroerd te zijn- resulteerde een wiebel-waggelend smeersel, een soort dikke boterpudding of lutsepoepe (1). Enkele tijdschriften later brengt W.L Braekman in een goedmoedige repliek enige aanvulling, en bewijst hij dat achter het woord 'lutsepoepe' meer zit dan de volkse etymologie laat vermoeden. Tevens verwijst de auteur in zijn bijdrage naar volkskundige Julius De Hulsters. Deze zou te Overmere en Kalken - beide buurgemeenten van Lokeren - een gerecht van die naam voorgeschoteld gekregen hebben, waarbij het bord gevuld was met halfdoorschijnende wit-geelachtige gelei met daarin een zestal in twee gekapte varkenspootjes. W.L Braekman besluit dat- naar zijn mening- 'lutsepoepe' de 130


de naamgeving was en is voor allerlei bereidingen op basis van gekookt slachtafval. En, voegt hij er nog aan toe, de samenstelling 'lutsepoepe' echter zoekt men tevergeefs in de gangbare woordenboeken of idioticons (2). Een aantal maanden verder is er in onderhavig tijdschrift een nieuwe reactie. Dit van de hand van Eddy Levis en gericht aan het adres van W.L. Braekman. Daarin haalt de inzender onder meer de getuigenis aan van Lokeraar Alfred Van Eetvelde, bij wie hij de reeds eerder vermelde samenstelling van 'lutsepoepe' optekende (3). En nu komt de Lokerse versie: de naam van de door beide scribenten geciteerde en becommentarieerde schotel heeft in de Durroestad niets te maken met een of ander gelatineachtig vleesgerecht! 'Lutsepoepe' of 'litsepoepe' (4) is hier ter plekke gewoonweg koude, opgesteven vanillepudding! Het verwondert ons trouwens ten zeerste dat bepaalde zegslieden uit de Lokerse regio een andere verklaring gaven. Misschien bedoelden ze eenvoudig: 't is persies lutsepoepe het lijkt wel vanillepudding. Iets wat men eventueel ook kan zeggen van bijvoorbeeld gelei van rode bessen: ook deze trilt, schudt, lilt, lutst. .. als een goed bevleesde bips! Laten we nog even verwijlen bij genoemd melkproduct. Het is evident dat dit reeds generaties lang in onze contreien bekend Staat als 'lutsepoepe': onze grootouders en ouders smulden er immers al van. En onze kinderen en kleinkinderen lusten ze even graag. Zo herinner ikzelf me nog dat het in de dertiger jaren - mijn kindertijd - altijd een beetje feest was als dit gerecht op tafel kwam. Dit dan meestal als dessert, bestrooid met witte of bruine suiker. Nadat we soep gegeten hadden nuttigde we uit hetzelfde bord onze aardappelen. In heel wat gezinnen werd nadien de teljoor- nadat ze afgelikt was! - omgedraaid en daar werd dan de 'lutsepoepe' op geserveerd. Een echt culinair genoegen werd het pas als de lekkernij aangevuld was met kriekskes, drijvend in hun heerlijke, roodkleurige saus. Voor bepaalde gerechten, gevuld met Lokerse 'litsepoepe', moet men uiteraard niet bij de beenhouwer maar bij de bakker zijn! Zo bestellen echte Lokeraars bij een echte Lokerse bakkersvrouw - en dit zonder blikken of blozen - nog altijd 'n hoeksken mee litsepoepe of nen toetere mee litsepoepe. Ook 'n snuifduuĂŤze (eclair) is gevuld met hetzelfde melkproduct. En wat de bestaande dialectwoordenboeken betreft: een aantal onder hen hebben de samenstelling in kwestie als lemma opgenomen. Bijvoorbeeld dit van Gent (5), Lokeren (6), Overmere (7), Zele (8) ... Laten we deze bijdrage besluiten met de hoop dat er ook in dit nieuwe millenium nog veel 'lutse'- of 'litsepoepe' mag gegeten worden!

131


NOTEN I. E. LEV IS, 't Gentsch spant de kruune. Kust nu mijn kloefkes. In: Ghendsche Tydinghen, 27 (1998), blz. 254-258. 2. W.L. BRAEKMAN, Het woord en het gerecht 'Lutsepoepe'. In: Ghendsche Tydinghen, 28 (1999), blz. 97-98. 3. E. LEVIS, Het woord en het gerecht 'Lutsepoepe' In: Ghendsche Tydinghen (rubriek: Lezers schrijven ons), 28 (1999), blz. 242-243. 4. In Lokeren-centrum wordt de Nederlandse 'u' zoals in bukken, rug, put, mug enz. ontroond tot een korte 'i'. Dit in tegenstelling met sommige wijken ten zuidwesten van het centrum die dit verschijnsel niet kennen. 5. E. COCQUIT, Ontwerp voor een nieuw Gents idiotikon. Gent, 1994, blz. 45: lutsepoepe: pudding die bij het heen en weer schudden een speciaal geluid maakt. Slijmerige brij. 6. M. PIETERS, Woordenboek van het Lokers dialect. Lokeren, 1995, blz. 210: litsepoepe: koude en erg stijve vanillepudding. (bakker) 'n Boeksken mee litsepoepe een geglaceerd rechthoekig gebakje van bladerdeeg dat gevuld is met vanillepudding. litsepoepvirme: een meestal van kartels voorziene blikken vorm waarin men vanillepudding laat stollen. Ne litsepoepvirme die moe vertind zijn, ander zot (h)ij dirve roesten. 7. J. VAN HOECKE en W. VAN WAELVELDE, Overmeers woordenboekje, Overmere, 1987, blz. 38: lutsepoepe: slappe crème. 8. R. DE BEULE en K. VAN MALDEREN, Zeels lexicon en Bargoens woordenboek. Zele, 1996, blz. 57: lutsepoeppe: niet al te consistente vanillepudding. 't's frijdags ouveste makt ons moedder attijt lutsepoeppe.

132


GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring Gent V.Z. W. 29e jaargang nr. 3 15 mei 2000

INHOUD - Daniël van Ryssel: Ik zou daar een boek kunnen over schrijven: De charmes van de dagelijksbeid (Vervolg). 134 - Alfons Van Werveke: Inventaire archéologique: De baksteenen gedenkplaat van de kapel der Leugemeete. 143 - Victor Antheunis: Dagboek na 11 September 1941 tot en met de Bevrijding 6 September 1944. Einde oorlog 8 Mei 1945. 145 - Noël Goossens: Lorlewijk en Bertha De Vriese. 157 - W.L. Braekman: De Driepikkel te Mariakerke: het Executieoord van de Gentse Oudburg. 162 - Luc Devriese: 171 Help! Een vrouw(?) in de Leie aan de Minnemeers. - Hugo Collumbien: Gentse Memoriedagen: 30 April - 1 Mei. 176 - Eddy Levis: "'t Gents spant de kruune": Hoe vast het vrouwelijk geslacht is. 185 - Documentatiecentrum: Werking 1999. 189 - Eddy Levis: Nog eens "Moeskesmoakers". 193 - Bibliografie. 194 - Vraag en Antwoord. 199 200 - Lezers schrijven ons. - Aanvullende ledenlijst. 203 - Dit bestaat niet meer. 204

133


IK ZOU DAAR EEN BOEK KUNNEN OVER SCHRIJVEN: DE CHARMES VAN DE DAGELUKSHEID (vervolg) vrijdag 1 januari 1954 Als ik naar beneden kom is er niemand in het café en de deur is gesloten. In de donkere kelderkeuken is er al evenmin iemand te zien ... maar er is brood en er is koffie. Dag 1954 in het onderaardse. Die stomme kelder doet zelfs geen moeite of heeft de kracht niet om mijn begroeting te beantwoorden. Hij heeft het nooit geleerd om met mensen om te gaan en een vriendelijk woord heeft hij hier waarschijnlijk nooit horen uitspreken. Ik heb eigenlijk veel goesting om tegen zijn muren te plassen. Mijn warmte als antwoord op zijn kilte. Even later hoor ik moeder binnenkomen ... alleen. Ze roept mijn naam ... denkt dat ik nog in mijn bed lig ... ik roep dat ik hier ben ... ze komt naar beneden. Haar met een vluchtige kus op de wangen een gelukkig nieuwjaar gewenst. Ze komt van het café hiernaast. Ik merk dat ze al iets heeft gedronken. Marcel is daar ook ... en ik moet dadelijk daarheen om hem en de andere mensen een gelukkig nieuwjaar te wensen. Kleed je aan en sluit de deur achter je. De eerste dag van het nieuwe jaar... en op mijn nuchtere maag moet ik naar een voor mij zo goed als onbekend café om Marcel een gelukkig nieuwjaar te wensen. Absoluut het allerlaatste waar ik op dit moment zin in heb. Als dat de sfeer en de toon is die 1954 zal kenmerken en kleur zal geven, ziet het er een heel plezierig en veelbelovend nieuw jaar uit. Hoe koud het ook moge zijn, ik wou dat ik op de fiets kon stappen en naar Belzele mocht rijden. Daar wonen tenminste mensen die ik van harte een gelukkig nieuwjaar zou willen wensen. Als ik het café binnenkom, zie ik aan het verhitte gezicht van Marcel meteen hoe laat het is. Hem een hand gegeven en iets tussen mijn tanden gemompeld. Hij doet opgewonden vrolijk en vriendelijk ... en hij is blijkbaar ook in een gulle bui want hij vraagt me wat ik wil drinken, haalt zijn portefeuille boven en geeft me 200 fr.. Dank je... maar niet van harte. Omdat ik door het gezelschap al meteen volledig over het hoofd wordt gezien, ga ik nog even bij het raam naar buiten zitten kijken en keer even later alleen terug. Ik kan net zo goed in de kelder met mijn duimen zitten draaien of wat zitten lezen ... en vanmiddag, terwijl ze hun roes uitslapen, ga ik zeker naar de cinema.

134


dinsdag 19 januari 1954 Het was te voorzien dat het hier niet lang zou duren. Er komt niemand opdagen om kamers te huren ... en net zoals in de Sint-Lievenspoortstraat heeft het café geen enkele vorm van verenigingsleven. Het enige wat beter is: we "beschikken over de radiodistributie. De huisbaas weigert de dringend noodzakelijke herstellingswerken te laten uitvoeren en het vooroorlogs cafémeubilair -bedoeld wordt wel degelijk dat de meubelen van ver voor de Eerste Wereldoorlog, misschien wel uit de 19e eeuw dateren- te vernieuwen ... en er is weliswaar een grote zaal achteraan, maar het regent en sneeuwt er binnen alsof er geen dak op staat en de zaal is bovendien alleen via het café bereikbaar en dus voor Marcel totaal onbruikbaar om er zijn auto te stallen of zijn ronimel in op te slaan. Er wordt alreeds uitgekeken naar een andere womng. Moeder zegt dat ze er genoeg van heeft cafés open te houden die niet goed draaien -ze heeft waarschijnlijk niet door dat als ze bij Marcel blijft het zakencijfer van zelfs het beste café in een minimum aan tijd op nul terugvalt... als het niet anders kan, dan maar weer naar de fabriek. En als ik maar goed besef dat ze dat allemaal doet opdat ik naar school zou kunnen gaan en dat ik later een beter leven zou. kunnen leiden dan haar is beschoren. Als Marcel enig respect voor haar zou hebben, zou hij er voor zorgen dat er iedere week genoeg geld binnenkomt zod~t moeder niet naar de fabriek moet gaan werken ... maar dat respect heeft hij dus duidelijk niet, of het beetje respect dat hij wel zou hebben weegt niet op tegen zijn egoïstische genoegens die wel geld mogen kosten. Waarschijnlijk is het nog niet duidelijk tot haar doorgedrongen of gelooft ze in wonderen ... maar op het einde van het schooljaar zal ik haar in hoge mate teleurstellen. Dat de sfeer in huis daar voor iets tussen zit... tja, als ze dat zelf niet begrijpt, zal ik maar geen moeite doen het haar aan het verstand te brengen.

vrijdag 22 januari 1954 Zeer veel Gentenaars zijn slecht tot zeer slecht gehuisvest. Er. zijn in de stad niet minder dan 7.600 krotwoningen, waarvan er 2.600 op instorten staan. Bijna tien jaar na de oorlog zou een socialistisch stadsbestuur toch al wat geld opzij hebben kunnen gelegd om daar wat aan te doen ... of loont dat voor werkvolk en poortjesvolk de moeite niet.

135


zaterdag 30 januari 1954 Toen we uit de Sint-Lievenspoortstraat zijn weggegaan, heeft moeder niet alleen Diane maar ook het konijn Mietje meegenomen. Ivan heeft in de zaal achteraan een hok, eerder een afsluiting, voor Mietje gemaakt, maar het konijn loopt meer binnenshuis dan het in zijn hok zit. En nu heeft moeder Mietje toch zeker wel door een klant laten slachten! Ze heeft het klaargemaakt ... maar niemand wil ervan eten. Het is nu te laat dat ze er spijt van heeft dat ze Mietje niet heeft laten leven. Met tranen in de ogen staat ze het vlees van de beenderen te scheiden ... Diane krijgt het allemaal voorgeschoteld. Die maakt er zo te zien geen probleem van wie ze aan het opeten is.

maandag 1 februari 1954 Het blijft koud ... het wordt zelfs iedere dag kouder: nu al -25° in de Ardennen. De Leie is dichtgevroren ; op de Schelde te Antwerpen drijven er ijsschotsen van 30 á 40 m middellijn, wat alleen maar voorkomt als het uitzonderlijk koud is; in heel het land loopt het treinverkeer vertraging op door het vastvriezen van de wissels. Het vervelendste is dat ons toilet op de koer is dichtgevroren. Moeder heeft er al hele ketels kokend water in gegoten ... er met een ijzeren staaf staan in koteren ... niks aan te doen, het blijft bevroren. Pipi geen probleem want er is ook nog een pissijn ... kaka op een emmer binnenshuis. Moeder is er van zodra het begon te vriezen over begonnen ... en nu is ze vastbesloten: ze wil me op klompen naar school sturen, omdat klompen warmer zouden zijn dan schoenen. In haar jeugd is ze ·s winters ook altijd op klompen naar de fabriek gestapt ... met een laagje hooi erin was dat warm en degelijk schoeisel... en bovendien hadden de meisjes van toen geen stevige winterlaarzen. Ik heb ook geen laarzen, wel hoge schoenen en ik verzet me met alle macht tegen haar plannen. Zie je me al op klompen met hooi erin op het atheneum verschijnen! Om door duizend leerlingen uitgelachen en bespot te worden ! Moeder heeft daar niet het minste begrip voor. Die klompen, dat is goed voor me en daarmee uit ! Ze zal de klompen morgenochtend voor me klaarstellen.

woensdag 17 februari 1954 Marcel heeft een andere woning gevonden. Een appartement of het bovengedeelte van een huis ... met een inrijpoort en een ruime bergplaats. Brugse-

136


steenweg 233. Nog net in Gent. Drie huizen verder begint Mariakerke. De bergplaats kan als garage dienst doen, of liever, als opslagplaats voor al zijn garagemateriaal. Boven zijn er vijf kamers. Vermits er kamers genoeg zijn, is hij van plan zijn voorraad banden boven te stapelen. Voor Marcel tellen natuurlijk alleen de inrijpoort en de garage. Ik heb hem horen zeggen dat de eigenares, die op het gelijkvloers woont, Softe heet. Een niet meer zo jonge, rosse vrouw. Roste Softe. Een lustige weduwe. Naar hij beweert heeft ze de ene jonge vrijer na de andere. Hoe weet hij dat?

dinsdag 23 februari 1954 De wereldbevolking bedraagt nu ongeveer 2,5 miljard, tegenover 1,7 á 1,8 miljard in 1920. Volgens ramingen zal de bevolking stijgen tot 3,5 á 4 miljard in het jaar 2.000 en ongeveer 6 miljard in 2.500. In 1900 werd de mens gemiddeld 50 jaar oud; in 1935 was dat gemiddelde gestegen tot 60 jaar. Thans wordt de mens gemiddeld 67 jaar.

zondag 28 februari 1954 De huur van het appartement bedraagt 1.200 fr. per maand en dat vindt moeder aan de hoge kant, vooral omdat de keuze bepaald werd door de inrijpoort en de bergplaats die eraan verbonden zijn en Marcel daar eigenlijk zou moeten voor opdraaien. Ze heeft hem dan ook voor de keuze gesteld: ofwel geeft hij haar van nu af aan alle weken 1.000 fr. i.p.v. de armzalige 400 fr.zoals ze onveranderd al jaren krijgt, ofwel stapt ze het af. Hij heeft voor de wekelijkse 1.000 fr. gekozen ... wat waarschijnlijk nog altijd een kleiner deel is van zijn loon en fooien samen. Waar zou hij anders het geld vandaag halen dat hij aan zijn auto, zijn boot en bijna dagelijks aan drank, diensters en andere vrouwen uitgeeft!

maandag 1 maart 1954 We wonen hier amper en moeder gaat, na jarenlang cafébazin te zijn geweest, weer naar de fabriek werken. Spinster in de natte continu's van La Lys, waar ze als meisje en jonge vrouw ook heeft gewerkt. Ze overweegt de aanschaf van een fiets, maar voorlopig neemt ze de tram. Zelfs te voet is het niet meer dan twintig minuten stappen. Ze was dat uitbaten van totaal verouderde en slecht draaiende cafés beu en 137


het kost haar geen moeite om naar die oude vertrouwde fabrieksarbeid terug te keren. Wel had ze op de Kasteellaan een goed café kunnen uitbouwen, denk ik, maar ten eerste veronderstelt een goed café een vlotte bazin en geen grijnzende wolf achter de toonbank, ten tweede moest ze zo nodig die kwistenbiebel weer in huis halen ; ten derde dacht die kwibus in de eerste plaats aan zichzelf en wou hij net zoals op de Schoolkaai een garage voor al zijn rommel en alles werd aan die voorwaarde ondergeschikt gemaakt. Vermits hij sedert nieuwjaar al een paar keer lang is weggebleven en dronken is thuisgekomen, vraag ik me af wat er ons nog allemaal te wachten staat. Mocht ze op de gedachte komen hem nog eens in de steek te laten en ergens een café over te nemen ... dan zal ik haar toch vragen of het menens is of de zoveelste bevlieging van 24 u. Als ik nu eens met veel tamtam zou beslissen ermee te stoppen telkens het niet goed gaat op school... ik zou dit jaar al honderd keer zijn gestopt. Dat naar de fabriek gaan werken van moeder betekent ook dat ik vanaf vandaag boterhammen moet meenemen en over de middag op school moet blijven ... en dat er 's avonds warm wordt gegeten.

maandag 15 maart 1954 Nu pas, nu we hier al drie weken wonen, zegt Sofie, de smerige teef, dat we geen hond mogen hebben en dat Diane weg moet. Moeder zegt dat de hemel op haar hoofd viel, toen ze dat hoorde. Met tranen en met beloften ... daarna met geschreeuw en gescheld heeft ze haar trachten te bepraten ... maar ze wou niet luisteren. Het kan niet en het mag niet. Diane moet weg. De huisvriend die al acht jaar in ons midden vertoeft... de liefste bouvier die je je kunt voorstellen. Een verschrikkelijk vooruitzicht. Marcel zegt dat er niets anders opzit dan haar naar het schuthok te brengen om haar te laten afmaken ... wie wil er nu een al wat oudere hond overnemen. Kan dat lelijk ros wijf van beneden vannacht niet doodvallen zodat het vonnis dat ze heeft uitgesproken ongedaan wordt gemaakt.

dinsdag 23 maart 1954 Vanmorgen reed ik naar school en in het smalle straatje dat uitkomt op de Brugsevaart moest ik aan de kant gaan staan om een dubbele rij rijkswachters te paard te laten passeren. Allemaal jonge mannen die vanuit de hoogte letterlijk op me neerkeken. Een van hen heeft toch zeker wel zijn tong naar mij uitgestoken ! In een reflex

138


heb ik precies hetzelfde gedaan. Er de hele dag aan lopen denken dat ik mijn tong naar een rijkswachter heb uitgestoken. Maar hij is begonnen!

maandag 5 apri11954

Mijn dagen zijn als een autoband, die soms waggelend, meestal snel, te snel voor mij uit rolt, altijd maar verder rolt... en ik daar achteraan, hollend, struikelend, zonder hem te kunnen inhalen, zonder hem te kunnen grijpen, een enkele keer kan ik hem heel even met de vingertoppen beroeren, maar hij wipt op en maakt een sprong ... daagt me uit, scheldt me uit, lacht me uit, geen greintje medeleven met mijn onvermogen. Waarom hol ik in godsnaam achter een autoband die hopeloos onbereikbaar blijft en waar ik bovendien niets kan mee aanvangen! En hij rolt verder de autoband, soms waggelend, meestal te snel... en ik daar als een imbeciel achteraan ... ik kan niet anders ... ik moet ... en ik weet niet waarom.

zondag 18 apri11954

Pasen. Deze kerkelijke hoogdag is hier in huis totaal onopgemerkt voorbijgegaan. Geen mis, geen communie, geen eieren van chocolade, geen geschenkje, geen zondagse kleren, geen feeststemming ... niets, helemaal niets. Als het van moeder afhing zou ze er niet het minste bezwaar tegen hebben al de feestdagen en kermissen af te schaffen, het hele jaar door herfst in te voeren en de zonnestralen grijs te kleuren. Haar leven heeft zowel de kleur als de vorm van een gerafelde dweil. Als alles is weggevallen of betekenisloos is geworden, er niets meer is om in te geloven, naar uit te kijken, goede voornemens te koesteren, houvast te geven of ons te verblijden, voor mijn part over te dromen of te fantaseren, vraag ik me toch af of het leven nog wel de moeite loont er verder aan deel te nemen. Jaar in jaar uit altijd eendere grijze dagen, zonder enige bijzondere lichtinval, zonder enig stralend kleurvlekje ... vlakker, somberder en uitzichtlozer is echt niet mogelijk. Dat kan toch niet ! Er moet toch iets zijn dat buiten onszelf ligt! Misschien zijn we in ons gezin te diep gezonken, zijn we te blind en te dom om te zien of te begrijpen, maà r ik kan niet geloven dat alle leven is voorbestemd om op die manier voorbij te gaan. Zullen wij, of zal ik, vermits me dat¡ eerder iets lijkt te zijn dat ieder voor 139


zichzelf moet uitmaken, nog ergens de kracht uit putten om mijn kop op te steken, me op eigen krachten omhoog te hijsen ... of zal ik zoals zovelen wegzinken in onverschilligheid, geen andere belangstelling dan het onmiddellijke en het gemakkelijke, geen hoger of ander doel dan de onderste sport van de ladder en na 75 jaar vruchteloze uitgaven toch niet het groot lot winnen ... dat overigens niet aan ons besteed zou zijn ... waar zouden we dat verdiend hebben! Zoals de zaken nu staan, tot aan mijn middel in de stront en dagelijks meer bezig met de onderste dan met de bovenste helft, zal er een hogere kracht aan te pas moeten komen om me van dat "andere" te doordringen en me op begaanbare grond te krijgen. Niet dat de paasklokken daar veel mee te maken hebben ... maar toch. Pasen is beslist meer dan een ei van chocolade... en wie in die richting zoekt, wie in welke richting dan ook bereid is tot zoeken, ziet waarschijnlijk duidelijker het verschil tussen onverschilligheid en kracht en puurt uit zijn zoektocht de sterkte om zijn geest en zijn handelen in de richting van iets moois en wezenlijks te stuwen. Stond hier maar iemand naast me naar wie ik kon opkijken, iemand die zijn hand naar me uitsteekt en bereid is me de weg te wijzen en me als een lichtend voorbeeld voor te gaan ...

woensdag 28 aprll1954 Een tijdje geleden zijn we met de klas naar het PMS Centrum in de Jeruzalemstraat geweest. We hebben er in een potje moeten plassen, zijn gewogen, gemeten en onderzocht, hebben testen moeten doen en dingen in elkaar moeten proberen steken, hebben een gesprekje gehad met een allesbehalve vriendelijke meneer... en nu heeft moeder van de advizeur een brief gekregen dat hij eens met haar wil praten. Toen ze vanmiddag van dat Centrum terugkwam, zag ik dat ze had geweend en ze was in alle staten. Die meneer Mortier heeft haar onomwonden gezegd dat ik voor niets deug, dat ik absoluut geen mogelijkheden bezit, noch voor talen, noch voor wiskunde, noch voor techniek, een nul over de hele lijn. Voer voor de fabriek ... als ik daar al niet te te onhandig of te lui voor ben om mijn handen uit mijn broekzakken te halen. Wat haar het meest pijn heeft gedaan: hij heeft haar ook gezegd dat hij zijn eigen zoon verbod zou opleggen met mij om te gaan ... ik ben een te mijden persoon voor mijn leeftijdgenoten. Niet alleen lui en stom, maar ook nog op het slechte pad en een gevaar voor mijn omgeving. Moeder heeft daarop gerepliceerd dat ze dat moeilijk kon geloven, dat ik nog nooit met een arrest of een andere straf wegens wangedrag van het atheneum ben thuisgekomen, dat ze me tamelijk streng opvoedt en dat mijn vrijheid beperkt is. Maar dat kon hem geenszins overtuigen. Hij had in hoogsteigen persoon vastgesteld dat ik 140


niet deug, punt uit. Afval waar men in het atheneum niets kan mee aanvangen. Een rammeling heb ik niet gekregen ... daarvoor was ze te diep teleurgesteld en te ontdaan door wat hij haar over mij had verteld. Wel een hele waslijst geboden en verboden die in de toekomst streng in acht moeten worden genomen. Cinema wordt afgeschaft ... 's avonds en 's zondags mag ik de deur niet meer uit ... lessen leren en huiswerken maken tot ik er bij neerval. Ik vrees dat het te laat is. Binnenkort staan de examens voor de deur, maar mijn huizenhoge tekorten voor wiskunde, Latijn en Frans kan ik nooit meer ophalen ... ik zou trouwens niet weten hoe ik dat moet doen vermits die meneer Mortier heeft gezegd, en hij kan het weten want hij is adviseur en kan in de mensen kijken alsof het openstaande dozen zijn, dat ik voor alles te stom ben. Het zou anders wel mooi zijn als ik die meneer Mortier van zijn ongelijk en zijn onkunde om mensen te beoordelen zou kunnen overtuigen. Want ongelijk heeft hij, want wat er ook van mij terecht zal komen, het zal zeker niet dat zijn wat hij denkt, niets dus ! Wat dat betreft ben ik van zijn onbekwaamheid om mensen te beoordelen even overtuigd als hij wat mijn algemene onwetendheid en innerlijke slechtheid betreft. Moet ik nu knielen en zand op mijn hoofd strooien? Helemaal niet. Mijn geweten wordt bezwaard door mijn gebrek aan inzicht en inzet. .. maar niet door de zelfbeschuldiging dat ik de verpersoonlijking van slechtheid zou zijn. Ik zou zelfs durven beweren dat hij een slechter mens is dan ik, want door zijn arrogante onwetendheid veroordeelt hij onterecht mensen ... en daar heeft hij het recht niet toe.

woensdag 5 mei 1954 Neef Julien heeft de huissleutel in zijn broekzak en die zit met een ketting vast aan zijn broekriem. Zo'n ketting wou ik ook gaarne hebben en na enkele weken sparen had ik voldoende· geld opzij gelegd om er in de ijzerwinkel naast café 't Lammeken een te kopen. Op straat de sleutel in de sluiting geschoven en de ring van de ketting aan mijn broekriem vastgemaakt... maar als ik thuiskom, blijkt het slot van de poort hoger te staan dan de ketting lang is. Verdomme, dat ik daar nieteerder heb aan· gedacht ! Er zat niets anders op dan· de sleutel van de ketting los te maken om binnen te komen. Ik heb de ketting in een schuif gelegd ... en ik heb er nooit meer naar omgezien.

141


zaterdag 15 mei 1954 Twee moeders (tante Valerie en moeder) met hun zonen onderweg naar het stadscentrum. Beide moeders goed gezind en in een gulle bui. Het is de bedoeling dat Julien en ik van kop tot teen in het nieuw worden gestoken. Als we echter maar goed beseffen dat ze geen ezel hebben die geld schijt en dat ze voor hun vrijgevigheid enige dankbaarheid verwachten, wat ze ten zeerste betwijfelen of daar iets van in huis zal komen. Want zoals dat wel vaker het eeval is : stank voor dank is moeders loon. In een winkel in de Veldstraat mogen we zelf kiezen - wat ik nog nooit eerder heb mogen doen !- maar ik ben zo onzeker over mezelf en vertrouw zozeer op de smaak van Julien. dat ik precies hetzelfde wil als wat hij kiest: een gespikkelde jas. een grijsgroene pantalon -Mijn allereerste pantalon !modieuze grijze bebopschoenen met dikke rubberen zolen en een streepjeshemd met bijhorende das. Julien zal zijn nieuwe outfit vanavond al aantrekken om naar de kring te gaan ... ik moet nog wat geduld oefenen daar de broek nog wat aangepast moet worden. Bovendien is het bij ons thuis niet de gewoonte dat nieuwe kleren ook onmiddellijk worden gedragen ... ik zal alles pas voor het eerst mogen aantrekken als er zich een passende gelegenheid voordoet. Toch in de wolken met mijn eerste pantalon en die modieuze bebopschoenen .

DaniĂŤl Van Ryssel (links) en neef Julien.

142


zondag 20 juni 1954 Marcel, die zichzelf een Leievaarder noemt, en moeder, die we dan maar als de gezellin van de schipper zullen beschouwen, zijn vanmorgen naar Afsnee vertrokken om er de jaarlijkse bootjeswijding bij te wonen. Zelf zijn ze er met de auto heen gereden, maar toen ze terugkwamen vertelden ze dat er meer dan 100 bevlagde en versierde bootjes in het water lagen en dat het in de Nenuphar, naast het kerkje, zeer druk maar aangenaam toeven was. Ze hebben er ook veel bekenden van aan de Drie Leien ontmoet. De hele tijd zag het er wel naar uit dat het zou beginnen regenen, maar het is gelukkig droog gebleven. Dat ze nu al terug zijn, komt gewoon omdat Marcel om 17 u moet beginnen op het werk ... ze zouden daar anders zeker en vast tot vanavond zijn gebleven. Marcel zou daar volgend jaar gaarne met zijn boot aanwezig zijn. - En gij ... hebt ge vanmiddag uw eten opgegeten en hebt ge u een beetje voorbereid op de komende examens ? Ik zou echt niet weten wat ik daar moet op antwoorden. Daniël VAN RYSSEL ('t vervolgt)

INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE -FICHE N° 295 Op 10 April 1903 stelde Alfons Van Werveke in de rubriek "Inscripties- Collectie van Juffrouw Vander Haeghen, Brugsche Poortstraat, n° 19 - XVe eeuw (1443)" inhetVlaams een fiche op over

De baksteenen gedenkplaat van de kapel der Leugemeete Deze gedenkplaat; thans eigendom. van Juffrouw Vander Haeghen, Brugsche-Poortstraat 19, was weleer in den muur van de kapel der Leugemeete bevestigd bij het hoogaltaar langs den kant van het Oósten. Zij werd er na 1844 weggenomen door M. Vander Haeghen, vader, en was toen bedekt met een laag kalk. Daar zij in verscheiden stukken gebroken was, werd zij in een lijst met een rug al achter samengebonden. De plaat bestaat uit een 2 cm; dikke laag klei, 61 cm. lang en 44 cm. breed; daarin werden, juist zoals het gebeurde in de XVe eeuw met de te beschrijven perkamenten:, met een scherpe stift een kantlijn en regels getrokken, en op deze werd de tekst met de 143


stift gegrift. Dan werd de klei, na met een glazuurpreparaat bestreken te zijn, in den oven gebakken. Het glazuur is door sleet, en niet het minst door het inbijten van de kalk, bijna geheel verdwenen; alleen zijn er hier en daar nog overgeloopen druppels van te bespeuren: op sommige plaatsen is de tekst zelfs weggesleten, waarschijnlijk door herhaald wrijven van den kwispel eener bel. Het opschrift, in Gothische lettters van ± 1 cm, dicht op elkander geschreven, luidt als volgt: ~e metene ei bat .;lmt nnlfe ijräjois fone eiï willë fol• bcrmä als noegoë uä lle[ë gobS ~uus belouë oner ~em eiï ~arë naer corners mi biJ [er ren· ([Ömen) non pënlg~en bie si Ötfäe ~ebben nä biuerld)-e pjoenen en gl)ebuerë bier beuode tl)oe g~at ~ebben eiï bit om be aerme bie l)ier g~e~erberd)t werbë }bit uoer[ goM ~uus leerfen mebe te eoepene bë aermë fauÖts met te Iid)tene el6 iaers uäber tiit nä aller eTeg~ë meïie toet alf maerte beg~lnrbe eiï ingaëbe te allmleg~ë meïie 1t iaer 6Üiic eiï ;Iiiii en ~ier toe !)ebbe be nocrfnoegben g~elocft te g~euene IJO bë gobs ~UUS goelle be [ome nall ij.je. ni.be. gr-o d6 iners en be uoerf i)fc. ui b. Ç~rÖ fa! be meefterid)g~e nä be[ë IJotf gob!l~ufe ~lnë en onjaë nä bë R~mef!s Ç!Oelle bat non be uorl gobs lJuie incömë erÏ uerscenë jalwejë bies fullë bie aerme p[oenë bier bag~eli6 int uoer) Ç~obS~uus coiiïen f!ape alle auÖbe Iefe iii pater nr en aue marien ouer bie g~ene bie (~oer) Iieber beuode en caritate om be mine nä @obe g~eb(aen) ~ebbë en boë [uUë . .;jtem uoert joe julbe weïe bat fateline u-a gl_tijse ~eeft gl)egl)euen ...... eruelic elt uerjefert op :-aro IJ ...... gro. jiners om baer mebe te eoepene ...... rue tueruë baer ~ë bie acrme mebe maennë [ullm in be fuefene bie in bil uoert gobs ~uus om be mine uan gobe g~e~eruerdJt tuerb-e cnbe befe [afë uoernÖt befet enbe uer[ef't op gröt "Dan eru~ gl)e!iic bat bliict bij öefren op bragiJene e-n letters bier oj [iin bit Was Çl~Cbaë ben glli>ten bad) -i maerte jnt jaer biiijc en 61iii. 3caubrafo

Het gesticht Sint-Jan en Sint-Pauwel in de Brugsehe-Poortstraat nr. 7, was een godshuis, omdat er acht arme vrouwen een kamer haddeneneenig voedsel kregen, en een hospitaal of nachtverblijf, omdat er dagelijks aan twaalf arme reizigers een avondmaal en nachtverblijf werd verschaft. De gedenksteen vermeldt, dat ten jare 1443 de Voogden, Jan Valkeen Willem Salderman, van verschillende geburen en andere liefdadige personen een zekere som ontvingen om kaarsen te koopen, ten einde de arme reizigers te lichten in den winter, namelijk van Allerheiligen-Mis tot Half-Maart. Daartoe zal jaarlijks 2 schellingen 6 deniers grooten besteed worden, welke de meesteres van het godshuis zal nemen van de gedane ontvangsten. In vergelding van die weldaad zullen de reizigers alle avonden drie Onze-Vaders en drie Groetenissen bidden voor de schenkers van het het kapitaal. Ten tweede wordt vermeld, dat Katelijne van Ghijse een zekere som heeft gegeven, om met den kroos ervan turven te koopen, waarmede een vuur in de keuken zal onderhouden worden, om de arme reizigers te verwarmen. De oorkonde is gedagteekend 25 Maart 1443 engeteekend Z. Caubrake (1). 144


Gedenkplaten als de onderhavige zijn in Vlaanderen zeldzaam: in 1897 werd te Stekene een grafzerk in gebakken aarde van 1543 ontdekt (2). (1) Zie Het Godshuis van in St-Jan en Sint-Pauwel te Gent, bijgenaamd De Leugemeete (oorkonden uitgegeven door Mr J. Baron Bethune en A. Van Werveke), Gent, 1902 - (2) Annalen van den Oudheidkundigen Kring van het Land van Waes. 1901, blz. 212. Artikel van den heer Annaert.

A. VAN WERVEKE

DAGBOEK NA 11 SEPTEMBER 1941 TOT EN MET DE BEVRUDING 6 SEPTEMBER 1944 - EINDE OORLOG 8MEI1945 Vervolg op artikel "Dagboek gedurende zes weken gevang in Augustus September 1944" verschenen in ons vorig nummer.

Na 11 september 1941 ben ik terug vrij na 6 weken gevangenis (Radio Londen) en ik vind natuurlijk onmiddellijk geen werk, dus, ik moet gaan stempelen aan het Klein St Pietersplein. Moeder was daar thuis nog met 2 kleinere broers en ik kwam er ook terug bij. Ik moest dus zo vlug mogelijk zien te werken. Met dit stempelen kwam het gevaar voor opeisen naar Duitsland. Maar... Woensdag 8 oktober 1941 Las ik in het dagblad dat men geschoolde paswerkers aanwerfde in het constructie werkhuis "Carels-SEM" aan de dok in Gent. Door mijn diploma A3 van 3 jaar dagles in de vakschool Carels mocht ik donderdagmorgen 9 oktober 1941 om 6u45 beginnen als halve gast paswerken aan de formidabele wedde van 3,61 fr.per uur in de Afdeling Elektriciteit- Transformatoren bij meestergast RenĂŠ Van Steenhuyze en afdelingsoverste Mr. Meire. Welke een oude gebuur was toen we in de Lourdesstraat woonden in de jaren 19311937, onze tuinen paalden aan elkaar. Het was de 60 urenweek en 8 dagen betaald verlof. Ik woonde nu aan de Keizerpoort in de erevelstraat en moest dus 's morgens om 6u thuis opstappen (te voet) om op mijn werk te zijn om 6u45 en om 7u te kunnen beginnen, tot 's avonds 17u = 10u/daags. Vrijdag 31 oktober 1941 1e Werkstaking bij Carels om 10u. De reden was dat men geen kolen meer

145


kreeg om ons te kunnen verwarmen. De vrouwen in de afdeling "Bobinage" moesten werken met hun voeten op een verwarmde steen en met hun mantel aan, na enkele dagen was dat bijna niet meer mogelijk, want het begon redelijk koud te worden. We werkten toen op houten klompen en hadden toch koude voeten. De oudere werknemers zegden tegen ons: "De Belgische Leeuw zal eens zijn tanden tonen aan de Duitse arend". Maar de maandagmorgen om lOu vloog plotseling de grote ingangspoort open en er kwamen auto's en moto's met Duitse Wehrmacht soldaten en Feldpolizei met die metalen kentekens op hun borst binnen, welke de fabriek kwamen bezetten om ons aan te manen het werk te hervatten zo niet ... 3 november 1941 En weet u wat er toen gebeurde? De oudste Belgische leeuwen gingen terug het vlugst aan het werk. Wel hebben we dan steenkolen gekregen om de kachels terug te kunnen doen branden om ons terug te kunnen verwarmen. Maar enkele dagen nadien vulde iedereen van die oude leeuwen zijn ransel met steenkool om mede te nemen naar huis. Het zouden anders geen Belgen of Gentenaars geweest zijn. Dinsdag 13 januari 1942 Daar vader geen radio meer had heeft hij de Gentse Radiodistributie laten aansluiten, dan konden we terug gecensureerde nieuwsberichten en muziek beluisteren. Maar geen Engelse en Amerikaanse zenders. Er waren 6 zenders en een P =piek-up stand. Ik heb dan maar met een oude piek-up+ arm, van Jozef Tondeleir, en een oude fanomator een platendraaier samengeknutseld om 78 toeren platen te kunnen afspelen. Deze is nu te zien in de radiotentoonstelling van Mr. Jean-Pierre De Jaeger "Radio-visie van toen tot nu" in de Sleepstraat 79 te Gent, EL.G.B.-Electro groot- en kleinhandel. Ik had natuurlijk maar een plaat en dat was "Harlem Swing" en "Sheik of Araby" gespeeld door trompetist Gus Deloof. Deze was natuurlijk vlug versleten tot mijn groot verdriet en natuurlijk tot mijn ouders grote blijdschap. Maandag 26 januari 1942 Mijn broer Julien mocht ook beginnen werken als leerjongen paswerker, aan 1,77 fr.per uur, in de afdeling onderhoud bij Mr. De Smet en wordt alzo helper van ons vader Firmin Antheunis die ook reeds bij Carels was aanvaard als paswerker (vrijdag 12 december 1941) na de weigering van de Duitse overheid om terug zijn oude werk te mogen hervatten aan de N.M.B.S.lokomotief Stelplaats te Merelbeke. Julien is bij Carels gebleven tot 1983 om dan in brugpensioen te gaan (57 jaar). Diezelfde dag breekt de 2e werkstaking uit om dezelfde reden, want nu was het nog veel kouder dan in november 1941. 146


Woensdag 28 januari 1942 Gingen we naar het "Arbeidsambt" in de St Margrietstraat te Gent, om geldelijke steun te bekomen, om verder het noodzakelijkste te kunnen kopen voor levensonderhoud. Men ondervraagt ons daar uit over alles en nog wat, zelfs of we Frans kunnen en of we beroepsschool gedaan hebben en een diploma bezitten. Ook of we willen werken als er werk is in Duitsland of Frankrijk? Wat betekende dit alles? Ik heb weigerend geantwoord om naar het buitenland te gaan zolang dat mogelijk zou zijn. Zaterdag 13 februari 1942 We kregen terug bericht het werk te hernemen bij Carels, we waren terug wat gerustgesteld. We kregen een opeisingsbrief om terug te werken in Careis - SEM en voorlopig vrijgesteld voor onbepaalde tijd om te gaan werken in Duitsland of Frankrijk. Enkele maanden nadien is er een vakschool opgericht in de kleine draaierij om nieuwe jonge draaiers op te leiden en alzo heeft mijn broer Julien zijn stiel als draaier kunnen aanleren. De leraar was een VNV-er, een zekere Victor Verhoeven, uit de Cirque in de Zebrastraat, zijn moeder was poetsvrouw bij professor Daels, hij had de vallende ziekte, ik kende hem goed daar hij in de sectie van de afdeling Electriciteit - Transformatoren bij Mr. Meire stond, als paswerker. Maandag 10 apri11944 Het was 2e Paasdag en op die dag is Merelbeke station en omgeving gebombardeerd door de geallieerde luchtmacht (600 doden) en veel schade. Enkele dagen nadien werden in vele firma's rond Gent, werklieden opgeÍist om het vele puin te helpen opruimen zodat de treinen zo vlug mogelijk terug zouden kunnen rijden. Er waren natuurlijk meer woningen getroffen dan spoorlijnen. Mijn vrouw was onder de puinen met haar moeder, maar door toeval zijn deze levend van onder het puin geraakt. De 2e dag zijn ze beginnen opruimen. Die Victor Verhoeven V.N.V.-er werd aangesteld als werkleider bij de opruimingswerken. Maar 's anderendaags is deze reeds doodgeschoten, waarschijnlijk door de Witte Brigade, toen hij naar zijn werk ging. Hij kwam uit de Zebrastraat en aan de Gustaaf Callierlaan en het klein parkje die daar toen was. Nu ga ik eens wat schrijven over wat we te eten hadden. Alles was natuurlijk gerantsoeneerd. 's Morgens als we gingen werken had ik een gamel van het Belgisch leger half gevuld met wat aardappelen gemengd met wat wortelen ofwel wat choucroute (zuurkool) soms eens met bruine bonen met als gevolg dat er die dag veel. wind bij was, dat was dus ons middagmaal. We hadden ook 2 boterhammen gesmeerd met marmelade (iets wat op confituur geleek). 's Morgens hadden we 15 minuten pauze en¡ als we dan begonnen te eten was alles op en 's middags aten we dan wat rauwe wortelen. Wij als jonge men147


sen hadden natuurlijk altijd honger. Ons moeder had dan nog zo drie jonge magen te spijzen.

HERINNERINGEN OVER HET EINDE VAN DE WERELDOORLOG ll MET DE BEVRUDING Reeds 4 volle jaren heerst het oorlogsgeweld over ons klein landje welke voor de 2e maal in 25 jaar tijds door de Duitsers is bezet. Nu kunnen we ook meepraten over de zogenaamde Duitse vrijheid. Men is¡ zelfs niet meer gerust waar men gaat want bijna overal wordt men geconfronteerd met de zogenaamde "Gestapo"; dat waren Belgische-Vlamingen in dienst van het Duitse bezettingsleger. Overal waar we kwamen moesten we kunnen bewijzen dat we hier werkten zoniet kon men opgeÍist worden en verplicht worden om naar Duitsland te gaan arbeiden. Vrijdag 1 september 1944 We zijn nu reeds vier lange jaren onder Duitse bezetting en het is net of er geen einde zal komen aan die vervloekte oorlog die reeds zovele slachtoffers heeft gevergd. Plotseling vernemen we dat het Duitse leger overrompeld en omsingeld is en de manschappen en materiaal reddeloos verloren zijn, welke zich op Belgisch grondgebied bevinden. Als men zich op straat begeeft en in de stad is, ziet men auto's met materiaal en manschappen van het Duitse leger overal onrustig en gejaagd heen en weerlopen. Zodat we het moeten beginnen geloven dat het onvermijdelijke op komst is, men wacht de verdere gebeurtenissen met meer vreugde dan met angst af. Zaterdag 2 september 1944 Op de werken wordt er bijna niet meer gewerkt maar voortdurend over de toestand gesproken, bij Carels-SEM op de dok, welke natuurlijk gans de bezetting heeft gewerkt onder Duitse leiding (zelfs kanonnen voor het Duitse leger); zijn reeds sedert gisteren alle papieren en plannen verbrand en vandaag wordt er reeds gekuist en alle gereedschap moet in de magazijnen binnen gegeven worden, tegen gebeurlijk stilleggen van het werkhuis. Ook vele families van diegenen die met Duitsers medegeheuld hebben zijn er reeds van ondergemuisd uit schrik voor de vergelding die hen te wachten stond. Die waren natuurlijk van zinnens, na al die jaren van onderdrukking hun woede uit te werken op de incivieken- V.N.V.-ers en al wie zwart is geweest, het zou kunnen gaan van plunderen - stelen en misschien zelfs moorden. 's Avonds beginnen er plotseling gevechten uit te breken tussen weerstandsgroepen (witte brigade) en kleine groepen Duitse soldaten, zodat alle mensen nu best tijdelijk binnenshuis dienen te blijven, kwestie om niet tus148


sen de straatgevechten te geraken. Van de gevechten welke op verschillende plaatsen ontstaan zijn, wordt er gezegd dat de partizanen in actie zijn getreden in samenwerking met de geallieerde legers die nu op komst waren. Er wordt nu natuurlijk van alles gezegd en gefantaseerd onder de bevolking, zelfs dat de Duitsers onder elkaar en zelfs tegen de zwarthemden vechten, van dit alles weet nog niemand het zekere, dat zal men misschien later nog wel te weten komen. Die avond was ik bij een vriend in de Zebrastraat (George Boesman) en kon dus niet meer naar huis omdat het nu gevaarlijk is zich op straat te begeven. Ik heb dan ook de nacht doorgebracht in zijn appartement alwaar er nog verschillende vrienden en kennissen waren die dan ook maar liefst in gezelschap waren. Men heeft daar gekaart van 's avonds 20 uur tot 's morgens 5 uur, totdat men zijn ogen bijna niet meer kon openhouden. 's Nachts hebben wij ook verscheidene branden kunnen zien o.a. die van het "Feestpaleis" in het Gentse Stadspark. Zondag 3 september 1944 In de eerste morgenduren volgende op de geweldige nachtelijke schietpartijen die hebben plaats gehad, dierf er bijna niemand zijn woonst verlaten. Maar toch zijn er natuurlijk die het zich wagen en zo komt er eindelijk terug beweging op straat. Iedereen trachtte van elkaar te weten wat er allemaal gebeurd was die nacht. Midden de morgenduren ziet men plotseling van alle kanten mensen aankomen geladen met bedden, matrassen, stoelen, emmers, borstels en alles wat men maar enigszins indenken kan. Men ziet zelfs stootkarren heen en. weer rijden, men mag alles gaan plunderen en stelen van de Duitsers. Er worden in de loop van de dag schoten gelost op burgers die stelen, maar door de collaborateurs en zwarthemden. Maandag 4 september 1944 Reeds worden er aan alle bruggen en opslagplaatsen anti-tankgeschut en mitrailleumesten geplaatst, ook worder er in de loop van de dag geweldige ontploffmgen gehoord en worden reeds hier en daar bruggen opgeblazen en ook belangrijke opslagplaatsen. Plotseling plaatsen de Duitsers op de Frère Orbanlaan een antitankkanon met de loop gericht naar de erevelstraat richting Brusselsestraat en Keizerpoort, ze verwachten waarschijnlijk dat uit deze richting Engelse of Poolse soldaten zullen verschijnen. en zijn nu misschien in paniek. Wij natuurlijk ook want als deze moest beginnen schieten, amaai onze huisjes! Men maakt nu elkaar gek met te zeggen dat men de Keizerbrug gaat opblazen, zodat men gans de dag alle deuren en ramen gaat. open en dicht doen. Bij zover als het avond is, is de brug nog niet opgeblazen. Er lopen nog altijd "Gestapo's" en SS-ers rond in de stad. Er zijn berichten uitgehangen in de stad dat men om 21 uur binnen in huis moet zijn en dat de cafÊ's om 20 uur moet gesloten zijn. Ook begint men hier eli daar reeds de Bel149


gische driekleur terug te zien in de uitstalramen der winkels en bij de sommige gewone burgers hangt reeds de Belgische vlag uit het raam, wat misschien wel te vroeg is, daar de geallieerde legers hier nog niet zijn en de Duitsers nog niet zijn weggetrokken uit Gent. Want er wordt verteld dat ze reeds op huizen hebben geschoten waar er reeds Belgische kleuren uithingen. Rond 21 uur staat iedereen nog aan zijn deur op straat, om de stand van zaken onder elkaar te bespreken en men is nog niet geneigd om binnen te gaan. Plotseling worden er enkele kanonschoten gehoord en dan natuurlijk zijn in enkele seconden tijd alle straten gezuiverd en wordt er door Duitse soldaten gepatrouilleerd in de straten om op de te nieuwsgierige burgers te schieten, het veiligste was dus maar binnenshuis te blijven en het verloop der gebeurtenissen kalm af te wachten. 's Avonds rond 22 uur wordt er nog een speciaal alarm gegeven voor de Duitsers die zich op alles moeten voorbereiden om de stad te verdedigen ofwel om zich over te geven, wat trouwens niet gebeurd is want ze hebben nog verder gevochten en nog de Engelse troepen beschoten die in aantocht waren om Gent in te nemen.

Dinsdag 5 september 1944 Nog altijd horen we nu en dan ontploffmgen in de verte, maar de Keizerbrug is nog niet opgeblazen, gans de morgen zien we nu vliegtuigen boven de stad vliegen en we denken dat dit verkenners waren om alle bewegingen der Duitse legereenheden te observeren. Rond 17 uur plotseling een alarm welke verscheidene malen herhaald wordt en de Duitsers doen ons terug binnen gaan en we moeten nu deuren en vensters sluiten, daarnaast begint men langs alle kanten schoten te horen, zoals geweerschoten, mitrailleurschoten en zelfs kanonschoten enz ... Iedereen wacht nu in angstige spanning het verder verloop der gebeurtenissen af. Rond 20 uur een geweldige slag, welke plotseling de stilte verbreekt, alle woningen in de omtrek daveren op hun grondvesten en vele ruiten en dakpannen tuimelen naar beneden. De Keizerbrug was nu toch opgeblazen zonder dat de omliggende bevolking was verwittigd geworden, zoals de Krevelstraat - Brusselse straat - St Lievenspoortstraat en nog zovele andere uit de omgeving. Nadien hebben we dan gezien dat er een stuk tramrail van de Keizersbrug door het dak op de zolder was terecht gekomen. Wij uit de Krevelstraat moesten nu een veilig onderkomen zoeken in de schuilkelder achter ons huis in het Klooster dat toen geen ingang had in de St Lievenspoortstraat, het huidige "Centrum voor gehoorrevalidatie en logopedie". Daarom moesten we zo vlug mogelijk over een muur klimmen om in die sterke schuilkelder te kunnen geraken om verder de nacht veilig te kunnen doorbrengen. Maar wat een werk hebben we dan gehad om de vrouwen en ook enkele kleine kinderen over de muur heen te helpen, zelfs een oude Mr. Van Caoneghem een oude stoofsmid uit de Krevelstraat, van 80 jaar 150


moest in de schuilkelder gebracht worden. En alles moest vlug gebeuren. We zijn nog maar juist in de schuilkelder of weerom grijpt er een geweldige ontploffing plaats die het klooster op zijn grondvesten deed daveren en tegelijkertijd de elektrische leiding vernietigde zodat we dan natuurlijk in het duister, zonder enig licht, moesten afwachten in angstige spanning wat er verder ging gebeuren. Maar plotseling is er iemand in de kelder die nog een kaars heeft kunnen medenemen en daar mijn vader een roker is had hij lucifers bij zich en kon hij de kaars doen branden, zodat we voorlopig uit de nood geholpen zijn, tot de kaars is opgebrand. Verder horen we gedurende de nacht nog enkele geweldige ontploffingen en ook nog veel kanongebulder, maar we zijn voorlopig toch veilig. Het is net alsof er aan de nacht geen einde zou komen, maar toch komt de lang verwachte morgendschemering in de lucht, door een opening.

Woensdag 6 september 1944 De lang verwachte dag der bevrijding. Het is een verschrikkelijke nacht geweest, maar nu is het stil en verlaten op straat en met enkele jongens wagen we het om buiten te komen. De straten bieden ons een troosteloze aanblik door wat er die nacht is gebeurd, alles ligt vol glasscherven en dakpannen van de luchtverplaatsingen der ontploffingen. Aan de Keizerbrug is het een spinneweb van elektrische tramkabels die her en der loshangen of afgebroken zijn. Ook stukken hout en tramrails liggen ver in de omtrek verspreid. Maar ondanks de geweldige luchtverplaatsing was de brug niet gans vernietigd, daar men er nog te voet kon overklauteren. Er lag daar ook een klein hondje dood, die misschien uit schrik in het gevaar gelopen was en alzo dood geslingerd is geworden. Ik en mijn broer Julien waren een van de weinige eersten om aan de Keizerbrug te gaan kijken. Er was dan nog niemand te zien. ¡ Ook op de plaatsen b.v. aan de St. Lievensbrug en Frère Orbanlaan, waar de Duitsers alles in de steek hebben moeten laten, kon men zien dat de vlucht overrompelend en paniekerig is gebeurd. Wapens en waamemingstoestellen zijn gans vernietigd alvorens op de vlucht te zijn geslagen. Men kon van alles meenemen zoals geweren, kogels, bajonetten enz ... maar mochten er niet met in huis komen van moeder. Ik heb wel een Duitse helm binnengesmokkeld en weggemoffeld op de zolder waar men bijna niet op kon, waarschijnlijk ligt deze nog op dezelfde plaats en kan nu misschien nog dienen voor deze die hem vinden voor schatten op zolder. Van ooggetuigen vernemen we ook dat de Duitsers onder elkaar hebben gevochten en zelfs oversten hebben afgemaakt om alzo op de vlucht te kunnen slaan. Dat heb ik natuurlijk zelf niet gezien. Voorlopig is het nu stil in onze omgeving, de Keizerpoort en omstreken. Boven de stad is er een geweldige rookwolk te zien, volgens sommige verklaringen is het Gouvernement, aan het Prof. Laurentplein, in brand 151


gestoken. 's Morgens rond 10u45 is er nog eens een herhalend alarm. Wij wachten nu in spanning de komende gebeurtenissen af. Vliegtuigen cirkelen reeds boven de stad. Om 12 uur zien we de eerste Belgische weerstanders. In de Krevelstraat zie ik de le maal de verzetsgroep "RAPH" onder leiding van bevelhebber o/Lt Joseph De Vuyst, reeds bekroond met bloemen door de bevolking, de blijdschap kon niet op. Belgische, Engelse en Amerikaanse vlaggen beginnen in alle straten te wapperen. 's Middags komen er reeds geallieerde troepen binnen die verder moeten oprukken om de Duitsers te achtervolgen. De eerste Duitsers worden krijgsgevangen genomen door de verzetsgroep "RAPH", ik heb deze gezien aan de Keizerpoort. Nu worden ook de burgers en handelaars, welke met de Duitsers geheuld en gehandeld hebben, uit hun huizen gehaald door de burgers en zelfs eens door een Engelse soldaat. Van velen wordt hun inboedel kort en klein geslagen, door de burgers. Er zijn dan zelfs vergissingen gebeurd en persoonlijke wraaknemingen. Zelfs jonge meisjes en oudere vrouwen welke met de Duitsers verhoudingen hadden, die de Engelsen durfden toe te juichen en op tanks klauterden, maar zodra deze herkend werden, worden zij er door de menigte afgehaald en werden dan uitgejouwd. Donderdag 7 september 1944 Het gros van het geallieerde leger begint te naderen. Enkele honderden Duitsers hebben zich samengetrokken over de Brugse vaart in de Grasfabriek en bij de werkhuizen "Vynckier" en willen zich daar verdedigen tot de laatste man. 's Nachts terug hevige beschieting van de stad door de Duitsers, maar ze wordt goed beantwoord door de Engelse artillerie. We brengen terug de nacht door in de schuilkelder. Vrijdag 8 september 1944 Deze dag blijft het nog gedurig aanhouden van Engelse kolonnes die door de stad trekken en we krijgen eens te aanschouwen over wat een formidabel materiaal het Engelse Leger nu beschikt. In 1940 toen de Duitsers Gent binnenrukten stonden we ook verbaasd te kijken over hun materiaal, maar dan hadden we ook nog niets anders gezien dan ons kleine Belgische legertje. Maar nu kunnen we vaststellen dat de Engelsen na vier jaar oorlog nog meer en beter materiaal hebben dan de Duitsers toen. De vreugde waarmee de Britten en de Polen en Canadezen oprukken staat op hun gezicht te lezen en tegen iedereen zijn ze vriendelijk en beleefd. In de namiddag wordt er geschoten langs de Muide en omliggende door de Duitsers welke nog niet overmeesterd zijn achter de Brugse Vaart. Later in de avond worden er straatgevechten geleverd in dezelfde omtrek tussen Duitsers, welke het gewaagd hebben over de hoge voetgangerspasserelle (die niet kapot was) aan de Tolhuisbrug over de Brugse Vaart (de brug zelf was gedynamiteerd) en de 152


Engelsen. De kogels en de stukken "shrapnels" vliegen over de huizen en in de straten en maken natuurlijk schade en slachtoffers. Burgers beginnen in allerijl deze gevaarlijke wijken te ontruimen. Ik ben ook in deze omgeving en vlucht nu ook in de richting van de stad om alzo van de straatgevechten weg te geraken. Onderweg kom ik een Engelse soldaat motorrijder tegen welke gekwetst is aan de arm door een stuk "shrapnel" en ondanks de hevige pijn houdt hij toch vol om verder te rijden en zich te kunnen laten verzorgen. Aan de Lange Munt gekomen rukken er reeds patrouilles op van de partizanen en de "Witte Brigade" om steun te gaan verlenen bij de straatgevechten. Ze zijn nochtans nog altijd slecht gewapend met een verouderd geweer in afwachting dat zij modemere wapens zullen ontvangen. Er zijn reeds veel jongens gesneuveld door deze reden, ook door hun overmoed en hun weinige ondervinding tegenover de Duitsers. Als men 16 jaar was gaf men hen een geweer om te vechten tegen de Duitsers, zonder opleiding en zonder grondige kennis over omgang met wapens. Als deze dan onverwachts op weerstandsnesten met mitrailleurs botsten vielen er dan natuurlijk slachtoffers in hun rangen. Onder het kanongebulder komen er nog steeds geallieerde kolonnes binnen onder het gejuich en gejubel van de bevolking welke nu niet zoals tevoren naar de schuilkelders gingen. Het is net alsof de menigte geen schrik meer heeft nu het bevrijdingsleger Gent heeft bevrijd. 's Nachts willen we ons te bed begeven daar we nu denken dat het een rustige nacht zal zijn, maar midden in de nacht moeten we er terug uit door het geweldig schieten en inslaan van obussen. Het is de Duitse artillerie, die achter de Brugse Vaart gelegerd is, welke de Engelse kolonnes bestookt die zich bevinden op de Boulevard Frère Orban en op de Brusselse Laan. Als wij 's morgens de straat opkomen zien we welke schade de nachtelijke beschietingen hebben aangericht aan de huizen in de omgeving. Verscheidene obussen zijn ingeslagen in de St.Lievenstraat en in nog verschillende straten, deze liggen vol met "shrapnels", glasscherven, dakpannen en steengruis.

Zaterdag 9 september 1944 In de loop van de dag nog enkele kanonsalvo's, 's avonds verergert het nog zodanig dat we nog eens in de schuilkelder moeten overnachten. 's Nachts wordt het licht bij een geweldige ontploffmg gedoofd. Zondag 10 september 1944 's Nachts is er in een zijstraatje van St.Lievenstraat, dicht bij de Kazerne "de Hollain" een auto geladen met benzine en drie bommen getroffen door een inslaande obus bij de nachtelijke beschietingen van Gent. Door deze ontploffing is de elektriciteit 's nachts onderbroken geweest. Verder kalme dag voor de artillerie. 's Namiddags rond 15u30 hebben Engelse bommenwerpers 153


"Hawker- Typhoons" de Duitse stelling die Gent beschoten uitgeschakeld met bommen en raketten, dit heb ik kunnen zien van ver daar ik dan juist op de brug was aan het begin van de Lammerstraat en de KuiperskaaL Toch de volgende nacht nog een heviger beschieten van de stad. Maandag 11 september 1944 Kalme dag- veel troepenbeweging- om 11u30 terug 12 Typhoonsdiede Duitse achterhoede beschieten in de omgeving van Wondelgem en terug een kalme nacht. Zo gaan de gevechten verder buiten Gent, maar hier eindigt mijn relaas want daar heb ik niets bijgewoond, juist de Keizerpoort Dinsdag 12 september 1944 Na bijna 3 volle jaren van zijn werk ontslagen te zijn geweest door de Duitse overheid, om naar de Engelse zender "Radio Londen" te hebben geluisterd en nu we terug bevrijd zijn, mag vader natuurlijk zijn werk hervatten in de Lokomotief Stelplaats N.M.B.S. te Merelbeke. De laatste maanden voor de bevrijding was hij ziek verklaard en heeft dan zo wat geldelijke steun ontvangen in het geheim van de N.M.B.S. Vrijdag 15 september 1944 Na vier volle jaren Duitse bezetting terug de 1e Amerikaanse film gezien in de cinema "Lido" op Ledeberg, "Zielen van de zee" met Gary Cooper en George Raft. Maandag 2 oktober 1944 Victor Antheunis mag werk aanvatten in de Filature Rooigem - Drongensesteenweg te Gent in de "Atelier Central"- "Union Cotonnière" later "UCO". Als paswerker aan 20 fr./uur - In april 1945 Technische bediende geworden op het tekenbureel van Mr. Bruyneel. 1 januari 1945 Nieuwjaarsdag Had boven Gent een van de grootste luchtgevechten uit de 2e wereldoorlog plaats - het beschieten van bijna alle vliegvelden in BelgiÍ. Dit was een van de laatste stuiptrekkingen van het Duitse Leger met het "Von Rundstedt - Offensief' in onze Belgische Ardennen. Daar het nieuwjaarsdag was, moest ik met mijn moeder en 2 broers op weg naar Ledeberg om nieuwjaar te gaan wensen bij ons grootmoeder, juist toen we aan St. Lievensbrug kwamen, ongeveer rond 9u, was het luchtgevecht begonnen met de Poolse piloten die op het (St-Denijs Westrem) vliegplein gelegerd waren. We hebben ons zo dicht mogelijk tegen de huizen moeten houden tot dat het gedaan was, daarmede hebben we een gedeelte van dat luchtgevecht zelf kunnen zien. Het ergste heeft natuurlijk op het vliegplein

154


van St-Denijs Westrem geweest. er zijn daar veel vliegtuigen op de grond vernield en een zestal piloten zijn omgekomen. Het relaas over dit gevecht wordt gans beschreven in het boek "Gent- 40-45" van J.P. Marchal. Maandag 7 mei 1945 Eindelijk na vijf volle jaren oorlog wordt de Duitse capitulatie aangekondigd. Hetgeen een grote vreugde opwekt bij de ganse Europese bevolking. Dinsdag 8 mei 1945 Dus V-dag in gans de wereld. 'sNamiddags na 15 uur zal minister Churchill persoonlijk aankondigen dat de vreselijkste aller oorlogen eindelijk geĂŤindigd is in Europa en wordt daarmede door zijn doorzettingsvermogen en aandeel in de oorlog: "De man van de 20ste Eeuw". Daarna zal de officiĂŤle V-dag een aanvang nemen en de Woensdag 9 mei 1945 daaropvolgend wordt door al de geallieerde landen dan ook aangenomen als de grote vrededag. De dinsdagmorgen van 8 mei gaat iedereen zoals gewoonlijk naar zijn werk. maar men is niet al te geneigd om te beginnen. Maar de werkoversten weten nog niet hoe de toestand evolueert en doen toch maar het werk aanvatten. Maar midden in de morgen komt het nieuws binnen dat het werk mag stilgelegd worden tot vrijdagmorgen ten einde de officiĂŤle capitulatie van NaziDuitsland in gans Europa te kunnen vieren. hetgeen natuurlijk geen tweemaal moest gezegd worden. vooral bij de jongeren. Bij ons in UCO-atelier was het Directeur-Ingenieur Mr. Langeraeet die ons dit kwam aankondigen. 's Avonds is de feeststemming in alle wijken en gebuurten van Gent en omstreken onbeschrijfelijk. langs alle kanten wordt er gedanst. gezongen, gedronken en gekust om ter hardst. 's Avonds rond half tien worden in de stad. de le maal na bijna 5 volle jaren lichtverduistering. de lichten ontstoken. Men kon het bijna niet geloven dat dit nog ooit ging gebeuren en zie. het was zover. Want kijk in de verte ziet men plotseling het Belfort ook verlicht worden en overal worden spandoeken gehangen met in 3 talen "Leve de geallieerden" maar nu niet meer in het Duits. Deze feestvreugde kon niet op en is bijna niet onder woorden te brengen. alle Gentse feesten die er na gekomen zijn hebben nooit de vreugde onder de bevolking kunnen overtreffen en ik denk niet dat nog ooit zal kunnen gebeuren wat men toen beleefde. We hadden 5 jaar met volledige lichtverduistering en angst voor de Duitsers moeten leven en nu was alles plotseling weer zoals voorheen. Woensdag 9 mei 1945 's Morgens huldigingsoptocht voor de prestaties van onze geallieerde legereenheden. Men ziet hierin vele verschiliene afdelingen van het EngelseAmerikaanse-Canadese en zelfs van het Belgische Leger door de stad defileren.

155


Ook nog een afdeling van de Nederlandse "Koninklijke Marine". 's Middags grote optocht door de stad van alle Gentse scholen in het teken van de overwinning der geallieerden op Nazi-Duitsland. Het is een optocht welke verscheidene uren duurde in de blakende zon. Men stelt o.a. voor: - De landing in NormandiĂŤ - De Bevrijding - De Duitse gruweldaden - Het nuttig werk v.h. Rode Kruis gedurende de oorlog. Tot slot de dood van Hitier in een beerkuip. 's Avonds is de feeststemming al een weinig verminderd tegenover gisteren, men stelt vast dat de feeststemming van de vorige dag te geweldig is geweest, het spaargeld begint op te geraken en men wordt oververmoeid door het feesten en te weinig te rusten. Vrijdag 11 mei 1945 ledereen gaat terug aan het werken, maar net alsof er lood in onze schoenen zit, van moeite van de 2 voorbije dagen, maar ja, het spreekwoord zegt: "Aan alles komt een eind" en zie dat is nog waar ook want de oorlog is nu ook voorbij. Wie had dit ooit gedacht na 5 volle jaren. Maar nu gaan wij, met nieuwe moed op de toekomst, terug naar ons werk met meer vreugde dan vroeger. We leven nu toch met de hoop op een betere toekomst zonder oorlog en een lange vrede in de wereld. De 1e Gentse feesten na de oorlog in de maand juli 1945 zijn nadien ook nooit overtroffen geworden omdat dan bijna iedereen terug thuis was en nog niemand dacht of kon op reis gaan. Maar helaas, tussen 1945 en nu 1993 zijn er in de wereld weer veel oorlogen geweest, gelukkig niet in BelgiĂŤ. Dit alles is dus mijn relaas over de vijf oorlogsjaren van 1940-1945. Victor ANTHEUNIS Mei 1993

156


LODEWUK en BERTHA DE VRIESE Over Lorlewijk De Vriese is hier en daar al reeds wat gepubliceerd, maar nog niet een volledige levensschets. We willen dit hier samenvatten en aanvullen. Bovendien is het een gelegenheid om ook wat aandacht te schenken aan zijn dochter Bertha die voor Gent toch ook van betekenis is geweest als eerste vrouwelijke dokter in de Bijloke. Loclewijk De Vriese werd geboren te Gent op 8-10-1848 als zoon van Franciscus, schrijver van beroep. Hij groeide op te Evergem. Na het lager en middelbaar onderwijs in een kostschool werd hij op 15-jarige leeftijd notarisklerk te Gent, hoewel hij liever Rechten had gestudeerd. Maar zijn vader plaatste hem voor een voldongen feit. Te Gent was hij in pension bij een tante. Lang bleef hij niet bij die notaris, en werd ambtenaar bij de gemeente Evergem. Later stapte hij over naar het provinciebestuur te Gent. Daar schreef hij het "Beknopt handboek van den ambtenaar des burgerlijken stands" dat in het Frans werd vertaald en door de regering bij de plaatselijke besturen werd aanbevolen. De jongeman had dus wel iets in zijn mars. Maar in 1874 nam hij ontslag. Dat jaar huwde hij te Gent (15-9-1874) met Coralie Pannenmaeker (19-61854- 23-8-1912), zonder beroep. Het paar kreeg drie dochters: Martha op 16-6-1875, die ongehuwd en kinderloos in 1923 naar Ukkel verhuisde; Clara op 7-4-1876, die na 22 dagen overleed; en tenslotte Bertha op 26-9-1877. Van 1875 tot 1878 was hij beheerder bij het Gentse dagblad "La Flandre LibĂŠrale". Een eervolle positie voor zo'n jongeman in deze liberale omgeving. in 1875 richtte hij ook een drukkerij op eil bleef tot in 1886 een twintigtal weekbladen uitgeven. Hij was tevens een gezaghebbend ijveraar voor de belangen van de middenstand. Hij ging zich ook interesseren voor kunst en letterkunde. Zo gaf hij van 1898 tot 1908 het geillustreeed kunstmaandblad "Gent voorwaarts "" Gand en avant" uit. Dit werd in 1910 gevolgd door het prestigieuze en eveneens tweetalig en geillustreeed maandblad "Gent XXe eeuw". Met het uitbreken van de oorlog in 1914 kwam aan dit initiatief een einde. Vermeldenswaard is dat Raymond De Kremer (alias Jean Ray of John Flanders) hier zijn tweetalig journalistiek debut maakte. De Vriese was jarenlang lid van de "Zetternamskring", een literaire vereniging waarvan vele vooraanstaande letterkundigen en heemkundigen, w.o. Fons Van Werveke, lid waren. De Vriese was voorstander van tweetaligheid. Dat belette niet dat hij een sterke Vlaamse reflex had, wat hem aanzette ook voor het gewone volk in de moedertaal te schrijven. Hij werd een geliefd volksschrijver. D'hondt (1927) citeert Em. De Bom die over zijn werk zegt: "Het is een stuk onvervalscht volksleven". 157


Al op 17-jarige leeftijd schreef hij een zedenschets "Geschiedenis van een paar halve laarzen met dubbele zolen". Zijn letterkundig jaarboekje "Meilover" beleefde drie jaargangen (1868-1870). Nadien volgden nog tal van volksverhalen. Zijn "Gentsche spreekwoorden en spreekwijzen" kende in 1917 een vierde geĂŻllustreerde uitgave. Hij bleef tot in 1925 voor het volk schrijven. Toen in 1912 zijn vrouw overleed en zijn jongste dochter in 1914 trouwde bleef hij alleen achter met zijn oudste dochter. Tijdens WO I (1914-1918) was hij secretaris van het "Steun- en voedingskomiteit". Een aanslepende oogkwaal waarvan hij in 1918 volkomen blind bleef zette een domper op zijn talrijke activiteiten, maar tot in 1925 bleef hij schrijven over Gentse figuren en het Gentse volksleven van toen. Ter gelegenheid van zijn 70e verjaardag, wat door de oorlog was uitgesteld, werd hem op 28-3-1920 door zijn talrijke vrienden en bewonderaars zijn marmeren borstbeeld aangeboden. Het was van de hand van de Gentse kunstenaar Theo Soudeyns. Na enige tijd zoek te zijn geweest werd het teruggevonden op een veiling, aangekocht, en geplaatst aan de ingang van de bibliotheek van het Museum voor Volkskunde te Gent, waar De Vriese ook actief was geweest. Het is er nog steeds te zien. Een andere bezigheid van De Vriese was het inrichten van tentoonstellingen. Zo werkte hij in 1880 mee aan de Belgische afdeling van een tentoonstelling over hygiĂŤne te Boulogne en in 1888 aan een expo gewijd aan gezondheid te Oostende. In het kader van zijn voortrekkersrol voor de plaatselijke middenstand richtte De Vriese in 1893 een tentoonstelling in over levensmiddelen en gezondheid in de "Lion d'Or" te Gent. Er volgden nog vele andere die veel volk, ook vreemden, naar Gent lokten. Zijn pronkstuk werd de groots opgezette Provinciale Tentoonstelling van Oost-Vlaanderen in juni-september 1899 in het Citadelpark te Gent. Ze werd bezocht door Leopold 11 en de latere koning Albert. Een hoogtepunt voor de Gentse middenstand. Deze tentoonstelling was een vingeroefening voor de Wereldexpo van 1913 te Gent. Hier trad hij op als adviseur. Maar door het nakend onheil dat over Europa dreigde is dit evenement slechts matig geslaagd. Zijn kennis en ervaring ter zaken zorgden er voor dat hij door de regering herhaaldelijk werd aangezocht als haar vertegenwoordiger bij tentoonstellingen in het buitenland. In zijn laatste levensjaren verbleef hij enige tijd bij zijn oudste dochter te Ukkel en bij zijn terugkomst naar Gent werd hij opgevangen door zijn jongste, die arts was. De Vriese overleed te Gent op 15 april1932. Van de onderscheidingen die hij mocht ontvangen noemen we: ridder in de 158


Kroonorde, officier in de Kroonorde van Roemenië, palmen van officier in de Franse Académie. Enkele werken van De Vriese buiten de reeds vernoemde: 1870 - Luimige brokken. 1873 - Twee volksjongens, of wat het is klerk te zijn. 1873- Twee werklieden (werd bekroond). 1915 - De volksdichter Destanberg herdacht (met portretten). 1916- Een wandelingsken in 't ronde van Gent (met zichten en portretten). 1920 - De volkszanger Karel Waeri herdacht. 1923 - Zwart Polleke Geugdherinneringen). 1925 - Onder de Wekkeringe, broksken Gentsch volksleven voor 't volk bijeengebracht. 1928 - Onder de Draeke. Een tweede reesem brokskens Gentsch leven voor 't volle bijeengegaard. En nu wat zijn dochter Bertha betreft. Het is dit jaar precies honderd jaar geleden dat zij aan de Universiteit van Gent promoveerde als eerste vrouwelijke arts. Bertha was-een bijzonder intelligent-meisje 4ie er van droomde universitaire studies te doen. Haar vader, die z~if die gelegenheid niet_ had gekregen, bracht zijn steentje, bij om da,t, te vetwezeillijk~n. De. toela~gsvpotwaarden VOOr UniVersjtaire studiés Waren in de loop Vml de l9e~eeuw herhaalde malen gewijzigd. DÓor de ~et Pevblder v;iq 1890 ~erd definitief -çte verplichting heringev9er~ dat.hi~r;v9or: een gel\on;il>l~~eerd getóigschr.iff van. hoger middelbaar Ol'lderwijs 'WaS verelsC Met "ééo ût~ondering: oök een geslaagde proef voor dé C~J:l~e,f~ry te Brussel.voldéed. Jammer gep9eg bestonden er geen humaniora's voor meisjes. Het eer8te (privaat) iiliti~tiêfvooreen meisjeshumaniora te. Gent ging :llit yan een -''Sodé,té coöperafive .gantoise pour l'instruction- supérieure des jeunès filles", met later als -gevolg de oprichting van een "Athenée de jeunes filles" in 1907. Het stedelijk en later rijkslyceum die hier uit groeiden kwamen pas in respectievelijk 1922 en 1948 tot stand. Dat alles rijkelijk laat voor Bertha. Voor haar zat er niets anders op dan zich door private studie voor te bereiden op de proef voor de Centrale Jury. Hier was de inbreng van haar vader dus van belang. Maar het plan ging door en zij slaagde met glans in de proef. Met dit getuigschrift trok zij naar de universiteit om er geneeskunde te studeren. Hier had ze geluk, want door diezelfde wet Devolder was die studie nu juist ook toegankelijk geworden -voor vrouwen. In 1893, amper 16 jaar oud, schreef zij zich dus in. Zij doorliep de studie met glans en slaagde voor de laatste vier jaar telkens met de grootste onderscheiding. Op 20-7-1900 behaalde zij het diploma en werd zo de eerste vrouwelij159


Bertha De Vriese op Anatomiecongres te Jena 1904. Foto Archief Universiteit Gent.

ke doctor in de genees-, heel- en verloskunde die te Gent afstudeerde. In het "Volksbelang" van 28-7-1900 werd dit uitgebreid vermeld. Nu er in de geneeskunde meer meisjesstudenten zijn dan jongens, is er op die honderd jaar toch een lange weg afgelegd. In de Universitaire Wedstrijd versloeg ze haar mannelijke concurrenten met een ruime 95 op 100. Bij de opening van het academisch jaar werd ze dan ook gelukgewenst door de rector Van der Mensbrugge. Burgemeester Braun die daarna het woord voerde ging wat de seksistische toer op (niets onge160


woons voor die tijd) en wees op de concurrentie die vrouwelijke artsen hun mannelijke collegas zouden aandoen. Maar Bertha kreeg het laatste woord en mocht in naam van haar mededingers het dankwoord uitspreken. Na haar promotie ging ze zich verder bekwamen in de grote Europèse laboratoria en hospitalen. Het was duidelijk dat ze een academische carrière nastreefde. Terug te Gent solliciteerde zij naar een assistentschap in de anatomie. Dat werd ingewilligd, en zij trad in dienst op 1-1-1904. Na vier jaar was haar mandaat uit en kon niet vernieuwd worden. Ook een aanvraag voor de plaats van werkleidster, door de faculteit gesteund, werd afgewezen door de minister. Op 1-1-1908 stond ze dus op straat. Om haar taak zo goed mogelijk te vervullen had ze afgezien van een private practijk. En ze had haar werk goed gedaan. Ze was geslaagd in de veeleisende proeven voor een Speciaal Doctoraat in de anatomie en had 18 wetenschappelijke publicaties op haar actief (in tegenstelling tot haar vader alle in het Frans, maar dat was vóór de vernederlandsing). Als troostprijs kreeg ze de "eretitel" van Speciaal Geaggregeerde van de faculteit geneeskunde. Gelukkig kon ze aan de slag als dienstoverste aan de kinderafdeling van de Bijloke, die ook dienst deed als universitaire kliniek. Volgens de memoires van L. Elaut, toen doctoraatsstudent, terroriseerde ze de internen maar verzorgde haar patiëntjes voortreffelijk. Ze begon ook een private practijk in de pediatrie, en werd nog geneeskundig inspectrice voor het stedelijk onderwijs. In 1914 huwde ze met de huidarts Jozef Vercoullie, zoon van de grote Vlaamse filoloog. Het echtpaar bleef kinderloos. Bertha De Vriese overleed te Gent op 17 maart 1958.

REFERENTIES

Voor Lodewijk De Vriese: F. De Coster - 1948 - Lodewijk De Vriese herdacht bij de 1OOe verjaardag van zijne geboorte, OVZ XXIII, 152-158. G. D'hondt- 1927 - Gentsche figuren: Lodewijk De Vriese - overdruk uit Groote Snoeck's Almanak voor 1927, Snoeck, Ducaju en ZN, Gent. (met portret) G. D'hondt - 1931 - Lodewijk De Vriese- A. Beknopte Levensschets - B. Lijst zijner g~chrif­ ten- OVZ VI, 5-11. · G. D'hondt- 1931- Lodewijk De Vriese; Verhalen en schetsen uit zijn werk- OVZVI, 12-40. F. Van Bost, A. Verbeke -1997" De prentkaarten van de provinciale tentoonstellingin 1899 te Gent - uitgave Gentse Verzamelaarsclub "De Draak" vzw, 1-47. M. Van Wesemael-1892- Lodewijk De Vriese herdacht- Ghendtsche Tydinghen 11.• 257-259 (met portret). Voor Bertha De Vriese: L. Elaut - 1981 - Mijn Memoires, Van Keiberg tot Blandijnberg, uitg. Orlon, Beveren, p. 206. N. Goossens- 1992- De Gentse Morfo1ogenschoo1, Uit het verleden van de RUG 1.11"· 33, Archief RUG.

161


N. Goossens- in druk- Bertha De Vriese, in Nat. Biogr. Woordenboek, vol. 16. N. Goossens, P. Kluyskens, A.M. Simon-Vander Meersch, M. Thiery - 1990 - Gent: 300 jaar Geneeskunde, uitg. Fac. Geneeskunde RUG en UZG (met portret). Archief RUG- diversen.

Noël GOOSSENS Stichting Jan Palfyn

DE DRIEPIKKEL TE MARIAKERKE: HET EXECUTIEOORD VAN DE GENTSE OUDBURG Binnen de stad Gent had men, zoals bekend, naast de rechtbank van de stad zelf ook het in het Gravensteen zetelende gerechtshof van de Oudburg. En in de onmiddellijke omgeving van de stad hadden bovendien zowel de SintBaafs- als de Sint-Pietersparochies ook elk hun eigen gerechtshof. Elk van deze hoven had uiteraard eveneens een eigen "plaetse patibulaire", d.i. een dikwijls aan de rand van het rechtsgebied, soms op een al dan niet kunstmatige heuvel gelegen oord. Daar werden de ter dood veroordeelden geëxecuteerd en bleven er nadien dikwijls ook tentoongesteld. Zowel de publieke terechtstelling als de expositie van het lijk waren bedoeld als afschrikking voor aanwezigen of voorbijgangers. De Oudburg van Gent had een executieoord dat gelegen was op het grondgebied van Mariakerke, buiten de Brugse Poort en bekend stond als "het Gerecht". Hoe die plaats er tot het midden van de zestiende eeuw uitzag en welke infrastructuur en 'faciliteiten' daar toen aanwezig waren, is niet bekend. Omstreeks 1550 echter bestelde het rechtscollege van de Oudburg een nieuwe, monumentale galg. Meer dan waarschijnlijk moest die een oude galg vervangen, maar ook kan het in de zich reeds aankondigende 'beroerlijke tijden' sterk toegenomen aantal 'patiënten' daarbij een rol gespeeld hebben. Dat zou dan helpen verklaren waarom de galg zó was geconcipieerd dat men niet één, maar verscheidene veroordeelden tegelijk kon ombrengen. De nieuwe galg bestond uit drie kolommen blauwe hardsteen die rustten op hoge, gemetselde voetstukken uit witte arduin. De vorm van de zuilen was duidelijk geïnspireerd op de Griekse Dorische stijl, maar de schachten waren effen en niet gecanneleerd. De zuilen stonden opgesteld in de vorm van een driehoek. Bovenaan stond op elke zuil de naar buiten gerichte afbeelding van een zittende leeuw die het wapen van de Oudburg met de voorpoten vóór zich hield. De drie zuilen waren bovenaan verbonden door houten balken waaraan men negen mensen tegelijk kon ophangen (zie afbeelding uit het SA Gent) I. 162


Ontwerp voor nieuwe Driepikkel (ca. 1550).

Deze galg die natuurlijk al vlug de "Drijpikkel" gedoopt werd, bevond zich op de Campagne-wijk, meer precies dicht bij de naar Mariakerke toe gerichte hoek van de Brugse Steenweg en de huidige Driepikkelstraat (zie afbeelding). Waarschijnlijk was die opgericht langs de Brugse Steenweg, op de plaats van of naast de huidige herberg 'Het Lammeken', zodat de galg vanop de drukke steenweg goed zichtbaar was. Opknoping aan de galg was de meest onterende en vernederende vorm van doodstraf. De andere vormen, o.m. wurging, alleen of na radbraking, levend begraven, verbranden, verdrinken of zieden in kokend water, kwamen niet alleen minder voor, ze waren ook voorbehouden aan specifieke misdrijven. Zo was het koken in een grote ketel water voorbehouden aan valsmunters. De galg en de koord waren de meest gebruikelijke doodsvonnissen, maar het gerechtshof van de Oudburg sprak natuurlijk ook allerlei andere vonnissen uit die de dood tot gevolg hadden. Zo werden in 1574 (6 nov.) Hans Van

163


Rentergem, een te Zomergem geboren rebel, en in de daaropvolgende maand (11 dec.) Lenard Laureys van St.-Gillis bij Dendermonde, levend verbrand. Twee jaar later werd op 14 aug. Jacob de Meyere, een geboren Gentenaar, bijgenaamd "pape vijandt" tot een geraffmeerde en zeldzame vorm van verbranding veroordeeld: de beul kneep hem in zijn handen met gloeiend tangen, "ende daemaer [werd hij] an eene keten ghebonden [om] te loopene an eenen staeck, vier voeten vanden vier, zo datter de doot naervolcht"2. De veroordeelde liep maar rond de staak, probeerde zich op alle mogelijke manieren aan de hitte van het steeds hoger en aan alle kanten oplaaiende vuur te onttrekken, verschroeide eerst en schoot ten slotte in brand. Een gruwelijke en tergend langzame doodsstrijd. De Meyere was dan ook niet de eerste de beste. Hij was protestant en had 24 jaar lang "niet te biechte noch te heleghe sacramente geweest". Hij had te Gent helpen "breken de keereken ende afweerpen de beelden". Te Sluis had hij Franchois Penneman, "gardiaen vanden doostere vanden freemeneren", d.w.z. de 'Frères mineurs' of Minderbroeders, doodgeslagen. Ook had hij twee Spaanse soldaten vermoord en velen beroofd, o.m. Jan Speechaert, de amman van Drongen. Ook als afperser was hij actief en daarbij dreigde hij met brandstichting. Vandaar wellicht de ongewone strafmaat, dood door verbranding. In hetzelfde jaar (11 dec. 1576) werd Jan van Gheldere, een uit het WestVlaamse Ruiselede afkomstige chirurgijn, wegens diefstal met het zwaard onthoofd3. Hetzelfde lot was in 1625 ook de geboren Gentenaar Hans Dhanens (23 dec.) beschoren4. Ook Willem Franssen onderging hetzelfde lot. Deze laatste, een Kortrijkzaan werd op 3 mei 1630 "voor de pilaren vanden Graven Casteele" op een schavot geëxecuteerd5. Het duurt tot in de vroege achttiende eeuw voor we een paar radbrakingen vermeld vinden, soms gevolgd door het als een strafmildering bedoelde oversnijden van de keel. Dit laatste maakt immers vlug een einde aan een an-:ders heel lange doodsstrijd. Op 29 juli 1707 werd de uit Deinze afkomstige maar te Desteldonk wonende Lieven vander Meulen schuldig bevonden aan de moord op zijn echtgenote. Hij had ze met een mes doodgestoken. Het vonnis luidde: "levendich gheraeijbraeckt ende met een mes de kele afghesneden te worden"6. Het afsnijden van de keel was in dit geval ook een verwijzing naar de wijze waarop hij zijn vrouw vermoord had. Indien mogelijk gebruikte de beul dan het moordwapen ook bij de executie van de veroordeelde. In 1713 werd Andries Nonnemans eDe Klinge) geradbraakt en "gewoeld", d.w.z. gewurgd met een koord?. Deze radbrakingen hadden in de regel plaats op een schavot dat vóór het Gravensteen werd opgericht. Midden december 1620 werd een zekere Bertken Miebielssens opgehangen. Zijn lijk werd daarop het hoofdhaar "met eenen walme stoot afghesynghelt". Ook dit was een symbolische verwijzing naar het feit dat deze Lokeraar tot de dood was veroordeeld wegens brandstichting8. 164


camragne ,..~

-~

')Ï.

'l. {;u;:t.~_,~._

'{IJ~ .p."'iö«v

Deel van de Tiendenkaart van Mariakerke (1729). Links onderaan "den drij pickel''.

Op 19 okt. 1736 werden twee spitsbroeders, Jan Micalotte (0 Aaigem) en François de Waegheneire CO Machelen) samen veroordeeld om eveneens geradbraakt te worden9. Over deze twee zijn toevallig ook gegevens uit een andere bron beschikbaar. Jan Micalot was de vader van een zoon die eveneens Jan heette. Deze laatste maakte deel uit van de bende van Jan de Lichte en 165


werd in 1748 te Aalst op de markt gegeseld en uit het land verbanneniO. Zijn vader, Jan senior, had samen met de Waegheneire te Lotenhulle een jong meisje verkracht, verminkt en vermoord. Interessant is nog dat beide veroordeelden bij wijze van uitzondering niet op de Veerleplaats werden geëxecuteerd. Ze werden naar Mariakerke, de althans voor ophanging gewone "plaetse patibulaire ghevoert" op een wagen "midts de impracticabiliteijt van daer naer toe op eene hurde gesleept te worden". De afstand tussen het Gravensteen en de Driepikkel op Mariakerke was daartoe veel te groot. Enkele tientallen jaren later zal het gerechtshof van de Oudburg trouwens proberen daar wat aan te doen, zoals we verder nog zullen zien.

LUSTVANGEHANGENEN In veruit de meeste gevallen werden terdoodveroordeelden aan de galg opgeknoopt. Een alfabetisch gerangschikte lijst van een aantal "patiënten" laten we hierna volgen, zonder daarbij aanspraak te willen maken op volledigheid 11. De lijst bevat namen van gehangenen vanaf het laatste kwart van de zestiende tot het midden van de achttiende eeuw. Baederston, Thomas, 0 ?, Engelsman, 26.5.1595 (2198) Baye, Andries, bijgenaamd 'Boerken', 0 ?, rebel, 12.6.1598 (id.) Bekaert, Lieven, ozwijnaarde, rebel, 24.10.1592 (id.) Bets, Steven, 0 Pittem, 13.7.1632 (2201) Blanckaert, Hans, 0 ?, rebel, 12.6.1598 (2198) Blomme, Joos, 0 Lotenhulle, dief, 18.4.1697 (2228) Coniaer, Jan, 0 Eeklo, rebel, 6.10.1574 (2218) Coniaer, Vincent, broer van voorgaande, 6.10.1574 (2218) De Groote, Gillis, 0 ÜUdenaarde, 17.3.1572 (betrokken bij inname Oudenaarde) (id.) De la Fonte, Christoffel, 0 ?, 15.10.1547 (id.) De la Riviere, Jan Charles, oAssenede, 18.2.1713 (2230) De Leuzere, Pieter, 0 ?, 17.3.1572 (2218) De Meester, Joos, 0 Anzegem, 24.10.1621 (2201) De Meyere, Jan, 0 ?, brandstichter, 21.7.1617 (2200) De Poortere, Laurens, 0 Waasmunster, 26.1.1752 (2236) Faes, Gillis, 0 Puul bij Lier, bedelaar en rover, 6.5.1573 (2218) Fern, Pauwels, Engelsman, rebel, 28.3.1598 (2194) Franssen, Wynant, 0 Houtem in land van Valkenburg, rebel en moordenaar, 22.10.1621 (2201) Godijns, Serraes, 0 Lovendegem, 48j., dief, 18.2.1713 (2230) Goedynck, Jacques, 0 St.-Winoksbergen, vrijbuiter, 15.10.1668 (2201) 166


Goemaere, Adriaen, 0 Sleidinge, straatrover, 18.2.1713 (2230) Rauwe, Pauwel, 45 j., 0 Nevele, straatrover, 24.7.1728 (2231) Hevaere, Pieter, 0 Aarsele, rebel, 6.3.1598 (2198) Houpar, Robert, 0 ?, Engelsman, rebel, 6.10.1755 (2237) Jaghere, ?, 0 Bassevelde, bijnaam "tkind van Brul", 12.6.1598 (2198) Janssens, Jan, 0 Noorwegen, soldaat, 30.12.1621 (2201) Jooris, Lodewijk, 0 Tiel, vrijbuiter, 1621 (id.) Kerrebroeck, Lieven, 22j., 0 Drongen, 30.4.1764 (2238) Lambercy, Louis,?, 21.7.1755 (2237) Leclaire, Jacob Pieter, 0 Elverdinge, 29 j., rover, 18.2.1713 (2230) Levenne, Brixius, °Cyple bij Mons, 27 j., dief, 10.10.1615 (2199) Michielssens, Bertken, 0 Lokeren, brandstichter, 12.12.1620 (2199) Palynck, Hans, 0 Üostakker, 23.6.1629 (2201) Peynaert, Caerel, 0 Gent, woonde te Petegem bij Deinze, 20 j., paardendief, 17.2.1726 (2231) Ritsaert, Jonas, 0 ?, Engelsman, 26.5.1595 (2198) Ronsse, Adriaen, "gheseyt pape", 0 0udenaarde, vrijbuiter, exhibitionist en verkrachter, 18.10.1623 (2203) Steene, Hubert, 0 ?, 15.10.1597 (2198) Stol, Hans, 0 ?, vrijbuiter, 27.10.1616 (2199) Storia, Daneel, 0 Brugge; kleermaker, dief, 23.7.1632 (2199) Symoens, Hans, 0 Eeklo, dief, 23.7.1632 (2199) Synaf, Joos, 0 omgeving Kortrijk, 3.10.1621 (2201) Teerlynck, Roegier, °Caestre bij Oudenaarde, 17.3.1574 (2218) Tijtgadt, Carel, 32 j., 0 St.-Eloois-Vijve, .banbreker en dief van lijnwaad op blekerij "De bellevidere", achter de kerk van Akkergem, 26.10.1712 (2229) Van de Kerckhove, Lambrecht, 0 Nieuwpoort, 29.10.1739 (2234) Van den Leene, Jacques, 0 ?, 15.10.1597 (2198) Van de Putte, Claes, 0 Roeselare, 22.3.1586 (id.) Van de Putte, Jan, 21 j., 0 Vlamertingen, 29.10.1739 (2234) Vander Leye, Franchoys, 0 Waregem, 15.1.1599 (2198) Van der Mote,Arent, 0 ?.; betrokken bij inname Oudenaarde, 17.3.1572 (id.) Van Etten,Titus, 0 ?, vrijbuiter, 31.3.1599 (2198) Van Hiele, Gillis, 0 Ham1Ile, inbreker, 7.5.1621 (2200) Van Petegem, Jan, 0 Meigem, vrouwenverkrachter, 7.10.1713 (2230) Van Thunderen, Andries, 0 ?, vrijbuiter, 27.10;1616 (2199) Van Weybrouçk, ?, bijnaam "coetsere", 0 ?, vrijbuiter, 27.10.1616 (2199) Vereecken, Christophel, 0 Lovendegem, 24 j., bijgenaamd "Prins loopere", rover, 18.2.1713·(2230) Vermeire, Laureyns, 19 j., 0 Gent, dief, 28.6.1728 (2231) Walens, Nicolas, 0 Brussel, vrijbuiter, 27.10.1601 (2201) 167


Wesel, Philippe, bijgenaamd "den tambour", o Aalst, vagebond en dief, 10.12.1746 (2236) Wesemaels, Hans, 0 ?, betrokken bij inname Oudenaarde, 17.3.1572 (2218) Willemsz, Willem, 0 Delftshaven 12.6.1598 (id.).

DE "DRIEPIKKEL" ALS EXECUTIEOORD BUITEN GEBRUIK Het spreekt vanzelf dat de grote afstand tussen de plaats waar het vonnis werd geveld (Gravensteen) en "de plaetse patibulaire" allerlei problemen met zich bracht. De tocht van de kar met daarop de patiënt en een biechtvader, een pater Augustijn, doorheen de smalle straten langs de er dicht bij elkaar gepakte menigte, nam zeer veel tijd in beslag. De bespotting, de vernedering, het werpen met allerlei afval was voor de veroordeelde zelf, maar ook voor de begeleiders een pijnlijke en tijdrovende beproeving. Deze procedure vormde ook een scherp contrast met de andere vonnissen die vlak vóór het Gravensteen werden uitgevoerd. In 1770 had het rechtscollege er genoeg van. In november van dit jaar wendden ze zich tot de Raad van Vlaanderen, het hoogste rechtsorgaan in Vlaanderenl2, met een verzoekschrift. In hun schrijven wijzen de "mannen van leene" van het "hove, Casteele ende Audenburg van Ghendt" erop dat van audts de executie van hemlieden criminele sententien geschieden op verschillige plaetsen, te weten: - de sententien van gheesselingen ende andere demonstratien daer de doodt niet en volght, op de Veerleplaetse, alwaer alle de criminele sententien bij desen hove uijtgesproken inschelijckx geexecuteert worden; - ende de sententien ter doodt buijten de Brugsche Poorte, aen ofte ontrent den Drijpickel op de prochie van Mariakerke. Het is de uitvoering van deze laatste "sententien" die ze als een zware last beschouwen, zoals uit het vervolg van hun verzoekschrift blijkt: Ten aensien van de executien ... ter doodt, ontmoeten de supplianten een aldergrootste inconvenient, door den transport van den criminelen vanden Graeven Casteele tot de plaetse van de gewoonelijcke executie, die door de lanckdeurigheijt ende de passage langhst eene haege van eene overvloedigheijt van volck deurende bethl3 den tijdt van eene ure, soo penible ende afgrijselijck moet wesen als de doodt selve. In de regel werden tot dan toe alleen de "executien ter doodt" met de koord op de Driepikkel ten uitvoer gebracht. Toch werd hierop wel eens een uitzondering gemaakt. Zo is het geval bekend van een geseling die niet alleen op 168


de "Veerleplaetse", maar ook op andere plaatsen moest gebeuren, ook aan de Driepikkel. Op 21 juli 1617 werd de brandstichter Jan de Meyerel4 op de Driepikkel opgeknoopt. "Int ghedrumme vanden volcke" dat daar- zoals gewoonlijk bij dergelijk spektakel - was samengekomen, bevond zich Baudewijn Jacque, geboren te Rijsel. Dit bleek een gauwdief te zijn die probeerde de geldbeugel van een paar omstaanders te stelen en dit - een verzwarende omstandigheid - "ter wijlen het volck besich was met te doene zijn ghebedt voor den patient". De pickpocket wordt echter gegrepen en veroordeeld tot de volgende, ongewone straf: - ...condempneren ghestelt te worden up eenen waghen an eenen staecke, ende ghegeeselt te worden up u bloote lijff met scherpe roeden, - eerst ande pilaeren vandeJ?. Graven Casteele, - daemaer an het Begijnhof van Ste Lysbetten, - ende ten lesten tot Mariakerke ter plaetse patibulaire, totten loopenden bloed. Maar, zoals gezegd, dit was een zeldzame uitzondering. De rechters van de Oudburg argumenteren verder: "De supplianten en vinden geene reden ofte oorsaecke waerom de executien ter doodt inschelijckx op de Veerleplaetse niet en geschieden". Dit is de kern van hun betoog en de reden van hun verzoekschrift. Mogelijke tegenwerpingen proberen ze reeds bij voorbaat te ontzenuwen: Want bij soo verre men soude connen seggen sulckx voorts te komen om dat de executien van desen geschieden ter eausen van delicten begaen ten platten lande, dese reflectie saude haere solutie vinden doordien de expositie van de cadavers geschiet ter plaetse patibulaire ter exemple van andere, gelijck geschiedt ten lande van Vrijen, Aelst, Audenaerde, Cortrijck... Het argument als zou de Driepikkel moeten behouden worden als afschrikking voor misdrijven die op het platteland waren gebeurd, houdt volgens het rechtscollege geen steek. Het afschrikkend karakter zou immers behouden blijven, daar de lijken van hen die op het Veerleplein zouden ter dood gebracht worden, er nadien zouden heengebracht worden om er te kijk te hangen. De Driepikkel zou dus nog als plaats van expositie zijn rol behouden. Hoe de Raad van Vlaanderen op dit verzoek heeft gereageerd, is mij niet bekend. Een aanwijzing dat hun vraag ingewilligd werd, is alvast dat een zekere Hernardus Herman, een Kortrijkzaan, op 6 april 1772 na vonnis van het gerecht van de Oudburg niet te Mariakerke wordt opgehangen maar aan een "potence"l5. Die was daartoe opgericht vóór het Gravensteen op het Veerleplein binnen de vier pilaren. Naar alle waarschijnlijkheid werd zijn lijk dan na de exe169


cutie naar de Driepikkel gevoerd, waar het wekenlang geĂŤxposeerd bleef. Twee jaar later, op 12 februari 1774, werd op de "Veere-plaetse" door het "colesie van den auderburgh ter execusie gebrocht Joannes Baptist van der Linden die beroeft hadde de kercke van Marien Houdenhave ende Evergem en ons Heere misandelt". Hij werd veroordeeld om "gewoelt, sijn rechthandt afgekapt ende dood sijnde verbrandt en ge voert [te worden] naer Mariakerke en geleijt op een rat". Hij was tweeĂŤntwintig jaar oudl6. W.L. BRAEKMAN

NOTEN I. Overgenomen uit Gent. Waar is de Tijd, p. 89. L. Lievevrouw-Coopman, "Het Scherp Examen. Een bladzijde uit de geschiedenis van het Oud Strafrecht in Gent", OvZ 16 (1941), 15-62 spreekt over drie ijzeren palen evenwijdig van elkaar geplaatst (p. 40). 2. RA Gent, Oudburg, nr. 2218. 3. RA Gent, Oudburg, nr. 2218. 4. RA Gent, Oudburg, nr. 2201. 5. RA Gent, Oudburg, nr. 2202. 6. RA Gent, Oudburg, nr. 2229, fol. 61 v. 7. RA Gent, Oudburg, nr. 2230, fol. 204. 8. RA Gent, Oudburg, nr. 2199. 9. RA Gent, Oudburg, nr. 2234, fol. 189-191. 10. Zie W.L. Braekman, "De zoon van Jan de Lichte. Nieuwe gegevens over de bende", OvZ 68 (1993), 107. 11. De gegeven data zijn die van de executie. Achteraan tussen ronde haakjes staat telkens het nummer van de archiefbundel in het RA Gent, fonds Oudburg. 12. RA Gent, Oudburg, nr. 2214. 13. beth: meer dan. 14. RA Gent, Oudburg, nr. 2200. 15. RA Gent, Oudburg, nr. 2240, fol. 58v. 16. U Gent, hs. G 19834 (le deel).

170


HELP! EEN VROUW (?) IN DE LEIE AAN DE MINNEMEERS Een naam waar iets achter steekt. Minnemeers en Minnemeersbrug: wondere namen. Maar wat betekenen ze? PrĂŠ d'Amour, zoals nu nog op de prachtige brug af te lezen valt? Amour? Onzin, zo zie ik je al denken. Alhoewel, niet te rap, beste lezer, het heeft er toch iets mee te maken. Onlangs verscheen in 'Oost-Vlaamse Zanten' een bijdrage die aan de naam Minnemeers gewijd was (1). Hierin werd beschreven hoe de betekenis van het eerste lid van de naam wel degelijk afgeleid werd van 'min', 'meermin' of verleidelijke en verderfelijke watergeest, en hoe deze betekenis bij het volk eeuwenlang bekend gebleven was (2). Alhoewel die naam oorspronkelijk niets te maken had met (be)minnen (3), zit er toch iets in dat tenminste met bepaalde aspecten van dat eigenaardige menselijk gevoel te maken heeft. In de Middeleeuwse Kerk, die de Meermin, net als zo veel andere oude heidense fenomenen recupereerde en recycleerde, werd de watergeest namelijk het symbool van de bedrieglijke aantrekkingskracht van de zinnelijkheid (4). De kwaadwillige geest werd daarmee bijna vanzelfsprekend vrouwelijk, of half vrouwelijk, en maakte uiteraard vooral onschuldige (?) mannen tot slachtoffer. Deze vrouwelijke vorm van de watergeest is uniek in het Vlaamse binnenland. Elders op het platteland bleven talloze verhalen bekend van waterduivels en nekkers, ook weilabbaarts en ossebaarts genoemd, -die zich in of aan waterplassen ophielden. In de verhalen van hun weiriig zachtzinnige exploten ontbreekt ieder spoor van vrouwelijke verleidingstechniek. De Minnemeerseh-minne van schepen Vernieulen. Dat de naam Minnemeers afgeleid werd van Meermin, is absoluut geen recente originele bevinding. Reeds in 1941 was dat in het lang en het breed aangetoond geworden door Jozef Vermeulen, die aan de Minnemeers en aan de vele mogelijke betekenissen van die naam, een hele stlidie wijdde (5). Onder de kenners bleef echter onzeketbeid bestaan. Dit is te verklaren doordat Vermeuten in een tweede bijdrage zijn eerdere bevindingen meende te moeten afzweren om uiteindelijk tot een verkeerde conclusie te komen. Hij was, zo bekende hij ... 'het slachtoffer geworde~ van die verderfelijke Water- . minne. Ze heeft ons netjes door haar "interessantigheid" in 't water en in de val gelokt'. Later zou echter blijken dat Vermeulen eerder het slachtoffer geworden was van slechte raadgevers. De onbetwiste authoriteit terzake, Dr. Maurits Gysseling, kwam te laat met zijn glossarium van Gentse plaatsnamen, waarin Vermeulens oorspronkelijke uitleg bevestigd werd (3). Dat was jammer want Jos Vermeuten (Moerbeke-Waas 1894- Gent 1956), 171


advocaat, verdienstelijke folklorist (6) en schepen van de stad Gent (19471953), had het behoorlijk te pakken gekregen. Zo eindigde hij zijn eerste artikel over de Minnemeers met een lang (168 regels) gedicht "De Minnemeersch-minne" waaruit zijn fascinatie voor de Waterminne onverholen spreekt (7). Of Vermeulen hoge dichterlijke aspiraties had, weet ik niet, maar hij kon er wel wat van (8). Het werkstuk geeft een levendig beeld van wat men zich van zo'n meermin kon voorstellen. Hij liet zich hierbij overduidelijk leiden door de beschrijving die er van gegeven werd in zijn inspiratiebron, een artikel, ondertekend 'Job' in La Flandre LibĂŠrale uit 1929. Laat ons dit even belichten aan de hand van enkele fragmenten. Na een idyllische beschrijving van de Leie in e~n ter plaatse al eeuwen verdwenen pastorale omgeving, komt de dichter voor de dag met een boerenknaap, die wat verlaat, aan de Minnemeers was blijven dromen en ... Nergens was een mensch te speuren Ook geen schuit lag daar omtrent Toch was iemand aan 't neuren. Een vreemd wijsjen onbekend. Daar ging 't water plots aan 't wielen, Draaide al kolkend, ziedend rond. -"Groote God! Red nu mijn ziele In deez' hachelijken stond!"En daar hoorde hij duidlijk naren Dwarsch door 't lisch en 't oeverriet, Bij gestreel van harpesnaren, 't Schoonste, 't zachtste en 't zoetste lied. Lachend, lokkend, goud van haren, -Was hij nu maar weg geweestReeds voor hem daar uit de baren Met heur slanke, blanke leest, Plots de Minne van deze oorden, Sprak hem met heur glimlach aan, En met woorden die bekoorden D'onervaren jongeman Door heur listen en heur lagen, Door heur lokkend smachtend lied, Door het jokken en het plagen Dat haar boosheid niet verried,

172


Tot, door 't steeds meer dwingend vragen Dat, als zot van minnepijn, Hij besloot den sprong te wagen Om bij 't schoone lief te zijn. Ai, toen schoot ze mij waarachtig In een wreeden schaterlach, Als ze 't menschkind, schoon en krachtig, In haar duivelsklauwen zag! Hare lange, gouden lokken: 't Werd een kluwen, slijmig groen, Al van adders; en de schrokke Gaf een doodsbeet hem tot zoen.

Waarop de 'looze, booze kwene, 't onmeedoogend waterwijf haar vangst meesleurt naar haar 'donker slijkverblijf. En de dichter-advocaat besloot (na nog een fors aantal versregels): Moest ge soms te Gent, de Leie Dweerschen langs de Min'meerschbrug Denkt dan aan die oude tij'en Bij geval, nog eens terug. Hoe daar niets dan weiden waren, Wiedauwlanden en moeras, Hoe de weg er vol gevaren, Zoo voor lijf als ziele was.

Je ziet het: al moest de juiste Franse vertaling van Minnemeers Pré de la Sirène geweest zijn, er is wel degelijk een van de vele varianten van het verschijnsel Minne =Liefde mee gemoeid. Wat een gloeijenden zoen vermag, volgens Hendrik èonscience. Een heel ander, maar al even bloedstollènd verhaal dat zich afspeelde in het water van de Leie aan de Minnemeersbrug, betrokken we bij niemand minder dan Hendrik Conscience, meer bepaald uit zijn historische roman 'Jacob van Artevelde'. Dit volumineuze broertje van 'De Leeuw van Vlaanderen' had zijn enorme succes destijds onder andere te danken aan allerlei volkomen gefantaseerde nevenintriges die dikwijls met erg grove steken aan het eigelijke verhaal genaaid waren. Zo was er een authentieke Romeo en·Julia geschiedenis waarin Lieven, de zoon van Jacobs bloedvijand en latere moordenaar Geeraert Denys, verliefd werd op Veerle, Jacobs dochter, jawel. Dat is nu eens echt om problemen vragen, uiteraard. De brave Veerle, die in 173


het Groot Begijnhof verbleef, kreeg een rake klap toegediend van een door de sinistere Denys senior als moordenaar ingehuurde ribaud en ze werd voor dood achtergelaten in een bootje. Het bootje dreef af naar de Minnemeersbrug, waarop zich, als bij toeval, een 'onbekende nachtwandelaar' bevond. Heerlijke verhalen waarin dergelijke toevalligheden nog konden en mochten. We laten de oude meester zelf aan het woord ... (9):

Degene, die op dit eenzaem uer van boven de brugge in het water blikte, ofschoon er in de duisternis nauwelyks enige dof glinsterode rimpelen op den vloed zich vertoonden, was geen ander dan Lieven Denys, die, door eene onzeglyke smart vervolgd, zyne bedsponde was ontvlugt om aen den koelen nacht eenige verkalming zyne brandende hersenen te vragen. Wat hy daer deed wis hy zelf niet; hem ontbrak tot het bewustzyn zyner daden. Onder de donkere hemel zoo wel als in zyne wooning bleef hy steeds verslonden in akelige droomen, welke hem zyne arme Veerle voorschetsten worstelende tegen onteering en moord; by haren laetsten snik nog zynen naem als eenen hulpkreet roepende. Hy zag haer lyk, bebloed en verminkt daer onder in de duisternis voor zich liggen, en weende in zyn binnenste tranen der wanhoop en der razerny. Maar Conscience kon de arme Veerle niet op die manier naar de hemel der maagden schrijven en hij kon Lieven met zijn brandende hersenen niet zomaar alleen laten op de verlaten Minnemeersbrug:

Eensklaps werd hy uit zyne duistere mymering opgewekt door den schok van iets dat tegen de palen der brug aenstiet. Met meer aendacht in het water blikkende zag hy welhaest een boot onder zyn oog den stroom afdryven. Nauwelyks had hy aen het witte hoofdhulsel den vorm van een Beggynenkleed herkend, of een versmachte schreeuw ontvloog zyne borst en hy liep, van ontsteltenis sidderend(... ) den Minnemeersch op. Hier, by den lagen boord der Leije, staerde hy een oogenblik met uitgestrekte armen naer den boot en wandelde eenige malen met wanhopig ongeduld heen en weder, alsof hy naer een werktuig hadde uitgezien. Welhaest liet hy zich in het water glyden en zwom met alle kracht door den stroom, totdat hy den boot bereikte. In zynen spoed toog hy denzeiven zwemmend tot by den kant, klom uit den vloed en sleurde het levenlooze tichaem op de weide in het gras. Het water, dat hem van het hoofd lekte, verduisterde in den eerste zyn gezigt; maer niet zohaest had hy ondanks de nachtelyke donkerheid, door hand en oog, zyn geliefde herkend, of hy liet zich in de uiterste vertwyfeling by haer nedervallen en zuchtte, onder het storten van eenen tranenvloed, terwyl hy by poozen het yskoude voorhoofd der maegd met zyne brandende lippen raekte: "Veerle, Veerlef Goede zuster, hoor my! Ik ben het: uw vriend, uw verloofde! 174


Ontwaek, lieve, ach, nog een enkele blik uwer oogen, nog eenen klank uwer stemme...... en wy gaen te samen tot God. - Eilaes, eilaes, dood! Zy is dood!" Hy rukte zich van wanhoop de haren uit het hoofd en wroette met de nagelen in het vleesch zyner borst, als wilde hy zich den boezem openscheuren. Weldra riep hy op nieuw, als iemand die tot een uiterst besluit is overgegaen: "Veerle, Veerle, leven zonder u? Neen, neen, de slag die u getroffen heeft moet ook mijn hart verbryzelen. Wereld, snoode, booze wereld, vaerwel!" Met deze woorden plaetste hy zyne lippen op den mond der maegd en drukte er eenen langen afscheidskus op. Eene voelbare rilling doorliep, by den gloeijenden zoen, de leden der maegd. "Zy leeft! zy leeft!" riep Lieven, van blydschap de handen ten hemel heffende. Gezegend moet gy zyn, o God!" En met driftige kracht de maegd op zyne schouder heffende, liep hy juichend den Minnemeersch af, als hadde hy den vyand eenen onschatbaren buit ontvoerd.

Eventjes terug in de alledaagse werkelijkheid. Het moest dus niet altijd verkeerd aflopen, daar aan de Minnemeersbrug. Het zekere voor het onzekere nemende, heeft het stadsbestuur (of de brandweer) daarom een reddingsboei geplaatst aan de kaai. van de Minnemeers, niet meer dan enkele passen voorbij de plaats waar de Minnemeersbrug vroeger lag, bijna rechtover het uiteinde van de oude Minnestraat, de huidige Goudstraat in de Waterwijk. En de meermin, waar zou die gebleven zijn? Tochzeker niet meer IN hèt water: reeds zeventig (!)jaar geleden eindigde Job (nom de plume van Jóseph de Smedt) zijn artikel in de "Flandre" met de klacht: "Hélas, les eaux gantoises ne sont plus habitables, et les poissons eux mêmes les ont désertées". Alhoewel..., wanneer je langs de Minnemeers komt, derik dan eens aan die oude tij'en, maar hou de boei in het oog. Het water wordt namelijk heel heel stilletjes aan terug properen er komt waarachtig opnieuw levenirt. LUC DEVRIESE NOTEN 1. Devriese, L., De meeonin van de Minl)emeers te Gent, Oost-Vlaamse Zanten, jg. 74, 1999, nr. 1, p. 70-73. 2. Het thema 'meermin' wordt buitengewoon boeiend behandeld in de tentoonstellingscatalogus 'Van sirenen en meerminnen', A.S.L.K., Brussel 1992, pp. 208 en bij De Donder, V., De lokroep van de zeemeermin, Standaard Uitgeverij, Antwerpen, 1992, pp. 128. 3. Gysseling, M., Gents vroegste geschiedenis in de spiegel van zijn plaatsnamen, Standaard Uitgeverij, Antwerpen 1954, p. 61. Min is afkomstig van het Germaanse mannja, een afleiding van man, (mèns: man of vrouw), dat in het Nederlands volksetymologisch vervormd werd onder invloèd van minnen. ·

175


4. Leclercq, J., De kerstening van de sirene, In: Tentoonstellingscatalogus, 1992, p. 35-39. 5. Vermeulen, J., De Minnemeersch te Gent, en: Nog over de Minnemeersch te Gent, OostVlaamse Zanten, Gent 194l,jg. 16, p. 79-111; 194-213. 6. Vooral Vermeulens studie omtrent de 'Arteveldecultus' in de 19de en 20ste eeuw te Gent (Oost-Vlaamse Zanten, jg. 13, 1938, p. 101-208) was, naar het getuigenis van Prof. Hans Van Werveke (Jacob van Artevelde, Kruseman, Den Haag, 1963, 2de uitg. 1982, p. 104), waardevol. 7. Een duidelijk geval van mermaphilie; volgens De Donder een ongeneeslijke kwaal. De ziekte werd voor het eerst in Engeland beschreven, waar de aandoening trouwens het meest voorkomt. De term is afgeleid van 'mermaid'. 8. Hij publiceerde gedichten onder de naam Joost Wieland. Zie bij Heymans, F. (red.), Voor den duivel geen stap achteruit!, Gent, 1992, p. 165 en 170. 9. Overgenomen uit de eerste uitgave, Buschman, Antwerpen, 1849.

GENTSE MEMORIEDAGEN: 30 APRIL- 1 MEI 30Apri11407 Bij een charter wordt de Raad van Vlaanderen die zetelde in Oudenaarde, overgebracht naar Gent. Deze Raad werd in 1386 opgericht door Filips de Stoute, zij het dan ook dat hij aanvankelijk "Camere van den Rade" werd genoemd. Deze Raad was het hoogste gerechtshof van het Graafschap Vlaanderen; hij diende niet alleen als enig Beroepshof voor de stedelijke rechtbanken, maar hij was ook bevoegd voor de zogenoemde voorbehouden gevallen zoals majesteitsschennis, valsmunterij, oproer~ zware verstoringen van de openbare orde en dergelijke. Een groot aantal gevallen die behandeld werden door deze Raad betrof geschillen tussen steden, kassetrijen en allerlei instellingen. Waar was deze Raad van Vlaanderen gevestigd ? Als ge dat wilt weten moet gij er toch het jaartal aan toevoegen, want hij is een 20-tal malen verplaatst geweest. Aanvankelijk was hij gevestigd in Rijsel, maar nog geen 20 jaar later komen wij hem tegen in Oudenaarde. Daar zit hij nauwelijks 3 jaar als hij, zoals reeds gezegd, overgebracht werd naar Gent. Men zou kunnen denken: het is logisch dat deze Raad def"mitief gevestigd wordt in de hoofdstad van Vhianderen, Gent. Niets is minder waar, want telkens als de Gentenaars iets gezegd of gedaan hadden dat de Graaf niet beviel - en dat gebeurde vrij regelmatig - werd de zetel verplaatst. Dit was ook weer eens het geval in 1429 wanneer de Gentenaars overhoop lagen met Filips de Goede. Deze schafte deze Raad in Gent af en stichtte onmiddellijk een nieuwe in Kortrijk. Na een "amende honorable" van de Gentenaars werd hij het jaar nadien dan 176


toch terug gevestigd in Gent. Nog verschillende malen zou Gent de Raad van Vlaanderen zien vertrekken. Tussen 1404 en 1498 werd hij 12 maal verplaatst. In 1498 kwam hij dan toch terug naar Gent en zou er blijven tot in 1578. Om te ontsnappen aan Ryhove en consoorten werd hij overgebracht naar Douai, maar in 1585 laat de Hertog van Parma hem terug naar hier overbrengen. De zittingen in Gent werden gehouden in het Gravensteen, gedurende een korte periode ook in het Stadhuis. In 1778, één jaar voor de openbare verkoop van het Gravensteen, werd er voor de laatste maal verhuisd naar het gewezen Jezuïetenklooster in de Volderstraat. Op 27 November 1795 zorgden de Fransen ervoor dat er defmitief een punt gezet werd achter de Raad van Vlaanderen.

30 Apri11540 Pro memorie: Carolijnse Concessie. Zie "Ghendtsche Tydinghen"- 1990- N' 2- pp.85-88

30 Apri11666 Gouverneur-Generaal der Nederlanden Markies Francisco Castel-Rodrigo komt aan in Gent en stapt af in het hotel van de Heer Van Welle op de Kouter. Hij zou 2 dagen later op de Vrijdagmarkt de eed afleggen in naam van de 6jarige Karel 11.

30 Aprill849 Stichting door Louis Van Houtte van zijn Tuinbouwschool. Ze heette toen "lnstitut Royal d'Horticulture de Gendbrugge". Na een kwarteeuw gehecht te zijn aan het Gesticht Van Houtte werd de school overge,. bracht naar de Kruidtuin op de Steendam. In 1889 werd ze overgebracht naar een vleugel van de Normaalschool. In 1937 werd een kasteel met een grote tuin aangekocht in Melle waar deze school sindsdien gevestigd is.

30 Aprill871 De "Melomanen" brengen een serenade aan August Gevaert ter gelegenheid van zijn benoeming tot Directeur van het Conservatorium van Brussel, waar hij Fetis opvolgt. Deze componist-dirigent-musicoloog werd geboren in Huise in 1828. Hij deed zijn studies aan het Conservatorium alhier en in 1847 behaalde hij de Prijs van Rome met zijn "Le Roi Lear';. Bekend van hem zijn o.m. "Vers 1'Avenir", "Naar Wijd en Zijd" en natuurlijk de Arteveldecantate. Hij stierf te Brussel in 1908. 177


30 April 1873 Het dak van het voormalig klooster van de Alexianen en de kapel branden af. Werd heropgebouwd naar de oorspronkelijke plans door architect August VanAssche. 30 April1884 Geboorte van de schilder Karel Van Belle. Hij overleed alhier op 5 Oktober 1959. 30 April 1886 ¡ Dood van de beeldhouwer Isidoor Dubrucq. Hij werd in Gent geboren op 6 Mei 1844. Hij studeerde aan de Academie bij Pierre De Vigne-Quyo. Na de dood van Van Eenaeme voltooide hij het beeldhouwwerk op het binnenfronton van het kerkhof van de Brugse Poort. Van Dubrucq die ook nog toneel speelde bij de Fonteinisten kennen wij o.m. het borstbeeld van Charles de Kerchove de Denterghem en van Napoleon Destanberg. Op het kerkhof het monument Spanoghe en portretmedaillons van Napoleon Destanberg, Karel Ondereet, Antoon Van Eenaeme. 30 April 1920 Dood te Nice van Charles Van Rysselberghe. Deze broer van de schilder Theo was hier van 1879 tot 1916 Stadsarchitect. Hij werd geboren in 1850 en studeerde af aan de Academie in 1875. Van 1882 tot 1911 was hij er leraar van Architectuur. In Gent kan men nooit ver lopen zonder iets van hem tegen te komen. Wij beperken ons tot enkele voor:beelden: het Museum voor Schone Kunsten, het Conservatorium in de Grote Sikkel, buiten het Laurentinstituut en de Andriesschool nog een 20-tal andere stadsscholen, hij deed vele werken in de Opera en bouwde o.m. het kwartcircelvormig uitstekend gedeelte, hij stond architect Geimaert bij, bij de restauratie van hetSt-Jorishof en was een der 3 architecten belast met de restauratie van de Lakenhalle. En zo zouden wij nog een tijdje verder kunnen gaan. Hij was een van de stichtende leden van de "Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent." 30 April1938 Dood van de letterkundige Gustave D'Hondt. Hij werd geboren in 1865 in Sint-Denijs-Westrem. Was de Hoofdredacteur van het in 1910 gestichte geillustreerd maandblad 178


"Gent Gand XXe eeuw-siècle". Samen met Lievevrouw-Coopman was hij de auteur van het toneelstuk "De Witte Kaproenen" dat opgevoerd werd bij de opening van de Vlaamse Theater in 1899.

30 April1955 Dood van Karel Van der Cruyssen. Zijn vader was behangersbaas in de Papegaaistraat. Na zijn humaniora in StAmandus begint Karel mee te werken in het vaderlijk bedrijf. Zijn vader zou enkele jaren later overlijden en hij vestigde zich dan als zelfstandige behangersbaas in de Onderstraat. Hij had zich gespecialiseerd in de inrichting van paviljoenen op tentoonstellingen en kwam als dusdanig in Brussel, Den Haag, Milaan, de Verenigde Staten. Ook in Gent draaiden de zaken goed en hij zou hier een belangrijke rol spelen in de Middenstandsbeweging. Al zeer jong was hij actief als voorzitter van deze vereniging en als voorzitter van de Katholieke Jonge Wacht. Hij stichtte de kring "God en Vaderland" en schonk hein het huis in de Lange Kruisstraat. Bij het uitbreken van de oorlog van 14-18 meldde hij zich als vrijwilliger en hij werd ingedeeld bij de Genie. Hij onderscheidde er zich bij tal van gevaarlijke opdrachten. Sergeant in september 19141iad hij het gebracht tot onderluitenant in-1916 én in 1918 was hijkommandant. Bij hèt bevrijdingsoffensief werd hij zwaar gekwetst te Zomergem. Hij werd in het hospitaal opgenomen met een doorboorde long. Hij herstelde langzaam en ging in 1919 een retraite doen in het Trappistenklooster van Soligny in Normandië. Dit streng monnikenleven beviel hem zo goed dat hij er bleef; In 1925 ·werd hij priester gewijd en. een jaar later naar België gestuurd om er de Abdij van Orval, die toen slechts een puinhoop was, berop te bouwen. Mensen die zouden menen dat alle Trappisten zich enkel bezighouden met bidden, zwijgen en bier brouwen hebben het verkeerd voor. Van der Cruyssen had niets ingeboet van zijn vitaliteit en zou zich actief inzetten voor dit werkje waar hij volledig in opging. Hij verzamelde de nodige fondsen, had overal goede relaties (hij ·was een vriend van Koning Albert) en bekwam dat er speciale postzegels uitgegeven werden om de zaak te helpen financieren. Bij de filatelisten zijn de Orvalzegels zeer gegeerde exemplaren. Hij leidde de werken en herschiep de ruïne in een volwaardige abdij. Na de restauratie werd hij er Abt van gewijd en zou verder door het leven gaan als Dom Marie-Alhert Van der Cruyssen. Dom Van der Cruyssen bleef zeer populair in Gent, ook al omdat hij niets had van de afstandelijke asceet en hij de reputatie had, vó6r zijn intrede in de orde, goed geprofiteerd te hebben van het leven. En wie zal hem dat kwalijk nemen ? Sommigen menen nog altijd, onterecht, dat een christelijk leven noodzakelijk gepaard gaat met eentonigheid en verveling. 179


In 1949 werd hij tweemaal getroffen door een beroerte waardoor hij vrijwel volledig verlamd werd. Bij zijn dood in 1955 was hij 81 jaar. 1 Mei 1493 Stichting van Jezus met de Balsembloem. Ze was de jongste van de 5 Gentse rederijkerskamers. De rechtstreekse aanleiding tot de stichting was een brief van Filips de Schone, op 20 Maart 1493 gericht aan "alle onse endeandresteden vander dietseher tonghen." De vergadering met begeleidende feesten ging door op 1 Mei tè Mechelen. De kamer kreeg de naam mee "Jhesus metter balsembloume" en werd meteen de "overste en souvereyne kamer". De "prince souvereyne" was Pieter Aelturs, kapelaan van Filips de Schone. De stichting droeg dus wel een politiek karakter en de nieuwe kamer moest controle uitoefenen over de andere kamers in de Nederlanden. Deze kamer was reeds overgeheveld naar Gent in 1505. Dit gebeurde waarschijnlijk in 1503. Het vergaderlokaal was aanvankelijk in de St-Barbarakapel in het Prinsenhof, maar in 1526 was men reeds verhuisd naar de StWidokapel, ook behorend tot het domein van het Prinsenhof. Het staat ter discussie of deze kamer ooit actief geweest is op het gebied van de rederijkerij. Alles scheen beperkt te blijven tot het godsdienstige. Op de grote rederijkersfeesten van 1517 en 1539 was zij zelfs niet aanwezig. Wie niet gelukkig was met de oprichting van deze "Staatskamer" was "De Fonteyne". Zij had immers bij akte van Karel de Stoute van 29 Mei 1476 de toelating gekregen om nieuwe kamers te confirmeren. De Fonteyne heeft zich nooit gestoord aan haar concurrent en is gewoon doorgegaan, als Souvereyne Kamer, de andere kamers te confirmeren. "Jezus met de Balsembloem" schijnt nooit rechtsgezag gehad te hebben over de andere kamers. Bij de godsdiensttroebelen in de 16e eeuw viel ze in lethargie. Ze kwam terug tot leven in 1939 toen de toneelkring "God en Vaderland" er de basis van vormde. 1 Mei 1539 Dood van Isabella van Portugal, de vrouw van Keizer Karel. Deze dochter van Emmanuel, koning van Portugal, trad m.et hem in het huwelijk teSevilla op 11 Maart 1526. Gedurende, de afwezigheid van Keizer Karel bestuurde zij Spanje in zijn naam. Haar beeltenis is te zien in een van de nissen van het Stadhuis, gotische kant.

180


1 Mei 1820 De chirurg en buikspreker Alexandre geeft hier een speciale demonstratie van "buyk-spraeke ofte stem-bazuyninge" voor een 10-tal universiteitsprofessoren. Hij ontving daarvoor een zilveren medaille. Zijn ware naam was Nicolas Marie Alexandre Vattemare. Hij bezat een internationale faam en trad o.m. op in Berlijn, Groningen, Leiden, München, Wenen. Geboren in Parijs op 8 November 1796 stierfhij op 7 April1864. 1 Mei 1863 Dood van Stephanie Drory, de vrouw van de beroemde Kekulé. Zij was· de dochter van Georges Drory, de directeur van de gasfabriek aan de Kleine Huidevettershoek. Kekulé nam contact met hem op om te bekomen dat er ook over dag gas zou geleverd worden aan de Universiteit. Een contact dat vèrdragende gevolgen had want op 24 Juni trouwde hij met de jongste dochter. Het jonge paar ging wonen op de Dierentuinlaan 12, maar nog geen jaar later stierf zij, enkele dagen na de geboorte van hun zoon Stephan. Foto: zie "Ghendtsche Tydinghen"- 1983- N' 6- p.323 1 Mei 1865 Wijding van Mgr. Henri Bracq als 22e Bisschop van Gent. Hij was niet alleen bisschop van Gent, hij was ook een Gentse bisschop, en dat was eerder een zeldzaamheid, want onder zijn 21 voorgangers zat er maar één geboren Gentenaar. Zijn benoeming na de plotselinge dood van Mgr.Delebecque werd hier dus geestdriftig ontvangen. Geboren in 1804 deed hij zijn middelbare studies aan het St-Barbaracollege. Priester gewijd in 1827 werd hij bij de heropening van het Seminarie in 1830 benoemd tot Professor in de Heilige Schrift. Hij was hoofdredacteur van "Le Mémorial du Clergé" en stichtte ook "De Godsdienstige Week van Vlaanderen". Hij werd algemeen bestuurder van de kloosters van de Visitatie en gaf godsdienstonderwijs in hun scholen. Hij werd bisschop gewijd in de St-Baafskathedraal en een "carte d'entrée aux estrades" kostte toen 5 fr., wat zeker niet mis was in die tijd. De volgende dag deed hij zijn plechtige intrede in Gent. De straten waren versierd met mastbomen en vlaggen en een groot aantal gelovigen waren van buiten de stad gekomen. De feeststoet vertrok van het Klooster van de Visitatie in StAmandsberg en ging, via de Vrijdagmarkt, naar het Bisschoppelijk Paleis. 's Avonds waren er talrijke gebouwen verlicht. Enkele dagen later volgde dan een receptie waarop toch ook liberale schepenen, senatoren en ministers gezien werden. 181


Mgr. Bracq was bisschop van 1865 tot 1888, dat wil zeggen in een periode dat de katholieken en de liberalen elkaar uitkafferden (om het zacht uit te drukken). Het was immers de periode van de schoolkwestie, de kerkhoven, de Pacificatiefeesten, de uitdrijving van de begijnen van St-Elisabeth. Alhoewel men van een bisschop niet mag verwachten dat hij enorm veel begrip zou opbrengen voor het officieel onderwijs en dat hij gecatalogeerd stond als "on honnĂŞte homme ... plutot de I'ancien rĂŠgime", moet toch gezegd worden dat hij een eerder gematigde figuur was die in bepaalde gevallen bereid was om compromissen te sluiten en voorstander was van een "realpolitik". De Aartsbisschop noemde hem zelfs "de meest inschikkelijke en verzoeningsgezinde onder ons." Het was ook die houding die hem deed vervreemden van de radicale ultramontaanse Joseph de Hemptinne. Het was mgr.Bracq die de eerste steen legde van de nieuwe begijnhofkerk op St-Amandsberg. die het St-Lievenscollege stichtte en die de Markiezin de Courtebourne kon overhalen de Lourdesgrot die ze in haar park in Oostakker had laten bouwen, voor het publiek open te stellen. Mgr. Bracq overleed op 84-jarige leeftijd en werd begraven op het kerkhof van Mariakerke. 1 Mei 1871 Stichting van de "Gymnastische Volksmaatschappij", met als kenspreuk "Werken is nooit verloren". Het lokaal was aanvankelijk in "Den Hert" in de Phenixstraat. Zij gaf kosteloze volksleergangen aan arbeiders tussen de 16 en 30 jaar. Deze turnmaatschappij had vele jaren haar lokaal in het St-Agnetestraatje. De eerste voorzitter ervan was Emiel Coppieters. 1 Mei 1891 Wij gaan eens kijken op welke manier 1 Mei gevierd werd 109 jaar geleden. Dat was vrij rustig. Misschien zat het weer er ook wel voor iets tussen, want het was guur, er blies een hevige wind en het regende op de koop toe. Bovendien was deze viering nog helemaal niet ingeburgerd. In de kranten konden wij lezen: "Volgens de socialisten is het vandaag het wereldsch arbeidersfeest. Het is de dag der betooging ten voordeel van de vermindering der werkuren: 8 uren werken, 8 uren verzet en .8 uren slapen." Het Gents Comiteit der Werkliedenpartij had een brief gestuurd aan de patroons om te vragen de werklieden te laten verletten. Prompt stuurde de "Anti-Socialistische Bond" een brief naar dezelfde patroons om hen te vragen het verzoek van de socialisten niet in te willigen. Deze namen dan persoonlijk contact op met de bazen, maar onnodig te zeggen dat - op enkele zeldzame uitzonderingen na zij thuis kwamen van een kale reis. Vele werklieden hadden dan zelf maar 182


verlet genomen en, de raad van hun leiders volgend, hadden zij hun zondagse kleren aangetrokken en hadden zij zich verzameld aan het lokaal van "Vooruit" op de Garenplaats. Er was toen immers nog geen sprake van de "Vooruit" op de Vrijdagmarkt. Deze plaats heet nu officieel "Eduard Anseeleplein, zij het dan ook dat veel oude Gentenaars nog altijd spreken van het "Goareploatske". Vandaar trokken zij met trommels en muziek aan het hoofd naar ... Gentbrugge om een bezoek te brengen aan het vermaard hofbouwgesticht van Louis Van Houtte. Onnodig te zeggen dat dit getrommel een onweerstaanbare aantrekkingskracht uitoefende op de straatjongens die al zingend en dansend vóór de stoet liepen, de meesten op kloefen, sommigen barvoets. Volgde dan een grote schare werklieden, op rijen van 4, op hun zondags, kalm en deftig. Geen vaandels, geen opschriften. Om 3 uur was er in de zaal van "Vooruit" een broederlijk feest riet zang en toespraak, o.a. een voordracht over de proefnemingen tegen het magnetisme, een declamatiestuk "Lammeke Smeerbuik", zang van een hekellied en van een lied getiteld "Weg met de soldaten en kanonnen". De socialisten hadden rode plakkaten doen uitplakken om het 1 Mei-feest aan te kondigen. Direct hadden de anti-socialisten groene plakkaten uitgehangen om het werkvolk aan te sporen geen deel te nemen aan deze betoging. Volgde daarop een nieuw plakkaat van de socialisten om daarop te reageren. Voor de rest waren er geen speciale incidenten en de dag eindigde traditioneel met meetings en muziek in de "Valentino" op de Kuiperskaai en in de "Parnassus" op de Houtleie.

1 Mei 1904 De Bond Moyson opent een kliniek in de Speldenstraat. Dat was dus wel een voorbestemde datum. Wanneer vroeger een arbeider ziek werd kon dit een ramp betekenen voor het gezin. Er was toen nog geen sprake van sociale voorzieningen zoals wij die nu kennen. Een beetje hulp kon slechts komen van kleine privĂŠ-ziekenbeurzen die steunden op de solidariteit van de mede-arbeiders in een bepaalde branche. Aan de basis van de Bond Moyson lag de rond 1870 gestichte maatschappij "De Verenigde Wevers van Gent". In December 1875 deden 2 leden van deze vereniging een oproep om een vrijzinnige ziekenbeurs te stichten. Nog de zelfde maand ging deze stichting door en men koos als naam van deze nieuwe ziekenbeurs "Moyson's Vereniging". Deze beurs kende vrijwel onmiddellijk succes en kon, wegens haar uitgebreid ledenaantal, grotere voordelen bieden dan andere ziekenkassen. Er werd een oproep gedaan tot alle ziekenbeurzen van de stad om een algemene ziekenbond te stichten. In 1890 vond de versmelting plaats van een groot aantal ziekenbeurzen. Bij de stemming bleken er 2800 183


voor de fusie te zijn en slechts 40 waren er tegen. De nieuwe maatschappij kreeg definitief de naam "Bond Moyson". Een eerste eigen kliniek werd geopend in de Speldenstraat in 1904, maar na een 20-tal jaren was ze toch echt te klein geworden, en moest er naar een andere locatie uitgekeken worden, want uitbreiding in de Speldenstraat was niet mogelijk. Bovendien was, wegens de ontwikkeling van de ziekenhuisgeneeskunde, ook deze kliniek voorbijgestreefd. De enige goede oplossing bestond er in een compleet nieuw ziekenhuis te bouwen. Voor dit doel werden er in de St-Margrietstraat 2 belendende herenhuizen aangekocht en gesloopt. Op de vrijgekomen grond werd dan de nieuwe kliniek gebouwd. Op 23 September 1928 werd ze plechtig ingehuldigd door Koningin Elisabeth, zij het dan ook dat ze reeds in gebruik genomen was op 2 Januari ~an ditzelfde jaar. Door een bepaald deel van de burgerbevolking werd er wel eens neergekeken op deze kliniek, maar dit was volledig ten orechte, want zij moest in niets onderdoen voor andere klinieken. De bezieler ervan, Dr.Vlaeyen kon een rij vooraanstaanden chirurgen aantrekken. De laatste jaren werd deze kliniek verder uitgebreid. 1 Mei 1917

Mgr. Emiel Seghers wordt gewijd tot 25e Bisschop van Gent. Hij zou dit blijven tot 1927. Hij werd geboren in Gent op 3 September 1855. Priester gewijd in 1875. Na leraar te zijn geweest aan het Groot Seminarie werd hij pastoor van StJan-Baptist in 1888. Hij bleef dit tot in 1917. Hij was er zeer actief en gekend als "Pasterke Seghers". Zijn gedenksteen in het portaal van de St--Jan-Baptistkerk werd onhuld op 14 Mei 1939. Hij overleed in Gent op 17 Mei 1927. Hugo COLLUMBIEN

184


'T GENTSCH SPANT DE KRUUNE "Hoe vast bet vrouwelijk gedacht is" Onderstaande geesteige "klappenance" tussen de twee volksvrouwen Liene en Siska komt uit "Snoecks Almanak van 1870" (130 jaar oud!) en verscheen daar onder de titel: "Hoe vast het vrouw-geslacht is". De "Verzameling van kluchtige kaffépraatjes door Snoeck, een boek om eens hertelijk te lachen". (Verbeterde uitgave Snoeck Ducaju & zoon, uitgevers Rietstraat 68-70 Gent), waaruit ik ze opviste, is van niet nader bepaalde latere datum en de taal ervan is al enigszins aangepast in vergelijking met de oudste versie. Sommige verhalen zijn oude draken die ons nu nog nauwelijks kunnen doen glimlachen, geschreven in een gedateerd archaïsch Nederlands-Gents. Dit stukje vonden we toch de moeite waard. We transponeerden het dan ook voor de leesbaarheid hier en daar naar "moderner" Gents. Veel leesgenot! Liene: - Siska, woar luupte gij noartoe? Zijde gij zuu hoastig dan? Siska: - Joa-ik, mijn kind, 'k hè mij doar een beetse g'amuseerd mee Triene de Langetonge; 't es bij den elven en mijn kirvelsoepe stoa nog nie op en mijn petoaters zijn nog nie gescheld Liene: - Ha, ge zijt gij zekers benijt dad'uwe man zoe opspelen en kwoad zijn? Siska: -Och, nee, kind! Ik hè den beste man van de wereld: hij es nuunt kwoad, ah, 't es de goedheid zelve. Liene: - Zuust gelijk de mijne: ik mag al doen en zegge wa da'k wille, hij zalt'er nuunt zijne slaboaris (1) in sloan. Siska: - Hij kan toch nie beter zijn of mijne man. Oasde gij da pijst, hij zoe zonder mij nie uitgoan of geen pintse goan drinken: hij zegt dat 't hem nie en smoakt oazek'er nie bij ben ... Liene: - Och, de mijne es nog veel beter: ik magge mij al kuupe woar da'k goeste noar hèn en komme 'k te kort, hij legt er tons nog van zijn zondagsoordjes (2) bij. Siska: -En ik, ik moe mijne mondmoaropen doen: hè 'k goeste noar een schuune mutse, of noar ne kasevik (3) of noar een pîrdesoargie (4), mijne man kuup'et veur mij en hij brenge't op mijne schuut. Liene: -En de mijne tons: sie, ik boa loast mijneneenen u1,1rrijnk verloren: wa doet hij mij?! Hee't hij nie zijn zelveren horlogie in den berg gesteld (5) om mij nen anderen uurrijnk te kuupen ... Siska:- Och, dat es nog niets van 't geen da mijne man doet. Oazek'ik huufdpijnen hèn of moar een weinig onpasselijk ben, ge moest ne keer zien hoe dat hij in de werre luupt (6), ge zoet er compasse mee hèn. Liene: - En mee de mijne nie zekerst! Over vier weken boa kik wa loate ge185


wirkt en 'k moestetsenachts mijn keuken schuuren; moar dewijl dad onze planché zuu verdunveld slecht es, wast'er ne spienter in mijne vinger geschoten. Wa doet hij?! t' Middend van de nacht, in zijn hemdsmèwen en boarvoets mee zijn bluute voeten om ne siruurzijn (7), die malgré bongré (8) moest komen om diene spienter uit te trekken. Wa zegde gij daarvan? Siska: - Wa da'k doar van zegge? Ach, da mijne man mij tsenachts nie zoe loaten schuuren, da het hij liever zelve zoe doen. Liene: - Gij boft wa te veele op uwe man. Siska: - En gij op den uwe. Liene: - Ik hè reedens om te boffen. Siska: - En ik uuk. Liene: - Och Heere! Me weeterne wij wel wat dad uwe man es: 't es ne peezewever, nen oortsesbijter (9). Siska: - En den uwe, nen hessepikker, nen hertefritter, ne nachtridder! Liene:- En den uwe, ne stroatluuper, ne zatlap! Siska: - Ei ja? Ei'k zoe't u roaje van op mijne man te spreken: den uwe kan uuk nie wijnig goelen duud doen (10): 'k hè hem loast in de greppe zien vallen van zattigheid! Liene:- Hij zal mij toch nie sloan, gelijk dat den uwe gedaan hee! Siska: - Ei neen hij zie. Waarvan hoade gij tons verledene weke die twee blauw uugen? Liene: - 't Was van te badineeren (11) mee mijne man. Siska: - Ge zulle't gij wel zeggen. 't Was omdat hij u van de trappen gesmeten heel Liene:- Och Heere!... En wad hee den uwe mee u gedaan? Hij hee u wel't koterijzer op uwe ruggene gestegen, dadde gij in geen viertien doagen rechte koste luupen. Siska: - Da goa mij an! 't Es mijne man, en hij es meester van mij te sloan oast jij wilt! Liene: - 'k Kan dad' uuk azuu zeggen, moar mee al da zijme wij der toch d' ongelukkigste mee. Siska: -Ongelukkig?! 'k Geluuve't een beetse. 'k Benne zuu dikwijls da kik uit de grond van mijn herte wensche om nog jonge dochter te zijn ... Liene:- En ik tons ... 'k Zoe der nog nen beewig (12) willen veur doen. 't Es nie om uitstaan mee a'zuu ne man. Doe 'k çi of doe 'k la (13), menierzit op zijn pîrd (14). Ik kanne nuunt iets van passe doen. Siska: - Ik uuk nie. 't Es altijd te kort of te lank ... Tons benne kik te schuune gekleed, tons benne'k gelijk een slonse! 'k Ben nuut noar meneer zijn goeste nie. Liene: - De mijne kan mijne neuze nie zien of hij begint te ziegen en te zoagen dadder huurendul zoet van worden. Tons spreekt hij op 't eten. Tons geeve'k te veel geld uit. Enfin, 't es altijd koekoek-eene-zang. 186


Siska: - Dat es nog al niets moar ik magge ziek zijn of nie, hij loat mij alleene kerbeulen (15). En wa da nog 't irgste van al es: hij plant mij doar guule zondagavonden ... Ja, ja, mijn kind! Meneer goad op zijn gemak zijn koartse doen en zijn oarme vrèwe magd achter hem zitten koekeloeren tot loaten in de nacht. Liene: - En ik hè d' occoazie nie van te keune meegoan: 'k hè geen stukske dijngen an mijn lijf. Hij verdrinke 't al, de zatlap! En ester tons nog wa guul an mijn lijf, oast hij thuis komt en viesgezind es, hij scheure't al in stukken en brokken wat da 'k an hè. Siska:- En de mijne tons! Die kan geen panneken of kanoeken guulloaten. Gisteren nog hee't hij mijn nieuwe kaffekanne in gruisduinen gesmeten (16) ... Kijk, mijn kind, moe kik nog lange mee azuu een huiskruis geploagd zijn, 'k zal der mij duud bij krijschen (17). Liene: - 'k Kan nie meer krijschen, 'k ben duudgekreeschen. Siska: - Och, ja, mijn kind! Ge keun 't wel zien. Ge zijt veur niet nie zuu bleek en zuu moager. Liene: - Of gij uuk nie, Siska. (Ze beginnen alle twieje te tsiepen.) Siska: - 't Es toch spijtig da mijne man azuu bestoat want om de woarheid te zeggen, 'k zie hem toch zuu girren. Liene:- En ik tons! Oaze'k moar iets veur hem kan doen, 'k zoe mijn benen van onder mijn lijf luupen. Siska: - En toch, oazde gij alles wel ingoat, est jij nog van de slechtste niet. Hij hee toch nogal veel respect veur mij. Liene:- Da moe kik van de mijnen uuk zeggen. Mijne man hee wel zijn gebreken, moar wie ester zonder? Doarbij, oaszijn kwoadheid over es, est hij zuu goed of bruud en hij weet nie wa doen veur mij content te stellen. Siska:- De mijnen uuk: hij zoe mij op zijn handen droagen. Enfm, ge zoet zwîren damme wij nog moar twee doagen getrêwd zijn. Liene: - Zuu es't bij ons uuk. Zoede gij willen geluuven, Siska, da'k mijne man nog veur den beste man van guul de wereld nie zoe willen afstoan?! Siska: - Ik uuk nie, Liene. Azuu een poarke gelijk tewij leven der nie meer. Me komen overeen gelijk mosselschelpen (18). Liene: - 'k Zegge dad uuk zuu dikwijls... de keunijnk en de keunijnginne keuoen nie beter overeenkomen dan ik en mijne man. Siska: -Te beter, mijn kind, te beter. Moar mee al dat hè kik vergeten dat mijn kervelsoepe nog nie op en stoat en dat mijn petoaters nog niet gescheld en zijn en 't woare zonde dat mijnen oarmen duts van mijne man van de noene moest wachten? Liene: - g'Hèt gelijk, Sieska, 't woare zonde. 'k Goa uuk mijn petoaters goan opzetten en mijn mossels gereed moaken ... 'k Wil uuk nie hèn da mijnen broave man een minuutse noar zijn eten zoe moeten wachten. 187


Siska:- Tot ziens, Liene! Liene: - De compolmenten an uwe man, zul-de?! Siska: - 'k Zal nie mankeeren en gij uuk nie. Eddy "den Twiedekker" LEVIS

NOTEN

1. Zijne slnbbares (slnbaris) ieverst insloan: meepraten, meespreken, zich bemoeien met iets dan hem niet rechtstreeks aangaat, zich onbedacht in een gesprek mengen. L. L. -Coopman citeert in zijn Gents Woordenboek ook "Snoecks' Almanak van 1870" uit: "Hoe vast het vrouw-geslacht is". Daar, zegt hij, schreef men toen "... hy en zal er nooit zynen slnbbaerge in slaen. " In 1792lezen we in Vader Roeland p. 14: "Ik en zou nie naelaeten van 'er mynen slnbaris in te slaen. "Verder wordt ook nog gezegd: "Hèwd u slabaarzel Hèwd uwe mond! Zwijgt!" 2. oordje of oortje: hier in de betekenis van zondagsgeld, drinkgeld. Een oortje ("uurtse") is het verkleinwoord voor oord of oort. Synoniem: twaelvaerd of liard (Dutour 1562). Het was het vierde van een stuiver. Elders 2 duiten of 1,5 cent, ook nog 112 stuiver of twee negenmannekens of 18 mijten. 4 oortjes =5 centen. Een klein bedrag. Het Gents woordenboek van L.L. -Coopman geeft een trits uitdrukkingen met "oort" en vermeldt verder nog oortsesbijter, oortsesstekker, oortsesdief en oortseskisse. (Zie aldaar) 3. Kledingstuk, jak. 4. - Dikke wollen deken welke men op stilstaande paarden legt, die enigszins bezweet zijn. - Hier: Een grote vrouwenhalsdoek. Bedekt nek, rug en schouders. De uiteinden worden op de borst gekruist. 5. "Den berg van barmhartigheid", kortweg "den berg" het pandjeshuis, de bank van lening. Te Gent in de Abrahamstraat, gebouw van het huidige stadsarchief. "Iets in den berg stellen": iets verpanden. 6. in de weer zijn, gejaagd zijn. 7. chirurgijn, heelmeester, dr. in de geneeskunde. 8. willens, nillens. 9. nen oortsesbijter: iemand die in alles spaarzaam wil zijn. 10. goeie: een van de vele benamingen voor druppel (jenever). Een goeie duuddoen: een jenever achterover kippen. 11. badinage (<Fr.): scherts. Badineren: schertsen. 12. bedevaart. 13. çi of là (<Fr.): dit of dat. 14. op zijn pîrd zitten: kwaad zijn, zich opwinden over iets. 15. kerbeulen: zware arbeid verrichten. L. L. -Coopman geeft als synoniemen nog op: karbeulen, krabeulen, krebeulen, kerbeulen, afkerbeulen, kemasselen en krawietelen. 16. in grasduinen smijten: tegen de grond smijten, in stukken-, in gruzelementen gooien. 17. roepen, schreeuwen; hier: schreien. 18. overeenkomen gelijk mosselschelpen: allerbest ineen- of opeenpassen, goed bij mekaar passen, syn.: 't Zijn twee handjes op eenen buik.

188


DOCUMENTATIECENTRUM Werking 1999 BffiLIOTHEEK Uitleningen Boeken Algemeenheden België-Buitenland Economie Gent Geschiedenis (H) Kunst Localia Natuurkunde Onderwijs (I) Oost-Vlaanderen Sint-Amandsberg Taalkunde Volkskunde

1998

1999

8 15

1 22

2 15 3 210 228 38 102 15 1 278 65 30 28

909

1.015

259 167 10 115 1 247 64

Subtotaal Varia Affiches Plans Kaarten Foto's Krantenuitknipsels

27 56

5 12 55 10 18

Subtotaal

83

100

1.607

1.473

1.607

1.473

2.599

2.588

Tijdschriften

Subtotaal

Globaal uitleningscijfer

189


Administratie Gemiddeld uitleningscijfer per openingsdag (2u.)

Aankoop boeken

70

65 (40 zondagen open)

47 .032F 40.478F (57 werken) (37 werken) (20 werken minder voor 6.554F minder)

Pas verschenen, gratis binnengebrachte werken (29 ex.)

16.975 F 28.090F (voor 11.115F meer)

Giftenaantal

4.517

4.027

Boete

490F

770F

Vernieuwing lezerskaart

20F lOOF

Geldelijke giften

20F

162 164 (G.61/0.0. 101) (G.62/0.0. 102)

Ruildiensten

Verkoop 10 Plan Saurel (10% voor D.C.) Varia

120F 800F

144F 765F Totaal

909F

920F (+llF)

Nieuwe ontleners

22 (11 voor O.O./ 9 voor G.)

20 (11 voor 0.0/ 9 voor G. + 1 betaald in 1998/ 1 voor 2000)

COMMENTAAR BU DE WERKING

In het verslag van vorig jaar werd een wens uitgedrukt, die nu werkelijkheid is geworden: De Manrits Gysselingstraat wordt de naam van de doodlopende vertakking van de Oude Bareelstraat in Oostakker. 190


Maurits Gysseling (1919-1997) was een eminent taalvorser, archivaris, publicist en heemkundige. Dr. Gysseling heeft zelf een belangrijke rol gespeeld bij het toekennen van toponiemen te Gent. Een eer die hem toekomt en waarin hij genoegen zou scheppen, want dikwijls zegde hij: "Ik word meer gewaardeerd in het buitenland dan hier". Maar ja, 'Nul n'est prophète dans son pays'. In commentaar bij de werking 1997 heb ik vermeld dat sinds 1995 tot ons groot genoegen het uitleningscijfer opnieuw in stijgende lijn evolueert. In 1998, op 3 uitleningen en in 1999, op 11 uitleningen, na, stellen wij een status-quo vast. Zoals vorig jaar kan 1999 met voldoening beschouwd worden als een vruchtbaar werkingsjaar, wat zich opnieuw weerspiegelt in het hoog uitleningscijfer van de tijdschriften, die gretig geraadpleegd werden. Twintig nieuwe ontleners kregen dit jaar een lezerskaart. De bibliotheek stond 40 zondagen open voor het publiek- plus op woensdag 16 juni voor een groep aangebracht door mevr. Marie-Jeanne De Smet. Op 28-29-30 december: buiten de openingsuren en onder toezicht van dhr. Eric Schepens voor studentenwerking. Het Documentatiecentrum stond ook open voor 'De Dag van het Park'. Op 23 juni bracht burgemeester Frank Beke een bezoek aan het Documentatiecentrum. De drukste maanden waren september met 163 bezoeken en oktober met 142. De zwakst bezochte waren mei met 76 en december met 77 bezoeken. Traditiegetrouw zijn waardevolle werken aangekocht, dit voor 40.478F (37 boeken). In 1999 werd opnieuw noch tijd noch moeite gespaard om pas verschenen werken gratis te bekomen. Dit voor een globale som van 28.090F (29 exemplaren). Dit jaar werd dus minder geld gespendeerd aan aankoop van boeken (- 7 .249F), daarentegen heb ik voor een groter bedrag gratische werken binnengebracht(+ 11.115F). Onder de uitleentoppers vermelden we zoals elk jaar dezelfde rubrieken, met dit jaar Oost-Vlaanderen op kop (278), geschiedenis (228) en Gent (21 0). Sinds 1997 is een nieuwe rubriek voorhanden met letter P. (waar personalia worden ondergebracht). De werken voorzien van een kleine 'k' kunnen uiteraard geraadpleegd, maar niet ontleend worden. Het Documentatiecentrum is niet alleen een uitleenbibliotheek, het heeft ook een bewaarfunctie. Sinds vorig jaar zijn twee speciale registers aangelegd: 1) Voor raadpleging documenten: 18 raadplegingen (ver. E. Schepens) - AMSAB 2x pamflet Gentse FloraliÍn en briefwisseling, Bond van Grote en Jonge Gezinnen van Sint-Amandsberg en publicaties zedenadel Gent i.v.m. zedeloosheid 191


- Gemeentelijke basisschool Destelbergen 6x, krantenknipsels Destelbergen en Heusden, documenten m.b .t. Beervelde en het Campe Santo, fonds Gysseling: plaatsnaamgeving i. v.m. stratenevolutie DestelbergenBeervelde. - Individuelen: 4 - Toneel Van Daelegenootschap - Nieuw Circus Gent: programmabrochures - Varia genealogie i.v.m. beluiken - Fonds R. Van Pottelbergh: bisschoppelijke schoolkolonie te Rozenaken. - Vereniging circusvrienden 1x - Fototheek verzameling Pauwels Sint-Amandsberg fotograaf - Student Sx - FondsR.Van Pottelbergh m.b.t. epuratie, collaboratie (thesis R.U.G.) - Tentoonstellingen 3 - Feestcomité Negenmeimarkt Sint-Amandsberg - Gentse Feesten (affiches stadhuis) - Dag van het Park (doe. centrum) Voor de studentenwerking buiten de openingsuren op 28-29-30 december kwamen 8 studenten voor opzoekingswerk. Het merendeel 2 dagen. 2) een tweede voor Curriculum Vitae (genealogie-volkskunde) ver. Juff. Ch. Van Winckel 10 bezoekers kwamen onze verzameling bidprentjes enz. raadplegen .. Qua boete op het te laat binnenbrengen van de boeken is dit jaar voor 770F in kassa gekomen i.p.v. 490F (+280F) in 1998. Alle schenkingen betreffende ons werkgebied Gent en Oost-Vlaanderen zijn van harte welkom. Geboortekaartjes, communieprentjes, verlovings- en huwelijksaankondigingen, aankondigingen van jubilea, priesterwijdingen, kloostergeloften, doodbrieven en bedankingen, doodprentjes, devotieprentjes, aflaten, litanieën, kerst- en nieuwjaarswensen, feest- en verjaardagskaarten, foto's, prentkaarten, affiches (van esthetische of commerciële waarde), menu's, landkaarten, plannen, oude kranten, allerhande documentatie: folders, brochures, boeken, tijdschriften, verkiezingsdrukwerk, reclamedrukwerk (bv. Opening van een nieuwe zaak), ... Bij voorbaat dank voor uw mildheid. Onze warme dank aan alle leden, instellingen en verenigingen die ons bereidwillig tijdschriften en andere bronnen van informatie hebben geschonken. Eén van onze betrachtingen is onder meer een jong publiek aan te sporen en te motiveren het centrum te bezoeken. 192


De bibliotheek wordt dan het trefpunt van studenten, soms onder begeleiding van hun leraar om de weg te wijzen in de arcana van onze werkkring. Wekelijks ontvangen wij dankbaar onze trouwe bezoekers, onthalen wij met vreugde de nieuwe leden en trachten wij een maximum aan service te verlenen. Wij waarderen de inzet van de ploeg vrijwilligers en idealisten, die onbaatzuchtig ijveren voor het welzijn van het Documentatiecentrum. Ons publiek, dat regelmatig aanwezig is op de openingsuren, verdient eveneens onze dank voor de aanmoediging tot verdere ontluiking van de werking. Dit spoort ons aan, in de toekomst, nog meer hulp te bieden bij 'researchwork'. Zoals elk jaar al mijn sympathie en warme dank voor de hulp en de morele ruggesteun. Namens alle medewerkers: (alfabetisch) De dames: M. DE RAEDT M.LUBAERT Ch. VAN WINCKEL De heren: E. SCHEPENS A. VERBEKE De bibliothecaresse, Mevr. VAN GELUWE-EGGERMONT A.

NOG EENS "MOESKESMOAKERS" Illustratie bij voetnota 14. Zie "Ghendtsche Tydinghen" 2000- N° 2- p. 125.

De drie Moeskesmoakers en drie moeskonten die hier afgebeeld staan hadden een handje weg van moeskesmoakerije. Zowel op het gebied van extravagante kledij, haardracht, gekunstelde taal en maniertjes spanden zij de kroon in de fin-de-siècle-periode van 200 jaar geleden. V.l.n.r.: twee muscadijns, een incroyable en drie merveilleuses.

193


BffiLIOGRAFIE Van ons lid de heer Paul Mauquoy verscheen het boek "Van korte naar lange Rochade. Van 1900 tot 2000", met als ondertitel "Kroniek van een Gentse Schaakclub". In feite gaat het over meer dan één schaakclub, want het begint in 1900 met de "Cercle des Echecs de Gand" en eindigt (voorlopig) met de "Koninklijke Gentse Schaakkring Ruy Lopez". Het gaat dus over een eeuw schaakgeschiedenis in Gent. Een verrijking voor de Gentse bibliografie want wij geloven niet dat er over dit onderwerp reeds iets belangrijks verscheen. Het onderwerp werd grondig behandeld en het kan niet anders of de auteur zal daar enkele jaren over gedaan hebben. Begin maar eens de notulen door te nemen van 100 jaar vergaderen. Het boek mag zeker als een standaardwerk beschouwd worden. Velerlei aspecten worden er in behandeld: de verschillende lokalen (bestaan er misschien verenigingen die 100 jaar in hetzelfde lokaal vergaderd hebben?), de verschillende besturen, de gespeelde en zelf ingerichte tornooien, de kampioenschappen, de passage in Gent van vele wereldnamen op dit gebied: Korchnoi, Rubinstein, Tartakower, Euwe, Soultanbéieff, Koltanowski, Dunkelblum, etc. Een naam die men er natuurlijk ook regelmatig in tegenkomt is Edgar Colle, de sterkste schaker die België ooit gekend heeft, geboren in Gent en er (helaas veel te vroeg) gestorven. De man die tegen de sterkste grootmeesters gespeeld heeft en er meer dan eens van won. Een kleine 50 partijen van hem werden in dit boek opgenomen, benevens 59 interessante partijen van andere leden. Een uitgebreide ledenlijst van 1900 tot 1999 (meer dan 1600) sluit het boek af. Bovendien talrijke foto's. Onnodig te zeggen dat dit boek een absolute "must" is voor alle Gentse schakers. Het boek heeft een formaat van 15,5 x 22 cm. en telt 461 bladzijden. Wie 1.100 fr.overschrijft op Rekening N° 737-0012278-02 van de KGSRL te Gent ontvangt het boek thuisbezorgd. Wie de 100 fr. portkosten wil uitsparen kan het boek bekomen bij de auteur Paul Mauquoy, G. Callierlaan 216 te 9000 Gent, liefst na telefonische afspraak op het Nr. 09.224.42.39. Het boek is eveneens te bekomen in het clublokaal "Huis Caïssa" in de Abrahamstraat 16. Maar opgepast, enkel op vrijdagavond van 20 tot 24u. en de zaterdagnamiddag van 14 tot 20u. Op een stukje interessante Gentse geschiedenis werd dieper ingegaan door Gita Deneekere in haar boek "Het Katoenoproer van Gent in 1839". Een 194


oproer waarbij doden en gewonden vielen en een merkwaardige rol gespeeld werd door Constant Dossche. De textielindustrie die hier gedurende de laatste jaren van het Hollands Bewind een grote bloei kende, werd na de Belgische onafhankelijkheid geconfronteerd met een zeer serieuze terugval wegens het wegvallen van de enorme Nederlandse koloniale afzetgebieden. Ook de industriëlen waren alles behalve gelukkig met deze evolutie. Het gevolg was een stijgende werkloosheid, de gestadige vermindering van de al niet royale lonen; neem daarbij de stijgende voedselprijzen en u zult begrijpen dat, niettegenstaande het geduld en de onmacht van het werkvolk, een dergelijke situatie niet oneindig kan blijven duren en dat het tenslotte tot een uitbarsting moet komen. Dat het geval een stuk complexer is dan dat, kunt u vernemen in dit boek waarin de figuur van de hoofdrolspelers belicht wordt. Ook de rol van de lokale autoriteiten zoals Burgemeester Minne-Barth en Gouverneur de Schiervel komen er aan bod. Wij kunnen dit boek niet resumeren, u moet het lezen. U vindt er ook een 28-tal afbeeldingen in en tal van reproducties van brieven, verzoekschriften, wetsontwerpen en andere officiële stukken. Het boek heeft een formaat van 15,5 x 24,5 cm. en telt 159 bladzijden. De prijs bedraagt 490 fr. en het is verkrijgbaar in de boekhandel Walry op de Zwijnaardse steenweg 6 te 9000 Gent. Het boek "100 Jaar Rode Kruis. Afdeling Gent" waar wij melding van maakten in ons Januari-nummer is nu verschenen. In dit boek vindt men de gedetailleerde geschiedenis van de Gentse Mdeling van het Rode Kruis van 1898 tot 1998. Het is overvloedig geillustreeed en de zeer talrijke foto's (practisch op iedere bladzijde) maken dit boek zeer aantrekkelijk. De auteur Marc Loockx zal waarschijnlijk enorm veel tijd nodig gehad hebben om een dergelijk boek samen te stellen. Maar daarmee ligt nu ook al weer een aspect van een stukje Gentse geschiedenis vast. Pro memorie: Formaat 21 x 29,5 cm. 133 bladzijden. Prijs: 500 fr. Te bekomen door overschrijving op Rekening van het Rode Kruis N° 290-0225825-30 of na telefonisch contact op het nummer 09.225.61.79. Bij Lannoo verscheen "Wonen en Leven in Gent". In een eerste deel "Een grootse kleine Stad" met tekst van Nic Baltbazar en foto's van Bart Lasuy wordt de "buitenkant" behandeld. In een tweede deel "Achter deuren en vensters" met tekst van Rilde Bouchez en foto's van Bart Van Leuven gaat het over Gentse interieurs. Alles samen een 40-tal foto's van de buitenkant, meer dan 110 foto's van interieurs. Grosso modo 50% tekst, 50% foto's. 195


Formaat: 25 x 25 cm. 144 bladzijden. Dit boek maakt deel uit van een reeks want er bestaat ook nog "Wonen en leven in Vlaanderen, in Brussel, in Parijs." Prijs: 1.650 fr. Wie moeilijkheden mocht ondervinden om het boek te bekomen in de boekhandel kan nog altijd contact nemen met Uitgeverij Lannoo, Kasteelstraat 97 te 8700 Tielt. Tel. 051.42.42.11. Deel XXIV (1999) van de "Verhandelingen" van de Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent is verschenen. Het is volledig gewijd aan een studie van Laurence Derycke over "De SintMiebielswijk in Gent (1480-1520), een sociaal topograf"ISche reconstructie." Men krijgt een klaar inzicht in hoe deze wijk er in die periode moet uitgezien hebben, welke huizen er stonden, wie er woonde, welk beroep de bewoners uitoefenden, welke handelszaken er gevestigd waren, alles zeer gedetailleerd. Bijzonder boeiend is een bijgevoegd straten- en huizenplan met de perceelnummers, de Oostenrijkse huisnummers, en in veel gevallen ook de naam van het huis en de functie die het vervulde: herberg, apotheek, brouwerij, bakkerij, enz. Zeer overzichtelijk. Wie het in detail wil bestuderen kan er een paar aangename uren aan beleven. Formaat: het klassiek formaat van deze "Verhandelingen", groene kaft, 268 bladzijden. Prijs voor de niet-leden van de M.G.O.G.: 850 fr.over te schrijven op rekening Nr. 000-0370680-43. Maar men kan zich natuurlijk beter lid laten maken (750 fr.), men krijgt dan het boek (en de andere te verschijnen publicaties) gratis. Bij het Mercatorfonds verscheen "Karel V. 1500-1558. De Keizer en zijn tijd". Dit is een boek dat met geen ander kan vergeleken worden. Het is HET boek over Keizer Karel. Wij denken niet dat men nog veel over Keizer Karel zou kunnen schrijven dat niet in dit boek staat. Bij het doorlezen ervan hebben wij ons moeten bedwingen om het niet van de eerste tot de laatste letter te lezen, iets wat wegens tijdnood onmogelijk was. Desniettemin hebben wij er ons vele uren in verdiept. Het werd samengesteld door een 9-tal specialisten onder de leiding van Hugo Soly. Hij zelf zorgde voor de inleiding "Karel V en zijn tijd". Mia J. Rodriguez-Salgado behandelt "Karel V en de dynastie". Geoffrey Parker heeft het over "De politieke wereld van Karel V". W. Blockmans verzorgt het hoofdstuk "De onderdanen van de Keizer". Het hoofdstuk "De worsteling om zuiverheid en eenheid van het christendom" werd geschreven door Heinz Schilling. 196


Immanuel Wallerstein neemt "Karel V en de ontluikende kapitalistische wereldeconomie" voor zijn rekening. Peter Burke heeft het over "Karel V (her)bekeken". "De beeldvorming rond Karel V" werd geschreven door Femando Checa eremades en tot slot heeeft Henri Vanhulst het over "Karel V en de muziek". Het boek heeft een formaat van grosso modo 24,5 x 32,5 cm. en niet minder dan 529 blz. Het boek weegt 3,7 kg .. Ach ja, wij weten het wel, de waarde van een boek wordt niet bepaald door zijn gewicht, maar door zijn inhoud. Maar als wij er aan toevoegen: 3,7 kg. bijzonder interessante en boeiende lectuur, wil dit toch iets meer zeggen. En dan hebben wij het nog niet gehad over de meer dan 400 schitterende illustraties, waarvan 330 in kleur, velen op een volle bladzijde. Het is meteen ook een kunstboek. De prijs bedraagt 4.995 fr.Iedereen kan zich dat natuurlijk niet permitteren, maar het boek is die prijs zeker waard. Dit alles in een geillustreerd opbergetui. Te bekomen bij het Mercatorfonds- Meir 85 te 2000 Antwerpen. Tel.: (03) 202.72.60. Ook nog in de Museumwinkel van ons Museum voor Schone Kunsten in het Citadelpark. Tel. (09) 222.17.03. Verleden jaar verscheen het 36e jaarboek van "De Oost-Oudburg". Een boek van formaat 16 x 24 cm., 275 bladzijden, geillustreerd. De volgende Gentse onderwerpen worden er in behandeld: - De Bedevaart uit het Sint-Baafsdorp bij Gent naar Sint-Lievens-Houtem. - Luchtschip ontploft boven Gent. - Het oudst Liber Memorialis van de Sint-Amandusparochie. - Eigen lakens eerst? Een dispuut tussen de wolwevers en de lakensnijders te Gent in de 18e eeuw. - Robert Aerens, onbekend en, toch bemind. Het boek kost 400 fr., maar voor de geïnteresseerden is het natuurlijk voordeliger zich lid te laten maken van "De Oost-Oudburg", men ontvangt dan het boek gratis, benevens het driemaandelijks tijdschrift. PCR van de Kring: 000-0445972-63. Gedurende bijna een eeuw hadden wij in Gent 2 Franstalige kranten: de katholieke "Le Bien Public" die verscheen van 1853 tot 1940 en de liberale "La Flandre Libérale" die verscheen van 1874 tot 1974. Minder dan één jaar na het verdwijnen van "La Flandre Libérale" stichtte Jean Eeckhout het weekblad "Le Courrier de Gand" dat een bestaan kende van 19 jaar. (Eerste nummer: 18 April1975, laatste nummer: 31 Maart 1994. Het werd vrijwel onmiddellijk opgevolgd door "Le Nouveau Courrier" die 197


zich gedurende 6 jaar boven water heeft kunnen houden, maar op zijn beurt verdween einde december 1999. Alhoewel Franstalig waren dit toch echte Gentse publicaties en meer dan eens troffen wij daarin typische culturele onderwerpen over onze stad aan die wij tevergeefs zochten in onze Vlaamstalige kranten. Ook het verleden van onze stad was een onderwerp dat daar regelmatig aan bod kwam en er kon geen nummer van "Ghendtsche Tydinghen" verschijnen of Ie "Courrier de Gand" maakte er melding van met een lovend commentaar, daar waar de meeste Vlaamse kranten nog moeten ontdekken dat wij bestaan. Het is dus defmitief gedaan met de Gentse Franstalige dag- en weekbladen en dat is wel spijtig, want een stukje typische lokale geschiedenis is daarmee voor altijd voorbij. Wij vestigen de aandacht van onze lezers op het feit, iets wat de meesten waarschijnlijk niet weten, dat de complete collectie van zowel "Le Courrier de Gand" als van "Le Nouveau Courrier" aanwezig zijn in ons Documentatiecentrum. Het Liberaal Archief is enkele jaren geleden begonnen met de herdruk van bepaalde werken die sinds lang niet meer te krijgen zijn. Als eerste verscheen "Al de Liberale liedjes en Gedichten van Napoleon Destanberg". Als 2e herdruk verscheen "Schets eener Geschiedenis der Vlaamsche Beweging" van Paul Fredericq. Als 3e in deze reeks is nu uitgekomen "Sophie", een roman van Vrrginie Loveling die verscheen in 1885. Men kan zich afvragen "Gaat het Liberaal Archief nu ook al romans beginnen herdrukken?" U hebt het misschien al begrepen, dit is geen gewone roman maar een zeer geëngageerd werk. Het situeert zich in de periode van de eerste schoolstrijd (1879-1884) en is een aanklacht tegen de macht van de clerus, in het bijzonder in het onderwijs. Om de leesbaarheid voor de huidige lezer te vergemakkelijken werd de originele spelling aangepast aan de regels van het Spellingsbesluit van 1994. In een uitgebreide inleiding (42 blz.) belicht Daniël Vanacker de figuur van Virginie Loveling en situeert hij de periode in dewelke het gebeuren zich afspeelt. Formaat van het boek: 12 x 20 cm.- 311 bladzijden. Prijs: 695 fr. Te verkrijgen bij het Liberaal Archief - Kramersplein 23 te 9000 Gent. Tel. 09.221.75.05. Wie het boek thuisbezorgd wenst schrijft 795 fr. over op de Rekening van het Liberaal Archief N° 000-1519870-74 met de vermelding "Sophie". H.C.

198


VRAAG EN ANTWOORD De heer Eric Van de Velde (De Pinte) geeft een antwoord op de vraag van de heer Roger Spilthoorn (Gh. T. 2000- N° 1- pp. 55-56: De schilderij van de heer François Spilthoorn, op volwassen leeftijd, deed me toevallig denken aan de schetsen die Armand Heins tekende bij de voorbereiding van de feestelijkheden die te Gent werden ingericht naar aanleiding van de driehonderdste verjaring van het overhandigen van haar stichtingsoorkonde aan de "soevereine en ridderlijke schermergilde van Sint Miebiels" door de aartshertogen Albert en lsabella. Armand Heins, zelf lid van de Sint-Michiels-gilde, droeg belangrijk bij tot de organisatie en het succes van deze viering, onder meer bij het ontwerpen van de kledij voor de deelnemers aan de historische Sint-Michielsstoet, die in 1913 (tevens jaar van de Wereldtentoonstelling) drie maal Gent doorkruiste. Deze stoet omvatte zes hoofdgroepen, die respectievelijk de handwerkergilden uitbeelden, de feestvierende Sint-Michielsgilde, de Stadsmagistraat, de Aartshertogen en hun gevolg, de drie andere Gentse Hoofdgilden (Sint-Joris, Sint-Sebastiaan, Sint-Antonius) en de Gentse Rederijkerskamers, allen in tijdskledij (begin 17e eeuw), te voet enlof te paard, met praalwagens en muziekkorpsen ertussenin (cfr. Joseph CASIER: Chef-Confrèrie Royale et Chevalière de Saint-Michel, Fêtes du Tricentenaire, 1613-1913; uitg. Gent 1921). Het eerste deel van de stoet werd afgesloten door een groep die de burgerwacht van de stad (garde bourgeoise de la ville) voorstelde, waarvan de compagnies in 1752 werden afgeschaft. Voor deze groep werd een beroep gedaan op gekostumeerde leden van de "Cercle des Chasseurs-éclaireurs de la Garde-Civique" (de ledenlijst, anno 1913, van deze kring is te onderzoeken, indien mogelijk). Ik kan me derhalve voorstellen dat François Léon Spilthoorn lid of officier van de garde-civique was, dat hij in die hoedanigheid opstapte in de herdenkingsstoet van 1913, verkleed als lid van de burgerwacht uit de 17e eeuw, en dat hij van deze enige gelegenheid gebruik maakte om zich romantisch te laten afbeelden. Zijn kleinzoon Aimé zou het dus wel bij het rechte eind kunnen hebben gehad. Misschien kan deze hypothese de heer Roger Spilthoorn uit Antwerpen met het tableàu van zijn grootvader verzoenen. Vraag van Mevrouw G. Vlieghe-Steps: "Philippe-Edouard CADDERLIER-geboren te Antwerpen in 1812 en overleden te Gent in 1887 - was de echtgenoot van Jeannette Hoste; vader van Emile, Gustave en Ernest Cauderlier. 199


Hij was schrijver van verschillende kookboeken en in het Gentse gekend als "spijsleraar en ondernemer van Gastmalen. (Traiteur et Marchand de comestibles). Zijn er in het Gentse nog verwanten of mensen die ons meerdere gegevens omtrent deze bijzondere Gentenaar kunnen bezorgen?" De heer Robert Devreese schrijft: "Ik bezit een tiederboekje van de revue "SOEPE", opgevoerd in het Landbouwershuis in 1908 en waarin mijn vader Anatole één van de vedetten was. Graag zou ik willen weten welk gezelschap deze revue inrichtte, of die meermaals gespeeld werd en in welke maand."

LEZERS SCHRUVEN ONS De heer Victor Antheunis reageert op de artikelenreeks van de heer Daniël Van Ryssel "Ik zou daar een boek kunnen over schrijven". "Proficiat en niets dan lof erover! Ten eerste laat ik u weten dat ik vanaf 1937 in de Krevelstraat heb gewoond tot Mei 1948. Ik was toen 14 jaar en kende van dien tijd veel van de St-Lievenspoortstraat. Ik had toen ook 2 broers, Marcel (7 jaar) en Julien (11 jaar) die van toen af ook veel op de St-Lievenspoortstraat hebben gespeeld tot enkele jaren na Wereldoorlog Il. Deze twee hebben allebei een tijdje met de kindervoiture van kleine Marcel gereden! Mijn broer Marcel, geboren in 1930, heeft veel in het café van "Bakvis" geweest en heeft daar zelfs nog op een oude piano leren tokkelen. Hij was bevriend met diens oudste zoon. (Hun familienaam was Tackels). Nu aangaande stadsschool "Spanoghe". In "Ghendtsche Tydinghen"- 1999N° 3- p. 126 spreekt u over Directeur Karel Dhondt. Kijk nu eens in hetzelfde nummer op blz. 181: op die groepsfoto van het schooljaar 1933-1934 van de Stadsschool Lomdesstraat (nu St-Bemadettestraat) kunt ge Directeur Charles Dhondt zien. Maar nu zonder zijn eeuwig bolhoedje. Nu volgt hier de kleine geschiedenis daarover. Mijn ouders zijn na de geboorte (1930) van mijn jongste broer Marcel naar de Lomdesstraat gaan wonen. Dus heb ik daar gans mijn lagere school tot en met het 7e studiejaar doorlopen. Nadien, in 1937, zijn mijn ouders terug naar de Keizerpoort gekomen in mijn geboortebuurt, dus in de Krevelstraat Daardoor zijn mijn 2 broers naar de lagere stadsschool "Spanoghe" rechtover de "Hollainkazeme" geweest en waren alzo terug bij Directeur Charles Dhondt terechtgekomen 200


die ook mee verhuisd was. Ik niet, omdat ik dan reeds naar de Vakschool "Carels" in Gent was gegaan. Mijnheer Van Ryssel kan aldus vaststellen dat er nog meer mensen zijn die geïnteresseerd zijn in de geschiedenis van hun oude gebuurte! N.B. 1o Ik heb nog mijn oud schoolrapport van het 7e studiejaar 1937 en het is getekend Charles Dhondt. 2° In het geboortehuis van Karel Van de Woestijne in de St-Lievenspoortstraat heeft er een zekere Theo Kapper gewoond, een voetballer van de "Gantoise" in het begin van 1940." De heer Luc Devriese schrijft ons: Nu nog maar pas ontdekte ik tot mijn ontzetting dat ik een kemel van jewelste geschoten heb in mijn bijdrage "Hondse toestanden in de Gentse gemeenteraad (1824-1899)", die verscheen in Ghendtsche Tydinghen, jg. 28, 1999, nr. 3, p. 154-158. Ik schreef aan het einde van dat verhaal dat het niet tot een dierenbeschermende regelementering kwam in de 19de eeuw, hetgeen niet strookt met de waarheid. Daarom deze rechtzetting. In het grote reglement op de wegenis, het verkeer, de bouwwerken en de woningen te Gent dat in 1898 tot stand kwam en zelfs in boekvorm uitgegeven werd, lezen we onder andere het volgende: - De geleider van eenen wagen met honden bespannen moet zijn wagen voorzien van eenen schotel om drinken te kunnen verschaffen aan zijne honden, en van deksels (dekkleden) die hij onder de dieren zal plaatsen of waarmede hij ze zal dekken gedurende hunne rust. - Het is verboden als trekdieren te gebruiken honden wier zwakheid, ziekten, gebreken of kwalen, hen hiertoe zichtbaar ongeschikt maken, alsook volle teefjes. - Het is verboden honden in te spannen welke niet minstens 60 centimeters hoog zijn. - De karren ... zullen voorzien zijn van een ruststaander, ten einde te beletten dat bij het rusten het gewicht op het dier zou drukken. - Het is verboden honden naast welkdanig ander dier in te spannen. - Het is verboden de honden tijdens de groote hitte in de zon te laten staan. Een heel gedetailleerde reeks verordeningen dus, verscholen tussen allerlei bepalingen omtrent verkeer, wegenis en dergelijke. Dat zulks daar te vinden was, is geen toeval: het waren vooral de trekdieren die het medelijden van de stadsbewoners opwekten in die tijd. De toenmalige dierenbeschermerslobby, wij zouden zeggen Gaia, was er in geslaagd zijn standpunten in het grote verkeersreglement te stoppen. De volgende brief komt van de familie De Wulf-De Vogelaere (Lovendegem): 201


Betreft de voetnota nr. 15 op blz. 34 van het tijdschrift nr. 1 van 15 januari 2000. Aangaande het artikel "Waar te Gent recht werd gesproken", zou ik u willen wijzen op een foutieve benaming van de Albertkazerne, tijdens de 1e wereldoorlog. Deze kazerne kreeg de naam HOHENZOLLERN toebedeeld, wat in die tijd door de Gentenaars als DE HOOIZOLDER werd vertaald. De Leopoldkazerne daarentegen werd wel de KAISER WILHELMKASERNE genoemd tijdens de 1e wereldbrand. Voor de rest overigens, niets dan lof voor het tijdschrift, waar we reeds verscheidene jaren zijn op geabonneerd. Het gebeurt meermaals dat lezers ons een paar .vleiende woorden toesturen. Dit gebeurt al eens op het formulier bij de betaling van het lidgeld. Dat doet ons natuurlijk altijd plezier en wij danken daarvoor Mevrouw Marie-Christine Rogiest en de heren Leopold Geerinckx, Marcel Vanhinsberg en Lucien Casteels. Het gebeurt ook dat deze waardering uitgedrukt wordt in een brief. Zo ont¡vingen wij een tijdje geleden een brief van de Voorzitter van de Provincieraad, Meester Piet Van Eeckhaut. Dat wij hem wat laattijdig publiceren is te wijten aan het feit dat hij met wat vertraging op de Redactie belandde. Maar aangezien wij graag ook eens "stoefen" publiceren wij hem toch. "Het wordt een gewoonte, maar ik schrijf toch maar opnieuw. Per zelfde bode stort ik een bedrag van 2.000 BEF als lidgeld voor het jaar 2000. Met genoegen heb ik ook dit jaar uw - ons - tijdschrift gelezen. De kwaliteit wordt er steeds beter op en als ik zie met welke middelen dit gebeurt, dan is het inderdaad waar dat "de mirakels de wereld nog niet uit" zijn; zoals het bericht aan de leden het vertelt. Opnieuw was het laatste tijdschrift zeer boeiend: "Waar te Gent recht werd gesproken" heeft mij natuurlijk speciaal aangetrokken, maar elk artikel is altijd de moeite waard. Van harte wens ik U de moed, de volharding en het enthousiasme toe om zo verder te doen. Zeer hartelijk,"

202


AANVULLENDELEDENLUST 3031303230333034. 3035 . 3036 ~ 3037 3038303930403041 3042 3043 3044304530463047 30483049 3050 3051 30523053 3054 30553056 30573058 30593060 3061 3062 3063 3064 3065 3066 3067 -· 3068 3069 30703071 30723073-

CAPOENJ., Rijkeklarenstraat 24,8900 Ieper DE ROUCK G., Brasschaatsebaan 31,2970 Schilde JONCKHEERE.M., L. Luypaertstraat 140, 1850 Grimbergen-Borcht DECUBBER J., 2325 Chemin Pare Job;3JO Weedon (Quebec) Canada DE LEU G., Roodborstjesstraat 103, 9032 Wondelgem VANDEN DAÈLE M., Hazelaardreef 26, 9820 Merelbeke GUILBERT W., Palmendreef 22, 9040 Sint-Amandsberg LENTZ Chr., Vlierboomstraat 10, 9940 Evergem MOREL G., New Orleansstraat 16,9000 Gent TURCKSIN J.B., Hoogstraat 21-:~3,_ 9000 Gent DUBOIS A., Bemard Spaetaan 9, 9000 Gent COMYN R., Zandvoordestraat 54, 8902 Zillebeke Mw VANBERGEN G., Sint-Pietershofstraat 45, 9070 Destelbergen Mw ELAUT A., Charles de Kerchovelaan 97,9000 Gent Mw VANDENBUNDER M.-T., Noordstraat 100, 8800 Roeselare RAES M., Ketelvest 18,9000 Gent PHILIPS W., Peter Benoitlaan 153, 9050 Gentbrugge Mw TEERLINCK-VAN BELLE, Lindenstraat 11, 9831 Deurle VERDONCK J., Cocbiestraat 36, 9000 Gent VAN AUTREVE M., Beukendreef 64, 9080 Lochristi VERDONCK J., Hippoliet Van Peenestraat 7, 9030 Mariakerke VAN HECKE T., Antwerpsesteenweg 705; 9040 Sint:-Amandsberg LAUTE J.-P., Maagdekensstraat 12, 9940 Evergem Mw DE MOLM., Grensstraat 209, 9032 Wondelgem DELEYN G., Dendermondsesteenweg 107, 9000Gent Mw TAYMANS H., Zwijnaardsesteenweg 668, 9000 Gent DE WULF M., Oude Houtlei 88, 9000 Gent Mw VAN GEEM Chr., Duddegemstraat 23, 9051 Msnee KEULEMANS P., Wasstraat 11,9000 Gent . NEYT L., Luxemburgstraat 21, 8700 Tielt SCHALCK J., Steentjesstraat 17, 9270 Laarne ACKE D., Olmstraat 7, 9820 Merelbeke Mw VAN DE VYVERE Fr., Kortrijksesteenweg 740, 9000 Gent LAMBEIN P., Charles de Kerchovelaan 13, 9000 Gent DEBERGH Ph., Eedstraat 9, 9052 Zwijnaarde NOWE Fr., Sportstraat 450, 9000 Gent Mw MATTHEEUWS A., Oostveldkouter 19, 9920 Lovendegem WAUTERS E., Coupure Rechts 254, 9000 Gent ANDRIES J., Maaltebruggestraat 254, 9000 Gent Mw VERNIERS R., GustaafEylenboschplein 34, 9000 Gent VAN HECKE E., Koestraat 40, 9000 Gent Mw VERSCHOORE N., Rijvisschestraat 17, 9052 Zwijnaarde VANDER EECKEN M., Bosstraat 58, 9031 Drongen

203


DIT BESTAAT NIET MEER

r

De boekhandel Rombaut-Fecheyr op de hoek van de Kouter en de Vogelmarkt.

204


GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring Gent V.Z.W. 15 juli 2000 29e jaargang nr. 4

INHOUD

- Jean-Paul Marchal: Le Héron. Een Gents schuiloord van het Geheim leger. - Armand Heins: Inventaire archéologique: De Maagd het Kind Jezus dragend. - Daniël Van Ryssel: Ik zou daar een boek kunnen over schrijven. De charmes van de dagelijksheid. - Guy de Maertelaere: De Gentse mentaliteit (slot). - André Coene: Jacob Roelofs van Deventer tekende omstreeks 1559 een werkelijkheidsgetrouwe stadsplattegrond van Gent. - Jules Duvivier: De Oude Tantes. - Paul Huys: Beiaardspelen is een laborieus werk... - Maurice Geirnaert: Enkele herinneringen aan de "Indus". - Robert Den Beer-Vanhuffel: Herinneringen aan Michel Casteels, alias Piet Korrel. - Hugo Collumbien: Gentse Memoriedagen: 2-3 mei. - Alfons Van Werveke: Oudheidkundige kroniek: De Harmoniemaatschappij SinteCecilia. - Bibliografie. - Vraag en Antwoord. - Lezers schrijven ons. - Dit bestaat niet meer -Aanvullende ledenlijst 205

206 222

224 234

240 249 250 251 254 257

264 266 270 270 272 272


,

LEHERON Een Gents schuiloord van het Geheim Leger 1. VAN BELGISCH LEGIOEN TOT LEGER VAN BELGIË

De eerste militaire verzetsbewegingen werden reeds in de late zomer van 1940 opgericht. Tot de best georganiseerde groeperingen behoorden het Belgisch Legioen (Légion Beige) van kapitein-commandant Charles Claser en het Heropgericht Belgisch Leger (Année Beige Reconstituée) van reservekolonel Robert Lentz. Beide bewegingen fusioneerden in juli 1941; de naam Belgisch Legioen werd behouden. De Belgische regering in Londen had echter haar twijfels over de doelstellingen van deze 'militaire organisatie'. Om hierover meer inlichtingen te verzamelen, stuurde zij kapitein Jean Cassart en zijn marconist Henri Verhaegen, naar België. Beiden werden in de nacht van 3 op 4 oktober 1941 boven Chevron (provincie Luik) geparachuteerd (zending Metrat). Vóór Jean Cassart 'zijn verslag' aan de Belgische regering kon overmaken, werd hij op zaterdag 13 december 1941 aangehouden. Dit was uiteraard een grote ontgoocheling voor Charles Claser. Hij besloot toen zelf het initiatief te nemen en vertrok op 9 april 1942 naar Groot-Brittannië: hij was vergezeld van Philippe de Liedekerke, een geparachuteerde Belgische agent. Op zondag 3 mei werden beiden echter in Spanje gearresteerd en in het kamp van Miranda opgesloten. Na hun vrijlating reisden zij verder naar Lissabon en vandaar naar Gibraltar. Zij bereikten uiteindelijk Londen pas op vrijdag 10 juli 1942. Acht dagen later werd Charles Claser hartelijk verwelkomd door kapiteincommandant Henri Bemard van de 2• Sectie van het Belgisch ministerie van Landsverdediging, en door de Britse majoor Claude Knight, hoofd van de Belgische S.O.E-sectie (Special Operations Executive). Op de 'school' van het S.O.E. (te Lymington) smeden Charles Claser, Henri Bemard en Claude Knight een plan voor het uitvoeren van militaire acties bij een eventuele geallieerde landing op de Belgische kust. Ook zou het S.O.E. voor de nodige materiële steun zorgen (wapens, zenders, munitie, geld, enz.). Het was Henri Rolin, onderstaatssecretaris bij het ministerie van Landsverdediging, die het plan van het S.O.E: in een formele opdracht omzette ... en dit terwijl premier Hubert Pierlot in Belgisch Congo zat! Claser verliet Londen op zaterdag 8 augustus en bereikte Brussel op 29 augustus 1942, na een lange reis via Gibraltar en Frankrijk. "Zodra Claser weg was vergaderde de ministerraad. Hij (de ministerraad) verweet

206


aan onderstaatssecretaris Henri Rolin -een minister van tweede rang - dat hij de chefvan het Belgisch Legioen had laten gaan zonder dat de regering, met de nodige waarborgen, dat vertrek had goedgekeurd." (H. Bemard in 'Het Geheim Leger', p.20).

Inmiddels was Hubert Pierlot uit Belgisch Congo naar Londen teruggekeerd en van Clasers opdracht op de hoogte gebracht. Meteen werd Henri Rolin afgezet en verbrak de Belgische regering haar samenwerking met het S.O.E. op 16 augustus 1942. Op maandag 2 november besloot Charles Claser - die (uiteraard) op geen medewerking van de Belgische regering kon rekenen - samen met luitenant Richard Defroyennes (een geparachuteerde Belgische agent) naar Londen terug te keren. Beiden werden echter vier dagen later in Champagnole (Frankrijk) gearresteerd. Van de vijf stafleden van het Belgisch Legioen bleef nu alleen nog kolonel Jules Bastin over. De overige drie waren reeds eerder opgepakt: Robert Lentz en Charles Vander Putten op vrijdag 8 mei, André Boereboom op woensdag 28 october 1942. Het was uiteindelijk François de Kinder die, eind 1942, in Londen zijn schoonbroer Hubert Pierlot wist te overtuigen zijn houding ten opzichte van het Belgisch Legioen te herzien. Dit leidde tot de erkenning van Jules Bastin als bevelhebber van het militair verzet in België. Ook werd de beweging omgedoopt tot Leger van België (Armée de Belgique). Eens de reorganisatie doorgevoerd en de contacten met het S.O.E. hersteld, werd het Belgisch grondgebied in vijf zones (voorheen drie) ingedeeld: Oost- en West-Vlaanderen vormden samen Zone ID. Ook in het Gentse werd vrij vroeg aan de oprichting van militaire verzetsbewegingen gedacht. Zo namen reeds in augustus 1940 Albert Tollenaere en Louis Cloquet contact op met een aantal reserve- en beroepsmilita!ren. "Gent kan terecht als de bakermat van het Belgisch Legioen (Légion Beige) beschouwd worden, want het was daar dat commandant SBH (Stafbrevethouder) Claser zijn ideeën voor het eerst in daden omzette", schrijft Kol. Guy Van Poucke in Niet Langer geheim, p. 16.

Op zaterdag 30 november 1940 kreeg de Gentse kapitein Edouard Franclex het bevel over Zone I. Zij bestond toen uit vier provincies (P): West-Vlaanderen (P1), Oost-Vlaanderen (P2), Antwerpen (P3) en Limburg (P4). De hoofdkwartieren lagen respectievelijk in Brugge, Gent, Antwei:pen en Hasselt. Onder impuls van Edouard Franclex werd de verzetsgroep Tollenaere-Cloquet-Van Hoorebeke eind 1941 in het Belgisch Legioen geïntegreerd. Weldra zouden zich ook andere verzetsbewegingen aansluiten. Nadat Albert Tollenaere- zowat de allroundman van Oost-Vlaanderen207


op dinsdag 13 oktober 1942 door de GFP (Geheime Feldpolizei) was gearresteerd, namen luitenant Georges de Groote en commandant Maurice Goethals zijn taken over. Edouard Franclex besloot echter de staf verder uit te breiden en voegde er kapitein-commandant Pierre-François De Coene en majoor Auguste Haus aan toe. Als drie weken later ook Georges de Groote werd aangehouden, poogde Maurice Goethals, samen met Lucien Van Puymbroeck, Auguste Haus en Pierre-François De Coene, de zaak rollende te houden. Na het omdopen van het Belgisch Legioen tot Leger van België, werd het Belgisch grondgebied, zoals eerder vermeld, in vijf zones ingedeeld (in plaats van drie). Edouard Franclex kreeg nu het bevel over Zone lli (Oost- en West-Vlaanderen). Enkele maanden later was de staf van deze Zone, door de arrestaties van midermeer Edouard Franclex en Lucien Van Puymbroeck op maandag 15 maart 1943, zwaar getroffen. Het was Jacques van der Bruggen (verbindingsofficier tussen het Hoofdkwartier van het Leger van België te Brussel en dat van Zone lli) die de opdracht kreeg de staf van de provincie Oost-Vlaanderen te reorganiseren. Hij kon daarbij niet langer rekenen op Maurice Goethals, daar de GFP ook laatstgenoemde op de hielen zat. Als nieuwe bevelhebber van de provincie Oost-Vlaanderen koos Jacques van der Bruggen tenslotte voor zijn vriend luitenant Louis Camu. In april 1943 werd Auguste Haus gelast met de reorganisatie van de sector Gent. Toen Bastin op woensdag 24 november 1943 aangehouden werd, nam kolonel Ivan Gérard tijdelijk het roer van het Leger van België over en benoemde hij majoor Fernand Defise tot bevelhebber van Zone ID. Na het vertrek van Ivan Gérard (maart 1944) naar Groot-Brittannië, volgde luitenant-generaal Jules Pire hem op. Laatstgenoemde verving dan, op advies van Jacques van der Bruggen, Fernand Defisse door Auguste Haus. Intussen was de indeling in twee provincies afgeschaft. Voortaan zou Zone 111 uit 10 sectoren (5 per provincie) en een aantal schuiloorden bestaan: De sector Gent telde drie schuiloorden (refuges): Le Héron (de Reiger), La Sarcelle (de Taling) en L'Eider (de Eider), plus een Compagnie der haven.

2. DE RADIOVERBINDINGEN MET ENGELAND Teneinde rechtstreekse radiocontacten tussen Engeland en Zone lli mogelijk te maken, werden op dinsdag 19 oktober 1943 twee, in Engeland opgeleide, Belgische agenten geparachuteerd: Paul Vekemans en zijn marconist Georges Joakim. 208


Op vrijdag 3 maart 1944 werd ook een Britse radio-instructeur, kapitein Anglio Latimer, gedropt. Georges Joakim, maar voomarnelijk Anglio Latimer, werden belast met het opleiden en bijscholen van 'plaatselijke' radio-operators. Op zondag 30 april 1944 werd opnieuw een marconist voor Zone Ill geparachuteerd: Albert Wouters (codenaam TIE PIN). Op donderdag 4 mei 1944 seinde Georges Joakim (codenaam WIG) het eerste bericht van Zone ill naar Groot-Brittannië. Twee dagen later ontving hij zijn eerste boodschap rechtstreeks vanuit Engeland (voorheen gebeurde dit via Brussel). Vanaf mei 1944 beschikte Zone ill dus over een autonome radioverbinding met Groot-Brittannië: het radiostation (codenaam Station 53B) lag in Poundon, enkele kilometers ten noordoosten van Oxford. Na hun taken te hebben volbracht, keerden Paul Vekemans en Georges Joakim naar Engeland terug, maar werden aan de Spaanse grens opgepakt en per trein naar Duitsland afgevoerd. Onderweg slaagde Joakim erin het raampje van het toilet in te slaan en uit de rijdende trein te springen. Leden van het Franse verzet verzorgden zijn gebroken arm en hielpen hem zich bij de intussen gedebarkeerde geallieerde troepen te voegen. Paul Vekemans belandde daarentegen in een Oflag (krijgsgevangenenkamp voor officieren) in Silesië. Ook hij slaagde erin te ontsnappen en de Sovjetlinies te bereiken. In opdracht van kapitein Vincent de Callataij (verantwoordelijk voor de transmissiedienst van Zone Til) nam Gentenaar Eugène Van de Weghe (codenaam WIG RED) de toenmalige taak van Georges Joakim over; laatstgenoemde had hem trouwens opgeleid tot 'pianist' (bijnaam voor marconist). Bij het coderen en decoderen van zijn berichten werd Eugène Van de Weghe dikwijls bijgestaan door iemand van de familie Moreels uit Merelbeke: Eugeen Moreels, telegrafist bij de PTT te Gent, of zijn echtgenote Frida Vindevogel en haar broer Albert. Omwille van de Duitse opsporingsdiensten mochten de 'pianisten' nooit lang vanuit dezelfde plaats uitzenden. Om de ± 20m lange antenne (in een hoek van 45° en steeds naar het noorden gericht) zo goed mogelijk te verbergen, werd zij dikwijls als pseudo-waslijn opgesteld of op de zolder gespannen.

3. MISLUKTE DROPPINGS Zoals eerder vermeld (zie Hoofdstuk 1) had het S.O.E. materiële steun beloofd. Wapens, munitie, zenders, geld en levensmiddelen zouden, bij volle maan, door de R.A.F. (138 en 161 'special duties' squadrons) geparachuteerd worden.

209


De eerste dropping voor de sector Gent was gepland in de nacht van 10 op 11 februari 1944 op het veld 'Les lilas' te Munte. Die avond (10 februari) zond de B.B.C (in haar franstalige uitzending) de afgesproken message uit: 'Les lilas jleuriront au printemps '. Het Britse toestel dook echter niet op! Toen een maand later de boodschap 'Les lilas ne fleuriront pas au printemps' de ether werd ingestuurd, viel evenmin een vliegtuig te bespeuren. Voor de volgende poging (nacht van 10 op 11 april) zou een nieuw terrein worden gebruikt: 'Lejaisan' teElene (Velzeke). Jozef Speeckaert, die de kenletter F van de drop zone, in morse, naar het vliegtuig moest seinen, was echter afwezig: hij had de message niet gehoord! Ditmaal vloog het toestel een paar keren over het plein maar keerde, bij gebrek aan identificatie, naar zijn basis terug. Om de drop zone aan de piloot te signaleren , moesten- volgens het boekjelichtbakens in L-vorm worden opgesteld. Drie rode lichten in lijn (wit vanaf 17 mei 1944), met een tussenruimte van ongeveer lOOm, vormden het 'lange been' van de L. Het 'korte been' gaf zowel de richting van de tegenwind als de limiet van de drop zone aan. De verantwoordelijke voor de dropping stond op zo'n 20 à 30m van het eerste rode licht (of het laatste, afhankelijk van de windrichting) en seinde in morse de kenletter van de drop zone. Het vliegtuig moest over het 'lange been' vliegen, richting 'korte been' (tegenwind), en de containers (en/of manden) vóór het 'korte been' afwerpen.

Omdat de droppings voor Zone lil tot dusver waren mislukt, besloot Londen een opgeleide 'coordinator' te parachuteren: Albert Mélot, alias Martin. Deze advocaat (bij de balie van Namen) sloot zich vroeg bij het Verzet aan. Na de arrestatie van Monique de Thysebaert in oktober 1942, nam hij de leiding van de ontsnappingslijn Tempo van haar over (Tempo was in feite een inlichtingsdienst met een eigen ontsnappingsnet). Toen de Duitsers, tussen 10 en 20 november 1942 verscheidene personen in de omgeving van Mariembourg en Namen arresteerden, kon Albert Mélot tijdig 'de plaat poetsen'. Hij slaagde erin Londen via Frankrijk, Spanje en Gibraltar te bereiken. Het is vermoedelijk op advies van Hubert Pierlot - een goede kennis van zijn vader- dat Mélot de opleiding van geheim agent (inlichtings- en actieagent) bij het S.O.E. volgde. Hij behoorde dus niet, zoals het ten onrechte in de bestaande literatuur staat geschreven, tot de Special Air Forces, noch tot de Special Airborne Forces. Deze Forces bestaan trouwens niet!

Hij werd op zondag 9 april1944 boven Somme-Leuze (nabij Havelange, in 210


de provincie Namen) geparachuteerd (zending Aufidius).

4. 'LE FAISAN EST BIEN FAISANDÉ' De eerste succesvolle dropping voor Zone m had plaats enkele uren na het (laatste) bombardement op het vormingsstation van Merelbeke. (zie De bombardementen van Merelbeke van J-P. Marchal). In 1946 besteedde de 'A.S. Klok - Orgaan der Verbroedering van het Geheim Leger; Zone 111' een speciaal artikel aan deze gebeurtenis: "Om 19,15 uur; den 1()' Mei 1944 meldt Radio-België (sic), in de Fransche uitzending van de B.B.C.: Message pour Théophile: "Le faisan est bien faisandé". Onmiddellijk worden de manschappen verwittigd en om 23 uur zijn volgende personen op het parachutageplein verzameld te Velzeke: Lt. Speeckaert, bevelhebber, Lt. Raemdonck, "Martin" (Albert Mélot), J. Duhamel, Maurice Wildt, Dr. (Nestor) De Prijck, Ing. De Paepe, E. Meersman, V. De Loore, M. Liebrecht, Dobbelaere, M. Caroen en 0. Delamoue. De aangewezen plaatsen worden door de mannen ingenomen. Zij wachten! De geest is uitstekend. De manschappen zijn vastberaden. Ze zijn tot alles besloten, tot het uiterste bereid. Rond 23,15 uur wordt het spoorwegknooppunt Merelbeke, op 20 Km. afstand, door de R.A.F zwaar gebombardeerd. De lichtfakkels zetten de gansche streek in een lichtgloed... Het weder is uitstekend, de temperatuur daalt echter sterk want het is volle maan. Het zicht is goed. Het wachten maakt de aanwezigen zenuwachtig. De geheele nacht door, tot 2 uur; hangen vliegtuigen in de lucht. Daarna, volledige kalmte. Geen geluid, geen beweging meer in de lucht... Om drie uur nadert op geringe hoogte een zware Engelsche bommenwerper uit westelijke richting. Door middel van de gekleurde lichten worden, op bevel van Lt. Speeckaert, signalen gegeven (de letter F voor Faisan, in morse). Het vliegtuig trekt over het terrein, zwenkt af naar Zottegem en keert terug, een groote boog beschrijvende over Grootenberge en Leeuwergem. Het vliegtuig nadert, het daalt tot op 100 m; en werpt 14 parachutes uit. Twee manden en twaalf containers zakken langzaam. De inhoud bestaat uit wapens, munitie, uitzendposten en levensmiddelen. Onmiddellijk worden de parachutes opgerold en worden in een wachtende auto geborgen. Koortsig wordt nu aangevangen met het laden der zware "containers". Het werk is lastig, de mannen worden vermoeid, maar dank zij het voorbeeld van Lt. Speeckaert, is om 5 uur de laatste kist geborgen. Rond 4,30 uur wordt een burger van Elene door ons gevangen genomen die zich te dicht gewaagd had. Hij blijft bij het gezelschap en helpt vrijwillig mede aan het werk. 211


Om 5,15 uur verlaten alle aanwezigen het parachutage terrein. Het werk werd goed geleid en goed doorgedreven. ledereen is gelukkig dat de eerste phase van de opdracht volbracht is. De auto met aanhangwagen vordert moeilijk en na 200 m. heeft hij reeds defect. Met vereende krachten wordt de auto opnieuw ingang geloopen. Ongeveer 500 m. verder, op een kleine helling valt de motor opnieuw stil. Het wordt stilaan klaar. Pas om 6,30 uur gaat het transport verder. De manschappen van de groep Balegem verspreiden zich op bevel van Lt. Speeckaert. De tocht gaat dan over Balegem, Scheldewindeke naar Moortzele nadat de motor nog verscheidene malen is stilgevallen. Rond den middag komt de kostbare vracht behouden aan op zijne bestemming te Moortzele ( ... )" Marc Verschoons (in De papegaai is geschoten, p. 43) preciseert dat de buit omstreeks 07 uur in de oude veldkapel op Moortzele-Berg werd verborgen. Volgens Jean Boogaerts werd rond de middag een deel van de vracht naar Oscar Verbauwen verhuisd. De rest van de buit werd later over de verschillende Gentse schuiloorden verdeeld.

5. VOORALARM Op 1 juni 1944 herdoopte premier Hubert Pierlot het Leger van België (Armée de Belgique) in GEHEIM LEGER (Armée Secrète). Pas veellater - volgens Jean Boogaerts rond 20-25 september 1944 - vernamen de leden van Le Héron dat hun verzetsbeweging van naam was veranderd! Dit verklaart de letters A.B. (voor Armée de Belgique) op hun armband i.p.v. A.S. (Armée Secrète).

Diezelfde avond (donderdag 1 juni) zond de B.B.C. een message pour la petite Berthe (België) uit: "La frondaison des arbres vous cache le vieux moulin". Deze boodschap betekende dat de geallieerden binnen de 14 dagen gingen landen en dat bijgevolg de commandoposten van de schuiloorden moesten geoperationaliseerd worden. Toevallig hoorde de bevelhebber van Zone lil, majoor Auguste Raus, de boodschap niet! Hoewelluitenant Jozef Speeckaert hem later op de avond op de hoogte stelde, wachtte Raus niettemin tot de volgende morgen om Zone ill te alarmeren. Die dag (vrijdag 2 juni) installeerde de staf van Zone ill zijn hoofdkwartier in het Blauwhuis-Wildeburghoeve te Wingene. 's Anderendaags had in het Zuidpark te Gent, omstreeks 14u, een belangrijk gesprek plaats tussen Jozef Speeckaert, kapitein-commandant Deprez (bevel212


hebber van La Sarcelle), luitenant Marcel Poelman (bevelhebber van Le Héron), Jean Boogaerts en Fernand Thielemans. Er werd besloten prioriteit te geven aan het oprichten van commandoposten en het operationaliseren van de schuiloorden. Fernand Thielemans (adjunct van Deprez) en Jean Boogaerts (adjunct van Poelman) werden met die opdrachten opgezadeld: Thielemans voor La Sarcelle, Boogaerts voor Le Héron. Omstreeks 19u raadpleegden Marcel Poelman en Jean Boogaerts de bevelhebber van de sector Gent, Pierre-François De Coene. Zij stelden hem op de hoogte van hetgeen eerder in het Zuidpark was besloten. Na de vergadering ontving Marcel Poelman 150.000 BF: dit geld moest dienen om o.m. de ondergedoken Héronmannen fmancieel te steunen.

6. LE PADDOCK Op zondag 4 juni kreeg Jean Boogaerts van Jules Marijns (een koerier van Jozef Speeckaert) het adres van de plaats waar hij de commandopost van Le Héron moest oprichten: "Bij boer Nève, aan de kerk van Bottelare"! Enkele uren later (omstreeks 15u) was Boogaerts reeds, samen met enkele koeriers, op weg naar Bottelare. De eerste etappe van hun fietstocht eindigde in Eke. Hier verlieten Carolus Vande Velde (beter gekend als Karel) en Van der Auwera het groepje en reden verder naar het Blauwhuis in Wingene (HQ van Zone ill). Jean Boogaerts, Georges Helderweirdt en Robert Van Hyfte namen de route Gavere-Dikkelvenne: 'Spec' (bijnaam van Jozef Speeckaert) zat inderdaad in Dikkelvenne ondergedoken, op het kasteel van graaf Louis de Lichtervelde. Omstreeks 19u reden Jean Boogaerts, Robert Val) Hyfte en Georges Helderweirdt eindelijk Bottelare binnen ... maar zij vonden er geen boerdèrij, rechtover de kerkt In een nabijgelegen herberg vernamen ze dat "boer Nève" in feite de Gentse notaris Ferdinand Nève de Mévergnies was! Op Le Paildock - want zo heette het landhuis van de notaris - werd J~ Boogaerts met veel argwaan begroet. De zoon des huize Stanislas bleekvan niets op de hoogte te zijn. . Teneinde raad deelde.Jean Boogaerts hem tnee· dat hij 's anderendaags een 'ingewijde' persoon op het postkantoor moest contacteren. Jules Marijris had Boogaèrts de volgen4e persoonsbeschrijving gegeven: "hij is postbedief!de in Bottelare, middelin!ltig van postuur en kamt zijn haar naar achter." Stanislas wist meteen over wie het ging en liet de 'pm~tbediende' aanstonds oproepen: het was Marcel De-Mulder. Groot was de .verbazing vàn Boogaerts toen hij vernam dat Marcel - een vroegere schoolkameraad - de leider

213


(Kopie P. Duportail)

Lucien Van der Straeten en Marcel De Mulder (in bleek pak). (Kopie K. Lanclus)

214


Deze foto werd na de bevrijding aan de ingang van Le Paddock genomen. Tussen de talrijke Hé ronmannen staat Simonne Nève de Mévergnies-Van Oost (i n donkere tailleur). Aan haar linkere zijde staat (in donker pak) Marcel Stas de Richelle. Naast hem staat (in bleke tailleur) Anne-Marie de Kerkhave d'Exaerde-Nève de Mévergnies. Uiterst rechts staat Stanislas N è ve de Mévergnies. Naast hem staat (in witte overall en baret) Charles de Kerkhave d'Exaerde. (Kopie K. Lanclus)

van de Groep Bottelare was. Een gerustgestelde Stanislas nodigde nu iedereen naar binnen en introduceerde zijn ouders: notaris Ferdinand Nève de Mévergnies en zijn echtgenote Simonne Van Oost. Waren toen ook op Le Paddock aanwezig: Charles de Kerckhove d' Exaerde, zijn echtgenote Anne-Marie Nève de Mévergnies (zus van Stanislas), hun zoontje en een neefje met gouvernante. Nog diezelfde avond stonden de meeste commandoposten van de sector Gent met Zone lil in verbinding. Het organigram van Zone III - sector Gent zag er toen zo uit: BEVELHEBBER ZONE 111: majoor Auguste Haus Stafoverste Oost-Vlaanderen: luitenant Louis Camu Dienst administratie: commandant Edmond Ameye SECTOR GENT: kapitein-commandant Pierre-François De Coene

Zoals eerder vermeld, bezat de sector Gent drie refuges (schuiloorden): Le Héron (de Reiger): luitenant Marcel Poelman

-

215


- La Sarcelle (de Taling): kapitein-commandant Deprez - L'Eider (de Eider): luitenant Raoul Raemdonck Naast de drie vernoemde schuiloorden beschikte de sector Gent ook over een Compagnie der haven. De arrestaties, twee dagen voordien, van commandant Léon Janssens en zijn adjunct Léopold Boone, hadden natuurlijk voor de nodige problemen gezorgd. Het was Albert Mélot die de draad opnam en voor de reorganisatie van de Compagnie der haven zorgde. Voor de verbindingen tussen Brussel (het Nationaal hoofdkwartier), Zone 111, de sector Gent en zijn schuiloorden, werden talrijke personen ingezet. Tot de belangrijkste verbindingsagenten behoorden ondermeer: - Luitenant Jozef Speeckaert. Hij zorgde voor de onderlinge verbinding tussen Hans-Camu-De Coene, de drie schuiloorden en de Compagnie der haven. Hij was onbetwistbaar dé all-round man van de sector Gent; - Agnes De Groote (schuilnaam 1ïta), zuster van de intussen aangehouden luitenant Georges De Groote. Zij stond in voor de verbinding tussen Oosten West-Vlaanderen; - Baron Jacques van der Bruggen. Hij was de verbindingsofficier tussen het Nationaal hoofdkwartier van het Geheim Leger (op de hoeve van Le Pré Maillard te Champlez-lez-Wavre) en Zone 111. Jozef Speeckaert kwam reeds op maandag 5 juni, omstreeks 09u, Le Paddock 'inspecteren'. Na de aankomst van de bevelhebber (Marcel Poelman) werd, samen met Jean Boogaerts, de organisatie van de schuiloord en de taken van een aantal koeriers besproken. Na de briefing fietsten Jean Boogaerts en Jozef Speeckaert naar de Burg. Van Ransberghelaan in Lemberge, waar zij aan Rémi Callaert de badges en driekleurige linten voor de 'uniformen' overhandigden. Laatstgenoemde had inderdaad onlangs een 800-tal écru overalls van de 'Messagerie de Gand' ontvangen. Rond half april 1944 besloot de regering in Londen dat het uniform van het toekomstig Geheim Leger een witte overall zou zijn, met een armband in de nationale driekleur en een badge. De overalls en armbanden zouden in België gemaakt worden, de badges in Groot-Brittannië. Gemakshalve werd geopteerd voor de badge van de }< Belgische brigade (van kolonel Jean-Batiste Piron). Toen Piron later- bij de bevrijding van Brussel - vernam dat het Geheim Leger dezelfde badge droeg als zijn brigade, werd hij woedend! Hij eiste aanstonds nieuwe kentekens voor zijn . . troepen. Het vervoer (van de witte overalls) gebeurde over gans het land per kamion met valse documenten van de Reichsbahn", schrijft Kol. Guy Van Poucke (Niet Langer geheim, p. 63). De badges, op grote vellen textiel gedrukt, werden tijdens de mei-operaties gedropt en in juni onder de verschillende Zones verdeeld.

216


Na te hebben geluncht op Le Paddock, fietsten 'Spec', Jean Boogaerts, Marcel Poelman en Stanislas Nève de Mévergnies naar het Holbeekbos te Merelbeke (eigendom van Ferdinand Nève de Mévergnies). Samen met jachtopziener Léon Volckaert (beter gekend als 'Léonce') werd naar een schuilplaats gezocht voor de op 11 mei gedropte wapens (het deel van Le Héron). Hiervoor zouden hem binnenkort eternieten bakken (van de gebroeders De Munter, aannemers te Merelbeke) geleverd worden. Het waren toen hectische dagen voor Le Héron. De drukte om en rond Le Paddock wekte uiteraard de nieuwsgierigheid van talrijke inwoners. Zoveel 'fietsers' hadden ze nog nooit op 'hun' landwegen gezien! Dankzij een paar trouwe vrienden, waaronder Pierre Goeminne en Edmond Van Huffel (beiden van de Groep Bottelare), slaagde Jean Boogaerts erin een aantallocaties te vinden waar Héronmannen veilig konden onderduiken en/ of verzamelen. Weldra was een 'verzamelplaats' ter beschikking in Schelderode, Gootrode (bij Alfons Galle), Bottelare, Munte, Gavere, Asper, Balegem, Oosterzele, enz. Ook beschikte Le Héron reeds over een eigen infirmerie (La maison blanche) in Lemberge. Daarvoor had dokter Raphaël Schotte (van de Compagnie der haven), nog vóór zijn arrestatie op 20/05/44, gezorgd. Men had inmiddels ook een tiental gloednieuwe fietsen voor de koeriers aangeschaft. "Stel je voor", vertelde me Jean Boogaerts "spiksplinternieuwe robijnrode velo's! Allesbehalve diskreet. " Na de levering van de wapens bij Léon Volckaert, brachten Marcel De Mulder en Paul Piens het grootste deel van de nacht door met het kuisen, oliën en inpakken van de 21 sten- en 2 brenguns. De gevulde eternieten bakken werden vervolgens door Pierre Goeminne ingegraven. De wapens en uniformen werden vrij vlug over verschillende schuilplaatsen verdeeld. Om bijvoorbeeld de Groep van Maurice Hanselaer te bewapenen, werd een deel van Volckaerts wapendepot naar het huis van Charles Lebon in Heusden 'verhuisd'. Hiervoor zorgden Octaaf Bogaert, Telesphoor Fiers, Pierre Duhamel, Stanislas Nève de Mévergnies, Jean Boogaerts en Marcel De Mulder. Op hetzelfde adres werd ook een deel van Rémi Callaerts overalls geleverd door Octaaf Bogaert, Telesphoor Fiers en de gebroeders Jean en Pierre Duhamel. Een schuiloord was ingedeeld in een aantal Groepen, meestal samengesteld uit vrienden, familieleden en kenissen. Deze eenheden waren ook sterk streekgebonden. Zo bestond de Groep van Maurice Hanselaer b.v. uit een aantal verzetsstrijders van de streek Heusden-Laarna-Kalken.

Dinsdag 6 juni ! Op deze historische dag noteerde Jean Boogaerts: "Mevrouw de Kerckhove (Anne-Marie Nève de Mévergnies) bracht ons het 217


ontbijt. Later vernamen we langs de B.B.C. dat de geallieerden waren ontscheept. Wij waren overgelukkig! Ik ging naar beneden, klopte aan bij mevrouw Nève (Simonne Van Oost) en vertelde haar het nieuws. Zij nodigde me uit haar te volgen: wij waren op het eerste verdiep, en daar stond een eenvoudig altaar. Zij ontstak twee kaarsen en nodigde mij uit met haar te bidden. Het was een aandoenlijk ogenblik."

7. 'LE ROl SAWMON A MISSES GROS SABOTS' Twee dagen na D-Day (6 juni 1944) zond de B.B.C. een zeer belangrijke message personnel uit: 'Le Roi Salomon a misses gros sabots,. Dit was de codeboodschap voor de eerste officiële opdracht voor het Geheim Leger, namelijk de start van de sabotage. Enkele leden van Le H éron hadden weliswaar in het verleden reeds enkele sabotagedaden uitgevoerd, maar nu werd het menens. Opdracht N°l had voornamelijk de ontreddering van de verkeersinfrastructuur en de telefoonverbindingen tot doel. In het vooruitzicht van deze opdracht had Albert Mélot nog onlangs een aantal 'saboteurs' opgeleid. De sabotageploeg van Le Héron stond onder de leiding van Jean Duhamel en was samengesteld (tijdelijk of permanent) uit Octaaf Bogaert, Charles Broeckaert, Georges Lampaert, Maurice Wildt, Teleshoor Fiers, Firmin Lippens, Pierre Duhamel, Léon Bert, René Bontinck en Romain Mortier. De sabotageacties in de sector Gent startten reeds 's anderendaags (9 juni). Springladingen werden op treinrails geplaatst en kràaiepoten gestrooid. Ook werden hoogspannings- en telefoonkabels vernield. Noemenswaardig is de grote rol die La Sarcelle in de uitvoering van 'Opdracht N°l 'speelde, alsook de Groep van Prosper Colyn van de Compagnie der haven.

8. LECASTEL Deze villa in Gavere, bewoond door Renaud Nève de Mévergnies (broer van Stanislas) en zijn echtgenote Ginette Hye de Crom, was al geruime tijd een ontmoetingsplaats van koeriers. Het komen en gaan van enkele luidruchtige motorrijders - meestal na de avondklok - had zelfs de aandacht van de collaborerende oorlogsburgemeester Lorlewijk Degroodt gewekt! Volgens Jean Boogaerts verbleef Albert Mélot regelmatig op Le Castel "waar hij soms met een rondcirkelend vliegtuigje radiocontact had. " In de late avond van 13 juni verlieten Albert Mélot en twee kompanen Le Castel om een Duitse trein in de omgeving van Gavere te doen ontsporen. 218


Na hun terugkeer in de vroege uurtjes van woensdag 14 juni werd Le Castel (het hedendaags gemeentehuis van Gavere) door de GFP bestormd. Na een mislukte ontsnappingspoging nam Mélot afscheid van Renauds echtgenote Ginette. Zachtjes vroeg hij haar zijn 'dentifrice': zijn geheime codes zaten inderdaad in zijn tube tandpasta verborgen! "Waar gij heen gaat, hebt ge geen tandpasta nodig!", repliceerde spottend een begeleidende collaborateur. Samen met Albert Mélot werden, volgens Marc Verschoons (in De papegaai is geschoten, p. 51), Renaud Nève de Mévergnies en de koeriers Jean-Pierre Hye de Crom (broer van Ginette) en Reggie Kervyn de Meerendré weggevoerd. Over het 'drama' schreef Jean Boogaerts in zijn nota's: "Mevrouw Nève de Mévergnies (Simonne) reed gewoonlijk ieder morgen te paard. Die bewuste morgen wou zij haar zoon Renaud bezoeken. Bij het naderen van 'Le Castel' werd zij echter door een kennis op de hoogte gesteld van de Duitse inval. Zij draafde terstond terug naar 'Le Paddock' en raadde ons aan de commandopost onmiddellijk te ontruimen. "

9. DE BEVRIJDING VAN 'MARTIN' Op donderdag 22 juni 1944 seinde het hoofdkwartier van Zone lll een bericht naar Londen, waarin de arrestatie van Albert Mélot werd medegedeeld. In zijn antwoord vroeg eerste minister Hubert Pierlot alles in het mogelijke te stellen om 'Martin' (schuilnaam van Mélot) te bevrijden. Hij was inderdaad op de hoogte van zeer vertrouwelijke (waaronder politieke) zaken. Oorspronkelijk werd gedacht 'Martin' tegen een forse som in gouden dollars vrij te kopen. De transactie ging echter, om een tot op heden onbekende reden, niet door. De gouden dollars bleken achteraf spoorloos! Enkele jaren later doken zij, tijdens verbouwingswerken aan de woning van een intussen overleden 'grote chef van het verzet', plots op!!!

Later probeerde een groep universiteitsstudenten in de gevangenis De Nieuwe Wandeling binnen te dringen en Mélot te bevrijden. Na de mislukte 'bestorming' en het neerschieten van enkele bewakers, trokken de studenten zich terug. Na deze 'wanhoopsdaad' nam Jozef Speeckaert definitief het roer in handen.lnmiddels hadden enkele 'waarnemers', waaronder Jozef Speeckaert, Simonne Verhelle (echtgenote van Jean Duhamel) en Julienne De Plu, vastgesteld dat 'Martin' regelmatig uit de gevangenis (De Nieuwe Wandeling) werd opgehaald en dat: 219


a) hij altijd met dezelfde (bruine) auto naar het gebouw van de GFP (de toenmalige Crédit Anversois, op de Kouter) werd gebracht; b) de auto steeds hetzelfde traject volgde: Nieuwewandeling, Coupure Links, Rozemarijnstraat, Papegaaistraat, Annonciadenstraat, Gebr. Vandeveldestraat, Zonnestraat en Kouter; c) 'Martin' altijd langs dezelfde route, en met dezelfde bruine auto, naar De Nieuwe Wandeling werd teruggebracht. Spec' werkte toen een nieuw plan uit: men zou de GFP-auto op de terugweg in de Annonciadenstraat met een personenwagen klemrijden, de bewakers liquideren en 'Martin' met dezelfde wagen wegvoeren. 'Seiners' moesten, door middel van een afgesproken teken, de 'schutters' ('liquidateurs') van de aankomst van de bruine GFP-auto verwittigen. Een eerste poging, op dinsdag 11 juli uitgevoerd, mislukte: de GFP-auto kon tijdig de Citroën (traction avant) , door Oscar Delamotte bestuurd, ontwijken. Een verbeterde versie van het plan voorzag in het gebruik van een handkar om de GFP-wagen tot stilstand te brengen. Op vrijdag 14 juli huurden Edward Pauwels en Jean De Schrijver een stootkar bij een zekere Duthoi aan de Leiekaai te Gent. Hiervoor gebruikte Pauwels een valse identiteitskaart op naam van ene Gilbert Bombereel, wonende in de Kerkstraat, 165. Enkele uren later liep opnieuw alles mis: de aankomst van de GFP-wagen werd te laat gesignaleerd! De aanwezigheid van vreemde personen, rond een even mysterieuze handkar, had echter de aandacht van enkele inwoners aangetrokken. In het najaar verklaarde een politieman van de 2e wijk aan Edward Pauwels: "( ... ) Enkele politieagenten hadden het eigenaardig gedrag van enkele individu s in de Annonciadenstraat opgemerkt. Ook stelden sommige inwoners zich vragen. (... ) Het gebeuren werd 's avonds door de politie aan de GFP gemeld. " s Anderendaags (zaterdag 15 juli) zagen Simonne Verhelle en Leonard De Prijck, omstreeks 08 uur, de GFP-auto in de Annonciadenstraat, op weg naar de Kouter: 'Martin' zat erin! De 'seiners' werden onmiddellijk opgeroepen en namen hun 'strategische positie' in: - Simonne Verhelle op de Kouter, zittend op een bank schuin over het GFPgebouw; - Robert Finjaer op de hoek van de Zonnestraat met de Korte Meer; - Georges Bécu en Edward Pauwels iets verderop in de Zonnestraat, elk aan een kant van de straat;

220


- Joseph Pauwels op het terras van het café du Midi, rechtover het Gerechtshof; - Lucien Fruru op de Recollettenlei, in de onmiddellijke buurt van de brug; - Marcel De Cuyper op de hoek van de Recollettenlei met de Zandpoortstraat; -Jan Broeckaert op de hoek van de Zandpoortstraat met de Annonciadenstraat; -Jacques Stappers in de Annonciadenstraat, ter hoogte van het toenmalig café Jean. Ook de 'schutters' waren op post: - In de Maagdestraat (het deel dat op de Annonciadenstraat uitkomt) stond Octaaf Bogaert met de handkar. Edward Pauwels had inmiddels dezelfde kar (van gistermiddag) bij Duthoi gehuurd. Onder een aardappelzak lagen de wapens; - In de Annonciadenstraat, in de onmiddellijke omgeving van de Maagdestraat, 'kuierden' Leonard De Prijck, Maurice Wildt, Telesphare Fiersen Jean Duhamel; -In de Maagdestraat (deel dat op de Oude Houtlei uitgeeft) zat Oscar Delamotte aan het stuur van de gestolen auto van V. Evrard, oorlogsburgemeester van Gentbrugge. Omstreeks llu 30 werden Jean Duhamel, Maurice Wildten Telesphare Fiers aan een identiteitscontrole onderworpen. Dit was ongetwijfeld het gevolg van 'het eigenaardig gedrag van enkele individu's', gisteravond door de politie van de 2e wijk aan de GFP gesignaleerd. Hoe dan ook, niemand werd verontrust. Ongeveer een uur later zag Simonne Verhelle hoe men Mélot, samen met twee gedeserteerde Vlamingen (van de Sturmbrigade Langemarck), op de achterbank van de bruine auto duwde. Vooraan zaten twee GFP-agenten: de chauffeur Heinrich Riem en Wilhem Franck. Simonne Verhelle maakte onmiddellijk het afgesproken sein: een zwaaiende beweging met haar zakdoek (zoals bij het ontvouwen). Via Robert Finjaer en de andere 'seiners' bereikte het signaal uiteindelijk Leonard De Prijck (in het 'parkje', hoek Twaalfkamerenstraat-Papegaaistraat). Hij verwittigde aanstonds de andere 'schutters'. Op zijn teken duwden Octaaf Bogaert en Maurice Wildt samen de handkar uit de Maagdestraat, richting Papegaaistraat. Heinrich Riem toeterde als een bezetene maar moest noodgedwongen zijn voertuig stoppen. In een oogwenk griste Telesphare Fiers een stengun uit de handkar en richtte het wapen op Wilhem Franck, ... maar de sten ketste! Verbijsterd riep hij naar Maurice Wildt: "Ze goa nie!" 221


Volgens bepaalde bronnen, kort na de feiten gepubliceerd, kwam Maurice Wildt naar de auto toegesneld en vuurde met zijn stengun op de twee Duitsers. Wilhem Franck richtte zich nog eens op, waarop Wildt zijn wapen een tweede maal afvuurde. In zijn brief, gedateerd 1 juni 1993, schreef A. Mélot: "(. .. )op hetzelfde ogenblik dat T. Fiers naast de auto ter hoogte van de deur vooraan rechts was gekomen, verscheen Jean Duhamel aan de deur vooraan links van de chauffeur. Hij hield een groot pistool tegen diens slaap en voordat deze de tijd kreeg om maar de minste beweging te maken, loste Duhamel een enkel schot van op korte afstand. Zeer vlug na dit schot, vuurde M. Woldt die ondertussen T. Fiers, wiens wapen niet werkte, was komen vervangen een bui die de tweede Duitser doodde."

Hoe dan ook, beide GFP-mannen waren uitgeschakeld. Nadat De Prijck het achterportier had geopend, hielp Jean Duhamel een verbijsterde 'Martin' uit de auto stappen. Terwijl de twee deserteurs (die intussen uit het voertuig waren gekropen) aan hun lot werden overgelaten, renden de 'schutters', samen met 'Martin', naar de Maagdestraat waar Oscar Delamotte hen met de vluchtauto opwachtte. Enkele ogenblikken later deed Jean Broeckaert teken (hij stond op de uitkijk op de hoek van de Maagdestraat met de Oude Houtlei) dat de weg vrij was. De 'ontsnappingsroute' liep langs de Oude Houtlei, Ramen, Burgstraat, Rabotstraat, Opgeëistenlaan, Blaisantvest, Neuseplein, Voormuide en de Meulesteedsesteenweg, tot in de Goedlevenstraat te Oostakker, waar Mélot bij Liesbeth Balliu (een tante van Simonne Verhelle) werd afgezet. De rit eindigde tenslotte in de Invaliedenstraat bij Maurice Claeys (een oom van Simonne Verhelle) waar de wapens werden verstopt; de auto werd op de boerderij van Emilius Reyniers achtergelaten. Nog diezelfde nacht verliet Albert Mélot Oostakker en hij bereikte via Aalst zijn definitieve schuilplaats in Ukkel op 18 juli. Jean -Paul MARCHAL

INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE - FICHE N° 148 Op 4 december 1899 stelde Armand Heins in de rubriek "Beeldhouwwerken- Museum voor stenen voorwerpen in de ruïnes van de SintBaafsabdij - XVlle eeuw" in het Frans een fiche op over:

222


De Maagd bet Kind Jezus dragend Deze groep in zeer brokkelige witte steen die 93 cm. hoog is, stelt de Maagd voor die het Kindeke Jezus op de arm draagt. Deze laatste richt zich op en wil in een mooi gebaar het hoofd van zijn moeder omvatten. Wij hebben gemeend deze groep te moeten reproduceren wegens de charmante naĂŻeviteit van de houding van de twee figuren en de zeldzaamheid van de zo tedere geste van het kind, door de beeldhouwer gevat op het moment van het gebeuren. Alhoewel het werk zich niet onderscheidt door kwaliteiten van de eerste orde is het toch niet minder interessant door de algemene stijl, de vorm van de draperieĂŤn, de sluier van de Maagd die haar hoofd omhult, de manier waarop de rechterhand het kleed weerhoudt en enkele andere details die niet zonder verdienste zijn. Talrijke lagen olieverf vervuilen en ronden de vorm te veel af. Wij veronderstellen dat dit beeldhouwwerk afkomstig is van eerivandie nissen die nog op vele straathoeken te zien zijn, op de een of andere voorgevel. Wij zijn er niet in geslaagd juiste inlichtingen te verstrekken op dit punt. Het is meer dan waarschijnlijk dat deze groep tot de XVIIe eeuw behoort. Onder de gedrukte tekst van deze fiche staat een handgeschreven nota met volgende tektst: "Dit beeldje tooide een nis geplaatst op de hoek van de Ramen en de Kleine Ramen". Het werd enkele jaren geleden geschonken aan het Museum voor stenen voorwerpen door de heer J. VandenPoeL

223


IK ZOU DAAR EEN BOEK KUNNEN OVER SCHRIJVEN: DE CHARMES VAN DE DAGELUKSHEID (Vervolg) zaterdag 10 juli 1954 Ik ben inderdaad van dinsdagavond tot vanmiddag bij Meetje in Belzele geweest, heb daar vier dagen in het haringkot flink geholpen ... en toen ik thuiskwam werd me een prettig vooruitzicht voorgespiegeld. Een van de leden van de accordeonvereniging is die schone en vlotte jongen, Gerard uit Landegem. Vanavond wordt er in die gemeente een bal georganiseerd en vier van de accordeonisten zijn aangeworven om voor de muziek te zorgen. Samen met nonkel Albert, tante Valerie, moeder en Marcel mag ik ook mee. Als er nog maar eens een mars wordt gespeeld, zegt moeder dat ze me zal leren dansen, dat ik niet beschaamd moet zijn, dat iedereen het heeft moeten leren. Eerlijk gezegd zat ik daar al de hele avond naar te snakken, was ik een beetje jaloers op al die jonge mensen die het wel kunnen en zich kostelijk amuseren, jongens die de meisjes stevig in hun armen nemen en ze dicht tegen zich aandrukken ... dansen is waarschijnlijk de meest directe manier om met een meisje in contact te komen ... maar ik weet dat ik daar nog te jong voor ben en ik had zeker nooit verwacht dat ik vanavond reeds in die kunst ingewijd zou worden. Ik stribbel nog wat tegen, sta te stamelen dat ik niet weet wat ik moet doen, maar moeder trekt me mee ... en we zijn vertrokken. Neen, het is echt niet moeilijk... en ik heb de smaak meteen te pakken ... met de aanwijzingen van moeder weet ik vrij snel hoe ik mijn voeten moet bewegen ... ik vind het verschrikkelijk jammer als het nummer afgelopen is en de muzikanten meteen aankondigen dat er een pauze van enkele minuten wordt ingelast. Een tango en een vals zijn nog veel te moeilijk, dus zit ik moeder een uur aan haar oren te zeuren en verlangend uit te kijken tot er opnieuw een mars wordt gespeeld. Moeder heeft het echter zo niet begrepen. Als ik wil dansen, moet ik niet haar maar een meisje uitnodigen. Ze voelt echter wel dat ik daar nog niet aan toe ben en zonder dat ik het heb gemerkt, zorgt ze voor een oplossing. De vriendin van Julien en haar zus, twee meisjes uit Landegem, zijn hier ook, ze zijn trouwens al eventjes aan onze tafel komen zitten ... en in de gauwte heeft moeder die zus iets in het oor gefluisterd. Van zodra de eerste noten van de volgende mars weerklinken, komt het meisje me halen ... ik word rood tot achter mijn oren, mijn hart bonkt door mijn lijf, mijn benen trillen, ik voel me tegelijk de ongelukkigste en gelukkigste mens op de wereld ... voor het eerst in mijn leven sta ik op de dans-

224


vloer en houd ik een meisje vast. Ze lacht, ze vraagt, ze babbelt... ik ben in de wolken ... ik kan geen zinnig woord uitbrengen. Het liefst zou ik willen dat er nu nog tien marsen na elkaar worden gespeeld en dat het meisje me telkens komt halen ... wat helaas niet zal gebeuren, want na de twee marsen heeft ze met haar liefste glimlach afscheid genomen en ÂŤ dank je Âť gezegd .. , en nu is er een tango aan de gang en staat ze alweer op de dansvloer, ze wordt hartstochtelijk in de armen gehouden door een stoere jongen. Ofwel blijven we hier nog heellang zodat ik kan toekijken en met mijn ogen kan leren, ofwel gaan we nu zo snel mogelijk naar huis zodat ik in mijn bed kan dromen en nagenieten van die fantastische belevenis. Een meisje dat je niet of nauwelijks kent geoorloofd in je armen en tegen je aangedrukt mogen houden ... haar borsten tegen je borst voelen ... waw, dat is toch iets om de kriebels van te krijgen en intens te verlangen dat zo gauw mogelijk opnieuw te mogen beleven!

vrijdag 16 juli 1954 Marcel heeft het ons verteld: vanavond wordt de nieuwe lichtfontein in het Zuidpark bij wijze van proef in werking gesteld. Moeder interesseert dat allemaal niet, maar ik wou dat toch wel eens zien en ik ben in mijn eentje daarheen gereden. De waterkom heeft een diameter van 30 meter. In het centrum van de kom staan 9 projectoren met variĂŤrende kleurschakeringen ; een tiental meter uit het midden is er een ring van 12 verlichtingsschermen en op 2 meter van de rand zijn er nog eens 40 kleinere lichtbronnen. De centrale fontein spuit 7,5 meter hoog, de volgende ring 5 meter en de buitenste 1,5 meter. Centraal onder de waterkom bevindt zich de machinekamer waar heel de mechanische uitrusting is gecentraliseerd. In de krant stond dat de fontein meer dan 2,5 miljoenfr.heeft gekost ... en dat de katholieke oppositie een deel van dat geld liever besteed had gezien aan de bouw van een nieuwe kerk op de Zwijnaardsesteenweg. Kom nou, de stad wordt toch meer verfraaid met een indrukwekkende fontein dan met nog maar eens een overbodige kerk voor niet meer dan drie gelovigen, twee kwenen en een paardenkop. En al die mensen die hier staan te kijken ... zouden ze ook toestromen als er een nieuwe kerk wordt ingewijd ? donderdag 26 augustus 1954 Een mooie, zonnige zomerdag. Dat is toch geen weer om hier in het appartement, waar geen straaltje zon naar binnenkomt opgesloten te zitten. Ik heb dan wel een leeg hoofd, maar ik ben toch geen misdadiger die tot opsluiting veroordeeld is. Georgette, een van mijn nichten en de tweede dochter van Meetje, die in 225


1947 nog voor een korte tijd bij ons op de Schoolkaai heeft verbleven, is nog niet zo heellang geleden thuis weggelopen en getrouwd met Albert, een man die dichtbij de brug langs de Brugsevaart en ook nog op een andere plaats in Mariakerke bloemkolen kweekt. Een familiebedrijf De zoon en de dochter van Albert, allebei van ongeveer mijn leeftijd, werken mee op het land. Zware arbeid en zeer lange werkdagen ... warmte of koude en regen of zonneschijn spelen nauwelijks een rol en bovendien wordt er gewerkt van maandagmorgen vroeg tot zaterdagavond laat. De woorden « rusten » en « vakantie » zijn Albert zo goed als totaal onbekend. Vanmiddag, op weg naar Belzele, ben ik er even binnengestapt. Iedereen was aan het werk op het land. Leek me wel leuk wat ze aan het doen waren ... en even later was ik al aan het meehelpen. Met een kruiwagen volle bakken wegvoeren en lege bakken terugbrengen. Zoals zij daar de hele dag over die plantjes en planten gebogen staan ... dat is veel lastiger dan met een kruiwagen rijden en Roger zei dat je je iedere avond geradbraakt voelt... maar na verloop van tijd raak je daar wel aan gewoon. Als er om 16 u even gepauseerd wordt en we naar de veranda stappen om koffie te drinken, zegt Albert dat hij een hulpje als ik wel zou kunnen gebruiken. Als ik er zin in heb, mag ik morgen terugkomen ... om 5 u gaan ze aan de slag. Zes frank per uur... en als ik hard mijn best doe, zou ik mettertijd zelfs opslag kunnen krijgen. Zes frank per uur : het schemert me voor de ogen. En geen vette overall, geen leercontract of niet hoeven te leren hoe je Engelse sleutels of schroevendraaiers moet vasthouden ... helemaal niks. Alleen mijn handen en een klein beetje mijn hoofd gebruiken. Een bloemkool, daar kan toch iedereen mee overweg ... en de kans dat ik mijn vingers kwijtraak, is zo goed als uitgesloten. Verdomd jammer dat de vakantie er bijna opzit en dat ik de nog resterende dagen vruchteloos naar dat Latijn, Frans en wiskunde moet zitten koekeloeren. De hele avond spookt het voorstel van Albert door mijn hoofd. Vroeg opstaan, daar heb ik weinig of geen moeite mee. Als ik daar alle dagen van 's morgens tot 's avonds zou werken, kan ik 350 á 400 fr. per week verdienen. Toch zeker niet slecht voor een onbenul van wie de handen verkeerd aan zijn lijf staan. En ik ben nog maar 14 jaar... misschien verdien ik binnen een jaar weldubbelzoveeL Ik vraag me af of dat in het vooruitgzicht gestelde loon geen argument is om moeder op andere gedachten te brengen. Nooit meer naar school: als dat geen heerlijk vooruitzicht is. En! Geld verdienen= vrijheid! zaterdag 18 september 1954

Relaas van een slagersvrouw uit een randgemeente.

226


Ik kom uit een gezin met drie kinderen. Weinig voor die tijd, maar dat komt door het late huwelijk van mijn ouders. Mijn vader wasreeds 31 toen hij in het huwelijk trad. Ik ben in 1921 geboren. In 1940, op 19-jarige leeftijd, ben ik gehuwd. Voordien werkte ik als dienstmeisje bij een doktersgezin. Ik woonde er in. Mijn eerste kind werd in 1941 geboren, mijn tweede in 1944 en mijn derde in 1949. Samen met mijn man zijn we in 1950 een slagerij begonnen. Mijn man heeft het vak van zijn vader geleerd en het was vanzelfsprekend dat we de slagerij overnamen. Veel medezeggenschap heb ik in die beslissing niet gehad. In de zomer verkopen we ook fruit. We halen het fruit op bij de plaatselijke fruitkwekers. In de gemeente zijn er nog vier slagers. De meesten hebben naast de slagerij ook een cafĂŠ. Alle vijf zijn we zeker van ons dagelijks inkomen. Er moet wel hard, soms te hard worden gewerkt. Gelukkig hebben mijn man en ik een ijzersterke gezondheid. Bij mij komen de mensen niet enkel vlees kopen, ze komen ook om eens gezellig te kletsen. Veel vrije tijd is er niet. Een sluitingsdag bestaat er niet. Ik heb enkel tijd voor een kort familiebezoek. Ik leef a.h.w. in de winkel. Op Goede Vrijdag gaan we altijd een dagje naar zee. Dat is onze enige vrije dag op een heel jaar. Neen, televisie hebben we niet. In heel de gemeente zijn er slechts twee toestellen. De beste vrienden en familieleden gaan er kijken. Het huis zit meestal vol. Ik heb geen tijd om te gaan kijken. De winkel is open van 8 u's morgens tot 10 u 's avonds. Ik luister wel veel naar de radio. woensdag 29 september 1954

In de garage van Marcel hangt al jaren een gedemonteerde donkerrode koersfiets aan een haak in de muur. In augustus heb ik aan Marcel gevraagd of hij die in elkaar wou steken ... en hij heeft dat gedaan. Zelf ben ik rood kleeflint gaan kopen om rond het stuur te winden ... en ook de remblokjes moesten vernieuwd worden. Ik heb er zelf niet zoveel mee gereden omdat het oude tubes waren en ik er de eerste dag al mee plat reed... omdat er geen spatborden op staan en je bij regenweer helemaal bespat bent ... en omdat ik met de fiets wel altijd een boekentas of iets anders te vervoeren heb en zonder stoeltje of tassen is dat op een racefiets bijzonder onhandig. Wie daar wel veel belangstelling voor had was Wim¡ Burssens. Toen ik op een avond met mijn racefiets bij hem aankwam, wou hij er dadelijk eens mee rijden ... en hij vond dat zo'n geweldig rijtuig dat het hem zichtbaar pijn aan het hart deed dat ik er een paar uur later weer mee wegreed. Omdat ik er hem een groot plezier mee deed, heb ik hem enkele dagen later die racefiets te leen gegeven ... en hij is ermee naar school gekomen en heeft er weken mee rondgereden. 227


Maar nu zegt Marcel, en moeder steunt hem daarin volkomen, dat het welletjes is geweest en dat die fiets terug hierheen moet komen. Voor mijn part hoeft het niet, maar ik zal Wim morgen moeten vragen dat hij die fiets terugbrengt of ermee naar school komt en dat ik ermee naar huis rijd. Wat kan het moeder of Marcel schelen of die fiets hier aan een haak hangt of dat er in Mariakerke gebruik wordt van gemaakt door iemand die er veel plezier aan beleeft. Ik begrijp dat niet goed dat ze Wim dat plezier niet gunnen, vrijdag 15 oktober 1954

Steunend op de ervaringen van Nederland en Zwitserland en enkele Belgische steden, zal de stad 50.000 gestandaardiseerde vuilnisemmers aankopen. De emmers zijn van metaal en hebben een inhoud van 33 liter; de kostprijs bedraagt 90 á 100 fr. per emmer. De gebruiksduur wordt op tien jaar geschat. De roltrommels van de vuilniswagens moeten aangepast worden. Vanaf 1 januari 1955 moeten al de Gentenaars gebruikmaken van deze emmers. Aan ieder gezin wordt één emmer kosteloos in bruikleen afgestaan ; twee emmers voor gezinnen van meer van vijf personen. De emmers, die genummerd zijn, mogen noch uitgeleend noch afgestaan worden aan derden. Het is verboden de emmers te beschilderen, uitgezonderd de beginletters van de naam en de voornaam van de gebruiker. Het is eveneens verboden de emmers te gebruiken voor andere doeleinden dan het bewaren van huisvuil. De emmers moeten behoorlijk gesloten aan de rand van het voetpad worden geplaatst. Hun gewicht mag de 25 kg niet overtreffen. Sinds de Tweede Wereldoorlog werd het materieel van de stadsreiniging volledig gemoderniseerd. De kleine paardenkarren werden vervangen door gemotoriseerde ophaalwagens en het huisvuil werd in heel de stad driemaal per week opgehaald. De wijze waarop de ophaling van het huisvuil gebeurde, liet echter nog veel te wensen over. De vuilnis werd gedeponeerd in bakken, kisten, bussen, dozen en afgedankte emmers. Scharrelaars en honden woelden de inhoud om, werklieden kwetsten zich aan de ongeschikte vuilnisvaten, die bij het ophalen onaangenaam geurende of hinderlijke stofwolken verspreidden. Dit alles gaf de straten een zorgeloos uitzicht en was hygiënisch niet verantwoord. Door de gestandardiseerde vuilnisemmers zullen al die ongemakken uit de wereld geholpen worden. zaterdag 16 oktober 1954

Grensstraat 65. Letterlijk de grens van de stad. Vijf minuten stappen naar het Van Beverenplein. De Westerbegraafplaats is al even dichtbij, althans de buitenmuur aan de kant van de Mimosastraat. Langs de Groene Staak en Westbeke kan ik in minder dan een half uur naar Belzele rijden. Moeder zegt dat 228


het rond deze tijd moeilijk zal zijn, want tussen de twee bruggetjes ligt dat daar overstroomd en is het een slijkerige boel... in de herfst en de winter kon ze in haar jeugd ook niet met de fiets naar het werk rijden en gebeurde dat op klompen te voet. Ook naar school is het minder dan een half uurtje fietsen. Een eerder kalme buurt met voor de helft oude huizen en voor de andere helft nieuwe sociale woningen. Aan de overzijde van de straat is er een kleine en ouderwetse kruidenierswinkel en op het einde van de straat is er een bakker. Voor vlees en melk moet ik in de Mimosastraat wezen. Net zoals op de Brugsesteenweg heeft het huis een poort i.p.v. een deur. In het lange poortgebouw kunnen drie auto's na elkaar staan. Daarachter is er een uitloper van de koer en nog een groot gebouw dat als werkhuis-garage dienst zal doen. Er is daar ook een soort zolderruimte waar de banden kunnen worden gestapeld. De woning zelf is een minder gelukkige constructie. We zullen in vier achter elkaar gelegen kleine kamers op het gelijkvloers wonen. De twee middelste kamers zijn bijzonder onpraktisch en ongezellig donker. Van voor naar achter worden dat : slaapkamer, bureaurommelkamer (maar totaal onbruikbaar wegens ontbreken van licht en vuur), eetplaats of beste kamer (die al evenmin ooit gebruikt zal worden) en keuken-woonkamer. Hier zal de meeste tijd geleefd worden. In de hoek van de keuken staat een donkergrijze arduinen gootsteen met een pomp en een kraantje. Mijn slaapkamer ligt vooraan op de bovenverdieping. Behalve een kleine ruimte onder de trap, is er kelder noch zolder. In het poortgebouw is er nog een trap die naar vier kamers leidt. Dat geheel staat als appartement te huur en wacht op nieuwe bewoners. Beneden is er alles samen één kamer meer en bijgevolg meer ruimte dan boven. Toch één voordeel : de keuken heeft een tamelijk groot raam dat uitzicht geeft op een tuintje. Nu nog een woestenij, maar er zullen bloemen en struiken worden aangeplant. Voor het eerst in ons leven uitzicht op groen. Op het einde van het tuintje staat een kleiner gebouwtje, een soort washok, dat als bergruimte aan de bewoners van het appartement boven is voorbehouden. Het toilet dat in de tuin staat heeft geen watercloset en is gemeenschappelijk voor al de bewoners van het huis. Achter het huis liep vroeger een spoorweg, maar die is er nu niet meer al is het tracé van de spoorlijn in het hoge gras nog duidelijk herkenbaar. Daarachter niets dan weiden en akkers. In de verte worden hier en daar huizen gebouwd en straten getrokken: een nieuwe wijk in aanbouw. Eenmaal alles geverfd, behangen, verhuisd en op zijn plaats gezet is, is onze voornaamste bekommernis uitkijken om zo snel mogelijk een bouvier te kopen. Net zoals Diane moet het een teef zijn.

maandag 18 oktober 1954 Goed een maand geleden, begin september, heeft in nummer 67, dus het huis

229


naast het onze, een vrouw zich verhangen. Een 29-jarige vrouw, een fabriekwerkster, die gescheiden leefde van haar echtgenoot en in één kamer woonde en sliep met haar 12-jarige zoon. Enkele maanden voordien, toen ze had gehoord dat haar ex zou hertrouwen, had ze al een eerste poging ondernomen door een grote hoeveelheid slaappillen in te nemen. De zoon heeft zijn moeder gevonden toen hij wakker werd en schreiend heeft hij zijn tante verwittigd. De politie en het parket zijn ter plaatse geweest. We voelen ons opgelucht dat het hiernaast is gebeurd. Leven in een kamer waar iemand zich heeft verhangen, brrr... dat blijft door je hoofd spoken. zaterdag 30 oktober 1954 Om plaats te ruimen voor een betonnen blokkendoos worden in het Zuidpark, op de hoek van het Graaf van Vlaanderenplein en het President Wilsonplein, toch de mooiste hoek van het Koning Albertpark, de bomen en alle plantengroei uit de grond gerukt en zal het park daar weldra herschapen worden in een bouwwerf. Wat zal er binnenkort van dat park nog overblijven ? Voor één keer ben ik het volledig eens met de CVP die zich verzet tegen deze bouwplannen van het socialistisch-liberaal gemeentebestuur. Geef nu toe, de mooiste hoek van het park opofferen om er een tentoonstellingszaal van strijkijzers, haardrogers, wafelijzers, wasmachines e.a. elektrische toestellen neer te poten ... konden ze daar echt geen andere plek voor vinden ? Ergens een hangar in een doodlopend straatje, ware dat niet voldoende geweest ? Ik hoop uit de grond van mijn hart dat er nooit één mens die tentoonstellingszaal binnenstapt, zodat ze een kort leven beschoren is. Als je een wafelijzer wilt kopen ga je toch bij Andries in de Vlaanderenstraat !

zondag 7 november 1954 Wim Burssens, met wie ik het nog steeds goed kan vinden, is lid van de scouts te Mariakerke en hij dringt erop aan dat ik ook lid zou worden, dat ik in ieder geval eens een zondagnamiddag naar de bijeenkomst zou komen, zodat ik me een idee kan vormen van wie ze zijn, waar ze samenkomen en wat ze allemaal doen. Vanmiddag ben ik er heen gefietst. Een twintigtal jongens, verdeeld over vier groepjes. Een paar afwezigen. Ze vergaderen op de bovenverdieping van het gebouw naast de kerk. Behalve Wim zijn daar nog een paar jongens die ik ken van het atheneum ... en er zijn ook heel wat jongens, zowel zware gevallen als toffe gasten, van Jongensstad, waar zo'n dertigtaljongens van 12-18 jaar verblijven. De algemene leider is een sympathieke kerel, heel vriendelijk en met een 230


aanstekelijk enthousiasme. Zijn adjunct bevalt me niet zo ... en de antipathie is blijkbaar vanaf het eerste ogenblik wederkerig. Hij wou weten wie ik ben, waar ik woon, of ik altijd met zo'n kleren en schoenen rondloop, wat mijn ouders doen, of ik regelmatig naar de kerk ga, of ik van plan ben lid te worden en zo ja, of ik ook regelmatig zal komen. De hele namiddag bij de groep gebleven ... aan spelletjes deelgenomen... me bijwijlen goed geamuseerd en me in de groep opgenomen gevoeld, me op andere momenten wat afzijdig gehouden... helpen opruimen en het lokaal schoonmaken... de leider beloofd dat ik volgende week zou terugkomen in korte broek en passende kleding. Als ik terugdenk aan vanmiddag ... aantrekking en aarzeling tegelijk. De aanwezigheid van Wim, de leider en nog een paar jongens, trekken me aan. Dat georganiseerd en op bevel spelen of opdrachten uitvoeren, een uniform dragen, allerlei verplichtingen i.v.m. de kerk en de aanwezigheid van die adjunct daarentegen schroeven mijn enthousiasme terug. Behalve van Ghent Swimming Club ben ik nooit van enige vereniging lid geweest... dat lidmaatschap heeft wat zwemkunst betreft trouwens niet veel opgeleverd ... ofwel doe ik het met volle overtuiging ofwel begin ik er niet aan. Ik mag nog een paar keer gaan vooraleer defmitief te beslissen. donderdag 11 november 1954

We hebben opnieuw een hond. Een bouvier. Een teef. Wel al volwassen of althans al 9 maanden oud, of daaromtrent, de man van wie Marcel de hond heeft gekocht, wist het niet zo precies. Diane hèet hij, of liever, zo heette hij niet, maar zo hebben we hem onmiddellijk genoemd. Wel nog een onnozel beest in vergelijking met onze voorgaande Diane ... en haar wit vlekje op de borst is ook iets groter. Moeder moet wel opletten want ze vreet alles op : niet alleen voedsel maar ook kledingstukken. Welke normale hond speelt nu zakdoeken en kousen naar binnen ! maandag 22 november 1954

Toen ik vanmorgen met de fiets naar school reed, duwde voor mij een man een steekkar op de De Smetstraatbrug. Alleen zal.hij alle moeite van de wereld hebben om boven te geraken. Het schoot me tegelijk door het hoofd dat de scouts zich moeten inspannen iedere dag een goede daad te verrichten ... en een ogenblik dacht ik eraan te stoppen om die man een handje toe te steken ... maar ik ben toch doorgereden. Zie eens dat hier net een jongen van het atheneum passeert en hij ziet me een steekkar naar boven duwen ... of de meisjes op het achterbalkon van de tram die beginnen te giechelen ... of als ik door die man te helpen te laat kom op school, leg dat maar eens uit aan de studiemeester... en zoveel kracht heb ik nu ook weer niet. Er is trouwens nie231


DaniĂŤl Van Ryssel (rechts) en Wim Burssens met de scouts te Oostakker-Leurdes

mand anders die stopt om hem te helpen . De hele dag met mezelf overhoop gelegen. Ik ben niet gestopt en niemand zal het me kwalijk nemen dat ik die man niet heb geholpen ... maar heb ik gehandeld in overeenstemming met wat een goede scout zou moeten doen ? Ik ben waarschijnlijk nog veraf een goed mens te worden. Een goede daad, denk ik, is een spontane daad zonder bijgedachten, zonder af te wegen of het al dan niet de moeite loont.. Noch over de moeite die het kost of over de gevolgen, noch over het feit of iemand het zal zien of niet, moet je je vooraf vragen stellen. Doen ! Daar is natuurlijk weinig kans toe, maar als ik die man met zijn steekkar morgen zou terugzien, stop ik.

232


woensdag 15 december 1954 Op de plaats waar in 1951 cinema Movy is afgebrand, wordt vandaag cinema Metro heropend. Het schijnt een luxueus ingerichte zaal te zijn met 650 zitplaatsen en een uitzonderlijke weergave van beeld en klank. Na de opening van de Normandie (500 plaatsen) op 24 september en de Scala op '26 november (750 plaatsen), allebei op de Dendermondsesteenweg, is dat dit najaar reeds de derde nieuwe cinema in Gent ... daar zou ik tijdens de kerstvakantie toch eens heen moeten. In ons land zijn er nu 1.538 cinema's met alles samen 769.000 zitplaatsen. Daarvan zijn er 188 zalen met 93.136 zetels in Oost-Vlaanderen. Van de 8.750.000 Belgen zijn er 5.830.000 die regelmatig of af en toe naar de cinema gaan. Allemaal samen doen ze dat 111.385.000 keer per jaar. De gemiddelde toegangsprijs is 15,65 fr.... de gemiddelde uitgave voor film per inwoner' per jaar is 197,50 fr.. zondag 19 december 1954 De paus heeft de hik. Een chronische hik. Vervelend voor de man ... en het klinkt nog belachelijk op de koop toe. De artsen. slagen er niet in hem van die kwaal te verlossen. Ik heb ook al verscheidene keren de hik gehad, net zoals iedereen ... maar zonder dat daar artsen aan te pas kwamen, is dat na hooguit een half uurtje weer overgegaan. Het heeft ook niet in de gazet gestaan. Als beroemde mensen iets hebben moet dat blijkbaar altijd iets zijn dat meer indrUk maakt dan dezelfde kwaal bij gewone, aardse stervelingen. En als die mannen diarree hebben ... is dat dan¡ een vorm van loslijvigheid die niet te stoppen is en waar artsen moeten aan te pas komen om desnoods een stop in hun gat te kloppen! Voor mij een gewone en voor de koning en de paus een speciale! dinsdag 28 december.1954

Omdat er met die onnozele hond niet veel aan te vangen is en moeder voortdurend beweerde da~ hij ons nog zou ruĂŻneren, heeft Marcel hem verkocht. Aan een boer in Vinderhoute. Hebben we hier toch wel alle drie twee dagen lopen treuren, zuchten en snotteren omdat we dat beest missen ! Omdat het zo niet verder kan is daar over gesproken ... en vanavond ben ik met Marcel meegereden naar Vmderhoute om die boer te vragen of hij ons Diane opnieuw wil verkopen. Die boer vond dat raar, maar de boerin die al 233


ondervonden had welke rare manieren hij heeft, aarzelde geen ogenblik: « Neem hem maar gauw weer mee ! » Iedereen gelukkig dat Diane terug is. We zullen proberen hem betere manieren te leren ... maar wat hij ook opvreet, hij zal niet meer worden verkocht. Daniël VAN RYSSEL ( 't vervolgt)

DE GENTSE MENTALITEIT (slot) Derde en definitief laatste bijdrage in onze korte reeks over "De Gentse mentaliteit". Alle goede dingen bestaan immers uit drie, ook in het Gents. Voor de vorige afleveringen, zie GT nummers 27/2 en 28/1. Eerst even kort - maar dan echt in telegramstijl - herhalen waar het om gaat. "De" Gentenaar, zo durfde ik stellen, heeft een typische mentaliteit die kan omschreven worden als: droog, koel, nuchter, ironisch, soms cynisch en wars van alle overdrijving en sentimentalisme. Oertypisch daarvoor is de Gentse gewoonte om, waar anderen al naar superlatieven zouden grijpen, gewoon van iets te zeggen: "T'en es nie slecht". Wat volgt is, net als de vorige keren, een reeksje korte commentaren, anecdoten, gevleugelde uitdrukkingen, fictieve mini-dialogen en moppen om dit alles te illustreren, uiteraard vooral in het Gentse dialect. Fictieve dialogen

-A: "wa zegge z' in 't Gêns tege dieneplat mee al die kruiden d' erin die de moet bakken in die speciale olie ... ?" B: "Ze zegge doar niets tege, z' eten dad op." - A geeft. een uiteenzetting over een of ander probleem en gebruikt daarbij nogal veel veronderstellingen. Moest dit en moest dat ... dan zou misschien ... enz... - B krijgt het op de zenuwen en antwoordt: "Ja, moest, moest, moest...! Moest mijn tante kluute g'had hehn, 't was mijn nonkel" 234


- In een gesprek duikt een of ander probleem op. A aarzelt wat de oplossing betreft en zegt: "Hm, 'k moe ne kier peize." Twee replieken van gelijke strekking staan ter beschikking: o '"t Es lastig veur mensche dien 't nie geweune zijn" en o "Zie dadde gien huufpijne krijgt". - A vertelt, bv. over een of andere tentoonstelling van modernistische kunst of iets dergelijks. B is niet super-enthousiast en antwoordt: "Help mij omthèwe da 'k doar nie noartoe goa ihn!" -A, '"k Moake mij een beetje ongerust; 'k sloape zuu slecht tegewoordig." Antwoord van B: "Wel joenk, doar zoe 'kik nie van wakker ligge da 'k van uh was zul!" -A: "Gho! 'k Zie der schuun uit mee ... (bv: die blèw uuge, die gezwolle lippe ... " Reactie van B: "Moakt uh nie ongerust; 't zal niemand 't verschil zien." Korte commentaren - Ook weer bij de bespreking van een of ander probleem wil een van de betrokkenen blijkbaar iets zeggen, doch hij aarzelt. We moedigen hem aan (?) met de opmerking: zeg moar uh gedacht zul, we doen tons toch wel ons goeste. - Het is of was al een hele tijd aan het regenen. Iemand vraagt of het NOG altijd regent. Een ander kijkt door het venster en zegt: "'t Hehwd' op van stillekes". - Iemand brabbelt iets in een onverstaanbare taal (laten we zeggen: president Jeltsin in het Russisch nadat hij enkele vodka's of zoiets naar binnen gewerkt heeft). In plaats van bv. te VI:agen ''Wat zegt die daar?" of zoiets, "bevestigen" we zijn woorden met een van die klassieke uitdrukkingen als: 0 Tege wie zegd' et dan!, of o• t Es gelijk da 'k mijn eigen huure klappe.

235


-Doodgewoon wanneer we iemand toevallig ontmoeten: Ge ziet er zuu goed uit, wa schilt er? - Uitzonderlijk eentje in het Frans. Iemand wil iets tonen, om het even wat: een tekening die hij gemaakt heeft, een stunt, een bepaalde oefening, een gedicht. We wijzen zijn voorstel kordaat af, eraan toevoegend: "On a déja vu assez d'horreurs pendant la guerre." Gevleugelde uitdrukkingen

- Hoe zegde men dat destijds: stellende trap, vergrotende trap, overtreffende trap? Wel, dat of iets dergelijks geldt voor iemand die "giene slimme" is: "G' hèt dwoaze kluuten, g' hèt gruute dwoaze kluuten en tons hedde (bv.) Jan nog". Wie wat zin voor zelfrelativering of zelfkritiek heeft (en eigenlijk is ook dat wel een Gents trekje) kan dat uiteraard op zichzelf toepassen en voor het laatste deel van de zin invullen: "en tons hedde mij nog". Maar bedenk dat een dergelijke graad van zelfrelativering slechts voor grote wijzen is weggelegd. - Werd destijds in ons kringetje aan de universiteit gezegd over een medestudente die "nogal goed besteld" was wat een bepaald lichaamsdeel betreft: "Z' es kwoad, ze steekt heur vuisten uit". -Niet te voortvarend zijn is ZEKER een Gentse eigenschap. Of, om ook dat met een gevleugelde uitdrukking te formuleren: lest zien zei den blènde en hij moest voele. - Feministen zullen niet opgetogen zijn over de volgende uitroep die ik ooit in een café enkele tafels verder hoorde slaken, maar vermits we ons antropologisch onderzoek wat realistisch willen maken moet ook dat maar kunnen: "De smirlap hee aan mijn wijf gezete !". De vrouw of "het wijf' vergeleken met een stuk chocolade of een pot honing waar men dus wel een durft "aanzitten", bet is in elk geval een duidelijk en sprekend beeld. - En een Gentenaar gaat zoals iedereen wel graag eens lekker eten of... hij steek zijn voeten onder toafeL

236


-Men verrast iemand door al te raden wat hij gaat zeggen of door na enkele woorden zelf zijn zin te vervolledigen. Hij vraagt verwonderd: "Hoe wete gij dadde?. Antwoord: '"k Zie dad' aan 't krulle van uhwe neuze". - Je bent al drie keer de trap afgegaan en hebt blijkbaar steeds weer iets anders vergeten dat je nog moest doen of meebrengen. Iemand (eventueel jijzelf) zegt: "Die gien huufd hee moe biehnen hehn". -Voor "heel lang geleden" zijn er massa's uitdrukkingen. In de sprookjes luidt het o.m. : "In de tijd toen de dieren nog spraken". Een Gentse variante is: "Oas ons Hiere nog een klein manneke was". -Ik heb me laten wijsmaken dat het gezegde van Nietzsche afkomstig zou zijn. Inhoudelijk is het zeker mogelijk: hij was immers eerder een dieren- dan een mensenvriend. Maar dat Nietzsche Gents sprak ligt minder voor de hand. Doet overigens weinig ter zake: "Hoe mieĂŤr da 'k de mĂŞnsche liere kenne hoe liever da 'k mijn katte zie". - Iets in het algemeen Nederlands. Sommige mensen willen hun woorden graag extra kracht bijzetten (denken ze toch) door steeds gezwollen, bombastische uitdrukkingen te gebruiken. Een totaal on-Gentse houding uiteraard! Wel Gents kunnen we de poging noemen om dat alles dubbel belachelijk te maken door zo enkele van die uitdrukkingen samen te smeden tot een soort monstergezegde. Men kent bv. uitdrukkingen als "de tand des tijds", "wonden die (al dan niet vanzelf) zullen helen" en "ergens geen gras laten over groeien". Breng dat alles samen en je krijgt het volgende knapperige resultaat: over deze wonde zal de tand des tijds geen gras laten groeien. Anekdoten

- U kent wellicht nog die oude trams, waar men naar keuze voor- of achteraan kon opstappen, met de zitplaatsen er tussenin. De tram was open en je kon dus nog (of al) tijdens het rijden op- en afstappen. Tram 3 had zijn standplaats te Mariakerke, aan de Brugsesteenweg. Een vriend op de universiteit (van wie ik eigenlijk de naam wel eens mag 237


vermelden, want hij heeft me een stuk van mijn belangstelling voor volkse scènes bijgebracht: ElieDe Jonghe) woonde dicht bij de brug over de vaart en ging telkens te voet naar de tramhalte. Aan de Brugsesteenweg gekomen zag hij of de tram daar al of niet stond. Was dat het geval, dan moest Elie nog een eindje gaan of lopen om erop te stappen en ondertussen kon de tram zelf natuurlijk "veur zijne neuze wigrije". Op een keer gebeurde dat. Elie dacht: "Een klein spurtje, 'k hoal em wel in en 'k sprenge derop". Hij begint dus te lopen en haalt inderdaad de tram gedeeltelijk in, eerst heel vlug, maar dan, naarmate de tram zelf op snelheid komt, steeds geleidelijker. Elie bereikt het achterste gedeelte van de tram maar... hij is een man van principes: hij stapt ALTIJD vooraan op. Hij moet dus nog de hele lengte van de tram zelf overbruggen en dit terwijl die nu stilaan op topsnelheid rijdt. De bestuurder moet hem wel in de achteruitkijkspiegel gezien hebben maar zal er wellicht iets bij gedacht hebben als "Dat dienen annuzelirre zijn plan trekt oas 't hij vanachter nie wild' opstappe". Elie raakt toch vooraan, springt met een laatste krachtinspanning, eerst op de metalen trede, dan een stapje hoger op het platform en ... zegde hij toen hij mij dit later vertelde ... "tons kwam mijne moment van opperste voldoenenge, oaz' ek ezuu ghiel op mijn gemak tegen diene conducteur kost zegge: DANK U!". - Voor de volgende anecdote moet ik helaas de anoniemiteit van de betrokkenen bewaren. Schuilnamen dus! Een gepensioneerd inspecteur uit het onderwijs (ik zal hem "Zjozif' noemen) is voorzitter van een occult-esoterische vereniging. Tot de leer van die vereniging behoort de visie dat de realiteit onderverdeeld is in zeven niveaus of trappen. De menselijke ziel moet evolueren en naarmate dat lukt mag ze af en toe een trapje stijgen en kijken hoe het er DAAR allemaal aan toegaat. Zjozif en zijn leerlingen hebben vergadering in een café. Zijn vrouw Anna zit naast hem aan een tafeltje, maar dat zal meer zijn omwille van het toenmalige principe dat een vrouw altijd haar man op zijn activiteiten vergezelt dan uit echte belangstelling. Zjozifhoudt voor zijn publiek een uiteenzetting over de verschillende zijnsniveaus (onze materiële wereld zit maar op het povere eerste niveau) en is aan de vijfde of zesde trap gekomen. Hij zwijgt even, om het volle gewicht van zijn beschrijving tot zijn toehoorders te laten doordringen en midden die geladen stilte weergalmt plots de stem van zijn dierbare Anna: "Zjozif,drenkt uhwe kaffee jongene !". 238


De kronieken vertellen dat Zjozif bruusk vanuit die vijfde of zesde trap op aarde neerdonderde, NOG een volle minuut langer totaal sprakeloos bleef, toen een blik van oneindig medelijden op zijn Anna wierp ... en uiteindelijk zijn uiteenzetting verder zette. Of hij uiteindelijk zijn tas koffie uitgedronken heeft vermelden de bronnen niet. Moppen

Ik heb er drie gekozen. Het hadden er net zo goed dertig of driehonderd kunnen zijn. Maar goed, liever kwaliteit dan kwantiteit, dus ... - De pastoor komt bij de terdoodveroordeelde en zegt: "Vriend, ik spreek tot u als een dienaar des hemels". "Loat moar, menier de paster", luidt het antwoord, '"k goa sebiet mee den boas zelve goan spreke." -Een Gentse soldaat bij het leger klaagt over oud brood. De kolonel zegt vermanend: "Hadden de soldaten van Napoleon dat brood gehad, ze zouden tevreden geweest zijn." "'k Geluufhet", antwoordt onze held, "tons was 't vès uuk!". - De kleine komt bij zijn moeder en roept: "Ma, d' er es iets verschrikkelijks gebeurd, pa hee hem opghangen op de zolder''. De vrouw stuift verschrikt naar boven, ziet niets en komt, tegelijk kwaad en opgelucht, terug. "Gij lieëliken annuzelirre, roept ze, moede gij mij ezuu denge wijsmoaken! 'k Koste d' er iets van gekregen hehn!" "Haha", lacht de kleine, "'t es den iesten april, hij hangd' in de kelder!". En tot slot weer wat persoonlijke inbreng, die ik, met typisch Gentse bescheidenheid, beperkt hou. - Ik nam destijds geregeld aan schaaktomooien deel. Ik ben toevallig niet van de allerkleinsten (1.87m) en sta_daar maar wat te staan. Een andere deelnemer, die eerder tot het "gestuikte" type behoort, bekijkt mij "vanuit de lieëgte" en vraagt: "Ahwel! Es 't ginter boven uuk zuu woarme?" - Als ik per vergissing iemand een duw geef of hem op de teen trap, zal

239


ik nooit nalaten me beleefd te verontschuldigen, bv. met de woorden: "Oh, pardon, 'k 'n koste nie harter zulle!". VoilĂ , dat was het. Definitief einde en gedaan. Ik besluit met de woorden die ik reeds bij een vorige gelegenheid mocht aanhalen:

GE ZIJD' ALLEMOAL BEDANKT EN IK UUK. Guy DE MAERTELAERE

JACOB ROELOFS VAN DEVENTER TEKENDE OMSTREEKS 1559 EEN WERKELUKHEIDSGETROUWE STADSPLATTEGROND VAN GENT. Wie was Jacob van Deventer? Jacob van Deventer of Jacob Roelafs (Âą1503-1575) mag als onze eerste wetenschappelijke cartograafbeschouwd worden. (Bossu, 1982, P.19) De historici van de cartografie beschouwden hem tot nog toe als jonger dan de Fries Gemma Frisius. Feitelijk is hij ouder. Jacobus de Daventria werd aan de Leuvense universiteit ingeschreven op 24 april 1520 en studeerde er onder meer geneeskunde. Gemma Reyneri d'Grueningha werd eerst op 26 februari 1526 ingeschreven. (DE SMEr, 1969, P.11) In het levensbericht in het stedenboek van Braun & Hogenberg, dat aan mededelingen van Jacob zelf zal zijn ontleend, wordt gezegd, dat hij, voordat hij zich met zoveel ijver en succes aan de geografie wijdde, eerst medicijnen en de mathematica had beoefend. Wel mogen wij aannemen, dat Jacob van Deventer tot de verdienstelijke personen behoort, die niet door illustere afkomst of de gunst van invloedrijke familieleden, maar door eigen gaven en energie een man van betekenis zijn geworden ... (VAN 'T HoFF, 1953, P.30) In een Mechelse acte van 1578 (!) wordt Van Deventer "chaertsnyder" genoemd. Tot aan zijn dood te Keulen in mei 1575 bleefhij aan zijn stadsplannen werken. (Bossu, 1982,P.19/LAURENT, 1986) De geheime opdracht van Van Deventer. Karel V (en later ook koning Philips 11) streefden naar centralisatie van de macht om door sterker centralisme de regionale zelfstandigheid te ontbinden 240


of te verzwakken. Vooral de steden streden tegen het centralisme en tegen de vorstelijke almacht, die de eigen politieke soevereiniteit bedreigden en indruisten tegen de verworven en overgeleverde rechten. Vlaamse en Brabantse steden o.a. tekenden hartstochtelijk verzet aan tegen de hoge belastingen die Karel V hen oplegde. De vorst liet de bastionnen van stedelijke trots en weerspannigheid in kaart brengen. Vanaf 1536 werkte Van Deventer als onafhankelijk cartograaf te Mechelen tot hij in 1543 aangesteld werd tot "koninklijk geograaf' van keizer Karel V die, na troonsafstand in 1555, wordt opgevolgd door zijn zoon Philips II. (THoEN, 1996, P.l40) Volgens DenucÊ en Voet (DENUCÉ, 1912, P.55/VoET, 1969, P.31) werd Jacob van Deventer ten laatste in 1558 koninklijk geograaf en belast met de geheime opdracht nauwkeurige stadsplans van de steden uit de zeventien Nederlandse gewesten te tekenen. (Bossu, 1982, P.l9) De Zuidelijke Nederlanden waren vaak het strijdtoneel tussen Frankrijk en het Bourgondische rijk, tussen protestanten, calvinisten en katholieken. Karel V, later Philips II, gaven de opdracht om geometrische plannen te tekenen (1559-1564), (FRis, 1920, P.18) allen volgens dezelfde methode eigenhandig getekend als resultaat van opnamen ter plaatse. (VAN 'T HoFF, 1953, P.l4) De tekst van de opdracht, die aan van Deventer is gegeven, is niet bewaard gebleven. Ondertussen gafhet bevelschrift van Philips II van 1559 en het vrijgeleide, dat in hetzelfde jaar aan de kaartmaker werd meegegeven ons een indruk van de hem verstrekte opdracht. Zijn taak was dan om "te visiteren, meten ende heserijven alle de steden van onsen lande van herwertsovere, mitsgaders die rivieren ende omliggende vlecken ende dorpen, ende oick die passaigen vanden frontieren, om van denzeiven ende der aenliggende landen, steden ende vlecken een register te maken". Het hem medegegeven vrijgeleide moest hem toegang verschaffen tot alle steden, versterkingen en andere plaatsen. (VAN 'THOFF, 1953,P.l7-18) Deventer tekende de stadsplattegronden en ook de kerken en kloosters die bij de beschietingen gespaard moesten blijven. Geloofsgenoten werden te vriend gehouden en potentieel onderkomen voor de troepen werd meteen van verwoestende beschietingen gevrijwaard. De cartografische documenten werden vervaardigd voor een militair doel. Volgens Laurent (1986) brengt Van Deventer vanaf 1540 ongeveer 250 steden van de oude Nederlanden in kaart ... Tot aan zijn dood te Keulen in 1575 bleef hij daaraan werken. (Bossu, 1982, P.l9/THOEN, 1996, P.164) Mosselmans stelt dat het uitgesloten is dat Van Deventer de 250 stadsplannen, in opdracht van Philips II op zijn eentje zou hebben opgemeten. Hij argumenteert: "Zoals latere atlassen het ons tonen, werden landmeters belast met een groot gedeelte van dit werk." (MossELMANS, 1976, PXIV)

241


De werkmethode van Jacob Roelofs Van Deventer. Met het oog op de vervaardiging van kaarten trok Jacob van Deventer door onze gewesten en verrichtte vele opmetingen te velde. (Bossu, 1982, P.19) Ongetwijfeld hebben hooggelegen plaatsen, dus torenspitsen en heuveltoppen, als oriëntatiepunten gediend. (VAN 'T HoFF, 1953, P.9) Wij stellen ons voor, dat hij, op de plaats van bestemming aangekomen, met zijn instrumenten de wegen afwandelde, die hij op zijn kaarten met stippellijnen uittekende. Wij vinden deze stippellijnen op het "net-exemplaar" en de "minuten" in het midden van de wegen en straten en langs de pleinwanden. Op de "cartons", die bij het netexemplaar zijn gevoegd, zijn slechts deze stippellijnen getekend en zijn bij de belangrijkste gebouwen namen gevoegd. Houdt men de "minuten" tegen het licht, dan ziet men, dat de kaarten op de plaats van de stippels doorgeprikt zijn. Dit geeft een aanwijzing voor de methode, waarmee zonder veel moeite verscheidene exemplaren van één kaart gemaakt werden. Van Deventer zal, thuisgekomen, op de plaats van de stippen zijn schets tegelijk met één of meer andere bladen doorgeprikt hebben. Op één blad kon hij de "minuut" uitwerken. Een ander exemplaar kon hij met houtskool overstrijken en zo kon hij, met die zwarte stippen als grondslag, het netexemplaar en ook nog het "carton" (al die kaarten hebben dezelfde schaal!) tekenen. (VAN 'T HoFF, 1953, P.16) Als Van Deventer niet op reis was, woonde en werkte hij te Mechelen. Men acht het waarschijnlijk dat J acob van Deventer, althans voor enkele kaarten en stadsplans, de triangulatiemethode van Gemma Frisius- de Fries Jemme van Dokkum- heeft gebruikt. (Bossu, 1982, P.19 I THOEN, 1996, P.138) Frisius (1508-1555) was een wis-, sterren- en geneeskundige, die na een opleiding te Groningen, het grootste deel van zijn leven aan de universiteit van Leuven werkte, o.m. met Jacob van Deventer. De relatieve nauwkeurigheid van de plannen van Deventer laat veronderstellen dat deze gebruik maakte van de beginselen van de driehoeksmeting, die toelaten de merkpunten de één na de andere met zekerheid vast te leggen om alzo te komen tot het geraamte van de opmeting en die zich moet aanpassen aan het netwerk. Wanneer men weet hoe moeilijk het is om een streek of een stad juist weer te geven vanop de grond, dan kan men alleen verwonderd zijn over de nauwkeurigheid van de eerste stadsplannen, opgemaakt door Jacob van Deventer in het midden van de XVIde eeuw. (MossELMANS, 1976, P.XIII-XIV) Van 't Hoff evenals Prof. Thoen stellen: "Zonder hiervoor het uitdrukkelijk bewijs te bezitten, ben ik er hoe langer hoe meer van overtuigd dat Deventer een aanzienlijke bijdrage leverde tot de methode van triangulatie voor het opnemen van plaatselijke en regionale kaarten waaraan traditioneel alleen de naam van Gemma Frisius (1508-1555) verbonden blijft. Immers in 1536, twee jaar na de publicatie van het Libellus de locorum describendorum ratione van 242


zijn landgenoot had Deventer de opname en de tekening voltooid van zijn kaart van het hertogdom Brabant." (THOEN, 1996, P.l40) Dit aanzienlijk werk, dat wellicht meer dan twee jaar had gevraagd, is zeker wel een bewijs dat, toen begin 1534 (n.s.) Gemma's methode het licht zag, Deventer bekwaam was ze toe te passen om de kaart op te nemen van een betrekkelijk uitgestrekt gebied. Van Frisius kennen we geen enkele topografische kaart. (DE SMET, 1969, P.ll)

Het werk van Van Deventer gesitueerd t.o.v. andere kaarten en atlassen uit die tijd. Ongetwijfeld heeft Van Deventer in Keulen een oud-stadsgenoot ontmoet, nl. Frans Hogenberg, de bekende graveur, evenals Van Deventer uit Mechelen afkomstig. (VAN 'T HoFF, 1953, P.21) Frans Hogenberg zijn Civitates Orbis Terrarum staat ontegenzeggelijk met Deventer's stedenalbum in nauw verband. (DENUcÉ, 1912, P.61) Bossu beaamt dat Van Deventer meewerkte aan het Stedenboek van Braun en Hogenberg, (Bossu, 1982, P.19) bestaande uit verscheidene delen en verschenen tussen 1572 en 1618. (VoET, 1969, P.31) Of is het een louter toeval geweest dat het eerste deel van de Civitates verscheen in 1572, het jaar zelf waarop Van Deventer feitelijk de plannen van de Nederlandse steden had afgewerkt, en dat zoveel zichten in beide werken helemaal dezelfde zijn? (DENUCÉ, 1912, P. 272273) Een vergelijking van de plannen van Nederlandse steden bij Braun en Hogenberg met die van Deventer' s atlas toont onmiddellijk aan dat wij het met niets minder dan met kopijen van dit voorname werk te doen hebben. (RuELENS, 1903, AFL. 7) Dezelfde kaarten (Hogenberg & Braun) op iets kleiner formaat vindt men in de sinds 1581 verschenen uitgaven van Guicciardini's beschrijving der Nederlanden. De samenstellers van Braun & Hogenberg, welk stedenboek ook in Antwerpen verkocht werd, waren in nauwe betrekkingen met Ortelius, Plantijn en Guicciardini te Antwerpen. (VAN 'T HoFF, 1953, P.21/ DENUCÉ, 1912,P151) Eigenlijk is de eerste moderne atlas het Theatrum Orb is Terrarum van Abraham Ortelius, waarvan de oorspronkelijke editie in 1570 te Antwerpen verscheen. (VoET, 1969, P.32) Gerard Mercator (1512-1594) graveerde de kaart van Vlaanderen uit 1540, op schaall: 172.000, waarschijnlijk naar een handschrift van Jacob van Deventer. Het was een opdracht van kooplieden die de kaart aan Karel V wilden aanbieden ter gelegenheid van zijn intrede in Gent, na de opstand. (Bossu, 1982, P.48) Marcus Gheeraerts schildert in 1562 zijn kaart van Brugge en Maillard Destrée graveert een enorm plan van Ieper in 1564. (FRis, 1920, P.l8) 243


De voorstellingswijze van Jacob Van Deventers stadsplattegronden. De plannen werden op een wetenschappelijke basis opgemaakt zonder veel rekening te houden met de esthetische aspecten. (MossELMANs, 1976, P.15) Dat is helemaal niet evident in een periode waar schilders het picturale laten primeren op de nauwkeurigheid en de exacte topografie. Alle kaarten zijn op gelijke schaal (ongeveer 1:7.500 volgens Van 't Hoff & Fris I± 1:9.000 volgens Mosselmans) getekend en met dezelfde oriëntatie, nl. het noorden (wijzend naar de toenmalige magnetische pool iets westelijk van het werkelijke Noorden) boven. Voor strategische kaarten was dit van essentieel belang. (VAN 'T HoFF, 1953, P.14) Uniformiteit niet alleen ten aanzien van schaal en oriëntatie! Op alle kaarten tekent van Deventer de straten en pleinen in de steden wit, de wegen buiten de steden bruin (beige), de huizen rood, de (met leien bedekte?) daken en kerkspitsen blauw, de weidegronden groen en donkergroen als het laaggelegen of buitendijkse landen betreft, de hoger gelegen zandgronden geel en bruingrijs. (VAN 'T HoFF, 1953, P.l5) De voornaamste gebouwen onderscheiden zich van de andere. De gronden die in geval van overstroming kunnen worden overspoeld zijn in het groen, het water is blauw. (LAURENT, 1986) Uit de kaarten blijkt voorts duidelijk de strategische bestemming daar hij, conform zijn opdracht, de muren, poorten en andere versterkingen, de belangrijke gebouwen en vooral de toegangswegen overduidelijk weergaf. (VAN 'T HoFF, 1953, P.15) Molens en hun mote weerhielden de aandacht van Van Deventer. Op het plan van Gent werden zowat 85 staakmolens schematisch in aanzicht getekend. Op Ekkergem stonden er een tiental. In de Brugse Poort, Muide en Meulestede staan ze in dichte drommen langs de belangrijke invalswegen. Molens waren van strategisch belang. Hun hoogte liet betere observatie op grotere afstand toe. Voor het doorseinen van informatie waren zij eveneens nuttige instrumenten. Een zwak punt in de kartering waren de rivieren, die slechts schematisch en soms bepaald onjuist zijn getekend. (VAN 'T HoFF, 1953, P.9) Deventer heeft het plan van Gent opgemaakt zonder gebruik te maken van het (inmiddels verdwenen) plan van Jean Otho of Oste. Daar de minuten van de Stedenboeken pas in 1859 opnieuw werden ontdekt, mede door het militair karakter van de stadsplattegronden, heeft het werk van Deventer geen enkele invloed uitgeoefend op latere Gentse kaartauteurs, stelt Victor Fris. Dit verhoogt de originaliteit van dit plan. "11 est indiscutablement Ie plus précieux de toutes les productions topographiques du XVIe siècle pour la contiguration précise de la ville." (FRis, 1920, P.23) "De stadsplattegronden van Van Deventer waren voor oorlogsvoering van groot belang. Daarom bleven zij lange tijd onbekend, ook voor andere kaartmakers. Ze zijn alle uitgegeven in de twintigste eeuw, maar waren tot dan 244


manuscriptkaarten die wegens hun militair doel geheim waren en weinig of geen invloed hadden op de latere cartografie." stelt ook Prof. Thoen. (THoEN, 1996, P.l64) Deze stelling wordt weerlegd door allen die stellen dat Van Deventer, Hogenberg, Ortelius, Plantijn en Guicciardini nauwe betrekkingen . met elkaar onderhielden.

Het plan van Gent. In de heruitgave van Ch. Ruelens is de commentaar bij het plan van Victor Van der Haeghen. Victor Fris beschrijft in Plans de Gand, introduetion aux docum.ents topographiques (1920) zowel het eigenlijke plan, getekend tussen 1559 en 1564, als de vermelde commentaar. Zoals alle plannen van Jacob van Deventer is ook deze plattegrond naar het noorden gericht. Het is een stadsplan zonder franje, ongekunsteld, mathematisch correct maar veel meer dan een louter stratenplan. C' est une exacte configuration de la ville et de ses environs avec la soigneuse indication des parties baties, des cours d' eau et des chemins, avec indication en surélévation des principaux édifices ..." (FRis, 1920, VI) De richting en configuratie van de wegenis en de proportie van de bouwblokken werden nauwkeurig aangehouden. Het is merkwaardig hoe minutieus deze plattegrond, na schaalvergroting, overeenstemt met een hedendaagse basiskaart van het Nationaal Geografisch Instituut. Pas op het einde van de 18de eeuw worden weer stadsplattegronden getekend (Goethals, 1796) die een min of meer topografisch nauwkeurig beeld geven. In de 19de eeuw bereikt de Gentse cartografie dan een kwalitatief hoogtepunt met kadastrale plannen van o.a. Gevaert & Van Impe, gebaseerd op het werk van Gérard & Corvillain. Nochtans heeft Van Deventer nagelaten om enkele waterlopen en beken, zowel binnen de stad als in de omgeving, weer te geven. V. Fris merkt op dat de Cuypgatenbrug, over de Leie en achter het Minderbroederklooster, werd vergeten. De Brugse Vaart werd pas in 1613 gegraven, maar het kanaal van de Lieve dateert van 1251. De groene tint, die de overstromingsgebieden aanduidt, geeft een uitstekend beeld van de wijze waarop de verdediging van de stad Gent werd opgevat. Stroomopwaarts waren er de sluizen van de Braemgaten, de schotbalken aan de Ketelpoort, de sluizen van het Kuipgat enz ... waardoor bij dreigend gevaar artificieel·de omgeving onder water kon worden gezet. De verdediging werd aangevuld met vestingmuren. Het Spanjaardkasteel beantwoordt aan de nieuwe opvattingen inzake vestingbouw. Pas in 1577-1579 worden de bastionnen en grachten uitgebouwd. Terzelfdertijd merkt men hoe waterrijk de binnenstad was. Dijken als Brabantdam, Steendam en Dampoort verwijzen daarnaar. 245


Binnen de stadsmuren zijn nog ruime terreinen onbebouwd. Ze liggen er vaag bij of werden als moestuin of bleekweiden gebruikt. Het Spanjaardkasteel werd strategisch gepland aan de oostzijde van de stad, bij de samenvloeiing van Schelde en Leie en relatief hoog ten opzichte van de Kuip. Dit liet het gladde geschut toe om het doel te zien. De citadel werd als dwangburcht ontworpen door Buoni di Pellezuoli (15401545) die ook te Antwerpen werkte. Zij was voorzien van 4 bastions. Het, op enkele relicten na, inmiddels verdwenen Spanjaardkasteel werd opgericht in 1540 door keizer Karel. Deze dwangburcht moest de opstandige "stroppedragers" in toom houden. Door de Carolijnse Concessie werden immers alle middeleeuwse stedelijke voorrechten afgeschaft en alle gilden, neringen en ambachten ontbonden. De verbeurdverklaarde gildehuizen werden openbaar verkocht. Het Sint-Baafsdorp (Âą 800 huizen en 12.000 inw.) had moeten wijken voor deze vierkante burcht. De monniken werden, met akkoord van de paus, kanunnik in de Sint-Baafskerk, voorheen Sint-Jan. In 1567 op de Spanjaarden veroverd begonnen de Gentenaren met het slopen van de muur aan de stadszijde. De hertog van Parrna versterkte het weer in 1584 onder leiding van Maccoilini (1584-1590). De enige zichtbare rest van een stenen bastion is ingewerkt in de kaaimuur van de De Pauwvaart Het kasteel bleef dienst doen tot 1827 toen de Hollandse citadel in gebruik werd genomen en het werd dan ontmanteld. Archivalia. Twee van de drie volumes met net-exemplaren van het Stedenboek van J.R. van Deventer worden bewaard in de Koninklijke Bibliotheek te Madrid. Deel 1. is evenwel zoek. De minuten van de opnamen van Belgische en NoordFranse steden bevinden zich in de Koninklijke Bibliotheek te Brussel (Handschriftenkabinet, MSS 22090). Deze laatste werden in 1859 opnieuw ontdekt (een tweede exemplaar, dat Van Deventer zelf had gehouden?) en met een collectie van 152 kaarten en kaartfragmenten te 's Gravenhage op 11 april 1859 door Martinus Nijhoff geveild. (VAN 'T HoFF, 1953, P.24) De Atlas van de Belgische steden (1550-1554) bevat 73 plannen die opgemaakt werden naar de richtlijnen gegeven door Keizer Karel en Philips II. Het betreft

biet de minuten van opmeting die gebruikt werden bij het oprriaken van de atlassen. De minuten zijn niet volledig, andere minuten bevinden zich voor het merendeel in de archieven van Nederland. (MosSELMANS, 1976, P.15) De plans, in handschrift, bleven gelukkig bewaard. Zij werden voor het eerst tussen 1884 en 1924 uitgegeven (Bossu, 1982, P.19) in zeer beperkte oplage, honderd facsimile-plans gemaakt in chromolithografie, met een begeleidende 246


tekst die een overzicht geeft van de stadsontwikkeling en van de straatnamen. 1988, P.140) De uitgave werd begonnen door Ch. Ruelens en voortgezet onder leiding van E. Ouverleaux en J. Van den Gheyn als: Atlas des villes de la Belgique au XV/e siècle. Plans du géographe Jacques de Deventer. .. (LAURENT, 1986) Het ingekleurde plan van Gent vindt men terug in: J. van Deventer, Atlas des villes de la Belgique au XV/e siècle, gepubliceerd onder de leiding van Ch. Ruelens e.a. tussen 1884 en 1924. Daarbij behoort een grondplan met enkel het stratentracé in blauw. Rode cijfers verwijzen naar een legende met belangrijke bouwwerken: kerken, kapellen, mannen- en vrouwenkloosters, begijnhoven, refugiehuizen, burgerlijke gebouwen, gildehuizen, torens en bastionnen, godshuizen en hospitalen, stadspoorten, bruggen, sluizen, hoven, stenen enz ... , markten en pleinen, om te besluiten met een lijst van straten met "noms anciens & noms Français actuels". De commentaar in de uitgave van Ch. Ruelens is van Victor Van der Haeghen. De Commission des monuments zorgde voor een heruitgave, ook met commentaar van V. Van der Haeghen. Dit plan geeft een tracé in het zwart. De waterlopen zijn lichtblauw ingekleurd. (DEVROE,

De uitgeverij Canaletto - PB 68 NL 2400 AB Alphen aan den Rijn - plant een heruitgave van de stadsplattegronden van Jacob Van Deventer. Het betreft reproducties van de minuten en netkaarten van 222 steden in de 17 Provinciën vervaardigd door Jacob van Deventer; ca. 325 facsimile's in 15 mappen. Vlaanderen en Brussel zullen de mapnummers 9 a en b dragen. Wallonië en Brussel: 10 a en b. De uitgave staat onder leiding van Dr. Ir. C Koeman en Dr. Ir. J.C. Visser en zij werd opgestart in 1995. BRONNEN. BOSSU JOZEF, Vlaanderen in oude kaarten. Drie Eeuwen Cartografie. Lannoo, Tielt/Bussum, i.s.m. Mappamundi Ltd, London/perth- Mappamundi, Knokke, 1982. DENUCÉ JAN, Oud-Nederlandsche Kaartmakers in betrekking met Plantijn. De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen, 1912-1913. DE SMET A. ENWELLENS-DEDONDERL., Philippe Vandermaden 1795-1869. Koninklijke Bibliotheek Albert I, Brussel, 1969. DEYS H.P., De stadsplattegronden van Jacob van Deventer. Resultaten van recent onderzoek te Madrid. In Caert-Thresoor, 8, 1989, p.81-95. FRIS VICTOR, Plans de Gand. Introduetion aux documents topographiques publiés par Ia Commission des monuments de la Ville de Gand par Victor Fris. Vanderpoorten J ., Gent, 1920. GANSHOF F.L., Over stadsontwikkeling tusschen Loire en Rijn gedurende de Middeleeuwen. Standaard Boekhandel, Antwerpen/BrusseVGent/Leuven, 1941.

247


KOEMAN C. EN VISSER J.C., De stadsplattegronden van Jacob van Deventer. Reproducties van de minuten en de netkaarten van 222 steden en de 17 Provinciën vervaardigd door Jacob van Deventer tussen 1558 en 1570. Canaletto, Alphen aan den Rijn, 1990-1994 (sic). LAURENT RENÉ, De havens aan de kust en aan het Zwin (doorheen oude plannen en luchtfoto's). Algemeen Rijksarchief, Brussel, 1986. LEMOINE-ISABEAU CLAIRE, Belgische cartografie in Spaanse verzamelingen van de 16de tot de 18de eeuw. Catalogus door C. Lemoine-Isabeau m.m.v. P. Bragard, H. Capel, L. Danckaert en J. De Graeve. Gemeentekrediet, Brussel, 1985. MOSSELMANS JEAN & SCHONAERTS ROGER, De Landt-Meeters van de XVIe tot de XVIIIe eeuw in Onze Provinciën. Koninklijke Bibliotheek Albert I, Brussel, 1976. RUELENS CH., OUVERLEAUX E., VAN DEN GHEYN J. E.A., J. van Deventer, Atlas des Villes de la Belgique au XVIe siècle. s.e., Brussel, 1884-1924. THOEN ERIK, Cartografie en historisch onderzoek. In Art J., Hoe schrijf ik de geschiedenis van mijn gemeente? (deel3b.) Centrum voor Geschiedenis, Universiteit Gent, 1996. VAN DER HAEGEN H., DAELEMANS F. & VAN ERMEN E. (ED.), Oude kaarten en plattegronden. Bronnen voor de historische geografie van de Zuidelijke Nederlanden (16de18de eeuw). Brussel, 1986. VAN ORTROY F., Tentoonstelling van de Belgische kaartmakerskunde in de XVIe, XVIIeen XVIIIe eeuwen, ingericht in het Museum Plantin-Moretus. , Koninklijk Aardrijkskundig Genootschap, Antwerpen, 1926. VAN ROOSBROECK ROB. in LAMBERTY MAX E.A. (red.), Twintig eeuwen Vlaanderen. Deel 2 Geschiedenis van Vlaanderen. II Van de Habsburgse tot en met de Oostenrijkse tijd. Heideland-Orbis nv., Hasselt, 1972. VAN 'T HOFF B., Jacob van Deventer, Keizerlijk-Koninklijk Geograaf. Martinus Nijhoff, 's Gravenhage, 1953. VISSER J.C., De waarde van de stedenatlas van Jacob van Deventer voor de topografie van de laat-middeleeuwse stad. In Beiträge zur Wirtschafts- und Stadtgeschichte. Festschrift für Hektor Amman, Wiesbaden, 1965, p. 116-123. VOET L., Cartografie & Iconografie. In De plaatselijke geschiedschrijving. Leidraad voor de auteurs. Aanvullingen I, p.29-43. Historische Uitgaven Pro Civitate, reeks in-8°, nr. 22, Brussel, 1969. WAUWERMANS, Histoire de I' école cartographique Beige et Anversoise du XVIe siècle. Meridian Publishing Co, Amsterdam, 1964 (2 delen). X, Oude kaarten en plattegronden. Bronnen voor de historische geografie van de Zuidelijke Nederlanden (l6de- l8de eeuw). Handelingen van de studiedag 20 sept. 1985, Brussel, 1986. Archief- en Bibliotheekwezen in België, Extranummer 31.

AndréCOENE december 1999 Nota van de redactie: Het plan dat dit artikel vergezelde leende zich niet tot een reproductie.

248


DE OUWE TANTES Het was de gewoonte van mijn Meetje (grootmoeder aan moeder's kant) van 's maandags in de namiddag koffietafel te houden met drie oude dames die ik Tante noemde zonder precies te weten, op één na, hoe zij verwant waren. Mijn grootmoeder woonde aan de Binnenweg nr. 18 te Ledeberg, in een zeer nederig huisje in den ouwen trant en waar een volwassen man bijna de dakgoot kon bereiken, met gestrekte arm. Ik liep in die tijd nog op de Gemeenteschool, had de leeftijd van tien jaar nog niet bereikt en had er een gewoonte van gemaakt om na de school even rond te gaan langs de Binnenweg om mijn Tantes en vooral mijn grootmoeder te gaan bezoeken, in de hoop van een beetje drinkgeld te krijgen. Dat moet zoiets geweest zijn van 10 en soms 25 centiemen, met een gaatje in het midden. Om even terug te komen op mijn tantes, de oudste was Tante Virginie, een zuster van mijn Meetje, een vrouw waarvan men kon zeggen dat zij tot de burgerklasse behoorde. Inderdaad het was een rijzige vrouw, donker gekleed, waarvan ik mij vooral de gouden horloge kan herinneren die in een zakje van haar brede gordel stak. Zij was welstellend, woonde in een eigen huis ergens in de stad samen met haar man, waarvan ik niet kan zeggen dat het een nonkel was, om de goede reden dat ik mij niet kan herinneren dat ik hem ooit ontmoet heb. De tweede tante was Tante Clarisse, van middelmatige gestalte maar zeer rond langs alle kanten. Zij woonde eveneens in de stad, op een appartement met zicht op de Kemelbrug. Haar man ook nog zo een nonkel die ik weinig of nooit ontmoet heb; was vishandelaar en hield de stand nummer één op de vismarkt aan het Pharaildeplein (thans in beschaafde taal Veerleplein) aan het meer bekend GravenkasteeL Nummer drie was mijn tante Lies, een klein vrouwtje, altijd in een donker kleed en waarvan ik eigenlijk nooit veel heb vernomen. Wat ik wel weet omdat ik er een amateursfototje van heb, is dat zij regelmatiger mijn roeetje kwam bezoeken. Zij was de kleinste van het gezelschap. Die koffietafel was een ècht ritueel, de tafel stond ongeveer in het midden van de voorkamer, voor de. Leuvense stoof, en kreeg voor de gelegenheid een spierwit tafelkleed, en het koffieservies, dat waarschijnlijk een huwelijkscadeau was en dateerde van de vorige eeuw. Er blijven er nog twee kommekens van over, weliswaar gebarsten, en die wij 's zondags morgen nog gebruiken. Vanafhet binnenkomen was het voor mij een soort geurenfestival van koffie en dat vanaf ik de voordeur openstak. En dan begon de kusjestoumee, eerst de licht geparfumeerde Tante Virginie, dan de zweetreuk van Tante Clarisse, en dan de kleine, magere Tante Lies, met een bonbongeur van munt. Mijn Meetje had steeds die frisse geur van een pas gewassen boorling. 249


Zoete herinneringen aan die Tantes die samen met mijn Meetje verder leven in mijn geheugen, maar vooral in mijn hart. Jules DUVIVIER

BEIAARDSPELEN IS EEN LABORIEUS WERK... In het Archief van de Geheime Raad te Brussel bevindt zich een klein dossiertje (1) dat een rekwest bevat van Pieter de Schepper, ..beijaertspeler deser stadt (=Gent) ende op den gonen van die van het cappittel van Ste Baefs" (2). Gehuwd met de weduwe van François Norhert Franque, draagt hij de zware last van een groot gezin met ..zes levende kinders". Door allerlei omstandigheden is hij omstreeks 1727 fmancieel in minder goede papieren geraakt. Schuldenlast is uiteraard een pijnlijke aangelegenheid (3) en daarom richt hij een verzoekschrift tot de Vorst. In zijn rekwest betoogt hij "dat sijne crediteuren wel weten dat het spelen op de respective Beijaerden bestaet in een labourieus werk ende dat hij sijne vrauwe ende kinderen principaelijck moet onderhauden op de voorseijde gagiën" (gage= loon). Hij vraagt aan Zijne Majesteit om de gunst dat men hem slechts één derde van die gagiën zou doen gebruiken om de schuldenlast af te betalen en dat hij twee derde zou mogen behouden voor het onderhoud van zijn familie. Hij krijgt enige voldoening op zijn vraag, maar niet helemaal zoals gewenst. De beslissing van de Majesteit, dd0 31 maart 1727, luidt dat de helft van de gage moet dienen voor de schuldendelging en over de andere helft kan Pieter de Schepper beschikken voor zijn huishouden. Blijkbaar heeft hij het als beiaardier nog bijna twintig jaar uitgehouden. Of hij het al die tijd met een halve wedde heeft moeten stellen om van te leven, is ons niet bekend ...

NOTEN (1) Alg. Rijksarchief Brussel, Geheime Raad/Oostenrijkse periode, nr. 1407/B - dossier Pieter de Schepper (1727). (2) Zie Aimé LOMBAERT (eindred.), Beiaarden en klokkenspellen in Oostvlaanderen (Gent, Provinciebestuur, 1995), blz. 87: Peter Schepers (Sic) wordt vermeld als stadsbeiaardier van Gent van 1716 tot 1745. Zie ook Ghendtsche Tydinghen, XXVIT,6 (nov. 1998), blz. 331-332. (3) Een gelijkaardig geval ook in hetzelfde archief (zie noot 1), nr. 1429/A250


rekwest Joannes Coppens (1730) en nr. 1434/A- rekwest Louis Vandenbende ( 1730). Coppens is ingezetene van Gent en "musicien van 't Capittel van Sente Baefs" , gehuwd met Isabelle de la Marche en vader van drie kinderen. Ook Coppens vraagt de vorst om verlichting van de atbetalingslast ("om te bekomen attenuatie voor drie consecutive jaeren om zijne crediteuren te voldoen"). - Louis Vandenhende, gehuwd met Joanna de Meuleneere, is een van die crediteuren. PaulHUYS

ENKELE HERINNERINGEN AAN DE "INDUS" Het artikeltje verschenen in "Gh. Tyd." - 1999 -N° 6 - pp.322-330 blijft reacties en commentaar uitlokken. Zo ontvingen wij een schrijven van de 90jarige heer Maurice Geimaert met zeer interessante aanvullende inlichtingen. Hij behaalde zijn diploma van Technisch Ingenieur in de Elektriciteit in 1932. Gedurende 30 jaar (van 1935 tot 1965) was hij Voorzitter van de "Associatie van Technische Ingenieurs van Gent" en hij was verschillende malen voorzitter van de "Nationale Unie van Technische Ingenieurs". Van 1947 tot 1972 was hij lid van de Bestuurscommissie van de "Indus ". Hij is dus wel goed geplaatst om ons het een en ander te vertellen over aspecten die minder algemeen bekend zijn. BUKOMENDEen AANVULLENDE INLICHTINGEN 1924-1925. Inrichting van de Bijzondere School voor Technisch-Ingenieurs, door de directeur Ir. JULIEN ROELS met de medewerking van nijveraars van het Gentse. 1925-1926. Eerste studenten in de voorbereidende afdeling, ± 30 studenten. Oproep en benoeming van leraars voor het 1ste - 2de en 3de studiejaar. Opmaken van de programma's met eens te meer medewerking van de Gentse nijverheid. 1929-Juli. Eerste uitreiking van het diploma Technisch lngeni_eur (21 gediplomeerden). De laatste overlevende van deze promotie is overleden in december 1999 CHARLES ROGGE, 91 jaar. Stichter van N.V. ROGELEC en N.V. ROGMETAAL*. *Correctie van de Redactie Er bestaat nog èèn overlevende van deze eerste promotie: Technisch Ingenieur in de Scheikunde Georges Vanden Berghe.

251


Van 1925 tot in 31/06/32 waren de cursussen in het Frans. 1932-1933 Voorbereidende afdeling, cursussen in het Vlaams. 1933-1934 1ste jaar cursussen in het Vlaams. 1934-1935 2de jaar cursussen in het Vlaams. 1935-1936 3de jaar cursussen in het Vlaams. Vanaf 1931 tot in 1936 hebben de leraars veel moeten werken voor de vertalingen van de cursussen. 1933, Oproep van de Directeur ROELS voor het oprichten van een vereniging van Technisch-Ingenieurs. Met enige afgestudeerden werd de ASSOCIATIE VAN TECHNISCH INGENIEURS GENT (A.T.I.G.), ASSOCIATION DES INGENIEURS-TECHNICIENDE GAND (A.I.T.G.) gesticht. Dat zelfde jaar zien wij de stichting van de NATIONALE UNIE VAN TECHNISCH-INGENIEURS (N.U.T.I.) Het is ook in 1933 dat de wet verschenen is in het Staatsblad "ERKENNING EN BESCHERMING VAN DE TITEL TECHNISCH-INGENIEUR." Leden van de N.U.T.I. Université du Travail Charleroi Institut Gramme Liège Ecole des Arts et Métiers Bruxelles Hogere Technische en Handelschool GENT Grote teleurstelling van de F.A.B.I. (Fédération des Associations Belges des Ingénieurs) 1934 Tijdens een vergadering van de F.I.B. (Fédération des Industries de Belgique, nam de Voorzitter van de F.A.B.I. het woord: "Messieurs, nous devons absolument bloquer totalement les carrières éventuelles des Ingénieurs-techniciens. Ce sont des individus qui crachent par terre et qui se mouchent entre les doigts.". 1935 Tot in 1935 kreeg de school toelagen van de STAAT, de STAD GENT en giften van de NUVERHEID, zonder te weten WIE in werkelijkheid eigenaar was van de school. Geen betalingen werden nog uitgeschreven voor de leraars en de leveranciers. Na een lange strijd, discussies, vergaderingen op het Ministerie- Directeur, Leraars, Bestuursleden van de A.T.I.G. en van B.O.L.T.S. (Bond der Oud Leerlingen van Technische Scholen) - werd in 1938 de school defmitief eigendom van de Staat met als benoeming: "RIJKS HOGERE TECHNISCHE 252


EN HANDELSCHOOL" met als Directeur Ir Julien ROELS en als adjunct Directeur Ir. René BONTE.

1947 De heer Directeur Ir Julien ROELS werd erg ziek en de heer Ir. René BONTE werd tijdelijk benoemd tot Directeur.

1948 Overlijden van de heer Directeur Ir. Julien ROELS. Grote strijd tussen de volgende leraars om benoemd te worden als Directeur van de school. - Firmin COCQUYT -Ir. Charles VANDEWINCKEL - Ir. René BONTE - Ir. Albert DE BRUYNE - Doet. Edmond HENZEN In die jaren was de Minister van Openbaar Onderwijs een socialist, nàmelijk de heer VERMEYLEN, politieke vriend van de heer COCQUYT, die benoemd werd als Adviseur van de Minister.

1949 Op voorstel van de heer COCQUYT, Adviseur, heeft de Minister VERMEYLEN het probleem als volgt opgelost door de volgende benoemingen: -Ir. Charles VANDEWINCKEL: Directeur van het Belgisch Textiel Instituut (2 jaren voor zijn rusttijd) - Ir. Albert DE BRUYNE: Directeur van de nieuw opgerichte school te Anderlecht (Hogere Technische School voor Technische Ingenieurs). -Doet. Edmond HENZEN: Opvolger van de heer VANDEWINCKEL aan het Belgisch Textiel Instituut. - Firmin COCQUYT: Directeur van de Rijks Hogere Technische en Handelschool Gent. - Ir. René BONTE: adjunct Directeur van de Rijks Hogere Technische en Handelschool te Gent. Gedurende het tijdperk dat de heer COCQUYT de functie van Adviseur bekleedde heeft hij een reeks scholen ingericht voor het bekomen van het diploma TECHNISCH INGENIEUR. Hij heeft zelfs in EEN van die scholen AVOND- EN ZONDAGLESSEN ingericht voor het diploma van Technisch Ingenieur, mits een eindexamen af te leggen voor een centrale jury. Dat was te veel, en deN. U .T.I. heeft besloten de Minister VERMEYLEN en de 253


Adviseur COCQUYT te dagvaarden voor de RAAD VAN STATE. Onze eisen: 1°) Stopzetten van het inrichten van scholen voor T.l. 2°) Scholen die niet 100% beantwoorden aan de wet van 1933 sluiten. 3°) Verbod van de studies voor T.I. in te richten in avond- en zondaglessen. 4°) Bekendmaking van het vonnis in al de Belgische dagbladen. De Raad van State heeft het vonnis uitgesproken 100% volgens onze eisen. Dat was een groot succes voor de faam van de Technische Ingenieurs. *Blz. 324 - Kleine terechtzetting

De elektriciens waren niet geprivilegieerd. Zij hadden geen fourches. Integendeel, in het 2de en 3de jaar hadden zij de maandag en de woensdag van 14u tot 18u ontwerpen met de heer BONTE en van 18u tot 20u cursus CENTRALE EN NETTEN gegeven door Ir. FREYMANN (Hoofdingenieur Direkteur van de Centrale électrique des Flandres et Brabant à Langerbrugge). - Ontwerpen bestond uit "het berekenen en tekenen van al de plannen nodig om een motor, een alternator of een transformator te bouwen, mechanische en elektrische delen. Zo hadden wij met de verschillende labos 52 uren per week. Zeer lastig! Maurice GEIRNAERT *Nota van de Redactie De heer Geimaert heeft het over de periode 1928-1932. In de periode 1932-1936 kenden de elektriciens wel degelijk fourches.

HERINNERINGEN AAN MICHEL CASTEELS,ALIAS PIET KORREL Ik zat 't laatst te snuisteren in mijn paperassen, veel schrijfwerk, veel voor over te mijmeren. Vind ik daar een artikel van Michel waarin hij schrijft of meer klaagt en ten einde raad, dat zijn geliefdkoosd scheermesje uit de handel werd gehaald door de ECO-furie. Ziehier wat hij vertelt in zijn kroniekje en Het Laatste Nieuws (L.N.) van dinsdag 2 mei 1995: De baard op of ar?

Verschiet niet, maar ik moet mijn baard laten groeien. En dat voor de tweede 254


maal. Ik zal dus een tweede foto moeten laten maken voor boven mijn stukje. De eerste keer liep ik met zona in de hals, ik mocht me niet meer wassen, dat was nog niet het minste, maar ook niet meer scheren. Nu echter heeft het ministerie ermee te maken. Mijn wegwerpmesjes werden uit de handel genomen omdat de fabrikant weigerde de ECO-taks te betalen. Et voilà, ik heb het nog enkele dagen volgehouden met de gebruikte mesjes uit de vuilbak en ik heb zowat alle vrienden en kennissen, naar de grootwarenhuizen, de kappers en de drogisten uitgestuurd, zonder resultaat echter. Vervolgens heb ik alle bekende weduwen gepolst of zij nog in het bezit zijn van de scheerapparatuur van hun overleden echtgenoot. Vruchteloos. Want zij hebben het van de begrafenisdag af gebruikt op de haartjes van hun benen te scheren. Ook heb ik mij laten inlichten of er soms een product bestaat, een lotion, een anti-shave, waardoor je nooit meer met baardproblemen kan te maken hebben. Alles is zonder resultaat gebleven. Nu sta ik in de badkamer voor de schitterende tekening van ene L. Boilly "Le jour de barbe" waarin hij aantoont hoe met het echte scheermes de neus kan worden gespaard, de wangen worden geaaid en de hals niet wordt opengereten. Misschien vind ik nog zo'n grootvaderlijk mes op de oude markt of bij een kapper, die geoordeeld heeft dat er met scheren te weinig te verdienen is. Of laat ik doodgewoon mijn baard groeien, maar ik heb schrik dat ik opnieuw op een oude zeebonk zal gaan lijken zoals jaren geleden, met de schipperpet op. In elk geval wil ik er niet gaan uitzien als mijn vriend Piet Van Eeckhaut of Walter De Buck of professor Taeldeman of Van Rossem of Preek Neirinck. Later laat ik mij, toch weer de baard afdoen. Want zoals de overlevering beweert "De baard maakt de wijsheid niet". God moest er iets van geweten hebben, want enige dagen daarvoor vond ik nog één niet gebruikt en gaaf scheermes, u weet wel, uit Solingen. Dacht direct aan Michel. Ik zal hem een woordje schrijven en brief en scheermes in zijn brievenbus deponeren. Wondelgem, 05.05.1995 Aan den heer Casteels Michel Alias Piet Korrel Eedverbondkaai 17 9000 Gent. Beste Michel, Hierbij, zoals u het zo gevat kunt schrijven, zo'n grootvaderlijk mes. Ik heb veel van uw kroniekjes gelezen, vele goed gekruid, vol liefde, maar dit 255


van 02.05.1995 uit het L.N. heeft mij toch gepakt. Zie 'n mens zijn scheermateriaal afpakken, hem laten zoeken, soms, zoals u het letterlijk schrijft, hem laten bedelen, afijn tot in het oneindige, dat is het laatste. Ik zie u daar allopen met een baard zoals zo vele, zo'n grijze doorspekt met soepresten, sigaretten- of sigarenas, mogelijks bier- of jeneverparels. Neen, Michel, voor 'n type zoals u bent, dat zou geen gezicht zijn. Ik hoor al die weduwen al vezelen. Dat scheermes, Michel, komt nog uit de ijzerwinkel van mijn vader zaliger, het is zeker 60 Ă 65 jaar oud en ik heb het nog gekregen van mijn oudere broeder die ook in de zak.ens zat en die dacht zeker, hij gaat er zich de keel mee oversnijden, mogelijks kan ik dan nog erven van hem. Ik wens hiermee onbekend te blijven, Michel, maar u waart voor enkele jaren wel geen naaste buur, maar ik woonde enige straten verderop. Als ik soms voorbij kwam terwijl u aan het venster uw dagblad zat te lezen, of u stond in de deuropening van uw "villaatje" had ik den indruk dat u de neiging had mij te kennen, maar ja, uw kennissenkring is zo groot dat u op de duur op een missiebusje zou gaan lijken, u weet wel dat "moorke". Wij hebben in den tijd nog gepalaverd aan de tapkast in de "Pigalle" bij Georges en Herman en nog zoveel anderen van verschillende kleuren, afijn u ziet het wel zitten. Beste Michel, als ik u misschien zal ontmoeten zonder baard zal ik denken, "Ja, Michel gebruikt mijn scheermes". Nog vele jaren schrijfgenot en voor mij nog veel leesgenot. Den Beer. Tot mijn verbazing las ik in het L.N. van dinsdag 22 augustus 1995 een antwoord van Michel onder de naam van Piet Korrel.

Made in Gennany. Gent.- Er zijn nog brave zielen in de wereld. Toen ik, ten einde raad, aan de klaagmuur ging staan omdat mijn geliefdkoosd scheermesje uit de handel werd gehaald door de ECO-furie, zag ik mij reeds als een soort baardige Methusalem in de spiegel kijken. Maar de klaagmuur heeft mij verhoord. In Wondelgem is op dat ogenblik een man in zijn pen gekropen om te vertellen dat hij mij liever niet zou tegenkomen met soepresten, sigarenas en jeneverparels. Zo is hij in de souveniers van zijn vader zaliger op zoek gegaan naar diens scheermes. Hij kreeg het destijds van zijn broer die hoopte dat hij zich daarmee de keel zou oversnijden.

256


En kijk, niet alleen viel uit Wondelgem een brief in mijn bus, maar in een pakje zat een pracht van een scheermes. Een Dorko met nummer 61 uit Solingen. God, ik durfde het bijna niet hanteren zo mooi, vooral toen ik op het mes zelf las: "qualité spéciale pour coiffeurs, marque déposé". Ik kan de man die mij gered heeft van een peper-en zoutbaard niet genoeg bedanken. Ik stel vast dat hij zijn brief slechts ondertekende met "Den Beer". Is het Gilbert, Albert? Dat hij beweert "met mij aan den toog te hebben gehangen in de Pigalle aan de Keizer Karelstraat" brengt mij geen stap verder naar de milde schenker. Misschien kom ik hem wel eens tegen op één van de vele feesten en kermissen waarmee de overheid de kleine man tracht zoet te houden. Hopelijk zijn de sneetjes op mijn onderlip dan al genezen. Was er bij de herinneringen aan uw vader soms geen bloedstelper. Beer? Toch bedankt. Tevergeefs gezocht, Michel, Robert - Den Beer - Vanbuffel Wondelgem, 24/12/1999

GENTSE MEMORIEDAGEN: 2-3 MEI 2Mei 1345 Kwade Maendag. Bloedig gevecht op de Vrijdagmarkt tussen de wevers en de volders. Jacob Van Aftevelde heeft nog, te vergeefs, trachten te bemiddelen. Het wordt een verschrikkelijke nederlaag voor de volders. Hun deken Jan Baeke wordt gedood.

2Mei 1620 Wenceslas Coebergher koopt van advodaat Antoon Triest het Dondersteen, gelegen in de Meersteeg (nu Bonifantenstraat). Na atbraak bouwt hij er de Berg van Barmhartigheid.

2Mei 1687 Eerste steenlegging van de Kapel van "Het Putje" te St-Denijs-Westrem. Nu slechts door weinigen nog gekend, vroeger een zeer populair bedevaartsoord 257


voor de Gentenaars. Voor de origine moeten wij terugvallen op een legende die, onder diverse vormen, meer dan eens gebruikt werd om heilige plaatsen te stichten. In ons geval moeten wij teruggaan tot 1686. In de nacht van 16 December ' kwamen 3 dieven terug van Kortrijk waar zij een roof gepleegd hadden in een kerk. Ze waren er aan de haal gegaan met een monstrans, 3 cibories en een doos hosties. Tegen Maaltebrugge gekomen wierpen zij de voor hen waardeloze hosties in een kleine poel die daar "Het Putje" genoemd werd. Waarom ze daar zo lang mee gewacht hadden wordt er niet bij verteld. De volgende dag passeerde daar een kudde schapen, en wat dacht u ? Die brave beesten vielen daar allen blatend op hun knieĂŤn. Men begon te vissen en de hosties kwamen naar boven. Ze hadden wel een hele tijd in het water gelegen, maar daar was niets mede gebeurd, ze waren volledig intact. Met het water was er daarentegen wel iets gebeurd: het had wonderlijke eigenschappen gekregen en werd een geneesmiddel tegen zo wat alle mogelijke kwalen. De heiligschenners werden kort nadien gevat en op de Koommarkt terechtgesteld. Om wat variatie in het spektakel te brengen werd er 1 levend verbrand en de 2 anderen opgehangen. Na het mirakel aan het "Putje" kon men niet anders dan een kapel bouwen en nog geen 5 maanden later was men al volop bezig. En van alle kanten kwam men toegesneld om te drinken van dat mirakuleus water. Dat was een bijzonder winstgevend zaakje, want welke ware gelovige zou het met zijn geweten in overeenstemming kunnen brengen om niet iets in de offerblok te laten vallen ? Geld ligt vaak aan de basis van ruzies, zo ook hier, tussen de pastoor van St-Denijs en deze van StPieters. De eerste beweerde dat dat geld hem toekwam aangezien het geschonken werd aan een kapel in St-Denijs, de laatste (die niet verlegen zat om een merkwaardig argument) beweerde daarentegen dat dit geld hem toekwam, want -zei hij; het wordt toch voor het grootste deel geschonken door mijn parochianen. Het kwam tot een hoogoplopende ruzie en, om een schandaal te vermijden, deed de bisschop in 1809 de kapel sluiten. Er kwam onmiddellijk een hevig protest van de herbergiers en huurhouders en de uitbaters van danszalen aan de Kortrijkse Poort. De bisschop moest gas terugnemen en de kapel werd heropend. Ieder jaar in Juni was er een novene en dan zag de Kortrijkse steenweg, vooral de zondag en de maandag, zwart van het volk dat zich naar de Putjeskapel begaf, te voet, te paard of in een vigilante. Het waren hoogdagen voor de herbergiers en de guinguettes in de omtrek. Waaruit nogmaals blijkt dat. wij toch een zeer religieus volk zijn ... vooral als er veel cafĂŠs in de buurt zijn.

2Mei 1705 Er ontstaat brand in de toren van het Belfort, "deur den blixem ende onweer". Ook de torens van St-Niklaas- en Ekkergemkerk delen mee in de 258


brokken. Dit zou in de loop der jaren meer dan eens gebeuren, de torens vormden immers de hoogste punten van de stad en Benjamin Franklin moest nog geboren worden. 2 Mei 1871 De Gemeenteraad neemt een voorstel van Julius Vuylsteke aan om een officiële Nederlandse schouwburg te stichten ter hooger kunstontwikkeling van het volk." 2Mei 1926 Stichting van de "Bond van Oostvlaamse Folkloristen". Onder de stichters vinden wij Professor Paul De Keyser, Gabriël Celis, Clemens Trefois, F. Van Es. De eerste voorzitter wordt Prof. Paul De Keyser. 2Mei 1942 Dood van de beeldhouwer Leon Sarteel in zijn woning in de Vaderlandstraat. Zie "Ghendtsche Tydinghen"- 1979- No 6- p.341 1982- No 5- p.271 2Mei 1967 Het hoogovencomplex van SlOMAR wordt in werking gesteld. SlOMAR is de afkorting van Sidérurgie maritime. 3Mei 1362 Lorlewijk van Male schenkt genade aan de gebroeders Rym. Wat hadden zij dan wel mispikkeld ? Wel, Sirnon Rym en zijn broeder Goswin droegen een kwaad hart toe aan Hendrik Alyn en zijn broer Zegher. Ze waren alle 4 leden van hoog aangeschreven families. Hendrik Alyn was schepen van zijn geboortestad. Er was een grote rivaliteit "wanconst, rancune, nijt ende onminne."Oorzaak waren "eenigher woorde die Henrye gheseid zoude hebben touchierende den vorseide Symoen ende Goessine." De vijandschap nam weldra zulke verhoudingen aan dat de Graaf van Vlaanderen zich genoopt zag in te grijpen. Reeds in 1353 gaf hij opdracht aan de schepenen van Ghedeele om beide partijen tot een verzoening te dwingen "te makene een eeuwelijk vast ende wettetic zoendinc." De gebroeders Alyn verklaarden dat ze de gewraakte woorden nooit uitgesproken hadden. Hierop beweerden de gebroeders Rym dat ze voldoening hadden bekomen en "ghepayt waren." De Ryms hielden echter het gegeven woord niet en in het begin van 1354 vielen ze - vergezeld van 8 handlangers - Hendrik en Zeger Alyn aan tijdens 259


een dienst in de St-Janskerk. Hendrik en zijn knecht werden gedood. Zeger lieten zij zieltogend achter op het kerkhof voor de kerk liggen. Hij overleed enkele dagen nadien aan de opgelopen verwondingen. De moordenaars namen de vlucht, waarop ze veroordeeld werden bij verstek. Hun huizen werden met de grond gelijk gemaakt en er werd een prijs gesteld op hun hoofd. Een verzoek om genade werd door de Graaf van Vlaanderen ingewilligd op voorwaarde dat de schuldigen een godshuis voor ouden van dagen zouden stichten en de oprichting van een kapelaansplaats zouden bekostigen. De ouders van de slachtoffers, Sirnon Alyn en Kathelijoe Zelverberchs, wilden niet achterblijven in liefdadigheid en ze stonden hun huis af dat gelegen was op de Kraanlei. Vandaar het Alyns Hospice of Kinderen Alynshospitaal. 3Mei 1382 De Slag van het Beverhoutsveld. Filips Van Aftevelde kan geen bevredigend akkoord vinden met de Graaf en verzamelt al wat de uitgehongerde stad bezit aan weerbare mannen. Hij trekt met 5.000 man voetvolk en wat artillerie naar Brugge waar het volop feest is. Zijn troepen stellen zich op op het Beverhoutsveld. De Graaf en zijn leger nemen deel aan de kermis. Kennis nemende van de wanhopige uitval van de Gentenaars snellen de ridders in wanorde naar de stadspoorten. Het leger van de Graaf, 40.000 man sterk, werpt zich op de Gentenaars maar wordt totaal verslagen. Loclewijk van Male kan door een toeval aan de dood ontsnappen en vluchten. 3 Mei 1446 Geboorte van Margareta van York in het slot van Fotheringay. De Yorks lagen in strijd met de Lancasters. Haar vader, Richard van York, sneuvelde en zijn hoofd werd de Engelse koningin op een zilveren schotel aangeboden. Haar jongste broer werd door de Lancasters gewurgd. Na de overwinning van de Yorks beklom haar broer de troon als Edward IV. Ontscheepte in Sluis op 25 Juni 1468. Trouwde met Karel de Stoute op 3 Juli en deed haar Blijde Intrede in Gent op 20 Juli. Bij de dood van Karel de Stoute en de inval van Louis XI in Vlaanderen vertoeft ze in het Prinsenhof met haar stiefdochter Maria van BourgondiĂŤ. Zij troost het meisje en schenkt haar moed en zelfvertrouwen. Het is "Madame la Grande" zoals ze genoemd wordt, die Maximiliaan van Oostentijk uitkiest als bruidegom voor Maria van BourgondiĂŤ. Talrijke gemeenschappen en kloosters in Gent konden rekenen op haar vrijgevigheid. In 1472legt ze de eerste steen van de nieuwe kloosterkerk van St-Agnete. Zij sticht de bibliotheek van de Predikheren waarvan ze de eerste steen legt op 5 Januari 1473. Zij was, samen met Margareta van Oostenrijk, de meter van Keizer Karel. Als eerste meter hield zij hem boven de doop260


vont. Zij stierf op 23 November 1503 te Mechelen. Tijdens herstellingswerken in St-Rombout in 1955 ontdekte men toevallig haar graf. Werklieden hadden reeds haar beenderen in de vuilbak gegooid wanneer men tot de bevinding kwam dat het de hare waren.

3Mei 1540 "Amende honorable" van de Gentenaars. Iets wat voor altijd op hun maag zou blijven liggen.

3Mei 1797 Stichting van de Plantentuin onder impuls van Charles Van Hulthem en Dr.Bernard Coppens. De plannen ervan werden gemaakt door Jean-Baptiste Pisson en hij kwam in de tuin van de oude Baudeloo-abdij. Hij was eerst de plantentuin van de Ecole Centrale, maar hij werd in 1804 stadsbezit. Napoleon en JosĂŠphine hebben er belangstelling voor betoond en hebben er zeldzame planten heen gestuurd. Bij de oprichting van de Universiteit stond de Stad haar de Plantentuin af. Deze Plantentuin werd beschouwd als een merkwaardigheid van de stad en werd druk bezocht door vreemdelingen. In de Hollandse tijd was het een der rijkste en mooiste en - deze van Parijs niet meegerekend - een der volledigste in zijn soort. Deze plantentuin werd in 1903 overgebracht naar de Ledeganckstraat. Tussen haakjes gezegd, oude Gentenaars spreken nog altijd van "den botanieken hof'.

3Mei 1842 Geboorte te Gent van arbeidsleider Jan Seranne. In 1867 volgde hijJan De Ridder op als voorzitter van de Broederlijke Wevers. Bij de staking bij Parmentier-Van Hoegaerden in 1861 wordt hij aangehouden en veroordeeld tot 6 maanden gevang. Bij zijn vrijlating heerst volop de katoencrisis en hij wijkt uit naar Roubaix. In 1864 is hij hier terug en gaat voor korte tijd wonen in de St-Lievensstraat. In 1868 richt hij in Gent.een sectie op van de Internationale. Eind 1868 is hij wever bij Dierman en herbergier, maar in 1869 vertrekt hij weer naar Frankrijk waar hij werk gevonden heeft in Rijsel. Hij moet wel een onstandvastig kanikter gehad hebben want op de 29jaar dat hij in Gent verbleven heeft is hij 14 maal van adres veranderd. Hij overleed te Rijsel op 10 Mei 1919.

3Mei 1877 Dood van Mevrouw Eupbrosine Hom:ebeke-Spanoghe. Zij schonk bij testament haar bezit aan de Stad Gent voor de oprichting van een kosteloze lagere school. Op haar graf staat volgend opschrift: "Je donneet lègue tout ce que 261


je possède à la ville de Gand à charge pour elle de construire une école pour garçons. Je veux que la direction de cette école soit exclusivement laïque." De Spanogbeschoot werd opgericht in 1880 en verdween in 1964. 3 Mei 1910 Dood van Joseph De Waele. Was nog een van die knappe en zeer vruchtbare architecten die aan Gent een mooier gelaat gegeven hebben. Wij laten een korte lijst volgen van zijn verwezenlijkingen: het was onder zijn leiding dat de restauratie van het Gravensteen begon, hij restaureerde "De Lintworm", de gevels op het Veerleplein en de Kleine Vismarkt, het Korenmetershuis, de 4 huisjes op de hoek van de Hoogstraat en de Holstraat, hij was één der 3 architecten belast met de restauratie van de Lakenhalle. In 1895 restaureerde hij het interieur van het "Hotel Falligan". Professor aan de Academie, stichtend lid van de "Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent" en lid van de Commissie voor Monumenten en Stadsgezichten. 3Mei 1916 Dood te Gent van Alexander Tribel. Hij werd 89 jaar oud. Vele lezers zullen zich waarschijnlijk afvragen: "Wie zou dat wel mogen zijn ?". Bij oude Gentenaars zal er wel een lichtje opgaan als wij er aan toevoegen dat slechts weinigen wisten dat dit de ware naam was van Sander den Oliekoeke. Hij was voor de Eerste Wereldoorlog een populair Gents type. Deze spinner, oudtamboer en ciairon van het 4e Regiment voetvolk had als bijverdienste het bereiden en verkopen van oliekoeken. Een van zijn vaste verkooppunten was de Opera. In de tijd van Sander gebruikte niemand hier dit deftig woord, maar iedereen sprak toen nog van de "Fransche Komeede". Sander was daar iedere maandag, woensdag, vrijdag en zondag te vinden. Zijn cliënteel beperkte zich tot het publiek van de galerij en het paradijs, anders gezegd "de galerieje in 't kiekeskot" -dat destijds beschikte over een eigen "foyer". Het is dáár dat Sander te vinden was. Een statige, maar minzame man met een imposante Leopold ll-baard, altijd netjes gekleed in blauwe kiel met propere witte schort voorgebonden en een képi-achtig hoofddeksel dat hij speciaal reserveerde voor zijn theatercliënteeL Over de linkerarm een blikken korf die extra beveiligd werd door middel van een schouderriem. In de rechterhand een lange, metalen, tweetandige vork. Deze vork had 2 functies: primo, om er zijn oliekoeken mee uit de korf te pikken, secundo, als trommelstok. Om zeker niet onopgemerkt voorbijgegaan te worden door het publiek dat gedurende de entr'acte de foyer binnenstroomde, had hij de gewoonte met zijn vork op de blikken korf te roffelen. Als gewezen tamboer stelde dit voor hem natuurlijk geen enkel probleem. Sander zijn korf had 2 compartimenten: een voor de oliekoeken van een halve kluit en een voor dezen van een kluit. 262


Deze van een halve kluit bevatten krenten, deze van een kluit waren een luxe-editie met rozijnen en een schijfje appel in. Buiten de Franse theater was Sander ook te zien in de Vlaamse theater en in de "Nieuwe Cirk". De zondagnamiddag deed hij zijn toer in de volksbuurten waar hij, om zijn komst aan te kondigen, op zijn ciairon enkele maten blies van een militaire mars. Het recept van Sander's oliekoeken is bewaard gebleven. Wij kunnen hierover geen gastronomische rubriek openen maar kunnen wel zeggen dat, zoals iedere oliekoek die zichzelf respecteert, zij gebakken werden in raapolie.

3 Mei 1916 Dood van Victor Vander Haeghen. Hij kwam uit een bekende Gentse familie. Zijn grootvader Désiré had het Hotel Clemmen in de Veldstraat gekocht en drukte er vanaf 1841 "De Gazette van Gent", vandaar de huidige naam "Hotel Vander Haeghen" voor dit gebouw. Zijn vader Ferdinand was de vermaarde bibliofiel die gedurende 42 jaar de bibliothecaris was van de Universiteitsbibliotheek. Victor, over wie wij het hebben, studeerde eerst Rechten te Gent, vervolgens Wijsbegeerte in Luik. De familie Vander Haeghen zat er warmpjes in en Victor, die geen financiële bekommernissen kende, ging verder studeren in Heidelberg, Leipzig en Berlijn. In Parijs deed hij een stage aan de "Ecole des Chartes". Het was dus niet te verwonderen dat hij in 1882 uitgekozen werd om de overleden Edmond De Busscher op te V<?lgen als stadsarchivaris. Hij was een stille, bescheiden man die teruggetrokken leefde en zich volledig wijdde aan zijn archief, de geschiedenis van Gent en zijn cursus Paleografie aan de Universiteit. De situatie in het Stadsarchief was een eeuw geleden niet wat ze nu is. Bij zijn indiensttreding vindt Vander Haeghen 32 kubieke meter nog te klasseren stukken, zonder rekening te houden met de registers en de inhoud van de koffers. Hij zet zich onmiddellijk aan het werk en zal dit verder blijven doen gedurende 34 jaren. Hij stelt de algemene inventaris op van het oud archief, verdiept zich in de cartularia, resolutieboeken, crimeboeken, enz. en zorgt voor de systematische restauratie van de verluchte banden van de Schepenboeken. Hij is vanzelfsprekend geïnteresseerd in de topografie van het oude Gent en het is mede dank zij hem dat bijna alle oude stadsplannen in fac-simili worden uitgegeven, voorzien van commentaar. Gedurende vele jaren ploos hij de archieven uit op zoek naar gegevens over Gentse schilders en beeldhouwers. Het is zo dat hij de vervalsingen aan het licht bracht van de beruchte Theodoor Schellinck. Hij gaf advies bij de historische restauratie van het Stadhuis, het Gravensteen, Belfort, etc. Hij was trouwens Ondervoorzitter van de Maatschapij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent en Secretaris van de Stedelijke Commissie voor Monumenten en Stadsgezichten. Hugo COLLUMBIEN 263


OUDHEIDKUNDIGE KRONIEK In "de Gazette van Gent" verscheen op 27 februari 1923 een artikel van Alfons Van Werveke over

DE HARMONIEMAATSCHAPPU SINTE-CECILIA Wij spraken van die vereeniging in ons artikel over het Spiegelhof Het is de moeite waard de geschiedenis na te gaan van de eerste harmoniemaatschappij, die hier te Gent is ontstaan. Sinte Cecilia werd gesticht 10 Mei 1810 in het estaminet De Wapens van Engeland, door het volk Het Boerenhol geheeten, op den Kouter. In den beginne waren er slechts een dertigtal spelende leden en, daar Sinte-Cecilia de eenigste harmoniemaatschappij van de stad was, werd ze bij elke gelegenheid uitgenoodigd hare medewerking te verleenen. Aldus voerde ze met hulp van de Maatschappij van Schoone Kunsten, een mis uit van Carlo Brigotti in SintMichielskerk, bij de inhuldiging van Paelinck's schilderij De Kruisvinding. In de moeilijke dagen na den val van Napoleon (Apri11814) werd ze, met de vier gilden en de Fonteinisten, gelast de orde in de stad te handhaven. 29 Juni 1814 gingen diezelfde korpsen in den stoet, die keizer Alexander I van Rusland inhaalde bij zijn bezoek te Gent. 5 August. 1814 speelde de maatschappij treurmarschen in den prinselijken rouwstoet, die den beroemden tooneetspeler Frans WathĂŠe, van de Fonteinisten, ten grave droeg. In de Bibliotheek van de Hoogeschool berust een groote waterverfschildering, die de lijkstaatsie voorstelt op de Coupure. 11 September 1814 speelt SaintCecilia in den stoet, die prins Willem van Oranje-Nassau, vorst van de Nederlanden, tegemoet gaat. Bij al die plechtigheden droegen de muzikanten een uniform, die een tijdgenoot, Hyes-Schoutheer, aldus beschrijft: "een rok, een vest en een kniebroek van wit laken met blauw biesje, een hoed met opgerolde boorden en witte pluimen". Bestuurder was Jan-Baptist d'Hollander, toonzetter van godsdienstige muziek en van romancen met begeleiding van gitaar. 15 November 1820 schonken hem de muziekliethebbers van Gent een gouden gedenkpenning uit waardeering voor zijn talent. Sinte-Cecilia richtte dikwijls liefdadigheidsfeesten in om de werklieden te hulp te komen, die zonder bezigheid vielen uit oorzaak van de moeilijke tijdsomstandigheden of ten gevolge van het strenge jaargetijde. 16 Augustus 1820 schreef zij een wedstrijd uit voor harmoniemaatschappijen, die op den Kouter plaats greep. 27 Mei 1822 gaf ze in het park van Sint-Jorisgilde, in de Koombloem, Ekkergemstraat, een concert, waarvan het programma uitsluitend bestond uit stukken van Gentsche toonzetters: Willem de Windt, Jan264


Baptist D'Hollander, JozefMengal, Karel Ols, Pieter de Volder en Jan Andries. Het programma heet, het "een concert van echt nationale en inlandsche muziek". 10 Augustus 1823 schreef Sinte-Ceeilia weer een wedstrijd voor harmoniemaatschappijen uit met eerepenningen voor de beste uitvoering, voor de schoonste kleedij en voor de verst verwijderde maatschappij. Veertien mededingers kwamen op, waaronder het muziek van de nationale wacht te Duinkerken, dat den dag te voren per schip was toegekomen aan de Brugsche Poort. 19 Juni 1825 behaalt Sinte-Ceeilia den eersten prijs, een gouden penning van 100 gulden, in den wedstrijd te Brugge. Heel Gent is bij de blijde ontvangst te been. Het volgende jaar, 21 Juni 1826, nieuwe overwinning in den wedstrijd te Sint-Nikolaas. Een maand later richt Sinte-Ceei/ia een wedstrijd in te Gent, waarvan een tiental harmoniemaatschappijen deelnemen, die een openingsstuk spelen, een stuk naar keus en een afgewisseld stuk voor verschillende speeltuigen solo. Van een opgeleid stuk was toen nog geen spraak. 15 en 16 Juli begeeft Sinte-Ceei/ia zich naar den wedstrijd te Brussel. Het is wel belangrijk de samenstelling van het muziekkorps te dier gelegenheid te kennen. Er was een kleine fluit, een kleine klarinet solo, een eerste klarinet solo, zeven eerste klarinetten, een eerste en vier tweede (sic) klarinetten, drie eerste derde klarinetten, drie eerste vierde klarinetten, een hoorn solo, drie eerste hoornen, vier tweede hoornen, een eerste fagot (basson in 't Fransch),drie tweede fagotten, een eerste en een tweede contre-fagot, een eerste en een tweede trompet, een altschuiftrompet, drie tenorschuiftrompetten, een basschuiftrompet, twee slanghoornen, een grote trom, een paar keteltrommels, een lange trommel, twee paar schijven, een schelleboom, alles te zamenvijftig uitvoerders en daarbij de muziekmeester, J.-B. D'Hollander. Sinte-Ceei/ia verwierf den eersten prijs en Gent haalde haar weer op koninklijke wijze in: stoet, bevlagde straten, zegebogen, opschriften, zinnebeelden, bloemtuilen, muziekuitvoeringen, voorstelling in den Schouwburg met gelegenheidsstuk. 2 juli 1829 nieuwe overwinning te Rijsel, te wier gelegenheid een hevige pennestrijd ontstond tusschen de Gentsche en de Brusselsche dagbladen, die beweerden, dat de prijs toekwam aan de Groote Harmonie van de Hoofdstad. De omwenteling van 1830 deed de vlijt van de Ceeilianen verflauwen: 't was 22 December 1831 dat ze hun eerste concert gaven na de groote gebeurtenis. Het greep plaats in de oude Sodaliteit van de JezuĂŻten in de Korte Meer. De zomerconcerten werden hernomen 15 Juli 1833 en gegeven in het park van . Sint-Jorisgilde in de Koombloem, Ekkergemstraat. 's Winters speelde men in de Troonzaal ten Stadhuize. Men zocht echter om een eigen zaal te bekomen en men kwam overeen met de Maatschappij van Landbouw en Kruidkunde. De eerste steen van het Casino werd geleid 2 Juni 1835, en 13 en 14 Augustus 1837 kon men in het nieuw lokaal een internationale wedstrijd inrichten, waarin de Groote Harmonie van Brussel den palm wegdroeg. De vereeniging met de Maatschappij van Landbouw en Kruidkunde duurde 265


echter niet lang: er ontstond reeds oneenigheid in 1838 en Sinte-Cecilia kocht 25 Juli den grond van het Spiegelhof om er een groot gebouw op te richten, dat 23 Augustus 1840 werd ingehuldigd. De nieuwjaarskaart der boden van de maatschappij voor 1841 vertoont den gevel al binnen. Zij is gesteendrukt op porseleinpapier door L. Defferez en heeft verschillende uitgaven gehad. Sint-Cecilia die, sedert het overlijden van J.-B. d'Hollander in 1839, bestuurd werd door Jozef Mengal, begon weldra af te vallen: zij werd ontbonden ten gevolge van het vertrek van haren voorzitter. G. de Meutemeester in Maart 1840. Het gebouw, dat 85.000 fr.had gekost en den grond, dien men 70.000 fr. had betaald, werden in 1847 afgeslagen in openbare veiling voor 55.000 fr aan den heer Berthe-Delattre.

BffiLIOGRAFIE Verleden jaar verscheen "In Oorlogsnood. Vll"ginie Lovelings Dagboek (1914-1918)" Dit is een uitgave van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Het boek is opgedragen aan Antonin Van Elslander en dat is verdiend want het was hij die op het gelukkig idee kwam en gesuggereerd heeft deze notities onder boekvorm uit te geven. Rapper gezegd dan gedaan natuurlijk, want het kwam er op neer duizenden losse velletjes (die bewaard worden in het Handschriftenkabinet van de Universiteitsbibliotheek) na te zien, te ontcijferen, te klasseren en te typen. Deze teksteditie werd verzorgd door Ludo Stynen en Sylvia Van Peteghem die konden rekenen op de medewerking van de 3 germanisten Bert Van Raemdonck, Isabel Vanzieleghem en Bart Van Lierde. Dit dagboek begint op 29 Juli 1914 en eindigt met de woorden: Einde. Virginie Loveling. Gent 2 December '18. Een zeer boeiend boek dat men zou willen doorlezen - moest dit mogelijk zijn - van de eerste tot de laatste bladzijde. Een bijzonder waardevol document, dubbel interessant omdat, buiten "Notes d'un Gantois sur la guerre de 19141918" van Marc Beaertsoen zeer weinig verschenen is over die oorlogsjaren in Gent. Het boek heeft een formaat van 16 x 24 cm. en telt niet minder dan 791 bladzijden. De prijs bedraagt 1.654 fr. Duur? Wij denken het niet, het is die prijs meer dan waard en het is zonder de minste twijfel een van de meest interessante boeken die de laatste jaren over Gent verschenen zijn.

266


Wie moeilijkheden mocht ondervinden het boek in de boekhandel te bekomen kan nog altijd contact nemen met het Secretariaat van de Academie - Koningstraat 18. Tel. 09.265.93.40

In de reeks ..Uit het Verleden van de RUG" is het n° 40 verschenen: ..Het Rommelaere Complex". Weer een interessante aanwinst voor de Gentse bibliografie. Het is net iets meer dan een eeuw geleden dat de eerste spadesteek gegeven werd voor de bouw van dit monumentaal complex, gelegen tussen de Kluyskensstraat, de Hospitaalstraat, de Apotheekstraat en de Baertsoenkaai (vroeger Bijlokekaai). Het complex, dat ontworpen werd door Louis Cloquet, was bestemd voor de Faculteit Geneeskunde en herbergde de instituten voor bacteriologie en hygiëne, fysiologie, farmacodynamie en -therapie. Later ook nog toxicologie. Begonnen eind 1899 was het complex af in 1905 wanneer het ingehuldigd werd door Koning Leopold II. Het is een van die oude, gezellige gebouwen waar men met plezier naar kijkt en waarvan men niet begrijpt dat het 93 jaar geduurd heeft vooraleer het wettelijk beschermd werd. Kreeg het boek de titel mee ..Het Rommelaere Complex", dan is het toch meer dan dat, want het gaat in het algemeen over het ..Gebouwenmasterplan van de Gentse Universiteit op het einde van de 19e eeuw". Men vindt er dus ook inlichtingen in over de Faculteit Wetenschappen, de Botanische tuin, de Polikliniek, enz. De auters E. Langendries en A.M. Sirnon Van der Meersch zullen zich ongetwijfeld zeer talrijke uren moeten buigen hebben over ru:chiefstukken, want, was het gebouw af in nauwelijks 5 jaar, alles wat er aan voorafging nam vele jaren in beslag. Van de overheid. geld loskrijgen voor iets.dat echt nuttig is, is ook nu nog, een penibele onderneming. van lange duur. Men vindt er ook talrijke, voor de meesten totaal onbekende, gegevens over Dr. Guillaume Rommelaere en de man die de fmanciering ervan mogelijk maakte, Arthur Renier. Een zeer interessant boekje van formaat 16 x 24 cm. Het bevat 119 blz. en meer dan 30 foto's. Het boek kost 450 fr. Geiilteresseerden kunnen zich wenden tot hetARCHIEF UNIVERSITEIT -StPietersnieuwstraat 25. Tel. 09.264.30.81 Naar aanleiding van de tentoonstelling die van 26 november 1999 to 31 mei 2000 doorging in het Museum Dr. Guislain verscheen oo,k het {?oek .. Gestoorde vorsten". Het gaat in feite over de relatie tussen macht en waan. In het ..Woord vooraf' door Conservator Br. dr. René Stockman kan men lezen: ..Het lijkt evident dat er tussen :twee begrippen een wereld van verschil gaapt. Zij die machtig zijn, houden zich ver van waan. De waanzinnigen

de

267


ontbreekt alle macht. Maar de dagelijkse realiteit toont het anders. Daar stellen wij vast dat machtigen soms waanzinnige beslissingen nemen. Daar merken we dat waanzinnigen soms dromen van extreme macht. Er zijn koningen, keizers en presidenten wiens macht naar het hoofd gestegen is. Ze hebben iets met waanzinnige, megalomane projecten." Een 12-tal auters behandelen diverse aspecten van dit onderwerp in 5 grote hoofdstukken die verder onderverdeeld zijn. - Koninklijke wanen. - De Koning en de Dwerg. - Verhalen over Macht en Waan. - Megalomanie. - Gestoorde vorsten, meer dan een tentoonstelling. Het boek heeft een formaat van 24 x 29,5 cm., telt 285 bladzijden en bevat meer dan 160 afbeeldingen, waarvan ongeveer de helft in kleur. Nog merkwaardig aan dit boek - en ongebruikelijk - is dat er na ieder hoofdstuk, in een kleiner lettertype, zowel een Franse als een Engelse vertaling volgt van de tektst. Het boek kost 600 fr. en kan bekomen worden in het Museum Dr. Guislain, Jozef Guislainstraat 43 te 9000 Gent. Bij de uitgeverij Bas Lubberhuizen in Amsterdam verscheen "Gent, de dubbelzinnige". De eerste reflex is er een van scepticisme. Men vraagt zich af: "Wat gaan die Hollanders ons over Gent vertellen?", maar van zodra men het boek begint te lezen verdwijnt dat gevoel. Het werd trouwens niet geschreven door Hollanders, maar door Vlamingen die met Gent vertrouwd zijn en die zich verdiept hebben in de tweeslachtige houding van schrijvers tegenover onze stad. Het "dubbelzinnige" in de titel slaat eigenlijk meer op de schrijvers dan op Gent. Het is in feite een verzameling van 18 artikels van diverse auteurs. Ook weer een van die boeken die, eens men ze begint te lezen, men in een adem zou willen uitlezen. Veel, vaak onbekende, details, de zo boeiende "petite histoire" over o.m. Maurice Maeterlinck, Karel Van de Woestijne, Willem Elsschot, Richard Minne, Jean Ray, Adolf Herckenradt, Suzanne Lilar, Multatuli, Cyriel Buysse, Johan Daisne en nog zo veel anderen meer. Ook de mening van buitenlanders zoals Victor Hugo, Chateaubriand, Lord Byron, Alexandre Dumas, William Thackeray, Rainer Maria-Rilke, komen aan bod. Ook zeer interessant is de geschiedenis van de "Minard". Iedere bijdrage eindigt met een uitgebreid literatuuroverzicht. Het boek heeft een formaat van 14 x21,5 cm., telt 288 bladzijden en bevat een 30-tal foto's. De prijs bedraagt 890 fr. Distributie in BelgiĂŤ door Van Halewyck in Leuven. Te koop in de boekhandel. 268


Bij het Davidsfonds -Leuven verscheen van de hand van René Stockman "Van nar tot patiënt. Een geschiedenis van de zorg voor geesteszieken." Het geeft een klaar overzicht van de evolutie in de behandeling van geesteszieken van vroeger tot nu. Voor zover er vroeger al sprake kon zijn van "behandeling". Het is niet bestemd voor specialisten en is bijgevolg vlot leesbaar voor de leek. Wij vermoeden dat het overbodig is de auteur aan onze lezers voor te stellen. Broeder René Stockman is immers voldoende bekend als beheerder van verschillende psychiatrische instellingen en is o.m. Directeur van het Vormingscentrum Guislain. Het boek omvat 6 grote, onderverdeelde, hoofdstukken: - Over zotten, annozelen en zwakzinnigen. - Over de methoden van behandelen. - Van dolhuizen en gestichten. - Hoe de gestiehtstherapie ontstond. - De therapeutische slingerbeweging in de gestichten. - De geestelijke gezondheidszorg wordt geboren. Het boek heeft een formaat van 16 x 24 cm., telt 128 bladzijden en bevat meer dan 110 afbeeldingen. De prijs bedraagt 695 fr. Wie het niet mocht vinden in de boekhandel kan nog altijd contact nemen met de Uitgeverij Davidsfonds - Blijde Inkomststraat 7981 te 3000 Leuven. Een weinig bekend Gents museum - en dit volledig ten onrechte - is dat "van de Geschiedenis der Geneeskunde". Dat het weinig bekend is, is begrijpelijk, het is immers sterk gespecialiceerd, slechts open op donderdag van 9 tot 12 uur en dan nog maar na afspraak. De drempelvrees vormt voor de particulier een bijna onoverbrugbare barrière. Groepen kunnen het wel bezoeken op andere dagen, maar ook na afspraak, liefst 3 weken op voorhand. Dit museum is gevestigd in een van de vleugels van het "Pand" in de Onderbergen en is een initiatief van de "Stichting Jan Palfyn" die zich tot doel gesteld heeft het medisch-historisch patrimonium te bewaren en te fungeren als studie-, documentatie- en ontmoetingscentrum voor de geschiedenis van het medisch onderwijs en onderzoek. Het museum omvat toestellen, instrumenten, boeken, iconografie, archivalia, schilderijen, beelden, penningen, enz. en verzamelingen die door de Universiteit in bewaring gegeven worden. Heel wat items i. v.m. de geneeskunde die vroeger bewaard werden in het Museum voor de Geschiedenis der Wetenschappen werden naar dit museum overgeheveld.

269


Bezoekers worden begeleid, er is een audio-visuele inleiding en het bezoek neemt een kleine 2 uren in beslag. Er bestaat ook een gids, overvloedig geillustreerd met een 50-tal kleurenfoto's. Formaat: 16 x 24 cm. 63 bladzijden. Voor alle inlichtingen komt men telefonisch berecht op het nummer 09.233.08.32 H.C.

VRAAG EN ANTWOORD Als reactie op de vraag van de heer W.L. Braekman (Gh. T. 2000- N° 2p.l28) schreef de heerSander Evrard ons het volgende: "Mijn grootmoeder die een honkvaste Gentse van onder de St-Jacobstoren was, zong ons een liedje: En laat ons nog e wandelijngske doen te gaore in het groen gelijk de Kattejongens doen ..."

LEZERS SCHRUVEN ONS In verband met het artikeltje over de Gentse Siamese tweeling (Gh. T. 2000 N° 2- pp.109-110) ontvingen wij een schrijven van de heer Noël Goossens met volgende correctie en aanvulling: "Dit doek hing eerst in de zaal van het Collegium Medicum (Stadhuis), daarna in de zaal van de Société de Médicine de Gand (ook in het Stadhuis). Het schilderij dat nog altijd eigendom is van de Stad Gent kwam uiteindelijk in het te weinig bezochte Museum voor de Geschiedenis der Wetenschappen, laatst in de Korte Meer. Dit museum is ongeveer 5 jaar geleden verhuisd naar de campus van de RUG op de Sterre. Maar dit doek hangt al ongeveer 8 jaar in het nog minder gekende "Museum voor de Geschiedenis van de Geneeskunde" van de Stichting Jan Palfijn, in het Pand, Onderbergen 1." Wij verwijzen naar onze rubriek "Bibliografie" en willen toch vermelden dat de besproken gids mede opgesteld werd door de heer Noël Goossens. Het feit ·dat dit doek zich nu bevindt en het vermelde Museum werd ons ook medegedeeld door Prof. Em. Dr. A.K. Evrard. De foto gepuliceerd in Gh. T 2000- N°2- p.129lokte een interessante reactie uit van de heer Jan De Veirman. Hij schrijft ons: "De gepubliceerde foto werd gemaakt om het artikel voor ons personeelsblad te illustreren. (Wij reproduce270


ren hierbij het artikel in kwestie). Ik meen dat de "Kar" tot in 1949 gebruikt werd. Wij mochten de garage van de Nationale Bank niet binnenrijden ~ dus moesten wij de kar laden en lossen op straat!!! Als gevolg van mijn artikel heeft de directie de kar uit haar vergeethoek doen halen, volledig doen opkuisen en restaureren en staat ze nu te pronk in de lokettenzaal van de Generale Bank op de Kouter."

Gent l J•U i lUSée ...(I 6:u

?,>'in rnuseum .., 1e

0<:< i'i.a• t tHe-1 deurtJe: wora.an ont· bre-e><t} Semf.r!'> ~;:tr. d~

k.lt He-t

I~•

hand ....:n

~!lt

dten.tt

lln~$ ~n

ltlt: · rem~ v:JoQt l'toH afr~m•n dOOl

t'IE> be:l!toleidr.' wanne-~Y dat JW"".t4t tt.afl.'<OOit betj1.'Jt MO.!;t njde•t.

t.~~K•r~

{S3n$

u

pebtfe pono. qt» a

di-51)&fll~. On r«marquer'& l.a polgfHM! ~ 91'1Uc~• du c,."tariot. Elle &ervait d& ~ c.o•wo)'eur •·y •c::etochait

frein.

PO'<r emD6çtltor Ie eonvoi df dtvaler ~~~ n:l:"l> en pe11te

OE KAR "'Oe \'ern:an, d!! vtv...~t;ller v~r. dr On~t~--aJd .;Qtw.-;:.;:1: :;'"=l '? ;;"' tle: C<l :.tkomek ber::~t h~H,n_~::e de !Jir~-1 esecreflff"'>--<>o:< rnj e::.;3, f'..;.1• bil :o:r.~<!-; 35 )M:" gefed€!"1: "..-as dat :k 1l<!H ~e·~~ .stJpp~::> 1~ de 'ilar<!f~:e.\Jt- a $c(,(·!é Gt<'""e rme ót Sel•w•. Sr~>•• df' G<nd • ir'-'"' ,'J:<d

Het Si.:tJ~er. orur:t!Qftlk. E:"ltocn was hel ~-aar liCI!t:":one~2t' rr-~î ~'~ 3;~: '"l';• ~:.:,on OOJ~ jaEt )}elede11 w:iS. '~'lil ~~!i? I)J}dr;';~{f":t - 'J~ (1!0~ IJ'f-':'"(ptr r.Jd ;;1- ~--:,:.., r-a e Sa1~ic om ·;eld.. y

v~=,gtJe-ds".::l":e;et,evue:::-t.;!iiJ:'~;r"~P'-'"!-, •·

L'",....w .

!Wf!l:: flt'Otef' 'hl€!1~<, .:>ft'\'IQ IP!ii l;Z~r bt-~1;-•t:.:,._

~4 tk:l)Qu' C ~~:diJ ~~ d~

·.-srl.'~tnden

1,.. ,

~~t H'!....

;nct eer;. s:alfr!l ~ "-'<!(!!"_n ~~~·.o/. ~:r.':'fl IJfLlol"~~...'f:.! ,.....:~·e,_ a.=::r.-< ... •

:~;:·c

en afg:Wdlli<!e i-ale IJ!i dr ça.~,f 11":'• tv.ee !:l't;tt:-r• ·.--a:s•qn""Z~'t!:d /Htwt. d~ i.'tAwnai(~. 'Vid eeil t::!~;e ~t d<1zn-o:v1 ~evn!lle<"d. 1e!'~ r;·~: ;:,r·io."'1 C-a"- t:" ~ar

w:.,:.; Kees de vttt:~;en

V-:'~t$

.JJf, · Dw 'ief!ri;etm .. t;0d'f.l~-~:.---=.;~t .. ;,>·;-'fk~n·p ·:-:;.-:---;,.·~r.

Wf: met i. ~· iOt 5 m<?.'lil~l' 0~ il.at (:.'('1e."%· ( çet·anSJX)jt~<ce oo-:::~Jg:-~

·,. ~t~ di q:-~·><:"-

,):" ,"1!:

1}1jt.;r~·,.f-tS "";!! 'ltoJ'. w;;m oe !!":r''HUI '..'.:;:~ ~·~ r~,,.." '1.3--C'~r.;;, 4!·:J: :.-1-t~ :il' .IE"! ~'-'0 ~-n;e 'IC:IC :ik-C;'5/f '1t:i)t""~ l»e;ttt~- 't :;;:>;"! !f:t-1 ~~ ;Jr.b;"'•=l'iliÇ V'.h >f.f ~eçe:,r:;,t:g na He, ~lel;. wt r:t":.> ~.-ss'-*""

'hi''",

o:tS

,..n >e.-·L

Va=e<Jen rn<:llnó, ,r, ee:1"·;:;n aetJo!Stere ::-cr!}PJ:~<:l'Se~'. d<~ 1:' 1-:e i~lt-=:; t t·::-; ·e~ ~lec;eet t.·.mt. ~e~ i~ ~OP i<a~ • hfl'<:>ntdf<r S!d<.:t .!. tm!1 ~"V :..st'"' W3;.:)· ' ~n \'t':n~ct:e,-~;ng 'l'.:W :fe ~':fC(IS!S <1~" \1,~0- ;al "S' zeg;!:':~ ~<;I r:;~J:J· 5 ,!:1 ~~.a

Ba":C:Je. ·est IJJ Si)i·dt> ..

LE ·•KAR'" ·J-e Ve·:t>'l; •i, i:!CiG','"'! e·t:~·f';t~~~ 'of.:;;:: t.~f-t<:; r tit::t:! P'~H;~e o,:;,;.tf ~e~ J5 ,liJS<:<? ''f-:'w.;.e}) ·<i b-&.'!fl'-(·. 81et: !>:~:e''V<J. ·a d•r<JÇ'·o.-·'! d:.. .!P(N"; :~ )!J! o~ .urt"!df>'f>::n•••·

, Ncue co::f.<r;:Je .!e,:s•

Gé>nt-Cem::..m

1acoe!é Je&:> Oe \/e::m<?r. S!' sculf'f'."'!. ca:r.n'!> '); r.: e:3:t ~·t"'~ ve - .. :;; ore~:ers Vtl$ <1 !;:? t-&:•q'-'e <J~e::: ie Ka.~ • V

"f1; \'ai te r~rn.k:.> J ia &i':<,f:J"' Na:-O:'ill·• ~,;:.: 111'' ~-:-f de .,. ;f;;.1" öl:Jv oe-;:,~,~~~~"'~ .. •:·e: Cf ''f::c-:;-Jr' :1,,. !~.r,:;: se ~";x-..l- ·ri'C (.

c f'l'3.'1 U=1ct=:,Hf.ll JOIIf'.-udc--'~.;..;x

o ;:;.:; .e:·•.,,f!ef-. d' n

-e :: fl ~ n-~~~...

(;~

\f'Ji> ( ~~'SliiJ"I.:; 8-F-.o;:;t', • ·e-~"" <JJ t

tlt. •, 1.(<' ;.;.',1.\f:'t'- Ju..:· >j(:;'lc~ ·•-q;.;"' on av.-u !(l!o.> J"!!J:< :':;:,,.~ <1<11 ;,;~·m<>=:lJ»~fll !<:! '•<:~!~~~· ó ><'! -;. 1/l't·I'V'. ~l':' ~ .,. JeiO.f[r et rli\:u-pere ik.·Y r-e 9<'11-•r,~ N~t~t' •;01n~fè<-' Abt.: 4-.:J 1 ... ·, 1~ ;;-~: C(J!Jie ::ar U:'lè o.:J·~~- en t,.:},S te r,-,Mle, ·_a;' ~r. 1-'"""-- • t"'.UOiCifr.e,TI{:Ilt <SUX SXI~nr;~ tfe '"Hr~z:=p.:;~"'! 1";1~"''-~ti><' dts: :~~~;:-t:'~S 1'-' !GOds. :c c~tM)I~tJ•t 3!.r~~-!l;-;.<1lJ"'é ;.ldr <1~tr,.• h:'s f'lt:•.''"'~ ptr~I!Jó sw.:"'!'J ~--­ porwu dt>.$ mout.ar.ts ~-d~:::V..':-:"1(;::; . ~-ct.a.1 'ei!-=>r;e:'l' ·ht.sr ::.. e ~:SU;- r ..._s ,~~~'\.tl~ :ss h01r:w~ C:J se~.•~:i" ce- ne~~~F-i;~:- dt':- ;,::'- ,!~ r ...:·t OCr;~~ e tk(~J-~::::1 :::-o;;<vu.." (f:i~ Yêt'J11;-olt <.l! r;o;ëmc ~me. :< ~'1 ... -l.f.rt!•efl 'nA~NS ié e~

,,r.

"i:Jl<S 1 On

c-ch~:nue ,,_..s ;.. ... ;:;ts -:N .te mo~ ~s.;;e. ,·;.: ~~-~~ ... ~<?. ~:-; tfle de·~ W''l sf~ ct-s;.

,·gs Q..W ;;..;"'\ë-~e-

tout $;ey QU! $!! Te5j)t"'·~~- ;..e f.:!infr.;;_( -!.,.)~ b: "1 '.;'(llJ'V(;ft '!. '(J.!\é 1' <""' ••u~:_"(':"::;· i! -;:u,cn.'e pt:f:!: ~;.e pi~s gtavti ::>oc.::c li•J<J ·'f:;:;:t;;alle L C~: c:; es: t~!.:'P· o c ~~ q1/1i es~ tN;p"u~ ptê-t l :;;;j:er·__ .. U l:knqt--e c'es; s; .á(;-···

m.

De

:wE>~~tde kiH ~C>QT

deed d••n$'1

#OOt

de werk!tKen (o.;:~. de l.)Qd9-ete1') rt•41 m .so~ntscMDI)e-n ttt;>lrabe!i <"noel•n ~un uiNo-rt>n tnsns;x>rt

Bom.arll, het plaol!Je "B.tr.k nn dn Soc!ete (i(>nér&•e de Bl!lg:que

Un de.,.-;lf-me c.hana1. plu,; modest•. se...,.:tit au transport àu materîeJ dos hornmu d• ~titn" (I• plombi~'· p.aor ll:l<t;~lple<) pour !H r6paroat1ons dan~ ·es .age-~es. U a gard& H .Piilq.,_ ~Ban -.>~n,. de Socuita. Gt-nt-r•le de

S•l~que"

271


DIT BESTAAT NIET MEER

De Stadsbewaarschool aan de Kromme Wal die een 70-tal jaren geleden afgebroken werd om plaats te maken voor het bureau van de Bevolkingsdienst.

AANVULLENDE LEDENLIJST 3074- MAGERMAN D. Zandloperstraat 201 9030 MARIAKERKE 3075- MOEREELS D. Zilverhof 35 9000 GENT 3076- DE MOYER R. Valerius DeSaedeleerstraat 7 9050 GENTBRUGGE 3077- SORGELOOSE P. Emiel Lossystraat 60 9040 SINT-AMANDSBERG 3078- VARLEZ L. Alfred Madouxlaan 133 1150 BRUSSEL 3079 - Mw DE WILDE L. Rijsenbergstraat 31 9000 GENT 3080- VERMEIRE H. Heulken 14 9968 BASSEVELDE 3081- HARR R. Jan Breydelstraat 35 9000 GENT 3082 - Mw DICK A. Charles de Kerchovelaan 279 9000 GENT 3083 - GEIRNABRT M. Kouter 47 9000 GENT 3084 - Jhr JANSSEN P. Kasteel Nieuwenhove 9052 ZWIJNAARDE 3085 - Dr HOMBROUCKX R. rue Beaufaux 56 7890 ELLEZELLES 3086 - BROSSE F. Hutte 28 9660 BRAKEL 3087 - BONNE A. Egelstraat 5 9032 WONDELGEM 3088- HOLVOET G. Heifortstyraat 28 9940 BRTVELDE 3089- VAN EECKHAUTE P. Limburgstraat 100 9000 GENT 3090- BRUIJNJE J. Wessenweg 6 9000 GENT 272


GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring Gent V.Z. W. 29e jaargang nr. 5 15 sept. 2000

INHOUD

- Pierre Kluyskens: Philippe Piers de Raveschoot.

274

- Paul Bergmans: Inventaire Archéologique: Het Leven van Sint-Amandus.

279

- Jean-Paul Marchal: Le Héron. Een Gents schuiloord van het Geheim Leger (vervolg en slot).

281

- Daniël Van Ryssel: Ik zou daar een boek kunnen over schrijven. De charmes van de dagelijksheid.

303

- Huguette Taymans: Enkele numismatische herinneringen aan de familie Verbessèm.

311

- Hugo Collumbien: Gentse Memoriedagen: 4 mei.

329

- Bibliografie.

333

- Vraag en antwoord.

335

- Noël Goossens De "appareil fumigatoire" van de Gentse brandweer, 1808.

338

273


PIDLIPPE PIERS DE RAVESCHOOT

Op 6 december a.s. zal het precies 175 jaar geleden zijn dat de Gentse burgemeester Piers de Raveschoot plotseling overleed in Den Haag. Wie die man was vernemen wij van Pierre Kluyskens.

Philippe de Lens, in juni 1819, tot gouverneur van Oost-Vlaanderen gepromoveerd, werd op staande voet door een andere Philippe opgevolgd, Philippe Piers de Raveschoot, een bekende en populaire figuur in het Gentse, als zijn voorganger met hart en ziel gewonnen voor het nieuwe koninkrijk en het Huis van Oranje: Piers de Raveschoot is een van de jongste burgemeesters van Gent geweest. Hij is pas 38 jaar oud, wanneer hij op 20 juli 1819 plechtig in zijn nieuwe functies wordt ingehuldigd en op dat ogenblik schijnt hem een schitterende en lange administratieve en politieke loopbaan weggelegd. Het leven lacht hem toe: hij is schatrijk, gehuwd met de dochter uit een van de aanzienlijkste families van de stad, staat gunstig aangeschreven bij de koning, en wanneer andere schoorvoetend de laagste treden van de hiÍrarchie benaderen, wordt hij plots geroepen tot de hoogste functies van een nijverheidsstad in volle expansie. Zoals voor graaf de Lens en vele andere burgemeesters, bestaat er, ook voor Piers de Raveschoot, geen enkele levensbeschrijving of overzicht van zijn politieke loopbaan. Wij hebben er reeds herhaaldelijke malen op gewezen: er zijn in het documentair en historisch materiaal over Gent nog heel wat leemten die moeten aangevuld worden, en er bestaat vooralsnog geen enkele volledige of zelfs gedeeltelijke studie over de burgemeesters van Gent, die nochtans een zo belangrijke als beslissende rol hebben gespeeld in de groei van de grote industriestad. Er is wel stof voor een zeer uitgebreide en leerrijke studie. Wij beschikken immers enkel over een zeer beknopte en tamelijk tendentieuse studie van Prosper Claeys "Les bourgemestres de la ville de Gand", welke een twaalftal bladzijden inneemt in de tweede reeks van zijn "Pages d'histoire locale". Philippe-Joseph Piers de Raveschoot werd te Gent geboren op 4 maart 1781, als zoon van Augustin-Hyacinthe-Joseph Piers de Raveschoot en van MarieJudoca de Nève de Roden. Hij was te jong om, zelfs moest daartoe enige verleiding hebben bestaan, zich te compromitteren met de Franse bezettingsoverheden ten tijde van de Republiek, het Consulaat of het Keizerrijk. In 1810 was hij alhier in het huwelijk getreden met Natbalie de Ghellinck, 274


geboren in 1776, dochter van Jean-Baptiste, Joseph, heer van Nockere en van Marie Claire de Coninck. Het jonge echtpaar, dat met geen kinderkroost werd gezegend, ging het Hotel de Ghellinck-de Nockere aan de Poel betrekken, de grootste en ook wel de mooiste van de private woningen van Gent, het historisch gebouw, destijds Hof van Wackene geheten, waar Antoon en Adolf van Bourgondië hadden gewoond, waar Keizer Karel, diens zusters koningin Eleonora van Frankrijk en koningin Maria van Hongarije, Filips 11, enkele jaren later de Prins van Oranje en Jan van Nassau hadden verbleven, waar de zeventigjarige Calvinistische leider Hembyse op 3 december 1583 in het huwelijk was getreden met de nog geen dertig jaar oude en lieftallige Anna van Heume, waar Franse en Spaanse generaals hun intrek namen. Toen het gebouw later het Hotel de Nockere werd geheten, werd het verfraaid door de beste architecten als De Wilde en 't Kindt: enkele jaren na de dood van Piers de Raveschoot ging het Hotel over naar de "Cercle commercial en industrie!", vervolgens naar de "Cercle catholique" en uiteindelijk naar "Het Volk". Toen graaf de Lens in 1819 ontslag indiende als burgemeester, werd de Gemeenteraad verzocht drie namen van kandidaten voor zijn opvolging aan de koning voor te dragen. In zitting van 18 juni 1819 werden de namen van Piers de Raveschoot, Verheggen en baron della Faille d'Huysse voorgesteld. Koning Willem aarzelde niet lang, zijn keus viel op de jonge Piers de Raveschoot, die sedert 1817 schepen van de stad was en die wij ook, reeds in 1813, aantreffen op de ledenlijst van de Vrijmetselaarsloge "Les Vrais Amis". Dit lidmaatschap zou ten andere lange tijd een bijna onmisbaar attribuut zijn van het burgemeesterschap! Op 20 juli 1819 werd de nieuwe burgemeester plechtig aangesteld. 's Avonds speelde het muziekkorps van de stad op de strade in vorm van Chinese toren, welke men op de Poel, voor de woning van Piers had opgetimmerd. Om 22u waren de muzikanten uitgeput en zij werden op het verhoog afgelost door het orkest van de Schouwburg dat er tot middernacht de gewenste stemming in hield. De bevolking van de wijk had de straten bevlagd en kunstig verlicht om de nieuwe burgervader haar gans bijzondere sympathie te betuigen. Vijf dagen later mocht Piers zijn nieuwe loopbaan schitterend inzetten met een officieel bezoek van koning Willem aan onze stad. Alles verloopt prima: de moeilijke jaren van aanpassing staan achter de rug: de Verbondenen hebben thans het volste vertrouwen in de nieuwe monarchie die stipt haar instructies naleeft en uitvoert, de zaak de Broglie is grotendeels vergeten, de Gentse industriëlen maken goede zaakjes met de Hollandse koloniën, de econische voorspoed is een voor allen zicht- en tastbare werkelijkheid geworden. Het is dan ook een van geluk en fierheid stralende Piers de Raveschoot die Willem I aan de Kortrijksepoort welkom heet en hem langs bevlagde straten 275


begeleidt midden de erewacht van Vrije Schippers en leden van de vier Hoofdgilden. 's Avonds is er in de Schouwburg de traditionele galavoorstelling. Een toneelgroep uit Mons voert het blijspel "L'Homme gris" en de opera "Le grand-père ou les deux ages" op. De verlichting van de zaal met duizenden kaarsen biedt een toverachtig schouwspel. De jonge burgemeester heeft flinke allure in zijn met goud bestikt uniform, wanneer hij daags nadien de vorst vergezelt bij zijn bezoeken aan hospitalen, musea, nijverheidsinstellingen, kunstenaarsateliers, enz. Enkele dagen later wacht Piers een andere, gewichtige en aangename taak, de eerste steenlegging van het Paleis of Aula van de Universiteit door de Minister van Openbaar Onderwijs zonder komma A.R. Falck. Die plechtigheid was het tastbaar bewijs van de levenskracht en van de toekomstdromen van de jonge Hogeschool die van meetaf een geweldige geestelijke uitstraling kende. Het was op deze plechtigheid dat minister Falck bekend maakte dat de Regering het plan had opgevat in 1820 een Nationale Nijverheidstentoonstelling in Gent te organiseren. Deze belofte, de ceremonie van de eerste steenlegging, het bezoek aan de koning, deden het enthousiasme van de intellectuele en industriÍle middens oplaaien. Het is in de jaren van het burgemeesterschap van Piers de Raveschoot dat de grondslag werd gelegd van die orangistische geest die nog lange jaren na de scheiding van Noord en Zuid, in het Gentse zou blijven bloeien. De loopbaan van Philippe Piers was van zeer korte duur, doch uitzonderlijk briljant en gelukkig. Op 1 augustus 1820 zat hij de opening voor van de grote Nijverheidstentoonstelling in de hall, de troonzaal en een twaalftal andere zalen van het stadhuis. Gent had reeds in 1803, ten tijde van de Franse overheersing, een dergelijke manifestatie gekend in het teken gesteld van de economische expansie van de stad. De tentoonstelling van 1820, met ruim 600 deelnemers, overtrof in omvang en kwaliteit de expositie van 1803. De koning en de koningin hadden stellig beloofd bij de opening aanwezig te zullen zijn, doch het overlijden van de zuster van de koningin kwam dit plan dwarsbomen: zij lieten zich vertegenwoordigen door de Prins en de Prinses van Oranje, Prins Frederik en minister Falck. Op de dag van de plechtige prijsuitreiking op de Vrijdagmarkt, was het reusachtig plein te klein om de duizenden overheden en kijklustigen 'n plaats te gunnnen. Met deze tentoonstelling die een geweldige belangstelling in gans het land verwekte, zag Piers de Raveschoot zijn geboortestad de tweede plaats, onmiddellijk na de hoofdstad, in de zuidelijke Nederlanden innemen. 276


Industrieel centrum van uitzonderlijke betekenis, werd Gent in die jaren ook het strategisch knooppunt en bolwerk in de verdediging van de Nederlanden en in het algemeen verdededigingsplan van de Verbondenen tegen een mogelijke aanval van Frankrijk. Piers de Raveschoot mocht aldus, in zijn hoedanigheid van burgemeester, andermaal koning Willem en Prins Frederik, in oktober 1820 onthalen, doch ditmaal waren het de militaire vraagstukken en de werken in en om de Citadel van het Park die de aandacht van de vorst en van zijn omgeving volledig opeisten. Piers de Raveschoot mocht zich de gelukkigste burgervader van een van de gelukkigste en meest welvarende steden van de Nederlanden noemen, 't troetelkind van Willem I, want pas had de monarch Gent een Universiteit geschonken, of hij gaf andermaal blijk van zijn bijzondere genegenheid voor onze stad, toen hij het plan van de Vaart op Terneuzen of Neuzen, zoals men toen zegde, opvatte of liever hernam. 277


Groot waren 't enthousiasme van de industriĂŤle milieus en de belangstelling van de overheden voor dit nieuw project dat Gent een buitengewoon gunstige economische positie in West-Europa zou verzekeren. Het was dan ook in die jaren dat Piers de Raveschoot zijn hoedanigheden en talent ten dienste van zijn geboortestad het best kon ontplooien. Het was aan zijn persoonlijke invloed en impuls en aan de actie en hardnekkigheid van de Raad te danken dat Gent uiteindelijk voor de Vaart een grotere diepte bekwam dan deze die oorspronkelijk door de ingenieurs en door de Regering voorzien was geworden. Korte tijd nadien vatte de Regering tevens het plan op een School voor Kunsten en Ambachten in de zuidelijke Nederlanden op te richten. Er waren natuurlijk heel wat steden die voor dergelijke school hun kandidatuur stelden. Gent verzette hemel en aarde om ze binnen zijn muren te zien oprichten en liet o.m. gelden dat "de stad Gend, door haere menigvuldige fabrieken en de nijverheyd van haere inwoonders, meer als eene andere aenspraek had tot het bekomen vordeel van eene zoo nuttige Inrigting". Een eerste delegatie werd in november 1825 naar den Haag bij koning Willem gestuurd, onder leiding van de heer Huyttens-Kerremans, die in zitting van 29 november aan de stedelijke raad verslag uitbracht over zijn opdracht. Ook de Bestuerings Raed had op 9 november besloten een afvaardiging naar de koning te zenden: "Op voordragt van een agtbaer lid, besluyt den Raed tot het zenden eener deputatie gelast uyt deszelfs naem, Z.M. te verzoeken de in te rigten School voor Kunsten en Ambagten, te Gend te willen vestigen, en benoemd om de zelve uyt te rnaeken de heeren Piers de Raveschoot, burgemeester en Kervyn, schepen, welke zig ten dien eynde zullen vervoegen met de Raedsleden deel maekende van de Tweede Kamer der Staeten-Generael, die zig althans in 's Gravenhage zouden bevinden". Philippe Piers de Raveschoot vertrok hoopvol naar den Haag, overtuigd dat de koning andermaal zijn keus op Gent zou laten vallen. Niemand kon vermoeden dat het de laatste tocht zou worden van de pas 44 jaar oude burgemeester. In den Haag werd Piers de Raveschoot plots ongesteld en stierf na enkele uren, op 6 december 1825. Het is volledig ten onrechte dat sommige auteurs hebben beweerd dat de burgemeester vertrokken was om koning Willem in naam van de bevolking te bedanken voor zijn beslissing de School .voor Kunsten en Ambachten in Gent op te richten. Piers de Raveschoot ging integendeel bij de vorst het dossier van de stad verdedigen en om te trachten de regering te overhalen Gent boven de andere steden te verkiezen. Aanvankelijk dacht men dat de burgemeester aan een longontsteking of een hartkwaal was bezweken. Het Messager des siences schreef nl.: "Nous avons 278


annoncé que la mort de M. Piers de Raveschoot a été causée par une oppression de poitrine: il parru."t: certain que c'est une goutte remontée qui nous a fait perdre ce rnagistrat qui a emporté les regrets de ses administrés". De burgemeester werd in 's Gravenhage begraven, maar op 17 december had in de Sint-Baafskathedraal 'n plechtige lijkdienst plaats. Op 15 december kwam de stedelijke Raad bijeen en stemde o.m. volgende motie: "Het College van Burgemeester en Schepenen zal het als een pligt aanzien den lijkdienst bij te woonen welke tot rust van de ziel van haeren achtbaeren burgemeester zal plaets hebben in de kerk van den h. Bavo, tot bewijs van de erkentenis der stad voor alle de door hem aen dezelve gedaene diensten". Op diezelfde vergadering werden een laatste maal de titels van de overledene in herinnering gebracht: Jonkheer PhilippePiers de Raveschoot, Kamerheer van Zijne Majesteit, Ridder van de Nederlandse Leeuw, lid van het Ridderschap en van de Staten van Oost-Vlaanderen, overleden te 's Gravenhage den 6 december 1825, naer eene korte maer zeer hevige en pijnlijke ziekte, in den ouderdom van 44 jaeren, 9 maenden". De woordvoerder van de Raad prees voor de rechtstaande vergadering "zijnen iver voor het gemeene best, voor alles wat tot nut en voordeel der stad strekken konde, zijne genegentheyd voor zyne medewerkers en bijzonderlijk zijn regtveerdigheyd en kloekmoedigheyd in de uytoeffening van zijne hooge functie". Gent verloor in Philippe Piers de Raveschoot zijn eerste burgemeester gestorven in de uitoefening van zijn ambt, een man die zich volledig ten dienste van de gemeenschap had gesteld. Pierre KLUYSKENS

INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE- FICHE N° 2 Op 24 januari 1897 stelde Paul Bergmans in de rubriek "Handschriften - Bibliotheek van de Stad Gent, Mss. 224 - IXe eeuw" in het Frans een fiche op over

Het Leven van Sint-Amandus Dit kostbaar handschrift op velijn dat afkomstig is van de St-Pieters-abdij op de Blandijnberg te Gent, bevat het leven van Sint-Amandus, apostel van Vlaanderen en van Gent in het bijzonder. 279


/

, INr,

s ~-Prvr"tt\ ~

- I

~- - .

. - ·7

1?-

CI,~CBt -_:· T. ~ L~MA~-11JI -, .

~:~.

~

EPrsco·. -

'

~

HEr

-;;;,·

Het blaadje 5, waarvan een schets hierboven, is verlucht met een eigenaardige hoofdletter A in dewelke de Byzantijnse invloed zich laat voelen; de drie lijnen eronder zijn in unciaal schrift. Het schrift van het manuscript zelf is een minuscule caroline van de IXe eeuw; de woorden zijn in het algemeen niet gescheiden zoals men kan zien in het onderstaande facsimile. Cf. J. de Saint-Genois, Catalogue des manuscrits de la bibliothèque de Gand, N° 149, pp. 159- 163. Facsimile van de tekst, f.9 V0 , lijnen 3-7: Transcriptie: (3) Per idem autem tempus cum loca uel (4) dioceses ob animarum sollicitudinem (5) uir Domini circumiret Amandus, audiuit (6) pagum esse quendam praeter fluenta (7) Scaldi fluuii cui uocabulum est Gandauum. Acta Sanctorum, Febr. t. I. p. 861

P

irld~tn..l..HT?"nt cernpuf ctu-~.loca.ue--l.::._ dtoce-tè'fo/.JarutT1al TU--1Tl. (othcrrtt.d1neu 1rdn'i' ct rcu·n-.t rdéa m.\ nd nr."'-ud1-u nr

-"F".'-(1-\.n~ e--rrequendan"\ rra&e;:fi "l.Le'YT{a-

(c...~d l f{uutl.Ct.l1UO~bi.Ll Utn• e-·yn.dat.ttij 280


LEHERON Een Gents schuiloord van het Geheim Leger (vervolg en slot)

10. DE REPRESAILLES 'De aanslag in de Papegaaistraat' - die in feite in de Annonciadenstraat plaatsgreep en geen 'aanslag' maar eerder een 'bevrijdingsactie' was -lokte bij de Duitsers een golf van wraakacties uit. Talrijke burgers en verzetsleden werden aangehouden en in de gevangenis De Nieuwe Wandeling opgesloten. De meesten werden, tussen 29 en 31 augustus 1944, met vrachtwagens van de toenmalige brouwerij Meiresonne naar Antwerpen gebracht en vervolgens per trein naar een interneringskamp weggevoerd. Minder dan twee uur na de feiten stond de GFP reeds aan het huis van Duthoi, de verhuurder van de handkar. In het najaar verklaarde hij: "Om Ju.3/4 (13u45) kwam de Feldgendarmerie mij per auto halen. Om 5u.l/2 werd mijn vrouw gehaald. Er werd geweldig tegen ons geroepen omdat we slechts het (onvolledige) adres konden geven( ... ) Op de valse identiteitskaart van 'Gilbert Bombereel' stond de gemeente of stad niet genoteerd! Dit was uiteraard een kopzorg voor de GFP, daar er toen 2 Kerkstraten in Groot Gent waren: een in Gent stad en een in Gentbruggel

"Met een pastoor werden we naar het gevang van de Nieuwe Wandeling gevoerd. We hebben een gansche week binnengezeten. Nog verscheidene malen werden we per auto naar de Kouter overgebracht en één voor één ondervraagd ergens boven in het gebouw. Men dreigde ons te fusilleeren als we niets zegden (... ) De Zaterdag liet men ons vrij. Onze steekkar stond in het klooster van de Maagdestraat vastgelegd aan twee kettingen(... )" Over de arrestatie van 'de pastoor' (in de verklaring van Duthoi) noteerde destijds Edward Pauwels: "De Herw.H.Pastoor, bestuurder van de Zusterkens der Armen, werd evenals zijn meid na den overval aangehouden. Een persoon zou verklaard hebben dat men den Vrijdag (de mislukte poging van 14 juli) iemand uit zijn huis zou zien komen hebben, welke met de persoon van de steekkar zou gesproken hebben. Na verscheidene ondervragingen in de Fransche taal gevoerd, waarbij men hem zelfs met de doodstraf dreigtfe, werd hij na 13 dagen vrijgelaten. De meid heeft 11 dagen vastgezeten(... ) E.H.Pastoor is om den duur losgelaten door toedoen van hoogere personen uit het Bisdom. " 's Anderendaags (zondag 16 juli) werden de bewoners van de Kerkstraat 165 - zowel in Gent als in Gentbrugge -aan 'de tand gevoeld' en met Duthoi geconfronteerd. Dit leverde niets op! Diezelfde dag werd de vluchtauto (bij 281


Emilius Reyniers) door Feliciaan Vanden Broecke ontdekt: hij rapporteerde zijn 'vondst' aan de GFP. Een paar uren later was Maurice Claeys reeds opgepakt: hij zou, op woensdag 6 december 1944, in Neuengamme overlijden. Op maandag 17 juli werden Jozef Speeckaert en Oscar Delamotte gearresteerd. Laatstgenoemde werd herhaaldelijk zwaar gefolterd, vermoedelijk uit wraak voor zijn gewelddadig verzet bij zijn aanhouding. Als zijn 'toestand' het toeliet moest hij dikwijls de GFP-mannen op hun speurtocht vergezellen. Op woensdag 2 augustus probeerde hij, tijdens een van die 'excursies', uit het huis van Maurice Liebrecht te Oosterzele te ontsnappen. Hij werd door een Duitse bewaker doodgeschoten. Jozef Speeckaert overleed in Blumenthal op donderdag 5 januari 1945. Luitenant Louis Camu en kapitein-commandant Pierre-François De Coene werden op dinsdag 18 juli ingerekend. De Coene werd vier opeenvolgende dagen door de GFP-beulen 'ondervraagd' en bezweek tengevolge van zijn folteringen in De Nieuwe Wandeling op zaterdag 22 juli. Op woensdag 2 mei 1945 werd Camu uit het kamp van Lüdwigslust Wöhelin bevrijd. Op maandag 24 juli hield de GFP luitenant Marcel Poelman en zijn echtgenote aan. Toen bleek dat zij haar dochtertje Nicole moederziel moest achterlaten, nam mevrouw Poelman vrijwillig haar vijfjarig kind mee. In het GFP-gebouw werd Marcel Poelman langdurig 'ondervraagd' en onder zware escorte nog diezelfde nacht per bus naar Le Paddock te Bottelare gebracht. Bij de onthulling van het Heldenmonument aan het GL. van Bottelare op 14 december 1947, beschreefMarcel Poelman zijn wedervaren. Uit zijn pathetisch verhaal behouden we de volgende passages: "(... ) In het holle van de nacht, half-dood gemarteld en gans bebloed, hebben zij mij opgeladen in een autobus(... ) Aan de Vrijheidsboom (hoek RidderStas de Richellelaan-Poelstraat, te Bottelare) heeft de autobus halt gehouden(... ) En vandaar ging het te voet langs (de Ridder Stas de Richellelaan) naar de St.-Annastraat waar Marr:el De Mulder woonde(... ) In een handomdraai was bij De Mulder de deur ingebeukt en enkele stonden later waren Marcel De Mulder en ikzelfstevig aaneen gebonden(... ) Zo hebben zij ons dan naar (Le Paddock) gesleurd(... ) Hier wuden zij namelijk Stanislas Nève (de Mévergnies) komen aanhouden! (die zat echter sinds beginjuli 1944 in de streek van Ciney ondergedoken). Terwijl de Gestapomannen het huis van Notaris Nève (Ferdinond) belegerden, moesten Marr:el De Mulder en ikzelfplat op de rug gaan liggen op de straatstenen (.. .), terwijl de "Herr Kommissar" van de Geheime Fe/Jpolizei ons met de voeten in de buik stond en ons bestendig onder schot hield met een mitraillette. Na een tijdsverloop dat mij een eeuwigheid scheen, zijn zij naar buiten gekomen met de Notaris Neve (de Mévergnies) zelf. 282


MiddelWijl was de autobus, die aan de Vrijheidsboom halt had gehouden. tot hier voorgereden. Nadllt ze ons allemaal (Ferdinand Nève de Mévetgnies, Marcel De Mulder en Marcel Poelman) in de wagen haááen gestopt(... ), reden ze terug langs de St.-Annastraat, waar opnieuw halt werd gehouden bij het huis De Mulder. Tot onze grootste verba:dng werd UrbainDe Mulder, Marr:el's broer, opgeladen(... ) Varu/aar hebben zij ons naar de hoeve Volckaert vervoerd, waar de wapens en de levensmiddelen (deze laatste zaten in een geheime ruimte verscholen, waarvan de deur was beplakt met behangpapier) werden opgeladen benevens de "Waffenbauer" (l.éon Volckaert) zelf! In een voorgaande passage leest men: "In de celgevangenis der Nieuwe Wandeling te Gent kende men geen Léon Volckae~ ... enkel "Der Waffenbauer" stond daar bekend! En Léon Volckaert gingfier op tijn germaanse eretitel!" Het waren Marcel De Mulder en Marcel Volckaert die de twee eternieten bakken (met daarin de wapens en munitie) moesten opgraven.

"Toen zijn wij( ... ) terug naar de Vrijheidsboom gereden waar opnieuw halt werd gemaakt en waar een groot deel der bewakers zijn uitgestapt om overleg te plegen bij een ontvouwde landkaart waarover zij een zaklamp lieten schijnen. Na een korte beraadslaging ging de reis terug in de richting Merelbeke toen zij plots koers hebben gezet op de kerk van Lemberge. Een eindje op den steenweg (de Burg. Van Hansberghelaan) bleef de bus opnieuw staan, vlak bij het huis waar de uniformen verborgen zaten (de woning van Rémi Callaert). Hier ook zijn zij onverrichterzake voort gereden, alsook aan de kerk van Lemberge waar zij beweerden een opslagplaats van geneesmiddelen te zullen ontdekken. " Léon Volckaert en de gebroeders De Mulder stierven in Neuengamme: Léon op 16 november '44, Urbain op 30 december '44 en Marcel op 6 maart '45. Ferdinand Nève de Mévergnies overleed op vrijdag 22 december 1944 in Blumenthal. Marcel Poelman overleefde zijn deportatie. Die maandagmorgen (24 juli) bracht mevrouw Dutry het 'nieuws' over Poelmans arrestatie aan Jean Boogaerts. Na een kort beraad nam hij afscheid van zijn zwangere vrouw Marcelle, zijn kinderen Nadia en Jean-Marc, en fietste regelrecht naar Marina Laforce in de nabijgelegen Zalmstraat 'Tante Marina' - zoals de 'Héronmannen' haar noemden - verkoos, gelet op de nabijheid van Boogaerts woning (in de Lozevisserstraat), hem naar de St.-Pietersnieuwstraat door te sturen. Het adres bleek echter een 'rendez-vous huis' te zijn, waarin toevallig enkele Duitsers op 'bezoek' waren! Jean Boogaerts verliet razendsnel het gebouw en reed regelrecht naar het café Excelsior van Frans Van Renterghem, op de Brusselsesteenweg in Ledeberg.

283


Toespraak van Marcel Poelman (uiterst rechts) tijdens de onthulling van het Heldenmonument aan het G.L. van Bottelare op 14 december 1947. (Kopie P. Duportail). Met bleke regenjas is commandant Maurice Goethals ?? 4• persoon van links is burgemeester Marcel Stas de Richelle.

Men kan zich zijn verbazing voorstellen, toen hij daar majoor Haus in de keuken zag zitten: hij was mosselen met frieten aan 't eten! Ook hij was op de vlucht. Haus vertelde hem dat hij om veiligheidsredenen niet meer thuis sliep. Hij had echter met zijn vrouw afgesproken dat zij bij het minste onraad de plant op de vensterbank zou verplaatsen . Toen Haus die morgen (24 juli) naar huis terugkeerde, merkte hij het 'signaal' op en was hij onmiddellijk vertrokken naar Van Rentergheros café. Na enkele uren tevergeefs op Haus te hebben gewacht, nam de 'ontgoochelde' GFP diens vrouw Marguerite en dochterEliane als gijzelaars mee. Zij werden op 29 augustus uit De Nieuwe Wandeling naar Ravensbrück gedeporteerd. Marguerite overleed er op woensdag 20 december en haar dochter Eliane zeven dagen later. Nog diezelfde avond (24 juli) ging Jean Boogaerts naar de herberg 't Pompierke in Merelbeke (op de Hundelgemsesteenweg), waar hij een afspraak met Marcel De Mulder had (die liep toen nog op vrije voeten). Na de vergadering nam Boogaerts de laatste tram naar 't Zuid en hij overnachtte in het huis van 'Tante Marina'. 's Anderendaags stond de GFP reeds aan de woning van Marcelle Boogaerts: "Ik werd rond Su 's morgens door glasgerinkel aan de voordeur gewekt. In 284


een oogwenk stonden ze aan mijn bed. Ze zochten naar wapens. De kinderen werden ondervraagd. Om hun vraag te verduidelijken, toonden zij zelfs een machinegeweer aan Jean-Marc! Alvorens mij, na een vruchteloze zoektocht, af te voeren, stuurde ik de kinderen naar mijn ouders. In het GFP-gebouw op de Kouterwerd ik om het uur ondervraagd: "Waar is uw man? Wat betekenen die 'briefjes'?" Die 'briefjes' waren in werkelijkheid 'kattebelletjes' die in zogenaamde (geheime) 'brievenbussen' werden achtergelaten. Via deze papiertjes werden contacten gelegd, opdrachten gegeven, enz. De woning van 'Tante Marina', de zuivelwinkel van Jules Marijns en de ijzeren eg op het erf van de Goeminnes te Bottelare, zijn enkele voorbeelden van brievenbussen.

"Rond 20u voerden ze me, samen met Ferdinand Nève de Mévergnies, naar De Nieuwe Wandeling. Sommige gedetineerden mochten dagelijks een 'luchtje scheppen' op de binnenplaats. Daar zag ik regelmatig bekende gezichten: 'Lily' van Oost (een koerierster), mevrouw Poe/man, Simonne Verhelle en nog een paar andere kennissen. " Marcelle ·Boogaerts werd op 29 augustus 1944, samen met andere vrouwelijke gedetineerden, naar Antwerpen vervoerd, uit de trein (die hen naar Duitsland zou afvoeren) gehaald, en terug naar Gent gebracht. Zij werd in de Krijgslaan door de Sicherheitsdienst ondervraagd en, wellicht omwille van haar zwangerschap, vrijgelaten. De dag daarop (26 juli) bestormde de GFP de woonst van Charles Lebon in de huidige Y. D'Haenestraat te Heusden. De schoondochter Yvonne vertelt: "Waren toen thuis: Charles Lebon, zijn vrouw Maria (tante van Maurice Hanselaer), mijn schoonbroer Frans (broer van René) en ik. Mijn man, René Lebon, sliep sinds de bevrijding van 'Martin' in de schuilkelder van onze overbuur mijnheer Van Moerkerke. Het was Frans die de Duitsers, omstreeks 05u, hoorde aanstormen. Hij sprong razendsnel over de haag en rende weg. Alles werd grondig doorzocht, maar er werd niets gevonden. Uit schrik voor huiszoekingen hadden René, Frans en Maurice Hanselaer de wapens iets verderop, aan de oever van de oude Schelde, begraven. Ook lagen de 'uniformen' nu in een schuilkelder in de hof van een zekere mijnheer Bernaert. " Charles, Maria en Yvonne Lebon werden in de Nieuwe Wandeling opgesloten. Enkele dagen later lieten de Duitsers beide vrouwen vrij. Charles Lebon overleed op zondag 10 december 1944 in Versen-Meppen. Op donderdag 27 juli werd de Gentse marconist Eugène Van de Weghe tijdens het uitzenden betrapt. Bij hem zaten Frida (echtgenote van Bugeen Moreels) en haar broer Albert Vmdevogel (zij hielpen hem dikwijls, zoals

285


reeds eerder gezegd, bij het coderen en decoderen van zijn berichten). Daar de GFP er niet in slaagde Eugeen Moreels (echtgenoot van Frida) te vinden, hield zij op woensdag 2 augustus zijn broer Roger aan. "Eerst Frida en Albert, en nu Roger", vertelde me Jean Boogaerts. "Eugeen ging eraan kapot en bezweek van verdriet op donderdag 8 februari 1945, drie maanden vóór de terugkeer van zijn vrouw Frida uit Ravensbrück!" Roger Moreels overleed in Blumenthal op dinsdag 24 oktober '44 en Eugène Van de Weghe verdronk op donderdag 3 mei 1945 in de baai van Lübeck, toen de Cap Arcona per vergissing door geallieerde vliegtuigen werd gezonken. Commandant Edmond Ameye en de Gentse verbindingsagent (Gent-St.-Niklaas) Alfons Van Wassenhave werden op woensdag 2 augustus aangehouden. Twee dagen later was het de beurt aan de Merelbeekse verbindingsagent (Gent-Aalst) Pierre Verhaegen en zijn ouders. Drie dagen later werd de moeder van Pierre, Simonne Piers de Raveschoot, vrijgelaten. Edmond Ameye overleed in Bergen-Belsen in april1945 en Jean Verhaegen (vader van Pierre) op zaterdag 17 februari 1945 in Schandelah. Pierre Verhaegen werd in mei 1945 uit Neuenamme bevrijd. In een officieel verslag, gedateerd 4 augustus 1944, door de Geheime Feldpolizei opgemaakt en door J-L. Charles en Ph. Dasnoy vertaald ('Les dossiers secrets de la police allemande en Belgique, Tome IF), leest men op pagina 172 en 173: "Le 15 juillet, deux agents (Heinrich Riem en Wilhem Franck) du Groupe GFP 8 ont été abattus par des membres de l' "Armée Beige" (sic) alors qu'ils transportaient un agent ennemi (Albert Mélot). Le détenu a été libéré. Les recherches entreprises ont permis d'arrêter jusquà présent sept personnes, dont trois avaient été directement mêlées à eet incident. Quatre autres coupables ont été identifiés mais sont taujours en fuite. Il s 'agit d 'officiers belges qui camptent parmi les dirigeants de l' "Armée Beige". Cinquantehuit autres membres de l 'organisation et suspects ont également été incarcérés. Enfin, on a saisi jusqu'à présent 2 fusils-mitrailleurs anglais (brenguns), 14 mitraillettes anglaises (stenguns), 400 uniformes en jute et des vivres." Na de oorlog verklaarde kapitein I.A.A (lnlichtings- en actieagent) Albert Mélot in 'De papegaai is geschoten' van Marc Verschooris, p. 87: "(... ) Ik heb nog steeds het grootste respect voor mijn bevrijders, hun toewijding, hun koelbloedigheid en hun moed. Toch acht ik premier Pierlot persoonlijk verantwoordelijk voor de massale aanhoudingen die na mijn bevrijding zijn gebeurd. Pierlot wist dat mijn zending was mislukt en toch nam hij het grote risico zovele verzetsmensen met mijn bevrijding te belasten. Zijn tussenkomst getuigde van een onvoorstelbare lichtzinnigheid!" 286


Zuidpark, 15/07/45. Herdenkingsplechtigheid voor 'De aanslag in de Papegaaistraat '. Van links naar rechts: Joseph Pauwels, Edward Pauwels, Lucien Fruru, Marcel De Cuyper, Robert Finj aer, Leonard De Prijck, Albeit Mélot, Maurice WiJdt, Telesphare Fiers, Octaaf Bogaert, Simonne Verhelle en Jean Duhamel. (Kopie R. Finjaer)

Die golf van arrestaties had voor Zone III, maar voornamelijk voor Le Héron, dramatische gevolgen. Ziehier, ter illustratie, het organigram na de voorbije 'gebeurtenissen': BEVELHEBBER ZONE 111, majoor Auguste Raus: ondergedoken Stafoverste Oost-Vlaanderen, luitenant Louis Camu: geïnterneerd Dienst administratie, commandant Edmond Ameye: geïnterneerd SECTOR GENT, kapitein-commandant Pierre-François De Coene: vermoord Le Héron , luitenant Marcel Poelman: geïnterneerd De adjunct, Jean Boogaerts: ondergedoken De all-round man, luitenant Jozef Speeckaert: geïnterneerd De coordinator, Albert Mélot: ondergedoken De commandopost Le Paddock: opgedoekt

287


11. ZELE Na zijn overnachting bij 'Tante Marina', fietste Jean Boogaerts naar Maria De Waele (echtgenote van zijn neef Godfried) in Zele. Zij stuurde hem iets

verderop naar de Rinkhout waar hij bij de gezusters Albertine en Leonie De Beule zijn intrek nam. Enkele dagen later stuurde hijJuliaDe Waele (zuster van Maria) en Leonie De Beulenaar Gent: zij moesten zijn schoonouders inlichten over zijn tijdelijke schuilplaats. Indien mogelijk zouden zij zijn adres aan Robert Van Hyfte meedelen. Kort daarna stond Robert Van Hyfte reeds aan het huis van de gezusters De Beule in Zele. Voor het eerst sinds zijn vertrek uit Gent op 25 juli 11. had Jean Boogaerts opnieuw contact met een van zijn trouwe koeriers! Om Le Héron opnieuw operationeel te maken, moesten de verbindingen dringend worden hersteld. Omwille van de veiligheid mocht echter niemand weten waar Jean Boogaerts verscholen zat: de toekomstige 'bezoekers' zouden dus steeds door Robert Van Hyfte naar de geheime schuilplaats in Zele 'gegidst' worden. Robert Van Hyfte kreeg als eerste opdracht Jules Marijns, Jozef De Vuyst en Carolus Vande Velde over de nieuwe 'situatie' in te lichten. Stilaan ontwaakte ook de rest van de sector Gent uit zijn gedwongen 'lethargie'. Zo nam bijvoorbeeld Dr. Paul Lorthoir de functies van Louis Camu over, en werd luitenant Raoul Raemdonck de nieuwe bevelhebber van de sector Gent. Laatstgenoemde was er intussen in geslaagd majoor Haus, ergens rond Wachtebeke ondergedoken, te contacteren. In Zele werd Boogaerts nu regelmatig door Robert Van Hyfte op de hoogte gesteld van de 'werkzaamheden'. Op een zekere dag was Robert vergezeld van Frans Versyp van het schuiloord La Sarcelle. "Minouche" (bijnaam van Frans Versyp) had geld mee om de mannen te betalen", herinnert zich Jean Boogaerts. Omwille van het komen en gaan van de 'bezoekers' en uit vrees voor de buren, verhuisde Jean Boogaerts zijn 'commandopost' naar de woning van Jozef Van Cleemput, iets verderop in de Goeiende n° 4. Enkele dagen later was Frans Versyp in Zele terug, ditmaal met een belangrijke boodschap voor Boogaerts: Raoul Raemdonck wou hem dringend spreken! Op zondag 20 augustus verliet Jean Boogaerts voor het eerst zijn 'schuilplaats' en reed, samen met Robert Van Hyfte, Maurice Hanselaer en Jules Marijns, naar Lochristi. Via een 'gids' bereikte het groepje fietsers uiteindelijk Raoul Raemdonck in Wachtebeke. Tijdens de daaropvolgende briefing werd Jean Boogaerts officieel tot de nieuwe bevelhebber van Le Héron gepromoveerd.

288


12. MOBILISATIE Naarmate de geallieerden het Belgisch grondgebied naderden, steeg het adrenalinegehalte bij Jean Boogaerts. Elke avond luisterde hij ongeduldig naar de messages van de B.B.C. Waar bleef het officieel bevel om tot actie over te gaan? Op 2 september was zijn geduld op. Omdat de Duitsers zich in steeds grotere getallen terugtrokken, besloot hij met een aantal (beschikbare) verzetsmannen naar Lemberge op te trekken. Omstreeks 17u stonden reeds een 20-tal 'fietsers' (voornamelijk van de Groep Hanselaer) op de weide achter het huis van Jozef Van Cleemput te wachten. Alvorens te vertrekken wou Boogaerts eerst nog naar de B.B.C. luisteren! Plots hoorde hij de boodschap waarop hij al zolang wachtte: "Mettez en cage Ie Héron, la SarceUe et l'Eider." In klare taal: MOBILISEER de schuiloorden van de sector Gent! Na een korte beraadslaging over het te volgen traject, trok Jean Boogaerts omstreeks 20u per fiets naar Lemberge op, samen met Maurice Hanselaer, Frans Lebon, Bob Van Hyfte, Jules Marijns, Jules Laforce (neef van 'Tante Marina'), Marcel De Plus, Maurice Pringels en nog een paar andere verzetsstrijders. Twee uur later bereikte 'het peloton' heelhuids de woonst van Rémi Callaert te Lemberge. Onmiddellijk werden de nodige schikkingen getroffen om de drop zone te bezetten. "In juni had Londen ons gevraagd naar een nieuwe dropzone uit te kijken", verklaarde me Jean Boogaerts. "Die zou door de geallieerden, tijdens hun opmars door België, worden gebruikt om wapens en eventueel speciale eenheden achter de Duitse linies te parachuteren. SOE- enlof SAS-agenten (Special Air Service) zouden dan, samen met ons, guerrilla-activiteiten uitvoeren. " Kort na dit bericht waren Marcel Poelman, Jozef Speeckaert en Jean Boogaerts op zoek gegaan. Het terrein dat de Duitsers tijdens WO I in Lemberge als vliegveld hadden gebruikt, bleek het meest geschikte. De coördinaten werden naar Londen overgeseind en het veld werd goedgekeurd: het kreeg de identificatiecode H (voor Héron).

Bij de aankomst van het vliegtuig zouden drie houtstapels (bakens) in brand worden gestoken. Ook werden een aantal manschappen waaronder o.m. Paul Piens, Edmond Van Hutiel en Lucien Van der Straeten van de Groep BotteJare, met de bewaking van de drop zone en de invalswegen belast Maar er gehemde die nacht niets. In de vroege ochtend van zondag 3 september kreeg Robert Van Hyfte de opdracht een aantal koeriers en groepsoversten op te trommelen: zij moesten dringend naar de kerk van Lemberge komen. Dit was, tussen haakjes, een ideale rendez-vous plaats; op zondagmorgen staan immers altijd mannen

289


rond de kerk te roddelen! Ook kreeg Maurice Hanselaer de opdracht met zijn mannen naar Heusden terug te keren. Inmiddels was men bij Rémi Callaert begonnen met het uitdelen van de écru overalls. Mevrouw Callaert en Lucienne Goeminne (zuster van Pierre) hadden tevoren op elk uniform een badge en een driekleurige armband (met de letters A.B. bedrukt) genaaid. Yvonne Lebon en Thérèse Van Moerkerke hadden in Heusden hetzelfde voor de Groep Hanselaer gedaan.

Weldra stonden ondermeer de groepen Bottelare, Landskouter, Gontrode, Melle, Gavere en Asper klaar om op te treden.

13. OP OORLOGSPAD

Maandag 4 september. Kleine groepjes verzetsstrijders waren reeds bij dageraad op 'jacht'. Bijna iedereen droeg 'zijn witte uniform', maar het merendeel was ongewapend. Landelijke wegen werden doorkruist op zoek naar terugtrekkende Duitsers, van wie men de wapens en uitrusting zou 'recupereren'. Intussen was Carolus Vande Velde naar Heusden gefietst met een belangrijke opdracht voor Maurice Hanselaer: hij moest met zijn groep Meilebrug bewaken en verhinderen dat de Duitsers haar zouden opblazen! Een lid van deze groep, Maurice Pringels, nam destijds aan deze opdracht deel: "Wij verlieten het huis van Lebon met een 12-tal man en namen stelling aan weerszijden van de noordelijke oprit van de brug. Omstreeks 1Ou verscheen plots een Britse tank in de Pontstraat (zuidelijke kant van de Schelde). Terstond snelde Maurice Hanselaer, samen met enkele makkers, de Tommies tegemoet. Na een kort oponthoud keerde de tank terug naar Melle. De mannen vertelden ons dat de Britten alleen maar de toestand van de brug waren komen checken. De tankbevelhebber had hun echter versterking uit Melle beloofd. En inderdaad; minder dan een halfuur later kwam een camion de Pontstraat opgereden. Onze vreugde was echter van korte duur, toen bleek dat de inzittenden geen Tommies ... maar Duitse geniesoldaten waren! Wij openden razendsnel het vuur en dreven de genisten terug. Iets later waren zij reeds terug, maar ditmaal vergezeld van een pantserwagen! Onze posities werden zo hevig bestookt dat het nu onze beurt was om de biezen te pakken. Een twintigtal minuten later hoorden we een hevige knal: Meilebrug was gesprongen."

290


Heusden. Enkele leden van de Groep Hanselaer die aan de schermutseling aan Meilebrug deelnamen. Maurice Pringels (staande, eerste van rechts) kon zich de namen van slechts enkele makkers herinneren. Geknield, van links naar rechts: Frans Lebon, Rémi Parade enMaurice Hanselaer. (Kopie J. Boogaerts).

Omstreeks 11 u waren in totaal ongeveer een 100-tal Héronmannen 'op pad'. In 'pelotons' ingedeeld, patrouilleerden zij langsheen de landelijke wegen rond Gavere, Gontrode, Heusden, Landskouter, Lemberge, Melle, Merelbeke, Munte, . .. Zoals eerder vermeld, was een peloton (of Groep) grotendeels samengesteld uit een aantal vrienden, familieleden en kennissen. Na overleg werd één onder hen als leider 'geopteerd'. Bepaalde pelotons volgden de bevelen van hogerhand op, andere 'werkten' meer zelfstandig. Het was dus niet altijd eenvoudig om orde op zaken te houden!

291


De grote meerderheid van de geïnterviewde verzetslieden beschreven Jean Boagaerts eerder als een brave man. Hij 'suggereerde' de opdrachten, maar gaf zelden een bevel. Nu de verzetsstrijders meer en meer uit de 'anonimiteit' traden, ontdekten ze dat ook nog andere kennissen of vrienden in 'den weerstand' zaten, maar tot een andere Groep of schuiloord behoorden! Ook was de 'strijdlust' niet overal even groot. Vandaar dat sommige verzetsmannen soms naar een andere Groep (peloton) of refuge overstapten!

Op het einde van deze eerste 'guerrilladag' zat Le Héron met 72 krijgsgevangenen opgescheept: 31 in Lemberge, 23 in Gontrode, 10 in Gave re en 8 in Heusden.

14. OP WEG NAAR GENT! Dinsdag 5 september. Omstreeks 1Ou waren in Lemberge reeds een 80-tal verzetsmannen op het 'appel' . De meesten waren nu gewapend en uitgerust met een gordel, patroontassen en steelgranaten, gisteren van Duitse krijgsgevangenen gerecupereerd. "Sommigen vroegen zich af hoe zo'n steelgranaat te gebruiken", vertelde me Carolus Vande Velde. "Ik zag opeens zo'n makker aan zijn granaat 'prutsen '. Ik had nog net de tijd ze uit zijn hand te rukken en in de mesthoop te gooien ! Gelukkig ontplofte het ding niet", zuchtte Carolus Vande Velde. Ook uit andere verzamelplaatsen werden die morgen patrouilles uitgezon-

Héronmannen poseren in het park van Marcel Stas de Richelles.

292


De groep die zich bij RĂŠmi Callaert rond Jean Boogaerts had verzameld, trekt, langs de Burg. Van Gansberghelaan en de Rood Beeldekenstraat, naar Bottelare op. (Kopie J. Delcourt)

Bottelare, 5/09/44. Een van de Bren carriers op het Koning Albert I plein . (Kopie W. Nei-

rinckx)

293


den. Zo verliet de Groep van Rudolf Baeyens de boerderij van Alfons Galle te Gontrode, om de streek Landskouter-Merelbeke uit te kammen. Deze operatie leverde meer dan honderdtwintig krijgsgevangenen op. De Groep Marcel Van De Walle, op 'jacht' in de omgeving van Gavere, had minder geluk: het peloton viel in een hinderlaag. Dankzij een ogenblik van onoplettendheid slaagde Jules Hebhelinek erin de Oberleutnant te overweldigen, zijn wapen te grijpen ... en de Duitsers tot overgave te dwingen! "Opmerkelijk is het feit dat Jules klein van gestalte was en reeds op middelbare leeftijd", merkte Jean Boogaerts op. Intussen waren ook Heusden, Kalken, Laarne, Wetteren, Overmere en Destelbergen gedeeltelijk 'gecheckt'. Rond de middag verliet de groep, die zich rond Boogaerts bij Rémi Callaerts had verzameld, Lemberge en marcheerde naar het iets verderop gelegen Bottellare. Het aantal krijgsgevangenen was toen tot een 225-tal opgelopen (inclusief de 72 van gisteren). Tweeënzestig 'Moffen' zaten in Lemberge opgesloten, honderdtwintig (zie Groep Baeyens) in Gontrode, twintig inGavereen drieëntwintig in Melle-Heusden. Omstreeks 15u verschenen 3 Bren carriers van het 61rst Reconnaissance Regiment (50" Britse infanteriedivisie) op het Koning Albert I plein te Bottelare. "Ik stond die namiddag op de uitkijk aan de kruising tussen de Edelarendries met de Hundelgemsesteenweg ", vertelt Gaston Willems, lid van de Groep Bottelare. "Opeens zag ik Britse voertuigjes op de steenweg. Ik zette mijn fiets tegen de gevel, trok mijn gloednieuwe 'uniform' aan - die had ik, veiligheidshalve, mooi ingepakt op mijn bagagedrager gebonden - en deed de eerste carrier stoppen. Na een korte 'kennismaking' met de bemanning, kroop ik in het voorste rupsvoertuigje en leidde de Britten, via de Edelarendries en de St.-Annastraat naar het K. Albert I plein, waar wij uitbundig door de inwoners en de Héronmannen van Jean Boogaerts werden onthaald. Omstreeks 16u gidste ik de Bren carriers naar de boerderij van landbouwer De Kerpel, op de Burg. Van Gansberghelaan te Lemberge, waar de opgesloten Duitse krijgsgevangenen aan de Britten werden overhandigd." In zijn scriptie schrijft Patriek Duportail: "(... ) ~le verzetslui, waarvan een zeer groot deel 'septemberweerstanders', bezorgden de bevolking (van Bottelare) tijdens de bevrijdingsdagen heel wat ongemakken. Luitenant Charles De Clercq zou bij zijn aankomst in Bottelare de handen meer dan vol gehad hebben met de toegestroomde verzetsstrijders waarvan velen, wegens hun ongedisciplineerd gedrag, de plaatselijke bevolking meer last berokkenden, dan wat de inwoners tijdens de bezetting hadden doorstaan(... ) Sommige getuigen hadden het vaak over Jean Duhame~ de beroepsmilitair die in Bottelare de plok zwaaide. Hij was een kleine, gezette, onverschrokken kerel(... ) Door het vertrek van Jean Boogaerts werd het in Bottelare rond het schuiloord (Le

294


Paddock) terug wat rustiger(... ) Onder leiding van Jean Duhamel konden de gebleven Bottelaorse verzetslieden de streek verder zuiveren en de jacht op de colloborateurs kon gestart worden. "

Rond 16u30 slaagde Jean Boogaerts erin zijn mannen 'tot de orde' te roepen en verliet met hen Bottelare. Langs de St.-Annastraat, de Berrenstraat, de Veldstraat, de Hundelgemsesteenweg en de Zwijnaardsesteenweg, bereikte de bonte stoet de 'Hutsepot' te Zwijnaarde. Op de Oudenaardsesteenweg stonden talrijke Britse tanks en andere legervoertuigen 'geparkeerd'. Toen Boogaerts de steun van "één enkele tank" vroeg, werd hem deze hulp categoriek geweigerd. Hij kreeg zelfs te horen dat het hem verboden was de stad in te trekken: ginds, in de Krijgslaan; waren immers onderhandelingen aan de gang. In 1996 stelde ik een einde aan een meer dan 50 jaar durende controverse: het was Generaal-majoor Walter Bruns die aan de onderhandelingen deelnam (zie 'The Desert Rats at Ghent' by Jean-Paul Marchal in 'After the Battle' N°94) en niet Generalleutnant Wilhem Daser, zoals de historici het sinds 1945 hadden beweerd! Ikzelf maakte toen, onbewust, dezelfde fout.

Het gros van de manschappen negeerde echter het verbod en besloot - zonder Jean Boogaerts- langs de Zwijnaardsesteenweg verder op te rukken. Aan de kruising met de Galglaan kwam echter abrupt een einde aan de 'blijde intrede': van een Britse officier kregen de 'ongehoorzame' Verzetsstrijders te horen, dat zij onmiddellijk rechtsomkeer moesten maken! Noodgedwongen keerden de 'rebellen' naar Zwijnaarde terug, waar zij inkwartiering in boerderijen en schuren zochten.

15. HET NOODLOT SLAAT TOE Rond het tijdstip dat de groep van Jean Boogaerts de 'Hutsepot' bereikte (omstreeks 18u), waren marconist Albert Wouters (zie 'De radioverbindingen met Engeland') en René Thienpont (van Le Héron) op weg naar St.-Martens-Latem. In Bachte-Maria-Leeme sloeg het noodlot echter toe! Over dit drama legden twee ooggetuigen, Jules Van Daele en zijn echtgenote Hortense Ranson, de volgende verklaring af (in Liefde trotseert den dood van J.B.Van Kempen): "Het was 5u.30 in den namiddag den 5n September 1944. Wij bevonden ons op onze hofstede gelegen vlak nevens den steenweg (Gent-Deinze); aan de overzijde der baan is het fietspad, rechtover mijn woonst is de hofstede van A. Adams-Van Wassenhove.

295


Op den hoek onzer woning verborgen in de haag, was een anti-tankkanon opgesteld. Het affuit gericht naar Deinze. Het was bediend door zes Duitschers (... ) Om duidelijk te zijn zal ik gebruik maken van gegevens en namen die mij slechts later zijn bekend gemaakt (Jules en Hartenee ondertekenden hun verklaring op zondag 19 augustus 1945). Twee jongens kwamen snel uit de richting van Bachte gereden, het gevaar niet vermoedende! Het waren twee jongens van het Geheim Leger bij het uitvoeren van een opdracht in bevolen dienst, en op weg naar het geheime hoofdkwartier van St.-Martens-Laethem (villa Van Looy). De Duitsehers hadden ze waargenomen bij middel van hun verrekijkers; overigens was de baan gansch verlaten. Bij het naderen van de fietsers hadden de Duitsehers zich verborgen opgesteld. Van zoodra ik die ongewone drukte waarnam hebben wij ons in de kamer voor het venster opgesteld(. .. ) Voor onze woning gekomen sprongen de Duitsehers vóór de fietsers; korte en harde bevelen weerklonken. De twee jongens, verrast, konden niets anders dan stilhouden. Een streng onderzoek begon. De Duitsehers waren vooral verbolgen op den tweeden fietser, René Thienpont, die vervoerder was van een valies: inhoudende witte Overalls en een apparaat (overseiningspost). Hij was ook drager van de gevaarlijke papieren (de geheime codes) en een revolver. Gedurende het onderzoek van René Thienpont bevond de eerste fietser, Albert Wouters, zich op vijf passen daarvan verwijderd en onbewaakt. Bij het Commando: handen omhoog, hooger op, sloeg Albert Wouters onmiddellijk op de vlucht. Wouters vluchtte de hofstede van A. AdamsVan Wassenhove door het openstaande hekken op, achtervolgd door twee Duitschers. Hij was ons seffens uit het oog verdwenen achter de gebouwen. Wij hebben dan nog verscheidene schoten gehoord en 't is slechts vier-entwintig uren nadien dat wij bij zijn lijk zijn kunnen komen, en hebben bestadigd dat hij op beestachtige wijze werd afgemaakt. Wat zijn makker René Thienpont betreft hij is kalm ter plaatse gebleven, door vier Duitsehers in bedwang gehouden. Enkele oogenblikken nadien heeft een Duitscher, die René Thienpont gedurig met zijn wapen bedreigde, een schot gelost, die hem in de maagstreek trof René stortte neer in de gracht. Ik, Jules Van daele, ben naar den zolder geklommen, van voor het venster, dat op den steenweg uitgeeft, heb ik beter het slachtoffer kunnen waarnemen. Ik zag René Thienpont gezeten in de gracht lichtjes gebogen, de vuisten op den buik gedrukt. De Duitsehers die Albert Wouters hadden achtervolgd waren terug, wilde gebaren makende en roepende. Ik kon vermoeden dat het met deze ongelukkige gedaan was. Wij hebben dan gezien dat een Duitseher naar de gemeente is gereden. Een Duitsch officier is per moto-car (sidecar) aangekomen tot vlak bij den gewonden René Thienpont. Deze officier werd alles getoond en zag de papie-

296


ren vluchtig in. Hij gaf een korte wenk aan een Duitsch soldaat; een schot knalde en raakte hem in het hoofd, René Thienpont was dan op den slag dood( ... )." Op het tijdstip dat beide verzetsmannen werden vermoord, vierden, enkele kilometers verderop, de inwoners van St.-Martens-Latem hun bevrijding! (zie Gent, september '44 van Jean-Paul Marchal).

16. WOENSDAG 6 SEPTEMBER Omstreeks 07u werd de buurt waar de mannen van Jean Boogaerts ingekwartierd lagen door luide kreten gewekt: landbouwers waren een zekere Stevens aan het afranselen! Volgens Jean Boogaerts "had iemand reeds met een spade op zijn kop geslagen. Tijdens zijn ondervraging bekende hij hooimijten in brand te hebben gestoken om alzo de Britse posities aan de Duitsers te signaleren. Ik gaf Raph (schuilnaam van Jozef De Vuyst) de opdracht de kermende man uit zijn lijden te verlossen. " Carolus Vande Velde gaf mij destijds een andere 'versie' van het voorval: · "Een boer had reeds enkele keren zijn riek in de hooiberg gestoken en de verscholen dader in volle borst geraakt: het bloed stroomde uit zijn wonden. Op een teken van Jean Boogaerts - duim naar beneden gericht, zoals bij de Oude Romeinen - gaf Raph hem het genadeschot."

De Héronmannen verlieten Zwijnaarde rond 09u en marcheerden langs de Zwijnaardsesteenweg en de Overpoortstraat de stad binnen.

17. GROUPE MOBILE LA SARCELLE Sommige Héronmannen streden samen met de Britse 7e Pantserdivisie, het 2m1 Battalion The Glasgow Highlanders en de 1e Poolse pantserdivisie, voor de bevrijding van onze stad. Anderen zorgden voor de intendance of voerden bewakingsopdrachten (bruggen, haven, vliegveld van St.-Denijs-Westrem, enz.) uit. Rond half september gaf Auguste Haus zijn fiat voor het vormen van. een 'gemengde eenheid', bestaande uit vrijwilligers van alle Gentse refuges: de Groupe Mobile La Sarcelle. Jean De Bie (van La Sarcelle) werd de bevelhebber van deze gevechtseenheid. 0/lt. Jozef De Vuyst kreeg de leiding over een peloton bestaande uit Héronmannen, en ollt. Frans Versyp over een peloton samengesteld (grotendeels) uit mannen van La Sarcelle. 297


Op 19/09/44 hield Raoul Raemdonck (de bevelhebber van de sector Gent) in de Nieuwebosstraat 9 te Gent, een receptie ter ere van de Canadese majoor A.E. Kelsey. Staande, op de achterste rij , van links naar rechts: De Schrevel (toen adjunct van Raemdonck), Moulard (toen bevelhebber van L'Eider) en Jean Boogaerts (bevelhebber van Le HĂŠron ). Zittend, van links naar rechts: Mw. Raemdonck, majoor A.E. Kelsey en commandant Maurice Goethals. Raoul Raemdonck staat uiterst rechts. (Kopie Vande Velde)

"Op 20 September stonden we weer te Gent, in afwachting van een nieuwe opdracht" (1. De Vuyst in Het Geheim Leger vecht, p. 20). Enkele regels verder schrijft hij : "Eindelijk was het gelukt. Het 2' Canadeesche legerkorps vroeg versterking voor het Leopoldkanaal te St. Laureins " . Vier dagen later bereikten (rond de middag) de manschappen van de Groupe Mobile La Sarcelle (ongeveer 60 man sterk) St.- Laureins waar zij, samen met het Canadees 'Lincoln and Welland Regiment', zouden strijden. "Om minder op te vallen, raadden Canadese soldaten ons aan onze 'witte uniformen' met modder te camoufleren" , vertelde me Maurice Pringels. Intussen werd met de Canadese overheid onderhandeld om de Groupe Mobile als Belgian Company op te nemen . Op 1 oktober schrijft Jozef De Vuyst (opp. 27): "De onderhandelingen hebben succes. ledereen zal volledig geĂŤquipeerd worden. Dezelfde 'rations ' voor onze A.S.-jongens als voor den geallieerden soldaat. Een splinternieuw uniform en vooral schoenen met daarbij een Engelsche bewapening zullen den 'Groupe Mobile' eens in 't nieuw steken". 's Anderendaags werden de mannen, rond 14 uur, afgelost en naar Maldegem afgevoerd, waar zij - onder toezicht van kapitein Rendal (Belgische verbindingsofficier) -een Canadese uitrusting kregen. 298


•••

... :..

• I

I

Op 4 oktober om 10 uur verliet de Belgian Company (ongeveer 85 man sterk) Maldegem, en trok op naar Moerkerke. Ginds werd zij aan de C compagnie van het Canadees 1e bataljon The Lake Superior Regiment gedetacheerd. De grenzen van de sector van het peloton Raph (Jozef De Vuyst) waren grosso modo: zie kaart - in het noorden: het deel van de Schipdonkvaart-zuid, van de Leestjesstraat tot op ongeveer 200m van de Jacxsensbrug; -in het oosten: de Leestjesstraat; - in het zuiden: de Brieversweg; - in het westen: de Sareptastraat en de straat genaamd Moerkerkebrug. De sector van het peloton Minauche (Frans Versyp) lag rechts (ten oosten) van de Leestjesstraat De Belgian Company werd op 25 oktober 1944 in Moerkerke afgelost en keerde definitief naar Gent terug.

299


De mannen van de Belgian Company werden, na hun terugkeer uit Moerkerke op 25 oktober 1944, in het Technisch Instituut O.L. Vrouw (Tweebruggenstraat) tijdelijk ingekwartierd. Op de koer poseren, van links naar rechts: dokter Henri Hemeleers, Jozef De Yuyst, commandant Jean De Bie, Gaston Comelis, aalmoezenier Charles de Potter en Frans Yersyp. (Kopie K. Lanclus).

De Groupe Mobile La Sarcelle verloor in totaal vijf man: - Aimable Van Den Berghe (peloton Minouche) op 27/09/44, te St.-Laurems - Alfons Martens (peloton Raph) op 28/09/44, te St.-Laureins Gustaaf Geirnaert (peloton Minouche) op 07110/44, te Moerkerke Gérard Iterbeke (peloton Raph) op 12110/44, te Moerkerke Jules Laforce (peloton Raph) op 12110/44, te Moerkerke Zijn in het dodenlijstje niet opgenomen: Femand De Grieve en Robert De Splenter. Beiden sneuvelden in Mariakerke, respectievelijk op 12 en 13/09/44, net vóór de oprichting van de Groupe Mobile La Sarcelle.

300


Op 27/10/44 bracht de Belgian Company hulde aan haar gesneuvelden. Na de plechtigheid op de Westerbegraafplaats, liet een deel van het peloton Raph. (J. De Vuyst) zich op de Bevrijdingslaan fotograferen . Staande, van links naar rechts : ?, Kamiel Lanclus, Edgard Goedertier, Jozef De Vuyst, Charles Verachtert, Romein De Smet en Lucien Deprez. Geknield, van links naar rechts: RĂŠmi Helderweirdt, Gaston Van Gullinck, ?, Christian Van Hecke. (Kopie K. Lanclus).

EPILOOG

De naoorlogse generatie heeft de neiging het gewapend verzet, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de ontsnappingslijnen en inlichtingsdiensten, volledig negatief in te schatten. Ook de inwoners van Moerkerke hadden weinig lof voor 'De Witte Brigade'! Zo werd mij verteld dat de verzetsmannen de leegstaande hoeven bezette en alles meenamen wat kon dienen. Kasten en vloeren werden opengebroken, sloten geforceerd, enz. "Zij waren ongetwijfeld op zoek naar geld of andere waardevolle dingen. Op zeker dag kwam commandant De Bie mijn verzameling postzegels bekijken en vroeg of hij mijn album eventjes mocht meenemen: ik wacht nog steeds!", klaagde een verbitterde boerin. De negatieve houding van de Gentse bevolking tegenover het verzet werd, en wordt nog steeds, in de hand gewerkt door het feit dat de meeste 'weerstanders' pas actief werden wanneer alles voorbij was! De voornaamste 'daden' van deze zogenaamde 'septemberweerstanders' beperkten zich meestal tot het aanhouden van (dikwijls vermeende) collaborateurs en het plunderen. 301


Hun toegeëigende en tegenstrijdige verhalen schiepen ook zeer veel ongeloof. Er werden zelf verzetsmannen gehuldigd (en soms gedecoreerd, jawel!) voor 'acties' waaraan zij niet hadden deelgenomen! Dit had tot gevolg dat het gewapend verzet op weinig geloofwaardigheid en sympathie mocht rekenen. De echte verzetsstrijders distantieerden zich na de oorlog van deze 'bendes' en zwegen uit schaamte.

GERAADPLEEGDE LITERATUUR

F. BBCKERS-Door Die- Uitg. F. Beekers-Diest 1975 H. BERNARD- Het Geheim Leger 1940-1944- J. Verbeke- Gent 1986 J. BOOGAEIITS- onuitgegeven nota's J-L. CHARLES & Ph. DASNOY - Les dossiers secrets de la police allemande en Belgique Editions Arts & Voyages- Brusse11972 DJ. CHAUSSEE- Parachutage de nuit- J.M. Collet- Braine-1' Alleud 1996 P. DUPOIITAIL - Botte/are, een plattelandsgemeente in Wereldoorlog Twee - Verhandeling voorgelegd tot het behalen van de graad van licentiaat in de geschiedenis - Rijksuniversiteit Gent 1995 Gedenkboek De Coene & Speeckaert- N.V. Brasmus-Gent 1949 M. HUISRECHTS - Het Geheim Leger zone 111 sektor Gent- Proefschrift tot het behalen van de graad van licentiaat in de nieuwste geschiedenis. Rijksuniversiteit Gent 1983 J-P. MARCHAL- Gent, september '44- J. Verbeke- Gent 1992 J-P. MARCHAL m.m.v. G. VERHEGGEN-De bombardementen van Merelbeke- J. Verbeke -Gent 1995 J-P. MARCHAL- The Desert Rats at Ghent- After the Battle N"94 - Battle of Britain Prints London - 1996 J-P. MARCHAL-De Woestijnratten in Gent- '40- '45 Toen en Nu N"94- Uitg. Quo VadisSoest 1999 H. NEUMAN -Avant qu 'il ne soit trop tard- Ducu1ot - Paris-Gembloux 1985 F. STRUBBE- Geheime Oorlog 40-45: deinlichtings-en actiediensten in België- LannooTielt 1992 C. VANDE VELDE- onuitgegeven nota's J.B. VAN KEMPEN- Liefde trotseert den dood- Vanmelle- Gent G. VAN POUCKE- Niet langer geheim - J. Verbeke - Gent 1987 M-P. VERHAEGEN - Merelbeke in de oorlog -Verhandeling voorgelegd tot het behalen van de graad van licentiaat in de Geschiedenis, richting Nieuwste Tijden. Rijksuniversiteit Gent 1990 M. VERSCHOORIS - De papegaai is geschoten - Snoeck-Ducajou & zoon - Gent 1994

Jean-Paul MARCHAL

302


IK ZOU DAAR EEN BOEK KUNNEN OVER SCHRIJVEN De charmes van de dagelijksbeid (Vervolg) zondag 2 januari 1955 Net zoals ik dat ieder jaar doe, stap ik op nieuwjaarsdag ook eens binnen bij Clara en Henri. Ze wonen in Evergem in de Schoonstraat in een heel klein huisje met een laag deurtje, nogal afgelegen van de straat, recht tegenover het café waar moeder met haar ouders in het midden van de jaren dertig heeft gewoond ... en ernaast het huis van Joseph en Marie, waar ik in 1947 was uitbesteed door vader. Clara is een jeugdvriendin van moeder en het waren Clara en Henri die in de oorlogsjaren voor mij Sinterklaas en Zwarte Piet kwamen spelen. Clara is een lieve, levendige vrouw, wel een beetje simpel. Henri is al ·even vriendelijk en gemoedelijk... toen ik kleiner was, liep ik altijd achter hem aan naar het schuurtje, naar zijn konijnenhokken, naar het lapje grond achter het huisje ... hij heeft me eens een gedroogde varkensblaas gegeven. Als Ciara de bloemen water gaf, mocht ik de arm van de houten pomp, die nog steeds voor het huisje staat, omhoog trekken. Henri is fabrieksarbeider en rijdt iedere dag met de fiets naar Gent. Hij heeft in huis nog steeds de koperen carbuurlamp, die voor de oorlog op zijn fiets stond. Wat ik al verscheidene keren heb horen vertellen - hij heeft het tot zijn schrik ooit eens meegemaakt dat de zak van zijn jas in brand stond omdat hij zijn aansteker niet goed had afgesloten. ledere zondag rijden ze samen naar het voetbal op het plein van Evergem. Ze hebben geen kinderen. Ook de moeder van Clara leeft nog, een klein vrouwtje dat altijd in het zwart gekleed gaat en een muts draagt, overdag met een haakwerkje zwijgzaam naast de stoof zit en 's nachts in de voorkamer in een klein houten bedje slaapt. Daar hangen ook enkele grote foto's en prenten aan de muren waar ik al vaak geboeid heb staan naar kijken. Clara en Henri slapen in de voutekamer en toen ik vier of vijf jaar was ben ik eens bij hen blijven slapen. Ik mocht tussen hen in slapen. Het merkwaardigst en gezelligst in dit huisje vind ik de woonkamer. Een kleine lage ruimte met donkerbruine houten balken waaraan altijd een of meerdere hespen in rood-wit geblokte linnen zakken hangen, slechts één klein venstertje met witte gordijntjes, een in verhouding zeer grote open haard met een Leuvense stoor," en boven de haard een brede balk waarop een hele reeks wit-blauwe borden staat met afbeeldingen van veldslagen, in het midden een grote koperen Christus achter glas in een ovale lijst. Clara heeft eens verteld dat hier, toen ze nog klein was, geen vloer lag, alleen aangestampte aarde. Haar vader, die ik niet heb gekend, was een keuterboertje. (Toen ik enkele jaren later de romans van Cyriel Buysse las, stelde ik me bij 303


de beschrijving van de huisjes van de personages altijd het huisje van Henri en Clara voor.)

zondag 16 januari 1955 Sedert een paar weken wordt de andere helft van het huis eveneens bewoond. Jammer genoeg door een man alleen, een handelsreiziger bovendien, die de hele dag en soms dagen na elkaar van huis weg is. Meneer Guillaume is wel een eigenaardig iemand. Een vriendelijke man ... een goed geklede heer, iemand die zelfs niet helemaal past in dit huis en deze omgeving. Hij heeft ook een hele geschiedenis achter de rug, waar hij reeds een en ander heeft over verteld, toen hij hier op een zondagmorgen uren met moeder en Marcel heeft zitten praten. Hij zat daar naast het gasfornuis in pyjama en kamerjas, op blote voeten in slippers en hij rookte de ene sigaret na de andere. Hij is gendarm geweest, een zwaantje, tot hij ooit zwaar gewond is geraakt, toen hij in de winter in de Ardennen met zijn motor is geslipt en zwaar is gevallen. En ... hij heeft zijn vrouw vermoord ! Niet echt vermoord met voorbedachte rade ... maar tijdens een echtelijke ruzie heeft hij haar bij de keel gegrepen ... en zonder het te willen heeft hij te lang en te hard geduwd ... en toen was ze dood. Dat heeft hem natuurlijk enkele jaren gevangenis gekost. Nu heeft hij een vriendin, ergens in Limburg, maar dat is een tamelijk ingewikkelde relatie. Eerst en vooral is er haar moeder, die altijd moeilijk doet en die hij liefst zoveel mogelijk uit de weg gaat ... en zijzelf is vaak ziek en hij ziet haar niet zo dikwijls. Hij hoopt wel haar eens hierheen te kunnen meebrengen voor een weekeinde.

maandag 24 januari 19 5 5 Telkens er een wereldtentoonstelling wordt georganiseerd, bouwt men iets speciaals dat de aandacht van de hele wereld trekt, een teken des tijds, een symbool ĂŠn voor de wereldtentoonstelling ĂŠn voor het tijdperk waarin ze plaats heeft. Tijdens de eerste wereldtentoonstelling te Londen werd Crystal Palace gebouwd, een paleis van staal en glas. In 1889 werd te Parijs de Eiffeltoren opgetrokken als symbool van het tijdperk van staal. De huidige tijd staat zonder twijfel in het teken van het atoom en dus zal er te Brussel een Atomium te zien zijn. Het Atomium wordt, zoals ingenieur Waterkeyn beweert, een vergroting met factor 160 miljard van een ijzerkristal. Het bouwwerk zal de vorm hebben van een kubus die overhoeks op een van zijn atomen rust. Het monument zal 102 m hoog zijn en 2.400 ton wegen. De negen atomen zullen uitgebeeld

304


worden door enorme bollen met een diameter van 18 meter. De bollen zullen onderling verbonden worden door diagonale buizen van 29 m lengte waarin een roltrap wordt gebouwd, zodat de bezoekers van de ene bol naar de andere kunnen gaan. Slechts zes van de negen bollen zullen gebruikt worden. Met de lift kom je in 23 seconden van het gelijkvloers in de bovenste bol. In de bovenste bol komt een restaurant met een panoramisch uitzicht op de wereldtentoonstelling en de stad Brussel. vrijdag 11 februari 1955 In 1954 bedroeg de totale bevolking van Gent 163.578 inwoners. Bovendien waren er 3.402 of2,07% vreemdelingen. De meerderheid van de vreemdelingen zijn Europeanen, meer in het bijzonder West-Europeanen. De andere werelddelen zijn zwak vertegenwoordigd: 54 Amerikanen, 7 Brazilianen, 1 Chinees, 1 Turk, 7 Australiërs, 3 Zuid-Afrikanen. In de stad leven ook nog 12 UNO-vluchtelingen. zaterdag 12 februari 1955 In 1954 werden in het Stedelijk Bewaarhuis ofRolleke 1.846 personen opgesloten. Bij politiemaatregelen:1.611. Wegens landloperij : 29. Behoeftigen die om nachtverblijf kwamen verzoeken: 206. In Gent doet de uitspraak de ronde dat je tenminste één keer in je leven een nacht in het Rolleke moet hebben doorgebracht, anders ben je geen echte Gentenaar. Het Rolleke was vroeger een gesticht voor vondelingenen ... en de rol of de schuif die daar aan te pas kwam, heeft de naam gegeven. Het was ondergebracht in het voormalige godshuis Sint-Jan ten Dullen. Het gesticht werd in 1863 afgeschaft. Het werd een stadsgevangenis in 1902. woensdag 2 maart 1955 Na de Tweede Wereldoorlog heeft het toerisme een hoge vlucht genomen en algemeen wordt verwacht dat het in de toekomst verder in stijgende lijn zal gaan. Ook te Gent was de toename van binnen- en buitenlandse toeristen vorig jaar zo groot dat er in de topmaanden nergens meer een hotelkamer te vinden was. Helaas heeft Gent te weinig hotels. De stad beschikt amper over een 40-tal hotels met samen ongeveer 600 kamers, waarvan slechts de helft beantwoordt aan het comfort van een internationaal klasse hotel. Wat te doen met de bezoekers aan de Vijfjaarlijkse Floraliën (dit jaar vanaf 305


23 april) ? De Internationale Jaarbeurs der Vlaanderen? De miljoenen mensen die in 1958 de wereldtentoonstelling te Brussel en wellicht ook de Gentse monumenten en musea zullen bezoeken ? Enkele hoteliers denken eraan hun zaak met 20 à 30 kamers uit te breiden. Maar er moeten dringend nieuwe hotels worden gebouwd. Liefst zo dicht mogelijk bij het stadscentrum, in ieder geval op geschikte plaatsen voor het gemak van de toeristen. Sommigen stellen voor het Pand, het gewezen klooster van de Dominikanen in Onderbergen, waar tot kort geleden 120 kamers als woongelegenheid werden verhuurd aan arme sukkelaars of als ateliers aan kunstenaars, af te breken. Een uiterst geschikt en groot terrein, practisch in het stadscentrum, met de nodige plaatsruimte om te parkeren. Hier zou beslist een hotel van internationale klasse met een honderdtal bedden kunnen worden opgetrokken. Tja, waarom niet ! Tachtig jaar geleden hebben gelijkgestemde cultuurbarbaren, ondanks protest van archeologen en Gentenaars die van hun stad houden, reeds de oude kapel van het klooster, een merkwaardig overblijfsel van middeleeuwwse gotiek, afgebroken. Als men die vertegenwoordigers van slechte smaak en kortzichtigheid, veroorzaakt door zich blind te staren op betonnen constructies, hun gang zou laten gaan, komt heel het stadscentrum onder de slopershamer.

zondag 20 maart 1955 Bij de scouts zijn we het kamp te Louise-Marie in de buurt van Ronse aan het voorbereiden ... en om mijn goede wil te tonen en ook mijn steentje bij te dragen, heb ik een stel grote kookpotten naar huis meegenomen. Die zijn na een vorig kamp zo smerig teruggebracht en terug in de kasten geplaatst, dat ze eerst grondig gereinigd moeten worden, vooraleer ze opnieuw gebruiksklaar zijn. Ik ben met mijn fiets beladen met potten helemaal te voet moeten terugkeren, anders kon ik ze niet dragen. Toen ik daar mee thuiskwam en moeder liet zien wat ik had meegebracht, sprak ze schande over die vuilaards die het eetgerei zo smerig hadden teruggebracht en achtergelaten. « Kijk eens hier... de brokken hangen er nog aan en er groeit schimmel op de bodems en tussen de randen van de deksels ... en daar moeten jullie eten in klaarmaken! Ik zou niet in uw plaats willen zijn ! Om ziek van te worden ! » Ze heeft wel onmiddellijk een ketel water gekookt en soda in de potten gegooid ... na een nacht weken, kunnen ze morgen met een ijzeren spons eens duchtig onder handen worden genomen. « Als we die aangekoekte troep daar nog ooit af krijgen ».

woensdag 20 april 1955 Gisteren heeft het Gentse operapubliek afscheid genomen van Vina Bovy. 306


Vina Bovy, geboren te Gent in 1900, was een van de grootste coloratuursopranen van haar tijd, die overal ter wereld met veel succses heeft opgetreden ... en van 1947 tot gisteren was ze directrice van de Gentse Opera. Er is de laatste jaren heel wat kritiek geweest op haar beleid en het feit dat ze te lang en te vaak en te goed betaald op de planken heeft gestaan ... maar nagenoeg iedereen is het erover eens, dat de opera onder haar leiding een hoog artistiek peil heeft bereikt. Marcel vond het heel jammer dat hij niet is kunnen gaan kijken en luisteren, maar hij is vaak genoeg naar de opera geweest om Vina Bovy te kennen ... en ook ik heb haar één keer horen zingen. vrijdag 22 apri11955

Voor een paar dagen logeert Rita bij ons. Rita is een achternichtje, de dochter van nicht Georgette, op haar beurt de dochter van tante lrma uit Drongen. Op een of andere manier houdt moeder tamelijk veel van dat meisje ... en toen dat onderwerp toevallig ter sprake kwam, was vrijwel onmiddellijk iedereen het ermee eens dat ze een paar dagen bij ons mocht komen logeren. Moeder zou het op zich nemen met haar eens naar het stadscentrum en de Sarma te gaan ... en behalve dat ze bij mij kan slapen, zal ik ook wel iets bedenken om haar verblijf aangenaam te maken. Rita is rustig, beleefd en absoluut niet veeleisend en iedereen vindt het aangenaam dat kind hier in huis te hebben. Moeder is, zoals afgesproken, met haar eens naar de Sarma geweest ... maar ik ben niet zo vindingrijk in het bedenken van verrassingen voor een meisje van 12 jaar. Telkens er boodschappen moeten worden gedaan, doen we dat samen. De enkele albums en beeldverhalen die ik nog bezit, heb ik voor haar op een stapeltje gelegd. In postzegels is ze niet geïnteresseerd. Gisteren in de late namiddag zijn we met Marcel eens tot aan de Drie Leien gereden. Mijn voorstel om ook eens naar Belzele te rijden -Rita kent Meetjeniet eens werd afgewezen. (Toen vele jaren later moeder op een dag hoorde dat Rita haar vriend in de steek. had gelaten om met een vrouw te gaan samenwonen, was haar liefde op slag bekoeld. Tja, het gebeurt in de beste families dat er eens iemand met andere voorkeuren tussen zit. Maar met dergelijke verontschuldigingen moet je bij moeder niet voor de dag komen. Homo's en lesbiennes, dat zijn viezeriken. Bah ! Als· ze ooit nog eens Rita tegen het lijf zou lopen is de kans groot dat ze haar begint uit te schelden, eerder dan haar een goedendag te geven. Open geesten zouden van «bekrompen vooringenomenheid» durven gewagen ... maar wat dat betreft moet ik mijn bek houden, want ik ben daar ook niet helemaal van vrij te pleiten. Als bepaalde standpunten je al met de paplepel worden meegegeven ... )

307


maandag 25 april 1955

Wilfried, een jongen van de klas met wie ik nochtans niet bijzonder bevriend ben, heeft me vorige week voor het eerst en vandaag zowel vanmorgen als vanmiddag met veel enthousiasme gesproken over jeugdherbergen, waar hij alles lijkt over te weten -die zouden reeds voor de Eerste Wereldoorlog in Duitsland zijn ontstaan ; ze bestaan sinds 1931 ook in België ; er zijn ongeveer 2.000 jeugdherbergen over de hele wereld ; de mensen die een jeugdherberg leiden, worden jeugdherbergouders genoemd; je kunt er goedkoop overnachten en eten- en hij stelde voor dat we in de grote vakantie samen een fietstocht zouden maken naar de Ardennen, zo mogelijk zelfs tot in Luxemburg. Een tocht van de ene jeugdherberg naar de andere. Een tocht van een week, op een dag meer of minder zal het wel niet aankomen. Daar vanavond thuis over gesproken. De eerste reactie van moeder was, zoals te verwachten was, negatief: veel te ver en veel te gevaarlijk... en ze kon zich bovendien niet voorstellen dat ik samen met een jongen van mijn leeftijd een week weg zou zijn ... en dat ze niet precies zou weten waar we zijn, wat we doen, wat we eten, waar we slapen. «En als ge eens ziek wordt onderweg ... of ge komt daar 's avonds in een jeugdherberg toe en het is volzet of ze hebben geen eten meer, wat gaat ge dan doen !» Marcel daarentegen vond het een uitstekend idee dat we zelf de wereld gaan verkennen en dat we min of meer ons plan leren trekken. Hij wil wel eerst alles weten over jeugdherbergen ... en hij zou ook eens willen kennismaken met de familie van die jongen, zodat hij er zeker kan van zijn dat ik niet met iemand optrek die hij niet vertrouwt of die hem niet aanstaat. zaterdag 7 mei 1955

In 1870 besluit gravin de Courtebourne te Oostakker-Lourdes een Mariabeeld in haar tuin te plaatsen. Als dat beeld in 1873 wordt ingewijd, wordt haar park een trekpleister voor de omwonende bevolking. De gravin denkt eraan een kapel te bouwen ... maar bisschop Bracq besluit meteen er een kerk, een jezuïetencollege en het hotel de Lourdes op te richten. Op 7 april 1875 heeft er een miraculeuze genezing plaats: het been van Petrus De Rudder, dat sinds 1867 gebroken was en maar niet wou genezen, is dankzij een bijzondere tussenkomst van God, op voorspraak van Maria, plotseling genezen. Vlaanderen heeft nu echt zijn eigen Lourdes! De bedevaartgangers stromen toe: 20.000 in 1874,50.000 in 1885, 120.000 in 1905, 130.000 in 1954. Tussen 1874 en 1923 hebben er bovendien nog 117 miraculeuze genezingen plaats gehad. De bedragen aan giften en stipendia voor missen stroomden binnen. In de nabijgelegen cafés en restaurants kon men het wafels en pannenkoeken bakken amper bijhouden. 308


In het interbellum waren er speciale bussen om de Gentenaars naar Lourdes te brengen. Meetje rijdt leder jaar in de maand mei met de fiets naar Lourdes op bedevaart. Ze zal er na de rondgang wellicht ook wel een wafel eten"maar ze gaat in de eerste plaats op bedevaart om te bidden en ze meent het. Wij zijn er enkele jaren geleden een keer geweest met de honden : meer om er in een café te zitten dan uit vroomheid ... en ja... we zijn ook eens naar Lourdes geweest bij een gezin met drie dochters ... eigenlijk zou ik de meisjes nog wel eens willen terugzien. Ik vraag me af of er niet evenveel «bedevaarders» naar Lourdes gaan om er wafels te eten en pinten te drinken dan om voor de grot te bidden. Een gunst afsmeken en iets lekkers eten, geef toe -. een geslaagde combinatie. Toen we nog in de Sint-Lievenspoortstraat woonden heb ik eens een overtuigd katholieke vrouw met verontwaardiging horen vertellen dat ze naar Lourdes was geweest... en ze liep daar in de buurt van een groepje vrouwen, « echt gemene wijven », die zo'n smerige en vuile praat aan het vertellen waren als ze nog nooit op enige plaats had gehoord.

dinsdag 10 mei 1955 Toen ik vanmorgen in mijn bank stapte, had iemand een naakte vrouw van meer dan 20 cm groot diep in het hout gekerfd. Dat moet tijdens de eerste twee lesuren zijn gebeurd, want gisteren stond dat hier nog niet en de eerste twee uren hadden wij les in andere lokalen. Die gast moet er verstand van hebben: het uitgekorven beeld is perfect van lijn en verhoudingen, een echt kunstwerk, en de borsten zijn zo groot en uitdagend afgewerkt, dat ze mijn ogen uit mijn kop zuigen. Maar hoe en wanneer heeft hij dat gedaan ? Je kunt hier toch geen uur met een behoorlijk groot mes zitten kerven zonder dat iemand dat merkt ! En heeft hij dat op één of twee uur klaargespeeld ! Ik zou daar wel een hele dag voor nodig hebben ... en je zou waarschijnlijk niet eens merken dat het een vrouw is. Hoewel ik er liever zou blijven naar kijken, zal ik het toch aan de leraar moeten zeggen ... en nog een geluk dat we nu mevrouw De Pillecijn niet hebben, want dat zou toch wel gênant zijn om daar een vrouw bij te betrekken. Nu ja, het moet. Die bank is mijn vaste plaats en als hier straks een andere klas komt, denken ze misschien nog dat ik het heb gedaan. De leraar is komen kijken ... hij heeft gekeken en al de anderen die ook wilden kijken, weggejaagd ... toen zei hij dat ik elders moest gaan zitten ... hij zou straks de provisor verwittigen. Het zal wel niet moeilijk zijn om de dader te vinden. Als hij al niet onmiddellijk buiten vliegt, zal hem dat zeker een of twee dagen uitsluiting kosten ... en misschien zal hij wel schadevergoeding moeten betalen, want die bank kunnen ze wel tot stoofhout hakken. Jammer voor het talent van die gast ... hij zou beter naar de academie gaan om later graveerder of beeldhouwer te 309


worden ... misschien mag hij de schrijfplank van die bank wel meenemen om te tonen wat hij kan. vrijdag 24 juni 1955

Gisteren is Oswald Spruyt, die in 1953 zijn ouders heeft vermoord, door het assisenhof van Oost-Vlaanderen te Gent tot de doodstraf veroordeeld. De werkelijke drijfveer van de dubbele oudermoord heeft hij niet kunnen of willen zeggen. Een psychiater schrijft de oorzaak toe aan een plotse opstand tegen het ouderlijk gezag, dat het verwezenlijken van zijn verwachtingen belette. De hele week is er een ware stormloop van het publiek geweest om het «schouwspel» te kunnen volgen. Ook verscheidene letterkundigen, o.a. Prof Dr. F. Bauer en de jonge dichter Hugo Claus zijn er op afgekomen op zoek naar inspiratie voor nieuw werk. We hebben het er ook op school herhaaldelijk over gehad en onze leraar Latijn, meneer M. Smet, die evenals de studieprefect, de provisor en verschillende andere leraars als getuige waren opgeroepen, heeft ons verteld dat hij die jongen hier op school en in de klas heeft gekend als een moreel verdorven iemand. Als die meneer Mortier voor de rechtbank over mij zou moeten getuigen, zou hij, zonder mij te kennen, precies hetzelfde vertellen ... en in de mening verkeren dat hij de waarheid in pacht heeft, zonder juist te weten wat hij vertelt. Waar halen de mensen toch het recht vandaan oordelen over andere mensen uit te spreken die op niets of oppervlakkige indrukken zijn gesteund? De Hollanders zouden zeggen : «Hij staat uit zijn nek te lullen.» Daniël Van RYSSEL ('t vervolgt)

310


ENKELE NUMISMATISCHE HERINNERINGEN AAN DE FAMILIE VERBESSEM Huguette Taymans

INLEIDING Een aan Charles Verbessem opgedragen medaille is zo typisch voor de gegoede burgerij van vele Vlaamse steden op het einde van de 19de eeuw, dat het de moeite loont om dieper in te gaan op haar ontstaansgeschiedenis: Het stelt ons in staat om een beter zicht te krijgen op deze boeiende periode. De medaille is na het overlijden van Charles Verbessem in handen gekomen van zijn zoon Albert 1/. Samen met twee penningen van deze laatste, die hier ook besproken worden, is dit stuk in de verzameling van de Gentenaar Raoul Van Trappen terecht gekomen 2/.

PENNING OPGEDRAGEN AAN CHARLES VERBESSEM Biografie Charles LÊopold Verbessem werd geboren te Elsene op 4 april 1833. Zijn vader was Jean-François Verbessem en zijn moeder Catherine Prins. Op 19 maart 1854 verhuisde hij naar Gent, waar hij op 6 april1861 huwde met Maria Wille. Zij kregen twee kinderen, een dochter en een zoon. Als succesvol ondernemer 'J/ veroverde Charles Verbessem al gauw een plaats in de Gentse elite. Hij bracht het onder meer tot : - provincieraadslid voor de liberale partij van 27 mei 1872 tot 5 juni 1898 (in deze functie werd hij opgevolgd door zijn zoon Albert); -lid van de Gentse vrijmetselaarsloge "Le Septentrion"; -consul van de Dominicaanse Republiek (sinds 1871); - ondervoorzitter van het diplomatiek korps van Gent; - stathouder bij de handelsrechtbank van Gent (van 1876 tot 1882). - voorzitter van het Nationaal Toneel van Oost-Vlaanderen; - voorzitter van de muziekmaatschappij "De Noordstar". Charles Verbessem was daarnaast ook uitermate actief op filantropisch vlak. Op 25-jarige leeftijd werd hij lid van de Gentse menslievende vereniging "De Zonder Naam Niet Zonder Hert", die twee jaar voordien was opge311


richt 1/. Van 1881 tot aan zijn dood was hij er de voorzitter van. Onder zijn impuls werden door de vereniging te Gent vijf volksrefters geopend, ambachtsscholen opgericht en kleding verschaft aan de behoeftige kinderen der stadsscholen. Ook bij andere gelegenheden zette hij zich in voor de noodlijdenden : tijdens de katoencrisis in 1863 verschafte hij werk en voedsel aan de werkloze fabrieksarbeiders, tijdens de choleraepidemie van 1866 richtte hij een van zijn huizen (in het Meerhem) in als toevluchtsoord voor de getroffenen, en bij de overstromingen in de stad in 1872 hielp hij de getroffenen met raad en daad. Na een ziekte van enkele maanden overleed Charles Verbessen te Gent op 5 april 1899. Hij werd er begraven op de Westerbegraafplaats 'j_/.

Charles Verbessem Copyright Stadsarchief Gent, Foto C. Hourez

312


De eerste-steenlegging van de Gentse voorhaven Meer dan vijftig jaar na de laatste grote investeringen was de Gentse haven dringend aan uitbreiding toe. Op 2 augustus 1880 besliste het stadsbestuur om het Tolhuisdok te graven en de Muidesluis te vervangen door een nieuwe sluis aan het Tolhuis en een andere in het De Pauw-kanaal. Door het slopen van de Muidesluis ontstond een rechtstreekse verbinding tussen het Handelsdok en het kanaal Gent-Terneuzen. Tevens zou een nieuwe voorhaven van 1.096 meter lang en 80 Ă 100 meter breed gegraven worden. De aannemers Willems en Casse werden aangeduid om de werken uit te voeren. Deze moesten in 1884 voltooid zijn . Op 11 juni 1882 werd de eerste steen gelegd van de kaaimuren. In stoet begaf men zich van de Korenmarkt naar de in aanleg zijnde voorhaven. Daar schetste burgemeester H. Lippens de geschiedenis van de Gentse haven, waarna de Minister van Binnenlandse zaken Rolin-Jacquemyns het belang van het kanaal Gent-Terneuzen toelichtte. Vervolgens werd, in een werkkamer die met kettingen aan een vlottende stelling hing, de steen ingemetseld. Hij bevatte een oorkonde Q./ en de muntstukken van dat jaar. Het stadsbestuur gaf een penning uit om deze gebeurtenis te vereeuwigen.

Herdenkingspenning van de stad Gent Op het leggen van de eerste steen der kaaimuren van de voorhaven!! juru 1882

De tweede-steenlegging door "Le Royal Waterzoei de Bruxelles" In deze periode was te Brussel "Le Royal Waterzoei de Bruxelles" actief, onder de bezielende leiding van Gustave Lemaire van "l'Etoile beige". De leden van deze zeer gesloten kring waren vooraanstaande en gegoede personen (industriĂŤlen, advocaten, politici, kunstenaars en andere notabelen), zowel uit de hoofdstad als uit andere steden van het land. Hoofddoel van de vereniging was het geven van uitgebreide en spectaculaire gastronomische feesten. 313


Haar naam had zij te danken aan haar "ingénieur chargé de la direction des travaux" Félix Dorny. Die was chef van het Gentse restaurant "De Waterzoei", dat aan het Veerleplein was gelegen 11. De vereniging had, zoals het hoort, een intern reglement. Dat voorzag in ereleden, gewone leden en kandidaat-leden. Om opgenomen te worden in de selecte club van ereleden moest men bij zich thuis en volgens alle regels van de kunst de leden van de vereniging op een gastronomisch diner vergasten. Op 19 juni 1882 was het de beurt aan Charles Verbessem om deze ingangsproef af te leggen in het statig herenhuis dat hij betrok op het nummer 36 van de Dierentuindreef ~1. Blijkbaar slaagde hij met grote onderscheiding, want de leden oordeelden - refererend naar de eerste-steenlegging van de voorhaven de week voordien - dat ze de tweede steen op waardige wijze hadden gelegd. Verbessem werd zelfs met volgende gulden penning geëerd :

Vz. De aartsengel Michael, met kuras en gespreide vleugels, staat met beide voeten op een op zijn rug liggende duivel ; hij doorboort diens borst men een lans die op een kruis eindigt ; onder de duivel, E IP ; het veld is gevuld met kruisjes die afwisselen met bolletjes; rondom, een parelcirkel, INSTALLATIONS MARlTIMES DE GAND (bovenaan) I POSE DE LA 2IEME PIERRE (onderaan, op een banderol met omgekrulde uiteinden) en een geprofileerde boord ; de omschriften zijn ingegraveerd. Kz. Centraal, op een ronde schijf, HOMMAGE I DE I RECONNAISANCE I LE WATERZOEl I DE BRUXELLES I A I MR & ME VERBESSEM I LE 19 JUIN I 1882 ; de eerste en de laatste lijn volgen de boord van de schijf ; deze is omgeven door een krans van twee lauriertakken die onderaan door middel van een lint zijn samengebonden en een geprofileerde boord. Rond- 50,5 mm 0- verguld zilver- 40,93 g. 314


Voor de voorzijde van deze medaille werd gebruik gemaakt van een bestaande matrijs. Deze werd gegraveerd door Edouard Hoppe 21 ter gelegenheid van de vijftigste verjaardag van de Belgische dynastie in 1882. Het oorspronkelijk omschrift werd verwijderd en vervangen door de nieuwe ingegraveerde tekst 10/.

ALBERT VERBESSEM

Biografie

Albert Verbessem, de zoon van Charles, werd geboren te Gent op 21 september 1862. Hij studeerde rechten, schreef zich in aan de balie op 14 juli 1885 en werd advocaat bij het Hof van Beroep te Gent. Hij schreef trouwens een boek over de Gentse balie l1/. Albert Verbessem huwde met Jeanne Victorine Justine Laurence Blondiau, vestigde zich aan de Plateaustraat 31 en trad volledig in de voetsporen van zijn vader : hij was actief in de liberale partij, provincieraadslid van 5 juni 1898 tot 27 november 1921 12/, lid van de vereniging "De Zonder Naam Niet Zonder Hert", lid van het diplomatiek korps te Gent als vice-consul van Turkije en lid van de vrijmetselaarsloge "Septentrion". De Vlaamsgezinde liberale strekking van Jan-Frans Willems kon zeker niet op zijn sympathie rekenen. Hij was een eminent lid van de "Association fédérale pour la vulgarisation de la langue française" (A.F.V.L.F.) en actief in de franstaligeliberale pers (als Gents correspondent van de Brusselse krant "La Gazette" en als medewerker bij de Gentse krant "La Flandre Liberale") 13/. Zijn enige zoon Carlo, die op 3 oktober 1891 werd geboren, kwam op 19 december 1917 om in een luchtgevecht boven Wulveringem. Daardoor stierf deze tak van de familie Verbessem met Albert uit. Enkele maanden voor zijn dood vestigde Albert Verbessem zich te Brussel 14/, waar hij als advocaat aan de slag ging _bij het Hof van Beroep. Op 8 maart 1922 overleed hij in de hoofdstad aan een acute longontsteking, na slechts enkele uren ziekte. Zijn stoffelijk overschot werd op 13 maart 1922 per trein naar Gent overgebracht. Zowel te Brussel als te Gent waren daarvoor talrijke prominenten en vrienden opgekomen. Hij werd bijgezet in de grafkelder van de familie 15/. De "Flandre Liberale" bracht op 10 maart een artikel met het bericht van zijn overlijden en op 14 maart een verslag van zijn begrafenis. 315


De historische stoet "Gent door de eeuwen heen" in 1894

In 1893 lanceerde het Gents stadsbestuur het idee om een historische stoet in te richten met als thema "Gent door de eeuwen heen". Er werd besloten dat deze op 15, 22 en 29 juli 1894 zou uitgaan. Zeven verschillende comitÊ's, samengesteld uit vooraanstaande specialisten 16/, stonden in voor de organisatie : 1. een Voorlopig Bestuur (12leden); 2. een Regelings-Comiteit, onderverdeeld in verscheidene categoriÍn (in to taal51leden) ; 3. een Comiteit van Toonkunst (19leden); 4. een Doortochtcomiteit (11 leden) ; 5. een Geschied- en Oudheidkundig Comiteit (21leden); 6. een Comiteit van Geldwezen (10 leden); ¡ 7. een Comiteit van Ruchtbaarheid (21leden, uitsluitend persmensen). De stoet werd onderverdeeld in elf afdelingen, die elk een bepaalde periode van de Gentse geschiedenis zouden uitbeelden 17/. Dit met behulp van 46 praalwagens, koren, muziekkorpsen, vaandeldragers en vele honderden deelnemers te voet en te paard. Gekende artiesten en decorateurs stonden in voor de conceptie en uitvoering van de wagens, kostuums, wapens, enz. 18/. De figuranten werden voornamelijk gerecruteerd bij de talrijke lokale verenigingen. Zelfs de "Club des Nobles" werkte mee. Er werden elf wedstrijden voor groepen en praalwagens georganiseerd, evenveel als er chronologische afdelingen waren. De beoordeling had plaats op 21 april en de volgende dag werden de bekroonde werken tentoongesteld in de vestibule van de aula van de universiteit in de Volderstraat Een aantal grote groepen hielden marsrepetities. "L'Union" 19/ stelde op 8 juli de kostuums en andere benodigdheden voor haar groep "Maria Theresia en Jozef ll als kind" in haar lokaal op de Kouter tentoon. Andere verenigingen volgden hun voorbeeld. Kort voor 8 juli kwam men tot de vaststelling dat verscheidene wagens te hoog waren en boven de telefoondraden uitstaken. Dit werd dadelijk door de bevoegde diensten verholpen.

316


De leden van "L'Union " als kruisvaarders op de Kouter.

De koren en muziekkorpsen 20/ studeerden het uitgebreid muziekprogramma in: krijgsmarsen (van de Romeinse tijd tot de negentiende eeuw) en middeleeuwse en renaissanceliederen, die door Flor. Van Duyse waren bewerkt. Daarbij werd onder meer gebruik gemaakt van Romeinse tubicines, middeleeuwse bazuinen, hoorns, trompetten, pauken en trommels en van modernere muziekinstrumenten. Vertegenwoordigende journalisten van de bekendste kranten van het land werden op 14 juli door het stadsbestuur in het "Hotel de la Poste" op de Kouter op een banket geïnviteerd. Omdat men veel vreemde bezoekers verwachtte werden in het Zuidstation vier speciale uitgangen voorzien, en reizigers met een retourkaartje konden 's avonds gebruik maken van een bijzondere ingang . Op 15 juli waren er inderdaad om 11 uur ' s morgens reeds 32.000 reizigers per spoor gearriveerd. 's Middags waren dat er al 65.000 geworden. Even na de middag begon het echter te regenen. De stoet vertrok wel om 14 uur vanaf de Frère-Orbanlaan, maar omdat het weer steeds maar verslechterde werd hij omstreeks 15 uur ontbonden. Dit tot grote ergernis van de tienduizenden kijklustigen. Op 22 en 29 juli kon de enorme praalstoet telkens wel het volledig traject door de voornaamste Gentse straten afleggen.

317


Praalwagens met Albrecht en Isabella en met Maria-Theresia en Jozef II aan de Recolettenbrug

Aan de belangrijkste medewerkers van deze historische stoet werd een herdenkingspenning uitgereikt, waarop de naam van de begunstigde was ingegraveerd. Volgend exemplaar is opgedragen aan Albert Verbessem, die samen met zijn vader Charles deel uitmaakte van het Regelings-Comiteit dat belast was met de praktische organisatie van de stoet 21/ :

318


Vz. Gekroond schild met het wapen van Gent; eronder, GRIELENS ; over deze naam is HULPlAU GENT ingeslagen; het geheel is omgeven door een omlijsting, opgebouwd uit kleine cirkelboogjes waarvan de snijpunten uitlopen op ronde schijfjes, en door een parelcirkel in hoog reliĂŤf ; in elke inspringende punt van de omlijsting bevindt zich een ringetje. Kz. Effen veld, met bovenaan AEN en onderaan 1894; rondom, een parelcirkel, HISTORISCHE STOET (bovenaan) I GENT DOOR DE EEUWEN HEEN (onderaan) en een geprofileerde boord ; in het veld is op halve hoogte "ALB : VERBESSEM" ingegraveerd. Rond met bolvormig draagoog en ring- 37,7 mm 0 - zilver- 26,01 g. Uit de namen op de voorzijde van deze penning blijkt dat die door E. Grielens vervaardigd werd 22/. A. Hulpiau, wiens naam achteraf werd ingestempeld, was als juwelier en zilversmid gevestigd in de Veldstraat 65 te Gent.

319


Waarschijnlijk werden de penningen via hem besteld en bracht hij daarom zijn naam over die van Grielens aan. Een werkwijze die toentertijd niet ongebruikelijk was. Deze penning is niet zeldzaam 23/. Naast de 88 leden van de ComitĂŠs 24/ kreeg een groot aantal prominenten immers ook een exemplaar.

Tachtigjarig bestaan van de "Banque de Flandre"

De "Banque de Flandre" werd op 13 augustus 1841 opgericht, met akte voor notaris Edouard Jozef Van de Poele, voor een duur van 25 jaar. Haar doel was de landbouw, handel en nijverheid te bevorderen. Op 24 mei 1866, 27 april 1891 en 24 januari 1905 werd haar bestaansduur telkens door middel van statuutswijzigingen verlengd. De nieuwe bank vestigde zich in het "Hotel" van baron De Draeck. Dit Lodewijk XIV-pand was het nummer 2 van de Kouterdreef en reikte tot aan de hoek van de Lange Meer (de huidige Universiteitstraat) 25/. Aanvankelijk huurde ze het huis, maar op 18 maart 1847 kocht de bank het van de Markiezin d'Ennetières voor de som van 86.000 Frank. De "Banque de Flandre" gaf aanvankelijk eigen biljetten aan toonder uit. Deze werden in 1850 ingetrokken, na de oprichting van de Nationale Bank.

Banque de Flandre. Proefdruk van het biljet van 100 Frank

320


In 1904 kocht de bank drie belendende woningen vooraan op de Kouter 26/. In 1909 werd het geheel grondig verbouwd tot een complex met een totale gevelbreedte van 110 meter. Het hele interieur werd vernieuwd, ook dat van het Hotel De Draeek 27/. De inhuldiging van de nieuwe gebouwen vond op 19 januari 1911 met veelluister plaats, onder meer met een diner in het Posthotel op de Kouter.

Het vernieuwd complex van de "Banque de Flandre"

Op 3 november 1928 kwam het tot een fusie met de eveneens op de Kouter gevestigde "Banque de Gand" 28/. Deze "Banque de Flandre et de Gand" ging later op in de Generale Bank.

321


In 1921 werd het tachtigjarig bestaan van de "Banque de Flandre" gevierd. Er werd voor de gelegenheid een klein draagpenninkje geslagen. Albert Verbessem, die op dat ogenblik ĂŠĂŠn van de zes commissarissen van de bank was 291, ontving een aan hem opgedragen exemplaar :

Vz. Gekroond schild met het wapen van Gent boven een banderol met omgekrulde uiteinden ; dit alles op een horizontaal gearceerde achtergrond ; errond, een ovale band met het opschrift . BANQUE DE FLANDRE . (bovenaan) I. GAND . (onderaan) ; de band is afgezoomd door een parellijn en bezit links, rechts, bovenaan en onderaan uitlopers; deze bovenaan en onderaan groeien uit tot een bladertak en de linker en rechter zijn breed, gespleten en met omkrullende uiteinden die bladertakken omsluiten ; links en rechts, op halve hoogte, een bolletje ; rondom, een geprofileerde omlijsting met afgeronde hoeken . Kz. In het veld, SOUVENIR I DU 80.E I ANNIVERSAIRE I DE LA I PONDATION I 1841 -1921 ; eronder is ALBERT I VERBESSEM ingegraveerd; rondom, dezelfde omlijsting als op de voorzijde. Trapeziumvormig met versierd draagoog en ring - 18,5 x 30,6 mm - zilver 9,22g.

322


-~ ... - " . . ...... - _ .. t. ... . - -.....

-........................ ______................ _ . . . ___ _____ - - ...... -~.___ ....... ...., _ _ ... _

•• _.,. ,.,. _.,. _.."-· .. -.---.... -··-- : "':';'!::=,..._. .. ~ ............. .".. ......."" :

.. .

........................... "* . . . -._ ....... ..,.. , ...._._..,...,_. ..... ,......._-............ ,...... .............. _ .. ...,..l._ .. ........._ .. ... .,,...... ............. _ . ......._ . . ...... "'_ ... . ..............."""'".' .......................

..=..~t

...... ..........................

......

til ......... _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _

~

....................... a.. .. -

----~

.~

Banque de Flandre. Aandeel aan toonder van 500 Frank. 1891

323

......


BffiLIOGRAFIE A. CAPITEYN & J. DECAVELE, In steen en brons van leven en dood -Inventaris van de waardevolle grafmonumenten en portretgalerij van de verdienstelijke personen rustend op de begraafplaatsen van de stad Gent, Gent, 1981.

P. CLAEYS, Les Médailles Gantoises Modemes 1792-1892, Gent, 1909. P. CLAEYS, Les monuments de la Villede Gand, Gent, 1905. A. ELOY, V. MEILLANDER, F. VAN BOST, R. VAN DE WALLE, Gentse Penningen 17801980, Gent, 1989. M. HEINS, Gand, sa vie et ses instutitions, Tome lil, Gent, 1921-1923. L. HOSTE, Belangrijke historische praalstoeten in Vlaanderen, in Oostvlaamse Zanten, Gent, 1986, nr. 2, p. 67 tot 84. N. LEHOUCQ & T. VALCKE, De fonteinen van de Oranjeberg, Deel2, Gent, 1997. A. VAN EECHAUTE, M. PRAYON-DE PAUW & L. HALLET, Ter nagedachtenis van M. Ch. Verbessem, Gent, 1899. E. VOORDECKERS, Bijdrage tot de geschiedenis van de Gentse pers, Repertorium (16671914), Gent, 1964. - - , Album van den Historischen Stoet "Gent door de eeuwen heen", Gent, 1894. - - , Banque de Flandre Gand,fondée en 1841, notice historique 1841-1913, Gent, 1913. - - , De wegwijzer der stad Gent, 1881, 1894 en 1920 tot 1922. Banque de Flandre et de Gand - Extrait du Moniteur Beige, 22 Novembre 1928, Stadsarchief Gent, GSA 1, 24.A.35. Kiezerslijsten Handelsrechtbank, 1881, Stadsarchief Gent, K 1240. La Flandre Libérale, 10, 11, 13 en 14 maart 1922. Verdwenen hoekjes van het oude Gent, uit de fotoverzameling van de Commissie voor Monumenten en Stadsgezichten, nr. 29.

NOTEN 1} P. CLAEYS, Médailles Gantoises Modemes, p. 328.

'lfOe verzameling van Van Trappen werd op 9 en 10 juli 1997 te Londen geveild bij Spink & Son Ltd (Auction 120. The van Trappen and Cruzan Collections and other Coins and Commemorative Medals). 'Jj In de wegwijzer der stad Gent staat hij vermeld als "Roet-koopman" (roet in de oudere be-

tekenis van ossenvet).

M "De Zonder Naam Niet Zonder Hert" werd op 23 november 1855 door enkele vrienden opgericht in de herberg Fauconnier in de Korianderstraat te Gent. Doel was vooral de lagere

324


klasse der bevolking te helpen bij rampen en tegenspoed. De vereniging, van liberale strekking, was bedoeld als tegenhanger voor de christelijke liefdadigheidsinstellingen. Ze bracht haar hulpfondsen bijeen via tombola's en feesten en natuurlijk ook via de schenkingen van haar begoede leden. 'Jj Tijdens de begrafenis van Charles Verbessem op 9 april1899 prees Ad. Van Eechaute- als

vertegenwoordiger van "De Zonder Naam Niet Zonder Hert" - in zijn lijkrede de talrijke menslievende daden van de overledene en diens grote financiële inbreng in de vereniging. Andere eerbetuigingen werden uitgesproken door Prayon - De Pauw voor de diplomatieke kring en door Hallet voor de loge "Septentrion".

fi De oorkonde, die te plaatse werd ondertekend, was ontworpen door de Gentse tekenaar A. Heins.

1! Het Veerleplein ligt vlak voor het Gravensteen, in het hartje van het oude Gent. Vroeger was het de ''Place Sainte-Pharailde", genoemd naar de parochiekerk die er toen stond. Nu bevindt zich daar de vismarkt.

8/ De Dierentuindreef of "Boulevard Jardin Zoölogique" (nu omgedoopt.tot Franklin Rooseveltlaan) is één van de statige lanen naast het huidige Zuiclpark. In de negentiende eeuw was daar een dierentuin gevestigd.

2/ Edward Hoppe werd op 5 oktober 1837 te Asbeck (Westfalen) geboren. Hij startte zijn carrière in Düsseldorf, maar in 1872 kwam hij naar Brussel waar hij geregeld matrijzen graveerde voor de grote productiehuizen van penningen. Zijn bekendste medaille is de penning voor het huwelijk van kroonprins Rudolf van Oostenrijk in 1881. Hoppe overleed te Sint-Gillis bij Brussel op 9 juni 1890. 101 Het oorspronkelijk omschrift luidt "CINQUANTIEME ANNIVERSAIRE DE LA DYNASTIE BELGE". Het Penningkabinet van de Koninklijke Bibliotheek te Brussel bezit drie verschillende penningen waarv~ een zijde met deze matrijs werd vervaardigd : I. Voorzijde met de gekoppelde hoofden van Leopold I enLeojJOld ll naar links ; op de afsnede van de hals van Leopold I, E.f P. ; in de afsnede, H. MATHIEU ; rondom, LEOPOLD IER - LEOPOLD ll (beginnend bovenaan rechts) en een geprofileerde boord. Op de keerzijde met het ontwerp van E. Hoppe is de banderol in de afsnede leeg. Brons - 50,3 mm 0, 2. Voorzijde met het ontwerp van E. Hoppe ; de banderol bevat de tekst "F. DE L'EAU D' ANDRIMONT". Centraal op de keerzijde een ronde schijf niet" I AUX MEMBRES I DES COMITES I D'ORGANISATION I DES FErES I " ; deze is omgeven door een krans van twee lauriertakken die onderaan door middel van een lint zijn samengebonden, TEMOIGNAGE DE RECONNAISSANCE en een geprofileerde boord. Verzilverd koper- 50,5 mm 0. 3. Voorzijde met het ontwerp van E. Hoppe, zonder inscriptie op de banderol in de afsnede. Het leeg veld op de keerzijde is omgeven door een krans van twee lauriertakken die onderaan door middelvan een lint zijn samengebonden en door een geprofileerde b9ord. Brons - 50,5 mm 0. .

!l/ A. VERBESSEM, Le Barreau de Gand, Gent, 1912. Bevat een bibliografie van.de belangrijke personen die tot de Gentse balie hebben behoord (stafhouders, kunstenaars en anderen die een belangrijke rol hebben ge8peeld in het sociaal en politiek leven). 121 Hij volgde in die functie zijn vader Charles op.

UI E. VOORDECKERS. Op. cit., p. 185.

325


lil Hij betrok er het nummer 108 van de Steenweg op Charleroi. 121 De familie Verbessem ligt begraven op de Westerbegraafplaats te Gent (westmuur 335 en 335-1 ). De linkse familiekelder, met het opschrift "Familie Charles Verbessem", bevat de stoffelijke overschotten van Charles Verbessem, van zijn vrouw Maria Wille en van hun dochter. In de rechtse, met de inscriptie "Familie Albert Verbessem", rusten Albert Verbessem, zijn vrouw Victorine Blondeau en hun zoon Carlo. Tussen beide bevindt zich een borstbeeld van Charles Verbessem van de hand van Domien Van Den Bossche. Het hoog voetstuk is voorzien van een opdracht van de vereniging "De Zonder Naam Niet Zonder Hert" aan hun voorzitter. Aan de voet ervan ligt een huldeplaket van de "A.R.A La Gantoise" aan kleinzoon Carlo Verbessem .

Grafkelders van de familie Verbessem

326


16/ Onder anderen A. Van Assche (architect), V. Vanderhaegen (stadsarchivaris), H. Pirenne en P. Fredericq (hoogleraars geschiedenis aan de Gentse Universiteit), Hermann Van Duyse (conservator-oudheidkundige), Flor. Van Duyse (componist-musicoloog), J. Delvin en J. Van Biesbroeck (kunstschilders), F. De Potter en J. Vuylsteke (letterkundigen), F. d' Aoust (rijmeester) en Boulard (artilleriekolonel). 17/ 1. De Romeinse en de Frankische tijd, de kerstening van onze streken, de stichting van de Sint-Baafs- en de Sint-Pietersabdij, de aanstelling van Eginardus door Karel de Grote, de invallen van de Noormannen en de bouw van het Gravensteen door Filips van de Elzas. 2. De bekendste Vlaamse kruisvaarders met hun gevolg, de graven en gravinnen uit de twaalfde. eeuw (o.m. Margaretha van den Elzas) en het dertiende-eeuwse zegel van Gent. 3. Jan Borluut aan het hoofd van het Gentse heer, de neringen, de standaarden der vijf parochiën en hun vaandels, de stedelijke banier, Jacob van Artevelde, Jan III van Brabant, Willem 11 van Holland en Edward III van Engeland. 4. Filips van Artevelde, Jan Yoens en zijn Witte Kaproenen en de gemeentelijke vrijheden. 5. De Kamers van Retorica, de vijftiende-eeuwse schilderschool en de militaire hoofdgilden van Gent. 6. Het kapittel van het Gulden Vlies vergadert in 1445 te Gent onder leiding van Filips de Goede, Maria van Bourgondië verleent het Groot Privilege aan Gent in 1477. 7. De cultuur en de politieke gebeurtenissen tijdens de zestiende eeuw, met onder meer de Renaissancemuziek en de doopplechtigheid van keizer Karel. 8. De Vlaamse schilders, schrijvers en drukkers uit de zestiende eeuw, het bezoek van Albrecht en Isabella aan de gaaischieting van 5 augustus 1618 op de Kouter en een evocatie van Maria Theresia met Jozef 11 als kind. 9. De Franse tijd, met het bezoek van Napoleon Bonaparte aan een tentoonstelling te Gent in 1803 en het ontstaan van de Gentse Hofbouw. 10. Stichting van de Gentse universiteit, het graven van het kanaal naar Terneuzen en de uitbouw van de Zeevaartinrichtingen onder koning Willem I. 11. Verheerlijking van de regering van Leopold I en Leopold 11, met nadruk op de Kongostaat en op de ontwikkeling van de Gentse nijverheid.

W

Beeldhouwers en schilders zoals Aloïs De Beule, Armand Heins, J. Janssens, Hippolyte Leroy en Jules Van Biesbroeck lieten zich helpen door bekende sierkunstenaars en gespecialiseerde ambachtslieden uit het Gentse en elders. Alle rekwisieten (kostumering, schoenen, pruiken, hamassen en maliënkolders, wapens, vaandels, vlaggen, paardentuig en toebehoren voor de zeevaart) werden op basis van originele stukken vervaardigd en tot in de puntjes verzorgd.

19/ De schuttersvereniging "L'Union" werd opgericht in 1842 en was gevestigd op de Kouter, naast de Burgerwacht. Men liet aanvankelijk alleen handelaars en industriëlen toe als lid. Militairen, dokters en advocaten werden geweerd, behalve indien ze rentenierden. Dit selectiecriterium werd afgeschaft in 1851. In haar bloeiperiode telde de vereniging een duizendtal leden. Ze werd opgeheven in 1900, waarna haar lokaal in handen kwam van de stad. Die vestigde de handelsbeurs in dit gebouw en in dat van de Burgerwacht. 20/ Onder andere de fanfare van de Gentse Kulders (weesjongens) en de muziekkapel van het Eerste Linieregiment 21/ Waarschijnlijk bestaat er dus ook een exemplaar op naam van Charles Verbessem. Dit is echter nog niet opgedoken. Albert nam ook deel aan de stoet als een van de ridders van de Gilde van Sint-Michiel, die te paard de praalwagen van de Gilde begeleidde.

327


22/ Ed.Grielensis geboren te Mechelen op 21 april 1845 en was er in de zeventiger jaren van de negentiende eeuw werkzaam als zilversmid. In de loop van de tachtiger jaren bracht hij zijn zaak over naar Antwerpen. Hij vervaardigde onder meer reclamejetons, ook voor zijn eigen atelier. Grielens overleed te Antwerpen op 8 maart 190 I.

Ed. Grielens Publicitaire je ton 23/ In A. ELOY... , Op. cit. , staan twee exemplaren vermeld (opgedragen aan Hubert De Bast en K. Vanden Daele). Het Penningkabinet te Brussel bezit ook een exemplaar (aan Karel Lybaert), net zoals de Gentse verzamelaars E. Rouquart (aan Aug. Van Assche) en Stautemas (aan Ach. Broeckaert). 24/ De zeven comités telden in totaal 145 leden. Omdat een aantal prominenten in meer dan één comité zetelden, komen in de ledenlijsten slechts 88 verschillende namen voor. 25/ Uit een stadsplan van Gent van 1534 blijkt dat op deze plaats een zogenaamd "Steen" stond . Bij de installatie van een kofferzaal werd een vloer blootgelegd die dateerde uit de dertiende eeuw en die bestond uit gebakken tegels van verschillende kleuren. De best bewaarde exemplaren werden naar het Gents museum overgebracht. 26/ Daaronder het statig herenhuis van Baron Van Loo, waar tot dan toe Café Metropole gevestigd was. 27/ Deze nieuwbouw in Loctewijk XVI-stijl werd toevertrouwd aan de architecten 0. en A. Van De Voorde enE. Deweerdt en aan de aannemer "Myncke Frères". Ondanks zijn omvang stond het gebouw in de boekhouding van de bank slechts voor 300.000 frank ingeschreven. ~/

De "Banque de Gand" was opgericht op 29 juni 1881.

W De wegwijzer der Stad Gent, 1921, p. 107. Het bestuur van de "Banque de Flandre" was als volgt samengesteld : Voorzitter : Ondervoorzitter : Afgevaardigde-beheerder : Leden:

Commissarissen :

Secretaris :

A. Maertens, Kruisstraat 9 E. de Hemptinne, Henegouwenstraat 12 M. De Clercq, LangeMeireI L. Leirens M. Baertsoen baron Fl . Van Loo de Smet de Naeyer baron Eugène de Kerchove d'Exaerde A. Parmentier Alex. de Hemptinne A. Verbessem M. Drory Ch . Flas

328


Albert Verbessem was commissaris van de "'Banque de Flandre" van 1919 tot aan zijn dood.

Huguette TAYMANS Deze studie verscheen oorspronkelijk in het Jaarboek 1999 van het "Europees Genootschap voor Munt- en Penningkunde" en werd ons bereidwillig ter hand gesteld door Mevrouw Taymans, waarvoor onze hartelijke dank.

GENTSE MEMORIEDAGEN: 4 MEI 4Mei 1120 Hevige brand te Gent. Een groot deel van de stad gaat in de vlammen op, waaronder de St-Niklaaskerk. 4 Mei 1547 Maria van Hongarije, de zuster van Keizer Karel en Regentes der Nederlanden laat in de kerk van de Vrouwebroers een lijkdienst opdragen ter nagedachtenis van Hendrik VIII, Koning van Engeland. 4 Mei 1623 Afschaffing van het Rijke Gasthuis. De melaatsheid was immers in onze streken verdwenen. 4Mei 1681 Groot banket in de St-Pietersabdij. Dat was nu niet zo uitzonderlijk want destijds was iedere gelegenheid goed om eens de benen onder tafel te steken. Deze keer kon men niet zeggen dat men slechts een voorwendsel bedacht had om eens goed te eten, want het ging om de mijtering van de nieuwe abt en zo iets moest toch gevierd worden. Aangezien er voor dergelijke feestjes nooit een tekort was aan "amateurs", waren er op deze 4e Mei 1681 200 disgenoten rond de feesttafel geschaard. Om u een idee te geven van de appetijt van deze voorvaderen van ons, vermelden wij even wat er op het menu te lezen stond: Engelsche coteletten, kiekenpasteyen, haezen ende calcoenen,. braetverkens in geley ende in roullade, gigoten, calvere billekens, Fransche fricassĂŠ van duyven ende kiekens, sweenkens ende potaige, cappoenen, Oosterse hammen, verkenshoofden, pasteyen van swaeil~n, pauwen, fusanten ende calcoenen, vennesoen van

329


haeskens ende conynen, watersneppen ende quaeckels, Oosterse tonghen en sausitsen van Boulognie. Wij stoppen er mee om even op adem te komen. Tegenover de porties die toen gegeten werden kunnen wij slechts stilzwijgend en niet begrijpend toezien. Nadat de heren zich ontfermd hadden over al deze spijzen die vanzelfsprekend doorgespoeld werden met de nodige liters wijn, gingen zij even uitblazen en een luchtje scheppen in de abdijtuin. Niet voor lang evenwel, ze schoven terug aan tafel want ze zouden niet graag te laat komen voor wat men toen het "bancquet" noemde, anders gezegd voor de nagerechten. Wat kwam er dan nog op tafel? Voor dezen die nog honger hebben, een korte opsomming: 45 ponden pastey van Genua, 54 ponden Spaensche succaede, 54 ponden cundissuycker, 36 ponden citroennaden, roode ende witte, 45 ponden gheheel oragnien, 20 ponden pruymen van Tours, 24 ponden criecke gheconfeyt, 24 ponden peeren. Verder nog: marsepein, amandelen, noten, frambozen, ontelbare soorten kazen, enz. enz. Wij herinneren er aan dat dit de "rantsoenen" waren voor 200 disgenoten. Reken zelf maar eens uit op hoeveel dat kwam "per man". En wij die ons de paters en monniken altijd voorgesteld hadden als ascetische figuren ...

4Mei 1777 Geboorte te Gent van Charles-Louis Hanssens. Violist, dirigent, componist. Tussen 1802 en 1804 dirigeerde hij een operagezelschap dat vertoningen gaf in Holland. In 1804 wordt hij dirigent aan de Antwerpse Opera, maar komt volgend jaar al naar Gent waar hij zou blijven tot in 1825 wanneer hij dirigent wordt in de Muntschouwburg. In 1827 wordt hij door Willem I benoemd tot kapelmeester van het Hof. Het eerste concert dat de pas opgerichte "SociĂŠtĂŠ des Concerts du Casino" gaf op 10 December 1838 werd door hem gedirigeerd. Hij stierf in Brussel op 6 Mei 1852.

4Mei1790 Geboorte te Merelbeke van Jan Van Geert. Deze hofbouwkundige was een der stichters van de Maatschappij voor Landbouw en Plantkunde. Een nu bijna vergeten figuur die nochtans een belangrijke rol gespeeld heeft in de Gentse hofbouw. Toen hij 74 jaar was schreef hij een boekje met als titel "Schets van de Gentse Bloemenhandel" en daar staan heel wat interessante gegevens in die elders niet te vinden zijn. Vooraleer als zelfstandige te beginnen had hij gewerkt bij een van de belangrijkste bloemisterijen van die tijd, deze van de 330


Weduwe Van Aken en Zonen in Wondelgem. Deze firma voerde veel planten in uit Engeland en men is verbaasd te lezen welke enorme bedragen betaald werden voor hier nog niet bekende bloemen. Er schenen hier toen heel wat rijke burgers te zitten die planten en bloemen kweekten als hobby. Het was helemaal geen uitzondering dat zij 400 tot 500 fr. betaalden om zich een nieuwe bloem aan te schaffen en die dan verder te kweken. Maar opgepast, wij hebben het hier over goudfranken, een klein fortuin dus. De firma waar Van Geert werkte kreeg bestellingen van 32.000 fr. voor het Hof van de Tsaar. Er was veel geld te verdienen met bloemen te kweken en bloemisterijen rezen dan ook als paddestoelen uit de grond. Kort na 1815 begon Jan Van Geert zijn eigen bedrijf, juist buiten de Keizerpoort. In 1820 stelde hij een plantencatalogus samen die hij verzond aan alle bloemisten en plantenliefhebbers. Wat was daar nu speciaal aan, zult gij vragen. Wel, hij was de eerste die dat deed en het resultaat liet niet op zich wachten, hij ontving bestellingen van kwekers en liethebbers uit heel het land. Het gevolg was dat hij moest uitbreiden, grotere terreinen huren, nieuwe serres bouwen. Zijn voornaamste leveranciers waren, zoals bij de andere belangrijke bloemisterijen, de Engelse specialisten die toonaangevend waren in deze branche. Hij liet zijn zoon een leertijd van 3 jaar doorbrengen bij een gekende kweker in Chelsea. Zelf ging hij ook naar Engeland om tal van grote kwekerijen en kasteeltuinen te bezoeken. Die leerzucht en de drang om zich te vervolmaken waren typisch voor de Gentse hofbouwers uit die tijd. Jan Van Geert stierf te Gent op 15 oktober 1871.

4Mei 1844 Een arrest van het Hof van Beroep van Luik stelt definitief een einde aan de revendicatie van de Begijnen die trachtten opnieuw in het bezit te komen van het Begijnhof.

4 Mei 1875 Dood van Rosalie Loveling. Ze was geboren te Nevele op 19 Maart 1834. Zij werd begraven op het Campo Santo. De grafrede werd uitgesproken door Jacob Heremans. Haar zuster Virginie overleefde haar 48 jaar.

4Mei 1879 Stichting van een van de oudste verenigingen van onze stad, de "Cercle Artistique et LittĂŠraire". 331


Deze Cercle kwam tot stand door de fusie van de in 1842 gestichte "Cercle Artistique" en de in 1835 gestichte "Société Littéraire de Gand". Bij de stichters niets dan gekende namen: Armand Heins, Gustave den Duits, Ferdinand Scribe, Jules De Vigne, Victor Vander Haeghen, Albert Baertsoen, Georges Rodenbach, etc. De eerste voorzitter was de latere universiteitsprofessor en Schepen van Onderwijs Auguste Wagener. De nieuwe vereniging had haar lokaal in een huis in de St-Jansvest, dat ze huurde van de gekende Gentse fotograaf Charles d'Hoy. Het lokaal werd te klein voor de borrelende activiteiten van de vereniging en er werd een grote zaal gebouwd in de tuin die uitgaf op de Ketelvaart Ze werd ingehuldigd met een tentoonstelling van 70 werken van de gekende Gentse portretschilder Lieven De Winne. De Cercle bestond toen nauwelijks één jaar en had reeds 440 leden. Een van de activiteiten van de Cercle was het inrichten van conferenties en in de loop der jaren zouden tal van beroemde buitenlanders Gent aandoen om te komen spreken voor de Cercle. Enkele dagen voor de inhuldiging van de nieuwe zaal was Ferdinand de Lesseps in de Aula van de Universiteit nog komen spreken over het graven van het Panamakanaal. Het is ondoenbaar de talrijke grote namen op te noemen die op de tribune van de Cercle te horen waren, zoals bvb. Paul Verlaine, Victor Marguerite, André Maurois, Edouard Henriot. De vereniging zou 42 jaar op de St-Jansvest blijven en zou dan verhuizen naar het huidig lokaal op de Recollettenlei. Gedurende de Eerste Wereldoorlog werd dit lokaal bezet als logement voor de Koning van Würtenberg, een der legeraanvoerders. De Cercle kon haar nieuw lokaal eindelijk in gebruik nemen in 1921; het ledenaantal was inmiddels gestegen tot 1.000. Maar nog geen 20 jaar later vlogen zij alweer buiten. Deze keer waren het de Duitse Diensten van Bruggen en Wegen die er zich kwamen vestigen. De werkzaamheden konden aldaar hernomen worden in 1946.

4Mei 1993 Het Rommelaere-Instituut wordt wettelijk beschermd als monument. Hugo COLLUMBIEN

332


BIBLIOGRAFIE Een verheugend feit is dat op het gebied van de bibliografie Gent zeker niet mag klagen. De laatste jaren zijn tal van boeken verschenen over onze stad en over Gentse figuren. Een tijdje geleden verscheen opnieuw een bijzonder interessant boek getiteld "Maurice Robert Adams. Een leven in dienst van Vrouwe Justitia". De memoires van een "flik" In 5 hoofdstukken kunnen wij de carrière volgen van Maurice Robert Adams: 1. In dienst bij de Gentse Politie. 2. Bij de Veiligheid van de Staat. 3. Politieman in een bezette stad. 4. Terug naar de dienst "Staatsveiligheid". 5. Bij de gerechtelijke politie. Deze autobiografie werd bewerkt door Roger De Caluwe. Deze heemkundige, gewezen Hoofdinspecteur van de Gentse Politie en verzamelaar van al wat de "politie" betreft, zal zonder twijfel geen onbekende zijn voor veel van onze lezers. De nu 86-jarige Adams begon in 1936 als tijdelijke politieagent op de 12e wijk: Meulestee! Wij zullen beginnen met de conclusie: dit is een boek dat iedere Gentse politieagent zou moeten bezitten, wat niet wil zeggen dat het niet interessant zou zijn voor de anderen. De Gentenaar zal er veel anekdotes in vinden over zijn stad, veel informatie die hij nergens elders zal tegenkomen. Ho.è ging het daar voor de oorlog aan toe in Meulestee? En in de haven? Was de discutabele reputatie van deze wijk wel gerechtvaardigd? Oude Gentenaars die daar wonen of die daar gewoond hebben zullen dit alles lezen met veel plezier en ... nostalgie. Ook bijzonder boeiend is de beschrijving van het Gent onder de Duitse bezetting. De zo interessante "petite histoire" komt hier rijkelijk aan bod. Het zou goed zijn dat oude Gentenaars die een beetje de pen kunnen hanteren hun souvenirs eens op papier zouden zetten. Nog dagelijks gaan zeer veel interessante gegevens en details definitief verloren. Het boek heeft een formaat van 21 x 29,5 cm., telt195 bladzijden en bevat meer dan 150 foto's. De prijs bedraagt 499 fr.Het is te bekomen bij Roger De Caluwe, Valkenstraat 13 te 9040 Gent. Tel: 09.228.87.20. Wie het boek thuisbezorgd wenst schrijft 549 fr. over, met vermelding van de titel, op Rekening 000-1662142.67 van Roger De Caluwe. De heer De Caluwe vestigt er onze aandacht op dat zijn boek "De Eerste 333


Belgische Politiehonden" nog beschikbaar is. Wij verwijzen daarvoor naar "Ghendtsche Tydinghen" -1996 -N° 2- pp. 99100, maar doen opmerken dat de daar vermelde prijs van 750 fr. teruggebracht werd tot 699 fr. en dat het boek nu rechtstreeks te verkrijgen is bij de auteur. Meer dan een halve eeuw na het beëindigen van de Tweede Wereldoorlog komen ineens veel interessante details vrij over wat hier gebeurde onder de Duitse bezetting en onmiddelijk daarna. Veel gegevens die slechts door enkelen gekend waren en dreigden verloren te gaan liggen nu definitief vast. Een zeer interessante bijdrage daarover vormt het boek van Marc Verschoons "Wachten op de Maan van Mei"; 294 bladzijden voorallokale verzetsgeschiedenis met als hoofdthema de figuren van de Waal Alben Mélot en de Vlaming Alben Wouters. Mélot, u weet wel, de man die op 15 juli 1944 op spektakulaire manier bevrijd werd in de Papegaaistraat. Een van die boeken die men graag in één adem zou willen uitlezen en die bij oude Gentenaars veel (vaak vergeten) herinneringen zal wakker maken. De titel verwijst naar de meest gunstige periode voor de droppings van de in Engeland opgeleide agenten. Dit boek van een formaat van 16 x 24 cm. werd uitgegeven en verzorgd gedrukt door Snoeck-Ducaju en Zoon. Deze aanrader bevat een 170-tal foto's waarvan de meesten nog nooit gepubliceerd werden. Te verkrijgen in de boekhandel aan 995 fr. Het Liberaal Archief meldt ons de verschijning in September van "Herinneringen uit kinderjaren en jeugd van Prof. dr. Hans Van Werveke." De meeste van onze lezers zullen wel weten dat deze zoon van Alfons Van Werveke een eminente geschiedkundige was die Professor was aan onze Universiteit. Wij hopen uitgebreid op dit boek terug te komen in ons volgend nummer. Lezers die er vlug bij zijn kunnen in September nog profiteren van de voordeelprijs van 500 fr. (+ 100 fr. verzendingskosten) door overschrijving op de rekening van het Liberaal Archief, Nr.000-1519870-74. De "Handelingen Nieuwe Reeks LID 1999" van de Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent zijn verschenen. Als specifieke Gentse onderwerpen komen wij er in tegen: - Nieuw historisch onderzoek van de Dulle Griet bombarde in Gent. - Het retabel van het ambacht der pijnders, Sint-Juliaan en de oorsprong van 's Heilig Kerst. - De bewoners van de Gentse Kartuize Koningsdal. En, wel te verstaan, de "Bibliografie van de Geschiedenis van Gent 1998334


1999" met 310 items. Dit getal moet evenwel wat gerelativeerd worden wegens dubbele vermeldingen. Het boek heeft het gebruikelijke formaat en telt 246 bladzijden. Prij s: 850 fr. Leden van de M .G.O.G. ontvangen het gratis . Lidgeld : 750 fr. over te schrij ven op de Rekening van de Maatschappij N° 000-0370680-43. H.C.

VRAAG EN ANTWOORD De heer Aloïs Goyvaerts (Beveren) vraagt: "Kunt u mij zeggen waar ik kan vinden waar de Gentse bisschoppen begraven liggen? En wat de reden is waarom de ene in de kathedraal begraven ligt en de andere op een gewone begraafplaats?". Mevrouw Huguette Taymans vraagt "Dit ontwerp in plaaster met een diameter van 37 cm. is van de hand van de Gentse kunstenaar Jan Anteunis . Het is getekend door de kunstenaar en gedateerd 1950. Wie kan helpen om te weten te komen wie de voorgestel. de persoon is en waarvoor het ontwerp gediend heeft (medaille, portretmedaillon, enz.)"?

Op de vraag van Mevrouw G. Vlieghe-Steps (Gh. T. 2000 - N° 3 - pp. 199200, ontvingen wij het volgende antwoord van de heer Bernard Hebbelynck (Lochristi): Mevrouw Vlieghe-Steps zoekt inlichtingen in verband met Philippe eauderlier (Antwerpen 1812-Gent 1887), bekend als auteur van "Het Spaarzame Keuken boek" . 335


Zoals zij vermeldt, was hij echtgenoot van Jeanette Hoste. Langs deze weg zijn er nog een aantal verwanten die in Gent leven. Jeanette Hoste was de zuster van Jullus Hoste, die de boekenwinkel van de hoek van de Veldstraat met de Volderstraat van De Vigne overgenomen had. Nadien werd de winkel uitgebaat door Adolf Hoste en dit jaar heeft opvolger Herckenrath na drie generaties tot onzer aller spijt deze historische Gentse winkel stopgezet. Ikzelf ben de achterkleinzoon van Adolf Hoste. De boeken van eauderlier werden uiteraard door zijn schoonbroer gedrukt en uitgegeven, nadien door zijn neef in ontelbare uitgaven. In 1925 waren meer dan 225.000 exemplaren ervan gedrukt. Ik heb zelf tot in de jaren 50 exemplaren zien naaien in de familiale drukkerij. De kaft is tot de laatste uitgave in lithografie gedrukt geweest. Er lagen nog exemplaren te koop bij Herckenrath; wat die nu geworden zijn weet ik niet, maar er moet er zeker een zijn in de bibliotheek van de heemkundige kring. Buiten dit bekendste boek, dat hij ook in het Frans uitgegeven had als "L' économie Culinaire" heeft hij ook minder interessante "Gebakken en Confituren" geschreven alsook "Le Livre de lafmeet de la grosse Charcuterie", waarvan ik ook nog een exemplaar bezit. Een zinnetje uit dit laatste boek om aan te tonen dat hij ook toen al het verschil kende tussen gewone en betere kippen: "Bien des personnes voulant engraisser de la volaille ont pour habitude de prendre des poulets maigres, de les mettre en cage et de leur donner à manger. Les poulets ainsi sequestrés ne font pas de viande, ils ne font que de la graisse. 11 en va tout autrement de la volaille bien nourrie en liberté: celie-ei offre un manger succulent." Een recept van Cauderlier?: Waterzooi van Visch De lekkerbeid van dit echt Vlaamse gerecht hangt af van de frischheid en de goedanigheid van den visch. De geur van den peterseliewortel, maar vooral de eetlust der gasten maken de voornaamste aantrekkelijkheid dezer spijs uit; inderdaad, de plaatsen waar men die soort van matelatte bereidt, zijn meestal van 2 tot 3 kilometer van de stad afgelegen. Hij, die zich daarheen begeeft, komt er uitgehongerd toe, wacht een uur alvorens gediend te worden en vindt alsdan zeer lekker hetgeen hij ten zijnent wellicht als gemeen zou aanzien. Ziehier hoe men in 't algemeen de waterzooi bereidt. Doe water in eene kasserol, doch juist zooveel als er noodig is om den visch, als gij dien erin legt, maar half te laten weken. Doe in het water peterseliewortels, een weinig peterselie in takjes, zout en een goed snuifje peper. Laat hierin vooreerst gedurende tien minuten paling koken. Doe er vervolgens zeelten, eenen snoek, eenen karper, enige barbeelen en nog andere vis in, voeg er 100 grammen boter bij en laat 20 minuten op een heet vuur koken. Diens alsdan onmiddelijk op. De smaak van den peper moet doorslaande zijn. 336


eauderlier was ook traiteur en heeft banketten geserveerd aan vermaarde gasten. Banquet offert à S.M. Le Roi, par Messieurs les conseillers communaux de la ville de Gand, 1853. Menu Huitres Anglaises Potage à la Crécy - potage à la tortue Hors d'oeuvre Ris de veau à la Duchesse Relevés Turbot sauce Impériale - Rable de chevreuil sauce poivrade Entrées Filet de boeuf à la Viennoise - Bécassines au foie gras - Suprème de poularde à la béarnaise - Cotelettes de caneton au fumet de gibier - Aspic à la Royale Punch à la Romaine Légumes Chamignons à la crème - Petits pois Rots Ortolans - Diode truffée à la Périgueux - Coq de bruyère - Gélinottes Pièces froides Buisson de homards - Saumon en belle-vue - Hure de sanglier - Paté d'Amiens Patisseries Pièces Montées - Dessert - Fruits - Ananas - Glaces Van de drie zoons hebben wij enkel over Gustave iets te vertellen. Hij heeft fortuin gemaakt voor dele wereldoorlog met handel in vlas met Rusland en woonde in een prachtig herenhuis in Brussel in de Abdijstraat. Zijn vrouw "Della" heeft hem lang overleefd; zij hadden één zoon die jong gestorven is. Dank aan Mw. Vlieghe-Steps ons de gelegenheid gegeven te hebben, deze toch moderne - voor zijn tijd - Gentenaar in herinnering te brengen.

337


DE "APPAREIL FUMIGATOIRE" VAN DE GENTSE BRANDWEER, 1808 In zijn "Mémorial de la Villede Gand, 1792-1830." vermeldt Prosper Claeys voor 8 januari 1808: "Le maire prévient les habitants qu'une armoire, refermant un "appareil fumigatoire" et tout ce qui est nécessaire pour rappeler à la vie les personnes noyées et asphyxiées, est déposée au corps de garde des pompiers près de l'hötel de ville (aujourd'hui local de la bourse du travail)". Hij haalde deze mededeling uit de Gazette van Gent en voegt eraan toe: "Nous signalons ce fait parce que c'est la première fois qu'une pareille mesure de précaution est prise par l'autorité municipale." (1) Het zal wel de laatste keer zijn geweest dat men dit toestel ter beschikking stelde, zoals we verder zullen zien. De stadswacht, opgericht in 1804, vond eerst een onderkomen in de kapel van de Kapucijnen aan de Brabantdam. Het is pas in 1811 dat zij, als "gardes-pompiers", werd gehuisvest op de hoek van de Hoogpoort en de Schepenhuisstraat. Maar goed, de brandweer beschikte dus over een "appareil fumigatoire". De gangbare Nederlandse term hiervoor is "tabaksrookklisteer". Klisteren of anale lavementen toedienen was één van de meest toegepaste therapieën, naast aderlaten en purgeren. De techniek is reeds bekend uit de Egyptische oudheid, maar kende een ware rage in de 17de eeuw. Men gebruikte varkensblazen of metalen spuiten, veelal uit tin. Molière stak er de draak mee (en met de doctoren in het algemeen) in zijn "Malade imaginaire" waar hij een personage in mooi potjeslatijn laat zeggen: "Clysterium donare, postea seignare, ensuitta purgare." In navolging van het maandelijkse lavementsritueel (gevolgd door een mis) van Louis XIV, wou iedereen van dit wondermiddel genieten. De koning liet zich nog bedienen door een apothecaris, een chirugijn-barbier, of een gewone bediende. Maar spoedig kwamen toestellen voor zelfbediening in zwang: spuiten met een lange slang, of een spuit gemonteerd op een taboeretje (de zg. soimême). Zelfs bestonden er handige "kits" om mee te nemen op reis: de clyso-pompe voyageur. De klisteer was dus in trek, maar de tabaksrookklisteer kon er pas komen na de ontdekking van de tabak door Columbus in 1492, en die eigenlijk als geneesmiddel werd ingevoerd. Dit hadden ze geleerd van de indianen die tabak gebruikten tegen vermoeidheid of dorstgevoel, en ook wel rookten bij rituelen zoals bij de vredespijp. Het gebruik van tabak als genotsmiddel werd veel later eerst in Europa ontdekt en in onze streken vooral verspreid vanaf het einde van de 16e eeuw door de internationale studentengemeenschappen 338


te Leiden en door zeelui. Als middel bij verdrinking of verstikking kwam tabak pas in de 17e eeuw in gebruik. Het tabakslavement werd oorspronklijk toegediend door de rook uit een pijp met een buisje in de darmen te blazen. Later plaatste men de steel van de pijp in de anus en blies op de kop. Maar de bedienaar liep hierbij al gauw brandwonden op zodat men andere manieren bedacht: op het einde van de 17e eeuw werd de pijp gemonteerd op de een blaasbalg of op een metalen spuit. Een uitvoerig relaas over deze ontwikkeling kan men vinden bij Gorter. (2) De bedoeling met die tabak was voornamelijk het prikkelen van de darmen. zodat de peristaltiek (darmbewegingen) op gang kwam. Daarnaast en daarbij paste men nog andere methoden toe zoals de drenkeling met de voeten omhoog ophangen of hem rollen in een ton, aderlaten natuurlijk, de keel prikkelen bvb. met een pluim, de luchtpijp opsnijden, enz. · De Franse abbé J. Dinouart ( 1716-1796) gaf hiervan een uitgebreide opsomming in een "digression" van 24 blz. in zijn "Embryologie sacrée". De ondertitel van dit werk is: "Traité des devoirs des prêtres, de médecins, des chirurgiens et de sages -femmes envers les enfants qui sont dans Ie sein de leurs mères." De auteur gaat op het onderwerp van de hulp aan drenkelingen uitvoering in, omdat die middelen, en in het bijzonder de tabaksrookklisteer, ook werden toegepast om de levensgeesten bij levensloze borelingen weer op de te wekken. (3) Toen de Gentse brandweer in 1808 dan zo'n toestel in huis kreeg, was het gebruik en het nut ervan al sterk omstreden. Toch werd het in Holland nog gebruikt tot in het midden van de 19de eeuw en in Frankrijk stelde de chirurgische instrumenternaleer Luer het nog te koop in zijn catalogus van 1874. In Gent was men evenwel wijzer. Toen in 1817 een commissie werd opgericht om voor hulp aan schijndoden een reglement op te stellen kwamen de doctoren J. F. Kluyskens en J. B. van Lokeren tot het besluit dat tabak eerder een averechts effect heeft en men enkel lauw water al dan niet met brandewijn via een lavement mag toedienen. Dit naast andere middelen waarvoor de benodigdheden in een doos met reanimatiemateriaal moest ter beschikking staan bij de politiecommissarissen thuis en in het "corps de garde" van de brandweer. Deze geschiedenis kan men beter lezen bij E. Ossieur (4) Zo komt het dat Pr. Claeys later niet meer over die "appareil fumigatoire" heeft gerept. NOOT: Toen Gorter zijn boek schreef was hij secretaris van de Maatschappij tot Redding der Drenkelingen in Amsterdam. Deze maatschappij was opgericht in 1767 door de doopsgezinde predikant Corn. van Engelen en bevond zich aan het Rokin. De verzameling klisteren en ander materiaal van die vereniging zou berusten in het Museum van het Veiligheidsinstituut te Ansterdam.

339


REFERENTIES: I. Claeys P. 1902- Mémoral de la Villede Gand , 1792-1830. J. Vuylsteke, Gand. 641 p. 2. Gorter R.A. 1953 - De tabaksrook-klisteer voornamelijk als reanimator. Mij tot redding van drenkelingen, Amsterdam. 169 p. 3. Abbé Dinouart J. 1774- Abrégé de !'embryologie sacrée. Nyon, Paris. 596 p. 4. Ossieur E. 1997 - De reanimatie van drenkelingen in de Hollandse tijd te Gent. Tijdschrift voor Geneeskunde 53 , 763-766.

Noël GOOSSENS, Stichting Jan Palfijn

EMBRYOLOGIE

·s AC R 0

É E,

u

))U SOIN DU SALUT ÉTERNEL ·. D 'E'S.•. ;E' N F ' A' N 'T. ·S. Dàns Je ·S~i·~-- d~ Î~u'c M~r~. ,, .. . ),

~ . ·~·

',,. L, ~ ,V 'R E T R 0 I S I E M E. Du ikvoir des ·P aflum, & de lmr vigil!znce à rfgàrd d(.r enfanrs J d.ms lfs accou'chcment.r dijJicila &dl.fljptrés.

~-~~~~C:=:tl:!~~;.

.. ,.c'.fi, Ä l' l.T, R ·E ..... • ...

.

• . . . . . . .... ,

.1·

P R E M I E R. ..

Dn ;.",~'iitii'2ijfi<ilts ;·:·0' Je l'•tir~&tÎcll t'[4· th-f-r_tttf~rn'!'•svi_1J~fl•<t; ·.;: : ~-· _ '*\ s: ·-.u·-·:, ·"'· ':'=" · _ - ._ .. _

L

ADIIII<IIL Tt'del';ct· ",._. --

..

• • •oit dt lï,;oat ... c1',.., ~11 t~~fà rnoytn ·t~i r"~,....., f.~

Een van de eerste tabaksrookklisteren naar Bartholin (1661), uit het werk van Dinouart.

Laatste tabaksrookklisteer, van Luer 1874.

340

....


GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring Gent V.Z. W. 29e jaargang nr. 6 15 nov. 2000

INHOUD - Aan onze leden. - Pierre Kluyskens: De Reeolietten in Gent. - Alfons Van Werveke: Inventaire archéologique: De Grafzerk van Huibrecht Van Eyck. - Daniël Van Ryssel: Ik zou daar een boek kunnen over schrijven: De channes van de dagelijksbeid (vervolg) - André Coene: Het groot plan van Gent gemaakt in1619 door landmeter Jacques Horenbau(l)t. - Albert Brysse: De Compozisie. - Hugo Collumbien: Gentse Memoriedagen 5 en 6 Mei. - Quizmaster: Puzzel 2000. - Beschermleden - Steunende leden - Steunfonds. - Bibliografie. - Vraag en Antwoord. -Lezers schrijven ons. -Wensen -Inhoud 2000.

341

342 343 365 367

382 391

394 401 403 409 410

410 415 417-420


AAN ONZE LEDEN Wij gaan het kort houden: binnen 2 maanden valt het 1e nummer van onze JOe jaargang in uw bus. Lidgeld: ongewijzigd. Pro memorie; 400 fr. Steunende leden; 600 fr. Beschermleden: 1000 fr.Aan onze leden in het buitenland vragen wij een supplement van 200 fr. als tussenkomst in de asociaal hoge portkosten. Zij zorgen ervoor dat hun betaling ons kostenvrij bereikt. Het ongelooflijke blijft gebeuren. In 1999 waren er 419 leden die uit sympathie spontaan meer betaalden dan nodig was. Wij dachten toen: dit is nu toch wel het absoluut record, wel, in 2000 waren dat er ... 421! Dank zij deze idealisten konden wij aan de onrealistische prijs van 400 Jr. 6 "Ghendtsche Tydinghen" leveren met een totaal aantal bladzijden van 420. Vergeet dus niet op pp.403-408 kennis te nemen van deze weldoeners op de lijst die wij met een diep gevoel van dankbaarheid publiceren. Een goede raad: niet wachten met betalen, onmiddellijk doen, zoniet loopt gij de kans dat gij het vergeet en zult gij het geschenk missen dat al onze trouwe leden in 2001 zullen ontvangen. Wat? Dat zal een aangename verrassing zijn. Zie dat gij er bij zijt. Tot slot het klassiek verzoek: vermeldt op het betalingsformulier uw lidnummer. (U vindt het op uw lidkaart en op de verzendingsenveloppe). Dames: wat de naam betreft, houdt het systeem aan dat u tot hiertoe gebruikt hebt. Wie in Maart zijn "Ghendtsche Tydinghen" niet meer ontvangt weet wat hem te doen staat.

.,.'\ls:ri'uw"attikels meLde pc YeiWèrkt~:·zoudt.hdan samen met de ;. t~k'~t:~®k het schijfje (de disk:ett~)wille~;mèeze)lden?

Oàardoor ·

. sp~ u voor de drukker zè~~;' en y()()r dè:redactie correctie- . •\\!~i:~ uit. ))aaienbovêrtis êt roib ·· s ~ter n(>g fout~nin u\V .J~~t:overbliJven.

342


DE RECOLLETTEN IN GENT Op 22 november 1925 was er een groot jubelfeest bij de Reeolietten ter gelegenheid van de 700e verjaring van hun vestiging in Gent. Het is dus nu 775 jaar geleden dat deze kloosterorde (ook gekend als Minderbroeders, Franciscanen, Freemineuren) zich in Gent kwam vestigen. Zoals de meeste kloosterorden heeft zij een bewogen geschiedenis gekend en meer daarover komen wij te weten in de artikels die Pierre Kluyskens 27 jaar geleden schreef. Wij publiceren ze hier graag, zoals gewoonlijk, met de vriendelijke toestemming van de familie Kluyskens. Vorige maand heeft de Reeolietten brug vlak bij het gerechtshof andermaal een beurt gekregen nadat zij verleden jaar aardig werd verbreed zodat de totale breedte van de rijweg toen op 10 m kon worden gebracht. Van draaibrug, die zij tot voor enkele jaren was, is de Reeoliettenbrug aldus een vaste houten brug geworden zoals zij het eens, tot 1369, was geweest. Toen werd zij herbouwd in steen; twee eeuwen later werd zij opnieuw verbouwd, in steen, met drie bogen, nog tamelijk smal, te oordelen-naar een prent van 1750, kort voordat zij eens te meer werd afgebroken en vervangen door een houten draaibrug opdat de schepen komende van de Brugse vaart langs de Coupure, de oude aanlegplaats aan de Graslei zouden kunnen vervoegen. Heel wat Gentenaren, oudere en jongere, zullen zich wellicht nogmaals hebben afgevraagd waarom deze brug de Recollettenbrug en waarom het eindje lopen tussen de brug en de Lindenlei de Recollettenlei heten, als wanneer de Paters Reeolietten hun klooster en kerk op de Oude Houtlei hebben, rechtover de Bestormstraat en de voormalige "Residentie" van de JezuĂŻeten. De minderbroeder Adolphus Van Puymbroeck die op het einde van de vorige eeuw "Enige bladzijden uit de geschiedenis van het voormalig Franciscanerklooster te Gent" uitgaf, had deze vragen wel enigszins voorzien toen hij in het voorwoord van zijn werk schreef: "Nog een eeuw en slechts de geschiedschrijver zal nog weten dat daar waar heden het Gerechtshof trotsch zijne muren verheft weleer een Franciscanerklooster stond: dat die grond geheiligd is door de asch van menige afgestorvenen der adellijke farniliĂŤn van Gent, door de stoffelijke overblijfselen van zoovele kloosterlingen, die er nacht en dag door gebeden en boetplegingen den zegen des Almachtigen afsmeekten". Het ligt schrijver blijkbaar zwaar op de maag, want na een vol boek te hebben geschreven kan hij het nog steeds niet verkroppen dat men het Gerechtshof op de plaats van het voormalige klooster heeft opgetrokken en vooral niet dat het standbeeld van Metdepenningen er werd onthuld: "Daar- onder den voetzuil van Metdepenningens standbeeld - rust de stof van duizenden menschen, wereldlijken en priesters, machtigen en burgers, meesters en onderdanen; een 343


dag - de dag van den opstand der doden - een dag zal komen op denwelken de aldaar begraveoen de muren van het Gerechtshof zullen vernietigen, die in hunnen val het standbeeld van Gods vijand zullen vergruizen"! Zeer vriendelijk is het natuurlijk niet geschreven maar meteen kennen wij toch de juiste inplanting van het voormalige Recollettenklooster, alsmede de reden waarom brug en lei de naam "Recolletten" dragen; wij zouden er nog aan toe kunnen voegen dat het huidige Koophandelsplein destijds Recollettenplein werd genoemd. In de enkele alineas die voorafgaan, hebben wij echter de woorden Reeolietten en Franciscanen gebruikt; volledigheidshalve moeten wij ernog een derde naam aan vasthaken: Minderbroeders. Is het allemaal koek van dezelfde deeg? De woorden worden wel meer door elkaar gebruikt omdat Franciscanen en Reeolietten beiden volgelingen zijn van de Heilige Franciscus van Assisi; de Franciscanen en de Recolletten, noemt men ook minderbroeders, frères mineurs, fraters minores, naam die oorspronkelijk uit nederbeid door de discipelen van Franciscus werd gekozen.

Wij hebben enkele weken geleden wanneer wij het hadden over de bewogen geschiedenis van het Pand, gezegd dat de Dominicanen te Gent arriveerden nog tijdens het leven van hun stichter, de Heilige Dominicus en dat zulks grotendeels te danken was aan de graaf van Vlaanderen Ferrand van Portugal en diens echtgenote Johanna van Constantinopel. Wij zouden het bijna letterlijk kunnen herhalen voor de Minderbroeders die zich met enkele maanden tussentijd, in Gent kwamen nederzetten op voorspraak en met de hulp van Johanna en onrechtstreeks van haar in Parijs gevangen gehouden echtgenoot. Dominicanen en Franciscanen: in het spoor van hun stichters twee lichtpunten in een eeuw die langzaam maar zeker naar verval en verderf afgleed, ook twee totaal verschillende opvattingen van geloof, leven en Kerk, twee gans uiteenlopende oplossingen aan de problemen van de Westerse beschaving en wereld. De Dominicanen wilden redding brengen met een armada predikers van het zuiverste karaat, theologen die de geestelijken beter hun geloof zullen doen kennen, hen wijzen op hun taak en plicht: de Dominicanen namen de preekstoelen al stormerderhand, zij schoten als het ware hun gloeiende argumenten op de gelovigen af. Hun opzet was in alle landen en belangrijke centra een intellectuele elite te vormen, de stoottroepen te worden van een hervormd, strenger geloof. De Minderbroeders hielden het bij de goedheid, bij een terugkeer tot het eenvoudige, de natuur, de nederigheid. Dominicus was de man van de geest, Franciscus van Assisi de man van het hart. De volgelingen van Dominicus hebben gezorgd voor cultuur, geest, wetenschap en orthodoxe godsdienst, de discipelen van Franciscus hebben het volk dat toen nog vrij primitief en brutaal 344


was een boodschap van broederlijkheid, van poĂŤzie en van liefde gebracht. Beide opvattingen en acties vulden, al bijeen, mekaar best aan en er ontstond dan ook geen rivaliteit tussen de twee kloosterorden toen zij ongeveer op hetzelfde ogenblik te Gent hun apostolaat inzetten. Voor de Minderbroeders of Franciscanen gebeurde het in 1225, dertien jaar na de stichting van de Orde in ItaliĂŤ, tien jaar nadat Innocentius III deze stichting had goedgekeurd. Hun overkomst naar Gent, vurig gewenst door Johanna op aanraden van haar raadgever en vertrouwensman de Heer van Materen, werd toegestaan door de nog steeds in gevangenschap verkerende GraafPerrand die op zijn beurt gehoor had gegeven aan de pleidooien van de Heer van Materen. Zoals voor de Predikheren waren de eerste jaren zeer lastig voor de uit Frankrijk komende Minderbroeders: zij wilden onmiddellijk starten met hun apostolaat doch zij konden enkel op de materiĂŤle en morele steun rekenen van de gravin en van een paar welstellende burgers. Zij namen dan ook een eerste, nederige intrek in een gebouw van de Houtlei, bij Poortakker, hen waarschijnlijk door gravin Johanna geschonken. Het enige dat wij met zekerheid over deze eerste jaren weten is dat in 1226, Walter de Marvis, bisschop van Doornik, hen oorlof gaf de heilige mis te lezen in hun huis, omdat uit de brieven van de Apostolische Stoel die hij mocht doornemen, gebleken was dat de Minderbroeders overal waar zij zich vestigden, de goddelijke dienst mochten doen. Het was een vooral dan op materieel vlak, niet te onderschatten voorrecht dat in normale omstandigheden een algemeen protest van de Gentse pastoors en van de abt van Sint-Pieters had moeten uitlokken. Missen en andere religieuze diensten brachten in de middeleeuwen zeer veel op en waren voor de clerus een voorname bron van inkomsten die zij dan ook zo maarniet aan de eerste de beste kloosterorde wegspeelden. Hoogstwaarschijnlijk zal de bisschop van Doornik een delegatie van de Gentse geestelijkheid hebben ontvangen en met haar naar een compromisoplossing hebben uitgekeken die de godsdienstige ijver van de volgelingen van de Heilige Franciscus armslag gaf, maar er ook voor zorgde dat geen muntstukje minder in de geldbeugel van pastoors en abt zou terechtkomen! Walter de Marvis zet het ten andere zwart op wit dat hij hun advies heeft ingewonnen en dat hij derhalve de Franciscanen toelaat mis te lezen in hun huis "iure parochiali per omnia semper salvo", d.w.z. zonder enige inbreuk op de parochiale rechten. Bijgevolg zegt de bisschop zullen de offeranden die in de kapel van de Minderbroeders onder de missen gedaan worden, hen geenszins toebehoren, maar zij zullen te goeder trouw en geheel aan de Gentse pastoors en aan de Sint-Pieters-abdij worden overhandigd. Onze sluwe bisschop wist bij ondervinding dat de mensen zeer vergeetachtig zijn en dat de brave Broeders ook wel eens zouden kunnen vergeten de centjes over te maken aan de clerus, en hij besloot dan ook zijn vergunningsbrief met te verklaren dat hij, met het oog op een stipt naleven van de verbintenis en opdat deze niet uit het geheugen van de Broeders zou gaan, het uitdrukkelijk in zijn 345


brief bedong en deze met zijn persoonlijke zegel bekrachtigde! "Wat konden de arme "schachten" pas in Gent beland er tegen inwerpen? Zij moesten zich bij deze ukase neerleggen in de hoop op betere dagen wanneer zij "groot en sterk" zouden geworden zijn en ook eens de stem zouden kunnen verheffen. Sommige auteurs beweren dat de Fransciscanen zich reeds in 1220 te Gent kwamen vestigen, een tijdlang bij Poortakker verbleven en in 1226 verhuisden naar de Ketelpoort waar zij hun intrek mochten nemen in een deel van de versterkingswerken bij de Kuipgaten, eigendom van de graven van Vlaanderen. Formele bewijzen zijn voor deze bewering nergens te vinden, ook niet voor het feit dat zij er nog hetzelfde jaar een kapel mochten optrekken; andere auteurs beweren dat het Arnold van Materen zelf zou zijn geweest die er het klooster met eigen penningen liet bouwen. Hetgeen wel is geweten en bewezen, is het feit dat de graaf in 1256 een belangrijk stuk grond gelegen bij de Ketelpoort aan de Minderbroeders schonken dat zij in 1282 een ander stuk grond even belangrijk en gelegen bij de Veldstraat, van Gwijde van Dampierre ten geschenke kregen, zodat onze Minderbroeders op het einde van de XIlle eeuw over een vrij grote uitgestrektheid grond beschikten. In elk geval voldoende om er vlak bij het centrum van de naarstige stad, kerk, klooster, kerkhof en andere gebouwen op te trekken. In de Middeleeuwen waren er de bedelorden, de contemplatieve, werkende, actieve, predikende, onderwijzende orden en noem maar verder op. De gemene deler was een totale overgave aan het Geloof, aan de verspreiding en aan de verdediging van dat Geloof, hetgeen nochtans niet uitsloot dat alle kloosters, met eenzelfde enthousiasme de hand en nog liefst de twee handen reikten naar overheid, poorter of volksmens in de hoop dat zij ze mild zouden vullen met klinkende muntstukken. Vooral wanneer deze stukken uit de spaarpot kwamen van Johoanna en Margareta, doorbrave schepsels en schapen Gods, en van de graven van Vlaanderen die wel eens diep in hun portemonnee konden putten. Ook de Gentse schepenen hebben in deze middeleeuwse periode liefst een stuiver uit de gemeentekas gehaald of een stuk grond van de gemeenschap aan de kloosters uitgedeeld in de hoop zich op die (goedkope) manier een klapstoeltje in Sint-Pietershemel voor te behouden meteen verklaart dat de Gentse kloosters die vanaf de XIlle eeuw in het Gentse opschoten als paddestoelen in een paardeweide, er aardig konden gedijen en floreren, zelfs al hadden alle kloosterlingen plechtig de gelofte van armoede afgelegd, en al kwamen zij af en toe, in elk geval meer dan gewenst in botsing en in conflict met de schraapzuchtige abten van Sint-Pieters. De Minderbroeders hadden zeker geen reden tot klagen. Discipelen van SintFranciscos van Assisi, de voorloper van de actiegroepen voor een zuiver environment, moesten zij het in de regel stellen zonder rijkdom, zonder weelde, zonder bezit maar in de werkelijkheid kregen zij in de jaren na hun komst alhier,

346


zoveel grond, aalmoezen, giften enz. in hun korf, dat zij in de teerling tussen Ketelplein en Veldstraat een klooster konden op- en inrichten dat de dag van vandaag, grond en gebouwen samengerekend, ettelijke tientallen miljoenen zou vertegenwoordigen. Gravin Johanna die de Predikheren een warm hart toedroeg, had de Franciscanen uit datzelfde warm hart zeker niet verdreven: zij had ze naar Gent ontboden en liet ze niet in de steek omdat zij inzag dat zij, net als de Dominicanen, een waarborg voor vrede en rust in het graafschap betekenden. Zij ging zelfs zover dat zij onze Minderbroeders jaarlijks in het nieuw stak. Elke broeder ontving immers van haar om het jaar, een habijt met een kap en .... een onderkleed. Johanna had met haar hulp en gunsten een voor onze Broeders zeer gunstig precedent geschapen: na haar dood zou Margareta niet anders kunnen doen dan de ingeslagen weg voort te blijven bewandelen en toen na haar overlijden het mannelijk geslacht opnieuw het roer van hetgraafschap in handen nam, kon het nog moeilijk neen zeggen aan de discipelen van Franciscus, daar waar de lieve dames ja hadden gezegd met woord, met daad en met de centen, temeer daar de Minderbroeders zeer populair waren en deelden in de algemene liefde en verering van het volk voor de wonderbare, dichterlijke vriend van de nederige mensen, van de poĂŤten, van de vogeltjes in de lucht! Zo gebeurde het dat de volksgeliefde Broeders, met of zonder de zachte druk van de bevolking op het einde van de XIIIe eeuw, dus niet zo lang na hun overkomst alhier, in het bezit waren van uitgebreide gronden en van een embryo van klooster, waaraan zij zich zeker niet bij hun komst hadden durven verwachten. De oude stadskern was immers niet bijster groot en ruim een derde was al ingenomen door kerken, kloosters, begijnhoven, lazarettten en kerkhoven. De geestelijke orden waren toen de troetelkinderen van volk en overheid: te mooi opdat het liedje lang zou duren!

Er waren op het einde van de XIVe eeuw nog geen communautaire problemen; dit wil betekenen dat de Vlamingen derhalve gedwongen waren onder mekaar te bekvechten; het chauvinisme te Gent, Ieper, Brugge enz. was toen zo geweldig dat zelfs de kloosterlingen uit deze steden mekaar in het haar vlogen. De Gentse Franciscanen hielden het bij paus Urbanus van Rome en bij Filips van Artevelde, de Franciscanen van Ieper bij Clemens van Avignon en bij Loclewijk van Male, bondgenoot van de Franse koning. De Gentse Minderbroeders trokken mee met de gemeentenaren van Artvelde en zegenden de naar Brugge oprukkende troepen, zeggende dat zij eeuwen na de MaccabeĂŤn, als de verlossers waren van IsraĂŤl uit de slavernij van Egypte (er is in de Geschiedenis nooit iets nieuw onder de zon) terwijl de Ieperse Minderbroeders de tegen de Gentenaren oprukkende gemeentenaren de zege gaven, hen verzekerden dat zij, indien zij sneuvelden, recht naar de hemel en hun vijanden recht naar de hel zouden gaan. 347


De Gentse Minderbroeders mochten aanvankelijk jubelen, doch het was van korte duur, en uiteindelijk leek het dat zij met Filips van Artvelde op het verkeerde paard hadden gewed. Filips moest het onderspit delven niettegenstaande alle mooie beloften zijn troepen gedaan door de Gentse Minderbroeders. Zwaar woog het ten andere niet door; zij waren reeds volksgeliefd om hun trouw aan de leer van Franciscus, hun imago werd nu nog schoner, heerlijker toen geweten werd welke hun gehechtheid was geweest aan de zaak en aan het ideaal van Gent. Het vertrouwen van de Gentse bevolking in de Minderbroeders moet fantastisch groot en sterk zijn geweest. De akten en documenten die de rechten, voorrechten en privilegiĂŤn van stad en inwoners bezegelden en die later zorgvuldig en veilig in het Belfort, symbool van de gemeentelijke vrijheden bewaard zouden worden, werd tot 1401 toevertrouwd aan en geborgen in het klooster van de Fraters minores. Hun vaderlandsliefde was zo groot, zij hadden o.a. ten tijde van Filips van Artvelde, zo dikwijls bewezen hoeveel zij hielden van de vrijheid en van de belangen van de stad, dat men niet aarzelde vooraleer het Belfort voltooid was en het stadhuis de nodige materiĂŤle garantie tegen diefstal bood, het klooster van de Premineuren uit te kiezen om de kostbare oorkonden te bewaren. Het verlies van een hunner had automatisch het teloorgaan van een of meerdere voorrechten betekend, een ware ramp geweest.

Na de nederlaag van Aftevelde waren de Gentse Minderbroeders voor de eerste maal in hun bestaan, angstwekkend met de hakken over de sloot geraakt. De wraak van de oude Lorlewijk van Male en naderhand van de ambitieuze Filips de Stoute had ook de Gentse Minderbroeders kunnen treffen en klein krijgen doch, opzettelijk, diplomatisch of toevallig, niemand scheen zich in de hogere politieke sferen nog iets te willen herinneren van de agressieve sermoenen van de Franciscanen daags voorde strijd, tot de oprukkende en opgehitste gemeentenaren. Zand daarover, was het ordewoord, ten einde de zo populaire Broeders niet te moeten betrekken in de politieke sancties: ook onze graven konden af en toe blijk geven van feeling en konden in crisisperioden handig maneuvreren, indien niet manipuleren.

De "Fremineuren" zoals men ze toen noemde, waren gelukkige Broeders naar het voorbeeld van hun stichter. Zij mochten rekenen op de genegenheid van het volk, de steun van de overheden, de milde aalmoezen van edellieden, poorters en rijke kooplui. Men mag nog de leer van Franciscus van Assisi indachtig zijn van op de kansel armoede, nederigheid, naastenliefde en andere heerlijke deugden ophemelen, men blijft niettemin maar moeilijk onverschillig voor een mooie stuiver die 348


toelaat een nieuw gebouw op te trekken of de kerk met beeldhouw-of schilderwerk van een bekende artiest op te smukken. Zo gebeurde het ook tussen Kuipgat en Veldstraat: daar rees een klooster waar men aanvankelijk de deugd van armoede en offervaardigheid beoefende, echter in een kader, in een environment die artistiek geleidelijk heerlijker en grootser werden: de beste Gentse schilders en beeldhouwers mochten er hun mooiste gewrochten leveren, die helaas wat later door de Beeldstormers zouden worden vernield en verbrijzeld. Kon men die prachtige en kostelijke kunstwerken, op het einde van de XVe eeuw nog laten rijmen met de geest van armoede van de stichter van de Orde? Misschien wel, omdat de kunst, hoe kostelijk ook, de weerspiegeling is van de hogere aspiraties, van het schoonheidsideaal van de mensen, maar van de ene (artistieke) weelde wipt men zonder veel moeite naar de andere uitingen van luxe; geleidelijk bezaten de Gentse Minderbroeders links en rechts, d.i. binnen en buiten de stadsmuren, eigendom hetgeen niet helemaal in overeenstemming te brengen was met de geest en de strenge regel van de Orde. Dat gebeurde ook elders in deze XVe eeuw toen graven, hertogen en groten der aarde het allerslechtste voorbeeld gaven, toen de leer en de tucht van de Kerk verslapten. In de Orde van de Franciscanen, ontstond onvermijdelijk een reactie tegen dergelijke misbruiken. Zij die trouw bleven aan de leer van Franciscus noemden zich de Observanten, kloosterlingen van de tucht en strenge levenswijze. De beweging ontstond in Spanje, bereikte dra de Nederlanden: wat zouden de Gentse Premineuren doen? Zouden zij eens te meer, op het randje af, met of zonder heimwee, met de hakken over de sloot geraken? Dominicanen en Franciscanen zijn bijna 3 eeuwen lang de troetelkinderen van de Gentse bevolking en van het Gentse stadsmagistraat geweest, al dienden zij eenzelfde geloof en godsdienst met zeer uiteenlopende middelen en argumenten. Niets is in de grond zo broos en ook zo gevaarlijk als'n volkse, sentimentele vriendschap, liefde of eerbied, want de TarpeĂŻsche rots ligt vlak bij het Capitool, ook in steden waar er noch rotsen noch Capitool bestaan: liefde slaat nooit over naar onverschilligheid, wel naar haat en wraak, en in de XVIe eeuw toen de Beeldenstorm plots, zij het dan niet onverwachts over Gent neerplofte, moesten Predikheren en Minderbroeders ondervinden dat te sentimentele, te luidruchtige vrienden U niet enkel in de steek laten, maar in een handomdraai Uwe grootste vijanden worden. Al de hoedanigheden werden ineens gebreken, de giften die men zo mild had uitgedeeld werden nu misbruiken aan dewelke men brutaal een einde moest stellen. Het kabaal was reeds begin van de XVe eeuw begonnen toen bepaalde mensen uit de stad het moeilijk konden nemen dat deze kloosterlingen van de overheid allerhande voorrechten ontvingen en o.a. vrijgesteld werden van de taks op een grote hoeveelheid bier en wijn. De Minderbroeder Van Puymbrouck noemt zulks in zijn geschiedenis van de Premineuren "de haat van de Satan"! 349


"Door de duivelsche inblazingen, aldus schrijver in zijn gezwollen taal, rezen ongelooflijke moeilijkheden tegen de Franciscanen en Dominicanen op. Spotbrieven en schimpschriften werden overal tegen hen verspreid, die zoveel te gevaarlijker en snooder waren, daar zij voortkwamen uit pennen, die alleen hadden moeten gesmeden worden om de twee orden voor te staan"! Het is allemaal mooi gezegd en geschreven maar het verzwijgt dat er in de XVe eeuw een geweldige verslapping van de zeden, bij de zgh. elite, in de poortersmiddens en ook in de kloosters was, een malaise die onvermijdelijk moest leiden tot contestatie, inkeer en hervorming, zoals ook bepaalde toestanden de dag van vandaag, zullen leiden tot een kentering, tot een reactie, indien niet tot een scheuring. De scheuring was in de XVe eeuw latent in talrijke kloosterorden en was de voorbode van de ongecontroleerde Beeldenstorm van de XVIe eeuw, toen "profiteurs" misbruik maakten van een toestand van onbehagen, vertwijfeling en contestatie, om de "Hervorming" vooruit te lopen en eeuwen kunst, cultuur, godsdienst en godsvrucht in een paar uren weg te vegen. Misschien heeft men toen niet ingezien dat sommige misbruiken geleidelijk zouden ontaarden in een scherpe contestatie. Het klooster van de Franciscanen was bevoordeeld, ontving allerhande gunsten en voorrechten, hun kerk was mooi, kunstig en zeer rijkelijk versierd, de Broeders leefden niet alleen als volgelingen van Franciscus van Assisi, het was alom geweten dat zij eigendom in en buiten de stad bezaten en zulks moest uitdraaien op afgunst, jaloersheid, nijd en vijandschap. De redding had van de Orde van het klooster zelf moeten komen: in de meeste middens hunkerde men naar een terugkeer tot de oorspronkelijke geest, tucht en bezieling van de stichter. Grijpen wij eens te meer naar het pompeuze proza van Adolphus Van Puymbrouck: " 's Menschenkrachten zijn niet immer even sterk en aanhoudend; en eenmaal dat men na veel moeite het toppunt desbergsbereikt te hebben begint te dolen op zijne snelle helling, dan is de stap haastig en niet zelden is er gevaar in de diepte neer te rollen ... Helaas! Thans waren zij van hunne eerste vurigheid afgeweken"! Zovele eufemismen om de lezer te laten verstaan dat de Broeders die in armoede, naar het voorbeeld van Franciscus hadden moeten leven, liefst dauw en broodkruimels aan de vogeltjes overlieten; zij vulden met genoegen en wellust hun maag met andere hapjes en lieten 's avonds de klinkende goudstukken bijeen, afkomstig van aalmoezen, pachten en andere heerlijke bronnen van inkomsten. Onze Pater van Puymbrouck tracht er wel een mouw aan te passen en de schuld in de schoenen van de gelovigen te stoppen: "de eerste oorzaak was wel gelegen in de genegenheid die het volk tot de Minderbroeder had. Hunne giften waren te talrijk en te groot (sic.). De Satan wist er zijn voordeel uit te halen", maar niemand zal zijn proza kunnen beamen. De reactie in de Orde zelf ontspon zich in Spanje, vervolgens in ItaliĂŤ, doch in het Breugelland was men aanvankelijk niet warm te krijgen voor een hervorming die aan de riem trok.

350


Coleta, later Heilige Coleta geworden, verzette hemel en aarde om paters en nonnen tot betere gevoelens te brengen, doch deze heilige Dolle Mina kon enkel bij de vrouwen succes oogsten, d.w.z. de tucht herstellen, de ogen afwenden van de geneugten des aardse leven en de blik van de kloosterzusters ter hemel richten. De Minderbroeders bleven vrolijke en olijke Pallieters, meer bekommerd om een heerlijke tafel dan om de bespiegelingen van een paar idealisten van de Orde die zich in Spanje en elders de "Observanten" noemden.

Het Gentse klooster mocht op het einde van de XVe eeuw zijn geschiedenis niet neerpennen met offers, offervaardigheid, armoede of naastenliefde. Fransiscus van Assisi was een ster ergens aan het firmament geworden, de tucht: een vage herinnering uit vroegere eeuwen, de geest van armoede een voorbijgestreefd begrip. En op het ogenblik dat de Gentenaren zich afvroegen waarom die zgh. Minderbroeders, fraters minores, niet alleen hun kap over de haag wierpen, kwam ook hier de kentering, de heilzame reactie. De Gentse Franciscanen gingen, zoals men zegt, hun leven beteren, de geest van armoede niet meer van de preekstoel als een noodzakelijke deugd verkondigen maar zelf toepassen naar het voorbeeld van sommige Spaanse Minderbroeders die zich afzonderden in zgh. Recollectiehuizen en daarom Reeolietten werden genoemd. Alles bij mekaar bleefhet te Gent meer bij de actie van een kleine meerderheid: het is gemakkelijker vaarwel te zeggen aan de armoede dan aan de weelde. Zelfs na de tragische periode van de Beeldenstorm, dachten de Gentse Broeders meer aan de herstelling van hun klooster in zijn bloei en pracht van weleer dan aan het herstellen van tucht en Orderegel. Toen immers in 1593 de algemene Overste van de Orde een kapittel in Spanje bijeenriep en elke "provincie" verzocht drie kloosters aan te wijzen die domus Recollectae of Recollettenhuizen zouden worden. uitstralingskioosters op de weg naar een terugkeer tot Franciscus' leer, stuurden de Gentse Broeders hun kat: "de Franciscanen van Gent, schrijft Van Puymbrouck, waren nog immer bezig met stoffelijke herstellingen en dachten misschien niet veel aan de geestelijke". Men mag het hen echter niet te veel ten kwade duiden: zij hadden in het laatste kwart van de XVIe eeuw een verschrikkelijke periode achter de rug, zij hadden tijdens de twee achtereenvolgende golven van de Beeldenstorm zwarte sneeuw gezien, de hel op aarde gekend, waren samen met de Predikheren de grootste slachtoffers geworden van de vernielingsroes en van de haat van de Iconoclasten en Calvinisten. Het klooster van de Franciscanen was op een boogscheut van het oude Predikherenklooster gelegen en wellicht hebben de paters en broeders het gehuil en de kreten van woede van het opgehitste gepeupel kunnen horen wanneer de altaren werden verbrijzeld, de bibliotheek geplunderd, de kostbare handschriften in de Leie geworpen, de beelden van hun sokkels getrokken, het doksaal aan 351


stukken gegooid. Enkel hetgeen de kloosterlingen nog tijdig in veiligheid hadden kunnen brengen, schilderijen, kleine beelden en voorwerpen, zilverwerk, bleef gespaard doch toen de Geuzen twaalf jaar later als een zwerm het klooster andermaal binnenstormden, werd alles verbrijzeld en vernield. Het gebeurde op 22 mei 1578: " men sach ten Fremineuren, in de beuck van der kercke, bij den preeckstoel, een groot vier ligghen branden, het welcke ten minste ghecost hadde vijftich guldens, doordien dat het hout ende andere materialen niet anders en waeren als van schilderijen, ghesneden beelden, cruycen ende ander kerckcieraet, soo vande aultaeren als van den docksael, daer vele goede devote herten waeren over suchtende". Broeders werden aangehouden, gefolterd en een hunner bezweek na het ergste op de pijnbank te hebben verduurd. Drie anderen, van de afschuwelijkste misdaden beschuldigd, werden gegeseld, op het schavot geplaatst en uit de stad verbannen. Enkele weken later werden andermaal twee Minderbroeders in hechtenis genomen en dezelfde dag, 28 juni, werden vier jonge Franciscanen op de Vrijdagmarkt levend verbrand! In zijn werk "Het Gentsche Volksleven" dat in 1924 verscheen, heeft "Priester" GabriĂŤl Celis, zoals hij zichzelf betitelde, het in zijn Heiligenkalender, op datum van 4 oktober, over Franciscus van AssisiĂŤ, belijder, en schrijver, kan hierbij onmogelijk de Gentse discipelen van de volksgeliefde heilige over het hoofd zien: "De Minderbroeders, aldus Celis, zijn gekend onder verschillende namen; de Conventueelen, die in grote kloosters of Conventen leven; de Observantynen, die in de eenzaamheid verblijven; de Capucienen, die een kappe dragen. De Reeolietten werden in 1500 door Joannes de Guadeloupe ingesteld". Hoe wilt U dat een gewone leek in deze terminologie wegwijs zou geraken! De enigen die er zich weinig om bekommerden en er zelfs korte metten mede maakten, waren de Gentse Iconoclasten die tot tweemaal toe, in 1566 en in 1578 alles klein sloegen dat in hun bereik lag en in het klooster aan het Recollettenplein het record van de vernieling, dat zij in het Predikherenklooster hadden gevestigd, trachtten neer te halen. Het is in de tweede golf van de Beeldenstorm dat omzeggens alle gewrochten van de Gentse school werden verwoest, zowel schilderijen als beeldhouwwerken en dat meteen voor het nageslacht de naam werd weggeveegd van zovele verdienstelijke kunstenaars. De Minderbroeders werden uit hun klooster verdreven, doolden in angst en paniek, op de Vlaamse wegen, zochten heil in kleine dorpen tot na de inname van de stad door de legers van Farnese en de vlucht van de laatste Calvinistische leiders. Men heeft in de jongste jaren dikwijls gesproken van het zgn. Duitse wonder, na de totale nederlaag en vernieling. Welnu na 1584 kon men gewagen van een Vlaams wonder, althans in de kerken en kloosters. De Contrareformatie heeft in enkele jaren de sporen van de Beeldenstorm doen verdwijnen en de tempels Gods opnieuw opgefleurd, zij het dan helaas, in een geest die totaal verschillend was van deze van de Middeleeuwen: praalvertoon, artistieke orkestratie vervingen religiositeit en mystiek. 352


Hebben de Minderbroeders het aangevoeld, zij die de leer van de Poverello, van de goede, zachte, nederige Franciscus van Assisi moesten belijden? Hebben zij gereageerd tegen een wereldse aanpak van de godsdienst, tegen een overwinning op het Protestantisme die ontaarde in luxe, in een jacht op zilver, goud, edelstenen, marmeren altaren, reuzebeelden van heiligen, kostbare drapés en andere uiterlijke tekens en symbolen van rijkdom en macht? Een eerste maal, begin van de XVIe eeuw, hadden, naar het voorbeeld van een kentering in Spanje en in Italië, sommige kloosters van de Franciscanen, ook te onzent, geöpteerd voor een grotere tucht en strengere zeden; diepe wortels had de beweging echter niet geschoten, zeker niet te Gent. De Franciscanen van de Afteveldestad waren toen moeilijk warm te krijgen voor hervormingen, beperkingen en andere vormen van symbolisch aanspannen van de riem: zij genoten met volle teugen van het leven, ook in zijn aardse facetten en hadden het de dag van vandaag, met hun mentaliteit, niet prettig gevonden 's zondags de wagen op stal te moeten laten. Na de Beeldenstorm hadden zij niet veel bijgeleerd: hun klooster en kerk werden vlug hersteld en het leven lachtte hen na jaren ontbering opnieuw gulhartig toe. Toonbeelden van deugd, nederigheid, armoede zijn de Gentse Franciscanen dan ook niet geweest en men heeft zelfs beweerd dat zij om hun ongebonden leven uit hun klooster werden verjaagd. Ridder Diericx die de godsdienst in zijn hart niet droeg en elkemorgen bij zijn ontbijt figuurlijk een kloosterling moest oppeuzelen, heeft zonder enige verwijzing naar historische bronnen, beweerd: "Ils revinrent après les troubles, maïs ils menèrent dès lors une vie si dérèglée qu' on les chassa en 1600: époque ou Ion céda leur couvent aux Recollets". Prosper Claeys neemt, cum grano salis, de bewering van Diericx over, maar voegt er aan toe: "Les évrivains catholiques disentqu' en 1600 les Frères Mineurs adoptèrent larègledes Récollets, appartenant également à 1' ordrede Saint-Francois", duidelijke zinspeling op Frans DePotter die Diericx eens te meer met zijn anticlericalisme wandelen zendt, zonder zelf vaste en betrouwbare gegevens te kunnen aanhalen. Adolphus Van Puymbroeck eindelijk, stelt iedereen in het ongelijk en schrijft dat het pas later was, nl. in 1618 dat de Franciscanen hun leven gingen beteren en de levenswijze van de Reeolietten aannamen. "Frans De Potter, aldus schrijver, zegt dat de Reeolietten in Gent kwamen ten jare 1600. 't Is een feil". Wij laten de historiograaf van het Gentse klooster dan maar liever even aan het woord: "Midderwijl begonnen de Minderbroeders van Gent te begrijpen hoe noodzakelijk het was het voorbeeld hunner Broeders der overige kloosters na te volgen. De toenmalige bisschop van Gent, Monseigneur Boonen, later aartsbisschop van Mechelen, zag met hartzeer de overgrote ruïnen, die de geuzen in 't klooster en bij de Paters hadden veroorzaakt; hij wilde het ene en het andere herstellen. Door brieven had hi de Broeders aan de edelmoedigheid zijner diocesanen aanbevolen; thans schreef hij aan P.Andreas a Soto en aan Aartshertogin Isabella; en met de medewerking van het Gentse Magistraat,

353


gelukten de pogingen van den godvruchtigen Kerkvoogd ten volle. In het jaar 1618 werd er besloten de Reeolietten in Gent te brengen". Dat is allemaal zeer voorzichtig, handig geschreven maar niet zeer overtuigend en wie nog een paar woorden Nederlands kent, zal er duidelijk uit hebben afgeleid dat er in het Gentse klooster wel een vuiltje aan de lucht was en dat er in 1600 of in 1618 eens grote kuis moest worden gehouden; hebben de Franciscanen, tot inkeer gekomen, op eigen initiatief, de strengere regel van de Reeolietten aangenomen of trokken zij er muisstil van onder om vervangen te worden door roomverse idealistische Recolletten? Het is moeilijk te achterhalen, doch alles laat veronderstellen dat de Premineuren zachtjes of hardhandig de weg naar de uitgangspoort van 't klooster werden gewezen en dat degenen die bleven zich moesten schikken naar de tucht van de nieuwe generatie: "de Paters, aldusVan Puymbrouck, veranderden van levenswijze en van naam, al bleven zij ware Franciscanen. De inwoners van Gent noemden hen niet meer dan Recolletten". Andermaal bleek het dat nieuwe messen goed snijden. De verandering van discipline of de komst van een roomverse gemeenschap was een voltreffer en na enkele jaren was het aantal kloosterlingen die de strenge regel van Franciscus met woord en daad beoefenden, tot veertig geklommen: in 1659 kon het Provinciaal Kapittel in het Gentse klooster worden gehouden, hetgeen wijst op de bloei van de gemeenschap en op de stipte naleving van de regel van de Orde. De Gentse bevolking wist deze heilzame kentering naar waarde te schatten; zij houdt het opnieuw voor geestelijken die de leer van de goede en populaire heilige daadwerkelijk toepasten en wanneer door hen werd aangeklopt om een aalmoes, werd mild gegeven. Het volk heeft altijd veel gevoeld voor kloosterlingen die serafijns denken, ootmoedig leven, zieken en armen belangloos verzorgen, het goede woord gaan verkondigen in stad en dorp, in armoede leven maar er daarom hun goed humeur niet bij inschieten. De Gentse Reeolietten waren in al die jaren echte apostelen Gods, nederige, vrolijke paters en broeders, ware discipelen van de Poverello en zij mochten zich in eenieders achting, eerbied en sympathie verheugen.

Men weet nooit hoe vreemd een dubbeltje rollen kan. Eens had men de Vlaamse Minderbroeders moeten aanzetten hun blikken te richten naar de tucht en de praktijken van hun Ordegenoten in Spanje en in ItaliĂŤ, thans was het in dat laatste land dat de discipline erg aan' t verslappen ging, zo erg zelfs dat degenen die het nog goed meenden, beroep deden op Recoletten ... uit Vlaanderen om er de tucht en de serafijnse regel te komen herstellen. De Vlaamse hervormers werden in het zonnige ItaliĂŤ niet beter ontvangen dan een voetbalploeg van bij ons die er vandaag de tiffosi de les zou komen lezen en het werd dan ook een flop; maar de roep naar het buitenland, zelfs naar verre landen, kon niet meer worden versmacht en zo zien wij op het einde van de XVIIe eeuw tal van Vlaamse 354


missionarissen het geloof en de geest van Franciscus ver over 's lands grenzen gaan verkondigen. Het waren opnieuw gelukkige, hoopvolle, geestdriftige jaren die niet konden beletten dat een andere ramp op komst was, de inval van de Franse Republikeinen, die orden en klooster van het Gentse stadsplan zouden schrappen. Van de meeste Gentse kloosters kan worden gezegd dat zij na de twee vernielingsgolven van de Beeldenstorm en nadat Farnese de stad had ingenomen en opnieuw in de schoot van de Spaanse Habsburgers had gebracht, ruim twee volle en lange eeuwen rust, vrede en de pais kenden hetgeen nog niet wou beduiden dat het te Gent, maar dan buiten de kloosterpanden, allemaal en alle dagen honing en zeem in de huiskamer van de Gentenaren regende: vreemde bezetting, pauperisme, hongersnood en noem maar op. De Gentse kloosters hadden het in die jaren minder hard te verduren, zaten er zelfs meestal warmpjes in en mochten telkens de storm boven of naast de kapeltoren heen laten waaien. Met de inval van de Franse Republikeinen werd het ineens bedenkelijk, zo erg zelfs dat vele kloostergemeenschappen de lawine niet mochten overleven terwijl de overige zich van gans hun bezit beroofd zagen worden en heil moesten zoeken in een roemloze vlucht. Voor de Gentse Reeolietten was de periode van rust en voorspoed wel een tikje korter: voor hen gingen de poppen vroeger aan het dansen. Aanvankelijk, d.i. in de eerste helft van de xvme eeuw was het niet te erg geweest: de gewone kommer veroorzaakt door voorbijtrekkende ofbezettende legers die levensmiddelen vroegen, kar en paard wilden stallen of de mooiste kamer opeisten voor een of andere kapitein. Van Puymbrouck schrijft het met wat bombast "Noodzakelijk weer-galmden de oorlogstrompel en de krijgsgeruchten tot in de stille en eenzame kloosterpanden." De paters verzorgden liefst gewonde soldaten en eisten het leeuwendeel op, daar de toenmalige geneesheren nogal onbeholpen waren: "ten jare 1745 ontvingen van den bisschop van Gent zes Reeolietten alle geestelijke macht om de zieke soldaten in de hospitalen te gaan bijstaan en hun de weg naar de hemel te vergemakkelijken."! Inmiddels werkten de paters die de soldaten van allerhande nationaliteit de weg naar de hemel niet moesten wijzen, aan de verdere uitbouw van het klooster dat stilaan, na zoveel eeuwen, zijn voltooiing in het vizier kreeg. De laatste steen werd gelegd op het ogenblik dat keizerin Maria-Theresia haar laatste snik aan het geven was, hetgeen meteen wilde betekenen dat onze Minderbroeders wat meer dan vijf eeuwen nodig hadden om een somptueus klooster op te trekken dat bijna onmiddellijk na zijn voltooiing zou worden vernield. Het was een indrukwekkend ensemble, wat groter dan het huidige Gerechtshof, tuin en omliggende straten incluis, buiten sober van lijn, binnen rijkelijk versierd. Iconografische documenten wijzen op de evenwichtige bouw terwijl een ander, geschreven document ons een volledige beschrijving biedt van het 355


klooster een eeuw voor de afwerking, nl. in 1671. Een van de religieuze studenten die in dat jaar theologie in het Gentse Franciskanenklooster kwam studeren, heeft vermoedelijk zijn vrije uurtjes doorgebracht in een nauwkeurige observatie van al hetgeen er aldaar te zien was en heeft het allemaal zorgvuldig genoteerd in een bewaard gebleven rapport. Hij heeft het in zijn beschrijving o.a. over de lekebroeder Jan Boeksent, vermaard beeldhouwer, met Pedro de Gante een der kopstukken van het voormalig Recollettenklooster. Met Maria-Theresia hadden de Gentse Recolletten, zoals ten andere alle kloosters uit het land gelukkige jaren gekend. Met haar zoon Jozef 11, een man met ooglappen, die het allemaal theoretisch en pseudo-filosofisch wou oplossen, werd het minder prettig. De keizer-koster, zoals men hem pleegt te noemen, dacht dat hij alles moest veranderen, hervormen of afschaffen: de contemplatieve orden, de kermissen, de seminaries, de Raad van Brabant enz., enz., hetgeen hem de antipathie van een groot deel van de bevolking en de blinde haat van de kloosters op de hals Joeg. De Reeolietten droegen hem allerminst in het hart: de keizer kwam roet in het eten gooien, schafte tal van gemeenschappen af die onder de hoede indien niet de voogdij stonden van de Recolletten, legde hen allerhande bepalingen op bij de verkiezingen van hun oversten, schafte processies en plechtigheden af, aan dewelke het Gentse klooster een vette kluif had. Dat was o.a. en vooral het geval met de feestdag van O.L.V. ter Engelen, beter gekend alhier en ook elders als Portiuncula. Het feest werd gevierd op 2 augustus: "voor de inwoners van Gent, aldusVan Puymbrouck, was het een dag van menige verdiensten, een dag van vreugde voor de zielen des vagevuur, die door de aflaat van Portiuncula uit de smarten verlost werden; voor de zondaren, die uit het slijk hunner zonden waren opgestaan; voor de deugdzamen die een stap verder gedaan hadden in de liefde Gods" ... Om in het geval niet mis te lopen, hebben wij Celis en zijn "Gentsche volksleven", op datum 2 augustus, geraadpleegd. "Heden, schrijft hij, verdient men den aflaat, gezeid van Portuncula (toties quoties). Men bezoekt de kerken waar de aflaat te verdienen is. Om die volle aflaten, toepasselijke aan de Zielen van het Vagevuur, te winnen, moet men gebiecht en gecommuniceerd hebben, de kerk bezoeken en er bidden volgens de inzichten van den Paus. Het was in eene kleine kapel waar de H. Franciscus van Assisi van kindsbeen af ging bidden en die hij eigenhandig had hersteld, dat hem de gunst van dien aflaat, geschonken werd." Nu kan, naar het heet, deze aflaat ook in de parochiekerken worden bekomen, doch op het einde van de XVIIIe eeuw, had men in Gent priesters te kort, broodjes te kort om de 100.000 brave mensen (het dubbel van de bevolking van de stad) die allen dachten een of meerdere familieleden in een te goed verwarmd 356


vagevuur te tellen op te vangen, en van geestelijk en materieel voedsel te voorzien in en om het klooster van de Recolletten. De paters predikten tot zij er hun stem bij verloren. "Zelfs zag men lieden, aldus Frans De Potter, met eenen boot op op de Schelde, langs den reftermuur aanleggen om van daar door de openstaande vensters het woord des predikants te kunnen vernemen, terwijl vele andere, die geene van de gemelde zalen konden bereiken, in de panden en andere bijgelegen vertrekken bleven om iets van het sermoen te kunnen meedragen"! De menigte keerde 's avonds dolgelukkig huiswaarts, er stellig van overtuigd dat alle afgestorven familieleden als luchtballons ten hemel waren gevlogen en daar ook wel een aardig woordje zouden zeggen voor degenen die nog op aarde ronddoolden. De Gentse handelaars waren in hun nopjes met de gedane zaakjes en de Reeolietten waren dubbel gelukkig om het religieus en financieel succes. En ja, daar kwam Jozef 11 een streep door deze jaarlijkse rekening en door nog vele andere rekeningen, tradities en rechten trekken. Hij had het zelfs speciaal gemunt op de Gentse Minderbroeders die niet geaarzeld hadden hevig en heftig te protesteren telkens de keizer aan hun rechten, voorrechten of voordelen tornde. Van Puymbrouck die gemakkelijk in het vel kruipt van zijn voorgangers is niet mals voor Jozef II: " den 20 Februari 1179 stierf hij en droeg met zich in het graf, niet meer de vreugdezangen van zijn blijde intrede in België, maar de vervloekingen van zijn Nederlandse he onderdanen". Is het niet uit deze haatgevoelens die de Gentse Reeolietten hem toedroegen dat ridder Dierlex in zijn Mémoires, de legende van de wat te strijdlustige paters heeft gehaald? Hij houdt zoveel van de Reeolietten als deze laatsten van Jozef II. D.w.z. dat al hetgeen hij van en over hen schrijft- en het is bitter weinig maar zeer snedig - cum grano salis moet worden aanvaard; "les Récollets, autre espèce de Cordeliers, appartenoient à un ordre réligieux qui formoit pour ainsi dire une fraction dans les règles deS. François. Ils disaient, certaines messe appelées en flamand keer-messen, par la vertu desquelles on retrouvoit les effets perdus ou égarés; ils recitoient aussi certaines prières très efficaces pour les femmes difficiles à concevoir et on les nommoit vulgairement les frères de l'amour (de minnebroeders). Ce fut de leurs caves et de leur tour qu'ils canardèrent les troupes de leur souveraio en 1789; maïs admirons les décrets de la divine sagesse; leur couvent n'est plus: il n'en reste plus pierre sur pierre". Dat de Minderbroeders in de Brabantse Omwenteling kordaat partij kozen voor de opstandelingen, dat zij daadwerkelijk deelnamen aan de actie van sluikpers en pamfletten, staat vast, maar dat zij naar de wapens grepen en de Oostenrijkers van dak en keldergat beschoten is door geen enkele bron gestaafd en blijkbaar een verzinsel van de historicus Dierlex die hier eens te meer de geschiedenis met zijn eigen politieke overtuigingen of illusies kleurt. Met de Brabantse Omwenteling werd in onze nationale geschiedenis een nieuw en bewogen hoofdstuk aangesneden dat pas een veertigtal jaren later, na de Omwenteling van 1830 zou worden afgesloten. Mensen die toen leefden hebben 357


alle kleuren van de politieke regenboog gezien, alle mogelijke en onmogelijke regimes, bezettingen gekend, Oostenrijkse, Franse, Hollandse, Russische en Pruisische soldaten zien defileren en paraderen, Republikeinse generaals, consuls, koningen, keizers van alle slag hun wil zien opdringen. BelgiĂŤ werd naargelang van het goed of slecht humeur van de Europese Groten ingepalmd of toegedeeld zonder dat het volk ook maar eens met de lepel in de pap mocht roeren. Collaborateurs die met alle regimes meewipten - het kon toen nog -vonden er hun gading in; de grote massa werd het slachtoffer van dit bestendig politiek kaatsspel dat zeer slecht werd ingezet met de inval van de Franse Republikeinse legers en het invoeren alhier van een waar terreurregime. De adel, de afgeschafte corporaties en de geestelijken moesten het speciaal ontgelden. Onze Gentse Reeolietten zouden aan geweld, uitdrijving en plundering niet ontkomen: de Republikeinen hadden het immers, in het spoor van de iconoclasten uit de XVIe eeuw, bijzonder gemunt op de "biddende" orden. Na de slag van Jemappes op 6 november 1792 had de overwinnaar, generaal Dumouriez, ons land voor het grijpen. Aanvankelijk hadden sommige mensen zich verheugd om de nederlaag van de Oostenrijkers die hier geenszins in geur van heiligheid waren, en hadden vertrouwen gesteld in de legers van de jonge Republiek die onder het motto Vrijheid, Gelijkheid, Broederlijkheid, de verdrukte volkeren zgd. kwamen bevrijden. Dra werd ondervonden dat de werkelijkheid gans verschillend was van slogans en beloften, en dat het land in de greep lag van een niets ontziende bezetter. Tijdens deze eerste bezetting bleef het voor de Reeolietten bij tergingen, opeisingen, huisvesten van soldaten, bedreigingen en dies meer. De religieuzen konden in eigen klooster geen stap verzetten, geen woord uitspreken, geen brief schrijven zonder de bestendige aanwezigheid in kerk, refter, bibliotheek of werkkamer, van een of andere Sans-Culotte of bespieder, die bij het eerste zgd. verdacht gebaar zijn wapen naar de pater of broeder richtte. Een ooggetuige schreef later: "Hun voornemen was al de kloosterlingen gevangen te nemen, hun den eed van getrouwheid aan de Republiek te doen afleggen, en al die zouden weigeren, terstond te onthoofden." Het is zeker wat overdreven, want op dat ogenblik hadden de Fransen er geen enkel belang bij zich de haat van de bevolking op de hals te jagen, integendeel: zij wilden de schijn verwekken bevrijders te zijn en te mogen rekenen op de welwillende medewerking van het volk. Het onthoofden van een aantal geestelijken had hun propaganda zeker niet gediend. Wel werden de soldaten brutaler naarmate de militaire toestand van de bezetter hachelijker werd. De Fransen hadden de Oostenrijkers te Jemappes verslagen. Op 18 maart 1793 namen deze laatsten weerwraak in de slag van Neerwinden en de Fransen moesten de Oostenrijkse Nederlanden ontruimen met dezelfde snelheid als wanneer ze, enkele maanden voordien, het land mochten inpalmen. 358


Klokken luidden nooit op Goede Vrijdag, zij zijn naar Rome om Paaseieren voor de brave kinderen. In 1793 stelden zij hun vlucht maar liefst uit want Dumouriez en zijn troepen verlieten die dag ijlings de Gentse stede en de klokken die sedert maanden het zwijgen was opgelegd geworden, gingen, ofschoon het een rouwdag was voor de Kerk, zo gezwind en vrolijk aan 't luiden dat de vluchtende Fransen het op mijlen afstand van Gent moeten gehoord hebben.

Het spelletje van poets wederom poets ging verder. Onze gewesten hadden nauwelijks de tijd op adem te komen en de kleuters hadden pas een Engels van een Oostenrijks of Hollands uniform leren onderscheiden, toen de Fransen opnieuw dringend en dreigend kwamen aanrukken. Op 26 juni 1794 sneden zij onder leiding van Jourdan, bij Fleurus de Verbondenen een broek uit hetzelfde laken en de Oostenrijkse Nederlanden, zonderenige natuurlijke, kunstmatige of militaire verdedigingslinie, vielen als een rijpe vrucht in de rode korf van de Republikeinen die inmiddels hun koning, Loclewijk XVI en diens echtgenote, naar de guillotine hadden gestuurd, een geweldig leger op de been hadden gebracht, en door de onlangs behaalde successen in de zekerheid of in de waan verkeerden dat gans Europa dra voor hen zou neerknielen, keizers, koningen en prinsen op kop! M.a.w. zij waren zo zeker van hun stuk, van hun definitieve overwinning, zowat als de Duitsers die in 1940 van het duizendjarig Reich spraken, dat zij ditmaal als bezetters, hun propagandaliteratuur op zak hielden en maar onmiddellijk begonnen met de grote kuis in de middens die hen het meest hatelijk voorkwamen, deze nl. van de kloostergemeenschappen. Op 4 juli, tien dagen na de slag bij Fleurus, deden de Republikeinse soldaten hun intrede te Gent. Geen volk op het voetpad om ze toe te juichen, want eenieder vreest het ergste. Men weet ook welke wetten in Frankrijk werden gestemd; het staat vast dat BelgiĂŤ zal worden aangehecht bij Frankrijk, deel zal uitmaken van het Frans grondgebied en dat de Franse wetten automatisch in BelgiĂŤ van kracht zullen worden, o.a. de wet van 15 december 1792 op de afschaffing van de kloosters. Aanvankelijk blijft deze wet in de lade; de bezetters hebben met financiĂŤle problemen af te rekenen, hun soldaten zijn slecht betaald, er moet dus dringend geld worden gevonden, miljoenen om de put te vullen. Met de grootste willekeur worden belastingen geheven: de Sint-Pietersabdij en de abdij van Baudelo zullen elk 1 miljoen moeten betalen, de overige kloosters en zelfs gewone burgers moeten zoveel neertellen dat zij niet anders kunnen dan hun gouden en zilveren voorwerpen te verkopen om tijdig hun verplichting na te komen, in de hoop aldus aan het erger kwaad te ontkomen. Wanneer het geld binnen was, begon de bezetter met het wegnemen van de klokken uit de kerken, om er kanonnen mee te laten gieten; wanneer er geen klokken meer in de torens hingen, kwamen zij de schilderijen van de altaren, in de kloosterpanden, in de refters nemen en lieten ze naar Frankrijk overbrengen 359


waar zij de verzamelingen van de nationale en stedelijke musea moesten aanvullen en verrijken. De Recollettenkerk bezat een van de mooiste schilderijen van Rubens, een van de schoonste doeken van de meester in BelgiĂŤ: "de Zaligmaker gereed om de bliksem naar de wereld te slingeren- de H. Maagd houdt de arm van haar Zoon tegen terwijl de H. Franciscus de wereldbol met zijn mantel bedekt". De Fransen lieten het van het hoogaltaar wegnemen en naar Frankrijk met andere gestolen kunstwerken overbrengen. In 1815 na de Restauratie, stemde Lorlewijk XVIII erin toe een aantal door de Sans-Culottes ontvreemde werken terug te geven. Aldus kwam ook het vermaarde schilderij van Rubens over de grens, echter niet richting Gent. Het Recollettenklooster bestond niet meer en het doek verhuisde naar het Museum van ... Brussel. Een anderwerk van Rubens eveneens afkomstig van de Recollettenkerk, bleef stevig aan de cimaise van het Museum van Rijsel, terwijl het derde doek dat de kerk van de Vlaamse meester bezat, "de H. Franciscus die de littekens ontvangt", uiteindelijk in het Gentse Museum terechtkwam.

Toen de bezetters moegeplunderd waren en zij de administratieve en politieke infrastructuur van het land stevig in handen dachten te hebben, gingen zij tot de volgende fase van hun programma over: de brutale afschaffing van de kloosters. Het sluiten van het Recollettenklooster te Gent was voor de Republikeinen een test om na te gaan hoe het volk zou reageren op soortgelijke maatregelen. Het volk was echter gemuilband, het kon zijn stem niet eens laten horen, het moest zwijgen en uit dat stilzwijgen hebben de bezetters, naar eeuwenoude traditie, afgeleid dat niemand tegen de genomen maatregelen protesteerde, m.a.w. dat iedereen ze goedkeurde! Op 10 december 1796 drongen de zgh. commissarissen het klooster en de kerk binnen tijdens de goddelijke dienst, verdreven de gelovigen uit de kerk, waarna de kloosterlingen- 32 paters en 16 broeders- in eigen pand werden opgesloten of geconsigneerd. Veertien dagen later, op 30 december werden zij samengebracht als vee, in de eeuwenoude refter, om er te vernemen dat zij luidens de principes van Vrijheid. Gelijkheid en Broederlijkheid, als klooster werden afgeschaft, en dat de geestelijken nog dezelfde avond het klooster zouden moeten verlaten. De afgevaardigden van de Municipaliteit die het uitdrijvingsbevel kwamen voorlezen voegden er minachtend aan toe dat elkeen 200 Franse pond met enkele Bons voor zijn onderhoud zou ontvangen. Niet een Reeoliet wou deze Judaspenning aanvaarden. Zij protesteerden allen luid doch het mocht natuurlijk niet baten. Nog dezelfde avond, terwijl men het klooster leegplunderde, stonden zij in de smeltende sneeuw, doodarm en doodtriestig, op straat.

360


De verjaring is een van de gezonde, indien niet onmisbare instellingen van ons Recht: dertig jaar bezit wordt in menig domein, als b.v. eigendomsverkrijging, als een maximum beschouwd. Wat dan gezegd van het recht van een klooster dat sedert meer dan zes eeuwen zijn wortels heel diep heeft geschoten en zijn levensideaal hemelshoog heeft verheven op een plekje grond midden in een stad als Gent en er langzaam maar zeker vergroeid is geraakt met de traditiezeden, kwaliteiten en gebreken van een vaak koppige en wispelturige bevolking? Kan men na zoveel eeuwen nog eisen dat om een of andere bokkesprong in de geschiedenis, de bewoners van een dergelijk klooster, erfgenamen en voortzetters van hen die in de Middeleeuwen ons volk onderwijs en cultuur hadden gebracht, plots zouden worden gedwongen hun matten op te rollen en elders hun tenten te gaan opslaan? Onze Gentse Reeolietten hadden sedert de regering van Johanna van Constantinopel, over de tijden van Artevelde, Keizer Karel, Hembyse_, de Franse Lodewijk' s en Maria-Theresia heen, het wel en het wee gedeeld van het Gentse volk, gezwoegd, gejubeld, gestreden met ontelbare generaties die eenzelfde geloofs- en vrijheidsideaal hadden gediend; De haat en de onwetendheid van een vreemde ambtenaar die de lakens uitdeelde op het stadhuis hadden op 30 december 1796 voor gevolg dat de 48 geestelijken van het Recollettenklooster werden verjaagd, amper een viertal uurtjes tijd kregen om hun schamel persoonlijke bezit bijeen te garen en kerk, klooster en cel te ontruimen. Sedert 10 december zaten zij gevangen in hun eigen kloosterpand; zij wisten dat men hen andermaal het leven zuur zou maken doch hadden zich in elkgeval aan het ergste, de uitdrijving, niet verwacht. Als boeven werden zij omringd van soldaten, op straat gezet. Sommigen doolden de ganse nacht in koude en sneeuw, andere gingen bij vrienden of kennissen aanbellen, de meesten zochten heil en onderkomen in of buiten de stad, bij familieleden. Het was toen gevaarlijk onderdak te verlenen aan uitgedreven priesters: burgers die het aandurfden werden op hun beurt vervolgd en aangehouden. Enkel de priesters die de eed van trouw aan de republikeinse principes en instellingen aflegden mochten vrij rondlopen, doch zij waren een kleine minderheid. De meeste geestelijken weigerden kordaat de hatelijke eed af te leggen en moesten vanaf dat ogenblik onderduiken. Honderden werden in de volgende maanden en jaren aangehouden, opgesloten in het Rasphuis, gedeporteerd naar Frankrijk of verre eilanden: hun schuilplaats was ontdekt geworden of zij werden verklikt of in hechtenis genomen toen zij zich in 't geheim naar een zieke, een stervende begaven of nog, in een schuur de H. Mis opdroegen. Hun onderduiken viel samen met de Conscriptie die duizende jonge mannen naar een veilige schuilplaats deed zoeken, maar nergens was er nog veiligheid; overal werden speciale opsporingsbrigades ingezet, heerste een klimaat van verklikking en terreur. "Sommigen der uitjaagde Recolleten", schrijft Van Puymbrouck, "bleven in hunne schuilplaats verborgen, maanden, jaren tot als de goddelooze Fransche Republiek met de goedkeuring aller weldenkende 361


burgers verging, Midderwijl doolden de anderen in wereldsche kleederen van huis tot huis, van stad tot stad, maar immer voort; en niettegenstaande al hunne voorzorgen om niet ontdekt te worden vielen er velen hunner in de handen der zedelooze en onmenschelijke republikeinen."

Nauwelijks in ballingschap moesten de Reeolietten alle hoop op en verdere illusies voor een betere toekomst laten varen: al hetgeen zich in kerk en klooster bevond werd immers aangeslagen en openbaar verkocht. Op 8 maart 1797 kocht Verlinden-Cannoot, die in de Zonnestraat woonde, de kerkmeubelen, biechtstoelen, het orgel, de predikstoel enz. op met het inzicht ze met een belangrijke winst terug te verkopen aan de uitgedreven, kloosterlingen doch toen deze laatsten, althans degenen die hij mocht contacteren, zijn voorstel van de hand wezen, bracht hij de voorwerpen in openbare veiling op 24 mei. Ook de klokken werden uit de toren gehaald en verkocht, terwijl de mooiste werken, o.a. de schilderijen van Rubens, naar Frankrijk werden overgebracht. Dezelfde Verlinden-Cannoot kocht, met een paar trawanten, de kerk en het klooster op om ze af te breken tegen een som van 193.000 pond betaalbaar in assignaten, een papieren munt elders waardeloos maar alhier door de bezetter opgedrongen. Blijkbaar gold het hierenkel de verkoop van de gebouwen en niet van de grond, want in september 1797 verschijnt in de Gazette van Gend een aankondiging betreffende het te koop aanbieden van gans het plein waar vroeger het klooster en de kerk rezen. Op 16 september gaf men de eerste hamerslag in het klooster zelf, op 7 juni 1798 werd ook een aanvang genomen met het slopen van de kerk. Nog dezelfde maand werden de afbraakmaterialen geveild, zodat nu niets meer overbleef van het Recollettenklooster dat gedurende zoveel eeuwen, op de grens van de oude stad en van het grondgebied van de Sint-Pietersabdij een centrum van godsdienst, wetenschappen en sociaal dienstbetoon was geweest. De Gentse Municipaliteit had, toen de geestelijken gevangen gehouden werden in hun klooster maar nog niet uitgedreven waren, reeds beslist dat na de afbraak de vrijgekomen ruimte een openbaarplein zou worden met o.a. een aanlegplaats voor schepen. Kaden werden inderdaad door de stad gebouwd, doch het middenplein bleef eigendom van de Staat. Na de val van Napoleon en de vereniging van Noord en Zuid onder de scepter van Willem I, verkocht de Staat op 29 november 1825 het voormalig Recollettenplein aan de stad Gent voor een slordige 40.000 gulden. De stadskas eens te meer leeg gelopen zijnde, bleven mogelijke en onmogelijke plannen voorlopig in de doofpot, zodat het plein voor duizend en één niet-officiële en tijdelijke manifestaties werd gebruikt. Men vestigde er de aardappelmarkt, een hooi- en stromarkt, en elk jaar kwamen de foorreizigers er tijdens de Bijlokefoor hun kramen opstellen. Toen in 1832 drie Beroepshoven werden gecreëerd, w.o. een te Gent, bracht 362


Het Recollettenklooster met rechts het KuipgaL

363


men aanvankelijk voorzitters, raadsleden, griffiers engerechtszalen onderin het stadhuis, hetgeen niet in de smaak mocht vallen van de magistraten die, bij monde van hun Eerste Voorzitter, Massez, het voorstel deden een Gerechtshof op te trekken op het voormalig Recoliettenplein. De gemeenteraad ging in zitting van 21 januari 1835 in op dat voorstel, gelastte Lorlewijk Roelandt met het opmaken van de plannen uitdrukkelijk bepalend dat de kosten 820.000 fr. niet zouden mogen overschrijden. Roelandt beloofde al hetgeen men hem gevraagdhad,maardeeindrekeningsteegnietteminvan820.000naar2.120.061 fr.! Op 19 oktober 1846 nam het Beroepshof officieel bezit van het afgewerkt Gerechtshof op de plaats van het voormalig Recoliettenklooster.

Inmiddels, meer bepaaldelijk in 1830, na de geslaagde Omwenteling, hadden de overlevenden van de Reeolietten die in 1796 uit hun klooster werden gejaagd, opnieuw hun ordekleed aangetrokken en waren zij uit de clandestiniteit te voorschijn getreden, eerst te Tielt, daarna te Sint-Truiden, eindelijk te Gent. Er waren kloosterorden die er nog erger aan toe waren dan de Recolietten, de U rbanisten van de Oude Houtlei bv. die weliswaar, dankzij een stroman, na hun uitdrijving hun klooster terug hadden kunnen kopen, maar die in al die jaren van ballingschap het aantal kloosterzusters schromelijk hadden zien dalen: zij waren nog juist geteld met twee in1840. "Geen wonder", schrijft de historiograaf van de Premineuren "dat Z.H. Mgr. Delebecque in 1840 terstond zijne toestemming gaf, toen de twee laatste overlevende en stokoude Clarissen-U rbanisten van Gent hem vroegen te mogen in haar klooster de Reeolietten roepen. De kloosterzusters kenden de paters van oudsher; deze waren immers voor de Fransche Omwenteling hare geestelijke bestierders geweest". Op 30 november 1840, na 44 lange en pijnlijke jaren ballingschap, keerden de Reeolietten naar hun geliefd Gent terug: hun klooster was van het stadsplan geschrapt, al hun kunstwerken waren verdwenen, doch zij vonden bij de Urbanisten, een nieuw en veilig onderdak bij de twee oudjes van de Clarissen. Unicum in de annalen van de toenmalige kloosters, er werd uitdrukkelijk gedongen dat de twee zusters hun leven lang in het Recoliettenklooster zouden mogen blijven wonen! Er moet er ten andere aan toegevoegd worden dat de ene in 1844, de oudste in 1852 overleden, respectievelijk 86 en 94 jaar oud! Pierre KLUYSKENS

364


INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE -FICHE No 73

Op 30 januari 1898 stelde Alfons Van Werveke in de rubriek "Beeldhouwwerken - Museum van Stenen Voorwerpen (Ruïnes van de St-Baafsabdij) XVe eeuw" in het Vlaams een fiche op over

De Grafzerk van Huibrecht Van Eyck Deze zerk van blauwen arduin (2,08 m. x 1,19 m.), vroeger omlijst door een koperen rand met 8 schilden, stelde een met witten steen ingelegd geraamte voor, dat een plaat (0,66 m. x 0,415 m.) en twee linten, beide in koper en met opschrift, vóór zich houdt. Thans zijn witte steen en koper verdwenen. De arduin is zeer afgesleten, blijkbaar door de voeten der kerkbezoekers . Wij geven het opschrift van de koperen plaat volgens den kroniekschrijver M. van Vaemewijck (de woorden van het randschrift en die van de linten zijn niet gekend) :

365


Spieghelt y an my die op my treden lek was als ghy, nu bem beneden Begrauen doot, alst is anschyne. My ne halp raet, const, noch medicine, Const, eer, wijsheyt, macht, rijcheyt groot Is onghespaert, als comt die doot. Hubrecht van Eyck was ick ghenant, Nu spyse der wormen, voorrnaels bekant In schilderye zeer hooghe gheeert: Cort na was yet, in nieute verkeert. Int iaer des Reeren des sijt ghewes, Duysent, vier hondert, twintich en zes, Inde rnaent September, achthien daghen viel, Dat ik met pynen God gaf mijn ziel. Bidt God voor my die Const minnen, Dat ick zijn aensicht moet ghewinnen En vliedt zonde, keert v ten besten Want ghy my volghen moet ten lesten. Huibrecht van Eyck werd begraven in de benedenkerk van St-Jans, sedert 1540 St-Baafs. In 1533 werd dat deel van de kerk afgebroken om een nieuwen beuk te bouwen. Dan dolf men de aldaar zijnde graven op, ook dat van den schilder. Men verspreidde het gebeente; alleen Huibrechts rechter armpijp werd, in een ijzer gesloten, op het kerkhof ten toon gehangen, doch was in 1566 reeds verdwenen. De zerk van H. van Eyck werd in den kruisbeuk geplaatst, dicht bij de eerste zuil, als men in de kerk treed langs de zuidelijke zijdeur (kant der Limburgstraat). Ten jare 1578 beroofde men ze van hare koperen platen. In 1599 verzocht de kerkfabriek van Sint-Baafs aan de rechthebbende familieleden de gebroken of geschonden zerken uit het gebouw weg te nemen. Daar geen afstammelingen der van Eycks hier meer bestonden, zullen de kerkmeesters de geschonden zerk laten gebruiken hebben als bouwstof. Ten jare 1892 kwam de steen voor den dag uit de grondvesten der wanstaltige zijdeur in Renaissancestijl, in 1769 aan de Noorzijde van de kerk gebouwd; ze werd in 1895 herkend door den heer St. Mortier en berust thans in het Museum der Sint-Baafsabdij. Verg. Bulletijn van den Geschied- en Oudheidkundigen Kring van Gent, 2de jaar, blz. 239, 3de jaar, blz. 42, 85; - Handelingen, idem, deel II, blz. 1. - Zie een afbeelding van de zerk in Le Tauriste (Toumai), no 1, janvier 1895.

366


IK ZOU DAAR EEN BOEK KUNNEN OVER SCHRUVEN De charmes van de dagelijksbeid (vervolg)

zaterdag 2 juli 1955 De tentoonstelling « Keizer Karel en zijn tijd » in het Museum voor Schone Kunsten is zo'n succes dat dit weekeinde de lOO.OOOste bezoeker wordt verwacht. In het jaar 2.000 zullen ze die tentoonstelling waarschijnlijk nog eens overdoen, want dan is het precies 500 jaar geleden dat Keizer Karet te Gent in het Prinsenhof werd geboren. maandag 4 juli 1955 Er gebeurt nogal wat in de wereld van de kunst tegenwoordig ! Gisteren is in het Museum voor Schone Kunsten. te Gent een tekening van een paard van de 19e-eeuwse Franse schilder Emest Meissonier gestolen. Het schijnt dat die schilder door zijn tijdgenoten « De dwerg » werd geheten omdat het zo'n klein ventje was. De dief heeft alleen de tekening gestolen en de lijst aan de muur laten hangen. Van zodra men de diefstal had bemerkt, werd er alarm geslagen en de aanwezige bezoekers werden ondervraagd en onderzocht... maar het paard is niet teruggevonden. Misschien was de dief wel net zo'n klein ventje als de schilder en is hij door de mazen van het net kunnen glippen. vrijdag 8 juli 1955 In de Top 100 hitlijst van het Amerikaanse blad Billboard staat deze week «Rock around the clock» van Bill Haley nummer één. zaterdag 16 juli 1955 Onder de titel « Aan de gerechtigheid is voldaan ... » staat in de krant de foto van een mooie, blonde, dertigjarige vrouw. Ze leunt met haar armen ver naar achter in een tamelijk uitdagende houding die haar borsten goed laten uitkomen. Het is de Engelse Ruth Ellis. Ze is moeder van twee kinderen. Omdat ze haar vriend heeft vermoord, is ze afgelopen woensdag in de Holloway gevangenis opgeknoopt. Haar genadeverzoek werd verworpen. Het is de veertiende vrouw die in de 20ste eeuw in Engeland wegens moord ter dood werd veroordeeld. Zoals de krant schrijft aan de gerechtigheid is voldaan ... Ik vind het erg jammer dat zo'n mooie vrouw op die manier aan haar einde moet komen. En was ze als moeder van twee kinderen voor de gemeenschap 367


echt niet meer waard dan een overbodig wezen dat zo nodig moest geëlimineerd worden ? Ik vind dat men in dit geval de gerechtigheid links had moeten laten liggen en dat die vrouw de kans had moeten krijgen naar huis terug te keren om voor haar kinderen te zorgen. Stel je eens voor dat moeder zich in een vlaag van diepe gekwetstheid en kwaadheid niet kan beheersen en Marcel vermoordt ... als straf vliegt ze voor de rest van haar leven in de gevangenis of wordt ze opgeknoopt ... wat moet er dan met mij gebeuren ? maandag 25 juli 1955

Vorige week hebben Wilfried en ik onze fietstocht door België tot in Luxemburg gemaakt. Van maandag tot zondag. In veel opzichten een verrijkende ervaring. We hebben veel gezien en gedaan ... we hebben meer dan ons lief was gezwoegd om boven op die eindeloos lijkende « bergen » te geraken ... terwijl ik me tot het uiterste zat in te spannen om de trappers rond te krijgen, heb ik me een paar keer afgevraagd waarom ik niet was thuis gebleven en me die ellende had bespaard ... alles samen hebben we een fijne week beleefd. Niet echt mooi, maar toch overwegend behoorlijk weer, slechts af en toe regen ... geen ongevallen, geen tegenslagen, zelfs geen lekke band ... en behalve dat we een paar keer van mening verschilden over de te volgen reisroute en het één keer grondig oneens waren over de plaats van bestemming, zijn er geen spanningen geweest en hebben we geen ruzie gemaakt. We hebben elkaar beter leren kennen en begrijpen en hebben ons meestal niet nodeloos opgewonden als de ander iets deed dat we zelf anders zouden hebben gedaan ... we zouden er allebei voor te vinden zijn om dat volgend jaar samen nog eens te doen. De eerste avond, te Leuven, waren we helemaal alleen in de jeugdherberg en dat was niet zo gezellig. De tweede avond, te Comblain-au-Pont, hebben we kennisgemaakt met een heel stel Nederlanders. Eerst twee grote, twintigjarige mannen uit Amstelveen; daarna twee meisjes van negentien, een mooie, die zo'n kort broekje aan had dat ik dikwijls naar haar billen heb zitten kijken ... en een minder mooie, die ook wel haar billen liet zien, maar als die aan een een niet zo fraai gezicht toebehoren is dat minder aantrekkelijk om naar te kijken; en dan nog een enkeling, een student uit Utrecht. De eerstkomende drie dagen zijn we met ons groepje van zeven samengebleven. Dat heeft voor ieder een paar aanpassingen aan het reisschema meegebracht, maar vermits wij onszelf de vrijheid gunden zoveel te wijzigen als we wilden, stelde dat geen enkel probleem. Ook voor de anderen niet. We hebben het bijzonder goed met elkaar kunnen stellen. Veel aangename momenten. De mooiste dagen van onze tocht. Voor al die Nederlanders was het bovendien niet de eerste keer dat ze met de fiets op reis gingen. Die oudere jon368


gens hadden al heel Duitsland, Zwitserland en een deel van Frankrijk doorkruist en die meisjes hadden op Zwitserland na al ongeveer hetzelfde gedaan. En toch hadden ze er geen moeite mee om met ons, die zoveel jonger waren en geen enkele ervaring hadden , op te trekken. En wat die « zuinige » Hollanders betreft... wij waren zuiniger dan zij . Ook wat het eten betreft hebben we goed ons plan getrokken. 's Middags nogal eentonig pistolets of koeken, en 's avonds niet altijd zo lekker als we hadden gehoopt, maar als je de hele dag op de fiets hebt gezeten smaakt alles. Honger hebben we zeker niet gehad. Het slapen was al helemaal geen probleem: geen enkele slaapzaal was volledig bezet. Om de twee dagen heb ik een kaartje gestuurd .. . de laatste drie zijn zelfs nog niet aangekomen ... maar geschenkjes hebben we niet gekocht. Daar hadden we te weinig geld voor. We waren trouwens allebei zo goed als blut de laatste dag . Toen ik gisteren omstreeks 17.30 u thuiskwam, was Marcel naar het werk en moeder lag in bed. Ze is uitgerekend vorige week toch zeker wel ziek geworden (rugklachten) ! Paniek natuurlijk ... ze dacht al dat ze me nooit meer levend zou terugzien. Tranen van opluchting toen ik naast haar bed stond . Omdat ze wist dat ik gisteren zou thuiskomen, had ze zich 's morgens ingespannen om boodschap-

Daniël Van Ryssel (midden achteraan) en WiJfried (rechts met witte pet) samen met een groep Nederlandse trekkers .

369


pen te doen en stoofvlees klaar te maken ... ook de aardappelen waren reeds geschild ... en ze is opgestaan om mijn lievelingsgerecht klaar te maken. Ze was er zo goed als zeker van dat ik een hele week minderwaardig voedsel en in ieder geval te weinig eten had gekregen. Dat is echt niet waar, we hebben voldoende en behoorlijk tot goed gegeten. Toch blij met wat ik thuis kreeg voorgeschoteld. Moeder is niet zo geïnteresseerd in wat we gezien of gedaan hebben. Behouden thuis is voor haar het voornaamste. Ik had gedacht vandaag nog naar Belzele te rijden om daar mijn belevenissen te vertellen ... maar vermits moeder zich echt niet goed voelt, maar wel nog voldoende kracht heeft om mijn vuile kleren in de week te zetten, zal ik bij haar blijven en dat uitstellen tot morgen. Marcel zal wel nieuwsgierig zijn en alles willen weten ... en ik ben dringend aan een grondige wasbeurt toe. zaterdag 6 augustus 1955 Ik heb de afgelopen week alle dagen van 8 u 's morgens tot 17 u 's avonds gewerkt in het papiermagazijn van Ivan ... en dat heeft een aardige stuiver opgebracht. Moeder heeft al gezegd dat we er een mooie pull of een paar schoenen zullen mee kopen. Ik heb er ook een boekje aan overgehouden dat ik in een zak papier heb gevonden: « Een ontgoocheling » van Willem Elsschot. Ik heb er ook een reeks van 12 prachtige groene lederen banden met goudopdruk gezien ... maar het waren allemaal Franse romans en die heb ik laten liggen. Als ik daar alle dagen zou werken, zou ik na korte tijd een hele bibliotheek bezitten. Echt zonde dat al dat fraais vernietigd moet worden. Wat ik wel heb meegenomen: twee grote, mooie oude foto's van botsingen met auto's. Aan de modellen te zien, moeten het auto's van de jaren twintig zijn. Op de ene foto zijn er twee auto's frontaal tegen elkaar gereden en er is heel wat gekraakt, gedeukt en gebroken ; de andere foto is een botsing tussen een auto en een tram, de auto is vooraan zijn beide wielen kwijt. .. op beide foto's staan er agenten en ook heel wat nieuwsgierigen naar de fotograaf te kijken. Jammer dat ik vanmiddag, om de week af te sluiten, niet nog eens in het bad van Ivan mocht stappen ... maar het werd me niet voorgesteld en ik heb het niet durven vragen. Vanmiddag dan maar met een emmer in de garage, zoals gewoonlijk. Toen ik Annie had verteld over mijn fietstocht naar Luxemburg samen met Wilftied, was ze een beetje jaloers ... en we hebben afgesproken maandag eens naar Terneuzen te rijden. Diane, een vriendin van haar zal zeker ook willen meerijden.

370


woensdag 10 augustus 1955

Toen we maandag naar Nederland zijn gefietst, heb ik langs het kanaal te Langerbrugge hopen grote stenen zien liggen. Rotsachtige stenen in de tuin ... dat zou mooi zijn. Ik heb dat tegen Marcel verteld ... en vanavond zijn we met de auto daarheen gereden om een voorraad stenen in te laden. Omdat ik Marcel had gezegd dat het zo'n grote stenen zijn, had hij voor alle zekerheid een voorhamer meegenomen ... en die is goed van pas gekomen. Toen we op de terugweg al een eindje aan het rijden waren, zei Marcel opeens dat we te zwaar geladen waren ... maar we zijn toch doorgereden. Traag en voorzichtig. Laat ons hopen dat de Citroën niet door zijn knieën zakt of doormidden breekt. Van zodra we thuiskwamen, hebben we de stenen naar de achtertuin gebracht om er het middenperk mee af te lijnen. Om helemaal rond te ger~en zullen we zeker nog een keer moeten terugkeren voor een nieuwe lading. Nu of morgen ? Nu! zaterdag 20 augustus 1955

Meetje vertelt me dat ze het tijdens de eerste jaren van haar huwelijk niet breed heeft gehad ... dat ze op sommige momenten zelfs zwarte sneeuw heeft zien vliegen. Het visbedrijf was nog niet opgebouwd, de oudste twee dochters waren reeds geboren, en Peet durfde al eens te veel drinken. Op een zondagochtend heeft ze in het achterhuis van machteloosheid en wanhoop zitten wenen omdat ze niet naar de kerk kon gaan. Ze bezat zelfs geen halve kluit om tijdens de mis in de schaal te leggen. Jaja, de drank. Al heeft Peet het wel nooit zo bont gemaakt als haar vader Cies, mijn grootvader, die ik niet heb gekend, daar hij in 1937 is gestorven. Daar hebben ze mee afgezien ! Die heeft zich letterlijk dood gedronken. (Zou het mogelijk zijn dat grootvader Francis zijn drankzucht via zijn dochters aan zijn kleinzonen heeft doorgegeven? Al mijn oudere neven kunnen er in ieder geval goed mee overweg en sommige liggen om die reden ondertussen al onder de grond ... en in gezelschap ben ik er al evenmin afkerig van, ook al kan ik er niet goed tegen.) Weet je dat ze hem op een dag hebben thuisgebracht en dat hij alles kwijt was. Zijn verdiensten, zijn paard, zijn groentekar... op drie dagen had hij alles verdronken. Moeder Elodie was zeer streng, buitenmate streng zelfs voor haar kinderen, ik heb haar nooit zien lachen en een vriendelijk woord kon ze al evenmin over haar lippen· krijgen, maar de drankzucht van haar echtgenoot Cies, daar kon ze niet tegenop. Een hopeloze strijd met alleen maar verliezers. In zeer veel huisgezinnen was dat toen het geval. Al de dochters van hun veertiende naar de fabriek en 's avonds en 's zondags achter de toog van ons café« In de reisduif», terwijl 371


moeder Elodie vanuit de keuken door het raampje loerde om te zien of er geen mannen binnenkwamen die ze niet kende of niet betrouwde .. Ja, mijn vader was ook een groot duivenmelker, tientallen duiven hield hij op zolder. Eén keer heb ik hem ook zien wenen, dat was op een zondagnamiddag dat de duiven van een vlucht terugkeerden, « daar is hij ... daar is hij » zei hij, toen hij zijn beste duif zag naderen, de duif streek neer, vloog tegen een draad, viel op de grond en was dood ... met de dode duif in zijn handen heeft mijn vader daar staan wenen als een klein kind. Maar wij, eens uitgaan, dat was er zelden of nooit bij : in de winter altijd thuisblijven en in de zomer één keer om de zes weken ... na het middageten weg maar voor het donker om 9 u terug thuis. Ze verdraaide zelfs de grote wijzer van de klok om er ons op te betrappen dat we te laat waren en ons een oorveeg te kunnen geven. Geen wonder dat ze allemaal zo rap mogelijk getrouwd of weggelopen zijn. Behalve haar jongste zuster, ja, mijn moeder, die was doodsbang van moeder Elodie en heeft het tot haar drieëntwintigste thuis uitgehouden ... en ze is dan nog met de verkeerde vent getrouwd om toch maar weg te zijn. Tante Maria, neen, die was voor niemand bang, dat was het koppigste wezen dat ooit is geboren ... al van bij haar geboorte heeft niemand die ooit kunnen temmen, ze is van huis weggelopen toen ze nog geen achttien was om met een dokwerker samen te gaan samenleven en later met hem te trouwen ... ik herinner me dat ze de maandagavond van het werk is thuisgekomen, haar loon aan moeder heeft afgegeven, dat was eigenlijk niet van haar en ze moest dat niet hebben, en toen zei ze dat ze 's anderendaags niet meer naar huis zou komen ... ze heeft dat ook niet gedaan, maar verder heeft ze er niet veel goeds van terechtgebracht. In hetzelfde jaar van het huwelijk van moeder is zowel haar oudste broer aan een longontsteking als vader Cies gestorven. De laatste jaren van zijn leven zat hij als een wrak naast de stoof en hij moest gevoed worden als een klein kind. De goede oude tijd ... je moet er haar niet over spreken, want die heeft ze thuis niet gekend. Dat ze nu een bedrijf en een eigen huis en een zekere welstand hebben, is er alleen gekomen door hard te werken, te sparen en sober te leven. (En vooral, denk ik, door haar wilskracht en karaktersterkte ... want Peet alleen zou het nooit zover gebracht hebben. Hij is een goed en vreedzaam en werkzaam man ... maar Meetje is de oerkracht en in mijn ogen de moedergodin van wie alles uitgaat, die alles bestiert en die alle problemen tot een oplossing brengt. Mocht ze op een hogere sport van de ladder zijn geboren en een andere opleiding hebben gekregen, dan zou het een heel grote dame zijn geworden. Ze heeft menselijke kwaliteiten die geen enkele van haar broers en zusters bezitten. Vandaar waarschijnlijk dat iedereen haar gaarne ziet en met respect naar haar opkijkt ... ik in de eerste plaats.)

372


zondag 21 augustus 1955 Vanmorgen ben ik op de hoek van de Brandstraat en de Oude Houtlei eens gaan kijken naar de jaarlijkse pestkaarsprocessie. Die meer dan 600 jaar oude traditie gaat terug tot 1321 toen er in die buurt een pestepidemie woedde, die alle inwoners van de wijk wegmaaide. Behalve een oud vrouwtje van Spaanse afkomst, dat de gelofte deed jaarlijks een grote kaars te zullen offeren als ze van de pest gespaard bleef En zo geschiedde. Na haar dood heeft de buurt die traditie tot vandaag in ere gehouden . In de optocht waren er gekostumeerde groepen, veel vaandels, verklede kinderen en achteraan een groep oude vrouwtjes met grote kaarsen ... en onder hen een vrouw die het Spaans vrouwtje van 1321 uitbeeldde. Er stond veel volk te kijken ... heel wat mensen hadden fototoestellen bij zich ... en er was daar zelfs een schilder met een grijze baard en een grote zwarte hoed, die zijn ezel had opgesteld - hij was de oude vrouwtjes aan het tekenen .

woensdag 24 augustus 1955 Vandaag wordt de Nationale Watersportbaan ingewijd. De totale lengte bedraagt 2.300 m, de competitielengte is 2,000 m. De breedte aan de waterlijn ~LAN

DRONGEN

373


is 76 m, wat het in competitie leggen van vijf roeiboten toelaat. Rondom komt een wandelweg, een autoweg en een fietspad. Op sportief en recreatief gebied een grote aanwinst zowel voor de stad als voor het land. En om de stad te belonen voor de inspanningen worden daar van 25 tot 28 augustus de Europese roeikampioenschappen georganiseerd. Zou de fiere Gentse stede er eindelijk iets aan beginnen te doen om van een schijndode middeleeuwse stad, op de kneuterige maat van Brugge, opnieuw een Europees centrum van leven en activiteiten te worden ? Schepen Georges Nachez, die door de CVP-oppositie wel eens de schepen van de Watersportbaan wordt genoemd, zal in ieder geval fier en content zijn. De CVP zou trouwens beter een beetje meer respect hebben voor die schepen, want Georges was (en waarschijnlijk is hij dat nog) een slim baaske en in 1911 is hij primus geweest in de stadsschool in de Geitstraat... terwijl zijn vader maar een eenvoudige vlasbewerker en lokaalhouder van de socialistische wijkclub op de Brugse Poort was. Zou Georges ook kunnen roeien ? Ik heb eens gehoord dat de bekende schrijver Cyriel Buysse lid was van «Club Nautique de Gand» en dat hij als roeier in de jaren 1870 en 1880 verschillende prijzen heeft behaald.

woensdag 31 augustus 1955 Het is precies 20 jaar geleden dat koningin Astrid bij een auto-ongeval om het leven is gekomen ... en moeder zegt dat ze zich die week altijd zal herinneren. Waarom ? Niet alleen omdat de koningin is verongelukt, maar omdat ze in die week van Westbeke naar Evergem zijn verhuisd om er in de Schoonstraat een café te openen. En omdat de koningin pas was overleden, mocht er geen muziek spelen. Maar dat deerde niet, op de openingsdag is er een stroom volk naar het café gekomen en ze had handen te kort. Moeder was toen 21 jaar en de enige dochter die nog bij haar ouders woonde. Vader Cies telde al niet meer mee, want die zat uitgeblust in zijn zetel naast de stoof.. en moeder Elodie was ook al niet meer van de jongste, maar ze hield wel nog alles scherp in het oog. Dat was toch een streng en vies vrouwmens ! Ik weet het, het is niet mooi zoiets van je eigen moeder te moeten zeggen, maar weet ge dat ik haar nu nog soms verwens, want behalve werken in de fabriek en 's avonds en 's zondags in het café achter de toonbank staan, mocht ik nu eens werkelijk niets doen van wat ik gaarne had willen doen. Het is door haar schuld dat ik twee jaar later met je vader ben je getrouwd. Hoe heb ik toch zo stom kunnen zijn naar haar te luisteren en de verkeerde vent te kiezen ... ik had nochtans gelegenheid te over, want er kwamen mannen genoeg over de vloer die met mij wilden trouwen. Stomme, stomme Trien die ik was ... en vieze, vieze moeder die ik had ! 374


dinsdag 20 september 1955 Zondagavond is Edgard Schatteman, taxichauffeur en vriend van Marcel, door drie jonge mannen overvallen. Hij had ze van een café in de Iepenstraat naar de Veldstraat in Mariakerke gebracht ... en daar hebben ze hem bijna gewurgd, gekneveld, geslagen en van zijn portefeuille beroofd. Edgard Schatteman is ook de man bij wie in 1953 Oswald Spruyt aan het Koophandelplein in de auto is gestapt om hem naar de Frans-Belgische grens te brengen ... maar omdat zijn werktijd er bijna opzat, heeft hij hem naar een collega gevoerd om die tocht op zich te nemen. Edgard heeft dus al een en ander meegemaakt. Marcel is nog nooit overvallen. Mocht dat ooit gebeuren, dan zou hij, bangelijk als hij is, dadelijk zijn portefeuille afgeven en zijn armen in de hoogte steken. Achteraf zou hij er wel eindeloos zitten op broeden hoe hij het die aanranders zou kunnen betaald zetten. zaterdag 24 september 1955 Vandaag herdenkt België de 125ste verjaardag van zijn onafhankelijkheid. Het was inderdaad in de septemberdagen van 1830 dat de Hollandse troepen uit België werden verjaagd ... en enkele dagen later werd door het Voorlopig Bewind de onafhankelijkheid afgekondigd. Een koning hebben we pas 10 maanden later gekregen. En ook vandaag heeft koning Boudewijn op de Heizei te Brussel de eerste steen gelegd van de Wereldtentoonstelling 1958. Overigens is dat echt wel een behoorlijke steen, want hij weegt niet minder dan 1200 kg en er is een kraan aan te pas gekomen om hem op de juiste plaats te leggen. Het truweel waarmee de koning de mortel op de steen heeft uitgestreken was van zilver. Het metselwerk van de koning moet als een symbolische handeling worden beschouwd. Het is inderdaad weinig waarschijnlijk dat de koning een muurtje kan metselen, een recht muurtje wel te verstaan ... Le roi n'est pas maçon. donderdag 29 september 1955 De beroemde Parijse Abbé Pierre, van 1945 tot 1951 lid van het parlement en de stichter van de Emmaüs-genootschappen (centra voor hulp aan clochards), die eerder reeds in vele Europese landen door staatshoofden is ontvangen en onlangs nog de Amerikanen en president Eisenhower de les is gaan lezen over de mislukking van hun wereldverantwoordelijkheid, is te Gent in de Minardschouwburg een spreekbeurt komen houden over de nood in de wereld en de mogelijkheid van een oplossing. Wat is de nood in de wereld ? Dat anderhalf miljard mensen, zegge 2 op 3 van de totale wereldbevolking, nood hebben aan brood, onderdak en werk... 375


en zij weten dat het niet waar is dat er op de wereld niet voldoende zou zijn om hen te steunen, zij zijn zich bijgevolg bewust van de ongerijmdheid van hun ellende. En wat is de mogelijkheid van een oplossing ? De wereld zal toebehoren aan hem die anderhalf miljard behoeftigen ervan kan overtuigen dat zij slechts bij hem opbeuring en steun kunnen vinden. De jeugd moet helpen om in alle landen een lekendienst op te richten, Maar als pioniers heeft men « monniken van de ellende » nodig, die de miseriemensen moeten opzoeken en helpen waar goud en geld alleen slechts haat en misprijzen opwekken. Ik zie mezelf echt niet als een monnik van de ellende, ik ben echt geen mens van de daad, maar ik heb wel veel sympathie voor de gedachten van Abbé Pierre en bewondering voor de mannen die hij kan begeesteren zijn ideeën ten uitvoer te brengen.

zaterdag 15 oktober 1955 Het grootste gedeelte van de zomer en de herfst bleef de werkloosheid in Gent schommelen omtrent de 5.900 daggemiddelde. Dat is 1.600 eenheden of 20 % lager dan in 1954 en 3.000 eenheden of 33 % lager dan in 1953. Dat is ook het laagste peil sedert de zomer van 1948 toen de plaag van de werkloosheid met 4.500 als daggemiddelde voorgoed in de stad doorbrak. De belangrijkste oorzaken van de werkloosheid in het Gentse zijn de herhaalde grote depressies in de textielnijverheid, waar de afgelopen jaren duizenden werkplaatsen zijn verloren gegaan, en een te geringe economische expansie. De werklozen moeten zich dagelijks aanmelden in een van de zes stempellokalen: Gildestraat (het grootste), Rabotlaan, Kantienberg, Kastanjestraat, Londenstraat, Terdonk (het kleinste). Daar zijn reeds herhaaldelijk klachten en uitingen van misnoegdheid over geweest, omdat de werklozen er bij guur weer eindeloos lang buiten moeten staan wachten vooraleer ze hun stempel krijgen ... terwijl de bedienden in die lokalen overbelast zijn ... en er onvermijdelijk wrijvingen ontstaan.

woensdag 19 oktober 1955 De stad bezit 18 gronden op de openbare weg voor dagbladhuisjes, kiosken, « aubetten » zoals de Gentenaars ze noemen, waarvan de concessie om de negen jaar door een aanbestedingwordt toegewezen. De goedgekeurde offerten van 1938, vermenigvuldigd met coëfficiënt 3, om ze in verhouding te brengen met de levensduurte, waren de instelprijzen voor 1946.

376


De concessieprijzen van 1947, die in 1955 als instelprijzen worden aangenomen, geven een goed idee van het belang van de ligging van deze kiosken 1. Begijnhoflaan 2. Bij Sint-Jacobs 3. Bisschop Seghersplein 4. Coupure Links 5. Heernislaan 6. Maria Hendrikaplein 7. Koophandelplein 8. Koornmarkt 9. Kouter 10. Kunstlaan 11. Neuse Plein 12. Nieuwe Vaart 13. Prof Laurentplein

10.700fr. 18.700fr. 12.000fr. 8.500 ft. 13.500fr. 34.000fr. 12.500fr. 25.000fr. 18.200fr. 17.500fr. 12.500fr. 3.000fr. 9.300 ft.

Vijf kiosken worden niet in aanbesteding gegeven: President Rooseveltlaan, Jacob van Arteveldeplein, Overpoort, IJzerlaan en Antwerpenplein. Voor deze plaatsen bestaan ontwerpen van geschiktmaking, zodat de stad niet zeker is van het behoud vari de kiosken op die plaatsen. De vergunninghouders mogen de kiosk aan de voorwaarden van de vervallen concessie verder exploiteren. zaterdag 29 oktober 1955

Af en toe geeft Meetje me een tas kousen mee om ze door moeder te laten stoppen. Juister : regelmatig zegt moeder me dat ik Meetje moet vragen of er geen kousen gestopt moeten worden. Ze beschouwt dat waarschijnlijk als een soort wederdienst aan haar oudste zuster omdat ik daar zo vaak ga en er regelmatig blijf slapen. Overigens zijn de gaten in die kousen altijd heel indrukwekkend: de tenen zijn zo goed als helemaal weg en in de hiel zit een gat zo groot als een vuist. Wollen kousen slijten in klompen waarschijnlijk vlugger dan in schoenen. Op een avond is moeder tot niet veel meer in staat dan een of twee paar te verstellen. Een paar keer is het ook al gebeurd dat ze het echt onbegonnen werk vond : dan knipt ze de voet eraf en breit er een nieuwe aan. Zo'n verwoede breister is moeder niet ... al heeft ze het wel al een paar keer in haar hoofd gehaald om een pull of een sjaal te breien. Moet ik dan wol gaan kopen -onveranderlijk grijs of donkerblauw- en met gespreide armen voor haar gaan staan en de streng wol vasthouden die zij opwindt tot een bol. Breien en strijken, dat zijn momenten waarop het heel rustig is in huis en waarvan ik intens kan genieten. 377


zaterdag 5 november 1955 De textielnijverheid, de belangrijkste Vlaamse en dus ook Gentse nijverheid en wat de tewerkstelling betreft, de belangrijkste bedrijfstak van ons land, verkeert in een aanslepende ongunstige toestand. Wat zijn de oorzaken van deze rampzalige situatie? - De structurele toestand van de textielnijverheid is zo zwak, dat zelfs een goede conjunctuur geen noemenswaardige verbetering in de toestand zal brengen. - De eigenaars en aandeelhouders in ons land hebben te weinig begrip getoond voor de aanpassingen die noodzakelijk waren om stand te houden in de snel veranderende internationale textielnijverheid. - De industrialisatie van de ontwikkelingslanden zou onze productie moeten heroriĂŤnteren naar hoog gekwalificeerde producten, die technische bekwaamheid en ruime investeringen vergen, terwijl de serieproducten allerlei vormen van rationalisatie nodig hebben. - De kleine maar ook een aantal grote ondernemingen hebben in een geest van krenterige concurrentie zelden de weg gevonden naar samenwerking en concentratie. - De familiale bedrijven hebben hun verbruiksnitgaven te weinig aangewend om aan de zo nodige investeringen voorrang te geven en hebben in betere tijden de winsten opgesoupeerd. - De textielnijverheid heeft noch de financiĂŤle noch de politieke invloed kunnen bemachtigen om politici en leidendende industriĂŤle kringen meer om haar lot bekommerd te maken. - Wat de binnenlandse markt betreft, heeft de overheid nooit de tientallen miljoenen weten te vinden om de textielnijverheid over haar aanpassingsmoeilijkheden heen te helpen ... maar wel miljarden besteed ten voordele van enkele marginale en onherroepelijk ten dode opgeschreven steenkolenmijnen. - Mocht onze vlasnijverheid ten onder gaan, dan is dat een economische moord vanwege de concurrerende landen (Frankrijk o.a.), waartegen onze regeringen niet hebben willen of durven optreden. Samengevat . De textielbaronnen delven, dom en kortzichtig als ze zijn, hun eigen graf. De politici bekommeren zich meer om steenkool dan om vlas. zondag 6 november 1955 De belangrijkste textielbedrijven in het Gentse 1. Alsberge & Van Oost, Drongensteenweg. 2. Baertsoen-Buysse, Dendermondsesteenweg. 3. Beernaerts, Nieuwe Vaart. 378


De belangrijkste Gentse textielbedrijven.

WONDELGE M

I

I

/

{} Noord

379


4. Braun, Maïsstraat. 5. Cotonnière de Belgique, Nieuwe Vaart. 6. Cotonnière des Flandres, Kempstraat 7. Cruyplants L., Stalhof 8. De Backer-De Rudder, Gasmeterlaan. 9. de Hemptinne, Opgeëistenlaan. 10. Dereux en Deraeve, Raas van Gaverestraat 11. Filature du Rabot, Ryhovelaan. 12. Filature Feyerick, St.-Pietersnieuwstraat. 13. Florida, Molenaarstraat. 14. Filsoietis, Groendreef 15. Galveston, Wiedauwkaai. 16. Filatures Gantoises Réunies, Vliegtuiglaan. 17. La Liève, Wiedauwkaai. 18. La Linière Gantoise, Vogelenzang. 19. La Louisiane, De Smetstraat. 20. La Lys, Leiekaai. 21. Lousbergs, Reep. 22. Manilla, Groendreef 23. Morel en Verbeke, Leiekaai. 24. Motte, Wielewaalstraat. 25. Nouvelle Orléans, Nieuwe Vaart. 26. Pipyn, Nieuwe Vaart. 27. Reno P., Molenwalstraat 28. Renson P., Nieuwe Vaart. 29: Rey N.V., Belle Vue. 30. Filature Rooigem, Drongensteenweg. 31. St. -Sauveur (Casier), Oude Sassevaartstraat. 32. Silkose, Molenstraat. 33. Storme A., Wondelgemstraat. 34. Suppes, Afrikalaan. 35. Texas, Vogelenzang. 36. Van Acker, Bachten Walle. 37. Vercoutere, Nieuwe Vaart. 38. Desmet-Guequier, Minnemeers. maandag 14 november 1955 Vanmorgen wou ik eens de slimmerik uithangen, maar ik heb er flink naast gepakt. Het eerste uur Kamiel. .. maar de natuurkundeles niet geleerd. Getreuzeld ... moedwillig te laat gekomen ... het bij de studiemeester die me een briefje 380


schreef zo lang mogelijk gerekt... boven in de gang heen en weer gedrenteld ... me achter een kast verstopt toen ik stappen hoorde ... maar tien minuten voor het belsignaal kon ik dat spelletje niet langer volhouden ... er kon me toch niets meer gebeuren ... ik heb aangeklopt en ben naar binnen gegaan. Kamiel keek me eens aan en had blijkbaar onmiddellijk door wat er precies aan de hand was. -Awel, heb je je les geleerd? -Neen, meneer. - Awel, dan heb je nul. Kamiel schreef met de glimlach een nul in zijn cijferboekje ... al de leerlingen bulderden van het lachen ... er... restte me niets anders dan groen mee te lachen. Eén schrale troost : bij het begin van de les zijn er vier of vijf aan het bord gevlogen en die hebben ook allemaal een nul gekregen. donderdag 15 december 1955 Het « Institut de Gand » op de Nederkouter is gesloten wegens een geval van kinderverlamming. En in Italië hebben 70.000 leraars van het Onderwijzerskorps beslist dat ze, om hun eis tot weddeverhoging kracht bij te zetten, vanaf vandaag tot aan de kerstvakantie staken. De halfjaarlijkse examens zullen bijgevolg niet doorgaan. · Er zijn er toch wel die het geluk aan hun kant hebben. School gesloten ! Geen examens! En wij hier maar alle dagen zitten zwoegen. Waarom is er in het atheneum geen geval van kinderverlamming of iets anders dat erg besmettelijk is ! Waarom staken de leraars van het atheneum niet ! Verdienen die meer dan genoeg, misschien ? maandag 26 december 1955 Het verhaal van de schrijnwerker. Ik ben geboren in 1922 aan de rand van de stad. Net zoals mijn vader wou ik schrijnwerker worden. Mijn vader werkte hoofdzakelijk voor boeren: hij herstelde of maakte nieuwe onderdelen voor karren, schuren, stallen ... alles waar hout aan te pas kwam. Neen, een beroepsopleiding heb ik niet gekregen. Alles wat ik kan, heb ik zelf geleerd. Op mijn veertiende zat mijn schooltijd erop en in de grote vakantie van 1936 ben ik aan het werk gegaan in de Union Cotonnière. Tot juni 1940. In die vier jaar, tot aan het uitbreken van de oorlog heb ik wel avondlessen tekenen gevolgd. Tijdens de oorlog heb ik voor de bezetter gewerkt. Eerst in Duitsland, daarna in Normandië. Tot 6 juni 1944. Van zodra de Amerikanen in Frankrijk zijn geland, ben ik voor hen beginnen werken. 381


Na de oorlog heb ik dit huis hier kunnen kopen. Een lage woning, niet veel meer dan enkele bouwvallige muren. Kijk maar eens goed rond: de woonkamer, de keuken, het washok, de stal, de slaapkamers boven ... dat heb ik allemaal met mijn eigen handen opgebouwd. Na de oorlog heeft ook mijn vrouw enkele jaren gewerkt, maar toen de kinderen werden geboren, is ze daar in 1949 mee gestopt. De huishouding en zes kinderen grootbrengen, dat is een voltijdse dagtaak... een week van zeven dagen op zeven. Van het midden van de jaren veertig tot op heden heb ik in zagerijen en bij houthandelaars te Gent en in het Gentse gewerkt. Op de Clementinalaan, bij De Cooman te Evergem, bij Claeys te Hansbeke, bij Van Poucke op de Bevrijdingslaan, bij De Gezelle op de Coupure. 6 dagen op 7, 48 uur per week. Na de oorlog hadden we maar één week betaald verlof, de derde week van juli. In 1947 verdiende ik 15,75 fr.per uur, in 1950 was dat 19,00 fr.. in 1954 zijn de lonen sterk naar omhoog gegaan, van 23,90 fr, naar 28,45 fr.. Mijn jaarloon bedroeg in 1947 nog niet de helft van wat ik nu verdien, 28.354 fr. ; in 1950 was dat 42.363 fr. en dit jaar zal ik uitkomen op 62.434 fr.. We hebben wel altijd een paar varkens vetgemest en ieder half jaar wordt er een geslacht. Nooit gebrek gehad aan gerookte hesp of ingepekeld vlees. Als je zou geloven wat ze tegenwoordig allemaal vertellen, dat de mensen te veel zout eten ... wij hebben ons leven lang niets anders gedaan dan te zout voedsel eten. En een kleine lochting, dat hebben we ook. Spitten, dat is mijn werk ... de rest laat ik aan de vrouw over. Daniël VAN RYSSEL

HET GROOT PLAN VAN GENT GEMAAKT IN 1619 DOOR LANDMETER JACQUES HORENBAU(L)T Jacques Horenbant gesitueerd. Jacques of Jacob Horenbau(l)t, schilder en landmeter, stamt van een Gentse familie af welke sedert 1487 in de kunstgeschiedenis gekend stond van vader tot zoon. Enkele leden van dit geslacht hadden zich bijzonder onderscheiden als schilders en topografen van de stad. (Heins N.,1900, p.I) In het Rijksarchief te Gent bevindt zich een "parcellaire kaart (nr. 278) van de meersen tussen Slotenkouter en de Sassevaart en Reke, van Meutestede tot de Antwerpse heirweg en het Spaans Kasteel, door Franchois Horenbault"; daterend uit 1571. Daarop zijn de percelen vermeld gelegen rond de Ryt Gracht en De Veste. Ten noorden van het Spaans Kasteel werd een pro382


jeetie van de aan te leggen fortificaties over het origineel bijgetekend. De vestinggracht zou aansluiten op de bestaande Moer Vaerdt. De stad Gent vond in de figuur van Jacques Horenbant een geroutineerd landmeter. Frans Horenbault, vader van Jacob, heeft twee plannen van Gent vervaardigd: in 1590 een plattegrond van het bewoonde deel van de stad en in 1592, samen met landmeter Jan de Buck, een kaart van de Gentse landelijke wegen. (Milis-Proost, 1975, p.28) De plattegrond VÇI.Il 1590 is niet bewaard gebleven. Jacques nam reeds op jeugdige leeftijd deel aan de werkzaamheden van zijn vader, waarmee hij sinds 1593 samenwerkte. In 1599-1600 hielp hij mee aan de schilderwerken, welke moesten uitgevoerd worden voor de plechtige inhuldiging van de aartshertogen Albert en Isabella. (Heins N.,1900, p.I) Nadien tekende hij verscheidene kaarten en plans. (Milis-Proost, 1975, p.28) In 1605 tekende en graveerde Horenbaut een "carte figurative van de stadt van Sluus metten omliggende steden en de plaetsen zoo die nu zijn jeghenwordich ghemaect naer de conste". In het jaar 1608-1609 maakte hij, volgens de stadsrekeningen, een plan op van de gronden en wegen gelegen buiten de Keizerpoort en de St.-Lievenspoort, in de onmiddellijke nabijheid van Gent. (Heins N.,l900, p.l) Zijn kaart van het land van Aalst, 1612, had een afmeting van 2m18 hoogte op 3m06 breedte. Van 1613 tot 1615 ontwierp en graveerde hij met grote zorg een "descriptie figuratieve" van de gronden gelegen langs de nieuwe vaart van Gent naar Brugge (lm56 x Om48) met kleine plans van beide steden. (Heins N.,1900, p.l) De Gentse schepenen lieten Jacob Horenbaut een plan maken van. het gehele Gentse banmijlgebied. (Milis-Proost, 1975, p.28) Nood aan een betrouwbaar administratief document. Het door de landmeter Jacob Horenbaut opgemaakt en getekend plan is op schaal. (Milis-Proost, 1975, p.28) De schaalverdeling op het blad XV geeft volgende gegevens : 8 cm komt overeen met 100 roede ofmet 385 m 40; 1 cm bedraagt dus 48 m 20. De gebruikte schaal is 1:4.820. Het groot plan is oost-west gericht (het westen boven), hetgeen meebrengt dat de kerken langs de zijde van de absis bekeken worden. (Fris, 1920, p.28) De inhoud van het cartografisch werkstuk werd gedetailleerd beschreven door Victor Fris. Onderstaande tekst werd geëxcerpeerd uit het werk "Plans de Gcp1d, introduetion aux documents topographiques publiés par la commission des monuments de la villede Gand par Victor FRIS", Vanderpoorten J. (Gent, 1920), p.28-33. Hoofddoel van dit groot plan, opgemaakt in opdracht van de stadsmagistra383


384


tuur ten behoeve van de afhandeling van betwistingen, was de grenzen van Gent - de "vrijheid van Gent" - aan te duiden. Daartoe werden de percelen met hun eigenaars palend aan o.a. beide zijden van de Vrijdtgracht (Rijtgracht) of Rietgracht, die een grens vormde van het Gentse territorium, aangeduid. Dit wordt bewezen door het Register (reeks 98 nr. 3 van 1619) van de gemeentelijke archieven waarnaar de nummering van de percelen langs de Rietgracht verwijst. Dit gedetailleerd plan meet 1m 65 x 1m95m. Met behulp van kaartblad XXII (Gent- Melle) van de oudere militaire kaart op 1/20.000 kan men vrij gemakkelijk de rechthoek van 8.000 m X 9.400m, door Jacques Horenbaut op zijn plan getekend, afbakenen. (Fris, 1920, p.28) Ten zuiden heeft de landmeter-cartograaf zijn kaart iets zuidelijker dan het dorp Zwijnaerde begrensd. Vervolgens snijdt de zuidelijke rand van het plan de grote bocht van de Schelde met ten noorden de Rotschen heirweg (niet te verwarren met de Rotschen voetweg) met een buitenverblijf op dat ogenblik bewoond door Mijnheer Maertens. In het oosten reikt de kaartuitsnede tot de Helsdries, de Varlogstraat en de Zwaanhoek, snijdt de Brusselse steenweg, kruist de Boschstraat en bereikt de (gedempte) grote bocht van de Schelde daar waar de Rietgracht van Gentbrugge ontstaat, bereikt opnieuw de Schelde iets ten oosten van de Overzet en de bijrivier de Oude Leede, loopt vervolgens ten zuiden van het kasteel Ter Meeren en Westveld en bereikt de Antwerpse Steenweg ten zuiden van Vogelzang. (Het kompas, de meetbaak en de cartouche met de legende van de letters A-Z en nr. 49-76 hebben de kunstenaar de kans geboden de gehuchten Kreite en Oostakker weg te laten.) Ten noorden sluit het plan aan met de Leereghem Kouter ter hoogte van het kasteel Slotendries, loopt verder ietwat rechts van de Rietgracht - Oude Veste, kruist de Sasschevaart en snijdt de Lieve stroomafwaarts van de verbindingsgracht, het Rietjen genaamd; de kaartuitsnede loopt langs Westergem, gaat noordwaarts van het kasteel, dat toen aan Mijnheer Dherh toebehoorde, laat de Boterstraete links liggen met het kasteel Braem, snijdt de oude Caele dwarsdoor en kruist ten slotte het Brugs kanaal ongeveer ter hoogte van de Lieve. Ten westen volgt Horenbaut de Laghen Dam (Beekstraat) in de buurt van het buitenverblijf Simays, gaat noordwaarts van de Regenboog, via de Zaudtdam, voorbij het noorden van Drongen, dwarst de Leie bij de Groot Veure en loopt langs de Leebeek ten noorden van Afsnee en St. Denijs.:.. Westrem. De gehele Gentse omgeving werd getekend en beschreven met een nauwkeurigheid eigen aan administratieve notulen. We vestigen de aandacht op de volgende eigendommen, kastelen of buitenverblijven die in perspectiefzicht op de kaart zijn weergegeven. Op blad IV staat het kasteel behorend aan de familie Vaemewyck, dicht bij het kanaal naar Brugge, in de jaren 1920 het 385


kasteel Vooruit. Op blad VI staat de hoeve van Ottersem (Otterghem) eigendom van de St. Pietersabdij. Op blad VII komt het Siekliên voor aan het kruispunt van de rue Pré aux Oies (Ganzendries) en de Kortrijkse Steenweg. Op blad VIII is het kleine slot van Raveschoot getekend, op de Kleine Schelde en palend aan de Muunkmeersen. Een kleinood door water omgeven en gelegen tussen de Leie en de stadsgracht, bijna tegenover de kerk van Akkergem, werd het Belvédère van bisschop Antoine Triest. Op blad X zal men de ligging van de oude kerk van Wondelghem opmerken, binnen de limieten van Gent, daar waar de oud Kerkstraete (rue du Maïs) en de Doorenstraete (rue de l'Oeillet) mekaar kruisen. (Fris, 1920, p.30) Het is opvallend hoeveel aandacht Victor Fris anno 1920 besteedt - maar dank zij de figuratieve tekening van Horenbant ook kàn besteden - aan kasteeltjes en buitenverblijven die in het bezit waren gekomen van families van aanzien, adel en industriëlen. De beschrijving van Fris is op haar beurt leerrijk voor de spontane interesse anno 1920 voor het pastorale leven. Het vormt tevens de emanatie van de (traditionele) stadsvlucht door de beter begoeden, die voor zichzelf en hun naaste familie een gezondere, een riante en relatief veiliger omgeving opzoeken. Dankzij de preciseringen van Horenbant kan men op het plan van Deventer (± 1559) in de periferie van Gent meer van die landhuizen en kasteeltjes terugvinden die reeds voor 1560 bestonden. Een woordje over de lager gelegen en overstroombare gebieden aan de rand van de stad; gebieden die de schilder licht roodbruin heeft gekleurd. Ten zuid-westen zijn er de Assels (H), behalve het centraal klein plateau met de hoeve van de Kartuizers; de weiden Bourgoyen genaamd, tussen de bocht van de Leie, Drongen en Mariakerke; de Nedenneerschen tussen het Patijntje (Neckersberg) en de Leie; al de weiden van de Bijloke. Ten westen noteren wij de weiden van Wondelghem aan de voet van de oude Kerkstraet, langs de Lieve tot rechtover Meulestede, vervolgens langs de Sassche vaert. Ten noord-oosten, in de richting van Oostakker, liggen al de weiden tussen het Nieuwe Kanaal, de Grietgracht (opgeslokt in het Nouveau Bassin) en de (gedempte) Haude veste, aan de voet van de Slootendrieskouter en de heuvels van St. Amandsberg, laag en dicht bij het natuurlijk waterpeil. In het oosten zijn het de weiden van de grote en kleine Heimesse langs de Nederschelde; meer ten zuiden de boorden van de Grietgracht te Gentbrugge tot aan de rechtgetrokken bocht van de Nederschelde, met de bijhorende weiden. Ten zuiden zijn er nog de oevers van de Bovenschelde, vanaf de St. Lievenspoort en Ter Plaeten tot rechtover Zwijnaerde. (Fris, 1920, p.31) Ten slotte de boorden van de zuidelijke Grietgracht vanaf de Schelde stroomaf-

386


waarts van het vermelde dorp (dicht bij het landgoed van de Jezuïeten) doorheen de Broeken, de Zwijnaardse-Oudenaardse- en Kortrijksesteenweg tot aan de verbinding met de Leie; en op de oevers van deze waterloop de lage delen van Ayghem, de Groote Bugten, de Kromme Ham tot Afsnee. Victor Fris analyseerde verder de stad binnen haar vestingsmuren. De algemene vorm van de fortificaties is deze van een gelijkbenige driehoek waarvan de basis naar het oosten gericht is en de punt naar het westen (Overzet aan Akkerghem) zoals men ook kan zien op de kaarten van 1590 van Jean de Buck en 1592 (Jean de Buck en François Horenbaut). De voorstelling van het bebouwde gedeelte met het aanzicht van de afzonderlijke gebouwen in perspectief en karmijn ingekleurd en de belangrijkste gebouwen met ingekleurde leiendaken is prachtig. Victor Fris vestigt de aandacht op de lacune ter hoogte van de Blandijnberg, bouwplaats van de latere nieuwe kapel van de St. Pieters abdij, verwoest door de beeldenstormers, en waarvan de wederopbouw pas in 1629 werd gestart. Het nieuwe stadhuis van de Parebons is reeds te zien op het plan (1600-1622). Tussen de nieuwe gebouwen door religieuzen opgetrokken sinds 1585 vermeldt Fris het klooster de Nonnenbossche op de Groene Hooye (in de buurt van het Sint-Annaplein); de Urbanisten of Rijke Klaren gevestigd St. Lievensstraat; het klooster van Oost-Eecloo aan de Posteernepooft op de Oude Houtlei; de refuge van Drongen in de Lange Steenstraat; de Jezuïetenkerk of St. Lieven in de Volderstraat; het klooster Ter Haeghen in de Molenaarstraat; het klooster van Doorenzeele, rue des Prêtres; het Drongenhof, rue du Bac; de Kapucijnen, bij de oude kapel St. Chrisophe des Foulons, in de Brabantdam; de Baudeloo-abdij aan de Ottogracht; de Augustinessen van Deinze, rechtover de kerk van Akkergem; de Kartuizers zijn in het oude klooster van de Trinitaires gevestigd aan Meerhem. Al de binnenpoorten, die behoorden tot oudere fortificaties, zijn vernietigd. (Fris, 1920, p.32) Als men de bebouwing bestudeert die buiten de omwallingen geregistreerd werd op het plan Horenbaut dan stelt men vast dat er nauwelijks iets veranderd is in vergelijking met: het panoramisch zicht van 1534 (Gérard Horenbaut), het gegraveerde plan van 1550-1551 (Jean Oste; plus de afgeleide plannen van Braun & Hogenberg uit 1576 en van Guicciardini uit 1581) en de stadsplattegrond door Deventer (1560) gemaakt. Fris merkt op datde buitenwijk aan de Kortrijksepoort een groot aantal woningen heeft verloren door de aanleg van de fortificaties. De huizen v~ het St. Baafsdorp zijn om dezelfde reden verdwenen. Nochtans stelt men geen aangroei vast van het aantal huizen in de rue du Chaume noch in de rue de la Sauge noch in de Twaalf Kamerenstraat, noch in de rue du Calvaire noch te Akkergbem. Dezelfde vaststelling geldt voor de Molenaarstraat, in de rue des Anguilles, du 387


Grand Marais en do Repentir, die eerder leeg lijken. Noch de Voormuide noch Meulestede zijn er qua bebouwingsdichtheid op vooruitgegaan. Nieulant en Ham zijn status quo gebleven. Men krijgt de indruk, bij het maken van deze vergelijking, dat verre van toenemen de bevolking in aantal is afgenomen. Dit komt met de werkelijkheid overeen. (Fris, 1920, p.33) Van origineel tot heruitgave in 1900. De arbeid van Horenbant kostte de stad 50 ponden groot. Zowel de grondtekening als het register van 1619 werden sedert toen dikwijls geraadpleegd, voornamelijk bij processen betreffende de jurisdictie en de grenzen van de stad. (Heins N.,l900, p.III) Dit groot werk, gedagtekend april 1619, is zeer merkwaardig. (Heins N.,1900, p.II) Naast de bebouwde kom met al de straten, huizen, monumenten, waterlopen en pleinen, gaf hij ook een sprekend beeld van het platteland rond de stad met zijn peredering en langs de Vrijdtgracht of Rietgracht, de stadsgrens, staan zelfs de namen van de eigenaars van de percelen. (MilisProost, 1975, p.28/ Heins N., 1900, p.II) De nummers der percelen langs de Rietgracht verwijzen naar een register dat, behalve de namen van eigenaren en aangelanden, ook de oppervlakte in vierkante roeden opgeeft. Dit verklarend register, waarvan ook een klad bestaat, werd nooit voltooid, evenmin als de nummering van de percelen op het plan. (Heins N.,1900, p.II) De voorstelling van de feiten als zou het groot plan van Gent door Jacob Horenbaut precies opgemaakt zijn om aanhoudende geschillen omtrent rechten rond de Rietgracht uit te klaren, kan moeilijk worden weerhouden gezien het bestaan van de parcellaire kaart eerder opgemaakt in 1571 door Franchois Horenbaut. Victor Van der Haeghen noteerde anno 1900 volgende historiek van het stadsplan. Ten jare 1650 was het plan van Jac. Horenbault "hanghende in de vertrekcaemere van de tresorie". (Heins N.,1900, p.IV) "In het begin der negentiende eeuw stond het nog niet ver van daar, ... Entre les deux portes donnant dans la trĂŠsorie ĂŠtait placĂŠ contre Ie mur dans un cadre de bois Ie plan de la ville de Gand et des environs ... Die teekening op papier ... was beschadigd en aan flarden ... zoo dat de heer Karel Parmentier, belast met het rangschikken van het stadsarchief (18281838), naar redmiddelen moest uitzien." De archivaris slaagde erin dit groot papier zeer behendig te verdoeken. "Sterk omlijst, onder vier door koperen roetjes vereenigde glasruiten, scheen de oorkonde voor goed behouden. Edoch na eenige jaren bemerkte men dat het stof niet geheel kon geweerd worden, en erger nog, dat de kleuren verbleekten en de teekening allengs verdween. 388


In 1876, ... , besliste de gemeenteraad het stuk te laten reproduceeren. Bij overeenkomst van den 7 Augustus daarna verbond zich de steendrukker Pol. Allaert twee honderd gegraveerde exemplaren ervan te leveren. Doch deze stuitte op zeer groote moeilijkheden en in 1882 hield zich de raad voorlopig tevreden met eene nauwkeurige en volledige teekening, derwijze uitgevoerd dat men er later gebruik zou kunnen van maken voor een fac-simile door steen- of lichtdruk. De heer Allaert leverde deze teekening, eigenlijk een nauwkeurige doorteekening in potlood, einde 1885 ... In het jaar 1898 werd aan het schepenencollege vertoogd dat gezegde calque veelvuldig geraadpleegd, ... , op zijne beurt begon te slijten, en de commissie der monumenten stelde voor het werk eindelijk op steen te laten brengen ... door Armand Heins." (Heins N.,1900, p.IV) Vijftig exemplaren werden ter beschikking gesteld van de intekenaars en 50 waren voor de stad bestemd. Het origineel werd anno 1900 aan de stadsbibliotheek toevertrouwd. De heruitgave uit 1900 omvat 15 platen, geassembleerd 165 x 195 cm groot. Gekleefd op doek kostte de heruitgave 35 frank op rol en 50 frank indien ingelijst. De courante vorm van het document bestaat uit losse in twee gevouwen vellen. Leen Charles vermeldt dat het "topografisch plan van 1619" opgemaakt door landmeter Jacob Hoorenbaut zich bevindt in het Stadsarchief (SAG, Atlas Goetghebuer, lade 1116, en bureau archivaris) (Charles L., 1994, p.58) Johan Decavele vermeldt in hetzelfde werk alleen 'bureau archivaris' en lade 1117 voor de facscimile-uitgave. Van deze bevinden zich exemplaren in SAG, RAG, Universiteitsbibliotheek Gent en Universiteitsbibliotheek Mons. Het plan van Horenbaut op artistiek gebied.

Op artistiek gebied komen een aantal mooie cartouches op het plan voor. (Milis-Proost, 1975, p.28) Men treft er links bovenaan een grote gekleurde portiek aan, waaronder de Maagd van Gent zit met de leeuw. Op iedere zijde prijken de wapenschilden van de twee eerste schepenen van de Keure voor het jaar 1618 -1619. Rechts Mr. Philips van Steelant, heer van der Hasselt; links Mr Jan Baptiste de Rodoan, heer van Bieze. (Heins N.,1900, p.II) Erboven, in een sierlijke omlijsting, gedragen door engelenfiguurtjes, het wapen van de hoogbaljuw Karel van BourgondiĂŤ, heer van Wakken, Baljuw van Gent. Op de vier hoeken houden leeuwen de wapens van Gent en Vlaanderen. Onder de portiek, in een driehoek, stond vroeger een opschrift, dat thans geheel weggesleten is. (Heins N.,1900, p.II)

389


Verder verdienen nog enkele cartouchen, in de trant der Renaissance, de aandacht. De randschriften van het plan geven de voornaamste (36) bruggen, enkele burgerlijke gebouwen, 8 stadspoorten, 7 kerken, 27 abdijen en kloosters, 2 begijnhoven, 2 kastelen, het Prinsenhof, het bisdom en 9 openbare plaatsen. (Heins N.,l900, p.m BRONNEN BAILLIEUL B., MILIS-PROOST G., LALEMAN M.C. & DAMBRE-VANTYGHEM F., Stadsontwikkeling en architectuur & Catalogus van de kaarten In "Gent, I 000 jaar kunst en cultuur" Deel 111, Snoeck-Ducaju, Gent, 1975 BERGMANS PAUL, Commission des monuments de la ville de Gand. Documents topographiques relatifs à la villede Gand (16e- 18e E). Heins, Gand, 1915-1920. BRICKER CHARLES, De glorie van de cartografie: Een geillustreeed overzicht van kaarten en kaartenmakers. Vertaling J.G. Baggerman, 240 p., Amsterdam I Brussel, 1969 Landmarks of mapmaking. An illustrated survey of maps and mapmakers. Maps chosen and displayed by R.V. Tooley. s.e., Amsterdam/Brussel/Lausanne/Parijs, 1968. CHARLES LEEN e.a., Huizenonderzoek in Gent. Een handleiding. Stadsarchief Gent, Gent, 1994. DEJARDIN A., Cartes de la Flandre Ancienne et moderne, plans de la ville de Gand. Hebbelynck L., Gent, 1867. FRIS VICTOR, Plans de Gand. Introduetion aux documents topographiques. Vanderpoorten J., Gent, 1920. HEINSARMAND & VAN DER HAEGHEN VICI'OR, Groot plan van Gent gemaakt in 1619 door den landmeter Jac. Horenbault. Grand plan de Gand dressé en 1619 par Jacques HORENBAULT. HEINS N;, Gent, 1900. Chromolithografisch fac-simile, onder de bescherming van de stedelijke Commissie der Monumenten van Gent, Uitgevoerd door Armand Heins, Met verklarend bijschrift door Victor Van der Haeghen. Drukk. N. Heins, Brabantstraat, 9, en Onderstraat, 18. 1900 MERTENS J., Bronnen voor de historische geografie van België. Handelingen van het colloquium te Brussel 1979. Brussel, 1980. VAN DER HAEGHEN H., DAELEMANS F. & VAN ERMEN E., Oude kaarten en plattegronden. Bronnen voor de historische geografie van de Zuidelijke Nederlanden (16e-l8e eeuw). Brussel, 1986.

AndréCOENE november 1999 ERRATUM

I.v.m. de foto gepubliceerd in G.T. 2000- nr. 5- p. 284, schrijft de heer Jean-Paul Marchal ons het volgende: "Op de originele foto is Marcel Stas de Richelle inderdaad de 4e persoon van links, maar men heeft, voor een onbekende reden, het linker deel van de foto 'afgeknipt'. Op p. 284 staat dus Marcel Stas de Richelle nu op de 3e plaats (voorste rij) i.p.v. de 4e. De 6e persoon van links (2e rij met bril) is dokter Raphaël Schotte (van de Compagnie de haven). De 6e persoon (voortste rij, met bleke regenjas) is commandant Maurice Goethals."

390


DE COMPOZIESE Het schooljaar in het zesde leerjaar liep stilaan ten einde en de meester kondigde aan dat het weldra "compoziese" zou zijn en "damme moeste studere om gien huize te krijge." Jantje van Roste Clara was in zijn nopjes, want aan de einduitslag viel niet te twijfelen: Jantje zou zeker "primus" zijn. Wat het studeren betrof maakten we ons niet veel zorgen. Ons studiemateriaal bestond uit een tot op de draad versleten leesboek en een beduimelde "Gewijde Geschiedenis", waarvan de plaatjes door ons bijgewerkt waren met allerlei "correcties". Mozes had van mij een reusachtige snor gekregen. Roste Pol, die "goe op d'huugte woas", had Adam en Eva duchtig "geretoucheerd". Op het plaatje zaten onze vroegste voorouders met naakt bovenlijf in het struikgewas. Pol wilde meer zien en had de onderkant van Adams beeld er met kennis van zaken bijgetekend. "Alliene moar den achterkant", want hij vond het nogal riskant om er ook de "veurkant" bij te tekenen. Eva had hij ongemoeid gelaten "omda die kallemoeie de schuld es damme d'irfzonde gekregen hèn." Zijn kunstwerk had de ronde van de klas gedaan en kwam ook in de handen van "den Terreketel". Pol kreeg een pandoering die hij niet licht zou vergeten. De meester tierde dat hij een doodzonde had begaan en dat hij "veur penitense" het boek moest betalen, want het mocht niet mer gebruikt worden. Daar kwam natuurlijk niets van in huis. Het blad werd gewoon uit het boek gescheurd en Pol moest het zonder les van "Adam en Eva in het paradijs" stellen. Het vooruitzicht van de "compoziese" maakte ons niet bijster enthousiast en we bedachten allerlei middeltjes om het welslagen ervan in de hand te werken. De meester had on met hel en duivels bedreigd om te voorkomen dat we zouden "zeuren". Wij van onze kant brachten al onze batterijen in stelling om de meester te verschalken. Jantje van Roste Clara werd omringd door een ganse schare "zeurzakken" die rekenden op zijn hulp. Jantje weerde hun duistere voorstellen verontwaardigd af, hoewel ze vaak zéér aantrekkelijk waren. Deeske De Rop, die naast Jantje zat, beloofde hem "zijne nieuwen top" als hij mocht "afkijke". Schelen Tseef, die achter hem zat, zou hem vergoeden met twintig marbels - waaronder "twie schuune gloazene" - als hij over zijn schouder mocht kijken. Waarop Jantje schamper opmerkte "dat 'tgien avance zoe zijn, omdat hij toch alles twie kiere zoe zien." Tsiele "zoe guul zijn bille vol schrijve mee de formules van 't vierkant en de rechthoek en d'andere vlakken" waarvan hij zelfs de naam niet kon noemen. Dolfke Bommelé was met Boerke Gust overeengekomen dat hij· een briefke op zijn rug mocht hangen en dat hij het dan onder de bank zou doorgeven. Iedereen smeedde plannen die het daglicht niet mochten zien, in de hoop zonder veel kleerscheuren "het torment" te doorstaan. 391


Op de dag van de "compoziese" moesten we bewijzen hoe zwaar onze intellectuele bagage woog. "Mee 'n nijpend gat" kwamen we op de speelplaats. Jantje, die als eerste present was, glunderde en wist te vertellen dat de meester reeds in de klas was om de vragen op het bord te schrijven. Als de wind renden we naar de ramen om naar binnen te kunnen gluren, maar "diene smirrigen Terreketel" had de overgordijnen dichtgeschoven. Knots, een hopeloos geval in het studeren, stond er wat bleekjes bij en verdween plots in "'t huizeke". "De schrik es in zijnen buik geslege," zei Roste Pol. Leontse, die Frans kon spreken omdat zijn vader een Waal was en daarom met een zeker ontzag werd bekeken, snoefde "dat hij guul de nacht boa gestudeerd". Dat was zeker in zijn fantasierijke dromen gebeurd, want het Franssprekende Leontse had aan studeren een broertje dood. Daar klonk de bel! Zonder het gebruikelijke tumult stapten we met een klein hartje de klas binnen. De stem van de meester klonk zeer autoritair: "Niet in de banken gaan zitten!". We vroegen ons af waarom we niet mochten gaan zitten. Wat had de meester nu bekokstoofd? "Den Terreketel" had onze bedrieglijke plannen doorzien en gaf aan iedereen een andere plaats. Onze afspraken en plannen vielen hopeloos in het water! Wat zijn die meesters toch folteraars en onmensen! Beteuterd gingen we zitten aan de ons aangewezen lessenaar. Tot grote ontzetting van Deeske de Rop verhuisde Jantje naar de laatste bank, helemaal achteraan. De meester kende zijn pappenheimers en wilde niemand van Jantjes kennis laten profiteren. "Den Terreketel" begon met het ochtendgebed en nooit heb ik vuriger gebeden dan die dag. Ik beloofde een algemene beterschap van mijn fouten en zonden als de barmhartige God voor mij de ingewikkelde vraagstukken, sommen en breuken wilde oplossen. Ik riep alle heiligen in de hemel ter hulp om mij niet te laten verdrinken in de loop van de Schelde en de Maas. Zelfs sint Joris, die de draak had gedood, moest mij helpen om de Vlamingen niet te laten verliezen in de Slag der Gulden Sporen. Het teken werd gegeven dat we aan de slag konden. De meester nam de doeken weg die het bord bedekten en daar stonden de examenvragen. Hier en daar hoorden we een stil gemompelde juichkreet of een gedempte ontgoochelde uitroep, naargelang de vragen mee- of tegenvielen. Weldra zat iedereen duchtig pennend over het blad gebogen. Ik verschool mij achter een reusachtige kartonnen kaft, in de zoete hoop nog enigszins "te keune zeure", maar de meester was er als de kippen bij om mijn kaft weg te nemen. Ik zweette water en bloed op de rekenoefeningen en de onmogelijke vraagstukken brachten mij tot wanhoop. De cijfers dansten als gek voor mijn ogen en ettelijke malen moest ik de uitkomsten doorstrepen. Mijn blad leek weldra op een spinneweb. Mijn buurman slaakte diepe zuchten en scheen eveneens hopeloos verstrikt in de wirwar van sommen, aftrekkingen en de rest van de rekenkundige hangijzers. Van hem moest ik dus ook geen hulp ver392


wachten. Hoopvol keek ik over de schouder van "Dikke Miel". Die had het in de gaten en schreeuwde: "Miester, Bir kijkt af!" Ik protesteerde heftig: "Diene luuleke leugenirre, 't er stoa nog niets op zijn blad, miester!" Zonder het te beseffen bevestigde ik daarmee dat ik wel degelijk "over 't muurke" had gekeken. Gelukkig reageerde de meester slechts met een kort en krachtig; "Zwijgen!" Hij was ervan overtuigd dat er bij Dikke Miel niet veel te rapen viel. Na de rekenvragen ploeterde ik op de spelling en verongelukte mij over de vervoeging van de werkwoorden in de onvolmaakt en volmaakt verleden tijden, om niet te spreken van de "meer dan volmaakt verleden tijd". "Woar hoale zij da d'allemoal uit?" mopperde ik bij mezelf en de dubbele t's en d's tolden voor mijn ogen. De lettergrepen verslonden met gapende monden twee e's of twee o's, naargelang het geval, en ik struikelde over de trappen van vergelijking omdat ik twijfelde tussen "goed, beter, best" en "goed, goeder, goedst". De bel, die de speeltijd aankondigde, verloste ons uit ons lijden en de stem van de meester klonk onverbiddelijk: "Bladen afgeven!". Jantje was de eerste om aan het bevel te voldoen en stapte triomfantelijk de klas uit. De meesten treuzelden en meenden nog snel het een en het ander op hun blad te moeten bijschrijven of wijzigen, maar de meester was niet te vermurwen en joeg ons de klas uit. Voor hem was de bel het verlossende teken dat hij zijn reusachtige pijp mocht aansteken. Op de speelplaats werd druk nagekaart over "de composieze". Jantje werd druk omringd en iedereen wilde van hem de uitkomst van de vraagstukken weten. "'k Hè 't goed!" jubelde Schelen Tseef, alhoewel iedereen wist dat hij van vraagstukken oplossen absoluut geen kaas had gegeten."'t Er stond guul zekers 'n fijtse in d'opgoave," meende Deeske De Rop, die iets totaal anders had gevonden dan de uitkomst die Jantje had opgegeven. Plots klonk het sein om terug naar de klas te gaan en de tweede helft van de proefwerken te beginnen. Eerst moesten we "declameren". We trokken een briefje met de titel van het gedicht erop en ik hoopte op een gemakkelijk "declamoaske". Jantje was de eerste die zonder haperen het gedicht "Het geschenk" afdreunde. Roste Pol, die "Een flink man" diende voor te dragen, haperde reeds bij de tweede versregel. Hij keek hopeloos naar de zoldering, want misschien was het vervolg daarop te vinden. Tsiele, die een goeie vriend was van Pol, trok allerlei gezichten en grimassen om Pol "op te steken", maar bulderend klonk het:"Naar uw plaats!" Pol trok met een lang gezicht naar zijn plaats, in de overtuiging dat "declameren" nooit zijn beste vak zou worden. Toen was het mijn beurt om mijn "declamoasse op te zegge". Bevend trok ik mijn briefje. Ik had geluk: ik mocht"Fientje en de vink" voordragen. Geestdriftig begon ik; "Fientje loerde, door de bomen van een jonge dorenhaag, lustig naar een sappig peertje, want 't was die dag zo drommels warm..." Op 393


dat ogenblik dacht ik aan "den hof van Suppes", waar we pruimen hadden geroofd. In de plaats van "een sappig peertje" zei ik "een sappig pruimpje". Een schaterlach ging door de klas. Tot mijn grote verbazing was de meester niet boos. Hij lachte zelfs en zei: "'t Was een peertje, Albert," "Zoe 't hij 't geweten hèn, van die pruime bij Suppes?" dacht ik bij mezelf en ik was hem zeer dankbaar dat ik mijn "declamoasse" mocht afwerken. ledereen had zijn gedicht voorgedragen en toen kwamen de vragen over geschiedenis en aardrijkskunde aan bod. Clovis en Clotildis vloeiden uit mijn pen, Pepijn de Korte lag met Karel De Grote in zijn armen en Jan Breydel verbrijzelde de hersenpannen van de Fransen. Met veel geestdrift schreef ik alles neer, want geschiedenis was mijn lievelingsvak. De aardrijkskunde stemde mij minder geestdriftig en ik pijnigde mijn hersenen om de Schelde van bron tot monding te slepen. Waarom moest die sakkerse stroom al die onmogelijke bijrivieren hebben en zoveel steden bespoelen? Met een zucht van verlichting kwakte ik ten slotte mijn pen op de lessenaar: "de compozieses woare gedoan!" Ik wierp even een schichtige blik rondom mij en zag nog net hoe Kamiel met opgestroopte broekspijp in zijn bank zat en ijverig overpende wat hij eerder op zijn blote bil had geschreven. Ik proestte het uit. De meester keek op en kreeg de blote bil van Kamiel in de gaten. Woedend sleurde hij Kamiel uit de bank en schreeuwde: "G'hèt 'n gruute nul, hedde 't g'huurt?" Kamiel huilde tranen met tuiten, maar meende toch nog te moeten zeggen: '"t Kan mij nie schille; 'k goa toch noar de fabrieke goan wirke!" Toen was het enkel nog wachten op de "prijdielinge en de gruute vakanse". Albert BRYSSE

GENTSE MEMORIEDAGEN: 5 EN 6 MEI 5 Mei 1251 Guillaume de Dampierre wordt gedood in een steekspel. Hij was de oudste zoon van Margareta van Constantinopel en van Guillaume de Dampierre. (Hij had dezelfde naam als zijn vader). Hij werd begraven in de Cisterciënzerabdij van Marquette. Hij werd erkend als Graaf van Vlaanderen in 1246 en had 5 jaar medegeregeerd met zijn moeder. Door zijn dood ging de titel over op zijn broer Gui (Gwijde). Zijn gevelbeeld is te zien op het Huis "De Gekroonde Hoofden" op de hoek van de Burgstraat en het Gewad. Het is het beeld rechts op de bovenste rij. 5Mei 1443 Dood van lsabella Borluut, de vrouw van Judocus Vydt. Aan haar wordt ook gerefereerd als Elisabeth of Lysbette Borluut. Zij werd begraven bij haar familie in het klooster van de Augustijnen. 394


5 Mei 1467 Hugo Van der Goes wordt opgenomen in de Nering der schilders. Van 1474 tot 1475 zou hij er de Deken van zijn. 5Mei 1764 Geboorte te Gentbrugge van Jean-Baptiste Van Lokeren. Deze vader van Auguste studeerde in Leuven en behaalde er in 1789 zijn diploma van Dr. in de Geneeskunde. Hij vestigde zich als dokter in Gent "aen de Liefbrugghe". Hij was hier gemeenteraadslid van 1798 tot 1841 en was ook een tijdje lid van de Bestendige Deputatie. Orangist en lid van de Vrijmetselaarsloge "LaFélicité Bienfaisante". Deze Hoofddokter van de Bijloke stierf op 16 December 1841. 5 Mei 1777 Openbare verkoping van de kunstwerken voortkomende van de verbeurdverklaarde goederen van de afgeschafte Jezuïetenorde: 387 schilderijen, 152 gravures en tekeningen en 8 beeldhouwwerken, afkomstig van de kloosters van Gent, leper, Kortrijk, Doornik en Brugge. Deze prachtige verzameling bracht amper 19.277 gulden op, waarvan 11.200 voor de "Marteldood van den H. Livinus" van Rubens, dat aangekocht werd door de Fransman Pallier. 5 Mei 1787 In de "Gazette vanGend" van dien datum kunnen wij lezen: "Maandag is buiten de Brugsche Poorte overleden de heer Jan Nevejans die over eenige jaren zijn 28e kind naar den doop vergezelde. Te dier gelegenheid was er feest op die wijk; de doop geschiedde in tegenwoordigheid van al de peters der andere kinderen. Er waren 28 rijtuigen. Nevejans woonde in de Weverstraat". Over de moeder geen woord. 5 Mei 1801 Dood te Gent van Philippe Spruyt. Deze schilder, tekenaar, graveerder, restaurateur, schrijver, koopman in schilderijen en kunstvoorwerpen werd hier geboren in 1727. Zijn vader, die een militair was, had vlug door dat zoonlief niet geboren was om de wapens te hanteren en dat hij veel gemakkelijker omging met potlood en penseel. Hij was zo verstandig hem in de leer te laten gaan bij de schilder Jean Millet in Brussel. Vandaar gaat hij naar Parijs waar hij terecht komt in het atelier van Charles Van Loo, de hofschilder van Lodewijk XV. Verder de klassieke route volgend van de schilders in die tijd, belandt hij in Rome waar hij gaat werken bij een van de toenmalige topfiguren aldaar, de Oostenrijkse schilder Rafaël Mengs. Het is er geen speelschool er moet hard gewerkt worden, maar deze methode werpt haar vruchten af want Philippe Spruyt behaalt tot 2 maal toe de Eerste Prijs Tekenkunst aan de Academie van Rome. Wanneer Mengs ontboden wordt aan het Spaans Hof raadt hij de 33jarige Spruyt aan het zelf maareens te proberen. Hij maakt eerst een omweggetje 395


Het Huis De Gekroonde Hoofden .

396


langs Napels en gaat zich dan in Brussel vestigen. Na 6 jaar komt hij terug naar zijn geboortestad waar hij zich weldra mag verheugen in belangrijke opdrachten . Wanneer, na de dood van Marissal , de stichter van onze Academie, deze instelling volledig gereorganiseerd wordt in 1770, wordt hij benoemd tot Eerste Leraar. Hij is nu een zeer welstellende man. Hetzelfde jaar sterft zijn vrouw en kort daarop begaat hij de fout te hertrouwen met een meisje dat de gave bezet de centen vlugger te doen buitenvliegen dat hij ze kon binnenbrengen. Iemand die niet veel bezittingen heeft is gemakkelijker geneigd om te verhuizen. Als u het adres van Philippe Spruyt wilt weten moet u er wel het jaartal aan toevoegen,

Een merkwaardige oude foto waarop ook nog een hondenkar te zien is.

397


want wij vinden hem achtereenvolgens terug in de Bennesteeg, de Koningstraat, Drongenhof, de Pekelharing, terug het Drongenhof, dan het Sluizeken, de Reep, de Groenselmarkt, de Zandberg en de Korte Steenstraat Terwijl schildert hij portretten, genrestukken, religieuze onderwerpen, mythologische en geschiedkundige taferelen. Hij wordt bovendien veel gevraagd als restaurateur en aangezocht als expert. Nog vaak geraadpleegd is zijn" Description de tous les tableaux qui se trouvent dans les ĂŠglises paroissiales et couvents de la villede Gand." Zijn voorliefde ging uit naar de graveerkunst en hij heeft talrijke gravures gemaakt van 17e eeuwse kunstenaars. Ter intentie van zijn leerlingen aan de Academie schreefhij "De Beginselen derTeenkenkonst, behelzende de maniere om te teekenen na printen, teekeningen, schilderijen, plaesters ende het leven ofte model Aengewezen door de geometrica ofte meetkunde. Zeer nuttig voor de jeugd. Met 20 platen." Van hem hangen in het BijJokemuseum "Schieting met het Kanon van het StAntoniusgild te Gent" en "Schieting met de Mortier van het St-Antoniusgild te Gent".

5 Mei 1830 Geboorte in Overmere van Kanunnik Jules Verschueren. Hij werd geboren in een gezin van 9 kinderen waaravn 4 "gehoor gaven aan hun roeping". Priester gewijd in 1853, Kanunnik van St-Baafs in 1876. Was in 1864 de medestichter van "Het Werk der Vlaamsche Katholieke Pers". In 1870 stichtte hij "De Nieuwe Beurzen-Courant" die een jaar later omgedoopt werd tot "Het Fondsenblad". In 1879 stichtte hij het dagblad "De Gentenaar". Richtte in 1881 een eigen drukkerij op in de Drabstraat; ze werd in 1889 overgebracht naar de Ketelvest. Jules Verschueren overleed schielijk op 20 September 1911.

5 Mei 1838 Dood van Charles Parmentier. Hij was onze ze Stadsarchivaris en oefende deze functie uit van 1832 tot aan zijn dood op nauwelijks 34-jarige leeftijd in 1838. Hij bracht wat orde in het archief en richtte een leeszaal in voor de bezoekers.

6Mei 1432 Installatie van het Lam Gods in de Veydtkapel.

6Mei 1598 Filips 11 staat de Nederlanden af aan zijn dochter Isabella. Isabella, geboren in 1566, was gesproten uit het huwelijk met zijn 3e vrouw Elisabeth van V alois. Zij trouwde met haar neef Albert op 18 April1599. 398


Bij de dood van Albert in 1621 werd zij Gouvernante-Generaal, funcite die zij vervulde tot aan haar dood op 1 December 1633.

6Mei 1749 Ordonnatie van de Schepenen tegen de wanordelijkheden die zich jaarlijks voordeden bij het vertrek en de terugkomst van de bedevaarders die naar de Heilige Bloedkapel in Brugge gingen: "Heer ende wet der Stadt Gent gesien d'insolentien die begaen worden buyten de Brugsche Poorte soo voor ende op het arrivement van de bargie als daemaer tot bespottinghe van de gone die wederkeeren van de stadt Brugghe naer aldaer bygewoont te hebben de solemniteit ter occasie van den jubile van 't heyligh bloet, welckdanighe insolentien ende ongereltheden 't sy die begaen worden met het steken van de backers hoorens, geroep ofte uythanghen van bespottelycke inscriptien ende andersints, synde ten uyterste seacken van quaet gevolgh ... " De overtreders werden veroordeeld tot een geldboete. 6Mei 1802 Sinksen. De katholieke eredienst wordt opnieuw ingesteld. 6Mei 1837 Men begint de afbraak van de St-Sebastiaansschouwburg. Deze boogschuttersgilde bouwde in de 16e eeuw haar gildehuis tussen de Kouter en de Ketelvaart. In 1664 werd er een toneelzaal aan toegevoegd. Ze werd aanvankelijk verhuurd aan rondreizende Franse komedianten. Nog geen 25 jaar later verkocht de gilde haar terreinen aan de Stad die er een "Pickerye" of manège inrichtte. Deze kende geen langdurig bestaan en 10 jaar later- in 1698 -bouwt de Stad op deze plaats een schouwburg die wij kunnen beschouwen als de origine van de Gentse opera. In 1715 brandt deze "operaplaetse" volledig af en 2 jaar later bouwt men op de Kouter een voorlopige houten schouwburg. In 1736 verkoopt de Stad hetterrein aan de oude eigenares, deSt-Sebastiaansgilde en verleent haar het monopolie voor alle vormen van spektakel in de stad: toneel- en operavoorstellingen, concerten, redoutes en openbare bals. De gekende architect Bemard De Wilde bouwt een nieuw gildehuis met schouwburgzaal die zal bekend worden onder de naam "Het Hof van StSebastiaan". De nieuwe schouwburg die gedurende een eeuw de Gentse opera zal herbergen werd opengesteld op 12 Maart 1737. De Gilde had op geen kostengezien want zij had "niets veronachtzaemt omeene Toneelzael te rnaeken gemakkelijk, bevallig en weerdig van de Hoofdstad van eene Provintie. De stukken, zelfs die de meesten toestel en pracht vereysschen konnen er vertoont worden zonderde minste wanorde, zoodat er den Aenschouwer eene volkome verbeelding kan genieten." Onder de vele beroemdheden die voorstellingen kwamen bijwonen in de StSebastiaansschouwburg vernoemen wij: Karel van Lorreinen, de Hertog van 399


Marlborough, Aartshertog van Saksen-Tesehen met Marie-Christine, Napoleon met J osephine en later met Marie-Louise, Ladewijk XVIII met zijn Hof, Willem I, Leopold I, enz. De St-Sebastiaansschouwburg werd afgebroken in 1837 om 3 jaar later plaats te maken voor de huidige Opera.

6Mei 1949 Dood van Maurice Maeterlinck. De enige Belg die ooit de Nobelprijs voor Literatuur ontving werd in 1862 geboren in de Peperstraat. Nog tijdens zijn kinderjaren verhuisde het gezin naar de Frère Orbanlaan. Hij werd naar school gestuurd bij de Zusters van den Nieuwen Bos in de Lange Violettenstraat en ging daarna naar het Collège Calamus in het nu verdwenen Regnessestraatje. De Heer Calamus die dit privéinstituut leidde hield er bepaalde originele onderwijsmethodes op na. Zo had hij o.m. ten behoeve van zijn leerlingen een Franse grammatica opgesteld waarin alle moeilijkheden gewoon geschrapt waren. De dag dat Vader Maeterlinck dit werkje in handen kreeg was het gedaan met het Calamuscollege en Maurice ging voortaan naar het St-Barbaracollege in de Savaanstraat waar hij in contactkwam met medestudenten Emiel V erhaeren, Georges Rodenbach, Charles Van Lerberghe en Grégoire Leroy. Hij staat er niet genoteerd als een schitterende leerling. De Paters Jezuïeten moeten evenwel erkennen dat hij een zeker literair talent bezit, zij het dan ook dat ze wel even schrikken van de gedurfdheid van zekere van zijn essays. Om vader plezier te doen gaat hij Rechten studeren aan onze Universiteit en hij is een tijdje verbonden aan het Hof van Beroep, maar hij is een rotadvocaat die al zijn processen verliest en hij vertrekt dan maar naar Parijs waar hij zich volledig aan de literatuur zal wijden. In 1889 komt hij naar Gent en drukt er zelf met de handpers zijn eerste werken: "Serres chaudes" en "La Princesse Maleine", werkjes die geïllustreerd werden door Georges Minne. Hij had een onuitwisbare herinnering bewaard aan het buitenverblijf dat de familie bezat in Oostakker toen deze gemeente nog een brokje natuur was. Ze ligt aan de basis van verschillende van zijn boeken. Dit buitengoed verdween bij de verbreding van het Kanaal van Terneuzen. Het grootste deel van zijn leven heeft hij doorgebracht in Frankrijk. Het is in zijn vorstelijk domein te Nice dat hij één jaar voor diens dood zijn boezemvriend Cyriel Buysse ontving. Maeterlinck stierf op 87-jarige leeftijd. Zijn geboortehuis in de Peperstraat werd later verdeeld in 2 woningen (N° 4 en N° 6) en werd in 1972 tot op de grond afgebroken. Hugo COLLUMBIEN

400


PUZZEL2000 We zijn hier weer met onze traditionele "kwies". Ter gelegenheid van het einde van de 20Ste eeuw hebben we een puzzel opgesteld waarbij telkens per decennium een gebeurtenis of een naam wordt gevraagd. Toen we begonnen aan deze quiz dachten we dat dit een flinke mnemotechnische opfrisbeurt van de lokale geschiedenis van deze eeuw zou geven. Oorspronkelijk hadden we er zeer veel van verwacht, vooral gebeurtenissen op internationaal gebied. Wat bleek ... de stad die in de vorige eeuw nog gekozen werd om de vrede tussen Groot-Brittanië en de U.S.A. te bewerkstelligen, de plaats waaruit de Franse koning 100 dagen geregeerd had over zijn rijk, was van grootstad geëvolueerd tot groot boeregat. Dankzij de nieuwe spelling evolueerde dit dan tot groot boerengat Dan moet je wel opletten dat je als Gentenaar in geen geval de boer durft spelen in uw eigen stad, want dit komt u "duur" te staan. Degene die een stukje bouwgrond hebben gekocht om er groenten op te telen, zitten zowel letterlijk als figuurlijk in de patatten, daar, als ze niet opletten, dit goed na een tijdje goedkopere tuingrond wordt. Bij globale beschouwing stel je vast dat de infrastructuur, waaraan aan het einde van de vorige eeuw zo hard gewerkt werd, in deze eeuw als een STROP werd toegetrokken m.a.w. de invoering van het lussenplan. Laten we optimistisch van start gaan en beginnen met de glorierijke dagen in het begin van deze eeuw. In het begin van deze eeuw had men nog geld om te feesten. In 1905 hield men te Gent ter gelegenheid van de 7 5•te verjaring van de onafhankelijkheid van België een praalstoet te water. We vragen de 4d• letter van de voornaam van de artiest die de boot van de beeldhouwkunst ontwierp. In de jaren net voor de 1ste wereldoorlog kende Gent een hoog conjunctuur. Het was een fabrieksbaas "den Tjekke" die zich inzette voor het doorgaan van de wereldtentoonstelling te Gent in 1913. We vragen opnieuw de 4de letter van de voornaam van deze persoon, die spijtig genoeg deze expositie niet heeft bijgewoond, daar hij overleed op 4 juni 1911. De dolle jaren 20, de Charel & Gaston, het optimisme daar de oorlog gedaan is, maar deze oorlog heeft het Vlaams bewustzijn meer dan ooit in de hand gewerkt. In 1923 wist deze geneesheer, hoogleraar aan de Luikse universiteit en directeur van de Stichting Elisabeth te Brussel de verdubbeling van de Rijksuniversiteit te Gent te verkrijgen in een Franse en een Vlaamse (die zijn "barak" werd genoemd) afdeling. Van deze man vragen we de tweede letter van zijn familienaam. Op de Parijse wereldtentoonstelling in 1925 bleek dat de Belgische kunst niet langer meer toonaangevend was zoals in het begin van deze eeuw. Om een 401


nieuwe wind in de Belgische kunst te laten waaien, deed men bijna alles om die wereldberoemde Belgische kunstenaar, op dat ogenblik in Nederland verblijvend, terug naar België te halen. Het lukte en in 1938 bouwde hij in een fusiegemeente de woning Colman. De uitvoering van dit gebouw werd gerealiseerd door zijn medewerker, van wie we de 3d• letter van zijn familienaam vragen. Dit boegbeeld van de V.N.V. werd vanaf 1940 in een opbod-collaboratiepolitiek betrokken. Een jaar voor hij te Gent overleed, deed hij een oproep tot algemene collaboratie. Van zijn voornaam willen we enkel de tweede letter kennen. In 1952 waren de ijzeren bogen van deze Gentse brug zodanig verroest dat de brug moest vervangen worden. Ondanks dat deze nieuwe brug breder was, bleef ze de naam van haar eerste bouwheer houden. We willen graag de 4d• letter kennen van deze naam. Gegroeid uit een kunstzinnige familie- zijn oom was beeldhouwer- koos deze kunstenaar aanvankelijk voor het woord dat nadien soms in beeld werd omgezet. Nadat in 1965 zijn crisisroman verfilmd werd, bracht men in 1968 een belangrijk werk in beeld met in de rollen o.a. Anouk Aimée en Yves Montand. Van deze Gentenaar vragen we de 2d• letter van zijn echte familienaam. In 1973 werd administrateurgeneraal Germain Baudrio beschuldigd van verspilling en corruptie. Niet alleen werd hierdoor zijn carrière gebroken, maar ook dat van een belangrijk Gents socialistisch minister (van wie we de eerste letter van zijn familienaam zoeken) die uit het politiek leven verdween. Terwijl in het buitenland beroemde ontwerpers in de jaren '80 belangrijke creaties maakten in zilver, was de eertijds zo beroemde zilverkunst in de 2d• helft van de 20Ste eeuw in België in verval geraakt. Eén zilversmid - juwelier kunstenaar legde de link naar de Vlaamse zilvertraditie. Hij vervaardigde in 1989-1990 een koffieservies, waardoor hij aansloot bij de vernieuwingen van de beroemde designers. Hij blies hierdoor nieuw leven in deze sierkunst. Van deze in Gent verblijvende kunstenaar, die beschouwd wordt als één der pioniers van het moderne zilverdesign in Europa (en die blijkbaar ook van pralines houdt), vragen we de 7d• letter van zijn voornaam. Deze professor en lector aan de Gentse en Rijselse universiteit haalde net het millennium niet. Hadden bestuursmensen zijn "Volksboek vanden X Esels" en over zijn voorliefde voor Cyriel Buysses geschriften gelezen, dan hadden ze de Vlaamse volkse waarheden leren kennen. Kent u de eerste letter van zijn familienaam? 402


In het millennium bracht dit kunstwerk zoveel reactie te weeg, dat bepaalde mensen begonnen met brood en ham uit te delen aan de armen. Hierop kwam dan een reactie van het schepencollege en het OCMW dat niemand in Gent hoeft honger te lijden en dat zij meer doen dan broodjes uitdelen. Ik verwittig U, beHoet U want we vragen naar de 4de letter van de naam van de kunstenaar. Ik hoop dat hiermee enige herinneringen terug zijn opgeroepen. Wat nu gezongen? Met de gevonden letters maak je de naam van de beroemdste Gentse architect, waardoor je het antwoord krijgt op de hoofdvraag. Hiermee eindigen we dan ook het jaar 2000 en de 20•te eeuw. Persoonlijk zit ik nog met één vraag geplaagd i.v.m. 2000. Een belangrijke uitspraak van een inmiddels belangrijk overleden persoon was "Als de St.-Baafskathedraal in de weg staat voor het Gent 2000 breken we ze af en herbouwen we ze op de Blaarmeersen." De vraag die mij blijft achtervolgen is, moet in dit geval de bisschop al dan_ niet een examen halen van badmeester om te kunnen blijven fungeren? U kunt de antwoorden voor het einde van dit jaar sturen naar het bekende redactieadres: Lijnmolenstraat 149, 9040 Gent. De slapeloze quizmaster

BESCHERMLEDEN2~

André Mortier Dr. Hubert Van Hoorde Ghent Travel Bureau Willy Steyaert Prof. Dr. Eric Van de Velde Roger Dekeyser Dr. Adhémar De Wulf M. Jonckheere J ohn Van Schil André Van Wynsberghe Joseph Roosen Raoul Hofman Luc Glibert Dr. Roland Heughebaert Willy Devogelaere Ir. A. J. Impens Sylvester Serlippens Marc Waermoes Prof. em. Dr. Pieter Braeekman Mw Ghesquière-Van Gheluwe J.

Emond Cocquyt (4200) Prof. Dr. Guy Schrans (4000) Guy Versmessen (3000) Michel Kalmar (3000) Leon Martens (2000) Georges Broget (2000) Mw Lamon-Demeyer A. (2000) Alice Dynoodt (2000) Piet Van Eeckhaut (2000) Jean Bertrand (2000) Willy Van Mossevelde (2000) Philippe Hebbelynck (2000) Walter Abbenbroek (1800) Lucien Casteels (1614=40 Euro) Freddy Van Vlaenderen (1500) Dr. Roland Marlier (1500) Ferdinand Handovsky (1300) André De Somville (1250) Raphaël Dobbelaere Joseph Pàquet 403


Jean-Paul Marchal J acqueline De Reuse John Leten Serge Tollenaere Mw Baete-Raman D. Jurgen Schalek Dr. Henri Duquesne Guy Beyaert Jean Broekaert Paul Van de Voorde André Depoorter J.-P. Peckstadt Cecile Nevejans Rafvan den Abeele Christian Scheiris Marc Coucke Patriek Rombaut Z.E.H. André Thoonen Jean Walraedt Jean Steenbrugge Dr. André Maenhout Philippe Kluyskens Guy Baert PaulMauquoy Ferdinand De Buck Jan De Vleesebauwer Bemard Hebbelynck Pierre Plum Philippe Proost Etienne Van den Boogaerde E. Br. René Stockman Walter Claeys AndréPemot Ir. Henri Brasseur Pierre Vanderhaeghen Robert Verspeeten Dr. Christian Sandyck Jacques Thissen Robert Waeri Dr. Pierre De Vos

Maria Van Quickelberge Gaston Poelman Paul Eeckhout Mw Van der Stock-De Blauwe M. Edgard Praet Herman Delaunois John Colpaert André De Cuyper MarcClaeys Femand Verheggen Micheline Walgraeve YvanPiqué Daniël Uyttendaele Michel Noppe Guido Van Renterghem Mw Eeckman-Bryssinck J. Jacques Vermeuten Robert De Kezel Freddy Hoste Marcel Van Huffel Rudy Van Hollebeke CesarBlock Dr. Philippe Verjans Bemard Cruyt Jéröme Maartgat Nicole Verschaare Michel Vander Eecken Mw Morraye-Verstrynge Lucien De Temmerman Willy Everaert Johan Van Bocxstaele Mw Alexis lanssens ÀlbertYlen Dr. Eric Veys Paul Hebbelynck Jacques Huys P.E. Dumont Dr. Remi Hombrouckx Pierre Hebbelynck Jacques Monsaert

404


STEUNENDE LEDEN 2000 Laurent Balcaen (900) Sint-Lucasklooster (900) Felix Waldack (900) Ir. Gustave Veeckman (800) Guy Kint (800) Diane Sarteel (800) Regina De Ruyck (800) Frank Meert (800) Bert Destoop (800) Mw Ruytinx-Van Brantegem B. (800) Didier Eechaudt (800) Dr. André Van den Boogaerde (800) Louis Comhaire (800) Pierre Uytterhaegen (800) Adolf Bucqué (800) Liliane Sarteel (800) Dr. Charles Annez (750) Stefaan Van Schoor (750) José De Boose (700) Mw Comelis-Meyvaert C. (700) Louis Vermaele (700) R. Steyaert (700) Gerald Me Hugh (700) Irène Van Acker (700) Valetie Godu (700) Marie-Jeanne De Smet Dr. Thierry Goetghebuer Mw Steels-De Visschere M. Roger Spilthoorn Jacques Lavrillé Karel Ossieur Herwig De Munnynck Armand Blondeel Freddy Vereecken Georges Neslany LucLekeos Leon Trivier Georgette De Reu Jean Libbrecht

Prof. em. Dr. Kamiel Van Acker Mw Van Dijk-Vanhooren L. Lieven Werbrouck Femand Goethals Jules Demeyer André Verbrugghen AndréRaman Erik De Moor André Roniers Alfons Gistelinek Femand De Rockere Mw Callebaut-De Broe R. Jules Duvivier René Rodrigues Christian PutteviJs Marcel Cambier August De Baets Marcel De Munter Firmin Andries Oscar Van Mol Jan Zwaenepoel Eddie Van Haverbeke Pieter Spanoghe Willy De Meyer André Deproost Jean Jacques Willem De Schryver Marc De Munnynck Herman Hollanders Emiel Rombaut Antoine Van Goethem Willy Van Trappen Hugo Dewaele Jean-Pierre Quintyn Pierre Geemaert Prof. em. Dr. Gontran Ervynck Emile Genbrugge Guy De Maertelaere Frank Ödberg

405


Eugène Uytterhaeghe Eliane Van Lerberghe Marie-Thérèse De Smul Julien Wieme Mw Vancraeynest-Mulert Mw Albert de Meulemeester J.-P. Rooms Z.E.H. Jos Mertens André Leys Marcel Leeman Mw Kluyskens-De Potter N. Gilbert Gassée Gustaaf Van Audenhove Marc Hooghe Danny Dobbelaere Lea Van Leuven Etienne Verschraegen Daniël Verbessem Frank Marteos Marcel Vanden Daele Walter Vlerick Hubert Mestrum Suzanne Vander Gracht Guido De Bruyker Mw Wauters-D'haen E. Willy Diegenant Richard Caese Roland Wissaert Guy Bruyneel René Parasie Gustaaf Nicaese Georges Casteleyn Diana Van Lierde Jean-Pierre Boone Mw Luc De Coster Luc Matthijs Mw Van Beveren-Oosterlinck J. Etienne De Clercq Mw De Vriendt-Mores R. Huguette Taymans Michel Peirtsegaele

Mw De Wispelaere-Van Hauwaert Adolf Delantsheere Prof. em. Dr. Alexander Evrard Roger Versteele Raoul Buysse Roger Moreau Christian Roels Serge Pauwels Frans De Bleecker Jan De Weirdt Mw Piton-Van Geluwe E. Wilfried Pieters Mw Hublé-Vankenhave N. Erik Vandenbroele Maurice De Bruyne Guy Carton A. Degeyter Jacques Van de Calseyde Georges Thysbaert Française Van de Vyvere Mw Broekaert-Blondeel R. Peter De Pape Maurice Raes Robert De Rudder Xavier De Schryver Eloi Stas Dirk Jurrjens Prof. Dr. Herman Baltbazar Roger Verbeken Leon Lemaitre Johan Mulert Guy Namurois J anine Lehardy Carlos Fassin Luc DeBroe Christiane Van der Meulen Raoul Hoogstoel André Scheire OktaafBeke Romain Eerteloot André Buysse

406


Robert Loyez Jacques Brun Albert Braekman André Miebiels Noël Goossens Marie-Thérèse Vandenbunder Marc Rummens Georges Oosterlinck Jean-François Peeters Wim De Bock J. Capoen Luc Moortgat Louis Van de Vyvere Jaime Jurdan Jacques De Braekeleir J.M. De Wulf Jacques Hebbelynck Marc Ryckaert Maria Vanacker John Van Hulle Alfred Roose Yvonne Philips Laurent Claeys Mw Tavemier-Vereecken C. Jean-Claude Martiny Mw Geeroms-Van Biervliet G. Henri Claeys Norhert Verhasselt Freddy Van der Stichel Frank Vanhyfte Marc Van Speybroeck Joseph Joos Laurent De Schuyter Richard Damours Eddy Detaeye Luc Devriese Dr. Philippe Gombault Georges De Vreese Charles Uyttenhove Willy De Smet Albert Sels

Adriaan Boone P. Vandernoot Prof. Dr. Eric Lacroix Ghislaine Eeckhout R. Van Herwegen Eric De Buck Leon De Proost Freddy Durinck Christian Lentz Willy Van Hevel Anne Cocriamoot Pierre Vanderhaeghen Lisette Verley Carlos Metdepenninghen Marc Maresceau Jacques Lataer Marcel De Preter Alex Dewitte Laurent Van Bossele Maria Baudts Leon Lippens Maria Van Beylen J acqueline Podevyn Mw De Buck-Muller Y. Jacques Lievens Yves De Maertelaere Louis Daens Gilbert Lodrigo Gilbert Biebuyck Z.E.H. Dirk De Backer Prof. em. Dr. Frans Soaeken Marc Vandegehuchte Jacques Bouckaert Beatrijs Ediers Freddy De Cock Robert Van Bocxstaele Etienne Dekoning Daniël Van Poucke Dr. Jacques Huyghebaert Eric De Meyere Urbain Catteeuw

407


Yvan Fonteyn Jean Delva Jean-Marie de Wulf Dr. DaniĂŤl Sabbe Robert Lybaert Mw Schauvliege-Van Megroot Jacques Carels Georges Meersschaut Romaio Landuyt Tony Claeys Louis Varlez

Antoine Albessart Philippe Willemot Alain Smetryns Maurice Geimaert Marc Van Rauwermeiren Femand Van Quaquebeke Stijn Verrept Charles Pierre Antoon de Schryver Madeleine Criel

STEUNFONDS2000 500,- Collumbien H. 100,- Mw VanderhaegenVandenbossche R. Labout A. Steenbrugge Vandeleene A. Mw De Roubaix-de Leye L. Mw Vanderheyde-Goossens De Bosscher A. Eeckhout J. PenningE. Leyseele J.-P. Anthonis P. Peeters D. Mw Keppens-Dentandt M.-J. Marchand J.-M. BrysseA. Van Herreweghen R. Mw Cerulus-Van Gaever M. Leirens J.-P.

50,-

OyenA. CoppensR. OngenaL. MwDeGrezH. Mw Derudder M. Hublau E. Mw Halsberghe-Coutteel S. Devreese R. Vanhinsberg M. CorynG. Van Schoote A. Van Damme R. Carpentier H. Mw Lormans G. Duprez R. Mw De Caoman E. de Clippele Fr. Roose J.-P. Depoorter H. Toelage Provincie 1998: 25.159 BEF.

408


BffiLIOGRAFIE Bij de "Stichting Mens en Kultuur" verscheen een prachtig boek "Stedelijk

Natuurreservaat Bourgoyen-Ossemeersen". In 1971lanceerde Professor Jan Hublé het idee om van wat de Gentenaars de "Drongense Meersen" noemden een educatief natuurreservaat te maken. Het zou overdreven zijn te beweren dat het Stadsbestuur enthousiast reageerde op dit voorstel en het is meer dan waarschijnlijk dat zonder de jarenlange verbeten inzet van een zeer klein groepje personen die er het belang van begrepen en vonden dat men die unieke kans niet mocht laten voorbijgaan (en daarbij moeten wij in de eerste plaats de familie Reynaerts vermelden) ditreservaat ernooit zou gekomen zijn. Het project is nu- gelukkiglijk-voor een groot deel gerealiseerd, maar zeer velen beseffen nog niet welke zegen het is voor een stad als Gent te kunnen beschikken over een schitterend natuurgebied, vlak aan de rand van een volksrijke stadswijk. Jaarlijks komen vele duizenden genieten van dit uniek Leielandschap, maar dat zijn er nog veel te weinig. Iedere Gentenaar zou het minstens éénmaal moeten bezoeken en zal dan tot de vastelling komen dat wij een schat bezitten waarvan hij geen flauw vermoeden had. Het was dus een uitstekend idee daar een boek over uit te geven. Daarin kan men niet alleen de ontstaansgeschiedenis lezen van dit reservaat maar ook in detail vernemen wat daar allemaal te zien is en wat er te beleven valt, en dat is veel. Het boek bevat volgende hoofdstukken: Het Landschap - Mens en Cultuur Sloot en Plas - Graslanden - Houtkanten en Bomenrijen - Bosjes - Ruigten Natuurbeheer- Natuurbeleving -De Groeipijnen van het Stedelijk Natuurreservaat - Een toekomstperspectief. Het boek heeft een formaat van 22,5 x 28 cm., bevat 175 bladzijden en meerdan 100 schitterende kleurenfoto's. Verzorgd gedrukt op stevig papier. Prijs: 899 fr. Te bekomen in de boekhandel. Wie moeilijkheden mocht ondervinden het daar te bekomen kan nog altijd contact nemen met de Uitgever "Stichting Mens en Kultuur"- Maaltebmggestraat 288 te 9000 Gent. Tel: 09.245.37.43. Ook te koop in het Stadswinkeltje aan het Zuid. Op het gebied van nieuwe boeken mogen natuurliefhebbers niet klagen. Een ander kostbaar en zeer somptueus boek is ''Tuinen van Eden, van Keizer Karel tot Heden". Het kwam tot stand naar aanleiding van de tentoonstelling die doorging in het M.I.A.T. van 20 april tot 25 juni. De geschiedenis van de tuinarchitectuur wordt er uitgebreid in behandeld. Wij zien er van af dit kunstboek te beschrijven. U moet het zien, de bijna 300 prachtige illustraties bekijken, de talrijke kleurenreproducties van gekende en minder gekende schilderijen. Formaat: 20 x 26 cm. - 320 bladzijden. Zeer verzorgd gedrukt, maar nergens hebben wij de naam van de uitgever gevonden. De prijs bedraagt 990 fr. In feite 409


is dit een spotprijs, goedkoper kan niet. Wij vermoeden dat dit boek zal te koop zijn in het M.I.A.T. - Minnemeers 9 en waarschijnlijk ook wel in het Stadswinkeltje. H.C.

VRAAG EN ANTWOORD De heer Marcel De Bleecker vraagt: Weet iemand van onze leden hoe ik de "geschiedenis" kan te pakken krijgen van de MUZIKAAL DOOR HARMONIE OF FANFARE begeleide groepen, zoals er er nog na Wereldoorlog 11 waren: "De Volendammers", "De 0-Gusten, "De Piraten", "De Bengalen" en misschien nog andere en niet enkel uit Gent? In feite zoek ik een korte samenvatting over ALLE MUZIEKMAATSCHAPPIJEN (harmonie, fanfare, brassband ... ) die ooit bestonden of nog bestaan in de provincie OOST-VLAANDEREN. Telefoneren kan en schrijven naar: Frans (Marcel) De Bleecker- 40, Maurice Verdoncklaan- 9050 Gent (Gentbrugge)- Tel. 09-230 80 27. Ook kopij van bladzijden uit geschiedenisboeken over gemeenten en muziekmaatschappijen zijn uiteraard welkom. Of waar zijn deze boeken te lezen, hetzij eventueel nog te kopen? Namen, adressen en telefoonnummers van verantwoordelijken HAFRABRA kunnen ook zeer nuttig zijn. Onkosten worden graag terugbetaald en ik dank nu reeds diegenen die mij bij dit werk willen helpen ! De heer Roger Versteele (Kraainem) vraagt (zie afbeelding op de volgende blz.): "Kan iemand mededelen wat de betekenis is van de titel ConfrĂŠrie "La Poule 114 (100)".

Is dit een soort cryptogram of wil dit misschien niets betekenen?"

LEZERS SCHRUVEN ONS Uit een brief van de heer NoĂŤl Goossens (Lokeren) lichten wij de volgende passage: Ik wil van de gelegenheid gebruik maken om te danken voor het vriendelijk onthaal en de grote bereidwilligheid van de dames en heren in het Documentatiecentrum van uw vereniging. Dat doet me denken aan wat u schreef over de hoge toegangsdrempel van het Museum voor Geschiedenis van de Geneeskunde. Wij zijn voor zover ik weet het enige museum met bijna persoonlijke begeleiding door hooggespecialiseerde gidsen? En dat op weekdag of zondag, tot zelf 's avonds laat (en dikwijls op zaterdagavond voor bepaalde 410


Confrérie " LA POULE· îj4 (100)

"

BANQUET l' i

li

!I i!

11

Ii j·

:~

l

11

Ii ;i ! ., i ., I

;I . ·'I :; I

M. JULES DE CDCK

!~~~,: n II.

INTERMÈDE MUSICAL,

;ïli 11 ,j

Ij

i

l!i!

I ili!

M J!. A. HORT A, l'n•sitlent tlt< « ('fwd~ ()t.r•tvtl 1;/ill:ttrtl t:!11cs. » A. TROFFAES . /Jin!,•h••u· de I' l<:t)o/e tl.; .~li<SÎ<Jlll'.

i,!.'

,, I 1 1 1:• i

E. CRIEL , l .aurJat d11 Cu>wou;" de HOm<!. l•ttcw· de I' Opera .·\.<,;(ru·t.'. F. LEFÈVRE. 'I'én01·. C. OAUW.f , lia?'jJtOII.

Jl

J. REYNVOET, Uul'!ltm>.

I[

I! I

jl i

S OE MUYNCK , Pro[<·sseur. Violtm- SA•. •Ie.' l'<mn·•·ts rlu Vrtt~;r;/,ali. i! •; • B. HEYNOHICKX , l'iol'"'''i'//,: - Sn/r; tlt•s Suf,-,;,.,, d1• Ca si"o de Cor-q ~<lfer. ;' l! .·kt'lllliJ!llffilllll!tW : .11 .• M. 'FAELE~S . M·:"d'J< <11• la l.'oil{lidssion ji 11 Arflllllllsft•tfft••• rk I'J\;·olt• rle A/l •sltfl'•'· 'I 11 f /Jist'.lll' tlt· !f<'~lre : ,V. E. CAROON. !1· I!~· l!n·,.,.,·cli, 1; Juillä 1910. !. i' t

I

!

~d~.} ~'. _,""~'1r~.~

411


groepen). Maar het blijft vrijwilligerswerk. Uw opmerking is evenwel terecht, maar de toestand is verklaarbaar hoewel wij het ook liever anders zouden zien. Misschien komt er verandering als er ook andere (universitaire) musea in het gebouw zouden komen, zoals al enige tijd in het vooruitzicht wordt gesteld. En kunnen wij dan, als niet-universitaire inrichting, daar dan mee van profiteren. De heer Emiel Rombant schrijft ons: In het jongste nummer van Ghendtsche Tydinghen (dd.l5.07.2000- 29-ste jaargang - nr.4), onder de rubriek Bibliografie noteert U een korte bespreking over de uitgave van "In Oorlogsnood - Virginie Lovelings Dagboek (1914-1918)". U herinnert er aan dat er weinig boeken verschenen over Gent in die oorlogsperiode. Er is inderdaad het boek van Marc Baertsoen: "Gand sous l'occupation allemande- Notes d'un gantois sur la guerre de 1914-1918", avocat près la Cour d' Appel de Gand, ancien échevin de la ville". Een uitgave van 1929 (was zulks de enige?) werd gedrukt bij A. Vandeweghe S.A., 41 rue de Courtrai, à Gand. 376 pag.- formaat 24,5 x 16,5. Er bestaat evenwel nog een ouder werk, in twee delen, nl. "Vie d'Etape à Gand, par Heinrich Wandt", met als ondertitel "en marge de l' effondrement allemand". Wie uit het Duits heeft vertaald, werd niet vermeld. Enkel wordt genoteerd "traduction autorisée". Er Is overigens geen enkele verwijzing naar een oorspronkelijke uitgave in het Duits. Het eerste deel met een voorwoord van de auteur dd. "Berlin, Noël, 1920" werd uitgegeven door H. Janssens, rue des Jardiniers 22, Ledeberg-Gand, zonder enige informatie over de auteur. Het tweede deel "deuxième et dernier volume" werd door dezelfde uitgever verzorgd, met een voorwoord van de auteur dd. "Berlin, 1 septembre 1921", voorafgegaan door een 5 pag. lange biografie, opgesteld door de auteur zelf op verzoek van de uitgever, en genaamtekend Henri (sic) Wandt. Enkel dat tweede deel vermeldt "copyright 1921 by Heinrich Wandt, Berlin-Charlottenburg". Beide boekdelen op formaat 18,5 x 13, resp. 168 pag. en 150 pag. De auteur was een fervent sociaal-democraat en anti-militarist. Zijn "Vie d'Etape à Gand" bevat grotendeels een kleurrijke opsomming van onregelmatigheden en liederlijk tijdverdrijf van met naam genoemde officieren van het Duits leger, benevens levensomstandigheden van de bevolking, de verhoudingen tussen burgers en bezetting, subversieve activiteiten van opstandige soldaten, rechtszaken, processen enz. enz. - dat alles met gedetailleerde vermelding van datums en localisaties, wat, vooral voor een Gentenaar, die oude geschiedenis helderder doet herleven. Met deze verwijzing naar het boek van Heinrich Wandt heb ik U wellicht niets nieuws bijgebracht. Over die periode 1914-1918 moeten toch meerderen werken bestaan (boeken, brochures, dagbladen, officiële documenten, militaire rapporten e.a.m.), maar ik achtte het gepast in de gegeven context aan die "Vie d'Etape" te herinnneren. 412


Met oprechte hoogachtig (en waardering voor Uw steeds lezenswaardig tijdschrift). Nota van de redactie: Bij dezelfde uitgever verscheen eveneens een "geautoriseerde" Vlaamse vertaling onder de titel: "Etappenleven te Gent. Kanttekeningen bij de Duitse ineenstorting." Deel 1: 176 p. Deel 11: 173 p. Van de heren Dirk Leyman en Marco Daane, de samenstellers van "Gent, de dubbelzinnige" ontvingen wij volgend schrijven: In het laatste nummer van Ghendtsche Tydinghen verscheen een bespreking van het boek Gent, de dubbelzinnige (p.268), over Gent als literaire stad. Het was prettig te lezen dat opzet en inhoud van het boek waardering vonden: de gevarieerde inhoud, de aandacht voor details en de niet onbelangrijke publicaties, zoals (voor het eerst!) een geschiedenis van de Minardschouwburg. Naar aanleiding van de bespreking willen wij niettemin enkele misverstanden rechtzetten. Eerstens, naar aanleiding van de Amsterdamse uitgever (Bas Lubberhuizen) van dit boek: "Wat gaan die Hollanders ons over Gent vertellen?" Het gaat hier echter om Nederlanders, niet om Hollanders. De aanduiding 'Hollander' dateert uit de tijd van de Zeven Provinciën, maar is nu voor een inwoner van dit land niet meer correct. Tegenwoordig kan nog slechts een inwoner van de twee westelijke provincies Zuid- en Noord-Holland als zodanig worden benoemd, maar de aanduiding heeft verder geen enkele (zeker geen staatkundige) betekenis. Ook de uitroep ervan vanaf stadiontribunes, ter aanmoediging, doet aan dat feit niets af. Tweedens: Het gaat ook niet om "die" Hollanders (lees: Nederlanders). Zij die dit boek uitgaven, deden dat vanuit de gedachte mooie boeken over literaire steden te maken. Reeds eerder deden ze dat over onder meer Sint-Petersburg, Wenen en Triëst. Het geheel vormt een gerespecteerde reeks, de 'Stedenreeks Het Oog in't Zeil' (naar het voormalige tijdschrift). Niet zomaar Hollanders, pardon Nederlanders dus. Derdens: Eén van de daadwerkelijke samenstellers van het boek, Dirk Leyman, is bovendien geenszins een Nederlander. Vierdens: "De eerste reflex is er een van scepticisme." Het is ons echter niet duidelijk waarom er dient te worden getwijfeld zodra Nederlanders iets over Gent komen vertellen. Graag hadden wij hierover wat nadere uitleg van uw kant. (Te uwer informatie: uit Sint-Petersburg, Wenen, Triëst en de andere steden is een dergelijke reactie de uitgever tot op heden niet ter ore gekomen. Dat is ook logisch: zo'n boek vormt immers promotie voor de stad en kriebelt de trots.) Vijfdens: "Het werd trouwens niet geschreven door Hollanders (Nederlanders), maar door Vlamingen die met Gent vertrouwd zijn en die zich verdiept hebben in de tweeslachtige houding van schrijvers tegenover onze stad." Twee van de auteurs - Marco Daane, tevens medesamensteller, en Wieneke 't Hoen - waren erg verbaasd te horen dat zij ongemerkt waren genaturaliseerd. Zij zijn u erg dankbaar voor het doen van deze mededeling. 413


Aangezien één van voornoemd tweetal tevens mede-opsteller van deze brief is, kan hij u meteen verzekeren van zijn onbaatzuchtige liefde voor en kennis van Gent en haar literatuur; van zijn respect voor Gent, Vlaanderen en België; en van zijn welwillende houding, die onder meer beoogt de Vlaamse cultuur in Nederland bekend(er) en te maken en de relatie tussen beide landen van gepaste informatieve lading te voorzien. Daar stopt hij het nodig van zijn tijd, energie en geld in en daarvoor komt hij ook regelmatig ter stede (ook om daar publicaties in uw tijdschrift te bestuderen); met als resultaat onder meer dit boek en in de toekomst een biografie van de Gentse auteur Richard Minne. Hij verzoekt u dienaangaande echter geen "scepsis" te hebben. Nota van de redactie: Wij kennen natuurlijk wel het verschil tussen Hollanders en Nederlanders, maar voor de Gentenaars (en waarschijnlijk voor de meeste Vlamingen) blijven onze Noorderburen "Hollanders", een woord aan hetwelk geen enkele pejoratieve betekenis moet gehecht worden. Wij zingen toch niet "Ik hou van Nederland" en wij spreken niet van "Nederlandse maatjes" en zo veel ander klassiek geworden uitdrukkingen. Wij stellen vast dat veel Nederlanders ook nog vaak het woord "Holland" gebruiken. Dat de eerste reflex er een van scepticisme was is ook vrij normaal, de Gentenaar is altijd op zijn hoede als niet-Gentenaars iets over zijn stad gaan schrijven. Een gezond scepticisme is trouwens een wetenschappelijke houding. Wij hebben blijkbaar nog het einde niet gezien van de reacties die gekomen zijn op het artikeltje "Enkele herinneringen aan de Indus". De heer Richard Verlinden schrijft ons het volgende: "Weer een prachtig nummer van G.T. met een interessante bijdrage van de heer Maurice Geimaert over de Indus. Met uw artikel in No 6 van 1999 hebt gij een soort "roman fleuve" in gang gezet! Vanwege zijn leidende functies bij AITG en UNIT is de heer Geimaert "the right man in de right place"om ons o.a. de perikelen van de na-ROELS-periode te vertellen, maar qua datering van de vervlaamsing van de Indus slaat hij de bal mis. De heer Geimaert behoort tot de promotie 1932, de laatste die haar opleiding volledig in het Frans kreeg. De promotie 1933, waartoe ik behoor, zat midden in de vervlaamsing en heeft die aan den lijve ondervonden. Wij weten maar al te goed hoe wij werden behandeld. Wij zijn de enige die zowel in het Frans (de Prep in 1929-1930) als in het Nederlands (de 3 jaren speciale school van 1930 tot 1933) werden onderwezen; althans officieel, want wel werden nog enkele cursussen, voorlopig en onterecht en om verschillende redenen, in het Frans gedoceerd, maar dat waren uitzonderingen. Ziehier hoe de vervlaamsing werd geprogrammeerd en grotendeels uitgevcierd:

414


1929-1930 1930-1931 1931-1932 1932-1933

Speciale school Voorbereid. 3ejaar 2ejaar 1e jaar (Prep.) Frans Frans Frans Frans Frans .. Nederlands Nederlands Frans Nederlands Nederlands Nederlands Frans Nederlands Nederlands Nederlands Nederlands .. .. OnderliJnd: het verloop van miJn studJes aan de lndus .

Taal van het diploma Frans Frans Frans Nederlands

WENSEN De heer Erik L. Schepeos stuurde ons de volgende merkwaardige tekst die hij tegenkwam in het familiearchief Schoorman dat berust in het Rijksarchief te Gent. Wensen aan Amand François Charles Jean Schoorman, schepen van de stad Gent, lid van de Commissie van het Werkhuis van Liefdadigheid van de stad Gent. Het uitwisselen van nieuwjaarswensen, waarin voorral voorspoed en een goede gezondheid worden toegewenst, lijkt ons vanzelfsprekend . Wensen uitgebracht naar aanleiding van Pinksteren, waarin gevraagd wordt dat de H. Geest de betrokkene in zijn taken zou bijstaan, lijken ons eerder ongewoon . De wensen naar aanleiding van Pinksteren, gedateerd 24 mei 1828, van Simon Andreas Gevaert, "meester der spinders en kaarders", vangen aan met het verhaal van de Emmaüsgangers en de betekenis van de nederdaling van de H. Geest.

"Mijnheer Schoorman Lid der Commissie van het stede Werkhuijs van Liefdaadigheid van Gent etc. etc. Mijnheer Naar dat onzen Verlosser ende Zaligmaker ]esus Christus nu van de dood des kruijs zegenpraalend verresen was, om zijne Discipelen meer om meerder in hun geloove te versterken en van hunne wankelbaarheid te wederhouden en af te trekken, heeft zich eerstmael vertoont op den weg, die leijd naar het kasteel van Emmaüs in de nabuurrigheid van Jerusalem, aan twee zijner Discipelen, waar van eenen genaamd Cleöphas, al gaande vraagde ]esus aan hun wat men al zegde van den Nazareen, zij antwoorden, wel hoe weest gij dan zoo vremd dat gij niet en weet, wat er onlangs hier binnen ]erusalem al is voorgevallen en geschied! maar hoe verdwelmt en verbaast waaren zij niet, wanneer zij ondervonden, dat het Christus was met wien zij spraaken, 415


naar dat nu weder Christus van hun verdwenen was, zijn zij alle beijde naar }erusalem weder gereijsd, alles wat hun was voorgevallen en geschied verhaalende en openbaarende aen de andere elf Discipelen, die binnen }erusalem verbleven waaren; maar ziet in den zeiven oogenblik staat Christus in den midden van hun allegaader om hunne twijffelagtigheid uijt te dooven en weg te neemen; want zij meijnden, dat het eenen geest was, zegt tot hun alle, eenen geest en heeft nog beenderen nogte vleesch, en eet nogte en drinkt, hebt gijlieden niets te eeten; wanneer zij nu aan het tafel waaren, heeft Christus gedaan als voor zijne dood, te weeten, het brood en den wijn gezegent en gebenedijd en aan hun alle uijtgedeelt en uijtgereijkt, het welk hij meermaals geduurende de veertig dagen dat Christus de weireld naar zijn zegenpraalende verrijssenisse nog heeft bewandelt tot zijn Roemwaardig hemelvaaren toe, alle gaader hun leerende en onderweijsende als voor zijne dood, en hun den heijligen Geest beloovende te zullen zenden; denwelken hij hun tien dagen naar zijn Roemwaardig hemelvaaren, vijftig dagen naar zijne zegenpraalende verrijssenisse over hun alle gaader heeft gezonden en laaten nederdaalen onder de gedaante van vuurige tongen, wanneer zij alle vergaadert waaren in eene en de zelve plaats binnen de stad Jerusalem: van diën oogenblik af spraaken zij verscheijden taaien, het geene een teeken en zeker bewijs was, dat zij alle volkeren ende natiën des weirelds het eenig waare geloove moesten aankondigen en prediken: het is dezen hoog en feestdag der zendinge van den heijligen Geest vertrooster, die aan mij de gelegentheid verschaft, om aan UE Mijnheer mijne verschuldige pligt zeer eerbiediglijk te quijten, en door deeze UE Mijnheer den gezegden hoogen feestdag der zending van den heijligen Geest vertrooster Pinxteren Sinxen zeer respectelijk te wenschen, verhoopende den heijligen Geest UE Mijnheer insgelijks met zijne gratiën en sterkte zal overlommeren en bestraalen, op dat UE Mijnheer voortaan met den zeiven moed en iver zoude mogen blijven volherden en de bestuuringe van Stads Werkhuijs van Liefdaadigheid tot nut en welzijn van ons alle gaader, waar van UE Mijnheer Lid der Commissie zijt. Gelieve deeze mijne wenschen Mijnheer van geen qualijk paart te willen neemen ofte te veragten van die eere heeft van te weezen met alle eerbiedigheid en Respect. Mijnheer UW Zeer Ootmoedigsten en zeer Onderdaanigsten dienaar Simon Andreäs Gevaert Meester der drol spinders en kardeurs Gent 24 meije 1828".

416


INHOUD2000 1.

- Dr. P.P. Devriese: De Gentse Hoogleraar Emile Van Ermengem en de ontdekking van botuline. - Adolf De Ceuleneer: Inventaire Archéologique: Graven in Sint-Baafsabdij - Daniël Van Ryssel: Ik zou daar een boek kunnen over schrijven: De charmes van de dagelijksheid. - Mark Rummens: Waar te Gent recht werd gesproken (Vervolg en slot). - L. Friant: Irène Fuerison. -Daniël Maes: Het Gents kerkepad (vervolg) De Kerk en het Klooster van de Dominicanen of Predikheren Holstraat - Hoogsstraat. - Hugo Collumbien: Gentse Memoriedagen: 26-27 April. -Bibliografie. - Vraag en Antwoord. -Lezers schrijven ons. - Eddy Levis: 't Gents spant de kruune ! Over moeskes en moeskesmoakers. 2. - Pierre Kluyskens: Guillaume Faipoult. - Armand Heins: Inventaire Archéologique: Bijgebouwen van de gewezen St-Baafsabdij. - Victor Antheunis: Dagboek gedurende zes weken gevang in Augustus-September 1941 in de gevangenis "De Nieuwe Wandeling" in Wereldoorlog II. - Daniël Van Ryssel: Ik zou daar een boek kunnen over schrijven: De charmes van de dagelijksheid. - André Coene: Het stadsplan van Gent opgemaakt op initiatief van Edouard Elegeert. - Jaime Jurdan: Een Jacquardist herinnert zich de "Indus". 417

2 7 9 23 38 41

45 52 55 57 58

62 68 69 77 89 94


- Richard Vertinden: Herinneringen aan de "Prep" (1929-1930) - David Maes: Het Gents Kerkepad (Vervolg en slot). De Kerk en het Klooster van de Franciscanen of Reeolietten - Oude Houtlei. - Hugo Collumbien: Gentse Memoriedagen: 28-29 April. - W.L. Braekman: Bij de restauratie van de Vismijn in 1880. - Eddy Levis: 't Gents spant de kruune! Uuk in 't Keizer Koareljoar. - Quizmaster: Oplossing Puzzel '99. - Eddy Levis: Voetnoten bij het artikel "'t Gents spant de Kruune !" Over moeskes en moeskesmoakers. - Bibliografie. - Vraag en Antwoord. - Lezers schrijven ons.

100 103

108 115 119 121 124 125 128 130

3. - Daniël Van Ryssel: Ik zou daar een boek kunnen over schrijven: De charmes van de dagelijksheid. (vervolg) - Alfons Van Werveke: lnventaire Archéologique: De baksteenen gedenkplaat van de kapel der Leugemeete. - Victor Antheunis: Dagboek na 11 September 1941 tot en met de Bevrijding 6 September 1944. Einde oorlog 8 Mei 1945. - Noël Goossens: Lorlewijk en Bertha De Vriese. - W.L. Braekman: De Driepikkel te Mariakerke: het Executieoord van de Gentse Oudburg. - Luc Devriese: Help! Een vrouw(?) in de Leie aan de Minnemeers. - Hugo Collumbien: Gentse Memoriedagen: 30 April- 1 Mei. - Eddy Levis: 't Gents spant de Kruune!: Hoe vast het vrouwelijk geslacht is. -Documentatiecentrum: Werking 1999. - Eddy Levis: Nog eens de "Moeskesmoakers". 418

134 143 145 157 162 171 176 185 189 193


194 199 200 203

- Bibliografie. - Vraag en Antwoord. - Lezers schrijven ons. - Aanvullende ledenlijst. - Dit bestaat niet meer.

204

4. - Jean-Paul Marchal: Le Héron. Een Gents schuiloord van het Geheim Leger. - Armand Heins: Inventaire Archéologique: De Maagd het kind Jezus dragend. - Daniël Van Ryssel: Ik zou daar een boek kunnen over schrijven: De charmes van de dagelijksheid. (vervolg) - Guy de Maertelaere: De Gentse mentaliteit (slot). - André Coene: Jacob Roelofs van Deventer tekende omstreeks 1559 een werkelijkheidsgetrouwe stadsplattegrond van Gent. - Jules Duvuvier: De Oude Tantes. - Paul Huys: Beiaardspelen is een laborieus werk ... - Maurice Geimaert: Enkele herinneringen aan de "Indus". - Robert Den Beer-Vanhuffel: Herinneringen aan Michel Casteels, alias Piet Korrel. - Hugo Collumbien: Gentse Memoriedagen: 2-3 Mei. - Alfons Van Werveke: Oudheidkundige Kroniek: De Harmoniemaatschappij Sinte-Cecilia, - Bibliografie. - Vraag en Antwoord. - Lezers schrijven ons. - Dit bestaat niet meer. - Aanvullende ledenlijst.

206 222 224 -234 240 249 250 251 254 257 264 266 270 270 272 272

5. - Pierre Kluyskens: Philippe Piers de Raveschoot. - Paul Bergmans: lnventaire Archéologique: Het Leven van Sint-Amandus. - Jean-Paul Marchal: Le Héron. Een Gents schuiloord van het Geheim Leger.

419

274 279 281


- Daniël Van Ryssel: Ik zou daar een boek kunnen over schrijven: De charmes van de dagelijksheid. - Huguette Taymans: Enkele numismatische herinneringen aan de familie Verbessem. - Hugo Collumbien: Gentse Memoriedagen: 4 Mei. -Bibliografie. - Vraag en Antwoord. - Noël Goossens: De "Appareil fumigatoire" van de Gentse Brandweer, 1808. 6. -Aan onze leden. - Pierre Kluyskens: De Reeolietten in Gent. - Alfons Van Werveke: lnventaire archéologique: De Grafzerk van Huibrecht Van Eyck. -Daniël Van Ryssel: Ik zou daar een boek kunnen over schrijven: De charmes van de dagelijksbeid (vervolg) - André Coene: Het groot plan van Gent gemaakt in1619 door landmeter Jacques Horenbau(l)t. - Albert Brysse: De Compozisie. - Hugo Collumbien: Gentse Memoriedagen 5 en 6 Mei. - Quizmaster: Puzzel2000. - Beschermleden - Steunende leden - Steunfonds. - Bibliografie. - Vraag en Antwoord. -Lezers schrijven ons. -Wensen -Inhoud 2000.

420

303 311 329 333 335 338

342 343 365 367 382 391 394 401 403 409 410 410 415 417


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.