Ghendtsche tydinghen 2003 ehc 787672 2003

Page 1

GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring GentV.Z.W. 32e jaargang nr. 1 jan.-febr. 2003 INHOUD

- Pierre Kluyskens: Tsaar Alexander I in Gent. - Paul Bergmans: Inventaire Archéologique: Boekband van de XVe eeuw. - Erik Dekeyser: Agnus Dei als beschermer tegen alle onheil. - Yolande Lully: Herinneringen aan mijn schooltijd. - W.L. Braekman: Gentse maandkalenderverzen uit de vroege zeventiende-eeuw. - Jos Clauwaert: Een speurtocht doorheen oude familiepapieren. - Hugo Collumbien: Gentse Memoriedagen: 4-5-6 Juni. - Daniël Maes: 19e eeuwse vondelingen kregen rare namen. Enkele aanvullingen. - Drs. Br. Leopold: De Kapel van het 's Gravensteen te Gent. - E. Ossieur: Stuftende regen en waaiende sargiën in 1671. - Herdenkingsdagen in 2003. -Daniël Van Ryssel: Duvel. - Bibliografie. - Lorlewijk De Vriese: Hij was naar Parijs. - Foto van een verdwenen Gents monument - Dit bestaat niet meer

2 9 10 15 18 27 30 39 43 48 49 51 54 55 59 60


TSAAR ALEXANDER I IN GENT Het is 48 jaar geleden dat Pierre Kluyskens ons vertelde hoe dit bezoek verliep. Na de slag van Leipzig die vier dagen lang, van 16 tot 19 Oktober 1813, heeft gewoed, is de teerling geworpen: Napoleon heeft defmitief de oorlog verloren en de laatste, soms heroĂŻsche stuiptrekkingen van het keizerlijk leger, zullen nog onmogelijk de steeds sneller wordende opmars der Verbondenen kunnen tegenhouden. Stad na stad ontruimen de Fransen, Duitsland, Spanje en BelgiĂŤ. Op 1 Februari 1814 slaat het Frans garnizoen te Gent op de vlucht. Op 31 Mei eindelijk doen de Verbondenen, met tsaar Alexander I aan het hoofd, hun intrede in de Franse hoofdstad. Napoleon ondertekent de troonafstand te Fontainebleau: het keizerrijk is met een pennetrek van de Europese kaart geschrapt. De dominerende figuur op het Europees schaakbord, de vorst naar dewelke alle blikken gericht zijn is de enigmatieke keizer van Rusland, de zes-en-dertigjarige Alexander I, de verstandige nu eens vrijzinnige, dan weer absolutistische monarch die het lot van Europa en van Frankrijk zal bezegelen. Talleyrand, de sluwste aller diplomaten, heeft het onmiddellijk begrepen. Om de zienswijze van Engeland, Pruisen en Oostenrijk bekommert hij zich weinig. Hij weet dat het Alexander is die eerst, uit bewondering, de vriend van Napoleon geweest is, maar naderhand de coalitie van gans Europa oprichtte tegen de keizer, en dat het thans ook de tsaar zal zijn die over de toekomst van Frankrijk zal beslissen. Alexander was aarzelend, op het ogenblik dat de Verbondenen Parijs binnendrongen. Nergens had hij bij de bevolking geestdrift en sympathie bemerkt voor een terugkeer der Bourbons, doch hij liet zich door Talleyrand overhalen, Talleyrand die hierbij enkel zijn eigenbelang op het oog had, en aldus keerde Ladewijk XVIII na een ballingschap van 23 jaar naar zijn vaderland terug om er de troon zijner voorvaderen te beklimmen. De populariteit van de tsaar was overal geweldig. In Frankrijk had men de samenkomst van Tilsit niet vergeten en het volk stelde met vreugde vast, dat de overwinnaar zich ridderlijk gedroeg tegenover de overwonnen rivaal, in tegenstelling met de Engelsen en Pruisen die geen enkele vernedering aan de Fransen bespaarden. In de overige Europese landen waar de val van Napoleon als een verlossing werd begroet, waren de vrijheidsgedachten van de Franse Omwenteling, overgewaaid met de legers van de republiek en het keizerrijk, nochtans levendig 2


gebleven, en werd dan ook met lof gesproken over de Russische monarch die in zijn land, het onderwijs, de kunst en de wetenschap had bevorderd, de lijfeigendom had afgeschaft en tal van vrijzinnige en sociale initiatieven had genomen. Hij werd niet enkel als de redder, de verlosser beschouwd, maar als een der edelste, schranderste figuren van zijn tijd. Dit aureool heeft hij voor het nageslacht bewaard ofschoon hij, nadat zijn idealistische droom de vrede onder de mensen te brengen schipbreuk had geleden, een meer absolutistische politiek ging voeren. Heden nog geloven vele Russen en met hen ook talrijke geschiedschrijvers, dat hij geenszins te Taganrog in November 1825 overleed, maar dat hij het regeren en de verantwoordelijkheden moede, onder de deknaam Fiodor Kousmitch in SiberiĂŤ als een soort kluizenaar, een staretz, zou geleefd hebben en op 20 Januari 1864, in de ouderdom van 87 jaar zou overleden zijn. Wat er ook van zij, in 1814 was Alexander nog springlevend en dacht hij er geen ogenblik aan te abdiceren. Na een verblijf te Parijs had hij een reis ondernomen naar Engeland, was dan te Kales ontscheept en op de terugweg welke over Den Haag zou lopen, trok hij op 29 Juni 1814 door onze stad waar hij gedurende een paar uren verbleef, juist voldoende om alle nieuwsgierige Gentenaars tevreden te stellen, en wat rust te nemen. Voor het stadsmagistraat liep het avontuur echter minder plezierig af. Het gerucht was immers verspreid geworden, dat de tsaar op 25 Juni te Gent zou aankomen. In allerijl moest de glansrijke overwinnaar een waardig onthaal worden voorbereid. Al wat op dat ogenblik te Gent een wapen droeg werd samengetrommeld om een escorte te vormen. In de troonzaal van het stadhuis werd in een ommekeer, een troon opgetimmerd met de fluwelen baldakijn die in 1781 voor de plechtige inhuldiging van Jozef 11 had gediend en die later nog dikwijls dienst zou moeten doen. Even spoedig werd besloten een luisterrijk bal te geven en duizend Gentenaars ontvingen een uitnodiging. Aan de Brugsepoort had men een triomfboog opgericht waarop Norhert Cornelissen die de opschriften had opgesteld voor alle personages en politieke regimes, en eenieder het wierookvat had toegewaaid, thans de woorden:"Alexandro benefico, orbi pacificatori" liet prijken. De overheden hadden op de gestelde dag plaats genomen onder een grote tent en wachtten de komst van de doorluchtige bezoeker af. Rondom te Gent hadden de trompetters en trommelslagers post gevat: zij "droegen, voor de eerste maal de nieuwe roode livreye gemaekt ten jare 1812 en 3


gegalonneerd met galonnen naer 't stads wapen: de bekteetsels van keteltrommels en trompetters waren met stads ouden wapen opgeborduert, de wapens met haar versiersels door Bonaparte aen de stad gegeven in 1811 daer reeds afgedaen zijnde en waer mede zij nooit hadden gedient": men gebruikte dus de geschenken van Napoleon om de intrede van zijn overwinnaar Alexander I te begroeten. Tot 's avonds laat wachtten de overheden te vergeefs op de komst van de tsaar, en men weet hoe wachten aangenaam is: de populariteit van Alexander zal hoogstwaarschijnlijk bij menig aanwezige een ferme deuk hebben gekregen. Eindelijk kwam een bode om 20 uur melden, dat het nutteloos was nog langer te paraderen daar de tsaar die dag niet zou aankomen. Overheden, trompetters en trommelslagers verlieten hun tent om 's anderendaags opnieuw te gaan postvatten aan de stadspoort. Drie dagen lang duurde dit spelletje en nog was de doorluchtige bezoeker aan de horizont niet verschenen. Het magistraat had zich nutteloos ingespannen om op 25 Juni klaar te komen met zijn feestprogramma, en de uitnodigingen op het bal werden samen met het mooie avondkleed geborgen ... Daar men niet meer met zekerheid wist op welke dag de wispelturige tsaar zijn intrede te Gent zou doen, had men zekerheidshalve boven op het Belfort wachters geplaatst die de komst van de monarch moesten aankondigen met klokkengelui, zodra zij in de verte de keizerlijke escorte de stadspoorten zagen naderen. Doch eens te meer viel dit initiatief van het magistraat verkeerd uit. Op 29 Juni, toen Alexander eindelijk op weg was naar Gent, regende het immers, zoals het nog maar zelden te Gent had geregend en de arme, druipnatte schildwachten konden doorheen het regengordijn zelfs de toren van de StNiklaaskerk niet ontwaren! Van klokkengelui was er dan ook geen sprake en zo deed Alexander I onverwachts zijn intrede in de Arteveldestad, als een acteur die een paar ogenblikken te vroeg op het toneel verschijnt. Van een mislukking gesproken! Alexander I was uitgenodigd geworden door graaf d'Hane-Steenhuyse om gedurende zijn kort verblijf in onze stad in de luxueuse appartementen van de graaf in de Veldstraat af te stappen. Graaf d'Hane-Steenhuyse was dan ook zoals de vorige dagen 's morgens vroeg de weg naar Brugge opgetrokken, de keizer tegemoet, en ditmaal had hij het geluk hem in de verte, te Maldegem te ontwaren; hij maakte onmiddelijk rechtsomkeer en keerde ijlings naar Gent terug om het nieuws aan zijn echtgenote aan te kondigen die waarschijnlijk sedert drie of vier dagen bevelen uitdeelde voor de receptie en het feestmaal! Wat er onderweg met de graaf gebeurde werd ons niet verhaald, doch een feit

4


staat vast: de tsaar arriveerde in de Veldstraat vóór de graaf en deze niet kennende, drukte hij hartelijk de hand van de heer Limnander, die hij dacht graaf d'Hane te zijn. Op dat ogenblik was iemand erin geslaagd de wachters te verwittigen, dat de tsaar binnen Gent was en onmiddellijk gingen de klokken aan het luiden. Wellicht om de verloren tijd in te halen, luidde men de klokken alle kwartieren gedurende gans het verblijf van de monarch in onze stad! De tsaar was bij zijn aankomst bijna zo nat als de wachters van het Belfort, en zijn eerste woorden bij zijn aankomst in het Hotel d'Hane-Steenhuyse waren dan ook een dringende vraag om zo spoedig mogelijk van klederen te mogen veranderen. Het water liep hem langs zijn uniform, van zijn zilveren epauletten en van de pluimen van zijn hoed. Gans de tijd die Alexander te Gent doorbracht, zou het ten andere stortregenen en van ons klimaat zal hij waarschijnlijk een weinig sympathieke indruk hebben behouden. Hoe hij die enkele uren te Gent doorbracht en welke de reactie was van de bevolking zullen wij in een volgende bijdrage verhalen. Wij hebben verleden week afscheid genomen van Tsaar Alexander I op het ogenblik dat hij zich met zijn kamerknecht in de hem voorbehouden appartementen terugtrok om nieuw en droog linnen aan te trekken na zijn intrede door de plassende regen in de Arteveldestad, want, zoals de Gazette van Gend het 's anderendaags opmerkte, de tsaar had er aan gehouden de kap van zijn koets te openen opdat de bevolking hem naar hartelust zou kunnen toejuichen. "Dezen bevrediger des weirelds" schrijft onze reporter vol enthousiasme, "maekt de grootste tegenstrijdigheyd met den overweldiger van Europa, die wij over eenige rnaenden in onze stad hebben zien komen; Boonaparte was by het schoonste weder in eene koetse gesloten; de minachtinge voor die hij als slaeven aanzag was op zijn aenzicht te lezen, en in het midden van de stad scheen de beul van onze kinderen zig aen het gezicht van een ieder te willen ontrekken ... Den grooten Alexander komt in eene opene caleche, hij is geheel aen ons, hij beantwoordt alle onze begroetingen ..." Het was enkel uit loutere genegenheid voor de Gentse poorters dat de jonge tsaar regen en wind had getrotseerd. Hij wist dat de gebeurtenissen der laatste weken, gevoegd bij zijn faam van vrijzinnige monarch hem in gans Europa een grote populariteit hadden doen verwerven en hij wou deze reputatie, de vleiende bijnaam "beminnelijke bevrediger" eer aandoen. De tsaar vergat immers niet dat die reis van Frankrijk naar Engeland en daarna doorheen de Nederlanden hem leidde naar Wenen waar het Congres over het lot van Frank-

5


rijk en Europa zou beslissen en hij wenste de Oostenrijkse hoofdstad te bereiken, verzekerd van de sympathie van de bevolking der door hem bezochte landen. Weinige streken hadden meer geleden onder het juk van Napoleon's nooit verzadigde eer- en oorlogszucht. Uit reactie tegen die jarenlange onderdrukking moest onze bevolking dan ook onvermijdelijk aan het hoofd, de oprichter van de Europese coalitie welke de Franse keizer ten val bracht, een onvergetelijk onthaal voorbehouden. Van de Brugse poort tot de Veldstraat werd Alexander I stoetsgewijze gebracht door de afgevaardigden van de vijfhoofdgilden, de maatschappij Sinte-Cecilia, de burgerlijke en militaire overheden, en door de nering der Vleeschouwers, de prinsenkinderen, die sedert eeuwen, bij de plechtige inhuldigingen of bezoeken, de koningen en prinsen tot lijfwacht dienden. Op gans de doortocht werd de tsaar geestdriftig toegejuicht door de bevolking en toen het wat laattijdig klokkengelui van het Belfort alle Gentenaars van de komst van de vermaarde monarch op de hoogte had gebracht, stroomden zij in dichte drommen naar de Veldstraat in de hoop de tsaar te mogen zien en toejuichen zoals zij het enkele maanden later in die zelfde straat en voor het zelfde huis zouden doen, wanneer Lorlewijk XVlll, als banneling bij graaf d'HaneSteenhuyse een onderdak zou komen zoeken. Graaf Jan-Baptist d'Hane-Steenhuyse was ten andere een der meest vooraanstaande figuren uit het Gentse en zelfs uit het land. De verbondenen hadden hem intendent van het Departement benoemd en in zijn prachtig hotel kan hij vorstelijk de hoogste gasten ontvangen. Duizenden soldaten, Pruisische, Engelse, Russische, Hannoveraanse legergroepen lagen in die Junimaand van 1814 in onze stad gekantonneerd, wat geenszins in de smaak van onze bevolking viel, daar de meesten zich als de overwinnaars, bezetters aanstelden en net als hun voorgangers tot allerlei opeisingen overgingen. Toen de Pruisische generaal von Borstel, om de eerste audiĂŤntie van de tsaar verzocht, werd hem geantwoord, dat Alexander I de wens had uitgedrukt eerst de burgerlijke, geestelijke en militaire overheden der stad zelve te ontvangen. Een dergelijk, diplomatisch gebaar kon enkel ten zeerste op prijs gesteld worden door deze overheden. Monseigneur de Broglie, die op 26 Mei te Gent was teruggekeerd, na een jarenlange ballingschap, graaf de Lens, burgemeester der stad, en de andere personaliteiten, werden aan Zijne Majesteit voorgesteld. De burgemeester hield een korte doch schitterende toespraak, indien wij de Laval die de minste details van deze dag in zijn Dagboek heeft aangetekend, mogen geloven. De andere genodigden, zo vervolgt hij, lazen hun gelukwensen af.

6


De tsaar antwoordde in het Frans, dat hij volledig machtig was, zeer vriendelijk en ook zeer diplomatisch, waarna graaf d'Hane-Steenhuyse zijn hoge gast naar het Italiaans Salon begeleidde, waar een schitterend maal werd opgediend. Dit Italiaans salon, welke wij heden nog kunnen bewonderen en dat getuige geweest is van zovele historische gebeurtenissen, is de mooiste zaal van het Hotel. Met zijn hoog gewelf, de Olympos voorstellende, geschilderd door Van Reysschoot, zijn kleurrijke met zuilen versierde galerij en vooral zijn énig mooi parket, welke vijf jaren arbeid vergde, was dit Salon het best geschikte kader om de Russische tsaar te ontvangen. Doch de enigmatieke monarch weigerde aan de somptueuze maaltijd deel te nemen en verkoos, alleen met zijn vleugel-adjudant aan een andere tafel te middagmalen, hem opgediend door zijn kok welke drie dagen op voorhand te Gent was aangekomen. Na aldus op eigenaardige wijze het middagmaal genut te hebben, hield hij, wat wij heden een persconferentie zouden noemen en natuurlijk gaf hij alle aanwezigen de verzekering dat hij ons land indachtig zou zijn bij het aanstaande Congres te Wenen. "Je prends grand intérêt à ce département, non seulement au département mais à toute la Belgique et je ne négligerai rien pour que vous ayez un souverain qui vous rende aussi heureux que vous Ie méritez". Een waar "cliché" dus, zoals onze tegenwoordige staatslieden er dagelijks aframmelen, maar dat steeds indruk maakt op de aanwezigen en een orkaan van toejuichingen doet losbarsten. De overheden waren tevreden: nu moesten nog de Gentse bevolking en de Verbondene legers hun aandeel krijgen. Ofschoon het nog steeds regende had een overgrote massa zich aan de ingang van het Hotel d' Hane-Steenhuyse verdrongen. Toen Zijne Majesteit dan ook aan de ingangspoort verscheen, stegen uit duizenden kelen de woorden: Leve de tsaar, Vivat Alexander. De vorst besteeg het paard van een zijner officieren en midden een ware mensenzee begaf hij zich langs de Koornmarkt en de Lange Munt naar de Vrijdagsmarkt om er de Pruisische troepen in ogenschouw te nemen: "Om zijne genegenheyd ten hoogste te brengen", schreef 's anderendaags de Gazette van Gend, geeft hij ons de onuytsprekelijke voldoeninge van te peird te springen in 'n zeer regenachtig weder, om de revue te doen over de pruyssische troupen en om de voomaemste wijken van de stad te doorwandelen. De mans hebben met verrukinge beschouwt den grootsten, den edelmoedigste van de keyzers; de dames hebben bewonderd den schoonste van de mans!" "Men hoorde nog men zag van 't gehuil" voegtdeLaval er aan toe. Triomfantelijk werd de tsaar door de ganse bevolking naar de Vrijdagmarkt gebracht. 7


Toen de langs de doortocht opgestelde soldaten wilden verhinderen dat het volk de tsaar te dicht zou benaderen, gaf hij zelve het bevel de juichende massa naar hartelust haar vreugde en sympathie te laten uitschreeuwen en uitdrukken door de hand, het kleed of zelfs het paard van de monarch aan te raken"; en eenieder heeft gelooft, lezen wij in de Gazette van Gend, het geluk in zijn huys medegebragt te hebben, als hij maer had konnen aanraken de hand, het kleed, het peird van Zijne Majesteyt". Aan Dulle Griet werd Alexander opgewacht door de Pruisische staf welke hem de troepen voorstelde. De vorst woonde op de Vrijdagmarkt een grote wapenschouwing bij, waarna hij nogmaals geestdriftig toegejuicht door de Gentenaars, zich te paard naar de Dampoort begaf, waar zijn koetsen klaar stonden om Zijne Majesteit langs Antwerpen naar Nederland te brengen. Voor zijn vertrek gaf hij nogmaals blijk van eenvoud en vriendelijkheid; terwijl de laatste hand gelegd werd aan het opladen van het reisgoed op de koetsen, stapte hij om zich tegen de regen te beschutten, de woning van 'n kleermaker binnen en "heeft met den zelven geduerende omtrent een quartier-ure op de rninzaemste wijze geredekaevelt". 's Avonds was er, naar hoffelijke gewoonte, algemene verlichting in de stad en ging in de zalen van het Stadhuis het grote bal door. Weliswaar mochten de genodigden er de aanwezigheid van de tsaar niet begroeten, doch zij werden niet helemaal ontgoocheld, daar daags voor de tsaar, nog andere hoge gasten te Gent arriveerden, namelijk Lord Littleton en de heren Adam en Gambier, Engelse afgevaardigden voor het voeren van vredesonderhandelingen met de Verenigde Staten, alsmede de heren Bayard en Clay, Amerikaanse afgevaardigden. Die heren vereerden het bal met hunne tegenwoordigheid, zodat de nieuwsgierige Gentenaars per slot van rekening, toch nog gedeeltelijk voldoening kregen. Inmiddels had Alexander I zijn reis voortgezet en kwam hij op 30 Juni 's avonds te Rotterdam aan, waar hij een bal bijwoonde en met ongemene geestdrift werd begroet, om dan 's anderendaags reeds, opnieuw in een open rijtuig, naar Den Haag af te reizen. Pierre KLUYSKENS

8


INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE - FICHE N° 63 Op 24 maart 1898 stelde Paul Bergmans in de rubriek "Boekbanden- Bibliotheek van de Stad en van de Universiteit, Mss, n° 69- XVe eeuw" in het Frans een fiche op over

De hiernaast afgebeelde boekband beschermt een handschrift van de XIVe eeuw dat twee verhandelingen bevat van de heilige Denis de Areopagiet, in het Latijn vertaald door Jean Scot Erigène en getiteld: De hierarchia coelesti en De hierarchia ecclesiastica. Dit boekdeel werd in 1484 aangekocht door de beroemde bibliofiel Raphaël de Marcatellis, bisschop in partibus van Rosence (?) en abt van St-Baafs. Zoals aangeduid wordt door de volgende notitie op de onderkant van de laatste bladzijde van het boek: Rune volume(n) camparauit Raphael de Marcatel/is dei gr( aci) a Ep( iscop )us Ros en(sis) Abbas sancti Bauonis juxta Gandauu(m) Anno domini 1484. De band bestaat uit twee eiken planken overtrokken met wit zeugenleder met ingeklopte lijnen die vierkanten en ruiten vormen. Aanvankelijk was het leder bekleed met een zwart, grof weefsel waarvan fragmenten nog te zien zijn aan de rand. Op elk van de vlakke kanten zijn vijf nagels die de band moeten beschermen tegen wrijving: in de oude bibliotheken werden de boeken immers vlak bewaard; de huidige nagels zijn modern. De hoeken, eveneens in koper, zijn oud, net zoals de twee fijne spijkers die dienen om de riemen te bevestigen die het boek sluiten en die vastgemaakt zijn aan de achterzijde. Deze riemen zijn verdwenen maar werden getekend op het vignet om een idee te geven van hun schikking. Men bemerkt op de bovenkant van de voorzijde een oud etiket met daarop, in gotische letters, de titel van het boek: Dyonisius Ariopagita super libris yerachie 9


diuine, bedekt met een klein plaatje in doorzichtig hoorn, omlijst met koper. Cf. J. DE SAINT GENOIS, Catalogue des manuscrits de la Bibliothèque de Gand, (Gent, 1849-1852), no 546, p.382.

HET AGNUS DEI ALS BESCHERMER TEGEN ALLE ONHEIL Zowel bij mijn ouders als bij mijn grootouders hing een Agnus Dei aan de muur in één van de kamers. Er werd ons wel gezegd dat dit een Agnus Dei was, maar de betekenis en de geschiedenis daarrond bleef voor ons een raadsel. Lange tijd na het overlijden van mijn grootouders kwam ik via mijn vader in het bezit van hun Agnus Dei en nog veellater ben ik op zoek gegaan naar de oorsprong en de betekenis ervan. OORSPRONG

Volgens historici bestond het wijden van een Agnus Dei reeds in de Vllle eeuw. Dáárvoor was het al de gewoonte om vanaf de IVe eeuw hetgene wat restte van de paaskaars in kleine stukjes te snijden, te verdelen en mee te geven met de gelovigen. In Rome werden dan in een latere periode schijven bijenwas, waarop een stempel met de afbeelding van het Lam Gods ingedrukt werd, bij de gelovigen verspreid. In de VIe eeuw reeds gaf Paus Gregorius de Grote (590-604) zulk een schijf als geschenk aan Theolinde, de Koningin der Longobarden. Paus Urbanus V (1362-1370) zond er enige naar de Bizantijnse keizer Ivan Paléologue samen met een brief waarin de kracht van het wassen medaillon beschreven werd. RITUS EN GEBRUIK

In de middeleeuwen was de voorbereiding van die wassen medaillons voorbehouden aan de onderdiakens van het pauselijk paleis. Thans komt dit toe aan de Cisterciënzerpaters die in het monasterium van de H. Hernardus te Rome wonen. Bij de wijding van de was gebruikt de Paus gewijd water waarin balsem en chrisma (gewijde zalfolie) is toegevoegd. Hij smeekt in de gebeden bij deze wijding, dat al diegenen die deze Agnus Dei zou aanschouwen, aanraken of dragen een ganse reeks weldaden zou bekomen. Een document uit 1825 stelt dat dan de boze geesten beven en vluchten, de

10


hagel zal smelten, de winden stillen, de onweders wegdrijven, de winden, bliksems en tempeesten verdreven worden. Dat de moeders gezegend worden en haar kinderen gelukkig ter wereld komen. Verder dat men bevrijd wordt van tegenslag, ziekten, zeestorm, brand en overstroming, van de schrik van mensen en duivels, van een onvoorziene dood, kortom van alle gevaren en kwaad. Al deze genaden bekomt men van God, door de kracht, de gebeden en de zegen van de Paus. Men schrijft er bij dat het soms wel gebeurt dan men niet bekomt wat men verlangt, maar men schrijft dit toe aan een gebrek aan geloof en godsvrucht of omdat het niet zalig zou zijn. WUDING VAN DE WAS De wijding van de was voor een Agnus Dei gebeurt slechts tijdens het jaar van de pausverkiezing en dan om de zeven jaar van het pontificaat, alsook tijdens een Heilig Jaar. Het wordt gewijd op Witte Donderdag en op de zaterdag vóór Beloken Pasen uitgedeeld. Als bewijs daarvan wordt de naam van de regerende Paus in de was afgedrukt. EEN AGNUS DEI VAN 1929 Deze Agnus Dei kregen mijn grootouders Leon De Keyser (1879-1946) en Leonie Soenen (1880-1948)- uit de Jan Verspeyenstraat te Gent- ter gelegenheid van hun Zilveren Bruiloft op 31 mei 1929 en is dus 73 jaar oud. Grootvader was geen onbekende op de St.-Elisabethparochie. Hij werkte als architect geregeld voor de Zusters Arme Ciaren Coletienen, zo o.m. voor het Monasterium Betbiehem aan het St.-Elisabethplein te Gent waar zijn oudste vier zonen er ook om beurt dagelijks als misdienaar fungeerden. Dit kunstwerkje in goudkleurige kader (25 mm) onder glas, meet 32 bij 26 cm en het wassen ovalen medaillon meet 10,5 bij 8,5 cm (zie verkleinde afbeelding hierbij). Op het eigenlijke Agnus Dei in bijenwas waarop het H. Hart met een kruis op de schouder staat afgebeeld leest men op de rand Nil sit dulci magis quam carde quiescere Jesu (niets is zoeter dan het hart van Jezus te zoeken)- Pius XI-P.M., (Pontifex Maximus). In dit geval werd de was dus gewijd door Paus Pius XI in het heilig jaar 1925. Omdat het Heilig Jaar pas plechtig geopend werd op 3.7.1925 had de waswijding wellicht plaats op Witte Donderdag daaropvolgend in 1926. Paus Pius XI, (Achille Ratti) 0 Desio (Milaan) op 31.5.1857, werd tot paus verkozen op 6.2.1922 en overleed in Vaticaanstad op 10.2.1939. 11


Agnus Dei uit 1929.

Het Agnus Dei van mijn grootouders De Keyser-Soenen is rijkelijk versierd met zilveren parels rond het medaillon en fijn gepreegde en secuur uitgesneden bloempjes en blaadjes uit haverstroo en werd op zwarte velours bevestigd. Rond het medaillon staan de namen van 25 heiligen met telkens hun relikwie op een zilveren bloempje bevestigd. Het zijn bovenaan T(rès). s(ainte). v(ierge). Maria, S. Joseph, daaronder de doopnamen en patroonheiligen van het echtpaar zelf S(aint). Léon, S. Léonie en hun elf in leven zijnde kinderen op dit moment: S. René, S. Fernand, S. André, S. Gilbert, S. Willy, S. Denise, S. Suzanne, S. Marguerite, S. Roger, S. Léonce, S. Thérèse, verder andere populaire heiligen als: S. Paul ap., S. Curé d' Ars, S. Antoine, S. Claire, S. François, S. Colette, S. Anne, S. Donat, S. Laurent, en onderaan verspreid nog eens 8 heiligen: S(ainte). Cecile, S. Barbe, H. J. Berchmans, S. Ursule, S. Rose, Clou Pascal, S. Agnes en S. Victoire. 12


EEN AGNUS DEI VAN 1938 Een tweede Agnus Dei in familiebezit betreft deze van mijn ouders AndrĂŠ Dekeyser (1909-1990) en Isabelle Dekesel (1915) dat nog steeds door mijn moeder bewaard wordt. Het is meer dan 64 jaar oud en zij ontvingen het eveneens als geschenk van de Zusters Arme Ciaren Coletienen uit het Monasterium Bethlehem, maar dan ter gelegenheid van hun huwelijk op 10.9.1938. Het zit eveneens in een goudkleurige kader (25 mm) van 21 x 26 cm en heeft zowat dezelfde stijl als de voorgaande, alhoewel minder rijkelijk versierd (afbeelding verder). Het eigenlijke Agnus Dei (het wassen zegel van 38 x 46 mm) draagt de beeltenis van het lam met een vaandel. De tekst zelf is bijna onleesbaar geworden, maar ik dacht te lezen Ecce Agnus DeiquiTolis P( ecata). M(undi).- Pius XI P(ontifex). M(aximus), An. XII(?) . In dit geval werd de was dus eveneens gewijd door Paus Pius XI, wellicht

Agnus Dei uit 1938.

13


zeven jaar na het Heilig Jaar 1925, wellicht op Witte Donderdag 1932. Het is me echter niet duidelijk naar wat Ann. XII verwijst. Mogelijk moet dit Ann. VII of XIV gelezen worden. Indien dit verwijst naar het 7 e of 14e jaar van het pontificaat, datum waarop deze Agnus Dei werd gewijd, dan betekent dit 1929 of 1936. In het Heilig Jaar 1925 werd de was ook al eens gewijd en zeven jaar daarna is dan 1932. Het wassen zegel van het Agnus Dei Dekeyser-Dekesel is afgezoomd met gouden parels en daarrond staan de namen van 15 patroonheiligen: 0.-L.Vrouw en H. Joseph; H. Andreas en H. Isabelle (het bruidspaar); de H. Leon en H. Leonie (ouders van de bruidegom) en H. Theophile en H. Matbilde (ouders van de bruid). Verder ook nog de H. Donatus, H. Clara, H. Antonius, H. Barbara, H. Coleta, H. Victoria en H. Theresia.

ANDERE TOEPASSINGEN De Agnus Dei's zoals hiervoor beschreven, zijn echte juweeltjes en zitten in een kader onder glas ter bescherming. Deze die ik ken zijn bijna allen door de Arme Ciaren Coletienen gemaakt en ingekaderd en waren bestemd ter bescherming van de woning en het ganse gezin. Er zijn ook kaders gemaakt door Begijnen (Gent) en door Karmelietessen (in Antwerpen). Mevrouw Dengis verwijst me zelfs naar het klooster van de Zusters Ongeschoeide Karmelietessen van Ivanic ter oosten van Zagreb (YugoslaviĂŤ) die eveneens Agnus Dei's onder glas vervaardigen. De kerk adviseert dat ze in een welvoeglijke omgeving moeten opgehangen worden. Andere wassen medaillons worden in stukjes verdeeld en in zakjes genaaid om het op het lichaam te dragen ter persoonlijke bescherming of worden op het lichaam van de zieke gelegd. Zonder afbreuk te doen aan de eerbied tegenover het Agnus Dei mag het zelfs in het vuur gegooid worden zoals b.v. bij brandrampen of mag het bij overstromingen in het water worden gegooid. Kortom, de christen moet zelf een beetje uitrnaken hoe en wanneer dit gewijd voorwerp moet gebruikt worden.

SYMBOLIEK Het Latijns woord Agnus Dei betekent letterlijk Lam Gods en volgens Van Dale is dit een afbeelding van een lam met kruisvaan als zinnebeeld van Jezus' zoenoffer, maar ook ovaal medaillon van witte was, met het lam Gods op de ene, en de beeltenis van een heilige op de andere zijde (door de paus gewijd). De was - waarvan het Agnus Dei is gemaakt - is het product van een maagdelijke honingbij en symboliseert de menselijke natuur van de heer Jezus, geboren uit de onbevlekte Maagd Maria. 14


Zoals alle christelijke en gewijde symbolen haalt het Agnus Dei haar kracht uit het gebed en de zegening door de kerk, en veel hangt af van de geestelijke ingesteldbeid van diegene die er zijn of haar toevlucht tot zoekt. De afbeelding van het Lam zelf doet ons herinneren aan het Lam Gods, aan Christus als verlosser en zaligmaker, die voor ons gestorven is op het kruis. Het parfum van de balsem, dat bij het wijwater wordt gevoegd, verwijst naar de christen mens die door zijn voorbeeldig leven de heerlijke geur van Christus overal moet verspreiden. De onderdompeling van het Agnus Dei in het wijwater heeft dezelfde betekenis als bij het doopsel en symboliseert de wedergeboorte van God, bron van geestelijke genade en bijstand op de aarde. Erik DEKEYSER, Gent.

BRONNEN:

-Standaard Jaarboek 1925, blz. 214. -Avonden in het Begijnhof, t.g.v. 100 jaar St.-Amandsberg, 1972, blz. 41. - Prof. Timmers: Christelijke Symboliek en Iconografie, 1978. - Met dank voor de informatie mij bezorgd door mevrouw Angelique Formesyn, mevrouw Dengis en mevrouw Angeline De Vlieger.

HERINNERINGEN AAN MIJN SCHOOLTIJD Vandaag, 8 september 2002, open monumentendag. Ook de basisschool Dr. Jean Herrel, Sleepstraat, Gent, zette haar deuren open. Ik besloot er even een kijkje te gaan nemen, ik heb er immers school gelopen van 1941 tot 1950: hoogste kleuterklas tot 8e studiejaar. Reeds bij het binnenkomen langs de hoofdingang Sleepstraat kwamev. de herinneringen op mij af. Hier was het bureel van Mevr. Leemans, directrice, het blijkt nog steeds het directiebureau te zijn. Er rechtover was en is nog steeds de keuken, waar de schoolmeiden destijds de scepter zwaaiden. Naast elkaar, in wat oorspronkelijk salons waren: twee kleuterklassen. In een ervan stond toen een grote zandbak. Daar bracht ik mijn eerste schooljaar door en had ik een eerste vlam, het zoontje van een lusterwinkel aan het brugje in het Oudburg. Ik was vijf!

15


In de brochure "Schatten in de Sleepstraat" herken ik op een foto, blz. 7, zowaar Juf. Vanderschriek die kleuterjuf was toen ik in het lager zat. Toevallig, nadat haar echtgenoot reeds meer dan 20 jaren een collega van mij was, ontdekte ik dat Mevr. Formesyn-Acket als piepjonge afgestudeerde in een der kleuterklasjes in de Sleepstraat haar carriere aangevangen had. De wand met de tussendeuren naar de koer was er vroeger niet en is zeker geen verbetering voor het interieur. De koer zelf: zoveel kleiner nu, dan vroeger gezien door kinderogen, met links een nieuwbouw waar toen alleen de toiletten waren. De neogotische achtergevel van de gebouwen die uitgeven op de Kartuizerlaan is gerestaureerd, alsook deze rechts waar vroeger struiken stonden en een grasperk was. Ik stak de koer over naar het neogotisch gedeelte. Daar, onder de prachtige houten trap, schuilden wij tijdens de oorlog, toen er luchtalarm was. Het 1e en 2e leerjaar waren gevestigd in de lokalen die uitgeven op de turnzaal. Die lijkt niets veranderd sinds ik er onder de leiding van Juf. De Cavel gymnastiek deed. Ik geraakte nooit over de bok! De eerste schooldag in het 1e studiejaar begon voor mij ongewoon. Toen 's morgens de bel ging, ging ik alvast in de rij staan voor de klas van het 1e jaar. Ik herinner me dat Mevr. Van Dooren vroeg wat die kleuter daar kwam doen op haar eentje. Ik mocht terug naar de kleuterklas, bij Mevr. Van Severen, vanwaar dan pas in groep naar het 1e studiejaar overgegaan werd. En toen was er de leesplank. Aap, noot, mies, wim, teun, vuur, weide, schapen, enz., de juiste volgorde ben ik vergeten. In de periode 1942-44 moesten wij soms bescherming zoeken onder onze lessenaars wanneer de sirenes gingen. Hiervoor hadden wij zelfs van huis een kussen dienen mee te brengen naar school. Intussen was ik de mooie trap opgegaan en daar is nu de refter die uitgeeft op de wenteltrap in het Torentje. Deze plaatsen waren verboden toegang voor ons, alhoewel we later, in het 7e of 8e leerjaar, wel eens bij uitzondering het Torentje inmochten, een na een de smalle draaitrap op. Het 3e en 4e leerjaar zaten samen in ĂŠĂŠn lokaal, op de eerste verdieping aan de straatkant Sleepstraat Nu staan tafels en stoelen er anders geschikt maar de trede is er nog steeds van waarop toen Juf. Dutilleulles gaf aan beide klassen. Hier zat ik op de eerste rij, kant van de deur, naast Jenny De Groote. Eerst krabden wij elkaar en konden elkaar niet uitstaan. Later werden wij boezemvriendinnen tot wij elkaar uit het oog verloren, was dit in 1953? Klein van gestalte zat ik steeds vooraan in de klas. Wij moesten ons volgens grootte in de rij opstellen en zo kregen wij dan onze plaats op de schoolbanken toegewezen. Het 5e en 6e leerjaar, onder Mevr. Vander Cruyssen, die een prachtige stem 16


had: het klaslokaal dat uitgeeft op de koer. Het 7e en 8e, raar, maar hier heb ik de minste herinnering aan, waren ook op de eerste verdieping. Hier kregen wij les van Mevr. Van Hecke en Mevr. De Keyser, veel te jong gestorven. Nu kan ook een vroegere huiskapel bezocht worden maar van het bestaan ervan hadden wij in mijn schooltijd geen weet. Het scheikundelokaal was op de tweede verdieping. In de vierde graad kregen wij les in koken, wassen en strijken, warenkennis. Hiervoor verplaatsten wij ons naar de stadsschool in de Bevelandstraat. Tijdens de oorlog kregen wij wekelijks (of was het maandelijks, misschien van Winterhulp?) op school een maaltijd waarvan ik mij nog de knapperige beschuit, zoals crackers nu, herinner. Ook levertraan kregen wij en later konden wij betalen voor het drinken tijdens de speeltijd, van een flesje melk, met een strooitje. In mei 1945 was er een bevrijdingsstoet, waaraan ook onze school deelnam. Het was snikheet en op de Frère Orbaniaan kreeg ik een appelflauwte, moe en verhit na het lange stappen door de binnenstad. Na het einde van de oorlog had iedere klas haar "oorlogsgraf'. Voor het verzorgen ervan brachten wij bij het begin van de week een "centje" mee. Reeds toen gingen wij op schoolreis, in eigen land, dikwijls met autocar Coryn uit de Doornzelestraat. Ik herinner me vooral een driedaagse uitstap, tijdens dewelke wij overnachtten in een jeugdherberg in Hofstade en Nijvel. Een hele belevenis was dit. De eerste beginselen van de Engelse taal werden ons bijgebracht door ''Teacher" Miss de Hoog, die steeds naar school kwam per fiets, aan beide kanten zwaar beladen met boeken allerhande. Ze praatte met een zwaar Nederlands accent en speelde soms voor ons op het klasharmonium. Home on the ranch ... Ze bezat een schat aan boeken waarvan ik er gretig mocht lenen. Ik denk dat dit aan de basis ligt Val) mijn nog steeds meest geliefde hobby: lezen. Als leerlingen van de hoogste klassen mochten wij soms meespelen in de KNS, in opvoeringen gegeven door het jeugdtoneel voor de schoolgaande jeugd, dit soms samen met jongens van de stadschool Onderstraat. Wij kregen een kleine figurantenrol, mochten een dansje opvoeren. Ik herinner mij een boerinnekensdans, maar in welk stuk dit was?? Wij werden geschminkt, kregen een kostuum aan en voelden ons echte sterren. Binnengaan in de KNS gebeurde langs de Achtersikkel, zo leerden wij het gebouw eveneens goed achter de schermen kennen. Carnavalbal, georganiseerd door onze school, had plaats in het Van Crombrugghe's Genootschap. Prijsuitreiking in de Opera, KNS, op school. Er waren speciale prijzen voor

17


uitmuntendheid, leesboeken. Dit waren dan enkele opborrelende herinneringen aan een heerlijke schooltijd. Na het 8e maakte ik de overgang naar het 3e van de Stedelijke Handelsschool, Coupure. Daar miste ik de sfeer van mijn eerste schooltje, het was nooit hetzelfde meer. Jaren, het grootste deel van ons leven, vlogen voorbij. Onherroepelijk verdwenen samen met onze ouders bepaalde levenswijzen, tradities, jeugdherinneringen. Niemand weet nog hoe het was. Misschien zal een van onze nazaten zich dit eens afvragen. Om hieraan tegemoet te komen zette ik deze flarden van mijn schooltijd op papier, getypt op mijn oud "portatiefke" uit 1957. Yolande LULLY

GENTSE MAANDKALENDERVERZEN UIT DE VROEGE ZEVENTIENDE-EEUW In 1636 verscheen te Gent bij Gerlacus Graet, de stamvader van een bekend drukkersgeslacht in deze stad, een almanak "gemaakt" door Joos de Schep(p )ere, gezworen landmeter en wijnroeder aldaar. Dit is de tweede druk van een boekje in 16de-formaat dat merkwaardige, sterk op Gentse toestanden georiënteerde kalenderverzen bevat, acht vierregelige strofen voor elke maand van hetjaar met nog een toemaatje (8vv.) op het einde van december. Deze verzen zijn het waarop we hierna de aandacht willen vestigen. Hun literaire waarde is weliswaar miniem, maar hun Gentse oorsprong en betrokkenheid maakt dat zij onze aandacht ten volle verdienen. Vooraleer ons daarop te concentreren, bekijken we toch even de ganse inhoud van deze uiterst zeldzame maar interessante almanak. Alhoewel dit soort populair drukwerk op een groot aantal exemplaren gedrukt en verspreid werd, is - voor zover bekend - van deze almanak slechts één exemplaar bewaard 1• Het werkje bestaat uit een convoluut van verscheidene minder omvangrijke boekjes, elk met een eigen titelpagina, die door een vollederen band met groene linten tot een geheel zijn verenigd. Het eerste is de hierboven reeds genoemde, eigenlijke Almanack Van 't Schrickel-jaer ons Heeren MDCXXXVJ Gemaeckt ende gecalcuteert op den Meridiaen der vermaerde stadt van Gent... Deze titel wordt gevolgd door de

18


VI:P..MA:EN

VAN DEN V .A.D ·E R . · des huyfghefÎns, . ~~lt a1tz. bup.!l-boullrnb!! .perfoentn 1 'ilt ·.bit ttg~trthlor~l.~bigb ·jaet ló 3'· ctSJJmtatdtt boo~ .].~. 3l·P· · .Den tweeden druck vernieuwt, ver.nl1ee:,~;~~ffi>­

ende verbetert.

I !

Maagd van Gent in houtsnede. Dit eerste deel is in feite een kalender. Daarop volgt een nieuwe titelpagina met dezelfde houtsnede en hetzelfde drukkersadres, "In den Engel" in de "Brugh-straet", d.i. Burgstraat Prognosticatie van het Schrickel-jaer, enz. zoals in het eerste deel. Het derde deel, weer met eigen titelpagina, is een Chronicxken ende cort Verhael vande notabelste gheschiedenisse der Nederlanden zedert denjaere 1500. Dit stuk werd door Graet overgenomen van een Antwerpse collega, zoals blijkt uit het adres op deze titelpagina: 't Antwerpen, By Jacob Mesens op de Lombaerde veste in den gulden Bybel. Daarop volgt, eveneens met apart titelblad: Vermaen van den Vader ... (zie afbeelding), met daarin de kalenderverzen, het interessantste deel van deze almanak, waarover zo dadelijk meer. Het laatste deel in het boekje, ook nu weer met eigen titelblad, is Het Vermaen van de Moeder des Huys-ghesins aen alle jong he dochters. Het wordt er toe-

19


geschreven aan loffrouw M.I.B.I. en is duidelijk bedoeld als tegenhanger van het deel dat eraan vooraf gaat. De waarde ervan is echter veel minder en de inhoud een opeenstapeling van gemeenplaatsen. De twee laatste delen geven weer Gerlacus Graets eigen adres op. Het Vermaen van den Vader bestaat uit een voorwoord, gevolgd door een tweedelige inhoud in verzen: het eerste deel is sterk didactisch, nl. "Den Vader des Huysghesins leert hier aen alle Ouders ende kinders, de principaelste poincten van hun devoir". Daarop volgen als deel twee de kalenderverzen voor elke maand van het jaar, die we hierna laten volgen. Deze laatsten hebben een sterk Gentse inslag. Naast onvermijdelijke algemeenheden, de beste tijden voor inkopen allerhande, heiligenfeesten, weervoorspellingen en dgl., is er grote aandacht voor alle Gentse foren, de wijnen en feesten die de Gentenaars aanspreken: de teerfeesten en koningvieringen van de vier hoofdgilden, de Zomerliefkermis te Mariakerke, de Wetterse reuzen, het Lokerse openluchttoneel, de bedevaart naar Lochristi, enz. Wat de tijd van ontstaan betreft, wordt de datum ( 1636) op de titelpagina bevestigd door de derde strofe bij de maand oktober waarin een episode uit de Dertigjarige Oorlog ter sprake komt. Te oordelen naar de gebeurtenissen die daar vermeld worden, kunnen de jaarverzen alvast niet ouder zijn dan ca. 16321633. In deze verzen ontbreken echter iets meer dan acht strofen. Dit is niet te wijten aan een defect aan het enig bewaarde exemplaar, maar aan een fout bij het drukken van de tweede druk. In de eerste druk, waarvan dus geen exemplaar bekend is, was de tekst wel volledig. Dit weten we omdat een bekende Gentenaar vele tientallen jaren later daaruit de tekst van de verzen heeft gekopieerd in een handschrift dat gelukkig wel tot ons is gekomen. Deze kopie laat ons dan ook toe de in de almanak ontbrekende verzen aan te vullen. Deze Gentenaar was de rederijker, kuiper en azijnlegger Jacobus Hije (16671749) die als actief medewerker betrokken was bij de heroprichting van de Fonteine in 1701. Deze op de Begijnengracht geboren en getogen rederijker was een veel gevraagd entertainer die zich in zijn vrije tijd ook sterk tot de literatuur aangetrokken voelde. Hoe bekend en gevierd hij ook te Gent in zijn tijd is geweest, na zijn dood is hij vlug zogoed als geheel vergeten door zijn stadsgenoten. Zijn werk dat, naast allerlei gedichten, ook toneelstukken, zangspelen en liederen omvat, bleef tot voor kort bijna geheel ongedrukt. Het is voor het grootste gedeelte bewaard in een verzamelhandschrift, nu in de centrale bibliotheek van de Universiteit Gent (hs. 2421) 2• Hije werd op latere leeftijd deken van de Begijnengrachtbuurt en ligt begraven in de St.Martinuskerk van Ekkergem. Een aantal van zijn gedichten handelt over Gentse gebeurtenissen, waarvan

20


Hije als ooggetuige verslag uitbrengt. Ze zijn voor Gent en Gentenaars natuurlijk, zelfs afgezien van hun intrinsiek niet onaardig letterkundig gehalte, van grote cultuurhistorische waarde 3 • In het genoemde verzamelhandschrift komen ook enkele delen voor die niet door Hije zijn geschreven. Ze zijn ouder en werden, misschien door hemzelf, uit andere bronnen in zijn handschrift gekopieerd. Dit is het zeker geval voor een reeks verzen voor elke maand van het jaar, overgenomen uit de hierboven genoemde almanak, wellicht- wegens een aantal varianten 4 - uit een andere versie (waarschijnlijk de eerste druk) dan die welke in de uitgave van 1636 bewaard is. Deze transcriptie in het Hije-handschrift is echter niet alleen wegens deze varianten belangrijk. Zoals hierboven reeds is vermeld, heeft het enige exemplaar van de almanak uit 1636 de kalenderverzen niet volledig bewaard. De daar ontbrekende strofen 5 komen wel voor in Hijes transcriptie, zodat we dank zij dit handschrift de verzen uit de almanak kunnen vervolledigen. We laten ze nu volgen. JANUARIUS

*

1. Geeft een nieuwjaer aen uwen vrient, Aen den armen, en die u dient, Ock u clijn kinders niet vergheet, De Verriekramen staen ghereedt. 2. Peijnst in Janvier om u groen hout Bijtijdts te doen cappen in 't wout, 't Wort ooc tijt ghy den wijngaert snoeyt, Hoe eer ghesneen, hoe hij best groeyt. 3. Den Derthienavont comt ons voordt, Dat Coninck Lapken drinckt, versmoort, Zijt nu heel vrolijck, spaert daer naer, U rijck is cort, neemt den tijdt waer. 4. Ouders tooght nu dat ghij zijt wijs, U kinders te houden van het ijs, Daer niet dan couw te halen is, En ongheluck te crijghen is. 5. Dat is nu den Laudaten tijdt, Van vuijle maerten rnaeekt-se u quijt, Die 't water sparen, meer als 't hout, Den lollepot is haer onderhout. 21


6. Sint Antheunis Eet nu vergaert, Alwaer men bier noch wijn en spaert, Daema den handtboogh oock brageert, Voor oude schieters gheextimeert. 7. Kinders roept al: dragh, boomken, dragh, 't Is morghen Sinte Vincents dagh, Maer eerst soo bint de hoornen ront, Opdat hij haer veel vruchten jont. 8. Dan comt oock Sinte Pauwelsdagh, Daer men wel op te letten plagh, Want is hij schoon, stil ende claer, Hy voorseght ons een vruchtbaer jaer.

lste str.: H. Pharaïldis, Sinte-Veerle, feestdag 4 jan. Op die dag stonden op het Veerleplein kramen opgesteld, houten skeletten bedekt met zeildoek. Het was de zg. Presentjesmarkt, de foor van de Oudburg. Deze werd zo genoemd omdat er in hoofdzaak nieuwjaarsgeschenken verkocht werden 6 ; en die u dient: dienstboden, huispersoneel. 2de str. Volgens Celis 7 snoeide men de wijngaard bij voorkeur op de dag van de Drie Gezusters (Bertilia, Eutropia en Genoveva), d.i. 3 jan. : "deze tiende nacht (na Kerstmis) werd beschouwd als invloed hebbende op den wijngaard", ghesneen: gesneden, d.i. gesnoeid. 3destr. "Derthienavont": avond vóór 6 jan.; zoals bekend werd toen de koning van het feest getrokken door middel van een koek waarin een boon verborgen was, of door het trekken van koningsbriefjes 8 • De koning hief geregeld het glas, waarop het ganse gezelschap telkens riep: "De Koning drinkt" en zijn voorbeeld volgde; versmoort: letterlijk verdrinkt, zich dronken voert; daer naer: nadien. In het Hije-handschrift luiden de twee laatste verzen: Tooght dat ghij emmers wijser sijt Als den sodt die het volck verblijt. Sde str. "Vrou Laudate" is het welbekende type van de slons, de luie, uithuizige, slordige vrouw of meid (maerten), een bekend literair topos. Een mini-boekje (8pp.) is aan deze Laudate gewijd: Hier beghint tieven van laudalen der weerdigen vrouwen. Die tot menigher stede helpt thuijs houwen (Antwerpen, 22


s.d.) met als moraal: pas goed op waar die in de buurt is. De inhoud van dit boekje is overgenomen uit Veelderhande Geneuchlicke Dichten ... (heruitgave Leiden, 1899), p. 119 9 • De lollepot was een pot gevuld met gloeiende houtskool (sparen ... gheen hout) die 's winters onder de wijde vrouwenrok werd geplaatst. Deze plaats gaf aanleiding tot liederen en gedichten waarin de spot werd gedreven met deze "trooster van doghters en vrouwen" 10 • 6de str. Sint-Antonius, abt (die met zijn varken): 17 jan.; Eet nu vergaert: de Eet of het bestuur van de Sint-Antoniusgilde van busschieters (afgeschaft in 1703 en weer opgericht in 1752) vergaderde op die dag in hun prestigieus gebouw op de St.-Antoniuskaai. Er werd gegeten en gedronken, waarna een schutterswedstrijd, een schieting op doel, werd gehouden. Het was ook de jaarlijkse verkiezing van de deken 11 • De verkiezing van de koning gebeurde echter op een tornooi, een schieting op de wip in mei (zie hierna, bij mei, 8ste str.). Zonderling is wel dat ze volgens de tekst "den handbogh" hanteren (bragheert), alhoewel het in feite de Sint-Sebastiaansgilde was die dit wapen gebruikte; voor houde: lees: door oude; geextimeert: hooggeacht. Waarom oude schutters?

7destr. Sint-Vincentius: 22 jan. Vooral in het Noorden van Frankrijk bestond op deze dag, de "jour des brandons", een gebruik dat tot doel had de fruitbomen van ongedierte te bevrijden 12 • Men stak strobussels in brand, stak die in grote fruitbomen en schudde met dit stro zodat de gensters in het ronde vlogen. Deze "désinfection magique des arbres à fruits" gebeurde in het bijzijn van velen en ging dikwijls gepaard met het slaken van luide kreten en aanroepingen. Meer dan waarschijnlijk is de passage "kinders roepen ... dragh" een allusie op dit gebruik en richten de kinderen hun geroep tot de bomen. Het omwikkelen van de stam met banden stro of stof is eveneens een verwant gebruik. In Die Evangelien vanden Spinrocke, een boekje met volkse wijsheden, dat ca. 1510 bij ons gedrukt werd en een vertaling is van een ouder Frans werk, leest men 13 : "Wie op Sint-Vincentsdag de bomen van zijn tuin met een stroband bindt, zal datjaar veel koren (sic; lees: fruit) 14 hebben." Dit gebruik was in verscheidene West-Europese landen bekend 15 • 8ste str. Bekering van St.-Paulus: 25 jan. De dagen die op 25 jan. vallen zijn beslissend voor het verdere verloop van het weer. Dit blijkt uit talrijke spreuken 16 : Sint-Paulus schoon en klaer Geeft een gezegend korenjaar 23


of nog: S. Paulus bekeerige met zonne-schijn, Es goed voor vrucht, ooft, koorenen wijn Dit volksgeloof is reeds in de vijftiende eeuw bekend

17

18

•

:

Dits Sente Pauwelsdach mi dinct Als hy sine cappe droeghe brinct Soe hoepmen der goeder tyt Tvolc es daer of zeer verblyt Ende van eene goeden oexte in hopen. (d.i. leeft op hoop van goede oogst (oexte) FEBRDARJUS 1. Den spinrock voorseght hier ghewis, Noch een wijnter op handen is, Wanneer op Onse Vrauwendagh, De son haer schijnsel geven magh. 2. Ontrent Lichtmis doet op u graen, En wacht niet dat het af sal slaen, Hoe meer ghebeyt, hoe dierder goet, Coopt vry als ghij dat hebben moet. 3. Comt Sint-Amant, bringt abondant, Leeraers constant in 't vaderlandt, Comt Valentijn, schinckt ons den wijn, Soo sal't haest vastenavond zijn. 4. Den vastenavont Bacchus feest, Wordt seer gheviert van minst en meest, Hout dan in als de middelmaet, Den aermen onghetroost niet laet. 5. Men plagh kansen te setten gaen, Waerdoor veel ondeught wierdt gedaen, Nu gaet men winnen het pardoen, Hooren 's Paters lof en sermoen. 6. 'Sanderdaeghs seer verandert is, 't Vleesch moet dan wijeken aen den vis, 't Brassen aen 't vasten ock cedeert,

24


Een Cruys wordt ons ghepresenteert. 7. Is't immers vasten in dees maent, Den versschen vis de horse praemt, Van salm en harinck u gherieft, Om te weycken alst belieft. 8. Als Sint Pieter sijnen stoel plant, Dan commen d' oyvaers weer in 't land, En sint Matthijs scheurt ons het ijs, Den besten vis is dan pladijs. lste str. Alhoewel men bij spinrock automatisch denkt aan het ernaar genoemde Evangelie (zie jan. 7de str.), komt wat hier geaffirmeerd wordt, er niet in voor. Spinrock betekent hier volkswijsheid, bijgeloof in de aard van wat men in het Evangelie aantreft; 0.-L.-Vrouw Lichtmis (2 febr.): talrijke spreuken met dezelfde prognose als hier zijn bekend 19, b.v.

Schijnt de zon met Lichtmis hel Komt vaak vorst nog streng en fel. 2de str. doet op: sla (voorraad) in; ghebeyt: getalmd. 3de str. St. Amandus (6 febr.): wellicht wordt gealludeerd aan het bekeringswerk van . deze apostel in onze streken (in 't vaderlandt) en het stichten van vele kloosters 20 ; H. Valentinus (14 febr.) 21 • 4de str. Als: alles. Sde str. kansen setten: bet. onzeker. Verwijst duidelijk naar een gebruik dat dikwijls in "ondeugd" resulteerde. Misschien zijn de spinningen bedoeld, samenkomsten van jongeren ter gelegenheid van spin-avonden waar na het werk werd gedanst. 6de str. cedeert: wijkt (voor); een Cruys :de vasten is een pijnlijke tijd, een kruis of belasting. 7de str. de horse praemt : stelt de geldbeugel zwaar op de proef; weycken : in te leggen.

25


Sste str. St.-Pieters Stoel te Antiochië (22 febr.) bekende spreuk 23 :

22

;

St.-Mattias (24 febr.): algemeen

Sint-Mattbijs Breekt of maakt het ijs of nog: Sint-Mattbijs breekt het ijs En brengt het sap in 'trijs. W.L. BRAEKMAN (vervolgt) NOTEN 1. U. Gent, G 2536. Niet in de Bibliographie gantoise. Onder nr. 2278 wordt daar wel het Vermaen van de Moeder opgenomen. Vanderhaeghen heeft dit boekje niet zelf gezien en schrijft het ten onrechte toe aan Augustijn Graet. Toch bezit de U. Gent er een exemplaar van. 2. W.L. Braekman, Leven en Werk van de Gentse Rederijker Jacobus Hije ( 1667-1749), Fac. Univ. St. Louis, Studiecentrum l8de-eeuwse Zuid-Nederl. Letterkunde (Brussel, 2002), Cahier 21. 3. W.L. Braekman, "Bedelaars bij de Gentse ofEkkergemse Ommegang", OvZ76 (2001), 2731; dezelfde, "Ommegang in 1728 van het Gentse St.-Michielsgilde, beschreven door Jacobus Hije", OvZ 77 (2002); **-**;"Gaaischieting op de Waldam te Gent in 1714", GT 31 (2002), **-**;en dezelfde, "Vergadering van het jongerengezelschap uit de Gentse Begijnengracht in 1707", in voorbereiding. 4. De belangrijkste daarvan worden in de hiernavolgende editie gesignaleerd. 5. Bij augustus: het laatste vers van str. 4, str. 5-8 en bij september de strofen 1-5. Verder zijn er op het einde, bij december, twee strofen die hier totaal verschillen van die in de almanak. * De strofen zijn door mij genummerd. Wat tussen vierkante haakjes staat, is door mij toegevoegd; dit geldt eveneens voor de punctuering en de hoofdletters. 6. J. Van de Wiele, De Markt (Gent, Leuven, 1988), p. 130 en p. 40. 7. G. Celis, Volkskundige Kalender voor het Vlaamse Land (Gent, 1990 2), p. 91. 8. Celis, Volksk. Kalender, p. 95-96 en W.L. Braekman, "Driekoningenavond: koningsbrieven, -liederen en gedichten", Volkskunde 98 (1997), l-40. 9. Over het ontstaan en de betekenis van deze naam, zie D. Th. Enklaar, Uit Uilenspiegels Kring (Assen, 1940), p. 64-68. 10. W.L. Braekman, Hier heb ik weer wat nieuws in d' hand (Gent, 1990), p. 101-128. 11. B. Baillieul, De vier Gentse Hoofdgilden (Gent, 1994), p. 28 en 30. 12. A. Van Gennep, Le Folklore de laFlandreet du Hainautfrançais (Paris, 1935-1936), p. 177 e.v. 13. D. Callewaert (ed.), Die evangelien vanden spinrocke (Kapellen, 1992), p. 108. 14. A. Paupert, Les fileuses et le clerc (Paris, 1990), p. 283: "Cellui qui le jour Saint Vincent loye (=lie) les arbres de sonjardin ... il aura cestui an plent de fruis". 15. P. Sébillot, Le Folklore de France (Paris, 1904), lil, p. 378-379. 16. M. Broekhove, Weerkundige Kalender voor het Vlaamse Land (Gent, 1959), p. 38-39. 17. Den Nederlandsehen verstandigen Hovenier (Gimblet, Gent, z.d.), p. 107.

26


18. G. Celis, Volksk. Kalender, p. 111. Door hem overgenomen uit J.F. Willems, "Oude Rijmalmanak", Belg. Mus. 6 (1842), 308. 19. M. Broekhove, Weerk. Kalender, p. 47. 20. G. Celis, Volksk. Kalender, p. 124. 21. Idem , p. 130. 22. M. Broekhove, Weerk. Kalender, p. 56 haalt die spreuk uit 1636 aan, zonder de bron aan te geven. G. Celis, Volksk. Kalender vermeldt eveneens het verschijnen van de ooievaars en de zwaluwen op deze dag (p. 132). 23. M. Broekhove, Loc. cit. enG. Celis, Volksk. Kalender, p. 132-133.

EEN SPEURTOCHT DOORHEEN OUDE FAMILIEPAPIEREN Na het afsterven van de voorlaatste telg van het gezin August Clauwaert-Dhondt kwamen wij in het bezit van twee prachtige soldatenfoto's en een blikken doos met foto's en documenten. Leerrijk materiaal inzake familiegeschiedenis. Wijlen mijn vader Remi-Achiel Clauwaert eNazareth 5/211891- +Gent 10/ 10/1978) was destijds ingedeeld bij de militieklas 1911. Hij werd ingelijfd bij het 1ste Linieregiment (0 ) in de St. Pieterskazerne te Gent. Over zijn legerdienst heb ik hem nooit iets spectaculairs horen vertellen. Meestal ging het in de positieve zin. Een Cie onderofficier moet echter een bepaalde indruk hebben gemaakt. De eerste sergeant-majoor, een Waal citeerde met de regelmaat van een klok een soort boutade: "Premier sergeant-major Laplanche Cinq galons sur chaque manche qui a 1' autorisation de supprimer votre permission de dimanche". Maakte W.O. 1 mee en werd krijgsgevangen genomen tijdens een patroetjetocht aan de brug van Diksmuide. Verweer scheen nutteloos omwille van een vijandelijke overmacht. Na een dagenlange treinreis zonder eten- met o.m. een urenlange tussenstop in het Gentse St. Pietersstation (1) kwam hij ter bestemming aan te Hamburg. Vooreerst was het een normaal kampleven tot hij werd tewerkgesteld bij een tuinbouwbedrijf in de omgeving van Hamburg. Als vervanging van de echtgenoot, welke eveneens onder de wapens was. Het bracht een verbetering mee inzake voeding. Iedere dag moest hij per boot de Elbe oversteken om de groentenmarkt te bevoorraden. 27


Op het einde van de eerste wereldoorlog in 1918 werd hij bevrijd door muitende marinesoldaten van de Kriegsmarinebasis te Kiel (2). Het fotoboek met tektst "Het Gent van toen" door A. Verbeke (1982) bracht ons een opheldering. Het 1ste Linieregiment was aanvankelijk gekazerneerd in de Citadel. De Citadel werd opgetrokken onder het Hollands bewind. In 1819 besloot het Hollands bestuur de Stad Gent te versterken. De verdedigingslinie diende te worden gebruikt tegen Frankrijk. Men vreesde voor een revanche na de nederlaag van Napoleon te Waterloo. In 1819 had een ontmoeting plaats tussen de hertog van Wellington, de Hollandse Inspecteur-Generaal .Krayenhof en de Hollandse genieofficier Majoor Guy van Pittius. Deze laatste kreeg de verantwoordelijkheid van de uitvoering van de plannen. In april 1823 werd de eerste steen gelegd. De vesting besloeg een totale oppervlakte van 43 Ha. De omwenteling van 1830 bracht een kentering. Met het slopen van de citadel werd een aanvang gemaakt in 1871 en is men begonnen met de inrichting van het huidige stadspark. Een aantal gebouwen bleven bestaan tot in 1907. Een aantal eenheden artillerie- en infanterietroepen werden er gekazerneerd tot aan de voltooiing van de Leopoldskazerne in 1908. Vanaf de Franse tijd tot na de 2e W.O. werd de St. Pietersabdij als kazerne gebruikt. Een van de maatregelen van de Franse Revolutie was een einde te maken aan de rol van de Kerk in de samenleving en de afschaffing van de kloosters. Het stadsbestuur verwierf in 1810 de abdij op voorwaarde dat de kazerne er zou komen. Een voor ons niet nader bekende bron vermeldt dat in 1815 de Engelse Generaal Wellington op het St. Pietersplein een Engels leger in ogenschouw nam. Het was in de periode van 1815 toen Lodewijk XVIII en het Franse Hof te Gent gevestigd waren. In 1846 vroeg het Gents stadsbestuur aan architect Charles Leclerc-Restiaux om een marsveld (3) aan te leggen. In 1847 werden hiervoor de westelijke bijgebouwen gesloopt. Het werd de voorloper van het St. Pietersplein. Tijdens de Hollandse periode werd de St. Pieterskazerne toegewezen aan de infanterie. De volksmensen spraken over de kleine- en de grote kazerne. Deze laatste was gelegen op de Kattenberg (4) of de huidige Leopoldskazerne. Na de Belgische onafhankelijkheid werden in de St. Pieterskazerne talrijke voorzieningen aangebracht. Vanaf 1849 ging op het St. Pietersplein de eerste halfvastenfoor door. Tijdens de bezetting '40-44 vond de militaire formatie Vlaamse Wacht er een onderkomen. Na de bevrijding in 1944 werd het plein een tijdlang gebruikt als oefenveld voor het nieuwe Belgische Leger. Het bestond voornamelijk uit vrijwilligers. 28


In de naoorlogse periode nam de rijkswacht zijn intrek in de St. Pieterskazeme. Nadien kregen zij de gebouwen aan de Groendreef ter beschikking. In 1950 besloot het Stadsbestuur de gebouwen aan te kopen en er een cultureel centrum uit te bouwen. Pas in 1972 was de overdracht een feit.

Jos CLAUWAERT

GERAADPLEEGDE WERKEN - Les monuments de la ville de Gand par Prosper Claeys (1905) - Dagblad De Gentenaar van 411/68: Gentse parken- Het Citadelpark door Roger Marteos (ps. Roger d' Exteyl) -Het Citadelpark te Gent (V.T.B. Toeristische Bibl.) 1965 door Luc Lekens - Ghendsche 'fYdinghe nr. 3 jg. 1986 - Gandavum nr. 3 - 1999 -De Gentenaar Magazine 13/3/98 en 2119/99 - Encyclopedie van de Vlaamse Beweging deel 2 ( 1975) -In het openluchtmuseum te Gent de Arteveldestad door Suzanne Janssens (1980)

NASCHRIFT (I) Dit werd ons medegedeeld door zijn oudste zuster Marie Clauwaert

(2) De Duitse schrijver Theodoor Plievier schreef hierover met kennis van zaken een roman '"s Keizers Koelies". Uitgave Coronaboek (1953) Plievier diende tijdens de eerste wereldoorlog bij de Kriegsmarine en nam deel aan de matrozenopstand te Wilhelmshaven in 1918. (3) Het groot encyclopedisch woordenboek Verschueren vermeldt: Marsveld: campus martius (lat. veld van Marsj)- aan mars gewijd veld in het oude Rome, waar krijgsoefeningen, verkiezingen en belangrijke rechtszittingen werden gehouden. (4) Het hoogste gedeelte van de St. Peterswijk en van de gehele stad was tot kort na de eerste wereldoorlog een van de slechtst befaamde wijken van de stad. Kattenberg was de naam van een grote citĂŠ, waar nu de universiteitsgebouwen zijn in de Jozef Plateaustraat. De sloping verliep in 1880. De straatnaam Kattenberg heeft niets te maken met de benaming van het huisdier. Een cat of catte is een uitkijkpost van een versterking. (5) Vlaamse Wacht- militaire formatie tijdens W.O.II en opgericht in mei 1941. De Vlaamse Wacht werd opgericht met het oog op de aanstaande aanval op de Sovjetunie en talrijke bezettingstroepen het land moesten verlaten. De wachters namen de verplichting op wachtdiensten te vervullen onder en met de Duitse Wehrmacht op het grondgebied BelgiĂŤ en NoordFrankrijk. Oudere familieleden hebben mij heellang geleden verteld, dat ik dolle pret had toen ik op de schoot van mijn moeder het lied aanhoorde "'k Ben zo kontent bij het eerste regiment". Dit doet bij mij de vraag rijzen of dit met het regiment van wijlen mijn vader had te maken. 0

(

)

29


GENTSE MEMORIEDAGEN: 4-5-6 JUNI 4Juni 1482 Eerste steenlegging door Voorschepen Adrien Vilain van een nieuw Schepenhuis der Keure. Het werd voltooid in 1484. Het bleef bewaard en ligt midden in het stadhuiscomplex.

4Juni 1482 Contract tussen Cornelis De Bont en het Magistraat voor de vervaardiging van 4 hechtsels voor "de pijpers van den belfroite". (Embleem van onze Kring).

4Juni 1517 Dood vanJan Van Cauwenberg,Abtvan de St-Pietersabdij van 1490tot 1517. Toen hij gebeten werd door een razende hond ging hij voor zijn genezing op bedevaart naar St-Hubert.

4Juni 1578 Dood van Charles de Berlaymont. Hij maakte deel uit van de "Consulta", een Geheime Raad die ingesteld werd door Filips IT. Voor elke belangrijke aangelegenheid moest Margareta van Parma het advies van deze Raad inwinnen. Bij het aanbieden van het smeekschrift der Edelen aan Margareta van Parma op 5 April 1566 stond hij aan haar zijde en deed hij de historische uitspraak "Ce ne sont que des gueux". Hij wordt omschreven als "un homroe de Cour rapace, plus suffisant que bien douĂŠ".

4Juni 1694 Dood van Mgr. Albert de Homes, 12e Bisschop van Gent van 1681 tot 1694. Hij werd geboren op 25 Februari 1642 te KasteelbrakeL Zoals zijn voorganger verbood hij in zijn testament dat zijn begraving zou gebeuren met de luxe met dewelke een bisschoppelijke begraving gewoonlijk gebeurde en dat er een monument op zijn graf zou opgericht worden.

4Juni 1773 Geboorte in "Den Gouden Leeuw", op de hoek van de Lange Munt en de Onderstraat, van Jozef Kieckepoost.

30


Deze originele en kleurrijke figuur leed aan geen enkel inferioriteitscomplex en noemde zichzelfnederig "Den Ontwerp-Maeker van Oost-Vlaanderen". Wij weten niet of hij een devies had, maar "Small is beautiful" zal het alleszins niet geweest zijn. Enkele van zijn ontwerpen: het verbreden van de Burgstraat Daarvoor moest het Gravensteen wel afgebroken worden, maar dat was geen enkel bezwaar voor onze visionair. De Aula van de Universiteit wilde hij volledig vrij maken door alles wat er rond stond af te breken. De Kouter moest een groot plein worden door de sloping van al wat er stond tussen onze huidige Kouter en de Ketel vaart, het Koophandelsplein en de Korte Dag steeg. Een project dat hem zeer nauw aan het hart lag was de rechtstreekse verbinding van Gent met Drongen. In een brief aan Willem I schreef hij: "Om onze weg te trekken, een lijn zoude moeten getrokken worden van de toren van Akkergem op dien van Drongen, zonder agt te nemen op het belet 't welke eenig gebouw ofte andere zaeke mogelijks zoude komen te wege brengen. Hij zoude genoemt worden de "Kiekeweg"" Willem I zal wel even opgekeken hebben toen hij enkele regels verder het verzoek las van onzeJozef om, moest d~ weg uitgevoerd worden, zijn naam te mogen veranderen in "Kiecke". U ziet het, een geniale man die 200 jaar te vroeg geboren werd. Nu zou hij ongetwijfeld een van de topambtenaren geweest zijn van ons Ministerie van Openbare werken, zoniet de Minister zelf. Niets ontsnapte aan zijn waakzaam oog. Op alles had onze Kieckepoost een visie en hij zorgde ervoor dat er de nodige ruchtbaarheid aan gegeven werd. Ook op schijnbaar onbenullige zaken. Zo voerde hij een campagne tegen de vieze gewoonte van het pruimen van tabak in de kerken, want, waar dacht u dat het extract van een sappige "chique" belandde? Precies. Hoogst irriterend voor de neerknielende, boetvaardige gelovigen. Onze ontwerpmaker had dus niet altijd ongelijk. Bij Keizerlijk decreet werd hij in 1809 "adjudicaire du service des enterrements", anders gezegd de officiÍle begrafenisondernemer. Het lag voor de hand dat de Gentenaars met hun ingeboren drang om aan alles en iedereen een bijnaam te geven de naam Kieckepoost allang vervormd hadden tot "Kiekepoot". Vandaar het gekend Gents gezegde om iemand aan te duiden die overleden is: "Hij ès bij Kiekepuut".

4Juni 1787 Dood van de gekende orgelbouwer Pieter Van Peteghem. 31


Hij werd geboren te Wetteren op 24 Januari 1708 maar kwam zich in 1733 in Gent vestigen. Buiten het orgel van de Baudeloo-abdij waarop de jonge Mozart speelde in 1765, bouwde hij (onder meer) ook nog orgels voor de St-Martinuskerk, het Begijnhof, het Augustijnenklooster, het klooster der Dominicanen, de StMichielskerk, de St-Jacobskerk, den Nieuwen Bosch. Zijn zonen, kleinzoon en achterkleinzoon werden ook orgelbouwers.

4Juni 1805 Opening van een Stadsbibliotheek in de kapel van Baudeloo. 4Juni 1819 Geboorte van Charles de Kerchove de Denterghem. Gedurende 24 jaar was hij Burgemeester van Gent. Hij behaalde aan onze Universiteit het diploma van Ingenieur van Bruggen en Wegen. Hij doet zijn intrede in de politiek als provincieraadslid in 1849. Hij is dan 30 jaar. 1857 schijnt een goed jaar voor hem te zijn, want hij wordt verkozen tot Voorzitter van de Liberale Grondwettelijke Vereniging, tot gemeenteraadslid en kort daarna wordt hij ook nog benoemd tot Burgemeester. Een gezellige en gastvrije man, een noeste werker, geen grote redenaar, maar een toegewijde burgemeester. Groot van gestalte, was hij met zijn lange baard een representatieve figuur. Er kan een merkwaardige parallel getrokken worden tussen hem en Emile Braun. Alle twee joviale burgemeesters met een imposante baard, beiden waren ingenieurs met visie die verder zagen dan hun neus lang was, alle twee hebben zij hun stempel gedrukt op Gent. De onmetelijk rijke Charles de Kerchove was sinds 1859 Voorzitter van de Maatschappij voor Landbouw en Plantkunde. Hij bezat prachtige serres en, aan de Nieuwe Wandeling, een van de mooiste wintertuinen van Gent. Daaraan herinnert nu nog de Wintertuinstraat Er ging geen prijskamp voorbij zonder dat hij er aan deelnam en er de een of andere ereprijs behaalde. Het was onder zijn burgemeesterschap dat de gronden van de gewezen Citadel door de Stad aangekocht werden. Het officieel onderwijs werd sterk uitgebreid en het aantalleerlingen van de stadsscholen steeg van 5.000 tot 19.000. Vernoemen wij nog de inrichting van het Burgerlijk Hospitaal in de Bijloke, de nieuwe gebouwen van het Instituut voor Wetenschappen, de herinrichting van de Academie, het graven van de Verbindingsvaart, het verbreden en uitdiepen van het Kanaal van Terneuzen. Hij gaf zijn ontslag wegens gezondheidsredenen in 1881 en zou het jaar na32


Charles de Kerchove-de Dentergem.

33


dien overlijden in zijn huis in de Burgstraat Vele jaren na zijn dood werd hem nog steeds de zaak van "Het Zwart Rondeken" verweten. Dit cafĂŠ was het lokaal van de wevers. In 1859 werd de kas aangeslagen die bestemd was als steun aan de stakende arbeiders. Maar het staat vast dat hij daar voor niets tussen zat en dat het Parket, slecht geĂŻnspireerd door de Procureur des Konings verantwoordelijk was voor deze domme daad. Een ergere beschuldiging -en deze helaas volledig gegrond- is dat hij als Burgemeester verantwoordelijk was voor de uitdrijving van de begijnen van het St-Elisabethbegijnhof. Hij werd als Burgemeester opgevolgd door zijn schoonzoon Hippoliet Lippens. Zijn monument onder de vorm van een fontein, ontworpen door Hippoliet Le Roy, werd ingehuldigd op 24 Juli 1898.

4Juni 1820 De vermaarde Franse toneelspelerTalma (1763-1826) is terug in Gent. Hij zal hier in de schouwburg 6 voorstellingen geven, o.a. Britannicus, Andromaque en Mithidrate van Racine. Ofschoon de prijzen der plaatsen aanzienlijk verhoogd werden, loopt de schouwburg telkens bomvol. Deze lievelingsacteur van Napoleon was vroeger reeds in onze stad, namelijk tijdens het eerste bezoek van Napoleon trad hij op op 14 Juli 1803.

4Juni 1822 Pieter Frechier, meester schoenmaker en zijn echtgenote Joanna Blomme, vieren hun gouden bruiloft. Plechtige H.Mis in de St-Jacobskerk, stoet, banket, bal. In de stoet bewondert men 4 praalwagens met "maagdekens en mammelukken", de koets van de gelukkige jubilarissen en 52 rijtuigen waarin ... 300 schoenmakers hebben plaats genomen. Waaruit blijkt dat schoenmakers niet altijd bij hun leest blijven.

4Juni 1842 Opening van de Salon Napoleon. Het was de tuinbouwer Spae die hem liet bouwen naast zijn woning.

4Juni 1872 Dood in Den Haag van Johan Thorbecke. Te Zwolle geboren op 14 Januari 1798 was hij hier Professor aan de Universiteit waar hij Economie en Volkenrecht doceerde. Hij woonde op de hoek van de Bennesteeg en van de Veldstraat.

34


In oktober 1830 trapte hij het hier af en ging doceren in Leiden. Hij werd later Eerste Minister in zijn land en voerde een nieuwe grondwet in waarbij de macht van Willem I beperkt werd.

4Juni 1886 Eedje Anseele wordt door het Gents Assisenhof veroordeeld tot 5 maanden gevangenisstraf. 4 Juni 1918 Dood te Brussel van August Hendricx. Deze schrijver van Gentse toneelstukken werd geboren op 1 april 1846. Zijn vader had een bakkerij in de Slijpstraat. Als kind van een groot gezin moest hij vroeg gaan werken. Hij kwam in contact met verschillende kunstenaars en volgde lessen aan het Conservatorium en de Academie. Hij legde zich aanvankelijk toe op de beeldhouwkunst, maar na een tijdje in Parijs, Londen en Amerika gezeten te hebben trekt hij naar Brussel en wordt er souffleur en later regisseur aan de Vlaamsche schouwburg. Hij schreef volksliederen, schetsen, novellen, maar zou vooral bekendheid verwerven als schrijver van toneelstukken. En die waren talrijk. Wij citeren er enkele: "Aangebrande Hutsepot" (een parodie op Faust), "Triconie en Cie" (werd bekroond), "Kosterliefde", "Cupido op Krukken", "Oom Felix", "Verboden Vrucht", "Achter 't Slot", "Per Express" en de gekende "Familie Klepkens" en "Prima Donna". Dit laatste stuk werd vertaald in het Frans en in het Engels en er bestond ook een Waalse versie die veel succes kende in Luik. Het valt te betreuren dat deze stukken niet meer opgevoerd worden want ze zouden nog veel mensen aan het lachen kunnen brengen. Er wordt algemeen aangenomen dat het door Karel Waeri vaak gezongen liedje "De Eerste Vrouw" door hem gemaakt werd, maar in het manuscript van Karelke heeft hij onderaan de tektst genoteerd "Brussel, Aug. Hendricx". 4Juni 1940 Geboorte van Wilfried Morbee. Die naam zegt u niets? Misschien zijt gij beter vertrouwd met zijn pseudoniem: J ohn Massis! Wat sommigen anderen ook mogen beweren, toch wel "De Stirkste Man van Gent". Hij volgde een opleiding Electro-Mechanica aan het Don Bosco-instituut in St-Denijs-Westrem maar belandde al vlug in het circuscircuit. Op het einde van zijn leven werd hij ziek, zijn krachten namen af, hij kreeg een depressie en werd opgenomen in het Guislaingesticht. Gedurende een week35


endverlofpleegde hij zelfmoord op 12 Juli 1988.

5 Juni 1305 Ondertekening van het Verdrag van Athis tussen Philippe Ie Bel en Robrecht van Béthune. Bij de dood van zijn vaderGwijde zat Robrecht nog gevangen. Philippe stemde er slechts in toe hem bezit te laten nemen van de grafelijke macht na hem dit verdrag te hebben laten ondertekenen. Het werd "Le Traité d' Iniquité" genoemd en de gemeenten weigerden dit vernederend verdrag te aanvaarden. 5 Juni 1557 Dood van de Gentse Dominicaan Joannes Van den Bundere, alias Bunderius. Leraar in de godgeleerdheid werd hij 3 maal prior van het klooster. Hij schreef talrijke theologische werken in het Latijn die in het Nederlands vertaald werden door Petrus Bacherius. 5 Juni 1648 Feest op de Paradeplaats om het Verdrag van Munster te vieren. Zo veel viel er nochtans niet te vieren want bij dit Verdrag werd de Schelde gesloten en Gent aldus afgesneden van de zee. 5 Juni 1780 De Schepenen besluiten alle weken een halve schelling af te houden van de soldij van de "stadswaeckene" mannen voor de aankoop van 2 hemden. 5 Juni 1924 Dood van Emile Claus in zijn villa "Zonneschijn" te Astene. Zie ook "Ghendtsche Tydinghen" 2002- N° 4- pp. 186-205 en N° 5- pp. 262277. 6Juni 1637 Dood van Pieter Huyssens. Alhoewel hij geen Gentenaar was heeft hij hier in onze stad een paar dingen gezet waar wij ook nu nog niet nevens kunnen kijken. Hij werd geboren in Brugge in 1577. Als zoon van een meester-metser werd hij al vroeg vertrouwd met bouwwerken. Op zijn 20e treedt hij toe tot de Jezuïten als lekebroeder. Na een kort noviciaat in Doornik wordt hij naar Douai gestuurd waar hij gedurende 4 jaren allerlei klusjes zal opknappen. Zijn oversten sturen hem dan naar Maastricht waar hij meer dan 10 jaar zal blijven en waar hij de Collegekerk zal bouwen. Vandaar wordt hij naar Antwerpen gestuurd en 36


wie bouwt daar de prachtige Carolus-Borromeuskerk? Jawel, lekebroeder Pieter Huyssens. Na zo iets is zijn reputatie gemaakt en er wordt op hem beroep gedaan voor de bouw van de St.-Loupkerk in Namur. Iedereen is niet even gelukkig met de realisaties van Huyssens, zo ook PaterGeneraal van de Orde die vindt dat hij de zaken wat te luxueus bekijkt, wat aanleiding geeft tot grote uitgaven. Het wordt Pieter verboden zich nog met architectuur bezig te houden. Daar komt gelukkig verandering in want een jaar later zal Aartshertogin Isabella een kapellaten bouwen in haar paleis en ze richt zich tot de Provinciaal met het verzoek Pieter Huyssens de plannen te laten maken. Zo iets kan men natuurlijk moeilijk weigeren aan een Aartshertogin. Pieter mag eerst naar Italië gaan om er de mooiste bouwwerken van dit land te bestuderen. In 1628 staat de kapel er en daar zal het gelukkig niet bij blijven. Gedurende de beeldenstorm was de kerk van de St-Pietersabdij te Gent vrijwel volledig verwoest. De Abt Joachim Schaeyck besliste ze af te breken en een nieuwe te laten optrekken. En voor dat werkje dacht hij onmiddelijk aan Pieter Huyssens. De Jezuïten konden moeilijk weigeren hun lekebroeder uit te lenen want hun Orde in Gent was altijd zeer welwillend bejegend geworden door de Abt. Onze St-Pieterskerk werd dus ontworpen door deze lekebroeder en het is duidelijk te zien dat zijn reis naar Italië sporen nagelaten had op zijn ontwerp. Hij zou evenwel zijn werk nooit aanschouwen want men bouwde ongeveer een eeuw aan deze kerk en toen ze af was, was hij al 90 jaar dood. In Gent maakte hij ook nog, in opdracht van Bisschop Triest, de plans voor het Seminarie, nu het Klein St-Bavo. Pieter Huyssens overleed in het Jezuïtenklooster in Brugge.

6Juni 1695 Bezoek aan Gent van Willem van Oranje 111. Deze Koning van Engeland, Schotland en Ierland werd geboren in Den Haag in 1650 en stierf te Londen in 1702. 6Juni 1787 De Schepenen der beide Banken keuren een 24-bladzijden lange protestnota goed tegen de hervormingen van Keizer Jozef 11. 6Juni 1806 Geboorte van Charles Onghena. Gent kan er zich op beroemen heel wat uitstekende graveerders geproduceerd te hebben en Charles Onghena was er één van. Het zat er al vroeg in bij hem. Op zijn 12e was hij al aan het graveren en als hij 37


16 is komt zijn eerste medaillon tot stand: een kop van Ceres. Op zijn 18e waagt hij zich reeds aan portretten met een kop van Napoleon en de buste van een begijn. Het is dan ook niet te verwonderen dat hij op zijn 20e aan onze Academie de Eerste Prijs wegkaapt voor "Dessin d' aprés 1' antique". Toen reeds was hij medewerker van de "Messager des sciences et des arts". Daar had men al vroeg zijn talent ontdekt en men vertrouwde hem de reproductie toe van schilderijen, tekeningen en kunstvoorwerpen die dit tijdschrift moesten illustreren. In totaal maakte hij voor de "Messager" 350 platen. Maar ook vele anderen deden beroep op hem voor de illustratie van hun boeken en tijdschriften, zo d'Huyvetter voor zijn "Zeldzaamheden", Voisin voor zijn "Annales de 1' Ecole flamande", de Vereniging van Numismaten voor haar "Les Médailles historique de Belgique". Deze zeer behendige tekenaar graveerde o.m. portretten van Tacitus, Filips de Goede, Vesalius, Aartshertogin Isabella, Marcus van Vaemewyck. Hij was zeer actief in het toen rijk bloeiende cultureelleven in onze stad. Het was op dit soort mensen dat men destijds beroep deed om deel uit te maken van de stedelijke "Commissie voor Monumenten en Stadsgezichten"; naar een politieke kleur werd toen niet gevraagd. Hij zou er 52 jaar lid van zijn. Zoals vele artiesten in die tijd was hij een verwoede verzamelaar van kunstvoorwerpen, edelsmeedwerk, penningen, prenten. Kort voor zijn dood werd het grootste deel van zijn collectie verkocht. Een aanzienlijk deel ervan bevindt zich nu in het buitenland. Charles Onghena woonde in de Veldstraat in een huis dat verdween toen deze straat verbreed werd. Hij stierf op 16 December 1886 op 80-jarige leeftijd.

6Juni 1926 Geboorte van François Zenner, misschien beter bekend als FAF. Deze free-lance grafische ontwerper, cartoonist, illustrator ging na St-Barbara naar St-Lucas waar hij in 1952 een Gouden Medaille behaalde. Hij illustreerde o.m. het boek over de bezetting van het Gravensteen door de studenten in 1949, "De Gentse Keukenrubriek" van Richard Vankenhove en maakte talrijke ontwerpen voor belangrijke bedrijven en voor de Federatie voor Toerisme in Oost-Vlaanderen. Sinds vele jaren is hij de cartoonist van het "Informatieblad S.O.S. Gent". 6Juni 1978 Sluiting van het Rolleke op de Oude Schaapmarkt. Zattekuis en andere ordeverstoorders kregen tot in 1902 gratis logies in de "Mammelokker". Daarna belandden zij in de oude lokalen van het vondelingengesticht. 38


Het schijnt dat de sfeer daar minder gemoedelijk was dan in de Mammeiakker en dat het comfort niet van dien aard was om daar enthousiaste brieven naar huis over te schrijven. Wel te verstaan was er niemand die zich daar aan stoorde tot wanneer- ongeveer een kwart eeuw geleden - een gemeenteraadslid er een nacht mocht doorbrengen, want parlementaire onschendbaarheid is een privilige dat slechts voorbehouden is aan hogere klassen. En toen kwam er meteen een einde aan het Rolleke op de Oude Schaapmarkt Hugo COLLUMBIEN

19de EEUWSE VONDELINGEN KREGEN RARE NAMEN ENKELE AANVULLINGEN Hierbij enkele aanvullingen bij het artikel van DaniĂŤl Van Ryssel " 19de eeuwse vondelingen kregen rare namen" in Gh. T. 2002/5 p. 278/289. Volgens de bron die ik raadpleegde werd de, in het artikel vermelde, Benoit De Bruylof gevonden op 9 augustus 1808 en zou toen twintig dagen oud geweest zijn. Zoals de meeste van de Gentse vondelingen werd hij uitbesteed aan een gezin op "den buiten", namelijk op 9 augustus 1811 bij de weduwe van Pierre Jansseos te Drongen. Volgens diezelfde bron zou Isidoor Engelenschilt (Engelschen Schilt) gevonden zijn op 16 december 1817 als pasgeborene. Op 19.12.1817 werd hij uitbesteed aan August De Brabander te Drongen. Op 2.1.1819 verhuisde hij naar het gezin van Pierre De Bouvere te Drongen om dan uiteindelijk op 7.4.1820 uitbesteed te worden aan het gezin van Pierre Verbeke te Drongen. Dat de bedenkers van vondelingennamen over een rijke fantasie beschikten blijkt uit de hiernavolgende reeks namen van Gentse vondelingen die allen werden uitbesteed aan gezinnen te Drongen. Daarbij hebben we gepoogd een verklaring te vinden voor die namen. . d1p1aa I ts: 1. Vondelingennamen die verwijzen naar de vm

Vestibule Ou Vestibule Viennois De Lieve Van den gang

vestibule: portaal , gevonden in een portaal Viennois: inwoner van Wenen, mogelijk gevonden aan een herberg met die naam gevonden in de buurt van de Lieve (eventueel ook in de betekenis van lieftallige gevonden in een gang

39


Terre Parterre Dorval Derue La Chapelle Laboureur Duc Du bois De la Trinite Caverne De Paris Meiereboom

Dalamontagne De Cloitre Du Chaume Du Caveau Tilleul Linde Onderlinden de laFarme Montblanc Du eautel Onderboom Groenselmerct Ossenmarct Canon Stoel Van Kamer Carton Van den Solder Eyckbosch Van Den Braesem Brochet Hemellucht Majorca De Casino

Acre Auvergne Van Verre

gevonden op de grond komt vermoedelijk van d'Orval, mogelijk gevonden aan een herberg met die naam straat, gevonden op straat kapel, gevonden in of aan een kapel Landbouwer, boer, akkerman , ploeger, gevonden in een veld? hertog , mogelijk gevonden aan een herberg met die naam Van den Bosch(e) , gevonden aan of in een bos drievuldigheid , mogelijk gevonden aan een herberg met die naam hol , spelonk, gevonden in of aan een hol of spelonk mogelijk gevonden aan een herberg met die naam -ofwel gevonden aan een zogenaamde meiboom -ofwel gevonden aan een boom waaronder vroeger de vierschaar zetelde (een meier is een gerechtelijk ambtenaar) Van den Berghe, gevonden aan of op een berg of heuvel (Biandij_nberg?) klooster, gevonden aan een klooster stoppelveld (ook stoppel, riet, dakstro, boerenhut, halm), ¡gevonden in een stoppelveld I kelder , gevonden aan of in een kelder linde, gevonden onder een lindeboom

mogelijk van ¡"ferme ", boerderij , gevonden aan een boerderij mogelijk gevonden aan een herberg met die naam mogelijk van coutellerie , een messenwinkel , gevonden aan een messenwinkel gevonden onder een boom gevonden op de groentenmarkt Qevonden op de ossenmarkt mogelijk gevonden aan het Groot Kanon gevonden op of aan een stoel gevonden in een kamer gevonden in een stuk karton of kartonnen doos Qevonden op een zolder gevonden aan of in een eikenbos brasem: vissoort, gevonden in de buurt van een viswater snoek: vissoort. gevonden in de buurt van een viswater gevonden onder de blote hemel mogelijk gevonden aan een herberg met die naam gevonden aan de casino, het kind werd gevonden op 29 januari 1937, de Gentse casino aan de Coupure werd in 1835 o~getrokken door Louis Roelandt akker, gevonden op een akker mogelijk gevonden aan een herberg met die naam waarschijnlijk kon men de vondeling reeds van ver zien liggen

40


Water Koolaert

gevonden in de vuurt van een water of waterloop gevonden in of aan een koolkelder of in de buurt van een hoop kolen (mogelijk ook in de betekenis van een groente) Jansdijk gevonden in de buut van een dijk met die naam .. 2. Von de Imgennamen d 1e verwiJZen naar d e kara kte rt re kk en van het kIn d La Vertu deugd , eerbaarheid L'Heureuse gelukkig , blij Heureux Grele mogelijk van grêle: spichtig , lang en dun. schraal , schril, fijn , pieperig (eventueel ook van grêlé: pokdalig) Pressé gehaast mogelijk van "de stille" De Stil aardig , keurig , fatsoenlijk, hoffelijk Galant Bon a mi goede vriend Bienheureux ·goedgeluimd Malvenne mogelijk van malveillant: kwaadwillig , kwaadgezind, onwillig onverschrokken , stoutmoedig lntrepide mogelijk van tortiller: kronkelen Tortillard vleier Patelain volkszanger Troubadour zonder vrees Sanspeur fladderend als een vogel , piepklein als een vogel? voge l nuk, humeur Lune mogelijk van felin : katachtig , vals , sluw Feleyn goed hart Jolie Coeur krijgshaftig Martial 3. V on de I'mgennamen Narcisse Fleur Fleuris La Rose Sale Blond in

1e verwiJZen naar het UI'tz'IC ht van het k'In d een bloem

vuil , vies , morsig , smerig , gemeen , slecht blond

4. Vondelingennamen die verwijzen naar de kledij van het kind of naar producten en voorwerpen die werden aangetroffen op het kind · Poudre poeder De Spelder spelden gewikkeld in lijnwaad Du Lin De Billiet I gevonden met een biljet Capuchon kap , gewikkeld in een kapmantel knipmuts Gornette Bijl I gevonden met een bijl Cand gevonden in een stuk kant of kanten kleed Vaes I gevonden met een vaas Echarpe gewikkeld in een sjerp Calegoet naaktgevonden 1

41


5. Vondelingennamen die verwijzen naar de oorzaken van het te vondeling leggen of ¡ het lot dat de von derm ~en beschoren 1s: het lot, eventueel in de betekenis van "noodlot" of "geluk Ou Lot hebben" de fortuinlijke Lafortune I' Amour liefde, eventueel in de betekenis van "vrucht van de liefde" mogelijk van loisir: vrij zijn De Loise verbintenis of huwelijk, eventueel in de betekenis van Alliance "vrucht van een verbintenis of huwelijk" onverwacht, in de voksmond "een ongelukje" lmprovist Onverwacht Schaep mogelijk in de betekenis van "een schaapje van een kind" Mouton getuige, eventueel in de betekenis van "getuige van een Temoin verboden liefde" .. zonder commentaar Geval een aantal vondelingennamen eindigen op de uitgang Vrijhaert "aert", wat zoveel betekent als "iemand" - in dit geval mogelijk in de betekenis van een "vrij persoon" verontschuldigil}g Pardon mogelijk verwijzend naar de "Barmhartige Samaritaan" Sa marien . d en: ""d stip . van h etvm 6. Vondelingennamen die verwiJZen naar het tiJ< gevonden tijdens de nacht De Nacht gevonden bij zonneschijn Helderzon mogelijk in de betekenis van "maan", gevonden bij Lune maanlicht

7. Vondelingennaam die verwijst naar een historische gebeurtenis: Een toch wel bijzondere vondelingennaam is die van Napoleon Verwacht. Hij werd gevonden op 8 mei 1810. Op dat ogenblik was Napoleon Bonaparte onderweg naar Gent. We kunnen ons levendig voorstellen dat de notabelen en de bevolking van Gent die dag druk in de weer waren om de komst van de keizer voor te bereiden. Midden in die drukte werd onze Napoleon Verwacht gevonden. De keuze voor een naam lag dan ook voor de hand. Op 9 mei 1810, de dag nadat het kind gevonden werd, ontving Lieven Bauweos uit de handen van de keizer het Legioen van Eer. DavidMAES

42


DE KAPEL VAN HET 'S GRAVENSTEEN TE GENT Onderstaand artikel verscheen in het tijdschrift "KUNST" van sept-okt 1934. We zouden in het herstelde 's Gravensteen te Gent twee opschriftbordjes willen veranderen. De vergissing is klaarblijkend en de wijziging ware geen titanenwerk; daarom ben ik nog naïef genoeg te verhopen dat het Congres het noodige doen zal bij het Bestuur der stad Gent - of moet daarvoor soms een ministerraad belegd worden?! - ten einde de bezoekers van die nationale middeleeuwsche relikwie , hoe bijgewerkt ook, trouwer in te lichten. Hoe de misgreep gebeurd is weet ik niet, of ga ik niet naspeuren; maar de spontane uitroep van meerdere vreemdelingen, waarmee ik de zoogezegde kapel van 's Gravensteen binnentrad, is veel beteekend: "Nou, is dat de slotkapel!", "Was that the ebapel of the County-Court?", "Oh non, pas de blague!", "Das ist keioerlei eine Kapelle!". U begrijpt dat het wel wat vernederend is te moeten hooren hoe vreemde leeken den draak steken met de officieele inlichtingen welke onze Conservatoren het willen op de mouw steken! Om daaraan te verhelpen troostte ik me de moeite de enkele volgende beschouwingen aan te teekenen, en zult U wel het geduld hebben die een paar minuten te volgen. De "Gids voor den bezoeker van het 's Gravensteen te Gent", opgesteld door de Heeren Jozef de Waele, bouwmeester belast met de herstelling van het 's Gravensteen en van het Sint-Veerleplein, en Alfons Van Werveke, conservator van de Muzeums van Oudheden en van de Historische Monumenten der stad Gent" (November 1925) leidt ons op blz. 23 naar de lste verdieping van het Poortgebouw, en verklaart in vetten druk: "Geheel deze verdieping heeft gediend tot gevangenis voor misdadigers tot in den aanvang van de XVIIIde eeuw." Inderdaad is het niet te loochenen dat deze zaal gediend heeft tot gevangenis, en dit zelfs al van heel vroeg. De oudste vermelding welke ik daarvan gevonden heb is die in de rekeningen van 1360; men dekt met lood de poort "là li prisonnier gisent" (1). En in de "Recette générale de Flandre" (1 janvier 1459 (n.s.)- 31 décembre 1460, folios 105v0 et 108v0 ) vinden wij weer betalingen gedaan voor de herstelling van het plat boven de poortgevangenis: Jtem pour auoir osse la couuerture de bois pardessus les prisons estant dessus la porte du ebastel qui estoit toute pourrie et jcelle remise tout de nouuel dessus couurir de plonc. Jtem pour auoir refait et remise toute la couuerture de plonc pardessus la porte dudit ebastel dessoubz laquelle couuerture len tient la prison du tourier... (2). Van oudsher dus heeft men gevangenen opgesloten in deze mooie zaal; de archieven zeggen het ons duidelijk. En daar tegenover staat nergens geschre43


ven - naar ons weten - dat ze ooit kapel is geweest. In de rekeningen spreekt men meermalen van de kapel van het Steen, maar zelden of nooit wordt hare ligging nauwkeurig bepaald. Dat is begrijpelijk; al de toenmalige belanghebbenden wisten wel waar de kapel van den Graaf gelegen was; maar het is erg vervelend voor ons. Onze navorschingen kunnen maar steunen, eenerzijds op weinig bepalende oude papieren, anderzijds op splinternieuwe steenen (althans voor de z.g. kapel, gelukkiglijk in mindere mate voor het poortgebouw). In 1360, wanneer de groote bouwwerken aan den gang zijn op het 's Gravensteen, worden 37 pond 7 stuivers betaald "pour couvrir la grant sale et la chapelle" en in 1361-62 weer "pour faire recouvrir le grande sale et la chapelle" (3).

Maar wààr was die kapel gelegen?- Naar aanwijzing van den waterput dien men ontdekte - zoo in de XIVde als in de XIXde eeuw "sous un mur entre le donjon et la chapelle ou salle d'armes" (4), moet die kapel dus gelegen zijn ten Westen van den meesten toren. Er kan hier dus geen sprake zijn van de kapel van het poortgebouw, ... maar evenmin van die welke de "Gids voor den bezoeker" thans aanwijst! Ten westen van den meesten toren bouwde men eene kapel voor den Raad van Vlaanderen in de XVIIde eeuw, en in 1655 stak men de deur, die nu nog bestaat, door den muur tusschen de groote Gerechts- en Ontvangstzaal en die Kapel. Of verbouwde men toen maar enkel een XIVde eeuwsche kapel die daar zou gestaan hebben? Er moét daar inderdaad toch een kapel geweest zijn, vermits de daar zoo even aangehaalde waterput gelegen was "tusschen meeste toren en kapel"? Ongelukkiglijk blijft er van die kapel niets méér over dan enkele onbepaalde en goed dichtgemetselde sporen van arkaden. Maar van welken stijl? En A. Van Werveke veronderstelt dat toch ook, vermits hij zegt dat in 1425 het hoektorentje van den meesten toren "langs den kant van het Gewat" ( 5) neerstortte en door de kapel viel. Hij haalt de oorkonden der herstellingswerken aan: Autres ouurages fais au ebastel de manditseigneur appelle sgrauen steen a gand, ou len tient la chambre du conseil tant pour lune des taurelles qui cey de hault en bas par mj et sur la chapelle couuerte de plonc, enuiron la chandeleur cccc xxv et autrement. A philippe de Calquere et gleselin latte, maistre couureurs de tieuls lieu de gand, pour auoir couuert de tieule et estouppe plusieurs traux sur les tois estans emprez la chappelle dudit chastellequel tous estoit rompu et percie en plusieurs lieux, parce que partie des pierres de la dite tourelle estoient deheult en bas sur jcellui. A maistre Jehan doutre charpentier... pour auoir charpente et répare lui ij" par

44


six jours ladite chappelle qui estoit rompue en plusieurs lieux par le ceoir de ladite tourelle (6). Hij zegt verder: "Ik heb niet gevonden dat het torentje werd heropgebouwd" en zoo komt het dat ge op dien hoek van den meesten toren geen torentje ziet bij de gravuur van Sanderus (7). Inderdaad. Maar waarom zegt hij dan in zijn "Gids ... " dat de kapel ten Oosten van den meesten toren is gelegen? Dit Noord-Westertorentje kon toch niet op den Oostkant van den meesten toren vallen? Doch er is nog meer: in die oorkonde spreekt men wel van "tourelle" maar niet van "donjon". En kijkt, op het poortgebouw van de gravuur van Sanderus ontbreekt eveneens het hoektorentje "langs den kant van het Gewat". Is het misschien dàt torentje dat afviel, door het plat van de kapel, en niet herbouwd werd? De archieven zijn dus zeer onbepaald, en gewagen: 1) van het verdiep van het poortgebouw: als gevangenis, misschien éénmaal als kapel; 2) van de kapel ten Oosten van den meesten toren: niets; 3) van een kapel ten Westen van den meesten toren. Wij zeiden echter reeds dat wij niet zinnens waren archeologische of historische navorschingen te doen in oude papieren. Wij gaan tot den bouw zelf, en onderzoeken zijn samenhang en zijn onderdeelen, met het oog op onze dubbele thesis: 1) Wij loochenen niet dat het poortgebouw heeft gediend tot gevangenis, maar wel dat het tot gevangenis werd gebouwd, en bevestigen daarentegen dat dit verdiep werd opgevat als kapel. 2) Wij loochenen niet dat men ooit de goddelijke diensten zou gecelebreerd hebben in het Costerzaaltje van den meesten toren, maar wel dat het werd gebouwd als kapel. Gaan wij even binnen in het verdiep van het poortgebouw. Waarom is het niet mogelijk dat deze zaal gebouwd werd als GEVANGE-

NIS? 1) Omdat ze de mooiste zaal is van het Steen; ja, de eenige waarvan de muren architectonisch versierd zijn met blindbogen de eenige waar die gracieuze dubbelzuiltjes werden gebruikt, de eenige die pseudo-apsisvormig eindigt. In de Xllde eeuw lag het nu juist niet in de zeden de gevangenen zoo hoffelijk te ontvangen, zoo spacieus te huisvesten, zoo overvloedig licht te geven; denkt maar even aan de akeligheden van den Donkeren Put! 2) Omdat de vensters niet voorzien waren van ijzeren staven (misschien waren de gevangenen toen meer beschaafd en dachten die niet aan ontvluchten!) 3) Omdat een losse houten vloer me eveneens nogal broos voorkomt om mis-

45


darligers op te sluiten, vooral wanneer die planken juist boven de uitgangspoort liggen! Trouwens in al de burchten zijn de gevangenissen steeds gelegen, niet op eene verdieping, maar in den ondergrond; en wanneer men in de XVIIde en XVIIIde eeuwen gevangenen opsloot in deze zaal zag men zich genoodzaakt ze in een ijzeren muit te steken, die men "suikerlade" noemde. 4) Omdat de gevangenen de verdedigers van den burcht wel erg in de voeten moesten loopen wanneer het kasteel belegerd werd: vooral dat wij hier staan in de eerste en voornaamste verdedigingsplaats: de ingangspoort! 20 muit den ringmuur vooruitstekend! 5) Omdat die apsis en die twee fijne torenkamertjes van geene betekenis zijn in eene gevangenis. Neen, deze zaal werd niet gebouwd als gevangenis, maar wel als KAPEL: 1) Meerdere Duitsche romaansche burchten hebben hunne slotkapel boven den ingang, o.m. die te Gelnhausen, te Trifels en te Münzenberg (8). 2) Zoo is de sierlijke binnenbouw te verklaren. De christen middeleeuwsche vorsten die ter kruisvaart uittogen en die bij hunne kasteeleneene kapel bouwden, vereerden het H. Misoffer zoo hoog dat ze van hunne slotkapel een juweeltje maakten (9). 3) Daarom werd hier aan het voorste venster den vorm gegeven van een kruis; het eenige kruisvenster van het kasteel! 4) Om het altaar te bevatten werd die pseudo-apsis gebouwd; daarom die verhooging van den vloer (het altaar moet immers een onpaar getal treden verheven zijn, en moet op een steenen vloer staan); daarom dat gewelf boven de apsis. 5) Hier is het koor dan ook georiënteerd, wat niet het geval is voor de zg. kapel nevens den meesten toren; het altaar zou daar langs den Noordkant gestaan hebben volgens A. Van Werveke (10). Men kan hier echter tegen opwerpen: Hoe in dit geval te verklaren: 1) de menigvuldige werpgaten in vloer en muren?- In 't romaanscheen 't vroeg-gothische dienden de kerken en kapellen dikwijls als verdedigingsplaats (vb. O.L. Vrouw te Maastricht, St. Barthélémy te Luik ... ); benevens de burchten waren zij immers de eenige sterke steenen bouwwerken. A fortiori dus mocht men een slotkapel als versterkte plaats ontwerpen. 2) het gemak in het linkertorentje? - Heel zeker stond dat daar oorspronkelijk niet: het komt immers terecht nevens den plechtigen ingang van het Steen! Het werd er later geplaatst boven een werpgat. Déze verdieping werd gebouwd als kapel, en niet de kamer nevens de bovenste zaal van den meesten toren, die, samen met het onderverdiep en de twee zuidelijke niet herstelde zaaltjes, de woonst zal hebben uitgemaakt van den kastelein. 1) Er is geen plaats voorzien voor het altaar. Van Werveke spreekt van den

46


Noordermuur alsof dĂ Ă rtegen het altaar zou gestaan hebben. Ik herhaal dat ik niet betwisten wil of daar, ja dan neen, ooit een altaar gestaan heeft, maar toch is het klaarblijkend dat geen enkel architectonisch element de plaatsing van een altaar verraadt, en toch waren de middeleeuwers zeer expressieve bouwmeesters. 2) Deze zaal is niet ingetogen, zelfs niet ingesloten, maar staat in rechtstreesch verband met de feestzaal! 3) Ze vertoont geen enkel religieus karakter, wijl al de andere slotkapellen zoo stemmig waren; de vensters zijn zuiver burgerlijk en voorzien van ingemetselde zitbanken, wat weer geen zin heeft in eene kapel. 4) In deze zaal is een groote schouw gemetseld. Wel, dan was hier zeker de kapel niet, want Van Werveke haalt zelf eene oorkonde aan van 1410 waarin men leest "dat de kapel 's Winters verwarmd was door een vuur in een aarden pot" (11). In een open haard brandt men toch boomtakken en -tronken die op den grond of op brandijzers liggen! Verder zegt hij "dat de grond was beleid met stroo om aan de koude te weerstaan". Waarom zou men in deze kleine kamer, die men deugdelijk verwarmen kan met den grooten haard, meer kou lijden dan bv. in de enorme feestzaal? en waarom zou men voor de korte stonden van den goddelijken dienst stroo moeten leggen op dezen vasten vloer? Niet op dezen vloer lei men stroo, maar op dien van de kapel in het poortgebouw, die enkel bestaat uit losse planken waaronder de wind vrij kan blazen door den doorgang. In deze kapel is ook geen open haard die groot vuur kon branden, en zoo is het te verklaren dat men hier in de koudste morgenden voor enkele uren vuur stookte in een aarden pot. En zoo zijn wij weer aangeland aan ons uitgangspunt, ditmaal - verhoop ik althans - met de verzekering dat wij in de oorspronkelijke slotkapel van den Graaf van Vlaanderen staan. Wij hebben gepoogd het aan te toonen, niet met het uitpluizen van archieven, niet met harde hoofdbrekerij, maar door eenvoudig eens de oude muren zelf te bekijken. En deze muren zijn nog juist van de best bewaarde van den oorsprankelijken bouw; de jongste herstellingswerken hebben hier geen splinternieuwe zaal gebouwd, maar enkel de oppermuren versterkt en het plat vernieuwd. En ik besluit met den wensch dat de opschriftbordjes van deze twee plaatsen ten spoedigste mogen gewijzigd worden! BESPREKING Dr. M. Deruelle meent dat de verbouwingen van 's Gravensteen niet behouden zijn, dat men niet zien kan of de kapel van het poortgebouw oorspronkelijk een houten of een steenen vloer had en dat de slotkapellen nooit los staan van het kasteel.

47


Br. Leopold antwoordt dat de muren van de kapel juist 't minst hersteld werden, en men aan een muur toch wel zien kan of hij een gewelf droeg - waarop een steenen vloer liggen moet - of houten balken waarop de planken werden genageld. De kapel van Maria van Bourgondië te Mechelen lag aan den overkant van de straat; de kapel van het slot te Falaise is gebouwd te midden van den koer. Jhr. Van Nispen tot Sevenaer doet opmerken dat de poortkapellen meest zijn toegewijd aan den Aartsengel Michaël.

NOTEN (1) Aangehaald door NAP. DE PAUW, in Bulletijn van den Geschied- en Oudheidkundigen Kring van Gent, deel9, 1901, blz. 327. (2) Aangehaald door A. VAN WERVEKE, op. cit. 10, 1902, p. 73. (3) Aangehaald door NAP. DE PAUW, op.cit. 9, 1901, p. 328-329. (4) NAP. DE PAUW, op.cit. 9, 1901, p. 330. (5) A. VAN WERVEKE, op. cit. 10, 1902, blz. 71. (6) Recette générale de Flandre, N° 367, 1 janvier 1425 o. s. au 31 décembre 1427, f" 134 V Archives du département du Nord à Lille; aangehaald door A. V. WERVEKE, op. cit. 10, p. 71. (7) SANDERUS, Flandria lllustrata, I, p. 168, uitg. 1732. (8) A. SPRINGER, Kunstgeschichte , 11, blz. 228. (9) Idem. (10) Gids voor den bezoeker... , blz. 39. (11) Gids voor den bezoeker... blz. 39. 0

Drs. Br. LEOPOLD

STURTENDE REGEN EN WAAIENDE SARGIËN IN 1671(1) Op 27 september 1671 arriveerde de graaf van Monterrey, gouverneur-generaal der Zuidelijke Nederlanden te Gent en ging logeren in de Sint-Pietersabdij. Conestabel (commandant der stedelijke artillerie) Geeraert Van Halle kreeg de opdracht hem te begroeten met drie eresalvo's van alle kanonnen rontorn de stadt . Hij gebruikte daarvoor de inhoud van twee tonnen buskruit (236 pond = 102,39 kg.) (2) uit het arsenaal boven de Petersellepoort. En aangezien de heiligverklaring datzelfde jaar van Franciscus Borgia (derde generaal van de jezuïeten, +1572) nog moest worden gevierd, dienden die salvo's ook daarvoor, wat twee vliegen in één klap maakte. Wat de notuleerder die dag bijzonder getroffen heeft was de regenval ... wanneer het gheel den avont reghende dat het sturte. 48


En op Sente Barbaradach (4 december) van datzelfde jaar, hielden de kanonniers schietoefeningen op de batterij in de Bijloke ... alle de canoniers scoten om te naeste... als het soo sariens (sic) waeyde dat me niet en coste rechte staen. Zij mochten daarna hun patrones gaan vieren op kosten van de stadskas en kregen daarvoor 48 stuivers. Zij waren met zijn zessen. De pijpesteten bestonden toen wel maar waren nog niet tot in de regenwolken geraakt, de sargiĂŤn echter zijn er niet op vooruit gegaan, ze waaien niet meer... althans voor zover mij bekend. NOTEN (1) SAG. Reeks 136/5, Bundel1652 ad 1673. (2) H. Doursther. Dictionnaire universel des poids et mesures anciens et modemes. Amsterdam 1965.

E. OSSlEUR

HERDENKINGSDAGEN IN 2003 Wat gebeurde er 25 jaar geleden.

6 Januari 1978: De gewezen cafĂŠ "Het Vosken" op de Nederkouter, samen met het daarnaast gelegen huis, stort volledig in. 6 Juni 1978: Sluiting van het "Rolleken". 9 Augustus 1978: Dood van Johan Daisne. 50 jaar geleden.

17 Mei 1953: Dood van de oudheidkundige Baron Pierre Verhaegen. 13 Juli 1953: Dood van de architectAmand Janssens. 21 Juli 1953: Dood van Pol Anri, leraar aan de toneelschool en gewezen Directeur van de KulderschooL 75 jaar geleden.

2 Januari 1928: Opening van de kliniek van de Bond Moyson in de St-Margrietstraat. 24 Februari 1928: Dood van de architect Henri Geirnaert.

49


28 Mei 1928: Officiële opening van het Oudheidkundig Museum in de Bijloke door Prins Leopold en Prinses Astrid. 25 Juli 1928: Grote brand in het Guislaingesticht. 6 Oktober 1928: De laatste trein vertrekt uit de Zuidstatie. 2 December 1928: De kunstschilder Robert Van Cauwenberghe die de Prijs van Rome gewonnen heeft, wordt hier triomfantelijk ingehaald. 100 jaar geleden. 16 Januari 1903: Dood van Julius Vuylsteke. 20 Juli 1903: Inhuldiging in het Oud Begijnhof van het gedenkteken aan Georges Rodenbach. 150 jaar geleden. 7 Januari 1853: Charles Nolet neemt een brevet op zijn elektrische horloges. 7 Februari 1853: Het leger krijgt beschikking over de nieuwe manege. 9 Juni 1853: Geboorte van Jean Delvin. 1 September 1853: Eerste steenlegging van de St-Annakerk. 24 December 1853: De moordenaar Leopold Lachaert wordt in het Spanjaardskasteel geguillotineerd. 175 jaar geleden. 9 Februari 1828: Het eerste schip dat rechtstreeks van Amerika komt vaart de Gentse haven binnen. 31 Juli 1828: Geboorte van Auguste Gevaert, de componist van de Aftevelde cantate. 200 jaar geleden. 11 Januari 1803: Geboorte van de geschiedkundige Henri Moke. 8 Juli 1803: Oprichting van de Handelsbeurs. 14 Juli 1803: Napoleon te Gent met Joséphine. 9 September 1803: Geboorte van Dr. Daniël Mareska. 18 Oktober 1803: Geboorte van de filantroop Hippoliet Lammens. 250 jaar geleden. 26 Oktober 1753: Geboorte van de archeoloog en geschiedschrijver Kanunnik Martin De Bast. 27 December 1753: Inhuldiging van de Coupure.

50


300 jaar geleden. 23 December 1703: Eerste steenlegging van de Kerk van de Discalsen.

500 jaar geleden. 23 November 1503: Dood van Margareta van York.

DUVEL Duvel is ongetwijfeld een van de bieren die door de liefhebbers in het algemeen en de Gentenaars in het bijzonder zeer op prijs worden gesteld. Het bier wordt gebrouwen door de familie Moortgat te Breendonk. De oudste voorvaderbrouwer, Jan Leonard, afkomstig uit een brouwersfamilie uit Steenhuffel, stichtte in 1871 te Breendonk een brouwerij-boerderij, waarvan de brouwerij steeds belangrijker werd. Er werd begonnen met een kleine productie van een blond bier van hoge gisting, dat aanvankelijk alleen in de omgeving gedronken werd. Het duurde echter niet lang tot het bier ook in de hoofdstad in trek was en afzet vond. Jan Leonard had negen kinderen. Zijn zonen Albert (brouwer) en Victor (verdeler), zetten met enthousiasme en werklust het bedrijf verder.. , en alles verliep zo vlot dat er al snel een paar keer per week met paard en kar bier naar Brussel werd gevoerd. Pas na de Eerste Wereldoorlog en na een lange zwerfroute langs brouwerijen in Schotland, werd er door de Moortgats voor het eerst een bier gebrouwen, "een goddelijk proces", dat gelijkenis vertoonde met de toen zeer gesmaakte Engelse "ales", van hoge gisting en met nagisting in de fles, gebaseerd op Tsjechische en Sloveense hopvariĂŤteiten. Het bier kreeg aanvankelijk de naam "Victory Ale", maar nadat een vriend van de broers, schoenmaker Van de Wou ver, het had geproefd en het als "nen echten duvel" had omschreven, werd het in 1923 gecommercialiseerd onder de naam "Duvel" Op dat moment was het aandeel van Duvel (amper 60 hectoliter per drie maanden of 3.000 bakken per jaar) niet meer dan 5 %van de totale productie van de brouwerij. Nadat in 1965 een samenwerking met Thborg werd aangegaan is de groei sterk toegenomen. Vanaf het midden van de jaren zeventig steeg de populariteit van Duvel zowel in binnen- als buitenland ... en vandaag vormt de productie van Duvel 85 % (meer dan 2.400.000 bakken) van de totale bierproductie van de brouwerij. Behalve Duvel produceert Moortgat ook Bel pils, Maredsous en Passendale. Edgard (Eddy) tange is sinds 1959 de patroon van het eeuwenoude cafĂŠ

51


Jan Deheegher.

't Keetje (keetje betekent o.a. grote kan; veel voorkomende naam van cafés) in de Sint-Pietersnieuwstraat, recht tegenover het Rectoraat. Een historische gevel en een bekend studentencafé waar talloze muzikale, literaire, plastische (de twee zonen van Eddy zijn kunstschilders) e. a. culturele en alternatieve optredens van linkse signatuur (politieke vluchtelingen, maoïsten, trotskisten) werden georganiseerd. De werknemers van dagblad Vooruit, o.a. ook Louis Paul Boon, en het personeel van de belastingsdiensten in de Guinardstraat voelden zich al evenzeer thuis in het café. Omdat de patroon er altijd naar gestreefd heeft een uitgebreid assortiment kwaliteitsbieren aan te bieden, verkende hij herhaaldelijk de Vlaamse gemeenten op zoek naar betere bieren . Zo kwam hij midden van de jaren zestig via een klant ook in Breendonk terecht waar hij met Victor Moortgat een akkoord afsloot om zijn bieren naar Gent te brengen. Café 't Keetje was het allereerste café in Gent waar Duvel verkrijg52


baar was... en het heeft geen haar gescheeld of Eddy werd verdeler van Moortgat. De grote doorbraak van Duvel in Gent gebeurde echter op de Gentse Feesten, die in dezelfde periode nieuw leven werden ingeblazen door Walter De Buck. Daar werd het bier echter niet in de bekende 33 cl. flesjes met 8,5 % alcohol, maar gefilterd in 25 cl. flesjes en met een groen etiket aangeboden. En of het bier er gesmaakt werd. Op sommige dagen was er een omzet van meer dan 500 bakken. Na Gent kwam voor Duvel de kust aan de beurt. Een van de klanten van het café en tegelijk ook een goede vriend van Eddy was Jan Comelis Deheegher. Verhalen over Jan, Bert De Clerck, de Zeerloper, Dolle Mina's en vele andere regelmatige bezoekers van 't Keetje, evenals zijn avonturen in het Canadese leger tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft Eddy de afgelopen jaren gebundeld in twee bundels getuigenissen ... en hij schrijft inmiddels verder aan een derde deel. In 1957 huwdeJan Comelis Oeheegher (Watou 1911 - Gent 1984) te Breendonk met Maria Hendrika Moortgat (Breendonk 1919), de oudste dochter van Albert, vader van 12 kinderen, brouwer en burgemeester van Breendonk. Het paar vestigde zich in de K.L. Ledeganckstraat 19 te Gent, een stad die Jan goed kende vermits hij er sedert zijn zevende jaar verbleef. Na de vroegtijdige dood van vader was zijn moeder, ondanks haar christelijke overtuiging, immers van oordeel dat haar zoon niet in het pastoorsstadje Poperinge maar in Gent school moest lopen. Na de lagere en middelbare school behaalde hij er het diploma van Technisch Ingenieur Brouwer en nadat hij was afgestudeerd is hij enige tijd werkzaam geweest in een brouwerij te Tongeren. Jan Oeheegher stamde uit een brouwersfamilie maar ging hier in Gent aan de slag als fabrikant van "dallen" (grote vierkante tegels om trottoirs en pleinen te plaveien). Toen zijn bedrijfvan tegels niet langer rendeerde (1971), schakelde hij over op de hem vertrouwde bierbranche en hij opende een depot van schoonvaders brouwerij. Door zijn toewijding en werklust kende het Gentse depot een hoge vlucht en het assortiment bieren van Moortgat verspreidde zich heel snel over heel Vlaanderen. Jan Oeheegher was een typische West-Vlaamse commerçant: goed van inborst, gul, hartelijk, begrijpend voor de verzuchtingen van zijn afnemers, met een zwak voor West-Vlamingen, groot supporter van wielrenner Willy Planckaert en Club Brugge... al ging hij, als hij een voetbalwedstrijd wou zien, altijd naar A.A. Gent. Een ware volksvriend, overal een graag geziene gast en altijd bereid om een extra rondje, en zonder enig probleem ook verscheidene rondjes of zelfs een hele ton aan te bieden ... wat vooral door studentenclubs en andere klanten met veel dorst maar weinig centen bijzonder op prijs werd gesteld: "Van Meneer Jan" of "Van Jantje Moortgat" zoals hij door de intimi werd genoemd. Jan was een levende reclame voor het product waarin hij handel dreef. Nu nog leeft hij in de herinnering van iets oudere klanten van de cafés waar hij geregeld kwam voort als een sympathiek en vrijgevig man. Op 53


zijn doodsprentje schreef zijn dochter o.a.: Je was gelukkig, thuis, onder de brouwers, je medewerkers en je studenten. Je was een harde werker, Je was fier West-Vlaming te zijn. Na zijn overlijden werd het depot op hetzelfde adres verder geleid door zijn echtgenote en nadien door zijn dochter Veerle en haar echtgenoot, die thans ook zetelen in de raad van beheer van brouwerij Moortgat. Een niet onbelangrijk deel van de productie van Duvel vindt nog steeds zijn weg naar het Gentse, waar het bier in ieder café kan worden gedronken. Verder vindt Duvel een grote afzet in Nederland, Engeland, Frankrijk, Amerika, Canada en is verkrijgbaar in nog enkele tientallen landen. DaniëlVAN RYSSEL

BffiLIOGRAFIE Eindelijk! Daar zaten wij al zo lang op te wachten. Stijn Meersseman heeft enkele jaren monnikenwerk verricht om een Register op te stellen op de 8 delen van Frans De Potter's "Gent van den oudsten tijd tot heden". Men was geïnteresseerd in een bepaald Gents onderwerp, achtte het waarschijnlijk dat de Potter daar wel iets over geschreven zou hebben, maar begin maar eens te zoeken in die 4.679 bladzijden van dit standaardwerk. Vrijwel hopeloos. Al deze miserie is nu voorbij. De Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent publiceerde dit 575 bladzijden dik Register als Deel XXVII van zijn "Handelingen". Alles netjes alpbahetisch geklasseerd. Persoonsnamen: op pp.35-350. "Galle, Godin" (deken van de schilders): V/ 607. Namen van plaatsen, straten, wijken: pp.351-421. "Oordeelbrug" (zie ook Pont de Voltaire): 11177, 111/32, VIII/159-160, 211-214, 218, 302. Huizen en Gebouwen: pp.423-491. "Grenaetappels, de Dry" (Brabantstraat): IV/481. Themata: pp.493-499. "Vondelingen": Vll/175-177. Een werkinstrument van onschatbare waarde te koop aan de spotprijs van 850 fr. Slimmeriken zijn lid van de Maatschappij en ontvangen het gratis. 54


Nog steeds bij de M.G.O.G.verscheen "Handelingen Nieuwe Reeks Deel LV", 526 bladzijden dik. Als Gentse onderwerpen noteerden wij: - Georges Declercq: Een Karolingisch lekenabt in Gent. Binhard en de Gentse abdijen van Sint-Pieters en Sint-Baafs. - Nicolas Mazeure: Het "Chronicon" van Johannes van Thielrode: een Baafse kruisbestuiving tussen historiografie en diplomatisch bronnenmateriaal. - Hannelore Van Hamme: Stedelijk particularisme versus vorstelijke centralisatie en hun impact op de bestraffing van criminaliteit in het vijftiende-eeuwse Gent (ca. 1419-ca.1480. -Daniël Lievois: Gijselbrecht van Meerlo, een Gentse beeldsnijder in het laatste kwart van de 15e eeuw. - Marie Christine Laleman: Het prinselijk hofTen Walle in Gent: recent onderzoek en nieuwe inzichten. - Stijn Bussels: Een onuitgevoerde intrede in Gent van Justus de Harduyn en David Van der Linden. - Sylvie De Smet: De Burgerlijke Rechtspraak voor de Gentse Schepenbank van de Keure. Organisatie, Personeel, Procedure en Archief. - Wout De Vuyst en Guido Everaert: De handelsbeurs. De metamorfoses van de Gentse Hoofdwacht (18e- begin 20e eeuw). -Eva Wuyts: Wereldtentoonstelling Gent 1913 in metaal vereeuwigd: een iconologische case-study van expomedailles. -Joachim Derwael: "ll vaut mieux prendre souci de la qualité que de la quantité. De sociale achtergrond van de Gentse sportverenigingen op het einde van de 19e en begin van de 20e eeuw. - Romano Tondat: De geboorteplaats van Keizer Karel. - René Vermeir: Romano Tondats betoog van naderbij bekeken. En tot slot van Leen Charles, Marie Christine Laleman en Valérie Meillander: Bibliografie van de geschiedenis van Gent 2000-2001 met 349, hoofdzakelijk Gentse, items. Prijs: 21,25 Euro. Gratis voor de leden. H.C.

HU WAS NAAR PARIJS Uit "Onder de Wekkeringe" (1925) nemen wij dit "verhaolijnkse" over. Hij heette Louis Verdonck. Hij woonde, 't is nu vijftigjaar geleên, in een gesloten huis in de Kammerstraat

55


Op de deur prijkte eene koperen plaat waarop in schoone zwarte letters te lezen stond: LOUIS VERDONCK MARCHAND-TAILLEUR

Want hij was meester-kleermaker, een der principaalste van de stad. Hij werkte met vele gasten en had vele kalanten onder de goede burgerij. Hij werkte naar de fijnste snee: die chic wilde gekleed zijn ging bij Louis Verdonck. Alle jaren in het begin van het seizoen trok hij naar Parijs om er de laatste mode af te kijken en de nieuwste modellen mee te brengen. Bij alle groote kleermakers, kleermaaksters, modisten was dat in dien tijd de gewoonte. 't Huis gekomen zonden zij dan à leur honorable clientèle een fraaie gesteendrukte circulaire "Pour annoneer leur retour de Paris avee les demières modes et les hautes nouveautés de la saison". Op zekeren dag kreeg Louis Verdonck - die uitgeslapen was - een goê gedacht. Hij overpeinsde in zijn-eigen-zich zeiven dat die reizen naar Parijs hem veel geld kostten. Zij kostten hem zooveel te meer geld om dies wille dat onze meester-kleermaker nog al 'nen liefhebber was van "roksneppen". Anders gezeid, hij zag geeme de "schuûne meiskens". Nota bene: hij was ongetrouwd. In de woelige wereldstad speelde hij nog al zijnen boer, floreerde in de "Folies-Bergères", in de "Moulin-Rouge", in het "Palais de 1' Eldorado", overal in een woord waar er maar snelle poezen te vinden waren. Hij kreeg kriebelingen als die ferm geblankette, gepoederizeerde, fijn geparfumeerde en ultra-gedecolleteerde Venuskinderen hem verleidelijk toelonkten, "Mon Chéri" of "Mon petit bron" heetten of hem verzochten haar een oogenbliksken gezelschap te houden. Hij kon tegen 't refuseeren niet ... dan smolten de gouden Napoleons (1) in zijnen porte-monnaie, dat het eene benedictie was. Louis Verdonck werd ouder, wijzer, min "kattepierig". Hij werd verstandiger en zoo kreeg hij nen inval. -Après tout, zoo raisoneerde hij, ik kan die kostelijke voyagie wel afschaffen, ik kan gebaren dat ik naar Parijs ga. Als ik goed mijn plan trek -ni vu ni connu- 'k zal mij 'nen dag of vijf in mijn huis opsluiten; voor iedereen ben ik uit de stad, mijn meissen zal er mij niet uitklappen. Ik kan naar Parijs schrijven om de laatste modellen van het seizoen, mijne circulairen verzenden als naar gewoonte en de toer is gespeeld. 56


Louis Verdonck lachte in zijne vuist. "'t Is eender en gelijk, ik en ben toch onder geen hinne gebroed" besloot hij met zelfvoldoening. En zoo gezeid, zoo gedaan. Op zekeren avond annonceerde hij aan zijne vrienden met dewelke hij alle dagen in het "Café du Nord" op staminêe ging, dat hij 's anderendaags als naar jaarlijksche gewoonte om de nieuwe modes naar Parijs trok. Ze wenschten hem goede reis en veelleute en veel plezier: de farceurs trokken hem een veelbeteekenend oogsken. Hij wist wat dit wilde zeggen. Het huis werd van onder tot boven gesloten, de "blafeturen" ingehangen. Meneer was voor niemand sprekelijk, voor niemand niet. Hij zat ooiijk weggestoken op een bovenkamer. Bakker, vleeschouwer, kruidenierswinkel, waren door Toria verwittigd dat zij de thuiswacht had: Meneer was naar Parijs. Alles liep naar wensch af. Alsof men het geroken had kwam er al die dagen geen mensch aan de deur bellen. 't Werd Zaterdag, zonder het minste ongeval. Louis Verdonck was nu al drie dagen weg. Hij zou, zooals vroeger, dan Maandag avond thuis komen. 's Morgens waren de nieuwe modellen uit Parijs toegekomen. De brievendragen had ze met de eerste post aan Toria afgegeven. De collectie was compleet. Niets mankeerde. Louis Verdonck was in "zijnen hof' (2). Onze kleermaker mocht dus gerust slapen. In den voormiddag kroop hij naar zijne bovenkamer en zette zich naarstig aan het overzien der lijst van de klanten die van zijne terugkomst moesten verwittigd worden. Dat was een heel "karreweitje" waar aan hij peurde tot rond den noen. Na het eten zou hij als naar gewoonte een uilken vangen en daarna de fameuze circulaire op hare pooten stellen. Niemand zou hem derangeeren: hij had het kot alleen. Toria ging op visite bij eene oude Tante die in 't Groot begijnhof woonde aan de Brugschepoort. Zij zou er "kafée" blijven drinken en voor de vijven niet terug zijn. Louis Verdonck had zich dien middag een beetje overslapen. Zijne hersens waren moe van 't nazien, 't schrijven en herschrijven dier lange adressenlijst. Het wekkerde vier uur op het Belfort toen hij pen en papier in handen nam. De circulaire moest kost wat kost af. Dat paksken moest van zijn herte.

57


Hij liet 'nen grooten zucht. 't Was peerdenwerk voor hem; hij was een knap kleermaker maar precies geen schriftgeleerde. Na een beetje zuchten en duchten begon hij: "Monsieur Louis Verdonck, Marchand-Tailleur, breveté de S.M. le Roi des Belges, a l'honeur d' informer son honorable clientèle que" ... hier werd hij in zijn geschrijf onderbroken door een oorverdoovend lawijd, dat van de straat tot hem kwam. Men maakte er een helsch gedruisch. - Nondedjuu, riep onze kleermaker opspringend, 't zijn weeral die vervloekte schooljongens die onz' ruste komen stuûren en heel de straete overhuûp zetten. Wacht een beetje ... Hij wilde naar het venster toe doch bedacht zich. - Mij niet laten zien, besloot hij. Maar het lawijd werd grooter en grooter, de heele bende jongens was nu juist onder zijne deur aan 't kijven, vechten, stampen, slaam om er hoorendul van te worden. Zij hotsten en botsten tegen de keldervenster, tegen de voordeur dat het huis er van daverde. 't Werd onuitstaanbaar. In een koleire trok Louis Verdonck, zonder zich verder te bedenken en alles vergetend ditmaal, het venster rekkewijd open, stak zijnen kop op straat en nep: - Raspoilde-goed wilde een beetje van mijn zulle blijven en elders gaen "kadyl" maeken! De jongens keken omhoog, lachten en spotten. Sommigen stelden hem 'nen neuze, anderen staken hun tong naar hem uit. Louis Verdonck werd woedend. Hij stelde hen een vuist en dreigde. -Kleine sloebers, g'hêt kansse da'k naer Parijs ben; anders kwam ek benêen en ge zoedt allemaal schuppen onder ulder kl ........ oefen krijgen! NOTEN (1) Napoleons: goudstukken van twintig frank. (2) In zijnen hof zijn: uitermate in zijn schik zijn.

Lodewijk DE VRIESE

58


FOTO VAN EEN VERDWENEN GENTS MONUMENT Frans van Bost CO 1924) overleed op 13 september 2002. Over deze populaire heemkundige en verwoede verzamelaar kunt u het een en ander lezen in "Ghendtsche Tydinghen" 1991 - N° 1 - pp . 39-42. Onderstaande foto van "Franske" werd gemaakt door GustaafVan Damme op 23 juli 1978 op de koer van het Alyn's Hospice.

59


DIT BESTAAT NIET MEER

60


GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring GentV.Z.W. maart-april 2003 32e jaargang nr. 2 INHOUD

- Frans Heymans: 62 Hendrik Conscience en Gent. - Louis Maeterlinck: 85 lnventaire ArchĂŠologique: Sint-Sebasliaan na zijn martelaarschap getroost door engelen, door Pieter Thys (de Oude). - Pierre Kluyskens: 86 Het Vredesverdrag van Gent in 1814. - W.L. Braekman: 94 Gentse maandkalenderverzen uit de vroege zeventiende eeuw (Vervolg). - Yolande Lully: 100 Hoe het toen was. - Eddy Levis: 103 't Gents spant de kruune! En ge keunt da spreke alle doagen van de weke. 107 - Hugo Collumbien: Gentse Memoriedagen: 7-8-9-10 Juni. 120 - Quizmaster: Oplossing Puzzel 2002. -Bibliografie. 122 -Vraag en antwoord. 124 -Lezers schrijven ons. 126 - Dit bestaat niet meer. 128

61


HENDRIK CONSCIENCE EN GENT Dit gezegende 1302-herdenkingsjaar is in de marge ook een Hendrik Conscience-herinneringsjaar geworden. Werd immers, rond 11 juli 2002, in veel 1302-toespraken geen allusie gemaakt op de roem en de romantische verheerlijking die de Guldensporenslag te danken had aan zijn Leeuw van Vlaanderen én op het belang van dit werk voor de l9d•-eeuwse bewustwording van de gewone Vlaamse mens? Ook in Gent wees feestredenaar Johan Decavele daarop bij de plechtigheden in de Pacificatiezaal van het stadhuis. Niet over 1302 willen wij het hier hebben. Wél over Conscience, over de vele, bij wijlen intensieve contacten die hij onderhield met Gent en over zijn vriendschapsbanden met tal van Gentse figuren. Onvermijdelijk komen we daarvoor terecht bij àndere thema's in veel 1302-toespraken: de opkomst van de Vlaamse Beweging in de 19de eeuw en de belangrijke rol die Gent, Gentse taelminnaeren en literatoren, daarin hebben gespeeld. Precies in die context van taal en literatuur situeerde zich immers de verhouding van Conscience met figuren als een Ferdinand Augustijn Snellaert, een Jan Frans Willems, een Willem Rogghé en anderen. Maar ook de gewone Gentenaars kenden hem. Zijn redenaarstalent bracht ook hier velen in vervoering. En zijn twee Gentse romans- Jacob van Artevelde vooral, maar ook Bavo en Lieveke- bezorgden hem een ongemeen grote populariteit in deze stad. Over dat alles zal deze bijdrage gaan. Maar laten we, voor een goed begrip, vooraf een korte paragraaf wijden aan de Belgische en de Vlaamse maatschappelijke situatie waarin Conscience zich zou bewegen. Na de onafhankelijkheid moest de jonge natie België zich nog helemaal organiseren. De (ook politieke) elite was Franstalig, de Vlaamse burgerij grotendeels francofiel. Maatschappelijk en zeker bestuurlijk was het Nederlands zo goed als dood. Het is niet overdreven te stellen dat het voor de redding van het Nederlands in de Vlaamse gewesten een historisch moment van "nu of nooit" was! En die redding werd op gang gebracht. Midden de jaren 1830 ontstonden in verschillende steden bijna gelijktijdig zogenaamde "maatschappijen van letteroefening". In Gent kwam de Maetschappy van Vlaamsche Letteroefening De Tael is gansch het Volk tot stand onder impuls van geleerde burgers, erudiete taelminnaeren en orangistische figuren als FerdinandAugustijn Snellaert, Philip Blommaert, Jan Frans Willeros en anderen. In Antwerpen roerde zich, in het letterkundig genootschap De Olijftak, een groep van weliswaar minder eensgezind opgestelde, eerder patriottisch, Vlaams-Belgisch-voelende figuren, artiesten, schilders en schrijvers als Jan J. de Laet, Isidoor van Rijswijck, Hendrik Miehiel van der 62


63


Voort en Hendrik Conscience. Het lag voor de hand dat die twee groepen (waartoe we ons hier beperken) elkaar zouden vinden- en bij die toenadering blijkt Conscience een niet geringe rol te hebben gespeeld. Mét het gebruik van het Nederlands lag ook de Vlaamse literatuur op apegapen. Die stelde nauwelijks meer voor dan uitzichtloze rijmelarij. De eerste Vlaamse roman moest nog worden geschreven. Rond 1830 begonnen meer en meer Vlaamse dagbladen in het Nederlands vertaalde romans van buitenlandse succesauteurs (Walter Scott. Alexandre Dumas. Victor Hugo. Heinrich Heine) in feuilletonvorm te publiceren. Dat werd in het nog overwegend katholieke Vlaanderen met lede ogen aangezien als een zedenverwilderende bedreiging voor de volksdevotie. De kerkelijke overheid zette een ongemeen harde strijd in tegen deze nieuwmodische gewoonte. lees er Heirnut Gaus en Karel van Isacker maar op na1 • In die sfeer zette Conscience. de Antwerpse liberaal. zijn eerste stappen in de literatuur. aanvankelijk in het Frans (zijn moedertaal) met verzen en prozastukjes die hij voorlas in de Antwerpse Olijftak. Zijn vrienden daar spoorden hem aan. in het Nederlands te schrijven. Goed 18 jaar oud. was hij in 1830 vrijwillig in legerdienst getreden. Na enige tijd besefte hij nochtans dat een militaire carrière niet te combineren viel met zijn literaire aspiraties: hij wilde schrijver worden. In 1835 werd hij als onderwijzer gestationeerd in een regimentsschool in Dendermonde. In dat vriendelijke provinciestadje woonde toen .nog Prudens Van Duyse (die in Gent had gestudeerd en daar in 1838 stadsarchivaris zou worden). Van Duyse had toen reeds heel wat geschriften op zijn naam én hij had zijn engagement in de Vlaamse zaak al duidelijk gemanifesteerd. Vermoedelijk op aandringen van zijn Antwerpse vriend Isidoor van Rijswijck. zocht Conscience contact met Van Duyse. De kennismaking liep niet meteen van een leien dakje. Conscience aarzelde om Van Duyse te benaderen want er was ... een taalprobleem. Hijzelf voelde zich op dat ogenblik nog zeer onzeker in het Nederlands en Frans was blijkbaar Van Duyses sterkste punt niet... Sprekend én vermakelijk is alleszins de schets die Conscience op 11 maart 1836 maakte van Van Duyse. in een brief aan zijn Antwerpse vriend "Door.. Van Rijswijck2 • "Ik hoop.. -schreef hij -"weldra de beste nederduytsche schriften in opzie te nemen, en alzoo my myne eygene tael wat gemeener te maken. -Dit kan ik voor het oogenblik niet ondernemen,· daar ik my in de Hoogduytsche en engelsche taelen oefen. Ik heb meerrnaels de gelegenheyd gehad met den heer Vanduise kennis te maken; ik weet dat hij zelf ernaergetracht heeft; - ik weet ook dat hij

64


met de fransche tael niet altegemeen is, en dat onze gesprekken in 't nederduytsch zouden geweest hebben; en daer ik noch Hollandsch noch vlaemsch spreek, heb ik deezen assaut niet durven wagen" ( ... ). Om U van hem eene schets te geven, zal ik hier eenen termondenaer laten spreken. P. -Zeg Jan wat is dat voor eenen, gy weet wel dien avocaat Vanduisen? J. -ah! ah! vanduyzen, dien poëet, ehu!? dat is eenen geleerden keer' l man!Zoo zyn er maer weinig in Belgenland die zoo nen kop hebben! P- dien heeft zeker meer zaken te pleyten als ander avocaten? J. - pleyten! zoo leven niet, d' er zal niemand aen hem zaken te pleyten geven; want ge moet weten dat dien Cadé van tyd tot tyd, muijzennesten in zynen kop heeft, en dat hij dan door al zyn studeeren, nie' meer weet van waer de wind waeyt. ( ... ) P. - maer ge zegt dat hy nooyt pleyt, wat doet hy dan? 1.- Da weet den duvel, wat dat dien vent doet- hy heeft toch noch al werk, d'heeren van 't Stadhuys hebben hem belast van d' Archieven te deursnuffelen en in order te brengen, en het paraiteert dat daer veel dingen in staen die niemand en weet. Hy gaet hy d'er n'en boek van rnaeken die curieus zal zyn, d'a verzeker ik u. " - ik wou dat ik met den heer Vanduise, kost kennis maken. " - Wa 'zegt gy daer, kennis maken? dat is zoo gemakkelyk niet ik geloofdat hy em in geen dry rnaenden in 'en 'staminet geweest is, -en als ge by hem t'huys gaet moetge-zegt hij- nog weten waerom- en dan zeet'em ik groet u mynheer -ja- neen- en "ni vu ni connu" dan weet gy nognikx-en gaet em by geval is uyt dan loopt hy, als of hy bang was dat z 'em zou'en inhalen, dabort het en is geenen mensch om kennis te maken, der zyn er véel die zeggen dat het nen menschenhater is- maer das gelogen want hy heeft veel menschen goedgedaen ; tiens! tiens! daer loopt em -zoude gy zeggen dat dat zoo nen geleerden man is, met zyne negligente mise en zyn eenvoudig gelaet- het is bekan gelyck eenen afgebrande pachter. - (... ) Zo gy my eenige verzen wilde overhandigen zou ik hem dezelve wel onder t' oog leggen- ik zou alsdan ten minste een motief hebben om hem te naderen."

In mei 1836 werd Conscience uit het leger ontslagen. Hij keerde terug naar Antwerpen en bereidde er zijn Nederlandstalig literair debuut voor: In 't Wonderjaer: 1566, historische tafereelen uit de XVI" eeuw, dat in 1837 zou verschijnen. Voor veel Gentenaars zal de eerste "kennismaking" met Conscience wellicht "het berigt van inteekening" geweest zijn, waarmee de Bydragen van de Gazette van Gent in 1836 het verschijnen van deze allereerste Vlaamse roman aankondigde. , Conscience was zich blijkbaar bewust van de risico's die hij liep met de vorm van zijn verhaal. "Het is een Roman! Schrik niet ... ", schreef hij in het voor65


woord, " ... niet een Roman als de franschen, waerin Godsdienst en eer aen een staek gebonden, en door de vrye ondeugd gebrandmerkt worden : waerin moord en egtbraek verschooning vinden. Neen zoo niet. Zuivere gevoelens alleen zyn in het Wonderjaer verheerlykt. ( ... )Indien veel zulke werken in ons land uitkwamen, zouden de Lezers zich niet genoodzaekt vinden, in fransche leeskamers een aengeaem boek te zoeken; terwyl zy nu met recht zeggen mogen dat, hoezeer zy met den volksgeest bezield zyn, zy evenwel hunnen toevlucht tot de fransche schryvers nemen moeten ... ". Maar er was meer: de auteur was zo vermetel geweest, in zijn debuut openlijk sympathie te betuigen voor de strijd van de Geuzen tegen de Spaanse onderdrukker en bovendien de nationale vrijheid én de gewetensvrijheid te verheerlijken. Van dat alles moésten brokken van komen. De "heilige oorlog" (zouden we vandaag zeggen) van de katholieke Kerk keerde zich tegen hem, zijn vermetelheid werd hem zwaar aangerekend. Eigenlijk was hij een gemakkelijke prooi: zijn nog gebrekkig Nederlands maakte hem immers erg kwetsbaar voor de literaire kritiek. Bovendien had de religieuze overheid toen nog een stevige greep op de verkoopskanalen voor boeken én werd elke auteur nog verondersteld de publicatiekosten van een boek zélf te dragen. Om een lang verhaal kort te maken: wilde hij spreekwoordelijk nog een boek verkopen, dan zou hij uit een ander, devoter vaatje moeten tappen ... Het Wonderjaer "deed" het blijkbaar enkel in Antwerpen. In een brief van 10 juni 1837 aan Jan Frans Willeros beklaagde Conscience zich over dit beperkte succes en riep hij de Gentse voorman te hulp: " ... Schaers waren de inscbrijveren uit andere steden dan Antwerpen - en dit is geen wonder men kende noch het werk noch den schryver ... ". Hij meldde dat hij 40 exemplaren had toegezonden aan de Gentse boekhandelaar André Vassas en hij vroeg Willems " ... dat gy door den krachtigen invloed welke uwe geleerdheid en kunde, u heeft bezorgd, de lezers ten mynen voordeel wende- dat gy de aendacht der koopers er op trekke ... " 3 • Zijn Gentse vrienden namen het voor hem op. F.A. Snellaert publiceerde in de tweede jaargang van Bydragen van de Gazette van Gent een welwillende bespreking van het Wonderjaer, verdedigde de auteur als romanschrijver (en brak daarmee ook een lans voor de roman als literair genre) maar wees tegelijk op de mankementen in taal en stijl. Ook de Gentse Maetschappy van Schoone Kunsten en Letteren (waaraan o.m. Jan Frans Willems, Prudens van Duyse, Constant Philip Serrure en Philip Blommaert meewerkten) zette zich achter de Antwerpse debutant. Zij bood hem het lidmaatschap aan en vereerde hem met een gouden eremedaille, overtuigd als zij was van de innerlijke waarde van het Wonderjaer. De Maetschappy wilde hem hiermee ook "aenmoedigen, ten einde

66


onze letterkunde door meer dergelijke prozaschriften te verrycken"4 • Conscience aanvaardde die lof in dank, zou er zelfs gretig naar verwijzen nadat ene "V." in het Antwerpsch Nieuwsblad van 10 mei 1838 vooral zijn taalgebruik en zijn talent als schrijver heftig had betwist5 • Inmiddels werkte Conscience ijverig aan zijn Leeuw van Vlaanderen. Hij documenteerde zich uitvoerig, ondernam daarvoor in februari met zijn Antwerpse boezemvriend De Laet een studiereis naar Gent en naar West Vlaanderen. In Gent voerde hij gesprekken met onder meer Auguste Voisin, Jules de SaintGenois, Philip Blommaert, Constant Philip Serrure, Ferdinand Augustijn Snellaert, Prudens van Duyse en kunstschilder-oudheidkundige Felix de Vigne (die hem inwijdde in de middeleeuwse klederdracht). Op 19 februari 1838 zat hij met De Laet aan bij het jaarlijks banket van De Tael is gansch het Volk. Conscience las er fragmenten voor uit zijn werk en zegde zijn medewerking toe aan het Gentse Kunst en Letterblad (te beschouwen als de voortzetting van de Bydragen van de Gazette van Gent) waarvan Snellaert dan redacteur was. Conscience zou voor het Kunst en Letterblad enkele malen Eene bladzijde uit Het boek der natuer én een aantal andere bijdragen leveren. Om zich te wapenen tegen de kritiek op zijn taalgebruik, had Conscience Snellaert blijkbaar gevraagd, het manuscript van zijn Leeuw na te zien en te verbeteren6 • Op 9 mei 1838 schreef hij aan Snellaert : "De Leeuw van Vlaenderen is bykans afgewerkt ... Zoodra [hy] zynen klaeuw in het licht zal gestoken hebben, zal ik UE een exemplaer toezenden" 7 • Er is iets merkwaardigs met deze brief. Ondanks de zelfzekere toon over de vorderingen van zijn Leeuw, illustreert hij perfect hoezeer Conscience uit zijn lood geslagen was door de heftige kritiek die hij ervoor kreeg. De brief was al afgesloten- en dan voegde hij er een soort post scripturn aan toe: "heden heeft de nyd, my in een vlaemsch antwerpsch dagblad aengetast - ik ben een brodder heb noch styl, noch vernuft, noch gedachten : Het ware beter dat ik niets meer uitgave, men bericht het publiek dat myn leeuw een even groot knoeiwerk zal etc.... ". Zijn voorafgaande betrokkenheid bij de Leeuw ten spijt, zou Snellaert zich niet schromen, er nadien in een bespreking8 de verdiensten maar ook de zwakheden in taal en stijl van bloot te leggen, zoals hij dat eerder al had gedaan in verband met het Wonderjaer en met Phantazy, het tweede, erg zwakke boek van Conscience. En die kritiek bekoelde de vriendschappelijke betrekkingen tussen beiden wel eens ... 9 • Net als het Wonderjaer, wekte ook de Leeuw weerstand. Beide werken zouden hetzelfde lot ondergaan. In een poging om zijn boeken ook verkocht te krijgen in de gevangenissen en in de scholen (wat een hoge oplage zou verzekerd heb-

67


ben), was Conscience in contact gekomen met E.H. J.B. van Hemel die toen superior van het Klein Seminarie te Mechelen en lid van de Commissie voor Gevangenissenlectuur was. De auteur kreeg de raad, zijn boeken te fatsoeneren, ze met andere woorden te onderwerpen aan de "wetten van oordeel en smaak". Conscience gaf toe. Het Wonderjaer werd voor de tweede editie vroom gekuist, de sympathie voor de Geuzen uit de eerste editie werd nu overgedragen op de katholieken 10 ! Ook uit zijn Leeuw verwijderde hij enkele "gewaagde" passages, zo werden o.m. de veelvuldige vloeken die Jan Breydel in de mond waren gelegd, tot zediger proporties herleid. In een brief dd. 2 januari 1843 van Van Hemel kreeg de auteur schouderklopjes voor de wijze waarop hij het Wonderjaer had aangepast "sous le rapport de la religion et des moeurs". Van Hemel meldde hem dat ook al delen van de Leeuw werden nagelezen. Het werk werd nu goed bevonden voor "nos 600 élèves" 11 • Het moeten moeilijke tijden geweest zijn voor Conscience. Van katholieke zijde werd hij zo goed als gedwongen tot zelfcensuur. Dat hij toegaf aan die druk werd hem van vrijzinnige kant niet in dank afgenomen: hij werd beschuldigd van "verraad" en "kazakdraaierij". Van (toen nog erg invloedrijke) Franstalige zijde werden hem dan weer zijn openlijke, vurige pleidooien voor de Vlaamse zaak kwalijk genomen. En er stond hem nog meer zwarigheid te wachten. Begin 1839 wilden de Grote Mogendheden met een zogenaamd "Verdrag der XXN artikelen" de overdracht van Limburg en Luxemburg naar Nederland ordonneren. Als Vlaming en als nationalist hield hij op 6 februari 1839 in Antwerpen een vurig pleidooi tegen dit voornemen. Hij riep de Vlamingen op, zich op een oorlog voor te bereiden, ter verdediging van het nationale grondgebied. Eigenlijk lag zijn betoog in de lijn van de oorspronkelijke reactie van de regering (die nadien tóch zou zwichten) maar zijn vlammend betoog had veel geesten opgehitst. Er braken hevige rellen uit in Antwerpen en daarvoor werd hij geschandvlekt als de grote aanstichter, de oproerkraaier. Het gevolg van dat alles: hij stortte psychisch in, gaf de brui aan zijn literaire leven en ging in dienst als klerk bij de bloemenkwekerij van zijn vriend Karel van Geert. In die nood leerde hij weer zijn vrienden kennen. In zijn Geschiedenis mijner jeugd12 zou hij getuigen dat" ... mij werden uit Vlaanderen brieven toegestuurd, waarin men mij in naam des vaderlands bezwoer, dit opzet te laten varen. Ik ben den IY Snellaert dankbaar voor de edelmoedige pogingen, welke hij in dien zin aanwendde". Zijn dochter zou dit later bevestigen: " ... van alle kanten uit de twee Vlaanderen ontving hij brieven, om hem te smeeken, toch niet voor altijd aan de letterkunde te verzaken. IY Snellaert bovenal hield niet af... " 13 • Dat alles werd vergeten na de indrukwekkende grafrede die hij had gehouden voor de kunstschilder Matthys Van Bree en na de vererende opdracht die hem

68


van regeringswege was te beurt gevallen, tot het schrijven van een geschiedenis van België. Bij dit alles had hij zijn contacten met Gent onderhouden. Hij was er geïntroduceerd geraakt in het Vlaams-Gentse verenigingsleven, o.m. in De Tael is gansch het Volk waar hij op 24 februari 1839 andermaal een feestmaal bijwoonde. In november van datzelfde jaar was in het Kunst en Letterblad een vermoedelijk door hem geschreven artikel verschenen 14 waarin de wens werd uitgedrukt dat er te Gent, "in de nabijheid van de Hoogeschool, een maatschappij van geleerden zou worden gesticht met de bedoeling, wetenschappelijk gefundeerde Nederlandse studieboeken te laten opstellen en verspreiden". Conscience die zelf gepassioneerd was door de natuur, werkte toen aan een Wonderspiegel der Natuer waarmee hij invloed wilde uitoefenen op de landbouw en de volksnijverheid en waarmee hij tegelijk "nogmaals den rijkdom (wilde) aantoonen van de Nederlandsche Tael". In 1841 woonde hij het belangrijke Taalcongres bij dat van 11 tot 23 oktober in Gent was georganiseerd door de Maetschappy tot Bevordering der Nederduytsche Tael- en Letterkunde. Het congres ging door in de Aula van de universiteit. Na een jarenlange "spellingoorlog" werd daar, door afgevaardigden uit alle Vlaamse provincies, een akkoord bereikt over de spelling van het Nederlands. Conscience nam ijverig deel aan de besprekingen en voerde er het woord15 • Alleen al de officiële omkadering illustreert het belang dat ook in Gent aan dit congres werd gehecht: het was gestart onder het luiden van de "groote klok van het Belfroot" en het losbranden van "drie vyfponders in den hof van het Casino"; het werd besloten met een "Vlaemsch feest" en een banket waaraan behalve de Nederlandse gezant ook twee Belgische ministers aanzaten. In 1843 rijpte het voornemen, een Vlaamsgezind unionistisch dagblad, Vlaemsch België, op te richten. In december deden de Antwerpenaren Conscience, Van Rijswijck en Terbruggen (ook lid van de Olijftak) Gent aan om daarvoor "actionarissen, abonnenten en medewerkers" te werven. Een drietal literaire feestjes werden voor die gelegenheid georganiseerd: ten huize Blommaert, bij Van Peenes toneelmaatschappij Taelyver en Broedermin en ten huize Willems, ••waer de heer Conscience zyne welsprekendheid voor de vuist op eene uitmuntende wyze doen kennen heeft" 16 • Het dagblad werd opgericht te Brussel, op 1 januari 1844. Verschillende vooraanstaande literatoren verleenden er hun medewerking aan, o.m. Conscience, Snellaert en Van Ryswyck. Wegens fmanciële problemen en politieke onenigheid zou het blad al in november 1844 verdwijnen.

69


In 1844, toen het tijdschrift Kunst en Letterblad van Gent naar Antwerpen verhuisde, nam Conscience het redacteurschap van Snellaert over. Op 16 en 19 augustus 1844 maakte Vlaemsch België melding van een bezoek dat Conscience enkele dagen eerder aan Gent had gebracht met de bekende Duitse volkskundige en germanist, Ludwig Uhland, die rond die tijd de laatste hand legde aan zijn Alte hoch- und niederdeutsche Volks/ieder. Bij die gelegenheid werd ook de toekomst van Vlaemsch België besproken. Beide gasten woonden een vergadering van De Tael is gansch het Volk bij 17 • In 1845 werd Conscience, samen met Karel Lodewijk Ledeganek en Jan de Laet, door de sedert 1830 verfranste Gentse universiteit benoemd tot "professeur agrégé". Op 8 november, tijdens de opening van het academisch jaar, legden hijzelf en De Laet (Ledeganck was ziek) daarvoor de eed af alhoewel die "aanstelling" niet meer was dan een eretitel (een soort honoris causa-aangelegenheid). Nog in 1845 zocht het pas in Antwerpen opgericht (geheim) letterkundig en Vlaamsgezind genootschap Het Heilig Verbond ("De Toekomst") toenadering tot Gent. Op 23 september engageerde Conscience zich daar om een aantal Gentse Vlamingen te "ondertasten", hen te overhalen om tot het genootschap toe te treden. Ferdinand Augustijn Snellaert, Frans Rens en later ook Philip B1ommaert, gaven gevolg aan zijn verzoek. Op 13 april 1846 vierde de Gentse universiteit in het Casino het jubileumfeest voor hoogleraar Jacob J.L. Kesteloot. Tijdens het banket werd het woord gevoerd door o.m. Van Duyse, Ledeganck, Snellaert én door Conscience. 's Avonds troffen de disgenoten elkaar in hotel De Ster aan de Koornmarkt, voor een bijeenkomst van het in maart van dat jaar opgerichte Vlaamsch Gezelschap. "Het zat er stampvol" getuigde tijdgenoot Willem Rogghé 18 , niet alleen ter wille van Kesteloot, maar zéker ook omdat Conscience daar eveneens aanwezig was. Hij sprak er over het streven en het doel der Vlaamsche beweging en drukte vooral op het betekenisvolle feit, dat "een zoo talrijke kring als het Vlaamsch Gezelschap in Aftevelde's stad was tot stand gekomen". In zijn Gedenkbladen roemde Rogghé de populariteit én het redenaarstalent van Conscience als volgt: "Ik heb later in mijn leven veel redenaars gehoord, waaronder menig beroemden, maar nooit greep hun woord mij zoo diep in de ziel als dat van Conscience. Hoe vloeiend en gemakkelijk kwam alles er uit, hoe wist hij zijne gedachten met de zwierigste en afgewisseldste beelden op te smukken! Ik weet het, niet alleen hij, ook anderen kennen die kunst om eene rede meesterlijk op te bouwen; maar eene begaafdheid was hem aangeboren, die aan het zeldzame grensde: het was de volheid, de plooibaarheid, de harmonische volmaaktheid

70


van zijn geluid. Hij droeg een wonderorgel in den boezem, dat, onder den gloeienden adem der ziel, al dezer gewaarwordingen, nu eens krachtig en driftig, dan weer kalm en streelend, in altijd verrukkelijkjuiste tonen vertolkte." Vanaf 1847 kwam er tussen Gent en Antwerpen een drukke correspondentie op gang over het oprichten van een (wat Conscience zou noemen) "Vlaemsche Staetsparty" die zich, onafhankelijk, zou situeren tussen de katholieke en de opkomende liberale partij 19 • Het overleg mondde uit in een manifest, Vlaemsche Beweging : verklaring van grondbeginselen, door de verdedigers der nederduitsche volksregten aen hunne landgenoten. Conscience en Snellaert waren er de auteurs van. De "Staetsparty" kwam er echter niet. Jacob van Artevelde

We schrijven 1848. Conscience was druk bezig met de voorstudie voor zijn Jacob vanArtevelde. Het boek zou begin 1849 verschijnen, voorzien van een uitvoerige voorrede, een merkwaardige verantwoording eigenlijk. De auteur licht erin toe, waaróm hij deze roman schreef. "Wij wilden", zo ving de voorrede aan, "plaats nemen tusschen de vaderlandsche geleerden en dichters, die sedert eenige jaren zich de zending hebben opgelegd, de nagedachtenis des Gentsehen burgers over de onrechtvaardigheid der geschiedenis te wreken, en dit onzaglijk heldenbeeld te zuiveren van de vlekken waarmede haat, laster of dwaling het gedurende vijf eeuwen hebben overladen". Het voornemen daartoe was enkele jaren eerder gekiemd en had te maken met zijn Geschiedenis van België (1845) die hij in opdracht van de regering had geschreven. Zich documenterend voor die geschiedenis was het hem opgevallen dat de figuur van Jacob van Aftevelde in de kronieken en geschiedenissen "eene zonderlinge tegenstrijdigheid" vertoonden: " ... Terwijl ze hem van onrechtvaardigheid, oproer, heerschzucht en van andere laakbare driften of inzichten beschuldigen, noemen zij hem te gelijker tijd een wijs man, een groot vernuft, een ongewoon welsprekend redenaar, en teekenen van hem onder anderen ook daden aan die de vooruitgebrachte aantijgingen schijnen te logenstraffen". Conscience verwees hiermee naar de Franse kroniekschrijver Jean Froissart (1337-1410) en naar anderen (niet de minsten, bijvoorbeeld Chateaubriand) die Aftevelde eeuwenlang in een slecht daglicht hadden gesteld20 • Het zat Conscience dus blijkbaar dwars dat hij zich, voor de historische schets van Aftevelde in zijn Geschiedenis van België, grotendeels had laten inspireren door de vooral negatieve kronieken over de "ruwaard". Daarvoor lijkt hij zich in de voorrede van zijn Arrevelde wel te verontschuldigen: " ... Bij gebrek 71


aan doorslaande bewijzen om de aangenomene meening te verwerpen, mochten wij voor alsdan het eeuwenlang gevolgde spoor niet verlaten, en wij zagen ons verplicht, op het tafereel van Arteveldes uitstekende gaven en groote daden ook de schaduwen te leggen, welke jaarboeken en kronieken er op aanduiden. Evenwel, de wonderbare levensloop des Gentsehen burgers had eenen diepen indruk op ons gemoed gelaten ; en langzamerhand ontstond in ons de begeerte om dieper in het volle begrip zijner ontwerpen en zijns tijds te dringen, en zijner nagedachtenis een bijzonder werk toe te wijden". Conscience wilde zijn vergissing dus goedmaken met een roman die Jacob van Aftevelde zou rehabiliteren ... Steeds volgens genoemde voorrede, kreeg zijn Artevelde-plan vaste vorm na het lezen van een opstel van professor P.A. Lenz, handelend over de zes eerste maanden van Afteveldes bestuur én na het lezen van "een bekroonde levensbeschrijving van Jacob van Aftevelde door J. de Winter" 21 • Om zich voor zijn Artevelde te documenteren, vertoefde Conscience meermaals in Gent, voerde er gesprekken met talrijke mensen die óók met Aftevelde bezig waren. In zijn "voorrede" somt hij er enkelen op: Norhert Comelissen ("de eerste van allen die Arteyelde's roem terugeischte"), Auguste Voisin (die enkele artikelen had gepubliceerd in "Examen critique des historiens d'Artevelde") en vooral P.A. Lenz ("die de herstelling vanArtevelde's roemrijke nagedachtenis, om zoo te zeggen, tot doel van zijn leven verkozen heeft")22 • In het algemeen dankte Conscience ook "onze Gentsche vrienden" voor "de dienstvaardige hulp welke zij ons tot onze opzoekingen en plaatselijke studiën te Gent zoo edelmoedig hebben verleend". Toen bekend werd dat Conscience een boek over Aftevelde schreef, werd dat niet meteen op algemeen gejuich onthaald, ook niet in Gent. Van katholieke zijde wantrouwde men hem en na de Leeuw stond hij evenmin op het beste blaadje bij de Franstaligen ... Begin 1848 had Den Vaderlander (een volkse uitgave van het Franstalige Gentse blad Le Catholique des Pays-Bas waarin oppositie werd gevoerd tegen de orangistische, Hollandse taalpolitiek) argwanend de hoop uitgedrukt dat Jacob van Artevelde "iets verhevener zal zien dan eenen onbegrypelyken taeltwist, eenen stryd tusschen vlaemsch en fransch ... ". Op 8 januari 1848 bezocht hij met de letterkundige Eduard Miehels het Gentse Groot Begijnhof en in de zomer van 1848 deed hij Gent nog herhaalde malen aan en las hij in het Vlaemsch Gezelschap delen voor uit zijn handschrift. In het Nederduitsch Letterkundig jaerboekje voor 1849 publiceerde hij de (vooral vrome) indrukken van zijn bezoek aan het Groot BegijnhoP . Wilde Conscience zich hiermee, avant la lettre, indekken tegen de argwaan van katholieke zijde? Het fragment zelf verwerkte hij in het derde deel van zijn roman.

72


26 juni 1848 werd voor Conscience een drukke "Gent-dag". In de voormiddag woonde hij in Sint-Amandsberg de inhuldiging van het praalgraf van Jan Frans Willems bij. Hij sprak er de beklijveode woorden "En wy, wy zullen onze zonen in bedevaart naar hier geleiden, naar het Campo Santo waar de Vlaamse helden rusten". Zo zou hij de inspirator geweest zijn voor de benaming "Campo Santo", de heuvel die vroeger "Kapelleberg" en "Sint-Amandsheuvel" werd genoemd terwijl Willems vaak sprak van de "Reinaertheuvel''24 • In de namiddag van diezelfde 26•te juni was hij aanwezig in "het paleis" (de Aula) van de universiteit in de Voldersstraat, voor de viering van het vierhonderdjarig bestaan van de "Fonteinisten". Eugeen Zettemam kreeg er, voor zijn Mijnheer Luchtervelde, de prijs van een voor die gelegenheid ingerichte letterkundige wedstrijd van De Tael is gansch het Volk. Deze plechtigheid werd 's avonds gevolgd door een banket in de Minardschouwburg, in aanwezigheid van de gouverneur, de Gentse burgemeester, de schepenen en talrijke notabelen. Conscience bracht er, voor de vuist, een gloedvolle heildronk aan het Gentse · stadsbestuur uit25 • Begin 1849 verscheen dan zijn Artevelde, opgedragen aan de stad Gent: "Der oude hoofstad van Vlaenderen. Het Heldhaftige Gent, mijne Vadedandsche poging, ten offer". Met dit werk bereikte Conscience het hoogtepunt van zijn literair kunnen. Ook al zou deze historische roman nooit dezelfde (blijvende)· roem verwerven als De leeuw van Vlaanderen, toch wordt hij algemeen beschouwd als technisch gaver en evenwichtiger. Hoe intensief Conscience door het schrijven van zijn Artevelde benomen was geweest en hoe verweesd, innerlijk ontredderd hij zich voelde na het voltooien van dit werk, mag blijken uit een brief die hij op 10 februari 1849 schreef aan Snellaert26 • We lezen daarin:

Ik weet niet wat er met my om gaet : zoo lang ik aen mijn werk Artevelde arbeidde gevoelde ik niets dan eene groote spanning en koorstigen aendrift. Nu my die prikkel ontbreekt, heeft zich eene schrikkelyke zenuwziekte verklaerd. My vervolgen onophoudelijke wangedrochtelyke denkbeelden, die ik door geen geweld des geestes verdryven kan, en die my voor een onbekend kwaed doen beven, zelfs te midden myner beste vrienden. Des nachts kan ik niet slapen ; eene yselyke zenuwkoorts doorloopt myn ingewanden ; myn hart doet my pyn ; het slaet zonder mate- en ik ben alsdan gejaegd alsofduizend ongelukken my bedreigden. Onbeschryfelyk is deze ziekte : ik vrees beurtelings voor geraektheid, voor verlies van zinnen, voor hartziekte, voor bezwymenis. Ik ben al drie mael naer de heide geweest [Conscience bedoelde zonder twijfel de Kempische heide], waer ik my immer zo vermaek, doch het was nutteloos. Dus is me weder 73


het gedacht gekomen naer Gent te gaen om verzet te zoeken ; maer myn geest is zoo veranderlyk, dat ik zelfniet weet waer ik my morgen zal bevinden(... ).Ik ben moedeloos, radeloos en geheugenloos ... ".

In Gent maakte de Jacob van Arrevelde alleszins veel indruk. Op 27 maart 1849 zond de auteur een exemplaar aan de toneelmaatschappij De Fonteine en een aan het Gentse stadsbestuur. De Fonteine kreeg het "als een ootmoedig bewys mijner erkentenis voor al het goede en nuttige dat zij sedert eeuwen ten voordeele der moedertael en des vaderlands heeft gesticht". In het exemplaar schreef hij de opdracht "Der vermaerde Maatschappy De Fonteine te Gent door den schrijver met hoogachting aangeboden". Dit exemplaar, samen met de begeleidende brief, wordt nog steeds gekoesterd in het archief van De Fonteine. Ook het stadsbestuur waardeerde de Jacob vanArrevelde ten zeerste. Op voorstel van Jules de Saint-Genois besloot de gemeenteraad, de auteur op een bijzondere manier te laten blijken hoe erkentelijk de stad hem was voor de eer die hij Gent en een van zijn meest vermaarde burgers uit de Middeleeuwen had aangedaan met dit boek, "un véritable monument à la villede Gand". De stedelijke "Commission de l'instruction publique et des beaux arts" werd opgedragen daartoe een passend voorstel te doen. In zijn zitting van 14 april1849 besliste de gemeenteraad, de auteur een officiële dankbrief te schrijven, op perkament, met de zegels van de stad en ondertekend door alle leden van de gemeenteraad27 . Zo gezegd zo gedaan, maar ironisch genoeg werd dit vererende "diploma" geheel in het. .. Frans gesteld. Een voorstel van De Saint-Genois om meteen ook een Artevdde-standbeeld op te richten op de Vrijdagmarkt, werd gunstig onthaald. Het standbeeld kwam er (vooralsnog) niet omdat de Staat daartoe zijn medewerking niet wilde verlenen en omdat men zo kort na het roerige hongerjaar 1848 (met veel sociale onlusten in gans Europa) "geen uitgesproken democratische stemmingen" wilde aanwakkeren28 . Op zaterdag 9 juni 1849 was Conscience opnieuw in Gent. Willem Rogghé, die wist dat hij verbleef in De Ster, trommelde de Zangmaatschappij Het Willemsfondsgenootschap en een aantal andere koormaatschappijen op om de beroemde man een passende hulde te brengen. Dat werd een klinkende serenade! Conscience kwam buiten en dankte met een "warme vaderlandslievende improvisatie", aldus Rogghé. In 1852 werd Conscience lid van het Gentse Willemsfonds dat het jaar voordien was opgericht als een vereniging "willende de nederduitsche tael en letterkunde en al wat haer aengaet krachtdadig ondersteunen en aenmoedigen, ter

74


versterking van den algeroeenen nationalen geest in België" (aldus de toenmalige "Grondslagen"). In een brief van 19 april1852 schreef hij aan Jules de SaintGenois, de eerste Willemsfondsvoorzitter: "Ik aenzie de werking van het Willemsfonds zoo als zy nu gerigt wordt, als een der nuttigste betrachtingen in onze letterkunde. Gelief mynen naem onder uwe inschryvers op te nemen voor de somme van tien franken 's jaers"29 • Begin 1854leek het er even op dat de Gentse universiteit Conscience een leerstoel Nederlandse taal- en letterkunde zou aanbieden. Mogelijk hoopte hijzelf op een dergelijk professoraat en op een "verplaatsing" naar Gent, maar uiteindelijk werd J acob J .F. Heremans verkozen. Pol De Mont schreef dat Conscience "die zelf het best overtuigd was, dat hij noch in de kennis van de lettergeschiedenis noch in die van de vergelijkende taalkunde uitmuntte, was bescheiden genoeg, om de hem opgedragen taak te weigeren. Op zijn aandringen werd het bewuste professoraat vereerd aan den verdienstelijken J .J.F. Heremans ... " 30 • Dit wordt bevestigd in de brief die Conscience op 12 februari 1854 schreef aan de Gentse advocaat Rolin waarin hij deze laatste met aandrang vroeg, zijn invloed aan te wenden ten gunste van Heremans31 • Twee brieven aan zijn uitgever Van Dieren geven aanwijzing dat er later nogmaals geruchten waren dat hij "naer Gent zou gaen". Op 18 april 1858 schreef hij: "Men spreekt me niet meer van myne verplaetsing naar Gent. Ik geloof dat ik nog lang te Kortryk zal moeten blijven"32 • En enkele jaren later, op 21 februari 1862, schreef hij andermaal aan Van Dieren: "Men heeft weder het gerucht verspreid dat ik als professor naer Gent zal gaan, en zekere goedwillige Vlamingen hebben my daerom gehekeld ; maer er is geen schyn van waerheid aen dit gerucht. Indien ik verplaetst word, zal het niet naer Gent zijn"33 • Het einde van de jaren 1850 en het begin van de jaren 1860 was een periode van heftige sociale conflicten en grote stakingen (1857, 1859, 1861), ook in Gent. Staken betekende in die dagen bittere armoede, honger lijden; een staking verliezen betekende nóg meer ellende. De eerste werkersorganisaties werden opgericht en die zagen het belang in van een geschoold proletariaat, van mensen die kunnen lezen en schrijven. Sprekend voor de populariteit van Conscience is dan wel dat de Broederlijkse Maetschappy der Wevers van Gent, na het mislukken van de staking van 1859, tóch nog voldoende middelen bijeen wist te krijgen om gezamenlijk het werk van Conscience aan te schaffen. Conscience wàs inderdaad populair in Gent, ook bij het gewone volk. Max Rooses meldt in zijn Nieuw schetsenboek dat" ... Toen ik secretaris der Gentsche afdeeling van het Willemsfonds was, bezaten wij in eene onzer Volksbibliotheken veertien exemplaren van den Leeuw van Vlaanderen, en ik herin-

75


ner mij niet, dat er ooit één, een enkel uur, ongebruikt op de planken heeft gestaan"34. In september 1863 kende Gent twee belangrijke gebeurtenissen: enerzijds ging er, van 13 tot 20 september een internationaal "Congrès pour Ie progrès des sciences sociales" (congres ter bevordering van de maatschappelijke wetenschappen) door en anderzijds werd, binnen genoemde periode, het standbeeld van Jacob van Aftevelde onthuld. Conscience, toen arrondissementscommissaris in Kortrijk, nam deel aan het congres. Hij was voorzitter van de afdeling Kunsten en Letterkunde die zetelde in de Aula van de universiteit. Daar ontmoette hij Victor Hugo en Alexandre Dumas. Voor die gelegenheid verbleef hij bijna een week ten huize van zijn vriend Willem Rogghé. Dit verblijf in Gent moet hem aangenaam geweest zijn, althans volgens een briefvan 21 november 1863: "Ik heb in Gent 8 dagen goed leven gehad ( ... ). Dit leven tusschen Europeaensche vermaerdheden, welke my behandelen als hun gelijke, en my eene groote achting betuigen; dit zwemmen op den vloed der hoogste en edelste gedachten, de welsprekendheid, de geleerdheid, de vriendschap die my daer omringden, dit alles verheft den mensch in zijne oogen, en my heeft het byzonder goed gedaen. Het heeft den roest die in Kortryk my om het harte groeide, geheel of gedeeltelyk afgewreven, en my nieuwe sterkte en nieuwen levensmoed gegeven " 35 • Naar aanleiding van dit congres werd een foto van de toen 50-jarige Conscience gemaakt door kunstschilder en fotograaf Nestor Schafiers wiens atelier in de Walpoortstraat 15 gevestigd was36 . Op 14 september werd het standbeeld van Jacob van Aftevelde luisterrijk ingehuldigd op de Vrijdagmarkt, in aanwezigheid van koning Leopold I en van de Hertog van Brabant (de latere koning Leopold II). Talrijke muziek- en zangverenigingen, 1200 uitvoerders, brachten daar in "première", de Afteveldecantate ten gehore, op tekst van Napoleon Destanberg en muziek van Frans August Gevaert. Conscience - hij die de Aftevelde-belangstelling een zo populariserende impuls had gegeven - woonde deze luisterrijke plechtigheid bij. Rond die tijd zou Conscience nog een Aftevelde-gedicht geschreven hebben, een zangtekst voor solo- en koorzangen, bedoeld om de letterkundige feesten van de Antwerpse maatschappij Tael en Kunst op te luisteren37 . Minder bekend is dat Conscience zich ook wel eens waagde aan het schrijven van toneel en zangspelen, met weinig succes overigens. Zo schreefhij De dichter en zijn droombeeld, een zangspel in vier bedrijven. Op 11 december 1867, nog

76


vóór het gewrocht door Karel Miry op muziek werd gezet, oogstte Conscience wél veel bijval toen hij dit gedicht voor de eerste maal voorlas in de zaal der Sodaliteit, voor de De Tael is gansch het volk38 •

Bavo en Lieveke Twee jaar later, in 1869, publiceerde Conscience zijn tweede "Gentse" roman, Bavo en Lieveke : geschiedenis van twee werkmanskinderen. Hij kreeg er een tweede Vijfjaarlijkse staatsprijs voor Vlaamse letterkunde (periode 1865-1869) voor. Het verhaal behoort tot zijn zogenaamde zedenkundig-maatschappelijke werken. De Gentse sfeer is er duidelijk aanwezig, o.m. in de beschrijving van een toenmalig katoenfabriek (het Lousbergs-"imperium", meestal ••de Hemptinne" genoemd) op de Reep, waar thans de Sint-Bavo-Humaniora gevestigd is. Tegelijk schetst hij verschillende, inmiddels helemaal of zo goed als verdwenen stadsbeelden o.m. de Watermolenbrug (ter hoogte van het huidige Laurentplein), de Nieuwbrug (op de Reep), beluiken met hun openbare waterpompen, een bougiefabriek (=waskaarsen) enz ... 39 • Literair-sociologisch kenmerkend is echter het paternalistische standpunt dat Conscience innam ten opzichte van de werkende massa. Hij beschreef de uitbuiting van de arbeiders en van de kinderen. Hij deed dit weliswaar niet met de bijna jubelende begeestering waarmee Alexandre Dumas in 1838, in een Lettre sur Gand, de efficiëntie van een Gents textielbedrijf had beschreven (inclusief het inzetten van kinderèn van amper 5 jaar) - maar zéker lag in Bavo en Lieveke ook niet de bittere aanklacht waarmee Eugeen Zettemam diezelfde genadeloze uitbuiting in zijn Mijnheer Luchtervelde (1848) had aangeklaagd. Conscience registreerde de ellende van het werkvolk realistisch, maar klaagde ze niet aan. Hij legde de volledige verantwoordelijkheid voor de benarde situatie van de arbeiders bij de werkende massa zelf. In zijn ogen konden alleen een degelijke opvoeding, meer leesvaardigheid en behoorlijk onderwijs de werkende mens uitkomst brengen. Voor hem was de vrouw bovendien de morele spil van het gezin; zij vooral bekommerde zich om de kinderen en zij moest er voor zorgen dat de man op het rechte pad bleef. Vooral dit laatste- de wijze waarop hij de rol van de vrouw in het gezin situeerde- kon geen verrassing zijn voor wie bijna 15 jaar vroeger al, op 31 maart 1855, zijn voordracht over "de zending der vrouw" had gehoord in de Société Littéraire Gantoise of voor wie de tekst van deze voordracht had gelezen40 • Daarin werd de man "bron van alle macht" genoemd, de vrouw "bron van alle liefde". De vrouw moest vooral liefdevol, teder en zachtzinnig zijn; haar vrouwelijke ziel was geschapen om te beminnen (dit laatste woord stond centraal in zijn tekst), te zalven en te troosten ... Op 17 september 1870 was Conscience te gast bij het Gentse Willemsfonds.

77


Hij las er voor uit het manuscript van de eerste helft van zijn boek Een goed hart (dat in 1872 zou gepubliceerd worden). Een goed half jaar later, op 13 februari 1871 sprak hij in het Van Crombrugghe's Genootschap over zijn De kerels van Vlaanderen. En op 24 januari 1872 las hij, weer in het Gentse Willemsfonds, voor uit zijn manuscript van de tweede helft van Een goed hart. Begin juli 1872 woonde hij de begrafenis van F.A. Snellaert bij op het Dampoortkerkhof. Hij hield er een lijkrede als vertegenwoordiger van de Koninklijke Academie van Wetenschappen, Letteren en Fraaie Kunsten van België.

Postuum Gents eerbetoon Toen Conscience op maandag 10 september 1883 overleed te Elsene (waar hij dan al een kwarteeuw woonde als conservator van het Wiertz-museum) was dat een nationale gebeurtenis. Hij zou - op kosten van het Antwerpse stadsbestuur- worden begraven op het Kielkerkhof. De Antwerpse gemeenteraad kwam op dinsdag 11 september in spoedzitting bijeen om de begrafenis op zondag 16 september te regelen. De grootste plechtigheden hadden plaats in Elsene (waar hij overleed) en in Antw~rpen. Wat naam had in de letteren, de kunsten, de wetenschap en de politiek woonde deze plechtigheden bij. Vanuit Gent waren dat o.m. een delegatie van de Gentse gemeenteraad, vertegenwoordigers van de Gentse afdelingen van het Willemsfonds en het Davidsfonds, van de Snellaertkring, het Van Crombrugghe's-Genootschap, het Liberaal Studentenkorps enz ... , naast vrienden als Julius Vuylsteke, Frans De Potter, Paul Fredericq, Karel Miry en anderen. Op 17 september 1883, daags na de begrafenis, besliste de Gentse gemeenteraad, de verbinding tussen de toenmalige Laurierstraat en de Rogierstraat, links van de hogeschoolgebouwen, voortaan Hendrik Consciencestraat te noemen. Dat was op de plaats waar zich eertijds de sloppenwijk Batavia bevond (tussen de huidige Sint-Hubertusstraat, de Rozier en de Jozef Plateaustraat). Die wijk was in het begin van de jaren '80 van de 15)<1• eeuw gesloopt en vervangen door een modelwerkmanscité. De cité zou (met inbegrip van de Consciencestraat) rond 1936 op zijn beurt verdwijnen voor de uitbreiding van de universiteit (met o.m. de Boekentoren van de universiteitsbibliotheek)41 • Later zou Gent hem nog met andere, zichtbare eerbewijzen herdenken. Tussen 1894 en 1902 werd aan de Vlaamse Kaai een rij van 19 villa's gebouwd. Elk daarvan werd met een naam, een borstbeeld en een zinspreuk in de voorgevel "opgedragen" aan een Vlaamse kunstenaar (literator, toondichter, schilder... ) die in de 19d• eeuw een rol had gespeeld in de Vlaamse bewustwording. Met één van deze villa's (toen met huisnummer 41, thans nr. 95) werd aldus ook

78


Conscience in herinnering gebracht. Dit - "Consciences" - huis ontsnapte met tien andere aan de bouwpromotoren en de slopershamer toen bij het aanleggen van de Keizersviaduct, in de jaren '70 van de 20"te eeuw, de sfeervolle bomenrijke kaai werd geofferd op het altaar van een drukke verkeersring. In 1912 was de glorie van Conscience duidelijk nog niet weggedeemsterd. In datjaar werden in Antwerpen, in Brussel en in Gent uitgebreide feesten georganiseerd ter herdenking van de honderdste verjaring van zijn geboortedag. Gent wilde duidelijk niet onderdoen voor de twee andere steden. Door het Nationaal Vlaams Verbond en het Algemeen Nederlands Verbond, twee Gentse Vlaamsstrijdende verenigingen, werden grootse provinciale Consciencefeesten op het getouw gezet. Die zouden hun hoogtepunt kennen op 21 juli in Gent. Een ruime promotie ging de feestelijkheden vooraf: 1.000 "plakbrieven" (affiches) en 100.000 strooibiljetten werden verspreid. De Stad publiceerde een brochure van de hand van Richard de Cneudt (uitgegeven door het Groeninger Comiteit te Gent, verspreid op 40.000 exemplaren) met het volledige feestprograma en met een overzicht van "zijn leven en zijn werk voor het volk geschetst". In de weken vooraf werden niet minder dan 31 liederavonden ingericht in alle wijken van de stad. Het programma voor 21 juli zag er als volgt uit: - om 10u ging in de Vlaamse Schouwburg een grote letterkundige feestvergadering door (waar o.m. Jules Persyn, Victor Fris en Omer Van Hauwaert spraken en Richard de Cneudt verzen voorlas); - om 16u trok een grote optocht "van volksmaatschappijen, zonder onderscheid van denkwijze" naar de Vrijdagmarkt- 26 muziekcorpsen en 153 maatschappijen namen eraan deel; - om 17u werden de voorafgaandelijk ingestudeerde volksliederen door "gans het volk" gezongen op het Sint-Baafsplein- de dagbladen spraken van 10.000 deelnemers; - om 20.30u werden op het Sint-Baafsplein de ''roerendste taferelen" uit Consciences werk in "marmerbeelden" voorgesteld, bij het zingen van liederen. '' 't Is dat in Gent de opoffering onzer medeburgers geene palen kent, wanneer het geldt een weldoener van het Vlaamsche volk te huldigen", schreef een dagblad. Om een beeld te geven van de sfeer rond deze feesten, citeren we uit de brochure die was verspreid. De Gentenaars en alle Gentse verenigingen werden daarin in volgende bewoording opgeroepen, deel te nemen aan de komende feesten: "Mannen van alle richting! Geleerden, Schrijvers, Overheden, Leeraars, Gij die werkt met den geest ofmet de hand, met de pen ofmet het woord, Burgers,

79


80


Werklieden, Priesters en Onderwijzers, Studenten en Leerlingen, allen aan het werk! Steunt ons edel streven! Spoort iedereen tot deelneming aan! Koopt Conscience s werken of zoo ge te arm zijt, haalt ze in de volksboekerijen, versiert uwe woning met het beeld van den grooten man. Volgt de liederavonden in de wijken der stad of richt er zelf in uwe gemeente in. Leest in uwe omgeving uit Conscience s werken voor, woont de voordrachten bij over den beroemden man gehouden. Versiert met vlaggen en opschriften uwe woning, den dag der betooging, en laat het uit duizenden monden schallen: Conscience is niet dood! Hij leeft in alle harten!". De Gentse boekhandel-uitgever Adolf Herckenrath had voor die gelegenheid zijn uitstalraam op de Conscience-aandacht afgestemd. Daarin werd een jubileumuitgave van zijn werken aangeprezen: 58 genaaide en 30 gebonden boekdelen, uitgegeven in Antwerpen door de Nederlandsche Boekhandel en vervat in een eikenhouten hangkastje met portret.

In Antwerpen zouden op 11 augustus 1912 nationale Consciencefeesten worden georganiseerd met een grootse praalstoet. Ook dààr wilde Gent nadrukkelijk aanwezig zijn. Om ook de minder bemiddelde Gentenaars het bijwonen van deze feesten te vergemakkelijken had de Groeningerwacht bijzondere maatregelen getroffen: in 't Vlaamsch Huis werd een spaarkas ingericht; speciale treinen werden voorzien en de Gentse ingeschrevenen werd een bijzondere plaats voorbehouden langsheen het parcours van de indrukwekkende praalstoet. Niet minder dan 5.000 Gentse belangstellenden werden verwacht ... En toch ... Schitterde de ster van Conscience in datzelfde jaar 1912, nagenoeg dertig jaar na zijn overlijden, écht nog bij het (al dan niet lezend) volk? Er kan aan worden getwijfeld als men Cyriel Buysse mag geloven. Die had, met het oog op de feestelijkheden van dat jaar, een steekproef gedaan naar de populariteit van Conscience in zijn (Buysse's) directe omgeving. In De Amsterdammer (nr. 1831) van 28 juli 1912 schreef hij over zijn bevindingen die hij beschouwde als "een beknopte synthesis voor het gehele land". De steekproef leerde Buysse dat "al de ouderen en velen van middelbare leeftijd" Conscience beslist nog kenden. Sommigen hadden zelfs alles van hem gelezen. De schoolgaande jeugd kende hem ook omdat de meester uit zijn werk had voorgedragen. De jonge volwassenen hadden vroeger wel iets over hem gehoord (en misschien zelfs iets van hem gelezen), maar ''dat was zo goed als vergeten geraakt". "De invloed van Conscience op de Vlaamse bevolking", schreef Buysse, "is enorm geweest, maar bestaat heden ten dage nog slechts hier en daar in de dorpen en op 't platteland als een bijna vergeten overlevering van vroeger".

81


Na 1912 vonden wij nog weinig sporen van publieke Gentse aandacht voor Conscience. Nog in het geheugen ligt de herdenking in 1983. toen het Cultureel Comité Sint-Amandsberg. naar aanleiding van de honderdste vetjaring van zijn overlijden. van 7 tot 29 mei een tentoonstelling over hem organiseerde in de kapel van het Campo Santo. Bij die gelegenheid realiseerde de Filmploeg Miklos Rozsa Stichting (van de Gentse brandweer) een filmisch docu-drama over het leven van Hendrik Conscience én een historische documentaire Wat te Groeninghe gebeurde . ... In geen enkel van de andere "geschikte.. jaren waren er herdenkingen of feestelijkheden ingericht in Gent. noch in 1933 (50 jaar na zijn overlijden). noch in 1962 (150 jaar na zijn geboorte) en evenmin in 1949 of 1999 (resp. lOOen 150 jaar na het verschijnen van zijn Artevelde) .. . Meldenswaardig is wel dat in dit jaar 2002 voor het eerst weer de integrale. originele tekst van de Leeuw verscheen. bezorgd en wetenschappelijk verantwoord door Edward Vanhoutte. directeur van het Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (een onderzoekscentrum van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde in Gent). Wat betekende Gent voor Conscience? Vergeten we bij deze Gentse Conscience-parade niet dat Antwerpen hoe dan ook "zijn.. stad was en bleef. dat Kortrijk en Brussel voor hem jarenlange werken woonplaatsen waren en dat de Kempense heide zijn favoriet toevluchtsoord was in momenten van vertwijfeling. Gent was voor hem nochtans een stad waar hij blijkbaar graag vertoefde en die hij dikwijls aandeed. Hij had er een uitgebreide kennissen- en vriendenkring en hij vond er inspiratie voor twee van zijn romans. Hij kreeg er steun op literair gebied als hij die nodig had en hij vond er gelijkgezinden in de strijd voor de Vlaamse zaak. Zoals elders genoot hij hier een grote volkse populariteit. Zijn redenaarstalent maakte van hem een graag genode gast. En tenslotte kreeg hij in Gent ook officiële erkenning vanwege het stadsbestuur en academische waardering vanwege de universiteit. Voor de lezer van vandaag Wie zich vandaag wil documenteren over Conscience. is uiteraard in eerste instantie gebaat bij een bezoek aan de Antwerpse Stadsbibliotheek (Conscienceplein) en het AMVC-Letterenhuis (het Archief- en Museum van het Vlaamse Cultuurleven. in de Antwerpse Minderbroederstraat). Dit zijn zonder twijfel de rijkst voorziene bronnen. Niettemin is Conscience literair en documentair ook nog ruim aanwezig in Gent. Gemakkelijk bereikbaar voor het

82


grote publiek is er de Stedelijke Openbare Bibliotheek (aan het Zuid) die nagenoeg zijn volledig werk bezit (elk werk in een of meer- niet noodzakelijk de eerste - uitgaven), ook in het Frans, en die talrijke werken over hem in haar collectie heeft. Meer voor wetenschappelijke doeleinden zijn er de Universiteitsbibliotheek ĂŠn de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. In beide instellingen is het volledige werk aanwezig (veelal verschillende edities van elke titel, uiteraard in het Nederlands maar ook in vertaling (Frans, Engels, Duits ... ). De Universiteitsbibliotheek bezit bovendien een ruime collectie brieven en andere documenten. Frans HEYMANS 1 oktober 2002 NOTEN 1

Heirnut Gaus : Pers, kerk en geschreven fictie : groeiproblemen en conflicten in een democratiseringsproces, Gent 1836-1860. -Brugge, 1975.- 234 p. & Karel van Isacker: Mijn land in de kering, 1830-1914.- Kapellen, 1978-2 dl.- Zie dl. I, p. 120-121. 2 Jozef Staes : Hendrik Conscience, onuitgegeven studie I bewerkt door Jan de Schuyter. Maldegem, 1908. - 64 p. - Zie p. 13-14. 3 Gilbert Degroote : Onuitgegeven en weinig gekende brieven van Hendrik Conscience, in Handelingen I Koninklijke Zuidnederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis.-'- I: 20(1966) p. 99-127; 11: 21(1967) p. 109-233 ;ill: 25(1971) p. 5-91. -Zie dl. 11, p. 123-124. 4 Jozef Staes: Hendrik Conscience ... , op.cit. 2, p. 26-27. 5 Ger Schmook vermoedde achter dit pseudoniem "V." een samenwerlting tussen E.H. J.B. Van Hemel en priester, taal- en geschiedkundige Jan Baptist David, zie hiervoor: Ger Schmook : Conscienciana, in Lode Baekelmans ter eere, 1945. -Antwerpen, 1946. - 2 dl. -Zie dl. 11, p. 187-211. 6 Gilbert Degroote: Onuitgegeven ... , op. cit. 3, dl. 11, p. 130-131.- Met een brief dd. 19 juli 1838 zond Conscience Snellaert een deel van zijn werk, " ... met de hoop dat UE volgens belofte hetzelve van taelfeilen zal zuiveren". 7 A. Jacob: Briefwisseling van, met en over Hendrik Conscience uit de jaren 1837 tot 1851.Gent, 1913.- 2 dl.- Zie dl. 11, p. 7-8. 8 Bydragen der Gazette van Gent, 4(1839)11, p. 38-42. 9 Ada Deprez: De jonge Snellaert, 1809-1838. -Gent, 1970.- 154 p.- Zie p. 98. 10 Zijn dochter Maria getuigde hierover later vergoelijkend: "De schrijver, nu rijker aan oefening en ondervinding, had de eerste uitgave gewijzigd en in het boek de wat overdreven en baldadige uitdrukkingen der Geuzen door andere vervangen. Zoo zou het werk, in de gevangenissen en openbare gestichten [scholen?], aangenomen worden. Ziedaar de reden waarom de tweede uitgave van "het Wondeijaer'' eenigszins met de eerste verschilt. Arme Vader! Wat al kwade aantijgingen en venijnige verwijten werden later den gewetensvollen schrijver naar het hoofd geworpen wegens die verandering ... "- Zie : MariaAntheunis-Conscience :Hendrik Conscience : eenige bladzijden uit het leven mijns vaders. - Leiden, [1912]. - 188 p. - Zie p. 42-43. 11 Gilbert Degroote: Onuitgegeven ... , op.cit. 3, dl. 11, p. 147-148. Zie ook: M. Sabbe: Twee onuitgegeven brieven van H. Conscience en J.B. van Hemel, in Verslagen en mededeelingen/ Koninklijke VlaamscheAcadernie voor Taal- en Letterkunde, dec. 1930, p. 619-623. 12 Geschiedenis mijner jeugd werd postuum gepubliceerd in 1888. 13 MariaAntheunis-Conscience: Hendrik Conscience... op.cit. 10, p. 35.

83


14

E. De Bock : Hendrik Conscience en de opkomst van de Vlaamsche romantiek. -Antwerpen, [1919].- 319 p.- Zie p. 165-166. 15 A. Jacob: Briefwisseling ... , op.cit. 7, dl. I, p. 97-100. 16 Kunst- en Letterblad.- Gent, 1843, p. 100 + 102 & A. Jacob: Briefwisseling ... , op.cit. 7, p. 138 e.v. 17 A. Jacob: Briefwisseling ... , op.cit. 7, dl. I, p. 140 +dl. 11, p. 155. 18 Willem RogghÊ: Gedenkbladen.- Gent, 1898.- XVI, 454 p.- Zie p. 36-37 & Emiel Willekens :Profiel van Hendrik Conscience, 1812-1883. -Antwerpen, [1983], 125 blz. -Zie p. 73. 19 A. Jacob: Briefwisseling ... op.cit. 7, dl. I, p. 46-47. 20 Zie hierover o.m. Jos Vermeuten : De groei en de bloei van de Arreveldefiguur in de Vlaamsche volksziel.- [Gent, 1938].- 128 p.- Enkele pogingen o.m. van Norhert Comelissen en Prudens van Duyse om Artevelde als Gentse heldenfiguur te rehabiliteren hadden tot dan (d.w.z. rond 1840) slechts matig succes gekend. 21 Het gaat hier om P.A. Lenz : Jacques van Arrevelde : histoire des six premiers mois de son administration, in Nouvelles archives historiques, t. I, 1837, p. 261 en J. de Winter: Jacques van Artevelde. - 1846. 22 Professor Lenz onderzocht op dat ogenblik in het Gentse stadsarchief de stadsrekeningen uit de tijd van Artevelde. 23 Hendrik Conscience: Het groot Beggynhofte Gent, in Nederduitsch letterkundigjaerboekje 1849, 16(s.d.) p. 19-23. 24 Zie hierover o.m. Jef Crick : Karel-Lodewijk Ledeganck, 1805-1847.- Sint-Amandsberg, 1944. -64p. -Zie de inleiding. &Luc Lekensen Johan Decavele: Het Campo Santo in 131levensverhalen.- Gent, 2001.- 159 p.- Zie p. 8. 25 Sabine de Groote: Het Campo Santo van Sint-Amandsberg.- Gent, 2000.-75 p.- Zie p. 54. 26 E. De Bock :Hendrik Conscience ... , op. cit. 14.- Zie p. 208. 27 Zie: De Eendragt, 3(1849) p. 91-95 &A. Jacob: Briefwisseling... , op. cit 7, dl. 1, p. 307-309. 28 E. De Bock :Hendrik Conscience... , op. cit. 14, p. 207. 29 Gilbert Degroote: Hendrik Conscience, een vrijzinnig man?, in Dietsche Warande & Belfort, 109(1964)3, p. 113-123. -De brief wordt bewaard in de Gentse Universiteitsbibliotheek, G 18453196• In dit merkwaardig artikel schetst H. Degroote de complexe figuur die Conscience was. Hij ziet in de toetreding tot het Willemsfonds een van de vele aanwijzingen dat Conscience, ondanks zijn "verraad" en zijn toegeven aan de druk van katholieke zijde, innerlijk getrouw bleef aan zijn vrijzinnige overtuiging. 30 Pol deMont: Hendrik Conscience: zijn leven en zijn werk. -3dedr. -Brussel, 1912.- XV, 196 p.- Zie p. 118. 31 Gilbert Degroote : Onuitgegeven ... , op.cit. 3, dl. ID, p. 25-26. 32 Gilbert Degroote en Jan de Schuyter : Hendrik Conscience en zijn uitgevers : brieven... Brussel, s.d. - 286 p. 33 Gilbert Degroote en Jan de Schuyter: Hendrik Conscience... , op.cit. 32, p. 117.- Conscience zou in 1869 naar Brussel worden "verplaetst", als conservator van het Wiertz-museum te Elsene. 34 Max Rooses :Nieuw schetsenboek.- Gent, 1882. - 356 p.- Zie p. 341.- Max Rooses spreekt over de periode 1866-1876. 35 Jozef Staes: Hendrik Conscience ... , op.cit. 2, p. 52-53. 36 Paul de Keyzer : Bij een foto van Hendrik Conscience uit 1863, in De Vlaamse Gids, 47(1963)4, p. 253-259. 37 Jos Vermeulen :De groei... , op. cit. 20, p. 68- Vermeuten verwijst naar Jozef Staes : Karamellenverzen van Conscience, in De VlaarriSche School, Nieuwe reeks, dl.II, 1889, blz. 183. 38 Zie het Volksbelang, 7 en 14 december 1872.

84


Zie hierover : J. Cl. : Randnota s rond Bavo en Lieve/ce, in Heemkundig nieuws : contactblad van de Heemkundige Kring "Oost-Oudburg" ... , 4(1976)4, p. 38-41. 40 De tekst van deze (oorspronkelijk in het Nederlands geschreven) voordracht verscheen (in het Frans) in Le Messager de Gand van 7 april 1855. De Nederlandse originele tekst werd later gepubliceerd in Een zwanenzang I door Jan van Beers. De zending der vrouw I door Hendrik Conscience.-Antwerpen, s.d.- p. 20-36. In uitgaven van de volledige werken vindt men deze tekst meestal in een hoofdstuk "Mengelingen". 41 Victor Fris : De historische persoonsnamen der straten van Gent : honderd levensbeschrijvingen. -Gent, s.d. - 166 p. - Zie p. 29-31 & Maria De Waele in het internetbericht www. ~:ent. bel 39

~:ent/historis/stads2ezichten.

INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE - FICHE N° 67 Op 5 April 1898 stelde Louis Maeterlinck, in de rubriek "Schilderijen - Museum van Schilderkunst, n° 38 - XVlle eeuw -" in het Frans een fiche op over

Sint-Sebastlaan na zijn martelaarschap getroost door engelen, door Pieter Thys (de Oude) Men zal bemerken dat het geheel van dit schilderij grote overeenkomsten vertoont met bepaalde werken van Van Dyck die door Thys als leidraad genomen werd. Vooral de handen zijn behandeld met een voornaamheid de meester waardig. Links op het doek ziet men de heilige van voren, doorboord met pijlen en vastgebonden aan een boom. Engelen troosten hem. Zij maken de koorden los die hem vastbinden en nemen de pijlen weg. Twee engelen dalen neder uit de hemel en bieden hem de kroon en de palm van de martelaar aan. Links op het voorplan zijn het kuras en het zwaard van de heilige neergelegd. Figuur op natuurlijke grootte. H: 2,49 m. L: 1,63 m. Doek. Het doek is aan de rechterzijde getekend Peeter Thijs. Het is afkomstig, net zoals twee andere taferelen van dezelfde meester die zich in het museum van Gent bevinden, van het oud depot in St-Pieters. Ze werden aangekocht door Abt Seiger bij de verkoop die plaats vond na de afschaffmg van de Orde der Jezuïeten. Pieter Thys, gezegd de Oude, werd in Antwerpen geboren in 1616 en stierf er in 1677 of 1679. Hij werd als vrijmeester opgenomen in de St-Lucasgilde van Antwerpen in 1644-45 en werd deken in 1661-1662. Keizer Leopold stelde hem aan als hofschilder. Hij behandelde de geschiedenis en het portret. Het is in dit laatste genre dat hij het dichtst Van Dyck benaderde. Zijn werk, alhoewel mooi en van een krachtig coloriet, wordt ontsierd door een te rode kleur van het vlees. 85


Cf. A.P. Sunaert, Catalogue descriptifdu MusĂŠe de la villede Gand, (Gent 1870), pp. 36-37. Spijtig genoeg leende de illustratie van de fiche zich niet tot reproductie.

HET VREDESVERDRAG VAN GENT in 1814 Precies een halve eeuw geleden schreefPierre Kluyskens onderstaand artikeltje.

Te Gent werd de onatbankelijkbeid der Verenigde Staten duurzaam bezegeld De gebeurtenissen van de afgelopen week hebben de hoofdstad der Verenigde Staten, voor de zoveelste maal, in het brandpunt der belangstelling gesteld. De aanstelling en eedaflegging van de nieuwe president, zijn markante redevoering, de benoeming van zijn onmiddellijke medewerkers, zijn gans de wereld door druk besproke~ geworden. Voor ons is het wellicht ook een gelegenheid om een der heerlijkste bladzijden uit de geschiedenis van het Amerikaanse volk aan te halen, een bladzijde die het steeds zal herinneren aan de definitieve bezegeling van zijne onafhankelijkheid en vrijheid, en die bijna anderhalve eeuw geleden, in 1814, in het vroeger Karthuizersklooster der Afteveldestede werd geschreven. De lange en bloedige oorlog tussen Engeland en zijn koloniĂŤn in Noord-Amerika, was in 1783 besloten geworden met een vredesverdrag waarbij aan de Verenigde Staten de onafhankelijkheid werd geschonken. Onder de geniale leiding van Washington, wist de jonge staat, niettegenstaande talloze moeilijkheden, zich bliksemsnel in alle domeinen op te werken en zelfs op het internationaal schaakbord een voorname plaats in te nemen. Hij werd echter het slachtoffer van de strijd die sedert het begin van de XIXe eeuw woedde tussen Frankrijk en Engeland. Door een "Order in Council" had koning George Ill de blokkade van de Europese kusten afgekondigd en kort nadien had Napoleon door het decreet van Berlijn (25 Nov. 1806) alle Europese havens aan Engeland ontzegd. Die strijd bij middel van decreten die met de dag strenger werden, was noodlottig voor de Amerikaanse handelsvloot, daar bijna automatisch elke activiteit met Europa werd stopgezet. Een andere reden van misnoegdheid was het "pressen" van matrozen door de Engelsen, die de Amerikaanse schepen praaiden om na te gaan of er geen Engelse vaandelvluchtigen aan boord waren, wat aanleiding

86


gaf tot talrijke incidenten en de gemoederen in de Verenigde Staten weldra op kookpunt brachten. De jonge staat zag zich aldus in zijn bestaan en in zijn economisch leven bedreigd en verklaarde op 19 Juni 1812 de oorlog aan Groot-Brittannië. nadat president Madison tevergeefs gepoogd had van de tegenstrever de intrekking der ..Orders in Council" te bekomen. Geen van beide partijen was echter in staat om een spoedige beslissing af te dwingen: de Verenigde Staten waren geenszins op een oorlog voorbereid, hadden slechts een onbeduidende oorlogsvloot en een leger welke geen 10.000 man bedroeg. Engeland daarentegen was in een strijd op leven en dood gewikkeld met Napoleon en had zijn vloot en manschappen broodnodig in Europa. Het beschikte amper over 7.000 soldaten om de 1.500 km. lange grens van Canada te beschermen. zodat het enkel mocht steunen op de Indiaanse volksstammen. welke het ten andere handig zou weten te gebruiken. De tegenstrevers behaalden beurtelings plaatselijke successen. doch na een paar maanden was het eenieder duidelijk dat de oorlog nog jaren kon aanslepen. beide partijen enorm veel geld zou kosten om ten slotte geen vruchten af te werpen. Beide regeringen wilden de vrede. doch niemand wou de eerste. vernederende voetstappen aanwenden om vredesonderhandelingen aan te knopen. Tsaar Alexander I van Rusland die de volledige steun van Groot-Brittannië in hun gemeenschappelijke strijd tegen Napoleon vurig verlangde, bood ten slotte zijn diensten als bemiddelaar aan tussen zijn bondgenoot en de Verenigde Staten. Deze laatsten namen het voorstel gretig aan. doch de Engelsen. om hun prestige eer aan te doen. weigerden. er echter onmiddellijk aan toevoegende dat zij wel bereid waren de Amerikaanse onderhandelaars te ontmoeten. De Zweedse stad Göteborg werd als plaats voor de onderhandelingen aangeduid. doch kort nadien werd Napoleon ten val gebracht. zodat België werd ontruimd en aan een neutrale staat. Nederland, verbonden werd. Engeland stelde dan ook voor, de onderhandelingen in Gent te laten doorgaan. stad welke gemakkelijker kon bereikt worden en aangenamer wezen zou dan Göteborg. en zo zagen wij in Juli en Augustus 1814. de twee afvaardegingen in de Afteveldestad belanden. De Amerikaanse delegatie was samengesteld uit vijf markante figuren uit de jonge republiek: John-Quincy Adams, die later president van de Verenigde Staten zou worden. was de zoon van J ohn Adams. tweede president van de Republiek. en was in 1814 gezant te St. Petersburg. Naast hem troffen wij Albert Galatin aan, staatssecretaris voor de Financiën. die in Genève geboren was; James A. Bayard. invloedrijke figuur uit de federalistische partij; Jonathan Russel. gezant te Stockholm; Henry Clay. een uitstekende jurist. en Christophe

87


Hugues; later arriveerde nog de heer Todd, schoonzoon van de Amerikaanse president Madison. De Engelse afvaardiging bestond uit lord James Cambier, gewezen gouverneur van Newfounland: sir Henry Goulbum, onder-staatssecretaris voor Oorlog en KoloniĂŤn; William Adams, een der grootste Engelse juristen; Henry Cockbum en John Baker. De Amerikanen waren reeds einde Juli te Gent aangekomen en namen eerst hun intrek in het "Hotel des Pays-Bas" op de Kouter, thans de Bank van Brussel. Kort daarop verhuisden zij naar het groot herenhuis, het Hotel Schamp, tegenwoordig L'Innovation en Caron. Op 6 Augustus 1814 arriveerde eindelijk de Engelse delegatie, welke eerst haar intrek nam in het hotel "Den gouden Leeuw" op het Gouden Leeuwplein en enkele dagen later, in het gewezen klooster der Karthuizers, waar Lieven Banwens in 1800 een katoenspinnerij had opgericht en welke hij zopas had verkocht. Typisch detail: het was in die fabriek waar Banwens de eerste katoenspinnerij van het vastenland, uit Engeland door de blokkade heen gesmokkeld, in gebruik had gesteld, dat de Engelse afgezanten hun intrek kwamen nemen! Een congres dat zijn naam waardig zijn wil, moet natuurlijk van stapellopen... niet rond een groene tafel, maar aan een gezellig banket. Gallion noteert in zijn dagboek dat in de Universiteitsbibliotheek is bewaard: "Heden (12 Augustus) is zij (de Engelse delegatie) in het Hotel van de Americaense delegatie op een voortreffelijk avondmael onthaeld geweest, benevens enige particuliere dezer stad". Deze banketten volgden ten andere elkaar in snel tempo op en wij noteerden er op 12 en 27 Augustus, 1,11, 15 en 29 September, 26 en 27 October, 28 December en 5 Januari 1815. Het Congres was gunstig gestart, doch na een paar weken was het voor de Gentse bevolking duidelijk dat indien de afgevaardigden rond de bankettafel de beste vrienden waren, zij rond de groene tafel heel wat roet in het eten wierpen. De onderhandelingen vorderden dan ook zeer traag daar enerzijds onenigheid bestond nopens de bijzonderste vraagstukken en het anderzijds lang duurde om contact te nemen met de regeringen en hun instructies af te wachten. Het grootste geheim werd bewaard en de Gentse dagbladen weten, behalve de feestelijkheden, heel weinig aan hun lezers te vertellen: "Van het Congres alhier, schrijft de Gazette vanGend, weet men alleenlijk dat de onderhandelingen dagelyks op het vriendelykste worden voortgezet; dat HH. EE. de engelsche en americaensche gevolmagtigden voor elkander de grootste achting betoonen en dat deze laeste voorleden zaterdag in het verblyf der engelsche op eene kostbaere maeltyd onthaeld zyn geweest", of "de menigvuldige dames, die er

88


tegenwoordig waeren, muntten alle uyt door de rijkdom hunder parure". Inmiddels was de tweedracht zo groot geworden, dat op 1 September het nieuws verspreid werd, dat de samenkomsten ten einde waren en de Amerikanen spraken openlijk van hunne intentie de stad nog voor 1 October te verlaten. Doch de beide regeringen wilden kost wat kost vrede, Engeland vooral. De oorlog duurde immers steeds voort tussen de twee landen en ofschoon de Engelsen Washington hadden ingenomen en in de vlammen hadden laten opgaan, konden zij nergens een beslissende overwinning afdwingen. Die oorlog kostte hen enorm veel geld, en in Europa dreigde elk ogenblik de strijd opnieuw los te branden, daar te Wenen er op het Congres geen akkoord kon bereikt worden. De Engelsen lieten dan ook hun voornaamste eisen varen en goten meer water dan zij het gewenst hadden, in hun wijn, zodat de onderhandelingen, na gedurende twee maanden bijna volledig stil gelegd geweest te zijn, opnieuw van wal staken. Die twee maanden hadden de afgevaardigden te baat genomen om het land te bezoeken en allerlei uitstapjes in te richten. Te Gent zelf waren de Amerikanen zeer populair. Zij lieten zich als "erelid" in de bijzonderste maatschappijen der stad inschrijven, wat natuurlijk telkens gepaard ging met redevoeringen, feestelijkheden en banketten ... De toestand van beide landen werd echter zowel fmancieel, als economisch en militair met de dag hachelijker, en vanaf begin November, tekende zich dan ook in de bijeenkomsten te Gent, een duidelijke tendens af naar wederzijdse toestemmingen, die vooral belangrijk waren vanwege de Engelsen. Begin December was er geen twijfel meer mogelijk: de onderhandelingen moesten en zouden een concreet resultaat opleveren. Op 24 December 1814, laat in de namiddag, werd de vrede tussen de oorlogvoerenden getekend. "Gelyk wy van over twee Ă dry weken gehoopt en voorzien hadden, profetiseert de Gazette van Gend twee dagen na de feiten, hebben wy heden het geluk van te konnen mededeylen de zeer gewigtige en zekere tydinge van het sluyten van den vrede tusschen Engeland en de verenigde staeten van America". In een volgende bijdrage zullen wij de voornaamste punten van het verdrag overlopen, zien welke gevolgen er uit mochten getrokken worden voor de toekomst van beide landen en dan even verhalen hoe de wereldoorlog 1914-' 18 de grootse herdenking van deze heuglijke gebeurtenis kwam dwarsbomen, want ware de oorlog niet uitgebroken, dan ware Gent misschien een monument rijker geweest, een monument welke het Vredesverdrag van 1814 zou hebben vereeuwigd. Op Kerstavond van 1814, omstreeks halfzeven, verlieten de Amerikaanse afgevaardigden, met blij gemoed het gewezen klooster der Chartreuzen en trok-

89


ken, het kostbaar exemplaar van het zopas ondertekend vredesverdrag op hun hart drukkende, langs de slecht verlichte straten van de oude Arteveldestede, de ..old industrious city" zoals zij ze plachten te noemen, naar hun hotel in de Veldstraat. Voor hen was het heilig woord van de Kerstkribbe ..Vrede op aarde aan de mensen van goede wil" volledig in vervulling gegaan. Zij moeten toen ongetwijfeld bewust geweest zijn van de draagwijdte van het gebaar welk zij kwamen te stellen: zij hadden, zij de vertegenwoordigers van de jonge Amerikaanse Republiek, niet enkel definitief hun sporen in de diplomatie verdiend en van het in dit domein zo geroutineerde en gevreesde Albion, heel wat toegevingen kunnen afdwingen, maar zij waren er vooral in geslaagd met hun nuchter realisme het gezond verstand te doen zegevieren op de stem van het nationaal prestige, van de eigenliefde, en van de soms zo verderflijke koppigheid der regeringen die het roer op het gepast ogenblik niet durven omwerpen. Te Gent hadden beide partijen ingezien dat een verlenging van de oorlogstoestand de ondergang van Amerika en Engeland met zich zou brengen om ten slotte geen enkel vraagstuk op te lossen, terwijl de vrede, indien zij uitwendig minder spectaculair voorkwam voor de massa, het beginpunt worden zou van een nieuwe bloei voor de beide mogendheden. En zo geschiedde het inderdaad: de handel over de oceaan herbegon op grote schaal, de fmanciĂŤn geraakten opnieuw in evenwicht en de Verenigde Staten mochten zich eindelijk volledig toeleggen op de ontginning en uitbating van hun reusachtige rijkdommen. De voorspoed welke op dit vredesverdrag volgde was zo groot dat kort nadien een nieuw handelsverdrag werd ondertekend en dat beide landen begrepen, dat een duurzame, eeuwige vrede en vriendschap tussen de ondertekenaars van 1814 de sleutel van hun beider geluk en welstand zou blijven; de toekomst heeft uitgewezen, dat deze hoopvolle verwachtingen ten volle gerechtvaardigd waren. Een paar uren na de ondertekening van het verdrag bracht de Gentse bevolking aan de twee delegaties welke broederlijk verenigd, in de schouwburg de avondvertoning bijwoonden, een onvergetelijke ovatie. Drie dagen later ging het stadsbestuur de vreemde afgevaardigden geluk wensen om het bekomen resultaat en op 5 Januari 1815 bood het Gents Magistraat aan de Amerikaanse en Engelse afgevaardigden, in de historische troonzaal van het stadhuis een schitterend afscheidsmaal aan, waaraan meer dan honderd genodigden deelnamen. Redevoeringen werden uitgesproken en John-Quincy Adams, een heildronk instellende op de stad Gent, sprak toen die profetische woorden uit: ..Mochten de deuren van de Janustempel, welke hier gesloten werden, in geen eeuw meer opengaan". Zo gebeurde het ook voor de Verenigde Staten, doch een eeuw nadien ontscheepten hun legers op het Europees vaste-

90


land om ons van de dwingelandij te verlossen. Op hun beurt hieven de Engelse afgevaardigden en de burgemeester van Gent, Graaf de Lens, hun glas op het welslagen van het Vredescongres. "naer welke, schrijft de Gazette vanGend, eene grooteen luysterrijke redoute is gevolgd die geduert heeft tot twee uren 's morgens, en alwaer onze vooroaeroste damen, alle in de rijkste parure, vereenigd waren". Eens te meer dus was onze stad gedurende een paar dagen, het middenpunt van de grootste internationale gebeurtenissen geweest. Wellicht zal Graaf de Lens bij het afscheid nemen zijner hoge gasten niet hebben kunnen vermoeden, dat hij nauwelijks drie maanden later, aan de poorten er stad, de ijlings voor Napoleon gevluchte Franse koning Lodewijk XVIII zou gaan begroeten om aldus een nieuw internationaal hoofdstuk in onze stedelijke geschiedenis aan te snijden. Een gebeurtenis als de ondertekening van hetAnglo-Amerikaans vredesverdrag moest onvermijdelijk aanleiding geven tot schitterende feestelijkheden bij de honderdste veJ.jaring ervan. Te Gent steekt men doorgaans voor dergelijke zaken, lang op voorhand de handen uit de mouwen en vanaf 1910 was de stad druk in de weer om een vijftal grote manifestaties: de FloraliĂŤn, de Wereldtentoonstelling van 1913, het Internationaal Congres voor Geschiedenis en Oudheidkunde, de oprichting van een monument ter ere der gebroeders Van Eyck en de honderdste veijaardag van het Verdrag van 1814. Om met een dergelijke spijskaart geen indigestie te krijgen, moest natuurlijk tijdig van wal gestoken worden en zo zien wij vanaf 1909 reeds overal comitĂŠs gesticht worden, plannen opgemaakt, uitnodigingen gestuurd, en allerhande schikkingen genomen worden voor hetgeen in de vijf volgende jaren te Gent zou plaats grijpen. Dit was natuurlijk een kolfje naar de hand van burgemeester Braun, de geschikte persoon om een dergelijk feestprogramma perfect af te werken. Zijn opzet was op 24 December 1914 in de zaal van het gewezen Kartbuizerklooster waar het verdrag was ondertekend geworden, een plechtige herdenkingsmanifestatie in te richten en op 5 Januari 1915 een prachtig banket in de troonzaal van het stadhuis aan de Amerikaanse en Engelse delegaties aan te bieden, trouwe repliek van het vermaarde afscheidsmaal van 1815. Om dit te verwezenlijken moest vooreerst de troonzaal vrij gemaakt worden, want zij was tot barsten toe gevuld met allerhande stedelijke archieven. Men zou ze elders onderbrengen en aan de hand van de bewaard gebleven documentatie de zaal in haar toestand van 1814 terug brengen. Hetzelfde zou geschieden met de zaal van het klooster doch hier waren de moeilijkheden groter daar de zaal volledig gewijzigd geworden was en men er 91


zelfs een muur midden in had opgetrokken. Men zou tevens alle voorwerpen welke aan het verdrag herinnerden of toenmalig de zaal versierden bijeenbrengen en ze aldaar in hun oorspronkelijk kader terug plaatsen. Inmiddels waren ook in de Verenigde Staten, in Engeland en zelfs in Canada feestcomités tot stand gekomen om deze honderdste verjaardag met de gepaste luister te vieren. De meest vooraanstaande personaliteiten uit de militaire en politieke middens maakten er deel van uit. In de maand Augustus 1912 kwamen de Amerikaanse en Engelse afgevaardigden te Gent aan en hadden een onderhoud met burgemeester Braun, de heren de Smet de Naeyer en Henri Boddaert, om het definitief programma op punt te stellen, de samenstelling der comités bekend te maken en verslag uit te brengen over de reeds ingezamelde gelden. Vergezeld door hun consuls werden zij op het stadhuis ontvangen waar de heer Alfons Van Werveke, secretaris van het stedelijk propagandacomité hen op de hoogte bracht van het detail van de projecten van het Gents stadsbestuur en hun allerlei fotografische documenten over de bewaard gebleven voorwerpen en gebouwen van het Verdrag overhandigde. Na haar eigen voorstellen medegedeeld te hebben, bezochten de vreemde delegaties het stadhuis en de troonzaal, het gewezen Karthuizerklooster en de bijzonderste monumenten der stad. In December 1912 werd burgemeester Braun op zijn beurt door het Engels comité uitgenodigd te Londen, uitnodiging welke hij gretig aanvaardde. Hij verbleef een achttal dagen in de Britse hoofdstad en werd overal met de grootste sympathie onthaald. De Engelse pers wijdde ten andere breedvoerig uit over deze contactname met de afgevaardigde van de stad Gent, te meer daar Braun, naar loffelijke gewoonte, al zijn redevoeringen met heel wat wierook omhulde. Hij herinnerde gepast aan de woorden in 1814 door de Engelse afgevaardigde Gouldbum uitgesproken: "Ik geloof, zie Braun, dat de heildronk van Lord Gouldbum onze stad geluk heeft bijgebracht, want sindsdien heeft zij een steeds groter wordende welstand gekend". Deze en andere woorden die de typische stempel van Zoetekoeke droegen, maakten van onze burgemeester de persona gratissima. Hij werd dan ook van het ene banket naar het andere gesleept en stelde zijn vertrek uit Londen uit om nog in extremis te kunnen deelnemen aan een feestmaal door de Lord-mayor aan de afgevaardigden van de Balkanstaten aan de Vredesconferentie van Londen aangeboden. Braun had er zijn leven lang spijt om gehad, moest hij een dergelijke plechtigheid hebben gemist. Met zijn witte baard en zijn gekende glimlach had hij nochtans eenieders akkoord voor zijn feestprogramma bekomen en meteen een behendige propaganda gevoerd voor onze Floraliën en Wereldtentoonstelling van 1913. De vergaderingen in Mansion House, onder het voorzitterschap van Lord Grey, gewezen

92


gouverneur van Canada. waren niet steriel geweest. Wanneer hij de officiĂŤle uitnodiging van het Gents magistraat aan de Engelse regering had overgemaakt. had Braun onder meer verklaard: "In de Middeleeuwen, ten tijde der Artevelden, heeft Gent meer dan eens een bondgenootschap aangegaan met Engeland om de heerszuchtige aanspraken der Franse koningen te bestrijden. Zulks is heden het geval niet meer: de vriendschap heerst onder onze drie landen om in de vrede en de rust de vooruitgang van de nijverheid, de kunsten en de wetenschappen tot het hoogste heil van het mensdom te doen zegevieren". Dit zijn woorden die op het einde van een feestmaal onvermijdelijk op een langdurige ovatie worden onthaald. In het begin van 1914 kreeg de Gentse schepen De Bruyne de aangename en benijdenswaardige opdracht zich naar Amerika te begeven ten einde een soortgelijke uitnodiging aan de regering der Verenigde Staten over te maken, en op zijn beurt kon de Gentse afgevaardigde ondervinden hoe levendig 't aandenken van het vredesverdrag van 1814 bij de bevolking gebleven was. De Bruyne wis eveneens gepast te putten in de redevoeringen door de Amerikanen uitgesproken, een eeuw vroeger, toen ze Gent de stad van de Vrede hadden genoemd en verklaard hadden dat het verdrag van Gent de tweede doop geweest was der Verenigde Staten die in het begin van de XIXe eeuw konden vergeleken worden met Hercules in de wieg. In al die comitĂŠs, bijeenkomsten, redevoeringen en banketten, was natuurlijk meer dan een plan ontworpen geworden. De Engelsen waren het doorgaans eens met het Gents magistraat doch de Amerikanen vonden het voorstel onvoldoende. Zij zouden er wel in toestemmen de zaal van het Chartreuzenklooster te laten herstellen en een heruitgave van het banket van 1815 in het Gents stadhuis te laten doorgaan, doch dit was niet Amerikaans, niet buildingachtig genoeg. Er moest iets gedaan worden dat het publiek zou treffen, aan gans de wereld een grote oh van bewondering zou onttrekken en daarom kwamen zij met een aantal voorstellen voor de dag als de oprichting van een monument te Gent, het slaan van een brug tussen de Verenigde Staten en Canada over de Niagarawaterval als symbool van de goede betrekkingen tussen de Verenigde Staten en het Engels Dominion, de aankoop van de ancestrale woning van Washington, "Sulgrave Manor" in het Northampshire in Engeland. Men was de laatste hand aan het leggen aan het feestprogramma toen in Augustus 1914 de Duitsers plots ons land binnenvielen. Aan herdenking van het Vredesverdrag van 1814 viel niet meer te denken. De Amerikanen kwamen te Gent geen monument oprichten doch zij kwamen een weinig later met hun legers Europa van de dwingelandij bevrijden en dat was

93


heel wat mooier dan een stenen of bronzen monument. Moge echter ons land in de vrede, binnen enkele jaren, in 1964, de honderd vijftigste verjaardag van het grote vredesverdrag waardig herdenken en met evenveelluister, en de deelname van Amerikaanse en Engelse afvaardigingen, op plechtige wijze deze heuglijke bladzijde uit de geschiedenis van onze drie landen vieren. Pierre KLUYSKENS

GENTSE MAANDKALENDERVERZEN UIT DE VROEGE ZEVENTIENDE EEUW (VERVOLG) Maertijus 1. Huysbrouwers rnaeekt gereet u mout, 't Wort tijt dat ghij het marsbier brout, Doet daerbij taeruwe en spelte goet, Dat voordts die brouwt sijn beste doet. 2. Op den tooghdagh siet men te Gent, Veel schoon peerden comen ter vent, Het vleesch- en stadthuys na begheert, (Syn) van alle fraeyheyt ghestoffeert. 3. Doordien het is halfvastenmaert, De wachten treeken op byfaert, Door schoon sluyers en pluymen fijn, Elck wijlde wel ghepresen sijn. 4. Geen geit en wordt alsdan gespaert, Principael in de lijnwaetmaert, 't Wordt al verkoght, 't zy smal oft breet, Yder tot coopen staet bereedt. 5. U hofken spit, besaeyt en plant, Wiet dat van onkruyt alderant, Hout blommen tot verrnaeek van geest, En cruyden tot de keueken meest.

94


6. Veel fijn cruyden en zijn niet quaedt, Soo tot cruijtcoecken als salaet, Als nipte, bieseloock en dragon, Coste, rakette, en greni, citron. 7. Den feestdagh van Maria is hier, Groet haer als moeder goedertier, Te Predicheeren oft Sint Jans, Sij noodt u tot den sterrencrans. 8. Tot Marikerke buyten Gent, Gaet menigh meysken pertinent, Som seer devoot, som om gherief, Som om te kiesen een somerlief. lste str. Wie thuis zijn eigen bier brouwt (huijsbrouwers) wordt aangemaand er nu mee te beginnen. In februari en maart gebrouwen bier bewaart immers beter dan ander. Want de lucht is in deze maanden minder koud dan in de winter en niet zo warm als in de zomer, zo lezen we als nogal evidente verklaring in een gespecialiseerd oud handboek 1• De fermentatie gebeurt dus niet te traag en ook niet te snel. De toevoeging van tarwe en (of) "spelte", d.i. een soort grove tarwe, resulteert in zg. witbier. 2de str. Tijdens de halfvastenfoor, de jaarmarkt van de stad Gent, werd op de Kouter, vroeger ook Peirdekouter geheten 2, een driedaagse paardenmarkt gehouden en dat tot in het midden van de negentiende eeuw. Op de "tooghdagh", d.i. toondag, werden de dieren getoond die vanaf 's anderendaags verkocht werden. Op de markt verkocht men juwelen, goud, vogels, wapens en laken, in het wegens de vasten niet gebruikte vleeshuis, en in het stadhuis 3 • 3de str. Ter gelegenheid van de halfvastenmarkt (maert) en wegens de aanwezigheid van vele vreemdelingen, was de stadswacht zeer actief en werd voor de gelegenheid ook versterkt met de leden van het gilde. Op byfaert,letterlijk wellicht: op bedevaart, betekent hier wel "op tocht". Ze waren feestelijk uitgedost. Men is geneigd bij byfaert te denken aan het beroemde Auweet, de nachtelijke optocht van notabelen en gilden, maar die was in 1540 door de Carolijne Concessie afgeschaft 4.

95


Leefde de herinnering eraan nog voort in de zeventiende eeuw?

4de str. De markt van lijnwaad was zowel de Korenmarkt als de Vrijdagmarkt. Er werd uitsluitend ruw, d.i. ongebleekt lijnwaad verkocht. Het werd voor het grootste gedeelte door plattelandswevers aangevoerd, waarvoor ze een invoerrecht betaalden. De brede lakens werden van een apart zegel voorzien om ze te onderscheiden van de smalle. De laatste soort werd met een rood kruisje getekend. De verkoop van de smalle lakens begon twee uur na die van de brede 5. 6de str. niet quaedt: niet slecht of schadelijk: typisch Gents ''understatement", versta: heel goed; nipte: Lat. nepeta, de ene of de andere muntsoort, b.v. akkermunt (Mentha arvensis L. ), kattenkruid (Calamintha nepeta L. ); dragon: slangenkruid, keizersalade, te Gent ook salaadkruid geheten 6; coste: kostwortel, balsemwormkruid ( Christophoriana spicata L.) 7; rakette: raket, fonteinkers, Fr. cresson (Gents Wdb.), wilde mosterd (Sisymbrium officinalis L.) 8; greni: corrupt voor grein, paradijskoren; citron: citroenkruid volgens Gents Wdb. de naam van verscheidene planten met citroengeur. 7de str. 0.-L.-Vrouw-Boodschap: 25 maart. De kerk van de Predicheeren of dominicanen dicht bij de naar hen genoemde lei en brug. Deze orde heeft een groot aandeel gehad in de verspreiding van de rozenkrans 9; Sint lans: St.-Janskerk, de huidige St.-Baafskathedraal. Waarom 0.-L.-Vrouw speciaal de gelovigen zou inviteren (noodt) naar deze twee kerken, is mij niet duidelijk. Vermoedelijk werden daar gebedsstouden voor de rozenkrans (sterrencrans?) georganiseerd. De benaming sterrencrans voor rozenkrans is mij echter van nergens anders bekend. 8ste str. De bekende, nu nog intens gevierde zomerliefkermis te Mariakerke, vroeger op de tweede zondag na Pasen, nu op een vaste datum, nl. de vierde zondag in april. De jongens kwamen er hun lief kiezen "door het terten op den voet der meisjes die 'aen de bomen' stonden". Marktkramers en foorkramers deden gouden zaken op deze eerste kermis in de omgeving van Gent 10.

96


Aprylis 1. Den Paesschen compt, het vasten stilt, U huijs en ziel nu suyvren wilt, Want naer veellust en ijdelheyt, Peyst eens om uwe saligheyt. 2. Vroukens den korf met kost stoffeert, En smorgens vroech nar Loo marcheert, Vyerigh daer Onse Vrouwe dient, Peystert daer eens met uwen vrient. 3. Dees rnaent bringht mede het saisoen, Voor die den incoop willen doen Van peerden, koyen, schapen veel, De meerschen (sijn) groen en drooghen heel. 4. Ghedachtigh u ghesondtheyt zijt. En dat de spijs zy na den tijdt, Want veel vlees eten is niet goedt, Die 't 'tsavonts en te Paesschen doet. 5. Quaey luchten en quaeij watersvliet, En compt ontrent de peste niet, Maer oft het immers moeste zijn, Rieckt clickwils fijnen wijnazijn. 6. Sint Joris wordt ghecelebreert, En sijnen Eet wel ghetracteert, In 't hof daer men de draecken steeckt, Ende meer glasen dan lancen breeckt 7. Sint Marc ons oock ghedincken doet, Elck voor syn setven bidden moet, Nochtans het moet oock zijn ghedaen, Voor die ons hebben quaedt ghedaen. 8. Den soeten meijavont plaisant, Noodt dat men 't lief eenen meij plant, Van laurier of roosemarijn, Die schoon en wel behanghen zijn.

97


lste str. Allusie op de lenteschoonmaak en op het 'houden van de paessen', de jaarlijkse paasbiecht. De datum van Pasen valt tussen 25 maart en 25 april, dus meestal in april. 2de str. kost: spijs en drank. De kapel Lobos, een gehucht van Lochristi, waar Q.-L.Vrouw vereerd werd. Deze kapel was gelegen op een kwartier van de kerk van Lochristi. Ze werd gebouwd in 1607 en afgebroken in 1808. Het was een bekend bedevaartsoord 11. Nadat de devotie gedaan was, werd aan het nuttige het aangename gekoppeld: peystert, d.i. houd je op, verpoos met uw reisgezel en geniet van een goedgevulde (stoffeert) proviandmand. 4de str. 's Avonds vlees eten wordt hier als ongezond voorgesteld. Ook op Pasen zou het niet goed zijn. Blijkbaar een volks geloof dat mij echter van nergens anders bekend is. Sde str. In de eerste twee vv. worden twee oorzaken van de pest vermeld: bedorven of kwade lucht en "quaeij waters vliet", d.i. vervuilde waterlopen vol giftige dampen. Hoe hulpeloos de medische wetenschap ook stond tegenover de pest, toch had men vlug begrepen dat er een verband was met vervuilde waterlopen en de eruit opstijgende dampen. Dikwijls aan wijnazijn ruiken is een 'klassiek' middel. In een pesttraktaat (15de E.) leest men: "Oec salmen veel wijnedics besighen waer men can. Oec des morghens ... soe ist guet datmen die handen ende noese ende die oren wrive mit roeswater ende wijn edic" 12. In tijden van pest liepen de arme lieden over straat met een spons gedrenkt in wijnazijn, de rijken met een pomum ambre, een reukappel, gevuld met vele, dure ingrediĂŤnten. 6de str. St.-Joris: 23 april. Op de feestdag van hun patroon hield het Sint-Jorisgilde een jaarlijks banket in hun lokaal, het Sint-Jorishof. De H. Joris wordt voorgesteld als een ridder die met een lans een draak doorsteekt. De gildebroeders doen dit uiteraard niet: zij 'breken' meer glazen dan lansen, blijkbaar hadden ze zich op dit terrein een stevige reputatie verworven. Daaraan wordt in de laatste twee vv. gerefereerd.

98


7de str. St.-Marcus: 25 april. In een vijftiende-eeuwse kalender leest men: Dits sente Mercs dach Die elc mensche, doe ie u ghewach, Es sculdich te vasten jeghen de plaghen. Waarom deze apostel en niet een andere ons speciaal eraan zou herinneren (ghedijncken doet) dat we voor onszelf en onze medemensen, ook voor hen die "ons hebben quaedt ghedaen" moeten bidden, is mij niet duidelijk.

Sste str. Het planten van de mei(boom) of het schenken van een meitak werd als een liefdesverklaring aanzien. Vrijers hadden de gewoonte op de vooravond van 1 mei voor het venster of op het dak van het huis van de beminde een meitak te plaatsen. G. Celis wijdt uit over de symbolische betekenis 13 van de verschillende planten waarvan de tak afkomstig was, maar merkwaardig genoeg, ontbreken daarbij zowel de rozemarijn als de laurier. Deze laatste, komt echter wel voor als zg. 'liefdemei', die "door de jongens voor de woning van hun geliefde geplant" werd 14. (vervolgt) W.L. BRAEKMAN

NOTEN I W. V(an) L(is), Den volmaekten Bierbrouwer (Brussel, 1793), p. 78. 2 De Markt, p. 68. 3/dem, p. 36 4 P. Claeys, Pages d'histoire locale gantoise (Gent, 1894), lil, p. 145-160; F. De Potter, Gent van den oudsten tijd tot heden (Gent, 1884), 11, p. 65-74. 5 Over de Gentse lijnwaadmarkt, zie De Markt, p. 69-70. 6 L. Vandenbussche, Onze Volkstaal voor Kruiden en Artsenijen (Langemark, 1978), nr. 293. 1/dem, nr. 689. 8/dem, nr. 2357. 9 G. Celis, Volksk. Kalender, p. 234. 10 Idem, p. 46. 11 Fr. De Potter en J. Broeckaert, Geschiedenis der Gemeenten ... (Gent, 1864-1870), 1° R., dl. 4, Lochristi, p. 56-57. Zie ook A. Ver Elst, Folkloristische Tijdspiegel voor BelgiÍ (Brussel, 1969), p. 77. 12 W.L. Braekman enG. Dogaer, "Laatmiddeleeuwse pestvoorschriften", Verst. en Med. Kon. Acad. NTL (1972), 99-122 (p. 112). 13 G. Celis, Volksk. Kalender, p. 162-165. 14A. Ver Elst, Tijdspiegel, p. 151-152.

99


HOE HET TOEN WAS Wat een bezoek aan een oude school naar boven bracht aan herinneringen: - Het huisje, waar mijn grootouders langs moederszijde woonden, in de Gerststraat, waar vetplantjes op het dak van het kolenhok en de WC groeiden. Daar was het dat ik in 1938 (?) onder tafel weg gekropen zat toen de aarde beefde. In de leefruimte stond een Leuvense stoof, er was enkel gasverlichting en water werd gepompt in de kleine veranda. Nadat ze geschuurd had, tekende mijn grootmoeder arabeskes met zand op de vloer. Naar boven ging men langs een "val", plat luik dat men naar boven toe openduwde. - Van de Duitse bezetting herinner ik me weinig. Mijn vader, die schoenmaker was, kreeg van de Duitse bezetters een Duitse soldaat in huis toegewezen die er, naast mijn vader, schoeisels en laarzen van het Duitse leger zou herstellen. 's Avonds keerde hij naar zijn eenheid terug. Mijn vader, die zelf het graan, waarschijnlijk gekocht op de zwarte markt, maalde, kon heerlijke broden bakken. Telkens ik nu nog versgebakken brood ruik, wat ook niet meer zo vaak voorkomt, denk ik terug aan die hoog gerezen broden die toch zo lekker smaakten. Zoals bij velen tijdens de oorlog, werd bij ons thuis naar de toen verboden radiouitzendingen geluisterd. De kustlijn werd bezet door de Duitsers. Tijdelijk kregen wij mensen van Oostende als buren die daar uit hun woning ontzet waren. Na de oorlog keerden zij terug naar huis. - Bommen en Vl over Gent. We woonden in de Doomzelestraat, vroegere Priestersstraat, in vogelvlucht niet zo ver weg van de haven. Pa, die ging vissen als hobby, nam me dikwijls mee, ik zat dan op een kinderzooltje vooraan op zijn fietsbuis. Eens zaten we aan de "nauwe eind" aan de Papierfabrieken te Langerbrugge toen de bommenwerpers over kwamen. Daar kwam steeds een herder zijn kudde schapen hoeden. Toen de bombardementen hevig werden verhuisden wij tijdelijk naar een tante van mijn moeder die veiliger weg in stad woonde, tegen het Zuidpark. De kelder was er zo comfortabel mogelijk ingericht zodat men er ook overnachten kon tijdens bomalarm. Was dit gedurende enkele dagen, weken? Was dit tijdens de vakantie, was er geen school? Ik weet het niet.

100


Ik herinner me dat wij ook gingen schuilen in het "Entrepot" op het Stapelplein en in de schuilkelder op het pleintje voor de kerk van H.-Kerst. - De eerste bevrijders, de Polen, waaronder Francis Baranowski, waren in de Fiévéstraat gelegerd. Wij, kinderen, loodsten een soldaat mee naar huis en kregen chocolade, comed beef, tinned ham, Player sigaretten (niet voor mij natuurlijk!). Dan kwamen de Canadezen, de Engelsen, van sommigen bezit ik nog een foto. -De treinen die toekwamen in het St.-Pietersstation, met overlevenden uit de concentratiekampen, nog in hun gestreepte plunje. Joodse klanten van mijn vader kwamen niet terug.

- De cafés waar overal een "jazzband" speelde: drumstel met meestal accordeon, banjo erbij, en waar gedanst werd. Café Toerisme, Borluutstraat Café Rome, Groentenmarkt Café Bentels, Lamstraat waren er enkele van. Café chantant, cabaret, waren er o.m. in de Concorde, aan het Rond Punt, hoek KuiperskaaL Later natuurlijk was er de Ancienne Belgique, Veldstraat. Voor een wafel of een ijskreem moest men bij Bortolo, Korte Dagsteeg, Fritz, Veldstraat, of Veneziana, Geldmunt, zijn. -Mijn eerste kennismaking met mijn Franse grand-père in Parijs, in 1947, waar ik ook een tante, 3 nichten en 2 kozijns had, nooit eerder ontmoet, door de oorlog. De oudste kozijn sloot zich later aan bij het Vreemdelingenlegioen, toen nog actief, na een teleurstelling in de liefde. De ander, die nu nog in de omgeving van Parijs woont, zag ik nadien voor het eerst terug in 1980 toen mijn vader zijn ?Oe verjaardag vierde. De nichten zag ik nooit meer. Er was ook de rit met de metro in Parijs, waar mijn vader achterbleef op het perron nadat de deuren zich automatisch gesloten hadden, zodat ik in paniek begon te huilen. Ik was ervan overtuigd dat hij nooit de weg zou vinden naar de woning van mijn tante, doch hij was er zelfs nog voor ons. Mijn vaders moeder heb ik niet gekend, ze overleed in 1938 in een dodelijk verkeersongeval op de Frère Orbanlaan, alhier. -Mijn eerste bezoek aan de zee, in Oostende, had plaats in 1947 en was een grote teleurstelling. Ik had me de zee zo gans anders voorgesteld. Hoe? Was dit nu de zee: water dat ophoudt waar de wolken beginnen!

101


- 1947 was ook het jaar van de Plechtige Communie, toen nog gespreid over twee dagen. De eerste dag: twee maal naar de kerk, in een lang wit kleed, met kroontje en voile. Het dik missaal mocht ik voor deze gelegenheid lenen van vrienden van mijn ouders. 's Anderendaags in gewone, maar eveneens nieuwe klederen, nogmaals naar de kerk. De mijne bestonden uit: een warm blauw kleed, met grijze mantel en hoedje. Mijn moeder had ermee rekening gehouden dat ik die zou verder kunnen dragen tot de winter. Het was snikheet die dag! Op beide dagen werd door een fotograaf een foto genomen, die dan later in het salon werd tentoongesteld. We spraken toen nog niet van de "living". We hadden een salon, een veranda waar moeder kookte en ik mijn huiswerk maakte en een keuken waar we aten en meestal verbleven. Mijn ma was enig kind maar had een groot aantal tantes, omen, nichten en neven. Allen kwamen veel bij elkaar samen en bij verscheidene van hen moest ik me gaan "tonen". Van al die familieleden bezit ik een grote collectie foto's uit hun jonge jaren. - Tijdens de grote vakantie vertrokken vanuit verschillende parochies 's morgens rijen kinderen per tram naar het VP, vakantiepatronaat op het terrein van kasteel Ten Berg, Merelbeke. Wie hieraan deelnam herinnert zich zeker nog hoe men elkaar verdrong om toch maar een plaatsje te bemachtigen bij het open hekje op de tram. Onderweg werd uit volle borst gezongen. "Trek aan de riemen, wij varen"." ... Ja we zijn de heersers der aarde, de koningen van de zee". - In die tijd beschikten wij nog niet over een badkamer thuis, dus gingen wij op zaterdag naar het Tolhuis om in bad te gaan. Naast het zwembad was ook de badafdeling zeer in trek. Men moest dan ook soms wachten tot een bad vrij kwam. Links gingen de mannen, rechts de vrouwen. Cabine en bad werden telkens volledig uitgekuist door de hiertoe aangestelde kracht, die geregeld op de deur kwam kloppen om de trage klanten tot wat meer spoed aan te zetten bij het zich wassen. -Weekend betekende meestal met ma en pa naar de cinema. Op zaterdag werd dit gewoonlijk de Royal, Sleepstraat Op zondag was het eerder een zaal in de stad, keuze genoeg: Capitole, Century, Select aan 't Zuid, Majestic, Eldorado in de Veldstraat, Rex aan de "statie", Plaza op de Koornmarkt, Savoy in de Korte Dagsteeg. Op maandag gingen we soms naar de Nord, St.-Salvatorstraat. Een vertoning bestond meestal uit: het journaal, een of twee bij films, dit kon

102


een tekenfilm en/of documentaire zijn, de hoofdfilm. Sterren van toen waren o.a.: Rita Hayworth, Bette Davis, Dorothy Lamour, Maria Montez, Tyrone Power, Errol Flynn, Gary Cooper, Clark Gable. - Dan waren er ook nog de vele braderijen, met radioserenades. Wie kende niet St.-Louis Blues? Muziekfanfares waren telkens ook van de partij, met of zonder majorettes of dansgroep. Zeer gekend waren de "Volendammers" in dito kostuum en op klompen. De braderij in de Wondelgemstraat en deze op de Zwijnaardse steenweg, waar steeds een herdenking van de bevrijding van Gent plaats had, waren wel het drukst bezocht. Men kon er op de hoofden lopen. - Het was de tijd van het soldatenuurtje op de radio. De eerste Engelstalige songs werden stilaan meegezongen. Vera Lynn, Doris Day, Bing Crosby. - Een uitstapje naar de Damvallei was een hele belevenis ook al ging ik er kopje onder en diende pa me achtema te duiken of ik was er verdronken. Op reis gaan, samen met mijn ouders, bestond eerst uit een weekje aan zee, we namen de trein naar Blankenberge of Heist. Later, toen pa een auto had, een Morris Ten, werd dit de Ardennen, het Groothertogdom Luxemburg, Duitsland, gedurende twee weken. -Op een van de vele braderijen waar we met een paar vriendinnetjes heen mochten, het eerste vriendje. Handjes vasthouden, een schuchter kusje. Ik was 14. Yolande LULLY Herfst2002

'T GENTS SPANT DE KRUUNE! En ge keunt da spreke alle doagen van de weke. In het Gents vinden we een pak uitdrukkingen waarin dagen van de week voorkomen. Wij hebben er een paar voor u op een rijtje gezet. Wie "een tonge mee lijntsjes" heeft en er nog gelijkaardige kent, geeft mij een seintje op tel & fax 09 253 94 70 of email eddy.levis@ping.be 103


- "Hij hee de moandag in zijn lijf' : Geen zin hebben om te werken. -''Ne luie moandag es een nîstige* weke": (*naarstige) Het werkt makkelijker als je het de maandag ook kalmpjes aan doet. Want ... - ''De moandag es de broere van de zondag" : de twee dagen lijken goed op mekaar: de maandag wordt er ook niet veel gewerkt. - "De moandag goan wandelen es kliermoakersmode" : Een "kliermoakerswandelinge" is een wandeling tijdens dewelke men nergens binnegaat om iets te drinken, ook "druge wandelinge" genoemd. Het wandelen "pour se laisser voir" gebeurde ten andere de zondag en niet de maandag. Als •t dan nog mooi weer was, wast ••kliermoakerswere".

- "Z' Es heure moandag kwijt" : woordspeling: schertsend gezegd over een meisje dat haar maagddom kwijt is. syn. "z' Hee beur loaten vermuusschen, z' hee beur loaten knippen, z' hee de katte aan de koas loaten zitten, z' hee woafels loaten bakken, z' hee beur shehwe loaten uitkuisen". Een Gents liedje zingt: "Och Heere, wat een spijt z' es heure moagddom kwijt" -''Verloren (-verkoren, -verzworen) moandag'' : 6 januari, de eerste maandag na Drie Koningen, gevierd door de ambachtslieden om nieuwjaar te gaan wensen bij hun baas, de personen voor wie hun baas in de loop van het jaar werken had verricht en ook aan de handelaars en fabrikanten die materialen hadden geleverd. Dutour (1563) heeft het over "lundi parjuré" en in den ··comptoir Almanac voor 1606" leest men: "coppelkes ofte gesworen ofte verloren maandach". L.L.Coopman schreef al in het begin van de 20e eeuw: ••Heden wordt dit niet meer gedaan te Gent". Het is een oude traditie om de maandag te vieren. Reeds in de 12de eeuw was men gewoon: " ...den rnaendach met kwasten (brassen) door te brengen; wy lezen in de oude keur van Geeraerdsberge van 1190 (reeds gedeeltelijk opgesteld in 1068) ••dat men de misdaden op de maendagen gepleegd, erger strafte dan die op andere dagen geschiedden, namelyk zulke misdaden als welke byna overal het gevolg waren van dronkenschap."

104


-"Hij es de moandag aan't vieren (-aan 't hehwen)": een andere dag dan de maandag die men zonder werken bij toeval of met opzet laat voorbijgaan. - "Hij hee de moandag in zijn lijf'' : Geen lust hebben om de maandag te werken. - '"t Es ne moandaggast": Iemand die de maandag ''viert". - "Hij hee de moandagziekte" : Gezegd van iemand die de maandag te laat op zijn werk komt. - "'t Es ne langen dijsendag" : syn. "Een pirse, een goaipirse, ne woaibuum, ne zwiekzwak, ne zwiepzwak, een (moagere) deurscheute, een reuzinne, een stopnoalde een toalde van een wijf." (>Fr. taille). Hiermee wordt een lang persoon bedoeld. - "Trehwen op ne weunsdag" : dag waarop de lagere klasse trouwde omdat het goedkoper was dan in het weekend. Niet veel kosten maken voor het trouwfeest. - "'t Zal gebeuren oas witten donderdag zwarten donderdag zal bieten" : nooit. - '"t Es doar alle doagen donderdag" : gezegd van een huishouden waar alle dagen ruzie gemaakt wordt, waar alle dagen gedonder is. En hier een rijmpje gebruikt op mensen die niet spaarzaam zijn: "De vrijdag veur de pap De zoaterdag veur de zak De zondag veur 't gemak De moandag op de plak." - ''Vrijdagswere es zondagswere": Volkse weerspreuk. Zoals het weer's vrijdag is, zo is het meestal ook 's zondag. - "Da kan uh op de Vrijdagsmort brengen!" : De Vrijdagmarkt is het plein waar elke vrijdag markt gehouden wordt. De uitdrukking wordt toegepast op iemand die iets wil doen dat zeer streng kan gestraft worden. Vroeger hadden precies daar een groot aantal publieke terechtstellingen plaats. - '"t Es were nen blende zoaterdag'': gezegd wanneer de man op het einde van de week geen geld naar huis meebracht.

105


- "Hij hee op giene kehwe zoaterdag te peizen" : Hij hoeft niet bang te zijn ooit tekort aan eten of drinken te hebben. Vroeger gebeurde het wel eens dat tegen het einde van de week de centen op waren en men geen geld meer had om eten of brandstofte kopen als de man zijn loon weer in het cafĂŠ achtergelaten had. - ''Es mij da ne luulke zoaterdag!": syn. "Es mij da een luulk spuuk, -ne nachtstroal, -een remeede tegen de liefde, -een droake, -een luulk portret. Z' es te luulk veur t' helpen donderen, -veur in een schuun beddde te liggen. Z' hee een huufd veur leer op te kloppen, -veur stoofhijt op te kappen, -veur kromme noagels op rechte te sloan, -veur bruin te ruken, -veur maskers op te gieten. Moest beur wezen op de keukendeure stoan ter kwam gienen hond nie mier binnen. z' Es goe veur de musschen uit d'ĂŽrweten t' hehwen. Da beur wezen aan de kelderdeure moest hangen, de katte bleef van de melk, moest heure kop op een virken stoan, 'k en ate van ze leven gien virkesvlies ne mier." en daarvoor moet je behoorlijk lelijk zijn. - '"t Es uuk iniengeschoten mee de zoaterdagsteke" : met een zeeer brede steek genaaid om er nog voor het einde van de week snel van af te zijn. Slordig werk. - ''Dat gebeurt meer dan op ne zondag" : Dat gebeurt dikwijls. Het is het antwoord wanneer iemand zegt: "Ge vergeet te betoalen !" "Proverbes" (p.ll6) uit 1568 heeft het over: "Als twee Sondaghen comen in eene weke." - "Hij zal op ne zondag sterven" : Toegepast op iemand die zeer naarstig is, die veel werkt. - ''Die alle doagen viert vroag noar de zondag nie" : Als het "alle doagen kirmesse" is verlang je niet naar de zondag. - '"s Zondags bierken van lust, 's moandags sterken dost" : toegepast op iemand die de maandag met de "noardust" van de zondag opgescheept zit. -"Hij hee zijn zondagseens (-zondagsgeld, -zondagspree) g'had": Hij heeft zijn drinkgeld gekregen.

- "Hedd' uh zondagseens g'had dan?" Als vraag: toegepast op iemand die meer uitgeeft dan gewoonlijk. - ''Hij es gelijk Verbeke, de zondag gelijk in de weke": Gezegde toegepast op iemand die 's zondags-weekdags hetzelfde gekleed is. Ook gebruikt als grappig gezegde op de naam Verbeke. 106


- "Hij es geklied gelijk nen hond op zijn zondags" : syn. "Van de kapelle geklied zijn. Schune aangepoatemeerd zijn". Vreemd "aangetroeteld" zijn. Raar gekleed gaan. - "Hij hee zijn zondagsdingen aan" : syn. "Hij hee zijn koeferkliers aan". Vroeger werden zondagse kleren in de koffer bewaard en kwamen slechts bij zeldzame feestelijke gelegenheden te voorschijn zoals bvb. bij een doop, trouw, begrafenis, of om naar de mis te gaan. Gezegd van iemand die "op zijn zondags" (paasbest) gekleed gaat. -"Es da mijne zondagsnoame misschien?": Vraag gegeven als antwoord door iemand die uitgescholden wordt. Volgende aflevering: "Keunde gij even goed klappen of dadde keunt tellen?" Uitdrukkingen i.v.m. cijfers & getallen. Eddy "den twiedekker" LEVIS

GENTSE MEMORIEDAGEN: 7-8-9-10 JUNI 7 Juni 1690 De visverkopers die hun handel uitoefenden op de huidige Groentenmarkt, komen zich vestigen op het Veerleplein. Voorlopig in open lucht.

7 Juni 1798 Er wordt begonnen met de sloping van de kerk der Recolletten. Nog voor het einde van de maand is alles verdwenen.

7 Juni 1801 Geboorte van Louis Minard. ledere Gentenaar kent natuurlijk "de Minard", maar niet zo velen zullen precies weten wie die Louis, François, Martial Minard feitelijk was. Zijn vader was een oud-officier van het Frans leger afkomstig van Bordeaux, die wegens gezondheidsredenen een plaatsje bekomen had bij de "Préfecture du Département de l'Escaut".

107


De jonge Louis gaat studeren aan onze Academie bij Louis Roelandt die hem beschouwt als een van zijn beste leerlingen en, inderdaad, hij behaalt de Eerste Prijs voor Architectuur. Volgens de gebruiken van die tijd wordt hij triomfantelijk naar huis gebracht in de staatsiekoets van de Burgemeester. Hij werd Professor benoemd aan de Academie van Den Haag, maar verkiest na korte tijd terug te komen naar Gent en zich hier te installeren als architect. Het is ondoenlijk op te sommen al wat die man gemaakt heeft: ontelbare woningen, fabrieken, scholen, kastelen. Heel Vlaanderen door restaureert hij kerken en bouwt er talrijke nieuwe. Vanzelfsprekend bouwde hij ook woningen in Gent, waaronder het prachtig Hotel d' Alcantara op de hoek van de Gouvernementstraat en het Jodenstraatje. Dat vond evenwel geen genade in de ogen van ons progressief Beleid dat het volledig liet slopen om plaats te maken voor een van die betongieterijproducten die zo veel gezelliger zijn dan al die oude brol. Hopelijk was Minard filosoof genoeg om zich niet om te draaien in zijn graf. In 1847 bouwde hij op aandringen van "Broedermin en Taelyver"- en dit op eigen kosten- de gekende Minard's schouwburg. Acht jaar voordien had hij daar vlakbij, op de Grote Huidevettershoek, naar voorbeeld van Walter Scott, zijn eigen woning gebouwd in gotische stijl. Alle vensters, van de kelder tot de zolder, waren ogivaal. Er was een rotonde met 8 beelden, 6 graven en 2 gravinnen van Vlaanderen voorstellend. Een gotische wenteltrap leidde naar de eerste verdieping. Er was een Byzantijnse zaal en een Vlaamse Renaissancezaal. Dat het toch wel een zeer merkwaardige woning was wordt bewezen door het feit dat Leopold I met de koninklijke familie het kwam bezoeken in 1857 en dat Leopold 11 er terugkwam in 1866. Dit huis bestaat nu nog en is sinds precies een eeuw het lokaal van de Vrijmetselaarsloge "La LibertĂŠ". In 1835 had Minard een klein antiek vaasje ten geschenke gekregen. Dit zou het vertrekpunt betekenen van een unieke oudheidkundige verzameling met meer dan 3.000 gecatalogeerde stukken. Na zijn dood in 1875 werd deze collectie openbaar verkocht, verkoop die 13 dagen in beslag nam. Alhoewel Baron Rotschild van Parijs sterke interesse betoonde voor het geheel, kon toch een belangrijk deel in Gent blijven. Louis Minard stierf op 5 Augustus 1875. Het beeld op zijn praalgraf op het Campo Santo werd gebeiteld door de bekende beeldhouwer Isidoor Dubrucq.

7 Juni 1818 De regering van Lorlewijk XVill geeft aan het Gents stadsbestuur de 4 zilveren sleutels terug die gestolen werden bij de inname van Gent door La Bourdonnaye in 1792.

108


In een der kamers van het huis Minard.

109


7 Juni 1821 De Stad koopt de voormalige St-Sebastiaansschouwburg aan. Zie ook "Ghendtsche Tydinghen" - 2000- N° 6 - pp. 399-400.

7 Juni 1855 Om 19.45 uur valt er een meteoor te St-Denijs-Westrem.

7 Juni 1880 Als gast van de "Cercle Artistique et Littéraire" komt Ferdinand de Lesseps spreken in de Rotonde van de Universiteit over zijn project om het Kanaal van Panama te graven.

7 Juni 1915 Wameford schiet een Duitse zeppelin neer. De 24-jarige Reginald Wameford vervoegde in 1914 het Brits leger als oorlogsvrijwilliger bij het "Sportsman's Regiment", een infanterie-eenheid die hoofdzakelijk bestond uit atlet~n en sportlui. Na korte tijd gaat hij evenwel over naar de "Royal Navy Air Service" waar hij in Maart 1915 zijn vleugels haalt als piloot. Hij wordt geaffecteerd bij het "First Naval Squadron" in Duinkerken. In de nacht van 6 op 7 Juni heeft Wameford, terwijl hij met zijn klein vliegtuigje boven Vlaanderen patrouilleert, de ontmoeting van zijn leven: deze met de Duitse Zeppelin L.Z.37 die op terugweg is van Londen waar hij een bombardement heeft uitgevoerd. Hij werpt zich met een vermetel enthousiasme in de strijd tegen de sterk bewapende luchtreus die hem onmiddelijk onder vuur neemt. Na verschillende maneuvers slaagt hij er in zich boven de zeppelin te plaatsen. Hij heeft slechts enkele bommen bij. De eerste bommen die hij werpt missen hun doel en komen terecht in het Begijnhof van St-Amandsberg. Er rest hem nog één enkele bom. Hij mikt extra zorgvuldig, lost de bom en ... het wordt een voltreffer. Men kan zich het effect voorstellen op dit met waterstof gevuld gevaarte: een vuurzee en een formidabele knal die heel Gent wakker schudt. Het verwrongen gloeiend geraamte van de zeppelin stort neer op het klooster van de Visitatie in de Gentstraat. Men zal26 verkoolde lijken uit het wrak halen, maar het vliegtuig van Warneford werd ook getroffen en hij moet een noodlanding maken op Port Arthur. Midden in de nacht in een vijandelijk gebied, slaagt hij er in met geïmproviseerde noodmiddelen zijn toestel wat op te lappen. Hij stijgt terug op en de Duitsers die kwamen aangelopen om hem gevangen te nemen komen enkele seconden te laat. In de spannendste film doet men niet beter. 110


Na het "Victoria Cross" gekregen te hebben, gaat hij op 17 Juni 1915 naar Parijs waar hem "La LĂŠgion d'Honneur" uitgereikt wordt. Hij begeeft zich daarna naar het vliegveld om een splinternieuwe Farman in ontvangst te nemen. Hij stijgt op met de Amerikaanse perscorrespondent Beach als passagier. Onmiddelijk na de start loopt er iets mis, het vliegtuig maakt een "roll" en beide inzittenden worden er uit geslingerd en vinden de dood. Warneford had slechts 10 dagen kunnen nagenieten van zijn overwinning. Ze worden zeer zeldzaam, maar hier en daar kunt ge nog wel eens een zeer oude Gentenaar tegenkomen die u, een als souvenir zorgvuldig bewaard stukje aluminium, afkomstig van de zeppelin, zal tonen.

7 Juni 1965 Dood van Jef Crick in zijn huis in de Heyveldstraat. Hij was een van de eerste redacteurs van "De Standaard" en van "Ons Volk ontwaakt". Vanaf 1926 was hij medewerker van "Het Volk". Van 1923 tot 1927 bewoonde hij enkele kamers van het Kasteel van Laarne en dat zal hem wel voldoende inspiratie gegeven hebben voor zijn historische roman "De Ridder van het Slot van Laarne". Deze verdediger van het Campo Santo werd er zelf begraven.

8Juni 1577 Decreet van de Raad van Vlaanderen waarbij in elke parochie een Zondagsschool moet opgericht worden.

8Juni 1622 Het College van de Oudburg beslist aan Gaspard De Craeyer de portretten te bestellen van de koning en de koningin van Spanje. "En oock geresolteert is hem te doen maecken het conterfeitsele van den jeghen wordighen conynck van Spanien met de coninghine". Deze schilderijen werden in 1625 geleverd, maar zijn verdwenen.

8Juni 1622 De Gentse schepenen hadden aan Gaspard de Craeyer het werk besteld "Het Oordeel van Salomon". Het is op 8 Juni dat zij de laatste schijf van de verschuldigde som betaalden. Blijkbaar moeten zij zeer tevreden geweest zijn met het resultaat, want zij besloten aan de echtgenote van De Craeyer, Catherine lanssens van Duvelant een "Hooftcleed" te schenken ter waarde van 25 gulden. De nuchtere Katrien voelde 111


geen behoefte aan een dergelijk kleed en vroeg in de plaats de 25 gulden te ontvangen.

8Juni 1836 Dood van Pierre Lammens. Deze hoogleraar was de eerste bibliothecaris van de Universiteitsbibliotheek. In 1815 werd hij door WillemInaar Parijs gezonden om de teruggave te eisen van de handschriften, boeken, kunstvoorwerpen die door de Fransen uit ons land werden weggenomen. Als beloning werd hij benoemd tot "Ridder van de Orde van de Nederlandsche Leeuw". In 1818 kocht de Staat zijn persoonlijke bibliotheek die 18.000 volumes bevatte. Rector van de Universiteit in 1828-1829. Als vrijmetselaar maakte hij deel uit van "Le Septentrion".

8 Juni 1837 De plans van Louis Roelandt voor de bouw van een nieuwe schouwburg worden aanvaard.

8 Juni 1849 Geboorte te Antwerpen uit Gentse ouders van de beeldhouwer Julien Dillens. Hij behaalde de Prijs van Rome in 1877. Deze leerling van Rodin maakte hier o.m. het standbeeld van Hippoliet Metdepenningen. Ook beelden in de nissen van het stadhuis, langs de gotische kant, werden door hem gemaakt. Hij stierf te Brussel op 24 December 1904.

8Juni 1879 Inhuldiging van Jules Seys als Burgemeester van 't Zieklien. Zie "Ghendtsche Tydinghen" - 2000 - N° 2 - pp. 110-111.

8Juni 1907 Plechtige viering door zijn collega's, oud-studenten en sympathisanten van Professor DaniĂŤl Van Duyse. Deze gekende ophtalmoloog, zoon van Prudens, werd geboren op 20 Maart 1852. Docent in 1892, hoogleraar in 1901. Schreef meer dan 100 wetenschappelijke werken. 112


Als professor werd hij opgevolgd door zijn zoon Mamix. Dood te Brussel op 27 September 1924. Hij werd bijgezet in het familiegraf op het Campo Santo.

8Juni 1925 Onthulling in het parkje voor de St-Annakerk van het standbeeld van Albert Mechelynck. Deze figuur van betekenis voor de Liberale Partij werd geboren op 28 December 1854. Doctor in de Rechten. Volksvertegenwoordiger in 1879. Provincieraadslid van 1884 tot 1904. Staatsminister. Ondervoorzitter van de Kamer in 1919. Dood op 9 Maart 1924. Reeds één jaar na zijn dood kreeg hij zijn standbeeld.

8Juni1996 Dood van Carlos Detremmerie. Deze gekende Gentse grimeur werd geboren op 6 Mei 1918. Lesgever van "Make-up" aan het Conservatorium. Hij werd begraven op het Campo Santo.

9Juni 1853 Geboorte van Jean Delvin. Hij was een uitstekende student op het Atheneum en aangezien zijn tekentalent aangemoedigd werd door zijn ouders, trok hij naar de Academie waar hij onder de leiding van Theodoor Canneel de 3 hoogste teken- en schilderklassen volgde. Nadien vervolmaakte hij zich te Antwerpen en te Brussel, samen met zijn vrienden Femand Scribe en Graaf Jacques de Lalaing. Op 28-jarige leeftijd wordt hij benoemd tot leraar aan onze Academie. In 1902 werd hij er Directeur van, maar bleef nochtans leraar van de schilderklas "Levend model". Deze voortreffelijke schilder was eveneens een uitstekende leraar die zijn stempel gedrukt heeft op het artistiek leven in Gent. Onder zijn leerlingen komen wij namen tegen zoals Albert Baertsoen, Gust en Leon De Smet, Jacques Bergmans, Maurice Dupuis, Jules De Bruycker, Valerlus De Saedeleer, enz. Ons Museum voor Schone Kunsten bezit een 20-tal werken van Delvin. Niettegenstaande het feit dat hij weinig exposeerde hangen er toch werken van hem in Brussel, Luik, Venetië, Parijs en Tokyo.

113


Hij was medestichter van "De Vrienden van het Museum". Delvin was vooral een dierenschilder met als uitverkoren model het paard. Deze vrijgezel die met zijn 2 zusters in de Rooigemstraat woonde was het tegenovergestelde van een bohémien. Hij verafschuwde slordige kledij, hij was streng van voorkomen, bedeesd, koel, aristocratisch en droeg steeds een zwarte redingote. Hij hield niet van vrouwen, rookte niet, dronk niet, hield niet van moppen, was voorzichtig, wantrouwig, een eeuwige pessimist. Hij sprak traag en moeizaam, moest naar zijn woorden zoeken en zijn stem was rauw en stroef. Hij had een hekel aan de massa, aan het publiek, aan lofwoorden, aan manifestaties. Kortom, hij had alles tegen zich om sympathiek te zijn en werd, desniettegenstaande, een van de populairste leraars en directeurs van onze Academie. Het hoogtepunt was zijn cursus in de Kunstgeschiedenis: men verdrong zich letterlijk in het auditorium. Hij stierf van keelkanker op 11 April 1922 en werd begraven op het Kerkhof van de Brugse Poort.

9Juni 1922 Dood van Albert Baertsoen. Deze melancholische schilder werd geboren op 9 Januari 1866. Hij was zeker niet voorbestemd om een artistieke carrière te maken. Hij was immers de zoon van een rijke industrieel uit de katoenindustrie. Een normale evolutie zou in dit geval geweest zijn dat Albert eerst naar de Nijverheidsschool zou gaan om er zijn diploma te halen in de Spin- en Weefkunde en dan bij Papa in de zaak zou komen. Na enkele jaren zou hij dan afgevaardigde-beheerder worden om tenslotte de leiding van het bedrijf volledig over te nemen. Een probleemloze toekomst dus, zonder de minste financiële zorgen. En dat was nu iets dat Albert net niet wou. Als hij 17 is- hij heeft juist zijn Atheneum beëindigd- maakt hij Vader Baertsoen kond van het feit dat hij kunstschilder wil worden. Ook al weer ongewoon: Vader meent dat het wel zal koelen zonder blazen en maakt geen bezwaren. Maar het is nooit gekoeld en Albert was defmitief vertrokken voor een schilderscarrière. Hij volgde lessen bij Gustaaf Den Duyts en bij Jean Delvin en hij is pas 20 jaar oud als zijn eerste expositie doorgaat in Brussel. Maar Baertsoen schijnt een van die onrustige geesten te zijn die zich nergens definitiefkunnen vestigen. Hij woont eerst een paar jaren in de omgeving van Dendermonde, gaat dan nog wat studeren in Parijs, maar niet voor lang, want kort daarna vinden wij hem in Londen. Enkele jaren later dan toch weer Parijs. Dan hangt hij een tijdje rond langs de kanten van Nieuwpoort en Diksmuide. Hij onderneemt een reis naar Venetië en huurt dan een woonschuit waarmee

114


Albert Baertsoen.

hij heel Zeeland afreist, zijn indrukken steeds vastleggend in schilderijen, etsen, tekeningen. Op een gegeven moment komen wij hem tegen in Tilleur en gedurende de Eerste Wereldoorlog verblijft hij in Londen, maar in 1919 komt hij dan toch terug naar Gent waar hij de laatste jaren van zijn leven zal slijten. Hij gaat wonen in het huis op de Coupure, op de hoek van wat toen nog de BijJokekaai heette, maar later zou herdoopt worden in Albert Baertsoenkaai. De best gekende werken van Baertsoen zijn de sfeervolle, droefgeestige stadsgezichten van zijn geliefd Gent: vervallen steegjes in de avondschemering, triestige, verlaten pleintjes, grauwe achtergevels aan de waterkant, mistige kaaien, de Leie op het einde van een triestige dag van onophoudende motregen. Vandaar dat het woord "Bartsoensfeer" een begrip geworden is. 10 Juni 1584 Dood van de Duc Franรงois d' Anjou. Deze broer van de Koning van Frankrijk Henri III werd geboren in SaintGermain-en-Laye in 1554. Aangetrokken door Willem de Zwijger speelde hij hier een ondergeschikte rol gedurende het Calvinistische Bewind. Hij deed zijn Blijde Intrede in Gent op 20 Augustus 1582 en legde de volgende dag op de Vrijdagsmarkt de eed af van Graaf van Vlaanderen. Er volgde een 115


groot banket op het Stadhuis. Niettegenstaande hij de steun bleefkrijgen van de Prins van Oranje werd deze gevaarlijke en ambitieuze intrigant vrij vlug onpopulair.

lOJuni 1787 De Gedeputeerden van de Staten van Vlaanderen, terugkomend van Brussel waar zij van de Gouverneur-Generaal het intrekken hebben bekomen van een aantal hervormingsmaatregelen, worden te Gent met de uitbundigste geestdrift ontvangen. Wat was er gebeurd? Wel, Jozef 11, zoals altijd met goede bedoelingen maar met een totaal gebrek aan psychologisch inzicht, was er in geslaagd practisch iedereen tegen zich in het harnas te jagen. Na eerst de clerus misnoegd te hebben en dus onrechtstreeks de massa van de bevolking, had hij nu ook door ongenuanceerde administratieve en gerechtelijke hervormingen, ook nog middel gevonden om het verzet op te wekken van de edelen en de invloedrijke magistratuur. Een delegatie van de Staten van Vlaanderen werd ontvangen door Albert von Saksen-Tesehen en Maria-Christina, en de Gouverneur-Generaal ziende dat het menens was en een algemene opstand niet denkbeeldig, schorste de maatregelen op. Op Zondag 10 Juni 1787, om 11 uur 's morgens kwam alhier een estafet uit Brussel met het bericht dat de gedeputeerden een "allergunstigste dispositie hadden bekomen, welke tydinghe seffens aen de Inzetenen wierd aangekondigd door het luyden van de Triomfklokken". In de namiddag werden de afgevaardigden tot zĂŠĂŠr ver buiten de stad tegemoet getrokken door duizenden mensen en werden zij ingehaald door onze 4 Souvereine Hoofdgilden, de dekens van de verschillende neringen, de Commissaris van het Magistraat, de voornaamste edellieden en door andere aanzienlijke personen, allen in koetsen gezeten. Omtrent een halve mijl buiten de stad werden de paarden van de 2 rijtuigen waarin de Heren Gedeputeerden gezeten waren uitgespannen en ze werden onder algemeen vreugdegeroep voortgetrokken door meer dan 400 man. De rijtuigen dan. Aan de Keizerpoort werd een eresaluut gebracht door het geschut van een schip van de Nering der Vrije Schippers dat aldaar gemeerd lag. Om 8 uur 's avonds reed de hele stoet bestaande uit meer dan 100 rijtuigen onder algemene toejuichingen langs de voornaamste straten naar het Stadhuis. Daarna begonnen "algemeyne Vreugde-Bedryven", t.t.z. het luiden der klokken, het spelen van de beiaard, het losbranden van het geschut en de verlichting van het Belfort. Onnodig te zeggen dat de straten volgepropt waren met een uitgelaten menigte. En, om te besluiten, tot in de late uurtjes "Bal gratis op den Grooten Theater" 116


aangeboden door de 4 Hoofdgilden. Zie ook "Ghendtsche Tydinghen" -1976- N° 6- pp. 260-263.

lOJuni 1802 Mgr. Fallot de Beaumoot doet zijn intrede als 18e Bisschop van Gent. Zoals de meeste bisschoppen van Gent was ook hij geen Gentenaar. zelfs geen Belg wanthij werd in 1750 geboren inAvignon. Niet zo verwonderlijk want in 1802 leefden wij onder het Frans Regime. Een kleine correctie: we zegden "Bisschop van Genf·. maar het nieuw Bisdom Gent omvatte het Departement van de Schelde en van de Leie. anders gezegd ook nog een deel van het opgeheven Bisdom Brugge en het Bisdom Ieper. Alles samen toch 1.200.000 zielen. Mgr. Fallot nam aanvankelijk zijn intrek in het huis op de Zandberg waar later Jan Frans Willems zou sterven. om vervolgens te verhuizen naar het Hotel Snoeck in de St-Jacobsnieuwstraat. Voor hem was dat een serieuze bevordering want hij was daarvoor Bisschop van Vaison. een klein bisdom van slechts 43 parochies. Zijn benoeming werd door de Gentse clerus gunstig onthaald. Bij zijn aankomst stond hij hier voor een immense taak: de reorganisatie van een bisdom dat sedert de aanhechting bij Frankrijk totaal ontredderd was. Zijn onmiddellijke voorganger. Mgr. von Lobkowitz was immers hals over kop vertrokken toen de Fransen naderden. En dat was dan toch al 7 jaar geleden. Maar Fallot beschikte over een uitgesproken organisatietalent en pas één maand na zijn aankomst had hij reeds zijn uitgestrekt bisdom in 3 administratieve eenheden ingedeeld. Hij spande zich in om de volksdevotie. die tijdens de revolutiejaren teloorgegaan was. nieuw leven in te blazen. De oude broederschappen werden opnieuw ingericht en er kwamen weer processies en bedevaarten. Het aanvankelijk enthousiasme waarmee hij hier ontvangen werd begon toch wat te bekoelen toen bleek dat hij een blinde verering had voor Napoleon. Bij iedere overwinning van deze laatste was er een plechtig Te Deum en een herderlijk schrijven. Ook zijn jaarlijkse omzendbrief aan de clerus waarin de priesters aangemaand werden een morele druk uit te oefenen op de gelovigen voor het welslagen van de Conscriptie werd niet door iedereen geapprecieerd. Al evenmin zijn herderlijk schrijven waarbij opgelegd werd ieder jaar op 15 Augustus de feestdag van de H. Napoleon te vieren. Hij had het bij velen helemaal verknoeid wanneer hij de Keizerlijke Catechismus goedkeurde die toch wel enkele merkwaardige passages bevatte. Luister maar: op de vraag "Zijn er geen bijzondere beweegredenen die ons meer verbinden aan Napoleon de Eerste. onze KeyzerT luidde het antwoord: "Ja. want het is hij die God in de moeilijke tijdsomstandigheden verwekt heeft om den 117


openbaren godsdienst der heylige religie van onze voorouders te herstellen en er de beschermer van te zijn." Volgde dan een naar te veel wierook stinkende litanie die eindigde met de zin: "Diegenen die aan hun plicht t.o.v. de Keizer zouden tekortkomen zouden zich plichtig maken van de eeuwige verdoemenis." Het is dan ook niet te verwonderen dat, wanneer Mgr. Fallot de Beaumoot in 1807 Gent verliet er niemand echt om treurde. 10 Juni 1839

Josse Delehaye wordt gerevoqueerd als Procureur des Konings. Een naam die de doorsnee Gentenaar niets meer zegt, nochtans was hij hier gedurende 2 jaar Burgemeester en speelde hij een belangrijke rol op het nationaal vlak. Hij behaalt zijn diploma van Dr. in de Rechten aan onze Universiteit in 1824 en laat zich inschrijven aan de Gentse Balie. Bij de Omwenteling van 1830 vervoegt hij de rangen van de patriotten en wordt in November van hetzelfde jaar verkozen tot lid van het Nationaal Congres. In 1832 wordt hij Procureur des Koning benoemd in Gent. Bij de wetgevende verkiezingen van 1839 komen de Liberalen hier niet op. Ze zijn wel sterk op het lokaal vlak, maar maken geen kans in het arrondissement omdat de buitengemeenten toch traditioneel katholiek stemmen. Er zijn hier wel 2 concurrerende katholieke lijsten. Een lijst gesteund door het blad "Le Constitutionnel des Flandres" en die ook de goedkeuring geniet van de Bisschop. Een andere lijst wordt gesteund door "Le Joumal des Flandres" en door "De Vaderlander" en wordt hevig bekampt door het Bisdom. Merkwaardig genoeg worden deze beide elkaar bekampende lijsten aangevoerd door dezelfde persoon: Desmaisières, zij het dan ook dat een paar dagen vóór de verkiezingen zijn naam geschrapt werd op de 2e lijst. En wie staat er op die 2e lijst? De Procureur des Konings Delehaye. Dat werd destijds niet beschouwd als onverenigbaar. Toch zint het Minister Nothomb niet dat Delehaye op een lijst staat die bestreden wordt door het Bisdom. Hij ontbiedt hem op zijn kabinet en eist de intrekking van zijn kandidatuur. De Minister vraagt hem: "Hoe zoudt gij stemmen in de Kamer indien gij verkozen werd?" "Volgens mijn overtuiging, mijn geweten" zegt Delehaye. Repliek van Nothomb: "Overtuiging! Geweten! Dat zijn ijdele woorden zonder betekenis." Delehaye weigert zijn kandidatuur in te trekken en geeft de grootst mogelijke ruchtbaarheid aan dit gesprek. Zoals te verwachten was keurt "Le Constitutionnel des Flandres" de houding van de Minister goed. De andere bladen keuren ze af. De Orangistische "Messager de Gand" spoort de liberalen aan om voor Delehaye te stemmen. 118


De dag vóór de verkiezingen wordt hij afgezet als Procureur des Konings. Dank zij de sternmen van de liberalen wordt Delehaye verkozen, maar... deze politieker met verstrekkende ambities (hij zou later Voorzitter van de Kamer worden) neemt een houding aan die hem de beste kansen biedt voor het verwezenlijken van zijn politieke ambities. Hij durft in de Kamer wel eens precies het tegenovergestelde zeggen van wat hij in de Gemeenteraad verklaard heeft. De liberalen zijn woest en geven hem allerlei namen, waaronder de meeste gebruikte luidt: "Dokske den Draojer". In 1855 wordt hij als kopman van de katholieken Burgemeester van Gent. Hij bleef dit 2 jaar maar heeft hier op het Stadhuis niet veel potten gebroken. Hij werd als burgemeester opgevolgd door Charles de Kerchove. lOJuni 1908

Dood te Gent van Victor Deneffe. Deze chirurg, ophtalmoloog, historicus en belletrist werd in Namur geboren op 23 Juni 1835. Na hetAtheneum in Namur promoveerde hij in 1861 aan de Gentse Universiteit tot Dokter in de Geneeskunde en behaalde het speciaal doctoraat in de chirurgische wetenschappen in 1864. Hoogleraar in 1873. Vanaf 1864 reisde hij een groot deel van de wereld af om heelkundig materiaal uit de oudheid te verzamelen. Deze imposante, unieke collectie die vroeger bewaard werd in het Museum voor de Geschiedenis der Wetenschappen kan nu bekeken worden in het Museum voor de Geschiedenis van de Geneeskunde in het Pand, Onderbergen. (Dit museum is niet doorlopend open, maar kan wel bezocht worden na telefonische afspraak op het nummer 09.223.08.32). Deze vrijgezel was een actief lid van de Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent waarvan hij de medestichter was. Liberaal gemeenteraadslid van 1881 tot 1907 was hij een hardnekkige verdediger van de restauratie van het Stadhuis volgens de oorspronkelijke plans van de Waghemakere en Keldermans. Vandaar dat dit plan soms ook het "Plan Deneffe" genoemd werd. Bij zijn emeritaat in 1905 werd hem een medaille aangeboden die ontworpen werd door Domien Van den Bossche. Hugo COLLUMBIEN

119


OPLOSSING PUZZEL 2002

De oplossing van het grote raadsel was, dat re niet wist waar re het mutsje moest

op zette. Ik bedoel de moeder van het kind. Waarschijnlijk wist u dat ook wel, maar wist u ook de juiste antwoorden te geven op de andere elf vraagskes. Hierna tref je de uitslag van de enige echt G.T. quiz, 2002: 1) NemQ.n. 0., E. MarĂŠchal, Beeldhouwwerken en assemblages 19<fe en 2oste eeuw Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen, Antwerpen 1986, blz. 132. 2) Antoon van Dijck, O.l.v. K. Braun, Alle tot nu toe bekende schilderijen van Van Dijck, in: Meesters der schilderkunst, Rotterdam 1980, blz. 88-89, nr. 56. 3) Filips Wielant; J. Buntinx, Wielant Filips, in: Nationaal Biografisch Woordenboek, dl. V, 1972, kol: 1009-1019: O.l.v. M. P.J. Martens, Brugge en de renaissance Van Memling tot Pourbus Notities, Brugge 1998, blz. 39, nr. 35. 4) Jozefvan Cromb!llgghe; J. Moulin-Coppens, De geschiedenis van het oude St.-Jorisgild te Gent (vanaf de vroegste tijd tot 1887), Gent 1982, blz. 386-389, ill. 66-68;A. De Schrijver-C. Van de Velde, Catalogus van de schilderijen Stad Gent- Oudheidkundig Museum- Abdij van de Bijloke, Gent 1972, blz 117, nr. 73. 5) Jan (Hans) de Monl; K. Van Mander, Schilder-boeck, dl. ll, Haarlem 1604, blz. 149-153; Cat tent, Fiamminghi aRoma 1508/1608, blz. 259-260. 6) d' Huddeghem Robert Marie Helias; M. Daem, Votiefschilderijen & mirakelboek van Kapelletje Schreiboom te Gent, Gent 1975, blz. 83, nr. 24. 7) Jqcobus Alijn; Cat. tent. Tekeningen, pastels en aquarellen uit eigen collectie, Gent Museum voor Schone Kunsten 15-2/28-4-1985, blz. 109, nr. 154. 8) Eranciscus Rooman (of Romain, dominicanerbroeder); J .P. De Pue, Het oudDominicanerklooster "Het Pand", Onderbergen te Gent, Gent 1987, blz. 41-

44.

120


9) Filips ,Ean Kleef (Cleve); M. Smeyers- J. Van der Stock, Flemish illustrated manuscripts 1475-1550 Gent 1996, blz. 136-137. 10) Van Wambe~ de Portemoot Victor; P. Haesaerts, Sint-Martens-Latem gezegend oord der Vlaamse kunst, Brussel1969, blz. 422. 11) Comeli!_van Campene; J. Decavele, het eind van een rebelse droom, Gent 1984, blz. 23. Als u er een zicht op gekregen heeft, dan weet u dat deze letterkeus de naam vormen van onze premier Verhofstadt. Een bibliografie moet ik zeker hier niet aanhalen, want regelmatig verschijnt zijn naam in hetAnnonceblad, De Streekkrant en andere geëerde bladen. Zijn edele trekken krijgt u geregeld op de buis te zien tussen natuurrampen soaps, spelletjes en andere bezigheidspolitiek. Met een traan in de ogen nemen we van u afscheid, maar met een lonkend oog kijken we reeds naar de puzzel van 2003. De vooruitziende QUIZMASTER Een gemakkelijke puzzel? Ja, vergeet het maar, de moeilijkste die er al geweest is. Wij ontvingen slechts 3 antwoorden, waarvan 2 correcte en 1 met één foutje. Dus, wel oplosbaar, maar slechts voor de meest begaafden. Een hele resem van doorwinterde puzzelaars heeft forfait moeten geven. Wij hopen dat onze Quizmaster daar nuttige conclusies uittrekt. Primus dit jaar is Mevrouw E. Wauters-D'haen. Zij heeft blijkbaar de hulp ingeroepen van andere meesterbreinen, want zij tekent "en C 0 " . Zij schrijft: "We begonnen eraan met goede moed - het leek allemaal zo recht voor de vuist - maar wij hadden geen rekening gehouden met het spitsvondig brein van onze quizmaster. Het werd een hele klus, maar toch aangenaam zoeken, zoals steeds. Wij danken voor het puzzel-plezier en kijken uit naar de volgende, waarvoor wij u veel inspiratie wensen." In een N.B. voegt zij er nog aan toe: Ook mijn dank aan de heer De Decker voor zijn antwoord op mijn vraag betreffende de Alphouse Biebuycklaan. De 2e crack is de heer Jos Tavernier. Hij schrijft: "Verleden jaar meende ik in een bui van overmoed te moeten stellen dat "het de volgende keer" wel iets moeilijker mocht zijn! Slecht is het mij bekomen. Een kwiesmaster daagt men beter niet uit! Enfm ik hoop dat ik er toch iets van gebakken heb en mijn gezicht niet ben verloren, ik heb op deze kwies mijn tan-

121


den stuk gebeten. De vraagstelling was voor sommige vragen op zijn minst wel erg cryptisch, om niet te zeggen verward, maar omdat ik de kwiesmaster dit jaar zeker niet voor het hoofd wil stoten, houd ik het erop dat enkele vragen ettelijke keren moesten gelezen worden om er achter te komen wat achter het masker van de kwiesmaster schuilging. Al bij al heb ik weeral eens een heleboel zaken (her)ontdekt en kijk al reikhalzend uit naar de commentaar van de kwiesmaster in het novembernummer van 2003. De 3e moedige was de heer Arthur De Decker die het ervan afbracht met slechts één foutje, wat toch nog een hele prestatie is. Juist vóór de eindmeet is hij gestruikeld over Cornelis Van Campene en heeft Marcus Van Vaernewyck in de plaats gezet. Hij schrijft: "Nu dat ik eens op het internet heb gezocht met zoekrobots is een dergelijke kwis wel iets gemakkelijker, doch het blijft hard labeur. God zij dank moest ik deze keer niet op mijn hoofd gaan staan om een oplossing te vinden. Doe zo voort." Wij wachten met spanning af welke toer onze Quizmaster onze lezers in 2003 gaat bakken.

BffiLIOGRAFIE Een bijzonder lijvig en interessant boek werd uitgegeven door de Koninklijke Academie voor Nederlands Taal- en Letterkunde, namelijk "Een Tong van Lijntses". Het is een geannoteerde leeseditie van de "Brieven van Pierken" die verschenen in "Koekoek". Dit satirisch bijblad van "Vooruit" verscheen van 1931 tot 1935. Een van in het begin vaste medewerker was de rasechte Gentenaar Richard Minne. Deze onderwijzer, ambtenaar, schrijver, dichter en kunstcriticus werd geboren in 1891 en stierfin 1965. Na de verdwijning van "Koekoek" bleven de brieven wekelijks verschijnen in "Vooruit" tot aan de dood van Minne. Pierken de Spiegelleire was een manneke van 8 jaar uit een Gents arbeidersgezin die wekelijks commentaar gaf op het actueel nieuws en op de politieke toestand in ons land. Pierken schreef in het Gents. Alhoewel zijn commentaar getuigt van gezond verstand, moet hij toch wel zeer onoplettend geweest zijn in de taalles, want zijn spelling is abominabel. Als voorbeeld: "Ik hat er Napoleejon Devèze op afgestuurt aan tooft van een reezement gepijnseneerde zeeneraals." 122


Wel te verstaan werd bij het schrijven de hand van Pierken vastgehouden door Richard Minne. Al deze brieven werden gei11ustreerd door Frits Van den Berghe. Deze publicatie vormt de bekroning van een project dat gedurende twee jaar door de Academie werd gefinancierd en gerealiseerd werd door project-medewerker Vincent Neyt. Het boek bestaat uit verschillende delen. Tot en met p. 398 kunnen wij genieten van de proza van Pierken. Dan komt er de voor de lezer zeer noodzakelijke annotaties. Zelfs voor iemand met een perfect geheugen zal het, na 65 jaar, niet altijd duidelijk zijn op wat er gealludeerd wordt. Dat vinden wij dan terug op pp. 399500 ... Volgt dan een voor deniet-Gentenaarabsoluut noodzakelijke woordverklaring. De 26 bladzijden die daar aan gewijd zijn kunnen beschouwd worden als een klein Gents woordenboek. Volgen ook nog een Bibliografie en Personenregister. Dit boek van een formaat van 21 x 29,5 cm. telt 552 bladzijden. Het recensieexemplaar dat wij ontvingen bevatte ook nog een CD-ROM. Het boek kost 49 Eur. Inclusief portokosten. (1.977 fr.) Dat kan misschien veel schijnen maar dit bedrag is wel verantwoord. Deze nietcommerciële uitgaven benaderen over het algemeen de kostprijs. En de brieven van Pierken zijn toch wel heel plezante lectuur. Te bekomen bij de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde- Koningstraat 18 te 9000 Gent. Tel: 09.265.93.40 Sedert 19 oktober loopt er in het Museum Dr. Guislain een tentoonstelling over Tweelingen. Ze loopt tot 30 maart. Geïnteresseerden die ze nog niet bezocht hebben kunnen het nog net doen. Bij deze gelegenheid werd een imposant boek uitgegeven "Tweelingen, Jumeaux, Twins." dat ook fungeert als catalogus. Het is volledig drietalig. Na ieder artikel volgt er een Franse en een Engelse vertaling. Het boek is zeer rijkelijk gei11ustreerd en kenmerkt zich door talrijke prachtige kleurenfoto's op groot formaat. Het stevig ingebonden boek heeft een formaat van 24 x 29,5 cm. en telt 240 bladzijden. Het kost 24 Euro. (968 fr.) Bijkomende inlichtingen zijn te bekomen in het Museum of op telefoon 09.216.35.95 Aan de Facultés universitaires Saint-Louis is er een "Studiecentrum 18e eeuwse Zuid-Nederlandse Letterkunde" die regelmatig cahiers publiceert. Het Cahier N° 21 werd samengesteld door ons lid de heer W.L. Braekman en draagt als titel "Leven en Werk van de Gentse Rederijker Jacobus Hije (1667-1749).

123


Deze rederijker die een belangrijke rol speelde bij de heroprichting van "De Fonteyne" in 1701 was een zeer productieve dichter die, na zijn dood, vrij vlug in de vergeethoek geraakte. Ten onrechte. Deze lacune werd nu opgevuld door W.L. Braekman. Na biografische gegevens volgen 60 bladzijden "Rym dichten, solemniteyten, lofdichten, klughtspeelkens, liedekens, enz." Deze cahier heeft een formaat van grosso modo 19 x 25 cm., telt 75 bladzijden en kost 7,50 Euro (303 fr.) Is te bekomen door overschrijving op Rekening N° 431-2017069-21 van "Cahiers XVIIIe eeuw" met de vermelding Cahier N° 21. Verleden jaar gaven het Liberaal Archief en het Liberaal Vlaams Verbond een Huldeboek Willy De C1ercq uit, getiteld Vijftig jaar Liberale Praxis. Willy De Clercq 75 jaar. Willy De Clercq werd immers geboren in 1927. Hij zal wel een van de weinige politici zijn die kunnen terugblikken op een loopbaan van meer dan 50 jaar. Het boek bestaat uit bijdragen van een 24-tal vrienden en partijgenoten. Ingebonden. Formaat: 22 x 27 cm. Het telt 208 bladzijden en is gei1lustreerd met meer dan 80 foto's. Prijs: 30 Euro (1.210 fr.). Te bekomen bij het Liberaal Archief- Kramersplein 23 te 9000 Gent. Wie het thuis besteld wenst schrijft 33,50 Euro over op Rekening N° 001-3785508-62 van "Huldeboek Willy De Clercq". H.C.

VRAAG EN ANTWOORD Antwoord van de heer Daniël Van Ryssel op de vraag van de heer Jos Tavernier (Gh. T. 2002 - N° 6 - p. 388): "Architect Jacques Liévin Van Hoecke woonde in 1837 in de Mageleinstraat nummer 19 (toenmalige nummering), huis voordien bewoond door Pierre Degerickx, kleermaker." Antwoord van de heer Erik Dekeyser op de vraag van de heer Frans Desmet (Gh. T. 2002 - N° 1 - p. 54: Bij de foto's Toneelbond 'Tot Nut en Vermaak': Zittend 4e v.l.n.r. is wél Frans Dekesel (1881-1935). Hij was mijn grootoom en -gedurende 35 jaar -liefhebber toneelspeler bij 'Tot 't Nut voor 't Goede' en nadien 'Hoger Streven', tevens ondervoorzitter van het Algemeen Katholiek Vlaams Toneelverbond. Ik wist niet dat hij ook lid geweest is bij 'Tot Nut en Vermaak'. 124


Staande 1e v.l.n.r. is Maurice Deruelle (1900-1979) wiens zoon Isidoor -me dunkt nu nog steeds- toneel speelt en voorzitter is (of was) van 'Hoger Streven'. Staande 4e v.l.n.r. is wél GustaafDekese1 (191 0-1999), zoon van Frans en eveneens toneelspeler geweest bij 'Hoger Streven'. Antwoord van de heer Erik Dekeyser op de vraag van de heer Karel Cassiman (Gh. T. 2002- N° 6- pp. 387-388: Vraag naar méér info over o.m. bronsgieterij Vindevogel van Zwijnaarde. Het betreft hier de bronsgieterij van Karel Vindevogel (1875-1952) en zijn zonen Achiel (1911-1994) en Geo (1923-1977). Naar aanleiding van het overlijden van Achiel Vindevogel verscheen een foto en artikel over deze familie in dagblad De Gentenaar van 7.12.1994 (in mijn bezit). Ook R. Hoozee schreef een artikel over Achiel Vindevogel: 'Metaalkunst'; in Kunstambachten in OostVlaanderen; Gent, 1977. Zijn vraag over de stoet tussen 1930 en 1946 is moeilijk te beantwoorden. Zelf bezit ik een foto van mijn vader, gezeten als ridder op een paard, vóór de toegang tot het Gravensteen, waarbij ik veronderstel dat de stoet daar vertrok. Hij schreef er zelf op 'ca 1930, dekenijfeesten Burgstraat'. Ik weet dat de dekenij Burgstraat in 1930 verheven werd tot 'Koninklijke Dekenij'. Misschien dat bij die gelegenheid een stoet uitging. Anderzijds waren er in dit decennium verscheidene stoeten, maar niet iedere stoet vertrok aan het Gravensteen. Vraag van de heer Valentin Jamart: Voor de geschiedenis wordt informatie gezocht betreffende Sergeant Louis Valentin ACKERMAN 0 • 06.11.1910 Gent +. 02.09.1944 Gent Lid van het Geheim Leger (gewapend verzet tijdens W.O. ll) Werd neergeschoten door de S.S.langsheen de Drongensteenweg te GENT (in bevolen zending- parachutage te Zaffelare). Betrokkene was Sergeant in het 9de Linieregiment - lOe Kompagnie. Ik zoek alle informatie die beschikbaar kan zijn. o.a. getuigenis wat betreft zijn dood: in welke parochie werd hij begraven. Bezit iemand een doodsprentje, enz. Vraag van de heer Frans Van Humbeek (Grimbergen): Ik ben auteur van verschillende luchtvaartboeken. Momenteel doe ik onderzoek voor een boek over de geschiedenis van het vliegveld van Keerbergen (30km. NO van Brussel). De vennootschap "Champ d' Aviation de Keerbergen SA" was in 1932 stichter en eigenaar van dit vliegveld. De voornaamste aandeelhouders waren Georges

125


Goelens (eigenaar van de gronden) enErnest de Neck (een industrieel en bestuurder van vennootschappen uit Gent.) Het was vooral de Gentenaar de Neck die de eigenlijke initiatiefnemer was. Hij zorgde voor de noodzakelijke studies, voor de werken op het veld, voor de optie tot aankoop van een vliegtuig, enz. De Gentse industrieel zou later ook één van de stichters worden van de "Club des Aviateurs de Keerbergen", later omgedoopt tot "Club National d' Aviation asbl." Kan uw Heemkundige Kring mij informatie bezorgen over de Neck? Waarom had die man zo'n interesse om in Keerbergen een vliegveld te openen?Was hij zelf piloot? Hoe bekend was hij in het Gentse? Kan iemand mij een foto bezorgen van de Neck?Wonen er nog familieleden van deze industrieel in het Gentse?

LEZERS SCHRUVEN ONS De Heer G. Beyaert (Zemst) schrijft ons: "In de "Ghendtsche Tydinghen" 2002 - N° 6 staat een bijdrage over Lieven Bauwens. Daarin wordt vermeld dat hij in 1796 een oud kloostercomplex opkocht in Passy (Parijs), daarbij en tussen haakjes "bij de Porte de Chaillot". Gezien in Parijs geen porte de Chaillot bestaat of bestaan heeft heb ik terzake wat opzoekingen gedaan in mijn persoonlijk (en zeer onvolledig) archief over Parijs. De oudste gidsen en kaarten die ik bezit dateren van 1848 en 1878. Ook de gewone Michelingids heb ik nagekeken. Ik kan mijn bevindingen aldus samenvatten: In 1651 stichtte Henriene de France, koningin van Engeland, op de heuvels genaamd Chaillot een klooster van de Visitatie. Later is blijkbaar dit klooster bewoond door Minderbroeders, ook "Bons Hommes" genaamd. Die deden er aan wijnbouw. (Vlakbij ligt de roe Vmeuse). Dit gebouw was gelegen op de plaats die nu Place do Trocadéro genaamd is. Die naam werd echter pas in 1827 gegeven als herdenking aan een veldslag. De Franse Revolutie "nationalizeerde" dit klooster. Dit zou dan het gebouw zijn dat Lieven Bauwens kocht in 1796. Andere bronnen vermelden echter dat het in 1790 afgebroken werd! Wat zeker is, is dat het in 1796 nog steeds beroerde tijden waren. Wij zaten nog volop in de gevolgen van de Revolutie en de 1e Republiek was pas in 1792 uitgeroepen. Bauwens had dus wellef om dan een onderneming te starten in Parijs. Die stad -evenals Gent- is steeds bezield geweest door een rebelse geest. Dus laat ons aannemen dat de fabriek op de heuvels van Chaillot stond. Vandaar had men 126


een prachtig uitzicht op de Seine en de "Champ de Mars". Nu komen strijdige berichten boven. Nergens in de Franse gidsen -met speciale rubrieken over vreemdelingen in Parijs- ben ik de naam Lieven Bauwens tegengekomen. Ook niet in de nochtans zeer volledige "Larousse du :XX:e siècle". Volgens de Michelin zou Napoleon I Chaillot uitgekozen hebben om er een paleis te bouwen voor de Koning van Rome. Het klooster (?) wordt afgebroken, de heuvels worden genivelleerd en de brug d' Iena wordt over de Seine gebouwd, dus na 1806. De "Place du Trocadéro" wordt in 1858 in de huidige vorm aangelegd. In 1878 wordt daar een nieuw paleis gebouwd voor de wereldtentoonstelling en in 1937 het huidige. Nergens dus enige melding van een (oude) textielfabriek! Misschien was die toch ergens anders gelegen? Op oude plannen met historische gebouwen en daterend van 1878, op de Quai de Billy (of Debilly) -thans Avenue de NewYork- staan twee industriegebouwen afgebeeld, dat is rechts van het Palais de Chaillot, langs de Seine. Het eerste is de "Manutention", een militaire opslagplaats die rond die tijd volledig uitbrandde en, een straat verder een fabriek! Maar hier zijn wij niet meer in Passy! Wat het "Hotel Richelieu" betreft, dat is eenvoudiger. Het is gelegen n° 16 van de Quai de Béthune (vroeger Quai des Balcons) en dat op de ile St-Louis, zowat het duurste wat Parijs te bieden heeft. Bij mijn volgend bezoek aan Parijs zal ik het gebouw wat van dichterbij gaan bekijken. Dit alles wijst toch dat Bauwens een durver was en ook nog oog had voor het mooie! Trouwens, in Parijs vindt men heel wat sporen terug van Gent en de Gentenaars. Ook geschiedkundig zijn er heel wat raakpunten. Een studie waard?

MEDEDELING Om het zevenhonderdste herdenkingsjaar af te sluiten, schonk ons steunend lid, de heer Alexander-Karel Evrard, een bronzen gedenkplaat aan het Borluut-steen op de Korenmarkt, met als opschrift

!Jlier woonáe riááer :Jan tJJorfuut áie met zijn manscliappen áe eer van (jent reááe op liet tjroeninge:vefif 1302 2002

127


00 ('.I

~

~ ~

~ E-l ~ ~

z

~ ~ ~

~ ~

E-l ~ Q

Het Oud Scheldeken gezien va nuit de Raapstraat. Gedempt in het begin van de 20s te eeuw. Foto Co pyri ght A. C.L. Foto Nr. 25605.


GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring GentV.Z.W. mei-juni 2003 32e jaargang nr. 3

INHOUD - E. Ossieur: Het Memorieboek van Pastoor Roger Nottingham van de Gentse SintNiklaasparochie ( 1657-1690). - Louis Maeterlinck: Inventaire ArchĂŠologique: St- Sirnon Stock het scapulier ontvangend, door Gaspard De Craeyer. - Pierre Kluyskens: De Bargie. Drie eeuwen lang, gans Europa door gekend. - Eddy Levis: 't Gents spant de Kruune. Keunde gij even goed klappen of dadde keunt tellen? -W.L. Braekman: Gentse maandkalender uit de vroege zeventiende eeuw. (Vervolg) - Yolande Lully: Verder dagdromend. - W.L. Braekman: Uit de Gentse Memorieboeken (17de en 18de eeuw) - Hugo Collumbien: Gentse Memoriedagen: 11-12-13-14-15 Juni. -Werking Documentatiecentrum 2002. -Bibliografie. - Vraag en Antwoord. -Lezers schrijven ons.

129

130

152

153 161

171 176 180 188 200 200 202 204


HETMEMORIEBOEK VAN PASTOORROGER NOTTINGHAM VAN DE GENTSE SINT-NIKLAASPAROCillE (16571690) In dit nummer beginnen wij met de publicatie van een omvangrijk monnikenwerk dat uitgevoerd werd door ons lid Dr. Edgard Ossieur. Het gaat om een stukje Gentse geschiedenis uit de 2e helft van de 17e eeuw. Bij het lezen ervan zullen slechts weinigen zich realiseren welke enorme arbeid het gevergd heeft om dit toegankelijk te maken voor de Gentenaars die geïnteresseerd zijn in de geschiedenis van hun stad, want... pastoor Nottingham schreef zijn memorieboek in het Latijn, en dan nog in het Latijn van de 17e eeuw. Begin dàt maar eens te vertalen! Gedurende meer dan 300 jaar werd er geen enkele amateur gevonden die dit werkje wilde opknappen, tot wanneer een koppige Gentenaar er zich gedurende verschillende jaren in vastbeet en die onmogelijke job tot een goed einde bracht. Niemand zal het ons bijgevolg kwalijk nemen dat wij een grote kaars branden voor de heer Ossieur. In het rijksarchief te Gent wordt een register bewaard 1 -ingebonden in perkament - waarin pastoor Roger Nottingham (Afb.l) geschreven heeft wat hij als pastoor van de Sint-Niklaasparochie het noteren waard vond vanaf zijn benoeming in 1656. Hij deed dit van folio 91ro tot 163ro, d.i. na de 75 folio's waarin zijn onderpastoor Jacob Pieron in 1681 de 'Status Animarum' 2 van de parochie neergepend had. Roger Nottingham werd geboren te Dublin (Ierland) ca. 16243 . Hij verbleef al in onze contreien in 1640 en liet zich inschrijven in de Leuvense Alma Mater in de Pedagogie 'De Lelie' op 18 januari van dat jaar4. Katholieke theologie studeren- a fortiori aan een katholieke universiteit- was in Ierland niet mogelijk. Reeds jaren vóór zijn geboorte immers was de Al ma Mater te Dublin protestants geworden. Roger Nottingham staat in de matrikels vermeld onder de rubriek 'divites' of rijken als Rogerius Nathingham. Hybernus (Ier). Minnorennis ( mindeijarig ). Die minderjarigheid betekende o.a. dat iemand anders in zijn plaats de eed van trouw aan het katholieke geloof en aan de kerkelijke 'instituten' moest zweren en een anti-Lutherse verklaring afleggen. De 'Lelie' was één van de vier pedagogieën- De Bucht, de Valk en het Varken waren de andere - van de faculteit van de Artes of Kunsten. De studenten liepen niet alleen college in hun pedagogie, de meesten logeerden er ook. De leerstof bestond er uit de logica, de fysica en de metafysica, gespreid over twee jaar. Aan het einde ervan konden zij het diploma behalen van Magister Artium dat toegang gaf tot de zogenaamde hogere faculteiten van de Theolo130


gie, het Civiel en Kerkelijk Recht en de Medicijnen. Al wie in het christelijke Westen met universitaire studies begon passeerde obligaat langs de faculteit van de Artes alvorens in de richting van zijn keuze verder te kunnen studeren . Roger Nottingham werd er Magister Artium 5 en volgens zijn eigen getuigenis ook baccalaureus formatus in de Theologie6 . Het baccalaureaat kende toen drie graden: baccalaureus cursor of biblicus , sententiarius en formatus. Vanaf 1600 bedroeg de studieduur daarvan drie jaar7 .

Afb. I. O.L. Vrouw der Gewillige Slaven schenkt de boeien aan pastoor Nottingham. Tweede helft 17de eeuw. Doek 268 x 187 cm in de Sint-Niklaaskerk. (Foto Provinciebestuur Oost-Vlaanderen)

131


Op 3 augustus 1650 werd hij onderpastoor op de Sint-Niklaasparochie waar Georges Baronage ( Bomaige ) pastoor was. Zes jaar later - op 22 december 1656 - werd hij er pastoor 'de jure ordinaria' wat betekent dat hij rechtstreeks door de 'ordinarius' ( hier de bisschop) werd benoemd en niet na een concursus. Dit gebeurde dikwijls als de pastoor wegviel door promotie of door ontslag. Dit laatste was hier het geval. De pastorie was vrijgekomen 'per resignationem R. D. Georgii de Bomaige'. Was de pastorie vacant geworden door het overlijden van de pastoor dan zou de procedure er anders uitgezien hebben doordat de Sint-Niklaaskerk een 'patronus' had in de persoon van de abt van de Sint-Pietersabdij. Die had immers, gebruik makend van zijn 'jus patronatus' het recht een kandidaat-pastoor aan de bisschop voor te dragen. Hij moest wél- en dit sedert het Concilie van Trente - iemand kiezen uit de beste drie die aan de daarvoor ingerichte concursus hadden deelgenomen.8 Daags na zijn benoeming tot pastoor werd hij ook nog kanunnik van het SintVeerlekapittel. Dit kapittel dat zich op 28 juni 1614 in de Sint-Niklaaskerk geïnstalleerd had was een slachtoffer van de godsdiensttroebelen van het einde van de 16e eeuw. Het was toen geïnstalleerd in de Sint-Veerlekerk (aan het huidige plein van die naam ) die tijdens het Calvinistisch bewind met de grond gelijk gemaakt werd (Afb. 2). Aan de heropbouw (in 1586) werd wel begonnen maar tot veel meer dan een kapel, een kapittel onwaardig en voor godsdienstige plechtigheden ongeschikt, kwam het niet. Het kapittel beschikte immers niet over de nodige middelen om er een volwaardige kerk van te maken en kon er ook geen van de kleine parochiegemeenschap verwachten die slechts uit de bewoners van een zestig-tal huizen bestond. Een translatie naar een andere kerk drong zich op en die andere kerk werd de Sint-Niklaaskerk wat de aartshertogen bij patentbrief van 20 juni 1614 'par gràce espéciale' toestonden. In die patentbrief stond wel dat de heropgebouwde 'kerk' van 1586 moest blijven bestaan als kapel. Daarenboven moest het kapittel als erkenning van de gunst van translatie aan de abt van Sint-Pieters als patronus van Sint-Niklaas op het feest van Sint-Pieter en Paulus tijdens de hoogmis in de abdijkerk een kaars van één pond en een zilveren munt offeren. Zij moesten ook op hun kosten 12 stallen laten maken in het koor van de kerk om te voorzien in een zitplaats voor de mogelijks 12 kanunniken (er waren immers 12 prebenden). Het kapittel bestond uit een proost als hoogste dignitaris, een deken, een kanunnik-pastoor en een aantal kanunniken. Het lijkt logisch dat Nottingham als pastoor van de geünieerde Sint-Veerleen Sint-Niklaasparochies zitting had in het kapittel dat in zijn kerk huisde9 • Zo komt het dat hij het in zijn memorieboek dikwijls heeft over de proost, de deken en de kanunniken 'van onze kerk' waar hij voluit had moeten schrijven : de proost, de deken en de kanunniken van het Sint-Veerlekapittel in onze kerk ondergebracht. Als parochiekerk had Sint-Niklaas natuurlijk geen enkele van deze dignitarissen.

132


- Bennesteeg .......... 9 - Catalonië straat ...... 12 - Donkersteeg ........... 18 -Geeststraat,Heilige ... 11 -Geld munt .............. 28 -Gra vensteen ........... 27 -H oogpoort ............ . 22 - Kerkhof ............... 1 5 -Ke telpoort ............ 1 - Klooster Recollecten .. 2 -K orenlei (nu Graslei).20 -K orenmarkt ............ 21 -K ortrijkstraat (korte Ridderstraa t. ....... 16 - Kouter . . . . . . . . . . . . . . . 3 -M ere, Korte ..... ... . .. 6 -Mere, Lange ......•.... ? -Munt, Korte ........... 23 -Munt, Lange ........... 24 -Predikherenlei ........ 19 -Sin t - Niklaaskerk ...... 13 -Sin t - Michielskerk .. ... 13a -Sint-Vee rleplein ...... 26 -S teeg (steke),kromme .. 10 -S terrestraat .......... 14 - Te Putte .............. 17 - Veldstraat ............ 5 - Voldersstraat ......... 8 Afb. 2. Fragment van de plattegrond van Gent nagetekend naar H. van Werveke. De Gentse Sint-Niklaasparochie in 1681, in H.M.G.O.G. D 1.9 ( 1955) & Des Marez. Etude sur la propiété foncière dans les villes du moyenäge. Gent, Parijs 1898.

-Wene maerhospitaal ..... 25 -Z onnestraat ........... 4

Hij woonde - althans in 1681 toen de Status Animarum opgemaakt werd- in de Cataloniëstraat samen met zijn zuster Anabella, als 'religiosa' in die staat beschreven, en een dienstmeid 10 • Hij overleed op Kerstdag 1691 na een ziekte van verschillende weken. Vanaf 18 november immers werden met zijn instemming de huwelijken ingezegend door onderpastoor Joannes Cousijn.

133


Bij testament stichtte hij enkele studiebeurzen die zoals alle religieuze instellingen na de annexatie van ons land door Frankrijk afgeschaft werden. Bij de heroprichting op 31 januari 1821 waren dat er twee. Wellicht waren er oorspronkelijk meer want zonder kleerscheuren kwamen die fundaties meestal niet uit de stormvloed van de Franse Revolutie te voorschijn. De studies die daarvoor in aanmerking kwamen waren de humaniora, de filosofie en de theologie. De beneficiarissen waren zijn bloedverwanten tot in de vierde en de aanverwanten tot in de derde graad, de inwoners van Dublin en de parochianen van Sint-Niklaas met voorkeurrecht voor de koorknapen. De begevers van die fundatie waren de president en de provisoren van het Iers college te Leuven. De Ieren moesten voorgedragen worden door de aartsbisschop van Dublin en door de dichtste bloedverwant met de naam Nottingham. Het inkomen van die fundatie bedroeg 1525,16 frank in 1870, 11 en daarvan waren 560 frank bestemd voor ieder van de twee beurzen. Vandaag de dag is ze opgegaan in de Verenigde Stichtingen Nottingham en Sullivan. Voor het studiejaar 1993-94 bij voorbeeld stonden zes beurzen ter beschikking van 45.000 frank elk 12 • Pastoor Nottingham schreef in het Latijn (Afb. 3), de officiële taal van de kerk in die tijd en ook lang daarna nog. Ik heb zijn document naar best vermogen in het Nederlands hertaald. Het draagt de wijdlopige titel: 'Beneficientia et Liberalitas exhibita Ecclesiae parochiali Sti Nicolai Gandavi ab anno Domini 1657° pastore existente Dno Rogerio Nottingham Stae Theol. Bac. Form. ejusdem Ecclesiae canonico. SirniHter mutationes et Reparationes factae in eodem', wat betekent: Mildheid en Gulheid betoond aan de Gentse SintNiklaaskerk vanaf het jaar Onzes Heren I 657 onder het pastoorschap van D. Rogerlus Nottingham baccalaureus formatus in de Theologie en kanunnik van dezelfde kerk. Insgelijks de veranderingen en herstellingen aan haar uitgevoerd. Het illustreert de grote offervaardigheid die de leidende klassen en de burgerij bezielden in de landen waar de contrareformatorische triomferende kerk zich kon ontplooien 13 • Het is bekend dat ook de gilden, de ambachten en de broederschappen zich op dat vlak niet onbetuigd lieten maar dat komt in het memorieboek minder tot uiting. Het is ook een illustratie van de onmogelijke cohabitatie van het kapittel van Sint-Veerle met de parochiegeestelijkheid van Sint-Niklaas, wat tot eindeloze geschillen aanleiding gaf waarvan velen in de Raad van Vlaanderen hun beslag kregen. Het past hier wellicht een parenthesis daarover te openen. De Raad van Vlaanderen was het hoogste gerechtsorgaan van het graafschap en zetelde toen te Gent sedert 1498 en bleef aldaar - met een kleine onderbreking van 1580 tot 1585 tijdens de Calvinistische Republiek- tot in 1795 toen alle instellingen van het Ancien Regime weggevaagd werden. De zittende magistratuur bestond er uit de president en 12 raadsheren die zetelden

134


Afb. 3. Handschrift van pastoor R. Nottingham.

in twee kamers, de eerste voorgezeten door de president zelf en de tweede door de ouderdomsdeken van de raadsheren . In civiele zaken zetelden minstens vijf raadsheren en in penale minstens zeven. Zij namen hun beslissingen bij meerderheid van stemmen en de stukken werden uiteraard opgesteld in de officiĂŤle taal van de Raad die het Vlaams was zelfs als allebei de partijen uit franssprekenden bestonden. Zij waren onafzetbaar en werden bij hun benoeming automatisch in de adelstand opgenomen; de raadsheren alleen ten persoonlijken titel. Het moesten Vlamingen zijn d. w. z. geboren in het graafschap Vlaanderen, van katholieke geloofsbelijdenis en minstens licentiaat in de rechten . Het Openbaar Ministerie bestond uit de procureur-generaal, zijn substituut en de advocaat-fiscaal. Zij stonden in voor de verdediging van de belangen van de vorst, het land en de gemeenschap. Tot de bevoegdheid van de Raad van Vlaanderen behoorden alle gevallen waarin de persoon van de vorst, zijn domein en souvereine rechten betrokken waren en alles waarin hij een factor zag om zijn macht uit te breiden . Zij was ook een beroepshof tegen vonnissen van alle andere rechtbanken in het graafschap . En tenslotte kon tegen een vonnis van de Raad van Vlaanderen beroep aangetekend worden bij de Grote Raad van Mechelen. 14 Begrafenissen zijn een item waarover Nottingham het dikwijls heeft. Die ' begravynghen ' bestonden uit de teraardebestelling- in de parochieregisters dikwijls als 'sincking' of 'is ghesouncken ' vermeld- en de uitvaart. Dat konden gescheiden plechtigheden zijn, de teraardebestelling gebeurde in de over135


grote meerderheid van de gevallen op de dag na het overlijden en de uitvaart kon dagen, zelfs weken en maanden nadien gebeuren, zoals na het overlijden van kapelaanDeCnoop ( volgnr. 361 ) en advocaat Vaentkens ( volgnr. 141 ). De plaats van de teraardebestelling was het kerkhof, in een massagraf voor de minder begoeden, en binnen in de kerk voor wie het kon betalen. Dit laatste gebeurde dan zo dicht mogelijk bij het heiligdom. De kerngedachte daarbij was dat hoe dichter de lichamen van de afgestorvenen bij hèt ( eventueel een ) altaar lagen hoe meer hun zielen deel hadden aan de gebeden en offergaven van de kerkgemeenschap. In de 15e en vooral in de 16e eeuw kwam onder invloed van de eontrareformatie een meer spirituele evolutie op gang waardoor de plaats van de teraardebestelling aan belang ging inboeten. In de SintNiklaasparochie is daar echter niet veel van te merken. Het lijk zelf werd de kerk binnengebracht in een lijkwade gewikkeld of liggend in een kist zonder deksel 15 • Dat de lijkkist wèl gesloten was in de uitvaart van bisschop Grobbendonck vermeldt Nottingham uitdrukkelijk (volgnr. 279 ). Verder heeft Nottingham het dikwijls over vrome schenkingen en over legaten. Een en ander hangt samen met de visie van zijn tijdgenoten over de dood. In de 17e eeuw was de dood nog een aangelegenheid die de stervende betrof en hem alleen. Zijn laatste wilsbeschikkingen, bij testament vastgelegd, waren dan ook de uitdrukking van zijn diepste gevoelens, van zijn gehechtheid aan zijn geloof, aan God en aan de mensen die hem lief waren. Zeer belangrijk voor hem was wat met zijn dood lichaam ( begrafenis en uitvaart ) en wat voor zijn zieleheil moest gebeuren ( fundatie van missen en jaargetijden, vrome schenkingen, schenkingen aan de armendis en rechtstreekse hulp aan de noodlijdenden in de vorm van aalmoezen en I of broden ). Op de tweede plaats kwam wat met zijn fortuin moest gebeuren. Het is pas in de tweede helft van de 18e eeuw dat dit laatste het voornaamste begon te worden 16 • Het blijkt duidelijk uit de tekst her en der en uit foute data dat pastoor Nottingham zijn notities niet op het ogenblik van de gebeurtenissen in zijn memorieboek heeft neergepend. Aansluitend op de 'Status Animarum' van 1681 heeft hij dit na die datum gedaan. De volgnummers ( waarvan ik gemakshalve alle notities voorzien heb met de datum van de gebeurtenis als criterium ) 22, 85 , I 08 , 113, 125, 135bis, 142, 234, 387 zijn daar o. a. een illustratie van. Hij noemt zichzelf daarin steeds 'de pastoor van deze kerk' (pastor huius ecclesiae) op enkele uitzonderingen na waar hij de ik-vorm gebruikt ( volgnr. 82, 88, 95, I 23, I 35, 359 ). De betiteling die Nottingham al of niet afgekort gebruikt en de woorden en afkortingen die ikzelf voor de uniformiteit gebruik zijn de volgende: -armendis = i. p. v. Mensa Spiritus sancti ( H. Geesttafel ) en Mensa Pauperurn ( Armentafel ). -Ampl. D. = Amplissimus Dominus= Zeer Doorluchtige Heer, in de epigrafie

136


PARO CHT _.o\.LI S

S~: 'NI C O ¡LAI. Iuxta :fOru.

frumentariutn

GA

Afb. 4. De Sint- iklaaskerk (vanuit het zuiden gezien) volgens de gravure in 'Flandria Illustrata' van A. Sanderus . Deel l. Keulen 1641.

137


gebruikt voor priesters bekleed met een Romeinse waardigheid zoals prelaten en protonotarii. -C. D. = Consultissimus Dominus = zeer ervaren heer. Meestal voor juristen gebruikt in de epigrafie. -D. = Dominus = Heer. -Da(e). = Domina(e) =benaming van voorname dame(s). -Dla(e).= Domicella(e) =(Juffrouw(en))= Benaming van een voorname ongehuwde of gehuwde vrouw of vrouwen. -dismeester = i. p. v. meester van de H. Geesttafel of van de Armen tafel. -Er. D. ofExp. D. = Eruditissimus Dominus ofExpertissimus Dominus= Zeergeleerde Heer, iemand met een doctorsgraad ( in de epigrafie ). -111. & R. D. = Illustrissimus et Reverendissimus Dominus = Zeer doorluchtige en Zeer Eerwaarde Heer. Gebruikt voor bisschoppen in de epigrafie. -g. d(s). =geestelijke dochter(s). -N. =door Nottingham gebruikt in de betekenis van n.n. -N. D. = Nobilis Dominus of Domina= Edele Heer of Dame. -N. Dia.= Nobilis Domicella =ongehuwde of gehuwde dame van adel. -R. adm. D. = Reverendus admodum Dominus= Zeer Eerwaarde Heer. Gebruikt voor een dignitaris_ van een kapittel (in de epigrafie). -R. D. = Reverendus Dominus = Eerwaarde Heer, gebruikt voor een priester. Nottingham houdt zich echter niet strikt aan de regels van de epigrafie. Zijn betiteling kan dan ook niet altijd als referentie gebruikt worden. Geldsommen drukt hij meestal uit in pond groten Vlaams en af en toe in florijn. Voor de uniformiteit heb ik alles in florijn omgezet 17 •

1. - Op 18 januari 1657 werd R. D. Joannes Bapt. Jansen onderpastoor van onze parochie op aanbeveling van 111. bisschop Triest. Hij had dezelfde functie waargenomen in Sint-Martinus. 2.- Op 12 februari 1657 werden alle oude koffers, banken en andere zaken die de kerk ontsierden openbaar verkocht. In diezelfde maand februari schonken Maria en Susanna Geslings, g. ds. aan de kerk een nieuwe lantaren om ermee het Allerheiligste vooraf te gaan in de bediening van de zieken, alsook enkele ellen zoom voor de versiering van de alben. 3. - In mei 1657 schonk N. Dia. Maria De Coninck, g. d. aan de kerk 36 purificatoria voor de kelken en 2 corporalia voor de cibories. Zij schonk ook een voldoende hoeveelheid olijfolie om de godslamp een jaar lang te laten branden. Zo hing er vanaf 30 mei vóór het Allerheiligste een fatsoenlijker licht dan voorheen. Na verloop van dit jaar hernieuwde zij echter die schenking niet.

138


-Purificatoria zijn rechthoekige linnen doekjes die in drieën geplooid worden in de lengterichting. Zo kunnen zij de kom van de kelk bedekken en aan weerszijden neerhangen tot halfweg de hoogte van de kelk. Zij dienen om de kelk te reinigen en de vingers en de mond van de priesterafte vegen. Een corporalium is een altaardoek waarop het altaarsacrament moet rusten 18 • Geestelijke dochters, geestelijke maagden, devotae ofdevotarissen - in de volksmond kwezels genoemd- kwamen in de I7de eeuw in heel het katholieke WestEuropa voor. In de Zuidelijke Nederlanden was dit vooral het geval in Vlaanderen en in Brabant en zowel in de dorpen als in de steden. Het waren ongehuwde vrouwen of weduwen die zich voorgenomen hadden tijdelijk of definitief in zuiverheid te leven, zelfheiliging na te streven en zich op caritatieve werken toe te leggen in de wereld. Zij legden geen gelofte van armoede af De vermogenden onder hen gebruikten hun bezit om het apostolaat van de contrareformatorische kerk te steunen en er deel aan te nemen en de minder begoeden steunden de parochiegeestelijkheid met hand- en spandiensten. Zij volgden geen eigen regel en droegen geen habijt zoals de begijnen. In de SintNiklaasparochie inclusief de kleine geannexeerde Sint-Veerleparochie leefden ze - althans in 1681 - als enkeling in een familie, al of niet verwant ermee maar ook wel met zijn tweeën of zijn drieën zonder een echte gemeenschap te vormen. Onderpastoor Pieron telde er45 op 400I parochianen of 1,I%.In dit laatste getal heb ik 119 bewoners niet opgenomen omdat ze niet tot de parochiegemeenschap kunnen gerekend worden. Het zijn 29 gevangenen van het Chastelet op de Korenmarkt, 24 dito in het Gravensteen, 60 bewoners van het Recollectenklooster en 6 soldaten zonder vaste woonplaats. 19 Echte gemeenschappen van geestelijke dochters - en dus duurzamer van aard - ontstonden in de 17de eeuw eveneens zoals de spinessen te Gent (gesticht in 1678). Als religieuzen werden ze echter niet beschouwd. Ze onderhielden immers de clausuur niet en legden geen plechtige geloften af

4. - Op 28 mei 1657 omstreeks één uur in de namiddag stierf 111. & R. D. Antonius Triest, bisschop van Gent. Hij werd begraven de 30e in Sint-Baafs. Zijn nagedachtenis weze gezegend. Hij was het prototype van de ware vader, de beste herder en de allerwaakzaamste bisschop. - Bisschop Antonius Triest stierf op tachtigjarige leeftijd na een uitermate actief episcopaat van ruim 35 jaar. Hij is niet alleen de belangrijkste Gentse bisschop, maar gewoon de belangrijkste van alle bisschoppen van de Mechelse kerkprovincie van vóór 1800, de aartsbisschoppen buiten beschouwing gelaten. Zijn invloed reikte tot ver buiten de grenzen van zijn bisdom en bleefduren na zijn dood. Die grote invloed op zijn omgeving en op zijn tijd had hij te danken aan zijn voorname afkomst, een meer dan gewone intelligentie, een soliede mensenkennis, een goede gezondheid, een rijk vermogen, een lang Ie139


ven en bovenal een onwankelbaar geloof in het ideaal dat zijn gehele leven beheerst had en de bron was van zijn energie en volharding20 •

5. - Op 9 juli 1657 bracht de pastoor een bezoek aan de zieke ketter Clayssens. Hij liet zich bijstaan door de onderbaljuw en de seculiere arm van de wet omwille van het verzet van zijn echtgenote en kinderen. In de Status Animarum staat hij vermeld als Jacobus Claessens met zijn vrouw Anna Versluys. 6.- Op 6 augustus 1657 is Er. D. Georgius Baronage gestorven om kwart vóór twaalf 's nachts. Hij was eertijds pastoor van deze kerk en nadien proost (van het Sint- Veerlekapittel ). Hij werd begraven de 9e In het koor in het graf van zijn voorouders, onder een zerk in witte marmer waarin zijn wapens gebeiteld waren. Hij was licentiaat in de theologie, pastoor van Sint-Niklaas gedurende 33 jaar en proost van het kapittel gedurende 7 maand. Hij was 60 jaar oud toen hij stierf 1 • 7. - Op 17 oktober 1657 werd J oannes La Chapelle begraven. Hij was zeefmaker op de korenmarkL Hij legateerde aan de armendis 100 florijn met de verplichting van een gelezen jaargetijde ter lafenis van zijn ziel. Die som werd overgemaakt aan Joos Goethals, ontvanger van de kerk. De dismeesters beheerden de instelling - armendis of H. Geesttafel genoemddie zich met de zorg voor noodlijdenden van de parochie bezighield. Om tegemoet te komen aan de ongelijke verdeling tussen inkomsten en uitgaven van de verschillende parochies had de magistraat in 1535 in uitvoering van een ordonnantie van Keizer Karel een Armenkamer opgericht. Die fungeerde als een centraal en overkoepelend steunfonds dat de werking en de inkomsten van de parochiale armendissen controleerde en het beheer waarnam van de armenscholen en weeshuizen 22 .De liefdadige schenkingen werden meestal aan de armendis van de eigen parochie gedaan. Soms aan de armenkamer ( volgnrs 142 en 376) ?bis.- 24 december 1657. Op de vooravond van Christus' geboorte werd de grote stadsklok gegoten. Bij gebrek aan voldoende specie aanvaardde de magistraat een hoeveelheid metaal van een gebarsten klok van onze kerk. 8. - Op 22 januari 1658 begon de pastoor- op bede van de kerkmeesters gemakshalve en tot groot voordeel van de kerk de wijn te leveren aan de prijs die hijzelf in de wijnkelders betaalde. Die wijn werd zowel voor de goddelijke diensten als voor de communie gebruikt. - Hier werd vermoedelijk een scheef gegroeide situatie rechtgezet. De pastoor was blijkbaar tot dan toe opgetreden als tussenpersoon die zijn winst nam. Uit 140


Nottinghams notitie ... 'de wijn ... voor de communie gebruikt ... 'mag men niet besluiten dat de communie onder de twee gedaanten aan de gelovigen uitgereikt werd. Sedert de 13e eeuw werd dit in de Rooms-Katholieke Kerk niet meer gedaan en het Concilie van Trente bevestigde dit gebruik. De communie waarvan sprake was die van de celebranten en misschien ook die van clerici of kanunniken die zelf geen mis celebreerden. 9. - 21 februari 1658. In de kapel van de H. Maagd Maria werden twee gewone vensters gestoken aan weerszijden van het altaar met de bedoeling de lichtinval te vergroten en het uitzicht van de kerk te verbeteren. Dit gebeurde op kosten van Da. Maria Beerleer, g. d., zonder enige tussenkomst van de kerk. I 0. - Op 13 april 1658 schonk Maria Beerleer een nieuw antependium met goud- en zilverdraad doorweven voor het kleine altaar van de H. Maagd, dat op de tweede zondag van iedere maand en op haar feestdagen in het koor pleegt te staan. -Een antependium is het voorhangsel van een altaartafel. Het kan van hout zijn, van kostbaar metaal of van textiel al of niet versierd. 11.- 15 april 1658. Om de kerk te verfraaien werden de panelen aan weerszijden van het hoogaltaar beschilderd. Dit gebeurde op kosten van D. Aegidius Billiet. Aan een zuidelijk portaal werden achttien beelden van Christus met de apostelen in het Hofken ( van Olijven ) geplaatst. Aan de kerk kostte dit niets. - Die beeldengroep die verdwenen is, stond vermoedelijk niet aan het portaal van de zuidelijke transeptarm maar aan het dichtgemetselde portaal van de Sint-Michielskapel (kapel IV op afb. 5 )23 • Anderzijds stond op die plaats vóór 1641 blijkbaar iets gelijkaardigs dat al verdwenen was toen Nottingham pastoor werd ( afb. 4 ). 12.- (f> 92) Op 19 april 1658 schonk de weduwe van D. Lettaert een uitzonderlijk mooie albe onderaan voorzien van vier rijen kantwerk en een overeenkomstige amict en singel voor uitsluitend gebruik door de pastoor en zijn opvolgers. Voor de kerk bracht dit geen verplichtingen mee. - Een amict is een rechthoekig linnen doek met een lengte van 80 à 90 cm en een breedte va 60 à 70 cm. Aan ieder uiteinde van een van de lange zijden is een lint van minstens een meter genaaid. Hij wordt op de schouders gelegd; de linten worden op de borst gekruist, daarna op de rug en tenslotte aan de voorzijde van het lichaam geknoopt. In het midden is een kruis geborduurd. Tot in de 18e eeuw werd hij met borduurwerk versierd. Hier was dit waarschijnlijk ook het geval aangezien Nottingham schrijft dat ze 'conforme' waren met de alben. 141


13. - Op 16 mei 1658 is Da. Anna Heyse, g. d. gestorven. Ter lafenis van haar ziel legateerde zij aan onze kerk aan jaarlijkse renten een bedrag van 1.000 florijn en schonk eenmalig een even grote som om de geplande aankoop van klokken, een nieuw hoogaltaar in marmer en een nieuw doksaal te bekostigen. Uit dankbaarheid zorgden pastoor en kerkmeesters voor drie missen per week een geheel jaar lang en een gezongen jaargetijde met de bedeling van een zak brood. Die verbintenis komt voor op de epitaaf ter harer eeuwige nagedachtenis opgericht aan de kapel van de Naam Jezus, aan de zijkant van het tabernakel van het Allerheiligste Sacrament. 14.- Haar nicht Dia. Livina De Blijck, eveneens g. d., heeft gelijkaardig gehandeld toen zij in maart 1657 stierf. Zij legateerde aan de kerk een jaarrente van 72 florijn. Zij is op dezelfde plaats begraven. In het jaar 1656 ( sic ) schonken de gezusters Dlae. Adriana, Isabella en Anna De Blijck, g. ds., aan de kerk een prachtig zilveren kruis om enkel en alleen gedragen te worden in bidprocessies en plechtige uitvaarten van die dames wier namen op de rug ervan geschreven zijn. 15.- Op 8 juni 1658 is Maria Geslings, g. d., gestorven. Zij legateerde aan de kerk 50 florijn. Die som werd gebruikt voor de decoratie van de kapel van Sint-Paulus' Bekering. Daar tegenover werd zij begraven in het graf van haar voorouders. Haar zuster Susanna schonk haar nieuw baarkleed die men pelle noemt aan de kerk. Het dient voor de begrafenis van maagden. -Waar die kapellag is niet duidelijk. Het kruis waarvan sprake is verdwenen24 • 16.- (f"93) Op 13 juni 1658 sloten de pastoor en de kerkmeesters een overeenkomst met metselaar Petrus Van de Walle om voor 500 florijn een gewelf te bouwen onderaan de toren met de bedoeling die te consolideren. Op 1 juli begon hij met het aanbrengen van het nodige timmerwerk en op 8 juli met de bouw van het eigenlijke gewelf. Het werk was voltooid op 3 augustus. - Pieter Van de Walle ontving op 6 juli 120 florijn uit de handen van Joos Goethals ontvanger van de kerk als 'eerste payement van het vauteren van een vaute onder den turre van Ste Neclaeys kercke '. Hij ontving hetzelfde op 13 juli en 3 augustus en uiteindelijk op 10 augustus de laatste 122 florijn. Door de constructie van dit gewelf hield de lantarentoren op een lantaren ( een lichtbron) te zijn. De kostprijs bedroeg dus 482 gulden en geen 500 zoals Nottingham beweert. 25 17. - Op 12 juli 1658 zijn de drie nieuwe klokken in onze kerk aangekomen en aan de pastoor en de kerkmeesters overgedragen. Ze werden gegoten door

142


meester Petrus Hemony afkomstig uit Lotharingen. De grootste weegt 5.440 pond (2360 kg.), de middelste 3.803 (1650 kg.) en de kleinste 3.783 (1641 kg.)26 • Ze werden naar de kerk gesleept door de leerlingen van het college van de paters jezuïeten. Op 25 juli werden ze plechtig gewijd door R. D. Amandus Hovelings abt van Sint-Pieters 'neffens' Gent, patronus van onze kerk. De peter van de grootste klok is de Gentse stadsmagistraat en de meter N. D. de echtgenote van hoogbaljuw D. De Mulebeke. De peter van de middelste is N. D. Nicolaus Sersanders, schepen van de Keureen de meter N. Dia. Van Maldeghem, echtgenote van D. De Maldeghem. De peter van de kleinste is Abraham Hoobroucke en de meters Dae. Schone senior, Coornaert en Anna Baronage. Deze drie klokken konden gegoten worden dank zij de vrijgevigheid van de pastoor, de kerkmeesters en de parochianen. De heren van het Sint-Veerlekapittel droegen daar niets toe bij. Die klokken kostten zowel voor het gieten als voor de specie die in Brugge, in Gent en elders aangeschaft werd ... ( som niet ingevuld). Het voorbereidend werk begon op 5 mei, ze werden gegoten op 7 juni, opgehangen in de toren op 20 augustus, proefgeluid de 28e op het feest van Augustinus, kerkvader, en voor het eerst geluid op 29 augustus 1658 voor de plechtige uitvaart van C. D. Symphorianus Werdegans, licentiaat in één van de rechten. Hij is begraven in de kapel van Sint-Niklaas. - Pieter Hemony en zijn oudere broer François zijn de belangrijkste Nederlandse klokkengieters van de 17e eeuw. Ze werden geboren te Levécourt (Depart. Haute Marne) respectievelijk in 1619 en 1609 en stierven te Amsterdam, de oudste in 1667 en de jongste in 1680. Zij vestigden zich ca. 1642 in Zutphen (Nederland). In 1657 ging François naar Amsterdam. Pieter kwam naar Gent waar hij als poorter aanvaard werd op 6 april1660 wat betekent dat hij toen al minstens één jaar en één dag in de stad moet verbleven hebben. In 1664 ging hij terug naar Amsterdam bij zijn broerY De drie klokken heetten Nicolaus, Maria en Anna. Tijdens de Franse overheersing werden zij ( In 1797 ) door de pastoor verborgen maar in 1799 door de Fransen opgedolven en verkocht. 28 Amandus Hovelinck, afkomstig uit Oudenaarde werd tot abt van de SintPietersabdij benoemd op 21 december 1654 en gewijd op 14 mei 1656. Hij stierf op 13 augustus 167~9 • De Sint-Nilkaaskapel is kapel VI op afb. 5. 18.- Op 27 juli 1658 werd een marmeren graflegging Christi geplaatst in de kapel van de Heilige Drievuldigheid, nu kapel van het H. Kruis. Onze parochiaan D. Theodorus Van den Meersche betaalde er 108 florijn voor. Zijn dochter Dla. Margareta Van den Meersche, g. d. liet de kapel witten en decoreren op haar kosten. Zij draagt er zorg voor sedert het einde van november van dit jaar. 143


- Deze kapellag in de zuidelijke transeptarm ( kapel VIII op afb. 5 ). Theodorus Van den Meersche, koopman in de Lange Munt had bij zijn echtgenote Joanna Van Deijnse drie zonen en een dochter Margaretha die ongehuwd bleefen overleed op 4 juni 1693. Een van die zonen, Joannes Bapt. werd kapucijn onder de kloosternaam Joannes Evangelista en stierf te Gent op 67 jarige leeftijd ( f 31 juli 169830 ); een andere zoon, Franciscus Aloijsius, werd raadsheer 31 en later voorzitter van de Raad van Vlaanderen. Twee van diens zonen, Jan Baptiste lgnace ( + 1747) en Alexander Augustijn verbouwden het herenhuis Van den Meersche in de Nederpolder tot het prestigieuze 'hotel de maĂŽtre' dat nu het moederklooster is van de zusters van de Kindsheid Jesu. 32

I 9. - In augustus van dit jaar ontstond een meningsverschil tussen de pastoor en enkele kerkmeesters betreffende twee altaren die de pastoor op bevel van de vicarissen-generaal - sede vacante - moest laten afbreken. Het ging om het altaar van het Heilig Kruis en dit van de Verrijzenis en ze stonden in het midden van de kerk. Op 14 september compareerden de pastoor en de kerkmeesters voor hen in het vicariaat en kwamen overeen de altaren te laten staan waar zij stonden om verdere onaangenaamheden te voorkomen en om de goedgunstigheid van die kerkmeesters niet te verliezen. 20.-Tijdens dit jaar werd het ijzeren kruis dat op de torenspits stond naar beneden gehaald omdat het dreigde op de kerk terecht te komen doordat het houtwerk in het bovenste gedeelte van de toren verrot was. Het werd in de loop van dat jaar nog, verkleind, teruggeplaatst. De toren werd versterkt zowel met nieuw houtwerk in de spits als met zeven nieuwe balken onderaan. 21.- Op 5 december 1658 werden met een luisterrijke plechtigheid de relikwieĂŤn van Sint-Nicolaus, aartsbisschop van Myra en beschermheilige van onze kerk vanuit de Sint-Baafskathedraal naar onze kerk overgebracht. R. D. Cremerius, kanunnik van Sint-Baafs heeft ze ons geschonken. Hijzelf had ze gekregen van R. adm. D. Fredericus de Deutsch, kanunnik, aartsdiaken en vicaris-generaal van de Sint-Stephanuskathedraal van Halbertstadt ( Halberstad, Duitsland), in wiens kerk zij ter publieke verering opgesteld stonden. Ze zijn goedgekeurd door R. adm. D. de vicarissen-generaal van ons bisdom, sede vacante. In de plechtige bidprocessie waarin ze naar onze kerk gebracht werden schreden de proost, de deken en het hele kapittel van Sint-Veerle-in-SintNiklaas, de RR. DD. pastoors van onze stad, de paters Recollecten en verschillende paters van andere Orden, de leerlingen van het jezuĂŻetencollege, de scholieren van de lagere scholen van onze parochie en last butnotleast de edele en aanzienlijke heren van de verschillende parochies van de stad. Ten behoeve van deze plechtigheid werd een prachtig altaar opgericht bij het doksaal. Met

144


de grootste luister werd op die dag het octaaf ingezet. Iedere dag werd een plechtige mis gecelebreerd door een pastoor van de stad. Er was ook een veertigurengebed, voorzien van een volle aflaat. Op de achtste dag werd het octaaf besloten met een kanselrede en een plechtig lof gecelebreerd door de kanunniken van Sint-Baafs. Deze devotie werd in de daarop volgende jaren voortgezet. Dit reliekschrijn was van hout, beslagen met zilver en kostte aan de kerk 60 florijn en de daarbij horende engelen 18 florijn. Anno 1660 werden deze relieken nog aangevuld met twee fiolen gevuld met olie afkomstig van het heilig lichaam van Sint Nicolaus. Zij waren goedgekeurd op 3 december 1660 door R. D. Carolus Van den Bosch, bisschop van Gent, zoals uit de oorkonde blijkt. Wij ontvingen deze H. Olie van R. D. Petrus Salmon ( Salmoy ), pastoor van Sint-Salvator te Rijssel, die ze betrokken had uit Bari waar het lichaam van de H. Nicolaus berust. -De vacarissen-generaal bestuurden het bisdom, sede vacante, vanaf 28 mei I657 (overlijden van bisschop Triest) tot 8 juni I660 (inbezitneming van de zetel door bisschop Carolus Van den Bosch). -Een octaaf is een liturgisch feest dat acht dagen duurt. Tot voor kort was dit alleen nog het geval met Pasen, Pinksteren en Kerstmis. Vroeger waren er veel meer. -Het reliekschrijn is van de hand van schrijnwerker Boudewijn Van der Sickele ( wellicht van Dickele ) en van beeldhouwer Gery Piek, het zilverbeslag van Jaspart Herrebout. Het had de vorm van een tombe en was versierd met o.a. drie engelen. Het is verdwenen in de eerste helft van de I9e eeuw. 33 -Eén van beide fiolen is wellicht te vereenzelvigen met het I8, I cm hoge flesje (met lange hals en bolvormige buik) dat in het Bijlokemuseum bewaard wordt34 • Het kan dus best van Italiaanse oorsprong zijn en helemaal uit Bari komen al is een transvasatie op de lange weg van Bari naar Gent zeker niet uitgesloten. Bisschop Nicolaus van Myra (Klein-Azie) leefde in de vierde eeuw en zijn gebeente werd ca. 800 door Italiaanse vissers naar Bari overgebracht. Het gaat dus vermoedelijk om olie waarvan men geloofde dat zij uit de botten (uiteraard niet het lichaam) van de heilige kwam. Die 'olierelikwie'was geen unicum. Hetzelfde was in de 9e eeuw gebeurd met het gebeente van de H. Walburga die begraven ligt in de kloosterkerk van de benedictinessen te Eichstätt (Beieren). Ook daar werd de olie in flesjes opgevangen die tot ver over de Duitse grenzen verspreid werden35 • Het veertigurengebed is een religieuze praktijk ontstaan in Milaan waarbij het H. Sacrament 40 uren lang ononderbroken ter aanbidding wordt uitgesteld in herinnering aan de uren die het lichaam van Christus in het graf gelegen heeft. Ten tijde van Nottingham was dit gebruik nog niet gecodificeerd, dit gebeurde pas in 1705. 145


22.- Rond het einde van september 1658 werd de kapel van Sint-Paulus' Bekering hersteld en ingericht door Da. Susanna Geslings, g.d .. In 1661 schonk zij daarenboven nog een nieuw rood antependium met bloemenmotief, bekostigde een nieuwe afsluiting en zorgde voor een keurige aanpassing van de vloer. Voor die afsluiting droeg de kerk 50 florijn bij, haar gelegateerd door wijlen Da. Maria Geslings, haar zuster (Zie volgnr. 15). - In 1839 bezat de kerk volgens een lijst in de pastorie 77 antependia; 71 daarvan zijn spoorloos waaronder het hiervoor beschreven exemplaar. 36 23. - (f" 94) 8 februari 1659. Met instemming van de kerkmeesters werden enkele gestoelten die ten gerieve van de jonkvrouwen aan beide zijden van de kooromgang stonden, weggehaald omdat zij de doorgang teveel bemoeilijkten. In hun plaats werden banken geplaatst waarop de parochianen kunnen knielen en waarop de kanunniken hun koorklederen kunnen leggen. Terzelfdertijd werd de houten omheining en de treden aan het tabernakel die eveneens de kooromgang vernauwden, weggehaald. 24.- Op 2 maart 1659 stierfCornelius du Jardeyn, luitenant van Zijne Katholieke Majesteit. Hij werd begraven in de kerk tegenover het altaar van de H. Maagd. Hij legateerde aan de kerk 200 florijn bestemd voor de nieuwe predikstoel met last nochtans van een eeuwigdurende gelezen jaargetijde. 25.- Op 12 april1659 schonk Dia. Anna Baronage aan de H. Maagd van de Gewillige Slaven een grote ketting van geslagen zilver, geschat op 36 florijn. Die zilveren ketting is verdwenen. De broederschap van de Gewillige Slaven van Maria (of 0. L. Vr. ter Slaven) was in 1634 opgericht in de Sint- Veerlekerk-bij-Sint-Niklaas. Zij werd lange tijd 'seer goet onderhauden ... vuijtghenomen eenighe jaeren herrewaerts 'staat in de a{znvang van het nieuwe reglement. Dit laatste ondertekenden de 13 gildebroeders, hun deken kanunnik Joannes Nijssens, pastoor Nottingham en zijn onderpastoor op 6 februari 1659. Het was een typische broederschap van de Nieuwe Tijd d. w. z. een louter godsdienstige vereniging die zich hoofdzakelijk inspande voor de intensivering van de godsdienstbeleving met voor ogen zowel het eigen zieleheil als de bevordering van de publieke eredienst. In verband daarmee sloten zij een akkoord met de pastoor- ingaande op 1 januari 1660- over de te celebreren missen, de collectes en nog andere aangelegenheden37. 26.- 18 mei 1658 (sic ). Het kapittel dat de abt en de monniken van SintPieters placht te vergezellen in de bidprocessie naar de verschillende kerken

146


tijdens de drie kruisdagen werd vrijgesteld van de gang naar de Sint-Pietersabdij. Het werd ook vrijgesteld van de geldelijke verplichting en de offerande van een kaars in erkenning van de gunst van de translatie naar de parochiale SintNiklaaskerk die krachtens een koninklijk decreet op het feest van de apostelen Petrus en Paulus (29 juni ) moest gebeuren. Tevens werd in die koninklijke oorkonde bepaald dat de grote vruchten van de vacante prebenden voor de helft naar de kerkfabriek van Sint-Niklaas moesten gaan en voor de helft naar die van Sint-Veerle. Een later decreet van 24 december 1660 bevestigde de eeuwigdurende en onverbreekbare verplichting van de kapittelheren om in de Sint-Niklaaskerk te blijven. Dit contract dat hen aldaar onderbracht konden zij niet opzeggen en de verplichtingen op geen enkele manier niet nakomen. Zij waren nl. van plan dit te doen met de bedoeling naar Sint-Miebiels te gaan. Terzelfdertijd werden door dit decreet alle conflicten en moeilijkheden tussen de kapittelheren enerzijds, de pastoor en de kerkmeesters anderzijds gesmoord door de aanstelling van een scheidsrechter, belast met de opdracht de gemoederen te bedaren en een vergelijk te vinden. Mochten de pastoors er in de toekomst nooit mee instemmen dat de kapittelheren zich met de kerkfabriek zouden bemoeien. - De kruisdagen zijn de drie dagen die Hemelvaartsdag voorafgaan. 27.- Ditjaar rees een grote moeilijkheid doordat de abt van Sint-Pieters vond dat de pastoor hem met zijn geestelijken volgens het aloude gebruik moest vergezellen in de bidprocessie tijdens de kruisdagen, niettegenstaande hij door het koninklijk decreet daarvan vrijgesteld was. Die onenigheid werd niet bijgelegd en kreeg later in de Raad van Vlaanderen zijn beslag in die zin. Aangezien Nottingham ook kanunnik van het Sint-Veerlekapittel was vond hij niet onterecht dat hij ook van die koninklijke maatregel kon genieten. 28.- Op 8 juli 1659 celebreerde R. D. Joannes Kerckhove op plechtige wijze zijn Eerste Mis in onze kerk. Hij had als assistenten zijn twee broers; de ene van de Orde van Sint-Bemardus fungeerde als diaken en de andere van de Orde van Sint-Franciscus als subdiaken. R. D. Georgius Breydel, pastoorjubilaris van Sint-Miebiels fungeerde als ceremoniemeester. Deze maand werden twee zwarte wollen kazuifels gemaakt elk voorzien van twee rijen borduursel. Zij dienen voor dagelijks gebruik en het was de kerk die ze bekostigde. 29.- 5 januari 1660. In de gewone vergadering van de kerk- en dismeesters onder het voorzitterschap van de pastoor werd de Antwerpenaar R. D. J oannes Audenrogghe, priester, verkozen in de plaats van R. D. Balduinus de Cuypere die meer dan 30 jaar lang kapelaan geweest is in onze kerk. Hij heeft het genot 147


van de gewone emolumenten en heeft die functie waargenomen tot de 24e maart 1661. 30. - Op 9 februari werd in de boekhouding van de kapel van de Vrijwillige Slaven van de Maagd Maria een scheiding doorgevoerd tussen de emolumenten en 'aceedenten' aan de ene kant en de renten die de kerk aan haar verschuldigd is aan de andere kant. Het was C. D. Petrus Billiet, advocaat, die daar op stond in zijn hoedanigheid van confrater van die broederschap. Dit gebeurde met inachtneming van de overeenkomst destijds aangegaan tussen de pastoor en de kerkmeesters enerzijds, de proost, de deken en de confraters van de broederschap anderzijds. Ook zou de pastoor steeds het voorzitterschap waarnemen met een beslissende stem maar rekening houdend met die van de proost, de deken en om het even wie van de anderen. Terzelfderzijcts werd bepaald dat de proost iedere tweede zondag van de maand de mis om halfelf zou celebreren. M. a. w. de scheiding was er ene van de wisselende ( emolumenten en 'aceedenten ')en de vaste inkomsten (renten van kapitalen). Uit het 'Ontvangboek van de accedenten, 1 aprill661 - 29 decenber 1674 van de kerckerechten van de kercke van Ste Pharaildis' blijkt dat die aceedenten de kerkrechten zijn betreffende begrafenissen,, uitvaarten en waskaarsen38 • 31.- (f" 95) Op 16 februari 1660 stierf Franciscus Comelius sr., 93 jaar oud. Zijn erfgenamen legateerden (sic) aan onze kerk een bronzen luchter met acht hoorns, die in het koor gehangen werd boven zijn sepulture en die van zijn erfgenamen. 32. - Op 25 februari 1660 gebeurde de permutatie van R. D. J oannes Squellaert, kanunnik van onze kerk met onze parochiaan en weldoener R. D. Paschasius Biervliet Die laatste stierf op 29 juli 1661 en legateerde aan de kerk 300 florijn, waarvan 100 voor de kapel van de Naam Jezus en 200 ofwel om het koor op te hogen ofwel om de predikstoel te bekostigen, naar goeddunken van zijn familie. Hij werd begraven in het midden van het koor, in een graf door zijn familie gekozen en betaald. Het is een vrije sepulture voor de ascendenten en descendenten in rechte lijn met uitsluiting van al de anderen. - Die permutatie bestond in het ruilen van een beneficie door twee geestelijken. De bisschop moest daar wel zijn goedkeuring aan hechten en de patronus zijn toestemming geven. 39 33. - Op 6 maart 1660 verschenen de pastoor en de kerkmeesters voor de schepenen om hen te verzoeken op kosten van de stad de kerktoren te laten herstellen ofwel er mee in te stemmen dat de kerkfabriek de naald op haar kosten zou laten wegnemen. Na een bedenktijd wezen zij dit laatste af. Zij stelden de schepenen D. Justus Billiet, D. Weesaert en secretaris Daniels ( Daneels) aan 148


om als commissarissen de toren te gaan inspecteren. Zij deden dit de 9e maart samen met de nodige vaklui. Uiteindelijk werd op 14 mei 1661 op kosten van de stad met de herstelling begonnen zoals blijkt uit het verslag van de vergadering van die dag . 34.- Op 15 mei 1660 schonk ons de familie van onze parochiaan Guilielmus Beerleer een prachtige nieuwe zilveren ciborie met een gewicht van 128 ons zilver. Ze kostte in het geheel 480 florijn. Terzelfdertijd gaf zij ons nog een gewone vergulden ciborie bij de vorige te rekenen, en een kleine oude ciborie. Dank zij die laatste moest de kerk maar 51 florijn bijleggen om de nieuwe zilveren ciborie te betalen. De Latijnse tekst van die notitie luidt: Dedit familia Guilielmi Beerleer parochiani novum et magnificum ciborium argentium ponderans 128 unceas argenti constitit in toto octuaginta libr. Fl. S(imili)ter dedit eadem familia ordinarium ciborium deauratum annumeratum priori, sirnul cum parvo quodam antiquo ciborio ita ut ecclesia cum ciborio hoc minimo superaddere debuerit ad partialem solutionem novi ciborii argentei, summum octo libr. In pecuniis et decem sch. Geen zeer duidelijke notitie die wellicht als volgt te verstaan is : de familie Beer/are schonk geen nieuwe zilveren ciborie als dusdanig maar een som geld en twee cibories, een gewone vergulden en een kleine oude. Wellicht had de verkoop van die laatste twee de zilveren ciborie kunnen bekostigen maar de pastoor verkocht alleen de oude en moest dus het tekort in speciÍn bijpassen. Het gaat hier om de familie van Guillielmus Beer/are (+24 okt. 1657), een eerste maal gehuwd met Margareta de Vare (+23 jan. 1657) en een tweede maal met Maria Livens ( +23 febr. 1667)40 • 35. - Op 2 juni 1660 nam R. D. Carolus Van den Bosch per procuratie bezit van zijn bisschopszetel. Het was R. adm. D. Rosa, proost van Sint-Baafs die zich daarmee gelastte. Voordien was hij bisschop van Brugge geweest. Op dezelfde dag verliet Karel 11 Scheveningen bij 's Gravenhage in Holland. Hij ging naar Engeland na een ballingschap van vele jaren. Jacobus Roose was licentiaat in de beide rechten, kanunnik en proost van het Sint-Baafskapittel en bijgevolg na de bisschop, die er ook deel van uitmaakte de hoogste dignitaris ervan. Hij is dertig jaar lang vicaris-generaal geweest van het bisdom en was afgevaardigde van de Gentse clerus in de Staten van Vlaanderen. Hij stierf op JO februari 1672.41 De Engelse koning Karel 11 ( 0 1630- +1685) werd na de ex.ecutie van zijn vader, Karel I (in 1649 onder Cromwell) door de Schotten tot koning uitgeroepen. Met een Schots leger viel hij Engeland binnen maar werd door Cromwell verslagen en vluchtte naar Frankrijk (oktober I651 ). Vanaf 1655 verbleefhij 149


in de Republiek of in de Spaanse Nederlanden maar vooral in die laatste. Na de Declaratie van Breda van 4 april 1660, waarin hij gewetensvrijheid beloofde aan alle christene geloofsbelijdenissen werd hij tot koning van Engeland uitgeroepen. Hij scheepte in te Scheveningen en landde te Dover op 25 mei van dat jaar. De gebeurtenissen in Engeland hielden begrijpelijkerwijze de bijzondere aandacht gaande van de Ier Nottingham. Hij vergist zich echter wat de datum betreft. Carolus Van den Bosch ( 0 Brussel 22 mei 1597) was de achtste bisschop van Gent, van 1660 tot 1665. Zijn moeder Maria Maes was de zuster van Carolus Maes, eerste bisschop van leper en later Gents vierde bisschop. Hij was een oud-leerling van de jezuïeten te Roermond, wat voor een beter begrip van de latere moeilijkheden in zijn bisdom niet onbelangrijk is. Hij studeerde theologie en kerkelijk recht aan het Collegium Germanicum te Rome en behaalde het doctoraat in de beide rechten te Leuven in 1631. Hij was reeds zes jaar bisschop van Brugge (van 1651 tot 1658) toen Filips IV hem op 15 maart 1658 tot bisschop van Gent benoemde. Het duurde twee jaar ( tot 15 maart 1660 ) vooraleer Rome die benoeming bevestigde. Per procuratie nam hij bezit van zijn bisdom op 8 juni 1660 en werd plechtig geïnstalleerd op 23 juli. Het was niet zijn eerste kennismaking met het bisdom Gent, in 1628 namelijk was hij kanunnik geweest van het Sint-Baafskapittel 42 • 36. - Op 12 augustus 1660 verzochten de heren van de magistraat ons om de grote klok van onze kerk te mogen laten luiden ten gerieve van de stad, wat wij toegestaan hebben. Zij hebben daar gebruik van gemaakt tot de 30e van de maand. 37. - 6 december 1660. De devotie tot Sint-Niklaas werd dit jaar met grote plechtigheid en met een veertigurengebed verder gezet. De volkstoeloop was enorm omwille van de H. Olie die wij dit jaar uit Rijsel ontvingen en die door R. D. onze bisschop Carolus Van den Bosch goedgekeurd was. Op die dag celebreerde hij in onze kerk een plechtige pontificale mis, wat ook het volgende jaar gebeurd is. -Een pontificale mis is een mis gecelebreerd door de bisschop (of een andere prelaat) met een assisterende priester, een diaken, een subdiaken, één of twee ceremoniemeesters, twee acolyten en vier à vijf koorknapen, waarvan één de wierookdrager is. Het feest van Sint-Niklaas was er een met verplicht mishoren vóór 1644. In dat jaar bracht paus Urbanus VIII de heiligdagen van 40 tot 30 terug43 • Onder de opgeheven heiligdagen viel ook 6 december... tenzij die het feest van de patroonheilige van de parochiekerk was.

150


.NOTEN 1

Fonds bisdom, nr.S/348 E.G. R. Ossieur. DeBtatus Animarum van de Gentse Sint-Niklaasparochie in Vlaamse Stam 27 (1991), 193-222 en 249-270. 3 Kervijn de Volkaersbeke. Les Eglises de Gand. Deel 11 (1858). Grafschrift op pag. 159. 4 • E. Reussens, J. Wils, A. Schillings. Matricule de l'Université de Louvain. Dl.V ( 19-2-1616 tot 3-2-1651) 5 RAG. Fonds Bisdom B 156 (Register van begeving van beneficies: pastorieën, kanonikaten, kapelanijen, kosterijen enz.),ll5 en vlg. 6 RAG. Fonds BisdomS 348, 9lro. 7 J. Roegiers. De Universiteit te Leuven 1425-1975. Leuven 1976, p.ll5 en vlg. 8 M. Cloet. Het kerkelijk leven in een Landelijke Dekenij van Vlaanderen tijdens de XVIIe eeuw. Tielt van 1609 tot 1700. Leuven 1968, 138 en vlg. 9 L.A. Collinez. La collégiale de Sainte Pharailde à Gand, in Société Royale des Beaux-arts et de littérature de Gand. Dl 4 ( 1851-1852), 202 & vlg. - G. Declercq. Nieuwe inzichten over de oorsprong van het Sint-Veerlekapittel te Gent, in Handelingen van deMiivoor Gesch. en Oudheidk. te Gent, Dl. XLIII (1989), 49 en vlg. 10 E. G. R. Ossieur, o.c., noot 2, 194. 11 H. Tarlier. Recueil des Fondations des Bourses d' études existantes en Belgique. Brussell873, 52. 12 Ze worden beheerd door de Provinciale Studiebeurzen-Commissie van Brabant. 13 Zie daarover Ad. Jansen. Het 17e eeuws kerkmeubilair in Hand. K1ijke Kring Oudheidk., Lett.en Gesch. Van Mechelen Dl LXIX (1965) 93-213. 14 J. Buntinx. Inventaris van het archief van de Raad van Vlaanderen. Deel 1. Brussel 1964. 15 J. McManners. Church and Society in eighteenth-Century France, vol2. Oxford 1998, 37. 16 Ph. Ariès. Essais sur l'histoire de la mort en occident du Moyen-Age à nosjours. Paris. 1975, passim. 17 Eén pond groten Vlaams = 20 schellingen = 240 groten. Eénmaal gebruikt Nottingham nog een kleinere onderverdeling, vermoedelijk de mijt, waarvan er 24 in een groot gaan (volgnr. 172). Eén florijn (gulden) = 20 stuivers = 320 penningen. Eén pond Vlaams= 6 florijn Een as ( mv. asses ) = een muntstuk dat bij Nottingham blijkbaar een waarde heeft van één stuiver. Immers In volgnr. 254 heeft hij het over 6 asses 48 (Er gaan 48 stuivers in een patakon). Een mis kost 10 stuivers ( volgnr. 125 en 289 ). De 9 asses voor een mis in volgnr. 366 mogen dus als 9 stuivers gelezen worden. 18 o. l. v. R. Lesage. Dictionnaire pratique de liturgie romaine. Parijs 1952. Men bedenke dat de liturgische voorschriften en gebruiken van de eerste helft van de 20e eeuw niet noodzakelijk identiek zijn met die van de tweede helft van de 17e. 19 M. De Vroede. 'Kwezels' en 'Zusters'. De geestelijke dochters in de Zuidelijke Nederlanden, 17de en 18deeeuw, in Verh. Koninkl. Acad. Wet. Lett. en Schone Kunsten van België. Klasse Letteren, nr. 152 (1994). - E.G.R. Ossieur. De Status Animarum, o.c. noot 2.- H. van Werveke. De Gentse Sint-Niklaasparochie in 1681, H.M. G. 0. G. nr. 7 (1953).- E. E.A. J. M. Theissing. Over Klopjes en Kwezels. Nijmegen 1935. 20 o.I. v.M. Cloet. Het bisdom Gent (1559-1991), 77-78. Gent 1991. 21 Kervijn de Volkaersbeke, o.c., noot 3, 215 22 o.I. v.M. Cloet, o.c., noot 20, 237. 23 E. Dhanens. De Sint-Niklaaskerk te Gent ( Inventaris van het kunstpatrimonium 3 ). Gent , 1960,84. 24 E. Dhanens, o.c., noot 23, 141. 2

151


25

A. Van Werveke. Bulletijn van deMiivoor Gesch. en Oudheidk. te Gent, 20 (1912), 154. H. Doursther. Dictionnaire universel des poids et mesures ancienset modernes. Amsterdam 1965. rr A. Lehr. De klokkengieters F. en P. Hemony. Asten 1959. - J. Decavele, Poorters en Buitenpoorters van Gent 1477- 1492, 1542-1797. Gent, stadsarchief, 1968. 28 E. Dhanens, o.c. noot 23,153. 29 G. Beringsen C. Van Sinaey in Monasticon beige. T. VII ( Province de Aandre Orientale. Ir volume. Liége 1988, 698 en vlg.) 30 Ph. Blomrnaeet e. a. Graf- en Gedenkschriften der provincie Oost-Vlaanderen. Tweede Reeks. Deel I. Kloosterorden van Gent, 288. Gent 1866. 31 P. van Peteghem. De Vrede van Nijmegen ( 1678 ) ... in Liber amicorumAchiel De Vos. Evergem 1989.- J. S.F. J. L. de Herckenrode. Nobiliaire des Pays-Bas et du Comté de Bourgogne, dl I, p. 649. Gent 1862. 32 J. S.F. J. L. de Herckenrode. Nobiliaire des Pays-Bas ... o.c. noot 31, dl 11, p. 1328. Gent 1865.- D. Laporte, D. Liévois en H. Vandenborre. De Drievuldigheidskapel in de Sint-Niklaaskerk te Gent in Stadsarcheologie 19 (1995), nr. 4, p. 12-33. 33 E. Dhanens, o.c., noot 23, 91. 34 E. Dhanens, o.c.,noot 23, 164. 35 R. Kriss & L. Rettenbeck. Wallfahrtsorte Europa's, aangehaald inW. Giraldo. Duizend jaar mirakels in Vlaanderen. Brugge 1995. 36 E. Dhanens, o.c. noot 23, 157. 37 RAG. SN 205. 38 RAG. Fonds Bisdom SN 77. Ontvangboek van de aceedenten van 1april1661 tot 29 december 1674... 'vande kercke rechten van ... Ste Pharaildis in Ste Nicolays van alle de begravynghen ... mitsg(aders) van het waschlicht'. 39 M. Cloet, o.c., noot 8, 144. 40 A.L. van Hoorebeke. Recueil des Epitaphes de la ville de Gand. Deel I, Handschrift van 1849 (Centrale biblioth. R.U.G.). 41 Kervijn de Volkaersbeke, o.c., noot 3, 30 42 o.I. v.M. Cloet, o.c., noot 20, 79 en J. Decavele e.a. Keizer tussen stropdragers. Karel V 1500- 1558, 58. Gent, s. d. 43 M. Cloet, o.c., noot 8, p.275 26

E. OSSlEUR ('t vervolgt).

INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE - FICHE N° 68 Op 3 April 1898 stelde Louis Maeterlinck in de rubriek "Schilderijen - Museum voor Schilderijen, n° 22 - XVIIe eeuw" in het Frans een fiche op over

St-Simon Stock het scapulier ontvangend, door Gaspard De Craeyer De heilige, links op het doek neergeknield, richt zich naar rechts en ontvangt het scapulier uit de handen van de Maagd, gezeten op wolken. Deze houdt het kind Jezus op haar schoot. Een aartsengel, geplaatst achter de heilige, legt de 152


rechterhand op zijn schouder. Daarboven, in een doorkijk in de hemel, spelen engelen op diverse muziekinstrumenten. Figuur van natuurlijke grootte. H: 2,77 m. L: 1,80 m. Ovaal doek. Dit merkwaardig doek is afkomstig van het afgeschaft klooster van de Geschoeide Karmelieten in Gent. Het toont de meester in het volle bezit van zijn talent. Het hoofd van St-Simon Stock is een echt meesterwerk. Zowel wat de uitdrukking betreft als het maaksel. De aartsengel met zwarte vleugels die achter de heilige staat mag beschouwd worden als een van de beste producties van De Craeyer. Het is spijtig dat de engelen op de achtergrond, die op een onhandige manier herschilderd werden, een beetje afbreuk doen aan het ensemble. Een ander doek De Maagd bevrijdt zielen uit het Vagevuur, door tussenkomst van St-Simon Stock, eveneens geschilderd door G. De Craeyer, bevond zich in dezelfde kerk en werd bij gebrek aan plaats ondergebracht in de magazijnen (heden de brandweerkazerne). Cf. A.P. Sunaert, Catalogue descriptif du MusĂŠe de la villede Gand, Gent 1870, p. 32. Spijtig genoeg leende de afbeelding op de fiche zich niet tot reproductie.

DEBARGIE Een halve eeuw geleden schreef Pierre Kluyskens onderstaand artikeltje.

Drie eeuwen lang, gans Europa door gekend Gent kende in het eerste kwart van de XViie eeuw een heropleving of liever een kortstondige heropflakkering na de bloedige godsdienst- en andere oorlogen die jarenlang onze stad hadden geteisterd, ontvolkt en geruĂŻneerd. De Blijde Intrede van de Aartshertogen Albrecht en Isabella in Januari 1600 en de overgave van Oostende aan Spinola op 23 September 1604 hadden aan de Gentse bevolking nieuwe hoop en moed geschonken: gebouwen rezen als bij wonder uit de grond, kloosters werden opgetrokken, openbare werken uitgevoerd. Het bijzonderste ervan was het aanleggen van een nieuwe verbindingsweg tussen de twee grote Vlaamse steden, Gent en Brugge, door het graven van de Brugse vaart. 153


Een rechtstreekse verbinding tussen Gent en de zee was de eeuwenoude droom voor het Gents Magistraat dat sedert de Xllle eeuw naar die onontbeerlijke uitweg zocht. De eerste poging, het graven van het Lievekanaal, van 1251 tot 1269, was na een eeuw reeds tot de ondergang gedoemd, door de verzanding van het Zwin, het verval van Damme en het slechte onderhoud van het kanaal zei ve. De tweede poging, het graven van de Sasschevaart in 1549 liep eveneens spaak, ten gevolge van de godsdienstoorlogen en de scheiding tussen Noord en Zuid. De derde poging zou eindelijk, zoals in de liedjes en romans, de goede zijn. Op 17 Juli 1613 verkrijgen de Staten van Vlaanderen, van de Aartshertogen, de toelating om de Brugse Vaart te graven, waaraan zij gedurende 10 jaren onverpoosd zouden werken. In 1662 werd de vaart van Brugge tot Oostende verlengd en in 1751 werd door het graven van de Coupure het stadscentrum zelve van de Afteveldestad met de Noordzee verbonden. De Brugse Vaart moest niet enkel de rechtstreekse verbindingsweg worden tussen Gent en Brugge voor het vervoer van allerhande koopwaar, zij zou ook de ideale weg worden waarlangs het vervoer van personen in een minimumtijd tussen de twee steden-zou plaats grijpen. Deze beide vervoerdiensten zouden ten andere de Staten van Vlaanderen toelaten zekere rechten te innen en aldus een deel der onkosten te recupereren. Zo ontstonden de vermaarde "BargiĂŤn", de langwerpige, rijkversierde trekschuiten die gedurende bijna drie eeuwen een regelmatige dienst tussen Gent en Brugge verzekerden, en de vleiende faam genoten de schoonste, de gezelligste en de meest comfortabele van gans Europa te zijn. Toen de laatste bargie in Oktober 1908 als gewoon brandhout werd verkocht, mocht een der meest typische bladzijden uit onze stedelijke geschiedenis omgedraaid worden en werd ook een eindpunt gesteld aan een tijdperk met eigen gebruiken, zeden en mentaliteit. Heden rijdt men per trein of per auto om tijd te winnen, toen reisde men naar Brugge met de bargie, om de gezellige atmosfeer, om in een aangename stemming te kouten en te praten, of om eens lekker te eten. De rustige Gentenaars begaven zich bij valavond naar de Bargiebrug aan de Brugse Poort om er de aankomst van de bargie bij te wonen. Zijn de namen van de omliggende straten en kaaien geen prachtige illustratie van die tijds geest: Nieuwe Wandeling, Elysese Velden, Groendreef, zovele namen die het geluk, de rust en de gezelligheid uitdrukken! Al de vreemde reizigers die tijdens hun doortocht door onze streken de afstand tussen Brugge en Gent met de bargie hebben afgelegd en ons hun indrukken in een of ander reisverhaal hebben bewaard- en zij zijn zeer talrijkhebben zich met lof over de atmosfeer welke aan boord heerste, over de ver-

154


zorging van de dienst en de gezellige gasttafel uitgedrukt: ''The most remarkable boats of the kind in all Europe" las men reeds in een Engelse gids van 1749. "Al 'heure du diner, schrijft een Franse reiziger, des nappes bien blanches sont mises sur toutes les tables, oii chacun prend la place que lui convient et oii il peut être assuré de faire un repas aussi délicat et aussi abondant que dans les meilleures auberges". De keuken van de bargie was gans Europa door bekend. Men vertelt zelfs, dat een Engelsman die een reis van een maand in Europa had ondernomen nooit verder dan Gent geraakte, hij vond de eetmalen zo lekker en fijn op de bargie, dat hij gans de maand op het schip en dan liefst nog aan tafel doorbracht. "Te Wenen, te Rome, te Parijs, te Londen, zo schrijft een enthousiaste reiziger, had men mij gezegd: Indien gij ooit naar Vlaanderen trekt, bezoekt Gent en gaat dan naar Brugge, doch niet met de koets, de diligentie of te paard; neemt de bargie. De gondels van Venetië zijn niets vergeleken bij die boten die sierlijker zijn dan de galei waarmede Cleopatra op de Cydnus, Antonius tegemoet vaarde. In het aangenaamste gezelschap zult gij prachtig dineren. Welke kost, welke heerlijke wijnen!" Deze reputatie wisten de uitbaters van de bargie steeds in ere te houden. Haar keuken kon met die van de allerbeste hotels wedijveren, en de dienst was, vertelt ons een reiziger, zo elegant als in de grootste Londense restaurants. Een menu welk ons bewaard is gebleven, bewijst ons ten andere, dat men er in geen geval van honger kon sterven: "Le gigot de mouton roti- Ie sauté de veau- Volaille- Gibier- Le mignon de veau- Desserts- Biscuits- FruitsFromages". Geen wonder dan ook, dat de tafel van de bargiën heel wat cliënten aanlokte die te Brugge niet eens aan wal gingen doch liefst in de eetzaal de terugtocht afwachtten. Het was een zekere Nevejans die de eerste bargiën bouwde en ze in huur kreeg. Op 23 Mei 1623 greep een nieuwe aanbesteding plaats: "de aennemers gehouden te leveren twee bequame veerschuyten sulex als zijn de gave al reeds ghemaeckt bij Jacques Nevejans, jeghenwoordich pro visionnel pachter". De bargiën hadden doorgaans een lengte van 25 m. en een breedte van 5 m. ten einde het Minnewater, aankomstplaats te Brugge, te kunnen binnen varen. Gezien de geringe diepte van de vaart hadden de bargiën een tamelijk platte romp. Op het dek was aan het achterschip een soort bovendek aangebracht, welke als terras diende en met een grote tent in baldakijnvorm was bedekt. Dit terras, "compagne" genaamd, was gereserveerd voor de eerste klasreizigers. De boeg van het schip was van een gebeeldhouwd versieringsmotief voorzien, terwijl aan de achtersteven de vlag van het regerend vorstenhuis wapperde. 155


GA~D. - L(! Can..t Je Dru.C"es - JL - DêpMt de b R:trge J~ Bru ,;es

s.n.

t :-;.

un

De bargie, ook veerschuit genaamd, trekschuit of "ledeschuyt" werd door paarden, bestuurd door "ketsers", voortgetrokken. De bargiepachters hadden het monopoliurn voor het personenvervoer op het kanaal. Wanneer de bargie naderde moesten de andere boten en schuiten hun mast strijken en de doortocht vrij laten. Sommige bargiën konden zestig à zeventig reizigers vervoeren, en op het einde der XVIIIe eeuw, zelfs een honderdtal. De bargiën waren sterk gebouwd en smaakvol versierd. Aan de bouw ervan werd twee jaren gewerkt en de aanbesteding geschiedde doorgaans in drie loten: schip en touwwerk; meubels en inwendige schildering; verven en vergulden van de buitenwand. In het schip was een grote kamer voorbehouden aan de markante gasten; men noemde ze de Kamer der Staten van Vlaanderen, geheel versierd met spiegels, lambrisering en donkerrode draperieën. Alle lokalen: keuken- , kamers-, salon- en eetkamer, waren uitstekend verlucht en verlicht en de reiziger vond in het schip een comfort welke hij in het beste hotel niet had aangetroffen . Wie dan ook uit Nederland aankwam, waar de trekschuiten slecht verlucht en verzorgd waren, geraakte gewoonlijk niet uitgepraat over de netheid, de weelde, het comfort en de stemming ervan. Wie geen reiziger vond om een praatje te slaan, of te kaarten, kon zich in een of andere kamer afzonderen om te lezen of te schrijven . Op ieder ogenblik kon men allerlei dranken of gerechten bekomen, als in de beste hedendaagse wagon-restaurant. 156


De bargiĂŤn vertrokken op hetzelfde ogenblik uit Gent en Brugge, gedurende de Zomer om 8 uur, 's Winters om 9 uur. De prijs per plaats was aanvankelijk acht stuyvers, later op vijftien stuyvers gebracht en in de XVIIIe eeuw herhaaldelijk aangepast aan de tijdsomstandigheden en muntontwaardingen. Men legde de afstand af in acht uur doch nooit heeft iemand erover geklaagd, integendeel; het schip gleed zo zacht op het water, de medereizigers waren zo vriendelijk, de dienst zo verzorgd dat men steeds met weemoed de "waterkoets" verliet. Te Brugge had de reiziger een "aansluiting" met Oostende en te Gent wachtten koetsen de komst van de bargie af om de reizigers naar de Koommarkt te brengen, waar zij de diligentie naar Aalst of Brussel konden nemen. In 1826 werd een nieuwe dienst ingericht: de nachtbargie, welke driemaal per week's avonds om 10 u 30 van wal ging om 's anderendaags om 6 uur te Brugge aan te komen. Op hetzelfde ogenblik vertrok een bargie uit Brugge, zodat de reizigers, na de nacht doorgebracht te hebben op het schip, welke 22 beddens telde, 's anderendaags in de vroege morgenuren naar Brussel, Antwerpen of Parijs hun weg konden voortzetten. De bargiĂŤn hadden echter in de loop van de XIXe eeuw af te rekenen met twee gevaarlijke mededingers: de motorboten en de treinen. De strijd die ze leverden was hopeloos. De dagbargie hield het uit tot in 1838, de nachtbargie die de mededinging in mindere mate moest vrezen, moest slechts vele jaren later de vlag strijken. Talrijke Gentenaars en Bruggelingen waren de bargie en vooral haar vermaarde keuken, trouw gebleven. Zij reisden liever in die comfortabele schepen als in de helse treinen of met de diligentie op de hobbelige wegen. In een volgende bijdrage zullen wij nog een en ander verhalen, over de beroemde reizigers, koningen, koninginnen en prinsen wier naam aan de geschiedenis van de bargie verbonden blijft. Van alle vroegere vervoermiddelen in en om de stad, en tussen Gent en de omliggende steden, is de Bargie van Gent naar Brugge ontegensprekelijk het meest populaire geweest en ook, zelfs na de afschaffing ervan, gebleven. Diligences en andere reiskoetsen vertrokken naar alle mogelijke richtingen, trekschuiten en beurtschepen vaarden dagelijks of wekelijks naar Brugge, Oudenaarde, Kortrijk, Mechelen of Antwerpen, doch zij zijn de volkse legende, de folklore niet ingetreden, zij behoren niet zoals de Bargie, tot de geschiedenis, het verleden van onze stad. De Bargie schijnt van meetaf de harten van de Gentenaars en van de vreemdelingen veroverd te hebben, en bijna drie eeuwen lang heeft zij die sympathie kunnen behouden. Zij vertegenwoordigde voor eenieder die speciale atmosfeer welke het reizen aangenaam maakt, die aantrekkingskracht waarvan de oorsprong en de reden soms zo moeilijk kunnen bepaald worden.

157


Voor de Bargie waren het nochtans talrijke factoren samen genomen, die haar succes hadden verzekerd: het comfort welke bij het reizen, zelfs over korte afstanden, steeds hoofdzaak is; het decor dat op alle ogenblikken van haar bestaan, zowel in de XIXe als in de XVIIIe eeuw, steeds uiterst verzorgd was; de vriendelijkheid, eigen aan al de opeenvolgende uitbaters van de Bargie, en last but not least, haar vermaarde keuken. De reiziger kreeg de indruk dat hij ingescheept was voor een lange tocht: personeel in overvloed, weelde, smakelijke eetmalen, gezelligheid. Luisteren wij nog even naar het verhaal van een Nederlander die wellicht in zijn geboortestreek reeds heel wat mijlen met de Hollandse trekschuiten had afgelegd en dus best een oordeel kon vellen: "Men heeft op het zelve een schipper (deze bemoeit zich met niets), een conducteur aan wien men betaalt, een stuurman, die een groote schel bij zich heeft om een knecht boven te roepen in geval hij dien noodig heeft, twee knechts, een kok, twee koksknechts en een tafelbediende die Hollandsch, Fransch, Engels en Vlaamsch spreekt." "Zoodra men op reis is, komt de tafelbediende. Hij vraagt aan eiken reiziger of hij gebruik wil maken van de tafel; zoo ja, welke hij verkiest, de eerste of de tweede en schrijft het bekomen antwoord te gelijken tijd op de lei." "Men gaat langs een leuning den zindelijken trap af, en komt regts af in de kajuit of eerste klas. De wand bestaat uit rood fluweelen vakken, afgedeeld door groote spiegels; het verhemelte is wit met goud, de zitplaats van het halfrond is gelijk aan eenen canapé; verder heeft men nette Brusselsche stoelen, eene tafel met een fraai kleed bedekt en een stookplaats: men heeft uitzigt achter en op de zijde; de ramen zijn met gordijnen en draperiën versierd." "Wij hadden soep, daarna ten minste vierdelei soort van vleesch, rog, tongen, zalm, groenten en aardappelen; vervolgens gevogelte, hoenders en pasteien en ten slotte, kersen, aardbeziën, taarten, biscuit, bitterkoekjes en meer kleinigheden, te veel om op te noemen. Ik dronk hierbij een halve flesch wijn en betaalde voor dit middagmaal met den wijn, vijfeneenen halven francs!" De Bargie was dus wel de Zoete Inval voor degenen die een aangename dag wilden doorbrengen en moest zij heden nog de Zondag naar Brugge varen, met een dergelijk "menu" van vijf frank, dan zouden de Gentenaars waarschijnlijk reeds na de vroegmis van de Bargiebrug tot aan de Koornmarkt aanschuiven ... De Bargie vervoerde jaarlijks een twintig duizendtal reizigers en zulks was niet enkel een goede broodwinning voor de uitbater en de kok van het schip, maar ook voor de talrijke herbergen aan de Bargiebrug, althans voor de herbergen, gelegen langs de oever waar het schip vertrok en aankwam. Lange jaren had de Bargie aan de rechteroever van de vaart aangelegd, tot

158


groot profijt van de handelaars en herbergiers aldaar gevestigd, doch tijdens de Franse bezetting van de stad in 1799, besloot het centraal bestuur van het Scheldedepartement plots dat de Bargie voortaan aan de linkeroever zou aanleggen? Deze verandering die voor de enen het fortuin voor de anderen de ondergang betekende, werd natuurlijk op hevig protest door laatstgenoemden onthaald. Tien jaren nadien was het opnieuw de rechteroever welke zegevierde, voor niet lang echter, want het "vijandelijk kamp" van de linkeroever protesteert op zijn beurt, richt verzoekschriften tot het stadsbestuur opdat men tot de toestand van 1799 zou terugkeren. Als elk stadsbestuur, bekommerd om de sympathie en de steun van alle inwoners, wilden ook onze stadsedielen van 1816 niemand ontstemmen. Na een urenlange beraadslaging- het proces-verbaal der zitting beslaat zo maar veertien bladzijden- beslist de raad "mû par de grands principes", dat voortaan de schepen aan de linkeroever zullen aanleggen en aan de rechteroever van wal zullen steken. Zo zou iedereen tevreden zijn: "parmi ce, il sera imposé silence perpétuel à toutes les parties". Het opladen en afladen van het schip was voorbehouden aan de "aerbeyders van buiten de Brugschepoorte ofte bargielossers", hoogstens dertien in aantal, en die het recht hadden "exclusivelyck te laeden ende ontlaeden alle de coopmanschappen op de bargie van Gent op Brugge e converso mitsgaders op de schepen gaende ofte commende naer ofte van den mond van de zee". Het beroep van bargielosser was een heel winstgevend baantje, wanneer men bedenkt dat ongeveer 20.000 reizigers jaarlijks met de Bargie vaarden, zodat die "aerbeyders" benevens een vaste broodwinning, nog dikwijls met 'n rijke fooi vanwege de hoge gasten werden beloond. Doch vanaf 1762 verliezen zij een belangrijk voorrecht. Voortaan zullen de reizigers "hunne bagagien, portemantaus, boecksaken, coffers ofte andere paxkens (mogen) lossen ende transporteren 't sy door hun zelve 't zy door hunne domestiecquen sonder eenig vergeit te moeten geven aan de bargielossers". De bargielossers bleven, ondanks de afschaffing der corporaties, bestaan na de Franse Omwenteling en zijn waarschijnlijk verdwenen toen de concurrentie van de spoorwegen het personen- en goederenverkeer langs de bargie de genadeslag toebracht. Niet enkel de gewone burger of reiziger verplaatste zich met de Bargie. Ook hoge gasten, zelfs koningen en keizers verkozen dit vervoermiddel boven de weinig comfortabele reiskoets. De eerste beroemde reiziger waarvan wij met zekerheid weten dat hij de Bargie

159


gebruikte, is Markies Francesco de Castel-Rodrigo, die in 1664 en 1665 met de Bargie reisde en er zelfs telkens zijn eetmalen nam. Het jaar daarop keert hij naar Gent terug met de Bargie, om als vertegenwoordiger van Karel II bij diens inhuldiging, zijn intrede met een buitengewone luister te doen. Zijn verblijf te Gent en zijn vertrek met de Bargie, berokkende echter aan het stadsbestuur, heel wat last, daar de markies heel eigenzinnig en wispelturig was. In 1693 is het de graaf van Perth, uit Engeland verbannen, die zich van Brugge naar Gent met de Bargie begeeft en er in zijn gedenkschriften gewag van maakt. Eindelijk in 1717, mag de Bargie voor de eerste maal een monarch begroeten, de Russische tsaar, Peter de Grote. Op 19 April, zo verhaalt ons Buyck in zijn kroniek, arriveerde met de ledenschuyte (de Bargie) ofte jacht, Pieter I, bijgenaemt den grooten, Czar van Moscovien, maer is door Brugghe gevaeren niet willende aen land komen". Dezelfde kroniekschrijver verhaalt ons dat "den 30 Augustus 1731 is den hertog van Lorreioen (Frans II) 's namiddagsten 2 uren met de ledenschuyte naer Gend vertrocken, aldaer aenkomende 's avonts ten 7 uren". Na de inname van onze stad door de legers van Ladewijk XV, wou de Franse koning een bezoek brengen aan de geboortestad van Keizer Karel, bezoek welke einde Juli 1745 plaats greep en de stad ruĂŻneerde. Na een verblijf van drie dagen te Gent, eist Ladewijk XV dat vijf grote schepen en zestig kleine schepen te zijner beschikking zouden gesteld worden om hem met zijn gevolg naar Brugge te voeren. Het was geen wens, maar een bevel, en in allerijl moest aan de Brugse Vaart die vloot worden samengebracht en de Barge van de koning luisterrijk versierd worden. Karel van Lotharingen die zich in onze streken en vooral te Gent zo populair wist aan te stellen, schijnt een grote liefhebber van de Bargie geweest te zijn en legde dikwijls de afstand tussen de twee grote Vlaamse steden met dit vervoermiddel af. Na hem treffen wij in 1744, Maximiliaan, aartshertog van Oostenrijk, en in 1781, Atbrecht van Saxen Tesehen met zijn echtgenote, in het salon van de Gentse Bargie aan. In 1782 is het de Russische kroonprins, Paul Petrowitch, die met zijn vrouw, de afstand Gent-Brugge met de Bargie aflegt en aan boord een maaltijd bijwoont met vijftien wijsgeren en geleerden en de Brugse "Primus", Frans Beyts. Drie jaren later, ontmoeten wij andermaal een Rus op het schip, prins Anhalt, broeder van de tsarin. Gedurende de Franse Omwenteling hebben tientallen generaals, prefecten en hoge ambtenaren de Bargie genomen. Op 27 April1805 is het de Koning van Spanje, broeder van NapolĂŠon, die de

160


ganse Barge reserveert en er aan een prachtige maaltijd deelneemt, doch "de" grote reis van de Bargie was die van 1810, toen Keizer Napoléon met MariaLouisa een bezoek bracht aan onze stad. Zij verbleven slechts één enkele dag te Gent, doch het bezoek kostte zo maar de som van 73.820 goudfrank, waarvan 13.602 voor de versiering van de twee bargiën waarmede de keizer en de keizerin zich naar Brugge begaven. Men kan zich gemakkelijk inbeelden welke versiering men voor een dergelijk bedrag heeft kunnen aanbrengen. Juist een eeuw later, in 1908, werd de laatste bargie, de "Frederika Wilhelmina", als brandhout verkocht voor... 250 frank! Pierre KLUYSKENS

't Gents spant de kruune! KEUNDE GU EVEN GOED KLAPPEN OF DADDE KEUNT TELLEN? In het Gents vinden we een pak woorden en uitdrukkingen waarin getallen voorkomen. Wij hebben er een pak voor u op een rijtje gezet. Van tiene negene gebruikte gij op uhw duzend gemakken alle vijf voeten wel azuu een uitdrukkinge. Anders zijde maar ne Gentenîrre van thaverdreie donker... - "Hij verstaat er zéro van" : syn. "Hij verstaat er de ballen (-de kluten) van": hij bergrijpt er niets van. - "In 't jaar nul (-ien) oas d'uilen preken" : nooit. - "Koartse van mijn bille, mijn horloge lig stille. Koartse van mijn gat mijn horloge lig plat" : Gegeven als plagend antwoord op de vraag hoe laat het is. - "De Koartsjesmisse" : mis die maar een kwartuur duurt. In "De Vlaamsche Spie" uit 1800 lezen we op p. 58 : "Eene man die alle dagen pleegt naer de kaertjens Misse te gaen in de Preekheren" (Predikherenkerk). - '"t es oen halven docteur'': iemand die enige kennis bezit van ziekten en medicatie. - "Nen halven haak": hoek van 45°. - "Nen halve knecht, een halve strijkster" : die geen volle daghuur winnen. - "Een half kilootsje" : brood van 500 g. - "Nen halve kluit": koperen muntstukje van 5 centiemen, verdwenen na 1918. - "Een half kortier" : 7,5 minuten. -"Een halve kijsse": kous die maar tot het midden van het been reikt. 161


- "Nen halve liter" : grote pint of glas bier van 50 cl. - "'t Es moar nen halve mensch" : iemand die niet in zijn normale toestand is. - "Een halve mĂŞwe" : Mouw die slechts de voorarm bedekt. Vooral gedragen door beenhouwers, visverkopers en klerken. - '"t Es moar nen halve numeroo" : iets van weinig belang, iemand die zijn stiel maar half of helemaal niet kent of die lichtzinnig is. -"Een halve pinte" : een kwart van een liter. - "Een halve scheute" : een borrel van 3 centiemen. - "Een halve schors" : kledingstuk der begijnen (L.L.Coopman specifieert niet verder) - "Nen halven slag" : Bij het spelen met de krulbol half wijd of half van wijdte spelen. - "Nen halve steen" : steen in de breedte genomen. - "Een halve steke" : naaistersterm. - "Halve rouw" : gedeeltelijke rouw. - "Een half woord" : Enkele woorden die toelaten de zin of de bedoeling van iets te vatten. "Ne goeie verstaander hee maar een half woord nudig". - "Een half zakske" : een zak van 50 kg, gezegd van bvb. kolen of aardappelen. "Een half zakske petoater_s". - "Hij (zij) es 't half zakske deure" : Hij (zij) is meer dan vijftig jaar oud. "Hij es over de tfijftig. Z' es de tfijftig al gepasseerd". - "Nen halve zak" : Het nr. 50 in het lottospel. - "Nen halve zondag" : een afgestelde heiligdag. - "Een half en halveke" : zelfst. naamwoord. Twee gemengde doorgaans zoete likeuren. "Een gloazeke half en half'. - "Half en half': gedeeltelijk, voor de helft: "half en half tarwe, half en half gerst". Ook als bijwoord: ten halve, slechts voor de helft, niet af: "Uw wĂŽrk es maar half en half gadoan"; "Stout gesproken es half gevochten" en "goed gezeept es half geschoren" . - '"t es nen halvekluitsjes pisser'' : Gezegd over iemand behorende tot de Gentse bourgeoisie die bekend staat als spaarzaam (lees gierig) en weinig vrijgevend. - "Halveling, halvelinge, halvelijns, halvelijnks": Ten halve. "Pier was zat, 'k hoa't halvelinge gezien" Ik had het willen zien. Ik had het menen te bemerken. - "Een halve Moane": l. Een garengever; 2. Een boogvenster in de vorm van een halve cirlkel; 3. Een kwartronde steekspade. 4; Het scheer- of schalmmes van de zadelmaker. 5; "Ne koppejoager'', ragebol of spinragborstel waarvan het hout de vorm van een halve maan heeft; 6. Een vestingswerk (une demitune); 7. Een uithangbord voor herbergen "In 't Half maantje". - "Nen halvenbak": een metselaarssteen die maar half gebakken is. - '"t es moareen halve panne" : het is een domoor. Synoniemen:

162


Voor mannen: '"t Es nen Albinus van 't kieken,nen annekont, nen antepieter, een appelhuufd, nen astrieko, een dwoaze bieste, nen dwoazen bliksem, nen oarmen bloed, 't es blompap, nen stommen boer, nen boerenezel, een kalf, een kieken, ne kinkel, ne kneukel, ne kuifel, een boskalf, nen bosuil, een bothuufd, nen bottekop, nen (onbeschoamden) buffel, nen dommekluut, nen dommerik, nen dompelîrre, een dwoashuufd, nen dwoaze (kloef), nen dwoazekluut, nen dwoazekop, nen dwoazerik, nen (dwoazen) erpel, nen (dwoazen, gloeiende, gruten, rechten, stommen) ezel, nen ezelskop, ne gaai, ne (domme, stomme) goaper, nen (halve) gedroaide, een hanneken, nen bannen, een hannekonte, een holhuufd, ne (stommen) hond, ne (stommen) Ivo, een (dwoas) kalf,een kalfhijt, een kalfhuufd, nen kallefluiter, ne kalfskop, een kalveke Mozes, ne kei, een kèzenhuufd, ne kèzekop, een (dom, dwoas) kieken, een kiekebolle, een kiekenshuufd, ne kilo, een kinderbolle, een kinderhuufd, ne kinderlap, een kinderfoiture, ne kloefkapper, een klokhuufd, ne kluut (van Deinze, - van Axel), ne kluutzak, ne kneukel, een kneukelhuufd, ne koeie wachter, een kontsje, ne(n) (dwoaze) kuifel, ne kuifel van ne jongene, ne kwistenbiebel, nen (uitgewoaide) lantîrre, een Latschure, ne lauwendoedoe, ne lobbe, een loete, ne lokantoin, ne mottekop, ne patoater, een petoaterbolle (-huufd), Pier de Schete, een pirdebieste, een pîrdekalf, een podshuufd, ne potuil, ne puppekluut, een putshuufd, een sijssenhuufd, ne simpeleere, een simpelhuufd, ne slimbroek, ne slimmerik, een soeptriene, ne soldoatenpetoater, ne spiekelbak, ne (steen) stijnezel, ne stoffel, ne stomme(kluut), ne stommerik, nen tsappe(s), nen tsapoart, nen tsol, nen tsuus, nen (dwoazen-, ne fijnen-, ons Hiere z'n-) uil, nen uilekluut, nen uil idoor, een (onnuuzel) verstand, een (stom) virken, ne virkeskop, ne wiewoai, ne wietlewoai, een winterkalf, ne wouter, ne(n) (onnuuzele) zebedeus, een ziephuufd, ne zievereere, ne zieverkluut, een zievermuile, ne zie verpot. Voor vrouwen: "Een Anneke, een Anneken-uit, een Annemie (-kook soepe), een Cieska, een dompelesse, een dwoaze (M), een gaaiinne, een (gès)giete, een goeie (-van een wijf), een Janîtte, een kalle (van een wijf), een kallemoeie, een kallepoepe, een kieken (M), een (onnuuzele) kijsse, een kinderhuufd (M), ne kinderlap (M), een kinderfoiture (M), een koe, een (dwoaze)konte, een (dwoaze) moeie, een muite, een (dwoaze) Nelle, een (stomme) preie, een puppenhuufd, een seteka, een seute, een seuteka, een seuze, een simmeke, een simpelhuufd, een soeptriene, een stomme, een summeke, een (dwoaze) tote, een treute, een Treze, een Triene, een trunte, een tsanne, een Tsinne (-van een wijf), een tuutte, een uilinne, een zieveresse, een zievergat, een zieverkonte, een zieverkijsse, een zotgat, een zothuufd, een zottekonte, een zottemutse.(M = ook op mannen toegepast)

163


- '"t Es moareen halve panne mee 't were" : het weer is niet al te best. Het is kwakkelweer. -"Hij hee een halve panne op": hij is dronken. Synoniemen: "'t Es ne zatlap, een zatte bieste, een zat virken, een zatgat, een zathuufd, een zattemuile, ne zatte kul, ne zattekluut, een zattekonte, een zattelutte, nen tonnestrijker, hij hee een pirr'op, hij hee de keizer gezien, hij es van stokers'n hond gebeten, hij es patat, zijn ugen droaien noar den andere wereld, hij ziet er twieĂŤ veur iene". Zo iemand "es liefhebber van ne goeie slok, 't es nen bierbuik, - een biertonne, een bierbolle,- een bierhuufd,- een bierkoake,- nen/een bierzuiper(igge),nen gewichtheffer, - nen bierkluut, - een bierkonte, - een bierkuipe, een biedutte nen bierman,- een biermuile,- een biervliege, hij es van Biervliet". - "'t Zijn twie handsjes op ienen buik" : het zijn dikke vrienden, ook: ze spannen samen. - "Tusschen ien en twieje zegt de zot zijn mieninge" : zijn mening tussen de regels ventileren. -"Iene verloren, zevene uitverkoren" : gezegd wanneer iemand zijn minnaar verliest. Betekenis: Je moet niet treuren over het verlies van die ene, er staan er al zeven andere te wachten. -"Hij ziet er twieje veur ic;m" : dronken zijn, dubbel zien, ook scheel kijken. De voorrede uit "Hemelmaanden" uit 1765 gaat als volgt: "De planeten zijn zeer hooge En mijn keel wordt dikwijls drooge Dan sien k'er twee voor een". - "'t es iemand mee twie gezichten" : een oneerlijk persoon - "Ter was doar twie man en ne pĂŽrdekop" : zeer weinig volk. - "Nen ierlijke man hee ter twieje" : Bedoeld wordt: teelballen. Toegepast wanneer men iemand iets aanbiedt (een sigaar, een koekje, een glas wijn, ... ) en hij zegt: "Ik heh der al eentsje gekregen (-genomen)", om hem aan te sporen er nog eentje te nemen zonder dat hij daarover beschaamd hoeft te zijn. - "'k Ben der zuu zekerst van of da twieje en twieje vieren es" : Ik ben er heel zeker van. -"Bieren bier es twieje": Het ene bieris het andere niet, er is een groot verschil in kwaliteit tussen de bieren. Kan ook over andere zaken of over personen gezegd worden. - "Dadd' es zuu kloar of da twieje en drijje vijven es" :dat spreekt voor zich, dat hoeft geen verklaring. -"Ge moet opletten: ze schrijven doar twieje veur ien!" :ze schrijven daar met dubbel krijt. Zo zegt "Criminele Processen" uit 1723: " ... mij verwijtende dat ick schreef twee voor een." - "Hij kan gien twieje tellen": hij is zeer dom, of: hij staat met de mond vol tanden.

164


- "Twieje es genoeg, drijje es te vele" : loopspel voor kinderen. De spelers stellen zich in een kring in groepjes van twee, op enige afstand van elkaar. Eén speler staat buiten de kring, een zakdoek in de hand: de vervolger.Een tweede staat in de kring en is de vervolgde. De eerste loopt de tweede achtema en tracht hem met de zakdoek aan te raken. Als de vervolgde ziet dat hij op het punt staat aangeslagen te worden, plaatst hij zich binnen de kring voor één van de groepjes. Deze groep telt dus drie spelers. Dat is één te veel. Daarom wordt een derde van dezelfde groep als vervolgde aangezien en zo gaat het spel door. Indien de vervolger er in slaagt de vervolgde met de zakdoek te raken, dan wordt deze op zijn beurt de vervolger. (L. L. Coopman "Spelen mijner Jeugd") - '"t es iene van t' alverdreije donker" : het lijkt nergens op, het stelt niet veel voor, het is niet veel zaaks. Vb. "'t Es ne klierrnaaker van t' halverdrije donker": hij kent zijn stiel niet. - "Gien drijje keunen tellen" : zich niet kunnen verantwoorden. - "Hij stoat doar gelijk iene die gien drijje kan tellen" : beteuterd, beschaamd. - "Der drijje veur iene zien" : zat zijn. - "'t Es drijje veur twieje" : toegepast op iemand die heel er luid snurkt. Toespeling op overwerk of haastig werk waar drue uren voor 2 geteld worden. - "Dreije veur iene schrijven" :bedriegen in het aantekenen van hetgeen iemand schuldig is. - "Op ien, twie drijje woaren ze weg" : heel snel. - '"k Zegge't uh nuh ten derden uit": Ik zeg het je nu voor de derde en laatste keer. - "Iemand onder vier ugen klappen" : zonder getuigen. - "Hij hee ter moar viere en een korentebreudsje (-ne krentekoeke, een kortenteboerke)": Hij heeft zijn vijf zinnen niet. Uit "Misverstant" (6b, 1756) haalden we: "lek met myne vier sinnen ende eenen corinten-koek verstand, en kan dat niet begrypen." - '"k Wensch uh vier en halve" : toegepast wanneer men met verwondering iets ziet of hoort, meestal als term van minachting. De betekenis is ongeveer als hierboven: ik wens u niet alle vijf uw zinnen. - '"t es viertijd" : schafttijd omstreeks 4 uur. -"Alle vijf voeten moet hij noar de koer" : ieder ogenblik, zeer vaak.(hier:moet hij naar het toilet) - "Den diene moe in numero vijve" : in 't gekkenhuis, hij is gek genoeg om opgesloten te worden. - '"t Zijn al die vijf stuivers nie" : Dat is de zaak niet, daar gaat het hier niet over. 165


- "Den diene hee z' alle vijve nie" :Hij heeft alle vijf zijn zinnen niet, hij is gek. Zo lezen we in" Bril" (B,9b) 1600 "DominĂŠ, ghy hebt er vyf te kort" - "Iene van vijve" : een borrel van vijf cent. - "Geef mij de vijve" : geef mij een hand (met vijf vingers) - '"t vijfde wiel aan de woagen zijn" : er te veel zijn. - "Ge goat toch alle vijf voeten nie binnen en buiten 1upen?" : niet telkens weer.syn.: "Alle vijf stappen." - "De vijf menuten hehwen mee iemand" : iemand voor de gek houden, gekscheren. - '"t Es allank halverzesse bij hem" :letterlijk: 05:30 uur; figuurlijk: zinspeling op de grote wijzer die om half zes loodrecht naar beneden hangt. Het duidt op krachteloosheid zowel op lichamelijk als sexueel gebied. "'t es ne slaphanger". - "d' Halverzesmisse" :de mis die om half zes begint. - "Mee veel vijven en zesse" : na veel tegenwerpingen. -"Hij lig zes voeten onder d'ĂŽrde": hij is dood en begraven. - "Iene van zesse" : een borrel van zes cent. - "Me zijn in de donkere zes weken" : de drie weken voor en na Kerstmis. - "Hij hee vier zessen gesmeten (-geklopt)" : bijzonder door het lot begunstigd ZIJD.

- "Ne mens moe tegenwoordig alles zesdobbel betoalen" : veel meer moeten betalen dan vroeger. - "Hij hee veur gien zeske gezond verstand" : helemaal geen gezond verstand bezitten. Een "zeske" is een oud geldstuk. Het was het 1/8 deel v.e. stuiver = 1/2 oortje of duit= 6 "mijten" of 0,011 fr. - "Iemand veur gien zeske tekort doen" : ook niet voor het minste tekort doen. Zeske heeft dezelfde betekenis als hierboven. - "Zuu plat of een zesse" : zo plat als het gelijknamige muntje. - "Iemand zuu plat sloan of een zesse" : iemand ferm aframmelen. - "Hij kan nog slinke zesse sloan" : syn. '"t Es nog ne klibbere". Nog fit zijn voor zijn leeftijd. Een "slinke zesse sloan" is een kruissprong maken. Bij deze sprong moet men driemaal "voorflikkeren", driemaal "achterflikkeren", dan omhoogspringen en vooraleer op de grond neer te komen, driemaal met de kuiten tegen elkaar slaan. Een zeer moeilijke sprong dus. - "Hij hee were een slinke zesse geslegen" : Aangezien zo'n "slinke zesse sloan" aartsmoeilijk was en dus dikwijls mislukte, gebruikte men de uitdrukking ook in de betekenis van in de fout gaan, iets verkeerd doen, er flink naast zitten. - "d' Halverzevenmisse" :de mis die om half zeven begint. -"Zijnen hoedstoatop thaiver zevene" : zijn hoed staat scheef, hij is dronken.

166


- "Mee (-in) zeven hoasten" : zeer haastig. - "Zevene vĂŠur' hehn" : bevoordeeld zijn. - "De wig op zevene" : langs een omweg. - "Ge weet er zevene van" : Je weet er de barst van, je kent er niks van. - "Op zijn zeven gemakken" : heel langzaam, zonder haast , ook: zonder de minste inspanning. - "Van zeven uren verre": van zeer ver. syn. - "Van zeven uren in 't ronde": idem, van heel ver uit de omgeving. Richard Minne schrijft schertsend in zijn "Heineke Vos" (Nijgh & Van Ditmar n.v. 1933, p.26): "Men bad in den eersten, den tweeden en derden persoon, enkelvoud en meervoud, en haalde er al de heiligen bij van zeven uren in 't ronde." - '"t stinkt zeven uren boven de wind" : - heel erg - "'t Es zeven op zeven" : syn: '"t es 't zelfste, 't es eender en gelijk, 't es al'moal zuu Jank of da't breed es, 't es al koeke van ienen deeg": zo breed als 't lang is. - "Ze voaren onder de zeven brugskes" : werd gezegd van een verliefd koppeltje dat in stilte langs de wat verlaten en weinig bezochte uithoeken ging wandelen. Met "de zeven brugskes" bedoelde men de nu overwelfde Plotersgracht in het PatershoL - '"t Es een zevenmoanderke" : syn. "Ne pagadder, een pagadderke, een klein geneuk, nen hietepetiet, nen hottentot, een kadodderke, ne knol, een knolleke, een knulleke, ne konijnenbijter, een marulleke, ne marteko, een microbe, ne patsakkel, ne patsakker, - ne patsankel, ne pruts, een prutsmanneke, een prutsventsje, ne petiets, een strontventsje, -nen tampoes, nen tompoes". Schertsend gezegd over een kleine jongen of man, te klein voor zijn leeftijd. - "d' Halverachtmisse": mis om 07:30 uur. - "Mee nen achtkantige mens kanne kik mijne pap nie koelen" : nen achtkantige is een lomperik die geen vaste grondbeginselen heeft. - "Van tiene - negene komt hij nog" : negen kansen optien dat hij komt. - '"t Es een negen (-tien, -elf) uren lijk": Hij wordt begraven met de negen(tien, -elf) urenmis. -"Es mij dad' een lange tiene!'': lang vrouwspersoon. - "Geef mij de tiene" : -de tien vingers, eigenlijk de hand. - "Tiene op de bruggen" : Voor dit spel is een brede straat of een grote ruimte nodig. Op ĂŠĂŠn der voetpaden staat de "aanslager". De medespelers staan op het tegenovergelegen voetpad. De aanslager toont zijn tien vingers en roept: "Tiene!'' De anderen antwoorden : '"k heb ze geziene!" en dan beginnen ze langs alle kanten over de "bruggen" te lopen. De "aimslager" zit hen achterna. Wie hij aantikt moet hem vervangen. Wie op zijn stappen terugkeert is er ook 167


aan en ook diegene die van de brug afwijkt want hij wordt verondersteld in het water te liggen. Alleen de "aanslager" mag op zijn stappen terugkeren. De "bruggen" worden met krijt op de straatstenen afgetekend.

TOE SCHOUWERS

Fig.2

Fig. I

- "Tiene op de schreven" : Een spel dat uitsluitend gespeeld werd rond het standbeeld van Jacob van Artevelde door de jongens van de Vrijdagmarkt en omliggende straten. Het beeld staat op een platformen deze op een tweede platform, waarvan de randstenen 0,30cm breed waren en belegd met grote witte vloerstenen. De afgesneden hoeken der beide platformen waren met elkander verbonden door een rij speciale lange straatstenen. De jongens noemden de randstenen en de verbindingslijnen der twee platformen "schreven" en daarop speelden ze "tiene" (tikkertje) zoals in "tien op de bruggen", met dit verschil dat de spelers hier elkander mochten kruisen en voorbijlopen. - "Tiene in 't putsje" : knikkerspel. Er zijn drie spelers: A,B en C. Zij schieten op zekere afstand naar het putje. Veronderstellen we dat A, die de eerste schiet, in het putje schiet, hij neemt er zijn knikker uit, legt mem naast het putje en telt 5 punten. B. schiet en blijft op twee voeten van het putje liggen en C op 3 voeten. A schiet naar het putje en aangezien hij er naast ligt, kan hij moeilijk missen en telt 1 punt bij. Hij heeft nu 6 punten. Van aan het putje "goa't nuh noar 't huufd" (schiet hij nu naar de knikker van B). Raakt hij hem, dan heeft hij weer I punt bij, dus 7. Om nu naar C te mogen schieten moet hij eerst naar het putje schieten en treft hij dan C, dan heeft hij 8 punten. Nu is het de beurt aan B. Schiet hij in de put, hij rekent 1 punt, tegen 5 voor diegene die bij het begin van het spel rechtstreeks in het putje schiet. Hij doet verder zoals A gedaan heeft en C doet net als hij. Dan is het weer de beurt aan A, desnoods aan Bene. Wie het eerst I 0 punten heeft is gewonnen en heeft recht op 1 of 2 marbels van de anderen, volgens een voorafgaande afspraak. Het tiende en laatste punt mag echter niet in de put gemaakt worden maar moet op "'t huufd" (de diehtsliggende knikker) van een van de spelers. Als variant wordt dit spel soms met

168


"bolleketten" (grote knikkers) gespeeld. Dan wordt er niet geschoten maar "gestekt" en men rekent met tientallen in plaats van eenheden, tot honderd. - "G'hehd gij tiene veure zekerst?" : Jij mag meer dan de anderen. - "d' Halvertienmisse" : de mis van 09:30 uur - "Van tiene-elve" : Heel zeker tien maal. - "In numero elve zitten" : In het gekkenhuis. Deze uitdrukking heeft echter niets vandoen met het getal 11 maar met "Elf'= geest. Een zekere Panwel Boelens zou de eerste "fondateur" geweest zijn van een krankzinnigenhuis dat elf "dolhuizekens" bezat. - Zegt iemand: "'t Es elve", dan wordt daarop gezegd; "vijve mee boter en zesse mee melk" (5 + 6 = 11) - "Hij kan elvendertig stielen en een kleintsje" : hij kan zeer veel, hij is uiterst handig. - "Hij kreegd elverdertig soorten van koleuren" : hij sloeg alle kleuren van de regenboog uit van 't verschieten of van schaamte. - "Elvendertig kieren 't zelfste zeggen" : steeds maar opnieuw hetzelfde moeten herhalen. - "'t Elvendertigste wiel aan de woagen" : totaal overbodig zijn. vgl. met '"t vijfde wiel aan de woagen". - "Op zijn elvendertig geklied zijn" : mooi gekleed zijn. - "Op zij elvendertig gemakken" : met het grootste gemak. vgl. "Op zijn duuzende gemakken". - "d' Halvertwoalfmisse" : de mis van 11 :30 uur. - "'t sloa twoalve oas g' hem huurt spreken" of "'t Sloa twoalve oast hij zijne mond opendoet". Gezegd van iemand die slecht of gebrekkig spreekt, die zich moeilijk kan uitdrukken. -"Oast hij ne kier giestig es, sloa't twoalve ..." : Het gebeurt niet veel dat hij geestig is, het is een zeldzaamheid. - "Twoalf stielen en dertien ongelukken" : syn. "Hij kan ienentwintig en de wind tegenhouden" : Hij heeft al veel stielen uitgevoerd marv deugd voorgeen een. Hij houdt het nooit lang vol op een werk. - "Azuu goan der dertienen in een dozijne" : Wordt gezegd bij wijze van geringschatting, zowel van personen of zaken. - "Dertiene, ...Tsjudas!": Uitroep bij het aanhoren, lezen of uitspreken van het getal dertien. -"Tot binnen viertien doagen!": tot binnen twee weken. - "In zijn viertien doagen zijn (-stoan)" :Toegepast op knechten en meiden die hun dienst opzeggen of wier dienst wordt opgezegd en die aldus veertien dagen hebben om een andere dienst te zoeken. - "'t Zal tegen de pennink zestiene zijn" :tegen een zeer hoge intrest, zeer duur, vandaar> 169


- "Liegen tegen de pennink zestiene" : syn. "Liegen lijk een pĂŽrd schijten, datter hij zwart (-groen,- blehw, -geel) van ziet,- dan der de stukken afvliegen, da't schehwe (-buzze, sjette) geeft, - dan de kaders schief hangen (-van de muur vallen), dan de stukken der afvliegen, - dat hij zijn eigen leugens geluuft, - gelijk ne ketter (- een bieste, - een gazette, - nen duvol), 't es een leugemiete, Hij es van ien leugentsje nie vervĂŽrd" :heel hard liegen. We kennen ook: "spelen (-drinken) tegen de pennink zestiene" Hier bedoelt men overmatig drinken en zwaar spelen voor een grote som geld. - "'k Wensch uh zestien en halve" : = 1,5 fr (100 jaar geleden was dat veel geld) Toegepast omzijn bewondering uit te drukken wanneer men spreekt over iets van een grote of zekere waarde, wat geen kleinigheid is. Verwant aan de vorige uitdrukking. - "Hij komt van 't zeventienste" : syn "Hij es van 't zeventienste, hij weet van tuuten ofbloazen"": hij valt uit de lucht. Het zeventiende was nl. een regiment dat niet bestond. - "'k Wensch uh zeventien en halve": naar de oude munt van 17,5 stuivers. De uitdrukking heeft dezelfde betekenis als hierboven. -"Een meiske van drei maal zeven": syn. "Een jonk dinkske". Een meisje van 21 jaar. - "'k Benne kik gien drei maal zeven ne mier, zulde ...": om aan te duiden dat men niet meer van de jongsten is en dus fysisch niet zo goed meer mee kan met hen. - "Ziet da'k het uh gien zesendertig kiers moe herhoalen" : dat ik het niet te vaak moet herhalen. - "Dadd' es tsestig om tsestig" : dat is hetzelfde, het een is niet beter als het andere. - "Ge zoet er tsestig van worden" : Syn: "Ge zoet er grijs hoar van krijgen, ge zoet er huurendul bij worden", het op de zenuwen krijgen van iets - "Zijn bieoen zijn zevenentseventig" : Hij heeft kromme benen. - "Hij zet zevenentseventig mee zijn voeten" : Op een bijzondere manier gaan die men "kappen" heet. -"Honderd. Sloat op uh gat da't donderd": kinderrijm. Ook vaak gezegd als antwoordwanneer iemand anders het getal uitsprak. - "Schie moaral uit, g'hehd honderd ...": syn. '"t Zal al goan zekerst ... " Het is al wel, houdt maar op (met babbelen, zingen, ...) - "da glas es honderd joar": wordt gezegd wanneer een klein voorwerp, een glas of een kopje of iets dergelijks, van de tafel dreigt te vallen. Het is een woordspeling. Men bedoelt: "- onder 't jaar" : zeer nieuw. - "'k heh het uh al honderd (-duust) kiers gezeid!" : ik heb het je al tot vervelens toe herhaald maar je luistert niet.

170


- "Iets doen op zijn duust (- duzende) gemakken" : heel gemakkelijk, met weing inspanning, ook: heel traag. -"Een schuunmoederuit de duust": uit de duizend, van een zeldzame kwaliteit. Bekend Gents toneelstuk in de volkstaal van de hand van Henri Van Daele. -'"t Es iene uit de duust" : houdt een positief waardeoordeel in over zaken of personen: uitermate goed. - "Jongene, ze verkupen da bij de duust" :dat is heel gemakkelijk en veel te vinden. En om in "schoonheid" te eindigen: - "Miljarde, miljardedzju, nondemiljarde, nondemiljardezju, sakkernondemiljardedju" : (bastaard)vloeken. Gezien er volgens de kerk maar een God is, is spreken "au sacrĂŠ nom de milHardes Dieux" (In de heilige naam van miljarden goden), niet zeer katholiek. We kennen ook nog de numeriek kleinere varianten "milledzju (duizend goden), milletonnerre (duizend donders) , (s)akkermille (heilige duizend), nondemilledzju (in de naam van duizend goden), sakkemondemilledzju (in de heilige naam van duizend goden)" (>fr. mille: duizend) 't Zijn der wel gien duust moar m" hemme der potverdekelinge toch were ne pak thupe gekregen ... Eddy "den twiedekker" LEVIS Wie "een tonge mee lijntsjes " heeft of bij wie er lichtjes gaan branden omdat hij/zij er nog kent, geeft mij maar een seintje op tel & fax 09 253 94 70 of per e-mail eddy.levis@ping.be

GENTSE MAANDKALENDER UIT DE VROEGE ZEVENTIENDE EEUW (vervolg) Maius l.Den schoonen Mey comt lieflick an, Die lief met lief verpreuien can, Het singht, het springht bly al dat leeft, Het groeyt, het bloeyt dat leven heeft. 2.Sint Ph[i]lips en Jacob interdt doen, Soo van lijden als van saison, 171


En tooghen ons den wegh ghewis, Waer Christus cruys te vinden is. 3.Die hout moet coopen, zij vermaent, Dat langher beyden niet betaemt, Soeckt blocken die men scheyden kan, Eecken mutsaert prijst sijnen man. 4.0p sinte Baefs ist jaremarckt, Te Gent men oock de Wet vermaeckt, Veel zijnder dan met groote vreught, Oft erauwen 't hooft met ongheneught. 5.D'inlandtsche boter wordt nu goet, Vroukens een cleyn provisie doet, Tot dat de goey Dixmuijdsche compt, Daer heel het Westquartier af romt. 6. De Vrijdaeghsm~ct heeft groot gekriel, Door 't Gulden van Sinte Michiel, Die vechten sonder gram te zijn, En maken pays met bier en wijn. 7 .Door de cruijcen u wordt verclaert, Ons Reeren blijde hemelvaert, Daema ontfanght den Beylighen Geest, Met desen hooghen Sinxenfeest. 8.'t Gulden vanS. Anteunis fraey, Schiet cloeckelijck den papegaey. Den tweeden Sinxendagh ghewis, Siet men wie haren Coninck is.

lste str. verpreuien : verprillen, verjongen. 2de str. De H. Filippus en Jacobus de Mindere : 1 mei. Sedert 1957 moeten ze in de kerkelijke kalender plaats ruimen voor Sint-Jozef. Hun feestdag werd toen naar 11 mei verschoven 1 • interd doen : intrede doen; van lijden als van saison precieze bet. mij niet

172


duidelijk. De H. Filippus werd gestenigd en gekruisigd. Is het daarom dat er in v. 4 sprake is van Christus cruijs ? Waarschijnlijker is dat het een referentie is aan de Kruisvinding (3 mei) door de H. Helena, de moeder van keizer Constantinus.

3de str. Eecken mutsaert: bundels hout, 'spinsen' van eikenhout waren de beste daar eik als een harde houtsoort lang brandt. 4de str. De Negenmeimarkt had plaats op het Sint-Baafsdorp (de agglomeratie rond de St.-Baafsabdij). Men verkocht er schapen en lijnwaad. Pas vanaf de zestiende eeuw werd er tijdens deze foor ook een paardenmarkt gehouden. Na de afbraak van de abdij in 1540 werd de markt naar St.-Amandsberg overgebracht2 • Te Gent werd rond dezelfde tijd de Wet vermaeckt, d.i. vernieuwd. De leden van het magistraat werden dan verkozen. Grote vreugde bij hen die verkozen waren, de anderen zijn vol onghenught en spijt. Sde str. De Dikmuidse boter had een zeer goede faam, tot in Gent toe. Pas in september was die op haar best (vgl. bij September, 4de str.). 6de str. Het gilde van St.-Michiel, het schermersgilde, koos zoniet elk jaar, dan toch op geregelde tijdstippen een nieuwe koning. Deze verkiezing met een tornooi volgde op een optocht van het gilde van hun lokaal (de oude Lakenhalle) naar de Vrijdagmarkt. Daar was voor die gelegenheid een verhoog getimmerd en daar werd er sonder gram te zijn gevochten om het koningschap 3 en ... werd er stevig gedronken. In dit gevecht gheven [de deelnemers] steeken sonder pijn aan elkaar: zoals er in v. 4 van het Hije-hs. staat. 7de str. De Kruisdagen, d.i. de drie dagen vóór 0.-L.-Heer Hemelvaart. Deze dagen werden in de 6de eeuw door de Kerk ingesteld als openbare biddagen om Gods zegen over de gewassen af te smeken. Processiegewijs trok men met het H. Sacrament en het Kruis door de akkers, elke dag volgde men daarbij een andere weg 4 • 0.-L.-Heer Hemelvaart wordtgevierd tien dagen vóór Pinksteren, de dag waarop de H. Geest in de vorm van vurige tongen aan de apostelen verscheen. Pinksteren komt zeven weken na Pasen. 173


Sste str. Het Sint-Antoniusgilde van de busschieters koos jaarlijks zijn koning door middel van een schieting op de wip die gehouden werd op de stadsvesten. Wie de hoogvogel, de papegaey, afschoot was de nieuwe koning. Dit gebeurde op de tweede Pinksterdag. In 1781 werd deze schieting gehouden op de Blaisantvest 5 • Vgl. ook Januari, 6de str. Junius 1.Nu siet men de neeringhen al, In de processie generaL Op Heyligh Sacramentsdagh gaen, Met hooftmans, dekens, cappellaen. 2. Kinders, de kriecken comen uyt, Eertbesien, cosinnen, en ander cruyt, Maer om veel t' eten niemandt quelt, Oft 't manneken komt haest om sijn geit. 3.Snijdt tijmers, saillie, roosemarijn, Oock marjoleijne grof en fijn, Van naghelcruyt en Iauwerier Doet provisie, den tijdt is hier. 4.0m in de wijnter zijn sy goet Alsmen die in de spijse doet, Maer in u stand in 't sout wat leght, Wilt ghij eten goedt vleesch oprecht. 5.Veel kermissen zijn hier ontrent, Soo wel buyten als binnen Gent, Alwaer veel deughden zijn ghedaen, Maer drnicken, vechten volght er aen. 6.D'een scheert schapen in dit saisoen, D' ander verckens om winst te doen, D' een verr' het best profijt verkiest, D' ander voor winninck tijdt verliest. 7.Nu is de voorhanden S. Jansdagh,

174


Die de waerheyt te preken plagh, Die ijder niet wel hooren magh, Maer wel vuyl fabels met ghelagh. 8.Elck rnaeekt S. Jansen Pietersvyer, Met vlijt en yver singulier, Men haelt hout en stroo, men stockt met lust, Elck drinckt eens ront, na sijnen dust.

lste str. H. Sacramentsdag valt op de donderdag na het octaaf van Pinksteren, dus op de tweede donderdag na Pinksteren. In onze streken, ook te Gent, gingen op deze dag en op de eropvolgende zondag de meeste processies uit ter ere van het H. Sacrament. Alle geledingen van de stad stapten mee op. Op die dag was er een begankenis naar de H. Bloedkapel om er de processie naar Akkergem bij te wonen 6 • Jacobus Hije heeft als ooggetuige de bedelaars beschreven die langs de weg van de processie om aalmoezen zaten te bedelen7 2de str. cosinnen : kozijnen, dialect. naam voor de gewone kraakbes, blauwbes (Fr. airelle, myrtille), de vrucht van Vaccinium myrtillus L. 8 ; cruijt: het Hije-hs. heeft de wellicht betere lezing : fruijt; 't manneken ... geit : blijkbaar was dit toen een bekend gezegde. De juiste betekenis ontgaat mij echter : welk 'manneken' is hier bedoeld ? Betekent dit dat te veel fruit eten buikloop tot gevolg kan hebben ? 3de str. tijmers: (in het Hije-hs. tymus), dialectische variant van, of (waarschijnlijker hier) corrupt voor thijm (Thymus vulgaris L.); saillie: salie (Fr. sauge) (Salvia officinale L.); marjoleijne: echte of wilde marjolein (Origanum majorana L. of 0. vulgare L.); naghelerut: nagelwortel, Fr.herbede saint Benoit (Geum urbanum L.) 9 ; provisie doen: voorraad inslaan. 4de str. Om: voor (te gebruiken); stand: botervat, 'tobbe' (vgl. Okt., 6de str.) 6de str. scheert ... verckens : om de borstelige haren : deze werden gebruikt voor allerlei soorten borstels (schuren, verven, etc.); verr': een verre is een (jonge) stier, ofwel veruit, bovenal; welke bet. hier het best in de context past is niet duidelijk. 175


7de str. H. Joannes de Doper, 24 juni. Op deze dag werd vuur gestookt vooral van aardappelloof en snoeisel van hagen en ander brandbaar tuinafval 10 • 8de str. Om de midzomer te vieren (21 juni) werden 's avonds vuren aangestoken. De St.-lansvuren werden geleidelijk verdrongen door andere vuren rond dezelfde tijd, de St.-Virusvuren (15 juni) en vooral de St.-Pietersvuren (29 juni) 11 • (vervolgt) W.L. BRAEKMAN NOTEN 1. M. Broekhove, Volkskalender, p. 100 en G. Celis, Volkskalender, p. 174. 2. De Markt, p. 35-36. 3. W. L. Braekman, "Ommegang in 1728 van het Gentse St.-Michielsgilde, beschreven door Jacobus Hije", OvZ77 (2002), 61-73. 4. A. Ver Eist, Tijdspiegel, p. 71-72. 5. Gent. Waar is de Tijd (Zwolle, 1997), p. 472. 6. A. Ver Eist, Tijdspiegel, p. 86-87. 7. W.L. Braekman, "Bedelaars bij de Gentse ofEkkergemse Ommegang", OvZ 76 (2001), 2731. 8. E. Paque, De Vlaamsche Volksnamen der Planten (Namen, 1896), p. 214-215. 9Jdem, passim en L. Vandenbussche, Onze Volkstaal, passim. 10. G. Celis, Volksk. Kalender, p. 194-198 en A. Ver Eist, Tijdspiegel, p. 181-182. ll. A. Ver Eist, Idem, p. 182 enG. Celis, Idem, p. 199-203.

VERDER DAGDROMEND - Niet zonder weemoed dacht ik dikwijls terug aan mijn vertrouwde lagere school, nu ik leerlinge was van de handelsschool, Coupure, die ik als een gevangenis ervoer. In de klas droegen we er, verplichtend, een zwarte kiel met witte kraag. Wee diegene die geen propere witte kraag aanhad als de directrice haar ronde deed! Het dragen van kousen (meestal waren dit witte sokken) was ook verplichtend. Bij goed weder deden wij die dan aan in een der omliggende straatjes, vooraleer op school te komen. Jongens waren taboe in de omgeving van de school, dat met de nijverheidsschool om de hoek! Vele vriendjes stonden dan ook her en der te wachten bij het einde van de lessen.

176


- Van de goede herinneringen die ik heb aan mijn schooltijd daar, zijn de volgende het vermelden waard. In 1952 won ik bij de kersttombola die gehouden werd in de klas, de roman "The Citadel" van Cronin. Het zou het eerste van mijn vele Engelse boeken worden die ik in de loop der jaren vergaarde. We kregen gelegenheid contact te leggen met een buitenlandse pennenvrien/ vriendin. Zo begon voor mij, eerst moeizaam, langzamerhand iets vlotter, een briefwisseling met een Engelse student, James Gray, uit Manchester. Het werd de basis van een levenslange innige vriendschap. In 1952 mocht Jim tijdens de zomervakantie een week bij ons thuis komen logeren. Hij viel in de smaak bij mijn ouders en het jaar daarop kwam hij terug voor twee weken. In Engeland kende men toen nog steeds rantsoenering, zodat wij verscheidene keren koffie, suiker en andere voedingswaren opstuurden. In 1954 gingen mijn ouders en ik op tegenbezoek naar Wythenshawe, Manchester. Alhoewel hij niet helemaal gerust was in het links rijden wou pa met de wagen gaan. Ik had de reis zorgvuldig uitgestippeld op de landkaart. Natuurlijk was er toen bijlange nog geen verkeer zoals nu. In tegenstelling tot BelgiĂŤ zag men in Groot-BrittanniĂŤ nog veel aftandse wagens rijden. De overtocht Oostende-Dover vond ik fantastisch, trouwens nooit was ik zeeziek. Wij werden zeer goed ontvangen bij Jim thuis en alhoewel mijn ouders geen Engels spraken en onze gastfamilie alleen maar hun eigen taal, klikte het onmiddellijk, zodat er nog meerdere wederzijdse bezoeken uitgewisseld zijn geworden. Ook voor de wereldtentoonstelling in 1958 kwamen de ouders over. Ik heb nu nog steeds een hechte band met Lily, de zuster van Jim. We schrijven elkaar regelmatig, wisselen nieuwtjes uit over onze kinderen en kleinkinderen. Soms ontmoeten we elkaar hetzij in Engeland, hetzij hier of zelfs op reis. Onze ouders zijn reeds geruime tijd overleden. Jim is er sinds januari 2000 niet meer. -Schoolplicht gold maar tot de leeftijd van 14 jaar. Werkgelegenheid was er genoeg en verscheidene vriendinnen stopten hun studies na het vierde jaar handelsschool. Mijn ouders drongen er op aan dat ik "de school uitdeed". Na het behalen van mijn einddiploma mocht ik direct aan de slag bij de firma waar ik tijdens het laatste schooljaar stage had gelopen. Als je plots de verworven kennis moet gaan toetsen aan de realiteit kom je tot de vaststelling dat je nog veel te leren hebt. Mijn eerste maandwedde bedroeg 2.200 BF, bedrag dat bestemd was om af te geven aan mijn ouders. Na een jaar veranderde ik van job, waarna twaalf gelukkige jaren op beroeps-

177


vlak bij hetzelfde bedrijf zouden volgen. De voertaal met de directie was veeleer het Frans. Meestal waren de te typen brieven en prijsoffertes ook in de taal van Molière opgesteld. Als brieven gedicteerd werden dienden deze opgenomen te worden in steno. Op zaterdag werd nog gewerkt tot 's middags. -Van thuis kreeg ik nu en dan een tikje meer vrijheid. Dan mocht ik 's zondagsnamiddag eens alleen met een vriendin naar de cinema of naar de foor, als die stond. Meestal echter gingen wij dan naar de "Carambole", aan Lieven Bauwens, of naar het "Sport Palace", H.-Geeststraat, kickeren (tafelvoetbal) en hadden er onze eerste afspraakjes. Bij een groepje tieners uit de buurt was de piste van Langerbrugge in trek als fietsuitstap, de jongens reden er dan rondjes in. In het "Coliseum" op de Kuiperskaai, in de "Rossignol" te St.-Amandsberg kon men rolschaatsen. Sweet 16! Reeds 50 jaar geleden ... Mijn eerste paar nylonkousen, grijs van kleur, heb ik tot op heden bewaard. Een paar toffe vriendinnen heb ik uit die tijd overgehouden. - Uitgaan aan 18 jaar: alleen op zaterdag en zondag en terug thuis met de laatste tram! (23 uur±). Soms ging ik op een later uur te voet naar huis, van 't Zuid naar de Doomzelestraat. Dat was toen heel gewoon, de afstand speelde geen rol en men had geen onveiligheidsgevoel. Dit gebeurde als ik wist dat pa ging kaartspelen, ma ging mee, ze waren niet terug thuis voor mij zodat ik het niet zo nauw nam met mijn uur van thuiskomst. Soms bracht een toenmalig vriendje me thuis. Keuze genoeg uit de vele dancings met jukebox voor wie van dansen hield. 't Zuid was "the place to be". Er was de Kuiperskaai, de "Amber" aan de Minard, de "Escale" op de Rooseveltlaan, het "Chalet du Sud" in het Zuidpark, de "Pigalle" in de Keizer Karelstraat Gedurende een tijd was er op zondagmorgen regelmatig een muzikaal optreden in cinema "Vooruit", gebracht door Music Club. De meisjes leerden Max Factor make up en lippenstift aanbrengen. Wij dansten de samba, be-bop, rumba, cha-cha-cha, een slow op één steen. Wat een variëteit aan ritme en dans in vergelijking met het ter plaatse staan trappelen van nu! Pa leerde me walsen. Het was zijn lievelingsdans. Het laatste jaar van zijn leven verbleef hij in een home. Alhoewel slecht te been en met reeds de tekenen van de ziekte van Alzheimer, wou hij op een gezellig samenzijn in de refter aldaar, toch nog eens walsen met mij. Telkens ik een wals hoor denk ik hieraan.

178


We dronken coca cola, enkelen waagden zich aan een biertje en rookten een eerste sigaret. Meestal bleef het bij deze poging tijdens het wekelijks uitgaan, ook voor mij. Ik heb trouwens geen weet van vriendinnen van toen die zijn blijven roken. - De toneelvoorstellingen in de KNS waren ook zeer in trek, o.a. "The Glass Menagerie" is een stuk dat mij bijgebleven is. Als kind namen mijn ouders me soms mee naar deMinarden ook naar de Opera, ik had er een hekel aan. Ik heb leren genieten van een grote waaier klassieke muziek en de opera Tosca is mijn favoriet onder de vele die opgevoerd werden, waaronder Butterfly, Carmen, Manon, La Bohème. Operettes vind ik maar niets. Door de film leerde ik de musical kennen en daar hou ik nog steeds van. Het begon met "Annie get your gun", "Oklahoma", "Showboat", "Porgy and Bess". Nu genieten de voorstellingen in Londen mijn voorkeur, o.a. Miss Saïgon, The Beautiful Game, The Witches of Eastwich, The Song of Singapore. - Alhoewel kind alleen thuis werd ik niet verwend en zakgeld was miniem. Ik was dan ook in de wolken toen het me gelukt was de platendraaier te kopen waar ik zo lang voor gespaard had en ik eindelijk thuis naar Nat King Cole, Billy Extine, The Platters, kon luisteren. Wijs! -Alleen, zonder je ouders, op reis gaan; alleen gaan wonen: zoiets was ongehoord. Van samenwonen met een vriend was ook geen sprake en trouwen gebeurde mits wederzijdse toestemming van de ouders. Op huwelijksreis gaan was maar weggelegd voor de rijkere burgers. - Intussen had de zwart-wit televisie haar intrede gedaan in de woonkamer. Ma en pa verhuisden naar een eigen woning waar pa onmiddellijk een badkamer installeerde. Ze kochten hun eerste frigo, die we toen nog ijskast noemden. - Als ik nu, moeder van drie en oma van zes, even terugblik op mijn jeugd, kom ik tot het besluit: het was toen nog zo slecht niet! Yolande LULLY februari 2003

179


UIT DE GENTSE MEMORIEBOEKEN (17de en 18de eeuw) De toenmalige stadsarchivaris Polydoor Vander Meersch werd rond het midden van de negentiende eeuw door de Maatschappij der Vlaamsche Bibliophilen belast met het samenstellen van een memorieboek van Gent. Hij compileerde daartoe uittreksels uit acht kronieken en memorieboeken die alleen in handschrift bewaard zijn. Het resultaat was een vierdelig werk 1 dat de veertiende tot en met de achttiende eeuw overspant. Jaar per jaar worden daarin- zoals in de door hem geraadpleegde handschriften - de bestuursorganen van de stad vermeld, samen met belangrijk geachte, meestal politieke gebeurtenissen, die vooral, maar niet exclusief, op Gent betrekking hebben. Vooral voor de zestiende eeuw is dit memorieboek uitvoerig en belangrijk. Vanaf de zeventiende eeuw echter beperkt de geboden informatie zich meer en meer tot de opsomming van de leden van het magistraat zoals die elkjaar werden "vernieuwt". Door zijn opdracht om een memorieboek samen te stellen, had de Maatschappij het belang onderstreept van de talrijke kronieken en verzamelingen memorabilia voor de geschiedenis van de Arteveldestad. Het aantal bewaarde memorieboeken is bijzonder groot. De meeste vindt men nu in de UniversiteitsbibÜotheek, maar ook op andere plaatsen. O.m. in de K.B. te Brussel zijn er een aantal aanwezig. De volledige lijst van de te Gent bewaarde komt voor in een overzichtsartikel van J. Scheerder 2 • Slechts enkele daarvan zijn integraal uitgegeven en genieten, mede daardoor, algemene bekendheid en waardering : o.m. Jan vander Viveres Chronyk, de Ghendtsche Geschiedenissen van pater B. de Jonghe, het dagboek van C. en Ph. Van Campene, dat van Marcus van Vaemewijck en het Daghregister van Ph. De Kempenaere. Uit de andere handschriften zijn vermoedelijk wel her en der korte excerpten gedrukt in allerlei bijdragen, maar toch bevatten ze vele gegevens die nog niet systematisch werden samengebracht. Daarbij denkt men niet in de eerste plaats aan politieke gebeurtenissen, maar wel aanfaits divers, die het dagelijkse leven in al zijn aspecten belichten. Wat door de anonieme compilatoren van de memorieboeken al dan niet werd genoteerd, verschilt natuurlijk sterk en wordt blijkbaar in hoge mate bepaald door hun persoonlijke interesse. Datzelfde geldt uiteraard ook voor de excerpten die hierna chronologisch geordend en in hedendaags Nederlands omgezet, door mij uit zes handschriften in de U.B. Gent werden samengebracht : hs. G 6175, G 6182, 2481, 2551, 2646 en 3815 3 •

180


1640 In juni brak brand uit in de 'Cappe' van de kerk van St.-Baafs. Het dak brandde helemaal uit maar werd daarna hersteld door de mildheid van de Gentse bisschop Anton Triest en van de kanunniken van het kapittel. Het was reeds de tweede keer in de eerste helft van de zeventiende eeuw dat de St.-Baafskerk tijdens een onweer in brand geraakte. Ook in 1602 was dit gebeurd en toen deed het gerucht de ronde dat dit het werk was van een paar heksen 4 • (hs. 2646, p. 15) 1653 In dat jaar werd door het klooster van Baudelo de JubilÊ gevierd van de vijfhonderdste verjaardag van de dood van de H. Bemardus. Voor de kerk van het klooster was een stellage gemaakt "daer een draecke op lagh die geduerende de vieringe geduerig vier uijt haer backhuys naer de locht toe schoot, ook met den steert en vleugelen vier gaf en menigvuldige vierpijlen omhoog wierp". (hs. G 6175, fol. 85v) 1662 Op 28 februari van dit jaar "isser opgheresen sulck een tempeest van winden dat daer door ontrent Ghendt ... groote schade is geschiet" aan molens, bomen en huizen en dat dijken het begeven hebben. (hs. 2646, p. 24) 1683 Op 3 maart en daaropvolgende dagen werden in de Gentse waterlopen "een menigte van vischkens" gevangen die men "steekerkens" noemde. Het waren stekelbaarsjes, "hebbende de lenghde van cleijn spierinckens ofte geemaerts", d.i. garnalen. Op hun rug hadden ze drie "steekerkens, de lenghde ende scherpte van een halve cleermaeckers naelde". Het aantal visjes was zo groot dat men er "met bonderde tonnen" van heeft gevangen. (hs. G 6182, p. 359) In dit jaar begon het op 29 november te vriezen en deze vorst duurde tot 15 februari van het volgende jaar. Het was zo koud dat men sinds mensenheugnis niet iets gelijkaardigs had meegemaakt : de mensen bevroren terwijl ze over straat gingen en dat overkwam ook een soldaat die "op sijn sintemelle", d.i. op wacht (Fr. sentinelle) lang stil moest blijven staan. (idem, p. 362) 1686 Op 2 juni van dit jaar "is ghehangen op de Cooremerckt den vader met syne sone. Den vader moeste spelen teghen synen schoonsone en noch eenen anderen, den weleken men seyde den swaegher 5 te syn, soo dat men den sone moeste hanghen met eenen vanden dry andere". Een zoon werd opgepakt wegens een misdrijf, samen met zijn vader, zijn schoon-

181


vader en schoonbroer. De zoon, zo bleek, had "eenighe valsche paspoorten ... gheconterfeyt 6 ",waarmee de vier "in partye [=?] gheloopen hadden". Waarin het spel bestond wordt niet gezegd. Vermoedelijk werd er met de teerlingen gespeeld. In alle geval "het lot is ghevallen op den vadere", die dus samen met zijn zoon wordt opgeknoopt. (idem, p. 369-370) 1698 Het stadsmagistraat besloot op 12 juni over te gaan tot de reparatie van het Belfort. Ze lieten zes nieuwe "staecken" aanbrengen om de klokken aan te hangen. Daarrond kwam een "nieuwe wandelinghe". Op 27 september werd de draak naar beneden gehaald. Hij moest gerestaureerd en opnieuw verguld worden. Het duurde tot 1743 vooraleer de draak weer aan vergulding toe was 7 • In september begon men ook met de bouw van de nieuwe, overdekte vismarkt op het Veerleplein, "de welcke schriekelijek veel geld ghekost heeft", wanneer ze het jaar daarop in gebruik kon worden genomen 8 • Het duurde tot het einde van de negentiende eeuw vooraleer de vismijn weer aan restauratie toe was 9 • Op 12 oktober is een pachteres uit Oostakker wegens moord opgehangen. Ze was weduwe geworden van haar eerste man. Toen ze op het punt stond te hertrouwen, beweerde ze niet zwanger te zijn, maar vier maand later bracht ze in een droge gracht een kind ter wereld dat ze versmachtte en begroef in een ondiepe put. Een kleine jongen uit de buurt had het gezien en vertelde het aan haar echtgenoot. Deze lichtte het gerecht in. De pachteres was 29 jaar toen ze werd opgeknoopt. (idem, p. 370)

1690 De visverkopers namen op 7 juni hun intrek in de vernieuwde mijn, na werken die meer dan 3000 pond Vlaams gekost hadden. Op 5 juli brak er in de namiddag om halfdrie een groot onweer uit. Buiten de Brugse Poort werd een man, een zekere Rogier, doodgebliksemd. Om 7 uur 's avonds van 31 augustus had een moord plaats. Een "baenwaeghenaer", een koetsier die met een vrachtwagen uit Antwerpen gekomen was, heeft een zekereN. Keyser omgebracht. Het duurde tot 1 oktober vooraleer de moordenaar kon worden gevat. Hij werd reeds de dag daarna geradbraakt. Zonderling is dat het lijk van de vermoorde "op het schavot bij den levenden" gebracht werd, vooraleer die zelf werden gedood. Op 23 oktober is 's avonds N. Van Deijnse gekwetst geworden door een speelman. Na negen dagen is hij overleden en de speelman wordt na twee maanden in de gevangenis doorgebracht te hebben, op de Vrijdagmarkt onthoofd. (idem, p. 371)

182


1691 Op de eerste Pinksterdag omtrent twee uur na de middag "sijnder sulcke grouwelijcke donderslaeghen gheweest" dat in de brouwerij De Naelde "alle de glazen vensters" stuk sprongen, het dak had een groot gat en de "kaeve" of schoorsteen was gebarsten en gebroken. (idem) 1692 Op 7 januari werd Pieter de Wintel, bijgenaamd Magret, gevangen genomen. Hij had zijn zuster doodgeschoten omdat ze geweigerd had hem een boterham te geven. De moordenaar was 19 jaar oud, het slachtoffer veertien. Op 29 mei heeft een schippersknecht de vlag van de scheepsmast gehaald en zich daarmee op het schip verhangen. Zoals gebruikelijk bij zelfmoordenaars werd hij "inden spriet ghehangen", wellicht op de galg aan de Muide. De 18 september is na de middag een hevige aardbeving gebeurd die maar een ave Maria lang geduurd heeft, maar toch door het "dommelen" of beven veel schade aanrichtte aan gebouwen, daken en schoorstenen. Ook de "vlammen en bollen dieder op het opperste vande ghevels ghestelt waeren" liepen grote schade op. In de Waaistraat zijn spiegels en schilderijen "gebrocken, al of sij in stucken waeren ghesneden gheweest". (idem, p. 372) Volgens een andere kroniek werden door afvallende pannen en stenen dertien of veertien personen gekwetst en twee of drie daarvan zijn een paar dagen nadien gestorven. Door de post vernam men dat er op dezelfde dag ook een aardbeving geweest was in heel Vlaanderen en ook in de ons omringende landen. (hs. 3815, fol. 33). Op 29 september is om halfnegen 's morgens een schip geladen met buskruit ontploft waarbij het klooster ter Hage, de Groene Briel, en dat van de kartuizers en de augustijnen vele schade leden. In de blekerijen en in de weiden werden ook stukken van mensen gevonden. (hs. G 6182, p. 373) 1693 Op 17 september werd op de Korenmarkt een moordenaar geheten Pasteijtie geradbraakt. Deze had twee "cooplieden van schaepen en noch vier andere mensen" vermoord. Na zijn radbraking heeft men hem levend verbrand. Deze moordenaar, zo weet de kroniek, was "eenen boer ootrent Sotteghem". (idem, p. 373) Uit andere bronnen weten we 10 dat 'Pasteijtie' eigenlijk Pasteije heette, de bijnaam van Jan de Meyere, zoon van Paschier. Hij was ongeveer zesendertig jaar oud in 1693 en was afkomstig van de heerlijkheid Ruddershove binnen de

183


parochie van Velzeke bij Zottegem. Op zondag 2 augustus had hij de leiding genomen bij de roofmoorden gepleegd op twee Franse soldaten die met een aantal schapen aan de watermolen van de heerlijkheid voorbijkwamen. De Meyere was niet aan zijn proefstuk. Reeds twaalf jaar vroeger had hij samen met Joannes Otte uit Strijpen twee Franse ruiters omgebracht. Van zodra hij door het gerechtelijk onderzoek meer en meer in het nauw geraakte, vluchtte Pasteijenaar het zuiden van West-Vlaanderen. Op 25 of 26 augustus wordt hij te Eke bij Gent gevangen genomen en door het gerecht van de Oudburg ter dood veroordeeld. Na zijn radbraking en verbranding op de Korenmarkt werd zijn lichaam gevoerd naar de "ordinaire plaetse patibulaire [=gerechtsplaats] vanden Lande van Sotteghem" en daar op een rad gelegd. 1765 Op 8 februari heeft een zekere Gillis Rijmbaut, inwoner van Nederhasselt, in de raadszaal van het stadhuis voor het vergaderende college een merkwaardige geneeskundige ingreep gedemonstreerd. Hij heeft er "ondernomen ende begoost de operatie om eenen manspersoon, oudt ootrent de 54 jaeren, geaffligeert met eene spongieuse excressentie", een sponsachtige uitwas of gezwel, zo groot als een duivenei. Deze uitwas waaruit soms bloed en andere materie liep, heeft hij daar genezen zonder daarin te snijden of die af te binden. Zijn genezing werd bewerkstelligd alleen door op het gezwel te strijken en er "een poeijerken ende salfken" op te smeren. Dezelfde ingreep heeft hij ook toegepast op een kind van vijf jaar. Hij beloofde de schepenen bovendien "dese voornoemde selve persoonen naer eenen tydt van 7 a 8 weken te erproduceren". Hij zou de man en het kind binnen de twee maanden weer aan de schepenen voorstellen zodat ze zich er zouden kunnen van vergewissen of de gezwellen werkelijk blijvend verdwenen waren. Dit gebeurde op 31 mei en, inderdaad, beiden werden "bevonden wel te zijn genesen". Op 22 maart heeft Jonker Heyndrick Charles Joseph van Hoobrouck, heer van Raveschoot, 's avonds aan een klein poortje binnen de Bijloke doodgestoken een zekere Anthone Buchiset, vaandrig in het regiment van Baden Dourbach dat toen te Gent ingamisoen lag. (hs. 6481, fol. 32v) 1766 Op 12 augustus werden verscheidene personen vergiftigd door het eten van paddestoelen. Drie huisgezinnen, in totaal zestien personen, verkeerden een tijdlang in levensgevaar. Een vrouw van 63 jaar, een andere van 40, een meisje van 17 en enkele kleine kinderen zijn gestorven. In een nota voegt de kroniekschrijver hier nog aan toe : "dat het is geweest wulvenbrood", een soort giftige paddestoel.

184


Op 25 augustus heeft een gast in het Hof van St. Sebastiaan op de Kouter (later het Posthotel) zelfmoord gepleegd aan de bedstijL Men zei dat het een Jansenistische priester was. (hs. 2551, p. 24-25) 1767 "Op den 3 maerte, wesende eenen dynsdag van Vastenavont, is Mevrou de graevinne Allegambe Baronne d' Aughem, geboren vander Noot, s' namiddags tusschen een ende twee uren weg geloopen, naer alvooren haere deederen ende silverwerck vercocht ende in den berg van Bermhertigheyt gestelt te hebben, als ook van differente persoonen geit geleent te hebben ende goederen in winkels gecogt te hebben sonder te betaelen, met alle haere juweelen die considerabel waeren, mitsgaeders een deel van het geit dat in huys was, vergeselschap[t] door den Marquis de 1' Aspiur, capiteijn in het regiment vanden Marquis de los Rios alsdan in gamisoen tot Ghendt, die van sijnen cant ook heeft medegenomen alle het geit het gonne hij heeft connen becommen." Voorzeker een groot schandaal, waar heel Gent van sprak! (hs. 2481, fol. 34) 1768 Op 30 januari verscheen een groep van circa 130 man in het college [= de vergadering] van de Schepenen van de Keure. Hij bestond uit schiptrekkers en havenarbeiders. Ze probeerden de privilegies van de schippers van de stad terug te bekomen. Van de raadzaaal begaven ze zich "onder veel vloeekhen ende sweiren" naar het huis van schepen Looze die echter niet thuis bleek te zijn. Ze gaven hem de schuld "van hunne armoede" die het gevolg was - zo dachten ze - van het afschaffen van hun privilegies. In de nacht van 30 op 31 januari "sijn verscheijde pasquillen [=schotschriften] geplakt geworden aen het stadthuys, graeven casteel ende aen de herberghe Den Hert op de Cooremerkt, waer van den inhout is volgende :

1 Viset 11 het en sal niet lukken,. De aerme Gentenares te helpen verdrukken, Of daer is ook voor u te vreesen. 2 Wat wilt gij, aerme schippers, van Looze 12 alleene spreken, Gij moet Crombrugghes 13 en Vilain 14 t'samen de beenen breken, Want Crombrugghe, aerme luijs, Brengt Vilain alles thuijs.

185


3 Waeren die drij dieven van cant 't Waer 't welvaert van het vaderlant Daerom, schippers, volght u gedacht, 't Gemeente sal u helpen bij daeg en nacht. De schepenen van de Keure vreesden dat er nog meer "troublen" zouden gebeuren op de vastenavondviering die kort nadien zou plaats hebben. Als preventieve maatregel verboden ze alvast het dragen van maskers langs de straten en dreigden ze met een zware boete voor de overtreders. "Maer het gemeijnte verbittert sijnde, sijn met groote benden gemaskerde, gevolgt van eene menigte borgers in velipendentie van 15 de ordonnantie, geloopen langs de straeten ende hebben gevochten tegen de stadssoldaeten, so daniglijk dat de voorseyde schepenen van de Keure genootsaekt syn geweest hunne soldaeten in te roepen[= terug te trekken] ende te tolereren het loopen vande maskers". De gemaskerden hebben daarbij "veele schimpende discoursen ... gehauwen seggende dat sij waeren de magistraeten die regeerden steden ende straten, als ook dat er met dese vasten_avondfeest was gearriveert een vremde Best met een vilainen trop ende met een Looze relle met een erommen steert die het ophangen niet was weert. Syngende bovendien : Vilaio is buijten, Wij sullen hem hangen, Sonder poer of loot En briogen tot der dood. Daer is ook gevonden geworden aen het stadboys geplakt op den 8 februari 1769 dese volgende pasquille : Echevins vous avez vu : la populace Vous a faites une vilaine grimace. Op Looze vos met cromme 16 treken, Sal men moeten in het korte vreken, En aen hun superieuren te kennen geven. Hoe die drij schelmen met het publicq leven." Op 26 november 1769 "weird des morgens te elf uren in de kerke vanden heyligen Bavo gezongen ene solemnele votive misse, present mijn Edel heeren schepenen van beyde de banken deser stadt van Ghendt, om bermhertigheijd

186


van God te verwerven en laeten ophouden de besmettelyke sieckte onder het hoornvee. Zijnde voorders in den naermiddag naer het lof gedaen eene generale processie met de reliquien van den heyligen Macarius, alwaer ook present waeren de voornoemde schepenen." (idem, fols. 36-37) 1772 Op 22 juli is voor het Gravenkasteel een persoon ter dood gebracht "met den last aen de galge, ende des anderendaegs eenen gehangen in effigie 17 , mitsgaders twee anderen gegeesselt met den bast aen den hals, gebrandmerkt ende voor hun leven gebannen op peijne van de galge, noch twee vrouwen gegeesselt ende gebannen voor den tijd van 20 jaeren, ter eausen de voorseyde ses persoonen respectivelijk sijn geimpliqueerd 18 geweest in den oproer voorgevallen binnen de stad Brugge op den 19 october 1771" 19 • (hs. 2481, fol. 36-37) 1796 Op 26 juni "is geguillitoneert [sic] geweest Emanuel Claus, gebortig van Nazareth, oud 22 jaeren, die plichtig is aen differente moorden en capiteyn van een quaede bende". Van dezelfde bende zijn nog vier andere leden veroordeeld om in 't publiek tentoongesteld te worden en om dan een ketting met zware bol voort te slepen. Bovendien zijn ze veroordeeld tot 24 jaar "in d'ijsers" 20 • (hs. G 6074, fol. 50r) Reeds in het midden van de achttiende eeuw was Nazareth het centrum van de bende van "Coben den beer", die vooral bestond uit marktkramers, leurders, dieven en helers van gestolen goederen, vooral textiel. Deze bende was verwant met die van Jan de Lichte, zoals ik bij een andere gelegenheid heb aangetoond 21 • Tot daar de bloemlezing uit de memorieboeken. W.L. BRAEKMAN

NOTEN 1

Memorieboek der stad Ghent van 't jaer 1301 tot 1793 (Mij der Vl. Bibliophilen, Gent, 18521861). 2 J. Scheerder, "De handschriften van de Gentse kronieken en memorieboeken bewaard in de Universiteitsbibliotheek te Gent", Hand. Mij. voor Gesch. en Oudheidk. te Gent 30 (1976), 1559. Ook herdrukt als Mededeling 17 van de Centrale Bibliotheek. 3 Voor verdere gegevens over elk van deze manuscripten, zie J. De Scheerder, Op.cit. 4 W.L. Braekman, ''Tovenaressen branden kerktoren afte Gent (1602)", OvZ71 (1996), 42-43. 5 swaegher : hier de schoonvader.

187


6

gheconteifeyt : nagemaakt. Over deze gebeurtenis uit 1743 schreef Jacobus Hije een lied waarin de Dulle Griet jaloers is op de Draak (hs. 2421, fol. 33). Cf. Fr. de Potter, Gent van den oudsten tijd tot heden (Gent, 1883-1903), IV, p. 183-184. Naar De Potter nogmaals herdrukt in GT 19 (1990), 159-163. Zie ook W.L. Braekman, Leven en Werk van de Gentse Rederijker Jacobus Hije ( 1667-1749), Studiecentrum 18de-eeuwse Zuid-Nederlandse Letterk., Cahier nr. 21 (Brussel, 2002), nr. 3 (g) (ter perse). 8 Zie hierna bij het jaar 1690. 9 Cf. W.L. Braekman, "Bij de restauratie van de vismijn in 1880", GT29 (2000), 115-119. 10 W.L. Braekman, "De roofmoord te Ruddershove in het jaar 1693", lb. Van de Zottegemse Culturele Kring (1975-1976), 31-47. 11 Viset : de naam van de fiscaal van de Raad van Vlaanderen. 12 Looze : Pieter de Loose, schepen van de Keure (cf. Memorieboek der stad Ghent lil, p. 370). 13 Crombrugghes : Jonkheer Anton de Crombrugghe, schepen (id.). 14 Vilain : Jean Philippe bruggraaf de Vilain XIV (id.). 15 in velipendentie van : met minachting van. 16 cromme : verwijzing naar Crombrugghe (zie hierboven noot 13). 17 in effigie : als de veroordeelde voortvluchtig was, werd hij in portret gehangen. 18 geimpliqueerd : betrokken. 19 Komt ook voor in hs. 2551, p. 48. 20 Niet bij P. Claeys, Memorial ... 1792-1830. 21 W.L. Braekman, "De Nazarethse bende van Coben den beer en die van Jan de Lichte", OvZ71 (1996), 47-55. 7

GENTSE MEMORIEDAGEN: 11-12-13-14-15 JUNI 11 Juni 1531 Keizerkarel neemt deel aan een steekspel op de Vrijdagmarkt. Deze vroeger zo populaire tomooien die ingericht werden door de Graven van Vlaanderen werden aanvankelijk gehouden op het Veerleplein. In de Middeleeuwen was het immers de gewoonte deze feestelijke spelen te laten plaatsgrijpen in de onmiddellijke omgeving van het slot, zodat de edelvrouwen in de gelegenheid waren de gevechten te volgen vanuit hun woonst. In Gent bleef het Veerleplein het meest geschikt terrein tot in de helft van de 14e eeuw. Toen kwam daar verandering in omdat de Graven van Vlaanderen het weinig comfortabel Gravensteen verlieten om zich te vestigen in het Hof ten Walle, het latere Prinsenhof. Van toen af grepen deze tomooien plaats, 't zij op de Kouter, de Vrijdagmarkt of de St.-Baafsstede. In de 15e en 16e eeuw was het altijd te doen op de Vrijdagmarkt omdat daar het grootste aantal toeschouwers kon geplaatst worden. Het is begrijpelijk dat niet alleen de edelen geĂŻnteresseerd waren in deze spelen, ook voor de bevolking was dit een buitenkansje. Stel u voor: die feestelijke 188


sfeer, die prachtig uitgedoste edelvrouwen op de tribune, al die machtige edelen en hun paarden in een schitterende uitrusting en de zekerheid heel wat van die fiere ridders in het zand te zien bijten. Wie zou daar voor niet naar de Vrijdagmarkt komen? Het steekspel was een gevecht waarbij 2 ridders, met speren gewapend, tegen elkaar intraden. Het strijdperk was bedekt met stro, zand en mest om de slag van de val te breken. Viel men dus zacht, men viel niet altijd reukloos. Misschien was dit een maatregel om de strijdlust van de ridders te stimuleren. De ruimte was in 2 gedeeld door een afsluiting van ongeveer 1 meter hoogte. De ruiters vatten post langs weerszijde. Op een teken van de scheidsrechter stoven zij vooruit en trachtten zij elkander uit het zadel te lichten met een speer waarvan de punt vervangen was door een stomp voorwerp. Braken de speren, wat vaak gebeurde, dan werd er een nieuwe genomen en de strijd herbegonnen. Op Zondag 11 Juni 1531 was dan de grote dag gekomen waarop de Keizer zelf zou deelnemen. Op 12 rennen had de vorst al 8 speren gebroken. Eindelijk reed hij met zulke grote vaart op zijn tegenstander, die hem ontweek, dat zijn paard viel en de Keizer kennis maakte met de zacht gemaakte grond. De toeschouwers dachten eerst dat hij gekwetst was, maar toen de hellebaardiers hem recht hielpen, stak hij de hand omhoog om het volk gerust te stellen. Hij steeg weer te paard, reed op de tegenstander in, trok zijn mes en sneed hem al de vederen van de helm. Moraal: als gij als fiere ridder niet in de situatie wilt belanden van een gepluimd kieken, kunt gij beter, wanneer gij een spelletje speelt met de Keizer, hem direct laten winnen. 11 Juni 1831

Jozef Kieckepoost (Zie ook Gh. Tyd.2003- N°l - pp. 30-31), de geniale zonderling, heeft er weer iets op gevonden om de aandacht op zich te vestigen: hij deelt in de straten van de stad oranjekleurige brochures uit en oranjeappels, wat hem, volgens de Gazette van Gend, een flinke pandoering bezorgde. Hij was er nog niet volledig van bekomen of de politie vatte hem bij de kraag en sloot hem op in de Mammelokker. Een paar dagen nadien werd hij overgebracht naar een krankzinnigengesticht. 11 Juni 1852

Geboorte van Julien Van Rysselberghe. Deze broer van Theo, Charles, Octave en François, was Ingenieur van Bruggen en Wegen, hoogleraar en Inspecteur van de aan de Universiteit gehechte Speciale scholen. 189


11 Juni 1909 De nieuwe St-Jorisbrug, bij de Gentenaars beter bekend als de Kemelbrug, wordt in gebruik genomen.

12 Juni 1490 Dood van Adriaan Vilain, Heer van Rasseghem. Hij stond aan het hoofd van de Gentse milities die trachtten Oudenaarde terug te winnen op het leger van Maximiliaan, maar ze werden verslagen te Ename op 24 April 1485. Hij moest uit Gent vluchten, maar kwam terug in de stad in 1487 en werd Eerste Schepen benoemd. Daar hij in 1490, niettegenstaande een verwittiging, geneigd was over te lopen naar Maximiliaan van Oostenrijk, werd hij op 12 Juni 1490 vermoord, op last van Filips van Cleef. Zo ging dat in die tijd.

12 Juni 1539 Landjuweel ingericht door de "Fonteynisten". De hoogste prijs gaat naar de "Violieren".

12Juni 1787 Groot schuttersfeest van St-Joris. Zie "Ghendtsche Tydinghen"- 1976- N°5- pp. 220-230

12 Juni 1865 Geboorte van de letterkundige Gustaaf D'Hondt. Hij was de hoofdredacteur van het in 1910 gestichte geïllustreerd maandblad "Gent-Gand XX:e eeuw-siècle". Samen met Ladewijk Lievevrouw-Coopman schreef hij het stuk "De Witte Kaproenen" dat gespeeld werd bij de opening van de Vlaamse Theater in 1899. Hij stierf te Gent op 30 April 1938.

12 Juni 1896 Stichting van de katoenspinnerij "La Nouvelle Orléans". Was gevestigd op de Nieuwe Vaart en werd in 1899 uitgebreid met een nieuw gebouwencomplex van 4 verdiepingen. Verdere uitbreidingen in 1904-1905. Fusioneerde in 1957 met de jutespinnerij De Waele-Röthlisberger op Einde Were.

190


Werd geabsorbeerd door de UCO in 1972.

13 Juni 1489 Eerste steenlegging van het Rabot. Deze versterkte sluis, gebouwd op de plaats waar de Lieve de oude stadswallen kruiste, was een triomfpoort die een van de talrijke Gentse wapenfeiten herdacht. In 1488 lagen de Gentenaars nog eens overhoop met Maximiliaan van Oostenrijk. Max, die de Gentenaars niet onderschatte, oordeelde het verstandig de hulp in te roepen van zijn Papa, Frederik III, Keizer van Duitsland. Deze snelde zoonlief ter hulp met 20.000 Duitsers om die Gentenaars goede manieren te leren. De Gentenaars vonden dat er op hun manieren niets aan te merken viel en lieten Frederik duidelijk verstaan dat hij er absoluut geen belang bij had hun stad te vereren met een bezoek. Frederik, die gebaarde dat hij doof was, liet zijn troepen opstellen vlak voor de deur in Evergem. Hij dacht aldus de Gentenaars te intimideren, maar dat was een totaal foute berekening, want zij hadden al voor hetere vuren gestaan. Zij hadden zich "en bloc" opgesteld onder de leiding van Filips van Cleef. De Gentenaars, aan wie een zeker pragmatisme niet kan ontkend worden, waren al vlug tot de conclusie gekomen dat, voor diverse redenen, een korte belegering veel beter was dan een lange. Zij draaiden bijgevolg alle sluizen open zodat heel Evergem onder water liep en de Duitsers met hun tenten wegspoelden. Deze laatsten, volledig gedegouteerd door deze vuile streek en het totaal gebrek aan gastvrijheid, trapten het af en riepen: "Niemals mehr!". Spijtig genoeg hielden ze geen woord, maar ja, dat is dan weer een andere historie. Merkwaardig is wel dat het Rabot dat aan de nederlaag van zijn grootvader en overgrootvader herinnerde en dus niet een zo vleiend symbool was voor Keizer Karel, op onverklaarbare wijze ontsnapte aan zijn maatregelen waardoor het gehele machtsapparaat van de Stad in 1540 getroffen werd. Hij liet het Rabot en zijn site ongeschonden. Was hij misschien getroffen door de charme van het ensemble, gelegen in de onmiddellijke nabijheid van zijn geboortehuis? Wat er ook van zij, het zouden de fiere Gentenaars zelf zijn, die meer dan 4 eeuwen later, dit uniek stadsgezicht definitief zouden verminken.

13 Juni 1579 Een bende geuzen komt de stad binnengereden met een wagen vol kerkelijke voorwerpen, beelden, misboeken, enz. afkomstig van de kerk van Destelbergen. Ze verbranden de kostbare vracht op de Vrijdagmarkt en hangen het Christusbeeld aan een galg. 191


13 Juni 1818 Onze Universiteit reikt het eerste diploma van Doctor in de Rechten uit aan Hippolyte Metdepenningen. Hij werd geboren op de Lievekaai op 21 Maart 1799 als zoon van een begoede handelaar. Na het Koninklijk College gaat hij Rechten studeren in Brussel, maar wanneer de Universiteit gesticht wordt in Gent komt hij hier zijn studies verder zetten. Hij promoveerde toen hij nauwelijks 19 jaar was, nadat hij in de Troonzaal van het Stadhuis in het Latijn zijn thesis verdedigd had over de erkenning van natuurlijke kinderen. In zijn 63-jarige loopbaan zou hij de aanzienlijkste advocaat der Gentse Balie worden. Hij drukte zijn stempel op het politiek leven van onze stad en was de hevigste en laatste orangist. Zijn loopbaan begon met het ondergaan van een gerechtelijke straf. In 1821 had hij in een Gents blad een artikel geschreven tegen de wetgeving in criminele zaken. Het Hof achtte zich beledigd en bedacht hem met een maand gevangenisstraf. Een goede start voor een politieke carrière. In zijn cel kreeg hij het bezoek van zijn oud-professoren. Het zou trouwens niet de laatste keer zijn dat hij moeilijkheden kreeg met het Gerecht. Na de Omwenteling van 1830 werd hij gemeenteraadslid en hij zou een van de voornaamste medewerkers worden van het in 1830 gesticht dagblad "Le Messager de Gand", een blad dat zeker niet de verdediger was van het nieuw België en dit zelfs liet blijken in zijn titel die in 1836 veranderd werd in "Le Messager de Gand et des Pays-Bas". Zijn advocatenbureau werd met de regelmaat van een klok onderzocht door de Gerechtelijke Diensten. Hij was lid van de vrijmetselaarsloge "Le Septentrion" en -misschien een record- hij was er gedurende 50 jaar de "vénérable". Het is onder zijn impuls dat deze loge het laatste bolwerk was van het Orangisme. Zij bleef aangesloten bij "Le Grand Orient" van Nederland en het is pas na de dood van Metdepenningen dat zij aansloot bij "Le Grand Orient de Belgique". Van het begin af was het Orangisme een verloren zaak en er was al de verbetenheid van een Metdepenningen nodig om dat niet te willen inzien, maar tenslotte moest ook hij zich bij de feiten neerleggen. Als echte politicus had hij niet veel moeite met deze ommedraai. In 1866 aanvaardde hij benoemd te worden tot Ridder in de Leopoldsorde. Deze symbolische geste mag beschouwd worden als het dermitief einde van het Orangisme. Hij gaat voort op deze weg: in 1873 wordt hij Officier en in 1880 Commandeur in deze Orde. Hij stierf te Gent op 6 Oktober 1881 en werd begraven op het Kerkhof van de Brugse Poort waar zijn praalgraf gemaakt werd door Paul de Vigne. Zijn bronzen standbeeld, van de hand van Julien Dillens, werd ingehuldigd in het hofje van het Paleis van Justitie op 20 Juni 1886.

192


13Juni 1846 Stichting van de "Société Huet". Het was een kring van professoren, studenten en oud-studenten van de Universiteit. Tijdens de vergaderingen werden allerlei maatschappelijke, politieke en filosofische onderwerpen besproken, waarbij vooruitstrevende ideeën behandeld werden. De voorzitter was François Huet, de ondervoorzitter Gustave Callier, de secretaris Paul Voituron. Onder de leden ook nog Jacob Heremans en Henri Moke. Wie was die François Huet? Hij werd geboren te Villeau (Frankrijk) op 26 December 1814. Hij deed schitterende studies in Parijs en behaalde een Eerste Prijs Philosophie aan de Sorbonne. Hij wordt Professor Geschiedenis aan het Collège Rollin. Niet voor lang evenwel, want in 1835 wordt hij "Professeur de Philosophie" aan onze Universiteit. Hij is dan 21 jaar. Een wel zeer jeugdige leeftijd voor een universiteitsprofessor. Inderdaad, maar in die periode gebeurden wel meer uitzonderlijke dingen. Bij de heroprichting van de Universiteit na 1830 trachtte men de heersende orangistische strekking te neutraliseren door de aanwerving van Franssprekende professoren. Huet wordt hier niet met open armen ontvangen, ook al niet omdat zijn ideeën niet bepaald conservatief zijn. Maar hij kan ze met overtuiging en vuur verdedigen en dat maakt veel indruk op zijn studenten. In zijn filosofie vindt men een combinatie van christelijke moraal, sociale rechtvaardigheid en een vrijheidsideaal. Er vormde zich rond hem een kring van jonge intellectuelen. De invloed die hij uitoefende heeft een groot impact gehad op tal van politieke figuren uit die tijd: liberalen en toekomstige socialisten. Dat hij op zijn tijd vooruit was moge blijken uit een extract van zijn cursus: "Tout propriétaire n' est donc tel légitimement, aux yeux de la raison, qu' autant qu' il tire des résultats utiles de ses propriétés, et le riche ne commence à avoir droit au superflu que lorsque le pauvre est pourvu du nécessaire. Ce qu' on appelle aumöne est sou vent, en réalité, une dette rigoureuse." Niet te verwonderen dat dit in de helft van de 19e eeuw hevige reacties zou uitlokken. Hij werd hdtig bekampt door de conservatieven en door de geestelijkheid, o.a. door Mgr. Delebecque. Een aantal liberaal-katholieke professoren werden verplicht te kiezen tussen wetenschap en geloofsovertuiging. Toen de ideeën van Huet, via het Vlaams blad "Broedermin" ook de arbeidersklasse begon te bereiken werden de reacties nog heviger. Provinciegouverneur De Jaegher beschreef in zijn rapporten aan Minister Rogier, Huet als een individu die een gevaar betekende voor de sociale rust en voor het Regime. 193


Huet moest en zou verdwijnen. Rogier vond een diplomatische oplossing door hem in 1850 het emeritaat te verlenen. Hij werd opgevolgd door zijn discipel Gustave CaHier. François Huet overleed in 1869.

13Juni 1880 Mgr. de Battice legt de eerste steen van de St-Machariuskerk. Zie "Ghendtsche Tydinghen"- 1998- N° 1 - pp. 23-24.

13 Juni 1880 De nieuwe zaal van de "Cercle Artistique et Littéraire" in de St-Jansvest wordt ingehuldigd met een tentoonstelling van 70 werken van Lieven De Winne.

13Juni 1889 Geboorte te Montferrat (lsère) van Adolphe Pégoud. Onderluitenant Pégaud sneuvelde in een luchtgevecht nabij Belfort op 31 Augustus 1915. Hij kreeg een kogel in volle borst. Zie "Ghendtsche Tydinghen"- 2001 - N° 4- pp. 262-264.

14Juni 1350 De hoeren worden uit de Kuip verdreven. Ze moeten hun beroep uitoefenen in Overschelde en op de Groene Briel.

14Juni 1485 De Eerste Schepen Daniël Onredene en de pensionaris Willem Rijm, de twee leiders van de opstand tegen Maximiliaan van Oostenrijk, worden te Gent onthoofd.

14 Juni 1755 De Kraankinders ontvangen een bouwvergunning voor hun gildehuis op de Kraanlei.

14Juni 1769 Geboorte in de Waaistraat van Lieven Bauwens. Zie "Ghendtsche Tydinghen"- 2002- N° 6- pp. 327-344.

194


14Juni 1865 Plechtige lijkdienst in de St-Baafskathedraal ter nagedachtenis van de Belgische soldaten van het Mexicaans legioen, gesneuveld te Tacambaro. De kerk was versierd met wapenuitrustingen en trofeeën, schrijft de Gazette van Gend, "het is een geheel arsenaal en nooit misschien zag men in eenen tempel, eene zoo groote hoeveelheid oorlogstuigen".

14Juni 1911 Op een vergadering van de "Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent" signaleert een lid dat de militaire overheid in de voormalige St-Pietersabdij, de muurschilderingen van Van Reysschoot, die de Commissie voor Monumenten heeft laten herstellen, verminkt heeft door in de muur vensteropeningen aan te brengen.

14Juni 1918 Dood te Brussel van de Gentse architect Achiel Van Hoecke-Dessel. Zie "Ghendtsche Tydinghen" - 2002 - N° 2 - p. 98.

15 Juni 1467 Dood te Brugge van Filips de Goede. Deze Hertog van Bourgondië en 28e Graaf van Vlaanderen regeerde van 1419 tot 1467. Hij werd geboren te Dijon op 30 Juni 1396 als zoon van Jan zonder Vrees. Deze machtigste prins van zijn tijd huwde 3 maal. 1. Met Michelle de France, dochter van Charles VI. 2. Met Bonne d' Artois, comtesse de Nevers. 3. Met Elisabeth van Portugal. Bij deze gelegenheid stichtte hij de Orde van het Gulden Vlies. Na zijn huwelijk met Elisabeth van Portugal werd het paar te Gent ontvangen op 22 Augustus 1430. Zijn centralisatiepolitiek bracht hem vaak in conflict met de Gentenaars. Hij werd begraven in Dijon bij zijn vader Jan zonder Vrees en zijn grootvader Filips de Stoute. Van dit wel zeer viriel personage kennen wij 23 bijzitten en 19 bastaards, iets waar hij trouwens zeer fier over was.

15 Juni 1579 De gevangenen van de Calvinisten (de Bisschop van Brugge, Ieper, etc.) weten te ontsnappen uit het Prinsenhof, maar worden opnieuw gevangen genomen. 195


15 Juni 1585 Dood te Delft van Ryhove. Frans de la Kethulle, Heer van Ryhove (een heerlijkheid tegen Ninove) werd te Wondelgem geboren in 1531. Samen met Hembyse organiseerde hij de strijd tegen de katholieken. In de nacht van 28 op 29 Oktober 1577 voert hij zijn "coup d' Êtat" uit. Aan het hoofd van een kleine troep maakt hij zich meester van het Schepenhuis en trekt naar de Proosdij van St-Baafs waar hij de daar verblijvende Hertog van Aerschot arresteert. Zonder tijd te verliezen laat hij nog de volgende personaliteiten arresteren: Ferdinand de la Barre, Hoogbaljuw van Gent, François van Halewyn, Hoogbaljuw van Oudenaarde, Jacob Hesseis en Jean de la Porte, raadgevers bij de Raad van Vlaanderen, de Bisschoppen van Brugge en van Ieperen, de Kapitein Frans Wyckhuyse, Frans van Schouteete, Hoogbaljuw van Kortrijk, Jan De Visch, baljuw van Ingelmunster en nog verschillende anderen. Hij laat ze allemaal opsluiten in het Ryhovesteen. Hij neemt de militaire macht in handen, Hembyse de burgerlijke. Hij voert de militaire dienst in voor alle Gentenaars tussen 16 en 60 jaar. Onder de drukking van de Staten-Generaal en de afgevaardigde van de Prins van Oranje, laat hij op 14 november de Hertog van Aerschot vrij. In 1578 breekt hij met Hembyse en in September 1580 wordt hij door de Prins van Oranje Hoogbaljuw van Gent benoemd. Hij is in Gent op 24 Oktober 1583 op het ogenblik dat Hembyse terugkeert. Orders waren gegeven om zijn ontsnapping te beletten, maar hij slaagt er toch in te ontkomen. Na de val van Hembyse week hij uit naar Nederland waar hij voor de 3e maal zou huwen.

15 Juni 1781 Jozefll, reizende onder de naam van Graafvan Falkenstein, komt om6 uur 's avonds te Gent aan langs de Muidepoort. Sedert 10 uur 's morgens stonden de overheden hem af te wachten aan het Hof van St-Sebastiaen waar hij zal logeren.

15 Juni 1796 Geboorte te Gent van Joseph Pierre Braemt. Een naam die nu slechts enkelen nog iets zegt. Hij groeide op in het klimaat van de Franse bezetting. Hij volgt lessen van tekenen aan onze Academie, zijn vader wil van hem immers een goud- en zilversmid maken en een beetje kunnen tekenen kan daarbij geen kwaad. 196


Maar Joseph Pierre voelt zich meer aangetrokken tot de graveerkunst die, op enkele uitzonderingen na, in diep verval is geraakt. Een figuur die wij in deze periode altijd en overal tegenkomen is Charles Van Hulthem . De man heeft een bijzondere flair voor het ontdekken van echte kunstenaars en hij heeft onmiddellijk in de gaten dat de jonge Braemt iemand is die dient aangemoedigd en geholpen te worden. Hij gaat bijgevolg studeren aan de Academie van Brussel waar hij tekenlessen volgt bij de alom geprezen leraar en schilder Verhulst die hem trouwens in zijn eigen woning opneemt om hem te bekwamen in zijn nieuw vak. Het duurt niet lang of hij krijgt kleine bestellingen van particulieren. Joseph Pierre Braemt. Op zijn 22ste kent hij zijn eerste groot succes met de medaille die hij maakt voor de Maatschappij voor Landbouw en Plantkunde. Van Hulthem belast hem met het graveren van de zitpenningen van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen en Letteren te Brussel. Toen, in 1819, de eerste steen gelegd werd van de Aula van de Universiteit en een medaille deze heuglijke gebeurtenis moest herinneren, was het bijna vanzelfsprekend dat deze opdracht toevertrouwd werd aan Braemt. Hij gaat zich gedurende enkele jaren vervolmaken in Parijs. Bij zijn terugkomst kan hij hier het werk niet aan; iedereen wil bij Braemt zijn, het is dan ook een gouden tijd voor graveerders, want de ontelbare maatschappijen vinden altijd wel iets uit om een banket te houden en een medaille te laten slaan: de Maatschappij Flora, de "Société de Médecine", de inhuldiging van een nieuwe spoorweglijn, het Vlaamsch-Duitsch Zangverbond, de Melomanen, de Kruisboogschutters, de huldiging van Quetelet, de opening van het Kanaal van Terneuzen: allemaal werk voor Braemt. In 1828 besloot de Nederlandse Regering medailles te slaan ter herinnering aan de belangrijke gebeurtenissen sinds 1815. Wie krijgt de opdracht? Een overbodige vraag : Joseph Pierre Braemt. De Omwenteling van 1830 verandert niets aan zijn grote populariteit en de eerste reeks Belgische munten met de beeltenis van Leopold I worden door onze Gentenaar gemaakt. 197


De Ottogracht vóór de demping.

Hij werd benoemd tot Hoogdgraveerder van de Koninklijke Munt te Brussel. Al de graveerplaten van de bankbiljetten van 183 I tot I 860 werden door hem ontworpen. Enkele uren voor zijn dood, op 2 December 1864, dicteerde hij zijn testament: zijn unieke verzameling medailles vermaakte hij aan het Hulpfonds van de Academie opdat zij openbaar verkocht zouden worden en de opbrengst ten goede zou komen aan noodlijdende artiesten .

15 Juni 1872 Er wordt besloten de Ottogracht te dempen. Op een gegeven moment ook gekend als de St-Jacobsgracht, de Gracht over de Marct, Gracht bachten St-Jacobs. In 1799 maakten de Fransen er de "rue de 1' Ecole Centrale" van.

15 Juni 1930 Onthulling van een gedenkplaat aan Jan Palfijn aan de ingang van de kliniek voor inwendige ziekten .

15 Juni 1940 Dood van Joseph Cornelis . 198


Ook al weer te lang geleden opdat veel Gentenaars zouden weten wie Joseph Comelis was. Deze verdienstelijke kunstschilder en beeldhouwer werd hier geboren op 15 Augustus 1873. Hij studeerde aan onze Academie waar hij niet alleen verschillende Eerste Prijzen wegkaapte, maar ook nog een gouden medaille. Bij de Wereldtentoonstelling van 1913 werkte hij mee aan het ontwerpen en het uitvoeren van Oud Vlaanderen. Hij ontwierp het Perzisch paviljoen en dat viel zo in de smaak van de Perzen dat ze hem het ereteken "Du lion et du soleil de Perse" toekenden. Tijdens den oorlog van 14-18 stichtte hij een Kunstambachtschool in zijn atelier in het Schouwvagerstraatje. Deze school, waar men lessen kon volgen van schilderkunst, sierkunst, steenkappen, houtsnijden, smeedkunde, koperdrijven en glasschilderen, kende op een gegeven ogenblik veel bijval, maar zou tenslotte toch niet overleven wegens de tegenkantingen van de Academie die het gemunt had op deze onverwachte concurrent. Hij maakte zich nog verdienstelijk gedurende de Eerste W.O. door, samen met de gebroeders Coppejans, het Lam Gods onder de ogen van de bezetter, in veiligheid te brengen. Daarvoor ontvingen zij later het ereteken "Pro Ecclesia et Pontifice". Na de oorlog werd hij leraar aan de Afdeling Sierkunst van de Academie. Zijn meest gekend werk in Gent is ongetwijfeld het in 1926 onthuld monument ter ere van het Heilig hart in het hofje van het Arteveldeplein, rechtover de St-Annakerk. Een ander werk van hem is het monument aan de muur van de basiliek van Oostakker-Lourdes. In opdracht van de Paus maakte hij een groot schilderij, de H. Drievuldigheid voorstellend, bestemd voor het hoofdaltaar van de kapel van de Pauselijke Nuntius in Brussel. Maar hij maakte niet alleen godsdienstige werken; voor "Ons Huis" op de Vrijdagmarkt maakte hij verschillende grote schilderijen als "Ode aan de arbeid". Het huwelijksgeschenk van de Stad Gent aan Koning Leopold en Koningin Astrid werd vervaardigd door Joseph Comelis. In 1930, ter gelegenheid van de viering van de 100-jarige onafhankelijkheid van BelgiĂŤ, maakte hij in opdracht van de Provincie het ontwerp van de praalwagens en de kostuums van de historische stoet. In 1934 werd hij getroffen door een beroerte die heel zijn rechterkant verlamde. Hij begon opnieuw te tekenen met zijn linkerhand, iets wat hem nog goed gelukte ook. Hij werd begraven op het Campo Santo. 199


15 Juni 1959

Eerste steenlegging van het Kandidatuurgebouw in de Ledeganckstraat. Hugo COLLUMBIEN

WERKING DOCUMENTATIECENTRUM 2002 Ditjaar telde het Documentatiecentrum 732 bezoekers en er waren 1228 uitleningen. Uitleentoppers waren de rubrieken Oost-Vlaanderen, Gent en Geschiedenis, in deze volgorde. Er waren 23 raadplegingen in de Afdeling Documenten en Archief. In de Afdeling Genealogie "Van Wieg tot graf' kwamen 24 bezoekers de zeer omvangrijke collectie raadplegen. In de Afdeling Kaarten en Plans werden 12 bezoekers genoteerd waarbij 46 plans geraadpleegd werden. Er werden boeken aangekocht voor een bedrag van 326,49 euro (13.171 fr.) en de abonnementen op tijdschriften beliepen 208,00 euro (8.391 fr.) Recent verschenen boeken werden gratis bekomen voor een totaal bedrag van 402,50 euro (16.237 fr.). Er werd verder gewerkt aan de inventarisatie van diverse fondsen (Robert Van Pottelbergh, Marietje Vande Putte, Joseph Vermeulen, etc.) Van de schenking Pierre Kluyskens werden 103 classeurs met gegevens over kunstenaars ingevoerd in de P.C. Een afdruk ervan ligt ter inzage in het O.C. De invoering van de titels van de zeer talrijke historische bijdragen die destijds gepubliceerd werden in "De Gentenaar" volgt later. Men gaat nu beginnen met de inventarisatie van het Fonds Jacques Monsaert dat een volume beslaat van niet minder dan 3m3. Men zou soms kunnen denken dat er niet intensief gewerkt wordt in het O.C. En dat alles, sinds jaren, door onbezoldigde vrijwilligers. Wij mogen niet klagen.

BffiLIOGRAFIE Verleden jaar verscheen het 3e en laatste deel van de imposante molentrilogie van Zadelsteen tot Zetelkruier. Tweeduizend jaar molens in Vlaanderen. 200


Voor het eerste en tweede deel, zie "Ghendtsche Tydinghen" 1999 - N° 3 - pp. 177-178 en 2001- N° 4- pp. 260-261. Dit 3e deel is een zeer uitgebreid "Geïllustreerd Molen woordenboek". De auteur Paul Bauters kreeg in dit 3e deel de medewerking van de Nederlandse molendeskundige Gerrit Pauw die instond voor de meer dan 600 ( !) tekeningen en de specifieke Noordnederlandse molentermen. Van molentermen gesproken: vraag eens aan de doorsnee-Vlaming enkele molentermen te citeren. De kans is groot dat hij zegt: de romp, de wieken, de molenstenen en dat hij dan al moet beginnen zoeken om er een 4e te vinden. Wel, een molen is toch nog iets meer dan dat, want in deze molenencyclopedie vindt men de uitleg van 5.000 (!) molentermen. Wij vragen ons af wat er, na het verschijnen van deze trilogie, nog zou kunnen verteld worden over molens dat daar niet in te vinden is. Het stevig ingebonden boek heeft een formaat van grosso modo 24 x 30 cm. en telt 254 bladzijden. Het kost 45 Euro (1.815 fr.) en is uitsluitend te bekomen bij de Provinciale Diensten aan het Zuid, Wilsonplein 3. Als deel XXVIII van de "Verhandelingen van de Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent" verscheen een kanjer van een boek, van de hand van historicus Johan Dambruyne en getiteld Corporatieve middengroepen. Aspiraties, relaties en transformaties van de 16e eeuwse Gentse ambachtswereld. Het zal wel niet juist zijn, maar als men dit boek doorgenomen heeft krijgt men de indruk dat men nu ALLES weet over de 16e eeuwse Gentse ambachten. Het zal wel jaren studiewerk gevergd hebben om een dergelijk boek samen te stellen en dat dit onderwerp zeer grondig behandeld werd blijkt uit het feit dat dit boek niet minder dan 884 (!)bladzijden telt. Het heeft een formaat van 16 x 24 cm. Te bekomen bij Story-Scienta - Van Duyseplein 8 te 9000 Gent. Tel. 09.225.57.57. De leden van de M.G.O.G.ontvingen het gratis. Verleden jaar verscheen het lijvig Jaarboek XXXIX - 2002 van de Heemkundige Kring "Oost-Oudburg" (360 bladzijden). Als Gents onderwerp komen wij er in tegen "Oude en nieuwe gegevens over de bedevaartplaats te Oostakker-Lourdes" van Roger Poelman. Fanatieke Oostakkeraars zullen misschien de wenkbrauwen fronsen omdat wij dit omschrijven als een Gents onderwerp, maar welke Gentenaar, al of niet gelovig, is er nooit eens in Lourdes geweest? En het "Trammeke van Lourdes" is toch ook een Gents begrip. Dit jaarboek kost 12,50 Euro en is gratis voor de leden van "De Oost-Oudburg". H.C. 201


VRAAG EN ANTWOORD Vraag van de heer Willy van Mossevelde. (Vyle-et-Tharoul) Een aangetrouwd familielid van mij, Mijnheer Christian Vercruyssen uit Baarlel Drongen (geb. 1935) herinnert zich nog goed, toen hij ongeveer 5 jaar oud was, voor de eerste keer een lied gehoord te hebben, gezongen door zijn vader Laurent Vercruyssen (1902-1976) over "Het Plein van St. Denijs". Daarna heeft hij het meermaals horen zingen en dan ook zelf gezongen. Ik vond het de moeite waard de tekst van dit lied aan onze lezers mede te delen en misschien een commentaar te verwekken. Bijliggend vindt u de tekst. De coupletten nrs I en 3 worden telkens gevolgd door het refrein 2 en 4, daar waar het couplet nr 5 het refrein nr 6 voorafgaat. Een opmerking: dit lied slaat natuurlijk op de vliegshows, die tussen de twee wereldoorlogen regelmatig te St. Denijs plaatsgrepen. Nu blijkt uit het couplet nr 5 dat tijdens ĂŠĂŠn van deze shows een incident is ontstaan. De vraag is: stemt het met de werkelijkheid overeen? Kan iemand daar meer uitleg over geven? 't Was verleden jaar den 9de Meie Heel de stad Gent die was op hol. De militairen waren aan 't karweien Van simpele soldaat tot generaal. Het groot maneuver was daar te zienen Op het plein van St-Denijs. Ze gingen vliegen met vliegmachienen. Oh 't ging toch zo schone zijn. En zeg ze mijn wijf, willen we ne keer gaan. Oh, 'k zegge gij dwaze konte, 't es al lang gedaan. Refr.

3. Toen wij op dat plein daar waren gekomen Zie dat stond ons daar niet aan. Wij hadden daar een plaatske genomen En dat kostte ons een dubbele frank. Maar zie ze trapten daar op onze tenen En mijn wijf viel over een struik En ons Mie, die domme beeste Stond te schreeuwen van de pijne in haren buik En 'k zegge, 't schijnt dat gulder hier nog al lust 202


En mijn wijf kreeg groten dust. Refr.

5. Waren wuider moe van daar te stane 'k Zei gaan ze niet beginnen misschien En 'k hoorde zeggen 't is al gedane En wij hadden nog niemand gezien. Maar al met eens, ze smeten met handgranaten Alzo n' en poef, alzo n' en plets En al de die die te dichte zaten Waren allemaal gekwetst En ze riepen brand en moord En 'k wilde hadde gij datn'en keer gehoord. Refr. 4. En wij trokken met ons gezessen Ik en mijn wijf en tante Mie 't Was een echte keremesse Jef en Jacques en Romanie. Ja wij liepen om ter zeerste En wij liepen gelijk voor prijs Al naar de militaire feeste Al op het plein van St-Denijs. 6. En wij trokken met ons gezessen Fier gezind al naar ons kot. 't Was een echte mislukte keremesse Zij hielden fijn met ons de zot Ja wij hoorden er van praten Al in die Gentse binnenstad Van die dappere soldaten Zij hadden ons fijn bij ons kl...ghad. De heer Corneel De Ceuninck schrijft ons het volgende: "De Veearts Roland Brakel heeft weinig gegevens over zijn vader Maurice Brakel uit Gent. Hij vroeg mij om nadere gegevens. Hetgeen hij weet was dat wijlen zijn vader Maurice Brakel weerstander was te Gent en deelnam aan de bevrijding van Gent in de Septemberdagen van 1944 bij het Kamemelkbrugje. 203


In oude boeken heb ik geen Karnemelkbrugje gevonden, maar wel het verdwenen Kemelbrugje over het verdwenen water langs de Wiedauwkaai te Gent. Graag meer gegevens over wijlen Maurice Brakel, Weerstander te Gent in W.O.II en over het verdwenen Kemelbrugje (eventueel foto)." Antwoord van de heer André Verbeke op de vraag van de heer Karel Cassiman (Gh. Tyd. 2002- N° 6- p. 388/4°): De stoet waarover de vraagsteller het heeft is waarschijnlijk deze die uitging op 7 mei 1933 ter gelegenheid van het 700ste Verjaringsfeest van de Koninklijke Dekenij Burgstraat Naast het inrichten van de stoet werd ook een nieuwe dekenijvlag overhandigd en een afbeelding van die vlag werd ook vereeuwigd op een prentkaart. De stoet werd ingericht door wijlen Julien Boes, hulp-archivaris van de stad Gent en Conservator van het Museum voor Folklore in de Lange Steenstraat Van zijn hand verscheen ook een groot artikel in het weekbladABC.

LEZERS SCHRUVEN ONS Van de heer JozefVandeveire (De Pinte) ontvingen wij volgend schrijven. Betreft: Ghendtsche Tydinghen, 32e jg. nr. I, p. 48-49 Artikel "Sturtende regen en waaiende sargiën" Zoals ik u telefonisch al meedeelde, is er door een leesfout een nogal bizar verhaal over "waaiende sargiën" ontstaan, dat echter niet met de werkelijkheid strookt. Ik vermoedde al wat er in de tekst stond (nl. een dialectvorm van serieus), maar heb het vandaag nog eens extra nagekeken in het Gentse Stadsarchief. De tekst luidt letterlijk: als het soo sarieus waeyde dat men niet en cost rechte staen. De vergissing is heel begrijpelijk. In de 17e- en 18e-eeuwse handschriften lijken de n en de u sterk op elkaar. In sommige teksten plaatst men op de u een accent grave (u), maar dat is lang niet altijd het geval. Ook hier niet. Waaiende sargiën behoren dus tot het rijk der verbeelding. Overigens alle respect voor het opzoekingswerk van de heer Ossieur.

204


GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring GentV.Z.W. juli-aug. 2003 32e jaargang nr. 4

INHOUD - E. Ossieur: 206 Het Memorieboek van Pastoor Roger Nottingham van de Gentse Sint-Niklaasparochie (Vervolg) 230 - Ernest Lacquet: Inventaire Archéologique: De twee oudste klokken van de SintJacobskerk. - Pierre Kluyskens: 232 De Arrnenkamer. - Huguette Taymans: 236 De herinneringsplaket van de tentoonstelling "De Gouden Eeuw der Grote Steden". - W.L. Braekman: 251 Gentse maandkalenderverzen uit de vroege zeventiende eeuw (Vervolg). - Hugo Collumbien: 256 Gentse Memoriedagen: 16-17-18-19 Juni - Eddy Levis: 264 't Gents spant de kruune! Over "De Vetjes" van Karel Waeri. - Gênsche Pràot. 269 270 - Bibliografie. - Vraag en Antwoord. 271 -Lezers schrijven ons. 272 -Evolutie van het aantal huizen in enkele straten. 274 -Manufacturen in het Gent van 1802. 247 - Dit bestaat niet meer. 276

205


HET MEMORIEBOEK VAN PASTOOR ROGER NOTTINGRAM VAN DE GENTSE SINT-NIKLAASPAROCHIE (1657-1690) (Vervolg) 38. - 26 februari 1661. Om alle geschillen tussen de heren van het kapittel enerzijds en de pastoor en de kerkmeesters anderzijds bij te leggen werd bij koninklijk decreet raadsheer Pieters als scheidsrechter aangesteld. De twee partijen compareerden vandaag in zijn huis. Uit de scherpe bewoordingen van de kant van het kapittel kon opgemaakt dat de hele zaak verziekt is zodat een vergelijk uitbleef. 39. - Dit jaar kwamen de Gentse pastoors verschillende malen bijeen om een zekere catechismus te bespreken, uitgegeven door de paters jezuĂŻeten. De titel luidt: Nieu Onderwijse voor de christelijcke Jonckheijt. Zij bevat een ongezonde doctrine. Op een los blaadje heeft een vreemde hand in het Latijn daarover nog een notitie gemaakt: 'Nota bij 26 februari 1661. Deze cathechismus was vooraf door de bisschop en de boekencensor goedgekeurd. Ondertussen zijn de pastoors hem voorbij gegaan door dit boekje bij de boekenverkopers weg te halen omdat het de brandstapel waardig zou zijn en zij zorgen ervoor dat het niet in de handen valt van plattelandslieden. De bisschop, verbolgen door hun stoutmoedigheid, handhaafde zijn beslissing om het boekje te laten verkopen en vermaande hen streng voor hun vermetele aantasting van zijn gezag en de smaad aan de Societeit (van Jezus) aangedaan' -De 'ongezonde doctrine' waarover Nottingham het heeft, heeft alles te maken met de strijd tussen de aanhangers van het attritionisme ( het onvolmaakte berouw) en die van het contritionisme (het volmaakte berouw). Het begon in 1661 met de publicatie van het boekje: 'Nieuw onderwijs voor de Jonckheyt om wel te Biechten ende te Communiceren door eenen priester der Societeyt Jesu '. Terloops wordt daarin de stelling verdedigd dat een onvolmaakt berouw d.i. een leedwezen voortkomend uit de vrees voor Gods straffen voldoende is om vergiffenis van zijn zonden te bekomen in het sacrament van de Biecht. De pastoors van de stad en met hen ongetwijfeld nogal wat kanunniken van het Sint-Baafskapittel meenden dat een volmaakt berouw, d.i. een leedwezen alleen uit liefde tot God noodzakelijk is. Die strijd werd heftig gevoerd. (Zie ook de volgnrs. 56 en 144 ). Ook na 1670 hield hij niet op. Hij resulteerde uiteindelijk in de ondergang van de jezuĂŻetenorde en haar afschaffing in 1773. Ironisch genoeg zegevierde de leer die zij voorstond over de gehele lijn. 44 40. - Om meer luister bij te zetten aan de confrerie van de Vrijwillige Slaven 206


van de H. Maagd Maria werd dit jaar een proost aangesteld. Hij zal altijd priester moeten zijn en indien mogelijk in die waardigheid bevestigd (canoniek, door de bisschop ? ). R. D. Nicolaus Bendel, kanunnik van het SintVeerlekapittel, kapelaan van onze kerk en eertijds pastoor in de streek van Hulst werd de eerste proost. 41.- Op 24 maart 1661 verliet ons R. D. Joannes Audenrogghe na meer dan een jaar met ijver en toewijding zijn werk gedaan te hebben. Hij werd onderpastoor benoemd in het Antwerpse. In zijn plaats kwam R. D. Staver, priester, voordien regent van het Huis voor Arme Kinderen van de stad. - Epitaaf in de Sint-Niklaaskerk : Sepulture van den Eerw. Heere Petrus Melchior van Staveren priester gheiubileert ende 16 jaeren capelleMeester des er kercke overleden den 13 nov. 1708 oud 79 jaer ' 45 • De stedelijke armenschool voor jongens of kuldersschool bestond toen al sedert 1628. 42.- (f" 96) 3 april1661. Eerste Communie van alle schoolkinderen van onze stad georganiseerd door de pastoors tegen het verzet in van de paters jezuïeten die dit naar zich wilden toehalen en in hun kerk laten gebeuren. Ongeveer 2000 kinderen ontvingen in de kathedraal de communie uit de handen van lil. & R. bisschop Carolus Van den Bosch. In de daarop volgende jaren werd dit gebruik door de pastoors verder gezet tot groot profijt en heil van de zielen. De kinderen ontvingen toen voor het eerst de communie aan het begin van de Passietijd d.i. op Passiezondag ( 3 apri/1661 was zo 'n dag). Elfjaar lang gebeurde dit in de kathedraal voor alle kinderen van de stad. Op 22 maart 1671, d.i. een week na Passiezondag vroegen de Gentse pastoors aan de bisschop de eerste communie terug - naar oude gewoonte - in de respectieve parochiekerken te mogen vieren omdat de massale aanwezigheid van kinderen niet bevorderlijk was voor de eerbied en de ingetogenheid die de plechtigheid vereiste. Bisschop d'Allamont ging daar onmiddellijk mee akkoortJ46. In de 17e eeuw was de gemiddelde leeftijd waarop voor het eerst gecommuniceerd werd 14 à 15 jaar, d. i. verscheidene jaren nadat zij voor het eerst gebiecht hadden en bewezen de cathechismus te kennen. Men verwachtte namelijk dat de kinderen gingen biechten vanaf de leeftijd waarop zij het onderscheid konden maken tussen goed en kwaad en dus konden zondigen. Aangenomen werd dat dit rond acht jaar gebeurde. Later gebeurde die eerste communie rond de leeftijd van 12 jaar en nog later- in 19JO - bracht Pius X die leeftijd op 7 jaar. In 1911 waren alle eerste communicanten in België zevenjarigen41. 43.- 4 april1661. Guilielmus Deurmael werd verkozen tot ontvanger van de kerk en van de armendis in vervanging van Judocus Goethals die Ontvanger207


generaal van Vlaanderen geworden was. Hij komt in de plaats van D. N. Moledy die naar Spanje vertrokken is. - Op 9 december 1656 werd als poorter van Gent ingeschreven: Patricio Moledi, ridder, raedt sconincx ende ontfangher generael van de Domeynen in t' quartier van Oost-Vlaenderen 48 • 44. - Dit jaar ontstond een ernstig meningsverschil tussen de kapelanen van Sint-Veerie-bij-Sint-Niklaas enerzijds en de pastoor en de kerkmeesters anderzijds. Zij wilden dat hun salaris zou verhoogd worden zowel voor de uitvaarten als voor de andere parochiale diensten waaraan zij deelnamen. Zij bleven dan ook weg uit alle uitvaarten en bidprocessies en maakten onder elkaar een afspraak over de patakons die ieder in die omstandigheden daarvoor zou vragen. Niettemin verschenen op 20 april1661 zowel de kanunniken als de kapelanen in de vigiliën en de uitvaart van Dia. Anna Basilius uit Sint-Baafs, die in onze kerk begraven werd in de kapel van Sint-Niklaas. -Een patakon is een zilveren geldstuk met een waarde - in die periode - van 48 stuivers. Met 20 stuivers voor 1 florijn is dit dus bijna 2, 112 florijn. 45. - Op 10 mei 1661 werden voor de eerste maal alle Gentse pastoors samen met de aartsdiaken en de thesaurier uitgenodigd bij R. & Ill. D. Carolus Van den Bosch. 46. - 14 mei 1661. De Ampl. DD. van de magistraat besloten de herstelling van de kerktoren te laten uitvoeren op kosten van de stad daarin het advies volgend van de Raad van notabelen van de stad ('juxta collationem praecipuorum civitatis' ... ),dat diezelfde dag gegeven werd. De 19e stuurden zij afgevaardigden of commissarissen samen met alle soorten vaklui om na te gaan welke herstellingen dienden uitgevoerd te worden. Die commissarissen waren D. N. Uytterschaut enD. N. Stoop, allebei schepenen, D. Justus Billiet en ... (niet ingevuld). -Met deze 'collatio praecipuorum civitatis' bedoelt Nottingham ongetwijfeld de Collatie ofBrede Raad die sedert de Carolijnse concessie van 1540 uit oudschepenen en notabelen uit de zeven grote parochies bestond met een louter adviserende bevoegdheiJ49 • Voordien was hun samenstelling democratischer en hun politieke macht groot. Justus Billiet vernoemt die commissarissen in zijn 'Polijtije boekxcke ': 'Jooris Uijtterschaut, Jacques Stoop ende meester Geeraert van Overwaele, secretaris dezer stede, mitsgaeders de ghesworen herfscheeders ende stadsmeesters metser ende timmerman, des stads steenhauwer, meesterPieter de Waele ende den stede smedt, meester Jacques Bemaert'. Zij inspecteerden 'de thorre die drecht te vallen in ruijne om hem te hauden staende, te repareeren ende meilleureeren soo van steen, van haudt als van ijserwercken. 50 Notringham 208


had daarover reeds een notitie gemaakt op 6 maart 1660 ( volg nr. 33 ) waarin hij schrijftdat op 14 mei 1661 met de herstelling begonnen werd wat blijkbaar niet juist is.

47.- Op 27 mei 1661 is Catharina Goetheere gestorven. Zij was de echtgenote van Laurentius Goetheere, bode op Oudenaarde. Zij zorgde ervoor dat ter harer zielelafenis 300 missen gecelebreerd werden en legateerde aan het altaar van de H. Maagd zes florijn. Diezelfde dag kwam ons de Apostolische Breve toe voor het gepriviligieerd altaar van Sint-Niklaas voor de maandag en vrijdag van iedere week. - Een gepriviligieerd altaar is een altaar waaraan de paus, de bisschop of een andere prelaat met jurisdictie een volle aflaat verbonden heeft telkens als aan dit altaar een mis voor een overledene gecelebreerd wordt. Die mis mag zowel een requiemmis zijn als de mis van de dag maar dan met de oratio voor de overledenen. 51 48. - 16 juni 1661. Dia. Maria de Bloos, g. d. en dochter van de vroegere voorzitter van de Raad van Vlaanderen schonk ter ere van het Allerheiligste Sacrament een grote expositietroon van verzilverd hout samen met twee engelen om op de grote feestdagen op het hoogaltaar gesteld te worden. Hij heeft 78 florijn gekost. Zij is een menslievende en zeer toegewijde dame vol zorg voor de zindelijkheid van het altaarlinnen dat zij dikwijls laat wassen. - Een expositietroon is een verhoging of gestel boven het tabernakel of op een kolom waarop de monstrans geplaatst wordt. Het komt in veel barokke kerken voor. Het is een verplaatsbaar meubel om op het altaar te plaatsen als het pas geeft. 49. - 29 juni 1661. Dia. Susanna Geslings, g. d., schonk aan de kapel van SintPaulus' Bekering ter ere van de H. apostelen Petrus en Paulus een nieuw rood antependium met een bloemenmotief van zijde. Zij fundeerde ook ten eeuwigen dage in dezelfde kapel tot meerdere eer en glorie van God en ter ere van de genoemde apostelen een plechtige gezongen mis voor dewelke jaarlijks zes gulden zal betaald worden. 50. - Op 1 juli 1661 werd met het witten van de kerk begonnen voor een overeengekomen bedrag van 132 florijn. Het werk was af op 12 augustus en de schoonmaak door de dienstmeiden van de parochie op 30 augustus. Op die dag zorgde Dia Isabella Beerleer, g. d. er voor dat dagelijks op haar kosten en ter harer intentie een gelezen mis zou worden gecelebreerd, in de zomer om 6 uur en in de winter om 7 uur om de volksdevotie aan te wakkeren en tot groter gemak voor wie zich vroeg voor zijn bezigheden op weg moest begeven. De voorwaarde die zij daaraan verbond was dat de celebrant iemand 209


van haar keuze zou zijn. Zij stortte voor deze fundatie op 9 augustus in de handen van ontvanger Deurmaal de som van 726 florijn zoals te lezen staat in de akte door de pastoor en de kerkmeesters opgemaakt en aan haar overhandigd. Zij wou op die manier bijdragen tot de aflossing van de schulden van de kerk. 51. - (f' 97) Rond 12 uur in de nacht van 29 juli 1661 ontsliep vroom in de Heer R. D. Paschasius Biervleet, priester en kanunnik van Sint-Veerle. Als parochiaan legateerde hij aan onze kerk 300 florijn, waarvan 100 bestemd voor de herstelling en de decoratie van de kapel van de Naam Jezus en 200 om naar goeddunken van zijn familie te besteden. Die laatste som werd in 1668 gebruikt om de vensters en de predikstoel te herstellen. Hij werd begraven in het midden van het koor in een nieuwe sepulture gekocht van de pastoor en de kerkmeesters en op last van zijn familie gemaakt. Naar dit gemeenschappelijk graf, voor deze familie bestemd, werd vanuit een graf bij het altaar van het Heilig Kruis het lijk overgebracht van de dochter van vader Joannes Biervleet, en naast haar broer begraven. Die graftombe is een eeuwigdurende vrije sepulture. 52.- Op 6 september 1661 stierfDla. Catharina Feys, weduwe van D. Schone. Tijdens haar leven bedacht zij de kerk met verschillende geldelijke schenkingen zonder daaraan enige verplichting vast te knopen. Op haar sterfbed bepaalde zij bij testament dat een epitaaf met haar naam en die van haar man moest aangebracht worden aan een van de zuilen dicht bij haar graf dat zich tegenover de kapel van de H. Moeder Anna bevond. - Catharina Thijs (en niet Feys) stierf op 6 september 1661 en haar echtgenoot Remacle van Schoone op 26 mei 1616, zoals op een grafmonument in witte en zwarte marmer staat. Hun kinderen Petrus, Elisabeth en Codelieve liggen in hetzelfde graf 2 • De kapel van de H. Moeder Anna was tot in 1673 kapel XXVII (afb. 5 ). 53.- Op 21 september 1661 verwekten de paters augustijnen groot schandaal door zich met geweld meester te maken van het lijk van Matthaeus Mahieu, cipier van de kerker van de graaf van Vlaanderen ( In het Gravensteen ). Zij dwongen namelijk de alexianen het lijk naar hun kerk te dragen en aldaar te begraven tegen het voorlopig vonnis in, dat R. adm. D. de officiaal in het voordeel van zijn parochiekerk gewezen had. De 26e werd het lijk ontgraven nadat de bisschop de partijen gehoord en gevonnist had dat het in de parochiekerk moest begraven worden na eerst naar het sterfhuis te zijn teruggebracht begeleid door de twee schuldige augustijnen. En aldus geschiedde. Stoetsgewijze werd het 's avonds ten grave gedragen onder de belangstelling van een ontelbare menigte afgekomen op zo een ongewoon schouwspel.

210


54. - Op 5 oktober 1661 werd de jaarlijkse cijns . . . (anderhalve regel ratuur... ) nadien kanunnik van Sint-Baafs (vermoedelijk D. Wandel) ... ( halve regel ratuur ) die een som heeft gelicht van 600 florijn aan de penning 20, overgedragen aan J. Le Seck, ontvanger van St. Baafs door tussenkomst van R. D. Ooms de toenmalige deken van Sint-Baafs. Tot op heden is dit altijd zo gebeurd. Vanaf vandaag zal dit aan de armendis van onze parochie betaald worden. Wat tot nu toe niet betaald werd door dezelfde D. Wandel is de jaarlijkse cijns van drie florijn waarmee deze pastorie bezwaard is volgens de apostille door bisschop Triest op diens verzoekschrift aangebracht. Dit zal zo vlug mogelijk door R. D. Wandel, pastoor van Zomergem en broer van de overledene in samenspraak met de andere erfgenamen vereffend worden volgens een autograaf die in het geheim archief van de pastoor bewaard wordt. -Petrus Wandele, o Huise 4 maart 1601 was licentiaat in de theologie en pastoor van Sint-Niklaas van 12 december 1631 tot aan zijn benoeming als gegradueerd kanunnik van het Sint-Baafskapittel op 13 mei 1639. Hij stierf op 8 januari 165253 • (Zie ook nog volgnr. 82) Comelius Ooms was licentiaat in de rechten. Hij werd gegradueerd kanunnik van het Sint-Baafskapittel op 12 maart 1627, aartspriester op 1 april1639, aartsdiaken in 1641 en deken op 31 december van dat jaar. Hij stierf op 20 september 1654 en was toen 55 jaar oud. 54 De raturen in de eerste volzin maken die onbegrijpelijk. Jan Le Secq was in 1666 getuige in de benoemingsprocedure van Mgr. E.A. D' Allamont wat betreft de inkomsten van de Gentse bisschopszetel. Hij was toen 56 jaar oud en baljuw van het domein van het Sint-Baafskapittel en ontvanger van de goederen van Sint-Baafs toebehorend aan de bisschop. 55 Een aartspriester is wat wij nu een deken noemen. Niet te verwarren met de waardigheid van deken van het Sint-Baafskapittel. 55. -Op 23 oktober 1661 ontsliep vroom in de Heer Dia. Catharina Codde, weduwe van D. Van de Putte. Zij legateerde aan de kerk 200 florijn waardoor met de ophoging van de kerkvloer kon begonnen worden. Op 26 augustus van dit jaar had zij al 20 patakons geschonken om herstellingen aan de kerk te bekostigen naar goeddunken van de pastoor. Zij legateerde daarenboven, volgens een overeenkomst met de pastoor, 100 florijn aan de armendis en 50 voor de armste families naar zijn goeddunken te besteden. Zij werd begraven in het koor in de sepulture van haar familie. 56. - 28 oktober 1661. Een zekere pater Petrus Van Lier, priester van de Societeit (van Jezus) overschreed in een predicatie de grenzen van wat mag gezegd worden, evenals die van de welvoeglijkheid en de naastenliefde door op het feest van Sirnon en Judas de Gentse pastoors als wolven en niet als herders af 211


m

XX

Drie Koningen ( in 1673 ) H. Barbara

XXII

H. Drievuldigheid ( in 167 3 )

XII

H. Kruis

VIII

H. Maagd ( 0. LV. der GewiUige Slaven )

XVI

H. Naam Jezus

XXV

HH. Petrus en Paulus

VIl

H. Sacrament, tussen hoofdaltaar en pijlers L.M.N.O.

f ,. . _

Ujdende Christus van Gembloux

XXIV

Sint- Amandus { in 1673 )

XXVI

Sint-Anna ( in 1673 )

XXVII

Sint-Crispijn en Crispinianus ( in 1673)

XXVlil

4-l---.c'----

!---¡ ---~---- :~ I

t~~~J-t-

Sint Job

IX

Sint-Miehiel

IV

Sint-Niklaas ( in 1673 )

VI

Sint-Veerte

XXIII

Afb. 5. Plattegrond van de Sint-Niklaaskerk volgens opmetingen van arch. Bressers.

te schilderen. Hij waarschuwde iedereen zich voor hen te hoeden en uit te kijken aan wie ze hun zielenheil zouden toevertrouwen. Deze preek was de grondslag en het begin van alle getwist en geruzie over het berouw tussen de jezuĂŻeten en de pastoors. Vereiste de akte van berouw in het sacrament (van de biecht) enige voorafgaanclelijke liefde (tot God) of was een berouw, alleen maar voortspruitend uit vrees voor de hel voldoende?. Aan de ene kant stonden de paters die dit laatste staande hielden en aan de andere kant de pastoors die dit ontkenden. Uit deze onenigheid sproten nog andere voort o. a. over de cathechismus etc. 212


Dit dispuut is de inzet geweest van een heftige strijd tussen de theologen en was in Gent de aanleiding tot een hardnekkig en jarenlang aanslepend conflict tussen de jezuïeten en de pastoors van de stad 56 • ( meer daarover in volgnr. 58). Een pater Petrus Van Lier werd geboren in 1615 te Someren (NoordBrabant ) en priester gewijd in 1642 te Antwerpen. Hij stierf te Haastrecht (Zuid-Holland) in 1671. Hij behoorde tot de 'Missio Hollandica' van de 'Provincia Flandro-Belgica' van de jezuïeten. Hij is de enige pater Van Lier die kan bedoeld zijn en hij moet dus niet ononderbroken 'missionaris' in Holland geweest zijn51 • - Op het feest van de HH. Sirnon en Judas ( 28 oktober ) bleef mishoren verplicht ook na 1644. (Zie commentaar onder volgnr. 37)

57.- (:F 98) 6 februari 1662. D. Aegidius Billiet, grote weldoener van onze kerk, gaf zijn ontslag na meer dan 20 jaar met lofwaardige inzet de taak van kerkmeester waargenomen te hebben. Hij deed dit in de vergadering van de kerkmeesters en wendde zijn hoge leeftijd en de veelheid van andere bezigheden voor. Ten afscheid schonk hij bij testament 100 patakons ( 240 florijn) om het nieuwe hoogaltaar te bekostigen. Hij ondertekende deze belofte eigenhandig in het resolutieboek van de kerk. Hij schonk ons bovendien een klein orgel dat wij daadwerkelijk gebruiken en voor het hoogaltaar een nieuw antependium in zijde met zilverdraad doorweven en met wat daarbij hoort in linnen. Daarenboven bevorderde hij de zaak van de kerk met vele andere gulheden. 58.- 16 februari 1662. Deze ochtend toen het nog donker was werd op de openbare plaatsen het decreet van de bisschop van Gent geafficheerd, gericht tegen het manifest van de Gentse pastoors, niet zonder grote afkeuring en schandaal te verwekken. Dit gebeurde in de nasleep van de theologische ruzie tussen de pastoors en Pater Van Lier. De noodzakelijkheid van een volmaakt berouw in het sacrament van de Biecht had hij een valse en ketterse bewering genoemd. Het concilie van Trente leert immers dat een onvolmaakt berouw volstaat. Hij had ook nog gezegd dat hij niet eens zou willen bidden voor de zielelafenis van de religieuzen, geestelijken of 'herders der zielen' ( het woord pastoors had hij naar eigen zeggen niet gebruikt ) die in die keuerij zouden sterven. Voor ketters moest men toch niet bidden ? Hij had ook gezegd dat zij die anders leren geen herders der zielen zijn maar wolven. De bisschop trachtte de partijen tot een overeenkomst te brengen maar slaagde daar niet in. Op 27 januari 1662 lieten de pastoors een manifest verschijnen medeondertekend door aartsdiaken Guyart waarin zij hun leer verdedigden en zich bek/oegen over de beledigingen hen aangedaan. De bisschop nam dit niet en vaardigde een decreet uit dat hij de 16e februari aan alle kerken liet aanplakken. Daarin eiste hij de inlevering 213


van alle exemplaren van dit manifest en verbood uitdrukkelijk nog over de betwiste stof te handelen; geschriften daarover mochten de boekenkeurders niet meer doorlaten. 59. - Op 28 maart 1662 overleed Joannes Malepaert, boterhandelaar op de Veerleplaats. Hij legateerde aan de kerk 300 florijn die gebruikt werden om de vloer van de kerk op te hogen. Hij verbond er de verplichting aan van een vrije sepulture voor zijn ascendenten en descendenten in rechte lijn zowel van hemzelf als van zijn broer. Ze werd hem gegeven - met een deksteen in marmernaast het graf van zijn vader tegenover de predikstoel. Hij legateerde daarenboven aan onze armendis 300 florijn met de verplichting van een eeuwigdurende gezongen jaargetijde en de bedeling van een halve zak tarwe. Op 2 april 1662 nam de herstelling van de kerktoren een aanvang op kosten van de magistraat. De gehele zomer werd eraan gewerkt en hoewel aan het einde ervan de werken niet af waren werden ze toch beëindigd. 60.- 3 aprill662. Op de vergadering waarop alle edele en voorname 'heren van onze parochie uitgenodigd waren werd met algemeenheid van stemmen besloten de vloer van de kerk op te hogen omwille van de grote vochtigheid en daarvoor nieuwe tegels te gebruiken. Op 17 april werd daarmee begonnen. Ter gelegenheid van die werken werden twee altaren aan weerszijden van het altaar van de H. Maagd, achter het koor gelegen, verwijderd. Het ene was dit van Sint Victor patroon van de molenaars, dat in de kapel naast de sacristie werd geplaatst en het andere dit van Sint-Catharina dat aan de andere kant van de kerk, in de derde kapel terecht kwam. Deze verplaatsingen waarvoor lil. & R. D. de bisschop zijn toestemming gegeven had gebeurden omwille van de moeilijke passage in de kooromgang tijdens de bidprocessies en ook omdat zelden of nooit een mis aan deze altaren gecelebreerd wordt. In hun plaats werden twee epitafen geplaatst. Die ophoging van de vloer bedroeg meer dan drie voet ( 3 X 29,8 cm== 98,4 cm )58 Het marmeren altaar van de H. Maagd werd weggenomen en nadien teruggeplaatst en kwam aldus drie en een halve voet hoger te liggen. Voor dit werk werd aan meester Jacobus Cockx 48 florijn betaald. Terzelfdertijd werden in de kapel van de H. Maagd drie grafkelders gemaakt waarvan één voor de heren pastoors die voordien in onderscheiden graven met afzonderlijke zerken begraven werden en die nu in dezelfde grafkelder zullen rusten onder één marmeren deksteen waarop hun namen, titels en insignes. Deze deksteen kwam er op 30 juni 1663 voor 100 florijn, aan meester Jacobus Cockx betaald. De twee andere grafkelders zijn leeg en staan te koop. Uit de kapel van de H. Maagd werden twee houten gestoelten weggehaald en tegen de zijwand in de kooromgang geplaatst. Dit gebeurde omwille van plaatsgebrek in die kapel en om gekakel en schandalen in aanwezigheid van het Allerheiligste

214


en tijdens de mis te verhinderen. Deze gedeeltelijke ophoging van de vloer was af op 8 september 1662. 61.-21 mei 1662. De meerdan veertigjarigeC. D. Joannes Melis, in de wereld advocaat, sloot een overeenkomst met R. D. Rodrigez, eveneens licentiaat in de beide rechten over het proostschap waarmede die laatste bekleed was. Clericus geworden permuteerde hij in 1661 met hem en nam bezit van diens waardigheid van proost. Hij celebreerde met grote plechtigheid zijn eerste mis op 21 mei 1662. Dit gebeurde in aanwezigheid van Ill. & R. bisschop Carolus Van den Bosch, van de proost van het Sint-Baafskapittel, de thesaurier, de aartsdiaken en van talrijke edele en voorname heren maar met voorbijgaan van de kerkmeesters en notabelen van onze parochie. Om deze eerste mis met meer luister te kunnen vieren werden op kosten van het kapittel nieuwe liturgische gewaden gekocht, namelijk een nieuwe koormantel van witte zijde doorweven met zilverdraad, waarvan het voorste gedeelte van rode zijde eveneens met zilverdraad doorweven was, een koorkap van dezelfde rode materie en daarmee geassorteerd ook nog een kazuifel en twee dalmatieken met stola's en manipels. Daarbij moet opgemerkt dat de twee andere koormantels die de zangers op deze plechtigheid droegen aan de kerk toebehoren. De heren van het kapittel brachten veranderingen aan deze gewaden aan: de gedeelten in rode met gouddraad doorweven zijde vervingen zij door witte zijde en bedienden zich van dezelfde materie om de koorkap en de voorste gedeelten ervan te wijzigen. Dit mochten zij nochtans niet doen zonder de voorafgaande toestemming van de pastoor en de kerkmeesters. Wijzigingen aanbrengen of zich de gewaden toe-eigenen kon niet zoals blijkt uit de oude inventaris opgemaakt door R. D. Adrianus Pletincx die ten tijde van de translatie van het SintVeerlekapittel pastoor was van Sint-Niklaas. Hij had een inventaris gemaakt zowel van de gewaden van de kerk als van diegenen die de heren van het kapittel uit hun kapel meegebracht hadden. Die inventaris wordt bewaard bij de geheime en pastorale documenten. Te noteren valt dat de kapittelheren niet zorgden voor een antependium uit dezelfde materie als de nieuwe koormantel, koorkap en dalmatieken. Wie daar wel voor gezorgd heeft is D. Aegidius Billiet, Eerste kerkmeester, zoals wij eerder al te kennen gegeven hebben ( volgnr. 57 ) en wat hier genoteerd wordt om latere betwistingen te voorkomen. -Een clericus behoort tot de geestelijke stand d.w.z. dat hij de tonsuur heeft ontvangen maar (nog) geen priester is. 62. - (f" 99) 20 juli 1662. D. Joannes Bapt. Jansens die op 8 januari 1657 onderpastoor geworden was van onze kerk werd bij koninklijk decreet in het bezit gesteld van de prebende van wijlen D. Paschasius Biervliet ( m.a.w. hij werd kanunnik van het Sint- Veerlekapittel ). Hij bleef echter zijn functie van 215


onderpastoor waarnemen tot op 24 oktober tegen het verzet van de pastoor in. Die benoemde in zijn plaats in overeenstemming met de kerkmeesters, R. D. Jacobus Uijtterschaut baccalaureus formatus in de theologie, afkomstig van Deinze. Hij verbond er zich toe zich niet met huwelijkszaken te bemoeien zonder de uitdrukkelijke toestemming van de pastoor en zijn functie van onderpastoor onmiddellijk ter beschikking van de pastoor te stellen als hij kanunnik zou benoemd worden. Die laatste verplichting werd op schrift gesteld. D. Jansens weigerde af te treden omdat hij de benoeming van D. Jacobus Uijtterschaut wou doordrukken waardoor hij echter aan de pastoor zijn vrijheid van keuze ontnam. Hoewel de pastoor reeds de zeer bekwame en zeer geleerde heer Hendrix ( afkomstig van Oudenaarde ) uit Leuven ontboden had werd hij bereid gevonden D. Jacobus Uijtterschaut te benoemen op verzoek van R. D. Petrus Buscum pastoor van de kathedraal en ook om zijn parochianen ter wille te zijn evenals de stadsmagistraat met het oog op de thesaurie van de kerkfabriek en hun tussenkomst bij herstellingen aan de kerk. -Het Concilie van Trente (1563) bepaalde met zijn decreet 'Tametsi' dat de inzegening van huwelijken in aanwezigheid van de pastoor of van iemand door hem ofdoor de bisschop daartoe gedelegeerd, moest gebeuren 59 • Nottinghams eis om zich niet met huwelijkszaken te bemoeien was dus overbodig tenzij hij daarmee andere bemoeienissen dan de inzegening bedoelde . Aan die benoeming van de onderpastoor moet een hele strijd voorafgegaan zijn die Nottingham uiteindelijk verloren heeft. De tegenstand uit diverse hoeken was blijkbaar te groot. Petrus Van Buscum, geboren te Mechelen was licentiaat in de theologie en werd pastoor van Sint-Baafs op 23 juni 1651. Hij werd kanunnik met een vrije prebende op 26-2-1666 en tweejaarlater(23-3-1668) verwisselde hijdie voor een gegradueerde prebende. Op dezelfde datum werd hij penitentier van de bisschoppelijke curie wat hij tot aan zijn dood op 28 november 1689 gebleven is. (De penitentierheeft de macht om de aan de bisschop voorbehouden zonden te vergeven en kan daarbij tuchtstraffen opleggen ). 63. - Op 1 juli 1662, halfweg in de avond, stierf schielijk R. D. aartsdiaken Guijaert, grote begunstiger en beschermer van de pastoors. Hij werd met luister begraven de derde van dezelfde maand in Sint-Baafs aan de treden bij de ingang van het koor. - Andreas Guyart, geboren te Douai was licentiaat in de theologie. Bisschop Triest had hem tot aartspriester benoemd en op 8 januari 1642 tot aartsdiaken60 .De aartsdiaken was iemandmet veel invloed. Hij vergezelde de bisschop op zijn visitatie- en vormselreizen, visiteerde de Gentse Alexianen en vrouwenkloosters uit het bisdom en was aanwezig bij professies, verkiezingen van de overste of bij het nazicht van de rekeningen61 •

216


64. - Op 22 september 1662 werd handelaar Petrus Wagheneer begraven in de sepulture van zijn voorgangers in de armendis. Hij legateerde 50 florijn voor herstellingswerken aan de kerk, I 00 florijn aan de armendis zonder enige lastgeving en daarenboven nog 36 florijn voor de armen. 65.- Op 22 oktober 1662 celebreerde onze parochiaan Christopborns Van den Haute, baccalaureus in de theologie zijn Eerste H. Mis. Hij is nu onderpastoor te Deinze en is later onderpastoor van Sint-Baafs geworden. 66. - (f" 100) 6 november 1662. Klokkenluider Philippus Van Daele, overleden op 8 augustus van dit jaar, werd door twee man vervangen. Deze regeling is voordeliger voor de kerk aangezien zij onder elkaar salaris en vergoedingen verdelen zodat noch de kerk noch de parochie zwaarder belast worden. 67.- Op 7 augustus 1662 werd een buitengewone algemene vergadering gehouden met de adel en de notabelen van de parochie om te beslissen welke houding aan te nemen tegenover het verzoekschrift van de kapittelheren om samen met de pastoor, de kerkmeesters en de dismeesters deel te nemen zowel aan het bestuur van de kerkfabriek als aan dat van de armendis; wat volgens het contract van translatie uitdrukkelijk verboden is. Samen met de afgevaardigde van de prelaat van Sint-Pieters, patronus van onze kerk, werd overeengekomen om aan dit contract vast te houden. Om die reden gaven zij aan de pastoor en de kerkmeesters de opdracht om het geschil tot op het hoogste rechtsniveau te achtervolgen. Dit jaar werden ook nog verscheidene processen aangespannen tegen de pastoor en de kerkmeesters zowel door enkele heren van het kapittel als door enkele kapelanen. Voor die laatsten ging het om het optrekken van het tarief van de missen-met-intentie en van de gewone salarissen voor begrafenissen. Voor de eersten was het vooral het proces aangespannen door D. Neijssens, nu deken van het kapittel, tegen de pastoor omdat die voor het gemak van de parochianen en een beter uitzicht van de kerk een kerkkoffer had laten wegnemen waarin hij zijn koorgewaden opborg. Al hun moeite was vergeefs. Met hun onbetamelijke en schandalige verzoekschriften vermochten zij niets in de Raad van Vlaanderen tegen het goed recht van de pastoor en de kerkmeesters. 68.- December 1662. De devotie tot Sint-Niklaas werd ook ditjaar onderhouden door een plechtig octaaf waarin de proost celebreerde op de feestdag zelf. Er was ook een veertigurengebed. 69. - 25 maart 1663. De familie van zadelmaker Andreas Sanders, uit de donkersteeg, overleden op 3 september 1664 (boven de regel geschreven)

217


deed een schenking ten voordele van de kapel van de H. Maagd Maria bestaande uit nieuwe liturgische gewaden, namelijk een kazuifel, twee dalmatieken, twee stola's, drie manipels en een daarmee overeenstemmende beurs met velum voor de kelk; dit alles uitgevoerd in een kostbare witte stof voorzien van een rood kruis en de insignes van die familie. Het was Dia. Isabella De Coning, g. d., die zorg gedragen heeft voor deze kapel, die deze schenking bewerkstelligd heeft. Die familie schonk dit aan de kerk, de H. Maagd ter ere, uit dankbaarheid voor de schat die hij (de zadelmaker) in een oud paardendek gevonden had. Deze gewaden zal de broederschap (van de H. Maagd) laten dragen op haar feestdagen en op iedere tweede zondag van de maand in de plechtige Mis die men dan pleegt te zingen. Gelijktijdig daarmee kocht de pastoor voor dezelfde kapel nog een - kostbaarder - kazuifel met een prachtig rood kruis, met zilver- en gouddraad doorweven en met de Naam Jezus in het midden. Omdat het om een witte kazuifel ging heeft hij 108 florijn gekost. De gewaden van de zadelmaker kostten ... (niet ingevuld). 70.- Tijdens de kruisdagen (de drie dagen vóór Hemelvaartsdag) kwam het tot een gescheiden optreden van de pastoor en het Sint-Veerlekapittel naar aanleiding van de twee bidprocessies die volgens een koninklijk decreet in onze parochie moeten gebeuren. Tot groot publiek schandaal en afkeuring gingen de kanunniken huns weegs, eerst naar hun kapel (aan het Sint-Veerleplein) en vandaar naar de kapel van het Wenemaerhospitaal. De pastoor ging met zijn onderpastoor, kapelaan, koster, zangers en koorknapen met kruis en vaandels naar Sint-Pieters samen met de andere 'parochiekerken', naar een oud gebruik dat ook nog in 1664 in ere gehouden werd evenals in de daarop volgende jaren. 71a.- 7 mei 1663. Joannes Stalins, brouwer in de Veldstraat beëindigde zijn ambtstermijn als dismeester. Hij werd opgevolgd door Petrus Martens, handelaar in de Lange Munt. 71 b. - Op 24 mei 1663 celebreerde de pastoor zelf de plechtige mis op H. Sacramentsdag ( heiligdag met verplicht mishoren ) omdat zowel de proost als de deken van het kapittel ziek waren. Hetzelfde gebeurde,· volgens het contract van translatie, op het octaaf ervan als de mis bijgewoond werd door de Ampl. DD. van de Raad van Vlaanderen. Op diezelfde dag werd een nieuwe muzikant aangenomen. Hij zal een jaarwedde genieten van 48 florijn ten laste van de kerk. Zijn eerste jaarwedde zal echter door de pastoor, de kerkmeesters en de dismeesters betaald worden. Hetzelfde zal gebeuren met de emolumenten van de zangers en de koorknapen. 72. - 4 juni 1663. Om 10 uur' s avonds ontsliep vroom in de Heer R. D. Gerardus

218


De Cuijser, licentiaat in de beide rechten, deken van Sint-Veerle. Hij werd begraven bij de Karmelieten in het graf van zijn ouders. Hij was vrijgevig voor de armen zowel tijdens zijn leven als na zijn dood. Als deken werd hij opgevolgd door D. Joannes Neijssens afkomstig van Oudenaarde. 73.-1663. Na vele vruchteloze smeekbeden van de pastoor en de kerkmeesters gericht aan de schepenen om het dak van de kerk te herstellen stuurden die op 14 augustus hun commissarissen om de noodwendigheid daarvan vast te stellen. Na inspectie besloten zij de torenspits met leien te laten repareren. Die commissarissen waren N. D. Van Welden ( Volckaert, heer van Welden) en Piersne, D. Justus Billiet enD. Huijtterschaut vergezeld van de ondernemers Maximiliaan en Tobias Oosterlinck en Petrus Empens. 74.- 8 september 1663. Dia. Maria Beerleer schonk, vrijgevig zoals gewoonlijk, voor de kapel van de H. Maagd nieuwe wandbekledingen uit beschilderd leder om te gebruiken op de feestdagen van de H. Maagd. Zij liet de oude aanpassen voor dagelijks gebruik. Vermoedelijk gaat het om Corduaans goudleder waarvan Mechelen vooral in de 17e eeuw een belangrijk productiecentrum was. Ingelijst kon een dergelijke bekleding makkelijk opgehangen en dus ook vervangen worden. 75.- (f' 101) Op 18 september 1663 compareerden voor de bisschop in zijn paleis, enerzijds de pastoor, de kerkmeesters en enkele notabelen zoals N. D. de Sevecote en D. Aegidius Billiet en anderzijds de proost van Sint-Veerle, omdat het kapittel zich met het beheer van de kerkfabriek en de armendis wou inlaten. Na over en weer partijen gehoord te hebben stelde de bisschop commissarissen aan om, indien mogelijk, het geschil bij te leggen. Het waren de aartsdiaken en kanunnik Cortevil van het Sint-Baafskapittel, bijgestaan door de raadsman van het kapittel. Beide partijen kwamen met hen samen in het bisschoppelijk paleis op 8 april 1664 maar tot een overeenkomst kwam het niet. De kapittelheren volhardden in hun eis om de kerkfabriek gemeenschappelijk te besturen en wilden daarvoor genoegen nemen met twee zetels van kerkmeesters. D*t werd hen geweigerd en dus ging de vergadering onverrichter zake uiteen. Daarop werd op 12 mei 1664 in onze parochie een buitengewone vergadering gehouden waaraan deelnamen de abt van Sint-Pieters als patronus van de kerk, de edele heren van de parochie, procureur-generaal de Bock, koninklijk raadsheer de Sevecote en Maldeghem, al de kerkmeesters, de dismeesters, de meesters van de broederschap van het H. Sacrament en de gebuurtedekens van gans de parochie, bijgestaan door de advocaten van zowel de patronus als de parochie. Op die vergadering deed de pastoor het voorstel of men toch niet twee heren van het Sint-Veerlekapittel bij het bestuur van de 219


kerkfabriek zou betrekken. Eensgezind werd besloten niemand anders in het bestuur op te nemen. De Sint-Niklaasparochie telde 23 buurtschappen. Die buurtschappen die uit een paar straten bestonden waren openbare instellingen en maakten organisch deel uit van het stadsbestuur. Zij hadden zowel een bestuurlijke als een rechterlijke functie. De deken moest er zorg voor dragen dat zijn buurtschap in peis en vrede kon leven en daartoe bemiddelend optreden. Hij kon ook boeten opleggen bij overspel, twist, beledigingen of slagen. Hij moest er zorg voor dragen dat het brandweermateriaal onderhouden werd, dat de straten en waterlopen in zijn gebied gereinigd werden en in tijden van onrust nachtelijke bewakingsdiensten organiseren. Ze waren dus veel meer dan de huidige gebuurtedekenijen 62 • 76.-27 oktober 1663. Tegenover de kapel van Sint-Anna werd tegen een zuil de marmeren epitaaf opgehangen van Dia. de Schoone. Hij kostte ongeveer 156 florijn. 77.- 3 november 1663. Door tussenkomst van de Dlae. Conings schonk de familie van onze parochiaan N. Van der Haghen, met de hulp van goudsmid Marishael (sic) sr.uit de Lange Munt een bronzen kroonluchter met zes armen voor de kapel van de H. Maagd Maria. 78.- 11 november 1663. Zondag is er een vergissing begaan in de gewoonlijke broodbedeling in de armendis. Men kan zich afvragen of er geen kwaad opzet in het spel is vanwege de dismeesters met de bedoeling een schandaal te verwekken in de kerk. 79. - 6 december 1663. Met een octaaf werd de gewone devotie tot Sint-Niklaas verder gezet. Ze werd druk bijgewoond. 80. -Op 7 januari I 664 ontsliep in de Heer R. D. Gregorius Breydel, senior van de Gentse pastoors en pastoor-jubilaris van Sint-Michiels. Hij werd met grote plechtigheid begraven de IOe dezer. Op zijn uitvaart waren aanwezig Ill. & R. D. de bisschop van Gent, twee abten, twee proosten, de deken van het SintBaafskapittel met bijna al de kanunniken, al de pastoors van de stad, de raadsheren van de Raad van Vlaanderen, de schepenen van beide banken en al de notabelen van zijn parochie. De lijkrede werd uitgesproken door de pastoor van Sint-Salvator, Judocus Crock, licentiaat in de theologie. 81.- Op 27 januari 1664 arriveerde de nieuwe cantor, D. Bataille, priester. Hij komt in de plaats van de andere cantor Bataille die in het huwelijk getreden, zich terugtrok omdat het salaris dat de kapittelheren hem betalen onvoldoende is. 220


82.-4 februari 1664. Aan R. D. Gaspar Wandel pastoor van Zomergem heb ik het originele verzoekschrift van zijn broer R. D. Petrus Wandel, eertijds pastoor van onze kerk overhandigd. Daarin richt hij een verzoek tot de bisschop ten voordele van de pastorie die met een jaarlijkse cijns van 30 florijn aan de penning 20 belast is (d.i. 1,5 florijn). De bisschop stond hem toe dat hij van die jaarlijkse cijns slechts 3 florijn zou betalen zijn leven lang wat hij echter nooit gedaan heeft en wat nu door zijn erfgenamen gebeurd is. Het verschuldigde kapitaal met de intresten was aldus opgelopen tot 132 florijn. Die pastoor ( Petrus Wandel ) heeft ook nog 600 florijn gelicht om herstellingen uit te voeren en een kelder te laten maken, waarvan later bleek dat die al bestond. Kwijtingen van uitgevoerde werken heeft hij nooit voorgelegd noch aan de bisschop noch aan een kerkmeester of gelijk wie anders. Daarom heeft R. D. Gaspar Wandel, enigzins als vergoeding, 60 florijn geschonken bovenop de hoger vermelde som. De pastoor en de kerkmeesters hebben die som aangewend om de jaarrente van 30 florijn af te lossen. ( Zie volgnr 54 ) 83. - Op 7 maart 1664 werd Da. Maria de Sadeleer, g. d. begraven. Zij legateerde aan de kerk het kostbare kleed dat op haar lijkbaar lag. Later werden daaruit liturgische gewaden gemaakt: een antependium voor het hoogaltaar, een kazuifel, een dalmatiek, twee stola's, drie manipels, een beurs en een kelkvelum. Dit alles getekend met de insignes van de familie de Sadeleer. Zij werd begraven in het familiegraf tegenover het tabernakel. 84.- Op 15 maart 1664 werd Laurentius Van Hole, bode op Oudenaarde, begraven. Hij legateerde aan onze armendis 50 florijn en aan drie kapellen elk 6 florijn, te weten de kapel van de H. Maagd, die van de H. Anna en die van de H. Drievuldigheid. Het werk dat de pastoor verricht was hij eveneens indachtig. Hij werd begraven in de benedenkerk en de uitvaart greep plaats twee dagen later. De voorafgaandelijke berechting was op plechtige wijze gebeurd, 'met 12 flambeeusen int t'administreren ', à 6 stuivers per flambeeuw 38. 85a.- 24 maart 1664. D. N. Matton, hoofd van de bereden boden schonk aan onze kerk een prachtig schilderij van de Gekruisigde Christus bestemd voor het nog op te richten altaar ter ere van 's Heren Passie met last van na zijn dood zijn insignes erop aan te brengen en één H. Mis te celebreren ter lafenis van zijn ziel. Die schenking gebeurde in de Bennesteke in aanwezigheid van verschillende getuigen ter gelegenheid van de uitvaart van Sara, dochter van Laurentius, herbergier in het Leestien. De eigenlijke overdracht aan de kerk gebeurde op 18 oktober 1667. Op die dag werd met grote plechtigheid de dienst gecelebreerd ter ere van

221

'


Maria-Boodschap omdat op die dag de broederschap van de Gewillige Slaven van Maria opgericht werd. De proost celebreerde alle kerkelijke diensten. 85b. - Op 4 april 1664 werd een nieuwe bronzen lamp in het koor opgehangen ter vervanging van de oude. Ze heeft 12 florijn aan de kerk gekost. - 21 Mei 1664. De spanning tussen de kapittelheren en pastoor Nottingham leidde in de kerk daags voor Hemelvaartsdag tot een handgemeen tussen hem en deken Nijssens waarbij bloed vloeide63 • Nottingham vermeldt dit met geen woord. Wellicht was zijn rol daarin niet de mooiste en was het vergoten bloed dit van Nijssens. Meer dan een bloedneus zal het wel niet geweest zijn anders was de kerk ontwijd geweest. 86. - 27 mei 1664. Een gruwelijke moord werd gepleegd door onze parochiaan Adrianus de Jode. In zijn eigen huis in de Meere vermoordde hij een man en daarna in hun huis diens echtgenote, zoontje en dienstmeid en roofde het gerede geld. Voordien had hij de broer van secretaris Daniets ( Danneels ) en zijn dienstmeid vermoord. Hij werd terechtgesteld. - Adriaen de Jode, 43 jaar oud, geboren te Gent als zoon vanAdriaen en Barbara de Bilt was weduwnaar met vier kinderen op het ogenblik van de feiten. Hij had op zondag 27 april1664lakensnijder Martinus Van der Brugghe, diens vrouw en hun zoontje van 6 maanden evenals de dienstmeid met een ijzeren hamer neergeslagen en met een mes afgemaakt. Hij had enkele juwelen en het liggende geld geroofd. Hij bekende ook elfjaar voordien- in januari 1653Frans Danneels die in de 'cromme waele'woonde, evenals zijn dienstmeid op dezelfde manier om het leven gebracht te hebben. Hij werd veroordeeld om met de ijzeren 'moorthamer' en het mes rond zijn hals op een horde naar de vrijdagmarkt gesleept te worden en aldaar naakt op een 'dweers cruys 'gebonden, zesmaal met gloeiende tangen 'in 't vleesch op synen arm ende beenen ghenepen' te worden en daarna geradbraakt. Dan moest zijn levende lichaam 'in het vier soolanghe branden datter de dood naer volght ende hetselve al dan ghevoert... ter plaetse patibulaire ende gheleit op een rat' (rad). 64 Opmerkelijk is dat de stadsmagistraat 24 requiemmissen voor zijn zielerust deed celebreren en daarvoor aan de paters recollecten 13 florijn en 13 stuivers betaalde d. i. 12 stuivers per mis, terwijl de slachtoffers het zonder die bezorgdheid moesten stellen. Een uniek geval was dit niet. 65 87. - 28 mei 1664. De Dlae. Conings bezorgden ons twee antependia ten gerieve van de communiebank, één uit linnen geschonken door Dia. Livina Bonne, begijn in het Groot-Begijnhof, en één uit wol bestikt met rozen en bekostigd deels door Da. Margareta van (den ) Meersche, g. d., en deels door andere vrome zielen.

222


88. -1 juli 1664.1k zorgde voor de teruggave aan het pastoraat van Zwijnaerde van de smalle tienden, die de prelaat van Sint-Pieters reeds vele jaren in zijn bezit had. -De tiend is het tiende gedeelte der voortbrengselen (veldgewassen, vruchten, jongen van dieren) die men aan de heer van de plaats of aan de kerk moest opbrengen. De grove tiend was die van het koren en de smalle die van de andere veldvruchten. Deze tienden vormden het grootste deel van het pastorale inkomen. 66 89.-14 juli 1664. De edele en andere heren van onze parochie kwamen in een buitengewone vergadering bijeen met de patronus van onze kerk om na te gaan of het niet aangewezen zou zijn voor het heil van de kerk en om verdere schandalen te voorkomen in te gaan op het aanbod van de kapittelheren om in ruil van 4.000 florijn het contract van translatie op te zeggen en vrijwillig aan de kanunnikdij van de pastoor te verzaken, waardoor zij naar hun kapel zouden kunnen terugkeren. Unaniem werd besloten op dit aanbod in te gaan op voorwaarde dat de kapittelheren op hun kosten de goedkeuring daarvoor van Zijne Majesteit zouden weten te verkrijgen en mits de kerk na de scheiding zou blijven beschikken over 12 kapelaan-priesters, 4 biechtvaders, 4 zangers en 4 muzikanten boven de pastoor, de onderpastoor, de koster en de gewoonlijke kapelaan. Deze resolutie werd op 18 juli aan commissaris raadsheer Pieters meegedeeld en nadien aan de kapittelheren. Zij zijn daar niet op ingegaan zoals blijkt uit de akten in het resolutieboek van de kerk en uit andere documenten in het kerkelijk archief. Een kapelaan is de houder van een kapelanij, d.i. een kerkelijk beneficie met bepaalde geestelijke verplichtingen (zoals missen) maar zonder zielzorg. Zo'n beneficie was verbonden aan een bepaald altaar in een welbepaalde kerk of kapel. Hij genoot er de (financiële) voordelen van. 90.- 10 augustus 1664. De kapel van de H. Maagd Maria kreeg een schenking van vier paar verzilverde kandelaars: één paar kwam van Da. Maria Livina Bonne, een ander van Da. Ferdinanda de Bock, allebei begijn in het Groot Begijnhof. De twee resterende paren werden geschonken door toedoen van Dae. de Coninckx ( zie ook volgnr. 87). - Ferdinanda de Bock, o1625 was begijn in het convent Ter Steenen van het Sint-Elisabeth- of Grootbegijnhof en werd gesteedop 4-7-1645. Zij was grootjuffrouw van 1676 tot aan haar dood op 26 maart 1699. Maria Livina Bonne komt niet voor onder de begijnen van dit begijnhof. De steding was de definitieve aanvaarding in de begijnengemeenschap. De kandidaat-begijn had toen al twee jaar, met de voorafgaandelijke toelating van de grootjuffrouw, als novice in één van de 18 conventen doorgebracht 223


onder de leiding van een conventjuffrouw. De grootjuffrouw bezat een grote macht. In haar handen legde de novice de geloften af van kuisheid en gehoorzaamheid aan haar en de conventju.ffrouw. Een gelofte van armoede was er niet bij. Ferdinanda de Bock was van rijken huize wat blijkt uit de hiervoor vermelde schenking en uit een fundatie waardoor jaarlijks gedurende 99 jaar 40 missen op zondag voor haar zielerust moesten gecelebreerd worden61 •

91.-19 augustus 1664. De rentelast van 30 florijn 'sjaars die op het hoofdgebouw van de pastorie rust tengevolge van herstellingen dieR. D. pastoor Wandel had laten uitvoeren heb ik met zes florijn verminderd zodat de pastorie in de toekomst maar 24 florijn 's jaars verschuldigd is. Dit is mogelijk dank zij de gelden gestort door zijn erfgenamen. ( Zie ook volgnr. 54 en 82 ) 92. -Op dezelfde dag stierf Da. Margareta Boele. Zij legateerde aan de kerk 60 florijn voor de decoratie ervan. Zij werd begraven tegenover de biechtstoel van de pastoor in een nieuwe sepulture, die toen nog niet betaald was door de erfgenaam D. B. Vander Haghen, advocaat in de Geldmunt. Ook nu nog is ze VOJ.

De uitvaart gebeurde op 20 augustus.

38

93.- {f" 103) 4 september 1664. N. D. Viglius de Gruijtere, erfgenaam van D. Jacobus van Eideghem stelde de kerk in kennis van het legaat van 1000 florijn bestemd voor haar en de armendis. Om moeilijkheden en getwist te voorkomen stelde de kerk evenals de armendis zich tevreden met elk 300 florijn uit de paternele goederen, hoewel zij om aan het geheel van die som te komen hadden kunnen eisen dat uit de rnatemeie goederen geput werd. 94. - Het meningsverschil met de heren van het kapittel over de datum van de verjaardag van de kerkwijding die ofwel op de tweede ofwel op de derde zondag van september valt, werd geregeld. Van oudsher valt die op een zondag zo dicht mogelijk bij het feest van de Kruisverheffing, die nu eens op de tweede en dan weer op de derde zondag gevierd wordt. Pastoor en kerkmeesters besloten het bij de derde zondag te houden omdat de tweede voorbehouden is aan de broederschap van de Vrijwillige Slaven van Maria en de derde altijd vrij is. Om die reden werd in aanwezigheid van R. adm. D. de officiaal en de thesaurier van het bisdom, Joannes Bapt. Lemonier overeengekomen om de verjaardag van de kerkwijding dit jaar op de tweede zondag te laten vallen en in de toekomst op de zondag na het feest van de Kruisverheffing. De kapittelheren kwamen in 1665 deze overeenkomst niet na wat groot schandaal verwekte. Zij ontkenden zich daartoe verbonden te hebben, hoewel de proost Joannes Melis

224


en de promotor van het kapittel, Joannes Gheraerts in naam van het kapittel bij de overeenkomst betrokken waren. -leder diocees heeft een Curia (geestelijke rechtbank) waarin de officiaal (geestelijke rechter) de hoogste ambtenaar is. In Gent is dit een kanunnik van het Sint-Baafskapittel. In naam van de bisschop kan hij veroordelen tot lijfstraffen, opsluiting of geldboeten, of daarvan ontslaan. Hij kan excommunicatie, interdict, censuur en schorsing uitspreken. De promotor is zijn voornaamste medewerker, hij vervult ongeveer de taak van Openbaar Ministerie. Verder zijn er nog de apparitores. Zij staan in dienst van de promotor en voeren de beslissingen van het geestelijk gerechtshof uit en in het algemeen alles wat hen opgedragen wordf'8 • Het kapittel van Sint-Veerle (en niet de proost) had als korps rechtsmacht over hun geestelijke gemeenschap wat de mindere misdrijven betreft en daar hoorde dus een promotor bij."9 • 95.- Tijdens dit jaar (1664) werd Zijne Majesteit in zijn Geheime Raad om een patentbrief verzocht voor de herstelling van het dak van de kerk. Hij verleende ons op 12 september een stuk niet alleen voor de herstelling van het dak van onze kerk maar ook voor die van 0. L. Vrouw op de Blandijnberg. Daarvoor mocht de gehele opbrengst van de belasting die op ieder huis rust en die men 'huijsgheldt' noemt gebruikt worden. Die belasting brengt 36.000 florijn op waarvan 16.000 florijn aan onze kerk toekomt. Op het gezicht van die koninklijke patentbriefbrief stonden de schepenen aan de pastoor en de kerkmeesters toe 1200 florijn te lichten met dien verstande dat de intrestlast niet door de stad maar wel door de kerk moest gedragen worden. En zo is het gebeurd. De herstellingswerken aan de luchtbogen namen een aanvang op 23 juni 1665 en waren beëindigd op 8 juli. - 'Repa ratio fulgrorum (sic) ab extra' of letterlijk : de herstelling van de steunelementen van buiten. Ongetwijfeld de luchtbogen . 96. - Op 4 oktober 1664 heb ik om zwaarwichtige redenen onderpastoor Jacobus Huijtterschaut uit mijn huis weggestuurd. Hij woonde bijna twee jaar lang met mij samen. Op 6 december werd onder grote volkstoeloop, op de gebruikelijke wijze het plechtig octaaf van onze patroonheilige Sint-Niklaas ingezet. 97.- Op 3 maart 1665 ontsliep vroom in de Heer R. D. Dalton, onderpastoor van het koninklijk hospitaal De Bijloke. Hij fundeerde in onze kerk een eeuwigdurend jaargetijde met zang, muziek en klokkengelui van drie pozen op de gewone manier, en met een 'De profundis' na de mis, hoewel hij begraven werd in de kerk van het hospitaal onder een marmeren grafsteen. Voor dit jaargetijde betaalden zijn testamentuitvoerders aan de ontvanger van de kerk 156 florijn. 225


-De Ier Oliverius Daltonius wordt op 24 jan. 1634 in de matrikels van de Leuvense universiteit ingeschreven voor de pedagogie 'Het Varken " 70 •

98. - Op 5 april stierf Ill. D. Carolus Van den Bosch, bisschop van Gent. De teraardebestelling gebeurde met alle eer twee dagen later. Zijn plechtige uitvaart werd gecelebreerd door de bisschop van Brugge. Hij legateerde aan iedere pastoor van onze stad 100 florijn voor hun respectieve noodlijdenden. De loftuitingen die Nottingham na het overlijden van bisschop Triest neerpent blijven hier achterwege. In de twist tussen de contritionisten en de attritionisten was hij immers voor de pastoors niet mals geweest. 99- Op 15 aprill665 werd de plechtige uitvaart gecelebreerd van D. Carolus 0 Muledij, Spaans kolonel. Hij werd begraven onder een marmeren grafsteen tegenover de biechtstoel van de pastoor. Zijn insignes werden aan de muur opgehangen. - Carolus 0 MuZedij was in het leger van Spanjes koning Filips 111 achtereenvolgens soldaat, vaandrig ( signifer ) en honderdman ( centurio = kapitein ); bevelhebber van een afdeling cavalerie van keizer Ferdinand 111 en tenslotte kolonel ( tribunus militum ). Hij stamde uit een beroemd Iers geslacht en sneuvelde in de slag bij Lens waar Condé op 20 augustus 1648 het Spaanse leger versloeg aangevoerd door gouverneur-generaal aartshertog Leopold Willem. Op zijn grafzerk is de datum van zijn dood onleesbaar11 • Een herbegrafenis bijna bijgevolg 17 jaar na zijn overlijden. In diezelfde slag werd de jonge E.A. d'Allamont, de latere bisschop van Gent, krijgsgevangen genomen (zie volgnr. 108). I 00. - 12 juli 1665. Dia. de Sadeleer, g. d., schonk aan onze kerk twee zilveren keizerskronen voor de beelden van de Maagd Maria en van de Verlosser. Zij deed dit ter gelegenheid van haar jubileum dat gevierd werd bij de paters jezuïeten aan wie zij meerdere schenkingen heeft gedaan. 101.- 13 september 1665. De leden van de Confrerie van de Gewillige Slaven van Maria schonken een nieuw rood vaandel met de beeltenis van Maria-Boodschap en Maria-Hemelvaart. Alleen de insignes echter van N. D. Appolue (sic), deken van de Confrerie prijken erop. Het heeft 120 florijn gekost. 102.- Op 10 november 1665 had de plechtige uitvaart plaats van Dia. Isabella de Hondt, jongedochter. Zij legateerde aan de kerk 200 florijn voor een eeuwigdurend gelezen jaargetijde door de pastoor te celebreren. Hij zal daarvoor één florijn(= 20 stuivers d. i. tweemaal zoveel als voor een 'gewone' mis) mogen ontvangen en de koster drie stuivers. Zij legateerde daarenboven aan de

226


kapel van de H. Maagd Maria 24 florijn voor de omamenten ervan evenals het lijkkleed waarmee zij begraven werd en dat geschat wordt op meer dan 120 florijn. Het is daar nog altijd te zien en wordt ten gerieve van de kapel gebruikt. Zij was de pastoor, de onderpastoor en de andere kerkbedienaars indachtig. Zij werd begraven rechtover de predikstoel in het graf van haar ouders onder een marmeren deksteen. 103.- (f" 104) Op 19 november 1666 (sic) werd op plechtige wijze, zoals in alle kerken van de stad, een lijkdienst gecelebreerd voor Zijne Katholieke Majesteit Filips IV. De kapittelheren betaalden de musicale begeleiding en de helft van de kosten van het klokkengelui, de kerk betaalde de andere helft. Driemaal per dag werden die geluid van de 23e van de vorige maand tot op heden. 1666 is ongetwijfeld een verschrijving voor 1665 aangezien Filips IV te Madrid stieif op 17 september 1665. 104. - Op 27 januari 1666 werd een buitengewone vergadering belegd van de patronus van onze kerk en de notabelen van de parochie om te overleggen of het niet voordelig zou zijn voor de kerk, primo in te gaan op het voorstel van de kapittelheren om de 120 florijn van de vruchten ( van hun prebenden ) die zij jaarlijks aan onze kerkfabriek afstaan, nu op te nemen in plaats van halfweg in het jaar om zekere uitgaven te kunnen betalen en secundo de voorgestelde schenking van 1.000 en meer florijn te aanvaarden die wij dringend nodig hebben voor herstellingswerken. Dit alles echter op voorwaarde dat twee heren van het kapittel bij het bestuur van de kerkfabriek zouden betrokken worden maar niet bij dit van de armendis. Unaniem werd besloten niet af te wijken van het contract van translatie dat door Zijne Koninklijke Majesteit goedgekeurd werd noch van de eerder door ons genomen besluiten.( Zie ook volgnr. 95 ). 105.- Op 28 januari 1666 ontsliep vroom in de Heer om 9 uur 's avonds R. D. Erselius, kanunnik van onze kerk. Hij is er tien jaar lang onderpastoor geweest. Hij legateerde aan de kerk 120 florijn voor het hoogaltaar en 24 aan de kapel van de H. Moeder Anna. De uitvaart werd gecelebreerd de 31 e door de proost van het kapittel. Het resterende was van alle uitvaarten wordt bewaard ten huize van Eerste kerkmeester D. Speeckaert tot wiens taak dit behoort. De kapittelheren echter hebben die van de uitvaart van andere kanunniken, zoals van proost Georges Baronage, tot hiertoe tegen de betamelijkheid in, steeds voor eigen gebruik aangewend. Wij moeten hen daarin vertrouwen en aannemen dat dit kan. - Notringham heeft zo zijn twijfels over de correctheid van die handelwijze maar wil wel aanvaarden dat ze tot de traditie behoort... al heeft het blijkbaar negen jaar geduurd vóór hij dit gevonden heeft. De aandacht die hij besteed 227


aan was is te verklaren door de hoge kostprijs ervan. Zo verkocht hij van 5 april J678 tot 3 december van dat jaar het resterende wit en geel was aan respectievelijk JJ à JJ,5 en 9 à 9,5 stuivers het pond (een Gents pond= 433,85 gr. )26 wat de niet onaardige som van 534 florijn opbracht12 • Ter vergelijking :in J674 bedroeg hetdagloon van een metselaar 26 stuivers of iets minderdan de verkoopprijs van drie pond geel was73 • Het grafschrift van 'Erselius' vermeldt hem als Joannes Eerselius, geboortig van s Hertogenbosch, priester en baccalaureus formatus in de theologie. Hij was JO jaar lang onderpastoor van Sint-Niklaas geweest en 24 jaar lang kanunnik en cantor van het Sint- Veerlekapittel. Hij was 65 jaar oud toen hij stierf en had een eeuwigdurend jaargetijde gefundeerd met 9 lessen en de bedeling van een zak brood. Hij was een vredelievend man volgens zijn grafschrift74 • 106. - Op 24 mei begon een vijfdaagse van plechtige missen tegen de pest waarbij iedere dag vier à vijf gebuurtedekens en -dekeninnen met hun respectieve buurtbewoners aanwezig waren. Iedere wijk offerde een waskaars en betaalde voor de mis en de zangers 1 florijn en 16 stuivers. Een goede zaak voor de kerk en jaarlijks voor herhaling vatbaar maar liefst met een plechtig lof en vespers wat dit jaar niet gebeurd is. De andere parochies die het nut daarvan inzagen hebben ons voorbeeld gevolgd. Dit jaar ontving onze kerk dank zij die vrome praktijk 24 waskaarsen met een gewicht van 60 pond ( 26,03J kg.) De offergang bracht ongeveer 30 florijn op. 107. - Op 10 juni 1666 stierf schielijk R. D. Cornelius Dugenan, pastoor van de Bijloke gedurende drie maand en zes dagen. Hij werd begraven in de kapel van het hospitaal. De uitvaart werd gecelebreerd door pater biechtvader met assistentie van onze zangers en kerkbedienaars. Afgaande op de naam was hij wellicht ook een Jer. 108. - Op 4 juli 1666 nam R. & lil. D. Eugenius Albertus d' Allamondt, per procuratie bezit van zijn Gentse bisschopszetel. De procurator was Ampl. D. Petrus Roose, proost van het Sint-Baafskapittel. Hij kwam van Roermond. Hij deed op 28 oktober daaropvolgend, op het feest van Sirnon en Judas, zijn plechtige intrede in de stad met heel de clerus in zijn gevolg. Dit episcopaat van ongeveer zeven jaar nam een einde met zijn overlijden tengevolge van dysenterie op 28 augustus 1673 te Madrid. Hij was daarheen gereisd omwille van de bijdrage van 6.000 florijn waarmee het bisdom belast is ten voordele van de bisschop van Roermond. Zijn inspanning werd met succes bekroond. Hij stierf te Madrid en zijn tegenstrever drie dagen voordien te Brussel. Zijn uitvaart werd gecelebreerd op 29 december daaropvolgend door R. & 111. de bisschop van Brugge. De lijkrede werd uitgesproken door pater Dubhermondt van de

228


predikheren, doctor in de theologie. - Eugenius Albertus d'Allamont werd in 1627 geboren uit een adellijke familie in het toen nog tot de Spaanse Nederlanden behorende stadje Montmédy waar zijn vader gouverneur was. Hij trad in militaire dienst en vocht tegen de Fransen in de oorlog die zij sedert 1635 tegen het Spanje van Filips IV voerden en die eindigde met het Verdrag van Westfalen in 1648. Tijdens dit conflict werd hij in het laatste oorlogsjaar in de rampzalige slag bij Lens gevangen genomen. Na een lange en pijnlijke gevangenschap besloot hij priester te worden en werd gewijd op 20 september 1654. Op 15 maart 1658- hij was toen nog geen 31 jaar oud - benoemde de koning hem tot bisschop van Roermond. Op 1 februari 1666 volgde zijn benoeming tot bisschop van Gent wat op 7 juni door Rome bekrachtigd werd. Hij reisde naar Madrid met de bedoeling van het Spaanse hofvrijstelling te bekomen van de 6.000 florijn die koning Filips IV ten laste van het bisdom Gent aan dit van Roermond toegekend had en waarvan de Republiek een groot deel voor zich hielá'5 • Hij was maar 46 jaar oud toen hij er stierf op 28 augustus 1673. Bij testamentaire beschikking wou hij dat zijn lichaam aldaar begraven werd maar zijn hart in zijn mausoleum in de Sint-Baafskathedraal. En zo is het ook gebeurd. Nottingham beweert dat zijn reis naar Madrid succesvol was. NOTEN 44

L. Brouwers s. j. De Jezuïeten te Gent 1585-1773, 1823-heden. Gent 1980. A. L. van Hoorebeke, o.c., noot 40, 291. 46 Acta Episcopatus, reg. 12 ( 1669- 1673 ), 154vo. 47 o. I. v. M. Cloet o. c., noot 20, 120, 188 en 421 48 J.Decavele, Poorters en Buitenpoorters van Gent, 1477-1492, 1542-1796. Gent. Stadsarchief 1986. 49 J. Decavele (red.). Keizer tussen stropdragers. Karel V 1500- 1558. Leuven 1990 50 A. Van Werveke, o. c., noot 25, 155. 51 o.I. v. R. Lesage, o.c., noot 18. 52 Ph. Blommaert e. a., Graf- en Gedenkschriften der provinden Oost-Vlaanderen. Eerste Reeks. Deel 11. Parochiekerken van Gent, 1866, p.ll5-234, nr. 296 53 E. A. Hellin. Histoire chronologique des Evèques et du chapitre exemt de l'Eglise Cathédrale de Saint-Bavon à Gand, suivie d'un recueil des Epitaphes modemes et Anciennes de cette Eglise. Gent 1772. 54 E. A. Hellin, o. c., noot 53, 111 & 287. 55 L. Jactin in Bulletin de l'Institut historique beige de Rome. Fasc.·IX (1929), Deel2, 131. 56 A. Janssen. Contritionisme contra Attritionisme. Strijd tusschen de pastoors van Gent en de Jezuïeten in Publicaties op het gebied der Geschiedenis en der Philologie, 3e reeks, deel 23 (1946), 1107 & vlg. 57 W. Audenaert. Prosopographia Jesuitica Belgica antiqua (PIBA), 1542-1773. Leuven 2000. 58 Aubert. Tables de conversion ou réduction des anciens poids et mesures des différentes communes du département de I' escaut, 1800. 45

229


59

Ph. Chiffletinus. Sacrosancti et oecumenici Concilii Tridentini ... Canones et decreta. Sessio XXIV (van 1663), Canon XII, caput I. 60 E. A. Hellin, o. c. noot 53. 61 A. De Winter. Het Sint-Baafskapittel in Het Bisdom Gent ( 1559-1775 ), o. 1. v. M. Cloet o. c. noot 20. 62 E. Ossieur. De status Animarum ... o. c. noot 2. - H. Van Werveke. De Gebuurtedekenijen te Gent onder het Oud Regime in Ghendt bovenal hebbic u lief. Gulden Jubileumviering 14031953. Gent 1953. 63 L. A. Collinez, o. c., noot 9, 219. 64 Zie daarover H. Van lstendael. Een nieu 1iedt van de moordadighe feijten gecommitteert door Adriaen de Jode binnen de stede van Gendt in Ghendtsche TYdinghen 7 (1978), 127-132.- E. Ossieur. Requiemmissen voor misdadigers in Ghendtsche Tydinghen 26 (1997 ), 227. 65 E. Ossieur. Requiemmissen ... o. c. noot 64. 66 M. Cloet, o. c., noot 8, 169 67 K. Mestdach. Het Gentse Sint-Elisabethbegijnhof op het elan van de Contrareformatie. Gent 2000, (Verhandelingen van de Mij. Voor Gesch. en Oudh. Te Gent Dl XXV), pp. 88, 226, 229 en 309 68 M. Cloet, o.c., noot 8, 471 & vlg. 69 L. A. Collinez, o.c., noot 9, 205. 10 E. Reussens, o.c., noot 4, Deel V 71 Ph. Blommaert e.a., o.c., noot 52, nr.143. 72 RAG. Reeks SN 80. Ontvangboek van verkocht was 1678- 1695. 73 SAG. Reeks 136/2 74 Ph. Blommaert e. a., o.c., noot 52, nr. 34. 15 o. I. v. M. Cloet, o. c. noot 20, 82 & vlg.

E.OSSIEUR ('t vervolgt)

INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE - FICHE N° 69 Op 3 oktober 1897 stelde Emest Lacquet in de rubriek "Muziekinstrumenten Parochiale kerk van St-Jacobs- XVIIe eeuw (1628)" in het Frans een fiche op over

De twee oudste klokken van de St-Jacobskerk In de toren van de parochiekerk van St-Jacobs hangen heden vier klokken van

verschillende afmetingen en ouderdom. De twee oudsten gaan terug naar het jaar 1628; zij zijn het werk van de Lotharingsche klokkengieter Chaboteau en de gebroeders François en Nico1as Delespine. De ene ontving bij de doop de naam Salvator , de andere deze van Maria. De eerste heeft een hoogte van 1,27 m. en een diameter van 1,32 m. Ze weegt 230


3.500 pond of 1.515 K0 en draagt de volgende inscriptie: SALVATOR BOVEN AL GHEPRESEN I IS MY DEN NAEME GHEGHEVEN I VANT GHEMEENTE VANS. JACOBS t. I HIER IN GHESCREVEN I OM MET GOOT I TE VERZOENEN GOET I IN AL ONS TEGENSPOET I ANNO 1628. Boven deze inscriptie rond het bovenste deel van de klok staat een fries van ongeveer 6 cm. hoog. Zij stelt een dodendans voor bestaande uit vier personages en is uitgevoerd in een stijl die sedert lang niet meer gebruikelijk was in de XVIIe eeuw.

Zoals men op bovenstaande tekening kan zien houdt de dood een jonge man bij de hand en bedreigt hem met een piek; deze geeft de hand aan een ouderling gekleed als magistraat. Een ander skelet, gewapend met een zeis, tracht hem mee te sleuren. De tweede klok, Maria, weegt 2.500 pond of 1.082 K0 . Ze heeft een hoogte van 1,10 m, een diameter van 1,18 m. en draagt op het bovenste deel de volgende inscriptie: MARIA IS MYNEN NAEM OP DESE CLOCKE GHESCREVEN, I VAN GHEMEENTE VAN ST JACOBS BINNEN GHENDT GHEGHEVEN, t ./ VAN DE LOREIJNNOOSEN GHEGHOTEN EEN PAER I OM GOOT MET LVYDEN TE DANCKEN INT DONCKER EN CLAEREN, ANNO 1628. Cf. Kervyn de Volkaersbeke, Les églises de Gand, t.II, p.35 - H. Van Duyse, Grès wallons; le capitaine Chabotteau (Bulletijn van de Koninklijke Commissies voor kunst en archeologie, t.XXI ( 1882), pp. 400-401 -Fr. De Potter, Gent, t.VII, pp.38-40

231


DE ARMENKAMER Onderstaand artikel werd door Pierre Kluyskens geschreven in 1961.

De talrijke bezoekers die tijdens de afgelopen Gentse Feesten- enig ogenblik van het jaar dat de plichtbewuste Gentenaar naar zijn muzea drijft-, de prachtige verzamelingen van het Byloke-museum hebben bezocht, zullen hoogstwaarschijnlijk getroffen geworden zijn door die speciale atmosfeer die men in geen ander museum van het land aantreft. Op enkele zalen na, waar men de voorwerpen heeft samengebracht of opgestapeld in toonkasten, biedt de Byloke ons immers het dichterlijke charme van een grote woning waar men door vrienden in volle gezelligheid wordt opgewacht: alles leeft er in een kader dat volledig ontdaan is van elke artificiële schikking of presentatie; elke kamer, elke zaal heeft haar eigen, rustig, ingetogen of briljant cachet en voorkomen: van keuken tot salon, van ontvangstkamer tot gildezaal, alles ontvangt de bezoeker alsof die grote woning nog bewoond ware. Een van de zuiverste ensembles uit die schitterende verzamelingen treft men ongetwijfeld bij het binnenkomen van het museum aan, wanneer men langs de kleine gang rechts, in de zaal genaamd de "Armenkamer" belandt. Niemand zou kunnen vermoeden bij het zien van de prachtige schoorsteen en muurbekleding, dat het hier gaat om de oude vergaderzaal van de beheerders der Armenkamer, welke destijds in de kleine zijvleugel van het stadhuis aan de Poeljemarkt kon bewonderd worden en thans enkele tientallen jaren geleden, in haar geheel werd overgebracht naar een speciaal daartoe ontworpen en ingerichte zaal van het Bijlokemuseum. Proporties en afmetingen zijn bijna dezelfde en de illusie bij de bezoeker verwekt is zo perfect dat hij, zondereen gids of een catalogus te raadplegen, waarschijnlijk nooit op het idee zal komen dat het hier gaat om een D.P., een uitwijkeling van het triestig en vervallen Ladewijk XVgebouw aan de Poeljemarkt. Men heeft veel over Gent, zijn monumenten en zijn kunstwerken geschreven, maar er zijn toch een paar meesterstukken als bv. dit ensemble van de Armenkamer die men geregeld over het hoofd ziet. En toch mag het in zijn gaafheid, in zijn mooi evenwicht in de variëteit van zijn schilder- en beeldhouwwerk, architecturaal, artistiek en historisch, als een van de zeldzaamste en kostbaarste relikwieën van het Gentse verleden beschouwd worden. Historisch gezien is het voor de geschiedenis van onze stad een document, een getuige van kapitale betekenis, want het wekt de stichting op van een van de 232


cm

Stempel die gebrui kt werd om o.a. broodkaarten te stempelen.

nuttigste instellingen van de XVIe eeuw, waaraan Keizer Karel zelve zijn naam en zijn gezag verbonden heeft. Het was immers zijn vermaarde Ordonnantie van 7 oktober 1531 die voor het eerst in de wereldgeschiedenis op doelmatige wijze een van de grootste plagen van de oude samenleving, nl. de bedelarij, beteugelde en voor het eerst ook de weldadigheid op logische en bestendige wijze inrichtte. Keizer Karel inspireerde zich grotendeels van een enkele maanden tevoren door de stad Ieper opgelegde verordening, die zelve ingegeven was door de gedachten en principes welke Vivès, een van de eerste leermeesters van de jonge Karel, in 1525 in zijn fameuze verhandeling "De subventione pauperum", had verdedigd. Oorlog, verwoesting, hongersnood, volgden elkaar bijna ononderbroken op in die tijden die de wet van de sterkste, van de machtigste als enige natuurwet erkenden. Op bepaalde tijdstippen leefde meer dan de helft van de Gentse bevolking in armoede en hadden duizenden mensen een karig bestaan slechts te danken aan de vrijgevigheid en financiÍle of materiÍle steun en hulp van kloosters, corporaties en rijke ingezetenen. Dit leverde het dubbel nadeel op dat de ongelukkigsten soms niets ontvingen terwijl nietsdoeners en uitbuiters die van andermans werk trachtten te leven en hunne kinderen langs de straten lieten bedelen, er met de beste aalmoezen van doorliepen. Om aan die misbruiken eens en voor altijd een einde te stellen, vaardigde Keizer Karel een voor gans het land geldende Ordonnantie uit die het bedelen ten strengste verbood "kennelick nochte openbaer, op de straten, in de kercken, noch in of voor de huysen". Strenge straffen werden opgelegd en een even strenge controle werd uitgeoefend, doch Karel V had wel speciaal rekening 233


gehouden met het feit dat zijn Ordonnantie toepasselijk was op de Vlamingen, want als geboren Gentenaar kende hij ze goed, en hij liet dan ook toe dat zelfs degenen die van de openbare liefdadigheid moesten leven, af en toe een herberg zouden mogen binnenlopen "met haeren huusvrauwen zullen moghen dryncken, zonder hem nochtans droncken te dryncken"! Keizer Karel centralizeerde aldus de armenzorg en het was in die jaren een zeer wijze maatregel waarmede hij wellicht meer deed en bekwam voor het volk dan met zijne overwinningen op het slagveld. Door het bedelen te verbieden en tevens te beletten dat behoeftige en zelfs nietbehoeftige personen links en ook rechts aan geld, klederen of eten zouden geraken, schafte hij met een pennetrek de maar al te talrijke misbruiken af. Door de zorg van de bedeling van steun en geld toe te vertrouwen aan de "bequaemsten ende beste gequalifieerden" van de stad en parochies, verzekerde hij een rechtvaardige verdeling en kon hij meteen, dankzij het samenbrengen van al de ingezamelde gelden, een versnippering van de fondsen vermijden. In diezelfde Ordonnantie van 1531 schetst de Keizer in grote trekken het middel dat hij het beste acht te zijn om de bedelarij, vooral deze van jonge kinderen, te voorkomen en te verijdelen: het openbaar onderwijs. Kinderen van behoeftigen, nietsdoeners, landlopers enz. zullen door de zorgen van de beheerders van de Armenkamer en onder hun toezicht in scholen, bij ambachtslieden of particulieren geplaatst worden. Hetzelfde jaar nog ving de Armenkamer hare werkzaamheden aan en tot eenieders voldoening kon met de ingezamelde gelden en met de subsidies welke de stad, de kloosters en abdijen moesten verlenen, tot een daadwerkelijke hulp en armenverzorging overgegaan worden. De leden der Kamer of Gouverneurs vergaderden regelmatig op het Schepenhuls, en meer bepaaldelijk in het gebouw van de Poeljemarkt dat in de XVIIIe eeuw belangrijke wijzigingen zou ondergaan en heden nog dit banaal uitzicht heeft bewaard. De Armenkamer, zoals wij ze vandaag in het Museum van de Byloke aantreffen, is deze welke op het einde van de XVIIe eeuw in het hoekhuis van de Poeljemarkt werd ingericht, en die in 1857 grondig werd hersteld, want zonderling, schoorsteen en gans het beeldhouwwerk verdwenen toen onder een afschuwelijke grijze verflaag! Boven het muurbeschot en de langwerpige zitbank van de gouverneurs, bewonderen wij zeven grote rechthoekige schilderijen die de Werken van Barmhartigheid voorstellen. Zij zijn van de hand van de Gentse schilder Gilles Leplat, die ze in 1691 leverde voor de luttele som van 63 ponden groten, zoals blijkt uit de stadsrekeningen van 1691-1692: "Betaelt aen Sr Gillis Leplat de somme

234


van LXIII ponden grooten over het schilderen van seven stucken representerende de seven wercken van Bermherticheyt, tot vercierynghe vande aerme kaemer deser stadt". Leplat was de zoon van de bekende Gentse schilderPierreLe Plat en van Maria van Wackelghem. Eigenaardig is wel dat hij op het ogenblik van de bestelling van die merkwaardige doeken, nog niet als meesterschilder in de corporatie was aanvaard: hij werd het slechts het jaar nadien, in 1692, als "fijnschilder", het jaar ook dat hij in het huwelijk trad met Maria Clara Pauli. Hij stierf in juli 1724 en werd in de hoofdkerk begraven. Hij was 78 jaar oud. Leplat heeft in elk doek een of twee goeverneurs van de Gentse Armenkamer voorgesteld en het is ook duidelijk zichtbaar dat hij nog sterk geĂŻnspireerd is door Rubens. In een zijner schilderijen heeft hij bv. de compositie die wij vooraan op de "Intrede van Bavo in het klooster" van onze hoofdkerk aantreffen, bijna letterlijk overgenomen. Die reeks allegorische schilderijen pasten uitstekend bij de monumentale schouw welke met haar indrukwekkend beeldhouwwerk, zich over gans 't muurvlak uitstrekte en twee jaren voordien door de Gentse beeldhouwer Norhert Sauvage werd geleverd. Het is een van de zeldzame volledig gaaf gebleven sculpturenensembles welke ons uit de tweede helft van de XVIIe eeuw bewaard zijn gebleven. De Goeverneurs die zich in de schilderijen van Leplat hadden laten portretteren, bestelden aan Sauvage een-compositie in eikenhout die de verheerlijking en een symbolische voorstelling moest uitmaken van het wezen en het doel van de Armenkamer. Daarenboven bestelden zij aan een andere Gentse kunstenaar, Jan van Cleef, een schilderij "de inrichting der Armenkamer" om boven de mantel van de schouw geplaatst te worden. Van Cleef heeft de stichter van de Kamer, Keizer Karel in keizerlijk ornaat, gezeten op zijn troon, uitgebeeld, omringd van tal van symbolische personages, de bede ontvangend van de Maagd van Gent; de Keizer verzoekt de godin van de Overvloed de ongelukkigen die zich aan zijn voeten geworpen hebben, bij te staan. Bove~ dit schilderij verheft zich het borstbeeld van de grote keizer terwijl men boveri de twee rijkelijk gebeeldhouwde zijdeuren de gescutpeerde portretten van de volksgeliefde aartshertogen Atbrecht en Isabella, die zoveel deden om het leed van ons volk te lenigen, bewondert. De pilasters van de schouw zijn zeer kunstig versierd met twee beelden van weeskinderen in XVIIe klederdracht, die symbolisch de erkentelijkheid aan de machtige vorst moeten voorstellen, en de twee buitenpilaren dragen trofeeĂŤn als ornament, waarin de gebruikelijke wapens en helmen vervangen werden door kledingstukken die ook op allegorische wijze de hulp aan de behoeftige armen uitbeelden. Dit ensemble, volledig uit eikenhout, is een van de mooiste en bestgeslaagde 235


gewrochten v-an de Gentse beeldhouwer Norhert Sauvage, die op het einde van de XVIIe eeuw, in een ietwat overladen stijl, die hier in die somptueuse allegorische composities geenszins misplaatst voorkomt, tal van werken voor kerken en openbare gebouwen in gans Vlaanderen heeft geleverd. Op het ogenblik dat dit grandioos ensemble van onze Armenkamer het donker en stoffig gebouw van de Poeljemarkt verliet om naar het BijJokemuseum overgebracht te worden, gingen stemmen op om dit te betreuren, doch sindsdien heeft iedereen moeten toegeven dat het zich in zijn nieuw, zo keurig aangepast kader van de Bijloke, prachtig heeft ingeschakeld en dat het aldaar, veel beter dan op de Poeljemarkt bijdraagt om aan onze stadsgenoten en aan de vreemde bezoekers een juist idee te schenken van de artistieke weelde van onze voorouders. Pierre KLUYSKENS

DE HERINNERINGSPLAKET VAN DE TENTOONSTELLING "DE GOUDEN EEUW DER GROTE STEDEN'' (Uittreksel uit het Jaarboek van het Europees Genootschap voor Munt- en Penningkunde)

INLEIDING De wereldtentoonstelling te Brussel in 1958 was voor andere Belgische steden een aanleiding om zelf ook grote culturele en artistieke manifestaties te organiseren. Te Gent werd daartoe in mei 1958 door het stadsbestuur de vzw "Gent 1958" opgericht 1/. Bemerkenswaard waren de barokconcerten "Rond de troon van Jozef II" in de troonzaal van het stadhuis, een luisterrijk bloemencorso, een nachtfeeĂŤrie op de watersportbaan, de rally "Pavillon d'Or" en een internationaal sportfestival (met als hoogtepunten het eerste Europees kampioenschap voor kruisboog in de wintervelodroom op 13, 14 en 15 juni en de aankomst van de eerste rit van de ronde van Frankrijk op 26 juni). Het meest prestigieus project was echter zonder twijfel de tentoonstelling "De Gouden eeuw der Grote Steden" 2/, onder leiding van commissaris-generaal Paul Eeckhout }/. Het was de bedoeling dat de Europese steden die in de voorbije eeuwen een vooraanstaande politieke en culturele positie hadden ingenomen er de kunstschatten uit hun glorietijd zouden tonen. Op die manier wou men het publiek bewust maken van de macht die eertijds van hen uitging en de rol verduidelijken die ze gespeeld hadden bij de ontwikkeling van de Europese cultuur. 236


Herdenkingspenning van het Euro-

pees kampioenschap kruisboog te Gent 13, 14 en IS juni 1958; gemodelleerd door Jan Anteunis.

Logo van de tentoonstelling.

237


'"0

ê <

êl P-

(1>

N 0.)

00

~

:l

8

0 :l

[

:l

()Q

1° VEIIDIE"NO

~N.OAHO .

I

BENEDEN VIERDIEI'INO

Op dit plan ~a11 d• lmtoomt•lling zi.t 11 waar d• ~.ruhilltndt s/andtn w.rdm ond.rg•hracht. Em lijn m•l pijlijn toont u dt t• volgm wtg. V.rm.Jdm wij nog dat u na d• tmtoonsul/ing va11 Br.mtll h•zichtigd ft htbbm l~:~ml afdalm naar dt i:tid.rv.rditping waar ttn gtztllig r.staura111 dt v.rmotidt btzotlttr ruSI en laftniJ bitdl


DE TENTOONSTELLING "De Gouden eeuw der Grote Steden" ging door in het uniek kader van de SintPietersabdij, die kort na de Tweede Wereldoorlog van het Belgisch leger was overgenomen. De gemeenteraad besliste om daartoe de restauratie en aanpassing van de bibliotheekvleugel, gelegen tussen de oosterpandgang en de buitenhof, versneld aan te vatten. Daarin bevonden zich de kapittelzaal, de bibliotheek, de refter, de vroegere keuken en de gewezen voorraadkamer. Na goedkeuring van de plannen door de archeologische commissie van de SintPietersabdij werd een beperkte aanbesteding uitgeschreven tussen Gentse ondernemers. Die konden over tewerkgestelde werkloze stielmannen en arbeiders beschikken om het werk tijdig klaar te krijgen. Een door Alex Wauters ontworpen en door A. Blondeet uitgevoerd glasraam deed dienst als logo van de tentoonstelling op de affiches en het drukwerk. De negentien Europese steden die hun medewerking verleenden 4:1 kregen elk een eigen ruimte toegewezen in de abdij, waarvan ze de inrichting zelf mochten bepalen 5/. Ze stelden er historische documenten, beeldhouwwerken, zilver- en ijzersmeedwerk, keramiek, gravures, wapenuitrustingen, e.d. tentoon. Op zaterdag 14 juni werd de expositie plechtig geopend door koning Boudewijn. Onder het geschal van Thebaanse trompetten kwam de koninklijke wagen om 16u30 het bevlagd Sint-Pietersplein opgereden, waar een grote massa nieuwsgierigen achter de nadarafsluitingen was samengestroomd. Een schitterende junizon ·verhoogde nog de feestelijke sfeer. Aan de ingang van de abdij werd de vorst verwelkomd door burgemeester Merebiers en gouverneur Mariën, waarna hij werd voorgesteld aan het voltallig stadsbestuur en aan commissaris-generaal Paul Eeckhout. Hij bezocht eerst de Gentse afdeling die in de kapittelzaal was opgesteld en wijdde daarna gedurende anderhalf uur zijn aandacht aan de buitenlandse secties, waarbij hij telkenmale kennis maakte met de desbetreffende burgemeester en hoogwaardigheidsbekleders. Tot de hoogtepunten van de tentoonstelling behoorden onder meer een uitzonderlijk houten beeld van Sint-Joris met de draak uit 1505, van de hand van Henning van der Heide- het pièce de résistance van de inzending uit Lübecken het hoofdportaal van de grote raadskamer van het stadhuis van Lüneburg, dat in zijn geheel naar de tentoonstelling werd overgebracht. Op de stand van Parijs viel vooral een fraaie verzameling vroeg ivoorsnijwerk op en de stichtingsakte van de Sorbonne (uit 1225). De meest opvallende ensembles op de expositie kwamen echter van Krakau, Londen en Gent zelf. Het Poolse Krakau kwam op een werkelijk magnifieke wijze in de belangstelling met sculpturen

239


~5;::.~ <'/:..:.-;;..--.~ /'~/

/'

<A,.,

~

1}-G"À. '

-1

~<;éi ..~~

"""I:..

p.. "'

~- .t..."- ' ...

\_l

~~ ~-

-~._..,

....:.-

.

~

-~

,,,~"":::..:::.::-.·:~ Geschetst ontwerp.

voor- en keerzijdeontwerpen, en nog eens zes weken voor het vervaardigen van de matrijzen en het slaan van de medailles, was de tijd immers beperkt. Ernamen 26 studenten aan de wedstrijd deel en hun inzendingen werden op 15 maart beoordeeld door de leraars Bruynseraede, Vermeiren en Boes. De directie van de Academie maakte 20 van deze ontwerpen ter beoordeling over aan het Gents stadsbestuur en stelde de volgende rangschikking voor: 1ste Bemice Planckaert 2de Renaat Cocquyt 3de Nelly Van Liefferinge Het college oordeelde echter anders en verkoos het ontwerp van Nelly Van Liefferinge 2/; als tweede kwam Godelieve De Stobbeleir uit de bus, die door de jury van de Academie zelfs niet bij de eerste zes was gerangschikt. Onder de zeven eerst gerangschikten werden voor in totaal 3.100 frank "aanmoedigingspremies" verdeeld 10/. Op 24 april1958 werden bij de Brusselse firma Fonson 50 plaketten in verguld brons besteld en 100 in gepatineerd brons; zulks overeenkomstig hun prijsofferte van 17 aprillll. De vergulde exemplaren kostten per stuk 144 frank en de bronzen 106 frank, terwijl voor de aanmaak van modellen en matrijzen 18.000 frank moest betaald worden. Het graveren van de namen van de begunstigden kwam op 2 frank per letter of cijfer. Op 21 mei werden door de firma Fonson éénzijdige loden afslagen van vooren keerzijde van de plaket overgemaakt aan commissaris-generaal Eeckhout 12/. Ze bevinden zich nog steeds in de verzameling van het Museum voor Schone Kunsten. Deze modellen werden goed bevonden en op 29 mei werd een definitieve, aangepaste bestelling aan Fonson overgemaakt:

242


I plaket in verguld zilver 50 plaketten in verguld brons 150 plaketten in gepatineerd brons. Fonson werd bovendien belast met het graveren van de namen op de vergulde exemplaren. Voor de niet-vergulde penningen deed men beroep op de Gentse firma A. Bourdon .UI.

Vz.

Kz.

In de rechterbenedenhoek bevindt zich een van de Gentse stadswachters uit het belfort in driekwart vooraanzicht naar rechts ; enkel zijn hoofd en rechterschouder zijn zichtbaar; hij draagt een helm die alleen het gezicht vrijlaat en een goedendag rust op zijn rechterschouder; op de achtergrond wordt door middel van dikke volle lijnen een gotisch gewelf en een spitsboogvenster weergegeven ; onderaan links, langs de rand, V. LIEFFERINGE N. (verticaal, van onder naar boven); rondom, een effen boord. Bovenaan links, een schild met het wapen van Gent; rechts ervan, Stad Gent (in gotische letters); eronder, De I Gouden Eeuw der I Grote Steden I juni-september 1958 (eveneens in gotisch schrift); onderaan is plaats opengelaten voor de naam van de begunstigde 1.11; dikke volle lijnen links, rechts en boven dit alles suggereren een gotisch gewelf; rondom, een effen boord.

243


Onderaan op de rand is FONSON ingeslagen. Rechthoekig met licht convexe zijden - medailleslag. Brons -71,1 x 47,8 mm -104,8 g. Aanvankelijk was voorzien dat de plaketten zouden verpakt worden in eenvoudige kartonnen doosjes. Voor de belangrijkste personaliteiten vond men echter een luxueus schrijn meer gepast. Bij Fonson werd prijs gevraagd voor 51 schrijnen in echt leder en 50 in namaakleder. Deze bleken, met respectievelijk 450 frank en 110 frank per stuk, beduidend meer te kosten dan de plaketten zelf. Ondanks het akkoord hierover van het college 15/ vielen de levering, en vooral de prijs niet in goede aarde bij de organisatoren en werd alsnog een prijsofferte gevraagd bij de firma "Pierre De Bie & fils" te Antwerpen. De totale kostprijs van 6.825 frank bij deze firma was heel wat schappelijker dan bij Fonson, zodat ze één luxeschrijn in leder met goudopdruk (voor de koning) en 100 schrijnen in lederpapier mocht leveren 16/. Fonson voorzag in totaal47 plaketten van de naam en hoedanigheid van de bestemmeling vooraleer ze werden verguld 17/. Eén van de drie resterende werd van een opdracht voorzien en niet verguld; beide andere werden zonder inscriptie of vergulding aan het Gents stadsbestuur overgemaakt. De firma Bourdon van haar kant bracht in eerste instantie 129 inscripties aan op gepatineerde exemplaren 18/. Later werd beslist om ook plaketten uit te reiken aan de pers, als beloning voor de beste reportages over de tentoonstelling. Paul Eeckhout en voorzitter Broeckaert van de Vlaamse persbond bekroonden zo elf kranten of tijdschriften 19/. Er bleven uiteindelijk dus twaalf gepatineerde penningen zonder inscriptie over. Eén ervan bevindt zich in het Bijlokemuseum te Gent 20/. De locatie van de andere elf is niet bekend. Het verguld zilveren exemplaar van de herinneringsplaket werd samen met een in leder gebonden catalogus door burgemeester Merebiers aan de koning aangeboden op het einde van diens bezoek. De totale kostprijs voor deze plaket bedroeg uiteindelijk 61.074 frank 21/, een zeer aanzienlijk bedrag in die dagen. Daaruit blijkt dat toen nog veel belang gehecht werd aan de creatie van een tastbare herinnering van dit evenement voor het nageslacht; men plaatste met andere woorden de eigentijdse activiteiten nog steeds in een historisch perspectief. Deze visie is sindsdien vrijwel volledig verloren gegaan.

244


De stand van Parijs.

De stand van Utrecht.

245


NOTEN

Y De statuten van de vzw "Gent 1958" verschenen in het Belgisch Staatsblad nr. 1914 van 4 mei 1958 (Stadsarchief Gent, reeks XXI, nr. 339). De oprichters waren de Gentse burgemeester en de leden van het schepencollege. Op dat ogenblik waren de voorbereidingen voor een aantal van deze organisaties reeds geruime tijd aan de gang.

'1! Het totaal budget voor alle manifestaties bedroeg 18.100.000 frank, zijnde een kost van 15.500.000 frank na aftrek van de geschatte inkomsten van 2.600.000 frank; daarvan nam de tentoonstelling de helft in beslag.

J/ Paul Eeckhout was de conservator van het Museum voor Schone Kunsten te Gent. De meeste stukken aangaande deze tentoonstelling bevinden zich dan ook in het archief van deze instelling (zonder referenties). ~

De deelnemende steden waren: Amsterdam, Augsburg, Barcelona, Bremen, Delft, Genève, Gent, lstambul, Kopenhagen, Keulen, Krakau, Lissabon, Londen, Lübeck, Lüneburg, Marseille, Parijs, Utrecht en Venetië.

'jj Stadsarchief Gent, reeks XXI, nr. 1284.

§l Onder meer de ministers, de burgerlijke en de militaire autoriteiten uit Gent, de beheerraad van Oost-Vlaanderen 1958, dé commissaris-generaal van Expo '58, de gouverneurs, de ambassadeurs, de Academie voor Schone Kunsten, personaliteiten uit de kunstwereld, de beheerraad van de Gentse Universiteit en de burgemeesters van de betrokken steden (Stadsarchief Gent, reeks XXI, nr. 1284).

7J Stadsarchief Gent, reeks XXI, nr. 1284. B/ Brieven dd. 1 februari 1958, 15 maart 1958,22 mei 1958 en 27 mei 1958 (archief Museum voor Schone Kunsten te Gent (zonder referentie).

21 Nelly Van Liefferinge ( Gent 13 oktober 1936) was op het ogenblik van de wedstrijd leerlinge 0

in het vijfde jaar. Ze schreef zich in aan de Gentse Academie op 1 september 1953 en volgde er tekenkunde, sierkunsten en binnenhuisarchitectuur (Stadsarchief Gent, ASK 550). Ze behaalde het diploma van binnenhuisarchitecte als tweede van haar klas, met onderscheiding (Stadsarchief Gent, ASK 470). Later vestigde ze zich te Antwerpen. 10/ De premies werden als volgt verdeeld: 1.000 frank Nelly Van Liefferinge 500 frank Godelieve De Stobbeleir Bemice Planckaert 500 frank Renaat Coquyt 350 frank 250 frank Nelly Brands 250 frank André De Vreeze 250 frank Jozef Blindeman llf Deze prijsofferte ontbreekt in de briefwisseling maar is wel vermeld in het ant-

woord van Fonson.

246


.llf Archief van het Museum voor Schone Kunsten te Gent (zonder referentie).

UI De firma Bourdon was gevestigd op het Emiel Braunplein nr. 13 en graveerde in die periode steeds de opdrachten op de penningen die door het Gents stadsbestuur werden uitgegeven. 14/ Het hier beschreven exemplaar is opgedragen aan " F. VANHOEGAERDEN I IR DIRECTEUR". Frans Vanhoegaerden (0 Nossegem 2 juli 1919, t Gent 3 januari 1996) liet zich na zijn middelbare studies aan het Koninklijk Atheneurn te Gent op 5 oktober 1937 inschrijven aan de Gentse Universiteit. Hij behaalde er zijn diploma van bouwkundig ingenieur op I augustus 1942. In 1943 trad hij in dienst bij de technische diensten van het Hoofdbestuur der Stad Gent. Hij bracht het er tot Hoofdingenieur-directeur, een functie die hij tot zijn pensionering in 1981 uitoefende. Vanhoegaerden was tevens een begaafde tekenaar en gaf avondlessen aan de Gentse Academie. Hij realiseerde o.m. volgend zelfportret:

.121 Archief van het Museum voor Schone Kunsten te Gent (zonder referentie). 1.ยง/ Van de schrijnen in lederpapier waren er 50 bordeauxkleurig en 50 blauw. Ze waren recht-

hoekig van vorm en rnaten ongeveer I 08 x 86 rnrn. Langs de binnenkant waren ze onderaan bekleed met blauw fluweel en bovenaan met witte zijde en ze kostten 65 frank per stuk.

J1l De volgende personen ontvingen een vergulde plaket (de opdrachten zijn weergegeven zoals ze aan Fonson werden overgemaakt en zoals ze dus meer dan waarschijnlijk op de plaketten werden aangebracht): Plaket in verguld zilver Aan Z.M. Koning I BOUDEWIJN

Plaketten in verguld brons

247


I.

Mr. G. van HALL I Amsterdam

25.

Minister I E. ANSEELE

2.

Dr. K. MÜLLER I Augsburg

26.

Minister IJ. MOTZ

3.

Sr J.M. de PORCIOLES I Barcelona

27.

Oud-Minister IJ. REY

4.

Wilhelm KAlSEN I Bremen

28.

Gouverneur I R. DE CLERCK

5.

D. de LOOR I Delft

29.

Gouverneur I A. MARIËN

6.

Marius NOUL I Genève

30.

E. DE WILDE I Best. Député

7.

L. MERCHIERS I Burgerneester

31.

G. D'HANENS I Best. Député

8.

Sigvard MUNK I Kobenhavn

32.

E. CLAEYS I Gemeenteraadslid

9.

Theo BURAUEN I Köln

33.

A. DE KEULENEIR I Gemeenteraadslid

Wiktor BONIECKI I Kraköw

34.

H. SEVENS-DANNEELS I Gemeenteraadslid

10.

l8/

11.

Lt. Col. A.S. BARRETO I Lisboa

35.

A. HACQUART I Schepen

12.

Sir Denis TRUSCOTT I London

36.

G. NACHEZ I Schepen

13.

Dr. W. BÖTTCHER I Lübeck

37.

E. PANTE I Schepen

14.

Dr. P. GRAVENHORST I Lüneburg

38.

G. WALLAERT I Schepen

15.

G. DEFFERRE I Marseille

16.

E. PELLETIER I Paris

P. LUYCKX I Schepen

17.

M. LEVEQUE I Paris

18.

Jhr. Dr. C.J.A. de RANITZ I Utrecht

39. 40. 41. 42.

19.

R. TOGNAZZI I Venezia

43.

20.

Minister I Ach. VAN ACKER

44.

A. NORRO I STADSSECRETARIS

21.

Minister I H.

45.

J. VERHEI ADJ. SECRET.

46. 47.

L. PASTOR de MACEDO I LISBOA

LIEBAE~T

22.

Minister I V. LAROCK

23.

MinisteriF. FAYAT

24.

Minister I L. COLLARD

L. CNUDDE I Schepen J. VANDER STEGEN I Schepen Prof. H. VAN WERVEKE I Medewerker Em. LANGUI I Directeur-Generaal

P. EECKHOUT I COMMISS. GENERAAL

De 130 begunstigden van de bronzen plaketten zijn de volgende (de opdrachten zijn weergegeven zoals ze aan Bourdon werden overgemaakt en zoals ze dus meer dan waarschijnlijk op de plaketten werden aangebracht, alleen de bronzen plaket voor D.P.R.A. Bouvy (nr. 63) werd bij Fonson gegraveerd): Lokale 12rominenten en medewerkers I.

E. DE GROOTE I Gemeenteraadslid

16.

A. VYNCKE I Gemeenteraadslid

2.

G. VERHELST I Gemeenteraadslid

17.

E. JANSSENS I Gemeenteraadslid

3.

H. VERHAEST I Gemeenteraadslid

18.

M. VERSTRAETE I Gemeenteraadslid

4.

A. DE DECKER I Gemeenteraadslid

19.

J. BRANS I Gemeenteraadslid

5.

6.

H. VAN DE PUTTE I Gemeenteraadslid 20. 21. M. DE PAEPE I Gemeenteraadslid

7.

J. SMET I Gemeenteraadslid

22.

L. GRAU I Gemeenteraadslid

J. EECKHOUT I Gemeenteraadslid L. LAMMENS I Gemeenteraadslid

G. ROELS I Gemeenteraadslid

9.

23. 24.

10.

R. EECKMAN I Gemeenteraadslid

25.

F. TIJTGADT I Gemeenteraadslid C. DE BRUYKER I Gemeenteraadslid

8.

A. VERSPEETEN I Gemeenteraadslid N. VLAEYEN I Gemeenteraadslid

A. FOKET I Gemeenteraadslid

11.

A. DECORDIER I Gemeenteraadslid

26.

12.

R. VANDE WEGE I Gemeenteraadslid

27.

R. BAUWENS I Gemeenteraadslid

13.

C. LOOTENS I Gemeenteraadslid

28.

R. DE CLIPPEL I Directeur

14.

J. DE BOEVERE I Gemeenteraadslid

29.

J. BEYAERT I Afdelingshoofd

15.

A. OOSTERLINCK I Gemeenteraadslid

30.

R. VAN BALLENBERGHEI Secret. Gent 58

248


31. 32.

G. DE CLOEDT I Stadsontvanger

48.

AELBRECHT I Best.-Député

Alex WAUTERS

49.

GRIJPDONCK I Best.-Député

33.

R. DE VOS I Tekenaar

50.

VAN MOERKERKE I Best.-Député

34.

51.

BLANCKAERT I Best.-Député

35.

P. DE MAZIÈRES I Tech. Toez. P. BUYCKITech. Toez.

52.

DEVIDTS

36.

H. VAN HERREWEGHEITech. Toez.

53.

JAMME

37.

C. D'HAVÈIOndememer

54.

LALEMANT

38.

Mevr. A. DE FRAIGNE I Commissaris

55.

VERHÉ

39.

F. DE BOEVER I Commissaris

56.

J. DE MOOR I Medewerkster

40.

Dr. A. VAN DE WALLEI Commissaris

57.

A. BAEKE I Medewerkster

41.

F. VANHOEGAERDEN I Ir.-Directeur

58.

R. GABRIELS I Medewerker

42.

Dr. A. DE SCHRIJVER I Commissaris

59.

A. VERHULST I Medewerker

43.

G. WAUTERS I Dir. Minist. Buit. Z.

60.

44.

N. VAN LIEFFERINGE WILLE I Best.-Député

61.

J. BOES I Lid Commissie Dr. P. ROGGH I Lid Commissie

62.

G. CHABOT I Lid Commissie

VAN NESTEl Best.-Député

63.

D.P.R.A. BOUVY

BEYER I Best.-Député

64.

Archief

45.

46. 47.

Buitenlandse medewerkers 65.

Sr. D. Adolfo Florensa Ferrer (Architect)

Barcelona

66.

Sr. D. Juan Ainaud de Lasarte (Directeur der Musea)

Barcelona

67.

Sr. Graneri

Barcelona

68. 69.

Sr. Joachim Juste Dr. Jaime Lopes Dias (Commissaris)

Barcelona

70.

D. Julieta Ferr c (Commissaris)

Lissabon

71.

D. Edith Alves (Medewerker)

Lissabon

72.

M. Angelo Femandez (Secretaris)

Lissabon

73. 74.

M. Cavalheiro Mr. Pierre Bouffard (Directeur der Musea)

Gnve

75.

Mr. R. Vachoud

Gnve

76.

Mevr. Jacques Latour (Assistente der Musea)

Marseille

77.

M. Ripert

Marseille

78.

Mr. Charles Fruh (Pr sident Commission des Beaux-Arts)

Parijs

79.

Mr. Jacques Wilhelm (Conservateur en chef du Mus e Camavalet)

Parijs

80. 81.

Mr. Raymond Escholier (Homme de lettres) Mr. A.H. Hall (Librarian, Curator and Director ofthe Art Gallery)

Londen

Lissabon

Lissabon

Parijs

82.

Mr. Norman Cook, B.A.,F.S.A. (Keeper ofthe Guild Hall Museum)

Londen

83.

Miss Cook

Londen

84.

M. Trioder

Londen

85.

Dr. Sirnon H. Levie (Secretaris der Utrechtse Commissie)

Utrecht

86.

J.W.C. Van Campen (Archivaris)

Utrecht

87.

M. Van Gelder

Utrecht

88.

Dr. H.L.C. Jaff (Adj. Directeur der Gemeentemusea)

Amsterdam

89.

M. De Roos

Amsterdam

249


90.

M. Hamerlinck

91.

Dr.Lieb

Augsburg

92.

H. Fink (Stadsrectoraat)

Augsburg

93.

Dr. Wilhelm Effenberger

Augsburg

94.

Prof. Dr. Adam Bochnak (Directeur Nationaal Museum)

Krakow

95.

Dr. André Kopff (Technisch Inspecteur)

Krakow Krakow

Amsterdam

96.

Mgr. Marie-Goetel Kopff (Regisseur)

97.

Mr. Marke Rostworowsky

Krakow

98.

Mr. G. Bolten (Directeur PrinsenhoO

Delft

99.

Mr. Weyershäuser (Toelisme en Voorlichting)

100. Dr. Walter Bötcher (Oberstadtdirektor)

Lüneburg Lüneburg

101. Mr. Otto Wandke (Stadtbauführer)

Lüneburg

102. Dr. Gerhard Kömer (Museumdirektor)

Lüneburg

103. Dr. Siegfried Fliedner (Conservator Focke-Museum)

Bremen

104. Dr. Dehnkamp

Bremen

105. Dr. Kloos

Bremen

106. Dr. Peimann

Bremen

107. Dr. Schukamp (Senator)

Bremen

108. Dr. Luise Klinsmann (Senator)

Lübeck

109. Dr. Fritz Schmalenbach (Museumdirektor)

Lübeck

110. Dr. Max Hasse (Commissaris)

Lübeck

111. Mr. Kart Horenburg (Architect)

Lübeck

112. Mr. Rousset (Hoofdinspecteur Nationaal Museum)

Kopenhagen

113. Mr. Ib. Lunding (Architect) 114. Mr. V. Arendrup (Secretaris)

Kopenhagen

115. Mr. J. Samuelsen (Toezichter)

Kopenhagen

116. Mr. S. Heliberg

Kopenhagen

Kopenhagen

117. Mr. Peulsen

Kopenhagen

118. Mr. Beutier (Assistent)

Keulen

119. Mr. Hackenberg 120. Mr. Forster

Keulen

121. Mr. Schnitzler

Keulen

122. M. Vingiani

Venetië

Keulen

123. M.D'Anna

Venetië

124. M. Morraye

Venetië

125. S. Berryer

Madrid

126. Sr. Antonio M. Simarro Puig

Madrid

127. S. Iribanne 128. S. Querin

Madrid

129. S. Gallego Burin

Madrid

Madrid

130. Claeys-Bouuaert (Belgische ambassade te Bonn)

19/ De bekroonde kranten of tijdschriften waren: 131. Nouvelle Gazette (L.L. Sosset) 132. La Lanterne (André Marc) 133. Le Soir (Albert Guislain)

250


134. 135. 136. 137. 138. 139. 140. 141.

Le Patriote lllustré (L.D.H.) Gazet van Antwerpen en Zondagsvriend (E. Winters) Laatste Nieuws en Nieuwe Gazet (Jan Walravens) Vooruit (D.S.) La Aandre Libérale (G. Van Severen) De Gentenaar (Pierre Kluyskens) La Métropole (Ed. Gantoise) (Georges Chabot) Joumal Les Beaux-Arts, Brussel (L.L. Sosset)

2J)f A. ELOY, V. MEILLANDER, F. VAN BOST & R. VAN DE WALLE, Gentse Penningen

1780-1980, Gent 1989, blz. 127, nr. Cll6 (referentie BijJokemuseum N 2).

211 De kosten voor de productie van de plaketten waren uiteindelijk de volgende: Stempels en modellen (Fonson) 18.000 frank 50 plaketten in verguld brons 7.200frank ISO plaketten in gepatineerd brons 15.900 frank I plaket in verguld zilver 300 frank gravure Fonson (807 letters x 2) 1.614 frank gravure Fonson (92 letters x 2) 184 frank kredietnota voor 3 niet-vergulde exemplaren 114 frank gravure Bourdon 8.065 frank schrijnen firma De Bie 6.825 frank Toelage wedstrijd 3.100 frank 61.074 frank

Huguette TAYMANS

GENTSE MAANDKALENDERVERZEN UIT DE VROEGE ZEVENTIENDE EEUW (VERVOLG) Julius l.Marie besoeckt Elisabeth, Op den tweeden dagh van Jullet, Alsdan is de wol in 't saisoen Elck magh vrij sijnen incoop doen. 2.Menagiers naer de Lieve gaet, En siet wat hout dat u aenstaet, Want 't is nu wel den besten coop, Binnen een rnaent beghint den loop. 251


3.Den ackerman te segghen plagh, Als 't regbent op Martinusdagh, Ses wekers lanck soo vallet nat, En schaed somtijts de vruchten wat. 4.Den rogge rijpt, het vlas wordt groot, Elc lantsman ruijmt en diept sijn sloot, Tot maeyen, pieken ghereedt stelt, Sijn vruchten die staen rijp op 't velt. 5 .Met Magdaleen bekeert, sondaer, Volght haer deughden en wercken naer, Siet dan eens op de Potjensmaert, Wat drolligh volck dat daer vergaert. 6.De kinders daer om potjens zijn, De sneuckellaers om bier en wijn, Lichte tuyten om avontuer, Diefkens om stelen drummen deur. ?.Wacht, kinders, dat ghy niet en swemt, Vóór de hondsdaghen sijn gheent, De sonne nu in Leo gaet, T'zijn de vakansen van den Raet. 8.Sleijnsers laet staen 't eten groen fruijt Want veel sieckten spruyten daer uyt, Ten geeft u smaeck noch appetijt, Maer thooght dat ghy een quistgelt zijt.

Str.l Het bezoek van Maria aan Elisabeth (2 juli), de zg. kleine Mariadag (in tegenstelling tot de grote, d.i. 15 aug. of 9 sept.). Het was blijkbaar de tijd waarin de wol van de schapen die in de tweede helft vanjuni geschoren worden (cf. Juni, 6de str.) op de markt verscheen. Str. 2 Brandhout werd met schepen tot de Lievekaai aangevoerd. In volle zomer was het hout het goedkooptst. Vanaf augustus begint iedereen zijn wintervoorraad aan te leggen.

252


Str. 3 Hoewel de kerk op 4 juli de H. Libertus viert, is het volgens de volkskalender Sint-Maarten in de zomer. De weerspreuk heb ik nergens anders gevonden 1 • Volgens Broeckhove 2 wordt dezelfde spreuk echter verbonden met de kleine Mariadag (zie str. 1), zowel als met de Godelievedag (6 juli) : "Brengt het Bezoek Marla's regen, I Veertig dagen duurt die zegen.", en ook: "Als 't regent op 0.-L.-Vrouw-Bezoeking, weet men niet hoe de oogst binnengekregen". Bij Sint-Godelieve leest men ongeveer hetzelfde: Regen op Sint-Godelief Is de landman minder lief Minstens dan zes weken, Regent het te reke. Str. 6 De zg. potjesmarkt was de jaarmarkt van Sint-Pieters. De marktvrijheid begon op 1 augustus maar de eigenlijke foor ging door op het feest van Maria Magdalena (22 juli), nadien echter op de eerste weekdag na deze dag, dus nagenoeg steeds op 23 juli. Op deze markt, gehouden op het Sint-Pietersplein, verkocht men gebakken aardewerk o.m. boterpotten of standen, lijnwaad, varkens en tweehandsartikelen 3 • Deze foor had de reputatie door allerlei "drolligh volck" bezocht te worden. Er werd ook veel gestolen wat aanleiding gaf tot de naam ''dievenmarkt". sneuckellaers : snoepers, hier : drinkeboers, levensgenieters. Str. 7 Volgens Celis beginnen de hondsdagen op 22 juli en duren ze een maand lang, dus tot 22 aug. 4 , volgens Ver Ven is deze periode : 19 juli tot 19 aug. 5 • Deze tijd werd aldus genoemd omdat de zon ca. 21 juli in de nabijheid staat van de Hondster of Sirius. De zon komt in het zodiakteken Leo, de Leeuw. Het volk meent dat dan veel ongelukken gebeuren, vandaar het zwemverbod 6 • De Raet is de Raad van Vlaanderen die in die periode vakantie neemt tot 0.-L.Vrouw-Geboorte (zie sept., 3de str.) :deze periode werd in het vakjargon de Festa Palarii geheten. Str. 8 Sleijnsers : bet. onduidelijk; quistgelt : verkwister.

Augustus l.Godt lof, den oost is gh'arriveert, Die soo menigh mensch consoleert, Maer meer die veel hebben ghesaeyt, Die schoone vruchten piekt en maeyt. 253


2.Het Reeolietten groot pardoen, Yder om wijnnen wilt hem spoen, Van daer na de Bijloke gaet, Voor 't hospital die kermis staet. 3.Sinte Laureys, den martelaer, Gheeft ons den heetsten dagh van 't jaer, Veel volck alsdan naer Locker rijdt, Om 't spel te sien en zijn verblijdt. 4.Den nieuwen rogghe die compt aen, En doet ouden wat afslaen, Men piekt het graen, men slijt het vlas, Elckeen vergaert sijn koorentas. 5.Niemant nu sijn devottie spaert, Eert Onse Vrauwe Hemelvaert, Sij is in noot ons toeverlaet, Daer onsen troost en [h]op op staet. 6.Sa blomsotten, stelt u tot deught, Nu ghij alles verplanten meught, Neemt vooral waer de volle maen, Wilt ghij dat u blomen schoon staen. 7 .Gheen moeijte in uwen hof nu spaert, U kruijden saijt, u saet vergaert, U haeghen scheert, u planten sproeijt, Vrij alle waterscheuten snoeijt. 8.Ghij, bedelaers, treckt nu opt velt, Tot hooghsten u te deughen stelt, En daer wel uwen tijt besteet, Want die niet werckt oock niet en eet. Str. 2 Bij de Reeolietten kon men in hun kerk blijkbaar een grote aflaat gaan verdienen op 2 aug. Op de dag ervoor, 1 aug., begon de zg. Bijlokefoor, de jaarmarkt van de cisterciĂŤnzerabdij van de Bijloke. Deze foor die pas in 1861 ophield te bestaan, begon traditionneel op de feestdag van de H. Petrus (St.Pietersbandenf.

254


Str. 3 St.-Laurentius, 10 aug., een van de voornaamste regenheiligen. Dat dit de heetste dag van het jaar zou zijn, steunt wellicht op het feit dat deze heilige onder keizer Valerianus op een rooster werd gebraden. In de St.-Laurentiuskerk te Lokeren hadden verscheidene gilden of confrerieën hun altaar. Een daarvan, "het gilde van den soeten Naem Jesu", bestond reeds vóór 1599. Dit gilde was ook een kamer van rethorica en voerde jaarlijks een toneelstuk op. Dit gebeurde op 10 augustus. Het was een openluchtspel dat de historie van de H. Laurentius verhaalde. In 1637 b.v. werd de marteldood van de heilige ten tonele gebracht op de markt of op het kerkhof rond de kerk aan de martelaar gewijd 8 • Str. 4 Alleen de eerste 3 vv. komen in de Almanak voor. De resterende verzen voor deze maand ontbreken er. Str. 5 0.-L.-Vrouw-Hemelvaart, 15 aug. Het feest werd op deze dag geplaatst omdat de zon dan in het zodiakteken de Maagd staat. Str. 6 blomsotten : bloemenliefhebbers; stelt u tot deught : zet je aan het werk. Str. 8 hooghsten: oogsten; te deughen stelt: zie hierboven (str. 6).

NOTEN 1 A. Ver Ven, Volksk. Kalender, p. 196. 2 M. Broeckhove, Weerkundige Volksk., p. 133. 3 De Markt, p. 40. 4 G. Celis, Volkskalender, p; 224. 5 A. Ver Ven, Volksk. Kalender, p. 199. 6 M. Broeckhove, Volksk. Kalender, p. 140-141. 7 De Markt, p. 40. 8 Fr. De Potter en J. Broeckaert, Geschiedenis van de stad Lokeren (Gent, 1884), p. 244; cf.ook V. Verstegen, "Het Gilde of de confrerie van de H. Laurentius", Stadsverslag Lokeren over 1975 (Lokeren, 1976).

W.L. BRAEKMAN

255


GENTSE MEMORIEDAGEN: 16-17-18-19 JUNI 16Juni 1492 Dood van Jan Van Coppenholle. Hij stamde uit een aanzienlijk geslacht. Hij was secretaris van de Schepenbank en dus van alles goed op de hoogte. Hij was een vechtersbaas die leefde van intriges, complotten en samenzweringen. Alles in het belang van Gent of wat hij meende in het belang van Gent te zijn. Wel te verstaan daarbij gebruik makend van de klassieke methodes die gangbaar waren in de 15e eeuw. Samen met de Hoogbaljuw van Gent, Jan van Dadizele, speelt hij een voorname rol in het organiseren der milities in de Slag van Guinegate. Met Willem Rym en Daniël Onredene is hij de bezieler van de strijd tegen Maximiliaan van Oostenrijk die zijn zwart schaap is. Rym en Onredene worden onthoofd, hij kan ontsnappen en vlucht naar Parijs waar hij in 1485 de hulp inroept van de Franse koning. In 1487 komt hij terug naar Gent en wordt hier heer en meester. Hij doet de Bruggelingen zijn vijand Pehaert uitleveren die hij direct naar het schavot stuurt. Aanhangers van Maximiliaan worden zonder vorm van proces omgebracht. Zijn hoogmoed kent geen grenzen en hij laat munten slaan op zijn naam, "6 grooten" die "coppenholes" genoemd worden. Maar de tijden keren; de Franse koning die hem niet meer nodig heeft laat hem vallen. Hij voelt het einde naderen en laat terreur heersen in Gent, moorden en terechtstellingen volgen elkander op tot wanneer hij en zijn tweelingbroer Frans, wiens carrière volledig parallelliep met deze van Jan, aangehouden worden en, na folteringen, zullen sterven op het schavot.

16 Juni 1659 In opdracht van het Magistraat beklimt Pieter Hemony het Belfort en breekt de oude Klokke Roeland met enkele forse hamerslagen.

16 Juni 1691 Dood te Aken van Pieter Fardé. Zie "Ghendtsche Tydinghen" - 2001 - N° 2 - pp. 110-111

16Juni 1841 Geboorte van Félix Plateau. Deze zoon van Joseph hielp zijn blinde vader bij diens proeven en werd aldus

256


ingewijd in nauwkeurig experimenteel onderzoek. Hij werd Professor van Zoölogie aan onze Universiteit en het grootste deel van zijn onderzoekingen waren van experimentelen aard. Hij stierf op 4 Maart 1911.

16Juni 1848 Geboorte van de kunstschilder Théophile Lybaert. Zie "Ghendtsche Tydinghen"- 2002- N° 4- pp. 253-254.

16Juni 1852 Drieske Nijpers wordt vrijgesproken door het Beroepshof in Gent. De ware naam van deze in 1826 in Kemzeke geboren "Wonderdoktoor" was André De Clercq. Hij beweerde rheumalijders te genezen door handoplegging en door nijpen. Hij had een consultatiebureau in Brussel en een in Gent. In Gent ontving hij in het St-Jorishof. In 1852 werd hij voor de rechtbank gedaagd, maar tweemaal vrijgesproken. Als verklaring voor zijn gave zei hij "dat hij 3 maal getroffen geweest was door de bliksem en aldus een overschot aan elektrisch fluïdum bezat". Dat fluïdum belette toch niet dat hij in 1853 stierf van typhus.

16Juni 1888 Dood van Mgr. Henri Bracq. Zie "Ghendtsche Tydinghen" - 2000 - N° 3 - pp. 181-182.

17 Juni 1119 Dood van de 12e Graaf van Vlaanderen Boudewijn VII. Boudewijn Hapken (Baudouin à la Hache). Hij was de waardige opvolger van zijn vader Robert II van Jeruzalem. Hij stierf op 30-jarige leeftijd van een hersenletsel dat hij opgelopen had door een lansstoot bij de belegering van het Kasteel van Eu in Normandië. Toen hij zijn einde voelde naderen liet hij zich overbrengen naar Roeselare en convoqueerde hij de geestelijke overheden, zijn voornaamste baronnen en hoge ambtenaren om zijn opvolger aan te duiden. Daar hij geen kinderen had viel zijn keus op Karel de Goede, zoon van de Koning van Denemarken, die met hem opgebracht was. Zijn stoffelijk overschot werd overgebracht naar de Abdij van St-Bertin te StOmer.

257


17 Juni 1784

De "Zwarte God" wordt van het afgeschaft Penitentenklooster overgebracht naar de kapel van het SpanjaardskasteeL Zo heette het getaand Christusbeeld dat zich sinds de 15e eeuw bevond in de kapel van de Penitenten bij St-Jacobs. In 1797 werd het overgebracht naar de St-Godelievekapel. Daar men vreesde door het midden van de stad te gaan, gebeurde dit 's nachts. Men trok langs de Nederschelde langs een achterpoortje het Begijnhof binnen. 17 Juni 1796

Invoering van de Registers van de Burgerlijke Stand. 17 Juni 1811

De Fransen laten het St-Pietersplein nivelleren door 250 Spaanse krijgsgevangenen. Ze herdopen het plein in "Place du Roi de Rome" naar de pas geboren zoon van Napoleon. 17 Juni 1892

Inhuldiging van de droogdokken met het binnenlopen van de Engelse driemaster "Endymion". 17 Juni 1915

Dood van Reginald Warneford. Zie "Ghendtsche Tydinghen" - 2003 - N° 2 - pp. 110-111. 18 Juni 1815

De Slag van Waterloo. Er was even paniek in het Hotel d'Hane-Steenhuyse want het vals bericht was binnengekomen dat Napoleon gewonnen had. 18 Juni 1839

Een schrikkelijk onweder breekt rond 7 uur 's avonds boven de stad los. Een overvloedige regen en hagelstenen, waarvan enkele 50 grammen wegen, vielen gedurende 45 minuten. Als de lucht opklaart zijn honderden kelders overstroomd, de glazen der lantaarnen zijn gebroken en in de hoven en op den akker en bij de bloemkwekers is er ongelooflijk veel schade. Gedurende het onweder daalt de temperatuur tot onder 0. 258


18Juni 1894 Dood van Baron Jean-Baptiste Béthune. Een figuur die men vereenzei vigd met Gent, maar die toch elders geboren werd. Deze promotor van de neogotiek in ons land werd in 1821 geboren in een vooraanstaand Kortrijks geslacht. Na zijn studies in Leuven vestigt hij zich in 1845 in Brugge. Hij begint er een administratieve en politieke loopbaan: hij wordt provincieraadslid en privésecretaris van de Gouverneur. In 1848 trouwt hij met Emilie van Outrive d'Ydewalle. Zijn artistieke bedrijvigheid neemt steeds meer uitbreiding en in 1854, daarbij geholpen door zijn schoonbroer Eugène d'Ydewalle, richt hij een eigen atelier op voor het vervaardigen van neogotieke glasramen. Meteen begint hij te overwegen om naar Gent te verhuizen. Zeer tegen de zin van zijn vader die gekant is tegen "cette funeste résolution" en hem wijst op al wat hij te verliezen heeft met Brugge te verlaten: een bevoorrechte plaats in de familie van zijn schoonouders, eervolle ambten en functies, etc. Maar in 1858 komt hij toch naar Gent. Hij heeft hier invloedrijke vrienden gevonden en hij is op zoek naar geschikte werkkrachten voor zijn atelier die hij denkt hier gemakkelijker te kunnen vinden. Hij koopt een herenhuis in het Prinsenhof, samen met 2 aanpalende kleinere woningen. Zijn verhuis naar Gent betekende het begin van een uiterst creatieve periode in zijn veel omvattende kunstenaarscarrière: glasramen, muurschilderingen, kerkelijke kunst, bouwontwerpen. Hij zou 36 jaar actief blijven in zijn atelier in het Prinsenhof. Zijn glasramenatelier laat hij in 1876 over aan Arthur Verhaegen, hij maakt muurschilderingen voor o.a. de kapel van het Kasteel van Mattebrugge en voor de kapel van het Jezuïtenklooster in Drongen. Hij maakt plans voor de St-Aubertuskapel op de Houtleie, voor de kerk van het begijnhof van St-Amandsberg, van de bisschoppelijke galerij op het kerkhof van Mariakerke, en nog zo veel anderen. En wanneer in 1862 de St-Lucas Tekenschool opgericht wordt is Jean Béthune één van de stichters. Hij stierf op zijn buitenverblijf, het Kasteel van Marke.

18 Juni 1905 Grootse feesten te Gent ter gelegenheid van het 75 jaar bestaan van onafhankelijk België in aanwezigheid van Leopold 11. Ui voering op het St-Pietersplein door de Melomanen van de cantate "Vlaanderen" van E. Van Goethem en Oscar Roels. Oscar Roels leidde de 5.000 executanten.

259


Er was de fameuze waterstoet en de koning profiteerde van de gelegenheid om het Instituut Rommelaere in te huldigen. Zie ook "Ghendtsche Tydinghen"- 1991- N° 6- pp. 323-335.

18 Juni 1919 Het Entrepot op de Dok brandt volledig af. Zie ook "Ghendtsche Tydinghen" - 1986 - N° 1 - pp. 64-85.

19 Juni 1389 Huwelijk van Filips de Stoute met Margareta van Male in de St-Baafsabdij.

19 Juni 1780 Bisschop von Lobkowitz draagt in de kathedraal een plechtige mis op om de genezing te bekomen van de volksgeliefde Gouverneur-Generaal Karel van Lotharingen. Benevens de overheden woont een talrijke menigte de kerkelijke dienst bij.

19Juni 1797 De Abdij van Ter Haeghen wordt openbaar verkocht als nationaal goed.

19 Juni 1839 Dood van Jozef Paelinck. Hij werd geboren op 20 Maart 1781. Reeds van jongsaf toonde hij aanleg voor de tekenkunst. Deze gave werd opgemerkt door de kasteelheer van zijn geboortedorp Oostakker, de heer Morel de Boude, die er voor zorgde dat hij lessen kon volgen aan de Academie. Hij maakte snel vorderingen en behaalde reeds een prijs op het Gents salon van 1802. Hij is dan pas 21 jaar. Hetzelfde jaar wordt hij opgenomen in het atelier van Louis David in Parijs, en dit door de speciale tussenkomst van Charles Van Hulthem. Hij zal er een paar jaar werken en David zorgt er voor dat hij vrijgesteld wordt van militaire dienst in het Frans leger. In 1804 neemt hij deel aan een prijskamp die uitgeschreven werd door de Gentse Academie. Met zijn "Oordeel van Paris" kaapt hij de Eerste Prijs weg. Hij komt terug naar Gent in 1805 en wordt leraar benoemd aan de Academie, maar dat zou maar een korte tijd duren want dat scheen toch zijn ware roeping niet te zijn. Van het Stadsbestuur krijgt hij de middelen om 3 jaar te gaan studeren in Italië. Hij trekt naar Rome en zal er 5 jaar blijven. We zien hem terug in

260


Gent in 1812 waar hij zijn atelier heeft in de Steenstraat. In September 1814 gaat de Prins van Oranje, de latere Willem I, enkele minuten bij hem poseren en hij is zo ingenomen met het resultaat dat hij hem onmiddellijk opdracht geeft ook het portret van zijn echtgenote te maken. Hij wordt benoemd tot "Officiële schilder van de Koningin der Nederlanden". Hij vervoegt het hof in Brussel waar een atelier in het stadhuis aan zijn beschikking gesteld wordt. Hij schilderde meerdere exemplaren van Willem I en zijn echtgenote, bestemd voor de hoven van Den Haag, Berlijn en Londen. Ook vroeger reeds werd de zogenaamde "kunstwereld" beïnvloed door modetendensen die niets te maken hebben met zuivere esthetische waarden en na een zekere tijd was Paelinck niet meer "in". Hij kon niet mee met zijn tijd, zoals men dat zegt. Hij stierf in Elsene, omzeggens vergeten. Gelukkiglijk bezitten wij in Gent nog veel prachtige werken van hem, o.m. in het Museum voor Schone Kunsten, het Stadhuis, het Bijlokemuseum en in verschillende kerken. Het is ondoenlijk al de portretten op te noemen die hij geschilderd heeft. Wij noemen er enkele: dat van Burgemeester Van Crombrugghe, van Prefect Faipoult, van architect Pierre-Jacques Goetghebuer, van Antoon Sanderus, van Keizerin Joséphine. Een gekend werk van hem stelt Willem I voor die een smeekbede ten voordele van de Gentse begijnhboven in ontvangst neemt van Kanunnik Triest in aanwezigheid van Schepen Kervyn de Volkaersbeke.

19Juni 1842 Constant de Kerchove de Denterghem wordt benoemd tot Burgemeester van Gent. Hij zou dit ambt 12 jaar uitoefenen, maar werd op dat vlak geklopt door zijn zoon Charles die 24 jaar Burgemeester van Gent zou zijn. Op de ledenlijst van de vrijmetselaarsloge "Les Vrais Amis" komt zijn naam voor: "Lieutenant au 22e Régiment de Chasseurs à cheval à la Grande Armée." Zoals vele jonge edellieden had hij dienst genomen in het Keizerlijk leger. Hij nam deel aan de veldtochten in Duitsland en Spanje en na de val van Napoleon komt hij terug naar Gent. Ten tijde van Willem I bekleedt hij geen enkele functie, maar dat belet hem niet in 1830 een uitgesproken orangist te zijn. Zijn naam komt voor op de petitielijst die een aantal Gentse personaliteiten stuurden naar het Nationaal Congres om de Prins van Oranje voor te dragen als kandidaat voor de Belgische troon. Hij gaat in de politiek en dat is vrij laat want hij is dan al 40 jaar. Hij maakt

261


daarin geen blitz-carrière want het zou 10 jaar duren vooraleer hij Schepen wordt "belast met de policie". Wanneer van Crombrugghe in 1842 overlijdt, doet de Regering een beroep op hem op hem op te volgen. Maar dat zal niet gebeurd zijn zonder discussies in de schoot van de Regering, want ze deed er meer dan 3 maanden over om tot dit besluit te komen. Zijn burgemeesterschap, dat loopt van 1842 tot 1854, dekt toch wel een bijzondere periode in de geschiedenis van onze stad, een periode die gekenmerkt werd door de eerste sociale woelingen. Wanneer Constant geboren werd telde Gent 50.000 inwoners, wanneer hij een halve eeuw later burgemeester wordt is dit aantal verdubbeld. Deze explosie had heel wat problemen meegebracht: een kwart van de bevolking leefde in 500 beluiken en 200 gezinnen leven nog in kelders. Het contrast tussen de levensomstandigheden van de werkersbevolking en van de hogere burgerij is enorm en leidt derhalve tot spanningen. De Revolutie van 1848 in Frankrijk wekt vanzelfsprekend ook iets los in ons land. Bij de liberalen begint men duidelijk 2 tendensen te onderscheiden: een conservatieve vleugel waartoe de Kerchove behoort en een progressieve die in grote mate zijn ontstaan te danken heeft aan het onderwijs van de Franse Professor François Huet aan onze Universiteit. Er werd vanzelfsprekend ook gebouwd onder het burgemeesterschap van Constant de Kerchove: na de beëindiging van het Paleis van Justitie komt er het Entrepot aan de Dok, de Manège, de St-Annakerk, de Jezuïtenkerk in de Bestormstraat, de Predikherenkerk in de Holstraat en de ijzeren klokkentoren van het Belfort. Bij de verkiezingen van 1854 ondergaan de liberalen een serieuze nederlaag. Exit Constant de Kerchove de Denterghem. Deze gewezen voorzitter van de "Anciens frères d'armes de l'Empire", anders gezegd de "Napoleonisten", stierf in 1865 en werd begraven op het kerkhof van Wondelgem.

19 Juni 1886 Geboorte te Gent van Robert Herberigs. Wat moeten wij hem noemen: een componist, een schrijver, een operazanger, een schilder? Hoe ongelooflijk het ook mag klinken, hij was het allemaal. Hij volgde zanglessen aan het Conservatorium en privélessen viool en harmonie. Het zat er van jongsaf in, want nauwelijks 13 jaar is hij klarinetsolo in de Harmonie St-Cecilia. In 1909 behaalt hij de Prijs van Rome met zijn "La légende de Saint-Hubert".

262


U weet wat zo iets betekende in het Gent van voor de Eerste Wereldoorlog. Wij besparen u een complete beschrijving, wij resumeren: triomfantelijk onthaal aan de Zuidstatie met 8 muziekkorpsen, meer dan 80 vaandels, stoet naar het Stadhuis door de bevlagde straten, ovaties zonder einde, bloementuilen, geschenken, toespraken, erewijn, stoetsgewijze begeleiding naar het huis van de gevierde. Op dit ogenblik was hij reeds verbonden aan de Opera van Antwerpen als bariton, een instelling waarvan hij meer dan 40 jaar later, gedurende een tijdje het directeurschap zou waarnemen. De Gentse opera creëerde van hem "La Mort du Roi Reynaud", "Le Marlage de Rosine", "Watteau". Oudere Gentenaars zullen zich wellicht het imposante Lam Godsspel herinneren dat in 1949 opgevoerd werd voor de St-Baafskathedraal ter gelegenheid van de viering van het 1.000-jarig bestaan van Gent. Het werd gecomponeerd door Robert Herberigs die toen al missen, motetten, strijkkwartetten, pianoconcerto's, viool- en pianosonates, liederen, etc. op zijn naam staan had. Waar hij de tijd en het talent vandaan haalde om ook nog bekendheid te verwerven als schilder en romanschrijver zal voor velen een raadsel blijven. Deze van energie overlopende man blijven volgen is niet altijd gemakkelijk. In 1916 was hij in Holland getrouwd met een meisje uit Oudenaarde. In 1923 koopt hij een domein in de Ardèche waar hij gaat wonen. Buiten het componeren houdt hij er zich ook nog bezig met het planten van wijngaarden en abrikoos bomen. In 1938 komt hij zich terug in België vestigen, namelijk in Etikhove, waar hij zich aan het schilderen zet. Gedurende de oorlog verkiest hij toch weer de Ardèche waar hij romans schrijft die hij zelf vertaalt in het Frans. Na de bevrijding gaat hij zich definitief vestigen in het ouderlijk huis van zijn vrouw in Oudenaarde. Het is daar dat hij zal overlijden in 1974. Hij was toen 88 jaar oud.

19Juni 1909 De anarchist Abraham Hartenstein wordt veroordeeld tot levenslange dwangarbeid. Zie ook "Ghendtsche Tydinghen"- 1992- N° 5- pp. 266-283.

19 Juni 1911 Men begint de sloping van de gietijzeren toren van het Belfort. Hugo COLLUMBIEN

263


'T GENTSCH SPANT DE KRUUNE! Over "De Vetjes" van Karel Waeri Vrienden, komt eens al in 't ronde, 'k Zing u weêr een aardig lied. Zingen, dat en is geen zonde, Geene wet die zulks verbiedt. schreef Napoleon Destanberg in "Het liedeken van Jaaksken met zijn fluitjen" Alhoewel..., alhoewel... Dat majesteiten en overheden zich vroeger nogal rap op hun poëtische tenen getrapt voelden of in hun muzikaal fa kruis getast waren, mag blijken uit de keizerlijke declaratiënen van 1739 uit de Oostenrijkse Nederlanden die verbieden: " ... van te maecken eenige Pasquillen, lasterdichten, ende scandaleuse schriften, soo tegen religie,( ... ) Onse Hoogheden ende Souvereyniteiten, (... )van de selve te schryven, drucken ofte doen drucken, ( ... ), op pene van de galge ende confiscatie van hunne Goederen ... In 1784 wordt de doodstraf gelukkig al afgezwakt tot: "verbanning en Confiscatie( ... ) eneene Amende van Duysent Pattacons, of vyf jaeren ( ... )Correctie-Huys ..." Toch nog altijd de moeite om eens uw gedacht in een gedichtje te schrijven of te zingen! Wie het scabreuze lied zegt, zegt liedjes die niet mochten en denkt onmiddellijk aan de Vetjes van Gents bekendste volkszanger, onze enige echte Karel Waeri. Naast zijn uitgebreider oeuvre, zijn Politieke en Kluchtige liederen, zong hij ook nog het stoutere werk. Het merendeel van zijn "Vetjes" waren eerder dubbelzinnig en impliciet. Er werd meestal wat verstaanbaar rond de erotische pot gedraaid en in de gedrukte uitgave werden veel puntjes gezet maar een kat werd niet altijd een kat genoemd. Men had het bvb. over "De viool en de fluit, De Vogelpik, De grendel en de klink, De Stier, De Clarinetzak", enz ... Een voorbeeld uit "De biecht": Hij speelde mee mijn klein porte-monnaitje En ik, och pastuur, wacht een beetje,

264


En ik, ach God, wat grute schand, zat mee zijn drinkgeld in mijn hand. In een aantal andere Vetjes wordt echter wel expliciet man en paard genoemd. Ik citeer uit "De Scheten": "Een scheetje laten es gezond, En vliegt er eentje uit uw kont, Ge moet daar niet in weten; Mijn wijf die heeft wel overlest, Terwijl ik lag in mijnen nest, Op mijnen knien gescheten." Buiten die Vetjes is er in Gent, echt maar bitter weinig "zware kost" meer gepubliceerd. De Historische Heruitgeverij wil ze daarom opnieuw in het licht brengen. Ik ben ten andere zelf een expeditie begonnen bij muzikale Gentenaars om op zoek te gaan naar wat er daarnaast nog rest van het scabreuze lied. Uit de mond van mijn zegspersonen haalde ik toch nog een ruime onbekende of weinig bekende oogst. Achter de formele façade leeft het pikante lied blijkbaar nog steeds zijn bruisend leven. Ik hou mij à propos bij jullie aanbevolen voor mogelijke pittige muzikale vondsten. De meeste teksten van die liederen zijn geschreven in wat men slang, argot of Volkssprache zou kunnen noemen. Deze begrippen zijn niet zo eenvoudig te vertalen. De Vooys schrijft daarover: "Al sinds 1750 wordt slang gebruikt in de betekenis van boeventaal of Bargoens. In het midden van de 19de eeuw bedoelde men daar mee: alle woorden die beneden het peil van de vormelijke omgangstaal of de standaardtaal liggen." Meestal wil men Slang gescheiden houden van zowel dialect, boeventaal en vulgaire volkstaal, die op sociaal onderscheid berusten." Wat is daarvoor het motief? Het motief om Slang te gebruiken is van psychologische aard: uit afkeer van het conventionele, zoekt men naar het ongemene dat de verbeelding prikkelt, dat grappig is of schilderend. Zo somt Eric Partridge verscheidene motieven op. Volgens hem is het o.a. "een uiting van een vrolijke stemming, zucht om zich geestig, anders dan anderen uit te drukken, lust om aanstoot te geven, om clichés te vermijden, om

265


zich krachtig te uiten, om bewijs te geven van intieme verstandhouding, of dat men tot een bepaalde groep of stand behoort of de zucht om zijn bedoelingen te verbergen." In Frankrijk heeft men het over argot. De gangbare betekenis is daar dan weer veel ruimer. "L' argot n' est q' une langue seconde" qui "tend de remplacer les mots usuels". In het Duits bestaat geen samenvattende term voor Slang of Argot. Met Rotwelch bedoelt men daar dieventaal en verder kent men het begrip Volkssprache, een vaag begrip dat zowel dialect, lagere volkstaal als vulgaire taal omvat. In het Nederlands gebruikt men soms de term "gemeenzame taal" later ook "platte" of "lagere volkstaal". Misschien zou als samenvatting "onfatsoenlijke taal" kunnen dienen in tegenstelling tot "deftige" taal als men daarbij denkt aan de typisch Hollands begrippen fatsoen of deftigheid. In "De Vetjes" gaat het vaak over "vulgaire taal" of "schuttingtaal." In welke sociale kringen gedijt deze onfatsoenlijke taal het best? Een feit is zeker: zij tiert welig in kringen waar de eerbied voor fatsoen, voor conventionele taal het zwakst is, waar men zich gemakkelijk laat gaan. Dat zal voornamelijk het geval zijn voor jongeren: de schooljeugd, (universiteits)studenten, soldaten, matrozen maar ook artiesten, Bohemiens, de laagste volkskringen en de onderwereld of "het milieu", m.a.w. in min of meer gesloten gemeenschappen met eigen gewoonten en gebruiken. We kunnen dus stellen dat in de "gemeenzame taal" alle nuances voorkomen, trapsgewijze afdalend van wat nog als "familiaire taal" gepast is, tot het ruwe en vulgaire, dat in beschaafde kring onder alle omstandigheden vermeden of geweerd zal worden. Ook hier zij grenzen dus moeilijk te trekken. Zo schrijft de beroemde Nederlandse taalkundige M. de Vries reeds in zijn inleiding tot het Nederlands Woordenboek van 1882, dat hij zijn aanvankelijke schroom tegenover vulgaire taal overwonnen had na gesprekken met de gebroeders Grimm: (dè fameuse gebr. Grimm!) "Zelfs dan, wanneer de volkstaal iets aanbood dat minder welvoeglijk klonk, dat overkiesche ooren licht kwetsen kon, of wel rechtstreeks tot de platte spraak van het gemeen behoorde, mochten wij niet al te vies vallen of uit laffe preutsheid door uitsluiting de taal verarmen". Toch leert de ervaring dat in de oudste drukken van dit woordenboek nog heel wat van dat soort woorden ontbreken.

266


De historische contekst en de bronnen waarin men dit soort taal aantreft zijn velerlei. Wanneer het als uiting van volkse humor uiteraard van alle tijden is, dan zal men het reeds in de Middeleeuwse klucht en boerde, in het spottende en schertsende lied, niet vergeefs zoeken. Zo werkten de zestiende eewse woordspelingen van Rabelais prikkelend en hadden zij hun nawerking tot diep in de 17de eeuw. In de 18de eeuw beoefent Langendijk nog de smakeloze dichtsoort waarin het komisch effect daarin gezocht werd dat bij de travestie van klassieke mythologische stof de schijnbaar deftige taal van de alexandrijn gelardeerd werd met "onfatsoenlijke" woorden die door het contrast op de lachspieren moesten werken. Ook in de schelmenroman en de reisverhalen vindt men een zonderling allegaartje van vechtpartijen en obscene avonturen. De achttiende-eeuwse deftigheid duldde in de geschreven taal echter noch platheid noch losheid, doch tegen het einde van de achttiende eeuw komt weer het "boertig" genre aan bod. De Franse periode met zijn vele Napoleontische oorlogen had als naar bijverschijnsel dat veel jongelingen naar de oorlog moesten en hun lief al of niet met "een paksken" achterlieten. Anderen konden de lange afwezigheid van hun vrijer niet aan en "gingen op een ander" zodat ook zij met de "gebroken potten bleven zitten. Het is helemaal niet verwonderlijk dat voor het bezingen van deze situaties het lied "van den koekoek" gebruikt werd. Ik heb er zo meerder gevonden. Is hij niet de vogel die zijn eieren in andermans nest gaat leggen, een metafoor voor overspel? Daar komt ten andere het woord "cocu" vandaan. HET GOED ACCORD Stemme: Van den Koekoek. Jeppen Goedbloed is nen braven vent, koekoek! Trienen is van Jeppen wel content, koekoek! Het zyn twee schoenen op eenen leest. Zy drinken beyden om ter meest, Koekoek, koekoek, koekoek! Wie zegt dat Triene geen tetten heeft? Koekoek! Haeren boezem wel de preuve(*) geeft, koekoek! Zy is wel te pas ende galant, Het is de bloem van heel ons land, Koekoek, koekoek, koekoek!

267


Ons Trienen die leeft met Jeppen content, koekoek! De wandeling die zyn zy gewend, koekoek! Zy draeyt haer gat als eenen dop, En zy doen samen effen op, l(oekoek,koekoek,koekoek! ( ...)

*

> Fr. Preuve: bewijs

Evenals vroeger, bij de burleske auteurs wordt het zeer familiaire of platte woord gekozen om zijn komische uitwerking. Het slang begint ruimer in gebruik te komen wanneer in 1880 de naturalisten, Emile Zola op kop, de lezers verplaatsen naar de volkswijken, de achterbuurten en de onderwereld. Vieze woorden, samenstellingen en afleidingen met kak, en aanverwanten zijn schering en inslag. Ook in burleske geschriften en erotische liederen wordt de sexuele omgang onverbloemd beschreven. Even goed komen er de verwensingen, bedreigingen, vloeken en zelfverwensingen in de platste taal aan bod. Talrijk zijn de beschrijvingen voor oorveeg, een pak slaag, dronken zijn, jenever, achterwerk, mannelijke en vrouwelijke geslachtsdelen en de geslachtsdaad. Nog talrijker komen zij voor in het dialect. Maurice Heins heeft het in "Gand, sa Vie et ses lnstitutions" in 1923 wanneer hij het over de Gentse taal heeft, over: " cette "force" (de supériorité) se caractérise, par l'emploi surabondant d' expressionsou de gestes moqueurs ou frondeurs- En hij noemt het "Gentschen uitscheyt" - qui, dans le language familier, se traduit par des mots scatologiques, sacrilèges et, surtout, obscènes." Vele van deze woorden, vooral de vulgaire, zijn nog steeds niet of niet allemaal in onze (dialect)woordenboeken opgenomen. Vandaar het recente (aug. 2000) onderzoek van de Universiteit Gent, die werken aan het Woordenboek van de Vlaamse Dialecten, in hun vragenlijsten bij hun zegspersonen ook peilde naar de meest gangbare - ook spottende en vulgaire - woorden en zegswijzen voor o.a. borsten, achterwerk en geslachtsorganen, stoelgang, winden en plassen. Aangezien de jeugd de oude scabreuze liederen niet meer kent, dreigt een heel (plezant) gedeelte van onze Gentse liederenschat in de vergeetput-ik dacht bijna te zeggen: "beerput" - der geschiedenis terecht te komen ... ware het niet dat de Historische Heruitgeverij de liederen van Waeri, inzonderheid "De 268


Vetjes", weer in de belangstelling brengt. Ik denk trouwens niet dat onze permissieve maatschappij zich vandaag nog aan dergelijke fenomenen ergert. We zijn nu wel al meer gewoon. Het zal de meesten ten andere worst wezen en wie er niet tegen kan moet nu maar naar huis gaan en zeker "De Vetjes" niet lezen. Wie dit in de gegeven omstandigheden toch doet "es ne viezen vuile kerjeuzeneuze en die goa zijn uugen moeten boajen mee wijwoater en nen beewig doen naar Bergen-Kruis", oast hij al nie ter ploatse deur de goden met blend- doof- en stomheid zal geslegen worden ... !" Men weze uitgebreid gewaarschuwd! Inleiding gegeven n.a.v. de honderdste publicatie van de Geschiedkundige Uitgeverij: "De Politieke en Kluchtige liederen" van Karel Waeri met als aanhangsel "De Vetjes". Gent, Gouverneurswoning, zaterdag I september 2001.

EddyLEVIS

GENSCHE PRÁOT Van verschillende zijden werd ons gevraagd of het niet mogelijk was opnieuw "Gênsche Praot" te publiceren. Oudere lezers zullen zich wellicht herinneren dat wij deze "verhäolijnkskes" van Jan Cleppe gedurende meer dan 10 jaar publiceerden, namelijk van November 1986 tot Mei 1997. Dit scheen een zeer populair en graag gelezen rubriekje te zijn. Wij kunnen natuurlijk heel deze serie niet hernemen, maar aangezien er sindsdien veel nieuwe lezers bijgekomen zijn en wij ook willen ijveren om het savoureus, maar helaas bedreigd Gents dialect, te beschermen en in eer te houden, zullen wij nu en dan, "alst past bi apetite" een van deze stukjes publiceren. Hieronder volgt er althans een. Op ne Zäoterdagnacht ston Jelle mee e stuk in zijn kraoge te kloppe aan de deure van 't Voske. Hij hao al wel vijf en twintig kapellekes afgelûupen om zijn weke wa te verlochte; maor hij hao nog goeste naor e slaopmutseke. Klop! Klop! Klop! - Wa es da daor veur e laweit! roept er en stemme van bove. - 'k Ben 't ekik, zei Jellen. Geef mij nog ne kwak! - Lûup naor den duvel! riep den baos, me zijn al slaope in ge zijt al zat genoeg. In mee îen kattekolirre sloegt hij zijn veinster toe.

269


- Wa zijn da veur manîere! riep Jelle; gij dikke, kromen hertefritter, 'ken zette van mijn leve gîene pûut in u kot nie mîer, in al zweinselende trokt hij vûurt. Aan 't bilfrûut gekome, wilt hij op den trotwar stape, maor al mee ne kîer schiet zijne voet af, in deur de schok ontschiet er hem lanst achter iets mee zulk e geweld, dat ne slag gaf gelijk nen duitsehen twie-en-vîertig. Jelle verschot er zelve van. - 't Er zijn gîen dûuë, zeid hij. Zuust op dezelfde moment: Boem! 't Sloeg îen op den tore. Jelle keek naor omhûuge in schot in ne lach. - Tjèn! potverdeke, zeid hij, 'k stao zuust mee de stad!

BffiLIOGRAFIE Bij Lannoo verscheen ''En toen kwam de vijand..•" Het is het onwaarschijnlijk waar verhaal van de liefde tussen de Gentse MarieLouise Audenaert die spioneerde voor de Engelsen en de Gentse collaborateur Herman Van Ooteghem. Het werd geschreven door hun dochter Rita, die pas vernam wie haar ouders waren toen ze 15 jaar was, en journalist Dirk Musschoot Men zegt dikwijls "La réalité dépasse la fiction" en dat is hier zeker het geval. De laatste jaren verschenen er verschillende boeken die bij oudere Gentenaars herinneringen oproepen aan het leven in onze stad gedurende de bezetting en bijgevolg boeiend zijn wegens de herkenning van bepaalde personen, straten, gebouwen, gebeurtenissen. Dit boek behoort daar zeker bij. Het leest vlot en ware het niet dat het om waar gebeurde feiten gaat- men zou zeggen: een goed geschreven roman. Het heeft een formaat van grosso modo 14 X 21 cm., is geillustreerd, telt 237 bladzijden en kost 17 euro (686 fr.). Bij de Academia Press verscheen in de reeks "Historische Economie en Ecologie" van de hand van Christophe Verbruggen "De Stank bederft onze eetwaren." De reacties op industriële milieuhinder in het 19e eeuwse Gent. Gent was een van de vroegste geïndustrialiseerde steden en dat had natuurlijk zijn gevolg op het milieu. Hebben wij nu overal industrieterreinen- en parken, dan was dat niet het geval in de 19e eeuw en practisch alle fabrieken lagen in de stad zelf, met alle gevolgen vandien. In dit boek wordt uitgebreid ingegaan op deze problematiek: reacties van de overheid die zich vooralliet leiden door economische overwegingen (een vergunning werd slechts zelden geweigerd), vervuiling van de waterlopen, ex270


pansie van de chemische nijverheid, aard van de hinderlijke bedrijven, reacties van de bevolking, etc. Dit alles gespreid over 175 bladzijden. Formaat: 16 X 24 cm. Prijs: 22 euro (887 fr.). Te bekomen bij Story-Scientia- Van Duyseplein 8 te 9000 Gent. Het kan betreurd worden dat de media vaak uitgebreid ingaan op futuliteiten en veel minder aandacht besteden aan echte culturele waarden zoals bvb. Monumentenzorg. Zo zou men, ten onrechte, de indruk kunnen krijgen dat er op dat gebied weinig of niets gedaan wordt. Wie dat zou denken moet maar eens het lijvig Jaarverslag 2001 "Monumentenzorg en Cultuurpatrimonium" van de Provincie Oost-Vlaanderen inkijken. Dit jaarverslag heeft de vorm van een prachtig boek van formaat 21 X 29,7 cm., telt 274 bladzijden en bevat meer dan 230 kleurenfoto's. Daaruit blijkt duidelijk dat er, in alle stilte, enorm veel werk verricht wordt op dat gebied. Dit verslag is aanwezig in het Documentatiecentrum. H.C.

VRAAG EN ANTWOORD Antwoord van de heer Laurent Van Bossele op de vraag van de heer Valentin Jamart (Gh. T. 2003- N°2- p. 125): ••Louis Ackerman ligt begraven op de Westerbegraafplaats - Gent op het ereplein. Zijn graf bevindt zich ongeveer achter de graven van de 7 -koppige bemanning van een Lancaster bommenwerper, neergestort op 4 juli 1943. Dit plein ligt rechts van het grote oorlogsmonument waar elk jaar op 1 november de jaarlijkse bloemenhulde van de Stad Gent doorgaat. De weduwe Ackerman kreeg een appartement in de oorlogswijk eiland Malem, Heldenplein, en is er een tiental jaren geleden overleden. Meer inlichtingen zouden mogelijk zijn bij Mevrouw Pierette Ceulenaere-: Everaert, voorzitster van de Oudstrijdersvereniging die ons ook behulpzaam was toen wij (Filmploeg Miklos Rozsa-Brandweer Gent) onze film ..De lamp van de vrijheid" maakten en waarin het graf van Louis Ackerman ook is opgenomen. Er staat geen foto op het zerkje van Louis Ackerman. Op de plaats waar hij werd neergekogeld is een huldezerkje bij het begin van de Drongensteenweg, rechts tussen de rij bomen."

271


Van de heer Jean Marie de Wulf die enkele jaren voorzitter was van "La Concorde" komt de volgende vraag: Naar de viering toe van de tweehonderdjaar van onze "Cercle La Concorde" in 2009, proberen wij stilaan onze geschiedenis weer te actualiseren. Door de jaren en de oorlogen heen is een deel van ons archief verdwenen. Reeds lang voor de triestige afbraak van onze prachtige gebouwen en salons op de Kouter in 1968, was ons archief bijna volledig verdwenen. De twee oorlogen en onze respectievelijke verplichte verhuizingen zijn daar ook niet vreemd aan. Daarom doen we een beroep in alle mogelijke richtingen om terug materiaal en documenten van "La Concorde" te kunnen copiëren, of terug over te nemen, of te kopen. Wij weten dat er een rijke collectie aan "porseleinen" kaarten met o.a. uitnodigingen en menu's bestaan, ook medailles of gedenkpenningen werden uitgegeven. Wij denken ook dat er eetserviezen en nog veel meer in het bezit zijn van de families en verwanten van onze overleden leden. Ik denk niet dat in Gent nog vele verenigingen 200 jaar oud zijn, en nog steeds actief. Daarom is het de moeite waard om eraan mee te werken. Ik werk samen met een vriend aan de geschreven geschiedenis van onze vereniging die in haar eerste hondervijftig jaar van haar bestaan zeer dicht aanleunde bij onze Gentse geschiedenis. Misschien kunnen wij de Nederlandstalige versie van de resultaten van onze opzoekingen in de "Ghendtsche Tijdinghen" mede laten publiceren. Zeer interessant zouden ook de oudere ledenlijsten kunnen zijn, die willen wij zeer confidentieel behandelen. Officieel werd La Concorde in 1809 gesticht, maar was in 1804 reeds ontstaan.

LEZERS SCHRUVEN ONS De heer Jean Marie de Wulf schrijft ons: "In de bijdrage van Mevrouw Yolande Lully (Gh. Tyd.2003 - N° 2- p. 101) is mij een mini-foutje opgevallen. "Café chantant, cabaret waren onder meer in de Concorde aan het Rond Punt, hoek Kuiperskaai." Ik heb deze zaal gekend als veilingszaal, maar de naam was "CONCORDIA". Het is wel zo dat tijdens de oorlog de "Cercle la Concorde" door de Duitsers uit haar lokalen gezet was en in de "Colombophile" op de Dierentuinlaan (nu Franklin Rooseveltlaan) haar intrek had genomen. Dit neemt niets weg aan de waarde van de sympathieke getuigenis van Mevrouw Lully". Van Mevrouw Huguette Taymans ontvingen wij volgend schrijven: 272


Als antwoord aan de heer G. Beyaert uit Zemst (Gendtsche Tydinghen 2003 nr. 2) aangaande mijn artikel over Lieven Bauwens kan ik zijn eerste veronderstelling bevestigen. De aankoop van Lieven Bauwens in Passy betreft inderdaad het voormalige klooster van de Minderbroeders of "Bonshommes". Deze informatie is afkomstig uit het boek geschreven in 1954 door Anne Desprechins, nakomelinge van de familie Bauwens, "Liévin Eauwens et sa familie". Ze schrijft op blz. 16 het volgende: "En août 1796, Liévin acheta à Passy, près del' actuelle Porte de Chaillot, tout un ensemble de bátiments qui avait appartenu aux ci-devant Minimes, plus connus sous Ie nom de Bonshommes, et qui comprenait, outre l' eglise, de vastes constructions, des cours et des jardins. Le tout fut payé 39.000 livres. Liévin et François y installèrent une vaste tannerie. C' est sur eet emplacement que furent tracées la rue des Bonshommes, une partie de la rue Vineuse(XVJéme arrondissement)... " Als bron voor deze transactie vermeldt de auteur in een voetnoot "Archives de la Seine, lettres de ratification 8019 C". De heer Jack Dutry schrijft ons: Met grote belangstelling heb ik in Ghendtsche Tydinghen, 31 ste jaargang, nr. 4, pp. 252-253, het artikel gelezen betreffende de "quincaillerieje", of de ijzerwarenwinkel van de gebroeders Dutry. Ikzelf ben de kleinzoon van Ernest Dutry. Dit artikel heeft mij onmiddellijk doen denken aan een unieke fotocollectie die nog steeds in mijn bezit is. Het betreft een volledige collectie van een honderdtal originele en authentieke foto's, genomen net na de tweede WO en ingekleefd op karton, van gevels en gevelornamenten uit de Gentse binnenstad. Bij elke foto is een beschrijving en plaatsaanduiding toegevoegd. Die collectie is des te unieker omdat nagenoeg alle getoonde gevels en gevelornamenten ondertussen verdwenen zijn. Naar verluid zou het hier om een werkelijk unieke en in die zin waardevolle collectie gaan. Omdat ik ondertussen zelf een gezegende leeftijd bereikt heb, wens ik die collectie van de hand te doen om deze in de openbaarheid te brengen. De heer Dutry is ervan overtuigd dat deze collectie een grote aanwinst zou kunnen betekenen voor de stad Gent. Geïnteresseerden mogen altijd contact nemen met "Ghendtsche Tydinghen", maar moeten zich wel realiseren dat om begrijpelijke redenen deze collectie niet voor niets uit handen kan gegeven worden.

273


EVOLUTIE VAN HET AANTAL HUIZEN IN ENKELE STRATEN Frans De Potter stelde het volgende lijstje op: Getal huizen in 1662 Koommarkt 52 Veldstraat 104 Korte Dagsteeg 22 Vrijdagmarkt 69 Onderbergen 67 102 Burchtstraat Wellinkstraat 15 Brandstraat 46 St-Lievensstraat 120 Nederkouter 80 Bagattenstraat 69 Slijpstraat 140 Nieuwland 65 Hebberecht-en Tijk53 straten (nu Kortrijkschestraat)

Getal huizen in 1882 43 98 34 60 73 108 65 106 409 82 119 121 156 334

MANUFACTUREN IN HET GENT VAN 1802 In de "Annuaire du DĂŠpartement de I' Escaut" kunnen wij lezen dat er in 1802 in Gent (o.a.) de volgende industrieĂŤn gevestigd waren: 16 Katoendrukkerijen (en van vlas) van "middelmate kwaliteit". 2 Lakenweverijen. 6 Fabrieken van "coatings". 7 Hoedenfabrieken die 67 arbeiders tewerkstellen. 1 Kousenfabriek met 120 arbeiders. 14 Suikerraffinaderijen. 8 Zeepziederijen die weinig fijne witte zeep maken, maar veel bruine zeep. 9 Zoutziederijen. 4 Laken- en zijdeververijen. 4 Blauwververijen.

274


1 2 8 3 3 2 1

Fabriek voor de voorbereiding van verfhout. Fabrieken van speelkaarten. Papierfabrieken, Schrijfpapier of papier voor drukkerijen. Kartonfabrieken. Fabrieken van behangpapier. Pijpfabrieken. Fabriek van "plomb Ă giboyer". (Wij vermoeden loodjes voor jachtgeweren). 3 Speldenfabrieken. 3 Lintfabrieken. 2 Fabrieken van "toile cirĂŠe". 1 Kammenfabriek. 1 Fabriek van zwavelwieken. 6 Tabaksmolens. 3 Schorsmolens. 8 Stijfselfabrieken. 3 Wasblekerijen. 1 Fabriek van loodwit. 2 Sma1traffinaderijen. 1 Fabriek van Pruissisch blauw. 1 Fabriek van Hollands blauw. 1 Cobaltsmelterij. 30 Tabaksfabrieken. 1 Gasfabriek. 2 Lijmfabrieken. 5 Borstelfabrieken. 6 Passementfabrieken. 6 Galonfabrieken.

275


· ·:rl\·JrOJt"- dl' Oand .• .

' 'l

; tl.

!lor ~

Vû\l'l ·iJ1 i \.Û~ {

I{

\0

r-N

~ ~ ~

:;; ~ ~

~

z

~ ~ 00. ~ ~

~ ~

Q

l

Het "oud" Patijntje dat gelegen was rec htover "De Bocht" verdween rond 1930. In 1832 is er reeds sprake van een guin guette "Het Patijn tjen" buiten de Kortrijkse Poort. In 1862 werd er aa ngekondi gd: Réou verture du Patijntj e. Guinguette admirablement située. Par Mr. D ' Havé, traiteur en poissons et res taurateur. Het ni euw Patijntj e , op de hoek van de A f'sneelaan kwam er in 1935.


GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring GentV.Z.W. 32e jaargang nr. 5 sept.-okt. 2003 INHOUD

- E. Ossieur: Het Memorieboek van Pastoor Roger Nottingham van de Gentse Sint-Niklaasparochie (1657-1690)- (Vervolg). - Louis Maeterlinck: Inventaire ArchĂŠologique: De voorstelling in de tempel, door Pierre-Joseph Verhaeghen. - Luc Devriese: Een Paus, twee Koningen, twee Graven en een Hertog aan de wieg van twee schamele Gentse wijken. - Jos Clauwaert: Kroniek van een Vondeling. - Pierre Kluyskens: De Baudelookapel. -W.L. Braekman: Gentse maandkalenderverzen uit de vroege zeventiende eeuw (Vervolg). - Hugo Collumbien: Gentse Memoriedagen: 20-21-22-23 Juni. - Lodewijk De Vriese: Een kort grafschrift - Bibliografie. - Vraag en Antwoord. - Kom 't huis -Uitgaven van onze kring - Dit bestaat niet meer

277

278

302

303

313 316 324

329 341 344 345 346 347 348


HET MEMORIEBOEK VAN PASTOOR ROGER NOTTINGRAM VAN DE GENTSE SINT-NIKLAASPAROCIDE (1657-1690) (vervolg) 109.- (F 105) 6 augustus 1666. De adellijke familie van D. Theodorus Van den Meersche schonk aan de kerk een kamer van vijf wandtapijten op voorwaarde dat de pastoor en de kerkmeesters hen een vrije sepulture zouden toestaan aan de linker zijde van die van de pastoors in de kapel van de H. Maagd en dat geen enkele van deze tapijten ooit de kerk zou verlaten. Die vijf stukken worden geschat op 300 florijn. Zijn dochter Dia. Van den Meersche g. d. liet op haar kosten een sepulture maken aan de rechter kant van de ingang van de sacristie. Zij strekte zich uit onder heel de kapel, die nu die van de H. Drievuldigheid is. Daar werd haar vader begraven op 7 maart 1673. Hij had ook een gezongen jaargetijde gefundeerd en legateerde daarenboven 500 florijn voor de nieuwe op te hogen vloer. - Theodorus Van den Meersche werd in de adelstand verheven op 3 aug. 1672 door koningin Maria Anna van Spanje die als regentes haar land bestuurde tijdens de minderjarigheid van haar zoon Karell/ 76 • De kapel van de H. Maagd (of 0. L. V. der Gewillige Slaven) was de askapel (kapel XVI). De kapel van de H. Drievuldigheid was in 1673, kapel XII 77 • Voordien droeg de kapel in de zuidelijke transeptarm die naam78 en was kapel Xll de H. Kruiskapel. Ze wisselden van naam (Zie ook volgnummer IJ ). Blijkbaar werd aan de voorwaarden door Van den Meersche gesteld wat de graflocatie betreft niet voldaan zodat het dan ook weinig waarschijnlijk is dat de kamer wandtapijten er gekomen is. 110. -Op 13 augustus 1666 schonk Dl a. Susanna Geslings, g. d., ter ere van het Allerheiligste een nieuwe expositietroon in papier maché ('Thronum chartaceum') en vier bloemen in dezelfde materie om in vazen te schikken. 111.- 14 augustus 1666. Kerkmeester Joannes Biervliet schonk aan de kapel van de Naam Jezus een nieuw glasraam met de insignes van zijn familie. De 300 florijn die het gekost heeft waren hem met die bedoeling gelegateerd door R. D. Paschasius Biervliet, priester en kanunnik van onze collegiale kerk. Dit glasraam is verdwenen. 112. - Op 20 augustus 1666 schonk N. D. Baron de Rodes aan de kapel van de H. Moeder Anna, in zijn hoedanigheid van deken van die broederschap, drie zetels voorzien van zijn insignes ten gerieve van de celebrant en zijn assistenten. De novene van de H. Moeder Anna werd druk bijgewoond. -Het mag verwonderlijk heten dat Nottingham de heroprichting in dat jaar, in 278


zijn kerk, van de confrerie van de H. Anna niet vermeld (omdat hijzelf er geen lid van werd ? ). De voorname heren die zich als lid lieten inschrijven en waarvan enkele ter sprake komen zijn: N. D. Simon Rodrigues Devora baron de Rodes, heer van Terweeden etc. ; N. D. Carolus van Zevecote, heer van Sotschore (volgnr. 131 ); Jacobus Coornaert, deken van de confrerie ( volgnr./31 ); N. D. Abraham Hoobrouck, heer van Asper, Zinghem en Axelwalle, thesaurier van Gent ( volgnr. 131 ); C. D. L. Van de Sompele, advocaat bij de Raad van Vlaanderen; D. Aegidius van den Kerckhove, schepen, deken van de conjrerie; Exp. D. Joannes van Dale, med. doctor ( volgnr. 166 ); Christopher van den Route; Magr. Jacobus Goetgheluck; RaphaÍl de Deyckere ( volgnr. 136 ); Magr. Conrad de Moormeester; Adrianus laMariscal (dezelfde als die van volgnr. 77 ?); Joannes Crombien, baljuw ( volgnr. 118 & 177 ); Joannes de Gravefs. Nic.; Petrus van Saffele ( volgnr./8 & 118 ); Gherat. van Loo fs. lans Fred., Jan de Meyere, Pieter Strijnckx fs Michils, Jacobus de Meyere fs lans )19 •

113.- Op 10 september 1666 schonk C. D. Petrus Billiet advocaat bij de Raad van Vlaanderen - hij is anno 1675 kerkmeester geworden - 18 muziekboeken voor het doksaal. De plaats van het jaartal 1675 middenin een zin die handelt over een gebeurtenis in 1666 bewijst dat die noot minstens 9 jaar na de feiten in zijn memorieboek geschreven werd. 114. - 18 september 1666. Plechtige uitvaart van Judocus Van (der) Haghen, gewezen dismeester van onze kerk. Hij fundeerde een gelezen jaargetijde met broodbedeling. 115. - 26 september 1666. De kerk kocht een nieuwe kazuifel en twee dalmatieken aan, wit van kleur en met een rood kruis 'ex Pan' evenals twee daarmee overeenstemmende stola's en manipels. Zij zullen gebruikt worden in missen ter ere van het Allerheiligste Sacrament. -Met 'ex Pan' heeft Nottingham vermoedelijk 'ex panno' bedoeld. Pannus kan zowel een linnen als wollen weefsel betekenen. Hij zal in ieder geval een ander soort weefsel op het oog gehad hebben als dit van de gewaden. 116. - 7 oktober 1666. De familie d. i. de erfgenamen van edele heer Oliverius Meyne sloten een overeenkomst met de pastoor en de kerkmeesters omtrent een nieuwe sepulture in de kapel zelf waar tegenover hun oude sepulture gelegen was. Van die laatste deden zij afstand ten voordele van de kerk (welke kapel dit is wordt niet vermeld ). Zij betaalden daarenboven een opleg van 30 florijn en lieten er voor 96 florijn een nieuwe (houten) afsluiting plaatsen, voorzien van hun insignes. Terzelfdertijd lieten zij het glasraam herstellen en kochten van de kerk voor 84 florijn het nieuwe houten altaar dat daar stond en voorzagen die kapel van een jaarrente van zes florijn ten laste van de stadskas 279


om de decoratie ervan te financieren. Volgens zijn grafmonument was Oliverius Meyne de won van Judocus en Judoca Utenhove, dochter van Joannes. Hij was greffier van de raad van de aartshertogen en ontvanger-generaal van de imposten ( d. i. alle inkomende rechten of accijnsen) in de streek van Gent. Hij was gestorven op 12 oktober 1611. 80 117.- (f' 106) 6 december 1666. De devotie tot Sint-Niklaas werd met een plechtig octaaf onderhouden. Het waren de pastoors van de stad die celebreerden. 118. - Op 13 februari 1667 werd een aanvang gemaakt met het plaatsen van de kandelabers voor de beelden van de apostelen in het schip van de kerk. Pastoor Nottingham schonk de eerste ter ere van de prins der apostelen, Joannes Crombien handelaar in de Korte Munt de tweede, Da. Catharina Cecilia d'Hondt grote weldoenster van onze kerk de derde, Petrus Van der Saffel van de Korenmarkt de vierde, C. D. Speeckaert advocaat in de Raad van Vlaanderen de vijfde, Henricus Blanckaert bakker Te Putte de zesde, Dia. Susanna Geslings g. d. de zevende, Dia. Maria Beerleer g. d. de achtste, de kerk de negende en de tiende en de weduwe van D. Van der Haghen de elfde en de twaalfde. 119.- Op 21 mei 1667 stierf Da. Catharina de Potter zuster van D. Joannes de Potter. Zij liet aan de kerk het kostbaar zijden baarkleed evenals de wollen onderlegger die voor haar uitvaart gediend hebben. Allebei zijn ze voorbehouden aan haar erfgenamen. 120.- 23 mei 1667. Eerste dag van een serie plechtige missen ter bestrijding van de pest, niet zonder groot voordeel voor de kerk. De bewoners van de gebuurten van onze parochie stroomden samen om de mis bij te wonen en offerden per gebuurte een waskaars. 121. - 3 Juni 1667. Tot hiertoe hebben de kapittelheren veel moeilijkheden gemaakt voor de was van de kaarsen, die na de begrafenis van kanunniken en kapelanen overbleef. De heren van het kapittel eigenden zich die toe hoewel de pastoor en de kerkmeesters staande hielden dat die de kerk toekwam. Vandaag bij de uitvaart van R. D. Adriaan Adriani, kanunnik van onze kerk lieten zij voor het eerst de resterende was van de flambeeuwen aan de kerk maar niet die van de kandelaars en ook het offergeld niet ( zie ook volgnr. 105 ). 122.- Op 26 juni 1667 vond de plechtige uitvaart plaats van D. Aegidius Billiet. Hij was gedurende meer dan 20 jaar kerkmeester en een grote weldoener van onze kerk. Hij heeft ons een klein orgel geschonken, 300 florijn voor de oprichting van het hoogaltaar en betaalde evenveel voor een vrije sepulture in de kapel van de H. Maagd. Hij bewees de kerk veel weldaden en ook zijn erfgenamen doen dat nog dagelijks. 280


-Op een epitaafwordt hij Edele Heer Aegidius Billet genoemd gestorven op 24 juni 1667, gevolgd door zijn geliefde echtgenote op 9 augustus 1676. Onder dit epitaaflagen op het einde van de 18e eeuw nog 9 witmarmeren grafstenen met de namen van hun kinderen, gestorven tussen 1667 en 1683. 81 123. - Op 3 september 1667 werd het lijk gevonden van D. Alexander de Reux, kanunnik van onze kerk. Hij verdronk rond middernacht in de Leie aan de Korenlei tegenover de kelder 'De Vogelsangh'. Dat overkwam ook R. adm. D. kanunnik Delval, deken van het kapittel, ĂŠĂŠn van zijn voorgangers in zijn kanunnikdij. Ik denk dat dit gebeurde op 4 juni 1645. 124.- (:F 107) 26 februari 1668. Uitvaart van David Van der Bist, grafdelver van onze kerk. In zijn plaats is Nicolaus Tondu gekomen die zich echter nog lange tijd niet van die functie kan kwijten. Voorlopig gebeurt het werk door Comelius Stommans die daarvoor geen opdracht gekregen heeft van de pastoor noch van de kerkmeesters. 125.- Op 18 april1668 werd de uitvaart gecelebreerd van Franciscus Langsweert. Hij legateerde aan de kerk een jaarrente van 24 florijn om jaarlijks 20 missen te celebreren ter lafenis van zijn ziel. De bisschop van Gent regelde op 5 mei 1670 het gebruik ervan als volgt : 10 stuivers voor een mis, 10 stuivers per jaar voor de koster en twee florijn per jaar voor de kerk als vergoeding voor de waskaarsen, de wijn en de decoratie. De rest moest aan de armen besteed worden onder de vorm van broden. - De jaarlijkse verplichtingen die op het legaat rustten bedroegen dus : ( 20 X 10) +10 + 40 stuivers = 250 stuivers of 12 florijn en 10 stuivers. Er bleven dus 11 florijn en 10 stuivers over voor de broodbede /ing. 126.- Op 16 april1668legateerde Dia. de weduwe van Joannes de Wale aan de kapel van de H. Moeder Anna 300 florijn voor de decoratie ervan. Deze som werd overgemaakt aan Anna Manilia, die zorg draagt voor deze kapel. Die 'Anna Manilia' werd jaren later begraven onder een witmarmeren zerk waarop een grafschrift in verzen : D. 0. M. Hier onder den marmeren zerk I In Pharaildis waerde kerk I Ligt een joffrouw met goede faem I Anna Manilius met naem I Die deugdzaem was en goed van aert I Sij stierf den thienden der rnaend maert, I Het jaer hier onder is te zien IGheen mensch en can de doodt ontvlien, I Heeftjaeren acht mael thien gheleeft, I En een daerbij. 0 Christus gheeft I Aen haere ziel des hemels rust, I En laet haer pijnen sijn gheblust. Jaerschrift : ... (onleesbaar) I overleden 10 maert... 82 Haar uitvaart werd gecelebreerd op 12 maart 1702 met de hoogste dienst, weet het parochieregister. 127.- 13 augustus 1668. Omwille van de pest die in heel de stad rondwaarde

281


werden gisteren de heilige relikwieën van de heilige bisschop Macharius ter verering in de kathedraal opgesteld en vandaag in een plechtige bidprocessie naar onze kerk gebracht en 's avonds even plechtig naar Sint-Baafs teruggevoerd. Hetzelfde gebeurde voor de vijf andere parochiekerken. Vóór die datum werden in onze parochie vijf huizen aangestoken : op de plaats Te Putte stierf in april huisvader Livinus Vincent en zijn dochter, in de Mere werden drie families besmet en één aan de Ketelpoort. Zeven personen zijn eraan gestorven. -Het gaat hier om de laatste grote pestgolf die de Zuidelijke Nederlanden en ook andere landen teisterde van 1667 tot 1669. 128. - 2 september 1668. Van de besmettelijke ziekte (de pest) stierven: R. D. Christopborns Van den Houte, onderpastoor van Sint-Baafs, afkomstig van onze parochie. Dit gebeurde om tien uur 's ochtends en om halfnegen 's avonds stierf onze onderpastoor D. Jacobus Uijtterschaut. Hij legateerde aan de kerk 100 florijn, ( in de rand: die de kerk nooit ontvangen heeft bij gebrek aan middelen). De 14e dezer overleed R. D. Dominicus Custerman afkomstig van Leuven, onderpastoor van Sint-Salvator, een man waarop aller hoop gevestigd was. 129 - I 0 september 1668. In opdracht van de heren van de magistraat werd in heel de stad een collecte gehouden. Enkelen van hen namen ook deel aan die actie evenals de pastoors die hun respectieve parochianen vergezelden. In onze parochie bracht dit 216 florijn op in de voormiddag en 168 in de namiddag. - De hoogbaljuw en de schepenen van de Keure hadden in hun vergadering van 29 augustus83 besloten een 'itterativen ommeganck te laeten geschieden door de voors(eijd)e heeren beneffens de pastoors ende kerckm(eeste)rs tot alimentatie ende onderhout van de aerme ghepestifereerde persoonen gaende langs destraeten bedelen met haerl(ieden) roetiensin de handt'. M. a. w. de hoogbaljuw, de schepenen, de pastoors en de kerkmeesters moesten langs de straten geld gaan inzamelen en daarbij verschillende malen ( iteratief) langs dezelfde straten gaan wat Nottingham oploste door een rondgang in de voormiddag en een in de namiddag te doen. Zij werden ook verzocht een lijst te maken van de huizen die besmet waren met de pest en te noteren hoeveel mensen in die huizen nog in leven waren teneinde 'de penningen behoorlijk te connen distribueren'. Welke de betekenis is van roetiens ( roetjens = kleine roeten, stokjes of twijgjes ) is niet duidelijk. 130. -Op 11 september 1668 werd de plechtige uitvaart gecelebreerd van D. Joannes Biervliet, vierde kerkmeester van onze kerk. Hij werd begraven in het koor. Op zijn witmarmeren grafzerk staat zijn sterfdatum : 9 september. Zijn echtge-

282


note Joanna van Larebeke stierfop 9 augustus 1679 en werd in zijn graf begraven84.

131. -Op 28 september werd R. D. Uijtterschaut opgevolgd door Antonius Van Dale, baccalaureus formatus in de theologie, geboren in onze parochie. 132.- Op 5 november 1668 werden de nieuwe kerkmeesters verkozen: N. D. Sevecote, heer van Sootschore was de opvolger van C. D. Speeckaert eerste advocaat bij de Raad van Vlaanderen; N. D. Abraham Hoobrouck heer van Asper, Zinghem en Axelwalle kwam in de plaats van secretaris D. Joannes Odemaer zaliger; Joannes Van (der) Haghen advocaat bij de Raad van Vlaanderen kwam in de plaats van Joannes Biervliet en D. Jacobus Coomaert verving D. Aegidius Billiet. D. Joannes Potter bleef. D. Sevecote is surnumerair en bekleedt die functie honoris causa en als hulpkracht. 133.- (f" 108) 21 november 1668. MariaAnna de Reijs, dochter (sic), schonk een gouden ring bestemd voor het Allerheiligste Sacrament. Zij zal aan de monstrans hangen aan de hand van een engel. 134.- 3 januari 1669. De kapittelheren brachten uit de kapel van Sint-Veerle zes grote bronzen kandelabers en een kruis naar de parochiekerk terug. Zij behoren tot het hoogaltaar en hadden meer dan 16 jaar in hun kapel gestaan. 135a.- 25 januari 1669. Zonder concursus kreeg ik het pastoraat van Lokeren in het Land van Waas. Met de zegen van de bisschop 's anderendaags. In het vooruitzicht van de droefheid en de ontreddering van mijn parochianen bij dit afscheid heb ik geoordeeld daaraan te moeten verzaken. 135b.-13 februari 1669. Een orkaan deed de (tuin)muur van de pastorie aan de kant van de straat tegen de vlakte gaan. Op 25 juni 1672 werd hij heropgebouwd tegelijkertijd met een nieuwe houtloods. 136. - 12 maart 1669. Plechtige uitvaart van dismeester RafaĂŤl de Deijcker, een opperbeste parochiaan en een geducht man. Hij legateerde 24 florijn aan de kapel van de H. Anna. 137.- Op27 maart 1669 stierfR. ampl. D. Joannes Melis, licentiaat in de beide rechten. Hij was acht jaar lang proost van deze kerk. In 1661 namelijk werd hij met deze functie bekleed. Hij celebreerde zijn Eerste Mis op 21 mei van het jaar daarop in aanwezigheid van de bisschop van Gent Van den Bosch, van de proost en de deken van het Sint-Baafskapittel en van verschillende andere notabelen zowel leken als geestelijken. Zijn uitvaart werd de 30e gecelebreerd door de deken van onze collegiale kerk. Hij legateerde 120 florijn aan de kerkfabriek en 4800 florijn aan de armen van de stad. Met de besteding daarvan werden de pastoors van de respectieve parochies belast. Zij hebben die som 283


echter nooit ontvangen. Aan de zangers van de kerk liet hij na wat de ontvangers Scheerlinck en Crombeen verplicht waren hen te geven. De kerk kon zich voor de eerste maal verheugen in een vreedzame recuperatie van de resterende was van de uitvaart. Hij werd begraven in het koor in een 'gemetste sepulture' 38 • 138.- Op 9 aprilliet de wapenkoning zijn (Melis') insignes die in het koor hingen verwijderen. Voordien was iets gelijkaardigs gebeurd met de insignes van Er. D. Georges Baronage proost van onze kerk, die uit zijn grafsteen gekapt werden (zie volgnr. 6 ) Zij gebruikten die zonder dat zij noch hun familie daar recht op hadden. 139.- Op 26 mei 1669 wijdde en mijterde 111. D. D' Allamondt bisschop van Gent in zijn kapel in de Sint-Baafskathedraal de aartsbisschop van Tuam in Ierland. Dit gebeurde met de assistentie van Ill. D. Petrus Talbot aartsbisschop van Dublin en primaat van Ierland. Die laatste was kort voordien, op 12 mei, door Ill. D. Capelle bisschop van Antwerpen in die stad gewijd wat gebeurde met de assistentie van de bisschop van Namen Ill. D. Grobendonck, de bisschop van Gent en de bisschop van Fems, Nicolaus French. Die laatste was eveneens aanwezig bij de wijding van de aartsbisschop van Tuam. -Het was Jacobus Linch die door bisschop d'Allamont tot aartsbisschop van Tuam gewijd werd De twee assistenten waren de aartsbisschop van Dublin en de bisschop van Ferns Nicolaus French 85 • Die laatste had een bewogen leven achter de rug toen hij in Gent arriveerde. Bisschop van Ferns ( Ierland ) gewijd in november 1645 was hij voor de kerkvervolging gevlucht in 1651. Hij was daarvoor hulpbisschop geweest van de aartsbisschop van Compostelia (Spanje) van 1652 tot 1666 en van de aartsbisschop van Parijs van 1666 tot 1668. Te Gent nam hij dezelfde taak waar en was door Mgr. d'Allamont in zijn residentie opgenomen86 • - Ignace Augustin de Grobbendonck was in 1666 tot bisschop van Namen benoemd en werd op 9 jan. 1680 als bisschop van Gent geïnstalleerd. 140. - Op 1 december 1669 wijdde de bisschop in zijn huiskapel Oliverius Pluncket tot aartsbisschop van Armagh en primaat van Ierland. Dit gebeurde met de assistentie van RR. Adm. DD. Petrus Rooseen Joannes Lamonier, respectievelijk proost en deken van Sint-Baafs. In de rand: Op 1 juli 1681 was een roemvol martelaarschap zijn deel. Hij werd te Londen opgehangen en gevierendeeld. - Aan de wijding van Oliverius Plunket hadden normaliter twee bisschoppen moeten deelnemen. Als dit niet makkelijk kon gebeuren mochten, krachtens een breve van paus Clemens IX, twee kerkelijke waardigheidsbekleders hen vervangen. Na mij, schreefbisschop d'Allamont naar Rome, bekleden de proost

284


en de deken van het Sint-Baafskapittel de hoogste waardigheitJ87 • Oliver Plunket ( 0 I629) vertrok in de loop van het jaar na zijn wijding naar Ierland. Hij reorganiseerde er zijn aartsbisdom ( Armagh ) dat zoals geheel Ierland na een langdurige repressie veel geleden had. Alles ging goed, tot in I673 een nieuwe kerkvervolging hem dwong onder te duiken. Zes jaar later werd hij verraden en gearresteerd. Na een aanvankelijke opsluiting te Dublin werd hij naar Londen overgebracht en, beschuldigd van samenzwering, na een bespottelijk proces ter dood veroordeeld. Op I juli I68I werd hij in Tybum (Londens galgenveld) opgehangen, ontweid (het ingewand uitgehaald zoals bij grof jachtwild ) en gevierendeeld. Hij was de laatste martelaar voor het katholieke geloof in Engeland. Hij werd heilig verklaard door paus Paulus VI in 197SSS. 141. - (f" 109) 7 augustus 1669. Plechtige uitvaart van C. D. Franciscus Vaentiens, advocaat. Hij kocht voor zichzelf en zijn familie een vrije sepulture in het koor niettegenstaande hij aldaar in hoofde van zijn echtgenote over een graf beschikte. Het nieuwe graf ligt echter in het hoogkoor aan de linker zijde van het hoogaltaar. De kostprijs van 300 florijn moest maar betaald worden als men de vloer van het koor begon op te hogen. Hij is gestorven en aldaar begraven op 30 juni van dit jaar. Volgens zijn grafzerk heette hij Vaetkens en was 42 jaar oud toen hij stieif op 29 juni I66~9 • De uitvaart gebeurde de 5e augustus volgens het ontvangboek van de 'accedenten. ' 38 In de kerken waaraan een kapittel verbonden is, bestaat het koor uit een gedeelte waarin zich de gestoelten van de kanunniken bevinden en een daarvoor gelegen hoogkoor of priesterkoor met het altaar, voorbehouden aan de celebrant(en) en de zangers. 142.- 1 oktober 1669. Plechtige uitvaart van D. Joannes Hooghen van SintBaafs. Hij legateerde aan onze kerk 120 florijn om het marmeren hoogaltaar op te richten en evenveel voor een nieuw altaar in de kapel van zijn familie rechtover zijn graf dat aan een marmeren deksteen te herkennen is ( Ze werd geplaatst op 8 augustus 1673 en kostte 300 florijn). Hij stichtte ook nog een gezongen jaargetijde voor een duur van dertig jaar, maar niet langer ( sic ), en schonk 100 florijn voor de armen van de parochie en evenveel aan de armenkamer. Die kapel werd van omamenten voorzien en is gedoteerd door zijn echtgenote en zijn dochter D. Barbara Catharina. Die dotatie zal effect sorteren vanaf de dag van hun overlijden. · Het is de uitvaartvanJand'Hooghe en zij kostte I08florijn3 8• De twee legaten worden in het begrafenisregister vermeld. 143.- 10 oktober 1669. In het huis genaamd DobbelTanghein de veldstraat

285


vermoordde bakker Langsweert op en gruwelijke wijze zijn vrouw die zeven maand zwanger was. Hij bracht haar verschillende messteken toe, sneed haar de keel over, stopte het lijk tot aan de voeten in een zak en gooide het in de kelder waar hij het met takkenbossen bedekte. Hij werd gevat te Luik en op de Vrijdagmarkt door radbraken op een allerwreedste manier ter dood gebracht. 144. - 14 januari 1670. In het afgelopen jaar rees een scherp geschil tussen de pastoors van onze stad en de eerwaarde paters jezuïeten over de vraag of in een akte van berouw enige onvolmaakte liefde tot God volstaat. Veel boekjes werden uitgegeven en veel sermoenen werden daarover gehouden totdat één boekje in het Vlaams verscheen, uitgegeven door de pastoors. En omdat bisschop d' Allamondt voordien verboden had dat iemand, zelfs met de goedkeuring van de boekencensor, iets over deze controversiële materie zou laten drukken of laten verschijnen tenzij hijzelf zijn goedkeuring daaraan zou hebben gehecht, vaardigde hij op 8 juni 1669 een decreet uit waarin het boekje verboden werd en de auteurs gecensureerd. Op 28 juni gingen de pastoors daartegen in beroep bij de aartsbisschop van Mechelen door tussenkomst van de apostolische notaris Caesmaker. Zo werd zelfs de Apostolische Stoel bij dit conflict betrokken. Dit alles verwekte groot schandaal bij het volk. Door tussenkomst van de bisschop van Fems werd op- 14 januari 1670 de vrede gesloten in het huis van R. adm. Ampl. D. deken Le Mooier. De pastoors tekenden's anderendaags het document en op de 18e deed Zijne Doorluchtigheid hetzelfde en spoorde daarbij als een herder zijn helpers tot vrede aan. Zowel de 15e als de 18e vergastte hij al de pastoors in zijn paleis op een drankje en een etentje. De gehele stad applaudiseerde bij die uitslag. Op 24 februari richtte hij in zijn paleis een festijn aan voor de pastoors, waarop ook de bisschop van Fems en aartspriester Gillemans aanwezig waren. - lgnace Gillemans90 was de zoon van ridder Jan en Joanna d'Ave. Hij behaalde een licentie in de theologie aan de universiteit van Leuven. Hij was secretaris geweest van bisschop Triest en werd kanunnik van het SintBaafskapittel zes maanden na diens overlijden. Bisschop d'Allamont benoemde hem tot aartspriester op 20 maart 1668. De aartspriester en de penitentier werden niet tot de waardigheidsbekleders van het kapittel gerekend in tegenstelling tot de aartsdiaken. Alle drie echter werden zij door de bisschop uit de kanunniken van het kapittel gekozen. Hij was ook boekencensor en zeer jansenistisch gezincf 1 • Hij stieif op 30 augustus 1674. 145.- (f' 110) 9 maart 1670. De bisschop legde met instemming van de schepenen een algemene processie in als dankbetuiging voor de bevrijding van de pest die twee jaar lang huisgehouden heeft in de stad. In deze processie stapten mee op : de abt van de norbertijnen van Drongen, die van de benedictijnen van Sint-Pieter, de religieuzen van Baudelo en de overige bedelorden ( sic), de 286


heren van de Raad van Vlaanderen en de schepenen van de beide banken. Een geschil over de voorrang tussen de religieuzen van Baudelo en Drongen enerzijds en de kapittelheren van Sint-Veerle, de pastoors en de seculiere geestelijkheid anderzijds werd geregeld door voorrang te verlenen aan de religieuzen. Die processie was een buitengewone, d.w.z. een waartoe de bisschop kon besluiten in tijden van rampspoed, ter gelegenheid van de overbrenging van relikwieÍn of als dankbetuiging. De gewone processies behoorden tot het Rituale Romanurn zoals die van Sacramentsdag of tot de plaatselijke gewoonten zoals hetfeest van de patroonheilige. Tot de vier biddende of bedelorden behoorden de augustijnen, de dominicanen, de karmelieten en de minderbroeders (franciscanen). De jezuïeten hoefden niet deel te nemen aan processies omdat zij daarvoor hetzelfde voorrecht genoten als de regulieren van de slotkloosters, zoals de kartuizers, die vrijgesteld waren van alle processies92 • 146. - 23 maart 1670. D. Joannes Biervliet, zoon van de overleden kerkmeester D. Joannes Biervliet schonk aan onze kerk een nieuwe predikstoel versierd met de beelden van de vier kerkvaders, de symbolen van de vier evangelisten en de vier natuurelementen ( naakte engeltjes met het attribuut van hun element). Zij kostte ongeveer 600 florijn. Vandaag heeft de pastoor voor de eerste maal vanop deze kansel een sermoen gehouden. Het onderwerp daarvan waren de herkenningstekens van de kerkvaders en de evangelisten. Het moge als deugdelijk ervaren worden door het volk. Randnoot: Hij stierf op 7 februari 1673. 147.- 30 maart 1670. Op aanraden van aartspriester Gillemans werden twee paters recollecten aangetrokken om te helpen bij de paasbiecht van onze parochianen. Hun succes was gering. 148. - 3 april 1670. Dia. Maria Beerleer, g. d. overhandigde aan de pastoor twee zilveren kandelabers met een waarde van 240 florijn. Zij bestemde die voor de kapel van de H. Maagd en ter harer ere. Het vruchtgebruik evenwel behield zij zich voor haar leven lang. 149.- 25 april 1670. D. Antonius Van Date, onderpastoor van onze kerk, verkreeg het pastoraat van Kruibeke via een concursus. Hij was hier onderpastoor van 28 september 1668 tot op heden. Hij werd opgevolgd door R. D. Livinus Philippo, baccalaureus in de theologie, afkomstig van Asper maar geboren in Gent. Op 5 juni nam hij zijn functie op. Antonius Van Daele volgde Nottingham op als pastoor van Sint-Niklaas. 150. - 28 april 1670. Plechtige uitvaart van R. adm. Venerabilis D. N. Coen pastoor van Sint-Martinus. Het lijk werd gedragen door vier pastoors. Op de

287


kansel stond R. D. pastoor van de Toevlucht van Maria. Aanwezig waren : de prelaat van Drongen, de deken en verschillende kanunniken van de kathedraal. R. adm. D. aartspriester Gillemans celebreerde. In zijn plaats kwam na een concursus R. D. N. Poelman.

- De predikant was de pastoor van het 'Castellum Beatae Mariae', schrijft Nottingham wat de Toevlucht of de Haven van Maria betekent, m. a. w. de Bijloke. 151.- Op 2 juni 1670 heeft R. adm. D. Gillemans, aartspriester van onze stad de kleine klok van onze kerk gewijd. Zij werd Pharaildis gedoopt, weegt 945 pond metaal ( 4 JO kg. ) en werd hergoten op kosten van het kapittel. Op 6 juli werd zij voor het eerst geluid om de kapittelheren naar de getijden te roepen. Twee jaar lang werden te dien einde geen klokken geluid maar werden zij met een ander signaal tezamen geroepen. 152. - Op 27 juli 1670. Met grote plechtigheid werd de novene van de H. Moeder Anna ingezet. E. P. Van der Heijden, kapucijn stond op de kansel onder grote belangstelling van het volk. 153.- ( f' 111) Op 14 augustus 1670 kregen de pastoor en drie kerkmeesters met name wijlen D. Aegidius Billiet, advocaat D. Speeckaert en Joannes Potter de 300 gulden terug die de schepenen van hen ontleend hadden voor de herstelling van de kerktoren. Met de intresten was dit voor ieder 421 florijn en 16 1/2 stuivers. De som bestemd voorD. Billiet schonken zijn erfgenamen aan de kerk voor de vrije sepulture die deze familie heeft in de kapel van de H. Maagd Maria. Ze is aan D. Potter overgemaakt in mindering van de schulden waarvoor de kerk bij hem in het krijt staat. 154.- 19 augustus 1670. De pastoor riep de notabelen van onze parochie bijeen te zijnen huize om een beslissing te nemen over de ophoging van de vloer van het koor en de kooromgang van onze kerk. Met eenparigheid van stemmen keurden zij het plan goed op voorwaarde dat de beschikbare middelen de uitvoering ervan zouden toelaten. Zij besloten eveneens twee altaren in het schip van de kerk weg te nemen evenals twee andere in de vrije ruimte aan beide zijden van de kapel van de H. Maagd. Daarvoor moet wel vooraf het akkoord bekomen worden van Ill. D. onze bisschop en van R. adm. D. de prelaat van Sint-Pieters als patronus van onze kerk. 155.- Op 25 augustus 1670 werd met de instemming van de hiervoor genoemde personen het aardewerken tabernakel van het Allerheiligste Sacrament weggehaald omdat het in puin dreigde te vallen en bijgevolg een gevaar betekende voor de omgeving. Het stond aan de rechter kant van het hoogaltaar in de vorm van een piramide. Het werd verkocht aan meester-metselaar Burick voor 120

288


florijn. Voor die prijs zorgde hij voor de ophoging van het koor en de aanmaak van de graven op die plaats. 156. - 1 oktober 1670. C. D. Joannes Carolus Vrints, licentiaat in de beide rechten werd geïnstalleerd als proost van onze kerk in opvolging van R. adm. D. Melis. Dit gebeurde niet zonder grote strubbelingen met een zekere Spanjaard, die niet geschikt was voor die functie wegens zijn gebrek aan kennis van zowel de Latijnse, Franse als Vlaamse taal. Hij was gedwongen met D. Vrints een overeenkomst te sluiten om zich voor zijn zeer belangrijke pastorale functie te laten vervangen door Jacobus de Naijer, priester en kanunnik van onze kerk. Die laatste stierf de 1Oe van deze maand en werd begraven in de kapel van Sint-Veerle. Die grote strubbelingen waren de ui.tputtingsstrijd die de kanunniken voerden · met Don Inigo de Velasco, gouverneur-generaal van de Zuidelijke Nederlanden. Die had de vacante waardigheid van proost aan zijn kapelaan Pedro Perez Tagle begeven. De kapittelheren die gewoon wareri zelf de proost te verkiezen en te installeren namen die autoritaire manier van handelen niet en weigerden hem te aanvaarden. De Velasco dreigde met confiscatie van hun goederen. Zij bleven weigeren en verscholen zich achter het gebrek aan kennis van beide landstalen van diens beschermeling die daardoor voor de vereiste zi(!lzorg niet kon instaan en een ander daarmee belasten ( kanunnik Jacobus de Naijer ) mocht niet. Door hem te installeren, verklaarden zij, zouden wij een onbekwame proost aanvaarden wat met ons geweten niet in overeenstemming te brengen is. De Velasco liet beslag leggen op hun goederen en dreigde hen te laten vervolgen wegens ambtsmisdrijf ( 2 en 3 juli 1670 ). De kapittelheren hielden het been stijf en verzochten de Velasco het advies van de theologische faculteit van Leuven af te wachten, waar zij kort voordien om verzocht hadden. Nog vóór dit advies gegeven was benoemde de Velasco de kapittelkanunnik Joannes Carolus Vrints van Trouwenfeldt tot proost bij patentbrief van 7juli. Hij verkeerde namelijk in tijdnood want hij wist toen ongetwijfeld al dat Madrid hem vervangen had in de persoon van de graaf van Monterrey, aangezien hij Brussel s anderendaags verliet. Op die manier leed hij geen gezichtsverlies, tenslotte was hij het toch die de proost benoemd hat!n . Voor één keer was Nottingham het roerend eens met het kapittel. Proost Vrints van Trouwenfeldt stierf op 3 maart 1704 na 33 jaar lang kanunnik en proost van het Sint-Veerlekapittel geweest te zijn. Hij was protonotarius apostolicus en licentiaat in de beide rechten. Hij had blijkbaar een speciale voorliefde voor de kapucijnen want hij liet zich in het midden van hun kerk begraven onder een witmarmeren zerk 94 • 157. - 6 december 1670. Op het feest van Sint-Niklaas werd voor de eerste keer de mis opgedragen aan het hoogaltaar nadat de vloer acht voet (2,37 m.) 289


opgehoogd was. Het was de proost die officiĂŤerde. Op die dag schonk D. Joannes Van den Broucke, kanunnik van onze kerk, aan de parochiekerk een bronzen kroonluchter met 12 kandelaars. Hij werd in het hoogkoor opgehangen. 158.- Op 13 december 1670 stierf D. Carolus Burchgrave, priester en kapelaan van onze collegiale kerk. Hij stichtte een jaargetijde te zijner zielelafenis. Vanwege het kapittel waren er 24 flambeeuwen en werden de drie klokken geluid. 159.-4 januari 1671. Een fikse rel ontstond tussen R. D. proost Vrindts en de pastoor over het lof dat op het feest van Sint-Veerlegezongen wordt als dit feest op een zondag valt. De pastoor hield staande dat het hem toekwam omdat het lof op zon- en feestdagen gelijkwaardig zijn en dus tot de pastorale functie behoren en ook nog omdat het lof op het feest van Sint-Veerle alleen maar in haar kapel mag gecelebreerd worden en niet in de parochiekerk. De zaak werd voor de bisschoppelijke Curie gebracht. Het vonnis werd in het voordeel van de pastoor gewezen en hield in dat In alle plechtigheden door het jaar het zingen van het lof tot de taak van de pastoor behoort en dat de proost zich tevreden moest stellen met de lauden op het feest van Sint-Veerle. Tegelijkertijd werd een gelijkaardig proces gevoerd voor de sleutel van het tabernakel van onze kerk. De proost wou er een zoals de pastoor er een had van het tabernakel van het kapittel. De pastoor verloor die zaak. Die processen brachten hoge kosten mee: 108 florijn voor de pastoor en driemaal zoveel voor de proost. 160. - (f" 112) Op 22 februari 1671 stierf vroom in de Heer Dia. Barbara Catharina Hooghen, enige dochter van D. Joannes, een huwbare jonge vrouw van 21 jaar. Haar plechtige uitvaart werd gecelebreerd op de 28e in aanwezigheid van een ontelbare menigte. Zij legateerde aan onze kerk 600 florijn voor de aankoop van de geplande marmeren communiebank, 180 florijn voor de kapel van haar familie en verder al haar linnen en wollen gewaden die voor die kapel mogen gebruikt worden. Zij vergat de kerkelijke bedienaars niet en bedacht de pastoor met 30 florijn en de koster met 12. 161. - Op 25 februari 1671 visiteerde lil. & R. D. Eugenius Albertus d' Allamondt onze parochiekerk. Na het middagmaal dat hij bij de pastoor gebruikte bezocht hij samen met de kerkmeesters alle kapellen van de parochie. 162.- Op 16 mei 1671 schonk Da. Catharina Driscol, echtgenote van een luitenant van het Iers legioen, een gouden kruis ter waarde van 54 florijn voor het beeld van de H. Moeder Anna op voorwaarde dat het haar om de hals zou gehangen worden. 163. - 3 juli 1671. In de kapel van de H. Maagd Maria werd de epitaaf opgehangen van R. adm. D. Melchior Dalton pastoor van het koninklijk hospitaal

290


gezegd de Bijloke. Hij kostte 72 florijn. Hij fundeerde ook in deze kerk ten laste van onze kerkfabriek een gezongen jaargetijde op de veijaardag van zijn overlijden ( 3 maart ) en ten laste van onze armendis de bedeling, na de dienst, van een zak brood. De helft van die bedeling kwam toe aan de huidige pastoor zijn leven lang en de andere helft aan de dismeesters. Na het overlijden van de pastoor moesten zij de bedeling van zijn helft overnemen. 164. - 12 oktober 1671. Op kosten van de pastoor werd een nieuwe marmeren afsluiting geplaatst aan de noordkant van het koor met aan de buitenkant ervan zijn insignes en aan de binnenkant zijn epitaaf. Kostprijs : 903 florijn en 15 stuivers. 165.- Op dezelfde dag werd een aanvang gemaakt met het witten van de kerk. De aanleiding daartoe schiepen Dlae. Cornelia en Isabella de Coninck, g. ds. die de kapel van de H. Maagd en zijn omgang lieten witten en daarna het midden van het koor. Dit kostte hen 48 florijn. De rest van de kerk werd gewit op kosten van Dia. Maria Beerleer, g.d., daarin geholpen door Da. Ciaijsman voor een bedrag van 6 florijn en door Da. Schellwaert voor een bedrag van 4 florijn en 16 stuivers. De gehele operatie kostte 180 florijn. Wellicht is Da. Ciaijsman te vereenzelvigen met Barbara Theresia Claesman, filia ChrÊtien, zoals op een epitaaf in de kerk voorkomt. Zij stieifop 21 november 169715 • 166.- (fO 113) 3 november 1671. De exp. D. doctor in de medicijnen Joannes Van Dale kreeg een vrije sepulture aan de voet van het tabernakel. Hij betaalde met de intrest van drie jaar van een kapitaal bestemd voor de aankoop van wit marmer van de prelaat van Duinen. Van dit kapitaal aangegroeid tot 2322 florijn nam de pastoor tegen een kwijtschrift 336 florijn en de jaarlijkse intrest ten belope van 100 florijn van hetjaar 1674 (sic) ingegaan op 1 september 1673. Voor het zwarte marmer afkomstig van Namen en bestemd voor het hoogaltaar betaalde de pastoor op dezelfde dag '153libraFiandr.', ( 918 florijn), de kerk voegde daar '2llibra Flandr.' ( 126 florijn) aan toe om aan de totale kostprijs van 175 libra. Flandr. ( 1050 florijn ) te komen. Notringham maakt hier een rekenfoutje : de som van 153 pond + 21 pond is maar 174 pond en geen 175. 167.-6 december. De devotie tot Sint-Niklaas onze patroon werd ook ditjaar met een plechtig octaaf ingezet. 168. - 17 december 1671. In de Grote Raad van Mechelen werden in beroep de dwingende clausules bekrachtigd van het vonnis door de Raad van Vlaanderen in mei 1670 ten nadele van de heren van het kapittel gewezen en waartegen zij in beroep gegaan waren. Het betreft het jaarinkomen van iedere beneficie dat

291


vacant geworden is door overlijden of ontslagneming en dat volgens het contract van translatie aan onze kerkfabriek toekomt. Sedert de translatie van 1614 tot op heden hebben zij dit niet gedaan. Dank zij beide vonnissen hebben zij zich daar nu bij neergelegd. 169. - Op 8 januari 1672 werd de plechtige uitvaart gecelebreerd van Dia. Elisabeth Ghijsens, echtgenote van Joannes Hooghen en moeder van Barbara Catharina Hooghen, gestorven op 22 februari 1671. Die laatste schonk toen aan de kerk 600 gulden voor een nieuwe marmeren communiebank (zie volgnr. 160 ). Die communiebank, die in de kapel van de H. Maagd staat, droeg niet de goedkeuring weg van haar moeder omwille van de hoogte ervan en de vlekken op het blad. Zij zorgde ervoor dat die verdwenen. De communiebank met de sprekende wapenschilden (keper en drie ogen) van de familie Hooghe die de H. Maagdkapel afsluit( kapel XVI J96 is daarmee te identificeren. 170. - Op 26 april 1672 visiteerde R. adm. D. aartspriester Ignatius Gillemans onze kerk in naam van 111. D. bisschop d' Allamondt. Aan het kerkhof gekomen gaf hij aan de pastoor en de twee kerkmeesters die hem vergezelden de opdracht de muur te slopen die de verschillende gedeelten van het kerkhof scheiden en ook de houten afsluiting aan de achterdeur van het huis van advocaat Gheerts. Zo zal de plaats waar de armen van de parochie begraven worden fatsoenlijker en ruimer zijn. Hij droeg hen op prioriteit te geven aan de uitvoering daarvan. In de maandelijkse vergadering van 2 mei daaropvolgend besloten de kerkmeesters daaraan te voldoen. 171.- Op 16 augustus 1672 ontsliep vroom in de Heer Catharina Cecilia de Hondt ( d'Hondt ), jongedochter. Zij werd de 18e plechtig begraven in de kapel van de H. Maagd Maria in een nieuwe vrije tombe tegen de rechter zijmuur. Zij verdeelde al haar goederen in twee gelijke delen en schonk het ene aan de kerk en het andere aan de armendis opdat er vrede zou heersen en getwist vermeden tussen de pastoor en de kerkmeesters enerzijds en de dismeesters anderzijds. Zij schonk aan de kapel van de H. Maagd een jaarrente van 96 gulden met als lastgeving o.a. dat in die kapel iedere tweede zondag van de maand evenals op alle feestdagen van de H. Maagd tijdens het lof te harer zielelafenis een rousicaal begeleide Ave Maria zou gezongen worden en de zegen gegeven met het Allerheiligste. Zij stichtte een eeuwigdurende gezongen jaargetijde waarin de psalm 'Miserere' moest gezongen worden. Zij legateerde voor het Allerheiligste Sacrament aan alle parochie-, abdij-, en andere kerken van de stad 600 florijn, en deed nog heel wat schenkingen met een liefdadig doel zoals uit haar testament blijkt dat in de archieven van de kerk bewaard wordt (zie ook volgnr. 238 ).

292


Op haar witmarmeren zerk in de askapel ( kapel XVI) staat dat zij de dochter was van Antonius en Da. Joanna Seghers en 44 jaar oud toen zij stierf1 • 172.- (f" 114) 15 september 1672. R. D. Gheeraerts, priester, kanunnik van onze kerk en protonotarius apostolicus, geboortig van onze parochie was de eerste van alle kapittelheren die sedert de translatie van het kapittel anno 1614 de helft (volgens het koninklijk decreet van 1658) van de opbrengst van het eerste jaar van de grote vruchten van zijn prebende aan de kerkfabriek afstond. Dit gebeurde krachtens een vonnis van de Raad van Vlaanderen, gevolgd van een dito van de Koninklijke Raad van Mechelen en ook volgens de akte van translatie zelf. Voor hem bedroeg dit 81 florijn. De tweede die dit deed was D. Joannes Van den Brucke ( sic ). Hij stortte 69 florijn op 31 januari 1673. De derde was R. adm. D. Joannes Nijssens deken van het kapittel die 60 florijn betaalde op 8 mei 1673. De vierde was D. Ludovicus Zuniga, clericus, die 78 florijn betaalde op 4 juli 1673, 30 florijn op 12 maart 1674 en nog eens 30 florijn op 14 april daaropvolgend in de handen van ontvanger Scheerlinck. Tezamen 138 florijn. De vijfde was R. D. Ignatius Van der Beke die 105 florijn en 12 stuivers betaalde op 23 april1673. De zesde was kanunnik Bisthove die 95 florijn en 16 stuivers betaalde op 2 mei 1674. De prebenden van de pastoor, van de kanunniken Janssens, Zegers en Overwale hadden geen grote vruchten of andere inkomsten waarvoor zij aan de kerkfabriek een bijdrage verschuldigd waren. De eerste proost die de helft van zijn inkomen van het eerste jaar aan de kerkfabriek afdroeg was R. adm. D. Carolus Vrindts. Hij betaalde f. 22-11-0-4 of 135 florijn, 6 stuivers en 4 mijten op 30 mei 1673. De tweede was R. adm. D. Melis langs zijn erfgenamen om die 113 florijn en een halve stuiver betaalden op 21 juli 1673. Het resterende bedrag of 132 florijn betaalden zij door aan de kerk zijn liturgische gewaden over te dragen; namelijk drie kazuifels met de daarbij horende stola's, manipels en beurzen die de overledene gebruikt had. De enigen die uit vrije wil betaalden waren DD. Geeraerts en Van den Broucke, al de anderen werden daartoe langs gerechtelijke weg door de apparitor gedwongen op 6 mei 1673. Joannes Gheeraerdts was 48 jaar oud toen hij stierf op I oktober 1681. Een luttele tijd die hij als het ware ijlings doorliep staat op zijn grafzerk. Behalve kanunnik en protonotarius apostolicus was hij ook nog koninklijk kapelaan. Hij stichtte een eeuwigdurend jaargetijde met drie pozen klokkengelui van de drie grote klokken en met de psalm 'Miserere', gezongen en muzikaal begeleid. Een broodbedeling was eveneens voorzien. Onder dezelfde grafzerk wer-

293


den later ook zijn beide zusters, g. ds. begraven, 'zodat zij ook na de dood niet van hun broeder zouden gescheiden zijn'. Het waren Dia. Anna, + 18 januari 1704 en 1sabella, +29 september 168'?8 • Ludovicus Zuniga was geen priester maar behoorde wel tot de geestelijke stand wat door de kruinschering geattesteerd wordt. 173. - ( f" 115 ) Op 13 oktober 1672 werd een verkoping gehouden van alle oude kasten, draagbare treden, staken, houtwerk, en andere nutteloze dingen. De opbrengst bedroeg 76 florijn en 5 stuivers die gebruikt werden voor de aanschaffing van een nieuwe kast bestemd voor de kooromgang tussen twee kolommen. 174. - 20 oktober 1672. De pastoor hield in de parochie een collecte onder de jonge lui en de huwbare dochters voor de tegels van de nieuwe kerkvloer. 175. - 7 november 1672. De toegang tot de sacristie werd gewijzigd. Om veiligheidsredenen werd een nieuwe deur gestoken om de pastoor toegang te verlenen. Zodoende kon hij van de kerk naar de pastorie gaan zonder langs de sacristie te moeten passeren. 176. - 6 december 1672. De pastoor heeft zich van zijn functie gekweten in de viering van het Sint-Niklaasfeest zowel in de solemnele mis als in de andere plechtigheden, wat geraadzaam was om alle moeilijkheden te vermijden. 177.- Op 27 februari 1673 kregen wij het bezoek van R. adm. D. aartspriester Ignatius Gillemans, handelend in naam van de bisschop, om een geschil bij te leggen gerezen tussen de pastoor en de kerkmeesters enerzijds en de dismeesters anderzijds. Deze laatsten weigerden nl. aan de pastoor, de onderpastoor, de koster en de koorknapen het gebruikelijke salaris. Hij was opnieuw bij ons op 6 maart in de gewone vergadering van de kerkmeesters voor de verkiezing van de vierde dismeester. Het werd Joannes Crombien in opvolging van ( niet ingevuld). 178.- Op 3 mei 1673 kwamen de pastoor en de kerkmeesters met meester steenhouwer Claudius Le Feeren Guillielmus Pieters overeen om voor 650 florijn het marmeren hoogaltaar op te richten tot op een hoogte van 11 112 voet ( 3,42 m. )99 en om aan de gedeelten uit zwart marmer ( afkomstig uit Namen ) het vereiste witte marmer op de goede plaats aan te brengen en te polijsten. Voor de betaling van dit werk zorgden gedeeltelijk twee g. ds. namelijk Da. Maria Beerleer en Da. Billiet die elk 300 florijn voor zich namen. Ten laste van de kerk bleven dan nog 50 florijn en 16 schellingen ( sic ). Omdat dit altaar echter te gedrongen uitviel ; met zijn breedte van 10 voet ( 2,97 m.) had het niet de vereiste breedte noch hoogte en was het niet aangepast aan het schilderij erboven dat 13 voet ( 3, 87 m. ) breed was. Het moet derhalve weg want het schilde294


rij kleiner maken kan immers niet. En dus werden die 50 florijn en 16 schellingen niet betaald. Het gaat hier om de twee beeldsnijders Claude Le Fer II en Gilliaem Pieters. Op 6 december werd voor de eerste maal de mis opgedragen aan dit nieuwe altaar ( zie volgnr. 189 ). Later - op 5 september 1678 -werd dit altaar weer vervangen door een ander. 100 179.- 17 mei 1673. 111. & R.D. Nicolaus French, bisschop van Fems in Ierland consacreerde met instemming van de vicarissen-generaal de volgende altaren: in het schip van de kerk het altaar van de H. Crispinus en Crispinianus en dit van de H. Naam Jezus, in de noordelijke beuk het altaar van de Lijdende Christus, in de zuidelijke beuk de altaren van de apostelen Petrus en Paulus, van Sint-Niklaas, Sint Bartholomeus en de aartsengel Michaël. Misschien was bisschop d'Allamont toen reeds naar Madrid venrokken (waar hij op 28 augustus zou sterven ) waardoor zijn diocees door de vicarissengeneraal bestuurd werd die voor het optreden van French hun instemming moesten betuigen. Na het overlijden van Mgr. d'Allamont zouden zij dit bestuur verder blijven waarnemen maar dan steevast met de vermelding 'sede vacante'. Een altaar moest gewijd worden om het voor liturgisch gebruik geschikt te maken. De ritus die daarvoor gevolgd werd en wordt is een samensmelting van de Romeinse en Franse die in 1596 door paus Clemens VIII werd vastgelegd. Ze is voorbehouden aan kardinalen, bisschoppen en prelaten met bisschoppelijke volmacht. 180. - Op 18 mei consacreerde hij de hoger in de zuidelijke beuk gelegen altaren van de heilige Victor, de heilige Cosmas en Damianus, Sint-Jan de Evangelist, de Heilige Drievuldigheid en het hoogaltaar toegewijd aan Sint-Niklaas en Sint-Veerle. 181. - ( F 116 ) Op 19 mei consacreerde hij de hoger in de noordelijke zijbeuk gelegen altaren van de heilige Maria Magdalena, van de Driekoningen, van 0. L. Vrouw van Smarten, van de heilige maagden Barbara en Catharina, en van Sint-Veerle. Drie altaren waren portatieve altaren, nl. dat van Sint-Jan Baptist in de doopkapel, dat van Sint-Elooi en dat van het H. Kruis. Drie altaren waren niet geprofaneerd nl. die van de H. Moeder Anna, van Sint-Amandus en dat van de H. Maagd Maria achter het koor. Dit laatste was eveneens een portatief exemplaar van bij zijn oprichting. In al deze opnieuw geconsacreerde altaren werden relieken geplaatst van de H. Theodorus en ... (niet ingevuld ). Er bestonden vaste en draagbare of ponatieve altaren. De vaste waren van natuursteen en hadden een blad dat met het onderstel één geheel vormde. Dit blad had een min of meer diepe holte, het sepulcrum, waarin heiligenrelieken 295


geplaatst werden. De portatieve hadden alleen maar een stenen blad dat op een houten onderstel ( in altaarvorm ) stond of dat ingewerkt was in het blad van een decoratief houten altaar. Dit laatste was dikwijls het geval bij altaren die in een kapel stonden. Zij moesten eveneens van een sepulcrum voorzien zijn1o1. Hoe het kwam dat die altaren geprofaneerd waren zegt Notringham niet. 182.- 5 juni 1673. In de gewone vergadering van de kerkmeesters gaf ontvanger Deurmael de stand van de rekeningen weer van de broederschap van het Allerheiligste Sacrament over de laatste vier jaar. Er was een overschot van 17 florijn en 7 stuivers . 183. - 12 juni. Aanvang van de nodige herstellingen en veranderingen aan de pastorie. 184. - Een nieuwe kast werd gemaakt voor de zuidelijke beuk, gedeeltelijk op kosten van de kapel van het H. Kruis en gedeeltelijk op die van Da. Margareta Van den Meersche, g. d .. Voor de omamenten van het altaar van de H. Drievuldigheid betaalde zij de helft of 51 florijn, de kapel van het H. Kruis betaalde de andere helft. 185.- 26 juli 1673. Op kosten van de kapel van de H. Moeder Anna werd een nieuwe koormantel gemaakt ten gerieve van diegenen die er het lof zingen evenals een kazuifel met stola en manipel voor gebruik aan haar altaar en een nieuw antependium voor het altaar zelf. Tijdens haar novene werd onder grote volkstoeloop iedere dag tijdens de plechtige ochtendmis gepredikt door een pater van een van de religieuze orden van de stad. 186.-28 augustus 1673. In het koor werden drie ramen boven het hoogaltaar vervangen. In de plaats van een gebrandschilderd raam liet R. adm. D. Amand Hovelings, abt van Sint-Pieters en patronus van onze kerk een helder raam aanbrengen met daarop zijn insignes en die van de abdij. Hij nam het oude glasraam voor zijn persoonlijk gebruik mee en betaalde voor het ijzerwerk. 187. - 20 september 1673. Op kosten van de zuster van advocaat Geraard Speeckaert eertijds onze kerkmeester, werd een nieuwe afsluiting in marmer geplaatst aan de kapel van de H. Naam Jezus. Dit gebeurde ter gelegenheid van de ophoging van de vloer onder dit altaar. Zij was eveneens van plan daar later een marmeren altaar te laten plaatsen. 188.- (f" 117) 1 oktober 1673. De mooie achthoekige toren(spits) van onze kerk - gesticht rond 870 en in de jaren daarna gebouwd - met een hoogte van 160 voet ( 47,52 m. ) werd om ĂŠĂŠn uur 's middags door een hevige zuiderwind 'gebroken'. Een stuk ervan viel gedeeltelijk naar het westen op de straat zon-

296


der enige schade te veroorzaken en een stuk naar het noorden op twee huizen wier daken ingebeukt werden. Wonderbaarlijk is God in den hogen, de vallende torenspits heeft niemand van het leven beroofd. Door toedoen van Guilielmus Ghirts ( Gheerts) en N. Coen, allebei advocaat in de Raad van Vlaanderen, naburen en parochianen werd de torenspits volledig neergehaald. Zij had nochtans met weinig kosten kunnen hersteld worden en in stand gehouden voor enkele honderden jaren. Schrijnwerker Paulus Hauwert haalde haar neer in ruil voor de helft van het afbraakmateriaal. Later betwistte hij dit en bracht de zaak voor de schepenen. Over de toren werd een chronogram gemaakt: FrangltVr a Vento TVrrls pVLCherriMa GanDae, MoX DabltVr nostrae Clarlor Vrbls opere. Als Nottingham de laatste helft van dit chronogram aan de magistraat heeft laten lezen dan heeft hij druk op hen willen uitoefenen want zij luidt : ... weldra zal hij door tussenkomst van onze stad een schitterender ( toren ) zijn. De stichtingsdatum van de Sint-Niklaaskerk op het einde van de 9e eeuw mag toegeschreven aan de wens van Nottingham zijn kerk een eerbiedwaardige ouderdom toe te kennen. Het is zeer waarschijnlijk pas omstreeks het midden van de 11 e eeuw dat een kerkgebouw werd opgetrokken. 102 189.- 7 oktober 1673. Als een zeker soelaas voor de geruïneerde toren werd met de fundering van het marmeren hoogaltaar begonnen. R. adm. D. proost Carolus Vrindts en pastoor Nottingham legden de eerste twee stenen. Aan dit altaar werd voor de eerste maal de mis gecelebreerd op het feest van SintNiklaas. Het octaaf werd echter niet op de gebruikelijke wijze gevierd bij gebrek aan middelen. De relikwieën werden wel gedurende de hele tijd uitgesteld. 190.- 23 mei 1674. Op kosten van R. et Ampl. D. Joannes Carolus Vrindts, proost van onze kerk, werd in het midden van het koor een lessenaar geplaatst om de lessen te zingen. Hij is versierd met zijn insignes en met de emblemen van de vier evangelisten en heeft 54 florijn gekost. Deze koorlessenaar is niet bewaard gebleven 103 • 191.-29 juni 1674. Zestigjaar geleden gebeurde de translatie (van het SintVeerlekapittel naar de Sint-Niklaaskerk) en sedert evenveel jaren resideren de kapittelheren in onze kerk. Gedurende heel die tijd waren er voortdurend twisten en geschillen tussen de kapittelheren enerzijds en de pastoor en de kerkmeesters anderzijds, meestal over het jaargeld voor de kerkfabriek, het eigendomsrecht en andere zaken van minder belang. Vandaag werd eensgezind vrede gesloten en ondertekend met de bijval van de vicarissen, sede vacante. Als er in de toekomst moeilijkheden zouden rijzen zal de bisschop als scheidsrechter en rechter optreden en iedereen zal beroep op hem moeten doen op straffe van 297


een boete van 240 florijn ten bate van de sacristie. Vandaar het chronogram : EXULtant oMnes In paCe faCta, CapltULI et eCCLesiae. De vicarissen-generaal bestuurden het bisdom van 28 augustus 1673 ( overlijden bisschop d'Allamont )tot 1 juli 1676 (inbezitneming van de zetel door bisschop van Horenbeke ). 192.- Op 28 augustus 1674 heeft ontvanger Joannes Crombien de rekening gemaakt van de broederschap van de H. Moeder Anna over de jaren 1673 en 74 in aanwezigheid van de deken, de confraters en de pastoor. Daaruit blijkt dat de broederschap aan de ontvanger 288 florijn en 8 stuivers schuldig is. Zoveel heeft hij meer uitgegeven dan hij ontvangen heeft. 193.- (fO 118) 14 september 1674. De plaats waar de zeer mooie toren(spits) van onze kerk stond werd afgedekt door schrijnwerker Guitielmus Mens. Hij gebruikte daarvoor houtwerk afkomstig van de kerk en leverde zelf ook balken, houten en ijzeren sleutels en deed dit voor 252 florijn. De oude pannen heeft hij herbruikt en het nieuwe torentje ermee bedekt voor 60 florijn. Het nieuwe ijzeren kruis, met een gewicht van 206 pond ( 89,37 kg. ), kostte 36 florijn met inbegrip van het werk van de schrijnwerker. Mens zelf rekende 6 florijn om het kruis op het torentje te plaatsen. Het geheel kostte 354 florijn zonder het lood. 194.- Op 14 september 1674 werd de plechtige uitvaart gecelebreerd van D. Joannes Potter. Hij was 30 jaar lang kerkmeester en daarvoor gedurende enkele jaren dismeester geweest. Hij was een groot weldoener van onze kerk. Hij legateerde 600 florijn ter ere van het Allerheiligste sacrament om daarmee de bouw te bekostigen van een nieuw marmeren tabernakel achter het hoogaltaar, 1200 florijn om een marmeren altaar op te richten in zijn kapel nl. die van SintAmandus en een som van (niet ingevuld ) om aldaar dagelijks ter lafenis van zijn ziel een mis te celebreren door een priester naar keuze van twee van zijn erfgenamen en de pastoor van onze kerk. Op zijn grafzerk wordt hij Joannes de Potte re, heer van der Straeten in Zomergem genoemd, die dit schilderij ( waarover Nottingham niet spreekt ) en dit marmeren altaar schonk waaraan hij een dagelijkse mis fundeerde, te celebreren door een priester van zijn bloed ( als er een is ) en anders door iemand aangewezen door de pastoor en twee van zijn naaste bloedverwanten, en dit alleen voor de zielerust van hemzelf en de zijnen. Hij fundeerde ook vier jaargetijden met muziek en een broodbedeling. Hij stierf op 12 september 1674 104 • 195. - Op dezelfde dag begon het beleg van Oudenaarde door drie machtige legers, dat van de Keizer onder het bevel van Sousses, dat van de Hollanders onder de prins van Oranje en dat van de Spanjaarden aangevoerd door 298


Villarmosa. de man die nu gouverneur-generaal van BelgiĂŤ is. Op de 21 e van dezelfde maand braken zij- schandalig genoeg- het beleg op wat de ondergang van het vaderland voor gevolg had. Door dit beleg en het natte weer leden de soldaten aan dysenterie en besmetten daarmee overal de steden. De pastoor werd op 15 oktober door die militaire infectie aangestoken en werd dodelijk ziek. Op 23 oktober kreeg hij de Laatste Sacramenten en de Communie. Langzamerhand werd hij beter tot niet geringe vreugde van zijn parochianen, de vicarissen-generaal en het kapittel. Op 18 november ging hij voor de eerste maal naar de kerk om God en zijn beschermheiligen in de hemel te danken en de 25e celebreerde hijzelf de mis. Tijdens de convalescentie van de pastoor werd onderpastoor Livinus Philippo door dezelfde gevaarlijke ziekte aangestoken en kreeg eveneens de Laatste Sacramenten en de Communie omdat ook voor zijn leven mocht gevreesd worden. God echter bewaarde hen als bij wonder tot meerdere eer van zijn Naam- naar ik hoop- en voor hun beider eeuwig heil opdat zij met meer ijver in de wijngaard des Heren zouden werken. Oudenaarde was toen in Franse handen waarin zij in de loop van de Devolutieoorlog ( 8 mei 1667-2 mei 1668) in juni 1667 gevallen was. Tijdens de daaropvolgende Hollandse Oorlog ( 1672- 1678) werd Oudenaarde in 1674 belegerd door een Hollands leger onder Willem lil, prins van Oranje, versterkt met enkele keizerlijke regimenten onder de Souches en enkele Spaanse aangevoerd door Don Carlos de Gurrea, hertog van Villa Hermosa. Een Frans ontzettingsleger onder CondĂŠ versloeg de prins van Oranje te Seneffe op 11 augustus 1674 en dwong hem aldus in september het beleg op te breken. Oudenaarde bleef in Franse handen tot aan de Vrede van Nijmegen (I 678 ). Villa Hermosa deed pas zijn plechtige intrede in Brussel als gouverneur-generaal op 22februari 1675 enMonterreyoverhandigde hem de bevelhebbersstaf bij het verlaten van de stad op 8 maart daaropvolgend. 196. - 6 december 1674. De R. adm. et Ampl. D. proost celebreerde de plechtige dienst ( van het feest van Sint-Niklaas ) in de plaats van de pastoor. Een octaaf was er niet bij gebrek aan middelen en door de ziekte van de pastoor. 197.- Op de vooravond van het feest van Sint-Niklaas werd ten behoeve van de zangers een nieuw podium geplaatst in de zuidelijke beuk van de kerk op kosten van het kapittel, d.i. van hun kerkfabriek. Kanunnik D. Joannes Van den Brouck deed er een op eigen kosten in de noordelijke beuk plaatsen, voorzien van zijn insignes. Het kostte hem 54 florijn. 198.- Op 14 april1675 (sic) werden in het midden van het koor twee gestoelten geplaatst voor de zangers. D. Nicolaus Smet, kanunnik van onze kerk. schonk het ene en het kapittel het andere wat men het jaar nadien aan de weet kwam. (Zie volgnr. 207)

299


199. - (f" 119) Op 7 januari 1675 kocht D. Jacobus Coomaert, Koninklijk Ontvanger, voor zichzelf en zijn familie een vrije sepulture achter het hoogaltaar voor de som van 120 florijn en beloofde daarenboven met een aanzienlijke som te zullen bijdragen tot de oprichting van een nieuw tabernakel voor het Allerheiligste Sacrament. Zodoende kon zijn echtgenote D. Susanna du Bucquoij aldaar'plechtig begraven worden de 29e van deze maand. Hij stichtte geen jaargetijde maar liet wel ieder jaar tot in 1681 op zijn kosten een mis zingen. Op 20 september 1675 werd de grafsteen geplaatst. Op zijn grafzerk wordt hij de zoon van Pieter genoemd, schepen van de beide banken en 'commies van de maelderije', overleden op 4 februari ... 105 200. - Op 4 februari 1675 kwamen C. D. Petrus Billet ( sic ) enD. N. Coene advocaten, als kerkmeesters in de plaats van C. D. Vander Haeghen, uitgediend, enD. Joannes Potter, overleden. Zij werden vandaag beĂŤdigd in de gewone vergadering van de kerkmeesters. 201.-9 februari 1675. R. adm. D. deken Neijssens en de pastoor gingen samen met kerkmeester C. D. Petrus Billiet als afgevaardigden naar R. adm. D. Amandus Bovelinek abt van Sint-Pieters als patronus van onze kerk om hem te verzoeken kapelanijen van onze parochiekerk af te schaffen en andere instellingen in de plaats daarvan te creĂŤren, wat mocht volgens het contract van translatie. Hij stemde daarmee in maar de gevolgen bleven uit. Hij ging er mee door tot aan zijn dood kapelanijen te begeven. 202.- Op 13 februari 1675 begon Guilielmus Deurmael de kerkrekeningen over te leggen van het jaar 1664 tot 1672. Dit nam twee dagen in beslag, de eerste dag gebeurde dit in de voormiddag en de tweede vanaf 's middags. 203.- Op 2 maart 1675 nam R. D. Joannes Gheeraerts bezit van de kanunnikdij en prebende van D. Zuniga die omwille van zijn ( hoge ? ) leeftijd niet in staat was om binnen de vereiste tijd priester te worden. Hij ( Gheeraerts) was daarvoor kanunnik met een andere prebende die hij permuteerde op 22 dezer met onze parochiaan D. Nicolaus Smet. Zuniga had vooraf zijn kapelanij van het Spanjaardenkasteel gepermuteerd met de genaamde Gheeraerts.

NOTEN 76

J. S.F. J. L. de Herckenrode, o.c. noot 32. 2.- L. Duerloo & P. Janssens. Wapenboek van de Belgische adel van de 15e tot de 20e eeuw. Brussel 1992, s.v. Meersche. 17 D. Laporte e.a. De Drievuldigheidskapel in de Sint-Niklaaskerk te Gent, in Stadsarcheologie, 1995,jg 19 nr. 4,12-33. 300


78

E. Dhanens, o.c., noot 23.- D. Laporte e.a., noot 77. Kervijn de Volkaersbeke, o. c. noot 3, p. 198. 80 Blommaert e. a., o. c., noot 52, nr.52 81 Ph. Blommaert e.a., o.c., noot 52, nr. 107. 82 Ph. Blommaert e. a., o. c., noot 52, nr. 110. 83 SAG. Reeks 107, reg. 6, 429r. 84 Blommaert e. a., o. c., noot 52, nr. 178 85 ArchiefBisdom Gent, register AE 12 (1669-1673), 13vo. 86 Hierarchia catholica medii et recentioris aevi, vol. 4 ( 1592- 1667). P. Gauchat. Regensburg 1935, p. 186 & o.I. v.M. Cloet, o.c. noot 20, 85. 87 Acta Episcopatus Reg. 12 (1669-1673),13vo &48 88 Encyclopaedia Britannica. 89 Ph. Blommaert e. a., o. c., noot 52, nr. 23. 90 E.A. Hellin, o.c. noot 53. 91 L. Brouwers s. j., o.c. noot 44, 116 & vlg. 92 Bisschoppelijk archief : AE register 12, fol. 67v - 69v en Dict. Droit Canonique, Paris 1942, s.v. Procession, kol. 313. 93 E. Ossieur. Het Gentse Sint-Veerlekapittel versus de gouverneur-generaal in 1670 in Ghendtsche Tydinghen 28 ( 1998 ) 47-51. 94 Ph. Blommaert e. a., o. c., noot 29, p. 282. 95 Ph. Blommaert e. a., o. c., noot 52, nr. 64. 96 E. Dhanens, o.c., noot 23, 75. 97 Ph. Blommaert e. a., o. c., noot 52, nr. 111. 98 Ph. Blommaert e. a., o. c., noot 52, nr. 43, waarin 1671 i. p. v. 1681 als overlijdensdatum. 99 In Gent werden twee soorten voeten gebruikt; de lineaire of agrarische voet van 275,3 mm. En de bouwvakkersvoet ( pied de construction) van 297,77 mm. (H. Doursther, o. c. noot 26 ) Verondersteld wordt dat Nottingham die laatste voet bedoeld heeft. HJO Zie daarover E. Dhanens, o.c. noot 23,67-68. 101 o. I. v. G. Jacquemet. Le Catholicisme hier, aujourd'hui, demain. EncyclopĂŠdie. Paris 1948. 102 E. Dhanens, o. c., noot 23, I & vlg. 103 E. Dhanens, o. c., noot 23, 75 en 149. 104 Ph. Blommaert, e.a., o.c., noot 52, nr. 315. 105 Ph. Blommaert, e.a., o.c., noot 512, nr. 364. 79

E.OSSIEUR ('t vervolgt)

301


INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE - FICHE N° 70 Op 4 april 1898 stelde Louis Maeterlinck in de rubriek "Schilderijen - Museum van Schildenjen, n° 12 - XVIIIe eeuw (1767)" in het Frans een fiche op over

De voorstelling in de tempel, door Pierre-Joseph Verhaeghen. De hogepriester Simeon, in pontificaal gewaad, is links geplaatst aan een altaar; hij houdt het kind Jezus in de armen en biedt het aan aan God, in aanwezigheid van Maria en Jozef die rechtstaand voor hem geplaatst zijn. Sint-Anna en Joachim staan achteraan geplaatst, links van de priester. Een oude schriftgeleerde die aan een tafel zit die bedekt is met een tapijt, schrijft de naam van de pasgeborene in een boek dat vastgehouden wordt door een andere grijsaard. Twee koorkinderen die brandende kaarsen vasthouden zijn geplaatst achter de prelaat; alsook een derde figuur die de ceremonie gadeslaat. Rechts bemerkt men nog twee vrouwen waarvan een, een kind draagt. Aan dezelfde kant zit een kind dat een mand vasthoudt op de treden van het altaar. Links zitten twee andere kinderen die spelen met een duif. Op de achtergrond bemerkt men de muren van de tempel, vergulde vazen, rijke zuilengalerijen en rechts in de hoek een groen gordijn. Fig. van natuurlijke grootte. H: 3,30 m. - L: 4,03 m. Doek. De signatuur bevindt zich rechts: P.J. Verhaeghen. F. Lov.1767. Op de treden van het altaar ziet men een wapenschild onder hetwelk men kan lezen: R.P.Aug. De la Royere. S.Th.Magister procuravit. Dit doek is afkomstig van het gewezen Dominicanenklooster in Gent. Pierre-Joseph Verhaeghen werd geboren in Aarschot in 1728 en stierf te Leuven in 1811. Leerling van de Antwerpse Academie werd hij beschermd door prins Karel van Lotharingen en door Maria-Theresia. Gedurende zijn verblijf in Wenen benoemde zij hem tot eerste hofschilder. Verhaeghen onderscheidde zich door zijn briljante kleurenpracht en zijn vlotte uitvoering die sterk die van de grote meesters van de XVlle eeuw benadert. Het valt te betreuren dat door een onoordeelkundig gebruik van biturne meerdere delen van dit merkwaardig doek gedenatureerd werden. Cf. A.P. Sunaert, Catalogue descriptif du Musée de la ville de Gand, (Gent 1870)- pp. 26-27. De afbeelding op de fiche leende zich, spijtig genoeg, niet tot reproductie.

302


EEN PAUS, TWEE KONINGEN, TWEE GRAVEN EN EEN HERTOG AAN DE WIEG VAN TWEE SCHAMELE GENTSEWUKEN Of: hoe Gent in 1213 aan zijn Nieuwpoort-en Waterwijk kwam Feodale heren hebben nooit meer dan een bijkomstige rol gespeeld in de Middeleeuwse ontwikkeling van Gent. Er was weliswaar een belangrijke grafelijke, later hertogelijke en prinselijke verblijfplaats, maar die functioneerde slechts in de marge van de eigenlijke stad. De graven en de latere hertogen met hun rondreizend hof verbleven er slechts bij tussenpozen en ze lieten zich alleen op crisismomenten in met het reilen en zeilen van de stedelijke gemeenschap. Ook hun lokale vertegenwoordigers, eerst de erfelijke burggraven, later de grafelijke baljuws, bemoeiden zich niet met de stadsontwikkeling. De landsheren waren tegenspelers, in veel situaties ook medespelers van de steden 1 , maar zelden hoofdspelers. Ook bij de verschillende opeenvolgende gebiedsuitbreidingen waren ze geen initiatiefnemers. Toch is één heel korte episode geweest in de Gentse geschiedenis waarin de graven aan de basis Iagen van een stadsuitbreiding die tot stand kwam louter in functie van de landsverdediging. Dat was een gevolg van tribulaties waarbij zowat de hele toenmalige West-Europese politieke wereld betrokken was. Dit weinig bekende verhaaF dat zich afspeelde in voorjaar van 1213, willen we hier uit de doeken doen3 •

Eén paus, maar wat voor een! Dat dit relaas aanvangt met niemand minder dan de paus van Rome, Innocentius lil (van 1198 tot 1216) zal eenieder verbazingwekkend voorkomen, behalve de betrokkene zelf, gesteld dat hij het zou geweten hebben. Deze van oorsprong Lombardische edelman had het gezag van het pausdom tot een absoluut hoogtepunt weten te brengen. Hij stelde dat het woord van Jezus in een van de evangelies .. Hoed mijn schapen" meteen ook de opdracht inhield de hele wereld te besturen. Als vertegenwoordiger van God heeft de paus immers alle gezag, geestelijk en wereldlijk, over iedere mens, ook over koningen en keizers. Hij kroont of onttroont wie hij wil en wanneer hij wil4 • Nu kon het wel zijn dat een dergelijke opvatting in die tijd geen verbazing wekte, beslist ongewoon, zelfs uniek, was dat Innocentius er terdege in slaagde zijn doctrine gedurende korte tijd in de praktijk te brengen.

Twee koningen, waarvan één zonder land en één met een stevige landhonger De hele Latijnse christenheid werd meegesleurd in deze geschiedenis. In de 303


eerste plaats was het Italiaanse schiereiland met zijn Welfen en Gibelijnen daarbij betrokken, maar dichter bij huis bracht in 1213 een pauselijke ingreep twee, ook voor ons heel belangrijke koninklijke erfvijanden op een nogal zonderlinge wijze voor het voetlicht: de Engels- Normandische koning Jan Zonder Land (regering: 1199- 1216) en de Franse koning Filips 11- Augustus (11801223). In een regie van de paus voerden ze toen een vertoning op van een voor moderne toeschouwers nogal burlesk aandoend stuk. De proloog ervan speelde zich af op Engelse bodem waar een machtsstrijd ontbrand was tussen koning Jan, opvolger van Richard Leeuwenhart, en de grote abdijen omwille van de benoeming van de aartsbisschop van Canterbury. De paus ging zich daar uiteraard meteen mee bemoeien en hij vaardigde een banvloek uit over de koning. Zo'n uitsluiting uit de christelijke gemeenschap was een klassieke, maar meestal weinig efficiĂŤnte remedie. Om meer druk uit te oefenen moest de paus noodgedwongen op aardse helpers beroep doen en de hulp lag voor de hand: koning Filips 11, gezworen vijand van koning Jan. Eentje van formaat. Aan hem had koning Jan immers nog niet zo lang geleden, in 1204, al zijn erfland NormandiĂŤ verloren. Ook Artois had hij tegen het einde van de twaalfde eeuw aan de Vlaamse graven weten t~ ontfutselen. Deze Filips, die als geen ander er toe bijgedragen had dat het kleine Ile de France van de Capetingers definitief het grote en machtige Frankrijk werd, kreeg niet onterecht het naar de Romeinse keizers refererende "Augustus", kort en krachtig, aan zijn naam toegevoegd. Onder hem werd de heerser van de streek rond Parijs, die weliswaar al lang gezalfd werd als koning van de Franken, effectiefkoning van een rijk dat Frankrijk genoemd werd. Met hem zijn we bij de werkelijke hoofdfiguur van ons verhaal beland, zoals verder zal blijken. Voor Filips -Augustus kwam de Engels-pauselijke ruzie uiteraard als een waar godsgeschenk uit de hemel vallen (om in de atmosfeer te blijven). Pikant detail in deze context is overigens dat koning Filips zelf al eens onzacht in aanvaring gekomen was met het pauselijk gezag, en wel nadat hij zijn tweede vrouw, de Deense Ingeborg, tijdens de eerste huwelijksnacht in 1193 verstoten had. Maar dat was iets wat desnoods wel even kon bijgelegd worden. L' Angleterre vaut bien une reine, moet Filips gedacht hebben en hij riep in 1213, twintig jaar na datum, zijn logeborg uit het klooster weer bij zich. Het was hem duidelijk menens, meer dan ooit. In zijn lange regeringsleven was Filips - Augustus er al ieder voorjaar, gewoontegetrouw, op uitgetrokken om ergens een oorlogje te voeren. Maar met de aanvang van het krijgsseizoen van 1213 zou het iets helemaal anders worden: geen belegering ergens in het toekomstige Frankrijk, maar een heuse invasie van Engeland. Willem de Veroveraar achterna en de paus ter hulp, zogezegd. Wat dat laatste betreft was Filips trouwens niet aan zijn proefstuk toe.

304


Dat hadden de Albigenzen mogen meemaken. In april1213 bracht de Franse koning een invasievloot te samen in Grevelingen bij Duinkerke. Maar daar deed er zich nu toch wel een heel fameuze coup de théatre voor. Op 22 mei (van nu af worden de exacte data belangrijk, geachte lezer), net op het moment dat alles voor mekaar gebracht was, kwam als een donderslag bij klaarlichte hemel (jawel, de hemel weeral), in het Franse kamp een vreselijke tijding toe. De pauselijke diplomatie had in Engeland namelijk een verzoening tot stand gebracht waarbij Jan zijn land aan de paus in eigendom geschonken had om het achteraf van dezelfde paus in leen terug te ontvangen. Hieraan dankte Jan dus zijn epitheton "Zonder Land". Het was de feodale manier bij uitstek om de toenmalige pikorde te illustreren. Heel de grote Franse onderneming diende meteen afgeblazen te worden. Geen sprake van dat Filips en zijn leger Engelse grond, voortaan immers pauselijke eigendom, zou mogen betreden. Vanzelfsprekend. Zo simpel was dat. Twee graven, waarvan één ontrouw en de andere nog veel erger Op het eerste gezicht lijkt deze historie nog steeds ver weg te wezen van ons onderwerp, maar dat is niet zo, wel integendeel. Zo meteen zitten we er middenin. Ons ontbreekt inzicht in het Franse vloekenvocabularium uit die tijd, maar men kan zich wel voorstellen dat het die dag in het koninklijke hoofdkwartier duchtig zal geknetterd hebben. Dat verlicht het gemoed, maar allicht onvoldoende. Er moest nog wel een of andere manier bestaan om de bittere pil te vergulden. De oplossing was gauw genoeg gevonden: nog dezelfde dag besloot Filips, alvorens naar Parijs terug te keren, een ommetje naar het Noorden te maken en Vlaanderen een lesje te leren. De reden daarvoor was niet ver te zoeken. Perrand van Portugal, die in 1211 gehuwd was met de nauwelijks twaalf jaar geworden Johanna, erfgename van Boudewijn van Konstantinopel en gravin van Vlaanderen en Henegouwen, had zich in de aanloop tot de invasie niet bepaald een loyale en gewillige leenman getoond van Filips. De nieuwbakken graaf had in 1212 welleenhulde gebracht aan zijn koning en daarbij zeer tegen zijn zin de kasseirijen Aire en Sint-Omaars moeten afstaan, maar toen puntje bij paaltje kwam, had hij geweigerd mee te doen aan de tocht naar Engeland. Hij was, met andere woorden, zijn heer ontrouw geworden op een cruciaal moment6. Nu was die ontrouw van deze vazal aan zijn leenheer nog maar klein bier in vergelijking met hetgeen Ferrand's collega, Rainald de Dammartin, graaf van Boulogne aan het uitspoken was. Deze, nota bene van origine echte Fransman uit het Ile de France, had zich verbonden aan Jan zonder Land als leenheer. Erger kon niet: het betekende dat hij vrede noch bestand kon sluiten met Filips. Daadwerkelijk oorlog dus, en daarbij gedroeg de ondernemende Rainald7 zich 305


als de meest actieve agent van de Engelse koning, zoals we zullen zien. Een bewogen week in mei 1213 Filips-Augustus liet er geen gras over groeien. Al op 23 mei, daags na de donderslag in Grevelingen, veroverde hij Kassei en hij trok meteen door naar Ieper, waar Ferrand het niet zag zitten en de stad aanraadde zich zonder weerstand over te geven. Ongetwijfeld in uiterste nood werd toen door de grafelijke kanselarij op een stukje perkament de tekst van een charter neergeschreven, waarbij de Gentse schepenen de toelating kregen hun stad te versterken en de daartoe nodige gronden in te nemen (zie kadertje)8 • Dit nu is precies hetgeen waarrond dit artikel draait. We komen er straks nog uitgebreid op terug, maar eerst nog het vervolg van de krijgsverrichtingen. Naast het landleger was er nog de vloot, en deze stuurde Filips naar Damme om er Brugge te bedreigen. Ook die stad kon niet op tegen de klaarblijkelijke overmacht en de Bruggelingen moesten gijzelaars afstaan en een zware geldsom betalen. Wellicht kon alles zo bliksemsnel en efficiënt verlopen doordat de Franse koning op zijn tocht door Vlaanderen bijstand kreeg van zowel de burggraven van Brugge als van Gent, Jan vanNesleen Zeger (Sohier) lil van Gent, heer van Heusden9 • Ondertussen wendden de Franse landtroepen zich naar Gent, waar ze het beleg opsloegen. Maar toen kwam er voor de Fransen weeral van overzee een tegenvaller van formaat. Rainald de Dammartin was met zijn Engelse spitsbroeders het Kanaal overgestoken en ze hadden in Damme onverhoeds Filips' vloot voor een groot gedeelte veroverd en in brand gestoken. Dat gebeurde op 30 mei, precies één week na de aanvang van de Franse aanval. Hetcharter van mei 1213 (vertaling) Ik Ferdinand, graafvan Vlaanderen en Henegouwen, samen met mijn lieve echtgenote gravin Johanna, aan allen die dit lezen tot in eeuwigheid. Wij laten weten dat wij onze burgers van Gent de toelating en de macht gegeven hebben tot het versterken van deze stad naar eigen goeddunken en welbevinden. Wij gunnen hun daartoe alle grond die men in de volkstaal upstal heet, tot algemeen nut van deze stad opdat haar burgers deze in alle rust en voor altijd zouden bezitten. Dit terrein en allen die er wonen, dienen te vallen onder wet en bestuur die voor alle Gentse burgers en hun gemeenschap gelden. Eenieder die de beschikkingen van de schepenen, of van degenen die door hen gemachtigd zijn de gronden te verdelen en te bezitten, zou aanvechten ofovertreden, zal niet alleen een boete van 60 pond en 10 pond aan iedere schepen dienen te betalen. Al wat hij verder nog bezit zal aan ons toekomen. Opdat dit

306


voor altijd van kracht zou blijven en opdat niemand het later nog zou durven overtreden, hebben wij onze zegels aan deze pagina gehecht. Gedaan in het jaar 1213 in de maand mei.

Gent opent zijn poorten voor koning en hertog Onmiddellijk nadat Filips - Augustus bericht had gekregen van de tegenslag met zijn vloot, brak hij het beleg voor Gent op en trok hij naar Damme. Hij had er het zaakje rap voor mekaar en het havenstadje en heel het omliggende werden op hun beurt in brand gestoken. Ferrand en Rainald konden temauwernood ontsnappen en ze vluchtten naar Walcheren van waaruit ze met lede ogen moesten toezien hoe de Franse koning tijdens de Junimaand heel Vlaanderen veroverde. Vanzelfsprekend kon het grafelijke 'contract' voor de Gentse versterking, waarvan de inkt nog niet helemaal opgedroogd was, geen soulaas bieden voor de grafelijke partij. Toen het Franse leger opnieuw kwam opdagen voor Gent, opende de stad zijn poorten. In de Gentse geschiedschrijving is deze toch niet onbelangrijke onderwerping niet echt breedvoerig aan bod gekomen. Victor Fris, 'de' geschiedschrijver van Gent's politieke wedervaren, had er minder dan één enkel zinnetje voor over in zijn Histoire de Gand: Puis, il (Filips na de verwoesting van Damme) revient . devant Gand, et aidé du duc de Brabant, oblige la ville à lui ouvrir les portes et à lui livrer des otages et retoume en France. Een verovering 'en passant', als het ware 10 • Het is inderdaad best mogelijk dat de poorten zonder slag of stoot geopend werden. Misschien gaf, naast de Franse overmacht, ook de hulp van de hertog van Brabant 11 , op dat moment bondgenoot van de Franse koning, de doorslag: ... daer hem ... die hertoge Heyndrick van Lotrycke ende van Brabant, die vijfste van dier name, metten spoet over dandere zyde van der Schelde ter hulpe quam, brenghende met hem alle die meeste macht ende moghenheit die hy ievers binnen zijn landen hadde connenfumieren ende gaderen, zo schreef veellater een kroniekschrijver 12 • Meer waarschijnlijk is echter dat de Gentenaars niet bijzonder gemotiveerd waren om veel bloed te vergieten in een strijd tegen de tenslotte toch legitieme vorst die toevallig een eitje te pellen had met de graaf. Een graaf die bovendien in die hachelijke periode niet ter plekke was, maar op de vlucht. Nog maar een jaar voordien immers was de stad niet wat je noemt hartelijk geweest voor Ferrand, toen die als nieuwe heerser naar Gent gekomen was om zijn autoriteit te laten erkennen. Integendeel, ze weigerden niet alleen de nieuwbakken graaf binnen te laten, ze joegen hem weg en onder leiding van de edellieden Raas van Gavereen Amulf van Oudenaarde achtervolgden ze hem tot in Kortrijk, waar hij nauwelyks met zyn gevolg de vlugt konde neemen, ten zy 307


onder begunsting der borgers (van Kortrijk), die de Ley- brugge agter hem ajbraeken, waer door hy 't gevaer ontsnapte, dog met agterlaeting van alle zyne kostbaerheden enjuweelen 13 • Het was pas nadat de gravin Johanna zich bij haar man gevoegd had en nadat de meeste edelen diens kant gekozen hadden en het beleg voor Gent sloegen, dat de Gentse schepenen zich onderwierpen. Deze bevreemdende ontvangst is door kroniekschrijvers en historici op uiteenlopende wijze geïnterpreteerd geworden. Volgens een kroniekschrijver wilden de Gentenaren er zeker v~ zijn dat de dochter van de 'imperator' Boudewijn, wel degelijk Ferrand gehuwd had 14 • Zo zie je maar dat de nog steeds bestaande traditionele 'blijde intreden' waarbij nieuwe vorsten feestelijk en plechtig de sleutels van de stad gepresenteerd krijgen, in die tijd wel eens een minder vlot verloop kenden. Hoe dan ook, na de overgave van Gent en andere plaatsen was Filips - Augustus naar de zuiderzon verdwenen, en ... graaf Ferrand nam terug alles in handen, alsof er niets gebeurd was. Maar de dreiging bleef en wellicht verwachtte iedereen dat de Fransen het daarbij niet zouden laten, en dat ze met het volgende oorlogsseizoen zouden terugkeren. Hetgeen effectief gebeurde, met de bekende fatale gevolgen voor het graafschap: de nederlaag bij Bouvines op 27 Juli 1214 en de langdurige gevangenschap van Ferrand.

Een 13de.eeuwse stadsversterking: de Nieuwe Leie, de Oudevest en nog meer Keren we nu terug naar hetcharter van mei 1213. De tekstzegt letterlijkdat de Gentse burgers hun stad mochten versterken naar eigen goeddunken. Twee vragen kunnen daarbij gesteld worden: wat hebben ze ervan gemaakt en wanneer deden ze dat? Traditioneel wordt aangenomen dat de noordoostelijke stadsgrens toen verlegd werd naar de Nieuwe Leie van aan de Krommewal tot aan de monding in de Schelde 15 • Gezien die gebiedsuitbreiding helemaal in functie stond van de stadsverdediging, kan het niet anders dan dat dit gedeelte van de Leie juist met die bedoeling aangelegd werd. Dit stuk van de rivier werd dan ook de Nieuwe Leie genoemd om het te onderscheiden van de sterk meanderende Oude Leie 16 • De waterverdediging van de Nieuwe Leie werd daarbij nog voornamelijk aangevuld met een aarden wal, met wellicht een houten schutsel daarboven uitstekend, en heel belangrijk ook nog: aan de monding van de Nieuwe Leie in de Schelde een vrij imposant stuk stenen muur met verdedigingstorens. Vooral de muur en de torens, maar ook stukken van de aarden wal verder stroomopwaarts zijn goed te herkennen op het welbekende panoramisch zicht op Gent uit 1534.

308


Van de aarden wallen is niets overgebleven, tenzij de benaming Oudevest. Van de stenen versterkingen bleven nog ondergrondse resten bewaard, die konden onderzocht worden 17 • Vermoedelijk was ook de dichtbije Sint-Jorispoort onderdeel van die vestingwerken. Hebben we er een vrij behoorlijk idee van wat de Gentenaren er van gemaakt hebben, minder evident is het wanneer ze het gedaan hebben. Het enige wat we zeker weten, is dat na mei 1213 moet gebeurd zijn. Maar, hoe lang nadien? De gegevens bewaard in Gentse archieven zijn wat dat betreft niet bijzonder instructief: de vroegste vermelding van de naam Nieuwe Leie dateert pas uit 1270, toen er een belangrijke nieuwe gronduitbreiding kwam, terwijl er in 1220 al sprake was van een Oude Leie dicht bij Sint-Baafsabdij 18 • Er zijn evenwel een paar goede redenen aan te voeren die de hypothese plausibel maken dat de gemeentenaren meteen al na het vertrek van Filips-Augustus in juni 1213 met de grote corvee begonnen waren. Er was immers de blijvende dreiging vanuit Frankrijk, en dat het menens bewijst dat de stad toen een lening aanging in Rijsel en dat ookJan zonderLand in Januari 1214overde brug kwam met een belangrijke lening uit de Engelse schatkist. Deze hulp werd trouwens uitdrukkelijk gekarakteriseerd als dienende voor de stadsversterking19 • Zo zou men dus de Nieuwe Leie en de erbij horende wallen kunnen dateren vanaf medio 1213 en in de jaren daarna. Wellicht zelfs in de maanden er na, want in november 1214, anderhalf jaar na de inname, werd er in de nasleep van de nederlaag te Bouvines, een verbod tot uitbreiding van versterkingen opgelegd20. Al met al blijft het ook voor grote stadsgemeenschap een toch wel formidabele prestatie om een zo zware taak als het graven van een nieuwe rivierbedding, met primitieve middelen in zo korte tijd tot een goed einde brengen. Maar dat was in die tijd zeker niet onmogelijk. Twee nieuwe wijken, waarvan één nog tot op heden nieuw heet te zijn Het charter uit 1213 bevat naast het verdedigingsaspeet nog een tweede opmerkelijke zaak. De Gentenaren kregen van de graaf de gronden, die in de volkstaal 'upstal' genoemd werden, in eigendom ad communem utilitatem en ook daarmee mocht de stadsoverheden, de schepenen met name, doen wat ze wilden. Ze konden de gronden verdelen of gemeenschappelijk laten. In de middeleeuwse context betekende zulks dat de Stad de gronden kon in cijns geven aan mensen die er hun huizen op bouwden. Tijdens het Ancien Régime waren de meeste gronden immers geen eigendom van de huiseigenaars. Ze behoorden toe aan wereldlijke of religieuze instellingen, in dit geval aan de Stad. Het allergrootste gedeelte van de gronden in dit gebied, was dus stadseigendom en dat bleef zo tot aan de Franse revolutie. De opeenvolgende huiseigenaars - cijnsbetalers werden zorgvuldig genoteerd, eerst in de stads309


rekeningen vanaf 1325 en daarna in de stadscijnsboeken 21 • Dit had als gelukkig gevolg dat we het gebied dat toen bij de stad kwam, heel precies kennen. De westelijke grens, die met het oude 12d•- eeuwse stadsgebied, werd gevormd door de Ottogracht, de verdwenen Steenbrug (met het godshuis Sint Jan - ten - Dullen, gesticht in 1191, nog net binnen de oude stadsgrenzen), de verdwenen Sint-Jansgracht, de Oude Schaapsmarkt, de Ridderstraat en de Jan Palfijnstraat (de vroegere Korte Koestraat, achter de Sint- Jacobsnieuwstraat). De andere zijden van het nieuw verworven gebied werden helemaal bepaald door de grote Leiebaebt vanaf de Krommewal tot aan de samenvloeiing met de Schelde en verder langs de Reep tot net voorbij de Nieuwbrug. Het was geen klein gebied: de toenmalige stad werd er in één klap met iets meer dan één vierde mee vergroot. De nieuw ingenomen zone werd vermoedelijk meteen al in twee gedeeld door een belangrijke weg die liep van de voordien al bestaande Steenbrug (vroegste vermelding: 1199, later Steenpoort aan het begin de Steendam) naar de vermoedelijk toen aangelegde Sint - Jorispoort (bij de huidige Sint - Jorisbrug aan het einde van de Steendam). De beide delen waren ongeveer even groot en ze vormden twee afgescheiden wijken. De afscheiding door de Steendam werd nog versterkt doordat de zone binnen de oude Leie - arm die destijds in de huidige Baudetahof en achter de Steendam verliep, steeds onbebouwd bleef. Ook nu nog is verrassend weinig contact tussen de twee wijken. De ene wijk werd als de Gracht of Over de Gracht aangeduid, naar de gracht die tot in de J9d• eeuw in de bedding van de huidige Ottogracht verliep. Later, tenminste vanaf de 16d• eeuw werd dit gebied de Waterwijk genoemd. De andere wijk kreeg een naam die er op wijst dat de aanwinst uit 1213 wel een en ander betekende voor de 'oude' stad binnen haar J2d•-eeuwse grenzen: Nieuwpoort. En daar bleef het niet bij: de Nieuwstraat (later SintJacobsnieuwstraat) en de Nieuwbrugverwijzen naar hetzelfde gegeven. AI deze namen bleven overbekend tot op heden. Hoewel de oudst bewaarde vermeldingen slechts dateren uit de J4d• eeuw 22 , mogen we aannemen dat ze tot de vroege J3de eeuw terug te voeren zijn. Wanneer de twee wijken bevolkt raakten, is maar zeer gedeeltelijk bekend. Dit komt vooral doordat de vroegst bewaarde systematische notities hieromtrent slechts uit het derde decennium van de I4de eeuw dateren. De wijk 'over de Gracht' was al in 1325 grotendeels in huispercelen verdeeld, op een zone aan het einde van de Gelukstraat en de Baudetastraat na. In 1360 - 1375 was de verkaveling zo goed als voltooid23 • De Nieuwpoortwijk werd nog niet bestudeerd in dit opzicht.

310


Naschrift

Een ongewone titel voor een ongewoon verhaal. Alhoewel, wat heet ongewoon? Misschien lijken de echt middeleeuwse gebeurtenissen die hier verteld werd, alleen maar zo in onze ogen. In feite is het een onbetekenend detail en nogal futiel, maar de bewoners kunnen het ontstaan van hun wijken situeren en dateren in de zogenaamd grote Europese politieke geschiedenis. Er stond een imposante collectie hoge heren rond de wieg. Bij wijze van spreken alleen maar, want ze zullen er wel nooit iets geweten hebben, behalve de Vlaamse graaf allicht. Veel belangrijker in deze blijde gebeurtenis was natuurlijk de moeder: de toen al krachtig ontwikkelde Gentse stedelijke gemeenschap. De tekst van het charter uit 1213 is veelbetekenend. De gronden werden niet in handen gegeven van een of andere lokale heer, maar ze werden de gemeenschappelijke eigendom van de burgers, vertegenwoordigd door de schepenen. Al moeten we hier wel onmiddellijk aan toevoegen dat het wel niet de vele honderden gravers en zwoegers aan de Nieuwe Leie zullen geweest zijn, die daar het meeste voordeel konden uithalen. NOTEN 1 MILIS, L., De Middeleeuwse grootstad. In: Decavele, J. (Ed.): Apologie van een Rebelse Stad, Antwerpen, 1989, p. 72. 2 V. Fris en G. Des Marez situeerden deze grondverwerving niet helemaal in de juiste context (FRIS, V., Histoire de Gand, :2de druk, Gent, 1930, p. 28; DES MAREZ, G., Etude de la Propriété foncière dans les Villes du Moyen Age et spécialement en Flandre, Gent, 1898, p. 131), daar waar hun voorganger Charles-Louis Dierlex dat wel beter, zij het erg beknopt, deed in zijn Mémoires sur Ia Villede Gand (Gent, 1814, deel I, p. 199- 204). 3 Een veel soberder versie van deze geschiedenis bij DEVRIESE, L., LIEVOIS, D., De Waterwijk in Gent. Aanleg van waterlopen en straten. In: Stadsarcheologie. Bodem en Monument in Gent, In druk. 4 ROSAY, J.M., De Ware Geschiedenis van de Pausen, Antwerpen- Helmond, 1993, p. 179183. s DUBY, G. Le Dimanche de Bouvines, 27 Juillet 1214 (Gallimard, Parijs, 1973). In Nederlandse vertaling: De Zondag van Bouvines, Agon, Amsterdam, 1988. Dit werk geeft een boeiend en verhelderend beeld van de Middeleeuwse oorlogsvoering. Het hier vertelde verhaal uit 1213 komt er heel kort en fragmentarisch aan bod. 6 In de grote studie van Prof. Luykx over Johanna van Konstantinopel (LUYKX, T., Johanna van Constantinopel, Gravin van Vlaanderen en Henegouwen. Antwerpen, 1946, p. 78- 113) worden argumenten aangevoerd die er op wijzen dat Ferrand zijn deelname zou afhankelijk gesteld hebben aan de teruggave van de kasseirijen Aire en St - Omaars, waarop de Franse koning niet ingegaan is. Verder waren er de schenkingen die Jan Zonder Land met kwistige hand rond strooide, een niet te onderschatten factor. Misschien liet Ferrand bij dit alles zich wel inspireren door de enorme koehandel waarin zijn huwelijk tot stand gekomen was. Nadat 's konings eigen huwelijkskandidaat voor Johanna, Engeurrand de Coucy, om niet al te goed bekende redenen had moeten afhaken, was de gravin-moeder, de van origine ook Spaanse tante van Ferrand

311


en weduwe van de Vlaamse graaf Filips van de Elzas, er in geslaagd haar eigen kandidaat te doen aanvaarden door Filips - Augustus. Hoofdfactor hierbij zou het vele geld geweest zijn dat zij wist te verzamelen en te besteden bij de Vlaamse edelen en bij de Franse koning voor deze zaak. 7 Rainald had zijn graafschap bekomen door schaking van de al wat oudere weduwe van de vorige graaf van Boulogne. 8 Stadsarchief Gent, reeks 94 Charters, nr. 33. Gereproduceerd in DEVRIESE., L. , De Gentse Waterwijk. De stad verkavelt het terrein. In: Stadsarcheologie. Bodem en monument in Gent, Gent, 1998, jg. 22 nr. 4, p. 32. Tekst in WARNKOENIG, L. A., GELDOLF, A. E., Histoire de la Villede Gand, Brussel, 1846, p. 253 en (allesbehalve correct, maar met vertaling in het Frans) in DIERICX, CH.- L., 1814, deel I, p. 201-203. 9 Deze burggraven waren medeondertekenaars geweest van de leenhulde die Ferrand in 1212 aan Filips had gebracht. Waarom zij de Franse koning trouw, en hun directe superieur de Vlaamse graaf ontrouw waren geworden, is niet helemaal duidelijk. Volgens Luykx waren de burggraven zich in de jaren voor 1212 in hun kasseirijen gaan gedragen als feitelijke graven, een praktijk waar een einde gekomen was met het aantreden van Ferrand (LUYKX, T., 1946, p. 88, 466 468). Tijdens de regering van Johanna kwam een ingrijpende hervorming tot stand waarbij het burggravensysteem zijn erfelijk karakter verloor en omgevormd werd tot het grafelijke baljuwschap met (weliswaar hoge en voor het leven benoemde) adelijke ambtenaren. 10 Deze 'smadelijke' overgave was geen primeur voor Gent. Victor Fris zelf beschreef (al even kort, of nog korter) nog een ander niet vriendschappelijke bezoekje in 1127 van een Franse koning binnen de Gentse muren (FRIS, V., Laus Gandae. In: Bulletijn der Maatschappij voor Geschied- en Oudheidkunde te Gent, Gent, 1909,jg. 17, p. 209). 11 Of Hendrik, hertog van Brabant, een rol van betekenis speelde bij deze inname, is lang niet zeker. Deze schoonbroer van Filips- Augustus was weinig betrouwbaar en steeds er uit zich aan zijn verplichtingen te ontrekken (DUBY, G., in de vertaling 1988: p. 33). 12 DESPARS, N. Cronycke van den Lande ende Graefscepe van Vlaenderen. Uitgegeven door J. De Jonghe, Brugge, 1837, deel I, p. 431. 13 ANON. Jaerboek der Stad en oude Casselry van Kortryk verzameld uyt menigvuldige Auteurs en Hand - schriften. Kortrijk, 1814, p. 198. 14 ••• et cene essent quodei nupsisset (In de voortgezette Flandria Generosa: LUYKX, T. 1946, p. 98- I 01 ). Johanna genoot blijkbaar heel wat prestige als oudste dochter en volgens het Vlaamse recht erfgename van de zoonloos gebleven Boudewijn, de graaf die het in niet al te fraaie omstandigheden gebracht had tot heerser van Konstantinopel en die in die functie al heel snel aan zijn einde gekomen was. Raas van Gavere en vooral Amulf van Oudenaarde, de leiders van dit 'ontvangstcomité, werden later de trouwste dienaars van Johanna. Zij zouden ook persoonlijke vijanden geweest zijn van de ontrouw geworden burggraven. De Gentenaren dienden een zware boete te betalen en grafelijke inmenging te dulden in de schepenenverkiezingen. Deze episode ook in: KERVYN DE LETTENHOVE, M., Histoire de Flandre, Brussel, 1874, deel1, p. 212; FRIS, V., 1930, p. 28; DEPT, G., Les Influences française et anglaise dans Ie Comté de Flandre au Début du 13• Siècle, Gent, 1928, p. 94-96. 15 Deze situatie wordt weergegeven in de her en der in de Gentse geschiedschrijving gepubliceerde kaartjes die de gebiedsuitbreidingen illustreren. 16 Enkele gedeelten van de Oude Leie die door de werken afgesneden waren, bleven nog lang bestaan binnen het nieuw verworven gebied bestaan (GYSSELING, M. De Oude Leien te Gent. In: VERHULST,A., DUVOSQUEL, J.M., THOEN, E. (eds.) Peasants and Townsmen in Medieval Europe, Gent, 1995, p. 91- 96). 17 Ondergrondse resten van een waltoren en verdedigingsmuur aan de Nieuwbrugkaai werden onderzocht en beschreven in: LALEMAN, M.C., Vestingmuur met Waltoren. In: Oude Koeien uit de Gracht, Gent, 1979, p. 9; Vondstmelding in Stadsarcheologie, Gent, 1979, jg. 3 nr. 2, p. 41.

312


De toen vooropgestelde benaderende datering is niet in tegenspraak met hetgeen in dit artikel beschreven wordt. 18 GYSSELING, M., Gent's vroegste Geschiedenis in de Spiegel van zijn Plaatsnamen, Antwerpen, 1954, p. 9 en 11. 19 DEPT, G., Une dette de la Villede Gand envers Jean sans Terre. In: Bulletijn der Maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde te Gent, Gent, 1929, jg. 37 nr. 2, p. 19- 32; VAN WERVEKE, H., De Gentsche StadsfinanciĂŤn in de Middeleeuwen, Brussel, 1934, p. 294- 295. De Engelsen hadden het later flink moeilijk om de Gentenaren ervan te overtuigen dat ze die lening dienden terug te betalen. 20 LUYKX, T., 1946, p. 133; DUBY G., 1988 (vertaling), p. 228. 21 DEVRIESE, L., 1998, p. 23-39. 22 GYSSELING, M., 1954, p. 64. 23 DEVRIESE, L., De Waterwijk in Gent. Een 14de-eeuws stadsdeel komt tot stand. In: Stadsarcheologie. Bodem en monument in Gent, Gent, 1998, jg. 23 nr. 1, p. 14 - 41.

Luc DEVRIESE

KRONIEK VAN EEN VONDELING De ouders van mijn grootmoeder langs moeders' zijde heb ik nooit gekend. Een paar verhakkelde foto's uit de 19e eeuw tonen ons bescheiden mensen, getekend door een leven van noeste arbeid en zeker geen weelde. Tijdens de eerste wereldoorlog ging mijn grootmoeder haar ouders bezoeken. De afstand werd te voet afgelegd. Vanaf de Gentse Burgstraat naar de wijk Kloosterbos te Nazareth. Het was toen etappengebied (1) en even buiten de Sterre werd grootmoeder tegengehouden door een lid van de "Militair Polizei" alias de "Markenpakkers". De soldaat eiste haar identiteitskaart en noteerde een verkeerde naam. "Marie Paus" i.p.v. Maria De Paepe. Grootmoeder bevestigde dit met veel hoofdgeknik, gezien de militair een loopje nam met de werkelijkheid. Na een administratieve handeling werd zij Gentwaarts gestuurd. Zodra de soldaat uit het gezicht verdwenen was, veranderde grootmoeder van richting. Zij slaagde erin het etappengebied te doorbreken. Na uren van doorstappen, kwam zij op haar bestemming aan. Grootmoeder heeft er nooit een geheim van gemaakt, dat haar vader een vondeling was. Een waardevol document bracht ons op het spoor van enkele waardevolle gegevens. De mondelinge getuigenis van mijn grootmoeder zorgde voor de nodige toelichting. Het taalinstrument ''Woordenboek der Nederlandse taal" (22e deel) van Dr. C.H.A. Kruyskamp geeft voor het woord "vondeling" volgende definitie; "Pasgeboren kind, dat ergens is achtergelaten en daar door iemand wordt aangetroffen."

313


In bovenvermeld woordenboek ontdekten wij, dat de schilderPieter Breugel een vondeling was en uit compassie werd opgenomen door de boer van het Euversnest (2). De jonge dochters die zich van een kind wilden ontmaken, werden aangemaand het neer te leggen aan de kerkdeur. De kerkelijke synode van Macon in het jaar '58 heeft dit uitgevaardigd aan de parochiepriesters. Achteraf kon men de vondelingen toevertrouwen aan liefdevolle gelovigen. Reeds in de 6e eeuw zou te Trier een soort van vondelingenhuis hebben bestaan. De kinderen die in een voor de hoofdhal staande marmeren bekken werden neergelegd, werden er opgenomen en verzorgd. In de 7e eeuw en later werd dit bevel herhaaldelijk vernieuwd. Het vondelingengesticht te Brussel dateert van 1809. In Gent kwam het eerst in 1820 tot stand. Onder de heerschappij van Napoleon werd de "rolle" ingevoerd in 1811. Napoleon vaardigde via een keizerlijk decreet uit, dat elke grote gemeente over een "rolle" moest beschikken. In de 19e eeuw werden te Gent 7.181 kinderen te vondeling gelegd. Ongeveer4.000 waren "rollekinderen". De gezondheidstoestand van de vondelingen was zo slecht, dat 80% snel stierf. Wanneer het kind 12 jaar oud was, werd het afgedankt. Het bleef dan meestal bij het pleeggezin wonen en trouwde in het dorp. "Sophie Vlaemingh, oud 28 jaar, particulier, wonende op de St. Jansdreve (3) vond op 28/11/1831 om 4,30 u ¡s avonds in de rolle een kind van het mannelijk geslacht. Het was gekleed met een wit hemdeken, een witte bazijnen lijfrok, een gele katoenen halsdoek en een rode katoenen muts. Gebusseld in een bruin katoenen deken, een wit wollen onderlijfje en in een witte servieten doek. In zijn bussel vond men een stuk papier waarop geschreven stond: "niet gedoopt Moeder Amelie Paepe" (4) Dit alles stond vermeld in het register van de burgerlijke stand. Armoede en werkloosheid in de eerste helft van de 19e eeuw waren de oorzaak van deze wanhoopsdaad. Enkele zusters van het klooster waren aangesteld om de vondelingen te laten dopen en te laten inschrijven bij de ambtenaar van de burgerlijke stand. De meeste kinderen werden gedoopt in de St. J acobskerk. Het is eveneens bekend dat niet alle kinderen naar de Rolle werden gebracht. Een aantal in verlaten hoeken, een kloosterpoort of een kerkdeur neergelegd. Tot iemand ze vond en naar de Zusters bracht. In het jaar 1831 werden 82 vondelingen in de Rolle neergelegd. Vanaf 1863 werd de Rolle afgeschaft. Vondelingen kregen de eerste zorgen in het hospitaal en nadien uitbesteed op het platteland. Volgens de getuigenis van mijn grootmoeder kwamen we te weten, dat haar

314


vader Josephus Paepe op 12 jarige leeftijd werd uitbesteed als "koehouder" te Nazareth (5). Hij huwde op 20 mei 1857 met Melanie Vlaeminck, spinster van beroep. Het gezin kreeg 7 kinderen. Josephus Paepe werd voorman in de bietencampagne in Frankrijk (6). De gouden LOUISTJES (7) waren welgekomen bij zijn thuiskomst. Deze mensen maakten in feite de eerste grote crisis mede (1840-1850). In 1845 de mislukking van de aardappel oogst; 1846 een ziekte onder de rogge; 1847 - uitbreken van typhusplaag en in 1848 het uitbreken van de cholera. De traditionele nijverheid stortte ineen en sleepte in zijn val duizenden arbeiders mee. De lonen van de thuiswerkende spinsters viel terug van 0,30 fr Ă 0,40f fr op 0,16 fr.Het jaar 1847 bracht o.m. de hongeropstand te Gent op 17/18 mei. Winkels werden geplunderd en de bakkerijen aangevallen. Hetjaar 1848 bracht ons verschillende wanordelijkheden. Samenscholingen werden verboden en er werd een sluitingstijd uitgevaardigd voor de herbergen om 9 u 's avonds. De intrede van de machinale industrie luidde een nieuw tijdperk in. Het echtpaar Josephus De Paepe en Melanie Vlaeminck stierven in het laatste oorlogsjaar 1918 met een verschil van enkele maanden. Jos. CLAUWAERT

NOTEN ( 1) Gent, hoofdplaats van Etappe 1V - ressorteerde onder het bestuur van het 4e Duitse legerkorps. Zonder de toelating van de militaire overheid mochten de inwoners van het etappengebied het grondgebied niet verlaten. Tot november 1915 was elke briefwisseling met de rest van het land verboden. (2) Tektst uit het werk van Karel Van de Woestijne. (3) Deze straat droeg de oorspronkelijke naam van St. Jansdreef, doch in het midden van de 16e eeuw heette ze de "schaepmarct". Er werd aldaar ook een schaapmarkt gehouden. In onze tijd werd hij de "Oude Schaapsmarkt" genoemd. (4) Pape, paep, znw,m. wereldgeestelijke, priester, geestelijke, pastoor. Soms ook geordend geestelijke. Na de hervorming gebruikt als scheldnaam voor alle roomsen. (5) Nazareth- 10.000 inwoners- gelegen in zandig Vlaanderen op de zuidergrens- effen zand en zandkleurige bodem. Heeft een agrarische functie. Meer dan de helft van de actieve bevolking is forens. Bezit een omgracht middeleeuws kasteel. In 1977 samengevoegd met de opgeheven gemeente Eke. (6) Deze mensen werden ook "Fransmans" genoemd. Benaming van Vlaamse seizoenarbeiders die door de teleurgang van de huisnijverheid (vanaf circa 1838) en door de landbouwcrisis van 1885 naar Frankrijk trokken om er bij de grote boeren de oogst in te halen of bieten te hakken. (7) De "gouden louistjes" was een volkse benaming voor de fransegoudfranken in de 19e eeuw.

315


GERAADPLEEGDE WERKEN - De oude straatnamen van Gent door Dr. Victor Fris. - Lexicon van de Daensistische beweging door Frans Van Campenhout (1993) Uitgave K.O.J. Gent-Oostakker. - Stadsmagazine Gent -juli I998. -Bijdrage tot de geschiedenis van Nazareth (I975) door J. Van Twembeke. -Toerisme in Oost-Vlaanderen jg. I999 nr. I -Vijftig stratenwandelingen door Gent door R. Buyle G.O. V. Heraut mei/juli I984. -Beschrijving van Gent door G. Celis pr. 2e uitgave (1920). -De Gentse St. Jacobsparochie door Frans Verstraeten (1979). -Les cahiers de la Biloque no. 6 novembre/dĂŠcembre 1979. - Het Gentse Rolleke en de vondelingen door M. BekĂŠ G.O. V. Heraut I maart 1980. - De Grote Oorlog door Sopbie De Schaepdrijver- Uitgeverij Atlas Amsterdam/Antwerpen (1997).

DE BAUDELOOKAPEL Onderstaand artikeltje schreef Pierre Kluyskens meer dan 40 jaar geleden. Men sprak er sedert jaren van, en herhaalde malen was het vraagstuk te berde gekomen in de plaatselijke Commissie voor Monumenten en Stadszichten. Na vele beloften kwam twee jaren geleden het verheugende nieuws, het ja-woord van de Administratie: "Het dak van de kapel dat in erbarmelijke staat verkeert, wordt hersteld". Dit woord "wordt" heeft in de administratieve taal steeds een reukje van "het gebeurt wel eens" en moet dan ook, grammaticaal gezien, als een "toekomende" en niet als een tegenwoordige tijd worden opgevat en beschouwd. Twee jaren na dit "wordt" mogen wij vandaag jubelen en het woordje "is" hersteld, neerpennen; alle Gentenaren zullen zich met ons verheugen over die herstelling, want het dak van de aloude kapel was werkelijk een zeef geworden die meer water doorliet dan tegenhield en zelfs de boeken van onze stedelijke openbare boekerij hadden het de laatste maanden erg te verduren gehad. doch de stad moest machteloos toekijken daar de herstellingskosten en dus ook de werken ten laste vielen van het Ministerie van Openbare Werken. Burgemeester Claeys had reeds in zijn hoedanigheid van senator -het cumuleren van openbare ambten heeft dus af en toe wel zijn goede kant- naar zijn bitsige pen gegrepen zoals hij dat kan wanneer het naar zijn zin niet gaat en met twee snedige parlementaire vragen eindelijk wat gang in de zaak gebracht, temeer daar hij die vragen op de steeds groter wordende schade en dus ipso facto ook herstellingskosten wees. Alles bij mekaar genomen, mogen wij ons dan ook nog verheugen en gelukkig 316


achten dat het betrokken Departement zo vlug, t.t.z. na amper een viertal jaren, tot de nodige herstellingswerken is overgegaan en dat de kapel eens te meer, en voor de zoveelste maal, in extremis kon gered worden. Ik weet niet of het gelegen is aan het feit dat de negenjarige Mozart hier in 1765 het klokkenspel en het orgel bespeelde of aan het feit dat het klokketorentje zich zo sierlijk en zo licht op die gladde massa van het dak boven de helaas verscholen vensters van de kapel verheft en aftekent, dat ik sentimenteel zoveel ben gaan houden van die Baudeloo-kapel, maar ik kan er onmogelijk voorbijwandelen zonder hare lichte, soepele vormen, haar gratie en vooral haar charme te bewonderen. Wellicht ook omdat de geschiedenis van die abdij meer op legende dan op werkelijkheid gelijkt en dat het sprookjesachtige het toch immer in het hart van de mens op het nuchtere en het prozaĂŻsche zal halen. Het gebeurde in de allerlaatste jaren van de Xlle eeuw in het zoete Land van Waas dat men het ..Lusthof van Vlaanderen" noemde, en meer bepaaldelijk in het kleine dorp Sinaai, toen Boudewijn IX, gezegd Boudewijn van Constantinopel, graaf van Vlaanderen was. In 1197 of 1199 -men kan de juiste datum niet achterhalen- leefde in de St. Pietersabdij te Gent een doorbrave en heilige monnik, met name Balduinus de Bocla, wien het abdijleven te zwaar woog en vooral te rumoerig bleek en zich daarom in de bossen van Sinaai terugtrok om er als kluizenaar zijn dagen in een hut te slijten. Zoals dit in die tijden nog meer gebeurde, lokten zijn stichtelijke zeden en leven een aantal jongelingen aan, zodat het dra onmogelijk bleek die kleine kolonie heilige mensen in een eenzame kluis onder te brengen. De lotgevallen van Balduinus en zijn volgelingen waren inmiddels doorgedrongen tot het slot van graaf Boudewijn die hen een stuk grond, genaamd Baudeloo -loo betekenend bos- schonk om er een abdij te stichten, de abdij van het bos van Boudewijn ofte Baudelo. Na de dood van Balduinus in het jaar 1200, nam de abdij een bliksemsnelle uitbreiding en zij zou de volgende eeuwen een van de mooisten en voorspoedigsten van het Vlaamse land worden. Zij bezat zelfs, sedert 1259, een toevlucht of Refuge te Gent, aan de Ottogracht, aan de rand van de oude stadskuip, waar demonikken in oorlogstijd of wanneer zij voor belangrijke zaken in de hoofdstad van het graafschap moesten komen, konden verblijven of betere tijden afwachten. De monniken die ten tijde van Balduinus de regel van de Heilige Benedictus hadden gekozen, namen kort daarop en in elk geval voor 1235, de regel van de H. Bernardus, t.t.z. van de CisterciĂŤnzers aan. Meer dan drie eeuwen lang sleten onze monniken gelukkige dagen in gebed en

317


arbeid, in de dichte bossen van Sinaai, doch toen brak over gans Vlaanderen, in 1578, de Beeldenstorm los die tot in de kleinste dorpen zijn vemielingszucht liet botvieren. Ook de prachtige abdij van Sinaai, onschuldig en paradijsachtig verscholen in de mooie bosstreek van het zoete Waasland moest het ontgelden en werd door de furie van de Calvinisten, volledig verwoest. Als de pastor bonus van het Evangelie schaarde Jacobus Delrio, 27e abt van de Baudelo-abdij, zijn kudde rond zich en vluchtte naar veiliger oorden. Gent en zijn Refuge waren onzeker, want ook de hoofdstad van Vlaanderen was een gemakkelijke prooi geworden voor de vemielingszucht van de Beeldstormers, zodat de moedige abt zijn tijdenstocht doorheen het land moest voortzetten tot hij eindelijk met een handvol monniken Keulen kon bereiken. Hij bleef er ongeveer zeven jaren, totdat Gent zich aan de troepen van Alexander Famèse overgaf en de laatste ketters definitief uit de stad waren verdreven. Aan een terugkeer naar de gans verwoeste abdij van Sinaai moest niet eens meer gedacht worden; ook de kleine Refuge aan de Ottogracht droeg de sporen . van de brutaliteit en de vemielingsrazemij, maar bleek toch nog gedeeltelijk bruikbaar als tijdelijk toevluchtsoord. Een kwart eeuw lang zou abt Delrio, tot zijn dood in 1610, zijn testament en zijn dynamisme ten dienste stellen van de kleine gemeenschap die nu vast besloten was zich definitief in de Afteveldestede te vestigen. Pas in 1602 verkreeg Delrio de officiële toelating van het stadsbestuur zich alhier te vestigen, op voorwaarde dat de nieuwe Baudeloabdij onderworpen zou blijven aan de St. Pietersabdij. Het jaar zelve van het overlijden van Delrio werd de eerste steen van de nieuwe abdijkapel gelegd, welke in 1617 kon ingehuldigd worden. Het werk van Delrio werd voortgezet en beëindigd door een ander groot figuur van de Orde, abtJan van Deinze, die naast de kapel een prachtig monasterium liet optrekken. Tot aan de Franse Omwenteling kende de nieuwe abdij, bijna miraculeus na de storm van 1578, te Gent om de kleine Refuge herrezen, dagen van voorspoed, van vroomheid en ook van uitzonderlijke artistieke weelde, want in gans Vlaanderen werd met lof en eerbied gesproken over de kunstschatten van de monniken van de Baudelo-abdij. Boven het hoogaltaar bewonderde men een prachtige Q.L.Vrouw-Hemelvaart van de hand van Hendrik van Balen, terwijl schilderijen van Pourbus en andere grootmeesters van de Vlaamse School de kapel en de kloostergangen versierden. Later zouden Van Reysschoot met veertien grisailles en Karel Van Poucke met vier bas-reliëfs dit majestueus ensemble nog meer luister bijzetten. Geen enkele kerk uit het Gentse mocht op een zo grote weelde en diversiteit van marmer bogen als de abdij met haar indrukwekkend hoogaltaar en hare kostbare vloerbekleding. De afsluiting van het koor in kunstig gesmeed ijzer mocht wedijveren met die van de O.L.V. St. Pieterskerk en de koorstoelen

318


werden terecht beschouwd als de mooiste van de stad. De zaal Baudelo die thans in ons Museum van de Byloke werd overgebracht, toont ons nog een prachtige reeks wandtapijten, rond het midden van de XVille eeuw in de ateliers van Jean-François Van Hecke te Brussel vervaardigd; zij werden onlangs gerestaureerd en prijken opnieuw in hun schitterende kleurenpracht in de merkwaardige reconstructie van de Baudelo-zaal. Ook het orgel dat in de tweede helft van de XVIlle eeuw werd geplaatst, was algemeen geroemd. Het zou later door de stad, in 1819, aan de protestantse tempel van Vlaardingen voor 3.500 gulden worden verkocht! Als om de kroon op dit artistiek ensemble te spannen, hadden de monniken in 1613 aan de bekende Gentse klokkengieter Pauwels een klokkenspel van 30 klokken besteld dat enkele jaren later, in 1661, vervangen werd door dit ongeëvenaard kunstwerk van de wereldvermaarde klokkengieter Pieter Hemony uit Zutphen, die twee jaren voordien het nieuw klokkenspel van het Gentse Belfort had mogen leveren. Het zijn dit klokkenspel en orgel van de Baudelo-abdij welke de kleine Mozart in 1765, bij zijn doortocht door Gent met zijn vader en zijn zuster Nannerl, bespeelde, •'Te Gent, schrijft Leopold Mozart aan zijn vriend Hagenauer, speelde Wolfgang •s namiddags op het grote nieuwe orgel bij de PP. Bernardijnen". Op het ogenblik dat de Gentse monniken met ontroering luisterden naar het wonderkind Mozart, het Kind der goden, konden zij niet vermoeden dat enkele jaren later, in 1795, de doodsklok over de abdij zou luiden. Zoals alle kloosters werd ook de aloude Baudelo-abdij afgeschaft en werden de monniken verdreven. Zij zouden er nooit meer terugkeren, maar het mirakel dat zich een eerste maal, na de Beeldenstorm van 1578 had voorgedaan, zou zich andermaal onder een andere gedaante herhalen. De monniken werden weliswaar verdreven doch ditmaal ontsnapten door een nieuw wonder, nml. de bijna providentiële tussenkomst van een van onze meest verdienstelijke stadsgenoten, Karel van Hulthem, de oude abdij van Baudelo en hare kapel met de enigmooie klokkenspel, op het nippertje aan de vandalenhand van de Sans-Culotten. De laatste monnik die in 1795 door de Franse Republikeinen uit de Baudeloabdij werd verdreven zou wellicht vreemd opkijken, moest hij voor een paar uren op aarde kunnen terugkeren, en van ons Belfort zijn weg zoeken naar zijn abdij: amper een paar honderd meter, doch alles is sindsdien zoveel veranderd: de nieuwe Hortuutstraat die thans Belfort en St. Jacobskerk rechtstreeks verbindt, de verdwijning van de Ottogracht zelve waarin de abdij haar torentje liet wegrimpelen, de banale omgording van de kapel door een reeks bepleisterdegebouwen, de omvorming van de abdij zelve in schoollokalen.

319


De Baudelookapel. Ingang langs de Ottogracht. Universiteitsbibliotheek tot in 1942. Later Stadsbibliotheek tot in 1980.

Van gans dit complex met zijn smalle straatjes, zijn riviertje en vier kleine bruggen, van die eens zo stemmige en ruime abdij, is niets overgebleven dan de kapel en het torentje die verstoppertje spelen tussen een groep gebouwen en de bomen van het Baudelo-tuintje. Het scheelde nochtans geen haar of ook zij hadden het bij de Franse Omwenteling moeten ontgelden. Wanneer men niet doet wat men wil, moet men doen wat men kan. Aan de afschaffing van kloosters en abdijen, aan het aanslaan hunner goederen en aan de uitdrijving van de kloosterlingen viel, na de bezetting van ons land door de Franse legers, niet meer te tomen, maar enkele stadsgenoten aarzelden niet hun veiligheid en zelfs hun leven op het spel te zetten om in die tragische dagen, nog te redden wat nog kon gered worden, vooral aan gebouwen en kunstwerken, en in dit opzicht zal men nooit genoeg de nadruk kunnen leggen op de moed, de vaderlandsliefde en de zelfverloochening van een man als Karel Van Hulthem. Het enige middel dat overbleef om te verhinderen dat de Baudelo-abdij het lot van de Recolletten- of Prediterenklooster en zovele andere religieuse gebouwen zou ondergaan, was er onmiddellijk een profane, utilitaire bestemming voor te vinden. Indien men er iets of iemand kon onderbrengen, was zij van vernieling of verkoop gespaard. 320


Een geluk nog dat de Fransen de éne God door een aantal republikeinse goden en godinnen of andere symbolen hadden vervangen, voor dewelken zij tempels nodig hadden: de godin van de Rede, van de Vruchtbaarheid, van de Trouw, van de Wet, enz. Aldus kon bekomen en bereikt worden dat de kapel van de voormalige Baudelo-abdij in Tempel van de Wet zou omgetoverd worden. Heel orthodox was die zet wel niet, maar hij had toch dit enorm voordeel dat de kapel niet als nationaal goed werd verkocht aan de ene of andere avonturier die ze dan zou afgebroken hebben om er marmer, brons, steen of ander materiaal uit te halen, zoals dit voor vele kloosters het geval was. Spijtig genoeg had de koster van die tempel geen klokgelui nodig om zijn "gelovigen" tot die profane eredienst op te roepen; de Franse legers daarentegen hadden dringend behoefte aan koper, tin, brons en zij hadden besloten dan ook zonder zich te bekommeren om de historische en artistieke waarde van het meesterwerk van Pieter Hemony, al de klokken uit het torentje van de Baudelokapel weg te nemen om ze tot kanonnen of munitie om te zetten. Reeds had een zekere Duhamel, door de Franse overheden speciaal met dat werk belast, het spitse torentje beklommen en de eerste klok afgerukt, toen plots van Hulthem, heimelijk door een kunstminnaar verwittigd, woedend kwam opdagen. Hij bezat helaas geen enkel mandaat om Duhamel enig bevel te geven, maar bezield door zijn liefde tot de kunst en zijn stad, aarzelde hij geen ogenblik alles op het spel te zetten, en met een daverende stem, alsof hij de Prefect in hoogsteigen persoon was, gaf hij Duhamel bevel zijn vandalenwerk onmiddellijk stop te zetten totdat hij nadere instructies zou ontvangen. Terwijl Duhamel zich nog aan het afvragen was welke opdracht en bevoegdheid die enigmatieke Gentenaar wel mocht gekregen hebben om zo kordaat te kunnen optreden, had Van Hulthem reeds een blad papier volgekrabt welke hij op de ingangsdeur van de kapel aanbracht: "Egalité Liberté. -Au nom du Jury des arts et des sciences du département de I'Escaut, il est défendu à qui que ce soit de toucher au carillon de la ci-devant abbaye de Baudelo, que Ie Jury des arts a reservé pour la célébration des fêtes nationales, à cause de I' excellence des cloches fondues par Ie célèbre Hémony, artiste de Zutphen"! Zoals een krijgslist in oorlogstijd soms meer opbrengt dan een brutale aanval of beschieting, zo ook bereikten de list en de ... machtsusurpatie van Karel Van Hulthem ten volle hun doel. Duhamel trok zich beteuterd terug en zijn verslagenheid en die van de onthutste overheden maakte onze Gentenaar gebruik om een schrijven te richten tot de Prefect van het Schelde-departement en een andere brief tot de Minister van Binnenlandse Zaken te Parijs, in zeer behendige termen die de minister voor een onmogelijk alternatief stelden: "Nous connaissons, citoyen ministre, votre amour pour les arts, pour tout ce

321


qui peut tendre aux progrès de I' instruction publique ..." Ministers waren en zijn zelden onverschillig voor dergelijk proza. Wat kon de Minister van Binnenlands Zaken nog doen wanneer men hem enerezijds als een beschermer van kunst en cultuur liet doorgaan en men hem anderzijds diets maakte dat het klokkenspel van de Baudelo-kapel zo mooi was dat men het speciaal wou redden om de zegepraal van de Franse legers en de nationale feesten te bezingen! Hij kon nog enkel de spons halen over de vermetele daad van Van Hulthem en op de koop toe nog zwichten voor zijn subtiele vraag. Aan de prachtige zet van onze moedige Gentse waaghals hebben wij het te danken dat de kapel en het elegant torentje samen met de beiaard van Petrus HÊmony, in extremis konden gered worden en voor het nageslacht konden bewaard blijven, weliswaar in een enigszins gewijzigde vorm, want bij een eerste herstelling in 1827 werd de windwijzer door een geajourde wereldbol vervangen om wel aan te tonen dat de abdij niet meer de Tempel van de wet, maar de Tempel van de Wetenschap was geworden. Die eerste slag geleverd en gewonnen zijnde, bereidde van Hulthem zorgvuldig en koppig zijn tweede offensief voor. De Fransen hadden immers de kloosters, kerken en abdijen leeggeplunderd en de ontelbare kunstwerken, boeken, archiefstukken, schilderijen enz. tijdelijk opgestapeld in de kleine bibliotheek van de Baudelo-abdij waar zij toevertrouwd werden aan een Jury des Arts waarvan Coppens voorzitter was en van Hulthem secretaris. Geen week ging echter voorbij zonder dat de Franse Commissarissen in die schatten de mooiste stukken en exemplaren kwamen uitkiezen om ze naar de Franse musea en bibliotheken te verzenden. De bibliotheek van de monniken was na enkele maanden te klein geworden en dat ogenblik had van Hulthem precies afgewacht om heel behendig te suggereren de Tempel van de Wet naar de St. Miebielskerk over te brengen en de kapel zelve van de Baudelo-abdij in bibliotheek om te zetten. De Fransen lieten zich beetnemen en de stadsarchitect Pisson werd gelast met de nodige aanpassingswerken in de kapel: verwijderen van de altaren, aanbrengen van rekken enz. Die moordenaar-architect die enkele jaren later ons stadhuis zo afschuwelijk zou verminken, verrichtte natuurlijk meer kwaad dan goed, maar daar hij over geen al te grote kredieten beschikte, beperkte alles zich hier uiteindelijk bij een paar oppervlakkige aanslagen op de structuur van het gebouw. Van Hulthem had zijn doel bereikt: te Gent een departement bibliotheek stichten. Hij beschikte thans, zonder een cent te moeten uitgeven, over een lokaal waardoor hij tevens een historisch gebouw van ondergang en vernieling redde, en wie het woord bibliotheek uitspreekt heeft het natuurlijk ook over boeken en handschriften.

322


Nu de Fransen het principe van een bibliotheek hadden aanvaard, moesten zij ook aannemen dat boeken op de rekken zouden komen! Zij konden nu geen enkel voorwendsel meer inroepen om die schatten over de grens te brengen; Gent beschikte over een departementale bibliotheek waar de werken zorgvuldig konden gecatalogeerd, bewaard en gerangschikt worden. Eens te meer was het spel van kat en muis in het voordeel van de muis uitgevallen. Behendig en voorzichtig wist van Hulthem de verdere uitwerking van zijn groots plan door te voeren, mede dank zijn talrijke relaties in de Franse middens, nml het onttrekken van de bibliotheek aan het gezag en het bezit van de Fransen. Hij slaagde in zijn opzet toen de bibliotheek op 3 Prairial jaar XII, in 1804 dus, door de Franse regering aan de stad werd afgestaan. Daarmede was het pleit voorlopig ten gunste van onze Gentse stede beslecht en werden de kostbare boeken en manuscripten definitief onttrokken aan de roofzucht van de bezetter. De volgende etappe greep plaats ten tijde van koning Willem toen de stad op haar beurt de bibliotheek afstond aan de zopas gestichte Universiteit. Zulks zou ten andere vele bibliotheken aanzetten hun boekenverzameling aan de nieuwe Universiteitsbibliotheek te legateren of te verkopen. Het aantal boeken steeg zodanig dat de Baudelo-kapel weldra te klein werd en dat belangrijke werken moesten uitgevoerd worden, o.m. het optrekken van een zijgebouw en het peristylium met zijn vier corinthische zuilen afkomstig van de tuin van de voormalige abdij die inmiddels eerst het Lyceum, vervolgens het Koninklijk Collegie en eindelijk, in 1832, het Atheneum werd. "Il n'y a que Ie provisoire qui dure". De solutie van Van Hulthem was, althans voor de gebouwen, een tijdelijke noodoplossing geweest, doch zij bleef bijna anderhalve eeuw duren tot eindelijk, een vijftientaljaren geleden, de Universiteitsbibliotheek naar de reusachtige boekentoren mocht uitwijken. Bescheiden gestart onder het impuls van Karel Van Hulthem die er de stichter en de vader van geweest is, telde zij ten tijde van Willem I, 23.700 boeken en 234 handschriften, in 1837, 51.741 boeken en 556 manuscripten en thans is zij, met haar 1.200.000 werken, uitgegroeid tot de tweede bibliotheek van het land. Velen zullen zich nog de tijd herinneren, toen zij als student, rechts in het peristylium, de smalle gecapitoneerde deur binnentraden om in de donkere gang in de catalogussen en steekkaarten te snuffelen en vervolgens in die stoffige maar stemmige leeszaal, het aangevraagde werk te raadplegen. Het had de allure niet van onze moderne leeszaal van de Boekentoren, maar het zette misschien meer aan tot studie en meditatie. Pierre KLUYSKENS

323


GENTSE MAANDKALENDERVERZEN UIT DE VROEGE ZEVENTIENDE EEUW (vervolg) September l.Koragie, kinders, 't wort den tijt, Dat de gans vreest en pijne Jijt, Vaen diese werpen dapper naer, In 't school soeckt men den kandelaer. 2.Wilt, ghij, slijmpers, den reuse sien, Naer Wetter treckt met dander lien, Maer keert met reusken om en torn, Soo sult ghij thuijs sijn wijllekom. 3.0p Onse Vrouwe Gheborte ledt, Gaet besoeckt haer te Naessereth, De groote vakanssen sijn ghedaen, Het procudeeren gaet weer aen. 4.Vroukens ick soud u geeme raen, Te doen provisie soo van graen Als van Dixmuijtsche botter goet, Ghemerckt dat ghij die hebben moet. 5.Bijnnen een rnaent den loop begijnt, Tot coopen wort ieder ghesijnt, Elck van dier botter en opslagh vreest, Diekmaels betaelen de sleghtste meest. 6.Nu de hoornen zijn seer ghelaen, De vruchten dienen afghedaen, En op solder en stroo gheleyt, Hy faelt die al te langhe beyt. ?.Neemt op S. Mattheusdagh acht, Dat even lanck zijn dagh en nacht, Den herf[s]t beghint, de couw compt aen, Den somer heeft nu haest ghedaen. 8.Van warm kieeren voorsiet u wel, Voorhanden is den wijnter fel, 324


Gheluckigh mensch die middel heeft, Godt dient en voordt in deughden leeft. De eerste vijf strofen van deze maand ontbreken in de Almanak. De lacune werd aangevuld met de tekst uit het Hije-hs.

lste str. De vetgemeste ganzen moesten vrezen om voor een barbaars volksvermaak hun leven te laten. Levende dieren werden met de kop naar beneden gehangen. Het spel bestond erin de kop eraf te trekken terwijl de speler te paard eronder doorreed. Gebruikte hij een sabel dan sprak men van ganssabelen of -slaan. Wierp men ernaar met een snijdend werktuig dan was het een ganswerping 1 • Het zoeken naar de kandelaar was wellicht een gebruik, waarover mij echter van elders niets bekend is.

2de str. De geschiedenis van de Wetterse reuzen die, samen met die van Antwerpen zeer bekend zijn, is uitvoerig behandeld door Marcel Daem 2 • Ze hadden geen eigennaam maar werden gewon Reus en Reuzin genoemd. De oudste vermelding dateert uit 1622. Ze stapten mee op in de ommegang gedurende de eerste drie dagen en de laatste zondag tijdens de kermisdagen in september. Blijkbaar trokken ook vanuit Gent slijmpers, d.i. slempers, feestvierders, naar Wetteren. De passage "keert ... om en torn" is een echo van het refrein uit het bekend reuzenlied : "Al die daar zegt de Reus die komt" met rijmwoorden van de volgende verzen : "erom, weerom, reuzegom". De boodschap lijkt te zijn : blijf te Wetteren niet hangen, maar keer, als de reus, om, d.i. naar huis terug.

3de str. 0.-L.-Vrouw-Geboorte : 8 sept. Op deze dag gaat- wellicht sinds de vijftiende eeuw- te Nazareth de kleurrijke ommegang uit ter ere van "0.-L.-Vrouw van Nazareth". Die bestaat uit een reeks statiebeelden die de vijftien mysteries voorstellen. Aan deze Lievevrouw is een merkwaardige legende verbonden en de verering is tot in de achttiende eeuw zeer groot geweest. In 1566 werd het beeld van de vernielzucht der beeldenstormers gered. De vijftien kapelletjes van de ommegang werden in 1876 hersteld. De "groote vakanssen" van de Raad van Vlaanderen zijn ten einde. Ze duurden ongeveer twee weken (vanaf 22 juli : zie bij juli, 7de str.) en in deze periode werd er niet "geprocudeerd".

4de str. De Dikmuidse boter is nu op haar best. Tot dan toe hadden huisvrouwen zich in afwachting beholpen met een "cleyn provisie" andere boter (zie bij mei, 5de str.). 325


Sde str. den loop : de koopdrukte vóór de prijzen beginnen te stijgen wegens de herfst en winter; dier botter: dure boter. 7de str. Sint-Mattheusdag : 21 sept., begin van de herfst, vroeger de Winterdag genoemd 3 , omdat toen het jaar maar in twee seizoen verdeeld werd 4 Ah ! Sint-Matteus Jacht, Jamaar: De winter wacht. October l.Ais men viert S. Baef van Ghent, Vranckrijck ons dan veel wijnen sent, Van Reyms, Beaulne en van Chalon, Van Anjou, Bordeaux en Bayon. 2.Den ed'len groenen Rijnsehen wijn Plagh hier abondanter te zijn, Van Ceulen, Bon en Andemach, Van Kobelens en Bacherach. 3 .Maer si et den Geuschen Palatijn, Heeft eerst verwoest den heelen Rhijn, Daema den Sweed is commen aen, Die noch heeft 't meeste quaed ghedaen. 4.Den slaghtijdt die is voor de deur, Men heeft alsdan van ossen keur, Maer dat hy coopt die coopen wil, lek prijse die hem thuys hout stil. 5.Ick prijs oock die in 't vleeschuys gaet, Daer coopt maer t'huys geensinsen slaet Van 't ghen' dat u best anne staet, En doet dat souten metter daet. 6.Dat u standen wel suijver zijn, Ghewreven seer met roosemarijn, Met tymess, saillie, naghelcruyt, Noyt beter pekel en quamper uyt.

326


7 .Aisoo en is hy niet bedot, Noch met sijn magher beest bespot, 'Tgheraeck is alleen by gheluck, Soo doende verstaet ghy u stuck. 8.Sint' Lucas is des schijlders feest, Van cladders ende brodders meest, Siet toe, schippers, van ongheweert, Alsmen Simoen en Judas eert.

lste str. St.-Baafs : 1 okt. Naast de bekende wijnen uit Reims, de hoofdstad van de Champagne, en uit Bordeaux, de hoofdstad van het Gironde-departement, zijn er minder bekende plaatsen als Beau/ne, d.i. Beaune, het handelscentrum voor de Bourgogne-wijn samen met Chalon-sur-Soäne. Anjou, de streek in het westen van Frankrijk verwijst naar de Loire-wijn. Bayon, d.i. Bayonne, de zeehaven in het departement Basses-Pyrenées stond blijkbaar in relatie met Gent.

2de str. groenen :jonge (het Hije-hs. heeft koelen). Andemach en Bacharach zijn beide steden op de linker-Rijnoever en Kobelens, d.i. Koblenz, ligt aan de samenvloeiing van Rijn en Moezel.

3de str. Deze verzen verwijzen naar de Dertigjarige Oorlog ( 1618-1648) tussen de katholieken, geleid voor Frankrijk, en de protestanten, d.i. het Habsburgse rijk . Frederik V, graaf van de Palts (d.i. de Rijnstreek met Mainz, Wormsen Spiers) is den Geuschen Palatijn die de Evangelische Unie leidde van 1618 tot 1620. Later trok Gustaaf 11 Adolf van Zweden, den Sweed uit de tekst, eind 1631 en begin 1632 naar de Rijnstreek en veroverde ook een groot deel van het rijksgebied 5 • In deze en in de vorige strofe komen de dure, fijne wijnen aan bod. De huiswijnen volgen bij november (5de str.).

4de str. Het waarom van het laatste vers is mij niet duidelijk, zeker als men het eerste van de volgende strofe ermee vergelijkt.

Sde str. maer t'huys geensinsen slaet: het slachten (slaet) van het vee mag niet thuis gebeuren; het Hije-hs. heeft hier met gelet en beraet. Hetzelfde hs. heeft als derde vers : Van vlees dat hem best sijn verstaet (het vlees dat hij meent het beste te zijn). 327


6de str. Al de kruiden die hier vemeld worden komen ook in juni (3de str.) ter sprake wanneer er een voorraad van dient aangelegd te worden. 7de str. De laatste twee vv. zijn moeilijk verstaanbaar. magher beest (v. 2) : het Hije-hs. leest vette huijt (= ?). Voor vv. 3-4 hebben de Almanak en het Hije-hs. sterk verschillende teksten: in het hs. lezen we Met sijn blau beest alfvastenspijs (betekent blau hier mager ?) Diet gheraeck vijnt is selden wijs. Wat met 't gheraeck bedoeld wordt is mij niet bekend. Naar de context te oordelen zou het 'goed, geschikt' of iets dergelijks moeten betekenen. Sste str. De auteur loopt niet hoog met de schilders van de Sint-Lucasgild. St.-Lucas (18 okt.) is de patroon van cladders, kladschilders en brodders, een syn. daarvan. H. Sirnon en Judas (28 okt.). Sterk verspreid waren spreuken die erop attent maken dat de winter in aantocht is 6 , b.v. Als Sirnon en Judas henengaen Dan komt de winter aen maar van het gevaar voor onweer (ongheweert) of van schippers is daar geen spoor. (vervolgt) W. L. BRAEKMAN NOTEN 1 J. Ter Gouw, De Volksvermaken (Haarlem, 1871), p. 353-356; K. Van Nijen, "De gans in de volksvermaken", Volkskunde (1934), 31-69; en W.L. Braekman, Spel en Kwel in vroeger 1ĂŻjd (Gent, 1992), p. 277-279. 2 M. Daem, "De Wetterse Reuzen", OvZ 24 (1949), 73-88. Zie ook dezelfde : Reuzenliederen in Oost-Vlaanderen (Gent, Bond Oostvl. Volkskundigen, 1989), p. 26-27. 3 G. Celis, Volksk. Kalender, p. 271. 4 M. Broeckhove, Weerk. Kalender, p. 160-161. 5 E. Lousse, Beschavingsgeschiedenis van de moderne Tijden (Leuven, 19484 ), V, p. 116-119. 6 M. Broeckhove, Weerk. Volkskalender, p. 176.

328


GENTSE MEMORIEDAGEN: 20-21-22-23 JUNI

20 Juni 1613 De Staten van Vlaanderen verlenen de toelating tot het graven van de Brugse Vaart. Dit betekende het einde van een 3 eeuwendurend conflict tussen Gent en Brugge voor het water van de Leie. Heel die tijd probeerden de Bruggelingen een vaart te graven tussen Deinze en hun stad en met het water van de Leie hun zeekanaal te spijzen. Zij begonnen de werken terzelfdertijd te Deinze en te Brugge; maar ze werden stilgelegd, hernomen, opnieuw stilgelegd, het ging niet vooruit. En hoe kwam dat? Wel, het waren die embêtante Gentenaars die steeds maar stokken in de wielen kwamen steken en meestal niet op de zachtste manier. Maar de Bruggelingen lieten ook niet los en, begonnen steeds opnieuw. De Gentse schepenen die vreesden dat de Bruggelingen hun slag tenslotte toch zouden thuishalen, stelden als modus vivendi voor de Brugse Vaart te graven. De principiële toestemming kwam van de Gouverneur Alexander Farnèse in 1590, maar het zou toch nog 23 jaar duren vooraleer de Staten van Vlaanderen hun fiat gaven. Kort daarop begonnen de werken. Ze waren verdeeld in verschillende afzonderlijke ondernemingen die toevertrouwd werden aan Hollanders, want die waren toch specialisten van waterbouwkundige werken. In 1614 kwam Aartshertog Atbrecht de werken inspecteren. In 1621 werden de dijken die de verschillende vakken scheidden doorgestoken. Gent werd bereikt in 1622. De werken hadden ongeveer 8 jaar geduurd. De fameuze dienst van de bargies startte in 1623. Men moet zich die oorspronkelijke Brugse Vaart niet voorstellen zoals hij nu is. Hij had een diepte van nauwelijks anderhalve meter, maar het jaar nadien reeds werd hij verdiept tot 2,5 m. Het was aanvankelijk niet de bedoeling Gent aldus rechtstreeks met de zee te verbinden. Het kanaal was bestemd voor de binnenvaart en als verdedigingslijn tegen de invallen en de plunderingen van de Hollanders. In 1661 besliste de Spaanse overheid de vaart te verdiepen en hem te verlengen tot Oostende. Dit stuitte op het verzet van de Gentenaars die vreesden hun binnenvaartmonopolie te verliezen, maar daar werd vanzelfsprekend geen rekening mee gehouden. Vier jaar later waren de werken voltooid. Het graven van de Brugse Vaart gaf niet het resultaat dat de Gentenaars ervan verwacht hadden. De voornaamste reden was dat de haven aan de Brugse Poort

329


afgescheiden bleef van de overige Gentse waterlopen. Daar zou slechts verandering in komen in 1753 toen de juist gegraven Coupure luisterrijk ingehuldigd werd. 20 Juni 1621 Aartshertog Atbrecht woont in de kerk van Ekkergem het sermoen bij en neemt vervolgens deel aan de vermaarde "Ommegang van Akkergem", "met syne suite van edelluyden, van de magistraten en notabelen, alsoock van eene groote menichte van volck." Bij die gelegenheid werd ook de vergrote Heilige Bloedkapel door Mgr. Boonen gewijd. In Augustus 1617 hadden Atbrecht en Isabella deze kapel bezocht en zij hadden toen een grote som geld geschonken om ze te vergroten. 20 Juni 1722 Dood in de BijJoke van de Gentse schilder Victor Verspilt. Hij werd geboren rond 1655. Hij werd vrijmeester in de Nering in 1679. 20 Juni 1799 Geboorte van de schilder Charles Picqué. Deze leerling van JozefPaelinck stierf te Brussel op 21 Maart 1869. Over Charles Picqué en familie, zie ook "Ghendtsche Tydinghen" - 1999 - N° 5 - pp. 295-303. 20 Juni 1825 Geboorte van de Gentse kunstschilder Victor Lagye. Hij was de zoon van een oud-soldaat van Napoleon die zich hier gevestigd had als kleermaker. Wij bedoelen zijn vader natuurlijk, niet Napoleon. Nog zeer jong gaat Victor werken in het atelier van Theodoor Canneel en op 16-jarige leeftijd wordt hij ingeschreven aan de Academie. Hij behaalt er een Eerste Prijs en -nauwelijks 18 jaar oud- ontvangt hij een toelage van de Stad, toelage die 6 opeenvolgende jaren zal hernieuwd worden. Hij vertrekt onmiddellijk naar Parijs, maar reist na korte tijd door naar Rome waar hij de gast is van een andere Gentse schilder die er woont en er een groot succes kent: MaesCanini. Deze waardeerde het talent van zijn jonge stadsgenoot en belast hem met het schilderen van de decors van zijn schilderijen. De expansieve Lagye maakt direct vrienden in Rome, hij assimileert gemakkelijk het Italiaans en hij wordt weldra de animator van een groep jongeren.

330


Pas 20 jaar oud wint hij een internationale wedstrijd; de Stad verhoogt zijn toelage en ook de Regering komt over de brug met een subsidie. Italië kent een bewogen periode. De avontuurlijke Victor doet onmiddellijk mee en werpt zich enthousiast in de strijd. Hij engageert zich als vrijwilliger in het leger van de Koning van Sardinië en is weldra luitenant in het Universitair Bataljon. Wanneer de Koning troonsafstand doet, sluit Lagye zich aan bij Garibaldi en wordt kapitein van de "roodhemden". Maar Frankrijk komt tussenbeide, Rome wordt ingenomen en dit betekent het einde van de Revolutie. Lagye wordt aangehouden, opgesloten in de gevangenis van Venetië en terdood veroordeeld. Hij kan evenwel ontsnappen en komt te voet terug naar Gent. Hij is nu 24 jaar. Portaels die hier Directeur is van de Academie engageert hem onmiddellijk. Niet voor lang, want Lagye vertrekt naar Antwerpen, trouwt er en vestigt zich definitief in deze stad. Hij zou er een succesvolle carrière maken en Professor worden aan de Academie aldaar. Opnoemen wat hij allemaal geschilderd heeft is onbegonnen werk. Vermelden wij toch: fresco's in verschillende Brusselse kerken en de muurschilderingen in de trouwzaal van het stadhuis van Antwerpen. Hij werkte ook mee aan de versiering van de trapzaal van onze Universiteit. Wanneer in 1861, bij een overeenkomst met de Kerkfabriek, de Staat eigenaar wordt van de Adam- en Evapanelen van het Lam Gods, zal men op Lagye beroep doen om de copieën te maken die in de Vydtkapel kwamen. Victor Lagye stierf te Antwerpen op 2 September 1896 en werd begraven op het nu verdwenen kerkhof van het Kiel.

20Juni 1848 Om 6 uur 's morgens wordt Jan Frans Willeros ontgraven op het kerkhof buiten de Dampoort en overgebracht naar het Campo Santo. De man die "De Vader der Vlaamse Beweging" wordt genoemd werd op 11 Maart 1793 geboren te Boechout nabij Lier. Die dag schreef een officier van de sans-culottes met krijt op de deur van zijn geboortehuis: "Un citoyen vient de naître dans ce logis; défense d'y entrer. Respect à lacitoyenne Willeros dans 1' exercice de ses foncions civiques." Dat de ei toyenne Willeros deze functie emstig opnam wordt bewezen door het feit dat Jan Frans naderhand nog 13 broertjes en zusjes kreeg. Na school gelopen te hebben in Kontich en in Lier wordt hij op zijn 16e notarisklerk te Antwerpen. Hij brengt het in deze stad tot hulparchivaris. In 1831 wordt hij aangesteld als Ontvanger der Registratie te Eeklo en in 1835 wordt hij overgeplaatst naar Gent. Hij woont een tijdje in de Geldmunt en verhuist dan naar het huis op de Zandberg waar hij in 1846 zou sterven.

331


Willems leidde een zeer actief leven als schrijver, historicus, redenaar, taalkundige. Hij was een specialist van de Middelnederlandse handschriften en publiceerde een bewerking van "Reinaert de Vos". Hij ontving trouwens het ere-doctoraat in de Wijsbegeerte aan de Universiteit van Leuven. Het is onbegonnen werk de verenigingen te willen opsommen waarin hij actief was. Vermelden wij enkel dat het onder zijn ere-voorzitterschap was dat de "Maetschappy voor Vlaemsche Letteroefeningen" gesticht werd, een maatschappij die beter bekend was onder de naam van haar kenspreuk "De Tael is gansch het Volk". Op 24 Juni 1846 verdedigde hij op het Stadhuis de belangen van de Rederijkerskamer "De Fonteyne" waarvan hij voorzitter was. Het kwam tot heftige discussies; als gevolg daarvan werd hij later op de dag getroffen door een beroerte waaraan hij overleed. Hij werd aanvankelijk begraven op het kerkhof van de Wasstraat, maar 2 jaar later werd zijn stoffelijk overschot overgebracht naar een praalgraf op het Campo Santo. Bij de officiële inhuldiging ervan werden redevoeringen uitgesproken door o.m. Prof. Serrure, Dr. Snellaert en Hendrik Conscience. 300 zangers onder de leiding van Joseph Mengal voerden "De Grafkrans aen Willems" uit op muziek van Gevaert en tekst van Prudens Van Duyse. Op zijn mausoleum, ontworpen door Theodoor Canneel, kan men lezen: "Dit graf bewaart zijn asch, het Vaderland zijn naam." Meer dan 50 jaar na zijn dood werd een gedenkteken voor hem opgericht op het St-Baafsplein voor, zoals dat toen heette, de Vlaamsche Theater. Zijn geboortehuis in Boechout dat helemaal niet bouwvallig was, werd in 1974 afgebroken zonder dat er ook maar van één zijde protest kwam. Daardoor waren er 2 parkeerplaatsen bij gekomen en dat is toch wel belangrijker, of niet misschien?

20Juni 1880 Inhuldiging aan de Kortrijkse Poort van het plaasteren standbeeld van Jules Seys, burgemeester van 't Zieklien. Zie "Ghendtsche Tydinghen" - 2000 - N° 2 - pp.11 0-111

20Juni 1886 Inhuldiging van het standbeeld van Hippoliet Metdepenningen. Zie ook "Ghendtsche Tydinghen" - 2003 - N° 3 - p.l92.

332


21 Juni 1633 Marie de Medicis vertrekt naar Brussel na een verblijf van 6 maanden in het Prinsenhof.

21 Juni 1636 Dood van Justus de Harduwijn. Deze humanistisch ingestelde dichter-priester werd geboren te Gent op 11 April 1582. Hij stamde uit een aristocratische familie, zijn vader was deurwaarder bij de Raad van Vlaanderen. Na zijn humaniora aan het Jezuïtencollege te Gent ging hij Rechten studeren aan de Universiteit van Leuven. Hij werd priester gewijd te Gent in April 1607, maar had in 1598 reeds de tonsuur ontvangen aan het Seminarie van Douai. Hij werd na zijn priesterwijding pastoor nabij Dendermonde. In 1613 verscheen anoniem zijn vóór 1605 geschreven liefdesgedichten "De weerlicke liefden tot Roose-mond". Zijn "Goddelicke lof-sanghen" verschenen in 1620. Hij was de nonkel van Jacob Van Zevecote.

21 Juni 1809 De St-Niklaaskerk is volgelopen om het Te Deum bij te wonen, gezongen naar aanleiding van het plaatsen van een nieuwe schilderij "De H. Antonius te Limages predikend" van Antoon Steyaert, bestuurder van de tekenklasse van de stedelijke Academie. De plechtigheid wordt o.m. bijgewoond door de Prefect van het Scheldedepartement, de burgemeester en het bestuur van de "Société des Beaux Arts" welke het werk aan de kerk schonk.

21 Juni 1815 Verschijning van het laatste nummer van de "Joumal Universel". Zie "Ghendtsche Tydinghen" - 1990 - N° 5 - p. 249 e.v.

21 Juni 1834 Jozef Van Crombrugghe, burgemeester van Gent, reikt aan Kanunnik Triest een gouden medaille uit, hem toegekend door de vereniging "Montyon et Franklin", voor zijn apostolaat in dienst van de gebrekkigen, doofstommen, vondelingen en zieken. "Montyon et Franklin" was een Parijse filantropische vereniging die gesticht 333


werd door Jean-Baptiste-Antoine Auget, baron de Montyon. Er werden jaarlijks prijzen uitgereikt. Het doel van de vereniging was: "Mettre en valeur les hommes utiles". Over Kanunnik Triest, zie ook "Ghendtsche Tydinghen" - 1996 - N° 4 pp. 170-181.

21 Juni 1891 Verschijning van het eerste nummer van dagblad "Het Volk". Dit "centenblad" werd gesticht door Arthur Verhaegen en GustaafEylenbosch. Het had aanvankelijk als ondertitel: Antisocialistisch dagblad. Vanaf 1901 luidde het motto: Godsdienst- Huisgezin -Eigendom. Tot in 1908 was de drukkerij in de Oudburg. In 1934 belandde men in de Toekomststraat die in 1942 herdoopt werd in Forelstraat. Voorlopig kwam het laatste nummer op 11 Mei 1940. Men begon opnieuw te verschijnen op 18 December 1944. Het einde van het zelfstandig bestaan kwam er wanneer op 4 November 1994 het dagblad overgenomen werd door de Vlaamse Uitgeversmaatschappij. De krant die op 9 November 2000 verscheen was de laatste die in Gent gedrukt werd.

22 Juni 1131 Dood van Wulferic, sedert 1099 abt van de St-Baafsabdij. Deze 33e abt kreeg wegens zijn wijs beleid de bijnaam van "Le Vénérable".

22Juni 1478 Geboorte te Brugge van Filips de Schone. Deze zoon van Maximiliaan van Oostenrijk en Maria van Bourgondië en vader van Keizer Karel regeerde als Graaf van Vlaanderen van 1494 tot 1506. Hij deed zijn Blijde Intrede in Gent op 15 Maart 1497, nadat hij op 18 oktober 1496 in Lier getrouwd was met Johanna van Castilië. (De Waanzinnige). Deze niet zeer intelligente man had een meisjesgezicht en hield vooral van feesten en galante avontuurtjes. Voor de rest was hij nogal gedwee en deed wat zijn opvoeders hem zegden, vandaar dat hij de bijnaam kreeg "Philippe croitconseil". Hij stierf onverwacht te Burgosop 25 September 1506.

22Juni 1559 Huwelijk van Filips 11 met Elisabeth van Valois. Dit was zijn 3e huwelijk. Het is bij haar dat hij zijn dochter Isabella had. 334


Hij was een eerste maal getrouwd geweest met Maria van Portugal, een tweede maal met MariaTudoren een vierde maal met Anna van Oostenrijk.

22Juni 1681 Inwijding van Mgr. Albert de Homes als 12e Bisschop van Gent. Hij werd geboren in 1642 op het Kasteel van Braine-le-Chäteau. Op het ogenblik van zijn benoeming was hij Kanunnik van St-Baafs. Hij oefende dit ambt uit tot aan zijn dood op 4 Juni 1694. Zoals zijn voorganger verbood hij in zijn testament dat zijn begraving zou gebeuren met de luxe met dewelke bisschoppelijke begravingen gewoonlijk plaatsvonden en dat er een moment op zijn graf zou opgericht worden.

22Juni 1815 Vertrek uit Gent van Lorlewijk XVIll, na een verblijf alhier van 83 dagen.

22Juni 1831 De Politie houdt 2 spinners aan die lucht gegeven hadden aan hun organgistische gevoelens door met 2 appelsienen in de hand door de straten van Gent te wandelen.

22Juni 1852 De Glazen straat krijgt officieel de benaming: Vanderdoncktdoorgang. In het deftig Gents spreekt men van de "Passage Vanderdonckt". Deze straat werd aangelegd op aanvraag van Pierre Jean Vanderdonckt, een vermogende grossier in koloniale waren. De Gemeenteraad gaf zijn goedkeuring tot de aanleg in 1846. Dit maakte deel uit van een verkaveling die gerealiseerd werd op gronden van de gesloopte fabriek Poelman-Hameling. Deze overdekte straat liep aanvankelijk van de Kleine Statiestraat (nu Schepenenvijverstraat) tot de Brabantdam. Het is pas in 1886, na de uitvoering van het Zollikoferplan dat de passage doorgetrokken werd naar de Vlaanderenstraat. In de 19e eeuw sprak men ook van de "Polkagang" omdat ze leidde naar de populaire danszaal "Polka" die in 1883 verdween met de aanleg van de Oude Scheldestraat. De aanvankelijke bestemming van winkelgalerij ging geleidelijk verloren en het is nu een passage van kaberdoeskes en kriebelmuiten. Mogen wij aan de heren joumalisten en andere publicisten vragen het niet meer te hebben over "het glazen straatje". Wij weten niet welke niet-Oentenaar deze naam uitgevonden heeft, maar in Gent bestaat er geen "glazen straatje", wel een "Glaoze Straote". 335


22 Juni 1913 Plechtige inhuldiging door Koning Albert van de nieuwe toren van het Belfort, gebouwd onder de leiding van Valentin Vaerwyck naar het oorspronkelijk plan uit de 14e eeuw. 22 Juni 1947 Inhuldiging van een bronzen gedenkplaat gewijd aan Ste-Colette. Nicole Boilet, zo heette ze, werd geboren te Corbie in Frankrijk in 1381. Ze had van de Paus de opdracht gekregen de kloosterorde der Clarissen te hervormen. Zoals met vele kloosterorden het geval was, was ook hier de discipline in de loop der tijden verslapt. Colette stichtte in Zuid-Frankrijk met succes enkele modelkloosters waar teruggegrepen werd naar de oorpspronkelijke levenswijze die een strenge armoede omvatte. Deze hervormde Orde kennen wij nu nog als de "Arme Claren". Zowel Filips de Goede als de Gentenaars drongen er bij Colette op aan om ook hier een dergelijk klooster te stichten. In 1440 werd met dit doel een kloostertje gebouwd in de Minnestraat, anders gezegd in de huidige Goudstraat. Colette kwam hier aan in 1442 en werd geestdriftig ontvangen door de bevolking. Met haar waren 4 Franse Zusters meegekomen voor het nieuw gesticht klooster dat de naam meekreeg van "Bethlehem". Co lette hield zich hier 2 maanden intensief bezig met de organisatie van het nieuw klooster en vertrok dan naar Besanรงon, Corbie en Amiens om daar nieuwe kloosters te stichten. Van in den beginne kende het klooster in Gent een grote volkstoeloop en de giften en de offeranden stroomden binnen. Colette kwam hier 4 jaar later terug, maar zij was ineens veel verouderd, ziek en uitgeput. Drie maanden na haar aankomst stierf ze hier. Het bericht van haar dood verwekte een enorme sensatie. De dag na haar dood werd haar stoffelijk overschot opgebaard in de kloosterkerk. Men moest een gat in de muur van de kerk kappen om de stroom van vereerders zonder ongelukken terug buiten te krijgen. Men schatte hun aantal op 40.000. Colette werd begraven in de kloosterkerk en, behoudens een onderbreking gedurende de godsdiensttroebelen, bleef haar gebeente aldaar rusten. In 1807 werd een gedeelte van de relikwie overgebracht naar de St-Baafskathedraal. De grote relikwie die zich te Corbie bevond kwam in 1947 naar Gent. Het was toen immers 500 jaar geleden dat ze hier overleed. Te dier gelegenheid trok er een prachtige processie door de straten en werd er aan het huis in de Goudstraat, waar eens het klooster stond, een gedenkplaat onthuld. Spijtig is wel dat de cel waar de inmiddels heilig verklaarde Colette stierf en die nog bestond in 1880, zij het dan ook als deel uitmakend van een particulier

336


huis, niet bewaard is gebleven. Een waardevolle toeristische troef werd op een domme manier vernietigd. Het lijdt geen twijfel dat men er een druk bezocht bedevaartsoord had kunnen van maken.

22Juni 1952 Blijde Intrede van Boudewijn I te Gent. Onthulling van het standbeeld van Jan Palfijn.

23 Juni 1794 Mgr. Von Lobkowitz vlucht naar Nederland. Deze 17e Bisschop van Gent en opvolger van Mgr. Van Eersel was toch wel een buitenbeentje in de rij van Gentse bisschoppen. De "Geheime Raad" die in dergelijke zaken zijn zeg had verwierp de kandidatuur van de prins die in Wenen geboren werd 19 Januari 1726. En dat omdat hij niet voldeed aan een der eisen die gesteld werden aan een bisschop van Gent. Hij kende namelijk geen Vlaams en een perfecte kennis van de volkstaal werd als onontbeerlijk beschouwd en van deze regel was men nooit afgeweken. Maar... von Lobkowitz was zo een beetje familie van Maria-Theresia die hem "mon cousin" noemde. Bijgevolg werd hij tot Bisschop van Gent benoemd in 1779. Hij deed hier zijn Blijde Intrede op 22 November van hetzelfde jaar. Komende van het Kasteel van Lochristie waar hij sinds enkele dagen verbleef, kwam hij onze stad binnen langs de Dampoort. Een schitterende stoet begeleidde hem tot aan de St-Jacobskerk waar hem de kentekenen van zijn bisschoppelijke waardigheid overhandigd werden. Daarna steeg hij terug in zijn karos, getrokken door 6 paarden en omringd door een op zijn Hongaars geklede escorte. Vandaar ging het naar de StBaafskathedraal, maar niet rechtstreeks; om het plezier wat te laten duren maakte men een omweggetje langs de zogenaamde "toer". Na de gebruikelijke ceremonie in de kathedraal werd hij begeleid naar het Bisschoppelijk Paleis dat toen nog in de Gouvernementstraat was. Daar werd een luisterrijk banket aangeboden aan de burgerlijke, militaire en geestelijke autoriteiten van de stad. Mgr. von Lobkowitz zou hier vlug bekend worden voor zijn verspilzucht en zijn gevoeligheid voor het vrouwelijk schoon. Van zodra hij hier aankwam liet hij het Bisschoppelijk Paleis vernieuwen, in het Kasteel van Lochristie een prachtige tuin aanleggen met exotische planten, hij besteedde aanzienlijke bedragen aan zijn huishouden, kocht meubelen, juwelen, enz. Op een gegeven moment stonden er 80 schuldeisers aan zijn deur, maar Mijnheer de Baron was niet thuis. 337


Kon hij 's morgens aangetroffen worden in de kathedraal, dan reed hij 's namiddags in burgerkleren te paard of in een karos, vergezeld van dames en heren van de Gentse adel naar het Kasteel van Lochristi of andere plaatsen waar er lol te beleven was aan speel- en danspartijen. Het gebeurde ook dat hij in een separate koets reed vergezeld van Madame Vander Saeren, een Gentse schone, de "favorite" van de Monseigneur. Er kwam een einde aan dat luxueus leventje in 1794, toen de Fransen in aantocht waren en Mgr. in paniek vluchtte uit het Kasteel van Lochristi. Mgr. Ferdinand von Lobkowitz overleed te Münster op 29 Januari 1795. Hij werd begraven te Münster maar heeft een epitaaf in de kathedraal. Een journalist maakte destijds het volgend epitaaf: Bercé par Ie plaisir, tourmenté par I' envie, il mourut donc, laissant I' exemple de sa vie, Pleine de doux défauts, trop féconde en amours, Et des dettes, hélas! qui subsistent toujours. 23 Juni 1835 Geboorte te Namur van Prof. Victor Deneffe. Zie ook "Ghendtsche Tydinghen"- 2003- N° 2- p. 119. 23 Juni 1841 Stichting te Gent van de "Société philantropique des Anciens Frères d'armes de I' Empire français" alhier beter bekend als de Napoleonisten. Zie ook "Ghendtsche Tydinghen"- 1999- N° 6- pp. 361-362. 23Juni 1935 Dood te Brugge van Jacob Semeij. Een naam die de massa niets meer zegt, nochtans ... deze architect die nooit een opleiding van architect genoten heeft werd hier geboren op 30 Maart 1864. Deze zeer verdienstelijke Gentenaar heeft het gelaat van onze stad op veel plaatsen zeer gunstig beïnvloed. Hij heeft hier minstens een I 00-tal huizen in eclectische stijl gebouwd. Wie denkt u bouwde de huizen naar wie de Scheldelaan herdoopt werd in Vlaamse Kaai? Semeij. Die typische huizen in de Baudeloostraat? Semeij. In de Wolfsteeg? Semeij. In de Penitentenstraat? Semeij. De nu nog overblijvende huizen op de hoek van de Borluutstraat, alias Belfortstraat? Semeij. En zo zouden wij nog een hele tijd kunnen doorgaan. Alleen al op de Heimis komen wij tientallen huizen

338


Jacob Semeij ( 1864-1935). Foto; Verzameling Arthur De Decker.

tegen die door hem gebouwd werden: in de Eendrachtstraat, Karpel straat, Loze Visserstraat, Tarbotstraat, enz. De huizen op de Vlaamse Kaai waren toegewijd aan Vlaamse kunstenaars en letterkundigen zoals Prudens Van Duyse, Napoleon Destanberg, Julius Vuylsteke, Peter Benoit, Karel Ledeganck, Jan Frans Willems, enz. Het vandalisme dat onze stad begon te teisteren na de 2e Wereldoorlog heeft er voor gezorgd dat de meeste van deze mooie, typische huizen gesloopt werden om plaats te maken voor producties van de hedendaagse konijnenkotenarchitectuur. Typisch voor de huizen van Semeij was dat in de gevel van de meesten een 339


Het "Gemeentekrediet" op de hoek van de Hoog- en Holstraat.

spreuk ingekapt werd, zoals "Wetenschap verlicht", "Kunst adelt", "Wie niet meer uitgeeft dan hij wint is rijk", "Rust maekt roest", "Een wijze vrouw is beter dan een schone vrouw", enz, enz . Wie wandelt langs de huizen van Semeij en zijn ogen opendoet krijgt een les van Zedenleer. Het merkwaardige is dat de man helemaal geen architectendiploma bezat. In 340


het bevolkingsregister vinden we hem in 1884 terug als timmerman, in 1886 als schrijnwerker, in 1889 als aannemer, in 1899 als bouwkundige en in 1929 eindelijk als bouwmeester. Hij heeft hier op heel wat plaatsen gewoond, o.a. op de Visserij, de Scheldelaan, de Wenemaerstraat, de Citadellaan. Hij heeft meer dan 20 jaar gewoond in het huis "De Passer" dat hij voor zichzelf bouwde in de Wolfsteeg. De dag van vandaag moet men om te mogen bouwen een diploma van architect kunnen voorleggen. Dat schijnt logisch, alhoewel... Als wij eens door Gent wandelen en wij zien die prachtige woningen van schrijnwerker Semije, die mooie huizen op de Kunstlaan van de in het bevolkingsregister ingeschreven als "ouvrier-dĂŠcorateur" Van Houcke-Dessel, de imposante monumentale gebouwen van "meester-temmerman" David 't Kindt, dan kan men zich toch vragen beginnen stellen, als men de vergelijking maakt met wat er tegenwoordig gebouwd wordt door onze gediplomeerde architecten. 23 Juni 1967

Plechtige inhuldiging van de nieuwe gebouwen van het "Gemeentekrediet" op de hoek van de Hoog- en HolstraaL Ze kwamen in de plaats van de voormalige herberg "Het Lancierke". Dit pand maakte vroeger deel uit van het oude Rijke Gasthuis. De prachtige restauratie gebeurde onder de leiding van architect Paul Eeckhout. Dit zou nu niet meer kunnen, want de bouwvergunning zou geweigerd worden als te "historiserend" en te weinig "modernistisch". Hugo COLLUM,BIEN

EEN KORT GRAFSCHRIFT Een van de loltekens die Lodewijk De Vriese publiceerde in /925. Napoleon Destanberg vanwienik reeds zoo dikwijls met mijne lezers sprak, was niet alleen de eigenaardigste maar ook de populairste onzer Volksdichters. "Pol Destanberg" zoals men hem in de wandeling heette, was bovendien de gedienstigheid in eigen persoon. Zijne pen stond ter beschikking van groot en klein, van arm en rijk, van elkend-een. Werd er gevierd, op een gouden of zilveren bruiloft, voor een trouwfeest, voor een jubilee, voor een of ander feest in het familieleven, men vroeg een liedje

341


aan den onvergetenlijken dichter van "De jongens van Gent", men kreeg het liedje in zooveel koupleetjes als men maar wilde. De pittige schrijver der overbekende "Liberale Liedjes" was er niet gierig mee. Ook in treurige omstandigheden, bij sterfgevallen bvb. werd zijn hulp ingeroepen. Zoo schreef hij rouwverzen en grafschriften met honderden. Iedereen wist hem wonen, iedereen wist dat hij altijd sprekelijk was. In de voormiddag vond men hem in de redactie van het dagblad "De stad Gent", destijds gelegen in de Korte Dagsteeg. 's Namiddags op zijnen "Vliegenburcht", een rustiek buitenverblijf gelegen langs de kanten der aloude Dampoort. Hij was vriendelijk en minzaam voor Jan en Alleman, met hem waart gij spoedig op uw gemak. Hij was een Gentenaar van 't oude ras, hij was dus voor een Gents lolleken, hij kon geestig zijn. Ik wil er u een staalken van geven. Het is wel verstaan, dat was allemaal maar lachmarterije, en dat de brave Destanberg naderhand aan het "vrêwke" heure "volle bekomste" gaf zal de verstandige lezer gemakkelijk raden. En nu ter zake. Op een koelen morgend kwam er een oud, proper vrouwken op zijn bureau. Zij moest Menheere alleene spreken. Zij werd zonder complimenten het redactiebureau binnengeleid. Destanberg zat er aan 'nen ouden lessenaar gewikkeld in 'nen langen witte kiel, die tot aan zijn voeten reikte, een soort "tabbaard" die hem 's zomers noch 's winters verliet. Hij had juist gedaan met het schrijven van zijn Zondagfeuilleton, "Alle weken wat", dat destijds zoo gretig gelezen werd. Hij mocht nu uitrusten. Hij was tevreden over zijn werk, hij was welgezind. -Zet u Moederke, zei hij goedaardig, tot de binnengekomene, en zeg mij waarmee ik u van dienst kan zijn. Het vrêwke, door die minzamen toon op haar gemak gesteld, begon nu het doel van haar bezoek uit te leggen. Zij was zeer langdradig, zoals meer werkmenschen, doch Destanberg had veel patiëntie en liet de bezoekster haren gang gaan. In twee woorden: Zij had onlangs haren man verloren. Dat ongelukkig einde was sinds lang voorzien. Hij was altijd een sukkelaar geweest, zwak van gezondheid -de dokter was om zoo te zeggen uit den huize niet- en na jaren kwelstereo was hij de eeuwigheid ingegaan. - Menheere, zei ze, 't was den braefsten mensch van de wireld. Eenen uit de duust, azuu moet er nog eene geboren worden. 't Was 'nen engel veur mij en veur zijn kinders, nûut nie contraerie, nûut nie oposiet, maar levende veur 't

342


geluk en 't welzijn van zijn famielde en altijd aan zijn werk, oppassend en gedienstig veur de kalanten, nûut bij drank, nûut over zijn ure, 'n huisduive, Menheere. Dertigjaar getrêwd en 'teerste woord tusschen ons getweeën moest nog komen. Ik 'n kan 't nie genoeg zeggen: 't was 'nen engel, Menheere ... En zo jammerde het vrêwke voort. En toen kwam zij aan de conclusie: zij en beur kinders besloten aan dien braven, veurbeeldigen mand' eere te geven die hem toekwam. Ze gingen 'nen "zerk" op zijn graf leggen, en zij nam nu de "stijtigheid" aan Menheere te komen vragen of dat hij de goedheid zou willen hên van 'nen schûunen dicht te maken om op dien steen geplaceerd te worden. Destanberg had, zoals ik zegde, met de handen in de wijde zakken van zijnen tabbaard alles aandachtig afgeluisterd. Toen het vrouwke eindelijk ophield met spreken, na nog 'nen keer verklaard te hebben dat zij een schoon grafschrift wilde, een aandoenlijk grafschrift, weerdig van dien braven man, dien goeden man, dien lieven man, dien engel van 'nen man, een grafschrift in een woord dat de waarheid zei, toen vroeg onze dichter kalm: - En hoe heet uwen man, moederken? De vrouw voor alle antwoord ging in een harer zakken en haalde er een adreskaartje uit. - Zie, Menheere, zei ze. En Destanberg las op het kaartje: Petrus Rothier, Timmerman en schrijnwerker. Een guitige lach kwam op zijn lippen. Hij "dubde" eerst een beetje, keerde dan het kaartje om en krabbelde iets op den rug. En toen sprak hij aldus: -Zie vrêwke, dat es 't schuunste grafschrift dadde gij veur îwen man kunt laten maken. 't Es kort en goed, en volgens îwen wens 't spreekt de pure waarheid. Met die woorden reikte hij het papierken aan het vrêwke over. Zij zette beuren bril op en las op het kaartje deze simpele woorden.

I Roi!ERHIER I Lodewijk DE VRIESE

343


BIBLIOGRAFIE "Gentse oude Trams langs middeleeuwse glans" van de hand van Carlos Van den Ostende is weer een van die boekjes die veel oude Gentenaars zal interesseren. Daarin komen onze goede oude gele trams weer tot leven. De tekst is voldoende maar niet te uitgebreid om plaats te laten aan een schat van oude foto's. Bijna vergeten beelden roepen herinneringen op en maken ons weer vertrouwd met het Gent van vroeger. Een boek dat men meer dan eens zal doorbladeren om opnieuw de meer dan 80 prachtige foto's te bekijken. Formaat: 24 x 21 cm.- 98 bladzijden. Prijs: 21,20 euro ( 855 fr.) Het boek is te verkrijgen bij Standaard Boekhandel op het St-Baafsplein of door overschrijving van dit bedrag op Rekening 001-1374535-24 van Uitgeverij Ostendis - Postbus I 05 - 1930 Zaventem. Meer dan 7 eeuwen werd het BijJokehospitaal bediend door de Cisterciënzerzusters die leefden in de "Haven van Maria" zoals hun klooster genoemd werd. Daar kwam een einde aan in 2001 wanneer de laatste 4 zusters hun klooster in de BijJoke verlieten om een onderkomen te vinden in de "Toevlucht van Maria". Over het bijzonder leven van de Cisterciënzerzusters vroeger en nu, schreven Ann Cassiman en Barbara Drieskens een boekje, getiteld "De wereld verla-

ten. Uit het geheugen van de Bijloke." Aan elke zuster die haar intrede deed in de Orde werd een boekje meegegeven "Roeping tot het Cisterziënderleven". Een facsimile daarvan werd achterin het boek opgenomen. Het boek heeft een formaat van 15 x 20 cm., telt een I 00-tal bladzijden en een 40-tal zwart-wit-foto's. De kaft is geïllustreerd met een kleurenfoto. Het kost 7 euro (282 fr.). Te bekomen bij de uitgever "Gent Cultuurstad" BijJokekaai 7b te Gent. Tel: 09.269.87.90 Een pas verschenen lijvig boek is "100 jaar Don Bosco- 1903-2003. Sint-

Denijs-Westrem en Zwijnaarde." "Don Bosco", dat klinkt iedere Gentenaar familiair in de oren, maar velen zullen toch verrast zijn te vernemen dat dit hier al I 00 jaar bestaat. Het begon allemaal in 1903 te Sint-Denijs-Westrem als een vakschool met aanvankelijk enkele klassen houtbewerking, schoenmakerij, kleermakerij. Deze kleine kern breidde zich vrij vlug uit tot andere disciplines. Rond 1920 kwam er Griekse-Latijnse Humaniora bij en in 1962 ging men over tot een splitsing: het Technisch Instituut bleef in Sint-Denijs en het College belandde in Zwijnaarde. 344


In dit boek wordt uitgebreid ingegaan op de geschiedenis en de structuur van de scholen en op de zeer talrijke activiteiten die er plaatsvinden. En daarvoor is plaats nodig, want het boek heeft een formaat van ongeveer 20,8 x 29,7 cm., telt 232 bladzijden en -verschiet niet- meer dan 300 foto's(!) waarvan de overgrote meerderheid in kleur. Het boek kost 25 euro ( 1.008 fr.), maar is niet in de handel. Het is wel te verkrijgen in het Don Bosco-Instituut, Kortrijksesteenweg 1025 te 9051 SintDenijs-Westrem. Tel. 09.22l.3l.ll. Een absolute "must" voor de oud-leerlingen van deze scholen. H.C.

VRAAG EN ANTWOORD Antwoord van de heer A. De Schepper (Evergem) op de vraag en de heer Corneel De Ceuninck (Gh. T. 2003- N°3- pp.203-204) Ik herinner mij dat in de molenhoek te Wondelgem een wegel was aan het hof van de BOONE's, welke enkel kon gebruikt worden te voet of per fiets; over het LIEFKEN (DE LIEVE) lag een houten brugsken welke men het KEIRNEMELK (karnemelk) brugske noemde. Ik weet niet of dit iets te zien heeft met wat de heer de CEUNINCK bedoelt, wel werd hier in de Septemberdagen van 1944 enkele dagen gevochten tussen geallieerden en Duitsers welke aan de rivier de Caele nog weerstand boden. Vraag van mevr. Frieda VAN TYGHEM Naar aanleiding van een studie over Jean-Baptiste PISSON (1763-1818), stadsarchitect te Gent tussen 1802 en 1809, wordt momenteel zijn huis bestudeerd, dat gelegen was op de hoek van de Drabstraat en de Gruuthuusestraat. Hij kocht dit huis in 1795, maar volgens verschillende gegevens heeft hij dit huis herbouwd, vermoedelijk in 1808-1809 toen hij nog stadsarchitect was. Een bouwaanvraag bleef niet bewaard. Totnogtoe zijn geen afbeeldingen van dit huis bekend, dat mogelijk in Empirestijl was uitgevoerd. Latere eigenaars zijn Jeanne ENBRIE, weduwe CLAUS, haar zoon bankier Jean-Baptiste CLAUS, Jean-François de VOLDER, burggraafDU BARÉ de GOMOGÈNE en kinderen, L. DE KEGHEL-VAN DROM (drukkerij) en de familie MEERT. Deze laatste ging over tot de afbraak van het huis van PISSON in 1921-22 en bouwde op die plaats vier kleinere opbrengsthuizen. 345


Mijn vraag luidt: Kan iemand mij op het spoor brengen van een oude afbeelding (postkaart?) van vóór 1921, waarop het huis van PISSON nog te zien is?

KOM'THUIS Karelke Waeri is algemeen bekend voor zijn komische en politieke liedjes. Minder gekend is dat hij, zij het dan ook zeer uitzonderlijk, ernstige, zelfs dramatische liedjes schreef Hieronder volgt er een dat dateert van Maart 1884.

0 vader, o vader, kom huiswaarts met mij, De klok slaat reeds een op de kerk, Gij zegdet, o vader, te komen naar huis, Zoodra als gedaan was uw werk. Het vuur is gedoofd, geen licht meer in huis, En moeder verlangt u te zien; Vermits mijn klein broertje ligt ziek op haar schoot, En niemand haar hulpe komt biën. Kom 't huis, kom 't huis, kom 't huis, 0 vader, o vader, kom 't huis. 0 vader, o vader, kom huiswaarts met mij, Reeds twee uren slaat de klok nu, 't Is droevig in huis, en mijn broertje is zoo ziek, En het roept gestadig om u. Want moeder die vreest dat hij sterven zal, Nog voor dat de donker zal vliën, Daarom lieve vader kom huiswaarts met mij, Als gij hem nog levend wilt zien. 0 vader, o vader, kom huiswaarts met mij, Want moeder die schreit van verdriet, Zij kust mijn klein broertje zoo teeder, zoo lief, Terwijl hij geen lachje meer biedt. Hij wringt zijn handjes zoo krimpend in een, En moeder die weende zoo hard, Zie riep, Och mijn God, mijn kindje dat sterft, Het lijdt zooveel bittere smart.

346


0 vader, o vader, kom huiswaarts met mij, De klok op den toren slaat drie, Het huis is zoo ledig en de uren zoo lang, Daar moeder en ik u niet zie; Het is er zoo droevig, want broertje is dood. Door d' eng'len ten Hemel gebracht; En dit zijn de woorden die hij stervend sprak! Kust vader voor mij ... goe ... den ... nacht ... Vaarwel... vaarwel... vaar... wel... Kust ... vader... voor... mij ... en ... vaar... wel. Karel WAERI

UITGAVEN VAN ONZE KRING Zijn nog verkrijgbaar en te koop in het Documentatiecentrum of via onze postrekening: - Ghendtsche Tydinghen. Vanaf 1980 tot heden zijn nog volledige jaargangen en losse nummers te koop tot uitputting van de voorraad. Prijs per afzonderlijk nummer: 1,75 euro. Prijs per volledige jaargang: 10 euro. Voor eventueel beschikbare antiquarische jaargangen en losse nummers vóór 1980, gelieve men eerst contact op te nemen met het secretariaat. Prijs per afzonderlijk nummer: 2,50 euro. Prijs per volledige jaargang: 15 euro; -Het boek "Dat was een tijd!" door John Flanders. Prijs: 22,30 euro, bij verzending 3,84 euro bij te betalen. - Indices op de Ghendtsche Tydinghen. Prijs: 5 euro, bij verzending 1,23 euro bij te betalen. -Plattegrond van de Stad Gent door B.J. Saurel (1841). Getrouwe copie van het origineel op handgeschept papier. Prijs: 3 euro. Plattegronden kunnen niet verzonden worden. Voor openingsuren van het Documentatiecentrum, zie achterkaft van Ghendtsche Tydinghen.

347


DIT BESTAAT NIET MEER

348


GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring Gent V.Z.W. nov.-dec. 2003 32e jaargang nr. 6 INHOUD - E. Ossieur: Het Memorieboek van Pastoor Roger Nottingham van de Gentse Sint-Niklaasparochie (Vervolg) -Gabriël Vanden Gheyn: Inventaire Archéologique: Koperen kandelaars van de St-Baafskerk. - Pierre Kluyskens: Jan Borluut. - W.L. Braekman: Gentse maandkalenderverzen uit de vroege zeventiende eeuw. (Slot). - Eddy Levis: •t Gents spant de kruune! En ge keunt spreke alle doage van de weke. - Hugo Collumbien: Gentse Memoriedagen: 24-25-26-27 Juni. - Quizmaster: Puzze12003. - Beschermleden-Steunende leden- Steunfonds 2003. - W.L. Braekman: Een Gentse conversatie van ca.1900 door Jan Boucherij. -Bibliografie. - Vraag en Antwoord. -Straten en huizen in de St-Niklaasparochie in 1662, volgens De Potter. -Inhoud 2003.

349

351

374 376 383 388

393 404 406 411 415 418 420 421


AAN ONZE LEDEN Het wordt zo een beetje een routine: dit is het laatste nummer van onze 32e jaargang. Binnen 2 maanden ontvangt u reeds het eerste nummer van onze 33e en voor dezen die hun lidgeld betaald hebben (en wie zou de onvergeeflijke dwaasheid begaan dit niet te doen?), de 5 volgende. Wij denken dat wij met voldoening mogen terugblikken op onze 32e jaargang. Ingebonden vormt hij een kostbaar boek met niet minder dan 424 blz .. Het wordt eveneens een traditie u te kunnen mededelen dat het lidgeld ongewijzigd blijft: 10 Euro voor de gewone leden, 15 Euro voor de steunende leden en 25 Euro voor de beschermleden. Leden in het buitenland dienen een supplement van 12 Euro te betalen als tussenkomst in de extra-portkosten. Buitenlandse betalingen moeten kostenvrij zijn. De uitleg van dit wonder is allang bekend: de vele honderden leden die meer dan het normaallidgeld betalen en er voor zorgen dat wij u iets kunnen leveren aan een prijs die aanzienlijk beneden de kostprijs ligt. Het is dan voor ons steeds een aangename taak om, met een groot gevoel van dankbaarheid, op pp. 406-410 de lijst te kunnen publiceren van deze talrijke mecenassen. Betaling: ONMIDDELLIJK natuurlijk. Het bijgesloten betalingsformulier sluit alle excuses uit. Een klein beetje zelfdiscipline van uw kant maakt het leven van onze penningmeester zo veel aangenamer. Maar opgepast! Er is een wijziging gekomen in de manier van betalen voor onze buitenlandse leden die het privilege (?) bezitten te behoren tot de Europese gemeenschap. U weet waarschijnlijk dat met Europa alles veel eenvoudiger wordt. Deze leden betalen niet meer op ons normaal PCR-nummer, maar op Rekening IBAN: BE 73 0001 0504 7360 BIC: BPOTBEB 1 Wij herhalen: dit geldt niet voor buitenlandse leden in Canada, etc. Die blijven gewoon betalen op het vertrouwd nummer 000-105.04.73.60. Voor de rest, de dames weten het sinds lang: niets veranderen aan het systeem dat u tot hiertoe gebruikt hebt. 350


HETMEMORIEBOEK VAN PASTOOR ROGER NOTTINGUAM VAN DE GENTSE SINT-NIKLAASPAROCIDE (vervolg) 204.- 12 maart 1675. De fundatie vanD. Joannes Potternam vandaag een aanvang. Zij bestond uit een dagelijkse mis aan het altaar van de H. Amandus tot lafenis van zijn ziel en die van zijn ouders en familie. 's Zomers wordt die mis om 6 uur gelezen en 's winters om 7 uur. Op zon- en feestdagen, de advent en de veertigdaagse tijd echter wordt zij vóór de preek gelezen in de benedenkerk. In iedere mis zal de celebrant de collecte 'Pro Fundatore' en na de mis de psalm 'De Profundis' bidden. In de missen voor de overledenen en op feestdagen zal de celebrant - volgens de bepalingen van de fundatie - de psalm 'Dies irae, dies illa' moeten bidden. Voor nog andere verplichtingen dient de fundatie geraadpleegd. 205.-21 maart 1675. Maria Bove, g. d., en haar broer, allebei erfgenamen van D. Joannes Potter legden de rekeningen van zijn sterfhuis voor aan de pastoor en de kerkmeesters maar zonder die af te sluiten. Dit gebeurde maar op de 11 e september daaropvolgend. 206. - (f> 120) Op dezelfde dag werd enig houtwerk afkomstig van de afbraak van de kerktoren verkocht ten bate van de kerkfabriek. 207.- Op 24 april 1675 werden in het koor twee gestoelten geplaatst voor de zangers, het ene op kosten van D. kanunnik Nicolaus Smet en het andere op kosten van het kapittel. 208. - Op 27 mei 1675 is om 4 uur in de ochtend onze parochiaan de Exp. D. doctor in de medicijnen Joannes de Deijcker overleden. Hij werd de 28e begraven bij de paters augustijnen op Italiaansche wijze d.w.z. dat vóór de teraardebestelling de vigiliën van de overledenen gezongen werden tot aan de lauden en 's anderendaags de lauden vóór het misoffer. 209.- Op 15 juni 1675 maakte schrijnwerker Philippus Wauters een grote kast in de zuidelijke beuk van de kerk voor het opbergen van de omamenten van het hoogaltaar. Dit gebeurde in opdracht van de pastoor en kostte 114 florijn. 210. -Op 6 augustus 1675 ontsliep vroom in de Heer R. adm. Ampl. D. Joannes Baptist Le Monier licentiaat in de beide rechten, vicaris-generaal, kanunnik en deken van de Sint-Baafskathedraal en officiaal van het bisdom. Het verlies van zo'n uitzonderlijk man zal in aller gemoed een grote pijn nalaten. Hij legateerde naar men zegt, I 00.000 florijn ten bate van de armen van onze stad maar hoofdzakelijk voor die van Sint-Baafs, Onze Lieve Vrouw, Sint Salvators en Sint351


Martinus, al werden die van de andere parochies niet vergeten. 106 Volgens zijn grafschrift in de Sint-Baafskathedraal spendeerde hij ca. 40.000 florijn aan de armen en aan andere vrome legaten.

211.- 1 september 1675. De jeugd van onze parochie nam de prijzenswaardige taak op zich de aloude en volledig verdwenen broederschap van de Heilige Naam Jezus, die in vroegere tijden een grote bloei gekend had, in zijn luister en vroom karakter te herstellen. Zij was eertijds opgericht in de aloude collegiale SintVeerlekerk die nu een kapel geworden is. Regels werden opgesteld en door onze bisschop 111. & R. Horenbeeck goedgekeurd en van aflaten en privilegies voorzien. In deze broederschap die hij goedgekeurd had wou hij als eerste ingeschreven zijn. Alle confraters moeten vrijgezellen of geestelijken zijn en de verplichting op zich nemen iedere tweede zondag van de maand met flambeeuwen het lof bij te wonen en zich te voegen bij de confraters van de Vrijwillige Slaven van de H. Maagd Maria. De namen van deze confraters zijn : 111. & R. Horenbecius bisschop van Gent, kanunnik en pastoor R. Nottingham, R. D. Petrus van Staveren priester, Philippus Dane (Daue? ), Petrus Boddaert, Joannes Van Dale, Jacobus Van Doom, Jacobus Alije, Petrus de Puijs, Paulus Florent, Joannes Van Halle, Paulus Stevens en Petrus Pauwels. Ieder van hen zorgde voor een zitstoel met kussen en met zijn naam op de rug ervan. Zij zorgden ook nog voor een en ander ter versiering van de kapel en schonken een zijden vaandel met het Kindje Jezus erop geschilderd. 212.- 16 september 1675. D. Lucas de Haze, schepen van de Keureen onze kerkmeester kocht een vrije sepulture voor zichzelf en zijn familie aan de trap van het hoogkoor, naast de sepulture van D. Codde. Hij betaalde daar 156 florijn voor tegen een kwijtschrift in de vereiste vorm. 213.- (f" 121) Op 3 oktober 1675 werd de plechtige lijkdienst gecelebreerd van de adolescent Jacobus de Heijne, zoon van Paschasius die op weg naar Antwerpen op een ongelukkige wijze onder zijn kantelende wagen terechtkwam en in het slijk verstikte. 214.- 17 oktober 1675. Dia. de echtgenote van koopman Masson betaalde in een gul gebaar 16 pond Vlaams ( 96 florijn) voor de kapel van Sint-Niklaas naar wiens altaar zijn relikwieĂŤn vanuit het koor toen juist overgebracht waren. Zij gaf dit om de veranderingen van het bovenste gedeelte van het altaar te bekostigen en voor betere ornamenten. Daarenboven betaalde zij nog eens 13 pond Vlaams ( 78 florijn ) om er vier engelen in marmerkleur te laten schilderen ( grisaille ) en voor nog andere ornamenten. Samen maakt dit 29 pond en I 0 schellingen. Waar Notringham die 10 schellingen vandaan haalt is een raadsel. Hij was wel meer verstrooid als het om cijfers ging. (Zie ook volgnr. 166 ). 352


215. -Op 4 november 1675 deed de bliksem een brand ontstaan onder de draak van de klokketoren van onze stad, Beetfort genaamd. Door de waakzaamheid van de burgers werd hij vlug geblust. Helaas brak terzelfdertijd - ook tengevolge van de bliksem - brand uit in de toren van de parochiekerk van 0. L. Vrouw op de Blandijnberg. Tien mannen die aan het blussen waren werden bedolven en stierven ter plekke. Daarenboven werden er dertien gekwetst waarvan slechts weinigen het er levend afbrachten. De doden werden begraven aan de ingang van het groot portaal onder een ronde deksteen waarin hun namen gebeiteld staan. In het begrafenisregister van de 0. L. Vrouwkerk vinden we dd. 4 november 1675 hun namen : 'ge slaghen van den donder dese naervolgende 10 persoenen doet ende begraven den 6 voornaene ten 11 uren : Manen de Me ij, Jan Martens, Pieter Fonteynne, Adriaen de Vettere, Jacques Rondal, Flipt Knudde, Jan Haeck, Pieter Verbeckt, noch twee hetselve overleden den 6 ende begraven den 7 Adriaen van Eechaute, Jacobus Hoste'. 216. -Op 26 november 1675 ontstond een twist tussen de pastoor van SintNiklaas en de paters predikheren omwille van het lijk van de dienstknecht van een zekere militair. De predikheren wilden hem begraven in hun kerk omdat zijn meester dit zo wilde. De bisschoppelijke curie evenwel oordeelde daar anders over. Dus werd hij in zijn parochiekerk begraven. 217.-5 december 1675. Op kosten van de kerk werd in de doopkapel een grote kast geplaatst. Ze is gemaakt van het hout van oude kasten en kastjes en kostte voor het werk 18 florijn en I 0 stuivers. 218. - Op 18 december 1675 stierf om halftwaalf 's middags R. D. Nicolaus Tambuijser, senior, pastoor van Sint-Michiels, door zijn onderdanen zeer geliefd omwille van zijn rechtschapenheid en zijn vredelievende levenswandel. Van hem zal men kunnen zeggen: NICoLaVs taMbVIser VIVIt Deo. Bij optelling van de Romeinse cijfers geeft dit chronogram slechts 1674. 219.- Op 16 september 1675 legateerde Dia Maria Deynoot, g. d., aan onze kerk 24 florijn. Tegelijkertijd legateerde Maria Dane weduwe van Joannes Mountiens 6 florijn voor de kapel van de H. Maagd Maria. 220. - 16 februari 1676. Door de speciale inzet van N. Dia. de weduwe van N. D. Dane heer van (niet ingevuld) schonk N. D. Tollenaer eerste schepen van het Brugse Vrije, aan onze kerk de H. relikwieĂŤn van de H. Barbara, maagd en martelares. Hij had die verworven als erfgenaam in het sterftmis van R. ampl. D. Joannes Bapt. Lemonier deken van Sint-Baafs. Zij waren geapprobeerd in 1666 door de vicarissen-generaal van het bisdom 'Luius' ( ? ) en opnieuw door hun opvolgers. Zij werden zeer plechtig naar de kapel van de H. Barbara ge353


bracht met een bidprocessie in de kerk en een zee van flambeeuwen, gevolgd van een mis met zang en muziek. Dit alles op kosten van N. Da. Meijne g. d .. 221. - In dezelfde maand werd op kosten van de kerk een aanvang gemaakt met de herstelling van de bestrating rond de kerk. Een weinig voor Pasen was het werk af. De kosten liepen hoog op. 222.- (f" 122) Op f6 maart 1676 begon ontvanger Deurmael de rekeningen van de armendis over te leggen van 1660 tot 1670. Hij deed daar drie dagen over en sloot ze af op de 19e. 223.- 22 maart 1676. Om de heilige veertigdaagse tijd op een betere wijze in te zetten heeft R. D. Nicolaus Smet, kanunnik van onze kerk ervoor gezorgd dat in zijn kapel ter ere van het allerbitterste lijden van onze Verlosser op deze eerste zondag van Quadragesima een plechtige mis gezongen werd en een lof ten aanschouwe van het beeld van de Gegeselde Verlosser van Jamblou. Deze devotie heeft hij enkele jaren lang voortgezet. ( Zie ook volgnr. 398 ). Dit beeld van beschilderd hout is een tamelijk getrouwe kopie van de gotische miraculeuze Ecce Homo die in de benediktijnerabdij van Gemblou.x stond. Het is de inhuldiging van een beeld dat al in 1675 op het altaar stond. Veellater (in 1689) begiftigde de paus het met volle aflaten en op 19 januari 1690 keurde de bisschop de regels van de broederschap goed 101 • 224.- Op 7 juni 1676 werd in de Sint-Niklaaskapel van onze kerk een priester gewijd door 111. D. Nicolaus French. Wijbisschop en wijdeling heetten Nicolaus en daarenboven zijn de kerk en de kapel toegewijd aan Sint-Niklaas. De 2le van deze maand celebreerde hij met veelluister zijn Eerste Mis in die kapel die daarvoor speciaal versierd was. Dit gebeurde in aanwezigheid van Zijne Doorluchtigheid de wijbisschop en van meerdere andere vooraanstaande lieden. Hij vergastte hen daarna op een plechtig maal. 225.- ( t" 123) Op 12 aprill676 deed rondéén uur 's middags een legervan de Franse vijand een gemene inval in het Land van Waas. De soldaten plunderden vier dagen lang en trokken zich daarna rijkelijk met buit beladen terug. Sedert 16 oktober 1673 waren de Spaanse Nederlanden in de Hollandse Oorlog betrokken die van 7 april1672 tot aan de Vrede van Nijmegen van september 1678 zou duren. Het was een oorlog tussen Lodewijk XIV en de Verenigde Provincies waarin Spanje aanvankelijk neutraal was. Die inval in het Land van Waas waarover Nottingham het heeft was niet de eerste; in oktober 1675 was dit ook al gebeurd. 226. -Op 26 april 1676 werd in de zeven parochiekerken een aanvang gemaakt met publieke gebeden voor de bevrijding van de stad Condé. De eerste dag gebeurde dit in Sint-Baafs, de tweede dag in onze kerk en zo verder in de andere kerken. 354


De belegering van Condé, aan de Schelde gelegen, en sedert altijd een stad van de Zuidelijke Nederlanden, begon op 17 april. Op de dag dat de publieke gebeden startten werd de stad tot overgave gedwongen en is sedertdien in Franse handen gebleven. 227.- Op 5 juni 1676 werd met de algemeenheid van de stemmen van de pastoor, de kerk- en dismeesters Joannes Scheerlinck als ontvanger van onze kerk verkozen onder de voorwaarden in zijn aanstellingsbrief gespecifieerd en door hem ondertekend. Hij komt in de plaats van D. Guillielmus Deurmael die zijn recht om zelf een opvolger aan te stellen aan hen overgedragen had. 228.- Op 26 juni 1676 stierf rond 9 uur 's avonds in de kerker van de graaf van Vlaanderen R. D. Comelius pastoor van Kallo. Hij was er gedetineerd omwille van een geschil gerezen tussen hem en R. D. D'awe aan wie hij zijn pastoraat overgelaten had en omwille van zekere buitensporigheden begaan in het exorciseren van bezetenen en beheksten. Overigens een rechtschapen man van een goede levenswandel. Met de instemming van de Raad (van Vlaanderen) werd zijn lijk overgebracht naar de woning van de pastoor van Sint-Niklaas omwille van de eerbied die men aan priesters en aan een pastoor verschuldigd is. Onder het luiden van de grote klok gedurende een half uur werd hij de 27e eervol begraven in de kapel van de H. Maagd van onze kerk, met processie van de clerus en in aanwezigheid van 111. & R. D. Nicolaus French bisschop van Fems. Niemand vereffende tot hiertoe de kosten. Kallo wl:ls in de tweede helft van de 17e eeuw bekend en berucht voorde duiveluitdrijvingen die pastoor Cornelius Gilbau - want over hem heeft het Nottingham - met urenlange belezingen verwezenlijkte 108 • Pastoors die zich daar intens mee bezig hielden waren zeldzaam en aangezien vele vrouwen uit het noorden van het Waasland overtuigd waren dat zij betoverd ofbezeten waren van de duivel, had hij de handen vol met dit werk. Een harde aanpak was hem daarbij niet vreemd Enkele jaren vóór 1674 had hij een tachtigjarige vrouw die niet wilde toegeven dat zij haar kleinkind betoverd had voor een groot vuur gezet. Na enige tijd was zij "door de grote hitte... versmacht ende also commen te sterfven ". In 1672 had hij een weduwe uit Sint-Gillis die naar hem gekomen was om " helesen te worden van den duijvel " in een heet bad met " eenige groen cruijden" gezet haar verzekerend dat zodoende de duivel uit haar zou moeten gaan. Na enige tijd was zij " comen te versticken ende te sterfven " . Enig protest ofklacht daartegen werd nooit ingediend... tot een geschil tussen pastoor Gilbau en zijn opvolger Joannes Dhauwe, de gehele dorpsgemeenschap van Kallo in zijn zog meesleurde. Pastoor Gilbau had zijn pastoraat aan onderpastoor Dhauwe van Sint-Gillis overgelaten, overtuigd als hij was in hem een waardige opvolger gevonden te hebben die zijn werk van duiveluitdrijvingen zou verder zetten. Hij had dit immers reeds met succes te Sint-Gillis gedaan. 355


Nauwelijks als pastoor van Kallo aangesteld- in september 1673- verkondigde hij va nop de predikstoel dat er geen tovenaressen noch bezetenen waren en dat men aan de oude pastoor vergiffenis moest schenken voor zover hij met belezingen misdaan mocht hebben. Die negatieve houding tegenover exorcismen had Gilbau natuurlijk diep ontgoocheld bij zover dat hij zijn pastoraat terug wou hebben, waarop Dhauwe weigerde in te gaan. Korte tijd nadien werd die laatste ziek en aangezien zijn ziekte bleefaanslepen geraakte hij overtuigd dat hij betoverd was. En wie anders kon dat gedaan hebben, vond hij, als de naaste medewerkster van Gilbau zelf. ( Zo vast overtuigd van zijn beweringen vanop de kansel was hij dus ook niet). Allebei voerden zij campagne tegen elkaar met het gevolg dat de ene helft van Kallo partij koos voor Gilbau en de andere (moderne) helft het voor de nieuwe pastoor opnam. Het ging zover dat in 1675 de bisschoppelijke curie eraan te pas kwam, de Raad van Vlaanderen en zelfs het aartsbisdom Mechelen. Tenslotte werd hij op 30 november 1675 op bevel van de Raad van Vlaanderen aangehouden en te Gent opgesloten op beschuldiging van onbesuisde praktijken in zijn belezingen en duiveluitdrijvingen. Van wat er verder met hem gebeurde is in de klassieke bronnen niets te vinden. Nottingham brengt ons daarvan de verklaring : hij stierf voordat het tot een proces kwam. 229.- Op 30 juni 1676 stierfR. D. Jacobus van Temsche pastoor van Sint-Jacobs. Onder hoge koortsen werd hij op korte tijd weggerukt in de bloei van zijn jeugd. Hij was een man vol geloofsijver, aan het begin van een apostolaat dat vurig beloofde te zijn. Op hem rustten grote verwachtingen wat de zielzorg betreft. 230. - Op 18 augustus 1676 begon de viering van het jubileum van paus Clemens X, dat tot 12 oktober daaropvolgend geduurd heeft en afgesloten werd op het feest van Sint-Lucas met een generale processie door de gehele stad. Drie staties waren voorgeschreven, één in de kathedraal, één in Sint-Niklaas en één in Sint-Jacobs naar dewelke in processie alle korpsen (gilden en neringen) en buurtschappen evenals de kapittels en de kloosterorden moesten komen. Zo kwam het kapittel van Sint-Baafs de 23e, de 24e en de 25e van deze maand naar de staties aan het einde van het lof in de hiervoor genoemde kerken. Paus Clemens X Altieri werd geboren in 1590, was bisschop geworden van Camerino in 162 7 en paus op 29 april 1670. Het was dus zijn gouden bisschopsjubileum dat op 23, 24 en 25 augusqtus 1676 gevierd werd. Hij stierf op 22 juli van dat jaar. Een maand later had het bericht van zijn overlijden ons land blijkbaar nog niet bereikt100 • Een statieplechtigheid is een liturgische manifestatie van de eenheid van cultus van de kerken in een stad, met of zonder bisschopszetel. De bijzonderste plechtigheid gebeurde in een kerk, de 'statiekerk', in aanwezigheid van de cle356


rus en het volk en was voorgezeten door de bisschop of zijn vertegenwoordiger. Vroeger waren alle dagen van de Vastentijd 'statiedagen', later werden alleen nog bij speciale gelegenheden statieplechtigheden gehouden en vandaag de dag is dit gebruik volledig verdwenen 110 • Nottingham maakt geen melding van de aanwezigheid van de bisschop of zijn vertegenwoordiger. 231.- 3 oktober 1676. Ter gelegenheid van de uitvaart van het arme vrouwtje Anna Potter uit het Weijdemaerhospitaal ( Wenemaerhospitaal ) werd een algemene regeling voorgesteld om de uitvaart van alle vrouwen die daar verblijven en nog zullen verblijven in de parochiekerk te celebreren. Voor 18 florijn moest voorzien worden in alle benodigdheden voor de uitvaart zoals flambeeuwen, baarkleed, kaarsen en ook wat de Alexianen toekomt. De veel te kleine vergoeding maakte dat geen overeenkomst bereikt werd. Dit plan werd voorgeschoteld met allerlei beschouwingen over het profijt dat daaruit voor de kerk zou voortvloeien. 232.- Op 10 oktober 1676 werd met glazenmaker Franciscus van Bommel overeengekomen om voor 75 florijn twee grote vensters in het kruis van de kerk ( transept ) te herstellen en te renoveren, de gebroken gebrandschilderde ramen weg te nemen en te vervangen door gewoon glas met uitzondering van een tweetal waarop afbeeldingen met versieringen en insignes staan. 233.- (f" 124) 27 november 1676. Op kosten van N. Dia. Joanna Van Denge (verschrijving voor van Deijnse, zie volgnr. 18) weduwe van edelman Theodorus Van den Meersche werd begonnen met de plaatsing van een marmeren zijdeur aan de zuidkant van het koor rechtover de kapel van de H. Drievuldigheid, eigendom van de hiervoor genoemde familie. Zij kostte 1500 florijn. De bouwmeester was Norbertus Van den (H)ende van Antwerpen. Het werk was af op 22 december. 234.- Het feest van Sint-Niklaas evenals het octaaf werd ditjaar plechtig gevierd. 235.- Op 7 december l6761egateerde N. Dia. Joanna De Bloos g. d., 300 florijn voor de oprichting van het hoogaltaar. Zij woonde op de Sint-Baafsparochie en is vandaag begraven bij de paters recollecten. 236. - Op 5 september 1676 ontsliep vroom in de Heer schilder Henricus Blanckaert woonachtig in Te Putte. Hij legateerde aan onze kerk ... (niet ingevuld) evenals een aanzienlijke som voor de armen van de parochie en ook een bedrag voor het missaal van de kerk. 237.- Op 15 april 1676 ontvingen de armen van onze parochie 50 florijn als resultaat van een overeenkomst. Die som was hen gelegateerd door Dia. Maria 357


Lucretia Laurent van Sint-Baafs, gestorven op 10 november 1668. 238. - Op 3 januari 1677 en de daaropvolgende dagen ondernamen de schepenen van gedele pogingen - die met succes bekroond werden - om het geschil bij te leggen dat jarenlang aangesleept heeft tussen de pastoor en de kerkmeesters enerzijds en doctor medicus Lotteijns anderzijds over de testamentaire beschikking waardoor Catharina de Hondt, zaliger memorie, al haar goederen aan de kerk en de armen schonk. Op de I Oe van deze maand konden de schepenen een overeenkomst bewerkstelligen waardoor de kerk aan de hiervoor genoemde doctor 1500 florijn betaalde als vergoeding voor de uitgaven die hij gedaan had. 239.- Op 11 januari 1677 is D. kanunnik Nicolaus Smet op eigen initiatief begonnen met de versiering van de kapel van de H. Maagd , gedeeltelijk op zijn kosten en gedeeltelijk op die van de kapel. Daarvoor is dit 15 jaar lang gebeurd door Dlae. Comelia en Isabella de Coninck, g. ds. Naar die kapel werd op 2 februari een zeker beeld van de H. Maagd overgebracht dat vijf jaar lang onder grote volkstoeloop in de kapel van Cosmas en Damianus gestaan had. Om aan die grote devotie beter tegemoet te komen werd het daarheen verplaatst. Dit beeld kreeg D. Vincentius De Potter van de echtgenote van schoolmeester Passe, tijdens diens afwezigheid. Hijzelf had het te Rome gekregen. De verplaatsing van dit beeld werd een punt van betwisting voor de barbiers, die hun geschil voor de officiaal brachten voor wie de partijen dikwijls compareerden. Uiteindelijk werd op 27 maart die zaak in aanwezigheid van partijen in het vicariaat beslecht : Ampl. D. Petrus De Meij plaatste het achter slot en grendel in de kapel van het bisdom. Het bleef daar tot aan de komst van 111. et R. D. bisschop Horenbeeck. Na de partijen gehoord te hebben gaf hij het beeld op 13 december van dit jaar aan D. Potter terug om er naar goeddunken over te beschikken. Het werd uiteindelijk geplaatst in de kapel van N. Dia. Maria de Blooze, g. d. en grote weldoenster van onze kerk, die er tot op heden zorg voor draagt. 240. - Op 13 april 1677 kwam een einde aan het geschil tussen de barbiers enerzijds en de pastoor en de kerkmeesters anderzijds over wie eigenaar was van de kapel van de H. Cosmas en Damianus. De vicarissen oordeelden dat niemand het eigendomsrecht ervan bezit. De barbiers mochten ze alleen maar van omamenten voorzien en ĂŠĂŠnmaal per jaar mocht de pastoor aldaar een plechtige mis opdragen op het feest van die twee patroonheiligen. Mits toestemming van de pastoor mochten daar op andere dagen uit devotie missen gelezen worden. Enig eigendomsrecht kon daar echter nooit uit voortvloeien. Op deze dag maakte ampl. D. de Meij vicaris en thesaurier van de kathedraal een inventaris op van al wat er zich in bevond. 241. - 5 april 1677. De pastoor en de kerkmeesters kwamen - in aanwezigheid 358


van afgevaardigden van het kapittel - met de Antwerpse beeldsnijder meester Matthaeus Van Beveren overeen om voor 2000 florijn het hoogaltaar en een doksaal in hout te maken en te installeren; het hoogaltaar voor 1200 florijn en het doksaal voor 800. Twee meester-schrijnwerkers en vier knapen allen uit Antwerpen begonnen met de installatie ervan op 17 augustus 1678 en legden er de laatste hand aan op de 30e. Zonder grote moeilijkheden en getwist met de Gentse schrijnwerkers is dit niet gegaan. Door bemiddeling van Ampl. D. Errenbaut voorzitter van de Raad van Vlaanderen werden die op 16 augustus onder zekere voorwaarden te zijnen huize bijgelegd. Het altaar werd in 1680 voor 480 florijn door Matthaeus van Seckens van Antwerpen zó geschilderd dat het op marmer geleek. Dit werk was af op 15 november. Dit altaar werd geplaatst tijdens de bezetting van de stad door Lodewijk XIV, die op 9 maart van dat jaar begonnen was. Ridder Louis Erre!Jlbaut, heer van Dudzele ( 1625-1694) was voorzitter van de Raad van Vlaanderen vóór de verovering van de stad en was het gebleven tijdens de bezetting. Volgens artikel/2 van het capitulatieverdrag moesten alle inwoners de eed van trouw aan de Franse koning zweren ofwel de stad verlaten. Ze kregen daarvoor drie maanden de tijd. Errembaut en 10 raadsheren kozen voor de eerste oplossing, de 11 andere verlieten de stad en begaven zich op bevel van de gouverneur-generaal naar Brugge. Toen Gent door het Verdrag van Nijmegen van I7 september 1678 terug onder de Spaanse Kroon kwam rezen er grote moeilijkheden tussen de 'Gentse' clan en de 'Brugse', die jaren lang aansleepten. Aan Errembaut waren die niet besteed. In 1679 al had hij het Franse kamp vervoegd en was president geworden van de 'Conseil souverain de Tournai'. 111 242. - ( f" 125 ) Op 7 juni 1677 werd op kosten van de kerk een grote nieuwe kast geplaatst in het noordelijk gedeelte van de kooromgang tussen die van R. D. Gheeraerts en die van de H. Maagd Maria. Schrijnwerker Filippus Wauters maakte ze voor 120 florijn. 243. - In de ochtend van 9 juni 1677 kwamen de rector en de procurator van de jezuïeten bij de pastoor aan huis om hem ervan op de hoogte te brengen dat zij wensten te verzaken aan de ochtendstatie van acht uur die zij in onze kerk hielden op ieder feest door het jaar sedert de bevrijding van de stad uit de handen der ketters. De namiddagstatie, zowel op zon- als op feestdagen zouden zij verder blijven verzorgen. Zij riepen daarvoor de onzekerheid der tijden in en het verlies van goed. Om dezelfde reden waren zij ook verplicht twee 'biechtstoelen' op te geven in hun eigen kerk evenals het biechthoren en het prediken in de meeste abdijen voor vrouwen bij gebrek aan middelen om dit te doen. Voor deze staties zorgden nadien verschillende kloosterorden, eerst de kapucijnen gedurende enkele jaren en nadien de paters recollecten, zonder dat met hen een overeenkomst gesloten werd. Zij deden dit tot op de laatste dag van het jaar 1681. 359


De rector van het jezuïetencollege was toen sedert 21 febr. 1675 pater Joannes A. Manderscheidt ( 0 17 aug. 1620 te Clervaux, Gr. H. Luxemburg). Hij stierf als rector te Gent op 20 nov. 1678 112 • 244. - 27 november 1681 ( sic ). Om tegemoet te komen aan het gemor van de jezuïeten en de gardiaan van de recollecten over het uitblijven van de betaling van de jaarlijkse rekening voor predikaties ging de pastoor met de kerk- en dismeesters naar hen toe. Hij ging eerst naar de jezuïeten, wenste pater Toebast geluk met zijn benoeming tot rector te Gent en beval hem onze kerk aan vermits hij in onze parochie geboren is. Hij verzocht hem voor een goede predikant te willen zorgen zowel voor de ad vents- als voor de vastentijd, bood hem twee vaten wijn aan en gaf hem de verzekering dat de kerkfabriek enkele huishuren waarop de jezuïeten nog recht hadden, zou doen toekomen. Hij maakte een afspraak met hem over de predikaties van zijn paters die van die aard was dat ze hem tevreden stemde wat hij tot op heden gebleven is. Het wijnpresent aanvaardde hij dankbaar. De ontvanger van de kerk Joannes Bapt. Scheerlinck kreeg de opdracht onmiddellijk twee vaten wijn te bestellen en te betalen en de huishuren aan het jezuïetencollege over te maken. Daarna ging de pastoor met de kerk- en dismeesters naar de gardiaan van de recollecten om hem te vragen dat zijn broeders de ochtendstatie op de feestdagen verder zouden willen verzorgen, zoals zij dit reeds een jaar lang gedaan hadden mits een vergoeding van 18 florijn, door ontvanger Scheerlinck te betalen. Hij antwoordde ontwijkend maar beloofde dit verder te zullen doen en de pastoor tijdig - d.w.z. drie maanden vooraf- te zullen verwittigen als hij de statie zou moeten opgeven omdat het niet in zijn maar in de macht van de provinciaallag daarover te beslissen. Hij beloofde hen hem daarover te zullen raadplegen. 1681 is geen verschrijving voor 1677 maar wel voor 1682. Pater Franciscus Toebast werd namelijk rector te Gent op 30 september 1682 en bleef dit tot 30 nov. 1684 113 • Hij stierf te Gent op 4 dec. 1686 en was inderdaad een geboren Gentenaar; 0 5 juni 1628. Het gemor over het uitblijven van de vergoeding voor predikaties kan alleen op de recollecten slaan. De jezuïeten immers mochten zich niet laten vergoeden voor hun werk als priester114 • De demarche van Nottingham van november 1682 staat wellicht in verband met die van de rector vanjuni 1677 wat het vermoeden wekt dat er wellicht nog andere motieven waren dan diegenen die de rector aanhaalde om de ochtendstaties op te geven. De recollecten zijn priesters maar worden (minder)broeders genoemd en niet paters. 245.- ( f" 126) Op 24 juni 1677 ontstond een emstig geschil tussen R. D. deken Nijssens en de pastoor over wie de hoogmis zou celebreren die de Raad van Vlaanderen bijwoont. Die dag viel namelijk samen met de laatste dag van 360


het octaaf van het Allerheiligste sacrament en het feest van Sint-Jan Baptist. Het octaaf kwam volgens het contract van translatie aan de pastoor toe, het feest van Sint-Jan Baptist aan de deken. Het geschil werd aan de Raad van Vlaanderen voorgelegd. De pastoor kreeg voorlopig gelijk en de uiteindelijke uitspraak bevestigde dit. De deken werd veroordeeld tot de kosten. Hij wou in beroep gaan bij de Raad te Mechelen maar zag er na consult vanaf en betaalde de kosten van het aangetekende beroep. Hetfeest van Sint-jan Baptist ( 24 juni) was ook na 1644 een dag met verplicht mishoren. 246. - Op I juli 1677 nam de verkozen en bevestigde bisschop van Gent, R. & Ampl. D. Franciscus van Horenbeke, per procuratie bezit van zijn zetel. Hij was afkomstig van Antwerpen en was voordien deken geweest van het kapittel van de Sint-Pieterskerk te Leuven. De procurator was R. &Ampl. D. Rans deken van de kathedraal. Hij werd op 25 juli te Brussel in de kerk van de paters augustijnen bisschop gewijd door de aartsbisschop van Mechelen met assistentie van de bisschop van Brugge en die van Roermond. Hij deed zijn plechtige intrede in onze stad op 5 augustus om 5 uur 's avonds. Bisschop van Horenbeke was toen 48 jaar oud ( 0Brussel22 januari 1629). Zijn vader was advocaat bij de Raad van Brabant en had zijn adelbrieven van koning Filips /V ontvangen in 1651. Hij werd priester gewijd op 21 maart 1654, was drie jaar later kanunnik geworden van het Sint-Pieterskapittel te Leuven en op 2 januari deken ervan. Hij was ook vice-kanselier van de universiteit. Karel 11 had hem in 1676 tot bisschop van Gent benoemd en de paus had die benoeming bekrachtigd op 24 mei 1677. De overige data geeft Nottingham op 115 • 247. - 2 juli 1677. Op het feest van 0. L. Visitatie deed R. D. Nicolaus Smet de gelezen mis muzikaal begeleiden en voegde er aan het einde de zegen met het Allerheiligste aan toe. Deze devotie had geen blijvend karakter. Ditfeest was er een waarvan het verplicht mishoren sedert 1644 weggevallen was. 248. - IJ september 1677 .De pastoor en de kerkmeesters haalden het in het geding voor de schepenen van gedele tegen hen aangespannen door de dismeesters aangaande het testament van Dia. Catharina d'Hondt dat in het voordeel van de armendis opgemaakt was. Het ging over een huis gelegen op SintPieters gelegateerd aan de kerk en de armendis. Ten persoonlijken titel werden zij veroordeeld tot de kosten. Later, op 5 juli 1678, nodigde de pastoor met een blik op de toekomst alle kerkmeesters samen met de dismeesters uit op het middagmaal te zijnen huize. In het algemeen werden alle geschillen die van 1650 af tot op de dag van heden tussen hen ontstonden in der minne geregeld. 249.-8 september 1677. Op het feest van Maria-Geboorte predikte 111. & R. 361


bisschop Horenbeke in de kathedraal. Tijdens het octaaf deden dit tijdens het lof de zeven pastoors van de stad en twee anderen op de zondag, de ene tijdens de mis van 9 uur en de andere tijdens het lof om 3 uur. De pastoor van SintNiklaas predikte er op de 14e d. i. op de voorlaatste dag en de pastoor van 0. L. Vrouw op de laatste dag. Gent had zes parochiekerken en zeven pastoors doordat Sint-Michiels twee porties had elk met een pastoor. Maria-geboorte was toen nog een heiligdag, dus een dag met verplicht mishoren; vandaar een preek door de bisschop in de (ochtend)mis en een in het lof door een stadspastoor. Op de zondag die in dit octaafviel waren het twee vreemde pastoors die op de kansel stonden en op de andere dagen werd alleen in het lof gepredikt.

250.- Op 13 oktober 1677 was het kleine orgel hersteld en op het nieuwe doksaal geplaatst. Meester Joannes Le Roijer, organist van het paleis te Brussel was op 27 september jl. met die herstelling begonnen. Kostprijs: 138 florijn en 16 stuivers. 251. - 11 oktober 1677. Het houten kruis met de beelden van de H. Maagd en Sint-Jan dat boven het doksaal hing werd weggenomen. Het kruis werd geplaatst aan de voorgevel van de kerk. Terzelfdertijd werden de beelden van de apostelen Petrus en Paulus weggenomen van de kolommen van het doksaal en samen met de beelden van de H. Maagd en Sint-Jan naar een naburige kolom overgebracht. 252.- Op 3 november 1677 ontsliep vroom in de Heer D. Maria Beerleer, g. d., en grote weldoenster van onze kerk. 253.- Op 18 november 1677 werd Hubertus Raelins primus van Leuven plechtig ingehaald. Hij was de zoon van een Gentenaar van de Sint-Jacobsparochie. De stad vereerde hem met een vergulde zilveren beker van 240 florijn en een beurs goudstukken ter waarde van 360 florijn. Het geheel had dus een waarde van 600 florijn. Het gaat om Hubertus Raellen, geboren te Gent ( Sint-Jacabsparochie) op 14 november 1656 als zoon van hoedenmaker Joris en Petronelia Everaert. Hij was de eerste Gentenaar die primus van Leuven werd. Hij stierf te Vorst op 8 mei 1721 en werd te Gent begraven in hetfamiliegraf in de Sint-Jacobskerk. De pronkbeker die hij ten geschenke kreeg belandde in de Nederlandse familie Dommer van Poldersveldt zeer vermoedelijk langs Maria Lucretia Raellen om, de kleindochter van Hubertus 'broer Pieter, die met een Dommer gehuwd was 116 • 254.- Op 20 november 1677 stierf onze parochiaan Joannes Buck. Hij werd plechtig begraven in onze kerk. Op zijn uitvaart werden 12 zakken brood bedeeld met in ieder brood zes stukken van een stuiver. Er waren flambeeuwen 362


en vier stalkaarsen. Hij fundeerde een eeuwigdurende gezongen jaargetijde met uitreiking van zes zakken brood. Bij testamentaire beschikking moest voor hem en wijlen zijn echtgenote een bakstenen graftombe gemaakt worden met een marmeren zerk zo groot als dit op het graf van D. Aegidius Billiet die in de kapel van de H. Maagd begraven ligt. Noch de erfgenamen noch de testamentuitvoerders kweten zich van die taak zodat de pastoor en de kerkmeesters hen daartoe moesten aanzetten steunend op het testament. Over die broodbedeling schreef Nottingham: ... et in quoquo pane 6 asses 48. Daarmee bedoelt hij zeer vermoedelijk 6 muntstukken van 1148e patagon, d.i. ĂŠĂŠn stuiver. Van 1665 tot 1680 namelijk gingen er 48 stuivers in een patagon. Dit laatste was toen het courante zilveren muntstuk in de Zuidelijke Nederlanden. Het werd geslagen van 1612 tot 17JO. Dit gebruik ligt wellicht aan de basis van de latere met figuurtjes beschilderde 'gipsen' schijven die in de korst van een brood gebakken werden en als patacons bekend staan. In sommige streken gebeurde dit nog courant tijdens het interbellum. 255.-0p 21 november 1677 diende lil. & R. D. Horenbeke het Vormsel toe in onze kerk. Hij leidde dit in met een korte uitleg over het effect van dit sacrament. Het aantal vormelingen was gering. 256.- Op 22 november 1677 stierf C. D. Gerardus Speeckaert, advocaat bij de Raad van Vlaanderen en onze kerkmeester gedurende verschillende jaren. Hij was de onvermoeibare verdediger van onze kerk en de leidinggevende figuur in alle geschillen. 257.- Op 4 juli 1677 stierfDla. Anna Maria Ghijsens, g. d .. Zij werd begraven in Sint-Baafs. Zij legateerde 36 florijn aan onze armendis. 258.- Op 21 september 1677 stierfDla.Anna Van (der) Haeghen, g. d .. Zij werd begraven in Sint-Michiels. Zij legateerde aan de kapel van de H. Moeder Anna in onze kerk 42 florijn en aan de Broederschap ervan 6 florijn. In de parochie van Sint-Michiels fundeerde zij de kapel (sic) van Sint-Joachim en fundeerde er ( sic ) een dagelijkse H. Mis en twee plechtige jaargetijden. Zij deed hetzelfde in de 0. L. Vrouwkerk. 259. - 1 januari 1678. Met grote plechtigheid werd het feest van de Naam Jezus door de broederschap gevierd met een particuliere mis met zang en muziek, een lof en de afkondiging van de aflaten verleend door lil. D. Horenbeke, bisschop van Gent, confrater van de broederschap. 260. - ( f" 128 ) 17 januari 1678. Tot hiertoe zijn vele twisten en geschillen voorgekomen tussen de pastoors van de stad en de bedelorden omwille van de pastorale rechten die deze laatsten niet erkennen, ontwijken of negeren steunend op hun privileges. Allen dachten dat zij bijgelegd waren door de tussen363


komst van 111. & R. D. Horenbeke, bisschop van Gent, nadat beide partijen in zijn paleis gecompareerd waren en een overeenkomst getekend hadden. De bedelorden echter lapten die op een schandalige manier aan hun laars. 261.- Op 21 januari 1678 werd in de kapel van Sint-Barbara het feest van SintAgnes maagd en martelares gevierd met een mis opgeluisterd met muziek en gezang en besloten met een plechtig lof met de zegen van het Allerheiligste. Dit gebeurde op initiatief van de Broederschap van Sint Barbara maar op kosten van Dia. Meijne, g. d .. Hetzelfde gebeurde in die kapel voor de viering zowel van het feest van Sint-Barbara als voor dit van de heilige Catharina. Aan die viering waren aflaten verbonden krachtens een apostolisch indult. 262. - 26 januari 1678. D. advocaat Coene onze tweede kerkmeester bood aan de familie van onze parochiaan Paschasius de Heijne die op de korenlei woont, 180 florijn voor hun sepulture gelegen achter het hoogaltaar aan de linker zijde van het tabernakel. Zonder daarover ruggespraak te houden nam hij die in bezit door aldaar zijn zoon Joannes Albertus te begraven en nog twee andere kinderen die elders in de kerk begraven lagen. Tot op heden heeft hij daar aan de kerkfabriek niets voor betaald en blijft bijgevolg haar schuldenaar. 263a. - Op 9 februari 1678 werd Jacobus Peron van Charleroi onderpastoor van onze parochie. Hij was voorheen schoolmeester en kapelaan in de collegiale Sint-Pieterskerk te Leuven. Hij heeft geen universitaire graad noch in de Artes noch in de Theologie. Een heilig man van een onberispelijke levenswandel. Hij volgt Livinus Philippo op die hier achtjaar lang onderpastoor geweest is en in het begin van December 1677 pastoor geworden is van Meijghem bij kortrijk. 263b.- 19 februari 1678. Met instemming van lil. & R. D. bisschop Horenbeke werd zonder flambeeuwen noch enige plechtigheid N. D. van P ... I ... p (raturen), een gehuwd man, in het graf van zijn familie begraven. Hij verkeerde in een extreme staat van behoeftigheid en had zelfs geen lijkwade om in begraven te worden. Dit is naar ik meen de straf van God omdat hij het voor elkaar gekregen had zijn vader, een bovenste beste man, meerdere malen in de gevangenis te doen opsluiten en hem herhaaldelijk zwaar onrecht aan te doen. Hij verbraste zijn paternee I erfdeel zodat hij berooid stierf als voorbeeld voor opstandige kinderen. 264. -Op 28 februari 1678 begon een Frans leger van 80.000 man aangevoerd door maarschalk d'Humières onze stad in te sluiten en alle poorten te blokkeren. Op I, 2, 3 en 4 maart richtten zij hun linies in om alle ontzettingspogingen te verhinderen in afwachting van het nodige voetvolk en ruiterij om de bestorming in te zetten. Op 5 maart begonnen zij de stad te naderen tegenover de Kortrijkse poort om de aldaar gelegen versterking, Zegelfort genoemd, in te 364


nemen. Om 10 uur 's avonds konden zij die bezetten zonder weerstand te ontmoeten doordat de kleine bezetting gevlucht was. ( r' 129 ) Op 6 maart om 5 uur 's ochtends begonnen zij vanuit dit fort de stad met kanonnen te bestoken, vooral de Kortrijkse poort, die daar tegenover ligt en de hoogte genoemd de Catte waarop de stadsartillerie stond. Rond 10 uur in de ochtend deed een gloeiende kanonskogel brand ontstaan in de toren van de parochiale 0. L. Vrouwkerk op de Blandijnberg, die spoedig kon geblust worden dankzij de waakzaamheid van de stedelingen opgeroepen door trompetgeschal en het gelui van de grote stadsklok. Rond zes uur 's avonds hielden zij op zowel met bombarderen als met de stad aan te tasten. 's Anderendaags begonnen zij opnieuw zowel met het een als met het ander tot in de avond van de 8e maart. Toen maakten zij aanstalten om een algemene stormloop in te zetten tegen drie stadsgedeelten; de Kortrijkse poort, de Brugse poort en het kasteel genoemd de "Dammepoort". De magistraat, de bisschop en de adel gaven rond middernacht aan de vijand het signaal dat zij tot overgave bereid waren omdat zij wisten dat zij zonder hulp van buitenaf niet aan een algemene stormloop zouden kunnen weerstaan. Rond zeven uur in de ochtend ging een afvaardiging naar het kamp van de vijand om met maarschalk d'Humières te onderhandelen. Hij voerde hen naar de koning in het gastvrije legerkamp te Zwijnaarde waar de overgave onder bepaalde voorwaarden getekend werd. Op 9 maart rond drie uur in de namiddag deden de Fransen hun intrede langs de Kortrijkse poort. Zij installeerden zich op alle openbare plaatsen: het voetvolk op de Vrijdagmarkt en de Korenmarkt, de ruiterij in de renbaan. Rond zes uur hadden zij alle stadspoorten bezet. Tot dan toe had het ( Spanjaarden )kasteel weerstaan maar de Fransen dreigden met een algemene bestorming. Op 11 maart capituleerde oneervol de commandant Don Pedro de Pardoen zo viel het om zes uur 's avonds in de handen van de vijand. Een grote weerstand heeft het niet geboden want maar weinig Fransen sneuvelden die dag. Rond twee uur in de namiddag van de 12e maart kwam de Franse koning in de stad langs de poort van het ( Spanjaarden )kasteel. Hij inspecteerde het en was er vollof over. Rond vier uur doorkruiste hij de stad te paard met zijn broer en de voornaamste edelen van zijn leger, ten getale van zestien. Hij keerde terug naar Zwijnaarde vanwaar hij naar Ieper vertrok dat toen door zijn strijdkrachten belegerd werd. Zo werd onze stad, onoverwonnen tot nu toe, in weinige dagen de prooi van de allerchristelijke koning onder wiens wreedaardig-juk zij bleeftot op 1 maart 1679. Op die dag trokken de Fransen zich terug tot ieders onuitsprekelijke vreugde en kwamen 6.000 Spaanse soldaten in perfecte orde de stad binnen, aangevoerd door de zeer beklagenswaardige Don Franciscus Antonius A Gourto, generaal der artillerie. Hij kwam als gouverneur de plaats innemen van de Fransman Mombron. Er werd oorverdovend geapplaudiseerd, de klokken luidden, de trompetten schetterden, vreugdevuren werden aange365


stoken, vuurpijlen afgeschoten en muziek gemaakt. Een dergelijke uiting van vreugde werd nooit tevoren gezien. De gouverneur drukte dit uit door de koning van Spanje te verzekeren dat de kinderen in de moederschoot zijn terugkeer in de stad toejuichten langs zijn persoon om. Om 4 uur in de ochtend begonnen de Franse troepen zich terug te trekken en om 11 uur namen beide gouverneurs van elkaar afscheid buiten de Kortrijkse poort nadat de Spanjaarden bezit genomen hadden van alle pleinen en militaire steunpunten, in de eerste plaats van het kasteel waarvan de Franse gouverneur Mombron de sleutels aan Don Franciscus Antonius Agurto overhandigd had. Die laatste heeft hem doorheen de stad naar de Kortrijkse poort begeleid. Hoewel tijdens het afgelopen jaar, onder het vijandelijke juk, de Fransen zich zeer tuchtvol gedragen hebben en de burgers zich in hun huizen veilig voelden voor afpersingen hebben zij zich toch gehaat gemaakt door opnieuw de jaarlijkse belasting op de huizen, "huijsgheldt" genoemd, te heffen wat de katholieke ( Spaanse ) koning pas gedaan had. Daarenboven haalden zij op 3 juni 1679 ( een verschrijving voor 1678 ), in uitvoering van een militaire verordening twaalfkleinere klokken uit de toren van Sint-Baafs waarbij zij er twee braken; de andere voerden zij met zich mee naar het spanjaardenkasteeL Zij wilden hetzelfde doen in alle andere kerken en abdijen tenzij er prompt een oplossing zou komen die hen bevredigde ... ( volgen een paar onleesbare regels ). De nieuwe gouverneur van het spanjaardenkasteel kapitein-generaal Don Francisco Antonio de Agurto A lava, ( 0 Vitoria 1640- +Zaragoza 1702) volgde in 1685 de overleden gouverneur-generaal markies de Grana op en bleef deze hogefunctie uitoefenen tot in 1692 111 .Karel II verleende hem de titel van Markies van Castanaga in febr. 1686. 'Mombron 'was de graaf de Montbron, luitenant-generaal in het Franse leger en gouverneur van de stad en de citadel van Arras en van Gent sedert de veroveringm.

265.- ( f" 130) Op 19 mei 1678 werd met grote luister en in aanwezigheid van de Raad van Vlaanderen het feest van Sint-Ivo, patroon van de juristen gevierd. De stuwende kracht daarachter was de voorzitter van die Raad Ampl. D. Herenbaut ( Errembaut ). R. D. van Huijle monnik van de orde van SintBenedielus van de Sint-Pietersabdij op de Blandijnberg hield de kanselrede in het Latijn. Op het altaar stond een prachtig beeld van Sint-Ivo, met vuur omgeven neerdalend uit de hemel en daarrond drie beelden van raadsheren die het mirakel aanschouwen. Koor en kooromgang waren daarenboven versierd met laurierbomen, meerdere kandelaars en andere omamenten die alleen aan dit korps toekomen. 266. - Op 4 juli 1678 vergaderden de pastoors van onze stad in het huis van de pastoor van Sint-Niklaas. Op het middagmaal waren ook bisschop Horenbeke 366


en de voorzitter van de Raad van Vlaanderen, Errenbaut, uitgenodigd. De bisschop en de aartsdiaken verlieten echter het huis in het vooruitzicht van de moeilijkheden die gingen rijzen omwille van de voorrangsregeling aan tafel. De dag nadien werden de kerkmeesters en de dismeesters uitgenodigd. Bij die gelegenheid sloten zij -gelukkig maar- vrede onder elkaar na 30 jaar aanslepende geschillen. 267.- Op 23 augustus 1678 ontsliep vroom in de Heer om 9 uur 's avonds lil. & R. D. Nicolaus French, bisschop van Fems. Dit gebeurde in de abdij van de Engelse Benedictinessen in onze stad waarheen hij zich begeven had om enkele dagen uit te rusten. Onmiddellijk na zijn overlijden werd zijn lichaam overgebracht naar het huis van de pastoor van Sint-Niklaas, opgebaard de 24e en ter aarde besteld de 25e in het koor van de kerk aan de voet van het hoogaltaar door R. adm. D. Amandus Hovelinck, abt van Sint-Pieters, bij afwezigheid van bisschop Horenbeke. Op zijn begrafenis begeleidden hem de vier bedelorden maar niet de kapucijnen, meerdere kanunniken van de kathedraal maar niet als korps, de kapittelheren van Sint-Veerle met hun klerk, de pastoors van onze stad met hun onderpastoors, de adel van heel de stad, meerdere raadsheren van de Raad van Vlaanderen met hun voorzitter, meerdere heren van de magistraat en een grote menigte. De uitvaart werd op plechtige wijze gecelebreerd door de voornoemde prelaat van Sint-Pieters. Het klooster van de Engelse Benedictinessen lag in de Sint-Pietersnieuwstraat op de hoek van die straat met het huidige Wildestraatje dat op de plattegrond van Saurel van 1841 de Engelsche Nonnestroet heet. In 1598 waren zij uit het Engeland van koningin Elisabeth weggevlucht en in Brussel beland waar zij een klooster gesticht hadden. In het begin van de jaren twintig van de volgende eeuw waren enkele van hen naar Gent gekomen en hadden er enkele jaren later een abdij gebouwd. Zij hielden zich bezig met de opvoeding en het onderwijs van Engelse katholieke meisjes. De abdis ten tijde van pastoor Nottingham en bisschop French was Mary Knatchbull. Zij overleefde hen beiden ( + 1696) 119

268. - ( f" i 31 ) Op 5 september 1678 werd een aanvang gemaakt met het witten van het koor in afwachting van de oprichting van het nieuwe hoogaltaar. Op 16 september was het werk af. Het heeft 36 florijn gekost. Aan het nieuwe altaar celebreerde de pastoor voor de eerste maal de mis op 25 september. 269. -Op 3 oktober werd in de gewone vergadering van de kerkmeesters en de dismeesters N. D. Triest, Eerste schepen van de stad, met algemeenheid van stemmen als Eerste kerkmeester verkozen. Hij kwam in de plaats van N. D. Abraham Hoobroucke, heer van Asper en Zingem, thesaurier van de stad, die op 10 augustus van dit jaar gedood werd door D. Sersanders. Op 7 november 367


daaropvolgend werd in een gelijkaardige vergadering Cocquijt tot kerkmeester verkozen. Hij had gedurende 17 jaar ten dienste van de armendis gestaan. En in dezelfde vergadering werd D. Lucas de Haze tot dismeester verkozen samen met Hubens die later de Haze als kerkmeester opgevolgd heeft op ... ( niet ingevuld). 270. - Op 14 november 1678 namen in het bisschoppelijk seminarie de theologische leergangen een aanvang. De stichter en promotor - in afkeer van de Leuvense universiteit- was bisschop van Horenbeke. Het begon met een plechtige gezongen mis ter ere van de H. Geest door ampl. D. Rans, deken van de kathedraal en om drie uur in de namiddag hield de nieuwe professor een prijzenswaardige redevoering in het Latijn. De volgende dag begon hij college te geven om 8 uur in de ochtend en vervolgens om drie uur in de namiddag voor een groot aantal studenten en met groot gewin voor hen. In het jaar 1681 werd door bisschop de Homes gedecreteerd dat niemand tot de heilige wijdingen of het priesterschap kon toegelaten worden als hij aldaar niet tenminste drie maanden gestudeerd had. Bisschop van Horenbeke heeft eigenlijk het seminarie alleen maar heropgericht. Het eerste seminarie werd door Cornelius Jansenius opgericht in 1569 waarmee hij voldeed aan een van de belangrijkste verplichtingen door het concilie van Trente aan de bisschoppen opgelegd. Nog geen tien jaar later- op 1 juli 1578- maakte het calvinistisch bewind er een protestantse academie van 120 • Het zou tot in 1613 duren vooraleer het- door bisschop J. F. Van der Burchheropgericht werd. Bisschop Triest hief het op in 1623 als theologisch seminarie - men weet niet goed waarom - maar liet het voortbestaan als middelbare school, waarvan de leerlingen hun humanioravorming bij de jezuïeten kregen en een op het priesterschap gerichte vorming ter plekke. Hetfungeerde eigenlijk als klein-seminarie. Nadien werden ze naar Leuven of Dowaai gestuurd voor hun theologische studies. Op 14 november 1678 werd het dan weer een volwaardig seminarie, 'in odium' van de Leuvense universiteit beweert Notringham waarmee hij wellicht alleen maar zijn persoonlijke gevoelens aan de bisschop toeschrijft. Toen bisschop van Horenbeke 7 weken later stierf ( 4 jan. 1679) waren er in het klein-seminarie 14leerlingen, die de humanifeiten volgden en in het groot-seminarie een tiental theologanten. Ongeveer 8 jonge mannen studeerden theologie te Leuven op kosten van het seminarie. 121 Judocus lgnatius Ranst was licentiaat in de beide rechten, gegradueerd kanunnik en deken van het Sint-Baafskapittel. Hij had als afgevaardigde van de clerus in de Staten van Vlaanderen gezeteld. Hij overleed op 22 januari 1697 en werd begraven in de crypte van Sint- Baafs. 122 271.- Op 27 november 1678 om 6 uur 's avonds kwam het bericht toe dat het vredesverdrag tussen de koning van Spanje en die van Frankrijk geratificeerd 368


was. De vreugde daarover was groot, hoewel de voorwaarden zeer ongunstig waren voor de katholieke koning. Het gaat om het Verdrag van Nijmegen dat een einde maakte aan de zesjarige Hollandse oorlog. Op 17 september reeds was ze getekend tussen Frankrijk en Spanje en 5 weken voordien (op JO augustus) tussen de eerste en de Verenigde Provincies . De Spaanse koning, Karel II echter had ze maar geratificeerd op /3 november, 14 dagen na Lodewijk XIV. De voorwaarden waren inderdaad zeer ongunstig voor de Zuidelijke Nederlanden. Voor Vlaanderen gingen verloren: Sint-Omaars, AriÍn, Belle, Kassei, leper en Roeselare met hun kasselrijen; Waas ten, Wervik en Poperinge met hun afhankelijkheden. Een troost was de terugkeer van Kortrijk en Oudenaarde, die bij de Vrede van Aken, tienjaar voordien verloren gegaan waren 123 272.- Op 30 novemberl678 gaf bisschop Horenbeke 270 florijn aan de pastoor van Sint-Niklaas om uit te delen aan de armen van de stad door tussenkomst van de pastoors van de respectieve parochies. Mag men daaruit besluiten dat Nottingham wel op een uitzonderlijk goed blaadje moet gestaan hebben bij de bisschop ? 273.- Op 10 november 1678 legde de pastoor van Sint-Niklaas aan de edele heren kerkmeesters en dismeesters de rekening over van het sterfhuis van Dia. Catharina Cecilia d'Hondt (onvolprezen weldoenster van onze kerk en van de armendis ) vanaf de dag van haar overlijden tot op de dag van heden, waarna alle documenten in hun aanwezigheid overgemaakt werden aan ontvanger Jan Baptist Scheerlinck. 274.- Op 7 december 1678 stierf Dia. Isabella Beerleer, g. d. en weldoenster van onze kerk. Zij schonk aan de kapel van Sint-Niklaas nieuwe omamenten zoals een antependium en nog andere zaken. Ten eeuwigen dage fundeerde zij aldaar ter lafenis van haar ziel drie missen per week nl. op dinsdag, donderdag en zaterdag. Haar zuster Dia. Maria Beerleer deed in dezelfde kapel dezelfde fundatie van drie missen, maar op maandag, woensdag en vrijdag ter lafenis van haar ziel en die van de haren. Die missen moesten opgedragen worden door een priester naar keuze van de pastoor, de kerk- en dismeestèrs. 275.- ( f" 132) I januari 1679. Rond drie uur in de nacht brak brand uit dicht tegen de kerktoren van de jezuïeten waardoor die evenals het dak van de bibliotheek en de helft van het dak van het zuidergebouw (d.i. het patersgebouw) waar het graan opgeslagen lag, de refter en de keuken in de as gelegd werden. Drie klokken in de toren smolten van de hitte. De rest werd gered door de krachtdadige aanpak van de burgers, van enkele edellieden en van zo goed als geen militairen van het Franse bezettingsleger. Om 7 uur 's ochtends was de brand geblust. De oorzaak ervan lag in de slordigheid waarmee de kleermaker van de 369


paters met het kolenvuur omgesprongen was waaraan hij zich warmde terwijl hij zijn verstelwerk verrichtte. Een stuk steenkool die op enkele lappen stof gevallen was veroorzaakte de brand die de basis van de kerktoren aangreep die naast de kamer van de kleermaker lag. L. Brouwers41 schrijft dat vele mensen de brand hielpen bestrijden zelfs edellieden en dat de moed en de behendigheid van een lekebroeder van de recollecten kon verhoeden dat heel het gebouw in de as werd gelegd. De paters dankten de vele helpers en vooral de franciscanen wier overste samen met de onverschrokken lekebroeder door de rector op een maaltijd uitgenodigd werd. De dominicanen en de recollecten stelden hun huis en alles wat zij verder nodig mochten hebben bereidwillig ter beschikking van de getroffen kloostergemeenschap. Maarschalk d' Humières, bevelhebber van de Franse bezettingstroepen, die nog altijd in de stad lagen, droeg zijn steentje bij door hen kosteloos het hout afte staan dat voor het optimmeren van de legertenten gediend had. Zodoende kon het dak voorlopig hersteld worden. Terloops weze gezegd dat maarschalk d'Humières alleen maar teruggafwat de stad hem op haar kosten had moeten leveren. Aangezien het collegegebouw gespaard was gebleven kon het onderwijs gewoon doorgaan. 276. - Op 4 januari 1679 stierf rond 6 uur in de ochtend onze bisschop lil. & R. Franciscus van Horenbeke door iedereen zeer betreurd omwille van zijn voorbeeldige levenswandel en de uitzonderlijke charme van zijn woord. Hij werd ter aarde besteld de 7e rond 4 uur in de namiddag in aanwezigheid van de kapittelheren van Sint-Baafs en Sint-Veerle, van al de bedelorden, de Raad van Vlaanderen, de magistraat, de edellieden van de stad en een eindeloze menigte. Van de dag van zijn overlijden tot de achtste inclusief werden driemaal daags de grote klokken geluid in alle kerken. Zijn uitvaart werd gecelebreerd de 27e april door R. D. de bisschop van Roermond in aanwezigheid van de abt van Sint-Pieters op de Elandijnberg en die van Drongen, de gouverneur van de stad Don Franciscus Antonius A Gurto, de adel van de stad, de Raad ( van Vlaanderen ) en de magistraat. De lijkrede werd uitgesproken door zeer eerwaarde pater Dobbermondt van de orde der predikheren, doctor in de theologie van Leuven. Deze rede werd herhaaldelijk onderbroken door de buitensporigheden die er in begaan werden zoals blijkt uit de bijtende bewoordingen later in een brochure aan deze rede gewijd. De grote klokken van Sint-Baafs werden driemaal per dag geluid vanaf de 25e 's middags tot de 28e 's avonds. De dominicaan die de lijkrede hieldwas pater J. A. d'Aubermont. Zijn lijkrede werd uitgegeven in 1679 door Frans Maes, drukker in het Groene kruis, onder de titel: 'Luctus Ecclsiae Gandavensis infunere ... episcopi D. Francisci van Horenbeke ... ' 124 • De onderbrekingen tijdens diens lijkrede moeten een weinig

370


stichtende vertoning geweest zijn en kunnen alleen maar door het elitair gedeelte van het publiek, die het Latijn machtig was, gebeurd zijn. Ze werd in een brochure onder de titel: 'Notae ad lucturn ... in junere episcopi D. Francisci van Horenbeke' heftig bekritiseerd125 • Het kan best dat Don F. A. de Agurto A lava op de begrafenis van de bisschop aanwezig was en zijn benoeming tot gouverneur van de stad kan hij ook op zak gehad hebben maar het overeenkomstige gezag voerde hij zeker niet uit. De stad was nog altijd bezet en de gouverneur de Fransman Montbron, zoals Nottingham overigens zelf schrijft onder nr. 264. 277. - 19 februari 1679. D. Nicolaus de Smet kanunnik van onze kerk celebreerde vandaag op de eerste zondag van Quadragesima om IJ uur een plechtige mis met muziek en 's avonds het lof ter ere van het allerbitterste lijden van onze Verlosser. Hij deed dit uit speciale devotie voor's Heren Passie en om het volk tot een grotere devotie daartoe aan te zetten. De dag nadien zoals op alle andere maandagen van de veertigdaagse tijd hield onze onderpastoor R. D. Jacobus Peron meditaties, telkens over drie onderwerpen met muziek tussenin en om te besluiten de psalm 'Miserere' en de zegen met het Allerheiligste. Deze devotie heeft hij voortgezet in het jaar 1680 in dezelfde loffelijke volgorde evenals in 1681 wanneer ook nog op donderdag een zekere pater recollect meditaties hield zonder dat dit aan de gelovigen veel voldoening schonk en dan ook geen applaus uitlokte. 278. - ( f' 133 ) Op 15 mei 1679 begon Guilielmus Deurmael, ontvanger van onze kerk, de rekeningen van de armendis over te leggen vanaf 1671 tot aan het einde van zijn mandaat, in aanwezigheid van de kerkmeesters en van de huidige en vorige dismeesters. Hij zette dit verder de 16e om 2 uur 's namiddags en de 17e om 8 uur 's ochtends en om 2 uur 's namiddags, waarna hij ophield zonder af te sluiten. Hij deed dit pas in 1681 bij het overleggen van de kerkrekeningen vanaf 1671. 279. - 29 december 1679. 111. & R. D. Ignatius Augustinus Grobbendonck, voorheen bisschop van Namen is bisschop van Gent geworden. Per procuratie nam hij bezit van zijn bisdom en het was Ampl. D. deken Rans van de SintBaarskathedraal die zich daarmee gelastte. Hij deed zijn plechtige intrede in de stad, de 8e januari daaropvolgend onder het gejubel en de gelukwensen van heel het volk. Dezelfde dag vergastte hij op een luisterrijk festijn het kapittel van zijn kathedraal, de gehele Raad van Vlaanderen, de schepenen van beide banken en de anderen van de magistraat evenals de adel van de stad volgens rangorde. De I Oe 's ochtends maakten de gezamelijke pastoors van de stad hun opwachting om hem te feliciteren en hun gehoorzaamheid te betuigen. Hij sprak hen op zeer welwillende wijze toe en nodigde hen gul uit aan zijn tafel de 24e 371


daaropvolgend samen met deken Rans en penitentier Buscum. Hij bood zijn volle medewerking aan om de bordelen uit te roeien, de verdachte huizen te 'bekeren' en andere ondeugden te weren. Terzelfdertijd gafhij ons de aanbeveling tweemaal per jaar met zorg en toewijding de parochianen te bezoeken en naar hem te komen voor alle moeilijkheden met de bedelorden, die hij beloofde op een vriendschappelijke manier te willen oplossen om aldus één te zijn in hart en ziel met al diegenen die met de zielzorg van het volk belast zijn. Maar o wee, de vreugde die wij voelden bij zulke vooruitzichten sloeg vlug om in droefbeid en tranen toen wij hem op 25 mei om 5 uur in de avond terugzagen, door een plots opgekomen gevaarlijke keelontsteking aangegrepen en reeds door de aartsdiaken berecht. Voor zijn genezing werden publieke gebeden voorgeschreven in de kathedraal, met lof en zegen met het Allerheiligste. Dit gebeurde van de 27e mei tot op de dag van zijn overlijden, de 31e. Om 12,30 uur in die nacht ontsliep hij in de Heer en ging aldus naar het eeuwig tehuis na een korte passage in zijn pas verworven bisdom, niet zonder aller gesteun omwille van de verdiensten van een zo goede herder. In de avond van 2 juni werd hij ter aarde besteld in aanwezigheid van de Raad van Vlaanderen, de magistraat, beide kapittels, de clerus en al de bedelorden. De lijkkist was gesloten omwille van het bederf van zijn gelaat. De 6e van dezelfde maand werd de uitvaart gecelebreerd door R. adm. Ampl. D. de Homes proost van zijn kathedraal, die hem als bisschop opgevolgd heeft. Dit gebeurde zonder lijkrede, rouwkapel of andere plechtigheden, overeenkomend met zijn waardigheid. Hij wou begraven worden zoals de pastoors van onze stad begraven worden en niet anders, indachtig de schandelijke kanttekeningen bij de lijkrede van 111. D. Horenbeke. lgnatius Augustinus Schets de Grobbendonck was de elfde bisschop van Gent, geboren uit adellijke ouders in s Hertogenbosch in 1625. Hij was nauwelijks 55 jaar oud toen hij stierf en was nog geen 5 maanden bisschop van Gent geweest 126 • 280.- ( F 134) Op 11 januari 1680 rees een geschil tussen de pastoor van SintNiklaas en de paters Dominicanen over het dode lichaam van N. Dia. Maria Christina Verquest dochter van kolonel ( tribunus ) Joannes Verquest ( als een held gesneuveld tijdens het beleg van Valenciennes) enD. Barbara Verhuist. Zij huwde de 7e van deze maand en stierf de 1Oe. Alles was klaar voor een reis naar Geraardsbergen, de koets stond voor de deur toen zij plots in de Heer ontsliep, voorzien van de Laatste Sacramenten. Omdat de moeder bij de dominicanen begraven lag wou de familie dat zij bij haar moeder zou rusten. Het geschil werd op 12 februari door de officiaal beslecht ten voordele van de parochiekerk. En zo werd zij met grote luister in onze kerk ten grave gedragen. Het beleg van Valendennes onder het persoonlijk bevel van Lodewijk XIV begon in maart 1677. De stad werd intensief gebombardeerd van 13 tot 15 maart, bestormd en bezet twee dagen later. 372


281.- Op zaterdag 3 februari 1680 begon de broederschap van de Vrijwillige Slaven van Maria voor het eerst tijdens de mis ter ere van de H. Maagd, die op iedere zaterdag gecelebreerd wordt, met de gebruikelijke gezangen, met het uitstellen van het H. Sacrament en met de zegening met de monstrans aan het begin en op het einde van de mis. De celebrant deed dit omgeven door vier confraters met flambeeuwen, door de koorknapen met kandelabers en met bewieroking en muziek, zoals het gewoonlijk iedere dinsdag in de votiefmissen van de H. Moeder Anna gebeurd. Voor de kerkbedienaars en de zangers was er een speciale vergoeding. 282. -Op 12 februari 1680 om halftwaalf is C. D. Carolus Beerleer, advocaat bij de Raad van Vlaanderen plots gestorven in de kerk van deCarmelieten waar hij de mis bijwoonde. Over de plaats waar hij zou begraven worden rees een geschil omdat daarover geen testamentaire beschikking bestond. Enkele familieleden en de paters Carmelieten wilden hem aldaar begraven maar de pastoor verzette zich daartegen. Het geschil werd beslecht door 111. D. bisschop Grobbendonck die het lichaam aan de parochiekerk toewees ter begraving in het graf van zijn voorvaderen. Dit gebeurde op plechtige wijze de 13e met processie van de clerus, met 40 flambeeuwen en 4 stalkaarsen en onder het luiden van de drie klokken. De uitvaartdienst werd de 17e gecelebreerd. Carolus de Berlaere, 0 18 juli 1627, was advocaat bij de Raad van Vlaanderen en in 1660 gehuwd met Maria Clara de Mahieu. Zij hadden drie kinderen: Carolus Petrus, Anna Maria en Isabella Clara 121 .Het grafwaarin hij begraven werd was dit van Guillielmus de Beerlare ( + 4 oktober 1657) en zijn twee echtgenoten, Margareta de Vare ( + 3 januari 1620 ) en Maria Livens ( + 23 februari 1667 ) 128 .Niet alleen de teraardebestelling gebeurde met grote plechtigheid ook de uitvaartdienst.

NOTEN 106

Kervijn de Volkaersbeke, o. c., noot 3, p. 78. E. Dhanens, o. c. noot 23, 85. J. Meyer ( ed. ). Broederschap van den lijdenden Zaligmaker Jezus Christus van Gembloux. Gent, s. d ( 17634 ), in BUG 119/N38. Broederschap van de Lijdende Christus van Gembloux en van de H. Kolomme, s. d. ( 1840 ), 1. 108 Zie een uitgebreid relaas daarover in W. L. Braekman. Spel en Kwel. Verkenningen van charivari, exorcisme, toverij, spot en spel in Vlaanderen. Gent 1992, 169-205. 109 R. Mols (in Dict. d'Hist. & GÊogr. Eccl.. Paris 1950) twijfelt tussen 29 november 1627 en 29 april 1629 wat de datum van zijn benoemin~ tot bisschop betreft. Het zou dus wel eens maanden vroeger kunnen gebeurd zijn dan die eerste datum. 110 A. Häussling in Lexicon ft1r Theologie und Kirche. Freiburg 1964. 111 P. van Peteghem. De Vrede van Nijmegen ( 1678) en de raadsheren van de Raad van Vlaanderen in 'Liber amicorumAchiel De Vos'. Evergem 1989, 249-257. 112 W. Audenaert. PIBA, o.c. noot 57. 107

373


113

L. Brouwers, o.c., noot 44, p. 254. Tenzij Brouwers zich vergist en 1681 had moeten schrijven in plaats van 1682. 114 L. Willaert. Les origines du jansénisme dans les Pays- Bas catholiques; aangehaald in L. Brouwers, o. c. noot 44, 84. 115 o. I. v. M. Cloet, o. c. noot 20, p. 86. 116 E. Ossieur. V(laamse) S(tam), 27 (1991), 489- 495; en V. S. 28 (1992), 443-452, en N. B. W. Deel16. 117 P. L. Gachard. Agurto in Biographie nationale. Deelt, Brussel, 1866.- Triunfo Genealogico del Esclarecido Linage de los Agurto, p. 23 & vlg. 118 Volgens een certificaat door hem ondertekend (SAG. Reeks 135 I 3 ). 119 J. Decavele. Abbaye des Dames Anglaises à Gand in Monasticon beige, Deel VII, vol. 11, 1977, 199-214. 120 V. Fris. Histoire de la villede Gaild depuis les origines jusqu'en 1913. Gent 1930. 121 M. Cloet, o. c., noot 8 122 E.A. Hellin, o.c., noot 53, 118. 123 J.M. Lambin. Quand Ie Nord devenait Français. 1635-1713. Ed. Fayard, 1980. 124 Bibliotheek RUG, nr. G. 6131/5. 125 Nève de Mévergnies. Gand sous I' occupation de Louis XIV 1678-79,1701-1706, 1708. Gent 1929, p. 17. 126 o. I. v. M. Cloet, o. c., noot 20. 127 J. S.F. J. L. de Herckenrode, Complément au nobiliaire ... (Zie noot 31) Gent 1862,40 128 Ph. Blommaert e. a., o. c., noot 52, nr. 342. E. OSSlEUR ('t vervolgt)

INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE - FICHE N° 76 Op I 0 juni 1898 stelde Kanunnik Gabriël Vanden Gheyn in de rubriek "Koperen voorwerpen- St-Baafskathedraal, koor- XVIe eeuw" in het Frans een fiche op over

Koperen kandelaars van de St-Baafskerk Verworven door Bisschop Triest, na de onthoofding van Charles I, koning van Engeland (30 juni 1649), werden deze vier kandelaars in rood koper die 2,71 m hoog zijn, zonder het marmeren voetstuk dat hen ondersteunt, geplaatst voor het hoogaltaar van de St-Baafskathedraal in 1669, door de beeldhouwer Pauly. Getekend door een Florentijnse kunstenaar, hadden zij moeten dienen voor de graftombe van Hendrik VIII (+1547), graftombe waarvan het project ontworpen werd door de vorst zelf. Bij zijn dood werden de marmeren en bronzen onderdelen die reeds voltooid waren gedeponeerd in een kapel in Windsor en later tekoop gesteld door de Beschermer Olivier Cromwell. 374


De schijfjes die dienen om het kaarsenvet op te vangen en die bovenaan deze mooie stukken staan zijn tegelijk elegant van vorm en op een juiste wijze smaakvol versierd. Zij werden later toegevoegd, waaruit men geconcludeerd heeft dat, in plaats van aanvankelijk bedoeld geweest te zijn als kandelaar, deze zogenaamde "luminaires" -er zouden er tien geweest zijn - kolommen waren bestemd om te dienen als ondersteuning van het baldakijn dat de koninklijke graftombe moest bekronen. Deze veronderstelling wordt echter niet algemeen aanvaard en men denkt dat deze merkwaardige stukken onafgewerkt bleven. Volgens een traditie die bestaat in Engeland, maar op geen enkele ernstige grond berust, versierden deze kandelaars vroeger de St-Paulskathedraal. Na tevergeefs het Gents bisdom verzocht te hebben deze kandelaars te verkopen, hebben de kerkmeesters van de Engelse kathedraal er een vorm laten van gieten en hebben er twee van gereproduceerd die zich thans in St-Paul in Londen bevinden. De kandelaars dragen het wapenschild van Engeland en Frankrijk. De archieven van de St-Baafskerk, die wij geraadpleegd hebben, leveren spijtig genoeg geen inlichtingen over de aankoop van deze kandelaars door Bisschop Triest.

10 Juin 1898.

Cf. Kervyn de Volkaersbeke, Les églises de Gand, t. I, pp. 115-116; Goetghebuer; L'église cathédrale de St-Bavon, pp. 134-135; - A. Leakey, Ghent archeological and historica!, pp. 8-9.

375


JANBORLUUT Wij publiceren hieronder een artikel dat Pierre Kluyskens een 40-tal jaren geleden schreef. De geschiedenis willen bekijken met een moderne bril, is al even gevaarlijk als ze volledig te willen uitleggen met hetgeen de rechtstreekse getuigen ervan gezien en verteld hebben. Ooggetuigen staan te dicht, wij te ver van het gebeuren en de waarheid ligt meestal halfweg tussen de twee gezichtspunten, vooral wanneer het gaat om instellingen, denkbeelden en tradities waarvan geen spoor meer in onze hedendaagse samenleving te ontwaren is, zodat wij ze moeilijk met onze hedendaagse mentaliteit kunnen begrijpen. In onze bijdragen over de moord op Jacob van Artevelde en over het treurig proces van Lieven Pijn, hebben wij kunnen vaststellen hoe diametraal verschillend van onze begrippen van gerecht en gerechtigheid de toenmalige zeden waren. Vandaag verwijlen wij andermaal in die troebele atmosfeer van veten en vendetta, met een moord- en procesgeschiedenis die op de tweesprong van Xllle en XIVe eeuw, geweldig ophef verwekte in de Gentse stede waar men nochtans in die jaren van geen kleintje vervaard was. Ferrand van Portugal had na een lange gevangenschap in Frankrijk zijn vrijheid slechts met de financiĂŤle hulp van de Gentse patriciĂŤrs kunnen afkopen in 1227 en om ze te belonen had hij het College der XXXIX ingesteld, een oligarchisch college waarvan de functies erfelijk waren en practisch elke controle van de stad en het volk uitsloot. Jarenlang bestuurden de XXXIX de stad met toewijding en onbaatzuchtigheid: orde en voorspoed heersten, de stad nam uitbreiding, handel en nijverheid bloeiden en Gent versterkte zijn leiderspositie in het graafschap. Na een halve eeuw onberispelijk beheer, kwamen de misbruiken: het patriciaat vergat de belangen van de massa om nog enkel zijn eigen belangen te dienen; kinderen en kleinkinderen van de eerste XXXIX zetelden in het bestuur, zonder enige kennis van stadsbeleid en met geen andere bedoeling dan het volk uit te buiten. Na de dood van gravin Joanna kwam het tot een hevig, overbiddelijk conflict tussen enerzijds de XXXIX die op de steun mochten rekenen van de Franse koning en anderzijds de graaf en het volk. Het is dit conflict dat men te dikwijls heeft laten doorgaan als een politiek conflict, maar dat in feite een sociaal karakter droeg en leiden zou tot de gemeentelijke autonomie, dat uitliep op de inval van de Franse legers in Vlaanderen en hun verpletterende nederlaag in de Guldensporenslag van 1302.

376


Men kent de strijd die geleverd werd op de Groeninger Kouter, want men heeft het ons aangeleerd op de schoolbanken, met of zonder snuifje romantiek; men kent doorgaans minder de troebele toestand welke in steden als Gent heerste in de jaren die de beruchte slag voorafgingen; er was niet enkel de strijd of rivaliteit tussen leliaards en klauwaards, er was ook en vooral de strijd op leven en dood tussen politieke tegenstrevers, tussen plaatselijke families, tussen vijanden die geen vrede kenden vooraleer zij de tegenstrever naar het graf hadden geholpen. Zo was het ook met de familie Borluut, niet het minst met de geduchte Jan Borluut, wiens naam zo dikwijls naar aanleiding van de Guldensporenslag werd vernoemd. Het is alom geweten dat Gent aan die slag geen deelnam, daar het patriciaat welke het roer in handen had, het volk kon bedwingen en zich aan de zijde schaarde van de Franse koning. Jan Borluut redde alsdan de eer door met 700 Krijgers het Vlaamse leger onder de muren van Kortrijk te vervoegen, net op tijd om aan de Guldensporenslag deel te nemen, waar Gwijde van Namen hem om zijn heldhaftig gedrag, op het slagveld zelve tot ridder sloeg, hem als leus gevende: Groeninghevelt! Groeninghevelt! Heldhaftig wasJan Borluut die dag geweest, een vechtersbaas was hij zijn levenlang geweest en zou het blijven tot de dag waarop hij vermoord werd, want iemand als Jan Borluut die het wapen hanteerde als dichters de ganzepen hanteren, kon enkel door het zwaard of degen van onze aardbol afscheid nemen. In de strijd tussen graaf, XXXIX en volk, die gedurende meer dan een kwart eeuw in Gent woedde, had de familie Borluut kordaat partij gekozen tegen de XXXIX, uit persoonlijke overtuiging wellicht, doch zeker ook wel omdat tussen haar en het geslacht van de Sint-Baafs, een andere aanzienlijke adellijke familie een oude, niet te verzoenen vete bestond, en dat die familie zich aan de zijde van de XXXIX had geschaard. Vandaag kunnen dergelijke geschillen nog worden bijgelegd of althans vredelievend worden opgelost. Op het einde van de XIII e eeuw, was zulks onmogelijk. Er kon hoogstens een tijdelijk bestand worden gevonden, tijdens hetwelk partijen gewoonlijk naar nieuwe en nog meer verraderlijke listen, hinderlagen, omkoperijen en aanslagen uitkeken. Ook tussen de geslachten van Sint-Baafs en Borluut moet kort voor 1290 een dergelijk bestand zijn ondertekend geworden, een verde zoals men zulks toen noemde. Welnu die verde woog Jan Borluut te zwaar. Op zekere dag gafhij Jan de Brune, een bloedverwant van Matbias van Sint-Baafs die een van de XXXIX was, een klinkende oorveeg, een "pac" zoals wij die kaakslag vereeuwigd vinden in een document uit die tijd. Dit stond gelijk met het verbreken van het bestand, en voor die lichte 377


I \i

Het BarJuutsteen op de Korenmarkt. Was in de 14e eeuw eigendom van de familie Borluut. In de loop der eeuwen onderging het talrijke wijzigingen en in het begin van de 20e eeuw was het uitgegroeid tot een hopeloze banale gevel. In 1933 werd het op een prachtige wijze in zijn oude luister hersteld door architect Frans Van Hove. Dat zou hier nu niet meer mogen wegens te "historiserend" en te weinig "hedendaags".


"verdebrake" werd Jan Borluut door 35 van de 39 schepenen veroordeeld tot een boete van I 00 pond, hetgeen een aanzienlijk bedrag was, en tot een verbanning uit Vlaanderen voor een duur van tien jaar. De straf was geweldig zwaar, in geen geval in overeenstemming met het bedreven kwaad, doch Mathias van Sint-Baafs zetelde in het College en dat legde veel, indien niet alles uit. Velen hadden zich noodgedwongen bij deze harde sententie neergelegd, een Jan Borluut kon het echter niet verkroppen, temeer dat een zijner familieleden, Petrus De Visscher, broeder van de abt van de Sint-Pietersabdij hem de raad gaf zich ogenblikkelijk te wreken. Borluut trommelde een dozijn knechten op en begaf zich naar de stadswijk van Sint-Baafs, toen nog zelfstandig en gescheiden van het territorium van Gent, met het duidelijk inzicht Mathias van Sint-Baafs eens duchtig af te ranselen, wat in die jaren betekende dat hij hem naar patres zou sturen. Mathias was afwezig doch een ander lid van de familie, Gilbertus, baljuw van de heerlijkheid van Sint-Baafs, was zo ongelukkig juist die nacht, aldaar door te brengen. Degen en dolk schitterden een paar ogenblikken in het maanlicht en toen Jan Borluut zich met zijn manschappen terugtrok, lag de baljuw morsdood in een bloedplas, terwijl een drietal andere leden of knechten van de Sint-Baafs' er erg aan toe waren, zo erg zelfs dat een hunner dra de geest gaf. Daags nadien trok Jan Borluut met groot triomf, en vergezeld van een aantal vrienden en familieleden, allen geduchte tegenstanders van de XXXIX, door de straten van Gent om voor de rechter te verschijnen. Voor de nieuwe verdebrake, de weigering zich neer te leggen bij de sententie van het college en subsidiair ook wel omdat hij een tweetal mensen had gedood, hetgeen in die jaren en met de zeden van die tijd nog zo erg niet was, werd Jan Borluut in 's Gravensteen, samen met zijn medeplichtigen veroordeeld tot eeuwige ballingschap. Het tweede proces was dus nog minder gunstig afgelopen, doch alles bij mekaar, trok Borluut zich nog handig uit de slag en kwam er tamelijk goedkoop van af, want in troebele tijden betekent een eeuwige verbanning niet veel: een kleine staatsgreep en de bannelingen van gisteren zijn de meesters van morgen. Dat wistJan Borluut en dat moesten ook zijne familieleden weten; het best ware dan ook geweest zich een tijdlang dood te zwijgen en op zekere afstand van het graafschap het verder verloop van de omstandigheden af te wachten. Een Borluut kon het moeilijk; wat had Jan met zijn degen, zijn zwaard en zijn dolk gedaan? Laten roesten en zelve als een eremijt gaan leven? Neen daarvoor waren de Borluuts niet ter wereld gekomen en zij zwoeren dat hun politieke tegenstrevers het duur zouden bekopen, d.w.z. met hun bloed. Veten werden in de Middeleeuwen gewoonlijk, men zou haast mogen schrij379


ven doodgewoon, beĂŤindigd en opgelost met een moord: men liep trouwens niet de godganse dag met een degen of een dolk aan zijn gordel om te paraderen of te pronken, en bij de minste gelegenheid trok men het lemmer uit de schede. Zo waren de zeden, indien niet de mode van die tijd! Maar wanneer partijen een tijdelijke vrede, een bestand hadden aangegaan of voor getuigen ondertekend en gezworen, was het verbreken van dat bestand duizend maal erger dan het van kant maken van zijn vijand in normale omstandigheden, zelfs in een hinderlaag: het leven van een mens woog pluimlicht doch een inbreuk op het gegeven woord, was wel het ergste dat men zich kon indenken. Jan Borluut wist het of had het kunnen weten indien de haat niet groter ware geweest dan elke andere beschouwing of zelfs zijn eergevoel. Politieke veten zijn nu eenmaal de gevaarlijksten, degenen waarop geen enkele zalf past. Een kaakslag of een dolksteek, het was om het even: in beide gevallen was het "verdebrake" en geen enkele rechter had het hem kunnen vergeven. Dat Borluut en zijn aanhangers daags na de eerste uitspraak recidiveerden met het gevolg dat ditmaal twee tegenstrevers er het leven bij inschoten, had normaliter de doodstraf van de schuldigen met zich moeten brengen. Wij weten niet hoe en waarom Borluut er met een levenslange verbanning uit Vlaanderen van afkwam, doch in elk geval mocht hij zich die dag de gelukkigste sterveling ter wereld achten, want hij had zijn kop en zijn leven gered. Het vertrek van Jan Borluut als banneling uit de Gentse stede kon echter de gemoederen geenszins tot bedaren brengen. Nu er bloed was vergoten geworden, was de vete nog scherper en bitsiger geworden. Petrus De Visscher, familielid van Borluut, die reeds in de aanslag op de baljuw van Sint-Baafs betrokken was geweest, was de eerste om het smeulend vuur terug aan te wakkeren. Hij liet immers door zijn handlangers een dienaar van de gebroeders Van den Kerchove, leden van het geslacht van Sint-Baafs vermoorden, waarschijnlijk ten teken van waarschuwing, om wel te bewijzen dat de tegenpartij niet mocht geloven dat de verbanning van Borluut een einde had kunnen stellen aan de politieke rivaliteit van deze twee aanzienlijke Gentse families. Kort nadien wordt, buiten de grenzen van het graafschap, een knecht van dezelfde gebroeders om het leven gebracht en de beschuldiging luidt dat Borluut de moord pleegde op aanstoken van Petrus De Visscher, die ten andere, enkele weken later in volle stadscentrum een nieuwe, afschuwelijke misdaad doet begaan, wanneer zijn handlangers een dienaar van de familie van Sint-Baafs aanvallen en hem gewoonweg de handen en de voeten afsnijden! Afgrijselijk? Ja, maar hoe kon het anders in een tijd toen de rechters soortgelijke straffen uitspraken en lieten uitvoeren en toen het volk naar het SintVeerlepJein als naar een spektakel toog om mensen in de ziedende olie te zien 380


sterven, zoals wij vandaag gemoedelijk naar het voetbalplein togen! Op dat ogenblik schijnt een bestand te zijn ingetreden, bestand dat ditmaal door de familie van Sint-Baafs zou worden verbroken: de ondervinding maakt de mensen wijzer en wellicht had de stam van de Sint-Baafs toch geleerd dat men zijn tegenstrever het best van kant maakt gedurende een bestand daar hij minder op zijn hoede is! Petrus De Visscher had het zo bont gemaakt dat hij vroeg of laat het slachtoffer moest worden van vergeldingsmaatregelen. Toen hij dan ook op zekere dag de Sint-Janskerk verliet na er een goddelijke dienst te hebben bijgewoond, wellicht niet om er zijn zonden te gaan biechten, werd hij in een hinderlaag gelokt door Matbias van Sint-Baafs en de gebroeders Van den Kerchove, die, dooreen talrijke schaar dienaars omringd, hun tegenstander en zijn lijfwacht onverwachts aanvielen. Petrus De Visscher verdedigde zich wanhopig, slaagde er zelfs in Willem Van den Kerchove emstig te kwetsen, doch hij moest uiteindelijk bezwijken, door twaalf dolksteken van Matbias van Sint-Baafs dodelijk getroffen. Verdebrake, moord, proces, het spelletje herbegon met thans de familie van SintBaafs in de rol van beschuldigde en het geslacht Borluut in die van de aanklager. Een proces! Dat kan nog erger zijn dan een moord, wanneer men voor een partijdige rechter moet verschijnen. Het proces Sint-Baafs contra Borluut en omgekeerd werd een sukkelstraatje daar elk jaar ongeveer de magistraten een andere gedaante en een andere politieke kleur hadden. De XXXIX hadden nu eens het roer stevig in handen, dan weer verloren zij elke controle of werden afgestraft, vervangen, beperkt wat hun macht betreft, zodat het ene tussenvonnis in die ingewikkelde zaak het vorige te niet deed. Men geraakte slechts over ĂŠĂŠn punt akkoord: Petrus De Visscher was vermoord geworden, en de moordenaars waren leden van de familie van Sint-Baafs. Dit vastleggen, was geen gemakkelijke taak geweest daar vele getuigen liefst niet verschenen uit vrees het lot van het slachtoffer te zullen ondergaan. Jaren waren nodig, en zelfs het advies van andere Vlaamse steden, om uit te maken dat de moord wel was gepleegd geworden tijdens het bestand. Wanneer al die tussengeschillen opgelost waren, moesten de moordenaars voor hun rechters verschijnen, doch voorzichtigheidshalve verschenen zij niet. Hoe zouden wij kunnen verschijnen, zeggen zij voor de nieuwe XXXIX in wie wij niet het minste vertrouwen hebben. Ten andere gans die zaak van de moord op Petrus De Visscher heeft geen zin meer, daar Jan Borluut inmiddels reeds een paar andere moorden op zijn geweten heeft, n.l. die van een kind en van Pieter Uten Bogaerde, oom van de gebroeders Van den Kerchove. Lost eerst die zaak op en dan zullen wij eens rustig gaan praten over die z.g. 381


moord op Petrus De Visscher, die geen moord maar een doodgewone wraak was. De rechters krabden zich eens in het haar en achter de oren, wat in de taal des tijds wil betekenen dat er nog een paar jaren voorbij gingen. Elf jaren na de moord op Petrus De Visscher viel eindelijk de uitspraak, maar inmiddels was er al heel wat gebeurd: Jan Borluut, hoofdpersonage van gans het voorval, was dood, zodat zijn erfgenamen werden veroordeeld... voor de kaakslag toegebracht aan Jan de Brune, de moord op de baljuw en de moord op Pieter Uten Bogaerde: boeten en bedevaarten. Soortgelijke straffen werden uitgesproken tegen de familie van Sint-Baafs, waar ook de erfgenamen het moesten ontgelden. Jan Borluut, schreven wij zoeven, was reeds gestorven op het ogenblik dat de uitspraak viel. Die legendarische figuur uit de Gentse geschiedenis had immers, toen de Franse koning ons land binnenviel en dat de Gentse stede, in de macht van de Fransgezinde XXXIX, de wapens niet opnam tegen de overweldiger met de overige Vlaamse steden, kordaat partij gekozen tegen het bestuur van zijn geboortestad en de Franse koning, en zich geschaard aan de zijde van de overige Vlaamse steden. Men weet dat hij door allerlei listen het Vlaamse leger bij Kortrijk kon vervoegen met, zo verhalen ons de kroniekschrijvers uit de tijd, zevenhonderd familieleden en vrienden. Het waren zovele politieke tegenstrevers van de XXXIX, bannelingen of slachtoffers van het college der XXXIX voor wie het uur van de weerwtaak was aangebroken. Zij streden als leeuwen en Jan Borluut verrichte wonderen van dapperheid en moed. Jan Borluut, rijkelijk begiftigd door de Dampierre's en Brugge, verscheen in gans Vlaanderen als de held van de slag, als een legendarische figuur, maar in Gent was de vete niet uitgestorven: er was te veel bloed gevloeid, er waren te vele slachtoffers gevallen in die jarenlange rivaliteit opdat de triomf van Jan Borluut zijn tegenstanders definitief het stilzwijgen zou kunnen opleggen. De haat was integendeel nog groter geworden: drie jaren na de Guldensporenslag werd Jan Borluut door de Mathyssen en de Van den Kerchove in een hinderlaag gelokt en door Eustachius Van den Kerchove neergeveld. Hij werd in de Augustijnenkerk begraven. Aldus viel Jan Borluut, de held van Groeninge, als laatste slachtoffer van een familiale en politieke vete die gedurende een kwart eeuw twee van de meest aanzienlijke Gentse geslachten in een strijd op leven en dood, in de stijl des tijds, elkander had zien uitmoorden. Pierre KLUYSKENS

382


GENTSE MAANDKALENDERVERZEN UIT DE VROEGE ZEVENTIENDE EEUW (slot) November I. Op Godts beylighen u hop' set Helpt de zielkens met u ghebedt, Sint' Hubrecht helpt de weijnaers stout, Jaghen en vanghen in het wout. 2. 't Wordt tijdt dat ghy provisie doet Van keersen, nu men vint te veel roet, Want sullen dieren voor ghewis, Soo haest Kersmis voor handen is. 3. Den milden Sinte Marten doet Spijs en dranek vinden (in) overvloet, Laet ons met hem zijn liberael, Tot d' arme lieden principael. 4. Sinte Lieven, patroon van Ghent, Heel Vlaander om sijn deught bekent, Wordt gheviert met solemniteyt, Tot de paters der Societeyt. 5. Coopt vry uwen menaigewijn, Als hy hier sal ghesonden zijn, Van Andresi en Argenteul, Van Fontenay ofte Vineul. 6. Met rijm, met smuyck, met snee, met wint, Den winter wat te vroegh beghint, Voor arme lieden, naeckt en bloot, Die in 't stroo slapen puer uyt noot. 7. 'T goedt vyer wordt nu ghepresen seer, Het trect en smaect hoe langhs hoe meer, 'T verrnaent somtijdts ghelaeft te zijn, Met huysbrouwbier oft goeden wijn.

383


8. De heyl' ghe Catharina maeght, Met reden ons traegheijt claeght, Wij slaepen liever onbelaen, Als vroegh na haren dienst te gaen.

lste str. St.-Hubertus (3 nov.), de patroon van de jagers of weijnaers; stout: moedig. De jagers kwamen met hun honden naar de St.-Hubertusmis om ze te laten belezen, d.i. zegenen I.

2de str. provisie: voorraad; roet: kaarsroet, dierlijk vet; dieren: duurder worden; voor ghewis: voorzeker, zonder twijfel.

3de str. St.-Martinus (11 nov.): als voorbereiding op Sint-Martensdag ging men van huis tot huis om hout, appelen, geld of etenswaren te krijgen (de spijs en dranek waarvan in de tekst sprake is). Het hout diende voor het vuur dat wegens de koude's avonds werd aangestoken, wat het begin van de winter aankondigde. Het feest van deze heilige werd verder gevierd met nog allerlei bijzondere gebruiken2.

4de str. De H. Livinus ( 12 nov.), patroon van Gent en van de schrijnwerkers, werd vereerd in de kerk van de paters jezuïeten die eeuwenlang een nauwe band met deze heilige hebben gehad3.

Sde str. De plaatsen van waar de te Gent gebruikte huiswijn afkomstig was, leveren problemen op. Andresi is mij alleen bekend als een klein Frans dorp in het departement Seine et Oise. Welke plaats in onze tekst bedoeld is, is onzeker. Argenteul, Argenteuil eveneens in dit Frans departement. Er zijn in Frankrijk verscheidene plaatsen die Fontenay heten. De meeste zijn onooglijke dorpjes. Misschien is hier Fontenayle Comte in de Vendée bedoeld. Vineul is wellicht in de "dép. de I'Inde" of in de Loir-et-Cher.

6de str. smuyck: nevel, mist (niet in Gents Wdb., wel bij Is. Teirlinck, Zuid-Oostvl. Idioticon). 384


7de str. trect en smaect: trekt aan, heeft aftrek en valt in de smaak; 'T vermaent: letterlijk: vermant, d.i. vermannelijkt, hier: verkloekt, versterkt.

8ste str. H. Catharina (25 nov.): over de gebruiken bij jonge meisjes en schoolkinderen ter gelegenheid van deze heilige, zie Celis. Deze heilige is de patrones van de naaisters die de gewoonte hadden op haar feestdag naar de mis te gaan, "waaronder ze St. Katrien om een man smeekten"4

December I . Dees rnaent beghint met den Advent, Duert dry weken oft daer ontrent. Godt laet ons die wel nemen waer, Om af (te) legghen ons schulden swaer. 2. Sinte Niclaes, den coopman rijck, Wie is in handel sijns ghelijck? Hij brenght de kinders goedt en ghelt, Die in de caef de schoenen stelt. 3. Het vereken wordt te vet in 't kot; 'T moet door de vleesstandt in den pot, Een sopken met de cnuyvingh goet, Smaeckt wel alsmer droogh cruijt in doet. 4. De sauciesen nu worden goedt, Een pont in u savoyen doet, En doet een vriendlijck aftken braen, Een goey kan biers te klotren staen. 5. Dus leeft men door de neerstigheyt In deught, in eer, in vreedsaemheyt, Men eet, men drinckt gherustelyck, Men dient, men danckt Godt dankbaerlyck. 6. Den leeghaert staeter op en siet, Vol ramp, vol rois en vol verdriet, Hy beclaeght deerlijck sijnen tijt Maer blijft in d' armoe met verwijt. 385


7. Laet ons met groot oodmoedigheijt, Gaen aenbidden sijn Majesteijt, Die in den stal gheboren leijt, Om alle sondaers saligheijt. 8. Looft, prijst en danckt Hem hooghlyc, Die onderhoudt soo mildelijck, Soo menigen boosen sondaer. En ons verleen een nieuwe jaer. Twelck ons magh zijn voorspoedelijck. Al onse wercken deughdelijck Ons hop' met liefde crachtelijck. 'T gheloove goedt en vastelijek 'T tichaem sterck en bequamelijck Om Godt te dienen meesterlijck, Ons ziel suyver en geestelijek Nu en hier namaels eeuwelijck.

lste str. Advent: de vierde zondag vóór Kerstmis, d.w.z. de zondag dichtst bij St.-Andries (30 nov.) begint de advent, de periode van dry weken oft daer ontrent waarin de kerk zich voorbereidt op Kerstmis. De liturgie van deze tijd legt de nadruk op boetvaardigheid en verlangen naar de komst van de Heer.

2de str. H. Nicolaas (6 dec.): de volwassenen vereren hem als patroon van verscheidene soorten kooplui, oude-kleerkopers, graanhandelaars, merseniers en winkeliers. Bovenal is hij natuurlijk de kindervriend. Wie zijn schoenen de avond te voren in de schoorsteen (de caej) stelt, vindt er 's anderendaags allerlei lekkers5.

3de str. vleesstandt: vleeskuip, cnuyvingh: soepvlees (?), het woord is mij niet van elders bekend.

4de str. aftken: bet. mij onbekend (het Hije-hs. heeft hajkier): wellicht corrupt voor haljhuer, halfuur; klotren: de gewone bet. is rammelen, wat in deze context niet past; de juiste bet. hier is onbekend. 386


6de str. leeghaert: leegloper, luiaard; rois: het Hije-hs. heeft ruijs, rumoer, lawaai. Deze maand besluit met een allusie op Kerstmis (in den stal gheboren) en een nieuwjaarswens. Na de gebruikelijke acht strofen voor december volgen er als toemaatje en afronding twee strofen die in de Almanak en in het Hije-hs. sterk verschillen. In de Almanak gaat de nieuwjaarswens uit str. 8 nog door, waarna enkele morele beschouwingen volgen. In het Hije-hs. echter luiden de strofen als volgt: Wat ist oock van ons leven hier, Anders niet als een sterven schier, Om eens te leven sonder endt, In groote vreught oft swaer torment. Laet ons dan, kinders, leven wel. Om wel te sterven de doot fel, Een beter leven is ons bereyt 't Welck duert tot in de eeuwigheijt. W.L. BRAEKMAN

NOTEN I. G. Celis, Volksk. Kalender, p. 292-294. 2. Idem, p. 299-302 en A. Ver Eist, Folk/. Tijdspiegel, p. 287-298. 3. G. Celis, Volksk. Kalender, p. 304. 4./dem, p. 307-308 en A. Ver Eist, Folk/. Tijdspiegel, p. 301-303. 5. G. Celis, Volksk. Kalender, p. 317-320.

387


'T GENTSCH SPANT DE KRUUNE Aanvullingen en bedenkingen "En ge keunt da spreke alle doage van de weke." (aanvulling) Natuurlijk weet ik wel dat in de titel "klappen schuunder" (want volkser) Gents zou zijn dan "spreken" maar zeg nu zelf: als rijmende titel klinkt "spreken" hier toch beter. Dichterlijke vrijheid, weet je wel... Dhr. Frans Saccasyn mailde mij het volgende rijmpje: tegen een kind dat "mee zijn tsjoeze ieveranst tegen gelupen es", zegt men : "Oesje mijn bollle! Een stuk van mijn fiole, Een stuk van mijn konijn, 't Zal morgen zondag zijn." Een variant op "Verbeke, de zondag gelijk in de weke" maar dan in vraagvorm, wordt ook toegepast op iemand die je tegenkomt en waarvan je niet gewoon bent hem opgekleed of "opgetsjenuiverd"te zien: "Ja, menier Verbeke, ...de zondag gelijk in de weke?" Het volgende is wel geen uitdrukking maar een liedje. Het wordt gezongen als persiflage op de opera. Het stuk komt ook voor op de CD ''Toreador, den opera es versmuurd" (Alora Music 912 024-2) uit 1994 van Koen Crucke & Guido Naessens" in "oh, yes den Engelsman" in de passage "'t meisse van meniervan Acken" (alhoewel in een lichtjes andere versie): Softetje die kost nie kakken, 't wildege nie zakken, Ze namd een purgoasse in En ze scheet nog min. De zondag ging zij noar de kirke, Heur purgoasse begost te wirken, Ze zong van och, Hiere, och, God, Mijn broek die ligt vol prot. Een volkse scabreusevariant zoals er ontelbare zijn, gemaakt door de habituĂŠs van 't kiekenskot Niet zo direct een muzikale bijdrage om op chique gelegenheden te zingen, maar toch heel geestig.

388


"De drei goaten" in de Tweebruggenst raat.

¡¡oe drei goaten,. in het Citadelpark.

389


Dhr. Guy De Martetaere zond mij in verband met de weekdagen nog een leuke Zuidafrikaanse uitdrukking in dezelfde weekendsfeer, die ik u niet wil onthouden: "Jou saterdag is langer dan jou sondag" Waarmee men daar bedoelt dat iemands onderrok uitsteekt.

"Keunde gij even goed klappen of dadde keunt tellen?" (aanvulling) Lezer Jacques De Rycke kroop ook in de pen en vulde onze reeks aan met wat volgt: - "'k zitte ('k rije) nuh uuk al op (mee) tram vijve (dreie, viere, zesse, zevene, ...)", gezegd van en vijftiger (dertiger, veertiger, zestiger, zeventiger, ... ) - "Tsjeef liep langst de stroate mee twieë plus dreië es vijve." Wordt gezegd van iemand die zwaar mankt. Zijn ene been is er twee lang, het andere drie. Het gescandeerd enkele malen herhalen van "twieë plus dreië es vijve" geeft het manken weer. - "'t es famielde van 't zevenendertigste (vijventseventigste) knoopsgat", zeer verre familie. - "'k goa da veur uh ne kier goan arrangeren aan honderd in d' ure", zeer vlug. - "In de zeven weken moeste wuider iederen dag noar de vroegmisse" de periode van de ultieme voorbereiding van de Plechtige Communie. - "Uit een virken vijf hespen snijen" : bedriegen. - "Ientsje es gientsje" en "Ge keunt nie op ien bien stoan": een consumptie is wel zeer weinig. En, Gentenaars kunnen ook in 't Frans tellen: - "z' es op heuren trente-et-un": syn.: "Op zijn elvendertig geklied zij. z'Hee heur koefferkliers aan": de kleren die tussen de mottebollen in de koffer bewaard worden voor de communie, een trouw of een begrafenis. Hier: ze heeft haar beste kle_ren aan. (L.L.C., p. 1470) - "soixante-neuf': een term uit het teerlingspel met de pietjesbak: deze worp maakt deel uit van de zgn. "kleine tritsen", te weten 6-6-5-4. "De rechtstaande schreven, soms meten of langen genoemd worden in drie delen, schreefkens of kleintjes geheten, verdeeld: dus een lange= drie kleintjes (-)"Bij soiante-neuf 390


mag men "twie schreefkes" vegen. (L.L.C. "Het Teerlingspel in Gent", p. 9, I 0) "Soixante-neuf' kan natuurlijk ook een sex-standje zijn ... - "'t es nen trente-sous" : syn. "'t es ne gruten eter, een eterke, nen balgvulder, ne smiebelirre, nen smirbalg, ne smirbuik, ne smirder, een smirpirre, ne smirpot, een smirvel, ne smirveugel, ne smirzak, ne smoefel, ne smoefelpot, ne sneukelirre, een sneukelnote, ne sneukelman, een sneukelmuile, een sneukelesse, ne sneukelpot, een sneukelkonte, ..." Vroeger was een eetmaal van 30 stuivers (trente sous) een zeer groot maal. (L.L.C., p. 1470): - '"t Es doar de brieë viertiene" :daar wordt zeer rijkelijk geleefd. Dhr. De Rycke stelt dat hij niet zeker weet of deze uitdrukking echt Gents is maar hij heeft ze wel in Gent weten gebruiken. -Wanneer de Gentenaar het heeft over "de drei goaten", dan bedoelt hij de rots in het Citadelpark in de Louis Minarddreef of nog: de doorgang onder de huizen tussen het Graaf van Vlaanderenplein aan het Zuid en de Tweebruggenstraat (fig.), op zichzelf ook al een straatnaam met een getal net zoals "Halfweg, Eendrachtstraat, Tweebekenstraat, Tweebunderstraat, Tweegatenbrug, Tweekapellenstraat, Tweekerkenstraat, Dobbelslot, Jozef II-straat, Driekoningenstraat, Drieleienstraat, Drieniasterstraat, Driepikkelstraat, Driezwaantjesstraat, Viergekroondenstraat, Vierhekkenstraat, Vierschaarlaan, Vierweegse, Vijtboekstraat, Vijfwindgatenstraat, Zes septemberlaan, Zevenbladstraat, Elf julistraat, Elf novemberstraat, Twaalfapostelenstraat, Twaalfkameren en Zestiengemeten. -"de drei Torekens" :de twee buitenste puntvormige torens en de middelste trapgevel: 't Rabot over de Lieve. -"de drei sleutelkes": de brouwerij op het einde van de Tichelrei aan het sleutelbrugsken aan de zijde van de Lange Steenstraat en de Grauwpoort. - "Ja, een koppel (een poar) van twieë" wordt er allachend gezegd. Een waarheid als een koe, "une vérité à La Palice". -"In de viertien billekes" :café (o.a. in het Patershol, maar er waren er zowat overal in het land) waar er zeven vrouwen (dochters) waren. - "'t es moar nen bakker (of een ander beroep) van dreië veur ne kluit": syn: "van thalverdreië donker": een zwak vakman. - "De paster preekt uuk gien twie kiëren (leest uuk gien twie missen) veur 't zelfste geld" : ik herhaal het geen twee keren. 391


- "Hij es tusschen vier planken g' eindigd" : in een doodskist. - "Diene vent es uuk nogal ne zeventiën" (zeventeen): een kniesoor. - "Hij voeld hem duust man stirk'' : zeer sterk. -"Me zijn mee ons getwiiën (- getwies),- gedreiën (- gedreis),- gevier(e)(s),gevijve (- gevijfs ), - gezesse,- gezevene. Van af acht wordt het: "mee ons achte, - negene, - tiene, enz ... noar de cinema geweest" : met twee, 3, 4, .•. samen. Volgend kinderliedje hoorde dhr. De Rycke nog op de speelplaats van de bewaarschool en dan nog meestal met een vrij zwaar Gents accent: "Un, deux, trois, quatre, cinq, six, sept, Violette, Violette. sept huit, neuf, madame Leboeuf. dix, onze, douze, madam me de kattepoeze." - "Lowie die zwiet" : alleen een Gentenaar kan dit zeggen voor Lodewijk XVIII (Louis dix-huit). In het Gents betekent het letterlijk: Louis die zweet. Lezer Paul Mauquoy bezorgde ons de twee laatste aanwinsten: -"Hij omthehw moar van tsnoens tot den twoalve ..": syn: "Hij omthehw moar van vandoage tot morgen, hij hee een huufd (-een memore) gelijk een stromijne": hij/zij kan nauwelijks iets onthouden, vergeet alles. - "zeven eens-en-half' of 0, 15 oude Belgische franken. Ge weet ons weune veur nog van dat... Eddy "den twiedekker" LEVIS

392


GENTSE MEMORIEDAGEN: 24-25-26-27 JUNI 24Juni 1507 Egidius Boele wordt aangesteld als 60e Abt van de St-Baafsabdij. Afkomstig van Dendermonde zou hij deze functie blijven uitoefenen tot aan zijn dood op 14April1517. Hij werd begraven in de Abdijkerk.

24Juni1796 De genaamde Maria Van Passche die in een openbare plechigheid de "Overwinning" mocht uitbeelden, weigert het kleed terug te geven welke ze in de stoet droeg. In de zitting van 24 Juni belast het stadsmagistraat de politiecommissaris Stassignon met de recuperatie van het kwestieus kleed welke "citoyenne Van Passche" wilde bewaren als eeuwig aandenken van hare vaderlandse gevoelens.

24Juni 1798 Dood van Marie-Christine. Zie "Ghendtsche Tydinghen"- 2001 - N° 4- p. 238.

24 Juni 1814 John Quincy Adams, de leider van de Amerikaanse delegatie bij de vredesonderhandelingen met Engeland, komt hier aan om 4 uur in de namiddag en stapt af in het "Hotel des Pays-Bas" op de Kouter. Het is pas meer dan een half jaar later dat hij uit Gent zou vertrekken, namelijk op 26 Januari 1815.

24Juni 1818 Aan de Universiteit wordt het eerste diploma van Doctor in de Geneeskunde uitgereikt aan Jozef Lieven Boddaert. De 25-jarige Boddaert had een proefschrift verdedigd over Hepatitis. Hij werd later Hoofdgeneesheer van de Bijloke. Dood in 1866.

24Juni 1836 Dood van Kanunnik Pierre Joseph Triest. Zie ook "Ghendtsche Tydinghen" - 1996 - N° 4 - pp. 170-181. 393


24 Juni 1843 Opening van de eerste Gentse Feesten. Op 18 Maart had de Gemeenteraad beslistjaarlijks gemeentefeesten in te richten. In de 18e eeuw had iedere parochie haar eigen kermis die 14 dagen duurde. De serie werd geopend met de St-Baafskermis in Juli en besloten met de StJ acobskermis in Oktober. Jozef 11 had wel eens geprobeerd daar verandering in te brengen, maar dat was hem zeer slecht bekomen. Onder de Fransen bestond het systeem van de patriotische feesten die verplicht waren, wat meteen alle plezier wegnam. Na hun vertrek kwam geleidelijk het oud systeem weer in voege en iemand die alle kermissen wilde vieren had daarvoor ieder jaar 4 maanden nodig. Vandaar het besluit van de Gemeenteraad. De eerste Gentse Feesten werden een weergaloos succes. De Stad had overigens op geen cent gezien en de zaken groots opgevat. Duizenden mensen wilden getuigen zijn van de paardenkoersen, de wedstrijden, de bals, de volksspelen. 50.000 mensen verdrongen zich op de Coupure om getuige te zijn van het monstervuurwerk. Er werd gedanst in alle herbergen en op alle pleinen. Dit eerste feest werd een dusdanig succes dat men er geen behoefte aan voelde veel aan het programma te veranderen. Vaste programmapunten werden de paardenkoersen, het vuurwerk, de diverse volksspelen, het volksbal op de Kouter en, bij het sluiten van de feesten, het concert van de kulderkens op de Koommarkt. EĂŠn van de hoogtepunten was ongetwijfeld het bal op de Kouter. Daar veel werkmensen destijds nog klompen droegen werd dit bal bekend onder de naam "Kloefkesbal". Een festiviteit die duurde tot in de vroege morgenuren. Tot in 1911 werd de Kouter verlicht door tussen de bomen opgehangen olielampjes. Een toverachtig zicht, maar niet volledig zonder nadelen, want bij winderig weer moest gij er niet in verschieten een klets warme olie in uw nek te krijgen. Wij laten nog even een volksdichter aan het woord in verband met de zwemfeesten: "Er wordt gezwomme in de Leie ..

En uuk daorbij veur het effect.. Draoge z' al majoos in zwarte zije .. Maor de clou die wordt er gezeid .. Zijn duikers naor vuile talluure .. Ze sprijngen er in 't waoter wit als krijt.. In komend' er uit zuu zwart als mĂťure." 394


In de loop der jaren zijn de feesten sterk geëvolueerd. Aanvankelijk was het een feest voor de Gentenaars. Men trok naar de feesten en kon geen straat ver gaan of men kwam vrienden en kennissen tegen, iets wat de feestvreugde verhoogde. Vandaag wordt dit bijna een zeldzaamheid en men hoort meer andere talen en dialecten spreken dan Gents. Van de klassieke volksspelen is niets overgebleven en oudere Gentenaars zullen wellicht betreuren dat de traditionele Gentse Feesten uitgegroeid zijn tot "Feesten in Gent".

24Juni 1846 Dood van Jan Frans Willems. Zie "Ghendtsche Tydinghen"- 2003- N° 5.

24Juni 1862 Huwelijk van Auguste Kekulé met Stéphanie Drory. Zie "Ghendtsche Tydinghen"- 1983- N° 6- p. 327.

25Juni 1468 Aankomst te Sluis van de Engelse vloot met aan boord Margareta van York. Zij zal op 3 Juli in het huwelijk treden met Karel de Stoute. Zie ook "Ghendtsche Tydinghen"- 2000- N° 4- pp. 260-261.

25Juni 1596 Intrede te Gent van Aartshertog Albrecht van Oostenrijk. Op 11 Februari was hij benoemd geweest tot Gouverneur-Generaal der Nederlanden. Hij trouwde met Isabella, de dochter van Filips II, op 18 Aprill599. Kardinaal sedert zijn 18 jaar en Bisschop van Toledo zonder ooit tot priester gewijd te zijn geweest. Zijn militaire opleiding die bestuurd werd door Al va maakte van hem een goede generaal. Geboren in 1559 stierf hij op 13 Juli 1621.

25Juni 1776 Geboorte van Bemard De Pauw. Hij was aanvankelijk bediende bij de firma Wwe Bauweos en Zonen. Hij trouwde met de zuster van Lieven Bauweos Sophie. Samen met zijn schoonbroer stichtte hij in 1804 een kaardenfabriek in het huis N° I 0 in de Lange Violettenstraat In 1954 werd daar trouwens een gedenkplaat aangebracht. 395


Hij werd Directeur van de fabriek van Lieven Bauwens in het gewezen klooster van de Chartreuzen. Hij stichtte voor eigen rekening een bescheiden leerlooierij in de Vijfwindgatenstraat die vlug tot bloei kwam. Hij was lid van de Vrijmetselaarsloge "La Félicité Bienfaisante". Hij stierf op 27 April 1837. 25 Juni 1817 Benoeming van Baron de Keverberg de Casset tot Gouverneur van Oost-Vlaanderen. In 1818 trouwde hij in Brugge met Mary Lodge. Het jonge koppel werd feestelijk in Gent ontvangen op 22 April 1818 en op 5 Mei werd hen een feestmaal aangeboden in de Troonzaal van het Stadhuis. Er waren 600 genodigden. 25 Juni 1827 De "Compagnie des messagenes royales de Busso et Cie" verzekert voortaan het vervoer van personen van Amsterdam naar Parijs over Gent. De prijs voor de reis Gent-Parijs schommelt tussen 13 en 24 fr. 25 Juni 1961 Onthulling in het BijJokehofje van een monument ter nagedachtenis van Kanunnik Triest. 25 Juni 1970 Dood in de Bijloke van Sidonie Van Larebeke. Sidonie Van Larebeke? Wie mag dat wel zijn? Wel, niet meer of niet minder dan Hélène Maréchal. Ze werd geboren te St-Amandsberg op St-Sylvester van het jaar 1893 als dochter van een borstelmaker en van een "achterwaorsterigge", anders gezegd voor nietGentenaars: een vroedvrouw. Was het wegens een soort beroepsmisvorming van haar moeder -wij weten het niet- maar zij kwam uit een gezin van 16 kinderen. Van jongsaf was haar droom: toneelspeelster worden. Dit verlangen kon niet rekenen op bijster veel sympathie vanwege Moeder Van Larebeke die categoriek verklaarde: "Al wie op het theater terechtkomt deugt niet." Maar ja, hou maar een jong meisje tegen dat weet wat ze wil. Op haar 15e speelt ze in een kindertroep allerlei sprookjes, maar één jaar later belandt ze reeds in de hogere afdeling en "Klein Duimpje" en "Roodkapje" worden vervangen door "De Familie Klepkens" en "Aangebrande Hutsepot". 396


Gedurende de Eerste Wereldoorlog wordt ze opgemerkt door de Gentse revueschrijver Jules Baert en ze mag optreden in de ..Minard". Enkele jaren na de oorlog gaat ze zich aanbieden bij Henri Van Daele. Deze bekeek haar eens en zei: ..Awèl, ge ziet er precies gîen kalle uit, 'k zal ne kîer mee eu probeere." Als lid van de troep moest haar naam natuurlijk op de affiches komen en Henri vroeg haar hoe zij heette: Sidonie Van Larebeke! Henri viel bijna van zijne stoel en zei: ..Maor, mijn braof schaop, mee ezuu ne naome op mijn affich', zallek nûunt 'nen meins in mijn zaole hèn." Beiden zochten een goedklinkende Franse naam en na korte tijd kwam ..Hélène Maréchal" uit de bus. Van Daele had een gelukkige keuze gedaan, ze werd een van de hoofdfiguren van zijn troep en oude Gentenaars zullen met veel plezier aan haar terugdenken als ..Iefer Spîekaort" uit "Toone hee 't miljoen", de dove .. Iefer Citroen" uit ..Ne Vieze Apotheker", "Zénobie van Bachte de Kupe" uit ..Villa Patat" en zo veel anderen meer. Gedurende de Tweede Wereldoorlog trad zij op bij Romaio Decooinek in stukken zoals ..Past op de Velodieven" en ..Zeg hedde gij uuk al petaoters?" Een van haar typische karaktertrekken mogen wij niet vergeten, namelijk haar veelvuldig en onbaatzuchtig optreden voor de armen, de wezen, de zieken, ook lang na het afsluiten van haar 40-jarige toneelcarrière. Hoeveel plezier heeft zij niet gebracht in de ziekenzalen van het Vlaamse land? Aan de gevel van het huisje dat zij bewoonde in het oud-Begijnhof werd -zeer verdiend- een gedenkplaat aangebracht. Ze werd gecremeerd in Ukkel op 30 Juni en haar as werd verspreid te Velsen in Holland.

26Juni 1427 Paus Martinus V keurt de oprichting goed van een klooster van St-Cl ara in Gent.

26Juni 1784 Jozef II verbiedt het begraven in de kerken en op de er rondliggende kerkhoven. Dit gebeurde uit hygiënische overwegingen. Hij deed 3 kerkhoven aanleggen bij de stadspoorten: aan de Heuvelpoort (bestaat nog), aan de Dampoort (nu verdwenen) en aan de Brugse Poort, eveneens verdwenen bij de aanleg van de De SmetstraaL

26Juni 1794 De Fransen onder de leiding van Generaal Jourdan winnen de Slag van Fleurus. Daarmee waren wij vertrokken voor de 2e Franse bezetting. 397


26Juni 1794 De schatten van het Gulden Vlies worden overgebracht naar Wenen. Zij berusten er nu nog in de "Schatzkammer". De Orde van het Gulden Vlies werd gesticht te Brugge door Filips de Goede ter gelegenheid van zijn huwelijk met lsabella van Portugal. Dit gebeurde in 1430. Het hoofddoel van de Orde was de verering van God en de verdediging van de christelijke godsdienst. Daaraan herinnert het grafschrift van de hertog te Dijon: "Pour maintenir I' Eglise qui est de Dieu maison J'ai mis sur Ie noble Ordre qu• on nomme la Toison." De Orde kwam in Kapittel bijeen wanneer de Bourgondische hertog wereldbekendheid wilde geven aan diegenen die hij als de waardigste, de moedigste en de meest toegewijde onderscheidde. Dit ging gepaard met feestelijkheden en ceremonieën, godsdienstplechtigheden en tournooien, met vriendschappelijke ontmoetingen en politieke bijeenkomsten. Het eerste kapittel van de Orde ging door te Rijsel op 22 November 1431. Hij benoemde er de eerste 24 ridders. Op die bijeenkomst werden de 66 artikels van de statuten afgekondigd. Artikel 1 bepaalde het aantal ridders dat beperkt was tot 31. Keizer Karel maakte er 51 van en Filips 11, 61. Van deze kapittels werden er 2 in Gent gehouden: het 7e gehouden door Filips de Goede in 1445 en het 23e gehouden door Filips 11 in 1559. Zie ook: "Ghendtsche Tydinghen"- 1990- N°3- pp. 147-149 en N°4- pp. 182193 en 1997- N°5- pp. 242-251.

26 Juni 1848 Inhuldiging van het mausoleum van Jan Frans Willems op het Campo Santo.

26Juni 1852 Het beeld van Willem Geefs (de zogenaamde Maagd van Gent) wordt geplaatst op het fronton van de Zuidstatie. Na de atbraak van het station in 1931 kwam het beeld terecht in de lokalen van de Stadsreinigingsdienst op de St-Lievenslaan. Wanneer deze dienst verhuisde naar de Staakskensstraat in 1952 werd het beeld overgebracht naar de kelders van het Floraiiapaleis. Het is onwaarschijnlijk dat dit beeld de Maagd van Gent zou voorstellen. Wellicht is het de voorstelling van "La Belgique".

398


26Juni 1865 Door de studenten wordt aan Professor Burggraeve zijn borstbeeld overhandigd. Het werd gemaakt door Antoon Van Eenaeme. 's Avonds brachten de studenten een serenade aan hun hoogleraar. Voorafgegaan door de muziek van de "Verenigde Artiesten", stapten zij op per 2; omringd door een rij commissionarissen die een 100-tal fakkels droegen. Waarom die hulde aan Professor Burggraeve? Het was zo maar niet omdat hij 63 jaar geworden was, maar wegens zijn grote verdienste op medisch en sociaal gebied. Deze geneesheer-chirurg was ook stadsgeneesheer. De dagelijkse confrontatie met het arbeidersleed in het BijJokehospitaal zette er hem toe aan een kruistocht te beginnen voor een gezonde stad. Een groot deel van de arbeidersklasse leefde in overbevolkte krotwoningen in de talrijke beluiken. In die tijd waren ongeveer een kwart van de Gentse woningen gelegen in beluiken. Het verband tussen de ongelooflijk onhygiënische leefomstandigheden en de steeds terugkerende epidemieën was voor iedereen duidelijk die niet het hoofd wenste af te wenden van de realiteit. Dit vaststellen is goed, maar proberen er iets aan te doen is nog veel beter. En dat deed Professor Burggraeve. In 1866 stelde hij een globaal saneringsplan op: "Projet d' assainissement et d' embelissement de la ville de Gand". Hij ontwierp brede assen en pleinen in die wijken die het ergst getroffen waren door de beluikenconcentratie, zoals Batavia, Overschelde en het Meerhem. Hij wilde de verstikkende steegjes (waar wij nu nog nauwelijks een idee van hebben) opentrekken en voorzien van licht en lucht. Maar het stadsbestuur was niet bijzonder geïnteresseerd in zijn plannen en het zou· nog een 20-tal jaren duren vooraleer men begon met een saneringspolitiek. Heel zijn leven heeft Burggraeve geijverd voor de verbetering van het lot der arbeiders en de allereerste sociale bouwmaatschappij kwam er in Gent op zijn initiatief in 1851. Op medisch gebied publiceerde hij talrijke werken, o.a. over Vesalius in 1841, Guislain in 1867, Jenner in 1875, Hippocrates in 1881. Vanaf 1858 tot 1881 was hij gemeenteraadslid. Professor Burggraeve woonde op de Ajuinlei en het is misschien het vermelden waard dat hij aanwezig was toen in 1839 de allereerste foto van een Gents stadsgezicht gemaakt werd, namelijk een zicht op de Predikheren lei, genomen vanuit het huis van een van zijn buren. Professor Adolphe Burggraeve die hier geboren werd op 8 Oktober 1806 overleed op 96-jarige leeftijd op 10 Januari 1902. Waaruit nogmaals blijkt dat men niet doodgaat van te werken. 399


26 Juni 1931 Dood van de Gentse blinde componiste Irène Fuerison. Zie "Ghendtsche Tydinghen"- 2000- N°l - pp. 38-41.

26Juni 1974 Dood van de kunstschilder Evarist De Buck. Hij werd geboren te St-Amandsberg op 2 Januari 1892. Hij studeerde aan de Academie onder George Minne, Jean Delvin, Jules Van Biesbroeck Sr. en Constant Montald. Gedurende de Eerste Wereldoorlog ging hij in Latem wonen, maar na de oorlog kwam hij zich vestigen in de H. Hartstraat in St-Amandsberg. In 1927 keerde hij definitief terug naar Latem.

27 Juni 824 Dirk, Bisschop van Kamerijk en Eginhard, Abt van de St-Baafsabdij ontgraven het gebeente van St-Lieven en leggen het in een relikwiekast

27 Juni 1580 Adriaan Damman, Rector van de Calvinistische Universiteit, zit de openingsplechtigheid voor van de nieuwe Universiteit in het nieuw auditorium van het Predikherenklooster.

27 Juni 1681 Marcus ab Aviano zegent duizenden mensen die toegestroomd zijn op de Vrij dagmarkt. Deze Italiaanse Capucijn en wonderdoener werd geboren in 1631 nabij Venetië. Hij stond bekend als een buitengewone prediker en hij moet zeker in de gratie van zijn oversten gestaan hebben, want Paus Innocentius XI verleende hem de toestemming om in zijn naam de apostolische zegen te geven. Waard' Aviano ook verscheen, Duitsland, Zwitserland, Italië, overallokte zijn aanwezigheid massa's volk. Maar een recordtoeloop werd genoteerd in Gent. Een kroniekschrijver uit die tijd noteerde: '"t Is tegenwoordigh eenen man inde vijftigh jaren, zeer minnelyck in zijn wezen, staende altijdt met neergeslagen oogen ende een verheven herte tot Godt." Met zijn kalen schedel en zijn weeldengen baard was het een figuur die tot de verbeelding sprak van dezen -en zij vormden een grote meerderheid- die geloofden dat hij mirakelen kon verrichten. Hij was afgestapt in het Capucijnenktooster waar men de ingangspoort had 400


moeten versterken om de menigte op afstand te houden. Alle kerken van de stad bleven dag en nacht open, de winkels waren gesloten en niemand trok naar zijn werk. Het grappige was dat de pater zich slechts in het Italiaans kon uitdrukken en dat niemand een woord verstond van zijn preek. Toen hij een laatste maal op de Vrijdagmarkt verscheen om zijn zegen te geven - iets waar hij zeer kwistig mee omsprong- verdrong zich een enorme menigte rond het verhoog dat men speciaal opgetimmerd had. "Volcke als noch oyt te voren was verschenen". Een groot stuk Vlaanderen was trouwens naar Gent afgezakt. Onder de hysterische massa bevonden zich zieken op hun bed, mensen die zich voortsleepten op krukken, kermende vrouwen. Na de zegening kwamen genezen zieken 133 krukken, 40 breukbanden en tal van andere voorwerpen naar het Capucijnenktooster brengen. Sceptici -die bestonden toen ook reeds- namen die krukkentheorie met een korreltje zout, want vuile tongen hebben altijd bestaan, "een kettersche pen, jae stouter in het drucken, lacht en ghevet uyt dat de verlaten krukken tot een groot oncost syn, want die weer quamen thuys, mosten nieuwe koopen." Er werd gezegd dat 40.000 tot 50.000 mensen kwamen luisteren in de StBaafskerk. Sommigen citeerden zelfs het cijfer 80.000, maar dat is natuurlijk schromelijk overdreven, want zo veel mensen krijgt men niet in onze kathedraal. Vraag het maar eens aan de organisatoren van het Festival van Vlaanderen, zij hebben het ook eens geprobeerd, maar het ging niet. Marcus ab Aviano overleed te Wenen op 13 Augustus 1699. 27 Juni 1774

Geboorte te Gent van Jan-Frans de Laval. Hij was gedurende 35 jaar letterzetter en zou dit waarschijnlijk nog langer gebleven zijn ware het niet dat hij zijn werkzaamheden moest stoppen omdat hij blind werd. Hij had een zeer grote interesse voor de geschiedenis van zijn geboortestad en hij hield zich gedurende vele jaren bezig met het afschrijven van oude documenten en kronieken over Gent. In 1814 was hij stadsbibliothecaris en in 1818 werd hij onderbibliothecaris aan de Universiteitsbibliotheek. In deze bibliotheek wordt nog een manuscript van hem bewaard, getiteld "Dag-aenteekeninge of kronijke van het voorgevallene binnen de stad Gend van 1 November 1813 tot 24 Maart 1820". Dit verslag van een ooggetuige in een periode dat ons land regimewisselingen onderging is nog altijd interessant materiaal voor vorsers. Het was op zijn initiatief dat de letterzetters, drukkers en boekbinders in 1806 een onderstandskas stichtten, genaamd "De Borze". Zie daarover "Ghendtsche Tydinghen"- 2001 - N°3- pp. 177-178. 401


27 Juni 1810 Bij Keizerlijk decreet wordt de stad Gent in bezit gesteld van een aantal gebouwen als het militair hospitaal, het klooster van Ste-Agnete, een deel van het Jezuïetenklooster in de Volderstraat en van de St-Pietersabdij. 27 Juni 1847 Vlaams-Duits zangfestival. Ook nog op 28 Juni. Deze federatie werd gesticht onder impuls van de Melomanen. De eerste manifestatie vond plaats in Brussel in 1845. In 1846 was er een groot zangfeest in Keulen. Prudens Van Duyse en Hendrik Conscience waren aanwezig. Een jaar later was het de beurt aan Gent. De manifestatie ging door in de "Salie des Pas Perdus" van het Paleis van Justitie onder voorzitterschap van Prudens Van Duyse. Namen er aan deel: 41 Duitse zangverenigingen met 529 uitvoerders en 50 Vlaamse en Waalse maatschappijen met 950 uitvoerders. Eén der aanwezigen was de Duitse componist Ludwig Spohr. 27 Juni 1847 Opening van de "Minard" met "Brigitta", een zangspel van VanPeeneen Miry. Opvoerders: Broedermin en Taelijver. Onder daverend gejuich werden Van Peene en Miry voor het voetlicht geroepen. Zij vormden met Minard zèlf de helden van deze belangrijke avond. In 1848 vervoegden de "Fonteinisten" de nieuwe schouwburg. Als 3e belangrijk Vlaams gezelschap zien wij in 1865 het "Nationaal Toneel van Oost-Vlaanderen" optreden. De "Minard" herbergde niet alleen Vlaamse gezelschappen, ook talrijke franstalige groepen kwamen er voorstellingen geven. In 1905 werd het gas vervangen door elektriciteit, er kwam centrale verwarming, een ijzeren gordijn en een blusinstallatie. De zaal beschikte vroeger over een afzonderlijke ingang voor de goedkoopste plaatsen. De zaal werd in 1901 hernieuwd volgens plans van Jules Ledoux. De zaal werd in 1989 aangekocht door de Stad en dat was geen goede zaak want een zogenaamde "restauratie" vernielde het intiem karakter van deze "bonbonnière". 27 Juni 1948 Onthulling van het standbeeld van Eedje Anseele.

402


27 Juni 1982 Dood van Gu st De Muy nck . Hij werd geboren in 1893 in de Groendreef als zoon van een kolenhandelaar. Met zijn broer Lievin vo lgde hij turnlessen in het "Geluk in 't Werk". Zijn ouders verh ui sden naar de Lammerstraat waar ze een viswi nkel openden . Hij en zij n broer voelden zich meer aangetrokken door het circus leven. Hij trad voor de eerste maal op toen hij 16 jaar was. Na 191 8 stichtte hij met zijn broer een eigen circus. Hij was Directeur van de "Nieuwe Circ" van 1935 tot Gustaar De Muynck ( 1893-1982) 1939. Op I 0 Mei 1940 stond zijn circus op de Markt te Lokeren toen het getroffen werd door een Duitse luchtaanval. In 1944 gingen de broers uiteen, maar hij herpakte zich na de oorlog. Hij bracht 52 jaar door in het circus leven, maar in 1961 ging hij failliet.

27 Juni 1997 Onthulling van het standbeeld van Romain Deconinck. Hugo COLLUMBIEN

403


Puzzel2003 Amaai, ne kwies, niets aan de hand zou men zeggen. Door die indices op G.T. het werk van De Potter, dat E-mailgedoe, enz. is dat geen gemakkelijke opgave meer. Met de druk van de redacteur dat de puzzel tegen een bepaalde tijd moet klaar zijn, wordt dit een echt slavenwerk. Ik draag de puzzel van dit jaar dan ook op aan een Gentse slavendrijver. Het hoofdpersonage die we deze keer zoeken, was goed begonnen. Als kind ging hij braaf naar school bij de paterkens in de Volderstraat Later werd hij slavenkapitein over een negercargo van Nantes en Roehelse rederijen (1763-1775). In Cabina laadde hij het Afrikaanse zwarte ivoor op en verkocht de negerkensin Cap-Franรงais op de Antillen. Met dat geld kocht hij koloniale waren voor Europa. En als beloning werd deze later genaturaliseerde Franse slavenkapitein en kaper, die trouwens ook nog schatrijk was, in de adelstand verheven. We zoeken de familienaam van deze beruchte Gentenaar, die vals beschuldigd van terreur overleed in 1793 te Nantes. 1) Alhoewel we reeds onze hoofdvraag hebben, voelen we nog steeds die druk. Gentenaars kennen dit gevoel reeds veel langer. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de oudst bekende Belgische drukker, de leraar van Dirk Martens, een Gentenaar was. Van zijn voornaam vragen we de vierde letter. 2) Als ik zou kunnen, zou ik zo wegvluchten om te ontsnappen aan de stress van deze kwies. Ik zou dan ook eerst bij de cartograaf gaan die de oudst bewaarde kaart van Vlaanderen (1538) vervaardigde. Van zijn voornaam wens ik de tweede letter te kennen. 3) Tijdens mijn vlucht zou ik aan de Arteveldestad herinnerd worden. Tal van kunstwerken uit Gent ontmoet ik elders, zoals in Antwerpen die mooie calvarie uit de verzameling van de Gentse professor Jan Van Rotterdam. Dit schilderij werd eertijds beschouwd als het eerste schilderij van een Italiaans kunstenaar (+ 1479) dat met olieverf (lees: olieglacis) geschilderd werd. Het werd vervaardigd nadat de auteur ervan, van wie wij de eerste letter van zijn voornaam vragen, een bezoek had gebracht aan het atelier van Van Eyck. Het plezante is dat deze kunstenaar nooit in onze streken vertoefd heeft! 4) Het museum te Brussel bewaard tal van schilderijen die afkomstig zijn uit het huis van Saceghem, o.a een jachttafereel van een Nederlandse meester (+ 1668). Kent u de negende letter van de auteur zijn familienaam? 5) Ook in het buitenland vertoeven talrijke kunstwerken van Gentse origine. Het museum te Boedapest bewaart uit de verzameling van Jean Baptist Dubois een prachtig landschap met een voorname familie en een burcht, die door 404


Descamps nog in Gent werd bewonderd. Opnieuw vragen we de derde letter van de voornaam van deze auteur (+ 1690). 6) Sommige landen vergaten onze kunstwerken weer te geven. Een duidelijk voorbeeld hiervan is Frankrijk. Het Rijsels museum bewaart een H.MariaMagdalena in Vervoering uit de Gentse Minderbroederkerk van een beroemd kunstenaar, van wie we de vijfde letter van zijn familienaam graag lezen. 7) Toch zou ik niet graag in de voetsporen treden van deze Gentse edelman die vanuit Palestina ( 1481) ook nog een deel van Azië en Noord-Afrika bezocht. In 1936 werd zijn reisverslag herwerkt en uitgegeven onder de titel "Voyage naar den Lande van Belofte". Van deze reiziger vragen we de laatste letter van zijn familienaam. 8) Onze eigen stad is ook mooi en dat wist reeds de latere president van de Verenigde Staten toen hij in 1814 in de Arteveldestad verbleef. Kent U ook de laatste letter van zijn familienaam? 9) Onze stad is eigenlijk zeer mooi, maar we zien het nog amper omdat we er alle dagen mee geconfronteerd worden. Onlangs nog vestigde zich een wereldberoemd Amerikaans kunstenaar ( 0 1945) zich hier in onze stede. Deze mijnheer definieerde zijn conceptueel werk als een analytisch onderzoek naar de grondslagen van het begrip kunst. Zijn onderzoekingen werden gepubliceerd in Art-Language. We vragen niet alle letters van deze conceptueel enkel de vijfde van zijn familienaam is voldoende. 10) Nu dat mijnekwies bijna afgelopen is, ben ik blij en ga ik een liedje zingen. Natuurlijk van Gentenaars. Deze wonnen in 1965 de derde plaats van de Ontdek-de-sterwedstrijd. Zij brengen (het zijn Gentenaars!) protestsongs. We vragen naar de achternaam van het vrouwelijk lid en meer bepaald de derde letter ervan. Nu dat U alle letterkeus (of een deel er van) gevonden hebt, stuurt u de antwoorden en ook de gezochte slavendrijver vóór 1 januari 2004 op naar het welluidende redactieadres: Lijnmolenstraat 149, 9040 Gent. Verder wens ik U een fijn en gezellig eindejaar en tot de volgende keer. De QUIZMASTER

405


BESCHERMLEDEN 2003 Edmond Cocquyt (130,00) Piet Van Eeckhout (125,00) Prof. Dr. Guy Schrans ( 100,00) Michel Kalmar ( 100,00) Jacques Verroeuien (50,00) Philippe Hebbelynck (50,00) Jean Walraedt (50,00) Willy Van Mossevelde (50,00) Guy Versmessen (50,00) Pierre Plum (40,00) André De Somville (40,00) Eric Van de Putte (40,00) Dr. Roland Marlier (37, 18) Jacqueline De Reuse (35,00) Dr. Hubert Van Hoorde (30,00) Freddy Van Vlaenderen (30,00) Maria Verdonck (30,00) Michel Noppe (30,00) Huguette Mast (30,00) Sylvester Serlippens (25, 15) Willy Steyaert Dr. André Maenhout Gaston Poelman Cecile Nevejans Roger Dekeyser Maria Van Quickelberge André Van Wynsberghe Bernard Hebbelynck Paul Hebbelynck Prof. em. Dr. Kamiel Van Acker Jean-Pierre Boone PaulMauquoy Philippe Proost Mw Baete-Raman D. Leon Marteos Adolf Bucqué Pierre Uytterhaegen Prof. Dr. Eric Van de Velde Guy Beyaert

Franciscus Simons André Depoorter Edgard Praet Herman Delaunois Jean Peeters Fernand Verheggen Cesar Block Jean Steenbrugge Ir. A. J. Impeos Luc Glibert Jan De Vleesschouwer Dr. Philippe Verjans Katia De Geyter Guy Baert Louis Comhaire Michel Driege André Mortier John Van Schil Bernard Claeys Jean Broekaert Frank Meert Marc Coucke Hilde De Grez Jean-Paul Marchal Dr. Noël Goossens Marcel Van Lancker Joseph Roosen André De Cuyper Marc Claeys Bernard Cruyt Guido Van Renterghem Alice Dynoodt Christian Scheiris Jéröme Moortgat Freddy Durinck Nicole Verschoore André Peroot Jean Hertrand Louis Daens 406


Z.E.H. André Thoonen Willy De Vogelaere Dr. Guido Demeulenaere P. Roovers Mw Van der Stock-De Blauwe M. Eugène Vanderstraeten Rudy Vanhollebeke Pierre Hebbelynck Felix Waldack AlbertYlen

Lucien Detemmerman Jacques Huys Marc Waermoes Julia Van Gheluwe Robert De Kezel Mw Morraye-Verstrynge A. Tony Claeys Peter Sorgeloose Philippe Kluyskens

STEUNENDE LEDEN 2003 R. Steyaert ( 18,00) Leon Friant ( 18,00) Marie-Jeanne De Smet (17,50) Louis Devlo Etienne Verschraegen Jean-Pierre Quinteyn Z.E.H. Mertens Guy Namurois Walter Vlerick Jean-Paul Rooms Paul Anthonis Prof. Dr. Herman Baltbazar M w Verschoore-Sevens L. Dr. Marc Hooghe Jacques Lavrillé Paul De Coninck Richard Verlinden Georges Thysbaert Mw Piton-Van Geluwe E. Laurent Claeys Xavier De Schryver Frank Tfelt Laurent Balcaen Roger Spilthoorn Monique Schrans Eric Schellinck Roger Van Bockstaele

Patisserie Bloch (24,79) Walter Abbenbroek (24,79) Mw Van Dijk-Vanhooren (20,00) Lucien Vermaele (20,00) Femand De Rockere (20,00) Regine De Ruyck (20,00) Dr. Adhémar De Wulf (20,00) Matbilde Maerten (20,00) Daniël Verbessem (20,00) Didier Eechaudt (20,00) Ir. Gustave Veeckman (20,00) Paul Van de Voorde (20,00) Daniël Van Ryssel (20,00) Jean Libbrecht (20,00) Marcel Vanbiosberg (20,00) Gustaaf Nicaese (20,00) Philippe Willemot (20,00) Jean-Paul Leyseele (20,00) Jacques Lataer (20,00) Yves Brasseur (20,00) Bert Destoop (20,00) R. Van Herwegen (20,00) Jan Sorgeloose (20,00) Diane Sarteel (19,83) Stefaan Van Schoor ( 18,59) Guy Kint (18,00) Antoine Van Goethem ( 18,00)

407


Jean Dhaene Karel Ossieur Adolf Delantsheere Frank Olof Ödberg Michel Voortman Diane Van Lierde Charles Dewulf Adriaan Boone Carlos Passin Eugène Uytterhaeghe Mw Vancraeynest-Mulert Robert De Rudder Raoul Buysse Jacques Brun Robert Lybaert Anne Cocriamant André Rouiers Luc Maartgat Roland Wissaert Maurice De Bruyne Guy Bruyneel Prof. Dr. André Kint Jacques Hebbelynck Ginette Desmet Guy Himschoot Roland Van Damme Erwin Penning Gaston De Smet Jeanine De Feyter Henri Hauspy Mw Albert de Meutemeester Dr. Charles Annez Oscar Van Mol Mw Broekaert-Blondeel R. Jan Zwaenepoel Joris De Schepper André Verbrugghen Eddie Van Haverbeke Leon Lemaitre Christiane Van der Meuten Dr. Honoré Wyffels

Alfred Roose Jan Koninckx Maurice Raes Dr. Ladewijk De Vos Georges Neslany Richard Caese André Leys Antoon de Schryver Mw Steels-De Visschere M. Mw Keppens-Dentandt M.-J. Herwig De Munnynck Femand Goethals Jacques Thissen Emiel Rombaut Gaston Fortie Wim De Bock Erik De Moor Alfons Gistelynck H. Meuteman Luc Devriese Raf van den Abeele Gilbert Gasseé Raphaël Van Wassenhave Laurent Van Bossele René Parasie Frank Vanhyfte Jacques Van de Calseyde Dr. Carlos Meldepenninghen Jaime Jurdan Mw Van Beveren-Oosterlinck J. Wilfried Pieters Gustaaf D'hondt Jean Bertrand Jean-Pierre Laute Danny Dobbelaere Paul Eeckhout

Willy De Smet Walter Claeys Marcel Leeman Maurice Geimaert Pieter Spanoghe Emile Genbrugge 408


Pierre Geernaert Gilbert Lodrigo Erik Vandenbroele Dr. Daniël Sabbe Mw Chauvin-Meganck C. Serge Pauwels E. Vanderstraeten Georges Casteleyn Hendrik Carpentier Anita De Hondt Serge Tollenaere Francine Verloove Jean-Pierre Roose Pierre Vanderhaeghen J.M.DeWulf Mw Wauters-D'haen E. Maria Van BeyJen André De Schepper Dr. Thierry Goetghebuer Marie-Thérèse Desmul Marc De Munnynck Michel Peirtsegaele Jules Duvivier Guy De Maertelaere Marcel Cambier Mw Luc De Coster Joseph Joos Valerie Godu André Raman Leon Trivier D. D'hont Marc Ryckaert Lucien Casteels Françoise Van de Vyvere Marcel De Bleecker John Van Hulle Leon Deproost Dr. Roland Heughebaert Willy Van Trappen Hugo Dewaele Jean Delva

Georgette Coucke Marc Rummens Jacques Lievens Carlos Robaeys André Miebiels Willy Diegenant Prof. em. Dr. Alexander Evrard Alain Malschaert Jean Jacques Etienne Hublau Ignace Branquar Jacques De Braekeleir Louis Van de Vyvere Norhert Verhasselt André Buysse Beatrijs Ediers André Van den Boogaerde Roger Versteele Jeanine Lehardy Pierre Eeckman Leon Lippens Prof. Dr. Eric Lacroix Monique De Rudder Huguette Taymans Freddy Hoste Albert Braekman Laurent De Schuyter A. Muraceov Mw Hublé-VankenhoveN. Mw Cernlus-Van Gaever M. Luc DeBroe Roger Moreau Pierre Bruyneel Z.E.H. Dirk De Backer Guy Coryn Prof. Dr. Gontran Ervynck Robert Verspeeten Robert Devreese Guy Decamière Marguerite Wustefeld Dr. J. Torrekens 409


André Van de Boogaerde Eric De Buck Patriek Lybaert René Rodriques Lucien Ongena Joseph Buysse Jacqueline Podevyn Gilbert Delaruelle Jean-Claude Martiny Georges De Vreese Freddy Van der Stiehel Willy Terryn Yvan Fonteyn Mw De Wispelaere-Van Hauwaert K. Piet Vlieghe Roland Van Damme Roland Van Bocxstaele Mw Dilewyns-Acke L. Firmin Andries Gilbert Claeys

Dirk Jurrjens Christian Puttevils André De Mulder Gilbert Verheggen Marc Van Rauwermeiren André Scheire Jean-Marie Marchand Charles Pierre Jacques Carels Dr. Philippe Gambauit Lea Van Leuven Mw De Buck-Muller Y. Robert Van Bocxstaele LucLekeos Dr. Jacques Huyghebaert Ferdinand Handovsky Vietor Antheunis Pierre Vandersmissen Patriek Rombaut Paula D'haen

STEUNFONDS 2003 15,00- Mw Sleyter-Velghe D. 12,50 - Collumbien H. 4,87 - Roels Chr. 3,00- Mw Halsberghe-Coutteel S.- Mw Beyz M.- Jurrjens D.- de Meyere J.A.L. 2,37 - Vermeuten E.J. 2,50- Peeters D.- Blanckaert P.- Wulffaert F.- Van Bignoot Ch. 2,00- Hellinck A.- Van Quaquebeke F.- Z.E.H. De Jaeger J. I ,00 - Elderweirt L. 0,75 -Joos R. Toelage provincie 2001: 721,73 Toelage Vlaamse Gemeenschap 2002: 11 00,00

410


EEN GENTSE CONVERSATIE VAN CA. 1900 DOOR JAN BOUCHERIJ Jan Emile Boucherij is een van die geboren en getogen Gentenaars uit de tweede helft van de negentiende eeuw ( 1846-1911) die, hoe bekend ze ook in hun eigen tijd zijn geweest, nu zogoed als geheel in de vergetelheid zijn geraakt 1 • Deze zoon van een meester-kuiper had zich in zijn ge boortestad al vlug als een jong en Vlaamsgezind onderwijzer laten opmerken en dit op een manier die hem onvermijdelijk in aanvaring moest brengen met zijn oversten van het stadhui s. In 1863 werd hij ingeschreven als leerling aan de rijksnormaalschool in de Arteveldestad. Hij behaalde er zijn onderwijzersdiploma en werd in 1868 benoemd aan een betalende stadsschool . Onder invloed van zijn leraar pedagogiek en van J .M . Dautzenberg, de stichter van het opvoedkundig tijdsc hrift De Toekomst, evolueerde de jonge Boucherij al vlug tot een militante Vlaamsgezinde voorvechter. Zijn artikels in dit tijdschrift tegen de pedagogisc h totaal onverantwoorde Fransdolheid van het toenmalig liberaal stadsbestuur, dat voor alle onderricht in de stadsscholen aan Vlaamse kinderen het Frans als voertaal op legde, brachten hem in conflict met de schepen van onderwijs A. Wagener, die ook de rechterhand was van F. Lau rent , zelf ook medeverantwoordelijk voor deze toestand. Jan Boucherij kreeg het dan ook steeds moeilijker bij zijn superieuren, die hem onder druk zetten en uiteindelijk op allerlei manieren het leven onmogelijk maakten. Moegetergd verliet Boucherij ten slotte Gent in 1872. Hij werd onderwijzer in de middelbare school te Halle. Drie jaar later verhuisde hij naar Antwerpen. Hij was er leraar Nederlands aan het St.-Norbertuscollege. De rest van zijn leven woonde en werkte hij in de Scheldestad, waar hij ook op vijfenzestigjarige leeftijd is overleden . In Antwerpen bouwde hij verder aan een leven als letterkundige, journalist, boekhandelaar en drukker-uitgever, en in al deze bedrijvigheden wist hij een zekere reputatie te verwerven. In 1904 werd hij lid van de Koninklijke Vlaamse 411


Academie in zijn geboortestad, een duidelijke blijk van waardering voor zijn verdiensten. Deze gegevens mogen volstaan om Jan Boucherij even in zijn tijd te situeren. Ze zijn alleen bedoeld als aanloop en achtergrond voor één enkel aspect van zijn werk waarvoor ik hier in het bijzonder de aandacht wil vragen. In 1907 hield Jan Boucherij een lezing op de maandelijkse vergadering met zijn collega's van de Academie 2 • De tekst ervan werd, zoals gebruikelijk, nog hetzelfde jaar in de Verslagen en Mededelingen opgenomen 3 • Ze werd bovendien, en dat was wel heel uitzonderlijk, als afzonderlijk boekje op de markt gebracht onder de titel: De Tongval der stad Gent. Dit is de belangrijkste bijdrage die Boucherij als academicus heeft geleverd tot de studie van het Gentse dialect. Het is een systematische en gedetailleerde bespreking van alle aspecten die de eigenheid van het Gents uitmaken, zoals het er nu meer dan een eeuw geleden door de kleine burgerij werd gesproken. Interessant is ook dat deze geleerde en ·nu nog steeds bruikbare uiteenzetting eindigt met een sappig verhaal in het Gents. Dit is a.h.w. de praktische toepassing of toetsing van de eraan voorafgaande theoretische bespreking waarnaar het hier moge volstaan de belangstellende lezer te verwijzen. Deze tekst, getiteld "Mee den Tram", is een geanimeerde conversatie tussen Cies en Mie, zijn vrouw, die zich met de toen nieuw-modische elektrische tram door de stad laten voeren en onderweg niet ophouden commentaar te geven. Het is deze door en door Gentse anecdote die we hebben gemeend de lezers van dit tijdschrift niet te mogen onthouden 4 •

MeedenTram "Zeg, vrèwe, me goan vandoage ne kiër in de koetse rije(n)." '"t En ès nie woar, zekere, Cies? Zij-de gij altemets i geld beu?" "Moar niën ek, mijns! Ge weet toch wel da che den dag van vandoage de stad keunt rondrije(n) veur ne niemendalle. Veur nen appel in 'n ei brijnge z'i van 't Seleskest noar de Brigsche puërte." "'k Wil da 'ket zoage, zei den blende." "Ha, ge geluëf menie? Awel, kom dan mee mee mij!" Cies en Mie weuodegen in e klein (h)uizeke op Ticheldrije. Ze trokken over 't Sluizeke lanst 't Bèweluëleitse over de Botermoort, verbij 't Sentsoacobs, in kwoame ezuë op de Vlasmoort. "Doar stoat ons feture" zei Cies tege zijn vrèwe; in (h)ij wees op den elektrieken tram. "Allee, stap-t-er moar algèwe(n) inne, of (h)ij rij veur onze neuze wig." Cies gijng veure; (h)ij trok zij Mie omhuëge en duwdeg' (h)eur binne. "Me zijn al verre genoeg," zeit (h)ij. "Me moete wij op de kusses nië zitte: 412


dad es doar d'iëste ploatse, en da kost oen (h)alve kluit dierdre. Veur vijf eens zulle me der uëk wel geroake." Den ontfanger kwam veur de pinne. "Geef ons oe kiër elk veur vijf eens tram" sprak Cies. "Hoe verre meuge me doarveure rije?" ''Tot in 't Park, vrientse." "Wa zegt (h)ij?" vroeg Mie. "Kost ta nie miër of dade? Zeg, jongen, ge wild ons zeker veur de zot (h)èwe?" "Moar in 't giël nie," sprak Cies. "Hij zal ejij doar ommers nie veur liege! 't Es ejij azuë! Allee, koetsier, rij moar deure!" "Wel Onzen lieven Heere," zei-se zij, "wa rij ta tijnk toch ziëre! Me zijn al t' endent tsentsoacobsstroate; me rijjen over de brigge. Kijk oe kiër! Es da de fabrieke van Locsberge nie?'' "Joa 't sekere! Me rije deur de Sarlekijnstroate. Kijk, ginter verre stoa Sentanne, op 't Arteveldeplein." "Ei, 'k geluëve dame ziërder rijen of den a vapeur! 't Es goet da 'knie te vele g'ëten hè, anders zoe ... " "Wil de wel 'n beetse zwijge mee al iwe prietproat!- 't Es gelijk, ge meug zegge wa da che wilt, dienen tram es toch 'n schüen uitvindijnge. Kijk ne kiër, zoe de zeggedame oen birg oprije? Joa, joa mijns, me zijn al op tsenpietersplein." "Es da doar da te fuëre stoat?" "Moete da ni nog vroage, veur e mijns van i joare? Begin de gij ni uëk al i memorie kwijt te geroake?" "Och Cies, ge moe gij azuë van iwe neuze ni moake! Ge zij gij uëk al nie meër g'lijk over twinteg joar!" "Loat da potse moar gedekt; 't geendame g'(h)ad (h)ên en zille z'ons nie miër afpakken.- Moar 'k geluëve da m'er zijn? Joajoa, 't es ejij ezuë. Me moe'n der uit!" "Woar zijn m'(h)ier?" "An den Belvedirre. Win'me doar e peentse goan pakke?'' "Zij de nie goe tan? Daden es gië spek veur onzen bek 't es goe veur de rijke mijnsge." "Gè gè, kom moar mee. Ge moet al die moeskes nie moaken. Veur wie moen m'ons zeneeren? Me moe'n wij toch zeker nie benijd zijn! M'hên ommers eens in onze zak?" '"k Zegge da'k nie mee en goa, zilde! Daor en krijgde gij mij nie binnel 'k en zoe ni girre(n) in affronte valle; 'ken benekik al diene kiskedie [bluf] nie geweune!" "Oas 't ezuë es, dan zille me moar wa wandele; en beetse verder stoa 't 413


Swaontse; doar keune m'ons loate binnevalle, ene peentse dowele of en flassche Leuves drijnke." '"t Es mij allemoal iënder, moar 'k zoetoch liever nog en èndeke wandele; m'hên ommers al den tijd!" "G'lijk of ge wilt! Moar kijk nie kiër doar, veur de deure van d'(h)irbirge: 't ès precies onzen Tseef; hij gelijkt erop g'lijk twie dreupels woatere." "Gè gè, Cies, me goan nie lache, zilde! Allee toe, g(h)et zekers 'tsienderkesüege [ge wilt mij voor de gek houden]? Es dad onzen Tseef? Azuë ne liëleke marteko, mee rost (h)aar, in 'n blekke veurhuëfd [kale kop]? "'tEn es ejij van tselfs nie; dat weet ek uëke! Moar van verre trekt er hij toch op." "Ge zil gij mij toch giën uëren annoaie, en mij wijsmoaken dad onze zeune er azuë nestommenezel uitziet g'lijk da kiekeshuëfd!" "Moe-de were 't loaste woord hèn? Dan zal ek ik moar zwijge. -Zeg, boas, geed ons ne kier twie peentses dowele. - Moar wa zoe der van dijnke, Mie, zoe me giën misge (h)espe eten?" "Mijne buik rechtuit gesproken, Cies, 'ken zoe nie keunel 'ken (h)ê geen goeste veur 't eten. Die sossietses van dese noene ligge nog altijt op mijn moage." "Ge moet (h)et wete! Om de woarheid te zeggen in nie te liege, k' en (h)ê 'k ik percies uëk giënen (h)ongere; 'te was moarom i plezier te doene.- Weet e wel wade? Oas m' ons wat uitgerust (h)ên, zille m'hier were den tram pakke; me rijje tot op de Kuëremoort en van doar over de Vleesguisbrigge lanst de Steenstroate en de Slijpstroate verbij Seleskest noar de Muije. Ezuë keune me giël de stad zien. Zij-de kontent? Of wil-de liever mee 't biënfetuurke goan?" "Neen ek, ziJde! 'ken (h)ê dad alle doage nie; 'k zal der moar van profiteere! Morgen uchtijnk es 't weeral 'tselfste lietse! Ne wirkmijns en ès toch moar 'n sloave! Cies, wa moe'n die rijke mijnsge toch gelikkig zijn!" "Dijnkte gij meschien dan de rijke mijnsge uëk gië miseresen (h)ên? Ge zijt er wel mee! 'ken zoe 'kik nog mee (h)ilder nie wille vermangele. Oas ge moar genoeg (h)èt, wa moe de miër (h)ên?" '"t Es ejij verlore! 'k Zoe 'kik toch ne kiër wille probeere!" "Toe, toe, schiët er ni moaruit mee al diene flèwe ziëvere! Ge zij were sossietsesproat aan 't verkuëpen. Ge weet wel dat da nie meugelijk en ès! Stoa moar algèwe(n) op! Den tram ès gindere." En beetse loater stond den tram veur 't Swoantse stille. Cies en Mie staptegen er op, in ze reje veuruit, en keken (h)ilder uëgen uit (h)ildere kop door de vijnsterruite, totda z' aan de Muijepuërte kwoame. 414


NOTEN

J. Verschaeren in het Nat. Biogr. Wdb. 13 (1990), col. 109-114 (met verdere bibliografie); men zie ook eh. Caeymaex, "Notice bio-bibliographique sur J. Boucherij", Rev. bibliogr. Beige 19 (1907). 2 In de vergadering van 7 augustus. 3 Vers[. en Med. (1907), 613-732. 4 In De Tongval ... staat naast de Gentse versie de 'hertaling' in standaard-Vlaams. Deze is hier natuurlijk als overbodig weggelaten, op een paar woorden na die in het Gents Wdb. niet voorkomen. 1

W.L. BRAEKMAN

BffiLIOGRAFIE De Administratie Planning en Statistiek van de Vlaamse Gemeenschap geeft een reeks van 13 monografieën uit over Vlaamse centrumsteden. Verleden jaar verscheen Brugge, Hasselt, Mechelen. In 2003 was het de beurt aan onze stad met "Stadsmonografie Gent 2003". Dit is een boek dat vol gestuwd zit met actueel cijfermateriaal over de aspecten van de stedelijke functies: demografie, economie, nijverheid, mobiliteit, toerisme, sport, cultuur, criminaliteit, gezondheid, milieu, enz. enz. Wilt u weten hoeveel parkeermeters er zijn in Gent. Dan kunt u in deze monografie lezen dat er dat 222 waren in 1996 en 771 in 2002. Ontleners in de stadsbibliotheek? 70.145 in 1995, 84.435 in 2000. Aantal verkeersdoden in Gent? 39 in 1991, 16 in 2000. Aantal faillissementen? 87 in 1990, 149 in 2001. En ga zo maar verder. Een unieke bron van inlichtingen over onze stad, gespreid over 209 bladzijden. Formaat van het boek: 20 x 28 cm. Geïnteresseerden in het gratis bekomen van dit boek kunnen zich laten inschrijven in de bibliotheek van het D.C. Het 4e deel van de historische reeks "De Fonteinen van de Oranjeberg" is verschenen. Het laatste deel van deze reeks dat gewijd is aan de politiek-institutionele geschiedenis van de Provincie Oost-Vlaanderen omvat 56 uitgebreide biografieën van figuren die een belangrijke rol gespeeld hebben in de provinciale politiek van de 20e eeuw. Dit imposant boek is onderverdeeld in 4 hoofdstukken die respectievelijk de periodes omvatten 1920-1945, 1945-1965, 1965-1985 en 1985-heden. Telkens wordt gedetailleerde informatie verstrekt over de gouverneurs, voorzitters van de provincieraad, .provinciegriffiers, gedeputeerden en bepaalde raadsleden. 415


Het was totaal uitgesloten dat één persoon dit encyclopedisch werk binnen een acceptabele termijn zou kunnen realiseren; het is dan ook de vrucht van de studie van 20 medewerkers. Moest iemand die iets zou willen weten over de geschiedenis van onze Provincie het in "De Fonteinen van de Oranjeberg" niet vinden, dan vragen wij ons af: waar wel? Formaat van dit prachtwerk: 16 x 24 cm. Het telt niet minder dan 903 bladzijden. De prijs bedraagt 37 euro. ( 1.493 fr.). Dat mag misschien veel schijnen, maar dat is het in feite niet. Dit is geen commerciële uitgave en wij hebben de indruk dat dit bedrag de kostprijs moet benaderen. Het boek is geïllustreerd, maar de foto's zijn niet ondertiteld. Geen probleem daar waar het portretten betreft, maar wel wat vervelend als het een foto is waar verschillende personen op staan. Maar laat dat voor de geïnteresseerden geen reden zijn om zich het boek niet aan te schaffen dat te verkrijgen is bij de Provinciale Diensten op het Wilsonplein of in de boekhandel. Ter gelegenheid van het evenement "Aiison. Het geheim van de gevallen engelen" dat doorging in de St-Pietersabdij van 4 april tot 11 november werd een stripalbum uitgegeven met dezelfde naam. Het gaat over de bezetting van de St-Pietersabdij door de Fransen en het verzet daartegen door Pater Alison. U kunt dit stripverhaallezen en bekijken in de 47 bladzijden van het album dat een formaat heeft van 23,5 x 31 cm. Prijs: 7 Euro (282 fr.). Te bekomen in de St-Pietersabdij en in het stadswinkeltje aan het Zuid. Bij Lannoo verscheen "Duurzamer dan graniet. Over monumenten en Vlaamse beweging." Dit boek behandelt een lange traditie die er in bestaat vooraanstaande en verdienstelijke overleden personen te gedenken onder de vorm van een standbeeld, een borstbeeld, een gedenkplaat, een straatnaam, een grafmonument. Bij het doorbladeren ervan komt men tot de vaststelling dat dat er veel meer zijn dan men ooit vermoedde. Talrijke foto's illustreren dit boek. Zo komen wij er o.m. een 30-tal foto's in tegen van stand- en borstbeelden, meer dan 30 grafmonumenten, een 6-tal gedenkplaten, etc. Er is een lijst van standbeelden per stad. Zo komen wij er 19 tegen in Antwerpen, 28 in Brussel en 12 in Gent. Wij weten niet hoe het zit met Antwerpen en Brussel, maar wat Gent betreft heeft men er heel wat over het hoofd gezien. Zo is er geen sprake van Anseele, Koning Albert, Koningin Astrid, Emiel Claus, de Gebroeders Van Eyck, Pieter van Gent, Keizer Karel, Albert Mechelynck, Jan Palfijn. Interessant is het lijstje van de figuren naar wie meer dan 2 straten genoemd 416


werden. Ook wel verrassend. Enkele merkwaardige getallen: Moet August De Boeck zich tevreden stellen met 6 straatnamen, dan doen Jan Blockx en Jacques Brei het iets beter met 7. Moeten Edward Anseele en Emiel Hullebroeck zich tevreden stellen met 12, dan worden zij voorbij gestoken door Cyriel Buysse, Karen Van de Woestijne en Karel Ledeganek met respectievelijk 17, 18 en 20. Kunnen Jacob Van Artevelde en Jan Breydel bogen op 26 en 27 straatnamen, dan blijven zij toch achter op Felix Timmermans (35), Emest Claes (42) en Hu go Verriest (48). In Eerste Divisie komen wij Guido Gezelle tegen met 55 en Peter Benoit met 62. Bij de toppers noteren wij Albrecht Rodenbach (76), Stijn Streuvels (78) en Hendrik Conscience (83). En wie dacht u kampioen op dit gebied, met meer dan I00 straatnamen? J oseph Cardijn. Het boek heeft een formaat van 21 x 29,7 cm., telt 182 bladzijden en is rijkelijk geĂŻllustreerd. Prijs: 29,95 euro. (1208 fr.) Te bekomen in de boekhandel.

"In der sieker dienste" is een uitgave van het Algemeen Ziekenhuis Maria Middelares. Sint Jozef en van de Vakgroep Nederlandse Taalkunde van de Universiteit Gent. Het zijn de statuten van de leprozerie van Gent, 1236. Een facsimile van de oudste ambtelijke tekst in het Nederlands. In I 236 verleende de Bisschop van Doornik aan de Gentse leprozerie een oorkonde waarin hij ze in bescherming nam en aan het verplegend personeel de naleving van bepaalde regels oplegde. In die oorkonde werden de "seden" (gewoonten) van het huis bekrachtigd. De oorspronkelijke Latijnse tekst is niet bewaard gebleven, de Dietse versie van de oorkonde die ongeveer gelijktijdig geschreven werd, wel. Deze Dietse tekst is trouwens de oudst bekende niet-literaire tekst in het Nederlands. Deze statuten van de leprozerie van Gent werden in 1949 ontdekt door Maurits Gysseling op de zolder van het Bisschoppelijk Paleis. Zeer interessant, maar zijn er veel van onze lezers die een tekst van 1236 kunnen ontcijferen? Geen enkel probleem, deze moeilijkheid werd op een elegante manier opgelost. Op de linker bladzijde van het boek staat een fotografische reproductie van de originele tekst. De rechter bladzijde is ingedeeld in 2 kolommen. In de linker staat de tekst in een hedendaags lettertype, in de rechter is deze tekst omgezet in een voor iedereen verstaanbare taal, zodat men het geheel vlot kan lezen. Dit document heeft een formaat van 21 x 29,6 cm. en telt 48 bladzijden. Prijs: 5 euro. (202 fr.) Te bekomen in het Stadswinkeltje aan het Zuid. H.C. 417


VRAAG EN ANTWOORD Vraag van de heer Luc De Paepe: Begin mei 2003 werd het Hof van Barmhartigheid, een 18e eeuwse hoeve met ĂŠĂŠn van de oudste Gentse beluiken, door de Vlaamse Minister van Monumenten en Landschappen, dhr. Paul Van Grembergen, met een definitief beschermingsbesluit tegen verval en een dreigende verkaveling beschermd. In november 200 I werden meer dan 600 bezwaarschriften tegen de geplande sloping van de laatste boerderij van de Rooigem ingediend. Hierdoor werd een eerste stap gezet in het behoud van het oudste gebouw van de wijk. De Uvormige boerderij ontsnapte aan de verkavelingsdrang, waardoor eind jaren '60 van de vorige eeuw ook het Leievissershaventje en de talrijke windmolens uit de Rooigem verdwenen. Het hof van Barmhartigheid, gelegen in de Peerstraat 81 tot 91, wordt aan het voorbijrijdend verkeer onttrokken door zijn licht verdoken bebouwing achter een typisch populierendreefje met kasseien .

Het Hof van Barmhartigheid in de PeerstraaL Foto Luc De Paepe.

418


Het Hof van Barmhartigheid in de PeerstraaL Foto Luc De Paepe.

Als buurman van de nieuwe eigenaars vraag ik de leden van Ghendtsche Tydinghen ons te helpen met het vinden van informatie, zoals oude foto's, tekeningen en anekdotes, over het Hof van Barmhartigheid. Waarvoor onze beste dank . Vraag van de heer Henri De Bruyker: "Door mijn vader zaliger en zijn kozijn die in 1914-1918 aan het front aan den IJzer hebben gevochten werd een marslied overgeleverd waarvan ik vrees dat ik een van de allerlaatsten ben die er nog iets van weten. De melodie ken ik, maar de tekst ken ik niet volledig. Het ging als volgt: "Kom maar vooruit met lood en kruit, "Laat ze maar eens beginnen, de Duitse pinnen, de Duitse pinnen, "Aan den IJzer zitten wij nog goed, trap den Duitsen arend maar onder de voet, onder de voet." De rest weet ik niet meer, maar het liedje eindigt met: "Vi van Leman, de generaal Leman !" 't Ware spijtig dat zulk een volkslied helemaal verloren zou gaan.

419


STRATEN EN HUIZEN IN DE ST-NIKLAASPAROCIDE IN 1662, VOLGENS DE POTTER. Getal huizen

Getal huizen

St-Nicolaaskerkhof 15 Koommarkt 52 Drie Koningenstraatje (geene) Schuddeveestraatje 13 Hooiaard 16 Vischmarkt (nu Groenselmarkt) 26 Veerleptaats 28 Pensmarkt Hazewindstraatje Donkersteeg 30 Korte Rudderstraat 14 Catalognestraat 24 Krom steeg 18 H. Geeststraat 13 Volderstraat 22 Paddenhoek 10 Zonnestraat 16 Veldstraat 104 Stoppelbergstraat Brakstraatje 3 Conduitsteeg l3 Jacobijnen-of Hoornstraatje Lamstraatje 2 Kattesteeg 14 Waterstraatje Valkestraatje 2 Vliesstraatje 2 Ketelstraatje (in de Veldstraat) Arendstraatje Bonte Leeuwstraatje 13

Noorde-N aaisteeg Naaistege Sterrestraatje (Merseriestraat) Hoge Zonnestraat Korte Munt Geldmunt H. Sacramentstraatje Koomlei Papegaai- of Schipstraatje Predikherenlei te Putte Slomme Poort Mageleinstraat Bennesteeg KorteMere Nieuwe Meerstraat Hoornstraat Strooienburgstraat Molenstraat Oud Pussemstraatje bij de Kouter 0 .L. V. straatje Walmere Molenstraatje Straatje zonder einde Groenhuisstraatje St-Michielslei Pijlsteeg Ketelpoortstraatje Leeuwstraatje

420

20 12 18 ll

45 20 20 4 24 18 35 19 9 2 3


INHOUD2003 1. - Pierre Kluyskens: Tsaar Alexander I in Gent. - Paul Bergmans: Inventaire Archéologique: Boekband van de XVe eeuw. - Erik Dekeyser: Agnus Dei als beschermer tegen alle onheil. - Yolande Lully: Herinneringen aan mijn schooltijd. - W.L. Braekman: Gentse maandkalenderverzen uit de vroege zeventiende eeuw. - Jos Clauwaert: Een speurtocht doorheen oude familiepapieren. - Hugo Collumbien: Gentse Memoriedagen: 4-5-6 Juni. - Daniël Maes: I 9e eeuwse vondelingen kregen rare namen. Enkele aanvullingen. - Drs. Br. Leopold: De kapel van 's Gravensteen te Gent. - E. Ossieur: StuTtende regen en waaiende sargiën in I 67 I. -Herdenkingsdagen in 2003. -Daniël Van Ryssel: Duvel. - Bibliografie. - Lorlewijk De Vriese: Hij was naar Parijs. - Foto van een verdwenen Gents monument. - Dit bestaat niet meer.

2 9 I0

15 18 27 30 39 43 48 49 51 54 55 59 60

2. - Frans Heymans: Hendrik Conscience en Gent. - Louis Maeterlinck: Inventaire Archéologique: Sint-Sebastiaan na zijn martelaarschap getroost door engelen, door Pi eter Thys (de Oude). - Pierre Kluyskens: Het Vredesverdrag van Gent in 1814.

421

62 85

86


- W.L. Braekman: Gentse maandkalenderverzen uit de vroeger zeventiende eeuw. - Yolande Lully: Hoe het toen was. - Eddy Levis: 't Gents spant de kruune! En ge keunt da spreke alle doagen van de weke. - Hu go Collumbien: Gentse Memoriedagen: 7-8-9-10 Juni. - Quizmaster: Oplossing Puzzel 2002. - Bibliografie. - Vraag en antwoord. - Lezers schrijven ons. - Dit bestaat niet meer.

94 100 103

107 120 122 124 126 128

3. - E. Ossieur: Het Memorieboek van Pastoor Roger Nottingham van de Gentse Sint-Niklaasparochie (1657-1690). -Louis Maeterlinck: lnventaire ArchĂŠologique: St-Simon Stock het scapulier ontvangend, door Gaspard De Craeyer. - Pierre Kluyskens: De Bargie. Drie eeuwen lang, gans Europa door gekend. - Eddy Levis: 't Gents spant de kruune! Keunde gij even goed klappen of dadde keunt tellen? - W.L. Braekman: Gentse maandkalenderverzen uit de vroege zeventiende eeuw. - Yolande Lully: Verder dagdromend. - W.L. Braekman: Uit de Gentse Memorieboeken (17e en 18e eeuw). - Hugo Collumbien: Gentse Memoriedagen: 11-12-13-14-15 Juni. - Werking Documentatiecentrum, 2002. - Bibliografie. - Vraag en antwoord. - Lezers schrijven ons.

422

130

152

153 161

171 176 180 188 200 200 202 204


4. - E. Ossieur: Het Memorieboek van Pastoor Roger Nottingham van de Gentse Sint-Niklaasparochie 1657-1690 (Vervolg). - Ernest Lacquet: Inventaire Archéologique: De twee oudste klokken van de SintJacobskerk. - Pierre Kluyskens: De Armenkamer. - Huguette Taymans: De herinneringsplaket van de tentoonstelling "De Gouden Eeuw der Grote Steden". - W.L. Braekman: Gentse maandkalenderverzen uit de vroege zeventiende eeuw. - Hugo Collumbien: Gentse Memoriedagen: 16-17-18-19 Juni. - Eddy Levis: 't Gents spant de kruune! Over "De Vetjes" van Karel Waeri. - Gênsche Praöt. - Bibliografie. - Vraag en antwoord. - Lezers schrijven ons. -Evolutie van het aantal huizen in enkele straten. -Manufacturen in het Gent van 1802. - Dit bestaat niet meer.

206

230

232 236

251 256 264 269 270 271 272 274 274 276

s. - E. Ossieur: Het Memorieboek van Pastoor Roger Nottingham van de Gentse Sint-Niklaasparochie (1657-1690). - (Vervolg). - Louis Maeterlinck: Inventaire Archéologique: De voorstelling in de tempel, door Pierre-Joseph Verhaeghen. - Luc Devriese: Een Paus, twee Koningen, twee Graven en een Hertog aan de wieg van twee schamele Gentse wijken. - Jos Clauwaert: Kroniek van een Vondeling. - Pierre Kluyskens: De Baudelookapel.

423

278

302

303

313 316


- W.L. Braekman: Gentse maandkalenderverzen uit de vroege zeventiende eeuw. - Hugo Collumbien: Gentse Memoriedagen: 20-21-22-23 Juni. - Lorlewijk De Vriese: Een kort grafschrift. - Bibliografie. - Vraag en Antwoord. - Karel Waeri: Kom 'thuis. - Uitgaven van onze Kring. - Dit bestaat niet meer.

324 329 341 344 345 346 347 348

6. - E. Ossieur: Het Memorieboek van Pastoor Roger Nottingham van de Gentse Sint-Niklaas parochie. (Vervolg). - GabriĂŤl Vanden Gheyn: lnventaire ArchĂŠologique: Koperen kandelaars van de St-Baafskerk. - Pierre Kluyskens: Jan Borluut. - W.L. Braekman: Gentse maandkalenderverzen uit de vroege zeventiende eeuw. (Slot) - Eddy Levis: 't Gents spant de kruune! En ge keunt spreke alle doage van de weke. - Hugo Collumbien: Gentse Memoriedagen: 24-25-26-27 Juni. - Quizmaster: Puzzel 2003. - Beschermleden - Steunende leden - Steunfonds. - W.L. Braekman: Een Gentse conversatie van ca. 1900 door Jan Boucherij. -Bibliografie. - Vraag en Antwoord. -Straten en huizen in de St-Niklaasparochie in 1662, volgens De Potter: -Inhoud 2003.

424

351

374 376 383 388

393 404 406 411 415 418 420 421


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.