Ghendtsche tydinghen 2007 ehc 787672 2007

Page 1

binnenwerk jan/feb 2007

27-06-2007

14:56

Pagina 1

GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring Gent V.Z.W. 36e jaargang nr. 1 jan.-febr. 2007

INHOUD - Eddy Levis: 2 ‘t Gentsch spant de kruune. Uuk in ‘t puppenspel. (vervolg) - Victor Van der Haeghen: 12 Inventaire Archéologique: De Maniliaanse drukken III. - Pierre Kluyskens: 14 Frans Duquesnoy. - Erik De Keukeleire: 19 Hoever men begin 1907 in Gent stond met de Wereldtentoonstelling van 1913. - Herdenkingsdagen in 2007 36 - E. Ossieur: 39 De Brandemmers van 1640. - Hugo Collumbien: 44 Gentse Memoriedagen: 23-24-25-26 Augustus. 56 - Straten en huizen in de St.-Niklaasparochie in 1662 56 - Alfons Van Werveke: 57 Oudheidkundige kroniek: De onbebouwde gronden van de oude stad. - Aanvullende ledenlijst. 58 - Bibliografie. 59 - Jan Cleppe: 60 Gênsche Prâot.

Dit nummer bevat een bijlage die enkel toegezonden wordt aan de leden die in regel waren met hun lidmaatschapsbijdrage voor 2006

1


binnenwerk jan/feb 2007

27-06-2007

14:56

Pagina 2

‘T GENTSCH SPANT DE KRUUNE. UUK IN ‘T PUPPENSPEL (VERVOLG)

De taal Naast de vormgeving, de overdrijving, de situatiehumor en de demystificatie is er nog het fenomenen taal, dat ons in de context van deze lezing bijzonder interesseert, nl. de spreekstijl, het ritme en - we gaven er daarjuist al enkele voorbeelden van: het dialect. Vooreerst is er de spreekstijl. Het is al opgevallen dat heel wat volkse personages met de kopstem of falsetto spreken. Daardoor worden ze een beetje sexueel ambigue: mannelijk en vrouwelijk. De kopstem suggereert ook een vorm van kinderlijkheid. Daar waar de kopstem niet gebruikt wordt, werd de swazzlle ingevoerd. De swazzlle is een hulpstukje dat de poppenspeler los in de mond neemt om zijn hoofdpersonage een hoog en scherp geluid te laten produceren. Voor de andere personages verwijdert hij het met de tong. Spelen met de swazzlle vraagt van de Engelse Punch- & Judyspeler heel veel techniek en is ook niet ongevaarlijk. Om de metalen lamel niet in te slikken tijdens het spel, bevestigt de speler ze soms met een touwtje rond zijn nek. Een tweede taalkenmerk van het figurentheater is dat volkse helden meestal zeer snel praten. Dat contrasteert dan humoristisch met het trage, statige, gedragen spreken van de hoofse personages die daarmee hun staat van waardigheid willen accentueren. Niet zelden worden hogergeplaatsten voorzien van een vibrato in de stem. Dat kan op zich ook een heel komisch effect hebben, vooral dan wanneer dat dan door Pier of een van zijn companen wordt geïmiteerd. Verder hebben volkse typen vaak een nasale stem of een keelstem en niet zelden vertonen ze een spraakgebrek zoals Koarelke den Bult of stotteren of lispelen ze; spreken ze mee een “sieselootse”. In de zestiger- en zeventigerjaren kwam daar uit pedagogische hoek kritiek op, omdat men kinderen die effectief aan deze spraakstoornis lijden, niet aan ridiculisering wou bloot stellen.

Het dialect De meest belangrijke component van humor in het figurentheater is ongetwijfeld het dialectgebruik dat een constante is bij poppen die vertegenwoordigers uit het plebs voorstellen. En dat is geen louter Gents fenomeen. De taalkundige Daan zegt: “...dat de dialecten een rijkdom aan woorden bezitten, vooral voor emotionele begrippen, die het Nederlands mist. Men zou kunnen zeggen dat dialecten 2


binnenwerk jan/feb 2007

27-06-2007

14:56

Pagina 3

een rijker kleurenscala hebben dan het Nederlands”. Popppenspelers moesten natuurlijk wel met hun dialectpratende broodheren het volkse publiek - rekening houden en hen niet op hun honger laten zitten. Diens brood men eet, diens woord men spreekt, letterlijk toegepast dan. Tchantchès en Nanesse spreken een onvervalst stukje Liègois, het patois van Luik, Woltje moet het hebben van het Brussels Marollien, Guaratella is cultureel ambassadeur van het Napolitaans dialect, Jan Klaassen van het Mokums, de voddebalen van het plat “Aantwaarps”. Hetzelfde fenomeen speelt bij de wajangpoppen en natuurlijk ook “bij Pierken en zijn moaten”. Daar heeft het dialect hetzelfde effect dat ook wel eens gebruikt wordt bij het vertellen van moppen en grollen. Die komen heel vaak sterker over wanneer ze in de streektaal verteld worden. Soms zijn ze zelfs onvertaalbaar naar de standaardtaal. Het dialect laat hier een onschuldig schimpen toe, is exotisch, vooral voor mensen die het niet spreken of het afgeleerd hebben en is bovendien minder gebonden aan de rationaliteit van de officiële standaardtaal. Integendeel. Het neigt wel eens naar het absurde. Het is ook veel plastischer in zijn omschrijvingen van bijvoorbeeld gevoelens. Ook het fout uitspreken van eigennamen en andere moeilijke woorden kan hilariteit veroorzaken. Zo heeft Pierke het in het stuk “Jacob van Artevelde” in een bewerking van Oscar Vervaeke, opgevoerd in augustus 1938, het constant over “Magazijn” als hij gezel Muggelijn bedoelt. Dit is een typisch verschijnsel bij laaggeschoolde dialectsprekers. Zo kent men bvb. “d’Harlekijnstroate” voor de “Charlequintstroate”, ne “spychiater” voor psychiater, “nen trekteur” voor traiteur, een pierlaflette” voor pirouette en de “Kortelettestroate” voor “Queteletstraat”. Ook Verhaert schrijft in 1930 in zijn handschrift: (en ik citeer) “Volkstypes spraken Gents, terwijl de edelen en rijken een min of meer (barok) beschaafd taaltje uitkraamden”. Ook Gust Neirynck, allias Gus Lajoie, vertelde over het taalgebruik van zijn leermeester dat op een bepaald moment in het stuk de koning de opdracht gaf een nieuw kostuum te laten maken voor een van zijn discipelen. Men zei daar niet: “ik zal u een kostuum laten maken” maar: “Ik zal u een costuim laten maken” en dat vond Guust Neirynck, alhoewel niet juist, toch zo “chique” gezegd. Zo zie je maar... Liet men keizers en koningen een soort Verkavelingsnederlands praten, dan spraken de volkse figuren Pier, Louis de Lapkesdief en Koarelke den Bult een heel plat Gentsch. Zo constateerden deze twee uitersten nog meer met elkaar. De contrasttechniek die ook in de muziek toegepast wordt. Denken we maar aan de symfonieën van Gustaf Mahler die tussen zijn woeste, getormenteerde

3


binnenwerk jan/feb 2007

27-06-2007

14:56

Pagina 4

stukken een paar zachte melodieuze partijen stak zodat daardoor het zachte zachter leek en het hevige heviger.

De Gentsche Pier Dat het volk zijn dialectstempel op het volkstoneel en de Spellekens gedrukt heeft, staat buiten kijf. Laten wij nu eens gaan kijken wat er van het poppentheater in ons Gents taalgebruik blijven hangen is. In het Gentse dialect treffen we een aantal Pier- uitdrukkingen aan. Wanneer wij er het Woordenboek van Lodewijk Lievevrouw-Coopman op naslaan, vinden we er een aantal zoals: - Nen druuge Pier: iemand die weinig spraakzaam is, waarvan je weinig aanspraak hebt en die dus geen aangenaam gezelschap is, een droogstoppel, ook een stuurs uitziend persoon zonder zin voor humor. Helemaal de tegenpool van ‘t Gentsch Pierke. Synoniemen uit het Gentse dialect voor ‘druuge Pier” zijn: ‘nen azijnzeeker, nen azijnpisser, nen haarkliever, een martikoosmuile (apentronie), een zuurpruime” Uitdrukkingen in dit verband zijn in het Gents ook legio: “Hij ziet er uit gelijk nen hond die mostaard g’eten hee”. Zijn muile trekt blaaskes. Hij es mee zijn gat eerst opgestaan. Hij es mee zijn verkeerd been uit zijn bedde gekomen. Hij trekt muile gelijk nen hetekoeke (pannenkoek). Hij es in zijn vies haar. Hij es vies in zijnen uitzet. Hij hee” zijn effen smoel aan. “t Es smoel qui pend (<Fr.:qui pend: die hangt). Hij es aan ‘t smoelen. Hij en hee” genen tand in zijn muile die vanzeleven lacht. Hij loopt mee een muile gelijk een mislukt proces-verbaal. Dat er azuu ne kop op een vîrken moest staan, ‘k en zoe van ze leven geen huuf’flakke (hoofdvlees) niet meer eten.” - ‘t Es nen hijtene Pier: wordt gezegd van een lang mager manspersoon. - Ne kêwe Pier: is een man die het vaak koud heeft, ‘ne kêwe pui(t)”. - Ne verstevene Pier: is een man die stijf van de koude is, die doorkoud is. - Bij Pier en Pauwel of Bij Jan, Pier en Pauwel: bij iedereen vb. “Hij zoe’t aan Jan Pier en Pauwel goan vertellen, hij zoe’t aan de kasseisteenen vertellen” - Van (de) keunijnk tot klein Pierke: iedereen, van groot tot klein, van de minste tot de meest belangrijke. vb. “Iedereen és wrie bedankt, van de keunijnk tot klein Pierke.” - Van Pier noar Pauwel luupen of Van Pier noar Pol luupen: Van hot naar her lopen. “van ‘t een noar ‘t ander luupen, iemand van riefke noar roafke sturen.”

4


binnenwerk jan/feb 2007

27-06-2007

14:56

Pagina 5

Gentsche typen Naast de poppenkast liepen er in Gent natuurlijk ook veel echte Piers rond. Verscheidene schilderachtige volksfiguren of vermeende Gentse typen waren even berucht en bekend in Gent en omliggende werelddelen als het Pierke uit ‘t spelleken. Hun namen zijn dan ook via de volkscultuur tot ons gekomen. - Zo was Pier den Beulijnk de bijnaam van dansmeester Pier Van Acker. Hij was voorzitter van de dansersmaatschappij “De Zware Gentenîrs”. Hij beroemde zich erop de beste danser te zijn van Gent. Samen met zijn vrouw, kind en schoonbroer richtte hij in de stad dansvertoningen in. Pier was een hevige tegenstrever en concurrent van “De Lochte Gentenîrs”. Waar hij ook maar één of meer leden van deze maatschappij in een herberg of op straat ontmoette, daagde hij hen uit voor een “assaut”(*) en werden zij “beroepen(*). Daar het publiek in die tijd verzot was op dansers, konden “De Lochte Gentenîrs” om hun eer te redden, zich niet aan de uitdaging onttrekken, al had de danspartij in een herberg of zelfs op straat plaats. De toevallige aanwezigen of omstaanders werden dan tot jury gebombardeerd. Nu eens wonnen, na een hevige strijd de Zware, dan eens de Lochte, maar de strijd verliep altijd zonder bloedvergieten en ieders eer was gered. In zijn sociale roman “Fierlefijn” (1934) schetst Gregoire Le Roy “de begroavijnge van de kîrmesse” door de “Lochte Gentenîrs”. “Langs de Schelde, onder de bomen van de Oude Beestenmarkt heeft men een toneel opgericht. Drie of vier muzikanten zitten er naast, op een lager en kleiner verhoog: enige planken op tonnen. Op de maat van hun ouderwetse deuntjes dansen de “Lochte Gentenaars”. Ze zijn gekostumeerd; velen dragen een jas en een korte broek van bruin fluweel, witte kousen door een strik boven de kuit opgehouden en een slappe hoed met een pluim versierd; zoiets tussen de Italiaanse en de Tiroolse klederdracht in. Eén onder hen, die zich als danseres verkleed heeft, lijkt op een juffertje met zachte ogen en fijn gelaat. Ook zijn er heren uit het publiek die er een galant oogje naar knijpen. Wijven en meisjes zijn er bijna jaloers op. En de “Lochte Gentenaars” dansen! Zij zijn mager en vlug gelijk apen; hun benen lijken klapperende riemen, wanneer zij springen en slingeren, twee-, driemaal, het linker voor, het rechter na, eer ze weerom de houten vloer raken. Het lukt de vlugsten “nen dubbelen drieslag” te slaan; zo wordt dat kunstje genoemd. En dit alles wordt uitgevoerd zonder lachen, met de ernst van een priester voor het altaar. De leden van de jury, deftig en gewichtig gelijk deurwaarders tekenen de fouten aan. Maar Franske lacht (...) Voor hem zijn de “Lochte Gentenaars” echte kunste-

5


binnenwerk jan/feb 2007

27-06-2007

14:56

Pagina 6

naars, mannen buiten het gemeen; hij hoort de omstaanders hun naam met eerbied fluisteren. Daarbij weet hij heel goed dat men geen “Lochte Gentenaar” wordt gelijk men een ambacht leert. De vereniging der “Lochte Gentenaars” staat alleen open voor uitgelezen kerels; ‘t is gelijk een loge van vrijmetselaars. Wint men de prijs, dan is men voor een jaar lang beroemd en wordt men wijd en zijd, met de vinger aangewezen door alle aanhangers van de “Lochte Gentenaars”. ‘t Was de laatste dag van de kermis en gewoontegetrouw zouden de “Lochte Gentenaars” de kermis begraven. Dat was een ander schouwspel. Vier mannen tot aan de tenen in een wit laken gehuld en met een pinnemuts over ‘t hoofd, droegen ‘t lijk der kermis - een man met een lijkdoek bedekt - Al de andere “Lochte Gentenaars” volgden; ze dansten langzaam op de muziek, op een eigenaardige wijze. De slot draaide rond het toneel en rond de Beestenmakt, zonderling, komiek en triestig tezamen.” Tot daar de beschrijving. (*) Een assaut is een schermoefening, zeg maar het meten van mekaars krachten, en beroepen betekent iemand uitdagen om tegen hem te vechten, te spelen, (hier) te dansen. Het beroep is het gevecht, de kampstrijd, het spel (of de dans) zelf. - Pier Lampet, een ander Gents Pier-personage een gekende Gentse herbergier. Pier zelf was zuu luulk of de nacht en mismoakt maar had drie mooie dochters die klandieze naar het café trokken. schrijft L.L. Coopman in deel 1 van “Oude Gentsche Typen”. Of Lampet eigenlijk wel zijn echte familienaam was, weten we niet, maar lampetten betekent in ieder geval veel drinken, zuipen gelijk een keldergoat. En wat die lampetkan betreft: die stond vroeger in de wasteil op de lavabo en kon toch wel zo’n 7 liter water bevatten.

Uitdrukkingen met Pier - Pier de schete wordt gezegd van een ijlhoofd. Zo schrijft Karel Broeckaert in de krant “De Sysse-Panne” (1797): “Dat zyn reflectiën die gy by uw volksken en by Pier de Scheete hoort maeken gelyk of men die in de wandelinge noemt. Wat noemt men volksken van Pier de Schete? Om u geen compliment te maeken, ydelhoofden gelyk gy zyt.”

6


binnenwerk jan/feb 2007

27-06-2007

14:56

Pagina 7

- ‘t Zijn mannen van Pier de Schete of ‘t Es van Pier de Schete: Het is mislukt, het is slecht uitgevallen, er valt niet op te rekenen. - Pier goedgemak, Pier gemak of Pietse gemak: is iemand die veel van zijn gemak houdt, “ne gemakzak.” - Pier Patijn: Het verhaal van Pier Patijn gaat als volgt: Pier Patijn had aan zijn vriend verteld “da zijne veugel zuu schuune kost schuifelen.” waarop die wenkbrauwenfronsend opmerkte: “Ah, ‘k hé kik hem nog nuunt nie huure schuifelen”! Waarop Pier Patijn flegmatiek antwoordde: “Ja, moar da biestse schuifelt wrie schuune binnewirtsch”. (Dat beestje fluit zeer mooi binnensmonds) Met de uitdrukking: “Hij (zij) hee’t binnewirtsch, gelijk Pier Patijn zijne veugel”, bedoelt men iemand die in werkelijkheid niet kan doen wat hij (zij) beweert te kunnen. Om zijn twijfels uit te drukken omtrent een gedane bewering zei men: “Ja, ‘t zal zekerst zijn gelijk Pier Patijn zijne veugel, den diene kost uuk zuu schuune schuifelen, moar ‘t was binnewirtsch!” Dus: “Iest zien zei den blende!” (Eerst zien, zei de blinde!) - Pier la Force: wordt eerder schertsend of spottend gezegd over iemand die zijn “force” of kracht wil laten zien. vb. “Zied”hem doar ne keer bezig: Pier La Force...” - Pier-luup-zeere of Pietseskaffé was dan weer dunne flauwe koffie, “slappe kaffé, kaffé van over d”halve deure, kaffé die an de kant van de gracht gekookt es, piep” of “eekelsop”. - Hij doe gelijk Pier Lowie en zijn wijf: hij doet gewoon straal zijn zin. Hij houdt met niemand rekening. vb. “Hij goa vuurt oast hij wilt en hij komt thuis oast hij wilt. Hij doe gelijk Pier Lowie en zijn wijf.” - Pier Luik komd’af: wordt gezegd wanneer iemand bijna in slaap valt, “voak krijgt”. In dat geval zegt men ook: “zijn persienne - (rolluik)” of “zijn huishuure es gevallen.” Als men slapen gaat doet men eerst “de blaffeturen”, de blinden of luiken dicht. - Hij es de zeune van Pier miezeere: het zit hem niet mee. Hij heeft de ene tegenslag na de andere. Hij ziet zwarte sneeuw. - Nen druuge Pier: een saaie Piet. Karel Waeri schrijft in “De Vetjes”, het aanhangsel van zijn “Verzameling der volledige Kluchtige en Politieke liederen” (1899) op p. 29 in het lied “‘t Fluitje”: Mijn wijf riept in colère Gij drooge Pier Ge speelt gij nooit niet geere, Voor mijn plezier,

7


binnenwerk jan/feb 2007

27-06-2007

14:56

Pagina 8

Gij spreekt van ‘t een of ‘t ander, Gij wassen beeld, G’hebt zeker op en ander) Een concertgespeeld ) bis Van pif, poef, paf. Hier gebruikt in de betekenis van frigide, impotent, onbekwaam tot geslachtsgemeenschap, iemand die letterlijk op droog zaad zit. Of al de hier geciteerde uitdrukkingen op rekening van het poppentheater te schrijven zijn, is twijfelachtig, maar de volgende zijn dat zeker wel. Er zijn wel een aantal echte verwijzingen naar “‘t Puppenspel” - Ne Pier Jan kla(a)s: is een draaier, een ongestadig mens die dikwijls van mening verandert, die niet goed weet wat hij wil. Ook van toepassing op een trekpop waarvan de ledematen op en neer bewegen door aan een touwtje te trekken - ‘t Spel van Pier Jan Klaas of Jan Klaassenspel, een uit Nederland afkomstig handpoppenspel. Zo schrijft Karel Broeckaert in zijn volksroman Jellen en Mietje (uitg. 1842): “In ‘t concert of in de Comedie en is hy niet te zien; hy amuseert hem by Pier- Jan - Claes, zoo goed of beter als veel andere in de comedie” en als voetnoot zet hij: “spectakel ambulant voor kinderen, en hetgeen men ook groote mensen met genoegen ziet bywonen” Met “een Pier Jan Klaassenspel” werd soms ook een heimelijk slechte handel bedoeld, een loens of slecht draaiende handelszaak. In het schimpschrift: “Het politiek Janklaasspel of het scholenkwest door Jan klopterop” uit 1881, krijgen we de combinatie tussen Gents, poppenkast, en politiek. In een hatelijk schimp- en smaadschrift, waar het gif van afdruipt, verspreidt de katholieke zuil midden de schoolstrijd, in 1881 dit onding, waarover we nu onze wenkbrauwen zouden fronsen. Vooral de liberalen Frère Orban, Neujeans en Bouvier moeten het ontgelden. Neu Jean Nicolas wordt er splinternieuwe Jan Klaas en een paar lijnen verder al Pier Jan Klaas, het Gentse woord voor een willoze Jan Klaassen die met alle ledematen gaat zwaaien als men aan het touwtje trekt. Nadat de paster er met hel, vuur en verdoemenis tegenaangegaan is en de communie weigert aan de onderwijzers der

8


binnenwerk jan/feb 2007

27-06-2007

14:56

Pagina 9

gemeentescholen ontspint hij zijn redenering tot een climax en roept uit: “Toe! Pier-Jan-Klaas, neem uwen geduchten en alombekenden stok en klopt er op!...” Het beeld van Jan Klaassen die zijn vrouw Katrijn om de haverklap “van de latte geeft” is wel overduidelijk. Men roept hier het figuur op om als deus-exmachina een einde te stellen en een oplossing te geven aan deze trieste vertoning. Ook Pierke de Langenarm zal later in de spellekens een gelijkaardige rol vervullen. Als men niet goed meer wist waar het verhaal heen moest, liet men hem alle spelers met zijn lange arm van de scène vegen. Terug naar het verhaal nu: Uit de zaal roepen de toehoorders nu: “Jan Klaasspel! Poesjenelderij! terwijl gendarmen de pastoor aan de deur zetten. De laatste § gaat als volgt: “O, Jan Klaas! Hoe fijn gij ook moogt zijn: in uw sluwheid en poesjenelderij geraakt gij nog niet aan den eersten knop van de ondervest dier groote Pier-Jan-Klaasspeelders.” Ook de liberalen stelden de tegenpartij voor als een willoze Jan Klaassen die door de jezuïeten gemanipuleerd werd. Zo verscheen in “Le Rasoir” van 1 juni 1878 een spotprent van een Jan Klaassenfiguur voorstellende “Le parti clérical” met als onderschrift: “Trek niet te hard, want ze zou wel eens kapot kunnen gaan.” Een uitdrukking die eveneens uit het Janklaasenspel komt, maar enkel in Nederland is blijven hangen is: “Poppetje gezien? Kastje dicht!” Eigenlijk waren dit de woorden waarmee de poppenspeler de voorstelling sloot. Zo wordt dit bvb. overdrachtelijk gezegd als men iets heeft laten zien dat men daarna weer wegsluit of in de zak steekt. Het Franse Pierrot wordt in het Gents Pieroo uitgesproken - De Pieroo zijn of de Pieroo uithangen is’”t katse van de bende-, den held van ‘t plein zijn”: de Hansworst-, haantje-de-voorste zijn. - Het verkleinwoord daarvan, Een Pierootse: heeft verscheidene betekenissen: 1. Een kleine, ietwat zonderling geklede jongen. vb. “Hij luupt er bij gelijk een Pierootse” of “-gelijk ne kloos” (clown)

9


binnenwerk jan/feb 2007

27-06-2007

14:56

Pagina 10

Ook de liberalen stelden de tegenpartij voor als een willoze Janklaassen die door de JezuĂŻeten gemanipuleerd werd. Zo verscheen in "Le Rasoir" van 1 juni 18 78 deze spotprent met als onderschrift: "Trek niet te hard want ze zou wel eens kapot kunnen gaan.'' (Brussel, Mundaneum)

10


binnenwerk jan/feb 2007

27-06-2007

14:56

Pagina 11

2. “Een stijve kraag welke voor weinige jaren door vrouwen gedragen werd, en nu aan kleine jongens overgelaten wordt.” Schrijft L.L. Coopman in zijn Gents woordenboek. 3. geslachtsorgaan, penis: “Iemand bij zijn Pierootse stekken, - bij zijn Pietse stekken.” vb. “W’ he’n hem goe bij zijn pierootse (pietje) g’had!” Dat is tenslotte net als Pierke uit de poppenkast ook “ne kleine plezante”. - ‘t Es ne fijne Pieroo: ‘t es gienen uil, ‘t és ne slimme!”: een slimmerik. - ‘t En és giene Pieroo: het is geen held, hij munt in niets uit. - Van zijne Pieroo moaken: van zijn uures, -cigare, -gat, -konte, -voeten, of nog scabreuzer: “van zijn kl... moaken”: beslag maken. - Iemand Pieroo moaken of den Pieroo mee iemand hèwen: “Der de zot mee hehwen”. Ook: “ze zijn der mee an’t speelen” (-aan’t rammelen): iemand voor de gek houden. - Nen bonte Pieroo: iemand die met de carnavaldagen in Pierrot verkleed is. “Bonte-pieroo” was een verbastering door volksetymologie van beaume du Pérou (Balsanum Peruviana), een soort cicatrizerende zalf soms ook wel eens “Blonte Pieroo” of “Konte -Pieroo” genoemd. Eddy Levis

11


binnenwerk jan/feb 2007

27-06-2007

14:56

Pagina 12

INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE - FICHE N° 147

Op 10 januari 1900 stelde Victor Van der Haeghen in de rubriek “Drukken Bibliotheek van de Stad en van de Universiteit - XVIIe eeuw” in het Frans een fiche op over

De Maniliaanse drukken III. Gauthier Manilius drukte, van 1600 tot 1626, nog ongeveer 150 nummers (1). Zijn materieel was belangrijk en hij had geen ernstige concurrenten tot rond 1610. In 1621 moest hij voor de Raad van Vlaanderen een proces doorstaan tegen de drukker Jan van den Steene, de tweede van deze naam, aangaande het recht van het drukken en verkopen van plakkaten. De weduwe van Gonthier Manilius (Jossine de Vos) bleef de drukkerij leiden sedert 1626 tot aan de regeling van de nalatenschap van haar man die plaatsvond op 23 april 1631. Men kent slechts 3 werken die haar naam dragen. Servais Manilius, oudste zoon van de voorgaande, drukte van 1631 tot 1649, het jaar van zijn dood. Hij bracht het bedrijf over naar de Brabantstraat, maar behield het uithangbord de Witte Duif. De vermaarde drukkerij begon te vervallen, de baas liet zich trouwens niet meer voorstaan als een geletterde die correct drukte. De reeks van zijn uitgaven omvat een 60-tal nummers. Boudewijn Manilius, oudste zoon van voorgaande, nam in 1649, in naam van de familie, de leiding van de drukkerij. Hij was een van de eerste inspecteurs van drukkerijen, een post die in het leven geroepen werd in 1658 op voorstel van de Gilde van Sint-Augustinus, opgericht in hetzelfde jaar. Hij onderscheidde zich door zijn ijver waarmee hij een groot aantal processen inspande tegen confraters of tegen handelaars die het reglement van de gilde overtraden. Van een twistziek karakter lag hij ook in proces met zijn moeder en verschillende familieleden. Zijn bibliografie omvat 230 artikelen, zonder al de almanakken, gelegenheidsstukken en veel plakkaten en ordonnanties mee te rekenen die vermeld staan 12


binnenwerk jan/feb 2007

27-06-2007

14:56

Pagina 13

in zijn persoonlijke boekhouding. Hij wordt ook vermeld als boekbinder. Het atelier van Manilius schittert niet meer op de eerste rang, voorbijgestreefd door dat van Maximiliaan Graet, de voornaamste Gentse typograaf uit de XVIIe eeuw. Boudewijn Manilius stierf kinderloos op 19 April 1684. De weduwe van Boudewijn Manilius (Marie-Claire Kiekepoost) hertrouwde nog hetzelfde jaar met Henri Saetreuver, van Deense origine, die voortging met drukken sub signo albae columbae. Maria Kiekepoost stierf op 3 oktober 1690. Giselbert Manilius, broer van Boudewijn, vestigde zich in Gent als boekhandelaar in 1663. Inspecteur van drukkerijen van 1672 tot 1682, was hij ook boekbinder. Dood in 1694. De weduwe van Giselbert Manilius (Marie Vermeire) zette de handel van haar man verder en deed nog leveringen aan het Gents magistraat in 1708. Ze werd begraven op 18 September 1710. Met haar dooft de naam Manilius uit in de geschiedenis van het boek in Gent. Het geheel van de bibliografie van de Maniliaanse drukken kan 800 tot 850 artikels bevatten. De verzameling ervan werd samengebracht in de bibliotheek van Gent. Buiten het handelsmerk de Witte Duif, hier afgebeeld, gebruikte Boudewijn Manilius ook nog als embleem een passer, een onderwerp dat ontleend werd aan het gekende merk van Plantijn. Cf. f. vander Haeghen, Bibliographie gantoise, t. XIII, col. 336-341 (art. van V. vander Haeghen). (1) Zonder rekening te houden met enkele geschriften van gering belang, vermeld in zijn rekeningen. Het volgende klein stukje, bewaard in de bibliotheek van Doornik, werd nog niet vermeld: JEREMIE PIERSSENAEUS, Ad ampliss... Christophorum Assonle vrivillium... Ode. - Gent, Gualt. Manilius, 1600; in 4°, 4ff.

13


binnenwerk jan/feb 2007

27-06-2007

14:56

Pagina 14

FRANS DUQUESNOY

Er wordt ergens in een levensbeschrijving van den schilder Matheus Terwesten een voor den tijd zeer typische anecdote verhaald: Een liefhebber had den kunstenaar een belangrijke bestelling gedaan en zijn kunst met alle mogelijke middelen geloofd, maar toen hij plots aan Terwesten vroeg of hij naar Rome was geweest, en de schilder hem negatief had geantwoord, aanzag de liefhebber Terwesten’s kunst maar als doodgewoon meer en onvolledig. De Renaissance- en Baroktijd was nu eenmaal zoo: wie naar Rome niet was afgereisd, kon in ‘s menschens geest geen voorname kunstenaar zijn. Italië was het middelpunt, het centrum waarheen eenieder zich aangetrokken voelde en waar iedere kunstenaar een paar jaren moest verblijven om dan enkel zijn carrière in eigen land te kunnen aanvangen. “Naar Rome, om de kunst aan te leeren” was het ordewoord geworden. Zelfs genieën als een Rubens konden zich aan dien “plicht” niet onttrekken. Doch moest Italië onvermijdelijk op alle kunstenaars een geweldige aantrekkingskracht hebben, voor de beeldhouwers was het verblijf aldaar een noodzakelijkheid geworden, om er zich aan het “klimaat van de Barok” aan te passen en de meesterwerken van de Renaissance in détail te kunnen bestudeeren. Indien echter de meeste beeldhouwers die reis ondernamen, weinigen nochtans konden aldaar roem oogsten en zeldzamer nog gebeurde het dat een hunner aan een dier majestatische gebouwen mocht medewerken, vooral aan het grootste en prachtigste ervan, de Sint-Pieterskerk te Rome, welke het symbool en de verpersoonlijking van dit tijdsideaal was, en aan wiens voltooiing, onder de leiding van Pauzen als Sixtus V, Paulus V en Urbaan VIII, de beroemdste bouwmeesters en kunstenaars hun medewerking verleenden. De eer viel nochtans een onzer beeldhouwers te beurt, Frans Duquesnoy, Il Fiamengho zoals de Italianen hem noemden, een kunstenaar die nog onbekend als de meeste anderen, den verren tocht had ondernomen, en dusdanig door den geest en de cultuur van het land werd geïnspireerd en begeesterd dat hij er zijn leven lang zou verblijven. Van hem bezitten wij maar enkele meesterwerken meer en over gansch zijn leven en vooral zijn dood hangt een sluier van geheimzinnigheid doch de enkele overgebleven kunstwerken zijn van een dergelijke waarde, harmonie en adel van gebaar en vorm, dat zij volstonden om hem als den grootsten nationalen beeldhouwer uit de eerste helft van de XVIIe eeuw te laten doorgaan. 14


binnenwerk jan/feb 2007

27-06-2007

14:56

Pagina 15

Te Brussel waar hij in 1594 werd geboren, had hij zijn jeugd doorgebracht in het atelier van zijn vader, Jeroen Duquesnoy de oudere, een verdienstelijken beeldhouwer die weldra echter door zijn zoon zou overtroffen worden. De vorderingen van den jongen Duquesnoy immers waren verbluffend en zijn begaafdheid en aanleg zoo groot, dat weldra de bestellingen elkaar opvolgden. Hij vervaardigde voor de Kanselarij te Brussel “de Gerechtigheid”, voor het Kasteel van Tervueren “de Heilige Johannes”, voor de Jezuïtenkerk te Brussel twee engeltjes welke het portaal versieren, en voor den voorgevel van het Stadhuis te Halle “de Waarheid en de Gerechtigheid”.

15


binnenwerk jan/feb 2007

27-06-2007

14:56

Pagina 16

Ofschoon die werken op een korten tijd waren verwezenlijkt geworden, besteedde Duquesnoy er de grootste zorg aan, hoedanigheid welke wij later bij hem zouden terugvinden. Twee kleine ivoren beelden, een Christusfiguur en een Heilige Sebastiaan welke hij bijzonder had verzorgd, schonk hij aan Aartshertog Albrecht, Landvoogd der Nederlanden. De prins die een groote weldoener was, werd door de hooge kunstwaarde van het geschenk zoo getroffen dat hij de jeugdigen kunstenaar onder zijn bescherming nam, hem een pensioen verleende en de noodige gelden ter hand stelde om naar Rome af te reizen om er de meesterwerken te kunnen bestudeeren. Dit was natuurlijk voor den twee-en-twintigjarige Duquesnoy een eenige gelegenheid en de verwezenlijking van zijn kunstideaal. Drie jaren lang zou hij te Rome de meesterwerken welke de klassieke oudheid ons heeft nagelaten, bewonderen en bestuderen. Meer en meer komt hij tot het besef dat al hetgeen hij voorheen heeft aangeleerd slechts bijkomstig is en dat enkel de overblijfselen van de Griekse en Romeinse beeldhouwkunst en cultuur hem den waren weg naar vormeenheid, stylisatie en adel zouden aantoonen. Zonder nieuwe beelden te scheppen legde Duquesnoy zich toe op het copieeeren van antieke meesterwerken als “Laokoon”, “Antinoüs” en zocht naar het geheim der wonderschoone harmonie dezer beelden. Doch de dood van Aartshertog Albrecht zou plots een einde stellen aan dit leven van studie en bewondering. Beroofd van het pensioen dat hem was toegekend geworden, onbekend van kunstenaars en massa, moest hij nu voor zijn bestaan gaan werken door persoonlijke werken voor te brengen. Hij begon met kleine beelden en figuren te vervaardigen, welke relikwieënkasten versierden, wat hem echter moeilijk bekend kon maken. Het zou een ivoren Christusbeeld zijn welke hem uiteindelijk na maanden ellende, de beroemdheid zou verschaffen. Het werd opgemerkt door den vermaarden Fabrizio Colonna, connétable van Napels, welke bij het zien van het beeld den jeugdigen kunstenaar onder zijn bescherming nam. In het paleis van Colonna ontmoette Duquesnoy den Franschen schilder Nicolas Poussin, en hun gelijkaardige kunstopvattingen, hun liefde voor de kunst om de kunst, moest onvermijdelijk aanstonds nauwe vriendschapsbetrekkingen tusschen beide kunstenaars doen ontstaan. Samen zouden zij verder de antieke schoonheid ontdekken, en voeling zoeken met de bijzonderste kunstenaars uit dien tijd, met Albini vooral, wiens wonderschone kinderen zoo vaak tot model hebben gediend voor Duquesnoy in

16


binnenwerk jan/feb 2007

27-06-2007

14:56

Pagina 17

het afbeelden van kinderkopjes, genre waarin geen enkele beeldhouwer uit de XVIIe eeuw hem vermocht te benaderen. Die kinderfiguurtjes, die engeltjes en “putti” welke toen zoo zeer in den smaak van het publiek vielen, heeft Duquesnoy met ongeëvenaarde handigheid, met techniek en gevoel weten te behandelen; de versierde inktkoker welke hij voor Colonna vervaardigde, het Engeltje dat door den Hollandschen liefhebber Hugo Van Huffel werd aangekocht, en de drie groepen welke hij naar een schilderij van den Titiaan beeldhouwde, bewijzen ons zijn meesterschap in het genre. Het succes was zoo geweldig dat het nijd en afgunst van sommigen deed geboren worden die beweerden dat hij enkel kinderkopjes kon vervaardigen. Zijn twee meesterwerken welke hij in de volgende jaren zou beeldhouwen, zouden echter momenteel zijn afbrekers tot stilzwijgen brengen. “De Heilige Suzanna” en vooral zijn “Heilige Andreas” waaraan hij tien jaren werkte, mogen met de prachtigste beelden uit de Italiaanse Barok wedijveren. Zijn Heilige Andreas, kolossaal marmeren beeld werd in de Sint-Pieterskerk samen met de “Heilige Longinus” van Bernini geplaatst. Een onzer nationale kunstenaars was erin geslaagd na jaren studie en arbeid, met een onwrikbare wil en een geweldig talent, zijn meesterwerk in het grootste en machtigste monument te zien inhuldigen. Eens te meer had ons land met een zijner zonen een vooraanstaande plaats in de kunstgeschiedenis ingenomen. In een vermaard gebleven brief, schreef Rubens o.a. het volgende betreffende Duquesnoy’s kunst: “Het is niet de kunst maar de natuur zelve die men in dit marmer ontdekt. Wat trouwens gezegd van die universeele lofbetuigingen welke de “Heilige Andreas” U verschaft. Uwe roem en uwe bekendheid stralen op gansch ons land uit!” Het beeld werd echter zoo slecht uitbetaald, dat Duquesnoy over geen voldoende geldmiddelen beschikte om zijn arbeiders te vergoeden en opnieuw herbegon een leven van ellende en afgunst, van droefheid en ziekte, toen plots Nicolas Poussin, die intusschen de officieele schilder van den Franschen Koning Lodewijk XIII was geworden, hem naar Frankrijk ontbood waar Richelieu hem een prachtige toekomst weglegde. Dit voorstel, beeldhouwer van den koning te worden, woning en huisvesting in het Louvre, stichting van een Academie en vooral het samenwerken met zijn ouden vriend, zetten Duquesnoy aan onmiddellijk naar Frankrijk te vertrekken. Helaas, nooit zou hij ter bestemming komen. De ziekte en de tegenslagen welke hij had geleden, hadden zijn gestel totaal ondermijnd.

17


binnenwerk jan/feb 2007

27-06-2007

14:56

Pagina 18

De geschiedenis verhaalt zonder dat wij echter met zekerheid aan het feit geloof mogen hechten, dat Duquesnoy door zijn broeder Jeroen, die enkele maanden vroeger in Italië was aangekomen werd vermoord. Jeroen Duquesnoy die een losbandig leven had geleid waardoor het contact tusschen beide broeders onmogelijk was geworden, was eindelijk naar Rome afgereisd met de hoop enkele bestellingen van Frans in ontvangst te mogen nemen. Bij het zien echter diens meesterwerken, zou de jaloerscheid dusdanig in hem ontbrand zijn, dat hij zou besloten hebben zijn broeder te vergiftigen. Jeroen die later het praalgraf van Mgr. Triest dat een der mooiste monumenten in dit genre en een der rijke sieraden van de St. Baafskerk te Gent is, zou beeldhouwen, zou zelfs toen hij in 1654 ter dood veroordeeld om een onnoemelijke misdaad en levend verbrand werd, bekend hebben zijn broeder te hebben vermoord. Doch over dit alles hangt een sluier van mysterie: werd die bekentenis van Jeroen afgedwongen door zijn folteraars en is Frans gestorven aan die kwijnende ziekte waarvoor de geneesheeren geen middel vonden? Wat er ook van zij nauwelijks had Duquesnoy besloten zijn reis naar Frankrijk te ondernemen, of zijn kwaal verergerde en op 12 Juli 1642 stierf hij te Livorne. De beteekenis en de invloed van Duquesnoy’s kunst zijn geweldig geweest; op het gebied van de klein-plastiek was hij als “Fattore di putti” en als schepper van ivoren kruisbeelden, de voorlooper van gansch een school kunstenaars die in Nederland, in Duitschland en later in Frankrijk zich door zijn methoden en techniek lieten inspireeren. Met zijn “Heilige Andreas” een der vier hoofdfiguren onder den koepel van de Sint-Pieterskerk te Rome en zijn “Heilige Suzanne” welke Burckhardt als “wellicht het beste beeld uit de XVIIe eeuw” aanzag, heeft Duquesnoy zijn plaats ingenomen bij de grootste beeldhouwers aller tijden. Den godsdienstigen geest van zijn periode wist hij met de eeuwigblijvende princiepen van de antieke kunst te verzoenen en hierdoor treft hem minder dan zijn tijdgenoten het verwijt van het artificieele en het theatrale. Hij zal voor het nageslacht een voorbeeld blijven van een zuivere kunstenaarsziel die de liefde van zijn kunst boven alles heeft gesteld en niet aarzelde tien jaren lang aan éénzelfde beeld te werken. Aan iemand die hem eens zei dat zijn beeld voltooid was, antwoordde hij: “Gij denkt dat omdat gij het model niet zien kunt, dat ik in mijn binnenste heb en wil weergeven”. Dat was Duquesnoy’s geheim en daarom juist is hij een groot kunstenaar geweest. Pierre Kluyskens 18


binnenwerk jan/feb 2007

27-06-2007

14:56

Pagina 19

HOEVER MEN BEGIN 1907 IN GENT STOND MET DE WERELDTENTOONSTELLING VAN 1913.

VOOR U VERZAMELD UIT 31 600 EDITIES VAN DE "GAZETTE VAN GENT".

Hebt U ze ook al opgemerkt, de berichtgevingen via krant en televisie waarin men het heeft over gigantische projecten welke pas over heel veel jaren gerealiseerd kunnen zijn? Olympische Spelen in Vlaanderen... de eventuele sluiting van onze kerncentrales... de totale vernieuwing van het Gentse SintPietersstation... De Jaren 2015, 2020 of nog verder in de toekomst worden zonder blozen geciteerd waarin de vooropgestelde doelstelling dient te worden bereikt en ik hoor je al mompelen: "Wiens hoofd doet er dan zeer?" Maar de jaartjes volgen mekaar heel snel op... Er is trouwens niets nieuws onder de zon! Terwijl in 1899 in ons Citadelpark een erg succesvolle "Provinciale Tentoonstelling" liep, werd reeds hardop gedroomd over een veel omvangrijkere "happening" die in de tweede helft van de negentiende eeuw in verscheidene Europese steden en ook in ons eigen land volop furore maakte: het verschijnsel "Wereldtentoonstelling" of "World's Fair", zoals de Engelsen in 1851 het eerste dergelijke evenement noemden. Veertien jaren zouden er over heen gaan vooraleer de Gentse "expositie" kon doorgaan. Net honderd jaar geleden kwam er voor goed schot in de zaak. Geniet mee van de euforie die de "rode draad" vormde in de hele onderneming en huiver bij het relaas over de vele hindernissen waarmee het pad naar de verwezenlijking van die ultieme droom bezaaid lag!

1 juli 1899 Gezien de buitengewone bijval van de Provinciale Tentoonstelling, waar het gisteren weer krioelde van het volk, is van heden af besloten te Gent in 1905 een Wereldtentoonstelling in te richten.

19 april 1900 Een paar maanden na de opening van de Provinciale Tentoonstelling werd in

19


binnenwerk jan/feb 2007

27-06-2007

14:56

Pagina 20

grondbeginsel aangenomen, reeds in 1904 te Gent een Internationale Tentoonstelling in te richten. Dit is nu vast besloten. Het zal een nationale tentoonstelling zijn met een internationale afdeling. Om het financieel beheer te verzekeren zal een naamloze maatschappij worden gesticht met een kapitaal van 1 miljoen, onder de titel Gent - Tentoonstelling 1904. Zodra de vereffening van de Provinciale Tentoonstelling van 1899 geregeld is zullen de belanghebbenden bijeen worden geroepen.

28 april 1903 In de gedachte eens iets groots te doen stelde de heer burgemeester Braun voor, in 1908 buitengewone feestelijkheden in te richten. Dat jaar zal de Koninklijke Maatschappij van Land- en Hovingbouw haar eeuwfeest vieren en een nog grotere tentoonstelling inrichten dan dit jaar. De kazerne van het park zal tegen 1907 platgelegd zijn en op het terrein van 7 ha kan dan een nationale tentoonstelling worden gehouden. De opening zou aanleiding geven tot stoeten en Venetiaanse feesten. De staat en de provincie zouden ongetwijfeld tussenkomen en de stad zou er wel 20 000 frank voor over hebben om grootse feesten tot stand te brengen die de vreemdelingen in massa aanlokken.

12 mei 1903 De heer burgemeester heeft met de heer kabinetsoverste de Smet de Naeyer het ontwerp van een nationale tentoonstelling in 1908 te Gent besproken. De minister is het zeer genegen maar heeft voorbehoud gemaakt voor wat het jaar betreft. Men mag intussen vooruit gaan. De regering zal tussenkomen.

18 april 1905 In de zitting van de stedelijke raad stelde de heer Bayens voor, in 1908 de honderdste verjaardag te vieren van het invoeren van de katoennijverheid te Gent. De heer burgemeester was met die gedachte zeer ingenomen en zou dat willen doen door dat jaar een nationale tentoonstelling te houden. Er blijft nog al de tijd om ze in te richten, doch eerst zou men zo snel als mogelijk in het park tot de afbraak van de kazerne moeten overgaan. Met dat doel zullen bij de heer minister van oorlog nieuwe stappen worden ondernomen.

20


binnenwerk jan/feb 2007

27-06-2007

14:56

Pagina 21

6 oktober 1905 Men weet dat het denkbeeld om te Gent in 1908 een grote tentoonstelling te houden weer besproken is geweest. Het middenbestuur van de Handels- en Nijverheidsbond van Gent heeft in haar zitting van dinsdag een dagorde gestemd, waarbij dit denkbeeld warm werd toegejuicht en al de handelsmaatschappijen werden uitgenodigd, een drukke propaganda te maken om dit te ondersteunen. Brussel, Antwerpen en Luik hadden op hun beurt wereldtentoonstellingen. Het is slechts rechtvaardig dat Gent, de eerste katoenstad en de tweede haven van ons land, op haar beurt wordt geroepen om gastvrijheid te geven aan een tentoonstelling, vooral na de beslissende proef van de Provinciale Tentoonstelling in 1899. Op dit ogenblik bepaalt alles zich tot een gedachtewisseling van een groepje ondernemende mannen vol initiatief. Er is nog geen comiteit, maar wel enkele personen die zoeken en bestuderen. De ene zou in 1908 een wereldtentoonstelling willen, de andere een nationale. Nog anderen een nationale met een internationale sportafdeling, een gelukkige gedachte uit hoofde van de verscheidenheid van de sporten, de belangrijkheid welke ze genomen hebben en de talrijke feesten en wedstrijden welke deze afdeling zou kunnen inrichten. Daar de tentoonstelling zou samenvallen met het eeuwfeest van de Koninklijke Maatschappij van Hovingbouw en Kruidkunde, zouden behalve een bijzondere vijfjaarlijkse tentoonstelling, gedurende heel de duur tijdelijke exposities van bloemen en planten worden ingericht. Men is het reeds eens over de plaats waar ze zal komen: het park van de citadel. De vesting moet verdwijnen zodra de nieuwe kazerne op de Kattenberg voltooid is. Daardoor zou men nog meer dan 6 ha bij het park kunnen voegen. Volgens anderen zou men de citadel niet afbreken, maar ze voor de tentoonstelling op een zeer schilderachtige wijze gebruiken. Men houdt sterk aan het jaar 1908, omdat het eeuwfeest van de Casino reeds duizenden vreemdelingen naar Gent zal lokken. Verder omdat in dat jaar de nieuwe zeevaartinstellingen zullen ingehuldigd worden en men de hoop koestert dat bij deze gelegenheid koningin Wilhelmina van Nederland naar Gent zal komen.

17 oktober 1905 In de Taverne Royale had een vergadering plaats van het Comiteit voor de Tentoonstelling. Daar werd uitgelegd dat de regering de verzekering heeft

21


binnenwerk jan/feb 2007

27-06-2007

14:56

Pagina 22

gegeven dat het na Luik de beurt is aan Brussel en aan deze tentoonstelling dezelfde voordelen en toelagen zouden toegekend worden als aan Luik. Er werd in overeenstemming met het gouvernement ook besloten die tentoonstelling te houden in 1910. De regering zou de stad Gent een Provinciale Tentoonstelling laten inrichten met waarschijnlijk een internationale afdeling voor de katoennijverheid.

21 oktober 1905 In zijn zitting van 17 oktober hield de Handels- en Nijverheidskring een gedachtewisseling over het inrichten van een tentoonstelling te Gent. De veelzijdige dagorde werd door de drukpers openbaar gemaakt. Tal van vragen moeten aan een nauwkeurig onderzoek worden onderworpen. Moet de tentoonstelling nationaal of internationaal zijn? Ware het goed een dergelijk onderwerp aan te gaan op het ogenblik dat er te Gent wetgevende verkiezingen plaatshebben? Welke plaats moet ertoe worden gekozen? Welke zijn de grootste werken van algemeen nut die het inrichten van de tentoonstelling moeten voorafgaan? Welke zijn de nieuwe werken tot uitbreiding van de stad, die ter gelegenheid van deze tentoonstelling kunnen ontworpen worden? De beheerraad besliste aan de heer burgemeester te vragen om de leden van de Kring te ontvangen. Ze zouden hem inlichten nopens de besluiten welke in de zitting werden vooruitgezet.

22 oktober 1905 De afgevaardigden van de Handels- en Nijverheidskring, de heren Fernand de Smet de Naeyer, voorzitter, Verbaere, secretaris, Eugeen de Hemptinne en Ferdinand Feyerick hadden een lang onderhoud met de heer burgemeester Braun en verklaarden zich voorstanders van een internationele tentoonstelling. Zij denken nochtans dat deze slechts in 1910 mogelijk is. Zij richtten zich tot het gemeentebestuur omdat de Kring oordeelde dat het initiatief van de stad moet uitgaan. Zij keurden het ontwerp ten volle goed en gaven de verzekering dat de stad op hun steun en ijverige hulp kan rekenen om de onderneming te doen gelukken. De heer Braun bevestigde op zijn beurt dat hij het denkbeeld geheel genegen is, zoals hij voordien reeds te kennen had gegeven. Hij beloofde binnenkort het schepencollege er van in kennis te zullen brengen. Zo het aangenomen wordt, zullen bij de heer gouverneur stappen worden aangewend om zijn bijstand te bekomen en er de juiste datum voor vast te stellen. Gezien de belangrijkheid van de geldelijke kant van de zaak is het denkelijk

22


binnenwerk jan/feb 2007

27-06-2007

14:56

Pagina 23

dat desnoods een vergadering tussen handelaars en fabrikanten zal worden belegd, teneinde vast te stellen of de mogelijkheid bestaat om de nodige kapitalen te verzamelen, die naar schatting een globale som van 2 miljoen frank zullen belopen, zoals te Luik het geval was.

24 oktober 1905 Sedert lange tijd, om zo te zeggen dadelijk na het sluiten van de zo buitengewoon geslaagde Provinciale Tentoonstelling van 1899, werd de wens uitgedrukt dit op grotere schaal te herhalen. Aanvankelijk werden zelfs 1904, 1905 en 1906 voorgesteld tot het houden van een nationale tentoonstelling. De zaak bleef echter bij een ontwerp en intussen waren te Luik volop de werkzaamheden aangevangen tot het inrichten van een internationale tentoonstelling, eerst bepaald in 1903, dan in 1904. Uiteindelijk werd in een akkoord met de regering, de Wereldtentoonstelling van Luik bepaald vastgesteld in het jubeljaar 1905, 's lands 75-jarige onafhankelijkheid. Daardoor viel natuurlijk niet meer te denken aan het organiseren van gelijk welke tentoonstelling te Gent in 1906. Nochtans blijft in aller harten de hoop voortleven om in onze stad, evenals reeds twee maal te Antwerpen, drie maal te Brussel en thans te Luik, een grote tentoonstelling in te richten. De buitengewone bijval te Luik dit jaar is een aansporing te meer om te zeggen dat het ditmaal de beurt is aan Gent. Inderdaad, waarom zou onze stad, het Manchester van het vasteland, niet kunnen wat te Antwerpen, te Brussel en te Luik met zoveel welslagen tot stand werd gebracht? Als er een tentoonstelling komt moet het eerst en vooral een wereldtentoonstelling zijn, geen provinciale noch een nationale. Gent moet aan heel de wereld trachten te tonen welke uitbreiding haar handel, nijverheid en haveninrichtingen hebben genomen. Bij een wereldtentoonstelling stromen uit alle delen van de wereld duizenden personen naar BelgiĂŤ en naar Gent en door hun uitgaven onder allerlei vorm brengen ze nieuwe rijkdommen aan en vermeerderen ze de welvaart. De financiĂŤle reden is nog de voornaamste niet. Wij Belgen zijn zo dicht bij elkander, dat alle nijverheid en de specialiteit van dit of dat artikel, al dadelijk door elkeen gekend is, terwijl er van het buitenland altijd iets te leren valt. Heden hebben wij onze vakken waarin de Belgische werklieden uitmunten, de andere landen hebben ook de hunne, die meestal voor onze vaklieden een gesloten boek blijven, tenzij men ze in tentoonstellingen leert kennen. Het is zeer natuurlijk dat elk land tijdens de vredelievende kampstrijden van de internationale tentoonstellingen er aan houdt, datgene te tonen waarin het de andere landen vooruitstreeft.

23


binnenwerk jan/feb 2007

27-06-2007

14:56

Pagina 24

Om al deze redenen dus zijn wij in grondbeginsel voor een internationale tentoonstelling. Over tijd, plaats en de financiĂŤle zaak zal later worden gehandeld. Van heden af kunnen wij verklaren dat wij het eens zijn met de heer burgemeester Braun, dat de tentoonstelling alle kansen van slagen kan hebben, maar slechts mag plaatshebben nadat alle grote werken welke thans te Gent aan gang zijn en andere die nog niet begonnen maar beslist zijn, voltooid zullen wezen. Wij hebben er alle belang bij aan de vreemdelingen het gezond gemaakte en verfraaide Gent in al zijn pracht te tonen. De middenkern van de stad, de uitbreiding van de zeehaven, de nieuwe statie Gent-Sint-Pieters en de afbraak van de citadel moeten voltrokken zijn vooraleer de stad Gent heel de wereld mag uitnodigen om zich binnen haar muren te verenigen. Dan zal het succes volledig zijn en de faam van het oude en steeds machtige Gent meer en meer verspreid worden, tot algemene voorspoed van BelgiĂŤ.

25 oktober 1905 Het schepencollege heeft de kwestie van een wereldtentoonstelling besproken en zich eenparig bij het beginsel aangesloten. Daartoe zullen de commissies van financiĂŤn, handel en nijverheid, schone kunsten, werken en feestelijkheden op vrijdag 27 oktober in het stadhuis vergaderen. De bestuurraad van de Kunst- en Letterkring is op zijn beurt het ontwerp van harte bijgetreden en heeft verklaard dat de stad op zijn ijverigste medewerking mag rekenen om de bijval te verzekeren.

26 oktober 1905 De algemene bijtredingen welke het ontwerp van een wereldtentoonstelling zowel bij de nijverheids-, handels- als kunstkringen ontmoet, doen voorzien dat het langzaam aan het rijpen is om tot een grote, heerlijke vrucht te gedijen. Immers, de ondersteuningen van de Handels- en Nijverheidskring en de Kring der Gentse Handelaars beduiden niet alleen dat men voor de samenstelling van het benodigde kapitaal beroep zal mogen doen op onze grote nijveraars en handelaars, maar dat zij ook door de huizen waarmee zij in het buitenland in betrekking zijn, talrijke en merkwaardige inzendingen zullen uitlokken. Daar alles laat voorzien dat men het ernstig meent en zeer groots wil doen, zal het tijd worden zich bezig te houden met de keuze van de plaats voor de aanstaande tentoonstelling, want elkeen weet dat het ontwerpen van plans voor de verschillende inrichtingen vele maanden werk vraagt, vooraleer men de hand

24


binnenwerk jan/feb 2007

27-06-2007

14:56

Pagina 25

kan slaan aan de eigenlijke arbeid, het oprichten van de verschillende gebouwen. Nu, het is niet mogelijk zelfs de minste schets te maken, als men niet weet over welke grond men kan beschikken. Bij alle wereldtentoonstellingen welke in de laatste jaren werden opgericht, is het de gewoonte geworden dat die aanleiding geven tot het verrijzen van een nieuwe wijk. Zo zagen we te Antwerpen in 1885 de wijk van het zuiden ontstaan en te Brussel nam na de beide laatste tentoonstellingen Tervuren een zeer grote uitbreiding. Als men hier van een tentoonstelling spreekt denkt men onwillekeurig aan ons park, dat in 1899 zulke schone omlijsting gaf aan de Provinciale Tentoonstelling. Zou echter ditmaal voor een internationale tentoonstelling het park, zelfs met heel de citadel inbegrepen, voldoende zijn? Men denkt algemeen van niet. Bovendien kan het om gans bijzondere redenen nog lange jaren duren vooraleer de regering de citadel aan de stad zou afstaan. Maar aangenomen dat men binnenkort heel die grote oppervlakte bij het park inlijft, denken bevoegde personen dat de plaats dan nog onvoldoende zou zijn. Men spreekt er reeds over de spoorweg Gent - Oostende aan Gent-Sint-Pieters en de Musschestraat te overbruggen en het park in verbinding te stellen met de terreinen rond de Grondwetplaats, waardoor men een grote oppervlakte zou winnen. Daarbij vergeet men echter dat tegen het tijdstip waarop de tentoonstelling moet plaatshebben, een groot deel van de gronden kan verkocht en bebouwd zijn en de nog grotere moeilijkheid, dat heel de spoorbaan tot aan de Stropbrug verbreed en opgehoogd zal zijn, zodat het onmogelijk wordt die ruimte te overbruggen. Indien al deze moeilijkheden zich zouden voordoen, ware volgens ons de beste plaats de uitgestrekte landen en weiden van de Neermeersen welke door de stad onlangs zijn aangekocht, gelegen tussen de Patijntjesstraat en de Leie, waarheen de nieuwe, halfronde boulevard van de statie Gent-Sint-Pieters naar de Godshuizenlaan brede toegang zal geven. Binnen enige jaren zullen de terreinen daar opgehoogd zijn en een ideaal plein aanbieden voor het houden van een tentoonstelling. In korte tijd zou een nieuwe wijk tot stand komen en Akkergem, tot nu toe nogal veel verwaarloosd, zou door de brug over de Leie nabij het gesticht van de weesjongens, in rechtstreekse verbinding zijn met de tentoonstelling en uit die nabuurschap voordeel trekken. Na afloop zou de wijk verbonden blijven met deze van het Patijntje en de nieuwe statie Gent-Sint-Pieters.

25


binnenwerk jan/feb 2007

27-06-2007

14:56

Pagina 26

28 oktober 1905 In de zitting van de stedelijke commissies verklaarde de heer burgemeester dat bij het schepencollege door drie voorname maatschappijen stappen zijn gedaan opdat te Gent een internationale tentoonstelling zou worden opgericht. De cijfers van de tentoonstelling te Luik werden meegedeeld, waar een maatschappij werd gevormd met een kapitaal van 1 700 000 frank. Te Gent moet dit insgelijks gebeuren. De stad Luik is tussengekomen voor 800 000 frank, de staat heeft meegeholpen door de werken aan de Ourthe en het toestaan van een nationale loterij. Het schepencollege is de inrichting van een internationale tentoonstelling genegen, indien het nodige kapitaal wordt gevonden door de te vormen maatschappijen. Verscheidene leden spraken in voordelige, maar ook in nadelige zin over het wellukken van zulk een tentoonstelling te Gent, te meer daar de regering haar tussenkomst heeft beloofd aan Brussel voor 1910. Uiteindelijk verklaarden de commissies zich in beginsel eenparig voordelig aan het houden van een internationale tentoonstelling, mits Brussel de hare laat varen. Pogingen zullen gedaan worden om de Brusselaars te bewegen van hun ontwerp af te zien. De heer burgemeester zal met dit doel in de loop van de aanstaande week een onderhoud aanvragen met het kabinetshoofd. Tevens zal een bijeenkomst worden belegd met het provinciaal bestuur, waarop de bijzonderste ingezetenen worden uitgenodigd die een internationale tentoonstelling kunnen doen lukken en in het voorkomend geval, de Naamloze Maatschappij der Wereldtentoonstelling van Gent zou worden gesticht. Voor de wegen en middelen zou 1 tot anderhalf miljoen nodig zijn, buiten de toelagen van de regering, de provincie en de stad. De heer burgemeester meent dat die kunnen gevonden worden bij middel van 20 000 inschrijvingen aan 50 frank.

31 oktober 1905 Op het einde van de geheime zitting van de gemeenteraad hield de heer burgemeester lezing van een brief die hij ontvangen heeft van baron de Kerchove, gouverneur van Oost-Vlaanderen, waarin gemeld wordt dat hij de heer minister graaf Paul de Smet de Naeyer gesproken heeft over een internationale tentoonstelling te Gent en het bezoek welk het schepencollege zinnens was hem in de loop van de week te brengen, om hem te vragen in 1909 voorrang te hebben op Brussel. De heer minister heeft geantwoord dat de regering een besluit heeft genomen

26


binnenwerk jan/feb 2007

27-06-2007

14:56

Pagina 27

en haar woord heeft gegeven en op een gedane zaak niet kan terugkomen. Brussel wilde vier jaar geleden in 1905 een wereldtentoonstelling houden ter gelegenheid van de 75ste verjaardag van 's lands onafhankelijkheid. Luik protesteerde hevig en eiste voorrang op Brussel, omdat men reeds drie jaar aan het werk was om ze in te richten. De regering kwam tussen in het voordeel van Luik en op haar aandringen heeft Brussel zijn beurt afgestaan, op voorwaarde er ĂŠĂŠn in 1910 te hebben. Indien Gent dus een internationale tentoonstelling wil inrichten in 1909 kan de regering haar niet de minste steun verlenen. Wil Gent na Brussel haar beurt hebben, dan ook zal de regering haar steunen, mits er een kapitaal wordt gevormd van 1 500 000 frank. In die omstandigheden denkt de heer burgemeester dat het onnodig is bij de heer minister te gaan, die toch niets anders zou kunnen antwoorden dan hetgeen hij aan de heer gouverneur heeft meegedeeld. Verscheidene leden stelden voor dat de raad heden nog de datum zou vaststellen waarop Gent een internationale tentoonstelling zal inrichten. Na een korte gedachtewisseling werd met algemene stemmen het jaar 1912 aangenomen. De heer burgemeester zal aan de heer minister de Smet de Naeyer het besluit van de raad doen kennen en men zal dadelijk het nodige doen voor het vormen van een naamloze maatschappij.

6 november 1905 Tijdens een feestmaal in de zaal van de Koninklijke Maatschappij ter bevordering van Nijverheid en Wetenschappen handelde de heer Monnier over de Wereldtentoonstelling te Gent en bedankte het stadsbestuur, de dagbladen en in het bijzonder de heer burgemeester voor de verdediging van het grondbeginsel. Hij bracht de woorden van de koning ter herinnering in zijn toespraak op het Sint-Pietersplein, naar aanleiding van de nationale feesten: "De Wereldtentoonstelling te Gent zal zijn wat de Gentenaars zullen willen" en zei dat het onnodig was er bij te voegen dat de Koninklijke Maatschappij er waardig zal op vertegenwoordigd zijn. De heer burgemeester dankte de heer Monnier voor de toegezegde steun. Hij heeft thans de uitdrukkelijke belofte van de regering dat in 1912 te Gent een Wereldtentoonstelling zal plaatshebben en meent dat zes jaar niet te veel is om alle grote werken te voltooien. Hij deed een krachtige oproep tot algemene samenwerking, om te bewijzen dat Gent nog niets verloren heeft. Gent moet na Brussel en Antwerpen de derde stad van BelgiĂŤ blijven! (geestdriftige toejuichingen)

27


binnenwerk jan/feb 2007

27-06-2007

14:56

Pagina 28

16 november 1905 We vermeldden reeds dat de heer burgemeester de verzekering heeft gegeven dat Gent in 1912 haar Wereldtentoonstelling zal hebben. Op het voornaamste gebied van de financiĂŤn zou de te doorlopen zes jaar van grote invloed kunnen zijn. Inderdaad, te Gent wemelt het niet van grote beursmannen, die soms met ĂŠĂŠn enkele zet duizenden franken winnen en daarom niet te nauw kijken als het er op aankomt enige aandelen in te schrijven tot het stichten van een naamloze maatschappij voor een tentoonstelling. Evenmin zijn er schatrijke edellieden die niet op enkele duizenden moeten zien. Gent is vooral een handels- en nijverheidsstad, waar buiten enkele uitzonderingen elkeen met de winsten van zijn handel, fabriek of nijverheidsgesticht zijn stand in de samenleving moet trachten hoog te houden en men natuurlijk wat kariger en voorzichtiger is om duizenden franken te wagen. Het mag niet verdoken worden dat het welslagen van een wereldtentoonstelling altijd wisselvallig is en voor een groot deel afhangt van het toeval. Nochtans, al begrijpen wij dat enkele bezitters aarzelen grote sommen in zulk een initiatief te wagen, toch menen wij dat al wie kan zou moeten bijdragen tot het vormen van het nodige kapitaal.

29 november 1905 Het grondbeginsel om in Gent een wereldtentoonstelling te houden staat vast. Een Studiekring zal binnenkort worden samengesteld. Het kapitaal van 50 000 frank, bestaande uit 100 delen van 500 frank, is reeds gevormd. Buiten de politiek werden stappen aangewend bij de heer gouverneur van de provincie en de heer burgemeester voor de vorming ervan. Vele nijveraars en notabelen tekenden reeds in. De Studiekring zal er de datum van vaststellen en tevens het oog houden op de uitbreiding en de verfraaiingswerken van de stad.

28 december 1905 Gisteren had de stichting plaats van de Studiemaatschappij voor de Internationale Tentoonstelling te Gent. Er werd een manifest voorgelezen dat een breedvoerig overzicht maakt van wat Gent is op gebied van nijverheid, handel, kunsten, wetenschappen en sport. Het toonde aan dat de stad aan de spits staat van alles wat betreft economische vraagstukken en werken van vooruitzicht. 28


binnenwerk jan/feb 2007

27-06-2007

14:56

Pagina 29

Het wees op het grote gemak van de gemeenschap, zowel ter zee als te land. Uit al deze bestanddelen zijn te Gent de hoop en de zekerheid ontstaan om evenals te Brussel, Antwerpen en Luik een World's Fair te kunnen inrichten. In de mening van de ontwerpers zal de voornaamste te overwinnen hinderpaal het onderzoek zijn van de middelen tot het samenstellen van het kapitaal, nodig voor de stichting van de bepaalde Maatschappij van de Wereldtentoonstelling van Gent. Het is bekend dat de staat, vooraleer subsidies voor een dergelijke onderneming toe te kennen en ze te machtigen een loterij met premiĂŤn te houden, onwederroepelijk de vorming van een kapitaal van anderhalf miljoen als voorwaarde stelt. Een andere voorafgaandelijke kwestie door de toekomstige Studiemaatschappij op te lossen, is de jaarbepaling. Het is nodig dat deze op minstens twee jaren afstand ligt van andere internationale tentoonstellingen, door Brussel en Parijs ontworpen. Intussen zal ze in aanraking komen met de openbare machten voor de keuze van de ligging. Eens die bepaald is, zal de Studiemaatschappij een grote prijskamp inrichten voor de aanlegplannen van de tentoonstelling, de bouw van de hallen en het geschikt maken van de hovingen. In dat verband zal er reden bestaan te onderzoeken of enkele van deze gebouwen, in plaats van in stuck of gips te wezen, geen duurzaam karakter kunnen aannemen, teneinde eens de verlichtingslampjes uitgedoofd zijn en de World's Fair voorbij is, enig monument of gebouw over te laten, in de aard van het prachtig Paleis van Schone Kunsten te Luik. De Studiemaatschappij zal al de voorstellen onderzoeken welke men haar onderwerpt en van het ĂŠĂŠn en ander onbekend gebleven genie de ontdekking afwachten van de clou die nodig is bij elke zichzelf eerbiedigende wereldtentoonstelling. Die zal zeker wel gevonden worden. Er is uiteindelijk een laatste punt waarmee zij zich niet minder zal te bekommeren hebben, namelijk de voltooiing van al de in uitvoering zijnde werken, die van Gent een grote, moderne stad moeten maken. Het is stellig dat wij aan de bezoekers geen stad mogen tonen welke in de toestand van een werkloods verkeert, met doorgebroken openbare plaatsen en een centrum vol puinen. De stad moet waardig worden gemaakt aan een wereldtentoonstelling!

29 december 1905 De aangekondigde vergadering voor de stichting van het Studiecomiteit voor de Internationale Tentoonstelling te Gent had plaats in het lokaal van de Handels- en Nijverheidskring aan de Lange Meer, onder het voorzitterschap

29


binnenwerk jan/feb 2007

27-06-2007

14:56

Pagina 30

van de heer Gustaaf Carels, met aan zijn zijde de heren gouverneur, burgemeester en Albert Feyerick, voorlopige schatbewaarder. Niet minder dan 139 personen welke de nijverheid, het fabriekswezen, de groothandel, de openbare werken en de financiën vertegenwoordigen zijn tot het comiteit toegetreden en hebben de 500 frank gestort. Dat geeft een kapitaal van 69 500 frank in plaats van de 50 000 die nodig was bevonden. Men mag dus zeggen dat de eerste oproep bijzonder en buitengewoon gelukt is. Er werd lezing gegeven van het ontwerp der statuten voor de stichting, welke zonder enige opmerking van belang eenparig werden goedgekeurd. Daarna ging men over tot de verkiezing van de raad van bestuur, die als volgt is samengesteld: - voorzitters de heren Gustaaf Carels en Gérard Cooreman; - ondervoorzitters de heren Maurits De Smet de Naeyer en Eugeen de Hemptinne; - algemene secretaris de heer Aug. Van Loo; - secretarissen de heren Leon Van Hollebeke en M. Nève.

3 april 1906 De beheerraad van het Studiecomiteit voor de Internationale Tentoonstelling vergaderde gisteren in de Handelsbeurs. Er is beslist dat te Gent een Wereldtentoonstelling zal gehouden worden in 1913, drie jaar na deze van Brussel die in 1910 is bepaald. Ze zal plaatshebben in het park, vergroot met de gronden van de citadel en op de uitgestrekte stadsgronden van de Grondwetplaats, aan de overzijde van de spoorbaan Gent - Oostende. Zij zal ongeveer 60 tot 70 ha beslaan.

7 juli 1906 De Etoile Belge heeft een artikel afgekondigd waarin de gedachte wordt vooruitgezet om de Wereldtentoonstelling van Brussel in 1910 te verdagen. Het blad is van oordeel dat Brussel dat jaar zal gelijken op een werf van afbraak, ten gevolge van de grote werken die in de hoofdstad zullen uitgevoerd worden. Het zou dan niet het gepaste ogenblik zijn om de vreemdelingen binnen de muren te roepen. Nog een andere beschouwing schijnt de gedachte kracht bij te zetten: "De hoofdstad heeft reeds drie tentoonstellingen gehad, Antwerpen twee en Luik één. Bijgevolg is het billijk en vaderlandslievend, het veld vrij te laten aan het initiatief van de Gentenaars, die terecht verlangen de aandacht van de vreem-

30


binnenwerk jan/feb 2007

27-06-2007

14:56

Pagina 31

delingen te vestigen op de zo gelukte hervormingen welke de stad der Artevelden, de gebroeders Van Eyck en Keizer Karel ondergaan heeft. De Gentenaars zouden de gelegenheid hebben de vreemdelingen een tentoonstelling aan te bieden, die door de pracht en de heerlijkheden van de hovingbouw een aantrekkelijke oorspronkelijkheid zou hebben. Een wereldtentoonstelling te Brussel zou na die van Luik vorig jaar en Milaan dit jaar, alle Gentse initiatieven hersenschimmig maken of de Gentenaars minstens een onbepaalde verdaging opleggen" Het Studiecomiteit van de Gentse tentoonstelling zal ongetwijfeld de aandacht vestigen op de beschouwingen van L' Etoile Belge. Het is inderdaad voor Gent zeer wenselijk voor Brussel te komen en misschien nu het beste ogenblik om pogingen in die zin aan te wenden.

17 september 1906 Het departement van oorlog heeft in grondbeginsel toegestaan, het grootste deel van de gronden welke voorzien zijn voor de nieuwe ruiterijkazerne te Sint-Pieters-Aalst, ter beschikking van de stad te laten, voor de ontworpen internationale tentoonstelling.

23 oktober 1906 Een bevoegd persoon van onze stad moet aan een opsteller van een Brussels blad gezegd hebben dat Gent gereed is een wereldtentoonstelling in te richten als Brussel ze in 1910 niet kan houden. De gronden zijn ter beschikking en de nodige kapitalen kunnen gemakkelijk gevonden worden om tegen dat jaar gereed te zijn. Wij hebben daar sindsdien echter niets meer over vernomen.

30 november 1906 Het technisch comiteit van de Studiemaatschappij voor de Internationale Tentoonstelling te Gent heeft eerlang bepaald beslist dat de internationale tentoonstelling van 1913 zal geplaatst worden op de gronden van de citadel en Sint-Pieters-Aalst. Deze beslissing zal onderworpen worden aan het Algemeen Comiteit, dat op 5 december vergadert.

3 december 1906 De heer burgemeester heeft het onderzoek meegedeeld aangaande de wereldtentoonstelling te Gent. 31


binnenwerk jan/feb 2007

27-06-2007

14:56

Pagina 32

"Minister de Smet de Naeyer heeft me verleden woensdag ontboden om mij te melden dat hij het bezoek had ontvangen van een afvaardiging uit Antwerpen, die aan de regering haar steun kwam vragen met het oog op het houden van een internationale tentoonstelling te Antwerpen in 1913. De minister deed opmerken dat de regering voor dat jaar haar woord had verpand aan de stad Gent en dat onder geen voorwendsel kon ingetrokken worden. Anderzijds zal de stad Gent de opgenomen verplichtingen moeten vervullen en door inschrijvingen een kapitaal samenstellen van 1 500 000 frank. Ik antwoordde dat het buiten twijfel stond, dat het kapitaal op de gezegde dag op tafel zou liggen, dat de ondercomiteiten reeds aan het werk zijn gegaan en eerlang de definitieve plaats zal aangeduid worden waar men de tentoonstelling zal houden." De heer Braun drukte daarop zijn overtuiging uit dat in 1913 al de grote werken te Gent voltooid zullen zijn en de haven haar beloofde uitbreiding zal nemen, eens de vaart van Terneuzen in orde is gebracht, zodat schepen van 8000 tot 10 000 ton rechtstreeks van de zee naar de Gentse dokken kunnen komen.

4 december 1906 Er werden drie plaatsen voorgesteld voor de tentoonstelling: het terrein van de Akkergemse meersen dat het eerst werd aangeduid, de gronden rond de nieuwe zeevaartinstellingen en de wijk van het park, verbonden aan Sint-PietersAalst. De Akkergemse meersen hebben een oppervlakte van nagenoeg 40 hectaren, maar alles zou er te maken zijn: riolen, beplantingen, enz. De gronden rond de nieuwe haven zijn te ver afgelegen en te moeilijk te bereiken. Beide eerste plaatsen werden dan ook door de commissie als onbruikbaar verklaard en afgewezen. Het voorontwerp van de plaatsingscommissie toont aan dat men moet voorzien in 76 000 m2 overdekte galerijen, waarvan 12 000 voor de kleinere hallen. De ruimte waarover men beschikt laat toe, al de instellingen veel te vergroten indien de noodzakelijkheid zich doet gevoelen. Het voorontwerp gaat overigens nog verder. Gent is de hoofdstad van de bloemenwereld en naast de eigenlijke hallen en paleizen behoudt men nog ongeveer 25 000 m2 voor aan de hofbouwtentoonstellingen. We hebben dit verslag in een Frans blad van onze stad gevonden en tot nu toe nog niets ontvangen. Waarschijnlijk denkt men van hogerhand dat men de toetreding van de Vlaamssprekende burgers en nijveraars niet zal nodig hebben!

32


binnenwerk jan/feb 2007

27-06-2007

14:56

Pagina 33

7 december 1906 Gisteren vergaderde het drukperscomiteit. Middelen werden beraamd om de propaganda voor de wereldtentoonstelling goede vruchten te doen afwerpen. De werking zal weldra volop aanvangen, want het staat vast dat het waarborgkapitaal van anderhalf miljoen er zal zijn en de tentoonstelling in 1913 zal plaatshebben.

8 december 1906 Heden vergadert de commissie van de feesten en aantrekkelijkheden. Het verslag van de secretaris voorziet een zestigtal congressen, onder andere ĂŠĂŠn met stoet, ingericht voor de burgerlijke en militaire gedecoreerden van heel het land. Die dag zal stellig heel BelgiĂŤ te Gent zijn!

15 december 1906 De ondercommissie van propaganda heeft voorgesteld kosteloos en op grote schaal een kleine beschrijving van de stad Gent te verspreiden, zoals de stad Milaan heeft gedaan. Een ander lid wil een gids doen opmaken van geheel de provincie. Een nieuwe maatschappij zou hiervoor kunnen gesticht worden. Bij de gemeenteraad zal worden aangedrongen op een krediet van 3000 frank, dat in de begroting is aangeschreven voor de propaganda. Een lid stelde de stichting voor van een inlichtingenbureel in de nabijheid van de statie, om de vreemdelingen alle gewenste aanwijzingen te geven, adresboeken te laten raadplegen, enz. De kosten worden begroot op 5000 frank.

24 december 1906 Zaterdag had onder het voorzitterschap van de heer Gustaaf Carels, algemene voorzitter van het Studiecomiteit voor de Internationale Tentoonstelling te Gent, een zitting plaats van het comiteit van wegen en middelen. Er werd besloten zonder uitstel over te gaan tot de samenstelling van het kapitaal. Uit de verstrekte inlichtingen blijkt, dat de meeste bankhuizen en grote nijverheidsgestichten beloofd hebben voor aanzienlijke sommen te zullen tussenkomen, maar teneinde iedereen toe te laten zich bij de onderneming aan te sluiten, zouden er aandelen van 100 frank zijn, te betalen in vijf jaarlijkse stortingen. Weldra zal een oproep worden gericht aan al de Gentenaars bij wie de bloei en de vooruitgang van de stad nauw aan het hart ligt, om hen uit te nodigen aan deze inschrijving deel te nemen. 33


binnenwerk jan/feb 2007

27-06-2007

14:56

Pagina 34

5 februari 1907 Het Algemeen Comiteit en de Commissie van Middelen en Wegen van de Studiemaatschappij voor de Internationale Tentoonstelling te Gent hebben in hun laatste zittingen de te nemen maatregelen besproken om het kapitaal bijeen te brengen voor de definitieve Maatschappij voor de Wereldtentoonstelling van Gent. De regering heeft haar steun en haar toelage aan de onderneming beloofd, indien de ontwerpers het waarborgkapitaal van anderhalf miljoen frank verenigen, bestemd om te bewijzen dat de onderneming gewild wordt door de Gentenaars en zij beantwoordt aan al de wensen der wereldtentoonstellingen welke in BelgiĂŤ zijn ingericht geworden. Het is overigens waarschijnlijk dat het waarborgkapitaal terugbetaald wordt, gelijk het gebeurde bij de tentoonstellingen van Antwerpen in 1894, Luik in 1905 en de Provinciale Tentoonstelling te Gent in 1899. Een jaar is verlopen sedert de vorming van de Studiemaatschappij. Het ontwerp van de wereldtentoonstelling werd rijpelijk onderzocht door het Algemeen Comiteit en de door haar aangestelde commissies. Heden kan het verwezenlijkt worden. Het denkbeeld is overigens dieper in de geesten gedrongen, de geestdrift van het eerste ogenblik heeft zich hervormd in een kalm en weldoordacht besluit: de Gentenaars willen hun wereldtentoonstelling! Het Algemeen Comiteit acht dus het ogenblik gekomen om een beroep te doen op de inschrijvers. Reeds zijn bijtredingen gekomen van zekere voorname financiĂŤle inrichtingen en enige der grote nijverheidsfirma's. Het is tot de Gentse bevolking dat men zich ditmaal wil wenden, want de tentoonstelling kan niet lukken, tenzij met de medewerking en de steun van al de standen van de maatschappij. De actiĂŤn van de definitieve Maatschappij der Tentoonstelling zullen ten bedrage zijn van 100 frank, een kapitaal dat zelfs de nederigste beurzen zal toelaten de onderneming bij te treden. Eerlang zullen omzendbrieven in het licht worden gezonden. Zij zullen de brede lijnen van het ontwerp geven, met een overzicht van het door de Studiemaatschappij afgelegde werk. Ze zullen in groot getal worden uitgedeeld in de omschrijving van Gent en de bijzonderste steden van de provincie. Het Algemeen Comiteit hoopt dat de bijgevoegde inschrijvingsbulletins in zeer groot getal terugkomen en binnen enige weken het kapitaal zal gevormd zijn van de definitieve maatschappij, die onmiddellijk daarna bepaald zal worden gesticht. De wereldtentoonstelling is dan een besliste zaak en er blijft de inrichters niets meer over dan de zending te vervullen waarmee de Gentenaars hen zullen gelasten. 34


binnenwerk jan/feb 2007

27-06-2007

14:56

Pagina 35

11 februari 1907 De wereldtentoonstelling van 1913 wordt bepaald te Gent gehouden, al is er een ogenblik kwestie geweest dat Antwerpen er aanspraak op maakte. Het Algemeen Comiteit hield een belangrijke zitting waarin onwederroepelijk beslist werd dat de tentoonstelling zal plaatshebben in het park en op de uitgestrekte gronden aan de overzijde van de statie Gent-Sint-Pieters. De heer Gustaaf Carels, één der voorzitters, heeft in naam van het Comiteit een laatste en rechtmatige hulde gebracht aan wijlen de heer August van Loo, de zo werkzame algemene secretaris, die zo plotseling door de dood werd weggerukt alvorens de Studiekring zijn werkzaamheden had beëindigd. In vervanging werd de heer Albert Ceuterick benoemd, de bekwame algemene secretaris van de Koninklijke Maatschappij van Landbouw en Kruidkunde. De grote zaak is thans de samenstelling van het anderhalf miljoen kapitaal. Al de aanwezige beheerders van de maatschappij hebben zich verbonden tot inschrijvingen voor een bedrag van 5000 frank. De nijverheidsgestichten en financiële instellingen zullen intekenen voor sommen van 5000 tot 25 000 frank. Binnenkort zal het bestuur de Dekenbond officieel bijeenroepen, alsook de maatschappijen van de stad, tot het maken van propaganda voor de algemene inschrijvingen. Het is van het grootste belang, vooral te doen opmerken dat het ingeschreven kapitaal niet verloren zal gaan. Bij de laatste tentoonstelling te Antwerpen werden al de ingeschreven aandelen voluit terugbetaald en er bleef nog een winst over van 22 %. Te Luik liet de tentoonstelling ook een boni over. Het is aan onze bevolking om te tonen dat zij evenveel vertrouwen heeft in de onderneming als te Antwerpen en te Luik en als elkeen wat meehelpt zal de zaak gemakkelijk gaan. De stad Gent mag door de ligging nabij de zeekust, waar tijdens het zomerseizoen duizenden vreemdelingen verblijven, langs die kant ook op een buitengewone bijval rekenen. De vele grote werken die in de laatste tijd te Gent werden aangevangen, zoals de nieuwe zeevaartinstellingen, de nieuwe statie Gent-Sint-Pieters, enz., zullen tegen de datum van de wereldtentoonstelling voltooid zijn. De kazerne van de citadel zal na de verdwijning midden het park een grond beschikbaar stellen zoals men zelden zal aangetroffen hebben om er een World's Fair op te richten. Erik De Keukeleire Fragmenten uit "De Wereldtentoonstelling van 1913 te Gent (1896-1920)", 352 pagina's, oktober 2004, uitgave in eigen beheer.

35


binnenwerk jan/feb 2007

27-06-2007

14:56

Pagina 36

HERDENKINGSDAGEN IN 2007

Wat gebeurde er 25 jaar geleden 13 Januari 1982: 27 Juni 1982: 22 September 1982: 9 Oktober 1982: 13 December 1982:

Dood van Geo Langie Dood van Gust De Muynck Einde van de Bijloke als hospitaal Stichting van de Gentsche Sosseteit Dood van Marcel Deruelle

50 jaar geleden 19 Januari 1957: 11 Maart 1957: 17 Mei 1957: 16 Juli 1957: 29 Augustus 1957:

De meubelzaak, gevestigd in het voormalig “Hotel De Gouden Leeuw” brandt volledig uit Dood van Cécile Cauterman Dood van Geo Henderick Dood van Henri Van Daele Dood van Jozef Cantré

75 jaar geleden 30 Januari 1932: 15 April 1932 19 April 1932: 8 Mei 1932: 25 Juli 1932: 26 September 1932: 21 Oktober 1932: 25 November 1932:

Inhuldiging van het Stadsarchief in de Abrahamstraat Dood van Lodewijk De Vriese Dood van Edgar Colle Geboorte van Yvonne Delcour Dood van Cyriel Buysse Dood Van Pierre De Geyter Dood van Alfons Van Werveke Opening van Cinema “Capitole”

100 jaar geleden 18 Februari 1907: 27 Februari 1907: 8 Juli 1907:

3 Oktober 1907: 21 November 1907:

Baekeland neemt een brevet op bakeliet Geboorte van Marcel Gazelle Triomfantelijk onthaal van de Gentse roeiers die na hun 2e overwinning in Henley de “faoze” meebrengen naar Gent De laatste militairen verlaten de Citadelkazerne Geboorte van Ghislain Mahy

36


binnenwerk jan/feb 2007

27-06-2007

14:56

Pagina 37

125 jaar geleden 17 Januari 1882: 21 Februari 1882: 3 Maart 1882: 22 Maart 1882: 25 Maart 1882: 16 Mei 1882: 23 Mei 1882: 7 Augustus 1882: 5 September 1882: 25 September 1882: 2 Oktober 1882: 8 Oktober 1882: 26 November 1882:

Dood van Edmond De Busscher Dood van Charles de Kerchove de Denterghem Geboorte van Valentin Vaerwyck Geboorte Cécile Cauterman Hippoliet Lippens volgt zijn schoonvader op als Burgemeester Geboorte van Maurice Dupuis Dood in Congo van Jozef Vandevelde De Gemeenteraad keurt het Zolikofer-De Vigne-plan goed Geboorte van Archilles De Maertelaere (Bentos) Dood van Désiré Van Monckhoven Geboorte van Leon Sarteel Opening van de Oefenschool Inhuldiging van het grafmonument van Lieven De Winne

150 jaar geleden 7 Januari 1857: 19 Februari 1857: 4 Maart 1857: 4 April 1857: 19 Arpil 1857: 9 Mei 1857: 21 Augustus 1857: 14 Oktober 1857: 18 Oktober 1857: 21 December 1857:

Dood van Theodoor Schellinck Geboorte van Julius Mac Leod Stichting van “De Broederlijke Wevers” Geboorte van Hippolyte Leroy Geboorte van Jozef Vercouillie Pauselijke banbulle tegen de Almanak van “‘t Zal Wel Gaan” Geboorte van Louis Mast De krankzinnigen worden van de Alexianen overgebracht naar het Guislaingesticht Stichting van het Van Crombrugghe-Genootschap Charles de Kerchove de Denterghem wordt benoemd tot Burgemeester

200 jaar geleden 1 Januari 1807: 8 Mei 1807: 3 Augustus 1807:

De Panassusschouwburg wordt gesloten wegens het verbod nog stukken op te voeren in het Nederlands De Stad koopt het Rabot van de Fransen Benoeming van Mgr. de Broglie tot 19e Bisschop van Gent

37


binnenwerk jan/feb 2007

27-06-2007

10 Augustus 1807: 7 September 1807: 7 November 1807:

14:56

Pagina 38

Nieuwe muiterij in de Kulderschool: Werkhuis en machines worden vernietigd Stichting van de Vrijmetselaarsloge “Les Vrais Amis” Kanunnik Triest sticht de Orde van “De Broeders van Liefde”

250 jaar geleden 6 April 1757: 24 Augustus 1757:

Geboorte van Maria Schellinck Geboorte van Jean-Baptiste d’Hane-Steenhuyse

300 jaar geleden 10 September 1707:

Geboorte van Anne-Marguerite Van Reysschoot

350 jaar geleden 28 Mei 1657:

Dood van Antoon Triest

400 jaar geleden 29 Augustus 1607:

Eerste steenlegging van de kerk van de Abdij van Oost-Eecloo aan de Posteernepoort

500 jaar geleden 22 Mei 1507: 22 Mei 1507: 19 Oktober 1507:

Ontslag van Mercatel als Abt van de St-Baafsabdij Blijde Intrede in Gent van Margareta van Oostenrijk als Regentes der Nederlanden Geboorte Viglius Aytta

600 jaar geleden 30 April 1407:

De Raad van Vlaanderen die gevestigd was in Oudenaarde wordt overgeplaatst naar Gent

38


binnenwerk jan/feb 2007

27-06-2007

14:56

Pagina 39

DE BRANDEMMERS VAN 1640

In augustus en september 1640 kocht de Gentse magistraat 305 lederen emmers bestemd voor de brandbestrijding1. De enige manier in die tijd om dit te doen bestond hierin dat men vanop ladders emmers water op de brandhaard goot. Daartoe werden die ladders bemand met blussers, de ene boven de andere, die de emmers water aan mekaar doorgaven. Zeer efficiënt was dit niet maar het was toen de enige bestrijdingstechniek samen met het neerhalen van brandende gevels bij middel van lange persen voorzien van haken. Het was nog meer dan 30 jaar wachten op de uitvinding van de slangenbrandspuit -in 1672- door de Hollandse schilder Jan Van der Heijden. Zelfs dan gold nog ‘Brand in de stad, een ongelijke strijd tegen een onvermijdelijke catastrofe’2. Hoe zo’n leeren branthemer er uitgezien heeft kunnen wij gaan bekijken in

39


binnenwerk jan/feb 2007

27-06-2007

14:56

Pagina 40

het museum ‘Het Huis van Alijn’ dat twee exemplaren bezit3. Het zijn zoals onze huishoudemmers omgekeerde afgeknotte kegels uit dik leder met een dubbele boord van ongeveer 3 cm. waaraan met ijzeren ringen een hengsel vastgemaakt is (Zie figuur). Ze hebben een nuttige hoogte van 24 cm. gemeten vanaf de bodem tot aan de onderrand van die dubbele boord. De inhoud daarvan is 6,5 liter (Zie bijlage 1). Die 305 brandemmers kocht de magistraat bij 3 leveranciers4.

Op 17 augustus : - Bij Marten Van Goethuijsen 94 exemplaren aan £ 51-9-0, waarvan 52 aan £ 0-10-6 per stuk en 42 aan £ 0-11-6. - Bij Marten Gheeraerts 96 exemplaren aan £ 59-19-0, waarvan 17 aan £ 0-11-8 en 79 aan £ 0-12-8 per stuk.

Op 18 augustus : - Bij Franchois Van der Biest 25 exemplaren aan £ 0-13-6 per stuk.

Op 20 september : - Bij Marten Van Goethuijse 44 exemplaren voor een totale som van £ 29-18-0, waarvan 6 aan £ 0-11-0 en 38 aan £ 0-14-0 per stuk. - Bij Marten Gheeraerts 46 exemplaren aan £ 32-16-0, waarvan 18 aan £ 0-14-0 en 28 aan 0-14-6 per stuk5. Amper 4 maanden na die laatste aankoop - op 3 februari 1641 – kocht de magistraat bij de weduwe van Marten Gheeraerts nog een vracht van 56 brandemmers aan £ 0-14-6 per stuk. Op dat ogenblik beschikte de magistraat dus minstens over 361 brandemmers als er tenminste sedert 12 augustus geen verloren gingen tijdens een brand. In werkelijkheid zal de beschikbare hoeveelheid veel groter geweest zijn. Veel gegoede ingezetenen zullen er ook in voorraad gehad hebben wat de vergoeding aan greffier Dhane illustreert. Op 8 november 1640 namelijk had de magistraat hem de 8 brandemmers vergoed – aan 12 sch. per stuk – die verloren gegaan waren bij het blussen van het brandend huis op de lieve van ene Van der Gucht. Alle brandemmers uit die voorraad hadden zeer waarschijnlijk niet dezelfde afmetingen, de kostprijs varieerde immers van £ 0-10-6 (63 stuivers) tot £ 014-6 (87 stuivers) wat een meerprijs is van 38,10 %. Als we de brandemmer van het ‘Huis van Alijn’ tot de kleine soort rekenen (wat hij met zijn 6,5 liter best kan geweest zijn) en de meerprijs van 38,10 % van de grote soort vertalen naar de inhoud ervan dan hebben we een emmer 40


binnenwerk jan/feb 2007

27-06-2007

14:56

Pagina 41

van ongeveer 9 liter. Met het gewicht van de emmer is dat meer dan 9 kg. Een behoorlijk gewicht is dat om van blusser tot blusser naar omhoog getild te worden temeer dat dit met één hand moest gebeuren, met de andere moest hij zich immers aan de ladder vasthouden. De kostprijs van zo’n emmer mag hoog genoemd worden als men bedenkt dat de magistraat in die jaren aan soldaet bourgomgnon Pierre Chambe(r)llain6 – ghestropieert in den reghten aerm7, vermoedelijk tijdens het beleg van Oostende - een alimentatiegeld van 5 stuivers per dag betaalde, een last die de centrale overheid aan de stad opgelegd had in februari 16048. De 63 stuivers van de goedkoopste emmer betekenden dus meer dan 12,5 dagen levensonderhoud en de 87 van de duurste soort meer dan 17 dagen. Wat de reden kan geweest zijn van die acute kooplust van de magistraat in de zomer van 1640 wordt nergens vermeld. Wellicht is de tragische gebeurtenis van 1 juni van dat jaar – de brand van de Sint-Baafskathedraal - daar niet vreemd aan, al was het niet de eerste keer dat die als een brandende toorts in de skyline van het oude Gent stond (Zie bijlage 2). Op 1 juni 1640 dus brandde volgens de ‘Aude Cronijcke van Vlaenderen… ‘van de hand van Justus Billet (1592-1682): …de heele cappe van… S. Baefs van vooren an den grooten thorre tot achter an de mueren van onse vrauwe capelle daer in begrepen den cleijnen thorre gheseijt den pellicaen staende op het cruijs van de kercke (het transept) …dat maeckte eene vlamme seer schrijckelick om sien ende den autheur belijt noijt grooteren… brant gesien te hebben10. In zijn Cleene ofte corte chronycke van Ghendt 11… schrijft dezelfde auteur dat het dak van het koor in de vlammen opging daerin begrepen den cleynen thorre den pellicaen. De rest van het dak bijgevolg niet. Is de laatste versie de juiste? In minder dan vier uren was het gebeurd. De herstelling gebeurde zonder de pellicaen. Vier jaar later zullen die brandemmers goed te pas gekomen zijn. Op 8 aug. 1644 namelijk trof de bliksem tijdens een hevig onweer het bovenste gedeelte van het Belfort en stak er de brand in. Stadsschaliedekker meester Pieter Impens fq mr. Jan slaagde erin de brand te blussen en aldus een catastrofe te verhinderen; en dit mits halsbrekende toeren naar het oordeel van de magistraat. Die uitte zijn dankbaarheid in klinkende munt met een pensioen van 25 pond gr. sjaers hem ghejondt ende gheaccordeert over sijne extraordinaire debvoiren ghedaen int perijckel (gevaar) van sijn leven int blusschen van den brant ghecommen int opperste van den belfort…12 . Nu zou hem allicht alleen maar een decoratie ghejondt ende gheaccordeert geweest zijn.

41


binnenwerk jan/feb 2007

27-06-2007

14:56

Pagina 42

BIJLAGE 1. De inhoud (Zie figuur) werd berekend aan de hand van de omtrek aan de onderrand van die dubbele boord (d.i. een cirkel van 67 cm en dus een straal van 10,67 cm. en een oppervlak van 357,49cm2) en van de omtrek aan de bodem (d.i. een cirkel van 45 cm en dus een straal van 7,71 cm. en een oppervlak van 186,64cm2.) De nuttige inhoud van die brandemmer is dan gelijk aan de inhoud van de kleine cilinder met een basis van 186,64 cm2. en een hoogte van 24 cm. plus de helft van het verschil tussen hem en de inhoud van de grote cilinder met een basis van 375,49 cm2. en een gelijke hoogte van 24 cm. Dit is 8579,74 cm3. (grote cilinder) min 4479,40 cm3 (kleine cilinder) = 4100,34 cm3. gedeeld door 2. Die helft (zijnde 2050,17) opgeteld bij 4479,40 geeft 6529 cm3 of 6,5 liter.

BIJLAGE 2. Op 2 september 1602 was dit ook het geval geweest. Toen was het de toren die het moest ontgelden, de houten spits ging verloren en werd niet hersteld. De magistraat betaalde toen aan meer dan 200 persoonen tzamen £ 37-8-4 hemlieden toegheleyt ten respecte van den goeden debvoire ende diligentie … ghedaen int blusschen vande gruwelicken brandt ghecommen in den turre van tSinte Janskercke. Eén blusser wordt met name genoemd nl. ene Hans Van der Noot omdat hij daarenboven een toelech van £ O-16-8 kreeg thulpen het cureren (verzorgen) synne quetsure hem toeghecommen int helpen blusschen, waarin hij zich met vier metgezellen vrommelick (vroom = dapper13) ghequeten had. De magistraat had toen al dezelfde reactie als in 1640. Hij bestelde 6 dozijnen leeren brandemmers bij ene Robert Van Thuyne ten oirbeure (oorbaar = nut) deser stede aan 5 sch. per stuk14. Dat is minder dan de helft van de goedkoopste emmer van 1640. E. OSSIEUR

NOTEN 1 2

3 4

S(tads) A(rchief) G(ent). Reeks 400/154, fº 180 en fº 181v; reeks 400/155, fº 178. Van Nimmen, M. in Het Tijdschrift van het Gemeentekrediet 51 (1997), nr. 199 Themanummer. Rond het bombardement van Brussel van 1695. Met dank aan Mevr. Greet Van der Haege van ‘Het Huis van Alijn’. In de stadsrekeningen worden de bedragen uitgedrukt in de rekenmunt, d.i. in pon-

42


binnenwerk jan/feb 2007

27-06-2007

14:56

Pagina 43

den, schellingen en penningen grooten Vlaems zoals de notuleerder het op fº 1 van ieder register uitdrukt. Daarin is 1 pond = 20 sch. = 240 groten. Uitzonderlijk worden ook wel eens guldens en stuivers (het courant geld) gebruikt waarin 1 gulden = 20 stuivers = 1/6 pond. 5 Betaelt aen Marten Gheeraerts £ 32-16-6 over den coop ende leverijnghe van 42 branthemers de 28 ten £ 0-14-6 ende dander 18 ten £ 0-14-0 tstick. Ordonnantie van 20 september 1640. Ergens is hier een fout begaan. Er zijn geen 42 maar wel 46 emmers en de 28 kosten aan de opgegeven prijs £ 20-1-4 en de 18 aan de opgegeven prijs £ 12-12-0 wat samengeteld £ 32-13-4 geeft en niet £ 32-16-6. 6 SAG. Reeks 400/154, fº 159. 7 < Fr. Estropier = beroven van het gebruik van een lidmaat. 8 Nog drie andere invalide soldaten kregen vanaf die maand hetzelfde pensioen: twee Luxemburgers gheestropieert int slincse been, Jean Dolesi en Jean Renart en de Vlaming Jan Doignies, gheestropieert in de twee beenen. (SAG. Reeks 400/115 (boekjaar 10 mei 1605 t. & m. 10 mei 1606), fº 324. 9 De Busscher, E. Juste Billet, chroniqueur gantois au XVIIé siècle. Aperçu biographique et historique. Gand 1873. 10 (Bibl. RUG. nr. G/12974/1) 11 Handschrift (s.l., s.n., s.d.) in SAG, momenteel niet beschikbaar, maar aangehaald in Prof. Dr. Firmin De Smidt & Dr. Elisabeth Dhanens. De Sint-Baafskathedraal te Gent. Tielt, Amsterdam. 1980. 12 SAG. Reeks 400/159, fº 134. 13 Cfr. Het strijdlied: ‘Berg op Zoom houdt u vroom …’. 14 SAG. Reeks 400/112, fº 266v, fº 273 en fº 273v.

43


binnenwerk jan/feb 2007

27-06-2007

14:56

Pagina 44

GENTSE MEMORIEDAGEN: 23-24-25-26 AUGUSTUS

23 Augustus 1536 De monikken van de St-Baafsabdij worden seculiere kanunniken.

23 Augstus 1566 In minder dan 36 uren gaat het grootste gedeelte van het Gents artistiek patrimonium verloren: “Een haelfen dach, den gheg heelen nacht ende den naeropvolghenden gheheelen dach”. De Beeldenstormers vernielden van 22 Augustus om 14 uur tot ‘s anderendaags in de avond, alle beelden van de kerken, kapellen, kloosters en godshuizen. “Ja, niet een beeldeken dat up strate stont, of ‘t moeste onsticken (aan stukken) ghesmeten zijn.”

23 Augustus 1842 De grote treurspeelster Elisabeth Rachel (1821-1858) treedt op in de schouwburg in Gent.

23 Augustus 1852 Geboorte van Edmond Van Beveren. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2005 - N° 5 - pp. 342-343.

23 Augustus 1947 In de nacht van 23 Augustus brandt de Kulderschool op de Martelaarslaan af.

24 Augustus 1429 Groot schietspel georganiseerd door de St-Sebastiaansgilde. Het wordt bijgewoond door 59 andere gilden.

44


binnenwerk jan/feb 2007

27-06-2007

14:56

Pagina 45

24 Augustus 1578 De Zusters van Galilee worden door de Calvinisten uit hun klooster verdreven. De Priorij van O.L.V. van Galilee was een nonnenklooster dat rond 1431 gesticht werd door Jan Eggart, ambtenaar van het grafelijk hof van Holland. De zusters onderhielden de regel van Augustinus. Het klooster werd begrensd door de Hoogstraat, de Holstraat, het Schouwvagerstraatje en de nu verdwenen Penssteeg. Aanvankelijk was het klooster voorzien voor maximum 16 zusters “overmidts dat dicwils de groote menichte turbacie ende confucie maect.” Het nam later een enorme uitbreiding, er kwam een neerhof, een brouwerij, een kerk en gebouwen die zich uitstrekten tot aan de Holstraat. Een halve eeuw na de stichting waren er reeds 200 zusters, waaronder een zuster van Karel De Stoute. In 1515 brandde het klooster af, maar hetzelfde jaar werd het reeds herbouwd dank zij de steun van enkele aanzienlijke families, waaronder Margareta van Oostenrijk. Bij de beeldenstorm had het klooster veel te lijden en werden de zusters uitgedreven. Zij namen opnieuw bezit van hun klooster in 1584, maar er bleven toen slechts 19 zusters over. Kwam opnieuw tot bloei maar werd in 1783 afgeschaft door Jozef II. De Urselinen werden er in ondergebracht; als nuttige orde (zij gaven onderwijs) mochten zij blijven bestaan.

24 Augustus 1757 Geboorte van Graag Jean-Baptiste d’Hane-Steenhuyse. Wij hebben het hier over Jean-Baptiste II; want er was ook nog een JeanBaptiste I en een Jean-Baptiste III. Wanneer de naam d’Hane-Steenhuyse iedere Gentenaar nog familiair in de oren klinkt, is dat niet zo zeer wegens de figuur van de Graaf, dan wel wegens zijn prachtige woning in de Veldstraat die zijn grootvader had laten bouwen door David ‘t Kindt. De schatrijke Graaf was getrouwd met Gravin Rodriuguez d’Evora y Vega. Hij was o.m. Heer van Leeuwergem, Steenhuyse, Drongen, Nieuwland, Echove. Onnodig te zeggen dat, in deze omstandigheden, de man erg conservatief was en talrijke eervolle functies bekleedde. In 1814 werd hij Indendant van Oost-Vlaanderen en lid van de Eerste Kamer van de Staten-Generaal, later Kamerheer van Willem I.

45


binnenwerk jan/feb 2007

27-06-2007

14:56

Pagina 46

Tijdgenoten die hem goed kenden liepen niet hoog op met zijn intelligentie. Afgemeten en stijf, was hij weinig gecultiveerd. Een traagheid die moest doorgaan voor een grote waardigheid verborg in feite een zeer middelmatig verstand. Hij was nogal gemakkelijk geneigd om zijn grote rijkdom tentoon te spreiden. Wij kunnen nu misschien lachen met deze kleinmenselijke zwakheid, maar ze had toch voor gevolg dat Gent aldus, op internationaal vlak, een reputatie kreeg die het anders nooit zou genoten hebben. De Graaf stond immers altijd gereed om de groten van deze aarde te ontvangen in zijn prachtig hotel. Wie werd er allemaal niet ontvangen of kwam er logeren? De lijst is te lang om ze hier te publiceren. Enkele toch: niet alleen Jérôme Bonaparte en de Koningin van Westfalen. In 1814 ook Tsaar Alexander I van Rusland en - onnodig te zeggen - de Koning van Frankrijk Lodewijk XVIII, die zich hier met zijn gevolg kwam installeren op 30 Maart 1815 en hier verbleef tot 22 Juni van hetzelfde jaar. Gedurende bijna 3 maanden was het Hotel d’Hane-Steenhuyse de zetel van het Frans Koningshuis. Onder de andere gasten vermelden wij Talleyrand, Willem I, de Prins van Oranje. In Gent begon men te spreken van de “Prinsenherberg” wanneer men het had over het Hotel d’Hane-Steenhuyse. Graaf Jean-Baptiste d’Hane-Steenhuyse stierf op 17 Januari 1826. Hij had 7 kinderen. Twee levensgrote portretten van hem hangen nog in het Kasteel van Leeuwergem.

24 Augustus 1772 Geboorte in Den Haag van Willem I. Hij was getrouwd met Frederika van Pruisen. Op 31 Juli 1814 nam hij de administratie van ons land over van de door de commissarissen van de geallieerden tijdelijk aangestelde GouverneurGeneraal Baron de Vincent. Hij deed zijn Blijde Intrede in Gent (als Prins van Oranje) op 11 September 1814. Hij bracht talrijke malen een bezoek aan Gent, zo in 1814, 1815, 1817, 1819, 1820, 1823, 1929. Hij deed troonsafstand op 7 Oktober 1840 en vestigde zich in Duitsland. Na de dood van zijn vrouw hertrouwde hij met de Belgische katholieke Gravin d’Oultremont. Hij stierf te Berlijn op 12 December 1843.

46


binnenwerk jan/feb 2007

27-06-2007

14:56

Pagina 47

Willem I (1772-1843)

24 Augustus 1802 Geboorte van Adolphe Bartels. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2002 - N° 5 - pp. 302-303.

24 Augustus 1866 Geboorte van Gustave Abel. Deze advocaat en liberaal provincieraadslid was Hoofdredacteur van “La Flandre Libérale” van 1893 tot 1913. Om het lezerspubliek te verruimen maakte hij er een dagblad van met algemene informatie. Ook dramaturg in zijn vrije uren schreef hij een “comédie” die in 1910 in Brussel en in Gent opgevoerd werd door artiesten van de “Comédie Française”. Hij stierf te Ukkel in 1945.

47


binnenwerk jan/feb 2007

27-06-2007

14:56

Pagina 48

24 Augustus 1890 De Duitse beelhouwer Mathias Zens wordt Belg genaturaliseerd. Hij werd geboren op 20 Maart 1839 in Grandsdorff, een zelfstandige parochie van Schwarzenborn in de Eifel. Hij was de jongste zoon van een christelijk landbouwersgezin. Een autodidact als houtsnijder, ging hij na de Lagere school in leer voor meubelmaker. Hij deed zijn militaire dienst bij de Artillerie in Keulen. Het is dààr dat hij in contact komt met priester Kolping die zijn begaafdheid ontdekt en er voor zorgt dat hij een studiebeurs krijgt om te gaan studeren in de pas opgerichte St-Lucasschool in Gent. Hij is dan 27 jaar en krijgt er lessen wiskunde en tekenen van Baron Béthune. Hij richt hier een klein ateliertje op en gaat wonen in St-Jan-de-Deo op het Chartreuzenpleintje. Hij wordt hier ingeschreven in het vreemdelingenregister in 1867. Enkele jaren later gaat hij een huis met atelier bewonen in het Schouwvagerstraatje. Zijn eerste grote opdracht is het meubileren en stofferen van de St-Annakerk. Zijn atelier waar een 20-tal mensen werken wordt te klein en in 1874 koopt hij een oude bloemisterij in het Klein Bellevuestraatje. Voor dezen die het niet mochten weten, dit heet nu Rozemarijnstraat. Achter werk moet hij niet zoeken, want velen die iets moois willen komen automatisch terecht bij Mathias Zens. In 1907 zien wij hem op een groepsfoto, omringd door 56 medewerkers, een getal dat op het einde van zijn loopbaan zou oplopen tot 100. Kerken opnoemen waar werken van hem te zien zijn is onbegonnen werk, het zou vlugger gaan deze te vermelden waar niets van hem te vinden is. Vermelden wij toch maar, buiten de Gentse kerken, o.a. deze van Eeklo, SintNiklaas, Beveren-Waas, Rupelmonde, Brugge, Wachtebeke, Temsche, Ans, Aalst. Niet te vergeten meerdere Duitse kerken. Hij was een patriarchale figuur, droeg een verzorgde lange grijze baard en liep meestal gekleed in een lange groene mantel met dito-pelerine. Hij bleef ongehuwd en zijn huishouden werd gedaan door zijn nichtje Katharina Zens. In 1920, hij is dan 81 jaar, gaat hij wonen in de Refuge op de Coupure, waar een ander nichtje van hem, Anna, kloosterzuster is. Het is aldaar dat hij zal sterven op 3 Oktober 1921. Hij werd begraven op het kerkhof van Mariakerke.

48


binnenwerk jan/feb 2007

27-06-2007

14:56

Pagina 49

24 Augustus 1924 Op de gevel van het café “De Stad Audenaerde” op de hoek van de Kortrijkse steenweg en de Baliestraat wordt een gedenkplaat aangebracht ter ere van Edith Cavell. Deze Engelse verpleegster die geboren werd in 1866 kwam in 1906 naar België waar ze in Brussel een school voor verpleegsters stichtte. Gedurende de Eerste Wereldoorlog hielp zij vele gevluchte krijgsgevangenen, weggevoerden, enz. over de grens. Zij had regelmatig contacten met de geheime diensten van de geallieerden. Dit gebeurde meermaals in het café “De Stad Audenaerde”. Zij werd door de Duitsers in Brussel gefusilleerd op 12 Oktober 1916. In 1940 werd de plaat overdekt met een laag sneldrogende kalkmortel waarover een oud cinema-affiche geplakt werd. In 1960 werd dit café afgebroken en vervangen door een modern gebouw. De gedenkplaat werd op het nieuw gebouw geplaatst.

24 Augustus 1929 Dood te Zwijnaarde van Karel Van de Woestijne. Deze letterkundige werd geboren in de St-Lievensstraat op 10 Maart 1878. Na het Atheneum gaat hij aan de Unversiteit Germaanse Filologie studeren, evenwel zonder examens af te leggen. In 1899 gaat hij met zijn jongere broer Gustaaf in Latem wonen. Na de dood van zijn moeder in 1903 trouwt hij en houdt zich bezig met de ouderlijke koperslagerij. Hij komt dan wonen in de Prins Albertstraat in StAmandsberg. Einde 1904 wordt zijn vrouw na haar eerste bevalling zwaar ziek en het gezin gaat terug in Latem wonen. Hij doet de navette naar Gent. Zijn vriend Emmanuel De Bom bezorgt hem een betrekking als correspondent bij “De Nieuwe Rotterdamsche Courant”. Hij zou dit 23 jaar blijven. Hij verhuist naar Brussel. Vanaf 1911 was hij ook ambtenaar bij het Ministerie van Openbaar Onderwijs en Schone Kunsten. In 1920 gaat hij in Oostende wonen. Hij was inmiddels aan de Unversiteit benoemd tot Professor van Nederlandse Literatuurgeschiedenis. Hij kwam tenslotte terug naar Gent en ging wonen in een villa aan De Sterre. In 1960 werd er een gedenksteen aangebracht aan zijn geboortehuis, 6 jaar voordien had men reeds een gedenkplaat onthuld aan het huis in de Slijpstraat waar hij zijn jeugd sleet.

49


binnenwerk jan/feb 2007

27-06-2007

14:56

Pagina 50

Karel Van de Woestijne ( 1878-1929)

24 Augustus 1968 Leonard Bernstein dirigeert het New York Philharmonic Orchestra in de Opera.

25 Augustus 1270 Dood van St-Louis. Dit was de bijnaam van de Franse koning Louis IX. Hij werd geboren te Poissy in 1214 en was koning van Frankrijk van 1226 tot aan zijn dood. Hij nam deel aan de laatste kruistocht in 1270, maar nauwelijks ontscheept voor Carthago stierf hij van de pest. Hij kwam naar Gent om een vete tussen de d’Avesnes en de Dampierres te beslechten. 50


binnenwerk jan/feb 2007

27-06-2007

14:56

Pagina 51

Hij bracht bij die gelegenheid een bezoek aan het Groot Begijnhof en kwam zo onder de indruk van de sfeer die daar heerste dat hij bij zijn terugkeer een aantal begijnhoven stichtte in Frankrijk.

25 Augustus 1551 Eerste steenlegging van de Zoute Spuye. De “Zoute” en de “Zoete” Spuye werden gescheiden door het Sas van Gent. Keizer Karel had zijn toestemming tot het bouwen ervan gegeven in 1549. De bouw ervan verliep niet zonder moeilijkheden: de Zoute Spuye stortte gedeeltelijk in op 1 Juli 1564. De nieuwe kwam er slechts in 1567.

25 Augustus 1818 De Schepenen besluiten dat de verkoop van boter voortaan zal geschieden op de “Ring”. Met de “Ring” of de “Rynck” werd vroeger de teerling bedoeld die gevormd werd door de huizen van de Botermarkt, de Hoogpoort, de Toevluchtstraat en de Regnessestraat.

25 Augustus 1866 De Gemeenteraad keurt het plan goed om een nieuw kerkhof aan te leggen aan de Palinghuizen.

25 Augustus 1883 Geboorte van de schilder Jules Verwest. Op 14-jarige leeftijd ging hij in de leer bij Armand Heins. Ging daarna naar de Academie waar hij lessen volgde bij Louis Mast, Jean Delvin, Jules Van Biesbroeck en Louis Tytgat. Tijdens de oorlog van 14-18 verbleef hij in Holland. Kwam terug in 1920. Hij stierf te Heusden op 1 Juni 1957.

25 Augustus 1901 Onthaal te Gent van Paul Krüger, President van Transvaal. Hij kwam te Gent aan in de toenmalige St-Pietersstatie. De muziek speelde “Wij zijn de Boeren van Transvaal” en de troepen presenteerden de wapens.

51


binnenwerk jan/feb 2007

27-06-2007

14:56

Pagina 52

25 Augustus 1976 Dood van Theo Morael. Vele lezers zullen zich wellicht afvragen: “Wie is dat nu weer?” Oudere Gentenaars zullen onmiddellijk weten over wie wij het hebben als wij er bij vertellen dat zijn artiestennaam Theo Morelli was. Een zeer gekende figuur vóór en na de oorlog. Deze volksjongen was een zadelmaker die graag zong en aldus in een koor belandde. De leider ervan werd onmiddellijk gewaar dat hij hier te doen had met iemand die meer was dan een koorzanger. Nadat hij een paar liederen van Schumann en van Jan Blockx gezongen had werd hij verwezen naar het Conservatorium. Dat de koorleider juist gezien had moge blijken uit het feit dat Theo er de Eerste Prijs behaalde in Franse en Nederlandse zang. Hij is nu klaar voor een zangcarrière. Hij begint in de “Nieuwe Circ” alhier en kent er veel succes met operettenmelodieën. De volgende stap is de “Variété” in Rijsel. Niet alleen operettes, maar ook Manon, Tosca en Herodiade staan op zijn répertoire. Hij komt terug naar Gent en laat zich inlijven bij de Vlaamse Schouwburg waar vroeger ook nog veel operettes opgevoerd werden. Hoeveel malen hij er “De Lustige Boer” gezongen heeft zal niemand bij benadering kunnen zeggen. Hij is niet te min om in cinema’s op te treden en hij belandt in de “Minard” waar hij regelmatig meespeelt in stukken van Henri Van Daele en van Leo Wageneire, want hij bezat ook acteertalent. In veel stukken was hij de klassieke “Compère”. Een functie die nu vrijwel verdwenen is, maar vroeger waren een “Compère” en een “Commère” noodzakelijke ingrediënten in een revue. Zij moesten de verschillende delen aaneenpraten, tussendoor een liedje zingen en al eens een mop vertellen. Dat belette hem niet te gaan zingen in Brussel, Luxemburg, Bern en vooral Noord-Frankrijk waar hij zeer populair was. Hij kon moeilijk iets weigeren vooral als het er op aankwam om op te treden voor het volk, want niettegenstaande zijn successen was hij zeer nederig gebleven en honderden malen heeft hij gezongen in liberale kringen en in de “Vooruit”. Hij werd geboren op 10 November 1897 en trad nog op in 1975 toen hij al 78 jaar oud was, maar dat was wel de laatste keer, want het jaar nadien stierf hij.

52


binnenwerk jan/feb 2007

27-06-2007

14:56

Pagina 53

Theo Morelli (1897-1976)

26 Augustus 982 Dood van Womar. Hij was de laatste gemeenschappelijke abt van de St-Baafs- en de St-Pietersabdij. Van 957 tot 982.

26 Augustus 1346 De Slag van CrĂŠcy. Verpletterende zege van Edward III op de Fransen. Lodewijk van Nevers die in de Franse rangen streed sneuvelt er.

53


binnenwerk jan/feb 2007

27-06-2007

14:56

Pagina 54

26 Augustus 1569 Jansenius, de eerste bisschop van Gent, sticht het Seminarie in het gewezen klooster van de Hiëronymieten in het Geeraard Duivelsteen.

26 Augustus 1741 Dood op het kasteel van Mariemont van Aartshertogin Maria-Elisabeth. Zij was de zuster van Karel VI die haar in 1725 naar ons land stuurde als “Ministre plénipotentiaire”. Zij oefende deze functie uit tot aan haar dood.

26 Augustus 1775 Plaatsing op de Vrijdagmarkt van het 3e standbeeld van Keizer Karel, of wat er moest voor doorgaan. Karel heeft nooit veel geluk gehad met zijn standbeelden in Gent die stonden waar nu Jacob Van Artevelde prijkt. Het eerste werd ingehuldigd in 1600 bij de Blijde Intrede van Albrecht en Isabella. Het stond op een 12-meter hoge kolom en was gemaakt van hout dat verguld was. Maar 62 jaar later was dat hout volledig verrot en het keizerlijk hoofd plofte neer op de Vrijdagmarkt. Men maakte dan een 2e standbeeld, ook in hout, maar deze keer van een betere kwaliteit. Dat belette niet dat het in 1717 bij een hevige storm naar beneden donderde. De schade bleef beperkt en de Keizer werd opnieuw naar boven gehesen, maar hij had wel onzichtbare inwendige kneuzingen opgelopen die er voor zorgden dat hij in 1774 ook volledig verrot was. Een jaar later richtte men een nieuwe zuil op, maar aangezien het 3e standbeeld niet klaar was, werd het silhouet van de Keizer uit een plank gesneden en zijn trekken werden daarop geschilderd. Deze groteske parodie van een standbeeld werd op de zuil gemonteerd en zou gedurende 4 jaar de spotzucht van de voorbijgangers opwekken. De Heren van het Stadsbestuur hadden het nochtans goed bedoeld, want ze waren van plan een standbeeld te laten maken in geslagen koper. Maar toen kregen ze een koude douche onder de vorm van een brief ondertekend door Karel van Lorreinen. Daarin werd gezegd dat in plaats van goede sier te maken, zij beter een deel van de schulden zouden afbetalen die zij nog moesten aan Hare Majesteit en dat het in alle geval verboden was verder te werken aan dit standbeeld. Het werd dan opnieuw maar een houten dat er kwam in 1779. Deze keer kreeg het hout niet veel kans om te rotten, want 13 jaar later, één 54


binnenwerk jan/feb 2007

27-06-2007

14:56

Pagina 55

dag na hun intrede in Gent, spanden de Fransen Republikeinen, daarbij geholpen door enkele Gense sans-culotten, 8 kloeke paarden voor het standbeeld en het Keizerlijk hoofd kwam voor de 3e keer in innig contact met de Vrijdagmarktse grond.

26 Augustus 1796 Eerste executie met de guillotine in Gent. Dit gebeurde op de Vrijdagmarkt en het betrof de jonge wever Emmanuel Claus uit Nazareth die veroordeeld was wegens moord en baanstroperij.

26 Augustus 1809 Faipoult verlaat Gent. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2000 - N° 2 - pp. 62-67

26 Augustus 1849 Eerste Nederlands Congres in Gent. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 1976 - N° 2 - pp. 109-110

26 Augustus 1956 Definitieve sluiting van de residentie en de kerk van de Jezuïeten in de Bestromstraat.

26 Augustus 1978 Dood van Jan Gillis. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2006 - N° 3 - pp. 192-193

26 Augustus 1993 Dood te Zottegem van Herman Verbaere. Deze kunstschilder en graficus werd geboren te Wetteren op 13 Maart 1905. In 1924 behaalde hij aan de Academie te Wetteren de grootste onderscheiding en de medaille van de Koning. Leraar aan de Academie van Wetteren en Gent. Tot 1963 was hij leraar grafiek aan de Beroepsschool alhier. Laureaat van tal van nationale en internationale wedstrijden. 55


binnenwerk jan/feb 2007

27-06-2007

14:56

Pagina 56

CreĂŤerde meerdere postzegels en maakte vele honderden prachtige tekeningen van monumenten en mooie hoekjes in Oost-Vlaanderen. Hugo Collumbien

STRATEN EN HUIZEN IN DE ST-NIKLAASPAROCHIE IN 1662

St-Niklaaskerkhof Koormarkt Drie Koningenstraatje Schuddeveestraatje Hooiaard Vismarkt (nu Groenselmarkt) Veerleplaats Pensmarkt Hazewindstraatje Donkersteeg Korte Rudderstraat Catalognestraat Kromsteeg H. Geeststraat Volderstraat Paddenhoek Zonnestraat Veldstraat Gelmunt H. Sacramentstraatje Koornlei Papegaai- of Schipstraatje Predikherenlei Te Putte Slomme Poort Mageleinstraat Bennesteeg Korte Mere Hoornstraat

15 52 Gene 13 16 26 28

Stoppelbergstraat Brakstraatje 3 Conduitsteeg 13 Jacobijnen- of Hoornstraatje Lamstraatje 2 Kattesteeg 14 Valkestraatje 2 Vliesstraatje 2 Ketelstraatje Arendstraatje Bonte Leeuwstraatje 13 Noorde-Naaisteeg Naaistege 20 Sterrestraatje 12 Hooge Zonnestraat 18 Korte Munt 11 Lange Munt Molenstraat 1 Oud Pussemstraatje (bij de Kouter) Gene O.L. Vrouwstraatje Gene Walmere Straatje zonder einde Groenhuisstraatje St-Michielslei Pijlsteeg Ketelpoortstraatje Leeuwstraatje Nieuwe Meerstraat Gene Strooienburgstraat 3

30 14 24 18 13 22 10 16 104 45 20 20 4 24 18 35 19 9 2

56


binnenwerk jan/feb 2007

27-06-2007

14:56

Pagina 57

OUDHEIDKUNDIGE KRONIEK

De onbebouwde gronden van de oude stad In de “Gazet van Gent” van 2 januari 1922 verscheen van Alfons van Werveke onderstaand artikeltje. Eenige namen van straten herinneren er aan, dat gedurende de middeleeuwen sommige wijken lang onbebouwd bleven. Eikhoutstraat. - 22 Maart 1886 besloot het College van Burgemeester en Schepenen, dat “de straat langs de noordzijde van de Kazerne nl. den naam Eikhoutstraat zou dragen. Aldus werd officieel als naam van een straat dien van een wijk hersteld, die zich destijds uitstrekte tusschen de Overpoort (Heuvelpoort) en de Petercellepoort (Kortrijksche poort), achter de huizen van de Heuvelstraat en de Hebbrechtstraat (Kortrijkschestraat). Het gedeelte van het Eikhout langs de Overpoort heette het Groot Eikhout, dat langs de Petercellepoort, het Klein Eikhout. Hout is hier zooveel als bosch, dus bedoelde men door Eikhout een Eikenbosch. Het gedeelte van den Blandinberg, welke wij nu behandelen, was dus destijds bedekt met een bosch van eiken. De naam Eikhout vindt men reeds in een stuk van 1277. De kazerne, waarvan hierboven sprake, is niet de Leopoldkazerne die in 1886 nog niet bestond, maar wel de Groote Voetvolkkazerne, die vroeger aldaar stond en die gebouwd werd van 1687 tot 1732. De driesschen - Er bestaan thans nog twee officieele straatnamen, waarin men het oude woord driesch, onbebouwd land, vindt: St-Elisabethdriesch en Ganzendrieschstraat. Sint-Elisabeth in Sint-Elisabethdriesch dat men in de middeleeuwen aantreft, maar dat van de XVIIde eeuw af aan afwisselt met Begijnendriesch, is de naam van het Groot Begijnhof, dat er nevens ligt. Ganzendrieschstraat werd in 1877 vertaald door Rue du Pré des Cygnes. Het College, dat alsdan officieel den ouden naam erkende van een buurtweg of liever van een wijk, heeft den misslag niet bemerkt, dien de toekenner hem deed begaan: gans is in ‘t Fransch oie en niet cygne. Er waren destijds twee Ganzendrieschen te Gent: de wijk, waarvan hooger sprake, gelegen buiten de Petercellepoort, en een anderen aan de Lindenlei, waar thans de Nijverheidsschool en het stadsmagazijn staan, en voor het Fransch bewind het St-Agnetaklooster. Van waar komt de naam gans in Ganzendriesch? Een stuk van 1546 van de

57


binnenwerk jan/feb 2007

27-06-2007

14:56

Pagina 58

heerlijkheid van Sint-Pieters nevens Gent waarin de Ganzendriesch gelegen was, leert ons, dat die driesch een gemeene grond was, waar de arme lieden hun beesten lieten grazen, namelijk hun ganzen, hun zwijnen, enz. Wij moeten ons herinneren, dat men in de middeleeuwen alhier veel kudden ganzen kweekten, die men langs de velden liet grazen. Wie nog een overblijfsel van die oude gewoonte wil zien, ga naar Munkzwalm, welke streek overigens heel schilderachtig is. Men denke ook aan het ganzenspel, een onschuldig tijdverblijf, en wete, dat onze voorouders verzot waren op het gansknupppelen, het gansrijden, het ganssabbelen, het gansslaan en het ganstrekken, barbaarse spelen, waarvan het eerste bestond in het werpen van stokken in horizontale richting naar de hals van een gans, die men met de pooten omhoog aan een staak gebonden had, tot dat door het veelvuldig treffen, de kop van het lijf was gerukt. Alfons Van Werveke

AANVULLENDE LEDENLIJST

3185 - Van Eeckhoute W. 3186 - De Grauw M. 3187 - Neirinckx P. 3188 - Mw. Dhoore M. 3189 - Mw. Couckuyt H. 3190 - De Schaepdrijver 3191 - Simons A. 3192 - Mw. Duthoit Chr. 3193 - Van Driessche R. 3194 - Hostens J. 3195 - Deroo B. 3196 - Mw. De Dene-Eeckhout 3197 - Eylenbosch E. 3198 - Jaegers E. 3199 - Temmerman A. 3200 - Smet M. 3201 - C.G.D.N. v.z.w.

Pleispark 71 Tolhuislaan 164 Kortrijksesteenweg 775 Nijverheidskaai 28 Phoenixstraat 75 A Soenenspark 56 Oudenaardsesteenweg 48 Paul Fredericqstraat 46 Antoon De Pesseroeylaan 4 Patijntjestraat 165 Sint-Michielsstraat 23 Beekstraat 14 Spinmolenplein 184 Kalsijdebrug 9 Heirbaan 23 Suzanne Lilarstraat 11 Overhemlaan 11

58

9051 Sint-Denijs-Westrem 9000 Gent 9000 Gent 9040 Sint-Amandsberg 9000 Gent 9051 Sint-Denijs-Westrem 9000 Gent 9000 Gent 9831 Deurle 9000 Gent 9000 Gent 9090 Melle 9000 Gent 8470 Snaaskerke 9200 Dendermonde 9000 Gent 1180 Brussel


binnenwerk jan/feb 2007

27-06-2007

14:56

Pagina 59

BIBLIOGRAFIE

Wie zou gedacht hebben dat Erik De Keukeleire na zijn 8-delig werk “135 jaar Openbaar Vervoer in Gent. Uitbouw stedelijk Tamnet en Buurtspoorwegen in de Genstse Regio” op zijn lauweren zou gaan rusten, heeft het totaal mis. Op dit titanenwerk is nu een Extra Bijlage verschenen met als titel “75 jaar Tramlijn van Gent naar “Moscou” (1931-2006). Inclusief de Stelplaats, Lijn 2, 9 en 20 naar het Arsenaal. De Trolleybus (18992006). Het is een kanjer van een boek van 488 bladzijden op A4-formaat en met niet minder dan 750 foto’s. Dit boek kwam tot stand ingevolge tal van aanvragen van bewoners van Ledeberg en Gentbrugge. Naast het tramgebeuren in deze beide gemeenten verstrekt het ook ruime informatie over de ontwikkeling van het Arsenaal, de Ringspoorweg, het Oefenplein, de viaducten aan de Keizerpoort, de vele wegenwerken, etc. Erik De Keukeleire zweert bij hoog en bij laag dat dit nu toch het ultieme werk is. Wait and see. Prijs: 12 Euro (484 fr.). Enkel te bekomen bij de auteur: E3-plein 93 te 9050 Ledeberg. Tel. 09.230 47 05. Bij “Editions du Nord” in Lille verscheen “Gand. Entre Lys et Escaut. 50 étappes au coeur de la ville.” Er heeft altijd een affiniteit bestaan tussen Gent en Rijsel en dat komt duidelijk tot uiting in dit boek. Het bevat 50 aquarellen van Gentse stadsgezichten van de hand van Jean Pattou. Deze kunstschilder en architect, ging na zijn studies in Parijs, in Rijsel wonen en hij voelt zich volledig thuis in Gent voor wie hij zijn bewondering niet wegsteekt. Typisch voor deze 50 aquarellen is dat deze zichten van boven bekeken zijn, vanuit een vogelperspectief. De bijgaande tekst is van Jean Callens. Alhoewel geboren in Tourcoing ging ook hij in Rijsel wonen, maar woont nu sinds enkele jaren in... Gent. Gentse heemkundigen zullen vaststellen dat de teksten niet altijd even betrouwbaar zijn en ook dat ze van meerdere aquarellen geen fotografische precisie mogen verwachten, het zijn eerder “artistieke interpretaties”. Maar het is wel interessant te vernemen hoe 2 enthousiaste niet-Gentenaars onze stad ervaren. Het boek heeft een formaat van 24,3 cm 24,3 cm. en telt 112 bladzijden. Het is te bekomen in de boekhandel aan 39 Euro (1.573 fr.)

59


binnenwerk jan/feb 2007

27-06-2007

14:56

Pagina 60

Er schijnt ook een Nederlandse vertaling van te bestaan.

GÊNSCHE PRÂOT

Den avekâot Fijneman es al zûu vuil of dat hij gelîerd es. Hem alle daoge waschen es korvee; ‘t en zijn mâor de vuile mensche die ulder moete wasche, zegt hij. De zîepe pikt in d’ûuge, ‘t waoter es te nat, in de kam steekt te vele in mijn vel. Hij es schâomtevrij, zegge de meinsche. Alle daoge zit hij in de grûutste kafees van de stad, zonder kol of manchette, te jasse, in mee zijn vuile pûute de kâorte zwart te maoke. - ‘t Es en schande, zegt de notaores Bliek; ‘k ben der vies van. Den îenen of den anderen dag zal ek hem ne kîer en affront aandoen, dat nâor den rûuk nie en zal smaoke. Op ne kîer da den avekaot weere zat te kaorte, ston Bliek aan de taofel te kijke,in hij hao weere zijn zwarte pûute in d’ûuge. Hoe es’t meugelijk, zeid hij in zijn eige, veur ne meinsch die in de grûute wireld moe verkîere, ‘k ben beschaomd in zijn plaotse. Bliek en kost hem nie mîer inhêwe. - Maor, menhîere den avekaot, zeid hij al mee ne kîer, ‘t en zijn wel mijn zaokes nie; maor hoe es ‘t meugelijk veur ne meinsch gelijk gij, van u toch niet en beetse beter te wasche? Fijneman bezag hem. - Zie ne kîer, zei Bliek, u hande zijn zûu zwart aos de schêwe. Fijneman schoot in ne lach. - Ja, zeid hij, in ge zoe tons ne kîer mijn voete moeten zien. Jan Cleppe

60


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 61

GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring Gent V.Z.W. 36e jaargang nr. 2 maart - april 2007

INHOUD - Eddy Levis: ‘t Gentsch spant de kruune. Uuk in ‘t puppenspel. (vervolg en slot) - Ernest Lacquet: Inventaire Archéologique: Cartouche van de Vrije Schippers - Erik De Keukeleire: Gent Sint-Pieters: Een volwaardige Trilogie. De tweede versie (1908-1912). Uit het geheugen gewist... - Pierre Kluyskens: Het Kasteeltje van Emmaüs. - Alexander Karel Evrard: En wie werd nu “De Grootste Gentse Prof?” - Hugo Collumbien: Gentse Memoriedagen: 27-28-29 Augustus. - Quizmaster: De uitslag van de Puzzel 2006. - Bibliografie. - Vraag en antwoord - Lezers schrijven ons. - Lodewijk De Vriese: In ‘t Zwijgerken. - T. Poffyn: Ne Strop goat op reize aum te liere - Getekend door John Van Hulle Een stukje Patershol. Anno 1960 - Dit bestaat niet meer: Het Stadhuisstraatje

61

62 77 78

97 101 105

117 119 122 123 124

125 127 128


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 62

‘T GENTSCH SPANT DE KRUUNE. UUK IN ‘T PUPPENSPEL (VERVOLG EN SLOT)

Enkele andre betekenissen van Pier - Ne Pier is een aardworm, een regenworm (Lat. Lumbricus), in het Gents: “teek”. Hier kennen we nog de uitdrukking: “Zuu noakt of ne Pier”: Bloot. - Pierduud: (ook in A.N.) pierdood, steendood, morsdood. “Iemand pierduud doen” is iemand helemaal ten onder brengen, iemands ondergang bewerkstelligen. - Ze zijn u an ‘t pieren, manneke: “Ze zijn u ne kluut an ‘t aftrekke, ze zijn u een pîrre an ‘t stooven, ze zijn u in de zak an ‘t zette, ze zijn u ne poater an’t schildere”: men is je aan het foppen, aan het bedriegen. - Loat u niet piere!: Laat je niet foppen, laat je niet vangen, laat je niet beetnemen. - Piereland: is dan weer het land der pieren of aardwormen, de bodem, de ondergrond, maar ook het land van “Pierduud” of “Pietse de Duud”. Vandaar: “Noar piereland goan”, sterven of begraven worden. - En hier is er ook weer een verband met het Pierlalafiguur, maar daarover straks meer synomiemen voor “noar Piereland gaan” in het Gents zijn legio. Een greep: “hij es noar molleland “of “noar petoaterland, hij zal veur ons gien komiskes nie mier doen, zijn gat es kèwd, hij es zijn gat goan woarmen in d’helle, zijn stoov’es uit, zijn pijpe’es uit, hij es mee kijsses en schoene noar d’auwestijne (Augustijnen), hij ligt op zijnen bult, hij en hee gien tandpijne nie’meer, w’hèn hem in de put gestoke, hij hee zijn konte gekierd, nog iene die gien petoaters ne mier zal ete, hij hee gedoan mee zoaje, hij hee zijn hijtene kostuum’an (= houten kist), z’hèn hem mee de loasten dienst loate zijnke (in de put), hij hee ‘t loate ligge, zijne klakker (hart) es geboste, hij hee zijne goaper geloate, hij hee zijn moage gekierd, hij es mol, hij es noar Bataklava, hij ligd onder de groene soarge, hij bekijkt ‘t ges van onder, hij ligd in de zijje, ter groeit ges op zijnen buik, - Wij vonden ook nog Een pierke van een huizeke: een klein huisje. Een vierde betekenis van Pierootse maar dan uitsluitend in het meervoud gebruikt: “de pierootses”, is een volkse medische term waarmee Bartholinitis, een ontsteking der talgklieren (glandula bartholini.) in de schede van de vrouw bedoeld wordt. Daardoor wordt de afvoergang van de kliertjes afgesloten waardoor de genitaliën pijnlijk rood opzwellen.

62


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 63

Nen bonte Pierrot - Iemand die tijdens carnaval in Pierrot verkleed was noemde men “nen bonte Pierrot”. Soms maakten geestigaards daar wel eens “blonte Pierrot” of “konte Pierrot” van. Carnavalsgangster voor een herberg in de sneeuw. (Omgeving justitiepaleis?) (Verzameling E. Levis, Gent)(Verzameling E. Levis, Gent)

63


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 64

Kind met Pierrootje - Lodewijk Lievevrouw - Coopman schrijft daarover in zijn Gents Woordenboek: “Een stijve kraag welke voor weinige jaren door vrouwen gedragen werd en nu aan kleine jongens (kinderen) overgelaten wordt�. Foto H. Smitz-Verheugen et Fils, 3 Grand Place, Eeckloo. (Verzameling E. Levis, Gent)

64


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 65

- Nen bonte-Pier: is dan weer een ruwe moedwillige kerel. - Den Bonte-Pier schîrre of den Bonte Pier spelen is buitensporigheden doen. De Nieuwen Gendtschen Almanak van augustus 1740 vermeldt: “Jupiter schijnt van dit quartier een bonte Pier te spelen, vermits hy schynt te dreygen geheel den Aerd-bol te verdelgen.” - ‘t Es koperen pierloo werd vroeger gezegd van iemand die niets anders dan kleingeld op zak had, koperen muntstukjes dus. - ‘t Es Pierloo te pirde: zei men van slappe koffie. Hetzelfde als hogergenoemde Pier-luup-ziere of pietseskàffé. - Pieroo-woater was de volksnaam voor “liqueur de Burrow” tegen ontstekingen, etteringen, verzweringen enz... Aangezien het vaak gebruikt werd voor het behandelen van venerische ziekten moest men er regelmatig “zijne pieroo mee insmere”.

Wat thans volgt is... een lullig verhaal - Ne Pierloo is namelijk een penis. Van iemand die vader is van een tweeling zegt men: “Hij hee ne pierlo mee twie goatses in”. - Pietse is een koosnaampje voor Pieter maar wordt ook gebruikt als benaming voor het plassertje van kinderen. - Zo kon men iemand bij zijn pietse pakken: iemand berispen, straffen, beboeten, gevangen zette, tot iets dwingen. - Z’hên hem goed bij zijn pietse g’had, z’hèn hem goed ligge g’had: men heeft hem goed beetgenomen, - te grazen genomen. Met iemand iets uithalen wat hij niet graag heeft. - Pietsebluut zwemme is zwemmen in adamskostuum, poedelnaakt dus. - ‘t Es Pietsepleui zei men van iemand, als men zijn krachteloosheid, zijn impotentie wou onderstrepen. Een Gents synoniem daarvoor is: “hij weunt in ‘t slaphangerstroatse” - ne pietseskijker is een voyeur. - Pietse Pek is een van de spotnamen voor de duivel. - een Pietse snot is een sul, een snotneus of iemand die zich als zodanig gedraagt. - Pietse dobbeleere: nen dobbeleere of dobbelaar heeft meerdere betekenissen.

65


14-02-2007 15:45

Pierlalalied, einde 18e E, Universiteitsbibliotheek Gent (G. 11532.25)

binnewerk - maart-april 2007 Pagina 66

66


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 67

1° is het een fabrieksterm uit de textielnijverheid: een klopmachine of “batteur” 2° een term uit het bikkelspel 3° werkman die de katoenrollen van de eerste klopmachine verdubbelt. 4° werkman die in de lijnwaadblekerijen aan de dubbelmachine werkzaam is. 5° draaitop of draaitol die al draaiende opwipt. Soms Pietje dobbeleere genoemd.

Het dobbelspel Een pietse is hier een oogje van een dobbelsteen. In Gent kent men een bepaald teerlingspel met de teerlingbak dat “Pietses - bij” heet. Voor ieder pietse moet een op voorhand bepaalde inzet betaald worden. Een worp van drie pietses noemt men “muizekes”, een worp van 4 pietses: “schuifeleers”. Wanneer een speler 3 pietjes werpt roept hij gewoonlijk: “Wie zalt er diene klokkenluier zijn?” Hier wordt pietse weer geïnterpreteerd als mannelijk geslachtsorgaan. Dit is een obscene opmerking want “ne klokkeluier” is in het Gents iemand die aan zelfbevrediging doet. In zijn boekje “Het teerlingspel door Oeberleboe” (1899) staat een persiflage op de aria het kaartersduo: “Sonnez clairons! Battez tambours” uit Halévy’s opera Karel VI (Elias Lévy, 1799-1862). Oeberleboe laat hen hier teerlingen i.p.v. kaarten: “Pietses!, deuzen! ‘k vaeg twee schreven! Daer nen trits! ik win ‘ne kluit! Ne cavalier! is dat een leve! Pardaf! ik win, het spel is uit.”

Pierlala Pierlala is een typisch Vlaams figuur “Nakomeling dier zotten die zoo onbevreesd de waarheid spraken en voor den Vlaamschen volksaard waakten”, schreef G. Kalff in zijn Geschiedenis der Nederlandse Letterkunde. Hij vermeldt daarbij dat Pierlala weer uit zijn kist opdook in humoristische liedjes van de Vlaamse dichter Pierre Lebrocqui die in 1839 verschenen. Maar Pierlala is veel ouder. Zowel uit de Oostenrijkse, Brabantse, Franse en Nederlandse periode zijn er Pierlala-teksten bekend. In het Gentse volksmarionettentheater kende men onder de maravouzen - dat

67


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 68

zijn nl. truc- en variétépoppen - Pietje de Duud, een geraamte met loszwevende ledematen. Pietse-de-Duud is in de verhalen, ook de mythische man met de zeis die je komt halen als je uur geslagen heeft. “Aos Pietse-de-duud komt, moedde mee...” Het is zeker, poneert Hetty Pearl in haar boek “Heerekrintjes - Over Jan Klaassen en Katrijn en hun buitenlandse soortgenoten”, dat er beïnvloeding is

geweest tussen het volkspoppenspel van Gent en Amsterdam. Men zag in Gent naast de typische poesjenellen ook de poppenkast van Jan Klaassen! Zegt ze. De Franse mimespeler “Pierrot” Deburau gaf het Pierrot-figuur weer een nieuwe gestalte. Hij werd de grootste van alle Pierrots genoemd. Deburau

68


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 69

speelde Pierrot in een groot wit hemd met drie pompons. Zijn gezicht was wit geschminkt en onbewogen. Hij maakte er een type vol tegenstrijdigheden van: wreed, maar ook gevoelig, sceptisch en ook naïef. Zouden hij en de volkse, onbevreesd de waarheid sprekende Vlaamse Pierlala een verbond hebben aangegaan in de dood van Pierrot oftewel de dood van Pierlala uit de Hollandse poppenkast? - De Gentse dialectuitdrukking “Pierlala spelen” betekent verscheidene keren ernstig ziek worden en dan telkens genezen en herstellen.Van zo iemand zegt men: “‘t Es precies Pierlala of: hij speelt Pierlala”. - Wanneer men echter van een jong meisje zegt: “z’hee Pierlala gespeeld!” dan is ze in blijde - of minder blijde - verwachting. “Tons zit ze mee een pakske, hee ze nen harink (haring) ingeslikt mee steert en al, hee’ze een struiksken in heur buikske, es ze ieverst (ergens) tege gelupe, zit ze mee de gebakke pere, hèn z’heur blommeke geplukt, hee z’heur loate knippe, hee ze mee heur vijster (venster) ope gesloape, z’hee biljard gespeeld en ‘t was carambole, heure pap es aangebrandt, z’hee de katte aan de koas loate zitte, z’hee wafels loate bakke, z’hèn heur schèwken (schouwtje) uitgekuist, en dit is nog maar een fractie van de eerbare omschrijvingen. - Bij Pierlala zijn is minder aangenaam dan Pierlala spelen: dan ben je dood... Het heeft dezelfde betekenis als naar Piereland zijn. Over de Nederlandse spotnaam Pierlapotlood tenslotte behoeft geen twijfel te bestaan. De poppenspelers ontnamen hiermee aan de doodsgfiguur zijn angstaspect. Dat zal ook te maken gehad hebben met het feit dat de poppenkast zich naar het einde van de19de eeuw toe meer en meer op kinderen ging richten. Bij ons is Pierlala in de eerste plaats de legendarische held uit de vele Vlaamse spotliedjes. Deze held staat uit zijn graf op telkens er zich in land of stad een min of meer belangrijke gebeurtenis voordoet. Deze verschijning geeft hem dan de gelegenheid tot het zingen van een liedje, waarin hij onverholen recht toe recht aan zijn mening zegt of een vinnig of stout antwoord geeft dat slechts uit twee, drie of hoogstens 4 woorden bestaat: ‘t es zjuust (wreed, woar,...), zei Pierlala sasa, ‘t es zjuust (wreed, woar,...), zei Pierlala.” Weldra vond het mythische Pierlalafiguur weerklank in de pers. De katholieken zetten het strijdblad “Pierlala” op, dat voor het eerst in 1857 verscheen ter gelegenheid van de gemeenteraadsverkiezingen en meer bepaald om het liberaal blad “Baas Kimpe” te kunnen counteren, dat hen al heel wat hoofdbrekens bezorgde. Het verscheen amper 2 maand, nl. van 27 oktober 1857 tot en met december 1857.

69


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 70

“PIERLALA HUMORISTISCH WEEKBLAD VOOR ‘T VLAAMSCHE LAND” verscheen voor het eerst in 1921. Het beheer en de redactie waren op de Korenmarkt nr.13. In de linkerhoek van de hoofding zien we Pierlala gezwind uit zijn kist wippen, terwijl een massa mensen lachend toekijken. In de rechterbovenhoek luiden 6 klokken met daaronder de tekst: Als Pierlala in ‘t kistje lag, Mee zijn twee billekens bloot. De klokken luiden bim! bom! bom! De dooden keeren niet weerom! “ik wel” zei: Pierlala papa! In 1932 is de redactie overgebracht naar de Theresianenstraat nr. 16, eveneens te Gent. Als verantwoordelijke uitgever staat A. De Munnynck, zoon opgegeven. Op 13 december 1934 verandert “PIERLALA” zijn naam in “De GIELJOTIENE van PIERLALA, Humoristisch Weekblad voor ‘t Vlaamsche Land”. Het blad was zeer Vlaams-Nationalistisch van inslag, Anglofoob en antisemitisch. Het werd in 1942 verkocht voor 60 centiemen. De oorlogsversie is dan al ingekrompen tot 2 pagina’s met de grootte van 2/3 van een normale bladzijde wegens de papierschaarste. Het blad verdween definitief in 1943. Pier-la-la! was eertijds ook de verkoopskreet of het geroep van de mosselleurders. Criminele Processen uit 1725 schrijft: “...te venten de voorseyde verssche mosselen met het ratelen ende roepen pierre la la ende andersints.”

Pierke-Pierlala “Ja, ‘t Spelleke van Drei Kluite van iene binne en tweeje buite Zet zijn puurte woagewijd ope veur al die grute stadshuiskoppe Wij kome veur de Poesjenelle en veur binst den entract een dreupelke te kome schelle in mijn puppenbarak (bis) En natuurlijk, last but not least, wie kent er de nieuwjaars- en Gentse Feestenconférences van Pierke Pierlala, het geesteskind van Freek Neirynck

70


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 71

en acteur-puppenspeler Luc De Bruycker uit “‘t Spelleken van Drei kluiten” niet? Het is de kruising van het personage van het Gentse poppentheaterfiguurtje Pierke met het temperament, de geest en het karakter van het Vlaamse Pierlala-figuur. In zijn conférences gaat hij er op een spetterende wijze de politiek-satirische toer mee op en gaat vlijmscherpe dialogen aan met de poppenversies van bekende Gentse “politieke gliskeshieres”, zoals hij zelf de leden van het schepencollege noemt. Iedereen passeert de revue en krijgt er van langs, vooral “‘t Zwart Blok” (Vlaams Blok, rechtse partij) Na tien jaar Pierke Pierlala herschiep De Bruycker het aangezicht van zijn pop zelfs, o, heiligschennis, volgens sommigen, “naar zijn eigen beeld en gelijkenis” . Generaties terug al, trad de Franse mimespeler Deburau op vòòr de scène van o.a. het (poppen) Théâtre des Funambules, uitgedost als Pierrot en hij trachtten door grime (witgeschminkt uitdrukkingloos gezicht, wit kostuum) op zijn speelpop te lijken. Hier hebben we het tegenovergestelde fenomeen: Luc maakte van Pierke Pierlala zijn “look-alike”... Na een interview met Luc Leekens, stelde Freek achteraf de vraag of er geen uitdrukkingen uit de stukjes van Pierke Pierlala in het Gents blijven hangen waren. Hij dacht daarbij bvb. aan uitdrukkingen als “legislaconfiture” en “politieke gliskeshieres”. Uiteraard is dat zo. Alle spotnamen van de figuren die zij in “‘t Spelleke van drei kluiten” ten tonele voerden zijn binnen de kortste keren in Gent en zelfs daarbuiten gemeengoed geworden en zij worden door politieke vriend en vijand met plezier en gemonkel gehanteerd en geciteerd. Denken we maar aan bijnamen als “Papa Zielbîr (Gilbert Temmerman, burgem.), Tjsok de Gentsche Puurter” (Jaak De Poorter, schepen), “Tony de Paris” (Tony Van Parys, minister) en “Kwak-kwak” (Rudy Van Quaquebeke, schepen), om maar een paar oudere te noemen en recentere: “Frank Bike” (Frank Beke, burgem.), “Koentsje Krucke” (Koen Krucke, zanger & schepen), “Sas van Roessoesoe” (Sas Van Rouveroy, schepen), “Daniël Termoyson” (Daniel Termont, schepen), “Liezjevin decaluwé” (Lieven Decaluwé, schepen), “Jan den Hoet” (Jan Hoet, dir. SMAK), “Kloeke Nadia” (Nadia Merchiers, gemeenter. lid), “Marina Huurendroagers” (Marina Hoornaert, schepen), “Jan Knippedepoeze” (Jan Schietecatte, dir. Dienst feestelijkh.) en consoorten. Namen die je vaak als geestigheid hoort vallen. Zo zie je maar dat ook politiek satirisch poppentheater vandaag de dag nog onze taal bevrucht. In het Nederlands cabaret, dat bij onze noorderburen al een veel oudere traditie heeft dan bij ons, kennen ze dit verschijnsel al langer. Bekende one-liners als “Leg neer die bal” en “een uitschuiftafeldame” (Toon Hermans uit zijn

71


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 72

beroemde conférence Het banket), en de uitroep “Vrageu...? Geen vrageu...” (uit “Majoor Kees” van Paul Van Vliet) zijn in Nederland en zelfs hier vrij bekend en worden vaak gebruikt in toepasselijke situaties.

And now something totally different... We hebben het tot nu toe bijna uitsluitend over Pierke gehad, maar er zijn ook nog een paar andere Gentse uitdrukkingen die niet onmiddellijk iets met de Pierkespop te maken hebben maar toch aan poppentheater of theater toutcourt ontleend zijn. Wie toneel speelt is een komediant. <Gr. “komodia”, van “komos” (een feestelijk gelag of ommegang met muziek zang en dans). “ne komediant” speelt “komeede”, in “een komeedieë, een komeedespel of een kluchtspel”, hij speelt dan een belachelijk spel of bezondgt zich aan weinig of niet ernstige handelswijzen. Wie dit in het ware leven ook doet “es nen echte komeedespeler”. Met “‘t es mij nog giene fijne komediant” wordt het wel zeer negatief en bedoelde men dat iemand niet meer of minder dan een huichelaar is. Een synoniem voor “komeede” is “klucht”. Zo kent het Gents de uitdrukkingen: “veur de klucht zijn”: van plezier houden, “een klucht sloan”: een kwinkslag geven, “iets mee ne klucht afsloan”: antwoorden met een grappige uitspraak, vooral als men in het nauw gedreven wordt, “kluchte verkupe”: grappen maken, “iemand in de klucht hèn”: iemand voor de gek houden, “geen kluchte verstoan” is syn. voor “gij keund uuk tegen geen lolle”, voornamelijk wanneer “die lolle” nadelig is voor de klager. “Iets zeggen veur de klucht”, - voor de grap. Een geboren grappenmaker of -maakster is bij ons “ne kluchtigoard, ne kluchtspeelder” of een “kluchtspeelderigge” en heeft een voorliefde voor “kluchtspeelderije”. Vroeger ging men naar “de Gruute Comedie, de Fransche Theoater” (den opera) of “noar den Vloamschen Théoater”. Men kon een toneelspeler niet meer beledigen dan hem te verslijten voor “spellekesspeelder”, marionettenspeler voor kinderen. Was er bijvoorbeeld ruzie of werd er gevochten, “tons woare de marionetten of de puppen aan “t danse”. Deze uitdrukking is dus duidelijk aan het marionettenspel ontleend dat sedert de middeleeuwen bij ons bekend is als het “dockenspel”. Synoniemen voor dit gezegde zijn: “doar hedde ‘t spel, ‘t spel es aan de gank” of “‘t spektoakel es goande, ‘t es doar kirmesse, ‘t es doar bal, (cf.> Fr. “Voilà le bal qui commence” en D.> “da geht der Tanz los” en Eng.> “The ball opens”) de katte komd op de kuurde, ‘t spel es op de woagen”. 72


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 73

Deze laatste uitdrukking heeft duidelijk iets te maken met de middeleeuwse wagenspelen”, de kluchten of “kluuten” waar vaak situaties van onenigheid in het gezin belachelijk gemaakt werden. Dergelijke voorstellingen bestonden hoofdzakelijk uit gekscheren, kijven, twisten en vechten. “Ter wierd doar nogal wat spektoakel gemoakt...” en soms was er wel iemand die letterlijk of figuurlijk “een vuile” of “luulke rolle” moest spelen. “De puppen zijn aan’t dansen” is syn. voor “‘t spel zit op de woagen” maar werd ook in een positievere betekenis gebruikt om aan te duiden dat er veel plezier gemaakt werd in een gezelschap. Met: “Wa veur puppenspel es dad hier?!” wordt bedoeld: wat een flauwe drukte is dit nu? Wie een “puppenhandsje” of een “puppemuilken hoa, hoa zeker gien handen gelijk koolschuppen” maar tere, kleine handjes en een fijn gezicht. Maakte men iets publiek bekend, “tons wierd er iets van achter de gordijne g’hoald”. Zei men echter: “Hij hèwd hem achter de gordijne”, dan vertoonde men zich niet openlijk of was men in het geheim “in den duik” iets aan het uitspoken. Moest er iets “veur de pinne komen” of zat er “iets in de mouwe”, was er een of ander verborgen, “tons zat er iets achter de gordijne”. “Mijne vent stoat thuis op nen theoater” betekent: hij staat op een verhoog, op een voetstuk, er wordt naar opgekeken en naar geluisterd. Wanneer een ongehuwd meisje of een vrouw op leeftijd zich “optuutege”, dan zei men: “Nen ehwen théoater moe een beetse gepareerd zijn!” Maakte men overdreven kabaal of misbaar, dan zei men: “Es dad hier nen theater” of “Azuu nen theoater veur drij keers niemendalle!” Ik zal wel zorgen dat hij niet in mijn weg loopt wordt in toneeltermen: “Op mijnen théoater zal’t hij nie komen.” En als je niet van Gent bent, moet je niet te hoog van de toren blazen, “moede, mee andere woorden, bij ons nie te vele van uwen théoater kome moaken!” Wat zijn nu de voorlopige besluiten die we uit dit onderzoek kunnen trekken? Welke factoren speelden een stimulerende rol op de interactie dialect en spellekens? - de sociale klasse waartoe het publiek behoorde: werkmensen met hun platgents dialect. - de poppenspelers die naar de mond van hun publiek toe speelden - en hier kunnen we het vrij letterlijk nemen-: diens brood men eet, diens woord men spreekt. Heldenfiguren en grapjassen lieten zij in de volkstaal hun verhaal doen: het Platgents met zijn eigen spreekstijl en ritme en dit is geen typisch

73


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 74

fenomeen van bij ons maar gemeengoed in Brussel, Luik en Antwerpen, m.a.w. alle grote Belgische steden met enige poppenspeltraditie. Heel wat woorden en uitdrukkingen in ons dialect hebben we aan de protagonisten Pier, Jan klaassen of Pierlala te danken. Pier wordt vaak in verband gebracht met fopperijen, gekke situaties, heel kleine zaken, en meestal is er een positieve en lieve bijbetekenis maar vaak ook een sexuele connotatie. Jan Klaassen is gelinkt met willoosheid en manipulatie. Pierlala is de vox-populi, figuur uit de spotliedjes, “de franke stijte muile” en wordt in relatie gebracht met ziekte, dood, en wederopstanding. Pierke-Pierlala leverde ons dan weer een exclusief leuk stel “Gentsche” bijnamen en epytheta voor politici. Er zijn natuurlijk een aantal uitdrukkingen met “puppe, komeede, komediant, marionette, gordijne en theoater”, die via de theaterwereld, de kluchten en wagenspelen in onze taal en zo ook in ons dialect binnengedrongen zijn. Zo zijn ze volstrekt niet exclusief Gents. Men vindt ze in vele dialecten en zelfs ook in het A.N. weer. We moeten ons ten andere van de illusie ontdoen dat elk dialect zijn eigen woordenschat bezit. Naast enkele buitenbeentjes (denken we aan onze Gentse “achterwaersterigge”) verschillen de meeste dialecten binnen het Westvlaams, Oostvlaams, Brabants of Limburgs, hoofdzakelijk qua uitspraak van mekaar. Beschouw dit artikel slechts als een proeve van onderzoek, een stand van zaken. Ze is zeker nog onvolledig en wij blijven verder speuren naar Gentse vondsten uit de spellekens. De bedoeling is het volledige verhaal ooit eens te publiceren. Om het nog maar eens in Gentse poppenspeltaal te zeggen: “Ik vind in ieder geval, da’k hier nu al lank genoeg van mijnen théoater an’t moaken ben en da’k aan ‘t einde van mijn kuurdeke zitte. Pierke Pierlala zoe nu zeggen: “Au revoir, en tot op mijnen dressoir!” Eddy “den Twiedekker” Levis

74


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 75

Bibliografie en bronnen:

- Anoniem: “Het politiek Janklaasspel of het schoolenkwest door Jan Klopterop”. Boekhandel van H. Rouseeuw-Arys, Savaenstraat, 25. - Rico Bulthuis: “Marionetten - Een monografie over poppenspel”, Den Haag, 1980. Historisch overzicht over het poppenspel in het algemeen. - Stef Desodt: “Vlak in mijn ogen zei blinde Maaie. - Een bijdrage tot de Paremiologie”. De Sikkel n.v. 1979. Bevat een aantal geestige gezegden en zei-spreuken - dr. G.T. Haneveld: “Zandloper, zeis en Pierlala, symbolen van de dood in (volks)kunst en cultuur”. Kosmos - Z&K Uitgevers, Utrecht/Antwerpen, 1995. Een uitgave waarin een hoofdstukje: “Pierlala, schijndood” geweid is aan het Pierlalafiguur en waar ingegaan wordt op zijn rol in de volkskunde. - P. J. Harrebomée: “Spreekwoordenboek der Nederlandsche Taal of verzameling van de Nederlandsche spreekwoorden en uitdrukkingen van vroeger en lateren tijd door P. J. Harrebomée”, 3 delen, Kemink en Zoon, Utrecht, Amsterdam 1856 -1870. Zegswijzen en uitdrukkingen thematisch behandeld. - Lode Hoste: “Gent, poppenspelstad” Een bijdrage tot de geschiedenis van het Gentse poppenspel. Met een voorwoord van Freek Neirynck auteur-journalist. Drukkerij Imschoot, Gent, 1979. Dit boek is na het werk van Pastoor Vandenbroecke een van de standaardwerken over het Gentse poppentheater. - dr. A.Huizinga: “Huizinga”s Spreekwoorden en gezegden. Herkomst, verklaring en vergelijking met Frans, Duits en Engels”, 4de druk, Tirion / Baarn, 1998. - Hoeberleboe (schuilnaam) “Het boekske der teerlingen door Hoeberleboe”. Gent. By de voornaemste teerling-maetschappyen. 1878. Geestig boekje dat vol staat met Gentse termen uit het teerlingspel. Daar heeft hij het o.a. over de “Pietjes” of kleine stipjes op de teerlingen. Het boekje werd uitgerijkt bij speciale gelegenheden, meestal het banket bij de viering van een “keunijnk of een keunijnginne van de Pietses-bij”. - Eddy Levis: “Kaak, kaak, nen Twiedekker! Gentsche woorden en uitdrukkingen. Bijien geschart en getiekend deur Gill Van Geert, uitiengelijd en gexplikeerd deur Eddy Levis” August Vermeylenfonds Gent, Bestuursdrukkerij Schaubroeck n.v. Steenweg Deinze 154, 9810 Nazareth, 1991. - Lodewijk Lievevrouw-Coopman: “Gents Woordenboek” P.V.B.A. Broers, Uitgever. Met de welwillende toestemming van de koninklijke Academie voor Taal- en Letterkunde, N.V. Drukkerij Erasmus, Ledeberg, Gent, 1974. - E. Levis: “Interview met Diane Van Boxtaele over ‘t Spelleke van Treeze Blauwers (1995) Artikel in “Figeuro”, vaktijdschrift voor Poppen en Figurentheater van het E.F.T.C. jg. nr. 1995. - Mevr. Van Boxtaele woonde in 1994 nog in de Gravin Johannastraat in het St.Elisabethbegijnhof maar is oorspronkelijk van de St.-Lievenspoort waar zich het bewuste spelletje bevond. Zij vertelt er over haar bezoeken, en beschrijft op een ludieke wijze de sfeer in dat theatertje. - E. Levis: “Interview met Gust “Lajoie” Neirynck” Artikel in “Figeuro” jg. nr. ,199. Dit is een interview afgenomen bij hem thuis in de Rabotstraat. Een fragment waar hij het heeft over de gebruikte taal en wie wanneer wat spreekt in heb ik gebruikt in de lezing. - G. A. Mesters: “Wat het volk zegt. - Een nieuwe verzameling spreekwoorden, zegswijzen en gezegden” Uitg. Het Spectrum, Prisma-boeken nr. 1782. Utrecht / Antwerpen, 1977.

75


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 76

- Freek Neirynck: “Volkse personages zijn veel komischer in figurentheater.” Artikel in “Figeuro” jg. 7 nr. 2, 2/VII, 2000. - Hetty Pearl: “Heerekrintjes - Over Jan Klaassen en Katrijn en hun buitenlandse soortgenoten”. Gaade uitgevers Veenendaal, 1987. Een standaardwerk voor wat geschiedenis van Europees en in het bijzonder Nederlands en Belgisch poppentheater betreft. - Marc Reynaerts: “West-Europees poppenspel zou niet bestaan hebben zonder commedia dell’Arte” uit zijn licenciaatsthesis: “Pedrolino, Pierrot, Pierke”, artikel in “Figeuro”, jg. 6, 2000. - dr. F. A. Stoett: “Nederlandse Spreekwoorden en gezegden - Verklaard en vergeleken met die in het Frans, Duits en Engels. Bewerkt door dr. C. Kruyskamp B.V. W.J. Thieme & Cie. Zutphen, 1974. - Edward Van Bragt: “Het leven in de Gentse “Poortjes” vòòr 1900” Overdruk uit “Oostvlaamse Zanten”. drukk. v/h Ad. Hoste, nv, Gent. 1946. - Karel Waeri: “Verzameling der volledige Kluchtige en Politieke liederen van Karel Waeri den Gentschen “Beranger” door P. Waeri (zoon). Aanhangsel “DE VETJES” Uitgegeven door de Wwe. Karel Waeri “Reep” Gent, 1899. - Luc Wilmink: “Het lied van Pierlala”, Roman, MCMXLIV, H.P. Leopolds uitgevers Mij n.v. ‘s Gravenhage. Met de muziek van het Pierlala-lied en enige historische toelichting door de schrijver; (pp. 8-24), 1944.

76


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 77

INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE. FICHE N° 154 Op 2 juni 1899 stelde Ernest Lacquet in de rubriek “Schilderijen Oudheidkundig Museum; n° 850 - XVIe eeuw (1575) in het Frans een fiche op over

Cartouche van de Vrije Schippers Het hieronder afgebeeld schilderij bevindt zich in het Oudheidkundig Museum onder het n° 850; het heeft opeenvolgend deel uitgemaakt van de collecties C. De Bruycker en L. Minard. Het is een vierkantig bord, diagonaal geplaatst, bestaande uit verschillende planken met een lijstwerk, het geheel in eikenhout is in de bovenste hoek voorzien van een ring. Het schilderij stelt een gouden schip voor met drie masten en opgeheide zeilen en aan de grote mast een vlag met de keizerlijke wapens. Aan de boeg, aan dewelke een anker hangt, bemerkt men een matroos die het touwwerk schikt. Op de verhoogde roersteven bevindt zich de roerganger. Op de achtergrond van het bord, links, is de kapel van de gilde afgebeeld (?), rechts een halfcirkelvormig gebouw met een torentje en kantelen. Aan de onderzijde van het schip, in de onderste hoek van het wapenschild, een monogram gevormd door de ineengestrengelde letters S & L: Schelde en Lei. Volgens F. De Vigne zou dit Scheep-Lieden (Schippers) betekenen. Op onze schets zijn de letters S & L niet te zien, ze zijn gedeeltelijk weggestoken achter het opschrift.

77


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 78

Op de rand van het kader leest men: Den amijrael es mijnen name hier bekent fijn/ Tot sKeysers dienste moet ick altijts bereet staen/ Om den Coopman te bewaeren moet ick ooc deligent zijn/ Huut de zee zal ie de vianden zeer vreet slaen 1575. Cf. F. De Vigne, Moeurs et usages des corporations de mĂŠtiers (Gent, 1857), p. 116 en pl. 18.

GENT-SINT-PIETERS: EEN VOLWAARDIGE TRILOGIE DE TWEEDE VERSIE (1908-1912) IS UIT HET GEHEUGEN GEWIST... VOOR U VERZAMELD UIT 31 600 EDITIES VAN DE "GAZETTE VAN GENT". De eerste uitgave van het Sint-Pietersstation, in gebruik van 1881 tot 1908, was een bescheiden barak, een stad als Gent onwaardig en de enige afbeelding die mij daarvan bekend is kan daarvan getuigen. Over het huidige station blijft men te pas en te onpas beweren dat het dateert van 1913, terwijl het in november 1912 reeds werd verheven tot "statie tweede klasse" en de minister van Spoorwegen er een halte plande voor de internationale "prachttreinen" uit Brussel en Oostende. Maar de imposante verschijning aan de zuidkant van het MariaHendrikaplein, thans weer volop in de belangstelling wegens de drastische renovatie die dit jaar wordt aangevat, is echter de derde versie van het station! Resten ons dus de logische vragen hoe de tweede versie er dan wel heeft uitgezien en waar die precies heeft gestaan. De pers wijdde er destijds ruime aandacht aan en gedurende de vier jaren dat het gebouw in gebruik was moeten honderdduizenden stedelingen en bezoekers er gebruik van hebben gemaakt. Om echter dat "vergeten station" in de juiste context te kunnen plaatsen, is het nodig de ontwikkeling van de spoorwegen ten zuiden van de Kortrijksepoort te citeren, zij het uiteraard via een ingekorte versie. 78


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 79

Toch zal na het lezen van wat hier volgt niet alles even duidelijk zijn geworden. Met een potloodpunt de precieze locatie op een stadsplan aanstippen blijft een hels karwei en hoe kan het in 's hemelsnaam dat er van die versie geen enkele foto te vinden is?... Tenzij u er één liggen hebt natuurlijk... Laat in dat geval zeker iets weten...

* 12 augustus 1838 Plechtige opening van de spoorlijn Gent-Zuid - Brugge, op 28 augustus uitgebreid tot Oostende. Eenmaal over de Schelde aan de Sint-Lievenspoort reden de treinen via de Stropbrug in een wijde bocht buiten de Kortrijksepoort over de Leie richting Drongen. Aanvankelijk waren er enkel stopplaatsen in Landegem, Aalter, Bloemendaal en Jabbeke.

15 mei 1872 Er is sprake van onderhandelingen vanwege de stad met het gouvernement over het inrichten van een centrale statie buiten de Kortrijksepoort, teneinde te vermijden dat voortaan de sneltreinen tussen Oostende en Brussel nog tot in de tegenwoordige statie van de Muinkmeersen (* Gent-Zuid) moeten lopen. De sneltreinen komen nu toe binnen de hangaar (* de perrons van Gent-Zuid) van aan de bergplaats der locomotieven buiten de Sint-Lievenspoort (* vlakbij Stropbrug op Ledebergs grondgebied) en moeten daarna op dezelfde plaats terugkeren, wat gemiddeld een verlies van 20 minuten veroorzaakt. Met het bouwen van een centrale statie aan de Kortrijksesteenweg langsheen de ontworpen boulevard van de Oude Barrière naar de Heuvelpoort (* de Parklaan), zou men de omweg vermijden die men destijds heeft moeten maken waar de ijzeren weg door de aanwezigheid van de citadel niet mocht komen. Die is nu door de stad aangekocht, die er nieuwe lanen en een nieuwe wijk met aanplantingen zal aanleggen. Die nieuwe statie zou een groot voordeel aan de stad opleveren, doordat men de gronden der citadel dan voordeliger zou kunnen verkopen.

24 augustus 1881 Men verzekert dat bevel is gegeven om de werken aan de statie buiten de Kortrijksepoort onmiddellijk te beginnen. Het is op een ondervraging van onze volksvertegenwoordiger de heer d'Elhougne, dat de heer minister van openbare werken zich verhaast heeft de hand aan het werk te doen slaan.

79


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 80

1 september 1881 Wij hebben een goede tijding kenbaar te maken aan de voorgeborchtenaren van de Kortrijksepoort. Bij dépêche van de heer minister van openbare werken, gedagtekend van gisteren, is aan het spoorwegbestuur bevel gegeven om te rekenen van zaterdag 3 september aanstaande, de gewone treinen van de lijn naar Brugge en Oostende, gaan en keren, te doen stilstaan aan de bareel op de Kortrijksesteenweg, voorbij de herberg De Oude Barrière (* destijds gelegen tussen de Parklaan en de Kortrijksesteenweg). Men zal aldaar reizigers opnemen en de baanwachter zal de reiskaartjes afleveren tot wanneer de dienst geheel zal geregeld zijn en er een statiegebouw zal zijn opgericht. Dan zal men er ook koopwaren kunnen verzenden. De nodige opmetingen zijn reeds gedaan en men zal er binnenkort aan beginnen.

2 september 1881 De aanbesteding voor de werken aan de statie buiten de Kortrijksepoort zal op 23 september aanstaande plaatsgrijpen in de statie van Brugge. Het bestek voor een voorlopig gebouw voor ontvangsten en een paviljoengemak bedraagt 3 904, 55 frank. De nieuwe standplaats zal Statie van Gent-Sint-Pieters genoemd worden. Een dertigtal werklieden hebben reeds de grond gevuld en effen gelegd waarop de nieuwe statie moet gebouwd worden.

24 september 1881 Zondag zal om 5 uur 's namiddags buiten de Kortrijksepoort tegenover De Oude Barrière een concert gegeven worden door de fanfaremaatschappij De Vaderlandsliefde, ter gelegenheid van de aldaar gevestigde nieuwe statie (* lees: standplaats), om 8 uur gevolgd door een volksbal met verlichting van de estrade en een vuurwerk om 9 uur (* uiteindelijk wegens het slecht weder een week uitgesteld).

4 december 1881 Te rekenen van maandag 5 december zal in de nieuwe statie Gent-Sint-Pieters (* eerste versie) de dienst ingericht zijn voor reizigers en bagage. Het ware zeer wenselijk dat daar spoedig ook de dienst voor het verzenden van koopwaren in werking wordt gesteld. Hieraan is nog meer behoefte dan aan een standplaats voor reizigers. 80


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 81

Eerste versie van het Sint-Pietersstation uit 1881 aan de Parkplaats. Uiterst rechts het paviljoentje met de “pissijnen” en “gemakken”, links een gedeelte van de in steen opgetrokken goederenloods.

20 januari 1882 Op de nieuwe statie buiten de Kortrijksepoort prijken twee opschriften, maar zij zijn in het Frans. Er is in het dubbel te lezen: Gand-Saint-Pierre. Het gebouw staat onder het bestuur van de statie van Brugge, dat dus de plichtige is. Het was nochtans zo gemakkelijk om naast het Frans opschrift ook een Vlaams te plaatsen. Er moet hier weer plichtsverzuim in het werk zijn en die miskenning van onze taalrechten zal bij de heer minister van openbare werken aangeklaagd worden. In Brugge bouwt men een nieuwe statie. Dat de Bruggelingen maar oppassen of zij krijgen daar ook niets anders dan Franse opschriften!

28 januari 1882 Te rekenen van 2 februari zal een telegraafbureel geopend worden in de statie Gent-Sint-Pieters. Het bureel zal alle dagen open zijn van 9 uur 's morgens tot 's middags en van 2 tot 7 uur 's namiddags.

27 maart 1882 Goed nieuws voor de voorgeborchten van de Kortrijkse- en de Heuvelpoort. Te rekenen van 1 april aanstaande zal de statie Gent-Sint-Pieters, welke reeds open was voor de reizigers-, bagage- en telegraafdienst, ook ingericht zijn voor de pakgoeddienst, tarieven 1 en 4, van 5 kilo of minder.

81


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 82

23 oktober 1883 De spoorwegstatie buiten de Kortrijksepoort wordt 's avonds nog steeds met petroleumlampen verlicht en dit op een wijze die veel te wensen overlaat. Het is er allesbehalve klaar en wij roepen hierop de aandacht in van het spoorwegbestuur. Aangezien het gas tot daar en zelfs nog verder ligt, ware het wenselijk dat men in de statie gaslantaarns plaatst. Men zou dan een betere en veel doeltreffendere verlichting hebben en voor de reizigers zou het er veiliger zijn.

8 juni 1887 De heer Vandenpeereboom, minister van Spoorwegen, Posten en Telegrafen, is gisteren de spoorwegstatiĂŤn van onze stad komen bezoeken. Hij was vergezeld van de algemene bestuurders en werd ontvangen door de Gentse senatoren en volksvertegenwoordigers. Na onderzoek heeft hij het beginsel erkend voor de bouw van een nieuwe standplaats (* lees: sporenbundel) buiten de Kortrijksepoort, ter uitbreiding van de huidige statie Gent-Sint-Pieters en bevelen gegeven om onmiddellijk een ontwerp ter studie te leggen.

30 mei 1889 In de Gentse gemeenteraad werd gehandeld over de vergroting van het park en de inrichting van een openbare plaats aan de statie Gent-Sint-Pieters. De heer Lutens stelde voor al de gronden aan te kopen die de vergroting van de nieuwe statie (* het sporencomplex dus) zullen uitmaken. De heer Duhayou verklaarde dat men alvorens te beslissen, het belang van deze statie moet kennen en dat kan men nog niet weten. De heer Martigny beweerde dat die in de toekomst heel belangrijk wordt.

28 december 1889 Men is voor goed begonnen aan de verbreding van de spoorbaan voor de vergroting van de statie Gent-Sint-Pieters. Een aantal aardewerkers zijn bezig de plaats te bereiden waar de wisselsporen moeten komen.

24 december 1890 Wat vooral de wijk van de Kortrijksepoort aan belangrijkheid en verfraaiing 82


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 83

zal doen toenemen is de herbouwing en vergroting der thans bestaande spoorwegstatie, voor de omgeving en een groot gedeelte van de stad van groot nut en gemak. De onteigening van de gronden voor de uitvoering van die werken is sedert enige tijd gedaan. De afbraak van de houten windmolen De Kraaie en meegaande huizen is reeds ver gevorderd. De statiegrond heeft een grootte van verscheidene hectaren en strekt zich uit van de Kortrijkse- tot de Zwijnaardsesteenweg. De statie zal door haar sierlijke bouw en aangename ligging ĂŠĂŠn der schoonste zichten van de stad uitmaken, beheerst door een fraai voorplein en twee allermooiste toegangen, de Kortrijksesteenweg met zijn aanmerkelijke verbreding en de nieuw aan te leggen boulevard (* de Parklaan) welke in rechte lijn naar het stadspark zal leiden. Het uitzicht van de stad zal hier in voortreffelijkheid en pracht niet moeten onder doen voor dit van andere steden en hen zelfs in vele opzichten ver overtreffen.

16 april 1891 Wat moet er komen midden het nieuwe statieplein van Sint-Pieters? Zou men niet wel doen daar een square aan te leggen? De rijweg er langs is breed genoeg. Hoe eerder men er aan begint, hoe beter!

23 juni 1891 De heer Duhayon riep de aandacht van de stedelijke raad op het onooglijk gebouwtje dat de statie van Sint-Pieters-Aalst moet verbeelden. Die barak ontsiert geheel en al de zo schone wijk waarin ze geplaatst is. De heer Lippens, burgemeester, merkte op dat de stad in die zin niets zal verkrijgen van de minister van Spoorwegen. Er is geen stellige belofte. Alles bepaalt zich tot een toelage en niet tot het bouwen van een schone statie.

30 augustus 1892 Een dienst waarover de Gentenaars te klagen hebben is deze van de tramways (* de paardentramlijn tussen de Korenmarkt en de Kortrijksepoort had sinds september 1874 haar eindpunt nabij de Van Egmontstraat). Buiten de Kortrijksepoort vraagt men gestadig om tot aan de statie Gent-Sint-Pieters te kunnen rijden. Niet te doen! De zaak was slechts uitgesteld, zegt men, omdat de weg van het tegenwoor83


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 84

dig standpunt van de tram tot aan de statie niet gans gekasseid was. Nu dit werk al geruime tijd voltooid is, is het onnodig de nuttigheid van die uitbreiding te herhalen. Zowel de maatschappij van de tram als de bewoners van de meer en meer bevolkte wijk zouden er voordeel uit trekken. De heer burgemeester heeft slechts kunnen antwoorden dat de gemeenteraad terzake niet bevoegd is. De stad exploiteert de tramwegen niet, ze heeft ze in concessie gegeven. Zolang de vergunninghouders geen uitbreiding indienen, is het onmogelijk op de vraag van de verzoekers in te gaan. Anderzijds maakt de Kortrijksesteenweg geen deel uit van de stadswegen maar van de staatswegen. Indien de maatschappij van de tram een aanvraag tot verlenging wil formuleren, moet deze gericht worden aan de staat en niet aan de stad...

28 maart 1893 Het schepencollege heeft besloten dat de standplaats voor de statie Gent-SintPieters Parkplaats zal genoemd worden. De boulevard die deze plaats aan het park verbindt zal Parklaan heten.

29 november 1898 Inwoners van de Ottergemsesteenweg vragen de tussenkomst van het stadsbestuur bij de heer minister van Spoorwegen, om de spoorbaan van Oostende en die van Kortrijk (* thans de De Pintelaan) door middel van een viaduct over de steenweg te doen maken, wat voor hen zeer voordelig zou zijn. De heer burgemeester Braun acht die verandering best mogelijk en men moet er zich in het spoorwegbestuur reeds mee bezig hebben gehouden. In dat geval zal de statie Gent-Sint-Pieters verhoogd moeten worden en van trappen worden voorzien.

25 januari 1899 Eergisteren heeft in de namiddag de feestelijke inhuldiging van de elektrische trams in de stad plaatsgehad (* aangedreven door middel van accumulatoren). Op 2 februari aanstaande zal de regelmatige dienst beginnen op de lijn van de Korenmarkt naar de statie van Gent-Sint-Pieters (* met stilstand op de Parkplaats), de Heuvelpoort, de statie Gent-Zuid, de Van Arteveldeplaats en Sint-Jacobs.

84


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 85

20 maart 1899 De minister van Spoorwegen zal op Sint-Pieters-Aalst een streep grond langs de ijzeren weg laten onteigenen over een breedte van 100 meter langsheen de Musschestraat, teneinde er de nieuwe statie (* lees: sporencomplex) uit te bouwen en in te richten.

17 april 1899 Verleden week zijn de ingenieurs van het spoorwegbestuur aan de statie GentSint-Pieters de nodige studies en opmetingen komen doen om de baan op te hogen, teneinde later de spoorwegdoorgangen te kunnen afschaffen.

5 juni 1899 De statie Gent-Sint-Pieters zal herbouwd en merkelijk vergroot worden. De spoorlijn naar Kortrijk zal van aan Gent-Zuid verbonden worden met Het Snepken aan de Leie en de treinen zullen voorbij Gent-Sint-Pieters lopen. De lijn tussen Het Strop en de statie van Sint-Denijs wordt daarna opgebroken. Ook zal een nieuwe verbinding worden gemaakt tussen Gent-Sint-Pieters en de statie van Melle. Langs deze lijn zullen de internationale sneltreinen lopen welke de statie van Merelbeke niet meer door moeten en in Gent-Zuid niet meer binnenkomen (* De aangenomen aflijning liep langs een wijde bocht van aan de Zwijnaardsesteenweg, voorbij het kerkhof van de Heuvelpoort, over een vaste Scheldebrug en verder door de Merelbeekse meersen).

17 september 1900 Het spoorwegdepartement zal eerstdaags grote werken aanvangen langs de Zwijnaardse- en Kortrijksesteenwegen. De statie Gent-Sint-Pieters zal verplaatst worden naar de plek waar het straatje naast de afspanning Den Hert de spoorbaan kruist (* eerste verwijzing naar de Elisabethlaan en het MariaHendrikaplein, toen nog onontgonnen gebied). Het zal een grote statie worden en de koopwarendienst die nu in Gent-Zuid geschiedt, zal naar daar worden overgebracht.

4 mei 1901 Verleden jaar werd tot de aanleg van een nieuwe spoorlijn tussen Brussel en Gent besloten, met het oog op een exploitatie met grote snelheid. De studie is 85


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 86

beĂŤindigd en sedert 12 oktober goedgekeurd. De ontwerpen voor de kunstwerken bevinden zich in de burelen van de staatsspoorweg. Het is echter te voorzien dat het leggen van de lijn minstens drie jaren zal vertraagd worden door de gerechterlijke onteigeningen.

30 december 1901 Reeds op 12 april 1899 verscheen een vertoog van het schepencollege over het nut der verandering van de wijk Gent-Aaigem en de statie Gent-Sint-Pieters, maar de uitvoering werd vertraagd door de tussenkomst van het departement van Spoorwegen. Thans zijn de partijen het over alles eens. De statie zal verplaatst worden over de Kortrijksesteenweg, in de richting van de spoorbaan naar Brugge. Ze zou zeer groot zijn. Men beweert dat ze 150 meter lang zal worden en ze zal zich over een terrein van 50 ha uitstrekken tot aan de brug van Het Snepken. Van daar tot aan de statie Gent-Zuid worden al de spoorbanen opgehoogd. De doorgangen aan de Kortrijkse-, Zwijnaardse- en Ottergemsesteenweg zullen afgeschaft en door viaducts vervangen worden. Voor het statiegebouw dat komt op 600 meter van de Kortrijksesteenweg, zal er een plein zijn van 12 300 m2 oppervlakte (* het Maria-Hendrikaplein) en daarrond zal een groot aantal straten worden getrokken. Dit plein wordt met de Parkplaats en de Van Monckhovenstraat verbonden door met bomen beplante lanen van 20 meter breed. (* respectievelijk de Clementina- en Elisabethlanen). Al de huizen langs deze lanen zullen tuintjes aan de straatzijde moeten hebben zoals op de Parklaan. Een straat van 15 meter breed (* de Afsneelaan, later Koningin Fabiolalaan) zal voeren naar de Leie, waarvan de loop recht wordt getrokken van aan de Snepbrug tot de stedelijke schietbaan. Er komt een gebogen laan van 26 meter breed tussen het uiteinde van het park en de Godshuizenlaan, verbonden door een brug over de Leie (* eerst onder de algemene benaming "Albertlaan" maar het gedeelte voorbij de brug werd in december 1918 gewijzigd in "Groot-BrittanniĂŤlaan", dat tussen het MariaHendrikaplein en het park werd in augustus 1929 de "Astridlaan"). Een laan van 20 meter breed zal ten zuiden van de Kortrijksesteenweg langs de spoorweg in verbinding komen met de Zwijnaardsesteenweg en de brug over de Schelde aan Het Strop (* de Stroplaan, later Burggravenlaan). De staat zal aan de stad de oude spoorbaan afstaan. De uitvoering van al deze werken zal verscheidene jaren duren.

86


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 87

16 januari 1902 De heer Maenhout heeft een vraag gericht aan de heer minister Liebaert betreffende het bouwen van een voorlopige schuilplaats voor reizigers in de statie Gent-Sint-Pieters (* nog steeds de eerste versie). De minister van Spoorwegen, Posten en Telegrafen heeft geantwoord dat de statie gans moet herbouwd worden en er daarom geen schuilplaats werd opgericht. Volgens hem wisselen daar overigens weinig reizigers van trein en mogen zij in het rijtuig blijven tot de aansluitende trein binnen is.

29 juni 1903 De uitslag van de aanbesteding voor de vergroting van het koopwarenmagazijn in de statie Gent-Sint-Pieters heeft als laagste bieder met 250 frank de heer J. B. De Landtsheere van Gent aangewezen.

25 november 1903 Vrijdag zal de opening plaatshebben van de aanbiedingen voor het bouwen van afdaken in de statie Gent-Sint-Pieters. EĂŠn zal geplaatst worden langs de kant van de statie voor de reizigers welke van Brugge en Oostende komen, een andere langs de overkant voor de reizigers in de tegenovergestelde richting.

4 januari 1904 De stad zal met de heer Carpentier in de wijk Sint-Pieters-Aaigem gronden ruilen nabij de nieuwe statie en de nieuwe laan. De zaak zal met geloken beurzen gedaan worden (* wederzijdse schulden zo vereffenen dat geen overdracht van geld nodig is). De heer Carpentier bekomt daar gronden in ruil voor andere. Hij zal aan de stad 54 641 frank betalen voor de wegeniswerken van de straten die zullen geopend worden op de gronden, gezegd Het Klein Speelplein.

13 mei 1904 Langs de lijn van Gent-Sint-Pieters naar De Snep zal men eerstdaags beginnen aan het ophogen van de spoorbaan. Men heeft reeds buiten de haag van de statie tot aan de eerste bareel (* aan de Ganzendries) het grondvlak gelegd voor het maken van de baan waarop de ballasttreinen zullen rijden.

87


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 88

20 juni 1904 De werken tussen Gent-Sint-Pieters en de Stropbrug, waar de spoorbaan Gent-Oostende moet opgehoogd worden om de barelen af te schaffen, vorderen goed. De tijdelijke dubbele baan langswaar het verkeer zal geschieden terwijl de spoorweg tussen de Meersstraat en de Kortrijksesteenweg wordt opgehoogd, is reeds gedeeltelijk gelegd, zodat zij binnen een paar weken in dienst kan gesteld worden.

11 maart 1905 Het ophogen van de grond voor de nieuwe statie van Gent-Sint-Pieters zal omtrent twee jaar duren. Twaalf treinen, elk van vijftig wagons, brengen elke dag gezamenlijk 2 500 m2 aarde aan.

18 juni 1906 De ophoging van de meersen wordt bestendig voortgezet en is reeds ver gevorderd. Men mag hierbij niet vergeten dat van de bareel aan de Kortrijksesteenweg tot aan Het Snepken de afstand 1 088 meter is en de grond meer dan vier meter moet opgehoogd worden.

6 juli 1907 De nieuwe statie Gent-Sint-Pieters zou tegen de Wereldtentoonstelling van 1913 geheel moeten voltooid zijn. Het ware inderdaad te betreuren moesten wij tegen het tijdstip waarop duizenden vreemdelingen onze stad zullen komen bezoeken, daar nog een voorlopige, houten statie hebben...

19 september 1907 Nabij de spoorwegdoorgang rechtover de Voskensstraat en de plaats voor de nieuwe statie Gent-Sint-Pieters, is door vier stokken het terrein aangeduid waar een voorlopig gebouw voor de statiedienst zal worden opgericht (* eerste melding in de pers over de tweede versie van het station Gent-SintPieters).

88


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 89

19 januari 1908 Men zal weldra overgaan tot de aanbesteding voor de inrichting van een voorlopige statie op het grondgebied van Gent nabij De Snep. Zodra deze voltooid is zal men de tegenwoordige houten barak afbreken en de voorlopige banen leggen over de Parkplaats. Waar thans de spoorbanen liggen kan men dan de viaduct over de Kortrijksesteenweg bouwen. Er zullen vier sporen worden gelegd, waarvan twee uitsluitend voor de nieuwe lijn Brussel-Zuid - Oostende.

5 maart 1908 De aanbesteding voor de voorlopige Sint-Pietersstatie zal morgen om 11 uur plaatshebben in de Zuidstatie. Het bestek bedraagt slechts 21 298, 43 frank, wat ons weer een prachtmonument belooft! Het gebouw zal komen tussen de huidige, houten barak en de plaats die is aangeduid voor de grote, nieuwe statie. Het zal er één zijn zonder verdiep met twee gevels, één langs de voorzijde en een andere langs de zijde van de sporen. Het zal een ruime wachtzaal voor de derde klasse bevatten, een wachtzaal voor de eerste en de tweede klasse en de nodige ontvangstburelen en inrichtingen voor pakgoed en reisgoed. De aanbesteding omvat ook nog het oprichten van een gebouwtje voor de pissijnen en de gemakken. Alles moet, op straf van boete van 20 frank per dag, binnen de 80 dagen voltooid zijn, te beginnen van de dag waarop de aannemer bericht ontvangt.

15 april 1908 Er wordt gemeld dat de professor Cloquet en de bouwmeester Mortier gelast zijn met de plans voor de nieuwe, grote statie Gent-Sint-Pieters (* de derde versie dus).

21 april 1908 De plaats van de voorlopige statie (* tweede versie) is dichtbij de overweg afgebakend door een houten staketsel en men is bezig de brede Prins Albertlaan te kasseien, welke naar het gebouw en dat van de koopwaren zal lopen. De afstand tussen de Kortrijksesteenweg en de voorlopige statie is lang. Voor de reizigers is het wenselijk dat tot daar een tramlijn zou worden aangelegd.

89


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 90

18 juni 1908 De voorlopige statie Gent-Sint-Pieters is zover voltooid, dat zij reeds bedekt is. Spoedig zullen de binnenwerken met ijver worden doorgedreven, zodat men hoopt ze tegen het volle badseizoen rond 15 juli in dienst te kunnen stellen. In dit vooruitzicht zijn reeds twee spoorbanen gelegd over de Kortrijksesteenweg om de reizigersdienst in te richten langs de andere kant van het houten stationsgebouw. Intussen zal de thans bestaande baan worden opgehoogd.

8 juli 1908 Er zal gewacht worden tot na het drukke treinverkeer tijdens het badseizoen om de voorlopige statie in gebruik te nemen. Men zal immers de treinen moeten doen lopen naast de tegenwoordige baan langs de kant van de stad en dat werk is nog maar pas aangevangen. Reeds legt men in de Clementinalaan een weg aan tussen de Parkplaats en het nieuwe gebouw (* tweede versie). Deze zal spoedig gekasseid worden, zodat de rijtuigen die reizigers aanbrengen tot juist voor de tijdelijke statie kunnen komen.

8 augustus 1908 In het begin van de maand september zal de houten Sint-Pietersstatie (* eerste versie) door het bestuur der spoorwegen verlaten worden om heel de dienst over te brengen naar de gemetselde, voorlopige statie, welke enige honderden meter verder aan het uiteinde van de Clementinalaan is opgericht. Op de koer van de oude statie werden reeds voorbereidingen getroffen om de sporen te verbinden met het deel van de nieuwe lijn dat de steenweg doorkruist en juist voor het perron van de voorlopige statie loopt. Volgende week reeds zal men de dienst van de koopwarenwagons overbrengen. Zodra alle diensten verhuisd zijn, zal men beginnen met het bouwen van de grote viaduct over de Kortrijksesteenweg en het ophogen van de spoorbanen verder zetten, om ze op het peil te brengen van de nieuwe, veel grotere statie (* derde versie).

11 augustus 1908 De Clementinalaan is reeds gekasseid en afgesloten met een reeks spoorweg90


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 91

bielzen die men met een klein kostje in een witte kalklaag heeft gestoken. Het spoorwegbestuur zal er zich niet aan geruĂŻneerd hebben... Rechtover de toegang van de voorlopige statie heeft men in de Prins Albertlaan een nieuwe straat geopend welke loopt in de richting van de Loostraat.

22 augustus 1908 De nieuwe statie (* tweede versie) is sinds 18 augustus geopend voor het koopwarenvervoer. De waren welke aankomen of van daar verzonden worden, moeten per volledige ladingen afgehaald of gebracht worden op de koer. Binnen een paar dagen zal aan de spoorwegdoorgang van de Kortrijksepoort langs de kant van de stad de dubbele spoorbaan voltooid zijn om deze te vervangen welke thans gebruikt wordt. Intussen wordt het voorlopig statiegebouw naarstig afgewerkt om het weldra voor het reizigersverkeer te kunnen openen. De winketten met ijzeren afsluitingen zijn gereed, de wachtzalen zijn in orde en men plaatst de gasverlichting. De baan voor de statie zal verlicht zijn met een aantal grote petroleumlampen van het stelsel Wells, die nogal goed op elektriciteit lijken. Ten behoeve van deze dienst wordt nabij de statie een stapelplaats voor 4000 liter petroleum ingericht. Men legt de laatste hand aan de verschillende wissels welke in de nieuwe statie zullen nodig zijn en men hoopt dat eind augustus alles wel zal klaar komen.

27 augustus 1908 De trein met het Hongaarse circus Henry arriveerde stipt in de voorlopige Sint-Pieterstatie en bestond uit 39 wagons: 10 met 100 paarden, 4 olifanten, 2 kamelen, een beer en talrijke honden, 25 met groot materieel zoals wagens, rijtuigen, een automobiel en een locomobiel, 2 van derde klasse vol artiesten en een fourgon waarin ook nog een aantal leden van het personeel hadden plaatsgenomen. Daar de inrichting van het lossen en laden van dergelijke treinen in Gent-SintPieters nog niet geheel in orde is, moest de trein een paar malen vooruit en achteruit rijden om te versporen, teneinde op een gepaste baan te komen. Wat later werd alles en iedereen langs de boulevard naar het Sint-Pietersplein gevoerd.

91


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 92

2 september 1908 Te beginnen van 4 september zullen de diensten van reizigers, reisgoed, koopwaren en telegraaf overgebracht worden van de houten statie naar de nieuwe, voorlopige statie nabij de Maria-Hendrikaplaats. Ze is gelegen op 600 meter van de huidige in de richting van Oostende en toegankelijk langs de Clementinalaan, de Prins Albertlaan, de Boudewijnstraat, de Afsneestraat en de Meersstraat, waarin de rijrichting voorlopig is veranderd. Teneinde het publiek op zijn hoede te stellen tegen alle dwaling meldt het bestuur van de Spoorwegen dat in de richting van Oostende naar Brussel om 11.49 trein 3034 de eerste zal zijn die aan de nieuwe statie zal stoppen. In de richting van Brussel naar Oostende zal de eerste trein nr. 93 zijn, die er om 13.14 zal stilhouden. Wegens het sluiten van de oude statie zal tramlijn 4 van de Kortrijksepoort verlegd worden, zodanig dat zij langs de voorlopige voorbijkomt. Het is jammer dat zulks nog niet gedaan is, aangezien de reizigersdienst er reeds een aanvang neemt. De personen die van de tram willen gebruik maken zullen dus nog een hele tijd omtrent 500 meter moeten afleggen om van de tram naar de voorlopige statie of van de statie naar de tram te gaan. Zodra de Elisabethlaan enigszins in orde is zal de lijn lopen van de hoek tussen de Kortrijksesteenweg en de Van Monckhovenstraat langs de nieuwe laan naar de Maria-Hendrikaplaats, de Clementinalaan en de bestaande baan aan de Parkplaats.

7 september 1908 De voorlopige statie is sedert vrijdag volledig in gebruik gesteld. De toegangen langs de Prins Albert- en Clementinalanen zijn voldoende maar de verlichting zou beter kunnen zijn. De toestand levert daar zeer grote gevaren op, omdat de omliggende gronden merkelijk onder het straatpeil liggen en niet afgesloten zijn. Dat moet spoedig geschieden, alsook het aanduiden door aanwijzingspalen die 's avonds verlicht zijn met gloeilichtlampen met petroleum zoals binnen de statie, in afwachting dat er elektrische lampen of gaslantaarns aangebracht worden. Het is nu wachten op de Elisabethlaan die dwars door Den Hert zal aangelegd worden. De afspanning is sedert zaterdag gesloten.

92


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 93

19 oktober 1908 Binnen enige weken zal de aanbesteding plaatshebben voor de grote kunstwerken welke moeten gebouwd worden op de spoorbanen naar de nieuwe statie Gent-Sint-Pieters (* versie drie). De tijd om deze werken te voltooien bedraagt 600 werkdagen of nagenoeg twee jaar. Ze omvatten op het grondgebied van de stad metalen viaducten ter vervanging van de spoorwegdoorgangen aan de Kortrijksesteenweg en de Krijgslaan en andere in metselwerk over de Zwijnaardsesteenweg, de verbinding Uilkensstraat - Bommelstraat, de Ottergemsesteenweg en een nieuwe laan waar thans nog de spoorweg naar Kortrijk loopt (* de huidige De Pintelaan).

29 maart 1909 Op een groot deel van de vroegere lijn naar Brugge tussen de oude SintPietersstatie en deze van Gent-Zuid zijn de sporen opgebroken, in het vooruitzicht van de ophogingen en kunstwerken tussen de Stropbrug en de Kortrijksesteenweg.

22 april 1909 De Gentse trammaatschappij is begonnen met het verleggen van de lijn aan de Kortrijksepoort langs de Elisabethlaan, de Maria-Hendrikaplaats en de Clementinalaan. In deze laan zijn reeds de palen geplaatst voor het dragen van het trolleynet (* het traject werd wegens de uitzonderlijk natte lente pas op 8 juli ingereden).

7 mei 1909 Het spoorwegbeheer heeft besloten een houten schuildak te plaatsen in de voorlopige statie. Er zal dus toch gevolg worden gegeven aan de talrijke en billijke klachten. Zo moeten de reizigers niet langer meer in weer en wind de treinen afwachten. Bravo! (* in gebruik vanaf 12 september)

16 september 1909 Binnenkort zal de nieuwe, definitieve statie in opbouw zijn. Reeds zien we de plaats waar het kunstgebouw zal oprijzen door paaltjes aangeduid. Men heeft daar de voorbije dagen peilingen gedaan om zich te vergewissen van de aard van het terrein. Dat schijnt aan te duiden dat men weldra zal beginnen aan de 93


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 94

werken. Het is te hopen dat het gouvernement het zal ter harte nemen, de stad Gent te begiftigen met een statie welke waardig is aan de wijk die tegenwoordig een zo grote kunstuiting verkrijgt.

18 november 1909 Het metselwerk van de muren voor de viaduct onder de spoorbaan aan de Kortrijksesteenweg is nagenoeg op hoogte. De opening zal 20 meter bedragen. De dwarsbalken zullen niet alleen op de muren steunen maar ook op kolommen die aan de boord van de voetpaden zullen geplaatst worden. De werken aan de viaduct over de Krijgslaan zijn voltooid, maar aan de Zwijnaardsesteenweg zijn zij nog maar pas begonnen.

7 februari 1910 Men is naarstig bezig aan de afbraak van de houten statie Gent-Sint-Pieters. Ze wordt overgeplaatst naar Gent-Zeehaven. Het oud koopwarenmagazijn dat in steen was gebouwd is afgebroken en overgevoerd naar Gontrode, waar het weer zal opgebouwd worden. Zou dat alles uit spaarzaamheid zijn, dat oudnieuw?

9 februari 1910 Op de plaats waar vroeger de oude statie stond is men begonnen met het ophogen van de lijnen welke over de nieuwe viaducten zullen gelegd worden.

30 september 1910 De aanbesteding van de nieuwe statie Gent-Sint-Pieters zal op 23 november plaatshebben in de Beurs te Brussel. Eenmaal dat men aan het bouwen begint, zal het verkeer van de aardetreinen welke nu de ballast aanvoeren om de banen op te hogen, moeten gestaakt worden. Daardoor zal de spoorwegdoorgang op de Kortrijksesteenweg maar in 1912 kunnen worden afgeschaft...

17 januari 1911 Er wordt aan Gent-Sint-Pieters fel gewerkt. Tientallen arbeiders gaan goed vooruit met het delven van de funderingen. Als eerste grondlaag stort men er steengruis in dat voortkomt van de afbraakwerken aan de citadel in het park. 94


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 95

Dit materiaal wordt met grote steenbakkerswagens aangebracht...

27 april 1911 Aan de nieuwe statie is men overal naarstig aan het werk. De funderingen zijn reeds boven het grondpeil en verscheidene muren zijn al boven de afsluiting te zien...

De derde versie van Gent-Sint-Pieters. Stand van de werken op 10 oktober 1911.

22 oktober 1911 Men is aan de nieuwe statie begonnen met de opbouw van de toren van 30 meter. Hij zal worden voorzien van een groot uurwerk.

27 november 1911 Het grof metselwerk van de nieuwe Sint-Pietersstatie is voltooid. Bij die gele95


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 96

genheid had een feest plaats voor de werklieden. Het nationaal vaandel wapperde gisteren op de gebouwen.

18 mei 1912 Heden wappert de vlag op de hoofdgevel van de Sint-Pietersstatie. De ondernemers Van Herreweghe en De Wilde hebben de werking, waarvoor hen 600 werkdagen waren toegestaan, in 410 dagen voltooid en zullen de gebouwen heden namiddag aan het spoorwegbestuur overdragen. Binnen is echter nog veel werk voor de kunstenaars en allerhande vaklieden, die nu in een rustiger omgeving kunnen voortdoen...

25 juni 1912 Te rekenen van 29 juni zal de dienst der treinen geschieden over de opgehoogde banen. De verbinding met het oude spoorwegnet zal plaatshebben in de nacht van 28 op 29 juni. De veranderingswerken zullen uitgevoerd worden door twee ploegen van minstens 330 werklieden. De reizigers die in de nieuwe statie Gent-Sint-Pieters moeten opstappen gaan in de voorlopige statie over de banen 1, 2 en 3 door het schuilhuisje en dringen in de viaduct waar borden met opschriften in de beide talen de baan aanduiden waarop hun trein aankomt. In het begin zal het toch voorzichtig zijn enkele minuten vroeger te komen, want de te doorlopen afstand is merkelijk groter. Door de verandering in de dienst is nu ook de spoorwegovergang aan de Kortrijksesteenweg tot iedereens vreugde afgeschaft.

17 september 1912 De langdurige regens hebben de bouwwerken van de onderaardse doorgangen van Gent-Sint-Pieters erg belemmerd. De binnenwerken zijn totaal beĂŤindigd, maar er zullen nog maanden verlopen vooraleer de eigenlijke baandienst er geheel en al zal kunnen geregeld worden. Zodra de tunnels in de nieuwe statie in gebruik zijn zal het voorlopig gebouw (* versie twee) worden afgebroken, zodat de ophoging van de spoorbaan op die plaats kan worden afgewerkt..

13 november 1912 Het is thans bepaald besloten dat de nieuwe statie op dinsdag 19 november in 96


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 97

dienst zal worden gesteld bij de aankomst van de internationale trein naar Keulen en Baden, welke om 4 uur 's morgens uit Oostende aankomt. Erik De Keukeleire

Fragmenten uit "Station Gent-Sint-Pieters (1832-1940)", 344 pagina's, 2004, uitgave in eigen beheer.

HET KASTEELTJE VAN EMMAÜS Er zijn in Gent nog een paar smalle straatjes, “zonder eind”, zoals men ze noemt, waar nooit een automobilist en zelden een fietser doorkomt, en die derhalve, ofschoon zij op drukke straten en verkeerswegen uitgeven, doorgaans voor de meeste Gentenaren onbekend en dus onbemind zijn. Geen stadsgenoot op honderd die bijv. ooit een voet heeft gezet in de enge Hoveniersberg, die nochtans uitkomt op de drukke St-Pietersnieuwstraat, geen mens op duizend die weet dat zich in dit straatje de toegang bevindt tot een zeer eigenaardig gebouw uit het begin van de XVIe eeuw, een curiositeit van onze stad, welke men, toen de Gentenaren nog alles lieftallig uitdrukten, “‘t Casteelkin van Emmaüs” noemde. Schrijvers die meer prozaïsch waren aangelegd, als Van Lokeren en ridder Diericx, noemden het wel het “Hof van Waesberghe”, doch in de volksmond en bij allen die hun geschriften nog met een snuifje poëzie durven kruiden, heet het nog steeds ‘t klein kasteel of ‘t kasteeltje van Emmaüs. Zo talrijk zijn die schrijvers ten andere niet, omdat zij er niet veel over wisten te vertellen, en wie niet veel over een bepaald onderwerp heeft neer te pennen, doet gewoonlijk weinig geleerd aan, zelfs al is er nu eenmaal niet veel over zekere onderwerpen te schrijven.

97


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 98

Diericx bijv. is zeer lakoniek: “L’édifice dit la cour de Waesberghe (het Hof van Waesberghe), ayant une tourelle, s’offre à la vue quand on ouvre la porte de la maison marquée L. n° 43.” De schrijver had er aan kunnen toevoegen dat men in die jaren een heerlijk zicht had op het elegant ensemble, wanneer men langs de Muinkkaai wandelde. Het was een enig mooi en stemmig plekje in het Gentse, met luttel weinig huizen en groene boomgaarden; helaas van de zachtgolvende helling tussen Marcellisbrug en Muinkbrug is er de laatse jaren niet veel meer over gebleven. Een reeks laboratoria en gebouwen van de universiteit maskeren het zicht en enkel het kleine gedeelte, gelegen tussen Muinkaai en Hoveniersberg, dat bij Koninklijk Besluit van 9 oktober 1948 werd geklasseerd, ontkwam eenzelfde, weinig benijdenswaardig lot. Spijtig genoeg wordt het klein kasteel van Emmaüs, door een hoge en afschuwelijke schoorsteen en door moderne gebouwen aan het zicht kant Muinkkaai, ontrokken, terwijl het al even min zichtbaar is kant St.-Pietersnieuwstraat. Men moet de Hoveniersberg die zacht naar de Schelde afdaalt, inslaan en het laatste groene poortje links aan het uiteinde van het straatje, openduwen, om plots hetgeen nog overblijft van het eens zo sierlijk ensemble, in zijn gezichtsveld te krijgen. “‘t Casteelken van Emmaüs” vinden wij voor het eerst afgebeeld op het grote plan van Gent van 1534, doch het is moeilijk zich aan de hand van dit document een juist idee te maken van het gebouw van de Hoveniersberg. Waarom het die naam droeg, konden wij niet achterhalen. Oorspronkelijk moet het een soort paviljoen in de tuin van een patriciërswoning zijn geweest, een lusttuin of hof van plaisance, zoals men het placht te heten. Wij weten dat ‘t Casteelkin deel uitmaakte van een ruimer ensemble dat uitgaf op de huidige St.-Pietersnieuwstraat, belangrijke verkeersader welke de St.-Pietersabdij met de Gentse stede verbond. Wij weten ook dat het ten tijde van Keizer Karel eigendom was van de familie van den Houcke en Margareta Cops. Enkele jaren later ging het over naar het patrimonium van Daniël de Stoppeleere die het samen met zijn echtgenote Martha Borluut, weduwe van Geraard Triest, betrok. Zulks maakt twee bekende Gentse geslachtsnamen aan de geschiedenis van ‘t Casteelkin verbonden. Daniël de Stoppeleere woonde er van 1578 tot 1592. Wie het in de loop van de XVIIe eeuw in bezit of eigendom had, is ons onbekend gebleven. Wel weten wij dat het, op het einde van die eeuw, in de kavel was gevallen van de familie van Waesberghe, Eustachius van Waesberghe en diens vrouw Isabella de Groote zijn, in 1690 eigenaars van een gedeelte geworden, en enkele jaren later is de familie in het bezit van gans

98


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 99

het ensemble gebouwen en tuinen. De van Waesberghe’s zijn geen onbekenden in de geschiedenis van Gent. In de loop van de XVIe eeuw hebben zij zelfs een voorname rol gespeeld en hun naam komt menigmaal voor op de lijst van de Gentse schepenen; een van Waesberghe had het ten tijde van de Calvinistische Republiek te Gent, aan de stok met de vermaarde Ryhove, een andere was jarenlang pastoor van de O.L. Vrouw St.-Pieterskerk, een derde treffen wij aan in de abdij van Baudeloo: langs die familie is er dus andermaal een ganse brok Gents stadsleven en verleden aan het elegant gebouw verbonden. Het straatje dat naar de Schelde afdaalt, heette ten andere gedurende lange tijd, het Waesbergstraatje of Waesberghestraatje, vooraleer de Hoverniersberg te worden. De wapens van de familie prijkten vroeger in de gevel kant St.Pietersnieuwstraat, doch de steen is bijna volkomen verweerd en men kan er nog onmogelijk enig motief in ontcijferen. Op het einde van de vorige eeuw schijnt de steen in veel betere toestand te hebben verkeerd, want Paul Bergmans kon er de leeuw van het familiewapen in ontdekken: “Dans la façade à pignon du côté de la rue neuve Saint-Pierre, et qui est en forme d’escalier, est encastrée une pierre portant sculptées reliëf, les armes de la famille van Waesberghe qui sont d’argent semé de billettes de sable au lion de même; le temps a usé la pierre et le lion seul est encore visible”. Het goed bleef eigendom van de familie van Waesberghe tot in 1816, toen het bij akte verleden voor notaris Baveghem te Gent afgestaan werd aan Lieven Frans De Keyser en diens echtgenote. In 1855 ging het over naar de familie Donny en het is thans eigendom van de heer Cobbaert-Donny. Het is pas in 1896 dat voor het eerst de aandacht van archeologen en kunstliefhebbers op dit curieus gebouw werd gevestigd, toen de eigenaar ingenieur Donny, de leden van de Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te zijnent uitnodigde en hen in de tuin van zijn woning, het klein kasteel van Emmaüs liet bewonderen. Groot waren toen belangstelling en enthoesiasme. Paul Bergmans liet zelfs in het Bulletijn van de Vereniging een korte beschrijving en historiek van het gebouw verschijnen, die dan later, in 1900, werden bijgewerkt door een studie van ing. Donny, nota’s van Victor van der Haeghen en opmerkingen van Armand Heins. In 1903 wijdde dezelfde Paul Bergmans, in het “Inventaire archéologique de Gand”, een steekkaart aan het Casteelkin, geïllustreerd met twee fraaie tekeningen van de hand van Armand Heins. Er bestaan trouwens nog een paar andere voorstellingen van het gebouw, o.m.

99


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 100

in het Atlas Goetghebuer, n.l. tekeningen in 1839 door Van Lokeren gemaakt. Alles bij mekaar is het natuurlijk vergeleken bij het documentatiemateriaal voor andere historische gebouwen, maar bitter weinig voor een gebouwtje dat qua conceptie en stijl, toch een unicum is in het Gentse. Steyaert vermeldt het niet eens in zijn Volledige Beschrijving van Gent. Diericx, wij zagen het zoëven, is zeer lakoniek en Celis die het nog heeft kunnen bewonderen toen hij het vrij gedegageerd was op de Scheldehelling, noteert in zijn Beschrijving van Gent: Op den hoek van den Hoveniersberg, ook het Waesberghestraetje genaamd, ziet men in den hof van het huis nr. 99 der St.-Pietersnieuwstraat, het Kasteelken van Emmaüs, bij Diericx het Hof van Waesberghe genoemd. Dit huis heeft maar de grootte van een lusthuis; het dagtekent van de XVIe eeuw en is bijna onveranderd gebleven. Het bestaat uit een trapgevel, met enerzijds een afgeknotten toren er nevens waarin zich een trap bevindt. Men bemerkt ook in den muur teekeningen in verglaasde steenen, zooals wij er zagen op de kapel van het Drongenhof. Van binnen heeft men een overwelfde benedenzaal, eene bovenzaal met steenen heerd, en in een nevengebouw een kleine keuken, boven eenen kelder.” Dit zijn ten andere gegevens welke Celis heeft geput in het “Inventaire archéologique”, naar hetwelk hij, in voetnota verwijst. Op het einde van de vorige eeuw heeft de heer Donny het gebouw laten verstevigen, o.m. een brede scheur in de gevel dichtgemetseld en ankers geplaatst. Er gingen toen stemmen op om het klein kasteel volledig te laten herstellen, doch bij gebrek aan de nodige kredieten, bleef het bij platonische beschouwingen. Kort na de laatste wereldoorlog vroeg de huidige eigenaar de heer Cobbaert, de mogelijkheid te overwegen het gebouw te klasseren. Twee afgevaardigden van de Commissie voor Monumenten en Stadsgezichten begaven zich ter plaats en stelden vast dat het gebouw nog steeds bewoond was en in goede staat van bewaring verkeerde. Het verslag van de Commissiezitting van 29 april 1949 voegt er nog aan toe: “De eigenaar heeft verklaard dat het Kasteeltje altijd door de belangstellenden kan bezichtigd worden met toegang langs de biezondere ingang van de Hoveniersberg. Dit verslag en de grote oudheidkundige waarde van het Petit Château d’Emmaüs inziende, oordeelt de Commissie dat op het verzoek dient ingegaan”. Het blijkt nu wel dat dergelijke aanvraag in de grote doofpot werd geduwd en dat er van klassering niet veel in huis kwam. De klassering van het site tussen de Muinkbrug en de Hoverniersberg, bij K.B. van 9 oktober 1948, omvat immers niet het deel van de Scheldehelling waar het mooi kasteeltje zich bevindt.

100


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 101

Indien men dit unicum in de Gentse stede wil redden, mag geen tijd meer verloren gaan. Misschien zal men opwerpen dat het niet zichtbaar is van de openbare weg en dat men dus niet veel geld aan zijn redding en herstelling moet verteren, doch wij kennen vele steden, waar er mensen zouden gevonden worden, die op een zo stemmig plekje gelukkig zouden zijn de nodige herstellingskosten te dragen om er iets zeer typisch als restaurant, clubhuis of iets dergelijks van te maken, maar in Gent zijn wij nu eenmaal nog zo rijk dat wij denken dat wij het allemaal mogen versjacheren. Pierre Kluyskens

EN WIE WERD NU “DE GROOTSTE GENTSE PROF”? In samenwerking van de Gentse Universiteit en zender “Radio 2” werd zoals bekend een verkiezing op touw gezet, waaraan de studenten en het personeel der hogeschool, alsook een breder publiek, konden deelnemen, teneinde uit te maken welke Gentse professor wel de grootste, de belangrijkste of de meest betekenisvolle zou mogen geweest zijn. Uit een veertigtal figuren werden er een twintig en daarna een tien geselecteerd, waarvan er tenstlotte nog 3 meest kanshebbende overbleven: de psychiater pionier Jozef Guislain, de Gentse Nobelprijs-winnaar Corneel Heymans, en de specialist van het span-beton Gustaaf Magnel. In de slotzitting binnen de Gentse Aula werd dan uiteindelijk Guislain tot algemeen laureaat uitgeroepen.

Een pleidooi van zijn “peter” Wanneer men nu, na meer dan anderhalve eeuw, Guislain’s boeken herleest, dan wordt men erdoor getroffen, hoe nieuw, hoe fris, hoe sprekend, hoe aan101


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 102

Jozef Guislain (1797-1860)

102


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 103

grijpend, hoe actueel deze geschriften nog altijd overkomen. In een letterkundige, artistieke taal gebracht, klinken ze tevens inhoudelijk zo echt, zo belangrijk, zo leerzaam: men kan er nog altijd veel nut uit halen. Want Guislain’s boodschap is nog steeds niet volledig volbracht. We horen vooral een pleidooi voor de medemens die in zijn meest menselijke, nl. in zijn geestelijke vermogens op een tragische wijze wordt aangegrepen, die in zijn veelbelovende, begaafde, doch tevens diepzinnige en introverte aard op jonge leeftijd door de mysterieuze schizofrenie wordt aangetast en zich de psychische grond onder de voeten voelt wegzinken en ontglippen, die psychisch dakloos wordt; voor de nog zo jonge mens die aan deze ziekte der vereenzaming gaat lijden, die door zijn eigen familie wordt opgegeven of verlaten, door zijn kring aan zijn lot overgelaten, die in “Weltunterganserlebnis” alles dreigt te verliezen, die vaak op merkwaardige wijze begint te tekenen of te schilderen; een pleidooi, dat men deze mens niet gewoon zou afwijzen, verwerpen of laten vallen, maar dat men tenminste een inspanning zou doen om “den Sinn von Unsinn” te leren ontdekken, dat men zou trachten in de mate van het mogelijke de schizofrene medemens te benaderen, bij te staan, te begrijpen of te verstaan. Dat is de oproep die een Guislain reeds anderhalve eeuw geleden liet weerklinken, een opdracht waarvoor hij ongehuwd bleef (om zich helemaal aan zijn taak te kunnen wijden: “non, je ne me marierai pas; mon nouvel asile sera ma femme et mes pauvres malades mes enfants”), een taak waarvoor hij zich gans zijn leven heeft afgesloofd, waarvoor hij - te vroeg - opgebrand is als een vlam. Het is dan misschien wel ook in verband daarmee en niet zo toevallig dat de Gentse volksmond op een wat naïef lijkende wijze, maar toch spontaan en intuïtief is gaan spreken van “Saint Guislain”. Guislain was een eminent wetenschapsman: een der allereerste doctores van de door Koning Willem I der Verenigde Nederlanden gestichte Universiteit, de eerste specialist zenuwarts van onze Lage Landen (de eerste, en ook op slag de grootste, hij is hier nadien nooit geëvenaard, wij allen die in het spoor van deze reus zijn gegaan voelen ons zeg maar kabouters); de schrijver van standaardwerken over het nieuwe vak psychiatrie (o.a. tot drie maal toe vertaald in het Duits, wat toch iets van zijn internationale betekenis en uitstraling zegt). Maar hij was niet alleen een uitmuntend geleerde, hij was veelzijdig begaafd en o.a. ook artistiek aangelegd (hij heeft al zijn boeken eigenhandig op een kunstzinnige wijze geïllustreerd), hij heeft zijn gesticht tot in de details ontworpen (in wat men nadien overal “le style Guislain” is gaan noemen). Hij was een begenadigd spreker en lesgever, maar ook een warm, mild en genereus man, steeds begaan met het lot der minderen (noemde men hem niet

103


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 104

“de apostel der verdoemden”)? Hij was een sociaal gedreven pionier, een filantroop en een humanist. Zijn ruim familiaal vermogen liet hij aan de behoeftige zieken na. Men kan gerust zeggen dat Guislain nog een lichtbaken blijft in deze onze wereld waar alles rond geld en macht draait. In de te Londen anno 1975 uitgegeven wereldgeschiedenis van de psychiatrie staat uitdrukkelijk getuigd dat Guislain “in hoge mate bijgedragen heeft om van de psychiatrie een wetenschap te maken”. Bij de inhuldiging van zijn borstbeeld (1866) zegde zijn collega prof. Burggraeve: “Il vit en communion de Vésale, de Van Helmont, de Dodonée, de Simon Stévin, de Rubens, de Van Dyck, de tous ces illustres artistes, savants ou écrivains qui ont rendu le nom de Flamand européen.” In zijn anno 1887 opgericht bronzen standbeeld aan de Begijnhoflaan zien wij hem met de drie symbolen van zijn rusteloze activiteit: de eerste wetenschappelijke boeken die hij over het vak schreef, de boeien die hij van de ongelukkige zieken afnam, en de bouwstenen van zijn nieuw, vooruitstrevend gesticht. Met die drie symbolen is deze grote Gentenaar - nu ook de grootste Gentse prof - de geschiedenis der beschaving ingegaan. Alexander-Karel Evrard

104


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 105

GENTSE MEMORIEDAGEN: 27-28-29 AUGUSTUS 27 Augustus 1487 Gerard Horenbaut wordt opgenomen in de Schildersnering. Deze schilder en miniaturist werd in Gent geboren, waarschijnlijk kort vóór 1465. Hij trouwde met Margaretha de Vander. Hij had 3 zonen en 2 dochters, waaronder Lucas I en de miniaturiste Suzanne. Op 1 April 1515 werd hij hofschilder van Margareta van Oostenrijk. Rond 1522 (volgens Chabot na 1524) ging hij zich in Engeland vestigen met zijn vrouw, zijn zoon Lucas I en zijn dochter Suzanne. Hij werd er hofschilder van Hendrik VIII. Hij keerde naar Vlaanderen terug, waarschijnlijk rond 1531. Het portret van Lieven Van Pottelsberghe en Livina van Steelant wordt aan hem toegeschreven. Hij maakte ook het portret van Lieven Hugenois. Ook wordt de hypothese vooruitgeschoven dat hij de auteur zou zijn van het Panoramisch zicht van Gent van 1534. (Anderen achten het waarschijnlijker dat het zijn zoon Elooi zou zijn.) Miniaturen van hem zijn te zien in het Sforza-getijdenboek en in het Brevarium Grimini. Dürer was geïnteresseerd in een van zijn dochters, maar Papa zag dat niet zitten en huwde haar uit aan een Engelsman toen hij in Londen woonde. Hij stierf in Gent rond 1541.

27 Augustus 1545 Geboorte van Alexander Farnèse, Hertog van Parma. Deze zoon van Margareta van Parma was Gouverneur der Nederlanden van 1578 tot 1592. Als goede diplomaat en uitstekende veldheer wist hij een groot deel van de opstandige Nederlanden terug onder het Spaans gezag te brengen. Hij nam het Calvinistisch Gent in op 17 September 1584. Hij stierf op 3 December 1592 in de Abdij van St-Vaast te Arras.

105


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 106

27 Augustus 1793 Den heer PRIMUS Joannes Baptista Hellebaut vereerde met syne tegenwoordigheyd het Specktakel op den Theater van het Gilden van S. Sebastiaan tot Gend, alwaer het Rotterdamsche Acteurs en Actrieces hebben vertoond “Menschenhaat en Berouw”, Toneel-Spel in vyf bedryven, door den beroemden Auteur den Heer A. von Kotzebue; het is geëxecuteerd geweest met eene uytmuntende kracht, waer door de Spectateurs hebben toegebracht de grootste applaudissementen of toejuychingen tot eere van de Acteurs en Actrices van dit Spectakel; by het openen van het Toneel heeft eenen der Hollandsche acteurs uytgesproken, ter eere van den heer PRIMUS, een Dank-Vaers, het welke van de Aenschouwers is geapplaudisseert geweest.

27 Augstus 1809 Geboorte van Philip Blommaert. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2006 - N° 4 - pp. 259-260.

27 Augustus 1849 Inhuldiging van het Praalgraf van Karel-Lodewijck Ledeganck op het Campo Santo. Dit gebeurde ter gelegenheid van het Eerste Nederlandse Congres in Gent. Er waren toespraken van o.m. Frans Rens, Snellaert, Prudens Van Duyse en Hippoliet Van Peene. De dichter van “De Drie Zustersteden” werd in Eeklo geboren op 9 November 1805 als zoon van een onderwijzer die het zich niet kon veroorloven zijn 7 kinderen te laten studeren. Karel wordt aanvankelijk spoeler in een weverij, maar bekomt dan een betrekking op het Stadhuis van Eeklo. ‘s Avonds verzorgt hij de boekhouding van een klein bedrijf en studeert hij verder. Tenslotten komt hij naar onze Universiteit waar hij in 1835 zijn diploma behaalt van Dr. in de Rechten. In hetzelfde jaar wordt hij Vrederechter in Kaprijke. Hij zal er trouwen met de dochter van de burgemeester. Hij wordt vervolgens Vrederechter in Zomergem waar hij blijk zal geven van zijn muzikale talenten door er dirigent te zijn van het muziekkorps en er zelf op te treden als fluitist. In 1842 wordt hij Provinciaal Inspecteur van het Lager Onderwijs en hij komt in Gent wonen. 106


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 107

Karel Lodewijk Ledeganck (1805-1847)

Verkozen tot Provincieraadslid in 1841 zal hij als eerste in deze Raad, na 1830, er het woord voeren in het Nederlands. Samen met Willems en Snellaert wordt hij een der leidende figuren van de Vlaamse Beweging. Hij is trouwens de medestichter van de “Maetschappij van Vlaemsche Letteroefening” die beter bekend is onder de naam van haar kenspreuk “De Tael is gansch het Volk”. Het is eveneens in 1841 dat zijn Vlaamse vertaling verschijnt van het Burgerlijk Wetboek. Hij woonde in de Capucijnenstraat die in 1942 herdoopt werd in Sint-

107


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 108

Kristoffelstraat. Het is dààr dat hij zal sterven. In het overlijdensregister van de St-Annakerk kan men lezen: “Capucijnenstraat 1: overleden de 19 maerte 1847 Karolus Ludocicus Ledeganck, oud 41 jaeren 4 maenden”. Aan de gevel van zijn sterfhuis bevindt zich een arduinen gedenksteen met het volgend opschrift: “Hier dichtte Ledeganck zijne Drie Zustersteden - April Mei Juni 1846.

27 Austustus 1861 Geboorte van Aloïs De Beule. Deze, een van onze knapste beeldhouwers, wordt algemeen beschouwd als een Gents figuur, zij het dan ook dat hij geboren werd in Zele. Maar hij bracht wel het grootste deel van zijn leven door in onze stad. Als kind nog werkte hij als gastje bij zijn vader die een schoenlapper was. Maar in plaats van schoenen te lappen, sneed hij beeldjes uit hout met een schoenmakersmes. Probeer maar eens schoenen te lappen als beeldhouwen u in het bloed zit. Hij kwam dus terecht in Gent waar hij een tijdje zal werken in het atelier van Mathias Zens. Hij volgde terwijl gedurende een 3-tal weken lessen aan de Academie, maar voor de een of andere reden schijnt dit een “faux-départ” te zijn, want hij schakelt over naar St-Lucas waar hij 5 van de 8 studiejaren overschrikkelt. Hij behaalt er de Eerste Prijs in de laatste 3 studiejaren en eindigt met het wegkapen van “De Grote Prijs van St-Lucas”. Hij installeert zich als zelfstandig beeldhouwer in een oude schuur in Gent. Aanvankelijk verkoopt hij niet veel; de echte start begint met een belangrijke opdracht voor de St-Jacobskerk. Hij verhuist bijgevolg naar een beter atelier op de Nederpolder. In zijn atelier waar hij leerlingen aanvaardt, geldt vakmanschap als de gulden regel, De Beule is immers nog een beeldhouwer van de oude stempel. Wanneer men kennis neemt van de namen van enkele van zijn leerlingen moet zijn onderwijs nog zo slecht niet geweest zijn, luister maar: Geo Verbanck, Leon Sarteel, Oscar Sinia. Op vele plaatsen kunnen wij nog werken bewonderen van Aloïs De Beule. Wij doen er een kleine greep uit: het beeld van Prudens van Duyse dat zich bevindt in de Vlaamse Academie, borstbeelden van Hendrik Conscience en Mgr. Stillemans, het wit-marmeren Maria-beeld in de dwarsbeuk van de St-Baafskathedraal, het Boerenkrijkmonument in Overmere; in samenwerking met Domien Ingels: het Ros Beyaard (Ingels het ros, De Beule de personages); beelden in de nissen van het stadhuis van Gent en Dendermonde, een reeks

108


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 109

beelden op de Grote Post, kant Koornmarkt. Verder nog: kruiswegen in de StJacobs- en St-Baafskerk en in het Benedictijnenklooster in Ramsgate. ook nog - in samenwerking met Soudeyns - de 4 torenwachters die in 1912 op ons Belfort geplaatst werden. Kort vóór 1914 ontwierp hij zijn eigen woning in renaissancestijl op de Nieuwbrugkaai. Een pareltje van een huis! Onze moderne beleidsvoerders vonden dat maar niets en lieten toe dat het afgebroken werd om de plaats te ruimen voor een lamentabele, banale bouw die in bepaalde kringen bestempeld wordt als “waardevolle hedendaagse achitectuur.” Aloïs De Beule stierf te Gent op 15 December 1935.

27 Augustus 1899 Inhuldiging voor de Vlaamse Theater van het monument aan Jan Frans Willems.

27 Augustus 1934 Dood van Ernest Verschaffel. Een naam die u waarschijnlijk niets zegt. Hij was een van die destijds talrijke Gentse volkstypes, een ras dat nu volledig uitgestorven schijnt te zijn. In het Gent van toen was er niemand die Ernest Verschaffel, Ernest of Verschaffel noemde, maar wel “Vieze Krewije”. Hij oefende het beroep uit van behanger, of, zoals men in Gent zegt: “bie-janger” of “tappesier”. Vanwaar die zonderlinge bijnaam? Wel telkens als hem door zijn patroon een werkje opgelegd werd dat hij niet graag deed, zei hij: “Jao-maor, da dès e vieze krewije, zulle.” Vandaar dat iedereen hem zo noemde, of meestal kortweg “de Vieze”. Was zijn beroep behanger, zijn ware roeping was goochelaar. Dat zat hem reeds vroeg in het bloed en volgens zijn beweringen kon hij reeds in de wieg zijn papfles in evenwicht houden op een van zijn vingertjes, maar wij verplichten niemand alles te geloven wat de “Vieze” vertelde, want hij was gekend voor zijn sterke verhalen. Op het werk kon hij iedereen amuseren met zijn goocheltoeren: een hamer op mysterieuze wijze laten verdwijnen, trektangen en scharen te voorschijn toveren op de meest onverwachte plaatsen, enz. Op een goede dag moest hij bij een rijke burger “tapis-plein” gaan leggen. Hij

109


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 110

was weer toeren aan het uitsteken en was op zijn handen gaan staan, en ‘t wil toch wel lukken zeker, juist op dat ogenblik komt de heer des huizes binnen die wel een beetje geërgerd was door de manier waarop het werk hier uitgevoerd werd, maar de “Vieze” legde hem onmiddellijk en op de meest overtuigende wijze uit dat het slechts vanuit deze positie was dat men kon nagaan of de naden goed aaneen pasten. Het resultaat was dat de “Vieze” een flinke fooi kreeg voor deze ver doorgedreven vorm van beroepsijver. Het stond in de sterren geschreven dat de “Vieze” met zijn talent geen behanger zou blijven. Hij werd geëngageerd door een circus waarin Ernest optrad als een beroemde “schamateur”. Hij reisde aldus verschillende malen de wereld rond en trad op voor koningen en voor keizers. Op een goede dag kwam het circus waarin Ernest optrad naar Gent. Op de affiches stond er met grote letters gedrukt: “Ernesto Méphisto, jongleur-équilibriste di primo cartello.” Dit nieuws verspreidde zich als een lopend vuurtje onder zijn vrienden en kennissen. Ze wilden allemaal aanwezig zijn op die vertoning en op een avond zat de galerij (inkom: een half frankske) vol geladen met oude bekenden. Na iedere toer die Ernesto, vermomd als Méphisto, uitvoerde applaudisseerden zij om de zaal af te breken en riepen zij in koor: “Vieze!” , waarop hij telkens - weinig op zijn Italiaans - repliqueerde: “Krewije”. Tenslotte kwam hij toch terug naar zijn goed oud Gent en opende een café op de St-Pietersnieuwstraat die de naam meekreeg van... “Méphisto”.

28 Augustus 1539 Terechtstelling op het Veerleplein van Lieven Pyn. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2006 - N° 5 - pp. 332-333

28 Augustus 1556 Keizer Karel tekent zijn troonsafstand in het Hof Van Wackene.

28 Augustus 1614 Albrecht en Isabella komen te Gent en verblijven in het Prinsenhof. Albrecht neemt de gelegenheid te baat om de graafwerken van de Brugsche Vaart in ogenschouw te nemen. 110


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 111

28 Augustus 1673 Dood te Madrid van Eugène d’Allamont. Hij was de 9e bisschop van Gent van 1666 tot 1673. Geboren te Montmedy in 1627 werd hij priester gewijd op 20 September 1654. Benoemd tot Bisschop van Gent op 7 Juni 1666 deed hij hier zijn Blijde Intrede op 28 oktober van hetzelfde jaar. Enkele dagen voor zijn dood had hij de wens uigedrukt begraven te worden in de St-Andreaskerk te Madrid, doch hij vroeg meteen dat zijn hart zou bijgezet worden in een mausoleum in St-Baafs dat hij gedurende zijn leven had laten bouwen. Hij schonk zijn bibliotheek aan het Jezuïetenklooster te Gent.

28 Augustus 1836 Dood van Jacob Hyttens-Kerremans. Deze industrieel, geboren rond 1779, stichtte in 1821 de ijzergieterij en het constructiebedrijf “PHENIX”. Toen in 1833 de Nijverheidsschool gereorganiseerd werd bleef de directie in handen van de curatoren van de Universiteit, maar er werden 2 industriëlen aan toegevoegd: Huyttens-Kerremans en de Smet de Naeyer.

28 Augustus 1837 Victor Hugo brengt een bezoek aan Gent, o.a. aan de St-Baafsabdij.

28 Augustus 1884 Verschijning van het eerste nummer van dagblad “VOORUIT”. Oorspronkelijk was er gepland het blad 3 maanden te laten verschijnen, het was immers bestemd als aanloop naar de volgende verkiezingen. Maar het succes was zo groot dat op 3 November besloten werd het blad definitief te laten bestaan. Het werd aanvankelijk gedrukt op een oude handpers bij de Weduwe Hage in de St-Lievensstraat, maar later verhuisde men naar het Garenplaatske. In de beginperiode zat men aan een oplage van 2340 exemplaren. Rond 1890 111


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 112

was dat opgelopen tot 10.000 om rond 1900 een aantal te bereiken van 20.000. In 1886 werd de nevenmaatschappij S.M. De Volksdrukkerij opgericht. In 1908 verhuisde men naar de Hoogpoort in het huis “De Samson”. Er werd toen voor de krant een afzonderlijke uitgeversmaatschappij gesticht “Het Licht”. In 1923 werd er verhuisd naar de Lieven De Winnestraat. In 1925 was de oplage gestegen tot 35.000 exemplaren. In 1931 werden de nieuwe gebouwen in de St-Pietersnieuwstraat in gebruik genomen. Het definitief einde kwam er op 30 September 1989.

28 Augustus 1888 Ontvangst te Gent van Polydoor De Keyser, Lord Mayor van Londen. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 1981 - N° 1 - pp. 28-43.

29 Augustus 1567 Verontwaardigd door het optreden van Alva, vraagt Magareta van Parma haar terugroeping.

29 Augustus 1579 Verbannen, vertrekt Hembyze naar Duitsland.

29 Augustus 1584 Dood te Parijs van Lucas de Heere. Deze schilder, of moeten wij zeggen “letterkundige”, want hij maakte naam in beide disciplines werd te Gent geboren in 1534. Zijn vader was de schilder-beeldhouwer Jan Mynheere en zijn moeder niemand minder dan de befaamde miniaturiste Anna de Smytere. Hij kreeg zijn eerste onderricht van zijn ouders en ging daarna in de leer bij Frans Floris in Antwerpen. In 1559 werd het 23e Kapittel van het Gulden Vlies door Filips II gehouden in de St-Baafskathedraal. In het vooruitzicht daarvan lieten de kanunniken de 112


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 113

kerk opknappen. Jan Mynheere kreeg de opdracht in ijltempo een nieuw oksaal te beeldhouwen. Zijn zoon Lucas versierde het met schilderijen. Hij werkte ook mee aan de vervaardiging van de wapenschilden van de Vliesridders die nu nog kunnen bekeken worden in de kathedraal. Hij was toen 25 jaar oud. Het jaar nadien vinden wij hem terug in Parijs en in Fontainebleau waar hij in dienst van de Koningin van Frankrijk, Catharina van Medicis, patronen ontwerpt voor tapijten. Dat werk zal hem misschien minder geboeid hebben, want hij komt toch terug naar Gent waar hij een succesvolle schilder wordt. Er bestaat van hem een panoramisch zicht waarop men voor het eerst de silhouet van de toren van het Belfort kan zien zoals hij was in de 16e eeuw. Maar hij schilderde niet alleen, hij was ook dichter en rederijker. In 1565 publiceerde hij zijn meest gekend en gewaardeerd dichtwerk “Den Hof en Boomgaard van Poësien”. In hetzelfde jaar verschijnt van hem een vertaling in verzen van 37 psalmen. Als hervormingsgezinde krijgt hij hier moeilijkheden en hij wordt verbannen; op 27 November vertrekt hij naar Engeland. Alhoewel hij het er goed heeft en er gewaardeerd wordt, komt hij na de Pacificatie van Gent terug naar zijn geboortestad. Hij werkt hier in dienst van de hervormingsgezinden en hij is een vertrouwensman en ijverige propagandist van Willem van Oranje. Hij is ook de auteur van het kostuumboek “Théâtre de tous les peuples et nations de la terre avec leurs habits... etc.” Het bestaat uit 98 aquarellen en is sedert 1865 in het bezit van de Universiteitsbibliotheek. In het Bijlokemuseum hangt van hem “De Schikgodinnen bij de Wieg van Keizer Karel”, maar aangezien het Stadsbestuur besloten heeft dit uniek museum te sluiten kunt gij het niet gaan bekijken.

29 Augustus 1607 Eerste steenlegging van de kerk aan de Posteerenepoort van de Abdij van Oost-Eeckloo. Oost-Eeklo in Gent? Ja, heel wat abdijen hadden vroeger een zogenaamde “refuge” in Gent waar zij een onderkomen vonden in tijden van troebelen. Dit was o.m. het geval voor de abdijen van Eename, Ninove, Deinze, Waarschoot, Sinaai. Na de godsdiensttroebelen zouden vele van deze abdijen en kloosters zich definitief in Gent vestigen, maar hun oorspronkelijke naam bewaren. Zo ook de vrouwenabdij die rond 1200 opgericht werd in Aelschoot, een afgelegen plaatsje tussen Eeklo en Kaprijke. Ze mocht zich verheugen in de steun van Johanna en Margareta van Constantinopel en ook talrijke latere schenkin-

113


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 114

gen maakten er een bloeiende en rijke abdij van. Maar dan kwam die verschrikkelijke beeldenstorm waar slechts weinige kloosters aan ontsnapten. Ook Oost-Eeklo moest er aan geloven: de kerk en een deel van het klooster werden grondig verwoest en de zusters uiteengedreven. Zij hergroepeerden zich na de val van het Calvinistisch Bewind en in 1585 kwamen zij hun intrek nemen in een deel van het gewezen “Mynsheerenhof”, anders gezegd het Hof ter Posteerne aan de Houtleie, een goed dat verschillende graven van Vlaanderen destijds als verblijf verkozen, o.a. Lodewijk van Male. Toen zij het verlieten voor het Prinsenhof werd het verkocht: een deel werd herschapen in een scheepswerf, het overblijvende deel werd gereserveerd voor het toen veel beoefend kaatsspel. De Zusters Bernardinessen konden de gronden verwerven in 1598 zodat niets een definitieve vestiging aldaar nog in de weg stond. In 1607 begonnen zij met de herbouwing van het gehavende hof en met de bouw van de kerk. Van al de kloosters in Gent was dit ongetwijfeld het meest aristocratische. De nonnen hielden zich vooral bezig met de opvoeding van de adellijke jeugd. Vele zusters stamden trouwens uit dit milieu. Het was onder Abdis Jeanne de Hertogh, dochter van een Gentse ridder, dat het klooster vorm begon aan te nemen. Een andere zeer actieve abdis was Claire de Houchin. Ook zij was van adelijke afkomst en haar meter was niemand minder dan Aartshertogin Isabella. Het einde van de abdij kan “klassiek” genoemd worden: afschaffing door de Fransen die de zusters verplichtten de abdij onmiddellijk te verlaten. Een jaar later konden zij hun verbeurd verklaard goed terug inkopen, maar het begin van het einde was ingezet. In 1793 waren er nog 30 nonnen, in 1812 nog maar 13 en in 1823 was dit getal geslonken tot 8. De laatste Bernadinessen vertrokken er in 1832. De kerk en het klooster op de hoek van de Houtleie en de Bestormstraat kwamen in handen van de Jezuïeten die de gebouwen afstonden aan het St-LucasInstituut.

29 Augustus 1781 Een menigte jouwt op de Kouter een lid van de St-Jorisgilde uit die op een gaaischieting de oppervogel had afgeschoten. Die vogel was immers voorbehouden aan de Gouverneur die de eer moest hebben hem af te schieten.

114


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 115

29 Augustus 1809 Keizerlijk decreet waarbij Kieckepoost benoemd wordt tot “Adjudicaire du service des enterrements. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2003 - N° 1 -pp. 30-31.

29 Augustus 1862 Geboorte van Maurice Maeterlinck. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2000 - N° 6 - p. 400

Maurice Maeterlinck (1862-1949)

115


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 116

29 Augustus 1957 Dood van de beeldhouwer Jozef CantrĂŠ. Hij werd op 26 December 1890 geboren in de Lange Wijngaardstraat (sedert 1942 Seminariestraat) als zoon van een huisschilder. Van 1919 tot 1930 woonde hij in Holland, maar ging zich dan vestigen in Astene. Hij is maker van o.m. het standbeeld van Eedje Anseele en het borstbeeld van Karel Van de Woestijne in het Zuidpark. Hij stierf in zijn huis op de St-Denijslaan. Op 8 Oktober 1990 werd een postzegel uitgegeven die aan hem gewijd was. Hugo Collumbien

116


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 117

DE UITSLAG VAN DE PUZZEL 2006

Hoewel dat het hier om politiek gaat, is er hier geen onschendbaarheid van toepassing, geen fraude en geen mouwvegerij, maar een keiharde beslissing zonder dat men in beroep kan gaan. Oordeel en rechtvaardige veroordeling gaan samen. Dit zou men niet direct in Gent verwachten, waar sinds 1934 “De rechtvaardige rechters” verdwenen zijn. Hierna treft u de enige juiste antwoorden van de kwis 2006.

1 LIEVEN BAUWENS, Ghendtsche Tydinghen, 1979, nr. 4, blz. 226-227; Idem, 1985, nr. 4 , blz. 232-240. 2 EDMOND VAN BEVEREN; R. Vercammen, Documenten van en over Edmond Van Beveren, 1948. 3 EDMOND VAN DIEREN, J. Van Der Leeuw, Het proces Van Dieren, 1948. 4 JEAN MARIE HOUTTE, J.M. Houtte, Formulierenboek voor Notarissen; Idem, Traité des sociétés de personnes à responsabilité limitée, 1962-1963. 5 WILLY DE CLERCQ, W. De Clerq, Sociale fictie, sociale wetenschap, sociale werkelijkheid, in: De Vlaamse gids, XII, 1966, blz. 617-627. 6 ADRIAAN VILAIN VAN RASSEGEM; V. Fris, J. Van Coppenhole, in: Bulletin der Maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde van Gent, 1906. 7 MAURICE LIPPENS; W. Vanden Steene Lippens Maurice, in: Winkler Prins Encyclopedie van Vlaanderen, dl. IV, Brussel 1974, blz. 196-197. 8 PAUL DE SMET DE NAEYER, A. Delbeke, Le Comte de Smet de Naeyer, 1914. 9 LEO VINDEVOGEL, A. De Bruyne, De kwade jaren, dl. I, 1971-1972, blz. 111-137. 10 WOCCOLO ALBERGATI, Ghendtsche Tydinghen, 12de jg., 1983, blz. 161; Idem 13de jg., 1984, blz. 29-31,181. 117


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 118

De gevraagde letters vormen samen de naam van EMILE BRAUN. Zijn naam zal in Gent verbonden blijven met Minnes Bron der geknielden, die de Gentenaars “De pisserkens” of “De pietjesbak” noemen. Hieronder tref je de juist beantwoorde inzendingen aan, er is geen weg meer terug. Wie het niet bij het rechte eind had, kan het nogmaals proberen op het einde van dit jaar bij de 21ste editie van onze quiz. De niet gestolen rechtvaardige rechter van de quiz.

ENKELE WOORDJES COMMENTAAR Wij hebben het nog niet meegemaakt dat onze Quizmaster met een gemakkelijke puzzel voor de dag kwam, maar dit jaar was het toch iets gemakkelijker dan de aartsmoeilijke puzzel van verleden jaar. Kwamen er verleden jaar 3 goede antwoorden binnen, dan kregen wij nu 7 antwoorden, waaronder 6 volledig correcte, namelijk, in de orde van aankomst, van de heer Paul Derycke, mevrouw Paula D’haen, de heren Marc Smet, Erik Dekeyser, Jos Tavernier en mevrouw VanderhaeghenVandenbossche. Met slechts één foutje, dus nog altijd met onderscheiding, de heer Pierre Heyde die struikelde over vraag 3 en daar Hendrik Heyman ingevuld had. Enkele opmerkingen van onze laureaten: De heer Paul Derycke: Na menig uur zwoegen en zoeken, hoofdzakelijk op het Internet, ben ik er in geslaagd de puzzel op te lossen. En het hoeft gezegd, hoewel ik na het lezen van de eerste vraag dacht dat het dit jaar een fluitje van een cent zou zijn, realiseerde ik mij bij de tweede vraag al direct dat ik mij hierin toch zwaar vergist had. Mevrouw Paula D’haen: waarschijnlijk ben ik niet de eerste want ik stond vóór de houten brug met vraag 4. Eens die brug over met de Encyclopedie van

118


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 119

“Het Laatste Nieuws, Spectrum” kwam ik bij de Houtte, Jean Marie. De heer Marc Smet: Het is de eerste maal dat ik de jaarlijkse puzzel oplos (ik ben abonnee sinds begin dit jaar). Het heeft bloed, zweet en tranen gekost, maar het was uitermate leerzaam en het “eurekagevoel” bij het vinden van elke oplossing maakte alles goed. De heer Pierre Heyde: Alvast bedankt voor de boeiende opgave en misschien tot nog eens. De heer Erik Dekeyser: Hierbij de uitslag van de politieke puzzel waarmee u mij - tussen allerhande andere liefhebberijen - een week lang kon bezighouden. De heer Jos Tavernier: Bij het lezen van de vragen van dit jaar dacht ik dat er wel wat te vinden zou zijn zonder al te veel kopbreken, maar het venijn zat in de staart, en wel in vraag 6. Positief vond ik wel dat er met wat parate kennis, mits raadpleging van de voorradige lectuur, en zonder hulp van allerlei internettoestanden, kon worden meegedaan aan deze kwis. Alvast bedankt voor de vragen van 2006 en blijf zo verder doen. Mevrouw Rachel Vanderhaeghen-Vandenbossche: Hartelijk bedankt en tot volgend jaar.

BIBLIOGRAFIE Bij Manteau verscheen “Het Proces Jespers. De waarheid achter het meest sensationele proces van de twintigste eeuw.” Het werd geschreven door Gust Verwerft die gedurende een 40-tal jaren ontelbare processen voor het Hof van Assisen gevolgd heeft. Het is een bijzonder interessant boek, vooral voor de ouderen onder ons die 30 jaar geleden dit proces gevolgd hebben en na de afloop ervan met veel vragen bleven zitten. Het boek is vlot geschreven en eens men er aan begint zou men het in een ruk willen uitlezen. In feite is dat normaal want zeer vaak is de werkelijkheid

119


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 120

boeiender dan een roman. Dat de auteur dit onderwerp grondig behandeld heeft moge blijken uit het feit dat dit boek niet minder dan 375 bladzijden telt. Veel later is hij ook gaan praten met veel betrokkenen van dit proces. De volledige waarheid zullen wij wel nooit kennen, maar dit boek heeft er voor gezorgd dat wij er een stuk dichter bijgekomen zijn. Het boek dat verschillende foto’s bevat heeft een formaat van 14 x 21,5 cm. Het is te koop in de boekhandel. Prijs: 19,95 Euro (805 fr.) Eveneens bij Manteau verscheen “Mijn Gent” van de hand van Frank Beke. Het kan niet anders of dit is een boek dat alle Gentenaars moeten interesseren. Het deel waarin de gewezen Burgemeester jeugdherinneringen ophaalt is zeer genietbaar voor oudere Gentenaars omdat zij er veel voor hen bekende situaties en localisaties in tegenkomen. Het grootste deel is evenwel politiek getint en is een poging tot verdediging van het gevoerd beleid, dus controversieel. Bij de voorstelling van het boek werd gezegd “dat de indrukwekkende gedaanteverwisseling van Gent van een somber industrieel bolwerk tot een moderne leefbare stad” op gang gebracht werd door Beke”. Met dergelijke verklaringen is de toon gezet en gaat men toch met een zekere argwaan dit boek verder lezen. Alsof er voor de verschijning van Beke Gent een somber industrieel bolwerk was. Alsof een Emile Braun hier geen 25 jaar Burgemeester geweest was. “Dat historische panden onder het stof zaten en dat dit nu weggeblazen werd” klinkt al evenmin zeer overtuigend. Volgen dan tal van discutabele standpunten die minder zullen geapprecieerd worden door Gentenaars die ook van hun stad houden. Enige voorbeelden: Hij was voor de peperdure verbouwing van de “Minard” die ons intiem theaterzaaltje geen goed heeft gedaan. Hij was tegen het referendum over de ondergrondse Braunparking en was een voorstander van het megalomane Muziekforum. Hij is voor het STAM en vindt dat het Oudheidkundig Museum van de Bijloke op bezoekers zat te wachten. Wat er niet bij verteld wordt is dat indien men slechts enkele percenten van de enorme bedragen die jaarlijks besteed worden aan de promotie van het SMAK, zou besteed hebben aan de publiciteit voor de Bijloke - dit uniek museum niet zou moeten zitten wachten hebben op bezoekers. De logge, massieve Boekentoren die in bepaalde politieke kringen permanent opgehemeld wordt vindt hij “nu nog zijn tijd ver vooruit”. Een andere grote verwezenlijking is “dat het ietwat stoffig Museum voor Sierkunst uitgebouwd werd tot een volwaardig Designmuseum”. De verbouwing van de gewezen “Ecole des Hautes Etudes” op de Korenlei

120


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 121

vindt hij aanvaardbaar en het reuzenspinneweb tegen ons Gravensteen mag er best zijn. En dan volgt de volle charge: Hij is een fervente en enthousiaste voorstander van het SMAK. “Over the Edges” vond hij geniaal en zonder de mening te vragen van de Gentenaars verklaart hij “De Gentenaars omarmen Jan Hoet, ze zouden het SMAK niet meer kunnen missen. Kunst hoeft niet noodzakelijk mooi te zijn.” En nog “Jan Hoet is de meest gerenommeerde Conserator die wij in onze stad ooit hebben gehad.” Weinig vleiend voor Hermann Van Duyse, Alfons Van Werveke, Henri Nowé, Armand Heins, Louis Maeterlinck, Maurice Dupuis, Paul Eeckhout, etc. Het boek heeft een formaat van 14 x 21,5 cm. Het telt 253 bladzijden en is te bekomen in de boekhandel aan 18,95 Euro (764 fr.) Van de heer André De Schepper ontvingen wij een mooi ingebonden brochure van een 60-tal bladzijden met als titel “In en om Sint-Amandus”. Hij zelf was van 1936 tot 1941 leerling aan dit gekende - toen nog - Institut St-Amand. Tal van herinneringen en een overvloed aan foto’s (meer dan 100). Het kan niet anders of deze brochure zal andere oud-leerlingen van dit Instituut in de hoogste mate interesseren en bij hen herinneringen wakker roepen. Aanwezig in het Documentatiecentrum. Bij Roularta Books verscheen “Land en Gezicht in Vlaanderen 19602000”. Een boek dat gewijd is aan foto’s die Walter De Mulder trok in deze periode. Het zijn er 237 in totaal. Meerdere zullen bij velen nostalgie opwekken. Verscheidene werden genomen in Gent. Het boek heeft een formaat van 26 x 24,5 cm. Het is te bekomen in de boekhandel. Prijs: 35 Euro (1.412 fr.) Eveneens in 2006 verscheen “Vijftig Jaar Parochie Christus Koning Gent 1956-2006.” Het is een Jubileumboek “Van Zwijnaardse Dries tot Nieuw Gent” en werd samengesteld door Karel Buysse en Erik Dekeyser. Het boek bevat geschiedkundige nota’s, herinneringen, anekdotes, een 150-tal foto’s waarvan meerdere van historische waarde. Weer een stukje lokale geschiedenis dat verloren dreigde te gaan, maar nu vastligt voor volgende generaties. Voor de bewoners van deze wijk ongetwijfeld een “must”. Het boek heeft een formaat van 20,5 x 29,5 cm en telt 120 bladzijden.

121


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 122

Het kost 12 Euro (484 fr.) en kan afgehaald worden op het Parochiesecretariaat - Rerum Novarumplein 25 te 9000 Gent op dinsdag en donderdag tussen 14 en 16 uur of na afspraak op nr. 09.222.47.98. Wie het boek per post wenst te ontvangen betaalt een supplement van 2,30 euro per exemplaar. Te storten op Rekening 891-5041519-51 van Parochiale Werken Christus Koning - Gent. Het Interbellumcahier 15 is gewijd aan “Het Pottenbakkersatelier MaesGent” en werd samengesteld door Beatrix Baillieul. Zie ook “Ghendtsche Tydinghen” - 2006 - N° 6 -pp. 380-381. Dit cahier heeft een formaat van 21 x 29,7 cm. Het telt 50 bladzijden en bevat talrijke foto’s, waarvan meerdere in kleur. Prijs: 7,50 Euro (303 fr.) Voor verdere inlichtingen komt met terecht bij Interbellum - Olijfstraat 69 9000 Gent - Tel. 09.226.79.46. H.C.

VRAAG EN ANTWOORD Vraag van de heer André De Schepper: Zeker zijn er nog oud-leerlingen welke uw tijdschrift lezen en welke mij zouden kunnen helpen aan de integrale tekst van het toenmalig Frantalig “Chanson de St-Amand”. Ik herinner mij nog enkele zinnen: “Dès nos clairs matins, sous les cieux sereins, “L’âme forte et libre, forment ses destins, “de nos fiers aïeuls.............. “En avant pour Dieu et la Patrie, “c’est le cri des fils de St-Amand, “leur espoir pour une féconde vie, leur fierté.............. Ik zou oneindig dankbaar zijn voor een antwoord.

122


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 123

LEZERS SCHRIJVEN ONS Mevrouw Dina Carels-Maes stuurde ons een lange brief waarin zij o.m. terugkomt op haar schrijven dat gepubliceerd werd in “Ghendtsche Tydinghen” - 2006 - N° 5 - pp. 340-341 en waarop geen reactie kwam. Het blijkt dat Manneken Pis geen Brusselse, Geeraardbergse of Gentse exclusiviteit is, want zelfs in Londen kan men het tegenkomen. Zij stuurde er ons een foto van. Het werd geplaatst in herdenking van de grote brand van Londen in 1666 die toegeschreven werd aan een straffe Gods voor de vraat- en drankzucht van de Londenaren in de XVIIe eeuw. Wat niet belette dat het fungeerde als uithangbord voor een Londense herberg. Zij geeft ons een uitgebreid relaas (met plannen) van de Grote Brand van 1666. Dit is niet specifiek Gents en wij kunnen het bijgevolg niet publiceren in Gh. T., maar aangezien bepaalde van onze lezers daar geïnteresseerd zouden kunnen in zijn, deponeren wij het in het Documentatiecentrum waar het kan geraadpleegd worden.

Foto’s en copyright Jan Carels.

123


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 124

Ons steunend lid de heer Willy Tijs uit Thonon-les-Bains (Frankrijk) is een aandachtige en kritische lezer van ons tijdschrift, zoals vroeger reeds gebleken is. Deze keer struikelde hij over een zin op blz. 289 van het Nr. 5 van 2006. Daar staat: “In 1780 trachtte Ferdinand Maria Prins von Lobkowitz (17721795) en pas bisschop van Gent... enz. Hoe kon hij in 1780 pas bisschop zijn als hij tot dat ambt werd benoemd in 1772? Het antwoord is duidelijk: zijn aanstelling gebeurde in 1779. En in 1780 was dit inderdaad “pas”.

IN ‘T ZWIJGERKEN 50-60 jaren geleden, ja, ‘t is wel zoo lang. Wat vliegen de jaarkens toch rap voorbij, wat worden wij oude pekens! In diens tijd was “De Zwijger” (beter gekend als het “Zwijgerken”) in de Stoppelstraat, een der meest bezochte herbergen onzer goede oude stad Gent. Men vond er in den namiddag, en ‘s avonds vooral, veel volk en schoon volk; iedereen wilde er zijn. De drank was er goed en de menschen vriendelijk. Onder de gewone bezoekers - hij ging er alle dagen - telde men Napoleon Destanberg, den geestigen gazetschrijver, den populairen liedjesdichter van wien wij hier en elders reeds meermaals gesproken hebben. Hij zat er gewoonlijk in gezelschap van zijnen vriend Pieter De Baets, een jongen van Meulestee, een veelbelovend advocaat, die om zijn Vlaamsche en volksgezinde gevoelens reeds gunstig bekend stond. Hij was bovendien een verdienstelijk schrijver. In het “Leesmuseum”, een tijdschrift dat hij rond 1856 met prof. J.F.J. Heremans en Edw. Campens uitgaf, leverde hij meerdere bijdragen die zeer opgemerkt werden. Zeggen wij in ‘t voorbijgaan, dat Pieter De Baets niet gehouden heeft wat hij in den beginne beloofde. Hij liet zich door de politiek medeslepen, werd katholiek gemeenteraadslid, later volksvertegenwoordiger. In de Kamer was

124


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 125

zijne rol weinig schitterend; hij stierf in 1875 op 50-jarigen ouderdom. De liberale Destanberg en de katholieke Pieter De Baets waren echter een koppel goede vrienden. Beiden waren verstandig, dus verdraagzaam. Als zij nochtans over politiek aan ‘t discuteeren waren, ging het er soms ontstuimig aan toe, en was de eendracht, voor een ogenblik ten minste, gebroken. De kat ging op de koord en de poppen waren aan ‘t dansen. Op zekeren avond dat zij hevig aan ‘t redetwisten waren, maakte Destanberg zich kwaad en snauwde zijnen vriend toe: - Pier, ge zij ‘nen jezuïet! - Ik? vroeg De Baets beledigd. En waarom dadde? - Ge werkt in den donkere. - En gij. Wa doe-de-gij? Vóór Destanberg stond zijn slaapmuts, een druppel Hoorebeke. Hij nam het glas op, bracht het aan zijn lippen en dronk het ledig. - Ik, antwoordde hij triomfantelijk, ik werk in den KLAREN. Pieter De Baets, ontwapend, lachte dat hij schokte: de vrede was geteekend. Lodewijk De Vriese - Augustus 1927

NE STROP GOAT OP REIZE AUM TE LIERE Eindelijk ne kier in Griekenland geroakt. Die goeste was ter al lank deurda ienigte van ons kinders klassieke toalen hoan gelierd. ‘K moe wel zegge datkik ginder vele hè bijgelierd binst die rondreize. Oaseme op tocht woaren noar de Meteoren, ge kent da wel: die kluusters azu allemoal aup die roare rotsen en birgen, passeerdegen wij deur ien dorpke da Kastrakis noemdege. Het was mij wel opgevalle da de mannen doar nen eigenaerdige stap hoan. Afin bij die Meteoren aangekomen kosten wij doar ien poar van bezoeken. Lastig jong. Soms moestege 300 trappen doen aum ginter bove te geroake. Moar ‘t was zeker de moeite wird. Die popes die doar weundigen die hoant toch ien beetse gemakkelijker. Er was doar ien soort assenseur moar da was ter iene mee ien gruute planke

125


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 126

en lange kuurde. Hulder eten en drinken wierd alzu noar boven gebracht. Uuk de popes moaktegen doar gebruik van. Zij kosten mee die katrolle noar benein geloaten of noar aumhuuge getrokke worde. Oas die kuurde brak binst den transpor en ter zat ne pope op tons kwam ter ien ploatse vrij veur nen nieuwe pope. Azu hen ze ‘t ons toch verteld. Onderwig van Athene noar den Meteoren passeerdegen wij deur de vruchtboare vlakte van Thessaloniki. ‘T es onderwig dat de gidse ons hee uitgelegd datter doar in ien dorp vroeger rijst wierd geplant moar nu nie mier. Een giel stuk verder woaren der in een ander dorp nog wel rijstvelden. Oase kik heur tsoavonds vroeg noar de noame van die durpen kost ze mij doarop nie antwoorde. Ik hè heur tons moar die benoaminge meegegeve: Dat ieste durp noemde KOSTNIEKAKIS en da twiede KANIKAKIS, allee volgenst mijn gentsche intuwiesse toch. Die hollandse gidse peisdege ne kier diepe en tons zei ze: “nou ik heb hem.” Ik wete nie of da ze in de toekomst die noames hee omtèwe veur de volgende toeriesten. Ien andere ontdekkinge en rechtzettinge van die Griekse mytologie gebeurde in Athene. We bezochten de Akropolis en bekeken uuk het panorama van Athene. Mijn uuge blève plakke op de Agora, de mort van Athene in ‘t joar stillekes. En plots viel mijne euro: Veurdien bezochte wij hiel wa muzea en ‘t was opgevalle da ter an al die beelden van de griekse goden en andere helden iets ontbreektege: zij woaren allemoal ontmand, gien iene moar tons uuk gieniene hoa nog ien pietse. Ze woare der allemoal afgekapt. ‘T es tons da mijne euro viel: guul die storie van Pietagoras mee zijnen dreihoek da klopte nie. De wirkelijkheid was dat er iene al die onderdiele verkocht op den agora. Vandoar de noame Piet-agoras. Ge meug mij geluuve of nie moar oasekik da ne kier veur ne groep verteldege woaren der madams die tot de vaststellinge kwame dan ze ulder op schole toch wa hoan wijsgemoakt. Ge ziet reize aum te liere moakt ons veel wijzer. Van dienen echte strop T. Poffyn

126


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 127

EEN STUKJE PATERSHOL - ANNO 1960

127


binnewerk - maart-april 2007

14-02-2007

15:45

Pagina 128

DIT BESTAAT NIET MEER

Het Stadhuisstraatje

128


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 129

GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring Gent V.Z.W. 36e jaargang nr. 3 mei - juni 2007

INHOUD - Erik De Keukeleire: De Gentse lanen moeten in niets onderdoen voor die van de grote steden. Deel 1. 1827-1894 - Joseph Casier: Inventaire Archéologique: Graflegging van Christus. - Pierre Kluyskens: Gent en de Engelsen. - Marc De Vleeschhouwer: Enkele gegevens over de Romaanse St.-Veerlekerk te Gent. - Hugo Collumbien: Gentse Memoriedagen: 30-31 Augustus - 1-2 September. - Bibliografie. - Vraag en antwoord - Alfons van Werveke: Oudheidkundige kroniek: De Botermanstraat. - Lezers schrijven ons. - Jan Cleppe: Gênsche Prâot.

129

130

149 150 164 173 187 189 189 192 196


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 130

“DE GENTSE LANEN MOETEN IN NIETS ONDERDOEN VOOR DIE VAN DE GROTERE STEDEN” DEEL 1: 1827 - 1894

Voor u verzameld uit 31 600 edities van de “Gazette van Gent”. “J'aime flâner sur les grands boulevards. ‘Y a tant de choses à voir...”, zong Yves Montand meer dan vijftig jaar geleden, maar hij had het over die van Parijs. Alhoewel ik letterlijk en figuurlijk een toontje lager kweel, nodig ik u in deze en volgende bijdrage toch uit samen met mij “den boulevard” te doen, in Gent uiteraard en louter vanuit historisch standpunt. Wist u trouwens dat de ontwerpers van de eerste plannen van aanleg vooral het militair en sociaal nut er van nastreefden? Dat de kritische Gentenaars, vaak terecht, hardnekkig de onvolmaaktheden van bestrating, verlichting en veiligheid aan de kaak stelden? Van de lyrische ontboezemingen als “trekpleisters voor wandelaars” en “oorden van rust en verpozing” is heden ten dage niet veel meer te merken. Het zijn alle verkeersaders geworden, “luchtdrukkokers” vol files, CO-bezoedeling en stress. Als zwakke weggebruiker de overkant bereiken is thans de belangrijkste optie. Alhoewel we moeten erkennen dat het “retro-gevoel” stilaan de bovenhand krijgt en er weer alles wordt aan gedaan om de natuur er een tweede kans te gunnen. De aanleg van de hoofd- en secundaire lanen verliep in twee stadia. In deze aflevering gaat het vooral over de lanen van de kleine ring (Einde Were, Antonius Triestlaan, Martelaarslaan, Godshuizenlaan, Yzerlaan, Charles de Kerchovelaan - volop in de binnen- en buitenlandse belangstelling wegens de aankomst van de tweede etappe in de Ronde van Frankrijk! - , Citadellaan en Sint-Lievenslaan) en deze rond het Citadelpark (Hofbouwlaan, Emile Clauslaan, Koning Leopold II laan, Fortlaan en Parklaan). * 1827: afbraak van de Heuvelpoort. * 1829: ten behoeve van de citadel worden ringmuren opgetrokken van de Kortrijksepoort naar de Leie en van de Heuvelpoort tot aan de Schelde in de wijk Terplaten. * 1830: aanleg van de “glacis”, de kunstmatige glooiing op het voorterrein van de citadel, die voor het eerst met artillerie en infanterie wordt bemand. 130


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 131

5 november 1839 Een groots ontwerp, dat tegelijk strekt tot de verfraaiing van de stad, het verbeteren van de waarde van sommige grondeigendommen en het algemeen en openbaar nut, staat eindelijk uitgevoerd te worden. Een maatschappij van actionarissen is gevormd tot het aangaan van onteigeningen en het uitvoeren van werken om de wijken Akkergem en Sint-Anna, ver van elkander gelegen, langs de kortste weg in rechtstreekse gemeenschap te stellen. Men zal beginnen met een effen weg aan te leggen van aan Akkergemkerk, langs het militair hospitaaltje en het Scheyergat, alwaar zich de katoendrukkerijen en de papiermolens bevinden. Van het zogenaamde oudmannetjeshuis aan de Bijlokevest zal men een deel kopen en afbreken. Aan Den Boom komt in de plaats van het veer een houten brug over de Leie. Indien de genie het toelaat zal men vervolgens de Korteveerstraat verbreden langs de kant van de voormalige Leievest, waar thans de fabrikant en volksvertegenwoordiger Manilus een boomplanting heeft. Om de Korteveerstraat met een brede ingang in de Kortrijksepoortstraat te brengen, zal men naast het bureel van de ontvangst der stedelijke rechten, de herberg De Karpel en een deel van de huisjes daarrond kopen, afbreken en effen leggen. Met de daar rechtover gelegen herberg Den Appel, naast de Kortrijksepoort, zal men evenzo handelen, om de ingang langs de glacis van de citadel te verbreden. Die weg zal worden gekasseid en rechtgetrokken tot aan de Dekstraat, door een stuk van de groentenhof en het in puin liggend gedeelte van de voetvolkkazerne. Op het Sint-Pietersplein en in de Muinkbrugstraat zijn geen werken te verrichten. Aan het einde zal een draaiende houten brug over de Schelde worden gelegd tot op Terplaten. Vervolgens zal men zich met de kopers der Muinkmeersen moeten verstaan om daar dwars door een rechte baan aan te leggen, welke de ijzeren weg zal doorsnijden tot aan het Vijfwindgat en SintAnna. Ziedaar een reeks werken van een wezenlijk nut, niet in het minst ook van militair belang, daar op die wijze een gemakkelijke gemeenschap wordt verwezenlijkt tussen het militair hospitaal, de voetvolkkazernen, de citadel, de ruiterijkazerne van het Pesthuis en de Manège, tevens de kortste weg voor het vervoer van krijgsbehoeften, buskruit en zieke militairen. De heer bouwmeester Van Huffel is gelast met het maken van de plans en het inzamelen van de actiÍn van 100 tot 1000 frank en meer, die op de onderneming kunnen worden genomen. 131


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 132

* 1841: aanbesteding voor de vergroting van het burgerlijk hospitaal van de Bijloke.

6 december 1846 In de stedelijke raad van Gent werd verslag uitgebracht over de aanvraag bij het gouvernement tot het weer bekomen van de gracht der oude vesting, gelegen tussen de Leie en de Kortrijksepoort, en het afstaan van het vestingshoofd en de glacis, die het behouden front van de citadel bedekt. De machtiging wordt verleend.

21 juli 1860 Bij Koninklijk Besluit van 18 juli zijn de octrooirechten afgeschaft en verliezen de stadspoorten hun voornaamste betekenis. Er wordt bijgevolg voorgesteld onmiddellijk over te gaan tot de afbraak er van. De aanhorige gebouwen kunnen in sommige gevallen behouden blijven om te dienen als vaste politieposten en voor het bergen van de brandspuit. Naar alle waarschijnlijkheid zal men maandag beginnen met de afbraak van de Kortrijksepoort. Daardoor verdwijnen op een beleefde wijze de twee Franse adelaars, die sedert de val van het keizerrijk 45 jaar geleden, een aanstotelijk zicht opleverden. Bon voyage! * augustus 1860: de “lusttuin� nabij de citadel begint geliefd te worden bij de wandelaars.

30 november 1862 Het stedelijk bestuur beraamt aardewerken te laten verrichten in de Bijlokemeersen, om werk te verschaffen aan de arbeidsloze werklieden uit de katoennijverheid. Een boulevard zal worden aangelegd dwars door de weiden van de Bijloke, te beginnen aan de Nieuwe Wandeling, ter plaatse genaamd Einde Were, tot aan de Leie rechtover de Kortrijksepoort, waar een brug dient te worden gelegd. Daar de Bijlokemeersen meer dan twee meter beneden de hoogte van de Nieuwe Wandeling liggen, zal men aarde mogen bezigen welke voortkomt van de verdiepingswerken aan de Brugsevaart. De goederen van de aldaar gelegen godshuizen zullen door de nieuwe boulevard een dubbele waarde bekomen en de draaiende brug zal de gewenste gemeenschap doen ontstaan tussen de wijken Akkergem en Sint-Pieters. 132


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 133

4 december 1862 In de stedelijke raad betoogde de heer Albert Colson niet tegen de boulevard aan de Bijloke te zullen stemmen, omdat dit werk ondernomen wordt met het inzicht om aan de arbeiders zonder werk bezigheid en brood te verschaffen. Hij zal er ook niet voor stemmen, omdat hij voorziet welke ontzaglijke kosten de aanleg voor waterleiding, verlichting, enz. kan veroorzaken. De heer Burggraeve juichte het voorstel toe, alleen al onder het opzicht van de gezondmaking van die wijk. De heer burgemeester de Kerchove deed opmerken dat de godshuizen aan de stad afstand doen van de gronden, na het belang te hebben ingezien van het doorsnijden van hun eigendommen door de boulevard. De heer Callier legde uit waarom men de rechte lijn voor de boulevard neemt. Men heeft van aan de Leie, waar de brug moet gemaakt worden, tot aan het schietplein van de burgerwacht, de eigendommen van de godshuizen. Dan heeft men van Akkergemkerk tot aan de Nieuwe Wandeling de eigendommen van de stad, tezamen dus de zeven tienden van de gehele lengte. Indien desgevallend ĂŠĂŠn der eigenaars van de drie overblijvende tienden onredelijk zou zijn in zijn eisen, zou men de nieuwe boulevard in gemeenschap stellen met de Bijlokevest. Het werk zal 600 werklieden arbeid verschaffen, maar dan blijven er nog velen over die moeten geholpen worden. Dat is een taak voor het Bureel van Weldadigheid.

16 mei 1863 Ter gelegenheid van de aanvang der werken in de Bijlokemeersen heeft een kleine viering plaatsgehad. Bloemen en vlaggen waren er feestgewijze geschikt. Bij de aankomst van de heer de Maere, schepen van Openbare Werken, stegen overal vivats op. EĂŠn van de werklieden is met een bloementuil in de hand vooruit gekomen en richtte enige woorden van dankzegging tot de schepen, die door luidruchtige toejuichingen werden begroet. Daarna werd de arbeid terstond hernomen.

28 november 1864 Een onderzoek van commodo en incommodo is tot 8 december ingesteld nopens de voorgenomen opening van een nieuwe straat tussen de voormalige Kortrijksepoort en de te maken brug over de Leie aan de boulevard van de Bijloke. 133


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 134

9 mei 1865 Nu het fraai weder elkeen tot de wandeling uitlokt, raden wij onze stadsgenoten aan hun stappen te wenden langs de Akkergem- en Bijlokevesten, waar alles als het ware een volledige herschepping heeft ondergaan. De boulevard achter Akkergem is zo goed als voltrokken. De brede wandelbaan strekt zich uit van de Coupure tot aan de Leie achter de Bijloke, waar later een brug zal worden geworpen om de lijn voort te zetten langs de gewezen Kortrijkse- en Heuvelpoorten, en zich aldus te verbinden aan de wandeling van de Sint-Lievensvest. Het ware te wensen dat er in dat opzicht spoedig een beslissing wordt genomen, want de slechting van de citadel en de herbouwing en verplaatsing van de zeer bouwvallige Muinkbrug, staan met die ontwerpen in nauw verband. Tegen het beluik van Sint-Sebastiaan op de Bijlokevest is een square aangelegd die reeds het fraaiste uitzicht oplevert. Het zo noodzakelijke liefdadig werk van de nieuwe zaal in het burgerlijk hospitaal wordt met spoed voortgezet.

18 mei 1865 Men kent de werken welke tijdens de katoencrisis in de Bijlokemeersen werden aangevangen. Het schepencollege denkt dat het niet alleen voor de godshuizen, maar ook voor de stad noodzakelijk is dat aan deze werken de nodige vollediging wordt gegeven. Die zou bestaan uit het leggen van een rondwandeling of boulevard, het openen van binnenstraten, het inrichten van een Engelse hof en het leggen van een brug over de Leie. De rondwandeling zou uitgaan van de brug in de nabijheid van het Koepoortje en de Leie in al haar kronkelingen volgen tot aan de Zwanenhoek. Daar zou zij op ĂŠĂŠn of andere wijze de andere boulevard ter hoogte van het schietplein vervoegen. De boulevard zou een lengte hebben van 1007 meter. De breedte van 25 meter zou een straat van 10 meter omvatten, een dreef van 10 meter met bomen beplant en een kantweg tegen de rivier van 5 meter. Dit werk is noodzakelijk wegens de grote uitgebreidheid tussen de Leie en de huidige boulevard, die de bouwgronden welke op een zo grote afstand liggen, niet genoegzaam in waarde doen vermeerderen. Opdat die weg alle nut zou opleveren waartoe hij geroepen is, moet men hem tegen de overstromingen van de Leie vrijwaren. Langs de binnenkant zou men huizen bouwen met de hof langs de straatkant. Dat geeft een lieflijk uitzicht, zoals men er zich kan van overtuigen in verscheidene steden van Duitsland en

134


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 135

Holland en zelfs op sommige boulevards in Brussel. Een andere reden die men nog dient in acht te nemen is dat door de ligging zelf, de Bijlokemeersen niet bestemd schijnen te zijn om een fabriekswijk te worden. Verder zal de wijk verfraaid worden door een Engelse hof, die met de straten die hem omringen een oppervlakte zal hebben van 2 625 m2. In april 1864 heeft de heer Burggraeve het voorstel gedaan om de botanieke hof van de Steendam naar de Bijlokemeersen over te brengen. De godshuizen zouden door die aanleg hun eigendommen merkelijk in waarde zien vermeerderen, vermits daardoor kopers en bouwers zullen aangelokt worden en de centrale apotheek van het hospitaal zou een zekere winst vinden in de voortbrenging in het groot van geneeskundige kruiden. (*een schoolvoorbeeld van een lovenswaardig en verbluffend modern ogend project dat nimmer werd gerealiseerd...).

18 augustus 1865 Gisteren heeft de aanbesteding plaatsgehad voor het vaste deel van de brug over de Leie, in de nabijheid van de voormalige Kortrijksepoort. De laagste uitslag was 68 312, 06 frank, ingediend door de heer ondernemer Poelemans.

26 april 1867 De draaibrug over de Leie die de wijken van de Kortrijksepoort en Akkergem moet verenigen is voltooid en zal weldra door het publiek kunnen benut worden.

22 juni 1867 Binnen korte tijd zal in de omtrek van de Bijloke een gans nieuwe wijk oprijzen en onze stad zal daar een merkbare verfraaiing en vergroting ondergaan. De werken aan het nieuwe ziekenhuis zijn reeds ver gevorderd. Men is het eens om de heerlijke inrichting en de sierlijke bouwtrant van die grootse tempel van menslievendheid te roemen. Weldra zal er ook meer leven op de boulevard komen, waar de squares reeds een aangename wandelplaats aanbieden. Deze week heeft men omtrent de doelen van de burgerwacht de werken aangevat voor het bouwen van een paar huizen, terwijl men verzekert dat er nog een vijftal andere percelen voor hetzelfde gebruik zijn aangekocht. Tegen 4 juli aanstaande kondigt de heer notaris van Zantvoorde de verkoping aan van een dertigtal percelen bouwgrond in dezelfde Bijlokemeersen. Dit alles voorspelt dat onze boulevards langs die kant mogelijks in korte tijd zul135


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 136

len volgebouwd zijn.

2 januari 1869 In de openbare zitting van de stedelijke raad vroeg de heer Dubois de voltooiing van de weg tussen de Kortrijksepoort en de brug naar de Bijlokevest. Hij betreurde dat er voor dit doel geen bijzondere som op het budget werd bepaald. * 1 september: het nieuw burgerlijk hospitaal van de Bijloke wordt in gebruik genomen.

17 maart 1871 De aankoop van de citadel en al de gronden die er van afhangen heeft de stedelijke regering genoopt het vraagstuk te onderzoeken betreffende het aanleggen van een nieuwe wijk. Onder algemeen opzicht kan het op twee manieren opgelost worden, volgens men beslist zonder uitzondering al de gebouwen van de citadel af te breken of degene te behouden welke thans benut worden voor het huisvesten van soldaten en andere diensten van het garnizoen. Twee ontwerpen zijn aldus opgemaakt. Het eerste omvat het afbreken van al de gebouwen. De Sint-Lievensboulevard zou bij middel van een vaste brug over de Schelde worden verlengd tot aan de steenweg die bij de Heuvelpoort uitkomt, waar zich een grote openbare plaats zou bevinden, met beplante squares versierd. Van die plaats zouden drie boulevards uitgaan, waarvan de eerste in rechte lijn de verlenging zou zijn van de Bijlokeboulevard (* de latere Charles de Kerchovelaan). De tweede zou insgelijks in rechte lijn de verlenging zijn van de Sint-Lievensboulevard tot aan de Kortrijksesteenweg (* de latere Hofbouw-, Emiel Claus- en Parklanen) en de derde zou die steenweg gaan vervoegen bij de voorbijgang van de ijzeren weg naar Oostende, op de plaats waar de steenweg een nogal hoekige elleboog aanbiedt (* de latere Leopoldlaan). De gronden tussen die drie grote lijnen begrepen zouden vervolgens doorsneden worden door verschillende zijstraten, die samenlopen naar een algemeen middelpunt met ronde, beplante square, nagenoeg gelegen bij de tweede boulevard. De gronden links langsheen de derde boulevard, ongeveer 8 ha groot, zouden afgezonderd blijven voor het aanleggen van een openbare tuin of park. Het rechttrekken van de Kortrijksesteenweg op de plaats waar hij een elleboog

136


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 137

vormt, zou insgelijks ruimte laten voor de aanleg van een beplante square. Het tweede ontwerp behoudt op weinig na de grote lijnen van het eerste, alleen het midden wordt vervangen door de gebouwen van de kazerne, omringd door een ronde singel, waar de verschillende zijstraten op uitlopen welke de gronden tussen de eerste en de derde boulevard verdelen.

25 januari 1872 Er is sprake van, de schijfschietingen van de burgerwacht op de boulevard van de Bijloke te behouden, met bijvoeging van 17 andere schijven voor grotere afstanden. Velen vinden het geen gelukkig denkbeeld. Het nieuw gesticht van de weeskinderen dat nu volop in aanbouw is, ligt er dichtbij. Het zenuwprikkelend geknal van de geweerschoten zou een stoornis voor hun onderwijs zijn en daarbij zal het niet lang meer aanlopen of de boulevard zal vol woningen staan, waarvan de inwoners het geweervuur ook zeer onaangenaam zullen vinden.

15 mei 1872 Men heeft een paar weken geleden een planken brug over de Leie gelegd naast degene aan de vroedkundige school, om bij middel van een Amerikaanse spoorweg de aarde, nodig voor de kogelschermen der nieuwe schijven van de schieting, van het citadelbolwerk nr 2 naar de Bijlokemeersen te vervoeren. Gisteren is die vliegende brug ingestort onder het gewicht van vijf geladen wagons. Had men niet op tijd de te zware last kunnen wegtrekken, dan zou men erge ongelukken te betreuren hebben gehad. * 15 juli 1873: de weesjongens betrekken hun nieuw gesticht aan wat heden de benaming Martelaarslaan draagt.

28 september 1873 De Bijlokevest is het merkwaardigste deel van de stad. Zij wordt de geliefkoosde wandeling van de Gentenaars en als er een wandelaar in de stad komt moet hij langs daar gaan om het belangrijkste te zien wat Gent bezit, namelijk zijn gestichten van weldadigheid. Daar verheffen zich inderdaad op weinige afstand van elkander gelegen, het prachtige burgerlijk hospitaal, de ruime vroedkundige school, het wel ingericht oudemannenhuis en het heerlijk gesticht van de weesjongens. Wij zien er dat Gent voor zijn werklieden weet te zorgen als zij beproefd worden. 137


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 138

De stad heeft niets gespaard om de werkman toevluchtsoorden in alle nood te verschaffen. Zij zal nu ook niet kniezen om de verlichting en de wegen van de wijk waar zij gelegen zijn, zo goed mogelijk te maken. Het wezengesticht ligt in een volkomen duisternis. Aan geheel dit uitgestrekt gebouw is geen enkele lantaarn te zien, terwijl vier er niet te veel zouden zijn. Wij hopen dat men de vorst en de sneeuw niet zal laten komen, alvorens het gebouw behoorlijk langs buiten te verlichten. Verscheidene inwoners van de Bijlokeboulevard vragen de uitvoering van kasseiwerken tot aan het rond punt.

7 oktober 1874 Het schepencollege heeft een tweede plan gemaakt met betrekking tot de geschiktmaking van de gronden en gebouwen der citadel. Men komt terug op het ontwerp dat destijds in grondbeginsel de goedkeuring van de raad heeft bekomen. De oplossing zal zijn, zoveel mogelijk de bestaande hoogten van de glacis aan te nemen en daarenboven alles dusdanig te schikken, dat het de latere verwezenlijking van een volledige wijk zou toelaten op de gronden van de Kattenberg en de citadel. Dergelijke studies werden gedaan door de heer ingenieur Hofman. De Bijlokeboulevard zou in rechte lijn verlengd worden tot aan de steenweg van de Heuvelpoort, waar hij de verlenging van de Sint-Lievensboulevard zou ontmoeten. Van dit punt zou een andere boulevard naar de Kortrijksesteenweg lopen tot aan de doortocht van de spoorweg. Op het plan komt een grond van 1 ha 30 a voor die voorbehouden is aan de bouw van een nieuwe normaalschool.

11 juni 1875 Tussen de Heuvelpoort en de Kortrijksepoort is de boulevard van de citadel in aanleg, welke in rechte lijn de verlenging zal vormen van de Bijlokeboulevard (* de naam van dit gedeelte zou later worden gewijzigd in Charles de Kerchovelaan).

18 juni 1875 Men richt aan de Kortrijksepoort een wachthuisje op voor de paardentram. Het wordt juist te midden gesteld van de boulevard van de citadel die men op dit ogenblik aan het aanleggen is en breekt geheel en al het zicht dat men kon hebben van de Bijlokeboulevard op degene van de citadel. 138


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 139

De gekozen plek is dus zeer ongelukkig. Het kon veel beter aan de zijkant worden gezet. Wellicht is het nog niet te laat om het te verplaatsen.

13 augustus 1875 Gisteren is rond 7 uur in de morgen een onweder over de stad uitgebarsten. Het was wederom de omgeving van de Kortrijksepoort die er het slechtst bij gevaren is en het zal bij elke grote regenvlaag hetzelfde zijn, als men geen maatregelen neemt om het water van aan het einde van de Kortrijksestraat omtrent Den Karpel gemakkelijk te verspelen. Sedert de werken aan de boulevard van de citadel komt het water dat vroeger langs de glacis wegspoelde, nu de Kortrijksestraat afgestroomd, tegelijk met het water dat van buiten de gewezen poort aan de herberg De Stad Gent afvloeit.

15 december 1875 Binnenkort zal de eerste verkoping plaatsgrijpen van gronden van de citadel, zodat de kopers met de aanstaande lente kunnen beginnen bouwen. In het lastenkohier lezen we dat de eigenaars binnen de twee jaar na de goedkeuring de bouwwerken dienen te voltrekken. Het getal percelen dat tussen de citadel en de Kortrijksesteenweg te koop gesteld wordt beloopt tot 16 en de loten verschillen van 87 tot 616 m2.

16 november 1876 Het schepencollege heeft besloten aan de nieuwe straat op de grond van de citadel, gelijklopend met de Kortrijksesteenweg, de naam Leopoldboulevard te geven.

17 september 1877 Herhaalde malen werd er reeds op aangedrongen om ĂŠĂŠn der twee namen van Bijlokeboulevard en Bijlokevest te veranderen, omdat er dikwijls verwarring ontstond. Het schepencollege heeft eindelijk recht trachten te doen en besloten dat het gedeelte van de boulevard, gelegen tussen deze van Akkergem en de brug over de Leie bij de Kortrijksesteenweg, voortaan de naam Godshuizenboulevard zal dragen, in het Frans Boulevard des Hospices.

139


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 140

18 december 1877 De weg van De Karpel tot aan de brug van de Godshuizenboulevard levert veel gevaren op. Tussen die twee uiteinden bevindt zich geen enkele lantaarn, hetgeen tot gevolg heeft dat men daar 's avonds niet ziet waar men loopt en niet weinig diep in de modder zakt. Er is daar veel kans de benen te breken of zich erg te bezeren. Langs de kant van De Karpel heeft men toegelaten er boomstammen te leggen. Een paar van deze liggen bijna tot aan de boord van de weg. Onlangs viel daar nog een oude vrouw over. Men zou de eigenaar van die bomen kunnen verplichten ze zodanig te leggen, dat de voorbijgangers er niet kunnen over vallen.

30 december 1877 Er worden nieuwe straten gemaakt en die laat men in de meest volslagen duisternis. Gaat eens buiten de Kortrijksepoort zien! Maar waartoe dienen al onze klachten? Volstrekt tot niets! Er wordt geen rekenschap mee gehouden. Bij het laatste onderzoek van de stedelijke begroting hebben verscheidene leden gesproken over de slechte verlichting van sommige straten. Geen enkele heeft echter gewag gemaakt van de gevaarlijke weg aan de Godshuizenboulevard en de toestanden buiten de Kortrijksepoort!

5 februari 1878 Iedereen kent de schone weg van De Karpel naar de brug van de Godshuizenboulevard. Die prachtige weg behoort tot de heerlijke boulevards van Gent. Men weet in welke uitmuntende toestand hij verkeert. Welnu, men heeft hem nog een beetje verbeterd en verfraaid, door er deze dagen twee mesthopen neer te leggen!

28 mei 1878 De bewoners van de Leopoldboulevard hebben zich reeds verscheidene malen tot het stadsbestuur gewend, teneinde op die weg lantaarns te bekomen. Die lange weg blijft nog altijd zonder verlichting. Een nieuw verzoekschrift is onder de inwoners in omloop om de vraag te herinneren, die zeer billijk is. Vermits zij gelijk de andere burgers de lasten betalen, hebben zij recht op dezelfde voordelen. In afwachting dat daar het gas wordt gelegd zouden er petroleumlantaarns 140


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 141

moeten komen. EĂŠn der eerste dingen waarvoor men in nieuwe straten of wegen moet zorgen, zou de verlichting moeten zijn.

22 december 1879 Er bestaat een nieuw ontwerp van lening van 12 miljoen frank, uit te schrijven door de stad, voor het uitvoeren van werken van openbaar nut. Daartoe behoort onder andere de voltrekking van de verschillende boulevards. Die van Sint-Lievens zal aan Terplaten bij middel van een brug over de Opperschelde in gemeenschap worden gebracht met de nieuwe wijk van de citadel.

27 mei 1880 De commissie van Openbare Werken heeft aan het schepencollege de nodige fondsen ter beschikking gesteld voor het maken van een brug over de Schelde aan Terplaten. De tussenkomst van het gouvernement werd gevraagd en men hoopt een toelage te verkrijgen.

5 mei 1881 Men is thans ijverig aan het werk voor het voltooien van de brug over de Schelde aan Terplaten, die de boulevard van de Sint-Lievenspoort in gemeenschap moet brengen met het voorgeborchte van de Heuvelpoort.

30 augustus 1881 Het is hoogstnodig dat een zeker getal lantaarns wordt geplaatst langs de boulevard Leopold. Het is er 's avonds volslagen donker. Tijdens de feesten moet daar een vuurwerk worden afgeschoten. Indien men voor geen behoorlijke verlichting zorgt, mag men er zich aan ongelukken verwachten.

30 september 1881 Men begint te zorgen voor de verbetering van de gasverlichting in de wijk van de Kortrijksepoort. Er werd reeds een lantaarn geplaatst op de Citadelboulevard. Laat ons hopen dat eerlang ook de Leopoldboulevard zijn beurt zal krijgen.

141


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 142

Op het plan uit 1872 staan de boulevards naar de Bijloke enerzijds en naar de spoorweg aan de Kortrijksesteenweg anderzijds als projecten aangeduid.

142


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 143

9 november 1881 Sedert een tiental dagen stelt men in de nieuwe wijk van de citadel de tegenwoordigheid vast van een bende kwaaddoeners, die gedurende de nacht in de woningen trachten te dringen. Wij kennen een huis op de Leopoldboulevard dat in de tijd van minder dan een week tweemaal door die heren werd bezocht. De eerste maal hebben zij een deur opengebroken van een huis in aanbouw, zijn de muur overgeklommen die het huis afzondert van de bedoelde woning en hebben er de hand gelegd op alles wat zij vonden. De tweede maal hebben zij getracht het slot te breken van de deur die op de boulevard uitkomt en de koperen plaat gestolen waarop de naam van de bewoner staat. Het politiebureel van die wijk is geheel en al ontoereikend en ondanks al haar goede wil is het onmogelijk overal een doelmatige waakzaamheid uit te oefenen. De verlichting laat veel te wensen over. Op de Leopoldboulevard staat geen enkele lantaarn langs de kant van de huizen. Hier en daar ontmoet men een petroleumlamp. Men begrijpt dat de schelmen in zulke omstandigheden schoon spel hebben. Het is te hopen dat er krachtdadige maatregelen worden genomen om ze zonder talmen in de onmogelijkheid te stellen hun stieltje uit te oefenen.

17 november 1881 De schelmen die buiten de Kortrijksepoort gestolen hebben zijn een zevental Duitsers. De bende heeft valse paspoorten en is zeer stout in haar handelswijze. Enkele vielen in de handen van de heer commissaris Cluys, bij wie boeven over het algemeen niet op hun gemak zitten en de anderen zullen ook wel in de klem komen. Gaslantaarns hebben op de Leopoldboulevard de petroleumlampen vervangen. Ze staan wel in het midden van de baan en ver van elkander. Op het plankier voor de huizen moeten er ook komen, zoals overigens op de Citadelboulevard. Men mag niet vergeten dat juist de Leopoldboulevard de onveiligste buurt is. * 5 december: opening van het eerste Sint-Pietersstation ter hoogte van de huidige Parkplaats.

22 februari 1882 De verlichting laat in onze stad op vele plaatsen nog veel te wensen over en 143


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 144

Vergelijking tussen de stadsplans van 1851 (boven) en 1872 (onder) voor wat betreft de wijken ten zuiden van de Coupure. Bemerk de geplande boulevards op de plaats van de stadsgracht en de aanleg van de stedelijke schietbaan, waar eerst de kruidtuin was voorzien.

144


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 145

het zijn vooral de uitkanten die er het slechtst aan toe zijn. Men heeft op Terplaten een nieuwe brug gemaakt en een boulevard aangelegd van de Heuvelpoort tot aan de doorgang van de spoorweg aan de SintLievenspoort. Welnu, van het ene uiteinde van die lange weg tot het andere bevinden zich slechts drie lantaarns. Deze aan de brug brandt nog niet. Twintig lantaarns langs die weg zou niet te veel zijn. Hoe gevaarlijker een weg is, hoe beter hij moet verlicht worden. Het zou ons niet verwonderen indien men de ene of andere dag verneemt, dat aan de brug iemand in het water is gelopen of een erge val heeft gedaan. Als de gasbuizen langs daar nog niet gelegd zijn, moet men er voorlopig maar petroleumlampen stellen. Het licht is te goedkoop om er zo karig mee te zijn! * 10 juni: op de Kattenberg wordt de eerste watertoren in gebruik gesteld.

9 juli 1882 Maandag 10 juli heeft de proefneming plaats op de nieuwe brug over de Opperschelde aan Terplaten. Om 8 uur zal de voerman Karel Vanderhaeghen, woonachtig aan de Reep, er met zijn wagen en het reglementaire gewicht over rijden. * 30 oktober: in de Ledeganckstraat worden de leergangen aan de normaalschool gestart.

1 november 1882 De inwoners van de Citadelboulevard klagen over de slechte staat waarin men de weg aldaar laat verkeren. Het gedeelte van de nieuwe brug aan Terplaten tot de normaalschool is totaal verwaarloosd en bijna niet begaanbaar. Wij hopen dat het voldoende zal zijn de aandacht van de overheid daarop gevestigd te hebben, om verbetering in die toestand te zien brengen.

9 maart 1884 Een onderzoek is geopend aangaande het aflijningsplan van de buurtweg nr 72, die de verlenging uitmaakt van de boulevard der normaalschool tot aan de Kortrijksesteenweg.

145


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 146

30 juni 1884 Iedere dag ziet men in het voorgeborchte van de Kortrijksepoort de geliefkoosde wandelplaats verfraaien. Men zal er de lieve bloemperken kunnen bewonderen welke op de Citadelboulevard zijn aangelegd door de heren hovingbouwers Pynaert, Van Geert en Declerc.

29 augustus 1887 Eerlang zal men beginnen aan de werken voor een boulevard van de nieuwe straat die sedert korte tijd geopend is tussen de Coupure en de Bijlokevest (* de huidige Bijlokestraat) tot aan het park van de citadel. De boulevard zou lopen langs de Bijlokehof en het weesjongensgesticht, over de Leie stroomafwaarts van het Pavillon de la Lys, de gronden doorsnijden tussen de Kortrijksepoort en Het Patijntje en eindigen aan de Leopoldboulevard, in het voorgebochte van de Kortrijksepoort (*oudste vermelding over de aanleg van de Albertlaan, oorspronkelijk de verzamelnaam voor de huidige GrootBrittannië-, Albert- en Astridlanen).

4 juni 1888 Er werd door lezers van de Journal de Gand aan het schepencollege een verzoekschrift gericht om een park te bekomen in het midden van de Citadelboulevard tussen de Kortrijksesteenweg en de brug over de Leie aan de Bijloke. Onze raadsheren hebben zich reeds bezig gehouden met aan dit gedeelte een bestemming te geven en een ontwerp opgemaakt dat een grote kans heeft om binnen een niet ver verwijderd tijdperk verwezenlijkt te worden. Het bestaat in het maken van een waterval. Men zou van de natuurlijke helling gebruik maken en het nodige water rechtstreeks uit de Schelde putten. Op de Kattenberg, het hoogste punt van de stad, zou daartoe een nieuw waterkasteel worden gebouwd.

3 oktober 1888 De kwaaddoenerij teistert wederom één der schoonste wijken van onze stad. Gisteravond rond 7 uur hebben baldadige kerels over een lengte van 20 meter op de Citadelboulevard de afsluiting afgerukt die de stadsgrond omgeeft. De brigadier-opzichter van de wijk der citadel heeft een onderzoek ingesteld, dat reeds één van de plichtigen heeft doen ontdekken. 146


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 147

29 april 1890 In het park van de citadel heeft men langs de kant van de Belvédère (* huidige Hofbouw-, Emiel Claus- en Parklanen) houten palen geplaatst die de richting aanduiden van de nieuwe boulevard welke van de normaalschool naar Gent-Sint-Pieters zal lopen.

24 december 1890 De straten en lanen van de Kortrijksepoort zijn met prachtige woningen en lusthuizen bezoomd en bieden door hun heuvelachtige ligging een heerlijk uitzicht aan. Wat deze wijk vooral aan belangrijkheid en verfraaiing zal doen toenemen, is de herbouwing en vergroting der thans bestaande spoorwegstatie van SintPieters-Buiten, voor de omgeving en een belangrijk gedeelte van de stad van groot nut en gemak. De statie zal door haar aangename ligging één der schoonste zichten van de stad uitmaken, beheerst door een fraai voorplein en twee allermooiste toegangen: de Kortrijksesteenweg met zijn aanmerkelijke verbreding en de nieuw aan te leggen boulevard welke in rechte lijn naar het stadspark zal leiden (*de Parklaan). Kortom, het uitzicht van de stad zal hier in pracht niet moeten onder doen voor dit van de grotere steden en hen zelfs in vele opzichten overtreffen.

17 maart 1892 Reeds eerder hebben we gemeld dat er langs de zijkant van het weesjongensgesticht een nieuwe boulevard gaat komen welke leiden zal van de Godshuizenlaan naar het park. Op de streep grond die beschikbaar blijft tussen deze boulevard en het wezengesticht, gaat een koersplein voor velocipèderijders komen. Men zal er een tribune opbouwen waarop 300 mensen kunnen geplaatst worden. Daaronder zullen er kamertjes zijn waar de rijders zich kunnen aankleden en tegelijkertijd zullen dienen tot stalling van hun wielpaarden. * 18 juli: inhuldiging van de Gentse velodroom in de Bijlokemeersen.

5 oktober 1892 De Chronique des Travaux Publics zegt dat het gereed leggen van de boule147


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 148

vard tussen het park van de citadel en de statie Gent-Sint-Pieters beëindigd is en de stad het plan heeft vastgesteld voor het verhogen van de gronden aan één kant van die boulevard. Daar bevinden zich schone percelen die uitstekend geschikt zijn voor het bouwen van villa's omringd door hovingen, zoals men in Holland ontmoet.

29 januari 1893 Een onderzoek van commodo en incommodo is tot 13 februari geopend aangaande het aflijningsplan van de boulevard van het fort langszij de citadel en de hoeken van de boulevard met deze van het park en de Kortrijksesteenweg.

28 maart 1893 De stedelijke raad heeft besloten nieuwe namen te geven aan nieuwe plaatsen: Parkplaats aan de standplaats voor de statie Gent-Sint-Pieters en Parklaan aan de boulevard die deze plaats aan het park verbindt. De boulevard tussen de Park- en Leopoldlanen zal men de Fortlaan noemen.

14 oktober 1894 De nieuwe brug tussen de beide grote vijvers van het park is voltooid en wordt zondag voor het verkeer geopend. Het kunstwerk werd geheel en al uit ijzer en cement vervaardigd door het huis F. en J. Picha, is 8 meter lang en 15 meter breed en dient tot doorgang voor rijtuigen en voetgangers.

Erik De Keukeleire

Fragmenten uit “Sint-Pieters-Aalst, Sint-Pieters-Aaigem en Sint-Denijsplein deel 1 (1819-1901)”, 298 pagina's, “De Gentse citadel en het Citadelpark, deel 1 (1819-1907)”, 340 pagina's en “Station Gent-Sint-Pieters (1832-1940)”, 344 pagina's, 2004, uitgaven in eigen beheer.

148


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 149

INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE - FICHE N° 157

Op 20 Januari 1900 stelde Joseph Casier in de rubriek “Beeldhouwwerken” Sint-Salvatorkerk - XVIIe eeuw (1607)” in het Frans een fiche op over

Graflegging van Christus De Heilig Kruis- of Heilig Hartkapel beslaat in de Sint-Salvatorkerk de rechtervleugel van de kruisbeuk. Onder het groot venster is in de dikte van de muur een nis uitgehouwen; het onderste gedeelte is versierd met een groep stenen beeldjes die de graflegging van Christus voorstellen. Dergelijke voorstellingen kwamen veelvuldig voor in de XVe en XVIe eeuw; er zijn erbij die vermaard zijn, namelijk in de Abdij van Solesmes in Frankrijk. Het onderwerp is meestal op dezelfde manier uitgebeeld: het lichaam van Christus is uitgestrekt op een lijkwade die gedragen wordt door Arimathie en Nicodemus, discipels van de Verlosser. Er rond staan de Heilige Maagd, Magdalena, de apostel Johannes, soms Sint-Pieter en andere apostels, in een houding van smart. Het werk dat ons bezighoudt is van middelmatige kwaliteit, nog verminderd door een kwalijke polychromie, het mist stijl. De groep is geplaatst onder een afgeplatte rondboog, gevormd door een sierlijst met een dubbel halcirkelvormig profiel. In een ervan kan men de volgende inscriptie lezen: Doen maeken als vader Jan Everaert Jan Hubrecht Gillis De Witte Jan Strymeersch Jaques Bonble, Jaques va Damme, Jan Goethals, Jooris van Speye Guilla va Lantschoot Gillis Van Plassche, Guilla van Loerinckhof. In het tweede profiel, in het midden van de groep, kan men lezen: 16-Jooris De Smet, baljuw - 07. Het monument draagt sporen van verminking voortkomende van de aanpassing aan de plaats waar het zich nu bevindt. Cf. Kervyn de Volkaersbeke, Les Eglises de Gand, t. II, p. 255. De afbeelding die deze fiche illustreert leende zich, spijtig genoeg, niet tot reproductie.

149


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 150

GENT EN DE ENGELSEN 35 jaar geleden schreef Pierre Kluyskens een serie artikels over dit onderwerp. In het huidig nummer beginnen wij met de eerste aflevering. De Engelsen zijn er dan toch eindelijk, na meer dan tien jaar aarzeling en wantrouwen, toe gekomen het Europa der zes met een beslissende shakehand te vervoegen, zij het dan met meer flegme en gelatenheid dan geestdrift en overtuiging. Nu zij van vrienden in de vredestijd en bondgenoten in oorlogstijd, als het ware familieleden zijn geworden, is het misschien niet ongelegen even in het verleden te gaan grasduinen en een paar markante figuren en feiten te voorschijn te halen die de banden tussen Gent en de Engelsen illustreren. Hetgeen misschien wel het meest het belang en de betekenis van Gent, de rol welke het in de Geschiedenis heeft gespeeld, doet uitschijnen, is dat men geen naam of geen historische gebeurtenis kan aanhalen zonder ze op de ene of andere manier aan onze stedelijke geschiedenis te kunnen vastknopen. In Frankrijk eindigt alles met een liedje, in Gent begint alles met een legende en zo was het ook met onze naaste overzeese geburen. Voor ons, nuchtere kinderen van de XXe eeuw, is het legende, maar oude historici als Marcus Van Vaernewijck hebben hun tijdgenoten de eigenaardige avonturen van een Engelse koning te Gent, op het einde van de Xe eeuw, als een waarachtig historisch gebeuren voorgeschoteld en daar ten tijde van Marcus Van Vaernewijck, de sympathieke doch nogal fantastische Gentse historicus, niemand diens teksten en beweringen op de ontleedtafel dierf leggen, heeft de legende van de Engelse koning die koren wou zaaien op de Vrijdagmarkt, een lang en gelukkig bestaan gekend. Het zou allemaal zijn voorgevallen omstreeks 965, toen in Vlaanderen een jonge graaf met name Arnulf II regeerde, die zo vermetel was geweest een paar Franse zeelieden het leven zuur te maken, zodat hij door de Franse koning naar Parijs werd ontboden ten einde er uitleg over zijn gedrag en handelswijze te verschaffen. Terwijl hij over deze oproepingsbrief aan het mijmeren was en zich afvroeg hoe hij zich uit de slag zou kunnen trekken, kwam een heraut zich op Arnulfs paleis aanmelden in naam van de koning van Lombardije, een zekere Berengerius, “die hadde een schoone dochtere, Rosula, te huwen”. “Heer graaf, aldus de heraut, U komt voor op de lijst die mijn meester heeft opgemaakt van alle vrijgezellen van de Europese hoven van de ongehuwde koningen en prinsen en het is in uwe hoedanigheid van jonkman dat U uitge-

150


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 151

nodigd wordt deel te nemen aan het groot tornooi van Pavia, waarvan de winnaar de mooie Rosula ten huwelijk zal krijgen”. Enkel maar bij het aanhoren van de boodschap van deze heraut was de jonge Arnulf “metten brant der liefden ontsteken up die schoone Rosula”. Hij ontbood in allerijl zijn rechtstreekse medewerkers, verzocht hen er tijdens zijn afwezigheid over te waken dat de Franse koning het graafschap niet zou binnenrukken, stuurde hem voor het overige zijn kat, trok met een hart als een lekkerkoek over de Alpen, kwam nipt voor tijd te Pavia aan, bekeek eens de koningen, prinsen en andere pretendenten recht in de ogen, ranselde ze een na een in het tornooi af en won aldus de trofee van het superprestige Berengerius, de hand van Rosula, en verzocht zijn toekomstige schoonvader maar onmiddellijk het teken van de bruiloft te geven. De genodigden bleven liefst een maand aan een stuk drinken, smullen, zingen en dansen waarna zij huiswaarts keerden terwijl Arnulf en Rosula op huwelijksreis trokken, een reis die de jonge graaf zo zeer beviel dat hij zijn wittebroodsweken zo maar tot zeven volle jaren verlengde, hetgeen hem enigszins uit het oog deed verliezen dat hij toch ook graaf van Vlaanderen was en dat de Franse koning nog een aardig eitje met hem te pellen had! Daar Arnulf II nergens te vinden was om in gemeen overleg tot deze ei-actie over te gaan, oordeelde de Franse koning het dan ook maar geraadzaam een Entente cordiale te sluiten met de koningen van Engeland en van Schotland; samen brachten zij een machtig leger op de been en vielen Vlaanderen binnen. Waarom de Franse koning de hulp van twee zijner collega’s had moeten inroepen om tegen Vlaanderen zonder graaf op te rukken is een vraag die onze voorouders zich niet stelden, vermits Van Vaernewijck zich niet vergissen kon. Het schoonste van de historie of van de legende was dat de regent, de heer van Diksmuide, die nog steeds tijdens de afwezigheid van Arnulf over het graafschap als de bonus pater familias waakte, de drie gekroonde prominenten tegemoet trok, hen Vlaanderen op een zilveren schaal presenteerde op uitzondering na van Gent. De Franse koning schoot natuurlijk in een Franse koleire en de Engelse monarchen zeiden hoffelijk maar categoriek “No, sir”, waarna er geen andere oplossing meer overbleef dan, zoals dat heet, de wapens te laten spreken en beslissen. Gent was in de tweede helft van de Xe eeuw een stad in wording die haar nest onder de zon tussen de twee abdijen en om het portus trachtte te maken; aan de samenvloeiing van Schelde en Leie moest het ongetwijfeld gunstig uitvallen, maar van versterkte stadswallen, een leger dat drie koningen de schrik op het lijf kon jagen is er nog geen sprake, echter wel in de eerste legende die de

151


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 152

eeuwenlange contacten tussen Gent en de Engelsen zou inluiden. Volgens deze mooie en voor ons althans zeer vleiende legende, zagen de met de slechtste inzichten bezielde Driekoningen van in de verre verte honderden vaandelen tergend en uitdagend wapperen op de stadswallen “schilden, veendelen, standaerden, bannieren ende artijlgerie ende veel volckx ten muren”. Daar het leger van de Verbondenen in zijn rangen blijkbaar geen genealoog telde die de bonte massa wapenschilden op zovele banieren had kunnen ontcijferen, werd beleefd gevraagd (zoals het past onder gentlemen) wat die honderden vaandels, standaarden enz. wel betekenen mochten. En hier krijgen wij voor het eerst het bewijs dat de Gentenaren inzake droge humor voor de Britten niet moeten onderdoen en dat zij dus geroepen waren om in de toekomst best met mekaar over de baan te kunnen. Immers, na het verzoek van de Verbondenen doodernstig te hebben aanhoord, gaf een Gentse wapenheraut van boven op de stadswallen, even doodernstig lezing van een eindeloos lange lijst Gentse adellijke families wier wapens op de wapperende banieren prijkten. Dergelijke kerels zullen wij nooit baas worden, verklaarde een ontmoedigde Franse vorst, maar zijn Engelse collega oordeelde er gans anders over: “Al moest ik hier zeven jaar blijven, toch krijg ik die koppige Gentenaren klein en ik zal koren gaan zaaien op hun Vrijdagmarkt”! Zo gezegd maar niet zo gedaan: het beleg begon, even saai als een affrontatie aan de Siegfried- en Maginotlinie. Na maanden kregen de Verbondenen andermaal een staaltje van de humor van de Gentenaren. Op zekere dag ontwaarden de belegeraars geen banier of krijger meer op de stadswallen, dachten dan ook dat de koppige inwoners de strijd en het beleg moe waren, gaven het teken voor de beslissende aanval, maar liepen ellendig in de val. De Gentse milities waren immers langs een onderaardse gang in het Gravensteen uit de stad getrokken, een lange gang die ergens in Wondelgem uitmondde, zodat ze de vreemde legers onverwachts in de rug aanvielen, een belangrijke oorlogsbuit in beslag namen, honderden krijgsgevangenen maakten en de overige waaghalzen in de pan hakten. Nog zag het koninklijk drietal van zijn snode inzichten niet af: het was ditmaal de Engelse koning die het lelijkst op de tenen was getrapt en hij zwoer de stad met de grond gelijk te maken en... natuurlijk koren te gaan zaaien op de Vrijdagmarkt. Jaren gingen voorbij zonder dat de wapens over het lot van de tegenstrevers konden beslissen, en iedereen werd dit oorlogsspelletje langzaam beu, vooral de Engelse koning die heimwee kreeg naar zijn eiland, zijn smog, zijn porrid-

152


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 153

ge, maar ja, er was die belofte, die eed in ‘t openbaar afgelegd. Hij knoopte onderhandelingen aan met de belegerden: “Ik ga naar huis, aldus de vorst, maar laat me eerst eens ongewapend binnen de stad om koren te gaan zaaien op de markt “tot profijte die ‘t maeyen soude”. Hij had echter zonder de waard, de Gentenaren gerekend. Hun antwoord kwam vrij verrassend: zij metselden al de stadspoorten dicht, wat ditmaal erg op galgenhumor geleek en zelfs een flegmatieke Brit moest ontstemmen! Maanden gingen opnieuw voorbij en wie de moed had de dagen en weken bijeen te tellen wist dat men bijna zeven jaar zijn haren had zien vergrijzen voor die vervloekte stadswallen. Niemand die er nog lust voor over had de strijd voort te zetten maar wie zou de diplomaat zijn die het gelukkig vredesinitiatief zou nemen? Het was uiteindelijk de “regent”, de Heer van Diksmuide, die de formule vond die iedereen zou toelaten zonder kleerscheuren en zonder capitulatie zijn dagelijkse bezigheden te vervoegen. “Een vijand door de stadspoorten Gent binnenlaten, zo sprak hij, is ondenkbaar, het ware een oneer die niemand ons later zou vergeven. Maar wij kunnen hem wel binnenloodsen langs een gat in de vestigingsmuren. Kom langs daar binnen, zaai uw graan en maak U met al uw trawanten dan vlug uit de voeten”. Dezelfde dag maakten de Gentenaren een gat in de muur tussen de Turre- en de Zandpoort: de Engelse koning wrong er zich door als in een konijnenpijp. Het spektakel dat hij te zien kreeg moest hem elke lust ontnemen nog verder het beleg voort te zetten: iedereen was aan ‘t werken, of aan ‘t lachen, aan ‘t smullen of aan ‘t drinken: een luilekkerland waar men enkel op de komst van Breughel en zijn palet scheen te wachten! Met een Meuniergebaar zaaide de Engelse koning het mooie graan, kroop opnieuw door de muur en daags nadien waren de vreemde krijgers spoorloos verdwenen. Dat was het eerste, zij het dan legendarisch contact tussen Gent en de Britten. De legende stierf langzaam uit, maar de plaats waar de koning door het oog van de naald kroop heeft haar benaming Engelandgat bewaard. In de Middeleeuwen is de legende nooit zo ver verwijderd van de werkelijkheid, als de moderne mens het meent. De legende van de Engelse koning die het beleg kwam slaan voor Gent en er bij kris en kras koren op de Vrijdagmarkt wou zaaien, indien niet maaien, situeerde zich, volgens onze voorouders, ten tijde van Arnulf II die in de tweede helft van de Xe eeuw graaf van Vlaanderen was, en deze legende is alles bij mekaar, in de tijd niet zeer ver afgelegen van de eerste reële en ietwat hardhandige contacten tussen

153


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 154

Engelsen en Gentenaren, ongeveer een eeuw later. Want wanneer Willem de Veroveraar in 1066 ergens in Normandië scheep ging om Engeland te gaan veroveren was er op zijn bonte invasie- en landingsboten een niet onaardig contingent Vlaamse ridders, waaronder dus onvermijdelijk een flinke vertegenwoordiging uit het Gentse, ridders die er geestdriftig het zwaard hanteerden en na de overwinning de handen gretig naar de buit uitstaken. Neem het die vechtjassen niet te kwalijk, zij konden noch lezen noch schrijven, de min was hen onbekend, hun woningen geleken op spelonken en zij vonden niet elke dag in eigen land een reden of een voorwendsel om de degen te kruisen. Zagen zij elders een mogelijkheid om te gaan vechten, doden, plunderen en verkrachten, zij lieten de kans niet liggen en vlogen er als een bende sprinkhanen heen. De Engelsen die ze in de rangen van Willem de Veroveraar aan het werk hadden gezien, oordeelden, trouwens zeer logisch, dat men die Vlaamse barons beter aan zijn zijde dan in het vijandelijk kamp had en herhaaldelijk kwamen zij alhier huurlingen in dienst nemen. Aldus beloofde Robrecht II in 1101, dat is toch al een heel tijdje geleden, de koning van Engeland duizend Vlaamse ridders, die elk over drie paarden zouden beschikken, hetgeen veronderstelt dat zij niet ontboden werden om dressuurstukjes te gaan uitvoeren in een manège. De voorraad ridders geraakte vlug uitgeput want tien jaar later werden andermaal 500 ridders beloofd. Men ontmoet in Engeland gans de XIIe eeuw door, honderden Vlaamse en dus ook Gentse zgh. ridders en voetvolk, die in feite huurlingen waren en die naar het heet, het aldaar nogal bont maakten, zoals het bij mercenari traditie is gebleven. Aan hun hoofd ontmoeten wij lange tijd een zekere Willem van Ieper die, hij en zijn soldaten, hoog in aanzien stonden bij de Engelse koning doch het minder waren bij de burgerbevolking. “Deze strijders, schrijft Dr. Verbruggen in zijn studie over het leger en de vloot van de graven van Vlaanderen, waren plunderzieke en woeste kerels, die kerkhoven schonden, kerken beroofden en geestelijken gevangen meevoerden. Ze leefden van hun soldij en van hun buit. Ze werden befaamd en berucht. De Engelse koningen hielden van hen, maar de Engelse bevolking was ten zeerste gekant tegen vreemdelingen en noemde ze de Vlaamse wolven”. Wanneer ook de Engelse koningen de brui aan deze barons en andere avonturiers kregen, traden onze huurlingen in dienst van de Engelse opstandelingen tegen de koning. Deze 12e eeuw die de contacten inluidt tussen Vlaanderen en dus ook de Gentenaren, en onze Engelse partners, is dan ook op militair vlak een zeer avontuurlijke, bewogen, af en toe heroïsche, in elk geval geen al te stichtelijke

154


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 155

bladzijde geweest in het grootboek van onze internationale betrekkingen.

Gelukkig zijn er nog altijd voor degene die zijn land- of stadsgenoten in een fleurig en sympathiek daglicht wil stellen, die ze als naastige werkers wil afschilderen, de handelsbetrekkingen. Vlaanderen heeft ten alle tijde zijn zonen uitgezonden, als krijgers, ontdekkingsreizigers, kunstenaars, missionarissen of dood gewoon in burgerpak om zaakjes te doen, en zaakjes hebben de Gentenaren steeds met veel enthousiasme en brio kunnen doen, gisteren zoals vandaag. Gisteren dat gaat voor Gent zeer ver in de tijd terug vgls. Br. Blockmans, tot in de IXe eeuw: “Dergelijke handelaars ook uit Gent, dat reeds in de eerste jaren van de IXe eeuw met Engeland schijnt in betrekkingen te zijn geweest, worden in het Londense toltarief van 991-1002 aangetroffen. Deze waarschijnlijkheid wordt zekerheid als omstreeks het jaar 1000 men Engelsen te Gent onmoet”. Feit is dat, wat men ook heeft mogen uitbazuinen over de militaire macht van Gent, de voorspoed en het prestige van de stad van de XIe tot het einde van de XIIIe eeuw, grotendeels te danken zijn aan haar handel, haar “coomansgilde”, haar lakennijverheid en niet in het minst aan de commerciële uitwisselingen tussen Gent en Engeland. Het is het wonder geweest van onze stad in de vroege Middeleeuwen, niettegenstaande de vazaliteit van het graafschap tegenover de Franse kroon, op intern vlak een eigen sociale politiek te hebben kunnen voeren en op economisch vlak handel te hebben kunnen drijven zowel met Duitsland, met Engeland als met de Franse steden. Er moet niet ver gezocht worden naar de redenen van deze economische zelfstandigheid: het waren enerzijds de ondernemingsgeest van de Gentenaren, anderzijds de fantastische kwaliteit van hun producten, voornamelijk in de lakennijverheid, kwaliteit die gepaard ging met kwantiteit zoals wij het o.a. in Reinaert de Vos lezen, want moest al het laken dat men “nu te Ghent maket” perkament zijn, het zou niet volstaan om al de klachten op te tekenen die men tegen de snode Reinaert zou kunnen inbrengen! Gentse drapiers bezaten grote kudden schapen als die Everwakker b.v. in 1120, maar er was meer, veel meer wol nodig en die vonden de Gentenaars in Engeland. Eens naar Gent overgebracht werd zij er verwerkt tot de mooiste en de meest kostbare stoffen die eenieder in gans Europa deden watertanden. Het werd een kwaliteitshuwelijk de beste wol ter wereld, de meest gekwalificeerde lakenindustrie van Europa; een dergelijk huwelijk kon Gent enkel voorspoed en weelde bijbrengen en leiden tot het hoogtepunt in de geschiedenis van de stad. Een na een werden al de concurrerende steden van het vasteland uitgeschakeld

155


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 156

en Gent mocht zich in de XIIe eeuw verheugen in een heerschappij die aardig op een monopolium geleek. Brugge deed weliswaar lofwaardige pogingen om met een Hansa de macht van de Gentse stede te onttakelen, het mocht weinig baten, want Gent had geen Hansa nodig en genoot voldoende voorrechten in Engeland, o.a. het koninklijk privilege dat sedert 1259 elk verhaal onmogelijk maakte tegen een Gentse koopman, om zonder vrees de toekomst tegemoet te blikken. Misschien zijn de Gentenaren te verwaand geweest: ook de lakenindustrie en -handel, ook de wol kunnen aan een zijden draadje hangen en dat ondervonden de fiere Gentenaren wanneer een kortzichtige politiek van gravin Margareta van Constantinopel plots een kink in de kabel bracht en gans onverwachts voor onze voorouders de vroeger lamgelegde concurrenten in de mogelijkheid stelde het verloren gegaan terrein terug in te palmen.

Terwijl de Gentse huurlingen regelmatig over de plas trokken en de kooplieden zee en zeeziekte trotseerden om zaakjes te gaan doen, bleef de politiek ook in Vlaanderen en natuurlijk te Gent, een aardig woordje meepraten, en dat woordje had uiteindelijk voor de stad een wrange smaak. Het was allemaal begonnen met de zoveelste ruzie tussen de Franse koning, Filips de Schone en de graaf van Vlaanderen, Gwijde van Dampierre, zoveelste voorwendsel ook voor hetgeen wij tegenwoordig een uitbreiding van het conflict noemen, in casu een open strijd tussen Filips de Schone en Edward I van Engeland. Filips rukte Vlaanderen binnen en Edward I vond zulks geenszins naar zijn smaak zodat hij alhier met een leger arriveerde dat Gent tot bolwerk uitkoos. Dit gebeurde in 1297 en de Gentenaren dachten aan roze, grauwe of zwarte humor te doen, wanneer zij de Engelse soldaten met hun rode rokjes en blote knieĂŤn duchtig uitlachten. De soldaten reageerden als hun nakomelingen in Londonderry en het kwam dagelijks tot bloedige relletjes daar Filips de Schone zijn eigen troepen wou sparen en liefst de Engelse koning had laten uithongeren in de Gentse stede.

Honger scheen Edward I bepaald niet in de smaak te vallen en hij gaf dan ook gehoor aan twee afgevaardigden van de paus, die zich onverwachts als bemiddelaars tussen beide antagonisten aanboden: laten wij beginnen, aldus de zeemzoetige onderhandelaars, met een wapenbestand, voorstel dat gretig werd aanvaard zodat Edward I zijn matten begon te rollen. Inmiddels hadden zijn soldaten het zo bont gemaakt dat de Gentse bevolking

156


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 157

uit haar krammen schoot, het hoofdkwartier van de Engelsen in brand stak als een doodgewoon ambassadegebouw, en 70 ridders en 700 mannen voetvolk naar een betere wereld stuurde. Men kan dan ook niet gaan beweren dat het eerste “legendarisch” bezoek en het eerste reëel bezoek van een Engelse koning aan Gent, tot een triomf uitgroeide.

Vooraleer een oom van koningin Victoria, Leopold van Saksen-Coburg in 1816 met Charlotta, dochter van George IV van Engeland huwde en in 1831 de eerste koning der Belgen werd, was het huwelijksbootje reeds herhaaldelijk Noord- en Zuidwaarts met Engelse of Vlaamse prinsessen over het Kanaal gevaren, tot groot geluk of ongeluk van deze schattige meisjes, die trouwens nooit zelf over hun lot mochten beslissen en zich doorgaans bij de raison d’état moesten neerleggen. De eerst graaf van Vlaanderen, Boudewijn met de IJzeren arm, huwde in de IXe eeuw Judith, Judith, reeds tweemaal weduwe, van Ethelwolf en van Ethelbald, beiden koningen van Wessex, terwijl de eerste koning van Engeland, Willem de Veroveraar, in het huwelijk trad met Mathildis, dochter van graaf Boudewijn V van Vlaanderen. Boudewijn II volgde het voorbeeld van zijn vader en huwde Elftrude, dochter van Alfred de Grote, koning van Wessex. Adelisa van Leuven, dochter van Godfried I van Brabant, stapte in het huwelijksbootje met koning Hendrik I van Engeland, de zoon van Willem de Veroveraar, en stierf in 1151 in de abdij van Affligem, waar zij ook begraven werd. Filippina van Henegouwen, dochter van graaf Willem van Henegouwen, huwde de Engelse koning Edward III, de bondgenoot van Jacob van Artevelde. De Engelsen noemden haar “the Good Queen Philippina” en het vermaarde Queen’s College van Oxford is Philippina zijn naam verschuldigd. Zij had de eerste voorzitster mogen worden van onze Bond van de Kroostrijke Gezinnen want zij schonk haar koninklijke gemaal minstens tien kinderen, waaronder Lionel in 1338 te Antwerpen geboren, voorvader van de Witte roos van York, en John in 1340 te Gent geboren, voorloper van de Rode roos van Lancaster, de twee rozen die in de dertigjarige oorlog, van 1455 tot 1485, zoveel bloed zouden doen vergieten. Het zijn deze drie personages Filippina, Edward III, John of Gaunt die samen met de grote Jacob van Artevelde het belangrijkste hoofdstuk in de betrekkingen tussen Gent en Groot-Brittannië hebben geschreven, een episode die een Engelse koningin haar kind zag ter wereld brengen te Gent en die een Engelse

157


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 158

koning op de Vrijdagmarkt te Gent de titel van “roi de France” zag nemen! Degenen zie zich in geen mannelijke nakomelingschap mogen verheugen kunnen zich altijd troosten met het feit dat het alles bijeen voor hen minder erg is dan indien zij koning waren in een land waar de vrouwen wel stemrecht, doch geen troonrecht hebben bekomen, ook misschien wel met het feit dat deze afwezigheid van mannelijke kroost nooit aanleiding zal worden tot een Honderdjarige oorlog, zoals zulks in de XIVe eeuw tussen Frankrijk en Engeland het geval werd bij de dood van Karel IV, de laatste Capetinger die er niet in geslaagd was een mannelijke afstammeling te hebben, zodat onmiddellijk na zijn afsterven niet een maar twee pretendenten voor de Franse troon opdoken. Filips van Valois, die het dichtst bij de troon gehuisvest, er zich meester van maakte, en de jonge Engelse koning Edward III, die als neef van de Capetingers door zijn moeder Isabelle van Frankrijk, zijn aanpraken op diezelfde troon liet gelden; en daar men nog nooit een troon met duozitting heeft vervaardigd, moest onvermijdelijk een van de antagonisten worden gewipt. Edward liet aanvankelijk zijn aanspraken varen, maar het was enkel om beter zijn aanloop te nemen: voor een Honderdjarige oorlog moet men toch even de spieren opwarmen en goede aanloop nemen wil men met een sprong over de grote plas geraken. De up and down-strijd duurde immers tot in 1453 wanneer de Engelsen in Bordeaux kapituleerden en na verdreven te zijn uit Frankrijk, voor lange eeuwen de avonturen op ons vasteland beu werden. Die familietwist viel weinig in de smaak van Vlaanderen, dat vazal was van de Franse kroon, en gevaar liep in het gewapend conflict te worden betrokken, temeer daar graaf Lodewijk van Nevers zijn Franse leenheer de grootste sympathie toedroeg. De bevolking vreesde echter terecht trouwens dat dit openlijk partij kiezen van Lodewijk van Nevers die zo dom was geweest alle Engelse kooplieden in Vlaanderen aan te houden, onvermijdelijk tegenmaatregelen van Edward III zou uitlokken, en inzonderheid de Gentenaren vreesden het ergste voor hun handel met Engeland, bron van voorspoed voor hun stad. Zij hadden juist geraden: met Engelse flegme nam Edward III zijn wraakmaatregelen die, zoals gewoonlijk niet de graaf maar de ganse gemeenschap troffen en handel en nijverheid in het graafschap dreigden lam te leggen: aanhouding van de Vlaamse kooplieden in Engeland, invoerverbod van Vlaams laken, uitvoerverbod van Engelse wol naar Vlaanderen, m.a.w. de dood van onze economie. Die dood door pauperisme ware gekomen moest Vlaanderen in ‘t algemeen en Gent in het biezonder op dat ogenblik niet hebben mogen rekenen op de ster-

158


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 159

ke persoonlijkheid en klaarziende geest van Jacob van Artevelde. Hij wist zijn eigen impetueus karakter in te tomen dat hem impulsief onmiddellijk naar een breuk met de graaf en een bondgenootschap met Edward III had gedreven. Hij zag tijdig in dat zulks enkel een inval van Vlaanderen door de Franse koning had betekend, dus oorlog en ellende, en hij koos de gulden middenweg, een politiek van neutraliteit die de Engelsen niet kon onstemmen en bij dewelke vroeg of laat ook Lodewijk van Nevers zich zou neerleggen, wou hij niet het vertrouwen van de bevolking verliezen. Artevelde’s plan slaagde ten volle: voor Edward III was het een oplossing die aardig op een overwinning geleek, de bevolking begroette met geestdrift het einde van de Engelse sancties en van de economische crisis, en Lodewijk van Nevers, wel enigszins uit zijn lood geraakt door deze plotse kentering, ging zijn leenheer overtuigen dat hij toch nog beter met een neutraal dan met een vijandig Vlaanderen vaarde, zodat Filips in 1338 naar het voorbeeld van zijn Engelse aartsvijand, de neutraliteitspolitiek van het graafschap avalizeerde, echter als Edward III op de loer om het minste incident in zijn voordeel uit te baten, zoals ook Artevelde op de loer lag om de eerste de beste gelegenheid te baat te nemen om de Gentse heerschappij aan Vlaanderen op te dringen. De ontscheping van Edward in Vlaanderen, de vlucht, van Lodewijk naar Parijs, een commercieel pact van Artevelde met Brabant en Henegouwen, verzetten plots de pionnen op het dambord en meteen kon Artevelde rede en instinct in eenzelfde uitgesproken pro-Engelse politiek verzoenen. Maar hoe zelfzeker hij ook mocht zijn, hoe sterk hij ook het graafschap in handen mocht hebben, hoe gemakkelijk ook hij dierf contesteren, toch was Artevelde geen Caesar en de Rubicon wou hij in geen geval oversteken: de vazaliteit van Vlaanderen tegenover de Franse kroon was hem een zekerheid, een historisch feit, een waarheid die hij niet dierf of wou negeren: die gehoorzaamheid wou hij niet brutaal van zich schudden, maar anderzijds wou hij ook zijn bondgenootschap met Edward III niet prijsgeven. Was het de engel of de duivel van de diplomatie die hem de machiavelistische oplossing in het oor fluisterde of heeft hij ze zelf uitgedacht als een voorloper van Columbus’ ei? Vlaanderen, zo dacht en beweerde hij plots, is niet Filips VI, mar de koning van Frankrijk, eerbied en gehoorzaamheid verschuldigd. Het zou dus volstaan Edward III, pretendent op die kroon, als koning van Frankrijk te erkennen om zich zonder kleerscheuren in het geweten uit de slag te krijgen. Bovendien was er ook een netelig financieel probleem dat Artevelde, trouwe dienaar van Onze Moeder de Heilige Kerk, in verlegenheid bracht: Vlaanderen had zich verbonden zo maar twee miljoen gulden aan de Paus uit te tellen, indien het de Franse koning de oorlog verklaarde: een reden te meer

159


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 160

dus om zijn plan ten uitvoer te leggen, want in de belofte stond geen naam vermeld naast de titel van koning van Frankrijk! Artevelde trok op een mooie dag zijn zondagklederen aan en begaf zich naar Antwerpen waar Edward III met zijn leger vertoefde, en zette hem zijn plan uiteen. En of de twee vrienden toen hartelijk hebben moeten lachen om de poets die zij Filips VI samen zouden bakken. Alles werd tot in de minste details geregeld: Edward III zou naar Gent komen en tijdens een plechtigheid op de Vrijdagmarkt de titel van Franse koning nemen. Enkele weken gingen voorbij. Op 26 januari 1340 scheurde Artevelde een blaadje van zijn muurkalender los, nam zijn zondagpak uit de kleerkast en trok blijgezind naar de Vrijdagmarkt. “To be or not to be?” De vraag stelde zich niet eens meer voor Jacob van Artevelde op die killige januaridag van 1340. Voor hem was de Gordiaanse knoop doorgehakt; hij had lang geaarzeld vooraleer zijn neutraliteitspolitiek op te geven, doch van het ogenblik af dat hij ingezien had dat zij niet meer renderend kon zijn voor Vlaanderen in ‘t algemeen en voor Gent in het biezonder, had de Gentse hoofdman, voorloper van Machiavelli, de bakens verzet en het kamp der Engelsen vervoegd. Vandaag, op de historische dag van 26 januari, zou hij samen met de bevolking van Gent, op de Vrijdagmarkt getuige van zoveel strijd en rumoer, een grote slag slaan en Edward III, koning van Engeland, begroeten en erkennen als “roi de France” wettige opvolger van de heilige Lodewijk. Artevelde stond niet moederziel alleen in zijn op het eerste gezicht roekeloze handelswijze. Hij had het beruchte Vlaams-Brabantse-Henegouwse akkoord in december 1339 afgesloten, op zak, en bij de plechtigeheid op de Vrijdagmarkt zou hij mogen rekenen niet enkel op de platonische steun maar op de daadwerkelijke aanwezigheid van de afgevaardigden van Brugge en Ieper; hij is machtiger dan een doge van Venetië, sterker dan de sterkste condottière, en naar het vers van Emile Verhaeren “roi sans titre, mais roi quand même”. Lodewijk van Nevers is naar Frankrijk gevlucht, Simon de Mirabello, de rijkste man van het land, die desnoods de financiële redder in nood kan worden, tot ruwaert van Vlaanderen uitgeroepen, Artevelde heeft werkelijk in die eerste maand van 1340 alle troeven in handen en hij kan, hetgeen nog nooit een koning, een keizer of een paus vermocht te doen, een Engelse koning overhalen in de hoofdstad van het graafschap Vlaanderen, de meest somptueuze en meest benijde titel ter wereld, deze van koning van Frankrijk, te aanvaarden; want het staat thans vast dat het Artevelde was en niet Edward III die het initiatief heeft genomen en die deze titel in de korf van de Engelse kroon heeft

160


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 161

gelegd, een titel die de Engelse monarchen tot diep in de XIXe eeuw zouden blijven dragen en die gedurende eeuwen biezonder zwaar doorwoog in de betrekkingen tussen de beide landen. Met het gebruikelijk praalvertoon van de plechtige inhuldigingen werd Edward III op de Vrijdagmarkt ontvangen. “Il écartera, schrijft de historicus le Poittevin de la Croix, les larmes d’Angleterre avec celles de la France, substitua le grand sceau de ce royaume à celui d’Aquitaine et prit pour devise: Dieu et mon droit”. Beurtelings kwamen de schepenen van Gent, Ieper en Brugge plechtig midden een niet te beschrijven geestdrift, de eed van getrouwheid afleggen aan Edward III, koning van Frankrijk, waarna de vorst, alsof hij al de knepen van het vak, de rechten, voorrechten en gewoonten van onze voorouders kende, met de linkerhand op de Bijbel, even plechtig zwoer voortaan de rechten en de onafhankelijkheid van Vlaanderen te zullen handhaven en verdedigen. Een zo gewichtige eed mocht wel vergezeld gaan van een briljante maidenspeech. Men weet dat het tegenwoordig de Britse Premier is die de grote lijnen vastlegt van de jaarlijkse troonrede en de Engelse koningin die ze maar door één of andere raadgever braafjes in mooigolvende zinnen moet laten gieten en dan langzaam de rede mag aflezen. In 1340 was het Jacob van Artevelde die de Engelse koning zijn Gentse troonrede als koning van Frankrijk, mocht ingeven. Want men mag toch niet gaan denken dat de Gentse hoofdman zomaar zonder enige tegenprestatie de titel naar het hoofd van Edward had geslingerd. “Paris vaut bien une messe” zou later Hendrik IV zeggen. Voor Edward III was de plechtigheid op de Vrijdagmarkt ook een paar toegevingen waard. In zijn maiden-speech verklaarde hij dan ook Waals-Vlaanderen en Artesië aan het graafschap Vlaanderen terug te geven: voorts verbond hij zich de wolstapel naar Brugge dat er sedert jaren op aasde, te brengen en ten einde in de gunst te komen van de economisch sterken van het land, beloofde hij vrijstelling van belasting te verlenen voor sommige stoffen. Als orgelpunt op deze verbintenissen kwam dan nog de formele belofte dat hij aan Gent, Ieper en Brugge een belangrijke toelage zou toekennen. Dat was de prijs die Edward III wou betalen voor het bondgenootschap van Vlaanderen in zijn strijd tegen Filips VI. Wie bij het verlaten van de Vrijdagmarkt, de dubbel gekroonde Edward of de ongekroonde van Artevelde de gelukkigste was, is moeilijk uit te maken: voor de Engelse koning was het een prestigeoverwinning, voor Jacob van Artevelde een economische overwinning zonder weerga. Edward III is aldus de enige koning die, zij het dan vrij symbolisch en figuurlijk, te Gent de koninklijke troon besteeg, en het mag wel eigenaardig heten

161


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 162

dat het de eerste Engelse koningin die Gent bezocht was, nl. koningin Victoria, die de titel hier door Edward aangenomen, van hare lange lijst titels had geschrapt. Edward bleef na de eigenaardige plechtigheid nog een drietal weken te Gent, samen met zijn echtgenote Filippina van Henegouwen, waarna hij de boot nam naar zijn geliefd Engeland om er nieuwe wapens te smeden tegen zijn rivaal en titelgenoot, Filips VI van Frankrijk. Filippina, de vruchtbare echtgenote, was voor de zoveelste maal in gezegende toestand en had nog onmogelijk de overtocht kunnen ondernemen, zodat haar geen andere oplossing overbleef dan in Gent van haar zoveelste telg te bevallen. De toenmalige hotels stonden haar waarschijnlijk veilig aan, want zij nam de nogal eigenaardige beslissing haar intrek te nemen, met haar twee zonen, die eens vermaardheid zou verwerven als de “zwarte prins� en Lionel, in 1338 te Antwerpen geboren, in de Gentse St.-Baafsabdij waar zij in maart 1340 het leven schonk aan een kloeke zoon, Jan, hertog van Lancaster, later bijgenaamd John of Ghent of John of Gaunt, stichter van het Huis van Lancaster met de rode roos. In de annalen van de aloude abdij zal het ook wel een unieke en uitzonderlijke gebeurtenis zijn geweest, op dewelke de monniken niet weinig fier waren: de geboorte van een prins zoon van iemand die de titel van koning van Engeland en van Frankrijk droeg. Even groot waren trots en vreugde van de Gentenaren wanneer zij de blijde mare vernamen; en hun geestdrift steeg ten top wanneer officieel werd bekendgemaakt dat de doorluchtige ouders Jacob van Artevelde hadden gevraagd peter te worden van het kind. Voor het goede volk van Gent eindigde het avontuur dat zich tot dan toe op politiek en economisch vlak had afgespeeld, als een sprookje: een Gentenaar peter van een koningskind! Niettemin was het niemand ontgaan dat dit gebaar meer betekende dan een gebaar van hoffelijkheid: het was de bezegeling, ook in het domein van het privaat leven van het Vlaams-Engels bondgenootschap, het teken dat men het niet als een voorgijgaande gril aanzag, maar als een duurzaam en vruchtbaar iets. Artevelde klimt hiermee tot de hoogste sport van de roem, misschien wel te hoog om niet automatisch het mikpunt te worden van een hoop afgunstigen, van dan af op de loer om zijn ondergang te bewerkstelligen. Filippina kreeg heel wat bezoek, enkel dat van haar echtgenoot liet weken en maanden op zich wachten. Edward had andere muizenissen in het hoofd o.a. het samenbrengen van een vloot van 200 zeeschepen waarmede hij de Fransen

162


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 163

bij Sluis een afstraffing van belang toediende. Pas nadat hij met zijn admiraals de zegepraal had gevierd, op bedevaart naar Aardenburg was getrokken, kwam hij zijn vrouw de gebruikelijke gelukwensen overmaken en zijn flinke zoon bewonderen, net op tijd om een andere telg een groet te brengen, een zoon van zijn boezemvriend Jacob van Artevelde. Het waren werkelijk de wittebroodsweken in het huwelijk EngelandVlaanderen. Het echtpaar Jacob van Artevelde - Catharina de Coster wou niet achterwege blijven en gaven hun zoon de voornaam Filips, naar Filippina van Henegouwen, the good Queen die zo vriendelijk was meter te willen zijn van de kleine van Artevelde. De vreugde van de Gentenaren kende ditmaal geen grenzen meer. Zoiets was nog nooit voorgevallen en in de eer die van Artevelde te beurt viel, deelde gans de bevolking van Gent en van Vlaanderen. Men dacht dat het Verbond op zo hechte wijze gesmeed, de eeuwen zou trotseren, dat aan de bloei van de lakenindustrie geen einde zou komen en dat de plechtigeheid op de Vrijdagmarkt Vlaanderen voor immer van zijn vazaliteit tegenover de Franse kroon had bevrijd. Zo dachten de mensen, de gescheidenis schrijft haar grootboek, echter anders vol: nog geen vijf jaar later werd Jacob van Artevelde door een afgunstige tegenstrever met de bijl afgemaakt, Filips sneuvelde op 42-jarige leeftijd in het bloedbad van Westrozebeke en John of Gaunt overleed in 1399 na een leven vol avonturen op alle slagvelden. Zelfs zijn gedachtenis werd niet geëerbiedigd want een legende die op geen enkele grond berustte, deed weldra de ronde; Filippina zou in de St.Baafsabdij het leven hebben geschonken aan een dochter die na enkele uren of dagen stierf. Haar werd een jongen, een Gentenaar, gesubstitueerd die men John of Ghent noemde: van Artevelde zou dus de peter van een doodgewone Gentenaar zijn geweest. Dit alles zou Filippina op haar sterfbed uitgebiecht hebben aan de bisschop van Winchester; “zou” want geen enkel historisch document is deze legende enige kracht of waarde komen bijbrengen. Pierre Kluyskens (‘ t vervolgt)

163


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 164

ENKELE GEGEVENS OVER DE ROMAANSCHE STE. VEERLEKERK TE GENT

Onderstaand artikel verscheen in 1934 in het Juni-Julinummer van het tijdschrift “KUNST”.

De Ste Veerlekerk, aan den oever der Leie, op het grondgebied der Gentsche Gravenstede opgericht, werd van historisch standpunt uit, reeds meerdere malen, in algemene werken, bijdragen en monografiëen behandeld (1). Tot nog toe bleef echter elke archeologische en bouwgeschiedkundige studie van het kerkgebouw achterwege. Dit kan ons niet verwonderen als we weten dat de geschreven en grafische bronnen te gebruiken tot dergelijke studie, zeer beperkt blijven en dat het gebouw zelf, nagenoeg gansch is verdwenen. Op de oudst-gekende figuratieve plans en teekeningen dagteekenende van 1534 tot circa 1570-1580 (2), komt de kerk georïenteerd voor. Op de grafische documenten van 1619 tot 1735 (3) zijn het oude schip en het oude koor verdwenen; aan de toren welke bewaard bleef op dezelfde plaats, is ten noorden één ondiepe beuk en ten zuiden een koor aangebouwd. Hierin vinden we minstens de bevestiging van hetgene volgt uit de geschreven bronnen, namelijk, dat de oude, volgens de kronijken in 912 gestichte kerk, in het jaar 1581 met uitzondering van den toren werd afgebroken, enkele jaren nadien werd herbouwd tot eindelijk in het jaar 1737 op die plaats de nu nog bestaande herberg “de Waterzooi” werd opgericht. Het ligt niet in onze bedoeling, - de ons hier toegemeten ruimte zou het overigens niet toelaten -, relaas te geven onzer bouwgeschiedkundige, archeologische en stylcritische bevindingen welke het mogelijk maakten een betrekkelijk volledige monografie der kerk samen te stellen. Wij bepalen ons tot het voorbrengen van de noodige bevindingen tot staving van een, onzes inziens, niet te gewaagde reconstructie van den plattegrond der Romaansche kerk. Tot het bereiken van dit doel steunden wij hoofdzakelijk op de teekening der kerk van Arent van Wijnendaele (fig. I) (1570-1580), en op de overblijfsels ter plaats.

Overblijfsels in de as der oude kerk Bij de afbraak der kerk in het jaar 1736 werden de oost- en westzijde van den 164


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 165

Fig. I. - Ste-Veerlekerk, zooals ze eruit zag onmiddellijk voor de gedeeltelijke afbraak in 1581.

toren behouden tot op de hoogte der in 1581, door Jan Serlippens, aan den toren aangebouwde huizen. Diensvolgens vormen, op dit oogenblik, de westelijke en oostelijke torenmuur, tot op de hoogte van de helling der daken afgebroken, blinde gevels van de aanleunende gebouwen (fig. II). Plaats nemende tusschen deze twee muren (in de herberg “de Waterzooi�) bevinden we ons dus binnen den toren. Aan de oostzijde van den westelijken torenmuur zien wij een spitsboog in natuursteen (soort Doorniksche) in regelmatig verband; het is feitelijk de scheidsboog tusschen de vierkante travee onder den toren en het middenschip. De opening is door middel van baksteen dichtgemetseld. De wand waarin deze boog is gebroken bestaat uit breuksteen. Deze metserij in breuksteen eindigt omtrent 0.80 m. boven de punt van den spitsboog. Boven deze laatste teekenen zich op betrekkelijk geringe afstand van elkaar, drie spitsbogige moeten af, denkelijk van gewelven. Nog hooger ontwaren we eindelijk een twee-steenen-breeden halfcirkelvormigen ontlastingsboog. Als we even de westzijde van denzelfden muur onderzoeken (op den zolder van het aanleunend huis), bemerken wij denzelfden spitsboog en dezelfde

165


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 166

metserij in breuksteen. Op de scheiding tusschen breuk- en baksteen, bevindt zich een horizontale rudimentair-geprofileerde waterlijst. De westzijde van den oostelijken torenmuur vertoont gelijkaardige sporen als de oostzijde van den westelijken torenmuur. Alleen zijn ze min duidelijk, daar de muur met cement werd bepleisterd. De afstand tusschen de oostzijde van den westelijken torenmuur en de westzijde van den oostelijken torenmuur, meet 6 m. 12. In het verlengde van den toren, naar het oosten-toe, lag het koor. Enkele overblijfsels zijn nu nog te zien (in de keuken van de herberg “de stad Rome�). Aan den muur die aansluit bij de noord-oosthoek van de torentravee en welke in de richting west-oost, parallel loopt met de as der Romaansche kerk mer-

Fig. II. - Ste-Veerlekerk. O. 1735.

166


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 167

ken we aan de zuidzijde nog een gedeelte van een rondbogig afgedekte opening, die thans een nis vormt van 0,27 m. diepte. De vroegere opening werd blijkbaar achteraf met baksteen dichtgemetseld. De aanzet van den boog (straal: 1 m. 68) ligt ongeveer 4 m. boven het huidig peil van den vloer der keuken van “de stad Rome”. De boog rust langs de westzijde op een ingewerkte pijler van circa 1 m. breed. De boog wordt op de hoogte van den top afgebroken samen met den wand welke hij draagt. De muur vertoont op deze hoogte een terugsprong van 0,15 m. D. x 0,90 m. H. x 2 m. Br. Asymmetrisch in de baksteenen metserij bevindt zich een nis (0,40 m. D. x 1,70 m. H. x 0,70 m. Br.) waarvan de benedenkant op dezelfde hoogte ligt als de aanzet van den rondboog.

Beschrijving der teekening van Arent van Wijnendaele en verklaring dezer, voor zooveel noodig tot het recontrueeren van de Romaansche plattegrond. Naar de teekening van A. v. W. te oordeelen, bestond de Ste Veerlekerk omtreeks 1570-1580, hoofdzakelijk uit een zes-traveëen-diep schip, waartegen aan de oostzijde een toren oprees, tegen deze toren een vijf-traveëen-diep koor met driekantige koorsluiting, en twee zijbeuken over de heele lengte van het kerkgebouw doorgetrokken. Schip en koor zijn volgens het basilikaal schema opgevat. De benendenkerk (schip met zijbeuken) is zes traveëen diep. Ieder travee van den middenbeuk wordt verlicht door een rondbogig afgedekt venster. Op de hoogte der aanzetten der rondbogen zien wij een waterlijst welke om de vensterafdekkingen omloopt. Tegen de meest westelijke travee is aan de noordzijde van den zijbeuk een portaalbouw met topgevel opgetrokken. In deze topgevel merkt men een blijkbaar spitsbogige deur, waarboven een nis. De geveltop is met hogels versierd. De nok van het zadeldak van den portaalbouw is even hoog als de dakaanzet van den zijbeuk. Vanaf de tweede travee in de richting west-oost vertoont de langsmuur van den zijbeuk een reeks van vier-met-hogels-versierde topgevels, welke door dwarse daken met het lessenaarsdak van den zijbeuk zijn verbonden. Deze topgevels omlijsten betrekkelijke ruime spitsbogige vensters welke blijkbaar tweeledig zijn ingedeeld door stralende traceering. Er waren dus in de overdekking van den zijbeuk, steekkappen aangebracht. We kunnen al vast besluiten dat dit een gevolg is van verbouwing, vermoedelijk in de 15e eeuw. We treffen immers dergelijke steekkappen aan bij meerdere dorpskerken in 167


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 168

Fig. III. - Plattegrond der Romaansche kerk.

Vlaanderen in de 15e eeuw, o.a. te Iddergem bij Aalst en te Schellebelle; ook in Henegouwen, in de Kempen en in Holland komen ze herhaaldelijk in dit tijdperk voor. Op de hoogte van de torentravee merken we langs de noordzijde een aanbouw tegen de kerk, even hoog als de zijbeuk. Hier kan, meenen wij, moeilijk spraak zijn van een transept. De houten voorgevel, op de teekening, wijst er op dat het hier een aangebouwd huis geldt. Evenwel laat de schijnbaar door rondboog afgedekte opening in het linkerbenedengedeelte van den gevel vermoeden dat er aldaar een toegang was tot de kerk. Het gedeelte van den zijbeuk, de noordlangszijde van het koor belendend, is verborgen door een rij huizen. De toren op een vierkantig grondplan opgericht, wordt op de hoogte van de daknok van koor en schip achtkantig door middel van afgesneden hoeken; hij is boven de daknok ĂŠĂŠn blinde benedenpartij en twee geledingen hoog, en bekroond met een achtkantige spits. De muurvlakken van den toren zijn op de hoeken versterkt door conterfortes die door de geledingen worden oversneden. De galmgaten schijnen door traceering tweeledig te zijn ingedeeld. Om den aanzet van de spits loopt een balustrade. De spits heeft een eigenaardige gedaante; in doorsnede vertoont

168


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 169

het ondergedeelte het beeld van een hyperbool waarvan de bovenarmen zijn ingekort, welke het bovengedeelte bestaande in twee naar mekaartoeloopende lijnen draagt. Van beneden tot de achtkantige versnijding is de toren, zooals hij op de teekening voorkomt. Romaansch (dit is heden nog vast te stellen op den zolder van het gebouw waarvan de blinde oostgevel, gedeeltelijk de in breuksteen opgerichte westelijke torenmuur uitmaakt). Hooger is de toren nieuw (in 1526 werd hij afgebroken en herbouwd “tot der voeye”) (4). Aan de hand van geschreven documenten (5) kan bewezen dat de herbouwing geschiedde van 1526 tot 1541, dagteekening welke den bouw van rondbogen zoo goed als zeker uitsluit. Volgens de teekening telt het koor, te oordeelen naar het getal vensters welke in de noordlangszijde voorkomen, vijf traveëen. Het is door middel van een zadeldak afgedekt; de aanzet en de nok van dit dak zijn even hoog als de aanzet en de nok van het dak van het schip. Aan de oostzijde der kerk zijn twee vlakken van de twee-geledingen-hooge koorsluiting zichtbaar. Aan de hoeken dezer sluiting komen overhoeksche eenmaal versneden steunbeeren voor. De geledingen zijn door een cordonlijst gescheiden. Hierbij kan worden aangestipt dat de indeeling van koorsluitingen in twee hoofdgeledingen, hier ten lande, meer voorkomt aan Gothische kerkgebouwen uit de eerste helft der 13e eeuw. Men ziet ze o.m. aan de O. L. Vrouwekerkt te Diest, de St. Maartenkerk te Ieperen, de kert te Lissewege en de abdijkerk te Villers. Oppervlakkig beschouwd lijkt de bovenste lichtrij van het koor aan deze van het schip. De waterlijsten om de afdekkingen der vensters van koor en schip omloopend, schijnen dezelfde vormen te vertoonen. Nochtans zijn de vensters van het koor breeder en is hun schikking in het muurvlak onregelmatig. De laatste travee van het koor is smaller; dit laat zich verklaren door het feit dat het venster bij het systeem der koorsluiting wordt betrokken en dit gedeelte van het koor naar Gotisch recept met een kruisribbengewelf was overkluisd. Dit alles laat ons toe met goed richt te besluiten dat een verschil in dateering, tevens in stijl bestaat tusschen schip en koor. Is het schip Romaansch dan valt dadelijk de stelling dat het koor het ook zijn zou. Ten andere, naast het verschil in de architectuur, wijst de abnormale verhouding, wat de lengte betreft tusschen schip in koor, op een verschillende dateering.

Plattegrond der Romaansche kerk. De interpretatie en verklaring der teekening van A. v. W. zou volstaan, om schematisch althans, de plattegrond der Romaansche kerk samen te stellen. De combinatie van de resten ter plaats met de teekening, laat ons echter toe de

169


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 170

afmetingen te preciseeren (fig. III). Eenerzijds konden we vaststellen dat de travee onder den toren vierkantig was (de binnenzijde van de travee meet 6,12 m., de torenmuren zijn circa 1 m. dik). Anderzijds wijzen de zes traveĂŤen van het schip op drie herhalingen van de vierkante torentravee. Als men de torentravee driemaal herhaalt, bekomt men een schiplengte waarvan de uiterste westzijde ligt op de verlenging van de oude rooilijn der voorgevels van de huizen, (dagteekenend van het eind der 16e eeuw), aan de westzijde van het Veerleplein gelegen. De nu ter plaats gemeten afstand van westelijke torenmuur tot gemelde rooilijn komt overeen met de lengte verkregen door het driemaal herhalen van de torentravee. Dit laat ons toe, met betrekkelijke juistheid de schiplengte (circa 23 m.) vast te stellen. Aan een kerk van het basilikaal type hooren zijbeuken; deze hadden waarschijnlijk, zooals het vrij algemeen gold in het Romaansch bouwtijdvak, een breedte gelijk aan de halve breedte van het schip; een trapruimte van circa 3 m. in het huis aan den westelijken torenmuur palende, kan wijzen op de breedte van den noordelijken zijbeuk. De zijbeuken haden wellicht dezelfde lengte als het schip. Wat de vermoedelijke vorm van het Romaansch koor betreft dient opgemerkt dat de rondbogige opening, waarvan de sporen werden beschreven, er op wijst dat de breedte niet scherp overeenstemt met de travee van het Gothisch koor. Deze onregelmatigheid zou, meenen wij, oorsprong vinden in het blijven voortbestaan van overblijfsels van het Romaansche koor. Wat zou door deze rondboog in het Romaansch koor bedoeld zijn geweest? Misschien was het wel een blindnis welke later tot een opening werd doorgekapt. Over de wijze van sluiten, vierkantig of door een halfronde absis is ons niets bekend.

Dateering - Besluit. Gezien de oudst-gekende (6) oorkonde betreffende de Ste Veerlekerk tot het jaar 1073 opklimt, kan met het erbij passend voorbehoud, geloof gehecht worden aan de kronijken welke, in 912, het opbouwen eener kerk in de nabijheid van het Gravensteen melden. De oudste overblijfsels welke we in de torenmuren ontdekten, kunnen echter niet tot zulken hoogen ouderdom opklimmen. De Romaansche kerk kan ontstaan zijn omstreeks het tweede kwart der 12e eeuw, na de brandramp van 1120 (7). De datum van herbouwing in 1216 (8) wijst, naar alle waarschijnlijkheid, reeds op de uitbreiding van het koor, omstreeks dien tijd noodzakelijk gewor-

170


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 171

Fig. IV. - Ste-Veerlekerk. O. 1641.

den tengevolge van de verheffing der kerk tot collegiale en het toenemen van het aantal der kanunniken. De Romaansche kerk kwam voor als een basiliek, zonder transept, in hoofdzaak bestaande uit een schip aan beide langszijden door zijbeuken gefklankeerd, een vierkantig presbyterium waaruit een achtkantig uitgebouwde toren oprees, en een klein rechthoekig of door halfronde absis gesloten koor. Vermoedelijk waren de zijbeuken niet overwelfd; het schip was zeker niet overkluisd. Aldus vertoonde de kerk verwantschap met de door de literatuur gekende, Brabantsche kerken (9) van Zaventem, Sterrebeek, St. Maarten-Lennik en Beauvechain. We weten echter nu, dat in Vlaanderen, langs de Schelde, hooger omschreven kerktype niet vreemd is. We vinden het o.m. te Avelgem, te Elsegem en te Herzele. De Romaansche Ste Veerle, de kerk der Gentsche Gravenstede, nam aldus plaats in een reeks kerktypen nogal voorkomende in de Scheldestreek en kon, in acht genomen de stiching en ligging, wellicht als het belangrijkste exemplaar van dit type, doorgaan. Drs. Marc L. De Vleeschouwer

171


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 172

Noten (1) BLOMMAERT PH - Vlaamsche Kronijk of Dagregister van al hetgene gedenkweerdig voorgevallen is binnen de stad Gent, sedert den 15 July 1566 tot 15 July 1585, Gent 1839. CALLANT E. - De Veerleplaats te Gent - Gent, 1908. L. A. C. (COLINEZ L. A.). - Collégiale Ste Pharaïlde, Annales de la Société Royale des BeauxArts et de littérature de Gand, Gent 1852. DE JONGHE Bernard, Gentsche Geschiedenissen 1566-1585, Gent 1781. DE POTTER Frans, Geschiedenis der gemeenten, deelen I, III, Gent 1864, 1872. DESPARS N. - Chronycke van Vlaanderen, Brugge 1726. DIERICX Ch. L. - Mémoires sur la ville de Gand, Gent 1814-1815. KERVYN de VOLCKAERSEBEKE, Les Eglises de Gand, Gent 1857. MEMORIEBOEK DER STAD GENT van ‘t jaar 1301 tot 1737, Gent 1852-1861. SANDERUS A. - Flandria Illustrata, Keulen 1641. STEYAERT J.J. - Beschrijving der Stad Gent, Gent 1838. (2) Plan van Gent “Ganda Gallie Belgice civitas maxima” 1534, in het stedelijk Museum der Byloke te Gent. Jacques van DEVENTER. - Plan van Gent 1559-1564. G. BRAUN - Fr. HOGENBERG. - id. naar “Civitas, orbis terrarum” 1576. Arent van WIJNENDAELE. - Teekening der “Sente Vaerielde kercke te Gendt” 1570-1580 (zie fig. I). (3) HORENBAULT. - Plan van Gent 1619. SANDERUS A. - HONDIUS H. - Plan van Gent 1641. GOETGHEBUER (Atlas). - De Ste Veerlekerk ten jare 1641. - Vergrooting in aquarel eener gravure uit “Flandria Illustrata”, Keulen 1641, p. 127. (zie fig. II). SANDERUS A. - Gravure der Veerleplaats, kerk en Gravensteen, “Flandria Illustrata”, Brussel 1735. Uitg. Car. De Vos en J.-B. De Vos (fragment der gravure, zie fig. III) (4) MEMORIEBOEK DER STAD GENT, o.c. deel 2, p. 67 - “1526. In dit jaer was de turre van Sente Verhilden ghemaect tot der voeye, ...”, mogelijks claire-voie, aan den aanzet van de toenmalige spits. (5) STAATSARCHIEF te Gent, Rekeningen Ste Veerle. P. L. (DE LAVAL J. F.), Handschrift - Verzameling van echte en andere stukken betrekkelijk de stad Gend, Gent, 1830 - Universiteitsbibliotheek Gent. Pater d’OBERCOURT Aug. - Handschrift-Gent deel 2, 1607, p. 329 - Universiteitsbibliotheek Gent. (6) Charter in het Staatsarchief te Gent, Ste Pharailde a. a. 1073. In deze oorkonde wordt vermeld dat op 12 Juni 1073 de relikwieën van de H. Veerle in een nieuw schrijn werden geplaatst in de aanwezigheid der geestelijkheid der abdijen van St. Pieter en St. Baafs - L.A.C. (L.A. COLINEZ) loc. cit. p. 196-197. (7) Uit een charter van den kardinaal-Aartsbisschop van Reims van 1178 blijkt dat de kerk met hare archieven in de maand Mei van het jaar 1120 door het vuur werd vernield. - L.A.C. (L. A. COLINEZ), loc. cit. p. 198. (9) R. LEMAIRE. Les origines du style gothique en Brabant, Bruxelles, Paris, 1906, p. 201 à 209. C. LEURS. Les origines du style gothique en Brabant, Bruxelles, Paris, 1922, p. 13, 110 à 114, en tabel tusschen p. 186 en 187.

172


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 173

GENTSE MEMORIEDAGEN: 30-31 AUGUSTUS - 1-2 SEPTEMBER

30 Augustus 1523 Pedro de Gante zet voet aan wal in Mexico. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 1999 - N° 4 - p. 231.

30 Augustus 1602 Een geweldige brand vernietigt de toren van de St-Baafskathedraal. Het volk schreef die brand toe aan de heksen. Aartshertogin Isabella die toen in het Prinsenhof verbleef was toeschouwster.

30 Augustus 1731 François de Lorraine komt aan in Gent. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2006 - N° 5 - p. 334.

30 Augustus 1798 De St-Michielskerk wordt “Le Temple de la Loi”.

30 Augustus 1840 Plechtige opening van de “Franse Theater”.

30 Augustus 1866 Geboorte te Gent van George Minne. In 1882 werd hij ingeschreven aan de Academie. Hij volgt er lessen van schilderkunst bij Theodoor Canneel. Volgde daarna beeldhouwkunst. Gaat op 25-jarige leeftijd naar Parijs en neemt er contact op met Rodin. In 1892 trouwt hij met de dochter van Napoleon Destanberg, Josephine. In 1895 volgt hij lessen bij Vanderstappen aan de Academie in Brussel. In 1897 ging hij in Latem wonen, maar gedurende de Eerste Wereldoorlog week hij uit naar Engeland.

173


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 174

Auteur, onder meer, van het monument aan Georges Rodenbach in het Oud Begijnhof, het praalgraf van Emiel Claus in Astene, het Koningin Astridmonument in Antwerpen en, natuurlijk van de Fontein der Geknielde Jongelingen, door de Gentenaars bedacht met meerdere aangepaste namen. Van 1912 tot 1914 en een korte tijd na 1918 was hij Leraar aan onze Academie. Toen in 1923 de Oostvlaamse Afdeling van “Natuur- en Stedeschoon� gesticht werd was hij een van de bestuursleden. Hij stierf op 18 Februari 1941 in Latem.

30 Augustus 1927 Dood te Vichy van Emile Braun. In tegenstelling met de meeste politici, was deze - een van de meest populaire burgemeesters van Gent - nu eens geen Advocaat, maar een Ingenieur van Bruggen en Wegen en hij zou pas op latere leeftijd en eerder toevallig in de politiek belanden. Na in 1873 zijn diploma behaald te hebben aan onze Universiteit werd hij ingenieur bij de Spoorwegen, daarna bij de Dienst van Bruggen en Wegen te Luik. Van 1879 tot 1895, dus gedurende 16 jaar, was hij Hoofdingenieur van de stad Gent.

Emile Braun - 1849-1927.

174


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 175

Zijn eerste opdracht is de bouw van de Terplatenbrug, zijn 2e het slopen van de wijk Batavia en zijn 3e de uitvoering van het Zollikoferplan waarbij het Zuidstation verbonden werd met het stadscentrum en honderden krotwoningen opgeruimd werden in de slecht befaamde wijk Overschelde. In 1895 stelt hij zich kandidaat bij de gemeenteraadsverkiezingen, wordt verkozen... en onmiddellijk burgemeester benoemd. Waarschijnlijk een unicum. Hij zou meer dan een kwarteeuw burgemeester van Gent zijn aan wie hij een andere en mooier gelaat gaf. Het is een onbegonnen werk al de realisaties op te noemen die deze uitzonderlijke man, die een even knappe stedebouwkundige als ingenieur en beheerder was. Deze tecnicus en estheet slaagde er in het oude Gent aan te passen aan de nieuwe tijd en het tevens mooier te maken, een kunst die nu helaas verloren schijnt gegaan te zijn. Hij degageerde de Kuip en revaloriseerde onze oude monumenten. Er kwam een nieuwe stenen toren op het Belfort, de Lakenhalle werd hersteld en de Achtersikkel vrijgemaakt en gerestaureerd. Ook het Gravensteen en het Geeraard Duivelsteen werden van krot omgetoverd tot parel. Idem voor de Gras- en Korenlei en het Veerleplein. De Vlaamse schouwburg, de Grote Post en het Museum voor Schone Kunsten werden opgetrokken, de Borluutstraat en de Baudeloostraat werden aangelegd en zo zouden wij nog een tijdje kunnen doorgaan. Emile Braun was niet groot van gestalte, maar met zijn wit, verzorgd gekapt haar en zijn dito statige baard was het een imposante verschijning. Rondborstig, dikbuikig, meestal glimlachend en voor iedereen overlopend van jovialiteit was hij zeer populair bij De Gentenaars die hem met een zekere vertedering de bijnaam gegeven hadden van “Miele Zoetekoeke”.

30 Augustus 1960 Inhuldiging van het standbeeld van Koningin Astrid in het Astridparkje op de Lousbergskaai. Dit gebeurde 25 jaar na haar accidenteel overlijden. Het beeldje dat nauwelijk één meter hoog is werd gemaakt door de Dendermondse beelhouwer Jos De Decker.

30 Augustus 1968 Inhuldiging van een beeldje van Margareta van York in de nis van een der ingangen van de Decrolyschool. Dit was een initiatief van “De Vrienden van het Oud Begijnhof”.

175


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 176

31 Augustus 1754 Decreet over de reglementering der bedelarij. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 1974 - N° 4 - p. 133-136.

31 Augustus 1760 Geboorte te Brussel van Kanunnik Pierre Joseph Triest. Deze onvermoeibare Welzijnswerker mag natuurlijk niet verward worden met zijn naamgenoot Bisschop Antoon Triest. Pierre Triest heeft heel zijn leven in dienst gesteld van de zieken, de gebrekkigen, de ouden van dagen, de vondelingen, de krankzinnigen, de wezen, kortom van al diegenen die het meest in nood verkeren en vaak het minst geholpen worden. In 6 provincies van ons land richtte hij 37 instellingen op voor de opvoeding van volkskinderen en 35 tehuizen voor zieken en ouden van dagen. Na onderpastoor geweest te zijn in Mechelen, Asse, Hanswijk en Ronse, werd hij in 1803 pastoor benoemd te Lovendegem. In 1805 kon Mgr. Fallot de Beaumont, gesteund door Prefect van het Scheldedepartement Faipoult en Burgemeester della Faille d’Hane, pastoor Triest overhalen om naar Gent te komen waar zijn werk hoge vlucht kon nemen. (Het is pas later dat hij Kanunnik van St-Baafs zou benoemd worden). De gewezen Abdij Ter Hagen in de Molenaarstraat werd te zijner beschikking gesteld om er een tehuis te openen voor arme, ongeneeslijke vrouwen. Hij zou hier bovendien 4 kloosterorden stichten, namelijk “De Zusters van Liefde”; “De Broeders van Liefde”, “De Broeders van Sint-Jan de Deo” en “De Zusters van de Kindsheid Jesu”. Het was voor de handliggend dat hij zou samenwerken met Dr. Jozef Guislain. In 1834 ontving hij uit handen van Burgemeester Jozef Van Crombrugghe de gouden medaille van de Parijse filantropische vereniging “Montyon et Franklin” voor zijn apostolaat in dienst van de noodlijdenden. In 1825 ging hij, samen met Schepen Kervyn de Volkaersbeke, naar Den Haag om bij Willem I te gaan pleiten voor het behoud van de Gentse begijnhoven. Hij stierf te Gent op 24 Juni 1836. Na zijn dood besloot de “Commissie der Godshuizen” haar verslag met de volgende paragraaf: “Het Beheer heeft dit jaar een zwaar verlies geleden door het afsterven van de achtenswaardige Kanunnik Triest die gedurende meer dan 30 jaren er deel van uitmaakte. Aan zijn zorg en ijver hebben wij de oprichting van bijna al de liefdadige instellingen dezer stad te danken. Dit verlies zal moeilijk te herstellen zijn.”

176


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 177

Sinds 1846 heeft Kanunnik Triest zijn mausoleum, van de hand van Simonis, in de St-Goedelekerk te Brussel. In Gent in 1961 een gedenkplaat ingehuldigd aan het Bijlokehofje.

31 Augustus 1799 Geboorte van Ferdinand Lousbergs. Lousbergs, een gekende naam in Gent. De familie was afkomstig uit Maastricht, maar was sedert 1785 in Gent actief in de katoenindustrie. Deze zeer ondernemende familie gaf een serieuze impuls aan de katoenindustrie in onze stad. In 1829 bezat zij hier niet minder dan 4 grote nijverheidsgestichten waarvan

Ferdinand Lousbergs - 1799-1859.

177


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 178

het grootste ongetwijfeld de fabriek was op de Reep die gevestigd was in het gewezen klooster van de capucinessen en die uitgaf in de Keizer Karelstraat. Ferdinand Lousberg voerde hier in 1833 de eerste weefstoelen “à la Jacquard” in. Zijn katoenspinnerij en -weverij bevatte 1.100 weefgetouwen en 46.000 spillen en stelde 2.400 personen tewerk. Hij stierf kinderloos en werd begraven op het Campo Santo. Bij testament schonk hij aan het Bestuur der Burgerlijke Godshuizen een stuk grond met een waarde van 65.000 fr. en een som van 400.000 fr. voor de bouw van een gesticht voor gebrekkige en oude textielarbeiders. Aangezien Ferdinand kinderloos stierf kwam de fabriek in handen van zijn neef Joseph de Hemptinne. De vader van Joseph, Felix, was immers getrouwd met de zuster van Ferdinand. Hij erfde eveneens het prachtig herenhuis dat Ferdinand in 1846 had laten bouwen in de Keizer Karelstraat. Na enkele jaren sprak men niet meer van de fabriek van Lousbergs, maar van de fabriek van de Hemptinne. Ook het huis in de Keizer Karelstraat bleef bekend onder de naam Hotel de Hemptinne. Het Lousbergsgesticht werd gebouwd in 1862 naar plans van Adolphe Pauli en geopend in 1865. Het werd later het gekende en nu afgeschafte “Oud Mannekenshuis”. In Gent hebben wij een Lousbergsgesticht, een Lousbergsbrug, een Lousbergslaan die in 1942 herdoopt werd in Lousbergskaai. Gedurende de oorlog van 14-18 noemden de Gentenaars, die nooit verlegen zitten om iets of iemand een bijnaam te geven, deze kaai “Le Chemin des Dames” omdat de besmette prostituees er in het gesticht ondergebracht werden. In de fabriek op de Reep is nu, na grondige verbouwingen, sinds een 70-tal jaren het St-Bavo-Instituut gevestigd.

31 Augustus 1821 Inhuldiging van de Manège in het gewezen St-Agneteklooster.

31 Augustus 1825 Kanunnik Triest en Kervyn de Volkaersbeke worden in audiëntie ontvangen door Willem I in den Haag. Zij komen er pleiten voor de Gentse begijnhoven. Van deze audiëntie bestaan er 2 schilderijen: een van Jozef Paelinck en een van Pierre Van Huffel.

178


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 179

31 Augustus 1853 Blijde intrede van Leopold II, als Hertog van Brabant, na zijn huwelijk met Marie-Henriette.

31 Augustus 1856 Leopold I bezoekt de Dierentuin. De Stad biedt hem een groot banket aan.

31 Augustus 1874 Dood van Edward Jaequemyns. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2004 - N° 5 - p. 332

31 Augustus 1884 Geboorte van George Sarton. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 1984 - N° 5 - p. 314-318.

31 Augustus 1915 Pégoud sneuvelt in een luchtgevecht nabij Belfort. De Franse stuntvlieger Adolphe Pégoud werd geboren te Montferrat op 13 Juni 1889. Op 3 November 1913, ter gelegenheid van het sluiten van de Expositie, kwam hij hier een demonstratie geven, een evenement waar de Gentenaars nog meer dan een halve eeuw zouden over napraten. Hij was beroemd geworden voor zijn gedurfde acrobatische vluchten. Enkele maanden voordien was hij de eerste geweest die het gewaagd had met een valscherm uit een vliegtuig te springen. Het vliegtuig dat voor de gelegenheid gesacrifieerd werd vloog, nadat Pégoud er uit gesprongen was, nog een hele tijd verder, o.m. op zijn rug. Dit bracht hem op het idee van zijn fameuze “looping”. De meeting ging door op het St-Denijsplein dat was afgezet door 250 soldaten en 60 rijkswachters. Om op de tribune te mogen zitten moest men 3 fr. neertellen, voorbehouden plaatsen kostten 1 fr. en voor een half franske belandde men op de volksplaatsen. Onnodig te zeggen dat een zeer grote massa de demonstratie volgde van achter de omheining, want in die tijd was 50 centiemen toch nog altijd een behoorlijk bedrag. 179


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 180

20 speciale treinen hadden hier duizenden kijklustigen van buiten de stad aangevoerd. De eerste demonstratie vond plaats in de voormiddag. Pégoud klom met zijn toestel tot op 1.000 m. hoogte waar hij 7 “loopings” uitvoerde; hij vloog in spiraal, kantelde naar beneden en vloog gedurende 45 seconden met zijn hoofd omlaag. ‘ s Middags was er een banket in “Oud Vlaanderen” waarop ook de vliegtuigbouwer Blériot aanwezig was. Pégoud kreeg niet veel tijd om te eten, want hij moest voortdurend zijn handtekening plaatsen op prentkaarten en menu’s. Bij de 2de demonstratie in de namiddag was het enthousiasme van de toeschouwers zo groot dat ze de omheining omver liepen om naar de auto te stormen waarin Pégoud had plaats genomen. Voor verdere details, zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2001 - N° 2 - p. 104-108.

31 Augustus 1956 Dood van Oscar Sinia. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2001 - N° 1 - p. 36-37.

1 September 1067 Dood te Rijsel van Boudewijn V de Lille. (Ook: Le Débonnaire - Le Pieux). Deze 7e Graaf van Vlaanderen werd begraven in de St-Pietersbasiliek in Rijsel. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 1996 - N° 3 - p. 129.

1 September 1274 Charter waarbij door Margareta van Constaninopel de grenzen tussen Gent en de gronden van de St-Pietersabdij nauwkeurig bepaald worden. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 1974 - N° 3 - p. 95-99.

1 September 1715 Dood van Louis XIV. Roi de France van 1643 tot 1715, zij het dan ook dat hij in 1643 nog maar 5 jaar oud was. Twee maal werd Gent door hem bezet: in 1678 en 1708.

180


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 181

1 September 1771 Geboorte van Baron Pierre Pycke. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2006 - N° 3 - p. 193.

1 September 1773 Geboorte te Gent van Generaal Joseph Jacques Van Geen. Hij speelde een belangrijke rol in de krijgsgebeurtenissen van Nederland en zijn koloniën. Om zijn bijna legendarische dapperheid verleende Willem I hem de titel van Baron. Hij bleef zijn geboortestad (gedoopt in de St-Jacobsparochie) steeds indachtig en stuurde vanuit Indonesië een verzameling Javanese wapens, een collectie die hij in 1829 aanvulde. Hij schonk haar eveneens een prachtig XVIIe eeuws handschrift van de Koran. Onze vraag: waar kunnen wij deze stukken bekijken? In het gesloten Bijlokemuseum?

1 September 1798 Dood van Jean François Diericx. De vader van de gekende historicus Charles Louis werd geboren in 1721. Hij woonde “nabij het Recolletenklooster”. Hij werd benoemd tot Raadsheer bij de Raad van Vlaanderen op 22 Januari 1753, tot Advocaat-Fiscaal op 16 Juli 1761 en tenslotte tot Voorzitter van deze Raad op 5 April 1782. Wegens zijn verdiensten werd hij door Maria-Theresia benoemd tot “erfelijke ridder”.

1 September 1833 Herinrichting van de Nijverheidsschool. De Directie van de school blijft in handen van de curatoren van de Universiteit, maar wordt aangevuld met 2 industriëlen voorgesteld door het Stadsbestuur: Huyttens-Kerremans en de Smet de Nayer.

1 September 1834 Opening van een nieuwe gasfabriek aan den Dok. De eerste gasfabriek was gelegen aan de Kleine Huidevettershoek en het gas 181


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 182

werd gewonnen, niet uit steenkool, maar uit olie. Het zal voor velen een verrassing zijn te vernemen dat de oprichter ervan en een van de medebeheerders de architect Louis Roelandt was. Bij een reis naar Engeland rond 1820 was hij daar in contact gekomen met Ingenieur Drory van “The Imperial Continental Gas Asscociation”. Van Willem I kreeg Roelandt de toelating om in Gent een gasfabriek op te richten. Werd het gas aanvankelijk gewonnen uit olie, dan werd er rond 1830 overgschakeld op steenkoolgas dat bijna anderhalve eeuw stand zou houden. Het contract met Roelandt werd opgezegd in 1844 en toevertrouwd aan de reeds voornoemde “Imperial Continental Gas” dat trouwens toen reeds de touwtjes in handen had. Met deze maatschappij werd een contract afgesloten voor 30 jaar. Er kwamen uitbreidingen in 1848, 1860 en 1862. Inmiddels was er in 1834 een 2e en grotere gasfabriek bijgekomen aan het Dok, daar waar later Carels zou komen. Beide fabrieken werkten tot in 1881. De diensten van de “Imperial Continental Gas” gaven geen bevrediging meer en het contract werd niet vernieuwd. De concessie werd toevertrouwd aan de pas opgerichte “Compagnie du Gaz de Gand”. Een nieuwe fabriek werd geopend op de Gasmeterlaan. Deze Compagnie werd ontbonden in 1900 en van toen af zorgde de Stad zelf voor de exploitatie. De fabriek op de Gasmeterlaan bleef er tot in 1940 en van toen af gebeurde de productie in een fabriek in de Farmanstraat. De gasfabriek werd definitief gesloten in 1963 en het gas werd toen aangekocht bij Distrigaz. In 1966 werd besloten over te schakelen op het veel zuiverder aardgas. Vermeldenswaard is dat de metaalfabriek Phoenix in 1834 een gasfabriek gebouwd had voor eigen gebruik, maar het ook leverde aan particulieren in de omgeving aan prijzen die veel interessanter waren dan deze van de officiële gasfabriek. In Gent was apotheker Story in de Korte Ridderstraat de eerste die zijn etalage met gas verlichtte. Dit gebeurde op 10 februari 1823.

1 September 1853 Plechtig inmetselen van een gedenksteen aan de voet van het Belfort door Leopold I

182


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 183

1 September 1856 Een drukke dag vandaag. De Koninklijke familie is in Gent. Het Provinciebestuur biedt een groot banket aan. ‘s Avonds gaat Leopold I naar de “Minard” voor een Vlaams feest. Leopold II gaat kijken naar een luisterrijke waterstoet aan het Paleis van Justitie. In aanwezigheid van de Koninklijke familie hadden de “Melomanen” een groot nationaal concert gegeven in de “Salle des Pas Perdus” van het Paleis van Justitie. Dit alles ter gelegenheid van het 25 jaar regeren van Leopold I.

2 september 1425 Jacoba van Beieren, vergezeld van haar hofdame en een dienaar, kan om 5 uur ‘s morgens ontvluchten uit het Posteernehof waar ze opgesloten zat. Zij vluchtte naar Holland. Deze Gravin van Henegouwen, dochter van Willem IV, Graaf van Henegouwen, had de euvele moed gehad te hertrouwen met de Hertog Van Glocester, de oom van de Engelse Koning. Filips de Goede kon daar niet mee lachen, hij gooide Glocester buiten uit Henegouwen en voerde Johanna gevangen naar Gent.

2 September 1618 Hare Koninklijke Hoogheid Infante Dona Isabella Clara Eugenia van Spanje, echtgenote van Aartshertog Albrecht van Oostenrijk, schenkt aan de StMichielskerk een relikwie van het Kruis van Christus.

2 September 1717 Het 2e houten standbeeld van Keizer Karel op de Vrijdagmarkt tuimelt bij een hevige storm naar beneden. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2007 - N° 1 - p. 54-55.

2 September 1796 Geboorte van Jean-Baptiste Minne-Barth. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 1996 - N° 5 - p. 260-269.

183


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 184

2 September 1817 Oprichting van het College van Curatoren van de Universiteit.

2 September 1866 Geboorte van Frédéric Swarts. Hij was de zoon van Théodore. Doctor in de Natuurwetenschappen in 1889. Doctor in de Geneeskunde in 1891. In 1887 was hij assistent bij zijn vader en woonde toen nog bij zijn ouders op het Nieuwland. Werd, net zoals zijn vader, Professor van Scheikunde aan de Universiteit. Dood op 6 September 1940.

2 September 1872 Eerste gemeenteraadszitting van de nieuw opgerichte gemeente Sint-Amandsberg. Dit gebeurde in de jongensschool in de Schoolstraat.

2 September 1882 Geboorte te Riga van Nico Gunzburg. Van Joodse afkomst kwam hij op jeugdige leeftijd naar België en werd hier genaturaliseerd. Atheneum te Antwerpen en in 1906 Dr. in de Rechten aan de Universiteit van Brussel. Oorlogsvrijwilliger 1914-1918. Op 20 Oktober 1923 werd hij Docent aan de Rechtsfaculteit van de R.U.G. Gewoon Hoogleraar in 1934. Op 10 Mei 1938 richtte hij binnen de Universiteit de School van Criminologie op. Gedurende de 2e Wereldoorlog verbleef hij in het buitenland. Hij hernam zijn functies aan de Universiteit na 1945. Emeritaat in 1952. Hij speelde een roI bij de Vervlaamsing van de Universiteit. ln 1980 woonde hij de plechtigheden bij ter gelegenheid van de 50e verjaring van de vervlaamsing. Hij was toen 98 jaar en verplaatste zich in een rolstoel. Dood te Antwerpen op 5 Maart 1984. Hij was toen 101 jaar oud.

184


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 185

2 September 1896 Dood te Antwerpen van Victor Lagye. Zie "Ghendtsche Tydinghen" - 2003 - N° 5 - pp. 330-331

2 September 1912 Geboorte van Johan Daisne. Zie "Ghendtsche Tydinghen" - 2006 - N° 3 - pp.195-196

2 September 1935 Dood van Léon Fredericq. Hij werd geboren in 1851. De zoon van Cesar en de broer van Paul. Dokter in de Geneeskunde en geleerde die veel wetenschappelijk werk uitvoerde. Werd eerst preparator aan onze Universiteit. Op 28-jarige leeftijd werd hij benoemd tot Professor aan de Universiteit van Luik. Lid van de Academie. In 1931 werd hij Baron, toen er nog geen inflatie bestond van deze titel.

2 September 1955 Dood in zijn huis in de Spiegelstraat (nu Kwaadham) van Monseigneur Gabriël Van den Gheyn. Hij heeft zeer veel gedaan voor het behoud van het Gents stedenschoon. Er werd sedert 1890 in Gent weinig gepresteerd op artistiek of historisch gebied zonder dat hij er rechtstreeks of onrechtstreeks bij betrokken was. ln 1893 was hij een van de stichters van de “Société d'Histoire et d'Archéologie de Gand”. Hij werd er Voorzitter van in 1901 en bleef dit tot in 1953. Hij publiceerde een 100-tal verhandelingen, waaronder er 25 gewijd waren aan het Lam Gods of de Van Eycks. Priester gewijd in 1884. Doctor in de Theologie. Eerst leraar, daarna bestuurder van het St-Lievenscollege. Van 1889 tot 1907. ln 1917 werd hij archivaris van het Bisdom, in 1919 lid van de Bisschoppelijke Raad, in 1947 Huisprelaat van de Paus. ln 1923 werd hij Voorzitter van de Commissie van het Museum van Oudheidkunde. Hij was gedurende 57 jaar lid van de Stedelijke Commissie van Monumenten en Stadsgezichten. Van 1898 tot 1955. 185


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 186

Samen met de Gebroeders Coppejans wist hij in 1914 het Lam Gods te vrijwaren van diefstal door de Duitsers. Toen Adolf Samuel zich bekeerde tot het katholicisme was hij Peter van de doop. Geo Verbanck maakte een borstbeeld van hem.

2 September 1962 Onthulling van een gedenkplaat aan het geboortehuis van Maurice Maeterlinck. Zia ook "Ghendtsche Tydinghen" - 2000 - N° 6 - p. 400

2 September 1993 Heropening van de Opera na de restauratie. Hugo Collumbien

186


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 187

BIBLIOGRAFIE Bij VZW DE TRAP verscheen “Boeck der vermaerde schilders van Ghendt”. Een handleiding bij de Gentse schilderkunst tot 1860. Auteur: Geert Vandamme. Het is een vrij uitgebreid boek: 175 bladzijden van een formaat van grosso modo 21 x 29,5 cm., rijkelijk geïllustreerd (zwart-wit). Dit overzicht is interessant omdat het niet geschreven is voor specialisten. Wij denken trouwens dat er voor deze klasse voldoende literatuur aanwezig is. Het is vlot geschreven voor de “gewone man” die geïnteresseerd is in dit onderwerp. Een eerder droge materie wordt hier op een aantrekkelijke manier behandeld. En wat het ook interessant maakt is dat er een flinke brok Gentse geschiedenis in verwerkt zit, en zo iets is altijd meegenomen natuurlijk. Het boek kan besteld worden bij VZW de Trap - Botestraat 13 te 9032 Wondelgem. Het kost 25 Euro (1008 fr.) Om het af te halen kan men best eerst een telefoontje geven op het nr. 0478.31.60.27. Wie het boek thuis bezorgd wenst, schrijft gewoon 30 Euro over op Rekening 750-9353347-86 van VZW de Trap met de vermelding “Schilderkunst”. Bij “De Eecloonaar” verscheen “Keizer Karel en Eeklo”. Het is een verslag van het Colloquium over Keizer Karel dat doorging op 24 September 2005. Men kent waarschijnlijk de voorgeschiedenis. Een 7-tal jaren geleden kwam Romano Tondat met de verbazende stelling dat Keizer Karel niet in Gent geboren werd op 24 februari 1500, maar enkele dagen voordien in Eeklo. Er volgden (wat te verwachten was) hevige discussies tussen “believers en nonbelievers”. Wie zou denken dat in dit boek de waarheid zou te voorschijn komen, komt bedrogen uit. Voor de buitenstaander zijn er maar weinig concrete conclusies uit te trekken. Het blijkt een “welles-nietes-spelletje” te blijven en iedereen moet maar voor zichzelf uitmaken wat hij al of niet wenst te geloven. Het boek heeft een formaat van 16 x 24 cm., telt 79 bladzijden en kost 13 Euro (524 fr.). Wie het niet mocht vinden in de boekhandel kan nog altijd contact nemen met “De Eeklonaar” - Industrielaan 44 te 9900 Eeklo. Tel. 09.377.11.82

187


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 188

Bij “Universa Press” - Hoenderstraat 24 te 9230 Wetteren (Tel. 09.369.15.63) verscheen “Liber Memorialis Erik Duverger”. Erik Duverger, Professor aan de R.U.G. en lid van de Vlaamse Academie overleed op 10 Maart 2004. Hij was geboren op 3 Augustus 1932. Hij werd algemeen erkend als specialist van de tapijtkunst en de geschiedenis van de kunsthandel. Dat hij in vakkringen algemeen gewaardeerd werd moge blijken uit het feit dat, na een inleiding van Henri Pauwels, niet minder dan 22 auteurs er aan gehouden hebben een kunsthistorische bijdrage te leveren aan dit Liber Memorialis. Het is bijgevolg een kanjer van een boek geworden met 594 bladzijden, overvloedig geïllustreerd met zwart-wit en kleurenfoto's. Indrukwekkend is de lijst van publicaties die zo maar eventjes 377 items bevat. Het verzorgd gedrukt, stevig ingebonden boek heeft een formaat van grosso modo 17,5 x 26 cm. en kost 75 Euro (3.025 fr.) Verleden jaar verscheen het Jaarboek XLIII - 2006 van de Oost-Oudburg. Het is weer een boek geworden van meer dan 250 bladzijden. Als interessant Gents onderwerp kwamen wij er een lang artikel in tegen (121 bladzijden) van Geert Geers over “Het Gents Politiekorps tijdens de tweede wereldoorlog”. Dit is het tweede deel, het eerste verscheen in het Jaarboek 2005. De prijs bedraagt 12,50 Euro. (16 Euro als het moet opgezonden worden). De leden van deze Kring ontvangen het gratis. De Stad Gent gaf een 2e strip uit over de historische figuur Pater Alison, met als titel “Het Losgeld”. Het eerste deel eindigde in 1793. In het 2e wordt de draad terug opgenomen ln 1794. Tekeningen: Marc Musschoot. Tekst: Doreen Gaublomme. Formaat: 23,5 x 31 cm. 53 bladzijden. Prijs: Softcover: 5 Euro. Hardcover: 14 Euro. Te bekomen in de boekhandel, de St-Pietersabdij en het Stadswinkeltje. H.C. Van de Gentse auteur Nicole Verschoore verscheen het derde deel van een trilogie met aIs titel “La Charrette de Lapsceure”. Prijs: 19 euro. Zie ook “Ghendtsche Tydinghen” - 2006 - N° 2 - p. 127.

188


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 189

VRAAG EN ANTWOORD

De heer Herman Kerkhove schrijft ons namens de Geschied- en Oudheidkundige Kring van Ronse: Betreft Gaston Woedstad, Gentse Tapijtwever. ln 1943 vervaardigde G. Woedstad een prachtig tapijt in zijn atelier (eerst in Ledeberg, later in Gent zelf) getiteld "RONSE lN FEEST". Onze vraag - tot dusver in Ronse onopgelost - is, wie de opdrachtgever was in 1943? Het tapijt meet 2,5 x 2,5 m. In de symboliek van dit tapijt komt o.m. het wapenschild van Gent voor. Kent zijn familie de historiek van het tapijt? De Stad (Museum) is op dit ogenblik eigenaar. Belangrijk: er zou ook een “carton” hebben bestaan, getiteld: “Gent in Feest”. Is er een relatie tussen beide? U zou ons enorm kunnen helpen op cultureelhistorisch gebied door een waardevol kunstwerk te kunnen duiden. Van de heer Marc Loockx komt de volgende vraag: Het betreft Philemond Loockx, Gentse vergeten toondichter, geboren te Ledeberg en overleden in 1938 te Sint-Amandsberg. Wat ik vragen wil, ik zoek iemand om een artikel te schrijven over Philemond Loockx. Hij moet ook wat weten over muziek. Dit om in het tijdschrift in te lassen. Ik heb reeds 250 blad met informatie verzameld over mijn familielid. Ik zelf weet niets over muziek en ben ook niet taalkundig genoeg om te schrijven. De heer H.A.R. de Mul (Terneuzen) schrijft ons: Onlangs trof ik in een blad genaamd City Magazine Gent van 4-12-2006 met redactieadres Vlaanderenstraat 42 Gent, Tel. 09 269 87 33 bladzijde 13 een foto aan van een broodwinkel aan de Groentenmarkt 1 te Gent, genaamd “Oud Huis Himschoot 1906-2006”. Kennelijk is de familie Himschoot thans de eigenaar van het betreffende pand. Ik ben in bezit van een door de schilder Constant Philipe de Sorgheloose blijkens diens daarop voorkomende signature in 1844 geschilderd portret van mijn bet-overgrootmoeder Maria de Smedt, geboren 1779 te Somerghem en gehuwd met Antonius de Sorgheloose. Laatstgenoemd echtpaar exploiteerde,

189


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 190

naar ik weet, een bakkerij met winkel in het oude stadsgedeelte van Gent. Uit overlevering heb ik daarbij het woord “Groen” (Groenstraat of Groenmarkt of Groentemarkt) in gedachten, zodat ik niet uitgesloten acht, dat het in casu het onderhavige pand betreft, waar hun bakkerij als voorganger van de huidige was gevestigd. Daar ik thans 82 jaar oud ben en de oudste nog levende van mijn generatie in de familie, kan ik dit niet meer navragen. Omdat ik voor mijn in familiehistorie en heemkunde geïnteresseerde kinderen gaarne zekerheid omtrent voormeld vraagpunt zou willen verkrijgen, moge ik U verzoeken mij, voorzover mogelijk, te willen inlichten omtrent hetgeen U van de voorgangers der familie Himschoot ter plaatse bekend is, dan wel tot wie of welke instantie ik mij zou kunnen richten, teneinde bedoelde inlichting te verkrijgen. Van de heer André Verbrugghen, Voorzitter van de Vriendenkring Jean Ray, komt de volgende vraag: In het werk van de Gentse schrijver Jean Ray / John Flanders (= Raymond De Kremer, 1887-1964) duikt regelmatig de naam op van Alphonse Denouwe auteur van folkloristische verhalen die zich vooral in Oost-Vlaanderen (Lokeren, Geeraardsbergen,...) en Henegouwen (Doornik, ...) afspelen. Een bundeling verhalen zou de titel dragen van “Contes des Flandres et de Wallonie” (1812) en bevat o.a. : “Le diabolique carillon d'Audenarde”, “Les soirées de Maulde”. Het meest bekende verhaal is “Trois pour faire un choix” dat in enkele bloemlezingen werd opgenomen in oorspronkelijke versie en in vertaling (“La Gerbe Noire”, La Sixaine, 1947), “De gezellen van de angst”, Brems, 1968), “Sagen en legenden in Vlaanderen”, Beckers, 1980) De folklorist Gustaaf Vigoureux (1895-1942), die met Jean Ray samenwerkte in het weekblad “Ons Land” heeft enkele verhalen naverteld, o.a. “Verhalen van het veerhuis te Lokeren”, “De duivel en de wekkering van Oudenaarde”, “De krekelput te Leupegem”, “Na Waterloo te Brussel”, “De olijke verlofdagen”... Aan Vigoureux danken wij ook enkele biografische gegevens over Alphonse Denouwe: geboren in Bethune of in de streek van Waasmunster op het einde van de 18de eeuw (1789 ?), schoolmeester en dan verpleger in “la Grande Armée” van Napoléon; na Waterloo werd hij een vagebond en kwam hij om (1817 ?) tijdens een herbergruzie nabij Rijsel. Buiten bovengemelde gegevens is er niets bekend over deze schrijver, uitgezonderd de uittreksels die Jean Ray / John Flanders aanhaalt in enkele artikels in de dagbladen “De Dag” (1936), “De Nieuwe Gids” (1957), het weekblad “Tout” (1949) en het tijdschrift “Les Cahiers de la Biloque” (1969). Ik doe hier dan ook een warme oproep naar aIle lezers en meer in het bijzon-

190


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 191

der naar de leden van de folkloristische en heemkundige kringen om verdere gegevens omtrent deze vergeten auteur en zijn werk te vergaren en door te geven. Uiteraard ben ik bereid kopijen van aIle teksten waarover ik zelf beschik aan geïnteresseerden over te maken. Dank alvast voor de bereidwillige medewerking!

OUDHEIDKUNDIGE KRONIEK

De Botermanstraat In de reeks “Straatnamen van Gent” verscheen in ‘De Gazet van Gent” van 19 Juni 1921 onderstaand artikeltje. Een vriendelijke lezeres vraagt ons naar den oorsprong van den naam der kleine straat evenwijdig aan de Burgstraat. Ze doet ons opmerken dat de vertaling Beurriers verkeerd moet zijn, daar boterman in die beteekenis in onze taal niet bestaat. Ze heeft gelijk en ongelijk. Rue des Beurriers is inderdaad één der talrijke slechte vertalingen, welke het Fransch bewind ons opgedrongen heeft. Boterman staat noch in Van Dale’s woordenboek, noch in het groot Woordenboek der Nederlandsche Taal, maar dat woord werd wel gebruikt in de middeleeuwen. Een tekst van 1321 vermeldt een Jan van Meeren, de boterman - le beurrier en de oorsprong van den familienaam Boterman is ongetwijfeld in dat woord te zoeken. Het is nu juist naar den familienaam Boterman dat de kleine straat is genaamd. Inderdaad, één der huizen van de Meerstege, dat zich uitstrekte tot in de steeg, oorpronkelijke zonder einde, behoorde op het einde der XVe eeuw aan Jan Boterman, die er twee kaatsspelen en één bolspel had ingericht. De steeg, die eerst geen naam droeg, wordt vermeld in 1521 als Botermansstraatje (rue Boterman en niet rue des Beurriers). Ten jare 1546 werd ze tot in de Burgstraat doorgetrokken. Alfons van Werveke

191


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 192

LEZERS SCHRIJVEN ONS

Van de heer Guy Beyaert (Zemst) ontvingen wij volgend schrijven: Betreft Gentse Memoriedagen 24 Augustus 1924. Gh.T.2007 - N° 1 - p. 49. De herdenkingsplaat voor Edith Cavell waarvan sprake, werd overplakt met kalkmortel door de heer Oscar Martens. Hij was ondernemer en woonde in de Smidsestraat 14. Zijn huis kwam langs achter uit in de Baliestraat waar zijn werkplaats was. Daarin had hij een mortelput die hij dus gebruikte om de plaat te bedekken. Hij had de oorlog van 14-18 meegemaakt en wist dus wat een Duitse bezet-

Café “De Stad Audenaerde” op de hoek van de Baliestraat. Foto Julien Van de Wege.

192


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 193

ting kon meebrengen. Hij had de Eerste Wereldoorlog doorgebracht aan het front bij Ieper. Hij had zich aIs vrijwilliger van ± 16 jaar bij het Belgisch leger aangesloten. Iedereen in de buurt (ik woonde in de Smidsestraat 10) wist dat Oscar (bijgenaamd “Lange”) die plaat had bedekt. Niemand heeft hem ooit bij de bezetter aangegeven. Hij had 2 dochters: een woont nog steeds in Gent, de oudste trouwde na de bevrijding met een Amerikaan en woont in Maryland, V.S.

DANK AAN DE MILDE SCHENKERS

Het bestuur van het Documentatiecentrum dankt van harte de personen en instellingen die ook in 2005 onze collectie verrijkten met: AR: archief: handgeschreven documenten, alles wat (ook gedrukt) eenmalig is, krantenknipsels, documenten voor een bepaalde gelegenheid, doodsprentjes, doodsbrieven, doopkaartjes, huwelijksaankondigingen, enz. AV: audiovisuele documentatie: foto’s, kaarten, affiches, beelden, geluidsbanden, filmen, Cd’s, platen, enz.; BK: boeken, brochures (eenmalige, veelvuldig verspreide uitgaven rond een bepaald onderwerp) TS : tijdschriften (met nadruk op reeksen, jaargangen, nog lopende periodieke uitgaven, enz.) UM: uitrustingsmateriaal (computers, bestekken, schrijfbenodigdheden, gebruiksvoorwerpen, enz.)

Baert André, Zaffelare (AR, AV,TS); Beke Jozef, St-Amandsberg (BK); Beyaert Guy, Elewijt (AV); Bibliotheek Bisschoppelijk Seminarie, Gent (TS); Boddaert Lucy, Gent (AR); Bral Camiel, Gent (TS); Broeders van OnzeLieve-Vrouw van Lourdes, Oostakker (AR); Buysse-Buyle Palmyre, Wachtebeke (AR,AV,BK,TS); Clauwaert Stefan, Destelbergen (AR, AV, BK, TS); Collumbien H., Sint-Amandsberg (AR,AV): Coppens Jeanine, Gent (BK); Cultuurcentrum St-Pietersabdij, Gent (AV); D’haen Paula, St-Amandsberg (BK); De Baere Monique, Lochristi (UM); De Bels Gerda, St-Amands-

193


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 194

berg (AR); Debersaques Lucien, Destelbergen (AR, AV); Deckers L, Gent (AR,AV,TS); De Clercq Leon, Destelbergen (AR,BK,TS); De Corte Oscar, StAmandsberg (AV); De Fleurquin Dirk, St-Amandsberg (AR); De GrooteValcke Roger en Rachel, Zandvoorde (BK); de Hemptinne Régine, Deurle (BK) ; De Keyser Eric, Gent (AR,TS); De Moerloose Roza, Gent (AV); De Paepe Dennis, Oostakker (BK); Depuydt Johan, Beervelde (AR,AV,BK,TS); De Saegher-Verbrugghe Louis en Andrea, Zaffelare (AR); De Schepper A., Evergem (AR,BK); De Smet Elisabeth ( Zuster Marthe), Gent (AR,AV); De Smet Marie-Jeanne, St-Amandsberg (AR,AV,BK); De Temmerman-Boomputte Lucie, Sint-Amandsberg (AR,BK,TS); De Volder,Gent (TS); De Vos Hubert, Gent (AR,TS); Devriese Luc, Gent (AR,BK); De Wilde Walter, Gent (AR,BK); Dienst Monumentenzorg, Gent (AV,BK); Dienst Toerisme Stad Gent (AV); Dierick André, Eksaarde (TS); Dierick Etienna, Oostakker (BK); Dierikx L.Ph., Sint-Amandsberg (AV,BK,TS); Discart Jacques, StAmandsberg (AR,AV,BK,TS); Eggermont Angèle, Gent (AR,AV,BK,TS, UM); Elderweirt Leon, Gent (TS); Fitland (Olympia Gym), Lochristi (AV); Gardelein Daniël, Gent (BK); Geers Geert, Eeklo (BK); Gemeentebestuur Destelbergen (TS); Getuigen van Jehovah, Gentbrugge (TS); Gevaert-De Groote Louis en Miet, Destelbergen (AR,AV,BK, TS,UM); Gevaert Roel, Gent (BK); Gevaert Wouter, Destelbergen (UM); Goethals Lut, Lochristi (AR,AV,BK,TS); Gogne René, Oostakker (AR); Haeseryn R., St-Amandsberg (AR,AV,BK,TS); Heemkring Westerring, Eine (AV); Heemkundige Kring, Erpe-Mere (AR); Heemkundige Kring, Nieuwkerken (AR); Heemkundige werkgroep, Destelbergen (BK); Heyerick Jammie, Destelbergen (BK,TS); Heynderycx Maria, St-Amandsberg (AV); Jamart Valentin, Gent (AR); Kadoc, Leuven (BK); Kluyskens ( erfgenamen dr. Kluyskens), Gent (BK); Kunsthal Sint-Pietersabdij, Gent (AV); Lavrillé Jacques, Gent (BK); Leekens Luk, Gent (AV); Leeman Marcel, Gent (AR); Leirens Jean-Pierre, Destelbergen (TS); ; Lerno Christine, Kwatrecht (AR); Liberaal Archief, Gent (TS); Maes André, St-Amandsberg (AR,AV,BK,TS); Mattens Danny, StAmandsberg (AR,AV,BK,TS); Mineur Guy, Gent (BK); Minnaert L., Lochristi (BK); Moreau Roger, Gent (AR,AV,BK); Mussche Hilda, StAmandsberg (AR,TS); Nimmegeers-Van Loo Leopold en Denise, Lokeren (AR,TS); Olaerts Marcel, Gent (BK); Onthaal Sint-Niklaaskerk, Gent (AV); Pas Paul, Heusden (BK); Poelman Geert, Lochristi (UM); Poelman Roger, StAmandsberg (AR,BK,TS); Ramon Noél, St-Amandsberg (AV); Reynebeau Marc, St-Amandsberg (AR); Roels Chris, Gent (TS); Rogge (Kaashandel), Gent (AV); Rosseel Wilfried, St-Amandsberg (AV); Sarteel Diane, Gent (AR,AV,BK,TS); Schoone Jeanine, Gent (TS); Sivi vzw, Sint-Amandsberg (UM); Sorgeloose Christiane, St-Amandsberg (AR); Sorgeloose-Sybers

194


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 195

Denise, St- Amandsberg (AR,BK,TS); Speeckaert Annie, Sint-Amandsberg (AR); Standaert Antoon, Lochristi-Hyfte (AR,TS); Sybers-Van Daele Roger en Christiane, Wetteren (AR); Tavernier Jos, St-Amandsberg (AR); Tollenaere Rudy, Lochristi (AR,AV); Tuytschaever Roger, Gent (AR); Van Acker Adhemar, Aalter (BK); Van Caneghem Andréa, Gent (AR); Vandaele André, St-Amandsberg (AR,TS); Van Daele Ronny, Knesselare (BK); Van Damme, Erpe (AR,AV,BK); Van de Walle (apotheek), Sint-Amandsberg (AR); Van den Berghe Jan, Sint-Amandsberg (AR,BK); Van den Bogaerde Norris, Gent (AR); Vanden Broecke Roos, Sint-Amandsberg (AR); Van den Hende Paula, St-Amandsberg (AR); Van der Hoeven-Rooms Jacqueline, Lokeren (AR); Vanderlinden Monique, St-Amandsberg (AR); Vander Straeten Marcel, Gent (AR,TS); Van Duffel Octaaf, Zaffelare (AR,AV); Van Hee André, StAmandsberg (AR); Van Hooreweghe Wouter, Destelbergen (AV); Van Laere Bart, Destelbergen (AV); Van Massenhove Hector en Agnes, Gent (AR,TS); Vanooteghem Cecile, St-Amandsberg (UM); Van Peteghem Julien, Mendonk (TS); Van Renterghem-Verheedt Norbert en Jeanine, Zaffelare (TS); Van Waesberge Lorette, Ertvelde (AR,AV,BK,TS,UM); Van Wassenhove Raymond, St-Amandsberg (AR,AV,BK,TS,UM); Van Winckel Christiane, Gent (AR,TS,UM); Verbeke (Drukkerij), Gent (BK); Verbeke André, Gent (AR,AV,BK,TS); Vermeulen-Vervaet Etienne en Rita, Moerbeke (AR); Verplancke Julia, St-Amandsberg (AR,TS); Verschraegen - De Vos Lucien en Gaby, Oostakker (AR,AV,BK,TS,UM); Verschraegen-DeVos Aimé en Liliane, Zaffelare (AR); Versteele-De Backer Roger en Odette, Kraainem (AR,BK,TS); Vervaet Geert, Lokeren (AR), Vervaet Marc-Hilde De Decker, Zaffelare (AR), Vervaet Norbert-Poppe Andrea, Zaffelare (AR); Vervaet-Van Acker Eric en Marie-Christine, Lokeren (AR,TS); Vervaet-Nimmegeers Bert en Agnes, Zaffelare (AR,AV,BK,TS,UM); Vervliet Luc, Gent (AR,AV,BK); Viaene P. St-Amandsberg (AR,TS); Wautier Kristel, Lochristi (AR,AV,BK,TS,UM). Deze lijst werd afgesloten op 31 december 2006. Alle gegevens werden ondertussen opgenomen in de collecties van onze bibliotheek, het beeldarchief, de affiches, het archief “van wieg tot graf”, kaarten en plans, de lokale documentatie, personalia, thematische documentaties, parochiebladen, enz. Meerdere medewerkers werken aan onze computerbestanden om in de toekomst alles zo gemakkelijk mogelijk terug te vinden. Bert Vervaet

195


binnewerk - mei-juni 2007

28-03-2007

19:33

Pagina 196

GÊNSCHE PRÂOT

Meere Karbonkel, en êwe vuiltâorte van tvijftig jâor, die heur fortuune gemâokt hee mee meinsche te strûupe, hee het zûu hûugen op, da z' al de meinsche veur vuilegheid aanziet. Ze wil doen gelijk de grûute madams; mâor 't en gaot heur gîen beetsen af. Da vuil model zet veel pluimkes op heuren hoed, zegt iederien; z'hee den tijd vergete da z' op de fabrieke wirktege. - Ze zijn alemâol nijdig, zeg Meere, omda'k cens hên. Meere begost stillekes heur tande te verlieze, in om van de mode te zijn, hao ze'r nieuwe laoten inzette van ne grûuten tandentrekker. Ne was z'er boven op. Ze zulle ne nog mîer tzaloes zijn, peisdege Meere. Op ne kîer kwam ze Nitte Blok tege, in om Nitte te tritte tûugdege z'heur schûune nieuwe tande. - Ziede 't Nitte, zei ze, ne ben ek wel tien jâor jonger; mâor 't hee mij veel cens gekost. - Wat affires hê 'k ik mee eu nieuwe tande, zei Nitte; mee al eu beslag. Aos ge nieks aan eu lijf ne mîer hêt da deugd, zijde wel geforseerd van valsch goed te kûupe! - Wade! riep Meere, in ze begost te danse van kolirre. Wade! Nieks nie mîer da deugt! Da zulde mij betaole, luizige smotze, ge zul mij!... Ze kost nie vûurt, ze sliktege nen tand in. - 't Es wel besteekt, zei Nitte, ge moest z'allemâol inzwelge! Meere ston zûu blîek aos de dûud in Nitte ging vûurt. Ienigte daoge laoter kwam ze Meere Karbonkel weere tege, in ze zag dat de dezen al nen nieuwen tand in hao. - Tzen, schûune Madam, riep ze, hêd'al nen andere gekocht? - Nîen aok, zei Meere Karbonkel, 't es dezelfde! Jan Cleppe

196


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:01

Pagina 197

GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring Gent V.Z.W. 36e jaargang nr. 4 juli - augustus 2007

INHOUD - Pierre Kluyskens: Gent en de Engelsen (Vervolg) - Armand Heins: Inventaire Archéologique: Leeuw een wapenschild vasthoudend. - Erik De Keukeleire: De Gentse lanen moeten in niets onderdoen voor die van de grotere steden. Deel 2. 1895-1906 - Roger Tuytschaever: De “Bond der Brood- en Banketbakkers van Gent en omliggende”. - A.K. Evrard: Binnen enkele jaren... - Rudy van Elslande: De Theresianen komen terug naar Gent. - Hugo Collumbien: Gentse Memoriedagen: 3-4-5-6 September. - E. Ossieur: Wolven in het Gentse. 1585-1615. - André Verbeke: Uit de oude doos. - Bibliografie. - Lezers schrijven ons. - Lodewijk De Vriese: De Koolzakskens. Een staaltje plat Gentsch. - Uitgaven van onze Kring. - Dit bestaat niet meer: De Tichelrei

197

198 209 210

226 229 231 239 251 254 256 258 259 263 264


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:01

Pagina 198

GENT EN DE ENGELSEN (VERVOLG)

Richard II was echter geen Edward III en Filips geen Jacob van Artevelde: eenzelfde stunt wordt ten andere zelden met een gelijk succes herhaald. Karel VI van Frankrijk rukt Vlaanderen binnen en maakt zich van Ieper meester. Richard II talmt alsof hij in Vlaanderen de EEG moest vervoegen en het zijn niet de enkele tientallen Engelse boogschutters die in de slag van WestRozebeke Filips en zijn Gentse verzetslieden van een verpletterende nederlaag en van een afslachting die 20.000 slachtoffers eiste, kunnen redden. Filips sneuvelde en wel poogde Ackerman die strijd nog enkele maanden voort te zetten met de hulp van de helaas te weinig talrijke Engelsen die eindelijk aan wal waren geraakt, doch na kleine successen, moeten de Engelsen inschepen, hun Gentse bondgenoten aan hun droevig lot en aan hun wanhoop achterlatend. De dood van Lodewijk van Male in 1383 stelt een einde aan de zelfstandigheidspolitiek van de rumoerige stad. Met zijn opvolger, de eerzuchtige Filips de Stoute wordt een nieuw tijdperk, dat van de Bourgondische hertogen en van de centraliserende politiek die geen plaats meer overlaat aan de middeleeuwse kijk op de wereld. Bij het Verdrag van Doornik tussen Filips en de Gentenaren gesloten, verzaken deze laatsten definitief elk bondgenootschap of samenwerking met Engeland, en leggen de eed van trouw af aan de Franse koning. Voor Gent en voor de partij van de wevers betekent zulks het einde van een lange en mooie droom. Met honderden trekken ontmoedigde Gentse wevers over het kanaal om met hun gezin, in Engeland een nieuw vaderland en betere werkvoorwaarden te vinden. Bleven sommige Gentenaren in de eerste helft van de XVe eeuw nog treuren om de gouden tijd van wol- en lakennijverheid ten tijde der Artevelde’s en hunkeren naar de herleving van deze periode, zo hadden de Engelsen, trouw aan hun gezegde ‘business is business’ sedert lang deze vriendschap vergeten en zij verboden zelfs de invoer van wol naar Vlaanderen, indien deze niet eerst door de haven van Kales ging. Zulks woog loodzwaar op de maag van de Vlamingen die in 1434 repliceerden en gewoonweg, in gemeen overleg met Brabant, de invoer van Engels laken alhier verboden. Filips de Schone, tot dan toe de Engelse koning Hendrik VI nogal genegen, zoekt toenadering met Karel VII van Frankrijk en gaat de Engelsen in Kales, burcht van de wolinvoer belegeren. De Vlamingen steunen hem in deze expeditie met een legerkorps van 17.000 vastberaden krijgers, w.o. een biezonder 198


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:01

Pagina 199

flink detachement Gentenaren die op 9 juni 1436 midden de grootste geestdrift van de bevolking, de stad uitmarcheren. Aanvankelijk loopt alles van een leien dakje: de Gentenaren maken zich meester van het versterkt kasteel van Marcq, vatten er 104 Engelsen van het garnizoen bij de kraag die zij onder sterke geleide naar het Gravensteen sturen. Het zijn de eerste Engelsen die men in jaren in Gent heeft gezien, doch ditmaal zijn zij geketend! De ‘Calesreyse’ zoals men de expeditie noemde, loopt echter indien niet dramatisch dan toch schandelijk voor de Gentenaren af. In hun grenzeloze hoogmoed na hun eerste, te gemakkelijk succes, zijn zij biezonder rad van tong; wanneer het beleg naar hun zin niet vordert, mede door het feit dat de Hollanders die een vloot hebben beloofd, in feite hun kat hebben gestuurd, rollen zij hun matten op en druipen er gewoonweg van onder, het grafelijk leger in de steek latend, tot groot jolijt van de Engelsen die zelf het offensief nemen en zich meester maken van de Vlaamse kust en van het Westland. Het was half-time in de XVe eeuw toen Gent voor de zoveelste maal in onmin leeft met de graaf en het ditmaal nog hardhandig doet, zo geweldig zelfs dat de meeste Vlaamse steden de Gentse opstandelingen de rug toekeren en de kat uit de boom kijken, een poes met name Filips de Goede, die men liefst niet zonder handschoenen aangrijpt. De Gentse ‘hoofdmannen’ wijzen echter elk redelijk compromis van de hand: het zal een strijd worden op leven en dood, de laatste heroïsche poging van de gemeentelijke autonomie tegen het alles verslindend centraal gezag. En opnieuw doen de Gentenaren beroep op de Engelsen, niet meer zoals weleer op de Engelse koning die zich ditmaal de zaak niet eens meer zou willen aantrekken, maar op een handvol Engelse huurlingen uit Kales ontboden. Het grafelijk leger rukt inmiddels zegevierend op alle fronten voorwaarts en de ultieme slag die voor eeuwen over het lot van de fiere Arteveldestede zal beslissen, vindt in juli 1453 in de vlakte bij Gavere plaats. Huurlingen, mecenari zijn en zullen ten eeuwige dage gevaarlijke en weinig betrouwbare kerels blijven en het is gewoonlijk pas wanneer men in het nauwste van het nauw is gedreven dat men op dergelijke gelukszoekers en wilde avonturiers, meer op geld en plundering dan op trouw en ideaal belust, beroep doet: een paar Afrikaanse regeringen hebben het in het afgelopen decennium als het ware aan de lijve ondervonden, en eenzelfde lot overkwam in het midden van de XVe eeuw, de omzeggens door gans Vlaanderen in de steek gelaten Gentse opstandelingen die zo vermetel waren geweest met hun opgezweepte doch slecht gedrilde gemeentelijke militie het sterk gewapend, tucht-

199


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:01

Pagina 200

vol en flink geoefend beroepsleger van de almachtige Bourgondische hertog Filips de Goede uit te dagen. In de ruime optiek van de geschiedenis bekeken, stond het optreden van de fiere en onbuigzame Arteveldestad gelijk met het achteruitzetten van de klok, iets dat wel mogelijk is in de huiskamer maar niet op het podium van de geschiedenis. Omdat de Gentenaren, fanatiek in hun verzet, de werkwoorden onderhandelen en wijken van hun dialect hadden geschrapt en zij tevergeefs naar bondgenoten in eigen volk hadden uitgekeken, hadden zij ten einde raad een handvol Engelse huurlingen aangeworven die het reeds in de streek van Kales waar hun tenten ergens in de groene weide geplant stonden, nogal bont hadden gemaakt. Wellicht beseften zij, wanneer zij in 1452 de Gentse gelederen vervoegden, niet al te best voor of tegen wie zij ten velde zouden trekken; moesten zij geweten hebben dat het om een hopeloze strijd ging waarbij zij enkel konden verliezen, zij zouden wellicht nooit op het voorstel van de gewezen bondgenoten van Edward III zijn ingegaan. Het kasteel van Gavere dat de Gentenaren in 1452 zonder slag of stoot hadden ingenomen, was in feite de laatste belangrijke hindernis voor de troepen van Filips de Goede op de weg naar de muitende Gentse stede, geen onoverkomelijk obstakel maar dan toch een doorn die eerst moest verwijderd worden, wilde men niet het onaangenaam avontuur van een verraderlijke aanval in de rug beleven. De Gentenaren wisten dat zij met het stevig in hun bezit houden van dit kasteel dat als gebouwd was om een roman van Walter Scott avant la lettre te inspireren, een stevige, wellicht de laatste troef in handen hadden, en nochtans begingen zij de grove fout zijn verdediging slechts aan een klein garnizoen toe te vertrouwen, dat onder het bevel stond van Arend Van der Speeten, deken van de nering van de metsers. Maar men had de deken de verzekering gegeven dat bij het minste alarm, de Gentse strijdkrachten naar Gavere zouden oprukken om het garnizoen te versterken en het leger van Filips op de vlucht te drijven. Deze verzekering had de Engelse huurlingen, al bijeen zestien man sterk (of zwak), aangevoerd door John Fox er toe aangezet het klein garnizoen te vervoegen en zich in het kasteel te verschansen. Op 16 juli verscheen het leger van de hertog voor de wallen. Na de gebruikelijke sommatie, kordaat door Van der Speeten en Fox afgewezen, begon de beschieting die gezien de stevige muren, meer op een onschuldig vuurwerk geleek: ‘Het diende zeere luttel dat men up ‘t casteel schoot, want het was

200


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:01

Pagina 201

starck ghenugh om te wederstane alle engynen’. Het vreemdelingenlegioen van de burcht - want het bestond uit Gentenaren, enkele Vlamingen, zestien Engelsen en zelfs een Waal genaamd Haloguet nam gans het voorval nogal plezierig op maar naarmate de uren en dagen voorbijgingen en zij als soeur Anne van uit de uitkijktoren, geen versterking noch proviand uit Gent zagen naderen, zag hun water wat bleker en geraakten sommigen zelfs in paniekstemming. Wat konden die lammelingen in Gent dan wel verrichten? Zij moesten ongetwijfeld het kanon horen bulderen en het was dan ook uitgesloten dat zij niet op de Vrijdagmarkt te wapen zouden lopen, dat Roeland van uit de toren van het Belfort ze niet allen tot de strijd zou aanzetten en aanhitsen! En inderdaad men hoorde het gebulder op de Koornmarkt en op de Vrijdagmarkt en tot in de smalste steegjes, maar het bleef bij redevoeringen en meetings, bij het onder water zetten van de omliggende dorpen en bij optimistische verklaringen: ‘Filips zal Gavere nooit kunnen innemen!’ De belegerden die het stukje brood en het brokje vlees elke dag op hun brood wat zagen inkrimpen, waren echter een andere mening toegedaan en zelfs de flegmatieke Engelsen die het nu zonder het traditionele cup of tea moesten stellen, begonnen te sakkeren tegen deze vervloekte Gentenaren die het garnizoen in de steek lieten, terwijl Filips kapiteins geen steken lieten vallen bij het beleg. Men heeft verteld dat de belegering ‘s nachts met grote vuurhaarden het toenmalige SOS tot de Gentse stede richten, doch het was allemaal boter aan de galg gesmeerd. Ten einde raad stelden de aan hun lot overgelaten soldaten de overgave van het kasteel voor, op voorwaarde dat zij hun leven en hun kostbaar vel zouden mogen redden, hetgeen door de koppige en wraakzuchtige hertog minachtend van de hand werd gewezen: de tijd van de palabers en onderhandelingen was definitief afgesloten, er zou voor de overwonnelingen geen medelijden meer kunnen zijn; hij eiste een onvoorwaardelijke overgave, hetgeen in die jaren gelijk stond met de uitmoording van het garnizoen tot de laatste man. Nu, John Fox was er heilig van overtuigd dat Engels bloed niet moest vloeien in een tribale strijd tussen Vlamingen en hun hertog. Hij was naar Gavere getrokken om er grof geld te verdienen en in de hoop wat dorpen te plunderen en vrouwen te verkrachten, niet om op Vlaamse bodem een kopje kleiner gemaakt te worden. Zijn landgenoot en vriend, de huurling John Fallot had in januari op dezelfde wijze geredeneerd en gereageerd wanneer hij met pak en zak naar het kamp van de hertog was overgelopen en bevond zich momenteel zeer veilig in de rangen van de belegenaars te Gavere.

201


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:01

Pagina 202

Het voorbeeld van Fallot werkte aanstekelijk op John Fox, Jan De Vos zoals sommige bronnen hem ‘vernederlandsen’. Wanneer hij inzag dat Filips de Goede vast besloten was gekapt vlees te maken van het garnizoen, raadpleegde hij zijn pockets van de Série Noire en vond er weldra de oplossing in voor al zijn kwalen. Hij wachtte een pikdonkere nacht af - zij zijn het ten andere allemaal in dergelijke romans -, wipte over de muur, liet zich geruisloos langs een koord naar beneden glijden en vervoegde het vijandelijk kamp waar hij over zijn verraad en eigen leven ging onderhandelen. Met het eerste was Filips in zijn schik, voor het tweede eiste hij pasmunt, een duivels plan dat Fox beloofde stipt te zullen uitvoeren. Langs de nog niet gans versleten koord klom hij terug over de muur, klopte aan de deur van Arend Van der Speeten die ook liever een levende dan een dode deken van de metsers wou zijn, zette hem het plan uiteen, verzocht hem nog enkele krijgers voor de zaak te winnen en nog dezelfde pikdonkere nacht lieten John Fox, Vander Speeten, Jan Vanden Bossche, schepen van Gent en een drietal andere verraders, zich langs de historische koord glijden, staken al zwemmend de gracht over, slopen geruisloos door het kamp van Filips waar het wachtwoord was gegeven geworden de ogen te sluiten voor hun z.g.h. heimelijke doortocht en renden naar Gent waar zij om zes uur ‘s ochtends, buiten adem, aankwamen. Het meest delicate van de snode opdracht moest nu door de verraders worden uitgevoerd, het machiavelistisch plan van Filips de Goede, voorwaarde sine qua non om aan de dood te ontkomen. Dat Fox, die een vreemdeling en een huurling was, zich tot een dergelijk verraad leende, kan indien niet verantwoord dan toch begrepen worden; de zaak van de Gentenaren liet hem uiteindelijk zo koud en onverschillig als deze van de hertog. Maar dat een Gentse schepen en de deken van een nering het hebben gedaan, wetende dat zij hun eigen leven redden ten koste van de dood van duizenden medeburgers, is een van de afschuwelijkste bladzijden uit onze geschiedenis. Men moet ver en diep gaan grabbelen in de geschiedenis van onze gewesten en zelfs in deze van Europa om een figuur te vinden die in verstand, in somptuositeit, in sluwheid, in wreedheid, in mecenaat en in moed Filips de Goede, graaf van Vlaanderen en hertog van Bourgondië, heeft kunnen evenaren. Wellicht zijn de sluwheid en de moed van degene die men terecht de conditor België heeft genoemd, nooit zo scherp tot uiting gekomen als in zijn meedogenloze strijd tegen het ontembare Gent, meer bepaaldelijk in de slotfase die leidde tot het bloedbad van Gavere.

202


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:01

Pagina 203

Filips was een groot mensenkenner die bovendien over een uitstekende spionagedienst moet beschikt hebben: aldus wist hij dat de Gentse kapiteins kost wat kost een open strijd, een geregelde veldslag schuwden en liefst de tactiek van kleine schermutselingen, waarbij hun kansen groter waren, zouden toepassen; anderzijds wist hij dat men in Vlaanderen en vooral in Gent vertelde dat de kas van de hertog ver leeggelopen was, dat hij dus niet lang meer soldij zou kunnen uitkeren en dus wel genoodzaakt was, zo vlug mogelijk, een beslissende slag te slaan. Maar hoe het gros van het Gentse leger uit de stad te lokken en het dan in één enkel treffen verslaan en afmaken? Het verraad van de Engelse huurling John Fox gaf hem daartoe plots de mogelijkheid. Fox was bereid gevonden geworden zich, om het Bourgondisch goud, en om zijn kostbaar Engels vel te redden alles te doen wat Filips hem zou bevelen, en de hertog zag hierin de kans om de Gentenaren in de luren te leggen door hen hun dromen voor werkelijkheid te doen nemen: zij dachten dat Filips weinig of geen centen meer had, hij zou het hen als evangelische waarheid doen slikken door John Fox en zijn trawant Arend van der Speete naar Gent te laten trekken om het zgh in naam van het Gents garnizoen van het kasteel van Gavere, de bevolking van de stad wijs te maken. Wie zou daar hun bewering in twijfel durven trekken, wanneer men zou zien dat zij zonder kleerscheuren door de rangen van de belegenaars geraakt waren. En zo gebeurde het inderdaad: van de Speete trommelde het Gentse volk bijeen en na zijn stadsgenoten eerst met veel pathos te hebben verweten niets te hebben gedaan om het belegerd garnizoen van Gavere ter hulp te snellen, verklaarde hij dat het ogenblik was aangebroken om met gans het Gentse heir naar Gavere op te rukken. Nu of nooit, beweerde hij, want de soldaten van de hertog waren aan ‘t muiten gegaan: zij trokken geen soldij meer, en zij die Filips nog trouw zijn gebleven zullen in de strijd niet veel meer vechtlust aan de slag leggen; nog amper 4.000 man omsingelden het kasteel, en onze aanwezigheid hier bewijst dat wij niet veel moeite hadden om ‘s nachts door de vijandelijke gelederen te trekken. Een enige kans wordt U thans geboden om Filips’ ontmoedigd leger te verpletteren. John Fox trad dan naar voren om de leugenachtige beweringen van de deken van de nering van de metsers te bevestigen: ‘Ik zelf zal in de voorste gelederen strijden en de overwinning helpen behalen.’ Het waren woorden die heerlijk klonken in de oren van de Gentenaren; het was dan toch waar hetgeen men verteld had over de financiële moeilijkheden van de hertog! Opgetogen en opgehitst liep een dolle menigte door de straten en de vrouwen schenen nog het meest gevlamd op de ‘Gaversche reyse’: ‘Ja de wijfs van

203


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:01

Pagina 204

Ghendt dye dwongen haerlieder mans huyt te treckene, hoe oudt dat si waren’! De stormklok werd geluid om alle weerbare mannen op te roepen: ‘Men dede zelve de huerclocke slaen te vullen storme, zoo dat al ‘t volck zeer beroert was, hem wapenende, liep tsente Lievens poorten waert, ende te diere poorten uute tot by Gavere, up een groot velt tusschen Vurst en Gavere’. Als ratten waren zij in de val gelopen, en pas toen zij het machtige, gedisciplineerde en vastberaden leger van Filips de Goede zagen aanrukken, begrepen zij dat zij in een hinderlaag waren gelokt geworden, dat de Engelse huurlingen Fox en van der Speete hen hadden verraden. Het werd een afslachting zonder voorgaande: 16.000 Gentenaren werden afgemaakt op het slagveld, verdronken in de Schelde of werden in een dolle achtervolging neergeveld. Indien de stad zelf uiteindelijk van een totale verwoesting gespaard bleef, was zulks enkel te danken aan een heldhaftig achterhoedegevecht van duizend vastberaden Gentenaren die zich, met de schepenen aan hun hoofd, tot de laatste man lieten afslachten om te verhinderen dat Filips nog dezelfde avond Gent zou kunnen bereiken. Eens had een politiek verband tussen Artevelde en een Engelse koning, Edward III, Gent naar de hoogste top van zijn macht en hegemonie gebracht, amper een eeuw later zou het verraad van een andere Engelsman, de politieke en militaire ondergang van de stad bezegelen. Er vielen in de slag bij Gavere op 23 juli 1453 meer doden dan bij de inname van Constantinopel door de Turken op 29 mei van hetzelfde jaar, die nochtans in gans Europa als een van de verschrikkelijkste rampen werd aangevoeld. Ongeveer op hetzelfde ogenblik vierde een kleine Engels prinses in het middeleeuwse slot van Fotheringay, heel braafjes haar zevende verjaardag: Margaretha, de dochter van de hertog Richard van York, een van de leiders van de Witte Roos in de onverbiddelijke strijd van de Yorks en de Landcaster’s. Het kind zou de stille getuige worden van de bloedige, afschuwelijke uitmoording: haar vader onthoofd, een broeder gewurgd. Het eindigt op de overwinning van de Witte Roos en Margaretha’s broeder beklimt de Engelse troon onder de naam Edward IV. Een nieuw leven, een politieke carrière zonder weerga voor een vrouw begint voor Margaretha van York: zij zal de echtgenote worden van de hertog van Bourgondië, de meter van haar achterkleinzoon Keizer Karel! Op 3 juli 1468 was Margaretha, die een kroniekschrijver beschreef als ‘très belle dame en de moult bonnes grâces, te Damme de derde echtgenote geworden van de geduchte Karel de Stoute. Een week lang werd het huwelijk te Brugge gevierd, waarna de gevaarlijke verplaatsing naar Gent, dat in onmin

204


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:01

Pagina 205

leefde met Karel, voor de zgh Blijde Intrede moest worden ondernomen. Margaretha, vermoeid door de somptueuze feesten van Brugge, was bang van dit eerste contact met Gent dat haar echtgenoot enkele maanden voordien had durven uitdagen; tegen alle verwachtingen en pessimistische voorspellingen in, werd de Blijde Intrede van het hertogelijk echtpaar een ware triomf. De Gentenaren juichten de Engelse prinses geestdriftig toe, getuigden in alle plechtigheden van minzaamheid en sympathie, ontvingen ze als de zuster Edward IV, als degene die de oude vriendschap tussen Gent en de Engelse kroon symboliseerde. Vijftien jaar na de slag van Gavere, scheen niemand nog wrok te koesteren om het verradelijk optreden van John Fox. “ ‘s Woensdachs den XXen dach van hoymaent LXVIII, zo lezen wij in het Dagboek van de Gentsche Collatie, quam myn gheduchte vrouwe, onse nyeuwe princesse, te Ghendt, ter Waelpoorte inne, duer de Drapstraete, duer de Corte Munte, over Sente Veerilden plaetse, over de Hooftbrugghe, ende also in haer hof te Walle. Men deed haer groote chiere met processien van gheestelicken stoete van de Walpoorte ter stede waert inne, also verre als zy strecten, voort met vele schoone figuren: de straten waren behangen met lakenen; de wethoudren, dekenen, ghezwoornen ende notabelen stonden van in haer hof streckende ter Hooftbrugghe waert, met tortsen in de handt; men vierder costelic up vele huusen ende anders wastere zeer rycelic versiert, ende al ‘t volck was uutnemende zeer verblyt van huerer comste”. Het is opvallend hoe dit relaas, waarschijnlijk opzettelijk, niet eens de naam van Margaretha’s gemaal vermeldt en duidelijk laat verstaan dat het naar de prinses alleen was dat de toejuichingen zijn gegaan. Het jaar daarop kwamen Margaretha en Karel een volle maand in Gent doorbrengen; ditmaal hadden de Gentenaren niet eens de pink durven verroeren, want het beeld en de beschrijving van de vernieling van Luik en de onmenselijke weerwraak van de hertog op de bevolking van deze stad lagen nog vers in het geheugen. En toch was het voor Karel de Stoute een maand van feesten en tornooien, ontvangsten, recepties en banketten die hij in de Arteveldestad beleefde. Gent kon niet anders dan officieel juichen en triomfbogen oprichten, want men vreesde terecht de woede en de repressie van de hertog bij de minste blijk van vijandigheid of onverschilligheid: “den lesten dach van meye quam te Ghendt myn gheduchte heere, zyne ghezelnede ende dochtre (Maria van Bourgondië) met grooter menichte van edele ter Petercelle poorte in ende was hemlieden ghedaen groote triumphe van vierne (vuurwerk) ende andersins. Men vierde up ende boven den cruce van Sente Nyclaus turre met XXIII tortcken ende waren te winnene diversche prysen met scoonst staet te houdene ende vierne bij neeringhen, ghebueren, wycken ende ghezelsczepen”.

205


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:01

Pagina 206

Margaretha van York heeft gans haar leven schrik moeten hebben van iemand of van iets, maar zij heeft in alle omstandigheden blijk gegeven van ontembare moed en wilskracht. Als kind had zij schrik hetzelfde lot als haar vermoorde vader en broeder te ondergaan, als echtgenote had zij schrik van haar gemaal Karel de Stoute die zijn eigen ambitie en de raison d’état boven elke andere beschouwing of menselijk gevoel stelde, als weduwe had zij schrik van het lot dat haar en haar stiefdochter zou kunnen te beurt vallen: later nog wanneer zij actief in het nationaal en internationaal politiek leven stond, heeft zij schrik gehad van de haat die zich vaak tegen haar opstapelde en nochtans heeft niemand ooit deze vrouw die Pontus Heuterus zo treffend de “pugnacis vidua”, de vechtlustige weduwe noemde, zien beven. En toch beefde zij maar liet het niet merken. Te Gent meer dan elders heeft Margaretha, en zelfs herhaaldelijk, gebeefd, zelfs wanneer zij mocht vaststellen dat de toejuichingen van het volk naar haar en niet naar de hardvochtige hertog gingen, en misschien juist omdat het zo geschiedde. Zij had gebeefd voor de zgh. Blijde Intrede omdat men zich vanwege de Gentenaren aan het ergste mocht verwachten en zij had gebeefd toen men haar geestdriftig als de Engelse prinses begroette en Karel negeerde. Maar het was allemaal zo banaal, van zo weinig belang naast die schrik en die paniek op de akelige dag van 1477 toen zij te Gent, in het Hof ten Walle dat eens het Prinsenhof zou heten, vernam dat haar echtgenoot in de vlakte bij Nancy was gesneuveld en dat men zijn lijk, half verscheurd door de wolven, in de bevroren sneeuw had ontdekt. Smart, oneindige droefheid van de vrouw die nochtans wist dat Karel haar nooit bemind had, een politiek huwelijk tegen Frankrijk gericht had aangegaan en trouw was gebleven aan de nagedachtenis van zijn tweede echtgenote, de moeder van de piepjonge Maria van Bourgondië. Schrik, paniek omdat zij zich in het Hof ten Walle, dat haar plots herinnert aan de bange dagen en nachten van haar eigen jeugd in het slot van Foltheringay, met Maria, de gevangene voelt van de wraaklustige Gentenaren die hun haat vrije teugel zullen laten na de jaren onderdrukking en vernedering. Schrik voor de koning van Frankrijk, de demonische Lodewijk XI, die zij verafschuwt en verfoeit als de pest: schrik voor het leven van Maria van Bourgondië die zij, in die bange ogenblikken, als haar eigen kind gaat liefhebben, Maria onschuldig kind maar ineens de meest begeerde prinses van Europa geworden! Er is geen onderwerp dat zich beter kan lenen voor toneelwerk, film of TVspel dan het drama in de januaridagen van 1477, dat zich afspeelt in het door de woelige Gentenaren “beschermd” doch in feite belegerd en omsingeld Hof ten Walle, waar een echtgenote en een kind plots gaan beseffen dat landgeno-

206


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:01

Pagina 207

ten en vijanden om totaal uiteenlopende redenen juichen om de dood van een man die hun echtgenoot en vader was. Het is te Gent dat Margaretha verneemt dat Lodewijk XI zijn legers naar Vlaanderen laat oprukken, te Gent dat de volkswoede in al haar fanatisme losbarst na de dood van de “tyran”, dat gans Vlaanderen jubelt om de dood van degene die van het graafschap de parel van de Bourgondische eenheidsstaat had gemaakt. Voor de ontketende massa, voor de Gentse schepenen die niet aarzelen met de aartsvijand Lodewijk XI te onderhandelen, is Margaretha de vreemdelinge, de volksvreemde prinses, de Engelse, de weduwe van de tyran geworden, de vrouw die men politiek moet uitschakelen om gemakkelijker van de kleine Maria toegevingen te bekomen, de afschaffing van al hetgeen Karel de Stoute heeft kunnen bekomen ten koste van de zelfstandigheid van de gemeente. Hetgeen Gent in die ogenblikken wil, is een terugkeer tot de Middeleeuwen; hetgeen Margaretha, de Engelse, wil is de redding van Bourgondië, de moderne, naar de toekomst gerichte Staat, en dus ook van Vlaanderen, van een ontredderd Vlaanderen dat in zijn blinde haat het graafschap aan Lodewijk XI die het gewoonweg bij de Franse kroon zal inpalmen, dreigt te leveren. De bladzijde die Margaretha, de na de eerste dagen van paniek, opnieuw nuchter en koelbloedig geworden Engelse, met haar dagen volschrijft, is even schoon en voor onze gewesten even belangrijk als deze van het bondgenootschap Artevelde-Edward III. Men heeft soms op bepaalde tijdstippen van zijn nationale geschiedenis, vreemde topfiguren nodig om klaar te zien in de toestand en de geschikte oplossing te vinden. Margaretha voelde intuïtief aan dat er momenteel niets aan te vangen was met de woelige Gentenaren; zij wist dat in het land geen leger tijdig had kunnen gelicht worden om de troepen van Lodewijk XI tegen te houden en over de grens te wippen, maar als vrouw besefte zij dat er nog een andere oplossing overbleef: het uitspelen van de oppertroef Maria van Bourgondië die reeds zeven maal door haar vader verloofd was geweest zonder het zelf te weten. Margaretha van York zou ditmaal geen verloofde zoeken, wel een echtgenoot bekwaam om zegevierend de strijd aan te binden met de Franse koning. Het moest dus noch een vorstelijke fils à papa noch een prins zonder leger of geld zijn: de keus viel dan ook onmiddellijk op de zevende verloofde, Maximiliaan van Oostenrijk, die er financieel warmpjes inzat en die bovendien een leger op de been kon brengen. De rol van Margaretha van York is in deze huwelijkszaak fantastisch geweest. Het gemakkelijkste was Maria er toe overhalen Maximiliaan de mooie prins maar met een onmogelijke neus, tot bruidegom te aanvaarden. In die jaren was

207


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:01

Pagina 208

zulks geen probleem want huwelijk en liefde waren 2 gans verschillende zaken; dat Maria van Bourgondië het coup de foudre kreeg zodra zij Maximiliaan voor het eerst zag, is enkel een gelukkig toeval geweest; dat Maximiliaan haar min of meer trouw bleef is ook toeval, tevens een zeldzaam verschijnsel in deze rotte vijftiende eeuw, maar dat de Vlaamse gewesten en meer bepaald de Gentse stede hun instemming tot dit huwelijk hebben verleend, is geen toeval, het is te danken aan het Engelse flegme en de koppigheid van Margaretha. Aanvankelijk deed ze toegevingen omdat het niet anders kon, maar naarmate het gevaar van de Franse invasie dreigender werd, vond zij meer gehoor bij de notabelen wanneer zij luid verkondigde dat het lot van het graafschap verbonden was aan dat van de prinses en dat indien deze laatste in de klauwen viel van de Franse koning het ook amen en uit zou zijn met Bourgondië en met Vlaanderen. Dat een vrouw, een vreemdelinge, zulks in de keiharde kop van de Gentenaren kon prenten, was een succes; dat zij de Vlaamse en ook de Waalse gewesten er toe kon bewegen subsidies te stemmen en soldaten bijeen te trommelen was een triomf; dat zij bovendien kon bekomen dat Maximiliaan nog voor zijn komst alhier de vleiende bijnaam van “redder van het vaderland” toegeslingerd kreeg, was een mirakel en dat hij op zijn doortocht door de Vlaamse steden toegejuicht werd met de kreet “Leve Bourgondië” was een wonder boven wonder dat zelfs O.L. Heer in de hemel van jaloersheid moest doen barsten. Het lukt allemaal zoals Margaretha het gewenst heeft; zij had in feite moeten jubelen en bij het huwelijksfeest de pluim op haar hoed steken. Zij was echter een Engelse prinses en zij bleef op het achterplan, schijnbaar althans, omdat zij aldus beter haar rol kon spelen. Zij heeft het Gent nooit ten kwade geduid dat de stad zo hard en brutaal was geweest in 1477; “zand daarover” is misschien een verstandige, behendige daad geweest, want na de storm konden zij beiden het best met elkaar stellen. Het is immers Margaretha die alhier de kunst heeft aangemoedigd, de kloosters, de armen heeft geholpen. Zij kwam persoonlijk de eerste steen leggen van de bibliotheek van de bibliotheek van het Predikherenklooster in Onderbergen, die zij voorts mild bleef begiftigen; zij steunde met daad en geld het Sint-Jorisgild, zij schonk de Arme Klaren een prachtig verlucht handschrift, en niemand te Gent deed vruchteloos op deze Engelse prinses beroep. Pierre Kluyskens ‘t vervolgt

208


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:01

Pagina 209

INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE - FICHE N° 158

Op 4 December 1899 stelde Armand Heins in de rubriek “Beeldhouwwerken - Museum van Stenen Voorwerpen in de ruïnes van St-Baafs - XVIIe eeuw (?) in het Frans een fiche op over

Leeuw een wapenschild vasthoudend. Dit stuk beeldhouwwerk, 95 cm. hoog, heeft, vanuit artistiek standpunt, weinig waarde. De houding van het dier mist decoratief karakter en is triviaal. Het belang schuilt enkel in de herkomst van het stuk, dat, naar het schijnt, gevonden werd in het Gravensteen en in 1860 gekocht werd door de stedelijke Commissie van Monumenten van de verzamelaar Bénoni Verhelst: “Een van de leeuwen die eertijds stonden voor het kasteel van de Graven van Vlaanderen te Gent”, zegt het Proces-Verbaal van de zitting van 13 mei 1860. De kop van de leeuw, zijn verwarde manen, de manier waarop de poten het blazoen vasthouden en de leeuw gehurkt zit, al deze details vertonen een uitgesproken onhandigheid. Een ronde metalen plaat is vastgemetseld op de voor-

209


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:01

Pagina 210

kant van het wapenschild. Vervangt zij een verdwenen wapenschild? Het is interessant het verband te leggen van het bewust voorwerp met een andere leeuw met de wapens van Gent, deze die beschreven werd op de fiche n° 136. (Zie “Ghendtsche Tydinghen 2006 - N° 1 - p. 15). Cf. Register A van de Processen-Verbaal van de Stedelijke Monumentencommissie (Stadsbibliotheek, G. 12929), pp. 201-202.

”DE GENTSE LANEN MOETEN IN NIETS ONDERDOEN VOOR DIE VAN DE GROTERE STEDEN.” DEEL 2 1895 - 1906 VOOR U VERZAMELD UIT 31 600 EDITIES VAN DE ”GAZETTE VAN GENT”. In het eerste deel ging de meeste aandacht naar het ontstaan van de lanen welke thans enerzijds deel uitmaken van de kleine stadsring tussen Ekkergem en de Sint-Lievenspoort, anderzijds deze rond het Citadelpark. Tijdens de periode die nu wordt behandeld lijkt het even alsof er zich maar weinig spectaculaire ontwikkelingen hebben in voorgedaan. Nochtans werd toen de basis gelegd van "boulevards" die tot vandaag voor iedere rechtgeaarde Gentenaar een begrip zijn en steeds opnieuw aan de modernste vereisten worden aangepast. We hebben het vooral over de Albert- en Groot-Brittanniëlaan, de Clementina- en Elisabethlaan, de Sint-Denijs- en Voskenslaan, de Koningin Fabiola- en Burggravenlaan, de Krijgs-, Galg- en Kunstlaan... De voornaamste drijfveer voor de uiteindelijke realisatie van dit alles was zonder meer het van 1900 daterend "masterplan" van de Staatsspoorwegen, met als voornaamste einddoelen de opgehoogde spoorlijn Brussel - Oostende, de bouw van een nieuw en groter Sint-Pietersstation en de aanleg van de Maria-Hendrikaplaats, een heus plein met "grootstadallures"...

210


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:01

Pagina 211

26 april 1895 De rijbaan van de Leopoldlaan heeft een goede sintellaag gekregen.

19 augustus 1895 In de aardeweg van de Godshuizenboulevard rechtover de stedelijke schieting, wordt een gekasseide overgang gelegd welke voortaan in tijden van regenachtig weder zal toelaten van de ene kant van de laan naar de andere te gaan, zonder tot over de enkels in de modder te zinken. Kon de schieting nu maar spoedig in orde worden gebracht, dan zou het nut van deze kasseiweg des te beter gewaardeerd worden.

21 september 1895 Gisteren is in tegenwoordigheid van de bevoegde overheden de officiĂŤle proef gedaan van de brug tussen de twee grote vijvers van het park. Een wagen geladen met 10 000 kilo en getrokken door vier paarden is er zonder schade over kunnen rijden.

14 februari 1896 Uit de laan welke van de Godshuizenboulevard naar de Velodroom leidt zal men platanen van 8 tot 10 jaar oud nemen die te dicht bijeen staan, om ze in vervanging te brengen van de thans bestaande bomen tussen de Slachthuis- en Pasbruggen (* omgeving van de Dampoort), die de ene na de andere afsterven.

20 februari 1896 De werken tot het verbreden van de Kortrijksesteenweg tussen de SintPietersstatie aan de Parkplaats en de Leopoldlaan gaan beginnen. De weg zal van 15 op 20 meter worden gebracht. De rijbaan zal 9 meter breedte hebben en elk voetpad 5,50 meter, wat zal toelaten langs weerskanten bomen te planten.

211


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:01

Pagina 212

29 maart 1896 De slechte kasseien van de Visserij zullen dienen om de steenwegen te leggen van de Voskensstraat buiten de Kortrijksepoort.

2 april 1896 Onder het voorzitterschap van de heer burgemeester Braun heeft de eerste vereniging plaatsgehad om een gedenkteken op te richten aan de heer Karel de Kerchove, gewezen burgemeester. Hij bracht de diensten in herinnering welke ĂŠĂŠn van zijn illustere voorgangers aan de stad bewezen heeft en stelde een monumentale fontein voor op het rond punt van de Citadel- en Leopoldboulevard. Door het kiezen van de plaats wil het comiteit benadrukken dat de graaf de onderhandelaar is geweest voor de aankoop van de citadel, de inrichting van het park en de dienst van de waterleiding. Voor het ontwerp zal een wedstrijd worden uitgeschreven en voor de gelden zouden zowel de nederigste als de grootste inschrijvingen worden aanvaard. Een oproep tot deelname wordt tot alle maatschappijen gericht.

27 april 1896 Op voorstel van de heer burgemeester heeft de commissie van Openbare Werken beslist, dat de Normaalschoollaan voortaan de naam zal dragen van Hofbouwlaan.

14 augustus 1896 De heer bouwkundige Cloquet, hoogleraar, heeft het ontwerp opgemaakt van een groot gebouw dat de vollediging moet worden van het gasthuis aan de Bijloke. Het wordt opgericht rechtover de hof van de Godshuizenboulevard en zal dienen tot leerzaal voor de geneeskundige kliniek en polikliniek. Het zal zeven auditoriums bevatten, waarvan twee met amfitheater. Het geheel is opgevat in Vlaamse stijl en in vereniging gebracht met de hedendaagse eisen van de wetenschap.

8 januari 1897 De square welke op de Godshuizenlaan en de Bijlokevest was ingericht ter 212


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:01

Pagina 213

hoogte van de Molenstraat is verplaatst geworden. Men heeft gelijk gehad, want sedert lang hadden de straatjongens er hun hoofdkwartier opgeslagen. Ze vernielden er alle jonge boompjes en verwoestten de plantsoenen.

10 april 1897 Het verkeer voor rijwielen op de Leopold-, Citadel- en Hofbouwlanen is alle dagen toegelaten, behalve van 11 uur 30 's morgens tot 1 uur 30 's namiddags en van één uur voor tot één uur na de concerten in het park.

23 februari 1898 Men is tegenwoordig bezig de grote weg van de Hofbouwlaan naar de Parklaan met macadam te beleggen, zoals het reeds eerder in de Fortlaan werd gedaan. Dit werk is een grote verbetering voor de wegenis rond het park en het is te hopen dat men langs daar alle wegen op dezelfde wijze zal beleggen.

21 maart 1898 Een onderzoek van commodo en incommodo is open aangaande het plan voor de verbreding van de buurtweg n° 56 buiten de Kortrijksepoort, gezegd Voskensstraat, waartoe de stad verscheidene percelen grond zal aankopen.

30 maart 1898 Teneinde zoveel mogelijk te verhelpen in het onaangename dat sommige rijwegen bij droog weder door het opvliegend stof aanbieden, heeft het stedelijk bestuur tussen de Heuvelpoort en de statie Gent-Sint-Pieters aan de Parkplaats, een stenen bevloering met grint van Quenast doen leggen. Dit moet echter zeer goed worden ingetast en aangezien de rol van de stad niet zwaar genoeg is, heeft men de stoomrol van de regering gevraagd. Deze zal binnen enige dagen aankomen en indien de uitslag voldoende is zal de stad waarschijnlijk een dergelijke rol aankopen, om alle rijwegen welke nu nog met as belegd zijn, van grint te voorzien.

25 april 1898 De vers gelegde grint langs de grote zijwegen van het park wordt nu bij middel van een stoomrol van de staat hard gedrukt. Ze werd het laatst gebruikt in Ieper. 213


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:01

Pagina 214

Er bestaan vier zulke machines in BelgiĂŤ. Deze welke nu in Gent wordt ingezet weegt 16 000 kilogram en gelijkt op een locomotief met brede wielen van een gans bijzondere vorm. Zij is vervaardigd in de werkhuizen Albaret te Liancourt in Frankrijk.

11 mei 1898 Er zal een nieuwe laan worden aangelegd van het Sint-Pietersplein naar het park (* de Kunstlaan). Daardoor moeten 94 huizen in de Dekstraat en de Lange Kazernestraat verdwijnen die zich in slechte gezondheidsvoorwaarden bevinden. De breedte zal 25 meter zijn en het ontwerp voorziet in een middenplein dat zal kunnen dienen voor de uitbreiding van de foor. Tegen 1 januari moeten al de huizen ontruimd zijn, om alles gereed te hebben tegen het tijdstip van de Provinciale Tentoonstelling volgend jaar, de beplantingen inbegrepen.

28 mei 1898 De werken voor het leggen van de elektrische tram zullen op 6 juni eerstkomende aanvangen. Men zal beginnen rechtover de grote ingang van de statie Gent-Zuid en voortgaan langs de Lammerstraat, Sint-Pietersnieuwstraat, Heuvelpoort, Hofbouwlaan en Parklaan naar de statie Gent-Sint-Pieters, om langs de Kortrijksesteenweg naar de Kortrijksepoort terug te keren.

7 juni 1898 De boulevards van onze stad zijn over het algemeen niet goed verlicht. Op de Godshuizenlaan is het zo duister, dat vele personen zich 's avonds niet van het wezenhuis naar de Kortrijksepoort durven begeven. Het is te hopen dat men er het getal van de lantaarns spoedig zal vermeerderen.

10 juni 1898 Men is begonnen aan de afbraak van de oude kazerne op de Kattenberg. De ratten die er in zulk groot getal verbleven zijn over de Citadellaan naar het park afgezakt. Sinds de kazerne gesloten is vonden ze er geen voedsel meer.

4 juli 1898 Zaterdag is met de beste uitslag het 2,30 meter hoge bronzen beeld De 214


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:01

Pagina 215

Onsterfelijkheid bovenop de zuil van het gedenkteken de Kerchove gehesen. Dat gebeurde onder het bestuur van de heer Goossens, bij wie het beeld gegoten is. De werking duurde slechts een uur. Heden wordt het borstbeeld van de graaf geplaatst. In de loop van de toekomende week zal men de geschiktmaking van de beplantingen voltooien en de fontein laten spelen. De Citadellaan zal een prachtig uitzicht bieden wanneer op 24 juli het gedenkteken plechtig zal worden onthuld.

26 september 1898 In het park wordt de weg die van de normaalschool naar de Belvédère leidt (* afspanning aan de grote parkvijver), dagelijks kwistig besproeid. Het is mogelijk dat deze overvloed van water nodig is om het stof te voorkomen en de macadam te doen kleven. Toch zou het beter zijn een stuk grond van 1,50 meter breedte onbesproeid te laten ten behoeve van de wielrijders, voor wie het zeer gevaarlijk rijden is in de glibberige modder van die weg.

24 oktober 1898 Het tramnet zal voltooid worden door de verbinding van het deel tussen de Heuvelpoort en de Belvédère aan het park. Men denkt tegen 1 januari gereed te zijn.

30 januari 1899 De nieuwe boulevard tussen het Sint-Pietersplein en het park is bijna voltrokken. Men zal weldra overgaan tot het planten van de bomen. Men hoopt dat alles gereed zal zijn tegen de opening van de Provinciale Tentoonstelling op 1 juni eerstkomende.

3 februari 1899 Gisteren is de regelmatige dienst begonnen voor de elektrische trams bij middel van accumulatoren op de lijn van de Korenmarkt naar de statie GentSint-Pieters, het park van de citadel, de Heuvelpoort en de statie Gent-Zuid.

215


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:01

Pagina 216

15 maart 1899 Sedert gisteren arbeiden werklieden van de beplantingsdienst aan het maken van een square tussen de Kortrijksesteenweg en de brug over de Leie aan de vroedkundige school.

11 april 1899 Men is bezig de macadam van de Fortlaan weg te nemen en die op de helft van de breedte te vervangen door kasseien. De macadam die verleden jaar van de Parklaan tot de Hofbouwlaan werd gelegd is in zeer slechte toestand en moet eerst met een nieuwe laag kiezelzand worden bedekt, om daarna te worden gerold.

12 april 1899 De commissies van de gemeenteraad zullen eerstdaags een vertoog onderzoeken van de heer burgemeester over het maken van een nieuwe, maar sinds lang ontworpen laan tussen de statie Gent-Sint-Pieters en de Godshuizenlaan (¨* de Albertlaan). De nieuwe boulevard zal een breedte van 26 meter hebben en talrijke gronden doorlopen die tot hiertoe weinig waarde hadden bij gebrek aan een behoorlijke weg. Hij zal uitgaan op de Kortrijksesteenweg rechtover de Parklaan, over de Leie lopen waar een vaste brug zal worden gelegd en eindigen aan de Godshuizenlaan. Op zijn loop zal hij de Vink-, Smis- (*Smidse-) en Meersstraten doorsnijden. De kosten voor het gedeelte tussen de Parkplaats en de Leie zouden 375 000 frank bedragen voor de onteigeningen, de wegenis en de vaste brug, terwijl men rekent dat er 356 550 frank zal inkomen van de verkoop der gronden, wat de zuivere uitgave voor de stad op 18 450 frank zou brengen. De staat zal in het maken van de vaste brug met een toelage tussen komen. De stad rekent dat er tien jaren zullen nodig zijn om de 55 655 m2 bouwgrond te verkopen die op de nieuwe boulevard zullen uitgeven.

15 mei 1899 De nieuwe boulevard die de verbinding uitmaakt tussen het Sint-Pietersplein en het park zal de Kunstlaan heten.

216


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:01

Pagina 217

8 juni 1899 De heer minister Vandenpeereboom heeft zijn goedkeuring gehecht aan het ontwerp van het kwartier dat nabij De Sterre rond de nieuwe kazerne van de ruiterij en de artillerie zal worden opgericht. Het bevat talrijke straten, een laan (* de Krijgslaan) en een grote openbare plaats waarvan de stedelijke ingenieur de plans aan het opmaken is. Ze zullen binnenkort aan de gemeenteraad worden onderworpen, maar dit alles zal nog niet zo spoedig tot stand komen.

10 augustus 1899 Een onderzoek van commodo en incommodo is geopend aangaande het plan voor het verwezenlijken van een nieuwe, gebogen laan van 26 meter breedte tussen de Parkplaats en de Leie achter de Meersstraat * de Albertlaan), een brug over de Leie even voorbij het Pavillon de la Lys (* de Albertbrug) en de voortzetting in rechte lijn tot op de Godshuizenlaan (* de latere GrootBrittanniĂŤlaan).

20 januari 1900 De commissie van Onderwijs onderzoekt de plans en bestekken van de nieuwe beroepsschool die aan de Godshuizenlaan zal worden opgericht. Om de milde gift van de heer Carels te vereeuwigen zal ze Carelsschool worden genoemd. Het zal de school zijn voor de metaalnijverheid. Het bestek beloopt tot 67 000 frank.

7 februari 1900 Langs de Hofbouwlaan delft men reeds naarstig voor de grondvesten van het nieuwe kunstmuseum. De houten afsluiting zal door een rij jonge bomen omringd worden, om het uitzicht daar wat op te vrolijken.

5 maart 1900 De draaiende brug over de Leie tussen de Godshuizenlaan en de Citadellaan maakt deel uit van een belangrijke gemeenschapsweg tussen de volkrijke Akkergemwijk (¨thans Ekkergem), de Kortrijksepoort, het park, de Heuvelpoort en de statie Gent-Sint-Pieters. Ze vormt echter wegens haar onvoldoende breedte dagelijks een grote hindernis voor het verkeer. 217


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:01

Pagina 218

De aanzienlijke ontwikkeling die het bestuur van de staatsspoorwegen binnenkort aan de inrichtingen van de statie Gent-Sint-Pieterss denkt te geven, zal het getal rijtuigen nog in hoge mate doen toenemen. Bovendien zal door de voltrekking van de Akkergembrug en de Rooigemlaan, de Godshuizenlaan de kortste weg uitmaken van de Brugse- en Drongensesteenwegen naar de Kortrijksesteenweg. Het wordt dringend nodig de bestaande, enkele draaibrug door een vaste brug met dubbele rijweg te vervangen, voorzien van een boog die de nodige hoogte heeft welke door de scheepvaart wordt vereist. De linkerboog zal behouden blijven, die rechts zal worden herbouwd op dezelfde hoogte als de linker. De schippersboog zal onder betrekking van vorm en afmetingen beantwoorden aan de voorwaarden welke door het bestuur van Bruggen en Wegen werden opgelegd voor de Verlorenbroodbrug. De vouten zullen gebouwd worden in cementbeton met arduinen hoofden, de brughoofden in baksteen van Rijkevorsel, met banden in arduin en versierde ankers. De rijweg zal 6 meter breedte hebben en de uitspringende voetpaden zullen elk 1,50 meter breed zijn. De voltrekking van de werken is bepaald op drie maanden, doch de doorgang over de brug zal slechts voor twee maanden onderbroken zijn. Eerst was gedacht om gedurende die termijn de voetgangers bij middel van een boot over de Leie te zetten, maar ten gevolge van de talrijke klachten heeft de overheid beslist dat tussen de beide lanen een houten overgang zal worden gelegd, dichtbij de oude brug. De scheepvaart zal onder de linkerboog behouden blijven. De aanbesteding is voor 27 784 frank toegewezen aan de onderneming August Couez en zoon, na aftrok van de waarde van de draaibrug, die eigendom blijft van de aannemer.

30 maart 1900 De heer Maenhaut heeft in de Kamer van Volksvertegenwoordigers de regering ondervraagd over haar inzichten betreffende het bouwen van nieuwe kazernen in de nabijheid van De Sterre. Generaal Cousebant d'Alkenmade, minister van Oorlog, zegt dat de aangeknoopte onderhandelingen met de stad voor het ogenblik onderbroken zijn, in afwachting dat er een beslissing wordt genomen betreffende het plan van de straten en lanen. Het stadsbestuur wacht evenwel zelf op de precieze plaatsaanduiding voor de kazernen door het departement van Oorlog, alvorens de aftekening van de bijzonderste laan (* de Krijgslaan) te kunnen bepalen...

218


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:01

Pagina 219

7 augustus 1900 De werken aan de nieuwe Leiebrug vorderen goed. Het kunstwerk is bijna voltooid. Langs de kant van de Godshuizenlaan is de weg nogal opgehoogd en reeds geheel gekasseid. De Bijlokekaai naar De Vleermuis is ook reeds heropend. De brug en de wegen die er op uitlopen zullen voor het einde van de maand voltooid zijn.

10 september 1900 Men is bezig de balustrade van de nieuwe Leiebrug langs beide zijden te schilderen. Het brugje voor de overtocht van de voetgangers is afgebroken. Talrijke inwoners van de Kortrijksepoort drukken de wens uit, dat men feesten zou inrichten ter gelegenheid van de inhuldiging.

15 september 1900 De Gentse Velodroom zal binnen enige maanden verdwijnen. De grond zal door de stad onteigend worden om in het begin van het toekomende jaar de nieuwe boulevard (* Albertlaan) aan te leggen van de statie Gent-Sint-Pieters naar de Godshuizenlaan.

22 oktober 1900 Sedert de maand mei was men begonnen met de vernieuwing van de brug aan de Bijlokekaai. Volgens het contract moesten deze werken eind augustus gans in orde zijn gebracht. Al de neringdoenden van Akkergem en de Kortrijksepoort hebben zich veel moeite en buitengewone onkosten getroost om hun handel voort te kunnen zetten. In plaats van eind augustus werd het uiteindelijk eind september en nu de brug voltooid is, laat men de wegen in een erbarmelijke staat achter. Langs de kant van de Bijlokekaai tot aan de vroedkundige school is en blijft het een ware modderpoel en het schijnt dat er nog niet de minste hoop is dat in die toestand weldra iets zal verbeteren, alhoewel daar groot gevaar voor ongelukken bestaat. Aan de Eedverbondkaai heeft men de oude brug opzij gelegd en 's avonds is het er zodanig slecht verlicht, dat vrijdag nog een vrouw uit het slijk is moeten gehaald worden!

219


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:01

Pagina 220

20 april 1901 Het maken van een laan die de Kortrijksesteenweg moet verbinden met de Godshuizenlaan was belemmerd geworden door het bericht van de regering dat ze zich bezig hield met de verandering van de toegangen tot de statie GentSint-Pieters. De zaak heeft thans een oplossing gekregen en men zal weldra het werk kunnen aanvatten. De onteigeningen gaan goed vooruit.

29 juni 1901 Op de helling langs de Leopoldlaan rechtover de Nassaustraat is een reusachtig bloemenuurwerk aangebracht. Het zal heden in werking worden gesteld. Het elektrisch toestel dat de wijzers beweegt is het werk van de heer L. Meire, een man die in dit vak reeds vele blijken van kennis gaf. Ook de heer De Wilde, opzichter van de beplantingsdienst, bekomt lof voor de wijze waarop de bloemenversiering van dit wonderuurwerk werd aangelegd.

31 juli 1901 Het plan voor de nieuwe wijk rond de Sint-Pietersstatie bevat een massa veranderingen die van de gehuchten Sint-Pieters-Aalst en Sint-Pieters-Aaigem een kleine stad zullen maken. De wegeniswerken worden geschat op 630 000 frank, waarvan 128 000 frank voor bijzonderen. Er zullen 10 ha grond overblijven die kunnen verkocht worden. De statie zal 600 meter verplaatst worden in de richting van de spoorbaan naar Brugge en zeer groot zijn. Voor de statie komt een plein van 12 500 m2, waarrond een groot aantal straten en lanen zal worden getrokken. Op een met bomen te beplanten laan van 20 meter breed en 325 meter lang tussen de Kortrijksesteenweg en de statie (* de Clementinalaan), moeten de huizen vier meter achteruit worden gebouwd, met tuintjes voor de deur, zoals op de Parklaan. Dezelfde bouwwijze zal worden toegepast langs de nieuwe boulevard (* de Elisabethlaan) die aan de hoek van de Van Monckhovenstraat de Kortrijksesteenweg zal verbinden met het plein voor de statie en 320 meter lang zal zijn. Dan komt nog de grote laan waarvan reeds zoveel gesproken is en van de nieuwe statie naar de Godshuizenlaan zal leiden, dwars door de gewezen Velodroom. Een andere laan van 20 meter breed (* de huidige Koningin Fabiolalaan) zal 220


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:01

Pagina 221

gaan naar de Leie, waarvan de loop zal worden veranderd en rechtgetrokken van de Snepbrug tot aan de stedelijke schietbaan. Ten slotte is nog een straat van 20 meter breed voorzien tussen de Fortlaan en de nieuwe kazernen nabij De Sterre (* de Krijgslaan). Die laan zal aan de samenkomst van de Zand- en Kleistraten onder de opgehoogde spoorbaan Gent - Oostende leiden en licht afbuigen tot aan de ontmoeting met de Kortrijksesteenweg. Ze dwarst de Sint-Pieters-Aalst- en Galgstraat (* later Galglaan) die worden rechtgetrokken en verbreed.

5 november 1901 De Gentse Velodroom is nu geheel afgebroken. Op de grond zal de boulevard worden aangelegd die van de Godshuizenlaan naar de nieuwe statie GentSint-Pieters zal leiden. Een brug zal over de Leie worden geplaatst (de Albertbrug) en de rivier rechtgetrokken. Aan de Hofbouwlaan is men nabij de beide vijvers druk doende met het oprichten van de serres en gebouwen voor de nieuwe kruidtuin, waarvan de belangrijkste ingang zich in de Ledeganckstraat zal bevinden.

16 december 1901 De aanbesteding heeft plaatsgehad voor de bovengrondse werken aan de nieuwe kazerne op de Kattenberg, waarvan de grondvesten sedert lang voltooid zijn en reiken tot aan de Citadellaan. De werken zijn voor 948 874 frank toegewezen aan de Gentse aannemer Myncke.

13 maart 1902 De stand van de schijfschieting aan de Godshuizenlaan zal belangrijke hervormingen ondergaan. Teneinde de thans bestaande gevaren van verdwaalde kogels te doen verdwijnen, zal men de schikkingen gelijklopend maken met de Leie. Volgens het vastgesteld plan zal de instelling veel worden vergroot.

18 januari 1903 Een verzoekschrift is buiten de Kortrijksepoort in omloop om aan het gemeentebestuur een betere verlichting te vragen in en rond het park. Voor wie het moet doortrekken van de Citadellaan naar de statie Gent-Sint-Pieters of er langs de Hofbouwlaan heengaat, is het overal veel te duister. Volgens de heer burgemeester zijn de klachten fel overdreven, maar hij zal de 221


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:01

Pagina 222

verlichting en het toezicht doen verbeteren.

30 juli 1903 Langs de Hofbouwlaan is men thans bezig de gasleiding te plaatsen. De dreef naar de hoek van de Parklaan zal ook bij middel van gas worden verlicht.

9 april 1904 De aflijning van de op te hogen spoorbaan van Brussel naar Gent is bepaald vastgesteld en de stad zal er gebruik van maken om de plans voor de verbetering van de wegenis in de voorgeborchten uit te vaardigen. Men zal beginnen met het maken van een laan langs de spoorbaan, van de brug aan Het Strop over de Schelde tot aan de Parkplaats (* de latere Burggravenlaan). Daarvoor zal de staat de oude spoorbaan aan de stad afstaan. De kosten worden geraamd op 40.000 frank. Het stadsbestuur wacht slechts op het Koninklijk Besluit om de onteigeningen te beginnen.

16 april 1904 Het schepencollege heeft beslist de laan, geopend tussen de Musschenstraat (* Achilles Musschestraat) en de Kortrijksesteenweg, de naam Krijgslaan te geven.

20 april 1904 De koning (* Leopold II) zal op 9 mei de officiĂŤle inhuldiging van het Museum van Schone Kunsten aan de Hofbouwlaan bijwonen.

16 juli 1904 Ten gevolge van een opmerking van de heer Coppieters, die kloeg dat er rondom het park van de citadel wegen zijn welke allerslechtst onderhouden zijn, heeft de heer burgemeester verklaard dat het schepencollege besloten heeft de Hofbouwlaan en de weg welke deze verbindt met de Parklaan (* de latere Emiel Clauslaan) te doen kasseiden. Daardoor zal men er 's zomers geen stof en 's winters geen modder meer hebben.

222


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:01

Pagina 223

6 augustus 1904 Gisteren heeft de tramcompagnie proeven genomen met de trolley langs het Sint-Pietersplein, de Hofbouwlaan en de Parklaan tot aan de statie Gent-SintPieters.

5 oktober 1904 Binnen enkele dagen zal men overgaan tot de aanbesteding van de werken voor het maken van de nieuwe laan tussen de Kortrijksesteenweg en de SintPietersaalststraat (* de Krijgslaan). Ze begint langs de kant van de herberg De Sterre, juist aan de doorsnijding van de steenwegen naar Kortrijk en Oudenaarde en strekt zich uit tot aan de Galgstraat (* de latere Galglaan). De nieuwe dreef loopt langs het terrein dat bestemd is voor het opbouwen van de nieuwe kazernen, met langs de tegenovergestelde kant de spoorlijn naar Kortrijk als grensscheiding. Men weet dat de lijn van Gent naar De Pinte moet verplaatst worden en de grond die zij tegenwoordig beslaat, zal in een schone dreef veranderen (* de latere De Pintelaan). De werken omvatten het gelijkmaken van de gronden waar de dreef over getrokken wordt. De aarde zal dienen tot het verhogen van de boulevard doorheen het plein Carpentier tussen de Kortrijksesteenweg en de nieuwe statie (* de Clementinalaan). De riolen van de boulevards zijn reeds gemetseld. Binnen korte tijd zullen de uit te voeren werken gedaan zijn en zal men spoedig tot het verkavelen van de te bebouwen gronden overgaan.

24 januari 1905 De heer Vander Linden, opzichter-beheerder van de hogeschool en de heer Bruneel, schepen van de stad Gent, zijn overgegaan tot de bepaalde aflevering van de nieuwe kruidtuin aan de Hofbouwlaan.

21 februari 1905 Men plant nu bomen op de verbrede voetpaden langs het gedeelte van de Kortrijksesteenweg tussen de Kortrijksepoort en de statie Gent-Sint-Pieters. Het zijn acacia's bessoniana en doornlaars met dubbele, purperen bloemen, twee boomsoorten die geen brede kruin krijgen en niet al te groot worden.

223


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:01

Pagina 224

2 maart 1905 Op voorstel van de heer burgemeester besloot het schepencollege dat de nieuwe straten, lanen en pleinen welke geopend zullen worden in de wijk SintPieters-Aaigem, de volgende benamingen zullen dragen: - Albertlaan: van de Kortrijksesteenweg rechts van de Fortlaan tot de Godshuizenlaan; - Maria-Hendrikaplaats: de openbare plaats, ten oosten verbonden met de Albertlaan en ten westen met de Voskensstraat (* de latere Voskenslaan); - Clementinalaan: tussen de Parkplaats en de Maria-Hendrikaplaats; - Elisabethlaan: van de Kortrijksesteenweg naar de Maria-Hendrikaplaats; - Afsneestraat (* later de Afsneelaan, thans de Koningin Fabiolalaan): tussen de Maria-Hendrikaplaats en de Meersstraat (* thans Aaigemstraat).

4 maart 1905 De grote laan welke de Godshuizenlaan met de wijk van de statie moet verbinden vergt het bouwen van een brug over de Leie, achter het Weesjongensgesticht. De aanpalende meersen liggen bijzonder laag en al deze gronden moeten verscheidene meter worden opgehoogd. Vanaf de Royal Club Nautique wordt de Leie gewijzigd. Reeds hebben achter het gesticht al de huurders van de huizen langsheen de rivier hun opzeg gekregen. De aanbesteding voor de brug (* Albertbrug) moest in januari gebeuren en het werk in maart beginnen, doch wegens de verwerping van de stadsbegroting werd ze uitgesteld.

11 augustus 1905 De nieuwe weg vanaf de Kortrijksesteenweg, links van de spoorbaan Gent Oostende, zal Sint-Denijsstraat (* de latere Sint-Denijslaan) heten. Het verlengde deel van de Meersstraat tussen de spoorbaan en Sint-Denijs-Westrem zal dezelfde naam dragen.

8 oktober 1905 Bij Koninklijk Besluit van 19 september werden de beraadslagingen van de Gentse gemeenteraad goedgekeurd, waarbij een algemeen plan werd aangenomen tot rooiing en onteigening bij stroken, voor het openen van een laan van 20 meter breedte tussen de Parkplaats en de Stropkaai (* de latere Burggravenlaan). 224


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:01

Pagina 225

14 november 1905 Een deel stadsgrond langs de Albertlaan zal openbaar in veiling worden gebracht. De heer burgemeester heeft voorgesteld de instelprijs op 30 frank per m2 te bepalen en dit werd door de raad aangenomen.

19 december 1905 Langs de nieuw aangelegde Sint-Denijsstraat was het in september pijnlijk om zien hoe de landgoederen aldaar onder water stonden. De groentenhoveniers konden onmogelijk hun pachtgronden bewerken en er diende door de staat of de stad krachtig opgetreden te worden om in die netelige toestand te verhelpen. De straat zal nu twee meter verbreed worden, teneinde een gracht te kunnen graven om de overstromingen te vermijden. Tot vergoeding van de schade heeft de stedelijke raad een krediet van 1200 frank gestemd.

30 oktober 1906 Door verscheidene inwoners uit de omtrek van de Sint-Denijsstraat wordt geklaagd over het storten van de vuilnis aan een depot dichtbij de grensscheiding met Sint-Denijs-Westrem. De verbranding werpt namelijk een zeer slechte lucht uit. De verstikkende rook drijft ook over de steenweg en de voetgangers zijn verplicht de neus dicht te knijpen. De paarden steigeren en vermits er langs beide kanten een diepe gracht is, wordt het verkeer per rijtuig langs daar zeer gevaarlijk. De stedelijke reinigingsdienst zal in het belang van de openbare gezondmaking wel doen, een andere plaats voor het storten te kiezen of aldaar tenminste het ontsmetten niet uit het oog te verliezen.

13 november 1906 Het maken van twee riolen links en rechts langsheen de Prins Albertboulevard wordt in aanbesteding gelegd. De kosten worden geschat op 65 000 frank. De brug welke deze laan met de Godshuizenlaan moet verbinden wordt volgend jaar gebouwd.

ERIK DE KEUKELEIRE 225


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:01

Pagina 226

Fragmenten uit "Sint-Pieters-Aalst, Sint-Pieters-Aaigem en Sint-Denijsplein deel 1 (1819-1901)", 298 pagina's en "deel 2 (1902 - 1918" , 302 pagina's. 2004, uitgaven in eigen beheer.

HET ONTSTAAN VAN DE “BOND DER BROOD- EN BANKETBAKKERS VAN GENT EN OMLIGGENDE”.

De “Bond der Brood- en Banketbakkers van Gent en Omliggende” is ontstaan door de samensmelting van twee verenigingen, nl,: - “De Vereenigde Bakkers der Stad Gent en Voorgeborchten” gesticht in 1869, en - “De Gentsche Bakkersbond”, gesticht in 1911. De jaren 1907-1911 was een zeer moeilijke periode voor de Gentse bakkers met als voorname oorzaak de ongenadigde strijd tegen de coöperatieven die toen zeer machtig waren. De coöperatieven konden door belangrijke aankopen zeer voordelige prijzen bekomen op de voornaamste grondstoffen nodig voor het vervaardigen van het brood dat toen het voornaamste voedsel was van de arbeider. Machteloos moesten de bakkers toezien hoe de arbeiders, de grootste verbruikers, zich als cliënt lieten inschrijven bij de coöperatieven. Menige discussies werden op de vergaderingen van de bond der “Vereenigde Bakkers der Stad Gent en Voorgeborchten” daarover gehouden. Maar een besluit werd niet genomen, dit tot ontevredenheid van enkele leden. Op 18 november 1910 dienden enkele leden bij het bestuur een voorstel in, dat een verbetering in de droeve toestand bij de bakkers moest brengen. Het bestuur weigerde hier op in te gaan. De toenmalige voorzitter verklaarde dat de leden met hun nieuwe gedachten maar elders moesten gaan om ze uit te werken. Daarop verlieten een groep bakkers de zaal om in een ander lokaal een nieuwe vereniging te stichten onder de benaming “De Gentsche Bakkersbond”, waarvan de statuten verschenen in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad van 26 januari 1911. Het voornaamste doel dezer tweede groepering was de bestellingen der voornaamste grondstoffen te verzamelen om alzo voordelige 226


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:01

Pagina 227

aankoopprijzen te bekomen die een mildering konden brengen in de financiële toestand der leden. De scheiding was een voldongen feit en toen kon niemand voorzien welke moeilijkheden deze scheuring in het leven der Gentsche bakkers ging veroorzaken. Twee bakkersbonden stonden tegenover mekaar als kat en hond. In al de problemen zoals bloemprijs, broodprijs, loonsbepalingen, forfait enz., kon nooit een algemene maatregel worden getroffen, met als gevolg dat veel nuttige tijd werd verloren. Na de Eerste Wereldoorlog werd “De Landsbond” gesticht, waarbij de beide bakkersbonden werden ingeschreven. Ook het “Provinciaal Verbond van Oost-Vlaanderen” werd uitgebreid, en bij een bestuurswijziging werd De Smet Maurice, toenmalige voorzitter van “De Vereenigde Bakkers der Stad Gent” aangesteld tot ondervoorzitter, en De Paepe Georges, sedert 1938 voorzitter van “De Gentsche Bakkersbond”, aangesteld tot secretaris van dit verbond. Op die wijze ontstonden de eerste contacten tussen beide voorzitters, en de mogelijkheid om overeen te komen werd vastgesteld. Op 15 mei 1940 werd de overeenkomst bereikt. Dit was het vertrekpunt tot het vormen van één grote vereniging onder de benaming “Bond der Brood- en Banketbakkers van Gent en Omliggende”, met haar zetel in Gent. Het hoofdbestuur werd tijdens een gemeenschappelijke algemene vergadering van 16 oktober 1940 samengesteld. Voorzitter: de Heer Maurice De Smet. Eerste-ondervoorzitter: de Heer Georges De Paepe. Onmiddellijk werd met de organisatie begonnen en met algemene goedkeuring werd beslist tot het oprichten van een vast secretariaat, ten dienste van de leden. Gent werd verdeeld in 12 afdelingen die, evenals de randgemeenten, hun wijkmeester aanstelden waardoor statutair een algemeen bestuur werd gevormd. Om als lid aanvaard te worden moet men tenminste 18 jaar oud zijn. Het eerste patroonsfeest (St.Aubertus), der vereniging had plaats, december 1940. De 13 december van elk jaar, of de dinsdag daaropvolgend zal voor al de leden een plechtige dank- en zielmis gedaan worden. Bronnen: Zilveren Jubelfeest 1940-1965, 9 februari 1965. Bond der brood- en banketbakkers van Gent en omliggende aangesloten bij de Koninklijke Landsbond der Belgische Brood- en Banketbakkersbazen.

Roger Tuytschaever

227


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:01

Pagina 228

Bond der Brood- en Banketbakkers van Gent en Omliggende. Foto: 1965 in “Restaurant Nenuphar te Afsnee. Fotograaf: Roger Tuytschaever - Wondelgemstraat 56 Gent.

Zittend van links naar rechts. Kesbeke Leo, Vlaamse Kaai Gent - schatbewaarder. De Paepe Georges, Kortrijksepoortstraat 162 Gent - eerste ondervoorzitter. De Schinckel Andre, Hundelgemsesteenweg 268 Ledeberg - voorzitter. Tuytschaever Robert, Tolhuislaan 46 Gent - tweede ondervoorzitter. Geers Karel, Antwerpsesteenweg 109 St. Amandsberg - secretaris. Staand van links naar rechts. Serryn Victor, Meulestedesteenweg 116 Gent - commissaris. Mortier Heli, Kortrijksesteenweg 52 Gent - commissaris (voorheen bakkersknecht bij RenĂŠ Tuytschaever op de Tolhuislaan te Gent). Heli was afkomstig van Zomergem. Coene Edward, Phoeniksstraat Gent - ere-schatbewaarder. Heirbrandt Jules, Mageleinstraat Gent - ere-commissaris. Cotman F., Hoogstraat 1 St. Amandsberg. Picavet Firmin, St. Salvatorstraat 18 Gent - hulp-secretaris. De Smet Marcel, Koningin Astridlaan Gent - hulp-schatbewaarder. Steyaert Georges, Hekstraat Evergem - commissaris. De Grauwe Albert, Aalst - aangestelde (geen bakker, secretaris in de Bond).

228


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:01

Pagina 229

BINNEN ENKELE JAREN...

In 2014 zal het 200 jaar geleden zijn dat de “Vrede van Gent� in het voormalig Karthuizersklooster getekend werd. In het vooruitzicht van deze toch belangrijke historische verjaring die ongetwijfeld zal worden herdacht en een gelegenheid zal zijn om onze stad in de schijnwerper te plaatsen, willen we hier in deze korte bijdrage niet alleen aan het Anglo-Amerikaans vredesverdrag van 1814 herinneren, maar ook wel tevens op de betekenis van de al te weinig bekende site van Meerhem wijzen, de plek waarop alles zich afspeelde. Hierbij kunnen wij dan ook wel moeilijk aan een stukje lokale geschiedenis voorbijgaan, plaatselijke historie die nochtans meer dan eens internationale aanknopingspunten kende. Het is vooral de bedoeling wat meer aandacht voor interessante fases in het verleden van onze stad wakker te schudden. Hoeveel Gentenaars lopen er inderdaad niet achteloos voorbij aan de bronzen gedenkplaat in de Veldstraat, hoeveel kennen er het opschrift aan het Fratersplein, hoevelen weten er van de gedenkenis in de Pacificatiezaal van het stadhuis, hoeveel weten er hoe beroemd Fra Pedro de Gante in Mexico is? Op de aloude Meerhem-site blijken de Fraters van de Derde Orde te hebben verbleven. Nadien kwam er een Karthuizersklooster, dat, als tot een contemplatieve orde behorend, door Jozef II werd afgeschaft. Het complex kwam in handen van de Vlaamse industrieel Lieven Bauwens die eerste leerlooier was, doch zich nadien op textiel toelegde; na verblijven in Engeland en Frankrijk richtte hij in het voormalig klooster een der allereerste (1799) mechanische katoenspinnerijen op, die op vrij korte tijd van de stad een vermaard textielcentrum ging maken. (Het systeem had hij met veel moeite uit Engeland overgesmokkeld). Na zelfs een tijdje Gents burgemeester te zijn geweest, ging hij tenslotte toch failliet en stierf in Parijs. Hij kreeg nadien een bronzen standbeeld nabij het Duivelsteen. Gent werd in 1814 voor de Engels-Amerikaanse onderhandelingen gekozen omdat het een neutrale plek was, met daarenboven een prestigieus verleden (oude hoofdstad van het graafschap Vlaanderen, bakermat van de Europese figuur Artevelde, plaats waar reeds andere verdragen zoals de Pacificatie van

229


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:01

Pagina 230

Gent waren tot stand gekomen.) De Engelse delegatie verbleef in het voormalig Karthuizerklooster, de Amerikaanse op de hoek van de Veldstraat en Volderstraat, tenslotte kwam er toch vrede uit voort. Nadat er reeds op voorstel van de heer Gustaaf Weze een tijdelijke tentoonstelling over de voorgeschiedenis van de Meerhem-site was georganiseerd geweest, werd in 1964 (bij de 150e verjaring) een expositie in de Veldstraat op touw gezet omtrent het Verdrag van Gent door (de onlangs overleden) Prof. Adelbert Van de Walle. Er werd hiervoor opnieuw beroep gedaan op Br. Franciscus Pesse van St-Jan de Deo, die ondertussen op eigen krachten (en financies) een heus museum had gecreëerd. Bij de 200e verjaring der geboorte van Lieven Bauwens (in 1769 te Gent) werd weer een tentoonstelling ingericht, ditmaal in de St-Pietersabdij. Prof. Van de Walle betrok er opnieuw het Meerhem-museum bij. In deze korte bijdrag omtrent de Vrede van Gent en het Meerhem-museum past het ook zeker wel te herinneren aan een verdienstelijke figuur die meestal in de schaduw heeft gewerkt, maar zich ook voor vele initiatieven belangeloos heeft ingezet: Jeroom Rieux. Hij was betrokken bij het ontstaan van de Gentse Heemkundige Kring, bij het heropleven der Gentse Feesten bij StJacob, en niet het minst bij het realiseren van het Museum aan het Fraterplein. Van beroep kunstmeubelmaker, verwezenlijkte hij o.a. het koorgestoelte in de kerk en de houtbekleding in de refter der Paters Augustijnen, richtte gans het interieur in bij de gleiswerkzaak der familie Maur. Rogge, en werkte vooral een vijftal jaren intensief aan het wel doordacht opstellen en bemeubelen van het Meerhem-museum boven St-Jan de Deo. (De kosten werden bijna volledig door Br. Franciscus en zijn familie gedragen). Dit museum kan wel als het levenswerk van genoemde Broeder worden aanzien. Als laatste vertegenwoordiger van deze Congregatie van St-Jan de Deo (de anderen zijn Hiëronymieten van Sint-Niklaas) verzamelde hij alles wat met de (voor)-geschiedenis van de site verband hield en realiseerde aldus een uniek documentatie-geheel van boeken, afbeeldingen, gewijde en profane voorwerpen, van lokale potscherven tot zilveren monstransen alover schilderijen van Boulanger; zowel het leven der Karthuizers als het leven van Lieven Bauwens zijn er uitgebeeld. Zoals het Hotel d’Hane-Steenhuyse in de Veldstraat “le Musée des CentJours” van Lodewijk de 18e was, is Meerhem aan het Fratersplein de spiegel der “Vrede van Gent” en al wat zich daarrond bewogen heeft. A.K. Evrard 230


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:01

Pagina 231

Nota van de Redactie Inderdaad een zeer interessant museum, maar wanneer kan het bezocht worden? De stad Gent heeft daar nooit de minste publiciteit voor gemaakt, sterker nog, in de Stadsgids staat het niet eens vermeld onder de rubriek “Musea”. Zouden ze op het Stadhuis niet weten dat het bestaat?

DE THERESIANEN KOMEN TERUG NAAR GENT

Na onze publicatie over de geschiedenis van het Gentse Theresianenklooster tijdens het Ancien Regime1 brengen we het relaas van de Gentse Theresianen op het einde van het Oostenrijks regime, tijdens de Franse omwenteling en de terugkering van deze religieuzen naar hun oud-klooster aan de Gentse Theresianenstraat.

Na de opheffing (1783) Ons vorig artikel over het Gentse Theresianenklooster (o.c.) eindigt met de opheffing van de orde en de verbeurdverklaring van hun goederen. Na de opheffing in 1783 van het Theresianenklooster werden de gronden verkocht. Samen met de bijhorige gronden werd op 12 december 1786 het goed in acht loten geveild door de zgn. “Religiekasse”2

Gent, St.-Kathelijnestraat nr. 11, Huis de Pelikaan

231


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:01

Pagina 232

Inmiddels waren vier zusters uit het Gentse klooster, de overste Courtens en de religieuzen Carbonelle, Holvoet en Forwarge, gevlucht naar het Karmelietenklooster te Gisors in Frankrijk. Dankzij de voorspraak van Louise de France, Karmelietes te St.-Denis en dochter van Lodewijk XV, mochten de Karmelietessen hun toevlucht zoeken in de Franse kloosters van deze gemeenschap. Zuster de Ghellinck d’Elseghem, een lid van een oud adellijk Gents geslacht3, zocht samen met de Kortrijkse Theresianen een onderkomen bij de Karmelietessen te Autun. De overige Gentse Theresianen zochten hun toevlucht tot de Gentse begijnen of bij hun familie. In 1789 brak de Brabantse Omwenteling uit, deze opstand was gericht tegen het Oostenrijkse gezag in de Zuidelijke Nederlanden in 1789-1790. Aan de oorsprong van de revolte lagen de maatregelen van keizer Jozef II, die zowel bij progressieven als bij conservatieven op weerstand stuitten. Op 7 januari 1790 riep het Soeverein Congres de Verenigde Belgische Staten uit. Lang duurde de onafhankelijkheid niet. Tussen 24 november en 7 december 1790 werden de Zuidelijke Nederlanden heroverd; de Verenigde Belgische Staten werden opgeheven en het oude bewind werd in ere hersteld. Inmiddels was wel de keizer koster Jozef II overleden op 20 februari 1790 te Wenen. In die periode keerden de Theresianen terug naar Gent, waar ze hun klooster en goederen opnieuw trachtten te verwerven. De nieuwe eigenaars wilden niet afzien van hun pas verworven goed en de 15 zusters moesten zich tevredenstellen met een ruime woonst aan de Gentse Sint-Kathelijnestraat. Op 15 november 1790 betraden zij hun nieuw oratorium, het “Huis de Pelikaan” (thans: nr. 11) met de prachtige barokgevel4. Sommige eigenaars haastten zich met de bouw van nieuwe woningen op de gronden van de voormalige Theresianen. In 1792 nam dhr. Morel de intrek in zijn nieuw hotel op de hoek van de Holen de Theresianenstraat, een vrij classicistische woning die later in drie huizen werd opgedeeld (thans nrs. 54-56-58)5. Op 12 november 1792 werd Gent voor de eerste maal bezet door de Fransen. Op 29 maart 1793 werden onze gewesten opnieuw bestuurd door de Oostenrijkers. Op 11 juli van hetzelfde jaar werd Vlaanderen definitief bezet door de Fransen. In 1793 vervoegden zich bij de zusters in het “Huis de Pelikaan” in de Gentse St.-Kathelijnestraat enkele discalsen, die ook verdreven waren uit hun klooster aan de Gentse Burgstraat.

232


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:01

Pagina 233

Het oude oratorium van de Theresianen (1843-1844), thans de kapel van H.T.I. St.-Antonius die binnenkort gesloopt wordt.

In 1795 werden de Zuidelijke Nederlanden officieel geannexeerd bij Frankrijk, waardoor de katholieke kerk aan banden werd gelegd. Op het plan van Gent door Goethals in 1796 wordt noch in de Holstraat, noch in de Theresianenstraat melding gemaakt van de gebouwen van het klooster. Op dat plan wordt wel de Pelikaan in de Sint-Katelijnestraat aangeduid als Theresianenklooster6. De rust van de teruggekeerde Theresianen was van kort duur, want op 31 december 1796 werd bij decreet van 15 Fructidor jaar IV (14 september 1796) uitgevaardigd door de Franse republiek meegedeeld dat hun orde werd opgeheven en hun klooster aan de Gentse St.-Kathelijnestraat werd afgeschaft. Kort daarna werd een inventaris opgemaakt en de zusters kregen een verbod om iets ervan te laten verdwijnen. Uiterlijk op 20 januari 1797 moest hun klooster ontruimd zijn. Hun goederen werden verbeurd verklaard7. Tijdens de Franse omwenteling troffen we in de gebouwen aan de St.-Kathelijnestraat geen kunstwerken meer aan8. Het huis de Pelikaan werd ingericht als kazerne en werd door de Franse soldaten bezet tot 18109. 233


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:01

Pagina 234

Beroofd van hun goederen en inkomsten moesten de religieuzen opnieuw van elkaar scheiden. Vijf zusters namen hun intrek in de woning van de heer Aers, vijf keerden terug naar hun familie en twee weken uit naar Spanje. De scheiding van Kerk en Staat en de vervolging van gelovigen stuitte ook op felle tegenstand, wat in 1798 leidde tot de Boerenkrijg. Een nieuwe impuls kwam in 1807 toen Mgr. Maurice de Broglie bisschop werd van Gent. Opgegroeid in een diep religieus maar ook defensief milieu – zijn vader was maarschalk onder Lodewijk XV- toonde deze edelman samen met zijn vicaris-generaal de eerwaarde heer Lesurre een grote aanhang aan de Romeinse Kerk10. Trouw aan hun geloof en orde verenigden zich de nog in leven zijnde zusters in 1808 en huurden een aantal kamers in het klooster van de Geschoeide Karmelieten aan de Steenstraat te Gent. Nadat ook de goederen van de Geschoeide Karmelieten verbeurd verklaard werden en verkocht waren door de Fransen, begon men vanaf 1797 plaatsen van dit klooster te verhuren aan particulieren. Het was vooral na 1801 dat steeds meer delen van het voormalige Karmelietenklooster, dat bij de Gentenaars beter bekend is onder de naam het Pand, als woonplaatsen of als magazijn verhuurd werden11. De reden waarom zij hun toevlucht zochten tot deze gebouwen vindt enerzijds zijn verklaring in het feit dat de Geschoeide Karmelieten behoorden tot hun orde, maar vooral in het feit dat de broeders tijdens de openbare verkoop van hun goederen door de Franse bezetter de kerk hadden teruggekocht. Reeds op 8 juli 1797 werd hun kerk heropend voor de eredienst12. Uit een rapport van 1802 blijkt dat in deze kerk dagelijks de mis werd opgedragen13. Toen de zusters hun intrek namen in het gebouw was de kerk reeds een succursale van Heilig-Kerst. Erg rustig moet het er niet geweest zijn daar het grootste deel van het pand in beslag genomen werd door een “fabrique méchanique” van de lood- en tingieter Pieter Dierickx in de oude infirmerie en de katoenspinnerij van Jean François Delebecque, die ondergebracht was in de refter en de bibliotheek. Tot en met de val van Napoleon in 1815 bleef ons land bezet door Frankrijk. Na de slag van Waterloo werden de Zuidelijke Nederlanden bij de Noordelijke gevoegd, maar hierdoor kwam echter geen verbetering op godsdienstig gebied. Hoewel Mgr. de Broglie na drie jaar ballingschap op 26 mei 1814 triomfantelijk naar Gent terug keerde14, richtten de antiklerikalen in ons land hun vervolging hoofdzakelijk tegen de persoon van de bisschop, wiens kordate houding bij de verdediging der rechten van de Kerk en wiens overwegende invloed op de overige bisschoppen van het land hen dwars zat. Zij slaagden er

234


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:01

Pagina 235

tenslotte in om de bisschop op 25 september 1817 te Brussel tot de deportatie te doen veroordelen. Mgr. de Broglie, die de bevoegdheid van deze rechtbank niet wilde erkennen, was niet voor de rechters verschenen maar uitgeweken naar Frankrijk. Aldaar overleed hij in ballingschap te Parijs op 20 juli 1821. Nadien duurde het tot 1829 alvorens er te Gent een nieuwe bisschop, Mgr. Joannes-Franciscus Vandevelde (1779-1838) werd aangesteld. Men begrijpt dat dit geen ideaal klimaat was voor de vestigingen van de Roomse orden in de Arteveldestad. Inmiddels was in 1815 de kerk van het Theresianenklooster in de Holstraat gesloopt15. Ten gevolge van het overlijden van een eigenares konden enkele mecenassen o.a. Philips Gobert in 1817 de kloostergebouwen in de Theresianenstraat aankopen. De zusters konden naar hun voormalig klooster terugkeren. Maar de Gentse Theresianen waren nog slechts met vijf en waren oud en ziek. De laatste zuster stierf in 1829. Het klooster werd gemeubileerd en een twaalftal schilderijen werden overgebracht, o.a. twee portretten: dat van de stichtster Eleonora van St.-Bernard (Spinola) en dat van moeder Anna van St.-Bartholomeus (°Almendal da la Canada, ° 1-10-1549, † Antwerpen 7-6-1626), een getrouwe gezellin van de H.Theresia16. Daarnaast bracht men er de archieven onder, alsook het gebeente van Eleonora de Sint-Bernardus stichtster van het Gentse klooster en de mantel van moeder Anna van St.-Bartholomeus. Daar de Gentse gemeenschap bleek op te houden te bestaan, ontbood men twee Theresianen uit Brugge om de gemeenschap te herstellen. Men slaagde er maar gedeeltelijk in daar de protestantse staat een klooster als slot en het dragen van een nonnenkleed verbood. Daar het klooster te groot was voor de enkele nonnen die het bewoonden werd de voorzijde van het klooster verhuurd in 1825 aan de nieuwe congregatie gesticht door kanunnik Triest: de Broeders van Sint-Jan-de-Deo. De strenge regel van de Karmel kon pas opnieuw ingevoerd worden in het klooster nadat België in 1830 onafhankelijk werd. Voorspoed kenden de Theresianen niet want op 27 juli 1843 brak een grote brand uit die het grootste deel van de gebouwen teisterde. Opnieuw moesten ze naar een ander onderkomen zoeken. Zij vonden dit tijdelijk in het klooster der Ongeschoeide Karmelieten in de Burgstraat, dat toen weinig monniken telde. Direct begonnen de Theresianen aan de heropbouw van hun klooster en na een jaar en vijf maanden konden ze hun klooster opnieuw betrekken. De Broeders van St.-Jan-de-Deo vonden een onderkomen aan het Meerhem.

235


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:01

Pagina 236

Opnieuw moest een oratorium gebouwd worden. Dit werd opgetrokken aan de pandgang langs de zijde van Theresianenstraat. Daar deze kapel, die sinds 1958 deel uitmaakt van het scholencomplex van H.T.I. St.Antonius, geteisterd wordt door huiszwalm werden de muren om de ernst van de toestand vast te stellen ontpleisterd. Langs de zijde van het slot bemerken we een dichtgemetselde deuropening, die toegang gaf tot de pandgang. Dit wijst er op dat dit bidhuis de oorspronkelijke kapel was van het kloosterslot. De huidige slotkapel is gelegen achter deze kapel. De vraag is wanneer hebben de Theresianen afstand gedaan van deze kapel. We kunnen moeilijk aanvaarden dat reeds in 1844 deze pas gebouwde kapel werd overgedragen aan het huis van De klokkeruiter van de verdwenen Leeugemeetekapel Barmhartigheid, die een onderkomen had gevonden in de nieuwbouw van het klooster langs de Holstraat. Het was op deze plaats dat het eerste klooster van de broeders van St.-Jan-de-Deo was afgebrand. We mogen zeker aanvaarden dat deze kapel deel uitmaakte van het Jan-Baptist de la Salle-instituut, die sinds 1878 een onderkomen vond in de 19de eeuwse gebouwen17. Een deel van de 17de eeuwse pandgang, die toegang verschaft aan de kapel, werd door de zusters aan deze school afgestaan. In de kapel treffen we glasramen en een altaarschilderij aan die bekostigd werden door dit instituut. Doch zijn we van mening dat de afstand van deze kapel gebeurde in 1848 toen het huis van

236


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:01

Pagina 237

Barmhartigheid verruimd werd met het behoedingshuis. Tijdens deze uitbreiding werd een deel van deze kapel geïntegreerd in de pas opgerichte gebouwen. De mogelijkheid bestaat dat de huidige bidruimte van de zusters een deel is van de kapel en dat een er scheidingsmuur werd geplaatst. Kort voor de eerste wereldoorlog werden er werkzaamheden uitgevoerd aan de bedaking van het huidige bidhuis van de zusters. In 1911 werd de beroemde kapel met muurschilderingen gesloopt van het godshuis van St.-Jan en St.Pauwel, bijgenaamd de Leugemeete, aan de Brugse Poortstraat. Kort nadien werd het kleine klokkenruitertje van deze kapel geplaatst op het dak van de bidruimte van de zusters20. Laat ons hopen dat het kloosterslot niet opnieuw bedreigd wordt met verdwijning en dat de huiszwalm die thans de kapel teistert geen weg zal vinden naar de andere kloostergebouwen. Rudy van Elslande

R. van Elslande, Het Gents Theresianenklooster tijdens het Ancien Regime, in: Ghendtsche Tydinghen, 35ste jg., 2006, nr.5, blz. 274-297. 2 M. De Bleecker, Binnen de poorten van Gent, Gent z.d., blz. 188-189. 3 R. van Elslande, van Elslande 1267-1995, Heren van/ Seigneur de Carpentieringhe, Schoonvelde, Ghisbalde, Ter Beke, Dilsemont, Ten Bornem Elst, Nobelmeers, De Lysselbroek, Ten Heede, Ten Hooghen Walle (Duivelgoet), Ten Paradijs, Ter Vliet, Watermeulen & Langhen Hessel, Wervik 1995. blz. 111. 4 Cat. tent. Franse franje naar Gentse maat, Gent Museum Arnold Vander Haeghen 1984, blz. 60-61, nr. 88; Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen, Stad Gent dl. 4 na, Brussel 1976, blz. 452-454; L Devriese - C. Van Winckel - D. Boncquet, De Pelikaan van ‘Den Pelicaen, in: Ghendtsche Tydinghen, 27ste jg., 1998, nr. 2, blz. 96-99; L. Devriese – D. Boncquet, Huisnamen in de Waterwijk, in: Ghendtsche Tydinghen, 25ste jg., 1996, nr.1, blz.304; J. Casier, Les travaux de la Commission des Monuments de Gand pendant les années 1912 à 1916, in: Handelingen der Maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde te Gent, 1919, dl. XVIII, blz.114. Dit huis werd in 1701 gebouwd door L. Bellemans. 5 Bouwen door de eeuwen heen, o.c., dl. 4nb Zuid-West, blz. 160. 6 G. Goethals, Plan van Gend gemeete en gegraveerd in’t iaer 1796. 7 J. Néve, Gand sous la domination Française 1792-1814, Gent 1927. 8 Geen enkele melding bij Ch. Piot, Rapport à Mr. Le ministre de l’intérieur sur les tablaux enlevés à la Belgique en 1794 et restitués en 1815, Brussel 1883, blz. 111121. 9 Het huis werd aangekocht door conservator P. Van Huffel en ingericht als museum en zetel van de Commissie voor Monumenten. In 1916 werd het aangekocht door 1

237


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:01

Pagina 238

de stad Gent en gerestaureerd. Thans is het opnieuw in privaatbezit; Bouwen door de eeuwen heen, o.c., dl. 4na, blz. 452. 10 Op verzoek van Napoleon, die zich graag met adellijke personen omringde, werd hij in 1801 benoemd tot aalmoezenier van het hof en daarna tot bisschop van Acqui in Piërmont. Om gezondheidsredenen werd hij overgeplaatst naar Gent, daar Mgr. De Beaumont zijn verplaatsing naar Plaicance in Frankrijk bekomen had. Later dwarsboomde Mgr. de Broglie de plannen van Napoleon tijdens het nationaal concilie van Parijs, door er voor mede te zorgen dat geen nieuwe bisschoppen zonder benoeming van de –inmiddels in Frankrijk opgesloten- paus aangesteld werden. 11 J. Decavele, De geschoeide Karmelieten te Gent (1272-1796), Gent 1974, blz. 34. 12 Gent, Stadsarchief, Atlas Goetghebuer, Geschoeide Karmelieten; J. Decavele, o.c., 1974, blz.33. 13 Gent, Rijksarchief, Departement van de Schelde, 365, 18 Pluviose jaar XII; J. Decavele, o.c., Gent 1974, blz. 33. 14 H. Collumbien, Gentse memoriedagen: 25-26-27-28 mei, in: Ghendtsche Tydinghen, 31ste jg., 2002, nr. 4, blz. 246-247. 15 M. De Bleecker, o.c., blz. 189. 16 Anna van St.-Bartholomeus, Anna Garcia, lekenzuster van de Theresiaanse Karmel (Avila 15-8-1572). Ze was de gezellin en de verpleegster van de H. Theresia. In 1604 kwam ze samen met o.a. Eleonora van St.-Bernardus naar Frankrijk. Koorzuster geworden op uitzonderlijk verlangen van de Franse oversten, werd ze priorin te Pontoise (januari 1605), te Parijs (oktober 1605) en te Tours (1608-1611). In oktober 1611 kwam ze naar Bergen en verbleef er één jaar. In november 1612 stichtte ze de Karmel van Antwerpen samen met Eleonora van St.-Bernardus. Paus Benedictus XV heeft haar zalig verklaard in 1917; Ferdinand de Sainte Thérèse, Ménologe du carmel, Vies des Saints, Bienheureux, Vénérables, serviteurs de Dieu et personnages illustres par leur piété, de l’Ordre de Notre-Dame du Mont-Carmel depuis son origine jusqu’à nos jours, 2de dl., Rijsel-Brugge-Parijs 1879, blz.133141; P. Serouet, La bienheureuse Anne de St.-Barthélemy, in : Carmel 1977, nr. 3, blz. 241-242; François-Florent de l’Enfant Jésus, Vie de la bienheureuse Anne de Saint-Barthélemy, Parijs 1918; M. Bouix, Eigenhandige levensbeschrijving der venerable Moeder Anna van den H. Bartholomaeüs, onafscheidelijke gezellin van de H. Theresia en stichteres der Carmelitessen-kloosters van Pontoise, Tours en Antwerpen, Antwerpen-Beers 1872. 17 R. van Elslande, Van St.-Jan de Deoklooster tot behoedingshuis en De La Salleinstituut, in: Ghendtsche Tydinghen, 34ste jg., 2005, nr. 6, blz. 360-372. 18 R. van Elslande, Van St.-Jan de Deoklooster tot behoedingshuis en De La Salleinstituut, in: Ghendtsche Tydinghen, 34ste jg., 2005, nr. 5, blz. 294-306. 19 Bouwen door de eeuwen heen, Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, dl. 4nb, Stad Gent Zuid-West, Gent 1979, blz.455. 20 Deze klokkenruiter kan onmogelijk vroeger verwijderd geworden zijn van het dak, daar de kapel op het einde van de 19de eeuw door F. De Potter, Gent van den oud-

238


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:01

Pagina 239

sten tijd tot heden, 8ste deel, Gent z.d., blz. 498, omschreven wordt als “eene donkere zaal…, want de vensters zijn toegemetst, opgepropt met biertonnen, tusschen welke men bij middel van een lantaarn, hier en daar nog eenige omtrekken der muurschildering zal herkennen”. Indien het klokje voordien verwijderd was geworden, zou de kapel vanuit het dak verlicht zijn.

GENTSE MEMORIEDAGEN: 3-4-5-6 SEPTEMBER

3 September 1352 Dood van de oude, kranke, kreupele Margareta ‘s Brunen. De schatrijke vrouw van Willem Wenemaer had op 30 November 1330 het kloosterkleed aangetrokken. Vijf jaar nadat haar man sneuvelde.

3 September 1539 Het “Calfvel” van 1515 wordt onder groot tumult op het Stadhuis in 1.000 stukken gescheurd. Dit fameus Calfvel was in feite een decreet dat Keizer Karel uitgevaardigd had in 1515 en waarbij de stricte toepassing bevolen werd van het Verdrag van Cadzand. De Gentenaars hadden geen enkele reden om fier te zijn over dit Verdrag dat zij in 1492 met Maximiliaan van Oostenrijk hadden moeten afsluiten in Sluis, en ze werden er liefst zo weinig mogelijk aan herinnerd. Wij leven in 1539, het jaar van de opstand tegen Keizer Karel. Het is al een heel tijdje dat het niet meer vlot tussen de Gentenaars en Karel wegens het feit dat de Keizer meer belastingen eist dan de Gentenaars redelijk en gepast vinden. De gemoederen zijn opgehitst en, zoals dat meestal het geval is in dergelijke omstandigheden, maken enkele provocateurs daar gretig gebruik van om enkele hectoliters olie op het vuur te gieten.

239


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:01

Pagina 240

De meest onzinnige valse geruchten worden verspreid en geloofd. Zo wordt er verteld dat volgens een oud privilege, de “Coop van Vlaendere” genoemd, de Gentenaars niet kunnen verplicht worden belastingen te betalen als ze daar zelf geen zin in hebben. De zaak zat zo ineen dat een van de vroegere Graven van Vlaanderen zijn graafschap zou verloren hebben bij het dobbelspel. De Gentse poorters hadden dan allemaal - zoals het grote heren past - hun portemonnaie opengedaan en het zaakje terug afgekocht van de gelukkige winnaar, een Hollandse graaf, waarna zij het geheel als geschenk aanboden aan hun graaf. Uit erkentelijkheid voor deze edelmoedige geste mochten zij dan naar believen al of niet belastingen betalen. Het klinkt aandoenlijk, maar heel dit onzinnig verhaal was natuurlijk uit de duim gezogen van een fameuze mythomaan. Aangezien de Gentenaars al hun waardevolle charters en andere documenten angstvallig bewaarden in het “secreet” van het Belfort, ging men daar heel de boel gaan omkeren om die precieuze “Coop van Vlaendre” terug te vinden. Maar hoe met ook zocht, men vond vanzelfsprekend niets. Dus, gestolen door degenen die de sleutels van het secreet hadden. Een oud-schepen, Lieven Pyn, werd aangehouden, gefolterd en onthoofd, maar het privilege was en bleef onvindbaar. De woede dan maar gekoeld op het “Calfvel” en het Verdrag van Cadzand. Op 3 September werden deze beide documenten op het Stadhuis met messen gekerfd, waarna een onbeschrijflijk tumult volgde. De Dekenen wierpen zich op de fragmenten en scheurden ze verder in duizend stukken die ze de menigte toewierpen, waaronder sommige - zeker is zeker - de stukken opaten.

3 September 1800 Geboorte van Napoleon De Pauw. Zoon van Bernard De Pauw die getrouwd was met de zuster van Lieven Bauwens. Volgens sommigen een aangenomen zoon. Er is iets vervelend aan de hand met die Napoleon De Pauw, namelijk het feit dat hij zijn zoon ook Napoleon heette. Het waren alle twee gekende figuren en het gebeurde nog al eens dat wat de vader deed toegeschreven werd aan de zoon, en omgekeerd. Lieven Bauwens was dus de nonkel van Napoleon De Pauw vader. Misschien zal er wel een verband bestaan hebben tussen deze niet Gentse voornaam en het feit dat Nonkel Lieven, die heel wat te danken had aan Napoleon, juist Burgemeester van Gent geworden was. Na middelbare studies aan het Lyceum van Brussel, behaalt hij in 1823 zijn diploma van Dr. in de Rechten aan de Universiteit van Gent. Hij ging dan nog een tijdje studeren in het buitenland.

240


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:01

Pagina 241

Hij was een van de verdedigers van Metdepenningen toen deze in 1833 moest verschijnen voor de Krijgsraad. Vanaf 1842 doceerde hij Wijsbegeerte aan de Universiteit en in hetzelfde jaar werd hij hier Schepen van Openbare Werken. Onder zijn schependom werden belangrijke urbanisatiewerken uitgevoerd, zoals de bouw van een nieuwe Entrepôt, de verbreding van het Kanaal van Terneuzen, de restauratie van het Belfort, de bouw van verschillende scholen. Het nu nog bestaand brugje dat het Kasteelbrugje verving, het De Pauwbrugje werd naar hem genoemd. Alles in orde met die openbare werken? Toch niet helemaal, iedereen was niet gelukkig met die zogenaamde “restauratie” van het Belfort die er in bestond de oude toren af te breken en te vervangen door een gietijzeren exemplaar dat de eeuwen niet zou trotseren en zou eindigen bij het oud ijzer. Er werd geen rekening gehouden met wat Van Lokeren schreef: “De staat van het geraamte is slecht en zal binnenkort zware herstellingskosten eisen, evenwel zonder dat het nodig blijkt om over te gaan tot de volledige afbraak. Het zou een onnodige daad van gratis vandalisme zijn. De enorme kosten die deze afbraak zouden veroorzaken zouden ver het bedrag overschrijden dat nodig is voor de heropbouw van het bovenste gedeelte van het Belfort. Deze motieven moeten de kunstminnaars geruststellen tegen een aanslag die men niet alleen zou kunnen beschouwen als een barbaarse daad ons tijdperk onwaardig, maar als een stupiditeit die slechts geëvenaard zou zijn door de sloping van de oude woonst van de heren van Utenhove die zo welwillig werd toegestaan. Maar op het Stadhuis trok men zich niets aan van die “prietpraat” van August Van Lokeren. Napoleon De Pauw stierf op 16 Oktober 1859 en werd begraven op het kerkhof van Gentbrugge.

3 September 1832 Het “Collège de Gand” dat sedert jaren gevestigd was in de gewezen Baudeloo-abdij wordt vervangen door het Atheneum.

3 September 1849 Onthulling van het monument van de Napoleonisten op het Campo Santo.

3 September 1870 Uitvaardiging van een algemeen politiereglement voor de schouwburgen waarbij bepaald wordt dat de acteurs door de abonnenten bij stemming zou241


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:01

Pagina 242

den aanvaard worden of afgewezen.

3 September 1876 300e verjaring van de Pacificatie van Gent. Onthulling van een gedenkplaat in de Pacificatiezaal. Uitvoering van “De Pacificatie van Gent” van Peter Benoit door een versterkt gezelschap.

3 September 1889 Bezoek van Leopold II aan Gent. Hij was vergezeld van Marie-Henriette en bezocht o.m. het Casino.

3 September 1945 De Amerikanen die het Lam Gods in een zoutmijn te Alt-Aussee hebben teruggevonden, overhandigen het meesterwerk aan de Prins Regent tijdens een plechtigheid op het Paleis te Brussel.

4 September 1751 Geboorte van Jean-Baptiste Van Reysschoot. Hij stond aangeschreven als een knappe tekenaar en portraitist. Zijn meest gekend werk “Het Kopje Thee” is een zelfportret met zijn jonge vrouw. In de Universiteitsbibliotheek berusten tekeningen en pastoralen van zijn hand. Hij was de 2e zoon van Pierre-Emmanuel en broer van Pierre-Norbert van wie hij een trouwe medewerker was. Werkte o.m. met hem samen voor de versiering van de Italiaanse zaal van het Hotel d’Hane-Steenhuyse. Hij overleed alhier op 8 Oktober 1798.

4 September 1836 Herrie in de Grote Schouwburg. Eerst wegens het niet spelen van de Brabançonne, nadien wegens het wèl spelen. Inmiddels hadden de meeste toeschouwers uit vrees voor relletjes de zaal verlaten.

4 September 1844 De Marcellisbrug wordt plechtig en met veel luister ingehuldigd. De Marcellisbrug, waar ligt dat nu ook weer? Wel, die brug over de Schelde 242


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:01

Pagina 243

aan de Lammerstraat. Nu zijn er in de loop der eeuwen in Gent ontelbare bruggen gebouwd, verbouwd, afgebroken, herbouwd, maar hier ging het toch wel om een primeur, want het was de eerste ijzeren brug in onze stad. Een “monsterachtig meesterstuk” werd er gezegd. In de volksmond werd ze de “ijzeren brug” genoemd. Niet alleen was zij uit dit metaal vervaardigd, maar ze verbond ook dit hoger gelegen deel van de stad met den “ijzerenweg”. Wij zijn immers in 1844 en 7 jaar voordien was hier de eerste trein binnengestoomd aan het Zuid.

De Marcellisbrug, Model van 1866.

Nu was ze heel mooi, die nieuwe brug, maar er mankeerde toch iets aan; zij lag niet in het verlengde van de Lammerstraat. Ook toen reeds waren ingenieurs niet vervaard voor enorme flaters. Na een 20-tal jaren hield men het voor bekeken en de originele brug werd afgebroken. Dit gebeurde trouwens niet zonder ongelukken, want daarbij vielen 7 werklieden in de Schelde, één verdronk, de anderen konden zich al zwemmend redden. Er werd een nieuwe brug gebouwd door een andere generatie ingenieurs. Die hadden wel iets bijgeleerd: de brug lag deze keer in het verlengde van de Lammerstraat, maar... ze was 2 meter smaller dan de straat.

243


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:01

Pagina 244

In Gent is het een traditie dat bij het periodiek bezoek van het Duits leger aan onze stad, eerst al onze bruggen opgeblazen worden. Het nut van een dergelijke operatie is wel zeer twijfelachtig, maar het zijn niet alleen ingenieurs die flaters begaan, ook voor generaals is dit soms een geliefkoosd tijdverblijf. En achteraf is het toch wel goed voor de tewerkstelling. Door een onbegrijpelijke vergetelheid ontsnapte de Marcellisbrug telkens aan dit opblazen. Wij hebben ze dan maar zelf afgebroken in 1951. Het was trouwens de hoogste tijd, want bij de sloping bemerkte men dat ze volledig opgeroest was en het mag een wonder heten dat ze nooit begeven heeft onder het gewicht van de overrijdende trams. Sedert 1952 ligt er nu een betonnen brug. Van waar de naam van die brug? Ze werd genoemd naar Charles Marcellis. Alhoewel hij soms bestempeld werd als een Luikse ingenieur, was het in feite een Antwerpse advocaat (18061864). Hij had een ijzergieterij opgericht te Boverie en was een hardnekkige verdediger van ijzerconstructies.

4 September 1850 De Engelse ballonvaarder Green stijgt op aan het Casino. Verscheidene notabelen krijgen een luchtdoop.

4 September 1876 Pacificatiefeesten ter gelegenheid van de 300e verjaardag. Eerste uitgang van de historische stoet. Groot concert in het Casino.

4 September 1912 Dood van François Hillaert. Wie zou dat wel kunnen geweest zijn? Zoek niet langer, want de Gentenaars van zijn tijd wisten het ook niet. Ze kenden wel allemaal “Sieske de Gistmarchand”. Het is dus over hem dat wij het zullen hebben, één van die vroeger zo talrijke volkstypes die nu volledig uit het stadsbeeld verdwenen zijn. Sieske was niet alleen een paardenkoopman, hij dreef ook nog handel in Antwerpse en Hasseltse genever en in gist. (Vandaar zijn bijnaam). Om maar te zeggen dat hij goed vertrouwd was met alle Gentse cafés. De man bezat wel enkele excentrieke trekjes en was beroemd wegens zijn talrijke stunts waar hij nooit om verlegen zat. 244


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:01

Pagina 245

Hij verplaatste zich gewoonlijk met grote snelheid met een van die lichte tweewielige karretjes - nu ook al sinds lang uit het straatbeeld verdwenen - die men in deftige kringen een “Tilbury” noemde, maar die bij de Gentenaren gekend was als een “vliegette”. Altijd klaar om een weddenschap aan te gaan (en zeer dikwijls te winnen) reed hij eens van de Statiestraat naar de Brabantdam, in volle vaart, trap op, trap af, dwars door de Glazen Straat. Een andere keer, op het einde van de 20e eeuw, trok een circus stampvolle zalen. Het gerucht had namelijk de ronde gedaan dat Sieske in de leeuwenkooi zou gaan, er een liedje zou zingen en daarna het glas zou heffen met de temmer op de gezondheid van de leeuwen. Sieske heeft die stunt één maal uitgevoerd, maar op de volgende vertoning waren de bezoekers er aan voor hun moeite, want hij had er de voorkeur aan gegeven toch maar liever bij zijn paarden te blijven. Een andere stunt waar nog jaren zou over nagepraat worden was de volgende: bij de liquidatie van de Gentse dierentuin werd de olifant in 1904 openbaar verkocht. Een circusdirecteur bood 300 fr. voor het dier. Sieske die eens de plezanterik wilde uithangen deed er 10 fr. bij... en werd de eigenaar van een olifant waar hij natuurlijk niets kon mee doen. Het dier werd dan maar geslacht en de beste brokken werden geserveerd op een banket dat Sieske aan een schare vrienden aangeboden had. Of dat nu echt lekkere stukjes waren hebben wij tot hiertoe niet kunnen achterhalen. Een andere keer werd er een oud kerkhof op de Hundelgemste steenweg in Ledeberg openbaar verkocht. Er was veel volk opgekomen voor deze verkoop die volop bezig was toen Sieske toevallig passeerde met zijn “vliegette”. Nieuwsgierig, hield hij even stil. Hij hoorde de notaris roepen: “Zegt niemand beter van 32.000 fr.? Niemand?” Sieske riep: 33 en reed vlug weg. De notaris die hem herkend had (en wie zou hem niet herkend hebben?) kwam enkele dagen later de nieuwe eigenaar van het kerkhof feliciteren met zijn aanwinst. Sieske was 69 jaar toen hij stierf want hij werd geboren in Ouwergem op 12 Januari 1843.

5 September 1379 Rogier van Hauterive (ook wel Van Outrive), Baljuw van Gent die een opstand van de Witte Kaproenen wilde bedwingen wordt door hen op de Kouter vermoord. Hij was hier sinds 4 jaar de Hoogbaljuw.

245


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:01

Pagina 246

5 September 1613 Begin van de graafwerken van de Brugse Vaart.

5 September 1662 Geboorte in de St-Jacobsparochie van Judocus Goethals. Oud-leerling van het College der Augustijnen werd hij in 1681 Primus aan de Universiteit van Leuven in de “Generale promotie der Philosophie”. De laatste tien jaar van zijn leven was hij Aartsdiaken van het Bisdom Gent. Hij overleed op 15 December 1742. De zilveren lampetkom en -kan die hij als Primus ten geschenke kreeg werd bewaard in het Bijlokemuseum. Wij weten niet of zij behoren tot de voorwerpen die er de laatste jaren gestolen werden. Zie ook “Ghendtsche Tydinghen” - 2004 - N° 1 - p. 14

5 September 1765 De 9-jarige Mozart bespeelt het orgel en de beiaard in de Abdij van Baudeloo. Leopold Mozart schrijft aan zijn vriend Hagenauer: “Te Gent speelde Wolfgang ‘s namiddags op het grote nieuwe orgel bij de PP. Bernardijnen.

5 September 1766 Geboorte van Mgr. de Broglie, 19e Bisschop van Gent. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2004 - N° 1 - pp. 28-41.

5 September 1815 Bezoek aan Gent van Willem I met de koningin. De intrede is triomfantelijk. Het enthousiasme is zo geweldig dat aan de Keizerpoort de paarden van de koninklijke koets uitgespannen worden en dat 24 Vrije Schippers met een oranjegordel de koets voorttrekken naar het stadscentrum, terwijl 100 leden van de St-Michielsgilde met een toorts in de hand een indrukwekkende escorte vormen.

5 September 1838 De Vrijheidsboom die in 1831 geplant werd voor het Groot Vleeshuis wordt door de bliksem getroffen en tuimelt in de Leie. 246


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:01

Pagina 247

5 September 1868 Geboorte te Ledeberg van Maurits Basse. Doceerde aan de Universiteit “Steloefeningen in het Vlaamsch”. Promoveerde hier in 1891 met een studie over Shakespeare. Lid van “ ‘t Zal Wel Gaan” waarvan hij in 1890 de Voorzitter was. Medewerker van Paul Fredericq en actieve medewerker van “Hooger Onderwijs voor het Volk”. In 1903 was hij leraar aan het Atheneum en hij was een tijdje Voorzitter van de Gentse Afdeling van het “Willemsfonds”. Hij stierf op 18 Februari 1944.

5 September 1881 Plechtige inhuldiging van het Houtdok door koning Leopold II.

5 September 1882 Geboorte van Achilles De Maertelaere. Ook gekend onder zijn pseudoniem Bentos. Hij beoefende eerst het vak van goudsmid, maar werd dan schilder, beeldhouwer en decorateur. Hij behaalde verschillende eerste prijzen aan de Academie waar hij Jules Van Biesbroeck als leraar had. Hij werd trouwens bevriend met Jules Van Biesbroeck Sr. en Jr. Net als zij was hij van socialistische tendens en werkte regelmatig voor “Vooruit”. Hij was vrijgezel en had meer dan 50 jaar zijn atelier in het Proveniersterstraatje. Hij stierf te Gent op 24 April 1964. Hij koos als pseudoniem de licht vervormde naam van zijn jeugdvriend, de circusartiest Bento. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 1988 - N° 3 - pp 171-174.

5 September 1945 Dood van Jules De Bruycker. Hij was toen 75 jaar want hij werd geboren op 29 Maart 1870. In de Breydelstraat. Artiest wordt men niet, men wordt geboren als artiest en ook bij de kleine Jules kwam dit vroeg tot uiting. In 1876 werd in onze stad de 300e verjaring gevierd van de “Pacificatie van Gent”. Een grote historische stoet gaat uit, een stoet met vele wagens en groepen in historische klederdracht die 247


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:01

Pagina 248

de gebeurtenissen van 3 eeuwen geleden oproepen. Ook vader De Bruycker gaat de stoet bekijken en heeft zijn telg meegenomen. Maar hij is daar niet alleen, want tienduizenden andere Gentenaars zijn op hetzelfde idee gekomen. De 6-jarige knaap zou niet veel van heel dit gebeuren gezien hebben, ware het niet dat hij een gepriviligeerde plaats kreeg op de vaderlijke schouders. Na het voorbijtrekken van de stoet gaat vader De Bruycker naar de herberg “La Plume d’Or” een pintje drinken en zijn gebruikelijk kaartje trekken. Niemand let nog op de kleine Jules en het is pas als het tijd is om naar huis te gaan dat men bemerkt dat hij een cafétafel vol getekend heeft met die zichten van de stoet die de meeste indruk op hem gemaakt hebben. Geen rede om daar een mirakel te willen van maken, maar toch een duidelijke aanduiding dat het knaapje over een bijzonder talent beschikte. Het was dus niet te verwonderen dat we hem als 10-jarige reeds tegenkomen als leerling aan de Academie. Maar het botert niet meer in het gezin De Bruycker, vader begeeft zich aan de drank, de zaken worden verwaarloosd en gaan sterk achteruit. Als Jules 14 is sterft zijn vader en laat zijn gezin in de miserie achter. Er breekt een zware tijd aan voor het gezin dat zich veel moet ontzeggen. Jules moet noodgedwongen zijn studies afbreken om het vaderlijk beroep verder te zetten, dat van behanger-garnierder. De Bruycker was nooit spraakzaam als het over deze periode van zijn leven ging, soms liet hij wel met een zekere bitterheid blijken dat hij aldus 10 jaar van zijn artistieke carrière verloren had. Het is immers rond zijn 30e dat men kan spreken van zijn jeugdwerken. Wat op hem een stempel gedrukt heeft en vaak tot uiting kwam in zijn etsen, is de liefde voor de simpele, arme volksmensen. Het kon niet anders of hij zou het vak van behanger-garnierder zo vlug mogelijk verlaten om zich volledig te wijden aan zijn artistieke carrière die als geslaagd mag beschouwd worden. Volgens zijn eigen zeggen heeft hij “tonnen” schetsen gemaakt. Hij werd gelukkig erkend en in 1925 benoemd tot lid van de “Academie Royale de Belgique”. Niettegenstaande zijn wankele gezondheid maakt hij in 1942 nog een reeks etsen “Gens de ches nous” genaamd, een merkwaardige verzameling van Gentse types. Hij stierf in zijn huis op de Isabellakaai.

5 September 1965 Onthulling van de gedenkplaten 150 jaar Vredesverdrag van Gent.

248


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:01

Pagina 249

6 September 1460 Jan De Vos, leider van de tegenstanders van de grafelijke politiek, wordt terechtgesteld. Hij wordt gevierendeeld op het Veerleplein. Zijn lichaam werd in een zak gebonden en buiten de Muidepoort aan de galg gehangen, zijn hoofd wordt op een staak aan de Peterceliepoort gehangen en de overige lichaamsdelen aan de andere stadspoorten.

6 September 1874 De Fransman Dartors stijgt op met zijn luchballon vanop de speelplaats van de Kulderschool.

6 September 1887 Dood van stadhorlogemaker Charles Nolet. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 1977 - N° 3 - pp. 125-126.

6 September 1919 Stichting van de “Société Belge d’Optique et d’Instruments de Précision”, misschien beter bekend onder de afkorting O.I.P. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2005 - N° 4 - pp. 262-263.

6 September 1940 Dood van Frédéric Swarts. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2007 - N° 3 p. 184.

6 September 1944 De bevrijding van Gent. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2001 - N° 5 - pp. 266-288.

6 September 1953 Plechtige heropening van het Oord der Gefusilleerden op de Martelaarslaan in aanwezigheid van Prins Albert. Het werd ingericht op een perceel van de vroegere stedelijke schietbaan. Gedurende de oorlog van 14-18 werden er 52 Belgen, Fransen en 249


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:01

Pagina 250

Oord der Gefusilleerden

Nederlanders, waaronder 3 vrouwen, gefusilleerd. Het werd na de Wapenstilstand ingericht als herdenkingsoord. Het werd geklasseerd in 1930 en door Koning Albert ingehuldigd in 1932. In 1943 werd het verwoest door SS-mannen die van Brussel kwamen. Hugo Collumbien

250


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:01

Pagina 251

WOLVEN IN HET GENTSE. 1585-1615

Filips II van Spanje, zyne conycnklyke Majesteyt onsen gheduchten heere (†1598), zoals dat in de stadsrekeningen vaak heet, had in het Gentse op wolvenjacht kunnen gaan evenals zijn opvolgster alhier, zijn dochter aartshertogin Isabella. In de dertig jaar tussen 1585 en 1615 immers wordt in de jaarregisters van de stadsrekeningen (reeks 400) vijftien maal gewag gemaakt van gratuiteyten die door de schepenen toegheleyt en/of ghejont1 worden aan diegenen die een wolf kon vangen of doden. - Die gratuiteyten worden uitgedrukt in de rekenmunt d.i. in ponden, schellingen en groten Vlaams. Voor het leesgemak heb ik ze herleid in de courante munt, d. i. in guldens en stuivers, de klinkende munt waarin ze uitbetaald werden. Aangezien toen de betalingsordonnanties niet met hun datum in het jaarregister opgenomen werden zijn die gebeurtenissen dus alleen in het boekjaar te situeren dat liep van 10 mei van het ene jaar tot 10 mei van het daarop volgende. * In het boekjaar 185-1586 waren er drie (Reg(ister) 95, f° 409v, 410 en 411v): - Betaelt an Joost Steel, Laurens & Jacob Snouc van Zelzate 1 1/2 gulden voor dat zy ier ghebrocht hebben eenen wulf ende danof aen schepenen ghepresenteert het hooft. - Betaelt Jan van Thienen van (Sinte Kruis) Wyckele 1 1/2 gulden van doot gheschoten ende alhier ghebrocht thebben thooft van eenen wulf regard nemende up tgroot debvoir by hem daertoe ghedaen. - Betaelt hans de hont landsman, eveneens van Wynckele, dezelfde som van dat hy ter doot gebrocht heeft eenen wulf ende danof de schepenen ghepresenteert het hooft. * In het boekjaar 1586-1587 (Reg. 96, f° 408v, 409, 412v, 415, 396v) worden er vijf vermeld waarvan vier zo goed als zeker in Melle: - Betaelt Antheunis van der vurste met zyne consorten lanslieden van melle 1 1/2 guldens ter causen van de diligentie ende debvoire int attraperen ende vanghen van eenen wulf die zij levend ghebrocht hebben int collegie up 9

251


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:01

Pagina 252

january lestleden. - Betaelt an Antheunis van der vurste ende hans hanssins lanslieden 1 1/2 guldens ter causen van dat zy up 29 van lauwe (januari) lestleden verschalct ende ter doot ghebrocht hebben zekeren wulf ende s’anderendaeghs ghebrocht binnen deser stede ten anziene van elcken. - Betaelt Antheunis van der vurst ende hans janssins (dezelfde als hierboven?) 1 1/2 guldens ter causen vant attrapperen... van eenen wulf binnen dezer stede ghebrocht ten toghe up 3 maerte lestleden. - Betaelt zeker lantslieden van melle 1 1/2 guldens van dat zy ghevanghen ende binnen dezer stede ghebrocht eenen levenden wulf. - Betaelt Godefroict chiers bode van Audenaerde 1 1/2 guldens over dat hij binnen deser stede heeft ghebrocht 2 wulven jonghen. * Een boekjaar later, in 1587-1588 (reg. 97) moesten er nog twee aan geloven, en aan hetzelfde tarief van 1 1/2 guldens: - Een wulfinne by zeker lantlieden binnen deser stede ghebrocht (f° 496) en een wolf by berthelmeus batcherler ende zynen medegheselle binnen deser stede ghebrocht ten anziene van elcke (f° 497v). * In het boekjaar 1589-1590 (reg. 99, f° 360v): - Betaelt aen Henderick Ronsse landtman 1 1/2 guldens ter causen dat hy met synne medegesellen ghevanhen heeft eenen levenden wulf ende denselven alhier ghebrocht. * In het boekjaar 1590-1591 (reg. 100, f° 368v): - Van Houcke, lantsman, 3 guldens ter causen dat hij alhier ghebrocht heeft vyf jonghe wolvinnen die naderhant ghedoot zyn gheweest. * In het boekjaar 1605-1606 (reg. 115, f° 350v & f° 352) waren er twee: - Betaelt aen Philips van der vurst landtman van Melle 1 1/2 guldens voor tvanghen van sekere groote wolvinne bij hem levende int college van de Keure aen de schepenen ghepresenteert. - Betaelt aen denselven voor tvanghen van eenen wulf die hij an schepenen levende int college ghetocht heeft, ook 1 1/2 guldens.

252


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:01

Pagina 253

Tien jaar later in het boekjaar 1614-1615 (ref. 124, f° 297v) worden 12 guldens vermeld toegekend aan vier inwonende poorters met name Servaes Plougier, Lieven Van der Saffele, Gillis Van der Linden en Jacques Van Beversluus ter causen dat sy vuytghegaen synde omme wilt voghele te schietene langs de nieuwe vaert tusschen Santvoorde ende riene, up den Gentschen traghele (jaagpad) ghevonden ende geschoten hebben eene wolvinne wesende eene aude groote schadelicke beeste. Iedere jager streek dus 3 guldens op, het dubbele van 10 jaar voordien. Riene is ongetwijfeld Rieme en met Santvoorde wordt wellicht tsandeken bedoeld, want alleen een gehucht van die naam bestaat in die buurt, zowel op de Ferrariskaart (van 1771-1778) als op de huidige geografische kaarten2. Misschien zijn dat wel de laatste wolven die het Gentse rijk geweest is.

Noot (1) Omwille van de wijdlopigheid in die zinnen van de steeds weerkerende gratuiteyten toegheleyt of/en ghejont aen laat ik die overal achterwege. (2) Met dank aan de hr. W. Van Roy van het geografisch instituut U.G.

E. Ossieur 253


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:01

Pagina 254

UIT DE OUDE DOOS

Bijgaand kleurrijk straattafereel werd gefotografeerd in de Noordstraat voor het huis nr. 46 waar de fotograaf Henri Haes zijn zaak had. Hijzelf staat er niet op, hij was namelijk aan ‘t werken, maar in de deuropening staat waarschijnlijk zijn vrouw, geboren Lebacq. Het zijn de grootouders van ons lid Mevrouw Dina Carels-Haes. Vooraleer hij hier zijn handel uitoefende kwam hij van de Phoenixstraat 25.

De foto dateert waarschijnlijk van kort na W.O.I. Door dat de Bargiebrug - door velen verkeerdelijk Phoenixbrug geheten - een grote hindernis vormde door het land- en waterverkeer, werd besloten een nieuwe te bouwen. Om aan alle moderne vereisten te voldoen mocht ze niet meer draaien waaruit voortvloeide dat ze hoger diende gelegd te worden. Hieruit volgde dat de toegangen tot de brug dienden opgehoogd en derhalve kwam een reeks huizen in de Noordstraat - zowel aan de linker- als aan de rechterkant - alsmede in de Phoenixstraat en begin Zuidkaai in aanmerking voor de sloop. Dit gebeurde dan ook in de jaren 1933 en 1934 tijdens de bouw van de nieuwe brug, en vervangen door nieuwbouw. Ook onze Henri Haes kwam daarvoor in aanmerking. De huizen die men op

254


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:01

Pagina 255

de foto ziet zijn allen afgebroken en in feite lag onze fotograaf in volle vuurlinie. Wanneer wij de as van de oude brug doortrekken naar de Noordstraat lag de fotohandel volop in het midden. Spijtig genoeg beschikken wij niet over een foto van de nieuwe woonst, maar uit andere, iets onduidelijker foto’s, kunnen wij wel opmaken dat de architectuur van het huis volgens de toenmalige mode zeer modern was. Het laatste nu nog bestaand huis aan de rechterkant van de Noordstraat is de apotheek van Spiers en draagt het nr. 38. Al de nieuw gebouwde huizen voorbij de apotheek werden op een later tijdstip ook gesloopt, ook dat van Henri Haes - voor de aanleg van een lager gelegen parkeerplaats ten behoeve van de toenmalige op het in de jaren 1947-1948 gedempt Waldamkanaal - gebouwde Stedelijke Middenschool “De Barge”. Over de brug in de Phoenixstraat ligt de dagbladhandel “De Brug”. Ook daar werd de weg opgehoogd. Het huis werd niet herbouwd met als resultaat dat men om de achterkant van de zaak te bereiken enkele trappen dienen afgedaald te worden om op het oorspronkelijk straatniveau te komen. Nota: Over de Bargiebrug verscheen van de hand van Maurice Labyn een uitgebreid artikel in “Ghendtsche Tydinghen” 1989 - N° 6 - p. 332 e.v.

André VERBEKE

Nota van de Redactie Een vervelende drukfout was er de oorzaak van dat in Gh. T. 2007 - N° 2 - p. 123 er sprake was van Mevrouw Dina Carels-Maes. Daar was de betrokkene niet gelukkig mee en dat begrijpen wij best, want niemant ziet graag zijn naam verkeerd gespeld. Laat het duidelijk zijn: het ging niet over de veel voorkomende familienaam MAES maar over de minder verpreide naam HAES. (In het Gentse telefoonboek komen wij 16 maal de naam HAES tegen, tegen 246 maal de naam MAES.)

255


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:02

Pagina 256

BIBLIOGRAFIE

Naar aanleiding van de Erfgoeddag 2007 publiceerde het Liberaal Archief een interessante brochure “Vaste Waarden in Gent” waarmee het de aandacht wil vestigen op het Gents onroerend liberaal erfgoed in brons en steen. Het gaat over 9 liberale figuren die hier hun monument hebben, maar die nu, althans bij de meerderheid der bevolking vergeten zijn of slechts zeer vage herinneringen opwekken. Een korte beschrijving van de figuur is geïllustreerd met een tekening en verschillende foto’s. Het gaat over Hippolyte Metdepenningen, Emile Braun, Jan-Frans Willems, François Laurent, Albert Mechelynck, Charles de Kerchove de Denterghem, Oswald de Kerchove de Denterghem, Karel Miry en Joseph Guislain. Wat deze 40-bladzijde tellende brochure dubbel interessant maakt is het feit dat ze gratis te bekomen is bij het Liberaal Archief - Kramersplein 23. Tel. 09 221 75 05. Bij Lannoo verscheen “Gent/Rabot. De teloorgang van de textielnijverheid.” Het werd geschreven door historicus Bart De Wilde. Het beschrijft de evolutie van de Rabotwijk bij de geleidelijke achteruitgang, en tenslotte de verdwijning van de textielindustrie. Het is merkwaardig dat deze industrie zeer geconcentreerd was in dit stadsgedeelte. Er was niet alleen “La Louisiane” in de De Smetstraat, de “Tissages de Hemptinne” op de Opgeëistenlaan, de “Texas” op de Vogelenzang, maar ook de fabriek “Van Acker” aan het Prinsenhof, de “Florida” in de Molenaarstraat, de “Linière Gantoise” op de Vogelenzang, “De Backer-De Rudder” op de Gasmeterlaan, en nog anderen. Het kon niet anders of de bevolkingsdichtheid en de aard der bewoners werd bepaald door deze hoge concentratie aan textielfabrieken. Het boek heeft in feite een dubbele inhoud: enerzijds de beschrijving van de textielindustrie aldaar, anderzijds de bewoners met hun sociaal leven en al wat daar komt bij kijken. Merkwaardig is dat een hele wijk aangeduid wordt met een enkel woord: Rabot, de naam van een klein monumentje. Wat het boek verder zeer interessant maakt zijn de talrijke foto’s die het illustreren en bij sommige oudere Gentenaars nostalgische herinneringen zullen opwekken.

256


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:02

Pagina 257

Buiten een 100-tal zwart/witfoto’s eindigt het boek met 32 grote kleurenfoto’s. Het boek heeft een formaat van 23 x 27 cm., telt 160 bladzijden en kost 24,95 Euro (1.006 fr.). Te verkrijgen in de boekhandel. Onlangs verscheen “Café Théatre. Undressed”. Het gaat over het gekend café, nu ook restaurant, in de Schouwburgstraat. De origine ervan gaat terug naar 1840 wanneer de nieuwe opera ingehuldigd werd. Toen in de vorige eeuw de Opera enkele jaren dicht ging voor aanpassingswerken en restauratie scheen ook het lot van Café Théâtre bezegeld te zijn. Gelukkig kwam het niet zo ver en het café heropende zijn deuren in 1998 en kent sedertdien een verdiend succes. Het boek is geen leesboek, het is een fotoreportage van dit etablissement en toont ons alle aspecten ervan, ook deze die nooit door het publiek kunnen gezien worden. De tekst in het Nederlands, Frans en Engels is tot een minimum beperkt en dit is niet zo erg want de meer dan 200 foto’s spreken voor zichzelf. De bladzijden zijn niet genummerd, maar het zijn er 160. Formaat: 24 x 24 cm. Prijs: 24 Euro (968 fr.). Alleen te bekomen in Café Théâtre Schouwburgstraat 5. HC

257


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:02

Pagina 258

LEZERS SCHRIJVEN ONS

Van de heer A. De Schepper (Evergem) ontvingen wij het volgend schrijven: De bijdrage van Heer Levis over PIERKE-PIERLALA en de originele GENTSE uitspraken en lapnamen bracht mij de herinnering aan het poppenspel “ ‘t Spelleke van de MUIDE” welke in mijn kinderjaren voor de oudstrijders te Evergem optrad, later ook met zangspelen als “Het dorp zonder Klok” e.a. steeds in ‘t Gents van de Muide met als promoter Heer bakker STEVENS, mecenas van ‘t Trezeke (nieuwe kerkstoelen en andere giften, en sociaal menslievend weldoener van zijn wijk (LATER CAKESFABRIEK CORONA”). In de bijdrage meen ik een foutje te ontdekken: “Koentje Krucke”, Koen KRUCKE zanger & schepen (dit laatste is wel een vergissing, hij was raadslid voor de V.L.D., had mogelijk wel de ambitie of de belofte van schepen, maar nam teleurgesteld ontslag, naar ik meen.

258


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:02

Pagina 259

DE KOOLZAKSKENS

Een staalke plat Gentsch Ze waren zij mee twee gezusters. D’êwste heetege Fine en de jonkste Nitte. Z’aen appeupré dezelfden êwerdom, azuu tusschen de 25 en de 30, ‘n beetse meer, ‘n beetse minder, ‘k wil der van af zijn. Maer als ze zij azuu ‘n tsietse opgetnsenuivert waeren - ze gaven ulder goe van ‘t strengsken - waeren ze nog ‘nen duw weird. Want al was t’er ‘n beetse schae op gekomen, ‘n beetse sleete, zaen alle twee nog schûun ûugen en pekzwart haer. Die ûugen brandegen gelijk kogels: ze waeren niet verlegen van Peere Baboe. Vuuurts van de reste waeren ze wel gemaakt van ûuren en pûuten, en moeder was thuis. De Genteneirs zijn daer deur den band nog al liefhebber van. Ze moeten waer hên veur ulder geld. Of ze gelijk hên! Ze stonden zij algemeen bekend onder de naam van de Koolzakskens om dieswille da ulder vaeder geel zijn leven lank bij Menheere Vanderhaeghen op den Neerkijter als kooldrager gewerkt ae. Maar ulder vader was al lange dûud; hij was gekreveerd lijk ‘nen hond in ‘t hospitaal van te veel tzenuiver te drinken, en ulder moeder, d’aerme slûure was gestorven van ‘n hertziekte van al ‘t plezier dad heure lekkeren man heur aagedaen ae. De Koolzakskens waren dus moedermensch alleene in de weireld, en ze moesten veur ulder eigen kroete zorgen. Ze weundigen in een klein pierke van ‘n huizeke in de Vrêwestraete waerin da ze bijkans nie ‘n koste roeren of keeren; ‘n veurschûut grûut. De geburen heetige da ‘n veugelmuite. En ze sloegen de naegel op de kop, want ‘t was ‘n veugelmuite. Ne goeie verstaender ‘n ee maer ‘n half woord nodig. Dus de Koolzakskens moesten wirken veur uldere kost en ze waeren op stiel gegaen. ‘n tijdse lank haen ze kleermaeksterigge geweest op ‘nen grûuten winkel, en meer of min treffelijk ulder brûud verdiend, al ‘n was ‘t er nie altijd veel boter op. Maer aes ulder ûugen open gingen, en haen ze zij de weireld leerdege kennen, begost da wirken ulder keele uit ‘t hangen en lieten ze algêwe naelde en draed schieten mee den leegsten dienst. Z’aen wat beters gevonden. Leven zonder te werken, al spelende van den gaenden en den komenden man, ge verstae wel wa dak wil zeggen. ‘t En nie 259


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:02

Pagina 260

alle daege kirmesse. ‘t Was soms vet en ‘t was soms maeger, ‘t sloeg soms mee en ‘t sloeg soms tegen, gelijk dad da in da stielke gaet. Maer ze kendegen den trûuk en ze sperteldegen er toch deure. Op ‘ne zekere Vrijdag - ‘t was in ‘t langste van de daege - zaten de Koolzakskens op drûug zaad. ‘t Was armoe stae mij bij. ‘s Noens ‘n aen ze niets anders ghad of petaeters mee zoekt-de-visch, en ‘nen zwolg verwaermde kaffee. Fine bezag Nitte, en Nitte bezag Fine. Z vielen alle tweeë van ulder graete. Daer stond nog wel ‘n hirfkaesken in de kasse - enz’aten geirne hirkaes - maar ze mochten daer vandaege nie an peuteren, da gaf ‘n aerdig reuksken, en ulderen aesem moest goe rieken, want ze gingen der op los, ze moesten eenen op doen. En da ‘n zoe precies geen miraekel zijn, want de vrijdag kwamen al de boerehîere naer stad en ze waeren uitgeslapen genoeg, daar zoe wel eenen in ulder netten vallen... en van zijn pluimen laeten. Ze kuischten ulder alle tweeë op lijk veur ‘n trêwfîeste. Ze deeën ulder beste spullen aan. In een woord, ze waeren op ulderen trente et un, en nie weinig. De valsche juwielen kwamen veur de pinne, de koperen ûurbellen, de kopere broche, de kopere bracelees, de koperen ringen - de vingers vol - ‘t waeren van verre lijk twee keuninginne. Ze blonken lijk spiegels. ‘t Was geval van te zeggen al da blijnkt en es gîen gêwd. Maer ‘t maektege toch ‘t zelfde effect. Ze streken wa rûutsel en wa witsel op ulder kaeke, wa zwartsel onder ulder ûugen, ‘n dopke poudre-de-riz alhier, ‘n dopken aldaer. Ze zagen er wel tien jaer jonger uit. Fine en Nitte waeren kontent van ulder eige. ‘t Zal pakken vandaege, zeiën ze, ‘t herte vol hope. Ze waeren gereed. Ze trokken ‘t deurke van ulder veugelmuite toe, in ‘t dobbel slot, en ze schoten der ulder van onder. ‘t Was rond de viere. Mee den kop in de lucht en de bûst veuruit gingen ze de Vrêwestraete af. De wijven uit de gebûurte - ‘nen hûup mee stijnkende kommeere - lagen dat allemael af te loere van onder ulder halve deure. Ze kendegen da spel van iedere weke. - De Koolzakskens goander op los, ‘t es sprijngdag, begost Mie de Sponse, ‘n êwe pokemuile die zelve nie zuiver ‘n was. - Z’en gîel ulder klîerkasse op ulder lijf. ‘t Es luuks in de peinshuize, zei Manse de Snuiter die mee haerink en sprot ventege. - En gaeten in ulder kijsses en schîeve schoenen lachtege de baezinne uit de

260


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:02

Pagina 261

Viezen Apostel, ‘n haentje pik die al twee kîere mee de Koolzakskens gevochten ae om dan ze heur lierf afgevreeën aen. - Ge zoet zegge ‘t es den duuvel in zijn moere. En z’hèn gîene naegel om aan ulder gat te krabben, kregen ze veur compliment van Triene de achterwaersterigge. - ‘t Zal vandaege sosietseskirmesse zijn mee vette sijsse, riep Roze uit ‘t sneukelwijnkelke, waer dat ze muntbollen verkocht, spekken van Katrien en Gentsche babbeleirs van Eedse Vyncke. In de Winter leurdege ze in de cafés mee nieuwbakke koeken, hard eiers en kroakmandels. En z’haed de muile! Ze wisten allemael wa te zegge. D’îene dit, d’andere dat. En ‘t was mij de soorte. ‘t Was hier ‘t geval van te zeggen: Ge wordt maar vuil gemaekt van ne vuilen pot, en besch... van al da nie ‘n deugt. Binst al dat gebabbel en da gesnabbel waren de Koolzakskens tot aan den Neerkijter geraekt, en ezûu gijngen ze vûurt langs ‘t Ketelplein, veurbij de grûute Post, en ze sloegen de Comediestraete in. Aen ‘t Glaeze Kaske (Café des Arts) stonden eenige poessenels aan de deure die ulder binne riepe. - Niemendalle, zei Nitte tot Fiene, daer ‘n zit geen vet op, ‘t zijn glishîeres, we zullen beters vinden. En ezûu kwamen ze op de Pirdekijter, en ze schoten ulder direct onder de bûumkes waer da de meeste wandeleirs waeren, en ‘t meeste kansen van eenen op te visschen. Hier moeste ze oppassen, en ulder serieus hêwe. Ze staken de kop nog meer in de lucht, ulder herte nog mîer veuruit en ze draeidegen ulder achterste lijk ne pêwoo zijnen stirt. ‘t Was in de tijd van de lange kleeren, ulder rokken sleeptegen achter ulder ‘nen halve meter verre, maer ze lieten zwieren da zwiert, ze kendegen het spreekwoord “Die ‘t lank ee laet het lank hangen, en die ‘t nog langer ee, laet het sleepen. En ze wandeldegen vûurt. Ze loerdegen rechts, ze loerdergen links. Ze trokken ‘n ûugsken alhier en ‘n ûugsken aldaer. Ze zagen veel kennissen. ‘t Was goeie jacht! Als ze zij ezûu ne kîer of dreie de Kijter afgedrenteld aen, stonden de Koolzakskens ‘n momentje stille veur d’Arcades. Ze keken ne kîer goed in ‘t ronde. En al mee ne kîer klaerdege Nitte heur aenzicht op gelijk ‘n zonneblomme. Op ‘t hoekske van de Veugelmort stond er ‘nen dikke hîere, mee ‘n rûu smoel, die stillekes wenktege. Z’erkendege hem sebiet; ‘t was ‘nen rijken brêwer van boven Eeklûe, ne goeie kalant.

261


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:02

Pagina 262

Ze wist wa da der aan de sleutel stond: ‘ne souper en vijftien ballekens. Leg ze mij daer! Ze gaf ‘nen stamp aan Fine. “‘K ben weg lijk weggevaegd, trek gij ûuk eu plan, en zie da ge eu aes op doet. Tot laeters.” De brêwer wierd impatiëntig, hij wenktege meer en meer, en hij trok eindelijk ‘t Kijterstraetse in. Nitte wist wa da wildege zegge. Ze moest hem volgen langst de Korte Dagstege en de St-Jansveste tot bij Jan den Bruggelijnk, en daer was ‘t volle gas: ‘n bîefstuk mee frieten - en ‘n flassche wijn - ze was zot van wijn - en daerbij drei peirdenûugen (een vijffrankstuk). ‘t Was een beetje vet! Ze zoen ‘t aevend kieskasse, de panne zoe sissen! Ze wildege zeere zeere vûurt om heuren brêwer niet te mankeere - ezûu ‘n schûune okkaesie! Maer al mee ne kîer wier ze gewaere da ter van achtere iets aeperdege. Ze kost nie veuruit. - Wa es da nêu, zei ze. Ze kîerdege heur omme, en wa zag ze: ‘n smirrege straetlurre die moedwillig zijnen voet op de sleep zettege van heur schûun kleed, heur beste kleed. Ze kost gîene stap verder zette. - A sa luizevanger, wilde ne kîer mee eu vuile pûute van mijn lijf blijve, of ‘k geef eu ‘n koane da d’euwe kop draait. Maar de Gentsche lurre ‘n verschoot in gîen klein gerucht en Nitte kreeg haar zaed, rap lijk de blaeren die waaien; - Hêwd eu muile, vurthuufd, of ‘k loate e scheete da dal eu gêwwirk uitsloat!... Lodewijk De Vriese (1926)

262


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:02

Pagina 263

UITGAVEN VAN ONZE KRING.

Zijn nog verkrijgbaar en te koop in het Documentatiecentrum of via onze postrekening: - Ghendtsche Tydinghen. Vanaf 1980 tot heden zijn nog volledige jaargangen en losse nummers te koop tot uitputting van de voorraad. Prijs per afzonderlijk nummer: 1,75 euro. Prijs per volledige jaargang: 10 euro. Voor eventuele beschikbare antiquarische jaargangen en losse nummer vóór 1980, gelieve men eerste contact op te nemen met het secretariaat. (09/226.23.28). Prijs per afzonderlijk nummer: 2,50 euro. Prijs per volledige jaargang: 15 euro. - Het boek “Dat was een tijd”! door John Flanders. Prijs: 22,30 euro, bij verzending bij te betalen: 4,47 euro (enkel binnenland), 13,85 (Europa), 20,75 (rest van de wereld) - Indices op de Ghendtsche Tydinghen (1972-2000). Prijs: 5 euro, bij verzending bij te betalen: 1,38 euro (enkel binnenland), 4,20 (Europa), 4,50 euro (rest van de wereld). -Plattegrond van de Stad Gent door B.J. Saurel (1841). Getrouwe copie van het origineel op handgeschept papier. Prijs: 3 euro. Plattegronden kunnen niet verzonden worden; Voor openingsuren van het Documentatiecentrum, zie achterkaft van Ghendtsche Tydinghen.

263


binnewerk - juli-augustus 2007

06-06-2007

11:02

Pagina 264

De Tichelrei - Copyright A.C.L. - Foto N° 35365

DIT BESTAAT NIET MEER.

264


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:15

Pagina 265

GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring Gent V.Z.W. 36e jaargang nr. 5 september - oktober 2007

Inhoud - Pierre Kluyskens: Gent en de Engelsen (Vervolg) - Ernest Lacquet: Inventaire Archéologique: Oude versierde tegels. - Erik De Keukeleire: De Gentse lanen moeten in niets onderdoen voor die van de grotere steden. Deel 3. 1907-1911. (Vervolg en slot). - E. Ossieur: De “Hondtslaeger”, een verdwenen beroep. - Ginette De Smet: Bijnamen op de Muide. - Hugo Collumbien: Gentse Memoriedagen: 7-8-9 September. - Bibliografie. - Vraag en Antwoord. - Lezers schrijven ons. - Jan Cleppe: Gênsche Prâot. - Uit de oude doos: De Baudelootuin bedreigd? - Zo was het eens: Entrée des artistes

265

266 277 278

296 299 312 325 326 327 329 330 332


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:15

Pagina 266

GENT EN DE ENGELSEN (VERVOLG)

1432: Jan Van Eeyck legt, na de dood van zijn oudere broer Huibrecht, de laatste hand aan de Aanbidding van het Lam dat enkele maanden nadien plechtig naar de Sint-Janskerk zal worden overgebracht waar het werk voortaan zal prijken als het meest kostbare kunstbezit van de Arteveldestede. De Gentenaren gaan er zo prat op, want zij voelen in die tijd nog iets voor kunst, dat wanneer Filips De Goede op 23 april 1458, op een ogenblik dat men de laatste sporen van de nederlaag van Gavere wegveegt, een triomfantelijke intrede doet in de hoofdstad van het graafschap, de stadsmagistraat die hem wat zand in de ogen wil strooien en de schijn wil verwekken dat de stad niets van haar grootheid en praalzucht heeft moeten inboeten, op de Poel de polyptiek van het Lam Gods met levende personages laat uitbeelden in een schitterende apotheose. Voortaan zal elke vreemde bezoeker traditioneel en naar een vast public relationspatroon naar de Vijdkapel worden geleid: Dürer komt het veelluik in 1521 bewonderen en geraakt er in zijn Dagboek niet over uitgepraat, Lucas de Heere bezingt het in enhousiaste verzen, Lancelot Blondeel en Jan Scorel, twee gevierde en alomgeprezen kunstenaars krijgen opdracht het te herstellen wanneer de eerste sporen van de zgd. tand des tijds het heeft aangetast. Filips II aast op het werk wanneer hij laat verstaan dat hij het erg fijn zou vinden moesten de Gentenaren hem het veelluik ten geschenke zouden aanbieden als aandenken van hetgeen zijn doorluchtige vader, Keizer Karel, voor hen en voor de St.-Janskerk heeft gedaan. Netelig probleem dat uiteindelijk nog voordelig wordt opgelost wanneer men er in slaagt de monarch te overtuigen dat een kopij van het meesterwerk door zijn lievelingsschilder Michaël Coxie, even mooi indien zelfs niet mooier zou zijn dan het oorspronkelijk werk. Het gevaar is maar tijdelijk geweken want wanneer in augustus 1566 de Beeldenstorm losbreekt, moeten de kanunniken van de St.-Baafskathedraal ijlings de kostbare panelen één voor één naar de kerktoren brengen die een zo veilige bergplaats blijkt te zijn dat de beeldenstormers tevergeefs naar de panelen zullen zoeken; na de storm vervoegt het veelluik opnieuw de Vijdkapel maar bij de tweede golf van de beeldenstormers in 1578 konden de kanunniken, inmiddels wat ouder geworden, niet tijdig hun krachttoer van 1566 herhalen. Het mocht een geluk heten dat de woestaards ditmaal, waarschijnlijk op instructies van Hembyze of Ryhove, niet alles stuk sloegen in de kerk en dat

266


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:15

Pagina 267

zij de vermaarde panelen van het Lam Gods samen met een hoop andere kunstwerken uit de kathedraal, naar het stadhuis overbrachten. Er stond ergens in het grootboek van Sint-Pieter of van St.-Niklaas geschreven dat het met betrekkingen tussen Gent en Groot-Brittannië altijd maar een up and down zou worden. Na het verraad van Fox en de smadelijke nederlaag van Gavere werd de heuglijke bladzijde van het mecenaat van Margareta van York geschreven, zodat het nu normaal opnieuw een down-periode of -gebeurtenis zou moeten worden. En het viel zo uit. Onze nogal opgehitste Gentenaren kregen het na die tweede editie van de Beeldenstormers plots in hun keiharde kop te binnen dat zij her Majesty met name koningin Elisabeth de eerste van Engeland, die als vurige papenvreetster de Gentse Calvinisten af en toe een stuiver had laten geworden om hun afbraak- en vernielingspolitiek met wat meer vlijt en fanatisme te kunnen doorvoeren, wel een klein souvenir verschuldigd waren en daar men in die jaren nog geen Man van het Belfort of een Klokke Roeland in miniformaat vervaardigde, schoot het hen plots te binnen dat zij nog zo lang niet geleden geweigerd hadden aan de katholieke koning van Spanje, Filips II, het fameuze Lam Gods dat zich nu ergens op een zolder van het Gents Stadhuis bevond, cadeau te geven. Waarom zou men niet, uit reactie, die panelen, als dank voor haar steun aan de Calvinistische zaak, aan her Gracious Majesty ten geschenke aanbieden? Liever dan dit met allerlei heiligen volgeschilderd veelluik aan scherven te slaan, zou men het in een mooie verpakking, Elisabeth laten geworden die er God weet, misschien nog een of andere zaal van een kasteel van haar kroondomein mede zou kunnen versieren. Het plan werd ontworpen en zorgvuldig op punt gesteld: men zou nl. beroep doen op Willem van Oranje, bevriend met Elisabeth en met de twee Gentse Calvinistische leiders Hembyze en Ryhove, om als bemiddelaar op te treden en om de koningin te verzoeken deze nederige blijk van genegenheid vanwege de Gentse bevolking te willen aanvaarden. In troebele tijden is alles mogelijk, zelfs het gekste. De Gentenaren dachten in die bange dagen meer aan hun leven, aan hun veiligheid, aan hun dagelijks brood, dan aan een schilderij dat zij wel in betere tijden hadden bewonderd maar dat ze thans geheel onverschillig liet. De overheden hadden zonder moeite of tegenkanting van de bevolking de kostbare panelen kunnen weggeven, indien er niet één Gentenaar, Joos Triest, heer van Lovendegem, ware opgestaan om het snode project van de Gentse stadsedielen aan de kaak te stellen, en er zich met klem tegen te verzetten. Joos Triest had slechts één troef in handen, een troef die niet zwaar mocht doorwegen in troebele tijden, doch zijn enthousiasme, zijn vastberadenheid

267


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:15

Pagina 268

waren groter dan het fanatisme van zijn medeburgers. Hij verzette zich met man en macht tegen de waanzinnige plannen van het stadsbestuur: ik ben, zo beweerd hij, de afstammeling van Judocus Vijd, heer van Pamele die het veelluik aan de gebroeders van Eyck bestelde en het bestemde voor zijn persoonlijke kapel in de voormalige Sint-Janskerk, en ik ben dus ten volle gerechtigd mij te verzetten tegen verkoop, schenking of enige andere aanslag tegen het oeuvre! Men lachte hem eerst vierkant uit, doch in die jaren had de naam Triest nog iets te betekenen en wanneer de overheden inzagen dat hij het ernstig meende, dat hij met een lijvig dossier naar het stadhuis kwam om de bewijzen van zijn afstammeling voor te leggen en dat hij er niet voor zou terugdeinzen de stad in een proces te betrekken, zetten de Gentse schepenen een gezicht als een oorworm, maar legden zich tenslotte bij de argumentatie van Joos Triest neer: een proces was in de XVIe eeuw nooit op voorhand gewonnen en duurde nog langer dan vandaag soms tien, twintig en in bepaalde gevallen, veertig, vijftig of zelfs meer jaren! Met al de sympathie die zij voor koningin Elisabeth van Engeland koesterden, achtten de Gentse schepenen het niettemin voorzichtiger hun schat op zolder te laten en de koningin hun kat te sturen. De Aanbidding van het Lam bleef midden andere kunstwerken op de zolder van ons stadhuis en vervoegde pas in 1584 na de triomfantelijke intrede van Farnese te Gent, zijn oorspronkelijke plaats in de Judocus Vijdkapel. En zo komt dank zij Joos Triest en zijn zorgvuldig bijgehouden stamboom, dat wij in 1972 het Lam Gods niet moeten gaan bewonderen in Buckingham Palace, maar dat wij het nog steeds mogen doen in de Vijdkapel van de Gentse hoofdkerk, tot grote vreugde ook van tienduizenden vreemde toeristen die er jaarlijks speciaal voor naar Gent trekken. Na dit zoveelste avontuur met onze Engelse buren dat op het allerlaatste nippertje nog goed afliep, mocht er wel een vrolijk deuntje in onze GentsEngelse symfonie worden gespeeld. Het kwam er meermaals zelfs in de volgende eeuw, in de gedaante van een aantal Engelse liefhebbers- en beroepsgezelschappen, die toen de nogal dubieuze benaming van “comidianten” droegen. Veel expliciete gegevens zijn er over hun komst, verblijf en optreden alhier, nl. in ons stadhuis, zeker niet bewaard gebleven, omdat het toen nog geen mode was programma’s aan de ingang van de zaal te verkopen. Wij weten niettemin dat deze voorlopers van het Festival van Vlaanderen op het Gents stadhuis veel bijval en applaus oogstten. Prosper Claeys die nochtans doorgaans zeer goed ingelicht was over het

268


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:15

Pagina 269

toneelleven in Gent in het verleden, rept er geen woord over in zijn inleidend hoofdstuk tot zijn “Histoire du Théâtre à Gand” en zulks verwondert ons ten zeerste want archiefdocumenten bewijzen ons dat ten tijde van Shakespeare, nl. in 1604, Engelse komedianten op het stadhuis optraden, zonder dat het nader bepaald wordt of het om toneelwerken van de doorluchtige Engelse auteur ging. Enkele jaren later, in 1624, komt een andere Engelse toneelgroep, deze van Thomas Regiers naar Gent en belandt er onvermijdelijk in het stadhuis tot groot jolijt van onze schepenen en familieleden. Er was immers aldaar een zaal aan deze dames en heren voorbehouden de zgn. Comediantenkaemer, die later in de XVIIIe eeuw, de Arsenaalzaal zou worden. Een document uit onze archieven leert ons dat in 1663 andermaal een Engelse toneelgroep deze van de Engelse koning Karel II, in de Comediantenkaemer een opvoering ten beste gaf, zeker niet vermoedend dat vijf jaar later de naam van een andere Engelse monarch, de ongelukkige en onthoofde Karel I, zijn naam zou verbinden aan Gent, en meer bepaaldelijk aan onze hoofdkerk. Wanneer wij op reis ergens een stad aandoen, ontdekken wij met een biezondere vreugde en interesse in de plaatselijke geschiedenis een bladzijde, in een museum een voorwerp of kunstwerk, in een kerk of monument een beeld of een tapijtwerk, in een bibliotheek een handschrift die ons herinneren aan eigen land, volk of stad en wij voelen dan ineens een nauwer, warmer contact en sympathie tussen hen en ons ontstaan die ons nog jaren na onze reis zullen bijblijven. Soms weten wij op voorhand dat wij er zoiets zullen aantreffen, soms is het gans toevallig dat wij op duizende km van huis, plots voor een werk, een naam, een feit komen te staan die wij aan eigen verleden en geschiedenis kunnen vasthaken. Er zijn echter weinig steden ter wereld waar de vreemde toerist zoveel herinneringen aan zijn eigen land kan terugvinden als Gent en wij hebben destijds een lans gebroken om naast de traditionele gidsen van onze stad, het genre Baedeker met de opsomming per wijk, per straat of per kerk, van de bezienswaardigheden, ook kleine gidsen uit te geven speciaal bestemd voor toeristen uit een bepaald land of van een bepaalde taal. Wij hebben naar aanleiding van de toetreding van Groot-Brittannië tot de EEG, met een treffend voorbeeld willen aantonen dat er stof te over is om onze Engelse vrienden, wanneer zij naar Gent komen, een voor hen speciaal opgestelde gids aan de hand te kunnen doen. Wij zouden eenzelfde reeks feiten en gebeurtenissen kunnen aanhalen voor de betrekkingen tussen Gent en de Fransen, de Nederlanders, de Spanjaarden, de Denen, de Oostenrijkers, de

269


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:15

Pagina 270

Russen en zelfs de Amerikanen. Deze gidsen zouden qua inhoud niet allen even lang zijn, doch niettemin dat voordeel bieden dat vreemde toeristen zich beter zouden thuis voelen in Gent, dat zij zich in hun eigen taal een kleine gids zouden kunnen aanschaffen die Gent en zijn verleden in hun nationale geschiedenis integreert, initiatief dat, menen wij, nog nooit of nergens door een Dienst voor Toerisme werd genomen. Voor onze betrekkingen met de Engelsen is er in elk geval stof te over: wij hebben in onze vorige bijdrage laten doorschemeren dat naast de naam van Elisabeth I, ook deze van Karel I iets te maken had met de Arteveldestede. Karel I is nooit naar Gent gekomen, heeft zelfs nooit enig contact gehad met de stad en toch wordt sedert jaren zijn naam verbonden aan de vier prachtige koperen kandelaars, meer dan 2,70 m hoog, die thans nog het koor van de hoofdkerk versieren en die op rekening van de Fundatie Triest, na het overlijden van de doorluchtige prelaat en meceen, in diens sterfhuis werden aangekocht. Het bewijs van de betaling op 9 april 1668 is ons bewaard gebleven en het is ook aan de hand van tijdsdocumenten uit te maken dat de bekende beeldhouwer Rombaut Pauli kort nadien de vier marmeren voetstukken leverde op dewelke de kandelaars heden nog prijken; ook weten wij dat de Gentse goudsmid Jan van Sichem het wapenschild van Antoon Triest op hun basissen graveerde. Al het overige behoort tot de zgh mondelinge, vaak weinig betrouwbare overlevering. Het is deze traditie die men tot voor enkele jaren neergepend zag in de werken van Kervyn de Volkaersbeke, Goetghebuer, De Potter, Ghyselinck, Voisin, Steyaert enz. “Wij mogen, aldus Frans De Potter, het koor niet verlaten zonder een blik te slaan op de vier reusachtige kandelaars van rood koper, vóór het hoogaltaar, fraai van vorm, smaakvol versierd en voorzien van het wapen van Engeland; zij werden gekocht voor rekening van de bisschop Triest nadat, op last van Cromwell, het hoofd van Karel I op het schavot gevallen en de oefening van den Roomschen godsdienst in Engeland verboden was. Deze kandelaars, die tot de merkwaardigheden der kerk behoren, werden geplaatst in 1669”. Omdat men de hand nog niet gelegd had op alle hoger aangehaalde documenten, ontstonden er ook wel enkele varianten; aldus beweert Steyaert dat Triest de kandelaars aankocht en aan de kerk schonk. De ene traditie of legende geeft gemakkelijk aanleiding tot een andere: “après une tradition existant en Angleterre, schrijft Mgr. Vanden Gheyn, mais qui ne repose sur aucun fondement sérieux, ces chandeliers ornaient jadis la cathédrale de St-Paul. Après avoir vainement sollicité de l’évêché de Gand la vente

270


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:15

Pagina 271

de ces luminaires, les marguilliers de la cathédrale anglaise les ont fait mouler et en ont reproduit deux, qui se trouvent actuellement à St-Paul à Londres”. Dat de vier kandelaars oorspronkelijk aan de St-Paul’s cathedral hebben toebehoord, is een bewering die zo maar uit de lucht is gegrepen, waarschijnlijk omdat de kerkmeesters op een bepaald ogenblik wel contact hebben genomen met hun collega’s van de Gentse hoofdkerk: twee bronzen exemplaren werden dan gegoten, wellicht naar een afgietsel omstreeks 1873 gemaakt. Deze kandelaars waarvan onze hoofdkerk zonder de minste twijfel de originele exemplaren bezit, beginnen aardig te gelijken op de schedels van de Driekoningen die men in een aantal kerken mag aantreffen: een pleisteren exemplaar van de zgh “Triest-kandelaars” berust in het Victoria- en Albertmuseum te Londen, twee bronzen in de St-Pauluskathedraal en twee andere bronzen afgietsels in de St-Joriskapel te Windsor! Auguste Voisin, doorgaans betrouwbaar, schrijft in zijn Gids: “Ces candélabres proviennent de l’église St-Paul à Londres et ont appartenu au malheureux Charles 1er, roi d’Angleterre”. In oude gidsen werd herhaaldelijk beweerd dat Karel I deze kunstwerken voor zijn eigen grafmonument had bestemd, maar dat Cromwell, die hem deed onthoofden, ze aan Triest zou hebben verkocht. De waarheid zal nooit met volstrekte zekerheid kunnen achterhaald worden, wel de waarachtigheid van de thans aangenomen versie, waarbij niet minder dan vijf namen van eminente figuren uit de geschiedenis van Groot-Brittannië dienen geciteerd te worden: Hendrik VII, Hendrik VIII, Karel I, Cromwell en Wolsey. Het is schoorvoetend en aarzelend dat men de “moderne” versie, die heel wat van legende en traditie afknaagt, benaderde. Rond de eeuwwisseling mocht Mgr. Vanden Gheyn er, zij het met een vraagteken, de eerste grondslag van leggen, nl in het Inventaire archéologique de Gand: “Dessinés par un artiste florentin, ils auraient dû servir à la tombe d’Henri VIII († 1547), tombe dont le monarque lui-même avait conçu le projet. A sa mort, les arbres et les bronzes qui avaiten déjà été exécutés, furent déposés dans une chapelle à Windsor et plus tard mis en vente par Olivier Cromwell”. Een halve eeuw later, wanneer in 1949 de Gids van de Commissie van Monumenten verscheen, was men nog een stap verder geraakt: “Les quatre grands chandeliers exécutés d’après les dessins du Florentin Benedetto da Revezzano. Devant servir au baldaquin de la tombe du roi Henri VIII, ils furent mis en vente par Cromwell, acquis pour le compte de Mgr Triest et placé dans le choeur de St.-Bavon en 1669”. In 1965 mocht men eindelijk zo dicht de historische waarheid benaderen, in

271


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:15

Pagina 272

de Inventaris die juf. Dhanens aan de hoofdkerk wijdde, omdat de geleerde Inspectrice van de provincie geen vrede nam met hetgeen alhier over de zaak werd geschreven, Engelse bronnen ging raadplegen en vooral haar licht bij Engelse specialisten ging opsteken, zoals zij het in een nota verklaart: “Het onderzoek betreffende de kandelaars werd vergemakkelijkt door de welwillendheid van mijn Engelse vrienden, vnl. Dr Zarnucki, Mr Poppe-Hennessy, Mr Millar, Miss Scott Elliot”. Aldus ontstond een nieuwe paragraaf in de betrekkingen Gent-GrootBrittannië, deze van de wetenschappelijke samenwerking op zoek naar de oplossing van een probleem dat beiden aanbelangt. Uit dit grondig onderzoek is nu gebleken dat de kandelaars herkomstig zijn uit de Tomb House van de Saint-George’s chapel te Windsor, dat zij algemeen aan Benedetto Rovezzano worden toegeschreven, en dat zij ten tijde van de burgeroorlog die jaren vóór de onthoofding van Karel I begon, werden verkocht, dus niet noodzakelijk zoals tot hiertoe werd aangenomen, na de dood van de monarch. Karel I was immers in 1542 uit zijn hoofdstad gevlucht en reeds in 1546, drie jaar vóór de onthoofding, werd op bevel van het Parlement het bronswerk uit de koninklijke kapel verwijderd: dit bronswerk mocht, bij uitzondering op een algemeen verbod van Cromwell, naar het buitenland worden vervoerd en het is op dat ogenblik, zonder dat men de datum nader kan bepalen, dat Mgr Triest, steeds op de loer naar kunstwerken, de kandelaars door tussenkomst van een marchand zal hebben kunnen aankopen. Over de oorsprong zelf van deze kunststukken, tast men nog enigszins in het duister, want het wapenschild, met draak en hond als dragers, dat op de kandelaars voorkomt, is te vereenzelvigen met dat van Hendrik VII (die zijn graftombe bestelde) en ook met dat van Hendrik VIII, die het tot omstreeks 1530 gebruikte. Welnu op de vier hoeken van de graftombe van kardinaal Wolsey, eens de vertrouwensman van Hendrik VIII, doch nadien in ongenade gevallen, kwamen ook vier kandelaars voor die, naar de ons bewaarde beschrijvingen, wel deze van de St-Baafshoofdkerk zouden zijn. Na de dood van Wolsey werd zijn grafmonument verbeurd verklaard en wat nog dienstig was werd gerecupereerd voor het grafmonument van Hendrik VIII; dat is allemaal vrij ingewikkeld maar past volledig in de mentaliteit van de tijd. Benedetto da Rovezzano werd belast met het vervangen van de emblemen van de aflijvige kardinaal, doch kan, wegens zijn vertrek naar Italië, het werk niet voltooien. Ook het monument van de veelwijvige Hendrik VIII werd niet voltooid, en enkele fragmenten vervoegden in de Tomb House de brokken van het grafmonument van Wolsey. “In de oudst bekende beschrijving van de Tomb House,

272


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:15

Pagina 273

aldus Mjr Dhanens, wordt het grafmonument vermeld als dat van Wolsey en als bestemd zijnde voor dat van... koningin Elisabeth”! Uiteindelijk moet, in al deze veronderstellingen, volgens Mjr Dhanens en haar Engelse specialisten, de voorkeur gaan, een voorkeur gesteund op stijlverwantschappen, naar de koperen kandelaars van het grafmonument van Wolsey, vervaardigd door da Rovezzano, en in dit geval eventueel met een later ingewerkt stuk met koninklijke wapenschilden. Wat er ook van zij, en niettegenstaande zijn vele wisselvalligheden en avonturen, is dit enig ensemble door en door Engels te noemen qua bestemming, ofschoon het te Gent belandde en het werk is van een Italiaan. De ene zijn dood is de andere zijn brood, zegt met veel wijsheid, zij het met een tikje gelatenheid een oud Vlaams spreekwoord. De abt van St.-Pieters te Gent die in 1623 voor de zielezorg en vooral voor de materiële en financiële belangen van de abdij op de Blandijnberg zorgde, niet zomaar zonder redenen een van de rijkste abdijen van West-Europa, en die over deze belangen waakte met dezelfde toewijding als het vandaag de dag een algemene overste van de Zusters van Liefde het zou doen, meende het wel, zeer welletjes met dat klassiek spreekwoord, meer bepaald wanneer hij vernam dat enkele Engelse geestelijken die het aan de stok gekregen hadden met de fans van het Anglicanisme, het Kanaal wilden oversteken en zinnens waren zich in de Arteveldestad te komen vestigen waar en van oudsher steeds heel wat ouders bereid werden gevonden hun kinderen een tweede of derde taal aan te leren, traditie die voor gevolg had en heeft dat een Gentenaar te allen tijde en overal, zich na 48 uur in zaken-, liefdes- of gastronomische aangelegenheden in om het even welke taal succesrijk uit de slag kan trekken! Onze Engelse paters en nonnen die nog weinig voelden voor de verdrukkingspolitiek van hun koning Jacob I, hadden iets horen waaien over deze reputatie van de Gentenaren en dachten, zeer terecht ten andere, dat er te Gent nog een boterham te verdienen was met het geven van lessen in de Engelse taal aan de zonen en dochters van de Gentse poorters en kooplieden. Het was zeer juist geraden; zij vergaten nochtans dat er op een boterham boter moet worden gesmeerd en dat de abten van de aloude St.-Pietersabdij graag andermans boter op de boterham van hun monniken zagen belanden. Arsenius bij de gratie Gods abt van de wijdvermaarde abdij wist het handig klaar te spelen zodat hij de Engelse Jezuïeten kon overhalen hun klooster, school en kapel op te trekken op het Steendam, een straat die zomaar gans toevallig “sub patronati ecclesiae ac monasterii nostri” stond, d.w.z. dat degene die er zich kwam vestigen de boter van zijn boterham af en toe eens aan de St.-Pietersabdij moest afstaan.

273


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:15

Pagina 274

Wanneer men ergens op de sokken van een politiek vluchteling belandt, moet men er wel vrede nemen met de voorwaarden die men u stelt, al is men een discipel van Loyola. De overeenkomst tussen de abt en Willem Anderson “superior dictae domus societatis Jesu” werd op 19 november 1623 ondertekend. De goede paters Jezuïeten zoals wij ze nog betitelen toen wij op de banken van het St.Barbaracollege een paar korte en lange broeken gingen slijten, bleven te Gent tot in 1773, ogenblik waarop de Oostenrijkse regering de Orde de bons gaf, om redenen die deze regering zeker niet tot eer strekken. De Belgische Jezuïeten kwamen later terug doch de Engelsen gaven het definitief op en op de plaats waar hun klooster zich verhief werd naderhand het bisschopelijk paleis opgetrokken, heden een school geworden, een fraai en sober gebouw dat bovendien het voordeel bood niet vlak tegen het koor van onze hoofdkerk te zijn opgetrokken geworden zoals de huidige monsterbunker! Engelse nonnen voelden ook nog bitter weinig voor de politiek van de erfgenamen en opvolgers van de trouwzieke Hendrik VIII, en in het zog van het Jezuïetenschip, zetten zij koers op de Vlaamse kust, in de hoop aan het vrouwelijk element van de Gentse bevolking de taal van Shakespeare en de elementaire principes van het Engelse high life te mogen aanleren. Het geluk stond andermaal aan de zijde van Joachim Arsenius, de dynamische abt van St.-Pieters, want heel toevallig behoorde de kleine groep Engelse adellijke nonnen, aangevoerd door de eerbiedwaardige Lucia Knatchbull, tot de orde van de Benedictinessen, een kloosterorde die onvermijdelijk de weinig gedesinteresseerde zegen van Arsenius moest bekomen vooraleer te Gent de pink te mogen verroeren. Nogmaals “heel toevallig” wensten deze Engelse kloosterlingen hun monasterium op te richten in een straat die rechtstreeks onder toezicht stond van de goede abt, nl. in de Savaanstraat, op een kleine boogscheut van de abdij. In de overeenkomst die op 22 mei 1625 ondertekend werd, herinnert de abt zonder overbodig commentaar doch zeer categoriek, aan het algemeen verbod enig klooster, kerk, kapel, hospitaal of godshuis op te richten, zelfs klokken te laten luiden “sans l’expres consentement de nous et de nostre couvent”. Indien wij enig geloof mogen hechten aan de inhoud van deze overeenkomst, was de overste van de Engelse Benedictinessen zeer blij de vererende toestemming te mogen aanvragen en ze vooral te mogen bekomen: “madame Lucie Knatchbull abbesse des dictes Benedictines, voulant recognoistre le droit de patronage copetant nostre dict monsastere et avoir nostre consentement avant que d’entreprendre de faire aucune des choses susdite, nous a bien humblement supplé que nostre plaisir fust luy accoorder d’eriger une chapelle pour y faire le service divin...”: de abt was, aldus de akte blij deze toestem-

274


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:15

Pagina 275

ming te kunnen verlenen: “nous inclinans à la dicte supplication, avons, avec l’avis de notre prieur et plus anciens religieux de nostre couvent, consenty et octroyé à la dicte dame sa dequisition et demande;... avons consenty et consentons par cestes, en la présente érection en tant que nous et nostre église peut toucher”. Een andere akte bezorgt ons wat meer details over de eigenaardige gewoonten die toen bestonden en die iedereen ten andere normaal en logisch vond: “De Engelse Benedictinessen op onse heerlyckeyt senden alle nieuwjaeren een present aan den eerw. h. Prelaet, consisterende gemeynl. in een borse van zyde en goudt gevlochten, een horlogie quispel oft register...”. Onze Engelse nonnen hielden het wat langer uit dan de Jezuïeten, doch toen de Franse Republikeinen naar ons land oprukten, achtten zij het ogenblik gekomen om met pak en zak de terugtocht naar de vadergrond te ondernemen: de Anglicanen waren alles bij mekaar, op het einde van de XVIIIe eeuw, minder te duchten dan de Franse Sans-Culottes. Op het nippertje verkochten zij hun klooster, op 30 juni 1794, voor 1400 klinkende goudstukken waarvan zij slechts van enkele de mooie kleur zagen. In dezelfde nacht namen de Oostenrijkers die op alle fronten in het nauw waren gedreven, de vlucht: enkele uren later was Gent in de macht van de Fransen. Niemand is ons komen vertellen of die brave Engelse nonnetjes, naar het voorbeeld van alle nonnetjes uit alle tijden, met leerlingen en vlaggetjes op het voetpad gingen post vatten wanneer hun koning, Willem III een flitsbezoek kwam brengen aan de stad. Misschien wel, want Willem van Oranje was een Nederlander van geboorte, zoon van stadhouder Willem I en van Maria Stuart de dochter van de onthoofde Karel I van Engeland. Op zijn beurt stadhouder geworden in 1672 “toen de regering was radeloos, het volk redeloos, het land reddeloos” zou hij geleidelijk de topfiguur worden van de Europese coalitie tegen Frankrijk en zijn zonnekoning Lodewijk XIV. Willem bestreed deze monarch op alle fronten en vooral daar waar er enige dreiging of gevaar voor zijn Hollandse gewesten kon zijn. Willem was nog een doodgewone stadhouder en krijgskapitein, weliswaar dol van ambitie, wanneer hij in september 1674 voor de eerste maal onze stad aandeed, doch er zullen wel geen nonnetjes en wuivende schoolkinderen op de doortocht van Willem te bespeuren zijn geweest; hij had enkele dagen voordien, samen met zijn bondgenoten, klop meer dan gewenst gekregen van Condé in de slag van Seneffe en het was dan ook bij een weinig geordende terugtocht van zijn troepen dat Willem van Oranje kennis maakte met de Arteveldestad. Onze Hollandse keikop gaf om een nederlaag de moed niet op; hij wist dat er

275


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:15

Pagina 276

nog andere zouden volgen vooraleer de overwinning te behalen. Kort nadien zou hij Lodewijk XIV van woede doen schuimbekken wanneer hij in het huwelijk trad met de dochter van Jacob II van Engeland, want een dergelijk huwelijk betekende voor de stadhouder de kostbare aanwinst van een sterke bondgenoot die tot dan toe de vriend van Lodewijk was geweest. Deze vriendschap mede het feit dat Jacob I de katholieken in zijn land begunstigde, waren twee houdingen voor dewelke de protestante Engelsen en de Wighs hem geen warm hart toedroegen. Willem van Oranje wist het, nam eerst braafjes vrede met de sympathie en de steun van schoonpapa Jacob, waarna hij zgh. ter hulp geroepen door de Wighs, zijn schoonvader een voetje lichtte, in Engeland ontscheepte, Jacob II van zijn troon wipte en zich in diens plaats koning van Engeland als Willem III liet kronen. Ware hij niet op 52-jarige leeftijd van zijn paard gevallen en er het leven bij ingeschoten, hij zou misschien zelfs een Lodewijk XIV van zijn troon hebben verwijderd want zijn ambitie en zijn hardnekkigheid in de strijd tegen de Franse koning waren grenzeloos. Vooraleer door Lodewijk XIV bij de Vrede van Rijswijk tot koning van Engeland te zijn erkend en vooraleer van zijn paard te tuimelen, was Willem III in juni 1695 triomfantelijk onthaald geworden door de Gentse bevolking en was hij voor een paar uurtjes afgestapt in een afspanning van de Mageleinstraat. Pierre Kluyskens ‘t vervolgt

276


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:15

Pagina 277

INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE - FICHE N° 161

Op 20 December 1899 stelde Ernest Lacquet in de rubriek “Ceramiek Oudheidkundig Museum - XIIIe-XIVe eeuw” in het Frans een fiche op over

Oude versierde tegels De tegels die afgebeeld staan op de fiches 161164 hebben een zijde van 115 mm. en een dikte van 18 mm. De randen zijn schuin afgeslepen aan de vier zijden. Ze werden vervaardigd in klei en vernist in het geel met loodzouten. De onderwerpen zijn getekend in vakken met een etsnaald en voorgesteld in witte aarde die ingewerkt is in een rood dieper gelegen gedeelte dat uitgehold werd tot een diepte van een millimeter en zelfs minder op bepaalde plaatsen; het is het procédé die “engobe” genoemd wordt. De hier afgebeelde tegel en de volgende werden in 1898 gevonden, samen met andere geëmailleerde tegels, bij de opgravingen uitgevoerd door de Banque de Flandre op de Kouter en ze werden door de administratie van deze financiële instelling geschonken aan het Oudheidkundig Museum. De eerste stelt een ridder voor die naar rechts kijkt, een helm, versierd met een wapperende vederbos, dekt zijn hoofd. Hij houdt in de houding van de aanval een houten lans die aan de ijzeren basis voorzien is van een vaantje. Het centraal gedeelte van de tegel is redelijk versleten, maar de beweging van de armen is aangeduid met een eenvoud van karakteristieke lijnen.

277


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:15

Pagina 278

“DE GENTSE LANEN MOETEN IN NIETS ONDERDOEN VOOR DIE VAN DE GROTERE STEDEN.” DEEL 3 1907 - 1911 (VERVOLG EN SLOT)

VOOR U VERZAMELD UIT 31 600 EDITIES VAN DE “GAZETTE VAN GENT”. In het laatste gedeelte gaat de meeste aandacht naar de aanleg van de lanen die de rechtstreekse verbinding vormen met het Maria-Hendrikaplein en het nieuwe Sint-Pietersstation. Dit alles maakte deel uit van de euforie rond het grootse evenement van de Wereldtentoonstelling in 1913, die Gent op de wereldkaart plaatste.

10 juni 1907 Wanneer geheel de rioolgeleiding langs de nieuwe Prins Albertlaan zal voltooid zijn, zal de stad overgaan tot de aanbesteding van de brug over de Leie, in verbinding met de nieuwe, ronde laan naar de Godshuizenboulevard. Achter het jongensweeshuis zal de bedding van de Leie daartoe worden verlegd. Er zal een ruiling van terreinen gebeuren met het bestuur van de godshuizen, die de grond voor de nieuwe bedding zal moeten afstaan aan de staat, die de oude bedding zal overlaten.

13 november 1907 Het uitzicht op de Albertlaan, waar het nieuwe klooster van Doornzele verrijst, geeft de wandelaars een prachtige aanblik. ‘s Avonds wordt een betere verlichting gewenst, want als er grote werken uitgevoerd worden kan het niet anders dan dat de wegenis belemmerd is.

24 december 1907 In de zitting van de stedelijke raad was sprake van buitengewone uitgaven voor openbare werken, in 1908 uit te voeren, deels voor rekening van de staat: 250 000 frank voor het bouwen van een brug aan de Albertlaan, 41 000 frank voor de rechttrekking van de Leie afwaarts de schietbaan en 147 000 frank voor allerlei wegeniswerken op de Maria-Hendrikaplaats.

278


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:15

Pagina 279

2 maart 1908 De nieuwe, vaste brug over de Leie, welke de verlenging moet verwezenlijken van de Albertlaan, zal opgebouwd worden in beton, met zijwanden in arduinsteen. Er zullen twee voetgangersbruggen zijn voor de trekdienst van de scheepvaart. De middenboog zal 22 meter vaarbreedte hebben, de breedte van de zijbogen is op 10 meter bepaald. Schone kandelaars zullen de leuning versieren. De totale lengte zal 75 meter bedragen, de te berijden baan 12 meter en elk gaanpad 2,35 meter. Men zal tot de brug toegang hebben langs banen van 26 meter breed. Aan de kant van de Godshuizenlaan zal de nieuwe brug uitlopen op gelijke afstand van het wezengesticht en de dreef van de gewezen Velodroom.

14 maart 1908 Voor de nieuwe laan tussen Gent-Sint-Pieters en het Strop (* de Burggravenlaan) moesten gronden worden aangekocht. De aanpalende eigenaars zullen de grond kosteloos afstaan en de wegeniskosten langs hun eigendommen betalen. In die voorwaarden zullen zij niet onteigend worden.

25 maart 1908 De uitslag van de aanbesteding voor het bouwen van een vaste brug en het rechttrekken van de Leie stroomopwaarts de stedelijke schietbaan is gekend. Het bestek bedroeg 275 000 frank, verdeeld in 243 000 frank voor de brug en 32 000 frank voor het rechttrekken van de rivier. Volgens het ontwerp van de heer Loriaux van Châtelet zal de brug geheel in ijzermortel of béton armé worden vervaardigd en slechts één boog hebben van 52,50 meter breed. De hoekstenen van de brug, ook in béton armé, zouden belegd worden met een laag van een voortbrengsel dat zeer duurzaam is en goed de arduinsteen nabootst. Het schepencollege zal in deze belangrijke zaak moeten beslissen en natuurlijk rekening moeten houden met de voorschriften van het lastenboek.

14 april 1908 De laagste aanbieder voor de nieuwe brug over de Leie is de firma Neyt en Vossaert, aan 282 000 frank of 7000 frank boven het bestek, de rechttrekking van de Leie inbegrepen. De onderneming werd door de stedelijke raad goedgekeurd. De Staat zal voor één derde tussenkomen. 279


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:15

Pagina 280

Er werd geen rekening gehouden met het aanbod van de heer Loriaux, die de brug in ijzercement wilde bouwen men ĂŠĂŠn enkele boog.

22 april 1908 De afstand tussen de Kortrijksesteenweg en de ontworpen nieuwe statie is lang. Voor de reizigers is het wenselijk dat aldaar een nieuwe laan (* de Clementinalaan) en een tramlijn zou worden aangelegd.

18 juni 1908 De werken aan de Albertbrug zijn reeds enige tijd aangevangen en vorderen goed. Terwijl aan de ene kant grond wordt uitgedolven voor het metselen van de brughoofden op vaste bodem, worden aan de overzijde van de Leie ganse schepen steengruis en modder aangebracht die voortkomen van de werken aan de Visserij, om de grond op te hogen voor de verlenging van de Prins Albertlaan, die juist rechtover de nieuwe brug zal uitkomen.

24 juni 1908 Het terrein voor de nieuwe, definitieve statie Gent-Sint-Pieters met ontvangstgebouw, hangaars, magazijnen, enz... zal zich uitstrekken op de opgehoogde grond tussen de voorlopige statie en de Snepbrug. Twee brede lanen zullen van de stad toegang geven tot de nieuwe statie: de Clementinalaan rechtover de Parkplaats en het tweede gedeelte van de Prins Albertlaan (* de huidige Astridlaan), rechtover de Fortlaan. Van de nieuwe statie gaat een dreef langs de spoorbanen tot aan de Leie. Dat zal de Afsneelaan zijn.

8 juli 1908 Reeds legt men in de Clementinalaan een weg aan die van de Parkplaats naar de gemetste maar voorlopige statie aan het uiteinde leidt. De houten statie zal door het bestuur van de spoorwegen verlaten worden wanneer de grote toevloed van reizigers naar de badsteden voorbij is. De laan zal spoedig worden gekasseid, zodat de reizigers die rijtuigen aanbrengen tot juist voor het gebouw zullen kunnen rijden.

280


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:15

Pagina 281

12 augustus 1908 De verbinding tussen Akkergem en de wijk rond de statie Gent-Sint-Pieters zal oneindig verbeteren na de voltooiing van de Prins Albertlaan en de brug over de Leie naar de Godshuizenlaan. Men zal dan gemakkelijk in een kwartier naar de statie kunnen gaan. De Prins Albertlaan zal nog dit jaar bijna geheel gereed komen en de nieuwe brug, waarmee het rechttrekken van de Leie tussen de laan en Het Patijntje verbonden is, tegen oktober 1909. Dit werk zal stellig mogen gerangschikt worden onder de meest praktische en meest nuttige van de vele verfraaiings- en verbeteringswerken, uitgevoerd tijdens het burgemeesterschap van de heer Braun.

13 augustus 1908 De Clementinalaan is reeds gekasseid en afgesloten met een reeks spoorwegbielzen die men met een klein kostje in een witte kalklaag heeft gestoken. Het spoorwegbestuur zal er zich niet aan geruĂŻneerd hebben. De statie, gelegen op 600 meter van de huidige in de richting van Oostende, zal toegankelijk zijn langs de Clementinalaan, de Prins Albertlaan, de Boudewijnstraat en de Afsneelaan.

7 september 1908 Met de opening van de voorlopige statie sedert 4 september geschiedt de dienst der treinen op de plaats welke later bestemd is voor de boulevard die de stad tussen de Stropbrug, de Kortrijksesteenweg (* de latere Burggravenlaan) en de Snepbrug zal laten aanleggen. Het is nu wachten op de Elisabethlaan, aan te leggen dwars door de afspanning Den Hert, die sedert zaterdag gesloten is.

10 september 1908 De tramcompagnie doet opmetingen om de lijn van de Kortrijksepoort te verleggen naar de voorlopige statie Gent-Sint-Pieters. Zodra de Elisabethlaan enigszins in orde zal zijn, zal de lijn van de Kortrijksesteenweg lopen van de hoek aan de Van Monckhovenstraat naar de Maria-Hendrikaplaats, de Clementinalaan en de bestaande baan aan de Parkplaats.

281


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:15

Pagina 282

12 november 1908 De verbinding met de nieuwe statie Gent-Sint-Pieters zal binnenkort veel kunnen verbeteren. De afbraak van Den Hert vordert goed. De bomen op de koer zijn reeds geveld en men sloopt ook een aantal huisjes achter de gewezen danszaal, die zich bevinden binnen de aflijning van de Kortrijksesteenweg, tussen de hoek van de Van Monckhovenstraat en de nieuwe statie.

1 december 1908 Tussen de Patijntjesstraat en de nieuwe, vaste brug over de Leie is een groot deel van de Prins Albertlaan al voldoende opgehoogd. Op een grote lengte zijn de boordstenen geplaatst en men voert onophoudelijk kasseien aan om de twee zijkanten van de laan te bestraten. Van de brug die de verbinding met de Godshuizenlaan moet mogelijk maken zijn de twee pijlers voltooid. De stukken voor de bogen zijn er op aangebracht en men werkt aan het bouwen van de grondvesten voor de laatste boog.

8 januari 1909 Men is begonnen aan het ophogen van de straatweg die dwars door de gronden van de gewezen afspanning Den Hert de rechtstreekse verbinding moet verwezenlijken tussen de Kortrijksesteenweg en de nieuw te bouwen statie Gent-Sint-Pieters.

9 januari 1909 Dank zij het gunstig weder is men zeer goed vooruitgegaan met de werken aan de brug welke de Godshuizenlaan met de Prins Albertlaan moet verbinden. De middelste en grootste boog zal dienen voor de scheepvaart. Onder de twee zijbogen zal de openbare weg voortgaan van de Eedverbondkaai aan de ene kant en de Bijlokekaai (* in 1909 gewijzigd in Henleykaai) aan de andere. Daar de Leie op de plaats waar de brug wordt gebouwd een grote kromming maakt, waarvan de rechttrekking in de onderneming begrepen is, heeft men al de grondvesten in de vaste bodem kunnen plaatsen, zodat de scheepvaart geen enkel ogenblik moest onderbroken worden. De boog langs de kant van de Godshuizenlaan is geheel voltooid, de middelste begint ver te gaan. De kroon er van is geheel in zwarte arduinsteen, de steunmuren zijn versierd met schone ornamenten. Terwijl de aardewerkers aan de brug tijdelijk geen werk hadden, zijn ze 282


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:15

Pagina 283

begonnen met het graven van de nieuwe Leiebedding, in rechte lijn tussen de middenboog en de guinguette Het Patijntje. Het kanaal is bijna geheel uitgedolven. Weldra zal men er met krachtige baggerboten in gaan en men mag aannemen dat met het aanstaande zomergetijde de nieuwe Leie zal voltrokken zijn. Aan de andere kant vordert de Albertlaan tussen de Meersstraat en de nieuwe brug ook zeer goed. Ze is reeds op een grote lengte gekasseid. Het middelste aardplein is effen gelegd en de buizen voor gas- en waterleidingen zijn aangebracht. Als men zich nu in het midden van de laan plaatst en over de nieuwe brug heen kijkt, springt het duidelijk in het oog dat na de voltooiing van dit prachtig en nuttig werk, er ook een brug zal moeten komen over de Coupure, nagenoeg ter hoogte van de Bijlokestraat, om heel deze nieuwe wijk met het centrum van de stad te verbinden (° dit project, dat tot ver in de jaren dertig op de agenda van de Gentse gemeenteraad stond, werd nooit gerealiseerd).

14 januari 1909 Er is op de Leopoldlaan een verzoekschrift in omloop, waarin enige inwoners van de laan vragen, de schone plataanbomen aldaar te doen afkappen. Het zal voldoende zijn op dit vandalenwerk te wijzen, om het onmogelijk te maken! Ongeveer 25 jaar geleden heeft men het park door een schone rij bomen willen omringen en nu zij tot hun volle wasdom gekomen zijn, zou men ze willen uitroeien! Dat mag zeker niet toegelaten worden!

25 maart 1909 Op de Korenmarkt heeft men de driearmige gaskandelaars uitgebroken die er nutteloos geworden waren door het plaatsen van de elektrische verlichting. Misschien kan men de oude toestellen gebruiken op de Clementinalaan, waar het met de tegenwoordige verlichting van één bek om de honderd meter, 's avonds veel te duister is voor een laan die een hoofdweg moet worden naar de statie Gent-Sint-Pieters. Op de laan wordt enkel de bouw van burgershuizen met een tuintje voor de deur toegelaten. Door de aard zelf van die gebouwen mag men daar niet hopen op een drukke verlichting zoals in de straten waar de grote magazijnen zijn.

26 maart 1909 De Prins Albertlaan is nu voltooid tot voorbij de huisjes van het Bureel van 283


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:15

Pagina 284

Weldadigheid in de Patijntjesstraat. De boompjes zijn er geplant en men is volop bezig aan het ophogen van het deel van de laan naast de recht te trekken Leie. De bogen van de brug zijn bijna alle drie voltooid en men mag hopen dat tegen september de gemeenschap tussen de nieuwe wijk Sint-Pieters en de oude van Akkergem zal geopend zijn.

27 maart 1909 De laatste huizen voor de rechtstreekse verbinding tussen de Kortrijksesteenweg en de Maria-Hendrikaplaats zijn gesloopt en de aflijning van de laan is met latwerk afgesloten. Een grote stapel sporen voor de tramlijn die de maatschappij langs die laan zal leggen is sedert lang aangebracht, maar de nodige ophogingswerken blijven achterwege. Er is een opschrift geplaatst met Hier mag men storten, maar als men zal wachten om op deze manier de straat te zien ophogen, zal dit nog jaren aanlopen. Nochtans ware het dringend nodig de Elisabethlaan tegen het komende zomerseizoen in orde te brengen. Het is te hopen dat men spoedig de hand aan het werk ziet slaan.

7 april 1909 De drie bogen van de brug over de Leie aan de Prins Albertlaan zijn voltooid, maar men zal moeten wachten tot men de rivier heeft afgeleid, om de kaaimuren te kunnen bouwen langs de kant van de huidige bedding. Een onderbreking van de scheepvaart is daartoe nodig en zal in de maand juli eerstkomende geschieden.

22 april 1909 Het schepencollege stelt voor een krediet van 90 000 frank te stemmen om de verwekte achterstel te vereffenen in de aanleg van de nieuwe lanen. De heer burgemeester betoogde dat tot de werken aan de Elisabethlaan niet was besloten op het ogenblik dat de begroting voor 1909 werd opgemaakt. Het heeft zich slechts opgedrongen toen de trammaatschappij het inzicht te kennen heeft gegeven, de lijn van de Kortrijksesteenweg te verleggen langs de Elisabeth- en Clementinalanen. Volgens sommige raadsleden was die uitleg flauw. Precies of het schepencollege niet wist dat de tramcompagnie de lijn ging voortleggen naar de nieuwe statie. Heel Europa voorzag dat de tram langs daar moest gelegd worden! 284


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:15

Pagina 285

Volgens de heer burgemeester zal de stemming het evenwicht in de begroting van 1910 niet in gevaar brengen, want eens de Elisabethlaan geopend is, zal men de grond langs deze straat kunnen verkavelen. Voeger rekende men maar op een middenprijs van 20 frank per m2 voor de verkoop van de gronden. Men betwijfelt niet dat die ver zal worden overtroffen. Na de gedachtewisseling werd het krediet eenparig goedgekeurd.

6 mei 1909 Op de Prins Albertlaan is men bezig gasbuizen van een grote diameter te leggen. In de nabijheid van de brug haalt men aarde weg om er de Elisabethlaan mee op te hogen. Het vervoer geschiedt met wagentjes, getrokken door een paard.

26 juni 1909 De inwoners en neringdoenden van de Albertlaan langs de kant van de Kortrijksesteenweg (* de huidige Koningin Astridlaan) hebben aan het stadsbestuur een verzoekschrift gezonden. Daarin vragen ze het plein gelegen tussen de Albert- en Clementinalanen (* Maria-Hendrikaplein) niet af te sluiten. De belanghebbenden beweren dat zij met de opening van de Clementinalaan grote schade zullen oplopen. Zij doen inzien dat het nodig is een weg voor voetgangers aan te leggen tussen de Albertlaan, de Clementinalaan en de nieuwe statie Gent-Sint-Pieters, dwars over de thans nog kale gronden.

5 juli 1909 In de wijk van Sint-Pieters zijn verschillende werken volop aan gang. Vooreerst is men ijverig in de weer voor het in orde brengen van het trolleynet langs de nieuwe Elisabethlaan, waarvan de kasseiding bijna voltooid is, terwijl de voetpaden met hun aslaag ook reeds geheel in orde zijn. Aan de spoorwegdoorgang van de Kortrijksesteenweg is men aan het werk voor de grote viaduct welke daar de steenweg moet overbruggen. De Albertlaan is voltooid tot dichtbij de nieuwe brug en men werkt thans aan het in orde brengen van het andere deel. Verder is alles gereed. De bomen zijn geplant en de riool-, gas- en waterleidingen geplaatst. De oude Leie is nabij de nieuwe brug reeds gedeeltelijk opgevuld. Men werkt nu aan het inslaan van de palen om de oude bedding de nodige vastheid te geven. De Leie is even voorbij het lokaal van de Royal Club Nautique rechtgetrok285


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:15

Pagina 286

ken tot de stedelijke schietbaan en stroomt in de nieuwe bedding onder de brug door. Een grote baggerboot brengt de nieuwe doorsnijding op de nodige diepte. Opgehaald slijk wordt door opstuwmachines in de oude bedding van de rivier overgestort, die daardoor gevuld wordt. De Albertbrug zelf is nagenoeg voltooid. Ze is geheel in blauwe steen opgetrokken en heeft een groots uitzicht. Zij is versierd met kleine obelisken en de ijzeren leuningen zijn geplaatst.

9 juli 1909 Ondanks de aanhoudende regen van de voorbije natte lente tot op heden en de daaruit voortvloeiende jammerlijke vertragingen in de aanlegwerken, is de nieuwe tramlijn naar de voorlopige Sint-Pietersstatie geheel en al afgewerkt. Sedert donderdagnamiddag om 4 uur rijden de trams van lijn 4 van de Zuidstatie enerzijds en de Korenmarkt anderzijds over de Maria-Hendrikaplaats.

19 juli 1909 Bij de verkaveling van de bouwgronden in de Elisabethlaan voorziet men een dubbele aflijning, de ene voor de gebouwen, de andere voor een tuintje van 3 à 4 meter dat de kopers voor hun huizen moeten aanleggen. Niemand zal kunnen betwisten dat binnen een zeer kort tijdsverloop de Elisabethlaan één der voornaamste straten van Gent zal worden, aangezien zij de meest rechtstreekse verbinding uitmaakt tussen het centrum en de statie Gent-Sint-Pieters. Doordrongen van dit feit hebben leden van de commissies van Financiën en Werken er levendig op aangedrongen, dat het schepencollege zou trachten aan deze straat een schilderachtig uitzicht te geven, waardig aan het belang van de stad. Een lid stelde voor onder de dakgoot een minimumhoogte van 12 meter te eisen voor de op te richten gebouwen, met het oog op het volkomen rechtlijnig perspectief van de straat. Men zou streng moeten zijn over de plans van de voorgevels. Het ware voorzichtig ze te doen voorleggen, vooraleer het verkoopscontract aan te bieden. De commissies hebben al de prijzen welke voor de gronden voorgesteld waren verhoogd. Ze rechtvaardigen dit wegens hun voordelige en gunstige ligging. De totale waarde van de instelprijzen bedraagt de som van 852 210, 35 frank.

286


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:15

Pagina 287

28 juli 1909 Door belanghebbenden werd opgemerkt dat de werken aan de Albertbrug over de Leie, alsook het uitbaggeren van de nieuwe bedding, zijn afgelopen. Daar het hier een verkeersweg geldt waarvan de onderbreking van de scheepvaart in het algemeen tot een grote omweg noodzaakt en alle dagen reden tot klagen geeft, werd aan de ondernemers een middel gevraagd om de openstelling van de vaart te bespoedigen. De werken aan de brug zijn echter nog niet voltrokken, evenmin als de toegangen. De gemeenschap over de brug moet door een groot vlot kunnen behouden worden, wat noodzakelijkerwijze de doorvaart verhindert. Voor de ondernemers is dat vlot onmisbaar voor het overbrengen van allerlei materialen en benodigdheden, welke men anders ladder op, ladder af over de hoge brug zou moeten sjouwen. Ze zijn echter zeer gedienstig en verlenen doorvaart aan elk gewoon vaartuig dat koopwaren vervoert. Het is echter onmogelijk het verkeer honderd maal per dag te openen voor allerlei speel- en plezierboten, die zich gemakkelijk een omweg kunnen getroosten. In alle geval geven ze de verzekering, de werken zoveel mogelijk te bespoedigen en ze hopen lang voor de bepaalde tijd van 1 oktober aanstaande, het verkeer onder en boven de brug te kunnen openen.

10 september 1909 Op de Elisabethlaan zijn de verkavelingen en instelprijzen van de gronden op plakborden aangeduid. De prijzen verschillen van 60 tot 95 frank de m2, volgens de ligging. Het gemeentebestuur heeft echter verkeerd gedaan door te eisen dat voor de huizen tuintjes van drie meter diepte moeten komen. De Elisabethlaan wordt de voornaamste weg van de nieuwe statie naar de Kortrijksesteenweg en zou meer een straat van handel en nering moeten zijn. Evenals de Vlaanderenstraat nabij de statie Gent-Zuid zouden aldaar hotels, grote koffiehuizen, pasteibakkers, sigarenwinkels, enz. moeten geopend worden, wat echter onmogelijk is als er op heel de lengte van de gevels voor de huizen een tuintje moet bestaan. Beplantingen met kleine boompjes in de zin van deze op de Kortrijksesteenweg ware meer dan voldoende. Zonder de tuintjes zouden de gronden spoedig kopers vinden, wat nu niet het geval zal zijn. Misschien is de aanblik voor de vreemdelingen die onze stad bezoeken dan zo aangenaam niet, maar onder praktisch opzicht zouden zij gelukkig zijn, zich in de nabijheid van de statie te kunnen verfrissen of zich ĂŠĂŠn of ander onmis-

287


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:15

Pagina 288

baar artikel te kunnen aanschaffen.

15 september 1909 Het nieuwe Leiekanaal is sedert enige tijd voor de scheepvaart geopend. Van de opgehoogde laan geniet men een heerlijk vergezicht over een groot deel van de stad. Men ziet namelijk de toren van de Sint-Pieterskerk, de beide watertorens van de Kattenberg, de dom van het observatorium van het instituut van wetenschappen en de torens van de Sint-Baafskerk, het Belfort, de Sint-Niklaaskerk, de nieuwe post, de Sint-Michielskerk en de SintMartinuskerk van Akkergem. Langs de kant van de Godshuizenlaan wordt de laatste hand gelegd aan de borstwering van de Albertbrug. De andere kant is geheel afgewerkt. Bij middel van een locomotief en wagonnetjes Decauville worden massa's aarde op de brug gebracht om de diepten tussen de drie vouten op te vullen. Dit werk vordert snel en binnen enkele dagen zal men het kasseiden kunnen aanvangen. Intussen wordt nabij de Godshuizenlaan (* op het gedeelte dat in december 1918 werd omgedoopt in “Engelsche laanâ€? en later in Groot-BrittanniĂŤlaan) met stortkarren aarde aangebracht om ze tot aan de brug op te hogen, zodat het te voorzien is dat de nieuwe gemeenschapsweg binnenkort aan het verkeer zal kunnen overgeleverd worden.

19 september 1909 Iedere Gentenaar kent de toestand van de Maria-Hendrikaplaats. Moeders, zusters en kindermeiden van de talrijke kleinen geraken niet uitgekeken op het spel van de jeugd, dat zich daar in de mulle zavel van Gent-zeestrand even goed kan vermaken en ongestoord delven als de rijke kinderen aan de zeekust.

6 november 1909 In de zitting van de stedelijke raad had een lange bespreking plaats over het al of niet afschaffen van de verplichting voor de kopers van gronden in de Elisabethlaan, om tuintjes aan te leggen voor hun huizen. Volgens de ene groep zou de afschaffing van deze verplichting de verkoop van de gronden bespoedigen, maar de anderen verzetten er zich tegen, wegens de esthetiek van de laan, die de rechtstreekse verbinding is met de toekomstige statie. De verplichting van de tuintjes zal behouden blijven. Intussen heeft de stedelijke beplantingsdienst er jonge acacia's geplaatst, van 288


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:15

Pagina 289

dezelfde soort als op de Kortrijksesteenweg.

20 januari 1910 Het laatste gedeelte van de Albertlaan nadert de voltooiing. De asweg voor de voetgangers is geheel met boordstenen omringd en met bomen beplant. Men begint nu aan het kasseiden van de zijbanen, teneinde zo spoedig mogelijk de verbindingsweg tussen Akkergem en Gent-Sint-Pieters in gebruik te kunnen nemen. Langs de kant van de Godshuizenlaan dient het aanvullen wat dapperder te worden voortgezet. Aan de Krijgslaan is de spoorwegviaduct voltooid. In het vooruitzicht van de Wereldtentoonstelling in 1913 zal de laan worden verbonden met de Belvédère aan het park.

6 februari 1910 Op de Albert- en Clementinalanen wordt veel gebouwd. Dat laat verhopen dat tegen de Wereldtentoonstelling alles daar voltooid zal zijn. Dat zal de zo schone wijk nog meer verfraaien.

15 februari 1910 De Albertbrug is voltrokken en weldra zal ook de laan gekasseid zijn. Indien men nu langs de prachtige weg een tramlijn zou leggen, was dat een grote verbetering voor de inwoners van een belangrijk stadsgedeelte, dat reeds zo lang van een gemakkelijk vervoer verstoken is gebleven. (* die kwam er pas op 10 december 1923...)

23 april 1910 Talrijke personen klagen er over dat men op de Albertlaan nog niet begint aan het kasseiden van het verlengde gedeelte naar de Godshuizenlaan (* GrootBrittanniëlaan). De ophogingswerken en andere zijn ver genoeg gevorderd om tenminste de ene kant van de nieuwe baan met kasseien te beleggen. De grondstoffen liggen reeds lang ter plaatse en in het vooruitzicht van het zomerseizoen zou door een gekasseide baan de gemeenschap tussen Akkergem en de statie Gent-Sint-Pieters veel vergemakkelijkt worden.

289


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:15

Pagina 290

14 mei 1910 Men denkt er nu aan in de nieuwe wijk van de statie Gent-Sint-Pieters een schone straat de naam te geven van Leopold II laan, naar onze onlangs overleden vorst. Daar vindt men trouwens heel de koninklijke familie verenigd: - de Maria-Hendrikaplaats, naar wijlen de koningin, gemalin van Leopold II; - de Clementinalaan, naar de jongste dochter van wijlen onze vorsten; - de Albertlaan, naar de naam van onze tegenwoordige koning; - de Elisabethlaan, naar zijn bevallige gade, thans koningin Elisabeth; - de Boudewijnstraat, naar wijlen de zoon van de graaf van Vlaanderen; - de Stephaniestraat (*thans ingelijfd in het Maria-Hendrikaplein, kant van herberg 't Putje), naar het derde kind van wijlen koning Leopold II.

4 juni 1910 Eindelijk zal men het kasseiden beginnen van het deel van de Albertlaan tussen de Meersstraat en de Godshuizenlaan. Men is ook begonnen met op de vier obelisken van de monumentale Albertbrug de koperen hangers te plaatsen voor de grote lantaarns die ze zullen verlichten.

9 juni 1910 Nabij de Krijgslaan zijn de onteigeningen aan de gang om in het vooruitzicht van de Wereldtentoonstelling die laan met het park te verbinden.

1 september 1910 Vele van onze stadsgenoten kennen zeker het schilderachtig hoekje nabij de statie Gent-Sint-Pieters, de redelijk grote zandvlakte welke door de omwonenden Gent-zeestrand wordt genoemd en waar kleinen in het zand kunnen dartelen en stoeien, forten bouwen, enz. Er komen daar ook grotere knapen die nu en dan wel eens twist krijgen en daarbij gebruik maken van hun schoppen, die gevaarlijke wapens kunnen worden. Zo kregen gisteravond een paar bengels van 12 tot 14 jaar bij het terugkeren in de Elisabethlaan twist, waarbij de ene de andere met volle geweld zijn kleine spade naar het hoofd wierp, op gevaar af hem dodelijk te verwonden. Een weinig meer politiehonden in die omtrek ware zeker aan te bevelen!

290


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:15

Pagina 291

1 december 1910 Het laatste deel van de Albertlaan, tussen de brug en de Godshuizenlaan, nadert zijn voltooiing. In de middenbaan zijn de bomen geplant, terwijl de nodige stenen zijn aangebracht om de twee rijwegen te kasseiden. Op de Godshuizenlaan zijn drie bomen uitgedaan die in de weg stonden voor de verbinding met de Albertlaan.

6 januari 1911 Het ware hoogstwenselijk spoedig maatregelen te treffen aangaande de verlichting op heel de lengte van de Albertlaan, want reeds vele voorbijgangers werden 's avonds aan de brug aldaar door boosdoeners aangesproken en bedreigd.

22 januari 1911 Langs de kant van de Sint-Denijslaan is men op heel de lengte begonnen met het delven van de grondvesten voor een zeer dikke muur met daartussen stutten in ijzercement, waartegen men de ophoging van de spoorbaan zal verder zetten. Op die wijze zal men de nodige breedte bekomen voor het leggen van de talrijke sporen, zonder gevaar voor afschuiving.

4 februari 1911 Binnen weinige dagen zullen de werken worden aangevangen tot verbinding van de grote parkvijver met de Krijgslaan, dwars door de BelvÊdère en de Fortstraat naar de nieuwe viaduct. De Krijgslaan zal daar worden rechtgetrokken. De stedelijke beplantingsdienst begint weldra met het planten van bomen langs deze laan.

9 februari 1911 De Albertlaan is geheel voltooid. De straatwegen zijn gekasseid en de pleinen met as belegd. Hopelijk zal men nu spoedig zorgen voor de verlichting tussen de brug en de Godshuizenlaan, waar wel reeds de palen staan, maar zonder lantaarns. De beplantingsdienst heeft ijverig de hand geslagen aan het vernieuwen van de Bijlokehof, welke geheel moest hervormd worden ten gevolge van de wijzigingen aan de wegen in de nabijheid. Eens de square volledig aangelegd is, 291


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:15

Pagina 292

zal men er een artistieke afsluiting rond maken. Dat zal het uitzicht van de wijk veel verbeteren.

22 maart 1911 De BelvÊdère in het park is totaal afgebroken en weldra zal men dwars over de grond van de gewezen guinguette beginnen met het aanleggen van de nieuwe laan in verbinding met de Krijgslaan, onder de viaduct van de Musschestraat.

11 mei 1911 Op dit ogenblik is het nieuw terrein van de A.A. La Gantoise reeds effen gelegd, gerold en grotendeels in goede staat. Het is gans afgesloten. Alles zal zeer goed onderhouden worden opdat het plein steeds een lief uitzicht zou hebben. De grote ingang is gevestigd langs de brede weg vanaf de Albertlaan, naast het wegeltje dat naar de Patijntjesstraat leidt.

7 juni 1911 Algemeen denkt men dat na de grote werken die thans uitgevoerd worden aan het ontvangstgebouw, de inrichting van de statie Gent-Sint-Pieters zal voltooid zijn. Dat is echter een dwaling want de grootste werken blijven dan nog te beginnen. Inderdaad, het algemeen plan voorziet langs de kant van de Afsneelaan nog een omvangrijke koopwarenloods met vier koeren, daarnaast een stapelplaats voor de kolen, een elektrisch werkhuis en bergplaatsen voor wagons en locomotieven.

12 juni 1911 De grintweg die sedert lang op de Leopoldlaan bestaat, wordt opgebroken en vervangen door kasseien. De grint is door de jaren zo hard als zandsteen geworden en zal bij middel van een ijzeren ploeg worden stukgereden en verder opengekapt. Dit is een nuttig werk, want 's zomers dwarrelen bij het voorbijstormen van voertuigen voortdurend dikke wolken omhoog die de woningen vol grijs stof werpen.

292


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:15

Pagina 293

19 juni 1911 Het zogezegde Bijlokehoveken dat in de laatste tijd erg verwaarloosd werd ten gevolge van de werken aan de Albertlaan en de verbinding met de Godshuizenlaan, is thans geheel aangelegd en de square is zeer lief geschikt. Spijtig dat men het niet terzelfdertijd door een kokette afsluiting heeft omringd.

20 juni 1911 Langs de Albertlaan zijn in de laatste dagen de gronden verkaveld en te koop gesteld, zodat men mag voorzien dat ze in alle geval tot aan de MariaHendrikaplaats weldra zal volgebouwd zijn. Vooral nabij de brug laat de verlichting nog te wensen over. Er staan kroonluchters op de uiteinden van de aspaden voor de voetgangers en midden de kasseiwegen aan beide zijden van de brug, maar zij kunnen nog niet branden. Het wordt tijd dit werk te voleindigen, want het verkeer langs de nieuwe laan is zeer groot. De toegangen tot de brug aan de beide oevers van de Leie zijn insgelijks aangelegd. Langs de kant van het terrein van de A.A. La Gantoise wordt een kasseibaan gemaakt. Aan de overzijde heeft men twee wegen aangelegd die beide uitgeven op de Henleykaai, de ene om naar de Royal Club Nautique af te dalen, de andere om onder de brug langs de Leie verder te gaan. Er is ook sprake van, aan de overzijde van de rivier een verbinding te bewerkstelligen met de thans bestaande Eedverbondkaai.

30 juni 1911 Deze dagen is een proef genomen om de sterkte van de Albertbrug vast te stellen. Een wagen met 20 000 kilo's geladen en getrokken door acht paarden, is er over gereden zonder dat het geringste spoor van inzakking werd vastgesteld.

9 juli 1911 Sedert de overblijvende bouwgronden van de Clementinalaan verkaveld en te koop werden gesteld, zijn reeds drie loten verkocht en is men op twee plaatsen beginnen bouwen. Op de Elisabeth- en Albertlanen hebben ook een paar loten een eigenaar bekomen en zal men spoedig de hand aan het werk slaan. 293


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:15

Pagina 294

2 augustus 1911 In de Leopoldlaan werden kasseiwerken uitgevoerd en men heeft er kwistig met zavel geworpen. Die stuift nu bij het minste windje en het voorbijsnorren van automobielen hoog op. De inwoners vragen dringend dat de stedelijke sproeikarren eens langs daar zouden willen trekken. Wij ondersteunen krachtdadig deze billijke eis. Op de gevels is het grijze stof nu vervangen door een nieuwe soort van gele kleur!

4 augustus 1911 Op 6 augustus zal de nieuwe tramlijn in werking treden tussen de statie GentZuid en deze van Sint-Pieters langs de Dierentuinlaan (* thans de President Rooseveltlaan), de pas voltooide Tentoonstellingslaan, de Terplatenbrug en zo verder naar de Citadellaan, de Heuvelpoort, het park en de Clementinalaan.

16 augustus 1911 Men is begonnen met het kasseiden van de Afsneelaan. Voor de vele wandelaars die naar de Snepbrug en verderop langs de Leie naar Afsnee willen, zal dit heuglijk nieuws zijn. De riolen zijn reeds aangelegd tot aan de Leie en de voetpaden op een grote lengte afgezet bij middel van boordstenen. Het is te hopen dat dit werk nog deze zomer zal voltooid worden.

24 september 1911 De toegangen tot de Albertbrug naderen hun voltooiing. Aan de beide zijden zijn brede wegen aangebracht die aflopen naar het pad langs de Leie. Eén van deze is reeds gekasseid. Jammer maar dat bij het naderen van de winter het stadsbestuur niet zorgt voor een volledige verlichting van de laan. Op de brug zelf ontbreekt een glazen bol aan één van de kroonluchters en aan de palen staan geen lantaarns. Toen wij er de eerste maal over spraken werd ons geantwoord dat men een nieuwe levering verwachtte. Zouden die nu nog niet aangekomen zijn?

28 september 1911 Men is ook op de Fortlaan begonnen met het kasseiden van de helft van de baan die tot nu toe een aardeweg was. Evenals voor de Leopoldlaan wordt dit werk door de bewoners als voordelig aanzien, omdat het in de zomer het stof 294


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:15

Pagina 295

en in de winter de modder en diepe voren zal doen verdwijnen. Het is te hopen dat het werk ineens zal worden afgedaan en niet zoals in de Leopoldlaan, waarvan de ene helft in juli en de andere pas in september voltooid werd.

12 november 1911 De gemeenteraad van Gent heeft de overeenkomsten goedgekeurd welke afgesloten werden met het beheer van de staatsspoorwegen, voor de geschiktmaking van de standplaats voor de nieuwe statie Gent-Sint-Pieters. Het ontwerp voorziet op de Maria-Hendrikaplaats twee aardepleinen van 42 meter lengte, waarvan het ene in een tuin zal herschapen worden en het andere met mozaïek wordt gevloerd.

16 november 1911 De trammaatschappij heeft de stedelijke raad bericht wat ze zinnens is te doen met het oog op de aanstaande Wereldtentoonstelling. Zo zal lijn nummer 4 die langs de Hofbouwlaan en de Parklaan loopt, worden afgeleid langs het hoger gelegen gedeelte van de Citadellaan (* thans de Charles de Kerchovelaan) naar de Kortrijksesteenweg.

29 december 1911 Wij vestigen nogmaals de aandacht van wie het aangaat op de uiterst gebrekkige verlichting op de Albertlaan. Als men van de nieuwe brug naar de Godshuizenlaan stapt, komt men welgeteld één lantaarn tegen !...

ERIK DE KEUKELEIRE

Fragmenten uit "Sint-Pieters-Aalst, Sint-Pieters-Aaigem en Sint-Denijsplein deel 2 (1902 - 1918)", 302 pagina's, 2004, uitgave in eigen beheer.

295


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:15

Pagina 296

DE 'HONDTSLAGHER', EEN VERDWENEN BEROEP.

Bij het lezen van het woord hondtslagher in een 16de- of 17de-eeuwse tekst denkt men aan een man die hondenvlees verkoopt, naar analogie met paardenslager. Maar dat is het niet. De grote Van Dale kent twee soorten lui die zich gewelddadig met honden inlaten: de hondenslager en de hondenmepper. Allebei slaan ze honden maar de eerste slaat ze uit de kerk en de tweede slaat ze dood. Biologisch voor de hondenbent natuurlijk een hemelsbreed verschil. Het is de “hondtslagherâ€? in de betekenis van hondenmepper waarover het gaat in de Gentse stadsrekeningen (Reeks 400). ln het boekjaar 1536-1537 (Register 47) dat liep van onser lieven vrauwenavondt alfougste 1536 tot alfougste 1537 staat op f° 63: Betaelt den Jan Roussel ende syn medeghesellen tsamen de somme van II pond X schellingen (600 groten = 300 stuivers) ...over tslaen van XIIc (twaalf honderd) honden ten twaelf miten tstick. Aan 48 mijten voor 1 stuiver kostte een gedode hond toen aan de stadsthesaurie een kwart van een stuiver. Nog geen 50 jaar later, in het laatste boekjaar van de Calvinistische Republiek lopend van halfougste 1583 tot halfougste 1584 (Register 93), komen zeven posten voor van uitgaven ter bestrijding van loslopende honden. - Betaald aan Franchois de hoemakere ende consorten 25 schellingen (= 300 groten) ten eenen pennynck gr(ooten) tstick over tslaen 360 honden1. Het is duidelijk dat het hier om 300 honden moet gaan en niet 360. In courante munt is dat een halve stuiver per hond. - Betaald de drye hondtslaghers 20 sch. (= 240 groten) over haerlieder recht ende salaris van 240 honden ten advenante van 1 d(enier) gr(ooten)2. elcken hondt. In courante munt een halve stuiver par hond. En dan volgen vijf posten ten voordele van de voornoemde Franchois de hoemakere: - Een post van 10 sch. (= 120 groten) van ghesleghen thebbene met zynnen volcke den nombre van thien dozynen honden ten advenante van eenen gr(ooten) tstick3 D.i. 120 groten voor 120 honden of een halve stuiver per hond. - Een post van 27 sch. (324 groten) ter causen van 324 honden by hemlieden gesleghen tzindert den 24sten sporcle (februari) totten 14den martij 1584 in advenante van eenen gr(ooten) elcken hond4, d.i. een halve stuiver par hond - Een post van 12 sch. (144 groten) ter causen ende over zyn recht van ghesleghen thebbene 12 dozynen honden5, d.i. 72 stuivers voor 144 honden of een halve stuiver per hond.

296


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:15

Pagina 297

- Een post van 18 sch. (= 216 groten) voor dat denzelven met zyne ghezellen gesleghen hebben 8 dozynen honden ten advenante van XII d (eniers) p(enningen) elcken hondt of 1 groot per hond. Er werden dus 216 honden gedood wat 18 en niet 8 dozijnen honden betekent. - Een post van 17 sch. (204 groten) voor dat denzelven met zynen volcke ghesleghen heeft tot 17 dozynen honden ten advenante van 12 gr. de dozyne. Dit is 204 honden aan een halve stuiver. De magistraat was blijkbaar zeer tevreden over hun activiteiten want hij betaalde aan twee van hen, Heyndrick Pallay en Anthonis van Audenhove (schuilgaande in de consorten, zynnen volcke, de ghezellen of de drye hondtslaghers van hiervoor?) 48 stuivers voor eene gratuiteyt extraordinairlick ghejondt ter causen van tgoedt debvoir by hemlieden int faict huerlieder officie ghedaen6. ln het boekjaar 1583 - 1584 werd de stad dus van een legertje loslopende honden van maar liefst 1548 exemplaren verlost ten koste van 38 1/2 guldens aan premies en een gratuiteyt van 2 guldens en 8 stuivers. In het daaropvolgende boekjaar (register 94)7 lopend van 15 augustus 1584 t/m 10 mei 1585 bestond de stadsmagistraat tot 15 november 1584 uit wethauders anghestelt by de rebeiien en daarna door die aangesteld door de commissarissen van de koning (van Spanje) doordat Alexander Farnese, hertog van Parma op 17 september 1584 de stad opnieuw voor het koninklijke kamp kon winnen. Franchois de hoemakere wordt wel nog vermeld als beneficiant van 15 sch. (180 groten) van gesleghen thebbene 180 honden ten advenante van eenen grooten van den sticke omme den tyt gheendt (eindigend) 3 sept. 84 alsdoen denselven by scepenen ghecasseert wiert8. Zou hij op die datum uit zijn ambt van stadshondenmepper gezet zijn? Uiteraard dan door de calvinistische schepenen? Zij hadden het namelijk in ieder geval nog voor het zeggen tot aan de reductie van de stad op 17 september. Of is 3 september 84 een fout en gaat het misschien om 3 december toen de “koninklijkeâ€? schepenen al in het zadel zaten? In de periode van 15 augustus 1583 tot 3 september (3 december?) 1584 betaalden de Gentse schepenen 41 guldens en 4 stuivers om de stad van 1728 loslopende honden te verlossen. Twee jaar later, in het boekjaar 1586-1587 (register 96, f° 401) is het Simoen de Wispelaere die de hondenmepper van dienst is. Acht sch., 4 groten (=100 groten) worden hem uitgekeerd ter causen van 200 honden ghesleghen thebben ten advenante van 6 deniers tstick. Aan 12 deniers voor 1 groot is dit een halve groot of 1/4 stuiver per hond. Achttien jaar later in het boekjaar 1604-1605 (register 114) luidde de doodsklok wederom voor de Gentse hondenbent.

297


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:15

Pagina 298

Simoen de Wispelare wordt met drie posten vermeld: - Een post van 12 schellingen 6 groten ( = 150 groten) over synnen moeyte ende aerbeyt van ghesleghen ende ter doot ghebrocht thebbene den nombre van 150 honden ten pryse van eenen grooten tstick datte tsedert den Vden martij 1604 totte compste van heurlieder hoocheden9. In courante munt een halve stuiver per hond. - Een post van 16 sch. en 8 groten (= 200 groten) om hetzelfde gedaan te hebben met 200 honden ende ditte sedert den 16en junij 1604 tot ende metten maent octobre10 daernaer. - Een post van 12 sch. (144 groten) voor 144 honden ...ende ditte tsedert alderhelighendach 1604 totten 19den januaij11 daernaer. Het meppen van honden kostte toen per hond aan de stad dubbel zoveel als in het beginjaar van de carrière van Simoen de Wispelare. Op nog geen jaar tijd werd de stad toen verlost van 494 loslopende honden. Tot een plaag van 1728 honden zoals die van het jaar 1583 lieten de schepenen het toen niet komen.

E. OSSIEUR.

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11

F° 366vo. F° 368. F° 371vo. F° 373. F° 375vo. F° 369. F° 1. F° 385 vo. F° 282. F° 283. F° 284 vo.

298


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:15

Pagina 299

BIJNAMEN OP DE MUIDE

De Gentse Muidewijk vormt vandaag – samen met het aangrenzende Meulestede – een schiereiland omgeven door het zeekanaal Gent-Terneuzen, de Voorhaven, het Houtdok en de Darsen. Rond het midden vande 19de eeuw kwam hier door de ontwikkeling en de uitbouw van de haven een enorme economische ontwikkeling tot stand waardoor deze oorspronkelijk eerder landelijke wijk een totaal ander uitzicht kreeg. De Muide evolueerde tot een overbevolkte Gentse stadswijk waar haven- en fabrieksarbeiders, kleine neringdoeners en schippers de wijk een eigen aanzien gaven. Het rauwste, platste Gents weerklonk hier in steegjes en beluiken met kleurrijke namen als: ’t IJzerhekske, ’t Puurtse van Mie Piane, ’t Fricandonpuurtse, de Konijnepijpe, ’t Wurtelstroâtse enz. Toen vanaf de tweede helft van de 20ste eeuw de havenactiviteiten zich naar het noorden verplaatsten en de actieve bevolking wegtrok kwam er veel leegstand en verkrotting. Nieuwe bevolkingsgroepen met een andere cultuur kwamen er zich massaal vestigen. In 1986 werd de Muide als herwaarderingsgebied erkend en werden de meeste beluiken weggesaneerd, de vroegere Gentse, volkse geest en eigenheid verdwenen. Tijdens voorbereidend onderzoek voor een beperkt historisch onderzoek van Muide-Meulestede in het kader van een wijkverkenning werden ook de Gentse bevolkingsregisters nader onderzocht. Deze registers die voor het eerst in 1796 werden aangemaakt sommen per wijk de straten en de bewoners van alle huizen op. Merkwaardig genoeg werd vanaf de telling 1821-’23 van sommige bewoners van de wijk Muide een bijnaam genoteerd. De bijnamen werden er op een, niet altijd duidelijke leesbare en soms variabele manier en plaats bijgeschreven: soms in potlood of inkt, al dan niet duidelijk onderstreept, bijgevoegd onder de officiële familienaam of ergens in een kolom waar nog ruimte vrij was. De wijken Muide-Meulestede hadden een totaal verschillend karakter. Te Meulestede werd er geen enkele bijnaam in de registers genoteerd en de sociale samenstelling van de bewoners was ook heel verschillend van die van de Muide. De wijk Meulestede werd - in tegenstelling tot de Muide - gekenmerkt door een grote groep middenstanders: brouwers, stokers, slagers, zeep- en zoutzieders en kleine ambachtslui. De ambtenaren hadden duidelijk moeite met het correct weergeven van sommige bijnamen, de dialectische uitspraak leidde soms tot verwarring; zo werd de bijnaam van de familieclan De Groote genoteerd als halfwarm maar soms ook als halfarm. Een ander typisch voorbeeld zijn bv. de verschillende schrijf-

299


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:15

Pagina 300

wijzen van de bijnaam van Petrus Joannes Haeck: was het nu torrerigger, totterigger of totereire? Ook fouten bij de identificatie van dragers van een bijnaam zijn niet uitgesloten. Hebben de ambtenaren Karel Louis Fack en Petrus Constant Fack soms niet met elkaar verward? De bijnaam van de strontmande lijkt toch logischer voor mestraper Petrus Constant i.p.v. voor dagloner Karel Louis? Ook de gegevens over geboorteplaats- en datum mogen niet onvoorwaardelijk worden geaccepteerd. De gegevens voor deze periode kunnen soms zeer onnauwkeurig of ronduit foutief zijn. Twee verschillende geboortedata voor één persoon zijn dan ook het gevolg van afwijkende data in de verschilldende tellingen die werden nagekeken t.e.m. 1857-‘66. De officiële voornaam werd als deel van een bijnaam meestal verkort: Pieter/Pier, Jacobus/Ko(be), Charlotte/Lotte, Marie/Mie, Livinus/Vien, Nathalie/Liette, Catharine/Trine, Emmanuel/Maene enzv. Een groot aantal bijnamen verwijst naar een opvallend fysiek kenmerk of een karaktertrek: den blonten, scheele Anne, den dooven, den eenen armen, kromme Sophie, den zot, den flinken, den scheyter, den taeyen enz. Sommige bijnamen zijn een verwijzing naar een beroep: den schaersliep, Koben de leest/ schoenia, de barbier, den mosselboer, enz. Enkele familieclans tekenen zich duidelijk af: leden van de familie De Mild waren bekend onder de bijnaam den krekel, leden van de familie Eechaute onder de bijnaam Angelus, de familieleden Pappens onder de bijnaam Padde enz. Een eerder merkwaardig fenomeen is het verschijnsel dat de bijnaam een familienaam is, afwijkend van de officiële familienaam: Bockstaele/Teirlinck, Delsau(w)/Moens, De Poorter/Coppens enz. Een paar keer wordt iemand met een andere bijnaam aangeduid in een andere telling of na verhuis in dezelfde wijk tijdens een telling. Rest nog een serie schilderachtige bijnamen met waarschijnlijk een anekdotische achtergrond en enkele bijnamen waarvan de betekenis ons totaal ontgaat maar die misschien voor een deel teruggaan op volledig vergeten Gentse dialectwoorden. Misschien ontdekt u wel tot uw verbazing een voorouder uit de Muide met een bijnaam? De gegevens werden als volgt gerangschikt: Familienaam, voornaam, bijnaam (cursief), geboorteplaats –en datum, beroep, telling, eventuele verwantschap met een andere persoon met bijnaam. De afwijkende schrijfwijzen van de verschillende tellingen werden zoveel mogelijk aangegeven en het gebruik van hoofdletters veralgemeend.

300


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.

10. 11. 12.

13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20.

08-08-2007

11:15

Pagina 301

ACKE Angelus, den Schaersliep, °Kluizen mei 1834, spinner, 1847-‘56. AERTS Pieter Adriaen, Pier Raes, °Gent 28-2-1779, fabriekswerker, 1830-’32. AUGUSTINUS Jacobus, Ko den Bruggelynk, °Boschkapelle(?) 10-11796, dagloner, 1830-’32. AUTRYVE Maria-Thérèse, Madame Hoep La La, °Waarschoot 1808 of 4-10-1806, huisvrouw, 1847-’56. BAUTERS Jean Baptist, Jan Boele, °Gent 6-6-1799, wever, 1830-’32 en 1838-’46. BAUWENS Charlotte, Lotte Aes, °Gent 12-8-1829, huisvrouw, 1847‘56. BAUWENS Jan Francies, Ja Stront, °Gent 1-6-1790, fabriekswerker (arme), 1830-’32. BAUWENS Maria Louisa, Mie den Neuse/Mie Aes, °Gent 27-1-1822, 1847-‘56. BEECKMAN Sophia, Kromme Sophie, geen geboorteplaats en- datum ingevuld, huisvrouw, 1847-’56, x met De Groote Petrus Joannes: zie aldaar. BEERNAERT Marie, Mie de Witte Bille, °Evergem 21-1- 1817, huisvrouw, 1857-’66. BISSCHOP Adolphe, Adolphe den Haese, °Gent 5-9-1835, zakkendrager, 1857-’66. BIS(S)C(H)OP Anna Maria, (Mie) den Brusselaere/leire, °Lokeren 11 of 17-2-1793, mattenmaakster, wasscheresse, 1833-’37 en 1838-’46 dochter van Corré Maria Catharine: zie aldaar. BISSCHOP Joseph Frans, Sr Oubli/Codrys, °Gent 30-10-1808, wever, 1838-’46. BLAUWERS Judocus Jan, Rosten Dok, °Gent 9-3-1787, wever, 1830’32. BOCKSTAELE Jan, Jan Teirlinck, °Gent 4-10-1821, voermansgast, 1857-’66. BOCKSTAL Livinus, Vyn Teirlinck, °Oostakker 21-8-1788, hoveniersgast, 1830-’32. BRACKE Jan Francies, Tiste Bracke, °Oostakker 10-6-1777, dagloner, 1830-’32. BRONDEEL Antonius, Verstuyft, °Gent 6-3-1771, wever, 1824-’26. BRONDEEL Jan Bernard, Pere de Pijpe, °Gent 27-3-1774, wever, 1830’32. BRONDEEL Petronelle, Nelle Zite, °Evergem 6-2- 1766, dagloonster, 1830-‘32

301


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:16

Pagina 302

21. BRUGGE Jacobus, Stijn, °Mariakerke 25-4-1801, blauwverversgast, 1847-’56. 22. BRUYNWYCK Pieter, Pierken ’t Breutjen, °Oostakker 24-9-1799, dagloner, fabriekswerker, 1830-’32 en 1833-’37. 23. BUYENS Petronelle, Nelle Poepe, °Gent 13-9-1782, dagloonster, 1830’32. 24. BUYENS Pieter Jan, de Pijpe, °Gent 20 of 29-2-1789, dagloner/arbeider, 1830-’32 en 1833-’37. 25. BUYENS Pieter Joseph, Tatlamul, °Gent 7-6-1797, wever/varkensslachter, 1830-’32 t.e.m. 1847-’56, x met Eechaute Catharina Joanna: zie aldaar. 26. CABRON Maria Thérèse, Mie Lek, °Boekhoute februari 1824, huisvrouw, 1857-’66, x met Van de Voorde Livinus: zie aldaar. 27. CALLENS Albertus, de Stampere, °Gent 15-1-1808, wever, 1830-’32. 28. CALLENS Amandus, de Stamper, °Ingelmunster 17-6-1766, dagloner, 1838-’46. 29. CALLENS Amand, den Taeye, °Gent 28-4-1819, dagloner, 1847-’56. 30. CALLEWAERT Livinus, den Barbier, °Lochristi 30-8-1803, dagloner, 1830-’32. 31. CNUDDE Louis Livinus, de Marotte, °Gent 26-6-1788 dagloner, 1838’46. 32. CORNELIS Egidius, Gi(e)(l)e Verhoeve/Van Hoeve, °Dendermonde 268-1786, tapper, 1830-’32 t.e.m. 1838-’46. 33. CORRE Marie Catharine, Mi den Brusseleire, °Buvry 25-11-1758, geen beroep ingevuld, 1830-’32, moeder van Bisschop Anna- Maria: zie aldaar. 34. CORYN Joanne Francisca, Braeckman, °Gent 24-2-1787, naaister, 1830-’32. 35. CREVAELS Gregorius Jan, (’t Jaecken)‘t Joorke Lamette, °Gent 3-101769, schippersgast, 1833-’37 en 1838-’46. 36. DE BAEREMAECKER Louis, den Blonten, °Leupegem 3-5-1795, tapper, 1830-’32. 37. DE BOIS Marinus, de Smoes, °Welden 30-3-1828, mosselventer, 1847’56. 38. DE BRUYNE Jan Louis, Jan Bolle (?), °Sint-Niklaas 26-1-1785, wever, 1830-’32. 39. DE BUCK Marie Thérèse, Trese Alexander, °Ledeberg 16-5-1789, dagloonster 1830-’32, 40. DE CAEVEL Antonius Jan, Tontjen het Ondjen, °Gent 16-10-1792, wever (arme) 1830-’32.

302


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:16

Pagina 303

41. DECLERCQ Livinus, Klinkaert, °Sleidinge 6-3-1804, dagloner/metsersknaap, 1847-’56. 42. DE CLERCQ Regina, Mie Alleene, °Nokere/Lokeren 5-3-1805, tapster/zonder beroep, 1847-’56 en 1857-’66. 43. DE CROOCK Petrus, Pieter de Keu, °Gent 8-6-1827, katoendrukker, 1857-’66. 44. DEFREI of DE FROY Jacobus, (Jacobus) Cobe Charles, ° Gent 17-81796, wever, 1821-’23. 45. DE FRUE Petrus Livinus, Pierke(n) Penneman, °Gent 11-11-1769, dagloner, 1833-‘37 46. DE GROOTE Franciscus, Dalfarme, °Gent 28-10-1790, vlotter, 1824’26. 47. DE GROOTE Francies Bernard, Francis Alf Waerm, °Gent 12-2-1826, wever, 1857-’66. 48. DE GROOTE Laurent, Alfwaerm, °Gent 3-12-1768, blekersgast, 1830’32. 49. DE GROOTE Petrus Joannes, (Petrus) Alfwa(e)rm/Pier Alform, °Gent (2)1-4-1794 of 1799, wever/dagloner, 1827-‘29 t.e.m. 1857-’66, x met Beeckman Sophia: zie aldaar. 50. DE JONGHE Jacobus (Judocus), (Coben) Hillaert, °Gent 4 of 15-51794, wever, 1830-’32 t.e.m. 1847-’56. 51. DE JONGHE Jean Baptist, den Breybalg, °Gent 20-12-1769, dagloner/ ramer/tapper, 1830-’32 t.e.m. 1838-’46. 52. DE JONGE Judoca Livina, de Mande, °Gent 2-3-1780, huisvrouw, 1830-32, x met Aerts Pieter Adriaen: zie aldaar. 53. DE KAEVEL Anna, Scheele Anne, °Gent 20-7-1784, dagloonster, 1830’32. 54. DELSAU Jean Gregorius, de Sul, °Gent 7-1-1758, dagloner 1830-’32. 55. DELSAU(W) Michiel, Gille Moe(n)s, °Gent 15-3-1771 of 1770, dagloner, 1830-’32 t.e.m. 1838-’46. 56 DELSAU Petrus Franciscus, Pier Moens, °Gent 12-10-1801, wever, 1830-’32 t.e.m. 1838-’46. 57. (DE) MA(E)SSCHALCK Leonardus, (Jan) de Vod(d)eman/de Voddemarchand, °Mariakerke 12 of 15-2-1803 of 1805, dagloner/varkensslachter/vleesverkoper, 1827-‘29 t.e.m. 1857-’66. 58. DE MEYER Joannes, Meyer op, °Gent 25-1-1801, wever, 1830-’32. 59. DE MILD Francis Petrus, den Grooten Krekel, °Gent 9-11-1807, katoenwever, 1857-’66. 60. DE MILD(T) Jean Baptist, (Jan) de(n) Krekel(e), °Gent 12 of 14-41793, wever, 1821-’23 t.e.m. 1833-’37 en in 1857-’66.

303


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:16

Pagina 304

61. DE MILD Napoleon Frans, de Kleyne Krekele, ° Gent 4-11-1827, fabriekswerker, 1847-’56. 62. DE MULDER Jan Charles, Jan t’Sestig, °Gent 9-7-1782, wever, 1830’32. 63. DE POORTER Jean Baptist, (Jantje) Coppens, °Gent 6-4-1786, muldersgast, 1830-‘32 en 1833-’37. 64. DE POORTER Josephus, t’Jeef Coppens, °Gent 21-10-1790, mulder, 1830 -’32. 65. DE POORTER Louis Antonius, Louis Bruyne/Coppens, Gent ° 9-31804, wever/winkelier, 1830-’32 en 1833-’37. 66. DE POORTER Theodorus, Coppens, °Gent 17-6-1798, mulder, 1830’32. 67. DEPRE Emanuel, de Brugsche, ° Gent 27-2-1791, arbeider, 1821-’23 en 1830-’32, x met Rootsaert Coleta: zie aldaar. 68. DEPRE Francisca Joanna, Plapken (?), °Gent 15-8-1797, huisvrouw, 1830-’32. 69. DE RIDDER Joannes, Scheele Wannes, °Mendonk 7-9-1797, wever/dagloner, 1830-’32 t.e.m. 1847-’56. 70. DE RIDDER Livinus Jan, den Boer, °Gent 29-4-1802, wever, 1830-’32. 71. DE RONNE Saverius, Piro De Ronne den Hoveirdige Zot, ° MariaLatem 12-10-1766, dagloner, 1830-’32. 72. DE SMET Jan Livinus, Piro De Smet, °Gent 24-10-1786, tapper 1830’32. 73. DESMET Pieter Joseph, Pierken Plap/Pierken Plak, °Gent 24-5-1787, wever, 1833-’37 en 1838-’46. 74. DESOMER Joannes, Jean de Witte, geboorteplaats niet ingevuld °11-51802, wever, 1821-’23. 75. DE TAEYE Coleta, Doore Colette, °Gent oktober 1812, huisvrouw, 1847-’56, x met Fack Karel Louis: zie aldaar. 76. DE VEIRMAN Albert, de Kwakkel, °Gent 24-6-1766, schipmakersgast, 1821-’23. 77. DE VEIRMAN Emanuel Petrus, (Maene) de Klokke, °Gent 22-5-1822 of 1823, katoenwever, 1838-’46 en 1847-’56. 78. (DE) VEIRMAN (Livinus) Ludovicus Joannes, de Klokke, °Gent 4-91782, wever, 1821-’23, 1833-’37 en 1838-’46. 79. DE VEIRMAN Petrus, Pier met zijn Hoofd, °Kalken 1-1-1789, mulder, 1830-’32, 1838-’46 en 1857-’66. 80. DE VISSCHER Karel Jan, den Flinken, °Gent 24-12-1808, metser, 1857-’66. 81. DE VOS Paul, Paul de Scheyter, °Gent 28-6-1819, dagloner, 1847-’56.

304


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:16

Pagina 305

82. DE VUYST Catharina, Trine Nop, °Gent 8-2-1777, dagloonster, 1830’32, weduwe Hubertus Sprengers: zie aldaar. 83. DE VUYST Egidius Jan, Jan, °Gent 30-8-1788, geen beroep ingevuld, 1830-’32. 84. DE VUYST Francisca, den Handbustel, °Gent 5-6-1798, dagloonster, 1830-’32. 85. DE VUYST Livinus (Joannes), den Dooven, °Gent 17-10-1824, geen beroep ingevuld, 1838-’46. 86. DE WACHTER Pieter, Pier Verloove, °Gent 11-9-1796, wever, 1830’32. 87. DE WEVERE Sophie, Madame Katjes, °Wakken 15-11-1821 of 26-111823, huisvrouw, 1847-’56. 88. DE WILDE Coleta, de Boerinne, °Zwijnaarde 21-12-1794, dagloonster, 1838-’46. 89. DE WINTER Pieter, Bruynbroeck, °Olsene 27-7-1828, stoelvlechter, 1847-’56. 90. DE WULF Angelus, Liest (de Wulf), °Evergem 15-11-1805, werkman/herbergier, 1847-’56 en 1857-’66. 91. D’HONDT Eduard (Josef), het Schaep (onnozel), °Ledeberg 27-3-1824 of 28-2-1827, dagloner/zonder beroep, 1847-’56 en 1857-’66. 92. D’HONDT Livinus, den Negen Oortjens Baes, °Gentbrugge 16-7-1790, houtzager, 1847-’56. 93. D’HOOGE Carolus Joannes, den Vos, °Wachtebeke 25-11-1757, mulder, 1821-’23. 94. D’HUYVETTER Ignatius, Engel, °Melle 10-2-1807, kooldrager, 1857’66. 95. DOPS Joannes, Jan van Mastricht,° Rechain 4-5-1806, dagloner, 1830’32. 96. DU BOIS Nathalie, Roste Li(e)te, °Welden 1820 of 14-11-1822, huisvrouw, 1847-’56 en 1857-’66. 97. EECKHAUTE Catharina Joanna, Tri(e)n(e) Angelus/Snuyf, °Gent 2310-1807, huisvrouw, 1838-’46 en 1847-’56, x met Buyens Pieter Jan: zie aldaar. 98. (VAN) EECKHAUTE Livina, Viene Angelus, °Gent 19-6-1805, huisvrouw, 1847-’56. 99. EECHAUTE Dominicus, Domin Angelus, °Gent 25-3-1808 of 30-101803, voerman/kooldrager, 1833-’37 en 1847-’56. 100. EEKHAUT Seraphine, Finne Angelus, ° Gent 19-6-1805, huisvrouw,1857-’66. 101. ESCALIER Maria Jacoba, Mie Terreyn/Mie Tryn, °Gent 1-2-1788, bij-

305


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:16

Pagina 306

leefster, 1830-’32 en 1838-’40. 102. FACK Karel Louis, de Strontmande, °Gent augustus 1805, dagloner, 1847-’56. 103. FACK Petrus Constant, den Eenen Armen, °Gent 19-1-1830, mestraper, 1857-’66. 104. GAUBEEN Charles, Jacq Blaey, Gent 10-7-1806, wever, 1830-’32. 105. GAUBEEN Louis, den Beir, °Gent 8-5-1808, geen beroep ingevuld, 1847-’56. 106. GAUBEEN Marie Livine, Mie Luyk, °Gent 5-9-1777, dagloonster, 1838-’46, weduwe Langeraet, zie ook: Langeraet Livina Josepha. 107. GAU(W)BEEN Petrus (Livin), (den) Beer(ken), °Gent 6-1-1804, wever, 1830-’32, 1838-’46 en 1847- ‘56. 108. GEERNAERT Amelie, Amelie Put/de Gerre,° Evergem 12-10-1821, huisvrouw, 1847-’56 en 1857-’66, x met Lecler Livinus: zie aldaar. 109. GEIRNAERT Bernard, den Kozak/den Knobbel, °Sleidinge 1835, wever, 1847-’56. 110. GOETHALS Bernardus, den Beer, °Ertvelde 3-3-1779, dagloner, 1838’46. 111. GOOSSENS Daniël, Tienpont, °Gent 1-10-1805, wever, 1830-’32. 112. GOOSSENS Charles Frans, Sinnemes (?) °Gent 9-2-1803, wever, 1830’32. 113. GOOSSENS Francies, Ci(e)s Thienpont, °Gent 25-8-1797, fabriekwerker / bommer, 1838-’46 en 1857-’66. 114. HAECK Petrus Joannes, Torrerigger/Totterigger/den Totereire, °Gent 31-8-1789, hoveniersgast, tuinknecht, 1821-’23 t.e.m. 1830-’32. 115. HANSENS Livine Francisca, we. Jan t’Sestig, °Gent 17-2-1788, dagloonster, 1833-’37 en 1838-’46, weduwe Jan De Mulder: zie aldaar. 116. HAUTEKEETE Livinus, Vien Knie(n), °Nieuwpoort 1-11-1819, wever, 1857-’66. 117. HILLAERT Guilielmus, (de) Mutte(ne,) °Gent 14-10-1795, wever, 1821-’23 en 1830-’32. 118. HILLAERT Jean Baptist, den Hollander, °Gent 13-1-1785, vlotter, 1824-’26. 119. HILLAERT Joannes Carolus, (Jantje) Ker(re)kolle, °Gent 5 of 25-21799, hovenier, 1821-’23 t.e.m. 1827-‘29 en 1838-’46. 120. HILLAERT Livina, het Hoog Gat, °Zeveneken 1815, huisvrouw,1847’56. 121. HOSTE Philippus, Pierjantjen, °Gent, 30-10-1781, fabriekswerker, 1830-’32. 122. HUTSEBAUT Livinus, Manke Lieven, °Gent 21-2-1794, koleurmaker,

306


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:16

Pagina 307

1838-’46. 123. JANSSENS Jean Baptist, Dierickx, °Destelbergen 1-5- 1796, dagloner/muzikant, 1830-’32 en 1833-’37. 124. JANSSENS Marie Jeanne, Kosterinneke, °Bavegem 9-4-1792, dagloonster, 1838-’46. 125. KEYMEULEN Francis, Ciske de Winter, °Erondegem, °22-7-1807, stoelvlechter, 1857-’66. 126. LABAUT Marie Petronille, Mie Spille, °Gent 21-5-1787, dagloonster, 1830-’32. 127. LANGERAET Livine Josepha, Vine Luyck, °Gent 31-12-1784, huisvrouw, 1838-’46, zie ook bij Gaubeen Marie Livine. 128. LAU(WE)RE(Y)NS Albert, Bert den Boer, °Gent 26-9-1833, katoenwever, 1857-’66. 129. LAURENS Albert Antonius, Bert den Boer, °Gent 26-8-1821, timmerman, 1847-’56. 130. LAU(WE)RE(Y)NS Franciscus, (Joseph) (Cis) den Boer, °Gent 27-11787, wever/nachtwaker, 1830-’32 en 1847-’56 /1857-’66. 131. LAUREYNS Joannes Daniël, Jan den Ouden °Gent, 7-5-1785, wever, 1830-’32. 132. LAUREYNS Karel, den Ouden, °Gent september 1822, dagloner, 1847’56. 133. LAUWER(E)YNS Francies, Faelens, °Gent 28-8-1815, wever, 1838-’46 t.e.m. 1857-’66. 134. LAUWERYNS Pieter Frans, Pierken/Pieter Teye, °Gent 24-6-1791, wever, 1830-’32 en 1838-’46. 135. LAUWERYS Pieter Jacobus, Teye, °Rumpts (sic) 4-6-1797, dagloner, 1830-’32. 136. LECLER Livinus, Vien Put, °Kluizen 10-6 of 12-7-1808, dagloner/kloefkapper, 1847-’56 en 1857-’66, x met Geernaert Amelie: zie aldaar. 137. LIBERECHT Pieter Franciscus, Pier Poelde, °Gent 9-8-1799, wever,1830-’32. 138. MAEREM Charles, Mareyn, °Gent 16-8-1801, dagloner, 1830-’32. 139. MAEREM Jean Baptist, Maryn, °Gent 12-6-1805,wever,1830-’32. 140. MAES Gerardus, Geert(d)jen Acke, °Gent 5-1-1796, wever, 1830-’32 en 1838-’46. 141. MAES Jozef, Jef Dries,°Gent 19-3- 1798, vleeshouwer/schipper, 1847’56 en 1857-’66. 142. MAES Sophie, Sophie Dries, °Gent 10-8-1798, huisvrouw, 1847-’56. 143. MALOT Jacobus, Pierke (Kobe)Pip Pip,°Gent 15-10 (?)-1774, daglo-

307


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:16

Pagina 308

ner, 1838-’46. 144. MALOT Joannes, Keerwege, °Gent, 5-12-1772, geen beroep ingevuld, 1821-’23 en 1824-’26, x met Veirdegem Marianne: zie aldaar. 145. MALSCHAERT Angelus, (de) Ciseleire, °Oostakker 16 of 26-11-1793, dagloner, 1830-’32 t.e.m. 1838-’46. 146. MAREST Louis Bernard, den Barbier, °Gent 11 of 12-6-1796, dagloner, 1830-’32. 147. MEESSCHAERT Amandus, Mandus den Boer/Mandus den Stroosnyder, °Melle 20-9-1787, dagloner, 1830-’32 en 1833-’37. 148. MICHIELS Petrus Jozef, Jef den Boer, °Oosterzele 5-7-1814, voerman(sgast), 1847-’56 en 1857-’66. 149. MONSAERT Constantinus, Crispin/Crispyn, °(H)illegem 14-8-1752 of 10-6-1765, schoenlapper, 1821-’23 en 1830-’32. 150. NUYTTENS Jacobus, den Witting/Wittinck/’t Wittinksken, °Gent 9-101789, wever, 1830-’32 t.e.m. 1838-’46. 151. OGIER Isabella Clara, Barbara, ° Brugge 12-7-1774, 1838-’46. 152. ONGENA Judocus, P.?.man, °Gent 25-1-1801, wever, 1830-’32. I53. PAPPENS Charles, Roste Charles, °Nazareth 9-1-1801, tapper, 1830’32. 154. PAEPENS Eduardus, de Pade, °Gent 10-12-1819, fabriekswerker, 1857’66. 155. PAPPENS Francies, de Padde, geen geboorteplaats en –datum ingevuld, dagloner, 1830-’32. 156. PA(E)PENS Joannes Baptista, de Padde, °Oostakker 24-1-1791 of 1794, dagloner / vlotter, 1827-’29 en 1830-’32. 157. PAPENS Karel, ’t Pad(d)eke(n), °Gent 22-10-1821, wever, 1838-’46 en 1847-’56. 158. PIRO Joannes Josephus, Jan Boone, °Gent 18-6-1825, spinder, 1857’66. 159. PRAET Pieter Jan, (Pieter) De Clerc(k)q, °Gent 30-7-1805, wever, 1838-’46 en 1847-’56. 160. PREVOST Jan Baptist, de Klocke, °Gent, 10-2-1838 of 6-2-1837, wever, 1847-’56 en 1857-’66. 161. PREVOST/PERVOST Karel, den Tuyter, °Gent 13-4-1817, wever, 1847’56. 162. PREVOST Pieter, de Weeke, °Gent 22-4-1821, wever, 1847-’56. 163. PREVOST Petrus Franciscus, d’Hespe, °Gent 15-11-1795, dagloner, 1830-’32. 164. PROVOOST Jan Judocus, ‘t Haentjen, geboorteplaats niet ingevuld, ° 10-4-1785, dagloner, 1830-’32.

308


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:16

Pagina 309

165. PROVOST Bavo, Baef me zijn Clotte, °Gent 6-1-1749, wever, 1830-’32. 166. PROVOST Petronelle, Nelle Baef, °Gent maart 1796, winkelierster, 1847-’56. 167. RAGOENS Victoria, Caporael Een Oog, °Smetlede, 9-1-1816, huisvrouw, 1847-’56. 168. ROGGHE Egidius Petrus, Sosenthé, geboorteplaats niet ingevuld ° 306-1787, broodbakker, 1838-’46. 169. ROOSBEKE Joanna Carolina, Line Vagaes (?), °Gent 28-4-1779, hovenierster, 1830-’32, 170. ROOSBEKE Livin, Vyntje de Klerk, °Gent 25-12-1777, dagloner, 1830’32. 171. ROOTSAERT Coleta, de Brugsche, °Oostakker 11-3-1785, huisvrouw, 1827-‘29, x met De Prez Pieter Emmanuel: zie aldaar. 172. RUTSAERT Jacoba, Koba Goossens, °Gent 16-8-1798, dagloonster, 1830-’32. 173. SCHAUVLIEGE Francies Bernard, (de) Cocedise, °Gent 2-9-1806, dagloner, 1833-’37 en 1838-’46. 174. SEGHERS Petrus Livinus, Sense, °Gent 17-8-1787, arbeider, 1821-’23. 175. SMET Dorothé, Agatha, °Brussel 5-2-1793, geen beroep vermeld, 1830’32. 176. SPRENGERS Hubertus, Plaquet, °Velzeke, 27-3-1779, wever, 1824’26. 177. STAIGNIER Bernard, Paye, °Drongen 13-12-1805, kleermaker, 1830’32. 178. STAIGNIER Jan Petrus, Payge (?) °Gosselies 11-6-1774, dagloner, 1830-’32. 179. STANDAERT Coleta, Coletje Hoste, °Gent 17-11-1821, huisvrouw, 1857-’66. 180. STANDAERT Petrus Jan, Pierjantje, °Evergem 17-1-1785, wever, 1830-’32. 181. STROOBAND Lodewijk, de Kleppen, °Gent 12-8-1842, fabriekswerker, 1857-’66. 182. TENHOEKE (?) Barbara, Pine den Boetser, °Drongen 21-8-1769, dagloonster, 1830-’32. 183. TIMMERMAN Bernard, de Kuyper, °Evergem 26-8-1795, dagloner, 1830-’32. 184. TRINQUET Josephus, den Boer, °Gent 15-4-1803, dagloner, 1830-’32. 185. TYTGAT Jan Frans, den Tuyter, °St. Quentin 1-7-1807, molenaarsknecht/tapper, 1838-’47 en 1847-’56. 186. VAN BELLEGEM Louis, Louis Reman, °Gent 24-4-1795, fabriekswer-

309


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:16

Pagina 310

ker, 1830-’32. 187. VAN BLERICK Carolus, (Carle/Karel) Monica, °Gent 6-11-1784, wever, 1821-’23 t.e.m. 1830-’32, zijn dochter (geen bijnaam) heette Monica. 188. VAN BLERICK Francies, Bros, °Gent 29-5-1807, wever, 1830-’32. 189. VAN DAMME Amandus, Groote Lerre, °Gent 15-3-1842, smidsgast, 1857-’66. 190. VAN DAMME Jan Joseph, de Plodde, °Oostakker 14-8-1803, timmerman, 1830-’32. 191. VANDENDRIESSCHE Jan, Jan . . ?, °Asper 7-2-1807, landbouwersknecht, 1857-’66. 192. VAN DE PUTTE Jacobus Judocus, Koben de Leest/Schoenia, °Gent 194-1794, schoenmaker(sgast), 1838-’46 en 1847-’56. 193. VANDER ELSTRAETE, Louis Petrus, Bloumpot, °Deinze 18-4-1787, vlotter, 1830-’32. 194. VAN DER LOO Peternella, We. Trun? °Gent 30-12-1789, dagloonster, 1830-’32. 195. VAN DER LOOC Francies, den Barbier, °Gent,1-7-1787, wever, 1830’32. 196. VAN DE VELDE Edouard, de Puy, °Gent november 1827, wever, 1847’56. 197. VAN DE VELDE Joannes, Jan de Sot, °Gent 25-2-1792, wever, 1830’32. 198. VAN DE VOORDE Bernardus, Naerd Saellens den Mosselboer, °Kluizen 20-3-1804, mosselventer, 1857-‘66. 199. VAN DE VOORDE Livinus, Vien de Mosselboer, °Ertvelde 1832, mosselventer, 1857-’66, x met Cabron Marie: zie aldaar. 200. VAN GEELE Francies, Cies de Cruye (?), °Gent 5-2-1821, wever, 1857’66. 201. VAN HECKE Marianne, Langen Dyssendag, °Mendonk, 12-1-1797, bijleefster, 1833-’37. 202. VAN HECKE Seraphin, Fien(Vien) Drien, °Gent 16-5-1825, landbouwerswerkman, 1857-’66. x met Coleta Standaert: zie aldaar. 203. VAN HUFFEL Francies (Leonard), (Sis) de maeg(h)t, °Gent 28-121800, wever, 1830-’32 en 1847-’56, x met Maes Sophie: zie aldaar. 204. VAN HUFFEL Hubertus, Bert de Schusse, °Gent 5-9-1774, wever, 1830-’32. 205. VAN HUFFEL Jacobus, Kobe de zot, °Gent 30-11-1771, wever, 1830’32. 206. VAN KACKEBEKE Jean Baptist, Jean Taet, °Gent 20-7-1797, wever,

310


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:16

Pagina 311

1821-’23. 207. VAN OSTENDE Guillielmus, Pitjoe, °Gent 4-12-1790, hovenier, 1838’46. 208. VAN REYSSCHOOT Jan Francies, (Jan) Tiste Blan,°Gent 26-4-1795, vlotter, 1830-32 en 1847-’56. 209. VAN WEMMEL Jan Baptist, De Kees, °Gent 7-8-1818, wever, 1847’56. 210. VAN WEM(M)EL Theodorus, Hillaert/den Hollander, °Gent 21 of 259-1793, wever, 1830-’32 en 1838-’46. 211. VEIRDEGEM Marianne, Keirewé, °Kluizen 11-2-1783, geen beroep ingevuld, 1830-’32, weduwe Malot Joannes: zie aldaar 212. VERDUR (Gregorius) Joannes, de Slaeper/Jan Van Dooren, °Gent 246-1780, dagloner, 1830-’32 en 1838-’46. 213. VERHOEVEN Angeline, Pauline Schellinck, °Gent 22-9-1807, huisvrouw 1838-’46. 214. VERSTRICHT Emmanuel, den kloefkapper/vuermaker, °Gentbrugge 64-1806, slijter in drank, 1847-’56 en 1857-’66. 215. VLAEMINCK Petrus Jan, Pieter Lolle, geboorteplaats niet ingevuld °25-4-1800, wever, 1838-’46. 216. VOSSAERT Carolus Ludovicus, Schele Vossaert, °Wondelgem 28-111827, fabriekswerker, 1857-’66. 217. WEMEL Jan Baptist, Jantje de Meulenaer, °Waregem 22-5-1801, winkelier, 1847-’56. 218. WILLE Marie Joanne, Weerwolf, °Oostakker 2-8-1766, geen beroep ingevuld, 1830-’32. 219. WYCKAERT Bernardus(Livinus), Boer Wyckaert/den Baes, °Gent 6-11788, hovenier, 1830-’32 en 1833-’37. 220. WYCKAERT Pieter Bernard, de Koopman, °Gent 3-5-1801, dagloner, 1830-’32. 221. ZENNER Bernardus, den Groenen °Evergem 19-2-1826, werkman, 1857-’66. 222. WYN Jan Francies, den Groenen, °Gent 28-3-1799, dagloner/kramer, 1830-’32 en 1838- ’46.

GINETTE DESMET.

311


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:16

Pagina 312

GENTSE MEMORIEDAGEN: 7-8-9 SEPTEMBER

7 September 1365 De Bisschop van Doornik erkent de stichting van het Alijnshospitaal, ontstaan als straf en vergelding van een brutale moord.

7 September 1566 Men hangt 3 protestanten op voor het Chastelet, onder wie Ghijsbrecht Cools. Deze laatste was een loodgieter die werkzaam geweest was bij de Vrouwebroers en in Augustus 1566 de beelstormers ophitste en de plaats toonde waar de paters kunstschatten verborgen hadden.

7 September 1698 Na een afwezigheid van 120 jaar wordt de Abt van de Abdij van Drongen aan het hoofd van zijn communauteit door de Drongense bevolking ingehaald.

7 September 1712 Geboorte van Josse Clemmen. Hij legde hier de grondslag van de Gentse katoenindustrie en het was ook hij die hier de katoendrukkerij invoerde. De man was zéér dynamisch, ondernemend en productief. Bewijs: alhoewel hij slechts op zijn 31e trouwde vond hij toch middel om aan de basis te liggen van de productie van 16 kinderen. Hij richtte een katoendrukkerij op in zijn huis nabij Baudeloo waar hij weldra 70 arbeiders tewerkstelt. Wegens zijn belang voor de tewerkstelling krijgt hij in 1766 vrijstelling van stadsrechten op de “ustensilen ende ingredienten noodigh tot sijne fonctie van schilderen en illumineren van cathoenen.” In 1771 koopt hij een huis in de Veldstraat waar hij onmiddellijks ateliers laat bouwen langs de kant van de Leie. Alhoewel het een gebouw van 3 verdiepingen wordt met een gevelbreedte van 30 m. is het bij de afwerking reeds te klein voor zijn 500 werklieden. In 1777 richt hij vlak nabij de Brugse Poort een enorm bedrijf op, dààr waar later de “Lys” zal komen. Deze fabriek wordt verder uitgebreid in 1780. Met 5 van zijn zonen laat hij het bedrijf op volle toeren draaien. 312


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:16

Pagina 313

Maar dat volstaat niet om al de opborrelende activiteit van Josse Clemmen op te vangen. Met zijn broer richt hij nabij Oostende renderende oesterbanken op en ook de aankoop van zeeschuiten die op visvangst gaan in de Noordzee is een winstgevende zaak. Tussendoor richt hij nog een fabriek op in Rijsel, wordt hij Directeur van het Rasphuis en Schepen van de Keure. ln 1791 krijgt hij de titel van “Baron” en nu kent u meteen de origine van de uitdrukking “katoenbaron”. Josse stierf in zijn huis in de Veldstraat op 23 Januari 1802. Zijn huis in de Veldstraat lang bekend als het Hotel Clemmen, heet nu Hotel Vander Haeghen.”

7 September 1791 Ordonnantie van de Schepenen waarbij het dragen van cocardes door de burgerbevolking verboden wordt.

7 September 1800 Het eerste Gents kind wordt gevaccineerd door Dr. Demanet.

7 September 1807 Stichting van de Vrijmetselaarsloge “Les Vrais Amis”.

7 September 1829 Geboorte te Darmstadt van August Kekulé Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 1983 - N° 6 - pp. 317-331

7 September 1874 Dood te Brugge van Vader Alexander. Hij was de eerste Overste-Directeur van het Guislaingesticht. Van 1857 tot 1872.

7 September 1875 Dood van Napoleon Destanberg. Hij werd geboren op 7 Februari 1829.

313


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:16

Pagina 314

Het is moeilijk te zeggen als wat deze populaire Gentenaar het meest bekend was: als journalist, aIs volksdichter, als toneelschrijver, als acteur? Hij heeft het allemaal gedaan, en met sucees. Na het Atheneum gaat hij een tijdje Rechten studeren aan de Universiteit, maar dat is niets voor deze bohemernatuur. Op zijn 19e debuteerde hij als toneelspeler in de “Minard” en het was meteen duidelijk dat hij al de vereiste kwaliteiten bezat om een goede acteur te worden. Hij is ook de medewerker van het pas opgericht vooruitstrevend liberaal blad “Broedermin” . Een jaar nadien verhuist hij naar Den Haag waar hij de medewerker wordt van een Franstalig blad dat daar uitgegeven wordt. Maar het heimwee naar zijn goede Gent is te groot en hij komt weldra terug om redacteur te worden bij “Le Journal de Gand”, later ook nog bij “De Stad Gent”. Na zijn huwelijk ging hij wonen op de Hoge Weg in een woning die hij “Vliegenburcht” gedoopt had. Dit wegens de ontelbare vliegen die er aangetrokken werden door de afval van de naast zijn woning gelegen paardenslachterij van zijn stiefvader Geiregat. Deze liberaal schreef niet alleen sociaal gerichte gedichten die zo veel aanklachten waren tegen de onmenselijke levensvoorwaarden van de arbeider, ook in zijn krantenartikels ging hij scherp te keer tegen allen die de vrijheid van denken wilden beletten en die hij ook tegenkwam in zijn eigen partij. ln 1865 stichtte hij met Edmond Hendrickx het “Nationaal Toneel van OostVlaanderer”. Als “Fonteinist” schreef hij in opdracht van zijn Kamer verschillende historische drama's en zangspelen, waaronder “Laurent Coster”, “Boudewijn Hapke”, “Maria van Bourgondië” , “Frans Ackerman” en vele anderen. Hij vertaalde, in verzen, werken van Shakespeare en van Molière, schreef zelf talloze gedichten, toneelstukken en liedjes voor de scholen, volksliederen en 113 toneelstukken. Vele van zijn liedjes werden op muziek gezet door zijn goede vriend Karel Miry. Gedurende 13 jaar gaf hij een satirische volksalmanak uit onder zijn pseudoniem “Cies van Ghendt”. En welke Gentenaar kent niet “Wie herbracht hier de rust op een teken van zijn hand?” uit de Arteveldecantate? Tekst van Napoleon Destanberg. Evenals het nu nog populaire “'t Zijn de jongens van Gent, ’t is ’t volk van Artevelde”. Ongelooflijk wat die man die nauwelijks 46 jaar oud is geworden gepresteerd heeft. Hij was de eerste die begraven werd op het “Geuzenkerkhof”. Zijn begrafenis werd bijgewoond door een grote menigte, waaronder veel maatschappijen zoals het “Willemsfonds”, “De Fonteyne”, “Orphéon”, het “Van

314


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:16

Pagina 315

Crombrugghe's Genootschap”. Het medaillon op zijn nu nog bestaand graf werd gemaakt door Isidoor Dubrucq. ln 1902 werd zijn borstbeeld, van de hand van Theo Soudeyns, geplaatst in de Vlaame Schouwburg.

7 September 1919 Stichting van de Samenwerkende Vennootschap “Uilenspiegel”. De aandelen werden verkocht aan 12,50 fr. De statuten vermeldden dat het opgericht werd als “lokaal der Vlamingen, studentenhuis, feestzaal, koffiehuis, spijshuis”. De S.V. kocht het gewezen Hotel Bouüaert in de Korte Kruisstraat. ln 1934 werd het herdoopt in Elckerlijc”. Na 1944 werd het een korte tijd “Ganda” en vanaf 1948 “Roeland”. Het sloot zijn deuren in 1987 en werd afgebroken in 1995.

8 September 1379 De Witte Kaproenen onder leiding van Jan Yoens steken het Kasteel van Wondelgem in brand. Lodewijk van Male had het laten bouwen in 1369.

8 September 1568 lntrede van de eerste Bisschop van Gent, Cornelius Jansenius. Zia “Ghendtsche Tydinghen” - 2004 - N° 4 - p. 255

8 September 1779 Geboorte van Jean-François Van de Velde, 20e Bisschop van Gent. Zia “Ghendtsche Tydinghen” - 2006 - N° 2 - p. 121. Neem nota van de correctie.

8 September 1814 De Gentse begijnen verkrijgen van Willem I de toelating om terug het habijt te dragen.

315


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:16

Pagina 316

“Uilenspiegel” toen het al “Roeland” geworden was.

316


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:16

Pagina 317

8 September 1867 De laatste Taptoe op de Kouter. Aan het woord “taptoe” kan verschillende betekenissen gehecht worden die allen met elkaar verwant zijn. Het was onder meer het signaal dat iedereen huiswaarts moest keren en dat in de herbergen niet meer mocht getapt worden, de kraan of de tap moest toe, vandaar de naam. Het kon ook een politiemaatregel zijn waarbij het verboden werd na een bepaald uur nog op straat te komen. Ook nog een militaire parade, of hier in ons geval, het aflossen van de wacht, wat gepaard ging met trompet- of klaroengeschal. Wat de uitspraak van minder courante woorden betreft hebben de Gentenaars altijd gekozen voor de gemakkelijkste oplossing. Alle verbale hindernissen werden herleid tot hun eenvoudigste vorm, vandaar dat men hier sprak van “taftoe”, misschien wel iets gemakkelijker uit te spreken dan “taptoe”. Deze aflossing gebeurde traditioneel op de Kouter voor de Hoofdwacht, het gebouw dat wij sinds lang “De Beurs” noemen. Het werd opgetrokken in 1738-1739 en was bestemd als “Corps de Garde” voor de Oostenrijkse troepen. Tot aan de Franse invasie bleef de Hoofdwacht zijn militair functie trouw vervullen en elke avond kwamen er heel wat Gentenaars, na hun dagelijkse wandeling op de Kouter, de traditionele aflossing van de wacht bijwonen, of het vertrek van de gewapende soldaten voor hun Nachtronde door de stad. Ook hier had Rembrandt dus een mooie schilderij kunnen maken, want het vertrek vanuit het mooi gebouw moet wel een indrukwekkend gezicht geweest zijn. Alhoewel de Hoofdwacht eigendom was van de Stad, konden de Fransen niet weerstaan aan hun manie om alles wat enige waarde had om te vormen tot een “nationaal bezit”. Ze waren wel zo vriendelijk ons dit gebouw terug te schenken in 1803 op voorwaarde dat het dienst zou doen als “Corps de Garde”. Deze rol zou het dan ook blijven spelen tot op 8 September 1867 wanneer de laatste taptoe plaatsgreep die zeer veel Gentenaars naar de Kouter had gelokt om voor de laatste maal dit kleurrijk schouwspel bij te wonen.

8 September 1881 Geboorte van Franz Hellens. Deze letterkundige schreef uitsluitend in het Frans. Wat velen niet weten is dat die naam een pseudoniem is. In feite was hij de

317


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:16

Pagina 318

zoon van de beroemde bacterioloog Prof. Dr. Emile Van Ermenghem, ontdekker van de bacil van het botulisme. Zijn jeugd bracht hij door in Wetteren. Toen zijn ouders verhuisden naar Gent gin hij, evenals Maeterlinck, Verhaeren, Rodenbach, Van Lerberghe, naar het St-Barbara-college. Hij ging nadien Rechten studeren aan de Universiteit en maakte carrière als Hoofdbibliothecaris van het Parlement. In 1950 ging hij wonen nabij Parijs, maar hij keerde terug naar Brussel waar hij stierf in 1972. Zijn werken werden vertaald in 20 talen.

8 September 1947 Dood van Victor Horta. Deze vermaarde architect werd hier geboren op 6 Januari 1861 in de St-Pietersnieuwstraat. Zijn geboortehuis bestaat niet meer, wel het huis in de Bestormstraat (nu Posteernestraat) waar hij zijn jeugd doorbracht. Hij gaat eerst naar het Conservatorium, maar dat blijkt toch zijn ware roeping niet te zijn. Hij volgt dan gedurende 2 jaar het voorbereidend onderwijs aan onze Academie, waarna hij zich laat inschrijven in de Afdeling Architectuur. Na een 3-tal jaren gaat hij stage doen bij de Parijse architect Jules Dubuysson. Hij komt terug naar België en gaat nog 3 jaar studeren aan de Brusselse Academie. In 1884 gaat hij stage doen bij de gekende architect Alphonse Ballet, de man die o.m. de serres van Laken bouwde en het Museum voor Schone Kunsten van Brussel. Deze stageperiode wordt meermaals onderbroken want in 1884, toen architectuurprijzen nog iets betekenden, ontving hij de Godecharlesprijs, wat hem toeliet studiereizen naar het buitenland te ondernemen. Zijn eerste 3 huizen bouwde hij hier in de Twaalfkamerstraat. Daar vindt men hem nog niet volledig in terug, maar enkele jaren later is zijn reputatie als een van de vornaamste architecten van de Art-Nouveaustijl, de zogenaamde “Jugendstil”, definief gevestigd. ln 1894 had hij reeds 9 ontwerpen uitgewerkt. ln 1895 waren dat er 6, waaronder het fameuze “Maison du Peuple” in Brussel. Het is tekenend voor onze tijd dat men dit uniek gebouw heeft afgebroken om er iets onbenulligs voor in de plaats te zetten en dat de meeste onderdelen Victor Horta - 1861-1947

318


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:16

Pagina 319

terechtgekomen zijn in de handen van oud-ijzer-marchands. In 1900 bouwt hij het “Hotel Aubecq” op de Louizalaan. ln 1891 de gebouwen van de “Innovation” in Brussel die in 1967 zouden afbranden. Volgen dan verschillende prachtige herenhuizen, waaronder het “Hotel Hallait” en het “Hotel Solvay”, eveneens op de Louizalaan. Gedurende de Eerste Wereldoorlog verbleef hij een tijdje in Engeland en trok dan naar Amerika. Daar gaat hij in talrijke universiteiten voordrachten geven over Kunst en Architectuur en zou er blijven tot na het einde van de oorlog. Dan komt hij terug naar België en bouwt in Brussel het Paleis voor Schone Kunsten. De talrijke functies en eretitels die hij bekleed heeft zijn te talrijk om op te sommen. Vermelden wij er enkele van: Leraar aan de Antwerpse Academie, Directeur van deze van Brussel, Voorzitter van de klasse Schone Kunsten van de Koninklijke Academie in Brussel, Lid van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen. Victor Horta die door Koning Albert in de adelstand verheven werd stierf te Brussel op 86-jarige leeftijd. Zijn archief en zijn verzameling tekeningen die nu onschatbaar documentatiemateriaal zouden geweest zijn, bestaan niet meer. Enkele jaren voor zijn dood had hij dit alles verkocht als “oud papier”.

8 September 1989 Dood van Albert Vermeiren. Uitbater van het Poppentheater “Nele” dat door hem opgericht werd in 1939. Studeerde aan de Academie en werd er later leraar. Hij begon in de zaal “Pan” in de Korte Meire. Hij ontwierp niet alleen zelf zijn poppen en decors, maar was tevens de belangrijkste acteur en schrijver van zijn repertoire. Hij bleef in “Pan” tot in 1944. Tussen 1944 en 1947 zat hij op de Kortrijksesteenweg. Einde 1947 speelde hij in de oude schuilkelder op het St-Baafsplein. Tot in 1949 wanneer hij verhuisde naar “Galerie Interior op de Brabantdam. Een jaar later werd dit huis gekocht door “Braun-Fortuna” en mocht hij weer verhuizen. Belandde tenslotte in de Vlaanderenstraat. Maakte destijds ook nog decors voor de Opera en deze voor het Lam Godspel.

9 September 1662 Het hoofd van het eerste houten standbeeld van Keizer Karel op de Vrijdagmarkt ploft neer op de grond. Justus Billet noteert: “door ouderdom 319


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:16

Pagina 320

Albert Vermeiren. 1921-1989.

320


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:16

Pagina 321

oft andersinst het hoofd is van het corpus gevallen.” Zia “Ghendtsche Tydinghen” - 2007 - N° 1 - pp. 54-55

9 September 1863 Dood van Gustave Callier. Hij werd in Gent geboren op 19 Februari 1819. ln 1842 promoveerde hij aan de Universiteit tot Dr. in de Letteren en de Wijsbegeerte. Hij maakte deel uit van de “Société Huet” en was de animator van het tijdschrift “La Flandre Libérale” dat dit genootschap uitgaf van 1846 tot 1848. (Dit is niet te verwarren met het dagblad met dezelfde naam dat in 1874 gesticht werd door zijn zonen Albert en Hippolyte). Na het ontslag van Professor Huet in 1850 werd hij belast met de cursus “Geschiedenis van de Wijsbegeerte” en de cursus “Metaphysica”. Werd in 1856 gemeenteraadslid en op 31 December 1857 benoemd tot Schepen van Schone Kunsten en Openbaar Onderwijs. Hij presteerde zeer veel voor de uitbreiding van het Officieel Onderwijs. Onder zijn schependom werden er 7 kosteloze scholen, 2 bewaarscholen, 2 betalende scholen, 1 lagere hoofdschool voor meisjes en 3 adultenscholen opericht. Het onderwijzend personeel steeg van 87 naar 194 en het aantal leerlingen van 5.762 naar 10.320. Samen met Professor Moke ontwierp hij het plan van de muurschilderingen van de Unversiteit. Een mooie palmares. Alles perfect? Helaas, neen, niets is perfect in deze wereld: hij was een van de voorstanders om de begijnen van het Oud Begijnhof uit hun huis te zetten en de gronden te verkopen. Hij stierf op 44-jarige leeftijd en werd burgerlijk begraven op het kerkhof van de Dampoort.

9 September 1752 Charles de Lorraine komt te Gent aan voor de schieting van de volgende dag. Hij overnacht in de St-Pietersabdij.

9 September 1771 Geboorte van Jozef-François Kluyskens. Wie was die Jozef Kluyskens naar wie, vlak bij de Bijloke, een straat genoemd werd? Hij was de zoon van een Aalsterse chirurgijn-barbier. Zijn vader wou van hem een goudsmid maken, maar zoonlief voelde daar niets 321


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:16

Pagina 322

voor en verkoos het beroep van zijn vader. En dat was een gelukkige keuze voor de lijdende mensheid. Hij leerde de beginselen van het vak bij de Gentse chirurgijn-barbier Jan Miele. ln 1792 vinden wij hem als heelmeester in het Oostenrijks leger. In 1796 wordt hij hier heelmeester aan het hospitaal en wordt tevens belast met de lessen aan de school voor chirurgie die opgericht werd door de Municipale Raad. Deze leeropdracht gaat verder wanneer deze school afgeschaft wordt in 1804 en vervangen wordt door de “Ecole Centrale de Médecine du Département de l'Escaut”. Nadat Edward Jenner in 1798 zijn bevindingen publiceert over de koepokinentingen gaat Kluyskens naar Parijs om er lessen te volgen bij de Engelse specialist op dit gebied Dr. Woodville. Bij zijn terugkomst stelt hij voor hier ook een dienst op te richten voor koepokinentingen en wijst er op dat nog 1 kind op 7 sterft van de pokken. Tijdens de Slag van Waterloo organiseert hij de hospitaaldienst. Er worden meer dan 9.000 gekwetsten verzorgd en Jozef Kluyskens verricht 300 amputaties. Zijn grote vakkennis, zijn koelbloedigheid en zijn ongelooflijke behendigheid zijn een zegen in een periode waarin in het gunstigste geval de anesthesie bestond uit een fles cognac. Wanneer de Universiteit gesticht wordt in 1817 wordt deze oude legerarts benoemd tot Professor aan deze instelling. Toch wel een probleem: hij bezit geen dokterstitel, maar die wordt hem 2 jaar later verleend bij een Ministerieel Besluit. Hij is tevens Hoofdchirurg van het hospitaal dat hij reorganiseert. Van 1830 tot 1831 en van 1839 tot 1840 is hij Rector van de Universiteit. Als orangistisch gemeenteraadslid stelt hij in 1837 voor een nieuw hospitaal te bouwen op het Bijlokeplein. Dit voorstel werd door de Gemeenteraad eenparig goedgekeurd. Toen het volledig af was, was Kluyskens al meer dan 30 jaar dood. Hij stierf op 24 October 1843.

9 September 1798 Bij besluit wordt de oude abdijkerk van St-Pieters geopend als “Museum van Schone Kunsten”.

9 September 1803 Geboorte van Professor Daniël Mareska. Wij zouden hem een wiskundige kunnen noemen, een scheikundige, een fysicus, maar vooral een geneesheer. 322


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:16

Pagina 323

Alhoewel hij geboren werd in een zeer eenvoudig gezin had hij toch het geluk te mogen studeren aan de Universiteit. In het begin legde hij zich vooral toe op de Wiskunde en dat hij daarvoor een gave bezat moge blijken uit het feit dat hij 1824 een gouden ereprijs ontving van de Universiteit van Luik voor een studie over de theorie der limieten. En dat hem in 1826 dezelfde eer te beurt viel aan de Gentse Universiteit voor de behandeling van een wiskundig onderwerp. Hij zou trouwens in 1826 zijn diploma halen van Dr. in de Wis- en Natuurkunde. Een jaar later, hij is 24 jaar, wordt hij Leraar benoemd aan het Koninklijk College, de voorloper van het Atheneum. Enkele maanden later wordt hij aangesteld als preparator bij Professer Bergsma die aan de Universiteit de Scheikunde doceert. Hij doet dit niet lang, want hij wil het diploma behalen van dokter in de Geneeskunde. Geen probleem, het is zover in 1830. Bij de hervorming van de Universiteit in 1835 wordt hij aangesteld om de Scheikunde te doceren. Hij zou dit doen gedurende 23 jaren, tot aan zijn dood in 1858. Maar daar moeten wij ons toch niet al te veel van voorstellen en moest hij niets anders gepresteerd hebben, dan zou zijn naam nu wellicht volledig vergeten zijn. Hij had wel het excuus dat in zijn tijd het scheikundeonderwijs op een bedroevend laag peil stond, van proefondervindelijk onderwijs was er nog geen sprake. Het was zijn opvolger, de Duitser Kekulé, die hier op dit gebied pionierswerk zou verrichten. Het is als geneesheer dat hij bekend gebleven is. Deze dokter van het Rasphuis maakt zich zéér verdienstelijk gedurende de typhusepidemie van 1840, maar wanneer zijn naam nu nog regelmatig geciteerd wordt is dit te wijten aan een studie die hij maakte, samen met Dokter Heyman, en die gepubliceerd werd in 1845: “Enquête sur le travail et la condition physique et morale des ouvriers employés dans les manufactures de coton.” Hij beschreef de ongelooflijke omstandigheden in dewelke de katoenarbeiders werkten en leefden. Als een sociaalvoelende dokter werd hij dagelijks geconfronteerd met de schrijnende, voor ons nu onvoorstelbare toestanden die heersten in de beluiken. De mensen van het Beleid die nog nooit een voet gezet hadden in een beluik en misschien te goeder trouw konden menen dat daar geen problemen waren, konden geen onwetendheid meer inroepen na de studie van Mareska en Heyman. En dit is misschien wel de grootste verdienste geweest van Mareska. Toen hij op 31 Maart 1858 stierf was hij 54 jaar. Hij werd begraven op het Campo Santo waar zijn graf nog altijd kan bezocht worden.

323


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:16

Pagina 324

9 September 1814 De Municipale Raad beslist tot de stichting van een Koninklijk College in de lokalen van het vroegere Lyceum.

9 September 1911 De Draak wordt naar beneden gehaald voor het afbreken van de gietijzeren toren van het Belfort.

9 September 1962 Officiële inhuldiging van het “Museum voor Folklore” in het gerestaureerde Kinderen Alynshospitaal.

9 September 1966 Dood te Deurle van Leon De Smet. Zia “Ghendtsche Tydinghen” - 2005 - N° 3 - pp. 185-186 Hugo Collumbien

324


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:16

Pagina 325

BIBLIOGRAFIE

Binnenkort verschijnt een boek dat ongetwijfeld velen zal interesseren, namelijk “Hoor! De Muzikanten! Harmonie, fanfare, symphonie, brassband, big band... in Oost-Vlaanderen 18e-20e eeuw! Van “Amicitia” tot “Willen is Kunnen”. Het is van de hand van ons lid Frans (Marcel) De Bleecker. (Een garantie voor degelijkheid). Het zal 315 bladzijden bevatten en een 150-tal foto’s. Het wordt uitgegeven met de steun van het Provinciebestuur van OostVlaanderen. Er toch even de aandacht op vestigen dat de vorige publicaties van Frans De Bleecker zeer vlug volledig uitverkocht waren. Wie geen risico's wil lopen, kan misschien best gebruik maken van de voorinschrijving. Dit kan gebeuren door overschrijving op Rekening N° 035-5639811-78. Het boek kost 22,50 Euro. Aan huis geleverd (enkel voor Gent): + 2 Euro. Levering per post: + 5 Euro. Bijkomende inlichtingen te bekomen bij de auteur: Maurice Verdoncklaan 40 - 9050 Gentbrugge. Tel. 09.230.80.27. Aanwezig in het Documentatiecentrum: “Go West! Een verhaal van Vlaamse emigranten naar Canada”. Een uitgave van het Provinciebestuur van Oost-Vlaanderen. Een brok interessante geschiedenis die tot hiertoe nog niet uitvoerig behandeld werd. Het boek heeft een formaat van grosso modo 24 x 29 cm., telt 160 bladzijden en bevat een 175-tal interessante foto’s. Prijs: 28,50 Euro (1.150 fr.) H.C.

325


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:16

Pagina 326

VRAAG EN ANTWOORD

Antwoord van de heer Norbert Poulain op de vraag van de heer Herman Kerkhove (Gh. T. 2007 - N° 3 - p. 189) Het wandtapijt “Ronse in feest”, geweven door de Gentse tapijtwever Gaston Woedstad, is inderdaad een heel erg interessant object. Toen iemand uit Ronse een aantal maanden geleden mij een foto van het tapijt toonde was ik verrast. Ik kende dat tapijt helemaal niet, hoewel ik samen met wijlen prof. dr. Erik Duverger, eminent kenner van de tapijtkunst, het archief van Gaston Woedstad, bewaard door zijn kleinzoon Pierre, grondig had doorgenomen ten behoeve van het artikel De Gentse tapijtwever Gaston Woedstad (1886-1950) en het renouveau van de Vlaamse tapijtkunst, gepubliceerd in Artes Textiles, deel l0, 1981, p. 249-280. ln het Journal appartenant à Woedstad Gaston, atelier d'art textile, opgemaakt vanaf 1 januari 1926, vonden we de vermelding van een door hem geschilderd karton “Vlaanderens Feest”, 1942, geschat 17.500 frank, maar niet uitgevoerd. Van “Ronse in feest” vonden we geen vermelding. Evenmin van een eventueel “Gent in feest”. Betreft het - door de aanwezigheid van het Gentse wapen - hetzelfde tapijt? Werd het toch uitgevoerd en niet in het Journal opgenomen? Spelen de oorlogsomstandigheden een roI en wie was de opdrachtgever? Een nieuw onderzoek van het archief kan misschien wat opleveren, maar ik vrees van niet. Toch is een zoektocht naar het waarom van het wandtapijt zeker interessant.

326


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:16

Pagina 327

LEZERS SCHRIJVEN ONS

De heer Pierre Vander Haeghen deed ons opmerken dat er een kleine onjuistheid voorkwam in het artikeltje over de Gasfabrieken, nl. toen wij schreven dat de fabriek op de Gasmeterlaan er bleef tot in 1940; (Gh. T. 2007 - N° 3 -p. 182). Hij verduidelijkt in het volgdende briefje: Gevolg aan ons telefoongesprek van verleden week betreffende de geschiedenis van de lichtgasproductie door de stadsdiensten heb ik het genoegen U hierbij mijn herinneringen toe te sturen. Bij mijn weten is het gas geproduceerd geworden in de Stedelijke Gasfabriek, Gasmeterlaan, niet tot in 1940, maar tot in 1936. Het is lang geleden dat ik in die omgeving ben geweest, maar een paar jaren geleden waren de geraamten van de toenmalige gasvoorraadtanks (les gazomètres) nog te zien vanaf de Blaisantvest. Mijn vader was (inwonend) onderdirecteur en verantwoordelijk voor de productie; en het is daar dat ik in 1933 ben geboren. ln 1936 is de productie overgebracht naar een fabriek in de Farmanstraat, die, als ik mij goed herinner, de naam droeg “Force, Eclairage, et Docks de Gand” dewelke (geheel of gedeeltelijk?) door de Stad Gent was overgenomen geworden, en in de volksmond “De Cokesfabrieke” heette. Mijn familie is toen mede verhuisd naar de omgeving van de nieuwe fabriek, namelijk naar een villa in de Motorstraat (de toenmalige terminus van tram 7-Darsen) welke villa aan de Stad toebehoorde. Het is daar dat wij de oorlog 1940-45 hebben meegemaakt, inbegrepen het bombardement op het vormingsstation Gent-Zeehaven op 22 Juni 1944 (waarover ik gegevens verschaft heb aan de vzw “De OostOudburg”, overgenomen in hun Jaarboek 2001, blz. 55 e.v.). De gasfabriek heeft geen schade van het bombardement geleden. Wij zijn in de Motorstraat blijven wonen tot in 1950, jaar van het pensioen van mijn vader, dus 14 jaren in totaal. Ik maak van de gelegenheid gebruik om uitdrukking te geven aan mijn grote waardering voor uw tijdschrift.

De heer Roger Tuytschaever stuurde ons het volgende berichtje dat hij tegenkwam in de “Gazette van Gend” van Donderdag 2 November 1815, blz. 4.

327


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:16

Pagina 328

Bekendmaekinge. P. de Volder, orgelmaeker in de Meire , n° 3 tot Gend, laet weten, dat hy heeft uytgevonden eene nieuwe maniere, van Kerkorgels te maeken , zoo aIs blykt uyt de volgende attestatie der organisten. “De ondergeteekende bekennen gehoort en geëxamineert te hebben eene nieuwe kerk-orgel , wel geconditionneerd en solide gemaekt door P. de Volder, met de welke men forte en piano kan spelen, hetgene zeer voordeelig is voor de kerken en organisten, mids men kan occompagneeren volle spelen, versen, sonates enz. enz, zonder de registers te moeten trekken nochte de handen van het clavier te lichten, alleenelyk met eene pedale voor de forte en piano; deze orgel heeft maer een clavier, en doet het zelve effect als met twee clavieren , het gene den prys van de orgel op een derde vermindert.” B Angler, organist van O. L. V. kerke; J. C. de Somer, organist van S. Baefs; J. Gabriel, zangmeester van S. Michiels, Vastensavonds, organist van S. Nicolaes. De liefhebbers worden verzocht deze orgel te komen hooren teln voorzeyden huyze, en recommandeert zig voor het nieuw maeken, vergrooten en repareeren van orgels ten civilen pryze.

GÊNSCHE PRÂOT

Mandus Kalfijt was sedert e jâor koetsier bij de baronesse Waoterveugel. Hij hao vroeger altijd in ’t zothuis gediend in mee en goeie rekomandaose van den directeur was ’t hij bij de baronesse aanveird. De deze en hâod er percies nie van te klaoge. Hij en hee wel ‘t poer nie uitgevonde, zei ze, maor veur pirdeknecht te spelen en moede nu zuust van de slimste nie zijn. Tege ’t nieuwjâor was de baronesse ziek geworde, in ze dee Mandus roepe. - Jongen, zei ze ezûu, ’k en ben nie g’hiel wel, in ’k en zal van dees jâor mijn 328


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:16

Pagina 329

visite nie keune aflegge. Mee da ge koetsier zijt, kende ezûu en beetze al mijn vrienden in kennesse, newâor? - Van eige, Mevrêwe, zei Mandus - Awèl, zei ze, zie da ge morge zonder fijte in al die meinschen hulder brievebuzze en kâorte gao steke; ge zul ze vinde bij ’t meise. Gâod het niet vergete? - Nien ek, zulde Mevrêwe. 's Anderdaags dee ze Mandus roepe. - Awèl, Mandus, zei ze, hedde gedâon wa da ’k u gezeid hên ? - Jaojek, zulde, mevrêwe. - ln hêd er giene vergete? vroeg ze. - Nien, nîen ek riept hij. - Tiens zei ze, ge zij gij dâor zûu zekers van. Hoevele waoren der? - Dertig, zei Mandus, zonder te pijnke. - G’hêt gij da zûu rap geteld, zei de baronesse. - Dat en es zûu moeilijk nie, mevrêwe, zei Mandus. Ter zijn toch twie-en-dertig kâorten in ’t spel, kijk, zeid hij, ’k hê nog pijken âos in koeke tiene over, dat en kan nie misse. De baronesse vloog hâost van heur zelve. - Hâost u da ge wig zijt, riep ze. Hee ne meinsch van ze leve da g’hûurd of gezien? Da ’k u hier binne tien menute nîe mîer en vinde, riep ze; gij lieleke grûute lokenbijt! Mandus schoot al mee ne kîer in en katekolirre. - Wade, riept hij, binnen tien menute wig ? ’k En blijve gienen halve menuut in u kot nie mier, baronesse van mijn kloefe; in Mandus was wig. ’t Meisse zag hem lûupe. - Awèl, Mandus, riep ze, wa schilt er ? - Lâot mij verdome g’rust, gij stome kale, riept hij, '’t es al u schuld. G’hêt zekers verkierde kaorte g’ried geleid ? Mee wie komde g’hulder lache? ’k Was nog beter in ’t zothuis, dâor vinde’k te minste meinsche die mij verstâon! Jan Cleppe

329


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:16

Pagina 330

UIT DE OUDE DOOS Een artikeltje uit een krant van 31 Maart 1937

Ambtelijke vandalen aan ‘t werk. Is de Baudeloo-tuin bedreigd? De Bakermat der Gentsche Floraliën in gevaar? We willen nog gelooven dat het niet waar is... De Baudeloohof, zooals de Gentenaars dit heerlijk stadspark noemen, zou gevaar loopen door de ongehoorde domheid van het Stadsbestuur, in een soort zandpleintje voor spelende kinderen te worden herschapen. De oude Gentenaars zullen zich den prachtigen kruidtuin van vroeger wel herinneren, met zijn broeikassen, zijn vischvijvers, zijn hooge strenge orangerie, zijn lommerrijke dreven, zijn hagenhof die langs het water der Reke naar den Peerdenmeersch liep. Wie, vóór zoo’n vijf en dertig jaren, ging niet kijken naar de groote Victoria Regia-bloem, die in een groenen serre-schemer in diep geheim baadde? Welke jongen van Sint-Jacobs heeft geen “tiene” gespeeld rond de “mosterdpot” met

Baudelooparkt 2006.

330


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:16

Pagina 331

den steenen kop van Lineus op? ‘t Was uit de lage glazen broeikassen dat de bloemen kwamen die voor de eerste Gentsche Floraliën in zaal “Frascati” zouden dienen. Het was een oude kloostertuin, die der Baudelooheeren, en met zijn hooge taxisboomen, zijn lorkehagen en zijn tuilige eeuwenoude sequoa, had hij nog veel overgehouden uit den tijd der ingetogenheid der klokken en der gebeden. Toen de Kruidtuin naar het Park verhuisde maakte men er een stadspark van, ten koste van heel wat ruwe verminkingen..., toch bleef nog steeds iets leven van de vroegere plechtige schoonheid. En nu? “Gekken in de piste!” Men vertelt ons dat men het grasplein met zijn rozenpark wil veranderen in een zandpleintje dat als speelplaats dienen zal voor de kinderen? Wat is dat voor een gekheid? De oude wijk van Sint-Jacobs is geen volkswijk, zoodat men werkelijk de kleinen van heinde en ver zou moeten optrommelen om te komen stoeien en ravotten op een plekje van anderhalve vierkante roed oppervlak. De Baudelootuin ligt midden een burgerswijk, bijna volkomen met huizen ingesloten; zullen de menschen daar in een eeuwigen zandstorm moeten wonen? Of moeten we ‘t nog eens aan ‘t klokzeel hangen dat het speelplein van het huidige Scheldeoord enkel dient om kattenvrijerijen en dat er geen enkel kind op spelen komt? Dat het speelplein der Brugsche poort verdween omdat het weldra een onooglijke vuilhoop geworden was? Zou er soms niet een platte “intrigue” onder schuilen? We kennen iemand, die den beroemden hof een soort ziekelijken haat toedraagt; dat is één. Die reeds bewijzen heeft gegeven van buitengewonen machiavelischen aanleg in ‘t klein. Die op voorhand weet dat het zandpleintje weldra een modderpoeltje zou worden, en dan zeer gemakkelijk de gemeente zou overhalen het zijne bestemming af te nemen, om er eenvoudig... bouwgrond van te maken. De moord op den Baudeloohof wordt trapsgewijze ingericht. Wij zeggen: dat komt niet! De Baudeloo-tuin is een historisch monument. De vandalen, wie ze ook mogen wezen, moeten er met de pooten afblijven. Zooniet zullen we zoeken tot we den waren draad der verdachte “intrigue” in de hand krijgen. En dan zal er meer stof opwaaien dan het vuile zandpleintje “in spe” ooit zou kunnen doen. J.F. 331


Binnenwerk sept/okt. 2007 ok

08-08-2007

11:16

Pagina 332

ZO WAS HET EENS

Een poëtisch zicht op de ingang van de gewezen Infirmerie van de Vrouwebroers, vóór de harde restauratie. Een geliefdkoosd oord van verschillende artiesten die er hun atelier hadden.

Entrée des artistes.

332


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 333

GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring Gent V.Z.W. 36e jaargang nr. 6 november - december 2007

Inhoud - Pierre Kluyskens: Gent en de Engelsen (Vervolg) - Ernest Lacquet: Inventaire ArchĂŠologique: Oude versierde tegels II. - Erik De Keukeleire: Vaarwel Citadel. Gegroet Leopoldskazerne. Deel 1. 1882-1898. - Gwijde van Gent: Jean Adolphe Vermander. Prefect Koninklijk Atheneum Gent in 1917. - Hugo Collumbien: Gentse Memoriedagen: 10-11-12 September. - Karel Waeri: Gentse liedjes: De Clarinetzak. - Karel Lybaert: De Lochte Genteneirs. - Beschermleden 2007. Steunende leden 2007. Steunfonds 2007. - Quizmaster: Puzzel 2007. - Bibliografie. - Lezers schrijven ons. - Alfons Van Werveke: Oudheidkundige kroniek. Rangschikking van de namen der straten. - Inhoud 2007

333

334 344 345 361 368 379 382 387 393 399 404 407 409


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 334

GENT EN DE ENGELSEN (VERVOLG) De troonsbestijging van Willem van Oranje was voor alle vechtersbaasjes van Europa een extra kans om hun krijgstenue aan te trekken en onze streken voor de zoveelste maal in deze ongelukkige XVIIe eeuw in vuur en vlam te zetten. De Fransen oogstten aanvankelijk een volle garve militaire successen, deels omdat de Spaanse gouverneur-generaal in onze gewesten Gastagnaga een veldheer van het vijfde knoopsgat was, deels omdat de nieuwbakken Engelse koning Willem III treuzelde en de beslissende slag maar steeds ontweek: zijn politiek werd uiteindelijk lonend want in 1697 moesten de uitgeputte Fransen in de Vrede van Rijswijk toestemmen doch inmiddels had onze bevolking het gelag moeten betalen en waren onze gewesten plat en leeggeplunderd geworden. Wanneer Willem III op 6 juni 1695 een kort bezoek aan onze stad bracht, andermaal zonder enige toeristische bijbedoeling, leefde de Gentse bevolking nog tussen hoop en vrees; men wist dat het rad stilaan in de goede richting begon te draaien, nu Maximiliaan-Emmanuel van Beieren, een veldheer uit de bovenste lade van het krijgsarsenaal, de salonheld Gastagnaga had vervangen en men was er stellig van overtuigd dat de keikoppige Willem III die zijn Franse collega de zonnekoning Lodewijk XIV een haat toedroeg zoals enkel een Engelsman en een Hollander samen het toen konden, eindelijk eens uit zijn krammen zou schieten en met open vizier zijn tegenstrever zou aanvallen. Het was lang, zeer lang geleden dat de Gentenaren een Engelse monarch hadden mogen toejuichen en daar zij zijn steun en militaire actie broodnodig hadden, zouden zij Willem III, wel een tikje geïnteresseerd, stormachtig toejuichen, nog het beste en het goedkoopste middel om de vorst aan te zetten meer krijgsvlijt aan de dag te leggen. De stad zat kelderdiep in de penarie en in de schulden, doch men grabbelde de laatste centen van de stadskas bijeen om de straten met alle kleuren van de regenboog te bevlaggen en de koning op een knetterend vuurwerk te onthalen. In het Prinsenhof dat het al erg te verduren had gekregen van een paar generaties vandalen, wist men toch nog een behoorlijke suite kamers klaar te maken en met Oudenaards tapijtwerk te versieren voor de hoge gast die eveneens gedurende enkele uurtjes afstapte in de toen alom gekende en van de lekkerbekken geprezen afspanning “Het Trompet royal” in de Mageleinstraat eertijds “de Balance” genaamd. Het is Frans De Potter die het ons in het vijfde deel van zijn Geschiedenis van Gent verhaalt: de afspanning het Trompet royal genoot den 6 juni 1695 de eer, eenige uren tot verblijf te dienen van koning Willem III van Engeland, die, na

334


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 335

geheel Europa tegen Frankrijk in het harnas te hebben gejaagd, de zee had overgezeild om in persoon den krijg te besturen...” Toen Willem III te Gent kwam, hadden de Fransen Hoei en Namen verloren en men kon voorzien dat de vrede niet lang meer zou achterblijven. De wethouders van Gent bewezen den dapperen bondgenoot van hunnen (Spaanse) vorst groote eer; zij onthaalden hem plechtig met een Fransch compliment, in dezelfde taal beantwoord”. Twee posten uit de stadsrekeningen herinneren ons aan het triomfantelijk onthaal dat de koning van Engeland te beurt viel: “Betaelt an de ses trompetters ende timbalier deser stede de somme van drij ponden acht grooten over kunne huere van peerden, ghedaen in het inhaelen van sijne Conincklijcke Majt van Groot Brittaignien”. “Betaelt an Jan Impens de somme van acht ponden grooten over het doen van de vieringhe op het Belfort ter incompste van den coninck van Inghelandt op de VIde Junij”. Wij moderne en zgh beschaafde mensen en volkeren voeren oorlog voor hetgeen men op het gepaste ogenblik verdrukte minderheden noemt, voor een lap kolonie of gewezen kolonie, voor petroleumvelden of voor een stuk nomansland dat plots tot symbool van de nationale fierheid wordt bewierookt. In de XVIIe en in de XVIIIe eeuw kende men die problemen niet, maar daar men toch om de een of andere reden of voorwendsel oorlog wou en moest voeren, was het toen geweldig “in” een prinselijke verloving, een kinderloos gebleven koninklijk huwelijk, zelfs het inzicht een nog in de wieg huilend prinsesje later uit te huwen, te baat te nemen om enkele tienduizende mensen te gaan uitmoorden. Zo gebeurde het toen Willem III de Engelse troon beklom en meteen het Spaanse bondgenootschap en dat van gans Europa tegen Lodewijk XIV verwierf, zo gebeurde het ook enkele jaren later toen de zwakkeling Karel II van Spanje die er niet in geslaagd was zijn vrouw ‘n afstammeling ter wereld te doen brengen z’n pijp aan Maarten gaf en bij testament zijn koninkrijk aan Filips van Anjou, die de kleinzoon was van Lodewijk XIV. Slechter kon het niet voor Europa en dus ook niet voor onze gewesten, want nauwelijks hadden de Spaanse hidalgos, met veel ceremonieel en weinig tranen, de sukkelaar naar zijn laatste rustplaats gebracht of Lodewijk XIV kwam de leeggekomen troon opeisen voor zijn kleinzoon. De Spanjaarden die toen nog weinig in de pap te brokken hadden en de koning toejuichten die men hen met de Spaanse kroon op het hoofd aanwees, knikten en schaarden zich aan de zijde van Lodewijk XIV. Onze gewesten, de Spaanse Nederlanden, volgden gedwee en Maximiliaan-Emmanuel van Beieren, land-

335


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 336

voogd alhier en eens de beste krijger aan de zijde van Willem III tegen zonnekoning, maakte een elegante karpelsprong, vervoegde het kamp van Lodewijk XIV en liet op 26 november 1700 Filips van Anjou op de Vrijdagmarkt te Gent, symbolisch tot koning van Spanje proclameren. Het volk juichte uit gewoonte, doch mensen die wat verder zagen dan hun neus lang was wisten dat er opnieuw weinig prettige dagen in ‘t verschiet waren. Hetgeen de geschiedschrijvers met weinig verbeelding de Spaanse Successieoorlog zouden noemen, was begonnen, want het Europees evenwicht was als door een werveldwind verstoord door de alliance FrankrijkSpanje-Spaanse Nederlanden; als een weerkaatsende bal kwam het bondgenootschap Engeland-Republiek der Verenigde Provincies-Oostenrijk om het politiek evenwicht te herstellen dat vooraleer de onvermijdelijke Vrede zou worden ondertekend, eerst nog op het slagveld zou moeten bevochten en uitgevochten worden. Inmiddels was Willem III van zijn paard gevallen en had hij na enkele weken zijn enigmatieke ziel aan de Schepper teruggeschonken. Ook hem brachten zijn Engelse onderdanen zonder veel tranen naar het graf want zij hadden in hem nooit veel meer dan een vreemde avonturier gezien die met kostbaar Engels bloed zijn haat tegen Lodewijk wou botvieren. Hun haat was even groot doch zij wensten dat het een rasechte Brit zou zijn die hen zou symboliseren. Willems’ opvolgster, de nogal disgracieuse Queen Ann, was geen katje om zomaar zonder handschoenen te strelen of zelfs te benaderen en zij bewees het onmiddellijk toen zij de kranige vijftiger Marlborough tot opperbevelhebber aanstelde om de strijd tot het uiterste, tot een Engelse finish in te zetten tegen de aarstvijand. Marlborough! de enige generaal uit de wereldgeschiedenis die tientallen generaties kinderen hebben leren kennen (en liefhebben) vooraleer zij wisten wie hun eigen koning was! “Marlborough s’en va-t-en guerre, mironton, mironton, mirontaine...” Zij kenden hem trouwens zeer slecht want het heerlijk, meeslepende liedje zit vol leugens hetgeen ons niet buitenmatig moet verwonderen, daar het liedje van Franse maak is en de Fransen precies de opperbevelhebber van de Coalitie tegen hun zonnekoning geen warm hart toedroegen. De “Madame à sa tour monte” van het liedje, die zgh tranen met tuiten schreide aan de kantelen van haar toren, was Sarah Churchill zoals de latere Churchill’s ‘n verstandige maar onmogelijke vrouw, ambitieus, eer- en geldgierig die telkens haar doorluchtige echtgenoot op een oorlogschip inscheepte, hem tot op de kade kwam verwijten dat hij een of andere minnares op het vasteland ging vervoegen!

336


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 337

Met een dergelijke vrouw geplaagd was het al bijeen nog prettiger voor Marlborough op het slagveld dan in de huiskamer, en zijn slechtste jaren waren dan ook deze die hij na zijn triomfantelijke campagnes in Europa, thuis bij moeder de vrouw tot aan zijn dood in 1722, moest slijten. Voor de Gentse kleuters en voor de grote mensen uit onze stad is Marlborough-Churchill geen legendarisch personage geweest. In 1706 kwam hij, na de Fransen een fantastische rammeling te hebben toegediend, met Engels flegme de sleutels van de stad in ontvangst nemen. Had Lodewijk XIV zijn tegenstrevers als in een jury voor een assisenzaak mogen wraken, hij zou ongetwijfeld de namen van Willem III en van Marlborough van de lijst hebben geschrapt, beiden misschien op het eerste gezicht geen donders van krijgslieden, geen briljante strategen, maar vastberaden, taaie door hoogmoed en haat gefanatiseerde kerels die eens het zwaard uit de schede gehaald, geen rust meer kenden vooraleer zij de tegenstander op de knieën of aan de vredestafel hadden gekregen: het mocht een jaar, vijf of tien jaar duren, het was om het even, de zegewil bleef over alle tijdelijke tegenslagen heen zo sterk als de eerste dag. Willem III die wij op 9 juni 1695 door de Gentse bevolking als een soort Messias zagen toegejuicht worden, had Lodewijk XIV en zijn generaals het leven bijzonder zuur gemaakt en uiteindelijk bekomen wat hij wou, nl. de belofte van een verzwakte indien niet uitgeputte zonnekoning dat hij voortaan van de grenzen van de Verenigde Provincies zou afblijven, belofte die gehouden werd zolang Lodewijk geen nieuw voorwendsel tot oorlogvoeren en geen machtige bondgenoten had gevonden. Willem III was inmiddels gestorven en zijn beste generaal Maximiliaan van Beieren was naar Lodewijks kamp overgelopen hetgeen voor de Franse monarch die arm was aan knappe veldheren, een buitengewone aanwinst betekende. Maximiliaan wist hoeveel hij in de weegschaal wel waard was: 900.000 gulden per jaar, fantastisch bedrag waarmede men zich vandaag een gans contingent huurlingen zou kunnen aanschaffen, maar dat Lodewijk XIV met een brede glimlach neertelde omdat hij hiermede kans zag om zonder slag noch stoot al de zgh. vestingsteden ten onzent met Franse troepen te bezetten. Het Europa der toenmalige grootmachten Engeland, Duitsland en de Verenigde Provinies, kon het zo maar niet nemen en verklaarde de oude zonnekoning de oorlog en op hoger bevel zette Marlborough het liedje “Marlborough s’en va-t-en guerre” van de muziekpartituur naar de nuchtere werkelijkheid over. Aan zijn zijde een knappe generaal, Prins Eugeen van Savoye, aan de overzijde van het schaakbord, Maximiliaan van Beieren, de hertog van Bourgondië

337


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 338

en maarschalk de Boufflers. Op dat schaakbord, een bolwerk en draaischijf in handen van de Franse legers: Gent, de eeuwige pechstad die zodra oorlog in Europa uitbrak, als met een trekijzer al wat harnas en wapen droeg naar zich toetrok. Wie de stad definitief in handen zou krijgen, zou meteen zijn wet en wil op de vredesconferentie mogen opleggen, maar zover was het aanvankelijk nog niet gekomen, want terwijl men voorzichtig aan het vechten ging om de zwakke plek van de vijand te ontdekken, liepen alle vorsten en generaals met een eigen eindplan op zak, een plan dat onze gewesten natuurlijk als bezit of wisselmunt centraal stelde. Voor Lodewijk XIV geen hoofdbrekend probleem: zijn kleinzoon was koning van Spanje, onze gewesten hingen van de Spaanse kroon af, dus was het allemaal koek van eenzelfde deeg en daar Vlaanderen te ver van Spanje lag, zou men het best bij de Franse kroon inlijven. Onze Noorderburen dachten heimelijk aan eenzelfde annexatieoplossing maar dan te hunne gunste indien de oorlog naar hun wensen afliep. Filips van Anjou, koning van Spanje op papier, hoopte zonder er zelf veel in te geloven dat het allemaal zou eindigen rond het groene tafellaken en dat onze gewesten voor hem dan een goede pasmunt zouden worden om elders wat los te kunnen krijgen, terwijl de kazakdraaier Maximiliaan van Beieren de kat uit een Vlaamse boom keek en bereid zou gevonden worden naar de overwinnaar over te lopen. Voor de Gentenaren betekende zulks inmiddels nog een vervelende bezetting, dagelijks plagerijen, enorme belastingen en een economisch verval dat men in geen eeuwen te Gent had gekend en dat zelfs na de terugkeer van de vrede, de stad nog voor tientallen jaren volledig lam zou leggen. Vlaanderen werd het slagveld waar Fransen en Verbondenen met wisselende kansen dorpen innamen, leegplunderden en victorie kraaiden zonder echter de ultieme beslissing te kunnen afdwingen. Te Gent waar men bij het minste succes in een schermutseling behaald een Te Deum in de hoofdkerk moest bijwonen, luisterde men maar half naar de zegekreten van de bezetter en liefst naar het geblunder van de kanonnen ver of dicht bij de stad. Twee jaar lang hield het oorlogsspelletje aan met doden, gewonden en krijgsgevangen tot men in juni 1704 mocht hopen dat het tij aan het keren was: de Fransen deden erg zenuwachtig, eisten 3000 boeren op om een nieuwe verdedigingslinie rond de stad aan te leggen, doch tot grote ontgoocheling van de bevolking werden alle aanvallen van de Verbondenen afgeslagen en liep het offensief dood nadat de Hollanders tientallen dorpen hadden verwoest. Opnieuw ging een jaar voorbij: talrijker werden echter de tekens die er op wezen dat de kaars van de Franse bezetters ver uitgebrand was: zij moesten

338


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 339

achtereenvolgens Evergem, Vinderhoute en Ertvelde ontruimen en het werd iedereen duidelijk dat de beslissende dag niet lang meer kon uitblijven. De Engelsen, gewoon in de mist die hen de horizon verspert, te leven, geraken gewoonlijk zeer traag in gang, zien de toestand niet al te klaar in, maar eens de beslissing genomen, zal niets of niemand ze nog kunnen tegenhouden. Marlborough had lang geaarzeld indien niet getreuzeld, gezocht, getast, zuinig links en rechts zijn soldaten ingezet, alsof hij als perfecte Engels gentleman wachtte op een waardige tegenstrever, om de volle maat te geven. Toen hij vernam dat Lodewijk XIV, het wachten beu, zijn beste generaal van het ogenblik hertog de Villeroy, zwaar van decoraties maar licht en helder van geest, opdracht had gegeven er eens korte metten mee te maken en de Verbondenen uit BelgiĂŤ te verjagen, rukte de kalme Engelse veldheer op zijn beurt met het gros van zijn leger op. Voor een Engelsman, vooral in die jaren, was oorlog een sport, een krachtmeting, een fairplayaangelegenheid die men liefst met gelijke kansen moest uitvechten en Marlborough was in zijn nopjes omdat de sterkte van zijn leger, 75 divisies samen 60.000 man op een paar eenheden na dezelfde was als deze van de Fransen: strategie, tactiek van de opperbevelhebber, flegme van de officieren en moed van de soldaten zouden dus over zege of nederlaag beslissen. De grote schok vond op 23 mei 1706 te Ramillies, een dorpje in Brabant plaats. In de nogal lome Engelsman schoten plots al de ancestrale kwaliteiten los: in een oogwenk had hij een plan klaar viel onverwachts aan, veinsde een panische terugtocht, lokte de vijand in de val, sloeg op de Fransen die hij zijn linies had laten doorbreken, pijlsnel in de rug en de flanken, met volle geweld toe en maakte er een geweldige afslachting van: hij telde slechts duizend doden, Villeroy moest 15.000 gesneuvelden optellen. Twee dagen later rukt Marlborough zegevierend Leuven binnen en Brussel juicht hem daags nadien geestdriftig toe. Hetgeen Villeroy aan ontmoedigde manschappen overblijft, rent ijlings door de straten van Gent; de Fransen zien niet meer de kans hun sterkste bolwerk te kunnen handhaven en trekken zich op Kortrijk terug in de hoop daar een nieuwe verdedigingslinie tot stand te kunnen brengen. Gans het Frans garnizoen ontruimt met pak en zak en hetgeen nog in de stadskas aan centen overblijft, de Gentse stede en op 30 mei 1706 heeft de zegevierende hertog van Marlborough aan het hoofd van het leger van de Europese coalitie zijn hoofdkwartier te Merelbeke gevestigd van waaruit hij de Gentse schepenen sommeert hem de stad over te leveren hetgeen kort nadien geschiedt. In de stad heerst paniek; het gepeupel is hetgeen nog aan levensmiddelen

339


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 340

voorhanden is in de stapelhuizen, aan ‘t plunderen zodat de bevolking angstvallig op de intrede van de overwinnaar wachtte. Aan de St.-Lievenspoort werd Marlborough die geëist had dat Gent de aartshertog van Oostenrijk, als Karel III koning van Spanje zou erkennen, opgewacht door de schepenen van Ghedele en van de Keure die hem de sleutels van de stad overhandigden en hem zoals het een overwinnaar paste, stoetsgewijze naar het stadhuis brachten waar Marlborough zich doodverveelde tijdens de ontvangstplechtigheid. Voor hem mocht het slechts een korte pauze betekenen: hij had ‘n beslissende slag te Ramilies geleverd, Gent, sleutelsteen, was in zijn macht gevallen maar de oorlog was nog niet ten einde. Zoals dat van Willem II zou zijn verblijf alhier slechts enkele uren hebben geduurd. Marlborough had na zijn triomfantelijke intrede te Gent slechts een paar uurtjes in de stad vertoefd omdat een veldheer die een op de vlucht gedreven vijand op de hielen zat, het ogenblik gewoonlijk waar weinig gepast acht om aan dolce farniente of aan dolce vita te doen. Uitgesteld was niet verloren: het is na de overwinning dat de verbondenen op het slagveld, liefst ruzie gaan maken wanneer de taart moet verdeeld worden en Marlborough zou weldra ondervinden dat Oostenrijkers, Engelsen en Hollanders niet met de eerste de beste politieke saus te binden waren. Hij had de Gentenaren de eed van getrouwheid doen afleggen aan de aartshertog Karel, die, pour les besoins de la cause, door de Verbondenen Karel III, koning van Spanje werd geproclameeerd, doch de Verenigde Provincies vonden dat weinig naar hun zin en wilden de Zuiderlijk Nederlanden slechts aan Spanje teruggeven na de ondertekening van een verdrag dat de voorspoed van het Noorden had verzekerd maar voor onze gewesten de definitieve ondergang had betekend. De Oostenrijkers hadden onmiddellijk lont geroken en om de Engelsen van hun Hollandse bondgenoten te scheiden en deze laatsten in het drieledig Verbond te isoleren, boden zij het bestuur van onze gewesten aan Marlborough, de overwinning aan, zowat als de Amerikanen die na wereldoorlog II van Eisenhower een president van de Verenigde Staten maakten. En of Marlborough gevleid was en of Sarah Churchill in Engeland ergens in een toren van haar kasteel jubelde, maar het was vreugde van korte duur, want het Oostenrijks plan leed schipbreuk, en het werd een soort compromisoplossing met een zogenaamd Anglo-Bataafs comitee dat in naam van de marionet Karel III de Zuiderlijke Nederlanden bestuurde. Gent is in de beginjaren van de XVIIIe eeuw werkelijk de centrale pion op het Europese schaakbord geweest: men heeft het ons inziens te weinig benadrukt

340


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 341

doch de feiten zijn er om te bewijzen dat gans de Europese strategie van de tijd Gent als mikpunt en orgelpunt heeft uitgekozen. Marlborough, de Engelsen en de coalitie hadden hun overwinning afhankelijk gemaakt van de inname van Gent. Thans zou Lodewijk XIV zijn weerwraak en zijn zegevierend offensief, op zijn beurt doen afhangen van het terug in zijn macht krijgen van de oude middeleeuwse burcht en daartoe stelde hij zijn kleinzoon en zijn beste veldheer Vendôme niet minder dan 100 bataljons en 150 eskadrons ter beschikking. Dat gebeurde begin 1708 en Marlborough werd er heimelijk over ingelicht: dat hij deze bedreiging in de wind sloeg mag de zwaarste fout uit zijn militaire loopbaan heten. Hij die rotsvast had geloofd in de strategische betekenis van Gent, nam niet de minste voorzorgsmaatregel en zo kon della Faille, gewezen hoogbaljuw van Gent, in 1706 naar het Franse kamp overlopen, op 5 juli 1708 met een handvol soldaten, zonder slag of stoot, zonder één schot te lossen, de stad binnenrukken, dezelfde dag een pro-Frans gemeentebestuur aanstellen en Gent opnieuw aan de zijde van Lodewijk XIV scharen. Dergelijke avonturen zijn steeds nodig geweest om de ogen van de Engelsen op de nuchtere realiteit van de Europese problemen te doen opengaan. Inmiddels en terwijl Marlborough heel stilletjes de slapertjes uit zijn ogen wreef, hadden de Fransen Gent bezet met 30 bataljons en 20 eskadrons onder bevel van graaf de la Mothe, die door zijn regering werd aangezet en aangemaand de stad ten allen prijze te verdedigen tegen de oprukkende legers van Marlborough en Eugeen van Savoye: “la conservation de Gand est d’un si grand poids que vous ne saurez vous appliquer avec trop de soins à une longue et vaillante défense dans le cas où les ennemis se résoudraient à vous assiéger.” Mooie proclamaties hebben nog nooit iemand uit de nood geholpen en toen begin december 1708 de eerste koude de volgeregende grachten van de stadswallen deed dichtvriezen kwam een oude kennis, met name Marlborough, eens te meer “s’en va t’en guerre” de Gentse stede belegeren. Daags voor Kerstmis wist hij een eerste bres in de stadsmuren te maken hetgeen de Fransen verplichtte een uitval te wagen die met grote verliezen werd afgeslagen. De Gentenaren keken angstvallig naar de honderden kanonnen op hun stad gericht: zou het Middeleeuwse Gent met zijn monumenten en schatten vergaan in de meedogenloze strijd van mensen die zich weinig of niet bekommerden om het lot zelf van de stad maar er de sleutelpositie van hun heen en weer oorlogsgetrap van gemaakt hadden? Hoe Fransgezind het stadsbestuur ook was, het ging aankloppen bij graaf de la Mothe om hem diets te maken dat hij en zijn 16.000 officieren, onderoffi-

341


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 342

cieren en soldaten zich nog heelhuids uit de slag konden trekken met een eervolle capitulatie. De la Mothe behoorde niet tot het ras van de onsterfelijke helden van de Olympos en zijn manschappen waren het oorlogvoeren als koude pap beu. Nog vóór de Engelsen een kanonbal op de stad losten, hadden zij het probleem reeds opgelost door een estafet naar de legertent van de hertog van Marlborough te sturen die hem de overgave van de stad zou aanbieden. Had de la Mothe een Armand Pien in zijn legerstaf geteld, hij had nooit zo dom gehandeld, want zoals Fris het terecht heeft geschreven: “S’il eût tenu deux jours de plus, les gelées que se succédèrent sans interruption, eussent réduit les Alliés à une inévitable retraite!” Voor de Gentenaren werd het een Nieuwjaarsgeschenk zoals ze in geen eeuwen gekend hadden: op 2 januari 1709 ontruimde het 16.000 man sterk of zwak Frans garnizoen de stad, het voornaamste bolwerk van West-Europa, zonder één geweerschot te hebben gelost om ze te verdedigen! de la Mothe zou later in een verslag aan Lodewijk XIV die na de val van Gent in een Franse koleire schoot, zijn houding trachten te rechtvaardigen en hij besloot: “Voilà la triste situation où les troupes dans Gand, et ce que jay crû devoir faire pour les conserver, j’espère qu’elle connoitra par le récit que j’en fais que je n’ay eu aucun tort et que je n’ay pû que ce jay fait”. De Gentse schepenen die aardig in de afgelopen maanden met de Fransen hadden gecollaboreerd, staken een hoge pluim op hun hoed alsof zij het waren die de Fransen met pak, zak en wapens hadden verjaagd, en zij nodigden Marlborough, prins Eugeen van Savoye, hun staf en de afgevaardigden van de Staten-Generaal uit tot een monsterbanket op 3 januari ‘s avonds ten stadhuize. Marlborough ging op de uitnodiging in doch zonder Eugeen van Savoye, de stadsmagistraat of zijn generaals te verwittigen, trok hij er op zijn eentje, met Engelse flegme, in de ochtenduren op uit om incognito de stad binnen te lopen en er de verdedigingswerken van te bezichtigen, want ditmaal zou de les niet verloren gaan: de Fransen zouden zich niet een derde maal bij verrassing van de stad meester kunnen maken. Na zijn inspectietocht trok hij zijn gala-uniform aan en ging met zijn gevolg statig en plechtig plaats nemen aan de bankettafel. De schepenen die heel wat op hun kerfstok hadden, dachten alles te kunnen goedpraten met een receptie van lik mijn lipje. Omdat Marlborough geen gelegenheid had gekregen een schot te lossen, lieten de Gentse schepenen het kanon bulderen en Roeland, alle kerkklokken luiden bij zijn intrede aan de Keizerpoort waar het voltallig college hem met een

342


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 343

say cheese-glimlach voor de tweede maal de sleutels van de stad kwam presenteren en hem vervolgens stoetsgewijze naar het stadhuis begeleiden. De tafel stond klaar, de gerechten waren lekker en Pieter Loeillet, de beste componist en muzikant van het land zou de genodigden gedurende het toverachtig banket, op heerlijke muziek vergasten. Het banket kostte meer dan 123 pond, een som met dewelke men de ganse bevolking op een heerlijke Gentse hutsepot had kunnen vergasten. Loeillet en zijn 21 zangers ontvingen 12 pond: “Betaelt aen Pieter Loeillet, directeur van het concer over het concer ghehouden in de ledecamer op den 3en jannuary int voornoemde tractement, te weten neghen gulden voor den selven Loeillet ende om de 21 sanghers ende speellieden elc dry guldens... 12 pond gr.�. Pierre Kluyskens (‘t vervolgt)

343


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 344

INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE - FICHE N° 162

Op 20 December 1899 stelde Ernest Lacquet in de rubriek “Ceramiek Oudheidkundig Museum - XIIIe - XIVe eeuw” in het Frans een fiche op over

Oude versierde tegels II Zoals bij de twee volgende tegels, is deze die hier afgebeeld is derwijze versierd dat hij ruitvormig, verticaal moet geplaatst worden op een van zijn zijden. Het stelt een ridder voor die, de arm naar achter gestrekt, in zijn hand een degen houdt, gevormd door een brede kling die geleidelijk smaller wordt naar het uiteinde toe. Het wapen is voorzien van een handvat in de vorm van een kruis met rechte armen, met op het einde een sferische degenknop, analoog aan deze van de ridder afgebeeld op de fiche n° 164. Met de andere hand houdt de ruiter de teugels van het paard. Gelanceerd in galop is het dier bedekt met een zadelkleed; men ziet duidelijk het oog, het kopstuk en de teugels. Door sleet is het hoofd van de ruiter verdwenen.

344


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 345

VAARWEL CITADEL, GEGROET LEOPOLDSKAZERNE DEEL 1 1882 - 1898

VOOR U VERZAMELD UIT 31 600 EDITIES VAN DE “GAZETTE VAN GENT”. Weinigen zullen er bij stilgestaan hebben, maar op 3 oktober was het net honderd jaar geleden dat de laatste soldaat de kazerne in het citadelpark verliet en de gloednieuwe Leopoldskazerne alle militaire taken overnam. Een Koninklijk Besluit van 12 november 1907 bekrachtigde dit feit. Dit was het eindresultaat van een vrij ingewikkelde aaneenschakeling van gebeurtenissen, waarin buiten het fort zelf, de oude kazerne op de Kattenberg, het stadsbestuur, de militaire overheid en de Belgische regering de hoofdrolspelers waren. De eerste steen van de citadel werd gelegd op 15 april 1823, ongeveer op dezelfde locatie waar zich tot 1781 het Montereyfort bevond. Het metselwerk voor de logementen en de vijf bolwerken werd pas in 1826 voltooid en het zou uiteindelijk nog tot maart 1832 duren vooraleer de vestiging haar definitief uitzicht kreeg. Toen waren de woelige tijden van de wisseling tussen het Hollands Bewind en de Belgische Staat reeds achter de rug. De Gentse advocaat De Souter pleitte voor de sloping, in het belang van de stadsbewoners. "...De plek grond moet aan de landbouw teruggegeven worden. Die kan ons koren en aardappelen geven, de citadel niets dan ballen, bommen en granaten en dit goed laten wij liever aan het krijgswezen!...” Die gevoelens werden nog versterkt door de ramp van 29 januari 1849, toen bolwerk nr. 5 in de lucht vloog, wat aanzienlijke schade veroorzaakte in de aanpalende straten. Bovendien stond het toen reeds vast dat "...de citadel als verdedigingsmiddel van generlei waarde was en alleen de vernieling van de stad haar doel kon zijn...” In juli 1858 sloot het stadsbestuur met het oorlogsdepartement een jaarlijkse pacht van 80 frank af om de glacis (* de buitenste omwallingen) als publieke wandeling in gebruik te stellen, de voorloper van het latere stadspark. Pas in april 1871 werd de stad eigenares van de vesting. Dit voor de som van 1 miljoen frank. In de overeenkomst met de staat werd echter bepaald dat “...de gebouwen, gebruikt tot de dienst van het garnizoen, niet mogen worden afgebroken en die bestemming moeten behouden, zolang de stad niet in hun vervanging zal hebben voorzien...” 345


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 346

Het vervolg garandeert alweer twee afleveringen vol nog nauwelijks bekende feiten. We nemen de draad op in het jaar 1882.

31 juli 1882 De heer Van Hulle toonde eerder de noodzakelijkheid aan van de verplaatsing van de kruidtuin naar de kazerne van de citadel. Hoe schoon men die tuin ook maakt, hij zal altijd ontsierd zijn door het bestaan van de kazerne in het midden, waarvan de lelijke muren langs alle kanten zichtbaar zijn. Het schijnt dat men zich in hogere bestuurskringen met de kwestie van de nieuwe kazerne bezig heeft gehouden en die zou gebouwd worden tussen de brug over de Schelde aan Terplaten en de Sint-Lievenspoort. De verplaatsing van de kruidtuin naar de citadel zou de vergroting van het atheneum aan Baudelo toelaten.

4 december 1882 Het vraagstuk van de kazernen op Sint-Pieters is goed op weg een oplossing te bekomen. De stad zal aan het gouvernement de nodige grond afstaan welke gelegen is tussen de tegenwoordige kazerne van de Kattenberg en de Citadelboulevard. Een grote kazerne wordt dan op die grond gebouwd, waardoor de citadel kan verdwijnen, om plaats te maken voor de kruidtuin. Bovendien wordt een hele reeks nieuwe straten getrokken tussen de Kattenberg, de boulevard van de citadel en de Kortrijksestraat (* in maart 1886 bepaalde het schepencollege dat die de namen zouden dragen van Laurent Delvauxstraat, Van Hulthemstraat, Jordaensstraat, Kattenbergstraat en Eekhoutstraat). Het zal een volkomen hervorming zijn van de SintPieterswijk.

22 februari 1883 De heer Colson bracht in de stedelijke raad verslag uit over het ontwerp van gezondmaking van de Kattenberg. Het geschikt maken van het plein en de omstreken werd goedgekeurd en het bestemmingsplan is voltooid. Tot 9 april is een onderzoek van commodo en incommodo geopend voor het verbeteren van het kwartier, de afstand van de nodige grond en gebouwen en de aflijning van nieuwe openbare wegen.

346


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 347

22 oktober 1883 De stedelijke overheid heeft nieuwe stappen bij het gouvernement aangewend om de kazerne van de citadel te doen vervangen. Het wetgevend comiteit is gelast met het onderzoek van het vraagstuk om te weten wie de vervanging moet doen. De Journal de Gand zegt dat geen enkel lid van het gouvernement de minst slechte kazerne zou willen gebruiken om er zijn honden of paarden te plaatsen. En onze volksjongens moeten er wonen!

12 november 1883 De Journal de Gand dringt andermaal aan op de noodzakelijkheid om te Gent een behoorlijke soldatenkazerne te bouwen. Het moet geen prachtig gebouw zijn met een schone gevel, maar wel een praktisch. Dat is iets wat men in ons land maar al te veel vergeet. Getuige daarvan is de normaalschool voor onderwijzers te Gent. Volgens inlichtingen die de Journal de Gand ontvangen heeft over de toestand van de citadel te Gent schijnt het dat, als het wat hard regent, het water door de gewelven van zekere kazematten dringt waarin de soldaten gelogeerd zijn en het bij een hevig onweder in de kamers regent gelijk op de straat. Men zou die toestand aan onze senatoren en volksvertegenwoordigers zoeken te verbergen. Het blad daagt de heer minister van oorlog uit op het onverwachts, als men niets heeft kunnen verbergen of voorbereiden, volksvertegenwoordigers in de kazernen van de stad te durven rondleiden.

12 oktober 1884 Volgens de overeenkomst van 25 april 1870, gesloten tussen het gouvernement en de stad, is deze eigenaarster geworden van de citadel, mits de betaling van een som van 1 miljoen frank. De stad heeft door deze aankoop een wijze bestuursmaatregel genomen die niemand betreuren zal, zelfs niet indien zij dit miljoen ten laste van de burgers had moeten heffen. Maar de overneming, ver van nadelig te zijn, is geheel en al ten gunste van de stad. Men mag rekenen dat met de reeds verkochte gronden en het nog beschikbare terrein dat later in verkoping zal worden gebracht, er een winst van een half miljoen zal verwezenlijkt zijn. De stadsgronden buiten de Kortrijksepoort beslaan een oppervlakte van 43 ha. Het eigenlijke park met de boulevards, openbare plaatsen en straten meten 347


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 348

26 ha. De citadel meet meer dan 4 ha en de verkoopbare gronden beslaan een oppervlakte van 18 ha.

25 maart 1885 Het gerucht loopt dat het gouvernement voornemens zou zijn de normaalschool voor onderwijzers in een kazerne te veranderen. Oprecht gesproken, het gebouw schijnt ons beter geschikt te zijn tot kazerne dan tot normaalschool. Een nieuwe kazerne moet de oude, ongezonde, verzakkende kazerne van de citadel vervangen. Indien het gouvernement er voordeel bij vindt in plaats van een nieuwe kazerne te bouwen dit schoolgebouw daartoe te bestemmen en een nieuwe, praktische school op te richten, zou men dat volkomen goedkeuren.

26 december 1886 De stedelijke raad heeft op de Kattenberg de bouwplaats aangeduid voor een nieuwe, betalende meisjesschool. Het bestek wordt op 56 000 frank geraamd. De heer De Muynck - Iedereen weet wat de Kattenberg is geweest. Hecht de stad belang aan die naam? Men zegt dat hij een historische waarde bezit. De heer Dierickx - Er zijn op de Kattenberg geen feiten gebeurd welke niet dienen herinnerd te worden. (gelach) Wij weten dat het daar het middelpunt van alle onzedelijkheden is geweest. De eigenaars van de huizen in die wijk zouden graag de naam van de Kattenberg vervangen zien door een andere, welke bij de huidige generatie geen herinneringen opwekt die men liever niet in het geheugen terugkrijgt. De Kattenberg is zeer slecht gekend en ik hoor nu spreken van een school voor juffrouwen aldaar. (gelach) De heer Colson - Het is bij misslag dat men de school aldus genoemd heeft. We zullen er een betere naam voor kiezen. De heer Dauge - Ik stel voor dat ze de School der Van Hulthemstraat zou heten. Overigens kunt gij niet verhinderen dat de naam van die heuvel Kattenberg blijft. De heer De Muynck - In alle geval bid ik het schepencollege mijn opmerking te willen onderzoeken. Ik ben ervan overtuigd dat een verandering van naam genoegen zou doen aan een groot deel van onze bevolking.

348


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 349

9 december 1891 Men roept opnieuw de aandacht op de slechte toestand van onze kazernen. Door het vochtig weder druipt in de citadel het water langs de muren af en in de kazerne van de Kattenberg borrelt het uit de grond. In zekere kamers zijn de soldaten verplicht het water uit te scheppen. Op de politiekamer en in den bak is het nog veel slechter. De soldaten die er worden in opgesloten zijn in weinige tijd druipnat, alhoewel ze gedekt zijn met goede dekens. Het gaat zover, dat men hen er moet doen uitkomen om te drogen. En ondertussen worden de heren dieven en moordenaars in het Rasphuis aan de Coupure als prinsen gehuisvest in echte paleizen!

15 november 1893 Volgens een bericht van de krijgsoverheid is de bezorgdheid voor onze soldaten niet in gebreke gebleven en de kritieken over het gebrekkig slapen in de kazerne van de citadel is van alle grond ontbloot. Tweehonderd man hadden gebrek aan beddengoed welke de stad moest leveren maar men heeft er in voorzien bij middel van het materieel van de staat en thans is aan al de vereisten van de gezondheid voldaan. De lokalen waar deze jongeren slapen zijn ver van vochtig, met planken bevloerd en op stadskosten veranderd. De mannen slapen niet in uniform op stro maar hebben een welgevulde strozak, een peluw, twee dekens en twee lakens.

14 februari 1895 Nieuwe onderhandelingen zijn aangegaan tussen het schepencollege en het departement van oorlog over de verplaatsing van de kazerne van de citadel. Het ware wenselijk dat men tot een akkoord kon komen want zij ontsiert grotendeels ons park.

23 april 1895 Zaterdagmorgen heeft de heer luitenant-generaal Ungricht, bevelhebber van de eerste krijgsomschrijving, de lokalen bezocht van de gewezen citadel, waar het tweede linieregiment gehuisvest is. De kazerne en al de afhankelijkheden waren schoon versierd. De heren officieren en het muziekkorps waren op de koer verenigd en de nationale vlag wapperde aan de voorgevel. De generaal was verrukt over de goede houding van de soldaten maar heeft 349


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 350

zich kunnen overtuigen van de staat van bouwvalligheid waarin de lokalen verkeren. Wanneer toch zal men dit nest van rheumatismus verlaten, waarvan bijna al de kamers ongezond en schadelijk zijn? De kazerne is trouwens onvoldoende om het regiment op oorlogsvoet te houden en te huisvesten. Voegen wij er bij dat de kosten voor onderhoud en verbetering zo aanzienlijk zijn, dat zij ruim voldoende zouden wezen om een nieuwe te bouwen. Het is overigens hetzelfde voor de beide andere kazernen van de infanterie op de Kattenberg en het Sint-Pietersplein.

29 juli 1896 De kazerne van de Kattenberg werd gisteren ontruimd. De overblijvende diensten zijn voorlopig ingericht in de krijgsgebouwen van het Sint-Pietersplein. Sedert tien jaar was er ernstig sprake van de afbraak. Het eerste ontwerp dagtekent uit de tijd waarop de regering besloot tot het bouwen van de nieuwe hogeschool. De twee hoekvleugels en de grote muur langs de kant van het park zijn een deel van het ontwerp dat niet werd voortgezet. Waarschijnlijk zal men nu voor goed de hand aan het werk slaan.

9 maart 1897 Naar het schijnt heeft de regering nieuwe voorstellen gedaan, welke voordeliger zijn voor de aankoop van de kazerne van het park. Op aanvraag van minister De Bruyne worden de besprekingen over dit onderwerp tijdelijk uitgesteld. Het is onbetwistbaar dat elkeen voorstander is van de vergroting van het park en het gezonder wil maken door de inrichting van de kruidtuin op de grond van de citadel.

18 maart 1897 De heer burgemeester heeft dinsdagmorgen de kazerne van de citadel bezocht. Hij werd er rondgeleid door generaal de Faudeur, bevelhebber van de krijgsomschrijving. Als gevolg van dit bezoek is de heer Braun naar Brussel gegaan om zijn onderhandelingen met de heer minister Vandenpeereboom te hernemen, teneinde in het belang van de stad tot een overeenkomst te geraken over de aankoopsom. Ook onder opzicht van de gezondheid hoopt men dat de heer minister toegevend zal zijn. Al de krijgsoverheden die de heer burgemeester bij zijn bezoek vergezelden 350


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 351

hebben beweerd dat het onmenselijk is, de soldaten te huisvesten in een kazerne waar het water van de muren loopt en geen lichtstraal neervalt. De oppergeneesheer verklaarde dat de kazerne dringend diende ontruimd te worden en overhandigde aan de heer burgemeester een kopij van het verslag dat hij hierover aan de regering zond.

29 april 1897 De gemeenteraadsleden hebben dinsdag in commissie vergaderd. De heer burgemeester deelde mee dat de heer minister van oorlog de kazerne van het park voor 1 miljoen aan de stad wil afstaan, doch het schepencollege, na de zaak onderzocht te hebben, de som nog veel te hoog heeft bevonden. De heer Cooremans dacht dat het in dat geval beter zou zijn met de aankoop van de kazerne te wachten tot wanneer de staat minder hoge eisen zal stellen.

30 april 1897 In de gemeenteraad werd overlegd over de rechten van de stad op de kazerne van de citadel. Vele personen meenden dat het miljoen door de regering gevraagd, de prijs is van de grond en de gebouwen, 4 ha 50 a groot. Dat is niet zo. De grond en de gebouwen behoren aan de stad, die in 1870 de citadel aankocht met al wat zij bevatte. Er werd in de overeenkomst wel bepaald dat de gebouwen, gebruikt tot de dienst van het garnizoen, niet mochten afgebroken worden en die bestemming moesten behouden, zolang de stad niet in hun vervanging zou hebben voorzien, in overeenkomst met het departement van oorlog. Enige jaren later stond de stad aan de staat het gebruik af van de citadel, teneinde ontslagen te zijn van het onderhoud der gebouwen. Volgens de bepalingen van de wet van 22 juni 1873 kan de stad het bezit en het genot van de gebouwen pas hebben, wanneer een Koninklijk Besluit zal verklaren dat het leger ze niet meer gebruikt. Het is dus voor dit genot dat de regering de stad een miljoen wil doen betalen.

10 mei 1897 De bevoegde commissies van de kruidtuin stellen voor niet met de staat te onderhandelen over de aankoop van de citadel aan de prijs van 1 miljoen, indien binnenkort aan de raad geen nieuwe voorstellen worden gedaan met betrekking tot de citadel. 351


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 352

Indien de kazerne in het park kan worden ingelijfd, voorziet het algemeen plan van het schepencollege dat het middendeel van het park geheel open zou blijven om er een zeer grote vijver te maken, gespijsd bij middel van het water van de Schelde. De kruidtuin zou dan ingericht worden op de plaats waar zich nu de zwanenvijver bevindt, geheel in de nabijheid van de hofbouwschool van de staat. De kosten worden gerekend op ongeveer 1 125 000 frank, het miljoen voor de aankoop van de citadel inbegrepen. De heer De Baets gaf hierna beschouwingen volgens welke de stad het recht zou hebben over de gronden van de citadel te beschikken. In 1873 werd een wet gestemd, waarbij de steden ontslagen werden van de kazerneringslasten, op voorwaarde dat ze al de kazernen en bijgaande gebouwen aan de staat afstaan. Nu, de kazerne van de citadel was afgekeurd en bestond dus feitelijk niet meer. De stad moest ze dus niet teruggeven en is eigenaar van de kazerne en de grond, zonder iets aan de staat verschuldigd te zijn. Het ware niet te verwonderen moest deze thesis een groot proces uitlokken!

12 mei 1897 Reeds herhaaldelijk werd geklaagd over de ellendige toestand van onze kazernen. Nu opnieuw, nadat een deel van de kazerne op de Kattenberg instortte en vooral tijdens de bespreking van de raad over deze van de citadel, naar aanleiding van het ontwerp tot verplaatsing van de kruidtuin. Generaal-majoor Lenaert, opperbevelhebber van Gent, stelde daaromtrent op 26 maart volgend verslag op: “De troepen zijn in de gewezen citadel gehuisvest in kazematten. Zoals alle soortgelijke lokalen zijn die noch goed verlucht, noch goed verlicht en dikwijls uitermate vochtig. Het is niet mogelijk in deze verzameling van gebouwen de vooruitgang te verwezenlijken welke men wenst te brengen aan een goede en gezonde kazernering. De cellen in de kelders gelegen, beantwoorden niet aan de regels van de gezondheid. Zij zijn slecht verlicht en daarenboven is het verblijf in kelders niet aan te bevelen. De ongezonde toestand van de kazerne is vooral verergerd sedert de inrichting van het openbaar park. Het plaatsen van bomen heeft voor gevolg gehad dat het daglicht nog slechts langs de binnenkoer in de cellen kan doordringen. De kamers verenigen volgens de gevoelens van de regimentsgeneesheer voor-

352


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 353

waarden, welke een belangrijke factor zijn van de gewrichtsreumatiek. Op 13 zieken voor deze kwaal in het gasthuis in behandeling, telt men acht soldaten, gehuisvest in de met aarde bedekte lokalen van de citadel.” De heer Delrue, regimentsgeneesheer van tweede klasse, beoordeelde de kazerne van de citadel als volgt: “De lokalen zijn over het algemeen koud en vochtig, hetgeen te wijten is aan de wijze van bouwen welke aangenomen werd. Reeds in december 1887 riep de heer regimentsgeneesheer Arens de aandacht op deze toestand en liet er stoken, waarvoor hij een buitengewone toekenning van kolen vroeg tijdens de winter. Op dat tijdstip dacht de heer Arens dat de vochtige koude de hoofdoorzaak van de ziekte was en dat door dit middel te gebruiken het getal zieken in het eerste linieregiment lager zou komen te liggen dan in de andere korpsen van het garnizoen. In het begin van 1889 bracht hij de kolonel ter kennis, dat zich doorsijpelingen hadden voorgedaan in de gewelven en muren van 54 lokalen welke door soldaten waren bewoond. Enige kamers werden veroordeeld, andere werden nog slechts benut bij het binnenroepen van de klassen. De cellen en sommige werkhuizen bevinden zich in de kelders. Deze zouden door anderen moeten vervangen worden. Een goede kazerne onder opzicht van de gezondheid moet voldoende verlucht en verlicht zijn. Indien zij slechts uit een benedenplaats bestaat moet deze rusten op ruime kelders die niet bewoond worden, met bovenop een zolder met afhellend dak, om het weglopen van het regenwater te vergemakkelijken. Dit is niet het geval in de citadel, hetgeen het insijpelen van het water verklaart.” De wijzigingen om de kazerne in een goede staat te stellen overeenkomstig met de gezondheidsregels, zouden aanzienlijke uitgaven veroorzaken. De citadel heeft maar één hoedanigheid, haar ligging. Indien men tussen dit en enige jaren op de Kattenberg een kazerne voor de infanterie kon bouwen, zouden de lokalen van de gewezen citadel bepaald kunnen worden verlaten.

14 december 1897 Men weet dat de staat vroeger voor de kazerne in het park de kleinigheid vroeg van 1 miljoen. Nu is men het eens geworden voor 700 000 frank, waarvan 500 000 frank door de staat reeds betaald werd voor de afkoop van het justitiepaleis. De stad zal ook de grond afstaan gelegen nabij de kazerne van de Kattenberg.

353


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 354

De kazerne wordt verlengd en er komt een prachtige dreef van het park naar het Sint-Pietersplein (* de Kunstlaan), die al de kroegen zal doen verdwijnen welke zich thans in de Dekstraat bevinden. De gemeenteraad heeft dit voorstel aangenomen. Misschien wordt de Provinciale Tentoonstelling van 1899 wel ingericht op de gronden welke nu nog door de kazerne van de citadel zijn ingenomen. De kruidtuin wordt overgebracht naar het park, maar niet op de gronden van de citadel. Men zal hem inrichten langs de kant van de Ledeganckstraat. De zes en een halve hectare grond van de citadel zullen bij het park worden ingelijfd. De grond door de stad voor de nieuwe kazerne afgestaan is de helft van de driehoek, begrepen tussen de kazerne van de Kattenberg, de Citadellaan en de nieuwe dreef naar het Sint-Pietersplein. De Palfijnstraat achter de mess van de officieren zal worden afgeschaft.

16 december 1897 De overeenkomst tussen de stad en de regering over de nieuwe kazerne is gesloten. De regering heeft laten weten dat de overhandiging van de citadel spoedig zal gedaan worden, zodat de Provinciale Tentoonstelling er kan worden ingericht. Het gemeentebestuur zal het nodige doen opdat door de afbraak van de citadelkazerne het effectief van ons garnizoen niet zal verminderen, hetgeen zowel voor de stad als voor de troepen zeer nadelig zou zijn. Er zijn andere lokalen genoeg om het regiment dat nu in de citadel gelegen is te huisvesten.

18 december 1897 De hoveniers van het park zijn zo verrukt over de aanstaande verdwijning van de kazerne, dat zij onmiddellijk vlaggen op het veroordeelde gebouw geplaatst hebben. Men weet dat boven de hoofdingang staat: Nemo me impune lacesset (* niemand zal mij ongestraft aanvallen). De houwelen van de afbrekers zullen spoedig die spreuk beliegen en doen verdwijnen.

22 december 1897 Het Brussels blad Le Soir meldt dat een bataljon van de linietroepen, in bezetting in Gent, voorlopig naar Ieper zal worden gezonden om binnenkort de afbraak van de afgekeurde gebouwen toe te laten. De heer De Muynck vroeg aan het schepencollege wat van dat gerucht waar is. 354


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 355

De heer burgemeester antwoordde dat hij uit goede bron heeft vernomen dat bij de verbouwing van de kazernen geen enkele soldaat onze stad zal moeten verlaten. Het gemeentebestuur onderhandelt met de krijgsoverheid over de keuze van lokalen die tijdelijk als dusdanig kunnen worden ingericht. Dit om te beletten dat ons garnizoen wordt verminderd. Ziedaar een tijding welke aan zeer veel belanghebbenden genoegen zal doen, niet in het minst aan de talrijke officieren die hier met hun gezin ingekwartierd zijn.

5 januari 1898 Het departement van oorlog gaat de oude kazerne van de Kattenberg aan het Beheer der Domeinen overgeven, in het vooruitzicht van de aanstaande afbraak. De bevelhebber van de genie is gelast met het opmaken van het plan voor de nieuwe infanteriekazerne in de plaats waar nu de oude staat. Tot nu toe is niets beslist over de huisvesting van een deel van de troepen. De gewezen kostschool van het atheneum schijnt voor twee bataljons te kunnen dienen, maar er moet nog plaats worden gevonden voor de artillerie en de daaraan verbonden school. Men hoopt spoedig met de regering tot een oplossing te komen, waarbij alle belangen worden gevrijwaard.

20 januari 1898 Een nieuwe beslissing is genomen over de kazerne van de citadel. Een batterij zal naar Brasschaat gaan, de andere naar de kazerne van de Keizerstraat (* Brusselsepoortstraat). De citadel zal door een houten afsluiting in twee worden verdeeld. In de ene helft zal men twee bataljons logeren van het eerste genie, het derde verhuist naar de kazerne van het Sint-Pietersplein. De tweede helft van de citadel wordt ter beschikking van de stad gesteld voor de Provinciale Tentoonstelling in 1899.

22 januari 1898 De heer burgemeester Braun en de schepen Bruneel zijn naar de kazerne van het park gegaan om ter plaatse zelf te zien welk nut er uit de lokalen te trekken is. Zij hebben er gesproken met de officieren van de genie en volgende schikkingen genomen, onder voorbehoud van de goedkeuring door de heer minister. Heel het midden van de kazerne wordt bij het tentoonstellingsterrein ingelijfd. 355


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 356

Het gebouw dat er thans staat wordt ontruimd en de batterij artillerie welke er gevestigd is gaat naar de kazerne aan het Sint-Pietersplein. Deze oplossing bevredigt alle belangen. Niet één soldaat zal onze stad moeten verlaten en de tentoonstelling zal voortreffelijk ingericht zijn.

17 februari 1898 De tussentijdse minister van oorlog heeft het schepencollege bericht dat hij zich aansluit bij het voorstel om het middendeel van de citadelkazerne ter beschikking te stellen van de inrichters der Provinciale Tentoonstelling. De werken tot geschiktmaking van de gronden zullen eerstdaags kunnen aanvangen.

8 maart 1898 Het uitvoerend comiteit van de Provinciale Tentoonstelling heeft een bezoek gebracht aan de kazerne van de citadel om te zien hoe het best gebruik kan worden gemaakt van het terrein waarover de stad en de regering het voor wat betreft de aankoop eens zijn. De bezoekers, met aan het hoofd de heer gouverneur en de heer VercruysseBracq, senator, werden in de kazerne ontvangen door de heer bevelhebber van de provincie, generaal Bruylants en de heren Schmit, kolonel-bevelhebber van het eerste linieregiment, Van den Borre, majoor van de genie en verscheidene officieren. De heer Van Rysselberghe, stadsbouwmeester en De Wilde, opzichter van de openbare beplantingen, gaven de nodige inlichtingen. De gebouwen rond het plein, waarin thans de troepen gehuisvest zijn, zullen behouden blijven. Alleen zal op 30 meter afstand van de bewoonde ringmuur een houten afsluiting worden opgericht van vier meter hoog, die de plaats van de tentoonstelling zal afzonderen. De aldus beschikbaar gemaakte oppervlakte zal ongeveer 3 ha bedragen. Aan het uiteinde wordt een grote zaal van 4000 m2 opgericht. Een groot vierkant gebouw in het midden van de koer blijft behouden en zal voor de tentoonstelling worden omgevormd in een machinezaal. De ringmuur rechtover het speelplein zal over een lengte van 100 meter worden ontruimd en afgebroken, om het terrein van de kazerne in verband te brengen met het park. Daar dit plein veel hoger ligt dan de koer van de citadel, zal hier een grote helling worden aangelegd om één geheel te vormen.

356


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 357

31 maart 1898 De aanbesteding voor de afbraak van de kazerne aan de Kattenberg heeft plaats op 20 april. De onderneming omvat ook het effen leggen van de grond. De aannemer zal de 20 000 m3 aarde mogen neerstorten in de lage gronden rond de citadelkazerne. Zodra dit werk is uitgevoerd zal een aanbesteding worden uitgeschreven voor de grondvesten van de nieuwe kazerne, die onder meer de te dempen Palfijnstraat zal innemen. De nieuwe laan van het Sint-Pietersplein naar het park zal langs de ontworpen kazerne leiden.

7 april 1898 In afwachting dat de geschiktmaking van de citadelgronden voor de Provinciale Tentoonstelling geĂŤindigd is, vertrekt een batterij artillerie tijdelijk naar Brasschaat. Met het oog op de doorbraak van de ringmuur wordt door de beplantingsdienst reeds een gracht aangevuld tussen deze muur en het park rechtover het speelplein, dat met het binnenplein van de kazerne zal verbonden worden.

20 april 1898 De bevoegde commissies hebben de overeenkomst goedgekeurd voor de overname van de citadelkazerne tegen 700 000 frank, bij middel van 7 jaardodingen. Anderzijds neemt de staat het justitiepaleis over voor 500 000 frank. De nieuwe kazerne zal een zeker versierd uitzicht moeten hebben. De stad verbindt zich zoveel het in haar macht ligt de kroegjes uit de nabijheid te weren.

27 mei 1898 De aanbesteding voor het afbreken van de kazerne op de Kattenberg heeft maandag plaatsgehad. Het bestek beliep tot 52 000 frank. De hoogste bieder vroeg 60 000 frank, de laagste nog geen 30 000.

2 juni 1898 De ratten die in de kazerne van de Kattenberg in zulk groot getal verbleven zijn naar het park afgezakt. Sinds ze gesloten is vinden ze er geen voedsel meer. Deze dagen hebben ze een twintigtal kleine eenden doodgebeten en 357


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 358

gedeeltelijk verslonden. Ze hebben ook veel schade aangericht aan verscheidene bomen. Men heeft een rattenval geplaatst maar ze komen er niet in, zodat men naar een ander middel zal moeten uitzien om ze te verdelgen.

10 juni 1898 Men is begonnen aan de afbraak van de kazerne op de Kattenberg.

1 augustus 1898 Een Koninklijk Besluit van 16 juli machtigt de gemeenteraad van Gent een overeenkomst te sluiten met de staat aangaande de hierna volgende overdrachten: - de overlating door de staat aan de stad van het vrije gebruik der gebouwen van de vroegere citadel en haar aanhorigheden; - de overlating door de stad aan de staat van een grond, gelegen langsheen de Citadellaan (* het gedeelte dat thans de benaming Charles de Kerchovelaan draagt) voor de nieuwe kazerne op de Kattenberg.

4 augustus 1898 De afbraak van het deel citadelmuur voor de Provinciale Tentoonstelling zal eerlang gedaan worden door een peloton van de genie, bestaande uit een officier, een onderofficier, twee korporaals en twintig soldaten.

10 augustus 1898 De dienst van de genie is gelast met het bestuderen van de plans voor twee kazernen bestemd voor de ruiterij en de artillerie van ons garnizoen, maar ze zouden gebouwd worden op een grond nabij het plein van Sint-Denijs. Dit zou een groot verlies betekenen voor de stad en het is te hopen dat de regering op dit besluit zal terugkeren. De kazernen zouden daar komen onder het dubbel voorwendsel dat de grond in de stad te duur is en om de soldaten te verwijderen van een zekere soort herbergen welke zij nu al te veel bezoeken. Maar het spreekt vanzelf dat de nieuwe kazernen de bazen van die herbergen onmiddellijk zullen doen verhuizen om zich te Sint-Denijs te gaan vestigen. Dit kwaad zou dus geenszins verholpen worden. Het zou zelfs nog verergeren, aangezien het toezicht op de zedelijkheid onmogelijk zou worden. 358


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 359

12 augustus 1898 De afdeling van de genie is gisteren begonnen aan de afbraak van een deel van de ringvormige citadelmuur welke moet weggebroken worden voor de Provinciale Tentoonstelling. Men heeft 's namiddags om 3 en om 4 uur twee brokken doen springen van de binnenmuur die 1 meter dik en 8 meter hoog is. De mijnen hadden een lading van 1,5 tot 2,5 kilo springstof en werden met de elektriciteit aangestoken. De bewerkingen zijn ten volle gelukt. Na de afbraak van het deel binnenmuur zal men aan de buitenkant beginnen. Maatregelen zullen worden genomen om de muur naar binnen te doen vallen.

24 augustus 1898 Gisteren heeft de genie rond 2 uur in de namiddag drie grote gewelven doen springen van de citadel. De massa neergeplofte stenen en aarde was overgroot. Men had 54 mijngaten gemaakt en 57 kilogram toniet gebruikt. Van het grote middengebouw op de koer van de kazerne zijn de muren doorgeslagen en de plafonds weggenomen. Nu moet nog de helft van het dak verwijderd en door glas vervangen worden. Dan zullen de gebouwen gereed zijn voor de tentoonstelling. De koer middenin wordt in een grote middenhal herschapen, waardoor de inrichters over 4000 m2 zalen zullen kunnen beschikken. Het hoogteverschil tussen de koer van de kazerne en het speelplein van het park wordt bij middel van een grote helling effen gemaakt. Men is er reeds volop bezig aarde aan te voeren. De bekende ingangspoort blijft behouden, ook na de afbraak van de citadel.

29 augustus 1898 Nadat soldaten van de genie zaterdag onder de muren 50 mijngaten hadden gegraven, heeft luitenant Gellens in tegenwoordigheid van een groot aantal officieren, drie overwelvingen van de citadel doen springen die ongeveer 1600 m2 metselwerk bevatten. Ze zijn als een kaartenhuis ineengestuikt. Vervolgens heeft men de grootste blokken steen opgeblazen om ze gemakkelijker weg te halen. Teslotte werd een boom ontworteld. Het was merkwaardig om zien hoe de stam zich na de ontploffing in rechte lijn uit de grond verhief, om daarna terzijde te vallen. Over 14 dagen zal men de buitenmuur in de lucht doen vliegen. 359


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 360

2 september 1898 Een arbeider die bezig was aan de afbraak van de kazerne op de Kattenberg is het slachtoffer geworden van een vreselijk ongeval. Een gedeelte muur langs de kant van de Kazernestraat die langs binnen moest omvallen, is neergestort langs de kant van de straat waar de werkman stond. Hij werd onder stenen en balken bedolven en bekwam dodelijke wonden aan het hoofd. Na door dokter De Busscher te zijn verzorgd werd hij naar het gasthuis overgebracht. De geneesheren aanzien zijn toestand als hopeloos.

7 september 1898 Maandagmorgen heeft men een deel buitenmuur van de citadelkazerne doen springen over een lengte van ongeveer 40 meter, zodat men nu het binnendeel gemakkelijk kan zien. De muur was 1,20 meter dik en 6 meter hoog. Men gebruikte 30 kilogram schietkatoen. Zoals luitenant Gellens die de werken bestuurt het berekend had is de muur naar binnen gevallen. Over weinige dagen zal men het laatste deel opblazen. Intussen zijn aardewerkers reeds bezig met het effen leggen van de grond.

8 oktober 1898 De afbraak van de kazerne op de Kattenberg is bijna voltooid en de grond veel verlaagd om op het peil van de aanpalende straten te komen. De plans zijn toevertrouwd aan de heer De Noyette, bouwkundige te Ledeberg, die beloofd heeft zijn werk zodanig te bespoedigen, dat de bouw in de lente kan aangevangen worden.

10 oktober 1898 De plechtigheid voor het leggen van de eerste steen der gebouwen voor de Provinciale Tentoonstelling is door een buitengewoon weder begunstigd geweest. In de burelen aan de Leopoldlaan wees senator Vercruysse-Bracq van het uitvoerend comiteit er op dat de citadel door het leger zelf gedeeltelijk gesloopt was en nu zou dienen tot het inrichten van een tentoonstelling die getuigenis zal zijn van de vooruitgang van de nijverheid in de stad en de provincie OostVlaanderen. Binnen de citadel, waar de werken reeds ver gevorderd zijn, werd uitleg verstrekt door de heren De Noyette en Van der Haeghen, bouwkundigen, Bertin, 360


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 361

aannemer en Parré en Van Beveren, onderaannemers. Eens aangekomen op het terrein namen de heren burgemeester, gouverneur, senator Vercruysse en schepen Bruneel het nieuwe truweel, streken wat mortel op de aangeduide plaats en legden de eerste steen, een blauwe arduin met opschrift Provinciale Tentoonstelling van Oost-Vlaanderen 1899. Leggen van de eerste steen, 1898, 9 oktober.

ERIK DE KEUKELEIRE Fragmenten uit “De Gentse citadel en het Citadelpark” deel 1 (1819-1907), 340 pagina's, 2004, uitgave in eigen beheer.

JEAN ADOLPHE VERMANDER PREFECT KONINKLIJK ATHENEUM GENT IN 1917

Hans Van Werveke in zijn boek “Herinneringen uit kinderjaren en jeugd” valt zwaar uit tegen zijn leraar Jean Adolphe Vermander. Buiten een beschrijving van die zijn zeer strenge aanpak van zijn leerlingen, zegt de auteur: “Toen hij in de eerste wereldoorlog wegens een foutieve houding tijdens de bezetting een strafmaatregel toebedeeld kreeg...” (Bldz 65). Over die foutieve houding wil ik het hier hebben en wel aan de hand van geschriften en documenten in mijn bezit. Vermander was immers gehuwd met Irma Hendricx, zuster van Marie Hendricx, mijn grootmoeder langs moeders zijde. J.A. Vermander werd op 1 november 1864 geboren in Gistel (W.Vl.) of, zoals dat toen genoemd werd: Ghistelle. Op 16 jarige leeftijd vinden wij hem terug in het Koninklijk Atheneum van Brugge. Hij was een schitterende leerling. Jaar na jaar kaapte hij, voor zover ik dit kan terugvinden alle prijzen in de wacht: 1880: 1e prijs Duits, Grieks, Latijn, Godsdienst en zelfs van Turnen 1881: 1e prijs Grieks, Geschiedenis, Aardrijkskunde, Engels, Wiskunde

361


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 362

1882: 1e prijs Frans, Latijn, Grieks, Nederlands, Engels, Aardrijkskunde, Geschiedenis, Godsdienst, Uitmuntendheid. 1883: 1e prijs Wiskunde, Engels 1884: in Rethorika 1e prijs Nederlands, Engels, Godsdienst Toen was het zo dat de primus voor zijn prestaties mooie boeken als geschenken kreeg en het is aan de hand van die boeken dat ik die lijst heb kunnen vastleggen. Wellicht waren er nog eerste prijzen maar daar heb ik geen bewijzen voor. Wat aldus zeker is, is dat hij een schitterende leerling was. In 1889, op 25 jarige leeftijd vinden wij hem terug als leraar (toen werd dat professor genoemd) aan het Koninklijk Atheneum te Gent, in de Ottogracht (FossÊ d’Othon). Hij geeft les aan de 5e latijnse.

Trouwfoto van Adolphe Vermander en Irma Hendricx

362


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 363

In 1904 huwt hij met Irma Hendricx (1870-1924) en op 8 juli 1905 wordt een zoon geboren Jeandolphe genaamd (die zal als vrijgezel overlijden in 1985). Toen was hij reeds in Gent gevestigd en woonde tot aan zijn dood op de Frère-Orbanlaan. Daar zou hij in 1901 opdracht geven aan Charles Pladet van Koekelberg een huis te bouwen op een van de Stad Gent gekocht perceel van 106 m2. Het lastenboek vermeld een bedrag van Bfr. 7822,92 ct. Dit voor een huis van vier verdiepingen. Het huis liep heel wat schade op bij het springen van de Sint-Lievensbrug maar bleef staan tot in 1988 waarna het afgebroken werd en waar een appartementsgebouw in de plaats kwam alsmede op aanpalende percelen. Dus is hij leraar in 1898-99 van de 5e latijnse en in 1906 van de 3e latijnse. Hij doceert Latijn, Grieks, Frans en mogelijks nog andere vakken. Streng was hij ongetwijfeld, zeer zelfbewust van zijn kunnen: van zijn hand geschreven heb ik teksten in Grieks en Latijn gevonden die allicht bij examens gebruikt werden. Erg moeilijk lijkt het mij! Maar was hij ook onbemind van zijn leerlingen? In 1895 is hij tengevolge van een ongeval verschillende weken werkonbekwaam. Bij zijn terugkomst schrijven de leerlingen van de 5e klas een verwelkomingsnota door allen ondertekend (zie fig.2). Was dit nu spontaan of niet?

363


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 364

Fig. 2

Vrij vertaald luidt dit ongeveer als volgt: “Mijn waarde Professor, De vreugde die gij ziet schitterren op al de gelaten, bij het hernemen van uw cursussen zal u meer zeggen dan welke uiting ook, welke gevoelens van sympathie u uw leerlingen hebt kunnen inboezemen. Allen werden wij pijnlijk getroffen door het ongelukkige ongeval dat u getroffen heeft en dat ons meerdere weken beroofd heeft van de uitstekende lessen van een leraar die volledig toegewijd is aan de vooruitgang van zijn leerlingen. Wanneer, waarde professor, onze studies een zekere vertraging hebben opgelopen door uw gedwongen afwezigheid, beloven wij u, door een verdubbelde oplettendheid, u te helpen bij de inspanningen die gij zult doen om ons met succes het jaar van het 5e dat zo goed begonnen was, te laten beëindigen. Uw toegewijde leerlingen”

364


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 365

Dan zijn wij in Augustus 1914, de eerste Wereldoorlog begint. Gent ligt binnen het Etappengebied en niets is eenvoudig. Maar het gewone leven gaat door. In 1917 komt de plaats van studieprefect vrij. Eerder was die functie aangeboden aan de heer Van Houwaert, maar die had de goedkeuring van de Beheerraad niet ontvangen! Vermander wordt nu die functie aangeboden! Opgelet denkt Vermander, voorzichtigheid is hier geboden! Dus gaat hij eerst advies inwinnen en trachten toestemming te bekomen van al wie telt. Worden gecontacteerd: de leden van de beheerraad, de heer Deweerdt schepen van onderwijs, de heren volksvertegenwoordigers en senatoren van Gent en arrondissementen. Allen geven hun akkoord, zelfs schriftelijk, de heer Deweerdt zelfs in eigen naam en in naam van burgemeester Braun! Op aandringen van het Hoger Bestuur van Onderwijs te Brussel, brengt de Beheerraad nogmaals een gunstig advies uit en dan volgt de vaste benoeming! Hier moeten wij even een parenthese openen: rond die tijd was in gans Vlaanderen heel veel heibel ontstaan in verband met de vervlaamsing van de Gentse Universiteit, opgelegd door de bezetter; alle goeddenkenden Belgen waren daar natuurlijk tegen maar ook vele Vlamingen vonden het ogenblik slecht gekozen omdat zij wel wisten dat eenmaal de oorlog gedaan deze beslissing zeker zou vernietigd worden en het dan heel lang zou duren eer daar weer kon over gepraat worden. Ook in het Atheneum was een vernederlandsing van de lessen aan de gang. Mogelijks heeft dat een rol gespeeld bij de benoeming van Vermander! Vreesden sommige collegas een “vlaams boerken” aan het hoofd van de school te hebben in plaats van een rechtgeaarde (franstalige) leraar? In elk geval heb ik bij Vermander nooit enig spoor van politiek engagement gevonden noch een uitgesproken “Vlaams” gevoel. Ook bij hem thuis was de voertaal evenzeer het Frans zoals bij veel mensen toen. Toch was het zo dat sommige van zijn collega’s zich hevig verzetten tegen de benoeming, of was het een soort van persoonlijke vete? Er braken zelfs op school relletjes uit, mogelijk aangemoedigd door sommige leraars. Of was het voor de leerlingen een gelegenheid aan “weerstand” te doen tegen de bezetter? Feit is dat de bezetter zelf de orde moet herstellen. Ik heb een paar kranten van 1917 geraadpleegd, maar heb daar geen spoor van die incidenten gevonden! Daarna blijft alles rustig en voert Vermander zijn functie uit, blijkbaar zoals het hoort. Nog een eigenaardigheid: in zijn boek “Flitsen uit de Geschiedenis van het Koninklijk Atheneum te Gent” vermeldt de auteur H. Demoor: “... studieprefect G. Feytmans, die ook tijdens de oorlog, het Atheneum glansrijk doorheen talrijke moeilijkheden geloodst had...” (pag 145). Dus ook hier wordt Vermander dood gezwegen!

365


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 366

Klasfoto van het jaar 1913-1914 Bovenste rij, 2e van rechts: Hans Van Werveke

November 1918: De bezetter weg, de oorlog gedaan! Dus, zoals in 1944: tijd voor wraakname! Verschillende leraren dienden klacht in bij justitie. Resultaat: bestuurlijk onderzoek en onze Vermander wordt uit zijn huis gehaald, in hechtenis genomen en uit zijn functie ontslagen, zonder wedde! Daarna pas komt er een gerechtelijk onderzoek dat echter besluit van alle verdere vervolgingen af te zien. Om zich te verdedigen citeert Vermander al de heren die hun akkoord gaven voor zijn benoeming maar allen doen alsof hun neus bloedt als gevraagd wordt ten voordele te getuigen. Het is echter de beheerraad van het Atheneum dat door het ministerie verantwoordelijk gesteld wordt voor Vermanders benoeming! Maar hij mag niet in Gent blijven gezien de vijandelijke houding van sommige leraars en leerlingen, maar voor zijn prefectoraat verdient hij geen straf zegt het Ministerie! Hij wordt overgeplaatst naar Doornik. Einde van de zaak denkt U, dan kent U onze Vermander niet. Die overplaatsing na 30 jaar dienst in een en dezelfde inrichting noemt hij een “rechtsmiskenning� en een zeer strenge, onverdiende straf. Dit alles tast zijn gezondheid aan en geneesheren verklaren hem onge366


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 367

schikt voor de dienst. Niets helpt, hij wordt aangemaand toch naar Doornik te gaan! Dus vraagt hij zijn pensioen aan en dit wordt hem toegestaan. Bij de afscheidplechtigheid looft de studieprefect hem omdat hij het beheer van de school heeft durven op zich nemen in heel moeilijke omstandigheden. Kort daarop wordt hij benoemd tot Ridder in de Leopoldsorde! Maar zijn pensioen is eerder bescheiden gezien een onvolledige loopbaan. Zijn echtgenote houdt er een zenuwziekte aan over en overlijdt in 1924 op 54 jarige leeftijd, ook zijn gezondheid gaat er op achteruit! Zijn laatste strijd is dan ook om een volledig pensioen te bekomen die rekening houdt met een volledige loopbaan! Vermits hij volledig geĂŤxonereerd was is er geen reden om dit te weigeren en na veel geloop en geschrift bekomt hij uiteindelijk zijn gelijk! Wat opvalt hier is dat de heren die Vermander hun zege gegeven hadden voor zijn benoeming, na de oorlog met stomheid geslagen bleken. Vrees om zelf van collaboratie beschuldigd te worden? Al in al, hoe kan een studieprefect een bezetter te dienst wezen? Door meer lessen Duits te geven? Zeker is dat onze Vermander een moeilijk karakter moet geweest zijn en zeer overtuigd van zijn eigen kunnen waardoor hij ook zeer veeleisend voor zijn leerlingen was. Maar eveneens is zeker dat hij een zeer verstandig mens was. Ik bezit werkdocumenten van hem in een vloeiend handschrift, essais over latijnse en griekse teksten maar in die talen! Eenmaal met pensioen wordt hij door tal van familieleden en vrienden regelmatig belaagd met vragen om financiĂŤle steun. Hierop wordt bijna steeds positief geantwoord. Heel wat ervan werden nooit volledig afgelost! Vermoedelijk lag echter zijn grootste ontgoocheling in zijn zoon, die nooit het intellectueel niveau van zijn vader kon halen. Vader die hij nochtans verafgode en voorwie hij tot zijn dood gezorgd heeft. Op het einde van zijn leven zat Vermander in een rolstoel. De zoon was een doodbrave jongen, nooit gehuwd en is ook eenzaam gestorven in een groot en half bouwvallige huis. Ik herinner mij ook nog dat ik als 7-jarige knaap bij oom Jean Adolphe ging nieuwjaar wensen. Doodstil zat ik op mijn stoel en zweeg als de grote mensen praten dit om toch niet op te vallen. Blij dat ik dan weer naar huis mocht! Gwijde van Gent Juni 2007

367


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 368

GENTSE MEMORIEDAGEN: 10-11-12 SEPTEMBER

10 September 918 Dood van Boudewijn de Kale. Deze 2e Graaf van Vlaanderen (Boudewijn II) regeerde van 879 tot 918. Hij was de zoon van Boudewijn I en van Judith de France. Hij trouwde met Elstrude, dochter van Koning Alfred van Engeland. Hij behaalde verschillende overwinningen op de Noormannen. Zijn bijnaam “Karel de Kale” is misleidend, want hij was helemaal niet kaal. Hij droeg wel zijn haar kort, in tegenstelling met de andere seigneurs uit die tijd die het haar lang droegen. Ook toen was alles relatief. Volgens Sanderus stierf hij in Gent, maar de teksten van Sanderus zijn voor gen halve cent te betrouwen. Hij stierf in het klooster van St-Bertin waarvan hij de seculiere abt was. Hij werd begraven in de kapel van de St-Pietersabdij.

10 September 1212 Dood van Eustache, 40e Abt van de St-Baafsabdij. (1208-1212) Hij was een Gentenaar.

10 September 1419 Jan zonder Vrees wordt vermoord. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2002 - N° 4 - p. 249-250

10 September 1600 Inwijding van de kerk van Nonnenbossche door Bisschop Damant.

10 September 1707 Geboorte te Gent van Anna-Marguerite Van Reysschoot. Dezelfde dag werd zij gedoopt in de St-Baafskathedraal. Deze schilderes was de zuster van Pierre-Jean en van Emmanuel-Pierre. Zij stierf te St-Michel op 26 Maart 1764. Geen enkel werk van haar is bewaard gebleven, maar uit een kwijtschrift blijkt dat ze een aantal schilderijen restaureerde voor de Baudeloo-abdij.

368


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 369

10 September 1752 Karel van Lorreinen schiet op de Kouter de koningsvogel van de St-Jorisgilde af.

10 September 1826 Geboorte van Drieske Nijpers. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2003 - N° 4 - p. 257.

10 September 1832 Dood van Lieven De Bast. Hij stierf in enkele uren van de cholera. Een van die zeer veel verdienstelijke Gentenaars die nu vrijwel vergeten zijn en totaal onbekend zijn bij het groot publiek. Hij was o.m. zilversmid, graveur, medailleur. Hij werd geboren op 2 Maart 1787 en was een neef van de gekende archeoloog Kanunnik Martin De Bast. Zijn vader overleed toen Lieven nog zeer jong was. Een van zijn voogden bracht hem in contact met Pierre-Joseph Tiberghien, een van onze bekwaamste graveurs, in wiens atelier hij in de leer ging. Wanneer deze laatste in 1810 overleed nam hij de leiding over van dit atelier. Zelf auteur van talrijke medailles en dus specialist in deze materie, werd hij aangesteld als Conservator van het Penningenkabinet van de Universiteit. Maar zijn horizont reikte veel verder dan enkel maar medailles en hij speelde een belangrijke rol in het Gents cultureel leven van die tijd. Hij was een van de stichters van de “Société Royale des Beaux-Arts et de Littérature”, waarvan hij de secretaris werd. Samen met Jean-Baptiste Delbecq stichtte hij in 1823 de “Messager des Sciences et des Arts du Royaume des Pays-Bas”. Na de onafhankelijkheid deed hij dit tijdschrift herleven onder de naam van “Messager des sciences historiques de Belgique”. Leraar en lid van het Bestuurscollege van onze Academie introduceerde hij er lessen in meetkunde, perspectief en sierkunst. In 1829 werd hij Provinciaal Archivaris van Oost-Vlaanderen en wanneer Charles Parmentier in 1832 aangesteld wordt als Stadsachivaris wordt hij onder de voogdij geplaatst van Lieven De Bast. Hij was een der eerste 7 leden van de in 1823 gestichte “Commissie van Monumenten en Stadsgezichten”. Zoals meerdere intellectuelen uit die tijd was hij lid van de Vrijmetselaarsloge “La Félicité Bienfaisante”. 369


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 370

Een portret van hem, geschilderd door de zoon van Maes-Canini, hangt (of hing) in het Bijlokemuseum. Typisch voor de huidige mentaliteit in onze stad is, dat wanneer men een nieuwe straatnaam nodig heeft, nooit denkt aan een verdienstelijke Gentenaar uit het verleden. Keus te over. Neen, nog liever een van die onnozele nietszeggende namen zoals bvb. Timicheg.

10 September 1867 Dood van Baron Jules de Saint-Genois. Hij was ongetwijfeld een der beste geschiedschrijvers van de 19e eeuw. Deze Gentse figuur was in feite geboren te St-Kwintens-Lennik op 22 Maart 1813. Na middelbare studies te Mechelen liet hij zich in 1831 inschrijven aan onze Universiteit om er Rechten te studeren. Hij kwam er weldra onder de invloed van Professor Warnkönig die hem naar de Geschiedenis oriënteerde. Nog vooraleer hij zijn studies beëindigd had werd zijn eerste historisch werk bekroond door de Koninklijke Academie. Deze eerste studie zou door vele honderden andere gevolgd worden. Buiten deze zuiver wetenschappelijke bijdragen schreef de Saint-Genois ook talrijke historische romans. Zijn eerste, die uitgegeven werd toen hij 22 jaar oud was, “Hembyse, histoire gantoise de la fin du XVIe siècle” verwekte sensatie en de schrijver ontving een gouden medaille van de “Maatschappij voor Schoone Kunsten en Letteren”. Op het gebied van de historische romans kan hij beschouwd worden als een voorloper van Hendrik Conscience, met dien verstande nochtans dat hij het wel iets nauwer nam met de historische waarheid dan Conscience dit zou doen. In 1836, hij is dan 23 jaar, wordt hij Provinciaal Archivaris van OostVlaanderen. Bij de dood van Auguste Voisin in 1843 wordt hij hoogleraarbibliothecaris aan onze Universiteit en zou dit blijven tot aan zijn dood in 1867. de Saint-Genois was lid van talrijke verenigingen, commissies en geleerde genootschappen. Gedurende 31 jaren zou deze onvermoeibare werker ontelbare, zeer interessante bijdragen leveren aan de “Messager des Sciences historiques”. Opmerkelijk is wel, dat, alhoewel hij meestal in het Frans schreef, hij de medestichter en de eerste voorzitter was van het “Willemsfonds”. Hij beoefende trouwens de Vlaamse letterkunde op zeer vlotte wijze en hij werd bij herhaling tot voorzitter verkozen op Nederlanse letterkundige congressen”. Deze innemende persoonlijkheid had vrienden in alle kringen, en was JanFrans Willems een van zijn boezemvrienden, Kervyn de Volkaersbeke was er een andere.

370


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 371

Jules de Saint-Genois 1813-1867.

371


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 372

Na zijn dood op 10 September 1867 werd hij begraven op het Campo Santo. Drie jaar na zijn dood werd zijn borstbeeld onthuld in de Universiteitsbibliotheek. Gent had het niet nodig geacht een straat naar hem te noemen, maar deze “vergetelheid” werd goed gemaakt door de gemeente Gentbrugge.

10 September 1890 Inwijding van de St-Machariuskerk door Mgr. Stillemans. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 1998- N° 1 - p. 23-24.

10 September 1956 Ingebruikname van de Gyrobussen. Ze verzekerden de dienst tussen het Graaf van Vlaanderenplein en Merelbeke. De nadelen van dit systeem waren echter van dien aard dat hen geen lang leven beschoren werd.

11 September 1775 Ordonnantie op het gewicht van de kolen: “... Schepenen ordonneren aen de houllecolmeters ter yitleveringhe van de henegauwsche ende commynsche kolen te ghebruycken de ghewoonlycke maeten en interdiceren hun serieuselyc van in plaetse van diere te useren van gissynghen op pene van arbitraire correctie.”

11 September 1802 Geboorte van Karel Antheunis. Deze orangistische advocaat was een van de adjoints van Metdepenningen. Hij was betrokken bij de mislukte staatsgreep van Ernest Grégoire en Bertje Bast (2 Februari 1831). In 1832 moest hij verschijnen voor het Hof van Assisen, maar hij had inmiddels het hazenpad gekozen en werd bij verstek veroordeeld tot de doodstraf. Maar in 1840 was hij reeds terug in Gent waar hij een der liberale leiders werd. Van 1852 tot 1864 was hij hier gemeenteraadslid. Hij woonde toen op de Ketelvest. Hij stierf alhier op 21 April 1882. Karel Antheunis en zijn broer Alfons waren geen arme sukkelaars en zij kregen de toelating om 2 straten te trekken door het beluik in de Lange 372


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 373

Violettestraat dat hen toebehoorde. Dit werden de Vijfwindgatenstraat en de Antheunisstraat.

11 September 1814 Bezoek aan Gent van de Prins van Oranje, de latere Willem I. Groot banket bij d’Hane-Steenhuyse. Daarna ging hij enkele minuten poseren bij Jozef Paelinck.

11 September 1898 Dood van Adolphe Samuel. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2004 - N° 6 - p. 376-377.

11 September 1905 Dood van Jan Pek. Hij was een van die Gentse volkstypen waar onze stad vroeger zo rijk aan was en die nu volledig uit het straatbeeld verdwenen zijn. Hij werd geboren op 27 September 1834 in de Vrouwmattenstraat. In feite heette hij Jean Trenteseau, maar in Gent wordt een bijnaam vlug gegeven en aangezien hij het beroep uitoefende van schoenmakersgast stond hij overal bekend als Jan Pek. Hij was trouwens een populaire figuur die bekend stond voor zijn fratsen en in de meeste cafés zag men graag deze “lollekeshîere” binnenkomen. Hij had overigens een niet onaardige tenorstem en hij moest nooit lang gepaaid worden om zich te laten horen, zij het dan ook dat het geen klassieke belcanto was, maar meestal gewaagde dubbelzinnige, Gentse kluchtenliedjes. Hij kon met zijn lippen een hele serie muziekintrumenten imiteren; om maar te zeggen dat het zelden gebeurde dat hij in een café zèlf moest betalen. Op een keer kwam hij in de “Café du Nord” op de Vrijdagmarkt binnen met een oude, vuile trekhond die aan een koord gebonden was. Iedereen begon te lachen en wou weten waar hij een dergelijk scharminkel vandaan had gehaald. “Lach niet, zei Jan Pek, da dès ne gelîerde hond. Geef d’em iets mee eu lijnkerhand in hij zal het nie aannemen”. Deze verklaring werd op ongeloof onthaald. Tegen een van de caféklanten die juist een macaronkoekje gekocht had zei hij; “Geef het hem maar, de duivel mag mij rekken als hij er aan komt.” De man stak het koekje met zijn linkerhand vlak tegen de muil van de hond. “Hap” zei de hond en het koekje was binnen. “Gij smirrige dief, hij bijt âost mijn vingers af”, riep de man kwaad. Jan Pek zei met het enstigste gezicht 373


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 374

tegen zijn hond: “Gij lûulijke loeder, mij ezûu in affronte doen valle, ‘k ben kwâod op eu.” Een andere keer was hij, uitgedost als een echte heer naar de kermis van Gavere getrokken. Twee ongure kerels die dachten dat ze met een rijkaard te doen hadden, overvielen hem. In zijn zakken vonden zij slechts enkele centen en in de zak van zijn gilet, verbonden aan een koperen ketting, een oude doos van schoenblink die dienst moest doen als horloge. Uit woede wierpen ze hem in de Schelde en verspreidden het bericht dat hij in het water gesukkeld was en verdronken. Jan was evenwel aan wal kunnen komen en de volgende dag zat hij alweer aan zijn driepikkel schoenen te lappen toen hij de gazettenbaas hoorde passeren die met luide stem verkondigde: “De Gentse kluchtigaard Jan Pek die in dronken toestand verkeerde, is te Gavere in de Schelde gesukkeld en verdronken. Zijn lijk werd nog niet teruggevonden”. Jan Pek trok het venster open en riep: “Leugenirre!” Maar hij zou toch op een dramatische wijze aan zijn einde komen. Op een nacht kwam hij thuis en, wat te veel gedronken hebbende, slaagde hij er niet in het glas op de petroleumlamp te plaatsen. De lamp viel om en de volgende dag vond men Jan Pek zwartgerookt terug, het glas nog in de hand. Hij was gestikt.

374


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 375

11 September 1962 Dood van Oswald De Schamphelaere II. Hij had zijn vader Oswald I opgevolgd in het gekende rubberbedrijf. Met zijn dood kwam er een einde aan de meer dan 100 jaar oude zaak. Oudere Gentenaars zullen zich ongetwijfeld het speciale uitstalraam herinneren van de winkel in de Veldstraat. Het was een van die typische Gentse bedrijven zoals Tierentyn, Caron, Bloch, Sauer, Herckenrath, Vergaelen, etc. die iedereen kende, het waren van die vaste waarden. Van die zaken die iedereen sinds altijd gekend had. De dag van vandaag komt men op 10 jaar tijd in hetzelfde pand 4 verschillende zaken tegen. Vroeger voelde men er geen behoefte aan een zaak om de 2 jaar volledig te herbouwen. Schamphelaere was destijds gekend als leverancier van wat men nu deftig “condooms” noemt, maar die bij de oudere Gentenaar bekend stond als “schamfelirkes”.

12 September 1556 Keizer Karel legt de keizerlijke waardigheid neer.

12 September 1584 Sluiting van de Calvinistische Universiteit. Het waren Hembyze en Ryhove die in 1578 met politieke bedoelingen deze universiteit gesticht hadden. Dat woord “universiteit” moeten wij toch wel met een grove korrel zout nemen, want deze school had weinig gemeen met een universiteit zoals wij die nu kennen. Het was veeleer een Theologisch Centrum waar, naast godgeleerdheid volgens de leer van Calvijn, ook nog Griekse spraakkunst, Latijn en Hebreeuws onderwezen werd. Het was aanvankelijk de bedoeling deze school onder te brengen in het door de Calvinisten afgeschaft Seminarie op de hoek van de Nederscheldestraat, maar voor de een of andere reden werd daar van afgezien en de Universiteit werd geopend in het in beslag genomen klooster van de Vrouwebroers in de Lange Steenstraat. Wij laten een toenmalige kroniekschrijver aan het woord: “den 6den heeft zekere Kimedonck, professor van de geusche godgeleerdheid in den kleinen refter der Carmelieten, ten 8 uren ‘s morgens eene lofrede uitgeproken over de theologie, nu en dan iets bybrengende tegen het pausdom, zeggende dat de Roomsche Kerk, of haar theologanten sophisten, of neuswyze muggenzifters 375


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 376

waren.” Een tamelijk uitgebreid professorenkorps was aangesteld en werd betaald door de Stad. In 1580 verkocht het Calvinistisch stadsbestuur het afgeschafte klooster der Vrouwebroers en de Universiteit verhuisde naar het gewezen klooster van de Predikheren, anders gezegd, naar het Pand. Ze kwam er de daar enkele weken voordien gevestigde Latijnse School vervoegen. Deze Latijnse School maakte geen wezenlijk deel uit van de Universiteit, maar fungeerde als een soort voorbereiding daartoe. We zouden nu spreken van een Atheneum. Trouwens, naast de Latijnse School, sprak men toen reeds van het Theologisch Atheneum en van het Gereformeerd Atheneum. Nu mag men het onderwijs in deze beide scholen niet onderschatten, men had er heel wat knappe koppen van internationale faam kunnen aantrekken. Maar het einde van het Calvinistisch Regime was in zicht: de Zwijger was vermoord, Hembyze beschuldigd van verraad en geëxecuteerd, Gent kampte al geruime tijd met hongersnood en de situatie werd met de dag hachelijker. Zo kwam het dat op 12 September 1584 Kimedocnk aan de ingang van de Universiteit “doen plakken had eenen brief, bij dewelke hij te kennen gaf dat hij voortaan niet meer les zou geven, mits te ongelegenheid des tijds.”

12 September 1783 De Arme Claren die ontbonden werden door Jozef II vertrekken naar Poligny in Frankrijk.

12 September 1842 Geboorte van Stephanie Drory. Zij was de dochter van de Directeur van de Gasfabriek. Trouwde met August Kekulé op 24 Juni 1862. Dood op 1 Mei 1863, enkele dagen na de geboorte van haar zoon Stephan.

12 September 1864 Door de te Luik van Charles Marcellis. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2007 - N° 4 - p. 244.

12 September 1872 Dood van Charles-Louis Spilthoorn. 376


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 377

Enkele woordjes over deze nu vergeten figuur die meer dan anderhalve eeuw geleden regelmatig in de belangstelling stond. Geboren op 12 Oktober 1804 als zoon van een winkelier gaat hij studeren aan de Universiteit. Om zijn studies te kunnen bekostigen wordt hij wat wij nu een jobstudent zouden noemen. Hij behaalt hier zijn diploma van Dr. in de Rechten in 1829. Deze advocaat is zeer actief op politiek vlak en reeds bij de Revolutie van 1830 speelt hij hier een belangrijke rol. Hij is 26 jaar wanneer hij door het Voorlopig Bewind aangesteld wordt als een der 3 Commissarissen voor OostVlaanderen. Staat hij volledig achter de Omwenteling, dan is hij - naast anderen - gekant tegen een koning. Hij is een overtuigde republikein, iets waar in die tijd heel wat risico’s aan verbonden waren. Hij stak zijn overtuiging trouwens niet onder stoelen of banken en in 1848 stichtte hij het Republikeins weekblad “Artevelde”. Sommige van zijn uitspraken worden hem niet in dank afgenomen in bepaalde kringen, zoals bvb. “Die Jezuïeten hebben het volk nog meer onderdrukt dan al de pausen; zij hebben altijd samengespannen met de Koning, de edelen, de rijken om het volk te onderdrukken.” Het was duidelijk dat men slechts een gelegenheid afwachtte om met hem af te rekenen en deze zou zich weldra voordoen. Na de Parijse revolutie van Februari 1848 had Spilthoorn aldaar contacten gelegd. Toen hij terugkwam in België werd hij op 20 Maart aangehouden in Kortrijk. Hij werd ervan beschuldigd de bende van Risquons-Tout georganiseerd te hebben of toch geholpen hebben te organiseren. Het proces kwam voor het assisenhof in Antwerpen. Onder de 43 beschuldigden waren er 14 Belgen, waaronder 9 geboren of wonende in Gent. Op de vraag of Spilthoorn schuldig was er in gepoogd te hebben de Belgische Regering omver te werpen door een gewapende actie, werd door de jury bevestigend geantwoord, alhoewel hij ontkende. Hij werd terdoodveroordeeld. Hij weigerde een genadeverzoek in te dienen omdat zijn geweten zuiver was. Het zijn de leden van de Gentse Balie die genade vragen. De doodstraf wordt omgezet in 20 jaar opsluiting en hij wordt overgebracht naar de Citadel van Hoei. Na 7 jaar wordt hij vrijgelaten op voorwaarde dat hij naar Amerika gaat en er blijft wonen. Hij vestigt zich in New-York als advocaat en heeft er weldra een drukke praktijk. Na 15 jaar ballingschap komt hij terug naar België en vestigt zich in Brussel waar hij zou sterven.

377


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 378

12 September 1892 Opening van de Stadsschool in de Van Monckhovenstraat.

12 September 1914

Simonne Van Parijs 1914-1998.

Geboorte van Simonne van Parijs. Deze zangeres debuteerde in 1933 in het “Geluk in het Werk�. Zij stierf te Blankenberge op 13 Januari 1998. Hugo Collumbien 378


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 379

GENTSE LIEDJES: DE CLARINETZAK In aansluiting met het paragraafje over De Schamphelaere in “Gentse Memoriedagen” laten wij hier de tekst volgen van een liedje van Karelke Waeri. Het is een van zijn “vetjes”, dat wil zeggen dat hij die nooit zong als er kinderen aanwezig waren. Tot Eekeloo, ‘t is van hier niet wijd. Bestaat een societeetje, Alwaar dat men op korte tijd, Muziek leert in dat steedje, Pier Cies; ne slimme gast, Had alles seffens vast, En na een maand te leeren De chef gaf hem een instrument, De Clarinet, och heere, Als fluite daar gekend. Pier-Cies hooveerdig als ‘ne pauw, Die leerde goed de fluite, Waarop hij spoedig en algauw, Een airken kost van buiten, Als ‘t repetitie was, Op d’ure juist van pas, De fluit onder den arem, Was onze Cies altijd present, Soms gaf de chef hem waren D’hand van contentement. Het was nu op ne zekere keer, Pier-Cies kwam opgetogen, Al naar de repetitie weer, De chef sloeg juist zijn oogen, Op Cies zijn instrument, En seffens sprak de vent: Pier-Cies ge moet u koopen, Ne zak waar dat d’uw fluit in steekt, Van daarmee bloot te loopen ‘t Gebeurt soms dat ze breekt.

379


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pier-Cies keek hem beteuterd aan, Wel, chef, waar ga’k dat krijgen? Te Gent, zoo sprak den braven man, Dat vindt ge daar van eigen. En zie ‘t was hem gedaan, Pier-Cies was al aan ‘t gaan, Te voet op een paar schuiten, Zoo kwam hij hier in den bazar, Maar zakken voor zijn fluite, Verkocht men niet aldaar. ‘t Is niets zeg Cies, ‘k zal elders gaan, ‘k Zal verder eens gaan ziene, En zie, de jongen bleef staan, Voor Schampheleir’s vitrine, Waar alle soort van waar, Te koopen lag aldaar, Terstond trok hij naar binnen, Waar eene juffrouw die daar dient, Hem vroeg voor te beginnen, Wat zoudt gij willen vriend? Pier-Cies keek rond op zijn gemak, En hij begon te spreken, Madam’ geef mij ne keer ‘ne zak, Voor mijn fluit daarin te steken; D’juffrouw sprak heel kwaad, Op zijnen groven praat: Als gij, achter van dage, Dat nog moet hên, maakt da ge ziet, ‘n Kapot anglais te vragen, Dat is zoo lelijk niet. En zie, zoo ging d’juffrouwe voort, ‘k Heb hier van alle soorten, Ik heb er met en zonder boord, ‘k heb breede, lange en korte, Dat zijn kapot anglais, Gelijk gij ziet, heel frisch, ‘t Is waar, zei Cies, ‘t zijn fijne,

380

Pagina 380


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Maar toch niet naar mijne zin, Zij zijn al veel te kleine, Mijn fluit kan daar niet in. De winkeljuffrouw t’einde raad, Die niet en kon verkoopen, Zei, wacht een beetje kameraad, ‘k Zal om madame eens loopen, Terwijl zij binnen ging, Dacht zij: wat aardig ding, Dat heb ik nooit geweten, Die gast moet iets bijzonder hên, ‘k Zou dat eens willen meten, Al is’t da’k kwezel ben. Een paar minuutjes nadien, Madam kwam afgesteken, En als zij ‘t boerken had gezien, Begon zij hem te spreken, ‘k Heb daar vernomen vriend, Van d’juffrouw die hier dient, Dat z’u niet kan gerieven, Maar ik zal u voldoen Mijnheer, En als ‘t u zal believen, Toon mij uw fluit ‘ne keer. Bij ja ik, sprak Pier-Cies habiel, Ge moet ze goed beletten, En zie, van onder zijn kiel, Haalt hij zijn Clarinette; Maar als madame dat zag, Dan riep zij met ‘ne lach: ‘k Geloove wel verdomme! Dat daar geen een kapot op gaat, Loop’r naar den duivel omme, En Cies die vloog op straat.

381

Pagina 381


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 382

DE LOCHTE GENTENEIRS

Deze bijdrage putten wij uit “Onder de Wekkeringe”, een reesem brokskens Gentsch leven voor ‘t volk bijeengegaard door Lodewijk De Vriese in 1925.

Karel Lybaert, de onvergetelijke Karel Lybaert, dien een paar jaren geleden honderden vrienden - hij telde niets anders - naar zijne laatste rustplaats droegen, was eerst en vooral een knap gazetschrijver van den goeden stempel. Hij kende zijnen stiel, hij had zijnen stiel lief. Gedurende ruim 35 jaar behoorde hij tot de redactie van “De Gentenaar”, hij leverde daar - politiek terzijde gelaten - goed, degelijk werk. Zijn artikels - en hij schreef er veel - waren klaar en duidelijk ineengezet, zij stonden flink op hun pootjes, zijne “maerkens” waren goed gedraaid. Het was een plezier om hem te lezen. Hij was een ronde Gentenaar. Hij beminde Gent boven alles. Hij kende Gent op zijn duimken. Hij schreef geerne over Gent, over ons Gentsch leven, over Gentsche volksmaatschappijen. Een geruimen tijd leverde hij wekelijks, onder den deknaam van “Cies De Slange (C.D.S.)” een Gentsch praatje, vol geest, vol humor. Die Praatjes werden gretig gelezen; het waren meestal leerrijke bladzijden plaatselijke geschiedenis, zoals uit volgende bijdrage blijken zal. Ik heb eenige dier Praatjes uitgeknipt en weggelegd, zij zouden wel eens te pas komen. En nu komen zij te pas. Immers, de brave Karel is heengegaan - veel te vroeg, helaas! - en ik meen niets beters te kunnen doen tot verheerlijking der nagedachtenis van den gemoedelijken, gesappigen volksschrijver, dan door de getrouwe lezers van het “Zondagsblad” met een zijner best gelukte Praatjes kennis te laten maken. Het verscheen in 1913 en was gewijd aan “De Lochte Genteneirs”, eene Volksmaatschappij van dansliefhebbers welke jaren lang in de stad Van Artevelde eene welverdiende populariteit mocht genieten. Ik geef het woord aan Karel Lybaert. In mijn laatste praatje heb ik beloofd heden te handelen over het typiekste nummer van het programma der Gentsche Kermis. Ik zal dus spreken over de volksdansfeesten welke den Zondag 13, Maandag

382


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 383

14 en Zondag 20 Juli plaats hadden op de Oude Beestenmarkt. Die Volksfeesten, die extra populair zijn in Gent, en jaarlijks duizenden nieuwsgierigen lokken naar die schilderachtige plaats, welke dicht belommerd is door de weelderige takken en bladeren der eeuwenoude boomen, die reeds vele geslachten hebben zien komen en gaan, staan onder het volk bekend onder de benaming “De Lochte Genteneirs”. De Lochte Genteneirs, dat is een groep menschen, in maatschappij vereenigd, die zich oefenen in het uitvoeren van kunstdansen en in het spelen van pantomiemen, welke op de Gentsche Kermis eene eereplaats innemen op het stedelijk feestprogramma. Ik zeg eereplaats, omdat die dansspektakels vast en zeker het typiekste zijn en tevens het meest volksche wat men bedenken kan. Ik meen mij niet te bedriegen wanneer ik zeg dat Gent thans de eenige stad is in België waar dergelijke dansen nog in de open lucht worden uitgevoerd. Gaarne zou ik de geschiedenis der Lochte Genteneirs, die aan zoovele geslachten tranen hebben doen lachen, hun ontstaan, hun wezen, zien boekstaven, maar ongelukkiglijk, noch in de stadsbibliotheek, noch in de archieven zijn er stukken voorhanden welke juiste datum van stichting en volledige ledenlijsten of beschrijvingen opgeven. Al wat ik hier neerschrijf is dus geput uit persoonlijke herinneringen, maar nog meest van al uit inlichtingen welke mij bereidwillig werden verstrekt door ‘t eenig overblijvend lid der oude Lochte Genteneirs, namelijk door dezer voorzitter en leermeester Eugeen Mortier, kleermaker van stiel, geboren te Gent, die thans de ouderdom van 80 jaar heeft bereikt. De eerbiedwaardige ouderling, een klein mager, zenuwachtig ventje, met levendige flikkerende oogen en nog zeer vlug in zijne bewegingen, vertelde mij een en ander dat vast en zeker wetenswaardig is en dient aangeteekend als element voor de geschiedenis der Lochte Genteneirs. Ik werd, zegde hij, op veertienjarigen leeftijd aangeworven bij de Lochte Genteneirs; het was in het jaar 1853, dus 66 jaar geleden. Te dien tijde bestonden er te Gent drie maatschappijen voor dansers: 1) De Lochte Genteneirs, voorzitter en leermeester Jan Nassé, fabriekswerker; hielden hunne bijeenkomsten beurtelings in de herbergen “St-Antonius” en de “Witte Mouw” op de Oude Beestenmarkt. 2) De Zware Genteneirs; voorzitter en leermeester Pier den Beulynck, fabriekswerker, kwamen bijeen in “Parnassus” op de Houtlei, alwaar zij hunne oefeningen hielden. 3) De Leeuwkes; voorzitter en leermeester Jan de Buyck, fabriekswerker, vergaderden in de herberg “Vlissingen” op het Sluizeken. De openbare dansfeesten hadden allen plaats op de Oude Beestenmarkt. Het was in datzelfde jaar 1853 dat M. Van Monagu, messenmaker en scharen-

383


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 384

slijper, deken van de gebuurte der Koornmarkt, wonende waar nu de bazar gevestigd is, het gedacht opvatte de drie maatschappijen gezamelijk te doen optreden in een kolossaal dansfeest, bij gelegenheid der Gentsche Kermis. Iedere der drie maatschappijen telde van de 20 tot 25 leden. Men ziet van hier dat de toeloop der nieuwsgierigen buitengewoon groot was; ‘t was immers de eerste maal dat zoovele kunstdansers in ‘t publiek op het toneel verschenen. Dat feest werd veel besproken in de bladen, en, geprikkeld door het aantrekkelijke dier zwierige vertooningen, staken de liefhebbers van slappe gewrichten te Brussel en te Brugge, de hoofden of beter de beenen samen, en stichtten dansmaatschappijen in den aard en naar het model der Gentsche. Wie zich liet aanwerven in een dansgezelschap moest 3 of 4 jaar lang, als leerling de lessen volgen. Wanneer hij bekwaam werd bevonden, passeerden hij provoost, en 5 tot 6 jaar later bekwam hij zijn diploma van meester-danser. Men betaalde 10 centiemen per les. Zeuntje was 17 jaar oud, wanneer hij provoost werd uitgeroepen in den “Hof van Plaisance” aan de Dampoort en 24 jaar wanneer hij in de herberg “In StJacobstoren” bij St-Jacobs tot meester-danser werd verheven. In 1867 waren de “Zware Genteneirs” en de “Leeuwkes” afgedanst en verbrokkeld. Alleen de “Lochte Genteneirs” hielden stand en trokken met 15 leden naar eenen prijskamp te Brussel, waaraan een vijftal maatschappijen deelnamen. In den individueelen prijskamp bleef Zeuntje de laatste aan; al de anderen waren door hem afgedanst en hij won een gouden medalje en een geldpremie van 400 frank. Die wedstrijd had plaats op het exerciceplein. Of er dan geflikkerd werd en dat Zeuntje meer dan eene slijnke zesse sloeg, die kunstsprong waaraan Pier den Beulynck zijnen naam hechtte, hoeft niet gezegd. Slijnke zesse bestaat in drie maal voorflikkeren, drie maal achterflikkeren en dan omhoog springen, en, vooraleer weer op den grond te komen, drie maal de voeten tegen elkaar kletsen. De slijnke zesse komt meest voor in den vliegerdans. De “Lochte Genteneirs” lieten gedurende lange jaren de lenigheid hunner spieren en de slapheid hunner gewrichten bewonderen; niet alleen te Gent, te Brussel en te Brugge, maar ook in de gemeenten of wijken, onder ander te Meulestede, te Ledeberg, te Gentbrugge, te Meirelbeke, te Melle en te Wetteren, traden zij meermalen op tot groot genoegen van oud en jong. Die dansen werden opgevoerd op een groot schouwtoneel, een paar meters boven de grond verheven, teneinde elkeen zelfs op grooten afstand te laten

384


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 385

zien wat de dansers verichtten. Het orkest bestond uit vijf muzikanten: 1 klarinet, 1 piston, 1 trompet, 1 tuba en 1 bombardon. Het was 50 jaar geleden een oude, gekende muzikant, Jan Willems, die dat orkestje leidde; in de laatste jaren was het zijn zoon Gustaaf, welke die taak waarnam. De dansers kleedden zich in verscheidene herbergen om aan elken herbergier den penning te jonnen. Zoo bezochten zij beurtelings Rotterdam, St-Antonius, De Witte Mouw, de Stad Keulen, enz, enz. Die danspartijen duurden van 4 tot 8 uren. Een der laatste keeren dat de oude “Lochte Genteneirs” in ‘t publiek optraden was in Oud-Vlaanderen, tijdens de groote Wereldtentoonstelling, in 1913 te Gent gehouden. Toen stonden de “Lochte Genteneirs” nog met tien dansers op de planken, al bejaarde menschen, en toch ging het goed, want niemand kon het hen konteren. De oorlog is uitgebroken en de vele oudjes werden weggemaaid; Zeuntje is de eenige die overblijft; zonder die groote wereldramp zou in 1915 die oude meester in het dansen zijn vijftigjarig jubilee gevierd hebben als voorzitter en leermeester der Lochten. Maar uitgesteld is niet kwijt gescholden; indien God hem de gelegenheid gunt, zal er door de gebuurte, de nieuwe Lochten en de vrienden en bewonderaars van Zeuntje, iets gedaan worden dat naar den rook niet zal smaken. Ik heb gezegd dat er in de Bibliotheek der Hoogeschool, noch archieven, noch iets te vinden is over de Lochten. Toch is de geest van Zeuntje nog zoo helder, dat hij ons de volgende benamingen van dansen kon opgeven. De uitgevoerde dansen waren balletten en groote marchen. Ik noem er eenige: Dubbele gavotte: de Kuiper, De Schuifdans, de Pré aux Clercs; Ballet de la Rose; Fra diavolo; Prisonnier; Ballet du soldat; Chevalier; Polonaise; Matelot; Strooballet, Défilé; Envers-elle en Gavotine. De pantomiemen gepaard met komieke dansen waren doorgaans; De Begraving; Pierrot en Arlekijn, Arlekijn schilder, Statue; Arlequinade; Barbier de Séville; enz. Als bewijs dat die oude volksdansen, gegeerd door iedereen, ook op prijs werden gesteld door intellectuelen en zelfs door onze grootste artisten, zij hier aangehaald dat August Gevaert, de groote Belgische componist, bestuurder van ‘t Conservatorium van Brussel, aan zijnen vriend Karel Miry, rond het tijdstip der Gentsche Kermis, vroeg om een of twee kamervensters te gaan

385


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 386

bespreken in de herberg Rotterdam op de Oude Beestenmarkt. En daar zag men gedurende lange jaren, elk jaar, Gevaert, Karel Miry, Nevejans en meer dan eens Hendrik Conscience, Emmanuel Hiel, Peter Benoit, en andere groote mannen van den tijd, met opgewekt gemoed de karpelsprongen van de “Lochte Genteneirs” bewonderen en tranen lachen met hun pantomiemen. Onze Gentsche meester-etser Jules De Bruycker, de onovertrefbare humorist, heeft eene schilderij gemaakt in 1913, een dansfeest der “Lochte Genteneirs” op de Oude Beestenmarkt voorstellende. ‘t Is een meesterwerk dat duizenden waard is en waarop zijn vriend Emiel Van Voren, lokaalhouder der Hoogeschool, en gelukkige eigenaar van het doek, terecht fier is. Of Zeuntje Mortier, het eenige overblijvende lid der “Lochte Genteneirs” nog in leven is en zijn jubilee gevierd heeft, en of deze vroeger zoo bloeiende volksmaatschappij, al ware het maar door een enkel lid, nog bestaat, heeft onze vriend Karel Lybaert nooit verteld en wij zijn het niet te weten gekomen. Hoogst waarschijnlijk zijn de “Lochten” evenals de “Zware” en de “Leeuwkes” op hunne beurt uitgestorven, te niet gegaan. Hebben zij opvolgers gevonden? Ik denk het niet. Andere tijden, andere zeden. En daarbij komt het dat op het programma onzer Kermisfeesten de openbare dansvertoningen niet meer prijken, die vroeger drie dagen lang gansch Gent naar de Oude Beestenmarkt deed stroomen. ‘t Is gedaan met de lustige flikkers dier volksjongens, gedaan met de lollige pantomieme van Pierrot en Arlekijn, gedaan met de fameuze “slijnke zesse” het lijfstuk van Pier den Beulynck, gedaan met deze traditonele verwittiging tot het geëerd publiek, na elk nummer van het programma: En nu, Menheers, ‘n kaertierke “rapo” om ‘n beetse te rusten! Karel Lybaert

386


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 387

BESCHERMLEDEN 2007

Edmond Cocquyt (180,00) Leon Martens (100,00) Marleen Verdonck (100,00) Michel Kalmar (100,00) Prof. Dr. Guy Schrans (100,00) Michel Kalmar (100,00) Willy Van Mossevelde (75,00) Piet Van Eeckhaut (70,00) Jacqueline De Reuse (50,00) Philippe Hebbelynck (50,00) Pierre Plum (50,00) André De Schepper (50,00) Paul Hebbelynck (50,00) Jean Walraedt (50,00) Philippe Kluyskens (50,00) Françoise Van de Vyvere (50,00) Jacques de Braekeleir (50,00) Dr. Roland Marlier (50,00) Jacques Vermeulen (50,00) Prof. Dr. Hubert Van Hoorde (40,00) John Van Schil (38,00) Monique De Blauwe (35,00) Walter Abbenbroek (35,00) André De Somville (30,00) Jean-Pierre Boone (30,00) Didier Eeckhaudt (30,00) Frank Meert (30,00) Dr. Philippe Verjans (30,00) Dr. Roland Heughebaert (30,00) Lucien Vermaele (30,00) Huguette Mast (30,00) Michel Noppe (30,00) Bert Destoop (30,00) Lucien De Temmerman (30,00) Philippe Willemot (30,00) Freddy Van Vlaenderen (30,00)

Ir. A. J. Impens (30,00) Mw Friedman-Callebaut Fr. (30,00) Felix Waldack (26,00) Bernard Hebbelynck Marc Coucke François Simons Jean-Paul Marchal Bernard Cruyt Jan Steenbrugge Luc Glibert Willy Van Trappen Guido Van Renterghem Prof. Dr. Eric Lacroix Prof. Dr. Eric Van de Velde Jacqueline Podevyn Gustaaf Nicaese Patrick Peperstraete Gaston Poelman Fernand Verheggen Guy Baert Marcel De Bleecker Denise Raman Herman Delaunois Adolf Bucqué Jean-Paul Leyseele Jacques Huys Prof. Em. Dr. Kamiel Van Acker André Van Wynsberghe Guy Namurois Luc Vervliet Laurent Claeys Roger Versteele Magdalena Grijp Jean-Pierre Leirens Raf van den Abeele Dr. Noël Goossens 387


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

André Depoorter Guy Kint Mw Praet-Martens M.-L. Peter Sorgeloose Jan Vleeschouwer Guy Beyaert Wilfried Pieters Robert Van Bocxstaele Christian Scheiris Erik De Keukeleire Jean Bertrand Hendrik Carpentier Patrick Lybaert Cecile Nevejans Willy Devogelaere Bob Stevens Daniël Verbessem Louis Daens

Pagina 388

Luc Devriese Dr. Guido Demeulenaere E.H. André Thoonen Walter Claeys Marc Van Hauwermeiren Nicole Verschoore Robert De Kezel Jacques Thissen Michel Driege Achiel Van Peteghem Piere Vandersmissen Marie-Christine Rogiest Rudy Vanhollebeke Patrick Rombaut Marc Van Hoecke Jean-Marie de Wulf Jérôme Moortgat

388


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 389

STEUNENDE LEDEN 2007

Lucien Casteels (22,41) Regine De Ruyck (20,00) Lodewijk Boutmans (20,00) Albert De Bosscher (20,00) Jean Libbrecht (20,00) Paula D’Haen (20,00) Louis Comhaire (20,00) Georges Neslany (20,00) Pierre Geernaert (20,00) Stefaan van Schoor (20,00) Pierre Eeckman (20,00) Marie-Jeanne De Smet (20,00) Diane Sarteel (20,00) Richard Comyn (20,00) Christian Puttevils (20,00) Yvan Fonteyn (20,00) Jacques Lataer (20,00) Jos Van den Borre (20,00) Marc Claeys (20,00) Geert Waegebaert (20,00) Ir. Gustave Veeckman (20,00) Paul Van de Voorde (20,00) Nelly Vermeersch (20,00) Daniël Van Ryssel (20,00) Jean-Pierre Roose (20,00) Antoine Van Goethem (18,00) Gilbert Verheggen (17,00) Beatrijs Ediers (16,00) Roger Lacquet (16,00) Raoul Buysse (15,99) Raymond Bové Jean-Pierre Quintyn Roger Spilthoorn Marc Rummens Jacques Tielemans Dr. Lodewijk De Vos

Erik De Moor Gaston De Smet Prof. Dr. André Kint Theofiel Poffyn Alfons Gistelinck Marcel Vander Straeten Guy Bruyneel Roland Van Damme Erwin Penning Herwig De Munnynck Etienne Verschraegen Georges Thysbaert E.H. Jos Mertens Jacques Discart Fernand Brossé Michel Voortman Paul Mauquoy Alfred Temmerman Karel Ossieur Alfred Roose Marc Smet Erik Vandenbroele François de Clippele André Rottiers Leon Friant H. Meuleman Leon Trivier André De Mulder Prof. Em. Dr. Gontran Ervynck Suzanne Van Meurs Erik Platteeuw Guy De Maertelaere E.P. Joseph De Moerloose Jacques Lavrillé Willy Everaert Guido De Bruyker 389


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Marcel Cambier Walter Vlerick Aline Maenhaut Francine Verloove Oscar Van Mol Albert Plasschaert Etienne Van Hecke Carlos Robaeys Michel Peirtsegaele Jean-Claude Martiny Leon Lemaitre Mw Colpaert-De Maeseneire S. Xavier De Schryver Antoon de Schryver Ginette Desmet Christian Roels Georges Casteleyn Fernand Goethals Pierre Blanckaert Fernand Van Quaquebeke Mw Albert de Meulemeester Serge Tollenaere Paul Eeckhout Regina Blondeel Bertold De Carne Didier Zels D. D’hont Julien Wieme Willy Diegenant Albert Vispoel Paul Antonis Marc Bailleul Karel Doornaert Archiel Hellinck Jacques Van de Calseyde De Schaepdrijver Elly Van Durme Robert De Moyer Prof. Em. Dr. Sander Evrard Luc De Pape

Pagina 390

Gerard Verspeeten Jaime Jurdan Marc De Munnynck Josine Oosterlinck Daniël Van Poucke Emilienne Derdyn Marcel Dumon Dr. Pierre De Vos Pieter Spanoghe Frank Olaf Ödberg Mw Maurice Van Frachem Pierre Uytterhaegen Pierre Buysse Dirk Van Damme Marc Uyttenhove Gaston Scharre Eric Jaegers Roger Van Bockstaele Rosalie De Meyer Luc Moortgat Alain Malschaert Serge Pauwels Jean-Marie De Wulf André Buysse Jean-Pierre Debergh Eric Schellinck Joseph De Schepper Laurent Van Bossele André Raman Christiane Meganck Jan Sorgeloose Pierre Bruyneel Monique De Rudder Luc Lekens Anne Cocriamont Roger Moreau Leon Deproost Mw Wauters-D’haen E. Willy Tijs J.-P. Pecstadt

390


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pierre Vandevoorde Leon Lippens Lucien Ongena Joris De Schepper Mw Luc De Coster Willy Van Eeckhoutte E.H. Dirk De Backer Pierre Vander Haeghen Valerie Godu Mw Keppens-Dentandt M.-J. Eric De Buck Philippe Genbrugge Carlos Fassin Georges De Vreese Yvan Gemmel Raphaël Dobbelaere Inge Dewulf Henri Minnaert Mw Van Craeynest-Mulert B. Emiel Rombaut Jos De Meyere Laurent De Schuyter Marcel Leeman Jean-M. Dhaene Lucia De Bruyker Georges Claeys Robert Lybaert Luc De Smul André Michiels Maria Van Beylen Prof. Em. Dr. Herman Balthazar Erik Rogier Raoul De Clercq Richard Verlinden Diane Van Lierde Willy De Bunderie Rudy Duprez Guy Coryn Mw Maryns-Vandeweghe I. Mw De Wispelaere-Van Hauwaert K.

Pagina 391

Mw Van Dijk-Vanhooren L. Roland Van Damme Danny Dobbelaere Adolf Delantsheere Freddy Hoste Philippe Flachet Gilbert Delaruelle Frank Vanhyfte Charles Van Bignoot John Van Hulle Laurent Balcaen Albert Braekman René Parasie Piet Vlieghe Dirk Jurrjens Jean-Pierre Carels Mw Hublé-Vankenhove N. Dr. Daniël Sabbe Studiebureel Arteco Guy Himschoot Roland Loys Jacques Hebbelynck Guy De Potter Dr. Jacques Huyghebaert Jean-Marie Marchand Luc De Broe Lucien Audenaert André Leys Johann van de Westelaken François Saccasyn Christian Dykmans André Mortier André Verbrugghen Freddy Durinck Roland Wissaert Mw Verschoore-Sevens L. Albert Ylen Robert Bernaert Gustaaf D’hondt Daniël Peeters

391


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Mathilde Maerten Jacques Lievens Ivan Vervenne Mw. Callebaut-De Broe R. Jean-Paul Rooms Dr. Philippe Gombault Mw Devloo-Sonneville P. Dr. Johan Moerman Eric De Meyere Roger Van Damme Joseph Joos Dr. Thierry Goetghebuer

Pagina 392

Mw Cerulus-Van Gaever Francine Jacobs Roland van Bocxstaele Anita De Hondt Ignace Branquaer G. De Buck Geert De Jaeger Gilbert Lodrigo Marc Maresceau Michel Hoste Ernest Eylenbosch

STEUNFONDS 2007 20,00 - Mw Velghe D. 12,50 - Collumbien H. 3,00 - Mw Beyz M. - Jurrjens D. 2,50 - Scheir R. 1,00 - Elderweirt L. Subsidies: Vlaamse Gemeenschap 2006 - 1.000,00 euro Provincie Oost-Vlaanderen 2005 - 600,50 euro

392


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 393

PUZZEL 2007

Figuur 1.

Beste puzzelaars en puzellinnen. Nadat ook de provincie geen toeristische “boekskens” meer “Weg van water” toestuurde, viel onze informatie over de Arteveldestad volledig in het water. De toeristische dienst verwees voor informatie naar de verschillende www’s gevolgd door ad, com, be en nog andere zaken, en het ging hier blijkbaar niet om scheldwoorden. Met of zonder centen werden we verplicht een abonnement op internet te nemen. Interessant. Als men bij google ‘toerisme’ in typt en men neemt de enige website waar geen plaatsnaam naast staat, dan komt men

automatisch bij Gent. Na al die jaren wilde ik de kunstwerken in het pas heropende Gentse Museum voor Schone Kunsten bewonderen. De hoger vermelde website toonde al de omleiding in de stad en veertig minuten later stond ik in het Museum voor Schone Kunsten te… Brussel. Mijn nieuwsgierigheid was te groot en vol goede moed fietste ik de volgende dag naar het Gentse museum. Dit bracht mij op netelige parcours en dit voornamelijk door het (on)kruid en de brandnetels langs de fietspaden. Direct stelde ik me gerust daar men hier aan het werken was aan een ecologische berm. In het museum was ik verbaasd dat ik maar de helft van het gebouw kon bezoeken. Als antwoord kreeg ik dat er te weinig bewakers waren om het museum volledig te kunnen openstellen. Een Franse Figuur 2. bezoeker was met dit antwoord niet tevreden. Op zijn terugreis uit Duitsland had hij een omweg gemaakt om “De waanzinnige moordenaar”, een topwerk van de Franse schilder Géricault, te kunnen bewonderen. Het werk hing in het niet toegankelijk deel van het museum. Ik vertelde hem dat dit werk een nieuwe titel had gekregen, nl. “De kleptomaan”. Als antwoord kreeg ik, indien hij nogmaals 393


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 394

een dergelijke omweg maakte en het werk niet te zien kreeg, het museum een nieuwe waanzinnige moordenaar zou krijgen. Toch moet ik bekennen dat ik een enorme bewondering heb voor onze zuiderburen. Dit jaar fietsten ze massaal naar ons pas geopend Museum voor Schone Kunsten. Ze sprintten zelfs om daar als eerste aan te komen. Deze massale sprint werd zelfs over heel de wereld op T.V. uitgezonden. Kijk, dit tart zelfs mijn Figuur 3. stoutste verwachtingen. Ik ga niet langer staan schilderen, maar dit is toch wel een gegeven om de puzzel van dit jaar op te dragen aan de schilderkunst. De nummering van de illustraties passen bij de nummers van de vragen. Vraag twaalf geeft geen illustratie. 1) Deze Gentse schilder (1884-1959), leerling aan de Gentse academie, wordt vooral gekenmerkt door een warm-rood koloriet. Zijn stijl uit zich door precieuze geraffineerde taferelen waarin meestal mystieke vrouwenfiguren geplaatst staan. Daarnaast schilderde hij talrijke historische taferelen. Hij kreeg een eervolle vermelding (derde prijs) op de prijs van Rome in 1913. Graag zouden we de laatste letter van zijn familienaam kennen.

Figuur 4.

2) Deze zonderlinge Litouwaan (°Shadwa 1900) vestigde zich in de Arteveldestad, waar hij in 1936 les volgde aan de academie. Het jaar nadien werd hij op het Gentse salon aanvaard met twee werken “Moeder en ik” en “Bloementuil”. Nadien stelde hij tentoon in zaal Pan. Hoewel hij in 1939 de Belgische nationaliteit had verworven, werd hij omwille van zijn herkomst tijdens de tweede wereldoorlog overgebracht naar een concentratiekamp in Duitsland en overleed er. Zijn werken hebben iets naïef waardoor ze verwant

394


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 395

zijn met de volkskunst. Zijn figuren zien er uit als gedrongen kerstmannetjes en zijn palet ontleende hij aan het aardewerk. Van deze kunstenaar vragen we de vierde letter van zijn familienaam. 3) Deze Gentse kunstenaar was een leerling van Giambologna. Na een verblijf in Rome ging hij naar Wenen, waar hij in dienst trad van Maximiliaan II. Daar werkte hij als stukadoor aan decoraties in de ‘Neugebäude’, alsook aan de triomfboog voor de blijde intrede van Rudolf II. Na een verblijf in Italië ging hij naar Turkije, waar hij overleed. Van zijn hand zijn een paar tekeningen tot ons gekomen o.a. een blad met vijf stappende figuren, dat voorzien is van zijn naam gevolgd door “van ghent”. Kent u de tweede letter van zijn voornaam? Figuur 5.

4) Deze Gentse schilderes werd hooggewaardeerd door Albrecht Dürer. Samen met haar broer was ze werkzaam aan het hof van Hendrik VIII. Vernieuwend waren de miniatuurportretten die zij en haar broer vervaardigde. Hans Holbein ging in leer bij haar broer, die hem deze miniatuurkunst bijbracht. Deze portretkunst zou tot in het begin van de 20ste eeuw zeer geliefd blijven in Engeland. We willen graag de eerste letter van haar familienaam kennen. 5) Hoewel zijn voorouders schilders waren, was deze Gentse kunstenaar, die uitweek naar Haarlem, voornamelijk werkzaam als architect. Zijn belangrijkste werken daar zijn de Vleeshal en een deel van het stadhuis. De doopkapel van de St.-Baafshoofdkerk is tevens gemaakt naar zijn plannen. We wensen enkel de tweede letter van zijn familienaam te kennen. 6) Deze Gentenaar en hofschilder van Lodewijk van Male schilderde in de Gravenkapel van de Kortrijkse O.-L.-Vrouwekerk een aantal muurschilderingen met als Figuur 6.

395


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 396

voorstelling “De graven van Vlaanderen”. Tijdens de restauratiewerken werden deze schilderingen van de muur verwijderd en overgebracht naar de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis te Brussel, waar men ze blijkbaar niet meer terug vindt. Nadien schilderde onze kunstenaar, van wie we de voorlaatste letter van zijn familienaam willen weten, nog een muurschildering met als voorstelling O.-L.-Vrouw in het Gentse prinsenhof. In opdracht van hertog Filips de Stoute vervaardigde hij een altaarstuk voor de kerk van de Minderbroeders te Gent. 7) Deze zgn. Gentse Rubens was werkzaam aan het hof van de bisschop van Paderborn. Zijn geliefkoosd thema is de “Kroning van Maria”. Zijn Maria is zeker en vast geen pin-up, maar eerder een vrome boerendochter. Van zijn echte familienaam vragen we de negende letter. Figuur 7.

8) Deze schilder, geboren in 1880 te Destelbergen, volgde zijn opleiding in 1892 aan de SintLucasschool te Oostakker. Hij startte in Gent als leerjongen bij een schilderijrestaurateur (olv. schilder De Pauw). Hij leerde daar Gustave van de Woestijne kennen. Tijdens zijn legerdienst volgt hij in Mechelen avondlessen aan de Academie voor Figuur 8. Beeldende Kunsten. Onder invloed van Marinetti evolueerde hij van een postimpressionisme met fauvistische inslag, via een dynamisch futurisme, naar een geometrische abstractie. Op het einde van zijn leven keerde hij terug naar een expressionistische stijl. Kent u ook de laatste letter van de voornaam van deze kunstenaar?

396


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 397

9) Deze Gentse schilder en katholiek politicus genoot zijn opleiding in de academie van Gent en Antwerpen. Na zijn reis naar Palestina werd hij directeur van de Antwerpse academie. Zijn belangrijkste werk is de muurschildering (in samenwerking met zijn broer) in het Brugse stadhuis gewijd aan de Gulden Sporenslag. Als politicus lag zijn belang in zijn ijver voor het Nederlands als landstaal. En kent u ook de

Figuur 9.

tweede letter van zijn voornaam? 10) Deze kunstenaar werd geboren te Koekelberg in 1911, maar genoot zijn opleiding aan de Gentse academie. Hij woonde en werkte te Gentbrugge, waar hij vereerd werd met een bezoek van koningin Elisabeth. Toevallig woonde hij in de Koningin Astridlaan. Volgens sommigen was hij leraar aan het Hoger Rijksinstituut voor Textiel en Kunststoffen en anderen vermelden dat hij kapper was. Hij evolueerde van een expressionisme naar een abstractie. Progressief waren de readymades in zijn oeuvre. Hij vertegenwoordigde dan ook ons land op de tentoonstelling in Figuur 10. het Internationaal Cultureel Centrum Paviljoen Vondelpark te Amsterdam in 1949. In 1969 verwierf het Gentse Museum voor Schone Kunsten een werk van deze kunstenaar, dat thans deel uitmaakt van het S.M.A.K.. Acht jaar later overleed deze kunstenaar van wie we de voorlaatste letter van zijn familienaam vragen. Hebt u nog meer informatie over deze schilder? 11) Deze Gentenaar en hofschilder van Lodewijk XV ging te Parijs in leer bij Largillière. In 1725 werd hij lid van de AcadÊmie Royale. Hoewel hij in Gent bijna onbekend is, wordt deze belangrijke portretschilder in

397


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 398

Wallonië als Belgische kunstenaar geëerd. Zijn belangrijkste portretten bevinden zich in het kasteel van Versailles. U hoeft niet naar Wallonië te gaan, als u de eerste letter van zijn familienaam kent is dit al voldoende. 12) Dit familielid van Hugo van der Goes, geboren te Gent in 1483, zag het eerder in het kleine zitten. Hij week uit naar Brugge, maar samen met Gerard Horenbaut was hij soms nog werkzaam te Gent, waar zijn vader woonde. Hij illustreerde voor Karel V het Wapenboek van het Gulden Vlies (1537) en vervaardigde ook enige Figuur 11. miniaturen voor het Hennessy-getijdenboek (Koninklijke Bibliotheek, Brussel). Kent u de tweede letter van de familienaam van deze beroemde miniaturist?

Figuur 12.

Ik moet er zeker geen tekening bij maken, dat u met de gevonden letterkens de naam moet vinden van de zgn. Gentse Leonardo da Vinci. Werk dat aan deze Gentenaar wordt toegeschreven kan je bewonderen in het Gents Museum voor Schone Kunsten. U moet u geen zorgen maken zoals de Nederlander, die slechts één kant van het museum gezien had en de volgende dag terug kwam om de andere kant te bezoeken. Hij was zeer kwaad omdat hij opnieuw toegangsgeld moest betalen. U kunt steeds zonder te betalen één kant van het museum zien, nl. de buitenkant. Zoals gewoonlijk worden de antwoorden vóór 1 januari 2008 verwacht op het redactieadres: Lijnmolenstraat 149, 9040 St.-Amandsberg. De gekante quismaster

398


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 399

BIBLIOGRAFIE

“Numismatica Gandavensis” en de Gentse verzamelaarsclub “De Draak” melden ons de komende verschijning van een medaille en een boek, gewijd aan de Gentse artieste Françine Somers (°1923). Oorspronkelijk opgeleid in de teken- en schilderkunst, heeft ze zich nadien bekwaamd in de medaillekunst en het ontwerpen van juwelen en in de grafische kunsten (o.m. affiches en postzegels) In een gebonden boek van 250 bladzijden gaat - wegens de specifieke belangstelling van de initiatiefnemende verenigingen - de aandacht vooral naar haar niet picturaal oeuvre. De werken worden afgebeeld, beschreven en gedocumenteerd met ontwerptekeningen. Aangevuld met een uitgebreide bio- en bibliografie. De oplage is beperkt tot 200 genummerde exemplaren. Speciaal voor deze gelegenheid heeft Francine Somers een medaille ontworpen die een duidelijke link legt naar haar Gentse origine: de Draak met de Gentse Maagd die het wapenschild presenteert. Deze geslagen bronzen medaille met een diameter van 7 cm. werd gemaakt door de firma Mauquoy. Het boek kost 50 Euro en de medaille 80 Euro. Verdere inlichtingen zijn te bekomen bij “Numismatica Gandavensis - De Draak” - p/a Meerhem 49 - 9000 Gent. Het “Wit-Gele Kruis”, gekend voor de verpleging aan huis, vierde dit jaar zijn 70 jaar bestaan. Bij die gelegenheid ging er een tentoonstelling door in de kelder van het Ryhovesteen en werd er, in samenwerking met het KADOC K.U.Leuven een boek uitgegeven “Het Wit-Gele Kruis. 1937-2007”. Wanneer wij daar melding van maken is dat omdat - iets wat de meesten wel niet zullen weten - deze liefdadige organisatie gesticht werd in Gent op initiatief van Dr. Henri Van de Putte van de “St-Lucasgilde voor geneesheren”. Vooraleer in te gaan op de eigen werking wordt er een overzicht gegeven van de thuiszorg door de eeuwen heen en van de ziekenzorg in de Middeleeuwen. De werking en de evolutie van de vereniging komt uitgebreid aan bod in dit boek dat een formaat heeft van 23 x 26 cm., 167 bladzijden telt en geïllustreerd werd met een 60-tal foto’s. Alhoewel de winkelwaarde 20 Euro bedraagt, kan dit boek bekomen worden aan de helft van die prijs wanneer men zich wendt tot “Het Wit-Gele Kruis” Jubileumlaan 111 te 9000 Gent. Tel. 09 265 75 75 Wie het thuis bezorgd wenst schrijft 12,60 Euro over op rekening van de ver399


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 400

eniging N° 776-5991783-93 met vermelding “Boek 70 jaar”. Een zeer interessante uitgave van de Stad Gent is “Stekskes uit Gent. De geschiedenis van een Gentse lucifersfabriek.” Het gaat over de fabriek “Caussemille & Roche” die hier 60 jaar actief was. Niet alleen de fabriek was Gents, ook de naam van het geproduceerd artikel: Stekskes. De jongere generaties moeten het hebben van een “allumeur”, maar de oude Gentenaars hadden het over lucifirkes, stekskes, solferkes, sulferkes, allumètses. Vijf woorden voor één begrip. Zeg nu nog dat Gents geen rijke taal is. Moest de dikke Van Dale alle Gentse woorden opnemen het zou een Supperdikke Van Dale worden en het “Groen Boekje” zou uitgroeien tot een fameuze “Groene Boek”. Maar terug naar de fabriek in de Werkhuisstraat die hier haar activiteiten begon in 1875 en ze wegens de evolutie in deze sector stopzette in 1935. Er zullen wel niet veel Gentenaars zijn die weten dat Caussemille & Roche een uiterst belangrijk bedrijf was dat voornamelijk werkte voor de export. Er werden bovendien ook de doosjes gemaakt en de enorme variatie van etiketten gedrukt. Nu was het gebruik van lucifers destijds enorm groot. Op wereldvlak lag het verbruik op 7 lucifers per dag en per persoon. Enkele cijfers die u een idee geven van het belang van deze Gentse fabriek. Op een gegeven moment werkten er meer dan 500 man en de dagelijkse productie beliep 250.000 doosjes. In 1904 werden er 32.000 kisten geëxporteerd naar Australië, anders gezegd iets meer dan 100 per werkdag. In 1913 beliep de productie 20 miljard lucifers. Enfin u kunt het allemaal in detail lezen in dit zeer interessant boek waarin ook dieper ingegaan wordt op de samensteling van deze, nu bijna verdwenen, voorwerpen. Dit zeer rijkelijk geïllustreerd boek heeft een formaat van 21 x 27 cm. en tekst 64 bladzijden. De toegevoegde Bijlage van hetzelfde formaat telt 48 bladzijden. Deze bevat o.m. de catalogus van de 179 items die te zien waren op de tentoonstelling die in het M.I.A.T. doorging van 15 juni tot 16 september. Nog interessant aan dit boek is dat het slechts 8 euro kost (323 fr.). Te bekomen in het M.I.A.T. en wij vermoeden, ook in de handel. Bij SNOECK verscheen “Straatnamen Gentbrugge”. Het geeft een korte beschrijving en de origine van een 200-tal straatnamen in Gentbrugge. Bij de helft van de behandelde straatnamen staat een daarbij passende foto. Een interessant initiatief en ongetwijfeld een aantrekkelijke publicatie voor

400


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 401

Gentbruggenaars. Het boek zou nog aan waarde gewonnen hebben had men ook de localisatie van de straten vermeld. Er zijn immers heel wat betrekkelijk recente straatnamen bij en velen zullen zich wel afvragen waar die gelegen zijn. Er is wel een stratenplan bij, maar begin daar maar eens op te zoeken. Het boekje heeft een formaat van 17 x 24 cm., telt 96 bladzijden, bevat een stratenplan, is gedrukt op glanzend papier en is in de handel te koop aan 12 Euro (484 fr.) Bij de Uitgeverij SUN verscheen als eerste in een reeks “Historische Atlassen”, “Historische Atlas van Gent”. Wie zou denken dat het enkel over een verzameling geografische kaarten van onze stad gaat, heeft het mis, zij het dan ook dat er een 80-tal van dergelijke kaarten en plannen in afgebeeld staan. De ondertitel “Een visie op verleden en toekomst” geeft aan dat men ook getracht heeft een idee te geven van de historische ontwikkeling van onze stad. Wat dat betreft zullen Gentse heemkundigen daar wel niet veel nieuws in tegenkomen, maar het kan natuurlijk interessant zijn voor personen die geïnteresseerd zijn in Gent en minder vertrouwd zijn met zijn geschiedenis. Bij een 70-tal van de gepubliceerde foto’s zijn er ook enkele minder bekende. Het boek heeft een formaat van 24,5 x 33 cm. Het telt 80 bladzijden en kost 29,50 Euro (1.190 fr.). Te bekomen in de boekhandel en in “De Zwarte Doos”. Iets waar velen sinds zéér lang zaten op te wachten is uiteindelijk verschenen: de Catalogus van de Schilderijen in het bezit van het Museum voor Schone Kunsten. De vorige uitgave dateerde van vóór de oorlog. Men heeft dus 70 jaar moeten wachten, maar dit geduld werd uiteindelijk op een royale manier beloond onder de vorm van 2 kanjers van boeken van een formaat van 20 x 27 cm. Het eerste, gewijd aan Meesters van de 14e tot de 18e eeuw, telt 199 pagina’s, het tweede, gewijd aan de 19e en 20e eeuw, 383. Samen 582 pagina’s. Wat deze catalogus zéér waardevol maakt zijn de reproducties van de schilderijen van het Museum. Het eerste boek bevat 33 kleurreproducties en 448 zwart-wit reproducties. Het tweede boek 32 kleurreproducties en 1.069 zwart-wit reproducties. Dus, 65 en 1.517. Samen: 1.582! Het zoeken naar een bepaalde kunstenaar is eenvoudig want de reproducties zijn afgebeeld in alfabetische orde van de auteursnamen. Bij elke afbeelding staat de nationaliteit van de auteur, plaat en jaar van

401


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 402

geboorte, plaats en jaar van overlijden, de naam van het schilderij, de afmetingen, de aard (olie op doek, op paneel, etc.), de origine, het inventarisnummer, op welke wijze en wanneer het schilderij in het bezit gekomen is van het Museum. Het is een onvoorstelbaar rijke collectie en wij vragen ons af of er in heel de wereld een stad bestaat van dezelfde grootte-orde als Gent, die zich kan beroemen op een dergelijk bezit. Opvallend is dat het grootste deel van dit bezit voortkomt uit schenkingen. Het is terecht dat de zeer lange lijst van deze weldoeners afgedrukt werd in deze catalogus. Aan de top figureert - vanzelfsprekend - Ferand Scribe en zijn Vrienden van het Museum. Mecenaat, bestaat dat nog? En hoe gaan wij hier om met deze onschatbare en onvervangbare rijkdom? Wel, wij hebben er geen geld voor over om een voldoende aantal zeer noodzakelijke bewakers te betalen. Gent die sedert enkel jaren graag de misleidende slogan hanteert “Gent, Stad van Kunst en Cultuur”, betaalt wel het personeel van het SMAK dat in aantal meer dan het dubbele bedraagt dan dat van het Museum voor Schone Kunsten. Verbijsterend! Wandel eens binnen in beide, maak de vergelijking en probeer dan niet dood te vallen. De prijs van deze dubbele catalogus bedraagt 50 Euro. Duur? Neen: spotgoedkoop voor wat het biedt. Wie het zich kan permitteren zal nooit spijt hebben van deze koop. Reken eens uit: 2.017 fr. voor (o.a.) 1.582 reproducties van kunstwerken = 1,27 franc per reproductie. Waar denkt gij het goedkoper te kunnen vinden? Uitsluitend te bekomen in het Museum voor Schone Kunsten. Bestaat ook in het Frans en in het Engels. De Nieuwe Reeks Deel LX 2006 van de “Handelingen der Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent” is bijna uitsluitend gewijd aan Gentse onderwerpen. Wij noteerden: - De “Gentse historische school”. - Henri Pirenne (1862-1935): godfather van de Gentse historische school? - Professor Ganshof herdacht. - Adriaan Verhulst (1909-2002) en de Gentse historische school. Een subjectieve visie op een groot historicus. - Honderd jaar geschiedenis van de Nieuwe Tijd aan de Universiteit Gent: de dynamiek van een selectief en kritisch eclectisme. - De Nieuwe Geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Gent tussen 1815 en 1945.

402


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 403

- Fruit en Fruitverkopers in Gent (1357-1542). - De gildenbroeders en gildenzusters van Mariën Theeren. Een prosopografie op basis van de oudste overgeleverde ledenlijst van een rederijkerskamer. (Gent, 1478-1484). - Verzoening en herstel van het vorstelijk gezag. De aartshertogen Albrecht en Isabella en de stad Gent (1598-1621). - Het Huis de Spijker aan de Pensmarkt in Gent. - Calques van de muurschilderingen uit de Leugemeete met voorstelling van de stedelijke milities (1861-2004). - “Wie zijt gij die lacht met de taal uwer vaderen?” Eerbetoon aan de schilderingen van de Leugemeete in de Belfortstraat anno 1902. Traditioneel wordt er besloten met de “Bibliografie van de geschiedenis van Gent” met 281 items. De prijs van deze “Handelingen” bedraagt 21,25 Euro, maar leden van de M.G.O.G. die een lidgeld betalen van 18,75 Euro, hebben dit 445 bladzijden tellend boek gratis thuis ontvangen. H.C.

403


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 404

LEZERS SCHRIJVEN ONS

Van de heer Arthur De Decker ontvingen wij volgend schrijven: “In het juli-augustusnummer van uw tijdschrift p. 245 staat nogmaals geschreven dat Sieske de Gistmarchand de beste brokken olifant serveerde op een banket dat hij aan een schare vrienden aangeboden had. Daarmee neemt u over wat de folklorist Emiel Andelhof in 1942 schreef in zijn “Galerij van Gentsche typen” en nadien gretig doorverteld in ontelbare publicaties. Ik betreur dat een ernstig tijdschrift als G.T. niet kritischer omgaat met dergelijke verhalen. Nochtans schreef M. Steels in G.T. 1973, p. 176: “Volgens sommige verhalen werd de olifant opgegeten. Dit is een vergissing. In werkelijkheid werd het vlees van een grote beer opgegeten.” Nog volgens die zelfde auteur van G.T. werd het vlees van de olifant (1975K°) verkocht aan een worstenfabriek in Nederland! Ofwel gelooft u de folklorist Andelhof, die het verhaal 38 jaar na de feiten publiceerde, ofwel gelooft u uw eigen auteur en vorser M. Steels die de Gazette van Gent van 4 mei 1904 aanhaalt als bewijs. Een rechtzetting lijkt mij op zijn plaats.” P.S. zie ook Gent blogt van 14/1/2006 (“Jack of Betsie?”) De heer A. De Schepper (Evergem) schrijft ons: Met veel belangstelling het laatste tijdschrift gelezen. In de vermelding van mijn schrijven over bakker Stevens had ik tevens over Koen Crucke een vermelding, maar ik schreef Krucke (met K) daar waar het met “C” diende te zijn. Ik las ook de bijdrage van Heer Roger Tuytschaever op blz. 226-227 over het ontstaan van de bond van brood- en banketbakkers van Gent en omliggende met veel aandacht gezien ik als groothandelaar voeding veel contact had met de bakkers van Evergem, Kluizen, Ertvelde, St-Kruis-Winkel welke lid waren van de Bakkersbond van Evergem. De zeer ijverige bestuursleden van deze bond waren ook actief in de bakkersbond van Gent en vooral René Plaetinck in later Georges Steyaert vervulden er belangrijke posten in het bestuur, ook Jozef De Reu van Ertvelde was er actief. U zult trouwens hun namen herhaaldelijk terug vinden in de lange lijsten van de activiteiten. Vooral Georges Steyaert bracht het tot voorzitter van de provinciale bond en kreeg een belangrijke taak in het Bondsbestuur te Brussel. Hij was een toonbeeld van intense inzet voor zijn beroepsgenoten! 404


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 405

Ik stuurde hem kopij van het artikel en van de foto blz. 228 en tot mijn verrassing ontving ik bijgaande twee brochures over de bonden van Gent (18691994 en 1905-2005) als dank, ik maak ze u over voor uw archief. Bij de vermelding van lokalen lees ik b.v. blz. 11, 1920 in de brochure (19052005): het verbondslokaal werd overgebracht naar “De Maecht van Ghendt” Korenmarkt. Ook dit bracht herinneringen mee. Als knaap mocht ik wel eens mee op vrijdag naar de Beurs te Gent met vader. Het lokaal van de samenwerkende groothandelaars in voeding “Groscowa” had er zijn lokaal, vergadering in het bovenlokaaltje onder secretaris De Ceulenaere, makelaar. In de namiddag kwamen de handelsreizigers er de grossiers bezoeken voor aanbieden van hun waren en opnemen van bestellingen, vooral Antwerpenaars welke dan de leveringen lieten geschieden met de beurtschippers welke de woensdag daarop losten aan de Korenlei waar de voermans ze afwachtten. Achteraan het café was een zaaltje waar dienster Margriet van Eeklo de druppels Hoorebeke-jenever schonk, de flessen opgeborgen in een oude commode met de glaasjes. Tijdens de laatste oorlogsjaren (‘40-’45) was het café van Jules en Bertha ook de bijeenkomstplaats van de studenten van het Meetjesland welke in Gent schoolliepen in universitair- of middelbaar onderwijs om er ‘s middags hun “rantsoentje” te komen eten en nadien biljart speelden. De uitbater Jules viel gewoonlijk in slaap achter zijn toog en zekere dag verplaatsten ze de biljart, waarop Jules wakker schoot en zijn Bertha riep en met een Franse coleire “zijn” studenten buiten wipte, wat echter wel spoedig tot een terugkeer en een verzoening leidde. Ik voeg hier een fotokopij van Jules zijn doodsprentje bij. De dochter zou ook wel in de Gentse Opera hebben gezongen? Even nog, op vrijdag kwam de voeding in “De Maecht” ook soms wel de Boer genoemd, de graanhandelaars in “Borluut”, de kolenhandel en bouw aan de overzijde: café Zelzate, de Kuip van Gent, Wapens van Zeeland en de andere café’s wiens namen mij ontsnappen. Het was er steeds een grote drukte in die vooroorlogse jaren waar de beursmannen zelfs de standplaatsen van de autobussen innamen: bussen voor Wachtebeke, Watervliet, Maldegem, Antwerpen en aan het Postgebouw van de Taxi’s die op klanten wachtten. Zo kwamen herinneringen boven van in de “goede, oude tijd” zoals men gewoonlijk zegt als ouderen uit het verleden vertellen... zoals ik nu doe! P.S. Spijtig dat geen reactie kwam op mijn vraag naar “La chanson de StAmand”. 405


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 406

Nota van de Redactie De 2 brochures waarvan sprake in de brief van de heer De Schepper hebben wij gedeponeerd in het Documentatiecentrum. Het zijn verzorgd gedrukte, geïllustreerde interessante brochures. De eerste werd uitgegeven in 1994 ter gelegenheid van het 125-jarig bestaan van de “Koninklijke Bond der Brood- en Banketbakkers van Gent en omliggende” (70 blz.) De 2e werd uitgegeven in 2005 ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan van het “Koninklijk Provinciaal Verbond en Meester-BakkersBanketbakkers en IJsbereiders van Oost-Vlaanderen”. 46 blz. Ook wij zijn een beetje verwonderd dat er geen antwoord kwam op de vraag van de heer De Schepper (Gh.T. 2007 - N° 2 - p. 22). Onder onze talrijke lezers zijn er ongetwijfed meerdere die oud-leerling zijn van het St-Amandusinstituut. Zou er werkelijk geen enkele zijn die de tekst kan aanvullen, of is de inertie die moet overwonnen worden om de pen in de hand te nemen er misschien de oorzaak van?

406


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 407

OUDHEIDKUNDIGE KRONIEK

Rangschikking van de namen der straten Onderstaand artikeltje, van de hand van Alfons Van Werveke, verscheen in “De Gazet van Gent” op 16 December 1921. De officieele lijst van 1812 bevat 492 straten en bruggen. Thans zijn er ongeveer 900. In wat meer dan één eeuw zijn dus 400 nieuwe straten ontstaan. Dat bewijst welke groote uitbreiding het bebouwde gedeelte van Gent heeft genomen in een goede honderd jaren, en er dient bijgevoegd te worden dat die uitbreiding vooral in de laatste vijftig jaar heeft plaats gehad. Die 900 straten kunnen gerangschikt worden in twee groepen: 1) die, welke een willekeurigen naam dragen, dat is zulk een, waarvan men geen bijzondere reden heeft gehad om ze zóó en niet anders te heeten; 2) die, welke een beredeneerden naam dragen, dat is een, waarvoor men wel reden heeft gehad ze aldus te noemen. Al de beredeneerde namen leeren ons iets uit de geschiedenis of de plaatsbeschrijving van Gent. Vele willekeurige namen brengen ons iets in het geheugen, dat de geschiedenis onzer stad aanbelangt. Rangschikking van de beredeneerde namen. Het is niet van belang ontbloot, dat de beredeneerde namen der straten ook worden gerangschikt. Die groepeering laat toe ze beter te begrijpen en ze bondiger uit te leggen dan indien men ze zoo maar zonder orde behandelde. Benaming van straten naar den toestand van den grond. Een groot gedeelte van den grond onzer stad is zandachtig. Dat heeft aanleiding gegeven tot een zeer ouden naam, den “Zandberg”. Wij spreken niet van “Zandstraat”, die eerst van 1886 dagteekent. “Zandberg” treft men reeds aan in de oudst bewaarde rekening der stad Gent, namelijk die van 1314. Vroeger heette gansch de streek tusschen de vestingen aan de Vijfwindgatbrug en de Keizer- en Sint-Lievenspoort ook het “Zand”, en de poort aan de Houtlei aan de Korte Violettenstraat droeg den naam van “Zandpoort”. Wij wijzen op het woord “berg” in de samenstelling “Zandberg”. Wij vinden het ook in “Kalanderberg”, “Galgenberg”, waarvan wij reeds spraken, “Blandijnberg”, Onderbergen”, “Parijsberg”, Hoveniersberg”, “Oranjeberg”. 407


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 408

Dat woord “berg” werd vroeger gebruikt om elke verhevenheid van den grond, hoe gering ook, aan te duiden. “Blandinberg” wordt thans niet meer gebruikt als naam van een straat. Wel diende het als dusdanig tot 1799. Het was de naam van het plein tusschen de huidige “Blandinstraat” en “Sint-Pietersplein”, vooraleer daar huizen stonden. Het is natuurlijk dat in den beginne “Blandinberg” de naam was der grootste verhevenheid van den grond in onze stad, 20 meters boven het peil der zee. Men ontmoet het nog als dusdanig in de XVIIIe eeuw. “Blandin” vindt men reeds in Latijnse akten van de IXe en de Xe eeuw, waarin het gebruikt wordt om Sint-Pietersabdij aan te duiden (in Blandinis monasterio), de plaats, waar die is gelegen (in loco Blandinis) en den berg zelf (in monte Blandinis). Voegen wij daar nog bij dat het plein tot vóór een honderd jaar ook nog “Kloostermarkt” werd geheten, dat ze in het zonderling besluit van 8 April 1799 “Montagne de Brutus” werd gedoopt, en dat die lieve naam in de officieele lijst van 15 December 1812 vervangen werd door “Place du roi de Rome”, zonder Nederlandsche vertaling, ter eere van Napoleon’s zoon. “Onderbergen” moest niet vertaald worden door “rue de la Vallée”, maar door “rue sous le Mont”. De berg waarvan spraak is de oude “Galgenberg” der stad Gent. Het hoogste gedeelte van dien belangrijken heuvel besloeg gansch de oppervlakte tusschen den huidigen Galgenberg, de Twaalf-Kamerstraat, het oostelijk uiteinde van de Bellevuestraat, de Theresianenstraat en de Casinostraat. Men vergete niet, dat de Coupure eerst in het midden van de XVIIIe eeuw werd gegraven. Vóór dat de Sint-Michielswijk gevoegd werd bij het oorspronkelijke Gent tusschen de Leie, de Schelde en de vaart der Ketelvest, dus vóór dat de Houtlei was gegraven, lag “Onderbergen” dus aan den voet van de helling van den grond en ‘t is daar de oorsprong van zijn naam. A. Van Werveke

408


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 409

INHOUD 2007 1. - Eddy Levis: 2 ‘t Gentsch spant de kruune. Uuk in ‘t puppenspel. (vervolg) - Victor Van der Haeghen: 12 Inventaire Archéologique: De Maniliaanse drukken III. - Pierre Kluyskens: 14 Frans Duquesnoy. - Erik De Keukeleire: 19 Hoever men begin 1907 in Gent stond met de Wereldtentoonstelling van 1913. - Herdenkingsdagen in 2007 36 - E. Ossieur: 39 De Brandemmers van 1640. - Hugo Collumbien: 44 Gentse Memoriedagen: 23-24-25-26 Augustus. - Straten en huizen in de St.-Niklaasparochie in 1662 56 - Alfons Van Werveke: 57 Oudheidkundige kroniek: De onbebouwde gronden van de oude stad. - Aanvullende ledenlijst. 58 - Bibliografie. 59 - Jan Cleppe: 60 Gênsche Prâot. 2. - Eddy Levis: ‘t Gentsch spant de kruune. Uuk in ‘t puppenspel. (vervolg en slot) - Ernest Lacquet: Inventaire Archéologique: Cartouche van de Vrije Schippers - Erik De Keukeleire: Gent Sint-Pieters: Een volwaardige Trilogie. De tweede versie (1908-1912). Uit het geheugen gewist... - Pierre Kluyskens: Het Kasteeltje van Emmaüs. - Alexander Karel Evrard: En wie werd nu “De Grootste Gentse Prof?” - Hugo Collumbien: Gentse Memoriedagen: 27-28-29 Augustus. - Quizmaster: De uitslag van de Puzzel 2006. - Bibliografie. - Vraag en antwoord

409

62 77 78

97 101 105

117 119 122


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 410

- Lezers schrijven ons. - Lodewijk De Vriese: In ‘t Zwijgerken. - T. Poffyn: Ne Strop goat op reize om te liere - Getekend door John Van Hulle Een stukje Patershol. Anno 1960 - Dit bestaat niet meer: Het Stadhuisstraatje

123 124

125 127 128

3. - Erik De Keukeleire: De Gentse lanen moeten in niets onderdoen voor die van de grotere steden. Deel 1. 1827-1894 - Joseph Casier: Inventaire Archéologique: Graflegging van Christus. - Pierre Kluyskens: Gent en de Engelsen. - Marc De Vleeschhouwer: Enkele gegevens over de Romaanse St.-Veerlekerk te Gent. - Hugo Collumbien: Gentse Memoriedagen: 30-31 Augustus - 1-2 September. - Bibliografie. - Vraag en antwoord - Alfons van Werveke: Oudheidkundige kroniek: De Botermanstraat. - Lezers schrijven ons. - Jan Cleppe: Gênsche Prâot.

130

149 150 164 173 187 189 189 192 196

4. - Pierre Kluyskens: Gent en de Engelsen (Vervolg) - Armand Heins: Inventaire Archéologique: Leeuw een wapenschild vasthoudend. - Erik De Keukeleire: De Gentse lanen moeten in niets onderdoen voor die van de grotere steden. Deel 2. 1895-1906 - Roger Tuytschaever: De “Bond der Brood- en Banketbakkers van Gent en omliggende”. - A.K. Evrard: Binnen enkele jaren...

410

198 209 210

226 229


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 411

- Rudy van Elslande: De Theresianen komen terug naar Gent. - Hugo Collumbien: Gentse Memoriedagen: 3-4-5-6 September. - E. Ossieur: Wolven in het Gentse. 1585-1615. - André Verbeke: Uit de oude doos. - Bibliografie. - Lezers schrijven ons. - Lodewijk De Vriese: De Koolzakskens. Een staaltje plat Gentsch. - Uitgaven van onze Kring. - Dit bestaat niet meer: De Tichelrei

231 239 251 254 256 258 259 263 264

5. - Pierre Kluyskens: Gent en de Engelsen (Vervolg) - Ernest Lacquet: Inventaire Archéologique: Oude versierde tegels. - Erik De Keukeleire: De Gentse lanen moeten in niets onderdoen voor die van de grotere steden. Deel 3. 1907-1911. (Vervolg en slot). - E. Ossieur: De “Hondtslaeger”, een verdwenen beroep. - Ginette De Smet: Bijnamen op de Muide. - Hugo Collumbien: Gentse Memoriedagen: 7-8-9 September. - Bibliografie. - Vraag en Antwoord. - Lezers schrijven ons. - Jan Cleppe: Gênsche Prâot. - Uit de oude doos: De Baudelootuin bedreigd? - Zo was het eens: Entrée des artistes

411

266 277 278

296 299 312 325 326 327 329 330 332


Binnenwerk nov.-dec. 2007 ok def

18-10-2007

15:13

Pagina 412

6. - Pierre Kluyskens: Gent en de Engelsen (Vervolg) - Ernest Lacquet: Inventaire ArchĂŠologique: Oude versierde tegels II. - Erik De Keukeleire: Vaarwel Citadel. Gegroet Leopoldskazerne. Deel 1. 1882-1898. - Gwijde van Gent: Jean Adolphe Vermander. Prefect Koninklijk Atheneum Gent in 1917. - Hugo Collumbien: Gentse Memoriedagen: 10-11-12 September. - Karel Waeri: Gentse liedjes: De Clarinetzak. - Karel Lybaert: De Lochte Genteneirs. - Beschermleden 2007. Steunende leden 2007. Steunfonds 2007. - Quizmaster: Puzzel 2007. - Bibliografie. - Lezers schrijven ons. - Alfons Van Werveke: Oudheidkundige kroniek. Rangschikking van de namen der straten. - Inhoud 2007

412

334 344 345 361 368 379 382 387 393 399 404 407 409


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.