Ghendtsche tydinghen 2009 ehc 787672 2009

Page 1

Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 1

GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring Gent V.Z.W. 38e jaargang nr. 1 januari - februari 2009

Inhoud - Beatrix Baillieul: Wonen in Gent - George Hubin: Inventaire Archéologique: Damesportret, door Frans Hals. - Rudy van Elslande: Het Begijnhof van Sint-Aubertus, genaamd Poortakker. - Pierre Kluyskens: De grote Bourgondische huwelijken. Filips de Schone en Joanna van Castilië. - Hugo Collumbien: Gentse Memoriedagen: 9-10-11-12 Oktober - Erik De Keukeleire: De Urbanisatie rond Gent-Zuid. Deel II. 1846-1856. - Daniël Van Ryssel: Vergeten Gentse schrijvers: Felix Boone. Gent 1821 - Gent 1870. - Luc Devriese: De dubbele betekenis van “KOK” in het oude Gent. - Herdenkingsdagen 2009: - Bibliografie. - Lezers schrijven ons.

1

2 18 20 39

43 53 69 71 76 78 80


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 2

WONEN IN GENT

Tijdens de Open Monumentendag 2007 konden in Gent heel wat privé-woningen bezocht worden. Voor deze reeks artikels werden er vier geselecteerd omwille van hun boeiend verleden. De gevelstructuur en de indeling van het huis zijn hierbij belangrijk maar evenzeer de mensen die er in de loop der jaren woonden. Een van de huizen dateert uit de 18de eeuw, twee werden opgetrokken in de 19de eeuw – een in 1806 en een in 1899. Tot slot vond de laatst besproken woning haar oorsprong in de eerste jaren van de 20ste eeuw. Deze huizen worden in de toekomst gerenoveerd. In vier verschillende afleveringen willen we u hun geschiedenissen niet onthouden. (1)

HUIS SERIACOP COUPURE LINKS 697-703, EEN DIRECTEURSWONING BIJ EEN CICHOREIFABRIEK (DEEL I) De Coupure werd in de jaren 1751-1753 gegraven met als doel de Vlaamse handel te doen herleven. Deze nieuwe waterweg maakte het voor zeeschepen mogelijk om via het kanaal Oostende-Brugge-Gent door te steken tot de Gentse haven aan de Gras- en Korenlei. Aan weerszijden van de Coupure werden wandelpaden of promenades aangelegd, begrensd door twee rijen platanen. Kokette dames en chique heren kwamen hier ’s zondags kuieren en verpozen. Sommige vooraanstaande burgers lieten in deze landelijke omgeving zomerverblijven met prachtige lusttuinen optrekken. Verderop kreeg de omgeving van de Coupure een meer industrieel karakter. Kooplieden en handelaars kochten gronden voor de oprichting van werkplaatsen en magazijnen. Er verschenen zout- en suikerraffinaderijen, tabaksfabrieken, een cichoreibedrijf, een olieslagerij, katoendrukkerijen en textielfabrieken.

De cichoreifabriek De bekendste Gentse maalderij van ‘cichorei’ (suikerij of koffie-ersatz) was die van molenaar Leopold De Ronne (Gent 30/06/1831 – Gent 27/10/1897) die in 1858 aan de Coupure, vlakbij de Nieuwewandeling onder de naam ‘La Pucelle de Gand’ of ‘De Maagd van Gent’ een stoommaalderij oprichtte. (2) Hier werden de aangevoerde cichoreiwortels gedroogd, gebrand, gemalen en verpakt. De firma Ronne-Delanier verwierf met dit product diverse prijzen 2


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 3

Afb. 1

Afb. 2

Afb. 3

Afb. 4

3


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 4

zoals een zilveren medaille op de wereldtentoonstelling te Parijs (1878), een gouden medaille in 1883 te Amsterdam en een erediploma in Antwerpen (1885). Op de verpakking stond oorspronkelijk de maagd van Gent afgebeeld met een palm en een krans in de handen later met een schild, landbouwwerktuigen en de korf van een imker. De behaalde medailles zijn eveneens afgebeeld. (3)

De directeurswoning: opdrachtgever en eerste bewoners/eigenaars Dokter Edgard Seriacop ( Nevele 04/11/1856-Gent 30/01/1908) gaf in 1899 de opdracht aan de Gentse architect Emile De Weerdt (Gent 01/11/1859-Gent 06/02/1936) om aan de Coupure links op grond van de cichoreifabriek De Ronne een directeurswoning te bouwen. (4) Architect de Weerdt verbond zijn naam al eerder aan het eerste wintercircus dat hij in 1893 aan de SintPietersnieuwstraat ontwierp en dat in 1920 uitbrandde. Edgard Seriacop was afkomstig uit een vooraanstaande familie van notabelen te Nevele (5). Hij was gehuwd met Alice De Ronne (Gent 22/07/1863 - Gent 02/09/1941) die sinds het overlijden van haar vader zaakvoerder was van de cichoreifabriek. Edgard Seriacop woonde sinds 1877 in Gent, eerst in de

Afb. 5

Afb. 8

4


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 5

Maagdenstraat en na zijn huwelijk (1894) in de Annonciadenstraat. Daar verbleef hij tot zijn overlijden in 1908. (6) Het echtpaar kreeg twee kinderen Paul (1895-1915) en Jeanne (1897-1961) en kocht in 1906 een stuk grond in Drongen om er een dubbelwoonst op te bouwen als buitengoed en als investering in de toekomst van de kinderen. (7) In 1908 betrok Alice De Ronne als weduwe met twee kinderen het huis aan de Coupure dat sinds januari 1900 enkel bewoond werd door een conciërge en haar dochter. In een bijgebouw achter de woning had Alice een kantoor van waaruit ze het bedrijf leidde. De bedoeling was dat haar zoon mettertijd die taak van haar zou overnemen. Maar het lot besliste er anders over: op 11/12/1915 sneuvelde Paul in Graville Le Havre (Frankrijk) in dienst van het vaderland. (afbeelding 4: Paul Seriacop) Hij werd naar Gent overgebracht en bijgezet in de familiekelder op de westerbegraafplaats. (8) In 1917 huwde Jeanne Seriacop de Nederlander Jan Willem Grinwis Plaat Stultjes (18981934) zoon van een hoofdagent van een Nederlandse verzekeringsmaatschappij in Pretoria (Zuid-Afrika). (9) Toen bleek dat haar schoonzoon geen enkele interesse had voor de cichoreifabriek legde Alice de Ronne op 31 december 1922 de boeken neer en verkocht het bedrijf aan Edmond Van de Velde. (10) Het huis zelf bleef eigendom van de familie tot in 2006. (afbeeldingen 4 en 5: Paul en Jeanne Seriacop)

De gevel (afbeelding 6 en 7: gevel Coupure en detail gevel) Hoewel het huis aan herwaardering toe is zijn vele originele elementen bewaard gebleven. (11) De onbepleisterde bakstenen gevel is zeer traditioneel. Hij heeft drie traveeën, twee bouwlagen en een mansardedak. De rechtertravee springt licht vooruit, is voorzien van een houten erker en een neobarok dakvenster met balkon. De plint is in arduin. Voor de decoratieve onderdelen van de gevel is witsteen gebruikt. De betekenis van de versieringselementen op de gevel is niet helemaal duidelijk. De witsteen met de leeuwenkop symboliseert het koninkrijk België en de voorstelling van een bij verwijst naar de ‘nijveraar’ (bezige bij) die door zijn arbeid voorspoed en rijkdom brengt. (12) Dat in die periode ook progressiever gebouwd werd bewijst de gevel van een woning aan de Fortlaan 17 uit hetzelfde jaar. Moderne invloeden zoals sgrafittopanelen met florale en maritieme taferelen typeren deze gracieuze gevel in art-nouveaustijl. (13)

Het interieur De koetspoort van deze herenwoning bevindt zich uiterst links en geeft toe5


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 6

Afb. 6

6


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 7

Afb. 7

7


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 8

gang tot een doorrit betegeld met gele vloertegels uit de jaren 1930. Via deze doorrit kon men ook naar een dienstgebouw waarin een kantoor, een garage, een paardenstal, een zadelkamer en een magazijn ondergebracht waren. Het huis is opgesplitst in vier bewoonbare niveaus: het souterrain of de werkruimte van het personeel, de bel-etage met een salon en een eetkamer voor de familie, de eerste verdieping als slaapkamer/werkkamer voor de eigenaars, hun kinderen en eventuele gasten en de zolderverdieping met drie mansardekamers en een zolder. Het souterrain kan men bereiken via een trap rechts vooraan in de doorrit. Daaronder bevonden zich de voorraad- en de wijnkelder. Via een kleine vestibule kreeg men toegang tot de eetkamer (aan de straatkant) en de keuken met wasplaats (aan de achterkant). Op dit niveau zijn er ook een kolenkelder en een trap naar boven die uitkomt achter de vestibule op de bel-etage. Deze trap geeft rechtstreeks toegang tot het office (de dienstruimte) vlakbij de eetkamer van de eigenaars. Via een tweede deur in de doorrit kreeg men toegang tot een spreekkamer die ook vanuit de hal bereikbaar is. De muren van de hal zijn geschilderd in imitatiemarmer en geven hiermee een mooie aansluiting op de marmeren vloerbekleding. Er is een salon aan de straatkant en een eetkamer achteraan. Het office bevindt zich achter de trap die naar de eerste verdieping leidt. Daar zijn vier kamers die uitgeven op de trapzaal, een ervan was in het verleden ingericht als bibliotheek en studieruimte. De kamer uiterst rechts heeft een houten erker. Een houten diensttrap, verborgen achter een deur, leidt vanuit deze vestibule naar de zolderverdieping. Enkele opmerkelijke bewoners Het huis bruiste jarenlang van artistiek talent. Geboren in Pretoria kwam Jan Willem Grinwis, schoonzoon van Alice de Ronne, in 1911 naar Gent om zich na een opleiding aan de Gentse academie te ontpoppen als een talentvol tekenaar. (14) Gedurende een tiental jaren zou hij zich intensief met kunst bezig houden. In zijn tot nog toe onvoldoend bestudeerd schilder- en tekenwerk is de invloed van de eigentijdse kunststromingen duidelijk waarneembaar. (15) Daarnaast speelde hij ook een rol in het Vlaamse Volkstoneel. (16) Toen hij om welke reden dan ook in 1932 opnieuw naar Pretoria verhuisde leek hij de schilderkunst waarwel gezegd te hebben. Hij hield zich vanaf dan vooral met toneel bezig en richtte het Plaat-Stultjes toneel geselskap op waarmee hij op korte tijd bekendheid verwierf. Tijdens een tournee met het stuk ‘Moederloos’ werd hij ziek en overleed in Vanrynsdorp amper 36 jaar oud. Hij werd in Pretoria begraven. (Afbeelding 8, 9 en 10: foto Jan grinwis, affiche voorstelling, aankondiging overlijden)

8


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 9

Afb. 9

Afb. 10

9


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 10

De kinderen Grinwis-Seriacop erfden het artistieke talent van hun vader. Zij gingen elk een andere (kunst)richting uit maar werkten ook regelmatig samen ter gelegenheid van een tentoonstelling of een balletvoorstelling in Gent, in Parijs of elders in de wereld. (afbeelding 11: de broers Grinwis) De oudste zoon Paul Grinwis (Gent 23/01/1920 - Gent 22/01/2006) werd in 1935 leerling aan de dansschool Lya Maritza-Sacha Sarkoff te Gent om de loopbaan van danser te kiezen. Later kreeg hij naam als balletmeester, choreograaf en danspedagoog. Hij was een fervente promotor van de balletkunst en had een rijke bibliotheek over dit onderwerp. Toen in 1945 in het Museum voor Sierkunst (nu Design Museum Gent) voor de eerste maal in België een tentoonstelling over ballet doorging ontleende hij stukken uit eigen collectie. Zijn broer Eric Plaat (Grinwis) had de artistieke leiding van deze tentoonstelling en ontwierp ook het affiche ervoor. (17). Paul debuteerde als balletdanser in de operahuizen van Gent en Rijsel. Zijn internationale carrière als danser en choreograaf ving aan in 1946 toen hij lid werd van het ‘Original Russian ballet’. Met dit gezelschap reisde hij door Europa tot 1948, het jaar waarin het werd ontbonden. In 1949 werd hij als eerste sterdanser aangeworven in het ‘Grand Théâtre Afb. 11

10


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 11

Municipal’ te Bordeaux. Daar choreografeerde hij zijn eerste ballet ‘La Nuit Impure’. Ter gelegenheid van een internationaal festival van muziek en dans dat jaarlijks in Bordeaux plaatsgreep, organiseerde hij in de foyers van dit theater in mei 1950 een tentoonstelling onder de titel ‘Les Grandes Figures du ballet’. De artistieke leiding was opnieuw in handen van zijn broer Eric. Na een verblijf te Parijs vertrok hij naar Monte Carlo en Amerika waar hij als lid van het ballet van Markies de Cuevas een kort seizoen in New-York speelde. Vanaf 1951 was hij sterballetdanser aan het Borovansky Australian Ballet in Sydney (Australië) en kon eindelijk zijn choreografische gaven ten volle ontplooien. De uitvoering van zijn creatie van een ballet ter gelegenheid van de Olympische Spelen die in 1956 te Melbourne zouden plaatsgrijpen, ging niet door omdat het Borovansky-ballet ontbonden werd. Het Nederlands ballet gaf hem in hetzelfde jaar de kans om een nieuw werk te choreograferen ter gelegenheid van het Holland Festival 1957. De kostuums en de enscenering van dit ballet – De Hoed - waren eveneens in handen van zijn broer. In mei 1957 speelde hij de hoofdrol in het ballet Corrida met het Grand ballet du marquis de Cuevas’ in het Théâtre Alhambra’ te Parijs. Paul Grinwis presenteerde enkele maanden daarvoor van dit stuk een verkorte versie in keldertheater Arca te Gent (februari 1957). De Hoed en Corrida werden beiden opgevoerd in de Koninklijke Opera te Gent ter gelegenheid van Expo ‘58. (18) Van Paul Grinwis zijn ook aquarellen, tekeningen en decorontwerpen bewaard.(19) In 1972 – hij was toen 52 jaar - richtte hij in de bijgebouwen van zijn huis aan de Coupure de ‘Paul Grinwis Academy of Ballet’ op, waar onder meer Alain Platel zijn opleiding als choreograaf genoot. Hij overleed op 22 januari 2006. (afbeelding 12, 13 en 14: foto van Paul als balletdanser, affiche marquis de Cuevas, kleurtekening P. Grinwis 1945) Eric Grinwis Plaat Stultjes (Gent 31/07/1922 - Parijs 27/09/1965), studeerde eerst aan de Gentse academie af als tekenaar (1939-1941) en ging daarna naar de ‘école des arts décoratifs’ te Parijs om zich als binnenhuisarchitect te bekwamen. Hij was zeer leergierig en had interesse voor alle mogelijke vormen van kunst. Hoewel hij vaak in Parijs verbleef kwam hij regelmatig naar zijn geboortestad terug. Hij promootte jonge Franse decorateurs op tentoonstellingen te Brussel en te Gent en bestudeerde de vormen van de meubels die hij een nieuwe look wilde geven. Ook in Gent liet hij zich niet onbetuigd. Hij organiseerde in het Museum voor Sierkunst een tentoonstelling over ‘Het Meubel’ in 1950. Het jaar daarop was hij nauw betrokken bij de oprichting van ‘Het Gentse Meubel’ (1951), een initiatief van het Museum voor

11


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 12

Afb. 12

Afb. 13

Afb. 14

12


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 13

Sierkunst en de Internationale Jaarbeurs. Hierdoor kregen jonge ontwerpers, ambachtslieden en meubelfabrikanten de kans eigen kwaliteitsvolle creaties te promoten. Eric Grinwis ontwierp het logo voor ‘het Gentse Meubel’. (20) De eerste meubelontwerpen van ‘Het Gentse meubel’ werden getoond op de jaarbeurs van 1952. Vanaf 1953 had de vereniging een eigen toonzaal in de Ravensteinstraat 2. Eric Grinwis zelf was een verdienstelijk meubelontwerper. Zijn creaties waren niet alleen te zien op de jaarbeurs of in de toonzaal van het Gentse meubel maar eveneens in het Museum voor Sierkunst tijdens de tentoonstellingen ‘Modern sociaal interieur’(1954) en ‘Nationaal salon voor moderne sociale meubelkunst’ (1955). Zijn bijdrage voor deze laatst vermelde tentoonstelling – opgesteld in de hal van het museum - werkte hij uit in Parijs waar hij tussen 1948 en 1957 regelmatig verbleef. (21) Uitvoerders en verkopers van zijn ontwerpen waren de firma’s Van den Berghe-Pauvers en Dangotte. Dat hij het Gentse meubel ook in Parijs introduceerde getuigde de belangstelling van een Franse vakblad voor het Gentse salon van 1955. Onder de titel ‘à Gand un mouvement jeune et dynamique’ werden de verschillende Gentse ontwerpen toegelicht. (22) Eigen aan de opdeling van het huis in vertrekken voor het dienstpersoneel en kamers voor de bewoners, was de enige keuken in zijn ouderlijk huis aan de Coupure oorspronkelijk in het souterrain ondergebracht. Toen huispersoneel niet meer aanwezig was, liet de noodzaak van een keuken op de verdieping zich meer en meer gevoelen. Eric tekende in de jaren 1950 een ontwerp voor een nieuwe keuken in het ouderlijk huis en liet het ook uitvoeren. (23) Tussendoor creëerde hij decors, kostuums… voor de diverse balletopvoeringen van zijn broer. Stultjes’ relatie met Ludovica (Gent 22/02/1913-Gent 23/11/2003) de dochter van beeldhouwer Louis Du Bar liet hem toe zijn artistieke horizonten te verbreden. In 1958 vestigde hij zich definitief als binnenhuisarchitect in Parijs waar hij in 1965 overleed. Hij was toen 43 jaar. (afbeelding 15, 16 en 17 aquarel E. Grinwis 1935, aquarel E. Plaat niet gedateerd, uitnodiging voor de tentoonstelling ‘Het meubel’ Het huis aan de Coupure had niet alleen de artistieke familie Grinwis als bewoners. Van 1947 tot 1960 betrok de Gentse huis- en kunstschilder Amedeus Cortier (1921-1976) de mansardeverdieping van de woning. Hij stond toen nog maar aan het begin van zijn carrière. Zijn eerste werken kwamen tot stand tussen de jaren 1939-1949, periode die samenvalt met de bloeitijd van het Vlaamse expressionisme. Het waren aanvankelijk figuratieve schilderijen. In de jaren 1960 viel het figuratieve weg en opteerde hij voor

13


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 14

Afb. 15

Afb. 16

Afb. 17

14


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 15

geometrische abstractie. Kleur was voor hem heel belangrijk in een natuurlijke harmonie met de vorm. (24) Ook vele andere personen bewoonden het huis, of ze artistieke kwaliteiten hadden is niet zeker. Bovendien had het huis vanaf het begin inwonend personeel. Na conciĂŤrge Maria Verhoeven en haar dochter Joanna Rabiot kwamen er verschillende andere meiden die maar een korte tijd in het huis dienden, vermoedelijk tot het overlijden van Alice De Ronne (1941).

De toekomst Na de restauratie en het inbrengen van hedendaags wooncomfort zullen de nieuwe eigenaars het huis betrekken. Het pand krijgt geen functiewijziging maar behoudt ongetwijfeld de herinnering aan een boeiend historisch verleden. (Wordt vervolgd). Beatrix Baillieul

NOTEN

(1) Met dank aan de eigenaars om een bezoek ter plaatse mogelijk te maken, aan de Dienst Bevolking, de Dienst Monumentenzorg, Anneleen Cassiman, Ginette Desmet, Marijke Detremmerie, Claudine Grinwis Plaat Stultjes, Suzanne Viaene, Huguette Taymans, Ludo Collin, Daniel Vervenne, Aletta Rambaut en An Hernalsteen. (2) Watermolens en maalderijen. In: G. DESEYN, Bouwen voor de industrie. Gent, 1989, p.163. (3) Over de teelt en de verwerking van de cichoreiwortel tot boon consulteer de bijdrage van R. VAN DER LINDEN, Cikorei. Gent, 1973 (uitgave van de KBOV). (4) Stadsarchief Gent, reeks G12 nr 1899 C51. (5) Met dank aan AndrĂŠ Bollaert (Nevele) voor het verstrekken van informatie over de familie Seriacop A. MARTENS, Het klooster van de zusters Franciscanessen (Crombeen) te Hansbeke. In Het land van Nevele, 1989; J. VAN DE CASTEELE, Napoleonisten in het Nevelse. In Het Land van Nevele, 1981, jg. XII, afl. 4, pp 175-218. (6) Na het overlijden van dokter Seriacop kocht zijn weduwe een grafkelder aan op de westerbegraafplaats. Zij verkreeg hiervoor de concessie op 14/02/1908. Stadsarchief Gent, modern archief CC, 1C concessie 1137. Steenkapper Edmond Paternotte uit SintAmandsberg vervaardigde het arduinen monument en beeldhouwer Geo Verbanck realiseerde de bronzen portretmedaillon van de overledene. A. CAPITEYN en J. DECAVELE, In steen en brons van leven en dood. Gent, 1981, p. 95-96. (7) Het huis kreeg de naam Paul en Jeanne en bestaat nog steeds aan de Mariakerksesteenweg. Vijftig jaar geleden werd het verkocht aan de familie Merlevede. Momenteel maakt Marijke Merlevede een studie van het huis met het oog op een publicatie in het jaarboek van de heemkundige kring van Drongen.

15


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 16

(8) Opnieuw werd Geo Verbanck aangesproken om een bronzen kinderfiguurtje te realiseren. Het beeldje werd in 1919 gegoten in het atelier Vindevogel en op het grafmonument geplaatst. A. DEMEY, Geo Verbanck beeldhouwer. Gent, 1995. (9) Zijn ouders waren Gerard Stultjes en Caroline Grinwis Plaat. Op vraag van zijn vader verkreeg Jan Willem in 1909 de toelating van de Nederlandse koningin om de naam Grinwis Plaat aan zijn naam toe te voegen en mocht zich voortaan Jan Willem Grinwis Plaat Stultjes noemen. Het huisgezin kwam in 1911 vanuit Amsterdam naar Gent. Na een kort verblijf op verschillende adressen vestigde het gezin zich in 1914 in een nieuw gebouwde woning aan de Sint-Denijslaan ‘villa des tulipes’ geheten. Drie jaar later verhuist de familie naar de Godshuizenlaan waar Jan Willem huwde met Jeanne Seriacop. Zij namen in 1918 hun intrek in het huis aan de Coupure. (10) Binnenzichten van de cichoreifabriek in: A. VERBEKE, Het Gent van toen. Brugge, 1982, p. 46-47. (11) Originele bouwplannen: gevel en grondplannen van alle bouwlagen Stadsarchief, reeks G12, nr 1899, C 51. (12) P. ADRIANSEN, Iconografie van de honingbrij in de Lage Landen: bijenkunst en bijensymboliek in het straatbeeld en toegankelijke gebouwencomplexen met imkergidsen voor Antwerpen, Brussel en Gent, imkerspots in Nederland en Vlaanderen. Antwerpen, 1998, p. 187-188. (13) E. HOOFT, 1800-1914. De stad als kunstig decor voor het trotse burgerleven. In: Stadsmussen onder dak. Gent, 2007, p.43-56 (p. 47). (14) Grinwis vatte in 1911 zijn studies aan in de academie en verwierf op het einde van zijn derde jaar tekenkunde een zilveren medaille (tweede plaats). Deze studie omvatte 5 jaar. Stadsarchief, ASK nr 459. (15) Info Raf Steel die een studie en een tentoonstelling over het oeuvre van Grinwis voorbereidt. (16) Hij kreeg zijn opleiding toneel in Antwerpen. Momenteel wordt de betekenis van Jan Grinwis voor het volkstoneel bestudeerd door Geert Opsomer van het Gentse Nieuwpoortheater. (17) Collectie DesignMuseum Gent. (18) Het Nederlands Ballet. Programma. Gent (drukkerij Hussein), 1958. Collectie Claudine Grinwis. (19) Verzameling Raf Steel St.-Johngalerie Gent. (20) Collectie DesignMuseum Gent. (21) Deze tekening bleef bewaard in de collectie van het DesignMuseum. (22) Le décor d’ aujourd’hui, jg 22, 97, Parijs, 1955, p. 380-382 Collectie Claudine Grinwis. (23) Ontwerp van de keuken bewaard in galerie St.-John Gent. (24) B. VAN WAMBEKE, Herdenkingstentoonstelling Andre Beullens, Marcel Broodthaers, Amedeus Cortier. Tentoonstelling door Stad Gent. Museum van hedendaagse Kunst 10 juni-24 juli 1977.

AFBEELDINGEN 1. De droogzolder in de cichoreifabriek van Leopold De Ronne aan de Nieuwewandeling. Dit gebouw bestaat niet meer. Collectie A. Verbeke

16


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 17

2. Alice De Ronne (1863-1941) volgt haar vader op als zaakvoerder en huwt in 1894 met Edgard Seriacop. Collectie C. Grinwis 3. Dokter Seriacop. Bronzen portretmedaillon op zijn grafmonument, westerbegraafplaats Gent. Foto Dienst Monumentenzorg 4. Zoon Paul Seriacop) sneuvelde in Frankrijk tijdens de eerste wereldoorlog en werd bijgezet in het familiegraf op de westerbegraafplaats. Collectie C. Grinwis 5. Dochter Jeanne Seriacop in 1916. Collectie C. Grinwis 6. Algemeen gezicht op de gevel, 2007. Foto Dienst Monumentenzorg 7. Detailgezicht op de gevel, 2007. Foto Dienst Monumentenzorg 8. Tekenaar, grafisch kunstenaar en toneelspeler Jan Willem Grinwis Plaat Stultjes werd geboren in Pretoria (Zuid-Afrika). Collectie C. Grinwis 9. Affiche voor de uitvoering van het stuk ‘Moederloos’ waarmee het Plaat-Stultjes toneelgeselscap in 1934 door Zuid-Afrika toerde. Jan Willem overleed tijdens deze tournee. Collectie C. Grinwis 10. Aankondiging van het overlijden van Jan Grinwis in 1934. Collectie C. Grinwis 11. Paul (links) en Eric Grinwis Plaat Stultjes in Parijs waar Eric als jong decorateur het eigentijdse meubel in de belangstelling bracht. Collectie C. Grinwis 12. Paul Grinwis Plaat Stultjes maakte in Frankrijk en Australië naam als balletdanser en richtte later in dit huis een eigen balletschool op. Collectie C. Grinwis 13. Aankondiging van de voorstelling van de Marquis de Cuevas in Parijs met Paul Grinwis, 1957. Collectie C. Grinwis 14. Ontwerp decor, gekleurde tekening P. Grinwis 1945. Privé-bezit 15. De dokter. Figuur uit ‘De brief van den koning’ van Rabindranath Tagore. Aquarel E. Grinwis Plaat Stultjes, 1935. Privé-bezit. 16. Man op stoel. Aquarel EPlaat, ongedateerd. Privé-bezit 17. Uitnodiging voor ‘Het meubel’ een tentoonstelling van Eric Plaat in het museum voor sierkunst ( nu DesignMuseum Gent) in 1950. Collectie C. Grinwis

17


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 18

INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE - FICHE N° 174

Op 23 juni 1900 stelde George Hubin in de rubriek “Schilderijen - Museum van Schilderijen, n° 95 - XVIIe eeuw (1640)” in het Frans een fiche op over

Damesportret, door Frans Hals Dit portret (doek, hoogte 84 ½ cm. x breedte 67 ½ cm) breed uitgeschilderd in een gamma van neutrale tonen, van een streng uitzicht, is zeer goed bewaard en van onbetwiste authenticiteit. Het draagt het monogram van de meester met bovenop de volgende inscriptie: AETA SVŒ 53 AN° 1640. Het werk behoort dus tot de volle maturiteit van de kunstenaar. (Frans Hals, geboren te Antwerpen in 1580 of 1581, dood te Haarlem in 1666). Men kan er reeds enkele kenmerken in tegenkomen die zijn laatste periode karakteriseren. Van het vorig jaar, 1639, dateren: het prachtig vrouwenportret van de collectie Vander Hoop in Amsterdam, de portretten van Heythuysen (Galerij Liechtenstein in Wenen; collectie Rothchild in Parijs, etc.) Ook nog het groot doek dat de officieren en de onderofficieren voorstelt van de haakbusschieters van de St-Jorisgilde te Haarlem. Het volgend jaar, 1641, de groep regenten van St-Elisabeth, eveneens van Haarlem. 18


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 19

Ons doek werd geschilderd als tegenhanger van een mannenportret welk de volgende inscriptie droeg: Aetat, suae 50, a° 1635, en was dus vijf jaar voordien uitgevoerd. Beiden werden gegraveerd door W. Unger en komen respectievelijk voor onder de nummers XIV en XV in het groot werk gepubliceerd door Vosmaer: Het Oeuvre van Frans Hals. Ziehier wat wij teruggevonden hebben nopens de historiek van deze portretten: Mr. Wilhelm Bode (Studien zur Geschichte der Holländische Malerei, Braunschweig, 1883) vermeldt ze onder de n° 38 en 39; hij meldt dat ze afkomstig zijn van de Academie van Cassel. Zij gingen dan over in de collectie van Ridder Jos. de LippmannLissingen te Wenen en maakten er deel van uit bij de publicatie van het werk van Vosmaer. Bij de verkoop van deze collectie, die doorging in Parijs in 1876, werden beiden verworven door Mr. Kûms van Antwerpen. Die moet later het mannenportret verkocht hebben, want enkel het vrouwenportret komt voor in de catalogus van deze vermaarde collectie die in Antwerpen verkocht werd op 18 mei 1898. Dank zij de demarches van “De Vrienden van het Museum” was de Regering bereid voor de helft tussen te komen in de aankopen die de stad Gent zou doen op deze verkoop, na voorafgaande overeenkomst met de musea van Brussel en Antwerpen. In deze omstandigheden werd het schilderij van Frans Hals door het museum van Gent voor de prijs van 25.500 frank gekocht. Herinneren wij er aan, als vergelijking dat men voor het mooi portret van Emerentia van Beresteyn dat deel uitmaakte van de collectie Rothschild in Francfort 210.000 frank betaalde.

19


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 20

HET BEGIJNHOF VAN SINT-AUBERTUS, GENAAMD POORTAKKER

Nog steeds kijken tal van Gentenaars op bij de vermelding dat Gent een vierde begijnhof, Poortakker genaamd, bezat aan de Oude Houtlei. De naam Poortakker wordt thans meer en meer geassocieerd met het industriepark aan Flandres expo, dan met de oorspronkelijke instelling, die gelegen was in het centrum van de stad. Reeds in 1278 werd de naam “Poortakker” gegeven aan dit minder bekend begijnhof van St.-Aubertus of Sint-Obrecht Oorspronkelijk gaf men de streek tussen “ser Rases gerechte”, het “Marialand” en “den Akker” (Ekkergem) met de heerlijkheid “Het Spiegelhof” de naam van “Poortakker”. Men duidde hier het gebied aan als naast de kuip van Gent in de “Overleie” gelegen “Port hackere”, daar deze plaats naast de bemuurde en omwalde stad lag1 aan de Torrepoort. Deze toegangspoort ligt trouwens aan de basis van de benaming Poortakker2 of de akker gelegen aan de poort. De Torrepoort was gelegen aan de Poel3. Het terrein gelegen tussen de Oude Houtlei en de Holstraat was oorspronkelijk eigendom van de St.-Baafsabdij. Het landelijke karakter van dit gebied bleef bewaard tot midden 19de eeuw. Het begijnhof van Poortakker valt te situeren in het terrein dat omsloten is door de Oude Houtlei, de Wellinckstraat, de Holstraat en de Schouwvegerstraat. Het was langs vier zijden omgeven door huizen, die door schenkingen in het bezit kwamen van begijnen4. Waar thans de afdelingen houtbewerking, sanitair, autotechniek en ook de huidige turnzaal van het Hoger Instituut SintAntonius gevestigd zijn, was oorspronkelijk een grote tuin met een vijver. De mening over de stichtingsdatum en reden van oprichting van het SintObrechtsbegijnhof lopen uiteen. Steyaert5 en later Michiels6 menen dat dit begijnhof gesticht werd omstreeks 1260 door de begijnen van de twee andere – meer bekende – Gentse begijnhoven, nl. dat van St.- Elisabeth (OudBegijnhof) en dat van O.-L.-Vrouw ter Hooie (Klein-Begijnhof) om 18 arme en zieke begijnen te verzorgen. Verder vermeldt Steyaert (o.c.): “Doch, sedert dat elk Beggynhof eene infirmery bekwam, is het Poort-Akker een Godshuis voor achttien ongetrouwde vrouwlieden, welke er, evenals in de andere Godshuizen, inwooning en geldelyken onderstand genieten; maer, om de instelling eenigzins getrouw te blyven, verplicht zyn, gelyk de Beggynen, zwarte kleederen en faille te dragen”. Deze auteur steunde zich op een verslag van 1787 opgesteld door Antoon de Draeck en graaf Karel-Jozef de Lichtervelde,

20


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 21

beheerders van Poortakker, aan de vicarissen van het bisdom Gent. Hierin wordt gesteld dat in 1260 begijnen een stuk grond op Poortakker kochten om er een ziekenhuis voor arme en zieke medezusters op te richten7. Een oorkonde uit de 18de eeuw berustend in het archief van de St.-Pietersabdij stelt dan “Den begynhove van Sinte Aubert, geseyt Portacker gesticht omme daerin te wonnen de aerme begijnen van Sinte Elisabeth ende van Terhoyen, die hun niet en konnen gehauden in de jnfermerye van deselve hoven met den onderhaut ende provance, naer de noodt van haerlieder siekten…”.8 De Potter9 merkt op dat deze vermeldingen niet overeenkomen met het charter van 1278 bezegeld door gravin Margaretha van Constantinopel aan de baljuw en de magistraat van Gent “dat eene groote menigte begijnen woonden buiten de beide bestaande hoven (Ste Elizabeth en O.-L.-Vr. ter Hooie) en dat deze, in dagen van krankheid of ziekte, niet in de ziekenhuizen dier hoven kunnende opgenomen worden, haar gebeden hadden om eene wijkplaats te mogen hebben ten Poortakker, waar zij de noodige zorg zouden bekomen”. Gebaseerd op deze akte en door het terugvinden van een Doornikse hardsteen tijdens opgravingen in het begijnhof waarin de volgende tekst gebeiteld staat: “BEGGINAGIUM S. AUBERTI DICTUM POORTACKER AN.1278” wordt thans 1278 algemeen aanvaard als stichtingdatum10. De stichting van dit begijnhof moet men tussen de twee vooropgestelde data plaatsen. In mei 1264 schonken de pastoors van de Gentse St.-Janskerk (thans: St.Baafskathedraal) een terrein aan de twee beheersters van Poortakker, o.a. aan Geertruda en Avezoete, om aldaar een begijnhof op te richten. Deze geestelijken schonken daarbij een rente van 8 schellingen grootte per jaar om de gemeenschap te voorzien in het onderhoud11. We mogen deze akte zien als de stichting van het Poortakkerbegijnhof. Dit goed, samen met de aanpalende gronden die de prelaat van de St.-Baafsabdij verkocht aan de zusters, vormden de kern van het St.-Aubertusbegijnhof. Verder merken we op dat tot voor kort Poortakker een beeld van St.-Aubertus bezat, dat stilistisch te dateren is tussen 1260 en 1270. Waarschijnlijk heeft men dit beeld kort na de stichting laten vervaardigen. De datum juni 1278 heeft enkel maar betrekking op het in bescherming nemen van het begijnhof door de gravin. Een maand nadien bezegelde haar zoon Gewijde van Dampierre deze erkenning met een beschermingsbrief. Vanaf die periode werd de naam Poortakker alleen nog gebruikt ter aanduiding van het begijnhof en niet voor het gebied (zie hoger)13. We mogen Poortakker niet benaderen als een begijnhof dat zich manifesteerde als een stad binnen een stad, zoals de twee hoger vermelde begijnenge-

21


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 22

Poortakker: de kapel; Gent, Stadsarchief

22


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 23

meenschappen. Pater Lucas Luyts definieerde de begijnen als “vrome vrouwen” die door vroomheidsideaal buiten een gevestigde kloosterorde verbleven en geleidelijk kwamen tot een geheel eigen organisatie en instituut14. Aan de grondslag van dit instituut lag de sociale en economische toestand van de 12de en 13de eeuw. In die periode was het aantal vrouwen overwegend. De oorzaak hiervan waren de oorlogen, maar ook de kruistochten, waardoor het aantal mannen drastisch verminderde. Tal van weduwen en jonge meisjes waren dan ook niet in de mogelijkheid om een gezin te stichten, waardoor ze gedwongen werden om een levensstaat te zoeken buiten het huwelijk. Niet iedereen voelde zich geroepen om zich terug te trekken binnen de kloostermuren. In overeenkomst met het geloof begon men volgens het principe van de naastenliefde te helpen en vestigden “vrome vrouwen” zich in de nabijheid van lazerijen, leprozerieën en gasthuizen. Al vlug waren er te veel vrouwen die zich aanboden als helpsters en er moest dan ook naar een nieuwe structuur gezocht worden van ordening door zich te verenigen in een zelfde stad in kleine of grotere groepen. Aan het hoofd van dergelijke gemeenschappen stond een “meesterigghe” (= meesteres) en tevens een priester, die er aan verbonden was. Er werden voor deze vrouwen missen opgedragen in een aangewezen parochiekerk en om de veertien dagen moesten ze aanwezig zijn in het kapittel voor de schuldbekentenis. Zij woonden echter verspreid en hadden hun eigen woonst. Uit deze spirituele sociale groeperingen groeide de drang om te gaan samenwonen, niet alleen voor belijdenis maar ook om hun eigen levenswijze veiliger te stellen. Al werkte elk voor eigen rekening, door in gemeenschap te gaan wonen werden de kosten van het levensonderhoud verminderd. Hieruit groeide in de Nederlanden een nieuw fenomeen: de begijnhoven15. In andere landen alsook in Wallonië kwam men meestal niet verder dan tot het stadium van Begijnenhuizen of groep van Begijnhuizen verspreid in de steden16. Hierbij aansluitend moeten we ook Poortakker op dezelfde manier benaderen. Om die reden wordt in verloop van tijd dit begijnhof ook “Spittale van Portackere”, “Godshuis van Poortakker” en “’t godshuus van St.-Aubertus” of “van St. Obrecht” genoemd. Het begijnhof kon 18 kostgangers herbergen. Het burgerlijk toezicht werd waargenomen door twee voogden aangesteld door de Gentse schepenen. In deze functie moesten de voogden of gouverneurs in de 18de eeuw 18 pond 13 schellingen en 4 deniers parisis betalen aan het godshuis om te kunnen besteed worden aan de begrafenissen van de betrokkenen. Het dagelijkse beheer werd bestuurd door de grootjuffrouw. Om te kunnen toetreden tot het begijnhof werd een grondig onderzoek ingesteld. Bij de intrede werd gevraagd naar de schulden, een huwelijks- of

23


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 24

kloosterbelofte, de verplichting (als straf) tot bedevaart en besmetting. Van de begijnen werd gehoorzaamheid aan de voogden en de grootjuffrouw geëist. Zij moesten vriendelijk en ordelijk zijn. Verder moesten zij de missen bijwonen in het godshuis ter nagedachtenis van de overleden weldoeners en de beheerders. Tot hun werkzaamheden behoorde ook huiselijke verrichtingen bij burgers en ziekenoppas. De afhankelijkheid van dit begijnhof aan één of beide ommuurde Gentse begijnhoven kan men verlaten, daar de overste met of zonder beheerders optrad bij transacties zonder tussenkomst van het bestuur of de grootjuffrouwen van Ter Hooie of van St.-Elisabeth. Vroegtijdig kon het begijnhof beroep doen op financieel krachtige families. Reeds in 1282 schonk Catharina Bruusch, een lid van een belangrijke Gentse familie, 13 pond groote aan de instelling, bezet op gronden te Drongen en in de Hassels en belast met een eeuwig durende jaargetijde. Dit jaargetijde betekende voor de begijnen dat zij jaarlijks zouden voorzien worden van een gift, zoals het bedelen van wijn, vlees of brood. Tot in de 18de eeuw bleef deze schenking in gebruik bij jaardiensten17. Tijdens het Ancien Régime stichtten talrijke vooraanstaande personen uit belangrijke Gentse families in het Poortakkerbegijnhof missen en jaargetijden, die we terug vinden in het “Gebeden-boeck, jaer-getyden, reghel ende aflaeten rakende de Provenderige Begynen van ’t Begynhof van St.-Aubertus gheseyt ‘Poortacker” gedrukt in 1714. Op 25 september 1290 werd het goed uitgebreid door de schenking van Dierick Labaen met het oud beluik der Beggarden of Bogaarden in Onderbergen18 en verschillende woningen, die hij bezat op Poortakker, o.a. twee huizen die paalden aan de Gracht (= Oude Houtlei)19. In 1292 werd de kapel gewijd aan de H. Aubertus of Obbrecht ingehuldigd. Een kapelaan van Sint-Baafs verzorgde de eredienst20. De kapel werd gefundeerd door Jan uten Hove, die er direct wekelijks twee missen op maandag en vrijdag stichtte. Hierbij aansluitend stichtte21 Jacob uten Hove een wekelijkse requiemmis. De goederen van het begijnhof gelegen langs de andere zijde van de Oude Houtlei in Onderbergen en de Ieperstraat werden in 1296 aanzienlijk uitgebreid met de schenking van dominicaan Pieter uten Hove, die eveneens twee huizen in de buurt van de Bestormpoort nabij de ingang van het begijnhof aan de Oude Houtlei schonk. Het grote huis van Simoen Hannesoete gelegen in de Vuilsteeg (= Schouvagersstraat22) en palend aan de instelling werd in die periode verworven voor 42 pond. Op het stadsplan van Jacques Horenbaut (1619) bemerken we dat de gebouwen van dit begijnhof rond een middenplein gebouwd waren23. In die periode

24


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 25

was het begijnhof reeds langs vier zijden voorzien van bebouwing (thans: Holstraat, Schouwvagersstraat, Oude Houtlei en Wellinckstraat). Te oordelen aan de latere stadsplannen was de toegang gelegen aan de Oude Houtlei, de plaats waar thans ook de ingang gevestigd is van het Poortakkerhotel. In het begin van de 14de eeuw werden de begijnhoven bedreigd en wisten nauwelijks aan een afschaffing te ontkomen. In het Concilie van Vienne (1311) werden de begijnen veroordeeld wegens ketterij en moest hun samenleving ontbonden worden. In navolging van de begarden, de mannelijke tegenhanger van de begijnen, hadden zij zich laten leiden door dwaling. Op het concilie werd zelfs gesteld dat zij in opstand kwamen tegen het wereldlijke en geestelijke gezag, zij predikten zelfs valse leerstellingen over de H. Drievuldigheid en andere geloofspunten. De betreffende bullen van paus Clemens V werden officieel overgemaakt door de bisschop van Doornik aan de deken van Gent in 1317. Dit betekende dat de begijnen ontbonden werden en hun goederen overgemaakt moesten worden aan de bisschop om er over te beslissen. De graaf van Vlaanderen Robrecht de Béthune en vooraanstaande geestelijken o.m. de bisschoppen van Doornik en Kamerijk zonden op 10 januari 1320 een smeekschrift naar paus Johannes XXII ten gunste van de begijntjes. Reeds op 30 december 1320 stelde paus Johannes XXII dat er een onderscheid moest gemaakt worden tussen de afzonderlijk wonende begijnen in de steden, die aan gevaar van dwaling onderworpen waren en degenen die in begijnhoven woonden, m.a.w. tussen de zgn. “slechte” en de “goede” begijnen. Op 8 maart 1321 werd deze bullen door de officialiteit van Doornik aan de dekenij van Gent bezorgd. De begijnhoven van Elisabeth en ter Hooie gingen -door het eerherstel van de paus, beschermd door de bisschoppen en de graven van Vlaanderen- een tijdperk van opbloei tegemoet24. Voor Poortakker was deze beslissing niet volledig gunstig, daar dit begijnhof geen besloten hof was. Nadat de gemoederen bedaard waren, werd in 1326 het begijnhof in bescherming genomen door Lodewijk van Nevers, graaf van Vlaanderen. In 1386 werd door Filips de Stoute, hertog van Bourgondië, deze erkenning opnieuw bevestigd. Everdij de Gruutere, overleden op 7 april 1360, stichtte een kapelanij belast met drie missen in de week. In 1372 kwamen daar nog twee missen in de week bij op maandag en op donderdag gefundeerd door Jan Cops. De familie van Vaernewijck begunstigde in de loop der eeuwen Poortakker en enkele familieleden werden er in de kapel begraven25. In 1467 verhuurden de begijnen een deel van de tuin (thans deel uitmakend van het Hoger Technisch Instituut Sint-Antonius) met een woning in de Wellinckstraat.

25


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 26

Wapenschild familie van Vaernewijck

In een charter van de St.-Pietersabdij van juli 1502 wordt het begijnhof vermeld als “hospitali Sancti Dionisii in Portackere”. Waarschijnlijk verwijst men hier naar de wijding van de kapel van Poortakker op 10 oktober, de feestdag van St.-Dionisius. Deze dag werd trouwens elk jaar herdacht in het godshuis. De kapel was gewijd aan Sint-Catharina. Dit kleine zaalkerkje in gotische stijl was bekroond met een zadeldak waarop een dakruiter met een klokje stond. Prachtig waren de grote spitse ramen die het interieur verlichtte. Boven de ingangsdeur aan de Houtlei stond in een Doornikse hardsteen gebeiteld in gotisch schrift: “Beginagium Sti Auberti dictum Poort-Acker, fundatum An(n)o 1278”. Deze steen was verdwenen tijdens de afbraak van de kapel. Tijdens renovatiewerken werd deze blauwsteen onlangs teruggevonden en ter plaatse ingemetseld in de muur. In de loop der eeuwen werd een eenvoudigere kapel gebouwd gewijd aan O.L.Vrouw van de bijstand, die van het hoofdgebouw gescheiden was door een lage houten afsluiting. Het interieur kennen we door de 19de eeuwse beschrijvingen. Het hoofdaltaar was uitgevoerd in blauw en roodgevlamde marmer. Onderaan was er een witmarmeren tombe. In de muur waren verschillende koperen platen aangebracht met de vermeldingen van de verschillende fundaties, o.a. deze van Elisabeth de Baenst, weduwe van de hoger vermelde stichter van de kapel Jan uten Hove en van hun afstammeling Jan ten Hove. Bernaard van der Straeten beschreef in de 19de eeuw deze plaat op de volgende manier: “In St.-Jans capelle daer staet een groot bleck, daer inne staen sommige diensten beset van Jan uten Hove, raed mijns gheduchts heeren hertoghs Jan van Burgondien, een van de voochden van mijns gheduchts heeren sweeghs van desen godshuus van 26


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 27

Poortackere, anno 1434”. Opvallend is dat deze kapel gewijd aan SintCatharina de “St.Jans capelle” genoemd wordt. De Potter (o.c.) veronderstelt dat dit gedaan werd ter ere van de begiftiger. Talrijke grafstenen trof men aan ingewerkt in de muren en tussen de bevloering. Rechts naast het hoofdaltaar bevond zich een witmarmeren sepulture met een wapenschild:

D.O.M. Hr ENDE MR ZEGERUS IGNATIUS VAN DE VIVERE PRB. ENDE LICENTIAET INDE RECHTEN, PROTON, APOST. ENDE (SIC) JAEREN GOUVERNOUR VAN TBEGYNHOF VAN ST AUBERT GHESEYT POORTACKER, HEEFT HIER GEFUNDEERT DRY EEUWIGHE JAERGETYDEN MET UYTDEELINGHEN VAN BROODT, 1° VOOR SYNE SIELE, OVERL. 31 DECEMBER 1738; 2° VOOR DE SIELE VAN SYNEN VADER DHR. ENDE MR FRANS VAN DE VIVERE, GHEWEEST 30 JAEREN RAEDTPENSIONNARIS TER STADT VAN GHENDT, ENDE 32 JAEREN GOUVERNEUR VAN HET BEGYNHOF OVERL. DEN 2 MAERTE 1695; 3° VOOR DE SIELE VAN SYNE MOEDER JOE ISABELLA MUYTINC, OVERL. 6 JANUARI 1678, MIDTGADERS HEEFT DR. ENDE MR. JAN-BAPT. VAN DE VIVERE, OOCK 36 JAEREN RAEDTPENSSIONNARIS DER SELVE STADT, HIER GEFUNDEERT EENE EEUWIGHE MISSE ALLE SONDAGHEN VAN ’T JAER, MET EENEN DE PROFUNDIS VOOR SYNE SIELE, OVERL. 16 SEPT. 1714. ENDE SYNE HUYSVRAUWE JOFE CATHARINE FRANÇOISE DE JONGHE, OVERL. ENDE SYNE NAERCOMMERS. BIDT VOOR DE SIELEN

Daaronder bevond zich een koperen grafplaat met een kruis en wapenschilden, die op bevel van de Franse overheersers op het einde van de 18de eeuw verwijderd werd. Tijdens de Franse omwenteling werden christelijke symbolen en heraldische tekens vernietigd omdat dit in strijd was met de republikeinse ideologie. In het midden van het koor trof men op een witte grafzerk voorzien van een wapen: 27


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 28

D.O.M. MONUMENTUM D. PETRI ANDREA GOETHALS, CONSILIARII IN CONSILIO FLANDREA, QUI PER XII ANNOS HUJUS BEGGINAGII STI AUBERTI TUTOR SEU GUBERNATOR ET FUNDATA HIC HEBDOMADALI MISSA, OBIIT XXVII JUNII MDCCXXI. R.I.P.

Verder vermelden we nog de grafsteen van de familie de Block met de wapens van de families de Block, uten Hove, van Vaernewijck en Licxander in de kapel op een niet nader te bepalen plaats:

HIER LIGHT BEGRAVEN GHISELBRECHT DE BLOCK, JANS SONE, DIE STARF INT JAER M.CCCC. BIDT VOOR DE ZIELE HIER LIGHT JOE ALEXANDER VAN VAERNEWIJCK, SANDERS DOCHTER, GHISELBRECHTS BLOCX WIJF WAS, DIE STARF INT JAER M CCCC…

Het kleine oratorium bezat een zeer waardevol schilderij. Filip Spruyt26 vermeldde ze omstreeks 1790 in zijn inventaris van kunstwerken in openbaar en privaat bezit te Gent in: « Le Béguignage de Saint-Hubert, ditte de Poortakker. Un tableau antique à deux pans; sur l’un est une Sainte Famille et sur l’autre le Tribut de Juda, peint par Huges Van der Goes ». Dit werk was in de 19de eeuw nog aanwezig in de Poortakkerkapel: « Men trof er eene kleine schilderij aan, met twee luiken, voorstellende de H. Maagd, het goddelijk Kind met beide handen vasthoudende; op den sluier, welke haar hoofd bedekte, was een klein kruis geschilderd; op den rechter schouder, eene star; op het achterplan waren afgebeeld de vaders van het geslacht van Juda. Er was veel verguldsel aan dit tafereel, dat behoorde tot de school der XVe eeuw”27. Hugo Van der Goes (ca. 1430-1482) wordt samen met Jan van Eyck (ca 13921441) beschouwd als de belangrijkste schilder van de 15de eeuwse Vlaamse schilderschool, die men ten onrechte Vlaamse primitieven noemt. Reeds in

28


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 29

Gerard David, De Boom van Jesse, Lyon Musée des Beaux Arts

zijn tijd werd Hugo van der Goes zeer hoog gewaardeerd: “zijn gelijke is langs deze kant van de bergen (Alpen) niet te vinden”. Van deze vermaarde kunstenaar zijn slechts een 16-tal werken tot ons gekomen. Tijdens de beeldenstorm werden de meeste van zijn schilderijen vernietigd28. We hebben van deze verloren geraakte werken een vrij goed beeld door de talrijke eigentijdse kopieën29. Hoewel we thans niet meer weten waar dit schilderij uit de Poortakkerkapel zich bevindt, hebben we er een duidelijk beeld van aan de hand van deze beschrijvingen. Het gaat hier duidelijk om een diptiek met een voorstelling tegen een gouden achtergrond. Op het voorste plan was de H. Familie afge-

29


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 30

beeld. Maria was getooid met een sluier en voorzien van een kruisje. Op de rechter schouder droeg ze een ster. Op het tweede plan waren de mannelijke voorouders van Maria afgebeeld van het geslacht van Juda. Deze beschrijving roept direct een compositorische opstelling van De Boom van Jesse voor ogen. Uit de epigonie van Van der Goes kennen we twee voorstellingen, die beantwoorden aan deze beschrijving. Het eerste voorstellende “De boom van Jesse” (Lyon, Musée des Beaux-Arts) wordt toegeschreven aan Gerard David en/of

Meester W met de sleutel, De boom van Jesse.

30


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 31

aan zijn atelier. Het brengt de profetie van Isaias (XI: 1-3) in beeld, die vermeldt dat de Messias een descendent zou zijn van het geslacht van Jesse. Op het eerste plan is Sint-Anna-te-Drieën (H. Anna-O.L.-Vrouw en Jezus) afgebeeld. Volgens de Legenda Aurea trouwde de H. Anna driemaal en kreeg zij drie dochters, die allen de naam Maria droegen en elk had een nageslacht. Deze staan hier afgebeeld in een Boom van Jesse. Bovenaan in het midden bemerken we O.-L.-Vrouw het kind met beide handen vasthoudend. Rechts van haar houdt Jozef een boek vast. Onder de Maagd is Joachim afgebeeld. Langs beide zijden verschijnen de twee halfzusters met de stiefvaders van O.-L.-Vrouw. Samen met hun echtgenoten en afstammelingen worden ze achter de troon van de H. Anna afgebeeld voor een gouden achtergrond. De schenkers onderaan het paneel samen met hun patroonheiligen, de heiligen Aaron en David, trof men volgens de beschrijving van het Gentse paneel niet aan op het schilderij te Poortakker. Mogelijks stonden hier de schenkers op de zijluiken afgebeeld. Dit schilderij te Lyon daterende uit de eerste kwart van de 16de eeuw werd voor het eerst vermeld in 1866 door Waagen30. Een tweede voorstelling van Van der Goes’ voorstelling kennen we dankzij een gravure van Meester W met de sleutel. Deze gravure staat qua stijl en klederdracht dichter bij de stijl van Hugo van der Goes, dan de voorstelling te Lyon. Friedländer31 is van mening dat beide werken teruggaan op eenzelfde verloren (?) gegaan origineel. Iconografisch past de thematiek van het schilderij bij de Gentse laatgotische schilderkunst. Talrijke Gentse schilderijen daterende uit het laatste kwart van de 15de eeuw en het begin van de 16de eeuw hebben tot voorstelling de vermaagschapt van de H. Anna die afgebeeld wordt met haar descendenten. Deze werken vertonen daarbij een invloed van Hugo van der Goes. Dat deze iconografie een grote verspreiding kende in de Arteveldestad is niet verwonderlijk, daar de H. Coletta en haar zusters – die verbleven in het klooster aan de Gentse Goudstraat – de vermaagschapt van de H. Anna proclameerde. Laat ons hopen dat deze beschrijving het in de 19de eeuw verdwenen schilderij uit de Poortakkerkapel terug te voorschijn laat komen. En misschien mogen we hier ook de hoop opperen dat dit schilderij mogelijks van de hand is van onze wereldberoemde Gentse schilder: Hugo van der Goes. Het kleine bidhuis bewaarde verder een belangrijk beeld gewijd aan de patroonheilige van dit begijnhof: Sint-Aubertus32. Deze gemijterde heilige houdt een boek en een kromstaf vast, zijn attributen. Dit bijna onbekende beeld heeft een groot belang voor de evolutie van de regionale beeldhouwkunst. Deze houtsculptuur is één van de eerste voorbeelden van de nieuwe gotische kunst in onze gewesten waarbij ook de lokale heiligen regelmatiger voorkomen. Een kunst die in de tweede kwart van 14de eeuw haar intrede deed

31


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 32

in het noordelijke deel van Frankrijk en die kort daarna ook een ingang vond in onze gewesten. Het beeld is reeds duidelijk volplastisch en heeft een volume. De nobele trekken van het gelaat tonen duidelijk een verwantschap met de wereldberoemde “Beau Dieu� van Amiens. Het beeld vertoont reeds juiste proporties. De typische hoekige gotische plooienval is aangepast aan de

Sint-Aubertus (voor en na de polychromie), Gent, Sint-Baafskathedraal

32


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 33

natuurlijke houding van het personage. Het draperingschema, dat op een savante wijze de verticale lijnen met de schuine verbindt, verwijst naar de klassieke Noord-Franse portaalplastiek. Door de verwantschap met de apostelfiguren van de Sainte-Chapelle te Parijs, gekenmerkt door een rustigere voornaamheid, mogen we dit beeld dateren kort na 1260. Stilistisch vertoont het beeld ook een verwantschap met de St.-Blasius van het diocesaans museum van Namen, een werk uit dezelfde periode, dat een gelijkaardige Franse invloed verraadt. We mogen aanvaarden dat het beeld kort na de stichting van Poortakker vervaardigd is geworden. Door de herkomst wil men het beeld van Sint-Aubertus onderbrengen in de Gentse kunst, maar stilistisch laat het zich inlassen in de Franse beeldhouwkunst van het derde kwart van de 13de eeuw. Een onderbrenging in de Gentse school laat zich verantwoorden door een gegraveerde steen uit de Gentse St.-Pietersabdij met als voorstelling twee profeten (fragment)33 en de blokvormige steen met op de voorzijde en op de twee zijkanten de H. Petrus als sleutelhouder uit de Gentse St.-Baafsabdij34. Deze gegraveerde stenen vertonen dezelfde kenmerken als de H. Aubertus. Dit beeld, dat steeds bewaard is gebleven in de kapel van het Poortakkergodshuis, werd in het eerste kwart van de 20ste eeuw hergepolychromeerd. Toen het Poortakkerbegijnhof in 1999 omgevormd werd tot hotel, werd het beeld overgebracht naar de Gentse St.-Baafskathedraal, waar het thans in de crypte bewaard wordt. Op het einde van de 18de eeuw was het middenplein van het begijnhof (cfr. supra) nog slechts langs twee kanten bebouwd. Op het stadsplan van Goethals (1796) bemerken we dat de achterzijde toen reeds herschapen was tot een grote tuin. Deze tuin zal later omgebouwd worden tot enkele afdelingen van het Hoger Technisch Instituut Sint-Antonius. Zoals voor talrijke religieuze instellingen werd ook dit godshuis tijdens de Franse tijd (1794-1814) opgeheven (cfr. supra) en werd herdoopt tot hospice n° 4. Oorspronkelijk mochten de begijnen, die hun pij moesten afleggen, als huurders ter plaatse Graaf Joseph de Hemptinne

33


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 34

blijven wonen en de verzorging van zieken en ouderlingen verder zetten. Maar tenslotte werden de laatste kostgangers verhuisd naar het Oude Vrouwenhuis van het Groot Begijnhof36 te Sint-Amandsberg, waar ze hun taken verder zette. Zoals de andere begijnhoven werd Poortakker genationaliseerd en aan de dienst Burgerlijke Godshuizen geschonken. Het was echter veel later door de afschaffing van alle kleine godshuizen door de antiklerikale magistraat dat in 1861 het Poortakkerbegijnhof gesloten werd.

6c) Het klooster van de ‘Dames van de Eeuwigdurende Aanbidding’ Het stadsbestuur verkocht kort nadien (1863) het volledige begijnhof dat voor 105.000 Bfr. gekocht werd door graaf Jozef de Hemptinne37. De vervallen gebouwen werden in 1864 gesloopt. Hij stichtte er het klooster van de ‘Dames van de Eeuwigdurende Aanbidding’, bijgenaamd de ‘Religieuzen van de Eucharistie. Hij trad hiermee in de voetsporen van zijn voorvaderen die talrijke abdijen en kloosters stichtten38. De religieuze vereniging, genaamd de ‘Dames van de Eeuwigdurende Aanbidding”, was in 1851 gesticht door gravin Anna Meeus (1823-1904). Een huurcontract voor een periode van 99 jaar werd gesloten tussen de religieuzen en de Hemptinne. Zij betaalden jaarlijks 3.930 Bfr. huur. Reeds op 12 mei 1864 namen de zusters hun intrek in hun nieuw onderkomen.

“Ja koevoet, ‘t es beter dan boulie, moar madame de predikant é liever nen end sossie” Door het drukbezette leven van Joseph de Hemptinne hield zijn vrouw Pauline Gonthyn, dochter van een bankier, zich bezig met de socio-culturele en religieuze zaken waaraan haar man zijn steentje had bijgedragen. Ze werd hierbij gesteund door Josephs zuster Marie de Hemptinne, die zich vooral bezighield met de opvoeding van katholieke arbeiderskinderen. Soms waren hun optredens en stellingen radicaal te noemen. In dat verband vermelden we een artikel verschenen op 24 september 1865 in de Gazette van Gent: “Gisteren had er een soort vrouwenoproer op de Houtlei plaats. Volgens geruchten zou het volgende zijn voorgevallen. Sedert enige tijd werden er sermoenen voor vrouwen gegeven door Gentse dames in het kerkje van Poortakker. Het onderwerp van de sermoenen zou geweest zijn het middel om met veertien stuivers daags in een werkmansgezin ordentelijk te leven. De predikante zou voorgesteld hebben: afschaffing van de koffie, die zou vervangen worden door een afkooksel van kruiden, die men ‘s zondags op de buiten zou gaan trekken; het recept om 34


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 35

soep te maken: water, een koevoet en wat roggebrood; hierbij vier kg. aardappelen en azijnsaus. De vader zou drie maal per dag bij het eten een roggeboterham met boter vermengd met meel krijgen”. De volgende dag publiceerde Le Bien Public, dat de geruchten vals waren en dat de dames in Poortakker zich niet met huishoudelijke zaken bezig hielden, maar met christelijk onderwijs. Als gevolg hiervan schreef de presocialistische flamigant Emiel Moyson (1838-1868)39 het welbekende brutale liedje40, dat luidkeels gezongen werd op het carnaval van 1867 te Gent. Dit goedje doet ons sterk denken aan de gastronomie van het Gentse tuchthuis, waar men ook de benen nog kookte tot een gelei. Merkwaardig is dat niemand in dat strafhuis ooit een opmerking gemaakt heeft over dit maal41. Op 26 april 1869 kocht de Hemptinne twee huisjes langs de rechterzijde van de ingang. Vermoedelijk werden deze gebouwen ingericht als een tehuis voor jonge meisjes uit arbeiders milieus42. In 1873 lieten de zusters de resterende oude gebouwen, waaronder de 13de eeuwse gotische kapel, slopen om er in de plaats een neogotisch convent en kapel te bouwen naar het ontwerp van Florimond Van De Poele43. Wellicht werd de Hemptinne hierin gestimuleerd door zijn vriend en promotor van de neogotiek in België, nl. Jean-Baptiste Béthune44.

Poortakkerbegijnhof, Fragment uit de Sanderuskaart 1641 (Gent, Stadsarchief) 1 Oude Houtlei, 2 Schouwvagersstraat, 3 Wellinckstraat, 4 Holstraat, 5 Poortakker.

35


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 36

Op 21 mei 1873 legde bisschop Bracq de eerste steen van de nieuwe kapel. Een jaar later was het nieuwe klooster met de kapel reeds gebouwd. Het interieur werd aangekleed door het team van Jean-Baptist Béthune45. Nadat in 1905 de tuin en de twee hoger vermelde huizen rechts van de ingang verkocht werden door de dochter van de stichter Agnes de Hemptinne46 verkocht zij op 23 september 1919 het Poortakkerklooster aan de congregatie die het bewoonde47. Tot aan de verkoop in 1998 bewoonden de nog overblijvende ‘Dames der Eeuwigdurende Aanbidding’ het klooster, dat in de 20ste eeuw omgevormd was tot internaat voor meisjes48. Het klooster moest wijken voor een hotel, dat thans de naam draagt van Poortakker. De nieuwe eigenaar liet het gebouw herstellen, maar behield gelukkig de indeling ervan. Naast hotel worden er tevens culturele activiteiten ingericht.

M.A.(L.) van Elslande Rudy Hoofddocent Antiekopleiding Syntra Midden-Vlaanderen Campus Waasland

NOTEN G. BROGET, Aan de Houtlei vroeger en nu, in: Ghendtsche Tydinghen, 22ste jg., 1993, nr. 1, blz. 6-7. 2 R. COUSSENS - C. FRIGNE - M. MICHIELS – R. VAN DER STRAETE, Een huis in beweging Gedenkboek uitgegeven naar aanleiding van de inwijding nieuwbouw PMS-Centra A. Lerno, Gent, 1998, blz. 10-11. 3 In maart 1988 ontdekte men bij wegenwerken restanten van deze poort; M. C. LALEMAN, Poel, Torrepoort, in: Stadsarcheologie, 12de jg. (1988), nr. 2, blz. 39-40. 4 R. COUSSENS - C. FRIGNE, M. MICHIELS – R. VAN DER STRAETE, o.c., blz. 13. 5 J.J. STEYAERT, Volledige beschryving van Gent of geschiedkundige beschouwing van deze stad en hare bewooners, de merkwaerdigste gebouwen, gestichten en maetschappyen, de beroemde Gentenaren, enz., Gent, 1857, blz. 219. 6 M. MICHIELS, Poortakker 1260-1998, in: Ghendtsche Tydinghen, 30ste jg., 2001, blz. 54. 7 C. L. DIERICX, Mémoires sur la ville de Gand, II, Gent 1814-1815, blz. 647. 8 F. DE POTTER, Gent van den oudsten tijd tot heden, Geschiedkundige beschrijving der stad, dl. VIII, Gent z.d., blz. 324-341. 9 Ibidem. 10 G. BROGET, o.c., blz. 6. 11 A. VAN LOKEREN, Histoire de l’abbaye de Saint-Bavon, dl. I, Gent 1855,blz. 216. 12 Over de houding van deze prelaat ten opzichte van de verkoop aan deze begijnen nemen we 1

36


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 37

geen standpunt in; cfr. C.L. DIERICX, Mémoires sur la ville de Gand, dl II, Gent 1814-1815, blz. 641-645; DE POTTER, o.c., blz. 330. 13 R. COUSSENS - C. FRIGNE - M. MICHIELS - R. VAN DER STRAETE, o.c., blz. 11. 14 L. LUYTS, Het Groot-Begijnhof van Sint-Elisabeth in het verleden en zijn heden, Gent St.-Amandsberg 1978, blz. 7-13. 15 A. ERENS – O. PRAEM, De begijnhoven in Vlaanderen, Leuven z.d., blz. 12; L.J.M. PHILIPPEN, Begijnhoven en spiritualiteit, in: Ons Geestelijk Erf, 1929, blz. 167-173; A. MENS, De Begijnenbeweging in de Nederlanden, in: Vlaanderen door de eeuwen heen, dl. II, Brussel 1952; A. STEFENS, De sociaal-economische betekenis der Begijnhoven, in: De Begijnhoven, Antwerpen 1931, blz. 20-30; L.J.M. PHILIPPEN, De begijnhoven, Oorsprong, Geschiedenis, Inrichting, Antwerpen 1918, blz. 41-139; G. VAN BEVER, Les Béguinages, Brussel 1944, blz. 5-6. 16 L. LUYTS, o.c., blz.16. 17 Floris-Bonaventura van Vaernewijck, heer van Lembeke en Diependale stichtte op 10 september 1712 vier jaardiensten waaraan telkens het uitdelen van 24 broden, waaronder 10 voor de begijnen, verbonden was. 18 DE POTTER, o.c., blz. 142-149. 19 DE GHELLINCK D’ELSEGHEM, Chartres et documents concernant la famille de Vaernewijck, dl. I, Gent 1899. 20 N. GOOSSENS, Poortakker (1278-1861), Oude Houtlei nr. 46, in: cat. tent. 8 eeuwen Gentse ziekenhuizen, Gent Museum Arnold Vander Haeghen 13-2/13-3-1993, blz. 49-50. 21 “Eerst van eender lampte vul olyen die Jan uten Hove de wardein, fondateur vander zelver cappelle, ordeneerde ende begheerde nacht ende dach gheberrent te hebbene jnde vors. Cappellevan Sente Cathelinen, daer voren hij jaerlicx gaf XII s. gr.”, DE POTTER, o.c., blz. 334. 22 R. VAN ELSLANDE – A. DE KRAKER, De familie Horenbault: renaissance kunstenaars en cartografen te Gent en daarbuiten (ca 1460 tot ca 1630), in: Jaarboek van de Vier Ambachten, ter perse. 23 Ibidem. 24 L. JOOS, Begynhof O.L.Vrouw ter Hoye Geschiedenis en gids, Wetteren 1934, blz. 19-22. 25 Alexander van Vaernewijck, die reeds in 1382 het begijnhof begunstigde werd er begraven volgens zijn verlangen in grove pij der Minderbroeders; Gent, Stadsarchief (verder vermeld als S.A.G.), Staten van goed, 1382-1383, f° 44 v°. Isabella van Vaernewijck, vrouw van Nicolaas uten Hove stelde in 1416 een jaarlijkse rente vast ten voordele van het “godshuuse van Portackere” van twee pond groote om wit laken te kopen voor de vervaardiging van de kledij der proveniersters; S.A.G., Staten van goed 1416-1417, f° 21 v°.. 26 F. SPRUYT, Description de tous les tableaux que renferment les églises, couvents, communautés de la ville de Gand, capitale de la Flandre autrichienne, avec une notice des mausolées, figures de marbre et autres monuments de cette espèce. On y a joint le nom des auteurs des différentes pièces indiquées avec quelques particularités les plus saillantes de leur vie aussi bien qu’un jugement court et caractéristique de leurs productions…, Gent ca. 1790; gepubliceerd door E. DUVERGER, Filips Spruyt en zijn inventaris van kunstwerken in openbaar en privaat bezit te Gent (ca. 1789-1791), in: Gentse Bijdragen tot de Kunstgeschiedenis en de Oudheidkunde, dl. XIX (1961-1966), blz. 201. 27 DE POTTER, o.c., blz. 335. 28 R. VAN ELSLANDE - A. EVRARD, Een Kruisiging van Hugo van der Goes te Vosselare, in: Het Land van Nevele, 14de jg., 1983, nr. 4, blz. 271-305. 29 R. VAN ELSLANDE - A. EVRARD, Van der Goes’ muurschildering “David en Abigaïl”, in: Ghendtsche Tydinghen, 12de jg., 1983, nr. 1, blz. 41-48.

37


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 38

G.F. WAAGEN, Die vornehmsten Kunstdenkmäler in Wien, dl. I, Die K.K. GemäldeSammlungen im Scholl Belvedere und in der K.K. Akademie. Die Privatsammlungen, Wenen 1866, blz. 184. 31 M.J. FRIEDLÄNDER, Early Netherländish Painting, dl. XIV, Leiden-Brussel 1971, blz. 105. 32 R. DIDIER - J. STEYAERT, De beeldhouwkunst der middeleeuwen, in: Cat. tent. Gent 1000 jaar kunst en cultuur, Gent Museum voor Schone Kunsten 19-4/29-6-1975, blz. 448-449, nr. 519, ill. CXX-CXXI. 33 R. DIDIER – J. STEYAERT, o.c., blz. 449, nr. 520. 34 A. VAN DEN KERKHOVE – J. BALDEWIJNS, Museum voor Stenen voorwerpen (Ruïnes van de Sint-Baafsabdij) Gids voor de bezoeker Stad Gent, Gent 1986, blz. 48, nr. 133; R. DIDIER – J. STEYAERT, o.c., blz. 450, nr. 521. 35 L. MAETERLINCK, La pénétration française en Flandre une école préeyckienne inconnue, Brussel 1925, blz. 18-19 vermeldt: «la reproduction (d’une photographie) que nous en donnons à, heureusement, été fait avant sa restauration et le renouvellement déplorable de sa polychromie». 36 N. GOOSSENS, Poortakker (1278-1861), Oude Houtlei nr. 46, in: cat. tent. 8 eeuwen Gentse Ziekenhuizen, Gent Museum Arnold Vander Haeghen 13-2/ 13-3-1993, blz. 43-44, nr. 8. 37 M. STEELS, Joseph de Hemptinne, in Ghendtsche Tydinghen, 15de jg., 1986, blz. 165-168. 38 Reeds het oudst bekend familielid ridder Stassin de Hemptinne stichtte in 1250 de abdij van Boneffe. 39 A. BRACKE, Emiel Moyson, eenzame strijder op twee fronten, in: Mens en taak, 9de jg., 1966, blz. 10-15. 40 E. MOYSON, Liedjes en andere verzen, 1869. 41 L. LEKENS, Voeding 1819 in “Het tuchthuis” te Gent, in: Ghendtsche Tydinghen, 17de jg. 1988, blz.334-335. 42 M. MICHIELS, o.c., blz. 57. 43 Bouwen door de eeuwen heen, o.c., blz. 301. 44 J. VAN CLEVEN, Jean-Baptist Bethune: een neogotische roeping, in: Cat. tent. Neogotiek in België, Gent Oudheidkundig Museum van de Bijloke 1-10/31-12-1994, blz. 167-200. 45 Vriendelijke mededeling door dhr. Hugo Collumbien. 46 Agnès de Hemptinne, mère Cécile, op 5-5-1890 geprofest als benedictines in de abdij van Solesmes, kreeg op 27-11-1891 als schenking van haar vader het Poortakkerbegijnhof. Op 8-9-1893 stichtte ze een nieuwe abdij te Maredret waar ze 55 jaar lang abdis zal zijn. 47 Brussel, Archief. Religieuses de l’Eucharistie, notariële akte 23-9-1919. 48 R. COUSSENS - C. FRIGNE - M. MICHIELS - R. VAN DER STRAETE, o.c., blz.13-14. 30

38


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 39

DE GROTE BOURGONDISCHE HUWELIJKEN: FILIPS DE SCHONE EN JOANNA VAN CASTILIË

Meer dan een eeuw lang hadden gelukkige huwelijkscombinaties een doorslaggevende rol gespeeld in de evenwichts- en machtspolitiek van de Bourgondische hertogen. Van 1482 af, en gedurende ruim een kwart eeuw, zijn het niet meer de huwelijken maar wel de overlijdens die de politiek en de lotsbestemming van onze gewesten zouden oriënteren. Het begon met het zo plotse als onverwachte overlijden van Maria van Bourgondië. Niet iedereen heeft toen getreurd om de dood van de jonge prinses. Lodewijk XI kon zelfs moeilijk zijn vreugde verbergen wanneer hij het akelige nieuws van het afsterven van zijn petekind vernam. Ook in de steden, en in de eerste plaats te Gent, waar het volk luid weende om het heengaan van de goede hertogin, zagen politici in die brutale verdwijning een enige gelegenheid om, met de steun van de Franse koning, de politiek van Maximiliaan, “de vreemdeling” te dwarsbomen, in de naïeve hoop aldus tot de gemeentelijke autonomie te kunnen terugkeren! Met veel moeite kon Maximiliaan het voogdijschap over zijn jonge zoon, Filips, bekomen mits aanstelling, voor het beleid van Vlaanderen, van een biezondere raad, samengesteld uit heren van den bloede, doch Margareta, dochter van Maria van Bourgondië, en amper twee jaar oud, werd door het Verdrag van Atrecht van 23 december 1482, aan de Franse dauphin uitgehuwd en kort nadien werd zij door de Gentenaren die ze in het Prinsenhof gevangen hielden, aan de Fransen overgeleverd om de echtgenote te worden van hem die men enkele jaren vroeger als verloofde voor haar moeder Maria, had bestemd. Dat vonden onze voorouders echter heel normaal! Als bruidschat bracht Margareta mede: de graafschappen Artois en Bourgondië, de heerlijkheden Macon, Auxerre, Salins, Bar-sur-Seine en Noyers, die onmiddellijk in het bezit kwamen van de Franse koning. De voor hem hopeloze situatie, in het leven geroepen door het huwelijk van Maria van Bourgondië en Maximiliaan van Oostenrijk, had Lodewijk XI dus na enkele jaren, dank zij de dood van de jonge hertogin, opnieuw en tegen alle verwachtingen in, kunnen rechtkrijgen. Bourgondië was echter door het Verdrag van Atrecht, dodelijk getroffen en Vlaanderen lag thans de Fransen voor het grijpen, want zonder het manu militari in te palmen, naderde de Franse koning tot vlak bij de grens, herstelde al zijn rechten op het graafschap samen met die van het Parlement van Parijs als

39


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 40

jurisdictie. Maximiliaan stond machteloos en moest ook met lede ogen toezien hoe zijn zoon Filips, door de Gentenaren als gijzelaar in het Prinsenhof opgesloten bleef. Lodewijk XI zou echter niet lang om zijn overwinning kunnen jubelen. Op 30 augustus 1483, enkele weken na de uitlevering van Margareta en haar triomfantelijk onthaal als toekomstige koningin, te Parijs, stierf de oude en sluwe vos, de grootste vijand van Bourgondië. Het is nu Maximiliaans’ beurt om te jubelen en in dit overlijden de kans te zien het roer om te gooien. Hij laat er trouwens geen gras over groeien; zonder aarzelen verbreekt hij het Verdrag van Atrecht dat hem, zo beweert hij, met geweld werd opgedrongen, staat ook alle beperkingen welke de Staten van Vlaanderen hem inzake bewind en voogdijschap hadden opgelegd, in de wind, schaart nieuwe bondgenoten rond zich en rukt tegen de Vlaamse steden op, die een voor een, Gent het laatst, bezwijken. Voor de zoveelste maal in de XVe eeuw, heeft de centraliserende gedachte het gehaald op het gemeentelijk particularisme. Elke dag flikkert Maximiliaans’ ster thans wat helderder: in 1486 wordt hij tot Rooms koning aangesteld; in 1491 is hij ook koning van Hongarije; in 1493, eindelijk Keizer! Maar al die titels konden niet beletten dat Vlaanderen hem het leven biezonder zuur maakte, met traditiegetrouw Gent op het voorplan of achter de schermen, Gent dat niet aarzelt, uit haat, tegen Bourgondië en zijn centraal gezag een uitgesproken lelieaartspolitiek te voeren en een trouwe bondgenoot te worden van koning Karel VIII van Frankrijk, doch ook de fiere Arteveldestad moet zwichten en in juli 1492, de zo vernederende Vrede van Kadzand ondertekenen, einde van tien jaar burgeroorlog. “Ghendt zijt nu in tijts voordachtlich: “De grave van Vlaenderen es hu te machtich”! besluit de opsteller van het Dagboek van Gent. Nu Gent ten onder is en Maximiliaan als keizer, andere katten te geselen krijgt, kan hij zich niet langer ten volle wijden aan het regentschap en voogdijschap. Zijn zoon is ten andere zestien jaar geworden, oud genoeg voor een prins om meerderjarig verklaard te worden. Op 26 december 1494 stuurt Filips, bijgenaamd de Schone, zijn afgevaardigden, de hertogen van Baden en van Nasau, naar Gent om er in zijn naam, de gebruikelijke inhuldigingseed af te leggen. De vreugde was groot in Vlaanderen toen Filips de macht van zijn vader overnam, want het was de eerste maal dat een vorst zou regeren die in het land zelf werd geboren en grootgebracht, een “natuurlijke prins”.

40


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 41

Een nieuw rijk begint met een ongehuwde prins en zulks kon niet lang duren; er moest voor de jonge Filips een “interessante partij” gevonden worden, en daar zou Maximiliaan wel voor zorgen. Voor hem moet het in de allereeste plaats een politiek huwelijk worden, en zulks betekende een huwelijk dat tegen Frankrijk zou gericht zijn. Meer dan ooit dringt zich een dergerlije combinatie op, niet enkel omdat de jonge Filips, onder invloed van zijn omgeving, geneigd is het Franse kamp te vervoegen, hetgeen Maximiliaan niet kan of niet mag dulden, maar vooral omdat de keizer dringend behoefte heeft aan nieuwe en sterke bondgenoten in zijn strijd tegen de Fransen. De Engelse vriendschap en de gebeurlijke steun zijn immers wankelbaar geworden sedert Hendrik VII het Huis van Tudor aan het bewind heeft gebracht, wat de ondergang betekent van de Yorks, trouwe bondgenoten van Bourgondië. Anderzijds begint de Franse expansiepolitiek in Italië, die later tot eindeloze oorlogen tussen Frans I en Keizer Karel zal leiden, gevaarlijke proporties aan te nemen, zowel voor Maximiliaan als voor Ferdinand van Aragon, koning van Spanje, die net als Karel VIII, geloerd lag op het bezit van Napels. Een toenadering tussen Maximiliaan en Spanje lag voor de hand, een bondgenootschap welke tegen het Frans imperialisme in Italië zou gericht zijn. Hoe kan dit verbond beter bestendigd worden dan door een paar huweFilips I de Schone, toegeschreven aan Meester van de Magdalena-legende, Zuiderlijke Nederlanden, ca. 1497-1498.

41


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 42

lijken: Ferdinand heeft een zoon en drie dochters, Maximiliaan een zoon en één dochter. Filips zal dus trouwen met Johanna, oudste dochter van Ferdinand en Margareta die zopas verstoten werd door haar Franse echtgenoot, zal in het huwelijk treden met de ziekelijke don Juan! Zo gezegd, zo gedaan, en om zeker te spelen, gaan Filips en Margareta op 10 december 1495, in de St. Goedelekerk te Brussel plechtig de belofte aan met de Spaanse prinsen te zullen trouwen. Filips de Schone verblijft bij zijn vader te Linz, wanneer hij in oktober 1496 het nieuws van de ontscheping van zijn verloofde te Arnemuide in Zeeland, verneemt. Gans alleen is Johanna echter niet gekomen; een ganse armada van 120 schepen en bij de 15.000 notabelen, familieleden, knechten, ridders, enz. vergezellen haar en melden zich als genodigden voor het bruiloftfeest aan... Terwijl Filips in allerijl naar Vlaanderen toesnelt, wordt het in Antwerpen, waar men die duizenden rumoerige Spanjaarden heeft ondergebracht, een wedijver tussen de luister van Bourgondië en de Spaanse weelde. Alleen Johanna is na enkele dagen onzichtbaar geworden; ziek en rillend van de koude in ons vochtig klimaat, ligt zij uitgestrekt op haar bed in de St. Michielsabdij. Maar er wordt haar op 20 oktober gemeld, dat Filips in aantocht is en daar springt zij recht om hem te Mechelen te gaan begroeten. Filips heeft zijn paard echter de sporen gegeven en is de eerste op het rendez-vous. Zijn verloofde niet vindende, rent hij haar tegemoet en te Lier staan beide verloofden plots vóór elkander. Zij spreken dezelfde taal niet, maar zoals in de sprookjes, zijn zij ontroerd en onmiddellijk verliefd, hij op die mooie Spaanse met ogen, groen als de zee... zij op die onstuimige schone Vlaming; Filips wil zonder een ogenblik te verliezen, zijn huwelijk laten inzegenen. In de massa hovelingen die het jonge paar omringen, ziet hij een bisschop en de kapelaan van zijn verloofde; meer heeft hij niet nodig om zijn bevelen uit te delen en te doen uitvoeren. En dezelfde avond nog, nadat Margareta van York en Filips’ zuster, Margareta het gezelschap hebben vervoegd, grijpt in de prachtige St. Gummaruskerk het laatste en ook het eigenaardigste Bourgondische huwelijk plaats. Niemand wist toen dat de kleine Johanna die slechts de echtgenote moest zijn van een Vlaamse prins, enkele jaren later, door de overlijdens van don Juan en don Miguel, van haar man de Spaanse troonopvolgster zou maken en dat hun zoon Karel, in februari 1500, op de drempel van de nieuwe eeuw te Gent geboren, door een nieuwe reeks overlijdens op 20-jarige ouderdom, de machtigste aller monarchen ter wereld zou worden. Pierre Kluyskens 42


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 43

GENTSE MEMORIEDAGEN: 9-10-11-12 OKTOBER

9 Oktober 1778 Geboorte van Jacques Kesteloot. Zie “Ghendtsche Tydinghen” 2004 - N° 3 - pp. 191-192

9 Oktober 1817 Plechtige Opening van de Universiteit en opening der leergangen. De ceremonie grijpt plaats in de Troonzaal van het Stadhuis in aanwezigheid van de Prins van Oranje.

9 Oktober 1844 Geboorte van Paul Verbauwen. Hij was een van die wevers die in de 2e helft van de 19e eeuw een rol speelde in het opkomend syndicalisme. Van 1869 tot 1874 was hij trouwens Voorzitter van “De Verenigde Wevers van Gent”. Daar hij wegens zijn activiteiten, die hem niet in dank afgenomen werden door het patronaat, overal buitengegooid werd, opende hij in 1873 een café in de Belgradostraat. In 1924, hij was toen 80 jaar, had hij het goed idee een boek te schrijven, getiteld “Schetsen uit mijn leven of de Geschiedenis van de Gentsche Wevers”. Dit boekje is interessant omdat hij toen een van de weinig overblijvenden was die het allemaal meegemaakt had in die beginperiode. Ook nu nog, misschien vooral nu, is het interessant om lezen omdat het toestanden beschrijft die nauwelijks geloofwaardig zijn en die een speciaal licht werpen op de situatie van de arbeidersklasse, meer dan een eeuw geleden. Op de fabrieken liepen de werkuren van 5 uur ‘s morgens tot 9 uur ‘s avonds, met 1 uur vrij tussen 12 uur en 1 uur om te eten. Omdat één loon per gezin totaal onvoldoende was om te kunnen overleven, moesten ook vrouw en kinderen mee naar de fabriek. kinderen van 6, 7 en 8 jaar die ‘s morgens vóór 5 uur uit hun bed gehaald werden om halfslapend meegenomen te worden naar de fabriek. Tegen deze kinderarbeid kwam nauwelijks protest, en als het er kwam ging het uit van personen die toch niets in de pap te brokken hadden. Als wij de dag van vandaag, ter gelegenheid van een Open Monumentendag,

43


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 44

die prachtige herenhuizen van de textielbarons gaan bezoeken, zou het misschien goed zijn dat wij ook eens denken aan het leed van die duizenden naamlozen die de bouw ervan mogelijk maakten. Wij kunnen ons ook een idee geven van de manier waarop ons Gerecht werkte door een voorval uit 1859 dat Paul Verbauwen beschrijft in zijn boek. In een textielfabriek waren de werklieden mistevreden omdat de stukken die zij moesten weven 6 meter langer waren dan de lengte waarvoor zij betaald werden. Aangezien met hun klachten geen rekening werd gehouden gaven zij hun opzeg van 14 dagen. Dit gebeurde in het bureau van de Directeur die er een politie-agent bijgehaald had. Deze noteerde de namen van al de personen die hun opzeg gaven. Toen de termijn van 14 dagen verstreken was en de arbeiders niet kwamen opdagen werden zij voor het Gerecht gedaagd. Een van de wevers vroeg aan de rechter het te weven stuk te mogen meebrengen als bewijsstuk. Over een dergelijk ongehoorde vraag moest het Tribunaal beraadslagen. Na een half uur kwamen de rechters terug en verklaarden dat de beschuldigden het recht niet hadden dit stuk voor te leggen. Gevolg: gevangenisstraf. En Paul Verbauwen kon er van mee spreken, want onder een of ander voorwendsel had men hem ook voor meer dan een jaar in het gevang gestoken. Paul Verbauwen die het beroep uitoefende van marskramer en handelaar in garen stierf hier op 6 December 1926.

9 Oktober 1927 Bezoek aan Gent van Koning Fouad van Egypte.

9 Oktober 1982 Stichting in café “De Tempelier” van de “Gentsche Sosseteit” met als doel het Gents dialect in stand te houden.

10 Oktober 1763 Stichting van de Vrijmetselaarsloge “La Candeur”, gezeid “De Zuiverheid”. Het lokaal was “In den Groenen Herder” in de Korte Meire. Het was de eerste Gentse loge die erkend werd door de “Nederlandse Grootloge”.

44


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 45

10 Oktober 1777 De Theresiaanse Colleges openen hun poorten. Het was een Keizerlijk decreet van 9 Maart 1777 dat de oprichting beval van 15 colleges. Dat in Gent was gevestigd in het oud Jezuïetencollege in de Volderstraat. Het Latijn werd behouden in deze nieuwe colleges, maar er werd een veel ruimere plaats gegeven aan de levende talen. In de lagere klassen werd de prioriteit gegeven aan het Vlaams, in de hogere klassen was er een evenwicht tussen het Vlaams en het Frans en in de Rhetorica had het Frans de prioriteit. Ook wiskunde, aardrijkskunde en de geschiedenis kwamen voor het eerst op het programma. Deze colleges werden fel bestreden door de geestelijkheid die altijd het monopolium gehad had van het onderwijs. Dit is de voornaamste reden waarom de Thersesiaanse colleges nooit een echt succes geworden zijn. In 1785 bezaten 13 Theresiaanse colleges 842 leerlingen tegen meer dan 3.000 voor de scholen afhangend van de geestelijkheid. Dit niettegenstaande het feit dat de Theresiaanse colleges verzekerden “dat alle studenten mogen versekert syn dat de selve aldaer sullen opgevoet ende gequeckt worden in de christelijke leerlingen.”

10 Oktober 1796 Sluiting van de Baudeloo-abdij.

10 Oktober 1806 Geboorte van Jean-Baptiste Van Peteghem, beter gekend als Vader Alexander. Op 32-jarige leeftijd trad hij in bij de Broeders van Liefde. Directeur van het krankzinnigengesticht in het Alexianenklooster. Eerste Directeur van het Guislaingesticht, vanaf 1857 tot 1872. Werd dan overgeplaatst naar Brugge waar hij overleed op 7 September 1874.

10 Oktober 1808 Stichting van de Maatschappij voor Landbouw en Kruidkunde. De eerste voorzitter was Dr. Van de Woestijne. Hij werd in 1816 opgevolgd door Charles Van Hulthem die deze functie bleef waarnemen tot aan zijn dood in 1832. De 3e voorzitter was Burgemeester Joseph Van Crombrugghe. Een andere burgemeester werd voorzitter in 1875: Charles de Kerchove de 45


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 46

Dentergem. Sindsdien werd het voorzitterschap, behoudens enkele korte onderbrekingen, waargenomen door nazaten van deze familie. Volgens de statuten was het doel van de maatschappij het bevorderen van de tuinbouw en het inrichten van planten- en bloemententoonstellingen. Het is deze maatschappij die sedert 200 jaar de Gentse Floraliën inricht. Bij de stichting kwamen de leden uit diverse bevolkingsklassen: edelen, rijke burgers, kleine zelfstandige bloemistjes, hoveniers, amateurs. Iets hadden zij gemeen; hun liefde voor planten en bloemen. De meeste woonden op het toen nog zeer landelijk Ekkergem; dat was ook de reden dat hun vergaderlokaal gelegen was op de Coupure. Het was ook dààr, namelijk in de guinguette “Au jardin de Frascati” dat, minder dan 3 maanden na de stichting, de eerste tentoonstelling doorging die later zou uitgroeien tot de wereldvermaarde Floraliën. In den beginne waren deze tentoonstellingen niet gericht naar het groot publiek, het waren meer vakbeurzen die de kenners aantrokken, ook uit het buitenland. Na enkele jaren was de reputatie van Gent als bloemenstad gevestigd. Wanneer John Quicy Adams, ambassadeur van de Verenigde Staten bij Tzaar Alexander, in 1814, de opdracht krijgt zich naar Gent te begeven om er de Amerikaans-Engelse vredesonderhandelingen te leiden, schrijft hij aan zijn vrouw dat hij het spijtig vindt dat hij de tentoonstelling niet heeft kunnen bezoeken die een maand voordien plaatsgevonden had. Op zeer korte termijn was de reputatie ook tot daar reeds doorgedrongen. De Amerikaanse afgevaardigden hadden hier trouwens nauwe contacten met de maatschappij en in 1815 werden zij er allemaal erelid van.

10 Oktober 1881 Inhuldiging van de St-Jozefkliniek in Gentbrugge.

10 Oktober 1883 Na meer dan 3 eeuwen vervoegt het stoffelijk overschot van Isabella van Oostenrijk (of wat er nog van overblijft na de talrijke grafschendingen) de Knudskerk te Odense. Zie “Ghendtsche Tydinghen” 1999 - N° 1 - pp. 37-38

10 Oktober 1886 Plechtige installatie van de Vlaamse Academie. Zie “Ghendtsche Tydinghen” 2004 - N° 5 - pp. 329 46


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 47

10 Oktober 1887 Opening van de eerste Beroepsschol in de Guinardstraat. Ze werd opgericht dank zij de milde schenking van Nicaise-Meyne, Belgische Consul in China. Hij liet gans zijn bezit (ruim 1.000.000 fr.) na aan het Stadsbestuur, op voorwaarde dat het zou dienen tot het oprichten van een beroepsschool voor volksjongens. Deze school werd dan ook de Nicaiseschool genoemd. De school kende zulk een succes dat na 10 jaar de lokalen in de Guinardstraat te klein waren en men moest uitzien naar iets anders. De Gentse machinebouwer Carels schonk toen 25.000 fr. waarmede de bouwgrond aangekocht werd op de Martelaarslaan. Het deel der school dat aldaar overgebracht werd heette de Carelsschool. Een derde deel voor de boeknijverheid werd ondergebracht in de Straatje van Berouw (later kwam daar het Schoolmuseum) en werd de Ridderschool genoemd naar de toenmalige schepen van Onderwijs. Alhoewel verspreid over verschillende gebouwen lagen de scholen onder één bestuur. De eerste directeur was de Gentse ingenieur De Vijlder die in 1895 opgevolgd werd door Verloove. In 1908-1909 werd de Nicaiseschool overgebracht naar de Carelsschool. In 1914-1918 werd de school opgeëist door de Duitsers en deed zij dienst als kazerne van de Duitse ruiterij.

10 Oktober 1956 Dood van Adolphe Spruyt. Stamde af van een oude Gentse Familie. Werd hier geboren op 26 November 1871. Als geneesheer van de Spoorwegmaatschappij van Pien-Lo verbleef hij jarenlang in China. Gedurende zijn verblijf aldaar verzamelde hij een grote collectie kunstvoorwerpen. In 1953 schonk hij een groot deel van zijn verzameling aan het Bijlokemuseum. Een 2e gift volgde in 1956. Deze collectie werd later overgebracht naar het Museum Vander Haeghen. Hij was ook de Voorzitter van de Commissie van Oosterse Kunst van het Jubelparkmuseum in Brussel.

11 Oktober 1573 Geboorte van Jacob Boonen, 6e Bisschop van Gent. Zoals de meeste bisschoppen van Gent was hij geen geboren Gentenaar, hij 47


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 48

zag immers het levenslicht in Antwerpen. Net zoals zijn vader en zijn grootvader, die beiden Raadsheer waren bij de Raad van Brabant, schijnt hij voorbestemd te zijn voor een ambtelijke loopbaan. Als hij 6 jaar is sterft zijn vader en hij wordt toevertrouwd aan zijn oom Engelbert Boonen die kanunnik is in Maastricht. Deze laat hem studeren bij de Jezuïeten aldaar en, later om Frans te leren, stuurt hij hem naar de Jezuïeten in Pont-à-Mousson in Frankrijk. In 1596 - hij is dan 22 jaar - behaalt hij in Leuven zijn licenciaat in beide Rechten en - net zoals zijn vader - laat hij zich immatriculeren als advocaat bij de Raad van Brabant. Maar dan gaat hij geleidelijk de geestelijke richting uit en op 37-jarige leeftijd wordt hij priester gewijd. Eén jaar later is hij reeds Deken van het St-Romboutskapittel in Mechelen. In 1617 wordt hij benoemd tot Bisschop van Gent. Alhoewel hij hier slechts 4 jaar bisschop zal zijn, neemt hij zijn taak ernstig op. Tijdens zijn epsicopaat deed hij 120 parochies aan, woonde pastoorsvergaderingen bij en ging persoonlijk op zoek naar kandidaten voor het priesterschap, want ook toen reeds kampte het bisdom met een tekort aan priesters. Als bisschop onderhield hij regelmatig contact met de Aartshertogen en de centrale overheid. Hij verbleef meermaals te Brussel voor kerkelijke, maar ook politieke aangelegenheden. Door het feit dat hij koninklijke raadsheer was werd hij door de andere bisschoppen zeer gewaardeerd en vaak door hen geraadpleegd. Hij werd omschreven als “een ernstig, vroom man, zeer geleerd, zeer nederig en mild”. Het lag voor de hand dat hij zou geroepen worden om hogere funcites te vervullen en in 1620 werd hij benoemd tot Aartsbisschop van Mechelen, een functie die hij gedurende 35 jaren tot aan zijn dood zou vervullen. Hij stierf te Brussel op 30 Juni 1655.

11 Oktober 1806 Eerste opvoering in Gent van Don Giovanni.

11 Oktober 1835 Stichting van de “Société Littéraire Gantoise”. Zie “Ghendtsche Tydinghen” 1992 - N° 2 - pp. 91

48


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 49

11 Oktober 1909 Geestdriftig onthaal van Robert Herberigs die de Prijs van Rome behaald heeft. Zie “Ghendtsche Tydinghen” 2003 - N° 4 - pp. 262-263

11 Oktober 1969 Dood te Gent van Professor Paul Van Oye. Hij werd geboren in Oostende op 24 Augustus 1886. In 1907 kwam hij naar Gent om er zoölogie te studeren. Hij was er leerling van Mac Leod. Doctoreerde in 1911. Studeerde dan Geneeskunde. Had nog één jaar te doen toen de oorlog uitbrak. Hij week uit naar Holland en werd assistent aan het visserijstation in Batavia. Hij kwam terug naar België in 1922. Werd in 1924 Dokter in de Geneeskunde. Professor aan de Universiteit in 1926. Emeritaat in 1956.

12 Oktober 1736 Trouw van Maria-Theresia met Françcois de Lorraine.

12 Oktober 1796 Sluiting van de Abdij van Waarschoot.

12 Oktober 1798 Begin van de Boerenkrijg.

12 Oktober 1804 Geboorte van Charles Louis Spilthoorn. Zie “Ghendtsche Tydinghen” 2007 - N° 6- pp. 376-377

12 Oktober 1833 De Gentenaar L. Fouquet bekomt een brevet voor 10 jaar voor een uitvinding van “verbeterde Saucyssen van Boulogne”

49


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 50

12 Oktober 1848 Ledeganck wordt ontgraven op het kerkhof van de Wasstraat en overgebracht nar het Campo Santo.

12 Oktober 1902 Inhuldiging van de huisjes in de Prosper Claeysstraat. Ze kwamen tot stand door het Bureau van Weldadigheid met de financiële steun van zijn Voorzitter Prosper Claeys. Het was vroeger een drama voor veel hulpbehoevende oude koppels wanneer de vrouw terechtkwam in “Het Hof” op de St-Antoniuskaai en de man in het “Oud Mannekenshuis”. De huisjes in de Prosper Claeysstraat lieten hun toe samen te blijven. In 1912 werden er enkele huisjes bijgebouwd. Deze werden ingehuldigd door Koningin Elisabeth.

12 Oktober 1914 De Duitse troepen bezetten Gent. Op het ogenblik dat de laatste Belgische en Engelse soldaten de stad verlieten langs de Brugse Poort, kwam de Duitse voorpost binnen langs de Dampoort. ‘s Morgens rond kwart voor tien verschenen aan het Stadhuis 10 uhlanen, 6 te paard en 4 per rijwiel. Een feldwebel kwam op het Stadhuis en vroeg de stadsoverheden te spreken. Hij werd ontvangen door het College van Burgemeester en Schepenen van wie hij eiste dat de Belgische, Russische, Franse vlaggen aan de voorgevel van het Stadhuis zouden verwijderd worden en dat de Duitse vlag in de plaats zou worden gehesen. Een halfuur later arriveerden 2 officieren, vergezeld van 4 dragonders en eisten de inhoud van de Stadskas op. Er zat 17.337,50 fr. in. Dat vonden die Duitsers te weinig en, vergezeld van Schepen Anseele en Camille De Bruyne, begaven zij zich naar de Grote Post waar het in kas zijnde geld werd aangeslagen, zegge 18 centiemen. De onderhandelingen op het Stadhuis duurden tot na 12 uur. Generaal von Beseler overhandigde aan Burgemeester Braun een heel pak proclamaties, gedrukt in het Duits, Frans en Vlaams en hij eiste 6 gijzelaars op om de naleving van de proclamaties te waarborgen. Daar kon men o.m. de volgende plezante passages in lezen: “Iedere tegenstand, zoals iedere poging de Duitse troepen te schaden, zal onmeedogend gestraft worden volgens de wetten van de oorlog. Wie in het bezit van wapens wordt gevonden of in wiens woning wapens verborgen zijn, wordt doodgeschoten volgens de wetten van de oor50


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 51

log. Indien nu of in de toekomst in uwe stad Duitse troepen aangegrepen worden, wordt de bezetting eruit getrokken en de stad zal zonder genade in brand gestoken worden. Ik waarschuw u! De Opperbevelhebber, Generaal der Infanterie von Beseler.” De Duitsers eisten 16.000 broden, 4.000 kilo rijst, 400 kilo gebrande koffie, 400 kilo zout en 6.000 kilo vlees. Rond 14 uur verschenen de Duitse troepen onder het zingen van “Gloria, Victoria, Deutschland müss grosser sein.” Duizenden soldaten voetvolk, wielrijders, paardenvolk, geschut en vervoerdiensten kwamen van de Dampoort, trokken voorbij het Stadhuis en het Gouvernementshotel waar zij in ogenschouw genomen werden door Generaal von Beseler. Aldaar voerden zij hun fameuze parademarche uit. Er was vanzelfsprekend ook een muziekkorps van tamboers en fluitspelers. Het voorbijtrekken duurde 2 uren. Geen Gentenaar kon toen vermoeden dat de bezetting van zijn stad 4 jaar zou duren.

12 Oktober 1996 Officiële opening van de vernieuwde Sterrenwacht van de Unviversiteit.

13 Oktober 1781 Tolerantie-edict van Jozef II. Hield o.m. maatregelen in ten gunste van religieuze minderheden.

13 Oktober 1794 Dood van de Abt van de Baudeloo-abdij Engelbertus Delfortrie. Zie “Ghendtsche Tydinghen” 2002 - N° 6 - pp. 363-364

13 Oktober 1801 Men legt vuur aan onder de toren van de Jezuïetenkerk om hem te doen instorten.

13 Oktober 1845 Terechtstelling van Karel Ruys en August De Tandt. Dit gebeurde in het Spanjaardskasteel en zorgde voor een grote volkstoeloop. 51


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 52

Zij hadden een halfjaar daarvoor de Pastoor van Roborst vermoord. In de gevangenis speelde Ruys de rol van iemand die aan geestesstoornissen lijdt om aldus aan de zwaarste straf te ontsnappen. De Tandt daarentegen was cynisch en brutaal en weigerde elke geestelijke bijstand. Toen de kar voorreed om hen naar het schavot te brengen ging hij tekeer als een duivel. De tussenkomst van de Paters Recolletten en Jezuïeten om hem te kalmeren mochten niet baten en men was verplicht hem op de kar vast te binden. Om 10 uur vielen de koppen van beide mannen onder de guillotine. Er was een uitgebreide ordedienst opgesteld: buiten de gendarmen, ook nog 300 man voetvolk en 3 secties artillerie te paard, want, zoals altijd was er een massa volk opgekomen om dit weerzinwekkend schouwspel van dichtbij te kunnen volgen. In de kranten was al meer dan eens gereageerd tegen deze lugubere vorm van volksvermaak. Prudens Van Duyse die beschouwd werd als een van de grote Vlaamse dichters gebruikte deze terechtstelling als thema voor een van zijn talrijke gedichten. Wanneer wij dat nu lezen komt het toch wel potsierlijk over, maar het is een feit dat men in die tijd een grote voorliefde vertoonde voor emfase en voor een opgeblazen bombastische stijl. Luister maar, het begint als volgt: “Het werkvolk viert een feest en schijnt geen troost of heul meer te behoeven, pas met wreedom overgoten. Ja ‘t is een feest - ‘t feest van den beul. Hij wacht, den man wiens naam zijn kinderen zelf doet beven, die huyvert voor zich. De lictor op wiens wenk het slachtmes neergedreven; daelt, als Gods eigen vuur van ‘t grauwe stargewelf. En toch, de zon blinkt schoon en zal de feest aanschouwen. Dit bloedfeest, wellekom aen onoptelbare vrouwen...” Om dan te eindigen met: “Ginds staat het roode tuig den levensdraad plots brekend, ginds rijst de schim des beuls, die hellezwart zich teekent op ‘t heldre luchtazuer. Ginds vrourwen ook! Wen ‘t oog er af en ril, natuur.”

13 Oktober 1865 Geboorte van Paul Boedri. Studeerde aan het Conservatorium onder de Directie van Samuel. Hij was een der medestichters van de “Concerts d’Hiver”. Hij was er de eerste dirigent van, van 1895 tot 1901. Van 1902 tot 1904 was hij Directeur van de Opera. Hugo Collumbien

52


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 53

DE URBANISATIE ROND GENT-ZUID - DEEL II 1846 - 1856

VOOR U VERZAMELD UIT 31 600 EDITIES VAN DE “GAZETTE VAN GENT”

16 januari 1846 Geheel de Van Arteveldeplaats is gekasseid. Dinsdag 20 januari zal om 3 uur in tegenwoordigheid van het gemeentebestuur de laatste steen worden gelegd. Die is 60 centimeter breed. In het midden leest men in het Vlaams: De laatste steen der plaets door Gent aan Van Artevelde toegekend. Rondom de steen staat in het Frans: Pavement de la Place Artevelde, achevé le XX janvier MDCCCXLVI.

3 maart 1846 Het onaangenaam zicht dat de omstreken van het nieuwe stadsgedeelte bij de statie van de ijzeren weg te Gent nog ontsiert, schijnt uit de weg geruimd te zullen worden. De bevolking in het algemeen heeft er belang bij, zowel als de eigenaars van de gronden aldaar gelegen, dat dit schoon gedeelte van de stad voltrokken wordt. Nu lijkt het nog altijd op een verlaten wijk, terwijl het geschikt is om één der weelderigste en bloeiendste gedeelten te wezen.

9 mei 1846 In de stedelijke raad vroeg het college een wijziging aan de rechtmaking van de op te richten plaats bij de Marcellisbrug. De noodzakelijkheid van deze verandering is ontstaan door het ontwerp van een hotel dat graaf d'Hane voornemens is aldaar te bouwen en dat reeds door de commissie goedgekeurd is.

12 mei 1846 Toen ruim 25 jaar geleden de Muinkmeersen prijkten met de rijke voortbrengselen der vlasnijverheid en de blekerijen één der veelvuldigste bronnen van bestaan voor de linnennijverheid opleverden en aan zovele handen bezigheid

53


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 54

verschaften, was men wel ver van te denken wat er eenmaal van die uitgestrektheid en die bloeiende bedrijven zou geworden. De opening van het park van Sint-Cecilia (** te situeren aan het huidige Muinkpark) en de inhuldiging der maatschappij heeft nu plaats gehad. De schone ligging in de nabijheid der statie van de ijzeren weg en het heen en weer stomen der konvooien, maken van het park, zelfs zonder aangename muziek, op zichzelf een behoorlijke bijeenkomstplaats.

20 september 1846 Op 17 september is men te Brussel in het gouvernementshotel overgegaan tot de toewijzing van de onderneming voor het oprichten der definitieve gebouwen op de spoorwegstandplaats te Gent. Het voordeligste aanbod is dat van de heer GĂŠrard de Beer-Hertschap, ondernemer te Gent. De werken werden hem toegewezen mits een afslag van 16,25 % op de in het bestek lopende prijs, die 400 000 frank is. Nog voor de winter wil men het aanleggen van de grondvesten aanvatten.

2 oktober 1846 De omstreken der Marcellisbrug worden aanhoudend met wonderschone gebouwen bezet. Wij vrezen echter dat er wat veel estaminets en koffiehuizen opeengestapeld worden. De te grote concurrentie is gevaarlijk en heeft menig eerlijk man in de afgrond geholpen. Wij hebben bemerkt dat de uitbaters van de Souvenirs de l'Empire reeds opgekraamd zijn. We vernemen dat door een maatregel van de minister van Openbare Werken de werkzaamheden aan de nieuwe spoorwegstatie tot 1 maart aanstaande uitgesteld zijn. De oorzaak ligt aan de noodzakelijkheid, de wal langs de tegenwoordige standplaats te moeten opvullen met de grond die zal voortkomen van de effenlegging van het Sint-Pietersplein. De aanbesteding van dat werk wordt pas heden toegewezen.

11 november 1846 Het ontwerp waarbij een overwelfde gang voorgesteld wordt welke van op de Brabantdam naar de ijzeren weg leidt (** de huidige Vanderdonckdoorgang), is bij Koninklijk Besluit goedgekeurd, alsook een straat die paalt aan de kleine Statiestraat (** thans de Schepenenvijverstraat) en een openbare plaats welke de nieuwe straat met de overwelfde gang in verband zal stellen.

54


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 55

6 december 1846 Een groot getal ingezetenen van de stad vraagt aan het schepencollege het bekomen van de spoedige inrichting der boulevards rond de statie van de ijzeren weg. De stad zal zich hieromtrent tot het gouvernement wenden.

13 januari 1847 De commissie, benoemd door het gouvernement, aarzelde gedurende een heel jaar tussen de aanneming van een plan voor de nieuwe statie te Gent en dit leidde uiteindelijk tot een nieuw plan, waarbij alle bestaande gebouwen afgebroken worden. Aan de voorzijde der statie (** thans Wilson- en Frankrijkplein) komt geen publieke plaats, maar een open, niet bebouwde ruimte ter grootte van de Van Arteveldeplaats, van de publieke plaats afgehouden door een sierlijk ijzeren traliewerk. Het veronderstelt nog de aanleg van een zijdelingse openbare plaats (** het Graaf van Vlaanderenplein), insgelijks ter grootte van de Van Arteveldeplaats, die verlengd zal worden tot aan de Statiestraat aan de ene kant en tot de straat die naar Sint-Pieters leidt aan de andere kant. De stad zal 25 000 frank betalen voor het aandeel in het traliewerk, waarvan de kosten 50 000 frank belopen en 25 000 frank voor het dempen van de gracht die aan beide zijden langs de spoorweg loopt. De stad verbindt zich bovendien, de eigendom van deze gracht over een lengte van 2000 meter over te laten aan het bestuur van de spoorweg. De kosten der nieuwe statie, alles inbegrepen, gaan boven de 800 000 frank.

17 januari 1847 De heer Broeckhans, de ondernemer der aardewerken van het SintPietersplein en de statiewal te Gent, heeft dadelijk de hand aan het werk geslagen. Een veertigtal karren zijn in gang voor het vervoeren van aarde en puin naar het terrein van de statie. Alles laat veronderstellen dat deze werken in maart zullen geĂŤindigd zijn.

10 februari 1847 De bouwwerken in de statie te Gent zullen op 15 februari beginnen en dermate voortgezet worden, dat een goed aandeel werklieden er nuttige bezigheid zal vinden. 55


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 56

23 juni 1847 De statie van de staatsspoorweg te Gent begint reeds een heel ander uitzicht te bekomen. De werkzaamheden aan de beide uitgestrekte hallen welke aldaar voltrokken worden, gaan tamelijk ras vooruit. Eenieder bewondert het schone en strenge metselwerk en de aannemer schijnt geen kosten te sparen om deze gebouwen groots en duurzaam te maken.

1 augustus 1847 Op 28 juli is men in het provinciaal gouvernementshotel te Brussel overgegaan tot de toewijzing der bouwwerken van de overdekte gare voor de statie van Gent. Er werden twee aanbiedingen gedaan. De goedkoopste is deze van het etablissement Phoenix, voor de prijs van 44,92 frank per m² bedekte grondvlakte.

11 januari 1848 Er zijn bij Tessaro en C° in de Veldstraat nr. 75 te Gent, twee schone steendrukken uitgekomen, die de voorgevel der spoorwegstatie vertoont die thans in aanbouw is, alsook het algemeen uitzicht van de zijkant der gare. De grote voorgevel zijn we aan het talent van de heer Payen verschuldigd, die eerder reeds de grote staties van Oostende, Brugge, Leuven, Manage, enz. ontwierp en laat niets te wensen over onder betrekking van bouwkundige stijl. Dit gedeelte zal samengesteld wezen uit een voorbouw met zuilengang, op de hoogte der eerste verdieping versierd met vier kolommen van Korinthische bouworde. In de gevel wordt onder de ronde overdekking een régulateur-uurwerk geplaatst.

56


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 57

De vleugels zullen bekroond zijn met een plat dak in gegoten ijzer, versierd met vazen. Het zal het magazijn voor koopwaren en de kantoren verenigen en drie rijkversierde compartimenten aanbieden, elk rustend op twaalf zuilen in gegoten ijzer. Deze gare zal zeer ruim zijn. Zeven ijzeren spoorbanen zullen ze doorlopen en het gemak die zij aan de reizigers en het dienstpersoneel zal aanbieden, zullen haar zonder tegenspraak als één der schoonste van het vasteland doen uitschitteren. De werken worden onder het bestuur van de heer de Beer-Hertschap uitgevoerd met een ijver die de spoedigste voltrekking van dit nieuw monument doet vooruitzien.

4 april 1848 Een deputatie van de stedelijke raad van Gent is bij de minister van Openbare Werken geweest om de medewerking van het gouvernement in te roepen, teneinde aan de werklieden bezigheid te verschaffen. Voor het voltrekken der boulevards en andere werken aan de embarcadère der statie had het gouvernement aangeboden voor 42 000 frank tussen te komen. De deputatie heeft de ontoereikendheid van deze som voor ogen gelegd en gevraagd dat zij op 80 000 frank zou gebracht worden. De minister Frère-Orban heeft zich aan de vraag verenigd en beloofd, dadelijk aan de Kamer een dergelijk krediet voor te leggen. Tot de aanvulling der gronden zijn 42 000 kubieke meter aarde, steengruis, enz. nodig. Men heeft er reeds 25 000 en het overige hoopt men welhaast te bekomen.

27 mei 1848 Toen in maart verslag gegeven werd over de te Brussel aangewende stappen, werd verklaard dat de zaak der boulevards bezijden de statie als afgedaan te beschouwen was.

57


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 58

Sindsdien schreef de minister dat zijn antwoord geenszins de strekking had welke het stedelijk bestuur er aan hechtte! Wat meer is, hij trok de basis van de toelage zelfs in twijfel en thans weigert hij de vroeger aangeboden 42 000 frank te verlenen. Tevergeefs hebben burgemeester en schepenen doen opmerken dat het de plicht van het gouvernement is de weg aan te leggen, waartoe de staat zes meter grond aan beide zijden van de statie aankocht. De daarop bestaande grachten, gebouwen, percelen land en bomen zijn onaangeraakt gebleven en de minister wil volharden in zijn weigering.

2 mei 1849 Sedert enige dagen worden hier met bijzondere nauwlettendheid de politiereglementen op het belemmeren der straten en openbare plaatsen nageleefd. Het is in het bijzonder tegen de koffiehuizen en estaminets omtrent de statie dat die reglementen toegepast worden. Hiertegen zijn vanwege de hotelhouders hevige klachten gerezen om reden dat deze huizen als het ware op het gebruik van het plankier gebouwd zijn en de diepte langs binnen zeer beperkt is. Daarenboven verkiest eenieder die zich langs daar begeeft, het recht om van de beweging nabij de statie te genieten, zo niet wenst men die plaatsen niet te bezoeken. Daar dit een gevoelig verlies voor de bewoners van de Statiestraat zou teweeg brengen, denkt men dat het in het belang van iedereen beter zou zijn dit gebruik te gedogen, te meer daar de breedte van de straat zulks genoegzaam toelaat, zonder in iets de omgang van de rijtuigen te hinderen. Voor het overige staat deze plaatsing van tafels en stoelen gelijk met de uitstalling van koopwaren, waarvoor de winkeliers aan een patent onderworpen zijn.

9 mei 1849 Zo het schijnt is de maatregel tegen de estaminets in de Statiestraat genomen, een slag van dwangmiddel. De eigenaars van die huizen hadden de verbintenis aangegaan, onmiddellijk na de voltrekking van hun eigendommen, de plankieren te doen leggen volgens het nieuwe model. Maar eens de huizen voltrokken en verhuurd waren, bekreunden de eigenaars zich weinig om hun verbintenis en om de plankieren. Herhaalde malen zijn hen hierover vermaningen gezonden, die alle zonder uitslag gebleven zijn. Men heeft het dan raadzaam gevonden het gebruik van het plankier te verbie-

58


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 59

den totdat de eigenaars met hun verbintenis in regel zijn. Hiertegen merkt men aan dat er zich daar estaminets bevinden waarvan de plankieren in regel zijn en die nochtans ook door het politieorder getroffen worden. Indien er iets die maatregel kan wettigen, dan is het nog altijd zeer hard, dat een huurder voor zijn verhuurder de boete moet betalen...

26 januari 1850 Er is destijds sprake geweest in het gedeelte van de Muinkmeersen gelegen nabij de spoorwegstatie tegen voordelige voorwaarden een dierentuin aan te leggen, meer bepaald op de grond van de heer Benard. Ongunstige omstandigheden deden dit ontwerp verdagen. Nu is er wederom en meer dan ooit schijn van dit plan te verwezenlijken.

6 september 1850 Gisteren heeft te Brussel de aanbesteding plaats gehad der werken voor de voltooiing der statie van Gent, bestaande uit plafonneer-, timmer- en metselwerk. Het is de ondernemer de Beer die het laagste aanbod heeft gedaan.

20 november 1850 Met genoegen mogen we aankondigen dat er sprake van is, de gare van de spoorwegstatie te Gent eerlang af te sluiten, teneinde de wachtende reizigers tegen de koude en de wind te beveiligen. De heer Payen, rijksbouwkundige, aan wie men het schoon en algemeen bewonderd statiegebouw verschuldigd is, heeft een ontwerp van afsluiting getekend dat zeer wel met het bestaande gebouw overeenstemt, in gegoten ijzer zou uitgevoerd worden en met glas bedekt. Wordt het gebouw volgens het plan voltrokken, dan mogen we zeggen dat Gent ĂŠĂŠn der schoonste staties van ons land zal hebben.

6 december 1850 Net als te Antwerpen is te Gent sprake van de oprichting van een park van natuurlijke historie of dierentuin. Men hoopt voor de plaatsing de voorkeur te krijgen van de eigendom van de familie Bogaert. Koopprijs: 175 000 frank of 29 000 frank per hectare. Die grond in de Muinkmeersen, 6 ha groot, vormt een uitgestrekte driehoek, besloten tussen de vesten waar zich het voormalig kruitmagazijn verheft, de 59


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 60

Oude Schelde, die uit de Opper-Schelde langs de waterleiding onder de spoorweg van de staat heen vloeit en de weg die zal ingelijfd worden in de boulevard van de statie. De beweegreden is eenvoudig. De ondervinding heeft doen blijken dat de inkomgelden, gestort door vreemdelingen, een aanmerkelijk deel uitmaken van de inkomsten van dergelijke gestichten. Als de hof van Antwerpen jaarlijks 52 720 frank opbrengt, kan degene van Gent wellicht de helft of meer opbrengen. Men heeft te Antwerpen wijs gehandeld door een plaats te kiezen, dicht bij de spoorwegstatie. Te Gent moet men evenzo kunnen doen.

22 december 1850 Het gouvernement heeft eindelijk de werken tot de voltrekking der wachtzalen in de nieuwe statie te Gent laten aanbesteden. Het is te hopen dat het weldra de oude bewaarplaats van de koopwaren zal laten afbreken. Over de oprichting van het schoon ijzeren hekken dat de standplaats moet omringen en begroot is voor de prijs van 50 000 frank, is nog geen definitieve beslissing gevallen. De stad heeft zich verbonden de helft der kosten op zich te nemen en die te verdelen over drie dienstjaren. Er zal dus op het budget een som te brengen zijn van 8 000 frank, als eerste derde van het aandeel. De oprichting van het hekken en de volkomen schikking van de toegangen beginnen met kracht geĂŤist te worden door het publiek, daar de wijk van de statie meer en meer volgebouwd en verfraaid wordt. In afwachting heeft het schepencollege het zich tot plicht genomen, een voorlopige bestrating te laten aanleggen, aan de rechterzijde voor het in- en uitgaan van de reizigers en aan de linkerzijde voor het in- en uitvoeren van de koopwaren.

14 maart 1851 De bestekken voor de oprichting van de dierentuin en het groot paviljoen zijn gemaakt naar plans en tekeningen van de heren Bauwens en Pauli, wiens talent genoegzaam gekend is bij de medeburgers van Gent. Voor het eerste jaar zou men zich tevreden houden met het park te voorzien van een twaalftal soorten grasetende dieren als herten, reebokken, lama's, gazellen, kangoeroes, zeldzame geiten en schapen, enz. Daarenboven zou men de volledige verzameling watervogels, fazanten en hoenders aanbieden, waarvan het onderhoud niet kostelijk is.

60


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 61

16 april 1851 Heden werd te Gent de Maatschappij voor Natuurlijke Historie gesticht. Dokter van Aken is benoemd tot bestuurder van deze dierentuin. Het park zal zonder twijfel de geliefkoosde verzamelplaats worden van de Gentse medeburgers.

16 mei 1851 In de omstreken van de statie worden thans vele verfraaiingswerken uitgevoerd: nieuwe gebouwen voor magazijnen in de Lammerstraat van aan de Marcellisbrug, de fraaie ingangspoort van de fabriek Lousbergs in de Keizer Karelstraat, het overdekte Polkabeluik in de Brabantdam, enz.

1 november 1851 Vrijdag had in het ministerie van Openbare Werken te Brussel de aanbesteding plaats voor de onderneming van het timmerwerk, de meubelen, het behang en het schilderwerk, nodig voor de voltooiing van de ontvangststatie te Gent. 61


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 62

Het timmerwerk werd toegewezen aan de heer de Jonghe van Gent, mits 16 1/2 % afslag op het oorspronkelijk bestek. Het lot voor de divans, tafels, voetbanken, enz. aan de heer de Rudder van Brussel, mits 20 % afslag. Het behangwerk, de draperieĂŤn, de garnituren, enz. aan de heer van den Abeelede Hoon van Gent, tegen 30 % vermindering op de uiteindelijke raming.

5 mei 1852 Te rekenen vanaf heden zal de ingang van de dierentuin langs de kant van de boulevard der statie verplaatst zijn.

28 mei 1852 De nieuwe zalen van de spoorwegstatie van Gent zijn sedert gisteren voor het publiek geopend en de bedienden hebben bezit genomen van de burelen.

62


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 63

27 juni 1852 Op het architraaf van de hoofdgevel der nieuwe statie is een bronzen standbeeld geplaatst geworden. Het is door de heer Willem Geefs gebeeldhouwd en stelt de Maegd van Gent voor. Men spreekt met grote lof over dit gewrocht van de beroemde beeldhouwer. Dit fraaie standbeeld, gegoten bij de heer Lecerf te Brussel, is 3,10 meter hoog en weegt 2 308 kilogram. Die bronsmassa is onder het bestuur van de aannemer de Beer opgehesen geworden onder het gejuich van een menigte aanschouwers en zulks in min dan een uur tijd. Tot heden wordt enkel nog het plaatsen van een definitieve afsluiting gevraagd om van het gebouw één der fraaiste staties van het land van te maken.

4 augustus 1852 Men is thans bezig met de Sint-Lievenspoort af te breken, een overblijfsel der oude vestingswerken die van 1300 dagtekenen. Hoe zeer men ook aan het behoud van onze oude gedenkgebouwen gehecht is, toch zal de sloping van de Sint-Lievenspoort zonder spijt gezien worden, daar zij sinds al te lang in vervallen staat was. Wij hopen nu dat een sierlijk, hedendaags bouwsel de oude vestingspoort zal vervangen.

24 november 1852 In de stedelijke raad van Gent vroeg de heer De Coninck, in zijn hoedanigheid van eigenaar van één der huizen staande rechtover de magazijnen van de statie, een schadeloosstelling van 6 000 frank vanwege de stad. Hij betoogde dat hij sinds drie jaren dat zijn huis gebouwd is, geen huurder heeft kunnen vinden en schrijft zulks toe aan het niet voltrekken van de statie. De commissie is van gevoelen dat de stad niets verschuldigd is aan de heer De Coninck. De voltooiing van de statie raakt de stad niet, het is het werk van de Staat, die alleen verantwoordelijk is. De werken die de stad te doen heeft kunnen maar aangevangen worden nadat de Staat eerst de zijne heeft doen verrichten. Niettemin zal de stad, om de verzoeker een dienst te bewijzen, eerlang de circulatie van rijtuigen en voetgangers inrichten, zoals die door het definitief plan gevorderd is.

27 februari 1853 In de zitting van de stedelijke raad te Gent stelde de heer Broeckhans een plan 63


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 64

voor om een rechte straat aan te leggen die leidt van de Scheldeboulevard langs de dierentuin, zoals die nu reeds gedeeltelijk bestaat. Een andere zou van de dierentuin over de spoorweg leiden naar de Antheunisstraat in de wijk Sint-Anna. Dit plan is echter verhinderd, enerzijds doordat het spoorwegbestuur nooit toestemming hiervoor zou verlenen en ook doordat een vermeerdering met 109 000 frank ten laste van de Maatschappij der Natuurhistorie evenmin kan aangenomen worden.

8 juni 1853 De commissie der Openbare Werken heeft verslag uitgebracht over de wijzigingen die moeten toegebracht worden aan de richtingslijn van de spoorweg die de statie van het rijk moet verbinden met het entrepot aan het Handelsdok (** de huidige Tweebruggenstraat en Kasteellaan) en de kosten zullen verzwaren, enerzijds door het openen van een straat, gelijklopend met de spoorweg in de richting van de Lange Violettestraat, anderzijds door een bocht bij de weg te voegen naar de Sint-Annastraat en uiteindelijk door de vervanging van de vaste brug met ĂŠĂŠn baan (** de Lousbergsbrug) door een draaiende met twee banen, de ene voor de spoorweg, de andere voor de plaatselijke circulatie. De heer Lammens verklaarde dat die werken ruim zullen vergoed worden door de voordelen van een brug met dubbele weg. Het verschil zal niet boven de 5 000 frank gaan, de aanleg van de bochtige weg echter niet inbegrepen. De heer Pieters-Morel deed opmerken dat de eerste conventie met het gouvernement reeds onvoordelig was voor de stad. Men mag geen nieuwe uitgaven bepalen die groot zullen zijn, vermits er een nieuwe straat te maken is, zonder te weten hoeveel de stad in die kosten zal moeten bijdragen.

10 augustus 1853 De stedelijke raad van Gent heeft van het ministerie de plans voor het hekken bekomen en aangenomen, bestemd om de statie af te scheiden van de Statiestraat. De bestuurder van de stedelijke rechten heeft echter, tot meerdere veiligheid van het octrooi, een lichte wijziging voorgesteld, welke gemakkelijk door het gouvernement zal kunnen goedgekeurd worden.

31 augustus 1853 De uitslag van het onderzoek van commodo en incommodo werd meegedeeld nopens de plans voor de verbindingsspoorweg naar het entrepot. Talrijke 64


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 65

klachten van de omwoners hebben voor gevolg dat de boulevard der statie zal behouden blijven en de straat tussen de spoorweg en de Lange Violettestraat zal worden afgeschaft. De minister van Openbare Werken heeft deze wijziging aangenomen. De heer Van Lokeren wou dat er een rechtstreekse gemeenschap zou bestaan tussen de statie en de Lange Violettestraat, welke een vermeerdering van 18.000 frank zou kosten, maar waarvoor de stad niet mag terugdeinzen. De heer schepen De Pauw zegde dat de zaak van het verbindingsspoor reeds veel uitstel heeft geleden. Met het huidige plan aan te nemen sluit men het voorstel van de heer Van Lokeren niet uit. De straat welke hij vraagt kan later gemaakt worden als dit nuttig geoordeeld wordt.

2 september 1853 Om half twee kondigde de ontzagwekkende stem van het kanon der citadel de nadering van het koninklijk konvooi aan en in de statie verdrong zich het officiële leven. Z.M. de koning werd ontvangen door de heer burgemeester, aan het hoofd van heel de stedelijke raad. De heer gouverneur de Jaegher, die de koninklijke familie te Aalter was gaan ontvangen, stelde zich aan het hoofd van de provinciale overheden. Al de maatschappijen hadden zich met wapperende vaandels naar de plaats begeven en weldra was daar een volksmenigte verzameld gelijk men zich niet herinnert ooit te Gent gezien te hebben. Z.M. sprak enige woorden van dank en nam weldra plaats in één der hofrijtuigen die aan de uitgang wachtten, om een ware triomftocht doorheen de versierde Statiestraat aan te vatten. Op de Van Arteveldeplaats woonde Z.M. de legging bij van de eerste steen van de nieuwe Sint-Annakerk.

24 maart 1854 In de stedelijke raad van Gent werd onlangs door verscheidene ingezetenen gevraagd dat de stad de nodige werken zou doen uitvoeren voor de doortocht over de spoorbaan, op de plaats waar de Benardstraat aan de ijzeren weg paalt. Het verzoekschrift werd naar de commissie van Openbare Werken verzonden. Thans werd andermaal een verzoek ingediend voor het openen van een voorlopige doortocht van de Sint-Lievensstraat naar de Muinkbrug over de ijzeren weg. De kosten daartoe zouden maar 900 frank belopen en twee der belanghebbenden verbinden er zich toe die grotendeels zelf te dragen. De raad gaf de machtiging.

65


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 66

7 mei 1854 Op 15 mei zal om 10 uur 's morgens in de statie van Gent overgegaan worden tot de openbare aanbesteding van verscheidene aardewerken voor het deel van de spoorwegtak, begrepen tussen de statie en de Lange Violettestraat.

14 mei 1854 De heer schepen De Pauw verklaarde dat het gouvernement wijzigingen voorstelt en een deel van de statie wil insluiten bij middel van een muur in plaats van een hekken. De commissie stelt voor die muur tot een zekere lengte te laten plaatsen, maar een ander deel te verwerpen dat het zicht op de statie sterk zou ontsieren. De minister van Openbare Werken en de hoofdingenieur zijn voor de werken aan de verbindingsspoorweg in de stad geweest.

18 juni 1854 Gisteren heeft de aanbesteding plaats gehad voor de bouw van het hekken rond de statie van de staatsspoorweg te Gent. De heer Verhoost is aannemer verklaard. Het bestek voor de twee loten samen beloopt 29 471 frank.

28 juli 1854 De stedelijke raad heeft het ontwerp van conventie goedgekeurd met dame Quinet, de overste van het klooster der Nonnenbossche, nopens de afstand van een deel van haar eigendom voor het tracĂŠ van de spoorverbinding tussen de statie en het entrepot. Daarbij wordt de rechte lijn in de plaats van de bochtige gesteld, het getal der onteigeningen verkleind, de onkosten verminderd en het gevaar voor de leerlingen uit de weg geruimd. Volgens die conventie zou er aan de stad 12 a 18 ca grond afgestaan worden voor de som van 42 860 frank. Daar zijn de kosten voor de werken van afbraak en het bouwen van een afscheidingsmuur niet inbegrepen.

2 augustus 1854 Maandag zijn de metselwerken begonnen voor de bouw van het traliewerk rond de statie van Gent. Op 16 augustus aanstaande zal in de statie overgegaan worden tot de aanbesteding voor de afsluitingsmuur langs de kant van de dierentuin. 66


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 67

3 maart 1855 De herbergiers in de nabijheid van de statie van Gent hebben een klacht ingediend bij het gouvernement, waarbij zij verzoeken een maatregel in te trekken die grotendeels hun belangen benadeligt. Sinds de aankomst van de nieuwe overste van de statie worden de wachtzalen een uur en meer voor het vertrek der konvooien geopend in plaats van 15 minuten. Dit schijnt het verteer in de herbergen van de omliggende straten te verminderen.

4 juni 1855 Op 6 mei heeft te Brussel de aanbesteding plaatsgehad van de beweegbare gedeelten der drie draaiende bruggen voor het verbindingsspoor naar het entrepot. De heer Marcellis van Luik is aannemer verklaard voor de som van 93 500 frank. De heer Delehaye maakte in de stedelijke raad bekend dat die aanbesteding is geschied met een verhoging van 30 % boven het bestek. Daar de stad in de onkosten moet tussenkomen, wordt daarvan bericht gegeven aan de regering. De heer burgemeester stelde voor aan het gouvernement te vragen dat een nieuwe aanbesteding zou plaats grijpen voor elk lot afzonderlijk en een langer vertoef zou gelaten worden tussen de dag van de aanbesteding en die der uitvoering.

16 juli 1855 De Gentse ingezetenen van de wijken Sint-Pieters en Sint-Anna klagen omdat de gemeentelijke overheid de zomer niet te baat neemt om de straten die langs de statieterreinen en de Muinkmeersen de wijken verbinden, begaanbaar te maken. Vooral in de winter zijn deze wegen onbruikbaar. Het bestuur van de ijzeren weg heeft van zijn kant alles gedaan wat mogelijk was om de gemeenschappen te vergemakkelijken.

6 augustus 1855 Het schepencollege beraamde zich over het bouwen van een waterloop in de straat langs de statie van de ijzeren weg en het herinrichten van die straat. De onkosten zijn begroot op 11 000 frank. Zolang dit werk niet voltooid is kunnen de gebouwen binnen de statieterreinen niet voltrokken worden.

67


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 68

16 september 1855 De commissie van Openbare Werken bracht verslag uit over een dépêche van de minister nopens het bouwen van een afsluitingsmuur aan de statie, waarin gemeld wordt dat die tot aan de dierentuin zal verlengd worden. Die muur zou dan 386,46 meter lang zijn. De commissie kan dit niet goedkeuren. Zij zou er enkel in toestemmen indien de muur versierd werd en openingen met traliewerk van afstand tot afstand zou bekomen, om de eentonigheid te breken. De heer Lammens deed opmerken dat toen het gouvernement de machtiging vroeg om het eerste deel van die muur op te trekken, het plan ook een versierd bouwsel opgaf, wat niet belet heeft dat de Staat er een effen muur heeft gesteld en vroeg dat men zou aandringen om het plan te volgen. Zonder dat zou de afsluiting der statie teveel op de buitenzijde van een kerkhof gelijken. Ook de hangaar die nu opgericht is stond niet op het aangeboden plan. De heer Neyt verduidelijkte dat de afzichtelijke muren benut zijn geworden voor die hangaar. Een dak is er opgelegd en het bestuur heeft het zelfs niet nodig geoordeeld er goten te plaatsen, zodat het regenwater in de straat afloopt. De heer burgemeester verklaarde dat er klachten bij het gouvernement zijn ingediend. Men antwoordde dat de muur maar voorlopig was geleverd en dat hij later zou vervangen worden door een versierde zoals op het plan.

24 december 1855 Een dépêche van de minister van Openbare Werken die op 19 november laatstleden de stedelijke raad van Gent bereikte, bevatte de goedkeuring van het lastenkohier voor het leggen der sporen op de verbindingsweg tussen de grote statie en het entrepot voor de koopwaren. De heer burgemeester gaf uitleg over het aandeel van de stad in de onkosten. Die waren eerst begroot op 200 000 frank, met deze bedinging evenwel, dat al wat die begroting zou overtreffen, ten laste van de stad valt. De duurte der materialen heeft inderdaad het cijfer met een aanmerkelijke som doen verhogen. Daardoor achtte het schepencollege het raadzaam bij het gouvernement pogingen aan te wenden opdat het in de vermeerdering der onkosten zou tussentreden.

25 februari 1856 Het lastenkohier voor de aanbesteding van de afsluitingsmuur met poorten en 68


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 69

ijzeren traliewerk ten oosten van de statie werd in de stedelijke raad goedgekeurd.

7 september 1856 De stedelijke raad van Gent gaf een gunstig advies op de vraag van de heer Vander Brugghen, om zeven huizen te mogen bouwen langsheen de spoorwegtak van de statie naar het entrepot.

19 december 1856 Op 15 december heeft omtrent 11 uur de voorlopige opening plaats gehad van de ijzeren weg welke leidt van de grote statie naar het Koophandelsdok. Een locomotief en een diligencerijtuig hebben voor de eerste maal de proef gedaan. Verscheidene ingenieurs van de ijzeren weg, de statieoverste en de aannemer zaten in het konvooi. Zo het schijnt is alles in behoorlijke staat bevonden. ERIK DE KEUKELEIRE Uit “Station Gent-Zuid en het Gentse Zuidkwartier” deel 1 (1832-1910) - 356 p. - uitgave in eigen beheer - 2004.

VERGETEN GENTSE SCHRIJVERS: FELIX BOONE (GENT 1821 - GENT 1870)

Felix Alphonse Coleta Boone werd geboren te Gent in 1821 in de Korte Dagsteeg. Hij was de zoon van Alphonse Charles, later winkelier in de Begijnengracht. Felix overleed aan “de wreede ziekte” in zijn woning in de Korte Dagsteeg. Overtuigd vrijzinnig was hij het zijn vaste wil te sterven zoals hij geleefd had, maar dat werd door anderen niet geëerbiedigd. Felix leerde eerst de stiel van slotenmaker en werkte later in een drukkerij. Hij werd hoofdredacteur van de kranten De Broedermin en De Stad Gent (samen met Napoleon Destanberg) en was voorzitter of lid van verscheidene maatschappijen zoals De Fonteine, het Willemsfonds en het Vlaamsch Gezelschap.

69


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 70

Door zelfstudie kreeg hij het creatief schrijven onder de knie en publiceerde hij heel wat gedichten en volksliederen, die alle een zekere waarde bezitten en veel gelezen en gezongen werden. In zijn gedichten (Nederduitsch Letterkundig Jaarboekje), typisch Gents en averechts, spottend, ironisch of erger, staat hij beduidend hoger dan de meeste van zijn tijdgenoten. Ik zou hem een voorloper van Richard Minne durven te noemen. “Felix Boone was een der sympathiekste figuren uit den Vlaamschen hoop. Groot van gestalte, forsch gebouwd en breed geschouderd, met iets grof in den breeden platten vorm zijns aangezichts, zou men bij een eersten aanblik gewaand hebben, dat men voor een duchtig getemperd karakter stond. Een waar beeld des veredelden plebejers. Doch, die indruk verdween ras bij nader onderzoek: een lam zat in den leeuw. Hij had steeds den mond vol van Kant, Schlegel, Schopenhauer, Fourier en Proudhon. Als flamingant behoorde hij tot den staf van den stuggen Snellaaert. In “Vlaamsch Gezelschap” was Boone een der ijverigste leden. Boone schreef eenige liedjes, waarvan ik mij nog De Beginneling herinner, door hem dien honderden keeren te hebben hooren zingen. Als het refrein kwam, galmde het in tutti met oorverdovend gedreun en het gejuich vond geen einde. Een hartelijke, innemende jongen was die Boone! Zijne vroegtijdige dood bedroefde mij onuitsprekelijk.” (Willem Rogghé, Gedenkbladen). Hij schreef ook een aantal toneelstukken, o.a. Zannequin (1848) en als zodanig was hij een van de talloze schoolmeesters, ambtenaren, drukkers, kleermakers... die tussen grosso modo 1860 en 1920 meer dan tachtigduizend Vlaamse toneelstukken hebben geschreven, waarvan de overgrote meerdeheid nooit werd opgevoerd... al was dat ook niet de bedoeling. Als een toneelstuk gedrukt werd, kreeg de auteur een premie en daar was het hen om te doen. Voor de productieve en of naarstige “toneelauteurs” een buitenkans om een extra wedde binnen te rijven. Over zijn prozadebuut Mijn eerste blik in de wereld (1847) schreef J.F.J. Heremans: “De heer Boone vertelt zeer wel, en weet nog beter in welke omstandigheden hy treden mag: hy heeft ons in zyn Eersten blik getoond dat, indien hy zich wilde voorstellen, niet meer den belachelyken kant der zaken te beschouwen en zyne schimpscheuten daer te laten, hy den noodigen aenleg heeft om een niet overdienstelyken romanschryver te worden.” (Het Taelverbond, 3e jg., 1847-1848). Hij schreef ook nog Schoone Vrouw op het Veldbal en Het Taalverbond (1849). In 1869 verscheen Mast en Danneels, een dramatisch verhaal over een vijfdubbele moord, en in 1870 De Tooverdrank, een historisch overzicht van de associaties van werklieden, met 50 blz. bijlagen. Hij hield ook regelmatig voordrachten over uiteenlopende onderwerpen, o.a. de bevordering van de belangen dan den werker, over de Duitse blijspeldich70


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 71

ter en politiek auteur August Kotzebue en de uitgestrektheid van het Nederlands taalgebied, waarin hij Grootnederlandse toekomstdromen ontwikkelde. Literatuur Het Volksbelang, Felix Boone, 5e jg., nr. 1, 7 januari 1871. Th. Coopman en L. Scharpé, Geschiedenis der Vlaamsche Letterkunde, Antwerpen, 1910, p. 256-257. Willem Rogghé, Gedenkbladen, Gent, 1898, p. 260-262. J.J. Elias, Geschiedenis van de Vlaamse gedachte, Antwerpen, 1971, deel II, p. 340.

Daniël Van Ryssel.

DE DUBBELE BETEKENIS VAN “KOK” IN HET OUDE GENT

Vele lezers bewaren ongetwijfeld aangename herinneringen aan de tentoonstelling “Aan tafel! Philippe Cauderlier, een meesterkok uit Gent” in het MIAT (2006). Allicht meerdere zijn gelukkige bezitters van een van zijn receptboeken, zoals Het Spaarzame Keukenboek (eerste uitgave, Gent, 1861). In het nummer van TIC dat ter gelegenheid van de expositie verscheen, geeft Yves Segers een beschrijving van Cauderliers geschriften en loopbaan, samen met een interessante situering van ’s mans positie tegenover de toen dominante Franse keuken1. Daarin lezen we dat Philippe in 1812 te Antwerpen geboren werd. Zijn jeugd speelde zich af in Brussel en in 1842 verhuisde hij naar Gent waar hij zich vestigde als patissier, traiteur en ijverige auteur.

Dierick Cauderlier cock deser stede (1521 – 1522) Eigenaardig is wel dat Philippe niet als eerste Cauderlier in deze branche actief was te Gent. Toeval of niet, een naamgenoot Dierick Cauderlier staat twee eeuwen eerder vermeld als cock deser stede in de Gentse stadsrekeningen van het schepenjaar 1521-1522: 71


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 72

Item betaelt Dierick Cauderlier, cock deser stede, ter causen ende over de maeltijt bij hem huut lasten van scepenen bereedt, ende over den wijn ter zelvene maeltijt ghedroncken, int festoieren van (den) hoghen ende moghenden prince, den grave van Gavere, heere van Fiennes ende van (voornaam niet ingevuld) vander Gracht, hooghbailiu deser stede, bij’t zijnen nieuwen ancommenen2. Onze kok mocht voor de maaltijd ter ere van de heren Fiennes en vander Gracht en hun gezelschap de aanzienlijke som van acht pond Vlaams (1920 groot) in ontvangst nemen. In de voorbije eeuwen was arbeid, ook hooggekwalificeerde, verhoudingsgewijs erg goedkoop. We mogen aannemen dat het vooral de ingrediënten waren, eerder dan Cauderliers kookkunsten die de omvang van het betaalde bedrag bepaalden. Ter vergelijking: Rombaut Keldermans en Domenicus de Waghemakere, meesters weerclieden van de nieuwen scepenhuuse, ontvingen twee jaar voordien samen 5000 groot voor het schitterende bewaard gebleven ontwerp van het stadhuis3. Blijkbaar was er in die tijd dus een officieel aangestelde stadskok in functie en dat was niet zomaar ergens een willekeurige stadhuisbediende. Dierick Cauderlier behoorde tot de gezeten burgers. Dit kunnen we afleiden uit het feit dat hij lid was van de raad van de rederijkerskamer De Fonteine4. Of Dierick buiten de grote gastmalen ook een dagelijks potje moest koken voor de schepenen, weten we niet. Voor zover ons bekend werd er nooit aandacht aan stadskoks besteed in de geschriften over het Gentse verleden.

Meester Niclaus Bertram scarpcock deser stede (1515 -1539) Nu is het wel opletten geblazen met de term “kok”, speciaal te Gent en zeker als er bij staat deser stede. Het was immers lange tijd het meest gewone woord waarmee de stadsbeul aangeduid werd. Talrijke posten in de stadsrekeningen vermelden betalingen voor executies waarbij de coc, later ook scarpcoc genoemd, een sommetje mocht ontvangen voor zijn al of niet puike werk. Bij onthoofdingen heette het steevast dat kok of scherpkok X, Y of Z betaald werd voor “het schoonmaken van zijn zwaard”. De oudste bewaard gebleven vermelding van “koc” in de betekenis van beul te Gent dateert uit 1342. In 1446 is er voor het eerst sprake van “scarpcoc”. Dat is wat taalkundigen een versterking noemen van het oudere “coc”, wellicht ontstaan om voor de hand liggende verwarringen te vermijden5. Zo schaars de gegevens over stadskoks zijn, zo overvloedig is de informatie gepubliceerd en ongepubliceerd - over de stadsbeulen. De namen van de Gentse stedelijke scherprechters zijn bekend vanaf 1342. Tussen 1515 en

72


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 73

1539, ten tijde van Cauderlier dus, nam meester Nikolaas Bertram de taak waar6. Ook over de beroepsactiviteiten van Meester Bertram, scarpcock deser stede, is er heel wat terug te vinden in de archieven. Zo weten we dat hij in hetzelfde schepenjaar 1521 - 1522 waarin zijn (bijna)collega Cauderlier, cock deser stede, zijn feestmaaltijd bereidde, negentien keer zijn zwaard mocht kuisen na volbrachte taak. Gelijkaardige klussen werden hem ongetwijfeld ook toevertrouwd in kleinere steden en heerlijkheden die niet over gekwalificeerd personeel beschikten. Die moesten uiteraard extra betaald worden. Meester Bertram kon zijn vaste jaarwedde van scarpcoc ende justicier vanden zweerde deser stede (2000 groot) aandikken met de kleine bedragjes (vier denier, hetzij één derde van een groot Vlaams) die hij ontving voor het ‘schoonmaken van zijn zwaard’ na gebruik7. Ook wat lugubere handeltjes in ‘souvenirs’ afkomstig van ter dood veroordeelden brachten geld in het laadje. Het ongetwijfeld veeleisende, en dikwijls tijdrovende werk dat de man te verrichten had bij ondervragingen onder tortuur, het zogenaamde scherp examen of scherp onderzoek, was blijkbaar gedekt door het normale loon van de stadsbeul. Het werk van een scherpkok kon knap lastig zijn. Probeer je even in te beelden hoe de man zich moest afbeulen om in 1520 het vonnis van Lankin Corbeel volgens de regels van de kunst uit te voeren en tot een goed (?) einde te brengen. De booswicht in kwestie, schuldig bevonden van diefstal, moest gegeseld worden en met een koord om de hals aan de schandpaal (wellicht aan het Galgenhuisje op de Groentemarkt) blijven zitten, ten aanschouwe van zijn bepaald niet zachtzinnige tijdgenoten en dit tot na de middag. Daarna werd het ‘meeste deel’ van zijn oren afgesneden en moest Lankin met koord en al naar de Muidepoort toe getrokken worden en gegeseld. Eenmaal buiten de poort werd de man, of wat er nog van overbleef, voor vijftig jaar verbannen. Voortgaande op het diminutief in de voornaam was Lankin nog minderjarig ofwel zwakzinnig. Misschien is het ook niet overbodig hier aan toe te voegen dat de Muidepoort toen een heel eind ver van het stadscentrum lag: bij de huidige Meulesteedsesteenweg aan de Vorkstraat: Lankin Corbeel was by scepenen vander keure ghecondemneert ghegheeselt te worden met eene roede, ende een bast (koord) an zijnen hals totten peleryn (pilorijn: schandpaal) ende aldaer te sittene tot eenen hueren naer den noene, ende voorts hem afghesneden te werdene den meesten deel van beede zyne hooren, ende voorts metten zelven bast an zynen hals ghegheeselt te werdene tot ande galghe ter Mude ende vyftich jaeren ghebannen uut Vlaenderen.

73


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 74

Misschien had Bertram dus toch wel een volle dagtaak aan zijn functie in dienst van de gemeenschap, ook al moest hij niet alle dagen aan de slag (als we die term hier even mogen gebruiken) om koppen te doen rollen. Zelfs het lot van niet-menselijke levende wezens werd in zijn handen gegeven. In die periode werd ieder jaar in de stadsrekeningen een betaling genoteerd aan Niclaus Bertram en zijn gezellen voor het doodslaan van honden. Wellicht was deze taak te vermoeiend voor Bertram alleen, of wou hij niet zelf zijn handen daaraan vuilmaken. De heerschappen werden daarvoor per dozijn uitbetaald. De vergoeding voor het afmaken van zo’n dozijn honden bedroeg precies evenveel als voor het hoofd afhakken van één enkel mens: Item betaelt meester Niclaus Bertram, voor de verandering hier aangeduid als meester van den hoghen weercke deser stede, over hem ende inde name van sijn ghesellen, die tot 12 dosijnen honden (dood)gesleghen hebben te 4 d(enier) de dosijne...9

Dubbele betekenis enkel te Gent Het kolossale Woordenboek van de Nederlandsche Taal (WNT) dat bronnen uit diverse streken aangeeft bij het gebruik van de woorden, stelt expliciet dat kok enkel te Gent in de betekenis van beul gebruikt werd10. Dat was in de 14de, de 15de en de eerste helft van de 16de eeuw. Later werden de stadsbeulen in de officiële stukken officier - crimineel of scherprechter genoemd. Als strop en galg er aan te pas kwamen, had men het ook over de hangman of de ‘meester van het hoge werk’. De term beul werd pas in de 19de eeuw algemeen gebruikelijk. De verspreiding van dit zwaar pejoratief geladen woord ging het verdwijnen van de functie slechts kort vooraf. Jan Hannoff, in de periode 1818 1866 actief als laatste Gentse scherprechter, was misschien de enige die in de dagelijkse omvang zo betiteld werd. Aan het eind van dit niet erg smakelijke koksverhaaltje rest ons nog de voor de hand liggende vraag naar de etymologie van kok (uit het Latijn coquere) in de betekenis van beul. Het WNT dat normaal geen etymologische verklaringen aanreikt, houdt het bij de mogelijkheid dat kok als beul te maken heeft met sommige vormen van het werk: zieden in olie (speciale straf voor valsmunters, zeldzaam als misdrijf en straf), de brandstapel (straf voor vrouwen, lieden die aan zwarte magie doen, sodomisten en ketters)11. Zelf kunnen wij daar niets aan toevoegen, noch iets van afdoen. Waarom deze betekenis enkel te Gent in gebruik kwam, blijft een open vraag. Luc Devriese

74


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 75

NOTEN 1

2

3 4 5

6

7

8 9

10

12

Seghers, Y., De Franse keuken in beeld. De culinaire geschriften van Philippe Cauderlier (1812 – 1887), meesterkok te Gent. In: Tijdschrift voor Industriële Cultuur, Gent, 2005, nr. 91, pp. 2-118. Stadsarchief Gent, reeks 400 nr. 43, f. 90. Graaf van Gavere of prins van Steenhuize en Gavere, was een van de titels van de heer van Fiennes, later van Egmont (De Potter, F., Gent van de oudsten tijd tot heden, deel 7, p. 330). Van Tieghem, F., Het stadhuis van Gent, Brussel, 1978 deel 1, p. 106. De Potter, F., Gent ..., deel 1, p.. 511. Poelman, R., Misdaad en straf in het oude Gent. Deel 2. In: Jaarboek van de Oost-Oudburg, 1990, jg. 27, p. 36-37. Lievevrouw-Coopman, L., Het scherp examen. Eene bladzijde uit de geschiedenis van het oud strafrecht te Gent. In: Oostvlaamsche Zanten, 1941, jg. 16 nr. 1-2, p. 27; met lijst van stadsbeulen gecorrigeerd en aangevuld bij Poelman, R. 1990, p. 40. De meestertitel duidt er op dat Bertram volwaardig lid was van een of ander ambacht. Welk dat wel mocht zijn, konden we niet achterhalen. De niet alledaagse familienaam Bertram is in die periode te Gent terug te vinden bij de chirurgijn-barbiers (ambachtslijsten Maryns, stadsarchief). De vier denier tarief gold in Bertrams tijd. Vaste jaarwedden (voor Bertram cfr. Stadsarchief Gent, reeks 400 nr. 42, schepenjaar 1515-1516, f. 101) kwamen voor de stadsbeulen in gebruik vanaf de tweede helft van de 15de eeuw. Vermoedelijk mocht Niclaus Bertram net als de stadsbeulen voor en na hem gratis wonen of kon hij een stadseigendom huren aan lage prijs. Daarnaast kreeg hij net als zijn collega’s waarschijnlijk jaarlijks een nieuw “habijt” (Claeys, P., Le bourreau de Gand, sa mission, ses fonctions, ses privilèges, Gent, 1893, 188p.; idem: Jan Franck, bourreau de Gand (1669 – 1716). In: Pages d’histoire locale Gantoise, Gent, 1894, deel III, p. 53-69). Tekst in Claeys, P., 1893, p. 118. Stadsarchief Gent, reeks 400 nr. 43 (1519-1520), f. 85v. Analoge betaling aangehaald bij De Potter, F., Gent ..., deel 1, p. 132). Over hondenslagers verder nog: Ossieur, E., De hondtslagher, een verdwenen beroep. In: Ghendtsche Tydinghen, 2007, jg. 36, nr. 5, p. 296-298; Van Werveke, A., Honden en hondenslagers. In: Bijdragen tot de Geschiedenis en Oudheidkunde van Vlaanderen, Gent, 1927, p. 96-89. WNT, kolom 5062-5063. De verschuiving naar officier-crimineel of scherprechter vanaf de 16de eeuw bij De Potter, F., Gent..., deel 1, p. 361-362 gedocumenteerd. Van Caeneghem, R.C., Geschiedenis van het strafrecht in Vlaanderen van de XIde tot de XIVde eeuw, Brussel, 1954, p. 163-165.

75


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 76

HERDENKINGSDAGEN IN 2009 Wat gebeurde er 25 jaar geleden? 29 Juli 1984: 13 Augustus 1984: 31 December 1984:

Dood van Gouverneur Roger De Kinder. Dood van Professor Jules François. Einde van het Vliegplein van Sint-Denijs-Westrem.

50 jaar geleden 13 April 1959: 24 Juli 1959: 5 Oktober 1959: 27 November 1959: 2 December 1959: 3 December 1959:

Dood van Maurice Dupuis. Dood van Jacques Bergmans. Dood van Karel Van Belle. Dood van Valentin Vaerwyck. Dood van Jules Toussaint de Sutter. Dood van Gabriël Celis.

75 jaar geleden 28 Maart 1934: 11 April 1934: 29 Juni 1934: 23 Juli 1934:

Faillisement van “De Bank van de Arbeid”. Ontdekking van de diefstal van 2 panelen van het Lam Gods. Dood van PauI Kenis. Dood van Remi Rooms.

100 jaar geleden 21 Januari 1909: 15 Februari 1909: 11 Juni 1909: 8 Juli 1909: 17 Juli 1909: 11 Oktober 1909:

Dood van Joseph de Hemptinne. De Anarchist Hartenstein vermoordt Commissaris De Smet en Agent Gyssels. De nieuwe St-Jorisbrug wordt in gebruik genomen. De Gentse roeiers triomferen voor de 3e maal in Henley. Opening van “Het Vosken” op het St-Baafsplein. Geestdriftig onthaal van Robert Herberigs die de Prijs van Rome gewonnen heeft.

76


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 77

150 jaar geleden 27 Februari 1859: 21 April 1859: 11 Juli 1859:

Dood van Jan Frans de Laval. Dood van Mathias Wolters. Eerste steenlegging van het zogenaamd St-Machariusschooltje. 19 Augustus 1859: Dood van Adolf Papeleu. 1 September 1859: Dood van Fernand Lousbergs. 21 September 1859: Geboorte van Cyriel Buysse. 16 Oktober 1959: Dood van de jurist Napoleon De Pauw. 13 November 1859: Dood van Prudens Van Duyse.

200 jaar geleden 6 Februari 1809: 21 Juli 1809: 26 Augustus 1809: 27 Augustus 1809:

De eerste Floraliën. Geboorte van Ferdinand Snellaert. Guillaume Faipoult verlaat Gent. Geboorte van Philippe Blommaert.

300 jaar geleden 2 Januari 1709: 3 Januari 1709:

Het Frans garnizoen, 14.000 man sterk, ontruimt de stad zonder één schot gelost te hebben. Feestmaal in de Commissiezaal van het Stadhuis, aangeboden aan de Hertog van Marlborough en Eugène de Savoie.

400 jaar geleden 27 April 1609: Opening van het College der Augustijnen. 14 September 1609: Dood van Petrus Damant, 3e Bisschop van Gent.

77


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 78

BIBLIOGRAFIE

Er was reeds een boek verschenen over de medailles en het edelsmeedwerk die deel uitmaken van het patrimonium van de St-Michielsgilde. Verleden jaar verscheen een zeer belangrijke aanvulling: “De schilderijen, tekeningen en karikaturen uit het patrimonium van de Koninklijke en Ridderlijke Hoofdgilde van Sint-Michiel te Gent.” Niet ingewijden zullen met niet geringe verbazing kennis kunnen nemen van de uitzonderlijke rijkdom van dit patrimonium. Het werd dan ook zorgvuldig opgebouwd in de loop van bijna 400 jaar. Een belangrijk deel bestaat uit talrijke prachtig geschilderde portretten van koningen. Een voor een kostbare kunstwerken en wij denken dat meer dan een museumconservator gelukkig zou zijn mocht hij een van die doeken kunnen verwerven. Maar het boek bevat meer dan een beschrijving van deze schilderijen, er is ook de geschiedenis van de Gilde sinds haar ontstaan in 1613 en een uitleg over de diverse functies, iets wat zeker noodzakelijk is voor diegenen die niet vertrouwd zijn met de oude schermsport. Zo komt men iets meer te weten over koningen, dekens, euverdekens, schatbewaarders, griffiers, proviseerders, ouderlingen, baljuws, wapenkapiteins, alferissen, guidons, cnaepen, pages, kapelanen, schermmeesters, keurlycke mannen. Buiten een 50-tal prachtige portretten op een volle bladzijde, hebben wij bovendien in dit boek een 170-tal foto’s geteld en meer dan 80 karikaturen. Het boek eindigt met een uitgebreide bibliografie en een index op meer dan 1.000 persoonsnamen. Het heeft een formaat van 21 x 29,5 cm., telt 345 bladzijden en kost 30 Euro (Dit is zeker geen overdreven prijs). Er bestaat ook een luxe-uitgave aan 60 Euro. Verdere inlichtingen zijn te bekomen bij Kristiaan de Witte. GSM 0476 44 36 94. Verleden jaar was het 15 jaar geleden dat de populaire Gentse kunstenaar (en wij bedoelen dan een èchte kunstenaar, niet een van die sukkelaars die nog alles van het vak te leren hebben, maar die in de media de voor hen niet toepasselijke naam “kunstenaar” toegewezen krijgt) Oscar Bonnevalle. Bij deze gelegenheid verscheen een herdenkingsboek met als titel “Oscar Bonnevalle. Van Karikaturist en humorist tot postzegeltekenaar”. De tekst is volledig tweetalig: Nederlands-Frans.

78


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 79

Zoals in een dergelijk boek kon verwacht worden ligt het accent natuurlijk op de tekeningen, wat niet wil zeggen dat de tekst van verschillende auteurs minderwaardig zou zijn. Wij hebben er een 350-tal geteld. Het is in zijn tekeningen, vooral deze van postzegels, dat zijn ongeëvenaard talent tot uiting komt. Wij denken niet dat er ook maar één kunstenaar is die meer zegels ontworpen heeft dan Oscar Bonnevalle: een 150-tal voor België en, voor Afrika alleen al, een 1.000-tal. Hij had zich op dat gebied internationaal een stevige reputatie opgebouwd, en wanneer er in een of ander land iets moest gevierd of herdacht worden dat waardig was om op een postzegel te figureren dan kwam men automatisch terecht bij Oscar Bonnevalle. Men kan zich trouwens afvragen waar de man de tijd vandaan haalde om dit minutieus werk tot in zijn minste details af te werken. Op dit gebied is iedere postzegel een kunstwerk. Het boek heeft een formaat van 21,5 x 27,5 cm., telt 151 bladzijden en kost 40 Euro. Het is te bekomen bij de weduwe van Oscar: Marie-Louise Guyssens. Residence Chambord. Frère-Orbanlaan 491 - 9000 Gent. Wie 45 Euro overschrijft op rekening 390-0442201-33 krijgt het thuis bezorgd. Een interessant boek dat verleden jaar uitgegeven werd door de Stad Gent is “Van Walsites en Speelhoven. Het Vrije van Gent bij Jacques Horenbault (1619)”. Het was in opdracht van de Stad dat Horenbault deze schilderij maakte die de stedelijke jurisdictie precies omschreef. Op deze gedetailleerde “kaart” die een territorium afbakent van ongeveer 75 km2 komen ook de walsites voor, anders gezegd structuren omgeven door een wal, een gracht of een muur. Dit boek is een uitgebreide inventaris van 65 van deze walsites. Het onderzoek van dit schilderij met de nu beschikbare moderne technieken heeft het mogelijk gemaakt details te ontdekken die met het blote oog niet waarneembaar waren. De daarbij gepubliceerde huidige stadsplannen laten toe te zien waar deze walsites zich precies bevonden. De besproken sites bevinden zich in Drongen, Mariakerke, Wondelgem, Gent, Sint-Amandsberg, Gentbrugge, Afsnee, Sint-Denijs-Westrem, Ledeberg, Zwijnaarde, Melle en Merelbeke. Dit boek is rijkelijk geïllustreerd, bevat 278 afbeeldingen (foto’s, tekeningen, plannen). Het heeft een formaat van 21 x 29,5 cm., telt 239 bladzijden en kost 20 Euro. Kan gekocht worden in het Stadsarchief en het Stadswinkeltje aan het Zuid. H.C.

79


Binnenwerk jan-febr 2009:September binnenwerk OK 5.0 27/01/09 12:44 Pagina 80

LEZERS SCHIJVEN ONS

Van de heer Erik Dekeyser ontvingen wij de volgende brief: Het zijn misschien vijgen na pasen, maar nu pas verdiepte ik mij eens in de uitslag van de quiz van vorig jaar. Spijtig genoeg had ik vraag 4 fout en kende ik dus ook de eindvraag niet. Wanneer men elf van de twaalf letters vindt moet men normaal ook de eindvraag kennen, maar het lukte niet. Ik schreef toen als conclusie: Dus de Gentse Leonardo da Vinci heb ik niet gevonden. Een ogenblik dacht ik aan Lucas De Heere, maar de letters kloppen niet. Vraag 12 geeft GEEN foto schrijft de quizmaster. Dan hoort foto 12 bij de eindvraag. De quizmaster schrijft: zijn werk kan bewonderd worden in het Gents MSK. Ik bekeek alle kunstwerken in het MSK (nieuwe catalogus), maar geen spoor te vinden van dit schilderij: het visioen van Johannes (de ziener van Patmos) uit de Apocalypse. Beschrijving noch schilderij heb ik nergens anders gevonden. De uitslag verscheen in maart-april 2008, zonder echter een antwoord te geven waar het schilderij van die LUCAS DE HEERE te zien is. Er is echter nog iets anders. Wanneer men alle leters van de uitslag samenlegt heeft men: E E A H E L C R U C D E De uitslag is volgens de quizmaster LUCAS DE HEERE, maar dan is er een S te kort en een C te veel. Hoe kunnen wij een oplossing vinden als de opgave al verkeerd is. Er was ook een probleem met de schrijfwijze van sommige oude namen zoals bij de Kopelis Simelovitz. Sommige bronnen (o.a. catalogus Gentse salon 1937) spreekt van Similovitz; dan zou dit letter I zijn. ook bij Nikolaas De Liemaecker, sommige bronnen spreken van De Liemaeker of De Liemacker of zoals in de nieuwe catalogus van het MSK eenvoudig Liemaker zonder DE. Het zou toch best zijn dat er geen verwarring mogelijk is. Graag had ik daarvoor wat meer uitleg ontvangen - eventueel via Ghendtsche Tydinghen.

80


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 81

GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring Gent V.Z.W. 38e jaargang nr. 2 maart - april 2009

Inhoud - Pierre Kluyskens: Filips Van Artevelde. - V. De Muynck: Inventaire Archéologique: Het oud klooster van de Jezuïeten. Ingangspoort. - Erik De Keukeleire: De Urbanisatie rond Gent-Zuid. Deel III. 1857-1865. - Beatrix Baillieul: Wonen in Gent. Deel 2. Huis van Rekum. Kunstlaan 41. - Luc Devriese: Verkeerstoezicht te Gent. Zeventig jaar geleden. - Over het Belfort en den Beyaerd te Gend. - Hugo Collumbien: Gentse Memoriedagen: 14-15-16-17-18 oktober - Daniël Lievois: Speel nooit met een achtergelaten kanon! - Daniël Van Ryssel: Vergeten Gentse schrijvers: Geo Bruggen. - Quizmaster: De uitslag van de puzzel 2008. - Bibliografie. - Vraag en Antwoord. - Jan Cleppe: Gênsche Prâot. - Bericht aan onze leden

81

82 91 94 110 119 120 135 149 151 153 156 158 159 160


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 82

FILIPS VAN ARTEVELDE

De politiek is de gevaarlijkste ziekte die iemand bij de keel kan grijpen, veel gevaarlijker dan de A- B- of C-griep samen. Wie er eens door besmet geraakte, zal er nog moeilijk van genezen en wat erger is, de kwaal is in menig geval erfelijk. Iemand als Filips van Artevelde had de politiek als de zwarte pest moeten schuwen; hetgeen hij gezien, gehoord en meegemaakt had, zou hem tot de allerlaatste dag van zijn leven tegen de politiek en haar in zijn tijd verraderlijke sequeelen van militaire carrière immuun hebben moeten maken. Hij was vijf jaar oud toen zijn vader op 17 juli 1345 op beestachtige wijze door Geeraard Denijs werd afgemaakt en na de moord moest hij als kind maandenlang leven als opgejaagd wild, vooraleer, waarschijnlijk heimelijk, met de schrik op het lijf naar Engeland te kunnen vluchten. Hij had ondervonden op welke schandalige manier zijn familie werd belast: dergelijke ervaring had hem een onfeilbare inspuiting tegen het virus van de politiek en van het geweld moeten worden. Maar ja, het had al zo diep wortel geschoten dat wanneer het voor de zoveelste maal ellendig slecht ging in Gent en men de naam Artevelde op alle stadspleinen ging scanderen, Filips, zoon van Jacob de gewezen hoofdman en neef van Jan de gewezen schepen, aan de roep van de politiek niet kon weerstaan en op het verzoek van zijn stadsgenoten inging, hetgeen hem fataal zou worden. De geschiedenis vertelt dat hij tot dan toe zijn dagen rustig had doorgebracht in zijn woning aan de Schelde en dat hij een verwoede hengelaar was. De dag dat hij zijn hengel voor een rapier wisselde, tekende hij zijn doodvonnis: roem zou hij niet oogsten en uiteindelijk zou zijn kortstondige militaire loopbaan eindigen met nederlaag en dood op het slagveld. Het nageslacht heeft zijn vader, de “Wijze Man”, figuurlijk en letterlijk op een voetstuk verheven, maar heeft de naam van de zoon vergeten, terwijl zijn leeftijdgenoten hem met de bijnaam “de lodder” moreel door het slijk hebben getrokken. Een standbeeld heeft hij zeker niet verdiend, doch hoop en misprijzen zijn hem en zijn nagedachtenis een onrechtvaardig lot en oordeel geworden. Sociologen, psychologen indien niet psychiaters zouden de dag van vandaag de beslissing van Filips van Artevelde het politiek roer in handen te nemen, uitleggen of trachten uit te leggen als een reactie tegen een nasleep van zijn ongelukkige jeugd, een soort coup de tête, een afreageren van complexen en

82


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 83

noem maar verder op. De werkelijkheid is integendeel dat Filips na een zeer bewogen en ongelukkige jeugd, die hem in elk geval een tijdlang zal getraumatiseerd hebben, een bourgeois-evenwicht terug had gevonden, zich het leven niet buitenmatig zuur maakte en ook wel eens, misschien meer dan het betaamde voor een eerlijke en heerlijke echtgenoot, de bloempjes buitenzette. Hij had dus een dikke laag zand gestrooid over het tragisch einde van zijn vader, over zijn eigen moeilijke jeugd en over zijn ontgoocheling zijn moeder, zo gauw zij haar donkere rouwklederen over de haag had geworpen, een nieuw, niet al te gedesinteresseerd huwelijk te zien aangaan. Hij was dus een nogal normale poorter van de Gentse stede geworden, die niemand in de weg liep en zich door niemand op de tenen liet trappen. Het enige dat in hem nog voort bleef woekeren, was het gevaarlijke virus van de politieke ambitie en loopbaan die in de troebele XIVe eeuw niet met de ganzepen doch met de dolk, rapier of zwaard werd “geschreven”. Hij was het kakenestje van de drie zonen van Jacob: Jacob II was 15 en jan 17 jaar ouder dan Filips zodat de ziekte hen dan ook ettelijke tijd vroeger aantastte: omdat zij hun tong niet dichtgegrendeld hielden in hun mond, ook geen blad voor deze mond hadden genomen en integendeel openlijk tegen de nieuwe “gevestigde orde” in Gent waren opgekomen, werden Jacob en Jan enkele jaren na vaders dood veroordeeld tot 50 jaar ballingschap “wegens meuten ende ballinghen te sustineren”, zodat zij zonder boe of ba te mogen zeggen de toenmalige Ostend-Dover namen en aan het koninklijk paleis van Edward III gingen aankloppen. Vijftig jaar: te lang als straf vanwege politici en machthebbers die gewoonlijk met een ander telraam dan dat van de scholieren rekenen, zodat na 10 jaren ballinschap, Jacob en Jan in 1360 hun haardstede mochten vervoegen waar Jan in 1365 overleed terwijl Jacob zoon in februari 1371 door Wouter de Mey werd vermoord. Filips, die op 18 juli 1340 werd geboren, was op dat ogenblik dertig jaar oud en nog nooit was zijn naam in Gent vernoemd geworden, want blijkbaar had hij zich geheel afzijdig gehouden van de politieke intriges die zijn broers zoveel last, ballingschap en boeten hadden berokkend en die voor een hunner met een tragische dood werden besloten. Deze moord op zijn broeder, een kwart eeuw na deze op zijn vader, had Filips definitief van elk politieke optreden, carrière of ambitie moeten doen afzien. En inderdaad in de volgende tien jaren bleef hij, althans in het openbaar leven, zo stil als een muis. Wat had hij ten andere kunnen vertellen, welke lauweren had hij nog kunnen oogsten na de imponerende loopbaan van zijn vader? Artevelde was een naam die nooit een tweede roemrijke voornaam had kun-

83


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 84

nen dulden. Na Jacob konden nog enkele epigonen opdagen. Zij waren van te voren verpletterd door de schitterende loopbaan van de Wijze Man. De geschiedschrijvers zijn dan ook niet mild, niet eens rechtvaardig geweest voor Filips van Artevelde. Voor de enen was hij een zwakkeling, voor anderen een fils à papa, een avonturier, een arrivist en zelfs een losbandige vlegel. Voor Steyaert was hij een treffelijke poorter zoals 99 t.h. van de Gentenaren het te allen tijde zijn geweest: “In de Nieuwstraat tegenover de Bagattenstraat, schrijft hij, woonde de beroemde Philips van Artevelde die bijna zijn geheel leven ambteloos en vreedzaam doorbragt, hier dikwijls den tijd sleet met achter uit eene venster van zijn huis in de Schelde met de angelroede te visschen...”. Een doorbrave burger, een hengelaar zoals Vlaanderen er nog duizenden telt, doch het beeld lijkt toch wat vertekend want in andere documenten krijgt diezelfde Filips de bijnaam de Loddere of Lollaert. Welnu, wie dat op zijn naamkaartje kreeg, maakte gewoonlijk niet deel uit van de congregatie van de lievelingskinderen van Maria. Een lodder, schrijft Fris, die heel wat archieven heeft doorpriemd, “c’est proprement le séducteur, le paillard de bas étage, le saligaud”. In het Gents Woordenboek kunt uw wellicht nog een paar synoniemen ervoor op de kop tikken. Mensen, die hem geheel zwart en vuil voor het nageslacht wilden krijgen, en dat was o.a. het geval met de Franse kroniekschrijver Froissart die krampen in de buik kreeg wanneer hij de naam Artevelde hoorde uitspreken, hebben beweerd dat hij de nacht voor de beslissende veldslag voor de Gentenaren in zijn tent doorbracht in een zeer aangenaam vrouwelijk gezelschap, hetgeen natuurlijk niet van aard is om bij het krieken van de dag fit en paraat te zijn voor ernstige man-aan-man gevechten! Beide portretten zijn beslist vertekend doch het moet zijn dat het bloed der Artevelders in hem voort bleef koken, een bloed dat hem op een bepaald ogenblik, wanneer men zijn naam uitsprak, naar het hoofd steeg. Toen inderdaad in 1381 de wind andermaal voor de Gentenaren uit de verkeerde hoek waaide en zij tevergeefs kaarsen voor alle patroon en en beschermheiligen hadden aangestoken, bleef hen nog enkel de mogelijkheid over de naam Artevelde luidop door de straten te laten weergalmen tot vlak bij de woning van Jacobs jongste telg, de veertigjarige Filips die een koningin van Engeland eens ten doop had gedragen; en de dag dat Filips het bedwelmend geroep hoorde werd hij ineens de vechterszoon van Jacob, de man die zijn leven veil zou hebben voor zijn geboortestad.

84


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 85

Vader en zoon Artevelde zijn lastige klanten voor de moderne geschiedschrijvers. Hun persoonlijkheid is zo complex, de tijdsdocumenten zijn zo schaars en onvolledig en ook het beeld van hun optreden en beleid werd door hun politieke tegenstrevers en eeuwenlang door kroniekschrijvers en halfgare historici zodanig vertekend en toegetakeld dat het tegenwoordig uiterst moeilijk is geworden de exacte waarheid te achterhalen. Moesten wij over voldoende oorspronkelijke bronnen en onpartijdige oordelen en gegevens beschikken, de figuur van Jacob van Artevelde zou wellicht een tikje minder sympathiek en volks, minder democratisch voorkomen en de figuur van zijn zoon Filips zou wel iets minder antipathie wekken, in elk geval minder bezwadderd, het nageslacht hebben bereikt. Maar ja, de grote Jacob werd laffelijk vermoord toen hij nog in volle politieke glorie prijkte, terwijl Filips “vaders zoon” roemloos sneuvelde in een beslissende veldslag die op een vernederende nederlaag voor de Gentenaren afliep en dat heeft men hem nooit willen vergeven. Het lag dan ook voor de hand dat men in de volgende jaren van de overwonnen kapitein een niet al te gure personage maakte, want de massa schuift toch zo graag de verantwoordelijkheid voor haar eigen fouten in andermans schoenen. Een strateeg en een politieker mogen nooit het onderspit delven, want meteen delven zij hun eigen graf! Als background van de “regering” van Jacob van Artevelde hebben wij de economische toestand, die de politiek van de hoofdman zou oriënteren. De politiek, het brutaal optreden van Filips van Artevelde staan integendeel volledig in het teken van de sociale beroerten en van de rivaliteit Gent-Brugge, aangewakkerd door de politiek en de keus van graaf Lodewijk van Male, het cruciaal ogenblik vriend en beschermer van de Bruggelingen, vijand van Gent, althans van de aan het bewind zijnde partij in de stad. In Gent zelf aasden de volders, die op 2 mei 1345, de Kwade Maendag, door hun tegenstrevers en aartsvijanden de wevers letterlijk werden uitgemoord en uitgeroeid op de Vrijdagmarkt en elk zeggenschap hadden verloren, op weerwraak. Men dacht ze indien niet voor immer dan toch voor enkele decennia uitgeschakeld, doch toen in november 1348 Lodewijk van Male de Vrede van Duinkerke met Edward III ondertekende, gooiden een aantal Vlaamse steden, die niet graag idealisme met realisme lieten rijmen, het roer volledig om, dwz dat zij de stadspoorten wagenwijd openzetten voor de piepjonge en ambitieuze graaf. Ook in Gent steekt de oppositie kop boven water en zij is biezonder sterk en actief, want de rijke poorters, de vleeschouwers en visverkopers, die steeds graag de conservatieve klok luidden, de schippers, die toch ook iets vertegenwoordigden, en de overgebleven volders, die niet anders konden dan de oppo-

85


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 86

sitie te steunen, kozen partij voor Lodewijk van Male en gingen te Deinze de knieval doen, iets dat hen niet meer kostte dan 150 gijzelaars liefst uit het vijandig kamp, die men hem dan ook met een say cheese-glimlach uitleverde. De tot dan toe almachtige wevers voelden het tij keren, lopen op 13 januari 1349 te wapen op de Vrijdagmarkt, waar zij enkele jaren tevoren de volders in de pan hebben gehakt. Zij staan onder bevel van Geraard Denijs, de man die Jacob van Artevelde met een bijlslag naar Sint-Pieter heeft gestuurd. Loontje komt echter om zijn boontje, 13 is een ongeluksdag; de wevers worden verslagen, uitgemoord, hun lijken, waaronder dat van Denijs, met honderden, in de Leie geworpen. Hetgeen van de nering aan de afslachting kan ontkomen dook onder of week uit naar Engeland. De slachtoffers van de Kwade Maendag hadden bloedig weerwraak genomen in de Goede Disendach. Volders, kleine ambachten en patriciërs delen de macht en zullen tien jaar lang stevig het roer in handen houden. De verslagen wevers ondergaan alle plagerijen, onrechtvaardigheden en vernederingen: het vae victis was in de brutale XIVe eeuw nog een droevige werkelijkheid: zij mochten niet eens van stiel veranderen, mochten nooit samenkomen: wie er drie in geprek aantrof, had het recht hun bovenste kleren af te rukken en ze voor zich te houden. Het was sociaal en economisch een onmogelijke toestand en vroeg of laat zou hij uitmonden op een wanhopige opstand van de verdrukten. De wevers waren immers in het verleden niet enkel vier maal zo talrijk geweest als de volders, ook kwalitatief stonden zij een paar sporten hoger. De volders waren doodgewone arbeiders, de wevers bekwame ambachtslieden, en zonder wol kon Gent niet leven. Het Bewind mocht rekenen op Lodewijk van Male en aldus kon in 1353 een poging tot opstand in de kiem worden gesmoord: vier jaar lang zou de repressie nog harder worden voor de wevers, doch op 12 juli 1359 ontstaat een nieuw oproer van de Weverie die de beslissende set wint, al haar rechten en voorrechten terugwint, opnieuw haar intrede doet in het stadsbestuur, en weldra de plak zwaait, de volders verdringt en zo onmeedogend verdrukt dat zij nooit meer enig politiek zeggenschap zullen verkrijgen. De stad hernieuwt, onder impuls van de almachtige wevers, het bondgenootschap met Engeland, verzoent zich met graaf Lodewijk van Male die de weverie, wellicht tegen zijn zin in, omdat zij de toenmalige democratische partij was, een aantal gunsten verleent. De “entente cordiale” zal bijna twintig jaar duren en Gent kent dankzij de lakennijverheid een geweldige bloeiperiode. Doch de liefde van de wevers voor de graaf was zeer baatzuchtig en wanneer deze laatste, die centen broodnodig had, in 1379 aan de Bruggelingen het

86


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 87

recht verkoopt om hun stad rechtsteeks langs een kanaal met de Leie te verbinden, hetgeen automatisch een einde had gesteld aan het Gents stapelrecht op het graan van Artesie afkomstig, veranderde de Gentse liefde plots in haat voor de graaf en voor de Bruggelingen en brak een burgeroorlog los in Vlaanderen, met hoogten en laagten, overwinningen en nederlagen, bestanden en verdragen, waarbij iedereen beloofde en loog; doch na vreselijke, onmenselijke aanvallen, invallen, moorden en represailles, schaart gans Vlaanderen zich op uitzondering van Gent na, onder de banier van de graaf, die Gent inmiddels door het opzettelijk onder water zetten van alle omliggende dorpen veilig en safe gesteld, komt belegeren. De Gentenaren, die op knappe strategen als Jan Yoens, Frans Ackerman en Pieter Van den Bossche mogen rekenen, verrichten wonderen van moed zodat Lodewijk van Male na tweemaal de stad te hebben belegerd, telkens onverrichterzake moet afdruipen. De haatgevoelens in beide kampen zijn afschuwelijk: wanneer de Gentenaren vernemen dat een van hun dekens gesneuveld is te Nevele, massacreren zij beestachtig, met hamerslagen, 26 gevangenen op de Vrijdagmarkt, doch wanneer de graaf na een nieuwe mislukte aanval op Gent, de stad omsingelt in de overtuiging de uitgehonderde bevolking tot kapitulatie te bedwingen, maakt de wanhoop zich van haar inwoners meester. Boudewijn Van der Loren mag nog op dat ogenblik de Gentse stede vergelijken met een door een boosaardige prins onschuldig vervolgde maagd, deze dichterlijke bevlieging kan de honger van de bevolking niet stillen. Op dat beslissend ogenblik roept Pieter Van den Bossche, die zijn beste pijlen nutteloos heeft verschoten, het volk van Gent samen op de Vrijdagmarkt. In een opwelling van vaderlandsliefde en ook van wanhoop zou hij aan de glorietijd van Jacob van Artevelde hebben herinnerd. “Hadden wij hem nog in ons midden”, jammerde het volk, “maar , aldus de nogal romantische versie, hij heeft een zoon nagelaten”, huilt Van den Bossche boven het gejank van het volk, “laat ons zijn raad en hulp inroepen.” Zo gezegd zo gedaan. Het volk ijlde naar zijn woning aan de Schelde, trof hem niet thuis aan doch wel in een “stove”, een toenmalige sauna met geen al te beste faam, bracht hem naar het Thoochuus waar hij op 24 januari 1382 met vier andere zgh. personaliteiten, die nooit meer dan een figurantenrol zouden spelen, aan het hoofd wordt geplaatst van de belegerde en uitgehonderde stad. Of het werkelijk zo is gegaan, of het Gentse volk als één man rende naar de woonst van Jacobs zoon, kan men betwijfelen. Wellicht was Filips niet zo afzijdig gebleven van de politiek als men het ons wijs heeft willen maken, heeft hij niet gans zijn tijd al vissend in de Schelde bij zijn woning, of al vissend in troebel water in stoven en sauna’s doorgebracht, maar had hij handig

87


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 88

zijn actieplan gesmeed. Iemand die een dolce farnienteleven leidde, geen enkele politieke ambitie meer koesterde, zou nooit zo vermetel zijn geweest zelfmoord te plegen door een onmogelijke politieke en militaire opdracht te aanvaarden. Filips ging op het voorstel in omdat hij een Artevelde was, ambitieus verbeten, roemdronken, doch hij was qua hoedanigheden noch een politieker, noch een strateeg en hij zou zijn hoogmoed met de dood moeten bekopen. In de bloeddorstige, meedogenloze XIVe eeuw, - een tijdperk dat heel wat jonge Afrikaanse volkeren op de weg naar hun geestelijke en politiek ontvoogding thans kennen - was er in West-Europa en meer bepaaldelijk in Vlaanderen, dat steeds op zijn qui-vive was, slechts één manier om succes, achting en roem te oogsten, vechten, met of zonder hoofdletter, d.w.z. met open vizier, in hinderlaag, op het slagveld of in een stikdonkere nacht, in elk geval vechten tot de overwinning, de nederlaag of de dood! In dat geweldig epos, nog te weinig bekend en belicht, van het graafschap Vlaanderen, heeft Gent het laken fors naar zich toegetrokken en op gebied van hardnekkigheid, vechtlust en haatgevoelens het leeuwendeeel voor zich genomen. Het is wellicht aan de herinnering aan deze periode van hartstocht, bloed, verzet en moord dat Gent en de Gentenaren hun reputatie van keikoppige vechtersbazen te danken hebben, en indien zij - althans de echte Gentenaren heden ten dage nog iets over hebben gehouden van de voorvaderlijke onverzettelijkheid, wils- en zielskracht, die de andere Vlamingen niet kunnen verkroppen, is het omdat de Gentenaren van de wieg tot het graf in de herinnering aan de heroïsche tijden van de stad blijven leven en er zich heerlijk om verlekkeren. Over Yoens, Van den Bossche en Ackermans, mensen die wisten wat zij wilden, die het goed meenden met hun stad en er zelfs hun leven veil voor hadden, zullen wij het in een volgende bijdrage hebben. Vandaag keren wij nog even terug tot de enigmatieke Filips van Artevelde, naar keus “Lippe de Loddere”, zoals oude kroniekschrijvers het hebben beweerd, een “fils à papa” of een legendarische figuur reeds van te voren door het nageslacht van zijn voetstuk gehaald, omdat Filips te hoog heeft willen mikken, omdat de naam die hij droeg te zwaar was voor zijn tengere schouders en vooral omdat hij van krijgskunde niet veel meer afwist dan een hengelaar of een gezapige burger.

De woorden van Pieter Van den Bossche en het hoerageroep van de massa klonken hem als hemelse muziek in het oor en sloegen hem meteen naar het

88


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 89

hoofd. Hij dacht een Jeanne d’Arc voor de letter te zijn, een zending te moeten vervullen, wanneer het ontredderd volk niet op hem maar op de naam Artevelde beroep had gedaan. Als men niet over de nodige kwaliteiten beschikt, doet men alsof men “de” sterke man is, en Filips van Artevelde, plots en geheel onverwachts tot de hoogste sport van de politieke ladder geklommen, zonder enig benul te hebben van beleid, wil zijn macht en zijn gezag affirmeren, zijn vijanden het zwijgen opleggen en naar “loffelijke” traditie van de tijd, vergiet hij wat bloed ten einde de oppositie elke lust tot contestatie te ontnemen. Laten wij even Victor Fris aan het woord “Certes, Philippe était un personnage peu commode, un “quaet bloet” dit encore Olivier de Dixmude. Au lendemain de son élection, il fit décapiter douze adversaires de la politique municipale parmi lesquels d’anciens ennemis de son père. A la fin du mois, il tua de sa propre main, à l’Hôtel de ville, le premier échevin Simon Bette, tandis que son acolyte Pierre Van den Bossche assassinait le bourgmestre de décembre 1379, Giselbrecht de Grutere. Le jeudi suivant Philippe fit exécuter Jean Sleepstaf, Jean Romere et Jean Mahin. Le 21 février ce fut le tour du doyen des bouchers, Jacques Seyssone. Le tribun n’y regardait pas à une tête près. C’étaient les moeurs de cette époque troublée: Homo homini lupus!” Ja, dat waren de zeden van de tijd en er ging gejuich op wanneer ergens een dolk neerplofte. Wij hebben in zes eeuwen een lange weg afgelegd en men ziet niet goed eenzelfde applaus of goedkeuring, moest iemand na een interpellatie in de gemeenteraad de burgemeester neerkogelen of moest een premier Tindemans een André Cools of een Jos Van Eynde met eigen hand een kopje kleiner maken. Andere tijden, andere zeden. Voor Filips van Artevelde, net als voor zijn doorluchtige vader, was het een fantastische prestatie met eigen hand een vijand naar de Hemel of de hel te kunnen helpen. De godsdienst, de wetenschap, de kunst en de cultuur zijn goddank sindsdien met de zachte schaaf over onze groot- en voorouders gegaan en wij nemen vrede met een aanval in een satirisch blad of met een spotprent, en het is wellicht nog best zo, want bloed en moord hebben nooit redding kunnen brengen.

Na op lokaal vlak met de grove borstel, in casu dolk en zwaard, de oppositie te hebben uitgeschakeld, mocht Filips van Artevelde ernstig aan zijn “buitenlandse” politiek gaan denken, d.w.z. de strijd aanbinden met de graaf en met allen - en zij waren talrijk - die op dat ogenblik met hart en ziel voor hem partij hadden gekozen omdat hij de rumoerige Gentenaren, die al te lang de plak

89


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 90

zwaaiden in het graafschap, nu eens voor goed klein, miezerig klein wou krijgen. Filips is in die dagen een koning te rijk. Zonder er enige aanspraak op te mogen maken, usurpeert hij de titel van “ruwaerd” van Vlaanderen, kan zijn woest temperament niet intomen, maakt misbruik van de gevoelens van blinde haat van een uitgehongerde en totaal ontredderde bevolking en kan aldus zonder enig verzet, zijn wil opdringen, een wil die Gent naar de afgrond zal leiden. Niemand heeft op dat ogenblik de moed gehad of de kans gekregen. Filips in het oor te fluisteren dat zijn rechtstreekse en gevaarlijkste vijand, graaf Lodewijk van Male himself, een koelbloedige, vastberaden, venijnige man was, zonder scrupules, een man die als Artevelde voor geen moord terugdeinsde, maar die het ijskoud en koelbloedig deed. In de strijd tegen een dergelijke man die alles uitcijferde en uitrekende was een woestaard, een hoogmoedige en hartstochtelijke man als Artevelde bij voorbaat ten dode gedoemd, al kon hij aanvankelijk enig succes oogsten. Twee mensen stonden frontaal tegenover mekaar: beiden waren losbandig van zeden, praalzuchtig, doch daar waar Filips zijn karakter doorvoerde buiten zijn privé leven, wist Lodewijk van Male de lijn te trekken tussen zijn slippertjes in privé en zijn koelbloedig uit te voeren taak als graaf. Omdat hij de zwakste was, nam Filips het initiatief en het werd een overweldigend succes: de Gentenaren hadden er alles bij te winnen: letterlijk en figuurlijk werd het voor hen een strijd op leven en dood. De nederlaag betekende de ondergang van een van de heerlijkste en machtigste steden van het Christendom, zij moesten derhalve zegevieren. Met 5000 gefanatizeerde krijgers rukten zij op tegen de 40.000 man sterke legers van de graaf en op 3 mei 1382 behaalde Filips een verpletterende overwinning op Lodwijk en zijn trouwe Bruggelingen op het Beverhoutsveld. Filips rukte Brugge binnen, herstelde er het democatisch bestuur, liet zijn troepen tot een afschuwelijke afslachting overgaan, keerde als overwinnaar in een fantastische roes van glorie naar Gent terug en dacht dat hij definitief het pleit had gewonnen. Doch hij had zonder de waard, Lodewijk van Male, gerekend die onmiddellijk had ingezien dat Filips een heruitgave van het Engels bondgenootschap beoogde, de meerderheid van de Vlaamse steden in zijn kamp had kunnen lokken en een beslissende overwinning wou afdwingen. Doch in de XIVe eeuw was men met een Engels bondgenootschap niet veel rijker, althans in een nabije toekomst, dat met de beloften van Churchill in 1939: de Engelsen hebben veel tijd nodig. Dat wist Lodewijk van Male die bij de jonge Franse koning Karel VI ging aankloppen, onmiddellijke militaire

90


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 91

hulp verkreeg, samen met het Franse leger Vlaanderen binnenrukte. Arteveldes troepen in de flank aanviel, Van den Bossche, een van de oppertroeven van Filips strategie, versloeg en alle plannen van de zgh. ruwaard in de war stuurde. Artevelde was als strateeg in dergelijke netelige toestand volkomen onmondig en er was niemand in zijn omgeving om hem met raad bij te staan. Hij sloeg op dat ogenblik het beleg voor Oudenaarde, liet er alles in de steek, ijlde met zijn troepen naar West-Rozebeke, nog steeds in de waan dat hij ditmaal de graaf, de Bruggelingen en de Fransen samen in de pan zou hakken, doch het viel heel anders uit. Filips, die ook al met een gezellin problemen had en geen strateeg bij de hand had, moest alles improviseren, beging blunders groot als flatgebouwen, trad offensief op daar waar enkel een defensieve houding redding had kunnen brengen en zond 20.000 Gentenaren regelrecht naar de dood. Hij was zo fair zijn manschappen op die verre tocht naar St.-Pieter te vergezellen. Men vond daags na de slag zijn lijk versmacht onder een hoop dappere Gentenaren. Het was een roemloze nederlaag, niet voor de 20.000 gesneuvelden, maar voor de hoogmoedige Filips die meer had gewild dat hij vermocht te doen. Pierre KLUYSKENS

INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE - FICHE N° 175

Op 30 Maart 1900 stelde V. De Muynck in de rubriek “Godsdienstige gebouwen - Volderstraat, n° 7 - XVIIe eeuw (1642)” in het Frans een fiche op over Het oud klooster van de Jezuïeten - Ingangspoort Van dat immense klooster dat, toen het in 1773 afgeschaft werd door Jozef II, bijna gans de ruimte besloeg van het blok tussen de Volderstraat, de Korte Meire, de Lange Meire en een deel van de Paddenhoek, blijven er nu nog 91


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 92

De ingangspoort, anno 1992.

92


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 93

slechts de gebouwen over gelegen tussen deze laatste straat en het huis n° 9 van de Volderstraat. Na de afschaffing van het klooster werden de gebouwen opvolgentlijk ingenomen door de Raad van Vlaanderen, de Burgerlijke Rechtbank en de School voor Bouwkunde; een stedelijke meisjesschool is er nu in gevestigd. De architectuur van de gevel in de Volderstraat is weinig interessant. De elf vensters van de verdieping hebben een afgeplatte rondboog, deze van het gelijkvloers zijn rechthoekig zonder versieringen. Deze laatsten zijn trouwens modern en kwamen er toen de vleugel die uitgeeft op de koer verbouwd werd. De “modillons” in gesculpteerd hout die de kroonlijst van het dak ondersteunen moeten evenwel vermeld worden. Een aquarel van A. Vanden Eynde, gemaakt in 1849, stelt deze gevel voor zonder de vensters van het gelijkvloers. De ordonnantie van de ingangspoort die dateert van 1642 is werkelijk monumentaal en vormt een interessant specimen van de Vlaamse Renaissancestijl. Gemaakt uit gehouwen natuursteen bestaat zij hoofdzakelijk uit twee kolommen met bossages die de eigenlijke poort insluiten. Deze heeft twee vleugels die versierd zijn met panelen bezaaid met grote vierkante nagels met diamantkoppen. Boven de dorische kapitelen heerst een dekstuk met triglyfen. Een rondboog verbindt de twee kolommen. In het midden van de impost is er een cartouche in de vorm van een engelkopje met zijdelingse versieringen in gesculpteerd hout. Aan beide zijden is er boven de deksteen een wijde volute waarvan de inwendige moulure stijgt en een centrale nis omsluit die een driehoekig fronton bekroont. Langs weerszijde van de nis zijn er oprollingen van lofwerk in gesculpteerde steen. Wanneer de Raad van Vlaanderen bezit nam van een deel van het klooster werden enkele wijzigingen aangebracht aan de gevel en de religieuze zinnebeelden werden vervangen door een beeld van de godin Themis. Een cartouche geplaatst boven het driehoekig fronton bevatte de inscriptie: Consilium Flandria; de Republikeinse regering schafte op zijn beurt dit rechtscollege af en deed er Tribunal civil op plaatsen.

93


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 94

DE URBANISATIE ROND GENT-ZUID - DEEL III 1857 - 1865

VOOR U VERZAMELD UIT 31 600 EDITIES VAN DE “GAZETTE VAN GENT�

2 april 1857 Gisteren heeft om 3 uur 's namiddags de plechtige inhuldiging plaats gehad van de verbindingsspoorweg naar het Handelsdok. Een trein, samengesteld uit rijtuigen van eerste en tweede klasse, is de overheden komen opnemen en heeft die naar de statie gevoerd, waar de heer schepen der werken namens de gemeenteraad de verbindingstak geopend heeft verklaard. Bij deze gelegenheid waren de schepen in het dok, de openbare gebouwen en de binnenplaats van het entrepot schitterend bevlagd. Elf wagons, geladen met goederen uit Frankrijk en Duitsland, doorliepen de linie. De konvooien zullen worden voortgetrokken bij middel van paarden of bij uitzondering door locomotieven, volgens de behoeften.

1 augustus 1857 Op 27 juli heeft de inhuldiging plaats gehad van de rail-way, bestemd om met meer gemak de bouwmaterialen te vervoeren welke dienen voor de in opbouw zijnde Sint-Annakerk.Veel nieuwsgierigen woonden de eerste werking met dit nieuw tuig bij, dat geschiedde in het bijzijn van de heer schepen Kervijn, de pastoor en de kerkmeesters van de parochie. De proef is volkomen wel gelukt. Dank aan de spoed waarmee die werken worden voortgezet, zal de kerk waarschijnlijk binnen drie jaren geheel voltooid zijn.

27 januari 1858 Men klaagt dat de politiereglementen niet worden in acht genomen betreffende de circulatie der rijtuigen in de passage Vander Brugghen (** de huidige Tweebruggenstraat), welke van de Lange Violettestraat naar de nieuwe brug over de Nederschelde leidt. Dit straatje heeft nauwelijks negen voet breedte en dient tot doorgang voor de

94


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 95

reizigers die zich van de grote statie naar de Antwerpse aan de Dampoort begeven. Rijtuigen mogen er niet inkomen en nochtans gebeurt zulks dagelijks.

17 april 1858 In de stedelijke raad van Gent werden de onderhandelingen besproken met de aankopers van gronden, aangaande de bepaalde voorwaarden om bij de statie van de staat gebouwen op te mogen richten in de Graaf van Vlaanderenstraat (**thans het Graaf van Vlaanderenplein).

14 juni 1858 Het schepencollege bracht verslag uit over het maken van de boulevard langs de statie. De vraag tot aankoping of onteigening van drie werkmanshuizen die zich langs de kant van Sint-Anna bevinden en de verbreding van de boulevard beletten, werd ingewilligd.

26 september 1858 Het schepencollege stelt de verbreding voor van de boulevard van de dierentuin (** de huidige Franklin Rooseveltlaan). Deze zal van 14,75 meter op een gemiddelde van 20 meter worden gebracht. De stad moet hiervoor de gracht opvullen die langs de boulevard loopt en vraagt een krediet van 3500 frank voor het effenen van de Sint-Lievensvest en de opvulling van de gracht.

26 november 1858 In de stedelijke raad werd de overeenkomst goedgekeurd betreffende de verbreding van de oostelijke boulevard aan de statie (** kant Graaf van Vlaanderenplein). Op 14 juli was besloten dat de stad daar een deel grond zou aankopen. De eigenaars vragen er 6 450 frank voor en het gouvernement is bereid tussen te komen voor de helft van die som.

5 februari 1859 Men is begonnen aan de effenlegging van de boulevard tussen de SintLievens- en Keizerpoorten (** nu de Keizervest). Op 9 februari zal worden overgegaan tot de aanbesteding van de werken voor de afbraak van de SintLievenspoort. 95


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 96

12 februari 1859 Aanzienlijke bouwwerken en openingen van straten hebben tot gevolg dat lang na de voltooiing van het hoofdgedeelte nog veel uit te voeren blijft. Het is aldus, dat verscheidene van onze in de laatste tijd uitgevoerde straten en plaatsen gapingen aanbieden welke elkeen wenst te zien aanvullen. Tot deze klasse behoort de Graaf van Vlaanderenstraat tegenover de statie van de staatsspoorweg. Bij die tot dusver onbebouwde gronden zijn er vele die door de stad slechts verkocht worden, op voorwaarde dat de aankoper er binnen een bepaalde tijd gebouwen zal oprichten.

17 maart 1859 De nieuwe boulevard tussen de Sint-Lievens- en Keizerpoorten is reeds gans met bomen beplant en merkwaardig door zijn breedte, welke heeft toegelaten er een rijbaan en twee schone zijwandelingen te maken. Thans is men vlijtig bezig aan de afbraak van de Sint-Lievenspoort en de aanpalende puingebouwen. Het kleine gruis zal dienen voor de verbetering van de boulevard die van de statie van de ijzeren weg naar de dierentuin leidt. Voorwaar een echt nuttig werk, want tijdens de winter is deze baan door het overvloedige slijk onbruikbaar geworden.

24 maart 1860 Het gouvernement heeft het aflijningsplan goedgekeurd, aangeboden door het stedelijk bestuur van Gent, voor het maken van een boulevard langs de voorkant van de spoorwegstatie van de staat (** thans de Hubert FrèreOrbanlaan). Deze wijk zou hierdoor een merkelijke verfraaiing ondergaan. De boulevard zou op de tegenwoordige breedte van de statieplaats voortgetrokken worden tot op de Sint-Lievensvest. Door dit plan zal een deel van het Sint-Annastraatje moeten verdwijnen. De aan te kopen bebouwde eigendommen zijn echter betrekkelijk gering in getal en de opofferingen die de stad hier zal moeten doen zullen ruimschoots vergoed worden door de aanzienlijke waarde die de bouwgrond zal verwerven langs deze kant, die één der schoonste gedeelten van de stad zal worden. Dit ontwerp wordt vervolledigd door de voorttrekking van die boulevard naar de binnenkant van de stad. Door de opoffering van een huis in de Statiestraat, de inlijving van het straatje rechtover de statieplaats en het doorsnijden van de gebouwen die tussen de Schelde en de Brabantdam liggen, zou de boulevard een grote bocht beschrijven en worden voortgetrokken om in de Brabantdam 96


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 97

uit te komen (** voorontwerp van het eerste gedeelte van de Vlaanderenstraat). Worden die plannen uitgevoerd, dan mag men zeker zijn dat de stad langs die kant een zeer merkwaardig uitzicht zal krijgen en de gemeenschappen met de spoorwegstatie zeer vergemakkelijkt zullen worden.

2 april 1860 Het schepencollege heeft met het departement van Openbare Werken een overeenkomst gesloten, krachtens welke de staat en de stad aanzienlijke werken zullen uitvoeren aan de statie van de ijzeren weg en de wijk der Muinkmeersen. De boulevard langsheen de dierentuin zal op de ganse lengte op een breedte van 22 meter worden gebracht. De afsluitingsgracht langsheen de ijzeren weg zal hiervoor opgevuld worden. De twee grote statiegebouwen zullen verlengd worden tot tegen de Statiestraat (** Wilsonplein) en tussen beide zal een versierde muur worden opgericht. Tussen de ijzeren weg en de Sint-Annawijk, te beginnen van de Statieplaats, zal een boulevard worden aangelegd tot op de Sint-Lievensvest en die weg zal in de tegenovergestelde richting verlengd worden tot de Brabantdam, tegenover de Belgradostraat, zodat hij een lengte van 1300 meter zal hebben. De werkhuizen die tot de statie behoren zullen afgebroken en buiten de SintLievenspoort heropgericht worden. Op een punt nabij de dierentuin zal een publieke plaats van 50 meter breedte worden aangelegd. Daartoe zal men een partij grond van de hof moeten innemen. De onkosten voor deze werken zijn aanzienlijk. De staat zal daarin bijdragen voor 800 000 frank, de stad voor 300 000 frank. De leden van de commissie Werken hebben zich eenparig ten voordele van dit groots plan verklaard en stellen de aanneming ervan voor. Vervolgens gaf de heer burgemeester de Kerchove namens de commissie van FinanciĂŤn lezing van een verslag over dezelfde gewichtige zaak. Voor de voltrekking der statiegebouwen zal de stad in vier annuĂŻteiten 100 000 frank te storten hebben. Daar men reeds gehouden was tot de betaling van 25 000 frank voor de afsluiting, is hiervoor nog slechts 75 000 frank te rekenen. Daarenboven bekomt de stad van de staat nagenoeg 1 hectare grond. Verder zal de stad voor onteigeningen, kunstwerken en kasseiverrichtingen op de twee boulevards 200 000 frank uit te geven hebben. Om die 300 000 frank te vinden heeft de regering het goed gevonden geen lening aan te gaan, maar een stelsel aan te nemen, waardoor de onkosten zul-

97


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 98

len betaald zijn binnen een termijn van een dertiental jaren, door jaarlijks op het budget een som van 25 000 frank te brengen. Er zouden voor 200 000 frank gemeentelijke bons van 500 frank ieder worden uitgegeven, aan een intrest van 4 1/2 %, gedurende 4, 5 en 6 jaren. De heer Lebeque merkte aan dat het onvoorzichtig zou zijn ineens zulke aanzienlijke uitgaven te stemmen, vooral in het bijzijn van de aanstaande afschaffing van het octrooi. Hij vreest ook dat de ontworpen werken de begroting kunnen overtreffen en het cijfer voor de onteigeningen te laag geschat zou kunnen zijn. De burgemeester antwoordde dat de in te nemen gronden door bevoegde bouwmeesters zorgvuldig zijn geschat, de bestekken zijn opgemaakt en alles toelaat te denken dat de werken welke door de stad zelf uit te voeren zijn, zelfs geen 200 000 frank zullen kosten. De raad ging over tot de stemming over de conventie met het departement van Openbare Werken, gesloten op 23 maart 1860. Die werd aangenomen met eenparigheid van de 25 aanwezige leden. De financiĂŤle schikking werd insgelijks met eenparige stemmen goedgekeurd.

4 april 1860 Verslag van de heer schepen de Maere-Limnander over het ontwerp van de aanzienlijke verfraaiingswerken in de omtrek van de statie, door de stedelijke raad met eenparige stemmen aangenomen. “De commissie heeft het ontwerp der vergroting van de spoorwegstatie van Gent en de verbetering van de omgeving onderzocht. Dit plan zal toelaten de boulevard van de dierentuin te verbreden, om de statie evenredigheden te geven die meer zouden overeenkomen met het monumentale karakter van het hoofdgebouw en tegelijk de dienst van de statie een oppervlakte te verschaffen die meer in betrekking zou staan tot haar belangrijkheid. De boulevard van de dierentuin zal op 22 meter gebracht worden, van de Lieven Bauwensplaats (** thans het Frankrijkplein) tot aan de ingang van de dierentuin. Te beginnen aan dat punt, waar een standplaats van 51 op 65 meter zou gemaakt worden voor rijtuigen, zal de breedte van de boulevard 20 meter zijn. De omheiningsgracht langsheen de statie zal gevuld en bij de boulevard ingelijfd worden. De twee gebouwen welke thans in gebruik zijn, het ene voor de dienst van de reizigers en het andere voor die der koopwaren, zullen verlengd worden tot aan de Statiestraat, waar een versierde en gesloten muur de twee voorgevels zal verbinden.

98


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 99

De ijzeren afsluiting in de Graaf van Vlaanderenstraat zal weggenomen worden, evenals de octrooipallisade bij de ingang van de statie. Aldus ontruimd zal de Statieplaats langs het zuiden ongeveer 90 meter verlengd worden, zodat de ingang van het tegenwoordige gebouw der ontvangsten in het midden zou komen te staan. De plaats zal dan 240 meter lang en 55 meter breed zijn. Ten zuiden daarvan, in de richting van de Sint-Lievensvest, zal een 20 meter brede boulevard geopend worden. Gelijklopend met de middenzaal van de spoorweg zal hij zodanig geplaatst worden, dat zijn middelpunt zich met deze plaats versmelt. De Statiestraat en de Sint-Lievensvest zullen aldus door een rechte lijn van meer dan één kilometer verenigd zijn. Door de afstand die de staat doet van een stuk grond van 7,30 meter breed langsheen de nieuwe boulevard van de dierentuin, is het noodzakelijk geweest de dienst der koopwaren te verplaatsen. Die zal voortaan langs de nieuwe boulevard aan de kant van Sint-Anna gedaan worden. Daartoe zullen in de statie twee gebouwen worden opgericht ter hoogte van de Vijfwindgaten. De remise voor de locomotieven en de loods voor de herstellingswerken zullen afgebroken worden en enige meters ten noorden van de Sint-Lievensvest worden heropgebouwd. Het oud koopwarengebouw wordt hervormd in remise voor wagons. De doorgang die heden ter hoogte van de Benardstraat bestaat, zal 145 meter naar het zuiden worden verplaatst, tot rechtover de Sint-Lievensdoorgang, voor de ingang van de tuin van de heer Bogaert. Het statieterrein verkleint dus langs de ene kant en vergroot langs de andere. Langs de ene kant verliest zij aan de boulevard van de dierentuin 34 a en door de vergroting van de statieplaats 36 a, in het geheel 70 a, aan de stad afgestaan om in de openbare weg ingelijfd te worden. Langs de andere kant vergroot zij met de uitgestrektheid van 2 ha 90 a door het innemen van het tracé van de oosterboulevard, die zelf 1 ha 75 a zal bekleden. Van de thans bestaande boulevard valt 74 a in het tracé van de spoorweg, te weten enige huisjes die behoorden aan de erfgenamen Vidal en vorig jaar onteigend zijn. De uitvoering der werken zal door de staat van openbaar nut worden verklaard. De aankoop van de gronden zal door de stad gedaan worden. Het aandeel van de aanlegkosten voor elk der contracterende partijen zal evenredig geregeld zijn volgens de respectievelijke uitgestrektheid van de te verrichten innemingen. Dit zou in rond getal 1 zijn voor de stad en 3 voor de staat. Volgens het proces-verbaal der schatting, door de heren bouwkundigen Lion, Marlier en Colpaert opgemaakt, is de waarde van de aan te kopen bebouwde eigendommen 76 000 frank. Die der landen 280 200 frank. De aan de Oude

99


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 100

Schelde uit te voeren werken belopen tot 15 600 frank. Het totaal voor de inlijving van de grond beloopt 371 800 frank: 92 800 voor de stad, 279 000 voor de staat. Bij die kosten moet men deze voegen van kasseidingen, waarvan de uitvoering geen vertraging mag lijden: de Statiestraat, de aanvulling van 18 000 mÂł voor de verhoging van de oosterboulevard, van de Graaf van Vlaanderenstraat tot het rondpunt van de hoogtedoorgang over de spoorweg en van de westerboulevard, van het rondpunt aan de Benardstraat tot de Muinkbrug. Die kasseiwerken hebben voor doel de toenadering te verwezenlijken van de standplaats der koopwaren, die verplaatst wordt ter hoogte van de Vijfwindgaten. Bij die kosten voegt men verder de prijs voor de vergroting der Benardstraat, welke op 20 meter zal worden gebracht en die van enige andere werken zoals het bouwen van stenen bruggen. Het bureel van Openbare Werken schat dat men voor een uitgave van 100 000 frank zal staan. De verplaatsing van de dienst der koopwaren van het westen naar het oosten van de statie sleept aanzienlijke kosten mee voor de staat wegens de afbraak en heroprichting van de remise voor locomotieven, enz. Die kosten zijn grotendeels veroorzaakt door de aanneming van een plan, waarvan de schikkingen mogen aanzien worden als uitnemend gunstig voor de stad. De staat heeft het aandeel in deze buitengewone uitgaven bepaald op 100 000 frank. De totale uitgaven tot de voltrekking van de statie en de verbetering van de omgeving belopen aldus tot 300 000 frank voor de stad en 800 000 frank voor de staat. De grootsheid van opvatting van deze werken zal aan niemand ontsnappen en om het geheel te vervolledigen stelt de commissie voor, van nu af aan in principe vast te stellen, dat ten noorden van de Statieplaats en in de verlenging van het middelpunt van de oosterboulevard, een straat van 15 meter breedte zou geopend worden naar de Brabantdam. Deze nieuwe weg zou het midden van de stad in rechtstreekse gemeenschap stellen met de omtrek van de statie. Zij zal zich in rechte lijn ontwikkelen van de Belgradostraat tot aan de Sint-Lievensvest, over een lengte van 1300 meter. Wij hebben tevens de plicht aan de heer minister van Openbare Werken onze erkentelijkheid uit te drukken voor de vlijt waarvan hij bewijzen heeft gegeven in de lange en moeilijke onderhandelingen, die eindelijk voltrokken zijn. De stad zal weldra begiftigd zijn met een statie, groot genoeg om te voorzien in alle voorvallen.

5 april 1860 Maandag 2 april heeft de heer Van der Stichelen, minister van Openbare

100


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 101

Werken, zich naar Gent begeven en te 3 uur 's namiddags is door die hoge ambtenaar en de heer burgemeester de Kerchove de conventie ondertekend tussen de staat en de stad aangaande de aanzienlijke werken die uit te voeren zijn binnen het statieterrein en in de Muinkmeersen. Een delegatie van de SociĂŠtĂŠ Equestre is de volgende dag naar het stadhuis gegaan om het schepencollege geluk te wensen met het voorstel van de aanleg der boulevards rond de spoorwegstatie.

20 juli 1860 Bij Koninklijk Besluit van 18 juli 1860 zijn de octrooien afgeschaft. Naar alle waarschijnlijkheid zal men nog deze maand beginnen met de afbraak der stadspoorten rondom de stad.

4 augustus 1860 De minister van Openbare Werken laat weten dat op 29 augustus in de wachtzaal van de Noordstatie te Brussel zal overgegaan worden tot de openbare aanbesteding van de werken voor het bouwen van muren en hekkens rond de statie van Gent en de funderingen van de ijzeren kolommen voor de verlenging van de gare (** perrons) binnen de statie.

13 augustus 1860 Ofschoon het aan het schepencollege behoort de namen te geven aan de nieuwe straten en plaatsen, vond de heer burgemeester het aangewezen ditmaal van de regel af te wijken, om de raad deelachtig te maken aan het huldebewijs jegens de man die zijn naam heeft gehecht aan de grootste hervorming van onze eeuw, de afschaffing van de octrooirechten. Hij stelt voor de naam van Frère-Orban te geven aan de grote boulevard die naast de ijzeren weg zal worden aangelegd en het besluit dienaangaande op een granietsteen aan te tekenen. Dit voorstel werd onder algemene toejuichingen aangenomen.

26 augustus 1860 Men verzekert dat de stadsregering het voornemen heeft de wegneming voor te stellen van de ijzeren brug aan de Lammerstraat, die de wijk van SintPieters aan die van de statie verbindt. De zware ijzermassa, welke dat gedeelte van de stad ontsiert en de vreemdeling een ellendig gedacht geeft van de 101


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 102

kunstsmaak der Gentenaren, zal plaats maken voor een in steen bevloerde brug die de ganse breedte van de Lammerstraat zal beslaan. Dit werk, gevoegd bij de voltrekking van de statie, het verbreden van de boulevards en de oprichting van sierlijke huizen, welke aan alle zijden uit de grond oprijzen, zal de wijk der Muinkmeersen, die 30 jaar geleden slechts een moerassige weide was, in één van de heerlijkste kwartieren herscheppen.

9 september 1860 Het is de maatschappij van de Phoenix die de onderneming heeft verkregen voor de werken aan de overdekte hangaar van de statie. Dezelfde maatschappij was vroeger de werken aan de tegenwoordige gare toevertrouwd geworden. De metselwerken zijn toegewezen aan de ondernemer van Beyen.

23 september 1860 Omtrent de statie werkt men onverpoosd verder. De bouwgronden die men nog geen drie jaar geleden voor geen 6 frank de vierkante meter gewild had, verkoopt men thans aan 20 tot 30 frank.

20 oktober 1860 De minister van Openbare Werken brengt ter kennis dat op 5 november in de statie van Gent zal worden overgegaan tot de aanbesteding van de volgende werken: - afbraak van een ijzeren hekken met deuren, staanders, grondmuren en arduinen wachthuisjes, een afsluitingsmuur, een vracht- en baanwachtershuis en platforms, die thans het statieplein van de Graaf van Vlaanderenstraat afzonderen; - het afslaan van een houten afsluiting, de gedeeltelijke verplaatsing ervan en het oprichten van een voorlopige houten afsluiting.

2 februari 1861 Dank zij het goede weder zijn vele bouw- en aardewerken in de stad hernomen geworden. De metselwerken aan de nieuwe statie en de boulevard FrèreOrban behoren tot dit getal.

102


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 103

25 februari 1861 Langsheen de boulevard van de dierentuin zijn reeds talrijke schone huizen opgetrokken, langs de andere kant zal ongetwijfeld de reeks fraaie gebouwen insgelijks worden voortgezet. Men verneemt dat er een plan was om te midden van dit kwartier, of in de nabijheid ervan, een grote fabriek op te richten, maar dat alle geburen en aangelanden zich bij het onderzoek van commodo en incommodo daartegen verklaard hebben. Bijgevolg kan de toelating daarvoor niet vergund worden. Wij denken dat het gevaar binnen de stad door de aanwezigheid van fabrieken met zware stoomtuigen, reeds groot genoeg is om er geen nieuwe meer te zetten. De afschaffing der octrooien heeft overigens één der grote beweegredenen voor de opbouw van fabrieken intro muros weggenomen. Er is genoeg plaats voorhanden om ze buiten de stad op te richten.

23 april 1861 Het statieplein wordt effen gelegd. Reeds begint men te werken aan het afbreken van het staakwerk dat op de Graaf van Vlaanderenplaats stond, om het tot aan de aflijning van het voornaamste gebouw der statie te verplaatsen. (** eerste maal dat het plein op die wijze wordt vernoemd)

8 mei 1861 De glazen bedekking binnen de statie van de spoorweg gaat langs de kant van de Lieven Bauwensplaats verlengd worden. Heden moet de openbare aanbesteding plaatshebben van het nodige metselwerk. Men heeft ook het hekken weggedaan dat de linkervleugel van het statiegebouw omringde. Hierdoor geniet men op de Statieplaats van een heerlijk zicht, dat nog verfraaien zal wanneer de nieuwe boulevard Frère-Orban zal rechtgetrokken zijn.

30 mei 1861 Sedert enige dagen zijn werklieden in de statie begonnen aan de uitvoering van de verlenging van de standplaats. De werken worden vlijtig voortgezet.

2 augustus 1861 Sedert drie weken worden alle dagen met aarde geladen wagons aangevoerd 103


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 104

naar de plaats waar de statie vergroot wordt langs de Frère-Orbanlaan. Men haalt de aarde van de hoogte rond Deurle, Astene en omliggende gemeenten. De hoeveelheid grond welke nodig is voor de ophoging van de weg en de meersen is zeer aanzienlijk en die arbeid zal nog veel tijd vergen, vooral als men daartoe zoals thans in het geheel zes werklieden gebruikt !

19 oktober 1861 De werken aan de gevel en de afsluiting van de statie van de staat, onder de kundige leiding van de heer ingenieur van Moer, vorderen snel. Men maakt ook spoed met de aardewerken aan de nieuwe boulevard FrèreOrban. Dagelijks brengen wagons uit Waregem 400 m³ zavel aan. Het wegnemen van die zavel zal daar aan de landbouw grond weergeven waarop hij lag. Binnen weinige dagen zal de aanbesteding plaatshebben voor het aanbrengen van de funderingen voor de ijzeren overkapping van de statie tot aan de arm van de Oude Schelde die onder de spoorbaan loopt. Het stenen gewelf van de waterloop zal onmiddellijk verlengd worden en alles moet nog voor de winter voltrokken zijn. Nieuwe gebouwen rijzen op langsheen de boulevard Frère-Orban en weldra zal men ook langs die kant een fraaie wandeling hebben gelijk die naar de dierentuin. Er is ook sprake van de afbraak van de Marcellisbrug, die zo plompe en scheve ijzeren bak. Men zou er een stenen gewelf over de Schelde leggen en zo een beter uitzicht geven aan de Lieven Bauwensplaats. Het wegnemen van de brug zou tevens toelaten de kasseien op die plaats een meter lager te leggen, wat langs weerskanten zeer voordelig zou zijn voor de huizen, die thans als ik een diepte zitten.

16 november 1861 Voor het opvullen met ongeveer 23 000 m³ grond om de boulevard FrèreOrban op de hoogte der sporen van de ijzeren weg te brengen, is een voorlopige som van 25 000 frank op het budget van de stad gebracht. Men kan de juiste kost nog niet bepalen, omdat het deel dat de staat in de onteigeningen moet betalen, nog niet is kunnen vastgesteld worden.

7 april 1862 Er is in de stedelijke raad beslist dat 200 katoenarbeiders zonder werk zullen gebruikt worden om 85 000 m³ aardgravingen te doen aan de boulevard Frère104


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 105

Orban en in de omgeving van de statie. De aanbesteding van de werken voor het maken van gewelven over het gedeelte van de Oude Schelde dat valt in de aftekening van de boulevard, is toegekend aan de heer Léonard voor de som van 18 675 frank.

21 april 1862 De aardewerken aan de boulevard naast de statie worden maar flauwtjes voortgezet. Het aantal katoenwerkers dat daaraan arbeidt is zeer klein. De meeste zijn boeren die gewoon zijn zulk een zwaar werk te verrichten. De verlengde bouw van de statie is schier voltooid. Men is reeds bezig met het hekken te plaatsen aan de zijkant van het plein.

28 april 1862 Heden begint het bestuur van de spoorweg voor rekening van de stad de aanvulling van de boulevard Frère-Orban. Men denkt dat bij middel van 60 wagons daags, die aanvulling binnen twee maanden zal voltooid zijn. Rond hetzelfde tijdstip zullen de werken binnen de statie en aan de voorgevel gans beëindigd zijn. Langs de andere kant gaat men de gracht langsheen de dierentuin vullen en dit jaar zal men nog de funderingen leggen van de afsluitingsmuur die aan de boulevard een breedte van 20 meter zal laten. Katoenwerkers zonder arbeid zullen door de zorgen van de gemeentelijke overheid aan die werken gebezigd worden. Wij denken dat het stedelijk bestuur en de gascompagnie er goed zullen aan doen, zich onmiddellijk bezig te houden met het leggen van de gasbuizen en de onderaardse goot voor de afloop van het water langsheen die twee boulevards.

30 april 1862 De ophogingswerken aan de boulevard Frère-Orban zijn in volle gang. Zodra men meer zavel aanvoert zal het getal fabriekswerkers nog vermeerderen. Gisteren namiddag zagen wij de heren burgemeester en schepenen ter plaatse om de werken na te zien. Daar deze arbeid voor de fabriekswerkers in het begin nogal lastig valt, heeft het bestuur bevolen hen onder het werk verversingen te geven.

105


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 106

5 mei 1862 De katoenwerkers welke nabij de statie arbeiden zijn van veel goede wil. Zij ontvangen 1,50 frank per dag, ‘s morgens een druppel en de dag door tizaen om hen te beletten water te drinken, wat zeer nadelig voor hun gezondheid zou wezen. Over het algemeen tonen zij zich zeer voldaan.

21 juni 1862 Zaterdag namiddag rond 5 uur zal het laatste konvooi met aarde voor de werken aan de boulevard Frère-Orban toekomen. Dit konvooi zal versierd zijn met vaandels en lover en de voltooiing van de werken schijnt door de werklieden met enige plechtigheid te zullen gevierd worden.

23 juni 1862 De werkers die deelgenomen hebben aan de gelijkmaking van de boulevard zijn getrakteerd geworden en hebben een dag soldij als beloning gekregen. ‘s Avonds moest de boulevard verlicht worden, maar de regen heeft zulks belet. ** 1862: wijding van de Sint-Annakerk.

14 maart 1863 Men houdt zich onledig met het planten van bomen en het plaatsen van afsluitingen op de Frère-Orbandreef. Vervolgens zal de ondernemer die het gelijkleggen van de berijdbare banen moet uitvoeren, zijn werken aanvangen. Het gouvernement heeft ook de funderingen van de afsluitingsmuur opnieuw doen ontdekken welke verleden jaar aan de statie werd gebouwd. Wij hebben bij die gelegenheid de wens horen opperen dat men in plaats van een muur beter een traliewerk zou maken, wat niet meer zou kosten en minder onderhoud zou vergen, zoals men zich kan overtuigen langs de kant van de dierentuin. Vele loten grond langsheen de boulevard zijn aangekocht en men verzekert dat er sierlijke gebouwen zullen opgericht worden. Alles laat verhopen dat die werken de boulevard tot één der schoonste wandelingen van Gent zullen maken.

106


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 107

18 april 1863 Men legt thans de buizen voor de verlichting van de Frère-Orbandreef en de boulevard welke de Sint-Lievens- en Keizerpoorten verbindt. Men weet dat die twee wandelingen moeten berijdbaar zijn krachtens een overeenkomst, door de gemeenteraad goedgekeurd. De straatwerken zullen eerlang beginnen en nog dit jaar beÍindigd worden.

17 september 1863 Gisteren namiddag heeft de inhuldiging plaats gehad van de boulevard FrèreOrban. De gemeenteraad met het schepencollege aan het hoofd, gevolgd door de maatschappijen van de stad, heeft zich van het stadhuis naar de boulevard begeven, waar de heer burgemeester de Kerchove een redevoering heeft uitgesproken. Hij heeft gezegd dat de boulevard niet alleen gemaakt is met het doel de stad te verfraaien, maar ook om een volkrijke wijk te reinigen en arbeid te verschaffen aan de fabriekswerkers die door de katoencrisis zonder bezigheid waren. Het is in 1860 dat tot het maken van de boulevard werd besloten, voornamelijk op voorstel van de heer schepen de Maere. Na de redevoering werd het proces-verbaal van de inhuldiging getekend door de gemeentelijke overheden, de voorzitters der maatschappijen en enige bijzondere personen en in de grond gemetseld.

7 oktober 1863 In de stedelijke raad werd gehandeld over de herbouwing van de Marcellisbrug. De nieuwe brug zal andermaal in ijzer zijn. Zij zal zes lopers hebben in plaatschijven en zo gelegd worden, dat haar middelpunt de verlenging zal vormen van de Lammerstraat. De vloer zal gekasseid worden en een helling hebben van 3 cm per meter, teneinde de helling langs de kant van de Lieven Bauwensplaats te verminderen. De uitgaven zijn geraamd op 74 538, 13 frank, waarvan 15 000 frank af te trekken is als waarde van het ijzer der tegenwoordige brug. Het gouvernement zal voor een maximum van 30 000 frank tussenkomen.

27 juni 1864 Onder de plaatsen welke het bestuur van de stadswerken aanduidt voor het herkasseiden behoort de Graaf van Vlaanderenplaats. De ruimte heeft een 107


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 108

oppervlakte van 12 000 m² en vergt aan 5 frank per m² dus een uitgave van 72 000 frank. Het herleggen zal 200 000 oude kasseien ter beschikking laten. Een deel zal gebruikt worden voor de weg langsheen het verbindingsspoor, van de Visserij tot aan de voormalige Dampoort (** grotendeels de huidige Kasteellaan), een ander deel voor de Benardstraat.

25 augustus 1864 Weldra zal te Gent het vraagstuk ontstaan van de aanleg van een omheiningsspoorweg, om de verspreide staties van de stad aan elkander te verbinden en zowel voor het vervoer van reizigers als van koopwaren zou dienen. Indien dit waar is meent het schepencollege dat in het belang van de openbare veiligheid moet onderzocht worden of de plaats waarop nu de spoorweg tussen de grote statie en het entrepot ligt, beantwoordt aan de grotere bestemmingen die er schijnen aan voorbehouden te zijn. De reizigersdienst volledig afscheiden van die der koopwaren en de goederendienst bijeenbrengen op het oefenplein nabij de Dampoort, schijnt de oplossing te zijn die men nastreven moet. Vanaf het ogenblik dat de verbindingsweg uit de binnenstad is verdreven naar het grondgebied van Ledeberg, Gentbrugge en de Heirnis, kan de gehele uitgestrektheid van de passage Vander Brugghen aan de gewone wegendienst overgeleverd worden. Die nauwe doortocht, heden slechts 2,80 meter breed, zou een straat worden van 7 meter en een belangrijke ader, want niets zou gemakkelijker zijn dan die in rechte lijn te verlengen van aan de brug der Visserij tot aan de Dendermondestraat.

6 december 1864 De aanbesteding voor de ijzeren brug ter vervanging van de Marcellisbrug, waarvan het bestek 74 832 frank beliep, is voor 59 436, 95 frank toegewezen aan de ondernemer Scribbe.

19 juli 1865 Binnen weinige dagen zal men beginnen met de werken voor de afbraak van de Marcellisbrug, het logge gevaarte dat de fraaie wijk zo zeer ontsiert. De herbouwing zal met alle mogelijke spoed geschieden, teneinde de circulatie die op dit punt zeer groot is, niet te lang te stremmen. Het geraamte van de nieuw te leggen brug staat reeds gans voltrokken in de werkplaatsen van het huis Colson te Gent. 108


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 109

5 september 1865 Een verschrikkelijk ongeluk is gisteren voorgevallen aan de Marcellisbrug die men aan het afbreken is. Verscheidene werklieden waren bezig met bij middel van koorden en windassen een zwaar stuk ijzer op te halen, wanneer eensklaps een deel van de stelling het begaf welke gemaakt was om de werken te ondersteunen en te vergemakkelijken. Het stuk ijzer plofte zwaar neer en sleurde in zijn val geheel de zijkant van de brug en de helft van het houtwerk mee. Verscheidene werklieden werden getroffen. Eén is op slag dood en twee anderen hebben zware wonden bekomen. De politiecommissaris Ghuys heeft aanstonds de nodige maatregelen genomen om alle verder onheil te vermijden en de menigte nieuwsgierigen in bedwang te houden die zich op het toneel van de instorting verdrongen.

26 september 1865 De laatste ijzeren kantleuning van de Marcellisbrug welke 32 ton weegt, is met goede uitslag weggenomen. Het stelsel dat men nu gebruikte bestond uit twee schepen waarop een kloeke stelling van Riga-balken stond, bekwaam om geheel het gewicht van de kantleuning te dragen. De twee schepen werden onder de balk gedreven en hielden een zekere hoeveelheid water in dat men uitpompte. Naarmate dit werk vorderde, zag men de kantleuning opgelicht worden. Daarna was het gemakkelijk ze met koorden en kabelstangen naar de kant te trekken.

16 oktober 1865 Sedert verscheidene maanden heeft men op de kosten van de staat een afsluiting gemaakt welke zich over de ganse lengte van de boulevard Frère-Orban langs de ijzeren weg uitstrekt. Dit werk, dat omtrent 60 000 frank heeft gekost, gaat naar het schijnt volkomen nutteloos worden. Men heeft in het departement van Openbare Werken een plan opgemaakt, volgens welk men op de statieterreinen gebouwen zou stellen, bestemd voor het maken van machines en sporen, alsook voor het personeel van het bestuur. ERIK DE KEUKELEIRE Uit “Station Gent-Zuid en het Gentse Zuidkwartier” deel 1 (1832-1910) - 356 p. - uitgave in eigen beheer - 2004.

109


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 110

WONEN IN GENT (DEEL 2)

HUIS VAN REKUM - KUNSTLAAN 41

Langsheen de Kunstlaan bevindt zich een burgerhuis dat getuigt van de overgang van het traditionele naar een nieuwe stijl in de eerste jaren van de 20ste eeuw. De Kunstlaan werd aangelegd in 1898 als verbinding tussen het SintPietersplein en het nieuwe burgerkwartier dat zich ontwikkelde ten zuiden van de stad in de nabijheid van het Citadelpark en de spoorlijn Brussel-Oostende die toen een halte had ter hoogte van de Parklaan. Vrijwel alle huizen in deze straat ontstonden door een samenwerking van Emile van Landeghem een kandidaat-notaris uit de Hofstraat die de gronden van de stad had gekocht en architect Achille van Hoecke-Dessel. Naast een aantal lijstgevels leverde dit een reeks fantasierijke en kleurrijke bakstenen gevels op die omstreeks 1900 tot stand kwamen in een verfrissende art nouveaustijl gemengd met een waaier van historische elementen eigen aan de architectuur van de 19de eeuw. (1)

Opdrachtgever en bewoners Het huis nummer 41 werd op vraag van Wilhelmina Van Rekum, een naaister uit Roermond, in 1903 gebouwd op gewezen stadsgrond. Van Rekum kocht dit lot van Emile Van Landeghem. De bouwplannen voor de nieuwe woning zijn bewaard in het Gentse stadsarchief. (2) Van Rekum kwam er wonen op 17 december 1904. De industrieel Henri Chefnay afkomstig uit Schaarbeek, werd op hetzelfde adres ingeschreven op 22 mei 1905. Enkele maanden later verlieten beiden het pand. Hoewel niet gehuwd bleef het paar wel samenwonen zodat het vermoeden bestaat dat het Chefnay was die in 1903 het kapitaal ter beschikking stelde om de grond aan te kopen en het huis in de Kunstlaan te bouwen.

110


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 111

1. Bouwaanvraag ingediend door juffrouw Wilhelmina van Rekum, 7 juli 1903. Stadsarchief Gent

2. Ontwerptekening van de voorgevel. Stadsarchief Gent

5. Grondplan van kelder en benedenverdieping, ontwerptekening. Stadsarchief Gent

7. Houten schouw in de eetkamer op de bel-ĂŠtage. Foto Dienst Monumentenzorg

111


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 112

Na hen noteren we verschillende bewoners die er een korte tijd verbleven. In 1908 kwam er een bierhandelaar wonen met zijn vrouw en een meid. Hij bleef er tot 1919. Jerome Roelant, een peperkoekfabrikant, woonde er vanaf 1920 tot 1929 met vrouw, zoon en meid. Het gezin Rudolf De Sutter (handelsagent) was er zeker van 1941 tot 1963. Ze hadden tot 1949 een inwonende meid, daarna niet meer. Mevrouw Maria Leona Van de Heyning (°Meerle 30/08/1924) kwam er in 1963 wonen en overleed er in 2006. Op dat moment verkeerde het huis in zeer slechte staat. De nieuwe eigenaar wil het verkommerde pand een nieuwe toekomst geven.

4. Signatuur van de architect op de voorgevel. Foto Dienst Monumentenzorg

112


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 113

De architect Architect Constant Rosalie Achillius Van Hoecke (° Ledeberg 1871 - Elsene 1918) tekende voor het ontwerp van dit huis. Hij was verwant aan architect Emile Van Hoecke- Peeters (Gent 1837 - Gent 1919) (3) die tussen 1860 en 1900 in Oost-Vlaanderen scholen, gemeentehuizen, kerken, industriële gebouwen en ettelijke burgerhuizen ontwierp. (4) In Gent verwierf Van Hoecke-Peeters bekendheid door zijn opdrachten voor de Zusters van Liefde (1881-1899) en door ontwerpen voor het notarishuis aan de Reep (1888) en het huis de Jaeghere in de Korte Meer 5 (1890)(5) Achille Van Hoecke volgde tussen 1889 en 1894 les bouwkunde aan de Gentse academie. Stadsarchitect Karel Van Rijsselberghe was een van zijn professoren. In 1895 huwde hij te Ledeberg met Estella Rachel Augusta Dessel en verhuisde met haar naar Doornik. Na een kort verblijf in deze stad (1895-1897) vestigde hij zich opnieuw in Gent en ontwierp in 1898 voor Emile Van Landeghem twee huizen in de Sint-Amandstraat. Het huis in de Kunstlaan - dat enkele jaren later tot stand kwam - is een van de meesterwerken van de architect. In tegenstelling tot wat sommige auteurs beweren heeft hij er zelf nooit gewoond. Hij ontwierp de plannen op een hoogtepunt van zijn carrière en de uitvoering ervan was eigenzinnig en vaak een onderwerp van kritiek. De huizen die Van Hoecke-Dessel in Gent realiseerde zijn hoofdzakelijk gelegen in de wijk tussen het Sint-Pietersplein en het Citadelpark (de Kunstlaan en op de Kattenberg). Daarnaast creëerde hij ook woningen in Westende, Den Haan en Brussel en in Franse en Belgische kolonies zoals Matadi en Thysstad. Hij was medewerker aan tal van tijdschriften: ‘La tribune Artistique’, ‘Le Cottage’, ‘Le Home’, ‘Tekhné’ en ‘De Bouwgids’ waarin hij zijn opvattingen over architectuur verwoordde. Hij bezocht veel tentoonstellingen en nam deel aan plaatselijke salons. Hij las veel over architectuur en andere kunsttakken en was bijzonder goed gedocumenteerd over de kunststromingen van zijn tijd. De familie Van Hoecke-Dessel vertrok in 1907 naar Brussel en vestigde zich in 1913 te Elsene. Constant R. Achillius overleed er in 1918 na een langdurige ziekte. Hij werd 47 jaar. (6)

Beschrijving In zijn werk combineerde Van Hoecke-Dessel het eclecticisme met de nieuwe vormen van de art nouveau. Dit is zowel in het exterieur als het interieur van deze woning duidelijk te zien. Kenmerkend voor de art nouveau zijn de gebo-

113


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 114

Afb. 3 ontwerp van de voorgevel

114


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 115

gen lijnvoering en de florale motieven in de voorgevel. Ook binnen hebben de mozaĂŻekvloer op de gelijkvloerse verdieping, het smeedijzeren traphek in de inkomhal en de kleurrijke glasramen ornamenten in art-nouveaustijl. De gevel De gevel bestaat uit twee traveeĂŤn en drie bouwlagen onder een zadeldak en is asymmetrisch uitgewerkt. Hij is opgetrokken uit rode baksteen overdekt met een pleisterlaag waarin groeven natuurstenen blokken suggereren. IJzer werd gebruikt voor de balkons. Houten onderdelen zijn de deuren (binnen en buiten) en de vensteromlijstingen. De grote poort in driekwartcirkel, uiterst rechts in de gevel, is prachtig uitgewerkt met panelen en decoratief ijzer. De bewerkte zuil maakt er een poort met zijvenster van. Links van de poort is op een steen onder de brievenbus de signatuur van de architect te zien: 'Van Hoecke-Dessel arch.' Boven het souterrainvenster is het beletagevenster uitgebreid met een ijzeren balkon met geometrisch motief en een bewerkte ijzeren bovendorpel. In de tweede bouwlaag zijn - buiten de as van de poort - twee spitsboogvensters geplaatst, een architectuurelement uit de gotiek. Hiernaast is er een opvallend ijzeren balkon waarachter zich twee korfbogige vensters bevinden. Op de derde bouwlaag is er rechts een kleine rijkversierde erker die gedeeltelijk rust op een ijzerconstructie en gedeeltelijk op een stenen console en links de topgevel met een zoldervenster en een gevelsteen met de vermelding van het bouwjaar. Grondplan en interieur De planindeling is typerend voor een statige stadswoning uit de beginjaren van de 20ste eeuw toen de aanwezigheid van personeel bij de gegoede burgerij nog een evidentie was. De dienstruimten lagen op de gelijkvloerse verdieping, de slaapvertrekken van het personeel bevonden zich op de zolderverdieping. Voorraden werden in de kelder ondergebracht. De bewoners leefden op de beletage (eerste verdieping) en sliepen op de tweede verdieping. Op een tussenverdieping naar de derde verdieping toe ligt de badkamer. Naast de planindeling zijn in deze woning het decoratieve materiaalgebruik en verschillende andere authentieke interieurelementen bewaard gebleven. De marmerimitatie op de wanden en de mozaĂŻekvloer (met terrazzo) vallen op in de inkomhal; maar ook de marmeren schouwen in het salon en de grootste slaapkamer en de glasramen in de eetkamer en de hal zijn nog steeds te zien. In de kamers zijn de mooie parketvloeren bewaard gebleven. Op de benedenverdieping was een leefkamer voor het personeel met een

115


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 116

mooie met hout beklede schouw (vooraan) en een grote keuken (achteraan). Het diensttrapje in de keuken komt uit in de grote eetkamer op de bel-ĂŠtage. Die eetkamer is verbonden met een salon (vooraan) en een veranda (achteraan). De verbinding van de eetkamer met de veranda wordt gevormd door een houten rondboog rustend op slanke houten pijlers. In de zuidoost gerichte glazen wand van de veranda zijn de raamopeningen met glas-in-lood ingevuld. Op weg naar de volgende verdieping treffen we op een tussenniveau aan de voorzijde een tweede glasraam aan, progressiever dan het vorige maar van een lager kunstgehalte. Op de tweede verdieping zijn er drie grote slaapkamers. Naar de derde verdieping toe, is er opnieuw een tussenverdieping waar een badkamer ingericht is in een kleine erker aan de voorzijde. Hier is het originele witte sanitair nog aanwezig. Op de derde verdieping zijn er drie zolderkamers van verschillende groottes.

6. De trapzaal. Foto Dienst Monumentenzorg

8. Detail glazen wand in de veranda. Foto Dienst Monumentenzorg

116


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 117

Uitstraling De woning was ook in die tijd een identificatiemiddel voor de bewoner. Het uitzicht van de woning en de interieurinrichting waren afhankelijk van de status van de eigenaars van de woning. Zij wilden via hun woning hun ideologie en rijkdom tentoonspreiden. Men kan in die zin spreken van een zekere 'build to impress'. Dit zien we ook in het huis Van Rekum aan het materiaalgebruik, de decoratieve elementen en de grootte van de woning zelf. De imitatie en prefabricatie van materialen en interieurelementen worden hier gecombineerd met ambachtelijk vakmanschap.

Toekomst Om een duidelijk beeld te krijgen van elk niveau in het huis werd de bestaande toestand van het gebouw door de Gentse architect Mark Bernaert in 2007 volledig opgemeten en uitgetekend. Alle gebreken werden geregistreerd en in opdracht van de bouwheer werd een bestemmingsnota opgemaakt. Het huis is sinds 24 juni 1993 een beschermd monument zodat het uitwerken van een goed dossier niet gemakkelijk was. De architect besefte dat de typische planschikking van dit gebouw overeenkwam met een voormalige en heden niet meer toepasbare bewoning door “meester” en “knecht” of “upstairs-downstairs” (zie de souterrain met keuken en “bel-étage”) en dus niet te verzoenen was met de vereisten van hedendaags wooncomfort (zoals een praktische keuken in rechtstreeks contact met de eetruimte-living, een praktische badkamer enz...). Dit maakte de omvorming van het pand naar hedendaags wonen uiterst moeilijk. Aldus werd geopteerd om dit pand te herbestemmen naar een zachte kantoorfunctie. Op basis van voormelde diagnose en visie werd een restauratiedossier opgemaakt waarbij nazicht en herstel van de straatgevel, de daken en alle ornamenten en interieuraspecten opgenomen zijn. Hierbij werd gekozen voor een zachte restauratie om de authenticiteit van dit zeer waardevolle pand voor zichzelf te laten spreken. De noodzakelijke hedendaagse aanpassingen van verlichting, verwarming, beveiliging enz. zullen op een “onderhuidse” wijze gebeuren. (7) De opdrachtgever wilde ook de glas-in-loodramen aan een afzonderlijke studie onderwerpen. Het conservatie- en restauratieatelier glas Aletta Rambaut stelde vast dat in de glaswand van de veranda eenvoudig gekleurd figuratief glas-in-lood aangebracht is. Hiervoor was ‘Amerikaans’ gekleurd (soms gemarmerd) vlak en structuur glas aangewend. Hoewel de vormgeving van de vijf verandapanelen traditioneel is straalt deze glaswand een zekere verfijning

117


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 118

uit door het subtiele kleurgebruik. De toestand van de glaswand is bevredigend mede dank zij het feit dat ‘beschermend’ glas aan de buitenzijde van de panelen ervoor zorgde dat de ramen werden beschut tegen regen en wind. In de traphal op weg naar de tweede verdieping zijn in de voorgevel eveneens twee glas-in-loodpanelen te zien. Gezien de zwierige herkenbare lijn van de art nouveau kunnen deze panelen als progressief bestempeld worden. Het glasgebruik daarentegen is traditioneel, sober en inspiratieloos en van een lager kunstgehalte dan de glaswand in de eetkamer. Conserveren van het glas met hier en daar een kleine herstelling kunnen aandachtspunten zijn bij de renovatie en herbestemming van het huis. (8)

BEATRIX BAILLIEUL (wordt vervolgd)

Noten L. VAN DAMME, De Kunstlaan. Het manifest van een nieuwe Stijler. In: Stadsarcheologie, jg. 4, 2, Gent, 1980, p. 41-48 (2) Stadsarchief Gent, reeks G 12, 1903, A24 (3) De gemeenschappelijke voorouders van beide architecten waren visverkoper Dominicus Van Hoecke en Genoveva Van Poucke uit Ledeberg. Dit koppel had verschillende kinderen onder meer Franciscus van Hoecke (°Ledeberg ca 1789-Ledeberg 1820) en Jacobus Livinus Van Hoecke (°Ledeberg 1802-Gent 1863). Architect Emile Van Hoecke-Peeters was de zoon van Jacobus. Constant R. A. Van Hoecke-Dessel (roepnaam Achille) was de achterkleinzoon van Franciscus Van Hoecke. Stad Gent, archief bevolking. Met dank aan Ginette Desmet en Philippe Debergh voor de assistentie. (4) A.-M. DE PUYDT, Emile Van Hoecke-Peeters (1837-1919). Biografie en oeuvre. (onuitgegeven licentiaatsverhandeling). Gent, 1998, 2 delen. (5) B. BAILLIEUL e.a., De veelzijdige Van Hoecke. Gent, 2002 en B. BAILLIEUL, Het Huis Thuysbaert in Lokeren: een notaris- en burgemeesterswoning die een museale bestemming kreeg. In: Annalen van de Koninklijke Oudheidkundige Kring van het Land van Waas, deel 110, SintNiklaas, 2007, pp.189-204. (6) E. LEYNS, Architect A. Van Hoecke-Dessel (1871-1918). Leven, werk en geschriften. (Onuitgegeven licentiaatsverhandeling) Gent, 1981, 2 delen. (7) Verslag architect Mark Bernaert, augustus 2007 (8) A. RAMBAUT, Onderzoek van de glas-in-Ioodpanelen uit het huis Van Rekum Kunstlaan 41 Gent. Studie opgemaakt in augustus 2007 (1)

118


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 119

VERKEERSTOEZICHT TE GENT ZEVENTIG JAAR GELEDEN

In de krant “De Dag” verscheen voor de oorlog een Gents rubriekje “Wat Dulle Griet zegt”. Op 13 mei 1939 kwam een thema aan bod dat na een kort oorlogsintermezzo alsmaar belangrijker zou worden. Het verkeerstoezicht in een stad gelijk Gent stelt dikwerf lastige problemen. Zoo staan bijvoorbeeld aan veel kruispunten in de middenstad politieagenten om het verkeer te regelen. Bij de aflossing nu gebeurt het wel eens dat de post zonder agent blijft en dit gedurende geruimen tijd. Gedurende die afwezigheid doen zich wel eens zonderlinge gevalletjes voor. Een kruispunt is altijd een moeilijk probleem voor de verkeersregeling. De politieman die daar op post staat moet veel kalmte en helder doorzicht aan den dag leggen, ten einde ongelukken te voorkomen. Er zijn nog andere punten in de stad waar de aanwezigheid van de politie vereischt wordt, doch bij gebrek aan personeel komt men er niet toe. Aan de Heuvelpoort gebeuren er bijna dagelijks verkeerswonderen en men vraagt zich terecht af hoe daar niet meer ongelukken gebeuren. Ook aan de Keizerpoort doen zich allerhande vreemde gevallen voor. Aan de groote spoorwegbrug bij het Antwerpenplein (Dampoort) is het al niet veel beter. Hier weet men waarlijk niet waar men door mag rijden en waar niet. Deze punten en andere verdienen bijzonder de aandacht want met den dag zal het verkeersvraagstuk scherper worden. Het eenig middel is het systeem der lichtsignalen uit te breiden. Dit zal natuurlijk een ernstige studie vergen, maar men is er in andere landen wel mee klaar gekomen. Aan de Peperstraat werkt het verkeerslicht nu volledig automatisch en dit met goed gevolg.

119


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 120

De geleiders van voertuigen hebben zich evenals de voetgangers maar te gedragen naar de voorschriften van het modern verkeer. Maar ook op dit gebied heefi ons volk veel te leeren. De school kan in dien zin veel nuttig werk verrichten. Op school zou men aan de leerlingen de verkeerskodex moeten uitleggen.

(Uit de collectie “Vliegende Bladen”, reeks “Mobiliteit”, onderreeks “Te voet, per fiets, per auto” in het Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis DSMG, Begijnhof, Sint-Amandsberg). Met een vraagje tot slot: Waren de verkeerslichten aan de Peperstraat - Hoogstraat de eerste te Gent? Was dat daar, gezien de relatief eenvoudige verkeerssituatie ter plekke, soms een proefproject?

OVER HET BELFORT EN DEN BEYAERD TE GEND

Dit artikel dat ons destijds opgestuurd werd door de heer André Buysse verscheen in “Almanach - Wegwijzer der Stad Gend en Provincie OostVlaanderen voor het jaer 1830” (het 60° jaer). Gend, drukkery van D.J. Vanderhaeghen in de Onderstraet nr. 21

(Uyttrek uyt een handschrift der voorledene eeuw) Over het Belfort van het jaer 1313 tot het jaer 1516 Den toren welken wij het Belfort noemen en als dusdanigen te Gend in het midden der stad gezien word, heeft zynen naem ontleend van het fransch woord Befroy het welk by de oude fransche schryvers gebruykt wierd ter beteekening van eenen wacht- of bespie-toren, dienstig om de ver afgelegene vyanden te ontdekken, de aennaderende te verhinderen en het volk door het uythangen van vanen tot den oorlog aen te moedigen of met andere teekenen, ingevolge den nood zulks vereyschte, te vermanen. Grammaius zegt dat dezen toren zou opgebouwd zyn in het jaer 1313, in mey, onder het voorschependom van Gyselbrecht Rinvisch en Baudewyn Borluut. 120


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 121

Wat oorzaek de heeren schepenen tot het opmaken van dezen toren beweegd heeft, heeft men tot hier toe niet kunnen achterhalen. Misschien, gelyk Sanderus wilt, is het een veel ouder gebouw. Den toren is vierkantig, gemetst met doornykschen arduyn, en al wat er aenmerkensweerdig in het steenwerk te zien is, bestaet hier in, dat den toren van boven vyftien voeten breeder is dan van onder. Men heeft dezen toren, in het jaer 1382, onder het voorschependom van Jan de Jonghe en Jan van der Kerckhoven, opgetimmerd met eenen houten lanteern, aen de vier hoeken met vier kleyne torrekens en in het midden vercierd met eene schoone gepraeyde naelde, op welkers spits een groote vergulde kopere draek staet, welke men zegt door die van Biervliet uyt Constantinopelen gebragt te zyn, alwaer zy de zelve bekomen hadden, tot eene blyk der kloekmoedigheyd welke zy betoond hadden onder den graef Baudewyn VIII. Men meent dat deze draek te Brugge op den Hallen-toren gestaen heeft, van waer de gentenaeren ( met de bruggelingen in twist zynde) de zelve gehaeld en op het Belfort in de plaets van eenen aldaer staenden leeuw hebben verheven. Deze draek is verscheyde mael af en op den toren gedaen, om vermaekt en verguld te worden, zoo als in 1540. Als’er in de stad vreugde-vuren aengestoken worden, word de draek vastgemaekt aen de spil waer op zy draeyt, op dat zy door den wind niet zou beweegd worden,’er worden vuerketels rondom gehangen, die des avonds aengestoken worden, de klokken luyden, stads-beyaerd speelt, stads-vaendel word op de draek gedraeyd, en de vuurpylen welk uyt de draek geschoten worden vliegen zoo hoog, dat zy zich in de wolken schynen te verbergen, tot verwondering en vreugd der aenschouwers. Ten jaere 1314, onder het voorschependom van Willem de Beer en Nicolaes van der Hoyen, wierd het gieten der groote klok, welke men ROELAND genaemd heeft, aen den klok-gieter Jan van Roosbeke besteed, de zelve woeg 12.485 ponden, zoo als men het bevonden heeft in het jaer 1659, onder het voorschependom van Mher. Charles d’Allegambe, ridder, heer van Bassinghien, wanneer Roeland in stukken gebroken wierd en men de stukken in de stads-waege woeg. Op deze klok leest men het volgende: Meester Jan van Roosbeke cloc-meester, Ick heete Roelandt, Als men my slaet dan is ‘t brand, Als men my luydt is ‘t storm of triomph in Vlaenderlandt. Dry jaeren naer dat deze klok gegoten was, te weten in het jaer 1317, onder het voorschependom van Willem de Beer en Seger de Groote, wierd zy in den toren gehangen; men heeft haer misschien niet eerder durven optrekken, uyt

121


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 122

vrees van den nieuw gebouwden toren te beschadigen door het optrekken van eene zoo zware klok. Deze klok, omdat zy te langwerpig was, heeft noyt kunnen geluyd worden, niettegenstaende dat men daer toe alle mogelyke middelen en magt heeft ingespannen. In het jaer 1531 meende men eenen vasten middel gevonden te hebben om deze klok te konnen luyden, hier om wierd zy den 13 february (ouden styl) , afgedaen en in het jaer 1543, op S. Barbara-dag, wederom opgehangen in den nieuwen lanteern. Men stelde 16 mannen om de klok in volle geluyd te krygen, maer het was te vergeefs, het zy dat men haer met het klokzeel trok of met den voet stak. In het jaer 1540 wierd Roeland door Keizer Karel in beslag genomen, het geen oorzaak was dat deze klok niet eerder in den toren wierd opgehangen. Er ging ook in het Belfort eene mindere klok, genaemd Bertholf, welke, volgens sommige schryvers, met Roeland scheen gegoten te zyn, ofschoon zy maer eerst in het jaer 1444 opgetrokken en den 6 augusti door 6 mannen geluyd wierd; zy wierd niet geprezen, en nauwelyks was zy eenigen tyd op het Belfort gebruykt of zy kreeg eene groote borste, waer door men genoodzaekt wierd de zelve te doen hergieten in het jaer 1482. Zy wierd eerst hergoten in de Posterne, maer het mislukte; daer naer te Brugge, het was ook gemist; weerderom te Gend op het kerkhof van St. Jan, alwaer het eyndelyk gelukte. Deze klok woeg 6972 ponden, wierd PHILIPPUS genaemd, en kreeg daerenboven nog verscheyde andere namen, volgens dat men haer in verscheyde voorvallen gebruykte, als SmÊ-klok, om dat zy het teeken gaf hoe lang de smeden mogten werken om de geburen niet te stooren, Noen-klok, Poortklok, Werk-klok enz.; uyt welke namen men lichtelyk kan dunken waer toe die klok gebruykt wierd. In het jaer 1573, in het laetste van juni, wierd binnen Gend gegoten de Werkklok, genaemd PHILIPPUS, door Willem du Hem en Marcus le Ferre, klokgieters; zy weegde 9.242 ponden, haer opschrift was: Regnerende PHILIPPUS den II dies name, koning van Spagnien, graeve van Vlaenderen, en wezende hoog-bailliu dezer stede van Gend Mher. Ferdinande de la Barre, ridder, heere van Mouscron, in het schependom van jonkheer Willem van Kethulle, heere van Assche, d’heer Joos Donaes, haerlieden medegezellen, in het jaer 1573 was ik gegoten. Deze klok wierd den 23 september van buyten langs de zyde van den steenput opgewonden en luyde den 3 october op eenen zaterdag, korts daernaer brak den klippel, maer hij wierd aenstonds vermaekt, zoo dat zy luyde van ten

122


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 123

zes tot zeven uren, en wierd zeer geprezen. Men zag ook in den lanteern van het Belfort een klokspel het geen maer eene octave groot was, het welk, naer dat men de horlogien uytgevonden heeft, onder het voorschependom van Reynier de Donckers, aldaer gesteld is. De uer-klok was Roeland en de half-uer-klok Bertholf, daer naer Philippe, die onder de naem van Werk-klok gemeenlyk bekent was. In het jaer 1530, onder het voorschependom van jonkheer Jan Baptiste Dellafaille, heer van Barlestein, en Mher. Denys van Vaernewyck, ridder, heer van Lembeke enz. wierden nog dry uer-wyzers gemaekt en op het Belfort gestelt; te vooren was’er maer eenen, noordwaerts aen de zyde nae het Schepenhuys. De vier uer-wyzers wierden vernieuwd in het jaer 1663, door meester Georgius Sprockel, waer van hier naer word gehandeld.

Van den nieuwen Beyaerd of nieuw Klok-spel en nieuwe Klokken In het jaer 1657, onder het voorschependom van Mher. Charles d’Allegambe, ridder, heer van Bassinghien en Mher. Emmanuel Ballet, ridder, heer van Leeuwenburg, als den ouden Beyaerd door ouderdom t’eenmael begon te vervallen, is men genoodzaekt geweest den zelven ten doen vernieuwen; hiertoe wierd ontboden van Geeraardsbergen broeder Joseph, leekebroeder der Benedictiners-abdy van S. Andries aldaer. Dezen had op verscheyde plaetsen de horlogien en beyaerden vermaekt, als te Brussel in de kerk van S. Gudula en in S. Nicolaes-toren, te Oostende, te Geeraerdsbergen en elders. Naer eenen arbeyd van een jaer, de beyaerd herstelt zynde, wierd’er opgesteld het liedeken “ konde hij daer niet over “ enz. Dit liedeken was redelyk wel gesteld, maer aengezien’er zo weynig klokskens waeren ( want het klokspel ging boven de twee octaven niet ) , kon dat spel niet evenaren aen de gene van Amsterdam, Antwerpen enz., alwaer alle slach van liedekens na de muzykkunst gespeeld wierden. Men zag dan den arbeyd van broeder Joseph als vruchteloos aen en den man, terwy’ler zoo weynig klokskens waren, had het nochtans niet anders kunnen uytwerken. Men begon dan te zoeken nae voorname meesters, die bekwaem waren om nieuwe klokken te gieten. De heeren van Bieze en van Berleghem, als ook den advocat Schoon (eenen grooten liefhebber der toonkunst), beveelden aen de heeren schepenen twee klok-gieters, die in het klok-gieten voor de voornaemste van geheel het Nederland geagt weirden. Het waren twee gebroeders, den oudsten was genaemd Francies en den jongsten Pieter Hemony, zy waren gebortig van Zutphen en woonden te Utrecht, alwaer zy met eenen edelman, genaemd mynheer van Hecke, die blind geboren was, grooten arbeyd, zorgvuldigheyd en onkosten besteed hadden om de ware kunst van het klok-gie-

123


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 124

ten te achterhalen en om de klokken tot accord te brengen, want te vooren was de kunst van de klokken tot volmaekt accord te brengen nog niet gevonden, het was meer een geluk als wetenschap, maer aen die twee gebroeders moet toegeschreven worden, dat zy die kunst eerst gevonden hebben met mynheer van Hecke, den welken (gelyk gemeenlijk by de blinde gebeurt) een zoo scherp gehoor had, dat hy den minsten valschen toon gewaer wierd. Hier op wierd de werk-klok afgedaen en in stukken gebroken, er wierd klokspys by gedaen, tot het maken van eene grootere klok. Zy wierd gegoten omtrent de Weverskapel, maer het was mis voor den eersten keer, dewyl zy geborsten was van boven tot beneden. Zy wierd hergoten en kwam dan geheel uyt den vorm, maer zy had een ander gebrek, daer zy een slecht en doof geluyd had, evenwel hing men die klok in den toren, en om den dooven klank die zy had, wierd zy “ de Doove “ genaemd. Het gebeurde dat alsdan te Gend was Pieter Hemony. Hij had op korten tyd gegoten de drie klokken van S. Nicolaestoren, welke zoo wel gelukt waren, zo in hun accord als harmonieus geluyd, dat zy van ider geagt wierden onder de beste klokken van de stad. Vele voortreffelyke heeren en liefhebbers van de kunst prezen dat werk. De heeren schepenen, overtuygd van de bekwaemheyd van Pieter Hemony, namen voor hem geheel den beyaerd aen te besteden. Hy wierd door hun geroepen en ging met hun het volgende contract aen:

Contract van d’heeren Schepenen met Pieter Hemony, klok-gieter Heden den 8 maert 1659 zyn myne heeren schepenen van der Keure der stede van Gend veraccordeert met meester Pieter Hemony, klok-gieter van Zupthen, om te hergieten den beyaerd ofte speelwerk, hangende tegenwoordig op het Belfort der zelve stede, waer toe den voornoemden Pieter zal moeten gieten zeven-en-dertig goede en melodieuse zuyvere klokken, ingevolge de specificatie by den voornoemden meester Pieter geschreven, overgegeven en ondertekent, welke zeven-en-dertig klokken gestelt en gespecificeert staen elk in hunnen behoorlyken toon op den muzyk-sleutel, die zullen komen te wegen omtrent de vyf-en-twintig duyzend twee-en-veertig ponden, na gissing, de welke hy meester aenneemt te maken en te leveren zoo goed en zuyver van toon en harmonie, dat zy zullen mogen ten toon gestelt worden en ten jugemente van alle en een iegelyk dies verstaende, en in alle zulke perfectie dat’er hier te lande geene betere zullen gevonden worden na advenante hun gewigt en proportie, en ten minsten zoo goed zuyver en harmonieus als de gene die hy met zynen broeder omlangs heeft gegoten voor de torens en de kerken respectivelyk van O.L.Vrouwe en S. Michiels binnen Antwerpen en de abdy van Tongerloo. Belovende daerenboven de voorzeyde zeven-en-dertig klokken

124


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 125

goed te houden jaer en dag voor scheuren en breuken, en in het werk te gaen voor Paeschen naestkomende, om voldaen te hebben binnen zeven maenden, waertoe van stadswege gelevert zal worden alle de klok-spys, consisterende in den ouden beyaerd met den Roeland, tegenwoordig hangende op het voorzeyd belford, immers alles dat tot de voorzeyde zeven-en-dertig klokken van noode zal wezen te hergieten, mids doogende voor lekkagie tot vier ten honderd. Alle de kolen, hout, leem, steen en generalyk al het geen daer toe nodig is, zal by den voorzeyden meester Pieter gelevert worden waer voor aen den voornoemden meester Pieter betaelt zal worden vier honderd vijftig guldens comptant en bovendien zeven grooten van ider pond nieuw werk, en eene courtesie van duyzend guldens, waer van de betaling zal geschieden, te weten vyf honderd vyftig guldens ten beginne van het werk, de resterende somme in dry egale payementen, te weten een derde ofte eerste payement ter oplevering en hangen van alle de nieuwe klokken , een ander derde binnen een jaer daernaer, het laetste derde binnen een ander jaer , ook daer naer. Hebbende voorts den voornoemden meester Pieter beloft, zo hy doet by dezen, ten onkost dezer stede te rafineren het overschoot van de nieuwe werk-klok, onlangs gegoten by meester Augustin le Fevere , gereserveert de materialen daer toe nodig; mitsgaders de voornoemde stede te assisteren van raed en daed in het breken, afdoen en ophangen van den geheelen beyaerd, het maken van de modellen van de klippels en hamers, nodig tot den voornoemden beyaerd, welke voornoemde conditien de voorzeyde contractanten beloven punctelyk te onderhouden en te volbrengen, op pene van schade en intrest daer uyt te reyzen op te leggen en te betalen by de gene die in gebrek zouden wezen. In teeken der waerheyd zyn hier twee gelyke contracten van gemaekt, die by de partyen contractanten zullen worden getekent. Datum als boven, en was ondertekend enz... Naer dat de heeren schepenen met meester Pieter Hemony by contract overreengekomen waren om eenen nieuwen beyaerd te gieten en dat nu alles tot het werk veerdig was, zoo heeft men den 16 juni, op S. Roelands-dag , de groote klok, genaemd Roeland, in stukken gesmeten. Zy had 242 jaren in het Belfort gehangen en hing dan in den lanteern, misschien om dat men haar niet kon doen luyden. Met den derden slag was zy in stukken . De liefhebbers der kunst hebben bemerkt dat de klokken welke uyt Roeland gegoten zyn , eenen veel klaerderen klank hebben als de gene uyt andere klok-spys gegoten; ook zagen zy met verwondering de nettigheyd, geheelheyd en volmaakte rondigheyd der klokken , op de welke uytgedrukt stonden de namen der schepenen, met stadswapen en andere ciraden, zonder eenige bulten, oneffenheyd of ander gebrek.

125


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 126

Terwyl men bezig was het klok-spel te gieten, wierd geheel den lanteern van het Belfort vernieuwd en met ballustraden vercierd, en naerdat de klokken gezuyverd waren , wierden zy tot accord op maet-geluyd gebragt. Hier in toonde Pieter Hemony zyne kunst , want niemand voor de Hemonys had weten de klokken tot een zoo volmaekt accord te brengen. Men prees te vooren grootelyks het klok-spel van S. Janskerk ( nu hoofdkerk S. Baafs ), maer naer het maken van stads-beyaerd is dien lof verdwenen. Lyst der zeven-en-dertig klokken, welke in den lanteern van het Belfort hangen, met aentekening van hunnen toon of maetklank, opschriften en gewigten. kl.

toon

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22

F G A Bb * mi C C* D Db E F F* G G* A B *mi C* D Db E

23 24 25 26 27 28 29 30

F F+ G G* A Bb *mi C

31 32

C* D

opschriften

ponden

....................................................................................................................16 ....................................................................................................................19 ....................................................................................................................24 ....................................................................................................................26 ....................................................................................................................30 ....................................................................................................................33 ....................................................................................................................39 ....................................................................................................................44 ....................................................................................................................49 ....................................................................................................................55 ....................................................................................................................63 D’Heer Thomas van den Berge, ontvanger van de issuwe.........................68 d’Heer Jacques Cardon, ontvanger van de werken ....................................81 Jo.r Louis Triest, heer van Meirelbeke, tresorier........................................96 d’Heer Jan van Hooren, 5° secretaris .......................................................113 d’Heer Jan Odemaer, 4° secretaris ...........................................................134 d’Heer en meester Michiel van Hooren, 3° secretaris..............................137 d’Heer Jan Daneels, 2° secretaris .............................................................181 d’Heer en meester Geeraert van Overwaele, 1°secretaris. .......................205 d’Heer en meester Francis van de Vyvere,3° pensionnaris......................227 d’Heer en meester Jacques du Lary, raed en 2° pensionn........................273 Mher. Jan Baers, ridder, heer van Riddervoorde , raed en 1° pensionnaris.....................................................................................303 d’Heer Jacques Bonne, 13° schepene.......................................................366 d’Heer Joos Stauthals, 12° schepene........................................................424 d’Heer Jacques Coecke, 11° schepene .....................................................490 d’Heer Olivier Weesaert, 10° schepene ....................................................606 d’Heer Jacques Coornaert, 9° schepene ...................................................684 Jo.r Antone van Halthem, 8° schepene.....................................................815 d’Heer Justus Billiet, 7° schepene............................................................956 Jo.r Frederik Volckeggem, heer van Sarlardingen 6° schepene .............................................................................................1198 Jo.r Antone Baers, heer van Westhoe, 5°schepene.................................1614 Jo.r Jan Baptiste Dellafaille, heer van Barlestein,

126


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 127

33

D

34

E

35

F

36

G

37

A

4째 schepene .............................................................................................1716 Jo.r Jan Francies de Blasere, heer van Idewale, 3째 schepene .............................................................................................2101 Mher. Denys van Vaernewyck, heer van Lembeke, 2째 schepene...................................................................... .......................2277 Mher. Emmanuel Ballet, ridder, heer van Leeuwenburg, voorschepene...........................................................................................2880 Mher. Nicolaes Ignatius de Beer, baron van Meulebeke, hoog-baillieu er stad Gend......................................................................4003 Regerende Philippus den III, koning van Spagnien, graeve van Vlaenderen enz. Wezende hoog-baillieu Mr. Ignatius de Beer, baron van Meulebeke enz. - Mher. Emmanuel Ballet, ridder, heer van Leeuwenburg enz. - voorschepene, - Mher Denys van Vaernewyck, ridder, heer van Lembeke, 2째 schepene met haerlieden medegezellen in de wet.........................................................5100 Petrus Hemony fecit. Totaal ponden: ........................27.446

Nota: het teken * vervangt een muziekteken, niet voorhande op de computer. Zie daarvoor het bijgewerkt en afgedrukt exemplaar.

Van deze zeven-en-dertig klokken wierden eenige afgekeurd door de muzykanten, als niet dienstig tot den beyaerd; deze verkocht den klok-gieter ergens aen eene kerk van een klooster of dorp en meester Pieter Hemony goot andere, tot dat het getal der goede klokken volmaekt was. Men vind dat eene dezer klokken aen de kerk van Deynse verkocht wierd.

Van de dry groote klokken welke op het Belfort hangen Naer dat de zeven-en-dertig klokskens wel gelukt waren, hebben de heeren schepenen vastgesteld drie groote klokken te doen gieten, welke als den grondregel van het muzyk zouden wezen en eene aengename harmonie aen het klokspel zouden verschaffen. Hier op wierd den klok-meester Pieter Hemony geroepen ; dezen verheugt zynde dat den beyaert wel gelukt was en te zeer vertrouwende op zyne kunst, maekte een contract, het geen hem daer naer zeer zwaer viel om te volbrengen, want groote klokken gieten is niet alleen eene groote kunst, maer ook een groot geluk als zy volkomenlyk goed zyn en vry van alle fauten, het geen meester Hemony beproefd heeft naer dat hy het naervolgende contract gemaekt had: 127


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 128

Contract van meester Pieter Hemony met d’heeren Schepenen van Gend Heden dezen 3 april 1660 zyn myn edele heeren Schepenen van der Keure, mitsgaders den heer Jacques Cardou, ontfanger van de werken dezer stede van Gend, veraccordeert met meester Pieter Hemony, klok-gieter binnen deze voornoemde stede, om te maken en te gieten dry goede melodieuse klokken, die zullen moeten accorderen met de gene van den beyaerd, waer van de meeste of grootste zal moeten wegen 13.600, de tweede 9.700 en de derde 7000 ponden, daer of daer omtrent, de welke by meester Pieter aenveert te leveren en te maken zo goed en zuyver van toon en harmonie, dat zy zullen ten toon staen, of gestelt worden ten jugemente van alle een iegelyk dies verstaende ; in zulke perfectie dat’er hier te lande geene betere zullen gevonden worden na advenante van hun gewigt en proportie; belovende seffens in het werk te leggen en te blyven tot dat de voornoemde dry klokken zullen gedaen en volmaekt zyn, waertoe van stadswege gelevert zal worden alle de klokspys en tin tot de voorzeyde klokken noodig, en gedoogen voor de lekagie tot vier ten honderd . Nemaer alle de kolen, hout, steen en generalyk al het gene daer toe noodig is, zal hy aannemer leveren tot het maken en gieten van de zelve klokken. Maer van stadswege zal hem gelevert worden de plaets, die den aennemer nog zal vermogen te gebruyken t’zynen profyte een jaer na de voornoemde levering, mits by hem doogende de schade en intrest indien’er eenige kwam te vallen, hetzy van brand of anderzins, waer vooren hy profiteren zal tot zes grooten van ider pond nieuw gegoten werk, waervan de betaling geschieden zal in vyf egale payementen, te weten het eerste ten beginne van het werk, het tweede ter levering van de voornoemde klokken, het derde een jaer daer naer, het vierde twee jaer daarnaer , het vyfde en laetste dry jaer naer de voornoemde levering; zoo lang zal hy aennemer gehouden zyn de zelve klokken goed te houden voor scheuren, borsten en breuken, en voor andere inconvenienten te voorzien, en van stadswege zal gestelt worden eenen super-intendent dies verstaende, ten contentemente van den voornoemden Pieter Hemony, om over de voorzeyde klokken zorge te dragen en toezicht te nemen en die te dirigeren en te gouverneren en gade te slaen na behooren. Welke voorzeyde conditien de voornoemde respective contractanten beloven punctuelyk te onderhouden en te volkomen op pene van alle kosten, schaden en intresten daer uyt te ryzen op te leggen en te betalen by den genen die in gebreke zal blyven. Aldus gedaen actum als boven. Naer het sluyten van het bovengemeld contract begon men met alle magt te werken aen het gieten van de klokken, waer van in de naervolgende lyst gewaeg gemaekt word:

128


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 129

Lyst der grootste klokken hangende in het Belfort, met aentekening van hunne toonen, opschriften en gewigten. De minste klok onder de meeste, die tegenwoordig de Half-uer-klok is, wierd gegoten den 29 mey 1660, zy heeft gedient voor werk-klok tot in het jaer 1713, wanneer eene andere is gegoten, wegende 6022 ponden, door meester Jan Pauwels, klok-gieter, wonende op de oudevest te Gend. Haer opschrift is: Mher. Guillie.mus Dominicus Ignatius de Corteville, heere van Oudenhove, voorschepene. De middenste wierd kort daerna gegoten, haeren natuerlyken toon is gelyk A la mi ré. Zy luyd nochtans D la sol ré, en zy is de leegste octave tot de tiende klok, die boven in de lanteern hangt. Zy weegt 10.299 ponden. De derde en grootste klok, die men de Brand- en Uer-klok noemd, wierd gegoten den 5 augusti 1660. Haer natuerlyken toon is G Sol ré ut in den bas of daer omtrent, maer in haer accord luyd zy C sol fa ut op de octave der zesde klok die in den beyaerd hangt. Haer opschrift is: “Regnerenden PHILIPPUS den IV, koning van Spagnien, graeve van Vlaenderen. Wezende hoog-baillieu dezer stede Mher. Ignatius de Beer, ridder , baron van Meulebeke enz. . Mher.Theodore de Camargo, baron van het H.Ryk, heer van Herffelt enz.. voorschepene , Mher. Pieter Dellafaille, ridder, heer van Eecloo, 2° schepenen, met haerlieden medegezellen in wette.

Petrus Hemony me fecit. Wy zullen nu spreken van de moeyelykheden, welke den klok-gieter wegens deze klokken gehad heeft ter oorzaek van het contract het welk hy met de heeren schepenen gemaekt had; maer wy moeten eerst gewagen van den koperen trommel en het ophangen der klokken, als ook van de noten, dienende tot den beyaerd. Daerentusschen zullen wy meester Pieter Hemony bezig laten met het gieten van den beyaerd der abdy van Baudeloo en van andere klokken voor kerken, het geen hem by contract door de heeren schepene toegestaen was.

Van den koperen trommel Den trommel van eenen beyaert is een groot, rond en bol getuig, vol gaatjens, het welk draeyende op eene yzere spil, de klokskens doet spelen volgens de noten welke’er op geteekend zyn. Hy schynt aldus genaemd te zyn, uyt hoofde der gelykenis welke hy heeft met eenen krygs-trommel. Alle beyaerden hebben eenen trommel, maer zy hebben niet alle koperen trommels; die van Antwerpen en Mechelen hebben yzere trommels, maer die van 129


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 130

Amsterdam, Groeningen, Brussel en Gend hebben koperen trommels; zommige trommels hebben ronde gaatjens, dien van Gent heeft vierkante gaetjens, om de noten in te steken; maer zulks verschilt weynig, dewyl beyde de eene als de andere even goed zyn om den beyaerd na de kunst te doen spelen. Meester Pieter Hemony had wel den trommel uyt koper gegoten, maar het was zyn werk niet den zelven tot volmaektheyd te brengen, zyn werk was voldaen als hy den trommel zonder scheur, breuk of bult geleverd had; daer moest dan eenen horlogiemaker komen, die den trommel tot de horlogie of beyaerd zoude doen dienen. Men zeyde dat te Turnhout eenen vermaerden horlogiemaker woonde , met naem meester Nicolaes van Royen, en aengezien de heeren schepenen niet meer ter herten hadden als den beyaerd tot eene volkomene volmaektheyd te brengen , spaerden zy geenen onkost om den voornoemden meester te ontbieden en aen het volmaken van den trommel werkzaam te stellen. Meester Nicolaes van Royen bragt den trommel tot eene gewenschte rondigheyd , hy maekte en vermaekte ook al het yzerwerk, het welk tot den beyaerd noodig was, hamers, klippels, stelen, veren, tuymelaren en ander yzerwerk; hy hing ook de klokken volgens de schikking waer in zy tegenwoodig nog hangen, te weten: de drie groote klokken van den beyaerd in het midden van den lanteern, de kleyne rond den lanteern, en de drie grootste klokken beneden den toren; hy maekte over de negen duyzend gaatjens in den trommel zoo dat’er de muzykanten omtrent de honderd en tien maten muzyk in kunnen stellen. Hy heeft ook gemaekt, dat den trommel gelykmatig op zyne spil zoude draeyen; maer dit is niet geschied zonder grooten arbeyd en groote opspraek van andere meesters, die zulkdanige werken lichter laekten als maekten. Naer dat nu den trommel begon te draeyen, begon den beyaerd te spelen, het geen eene groote verwondering en vreugd onder het volk veroorzaekte, want noyt had men zoo veel klokken te zamen hooren spelen, en gelyk wat ouds verveelt en walgt, zo verheugt ook wat nieuws het hert. De muzykanten spanden hunne ooren om ergens eenige fauten in den beyaerd te ontdekken, en de heeren schepenen gebruykten niet alleen de inborlingen of ingezetene der stad Gent , maer ook uytlandsche toon- en werktuygkundige, om den beyaerd tot eene gewenschte volmaektheyd te brengen. Eerst wierd ontboden den bestuerder der horlogie binnen Brugge, genaemd N. Mol , eenen zeer hervaren man in het horlogiemaken, om zyn ordeel te zeggen van den trommel en over de werken, welke meester Nicolaes van Royen gemaeekt had; hy toonde de heeren schepenen dat’er veel fauten in waren. Daer naer wierd ontboden eenen zekeren meester Herman, van Antwerpen; dezen, eer hy op den toren was, hoorende den beyaerd spelen, oordeelde dat

130


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 131

de klokskens en hamerkens eenen goeden klank gaven en dat alles wel was. Maer naer dat de heer Weesaert, opziener der werken, met Ludovicus Toussain, den klok-speelder, het werk van Nicolaes van Royen hadden misprezen, als of het geenzins deugde, is hy met hun op het belfort gegaen, en dan heeft hy volgens zyn oordeel alles kwaed gevonden, en hy gaf zyn oordeel aan de heeren schepenen mondelings en schriftelyk te kennen, te weten dat alles of meest alles niet deugde. Naer dat hy zyn schrift aen de heeren hadde overgeleverd, is hy, vreezende voor eenig ongemak of van mishandelt te worden ,in post nae Antwerpen vertrokken. Door dit schrift is eene groote moeyelykheyd gerezen tegen meester Nicolaes. Het is waer, dat hy’er schriftelyk op geantwoord heeft, maer zulks voldeed de heeren schepenen niet; ‘er bestond ook eene groote afjonstigheyd tusschen meester Ludovicus Toussaint, den klok-speler van de stad , meester Pieter Hemony, den klok-gieter en dezen Nicolaes van Royen: zy zochten alle dry de besturing van stads-horlogie te bekomen, en daerom lieten zy niet na elkander te beschuldigen; ook was den heer Weesaert, opzichter der werken , voor meester Nicolaes niet genegen, want zonder de voorspraek van mynheer Idewalle en eenige schepenen, zou men meester Nicolaes weggezonden hebben. Het verveelde de heeren schepenen alle die moeyelykheden en geschillen te aenhooren, welke onder de meesters gedurig oprezen; men wist kwalyk onder zoo veel verschillige oordeelen met het welk men het zou houden. Om dan daer aen een eynde te maken, ontbood men van Amsterdam eenen zeer voortreffelyken meester, met naem Georgius Sprockel. Dezen deed niet gelyk de andere meesters, maer toonde aen de heeren wat goed en kwaed was, en voegde daer by de middelen ter verbetering; hy zeyde dat het klauwier moest vernieuwd en dat er nieuwe noten moesten gemaekt worden, en vele andere zaken, waer van hier naer zal gesproken worden. De heeren schepenen merkende dat dezen meester niet uyt haet, nyt of vooringenomenheyd, maer met reden sprak, daer hy gevende genoegzame blykteekenen van zyne bekwaemheyd in het horlogiemaken, hebben begeerd dat men zynen wil in alles zou volgen. Men verbeterde op zyn bevel de fauten die in den trommel waren. Voor eerst goot men omtrent de veertig ponden lood in de plaetsen daer den trommel te zeer uytgehaeld was, te weten in het eynde van de half uer, alwaer hy te spoediglyk voorliep, om hem alzoo gelykmatiger te doen drayen, en om dat hy zoo spoediglijk niet zou omloopen; men veranderde den enkelen vlieger of wayer van den trommel in eenen dubbelen kruys-vlieger, en men verbeterde de gaetjens welke niet regt in het midden van de linie stonden; maer’er verliep wel tien jaer aleer het bevel van meester Sprockel volbragt was.

131


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 132

Oordeel der muzykanten en andere meesters, wegens de kleyne en groote klokken enz. Alle de klokken waren nu in den lanteern van het Belfort opgehangen, en alles was bereyd om de klokken te doen spelen en luyden , maer de meeste moeyelykheyd was om de klokken tot accord te brengen en om te weten of den klok-gieter aen zyn contract voldaen had; hiertoe was noodig het oordeel van verscheyde meesters te aenhooren en gelyk alle werken in den eersten zoo volmaekt niet zyn, zo is het ook voorgevallen met de klokken, waer van eenige hun volmaekt accoord niet hebbende, een slecht klokspel veroorzaekte; zoo dat eenige schepenen gelyk den moed verloren gaven, dat naer zoo veel onkosten en arbeyd men geen volmaekt werk had. Evenwel, om het begonnen werk niet te laten onderblyven , ontboden zy van andere steden voortreffelyke meesters, om de fauten welke in den beyaerd waren te verbeteren. In het begin van januari 1661 zyn eenige der heeren schepenen met eenige meesters op het Belfort geklommen en verzochten dat meester Louis Toussain, stads klok-speelder, een liedeken zou stellen; doch Pater Wyckaert toonde dat dit liedeken zoodanig gemaekt was, dat zestien klokskens genoeg waren om het zelve te spelen; eenen van de schepenen vroeg, indien zestien klokken genoeg waren om de liedekens te spelen, waer toe het noodig was veertig te doen gieten? Meester Louis antwoorde, dat zyne compositie niet meer verzocht. Maer aengezien men van voornemen was alle klokken te doen spelen, om daer van te kunnen oordelen , zoo verzochten de heeren schepenen aan Pater Wyckaert, dat hy in een liedeken alle de klokken zou doen spelen; hy voldeed aen hun verzoek den 17° january, wanneer in de liedekens “Cecilia” voor de uer, en “o zalig heylig Bethleem” voor de halve uer, de veertig klokken speelden. Daer naer wierd ontboden uyt de abdy van Ninove d’heer Judocus van den Broecke, dezen vernieuwde den beyaerd den 7 february, op S. Romualdus-dag. Hy had op de uer gestelt het liedeken “Marie schoon” en op de halve uer “la Courtisanne”. De heeren schepenen vereerden hem met een eerlyk penningsken, hem bedankende voor zynen dienst. Men wilde den beyaerd nog voorder doen beproeven, men ontbood mynheer Nys, den klok-speelder van Brussel, hy stelde op de uer “Labouré Royal of Valencyn” en op de halve uer “Galathea”; maer zyne samenstelling behaegde noch aan de heeren schepene noch aen de muzykanten. Ondertusschen kwam van Antwerpen den horlogiemaker meester Herman, dezen raedde de heeren schepenen de hamerkens , welke binnen de lanteern op de klokken speelden, van buyten te doen hangen. Daer naer kwam mynheer de Mol, van Brugge, als ook mynheer Georgius Sprockel, van

132


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 133

Amsterdam, die geagt wierd voor den voortreffelyksten horlogie-maker die toen der tyd leefde. Hy wierd geroepen met Pater Wyckaert ten huyze van mynheer Olivier Weesaert, en zy toonden met veel redenen, dat de hamerkens der klokken moesten van buyten hangen; zy zeyden dat hier door den beyaert eene klaerdere harmonie zoude hebben, dewyl men den hamerslag beter zou hooren, ook dat den lanteern daer toe scheen gemaekt te zyn, want de hamerkens hadden te vooren van buyten gehangen; daerenboven , dat hier door den trommel beter zou kunnen omdrayen, want men meer plaets zou hebben tot het schikken van den yzerdraed, welken ook van den sneeuw en water zoo veel niet zou te lyden hebben, en eyndelyk dat de klok-speelders gemakkelyker omtrent de klokken zouden kunnen geraken. Men handelde ook van het maken van een nieuw klauwier, van verscheydene noten die tot den beyaerd dienen, als ook van het besturen van den beyaerd. Deze byeenkomst duerde tot vyf ueren naer middag. Den heer Weesaert schepte groot vermaek in de redenen van Pater Wyckaert en van meester Sprockel, en zeyde dat men de hamerkens van buyten zou doen hangen, gelyk ook geschiedde den 9 july 1661, als het yzerwerk afgedaen wierd en den beyaerd stil stond tot den 24 november van het zelve jaer, niettegenstaende dat mynheer Nicolaes van Royen met vier knechten daer dapper aen vrogt.

Pieter Hemony, klok-gieter, blyft te kort aen zyn contract Tot nog toe hebben wy maer gehandeld van het oordeel der horlogie-makers, over het horlogiewerk en ander getuyg daertoe dienende, maer nu zullen wy voor den dag brengen de moeyelykheden, welke den klok-gieter ter oorzaek van zyn contract met de heeren schepenen gehad heeft. Volgens zyn contract moest Pieter Hemony klokken gieten, welke van ider daer van kennis hebbende zouden geoordeeld worden de beste en harmonieuste van geheel het Nederland te zyn. De muzykanten van Gend hebben eenige klokken van den beyaerd kwaed gekeurd en Pieter Hemony heeft andere in hunne plaets gegoten. Maer de meeste moeyelykheyd was wegens de groote klokken. De muzykanten van Gend zeyden dat hy aen zyn contract niet voldaen had; verre van daer, zeyden zy , de dry groote klokken van S. Baafs (zekerlyk de tweede en de derde) gaen de dry klokken van het Belfort in goedheyd van klank te boven. De heeren schepenen dit hoorende, waren niet wel gezind op den klok-gieter, om dat hy zyn contract niet volbragt had; dan begon hy eerst gewaer te worden dat hy in zyn contract meer had toegezeyd dan het menschelyk vermogen kon volbrengen. Hy zou al menigmael konnen gieten en hergieten, eer dat zoo volmaekte klok-

133


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 134

ken hem zouden gelukt hebben. Maer de heeren schepenen wel wetende dat de nydigheyden, afjonstigheyd ook onder de grootste meesters dikwyls plaats vind, waer door afgekeurd en voor kwaed verklaerd word het geen redelyk goed is, vonden geraedzaam het oordeel van eenige uytlandsche meesters te hooren. Eerst wierd ontboden van Brussel Balthazar Richart, eenen zeer ervaren meester in de muzykale compositie, en den kromhoorn van het koninglyk hof. hy kwam den 28 april, en oordeelde dat de dry groote klokken, voornamelyk de eerste en de derde, eenen dooven en aerdschen klank hadden, en dat de grootste wel een klein kwart van eenen toon verschilde met de andere; hy wees ook eenige klokken van den beyaerd af. Hemony merkende dat zyne klokken misprezen wierden, en mynheer Louis ziende dat’er eenen zekeren mynheer Joannes Willems ontboden was, om in zyne plaets op de klokken te spelen, hebben bedektelyk den yzerdraed veranderd van den vollen toon van F fa ut in zynen halven toon. Mynheer Richart dit bedrog niet wetende, oordeelde dat de klok moest hergoten worden. ‘s Anderendags heeft mynheer Louis, nadat hy wederom bedektelyk den yzerdraad veranderd had, getoont dat de klok goed was, en het oordeel van mynheer Richart tegengesproken. Hier mede is hy, zonder iets anders gedaen te hebben, nae Brussel vertrokken. Naer hem kwam mynheer Nicolaes Royer , organist van het koninglyk hof en eenen vermaerden orgelmaker; hy was byna van het zelve gevoelen van Richart, en gelyk hy zeer hervaren was, zo in het spelen als in het orgelmaken, meynde hy zoo gemakkelyk de klokken tot accord te brengen , als hy gewoon was zyne orgelpypen de doen accorderen. Hy belofde ook aen de heeren schepenen, dat hy dae toe zyn uyterste devoiren zou doen. Hier op wierd aan meester Hemony bevolen den raed van mynheer Royer te volbrengen. Zy klommen op den toren en begonnen lustig te kappen aen de eerste grootste klok , en naer dat’er veel klok-spys van binnen de klok uytgekapt was, zeyde eenen der omstaenders aan Royer: “mynheer, my dunkt dat die klok nu minder overeenkomt met hare octave superieur dan te vooren”; hy antwoorde; “de heeren hebben myn oordeel aenzocht en ik doe het geen ik weet om die klok tot accord te brengen”, de heeren schepenen dit vernemende, hebben niet gewilt dat hy voorder aen de klok zou kappen, maer indien hy eenigen dienst wilde doen, alleenlyk aen de klok-gieter zoude toonen waer in het disaccord van de klokken bestond, en voorders dat hy den klok-gieter zou laten geworden om de zelve volgens zyne kunst tot accord te brengen; het geen mynheer Royer deed, en in schrift zyn oordeel overgegeven hebbende, gelyk den voorgaenden meester had gedaen, nae Brussel vertrok.

134


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 135

GENTSE MEMORIEDAGEN: 14-15-16-17-18 OKTOBER

14 Oktober 1590 Bisschopswijding van Petrus Damant. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2008 - N° 1 - pp. 52-53.

14 Oktober 1680 Aankomst te Gent van Alexander Farnèse. Niet te verwarren met zijn naamgenoot, de zoon van Margareta van Parma. Gouverneur-Generaal van 1680 tot 1682. “Nom trop lourd pour le triste personnage qui le portait”. Was een zwaarlijvig en beroerd man die geen paard meer kon bestijgen en wiens glorierijke naam alleen maar zijn onbekwaamheid en het algemeen verval des te beter deden uitkomen.

14 Oktober 1801 Geboorte van Joseph Plateau. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2008 - N° 1 - pp. 62-64.

14 Oktober 1832 Geboorte van Benoit Wante. Deze Gentse beeldhouwer studeerde aan onze Academie en werd later leraar aan de Nijverheidsschool. Hij maakte o.a. het halfverheven beeldhouwwerk aan de buitenkant van de ingangspoort van het kerkhof van de Brugse Poort, een borstbeeld van Charles Andries en het prachtig beeld “De Genius van de Dood” op het graf van de familie Van Outrive. Stierf alhier op 29 November 1920.

14 Oktober 1838 Een Duitser, een zekere Dietz, trekt door de stad met een raar stoomtuig dat een aantal rijtuigen voorttrekt. Het curieus vervoermiddel brengt heel wat kijklustigen op de been. 135


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 136

14 Oktober 1857 De krankzinnigen van het Convent der Alexianen worden overgebracht naar het nieuw Guislaingesticht.

14 Oktober 1891 Geboorte van Professor Paul De Keyser. Deze innemende persoonlijkheid was een uiterst veelzijdige figuur. Dit wordt misschien het best geïllustreerd door de actieve rol die hij speelde in meer dan 30 verenigingen. Dat omvatte dan - wij zullen het kort houden - o.a. letterkunde, folklore, geschiedenis, kunst, filologie, monumentenzorg. Een bondig overzicht van zijn loopbaan: Middelbaar onderwijs aan het Atheneum waar hij lid is van “De Hereman’s Zonen”, dan Germaanse aan de Universiteit waar hij lid is van “‘t Zal Wel Gaan”. Doctor in 1914, maar... Eerste Wereldoorlog. Gekwetst, belandt hij in Holland waar hij onderwijs inricht voor de geïnterneerden. Van 1918 tot 1919 leraar aan het Atheneum van Schaarbeek. Hij was er benoemd in 1914. Van 1920 tot 1927 leraar aan het Gents atheneum, terwijl doceert hij ook reeds Esthetica aan de Universiteit en vanaf 1926 een vrije cursus Volkskunde. Hem komt trouwens de eer toe de Volkskunde, anders gezegd de Folklore, tot een wetenschap te hebben verheven. Gewoon hoogleraar vanaf 1934, Emiraat op 70-jarige leeftijd in 1961. Enkele van zijn realisaties: Stichter en eerste voorzitter van de “Bond van Oost-Vlaamse Folkloristen”, Hoofdman van de Rederijkerskamer “De Fonteyne”, bestuurslid van “De Vrienden van Oud Gent”, van “De Vrienden van het Oud Begijnhof, lid van de “Commissie van het Museum van de Bijloke”, de “Melomanen”, de “Koninklijke Commissie voor Volkskunde”, van verschillende buitenlandse genootschappen. Overal waar culturele waarden te verdedigen waren kwam men Prof. De Keyser tegen. Hij speelde een belangrijke rol, eerst als Secretaris, later als Voorzitter van de “Commissie voor Monumenten en Stadsgzichten”. Deze kalme, bezadigde, stipte, plichtsbewuste man, zonder enige passie of fanatisme was de geschikte persoon om een dergelijke commissie te leiden. In 1951 verscheen een Jubileumboek dat aan hem gewijd was; daarin stond een lijst van zijn publicaties, ze bevatte niet minder dan 664 titels, een getal dat later zou oplopen tot een 800-tal. De verslagenheid in de Gentse culturele middens was dan ook groot wanneer hij op 22 Februari 1966 plotseling overleed. 136


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 137

Paul De Keyzer. 1891-1966

15 Oktober 1322 Een delegatie waar o.a. ook Willem Wenemaer deel van uitmaakt, gaat te Menen de jonge Graaf Lodewijk van Nevers tegemoet “doe hi eerst in tland quam�.

15 Oktober 1543 De Draak van het Belfort wordt naar beneden gehaald om ze opnieuw te ver137


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 138

gulden. Taalkundig is draak wel mannelijk, maar de Gentenaren spreken meestal over “zij”. 15 Oktober 1782 De 4 kolommen die op de Vismarkt (huidige Groenselmarkt) stonden worden afgebroken. Op de 4 hoeken van de Vismarkt stonden 4 pilaren bekroond met een leeuw. Ze werden hier geplaatst als boete van een misdrijf tegen de Gemeente door Ghelein Van Maldegem. De 4 kolommen werden gekapt in witte steen door Stevin Pauwels, naar een patroon ontworpen door de schilder August de Brune. De leeuwen ondersteunden het wapenschild van het Huis van Bourgondië, van het Huis van Oostenrijk, van Vlaanderen en van de Stad Gent. Aan die pilaren werden destijds bepaalde misdadigers vastgebonden en hun rug tot bloedens toe gegeeseld.

15 Oktober 1830 Incidenten tussen de “Légion Belgo-Parisienne” en een deel van de Burgerwacht. Er vallen 6 doden. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 1980 - N° 3 pp. 639 e.v.

15 Oktober 1832 Het pas opgerichte Beroepshof wordt plechtig geïnstalleerd in de Troonzaal van het Stadhuis. Het werd kort daarna overgeplaatst naar de Volderstraat waar het gedurende 14 jaar zou zetelen. Het verhuisde naar het nieuw gebouwd Justitiepaleis op 19 Oktober 1846.

15 Oktober 1844 Triomfantelijk onthaal door de Gentse bevolking van de architect Adolf Hombrecht, de eerste Gentenaar die de Prijs van Rome behaalt.

15 Oktober 1850 Plechtigheid in de Zuidstatie bij het aankomen van de trein met het stoffelijk overschot van Koningin Louise-Marie. 138


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 139

15 Oktober 1871 Dood van Jan Van Geert. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2008 - N° 5 - pp. 330-331.

15 Okober 1891 Geboorte van Reginald Warneford. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2003 - N° 2 - pp. 110-111.

15 Oktober 1922 De eerste Velodroom in het Park wordt ingereden.

16 Oktober 1830 Geboorte van Ferdinand Vander Haeghen. Eén van die talrijke verdienstelijke Gentenaars uit het verleden die enorm veel gepresteerd hebben en die nu vrijwel vergeten zijn. Volledig ten onrechte trouwens. Deze zoon van de drukker en de uitgever van “De Gazette van Gent” was o.m. geschiedschrijver, estheet, uiterst competente bibliofiel, bevorderaar van Schone Kunsten, warme verdediger van onze monumenten en nog zo veel andere dingen meer. Hij was nog geen 40 jaar toen hij reeds een verzameling Gentse drukken aangelegd had die meer dan 10.000 werken bevatte en die hij aan de Universiteit schonk. Bekendheid als bibliograaf verwierf hij met de uitgave van zijn “Bibliographie Gantoise” in 7 delen. Internationale faam op dit gebied bekwam hij met zijn “Bibliotheca Belgica” waarin alle belangrijke drukwerken, verschenen in België en Nederland, nauwkeurig beschreven werden met opgave van de bibliotheken waar die werken bewaard werden. Gedurende 42 jaar was hij de bibliothecaris van onze Universiteitsbibliotheek. Onder zijn beheer steeg het boekenkapitaal van 100.000 tot meer dan 350.000 werken. Zonder Ferdinand Vander Haeghen zouden wij nu tal van waardevolle, zeldzame boeken en kostbare manuscripten moeten missen. Hij was de geestelijke vader van de Driejaarlijkse Salons voor Schone Kunsten en speelde een voorname rol bij de stichting van ons Oudheidkundig Museum, de restauratie van het Gravensteen en de oprichting van het Museum van Stenen Voorwerpen in de St-Baafsabdij. Hij was eveneens stichtend lid 139


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 140

van de “Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent”. Vroeger wist men competenties te gebruiken. Dit blijkt o.m. uit het feit dat Ferdinand Vander Haeghen gedurende 56 jaren deel uitmaakte van de “Stedelijke Commissie van Monumenten en Stadsgezichten”. Opmerkelijk is dat deze eminente geleerde geen enkel universitair diploma bezat. Daar kan misschien eens over nagedacht worden. Hij werd in 1898 in de adelstand verheven, toen er nog geen inflatie bestond in deze sector. Hij stierf op 22 Januari 1913. Bij de stichting van “Groot Gent” kwamen hier meer dan 800 nieuwe straatnamen. Wij hebben nu een Aspergestraat, Carneool- en Kornalijnstraten, een Kasterbant en een Krijzeltand, verder nog Morganiet-, Zefier- en Kaaksmetestraten, zelfs een Timichegtunnel, enne... een Ferdinand Vander Haeghenstraat? Ferdinand Vander Haeghen? Wie zou dat wel kunnen zijn?

16 Oktober 1846 Ingebruikname van het Paleis van Justitie.

16 Oktober 1847 Geboorte van Hippoliet Lippens. Na studies aan het “Lycée Louis 1e Grand” in Parijs komt hij naar de Universiteit alhier waar hij zijn Doctoraat behaalt in de Politieke- en Bestuurswetenschappen en in de Rechten. In 1870 werd hij in de Interuniversitaire wedstrijd uitgeroepen tot laureaat in het Hedendaags Recht. In 1874 debuteert hij aan de Balie en wordt hij Majoor bij de Burgerwacht. Op zijn 28e is hij secretaris van de Gentse Liberale partij. De overwinning van de liberalen bij de Gentse verkiezingen in 1878 hebben zij grotendeels te danken aan de activiteiten van hun secretaris. Wanneer Charles de Kerchove de Denterghem aftreedt als burgemeester wordt hij in 1882 opgevolgd door Hippoliet Lippens. Dat Gents burgemeesterschap scheen wel een familiebedrijfje te worden: na Constant en Charles de Kerchove kwam nu Lippens en... die was de schoonzoon van Charles. Volgens sommigen was hij een van onze verstandigste burgemeesters, zij het dan ook dat hij nooit populair geweest is. Daarvoor ontbraken hem enkele kwaliteiten: hij was zeer autoritair en eigenzinnig, bovendien was hij van alle burgemeesters de fanatiekste anticlericaal. De Kerchove werd bestempeld als doctrinair, Lippens als sectair.

140


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 141

Niemand is perfect natuurlijk en men kan toch heel wat positieve zaken op het krediet van Lippens zetten: zijn naam blijft verbonden aan het Zollifoferplan waardoor niet alleen de Zuidstatie rechtstreeks verbonden werd met het stadscentrum, maar waarbij ook een van de ongezondste krotwijken van de stad verdween. Men sprak toen van open riolen waar alle epidemieën ontstonden. Ook andere beruchte ongezonde kwartieren zoals de Kattenberg, het Kaleitje, de Gruisberg, het NieuwHippoliet Lippens. 1847-1906 poortje werden grondig gesaneerd; iets wat maar mogelijk was door een gezond financieel beleid. Waar wij Hippoliet Lippens ook dankbaar moeten voor zijn is het feit dat men onder zijn bestuur opnieuw belangstelling begon te tonen voor onze monumenten die er maar triestig bijstonden. Men begon met de restauratie van het Gravensteen, het Geeraard Duivelsteen, het Dammansteen. Ook de haven kreeg zijn aandacht: het kanaal van Terneuzen werd verdiept en de sluis van Sas-van-Gent werd verbouwd. Maar zelfs in zijn eigen partij stootte hij op tegenstand en in 1895 diende hij zijn ontslag in als burgemeester. Lippens zou 1907 niet meer zien: hij stierf op 31 December 1906. Vijf dagen na de Wapenstilstand in 1918 werd het kruispunt van de Brabantdam met de Vlaanderenstraat naar hem genoemd. Maar de Gentenaars blijven toch nog altijd liever spreken van het “Rond Punt”.

141


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 142

16 Oktober 1859 Dood van Napoleon De Pauw. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2007 - N° 4 - pp. 240-241.

16 Oktober 1931 Geboorte van Henri Maeren. Was met zijn vrouw de bezieler van Poppentheater “Magie”. Hij begon er mee op zijn 11e en leerde de stiel bij Joris Vandenbroecke. In 1953 begon hij met zijn eigen theatertje in de Haspelstraat. Op 8 Oktober 1963 werd hij gehuldigd ter gelegenheid van de 1500e voorstelling. Dood op 26 April 1990.

Henri Maeren. 1931-1990

16 Oktober 1953 Dood van Jozef Piens. Hij was een neef van Kanunnik Jules Verschueren. Na diens dood nam hij de directie over van “Het Werk der Vlaamsche Katholieke Pers”. Was de 2e Directeur van dagblad “De Gentenaar”. Werd in deze functie opgevolgd door Georges Vanhoucke.

142


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 143

17 Oktober 1563 Geboorte te Wakken van Josse De Hondt, beter gekend als Hondius. Zijn studies in Gent werden onderbroken door de inname van de stad door Parma. Hij ging ze dan verder zetten in Londen. Rond 1590 begon hij een succesvolle carrière als tekenaar, calligraaf, graveur, stempelsnijder, wiskundige en vooral cartograaf. Hij kocht van de voogd van de kleinkinderen van Mercator graveerplaten en ander materiaal en gereedschap van Mercator. Hij stierf in Amsterdam op 18 Februari 1612.

17 Oktober 1797 Verdrag van Campo Formio waarbij België definitief bij Frankrijk gehecht wordt.

17 Oktober 1817 Dood van Guillaume Faipoult. Deze merkwaardige man die hier gedurende 8 jaar een belangrijke rol zou spelen werd geboren in Champagne op 4 December 1752. Onder het oud regime was hij officier bij de Genie. Bij het uitbreken van de Revolutie vervoegt hij onmiddellijk, zoals veel andere avonturies en arrivisten, de revolutionairen en hij geeft blijk van de grootste vurigheid. Hij is behendig genoeg om zich ten gepaste tijde aan te passen aan de verschillende regimewijzigingen en vermijdt aldus het lot van veel andere revolutionairen van het eertste uur die ook op het schavot eindigden. Hij wordt Afdelingsoverste op het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Een tijdje later wordt hij verbonden aan het berucht “Comité du Salut Public”. Hij omzeilt de val van de Conventie. Na een tijdje Minister van Financiën te zijn geweest, wordt hij “Commissaire Civil du Directoire”. Zijn opdracht bestaat er in in Italië onlusten en wanordelijkheden voor te bereiden om het bestaand gezag te ondermijnen. Op 9 Maart 1800 benoemt Napoleon hem tot Prefect van het Scheldedepartement. Hij komt te Gent aan op 21 Maart op een ogenblik dat men hier de hatelijke Franse bezetting nog niet verteerd heeft. Dat belooft dus niet veel, maar, merkwaardig genoeg, wordt deze gewezen avonturier plotseling een voorbeeldige ambtenaar met veel psychologisch inzicht en veel begrip voor onze volksaard. De man die in een bezet gebied onlusten en wanorde had gesticht, wordt hier belast met het handhaven van de orde en de rust. En hij 143


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 144

doet dat op een zeer intelligente manier: hij bekomt een algemene amnestie, laat wegen en waterlopen herstellen, vervolgt de gevaarlijke roversbende “De Binders”, moedigt handel en nijverheid aan. Hij is tegenwoordig op de Te Deum’s en andere kerkelijke plechtigheden, huldigt de nieuwe bisschop Fallot de Beaumont in, poogt in de mate van het mogelijke de gestolen schilderijen en andere kunstvoorwerpen terug naar onze kerken te laten overbrengen. Hij tracht de gunst van de bevolking te winnen en slaagt er in ook. De burgerij biedt hem een feestmaal aan in de Schouwburg, Paelinck schildert zijn portret, hij laat zich zien op tentoonstellingen, moedigt kunstenaars zoals Louis Roelandt aan, laat bekende artiesten naar hier komen om op te treden in de Schouwburg, hij bekommert zich om het onderwijs, de hygiëne, de wetenschappen. Onder zijn bestuur wordt de Schelde terug geopend en Gent groeit uit, na Lyon en Rouen, tot de grootste fabrieksstad van het “Franse Rijk”. Hij slaagt er zo waar in de Franse bezetting acceptabel te maken, maar in 1808 wordt hij afgezet voor een zaak waar hij zelf niet bij betrokken was, maar waarbij zijn vrouw en zijn schoonmoeder een verderfelijke rol hadden gespeeld.

17 Oktober 1830 De troepen die onder bevel van Kolonel Destombes de Citadel bezetten capituleren.

17 Oktober 1901 Twee monumentale vrouwenbeelden die de Scheepvaart en de Arbeid symboliseren en die gemaakt werden door Domien Van den Bossche, worden op de Verloren Broodbrug geplaatst. Zij verdwenen toen de brug in 1940 opgeblazen werd. De weelderige borsten van de vrouwenfiguren zorgden er voor dat deze brug door de Gentenaars ook wel de “Loezekesbrug” genoemd werd.

17 Oktober 1977 Dood van Marcel Hoste. Deze pionier van de mime in Vlaanderen werd geboren op 12 April 1912. Na het Laurent-Instituut ging hij naar de Academie waar hij lessen volgde van schilder- en beeldhouwkunst. Om den brode was hij verplicht een plaatsje aan te nemen als kantoorbediende in een havenbedrijf, daarna in een textielfabriek in Dendermonde. Intussen schilderde hij veel en begon hij ook aan mime te 144


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 145

doen. Hij volgde lessen bij Marceau in Parijs en stichtte in 1952 het Sabbatinitheater.

18 Oktober 1322 Blijde Intrede van Lodewijk van Nevers.

18 Oktober 1496 Trouw van Filips de Schone met Johanna van Castilië

18 Oktober 1576 De 2 delegaties komen aan die zullen onderhandelen over wat zou leiden tot de “Pacificatie van Gent”.

18 Oktober 1717 Inhuldiging op de Vrijdagmarkt van Karel VI als Graaf van Vlaanderen. Hij werd daarbij vertegenwoordigd door de Marquis de Prié.

18 Oktober 1748 De Vrede van Aken. Daarbij behield Maria-Theresia de Nederlanden.

18 Oktober 1803 Geboorte van Hippoliet Lammens (niet te verwarren met de militante katholiek Jules Lammens). Deze liberale advocaat was tevens - en dat gaat zelden samen - ook nog kunstschilder van historische taferelen. Van 1848 tot aan zijn dood op 2 Februari 1858 was hij gemeenteraadslid. Deze filantroop liet een groot deel van zijn fortuin (250.000 goudfranken) na aan de armen en de wezen van de stad. Bovendien ook nog 30.000 fr. aan het Liefdadigheidsbureau en 50.000 fr. aan de kerkfabriek van St-Anna. Hij werd begraven op het Campo Santo. Op aandringen van het Bestuur der Burgerlijke Godshuizen werd in 1876 de nieuwe straat die door het Begijnhof werd getrokken naar hem genoemd.

145


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 146

18 Oktober 1808 Officiële stichting in herberg “De Prins” in de Ramen van de “Société des Beaux-Arts”, een naam die in 1816 uitgebreid werd tot “Société des BeauxArts et de Littérature”. In het Vlaams was dat de “Societeyt van Schoone Kunsten”. Bij de stichters waren er heel wat eminente persoonlijkheden, zo de schilder Pierre Van Huffel die er de eerste voorzitter van werd. De Ondervoorzitter vas de schoolmeester Delbecq. Hij had een privéschool in het Schepenhuisstraatje. Daar niet op neerkijken, hoor, het was een zeer gecultiveerde man en velen van diegenen die toen een voorname rol speelden in de politiek, de kunsten, de wetenschappen, het onderwijs, de magistratuur, de handel en de nijverheid, waren oud-leerlingen van Delbecq. Waren er ook bij: Louis Roelandt, Pierre-Jacques Goetghebuer, architect Pierre De Broe, graveerder Lieven De Bast, Charles Van Hulthem. De maatschappij telde 5 klassen: Schilderkunst, Bouwkunde, Beeldhouwkunst, Muziek en Letterkunde. Er bloeide hier in die tijd een zeer rijk cultureel leven, zij het dan ook dat, in tegenstelling met vandaag, het woord “cultuur” nauwelijks gebruikt werd. Binnen de maatschappij werd er in 1823 een “Commissie ter Bevordering der Schoone Kunsten” opgericht. Deze wendde zich tot de burgerij met steunlijsten tot de aankoop van kunstvoorwerpen die dan tentoongesteld werden op de door haar georganiseerde trienales. Reeds in 1865 richtte zij een internationale fototentoonstelling in. In 1814 werden de Amerikaanse afgevaardigden van het “Vredesverdrag van Gent”, die hier zeer populair waren, er feestelijk onthaald en tot “membres correspondants” gemaakt. De Maatschappij stopte haar activiteiten in 1885.

14 Oktober 1844 Geboorte van Emile Mathieu. Van 1898 tot 1924 was hij Directeur van ons Conservatorium. Zijn ouders waren zangleraars, zijn vader te Antwerpen, zijn moeder te Leuven. Hij studeerde voor Dokter in de Geneeskunde en het is pas na het overlijden van zijn ouders dat hij overstapte naar de muziek. Hij werd eerst leraar en later Directeur te Leuven. In de Gentse opera werden van hem opgevoerd: “Richilde” in 1889, “L’Enfance de Roland” in 1903, “La Bernoise” in 1923. Dit waren evenwel

146


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 147

geen creaties. Hij stierf in Gent in 1932.

18 Oktober 1857 Stichting in de Troonzaal van het Stadhuis van het “Van Crombrugghe’s Genootschap”. Een van de doelstellingen was: Beschaving en verlichting der leden bij middel van lectuur, onderwijs en ondersteuning der beste leerlingen der stadsscholen die het verlangen uitdrukken hun studies verder te zetten en wier ouders de middelen niet bezitten om hen de nodige boeken te bezorgen. Voorname activiteiten waren de oprichting van een bibliotheek en het organiseren van lessencyclussen en voordrachten. Het Genootschap bezat sinds 1861 een zangafdeling die achtereenvolgens bestuurd werd door Edward Blaes, Pieter Heckers en Jef Van der Meulen. Sinds 1870 was er ook een toneelafdeling; deze vertolkte aanvankelijk zangspelen van Miry, maar creëerde ook tussen 1880 en 1910 nieuwe werken van Jef Van der Meulen en van Oscar Roels. Rond 1910 waren er ook gezongen toneelwerken. Medewerkers waren o.m. Edgar Depont, Pauline Neyrinckx, Evarist De Bouvre. Het Genootschap is sinds lang een liberale vereniging, maar was dit niet bij zijn stichting. Onder zijn leden telde men zowel liberalen als katholieken en socialisten. Een der medestichters was Frans De Potter die later zijn ontslag zou geven. In 1869 kwam Multatuli er voorlezen uit eigen werk. Het eerste lokaal was in “De Prins” in de Ramen. In 1860 ging men naar de Achtersikkel, in 1867 naar de Van Caeneghemstraat en tenslotte naar de Huidevetterskaai in 1892.

18 Oktober 1881 Dood van Francis Bilen, bijgenaamd “Kapneus”. Hij was de Voorzitter van de in 1857 opgerichte “Spinders Maetschappij”. Vanaf zijn prilste jeugd had hij moeten meehelpen aan de onderhoud van het gezin. Hij had bijgevolg geen enkel onderwijs genoten en kon noch lezen, noch schrijven, maar hij was intelligent en een vlotte spreker. Hij noemde zichzelf “Deken van de Spinners”. Toch wel een zonderlinge situatie: deken zijn van de spinners en zelfs nergens een plaatsje kunnen krijgen als spinner, want iemand die opkwam voor de gerechtvaardigde verzuchtingen van de arbeiders kwam onmiddellijk terecht op een zwarte lijst en die gaven 147


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 148

de patroons aan elkaar graag door. Om zijn brood te verdienen baatte hij een herberg uit in de Vrouwestraat, anders gezegd, de St-Pietersvrouwstraat, nu de St-Kwintensberg. Het was dààr dat de spinners samenkwamen. Wij willen toch even stilstaan bij de ongeloofelijke situatie van de arbeiders in de textielindustrie in het welvarend onafhankelijk België van toen. Welvarend, maar op verre na Francis Bilen. 1819-1881 niet voor iedereen. Patroons konden altijd rekenen op de steun van het Gerecht en arbeiders die zich durfden verenigen om op te komen voor hun lotsverbetering werden aangehouden, beschuldigd van “samenspanning” en kwamen terecht in de gevangenis, en dat waren in die tijd zeker geen luxe-hotels. Spinners moesten van hun karig loon ook nog bepaalde kosten voor hun rekening nemen, zoals de olie voor het onderhoud van de machines en voor de verlichting van hun molens. Om tijdverlies bij de productie te vermijden moesten zij de zondag zorgen voor het kuisen en onderhoud van de mechanieken. Wordt daar in de scholen nog wel eens over gesproken in de les Geschiedenis, voor zover die nog bestaat? Bilen mag zeker als een gematigd figuur beschouwd worden en hij kon met fierheid 4 medailles voorleggen die hij bekomen had voor daden van moed en zelfopoffering. Na verschillende jaren kwam het tot onenigheid met de spinners. Ze namen het hem misschien kwalijk dat de resultaten tot poging van lotsverbetering te traag kwamen. Hij kreeg ook tegenkanting van vrijzinnge spinners, want Bilen was een gelovig man en het werd hem kwalijk genomen dat hij een postje aanvaard had van ceremoniemeester in de kerk, iets wat Gentenaars “‘ne Pijkenhîere” noemen. De spinners verlieten zijn herberg en zochten een ander lokaal op. Bilen trok zich terug uit de arbeidersbeweging en begon een handelszaak in breikatoen.

148


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 149

18 Oktober 1966 Gent krijgt het bezoek van Valentina Terechkova, de eerste vrouwelijke cosmonaute. Zij werd ontvangen op het Stadhuis, bezocht het Lam Gods en werd ontvangen in de Academiezaal van de Universiteit. Hugo Collumbien

SPEEL NOOIT MET EEN ACHTERGELATEN KANON!

Gent stond in de 15de eeuw bekend om zijn vooruitstrevende bewapening. Dat de hertogen van BourgondiĂŤ, Maximiliaan van Oostenrijk en de Habsburgers uiteindelijk meer middelen konden inzetten voor hun artillerie, heeft sterk bijgedragen tot het politieke machtsverlies van de stad. Minder leuk was dat de Gentenaren soms hun kanonnen her en der lieten rondslingeren. Dat ondervond Pieter de Zomere in 1486 tot zijn schade en schande. Hij was geĂŻntrigeerd door een kanon dat was blijven liggen op het kerkhof van de Sint-Janskerk, de huidige kathedraal. Die begraafplaats was gelegen ten oosten van de kerk, nagenoeg op de plek waar het bisschopshuis staat. Hij vond er niet beter op dan met vuur te spelen nabij het zundgat van de laadkamer. Mogelijk dacht hij dat het kanon niet geladen was, maar niets was minder waar. Het ding ontplofte tot grote verwondering van De Zomere die gelukkig ongedeerd bleef of die er toch geen zware verwondingen aan overhield. Minder goed was het gesteld met het grote glasraam in de kapel van Onzelieve-Vrouw op de Rade, de askapel van de parochiekerk. Het glasvenster ging volkomen aan diggelen. De kapelmeesters hadden nog in 1478-1479 de kapel in orde laten brengen. Zij waren dus beducht voor regenschade, onder meer aan het grondig vernieuwde altaarretabel. Gijselbrecht van Meerlo had gezorgd voor het kunstige houtsnijwerk ervan en Gheerolf van den Mortele voor de polychromie en voor zijluiken met nieuwe schilderijen1. Daarom lieten zij meteen het glasvenster door een niet genoemde glasmaker herstellen2.

149


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 150

Nagetekend naar de tekening uit de rekening.

Die aangelegenheid kostte liefst 71 pond 12 schelling parisis. Van Meerlo en Van den Mortele hadden destijds samen maar 80 pond parisis ontvangen3. Pieter de Zomere draaide op voor die kosten. Omdat het bedrag zo aanzienlijk was, werd hem een afbetalingsplan toegestaan, telkens te vereffenen omtrent half april. Hij hield zich getrouw aan de afspraak en verrichtte de laatste aanbetaling in mei 14924. Ongetwijfeld een duur kanonschot! De rekenplichtige van de kapel van Onze-lieve-Vrouw op de Rade was danig onder de indruk dat hij een zo ongewoon gebeuren in zijn rekeningen diende op te nemen. Hij liet zich zelfs even gaan en maakte in de marge van zijn rekening een tekening van het bewuste kanon5. Het bestond uit de loop en de kamer en was gemonteerd in een houten afuit op wielen. Het zundgat in de kamer kreeg een bijzondere klemtoon. Achteraan bemerkte men het blok en de staart waarmee het werd geblokkeerd om te terugslag op te vangen.

DaniĂŤl Lievois

1

2

3 4 5

LIEVOIS, D, Gijselbrecht van Meerlo, een Gentse beeldsnijder in het laatste kwart van de 15de eeuw. In: Handelingen van de Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent, dl. 55, Gent, 2001, p. 179-197. Rijksarchief Gent, Fonds Bisdom en Sint-Baafs, Rekeningen van de Gilde van Onze-LieveVrouw op de Rade, K 5224 (verder RG, K 5224), 1485-1486, f. 6v-7. RG, K 5224, 1478-1479, f. 4v. RG, K 5224, 1491-1492, f° 2. RG, K 5224, 1485-1486, f. 6v.

150


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 151

VERGETEN GENTSE SCHRIJVERS GEO BRUGGEN (GENT, 1921)

Georges Emiel Verbruggen is als enig kind in 1921 geboren te Gent, Snoekstraat 23. Zijn hele leven heeft hij in dezelfde buurt gewoond: Zalmstraat, Schoolkaai, Eendrachtstraat, Lousbergskaai. Zijn vader Edmond Joseph was paswerker bij de Spoorwegen. Lagere school en lager middelbaar in Sint-Joris, Steendam: hoger middelbaar in Sint-Gregorius te Ledeberg. Studeerde aan de Gentse universiteit voor burgerlijk conducteur, een trapje lager dan ingenieur en hij was zijn leven lang conducteur, later hoofdconducteur van de technische diensten van de haven van Gent. Naast de mathematicus Herwig Hensen is hij wellicht de enige uit de wereld van de wiskunde en de techniek die zij tot poëzie aangetrokken voelt. Hij begon reeds gedichten te schrijven in het middelbaar onderwijs, vooral beïnvloed door Karel van de Woestijne, Guido Gezelle, Wies Moens en Marnix Gijsen. Toen hij op de Schoolkaai woonde was Paul Rogghé zijn buurman. Die heeft hem geholpen en gestimuleerd verder te doen. Tijdens W.O.II werd hij ook lid van de Faun Groep rond Paul Rogghé en na de oorlog was hij zelfs enige tijd redactiesecretaris van het tijdschrift De Faun. Hij kende tevens Daan Boens. Later zal hij ook contacten onderhouden met Tijd en Mens (1949-1955) in het bijzonder met Jan Walraevens en Remy C. van de Kerckhove. In 1966 werden 10 gedichten opgenomen in Poëtisch Gastmaal III, een bloemlezing uitgegeven door de Vereniging van Katholieke Oostvlaamse Schrijvers. Geo Bruggen is in zijn leven in 48 en 69 twee keer diep getroffen door het overlijden van zijn vader - “de goedheid zelf!” - en zijn eerste echtgenote, respectievelijk 53 en 51 jaar, beiden overleden aan kanker na een pijnlijk ziekteproces. Waarom zijn gedichten zo’n pessimistische, zelfverwijtende en zelfkwellende indruk maken? Hij is van nature aan de zwaarmoedige kant, herinnert zich uit zijn eerder eenzame jeugd vooral het tot mijmering stemmende petroleum- en gaslicht en de stilte van de lange winteravonden. De lectuur van de zwaarmoedige Karel van de Woestijne heeft ook zijn sporen nagelaten. Waarom hij na zijn laatste bundel, verschenen in 1965, niet meer heeft gepubliceerd? “Als ik de massa poëzie zie die gepubliceerd wordt, heb ik geen behoefte daar nog iets van mezelf aan toe te voegen.” Bovendien zag hij met de Vijftigers de poëzie in een richting evolueren die niet de zijne was. En... een gebrek aan ambitie wellicht. Dat betekent niet dat hij volledig opgehou151


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 152

den is met schrijven. Hij schrijft nog zo’n vijf gedichten per jaar en regelmatig aforismen. Hij hoopt die ooit nog te kunnen bundelen. In de eerste gedichtenbundel van Geo Bruggen, Het naakte hart, klinkt luid de zelfklacht: “Ik heb ondraaglijk fel geleden / en leef van stoïcijns genot.” De bundel werd in 1946 bekroond met de Letterkundige Prijs van de stad Gent (jury: De Craene, Hegmans, Herckenrath, Minne, Rogghé, Vermeulen), waardoor een eerder aarzelende debutant onmiddellijk veel aandacht kreeg. Het is belijdenislyriek met een klassieke vormgeving en rijmschema. Pas acht jaar later verschijnt Dans der Bitterheden (1956). In tegenstelling tot de Vijftigers beschouwt hij het traditioneel taalgebruik als hét uitdrukkingsmiddel voor de neerslag van zijn innerlijk leven. Hij is een kwetsbare natuur en bitterheid is een grondtrek van zijn wezen; het liefst eeuwige problemen van leven en dood, van lijden en ontgoocheling in alle eerlijkheid uit te schrijven. De bundel Variaties verschijnt in 1958. Daarin staat o.a. het gedicht dat aanvangt met: “Ik ben een bitter mens en niemand zal mij loven / omdat ik vroom of vriendelijk kon zijn. / Als ik van liefde spreek zal niemand mij geloven / en minder nog wanneer ik spreek van pijn.”. Over deze bundel schreef Paul De Keyser: “Geo Bruggen is een dichter die zijn menselijkheid in al zijn gedichten drastisch en tevens ontroerend uitstreept. Hij is op-en-top een stadsmens, door zijn beroep een technicus die de machten der vernietiging en der schepping om de beurt verheerlijkt en vervloekt. Hij is elegisch van aard en doorgaans een pessimist, begaan met het lot van de mensen en met zijn lichamelijke en geestelijke onmacht om dit lot te verbeteren. Hij is een waarachtige ‘verbitterde’ Gentenaar, hard en opstandig, maar open tot een boodschap van liefde en opoffering.” Moge die bitterheid al een grondtrek zijn van Gentenaars, Richard Minne reageert daarop met een geest van opstandigheid; voor Geo Bruggen is het een kwelling, die hij in alle eerlijkheid wil uitschrijven. In 1964 verscheen “Als Vogels op een Dak”, een bundel aforismen. Deze aforismen geven, in een tot de essentie herleide formulering, een meer objectieve kijk op het menselijk bestaan. En Geo Bruggen bewijst een sociaal-voelend mens te zijn. Belangrijk: als christen gelovige stelt hij de vrijheid van denken en interpretatie voorop, ook al worden daardoor soms eeuwige waarden aangetast. Eéntje ter illustratie: “Alleen voor wie niets begrijpt is alles volkomen duidelijk.” Zijn laatste bundel, In het Kristal der Gestalte (1965) wordt door verschillende critici beschouwd als zijn beste poëtisch werk. Nochtans zijn de onderwerpen die aan bod komen dezelfde gebleven en ook zijn vragen: “Begrijp mij zo gij kunt, begrijp mij zo gij wilt. / Wil ik mij zelf wel steeds 152


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 153

begrijpen?” En hij beantwoordt die vraag ook: scheppend wil hij zin geven aan zijn bestaan, zonder zich aan wetten en hun geborgenheid te storen. Des te verwonderlijker is het dat Geo Bruggen het na die laatste bundel voor bekeken hield, het niet meer de moeite vond zijn stem te laten meeklinken in het Vlaams dichterskoor. Ik denk niet dat ze slecht of vals had geklonken. Wel integendeel. Daniël Van Ryssel Bronnen: Boekuiltjes in Vooruit en besprekingen in De Gentenaar

DE UITSLAG VAN DE PUZZEL 2008

Zeg niet dat het u geen bal kan schelen, want dan heeft u zeker de echte naam van “Mance” niet gevonden. Zeg ook niet dat er geen schot in zat, want dan ken je Germaine de schietende non niet. Zeg zeker niet dat er iets niet klopt of Firmin Crets begint direct te “klopen”. Met Willem van Bibaut kan je moeilijk voor de schijn heilig zijn, maar de hoofdfiguur die wij zochten is de enige echte Brusselmans Herman. De overige personages mogen ook meedoen en in volgorde zochten we naar:

1) Firmin Crets, www.firmincrets.be 2) Bernard de Wilde; DECAVELE J. (red.), Gent Apologie van een rebelse stad. Geschiedenis – Kunst – Cultuur, Antwerpen, 1989, p. 138 3) José Rizal, HAERENS K., Overzicht van de Gentse gedenkplaten, Gent

153


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 154

1976, p. 59-60. 4) Willem van Bibaut; DE VRIJ M.R., De Meester van de Magdalena Legende, Amsterdam 2000, p. 31; VAN HOUT N., Vlaamse primitieven De mooiste tweeluiken, Cat tent, Antwerpen Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, 3-3/ 27-5-2007, p.64; DE VRIJ M.R., Sint-Lucas tekent de Heilige Maagd door de Meester van Willem van Bibaut, in: Jaarboek van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen 1998, blz. 237. 5) Arthur Claus; L. Elaut, Arthur Claus, een Vlaams psychiater van Europese roep (1861-1932), in: Het Pennoen, VI, 1956, nr. 7, blz. 7-8. 6) Germaine De Wulf; DE GEEST J., Campo-santoblommen geplukt te Sint-Amandsberg, Gent 1982, blz. 23. 7) Florimond Van Duyse; P. Bergmans, Notice sur la vie et les travaux de Florimond van Duyse, in: Annuaire de l’Academie royale de Belgique 1915-1919, p. 185-310. 8) Petrus Van Bavegem. VAN DE VELDE A.J.J., Petrus van Bavegem, geneeskundige en Petrus van Bavegem, apotheker, 1946. 9) Joseph Maria Martin van den Gheyn; Bayot A., Le R.P.J. van den Gheyn S.J., in: Revue d’histoire ecclésiastique, XIV, 1913, p. 401-407. 10) Armand Seghers; www.kaagent.be/_kaagent/archive.php 11) Judocus Clemmen; DESEYN G., Gids voor oud-Gent Antwerpen 1985, blz.484-485. Gehokt met de ‘letterkens’ geeft ons dat de volgende rangschikking:

154


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 155

J P E T R W F L O A F I R

I R R M J

A J O U G L I M I O

B R U S S E L M A N S

E T D E

R H O P

N A R D U R C U S H

R E O N

M A I N E M N D D

E

We hopen met deze puzzel opnieuw enkele leergierige Gentenaars blij gemaakt te hebben. Hierna volgen de primussen onder de puzzelaars (P.S. we bedoelen hiermee niet de redacteur). Voor ons zit het er weer eens op, tot volgend jaar! De hard-kloppende quizmaster, waar schot in zit.

COMMENTAAR

Deze keer ontvingen wij slechts 4 antwoorden en dat is nog een relatief succes. Wij hebben de laatste tijd te kampen met veel pech waardoor het tijdschrift te

155


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 156

laat verscheen, met als gevolg dat onze puzzelaars te weinig tijd kregen om hun moeilijke opdracht binnen de gestelde termijn tot een goed einde te brengen. Diegenen die slechts 2 fouten maakten hoeven dus helemaal niet beschaamd te zijn, het blijft een uitstekende prestatie. Mevrouw Paula D’haen struikelde over Vraag 1 en moest forfait geven op Vraag 5. De heer Artur De Decker viel over Vraag 5 en 9. Ook voor mevrouw Rachel Vanderhaegen-Van den Bossche waren Vraag 5 en 9 de boosdoeners. Maar wat te denken van iemand die een volledig correcte oplossing instuurde? Dit uitzonderlijk resultaat werd bereikt door de heer Jos Tavernier. Bravo voor deze Primus 2008.

BIBLIOGRAFIE

De “Dienst Stadsarcheologie” publiceert nu en dan, onder boekvorm, de resultaten van de uitgevoerde onderzoeken. Is nu verschenen:

“Archeologisch onderzoek 1997-2008”. Het gaat hier over vele tientallen onderzoeken, de meesten in Gent zelf natuurlijk, maar eveneens in Drongen, Mendonk, Oostakker, SintAmandsberg en Wondelgem. De onderwerpen zijn alfabetisch geklasseerd en een handig register laat toe onmiddellijk de plaats te bepalen waar het onderwerp besproken wordt. Ieder item is rijkelijk geïllustreerd met kleurfoto’s. (Een 200-tal). Het boek heeft een formaat van 21 x 30 cm. en telt 191 bladzijden. Voor verdere inlichtingen kan men zich wenden tot de “Dienst Stadsarcheologie” - Dulle Grietlaan 12 - 9050 Gentbrugge. Tel. 09 266 57 60 Bij dezelfde Dienst verschijnen regelmatig die kleine geïllustreerde brochures, de zogenaamde “Erfgoedmemo’s”. Deze keer met de volgende onderwerpen: Het Hotel De Coninck - Hoogversierd aardewerk - Stenen zuilen Pastoriewoningen van de Sint-Niklaasparochie in Zwijnaarde - Jagers156


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 157

Verzamelaars in Oost-Vlaanderen - Heerlegem in Sint-Amandsberg. Bij Halewijn verscheen “Binnenste Buiten. Pleidooi voor een aanspre-

kende kerk.” Alhoewel dit boek niet over Gent gaat, menen wij er toch goed aan te doen de verschijning ervan te vermelden. De aanleiding tot deze uitgave is het feit dat Mgr. Luc Van Looy 5 jaar geleden tot Bisschop van Gent werd gewijd en dat dit lustrum samenvalt met de 450e verjaardag van het Bisdom Gent. En aangezien het niet iedere dag gebeurt dat een bisschop van Gent een boek uitgeeft, denken wij dat dit een vermelding waard is. Voor alle duidelijkheid voegen wij er aan toe dat Mgr. Van Looy niet alleen dit boek geschreven heeft, maar dat hij heeft kunnen rekenen op een schare medewerkers. Het boek telt 207 bladzijiden en kost 17 Euro. Geïnteresseerden kunnen dit boek bekomen in het Liturgisch Centrum Pascali - Nederpolder 16 te 9000 Gent. Tel. 09 223 40 30. Bij “The History Press” in Groot-Brittannië verscheen “Gent in 99 Gedenkplaten”. Het werd opgesteld door Luc Lekens, wat dan toch een garantie is voor degelijkheid. Het betreft gedenkplaten die aan de openbare weg hangen en dus altijd kunnen bekeken worden. Platen die binnen een gebouw hangen werden niet opgenomen. Van iedere gedenkplaat is een duidelijke foto afgedrukt en ze werden geklasseerd in alfabetische orde. De keuze beperkte zich niet tot Gent-Stad, maar ook Drongen, Ledeberg, Oostakker, Mariakerke, Gentbrugge en Sint-Amandsberg komen aan bod. Spijtig genoeg moet er ook melding gemaakt worden van verdwenen gedenkplaten. Op enkele jaren tijd waren er meer dan 10. Daar tussen zitten er misschien wel enkele die men vergeten terugplaatsen heeft na verbouwingswerken, of daarbij verloren gegaan zijn, maar de meesten werden gestolen, wat dan toch triestig is. Het boek heeft een formaat van 16,5 x 23,5 cm., telt 127 bladzijden en kost 20 Euro. Wie het boek niet mocht vinden in de handel kan nog altijd telefonisch contact opnemen met de auteur op het nr. 09 228 72 96. Men meldt ons dat de geschiedenis van Gentbrugge opnieuw uitgegeven werd. Het betreft een verbeterde en sterk uitgebreide versie van “Gentbrugge. 8 eeuwen geschiedenis.” Auteur: Marcel De Bleecker, dus accurate geschiedenis. Van zodra wij daar meer details over hebben komen wij op die zaak terug. Wie niet kan wachten kan telefonisch contact opnemen met de auteur op het nr. 09 230 80 27 HC 157


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 158

VRAAG EN ANTWOORD

Reactie van Prof. Evrard op de vraag van de heer Daniël Van Ryssel (Gh. T. 2008 - N° 5 - p. 344.) Als 85-jarige herinner ik mij de kleine drukkerij-uitgeverij “Het Morgenrood” (Oskar Verburgt & Zoon) in de schaduw van Ledeberg-kerktoren. Het was een familiezaak (met zijn vrouw, zoon en dochter, ongehuwd, ik geloof dat ze Napoleon en Angèle noemden): ze hadden het financieel moeilijk, schreven alle vier, waren ouderwetse mensen, behoorden min of meer tot de plaatselijke folklore. Ze gaven zelfs een eigen tijdschrift uit onder dezelfde naam, waarop bitter weinig geabonneerd waren. Mijn vader (Vincent E., geboren in 1896, prof in de Farmacie) liet er - misschien uit compassie - zijn drukwerk maken (o.a. zijn boekje Farmaceutische Plichtenleer, d.i. deontologie voor apothekers). Ik herinner mij dat ik als kind historische en letterkundige artikels las in “Het Morgenrood” (het was op lichtgekleurd papier, de titel was een opkomende, stralende zon). Mijn typisch-Gentse grootmoeder zei over mij “Da manneke gaod’èm nog onnuuzel leeze”. (En is het nog niet uitgekomen ook?) Het is mogelijk dat moeder en dochter Verburgt ook dichtbundels onder pseudoniem hebben geschreven.

158


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 159

GÊNSCHE PRÂOT

- Flipe, zie de paster tegen îene van zijn parochiaone, ‘k hê weere schûune dijnge van u g’hûurd! ‘k En wete wâorlijk nie hoe da ge nie beschâomd en zijt! Drij meiskes hên der bij mij kome klaoge, da de z’alle drije bedriegt. Z’hên mij gezeid da g’op dezelfden dag bij alle drije geweest hêt. Fliepe zweeg. - G’en keun nie antwoorde, newâor, zei de paster. Eksplikeer mij ne kîer, hoe dat ‘t meugelijk es van op îenen dag bij drie verschillende vrêwe te lûupe? - Da en es zûu moeilijk nie, menhîere de paster, zei Flipe. ‘k Doe da mee mijne velo: da’k mij wildeg’hâoste ‘k zoe der nog tenminste twîeë bij keune pake. - Ge zij verdomd wâor da ge stâot, riep hij, in hij liet Fliepe stâon. - Doe gij tons u devûure! zei Fliepe. Jan Cleppe

159


Binnenwerk maart/april 2009:September binnenwerk OK 5.0 1/04/09 15:56 Pagina 160

Bericht aan onze leden Het laatste jaar heeft onze Kring te kampen gehad met zeer ernstige problemen. U zult het wellicht gemerkt hebben: het was toch niet normaal dat het eerste nummer van 2009 dat u moest ontvangen rond half-januari, pas 2 maanden later in uw bus viel. Zowel de verantwoordelijke voor de redactie als deze voor de ledenadministratie en de verzendingen hebben elk meer dan 2 maanden in de kliniek gelegen met een gedwongen inactiviteit, terwijl het werk bleef binnenstromen. Denk maar eens aan de vele honderden betalingen die in januari-februari binnenkomen en daar bleven liggen. Kunt u zich voorstellen met welke onoverzichtelijke stapel werk de verantwoordelijken geconfronteerd werden toen zij terug thuis kwamen? Het bleek dat de ledenadministratie en de verzendingen die meer dan een kwart-eeuw op een perfecte manier gebeurden, niet meer op die wijze verder kon. Wij hadden te rekenen met 2 mensen die respectieverlijk 79 en 92 jaar oud zijn. De vrees was zeer gegrond dat onze 38e jaargang de zwanezang zou worden voor “Ghentsche Tydinghen”. Maar, zoals dat meer gebeurt, als de nood het hoogste is, is de redding nabij en die kwam er onder de vorm van 2 reddende engelen, anders gezegd idealisten, een ras dat met uitsterven bedreigd is, met name de heren Adrien Brysse en Luc Devriese. Die konden het niet aanzien dat zo iets zou gebeuren. Wanneer gij “Ghendtsche Tydinghen” zult blijven ontvangen, dan is dat te danken aan deze beide heren. Bijgevolg zou het een mooie geste zijn moest u, uit dankbaarheid, een grote kaars voor hen willen aansteken. Maar bepaalde zaken moesten vereenvoudigd worden en aangepast aan de beschikbare moderne technieken, zo werd het ledenbestand gedigitaliseerd en werd er besloten geen lidkaarten meer te sturen. Als u G.T. blijft ontvangen is dit een bewijs dat uw betaling genoteerd werd. Maar wij zijn daar niet fanatiek in en de leden die er wel aan houden een lidkaart te bezitten zullen die toegestuurd krijgen. “Leve de “Ghendtsche Tydinghen”.

160


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 161

GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring Gent V.Z.W. 38e jaargang nr. 3 mei - juni 2009

Inhoud - Pierre Kluyskens: 161 Zes eeuwen geleden: DE ZWARTE DOOD De Geselaars en de Jodenslachting te Gent in 1349 - Joseph De Smet: 167 Inventaire Archéologique: Wrakstukken van beeldhouwwerken in witte steen, afkomstig van de Vismarkt. - Beatrix Baillieul: 169 Wonen in Gent. Deel 3. Huis Mulle. Hoogstraat 21. - Luc Devriese: 180 Oudtijds zwemmen. - Erik De Keukeleire: 191 De Urbanisatie rond Gent-Zuid. Deel IV. Slot. 1866-1886. - E. Ossieur: 208 Een krasse knar van 104 in 1686, Joos De Mil. - Hugo Collumbien: 209 Gentse Memoriedagen: 19-20-21-22 oktober - Prof. Guy Schrans: 225 Waarom “pont Madou” voor de Walpoortbrug? - Een Gentse Mozart? ... Neen: Pieter Verheyen (Gent 1747-1819) 227 - Daniël Van Ryssel: 228 Vergeten Gentse schrijvers: Judocus De Hoon. (Gent 1787 - Evergem 1867). - Quizmaster: 230 De Quiz spant de keizerlijke kroon. - Bibliografie. 232 - Vraag en Antwoord. 236 - Lezers schrijven ons. 236 - Hugo Collumbien: 237 Een beetje Gentse humor - Dit bestaat niet meer 239

161


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 162

ZES EEUWEN GELEDEN: DE ZWARTE DOOD

De Geselaars en de Jodenslachting te Gent in 1349.

De mensen, door schrik bevangen, deelden hunne schatten uit en schonken hun goud aan kloosters, denkende door die daad van de ziekte gespaard te blijven, doch de paniekstemming was zo groot dat de kloosterlingen dit geld zelfs niet dierven aanraken, vrezende op hun beurt door de pest te worden aangetast. Andere mensen stichtten vreemde verenigingen en secten, waar men zelfs de duivel aanbad. De door ziekte en honger uitgemergelde en radeloos geworden bevolking gaf immers gehoor aan al wie iets abnormaals of buitensporigs uitdacht of voorstond. Want bij de bijzonderste psychologische verschijnselen van een pestepidemie dienen in de eerste plaats de vrees en de schrik te worden gerangschikt, die tot uitzinnigheid en zelfs tot volledige zinsverbijstering leiden kunnen, een kwaal welke andere, talrijke en soms meer verschrikkelijke kwalen dan de verwoestingen van de pest zelve in het leven roepen. De Justiniaanse pest in de VIe eeuw bood aldus het schouwspel van een maatschappij die door bijgeloof en vrees voor vervolging van de duivel zinneloos was geworden. De Zwarte Dood die tussen 1348 en 1351 woedde, “doordat wel dhelft van den volcke op de wereld stierf” zoals een tijdgenoot het verhaalt, bracht naast de physische en materiële ellende en verschrikking, ook talloze buitensporigheden op zedelijk en religieus gebied met zich mede: boetvaardigheid en boetedoening tot het paroxisme gedreven, wanneer het gevaar geweken was, een kolossale losbandigheid van zeden en een nooit geziene ontucht in alle lagen der maatschappij, waarvan Lodewijk van Male trouwens het voorbeeld geven zou. In het begin begaven de meeste mensen zich groepsgewijze naar de kerken, kapellen en bedevaartplaatsen, en deelden de rijken milde almoezen uit, doch zodra, niettegenstaande de gebeden en offers, de pest een schrikwekkende uitbreiding nam, verloor het volk elke zelfcontrole en gaf het gehoor aan de meest fantastische verhalen en meningen. De duidelijkste veruiterlijking van dit totaal gebrek aan evenwicht en gezond verstand, was de reusachtige bijval van de Geselaars, die weldra een ware en

162


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 163

gevaarlijke plaag voor de maatschappij zouden worden. Naar alle waarschijnlijkheid ontstond die secte in Hongarije, breidde zich vervolgens uit tot Duitsland en belandde eindelijk ook in Vlaenderen. De geselaars beweerden dat zij geleid werden door de goddelijke wil, en dat op het St. Pietersaltaar te Jerusalem, in aanwezigheid van de Patriarch en gans de bevolking, een engel was neergedaald en dat hij stenen tafelen als weleer voor Mozes, op het altaar had neergelegd, waarop een nieuwe boetewet geschreven stond. Het volk hechtte geloof aan die bewering van zogezegde goddelijke zending en de geselaars oogstten dan ook een geweldige bijval. Men zag de verstokste vijanden zich broederlijk verzoenen, mensen de drankgelegenheden, de speelen danszalen verlaten, edellieden hunne paleizen de rug toekeren om de boetelingen te volgen, die van stad tot stad het land doorkruisten. In Juni 1349 kwamen zij voor de eerste maal stoetsgewijze te Gent aan, voorafgegaan door vaandels, toortsen en kruisbeelden; de geselaars droegen een speciale kledij: een kulder met korte mouwen, een kaproen en een rood kruis op de hoed. Op het bijzonderste plein der stad gekomen, ontkleedden zij zich, bonden een linnen doek om de heupen en begonnen gezamelijk godsdienstige liederen te zingen waarvan het rythme de geseling regelde. Voor die geseling gebruikten zij koorden met knopen en zelfs met stalen punten welke diep in het vlees doordrongen; na nieuwe zangen, herbegon de geseling, tot de geselaars uitgeput op de grond neervielen. In het begin maakten die oefeningen een diepe indruk op de bevolking en velen keerden aldus tot de kerk terug; zij deelden brood en wijn uit aan de boetelingen, namen ze ‘s nachts op in hunne woningen en aanzagen ze als heiligen door God gezonden om de mensen te bekeren en Zijn vergiffenis voor de zonden der wereld af te smeken. Te Gent waren Jan Diederich en Thomas Van Westvelde hunne leiders en zij werden met achting door het Magistraat ontvangen, dat hen zelfs wagens, geld en voedsel ter hand stelde opdat zij hunne verdere tochten voortzetten. Doch bij die godsdienstige ijver voegde zich alras een soort mystische vervoering en opgewondenheid, waardoor de gedachte van boetedoening en smeekgebed werd overtroffen door de hoovaardigheid zelve van de geselaars, die aan geen enkele wet meer wilden gehoorzamen en een soort staat in de Staat en kerk in de Kerk vormden; zij beweerden niet enkel de zendelingen Gods te zijn, maar hielden ook staande dat hun bloed zich mengde met datgene welke Christus op het kruis voor het mensdom had vergoten. Van religieus werd de secte dus ongodsdienstig, en de boetedoening zelve werd soms enkel maar een aanleiding tot allerlei misbruiken en andere prak-

163


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 164

tijken, zodat op een zeker ogenblik de kerk en de overheid het nodig achtten tussen te komen en de secte te verbieden. “In ‘t jaer MCCC ende XLIX (1349), lezen wij in de Kronijk van Vlaanderen: in ‘t beghinsele van wedemaent rees op eene secte ende die hieten de Cruusbroeders, ende hadden een cruce voren ende een bachten, ende dese secte quam uut Almengien; dese broederkins ontcleedden hem op de strate al naect, ende gheesselden hem selven, op hare schouderen met groeten gheesselen, soe dat sy bloedden, ende hem lieden volghden alle maniere van lodders, putyers, dieve ende mordeneers, roovers ende wivekins van state, ende sy hilden veele onghelovicheden: sy en knielden niet vore dat heylighe sacrament, als ‘t de priester ophief, noch sy ne daden haren caproen niet aff ter evangelien, ende sy hilden soe wye dat XXX daghen dese penitencie dade, dat hij hadde pardon van alle sonden ende aflaet van alle pinen, dwelc men heet a pena et a culpa, ende daeromme volghden hem alle quade respillen nar”. Henricus van Herworden, die de geselaars heeft gezien en gekend, verhaalt ons eveneens dat zij vaak tot zedeloosheid vervielen; zij waren niets meer dan dwepers en gevaarlijke booswichten voor wie men vluchtte of naar de wapens greep wanneer zij naderden. Zij aarzelden zelfs niet geestelijken te doden en te stenigen, die zich tegen hunne baldadigheden poogden te verzetten. In September 1349 verschenen zij nogmaals te Gent, en ontvingen wijn van het Magistraat maar het jaar daarop werden zij verplicht de stad te verlaten, wat bewijst hoe de secte van hare oospronkelijke strengheid was afgeweken. In Engeland en Frankrijk had de vorst de secte verboden en ook Paus Clemens VI veroordeelde ze openlijk; “hendelijc de paus dede dese secte te nieute ende verwiet se, ende voort alle die hem favorable waren”. Dit betekende nog geen definitieve genadeslag, maar vanaf dat ogenblik verlieten de meeste gelovigen de secte, die nu volledig haar religieus karakter zou verliezen. De Zwarte Dood maakte echter nog dagelijks nieuwe slachtoffers en de hongersnood die in gans Europa heerste, maalde bijna evenveel mensen weg. Het volk, dat reeds bewijzen te over van zijn waanzin en hysterie had gegeven, zou nu de kroon op dat werk spannen door gehoor te geven aan het meest fantastisch verzinsel, waarbij toch eindelijk, nu niets had kunnen baten, een slachtoffer en verantwoordelijke voor al wat voorgevallen was, gevonden werd. De volkeren zoeken trouwens immers een zondenbok wanneer het slecht gaat, en wij moeten maar even terugdenken aan de oorlog 1939-1945 om ons van dit feit te kunnen overtuigen: het kwade is steeds andermans schuld en wie een zondenbok ontdekt, wordt een profeet die zich onmogelijk vergissen kan.

164


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 165

In Zwitserland liep plots in 1349 de mare dat het de Joden waren die de schuld droegen aan de pest. Natuurlijk stonden zij niet sympathiek aangeschreven bij de bevolking en eenieder was verheugd in dit ras de verantwoordelijken van de wereldplaag te mogen ontdekken. Naar men beweerde zouden de Joden de putten, fonteinen en rivieren vergiftigd hebben, ten einde door een verzwakking en vernietiging van het mensdom hunne heerschappij gemakkelijker te kunnen uitoefenen. Men hield een paar Joden aan, die na de gebruikelijke folteringen, eigen aan die periode, alles bekenden wat men hen aanwreef; en dan begon die vreselijke Jodenslachting, die een nieuwe kwaal bij de reeds zo talrijke en afschuwelijke onheilen kwam voegen. Een ooggetuige, de Luikse kanunnik Philip le Bel, schreef hieromtrent dat eenieder, groot en klein, zĂł tegen de Joden was opgewonden, dat ze overal werden verbrand en gedood door de Heren en Rechters van de plaatsen, op de markten, waar de Geselaars gingen. Als een lopend vuur breidde het nieuws zich over gans Europa uit, maar de vervolgingen grepen met de grootste heftigheid plaats, vooral in Zwitserland en Duitsland. De Joden werden levend verbrand in hunne synagogen, verdronken of onthoofd. De geselaars schijnen, indien niet de uitvinders van dit verschrikkelijke verzinsel, dan toch in grote mate de verspreiders ervan geweest te zijn en de voornaamste aanstokers van die slachtingen. Over de uitwerking der pest in onze stad, is ons zeer weinig bekend gebleven, doordat de meeste stukken en documenten uit die periode verloren gingen. Wij vinden in de stadsrekeningen van Augustus 1349 een uitgave vermeld “toen men dong op de Jodenâ€? wat aanwijst dat ook te Gent dergelijke slachtingen plaats grepen. De geselaars hebben ten andere in onze stad veel succes geoogst, werden tweemaal gunstig ontvangen en Gillis Li Muisit, abt van St. Maartens te Doornik, verhaalt dat 450 Gentse geselaars in Augustus 1349 in zijn stad aankwamen. Het getal doden heeft men met geen zekerheid kunnen vaststellen, doch wij weten reeds dat de pest in Vlaanderen verschrikkelijke verwoestingen aanrichtte, o.a. te Doornik, waar 25.000 mensen stierven, en dat zij dus ook Gent niet zal gespaard hebben. In die tijden van ellende en nood, vonden de Gentenaars nog voldoende kracht en fanatisme om een locale twist uit te vechten en aan de Graaf van Vlaanderen te durven weerstaan. Het is immers gedurende die pestepidemie dat de

165


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 166

wevers, die zoals de geschiedschrijvers het ons verhalen, reeds door honger en pest, hier gadoot genaamd, ondermijnd en gedecimeerd waren, de heroĂŻsche daad stelden bij monde van hun leider te verklaren dat zij geen ander kerkhof zouden hebben dan de Vrijdagmarkt en er inderdaad tot de laatste man werden afgemaakt en in het water der Leie geworpen... Lodewijk van Male was nu meester over geheel Vlaanderen en de rust heerste opnieuw, doch, zoals Pirenne het terecht doet opmerken “De verwoestingen der zwarte pest droegen meer nog dan ‘s graven zegenpraal bij tot het herstel van de vrede. De haat blaakte nog in de harten, doch bij al de rampspoed die de vreselijke plaag over het land verspeidde, ontbrak het de hardnekkigsten aan de moed om de strijd in de ontvolkte steden voort te zetten. De zwarte pest stelde, voorhands toch een einde aan de burgeroorlog. Zoals zij plots verschenen was, zo ook verdween plotseling de pest uit Europa, en zoals bij elke bevrijding, bad men in de kerken, trok men stoetsgewijze op bedevaart en danste men op de pleinen, doch na dit eerste strovuur zag men alras in welke diepe wonde Europa was toegebracht geworden: de akkers lagen verlaten, de kerken hadden geen bedienaars meer, het gerecht geen rechters; de adel was uitgestorven, werkkrachten ontbraken overal en avonturiers hadden zich meester gemaakt van talrijke posten, de hand gelegd op onbeheerde of verlaten eigendommen, het goud en hele fortuin der afgestorvenen geroofd; gedurende lange jaren zouden zij de meesters zijn in de samenleving. De wereld vergaat echter niet zo snel, zelfs na de grootste catastrofen en enkele tientallen jaren nadien had, dank zij de noeste arbeid van de bevolking, onze oude aardbol haar vroeger aspect teruggevonden.

Pierre KLUYSKENS

166


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 167

INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE - FICHE N° 180

Op 25 mei 1900 stelde Joseph De Smet in de rubriek “Beeldhouwwerken Museum voor Stenen voorwerpen in de ruïnes van de St-Baafsabdij - XVIIe eeuw -1689-1690)” in het Frans een fiche op over

Wrakstukken van beeldhouwwerken in witte steen, afkomstig van de Vismarkt. Een hoofd en drie gebroken handen zijn de laatste overblijfsels van beeldhouwwerken die in de XVIIe eeuw uitgevoerd werden door Adrien Van der Linden voor de Vismarkt. Deze beeldhouwwerken bestonden uit: boven het fronton, geheel het gebouw overheersend rechtstaande in een grote holle schelp, Neptunus, met zijn rechterhand een gebiedende geste doende; hij hield in de linkerhand de drietand en omhulde zich met een wapperende draperie; aan zijn voeten twee zeepaarden. Tegen de vensters van de eerste verdieping leunend, twee diviniteiten in hoogreliëf de Leie en de Schelde voorstellend in de vorm van gebaarde personages, bekroond met gebladerte en half neerliggend in het riet. Langs weerszijden van het fronton, dolfijnen. Drie inscripties begeleidden deze figuren. 167


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 168

Onder Neptunus: Onder de Schelde: Onder de Leie:

Neptune Ganda Trophaeum. Hannononiae servit SCALDIS? Gandamque secando In mare festinans volvere pergit aquas. Lisa vehit merces quas huc Artesia mittit Et placido gaudens flumine pisce scatet.

Documenten uit de tijd dat deze werken uitgevoerd werden, vermelden geen andere naam dan die van Van der Linden. Maar Diericx en de meeste anderen die na hem kwamen, stellen dat Neptunus vervaardigd werd door de beeldhouwer Helderberg of Van Helderbergh en dat de twee stromen het werk zijn van Pauli. Wij hebben niets gevonden dat deze aangenomen mening zou kunnen bevestigen. In de stedelijke archieven is slechts sprake van Helderberg in verband met herstellingen. In zijn “Histoire de la sculpture en Belgique” noemt Ridder Marchal Arthus Quellyn van Antwerpen, de wel gekende meester, de auteur van deze beeldhouwwerken, maar deze kunstenaar schijnt slechts tussengekomen te zijn voor het leveren van tekeningen. Jean-Baptiste Helderbergh, van wie men de geboorteplaats niet kent, trad in 1683 toe tot de Gentse nering van de schilders en beeldhouwers. In Gent bestaan er van hem verschillende werken, namelijk in Sint-Baafs het mausoleum van Philippe-Evrard Vander Noot, 13e bisschop van Gent. Rombaut Pauli, Paoli of Pauwels, geboren in Mechelen in 1625 en overleden in Gent in 1700, was een uitstekende beeldhouwer. Hij was een zeer vroegtijdige leerling van François Duquesnoy, hij kwam vroeg naar Gent en werd in 1656 in de Nering opgenomen. Hij werd er de Deken van in 1685. Hij is de auteur van het mooi monument van Bisschop Maes dat in 1666 geplaatst werd in St-Baafs, tegenover dat van Bisschop Triest. Vlug gehavend wegens de slechte kwaliteit van de steen werden de beeldhouwwerken van de Vismarkt het voorwerp van talrijke herstellingen, namelijk door Van Helderbergh reeds in 1696 (de 16e mei) en in 1721. In 1781, gedurende een grote herstellingscampagne die door de Stad duur betaald werd, hermaakte Charles Van Poucke de dolfijnen van de voorgevel in witte marmer. Beschadigd door de brand van van 8-9 december 1872 werden de beeldhouwwerken vervangen door werken van de beeldhouwer Ch. De Kesel, in een volledige nieuwe stijl. Wegens de houding benadert slechts Neptunus het verminkte standbeeld. In tegenstelling met wat voorzien was, heeft de Stad na de sloping slechts enkele kleine brokstukken kunnen opvangen: het verminkte hoofd van de Schelde en twee gebroken handen van dezelfde figuur en een ander fragment van de hand van de Leie. Er is niets overgebleven van Neptunus, waar reeds

168


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 169

in 1873 van vermeld werd dat hij erg beschadigd was. Het hoofd dat ons overblijft, uitgevoerd in een welbegrepen decoratieve stijl, getuigt van reminiscenties aan de Mozes van Michel-Angelo.

WONEN IN GENT - DEEL 3.

HUIS MULLE - HOOGSTRAAT 21

In de 14de eeuw werd in het moerassige gebied rond de Hoogstraat het klooster van Galilea gesticht, een zustergemeenschap die behoorde tot de orde van reguliere kanunnikessen. Na de verwoestingen van de Beeldenstorm (16de eeuw) werd het klooster hersteld en uitgebreid. In 1783 werden de gebouwen openbaar verkocht en vervangen door een meisjesschool geleid door de Zusters Ursulinen. Bij de Franse Revolutie werd ook deze kloostergemeenschap opgeheven. Kort voor het vertrek in 1798 woonden er nog 20 zusters, 55 meisjesscholieren, een meid en een knecht. (1)

De bouwheer en de eerste bewoners, 1802-1883 In 1802 kreeg Pieter Bernard Mulle (Sint-Eloois-Winkel 1755-Gent 1810) de vergunning om een huis op te trekken op de 53 are grond die hij had gekocht in de Hoogstraat, vroeger behorend tot het klooster van de Ursulinen. Pieter Mulle woonde sinds 1790 in Gent en was er van 1793 tot 1797 ontvanger van het huisgeld. Dit betekende dat hij pachter was van de belasting op de huizen, vermoedelijk in die tijd een zeer lucratieve post. (2). Hij woonde toen als huurder van advocaat Anthone De Caigny in een deel van het omgebouwde Arme Klarenklooster in de Goudstraat. Dit huis bestaat nog en komt overeen met het huidige nummer 3. (3) In 1797 huwde hij in Tielt met Marie JosĂŠphine Delcambe (1773-1798) die kort na de geboorte van hun eerste kind overleed in hun woning in de Goudstraat. In 1804 betrok Pieter met zijn zesjarige zoon Emile Pierre (1798-1886) en een

169


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 170

Afb. 1: gevel Hoogstraat. Foto Dienst Monumentenzorg

Afb. 2: koetshuis in restauratie en tuin. Foto Dienst Monumentenzorg

170


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 171

meid het pas gebouwde huis in de Hoogstraat. De brede gepleisterde façade van de woning verraadt de status van deze landheer - hij was heer van Terschueren - die in 1790 het platteland van het WestVlaamse Sint-ElooisWinkel voor de stad had ingeruild. Na het overlijden van Pieter Mulle kreeg zijn huis verschillende huurders, allemaal industriëlen. Het waren vooral suikerfabrikanten zoals Ignatius Van Ootegem, Denis en Alfred Verhaeghe en Victor De Meulemeester, die hier ook hun bedrijf installeerden. Emile Pierre Mulle, zoon van Pieter Bernard, verliet Gent na het overlijden van zijn vader. Hij verbleef een tijdlang in Tielt, waar hij ook huwde en waar zijn kinderen geboren werden. (4). Dat hij in 1824 een kopie van zijn Gents ouderlijk huis in Tielt liet uitvoeren is slechts voor een deel juist: beide gevels zijn even imposant van opbouw maar de rondbogen die in de gevel van Tielt aanwezig zijn ontbreken in het Gentse voorbeeld. Het interieur van het Tieltse huis met doorrit en vestibule met rotonde heeft wel reminiscenties met het huis in de Hoogstraat. Hoewel van beide panden de bouwtekening bewaard bleef kennen we jammer genoeg de naam van de architect niet. In 1843 werd Emile Pierre - die intussen in Brussel resideerde - geadeld. Vanaf 1870 mocht hij ‘de Terschuere’ aan zijn naam toevoegen. Zijn jongste zoon werd burgemeester van Nevele en was de voorbeeldfiguur voor Cyriel Buysses ‘Meneer de Burgemeester’ in de novellenbundel ‘In de natuur’. (5) In 1883 verkocht ridder Emile Pierre Mulle de Terschuere het ouderlijke huis te Gent. De woning en de tuin aan de Hoogstraat 21 gingen naar Théophile Libbrecht (1829-1907), het oostelijk deel van zijn eigendom verkocht hij aan Octave Claeys-Fiévé die verderop het herenhuis Hoogstraat 11 bewoonde.

Na de grote verbouwingswerken, 1884-2007 Théophile Libbrecht liet belangrijke verandering- en uitbreidingswerken uitvoeren die grote gevolgen hadden voor de oorspronkelijke decoratie van het interieur. Het gezin betrok het pand in 1886. De familie behoorde tot de hogere Gentse burgerij en verschillende leden ervan hadden een politieke carrière. (6) Théophile Libbrecht senior was onder meer voorzitter van de provinciale raad van Oost-Vlaanderen, gouverneur ad interim en commandeur in de Leopoldsorde. Hij was gehuwd met Josephine van Naemen (1835-1895), dochter van een textielfabrikant uit Sint-Niklaas. (7)

171


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 172

Afb. 3: muurresten van de verdwenen kerk van de Zusters Ursulinen. Foto Dienst Monumentenzorg

Afb 4 doorrit. Foto Dienst Monumentenzorg

172


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 173

Zoon Théophile Libbrecht junior (1860-1928) was van 1900 tot 1924 burgemeester van Destelbergen en gehuwd met Louise Soupaert (1860-1914).(8) Hij erfde het pand in de Hoogstraat. Zijn dochter Marie-Anne Libbrecht (1887-1967) huwde Leon-Norbert Fobe (1887-1962), dokter in de rechten en kandidaat notaris, administrateur van de Kredietbank en officier in de Leopoldsorde. (9) Terwijl zij het huis bewoonden lieten ze het koetshuis optrekken (1938). Stilaan werd het huis te groot voor één familie en het kreeg andere bestemmingen. Vanaf de jaren 1960 werd het als feestzaal ingericht. Momenteel is het niet in gebruik.

Het exterieur Het hoofdgebouw aan de Hoogstraat heeft zes traveeën en twee bouwlagen met een zadeldak. De bepleisterde en geschilderde lijstgevel heeft imitatiebanden. De tuin die aan de achterkant ligt is ook bereikbaar via een inrijpoort in de gevel van het gebouw Holstraat 29. Langs deze weg komt men aan het mooi gerenoveerde koetshuis dat als woonhuis ingericht werd. Het houten windbord, de rondboog en de gebruikte bouwmaterialen en -technieken (gele en rode baksteen en vakwerkbouw) zijn geïnspireerd op de middeleeuwen. De oeil-de-boeufvensters ontstonden in de barok en het mansardedak verwijst naar het classicisme. De tuin is in Engelse stijl aangelegd met een grillig gevormde vijver waarin lelies en bamboe groeien. In de tuin staat een mannelijke Ginkgo bilobaboom, oorspronkelijk afkomstig uit China. (10). De muur die de tuin afsluit heeft twee dichtgemetselde gotische vensters. Deze resten maakten wellicht deel uit van de kloosterkerk van de Zusters Ursulinen.

Het interieur van het hoofdgebouw De doorrit geeft uit op de vestibule, de ontvangkamer en de tuin. De ontvangkamer was bestemd voor wachtende bezoekers en is ook via de vestibule te bereiken. Een grote en een kleine salon die met elkaar in verbinding staan, sluiten aan de straatkant op de wachtkamer aan. Opvallend zijn de mooi gedecoreerde schouwen en wanden in de stijl van de tijd. Centraal in het gebouw bevindt zich de vestibule met een trap in rotonde en een overkoepelde galerij. Deze herentrap verbindt de ‘pièces de réception’ op de benedenverdieping met de ‘pièces d'habitation’ op de eerste verdieping. In

173


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 174

Afb. 5: salon benedenverdieping vooraan. Foto Dienst Monumentenzorg

174


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 175

Afb. 6: vestibule en trap met rotonde. Foto Dienst Monumentenzorg

175


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 176

Afb. 7: koepel met glasraam, 1900-1910. Foto Dienst Monumentenzorg

176


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 177

Atb. 8: eetkamer. Foto Dienst Monumentenzorg

177


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 178

Afb. 9: diensttrap. Foto Dienst Monumentenzorg

178


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 179

de koepel zit een veelkleurig glasraam met gebrandschilderd glas te dateren 1900-1910. Een rechthoekige glaspartij in het plafond van de galerij uit dezelfde periode zorgt voor extra licht. (11). Aan de achterzijde van het gebouw zijn er op de benedenverdieping nog twee ruimten. Een ervan deed vermoedelijk dienst als eetkamer en stond ook in verbinding met het dienstgedeelte in de westelijke uitbouw. Hier verbindt een hall de service de vestibule met het ‘office de service’ (bijkeuken) en de diensttrap. Via die trap kon het personeel alle verdiepingen bereiken zonder de hoofdtrap te gebruiken. Een tweede trap in het ‘office de service’ leidde naar de kelder. Boven de wasplaats bevond zich de meidenkamer.

De toekomst De huidige eigenaar plant een restauratie met een nieuwe functie: omvorming tot een meergezinswoning met respect voor de authentieke elementen uit het empire (begin 19de eeuw) en uit de second empiretijd (eind 19de eeuw). Het koetshuis is als woning ingericht en de tuin krijgt een opfrisbeurt met zorg voor de landschappelijke waarde ervan. Beatrix Baillieul

Noten (1) Stad Gent - archief Dienst bevolking, blauw boek 1798, Hoogstraat 9 (2) L. CHARLES, De Gentse registers van het huisgeld als kadastrale bron, in: Handelingen van de Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde, dl. 46, 1992, p. 193) (3) Stadsarchief Gent, reeks 153/1 nr 79, f’6 v° en Stad Gent, Dienst Bevolking archief, tellingen 1796-1803. (4) Over de Tieltse tak van de familie zie R. OSTYN, De familie Mulle de Terschueren en haar woning in Tielt. In: De Roede van Tielt, jg. 33,2,2002, pp. 39-80. (5) Léonce Mulle de ter Schueren was tevens provincieraadslid van katholieke strekking in het kieskanton Nevele. N. LEHOUCQ en T. VALCKE, De fonteinen van de Oranjeberg. Politiekinstitutionele geschiedenis van de provincie Oost-Vlaanderen van 1830 tot nu. Deel 2: biografisch repertorium. Gent, 1997, p. 305. (6) zie l' Intermédiaire des généalogistes, nr 43, jg. XLI, 3/1986, pp. 195-205. (7) T. VALCKE, Theophile Libbrecht. In: De fonteinen van de Oranjeberg. Politiekinstitutionele geschiedenis van de provincie Oost-Vlaanderen van 1830 tot nu. Deel 3: 'Met gezag bekleed'. Biografieën van negentiende-eeuwse beleidsmakers. Gent, 2000, pp. 331-348.). (8) N. LEHOUCQ en T. VALCKE, De fonteinen van de Oranjeberg. Politiek-institutionele

179


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 180

geschiedenis van de provincie Oost-Vlaanderen van 1830 tot nu. Deel 2: biografisch repertorium. Gent, 1997, p. 287). (9) J. C. M. WILLEMOT, La famille Fobe de Hamme. Gent, 2005, pp.152-158). (10) B. BAILLIEUL, Tuin 3. Tuin bij het herenhuis James Turcksin. In: Tuinenpad. Gent, 1999. (11) Een beschrijving van alle glaspartijen werden naar aanleiding van de Open Monumentendag 2007 uitgevoerd door het Gentse restauratie atelier ALETTA RAMBAUT.

OUDTIJDS ZWEMMEN

Dat onze voorouders, en zeker zij die in de jaren 1600 en 1700 leefden, aan watervrees leden, is welbekend1. De vele middeleeuwse badstoven, waarvan te Gent een enkele Stoofstraat (tussen de Recolettenlei en Onderbergen) nog getuigt, waren verleden tijd. Niet enkel het allerelementairste dagelijkse of wekelijkse (maandelijkse, jaarlijkse...) wassen van het lichaam was ‘not done’, ook zwemmen was streng verboden. Pas in de jaren 1800 zou dat stilaan veranderen. Hieronder wordt het 18de- en 19de-eeuwse zwemmen vluchtig geïllustreerd aan de hand van stedelijke verordeningen en van enkele herinneringen van een ooggetuige die er duidelijk plezier aan beleefde.

Omwille van ongelukken alsmede schandael ende verergernisse In de jaren 1600 en 1700 werd regelmatig een stedelijke verordening, een ‘voorgebod’ vernieuwd dat een absoluut verbod op zwemmen in de Gentse rivieren en in de wateren van de vesten inhield. Doorheen de jaren veranderden de bewoordingen van dit verbod nauwelijks, de straf wel. Zo werd in 1702 gestipuleerd dat niemant van wat qualiteyt hij zij (blijkbaar waren er geen vrouwelijke zwemmers) hem en vervoordere van nu voorts aen binnen de (stads)poorten ofte inde rivieren ende wateren van de vesten, ofte eenighe andere wateren, binnen dese stadt te zwemmen2. Een deel van de voorziene straf was op maat van het vergrijp gesneden: het verbeuren van het opperste cleedt. Dat werd nog aangevuld met een behoorlijk zware geldstraf: 10 schellingen groot Vlaams, hetzij ongeveer vijf daglonen van een ongeschoolde 180


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 181

D'O F F IC E. Lzoo men ondervind, dat, niet-tegenfi:aende de voorgaende Ordonnantien Politique , diverfche Perfoon en ende naemendlyk de Jongheden hun vervoorderen te Zwemmen in de Rivieren ende publique \Vateren dezer Stad, waer uyt van tyd tot tyd Ongelukken zyn voordskamende, alsmede Schandael ende V erergerniffe word gegeven, alle het welke in eene wel-gepolkeerde Stad niet en vermag getaliereert te \Vorden, ZOO IS'T, dat HEER ENDE WETH der Stad Gend, daer in willende voorzien , andermael verklaert ende fi:atuëert het volgende:

D

At niemand wie het zy en zal vermogen te Zwemmen in de Rivieren ofte publique Waters dezer Stad, nocbte in de zelve Rivieren te gaen ten pretexte van te Zwemmen ofte zig te Waffehen, naekt ofte ontkleed ten deele ofte geheele, op pene van te verbeuren voor d'eedl:e reyze eene Boete van twaelf Guldens , te verdeelen volgens de Conceme Caroline , ende op het fait betraept wordende van fàitelyk geapprehendeert en in Vangeniffe te Water ende Broode gecol!oqueert re worden, tot dat de zelve Boete van twaelf Guldens met de onkofl:en van de apprebenfie ende collocatie zullen wezen betaelt, ende voor de tweede reyze te verbeuren eene Boete van vier-en-twintig Guldens boven voordere Correél:ie arbitraire na de gelegendheyd van de zaeke. Bevelende HEER ENDE WETH voornoemd wel ferieuzelyk aen alle Ouders , Meefl:ers ende Meefl:erffen van hunne Kinderen ende Domeftiquen refpeél:ivelyk te wederhouden van te Zwemmen ofte te gaen in de gemelde publique Waters ende Rivieren dezer Stad , ende verklaeren HEER ENDE WETH , dat de zelve Ouders zullen rèfponfabel zyn voor de Boete ende Koften hier vooren gefl:atuëert , over de contraventien , de gene hunne Kinderen zullen hebben begaen jegens deze tegenwoordige Ordonnantie. Ten furplufe blyven alle voorige Ordonnantien Politique ten dezen fubjeéte geëmaneerr in vigueur, voor zoo vele daer aen door Deze niet en is gederogeert. Ende op dat hier van niemand caufc van ignorantie en prerexere, zal Deze met Trompette worden gepubliceert ende geaffixeert, als na Cofl:ume. AEium in 't Collegie den r8.J'uly rn8 . Ondt. G. GoBERT. Zy geleyd in handen van Myn Edelen Heer den Hoag-Bailliu. AEiwn in 't Collegie den r8. J'uly 1778. Ondt. G. GonERT. Den onderjèhreven Procureur d'Office van Myn Edelen Heer den Hoog-Bailliu, mids des zelfs Edelheyds abfentie , wnfenteert in de Publicatie ende Affixie Dezer. Date ut fuprà. Ondt. VAN DEN DEURPE, Proc. Fiat Publicatie met Trompette ende Affixie als na Coflume. Aélum in 't Collegie date ut fuprà. Ondt. G. GoBERT. Gepubliceerd by conJent van Heer ende Wet met Trompette na Cojlume als Clercq ter Greffie daer toe geauthorifeerd. Dezen 18 . J'uly 1778 . Ondt. J. PROVOOST.

Tot GEND by JUDOCUS BEGYN, gezwoóren Stads-Drukker, aen d'Appei-Brugge in den Engel.

181


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 182

~...-.

'..

.. .....

. " .... ; .. .,

182


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 183

(afb 2) Een zicht op de stadsgracht, het Warme Lieveken van Callant en zijn maten, omheen het Begijnenbolwerk. Volgens de notitie op de foto is de waterloop de Waldam. Op vroege 20steeeuwse kaarten wordt deze oude stadsgracht inderdaad meestal Waldam genoemd. Nu is dat de naam van de Korte Kaaistraat tussen de Bargie- en Contributiebrug. Rechts het fabriekscomplex gesticht door de gebroeders De Smet, sinds 1875 La Louisiane, later Loutex, nu Kaho SintLieven. Op de afbeelding is te zien hoe de fabriek haar (warm!) afvalwater lustig in de waterloop loost. Links achtertuintjes en achtergebouwen van de huizen aan de Begijnhoflaan (noorderzijde). De foto (jaartal onbekend) is afkomstig uit de schenking Roger Moreau, Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis DSMG, Sint-Amandsberg.

werkman (diender) uit het bouwvak3. Wie een tweede keer betrapt werd, kreeg - om even in vestimentaire beeldspraak te blijven - van hetzelfde laken een pak. Er was geen ontkomen aan: de goone gheene middel hebbende omme de voorseijde boete te betaelen, sullen worden beboet bij corporele correctie (lijfstraf). En wee de hardnekkige recidivist! Wie een derde keer tegen de lamp liep, stond een gheeselijnghe, bannisement (verbanning) ende andere arbitraire correctie van de schepenen te wachten. Met ‘arbitrair’ wordt hier ‘zonder vast tarief’, ‘naar eigen oordeel’ bedoeld. Ruim zeventig jaar later in 1778 (allicht niet toevallig in juli) vinden we een analoog voorgebod terug dat bekend gemaakt moest worden met trompette

183


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 184

ende affixie (op affiche). De overtreders waren diversche personen, maar vooral de jongheden. Uit de tekst vernemen we ook het waarom: zwemmen moest verboden worden omdat daardoor van tijd tot tijd ongelukken zijn voordskommende, alsmede schandael ende verergernisse word gegeven, alle het welke in eene wel gepoliceerde stad niet en vermag getolleert te worden. Geseling en verbanning waren er niet meer bij, wel een boete van twaalf gulden. Dat vertegenwoordigde zo maar eventjes 20 (!) daglonen van een ongeschoolde bouwvakker uit die tijd. Wie niet meteen betaalde (of kon betalen) belandde in vangenesse te water ende broode en moest tenslotte boven de gewone straf nog de onkosten van apprehensie ende collocatie betalen. De onverlaten die een tweede keer betrapt werden, moesten het dubbele afdokken boven voordere correctie arbitraire na de gelegenheyd van de zaeke. Snotneuzen en pubers werden geviseerd via ouders en onderwijzers: De schepenen bevelen serieuzelijk aen alle ouders, meesters, meestersen van hunne kinderen ende domestiquen (huisknechten) het verbod te doen naleven. Zij zullen responsibel zijn voor de boete en de kosten. Het Franse bewind veranderde daar weinig aan. Dat moge blijken uit een boze brief in 1798 geschreven door de politiecommissaris van de Section de la Liberté (noordelijke deel van het centrum) aan de Commissie van de Burgerlijke Godshuizen4. Volgens deze strenge heer zwommen de leerlingen van de “Blauwe School” in de rivieren en andere waterlopen rond de stad. Hij vervolgt: Je vous prie Citoyens, que vous voudriez sévèrement ordonner à l’économe d’interdire & empêcher à ses élèves de commettre encore ce scandale dorénavant. Sinon, nous serions obligés d’y mettre obstacle par des moyens plus rigoureux. De Blauwe school was een armenschool bestuurd door de stedelijke Commissie van de Burgerlijke Godshuizen aan de Barrestraat bij de huidige Bisdomkaai, later Middenschool, nu ‘De Oogappel’.

Aan de “Zandplate” in de Leie In de vermaledijde 19de eeuw was het niet allemaal kommer en kwel voor de arme stadsjeugd. In warme dagen mocht er toen hier en daar al wel gezwommen worden in de niet al te propere stadswateren. Dat vernemen we uit een artikel uit 1911 van Emiel Callant (1855 - 1931) in de krant “Vaderland”5. Hij beschrijft twee uitverkoren plekken bij stadspoorten waar de zwemlustige stadsjeugd haar hart kon ophalen. Ze had blijkbaar lak aan de eerste georganiseerde zweminrichtingen... of ze kon het entreegeld daarvoor niet betalen. Gezond was het wellicht niet heeltemaal, maar plezant des te meer. Hieronder

184


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 185

(afb. 2) Een ongedateerd (vermoedelijk Interbellum) drukwerkje waarin over 24 bladzijden de geheimen van de zwemkunst uitgelegd worden door Jan Van Daele, ‘gewezen gymnastisch professor’. Kostprijs 30 centiemen (van de frank van toen). Dit is een van de vele populaire uitgaafjes van Snoeck - Ducaju uit die tijd.

een lichtjes gemoderniseerde versie van Callant’s tekstfragmenten met hier en daar enkele verduidelijkingen ingelast. Een eerste tekstje betreft een verre voorloper van de Blaarmeersen, ergens bij de huidige Henleykaai in wat toen de Zwanenhoek genoemd werd. Het hieronder vermelde Koepoortje was een onversterkte uitgang doorheen de vesten bij de Jan Palfijnbrug aan de Godshuizenlaan waarlangs de stadsbewoners hun vee (jawel!) naar de Neermeersen konden drijven. Voorbij het Koepoortje aan de Bijloke, langsheen de herberg De Vledermuis, gingen de jongens ’s vroeger zomers zwemmen in de Leie op een plek die als de “Zandplate” bekend stond. Ze trokken er heen in benden, zingend en springend. Ze dachten wellicht dat de Zandplate hun hemel was. De Gentse waterratten lieten er alles voor staan: eten drinken, schoolgaan. Oh ja, voor de Zandplate nu en dan eens de school verzuimen, of zoals men te Gent zegt “de 185


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 186

pluim steken”, was voor hen niets bijzonders. Voor de volksjongens was het nog de goeie ouwe tijd toen ze daar nog ongestoord door politieagenten in het water “een tuimelperte” konden maken, op de rug zwemmen of “vapeurke” spelen. Ook volwassenen kwamen er zwemmen en, niet in het minst, soldaten van het Gentse garnizoen van de Kattenberg en de citadel. Oudere Gentenaars (zo schreef Callant in 1911) zullen zich misschien nog de “Zandplate” herinneren en wellicht zullen er daaronder ook wel zijn die er zelf als knaap meer dan eens onder doken. Die heerlijke tijden zijn nu lang voorbij. Andere tijden, andere zeden! Thans is het streng verboden in de stadswateren te zwemmen. De politie zou er spoedig bij zijn om proces-verbaal op te maken. Wel kwamen er later in de 19de eeuw te Gent stedelijke badinrichtingen (Van Eyck, 1886) tot nut van ‘t volk tot stand. Maar de ongedwongen, vrolijke stemming, het uitbundige gejoel en gelach, zoals voorheen in de vrije natuur aan de Zandplate, dat is er niet meer te vinden.

De Vledermuis op de Henleykaai

186


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 187

Zwemschool in het “Warme Lieveken” aan het Rabot Er was niet enkel de Zandplate. Er werd ook elders gezwommen. De stadsbestuurders bakenden halverwege de 19de eeuw drie zones af net buiten de stadswallen waar dat wel mocht. Vooreerst was er de hierboven beschreven Zandplate buiten de Koepoort aan de Bijlokevest in de Zwanenhoek. Verder kon men terecht in de vestinggracht (Rietgracht) buiten het Spanjaarden-

De ‘Ecole de Natation’ bij het Rabot op de kaart van Gent uitgegeven door P. Gérard i n 1855.

kasteel en tenslotte was er het Motje aan de nu gedeeltelijk gedempte Leiearm bij de Drongensesteenweg aan de Malemstraat. De uitbater van deze populaire “guingette”, omschreven als ‘achter de papiermolens, buiten het Scheiergat, aan het Eilandeken’, was blijkbaar de eerste die brood zag in georganiseerd zwemmen. De zwemgelegenheid werd met palen afgebakend en op de rivierbodem werd een net gelegd dat kon opgetrokken worden als iemand dreigde kopje onder te gaan. De legendarische Pruuke Dossche bouwde zijn badinrichting uit aan de daar heel dichtbij gelegen Overzet. Niet zo veel later kwamen er nog bij. In een bijdrage over de Brugsepoort beschrijft Emiel Callant hoe het er aan toe ging in een heel speciaal verwarmd

187


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 188

18de eeuwse kaart met links het brugje over de Leie ter hoogte van de Bijloke. C OCMW-Gent archief kaart 106-164-1.

188


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 189

“zwembad” aan het Rabot. Daar functioneerde er trouwens gedurende een zekere periode een waarschijnlijk erg primitieve école de natation. Ze staat als zodanig aangeduid op de kaart van Gent uitgegeven door P. Gérard in 1855 1857. De ‘school’ werd in 1849 opgericht door een zekere Chaubet en ze verdween al in 1860 toen een deel van het water in die omgeving gedempt werd7. Er werd gezwommen in een vestinggracht die de Lieve van aan het Rabot verbond met de Brugsevaart. Gedurende meer dan een eeuw (tussen het graven van de Brugsevaart voltooid in 1624 en het graven van de Coupure in 1752) voeren hierlangs de scheepjes die vanuit de Brugsevaart het stadscentrum (de Lievehaven) wilden bereiken (of omgekeerd). Deze gracht werd als Waldam aangeduid en ook wel - maar eigenlijk onjuist - als een onderdeel van de Lieve. Dicht bij de poort vormden de binnen- en buitengracht van de stadsvesten samen met de Brugsevaart, de Coupure en de Begijnengracht een uitgestrekte en complexe waterpartij. Zwemgelegenheid genoeg. In de meestal frisse open lucht, maar op een welbepaalde plek toch verwarmd, zij het wel op een heel speciale manier. Maar laten we Callant zelf aan het woord. Bezijden het Rabot lag er in onze kinderjaren naast het eigenlijke Lievekanaal een gracht die het “Warm Lieveken” genoemd werd omdat de fabriek De Smet (nu Hogeschool) daarin haar verbruikte heet water loosde. In de zomer, vooral tijdens de grote vakantie of op zaterdagnamiddagen, was het “Warm Lieveken” de vergaderplek van al de waterratten uit de buurt. Het kon niet anders. De aangenaam zachte watertemperatuur die het grachtwater bijna aldoor had, was wel van aard om de kleine straatjongens van achter het Rabot aan te lokken. ’t Was toch zo plezierig ...! In een oogwenk waren de kleren uitgespeeld. Een enkele die “benauwd van het water was” moest de op de boord van de gracht de “dingen” in het oog houden. En dan was het een gejoel en gewoel in het water ... tot er in de verte een politieagent kwam opdagen. Die verschijning was op zich zelf al voldoende om de hele bende in Adamskostuum langs land en meers op de vlucht te jagen. Die schone zonnige kinderjaren zijn al heel lang voorbij, en met hen ook de ... “populaire badinrichting” van het “Warme Lieveken”!. Van dit laatste is er nu (anno 1911) geen spoor meer te vinden. De gracht waarin de jeugd zoveel genot vond, werd rond 1870 gedempt en moest plaats maken, deels voor de toen aangelegde ringspoorweg en het Rabotstation, deels voor het trekken van straten en voor huizenbouw. Zo kwam langzamerhand, daar waar in onze kinderjaren, zo ver als het oog reikte, niets anders dan akkers, meersen en grach-

189


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 190

ten te zien waren, de nieuwe Rabotwijk tot stand. Nu is het een kleine stad.

Maar ... Maar ... of men zich aan al die zwemverboden hield? Het valt te betwijfelen. Bij warm weder zag men zeer dikwijls in de binnenwaters lieden, zelfs in adamskostuum, lustig een bad nemen, zo schreef Roghes8 (R. Hespel) in 1967. Zo was het blijkbaar in zijn jeugd en zo zal het vroeger ook wel geweest zijn. Bovendien kon de stadsjeugd wellicht ook nog verder buiten de stadsvesten trekken en zelfs voorbij de vele Rietgrachten rondom de stad die de grenzen afbakenden van het gebied waar de Gentse schepenen met hun strenge straffen konden dreigen. Luc Devriese 1

Overzichtsartikels over hygiëne en de rol daarin van de geleidelijk aan invloed winnende medische sector werden naar aanleiding van een MIATtentoonstelling in 1984 – 1985 gebundeld in nr. 16 (1986 nr. 4) van het Tijdschrift voor Geschiedenis van Techniek en Industriële Cultuur, met bijdragen van o.m. Karel Velle en Bob Carlier. Specifiek over 19de-eeuwse Gentse zwemscholen en private en openbare badhuizen: Bormans, C., Lichaamsverzorging en sanitaire voorzieningen bij de Gentse bevolking (1850 – 1940) Ibidem, deel 8, 1984-1985 nr. 4); met ook oudere gegevens en bronvermeldingen. 2 Stadsarchief Gent. Reeks 108bis, nr. 254. 3 Van Ryssel, D., De Gentse huishuren tussen 1500 en 1795, Brussel, Pro Civitate, 1967, p. 30 en 55-56. 4 OCMW archief Gent, BG 6 - Franse briefwisseling aan Burgerlijke Godshuizen", OCMWGent Archief. 16 prairial, jaar VI (met dank aan Adrien Brysse). Iets over de “Blauwe Jongens” bij Steels, M. Geschiedenis van het stedelijk onderwijs te Gent. 1828 – 1914, Gent, 1978, p. 2. 5 Emiel Callant, letterzetter en literator, iets minder bekend dan zijn jongere broer en beroepsevenbeeld Alexis, publiceerde in 1911 in het dagblad “Vaderland” een reeks van 25 goed gestoffeerde (hoewel niet helemaal betrouwbare) artikels over niet minder dan 28 Gentse stadspoorten en “hare omgevingen” (bewaard in de collectie ‘Vliegende Bladen Gent Stadsversterkingen’ in het Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis - DSMG te SintAmandsberg). Die “omgevingen” waren nogal ruim bemeten en zo komt het dat onder andere de zwemmerij een plekje vond in deze teksten. 6 Bormans, C., 1984-1985, p. 3. 7 Labyn, M., in: Ghendtsche Tydinghen, jg. 16 - 1987, p. 91. 8 In de rubriek “Uit de Gentse oude doos” in de krant Vooruit (5/8/1967). Deze zeer interessante artikelenreeks (schenking André Verbeke) wordt eveneens bewaard in de DSMG afdeling ‘Vliegende Bladen’ te Sint-Amandsberg.

190


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 191

DE URBANISATIE ROND GENT-ZUID DEEL IV (SLOT) 1866 - 1886

VOOR U VERZAMELD UIT 31 600 EDITIES VAN DE “GAZETTE VAN GENT”

Het eerste Zuidstation voor 1860.

25 juli 1866 Men heeft op het Lieven Bauwensplein (** thans Frankrijkplein) het plaasteren standbeeld gesteld van onze verdienstelijke stadsgenoot, de invoerder van de mechanische katoenspinnerij op het vasteland. Het beeld is het meesterlijk gewrocht van de heer de Vigne-Quyo. De houding is deftig en edel en het geheel maakt een goede indruk. Wij drukken de hoop uit dat een bronzen beeld eerlang ter ere van de grote burger zal oprijzen op de plaats welke zijn naam draagt.

191


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 192

9 november 1866 De minister van openbare werken brengt ter kennis van de belanghebbenden, dat op 29 november om 10 uur in de statie van Gent zal overgegaan worden tot de openbare aanbesteding van verschillende werken welke nabij de statie dienen uitgevoerd te worden in de omstreken van de nieuwe remise voor locomotieven, te weten gelijkmakingen, funderingen voor draaiende platen, kranen, een brug om locomotieven te wegen, bouwwerken voor een bureel, waterleidingen in aardewerk en houten wachthuisjes.

14 februari 1867 Een onderzoek van commodo en incommodo is geopend aangaande het nieuwe aflijningsplan van de Sint-Lievensboulevard, te beginnen aan de doorsnede van de ijzeren weg van de staat nabij de Sint-Lievenspoort, tot aan Terplaten.

9 april 1867 Er is sedert enige tijd in het gebouw der grote statie een postbureel ingericht geworden. Dit is alleszins een goede gedachte, waarvoor men de minister van openbare werken dank verschuldigd is.

27 juni 1867 Te rekenen van 1 juli aanstaande zal het politiebureel van de statiewijk overgebracht worden naar de boulevard Frère-Orban nummer 11. De ingang zal langs de Antheunisstraat zijn.

11 februari 1868 In de stedelijke raad werd het voorstel van het schepencollege besproken om de boulevard Frère-Orban op de helft van de breedte te kasseiden. Volgens genomen inlichtingen wordt het grint overal vervangen door kasseien of andere stenen. De raad stelt ook voor af te zien van de macadam, die veel kosten van onderhoud vereist en aan het schepencollege de zorg te laten om het soort steen te bepalen welk het best dient voor de boulevard in kwestie.

192


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 193

1 december 1868 Op voorstel van het schepencollege werd in november een onderzoek van commodo en incommodo ingesteld in verband met het ontwerp voor een overdekte markt, op te richten op de gronden gelegen tussen de nieuwe SintAnnastraat en de straat langs de verbindingsspoorweg van de statie naar het Handelsdok. In de zitting van de stedelijke raad op 30 november berichtte de heer burgemeester dat hij zijn voorstel intrekt omdat het veel bestrijding heeft ontmoet in verschillende commissies.

1 januari 1869 In de stedelijke raad van 30 december vroeg de heer Dubois, dat men van het doorgangje dat van de boulevard Frère-Orban naar de Sint-Lievensstraat loopt (** thans de Sint-Lievensdoorgang), een grote straat zou maken. Hij wees vervolgens op het bestendig gevaar dat er op de boulevard bestaat, op de plaats waar zich de doorgang over de spoorweg bevindt. Daar wordt geen voldoende toezicht gehouden en hij gelooft dat het nuttig zou zijn te onderzoeken of daar geen brug of gewelf boven de spoorweg zou kunnen gemaakt worden, natuurlijk op gemeenzame kosten voor de staat en de stad. De heer burgemeester gelooft dat er werkelijk iets zou moeten gedaan worden om dit gevaar te vermijden. De kwestie van de straat tussen de boulevard en de Sint-Lievensstraat dient mee te worden onderzocht.

11 oktober 1870 De uit te voeren aardewerken voor de ringspoorweg over de gemeenten Ledeberg, Gentbrugge en de Heirniswijk naar het Oefeningsplein aan de Dampoort zijn sedert 15 april aanbesteed voor de som van 549 125 frank. Bijna al de gronden zijn aangekocht. De werken worden heden op verscheidene punten hernomen. De heer Wasseige, minister van openbare werken, heeft de verzekering gegeven dat ook de vraag naar de aanbesteding en het bouwen van de statiĂŤn in ernstige overweging genomen worden. Eerlang zullen daartoe bijgevoegde kredieten worden verleend ten bedrage van meer dan een miljoen frank.

27 januari 1871 Men brengt veranderingen toe aan de statie van de staat te Gent. De burelen 193


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 194

zullen gevestigd worden aan de voorkant, rechtover het huis van de heer Kerveyn. Er zal gelijk in de Noorderstatie te Brussel een bijzondere in- en uitgang zijn.

16 april 1872 Eerlang zullen in de statie van Gent de nieuwe ingangen en wachtzalen geopend worden welke aldaar gemaakt zijn. De inrichting is uiterst comfortabel en doelmatig en de ruimte is goed verdeeld. Zowel de wachtzaal voor de derde klasse als die voor de eerste en de tweede laat niets te wensen over.

10 juli 1872 Wij vernemen dat er eerlang een vlijtige hand zal geslagen worden aan de opbouwingswerken van een overgrote hangaar in de statie van de stad. De voorgevel langs en aan het einde van de boulevard Frère-Orban zal veel bijdragen tot de verfraaiing van de wandeling. De gebroeders Everaert van Gent zijn aannemers van deze werken verklaard voor de som van 196 000 frank.

7 augustus 1872 Het gedeelte van de ringspoorweg dat gelegen is tussen de statie van het Oefeningsplein aan de Dampoort en de grote statie van Gent zal te rekenen van 10 augustus aan het gebruik worden overgeleverd. Met zekerheid kan worden gesteld dat de verbindingsspoorweg tussen de statie van de staat en het Handelsdok dan buiten gebruik zal worden gesteld.

3 december 1873 Het bureel van de telegraaf bij de statie van Gent is te rekenen van heden van de kant der Statieplaats overgebracht naar de kant van de Lieven Bauwensplaats.

7 februari 1874 Gisteren barstte rond 1 uur 's namiddags brand uit in de hangaar der koopwaren in de statie van de staat te Gent. De vlammen namen in korte ogenblikken zulke uitbreiding, dat gans dit ruime gebouw weldra ĂŠĂŠn gloed was. Het beste wat men kon doen was trachten het vuur te beperken en de naburige burelen 194


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 195

te redden. Dit is dan ook gebeurd. In alle haast zijn enige koopwaren die het verst van de oorsprong verwijderd waren gered geworden, waaronder schilderijen van Gentse artiesten welke gereed stonden om naar de tentoonstelling van Londen verzonden te worden, doch deze van de heer De Baerdemaeker en den Duyts zouden vernietigd zijn. De brand vond overvloedig voedsel in de massa licht ontvlambare stoffen welke in de hangaar lagen. Het komt ons ongeraadzaam voor geloof te hechten aan de beweringen dat er niet alleen vitriool maar zelfs nafte en petroleum ter plaatse zouden geweest zijn. Stellig echter bevonden zich daar manden boter en kisten spek Het brandde ruim twintig minuten in volle hevigheid vooraleer de pompiers ter plaatse waren en er verliep geruime tijd eer hun materiaal in orde was om de blusdienst aan te vangen. De krachtige stoomspuit van de fabriek Lousbergs werd aangevoerd, doch kon maar een uur nadien werken doordat zij geen drukking had. Heden zal in de Kamer van Volksvertegenwoordigers door de Gentse afgevaardigde een ondervraging tot het gouvernement gericht worden aangaande het aanvaarden van alle soorten van koopwaren in eenzelfde hangaar. Stellig is het dat zekere categorieĂŤn goederen zoals licht ontvlambare zelfstandigheden, een afzonderlijke laad- en losplaats zouden moeten hebben.

31 maart 1875 Het schepencollege bericht dat tot 15 april een onderzoek geopend is aangaande de aflijningsplans van de Vanderbruggendoorgang tussen de statie en de brug over de Nederschelde, de Sint-Annastraat en het deel van de statieplaats dat tussen die twee straten gelegen is (** bedoeld wordt het Graaf van Vlaanderenplein).

19 april 1875 Op 17 april bracht de commissie van werken in de stedelijke raad verslag uit over de voltrekking van de Statieplaats en de Vanderbruggendoorgang. De heer Voituron wenste te weten of de aanneming van dit plan het bouwen zou beletten van een overdekte markt op de plaats. In 1868 heeft het schepencollege dat voorgesteld, maar de commissie verzette er zich tegen en het ontwerp werd ingetrokken. Echter werd later een petitie, bedekt met 132 handtekens, aan de stad gezonden om andermaal de overdekte markt te vragen. De raad stemde dan die markt en alhoewel die beslissing nog niet werd uitge195


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 196

voerd, is zij toch niet ingetrokken. De heer Vermandel bevestigde dat het voorgesteld plan geenszins het gebruik van het vrijblijvend gedeelte grond belemmert. Men kan de grond voorbehouden.

14 augustus 1876 De heer Inghels heeft een nieuw plan ontwikkeld van een verbindingsweg tussen de statie van de staat en de middenstad. Er zou een brede straat worden ontworpen tussen de Lieven Bauwensplaats (** thans Frankrijkplein) en de Kouter langs de Walpoortbrug, die de Huidevettershoek in twee delen zou snijden. Een rechtstreekse verbinding zou ontstaan met de Veldstraat en de Korenmarkt.

1 februari 1877 In de omgeving van de statie van de staat wordt zeer geklaagd over het gebrek aan gaslicht. 's Morgens is het er dikwijls volslagen duister en zelfs wanneer de lantaarns branden laat de verlichting veel te wensen over.

7 april 1877 Men doet de opmerking dat er in de statie van Gent geen schuilplaats is voor personen die reizigers moeten afwachten. Er zou wel een wachtzaal voor het publiek mogen zijn, opdat de wachtende personen niet in de regen zouden moeten staan. Dit was eergisteren het geval toen de trein uit Brussel door een ongeval in de statie van Melle, in plaats van om 9 uur 10 maar om half 11 in de statie gekomen is.

30 oktober 1877 In de stedelijke raad van Gent riep de heer Van Hollebeke de aandacht van het schepencollege op de Vanderbruggendoorgang, tussen de Statieplaats en de Lange Violettestraat. Die straat is een oprechte modderpoel. Men loopt er in het slijk tot aan de enkels en een hoop stenen maakt er vooral 's avonds de doorgang zeer gevaarlijk. Hij vraagt te onderzoeken of daar geen square kan gemaakt worden, opdat de inwoners er hun vuilnis niet meer zouden werpen. Die wijk zou de schoonste van de stad kunnen worden, terwijl hij nu afzichtelijk is. De stad zou een voor196


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 197

beeld moeten nemen aan de wijk van Onze Lieve Vrouw Ter Sneeuw te Brussel. De heer Colson antwoordde dat de raad besloten heeft het bedoelde stuk grond ten voordele van de stad aan te kopen. Wat de Brusselse wijk betreft, die werd hervormd op kosten van een bijzondere maatschappij. De heer Burggraeve betoogde dat dit juist het voorbeeld is welke men zou dienen te volgen. Een schepen van Openbare Werken zou zelf moeten zien wat er te doen is en zelf initiatief gebruiken tot het verfraaien van de stad!

26 februari 1880 De gezondheidscommissie heeft een rapport gepubliceerd over de onrustwekkende toestand van de wijk der Nederschelde, rechtover de statie. Moest het Beluik der Kuipers niet weggestopt zijn achter de schermen van de nieuwe huizen, winkels en hotels van de Statiestraat, de Lieven Bauwensplaats en de Brabantdam, het zou al sedert vele jaren gramschap en walg hebben verwekt. Maar er is niemand die zich in die beluiken waagt, waar tal van sukkelaars een bedorven lucht inademen, zwermen vliegen en muggen krioelen, straten niet gekasseid zijn en meer aan poelen dan aan een weg doen denken. En dat op de laagst gelegen gronden van de stad, in 1872 getroffen door rampzalige overstromingen. De straten zouden 1,50 tot 2 meter moeten opgehoogd worden om paal en perk te stellen aan die netelige toestand.

8 april 1880 In de zitting van de stedelijke raad van 4 april werd de inrichting van de Graaf van Vlaanderenplaats besproken. Daar de kasseien in zeer slechte staat verkeren en het herbeleggen 35 542 frank zou kosten, stelde de commissie van Wegenis voor aldaar twee met zenders belegde plaatsen te maken, omplant met bomen en gescheiden door een ronde kom van 24 meter diameter waar men een fontein of een standbeeld zou kunnen plaatsen. De heer Colson berekende dat de nieuwe inrichting 12 890 frank zou kosten. Als de kasseien vernieuwd worden zou daar 35 000 frank moeten aan uitgegeven worden. Men zou aldus een besparing van meer dan 20 000 frank verwezenlijken. De plaats werd gekasseid met zeer zachte stenen. Het was een proef die men wilde doen. De meeste moeten vervangen worden en dat kost veel meer dan de inrichting van twee met bomen beplante verdelingen. Daarenboven zou dat ontwerp de wijk verfraaien en de plaats zal niettemin geschikt blijven om er maatschappijen te ontvangen en stoeten in te richten. Zij verkleint er niet door.

197


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 198

De heer Rogghe vond het voorgestelde plan geen verbetering en nog minder een verfraaiing. De Graaf van Vlaanderenplaats heeft een bijzonder karakter door de eenvoudige strengheid die haar kenmerkt. Zij is ĂŠĂŠn der schoonste plaatsen van het land. Het groots effect dat de statie langs die kant biedt is te danken aan de brede plaats er voor. Als men die met bomen beplant zal de strengheid gebroken zijn. Het is hetzelfde geval geweest met de Vrijdagmarkt, waar men ook bomen heeft geplant. Men heeft geheel het karakter van die plaats weggenomen. Naar het lommer dat men op de Graaf van Vlaanderenplaats belooft, wacht men op de Vrijdagmarkt nog altijd. De bomen geven daar geen lommer, het zijn kreupele planten. Men heeft schatten aan geld uitgegeven om van de Graaf van Vlaanderenplaats te maken wat zij tegenwoordig is en het ware jammer ze nu te vernietigen om een besparing van enige duizenden franken te doen. Op de begroting zal men wel het nodige geld vinden om het herbeleggen met kasseien te laten uitvoeren en te beletten dat die schone plaats bedorven wordt. Zullen de uit te voeren werken het gemak dat die plaats oplevert voor grote volksvergaderingen niet hinderen? Hij deelde niet in dat gevoelen. De grootse liberale betoging te Gent in 1878 heeft ons kunnen overtuigen hoe aangenaam het is, nabij de grote statie een plaats te bezitten waar een grote menigte kan bijeenkomen voor volksfeesten. Er is een gedachte in het verslag dat de heer Rogghe goedkeurde, namelijk het oprichten van een monumentale fontein in het midden. Daardoor zou meer frisheid kunnen gegeven worden dan door bomen en als het een kunstwerk is, zou de stad er wel door verfraaid worden. Hopelijk zal dit eerlang kunnen gebeuren, daar de waterdienst er binnen het jaar zal ingericht zijn. De heer De Vigne merkte op dat men de enige schone en gerieflijke plaats die Gent bezit wil bederven. Men zou overal ergens tevergeefs een plein zoeken dat zo goed als dit geschikt is om stoeten in te richten. Vroeger had men in de nabijheid het Van Arteveldeplein, maar men heeft de ongelukkige gedachte gehad er een square te maken die er erbarmelijk uitziet. De heer Colson verklaarde dat door er bomen te planten de plaats niet zal verkleinen en dat de heer de Vigne van gedachte zou veranderen als hij het plan zal gezien hebben. De heer Fredericq deelde hoegenaamd de gevoelens niet, door de heren De Vigne en Rogghe uitgedrukt. Het schijnt hem dat men als het ware een afkeer heeft van het groen met een voorliefde voor naakte plaatsen en niets anders dan stenen wil zien. Hij begrijpt die liefde niet en vindt de stad al treurig genoeg. Daarbij zijn bomen voordelig aan de gezondheid en geven ze een schoon uitzicht. Hij zou willen dat men op alle plaatsen bomen plant, bijvoor-

198


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 199

beeld wilde kastanjes. Die zijn de schoonste voor de verfraaiing van de steden. De heer Bruggemans ondersteunde de besluiten van het verslag. De Graaf van Vlaanderenplaats is de meest verlatene van de stad. Zij heeft geen ernstig maar een droevig uitzicht. Niemand durft er in de zomer over te gaan uit vrees voor zonneslagen. De bomen aldaar zullen een weldaad zijn. De heer Van Heuverswyn voegde er aan toe dat de met bomen omsloten plaatsen zullen kunnen dienen om de nieuwsgierigen uit de weg te doen gaan bij de vorming van stoeten. De heer Prayon besloot met de opmerking dat als de plaats met bomen zal beplant zijn, zij zal kunnen dienen tot wandelplaats. Nu dient zij tot niets. De besluiten werden aangenomen met 19 stemmen tegen 5.

24 april 1880 Het schepencollege bericht dat een onderzoek van commodo en incommodo open is aangaande het ontworpen plan van een brug over de Schelde, teneinde de Sint-Lievensboulevard aan de boulevard der Citadel te verbinden. Opmerkingen te melden ten stadhuize tot 10 mei 1880.

12 juni 1880 De heren Edmond De Vigne, architect en Edouard Zollikofer, ingenieur, vertegenwoordigers van de Société Immobilière de Belgique, hebben bij de stedelijke regering een project ingediend voor het openen van gemeenschapswegen tussen de statie van de staatsspoorweg en het middelpunt van de stad. Het omvat de verbinding van de Statieplaats met de Voldersstraat enerzijds en de Sint-Jansstraat (** thans de Limburgstraat) anderzijds, alsook het droogleggen van de Nederschelde en het omvormen ervan tot publieke wandelplaats. Sedert de aanleg van de ijzeren weg te Gent bestaat de noodzakelijkheid van een brede en gemakkelijke weg, maar thans laat die zich heviger dan ooit aanvoelen. De rechtstreekse boulevard is voor de stad onontbeerlijk geworden in het vooruitzicht van een nieuw tijdperk van voorspoed voor de handel en de nijverheid. Dit vereist grote werken om haar rang te doen behouden en haar luister te verhogen. Van die gedachte vertrokken is een ontwerp van verbinding ontstaan tussen de belangrijkste wijken en de Statieplaats, welke tegelijkertijd een betere toegang zal verschaffen tot de nieuwe universiteitsgebouwen, het provinciaal gouver199


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 200

nementshotel en de kazerne van de pompiers. De ontworpen straten richten zich volgens een gebogen tracé naar de Voldersstraat en de Cataloniëstraat, middelpunten van de kleinhandel en de markten. Tegelijk wordt aldus voorzien in een rechtstreekse gemeenschap met de Kouter. De gebogen lijn zal het bouwkundig effect verhogen en de bestaande monumenten in een beter perspectief plaatsen. Het uitzicht op de SintBaafskathedraal en de imposante rij der drie torens zullen de bewondering afdwingen van de vreemde bezoekers bij hun intrede in de stad. De op te richten magazijnen zullen leven en voorspoed brengen in de wijken die door de boulevards worden doorkruist. Het dempen van de Nederschelde tussen de Visserij en de Wijngaardbrug voorziet in een square en een wandelplaats, waaraan heden zoveel nood is. Dit toegevoegd project zal weinig onteigeningen vergen en een gezondmaking bevorderen die sedert de overstromingen in 1872 van het grootste belang is. Daardoor vergemakkelijkt men tevens de gemeenschap met de haven en de statiën aan de voormalige Antwerpsepoort.

15 oktober 1880 De ijzeren brug welke men bezig is te plaatsen over de spoorweg en de boulevard Frère-Orban in verbinding moet brengen met deze van de dierentuin, levert moeilijkheden op die men niet voorzien had. De brug is geheel gereed maar gedurende de nacht is er slechts een tijdsverloop van drie uren dat er geen treinen langs daar voorbij rijden en het is in die tijd dat de brug op het metselwerk zou moeten geplaatst worden. Men heeft dit werk twee nachten beproefd maar is er tot hiertoe niet in geslaagd het ten einde te brengen. Gisteren zijn de treinen 's morgens te laat in de statie aangekomen doordat zij door die brug belemmerd werden. Het is een moeilijk werk voor de ondernemers.

13 januari 1881 De overgang boven de spoorweg welke de boulevard Frère-Orban met deze van de dierentuin verbindt is maandag 10 januari voor de doortocht geopend.

23 februari 1881 Na door bemerkingen van het schepencollege gewijzigd te zijn geworden is 200


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 201

thans door de heren De Vigne en Zollikofer een nieuw project voor de verwezenlijking van een rechtstreekse gemeenschap tussen de statiewijk en het midden van de stad aan de raad voorgelegd en door deze aanvaard. De budgettaire toestand laat het dempen van de Reep en de aanleg van een promenade voorlopig niet toe. Men zal zich moeten beperken tot het overwelven van het gedeelte tussen de nieuwe boulevard en de Watermolenbrug in de Brabantstraat (** thans Brabantdam). Een grote boulevard met wisselende breedte van 16 tot 20 meter zal zijn oorsprong hebben aan de Graaf van Vlaanderenplaats, de Brabantstraat dwarsen en verbreden tot 38 meter aan het ontmoetingspunt met de overwelfde Nederschelde. Van dan af zal de hoofdweg zich in twee secundaire wegen opsplitsen. De ene zal leiden naar de Voldersstraat, de andere naar de Sint-Jansstraat (** Limburgstraat). Een rechte kaai van 12 meter breedte zal de huidige Kuiperskaai vervangen. Een dwarse straat zal aangelegd worden tussen het zuidelijk gedeelte van de boulevard en de Kuiperskaai (** de Oudescheldestraat). De smalle, vervuilde steegjes en de ongezonde arbeiderswoningen zullen voor goed verdwijnen uit de wijk van de Nederschelde. De nieuwe straten die ze vervangen zullen opgehoogd worden, evenals de muur aan de Kuiperskaai. Door de bemiddeling van de Compagnie Immobilière de Belgique zal het stadsbestuur weldra een lening van 7 500 000 frank kunnen verkrijgen bij de Banque de Gand voor de financiering van de uit te voeren werken.

5 mei 1881 Men is thans ijverig bezig aan het werk voor het voltooien van de brug aan Terplaten, die de boulevard van de Sint-Lievenspoort met het voorgeborchte van de Heuvelpoort moet verbinden.

17 februari 1882 Er is sprake van een plan, uitgewerkt door de heer De Vigne, architect, voor het oprichten van een Nederlandse schouwburg, die tevens moet dienen tot zaal voor prijsuitdelingen en concerten. Het gebouw zou opgetrokken worden op de vijfpuntige doorsnede van de Brabantstraat, de Brabantdam, de Kuiperskaai, de Belgradostraat en de nieuwe boulevard naar de statie. Het oorspronkelijk project van de heren De Vigne en Zollikofer voorzag daar een openbaar plein of een square.

201


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 202

22 februari 1882 De verlichting van de stad laat nog zeer te wensen over en het zijn vooral de uitkanten die het slechtst verlicht zijn. Men heeft op Terplaten een nieuwe brug gemaakt en een boulevard aangelegd die loopt van de voormalige Heuvelpoort tot aan de doorgang van de spoorweg aan het einde van de SintLievensboulevard. Van het ene uiteinde tot het andere bevinden zich slechts drie lantaarns. Deze aan de brug branden nog niet. Twintig lantaarns langs die weg zou niet teveel zijn. Het zou ons niet verwonderen indien men op een dag vernam dat aan gemelde brug iemand in het water is gelopen of op de boulevard een erge val heeft gedaan. Als langs daar de gasbuizen nog niet gelegd zijn, moet men er voorlopig maar petroleumlampen stellen. Het licht is te goedkoop om er zo karig mee te zijn.

1 juni 1882 In een verzoekschrift vragen de inwoners van de Statieplaats om de verwijdering van de pissijnen voor de ingang van de statie te bekomen. De burgemeester heeft opdracht gegeven ze viermaal in de week te ontsmetten. Er zullen verder maatregelen worden genomen om te voorkomen dat zij geur afgeven. Hetzelfde geldt voor de twee pisbakken in de Kleine Statiestraat.

8 juni 1882 De Maatschappij der Waterverdeling zal haar dienst aan de Kattenberg op 10 juni aanvangen. Het stedelijk bestuur is uitgenodigd om de inhuldiging bij te wonen van de fontein aan de statie van de staatsspoorweg op de Graaf van Vlaanderenplaats.

4 juli 1882 De stedelijke raad heeft zich formeel gekant tegen het ontwerp van de heer De Vigne om op de vijfhoek aan de Brabantdam een Nederlandse schouwburg op te richten, voornamelijk uit het standpunt dat het unieke panorama op de kathedraal van Sint-Baafs, dat door de aanleg van de nieuwe boulevad zal geschapen worden, voor eeuwig zou verstoord zijn.

202


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 203

9 juli 1882 Maandag 10 juli zal de proefneming plaatshebben op de nieuwe brug over de Opperschelde aan Terplaten. Om 8 uur 's morgens zal voerman Karel Vanderhaeghen van de Reep er met zijn wagen en het reglementair gewicht over rijden.

1 november 1882 De inwoners van de Citadelboulevard klagen over de slechte toestand waarin men de weg aldaar laat verkeren. Het gedeelte van de Terplatenbrug in de richting van de Heuvelpoort is totaal verwaarloosd en bijna niet begaanbaar. Hetzelfde mag men zeggen van het stuk begrepen tussen de nieuwe brug en de spoorweg. Wij hopen dat het voldoende zal zijn de aandacht van de overheid daarop gevestigd te hebben om verbetering in die toestand te zien brengen.

4 april 1883 Het Koninklijk Besluit van 1 april regelt de onteigening van 555 eigendommen in de wijk van de Nederschelde, voor de uitwerking van het plan Zollikofer-De Vigne. De Société Immobilière de Belgique verwerft daardoor de gronden die 4,5 ha beslaan. Men zal na het slopen van de vervallen arbeiderswijk nu spoedig aan de voorname boulevard kunnen beginnen die de statie met het midden van de stad moet in gemeenschap stellen. Men voert aan de Kuiperskaai reeds waterwerken uit langs de Schelde.

2 augustus 1883 Een gevelverfraaiing zal eerlang aan de goedkeuring van de gemeenteraad onderworpen worden. Het geldt de voorttrekking in de tegenwoordige, grootse bouwstijl, van de rij huizen op de Graaf van Vlaanderenplaats tot aan de boulevard Frère-Orban. Aan het begin van de Tweebruggenstraat zal een derde vooruitspringend motief met een zuilenbalkon worden gebouwd waaronder drie uitgangen zullen lopen, de middelste voor rijtuigen, die aan de zijkanten voor voetgangers. Het geveleinde aan de boulevard zou bekroond worden met een kroonlijst zoals bij het hoekhuis aan de Statiestraat. Dat alles zou een samenhangend geheel uitmaken, zoals bepaald voorzien is op de plans van 1847 en 1867. 203


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 204

21 oktober 1883 In de twee laatste nachten is een moeilijk werk voltrokken, namelijk het leggen over de ijzeren weg van de tweede brug voor voetgangers, die het einde van de boulevard Frère-Orban met de boulevard van de dierentuin zal verbinden.

15 maart 1884 Men is voornemens voor de ingang langs de kant van de Statieplaats (** Wilsonplein) bomen te planten. Een zestal putten zijn reeds gemaakt en van de nodige aarde voorzien om de groei van de bomen te bevorderen.

20 juli 1884 Men is begonnen met de afbraak van het oud Hôtel de Termonde en aanpalende huizen op de Statieplaats. Als die huizen zullen verdwenen zijn zal men zich reeds een gedachte kunnen vormen welk aanzien de nieuwe boulevard naar het midden van de stad zal hebben. Daar rijzen maandelijks grote winkel- en burgershuizen met gevels in imposante stijlen. De bel-étages zijn meestal versierd met fraaie balkons en erkers die over de gehele straatlengte een indrukwekkend spel van horizontale lijnen teweegbrengen. De nabijheid van de statie doet er winkelpanden oprijzen waar voornamelijk nieuwe beroepen worden uitgeoefend zoals fotografen, hoedenmakers, modisten, brillenmakers, goudsmeden, enz. Het verkeer van dienstboden, winkeljuffrouwen, kamermeiden en gouvernantes neemt er met de dag toe. De Compagnie Immobilière is aan het voornaamste kruispunt op alle vijf de hoeken bezig uitmuntende gebouwen op te trekken die tot voorbeeld kunnen dienen voor de kopers. De tenuitvoerbrenging van dit ontwerp van rijkdom zal de vooruitgang en de levendigheid van de stad aanzienlijk vermeerderen.

31 augustus 1884 Op de Graaf van Vlaanderenplaats wordt op een zekere diepte de straat overwelfd die naar de Nonnenbosch loopt, om op geheel de plaats van die schone huizen te hebben zoals er al vele jaren rechtover de oude uitgang van de statie staan. Deze overwelving vormt drie poorten, maar wat zijn zij nauw! Als er langs daar een karavaan met bedevaarders naar Lourdes zal trekken en er zou één 204


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 205

van die ongelukkige priesters bij zijn die een dikke buik krijgen van het vasten, dan zal hij langs de Statiestraat rond moeten. De poorten zijn precies goed voor velocipèden. Wij hebben reeds een donkere poort in de stad, daar komt nu een velocipèdepoort bij. Dat vindt men nog nergens in het land. Proficiat voor Gent!

14 januari 1885 Binnenkort zal de weg van de Statieplaats rechtstreeks naar de Reep, die een onderdeel is van het ontwerp Zollikofer, geheel gemaakt zijn. De aanbesteding van de arduinen boorden op de Statieplaats is ondernomen voor 1 890 frank, terwijl het bestek 2 600 frank was.

4 februari 1885 Men is op dit ogenblik bezig met het middengedeelte van de Graaf van Vlaanderenplaats, begrepen tussen de waterkom en de Statiestraat, van goede aarde te voorzien en daarna zal de bezaaiing met gras en de beplanting van de boorden met bloemen en struikgewas volgen. Op de boulevard Frère-Orban doet men de kaarspopulieren uit die daar tussen de platanen waren geplant.

25 april 1885 Men is in de Kleine Statiestraat ten volle bezig aan het afbreken van de huizen, waardoor weldra geheel de weg zal open zijn van de statie tot op de Brabantdam en verder tot aan de Reep. Daarmee zullen een groot getal van die herbergjes verdwijnen die daar reeds bestaan van in het begin dat de statie aangelegd is. Men dempt tegelijk de Oude Schelde tussen de Statiestraat en de passage Vander Donckt.

17 juni 1885 Met het einde van deze week zal de overwelving van de waterloop tot aan de Watermolenbrug voltrokken zijn (** thans het Laurentplein), zodat men er de weg kan verplaatsen. Onmiddellijk daarna zal de oude brug in de Brabantdam worden afgebroken en een belangrijk werk beëindigd zijn. Het zicht van deze wijk is dan geheel veranderd. Nergens zal men nog water zien en de Brabantstraat zal met de Brabantdam door een brede weg verbonden zijn. 205


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 206

Overwelving Nederschelde (Laurentplein).

Overwelving Nederschelde (Laurentplein).

206


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 207

14 juli 1885 Gisteren had op de overwelfde Reep de inhuldiging plaats van het standbeeld van Lieven Bauwens. Redevoeringen werden uitgesproken door de heer Lippens, burgemeester en de heer Kimpe, afgevaardigde van de werkmanskring Ouvriers Réunis. Een cantate op muziek van de heer Miry werd bij die gelegenheid uitgevoerd en een groot aantal kronen werd aan de voet van het monument gelegd namens talrijke maatschappijen en nijverheidsinstellingen. Het steengruis en de bouwmaterialen van de werken der overwelving waren tijdig aan de kant gelegd. Het monument is de afbeelding in brons van het ontwerp in plaaster door de heer P. Devigne-Quyo, dat op de Lieven Bauwensplaats (** het Frankrijkplein) nabij de Zuidstatie stond. De uitvoering in de werkhuizen van de Compagnie des Bronzes te Brussel is tot stand gekomen door het comiteit dat vorig jaar werd opgericht om de nodige gelden in te zamelen en door een toelage van het stadsbestuur.

19 april 1886 Men voltooit de werken die de winkelgalerij Vander Donckt door een nieuw gedeelte aan de Vlaanderenstraat verbindt. Boven de gevel welke uitgeeft op die straat is het halfverheven beeld van Mercurius aangebracht, symbool voor de handel. ERIK DE KEUKELEIRE

Uit “Station Gent-Zuid en het Gentse Zuidkwartier” deel 1 (1832-1910) - 356 p. - uitgave in eigen beheer - 2004.

207


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 208

EEN KRASSE KNAR VAN 104 IN 1686, JOOS DE MIL

In het notulenboek van de Gentse schepenen van de Keure lezen we dd. 10 december 1686: “ten selven daghe compareerde int collegie Joos de Mil audt synde een hondert ende vier jaeren noch wel gebruykende syn vyf sinnen verstant ende memorie wesende jnwoonende poorter deser stede is hem ghepresenteert den wyn” (Stadsarchief Gent Reeks 107/8, f°172v). Enkele maanden later sterft hij. In het overlijdensregister van Sint-Jacobs verrast de penvoerder ons met zijn leeftijdsopgave: “Den 26 juny 1687 overleet ontrent een hure judocus de Mil oud 104 iaeren 9 maanden 26 dagen begraven in de kercke vrydagsmert”. Waaruit blijkt dat hij op de vrijdagmarkt woonde en geboren werd op 1 september 1582. Als dat werkelijk zijn leeftijd is - en de opgave met jaren maanden en dagen laat dat vermoeden - dan had hij in werkelijkheid toch 11 dagen minder lang geleefd. De overgang van de Juliaanse kalender naar de Gregoriaanse werd in Gent doorgevoerd op 18 december waardoor de dag die er op volgde 29 december was. Als hij de Joos De Mil is die huwde met ene Magdalena Zoetynck op 20 juni 1621 in de Sint-Michielskerk dan was hij toen bijna 39 jaar oud. Het is dus niet alleen sterven dat hij op late leeftijd gedaan heeft. Aanvankelijk ging het koppel wonen op de Sint-Michielsparochie waar zij twee kinderen kregen: 1. Joanna, gedoopt op 1 mei 1622 en 2. Lucas, gedoopt op 22 mei 1623 en gestorven op 12 mei 1641 in de SintJacobsparochie. In die Sint-Jacobsparochie werden hun 7 andere kinderen geboren en gedoopt (en waar Joos' echtgenote steevast Soetens genoemd wordt): 3. Joannes, °28 aug. 1627. 4. Cornelius, °1 mrt 1629. 5. Joannes, °28 jan. 1633. 6. Francisca °28 mei 1635. 7. Jacoba °16 jan. 1637. 8. Maria °19 febr. 1639. 9. Elisabeth °17 dec. 1640. E. OSSIEUR

208


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 209

GENTSE MEMORIEDAGEN: 19-20-21-22 OKTOBER

19 Oktober 1287 Eerste steenlegging van het klooster van de Geschoeide Carmelieten.

19 Oktober 1507 Geboorte van Viglius ab Aytta. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2005 - N° 4 - pp. 259-260

19 Oktober 1797 De Begijnen komen voor de eerste maal op straat in wereldlijke kledij.

19 Oktober 1804 Geboorte van Pastoor Joseph Van Damme. Deze pastoor van St-Amandsberg verzamelde de nodige gelden om de StAmandusheuvel met de kapel van de Staat af te kopen. Hij kreeg de toelating om op de heuvel een kerkhof aan te leggen en mag dus beschouwd worden als de stichter van het Campo Santo. Hij stierf te Gent op 28 mei 1874.

19 Oktober 1846 Het nieuw gebouwde Paleis van Justitie wordt ter beschikking gesteld van het Beroepshof.

19 Oktober 1846 Geboorte van de Gentse componist Edward Blaes. Deze leerling van Peter Benoit, werd eerst professor aan ons Conservatorium en in 1885 Directeur van de Muziekschool van Ledeberg. Hij heeft ook nog de Zangafdeling van het Van Crombrugghe’s Genootschap bestuurd. Maakte veel Vlaamse muziek en koren. Bij de stichting van het “Nationaal Toneel van Oost-Vlaanderen” in 1865 leidde hij het kleine orkestje bestaande uit vier man. Erelid van de “Melomanen”. Hij stierf in maart 1909 en werd begraven op de Westerbegraafplaats.

209


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 210

19 Oktober 1887 Geboorte van August Desmet. Studies aan het Atheneum, de Universiteit en de Academie. Hij was nog geen 22 jaar toen hij zijn diploma verwierf van Ingenieur-Architect, werkte bij de N.M.B.S. In 1930 werd hij benoemd tot Docent aan de Universiteit. In 1933 bouwde hij de Veeartsenijschool op de Coupure. In zijn studententijd was hij Voorzitter van “‘t Zal Wel Gaan” (1906)

19 Oktober 1905 Onthulling van de gedenksteen aan August Van Lokeren in de tuinen van de St-Baafsabdij. Dit was de aangewezen plaats, het is immers aan August Van Lokeren te danken dat wij nu nog kunnen verpozen in deze prestigieuze historische omgeving. Wie weet wat daar nu gestaan zou hebben, hadden wij Van Lokeren niet gehad. Hij werd geboren op 4 juni 1799 als zoon van een bekende geneesheer. Na lessen aan het Koninklijk College op de Ottogracht ging hij naar de pas opgerichte Universiteit waar hij in 1821 zijn diploma behaalde van Dr. in de Rechten. Na een korte advocatenpraktijk wordt hij in 1826 benoemd tot Substituut van de Procureur des Konings, maar na de Omwenteling geeft hij zijn ontslag (gelukkig voor ons) om zich volledig te wijden aan de geschiedenis van zijn geboortestad, de archeologie en de Schone Kunsten. In 1833 wordt hij hoofdredacteur van de “Messager des Sciences historiques” en zou die functie blijven vervullen gedurende 39 jaren. Hij was een felle verdediger van ons kunsthistorisch patrimonium en zou gedurende 40 jaar deel uitmaken van onze Stedelijke Commissie van Monumenten en Stadsgezichten. (Door ons Stadsbestuur afgeschaft wegens te hinderlijk). Een groot voordeel voor zij die na hem kwamen, is het feit dat hij leerde schilderen bij Pierre-François De Noter en dat hij tal van stadsgezichten nauwkeurig getekend heeft. Vele van deze interessante tekeningen bevinden zich in de Universiteitsbibliotheek In 1885 publiceerde hij een uitgebreide studie over de St-Baafsabdij. Hij werd lid van de Gemeenteraad in 1842 en was Schepen van Openbaar Onderwijs en Schone Kunsten van 1848 tot 1854. In deze periode richtte hij 3 Lagere Scholen, 2 Bewaarscholen en de eerste Adultenschool op. Hij verliet de politiek in 1854 om zich volledig te wijden aan zijn opzoekingen. De gedenkplaat waarvan sprake kwam er op initiatief van de “Maatschappij

210


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 211

voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent”. Ze werd ontworpen door Armand Heins en uitgevoerd door Aloïs De Beule. Bij de onthulling waren er vanzelfsprekend toespraken, o.a. van Stadsarchivaris Victor Vander Haeghen. Hij beklemtoonde de verdiensten van Van Lokeren als beschermer van onze historische gebouwen. Van Lokeren leefde in een tijd, zei hij, “dat men het Belfort wilde slopen omdat het in de weg stond voor het verkeer en dat men het Stadhuis wou vervangen door een modern, rechtlijnig gebouw.” U ziet het, er is niets nieuws onder de zon en voor het behoud van ons cultureel patrimonium, iets wat vanzelfsprekend zou moeten zijn, moet er nog steeds hard gestreden worden. August Van Lokeren overleed op 9 december 1872 en werd begraven in de familiekelder op het Kerkhof van de De Smetstraat.

20 Oktober 1536 Het Gildenhuis van de Visverkopers brandt af.

20 Oktober 1663 Arrest van de Raad van Vlaanderen waarbij de Alexianen gelijk krijgen in verband met het door hen opgeëist privilege de doden te mogen begraven.

20 Oktober 1740 Dood van Karel VI, de vader van Maria-Theresia. Hij werd geboren op 1 oktober 1685. Hij werd hier vertegenwoordigd door de Prins Eugène de Savoie. Deze werd op zijn beurt vertegenwoordigd door een permanente agent: le Ministre Plénipotentiaire. Van 1716 tot 1724 was dat de Marquis de Prié. Karel VI werd te Gent als Keizer ingehuldigd door de Prié op 18 oktober 1717. Zelf kwam hij nooit naar de Nederlanden. In 1725 stuurde hij zijn zuster de Aartshertogin Marie-Elisabeth. Zij bleef hier tot in 1741. Karel VI stierf in Hongarije na een jachtdiner door het eten van een enorme portie vergiftigde paddenstoelen

20 Oktober 1754 Geboorte van de schilderes Françoise-Jeanne Ridderbosch. Gedurende meer dan een kwarteeuw nam zij deel aan alle vierjaarlijkse salons 211


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 212

met pentekeningen. Karel van Lorreinen moedigde haar aan. In 1803 exposeerde zij een portret van Napoleon dat Joséphine kocht voor het mooie bedrag van 2.000 goudfrank. Koningin Louise-Marie betaalde haar 250 goudfrank voor een Madonna. Ze eindigde haar leven in een liefdadigheidsgesticht waar zij stierf op 27 Februari 1837 op 83-jarige leeftijd.

20 Oktober 1831 Verdwijning van de “Commissie van Openbare Veiligheid”, die opgericht werd door het Voorlopig Bewind in vervanging van de Orangistische Gemeenteraad. Plechtige opening van de Landbouwhogeschool. Werd aanvankelijk ondergebracht in voorlopige lokalen in de St-Amandstraat. Werd in 1969 een faculteit van de Universiteit. Nu op de Coupure.

20 Oktober 1920 Plechtige opening van de Landbouwhogeschool. Werd aanvankelijk ondergebracht in voorlopige lokalen in de St-Amandstraat. Werd in 1969 een faculteit van de Universiteit. Nu op de Coupure.

21 Oktober 1499 De 5 maanden zwangere Johanna de Waanzinnige komt in grote triomf te Gent aan, vergezeld van de kleine Eleonora.

21 Oktober 1507 Geboorte van de Hertog van Alva. Hij werd in 1538 tot generalissimus benoemd en belast met de opvoeding van Filips II. In 1567, hij is dan 60 jaar, wordt hij naar de Nederlanden gezonden. Een maand na zijn aankomst richt hij de “Raad van Beroerte” op en laat hij Egmont en Hoorn aanhouden. De “IJzeren Hertog” keerde terug naar Spanje op 18 December 1573. Hij stierf te Lissabon op 11 December 1582.

21 Oktober 1584 De Chartreuzen verkrijgen het klooster van de Broeders van de Derde Orde op het Meerhem. 212


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 213

21 Oktober 1660 Geboorte van de Gentse beeldhouwer Jan Boeksent. Over zijn jeugd is weinig of niets bekend. Wij weten dat hij gedoopt werd in de St-Jacobskerk en als jongeling in de leer ging bij de Antwerpse beeldhouwer Pieter Verbruggen de Oude. Jan Boeksent werd niet alleen aangetrokken door de kunst, ook het kloosterleven scheen op hem een grote aantrekkingskracht uit te oefenen en in 1685,

Afb. 1 Jan Boeksent (1660-1727)

213


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 214

op 25-jarige leeftijd, opteert hij voor een compromis: hij blijft beeldhouwer en wordt geprofest als lekenbroeder in het Recollettenklooster in Gent. Met de toelating van zijn oversten verblijft hij een tijdje in Parijs waar hij zekere opdrachten uitvoert voor het Hof. Terug in zijn geboortestad zal hij zich ijverig aan het werk zetten voor de versiering van zijn klooster. Honderd jaar na de Beeldenstormen bleef er heel wat te doen aan het Recollettenklooster dat gedurende deze uitspattingen tamelijk grondig vernield was. En Broeder Boeksent begon te beitelen dat het een plezier was om zien: Christus- en Mariabeelden, Engeltjes, Apostelen en noem maar op. Al de beelden die de pilaren van de kerk versierden, werden door hem gemaakt. Van dit alles is, helaas, niets overgebleven. Het Recollettenklooster werd na de inval van de Franse Republiekijnen als nationaal goed verkocht en kort nadien volledig afgebroken. Enkele werken van Jan Boeksent kunnen nog bekeken worden in de St-Antoniuskerk te St-Niklaas. Ook een 3-tal figuren op het praalgraf van Mgr. Van der Noot zijn van zijn hand. En wel te verstaan de 4 reusachtige pendentieven van de koepel van de St-Pieterskerk die de 4 Evangelisten voorstellen. Mocht u ooit iets tegenkomen van een beeldhouwer Boksent, vergeet dan niet dat het gaat over onze Jan. Vroeger nam men het echt niet zo nauw met de schrijfwijze der namen. Wanneer het niet op de een of andere manier zoek geraakt is, zou er nu in het Museum van Schone Kunsten een prachtig portret moeten hangen van Jan Boeksent, schilderij dat toegeschreven wordt aan... de beeldhouwer Jan Boeksent. Hij stierf op 9 April 1727 en werd begraven in de kerk van het klooster.

21 Oktober 1839 Opname van de eerste foto van Gent. Het was een daguerreotypie, gemaakt door Braga en Pelizzaro. Het was een zicht van de Predikherenlei met op de achtergrond de toren van de St-Niklaaskerk. Ze werd genomen van uit het huis van Rechter Philippe Van de Velde op de Ajuinlei 2. Buiten Van de Velde waren o.a. ook nog aanwezig: Prof. Dr. Burggraeve en Norbert d'Huyvetter.

21 Oktober 1861 Geboorte van de Gentse franstalige dichter Charles Van Lerberghe. Hij werd geboren op de Dierentuinlaan, maar na de dood van zijn vader (hij was toen nog een kind) verhuisde de familie naar de St-Jansvest. Een gedenk214


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 215

plaat werd aangebracht aan zijn geboortehuis. Aan het St-Barbaracollege was hij een studiegenoot van Maurice Maeterlinck. Hij heeft nog een tijdje in de Peperstraat gewoond, maar ging later in Brussel wonen op de Avenue Rogier. Hij had trouwens zijn “Philosophie et Lettres” gedaan aan de Universiteit van Brussel. Hij stierf op 26 oktober 1907. Een pleintje in het Scheldeoord werd naar hem genoemd.

21 Oktober 1863 De in opbouw zijnde St-Jan-Baptistkerk stort in. Het gebied buiten de Brugse Poort had in de 18e eeuw nog een volledig landelijk karakter, maar in het begin van de 19e eeuw begon daar de industrialisatie. In 1801 kwam er nabij het Rabot de katoendrukkerij De Smet; ze werd in 1811 uitgebreid met een katoenspinnerij en in 1826 met een weverij. In 1821 kwam er de ijzergieterij en constructiewerkhuizen “Phoenix” die in 1835 reeds een eigen gasfabriek bezat voor de verlichting van de werkplaatsen. In 1838 kwam er de vlasspinnerij “La Lys” die weldra de grootste textielfabriek van West-Europa zou worden. Later volgde de zogenaamde “Kleine Lys” op de Leiekaai. Deze bedrijven trokken heel wat werkvolk aan dat een huisvesting zocht in de buurt. In 1850 telde deze nieuwe wijk reeds 7.000 inwoners en Mgr. Delebecque stelde de onderpastoor van Ekkergem aan tot zielenherder van deze nieuwe wijk “buiten de Brugse Poort”. De Staat erkende de nieuwe parochie in 1854 en het werd duidelijk dat de voorlopige kapel op de Elyzeese Velden niet meer volstond en dat er nood was aan een echte kerk. Voor de plaats ervan werd geopteerd voor de toenmalige Brugse steenweg, nu Bevrijdingslaan. Architect Jacob Van Hoecke tekende de plannen van de neogotische kerk en men begon de werken onder zijn leiding, maar... Van Hoecke stierf in 1862 en werd opgevolgd door architect Leclerc-Restiaux, de man die onder meer de huizen van het St-Pietersplein en van het Graaf van Vlaanderenplein tekende. En dan, op 21 oktober 1863, gebeurde het: een kolom van het achthoekig koor had het begeven en had al de andere kolommen meegesleurd. De pastoor begon dus een zoektocht naar nieuwe fondsen en de architect wijzigde de plannen en koos voor beter materiaal voor de kolommen. De kerk kon dan tenslotte toch opengesteld worden voor de eredienst in 1866 en in 1867 ingewijd worden door Mgr. Bracq. De volledige afwerking ervan zou evenwel nog heel wat jaren in beslag nemen.

215


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 216

Afb. 2 1863. De Sint-Jan-Baptistkerk in aanbouw stort in

21 Oktober 1869 Kanunnik De Decker koopt het veroordeelde Kapelleke Schreiboom en stelt het ter beschikking van de Zusters van de Heilige Kindsheid. Dit gebouw in de Kortrijkse Poortstraat kennen wij nu onder die naam, maar in de loop der eeuwen heeft het tal van andere namen gekend, zoals: Hebberechts Hospice, Godshuis van O.L.V. van Zeven Weeën, Godshuis van O.L.V. van den Schreiboom, Godshuis van Maria-ter-Sneeuw. De stichting van dit Godshuis gaat terug naar de 13e eeuw. Buiten een hospitaal voor mannen en vrouwen, was er ook een herberg voor reizigers en pelgrims die er hoogstens drie dagen mochten blijven. Er toch even aan herinneren dat hier aan het woord herberg niet de betekenis mag gehecht worden van “staminee”. Aan het hoofd van dit gesticht, dat in feite afhing van de Abt van de StPietersabdij, stond een vrouwelijke overste die vaak stamde uit vooraanstaan216


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 217

Afb. 3 Kapelleke Schreiboom

217


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 218

de Gentse families. Volgens het tijdstip waren er van 13 tot 40 proveniers en proveniersters. Waarom dit gesticht ook Hebberechts-Hospice genoemd werd is nog niet volledig duidelijk. Terloops gezegd, het straatje ernaast dat leidt naar de Leie heet Hebberechtstraat. In een akte uit de 13e eeuw wordt er aan gerefereerd als “Hospitali Eckberti”. De H. Eckberth was een Engelse monnik die hier in de 7e eeuw het Evangelie kwam verkondigen. Anderzijds stierf hier in 1327 ene Jan Hebberecht die zijn fortuin ter beschikking stelde van armen en zieken en misschien ook het Eckberth-Hospice begiftigde. Men kan zich wellicht afvragen vanwaar die eerder zonderlinge naam Schreiboom? De Schreiboom was een van ouds gekende treurboom die buiten de Petercellepoort stond. Er vlakbij werd een kapel opgericht die gewijd was aan O.L.V. van Zeven Weeën. Het Mariabeeldje dat er in stond werd later overgebracht naar het Hebberechts-Hospice. Het was in dit Godshuis dat de Abten van de St-Pietersabdij bij hun Blijde Intrede, bijgestaan door twee of drie kerkvoogden, plechtig hun ambtsgewaad aantrokken en vandaar, stoetsgewijs naar de Ábdij geleid werden Het was ook daar dat er een grandioze receptie ingericht werd bij de terugkomst van Mgr. de Broglie in 1814. Zoals gezegd kocht Kanunnik De Decker het aan in 1869 en hij stelde het ter beschikking van de Zusters van de Kindsheid Jesu die er een tehuis voor oude dames inrichtten. Waarschijnlijk uniek is de grote verzameling ex-voto's in de vorm van kinderportretten die er te zien is. Vele moeders lieten er hun, meestal ziekelijke, kinderen inschrijven die ze aan Maria toewijdden met de belofte ze van hun 3 tot 7 jaar enkel in het wit of blauw, de kleren van Maria, te kleden. Talrijke portretten zijn te zien in deze kapel, maar velen hangen zo hoog dat ze nauwelijks te onderscheiden zijn.

21 Oktober 1899 Geboorte van Leo Wageneire. Oudere Gentenaars zullen wellicht bij het lezen van die naam glimlachen en met genoegen terugdenken aan het lachplezier dat Leo hen destijds verschaft heeft. Hij was inderdaad een van die revueschrijvers die vroeger de kunst verstonden de actualiteit naar het publiek over te brengen in de vorm van typische Gentse humor. Als acteur debiteerde hij in “De Nieuwe Circ” en zijn eerste revue “Gent die draait” ging door in de nu verdwenen zaal “Concorde” aan het Rond Punt. Voor de opvoering van zijn revue “Gent aan de Mammelokke” vormde hij een

218


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 219

gelegenheidsgezelschap , maar op het einde van het seizoen werd dit een vaste groep waarmee hij door heel Vlaanderen trok. Dit gezelschap trok ook volle zalen in Antwerpen en Oostende, en vooral in de “Folies Bergères” in Brussel waar zijn “Marie Pandoer” alle records brak. Bij het uitbreken van de oorlog van 1940 was Henri Van Daele, die een exclusiviteitscontract had met de “Minard”, naar Frankrijk gevlucht. Daardoor kwam deze zaal vrij en daar kon Leo Wageneire van profiteren. Zijn eerste revue aldaar was “Zeg, zijde gij ûuk weere?” Het was een gouden tijd voor dat soort amusement: de TV bestond nog niet en het publiek was minder geïnteresseerd in de door de Duitsers gecontroleerde cinema’s en radio. Wageneire kon het zich al eens veroorloven in zijn stukken “ne stek te geven” die de Duitsers toch niet verstonden. Er werd iedere dag gespeeld en de Zondag waren er zelfs 3 voorstellingen. Voor de oorlog oogstte hij eveneens veel succes op de hier beluisterde "Radio Gent". Samen met zijn vrouw Yvonne Van den Berghe vormde hij het duo “Kaorelke en Colètse”. Iedere Woensdag brachten zij een sketch in het Gents.

Afb. 4 Leo Wageneire en zijn vrouw Yvonne Van den Berghe

219


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 220

Sommige van deze stukjes werden hier op fonoplaat gezet. Vele van onze lezers zullen waarschijnlijk niet weten dat wij hier voor de oorlog in Gent een fabriekje hadden van fonoplaten. Het was gelegen aan de Schelde, rechtover het “Coliseum”. Hier en daar bestaat er nog een Gentenaar die het geluk heeft een van die 78-toerenplaatjes te bezitten. Ze zijn wel doodversleten wegens het vele afdraaien, maar men kan toch nog altijd duidelijk de dialoog horen tussen de Roste Wasser die zat thuiskomt en zijn vrouw. Ook “Baron Zîep in Oostende” is een van die stukjes waarin men volop kan genieten van de Gentse humor. Heel wat acteurs debuteerden onder Leo Wageneire of stonden op het toneel in stukken die door hem geregisseerd werden. Wij kunnen ze natuurlijk niet allemaal opsommen, maar vernoemen er toch enkele: Louis Mortier, Jenny Tanghe, Raoul Roelandt, Willy De Bruyne, Lily Castel. Leo Wageneire en Yvonne Van den Berghe, alias “Kaorelke en Colètse” werden in 1977 nog eens uitbundige gevierd op de Dendermondsesteenweg waar ze woonden, ter gelegenheid van hun Gouden Bruiloft. Leo stierf op 8 April 1983, 84 jaar oud.

21 Oktober 1930 Opening van de vervlaamste Universiteit.

21 Oktober 1932 Dood te St-Denijs-Westrem van Alfons Van Werveke. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2006 - N° 4 - pp. 254-255

21 Oktober 1942 Dood van Raymond de Lutteur. Daarom wat meer over deze fenomenale krachtpatser die geboren werd op 12 april 1866 en op het einde van de 19e eeuw op geen enkele Gentse Foor ontbrak. In feite heette hij “de la Ruelle”. Met een kleine “d” a.u.b., want er werd beweerd dat hij de afstammeling was van een graaf, maar dat zal dan toch wel een verre voorvader geweest zijn, want zijn ouders hadden aanvankelijk een winkeltje in Zwijnaarde, maar opteerden tenslotte voor een rondreizend beroep en ze debuteerden met een kraam van oliekoeken. In 1882 vroeg zijn vader Leopold een plaats voor zijn barak om er “een schoonen en sterken jongen te toonen.” Onze kloeke Raymond was dan 16 jaar en 220


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 221

'.

Afb. 5 Raymond de Lutteur (1866-1942)

221


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 222

jongleerde toen al met zware gewichten en bollen die een normale mens niet eens kon opheffen. Als hij 22 is wordt hij geëngageerd als sterke man bij het circus Sosman. Vader Sosman die liefst zijn 12 kinderen bij hem hield om de goede gang te verzekeren van het familiebedrijf, ziet met ongenoegen dat de knappe Raymond het hof maakt aan zijn dochter Rosine en als dan blijkt dat Rosine dat nog plezant schijnt te vinden ook, vliegt Raymond buiten. Maar Raymond was niet alleen zeer sterk, hij was ook zeer koppig en overal waar circus Sosman te vinden is, komt men ook het tentje van Raymond tegen. Deze verdoken vrijage duurde precies 15 jaar en dan geeft Vader Sosman zich gewonnen. Maar nu wat meer over de prestaties van onze Hercules. Een van zijn vele specialiteiten was worstelen. Iedereen mocht in zijn barak komen, werd zelfs met aandrang gevraagd dit te doen, om te proberen hem te vloeren. Moeten wij er bij zeggen dat dit nooit gebeurd is? Eens had de directeur van “De Nieuwe Circ” 3 reuzen van Turken geëngageerd en om te bewijzen hoe ongelooflijk sterk die buitenlanders wel waren, had hij Raymond uitgenodigd om zich eens met hen te komen meten. Maar hij bewees niets, want alhoewel die Turken minstens een kop groter waren dan onze held slaagden zij er niet in hem het onderspit te laten delven. Ziet gij de Gentenaars als spreken van Raymond de worstelaar? Zijn naam werd definitief “Raymond de Lutteur”. Maar buiten dat worstelen haalden hij nog veel andere zeer straffe toeren uit en hij kwam altijd met iets nieuws. De ene keer was het iets dat sterk trok op de schaal van een reuzenbalans waarop 20 mensen mochten plaatsnemen. Raymond ging op een ijzeren geraamte daarboven staan, sloeg een riem die verbonden was aan kettingen over zijn schouder en hief het hele gevaarte op. Een andere keer was het een klein zeilschip waarin 10 personen hadden plaatsgenomen dat op de rug getild werd van onze held. En denk nu niet dat wij aan het overdrijven zijn, want er bestaan nog altijd foto's van deze ongelooflijke prestaties. Raymond stierf op 76-jarige leeftijd, maar had toen al lang het beroep van “forain” ingewisseld tegen dat van kastelein van “Café Raymond”, gelegen op de hoek van de Heuvelstraat.

22 Oktober 1471 Wettelijke erkenning van “De Bomlooze Mande”. Vroeger waren er in Gent vijf rederijkerskamers, nl. “De Fonteyne”, “Maria ‘t Eeren”, “St-Barbara”, “Jezus met de Balsembloem” en “De Bomlooze Mande”. Deze laatste kamer werd gesticht in 1449 en had haar lokaal op het

222


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 223

einde van de Nederpolder rechts, daar waar nu gebouwen zijn van de Provincie. Ze was ook nog gekend als “De Kamer van St-Agneete”. In 1469 kwam zij immers in het bezit van de St-Agneetekapel in de crypte van de StJanskerk. De leden werden ook wel “Mandisten” genoemd. In het jaar van de officiële erkenning werd ook een bestuur aangesteld van 13 leden, nl. een Deken en 12 proviseerders waarvan er 6 spelers moesten zijn. Ieder jaar moesten deze bestuurders een nieuw gildekleed laten maken, met welk kleed zij op de St-Agneeteavond de goddelijke dienst in de kapel moesten bijwonen. Het is misschien interessant even stil te staan bij de historie van dit kleed. De kleur ervan werd gekozen door de Raad bij meerderheid van stemmen, maar er moest wel gekozen worden uit de 3 kleuren die voorgesteld werden door de Deken. Op de linkermouw van dit kleed moest men het wapen en de zinspreuk van de gilde laten borduren, nl. een berg met klaverblaadjes waarop het Lam ligt, met daaronder een bodemloze mand met een rol papier doorheen met de woorden “Elcx begheerte es”. (Wat dit ook moge betekenen). De avond voor St-Agneete vergaderden de leden van de raad ten huize van de Deken en begaven zich vandaar naar de kerk. De dag nadien kwamen zij andermaal samen om de mis bij te wonen. Afwezigen, of zij die verschenen zonder gildekleed werden beboet. De Kamer stond ter beschikking van de Schepenen voor het spelen van stukken of het vertonen van figuren. Wanneer de gezellen, op last van de Schepenen, of op eigen initiatief wagen- of staande spelen opvoerden, was het hen verboden een rol te weigeren. Ieder jaar op dertienavond, anders gezegd op 5 januari, werden presentspelen opgevoerd. Presentspelen waren spelen die opgevoerd werden wanneer er prijzen uitgereikt werden. In het laatste kwart van de 15e eeuw kende “De Bomlooze Mande” haar grootste bloei. Geen vorst, graaf, gravin of andere aanzienlijke persoon kwam naar Gent of ze waren erbij voor het geven van vertoningen en meer dan eens staken zij de andere rederijkerskamers, de Hoofdkamer “De Fonteyne” inbegrepen, de loef af, zij het dan ook dat over het algemeen een goede verstandhouding heerste tussen de verschillende Gentse rederijkerskamers. Het einde van “De Bomlooze Mande” kwam er in de 17e eeuw, de laatste vertoning waar wij weet van hebben, dateert van 1662.

22 Oktober 1850 Geboorte van Gustaaf Den Duyts. Hij was een van die knappe 19e eeuwse kunstschilders waar Gent zo rijk aan

223


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 224

was. In tegenstelling met de meeste van zijn collega's werd hij niet gevormd aan onze Academie. Hij kreeg zijn basisopleiding aan de Nijverheidsschool waar hij tekenlessen ontving van Pierre De Vigne. Hij kwam aanvankelijk aan de kost als bankbediende, maar een echte artiest houdt dat natuurlijk niet lang uit op een Bank. Wij komen hem voor het eerst tegen op het Driejaarlijks Salon van Gent in 1874; hij is dan 24 jaar oud. Hij exposeerde regelmatig in Gent en Brussel. In 1877 is hij vertegenwoordigd op het salon van Parijs en hij wordt er een vaste exposant op het Lentesalon. In 1892 komen wij hem tegen in Dresden. Hij was niet alleen een uitstekende olieverfschilder, maar eveneens een knappe aquarellist en etser. Een estheet kan niet anders of minnaar zijn van de natuur en hij is dan ook regelmatig met zijn schildersgerei aan te treffen in de in de vorige eeuw zo landelijke Gentse omgeving, zoals de nog niet verstedelijkte Ganzendries, de Assels, het romantische Afsnee. Maar het worden geen zonnige, zingende landschappen. Zijn melancholische natuur drijft hem meer naar herfst- en winterlandschappen, weemoedige avondschemeringen, droefgeestige stadsgezichten gehuld in de mist, modderige regenlandschappen. Hij was bevriend met de familie Baertsoen en in 1881 krijgt hij van Vader Baertsoen de opdracht lessen te geven aan zijn toen 15-jarige zoon Albert. Wanneer men de doeken van Baertsoen bekijkt zal het niemand verwonderen dat hij als leermeester Den Duyts gehad heeft. Gedurende zijn leven heeft Den Duyts nooit erkenning genoten bij het publiek, erkenning die hij nochtans verdiende. Zijn collega’s waren zich wel bewust van zijn kwaliteiten en in 1892 werd aan hem en Emile Claus een feestmaal aangeboden in de “Cercle Artistique et Littéraire”. In hetzelfde jaar verliet hij zijn woning in de Onderstraat en ging in Brussel wonen. Een longontsteking ondermijnde zijn gestel en hij stierf te Elsene op 13 februari 1897, nog geen 47 jaar oud. Ons Museum van Schone Kunsten is gelukkig in het bezit van verschillende van zijn werken en in het Citadelpark is een dreef naar hem genoemd.

22 Oktober 1871 Geboorte van Pol Madou. Richtte een fabriek op van dakbedekking (bitumen, roofing), inpakpapier en viltkarton. Ze kwam in 1903 op de Gaardeniersweg. De directeurswoning “La Maison Blanche” werd gebouwd in 1913. Polydoor Madou stierf op 2 Mei 1952. Een 30-tal jaren na zijn dood ging het

224


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 225

bedrijf failliet.

22 Oktober 1880 Eerste opvoering in Gent van “Lohengrin”.

22 Oktober 1929 Afschaffing van de “Berg van Barmhartigheid”. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2001 - N° 4 - p.236

22 Oktober 1972 De feitelijke vereniging “Heemkundige Kring Gent” wordt omgezet in de V.Z.W. “Heemkundige en Historische Kring Gent” Hugo Collumbien

EEN OPGELOST MYSTERIE

Waarom “pont Madou” voor de Walpoortbrug? Er bestaat te Gent een nog steeds onopgelost mysterie: waarom wordt de Walpoortbrug (bezuiden de Kortedagsteeg) in het Frans sedert lang “pont Madou” genoemd? Talrijke generaties Gentenaars hebben hun hersens gepijnigd met die vraag, die nog niet werd beantwoord (1). Wellicht is de verklaring als volgt. In 1771 (en later) was “aen de Walpoortbrugge” de zaak gevestigd van een in de Gentse society befaamde “meester Perruquier” die de naam “Madou” droeg (2). Men kan het zich voorstellen dat

225


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 226

de Gentse edellieden en burgers die gebruik maakten van Madou’s sierlijke pruiken de naam van de brug vereenzelvigden met die van hun pruikenmaker. Dit was overigens niets nieuws. Denk bijv. aan: de Botermanstraat (naar het steen van de familie Boterman) (3); “achter de Pale” (hoek Brabantdam-Sint Jansvest) naar een aldus genoemde herberg (4); de gewezen Sleutelbrug aan de Tichelrei (genoemd naar een brouwerij “De Gulden Sleutel” (5); de Tinnenpotstraat (naar de naam van een brouwerij) (6); de «Calcoensche Haene" (aan het kruispunt Nederpolder-Kwaadham-Kapittelstraat) naar een gelijknamige herberg aan de Nederpolder (7); de oude “Wannekensaard” (thans Groot Kanonplein), naar de nabij gelegen brouwerij “het Wannekin” (8); en zelfs de Jooremaaie (plein tussen de Leie en de Dampoortstraat), naar het aloude “Sente Jooris Maeimeersch” (9) of, volgens een oude legende, naar de “eenvoudige echtgenoten Joris en Maeye” die op deze meers in een hut woonden tot keizer Karel V hen met geweld verdreef wanneer hij in 1540 het Spanjaardkasteel bouwde (10). Waarom zou Franssprekend Gent de Walpoortbrug niet gemakshalve naar zijn pruikenmaker hebben genoemd? De pruikentijd is vervlogen, maar de naam is gebleven. Guy Schrans

(1) J.J. Steyaert, Volledige beschryving van Gent, Gent, 1857, p. 329, 385; F. De Potter, Gent, IV, p. 461; P. Claeys, Pages d’histoire locale gantoise - deuxième série, Gent, 1888, p. 24.; M. Labyn, “Uit de geschiedenis van de Gentse bruggen - Walpoortbrug”, GhendtscheTydinghen., 1989, p. 89-9 1. Deze auteurs stellen vast dat men de Walpoortbrug in het Frans “pont Madou” heet, maar ze bieden geen verklaring. (2) Wegwyzer, 1771, p. 110. (3) J.J. Steyaert, Volledige beschryving, p. 228; F. De Potter, Gent, I, p. 177; V, p. 73. (4) J.J. Steyaert, p. 77, 339; F. De Potter„ 1, p. 173; IV, p. 470. (5) G. Deseijn, Gids voor Oud Gent, druk 2001, p. 433; volgens J.J. Steyaert, p. 270, is de naam ontleend aan een herberg “De Sleutelkens”. (6) J.J. Steyaert, p. 237. (7) G. Deseijn, Gids voor oud Gent, Antwerpen, 1991, p. 90. (8) G. Deseijn, p. 26. (9) G. Deseijn, p. 53. (10) Zie verder in: J.J. Steyaert, p. 300.

226


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 227

EEN GENTSE MOZART? ... NEEN: Pieter Verheyen (Gent 1747-1819) Na anderhalve eeuw vergetelheid: vrijdag 28 augustus 2009, 20.15 u, Sint-Baafskathedraal. Concert van sprankelende religieuze werken, zorgvuldig geselecteerd uit de manuscripten van deze te lang genegeerde meester! Cf. Gh.T. jg. 2005, nr. 2. pp 77-86. 1. Laudate Pueri voor sopraan-, tenor- en bas solo, koor en groot orkest 2. Miserere voor 2 solisten, koor en strijkorkest (ter nagedachtenis aan de broer van de componist, gestorven door verdrinking) 3. Kyrie en Gloria uit Messe à grand orchestre voor vijf solisten, koor en orkest 4. Te Deum voor tenor solo, koor en groot orkest 5. Lux AEterna voor twee sopranen en orkest (uit: Requiem, in 1810 opgevoerd in de Sint-Niklaaskerk ter herinnering aan J. Haydn) Het eminent ensemble dat garant staat voor deze rehabilitatie: Hilde Coppé en Sophie da Costa Cabrai (sopranen) Inez Carsauw (alt) Enrico Casari (tenor) Yu-Hsiang Hsieh (bas) Koor en orkest De Restauratie Leiding: Guido De Bruyker NB De Restauratie werd speciaal voor deze gelegenheid opgericht Het orkest musiceert op periodeinstrumenten (aanvang 19° eeuw) - concertmeester Paul Klinck. Van de muziek die Verheyen vóór 1800 schreef (arietta's, kerkmuziek, gelegenheidsmuziek, opera's, pantomimes...) is nagenoeg niets teruggevonden, maar de aanzienlijke hoeveelheid religieuze werken, sinds 1801 (jaar van het concordaat tussen Napoleon en het Vaticaan), is voor een groot stuk behouden. Het is een aangename, heel toegankelijke muziek, waar niettemin een bijzonder authentiek talent in naar voren komt, talent dat uitmunt met dramatische en orkestrale kwaliteiten. Een regelrechte revelatie voor onze toonkunst ten tijde van de Franse overheersing en het Koninkrijk der Nederlanden! Kaarten (€ 13 & 10) te koop of te reserveren bij Uitbureau, Kammerstraat 19 (09/233 77 88). * Nog iets. De uitvoerders laten het niet bij dit concert! De dagen nadien trekken zij de studio in om deze werken te vereeuwigen. Op die cd kan men dan ook intekenen tijdens het concert. Zie ook “Ghendtsche Tydingen” 2005 - N° 2 - pp. 77-86.

227


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 228

VERGETEN GENTSE SCHRIJVERS JUDOCUS DE HOON (GENT 1787 - EVERGEM 1867)

Geneesheer, burgemeester, vrederechter, schoolopziener, dichter, novellist, humanist. Judocus Frans De Hoon werd geboren te Gent in 1787 in de Brabantdam. Zijn vader Thomas (Breda 1749 - Gent 1822) was timmerman. Hij had een broer François, bouwkundige. Hij deed middelbaar onderwijs aan de Ecole Centrale van het Département de l’Escaut, de voorloper van het atheneum. Hij studeerde aan de Gentse Ecole de Médecine, door de Fransen opgericht om in het tekort van artsen te voorzien, en werd hulp-chirurgijn bij de Garde Nationale op het eiland Cadzand. Hij behaalde in 1819, als een der eersten, het diploma van geneesheer aan de nieuw gestichte universiteit, met een Latijnse dissertatie, die door velen als een juweeltje van humor werd beschouwd. Men wilde hem meteen een professoraat aanbieden, doch hij was ervan overtuigd dat hij meer van zijn sociaalgeneeskundige aanleg zou terecht brengen in het Meetjesland dan in Gent. Eerst was hij arts te Bassevelde. Hij vertaalde er Engelse, Duitse en Franse dichters. Daarna vestigde hij zich te Kaprijke, waar hij ook in het huwelijk trad. Hij werd er schepen (1825), burgemeester (1836), plaatsvervangend vrederechter (1837) en tevens schoolopziener (1842) van het district Eeklo. Het was een zwarte tijd: ondergang van de linnenweverij op het platteland; jaar na jaar aardappelplaag; hongersnood en ellende De Hoon spande zich bovenmenselijk in om de zware economische crisis niet met aalmoezen maar met doortastende maatregelen te bestrijden. In 1860 nam De Hoon ontslag als schoolopziener en in 1866 als vrederechter; zijn burgemeestersambt en zijn geneeskundige praktijk had hij al eerder neergelegd. Zijn dochter Virginie huwde met Karel Lodewijk Ledeganck; zijn dochter Constance met J. F.J. Heemans. Hij overleed te Evergem op het kasteeltje De Vier Linden in 1867. Judocus werkte mee aan de Journal de Flandres. Hij behoorde tot de groep van de liberale flaminganten met orangistische sympathieën, waarvan Jan Frans Willems de standaarddrager was. Hij had evenwel de wortels van het katholieke geloof bewaard en wilde het naar strenge principes van verdraagzaamheid beleven. De Hoon is zonder enige twijfel een van de meest begaafde dichters van zijn tijd. Hij schreef eerst in het Frans, later in het Nederlands romances, balladen, legenden, met een sterk romantische inslag voor wat zijn poëzie betreft, die o.a. in het Belgisch Museum werden gepubliceerd en waarin hij ook een 228


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 229

monografie schreef over Het Straetlied (Antwerpen, 1854). Het Heerken van Maldegem is wellicht zijn meest bekende stuk. Zijn proza daarentegen is realistischer en hij is op zijn best in korte novellen. J.F.J. Heremans gaf in 1869 zijn verspreide novellen en gedichten uit onder de titel Novellen en Gedichten. In 1844 schreef hij de zeer avontuurlijke novelle Guatemala, waarvan de handeling is gesitueerd in Guatemala. De goede en goedgedoseerde couleur locale maken het tot een boeiend avonturenverhaal... en dat in een tijd dat onze literatuur hoofdzakelijk didactisch van aard was en als hoogste doel had onze eigen taal en cultuur te verspreiden. De inboorling wordt ook niet voorgesteld als een te bekeren dierlijke levensvorm, maar als een mens met een eigenaardige cultuur, een edele wilde die moet gerespecteerd worden om wat hij is. De blanke kolonist komt de paradijselijke situatie alleen maar verstoren. Het boek bevat ook het eerste exotische jachttafereel in de Vlaamse literatuur. Judocus De Hoon stamde uit het Ancien Regime, laveerde behoedzaam door de opeenvolgende bewindswisselingen en werd tenslotte een zeer gezien man in het Belgisch regime. Hij was een uitstekend bestuursambtenaar, een met het volk verbonden geneesheer, een veelzijdige intellectueel en kunstenaar, een humanist in de ware betekenis van het woord, die op verlerlei manieren zijn man kon staan en zijn sporen verdiende. Zijn succes op alle terreinen van zijn activiteiten, had hij te danken aan zijn ongewone begaafdheid. Literatuur Th Coopman en V.A. dela Montagne, 1830-1880. Onze dichters, Roeselare 1881, p. 22-23. L. Stynen, Il faut Ă la Belgique une colonie - De Vlaamse koloniale literatuur van De Hoon tot Geeraerts, Restant, 11e jg., nr. 4, 1983, p. 259-267. L. Elaut, Judocus Fransciscus De Hoon, Annalen van het Noorden, 1956. DaniĂŤl Van Ryssel

229


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 230

DE QUIZ SPANT DE KEIZERLIJKE KROON

Als antwoord op de late vraag van dhr Erik De Keyser in verband met de puzzel 2007 kan het volgende naar voor gebracht worden. De oplossing van het probleem is reeds gepubliceerd geworden bij de oplossing van de quiz 2007 in GT, 37 jg. 2008, nr. 2, blz. 120. De foto nr. 12 hoort niet bij de eindvraag en ook niet bij vraag 11, maar bij vraag 12, zoals u ook reeds in de inleiding van de puzzel kon lezen (GT., 36 jg. 2007, nr. 6): “De nummering van de illustraties passen bij de nummers van de vragen”. Waar kan u nu meer te weten komen over deze foto van “St.-Jan op Patmos”, wel in de hoger vermelde reeds gepubliceerde uitslag van de quiz, waarbij verwezen wordt naar: SMEYERS M., Vlaamse miniaturen van de 8ste tot midden van de 16de eeuw De middeleeuwse wereld op perkament, Leuven 1998, blz. 429-432. Naast deze gepubliceerde bron vermeldt het antwoord verder dat deze St.-Jan op Patmos van Simon Bening bewaard wordt in de Koninklijke bibliotheek te Brussel. Deze illustratie heeft dus totaal geen betrekking op de hoofdvraag, m.a.w. op Lucas de Heere en dat werd ook niet medegedeeld in onze quiz. We vermelden enkel dat werk van de persoon van de hoofdvraag bewaard wordt in het Gentse museum. Over een St.-Jan op Patmos van Lucas de Heere wordt er in de vraag totaal geen woord vermeld. Waar wordt hier dan wel naar verwezen, nl. naar twee zijluiken met als voorstelling St.-Jan-Baptist en een schenker, waarvan het middenpaneel verloren is geraakt. Deze schilderijen werden aan Lucas de Heere toegeschreven door Louis Maeterlinck in: Lucas de Heere, Faut-il considérer Lucas de Heere, comme étant le Maître des demi figures de femmes?, in: Bulletin Maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde te Gent, 1907, ll, blz. 125-133, afb. 6,7. Kort nadien werd deze toeschrijving in vraag gesteld door Georges Hulin de Loo in:, Catalogue Musée des Beaux-Arts Gand, Gent 1909, blz. 86, die de panelen beschreef als XVle siècle flamand (2me motié). De stelling van Hulin kende verder geen directe aanhang en nadien werden de schilderijen op naam geplaatst van Lucas de Heere, zijn atelier of diens directe omgeving (cf. DE BRUYN J-P., De schilderkunst van de 15de tot 17de eeuw, in: Cat tent., Gent 1000 jaar Kunst en Cultuur, (Muur-) Schilderkunst, Tekenkunst, Graveerkunst, Beeldhouwkunst, Gent Museum voor Schone Kunsten 1-7149-1975, blz. 205-206). Een tweede bezwaar dat dhr. De Keyser naar voor bracht, was de verschillende schrijfwijze van persoonsnamen. Voor 1900 werden de namen meestal

230


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 231

fonetisch opgetekend en kunnen dus op zeer verschillende manieren vermeld worden in de eigentijdse documenten. Om terug het voorbeeld van Lucas de Heere te nemen, treffen we deze kunstenaar aan onder de naam d’Heere, de Heere, dheer, enz. Waarschijnlijk heette deze artiest in werkelijkheid Mijnsheere, daar zijn vader Jan afkomstig was uit Mechelen. In die periode treffen we in deze Maneblusserstad een belangrijke beeldhouwersfamilie Mijnsheere aan. Lucas wordt ook op de lijst der ketters vermeld als “Mynsheeren”. Ondanks de grote verscheidenheid in schrijfwijze wordt algemeen aanvaard om deze kunstenaar te vermelden als Lucas de Heere. Na zo’n lange uitleg op de vraagstelling (waarvan de oplossing reeds lang voordien gepubliceerd was) zijn we er zeker van dat we binnenkort het antwoord van dhr. Erik De Keyser op de volgende quiz in december in de bus van G. T. mogen verwachten. Een andere opmerking in dit verband kwam van dhr. De Decker nl.de aanvechting van Lucas de Heere als de Gentse Leonardo da Vinci. Wij willen zeker en vast Lucas de Heere niet op het niveau plaatsen van deze Italiaanse grootmeester, maar eerder een vergelijking maken i. v.m. hun veelzijdigheid. Naast schilder was Lucas ook nog ontwerper voor glasramen, wandtapijten, schrijver, dichter, biograaf: couturier, ingenieur, politieker en diplomaat, m.a.w. een duizendpoot zoals Leonardo. Hij was zelfs de oprichter van de eerste Gentse Academie voor Schone Kunsten. Ondanks het feit dat de Gentse 16de eeuwse kunst in vergelijking met andere steden slecht gekend is, is er thans geen enkele andere artiest in de Arteveldestad die in die periode zo'n veelzijdige activiteit ontpopte. Opvallend is dat in andere steden, zoals Antwerpen - waar men Metsys de Leonardo van het Noorden noemt - , totaal geen problemen heeft met dergelijke vergelijkingen. In Gent gaat men het zoals gewoonlijk spijkers op laag water zoeken (cf Leugemeete-Goedendagdag-schildering), terwijl men in andere steden misschien in Antwerpen iets te ‘ExtravagAnt!’ - zijn toonaangevende oude meesters eert. Misschien kan men hier eens meer ‘ExtravaGand’ worden. Een Extra van de quizmaster

231


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 232

BIBLIOGRAFIE

Bij het Mercatorfonds verscheen een prachtig boek: “Emile Claus & het Landleven” dit ter gelegenheid van de tentoonstelling die plaats heeft in het Museum voor Schone Kunsten van 21 maart tot 21 juni. Wie nog niet geweest is, heeft dus nog ruim de tijd om dat wèl te doen en het zou zeer spijtig zijn daar geen gebruik van te maken. Het boek is gevuld met prachtige kleurenreproducties van doeken van Claus, maar ook van zijn tijdgenoten zoals Albert Baertsoen, Georges Buysse, Leon Fredericq, Misonne, Jenny Montigny, Claude Monet, etc. Bij iedere schilderij is er een begeleidende tekst. Het boek bevat 135 prachtige kleurreproducties, waaronder een 80-tal van Claus zelf, plus nog een 10-tal foto's. Het heeft een formaat van 22 x 28 cm., telt 208 bladzijden en kost 29 Euro, en dat is geen Euro te veel. Als men het uitrekent, komt dat op nog geen 15 fr. voor de kleurenreproductie van een doek van een meesterschilder. Vindt u dat te veel? Zonder al de rest natuurlijk. “Gentse Boekerijen” is een catalogus in boekvorm van een tentoonstelling die plaats vindt in het Museum voor Schone Kunsten van 21 maart tot 21 juli. Een door het groot publiek totaal onbekende instelling is het “Overleg Kunstbibliotheken Vlaanderen”. Het is een vereniging van bibliothecarissen van kunst- en erfgoedbibliotheken. Deze bibliotheken bezitten schatten, maar buiten een beperkt aantal ingewijden, is niemand zich daarvan bewust. Het was dus een zeer positieve beslissing te trachten daar wijziging in te brengen. Aan Gerda Dendooven en Gert Dooreman werd gevraagd uit de collecties van deze bibliotheken een selectie te maken. Zij bezochten 20 Gentse bibliotheken. Ja, ja, zoveel hebben wij er hier. En selecteerden enkele merkwaardige publicaties die afgedrukt werden in dit boek dat een 100-tal afbeeldingen bevat. Wat ons wel een beetje verwondert, is het feit dat zij als een van deze bibliotheken het STAM vernoemen, een nog niet bestaande instelling. Bij andere gelegenheden is het ons ook al opgevallen dat het STAM geciteerd wordt als iets dat reeds bestaat. Door deze artificiële propaganda krijgen wij soms de indruk dat het STAM pluimen op zijn hoed wil steken die in feite toebehoren aan ons goed Oudheidkundig Museum van de Bijloke. Het boek heeft een formaat van 17 x 24 cl., telt 97 bladzijden. De prijs

232


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 233

bedraagt 10 Eur en het is ook te verkrijgen in het Documentatiecentrum. Een zeer interessant, niet te missen boek is “Tot groot chieraet deser stede. Een handleiding bij de Gentse architectuurgeschiedenis.” Het werd opgesteld door Geert Van Damme en uitgegeven door “De Trap”, een V.Z.W. die er naar streeft een gevarieerd aanbod te brengen met betrekking tot de Gentse stadsgeschiedenis. (En daar blijkbaar in slaagt). Het geeft een chronologisch overzicht van al het merkwaardige dat hier in de loop der eeuwen gebouwd werd en laat ons opnieuw kennis maken met al die talrijke, talentvolle, zoniet geniale bouwmeesters die er verantwoordelijk voor zijn dat wij nu nog altijd kunnen genieten van hun meesterwerken, samen met de honderdduizenden toeristen die daarvoor jaarlijks naar Gent komen. Bij het lezen raakt men wel gefrustreerd als men vergelijkt met wat hier nu gebouwd wordt en het uitstekende dat hier niet mag gebouwd worden. Wij kunnen geleidelijk volgen wat hier gebouwd werd onder Boudewijn I, Boudewijn II, Arnulf I, Robrecht de Fries, Diederik van den Elzas, Filips van den Elzas, Boudewijn VIII, Boudewijn IX, Johanna van Constantinopel, Margareta van Constantinopel, Gwijde van Dampierre, Robrecht van Béthune, Lodewijk van Nevers, Lodewijk van Male, Filips de Stoute, Jan zonder Vrees, Filips de Goede, Karel de Stoute, Maria van Bourgondië, Filips de Schone, Keizer Karel, en Filips II. Men kan ook de evolutie van de diverse stijlen volgen: de Lodewijk XIV stijl, Lodewijk XV-stijl, Lodewijk XVI-stijl, de Empire-stijl, het Neo-Classicisme, de Neo-Gotiek, het Eclecticisme, de Art Nouveau. En het verschil tussen bouwen voor de industrie, bouwen voor de arbeider of bouwen voor het kaderpersoneel. Dit boek heeft een formaat van 21 x 29 cm., en telt 270 bladzijden. Het is zeer rijkelijk geïllustreerd. (Meer dan 220 afbeeldingen). Het kost 20 Euro en dat is zeker niet overdreven. Voor bijkomende inlichtingen komt men terecht bij de auteur op het Nr. 0478.31.60.27. Een uiterst lezenswaardig boek is “Ma chère ville de Gand” van Francine Somers. Wie is Francine Somers? Toch wel merkwaardig dat wij een dergelijke vraag moeten stellen. Welk percentage van onze lezers zou die vraag kunnen beantwoorden? Wij vrezen dat dit aan de zeer lage kant zou liggen. Nochtans... deze Gentse talentvolle rasartieste verdient veel beter. Wij zijn nooit grote artikels over haar in de kranten tegengekomen. Het is wel waar dat haar kunstgevoel niet zo ver ging dat zij meende schellen hesp te moeten plakken op de kolommen van de Aula en in heel haar leven heeft ze

233


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 234

ook maar niet één varken getatoeëerd of een strontmachine ontworpen. Evenmin voelde zij zich geroepen om glasramen met de afbeeldingen van copulerende skeletten in een kapel op te hangen. Vandaar... Zij hanteert niet alleen het potlood en het penseel, maar met hetzelfde talent ook de pen, iets wat niet zo veel voorkomt. Geboren in de Dampoortstraat in 1923 vertelt zij ons op een boeiende manier haar herinneringen aan ons goed oud Gent. Het zijn dus haar generatiegenoten die met enorm veel plezier zullen kunnen lezen over zaken die ze eveneens beleefd hebben. Zaken die bijna allemaal definitief uit het stadsbeeld verdwenen zijn. Ziet gij ze nog voor u, oude Gentenaar, die boottrekkers die zwoegden op de trekweg? De bruggendraaier die meerdere malen per dag op zijn kwartcircelbaantje met zijn rug de brug open en toe draaide? Die ongekende animatie rond de “Zuidstatie,” de koetsiers, de pakjesdragers, de huurrijtuigen, de gezellige cafés en restaurants, de hotels met “chambres pour voyageurs”. De cinema’s “Oud Gend” en “Select” met de luid rinkelende bel die aankondigde dat de voorstelling weldra zou beginnen (Scéances permanentes bestonden nog niet). De afbeelding van het lachende mannetje als de kinderen toegelaten werden en dat van het schreiende exemplaar als dat niet mocht. Die stomme films waar het permanent op het scherm scheen te regenen, begeleid door aan de situatie aangepaste pianomuziek. Nu allemaal versteend. Die vloekende mannen die met hun steekkar worstelden om over de Kemelbrug te geraken. Die begrafenisstoeten, nog met paarden in het zwart gehuld, de lijkwagen gevolgd door vigilanten met de familie en de kennissen. De animatie op de Vrijdag wanneer boeren en boerinnen naar de stad kwamen om hun producten te verkopen en dan terwijl ze hier nu toch waren kleren gingen gaan kopen in het Serpentstraatje. De Opera met zijn chic volk in smoking en de minder bedeelden op het “kiekenskot” voor wie een speciale ingang voorzien was. Daar zaten heel wat kenners tussen, het zicht was er niet alles, maar de akoestiek was er uitstekend. En ziet gij ze nog voor u, de lantaarnaanstekers met hun ladder, later met een lange stok. De “prijsdelingen” in de Vlaamse Theater of het Conservatorium. De traditionele tocht met het stoomtrammeke naar Lourdes. Francine Somers vertelt ook over haar verblijf in het poëtische Deurle en haar ontmoetingen met andere bekende artiesten. Het boek is in het Frans geschreven en wij kunnen ons voorstellen dat dit voor velen een bezwaar zal zijn, maar toch veel minder voor haar generatiegenoten die in die tijd “bilingue” waren, of misschien juister gezegd “trilingue”: Vlaams, Frans en Gents.

234


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 235

Het boek heeft een formaat van 15,5 x 24 cm., telt 96 bladzijden en kost 20 Euro. Te bekomen in het Liberaal Archief -Kramersplein 23 te 9000 Gent. Tel. 09.221.75.05 In ons vorig nummer kondigden wij de nakende verschijning aan van “Gentbrugge. Acht eeuwen geschiedenis”. Dit boek is nu verschenen en het is een revelatie. Wetende dat het opgesteld werd door Marcel De Bleecker wisten wij dat wij ons konden verwachten aan een degelijk werk, maar het overtrof toch onze verwachtingen. De opstelling ervan zal ongetwijfeld wel enkele jaren geduldig opzoekingswerk gevergd hebben. Qua volledigheid zien wij niet goed in wat er nog meer over Gentbrugge zou kunnen verteld worden, als er geen nieuwe feiten voor de dag komen. Na de ontstaansgeschiedenis heeft men het over de Heren van het Land van Rode en de Clarissen. Volgen uitgebreide teksten over een 4-tal kerken. Wel te verstaan worden de kapellen, de klinieken, de bejaardentehuizen niet vergeten. Een beschrijving van de zeer talrijke kastelen (meer dan 20) waarvan velen, helaas, verdwenen zijn. Landbouw: de talrijke landbouwers en hofsteden en de zeer belangrijke tuinbouw. De alfabetische lijst van meer dan 125 bloemisten, de gemeentehuizen, de burgemeesters, de scholen, de spoorwegen, de trams, de openbare verlichting, de post, de brandweer. Industrie: de fabrieken. En hoe kon het anders de zeer talrijke verenigingen en natuurlijk, voetbal. Maar niet alleen voetbal, ook basketbal, wielrijden, schutters, turnen, korfbal, bollen. Een volledige lijst van al de straatnamen met een beknopte uitleg. Dat, kort voor wat de tekst betreft, maar niet minder imposant zijn de illustraties, wij hebben meer dan 340 (!) foto’s geteld. De meesten zullen wel door onze lezers nooit gezien zijn. Het samenbrengen van dergelijk materiaal zal ook wel enorm veel tijd gevergd hebben, wij mogen er niet aan denken. Het boek heeft een formaat van 21 x 29,5 cm., telt 260 bladzijden en kost 23 Euro. Maar opgepast, dit boek werd gedrukt op 400 exemplaren en toen wij dit schreven (en wanneer u dit leest, was dat toch al een heel tijdje geleden) waren er al 250 exemplaren van verkocht. Geïnteresseerden nemen best geen risico en bestellen onmiddellijk bij de auteur Marcel De Bleecker, Maurice Verdoncklaan 40 te 9050 Gentbrugge. Tel. 09.230.80.27 H. C.

235


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 236

VRAAG EN ANTWOORD De heer Roger Tuytschaever heeft een vraag in verband met een schets die getekend werd door Jos Verdegem. Het gaat over het feit dat op 30 oktober 1914, gesteund door twee Franse bataljons, Ramskapelle heroverd werd op de Duitsers. Door de FransBelgische coalitie werden de Duitse tegenstanders verdreven van de westelijke oever van de IJzer. De tekst van deze schets luidt: “Ramskapelle reconquise par nos turcos qui y ont planté le drapeau. (Het woord “turco” staat hier voor Algerijnse tirailleurs.) De vraag is: “Tot welke eenheid behoorde J. Verdegem tijdens de Eerste Wereldoorlog op het ogenblik dat Ramskapelle op de Duitsers heroverd werd?” Het antwoord op deze vraag zou met dank aanvaard worden en medegedeeld aan het. Documentatiecentrum “in Flanders Fields” te Ieper.

LEZERS SCHRIJVEN ONS

Van de heer Arthur De Decker ontvingen wij volgend schrijven: “Betreft de uitslag van de Puzzel 2008. Het is echt niet meer leuk. In verband met de Puzzel 2007 werd in G.T. 2008 - N° 6 - p. 399 wel mijn reactie gepubliceerd, doch zonder enige reactie of mea culpa van uw kant. In G.T. 2009 - N° 1 – p. 80 publiceert u een gelijkaardige reactie van de heer Erik Dekeyser en terug zonder enige schuldbekentenis of verontschuldiging. Het minste dat u kon doen, was daarover enige uitleg geven en er vooral voor zorgen dat er zich geen dergelijke fouten meer zouden voordoen. Wat stel ik echter vast in GT 2009 - N° 2 - p.155? De daar gepresenteerde oplossing van de Puzzel 2008 is ONMOGELIJK in het rooster te krijgen dat 236


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 237

werd afgedrukt in G.T. 2008 - N° 6 - p. 398. Er zijn op lijn 6 en 7 telkens een vakje te weinig voorzien om daar GERMAINE en WILLEM in onder te brengen. Het was dus opnieuw onmogelijk om een volledig juist antwoord te vinden en dus ook niet door de primus Jos Tavernier. Opnieuw slaagt de hard-kloppende quizmaster er in te doen of zijn neus bloedt. Geen enkel bijkomende uitleg of verontschuldiging komt er uit zijn pen. Er zit echt geen schot in. De Quizmaster moet uit zijn kot komen of aftreden. Dit pik ik niet langer. Ik neem ontslag als deelnemer aan de jaarlijkse quiz.”

EEN BEETJE GENTSE HUMOR

Destijds verscheen in “Ghendtsche Tydinghen” een hele serie artikels over het le Artillerieregiment. Zie 1993 - N° 6 en al de nummers van 1994. Merkwaardig genoeg telden wij onder onze leden heel wat “anciens” van dit regiment. Alhoewel er ieder jaar verdwenen (het gaat immers over een tijdperk van meer dan 70 jaar geleden) hebben wij nog steeds van deze “anciens” onder onze leden, zij het dan ook dat zij de gezegende ouderdom van 90 jaar overschreden hebben. Speciaal te hunner intentie wil ik hier een voorvalletje vertellen dat hen zal interesseren omdat zij zich goed de situatie kunnen voorstellen, wat niet belet dat ook andere Gentenaars het zullen kunnen appreciëren. Ik heb het teruggevonden in de privé-correspondentie met mijn goede vriend Jaime Jurdan, die mij het relaas deed in 1995. "Op een dag had een soldaat van ik weet niet meer welke batterij het goed gevonden, in naam van zijn vader te schrijven, om te reclameren over de kwaliteit van de patatten, zeggende dat ze juist goed waren om er de varkens mee te voeren. Deze brief was terechtgekomen bij een luitenant-colonel. Op een goede middag, gedurende de maaltijd, hoorde men roepen “Tot de

237


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 238

orde” en de luitenant-colonel was daar.... Rechtstaande voor onze telloren met onze soldatenkost hoorden wij de toespraak van de officier en - zoals dat toen hoorde - in een twijfelachtig Vlaams. - Ik heb gekreeg een brief, van de vadèr... die schrijf “de patat zijn slecht”. Ik ken die Vadèr en ik zeg “die patat zijn goed”. Stilte gedurende enkele seconden... en dan een stem komende van ik weet niet waar, en waarschijnlijk met opzet gedeformeerd: “Ge zoet ze toch ûuk zelve in eu klûute nie spele”. Woede van onze luitenant-colonel. - Wie heeft daar geroep? Niemand heeft geantwoord en men heeft nooit geweten welke “plouc” deze voor de hand liggende reactie heeft uitgesproken. Hugo Collumbien

238


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 239

DIT BESTAAT NIET MEER

Huizen op de Botermarkt, deel uitmakend van het blok van de Poeljemarkt. Foto genomen op 13-8-1960, kort voor de afbraak.

Het brugje over de Leie dat leidde naar de zwemschool Dossche. Foto genomen op 12-4-1962.

239


Binnenwerk mei-juni 2009 OK versie:September binnenwerk OK 5.0 16/06/09 13:58 Pagina 240

OPROEP

Door omstandigheden werden er van nr. 1 en 2 van onze jaargang 2009 maar net genoeg exemplaren gedrukt om onze leden te gerieven. Lezers die Ghendtsche Tydinghen niet verzamelen zouden ons een groot plezier doen mochten ze hun exemplaren op een of andere wijze bezorgen, hetzij aan iemand van het bestuur, hetzij aan het Documentatiecentrum Begijnhof 46 te Sint-Amandsberg. Van harte dank!

240


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 241

GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring Gent V.Z.W. 38e jaargang nr. 4 juli - augustus 2009

Inhoud - Erik De Keukeleire: Wegeniswerken/Tramverkeer op de Korenmarkt. Deel I: 1874-1896. - Louis Maeterlinck: Inventaire Archéologique: Mannenportret, door Willem KEY. - Pierre Kluyskens: De Gazet van Gent. - Beatrix Baillieul: Wonen in Gent. Een bescheiden burgerhuis uit de 18e eeuw. Nederpolder 6. (Slot). - Frans Heymans: Een gesprek met Rick Lanckrock (°1923). - Luc Devriese: Justitiepaleis als aardappelmagazijn. - Hugo Collumbien: Gentse Memoriedagen: 23-24-25-26 oktober - Daniël Van Ryssel: Vergeten Gentse schrijvers: Julien De Valckenaere. - Bibliografie. - Daniël Van Ryssel: Het Rasphuis te Gent

241

241 259 260 272

283 288 291 304 305 310


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 242

WEGENISWERKEN EN TRAMVERKEER OP DE KORENMARKT (DEEL I: 1874 - 1896)

VOOR U VERZAMELD UIT 31 600 EDITIES VAN DE “GAZETTE VAN GENT”.

25 september 1895 Er is sinds lang sprake van verfraaiingen aan te brengen op de Korenmarkt. Volgens men zegt zou het stadsbestuur binnenkort een ontwerp goedkeuren, waarbij de lijnen van de tram ietwat worden verlegd. Het tramhuisje blijft waar het nu staat. Volgens het plan worden op drie punten bijzondere parken gemaakt, door bomen omringd. Niet omzoomd met boordstenen, maar met kasseien die van elkander verschillen. Hiertegen zijn echter bezwaren gerezen, niet in het minst vanwege de handelaars, koetsiers van huurrijtuigen en eigenaars van lastwagens.

Een persartikel dat bij de ietwat oudere Gentenaars uitstekend het “déjà vue”-gevoel illustreert bij de aan gang zijnde openbare werken die kaderen in het Kobra-project, waarvan de heraanleg van onder meer de Korenmarkt deel uitmaakt. Tijdens de laatste jaren van de negentiende eeuw was één en ander het gevolg van de ambitieuze plannen van de toenmalige Gentse burgemeester Emile Braun. De vrijmaking van de drie torens was daar een belangrijk onderdeel van. De huisjes aan beide zijden van de ingang van de Sint-Niklaaskerk werden gesloopt en het Pakhuis ruimde in 1897 plaats voor het nieuwe postgebouw. Aan de noordzijde verdween de huizenrij van de “Kleine Korenmarkt”, die zowat de verbinding maakten tussen de huidige Pakhuisstraat en de Veldstraat. Daar werd in november 1907 de monumentale Sint-Michielsbrug voor het verkeer opengesteld. Anderzijds is sinds de aanleg van sporen in 1874 het tramverkeer schier onafgebroken aanleiding geweest tot ingrijpende aanpassingen van de bestrating.

242


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 243

243


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 244

Dat de Korenmarkt reeds meer dan een eeuw eerder de draaischijf van het openbaar vervoer was, kan je ontdekken in het eerste artikel aangaande dit onderwerp. Deze zomer is het net 135 jaar geleden dat de eerste paardentram over de Korenmarkt reed. Maar wegens de aan gang zijnde werken, waarvoor zelfs de legendarische Gentse Feesten moesten wijken, wordt dit slechts in mineur herdacht, alvast zonder trams... Dat het plein ruim een eeuw voordien zowat de draaischijf van het openbaar vervoer was, kom je te weten in onderstaand artikel.

Als men op zoek gaat naar een regelmatig georganiseerd en dagelijks vervoer voor personen en goederen tussen Gent en andere steden, denkt men in de eerste plaats aan diensten welke op hun beurt aansluiting gaven met andere verbindingen, zelfs over de landsgrenzen heen. Estafettenritten dus, met omwisseling van paarden en rijtuigen en het verblijf van reizigers in hotels of afspanningen. Elk door paardenkracht voortbewogen middel tot vervoer was daarom nog niet noodzakelijk een diligence, al hebben ze zich in de volksopvatting mettertijd samen met de postkoets en de huurrijtuigen tot één begrip herleid. Het was echter enkel de diligence, een geregeld tussen twee plaatsen rijdende wagen voor personen- en postvervoer, die een dagelijkse dienst verzekerde, op vaste uren van vertrek en aankomst, van stad tot stad. Lang voor de komst van de stoomtrein te Gent in september 1837, stond in 1757 het eerste officiële bericht vermeld over georganiseerd reizigersverkeer: “Te 8 uur 's morgens zal voortaan iedere dag een vervoerdienst verzekerd worden tussen Gent en Brussel.” Deze dienst zou zich daarna uitbreiden tot alle steden gelegen binnen een bereikbare straal rond Gent. Een tabel uit de Wegwijzer van de stad Gent van 1836 leert, dat er een dagelijkse verbinding bestond naar en van Aalst, Antwerpen, Oudenaarde, Ronse, Bergen, Brussel, Dendermonde, Geraardsbergen, Lokeren, Kortrijk, Sint-Niklaas, Oostende en Rijsel. Twee vervoerdiensten gaven aansluiting met Doornik, Ieper en Brugge enerzijds, met Parijs anderzijds. Het reizen ging volgens de begrippen van toen relatief snel. Aan elke post spande men verse paarden in. De diligence die ‘s morgens uit Doornik vertrok, kwam ‘s avonds al in Gent aan. De aanleg van steenwegen droeg er toe bij dat de koetsen in goede omstandigheden steden en gemeenten met elkaar verbonden. Ze konden een twintigtal reizigers vervoeren. In de rijtuigen waren verschei-

244


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 245

dene banken en boven op het dak werden de koffers onder een zeil geplaatst. Tot 1838 was de Korenmarkt de terminus voor de meeste diligences en postkoetsen. De burelen van de exploitanten waren gelegen op de benedenverdieping van het Pakhuis of in de Dry Koningen, De Ster, Den Hazewind, Den Graef van Egmond, het HĂ´tel de Commerce of De Gouden Sleutels nabij de Sint-Niklaaskerk. De vigilante (van vigileren: heen en weer lopen en stationeren met een gesloten huurrijtuig), kwam in gebruik in 1838. De verschijning in het stadsbeeld was het gevolg van de aankomst der eerste treinen in het Zuidstation. Meteen was daar een nieuwe wijk ontstaan die in belang zou winnen met de uitbouw van het spoorwegnet. Exploitanten van vigilanten zagen brood in het aanbrengen en wegvoeren van personen en hun reisgoederen van en naar het Zuidstation. Het was de eerste vorm van stedelijk openbaar vervoer, uitsluitend een privĂŠ-initiatief waarin de Korenmarkt alweer de voornaamste rol speelde. Niet iedereen was gelukkig met deze evolutie. De gevaarlijke tuigen zouden wellicht onvoorzichtige of verstrooide mensen kunnen omverrijden. Gentse kwatongen beweerden dat ze het geen jaar zouden volhouden... In de stad waren evenwel ook een aantal huurhouders die goede zaken deden. De Wegwijzer van Gend voor 1839 vermeldt 39 huurhouders, 13 rijtuigmakers en 12 rijtuigschilders. Omnibusdiensten kwamen er eveneens vanaf 1838. Een openbaar vervoermiddel dat aanvankelijk bestond uit een groot rijtuig met banken in de lengte van de wagen en op vaste trajecten passagiers vervoerde. Vertrek en aankomst waren afgestemd op deze van de treinen in het Zuidstation. De drukste reiswegen leidden enerzijds naar de Korenmarkt langs de Brabantdam, de Kouter, de Zonnestraat en de Veldstraat, anderzijds langs het Koophandelsplein en de Nederkouter naar de Kortrijksepoort. In 1832 werd in de Verenigde Staten een spoorverbinding aangelegd om de steden New York en Harlem te verbinden. Omdat langs deze lijn veel houten gebouwen stonden was het gebruik van stoomlocomotieven er verboden. Daarom spande men paarden voor de wagens. Iedereen was enthousiast. Bovendien veroorzaakten de paarden van de Amerikaanse tramway minder luchtvervuiling en maakten ze minder lawaai dan de locomotieven. Het enige euvel was de mest die ze tussen de sporen achterlieten... Het succes van deze wijze van stedelijk vervoer was zo groot, dat het voor-

245


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 246

246


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 247

beeld in Europa werd overgenomen, het eerst in Parijs en Londen.

10 november 1858 Wij willen er ons op toeleggen om de onberekenbare voordelen te bewijzen die zouden voortspruiten uit de inrichting van ijzeren wegen op Amerikaanse wijze, bestemd om de voornaamste middenplaatsen van steden en voortbrengselen te verbinden aan de grote ijzeren banen welke door locomotieven worden bediend. In België, evenals in Frankrijk en Duitsland, bestaan er op gans het grondgebied talrijke groepen van plattelandsbevolkingen, welke afgezonderd zijn van de snelle gemeenschapswegen. Door tijd en afstand te verkorten zal de verkoop van levensmiddelen vergemakkelijken en aldus een aansporing zijn voor de voortbrengst. Men moet bekennen dat de ijzeren wegen met stoom hun weldaden niet aan alle plaatsen kunnen verlenen. De kosten voor bouw en installatie zijn zonder tegenspraak te aanzienlijk opdat landbouwbedrijven die buiten de grote lijnen verspreid liggen, mogen hopen op de gunst van een vertakking. Het is dan dat de ijzeren wegen op Amerikaanse wijze een wezenlijk openbaar nut kunnen stichten. De spaarzame gemeenschapswegen bij middel van paardenkracht vereisen voor hun inrichting slechts kleine kapitalen en hun weinig kostelijk onderhoud zou toelaten die met schone winsten te exploiteren, daar waar een locomotief zelfs geen winst genoeg zou vinden om alleen de brandstof te betalen. De Amerikaanse ijzeren wegen zijn tevens tot een grote toekomst geroepen betreffende de afstanden tussen het handelscentrum van de steden naar stations van de ijzeren weg en dichtbevolkte wijken aan de rand. De nederige hulp van de Amerikaanse spoorwegen zou aldus een nieuwe bron van bedrijvigheid tewerkstelligen. In België zijn de voordelen van dit stelsel nog in het domein van de theorie gebleven, in tegenstelling tot Frankrijk. Er is echter geen land ter wereld met zulk een groot aantal dichtbevolkte steden, waar de ijzeren wegen met paardentrekking een belangrijke rol te spelen hebben in het vervoeren van reizigers, alsook met betrekking tot de voortbrengselen van de landbouw als van de nijverheid, die zij belangrijke en schitterende diensten kunnen bewijzen. (** In ons land werden de eerste paardentramlijnen geëxploiteerd in Brussel, Luik en Antwerpen, respectievelijk vanaf 1 mei 1869, 2 juni 1871 en 26 mei 1873).

247


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 248

24 april 1873 In de stedelijke raad verklaarde de voorzitter dat in de geheime zitting van 21 april het contract is ondertekend tussen de stad, de heren August Dufrane, Macart & Co en Louis Finet, voor het aanleggen van een Amerikaanse spoorweg, mits borgstelling ten bedrage van 75 000 frank door de Banque de Bruxelles, vertegenwoordigd door de heer J. Urbain. Deze zou twee netten bevatten, een tramway met paarden voor reizigers en een andere voor koopwaren (** echter nooit gerealiseerd). Wat de spoorweg voor de reizigers betreft weten wij nog niet juist langs welke weg de sporen zullen gelegd worden. Men spreekt evenwel over een weg van de Kortrijksepoort naar de Muide, van de Brugsepoort tot op de Korenmarkt en van de grote statie naar de beide statiĂŤn buiten de Dampoort. Men wacht nog enkel op de goedkeuring van het gouvernement om de handen aan het werk te slaan. De spoorweg voor reizigers zou binnen de zes maanden na die goedkeuring moeten ingericht zijn.

23 mei 1873 De Amerikaanse spoorweg voor reizigers zal gelegd worden: - van de staatsspoorweg (** Gent-Zuid) naar de statiĂŤn Gent-Eeklo en het Land van Waas aan de Dampoort en het voorgeborchte van SintAmandsberg, langs de Statiestraat (** thans Zuidstationstraat), Van Arteveldeplaats (** thans Sint-Annaplein), Keizer Karelstraat, Vlasmarkt, Steendam en Dampoortstraat (2500 meter); - van de staatsspoorweg naar het paleis van justitie langs de Statiestraat, Brabantdam, Kouter en Zonnestraat (1200 meter); - van de Vlasmarkt naar de Kortrijksepoort langs de Vrijdagmarkt, Langemunt, Korenmarkt, Veldstraat, Nederkouter en Kortrijksepoortstraat (1800 meter); - van de Korenmarkt naar de Brugsepoort langs de Sint-Michielsplaats, Hoogstraat en Noordstraat (1500 meter); - van de Groentenmarkt naar de Muide langs de Geldmunt, Lange Steenstraat, Sleepstraat, Heilig Kerst en Sint-Salvatorstraat (1250 meter); - van de Van Arteveldeplaats naar de Keizerpoort langs de Lange Violettestraat en Brusselsepoortstraat (1000 meter).

248


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 249

18 april 1874 Wij vernemen dat de plans van de Gentse tramway door het gouvernement zijn goedgekeurd. De stedelijke overheid heeft deze beslissing onmiddellijk ter kennis van de maatschappij gebracht, die maandag aanstaande de riggels zal beginnen te leggen van aan de statie van de staat naar de statiĂŤn aan de Dampoort.

24 mei 1874 Men verzekert dat de tramway die de statie van de staatsspoorweg aan die van de Dampoort moet verbinden, zondag aanstaande 24 mei zal worden ingehuldigd. In de Brabantdam heeft men al de eerste riggels gelegd voor een tweede lijn. Tegen het tijdstip van de grote kermis zal ook de lijn gelegd zijn buiten de Kortrijksepoort, die tot aan de danszaal Den Hert zal worden gebracht.

7 juli 1874 Men is in de Veldstraat begonnen met het leggen van de rails voor de tramway. Morgen zal men de tram beproeven op de tweede lijn, langs de Kouter, de Zonnestraat en het paleis van justitie aan de Koophandelsplaats.

2 augustus 1874 In de gebuurte van de Veldstraat zullen deze namiddag de huizen bevlagd worden ter gelegenheid van de inhuldiging van de tramway, welke rond 6 uur voor het eerst van de grote statie langs de Brabantdam, de Kouter en de Zonnestraat naar de Korenmarkt zal rijden.

10 augustus 1874 Een paard dat in een tram was gespannen is eergisteren avond rond 9 uur en half in de Veldstraat gevallen en heeft zich de linkerbil gebroken. Het dier is naar het voorgeborchte van de Dampoort gebracht om afgemaakt te worden.

7 september 1874 De tramway van de Korenmarkt naar de Koophandelplaats en de Kortrijksepoort moest gisteren worden ingehuldigd maar heeft niet gereden. 249


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 250

De baan is geheel gemaakt, doch naar het schijnt is zij niet goedgekeurd door de ingenieurs van de staat. De vertraging wekt veel misnoegen onder de inwoners van die volkrijke wijk (** de eerste ritten hadden uiteindelijk plaats op 14 september)

20 november 1874 Gisteren is met de beste uitslag de tramway beproefd van de Korenmarkt door de Langemunt naar de Vrijdagmarkt en Sint-Jacobs beproefd. Zondag begint de regelmatige dienst op deze vertakking.

5 december 1874 Het college van burgemeester en schepenen heeft de directie van de Naamloze Vennootschap Tramways van Gent bericht, dat na de goede uitslag van de keuring door de dienst Bruggen en Wegen, de lijn van de Korenmarkt naar de Brugsepoort vanaf zondag 6 december in gebruik mag worden gesteld.

24 maart 1875 Op verscheidene plaatsen zullen voor de reizigers van de tramway aubettes worden opgericht, te weten op de Korenmarkt, aan Sint-Jacobs, op de Koophandelsplaats en verder aan de staatsstatie, de Begijnhoflaan, de Antwerpsepoort, de Sassepoort, de Kortrijksepoort en de Brusselsepoort. Ze zullen bijna alle aan de buitenkant worden verlicht door middel van een gaslantaarn. (** Het wachthuisje op de Korenmarkt kwam nabij het Hazewindstraatje te staan, ter hoogte van het toenmalige “Deutscher Gasthof�, thans een Chinees restaurant. Rechts daarvan werd voorzien in een waterplaats, met ronde buitenwand, inclusief publiciteitszuil.)

14 juli 1875 De compagnie van de tramways heeft aan het stadsbestuur laten weten dat de aanleg van de lijn tussen de Korenmarkt en de Sassepoort voltooid is en tegelijk de vraag tot exploitatie ingediend. De aanvaarding van de lijn zal dan op 17 juli kunnen geschieden. (** In een tijdspanne van nog geen jaar vertrokken op de Korenmarkt dus paardentrams naar vijf eindbestemmingen: het Zuidstation via de Kouter, de Kortrijksepoort, de Dampoort via Sint-Jacobs, de Brugsepoort en de Muide!)

250


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 251

10 november 1876 Gisteren namiddag is in de Langemunt het paard van één der rijtuigen van de tramway gevallen terwijl de tram in volle gang was. De voerman trachtte dadelijk het voertuig in te houden, maar hij gelukte er niet in en de tram trof het gevallen paard. Het dier lag op zijn zijde en de voettrede van het rijtuig legde zijn buik open. Een stroom bloed liep op de weg en de ingewanden kwamen uit de buik van het paard. Men heeft het arme dier met hamerslagen moeten afmaken. Men kon dit toch niet gemakkelijk doen. Het paard sprong recht en sloeg met geweld te midden van de verschrikkelijkste pijnen. Dit schouwspel heeft op de omstanders een smartelijke indruk gemaakt. (**Volgens een andere persbron werd het kreng door een plaatselijke slager aangekocht)

28 mei 1877 Sedert zaterdag rijden op de tramlijnen open rijtuigen die zeer sierlijk en in de zomer zeer fris zijn. Dat is een nieuwigheid die onvoorwaardelijk door het publiek zou goedgekeurd worden, indien zij de tegenstrijdigheid niet opleverde van het bestaan van twee klassen, die in een open rijtuig door geen enkel beschot kunnen gescheiden zijn. De personen die het meest betalen zitten met de rug naar die van de tweede klasse gekeerd, die zoals men weet nu altijd vooraan is. Als gevolg daarvan moeten zij achteruit rijden en dat is heel eenvoudig belachelijk vanwege de compagnie! (** Terloops vermelden we hier dat het wagenpark uiteindelijk bestond uit 43 rijtuigen, waarvan 29 gesloten en 14 open.)

12 november 1886 In de zitting van de gemeenteraad vond de heer De Nobele het passend enkele woorden te willen zeggen in verband met de exploitatie van het tramwaynet. “Om van de Zuidstatie naar de Kortrijksepoort te gaan moet men zich vooreerst naar de Korenmarkt begeven. Het zou nochtans veel eenvoudiger zijn de Bagattenstraat te nemen. Wanneer men van de Dampoort naar de Sint-Salvatorstraat wil, moet men insgelijks weer naar de Korenmarkt, terwijl er een rechtstreekse baan is langs de Ottogracht. Het gaat hier inderdaad om een concessie, maar de stad zou zich in verbinding 251


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 252

moeten stellen met de maatschappij, om na te gaan of wijzigingen kunnen gebracht worden in een dienst waarvan het belang zodanig is, dat men deze als een openbare mag beschouwen. Dat zou trouwens in het belang zijn van de maatschappij en ook onze medeburgers zouden er door gediend zijn.� De burgemeester-president bekende dat de trammaatschappij zich in verbinding heeft gesteld met het schepencollege voor het bekomen van tracÊwijzigingen, maar deze die het raadslid bepleit maken echter geen deel uit van de voorstellen van de maatschappij. De onderhandelingen hebben zich trouwens niet tot daar beperkt. Er mag niet vergeten worden dat, toen het tramnet in concessie werd gegeven, er nog geen speciale wetgeving terzake bestond. Deze was wel in voorbereiding. Met als gevolg dat de concessie door de stad verleend, de goedkeuring van de regering niet kon bekomen. Zo werd in dergelijke onderhandelingen te Brussel, elke uitbreiding van het tramnet aldaar verboden. Een zelfde toestand doet zich voor te Gent en een zelfde afloop is te voorzien. Om er aan te ontsnappen zullen we de bepalingen moeten volgen van de wet van 9 juli 1875 en de concessie van nieuwe lijnen in aanbesteding geven. Deze werkwijze kan echter de huidige maatschappij niet het alleenrecht waarborgen waarvan ze heden geniet. Daarom vraagt ze de nieuwe lijnen als verlenging van bestaande, wat zou toelaten tot geen aanbesteding te moeten overgaan. (** Zolang de concessie liep werden geen enkele uitbreiding gerealiseerd. Ook deze niet langs de Kortrijksesteenweg naar het in 1881 geopende station op de spoorlijn naar Brugge en Oostende, niettegenstaande daarover regelmatig verzoekschriften werden ingediend.)

20 mei 1887 Gistermorgen omtrent half acht uur was een wagen met hooi geladen van de Korenmarkt de Langemunt ingereden. Toen hij er een eind ver in was kwamen vier tramwayrijtuigen van de Vrijdagmarkt af om in dezelfde straat naar de Korenmarkt te rijden. De hooiwagen was zeer breed volgeladen, maar toch kon hij de eerste drie trams voorbij. De vierde echter sleepte hij terug en men hield stil. Er ontstond een gekijf tussen de geleiders van de hooiwagen en de bedienden van de tram, doch met de tram wat achteruit te steken kon uiteindelijk de hooiwagen voorbij. Met wat meer beleefdheid en wat minder scheldwoorden zou het even goed gegaan zijn.

252


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 253

10 november 1887 Zondagavond rond 6 uur wilde een houtdraaier uit de Veerstraat op de Korenmarkt van de tram afstappen. Hij deed een misstap en viel tussen twee rijtuigen in, met het ongelukkig gevolg dat hij inwendig ernstige verwondingen bekwam. De geneesheer De Keghel, in alle haast bijgeroepen, heeft de man ter plaatse verzorgd en de politie heeft hem naar zijn woning overgebracht. Gistermorgen was zijn toestand bevredigend.

9 februari 1888 In de zitting van 7 februari deed de heer burgemeester in de stedelijke raad lezing van een vertoogschrift, toegezonden door het Vlaams Grievencomiteit. Daarin wordt gevraagd dat op de rijtuigen van de tram niet alleen Franse maar Vlaamse opschriften zouden staan. De heer burgemeester verklaarde in zijn toelichting geen enkele bevoegdheid te hebben om deze opschriften aan de maatschappij op te dringen. Het zal denkelijk volstaan dat de verzoekers zich richten tot de maatschappij om voldoening te bekomen.

1 juni 1888 Het is zeer lang geleden dat sommige wijken van de stad bezocht zijn geweest door de straatvegers. Zelfs op de Korenmarkt laat hun aanwezigheid vaak veel te wensen over. Om daarvan overtuigd te zijn moet men maar de riggels van de tramway volgen. Daar tussen lijkt het een onafgebroken spoor van paardendrollen. Onder het opzicht van de reiniging is onze stad veel slechter bedeeld dan het kleinste dorp. Daar heeft men geen betaalde straatvegers, maar zo gauw een paard daar iets achterlaat, komt er een kind of een oude sukkelaar met een mand aan de arm en een schop in de hand om het goedje op te kuisen. Dat stieltje geeft die arme duivels maar een mager bestaan, maar mochten zij eens naar de stad komen, dan zouden zij dagelijks een goede vijftig manden kunnen vullen en het uitzicht van de straten zou er veel bij winnen. (** Ligt hierin niet de oorsprong van het gezegde “nog juist te kunnen dienen als strontraper achter de tram?...)

14 juli 1890 In de stedelijke raad deed de heer Duhayon lezing van enige opmerkingen 253


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 254

nopens de tramway en wees op zware overtredingen van het reglement. “Wie van ons heeft niet sinds lang opgemerkt hoeveel sporen slecht geplaatst zijn, hoeveel rijtuigen vuil en onaangepast zijn? Hoeveel keren werd meer aandacht geëist voor het verruimen van de platforms, een groter dak voor de gesloten rijtuigen en stores voor de open exemplaren? Gezien de gebrekkige staat waarin deze laatste zijn ingericht, is het bijna onmogelijk ze ‘s zomers te gebruiken, terwijl ik te Antwerpen en te Brussel zelfs bij slecht weer open rijtuigen in dienst heb gezien. Maar daar heeft me voorkomendheid ten overstaan van het publiek en de reizigers zijn er in de mate van het mogelijke beschermd tegen regen en wind. Ook laat men hier op het rijtuig meer personen toe dan het getal dat is bepaald in het lastenboek. Vooral ‘s zondags zijn de trams overladen. Men laat er ook dronkaards toe en individu’s in klaarblijkelijk onzindelijke staat. Sommigen zijn dragers van grote korven en manden vlees. Ik wil enkel wijzen op de buitengewone vrijheid waarmee het reglement wordt toegepast. De meeste paarden zijn onbekwaam om hun dienst naar behoren te vervullen. Zonder te spreken van de meeste paarden die door een overlast aan werk zeer vlug ongeschikt worden voor de tramdienst.” De heer Colson antwoordde dat de compagnie aan het stedelijk bestuur en de staat bij de inrichting een stelsel van sporen heeft aangeboden dat door de beide instanties werd aangenomen. Men kan de compagnie dus niet verplichten een ander stelsel aan te nemen, alhoewel het huidige de oorzaak van alle bezwaren is. Het type rijtuigen werd destijds eveneens goedgekeurd. Daardoor is het schepencollege ontwapend om de maatschappij een ander model te doen aannemen. De heer burgemeester geeft toe gebonden te zijn door het contract, maar de omloop van de open rijtuigen denkt hij wel te kunnen verbieden. Aan de compagnie zal worden voorgesteld er verbeteringen aan te brengen, teneinde de klachten van het publiek te vermijden. Als zij het reglement overtreedt, zal zij tot haar plichten worden geroepen.

30 augustus 1892 In de stad heeft men reeds honderd maal gevraagd om niet verplicht te zijn, als men aan de Zuidstatie de tram neemt, langs de Korenmarkt te moeten rijden om aan de Kortrijksepoort te kunnen komen. Deze en andere verbeteringen worden halsstarrig geweigerd. Niet te doen!

254


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 255

19 juli 1893 Uit het Antwerps weekblad L’Employé verdient een artikel een bijzondere vermelding. Het is getiteld Le surmenage aux Tramways de Gand, de werkoverlast bij de Tramways van Gent. Daaruit zou blijken dat de bedienden de maandag 15 en de zondag 16 uren werken, terwijl op alle andere dagen zij 14 uren in dienst zijn. De aandacht van het stadsbestuur wordt op die toestand gevestigd.

9 april 1894 Vrijdagmiddag rond 4 uur heeft Kamiel Smesman, ontvanger bij de tramway, staande op de voettrede van een open tram, in het voorbijrijden van het huis van weduwe Geirnaert in de Veldstraat het hoofd tegen het paviljoen gestoten en zich hierbij gekwetst aan het linkeroor. Een onderzoek is ingesteld om te zien of het paviljoen in de vereiste voorwaarden geplaatst was.

13 juni 1894 Uit verlangen om aan de wensen van de bevolking te voldoen begon het bestuur van de tramway op 1 mei en voor het ganse zomerseizoen, een tarief in te voeren dat gelijk is voor alle afstanden, namelijk 10 centiemen in tweede en 15 centiemen in eerste klasse. Die maatregel levert onder financieel opzicht goede uitslagen op voor de maatschappij. Verleden week was er een verschil van meer dan 800 frank met dezelfde week in 1893. Echter zullen de paarden wat eerder afgewerkt zijn, aangezien zij onderweg meer moeten stoppen en weer aanleggen.

17 juli 1894 Een ongeluk dat zeer erge gevolgen kon hebben gebeurde zondagmorgen bij de aankomst der cyclisten van de concours Brussel - Nieuwpoort in onze stad. Een wielrijder draaide uit de Cataloniëstraat naar de controle af, als juist een rijtuig van de tramway van de Korenmarkt in de richting van de Brugsepoort wegreed. De heer Malfait zag dat de vélocipèdist op de tram ging botsen en riep nog “Stopt een minuut!”, maar de bediende van de tram antwoordde met zijn gewone beleefdheid: “Dat gaat u niet aan, ik weet wat mij te doen staat!”. Een seconde later botste de rijder op de tram. Ten gevolge daarvan was zijn rijtuig erg beschadigd en hijzelf bekwam een wonde boven het linkeroog, dat door 255


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 256

de geneesheer Colson moest worden verbonden. Het bestuur van de tram zou zijn bedienden wel onder oog mogen brengen dat het hun eerste plicht is beleefd te zijn tegenover zijn publiek. Het is gelijk wat er nu gezegd of gevraagd wordt, het antwoord is altijd: “Dat gaat u niet aan!” of “Bemoei u met uw zaken!” en dergelijke lieftalligheden.

1 augustus 1894 Het bestuur van de tramways heeft reisbiljetten van een nieuwe vorm doen drukken en het behoorlijk gevonden die uitsluitend in het Frans op te stellen. De opschriften in en boven de rijtuigen zijn ook alle Frans. Men kan niet meer minachting tonen voor ons Gents volk, waarvan meer dan twee derden geen letter van die vreemde taal verstaat. Aan dit verregaand Franskiljonisme heeft ons gemeentebstuur wel wat schuld. Zij had bij het afsluiten van de overeenkomst met de tramway moeten gebieden dat alle stukken voor het publiek bestemd in de twee talen dienen te zijn. Wij hopen dat bij het eindigen van de lopende concessie, het gemeentebestuur de belangen van en de eerbied voor ons Gents volk beter in het oog zal houden. Hebben wij het wel voor, dan heeft men in Antwerpen reeds bepalingen in die zin aan de tramways opgelegd.

13 november 1894 De maatschappij van de tramways is voornemens een dubbel getal rijtuigen in te voeren voor de dienst tussen Ledeberg en de Korenmarkt en het vertrek te doen plaatshebben om de 6 minuten in plaats van om de12 zoals nu gebeurt. Men heeft met dat doel nieuwe kruispunten ingericht. De trams zitten tegenwoordig dikwijls vol volk, dank zij de toepassing van de algemene taks die onlangs werd ingevoerd. Sedert de trammaatschappij haar vervoerprijzen heeft afgeslagen, is de winst merkelijk verhoogd.

3 februari 1896 Alle dagbladen stellen eensluidend vast dat de dienst van de tramway zoals hij nu bestaat ellendig is. De rails zijn slecht en alles wordt onvoldoende onderhouden. Het is algemeen geweten dat in geen stad van het land minder van de tram gebruik wordt gemaakt als te Gent. De concessie van de compagnie eindigt in 1899. Zij bepaalde zich bij de lijnen die rechtstreeks winst opleverden. De heer burgemeester Braun is voorstander van onmiddellijk de trams, mits vergoeding, over te nemen en daar de 256


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 257

stad sinds het tiende jaar van de exploitatie dat recht heeft, is hij van gevoelen dat het beter is dit onmiddellijk te doen, in plaats van te wachten tot de concessie ten einde is. Er zal een inventaris gemaakt worden van de waarde der onroerende goederen welke aan de compagnie behoren: de rijtuigen, paarden, harnassuren, enz. Die moet door drie experten worden opgesteld waarvan één wordt benoemd door de stad, één door de trammaatschappij en een derde door de rechtbank van koophandel. Van het ogenblik dat dit vonnis wordt uitgesproken, zou men voor de tijd dat die vergunning nog loopt, een rente van 40% op de bruto-ontvangst der drie laatste jaren toestaan, zonder dat die lager mag zijn dan de bruto-ontvangst van het laatste jaar. De heer burgemeester toont zich vooral aanhanger van nieuwe ontwerpen buiten de reeds bestaande lijnen. Voornamelijk de inrichting van een lijn welke zou lopen van de Korenmarkt langs de Cataloniëstraat naar Sint-Baafs, de Vlaanderenstraat, de Zuidstatie en de boulevard Frère-Orban, om te Ledeberg te eindigen. Op dit ogenblik zouden bij het gemeentebestuur verschillende concessieaanvragen toegekomen zijn. De trams zouden door elektriciteit worden voortbewogen.

1 mei 1896 De heer Karel de Pauw, rijtuigmaker uit het Steendam, heeft bij het stadsbestuur de aanvraag ingediend voor een concessie van tramcars zonder riggels, waarvan zijn maatschappij, de Compagnie Gantoise de Transports, zetelt in de Sint-Lievenslaan nr. 23. Er zal worden voorzien in 17 rijtuigen, elk getrokken door twee paarden. De exploitatie zou drie lijnen omvatten, waaronder één van de Korenmarkt naar de Zuidstatie en de Sint-Lievenspoort.

15 december 1896 In één der laatste zittingen van het jaar hielden de bevoegde commissies zich andermaal bezig met de overname van de tramways. De heer burgemeester deelde mee dat groepen die de aanvraag gedaan hebben verschillende wegen voorstellen. Zij denken ook dat de regelmatigheid van de dienst de aanleg van een dubbel spoor noodzakelijk maakt. Men weet dat de herhaalde stilstanden zeer onaangenaam zijn en kostbare tijd doen verliezen. De onvoldoende breedte van onze

257


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 258

straten brengt echter een ernstige opwerping teweeg tegen die gedachte. Voor de elektrische trekkracht zal hij de verschillende stelsels laten onderzoeken. Uiteindelijk gaf hij een overzicht van de ontwerpen omtrent het nieuwe net, ingediend door de verschillende maatschappijen. Een eerste voorziet onder meer in een lijn van de Korenmarkt naar de Kortrijksepoort tot aan Gent-Sint-Pieters (** toen gevestigd aan de Parkplaats) en een andere van de Korenmarkt naar de Zuidstatie langs de Vlaanderenstraat (** de omstreeks 1884 aangelegde rechtstreekse verbinding, onderdeel van het plan Zollikofer-De Vigne). Een tweede ontwerp omvat naast andere lijnen een verbinding tussen de Korenmarkt en de Heuvelpoort langs de Cataloniëstraat, Koestraat, Kortedagsteeg, Sint-Pietersnieuwstraat en het Sint-Pietersplein.

ERIK DE KEUKELEIRE

Uit “135 jaar openbaar vervoer in de Gentse regio” deel 1 (1871-1906) - 382 pagina’s - herwerkte uitgave in eigen beheer - 2008.

258


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 259

INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE - FICHE N° 187

Op 30 september 1900 stelde Louis Maeterlinck in de rubriek “Schilderijen Schilderijmuseum, n° 22 - XVIe eeuw” in het Frans een fiche op over :

Mannenportret, door Willem Key Dit mannenportret was rond 1883 nog verbannen naar de bergplaats van het museum van Gent. Het paneel (hout) heeft een hoogte van 0,49 m. en een breedte van van 0,39 m. Het wordt in geen enkele van onze oude inventarissen vermeld en komt zelfs niet voor op de meer recente catalogus van wijlen Mr. Sunaert. Het mager personage van een galachtigzenuwachtig temperament is driekwart naar rechts gedraaid. Zijn getaande gelaatskleur, zijn zwarte baard en haren doen vermoeden dat hij van zuidelijke afkomst is, of veeleer van Spaanse. Hij leunt aan tegen een tafel of een balustrade die bedekt is met een groene stof met een prachtige tint. Hij houdt in de hand een handschoen in fauvistisch leder. Zijn zwarte wambuis is gesloten bij middel van knoppen in bewerkt goud, de kleine, geplooide kraag aan de hals en aan de mouwen tonen dat het een tijdgenoot is van de Hertog van Alva die in het museum van Brussel voorgesteld is in harnas met hetzelfde kraagje. De hoge kunstwaarde van het hoofd van een werkelijk opmerkelijke "individualisatie" had mij eerst doen denken aan twee grote schilders die zich onderscheidden in het midden van de XVIe eeuw, ik bedoel Antonio Moro en Willem Key. Nu, met bijkomende opzoekingen, meen ik te mogen bevestigen - en dat met een bijna absolute zekerheid, dat dit portret afkomstig is van het penseel van de laatste van deze twee meesters.

259


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 260

De heer L. Cardon, H. Hymans, A.J. Wauters en Brédius van wie men de grote competentie kent, delen deze zienswijze. Deze laatste heeft, spijtig genoeg, slechts een oordeel kunnen vellen na het opsturen van een foto. Mr. A.J. Wauters meent een duplicaat van dit portret te kennen dat gedateerd en ondertekend werd met het monogram van Key. Cf. Une découverte artistique au Musée de Gand, door L. Maeterlinck, artikel dat verschenen is in de Petite Revue illustrée de l'Art et de l'Archéologie en Flandre, n° 10, 30 mei 1900.

DE GAZETTE VAN GENT

Onze regering is biezonder bezorgd om het vinden van de nodige gelden...: wij hebben dit in kleine tekst of in koeien van letters, de laatste dagen op de voorpagina van onze krant kunnen of moeten lezen. Onze ministers syn particulierlyck gheoccupeert om by een te vergaderen groote sommen van panninghen... Dit lazen onze voorouders in hun krant van 8 september... 1667, driehonderd jaar geleden. Er is dus blijkbaar, vooral dan in dat domein luttel weinig nieuws onder de zon! Het ging toen niet om de Belgische regering, want die bestond toen niet, maar om een Spaanse regering, voor de zoveelste maal in een conflict gewikkeld met Frankrijk en bij het lezen van dit bericht, hebben onze voorouders die toen van een Spaanse bezetting alhier “genoten”, wellicht op dezelfde manier als wij, hun roemrijke of roemloze nazaten, gereageerd. Dit exemplaar van 8 september 1667 van de Gendtsche Post-Tyginghen, is niet het oudste nummer van de krant, het draagt immers het volgnummer 69 maar wat er in de vorige 68 nummers te lezen stond, kunnen wij, — voorlopig althans — niet weten, want geen enkel exemplaar ervan is ons bewaard gebleven. In 1867 werd een mooie stuiver beloofd aan wie de hand kon leggen op een van die zoekgeraakte nummers: “Indien ooit iemand ons de vroegere nummers der Gazette kon aanschaffen, gaarne zouden wij hem tegen hun gewicht afkopen!” Denk nu niet, indien Gij in uw verzameling, een nummer 69 van de Gendtsche Post-Tydinghen bezit, dat Gij eigenaar zijt van de drie of de vier bewaarde 260


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 261

gebleven exemplaren! Om U alle illusies te ontnemen en om te vermijden dat U me naar de waarde van het stuk in uw bezit zoudt vragen, zal ik U maar onmiddellijk verklappen dat de Gazette van Gent — titel die de PostTydinghen later aannamen —, op 1 januari 1867, bij het tweehonderjarig jubelfeest van het blad, aan al haar abonnenten een nadruk van dit nummer 69 liet geworden, zodat er 3000 exemplaren van bestaan: deze nadruk schrijft het blad, gemaakt met de photo-lithographie in de werkhuizen der heren Simonau en Toovey te Brussel, naar het stelsel Toovey, is een zoo trouw fac-simile van het oorspronkelijke, dat wij bij de vergelijking van ‘t echt stuk met het namaaksel, moeilijk het eene uit het andere kunnen onderscheiden” Elk vereder commentaar is derhalve overbodig... Toeval, gril of symbool, in elk geval wanneer wij de verzameling van het oudste dagblad van Gent openslaan, is de eerste tekst, die wij bovenaan links in de eerste kolom te lezen krijgen: “Madrid 13 Ougste: Onse ministers syn particulierlyck gheoccupeert...” De dagbladen hadden normaal de uitvinding van de boekdrukkunst op de voet moeten volgen, want berichtgeving heeft te allen tijde bestaan omdat, de mensen te allen tijde nieuwsgierig en nieuws-gierig zijn geweest en dat koningen en regeringen steeds vlug op de hoogte wilden gesteld worden van hetgeen elders gebeurde, liefst dan van het krijgsgebeuren. En nochtans gingen er een paar jaartjes voorbij vooraleer van een werkelijke krant mocht gesproken worden; het is zelfs met geen absolute zekerheid uit te maken wanneer en door wie het eerste dagblad werd uitgegeven omdat veel van die onregelmatig opgestelde en verschijnende berichtgevingen of blaadjes geenszins beantwoorden aan de definitie die vandaag voor een dagblad wordt voorgesteld. Wat er ook van zij, Gent verrichtte in dit domein, zeker geen baanbrekend werk en er waren haast twee eeuwen verlopen sedert het drukken van het eerste boek alhier, toen de Gentsche Post-Tydinghen werden geboren. Op 8 april 1483 liet Arend of Arnoud De Keysere, toen gevestigd naast de Gouden Hand op het Veerleplein; de gedrukte tekst van “Le Traité de la Paix et le mariage faict à Arras” verschijnen, en het was pas in augustus 1666 dat Maximillaen Graet een rekwest indiende om het koninklijke privilegie te bekomen een dagblad in de Gentse stede uit te geven: Aen den Coninck, vertoont in alle ootmoedicheyt Maximillaen Graet, geheswooren boven druckere ende vercooper tot Ghent, dat hy van notabele cooplieden ende andere persoonen der voornaemde steed aansocht wort ten fine hy dezelve stede ende Uwe majesteyts provincie van Vlaenderen soude participant maecken van het gone in de Coninckrycken ende Republieken van Europa is passerende, ende dat bij

261


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 262

middel wekelycke relaesen, by den suppliant te drucken in forme van Gazetten ofte Couranten...” Het verzoekschrift volgde al de paden van de administratieve doolhof over Geheime Raad, Raad vanVlaanderen en Gents stadsbestuur, zodat de officiële vergunning Graet slechts op 17 november bereikte: er waren “gene rede omme supplianten versoeck te reculeren ofte beletten”. Op 1 januari 1667 mochte de Gentse kooplieden en andere notabelen zich dan ook verheugen in de ontvangst van het eerste nummer van de eerste Gentse krant. Spijtig genoeg is dit nummer verloren gegaan en moeten wij aldus het inleidend of welkomstwoord van Maximiliaen Graet tot zijn lezers missen. Met een weinig verbeelding kunnen wij de aanhef reconstrueren, die ongeveer als volgt moest luiden: “Geachte lezer, met dit eerste nummer van onze PostTydinghen, hebben wij gepoogd een leemte aan te vullen en een wens die U en wij sedert jaren koesterden, in vervulling te doen treden: want tot op heden hebt Gij Uw toevlucht moeten nemen tot bladen die in andere steden verschenen en die U met vele vertraging bereikten; is het beste lezers, nodig er U aan te herinneren dat Abraham Verhoeven in Antwerpen in 1605 zijn “de Nieuwe Tydinghen” uitgaf, dat Brugge sedert 1635 over zijn “Nieuwe Tydinghen uyt verscheide gewesten” beschikt, dat sedert 1649 te Brussel het “Courrier véritable des Pays-Bas ou relations fidèles extraites de diverses lettres” verschijnt, terwijl Gent, hoofdstad van Vlaanderen, het zonder enige officiële berichtgeving moest stellen”. Hetgeen Graet, gezworen drukker van de stad, doch bovendien een fijnzinnige geleerde en letterkundige, verzweeg, is dat Antwerpen en Brussel sedert jaren een dagblad nodig hadden omdat die steden actief leefden terwijl Gent in de eerste helft van de XVIIe eeuw ingesluimerd lag en geen enkele handelsof economische activiteit ontplooide. De godsdienstige beroerte van de vorige eeuw hadden de geestelijke atmosfeer verpest: duizenden mensen, meestal handelaars en intellectuelen waren, na de terugkeer van de Spanjaarden, het land ontvlucht, de politieke activiteit was beneden het vriespunt gedaald. De massa was onverschillig geworden en hunkerde nog enkel naar het “dagelijks brood”. Met zijn 31.000 inwoners een dode stad geworden, een derde van de woning stonden leeg en bij gebrek aan economisch-intellectueel en politiek leven, was er geen enkel behoefte aan een dagblad. Het is pas in 1660 dat een tijdelijke heropleving zich aftekent: Frankrijk en Spanje, moegeoorlogd, hernemen hun handelsbetrekking en Gent haalt er onmiddellijk profijt uit: het is als een nieuwe lente: handelaars herademen, gebouwen worden heropgetrokken, men volgt met belangstelling de politieke

262


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 263

en andere gebeurtenissen in Europa. Maximillaen Graet loerde op dat ogenblik op die heropstanding om zijn droom een dagblad te stichten, te verwezenlijken. En inderdaad zijn Gentsche Post-Tydinghen oogsten heel wat bijval zoveel bijval dat zij de afgunst van de “concurrentie” verwekken. Maximillaen Graet is de eerste de beste niet in het vak. Hij heeft zich sedert jaren verdienstelijk gemaakt met allerhande verzorgde uitgaven hetgeen hem trouwens de titel van gezworen drukker van de stad deed verwerven. Graet heeft onvermijdelijk zijn mededingers een deel van hun cliënteel ontnomen: zij namen weerwraak in 1672 door alles in het werk te stellen om de Gentse drukker zijn privilegie te ontnemen, onder voorwendsel dat, zo beweerde men te Brussel, één dagblad volstond, dat Graet weinig nieuws gaf in zijn blad, en dat zijn berichtgeving onjuist was. Het Gentse stadsbestuur stond echter aan Graets zijde die aldus deze kwade periode te boven kwam, na o.m. te hebben bewezen dat hij in verscheidene landen van Europa correspondenten had die hij duur betaalde dat hij zijn blad een stuiver en niet drie stuivers zoals het Brussels blad het deed verkocht, dat de in het Frans opgestelde kranten niet door eenieder te Gent konden gelezen worden en ook dat al de nummers van zijn Tydinghen “ghevisiteert ende gecensureerd” waren. De censuur zal hij trouwens voor geen al te zware problemen hebben gesteld: Graet, zoals de overige Belgische bladen uit de tijd brengt geen enkel commentaar uit op het gebeuren op de dépêches die hem uit het buitenland bereiken. In 1674 is het een andere Brusselaar, een zekere doctor Foppens, die verzocht “eene generale interdictie om de steden Gendt. Antwerpen ende Brugghe van te maeken ende drucken vlaemsche gazetten”! Desnoods zal hij er zelf voor zorgen een vlaamse uitgave te doen “il offre de leur donner à vendre les siennes en flamend” doch ook deze weinig confraternele poging mislukte. Maximillaen Graet kon, met succes, zijn krant blijven uitgeven tot zijn dood in 1676. Zijn weduwe zette de onderneming voort en na haar overlijden in 1682, verzochten haar kinderen om de vergunning de Gendtsch PostTydinghen op hun beurt te mogen drukken, verzoek dat onmiddellijk werd ingewilligd. Aldus bleef het Gents dagblad gedurende 54 jaar, tot in 1721 in handen van de familie Graet. Tot dan toe heeft het dagblad, nog steeds in zijn wording- en groeijaren, vrede genomen met een letterlijk overnemen van het nieuws dat de redactie bereikte. Het plaatselijk nieuws neemt weinig of geen plaats in: er was ten andere in dit klein in 1° formaat verschijnend blad, maar luttel weinig ruimte, zodat telkens zich iets belangrijks of ongewoon voordeed, Graet er de beschrijving van drukte... buiten het blad: het publiek kon ze afzonderlijk komen aankopen op de redactie.

263


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 264

Het was voor de “gazettier” Maximiliaen Graet en zijn erfgenamen een krachttoer geweest het eerste Gentse dagblad de “Gentsche Post-Tydinghen” gedurende meer dan een halve eeuw, als familiaal bezit, in leven te hebben gehouden. Velen zouden er sedert lang het bijltje hebben bij neergelegd, want censuur, administratieve vitterijen en voortdurende aanvallen uit Brussel hadden ongetwijfeld de grootste idealist ontmoedigd. In die onophoudelijke tergingen en plagerijen uit de hoofdstad moet men echter geen voorloper van taalproblemen en -verwikkelingen gaan zoeken. Hugonet, Floppens en Zéleux die het om de beurt beproeven, hun collegas uit de provincie de gazettiers van Gent, Brugge en Antwerpen het leven zuur te maken, willen graag de verbintenis aangaan kranten in de Vlaamse taal uit te geven “des gazettes en flamend, pour la satisfaction de ceux qui ne savent pas la langue française” maar zij willen dat de provinciale bladen zouden verdwijnen en dat Brussel alleen het monopolium zou bezitten bladen uit te geven! Hugonet beriep zich hierbij op het exclusief octrooi hem in 1655 door de Spaanse overheden verleend voor heel de Zuiderlijke Nederlanden als enige gazetter te mogen optreden, zowel voor de Franstalige als Vlaamse kranten, en uiteindelijk had Brussel zijn slag thuisgehaald, want de Raad van State stemde erin toe, moesten de stadsmagistraten van de drie Vlaamse steden niet kordaat hun lokale bladen ter hulp zijn gesprongen. De Gentse overheden gans biezonder stonden aan Graets zijde in die hachelijke ogenblikken en verdedigden hem met hart en ziel. Maximiliaen Graet had ten andere van zijn Post-Tydinghen een levensideaal en geenszins een winstgevend baantje gemaakt. Het blijkt duidelijk uit het verhoor van het Stadsbestuur dat hij zijn buitenlandse correspondenten zeer duur moest betalen. De oplage van zijn krant moet bovendien tamelijk laag zijn geweest, want de meeste mensen waren ongeletterd, en wie lezen kon, kocht niet elke week een krant. Een exemplaar van de Gentse Post-Tydinghen mocht men, zonder veel moeite, twee of drie weken na zijn verschijning, lezen bij een of andere vriend of kennis: de berichten die er in verschenen, hadden toen reeds weken of maanden nodig gehad om Gent te bereiken, een paar dagen meer ontnamen het nieuws geen greintje van zijn onactualiteit! In 1676, wanneer Maximiliaen Graet overlijdt, schijnt de krant definitief zijn moeilijke wordingsjaren achter de rug te hebben. Zonder al te veel verwikkelingen heeft de weduwe het “Privilegie ende octroy van zyne Conincklycke Majesteyt” verkregen, doch na een paar maanden is de toestand maar triestig te Gent: de legers van Lodewijk XIV plunderen de omstreken van de stad die ze op 12 maart 1678 innemen. De mensen hadden toen graag, langs hun krant om, enig nieuws over de krijgsverrichtingen vernomen, doch de eerste bladen, alsmede de censuur

264


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 265

hielden er een andere mening op na: de lezers wachtten te vergeefs vanaf 1 januari 1678 op hun krant. Het eerste nummer van 1678 verscheen pas op 14 maart, toen de Fransen de stad reeds bezetten en het enig roomvers nieuws dat de Gentenaren in hun Post-Tydinghen te lezen kregen, waren de weinig aanmoedigende voorwaarden van de capitulatie van hun stad. Pas was de hemel wat opgeklaard, of een dom incident kwam een nieuwe onderbreking in de publicatie van de krant veroorzaken. De familie Graet trof het werkelijk niet met de overheden. Op 10 november 1681 had het blad een correspondentie van 6 november uit Den Haag aan de gebruikelijke censuur onderworpen en zonder enig verzet gepubliceerd: het ging over een inzicht van de Engelsen troepen naar de Nederlanden te sturen om er de aanspraken van de Fransen op het land van Aalst te verijdelen. Groot was dan ook de verwondering van de weduwe Graet toen zij twee dagen later vernam dat de Spaanse overheden haar dagblad voor onbepaalde tijd schorsten. Reden of voorwendsel daartoe was dat de Post-Tydinghen zich ingelaten hadden met problemen van buitenlandse politiek, een onderwerp dat in die jaren voorbehouden was aan de regeringsmiddens. Arme kranten die geen plaatselijk nieuws berichtten en ook geen problemen van internationale politiek, noch militaire vraagstukken mochten aanraken. Een ingesteld onderzoek bracht echter onmiddellijk aan het licht dat de beambte, gelast met het censureren van het blad, zg. volledig ingenomen door de studie van een ander dossier — men weet wat dergelijk eufemisme in de administratie dekt of verbergt — de censuur van het blad uit het oog had verloren! Een schorsing van 20 dagen werd niettemin opgelegd en de Wwe Graet moest zich symbolisch met haar zes kinderen rijke kroost aan de voeten van de Spaanse koning werpen, “se jecter aux pieds de Votre Majesté avecq six pouvres créatures” om op haar dagblad te laten verschijnen. De arme vrouw zou deze nieuwe tegenslag niet lang overleven, want in juni 1682 vervoegde zij haar echtgenoot in het graf. De kinderen Graet moeten koppig geweest zijn, zoals alleen Gentenaren het kunnen zijn wanneer men hen voortdurend op de tenen trapt, om na de dood van hun moeder een nieuw octrooi aan te vragen. Zij zetten het gedurende jaren, met veel geduld en vlijt het ouderlijk werk voort. Problemen van redactie, commentaar, kritiek of beoordeling rezen niet eens op en de krant kon best plaatselijke redacteurs of een redactiesecretaris missen. Men werkte immer steeds naar een onveranderlijk plan: men bracht al de

265


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 266

berichten samen die de buitenlandse correspondenten hadden gestuurd, men onderwiep ze aan de librorum censor en wanneer deze laatste, tussen twee administratieve geeuwtjes in, er niets verdacht in ontdekt had, plaatse men ze in chronologische volgorde, het meest oudbakken nieuws bovenaan in de eerste kolom en zo voorts tot de laatste kolom van het blad: moeilijker was het in die jaren niet. Enkel diende er voor gezorgd te worden dat de buitenlands correspondenten katholiek waren, want anderen vonden geen genade in de ogen van Z. M. de koning van Spanje! Wie zo nieuwsgierig was iets te willen afweten van hetgeen in eigen land gebeurde, moest het in een buitenlandse krant gaan onderzoeken. Heel eenvoudig en practisch was het wel niet, omdat al hetgeen uit het buitenland als publicatie kwam, op voorhand verdacht was, doch het journalisme moest nu eenmaal zijn weg zoeken, en het binnenlands nieuws zou slechts geleidelijk zijn plaats in de kranten opeisen. In 1721, toen het kind volledig mondig was, stond de familie Graet het af aan Frans en Domien Van der Ween die het kind, in 1723, een nieuwe naam schonken: “Gazette van Ghent”. Het ging vervolgens in 1748 over naar Pieter-Jan Vereechen, twee jaren nadien naar Michiel-Pieter De Goesin, in 1761 naar Jan-Thomas Meyer, in 1794 naar G.F. Van der Schueren, in 1804 naar Frans Bogaert en in 1827 werd het eigendom van de familie Vander Haeghen. Vanaf 1723 wordt meer aandacht geschonken aan hetgeen in eigen land en eigen stad is voorgevallen: de tijd van de dagelijks uit het buitenland gestuurde berichten behoort nog geenszins tot het verleden en nog lang zullen de Gentenaren het klassiek: “men meldt ons uit...” moeten lezen, doch dit nieuws zou voortaan een meer bescheiden plaats moeten innemen. Het plaatselijk nieuws en vooral de publiciteit die zienderogen toeneemt, zullen het verdringen... Roemrijk of roemloos blad? Zoals het vroeger verscheen zou het vandaag geen halfdozijn lezers vinden, maar wij moeten het blad situeren in zijn tijd, met de mogelijkheden, de redactie, de correspondenten, waarover het beschikte, de smaak van de lezers, de inmenging van de overheden, de traagheid van de berichtgeving, het klein lezerspubliek. De Gazette van Gent heeft zich alles bij mekaar, “behendig” uit de slag getrokken. Zij volgde gedwee de stroom, legde zich neer bij de talloze politieke veranderingen die de XVIIIe eeuw en het begin van de XIXde eeuw kenmerkten, trachtte steeds de storm te overleden. De taal was nooit zuiver, de commentaar en de interpretatie van het gebeuren nooit markant. Veel nieuws, weinig kritiek, luttel weinig gedachten, kortom een trouwe spiegel van de mentaliteit van onze grootouders.

266


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 267

Zij hield stand, soms ten koste van offers die andere bladen niet hadden willen stellen. In 1810 verscheen zij als de “Gazette de Gand” tweetalig opgesteld in een erbarmelijk Nederlands en in een afschuwelijk Frans; van 15 april 1811 tot 28 oktober 1811, wordt zij het “Journal du département de l’Escaut et du commerce”. Op 9 februari 1814 verschijnt de krant opnieuw in onze moedertaal, wordt in 1827 de “Gazette van Gent en van annoncen”, in 1829 de “Gazette van Gent, algemeen staetkundig en aenkondigingsblad” in 1831 eindelijk “Gazette van Gent”. Vanaf 1855 verscheen zij elke weekdag, en het laatste jaar van de XIXe eeuw, vergrootte zij haar formaat. Na de eerste wereldoorlog werd het een zware, bijna hopeloze strijd tegen de steeds groter wordende concurrentie. Van onafhankelijk blad “onzijdig en onpartijdig gelezen door de personen van alle meeningen en alle partijen werd het toen de krant van de liberale partij. In 1940 verscheen het laatste nummer: de Gazette van Gent zou de wereldstorm niet overleven. Ouderdomsdeken van het Europese pers sneuvelde de Gazette van Gent als een onbekende soldaat. De afdeling Vlaanderen van de Algemene Belgische Persbond heeft in het raam van Jaarbeurs een Internationale persvoorstelling in de zalen van ons Museum voor Sierkunsten ingericht die ons een machtig retrospectief beeld schept van meer dan vier eeuwen dagbladwezen en een gedetailleerd bezoek overwaard is. Benevens talrijke technische bijzonderheden die hen in die speciale en koortsachtige wereld binnenloodsen, krijgt de bezoeker een vluchtige panoramatische kijk op de geschiedenis en de evolutie van het dagbladwezen. Vanaf de eerste schuchtere courranten tot de allermodernste Amerikaanse en Engelse bladen met hun weelderige voorstelling, hun zucht naar sensatie, hun illustraties en vet gedrukte opschriften die elke morgen de lezer onder stoom moeten brengen en hem reeds naar de volgende editie van het blad doen hunkeren. Welke kolossale weg werd er niet afgelegd tussen die eerste tijdingen die soms met een paar weken vertraging toekwamen en de hedendaagse speciale edities die een uur na het gebeuren het nieuws ervan over gans de wereld verspreiden. Welke afstand ook tussen de zakelijke, koude berichten, zonder enige uitleg de lezers aangeboden en de opgeschroefde woordenkraam of bitsig afbrekend commentaar bij elke gebeurtenis uit de tegenwoordige actualiteit. Evolutie die van de pers het machtigste wapen in onze samenleving heeft gemaakt. Dat de geesten als het ware kneedt en de massa in een bepaalde richting kan duwen, maar nochtans paradoxaal verschijnsel meer en meer de slaaf

267


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 268

wordt van diezelfde massa welke zij op sleeptouw neemt, omdat elke dag de pers wat meer in de gunst tracht te komen van het publiek, zijn zenuwen en passie gespannen houdt en aldus dikwijls haar vergeven en opvoedende taak over het hoofd ziet. Die geleidelijke evolutie wordt ten ander duidelijk belicht in een brochure in de tentoonstelling verkrijgbaar die tal van interessante gegevens, het nationaal en het Gents dagbladwezen bevat, samengebracht door de heer Ferdinand De Smedt, voorzitter van de afdeling Vlaanderen van de Belgische persbond, uitstekende handleiding voor de studie van het perswezen voornamelijk in onze gewesten. De grote landen hebben, als naar gewoonte, naar de titel gedongen en het vaderschap van het dagblad opgeëist, probleem dat zeer moeilijk kan opgelost worden, omdat men bezwaarlijk de juiste scheidingslijn kan trekken tussen de couranten en de vroeger onregelmatig verschijnende bladen of geschreven berichtgevingen als de Venetiaanse “notizie scritte” b.v.v. die de voorlopers waren van de eigenlijke dagbladen. Zo verschenen reeds in 1605 de “Nieuwe Tijdinghen” van de Antwerpenaar Abraham Verhoeven, waaraan echter nog het voornaamste journalistiek bestanddeel ontbrak, de periodiciteit. Te Gent zag de eerste krant, die naam volledig waardig, het levenslicht op 1 Januari 1667. Het was immers op die dag dat het eerste nummer verscheen van de “Ghendtsche Post-Tydinghen”, “ghedruckt te Ghendt bij Maximiliaen Graet inde Breydelsteegh inden Enghel”. Het mag ons wellicht vreemd voorkomen, dat het slechts twee eeuwen na de vestiging van de eerste drukkerij (die van A. De Keysere in 1483) te Gent was, dat iemand op het idee kwam een nieuwsblad uit te geven in de hoofdstad van Vlaanderen, doch dit is uit te leggen enerzijds door het gering belang welke het publiek in de berichtgeving stelde en anderzijds uit de afwezigheid van elk politiek leven en markante gebeurtenissen gedurende de XVIIe in onze gewesten. In de XVIe ontbrak het de drukkers nochtans niet aan werk te Gent: Zelden werden zovele pamfletten, spotschriften, politieke gedichten en liedjes uitgegeven en rondgedeeld: de verwoede strijd tussen de Calvinisten en de katholieke godsdienst, de heerschappij van Hembyse, de bloedige broedertwisten deden de hartstochten hoog oplaaien en verleenden stof te over aan de schrijvers, die hun liefde of hun haat in die talloze hekelgedichten uitgalmden. Toen echter het Spaans bewind, gepaard gaande met een strenge censuur, opnieuw stevig te Gent gevestigd werd, en geen de minste politieke activiteit te bespeuren viel, verdwenen ook de hekeldichten en andere politieke

268


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 269

geschriften. In de XVIIe eeuw was er dan ook te Gent geen behoefte aan couranten. Enkel de openbare besturen stelden belang in een spoedig berichtgeving en verleenden onder andere premiën aan wie het eerst een belangrijk nieuws op het stadhuis kwam mededelen. Verder betaalden de schepenen eveneens een jaarlijke som aan personen die de “Hollandse courranten” of “wekelickselie gazetten” naar Gent overbrachten. Maximiliaen Graet, drukker, uitgever, geleerde, letterkundig en bovendien gezworen drukker der stad Gent, die onder andere ook vreemde nieuwsbladen aan het gemeentebestuur bezorgde, had er waarschijnlijk reeds aan gedacht te Gent een courant te laten verschijnen, doch de politieke en economische toestanden waren zo slecht in de Arteveldestede, dat hij voldoende inzag dat zijn proef geen enkel succes zou kennen. Edoch rond de jaren 1662 kent de stad een plotselinge heropleving: de handel met Frankrijk en Spanje wordt hernomen, de fabrieken krijgen bestellingen, gebouwen worden opgetrokken, de bevolking groeit aan, de voorspoed keert eindelijk terug. In 1666 worden grootse feesten ingericht bij de plechtige inhuldiging van Karel II en niemand ook Graet niet, had op dat ogenblik kunnen vermoeden dat die heropleving slechts een strovuur was en dat de Stad na korte tijd terug in haar lethargie zou vervallen. Het is dit ogenblik van schijnbare welstand dat Graet uitkiest om een Gents dagblad, de “Ghentsche Post-Tydinghen” de wereld in te zenden. In augustus 1666 had hij, zoals het toen vereist was, een rekwest ingediend ten einde het privilegie te verkrijgen welk hem op 17 November werd toegekend, zodat op 1 Januari 1667 het eerste nummer van het blad mocht verschijnen. Dit en de volgende nummer zijn helaas verdwenen: het oudste dat wij ervan bezitten is dat van Donderdag 8 September 1667, het 69e nummer. In een brochure in 1905 door de Gazette van Gent uitgegeven, lezen wij dienaangaande: “Indien ooit iemand ons de vroeger nummers der Gazette kon verschaffen, gaarne zouden wij hem die tegen hun gewicht afkoopen!” Het blad ging niet heel vlot van stapel en reeds vijf jaren na zijn verschijning, dagen de eerste moeilijkheden op, verwekt door na-ijverige drukkers, die hem het verwijt toesturen de berichten onnauwkeurig weer te geven, doch telkenmale wordt Graet door het stadsmagistraat in het gelijk gesteld welk herinnert aan het privilegie van 1666 “waer bij hem toeghelaten is het drucken en verkoopen binnen dese stad dewelke, gazetten met conditie dat de voors gazetten, sullen ‘telcher reyse (aleer die te drucken) ghevisiteert ende gecensureert worden”. Daaruit kunnen wij afleiden dat het blad dus telkens aan voorafgaandelijke

269


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 270

censuur onderworpen werd, censuur die echter een loutere formaliteit was, daar Graet enkel feiten en gebeurtenissen mededeelde zonder er enig commentaar aan toe te voegen: trouwens vanaf 1669 vinden wij geen melding meer op het blad van de tekst “Vidit J.G.L.C.”, bewijs der censuur. Het blad welk aanvankelijk met gotische en romeinse letters gedrukt werd, verscheen tweemaal per week, de Maandag en Donderdag en later in 4e op twee kolommen met romeinse letters uitgegeven. Zoals vandaag nog, vormden de berichten over het oorlog voeren tussen de verschillende landen, de hoofdschotel, terwijl er weinig of geen plaatselijk nieuws gegeven werd: enkel hetgeen het leger aanbelangt of de melding, dat dit of gene regiment door onze stad is getrokken. Die afwezigheid van lokale en zelfs nationale actualiteit heeft aan het blad veel van zijn interessen ontnomen en een snelle uitbreiding onmogelijk gemaakt. Nochtans wanneer Maximiliaen Graet in 1676 overlijdt, vraagt en bekomt zijn weduwe de voortzetting van het privilegie welke in 1683, na het afsterven van de weduwe, op de erfgenamen overgaat (1683-1712), nadien op Michiel en Augustien Graet (1713-1717) en eindelijk op Augustien Graet (1717-1720) zodat de courant meer dan een halve eeuw eigendom der familie bleef. Het eerste hoofdartikel bleef lang achterwege en verscheen in het eerste nummer van 1717: het is een overzicht van de gebeurtenissen van het afgelopen jaar en draagt een chronogram: “Aquila devincit lunarn”: de Oostenrijkse arend zal de Turkse halve maan overwinnen; vijftig jaren waren nodig geweest om de uitgevers dit eerste commentaar te zien neerpennen; de evolutie was dus zeer traag en men hield zich stipt aan de koude, zakelijke berichtgeving. Zelfs wanneer het blad voor de stad uiterst belangrijke feiten aanhaalt geschiedt dit zonder commentaar, als op 14 Maart 1678 b.v. wanneer het de voorwaarden van overgave, aan Gent verleend, laat verschijnen. Maar een ander element welke later het dagbladwezen zou revolutioneren, had veel sneller zijn intrede in de Gendtsche Post-Tijdinghen gedaan; de annonce of aankondiging die wij reeds in het nummer van 3 Oktober 1667 aantreffen en de voorbode was van de latere reclame. Die eerste halve eeuw was een periode van strijd, aarzeling en aanpassing geworden. Het blad is een kleine, tederige kronijk, met af en toe een soort supplement, wanneer er belangrijk nieuws is, in klein formaat uitgegeven dat ook verkleind of vergroot werd volgens het min of meer aantal aankondigingen en berichten, die men ook in marge drukte. In 1723 verandert de eigendom van familie, het blad krijgt een nieuwe naam:

270


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 271

“Gazette van Gend” en neemt nu geleidelijk uitbreiding; het aantal annonces vooral vermeerderd, en op 17 December 1750 verschijnt het zelfs met een speciaal bijblad aankondigingen. Wanneer in 1761 het blad dan ook voor de zoveelste maal van eigenaar verandert, moest de nieuwe uitgever het privilegie 8.000 gulden betalen, som die hij waarschijnlijk nooit zou gestort hebben indien de Gazette niet winstgevend ware geweest. Aan het plaatselijk nieuws wordt nu ook meer belang gehecht en het blad wordt vanaf het midden der XVIIIe eeuw een interessant studiemateriaal voor de Gentse geschiedenis. Voor het buitenlands nieuws ging men nog immer zoals in de beginjaren te werk bij middel van briefwisseling: wanneer die niet toekwam, schreef men doodeenvoudig: “de manuscript van... zijn heden niet toegekomen” en de lezer vond dit heel normaal. Terwijl de berichtgeving aldus zakelijk blijft en de informatiemiddelen eerder primitief, neemt de reclame steeds meer uitbreiding en moeten vanaf 1780 soms bijvoegsels van twee en meer bladzijden verschijnen. Vanaf 1798 wordt het blad op in folio formaat gedrukt en wordt wekelijks een dagblad van betekenis, doch de Fransen die ons land bezetten, kwamen weldra roet in het eten strooien. Het blad moet in de twee talen verschijnen en verbod wordt opgelegd enig nieuws te geven over het leger, de doortocht van soldaten en de bewegingen langs de kust. De annonces moeten in het Frans verschijnen, een zesde van de winst afgestaan worden, de titel verandert eerst in “Gazette de Gand”, later in “Journal du Département de l’Escaut et Annonces”, nadien in “Feuille d’affiches, annonces et avis divers du Département de l’Escaut” en eindelijk in “Journal du Département de l’Escaut”. Met het Hollands Bewind verscheen het blad terug, vanaf 9 Februari 1814, in het Vlaams om dan in 1831 driemaal per week uitgegeven te worden, na inmiddels nog in 1829 en 1830 van titel veranderd te hebben, eerst “Gazette van Gend, Algemeen Staetkundig en Aenkondigingsblad” daarna “Gazette van Gend en van de provincie Ooste-Vlaenderen, Algemeen Staetkundig en Aenkondigingsblad”. In 1831 wordt het terug de “Gazette van Gend”, titel welk het bewaren zou tot in 1940. Vanaf 1855 verschijnt het zesmaal per week en is het de bijzonderste Vlaamse krant geworden met een nog groter geworden formaat, een onafhankelijk en onpartijdig blad dat geheel Vlaanderen door gelezen wordt. Na de eerste wereldoorlog verandert het nog een paar maal van eigenaar om

271


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 272

ten slotte het orgaan van de Vlaamse liberalen te worden. Daarmee verloor het onvermijdelijk een groot aantal zijner lezers en na een bestaan van bijna drie eeuwen, verdween het voor immer van het journalistiek strijdtoneel, zoals zovele andere lokale en provinciale bladen die nog onmogelijk met de bladen uit de hoofstad konden wedijveren. Pierre Kluyskens

WONEN IN GENT

EEN BESCHEIDEN BURGERHUIS UIT DE 18DE EEUW NEDERPOLDER 6 (SLOT)

Op 6 juni 1753 verkochten de kinderen van meester beeldhouwer Jan-Baptiste Helderenbergh (1651-1734) het huis ‘de gulde mauwe’ gelegen in de Hoogpoort achter het bisschoppelijke seminarie aan meester- timmerman David Kints (David ’t Kindt). (1) Bij de verkoop hoorde ook een klein huisje of stalletje naast de woning. De koopakte gaf interessante informatie over de precieze ligging van het huis ‘houdende den oosthoeck van de Rijngnesse teghen over den huyse van den Heere van Meirelbeke, alsnu competerende den Baron Zinzerling, aen d’een sijde gehuyst Pieter Aelgoet ende ter andere commende de achterpoorte van sieur Victor de Meuleneere, alsnu competerende t’ Bisschoppelijck seminarie’. Volgens de notariële akte werd de koopsom van 380 ponden wisselgeld betaald door bisschop Maximilianus Van der Noot in wiens opdracht ’t Kindt de verkoop geregeld had. De schuld was op 3 september 1753 vereffend. Intussen had David ’t Kindt op 31 juli 1753 een bouwaanvraag ingediend om deze woning ‘ghestaen ende geleghen op de Nederhooghpoorte’ (Nederpolder) af te breken en te vervangen door een nieuw huis dat gebouwd moest worden naar een bijgevoegd model. (2) Bovendien vroeg de bouwmeester, die toen werkzaam was aan het bisschoppelijke seminarie, de toelating om de

272


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 273

achterpoort van dit gebouw te vervangen door een andere poort, aanleunend tegen het nieuw te bouwen huis. Al dezelfde dag gaven de schepenen hun goedkeuring. Dit 18de-eeuwse herenhuis staat - zoals in de koopakte al aangegeven - naast het omstreeks 1900 verdwenen Regnessestraatje. Rechts van het huis is nu nog een deel van het oude straattracé bewaard.

Afb. 1 Bouwaanvraag tekening 1753

Waarom werd dit huis aangekocht en afgebroken? Misschien was het wel omdat het in het verleden een slechte reputatie genoot. Noël Kerckhaert bestudeerde oude Oost-Vlaamse herberg- en huisnamen en waagde zich aan de veronderstelling dat de ‘gulden mauwe’ verwijst naar de opzichtige kledij die door de hoertjes gedragen werd om de aandacht op zich te trekken. In de herberg ‘de gulden mauwe’ nam men het dus vermoedelijk niet zo nauw met de goede zeden. In 1518 was er een bordeel in de Groenebriel met de naam ‘Inde gulden mauwe’. In 1529 was er een huis ‘staende up de Hoochpoort ghenaempt de ghulden mauwe’, op de plek waar nu de 18de-eeuwse herenwoning staat.’ Of het dezelfde kwalijke reputatie genoot, is niet zeker maar indien het zo zou zijn betekende dit ongetwijfeld een doorn in het oog van de uiterst traditionele bisschop die niet kon aanvaarden dat er zich achter ‘zijn’ seminarie een oord van verderf bevond. (3)

273


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 274

Afb. 2 Gevel in 2007

274


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 275

Gevel Het huis werd niet volledig uitgevoerd volgens de ontwerptekening. De voorgevel is een lijstgevel van vijf traveeĂŤn breed en twee bouwlagen hoog, onder een mansardedak met twee dakkapellen voorzien van oeil-de-boeufvormige vensters. Het bekronende driehoekig fronton met oculus en de rocailleversieringen op de gevel, zichtbaar op het ontwerp van 1753, werden niet gerealiseerd. De zijgevel is analoog met de voorgevel maar heeft maar drie traveeĂŤn.

Grondplan en opbouw De woning heeft geen eigen stalling en koetshuis en evenmin een koetsdoorrit of een tuin. Er zijn vier niveaus: de kelder, de benedenverdieping, de eerste verdieping en de zolder. De witgekalkte gewelfde kelder is opgedeeld in meerdere ruimtes en heeft nog de oude bevloering in blauwe steen. De indeling op de benedenverdieping is nog origineel: een inkompartij met twee kamers aan de straatkant (salon en wachtkamer), een trapzaal en een grote kamer in het midden en achteraan de eetkamer en de keuken.

Afb. 3 Salon op de benedenverdieping

275


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 276

Afb. 4 Trap Nederpolder

Afb. 5 Trap in het diocesaan centrum Biezekapelstraat

276


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 277

Alle ruimtes hebben nog veel originele elementen: mooie eikenhouten deuren, (delen van) lambrisering en plafonds met stucversieringen. De twee kamers aan de straatzijde hebben ook een schoorsteenmantel met stucversiering. Zeer gaaf bewaard is de grote originele eikenhouten bordestrap met gesculpteerde trappaal en gedraaide balusters. Deze trap loopt door tot de zolder en werd ook door het personeel gebruikt. (4) In de trapzaal zijn vijf brede originele deuren met een laag onderpaneel en een hoog bovenpaneel afgezet met eenvoudig lijstwerk. Een geeft toegang tot een salon, de tweede tot een aanpalende binnenkoer, de derde tot de eetkamer, de vierde sluit een ingemaakte kast af en de vijfde brengt ons naar de voorraadkelders. De stucwerkversiering treft men ook aan in de grote salon samen met fragmenten van de originele eikenhouten lambriseringen. Het plafond van de eetkamer is eveneens versierd met lijstwerk en rocailles in stuc. De dienstvertrekken waren in een afzonderlijke vleugel ondergebracht die paalt aan een binnenkoer en twee bouwlagen heeft. Beneden was de keuken met een haard en een oude stenen vloer. Hij stond in verbinding met de eetkamer, de voorraadkelders en de straat.

Afb. 6 Keuken met haard

277


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 278

Afb. 7 Binnenkoer met toegang tot keuken

Vanuit de voormalige keuken vertrekt een diensttrapje naar een kleine vestibule met een eikenhouten borstwering. In de vestibule geeft een deur toegang tot de vroegere leefruimte (met haard) voor het personeel, een tweede deur leidt naar de zolders van het hoofdgebouw waar ook slaapruimten (voor gasten of personeel) ondergebracht waren. Daarboven zit een mansardedak. Ook op de eerste verdieping is de indeling origineel: twee kamers aan de straatzijde, een klein kamertje naast de trap (nu ingericht als badkamer), een grote kamer in het midden en twee kamertjes achteraan. Ook hier mooie eikenhouten deuren, plankenvloeren, plafonds met stucversieringen en enkele schouwen in beschilderd hout met marmerimitatie. Boven twee schouwen zitten grote 19de-eeuwse spiegels in vergulde lijsten.

278


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 279

Sommige deuren hebben nog een oud koperen slot. De zolder is ingedeeld in een grote ruimte, drie mansardekamertjes aan de straatkant, en een klein kamertje met raam uitgevend op de trap. (5)

Eigenaars en bewoners (6) De eerste eigenaar was - zoals vermeld - bisschop Maximilianus Anthonius van der Noot (Brussel 1685-Gent 1770). (7) De eerste bewoner echter was kanunnik Jacques Clemens (Gent 1713-Gent 1779). Hoewel het huis zeker sinds 1762 eigendom was van het bisschoppelijke seminarie is het mogelijk dat kanunnik Clemens er tot aan zijn overlijden woonde (8). In 1782 was Jacques De Volder de nieuwe eigenaar. (9) Na zijn overlijden bleef zijn weduwe Cathérine Remy het huis bewonen met hun drie kinderen en twee dienstboden. (10) Twee zonen, Joseph (1770-1820) en François (1771-1833) waren als kanunnik verbonden aan de Sint-Baafskathedraal. Na het overlijden van François nam zijn neef Jan François, afkomstig uit Destelbergen, gedurende twee jaar zijn intrek in het huis. Van 1836 tot 1845 verbleef kanunnik Petrus Ferdinandus Velleman (Sleidinge 1771-Gent 1849) in de stadswoning. (11) Daarop volgden een advocaat en een handelaar. Vanaf 1884 woonde er kanunnik Angelus Thienpont (Oudenaarde 1830-Gent 1912) met zijn dienstmeid. Na zijn overlijden werd Leon Vanderhaegen (° Parijs 1870- Gent 1940), toondichter en lesgever aan de vlakbij gelegen conservatorium, de nieuwe eigenaar en bewoner vanaf 1919. (12) Zijn dochter huwde Marcel de Schryver. Zij kregen 9 kinderen. Het huis is nog altijd in handen van de familie.

De architect Tot de voornaamste Gentse bouwmeesters uit de 18de eeuw behoren ongetwijfeld meester-timmerman David ’t Kindt (1699-1770) en meester-metselaar Bernard de Wilde (1691-1772). Beiden waren kleinzonen van meester-metselaar Judocus De Wilde en van kindsbeen af vertrouwd met de bouwwereld. Evenals zijn vader David ’t Kindt senior was bouwmeester en timmerman David ’t Kindt lid van het gilde van de timmerlieden en de houtbrekers. Hij kreeg verschillende opdrachten van het schepencollege van de keure: zijn eerste belangrijke opdracht was de bouw van de Hoofdwacht aan de Kouter, in 1738-1739. Zijn tweede belangrijke opdracht voor de schepenen van de keure was de bouw van een nieuwe cipierage van de stadsgevangenis die zelf ondergebracht was in de benedenverdieping van de lakenhalle. Dit gebouw staat beter bekend als de Mammelokker vanwege het gebeeldhouwd reliëf met voorstelling van de ‘Caritas Romana’. In 1745 realiseerde hij zijn meester-

279


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 280

Afb. 8 Portret van kanunnik ClĂŠmens in zijn bibliotheek (in dit huis?), ca 1770. Collectie Universiteitsbibliotheek Gent

280


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 281

werk: het hotel van Oombergen in de Koningstraat, een van de mooiste rococogevels van de Gentse binnenstad. Andere opdrachten volgden. Vanaf 1750 werd hij belast met de uitbreiding van het bisschoppelijke seminarie vlakbij de kathedraal. Dit geheel was een van zijn grootste opdrachten. Hij was met de uitvoering van dit project bezig toen hij de bouwaanvraag indiende voor de bouw van de woning die ons aanbelangt in de Nederpolder. Nadat hij verbouwingswerken uitvoerde aan de Eeckhoutkazerne op de Sint-Pietersheerlijkheid en nieuwe gebouwen en stallingen realiseerde in de Pesthuiskazerne aan de Brusselsepoortstraat (1754) werd hij in 1755 ontvanger van de stadswerken. Hij was ook erfscheider/stadstimmerman. Behalve het bouwen van huizen liet de bouwmeester zich ook in met uiterst verscheidene aangelegenheden zoals kerkhoven, bruggen, kaaien en zelfs rioleringen. Hij stond al vroeg aan het hoofd van een heus aannemersbedrijf en verschafte op een bepaald ogenblik werk aan 42 gekwalificeerde knechten. Ondanks zijn vele activiteiten zou hij op het einde van zijn leven toch geen grote rijkdom vergaard hebben. Zijn weduwe werd bovendien overstelpt met een administratie die totaal onoverzichtelijk was geworden. (13)

Algemeen besluit Uit de studie van deze vier burgerhuizen blijkt dat er in de 18de en 19de eeuw altijd inwonend huispersoneel was. De inrichting van het huis was hierop voorzien. De keuken, de wasplaats en de leefruimte voor het personeel waren duidelijk gescheiden van de vertrekken van de burgerfamilie. Ze vonden een onderkomen in het souterrain of op de benedenverdieping, soms in een zijvleugel achteraan het huis. De heren woonden op de gelijkvloerse verdieping of de bel-ĂŠtage. Ze hadden er een salon, een eetkamer en in sommige gevallen ook een ruimte voor ontspanning of studie (bibliotheek). Zij hadden hun eigen bezigheden en ontvingen gasten wanneer het hen beliefde. Het werkgedeelte waar gekookt en gewassen werd was daar niet te zien. Op de tweede verdieping waren de slaapvertrekken en de logeer- of kinderkamers. De dienstboden hadden eigen slaapruimtes op de zolder. Soms waren er afzonderlijke diensttrappen, soms ook niet. Omdat deze strikte scheiding tussen heren en knechten tot in het begin van de 20ste eeuw nadrukkelijk zichtbaar was in de binnenhuisinrichting vergt het van een hedendaags architect heel wat creativiteit om dergelijke huizen te renoveren en modern wooncomfort te geven en dit zonder afbreuk te doen aan de oorspronkelijke bouwgeschiedenis van de woning. Het is de taak van de Dienst Monumentenzorg om bouwheer en architect te begeleiden bij de samenstelling van een degelijk bouwhistorisch dossier. Enkel wanneer alle

281


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 282

partijen in een goede verstandhouding met elkaar samenwerken zal dit het pand ten goede komen. Beatrix Baillieul Eindnoten 1

2 3

4

5

6

7

8

9

11

12

13

J. ROEGIERS, Inventaris van het archief van het bisschoppelijk seminarie te Gent. Brussel, 1970, akte 219bis. Met dank aan archivaris Ludo Collin die de consultatie van dit belangrijke document mogelijk maakte. Stadsarchief Gent, reeks 535 – 101 -36. N. KERCKHAERT, Oude Oostvlaamse herbergnamen. Gent, 1976, p. 143 en N. KERCKHAERT, Oude Oostvlaamse huisnamen. In: Cultureel jaarboek van de provincie OostVlaanderen, nieuwe reeks, bijdrage 16. Gent, 1981, p. 46 Daaruit blijkt dat dit niet een huis voor de hogere burgerij was, daar waren immers aparte diensttrappen voor het personeel. W. DE VUYST, Wonen volgens rang en stand. In: Stadsmussen onder dak. Wonen in Gent van de middeleeuwen tot 1914. Gent, 2007, p. 37. Het huis werd uitvoerig en stilistisch beschreven door D. VERVENNE, David ’t Kindt. Leven en werk. Een bijdrage tot de kennis van de Gentse bouwkunst in de 18de eeuw. Onuitgegeven licentiaatsverhandeling. Gent, 1983, pp. 79-81. V.F., Le n°6 de la rue du Bas-Polder. In: La Métropole, 4/11/1920. Ondanks enkele fouten (– vermoedelijke aankoop door ’t Kindt in 1734 -, gelegen op de hoek van de Biezekapelstraat ipv de Regnessestraat) is dit artikel toch goed gedocumenteerd en betrouwbaar. Over bisschop van der Noot zie A. DE WINTER, Maximiliaan Antoon van der Noot (17421770). In: Het bisdom Gent. Gent, 1991, pp. 108-113). Jacques Clemens was een geboren Gentenaar, licentiaat in beide rechten. Hij werd in 1736 priester gewijd en was een tijdlang secretaris van bisschop Van der Noot. In 1750 werd hij kanunnik van het Sint-Baafskapittel, van 1752 tot 1768 was hij officiaal, in 1755 werd hij vicaris-generaal en in 1765 werd hij synodaal rechter. Hij had een eigen wapenschild en –spreuk. Met dank aan Ludo Collin voor deze informatie. Stadsarchief Gent OA, reeks 153/1 register huisgelden 1762-1771 en 1782-1800 Stad Gent, Dienst bevolking, archief, volkstellingen 1796-1837. Over de familie De Volder zie 10 M. IMSCHOOT, Heynderycx en De Volder, twee verdwenen adellijke families te Destelbergen. In: De Oost-Oudburg, jaarboek XXV, 1988, pp.98-137 op p.130. D. VERVENNE, Architect David ’t Kindt (1699-1770). In: ’t Kindt gezwind. Gent, 1998, pp. 2-11 en P. LENDERS, Gent, een stad tussen traditie en verlichting (1750-1787). Een institutionele benadering. Standen en landen, deel XCII. Kortrijk, 1990, p. 143 e.a.) L. SCHOKKAERT (red.), Biografisch repertorium van de priesters van het bisdom Gent 1802-1997. Leuven, 1997, deel II: P-Z, p.569, ref. 6026). C. BERGMANS, Le conservatoire Royal de Musique de Gand. Gent, 1901, pp. 269-270).

Illustraties Afb 1 Ontwerptekening bij de bouwaanvraag van 1753. Stadsarchief Gent Afb. 2: de voorgevel in 2007. Foto Dienst Monumentenzorg Afb 3 De salon op de benedenverdieping. Foto Dienst Monumentenzorg Afb 4 en 5 De authentieke trap te vergelijken met de trap in het voormalige bisschoppelijk seminarie nu diocesaan centrum. Foto Dienst Monumentenzorg

282


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 283

Afb 6 De haard in de keuken. Foto Dienst Monumentenzorg Afb 7 De binnenkoer met toegang tot de keuken. Foto Dienst Monumentenzorg Afb 8 Jacques Clemens in zijn bibliotheek tussen zijn kunstverzameling, anoniem, ca. 1770. Collectie Universiteitsbibliotheek Gent

FRANS HEYMANS SPRAK MET RIK LANCKROCK (° 1923)

Als ik aankom in zijn appartement aan de Voskenslaan wacht Rik Lanckrock mij al op. “Op tijd komen, en liefst wat vroeger nog, is mijn gewoonte” had hij immers gezegd. Dat de ongemakken van de jaren beginnen door te wegen op zijn 86ste, vergeet men meteen als men hem aan het woord hoort. Nog altijd even gedreven en vinnig. “Eigenlijk heb ik twee levens geleid”, zegt hij, en als men zijn biografie overloopt, wordt dit wel duidelijk. Van beroep bracht hij het tot Subregionaal directeur van de toenmalige Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (de RVA) in Kortrijk. Niet meteen de meest inspirerende bezigheid voor iemand met een zo brede culturele en literaire belangstelling én bedrijvigheid. Inderdaad, beroepshalve was ik vooral bezig met sociale en economische dossiers. Wat ik vóór en na de beroepsuren deed, was voor mij het levensnoodzakelijke tegenwicht voor die (voor buitenstaanders allicht) “saaie” beroepsmaterie. Ik heb altijd genoeg gehad aan vier uur slaap, dus bleef er voldoende tijd over voor een tweede leven ... U bent uw literaire carrière begonnen in 1944, als dichter, in het tijdschrift Klaverendrie. Klaverendrie was enkele jaren vóór WO II opgericht door Johan Daisne, Luc van Brabant, Pierre Hubert Dubois en Marcel Coole. Het was geen écht Gents tijdschrift, maar tal van Gentse auteurs werkten er aan mee, o.m. Paul Berkenman, Daan Boens, Adolf Herckenrath, Paul de Rijck, Paul Rogghé, Jan Schepens, Prosper de Smet en anderen.

283


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 284

Kort na de oorlog lag u aan de basis van het nieuwe tijdschrift Arsenaal, dat in zijn programma schreef, te willen publiceren “... wat onversmaadbaar is uit het conventionele, en wat bijgewonnen is uit het experiment...”. Was dit uit onvrede met de traditionele literatuur van vóór de oorlog? Neen. De oorlogsjaren 40-45, dat waren niet enkel jaren van materiële ontbering en ellende. Ze betekenden ook intellectuele bedreiging, gedwongen zwijgen, letterlijk onderduiken en soms weggevoerd worden, zelfs om nooit meer terug te keren. Op de bevrijding volgde er een enorme ontlading en, vooral voor jongeren, de drijfveer om zich eindelijk te manifesteren en zélf te doén. Arsenaal was daarvan een uiting. Maar er was meer: wij wilden vooral grenzen slopen. Vergeet niet dat – zeker op cultureel gebied – de verzuiling in Vlaanderen toen nog welig tierde. Ook dàt wilden wij doorbreken. De titel van het tijdschrift was bewust gekozen: het moest een verzamelplaats zijn, een arsenaal voor iedereen die kwaliteit bracht, ongeacht of het nu conventionele literatuur was of nieuw, experimenteel én ongeacht het levensbeschouwelijke pluimage van de auteur. De achtergrond telde niet voor ons, enkel de kwaliteit. En als men vandaag de lijst van Arsenaal-medewerkers overloopt, dan ziet men daarin heel wat opkomende jongeren, debutanten ook, die het – de ene al wat meer dan de andere – nadien gemaakt hebben. Ik noem maar de geregelde en de gelegenheidsmedewerkers als Paul Berkenman, Albert de Longie, Michel van der Plas, Erik van Ruysbeek, Maurits de Doncker, Albert Bontridder, Hugo Claus, Johan Daisne, Hubert Lampo, Christine D’Haen, Jan Schepens, Roger van de Velde, Jan Walravens en anderen. Ikzelf was aanvankelijk “organisatieleider” en later hoofdredacteur. Arsenaal heeft het zes jaargangen volgehouden, tot 1950. En dat was een hele prestatie als men bedenkt dat vooral jongerentijdschriften meestal zo vlug verdwenen als ze opkwamen... In de jaren vijftig waren er dan Het Antenneke met Jos Murez en Cyanuur met Jo Verbrugghen en John Bultinck... Was u daar ook bij betrokken? Neen, alhoewel ik zeer goed bevriend was met Jo Verbrugghen en ik de al te jong overleden advocaat John Bultinck ook goed kende. Velen zullen zich nog John Bultinck herinneren als populaire tv-kok op de toenmalige BRT; hij was dat lang vóór de huidige rage van kookprogramma’s op elke zender. Hij wist van zijn programma ook een waar cultureel fijnproevertje te maken door bij-

284


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 285

voorbeeld de geschiedenis van allerlei kruiden te vertellen, door uit te weiden over de term “amuse-gueule” enzovoort. In diezelfde jaren vijftig werden in Gent een aantal literaire beurzen georganiseerd waarvan de meeste het al na enkele afleveringen voor bekeken hielden. Ook de stad Gent nam een dergelijk initiatief... Eigenlijk was het idee voor die stedelijke beurzen ontstaan in de “Arteveldeclub“ op de Kalandeberg, die toen het lokaal was van de Vereniging van OostVlaamse Letterkundigen. De “Artevelde-club” was ten andere ook het stamcafé van Filip de Pillecyn. Die beurzen werden concreet georganiseerd door het stadsbestuur in de foyer van de opera. Ze gaven de Gentse auteurs – ook een aantal Fransschrijvenden zoals Marie-Jeanne Boelens, Simone Kuhnen de la Coeuillerie en Edmond Boonen – de kans om naar buiten te komen, zich te presenteren aan het grote publiek. We toonden, verkochten en signeerden er onze publicaties. Deze beurzen werden telkens zeer druk bezocht. En dan waren er natuurlijk de “Boekuil-lezingen” die plaatshadden in de toenmalige Stadsbibliotheek aan de Ottogracht... Precies, de meeste ervan vonden inderdaad plaats in de bibliotheek. René Idé was er de drijvende kracht van. Van 1945 tot het begin van de jaren zestig; tijdens het winterseizoen elke zaterdagavond. Honderden auteurs met naam, Vlamingen, Nederlanders en af en toe ook wel eens een Frantalige, kwamen daar over de vloer en lazen voor uit, of debatteerden over hun werk. Onlangs nog getuigde de Gentse historica Denise de Weerdt, in haar memoires Mijn Waarheid, hoe belangrijk die lezingen op cultureel gebied waren voor haar en voor de studerende jeugd van die tijd. U bent ook betrokken geweest bij de culturele bladzijden van dagblad Vooruit. Inderdaad. Merkwaardig was toch wel de binding van Vooruit met de literatuur en met cultuur in het algemeen. Denk maar aan de rubrieken Geestesleven, aan de dagelijkse kolom Boekuil van Raymond Herreman, aan Richard Minnes In 20 lijnen en zijn Brieven van Pierken waarvoor Frits van den Berghe de tekeningen leverde, aan de dagelijkse Boontjes van Louis Paul Boon en later aan de Pluimpjes van Prosper de Smet... Ikzelf heb decennialang meegewerkt aan Vooruit - en later aan de De Morgen – voor de literaire rubrieken maar ook als theaterrecensent.

285


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 286

In 1952 schreef u een Inleiding tot het magisch realisme. Dat heeft u blijkbaar wel bijzonder geïnteresseerd. En dat doet het nog steeds. Mijn belangstelling voor het magisch-realisme ontstond tijdens de Tweede Wereldoorlog en wel door het werk van Johan Daisne, die in Vlaanderen de naamgever was van het genre (in navolging van de Italiaanse auteur Massimi Bontempello en de Duitse romanticus Novalis). Tot op heden blijft die stijl mij fascineren omdat de magisch-realisten het onzegbare zegbaar en het onzichtbare zichtbaar trachtten te maken. Evenzeer wilden zij de verrassende diepten en achtergronden van de mens en van het bestaan onthullen. De symbolisten – die mij ten andere evenzeer blijven boeien – wilden net hetzelfde doen; symbolen of zinnebeelden verwijzen immers naar uiteenlopende zaken die vaak moeilijk precies te formuleren zijn. In 1961 kreeg u de literatuurprijs van de Stad Gent voor uw essay Praatjes van een humanist. Als men het Jubileumalbum doorneemt dat u werd aangeboden naar aanleiding van uw 70ste verjaardag (1983), valt dat humanisme op als een constante in uw leven. U schreef erover in een studie over Johan Daisne uit 1956, in de studie De magisch-realistische wereld van Oscar Bonnevalle uit 1982 én in het essay Het magisch-realisme in de kunst uit 1988. Ik wil toch even teruggrijpen naar het begin van ons gesprek waarin ik beweerde dat ik twee levens heb gekend. Dat was beslist te zwak uitgedrukt, want eigenlijk leefde ik in vijf verschillende werelden: de ambtenarij, het humanistisch en vrijzinnig milieu, de letterkundige kringen, de theaterwereld en mijn privéleven. Op al die domeinen heb ik vele wegen bewandeld. De opsomming van mijn diverse activiteiten zou mij te ver leiden en ook vervelend worden voor de lezer. Wie daarvoor belangstelling mocht hebben, verwijs ik naar het reeds genoemde Jubileumboek, waarin men alles kan terugvinden. Dat boek is in vele openbare bibliotheken te raadplegen. Men zou allicht denken dat een man met zo’n druk bestaan geen behoorlijk privéleven heeft gekend. Dat is onmiskenbaar fout: mijn gezin is altijd het centrum van mijn belangstelling geweest. Als het ook maar enigszins mogelijk was, werd ik vergezeld van mijn vrouw en twee kinderen: naar de schouwburg (ik zag decennialang meer dan honderd voorstellingen per seizoen), naar tentoonstellingen, concerten, publieke manifestaties. Samengevat: ons familiale klaverblad van vier was innig verbonden en ook zeer gelukkig. Nog één puntje: vrijzinnigheid, humanisme en vrijmetselarij zijn de fundamenten van mijn bestaan gebleven.

286


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 287

U bent dus ook zeer actief geweest op het gebied van het Gentse toneel, het professioneel theater maar ook het zgn. “amateurtoneel”... Hier durf ik verwijzen naar mijn voorgaande repliek. Als geboren en getogen Gentenaar – ik werd zelfs tijdens de Gentse Feesten geboren – was ik heel actief in alle geledingen van het toneelleven. Ik was o.m. één van de stichters van het “Nederlands Toneel Gent”, het NTG, en ik was ook jarenlang ondervoorzitter van de Raad van Bestuur van “Theater Arena”. Bovendien schreef ik een uitvoerig essay, Toneelstudio ‘50 en het Arcatheater (1976). Voorts ben ik altijd een vurige verdediger geweest van het Gentse dialect en bijgevolg was ik evenzeer betrokken bij twee lokale ensembles: “Het Gents Amusement” van Eddy Daese en “Het Gents Volkstoneel” van Romain Deconinck. Met beide initiatiefnemers was ik trouwens bevriend; over beiden schreef ik essays. Er vielen tijdens ons gesprek heel wat namen van naoorlogse auteurs. Velen daarvan lijken inmiddels zo goed als vergeten. Wordt die literaire periode als geheel, dat Gentse literaire erfgoed, vandaag niet onderschat? Erfgoed staat volop in de belangstelling de laatste jaren, maar de interesse voor het literaire erfgoed – zeker dat uit de nochtans boeiende naoorlogse periode – lijkt wel erg bekoeld. De meeste van de genoemde auteurs halen de media niet meer, en dan mag je het wel vergeten; uit het (tv-)beeld, uit het hart, zou je vandaag wel zeggen ... “Literair Gent”, het internetproject van de Stedelijke Openbare Bibliotheek en van de erfgoedcel Gent Cultuurstad, mag in dat opzicht wel een merkwaardige uitzondering worden genoemd. De onverschilligheid voor het naoorlogse verleden is trouwens opvallend algemeen. Dat heeft te maken met een veelheid van factoren, zeker met een steeds toenemende algemene onverschilligheid, met oppervlakkigheid op ethisch, cultureel en politiek gebied, met normvervaging, ikjesmentaliteit en een toenemend gebrek aan begrip en empathie voor de medemens. Ondanks (of moeten we zeggen: precies door) de steeds toenemende communicatiemiddelen, lijken weerbaarheid en strijdvaardigheid te verzwakken. De hebzuchtige mens is vooral met zichzelf bezig en verliest daardoor zijn belangstelling voor anderen. Dat leidt tevens tot een verschraling van de algemene culturele bagage van velen. Let maar eens op de media, de vele quizzen en de onnozele antwoorden die daar vaak gegeven worden – of op de talloze interviews t' allen kant, op enkele uitzonderingen na met steeds dezelfden, met steeds dezelfde vragen en steeds dezelfde, stereotiepe antwoorden...

287


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 288

“Moedeloos�, noemt Rik Lanckrock zichzelf wel eens, maar weinigen zullen op die leeftijd nog zoveel opstandigheid in zich hebben ... * Over meerdere van de hier genoemde Gentse auteurs, verenigingen en tijdschriften vindt men bijdragen in de rubriek Lexicon van de internetsite www.literair.gent.be. In de rubriek Overzichten vindt men daar tevens algemene overzichten van de Gentse literatuur in de perioden 1940-1945 en 1945-1960, maar ook over o.m. de literatuur in het Gentse dialect.

JUSTITIEPALEIS ALS AARDAPPELMAGAZIJN

De eerste jaargang (1895-1896) van het populair - historische weekblad Gentsch Museum, een verre voorloper van Ghendsche Tydinghen, bevat een kroniek van wat in 1846, vijftig jaar eerder dus, te Gent zoal voorviel1. Wellicht naar dat voorbeeld startte Michel Steels destijds in ons tijdschrift een gelijkaardige reeks jaarkronieken die heel wat bijval kende.

Watersnood De reeks in Gentsch Museum begon met allesbehalve goed nieuws. Rond de jaarwende 1845-1846 was er een zelden geziene watersnood. Volgens een nauwkeurig verslag opgemaakt door de opzichter van de stadswerken in opdracht van schepen De Pauw, stonden zeventig Gentse straten geheel of gedeeltelijk blank. Talrijke huizen en bewoonde kelders (geen zeldzaamheid in die tijd) liepen onder water. Tot overmaat van ramp vielen een twaalftal fabrieken stil door de overstroming. Dit had zware gevolgen voor de werknemers die op geen enkele vorm van sociale zekerheid een beroep konden doen en die meestal ook totaal niet in staat waren eigen reserves op te bouwen. Het stadsbestuur deed een oproep tot de liefdadige gevoelens der Gentsche bevolking om giften te doen ten voordele de duizenden werklieden die in den uitersten nood verkeren ten gevolge van werkgebrek. In de marge van deze rampspoed speelde zich een op het eerste gezicht nogal komische episode af in het nog niet helemaal afgewerkte Justitiepaleis (vol-

288


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 289

tooid in 1846)2. Geheel in de stijl van het huis gaf het voorval aanleiding tot een proces. Het hiernavolgende geven we weer in de woorden van het Gentsch Museum. We hebben geen reden om er aan te twijfelen dat dit in grote lijnen de historische werkelijkheid weergeeft.

Het paleis van justitie als aardappelmagazijn In den nacht van 25 december 1845 geraakten de kelderingen van het paleis van justitie onder water. Deze kelderingen dienden tot stapelplaats van eenen aardappelkoopman, een zekere Thaden. Ten gevolge der overstrooming werden de aardappelen op het gelijkvloers van het paleis van justitie overgebracht. Dit geschiedde bij overhaasting, en werd uitgevoerd op bevel van de stad. M. Thaden spande tegen deze laatste een proces in en vroeg 15.000 fr. schadevergoeding (gelijk aan ongeveer evenveel daglonen van een ongeschoolde werkman), bewerende dat, onder het oogpunt van bouwing, de kelders te wenschen lieten en de overbrenging zijner koopwaren door onervaren personen gedaan was geworden. De eis van M. Thaden werd verworpen en hijzelf werd veroordeeld, onder alle voorbehoud van schadevergoeding aan de stad te betalen, om ten spoedigste zijne koopwaar uit het gelijkvloers van het paleis van justitie weg te ruimen.

Hongerjaren Zoals het in het Gentsch Museum te lezen staat, lijkt het een redelijk onschuldig fait divers, maar er was meer aan de hand. De jaren 1840 waren de hongerjaren. De ouderen onder ons zullen het nog wel weten dat een voldoende voorraad aardappelen destijds van levensbelang was. Bewaring tijdens de winter was moeilijk en lukte nog het best in kelders afgeschermd voor het licht en met min of meer egale vochtigheidsgraad en lage temperatuur. De beruchte aardappelplaag zou in Europa aan miljoenen mensen het leven kosten. Ierland werd ongelooflijk zwaar getroffen, maar ook in onze streken vielen duizenden hongerdoden. Vooral Vlaanderen, het ‘arm Vlaanderen’ van toen, had sterk te lijden. Men sprak van de ‘Vlaamse ziekte’ of hongerkoorts. Aardappels waren immers het basisvoedsel geworden en in 1845 bedroeg de opbrengst slechts ongeveer 13% van wat normaal kon verwacht worden. Het was dus een fractie van precies deze schaarse oogst die in de kelders van het justitiepaleis onder water liep. De armere bevolkingsgroepen aten tot 1 kg aardappelen per persoon per dag3. Aanvullende voedingsproducten zoals vlees waren niet beschikbaar of onbetaalbaar voor de meeste mensen. Invoer uit andere landen, laat staan werelddelen, was onbestaand.

289


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 290

Dokter Mareska, welbekend van het rapport over de Gentse beluiken, onderzocht tal van ongelukkigen die te Gent hun toevlucht hadden gezocht in de gevangenis (!). In zijn rapport aan de Académie Royale de Médecine beschrijft hij hen ongeveer als volgt (in vertaling)4: ‘Deze uitgehongerde mensen zijn lichamelijk gelijkaardig getekend. Hun gelaatskleur is bleek en gelig. Hun lippen, mondholte en tandvlees is bloedloos. Hun stem is uiterst zwak en hun blik uitdrukkingsloos. Aangezicht en ledematen lijken opgezwollen. Hun ademhaling is traag en diep. Hun pols klopt zwak en uiterst traag. Lichamelijk en ook moreel reageren ze nauwelijks’. De kroniek van Michel Steels waarvan het zevende deel niet toevallig de ondertitel droeg ‘Armoede in 1846’, geeft een staaltje5 van de manier waarop mensen ten einde raad in de gevangenis probeerden te geraken: 30 januari. De overstroming blijft de stad teisteren (...) Bij een kruidenier in de Korte Ridderstraat (nu verdwenen onder het Emile Braunplein) werd een vensterraam ingeslagen en een halve kaas gestolen. De plichtige bekende de diefstal enkel gedaan te hebben om in de gevangenis te worden opgesloten om alzo niet van gebrek te sterven. Gelijkaardige gegevens zijn te vinden in het werk over volksoproer van Gita Deneckere6. Alsof dat nog niet genoeg was, mislukte in 1846 ook de roggeoogst. Precies rogge was toen meer dan andere jaren erg gegeerd door de armen als goedkoper alternatief voor tarwe. Verzwakt door chronische ondervoeding zou het aantal slachtoffers tot na de winter van 1847 blijven stijgen. Dit alles plaatst ons verhaal over het Gentse aardappelpaleis in een toch wel heel ander daglicht. Luc Devriese Noten 1

2

3

4

5

6

Anoniem, Vijftigste verjaardag van Gentsche merkwaardigheden. Anno 1846. In: Gentsch Museum, Gent, 1896, jg. 1, afl. 23, p. 355-356. Decavele, J., Vandewal, C. (red.) De tempel van Themis. Gent, 150 jaar gerechtsgebouw en rechtspraktijk, Snoeck, Zwijndrecht, 2007, p. 23-29. Vandenbroeke, C., Voedingstoestanden te Gent in de eerste helft van de 19de eeuw. Overgenomen uit Belgisch tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis (1973) in: Bevolking, voeding en levensstandaard in het verleden. Verzamelde studies, Academia Press, Gent, 2004, p. 58-61. Mareska, D., Bulletin de l’Académie Royale de Médecine de Belgique, 1849-1850, p. 514 e.v. (geciteerd in: Devogelaere, J., De slechte jaren 1840-1850 in het arrondissement Roeselare – Tielt, uitg. ACW, Roeselare, 1982, p. 134. Steels, M., In Gent van 1841 tot 1850. Deel VII. Armoede in 1846. In: Ghendtsche Tydinghen, Gent, 1975, jg. 4 nr. 6, p. 200-210.. Deneckere, G., Sire, het volk mort. Sociaal protest in België (1831-1918), Amsab, Gent & Hadewijch, Antwerpen, 1997, p. 84-85.

290


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 291

GENTSCHE MEMORIEDAGEN: 23-24-25-26 OKTOBER

23 oktober 1520 Karel V wordt te Aken tot Keizer gekroond.

23 oktober 1566 Op last van Egmont stelt het Magistraat buiten de Brugse Poort twee plaatsen ter beschikking voor de eredienst van de Calvinisten.

23 oktober 1665 Dood van de Gentse beeldhouwer Jacques Cockx. Hij werd opgenomen in de Gilde in 1631. Hij heeft zeer veel gewerkt voor de St-Baafs-, St-Jacobs-, St-Pieters-, StNiklaas- en St-Michielskerk. Ook in het Gravensteen en voor de St-Salvatorkerk in Brugge. Een van zijn leerlingen was Géry Picq die hij ten zeerste waardeerde en waarmee hij dikwijls samenwerkte. Hij werd begraven in de Predikherenkerk.

23 oktober 1703 Eerste steenlegging van de kerk van de Discalsen in de Burgstraat.

23 oktober 1880 Geboorte te Buggenhout van Fritz De Beule. Deze Professor aan onze Universiteit was een van de voornaamste figuren uit de geneeskunde tussen de 2 wereldoorlogen. Hij overleed te Gent op 31 oktober 1949.

23 oktober 1890 Geboorte van Jef Crick. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2003 - N° 2 - p. 111

291


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 292

23 oktober 1916 De Gentse socialisten starten een “Hoogeschool van den Arbeid”. Dit was vooral bedoeld om de jongeren weg te houden uit de “English Club” van Jan Wannyn. Directeur P.Cnudde organiseerde een sterk uitgebouwd Nederlandstalig vakonderwijs en volksvoordrachten voor werklozen. De start gebeurde in de Speldenstraat 5 in een lokaal toebehorend aan de Bond Moyson. De praktische lessen Tuin- en Landbouw werden gegeven in de tuin van “Kasteel Vooruit” in de Groendreef, deze van Bouwkunde in de Begoniastraat. In Januari 1917 waren er 1.300 leerlingen.

23 oktober 1997 Dood van Serge Snoeck. Hij vertegenwoordigde de 7e generatie van de Snoecks in Gent en werd alhier geboren op 21 oktober 1923.

24 oktober 1583 Hembyze komt terug naar Gent en begint hier zijn dictatuur. Ryhove kan ontsnappen.

24 oktober 1736 Geboorte van Charles Joseph De Graeve. Waarschijnlijk zullen veel lezers er geen vermoeden van hebben van wie dat zou kunnen geweest zijn. Wel, onze De Graeve was onder het Frans Bewind alhier wat men een “revolutionair” noemde, of indien u verkiest, een “republikein”, een “collaborateur”. Dat hier mensen zaten die sympathiseerden met de ideeën van de Franse Revolutie hoeft niet te verwonderen. Niet alles ging hier perfect, denk maar aan de opstoot van de Brabantse Omwenteling. In die groep Republikeinen zat er van alles: blinde, fanatieke aanhangers van het nieuw regime, ambitieuze avonturiers en enkele gematigden aan wie men een zeker idealisme niet kon ontkennen. Charles De Graeve was zeker geen van de slechtsten. Deze advocaat die in Leuven gestudeerd had behoorde tot de gegoede burgerij. Alhoewel hij gebo292


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 293

ren was in Ursel was hij zich in Gent komen vestigen. Hij werd zeer gewaardeerd als jurist en bekleedde talrijke hoge functies onder het Ancien Régime: lid van de Raad van Vlaanderen, lid van de Keure waar hij zich vooral bezighield met het bestuur van de gemeentelijke financiën, lid van het Provinciaal Gerechtshof, Commissaris bij het nazicht der Stadsrekeningen, enz. Bij hun eerste intrede in Gent ontzetten de Fransen al de autoriteiten uit hun functie en lieten door de parochies 49 burgers kiezen die het reglement moesten opstellen voor de benoeming van 60 voorlopige vertegenwoordigers. De vergadering verkoos De Graeve tot Voorzitter. Wanneer de Oostenrijkers terugkwamen werd hem dat niet kwalijk genomen en ze benoemden hem tot “Fiscaal Adviseur van Vlaanderen”: Wanneer de Fransen hier voor de 2e maal verschijnen wordt De Graeve verkozen in de “Conseil des Anciens”. Het spreekt in zijn voordeel dat dit niet naar de zin was van de fanatieke Du Bosch die hem beschrijft als een samenzweerder en een vijand van de Republiek. Men kan zich de vraag stellen of De Graeve wel een echte revolutionair was. Zeker niet in de pejoratieve betekenis van het woord. Deze gematigde intellectueel was tegen alle geweld en men kwam hem niet tegen in de kringen van de fanatiekelingen van “Le Club des Amis de la Liberté et de la Légalité”. Hij was wel een Republikein en voorstander van verandereringen, maar volgens hem moesten zij gebeuren in alle kalmte. Charles Joseph De Graeve overleed hier schielijk op 2 Augustus 1805 op 68-jarige leeftijd.

24 oktober 1749 Dood van Pater Bernardus De Jonghe. Toen hij op 14 Februari 1676 in de St-Jacobsparochie geboren werd heette hij Jan Frans. Het is pas later dat hem de kloosternaam Bernardus toebedeeld werd. Na studies aan het College der Augustijnen en later aan dat van de Jezuïeten, treedt hij in bij de Dominicanen in 1692, toen misschien beter bekend als de Predikheren. Na studies in Leuven wordt hij in 1700 tot priester gewijd. Zoals het een goede Predikheer betaamt gaat hij prediken. Hij doet dat in ‘s Hertogenbosch omdat de Paters aldaar verdreven zijn. En dan gaat zijn carrière ineens een heel andere richting uit. Hij wordt almoezenier bij het Frans leger. Gedurende 22 jaar zal hij aldus naar alle kanten van Europa reizen en er documentatie verzamelen i.v.m. zijn grote hobby: de historische studies. In 1713 komt hij terug naar et klooster in Gent waar hij de functie waarneemt van Pater-Koster belast met het financieel beheer van de kerk. Hij begint onmiddellijk met het opstellen van een inventaris en een plan van

293


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 294

de grafzerken, een document dat nu nog bewaard wordt in het Handschriftenkabinet van de Universiteitsbibliotheek. Hij stelt ook de lijst op van de seculiere personen die bij de Dominicanen begraven werden sedert 1326. Hij gaat veel kloosters bezoeken om hun geschiedenis op te stellen, maar hij beperkt zich niet tot kloosters, want hij schrijft ook werken over het leven van Filips de Stoute en Jan zonder Vrees. In Brugge was er inmiddels een “Chronycke van Vlaenderen” verschenen. De Jonghe reageert onmiddellijk op de talrijke onjuistheden die er in voorkomen onder de vorm van een “Samenspraek” waarin hij wijst op "40 contradictiën, valschheden en andere misslaegen”. Hij komt daar later nog op terug onder de vorm van “Waerschouwinghe aan de Heeren inschryvers van de Chronycke van Vlaenderen”. Zijn studiereizen worden beperkt wanneer hij in 1732 Prior wordt van het klooster van Lier. Maar hij blijft werken aan zijn Gentse kronieken waarvan delen verschijnen in een Gentse Almanak. In Gent is Bernardus De Jonghe vooral bekend wegens zijn boek “Gendsche Geschiedenissen ofte Kronyk van de Beroerten en Ketterye binnen en omtrent de stad van Gend sedert het jaer 1566 tot 1585.” Hij heeft deze periode zelf wel niet meegemaakt, maar zoals hij vermeldt op de titelpagina is het “te samen gevoegt uyt verscheidene Schriften van eventydige Aenteekenaers, Archieven van kloosters, enz.” Minder bekend is dat Pater De Jonghe ook een knappe tekenaar was. Zijn portret dat geschilderd werd door Gillis Smeyens wordt bewaard in het Bijlokemuseum.

24 oktober 1843 Dood van Professor Jozef Kluyskens. Zie “Ghendtsche Tydinghen” 2007 - N° 5 - pp. 321-322

24 oktober 1854 Geboorte van kunstschilder Gustave Vanaise. Zie “Ghendtsche Tydinghen” 2005 - N° 3 - pp. 186-187

24 oktober 1910 Opening van de Grote Post op de Korenmarkt.

294


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 295

24 oktober 1916 Opening van de Von Bissing-Universiteit.

24 oktober 1938 Dood van Victor Carpentier. Hij werd geboren op 31 Maart 1878. Deze ingenieur en liberaal gemeenteraadslid werd in 1928 Schepen van Schone Kunsten en Openbare kerken. Van 1934 tot 1938 was hij Schepen van Onderwijs. Werd ook nog Volksvertegenwoordiger en Senator. Van 1911 tot 1920 was hij Voorzitter van de “Melomanen”.

25 oktober 661 Dood op hoge leeftijd van Florbertus. Hij was de rechtstreekse opvolger van St-Amandus en voerde het gezag over de St-Baafs- èn de St-Pietersabdij. Hij werd begraven in de Abdijkerk van St-Baafs.

25 oktober 1555 Keizer Karel draagt te Brussel de Regering der Nederlanden over aan zijn zoon Filips II.

25 oktober 1795 Bij de wet van 3 Brumaire Jaar 4 werd de categorie van “Primaire onderwijzers” ingevoerd. Zij genoten een woonstvergoeding en waren verplicht een zeker aantal leerlingen kosteloos onderwijs te verstrekken. De overige leerlingen betaalden een schoolgeld. De eerste primaire onderwijzers werden in Gent aangesteld in 1798. In 1807 waren er 6, in 1812 was dit aantal gestegen tot 8. Een gekende primaire onderwijzer was Judocus Jan Steyaert.

25 oktober 1824 De Grootjuffrouwen van het Groot en het Klein Begijnhof richten een verzoekschrift tot het (orangistisch) Gents stadsbestuur en vragen de tussenkomst bij Willem I om de begijnhoven te bewaren. 295


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 296

25 oktober 1830 Eerste vergadering van de “Société des Amis de l'Ordre et du Repos Public.” Deze vereniging werd gesticht door de Orangisten en was een tegenhanger van de “Société Patriotique”. Hun lokaal was in café “Den Duitsch” bij St-Jacobs. De eerste samenkomst ging door in het bijzijn van 184 leden. Een van de leden was Dokter Jean-Baptist Van Lokeren, de vader van Auguste.

25 oktober 1873 Geboorte te Portici in Italië van de beeldhouwer en schilder Jules-Pierre Van Biesbroeck. Hij stierf in Gent op 27 Januari 1965. Hij mag niet verward worden met zijn vader Jules-Evarist, de beeldhouwer die Julius de Oude" genoemd werd. Zijn zoon was gekend als Van Biesbroeck Junior, of kortweg "den Bies". Voor verdere details, zie “Ghendtsche Tydinghen” 1984 - N° 2 - pp. 87-125 “Ghendtsche Tydinghen” 1986 - N° 3 - pp. 126-136 “Ghendtsche Tydinghen” 1986 - N° 4 - pp. 201-217

25 oktober 1875 Stichting van de A.I.G. A.I.G. staat voor "Association des Ingénieurs sortis de l'Université de Gand". Bij de stichting telde de vereniging 180 leden. De Gentse sectie ervan werd opgericht op 7 April 1878, als 4e, na deze van Brussel, Charleroi en Luik. Vroeger uitsluitend Frans werd de vereniging tweetalig in 1946. Na de vervlaamsing van de Universiteit daalde het ledenaantal permanent, voor een groot deel te wijten aan de verdwijning van de vroeger talrijke buitenlandse studenten die hier hun ingenieursstudie kwamen doen. De vereniging telt toch nog altijd een paar duizend leden.

25 oktober 1900 Dood van Edward Pynaert. Zie “Ghendtsche Tydinghen” 2002 - N° 5 - p. 302

296


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 297

Jules Pierre Van Briesbroeck 1873-1965.

297


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 298

25 oktober 1900 Stichting in de “Hazewind” van de “Cercle des Echecs”. De naam “Royal” kwam er bij in 1935. Deze Cercle kende in de loop van zijn bestaan heel wat lokalen: “Hazewind”: 1900-1904. “Hôtel d'Allemagne”: 1904-1905. “Brasserie Flamande”: 1905. “Café de la Brasserie” in 1905. “Grand Café”: 1905-1911. “Café des Arcades”: 1911-1916. “Cour St-Georges”: 1916-1918. “Hôtel Ganda”: 1918-1922. “Yser”: 1922-1945. “Café des Arcades”: 1945-1952. Van waar dit groot aantal lokalen? Zou het kunnen dat ze in bepaalde cafés minder welkom waren wegens het feit dat schakers die te veel verdiept zijn in het spel te weining pinten bestelden? Sedert vele jaren heeft deze Kring nu een eigen lokaal in de Abrahamstraat in een afhankelijkheid van de oude Brouwersschool.

25 oktober 1935 Dood te Ukkel van Henri Pirenne. Deze vermaarde geschiedkundige werd te Verviers geboren op 23 December 1862. Van 1886 tot 1930 was hij Professor aan onze Universiteit. Hij raakte vooral bekend door zijn “Histoire de Belgique” dat een standaardwerk werd die geen enkele geschiedkundige kon negeren. Op 18 Maart 1916 werd hij aangehouden en gedeporteerd door de Duitsers. Rector van de Universiteit van 1919 tot 1921. In April 1919 had hij het rectorschap overgenomen van Paul Fredericq die uit Duits gevangenschap geknakt teruggekeerd was. Hij was stichtend lid van de “Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent” en was sedert 1897 lid van de eminente “Commissie van Monumenten en Stadsgezichten” die, als te hinderlijk door ons Stadsbestuur werd afgeschaft. Op 15 Januari 1963 werd te zijner ere een postzegel uitgegeven met zijn beeltenis.

298


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 299

Henri Pirenne 1862-1935

299


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 300

26 oktober 1753 Geboorte van Martin De Bast. Deze gewezen pastoor van St-Jacobs en St-Niklaas werd later Kanunnik van St-Baafs. Hij werd vooral bekend als archeoloog en geschiedschrijver. Zijn “Ancienneté de la ville de Gand” en zijn “Recueil d'antiquités romaines trouvées dans les Flandres” waren zijn meest verdienstelijke publicaties. Zijn boek "Recueil des antiquités romaines et gauloises trouvées dans la Flandre proprement dite” werd geïllustreerd met een 300-tal gravures van Pierre-Joseph Tiberghien. Schreef ook nog een “Verhandeling op de Celtische tael”. Voor een duistere reden was hij het zwart schaap van Charles Louis Diericx die geen gelegenheid liet voorbij gaan om hem in het belachelijke te trekken. Toen Willem I besloten had drie universiteiten op te richten in ons land ijverde hij er voor dat ook Gent daarbij was. Hij was de enige Gentenaar die zetelde in de Commissie die moest adviseren waar de nieuwe universiteiten zouden komen. Hij bezat een der mooiste verzamelingen van medailles en oudheidkundige voorwerpen welke hij in 1822 afstond aan Willem I. Deze verzameling behoort thans aan de Universiteit. Het is hij die op 23 februari 1796 Quetelet doopte.

26 oktober 1794 Charles Van Hulthem wordt door de Fransen aangehouden als gijzelaar.

26 oktober 1812 Eerste concert van de “Académie de Musique” in de Sodaliteit. Volgens sommigen zou dit niet het eerste concert geweest zijn, want dit zou ook al het geval geweest zijn in 1808. De Voorzitter van deze “Académie de Musique” was de orgelmaker Pierre De Volder. Het laatste concert ging door op 27 november 1826 en stond onder de leiding van Joseph Mengal.

26 oktober 1825 Eerste opvoering in Gent van “Der Freischütz”. 300


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 301

26 oktober 1835 Dood te Parijs van Mgr. Fallot de Beaumont. Zie “Ghendtsche Tydinghen” 2003 - N° 2 - pp. 117-118

26 oktober 1845 Geboorte van de Gentse toondichter Henri Waelput. Zie “Ghendtsche Tydinghen” 2004 - N° 4 - pp. 259-260

26 oktober 1896 Dood van François Donny. Een naam die vandaag, buiten enkele ingewijden, niemand nog iets zegt. Nochtans, meer dan een eeuw geleden toch een gekende figuur in Gent. Deze buitengewone hoogleraar aan onze Universiteit werd geboren in Oostende in 1822. Hij was een “self-made man” in de volle zin van het woord, want hij had een nogal zonderlinge vader. Deze magistraat en volksvertegenwoordiger hield er enkele eigenaardige principes op na en vond het totaal overbodig zijn zoon een normaal onderwijs te laten genieten; daar zou hij zelf wel voor zorgen. Resultaat: François die nooit een school van ver of van dichtbij gezien had, bezat bijgevolg geen enkel diploma. Niettegenstaande deze zeer zware handicap speelde hij het toch klaar om op zijn 20e Preparator te worden van Professor Mareska aan de Universiteit alhier Hij was zeer leergierig en interesseerde zich voor tal van zaken zoals de scheikunde, de fysica, de schilderkunst en niet te vergeten, de fotografie. Deze nieuwigheid kende hier een groot succes bij de intellectuelen en bij de welstellenden, want in deze beginperiode van de fotografie was fotograferen geen hobby voor de gewone man. François Donny 1822-1896. Donny speelde daar een zeer belangrij301


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 302

ke rol in en hij was trouwens voorzitter van de Gentse Afdeling van de “Association Belge de Photographie”. Toen zijn baas, Dr. Mareska, stierf in 1858 moest er een nieuwe Professor van Scheikunde benoemd worden. Het was de vermaarde Belgische scheikundige Jean-Servais Stas, Professor van Chemie aan de Militaire School, die door Minister Rogier belast werd met het zoeken naar een geschikte kandidaat. Stas pakte deze zaak grondig aan en nam contact op met vele beroemde buitenlandse scheikundigen om hen raad te vragen. Zo ook met de gekende Franse scheikundige Jean-Baptiste Dumas. Deze schreef hem in een brief: "Wanneer men een Donny bij de hand heeft, begrijp ik niet waarom men nog een betere wil zoeken." Stas schreef hem terug dat hij zelf toch heel wat bezwaren had tegen de kandidatuur van Donny. Op dit ogenblik was de kwaliteit van het scheikunde-onderwijs aan onze universiteiten beneden nul, er was dus een figuur nodig die daarin een grondige verandering kon brengen. Stas vond Donny wel zeer handig en vernuftig, maar hij miste een degelijke theoretische opleiding, hij had een onvoldoende visie op deze zaken en... hij stotterde. Tenslotte verkoos Stas Kekulé en dat was zonder twijfel de beste keuze die hij had kunnen maken. De verdiensten van Donny werden evenwel beloond, hij werd benoemd tot buitengewoon hoogleraar in een voor dit doel speciaal gecreëerde discipline: de Industriële Scheikunde. Gewoon hoogleraar, dat kon niet, want Donny bezat geen enkel diploma.

26 oktober 1898 Saint-Saëns woont de uitvoering bij van zijn opera “Henri XVIII” in de Opera.

26 oktober 1914 De Duitsers omvormen het “Flandria Palace” tot hospitaal.

26 oktober 1924 Onthulling van het oorlogsmonument op het kerkhof van de Brugse Poort.

26 oktober 1970 Dood van Marcel Minnaert. Deze bioloog en sterrenkundige sprak een 10-tal talen. Hij groeide op in een liberaal onderwijzersgezin, ging in 1910 aan de Universiteit biologie studeren 302


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 303

en kwam er onder de invloed van Mac-Leod. Gedurende Wereldoorlog I was hij activist en gaf hij les aan de Von Bissinguniversiteit. Na de oorlog week hij uit naar Utrecht waar hij Directeur werd van het sterrenkundig observatorium aldaar. Gedurende Wereldoorlog II was hij antifascist en werd als dusdanig opgepakt door de Duitsers. Op de Maan werd een krater naar hem genoemd. Hugo Collumbien

VERGETEN GENTSE SCHRIJVERS: JULIEN DE VALCKENAERE

Julien De Valckenaere is geboren in 1898 in de Abrikoosstraat, op de Brugse Poort, een volkswijk van Gent. Zijn vader Edmond was modelmaker, zijn moeder fabriekswerkster. In 1918 behaalde hij het diploma van onderwijzer aan de Rijksnormaalschool te Gent. Hij werd daarna licentiaat in de pedagogische wetenschappen aan de RUG. Aanvankelijk onderwijzer in het stedelijk onderwijs; in 1936 inspecteur en tenslotte hoofdinspecteur van het Lager Onderwijs. Zijn zoon Dirk werd in 1953 ook onderwijzer aan dezelfde Rijksnormaalschool. Hij had blijkbaar net als zijn vader enig literair telent. Hij publiceerde in het tijdschrift Gard-Sivik en onder het pseudoniem Karel Vos schreef hij “Duivelsdroom�, gedachten en gedichten (1958). De zwaarste klap die Julien De Valckenaere te verduren kreeg was het vroegtijdig overlijden van zijn zoon Erik, 28 jaar, in 1957. Die schok is Julien nooit te boven gekomen en was mede de oorzaak van zijn vroegtijdige dood in 1958. Meer biografische gegevens zijn over Julien De Valckenaere niet te vinden. De meeste recensenten van zijn werk vermelden nooit wie of hoe hij was, zijn wel altijd vol lof over zijn werk, maar beperken zich steevast tot een uitvoerige bloemlezing uit zijn aforismen. Die spreken voor zichzelf en dat zegt ook al veel, natuurlijk! Een moralist? Zeker niet in de pejoratieve betekenis van

303


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 304

het woord. Ik denk dat hij rustig naar het doen en laten van de mensen keek en daar in de meest beknopte vorm verslag over uitbracht zonder de noodzaak te voelen of de illusie te koesteren dat hij daar iets moest aan veranderen. In naslagwerken over literatuur zal men zijn naam zelden of nooit terugvinden. De provincie heeft het ook niet nodig gevonden over hem een monografie te laten schrijven. De eerste literaire pasjes van Julien De Valckenaere waren twee gedichten, die hij onder het pseudoniem Erik Willem Linde publiceerde in de Vlaamse Gids (1927). Maar eigenlijk heeft hij tot zijn vijftigste gewacht om zijn gedachten aan de openbaarheid prijs te geven. Dat getuigt van wijsheid en bescheidenheid. Tijdens zijn leven liet hij twee bundels aforismen verschijnen: Levenskunst (1949) en, op aandringen van vrienden, Zonneburg (1954), zo genoemd naar het buitenhuis, de Leie-villa in de Nekkersputstraat waar hij tot het einde heeft gewoond. Zijn weduwe, die er bijna dagelijks aan huis kwam en heel goed bevriend was met Richard Minne en zijn vrouw, zorgde voor de uitgave van de postume bundel aforismen Gij, ik en de anderen (1960). Later verscheen nog Steentjes des aanstoots (1961), geselecteerd en ingeleid door Simon Carmiggelt; en Flitsen in duisternis (1974) zijn verzamelde aforismes bezorgd door Gerd de Ley. Zijn aforismen werden vertaald in het Russisch, Zuid-Afrikaans, Frans en Engels. Vermits we Julien niet persoonlijk hebben gekend en we ook niet over andere persoonlijke gegevens beschikken, moeten we ons hier noodgedwongen beperken tot wat tijdgenoten over zijn werk hebben geschreven. Simon Carmiggelt vertelt dat hij in een cabaretprogramma voor de televisie in 1960 de vrijmoedigheid had een aforisme van Julien te citeren... waarop het christelijk kamerlid jonkvrouwe Wittewaal van Stoetewegen de staatssecretaris schriftelijk vroeg of hij zich had schuldig gemaakt aan godslasterlijke en voor gelovigen kwetsende uitlatingen. De zaak deed in de Nederlandse pers veel stof opwaaien. Simon Carmiggelt deed wel meer beroep op de aforismen van Julien. Die werden dan prompt overgenomen door cabaretier Wim Sonneveld, die er op scène veel succes mee oogstte. Johan Daisne schreef: “Dierbare dode én levende vriend: uw boek is een beste roman, een grote gedichtenbundel, een kostbaar levensvertoog.” en nog: “Ik ben jaloers ze niet zelf gevonden te hebben.” Jan Schepens: “In het smalle Vlaanderen van ons behoort hij tot mijn klassieken.” Herman Craebeckx: “Ziehier zijn laatste werk dat, ik ben er zeker van, nog springlevend zal zijn, als niemand zich nog het grootste deel van onze literatuur zal herinneren.”

304


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 305

Richard Minne: “Ik zeg het u zonder doekjes; ‘t is van het beste dat sedert jaren in Vlaanderen verschenen is.” en ook nog: “Een roman van 400 bladzijden kan desnoods iedereen maken, mits geduld en adem; het aforisme duldt geen inzinking.” Verder besteedde Richard nog verschillende “In Twintig Lijnen” aan de aforismen van Julien. De grote verdienste van Julien De Valckenaere is, dat hij in navolging van Samuel Johnson, La Rochefoucauld, Georg Lichtenberg, Goethe, Peter Sirius, Jules Renard, Nietzsche e.a. in Vlaanderen glans heeft gegeven aan een letterkundige vorm die weinig bijval kende, om niet te zeggen in onze literatuur helemaal niet werd beoefend, en die hij meteen op een hoog niveau heeft getild. Zijn aforismen bekleden ook in mijn bibliotheek een plaats binnen handbereik. Daniël Van Ryssel

BIBLIOGRAFIE

Bij de Uitgeverij “Ultima Thule” verscheen “Vrijdagmarkt & Jacobsparochie”. (Waarom geen Sint-Jacobsparochie?) Dit schijnt het 4e boek te zijn over een stukje Gent. Deze maal was het gesneden koek. Er bestaat immers geen stadsdeel waar meer kan over verteld worden dan over deze wijk met als kern de Vrijdagmarkt. Bijna alle historische gebeurtenissen speelden zich daar af en hier wordt er veel over verteld, want het is uitgegroeid tot een boek van een formaat van grosso modo 24 x 30,5 cm. met 176 bladzijden, en teksten van Pieter, Van Aalst en foto’s van Leentje Brands. Dezen die geïnteresseerd zijn in de historie van Gent, en welke lezer van dit tijdschrift is dit niet?, zullen veel boeiende uren kunnen doorbrengen bij het lezen van dit boek, en zonder de minste twijfel kennis kunnen nemen van feiten die hen totaal onbekend waren. Het boek behandelt in alfabetische orde al de straten van deze wijk, de historiek ervan, gekende personen die er gewoond hebben, gebeurtenissen die er zich afgespeeld hebben, ook vaak meestal oude

305


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 306

citaten i.v.m. de straat in kwestie. Het begint bij de Baaisteeg en eindigt bij de Zonder Naamstraat. In bepaalde gevallen worden verschillende bladzijden gewijd aan een bepaald persoon die in die straat gewoond heeft of er geboren werd. En dan natuurlijk een apart, zeer belangrijk deel over de Vrijdagmarkt. Alleen al over wat zich daar allemaal afgespeeld heeft zou men een apart boek kunnen schrijven. Het boek is rijkelijk geïllustreerd met meer dan 200 afbeeldingen. In dat verband toch een paar opmerkingen. Geen enkele foto is ondertiteld. Voor sommigen was dat niet nodig, maar van anderen had men toch graag geweten wat zij voorstellen, men blijft op zijn honger zitten en dat is spijtig. Het was toch maar een kleine moeite om die foto’s te ondertitelen. En nog iets, er staat ook een foto in van het paneel van het Lam Gods met openslaande luiken, maar al de originele beelden zijn vervangen door licht geklede dames, sommigen met een uitdagende blik. Heel waarschijnlijk het product van een lingerie-ontwerper met geen al te goede smaak. Kan iemand ons vertellen wat dat te doen heeft met de Vrijdagmarkt of de St-Jacobsparochie? Tot slot nog dit: denkt men er nooit eens aan dat oudere mensen met een minder goed gezichtsvermogen ook boeken lezen? Waarom dan zinloze fantasietjes bij de bladnummering? Op de linkerbladzijde staat er een vertikaal streepje voor het nummer, op de rechterbladzijde een vertikaal streepje achter het bladnummer. Dat maakt dat iemand met geen al te scherpe ogen, bv. bladzijden 56 en 57 kan lezen als 156 en 571. Waarom die overbodige, verwarrende streepjes ? Dat dit u vooral niet belet u het boek aan te schaffen. Het kost 28 Euro en is die prijs waard. Bij Uitgeverij Tempus (die deel uitmaakt van “The History Press”) verscheen van de hand van André De Poorter “Archiefbeelden Gentse Circusartiesten” Sommigen stonden nogal sceptisch tegenover de slogan “Gent Circusstad” en vonden dit wel een beetje overdreven. Na het lezen van dit boek zullen zij niets anders kunnen doen dan toegeven dat deze slogan volledig verantwoord is. Het is niet te geloven hoeveel Gentenaars een bepalende rol gespeeld hebben in het circusleven, niet alleen in Gent zelf, maar ook op internationaal gebied. Hoe komt het dat Gent zo veel circusartiesten geleverd heeft? Een verklaring zou zijn dat Gent destijds zeer veel turnkringen kende en dat de behendigste van deze turners- misschien wegens een traditie - in een circus belandden. Maar niet alleen onder de circusartiesten kon men talrijke

306


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 307

Gentenaars tegenkomen ook onder de circusdirecteurs en de bezitters van een eigen circus waren er heel wat Gentenaars. Een soort van familiesamenhorgheid zorgde er voor dat deze circussen een lang bestaan kenden. Het boek kenmerkt zich door een groot aantal foto’s; de titel zegt het trouwens “Archiefbeelden”, bijna allen nooit geziene foto’s. Zo zijn er meer dan 200. Een vlugge optelling in dit boek levert ons meer dan 150 Gentse circusartiesten op. En zeg nu nog dat Gent geen circusstad zou zijn. Dit interessant boekje heeft een formaat van 16,5 x 24 cm. en telt 128 bladzijden. Het kost 19 Euro. Ons Documentatiecentrum is verrijkt met 2 brochures: “Levensloop” en “Flitsen uit het leven van (een van onze oudste leden) Gaston Poelman”. Het is zeer interessante lectuur, men kan er met verbazing kennis nemen van de ongelooflijk diverse activiteiten van deze duizendpoot. Degenen die dachten Gaston Poelman te kennen, zullen met verbazing vaststellen dat ze slechts een fragmentair beeld hadden van zijn persoonlijkheid. Waarschijnlijk zullen velen hem slechts gekend hebben toen hij de P.R. (Public Relations) verzorgde van de Generale Bank. Hoe belangrijk deze

Zelfs op tentoonstellingen die hij zelf niet organiseerde, was Gaston niet weg te slaan; Hier in februari 1983 op een tentoonstelling Bonnevalle, georganiseerd door het Willemfonds; van links naar rehts Mevrouw A. Van Geluwe-Eggermont, Oscar Bonnevalle, Gaston Poelman.

307


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 308

functie, die hij met brio uitoefende ook was, er ging enorm veel aan vooraf. Wij hebben het dan nog niet gehad over voetbal, over jeugdclubs, auteur en regisseur van toneelstukken, harmonieën, poppenspelen, kruisboogschutters, “Orde van de Belleman”, na de Bevrijding tolk bij het Engels leger, organisator van tentoonstellingen, enz. Enfin, u moet het zelf maar verder lezen, want wij zijn absoluut nog niet aan het einde. A propos van tentoonstellingen, iemand die zelf ooit eens een tentoonstelling georganiseerd heeft weet welke enorme hoeveelheid werk daaraan voorafgaat. Wel, onze Gaston heeft er zo een 80-tal georganiseerd over de meest uiteenlopende onderwerpen. Chapeau. Wie doet beter? Wat velen niet zullen weten (en wij behoorden tot deze groep) is dat hij als jongeling nog gewerkt heeft in het in de Brabantdam sinds lang verdwenen warenhuis Collin. Oudere Gentenaars zullen deze winkel met een zeer grote diversiteit van aanbiedingen zeker gekend hebben. Het was ook dààr (misschien de enige plaats in Gent) waar men van die kleine flesjes “Extraits Noirot” kon kopen om zelf Triple Sec, Kümmel, Marasquin, Chartreuse, Cognac of Whisky te maken. Bij het lezen van deze brochures zal men er zich van kunnen overtuigen dat aan Gaston, alhoewel hij geboren werd in Kalken, de titel van èchte Gentenaar niet kan ontkend worden. H. C.

308


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 309

DSMG Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis dr. M. Gysseling vzw Sint-Amandsberg

GROTE BOEKENVERKOOP in de BEGIJNHOFKERK te Sint-Amandsberg

Weekends van

26-27 sept. en 3-4 okt. 2009 van 10 tot 17 u

Boeken en tijdschriften over geschiedenis, heemkunde, volkskunde, archeologie, artisboeken, devoties, belangrijke verzameling geneeskunde en kookkunst, literatuur, muziek, romans, schilderkunst, theologie, enz. en dit voor een prikje !

Opbrengst ten voordele van de verdere uitbouw van het DSMG

309


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 310

HET RASPHUIS TE GENT

Het Rasphuis, of provinciale gevangenis, werd in 1773 te Gent gebouwd op de Coupure Links, met toestemming van keizerin Maria Theresia, maar hoofdzakelijk door toedoen van hoogbaljuw graaf Vilain XlIII, die naar een globale menswaardige oplossing zocht voor het probleem van de werkloosheid, het pauperisme, de landloperij die in de achttiende eeuw in Vlaanderen tot ongekende hoogte aanzwol, en de misdadigheid. Hij voorzag ook dat de gevangenen er een beroep konden leren. Rasphuizen-gevangenissen bestonden in de Verenigde Provinciën sedert het eerste kwart van de 17e eeuw. De eerste bouwfase, 1772-1775, gebeurde onder leiding van de Gentse bouwmeester Jean Baptiste Malfeson. Het gebouw moest de vorm van een achthoek krijgen, maar er werden slechts vijf zijden gerealiseerd, zodat het de vorm had van een zeester. Het gebouw werd voltooid onder koning Willem I, ter vervanging van de te Antwerpen afgeschafte galei, door stadsarchitect Louis Roelandt in 1825-1826. De eerste inspecteur-generaal van de gevangenissen en de weldadigheidsinstellingen na 1830 was de sociale hervormer en politicus Edouard Ducpétiaux. Hij liet overal in België stervormige gevangenissen bouwen en deze vorm van gevangenis werd door andere landen overgenomen. De Rijksgevangenis op de Nieuwe Wandeling dateert van 1859-1861. Het Rasphuis kon tot 1500 gevangenen of opgeslotenen herbergen: 1000 mannen en 500 vrouwen. De grootste groep waren de bedelaars en de landlopers; de zware criminelen werden in afzonderlijke blokken ondergebracht. De tuchtstrafregeling voorzag het toedienen van stokslagen. Door de combinatie opsluiting - individuele cellen - verplichte tewerkstelling (ten voordele van het leger), en omdat men vooral het oog hield op de zedelijke verbetering, moest het Rasphuis een modelinrichting worden, maar door de vele misbruiken is het dat nooit geworden, wel integendeel. In principe moesten de gevangenen er eikenschors en Indisch en Braziliaans hout raspen vandaar de naam!- voor de verfindustrie, Maar er werd ook ander werk uitgevoerd: houtbewerking, smederij, vooral weven en kleren maken, afgestemd op ieders kunnen of mogelijkheden. Lieven Bauwens maakte in 1801 schromelijk misbruik van de situatie en kreeg de toestemming er ateliers in onder te brengen waar hij de tot dwangarbeid veroordeelden voor hem garens liet weven uit de fabrieken van Chartreuse (Fratersplein) en de abdij van Drongen, in ruil voor hun onderhoud. Lieven Bauwens zocht enkel maximale winst te maken, wat tot onvoorstelbare mistoestanden leidde: dat onderhoud bestond uit een hongermaal vol-

310


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 311

Kijk in de binnenkoer van het Rasphuis

Prison centrale à Gand. Erigée en 1772 sous le règne de Marie-Thérèse par le Vicomte Vilain XIIII

311


Binnenwerk juli-augustus 2009:September binnenwerk OK 5.0 18/08/09 14:36 Pagina 312

gens het principe “geen werk, geen voedsel”. Na het vertrek van zijn goede vriend prefect Faipoult, kreeg hij van de nieuwe prefect het bevel zijn rekeningen te vereffenen en uit de gevangenis te verdwijnen. Pater jezuïet Isidoor van de Kerckhove die er in 1819 tot aalmoezenier werd aangesteld trof er verschrikkelijke toestanden aan. De zedelijkheid van de gevangenen was er angstwekkend laag. Het was echt een plek van ondeugd. De hygiëne stond er beneden alle peil. De gevangenis was een kazerne van ontucht en verdorvenheid Hij noemde het een tweede Sodoma. De gevangenen hadden een individuele cel, maar in zijn tijd verbleven er vier tot vijf gevangenen in één cel. Ze stonden op en gingen slapen met het daglicht. Het was een wanhopige toestand, waar geen redding aan was. In 1874 werd beslist dat het Rasphuis nog enkel werd voorbehouden aan 1) tot levenslange hechtenis veroordeelden, 2) veroordeelden die wegens hun lichaams- of geestestoestand niet aan het afzonderingsregime konden onderworpen worden, 3) jonge veroordeelden van 16 tot 18 jaar. Op 1 januari 1935 telde de gevangenis nog 513 gevangenen. Daar de strafinrichting voor de overheid een al te zware last was in verhouding tot haar belangrijkheid, werd ze afgeschaft en werden de gedetineerden naar Merksplas, Oudenaarde en Doornik overgebracht. In 1935 werd het Rasphuis gesloten en afgebroken. In 1937 liet de universiteit er de Faculteit Landbouwwetenschappen bouwen. Een maquette van het Rasphuis bevindt zich in het Museum Dr. Guislain. Er bestaat in Gent ook een Rasphuisstraat van de Hoogstraat naar de Coupure Rechts.

Literatuur Aug. Visschers, Notice sur la construction de la maison de force de Gand, Brussel 1872. V. Fris, Histoire de Gand, p. 289, 1913. Nota's van A. Van Werveke, 1094, Stadsarchief. Roghes, Uit de Gentse Oude Doos, Het Rasphuis op de Coupure, twee afleveringen, krantenknipsels zonder enige aanduiding, Stadsarchief.. G. Deseyn, Gids voor Oud Gent, 1991 Gent. Waar is de tijd. 1350 jaar Gentenaars en hun rechtvaardige rechters, 1998 Internet: GoogIe.

Daniël Van Ryssel

312


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 313

GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring Gent V.Z.W. 38e jaargang nr. 5 september - oktober 2009

Inhoud - Rudy van Elsande: “Hof van Flora”: Gentse Floraliën & Hippoliet Van Peene. - Louis Maeterlinck: Inventaire Archéologique: Vrouwenportret, door Willem Key. - Erik De Keukeleire: Wegeniswerken en Tramverkeer op de Korenmarkt. Deel II: 1897-1903. - Pierre Kluyskens: Geeraard de Duivel. - Hugo Collumbien: Gentse Memoriedagen: 26-27-28-29-30-31 Oktober. - Luc Devriese: Gentse stadswerklieden tijdens het Interbellum. - Daniël Van Ryssel: Vergeten Gentse schrijvers: Archilles Gautier 1. - Bibliografie. - Vraag en Antwoord. - Jan Cleppe: Gênsche Prâot. - Dit bestaat niet meer: De Schelde aan de Bisdomkaai

313

314 334 335 353 364 378 381 383 390 391 392


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 314

“HOF VAN FLORA”: GENTSE FLORALIËN & HIPPOLIET VAN PEENE

Wie de naam Flora en daarvan afgeleid Floraliën hoort, denkt als locatie direct aan de gebouwen van Flanders Expo of aan het “Oud kuipke” te Gent. De floraliën hebben een lange weg afgeleid alvorens zij de hedendaagse internationale uitstraling kende. Zeer belangrijk in deze ontwikkeling was de het Hof van Flora, waarvan de zaal Flora thans geïntegreerd is in de lokalen het Hoger Technisch Instituut Sint-Antonius, beter bekend bij de Gentenaars als de “vakschool” in de Holstraat. Na enige jaren bleek dat deze zaal te klein was voor de floraliën en werd deze gehouden in de Pacificatiezaal van het Gentse stadhuis1. Zaal Flora kreeg een nieuwe bestemming: een theaterzaal en één van de eerste filmzalen. Ten slotte werd de zaal omgeven door een beluik: de Braeckmancité. Het was daar dat de beeldhouwer George Minne tijdens de week verbleef, toen hij les gaf aan de Koninklijk Academie voor Schone Kunsten. Het gevolg bleef niet uit en Minne richtte aldaar een bronsgieterij op, die na zijn dood bleef verder bestaan. Dit gegeven heeft voldoende materie om het belang van deze alsnog onbekende belangrijke locatie onder de loep te nemen.

Het begin van de Gentse Floraliën

Wapenschild van de Koninklijke Maatschappij voor Landbouw en Kruidkunde, Gent, Verzameling Kon. Maatschappij voor Landbouw en Kruidkunde

314


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 315

In de achttiende eeuw werd door het graven van de Coupure het Belvédère van bisschop Antoon Triest als door een zwaard in twee gesneden2. Deze lusttuin, opgericht tussen 1625 en 1630, bezat zeldzame planten en bloemen, die hij van buitenlandse kennissen en relaties gekregen had. In het begin van de 19de eeuw bezat deze streek nog haar landelijk karakter3. In 1804 diende J. Ramont een bouwaanvraag in ten voordele van zijn huurder Cornelis Lanckman om aan de Coupure een herberg “Au jardin de Frascati” op te richten. Al vlug werd dit de ontmoetingsplaats van de hoveniers. Lanckman, waard en hovenier, verkocht vanaf 1805 op dat ogenblik zeldzame soorten azalea’s in zijn etablissement. Op 10 oktober 1808 gaf de pas uit Engeland teruggekeerde Frans Van Cassel in “Au jardin de Frascati” een voordracht over Britse hofbouw. De Engelsen hielden regelmatig een tentoonstelling om nieuwe planten en hofbouwproducten bekend te maken en te promoten. Zijn voorstel om een gelijkaardige vereniging op te richten in “Au jardin de Frascati” kreeg direct steun van Pieter Vleurma, die zijn planten reeds exposeerde op de tentoonstelling van de in 1807 opgerichte “Société d’Agriculture du département de la Lys” te Brugge. Ook Lanckman, die naast waard ook hovenier was, had reeds vroeger in de herberg “In de Gouden Borze” te Brugge tentoongesteld bij de herbergier Fleurman. Ondanks de continentale blokkade afgekondigd in 1806 door Napoleon, waardoor alle handelsbetrekkingen met Engeland verbroken werden, bleef Van Cassel contact houden met de Britten. Als amateur plantkundige bezat Van Cassel heel wat boeken, waar hij zijn informatie uithaalde. Verder was hij één van de weinigen die een mooie verzameling sierplanten bezat. Op 3 november 1808 werd de maatschappij “Société d’Agriculture et de Botanique de Gand” officieel erkend. Zij beoogde voornamelijk “de voortteeling ende kennisse der kruydkonst ende de volmaektheyd in het voortteelen soo van de binnen- als de buitenlandsche gewassen” te promoten. Als middel om hun doel te bereiken stelden ze “Eene jaerlijksche tentoonstellinge van gewassen, blommen, kleine boomkens ofte planten sal plaetse hebben op den dag van H. Dorothea, patroonesse van de hooveniers ende gewaskundigen, in eenre der saelen van het hof van Frascati,…”. Daar de patronaatsdag viel op 6 februari werd vroegtijdig beslist om een jaarlijkse bijkomende vergadering in te richten tijdens de zomer op het feest van Sint-Pieter en Sint-Pauwel (29 juni). Al van in het begin werden er prijzen uitgereikt.

315


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 316

Het eerste jaar gingen de twee tentoonstellingen door in herberg “Au jardin de Frascati”. Daar dit lokaal al vlug te klein was, werd uitgekeken naar een grotere locatie. Deze werd gevonden in de “Sodaliteit”, een zaal in Korte Mere die eertijds deel uitmaakte van het oudJezuïetenklooster. Cornelis Lanckman, de waard van “Au jardin de Frascati”, zag met lede ogen het vertrek van de maatschappij. Hij kocht de eigendommen in de Gentse Holstraat nrs. 38Bouwaanvraag gevel Flora 1813, S.A.G. G.12 1813/280 40 aan, vlak voorbij de “Theresianenpoort”4, om er een herberg met feestzaal op te richten. Deze locatie valt thans samen met het huidig directeursbureel, het secretariaat en de achterliggende gebouwen van het hoofdgebouw. In 1810 werd “den Hof van Flora of Botaniquen hof” geopend. In de Gazette van Gent berichtte de waard: “Den voornoemden C. Lanckman heeft d’eere het public te berichten, dat hy den 9 mey zal openen zyne herberge ‘Den Botaniquen hof’ in de Holstraete, alwaer hy zal continueren het houden van venditien in fruytbomen en gewassen voor de engelse hoven, etc. als ook het houden van Bier- en Wyn-estaminé, ten welken eynde hij voorzien is van schoone zaelen, opene plaetse, hovingen en voordere aengenaemigheden; recommandeerende zig in de gunst van ider”5. Onder het waakzame oog van de voorzitter J.X vande Woestijne en de secretaris L. Le Begue werd op 24 december 1810 een “Réglement de la Société d’Agriculture et de Botanique de Gand, département de l’Escaut” bestaande uit 29 artikels opgesteld6. Het jaar nadien werd de 5de tentoonstelling van de “Maetschappij van Landbouw en Kruydkunde” gehouden in de Holstraat. Deze ‘Exposition Publique d’Eté de la Société d’Agriculture et de Botanique de la ville de Gand, erigée sous les auspices de Mr. Le Préfect et Mr. Le Maire, éprouvée et reconnue par le Gouvernement7 kende met haar 377 geëxposeerde planten een

316


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 317

groot succes. Men gaf er aldaar ook prijzen voor de zeldzaamste en best gekweekte planten en aan de “geforceerde” winterculturen. Een zilveren medaille werd ook uitgereikt voor de primus van het examen over de grondbeginselen van de plantkunde zoals deze geformuleerd was geworden door de botanicus Carolus Linnaeus (1707-1778) en voor een beschrijving van de inlandse (OostVlaamse) flora. Nieuw was tevens het uitreiken van een medaille voor de beste en rijkste fruitboomgaard gelegen binnen een straal van twee mijlen rond Gent. Het is verstaanbaar dat deze wedstrijden zeer belangrijk waren voor de vermeerdering van de vakkennis en het wetenschappelijk onderzoek ten voordele van hoveniers en liefhebbers-hofbouwkundigen8.

Vanaf dan tot en met 1828 hield deze vereniging niet alleen tentoonstellingen in het Hof van Flora, ook haar vergaderingen gingen door in deze lokalen. Deze exposities zijn het begin geweest van de internationale tentoonstelling, waarvoor Gent nog steeds wereldberoemd is: de Gentse Floraliën9. Belangrijke leden van de vereniging, zoals Lieven Bauwens en Charles Van Hulthem, stonden in voor de financiële en wetenschappelijke werkingen10. Het is niet verwonderlijk dat in en rond Gent talrijke nieuwe bloemen en planten Gent, Kadastraalplan Sektie F., nr.2257a: zaal Flora het levenslicht zagen. Het was voornamelijk de azalea die onze Gentse specialisten bezig hield. Hun onderzoek en werkijver leidde o.m. tot het kweken van de wereldberoemde “Harde Gentse”, een azaleasoort11. Naast de werkingen van de maatschappij organiseerde Lanckman o.m. vijf verkopingen in de Holstraat, waarbij steeds gepoogd werd nieuwe planten voor te stellen. Een belangrijke verkoop in het Hof van Flora had plaats op

317


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 318

29 juli 1811. In de Holstraat woonde in die periode nog een andere belangrijke hovenier, Pieter Antoon Verschaffelt (1764-1844). Hij hield een dag later op 30 juli een grote planten- en bloemenverkoop12. In 1813 diende Lanckman een bouwaanvraag in om de gevel waar de bibliotheek van de maatschappij gevestigd was te verbouwen. Hij wilde een afzonderlijke toegang zodanig dat de bibliofielen niet langer meer door de herberg moesten. Het was een bepleisterde classicerende gevel, kenmerkend voor die periode. Wat de Maatschappij voor Landbouw en Kruidkunde betreft, kende deze -ondanks de grote aangroei van het aantal leden- in die periode ook duistere momenten. De oorlog tussen de geallieerden, die eind 1813 in ons land verschenen, en Napoleon maakte het in 1814 onmogelijk om in februari een tentoonstelling in te richten. Nochtans was 1814 -niet alleen voor Waterloo- maar ook voor Gent een zeer belangrijk jaar.

Zaal Flora, thans polyvalente zaal van H.T.I.St.-Antonius

318


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 319

De latere president van de Verenigde Staten op bezoek In de hoop het zeevaartmonopolie van de Engelsen een slag te kunnen toebrengen had Frankrijk op 4 juli 1776 de Verenigde Staten van Amerika hun onafhankelijkheid uitgeroepen. Alhoewel dit aanvankelijk geen gehoor vond, hielden de Verenigde Staten tijdens het bewind van Napoleon zich afzijdig van de strijd tussen de twee grootmachten om zodanig profijt te slaan uit de oorlogssituatie. De Amerikaanse president Jefferson kon niet langer meer schipperen tussen de twee partijen en kondigde de Embargowet af, waardoor hij alle handel met het buitenland verbood. Het gevolg was ook dat deze maatregel de Amerikaanse economie verstikte.

Erebladzijde uit het Guldenboek van de Maatschappij voor Landbouw en Kruidkunde met de handtekeningen van de Amerikaanse afgevaardigden, dd. 2 januari 1815. Gent, Kon. Maatschappij voor Landbouw en Plantkunde

319

Kwam daar nog bij dat door de betere werkomstandigheden talrijke mariniers overliepen van Engelse schepen naar Amerikaanse. Het gevolg was dat Britten alle boten kaapten die verdacht werden deserteurs te vervoeren. De verontwaardiging van de Amerikanen had als gevolg dat de blokkadebeslissing nog scherper werd gesteld, m.a.w. op 19 juni 1812 verklaarden ze aan het moederland de oorlog. Noch de Britten, noch de Amerikanen konden te land of te zee een overwicht afdwingen. De strijd bleek lang te zullen aanslepen, hoewel beiden dit ten alle koste wilden vermijden14. Om het gezicht niet te verliezen nam geen van beide partijen de stap om de vrede te bewerkstelligen. Tsaar Alexander I bood zijn diensten aan als bemiddelaar tussen beiden. Op voorstel van de Britten werd Gent als


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 320

onderhandelingsplaats gekozen. Na de verbanning van Napoleon naar StHelena werden onze gebieden als bevrijd en dus ook neutraal gebied beschouwd. Op 23 juni 1814 kwam de eerste Amerikaanse delegatie aan te Gent. Het was John Quincy Adams en Jonathan Russel die in Gent verschenen. Na een kort verblijf in het Hôtel des Pays-Bas op de Kouter vestigden ze zich met oog op een lange onderhandeling in het huis Lovendegem op de hoek van de Volderstraat en de Veldstraat. Op 6 augustus 1814 arriveerden ook de Engelsen in de Arteveldestad. Zij vestigden zich, na een kort verblijf in Hôtel du Lion d’Or aan het Gouden Leeuwplein, in het oud-kartuizerklooster en oud-woonhuis van Lieven Bauwens aan het Meerhem15. In tegenstelling tot de Britten, die bijna geïsoleerd leefden, hadden de Amerikanen zich meer ingeschakeld in het stadsleven16. Ook in de Maatschappij voor Landbouw en kruidkunde werden ze geïntroduceerd. John Quincy Adams (1767-1848), de leider van de Amerikaanse delegatie en nadien – zoals zijn vader17 – president (1825-1829) van de Verenigde Staten, schreef op 15 juli 1814 in een brief aan zijn vrouw Louisa dat de maatschappij de Amerikaanse afgevaardigden als ereleden wenste te beschouwen. In de zaal Flora blijkt hij ook naar de expositie van de maatschappij geweest te zijn. Men toonde hem allerlei planten, die verondersteld werden door de Amerikanen vrij goed gekend te zijn, maar hij merkte op dat de Gentenaars er meer vertrouwd mee waren dan de afgevaardigden Op 24 december 1814 werd een verdrag getekend, “De Vrede van Gent”, waarbij een compromis werd gesteld zodat de zaken waarvoor nog altijd geen oplossing was gevonden later in commissies zouden worden behandeld18. Na drie jaar en honderd en zesenzeventig dagen besprekingen was er opnieuw vrede tussen de twee landen19. Deze historische gebeurtenis werd vereeuwigd door een schilderij van de Engelse hofschilder Amedée Forestier. Deze had zich geïnspireerd op de portretten van Pieter Van Huffel. Dit schilderij bevindt zich sinds de schenking in 1922 door Groot-Brittannië aan de Verenigde Staten, in de National Collection of Fine Arts, Smithsonian Institution te Washington. Ter gelegenheid van de herdenking in 1914 maakte A. Wauters een kopie naar dit werk, die zich thans bevindt in de collectie van de Gentse stedelijke musea20 .

320


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 321

De ondertekening van het Vredesverdrag van Gent. Van links naar rechts: Henry Goulburn, Anthony J. Baker, William Adams en James Gambier; John Quincy Adams, Albert Gallatin, Henry Clay, James Bayard, Christopher Hughes en – gezeten – Jonathan Russel. De man in profiel achteraan is niet geïdentificeerd.

Men richtte te Gent allerhande feestelijkheden in om het historisch feit te vieren. Op 1 januari 1815 ontving Adams een nieuwjaarsbrief van de maatschappij ‘Couronne tressée de plantes de l’Amérique Boréale et offerte à la société d’Agriculture et de Botanique de Gand; félicitations adressées à ll. Ee. Mm. Les ambassadeurs des Etats-Unis, membres honoraires de ladite Société à l’occasion de la conclusion de la paix et du renouvellement de l’an. 1 janvier 1815 ’. Deze prozatekst bevatte bovenaan een ingesneden bloemenkroon met opschrift ‘Florae Americanae flora belgica offerebat’ en zestien begeleidende nota’s door Norbert Cornelissen21. De Amerikanofilie beheerste dus duidelijk ook de maatschappij. In het Hof van Flora werd door de maatschappij een uitzonderlijke tentoonstelling georganiseerd. Ook de Amerikaanse gezanten waren weer aanwezig op de bloemententoonstelling. De mooiste roos op deze expositie –toebehorende aan de Gentse bloemist Alexander Verschaffelt (1802-1850) – kreeg de naam “Rose Congres de Gand”. Kort voor hun vertrek plaatsten op 2 januari 1815 de Amerikaanse afgevaardigden hun handtekening in het 321


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 322

Guldenboek van de maatschappij22. Drie dagen later werd een groot banket door enige Gentse burgers aan de onderhandelaars aangeboden23. John Quincy Adams bleef nadien in de Verenigde Staten contact houden met de maatschappij en meer bepaald met Norbert Cornelissen24.

Willem I: een koninklijke bezoek in 1815 Op 11 september 1814 deed koning Willem I (1772-1843) zijn plechtige intrede in de Arteveldestad25. Vanaf het begin stelde deze vorst zich loyaal op ten opzichte van de Maatschappij van Landbouw en Kruidkunde. Op die manier wilde hij zich sympathiek maken bij een deel van de bevolking. Hij zag ook het belang in van de hofbouw en de stimulerende rol die de maatschappij hierbij kon spelen. Het bezoek aan het Hof van Flora in 1815 was belangrijk voor de maatschappij. Op 14 april 1815 aanvaardde de vorst op te treden als beschermheer van de maatschappij. Hetzelfde jaar overleed ook de eerste voorzitter van de maatschappij Jacques Vandewoestijne. Hij werd opgevolgd door de botanicus Charles Van Hulthem (1764-1832), de stichter van de Gentse Botanische tuin. Op 2 maart 1818 verleende de koning aan deze vereniging de titel van “Koninklijke” Maatschappij voor Landbouw en Kruidkunde”. Door tussenkomst van de Adelskamer ontving de maatschappij een wapenschild met als schildhouders de godinnen Flora en Ceres. Het schild was in vieren gedeeld en droeg afbeeldingen van land- en tuinbouwwerktuigen. Het hartschild in het midden droeg de Gentse leeuw. Als spreuk nam men aan: Veneficia mea, quirites, haec sunt (mijn tovermiddelen, Romeinen, hier zijn ze). Dit devies verwijst naar een Romeinse legende. Enkele jaloerse landbouwers klaagden een collega, die de prachtigste bloemen kweekte, bij de opperpriester aan. Volgens hen had hij contacten met duistere geesten, waardoor hij mooiere bloemen kon kweken. Toen men hem bij verhoor vroeg naar zijn tovermiddelen die hij gebruikte, antwoordde hij “Mijn tovermiddelen, Romeinen, hier zijn ze” en hij wees naar een spade, een hark en een gieter26. De maatschappij, die dankzij het Hollandse bestuur, internationale contacten had, dankte haar vorst en beschermheer in de periode tussen 1823 en 1827 door het schenken van gouden medailles aan de koning. Aan prins Frederik werden een gulden penning gegeven voor zijn ijver om onbebouwde gronden van het rijk vruchtbaar te maken. Door de opheffing van de blokkade in 1815 bemerken we een ware stormloop naar Engeland en andere vreemde mogendheden door bloemisten die hun aan-

322


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 323

bod willen uitbreiden. Op de wintertentoonstelling van 1815 werden niet minder dan 499 planten tentoongesteld27. Ook herbergier-bloemist Lanckman kon niet aan deze trend voorbijgaan. Na een reis naar Engeland hield hij op 27 april 1818 een uitgebreide verkoop van “eene uytgezochte collectie vremde planten uyt Engeland gearriveerd�28. De maatschappij trachtte vanaf 1815 de land- en tuinbouw te stimuleren door het inrichten van wedstrijden. De regering van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden gaf als subsidie voor dit project 600 florijnen aan de maatschappij29. Deze Erebladzijde uit het Guldenboek van de Maatschappij voor wedstrijden moesten ook Landbouw en Kruidkunde met de handtekeningen van de kwaliteit en de kennis Willem I, 1815. bevorderen. De wedstrijden Gent, Kon. Maatschappij voor Landbouw en Plantkunde die uitgeschreven werden hadden als onderwerp: het vruchtbaar maken van een dor terrein, de verbetering van landelijke gebouwen, de verbetering van pitvruchten of van de zoete aardappelen, het kweken van uitheems fruit en bomen, het verbeteren van land- en tuinbouwwerktuigen, enz.. De openingsrede van de zomertentoonstelling van de voorzitter Charles Van Hulthem op 29 juni 1817 in het Hof van Flora ging niet onopgemerkt voorbij30. Totaal nieuw was dat hij een overzicht gaf van de ontwikkeling van de landbouw en de plantkunde in het Verenigd Koninkrijk. Vanaf 1819 werden ook de hoveniers die het best de planten van hun baas verzorgden gelauwerd. De betrekking met het buitenland werd steeds intenser. De leden wensten meer en meer op de hoogte gesteld te worden van de werking van in- en uitheemse plantkundige instellingen en verenigingen.

323


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 324

De maatschappij kreeg van over heel de wereld zaden en/of planten toegestuurd. Tijdens elke tentoonstelling droeg men dan ook bloemen op aan verdienstelijk personen uit binnen- en buitenland. Tijdens de zomertentoonstelling van 1819 kreeg de kapitein van het schip “Zelima” een eremedaille voor de goede zorgen van een lading planten en zaden afkomstig uit Calcutta. Hetzelfde jaar nog schonk Willem I drie palmbomen aan de vereniging. In 1820 stelde C. Lanckman de nieuw ingevoerde “Lanckman-aardappel” voor in Het Hof van Flora. Door de talrijke briefwisseling kreeg de maatschappij veel informatie. In 1823 kreeg deze zesmaandelijkse tentoonstelling een internationale uitstraling door het kiezen van juryleden die niet woonachtig waren te Gent. Vanaf 1823 werd er hierover gepubliceerd in het tijdschrift Messager des Sciences et des Arts, dat in samenwerking met de Maatschappij voor Schone kunsten werd uitgegeven. In die periode hechtte de Koninklijke Maatschappij voor Landbouw en Plantkunde veel aandacht aan de landbouw. In 1826 schonk ze twee gouden zakhorloges aan de winnaar van de mooiste kalfkoe tussen de drie en de vijf jaar oud, gekweekt in Oost-Vlaanderen, op de negen meimarkt te St.Amandsberg, en aan de degene die het volmaaktste “Ploeg- of Labeur-merriepeird” op dezelfde markt zou leiden. Het mooiste kalf kreeg van de maatschappij een zilveren doos, terwijl het beste paaslam een zilveren “Schaeplepeltje” won. Later zal de Koninklijke Maatschappij zich vooral toeleggen op sierteelt. De winnaars werden op de dagen van de H. Dorothea en St.-Pieter en Pauwel in het Hof van Flora bekend gemaakt. De toegekende prijzen en beloningen werden uitgereikt tijdens een plechtige zitting op het stadhuis in aanwezigheid van stedelijke en provinciale overheden. Dit alles ging gepaard met luisterrijke banketten32. In dat jaar richtte men in het Hof van Flora een driejaarlijkse wedstrijd in voor de mooiste verzameling met 25 variëteiten van citroen- en oranjebomen. De oranjeboom kwam te Gent na de onafhankelijkheid sterk in de mode. Na de onafhankelijkheid werd zelfs deze sinaasappelboom het attribuut van het stilzwijgend protest van het orangistisch-gezinde Gent tegen het nieuwe Belgische regime33. Door het steeds groter aanbod van planten variërend tussen 500 en 1000 stuks werd de zaal van het Hof van Flora in de Holstraat te klein. De maatschappij keek daarom uit naar een grotere locatie en vond deze in 1828 in de (huidige) Pacificatiezaal van het Gentse stadshuis. Nadien zal ze nog verschillende bestemmingen zoeken voor het onderbrengen van de tentoonstellingen.

324


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 325

Voor het Hof van Flora betekende dit echter geen eindpunt. In 1829 stichtte Lanckman een vereniging tot aanmoediging van de zijdewormteelt. Zij hadden als devies: Morus en Bombyx (Moerbeiboom en Zijdeworm)34.

Hippoliet Van Peene: De vader van het Vlaamse toneel Een naam die in de wereld van de Vlaamse kunst en cultuur naast Hendrik Conscience en Karel Lodewijk Ledeganck mag geplaatst worden is Hippoliet Van Peene. Zijn naam, minder bekend dan deze van de auteur van ‘De Leeuw van Vlaanderen’, wordt meestal gekoppeld aan het lied “De Vlaamse Leeuw” (1847), waarvan hij de tekstschrijver is. Wat weinigen weten is dat hij de vader mag genoemd worden van het Vlaamse toneel. Van Peene geboren uit een familie van toneelliefhebbers zag het levenslicht op 1 januari 1811 te Kaprijke. In deze voormalige stad bestond reeds in 1451 een rederijkerskamer, die zich op het bekende ‘Landjuweel’ van 1539 te Gent verdienstelijk wist te maken35. Zijn middelbare studies voltooide hij aan het Gentse atheneum. In 1831 schreef hij zich in voor geneeskunde aan de universiteit van Gent. Enkele maanden nadien stichtte hij een Vlaams toneel- en letterkundige kring, die op 1 januari 1832 gedoopt werd “De Ware Vrienden”36 of “Les Bons Amis”. Zij speelden om de veertien dagen zowel Franse stukken als vertalingen in het Nederlands. Verder hield deze vereniging zich ook bezig met literatuur. In het begin traden zij op in het koffiehuis “Den Duyts” in de Gentse Kammerstraat.

Hendrik Dillens, Portret van Hippoliet van Peene, Gent Universiteitsbibliotheek.

325

Tot de stichters behoorden naast Hippoliet Van Peene, Pieter Miry, Edouard Stobbelaere en Pieter Van Reysschoot, lid van de beroemde schildersfamilie37. Pieter Miry


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 326

was de oom van de later zo gevierde componist Karel Miry die de teksten van Van Peene, o.m. “De Vlaamse Leeuw” (1847) op muziek zette. Karel zag op 14 augustus 1823 het levenslicht als onwettig kind van Francisca Stepman, die later huwde met Franciscus Miry. Deze eenvoudige werkman plaatste het kind op zijn naam. Als kind had Karel regelmatig zijn oom Pieter vergezeld die als “speelman” kermissen en bruiloften opvrolijkte. Karel ontving dan de kaartjes voor de dans. Hippoliet Van Peene gaf aan Karel Miry zijn eerste werkelijke muzieklessen. Daarna volgde Karel lessen aan het conservatorium te Brussel en te Parijs. Bij “De Ware Vrienden” zong Karel mee in het koor of speelde hij meisje in een blij- of zangspel. Van Peene leidde niet alleen de “Ware Vrienden” maar was er tevens acteur, regisseur, souffleur, decor- en toneelontwerper. Voor deze vereniging schreef Van Peene Franse stukken en regisseerde ze. In 1833 schreef hij een vaudeville in het Frans “Le cholera ou une folie d’un jour” geïnspireerd door de cholera-epidemie te Gent van 1832. Door het grote succes was deze locatie al vlug te klein. Hetzelfde jaar nog ruilde hij deze plaats voor een ruimer lokaal de zaal van het “Hof van Flora” in de Holstraat. Hippoliet Van Peene leerde in die periode ook zijn latere vrouw Virginie Miry kennen, die toen reeds zeer uitzonderlijk een vrouwenrol had gespeeld bij “De Ware Vrienden”. Hij leerde de leden van het eenvoudige gezin Miry beter kennen en met hen speelde hij thuis samen muziek. Het blijkt dat Virginie instond voor de zang39. In 1833 schreef hij een tweede vaudeville “La Vieilesse de Stanislas”, dedié a Mademoiselle Virginie Miry”. In 1836 stichtte Van Peene in de herberg “De drie hoefijzers” bij waard Vermeersch, dat gelegen was langs de Brugse vaart net voorbij Mariakerkebrug, de rederijkerskamer “Yver doet leeren”. Door de moeilijkheden met de pastoor van Mariakerke, die de toneelstukken te verderfelijk vond, verhuisde de rederijkerskamer in 1838 naar zaal “De Prins” te Gent. Onder druk van zijn vader, die eveneens geneesheer was, voltooide hij in 1837 zijn studies. Zijn artsenpraktijk kende echter geen succes. Hetzelfde jaar trouwde hij op 29 maart met Virginie Miry. In 1840 werd “Les Bons Amis” omgedoopt tot “Société d’Euterpe”, doch deze vereniging kende niet meer de inzet van vroeger. Dit element en onenigheid in “Yver doet leeren” hadden als gevolg dat Hippoliet Van Peene in 1840 een nieuwe rederijkerskamer “Broedermin en

326


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 327

Taelyver”40 oprichtte, het Vlaams toneel werd hier boven de doopvont gehouden. Haar activiteiten gingen in het begin ook door in het Hof van Flora aan de Holstraat. De aanleiding tot het oprichten van een nieuwe vereniging was een wedstrijd geweest te Oostende. Het waren maar enkele leden uit de twee hoger vermelde toneelverenigingen die zich extra wilden inzetten. Hun beloning was groot want ze haalden er de derde prijs met een treurspel en zelfs de tweede prijs voor een zangspel. Virginie Van Peene-Miry kreeg de prijs voor de beste actrice en Karel Ondereet de prijs voor de beste toneelspeler. Door het grote succes werd besloten om door te gaan, doch er moest een nieuwe locatie gezocht worden voor de repetities en optredens van “Broedermin en Taelyver”. Het volgende jaar verhuisde het toneelgezelschap naar zaal Parnassus aan de Monument ter ere van Karel Miry (1893), Oude Houtlei, waar ook De Gent, Casinoplein Fonteynisten optraden. In 1840 jaar ontstond een sterke vriendschapsband tussen Van Peene en Prudens Van Duyse. Te veel wordt er thans de nadruk op gelegd dat Van Peenes vernieuwing gestimuleerd werd door Conscience en te weinig wordt de nadruk gelegd op het aandeel van Van Duyse. Van Duyses Vlaams gezindheid blijkt zich te uiten in zijn vroege epossen, zoals “Tafereel van den heldenmoed der Vlamingen tegen de Franschen onder het bestuur van graaf Gwijde van Dampierre” (1825) en “Lofdicht op de Nederlandsche Taal” (1829). Belangrijk was zijn uitvoerige epische persiflage in vier zangen “Wanorde en Omwenteling op den Vlaamschen Zangberg” waarin nieuwe literaire ideeën verdedigd werden. Daarnaast nam Van Duyse als polemist en publicist actief deel aan het invoeren van de Commissie Spelling (1839-1842). Belangrijk was zeker Van Duyses publicatie daterende uit 1838 “De invloed des toneels op de volksbeschaving”.41 In 1840 overhandigde Van Duyse fier zijn “Keizer Karel en de boer uit

327


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 328

Berchem” aan Van Peene. Van Peene merkte direct op dat dit werk kon uitgewerkt worden als een toneelstuk. Voor Van Duyse klonk dit als muziek in de oren en het daagde hem direct uit. Het begin van het Vlaamse toneel was geboren.

Groepsportret van Broedermin en Taelyver. In het midden Hippoliet van Peene en Virginie Miry.

Tot omstreeks 1840 brachten toneelverenigingen overwegend Franstalige stukken. Voor Nederlandstalige opvoeringen bracht men meestal vertalingen uit het Frans en het Duits of men inspireerde zich op de retorica van het buitenland. Van Peene was de eerste die de noodzaak aanvoelde van Vlaamse werken die het volk, naast hun moedertaal, ook iets van eigen aard zouden brengen. De eigenheid van het Vlaamse toneel, dat niet alleen in de loop der eeuwen een culturele maar ook een politieke rol gespeeld heeft, was verloren gegaan. Men mag Van Peenes blijspel “Keizer Karel en de Berchemse boer”, voor de eerste maal opgevoerd op 31 januari 1841 in zaal Parnassus, niet alleen beschouwen als één der eerste Nederlandstalige werken, maar als het eerste toneelstuk met een eigen Vlaams karakter. In dit werk, dat geschreven werd in

328


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 329

het op dat ogenblik minderwaardig beschouwd Nederlands, bemerken we geen invloed van de buitenlandse retorica. Het werk is gebaseerd op denkbeeldige historische gegevens van eigen bodem, waarbij de sociale achtergrond en het culturele element van de Vlamingen als uitgangspunt dienen. Met zijn pleidooi voor een meer naturalistische speelstijl liet hij als toneelmeester de oude tradities achter zich43. De muziek in Keizer Karel en de Berchemse boer werd gecomponeerd door zijn neefje Karel Miry. Nieuw was ook dat een actrice een volwaardige rol kreeg in een toneelstuk. Zijn vrouw Virginie Miry vertolkte Lijsje, de pronkerige dochter van de Berchemse boer. Onder druk van de Kerk werd in Vlaanderen ongemengd gespeeld zodat ook de vrouwenrollen door mannen werden vertolkt. Haar acteertalent had als gevolg dat kort nadien actrices in de toneelwereld verschenen44. Van Peenes oeuvre wordt gekenmerkt door ongeloofwaardige acties, reeksen vergissingen, een hoog tempo van opeenvolgende gebeurtenissen, grapjes en liedjes. Deze optimistische, luchtige, ontspannende stukken gebaseerd op historische gebeurtenissen kenden een grote bijval bij het volk, dat op die manier de cultuurhistorische waarde van het eigen verleden leerde kennen. Voor de burgerij waren deze volkse kluchten amusement voor het proletariaat. Om zijn doel te bereiken, nl. de bewustwording van het volk van eigen cultuur en taal, kon hij zich niet permitteren om de bourgeoisie te ergeren. In zijn werken, die weinig politiek onderbouwd zijn, werden zelfs burgerlijke waarden bevestigd. Met het teruggrijpen naar het verleden sluit Van Peene aan bij de buitenlandse romantiek. Het was in die periode zeker nog geen tijd om aanklachten duidelijk te stellen in de Belgische literatuur. Dat voor Van Peene dit behoud van de Vlaamse cultuur en taal ook een reactie was op gevestigde waarden, blijkt ook uit andere elementen. Toen in 1856 de koning Leopold I een bezoek bracht aan “Broedermin en Taelyver” sprak Hippoliet Van Peene hem in het openbaar in het Nederlands aan, iets wat 75 jaar later nog voor opschudding zou zorgen. Het Vlaamse publiek was op dat ogenblik ook niet rijp voor eigentijdse sociale aanklachten. Prof. Dr. Paul De Keyser merkt op “In Vlaanderen is Van Peene de eerste geweest om zich te wagen aan de “satire des moeurs contemporaines”. Alleen had hij met zijn proeve: “De treffelijke Lieden” van 1860, bij het Vlaamse in casus het Gentse, nochtans verlichte, toneelpubliek geen succes. Ook niet bij de jury van de officiële toneelprijskamp, die over zijn toneelproductie moest oordelen. “De treffelijke Lieden” werd eenvoudig doodgezwegen, omdat hij vaarwel had gezegd aan het traditioneel burgerlijk blijspel om aan een sociaal komediespel te doen”.45 In deze vertolking stelde Van Peene als aanklager de schijnheiligheid van de zelfingenomen burgerij

329


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 330

aan de kaak, die blind was voor de noden van haar tijd. Hiermee mogen we hem onderbrengen in het Europees realisme, een eigentijdse vernieuwing in de literatuur waarbij de wantoestanden aangeklaagd werden. Door zijn literaire tijdgenoten werd hij geprezen, o.a. door Napoleon Destanberg, Willem Rogghé, G. Bevels, E. Lauwers, G. Corijn en de Duitse letterkundige Ida von Duringfelds. In 1851 werd zelf werk van hem in Den Haag opgevoerd en werden bepaalde van zijn werken vertaald. Hippoliet Van Peene gaf aan de architect Minard de opdracht om een schouwburg te bouwen. Tijdens de “Gensche fieste” op 27 juni 1847 opende men de eerste Vlaamse schouwburg, die thans nog steeds de naam draagt van de architect, met Van Peenes voorstelling “Brigitta of de twee Vondelingen”. Het jaar nadien was Van Peene één van de stichters van het weekblad “De Draeck”, waarin de radicalen en de conservatief-katholieken aan de kaak gesteld werden46. Deze man die tal van vernieuwingen bracht in het toneel, streed voor eigen

Affiche Cinema Flora, Tusschen Leven en Dood (1926)

330


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 331

cultuur en taal, de Vlamingen een eigen volkslied en schouwburg bezorgde, is nog steeds een grote onbekende bij het grote publiek. De “Société d’Euterpe (Les Bons Amis)” ging verder met haar opvoeringen in zaal Flora. Haar laatste activiteiten dateren van 1849. Kort na de uitvinding van de film in 1895 door de gebroeders Auguste (18621954) en Louis Lumière (1864-1948) werd zaal Flora gebruikt als cinemazaal. De eerste film hadden geen klank en werden begeleid door een piano of een voorzegger. Deze zaal was één van de eerste bioscopen in ons land. De stomme films werden er vertoond tot de komst van het nieuwe millennium. Ze was eigendom van Ludovicus Josephus De Lille. Deze zaal zal verder de kern vormen voor de vakschool Hoger Technisch Instituut Sint-Antonius.

Besluit De publicatie over het Gentse Theresianenklooster47, het De la Salle-instituut48 en het Begijnhof van Poortakker49 bracht bij heel wat Gentenaars, die begaan zijn met het patrimonium, nieuwsgierigheid te weeg, wat een aanzet gaf om verder dit gebied te belichten. Het belang van deze streek blijkt opnieuw uit dit onderzoek naar de zaal Flora. We willen hierbij tevens de personen bedanken die ons geholpen hebben om deze publicatie te kunnen verwezenlijken: dhr. Ignace De Baets (directeur van het Hoger Technisch Instituut SintAntonius), dhr. Dirk Dermout (leraar Nederlands aan dezelfde school) en Adinda Coolens (lerares P.O.). Rudy van Elsande

NOTEN 1

2

3

4

5

6

DE WAEL J. – GROOTAERT H. – VAN DOORNE G. – VAN DOORNE H., Gentse Floraliën in de Papagaaiwijk 1808-1908 zoektocht naar verdwenen locaties van een roemrijk verleden, Gent 2008. van ELSLANDE R., Het Gents Theresianenklooster tijdens het Ancien Regime, in: Ghendtsche Tydinghen, 35ste jg., 2006, nr.5, blz. 286. J. SANDERS, De land- en tuinbouwactiviteiten in Gent: studie en typologie van de agrarische ruimte, Gent, 1988. van ELSLANDE R., Het Gents Theresianenklooster tijdens het Ancien Regime, in: Ghendtsche Tydinghen, 35ste jg., 2006, nr.5, blz. 286-287. A. De Raedt – S. De Groote, De Harde Gentse Azalea – een historisch overzicht-, Gavere 2000, blz. 26. Gent, Stadsarchief, Maatschappij voor Kruidkunde 1808-1824 later K(oninklijke) M(aat-

331


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 332

schapp)ij voor Landbouw en Plantkunde, nr. W3/16. Ibidem. 8 R. De Herdt, Gentse Floraliën Sierteelt in Vlaanderen, Gent 1990, blz. 210-212. 9 L. Trevier, De Gentse Floraliën 1808-1975, Gent 1975. 10 167 A. Voisin, Bibliotheca Hulthemiana ou catalogue méthodique de la riche et précieuse collection de livres et des manuscrits, dl. I, Gent 1836. 11 A. De Raedt – S. De Groote, De Harde Gentse Azalea – een historisch overzicht –, Gavere 2000. 12 A. De Raedt – S. De Groote, o.c., blz. 25-27. 13 Gent, Stadsarchief, nr. G.12.1813/280. 14 A. L. Burt, The United States, Great Britain and British North America, from the revolution to the establishment of peace after the war of 1812, 1940. A.H.Z. Caar, The coming of war. An account of the remarkable events leading to the war of 1812, 1960. 15 Boerrigter E. – De Grauwe J., Meerhem toen en nu Huize Sint-Jan de Deo Gent, Gent 1991, blz. 55-69. 16 G. Van Severen, De Vrede van Gent en het verblijf aldaar in 1814 van de Engelse en de Amerikaanse gevolmachtigden, Gent 1963. 17 John Adams (1735-1826) was één der toonaangevende figuren geweest tijdens de revolutie. Om die reden werd hij gekozen als vertegenwoordiger van de Verenigde Staten op de Vredesconferentie te Versailles in 1783, waar de Amerikaanse zelfstandigheid werd vastgelegd. Als president (1797-1801) was hij verantwoordelijk voor de wetten tegen de vreemdelingen en tegen de oppositie. Hij kon een oorlog met Frankrijk vermijden. 18 Ch. Terlinden, Le traité Anglo-Américain de Gand, in : 23e Congrès archéologique et historique de Belgique, Vol. II, 1913, blz. 256-293; Gent, Stadsarchief, A. Voisin, Guide de Gand, Gent 1843-1846, blz. 79. 19 Cat. tent., Britten en Amerikanen in Gent Het Vredesverdrag van 1814, Gent Museum Arnold Vander Haeghen, juli-aug. 1979. 20 Cat tent., Britten en Amerikanen te Gent Het vredesverdrag van 1814, Gent Museum Arnould Van Der Haeghen juli-aug. 1979, blz. 31, nr. 71. 21 Gent, Koninklijke Maatschappij voor Landbouw en Plantkunde. 22 R. De Herdt, Gentse Floraliën Sierteelt in Vlaanderen, Gent 1990, blz. 213-214. 23 Gent, Rijksuniversiteit, Hs. G. 10982 (2): J.F. de Laval, Kronyke van het voorgevallene binnen de stad van Gend en omstreeks, zoo onder het wereldlijk als het geestelijk, sedert den 1sten nov. 1813 tot den 24en maerte 1820, 19 maert 1831, dl.II, blz. 77. 24 Cfr. Brief van Adams uit Boston dd. 10-9-1817 gericht aan Cornelissen. 25 J.E. Neve de Mevergnies, Gand sous le régime Hollandais, 1814-1830, 1935. 26 R. De Herdt, Gentse Floraliën Sierteelt in Vlaanderen, Gent 1990, blz. 210-211. 27 L. Trevier, De Gentse Floraliën 1808-1975, Gent 1975,blz. 20. 28 A. De Raedt – S. De Groote, o.c., blz. 29. 29 De regering maakte de subsidie over aan de gouverneur. Deze gaf het aan het stadsbestuur om het op haar beurt over te maken aan de maatschappij, cfr. Gent, Stadsarchief brief dd. 1 juli 1824, bundel W3/16. 30 Ch. Van Hulthem, Discours sur l’Etat Ancien et Moderne de l’Agriculture et de la Botanique dans les Pays-Bas, Gent 1817. 31 Gent, Stadsarchief ‘Discours prononcé par Monsieur J.X. vande Woestijne président de la Société d’Agriculture et de Botanique de la ville de Gand. Lors de la distribution des prix à la salle ordinaire des séances de la société à l’époque du salon d’exposition, le lundi 19 juin 1812.’nr. W3/16. 32 L. Trivier, o.c., blz. 21. 7

332


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 333

R. De Herdt, Gentse Floraliën Sierteelt in Vlaanderen, Gent 1990, blz. 219. De Potter, o.c., dl. VIII, blz. 360. 35 G. Van Keirsblick, Letterkring te Kaprijke in de vijftiende en zestiende eeuw, in: Jaarboek Koninklijke Soevereine hoofdkamer van retorica “De Fonteine” te Gent 1964-65, XIV-XV (Tweede reeds nrs.6-7), blz. 3-45. 36 De Potter, o.c., dl. VIII, blz. 360. 37 M. Fredericq-Lilar, III De schilderkunst van de 18de eeuw, in: Cat. tent. Gent 1000 jaar kunst en cultuur, Gent Museum voor Schone Kunsten 19-4/29-6-1975, blz. 227-234. 38 J. Dewilde, Miry Karel, in: Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse beweging, dl. G-Q, Tielt 1998, blz. 2064-2065. 39 L. Lekens, Zonder hen was het “Vlaams volkslied” anders., in: Raaklijnen, 7de jg., dec. 1989, nr.4, blz. 29-32. 40 G. Verriest, Het lyrisch toneel te Gent van de oorsprong tot heden, in: Cultureel Jaarboek van de Provincie Oost-Vlaanderen, 1964, blz. 134-136. 41 A. Deprez, Duyse Prudens van, in: Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse beweging, dl. G-Q, Tielt 1998, blz. 1020-1021. 42 We denken hierbij aan het Gentse Landjuweel van 1539 dat beschouwd werd als basis van de Beeldenstormen in de 16de eeuw; J. Decavele, Het eind van een rebelse droom, Gent 1984, blz. 14. 43 A. Van Elslander, Literatuur, in: Gent Apologie van een rebelse stad, Antwerpen 1989, blz. 411. 44 H. Verschaffel, Peene Hippoliet van, in: in: Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse beweging, dl. G-Q, Tielt 1998, blz. 2406-2407. 45 P. De Keyser, De onbekende Hippoliet Van Peene, 1961 (Overdruk). 46 M. Steels, Hippoliet Van Peene, in: Ghendtsche tydinghen, 5de jg., 1976, blz. 263-269. 47 van ELSLANDE R., Het Gents Theresianenklooster tijdens het Ancien Regime, in: Ghendtsche Tydinghen, 35ste jg., 2006, nr.5, blz. 274-297; idem, De Theresianen komen terug naar Gent, in: Ghendtsche Tydinghen, 36ste jg. Juli/aug. 2007, nr. 4, blz. 231-239. 48 van ELSLANDE R., Van St.-Jan de Deoklooster tot behoedingshuis en De La Salle-instituut, in: Ghendtsche Tydinghen, 34ste jg., 2005, nr. 5, blz. 294-306; idem, Van St.-Jan de Deoklooster tot behoedingshuis en De La Salle-instituut, in: Ghendtsche Tydinghen, 34ste jg., 2005, nr. 6, blz. 360-372. 49 van ELSLANDE R., Het begijnhof van Sint-Aubertus, genaamd Poortakker, in: Ghendtsche Tydingen, 38ste jg, jan-febr. 2009, nr. 1, blz. 20-38. 33 34

333


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 334

INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE

Op 30 September 1900 stelde Louis Maeterlinck, in de rubriek “Schilderijen - Schilderijmuseum, n° 23 - XVIe eeuw” in het Frans een fiche op over:

Vrouwenportret door Willem Key Het hier gereproduceerd vrouwenportret vormt de tegenhanger van het reeds beschreven mannenportret. (Hout: h.0,49 x b.0,39). Het werd bij mijn intrede in functie als Conservator in dezelfde omstandigheden teruggevonden als het vorige. De aard van de vrouw, die een kalme Vlaamse schijnt te zijn met een zekere gezetheid, vormt een contrast met het verwrongen hoofd van haar echtgenoot. Haar kleding is zwart, onder haar eveneens zwart kapje draagt zij een witte muts met fijne pijpplooien die naar boven uitlopen, een vorm die Maria Stuart rond 1560 lanceerde. De kleine geplooide halskraag die zij draagt is half open aan de hals. Onder de mantel met hoge mouwen die gedoubleerd zijn met luipaardenpels, bespeurt men een zwarte fluwelen jurk met figuren. Een fijne geciseleerde gouden ketting omringt haar taille waarop haar hand rust die gedeeltelijk bedekt wordt door de omlijsting. Dit portret, alhoewel van een minder gespierd maaksel dan het vorige, moet nochtans toegeschreven worden aan Willem Key. Men weet dat de portretten van deze meester zeer zeldzaam zijn. In zijn commentaar op het boek “Livre des peintres” van Carl Van Mander, vermeldt Mr. H. Hymans, buiten dezen die bewaard gebleven zijn, slechts een hoofd van Lazare Spinola in Hampton Court en twee portretten: man en vrouw in de gewezen galerij van de koning van Hannover. Deze laatste portretten, alsook deze van het museum van Gent, werden uitgevoerd op klein formaat. 334


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 335

Niettegenstaande mijn persoonlijke opzoekingen en het opsturen van foto’s aan de voornaamste buitenlandse specialisten aan wie ik gevraagd had ze te willen vergelijken met in die tijd gekende etsen en schilderijen van portretten, heb ik de naam van de afgebeelde personages niet kunnen terugvinden. Men moet nochtans veronderstellen dat deze portretten afkomstig zijn van een van die talrijke kloosters die in onze stad afgeschaft werden en toen eigendom werden van het stadsbestuur. Mr. Ferd. Vander Haeghen meent deze schilderijen gezien te hebben in het oud appartement van de abt van de Baudelooabdij. Cf. Une découverte artistique door L. Maeterlinck, artikel verschenen in de Petite revue illustrée de l’art et de l’archéoloque en Flandre, n°10, 30 Mei 1900.

WEGENISWERKEN EN TRAMVERKEER OP DE KORENMARKT (DEEL II: 1897 - 1903)

VOOR U VERZAMELD UIT 31 600 EDITIES VAN DE “GAZETTE VAN GENT”.

22 januari 1897 Het schepencollege heeft de laatste hand gelegd aan het ontwerp van de nieuwe tramlijnen welke door een aan te wijzen compagnie moeten worden geëxploiteerd. De bestaande lijnen worden behouden, maar heraangelegd op een spoorbreedte van één meter. Een nieuwe lijn zal gemaakt worden van de Korenmarkt tot aan de SintLievenspoort, langs de Vlaanderenstraat en de Frère-Orbanlaan. De heer 335


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 336

Coene, stadsingenieur, werd naar Parijs gezonden, waar het stelsel van de accumulatoren wordt toegepast. Het schepencollege is voornemens voor de elektrische kracht het gebruik van dit stelsel op te leggen. Het kan gemakkelijk worden toegepast aan de talrijke draaibruggen en zal de binnenstad vrijwaren van een spinnenweb aan gevaarlijke draden. De trams met trolley zullen maar in de afgelegen wijken mogen gebruikt worden.

12 mei 1897 Gisteren werd in de zitting van de gemeenteraad het voorontwerp van lastenkohier voor de inrichting van de elektrische tramways goedgekeurd. Onder hoofdstuk I, "Algemene beschouwingen", worden 7 lijnen vooropgesteld. Vijf daarvan liepen over de Korenmarkt : - de tweede lijn zal de Korenmarkt met de Keizerpoort verbinden langs de CataloniĂŤstraat, Sint-Jansstraat (** thans Limburgstraat), Vlaanderenstraat, Statiestraat, Lange Violettestraat en Brusselsestraat; - de vierde lijn zal de grensscheiding van de stad en Sint-Amandsberg verbinden met de kerk van Sint-Jan Baptist langs de Dampoortstraat, Steendam, Sint-Jacobsplaats, Kammerstraat, Vrijdagmarkt, Langemunt, Korenmarkt, Sint-Michielsplaats, Hoogstraat en Brugsepoortstraat en Noordstraat; - de vijfde lijn vertrekt aan de Gazometerlaan langs de De Smetstraat, Van Wittenberghestraat, Rabotstraat, Burgstraat, Veerleplein, Korenmarkt, Veldstraat, Zonnestraat, Kouter, Brabantstraat, Vlaanderenstraat en zal eindigen op de Graaf van Vlaanderenplaats; - de zesde lijn vertrekt aan Meulestedebrug langs de steenweg van die naam, de Sassepoortstraat (** thans de Voormuide), Sint-Salvatorstraat, Sleepstraat, Langesteenstraat, Geldmunt en Korenmarkt en zal langs dezelfde weg als de vijfde eindigen op de Graaf van Vlaanderenplaats; - de zevende lijn zal de Korenmarkt verbinden met de statie Sint-Pieters (** toen gelegen aan de Parkplaats) langs de Veldstraat, Nederkouter, Kortrijksestraat en Kortrijksesteenweg. Het huidige tramnet zal op 1 januari worden afgekocht. De studies van het nieuwe net moeten zo spoedig mogelijk worden doorgedreven, teneinde op 1 juli aanstaande tot de aanbesteding te kunnen overgaan. In dit geval zou de elektrische tram met de Gentse kermis van 1898 geopend worden. Op de Korenmarkt zal een kiosk worden opgericht.

336


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 337

14 augustus 1897 Op 2 augustus heeft de aanbesteding plaats gehad voor de inrichting van de elektrische tramways te Gent. De voorkeur van het schepencollege is gegaan naar het stelsel dat hen op voorbeeldige wijze was aangeprezen door de zustermaatschappijen Société Anonyme des Railways Economiques de LiègeSeraing et Extensions en Compagnie Générale de Railways à Voie Etroite. (** daaruit werd op 4 januari 1898 de naamloze maatschappij “Tramways Electriques de Gand” - “Elektrische Tramwegen van Gent” opgericht).

21 februari 1898 De rijtuigen van de Kortrijksepoort zullen rijden van de Korenmarkt tot aan de statie Gent-Sint-Pieters en dan verder langs de Parklaan en de Hofbouwlaan naar de Heuvelpoort, de grote statie van de staatsspoorweg (** Gent-Zuid), de Sint-Jacobsplaats en terug. De trekking zal uitsluitend geschieden bij middel van accumulatoren. Men zal om te beginnen 42 rijtuigen hebben.

7 april 1898 Alle nieuwe lijnen zijn nu in kaart gebracht. Men zal de werkzaamheden beginnen in de straten waar nog geen tramweg ligt. Daarna zullen de aanpassingen beginnen van de lijnen welke heden nog met paarden worden uitgebaat.

29 juni 1898 Op aanvraag van de inwoners van de Veldstraat heeft het schepencollege beslist, geen dubbele linie te laten leggen voor de elektrische tram. De tweede linie zal in één der nabijgelegen straten komen. Op donderdag 7 juli zullen de inschrijvingen plaatshebben voor het opbouwen van de wachtzaal-kiosk op de Korenmarkt.

20 augustus 1898 De Sint-Michielsbrug (** toen nog een platte draaibrug) gaat verbreed worden opdat er een dubbele tramlijn over zou kunnen lopen. De nieuwe brug zal op een enkele pijler rusten, te midden van de Leie gebouwd. De schepen zullen langs beide kanten van de brug kunnen doorvaren. 337


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 338

9 september 1898 De tramcompagnie heeft een paar open rijtuigen van de paardentram aan de nauwere spoorbanen doen aanpassen. Waar het mogelijk is wordt de tramdienst met paarden op de omgebouwde lijnen op deze wijze hervat. Weldra zal men hiermee beginnen van de Korenmarkt naar de Sassepoort.

23 september 1898 Behalve een paar open trams heeft de maatschappij ook enkele gesloten rijtuigen voor de nieuwe sporen doen veranderen. Hiermee zal vanaf zondag worden gereden van de Burgstraat naar de Brugsepoort.

27 september 1898 Een Koninklijk Besluit keurt de beraadslaging van de gemeenteraad goed, waarbij het toegelaten wordt een terugkerend tramspoor naar de Korenmarkt aan te leggen langs de Korte Meer en de Posthoornstraat (** thans de SintNiklaasstraat). Een voorlopige tramlijn zal gelegd worden van de Veldstraat langs de kant van de Sint-Niklaaskerk naar de Geldmunt, voor het vervoer van reizigers tijdens het leggen van de riggels op de Korenmarkt.

29 september 1898 Binnenkort zal men de ingewikkelde kruissporen aanleggen op de Korenmarkt, alsook de riggels op de Sint-Michiels- en Vleeshuisbruggen, zodat de Brugsepoort en de Muidepoort weldra zullen verbonden zijn met het midden van de stad. De lijn van de Sint-Lievenspoort die reeds voltrokken is tot aan Sint-Baafs, zal ook tot aan de Korenmarkt gebracht worden door de CataloniĂŤstraat. Als die werken zullen voltrokken zijn, zal men de dienst doen met de oude rijtuigen van de paardentram die daartoe geschikt worden gemaakt. Vervolgens zal men de lijn leggen van de Korenmarkt langs de Langemunt, Vrijdagmarkt, Sint-Jacobs en Sint-Anna naar de grote statie en de Dampoort, alsook die naar de Kortrijksepoort.

30 september 1898 Binnen weinige dagen zal men op de Korenmarkt beginnen met het bouwen 338


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 339

van de nieuwe kiosk. Ze zal een achthoekige vorm hebben, in arduin en ijzer worden opgetrokken, uit twee verdiepingen bestaan en voor meerdere doeleinden aangewend worden. Gelijkvloers komt een wachtzaal voor de reizigers van de tramway, een ruimte voor krantenverkoop en pissijnen. Ze zal 2,80 m hoog zijn. Boven deze wachtzaal zal zich een deel bevinden dat bestemd is voor het geven van concerten. De vloer van het verdiep zal 2,80 m boven de grond zijn. Het gewelf zal een hoogte van 4 meter bereiken. Het is te voorzien dat de kiosk op korte tijd zal gemaakt worden. Ze moet in elk geval voor het einde van het jaar voltrokken zijn, om de inhuldiging van de nieuwe tramwaydienst op passende wijze de nodige luister te kunnen bijzetten.

5 oktober 1898 Zondag zijn een paar tramrijtuigen welke men voor het nieuwe spoor veranderd heeft, van de Korenmarkt naar de Brugsepoort en vice-versa gereden. Ze lopen ongewoon zacht en schokken niet meer zoals vroeger het geval was. Het tramhuisje van de Korenmarkt is maandag van zijn plaats weggenomen en wat verder gezet. Een tramrijtuig is tot wachthuisje en dagbladwinkel ingericht.

12 oktober 1898 De werken zijn nu op vele plaatsen tegelijk aangevangen. De verbinding van de lijn der Sint-Jans- en CataloniĂŤstraten met de Korenmarkt is bijna voltrokken. De overtocht op de Vleeshuisbrug is bij ministerieel bevel opgeschort voor het leggen van de riggels en men werkt er dapper aan. Men is nu ook begonnen in de Schouwburgstraat en weldra zal men dit deel langs de Korte Meer en de Posthoornstraat ook met de Korenmarkt verbinden. De koffiehouders schijnen in het geheel niet ingenomen te zijn met de tramlijn die voorbij hun deur loopt. Dit ontneemt aan de meesten hun terrassen op de dagen van concerten op de Kouter. Er is bevel gegeven om dit deel van de lijn ten spoedigste te voltooien.

17 oktober 1898 De riggels over de Vleeshuisbrug zijn voltooid en de brug is weer voor het verkeer van voetgangers geopend. Ook in de CataloniĂŤstraat gaat het kasseiden nu goed vooruit. Maandag zal men beginnen aan het leggen van de riggels om de Korenmarkt met de Geldmunt en de lijn naar de Muide te verbin339


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 340

Aanleg sporen in oktober 1898

340


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 341

den. Om die kromming te bewerkstelligen heeft men wederom een deel moeten wegnemen van de Groentenmarkt, wat voor het leggen van de paardentramriggels ook al eens noodzakelijk was.

21 oktober 1898 De grondvesten voor de kiosk op de Korenmarkt zijn voltooid. Eerstdaags zal de dienst tussen de Muide en de Zuidstatie gebeuren langs de CataloniĂŤstraat en de Vlaanderenstraat. De lijn naar de Dampoort zal deze week voltooid zijn tot aan Sint-Jacobs.. Dan zal de dienst tussen deze plaats, de Korenmarkt en de Brugsepoort ook met veranderde rijtuigen gebeuren.

1 november 1898 De dienst tussen de Zuidstatie en de Korenmarkt langs de Vlaanderenstraat en de Limburgstraat is zondag ingehuldigd. De weg wordt met de paardentrams afgelegd in 6 minuten. Met de elektrische tram denkt men het te zullen doen in hoogstens 4 minuten.

16 november 1898 De dienst tussen de Korenmarkt en Ledeberg wordt naar gewoonte gedaan van de Korenmarkt tot aan de Sint-Annakerk en van daar rijdt men met tramcars (** die niet gebonden zijn aan sporen) naar Ledeberg langs de Visserij.

21 november 1898 De oude riggels van de paardentram tussen de Korenmarkt en de Kortrijksepoort worden opgebroken. De nieuwe lijn zou over een paar weken moeten voltooid zijn. De dienst geschiedt nu op het nieuwe spoor langs de Posthoornstraat, de Korte Meer, de Schouwburgstraat en dan verder langs het oude spoor. De werken worden door het slechte weder erg tegengewerkt en de straten blijven open liggen, tot groot nadeel van de handelaars.

5 december 1898 Waar blijft men met de verbreding van de Korte Meer nu de Posthoornstraat voltooid is? Wanneer men de huidige toestand van in de CataloniĂŤstraat 341


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 342

beziet, is het juist alsof men in het begin van de Korte Meer in een trechter komt, die gedurig bestormd wordt uit de Voldersstraat, Veldstraat en Kouter. De grond welke moet dienen tot verbreding werd reeds aan de stad geschonken. Nu is het te hopen dat de heren gemeenteraadsleden en burgemeester weldra een einde zullen stellen aan die gevaarlijke toestand, vooraleer de elektrische tram er voor goed doorrijdt!...

7 december 1898 Het vervaardigen van de nieuwe aubette op de Korenmarkt heeft enige vertraging ondergaan doordat men zich in de steengroeve bij het houwen vergist heeft. Men heeft bijna alle stenen moeten herkappen. Dit werk zal weldra beĂŤindigd zijn. Het ijzeren gedeelte is sinds lang gereed.

2 januari 1899 De dienst van de elektrische tramways is op nieuwjaarsdag voor het eerst met reizigers beproefd. Twee rijtuigen deden tien reizen heen en terug van de Zuidstatie naar de Korenmarkt en gaven een ontvangst van 100 frank. Zo kon men ook de mensen en de paarden er stilletjes aan laten wennen. De plechtige inhuldiging van de elektrische rijtuigen zal plaatshebben op maandag 23 januari.

6 januari 1899 Maandag hebben nogmaals een paar elektrische rijtuigen gedurende een gedeelte van de dag dienst gedaan. Het was namelijk op 3 januari dat volgens het lastenboek de regelmatige tramdienst moest beginnen. Gisteren heeft men in tegenwoordigheid van de ingenieur van Bruggen en Wegen een proef gedaan op de Vleeshuisbrug, die zeer wel gelukt is. Te rekenen van zondag 8 januari zal de dienst met drie rijtuigen geschieden en zal men naar de Muide rijden.

25 januari 1899 Eergisteren heeft in de namiddag de feestelijke inhuldiging plaats gehad van de elektrische trams in de stad. Om twee en een half uur zagen de Korenmarkt en de aanpalende straten zwart van het volk. Bij de tien elektrische rijtuigen, waarvan ĂŠĂŠn prachtig versierd was, verdrongen zich een paar honderd genodigden, waaronder gemeenteraadsleden, volksvertegenwoordigers en senato342


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 343

Inhuldiging trams 23/1/1899.

ren. Er was echter een dronkaard die meende groot te zijn met wat ongepastheden te roepen. Een paar politieagenten hebben hem gauw weer klein gemaakt. Het was omtrent 3 uur dat de rijtuigen zich in drie verschillende richtingen in beweging zetten, bij de tonen van het muziek dat op de prachtige, nieuwe kiosk werd gespeeld door een korps van het leger. Alom langs de weg werden de rijtuigen door het volk gunstig begroet. De regelmatige dienst zal na de rustdag van gisteren heden aanvangen. Acht nieuwe rijtuigen zullen het reizigersvervoer verzekeren. Eerst zal men de lijn uitbaten van Ledeberg langs de Keizerpoort naar de Zuidstatie en de Korenmarkt, alsook deze van de Korenmarkt naar de Kortrijksepoort. Op de andere lijnen gebeurt de dienst verder met paardentrams.

3 februari 1899 Gisteren is de regelmatige tramdienst begonnen op de lijn van de Korenmarkt naar Gent-Sint-Pieters, de Heuvelpoort, Gent-Zuid en de Vlasmarkt nabij Sint-Jacobs.

10 februari 1899 Te rekenen van heden zal de dienst van de elektrische trams beginnen te 7 1/2 uur 's morgens. en alle 10 minuten aan ieder uiteinde vertrekken. Men zal de 343


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 344

aansluitingen van de rijtuigen met paarden niet meer afwachten. Op 14 februari begint de dienst der Brugsepoort bij middel van elektrische rijtuigen.

2 maart 1899 Sedert enige dagen rijden de elektrische trams op elke lijn afzonderlijk. Een rijtuig dat bijvoorbeeld aan de Brugsepoort vertrekt, rijdt aan de Korenmarkt rechtdoor naar de Zuidstatie, zonder daar op het andere te wachten dat van Ledeberg of van de Kortrijksepoort komt. Dat is voor de reizigers allesbehalve aangenaam. Dit zal ook ver van voordelig zijn voor de maatschappij en haar integendeel veel schade berokkenen. Een persoon die aan de Korenmarkt 10 minuten lang op een correspondentie moet wachten, zou bijna even spoedig de weg te voet kunnen afleggen. Het is te hopen dat weldra een betere regeling zal gevonden worden.

29 maart 1899 Er rijden nog paardentrams van de Korenmarkt naar de Dampoort langs SintJacobs en op de lijn van het Rabot naar de Gazometerlaan. Wanneer het personeel en de rijtuigen zullen gereed zijn, zal er ook op deze lijnen met elektrische rijtuigen gereden worden. (**aan het tijdperk van de paardentram kwam een einde toen vanaf 26 april ook op de lijn naar het Rabot elektrisch werd gereden...)

15 april 1899 Te rekenen vanaf heden zal er in de wachthuisjes van de statie Gent-Zuid, de Van Arteveldeplaats (** thans Sint-Annaplein) en de Korenmarkt een register worden neergelegd om de klachten van de reizigers te aanvaarden. Het publiek wordt verzocht de nummers te doen kennen van de bedienden van het rijtuig, de juiste plaats, het uur en desnoods de getuigen.

6 mei 1899 In de gemeenteraad werden gisteren verduidelijkingen verstrekt aangaande diverse ontwerpen van verandering in de exploitatie van de tramwegen, vermits de ondervinding vaak de beste raadgever kan zijn. Van bij de aanvang van de elektrische exploitatie werd opgemerkt dat de verwisseling van de accumulatoren wanneer die uitgeput zijn, op de Korenmarkt zeer moeilijk te verwezenlijken is, omwille van de belemmeringen voor het 344


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 345

gewone verkeer. Daarom zal getracht worden dit aan de Zuidstatie te laten geschieden. Anderzijds zorgt het tracé van de lijn Brugsepoort - Antwerpsepoort voor een zeer onregelmatige dienstverlening als gevolg van vier draaibruggen, de spoorwegovergang naast de statie Land van Waas en de hinderlijke doortochten in de Langemunt. Daarom werd het voordeliger geacht de lijn te laten eindigen op de Korenmarkt en langs Sint-Baafs naar de Zuidstatie terug te keren. Dat gaf aanvankelijk betere resultaten, maar dat noodzaakt echter op de Korenmarkt over een kleine afstand het rijden op tegenspoor. Dat betekent dat de reizigers wegens het bestaan van de beide klassen, van platform moeten veranderen, wat leidt tot wanorde en tijdverlies. Men weet dat binnen afzienbare tijd de Sint-Michielsbrug moet worden herbouwd, waardoor men hoe dan ook verplicht zal zijn maatregelen te nemen om de dienst naar de Hoogstraat te verzekeren. Deze beschouwingen hebben geleid tot de aanvraag voor een trajectwijziging, die zou toelaten de lijn van de Sint-Michielsplaats te verleggen naar de Drabstraat en de Hooiaard. (** om diverse redenen nooit gerealiseerd...)

14 mei 1899 De trammaatschappij heeft plannen om de lijn van de Korenmarkt naar de Zuidstatie tot Ledeberg te verlengen langs de Frère-Orbanlaan. Zolang echter de verstevigingswerken aan de Sint-Lievensbruggen niet beëindigd zijn, zal het plan niet kunnen uitgevoerd worden. De voltooiing van dit werk is tegen 15 juni beloofd. Het tramverkeer zal er vanaf 1 juli aanvangen.

29 mei 1899 Van 1 juni tot 3 oktober loopt in de citadel van het park de grote Provinciale Tentoonstelling. Een bijzondere tramdienst wordt ingericht van de Korenmarkt tot binnen de omheining mits een oplegcoupon van 5 centiemen. Behalve de vrijdag en de zaterdag wordt wordt 's avonds een half uur langer gereden, dus tot 10 uur in de week en 11 uur 's zondags.

3 juli 1899 Sedert zaterdag zijn nieuwe wijzigingen in de tramdienst ingevoerd. De rijtuigen van de Brugsepoort rijden nu over de Korenmarkt rechtstreeks naar SintJacobs en de Dampoort, deze van de Gazometerlaan en het Rabot langs de 345


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 346

Korenmarkt en Sint-Baafs naar de Zuidstatie.

16 augustus 1899 We kregen van een lezer de volgende klacht: “Het bestuur van de tram zou wel een beetje mogen passen op de correspondenties, want zaterdag kwam ik per tram van de Provinciale Tentoonstelling en op de Korenmarkt was er geen rijtuig naar de Zuidstatie. Na twaalf minuten wachten daagde er één op voor de Dampoort en na twintig minuten één voor de Sassepoort. Zeg mij, is dat niet een beetje de zot houden met zijn klanten, het publiek?”

14 oktober 1899 In de zitting van de stedelijke raad werd onomwonden bevestigd dat defecten bij de tramdienst veelvuldig voorkomen, tot groot ongemak van de tramgebruikers. De onderhoudsploegen dienen gedurig uit te rukken en vaak moeten trams met een vijzel naar het werkhuis worden gesleept. Het publiek wordt ongeduldig en verplaatst zich sneller te voet, wat op termijn de inkomsten voor de stad nadelig kan beïnvloeden. Het vervangen van de ontladen accumulatoren kan moeilijk door de werklieden worden bijgehouden. Meer zelfs, zij moeten zelf vervangen worden wegens de ongezonde werkvoorwaarden in de laadzaal. Ook in de rijtuigen regent het klachten over gasuitwasemingen en van vele personen, voornamelijk dames, werden de kleren beschadigd door zuurvlekken die voortkomen van lekkende accumulatoren. Tijdens het jongste congres in Londen heeft men dit stelsel veroordeeld omdat men het volkomen onbetrouwbaar heeft bevonden voor een regelmatige reizigersdienst.

28 oktober 1899 De maatschappij L’Electrique van Brussel die de accumulatoren verhuurt, heeft een proces ingespannen tegen de trammaatschappij en vraagt 300 000 frank schadevergoeding voor de slechte werking van de accumulatoren. Ze beweert dat de toestellen te snel verslijten door de slechte bouw van de rijtuigen en de onkunde van de geleiders. De tramcompagnie zit met de droevige ervaring dat zonder grote onkosten te doen, de uitbating onmogelijk zal worden gemaakt. Het zou beter zijn het stelsel in zijn geheel te verlaten en naar een andere wijze van voortbeweging uit te zien. Een ogenblik werd gedacht het trolleystelsel aan te nemen maar even 346


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 347

snel werd er weer van afgezien wegens de te hoge kosten. Men heeft nu een ander model van accu's op het oog.

12 november 1899 Zaterdagavond verliet een jonge dame de peperkoekenbakkerij van De Laeter in de Korte Munt, gleed uit op de straatstenen en viel kruiselings over de riggels. Van de ene kant kwam een tram afgereden en van de andere een rijtuig. De dame was op het punt overreden te worden toen twee heren toesprongen. Ze gelukten er in haar buiten de riggels te brengen. Maar hier deed zich een zonderling geval voor. De dame kon zich niet recht houden. Nochtans had zij het bewustzijn niet verloren en ze zou wederom gevallen zijn, moesten haar redders haar niet een tweede maal ondersteund hebben. Dat kwam doordat zij erg gespannen zat in haar korset en verward was in haar kleren...

24 november 1899 Op 26 november worden de nieuwe richtlijnen op het vervoer van kracht. De geleiders van welkdanige voertuigen ook moeten om te kruisen of te laten voorbijrijden, de rechterkant houden en de linker om voorbij te steken. De rijtuigen van de tram zullen vanaf dan de rechterkant nemen in de richting van de gang, in plaats van de linker zoals tot heden het geval is. Men zal rechts moeten in- en uitstappen in plaats van links. Van de Korenmarkt naar de statie Gent-Sint-Pieters rijdt men voortaan langs de Veldstraat, met terugkeer langs de Schouwburgstraat, de Korte Meer en de Posthoornstraat.

28 november 1899 Reeds de eerste dag waarop de nieuwe richtlijn op het vervoer in werking werd gesteld, is in de Veldstraat een zwaar ongeluk gebeurd. Een verstrooide ouderling is bij het oversteken verrast geworden door een elektrisch tramrijtuig dat in tegenstelling met de eerdere wijze, nu vanaf de Korenmarkt de straat kwam ingereden.

13 januari 1900 De beheerraad van de Gentse tramways heeft in de laatste zitting besloten stappen te doen bij het stadsbestuur om de tramdienst te wijzigen. Er zou heel 347


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 348

en al worden afgezien van de accumulatoren ten voordele van het trolleystelsel Niet alleen in Gent, ook in Berlijn heeft men op al de lijnen die met accumulatoren worden uitgebaat dezelfde moeilijkheden ontmoet. Alleen die verandering, welke een uitgave van 2 miljoen zou vergen, schijnt in staat te zijn de dienst naar de eisen van het publiek in te richten en tegelijk voldoende opbrengend te zijn voor de aandeelhouders. De dienst van de Kortrijksepoort wordt thans verricht door rijtuigen van Ledeberg tot op de Korenmarkt en zo naar de Sint-Pietersstatie, het park, de Heuvelpoort en de Zuidstatie. Deze van de Zuidstatie naar de Van Arteveldeplaats en Sint-Jacobs wordt gedaan door een bijzonder rijtuig dat heen en weer rijdt.

14 februari 1900 Zaterdag hebben proeven plaats gehad met gewijzigde tramrijtuigen, voorzien van accumulatoren van een nieuw stelsel. Men verwachtte betere uitslagen maar ze blijken in hetzelfde bedje ziek te zijn als de andere. Het is niet mogelijk meerdere reizen te doen met een bijgevoegde wagen, zonder te moeten herladen en van een dienstregeling volgens de uurtabellen is geen sprake meer. Anderen zeggen dat men in onze stad nu toch de echte spinnenwebben zal moeten spannen die een zo lelijk uitzicht hebben en tevens zo gevaarlijk zijn. Dat de uitbating niet de verhoopte winsten afwerpt is echter gemakkelijk te verklaren. Uit louter winstbejag werden de rijtuigen tijdens de Provinciale Tentoonstelling zwaar overladen en het overdadig gebruik van sleepwagens ging het vermogen van de elektrische toestellen ver te boven, zodat het voorziene aantal kilometer per wisselbeurt hoegenaamd niet kon worden in stand gehouden...

2 maart 1900 De maatschappij L’Electrique heeft eergisteren al de werklieden afgedankt die aan de fabricatie van de accumulatoren werken. Zij behield enkel degenen die gelast zijn met het uitnemen en terugplaatsen van de toestellen in de rijtuigen.

20 mei 1900 De Gentse trammaatschappij heeft er van afgezien om nieuwe rijtuigen met accumulatoren als drijfkracht in te zetten. Ze werden in het werkhuis te 348


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 349

Gentbrugge ondergebracht, om ze op termijn om te bouwen naar het trolleystelsel.

21 november 1900 De leden van de stedelijke raad hebben gediscuteerd over het gebruik van de trolley tussen de Sint-Lievenspoort en de Graaf van Vlaanderenplaats. De heer burgemeester ontkende vijandig te staan tegenover het gemengd systeem dat zekere voordelen vertoonde en had niet langer bezwaar tegen het aanleggen van een trolleylijn in sommige verwijderde delen van de stad. De FrèreOrbanlaan is net één van die delen.

17 oktober 1901 Het bestuur van de elektrische trams brengt ter kennis van het publiek dat de dienst in de Korte Meer vanaf heden zal geschorst worden, uit oorzaak van de werken aan de in opbouw zijnde huizen. De rijtuigen op de lijn Ledeberg - Korenmarkt - Sassepoort zullen rijden langs de Vlaanderenstraat en Sint-Baafs. Deze van de Kortrijksestraat en SintPieters zullen zowel bij het gaan als bij het keren langs de Veldstraat rijden.

7 november 1901 Woensdagnamiddag is de trolley toegepast op de elektrische tram tussen het werkhuis te Gentbrugge en de Zuidstatie. Op vrijdag 8, zaterdag 9 en zondag 10 november zullen voor het publiek om de 5 minuten bijzondere diensten worden ingericht met 5 trolleytrams en een bijgevoegd rijtuig tussen de Zuidstatie en het oefenplein te Gentbrugge-Arsenaal. Dit naar aanleiding van de vertoningen door het wereldbefaamde Amerikaanse circus Barnum & Bailey. Vanaf 1 december zullen deze rijtuigen dienst doen op de buurtlijn naar Merelbeke. Er zullen 12 afreizen per dag zijn in de beide richtingen.

5 juni 1902 Een tramrijtuig is ingericht met het dubbel stelsel van trekkracht, trolley en accumulatoren, teneinde aan de Zuidstatie de wisseldienst te vergemakkelijken. Het gebeurt dikwijls dat een rijtuig onderweg gebrek krijgt aan elektrische kracht, doordat de accumulatoren uitgewerkt zijn. Dan moet het door een ander naar het werkhuis worden gesleept om de toestellen te vervangen, doch 349


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 350

door deze dubbele vracht geraken deze van de trektram vaak zelf uitgeput. Voortaan zal het rijtuig met het gemengd stelsel gebruik maken van de luchtkabel tussen Ledeberg en de Zuidstatie en verder rijden naar de Korenmarkt of Sint-Pieters bij middel van accumulatoren.

25 oktober 1902 De tramrijtuigen zullen op de Korenmarkt in het vervolg blijven staan voor het kiosk-wachthuisje. Men weet dat men vroeger soms wel een vijftigtal meter ver moest gaan om van tram te veranderen, wat in geval van slecht weder niet aangenaam was.

8 januari 1903 In de gemeenteraad nam de heer Bayens het woord aangaande de tramdienst. De plaatsing van de stelplaats werd slecht gekozen en moest in het midden van de stad opgericht geweest zijn. Herladingen na 20 tot 25 kilometer in plaats van 100 maken veelvuldige terugritten noodzakelijk en het trekken van bijwagens is niet mogelijk. De toestellen vervangen op de Korenmarkt en aan de Zuidstatie mislukte wegens plaatsgebrek. De trolley zou veel beter zijn voor de maatschappij. Die belooft nu veel voordeliger voorwaarden aan de stad als zij dit stelsel mag invoeren. Hij vraagt een nieuwe studie daarover. De burgemeester is het eens dat de tramdienst slecht gaat. De stad moet niet koppig zijn maar indien wij aan de maatschappij het trolleystelsel toelaten, moet zij ons grote voordelen in de plaats aanbieden. Raadslid Coppieters legde alle schuld bij de maatschappij en eiste dat die nu maar het contract moet naleven dat zij heeft aangegaan. Daarop werd de zaak voor onbepaalde tijd verdaagd.

19 januari 1903 Op de Korenmarkt zijn door het stadsbestuur twee paarden gesteld. Zij zullen een rijtuig dat ten gevolge van een breuk aan de accumulatoren niet meer kan rijden, naar de werkhuizen trekken. Anders moet het door een ander rijtuig worden weggebracht, hetgeen een storing in de dienst veroorzaakt.

24 maart 1903 Aanbiedingen zijn binnengekomen voor het bouwen en uitbaten van een 350


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 351

openbaar elektriciteitswerkhuis voor verlichting en drijfkracht te Gent, waaronder ĂŠĂŠn van de elektrische trams, die de inrichting ervan verbindt aan de afschaffing van de accumulatoren en de algemene invoering van het trolleystelsel.

5 september 1903 Er is donderdagnamiddag nogal wat te doen geweest in het midden van de stad. Eerst had op de hoek met de Sterrestraat (** verbindingsweg tussen de Korenmarkt en de draaibrug aan Sint-Michiels) een botsing plaats tussen een elektrische tram en het stedelijk celrijtuig, in de volksmond beter gekend als het dievekerreke. Beide rijtuigen werden daarbij beschadigd. In het celrijtuig zaten twee agenten van politie en een aangehoudene. Niemand werd gekwetst. Een andere tram welke dienst deed tussen de Korenmarkt en de Brugsepoort is wat later in dezelfde straat bijna in een put gevallen. Die was naast de tramlijn gemaakt voor het leggen van de telefoondraden. Reeds eerder was er een kleine instorting geweest. Gelukkig werd die door een bediende bemerkt. De dienst is er lange tijd geschorst geweest.

3 november 1903 Het schepencollege en de bijzondere commissie van elektriciteit zijn overeengekomen aan de gemeenteraad een definitief voorstel voor te leggen. De stad zou de inrichting van de fabriek op zich nemen en de uitbating toevertrouwen aan de maatschappij Allgemeine Elektricitätsgesellschaft (A.E.G.). Ten gevolge van deze onderhandelingen heeft de tramcompagnie de verbintenis genomen zich van haar drijfkracht te voorzien door het middenwerkhuis van de stad, dat zo spoedig mogelijk in de Bomastraat moet worden opgericht. Als voorwaarde werd gesteld de accumulatoren door de trolley te mogen vervangen. De drijfkracht zou van de stad worden afgekocht aan de prijs van 8 centiemen per kilowatt.

26 december 1903 Donderdagnamiddag rond 2 uur kwam een teuf-teuf afgereden naar de hoek van de Hoogpoort met de Langemunt en botste daar op een tram die zich naar de Korenmarkt begaf. De tram bezeerde zich niet, maar de teuf-teuf ontwrichtte zich een wiel en moest naar de heelmeester op 't Steendam...

351


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 352

29 december 1903 De stad heeft de toelating verleend om overal de trolley in te voeren, onder voorbehoud van de goedkeuring door de hogere overheid. Een nieuw lastenboek is daartoe opgesteld en door de gemeenteraad goedgekeurd. Een vergunning van 50 jaar is aan de trammaatschappij verleend, lopende tot 31 december 1953. ERIK DE KEUKELEIRE Uit “135 jaar openbaar vervoer in de Gentse regio” deel 1 (1871-1906) - 382 pagina's - herwerkte uitgave in eigen beheer - 2008.

In aflevering 4/2009 van Ghendtsche Tydinghen sprak Frans Heymans met Rik Lanckrock (°1923), die zijn beroepsloopbaan had afgesloten als Subregionaal directeur van de toenmalige Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (de RVA) in Kortrijk maar daarnaast een brede culturele en literaire belangstelling én bedrijvigheid aan de dag had gelegd en nog steeds legt. Met enige vertraging krijgt u nu de foto van deze vurige verdediger van ons literaire erfgoed. Door een misverstand ontbrak deze foto in ons vorig nummer bij het artikel op pagina 283-288.

352


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 353

GEERAARD DE DUIVEL

Wanneer men het heeft over een personage als Gheeraert de Duivel, roept de naam van een zo eigenaardig heerschap alleen reeds ons al de akelige gedaanten, schimmen en spoken in herinnering die in vroegere jaren de kinderen toen zij nog niet geblaseerd of sceptisch in de wieg werden gelegd, van angst deden huiveren: Zwarte Piet, de wolf uit Roodkapje, de rovers van Alibaba, Blauwbaard en andere leden van het bibbersyndykaat van de schrikaanjagers. Wie het over Gheeraert de Duivel heeft, is dan ook geneigd zijn verhaal met het traditionele en klassieke “Er was eens...” in te zetten. Welnu dat klopt niet helemaal voor onze Gheeraert den Duivel. Grammaticaal en ook historisch zou het moeten luiden “Er waren eens...” want er zijn inderdaad niet één maar twee Gheeraert den Duivel geweest. Gheeraert I van Gent en Gheeraert II beiden bijgenaamd de Duivel, de tweede heel logisch de zoon wesende van nummer één. Hiermede weet U meteen dat wij deze personages niet moeten gaan ontlenen aan één of andere middeleeuwse sage of volkslegende, maar dat zij zoals U en alleman levende wezens naar lichaam en ziel zijn geweest, mensen van vlees en bloed, met dit verschil of nuance nochtans (edoch het is geen waarheid uit het Evangelie), dat zij nogal donkere van huidskleur zijn geweest. Om het nu nog wat juister en precieser op de kop te tikken, zij leefden in de XIIIe eeuw in de stad die later de Arteveldestad zou heten, zij leefden in een eerzuchtige, woeste periode uit onze geschiedenis, in de heroïsche tijd van ridders en van de minestrelen, mengsel van geweld en van poëzie, en het is nogal toevallig dat men op het spoor van de oudste onder hen is gekomen in het jaar 1225. U zult in dergelijke voorwaarden en omstandigheden wel wat door de vingers moeten kijken en aannemen dat wij U voor uwe mogelijke voorouders van zeven eeuwen geleden, geen volledig curriculum vitae of stamboom kunnen opdissen, noch een compleet ingevulde eenzelvigheidskaart kunnen voorleggen. Wie zo nieuws- of weetgierig is op het spoor te willen komen van iemand die 700 jaar geleden in onze stad leefde, moet onvermijdelijk vrede nemen met een puzzle waaraan heel wat schijfjes ontbreken. Wil men zulks niet aanvaarden, dan doet men er best aan zijn interesse uitsluitend te richten naar mensen die de dag van vandaag centraal in de actualiteit staan. Mag het niet wonder boven wonder heten dat wij, mensen uit de tweede helft van de XXe eeuw nog dagelijks de woning van iemand die zo lang geleden 353


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 354

Het Geeraard Duivelsteen

354


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 355

een voorname figuur uit het Gentse was, kunnen voorbijwandelen en dat wij na zoveel eeuwen oorlogen, bezettingen, verwoestingen en vandalisme nog die krocht van onze hoofdkerk, de toenmalige St-Janskerk kunnen binnenlopen, bezichtigen en bewonderen die krocht die oneindig veel aan de vrijgevigheid van die fameuze Gheeraert verschuldigd is? Wij noemen hem gerust de eerste mecenas van Gent en alleen reeds om die reden mocht hij wel eens het voorwerp uitmaken van een tweetal bijdragen in ons Kunst- en Geestesleven. De mecenassen liepen immers nooit zeer dik rond in onze stad en wanneer wij er een uit de vergeethoek kunnen halen, mogen wij het zeker niet nalaten, vooral indien wij moeten vaststellen dat men hem op een slecht boekje heeft geschreven, enkel maar omdat zijn naam of bijnaam verdacht voorkwam. En inderdaad, wie als Gheeraert de Duivel de geschiedenis ingaat, staat voorhet nageslacht geenszins in een geur van heiligheid. Indien men hem die bijnaam heeft gegeven, aldus de volksverbeelding, is het zeker niet omdat hij geleefd heeft als een heillige of een eremijt! Indien de man dan nog op de koop toe geleefd heeft in een slot dat nogal akelig en mysterieus voorkomt, moet die zelfde volksverbeelding er wel iets op vinden van het genre parties of dolce vita: men sluit zich niet op aldus diezelfde volksketterij, om als een doodgewone burger te gaan leven! In de Middeleeuwen wisten de mensen dat de bijnaam “de Duivel” geenszins pejoratief was, wel integendeel, maar in de XVIIe of XVIIIe eeuw, toen onze Moeder de Heilige Kerk begon te goochelen met de Hel en met de Duivel moest onvermijdelijk een naam als Gheeraert de Duivel aanleiding geven tot legenden en verdachte kringen. Vraag zelfs nog vandaag aan een oude kwezel waarom men de bewoner van dat slot “de Duivel” heeft genaamd, dan zal het onschuldig schaap U zonder enige schroom of aarzeling antwoorden: “wellicht omdat deze mens een afschuwelijk leven heeft geleid”. Welnu Gheeraert de Duivel nummer 1 en 2 waren misschien wel geen congreganisten of koorknapen, maar zij zijn geen duivels geweest en het is pas vier of vijf eeuwen na hun dood dat gecomplexeerde en verdwaalde mensen uit hun naam een afschuwelijke legende hebben gesponnen die laten wij het vooraf duidelijk zeggen, niets te maken heeft met hetgeen werkelijk is voorgevallen. De legende ontstond in de XVIIe of de XVIIIe eeuw op een ogenblik dat men het niet zeer nauw nam met de historische waarheid. Prudens van Duyse heeft deze volkssage hernomen zonder er al te veel geloof aan te hechten en Frans De Potter heeft ze voortverteld, maar hij heeft er voorzichtigheidshalve aan toegevoegd: “Is deze legende gegrond of iets waarschijnlijks? Wij geloven het niet”. Af en toe hebben wij aan vreemde bezoekers of toeristen de legende

355


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 356

eerst en daarna het werkelijk verhaal van Gheeraert de Duivel opgediend en wij moeten eerlijk bekennen dat de legende steeds beter in de smaak viel: de werkelijkheid is zo prozaisch, zegde een Engelse dame en de legende zo exciting! Welnu dan maar eerst de legende, die onvermijdelijk vroeg of laat moest ontstaan want het ware ondenkbaar geweest dat de volksverbeelding zich niet meester zou gemaakt hebben van een naam als “de Duivel”, Die Gentse duivel was, naar de persoonsbeschrijving die Stevaert er ons van geeft “woest van aerd, bruin van vel en zwart van hart”. Met een dergelijk personage kunt U natuurlijk griezelromans schrijven of Draculafilms. Deze Gheeraert aldus de legende, was een slechterik, een hardvochtig, brutaal, wreed karakter. In elke treffende legende komt men na een dergelijke beschrijving tot een eerste conclusie: de moeder die een monster van dat formaat ter wereld heeft gebracht sterft van verdriet, hetgeen dan ook het geval was in de Gheeraert legende. Bleef dan de oudere broer over. Hugo een doodbrave kerel met alle hoedanigheden die men zich kan inbeelden en met één gebrek nl. te goed te zijn voor de afschuwelijke broer. De vader, Zeger, kastelein van Gent en invloedrijke ridder, dacht een gemakkelijke oplossing te hebben gevonden: “zoonlief, ga eens voor een paar jaren naar Jeruzalem, volgende week vertrekt er juist een nieuwe Kruistocht”. Zoonlief was er niet voor te vinden en enkele dagen later ontdekte men de arme Zeger versmacht in zijn bed. De auteur van de legende durft het woord niet uitspreken maar hij laat zijn lezers of toehoorders zelf tot de conclusie komen: vadermoord. Van een start in het leven gesproken! Bleef dus enkel de brave Hugo in leven die, ten einde hetzelfde lot als zijn vader niet te moeten ondergaan, Gheeraert alle macht overdroeg en zich in alles naar diens wensen en wil schikte: hij stond hem zelfs zijn mooi slot af aan de oevers van de Schelde, slot dat naar de woorden van Frans De Potter, “het toneel werd van dagelijks vernieuwde brasserijen, schanddaden en gruwelen”; in deftige taal van onze tijd omgezet: parties, orgieën, groepssex, lustmoorden en noem maar op. Na enkele jaren deze dolce vita beu als koude pap, trad Gheeraert in het huwelijk – een schaking natuurlijk – met een zekere Elisabeth die hem een zoon schonk, ook al een kleuter met bruin vel en zwart haar die men Gheeraert den Moor noemde om hem van zijn vader te onderscheiden. Wat gebeurt er met een dergelijke kleine in een grote legende? De vader begint met de moeder te doden en inderdaad, in een vlaag van koleire, schopte Gheeraert zijn ongelukkige Elisabeth dood, het beste dat alles bij mekaar deze sukkelaarster kon overkomen. Zij vertrok dus naar een betere wereld en Gheeraert naar zijn leven van verderf: “het kasteel werd meer dan ooit een

356


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 357

schouwplaats van ondeugd en misdaad en het kind, daar opgevoed, had niets dan slechte voorbeelden. De knaap groeide dan ook op in de boosheid, en zou weldra zijn onwaardige vader niets meer te verwijten hebben”. Het klassieke scenario dus voor een griezellegende. Nog boeiender wordt het wanneer Gheeraert II op zijn beurt in het huwelijk wil treden met de genaamde Jacoba van Zottegem en zijn verloofde aan zijn vader komt voorstellen: hij wordt op zijn beurt verliefd op het mooi kind en zegt het aan zijn zoon met het weinig gezag dat hem nog overgebleven is. Voor Gheeraert I betekende deze nieuwe stunt heet begin van het einde en van zijn eigen einde, want de schurk had er niets beter op gevonden dan twee boeven om te kopen opdat zij zijn zoon om het leven zouden brengen. Zij betrokken toen de Rode Toren niet ver van de Schelde. Vanavond, zo sprak Gheeraert I, zal er iemand komen en vragen “Is alles klaar?” Grijpt hem vast, bindt hem in een stevige zak en werpt hem in het Scheldewater. Zo gezegd, maar zo niet gedaan, voor Gheeraert I liep het verkeerd af... Gheeraert I had het driehoeksgeval met zijn zoon en diens verloofde de beeldmooie Jacoba van Zottegem, met de in die jaren gebruikelijke en renderende tactiek van de hinderlaag willen oplossen. Voor iemand die reeds zijn vader had vermoord en zijn moeder van verdriet had doen sterven, was het omzeggens logisch ook zijn zoon van kant te maken. Zoonlief kende echter zijn vader maar al te goed en wanneer deze laatste hem met een snik het verhaal opdist dat hij nog dezelfde nacht naar het buitenland zou afvaren om er aldaar zijn verdriet te gaan versmoren en aldus een happy end aan het smoorverliefd jonge koppel te verzekeren, kreeg Gheeraert II, bijgenaamd de Moor, argwaan, deze boodschap met het zgn. wachtwoord die hij aan twee onbekende van de Rode Toren moest gaan brengen, leek hem plots uiterst verdacht en hij stuurde z’n kat. Met gerust gemoed ging hij zich in een nabijgelegen kroeg een ferm stuk in de kraag drinken. Een booswicht, beweert de vox populi, keert noodgedwongen steeds naar de plaats van zijn schelmstuk terug en zo hebben in de loop der eeuwen de pandoeren er reeds menig bij de lurven kunnen vatten. Gheeraert I kon niet lang zijn ongeduld bedwingen en ging even gluren aan de Rode Toren om er van de twee schurken, te vernemen hoe zij zich van hun snode opdracht hadden gekweten. Hij klopte zacht aan de deur en zijn twee trawanten die inmiddels duchtig de fles hadden aan- en toegesproken, menende dat het de zoon was, grepen in de duisternis de vader bij zijn broekspijpen, stopten hem zonder Franse complimenten te maken in een stevige zak en wierpen hem in het water waar hij verdronk en stante pede met zijn zwarte ziel zijn naamgenoot in de vlammen van de hel ging vervoegen. Zo eindigde omdat het in een moraliserende legende niet anders kan de

357


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 358

levensloop van de afschuwelijke Gheeraert de Duivel. Na dit griezelverhaal uit haar mouw te hebben geschud, had de volksverbeelding plots motordefect en kon geen nieuw Fantomosverhaal voor de verdere carrière van Gheeraert II meer verzinnen wat alles bij mekaar nog de meest geraffineerde vorm van suspensie was. De legende leert ons enkel maar dat men nooit heeft kunnen uitmaken of Gheeraert II in het huwelijk trad met Jacoba en dat hij in elk geval op het einde van de XVIIIe eeuw zijn pijp aan Maarten gaf en kinderloos stierf, bewijs dat er in de XVIIe eeuw niemand in Gent werd gevonden om een detectieveroman of een feuilleton van het verhaal te maken. Het is pas in de volgende eeuw dat men een staartje aan de legende ging verzinnen. In dat verlengstuk heeft de snode Gheeraert II zijn vrouw en zoon die op de vlucht sloegen achternagezet en met een bijl willen afmaken. Gedurende zestien jaar geraakt men dan hun spoor bijster maar dan duiken ze weer plots op te Gent, midden in een bende bohemers, zij als waarzegster die in één van haar cliënten haar echtgenoot herkent en er steendood bij valt. De zoon die het allemaal geraden heeft, neemt een bijl – de traditonele boemerang van de klassieke legende – doodt zijn vader en wordt dan zelf door de Gentse rechters ter dood veroordeeld, dichtgenaaid in een grote zak en in het Scheldewater bij de Rode Toren geworpen. U ziet dus dat de logica van de stripverhalen van de volkssagen ten volle wordt geëerbiedigd. En of onze voorouders met dit stichtend verhaal in hun nopjes waren! Hoeveel duizenden Gentse kinderen hebben het niet moeten aanhoren vooraleer naar bed te worden gezonden, en hoeveel akelige nachtmerries heeft dit Hitchcockverhaal in de Gentse kinderkamers niet veroorzaakt? Volledigheidshalve moeten wij er nog aan toevoegen dat de twee schimmen of spoken van de Gheeraert’s elke nacht in lange witte lakens gehuld en geketend door de gangen aan het Gheeraert Duivelsteen ronddwaalden en het misschien nog doen of langs een achterpoortje de gebouwen van de Nationale Bank binnentreden om er achter de winketten verstoppertje te spelen. En nochtans ligt er naast deze legende voor de “avonden bij de haard” een historische waarheid over de twee Gheeraert’s voor het grijpen, een werkelijkheid die wellicht te nuchter leek en niet paste bij een naam als “de Duivel”. Gheeraert I is inderdaad een belangrijk personage geweest in de geschiedenis van het middeleeuwse Gent, een invloedrijk man en een handige, weinig scrupuleus politieker. In de XVIIIe eeuw vertegenwoordige zulks een mengsel van moed, van sluwheid, van wreedheid en ook wel van een greintje ridderlijkheid. Die machtige heren leefden enkel om de jacht en de macht, om te vechten en te doden en feest te vieren wanneer zij een tegenstander van kant of

358


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 359

onschadelijk hadden gemaakt. Af en toe nodigden zij een troubadour of een minnezanger aan de dis omdat zij met als onze huidige ministers, graag met het woord cultuur goochelden. In hun torenhoge stenen en burchten konden zij iedereen, zelfs de graaf uitdagen en wee hem die hun vesting dierf aanvallen! En deze van Gheeraert was er precies geen die men met een dozijn knikkers in de hand kon bestormen of innemen. Hij was de derde zoon van Zeger ofte Sohier, kastelein van Gent, d.i. Kapitein van ‘s Gravensteen, en van Beatrijs vrouwe van Hosdain of Heusden. Deze Zeger was geen katje om zonder handschoenen aan te pakken. Gedurende gans zijn bewogen leven heeft de ambiteuze Zeger geïntrigeerd: samen met Jan van Nesle had hij de leiding van de Fransgezinde partij in Vlaanderen in handen genomen. In de strijd tussen de Franse kroon en de Vlaamse graaf, leek deze laatste hem een zeer slecht paard om er zijn loopbaan op te wedden en in 1212 verliet hij stad en land om de Franse monarch Filips August te gaan vervoegen en hem bij te staan in zijn strafexpeditie tegen graaf Ferrand van Portugal. Ferrand had nog nipt de tijd gehad om het huis van Zeger te verwoesten vooraleer hij een smadelijke nederlaag leed in de slag bij Bouvines waar hij door de Fransen gevangen genomen werd en in een kerker te Parijs opgesloten. Dat gebeurde in juli 1214 en op dat ogenblik was Gheeraert een jongeling die reeds van dichtbij de vaderlijke avonturen had kunnen volgen en die waarschijnlijk, opgevoed in dat klimaat van vechten en braspartijen, geweldig opgetogen moet geweest zijn met al die gebeurtenissen. Wij vinden hem voor het eerst vermeld in een document van 1225 akte waarbij zijn vader Zeger hem de nieuwe tienden van Boekhout en andere goederen gaf, zodat wij uit dit stuk moeten besluiten dat hij toen meerderjarig, dus 25 jaar in die tijd, geworden was en derhalve omstreeks 1200 moet zijn geboren. Twee jaar later ontmoeten wij hem opnieuw, andermaal in een akte waarbij hij als getuige optreedt bij een schenking door zijn vader verricht. Enkele weken later geeft hij zijn oudere broeder Hugo de titel van kastelein van Gent waaruit wij kunnen afleiden dat Zeger de geduchte tegenstrever van graaf Ferrand in juli 1227 moet zijn overleden. In Vlaanderen was Gheeraert gebrandmerkt door de politieke houding die zijn vader in de afgelopen jaren had gevoerd. Inmiddels was Ferrand echter vrijgekocht geworden uit de Franse kerkers en samen met Johanna voelde hij weinig voor de kinderen van Zeger. Wij zien dan ook Gheeraert een tamelijk voorzichtige politiek voeren die echter duidelijk laat doorschemeren dat hij pro-Frans is gebleven en slechts onder bepaalde voorwaarden de graaf zijn steun toezegt: zulks blijkt uit tal van officiële documenten: Gheeraert en zijn

359


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 360

broeders kiezen partij voor de graaf op voorwaarde dat deze laatste, en na diens dood, Johanna hun leenheer, d.i. de Franse koning niet ontrouw worden: het is dus een conditionele steun, met dewelke rekening zal moeten gehouden worden, want Gheeraert en zijn broeders vertegenwoordigen heel wat te Gent en in het graafschap: zij zijn schatrijk, tellen heel wat aanhangers en bij de minste misstap van Ferrand of van Johanna, zullen zij in het spoor van hun vader, het Franse kamp vervoegen. Het is wellicht om die reden dat men hem in de grafelijke middens kon aanzetten op kruistocht naar Jeruzalem te trekken. Gedurende zijn afwezigheid kwam zijn echtgenote Elisabeth van Sloote in de kijker en ditmaal op een zeer vreedzame wijze: zij “deed den crocht maken”, woorden die niet al te letterlijk moeten opgevat worden en waaruit men bijv. niet mag afleiden dat zij met eigen penningen de krocht van de St.-Janskerk op een boogscheut van haar Steen liet optrekken, wel dat zij financieel en hoogstwaarschijnlijk voor een aanzienlijk bedrag tussenkwam hetzij bij bouw-, herstellings, aanpassings- of voltooiingswerken. Niemand heeft Gheeraert de bijnaam de Duivel gegeven of opgedrongen: hij heeft deze naam of bijnaam zelf gekozen en niemand heeft er in die tijd een pejoratieve betekenis aan gehecht. In een oorkonde van 1248 noemde hij zichzelf “Gerardus de Gandavo, miles, dictus diabolus”: Gheeraert van Gent, krijger, genaamd de Duivel.” Niet iedereen kan, zelfs bij mensen van het zgn. blanke ras, er uitzien als een rozig en fleurig boterboerinnetje: de ene is zo geel als een rijpe citroen, de andere zo rood als een Beerveldse aardbei, een andere nog zo wit als een laken in een TV-reclame of zo grauw als zomerwolken in 1972. Gheeraert was nu eenmaal nogal bruin van huidskleur en bovendien zwart van haar, hetgeen in latere eeuwen, na een langdurige bezetting van ons land door Spaanse soldaten, een nogal courant verschijnsel was, doch in het begin van de XIIIe eeuw, toen de blonde haarlokken nog domineerden, een verdachte zeldzaamheid moet geweest zijn. Liever dan voor het voldongen feit van een spotnaam door zijn stadsgenoten uitgekozen te worden gesteld, koos Gheeraert zelf een bijnaam die best aangepast bleek aan zijn gelaats- en haarkleur, en noemde zich dan ook uit eigen initiatief diabolus, de Duivel. Wie zoveel zin voor humor aan de dag legt, kan ons insziens, geen slechterik of booswicht zijn geweest. Een vechtersbaas moet hij in elk geval geweest zijn, want alle ridders en machtige heren waren het in die tijd. Hoe zou Gheeraert de zoon van Zeger de samenzweerder, verschillend zijn geweest van zijn tijdgenoten?

360


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 361

Zijn naamkaartje – en voor een middeleeuwse ridder was zulks een zegel – spreekt boekdelen diensaangaande. Op deze zegel die ons bewaard is gebleven, het sigillum Gerardi de Gandavo, mulitis, zien wij Gheeraeert als ridder dravend op zijn paard, het hoofd gehuld in een bolvormige helm met roostervormige opening: het lichaam zit gehuld in een maliënkolder waarboven een lange lijnwande wapenrok hangt. Het schild in de linkerhand en de degen vertikaal en dreigend in de rechterhand, ziet hij er werkelijk een te duchten tegenstrever uit, een man die op de vijand loststormt en die wellicht ook om deze reden de bijnaam de Duivel verdiende. Als derde zoon van Zeger, kastelein van Gent, was hem in de middeleeuwen geen al te schitterende toekomst weggelegd: hij had een naam, hij moest echter zijn voornaam opdringen, want eer en fortuin gingen automatisch naar de eerstgeborene, Gheeraert moest zich dus weren “als een duivel in een wijwatervat” en dat deed hij ontegenzeglijk want Gheeraert werd een personage op wiens tenen het zeker niet aangeraden was te trappen. Zonder er de formele bewijzen van te kunnen voortbrengen mag men gerust veronderstellen dat Gheeraert de Duivel het langste en voor hem ongetwijfeld het schoonste deel van zijn leven heeft doorgebracht met vechten en doden en dat het daarom was hij van eenieders achting mocht genieten. Op zijn kerfstok heeft hij heel wat kerven mogen griffen, ‘t geen hem ten andere niet belette als doodbrave christen op bedevaart te trekken naar Jeruzalem, wellicht onder de invloed van zijn echtgenote Elisabeth van Sloote die men in de officiële akten “de goede vrouw” pleegt te noemen en wij menen persoonlijk dat men in die jaren biezonder “goed” moest zijn om als echtgenote van een ridder die bijnaam te verdienen. Is hij op bedevaart getrokken om zijn leven te beteren, als boetevaart voor al het kwade dat hij bedreven had, om vergiffenis af te smeken voor die wie hij wat te vroeg naar de hemel had geholpen of in de hoop een paar ongelovigen enkele centimeter kleiner te maken? Hij heeft zijn memoires niet geschreven en wij zullen dan ook maar veronderstellen dat hij het als diepgelovig mens deed terwijl zijn goede vrouw in het luguber slot te Gent aalmoezen aan’t uitdelen was om de tijd door te brengen en goudstukken neertelde om de StJanskerk een fraaier uitzicht te verlenen. Gans gedesinteresseerd was dat gebaar wel niet want de echtgenoten hadden sedert lang beslist dat zij er begraven zouden worden en er onder een mooi praalgraf de dag van het Laatse Oordeel zouden afwachten. Wat er van dat praalgraf is geworden kunnen wij best gissen: het bestond nog midden de XVIe eeuw, want Arent van Wynendaele – en niet De Stoevere zoals men het een tijdlang heeft beweerd – maakte er toen een tekening van: “Dit is de tombe van Mer Gheeraert de Vileyn de welcke stont in Sint Jans in

361


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 362

den koor die hij hadden doen maecken met vijf steeghers”. De beeldenstormers hebben hoogstwaarschijnlijk de tombe met hamer en bijl bijgewerkt zodat zij nog vóór Gheeraert tot gruis werd herleid. Elisabeth heeft haar duurbare echtgenoot niet dikwijl aan de dis of ‘s avonds bij de haard mogen bekijken of amoureus bewonderen. Na zijn dood stapte zij – in elk geval voor 1283 – een tweede maal in het huwelijksbootje – op nogal gevorderde leeftijd, met messire Guilaume de Mortaigne, ook al een ridder die er warmpjes in zat en die ze met of zonder tranen nog voor 1290 ten grave in de St. Janskerk droeg. Gheeraert eens de Duivel en postmortem een engel in spe, werd begraven “onder een boghen ter syde van den hooghen aultaer nevens hellch sacraments huus in den choor”: zijn tombe was “verheven met een figure van eenen mans persoon in wapens ligghende syne voeten streckende jegher, twee honden, hebbende schilt, daer up staet de wapener van der Vilains”. Die honden onderaan zijn voeten, waren het symbool van de echtelijke trouw: wij vinden ze nog elders afgebeeld, o.a. op een graftombe in de St. Jacobskerk en wij “moeten” er uit afleiden dat Gheeraert, wat de legende ook later mocht verteld hebben, een voorbeeldige echtgenoot is geweest. De tombe van Elisabeth lag “in den croch up de suyt syde tusschen twee pilaren”, en het was “een schoon tombe ende ene effigie figurée daer up”. Legenden zijn mooi of afschuwelijk, logisch of sentimenteel, maar uiteindelijk moesten zijn vroeg of laat de plaats poetsen voor de historisch waarheid, zodat wij wel verplicht zijn te zeggen dat Gheeraert I een zoon had, een zoon trouwens die weinig origineel maar wellicht zeer terecht Gheeraert werd gedoopt en die kinderloos stierf een aantal neven en nichten achterlatend die pro forma een traan wegpinkten en zijn fortuin op zak staken. In verschillende akten komt hij voor als Gheeraert sduvels, wat betekenen wil dat hij de zoon van Gheeraert I de duivel was. Een legendarisch personage is hij dus niet geweest: in een akte van 18 december 1290, kort na het overlijden van zijn moeder Elisabeth van Sloote, verkoopt Messire Guilaume de Montagne aan de St.-Pietersabdij, een goed genaamd Willespele gelegen te Zaffelare, aangekocht “as parens et as perconniers de monseigneur de V avle qui fu et de madame Ysabiel jadis sa femme”. Het zijn de lotgevallen en gevolgen van deze verkoopakte die ons enkele aanwijzingen over Gheeraert II bezorgen: de verkoop werd immers vernietigd en werd later een tweede maal aan de St.-Pietersabdij verkocht. In de akte van 1323 wordt verwezen naar Gheeraert II, althans naar diens nagedachtenis; de opsteller van de akte vermoedt dat hij in het rijk der heiligen werd opgenomen “daer of dat Godde de zielle hebbe moete”.

362


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 363

In 1293 was, Gheeraert II in elk geval nog in leven want, naar het stichtend voorbeeld van zijn ouders die bijgedragen hadden tot de bouw of verfraaiing van de St.-Janskerk, geeft hij blijk van vrijgevigheid en geloof door aan de Tempelieren een stuk grond gelegen bij de Briel te schenken: “ante domum templi super brielo”. Of dat gebaar hem later naar de hemel heeft geholpen, weten wij niet, wij weten ook niet op welk ogenblik hij is gestorven, doch Sanderus verzekert ons dat Gheeraert II ook bijgenaamd de Duivel naar zijn vader, in de krocht der St.-Janskerk werd bijgelegd. Over het versterkte kasteel dat de eerste Gheeraert waarschijnlijk omstreeks 1220 liet optrekken, het Myns heer Gheeraerts Dievels steen huus, dat reeds een eeuw later eigendom werd van de stad en allerhande bestemmingen kende, zullen wij bij gelegenheid wel ‘t een en ‘t ander, legende en geschiedenis, vertellen. Pierre Kluyskens

363


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 364

GENTSE MEMORIEDAGEN: 26-27-28-29-30-31 OKTOBER

27 Oktober 1795 Inwerkingtrede van het Directoire, de nieuwe Franse regering die het uithield tot 9 November 1799 wanneer zij afgeschaft werd door Napoleon.

27 Oktober 1819 Dood van Jean-Baptist Hellebaut. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2006 - N° 3 - pp.190-192

27 Oktober 1862 Inwijding van de St-Annakerk. De eerste steen ervan werd gelegd op 1 September 1853.

27 Oktober 1880 Geboorte van de kunstschilder Maurice Sys. Studeerde aan de Academie van Gent en die van Antwerpen. Verbleef vóór de Eerste Wereldoorlog enkele jaren in Latem. Van 1907 tot 1908. Ook nog van 1909 tot 1915. George Minne zei van hem: “Van al de artiesten die in Latem wonen kent Sys het best de stiel” Hij woonde jarenlang op een boot “‘t Nest” waarmee hij o.m. de Hollandse eilanden en Zuid-Frankrijk afvaarde. Zijn eerste expositie ging door in 1907 in de “Cercle Artistique et Littéraire”. Hij stierf op 16 Mei 1972.

27 Oktober 1924 Kroonprins Leopold laat zich inschrijven aan de Gentse Universiteit.

27 Oktober 1989 Dood van Gaston Hebbelynck. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 1990 - N° 1 - pp. 2-4 364


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 365

28 Oktober 1405 Dood van Wautier III, de 54e Abt van de St-Baafsabdij. Hij nam die functie waar vanaf 1394. Zijn ware naam was: de Sanzelles.

28 Oktober 1577 Ryhove voert een staatsgreep uit. Aerschot, de Heren van Moeskroen, Rasseghem, Eecke, Zweveghem, Hessels, de la Porte en de bisschoppen van Brugge en Ieper worden gevangen genomen.

28 Oktober 1646 Dood van de kunstschilder Nicolaas de Liemaeckere, ook “Roose” genoemd. Hij werd geboren rond 1600 in de Molenaarstraat. Gesproten uit een kunstenaarsfamilie (zijn vader was een glasschilder) genoot hij zijn eerste onderricht in de schilderkunst van familieleden. Voor zijn verdere opleiding stuurde zijn vader hem naar Antwerpen. Nog zeer jong maakte hij een portret van de Abt van de St-Pieters-Abdij. Zo iets is altijd een goede referentie natuurlijk en in 1624 wordt hij opgenomen in het Gentse schildersambacht als “fijnschilder”. Naar bestellingen moet hij niet zoeken en in 1628 koopt hij een huis in de Oudburg. Hij wordt “deken van de ghebuerte van de St-Jansstraete”, de belangrijkste wijk van de stad. Een functie dus die niet aan de eerste de beste wordt toevertrouwd. Hij maakt schilderijen voor de confreers van de St-Michielsgilde, voor de StNiklaaskerk, de St-Jacobskerk, de Kapel van Nonnenbos, de kerk van het Klein Begijnhof. In het “Gulder Cabinet van de Edel vry schilderconst” kunnen wij lezen dat Petrus Rubens comende binnen Ghendt en siende schilderijen van de voornoemde Roose, aldaar gesproken heeft dat voor hem onnoodich was eenighe van zyn stucken te voorschyn te brengen en aen de constminnende liefhebbers van Gent te ontdecken alwaer soo een meester als Roose gevonden wirt.” Waar zulk een Roose gevonden werd was een Rubens overbodig. Heel vleiend en heel aandoenlijk, maar een legende natuurlijk; Maar toch: “On ne prête qu’aux riches”. Van waar die bijnaam “Roose” ? Het is wel merkwaardig hoe iemand heel zijn leven een bijnaam meesleept die toch wel heel ver gezocht is. Het is namelijk zó dat Vader de Liemaeckere , vóór de geboorte van Nicolaas, een huis in de 365


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 366

Molenaarstraat geërfd had van een oude tante die getrouwd geweest was met een Pieter Roose. Toen hij dit huis ging bewonen kreeg hij er gratis de naam van de vroegere eigenaar bij, en deze ging ook over op zijn zoon. Buiten de eerder vermelde kerken kunnen van hem ook nog werken bekeken worden in de St-Baafskathedraal en het Museum voor Schone Kunsten. Ook zijn nog te zien in de Seles Kestkerk: 12 doeken, het leven van Christus voorstellend. Een schilderij St-Augustinus in extase voorstellend, dat hing in de kloostergang van de Augustijnen, werd, spijtig genoeg vernield in een brand.

28 Oktober 1666 Blijde Intrede van Eugène d’Allamont, de 9e Bisschop van Gent. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2007 - N° 2 - p. 111

28 Oktober 1719 Inwijding van het Hoogaltaar in de St-Baafskathedraal.

28 Oktober 1772 Geboorte van de Architect-Aannemer Jean-Baptist Van de Cappelle Senior. Zoon van Adrien en vader van Jean-Baptiste Junior. Na zijn studies aan de Academie en een stage bij Pisson, zette hij het familiebedrijf verder. Bouwde (o.m.) het Kasteel Crabbenburgh in Destelbergen, het Kasteel Slotendries, de Ecole des Hautes Etudes en de Dominicanenkerk in de Hofstraat. Hij stierf op 3 December 1833.

28 Oktober 1817 François Hye wordt aangesteld als de eerste Stadsarchivaris. Hij was één der eerste 7 leden van de in 1823 opgerichte “Commissie van Monumenten en Stadsgezichten.” Hij werkte op het Stadhuis in de sectie “Financiën” toen hij een brief richtte aan het Magistraat om zijn kandidatuur te stellen voor de vrijgekomen plaats van stadssecretaris. Terzelfdertijd vroeg hij om toezicht te mogen houden over het stadsarchief dat bedreigd werd met algemene ondergang. Dit verzoekschrift had succes. Sinds zijn huwelijk met Marie-Jeanne Schoutheer droeg hij de dubbele naam Hye-Schoutheer. Hij werd in Gent geboren op 2 December 1785 en stierf hier 366


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 367

op 29 December 1831. In 1817 werd hij benoemd tot Gemeentesecretaris, maar vervulde eveneens tal van andere functies: (o.m.) District-Schoolopziener van het lager en middelbaar onderwijs, Penningmeester van de Kunstacademie, bestuurslid van de Spaarbank, archivaris van de “Société Royale de Beaux-Arts et de Littérature de Gand”, Penningmeester van de Maatschappij voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, enz. In 1823 was hij ook nog Secretaris van het Provinciaal Gouvernement. In 1818 werd hij aangenomen in de Vrijmetselaarsloge “La Félicité Bienfaisante”.

28 Oktober 1913 Expo 1913: De OBER BAYERN, ook gekend als café Kulmbach brandt af. Zie “Ghendtsche Tydinghen” 2001 - N° 5 - pp. 330-331. Vóór de Eerste Wereldoorlog was het “Kulmbacher Hof” een gekend café op de Kuiperskaai. Het was gespecialiseerd in Duitse bieren. Het werd geëxploiteerd door de familie Pfeiffer. Na de inval der Duitsers in 1914 werd het geplunderd, de meubels werden op straat geworpen, de piano kwam terecht in de Schelde.

28 Oktober 1951 Onthulling in de Twaalfkamerstraat van een gedenkplaat aan Karel Miry.

29 Oktober 1500 De drukker-humanist Robert de Keysere koopt de “Lintworm”. Deze vriend van Erasmus was een boeiende en grillige persoonlijkheid. Hij werd waarschijnlijk geboren vóór 1470. Hij studeerde in Parijs en behaalde er de graad van Magister. In Oktober 1500 opent hij een school in de stad waar hij Latijn onderwijst. In 1507 huurt hij een deel van de Posteerne en het jaar nadien verkoopt hij “De Lintworm”. In 1510 zit hij in Parijs. Hij is daarna een tijdje principaal van het College van Doornik. In 1513 komt hij terug naar Gent en koopt er opnieuw “De Lintworm”. Hij stierf vóór 1534. Een van zijn leerlingen was Eligius Van Hoecke.

367


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 368

29 Oktober 1816 Er ontstaan relletjes in de Opera. Een deel van het publiek eist de vervanging van de eerste zangeres, Madame Depoix, die ze te oud vinden.

29 Oktober 1837 Stichting in de Bagattenstraat van de Vrijmetselaarsloge “Société des Défenseurs de Léopold.” De bestaande loges waren trouw gebleven aan de Hollandse vrijmetselarij.

De Spanogheschool 1880-1964

29 Oktober 1876 Testament van Euphrosine Spanoghe waarbij zij haar fortuin schenkt aan de Stad voor het oprichten van een kosteloze jongensschool. Dit gebeurde in 1880 in de St-Lievensstraat. Deze school bestond tot in 1964. 368


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 369

29 Oktober 1887 Dood van Philippe Cauderlier, in zijn huis op de Citadellaan, na een langdurige ziekte. Deze meesterkok werd geboren in Antwerpen op 17 April 1812. Zijn moeder was een Waalse, afkomstig van Virelles nabij Chimay. Toen hij geboren werd, was zij een ongetrouwde dienstmeid in het Brusselse. Op 18-jarige leeftijd monstert hij voor 1 jaar bij de koopvaardijvloot. Nadien werkte hij als bakker in Brussel en Gent. Na zijn huwelijk met Jeanette Hoste (de zuster van Julius) vestigt hij zich in 1843 in Gent als charcutier en evolueerde naar traiteur. Hij verzorgde prachtige banketten, o.m. ter gelegenheid van het bezoek van Leopold I aan Gent in 1849 en 1853. Zijn in 1861 uitgegeven boek “L’Economie culinaire” en de vertaling ervan “Het Spaarzame Keukenboek” kende een groot succes. Tussen 1860 en 1920 werden er 11 Nederlandse en 12 Franse drukken uitgegeven. Drukker en uitgever was zijn schoonbroer. Zie ook “Ghendtsche Tydinghen” - 2000 - N°5 - pp. 335-337.

29 Oktober 1939 Dood van de Gentse componist Oscar Roels. Hij werd geboren op 2 November 1864. Deed zijn studies aan ons Conservatorium waar hij later leraar werd. (Van 1881 tot 1930). Hij was Directeur van de “Melomanen” van 1904 tot 1906 en van 1895 tot 1903. Hij was gedurende 15 jaar dirigent van het Nederlands Toneel. Daarvóór was hij 2e dirigent geweest aan de Opera, van 1892 tot 1893. Later werd hij de eerste dirigent (van 1917 tot 1925. Hij was Samuel's favoriete leerling. Aan de Toneelschool van Gent was hij lesgever van Stemvorming. In 1885 werd hij zangleraar aan de Gentse stadsscholen en hij was ook nog orgelist-koorleider aan het St-Barbaracollege.

29 Oktober 1943 Dood van de beeldhouwer Hippolyte Leroy. Hij werd geboren in Luik op 4 April 1857. Hij was alhier leerling van Pierre Devigne en in Parijs van Falguière. Van 1885 tot 1889 woonde hij in Rome, maar het is in Gent dat wij hem het 369


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 370

meest tegenkomen. Of er iets schortte aan zijn ateliers weten wij niet, maar in 1878 zat hij op de Kuiperskaai in 1912 op de Callierlaan, in 1927 op de Kasteellaan, later ook nog in het Patershol. Creaties van hem zijn in Gent talrijk aanwezig. Wij citeren er enige: - Het borstbeeld van Karel Miry op het Casinoplein. - Het borstbeeld van Mechelynck op het Van Arteveldeplein. - Samen met A. Marchand het gedenkteken van Charles de Kerchove de Denterghem. - “La Fileuse flamande” in de Beurs op de Kouter. - Het grafmonument van de Franse soldaten op het Kerkhof van de Brugse Poort: “Morts pour la Patrie 1870-1871.” - De 4 halfverheven gevelbeelden van Dutry-Colson. - Op de Grote Post: bronzen beelden die stonden op de pijlers van de dakgalerij en die waarschijnlijk door de Duitsers gestolen werden in 1914-1918. Deze kunstenaar werd ook aangetrokken door de muziek, want hij was lid van de “Melomanen”.

29 Oktober 1956 Het “Pand” in de Onderbergen wordt wettelijk beschermd. En dat werd de hoogste tijd, want sommigen spraken er al van om het af te breken.

29 Oktober 1968 Dood van Julien Boes. Hij werd hier geboren op 14 Januari 1899. Na het Middelbaar Onderwijs kwam hij in 1917 in stadsdienst. Geleidelijk opklimmend werd hij Adjunct-Conservator van de stedelijke musea en Adjunct-archivaris bij Nowé. Werd dan Conservator van het Museum van Folklore en bleef dit tot aan zijn pensionering in 1964. Het is vooral door zijn toedoen dat het Folkloremuseum overgebracht werd naar het Alyns-Hospice. In 1957 werd hij Stadsarchivaris en bleef dit tot in 1964. Hij woonde trouwens in het Stadsarchief.

30 Oktober 1539 Adrien de Croy komt te Gent aan. In opdracht van Keizer Karel, om zich te overtuigen van de toestand alhier.

370


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 371

30 Oktober 1540 Keizer Karel komt zich overtuigen van de vordering der werken van de Citadel.

30 Oktober 1635 De Abt van St-Pieters verliest zijn proces tegen de Stad die naar aanleiding van de werken aan de Heuvelpoort, de wapens der stad op een steen had laten aanbrengen. In het arrest van de Raad van Vlaanderen kan men lezen: “Dat het stellen ende blyven van de wapenen deser stede in de wercken van de heuverpoorte den eeschere niet en prejudiceert nochte en prejuditieeren en sal in syne heerlichede ende jurisdictie.”

30 Oktober 1659 Dood te Spalato op de Dalmatische Kunst van Gillis De Haese. Ge kunt hem ook wel tegenkomen als D'Haese, De Haes, Guldenhaas, Wildenhaas. In 1623 engageert hij zich bij het Keizerlijk leger. Zoals alle militairen in die tijd verdient hij veel geld met plunderen en hij organiseert een regiment van 1.000 man waarvan hij “Colonel-propriétaire” wordt. Hij vecht in Oostenrijk, Italië, enz. In 1639 (Hij is dan 43 jaar. Hij werd hier immers geboren op 27 Oktober 1596) wordt hij naar Duitsland geroepen en wordt er bevorderd tot GeneraalMajoor. In 1643 wordt hij Generaal-bevelhebber van het leger van de Republiek Venetië. Hij vecht tegen de Turken in Griekenland, Albanië, Dalmatië, enz. Van zijn jeugd weten wij weinig: volgens sommigen werd hij geboren op de hoek van de Breydelstraat, anderen laten hem geboren worden in de Ramen en nog anderen houden het bij een der straatjes van de Vrijdagmarkt.

30 Oktober 1874 Dood van Kanunnik Benoît De Decker. Hij werd geboren te Zele in 1803. Na de dood van Kanunnik Triest werd hij door de Bisschop benoemd tot Algemene Overste van de 4 door Triest hier gestichte congregaties. Hij was trouwens een zeer actieve medewerker geweest van Triest bij de stichting van de “Zusters van de Kindsheid Jesu”. 371


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 372

30 Oktober 1882 Start van de leergangen aan de Normaalschool in de Ledeganckstraat.

30 Oktober 1894 Geboorte van Jonkheer Jean De Breyne. Hij was een typisch voorbeeld van een man die enorm veel voor Gent gepresteerd heeft en die toch totaal onbekend is gebleven bij het groot publiek. Het zou ons al heel sterk verwonderen moest deze naam iets zeggen aan de meeste van onze lezers. Iets staat vast: zonder Jean de Breyne zou Gent tientallen oude en merkwaardige gevels armer zijn. Hij was één van de stichters van “De Vrienden van Oud Gent”. Het is dan ook niet te verwonderen dat hij eveneens bestuurslid was van “De Vrienden van St-Niklaaskerk” en van “De Vrienden van het Oud Begijnhof”. Hij was eveneens lid van de “Commissie van het Museum van Oudheidkunde”. In 1922 werd hij lid van de “Stedelijke Commissie van Monumenten en Stadsgezichten” waar hij Napoleon De Pauw opvolgde. Deze stille harde werker werd er zeer gewaardeerd en in 1926 werd hij er de Secretaris van, in 1935 de Voorzitter. In 1959 - hij was toen 65 jaar - gaf hij het voorzitterschap door aan Professor Paul De Keyser en werd vanzelfsprekend benoemd tot Ere-Voorzitter. Gedurende 40 jaar begaf hij zich iedere dag naar de zetel van de Commissie om er de dossiers te onderzoeken en het werk van het Bureau voor te bereiden. Hij bezat een grondige kennis van onze monumenten, straten, gebouwen, families. Wist men iets niet, twijfelde men aan iets, dan ging men het automatisch vragen aan Jean de Breyne die slechts zelden het antwoord schuldig bleef. Sedert de jaren ‘20 is er geen restauratie geweest in Gent, of een verfraaiing van de stad, zonder dat hij er bij betrokken was. Hij was, spijtig genoeg, de laatste vertegenwoordiger van een generatie eminente Gentenaars die zich volledig en belangloos inzetten voor het behoud van ons stedeschoon, zoals Joseph Casier, Alfons Van Werveke, Monseigneur Van den Gheyn, Paul Bergmans, Armand Heins, enz. Een schare Gentenaars aan wie onze stad enorm veel te danken heeft, maar die helaas niet vervangen werd. Een of twee generaties volstonden om van de Monumentzorg een triestige parodie te maken. Jean de Breyne stierf op 14 April 1967, 72 jaar oud.

372


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 373

30 Oktober 1906 Dood van de beeldhouwer Domien Van den Bossche. Hij werd geboren op 11 Februari 1854. Onder de artiesten was hij bekend als “Den Dom”. Hij was leerling geweest van Louis Van Biesbroeck, Theodoor Canneel en Pierre De Vigne-Quyo. Van hem kennen wij de 2 monumentale vrouwenbeelden die vroeger op de Verloren Broodbrug stonden. Enkele andere van zijn werken: de buste van Désiré Van Monckhoven, deze van Professor Boddaert, de beelden van Jacob en Filips Van Artevelde op de hoek van de Borluutstraat. Hij werkte trouwens regelmatig samen met Jacob Semeij. Een medaille voor Dr. Victor Deneffe werd door hem gemaakt. Hij stierf plotseling in zijn huis in de Geldmunt.

30 Oktober 1913 Het “Kloddekot” van Beaumont aan de Overzet brandt volledig af.

30 Oktober 1945 Het Lam Gods wordt terug in de Vydtkapel geplaatst.

30 Oktober 1946 Dood van de architect Leon De Keyser. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2002 - N°5 - pp. 307-308

30 Oktober 1946 Geboorte van René Jacobs, de beroemde contra-tenor en dirigent. Hij kwam uit een Gentse familie; zijn vader had immers een ijzerwinkel, eerst in de Ham, later in de Baudeloostraat.

31 Oktober 1729 Stichting van de “Kamer van Commercie”, anders gezegd de Kamer van Koophandel. Denk nu niet dat het in die tijd volstond dat enkele handelaars samenkwamen en besloten een handelskamer op te richten. De aanvraag moest, vergezeld van 373


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 374

solide argumenten en motiveringen ootmoedig voorgelegd worden aan de Keizer die, na raadpleging besliste het octrooi al of niet toe te kennen. Op dat ogenblik was die Keizer Karel VI, de vader van Maria-Theresia, een man die nooit een voet in de Nederlanden gezet heeft, maar hier zijn zuster MariaElisabeth afgevaardigd had. Op 31 Oktober 1729 werd het zegel in rode was van Karel bevestigd aan het op perkament geschreven octrooi. Het begon aldus: “Carel by de gratie Godts Roomsch Keyser altydt Vermeerder des Ryckx, Koning van Castiliën, van Leon, van Arragon, van beyde Siciliën, Hiersalem, van...” Wij gaan het hier bij laten want al zijn andere titels volgen ook nog, wij hebben ze voor u geteld: er komen er nog 61 achter. Pas dan volgt de geijkte formule: “Alle de gonne die dese tegenwoordige zullen sien, Saluyt.” Volgt dan een lijst van al de instanties die geraadpleegd werden, met hun titels wel te verstaan, vooraleer de besluiten met “ghelyck wy jonnen ende accorderen mits deze dat sy in Onse voorseghde stadt zullen mogen oprechten eene Kaemer van Commercie, ende tot beter onderhoudinge van deselve gestatueert de Pointen ende Articulen hier naer volgende.” Wij besparen u de 23 artikelen van dit reglement. Het kwam er op neer dat de Kamer 9 leden mocht tellen, waaronder 3 grossiers in “verscheyde goederen”, 2 handelaars in lijnwaad, 2 handelaars in granen en 2 handelaars in wijnen. Ze droegen de naam van “ghecomiteerde van de Kaemer van Commercie binnen de stadt Gendt.” Die samenstelling was een weerspiegeling van de machtsverhoudingen in de toenmalige handelskringen. Om de 2 jaar moest een derde van de leden vervangen worden, ze moesten wekelijks samenkomen en hun prestaties werden niet vergoed. Sommige denken dat de veel Franse woorden die wij nu nog regelmatig gebruiken een gevolg zijn van de Franse bezetting. Vergeet dat maar. Wij willen u laten genieten van het schoon Vlaams uit de tijd van vóór de annexatie. In dit octrooi kwamen wij op slechts een 10-tal lijnen de volgende woorden tegen: composeren, continueren, succederen, confereren, resolveren, regarderen, faciliteren, intenteren, defenderen, restitueren. En dit is nog maar een kleine greep. Rond 1780 vestigde de Kamer van Koophandel zich in het Pakhuis. In 1793 “vergaederden de Heeren alle Woensdagen in ‘t Pakhuys op de Koornmerkt, ten 10 uren en half 's morgens”.

31 Oktober 1763 Vijfvoudige moord gepleegd door Mast en Danneels.

374


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 375

De 2 boeven vermoordden de rentenier Daniël Van Beveren, zijn zuster Anna en hun 3 nichten Françoise, Marie en Colette. Ze werden op een beestachtige wijze met een hamer doodgeslagen. Het is pas 4 dagen later dat de lijken ontdekt werden in het huisje op de hoek van het Kuipersstraatje (nu Vrouwebroerstraat) en de Plottersgracht, Plottersgracht die toen nog niet gedempt was en die niet volledig overeenstemt met de straat die nu die naam draagt. Ook in die tijd waren de meest crapuleuze moorden geen uitzondering, maar voor de een of ander onbekende reden bracht deze misdaad een enorme beroering teweeg en maakte ze een zó diepe indruk op de bevolking dat ze er niet over uitgepraat geraakte. Het relaas van de moord, al of niet bijgekleurd, werd overgeleverd van generatie tot generatie; 100 jaar later zou het verhaal onder feuilletonvorm verschijnen en Napoleon Destanberg maakte er een drama in 3 bedrijven en 7 taferelen van dat op muziek gezet werd door Karel Miry en voor het eerst opgevoerd werd door de Fonteinisten in de Minard in 1864. Twee weken na de moord waren de daders reeds gevat: Danneels werd aangehouden in Rijsel, Mast in het Kapelleke Schreiboom in Gent. Zij ontkenden aanvankelijk alle schuld en de rechter besloot hen te onderwerpen aan het “scherp-examen ordinaire en het extra-ordinaire”; anders gezegd, eerst de gewone folteringen, dan deze die iets meer geraffineerd waren. Danneels viel door de mand alvorens het “examen” nog moest beginnen. Mast is overmoedig en brutaal, maar na 3 kwartier van een scéance die volgens het programma 5 1/2 uur moest duren, legt hij ook volledige bekentenissen af, zoals waarschijnlijk de meesten zouden gedaan hebben, zelfs al waren ze niet schuldig. Op 3 December 1763 worden zij van de Mammelokker, waar ze opgesloten zaten, overgebracht naar het Schepenhuis waar hen het doodvonnis wordt voorgelezen dat onmiddellijk zal uitgevoerd worden. Zij worden op horden (t.t.z. tenen matten) naar de Vrijdagmarkt gesleept waar het schavot opgetimmerd staat voor het Tooghuis. Zij worden naakt op een dwarskruis gebonden en hun lichaam wordt 5 maal genepen met een gloeiende nijptang (1 maal voor elke moord), vervolgens worden zij geradbraakt, krijgen een hamerslag op het hoofd en worden in het vuur geworpen tot wanneer de dood er op volgt. Recht is geschied.... althans volgens de begrippen die hier gangbaar waren een paar eeuwen geleden.

31 Oktober 1795 Verschijnen van het eerste nummer van de “Syssepanne”. Dit satirisch weekblaadje verscheen tot 20 Mei 1798, toen het verdween wegens de Franse censuur.

375


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 376

Er verschenen 8 deeltjes, elk van 15 nummers. De redacteur was Karel Broeckaert, de uitgever J.B. Dullé. Er schijnen ook nog enkele nummers van de pers gekomen te zijn in 1814. Een boekje, getiteld “Borgers in den Estaminé”, bestaat uit extraits uit de “Syssepanne”.

31 Oktober 1852 Dood van Jean-François Lemaire. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2006 - N°2 - p.120

31 Oktober 1949 Dood van Professor Fritz De Beule. Zie “Ghendtsche Tydinghen” 2009 - N° 4 - p.291

31 Oktober 1992 Dood van Jean Daskalidès. Hij werd geboren te Constantinopel op 23 december 1922. Wat niet belet dat hij mag beschouwd worden als een èchte Gentenaar. Onder de bezetting was hij student-orkestleider van een uitstekend Jazzensemble “The Blue Swingers”. In die periode hebben tal van mensen daar veel plezier aan beleefd. Zelf was hij een uitstekende jazztrompetist en in zijn orkestje zat... Leo Martin. De eerste muzicale uitzending van Radio Gent na de bevrijding werd verzorgd door Daskalidès en zijn “Blue Swingers”. In 1945 behaalde hij zijn diploma van Technisch Ingenieur aan de Brouwersschool. Daarna ging hij geneeskunde studeren en behaalde zijn diploma van Dokter in 1958. Na 7 jaar assistent te zijn geweest, installeerde hij zich als gynecoloog op de Coupure. Zijn hobby was: filmen. Na verscheidene prijzen behaald te hebben met zijn kortfilms, maakte hij zijn eerste langspeelfilm "Rue du Calvaire 6" Hij financierde zelf deze film die 8 miljoen franc kostte. In die tijd een niet onaardig bedrag. Zijn vader was een neef van Leonidas. Hij nam het bedrijf van zijn vader over en werd gerant, zowel van Daskalidès als van Leonidas. Hij was ook nog leraar van Anatomie aan het Stedelijk Instituut voor Paramedicale Beroepen.

376


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 377

31 Oktober 2003 Dood van Gus Lajoie. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2008 - N°2 - p.117 Hugo Collumbien

377


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 378

GENTSE STADSWERKLIEDEN TIJDENS HET INTERBELLUM

Hoe vroeger alles anders was ... Veel bijdragen in Ghendtsche Tydinghen, tentoonstellingen over het dagelijkse leven in de vorige eeuw en oude filmpjes zoals in Alijn getoond, confronteren er ons mee. En het kan nog op veel andere, heel wat minder voor de hand liggende manieren. Neem bijvoorbeeld een kijkje bij het stadspersoneel. Lijsten van functies onder de werklieden in bestendige of voorlopige dienst (vast en niet vast benoemd) bij de stad Gent geven een verrassend, zelfs bevreemdend beeld van hoe alles vroeger, nog niet eens zo lang geleden, anders georganiseerd was dan nu. Hieronder presenteren we eerst een tableau de la troupe in 1924. De afbeelding hierbij geeft de Nederlandse versie van de lijst van beroeps- of functieaanduidingen opgemaakt in dat jaar. De functies zijn min of meer gerangschikt van laag in aanzien en verloning (kabienjongens in de baden en koeiershelpers op de veemarkt - boven links op de lijst) tot hoog (electricien van tabellen en van onderhoud en overste-stoker in de elektriciteitscentrale onderaan rechts). Klaarblijkelijk vormden de vereisten aan vakkennis samen met de mate van verantwoordelijkheid de basis van deze klassering. Enkele functies onderaan op de afbeelding vermeld, vielen om onduidelijke redenen buiten de rangorde. De enige specifiek vrouwelijke ‘werklui’ waren de badvrouwen (vermoedelijk enkel actief in de baden en wasinrichtingen voor vrouwen). Ze hoorden bij de laagste categorieën. Vagers en crottineurs (strontrapers ...) stonden net iets hoger in aanzien. Bij heel wat aanduidingen valt het moeilijk uit te maken welk werk de betrokkenen uitvoerden. Zelfs een vergelijking met de Franse tekst - in die tijd vast onderdeel van officiële Gentse documenten - ruimt niet alle interpretatieproblemen uit de baan. Het lijkt alsof de stadsdiensten een eigen taaltje hanteerden dat even moeilijk naar het Frans als naar het Nederlands omzetbaar was. Zo worden koerknechten in het Gentse Frans van 1924 ouvriers de cour, maar wat die mannen effectief uitspookten, wordt er niet duidelijker op. Vermoedelijk bedoelde men met arbeiders (in het Frans manoeuvres) - erg laag geklasseerd overigens - enkel de lastdragers of kruiers, zoals dat tot in de 19de eeuw algemeen het geval was. Een jalonneur is een arbeider die bakens zet, een hulpje van een landmeter. Een planton moet hier als opzichter begrepen worden. Een ontsnappingzoeker (chercheur de fuites) had misschien een voltijdse job

378


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 379

aan het opsporen van gaslekken. Opnemer (twee keer vermeld) vertaald als releveur zal wel ‘meteropnemer’ voor gas en elektriciteit geweest zijn. Maar wat een opnemer - aiguilleur (wisselwachter) zou moeten voorstellen is ons een raadsel. Scrubber (in de Franse lijst eveneens scrubber) is geen oude term die we het Gents (of - afgaand op de ‘sc’ - misschien wel een Kortrijks?) dialectwoordenboek moeten zoeken. Die laten ons hier in de steek. Het is namelijk een Engels woord. Nu heel gewoon, maar heel uitzonderlijk voor de Interbellumtijd. Toen werden zo goed als alle nieuwe technische termen nog aan het Frans ontleend. De scrubbers of scrubbermannen werkten bij de gasdienst, die te Gent vooral dank zij Engels initiatief, knowhow en kapitaal ontwikkeld was. Ze waren verantwoordelijk voor de zuivering van het geproduceerde gas, vermoedelijk in vloeistofkolommen (er bestaan nog andere methoden). Een kijkje in Wikipedia (Engelse versie) leert je heel wat over deze technieken, in deze tijden van ‘fijn stof’ actueler dan ooit. Een barillet (in de Franse versie van de tekst correct met één r geschreven) was oorspronkelijk een tonnetje (pijp) of schenkkan, maar kan ook een dompelvat (in de elektrotechniek) zijn, of een term uit de gasindustrie. Wat hier feitelijk bedoeld wordt, valt moeilijk uit te maken. Bij sommige van deze functies kan men zich afvragen waarvoor die allemaal wel nodig waren en hoeveel mensen die vervulden. Misschien waren sommige termen in 1924 al verouderd. Een meer doorgedreven onderzoek kan hier een en ander ophelderen. In latere lijsten, waarin de stadswerklieden met naam en jaar van in dienst komen vermeld worden, is het heel wat duidelijker. Daar worden ze ingedeeld volgens de diensten en besturen waarin ze tewerk gesteld werden. Ook daarin schuilen verrassingen. In de lijst van 1939 blijkt de elektriciteitsdienst de dichtst bevolkte, gevolgd door de gasdienst. Dat waren toen nog voluit stedelijke instellingen. De reinigingsdienst, de stadsscholen, de haven en de wegenisdienst konden het met heel wat minder werkvolk stellen. Eén jaartje voor W.O. II telde de stadsreiniging nog een tiental schippers en zelfs een schipmaker. Eeuwenlang werd stadsmest en beer met scheepjes naar het platteland gevoerd, waar dit zeer gegeerde producten waren. Niets beter dan dat om de opbrengst van de gewassen te verhogen. Daarnaast telde de dienst, naast heel wat voerlui, ook een paardensmid, gewone smeden, een wagenmaker, een zadelmaker en verschillende stalknechts en hulpstalknechten. Vanzelfsprekend - gezien het meeste wegvervoer nog steeds met paarden gebeurde - waren er nog een aantal crottineurs actief. Maar nieuwere tijden kondigden zich aan: de stadsreiniging had sinds enkele jaren ook een viertal autogeleiders en een mecanicien in dienst.

379


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 380

Vermelden we tenslotte nog dat de stad in 1939 twee kinderkribben telde. De ene aan de Martelaarslaan (niet het wezenhuis) stelde vier kinderverzorgsters en een meid te werk. De kinderverzorgsters werden klaarblijkelijk tot de werkliedencategorie gerekend. De andere, aan de Zandstraat (nu Lucas de

380


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 381

Heerestraat, tussen Burggravenlaan en Zwijnaardsesteenweg), telde een hoofdbewaakster, een huisbewaarder, een keukenmeid, een wasvrouw en een kuisvrouw. Welke kinderen in deze laatste kribbe terecht kwamen en waarom deze uitgerekend daar gelokaliseerd was, is ons niet bekend. Tot zover deze vluchtige kennismaking. Onze bedoeling was alleen even de aandacht te vestigen op enkele totaal vergeten kantjes van onze stadsgeschiedenis. Wellicht weten sommige lezers meer over een of ander van de hier opgesomde functies? Luc Devriese Bron: Stad Gent. Werkhuisverordening en werkcontract voor het personeel der stadsdiensten, Gent, 1924 en Stad Gent. Lijst der bestendige en voorlopige stadswerklieden in dienst op 1 januari 1939, Gent, 1939. Bewaard in het Documentatiecentrum DSMG, Begijnhof, SintAmandsberg. Verzameling Vliegende Bladen - Gent. Reeks Bestuur/stadspersoneel.

VERGETEN GENTSE SCHRIJVERS: ACHILLES GAUTIER 1.

Ik kende Achilles alleen van ziens. Als leerling van de hogere klassen in het atheneum, later in de vroege jaren zestig, als trouwe zaterdagse gast van café De Amber in de Sint-Pietersnieuwstraat. Toen hét stamcafé van heel veel studenten. Ik wist ondertussen alleen zijn naam en dat hij ook schreef. Tot ik hem op een avond in 1976 ontmoette bij Sint-Jacobs. Ik heb hem aangesproken en uitgenodigd eens bij mij langs te komen. Ik woonde toen op de Kromme Wal, hij in Nieuwpoort. Neenee, niet de stad, maar de straat hier om de hoek. Bijna buren. Hij zei dat hij zich mij ook herinnerde als vaste klant van De Amber. Toevallig zat hij er altijd voorin bij de kaarters, ik achterin bij de dansvloer en de kicker. Nooit een woord gewisseld. ‘s Anderendaags al is Achilles langs gekomen. Een vlotte, spraakzame en aangename kerel. Intelligent bovendien. Wekte vertrouwen. Leek me een fidele kameraad. De stap naar vriendschap zal een klein pasje zijn. Werkleider in de geologie aan de Sterre, meer in het bijzonder de paleontologie. Hij behoorde zelf tot de top van de paleontologen en nam vaak deel aan buitenlandse opgra-

381


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 382

vingen. Hij schreef gedichten en toneel. Hij schilderde ook. In zijn jeugd had hij poppenspel gespeeld; hij stichtte zelfs een eigen marionettentheater, dat Fantasia heette. Hij was gehuwd, maar zijn vrouw Betty woonde in Drongen, waar ze een kledingzaak had. Hij leefde alleen, maar hij was niet eenzaam of ongelukkig. Toen hij jaren geleden aan de Drie Leien in Drongen woonde met Jean Bilquin als buurman, heeft hij een zoontje gehad, maar dat is op vijfjarige leeftijd overleden. Dat is ten andere de reden waarom hij alleen woont. Betty en hij konden niet zo goed de dood van hun kind verwerken. Hij heeft een foto in zijn portefeuille, maar praat daar nooit over. Hij ging regelmatig op bezoek bij zijn moeder die in de buurt van het station in de Prosper Claeysstraat woonde. Hij had een broer en een zus. Het viel me ook dadelijk op dat hij veel en snel kon drinken. Hij rookte niet. Als het al niet ‘s anderendaags was, heeft het zeker niet langer dan twee of drie dagen geduurd tot hij terugkwam. Dankzij de literatuur, Yang, de poĂŤziereeks, de schilderkunst, de universiteit, parallel lopende levensopvattingen, zijn bereidheid te luisteren, zijn kennis van het Gents dialect en heel wat gemeenschappelijke vrienden en kennissen hadden we heel wat raakpunten en viel het gesprek nooit stil. Duurde altijd tot laat in de nacht. Hij kon boeiend over zijn belevenissen in het buitenland vertellen en in zijn verhalen over beentjes, schelpen en de inhoud van afvalputten wist hij de prehistorie tot leven te brengen. Hij had een gezonde en nuchtere mening over heel wat onderwerpen. Een ruime belangstelling. Die regelmatige bezoeken hebben jaren geduurd, alleen af en toe onderbroken door weken afwezigheid als hij weer eens deelnam aan opgravingen. De dag na zijn terugkomst, zagen we hem terug. We hebben verschil van mening maar nooit een woordenwisseling gehad. Eigenlijk praatte hij heel weinig over literatuur. Hij las vooral de klassieken. Hij schreef alleen als hij iets te zeggen had en niet om bekend te worden, ermee te pronken of in de literatuurgeschiedenis terecht te komen. Had geen hoge dunk van de Vlaamse prozaschrijvers. Net zoals Richard Minne was hij van mening dat er veel wiskesvliegers tussen liepen. Bij mijn weten heeft hij ook zelden aan literaire avonden deelgenomen. Tot zolang we Yang zelf hebben afgewerkt, was hij een van de weinige redacteuren die het niet te min vond om uren rond de tafels te lopen om de gedrukte blaadjes tot boekjes samen te leggen, terwijl Julien Vangansbeke samen met zijn vrouw omslagen zat te lijmen. Een steeds weer terugkerende zaterdagse bezigheid. Zonder het uit te spreken, verweet ik hem soms zijn behoedzaamheid, zijn terughoudendheid, zijn gebrek aan lef om (literaire) initiatieven te nemen, eens een keertje echt enthousiast of uitbundig te zijn.

382


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 383

Op een dag is hij naar Zomergem (de gemeente, niet de straat) verhuisd, waar hij zich drie tot een soortement fermette omgebouwde oude huisjes had gekocht. Aan die huisjes was ook een wei verbonden en op die wei kwam na enige tijd een ezel. Die ezel kreeg de naam Homar, Arabisch voor ezel. Toen we daar op een zomerse dag op bezoek kwamen, ben ik bij gebrek aan een paard dan maar opzijn rug gaan zitten. Een mediterrane belevenis. Een bijbels figuur of Sancho Panza? Vandaag (2007) loopt op de wei Homar III. Homer I en later Homar II braken regelmatig uit, tot Achilles prikkeldraad heeft gespannen. Drie keer ging Homar I in de buurt “dienen”. Ook bij de baron van Lovendegem, wat aanleiding gaf tot een kleine processie. Vooraan een personeelslid van de baron, dan de baron, dan Achilles met de weinig enthousiaste Homar aan een touw, gevolgd door Betty in de auto met door het raampje een harde bezem, waarme ze van tijd tot tijd in Homars achterste prikte. Langs de weg een grinnikende landman. Toen Homar in de dreef van het kasteel het ezelinnetje zag, haalde hij dadelijk zijn indrukwekkende roede uit de schede. De barones, die op het bordes de stoet stond op te wachten, sloeg de handen op de borst en riep: “O, que c’est beau, la nature!” Daniël Van Ryssel

BIBLIOGRAFIE

Recensie eindwerk Luc Devincke De heer Luc Devincke diende in het academiejaar 2007-2008 de paper Openbaar vervoer in Gent: de periode van de MIVG 1961-1991 in, voor het behalen van de graad van Bachelor in de Geschiedenis aan de VUB. Prof. dr. Guy Vanthemsche was eveneens promotor van zijn eindverhandeling Stedelijk beleid inzake openbaar vervoer Gent 1965-1985. Een vergelijkende studie van partijen en drukkingsgroepen in 2008-2009 ingediend aan vermelde universiteit voor het behalen van de graad van Master in de Geschiedenis. Het kantelend denken over stedenbouwkundig beleid, dat de kritische jaren 1970 kenmerkte, hield de onderzoeker in de ban. Dat was in het bijzonder het geval 383


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 384

waar het de omslag in het politieke denken over een semi-metro voor Gent betrof. Luc Devincke heeft opzoekingwerk verricht waarbij een breed spectrum aan bronnen is aangeboord: van archivalia over niet-gepubliceerde licentiaatverhandelingen tot (inter-) nationale vakliteratuur. De methodiek brengt het risico mee dat het aaneenrijgen van de gedistilleerde informatie leidt tot een disparaat verhaal. Algemene beschouwingen botsen wel eens met lokale feiten die meer to the point zijn. De uitwijdingen, die hij systematisch als blikverruimende introductie gebruikte, dragen helaas onvoldoende bij tot een scherpe(re) vraagstelling. De onderzoeker weet wel de aandacht te vestigen op informatieve stukken. In het SAG, het Amsab en in het Liberaal Archief te Gent bevinden zich archivalia die complementair zijn aan het politieke archief van wijlen Jacques Monsaert en die relevant zijn voor het onderwerp van onderzoek. Het `Fonds Jacques Monsaert' wordt bewaard in het Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis Dr. Maurits Gysseling (DSMG). Het is een uitgebreid, persoonsgebonden, beleidsarchief waarin veel stukken over stedenbouw aanwezig zijn. De documenten verschaffen vertrouwelijke informatie die door de band niet toegankelijk is voor onderzoekers, noch naar de aard noch naar de inhoud ervan. Het archief is bijzonder omdat de politicus Monsaert buitengewoon geïnteresseerd was in stedenbouw en als beleidsvoerder geëngageerd in de stadsontwikkeling. Zo speelde Jacques Monsaert een markante rol in het transitieproces dat leidde tot stadsvernieuwing te Gent, wat algemeen als een trendbreuk op het gebied van de stadsontwikkeling gemarkeerd staat. Monsaert zijn politieke carrière te Gent (1977-1989) viel samen met het kantelen van het denken over stedenbouw en met het gelijktijdig zoeken naar alternatieve planningsconcepten. De verweving van politiek beleid met de discipline stedenbouw is in dit archief prominent aanwezig. Onderzoek waarin de verknoping tussen beide centraal staat, is in Vlaanderen zelden gepubliceerd. Luc Devincke heeft daartoe een bijdrage geleverd door een licht te werpen op wat voorafging aan de gemeenteraadsverkiezingen van 10.10.1976; in het bijzonder met betrekking tot de standpunten die toen zijn ingenomen over het wel of niet bouwen van een semi-metro te Gent. Luc Devincke's verhaal komt op kruissnelheid (p. 111-119) waar hij de politieke activiteiten van de protagonist André Vanhove en van Piet Van Eeckhaut in relatie brengt met de houding van hun voormannen: enerzijds Willy Declercq en anderzijds Gilbert Temmerman. De eindverhandeling bevat boeiende biografieën van Piet Van Eeckhaut, André Vanhove en van Jacques Monsaert; drie belangrijke spelers in het transitieproces dat leidde tot de meta-

384


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 385

morfose van het stadsbeeld. De scriptie wekt echter de indruk dat de chronologie van de feiten en het verband met beleidsbeslissingen heel eenvoudig ineen zat. De causaliteit en de zelfzekerheid eigen aan de formulering roepen bij de kritische lezer reserves op. Verschillende uitspraken zijn niet onderbouwd. Zij moeten op zijn minst sterk genuanceerd worden. Of de inbreng van Prof. Jan Tanghe tijdens de verkiezingscampagne van de CVP Gent-Eeklo voor de gemeenteraadsverkiezingen van 10.10.1976 zo direct was als beschreven is, is bijvoorbeeld zeer de vraag. De historicus ontdekte via het internet de Google Picasa webalbums die gewijd zijn aan het kantelen van het denken over stedenbouw tijdens de jaren 1970-1980. De grote hoeveelheid afbeeldingen die hij er aan ontleende, vormt een indicatie van de kwaliteit en van de beeldende kracht van het materiaal dat uit het legaat van Jacques Monsaert is geput. Van de 95 afbeeldingen die Luc Devincke in zijn scriptie opnam zijn er 23 waarbij het inventarisnummer uit het Fonds Monsaert is vermeld. Daarnaast zijn 32 afbeeldingen van DSMG herkomst gedownload. De onderzoeker verwijst in zijn eindverhandeling echter niet één keer naar de vier openbare Picasa webalbums waaruit beeld en duiding is gehaald. Hij vermeldde in zijn bibliografie evenmin de bijdrage Tijdens de scharnierjaren 1976-1977 kantelden het denken over en de praktijk van de stedenbouw. De case Gent. Jacques Monsaert als Gentse `brugfiguur' tussen stedenbouw als wetenschap en stedenbouw als beleidsinstrument, verschenen in het Jaarboek 2007 van De heemkundige kring De OostOudburg. Luc Devincke heeft de selecte keus van archivalia die hij aan het Fonds Monsaert ontleende in een ruimer politiek kader geplaatst. Daardoor heeft hij impliciet een kwaliteitstoets uitgevoerd op een beperkt sample stukken uit vermeld fonds. Het ontlenen, via het internet, van 55 van de 95 afbeeldingen aan de collecties van het DSMG is, naar mag worden aangenomen, indicatief voor de intrinsieke waarde van het `Fonds Monsaert' evenals van de beeldbank beheerd door het DSMG. Wie zelf stukken uit het beleidsarchief van Jacques Monsaert wil inkijken, is welkom in het Documentatiecentrum. Voor een teaser kan op het internet de volgende URL ingetikt worden: http://picasaweb.google.comfmanufactum1. André Coene, planoloog

385


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 386

De Coupure in Gent Scheiding en Verbinding Op initiatief van prof. em. dr. Marcel Storme zag in 2005 een werkgroep het levenslicht om het verleden van de Coupure in Gent in kaart te brengen. Het opzet was een vlot leesbare maar toch wetenschappelijk verantwoorde geschiedenis van deze buurt en haar bewoners. In een luxueus ingebonden uitgave behandelt het de geschiedenis van de Coupure vanaf de eerste sporen in de 10de eeuw tot het openen van de ringvaart in 1969. Het boek is opgedeeld volgens de grote historische breuklijnen: hoe zag de Coupure eruit voor het graven van deze “doorsnydinghe” van “den Akker” en het “Bijlokeveld”; het verhaal van het graafproject verschilt in weinig met wat wij vandaag op het stuk van gesjoemel, budgetoverschrijdingen en erger met dergelijke grote projecten beleven; Vervolgens drie hoofdstukken die de verstedelijking in de periodes 17531823, 1826-1860 en 1860-1947 gedetailleerd beschrijven. Een verhaal van opeenvolgend akkers, lusttuinen, fabrieken en herenhuizen. Vergane glorie want heel wat moois is inmiddels verwoest, maar dit boek laat er u opnieuw van genieten en dromen. Daarnaast komen markante bewoners en de ‘petite histoire’ met persoonlijke getuigenissen aan bod. Wie waren die al dan niet grote professoren, schrijvers, schilders en andere kunstenaars en geletterden die hun stek hadden op de Coupure. Het boek is rijkelijk geïllustreerd met meer dan 200 unieke beelden en wordt afgesloten met een zogenaamde ‘who’s who’, het resultaat van het minutieus uitpluizen van 150 jaar volkstellingen (1797-1947). Nagenoeg al wie op de Coupure verbleven heeft, wordt hier in het kort of in het lang vermeld. Mochten de auteurs iets vergeten zijn of zich vergissen, dan kan u dat zelf aankaarten op de website die samen met de publicatie van het boek opgestart wordt. Het boek wordt op die manier up to date gehouden. Deze diepgravende studie, waar vier jaren aan zijn besteed, wordt u aangeboden door Academie Press, tegen 37,00 €, ISBN 978 90 382 1323 1, pagina’s XIV, 323, formaat: 205 x 275, winkelprijs: € 37.

386


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 387

Gent ... Steengoed! Vierhonderd en twaalf pagina's, harde kaft, glanzende kleurendruk, honderden afbeeldingen en kaarten, dat is het zware "Steengoed". En er is meer: bij het boek hoort een tweeëndertig pagina bondig wandelboekje "Gent ... Steenroute", dat vier natuursteenroutes presenteert, die de wandelaar de gelegenheid bieden de diverse soorten natuursteen te ontdekken. Naast foto's van en uitleg bij zeventien te bezoeken gebouwen, volgt een deel met tekst en illustraties van drieëndertig natuursteensoorten. Zestien auteurs, waarvan dertien geologen en drie historici, schreven een boek dat uitlegt op wat onze esthetische vervoering letterlijk is gegrond bij het bewonderen van ons Gents patrimonium. Het plaatst de Gentse gebouwen, de natuurstenen waaruit ze zijn opgetrokken en hun restauratie in hun kunsthistorische context. Nog vóór de Vlaming met een baksteen in de maag zat, had hij al wat met natuursteen. Aanvankelijk maakte hij vuurstenen werktuigen (silex enz.), later werden met deze stenen grotere ambachtelijke voorwerpen (molenstenen enz.) gemaakt. Nog later kregen de lemen hutten met houtskelet soms ondersteuning en versteviging met al wat grotere natuurstenen. Pas in de Karolingische tijd (8ste eeuw) krijgen we de eerste natuurstenen gebouwen in de vorm van abdijen. Vanaf de 10de eeuw krijgt Gent de eerste residentiële natuurstenen gebouwen. De auteurs leiden ons doorheen de politieke, economische en sociale constellatie waarin de Gentse stenen gebouwen werden opgetrokken. Als we ons een beeld hebben gevormd van deze historische context, nemen de auteurs ons mee op een geologisch avontuur dat begint in het Precambrium en eindigt in het kwartair van het Cenozoïcum. Laat u niet afschrikken als dit barbaars in de oren klinkt. Het boek bevat ter ondersteuning een zeer uitgebreide, vlot leesbare verklarende woordenlijst. Al lijkt het dus op het eerste gezicht geschreven voor specialisten, dit is een boek voor ons leken waar wij jarenlang naar terug zullen grijpen. “Gent... Steengoed!” en “Gent... Steenroute!” Veerle Cnudde, Jan Dewanckele, Marleen De Ceukelaire, Guido Everaert, Patric Jacobs, Marie Christine Laleman. e.a.; Academia Press, Gent, 2009, 412 pp.; ISBN: 9789038214023; prijs: 40,00 € en 10,00 €. Adrien Brysse 387


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 388

In opdracht van het Provinciebestuur van Oost-Vlaanderen organiseerde het “Liberaal Archief” een tentoonstelling die doorgaat in het Caermersklooster van 17 juli tot 13 september 2009. Bij deze gelegenheid verscheen een boek dat ook dienst doet als catalogus, met als titel “Deftig vermaak, ijdel vertier”, met als ondertitel “Stedelijkheid en burgerlijke ontspanning in het 19e eeuws Gent.” Een goede gelegenheid dus om eens terug te duiken in het Gent van de 19e en begin 20e eeuw. Altijd interessant, zo iets, en beelden die men graag bekijkt, want buiten de tekst is er een overvloed aan foto's uit die periode. U zult er in tegenkomen: de flaneerplaatsen van de Gentenaren, circussen, opera, theaters, spektakels zoals Farman, Buffalo Bill, Pégoud, feestzalen, foren, Casino, sport (velo, roeien, paardensport), stoeten, Laurentkringen, studentenleven, Dierentuin, de Wereldtentoonstelling van 1913, Gentse Feesten, enz. Wij telden meer dan 180 afbeeldingen waaronder een grote meerderheid foto’s. Wanneer het gaat om oude foto's mag men natuurlijk niet al te hoge eisen stellen, maar wij hebben toch de indruk gekregen dat van sommigen het mogelijk moet geweest zijn een betere reproductie te bekomen. Anderzijds blijven wij het betreuren dat niet alle foto's van een onderschrift voorzien zijn. Dit is toch maar een kleine moeite en wij vinden dat het gemak van de lezer primeert over dat van de samensteller. Het boek heeft een formaat van 17 x 24 cm., telt 128 bladzijden en kost 10 euro. Wie het niet mocht vinden in de boekhandel, kan nog altijd terecht bij het “Liberaal Archief” - Kramersplein 23 te 9000 Gent. Tel. 09.221.75.05. Van de hand van Pierre Gillis, waarschijnlijk beter bekend als GIPI, verscheen onlangs “Gentikaturen”. Volgens de uitgever 150 karikaturen, maar volgens ons zijn er meer. Van wie? Het antwoord ligt min of meer vervat in de titel. Alhoewel, het zijn allemaal geen geboren Gentenaars, er zitten heel wat aangespoelde en geadopteerde Gentenaren tussen, personen van wie men niet eens vermoedde dat ze hier niet geboren werden. Op de rechterbladzijde staat een karikatuur, op de linker een tekst van Kurt Burgelman met een bondige biografie van de uitgebeelde, of enkele merkwaardigheden van de persoon in kwestie. Wanneer men weet hoeveel tijd het vergt om één karikatuur te maken, dan komt men toch onder de indruk van het geleverde werk en zal men geneigd zijn GIPI uit te roepen tot productiviteitskampioen. Een boekje waar men veel plezier zal aan beleven, maar wij zouden gelukkig

388


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 389

geweest zijn met een alfabetisch repertorium. Het heeft een handig formaat van 12 x 19 cm. en telt 312 bladzijden. Het is te bekomen in de boekhandel en kost 12,95 Euro. Dit jaar verscheen “Handelingen der Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent” Deel LXII - N°1 (januari-juni) en N°2 (juli-december). In feite één boek, maar dat waarschijnlijk om practische reden (te dik?) in 2 banden afgedrukt werd. De bladnummering gaat gewoon door en band 2 begint op p.181 en eindigt op p. 409. Ook nu weer zeer vele specifiek Gentse onderwerpen zoals: - Middeleeuwse kastelen in Gent - Kaas en Boter in Gent (1314-1542) - Voorzienigheid van goede (?). Uitkering tot levensonderhoud aan gehuwde vrouwen in het laatmiddeleeuwse Gent. - Elk zegge ‘t voords. Opsporingsberichten in de Gazette van Gend. 17751799. - De consumptierevolutie in het achttiende- en vroeg negentiende-eeuwse Gentse advertentiewezen. - Nederpolder 4, Gent. Een huizenonderzoek toegespitst op “het leven achter de gevel” (1360-1577). - De betekenis en de rol van de Gentse dominicanen in de bestrijding van de reformatie. - Het Gentse gemeenteleger in het laatste kwart van de vijftiende eeuw. Een politieke, financiële en militaire analyse van stadsmilities. - Pirenne en Fredericq. Over historiografische ambities omstreeks 1900. Deze Handelingen eindigen traditioneel met de “Bibliografie van de geschiedenis van Gent 2007-2008” met 351 (!) items. Leden van deze Maatschappij (lidgeld 18,75 euro) ontvangen deze 2 banden gratis. Niet-leden betalen voor beide banden samen 21,25 euro. Rekening 000-0370680-43. Eventueel bijkomende inlichtingen: Blandijnberg 2 te 9000 Gent. H.C.

389


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 390

Ons lid Valentin JAMART, erkend gewapend weerstander 1940-45 (website: www.valentin-jamart.be) en tevens uitgever van een driemaandelijks informatieblad HET VERZET (sinds 01 maart 2002); bezorgde ons een volledige bundel van de verschenen nummers. Dit blaadje wil de herinnering aan het verzet (de weerstand) en de levensomstandigheden tijdens de wereldoorlog 1940-45 in gedachten houden. Leden die hiervoor interesse hebben, kunnen deze bundel steeds raadplegen in ons Documentatiecentrum. H.C.

VRAAG EN ANTWOORD Ciska De Ruyver heeft een vraag over de oudste bomen in Gent. Voor een postkaartenproject over oude bomen in Gent is ze op zoek naar de oudste nog levende boom (straatboom of parkboom of boom in privétuin) in Gent. De eerste vraag is: Waar staat de oudste nog levende boom in Gent? De tweede vraag is: Heeft iemand foto’s of verhalen over de oude bomen in Gent? De vragen werden uiteraard ook gesteld aan de Groendienst en aan Monumentenzorg, maar zij hebben geen gegevens van de ‘oude’ bomen. Misschien is er onder onze lezers wel iemand die meer weet. De redactie zal eventuele antwoorden graag doorspelen aan de vragenstelster.

390


Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 391

GÊNSCHE PRÂOT

- Awèl! riep Madam Kwikkelbirge tegen heur kindermeisse zuust op het moment da z’heur klei maneke uit zijn bad paktege; g’en hêt weere den tirmometer nie gebezigd veur te zien ofda ‘t waoter nie te waorem of te kêwd en was! - Wel, madam, zei ze, ‘k en hé kik al dienen brol nie nûudig; ‘k kan e kik dat ezûu wel zien! - Wade, zei Madam, hoe keunde gij da zien? - Bij jaojek, zei ‘t meisse: Aos ‘t hiet es, wordt de kleine rûud, in aos te kêwd es, wordt hij blêw. - Wel, gij verdomsche kalemoeie, riep Madam, ‘k u gezeid dat ‘t nie t’hiet of te kêwd e mag zijn. Geef mij mijn kind hier of ‘k geef u ne vivelamoer! - Nè, riep ‘t meisse kwao gewig, pakt uwe kleine; g’en weet nûut nie wa da ge wilt. ‘t En mag nie t’ híet zijn, 't en mag nie te kêwd zijn, hoe moet het tons zijn? Gelukkig dat de kleine 't beter wist: hij zettige zijn keele open in es beginne roepe: Lêw, lêw!....

Jan Cleppe

391


De Schelde aan de Bisdomkaai. Foto genomen bij het begin van de demping op 16 Augustus 1960. Hopelijk komt dit oud vertrouwd stadsbeeld terug tot leven.

Binnenwerk sept_okt_2009:September binnenwerk OK 5.0 15/10/09 16:35 Pagina 392

DIT BESTAAT NIET MEER

392


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 393

GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring Gent V.Z.W. 38e jaargang nr. 6 november - december 2009

Inhoud - Pierre Kluyskens: Een Gentse globetrotter in de XVe eeuw. Joos van Ghistele. - Fernand Scribe: Inventaire Archéologique: Studie van Jordaens. - Erik De Keukeleire: Wegeniswerken en Tramverkeer op de Korenmarkt. Deel III: 1904-1914. - Daniël Van Ryssel: Vergeten Gentse schrijvers: Archilles Gautier 2. - G. Desmet en R. De Vriendt-Mores: Emile Bedinghaus: Een ingeburgerde “Waal” in het 19e eeuwse Gent. - Hugo Collumbien: Gentse Memoriedagen: 1-2-3-4-5-6 November. - Luc Devriese: Plechtige executie van Generaal-Majoor Ellenbergher buiten de Dampoort (30 november 1695). - Beschermleden 2009 - Steunende leden 2009. Vergeten Gentse schrijvers: Archilles Gautier 1. - Vraag en Antwoord. - Daniël Van Ryssel: Gent, minder bekende en of verdwenen locaties. Barakken of houten noodwoningen. - Quizmaster: Quiz 2009. “Zot zijn doet geen zeer, het kriebelt een beetje. - Bibliografie. - Eddy Levis: De Storse. - Dit bestaat niet meer: zwemmen in de Leie. - Dit bestaat niet meer: De Lievegang - Inhoud 2009.

393

394

404 406

422 424 446 461

464 469 470

474 477 480 483 484 485


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 394

EEN GENTSE GLOBETROTTER IN DE XVE EEUW:

JOOS VAN GHISTELE

Gent was in de laatste jaren van de XVe eeuw, voor de zoveelste maal in opstand gekomen, ditmaal tegen de geduchte keizer Maximiliaan I en zijn Luitenant-Generaal, Albrecht van Saksen. Het was begonnen in 1477, na de dood van Karel de Stoute. De Gentenaars die, als steeds ten volle partij hadden kunnen trekken uit de toestand, hadden van de jonge en onervaren Maria van Bourgondië het Groot Privilegie afgedwongen waardoor aan de stad omzeggens al de sedert een eeuw verloren of afgenomen voorrechten werden teruggeschonken. Maar na de dood van de hertogin, in 1482, hadden onze voorouders dra af te rekenen met haar echtgenoot Maximiliaan die het verloren terrein wou heroveren. zodat een conflict onvermijdelijk werd. Met wisselvallige kansen hadden de Gentenaars enkele jaren weerstand kunnen bieden, dank zij listen en de steun van Karel VIII van Frankrijk, doch de strijd was te onevenwichtig en eindigde fataal met een triomf van de keizer en met het voor Gent zo vernederende verdrag van Kadzand. Op 4 augustus 1492 moesten bovendien de schepenen, de dekens en honderd Gentse notabelen, te Hulst de voetval gaan doen voor Albrecht van Saksen; daags nadien kwam Engelbrecht van Nassau, in naam van Maximiliaan, het nieuw Gents Magistraat aanstellen: Adriaan van Raverschoot en Leonce van Masminen werden eerste schepenen terwijl Joos Van Ghistele tot Hoogbaljuw werd uitgeroepen. Wie was die Joos Van Ghistele, die op dit cruciaal ogenblik, als vertegenwoordiger van de keizer, met de hoogste waardigheid in de Arteveldestede werd bekleed? Een eigenaardige, alleszins originele figuur, maar in elk geval geen onbekende, noch voor de bevolking, noch voor de keizer. Reeds driemaal, in 1477, 1480 en 1486, was hij tot eerste schepen van de stad verkozen geworden en had in die hoedanigheid blijk gegeven van groot gezag en kennis, maar hij stond vooral bekend als “de Grote Reiziger”, de man die na Marco Polo, wellicht als globetrotter de meeste landen had afgereisd en de hachelijkste avonturen had beleefd. 394


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 395

Niets scheen er nochtans aanvankelijk op te wijzen dat Joos Van Ghistele een wereldberoemd reiziger zou worden. Hij was geen, avonturier, geen gelukzoeker. Hij had hier in Vlaanderen al wat een mens begeren kan: adelbrieven bij de vleet, geld als drek, een politieke loopbaan die hem reeds, op 31 jarige ouderdom het eerste schependom van Gent had geschonken. Wat kon hij meer verlangen? Heer van Axel, Moere, Maelstede enz., ridder geslagen door Karel de Stoute zelve na de slag van St.-Truiden wanneer hij amper 21 jaar oud was. Deze zoon van Gerard, gewezen hoogbaljuw van Gent, had Joos, die zelve reeds tweemaal schepen van zijn geboortestad was geweest, had geen enkele reden om zijn prachtig kasteel van Zuyddorp, bij Axel, waar hij gelukkige dagen sleet met zijn vrouw Margareta van Raverschoot en hun drie dochters, te verlaten om op de onveilige wegen van het Oosten, en in de moeilijkste reisvoorwaarden, avontuur of geluk te gaan zoeken. En toch vertrok hij naar het Oosten, naar het Heilig Land. Joos was een vroom mens, maar ook iemand die veel had gelezen over de kruisvaarders, die vele heldendichten, epossen en avonturenromans had verslonden, een romaneske natuur die gedroomd had bij het lezen van de legende van Floris, die de mooie Blancefloer in een toren van Babylon ontdekt had en haar met de hulp van een omgekochte bewaker in een mand met bloemen had bevrijd! Wie het duiveltje van het avontuur op de verre, onbekende wegen heeft geprikt, vindt noch rust, noch geluk meer bij de haard, en op 15 november 1481, op een mooie herfstdag, verliet Joos Van Ghistele, met zijn trouwe kapelaan Ambrosius Zeebout, die later het reisverhaal zou neerpennen, het ancestrale slot van Zuyddorp, op weg naar Rome en Jeruzalem. Ridder Joos wist toen zeker niet dat hij slechts vier jaar later, einde juni 1485, zijn familie en kasteel zou terugzien. De reis moest normaal een paar maanden duren, maar Joos en zijn kapelaan, beiden door de godsvrucht van de toenmalige pelgrims gedreven, besloten eerst naar Aken te trekken om er aflaten te verdienen vóór de lange en zware tocht. De reis begon helaas zeer slecht, want te Aken kreeg Joos zulke pijn in de benen dat hij geen stap meer kon verzetten. In afwachting van de genezing stuurde hij zijn kapelaan naar Vlaanderen terug om aan zijn broeder Joris Van Ghistele en twee andere vrienden te vragen zich bij hen te voegen ten einde samen de reis te ondernemen. Was het uit voorzichtigheid dat hij dit voorstel deed, omdat hij er plots voor terugschrok, alleen met zijn brave kapelaan de verre reis te doen of wou hij hen deelachtig maken in de bedevaart die hij als een heilige tocht beschouw-

395


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 396

de? Wij kunnen hier slechts gissingen doen want Joos verschaft er ons geen de minste uitleg over. Wat doet een zieke mens in een vreemd land, zodra zijn krachten hem toelieten zijn kamer te verlaten? De streek afreizen en wanneer hij moe is, boeken lezen. Boeken hadden Joos reeds op het pad van het avontuur gejaagd, zij zouden de romaneske ridder nog andere parten spelen. In de Domkerk van Keulen ontdekte hij een klein boek dat wellicht nog geen enkele bedevaarder had doorbladerd, maar Van Ghistele las het van A tot Z en onze naiëve romanticus vond er in ”een historie van de dry Conynghen onder andere haudende dat alle Christenen uut Nederlanden commende in thland van Pape Jan (dat is Abessinië!) met hemlieden brynghende eenighe iuweelen ghetouchiert an de lichamen van den drij Conynghen en daer af getughe hebbende bij letteren ende zeghelen autentijck, daer (in Abessinië) zeer willecomen wezen zauden ende blidelick ontfangen werden”. Die tekst, indien er ooit iemands ogen op gevallen waren, had zeker nog niemand kunnen aanzetten over de Middellandse Zee te trekken om in Abessinië te gaan knielen voor het graf van de H. Thomas, die aldaar begraven lag, maar ridder Joos vond zulks formidabel en in een oogwenk was zijn besluit getroffen: hij zou eerst naar Rome, vervolgens naar Jeruzalem en eindelijk naar Abessinië trekken Of de brave kanunniken van de Keulse Domkerk verschoten wanneer zij onze Gentenaar de handen vol juwelen, penningen en ringen zagen aankomen en vragen of zij die voorwerpen de schedels van de Drie Koningen wilden laten aanraken en hem daarvan een getuigschrift afleveren. Het was zeker hun eerste cliënt, het zou waarschijnlijk ook de enige zijn, want wie was gek genoeg om een dergelijke reis te ondernemen in vijandelijke streken: het stond gelijk met het ondertekenen. van zijn doodvonnis! Met het grootste ceremonieël greep de aanrakingsplechtigheid plaats en wanneer de kapelaan met Joos’ makkers in Keulen toewam, vernam hij aldus dat er “een kleine wijziging” in de wegwijzer was ingetreden. En de lange, de vier jaar lange reis begon, de langste en meest bewogen reis die ooit een mens uit die XVe eeuw dierf ondernemen. Ja, het was een heel avontuur en daarom achtte Joos Van Ghistele het nodig zijn reisverhaal te laten voorafgaan door een paar raadgevingen ter intentie van allen die in de toekomst zijn voorbeeld zouden willen volgen. Die raadgevingen zijn goud waard: zij tonen ons de ervaren reiziger, maar ook de romaneske figuur in dewelke doch ook de nuchtere, gezonde Vlaming leefde. Het is aangeraden, zo schrijft hij, dat wie een dergelijke reis wil ondernemen,

396


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 397

zich eerst in “goede en zuivere staat van geweten” stelle. Tweede voorwaarde, die van geen al te groot optimisme getuigt: dat de kandidaat-reiziger zich zou gedragen als iemand die “meent te zullen sterven”, d.w.z. dat hij zijn testament moet maken en alles brengen in de staat waarin hij zou wensen dat zijn erfgenamen ze zouden vinden. Verder moet men veel geld en wissels meenemen, alsmede zoveel mogelijk aanbevelingsbrieven. Men moet ook een schip met een ervaren kapitein en knappe zeelieden uitkiezen. Niet te verwaarlozen maatregel vooraleer men inscheept: goed voorzien zijn van “Laxativen en principalicke van wat Reubarbre en pillen van Alphagine”, maar tevens ook van “Restrictiven” tegen de buikloop, want “indien hij daer in niet voorzaghe, moght daer wel met commen in vreesen van der dood”! Zulks moet ons geenszins verwonderen wanneer wij lezen welke proviand onze Vlaming voorstelt. Men mag, zo schrijft hij, zich niet steeds “verlaten op de tafel van de patroon, want men es daer dicwile drooghelicken ontfanghen ende qualicken ghetracteerd met zauter ende grover spizen; maer voorziet U zelven met eender barillen goeds wijns, van eyeren, ook van confeyten ende biscuyts”, van “maeltritsen, bedden, slaeplakens, oorcussens, decksele ende goede cleederen, wand tes op de zee des nachts wonderlicken caud, an thoofd en de voeten ende op de borst al om daer af te sterven”. Ook moet men “wassen kersen” met zich nemen, zorgen voor een betrouwbare gids en tolk die “Italiaens ende Arabiaens” kent, kamelen en muilezels kopen en niet huren en eindelijk nooit reizen in kleine groep, uit schrik voor de Bedoeïenen en Arabieren. Wanneer men die raadgevingen stipt naleeft, mag men de baan op en heeft men kans heelhuids terug te keren. In de tentoonstelling “Keizer Karel en zijn Tijd” mochten wij, een paar jaren terug, midden een aantal voorwerpen, meubelen, wapenrustingen enz. die aan de grote monarch hadden toebehoord, het fameuze veldbed van Karel V zien welke hij bij zijn krijgstochten en reizen gebruikte: een soort rudimentaire draagstoel uit hout en zwart leder, zonder enig comfort waarin, voor geen geld ter wereld, een dame thans haar schoothondje zou willen laten slapen. En toch was dit eigenaardig, primitief tuig, het veldbed van de machtigste keizer ter wereld! Wij weten door de bekentenissen zelve van Karel en zijn geschiedschrijvers, dat het de menigvuldige reizen geweest zijn die zijn gezondheid en gestel zo snel ondermijnden en van hem, op amper vijftigjarige ouderdom, een oude man, een versleten mens hadden gemaakt.

397


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 398

Want reizen was in die tijd, zelfs voor prinsen die over een talrijke en gewapende geleide beschikten, alles behalve een rustkuur. Wat moet het dan niet geweest zijn voor de gewone reizigers, die met hun enkele moed gewapend, het avontuur te gemoet gingen. Zij hingen af van duizend en één elementen, omstandigheden en incidenten, van de seizoenen, van het gure weder, van de wind en de storm op zee; er waren streken zonder wegen, steden zonder herbergen of rustplaatsen; men moest dagen, soms weken wachten op een schip, op gunstige winden, in een verlaten dorp te vergeefs zoeken naar een paard, een betrouwbare gids, een geleide; zwerven door onbekende streken, bossen, woestijnen of moerassen, terwijl overal ten lande en op zee, ongure kerels en booswichten, elk ogenblik de reiziger konden aanvallen, van zijn geld beroven of vermoorden. Hoevelen zijn er aldus niet die, na een aanvaring door zeeschuimers, als slaven werden weggevoerd en hun ellendig bestaan op de galeien eindigden. Paus Adrianus VI werd wekenlang in Spanje opgehouden omdat hij geen gewapend gevolg van 2 á 3.000 man kon bijeenbrengen om de nochtans korte zeereis naar Genua te ondernemen! Voegt men daarbij het gebrek aan hygiëne, aan geneesmiddelen, het gevaar voor allerhande ziekten, het voedsel in de Oosterse landen, de moeilijkheden veroorzaakt door de taal, de munt, de vijandschap tussen christenen en ongelovigen, dan krijgt men nog maar een approximatief idee van wat reizen ten tijde van Joos Van Ghistele betekende, en welke hoeveelheid moed, ideaal en durf er nodig was om de richting van Jeruzalem in te trekken. En toch vertrok onze Gentenaar en kwam hij heelhuids, vier jaar later terug, na tientallen landen en streken te hebben doorkruist, welke hij opgeeft in de titel van het werk dat hij bij zijn thuiskomst aan zijn trouwe kapelaan dicteerde: “Voyage van Mher Van Ghistele oft anders: ‘t excellent, groot, zeldzaam ende vremd voyage, ghedaen by wylent, edelen ende weerden heere, Mhr Joos Van Ghistele, in zijnen levene riddere, heere van Axele, van Maelstede ende van den Moere en tanderen tijden viermael voorschepene van Ghendt; tracterende van veelderande wonderlicke ende vremde dijnghen, gheobserveerd over d’zee, in den landen van Sclavonien, Griecken, Turckien, Candien, Rhodes ende Cypers, voords ooc in den lande van beloften, Assirien, Arabien, Egypten, Ethyopien, Barbarien, Indien, Perssen, Meden, Caldeen ende Tartarien: metder ghelegenthede der zelver landen ende meer andere plaetsen, insulen, ende steden van Europen, Asien en Affryken”. Van Ghistele heeft die reis, die hem van Europa naar Azië en Afrika bracht, op duizenden kilometer van zijn geboortestad, niet ondernomen als een doodgewone avonturier: zijn werk, in acht boeken verdeeld, is een kostbare en

398


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 399

zeldzame bron van allerlei geografische en historische gegevens, een wemeling van duizenden details over de bodemgesteldheid, de natuur, de zeden, de godsdienst, de tradities, de architectuur, de kunst, de landbouw, de handel en de nijverheid, gegevens die wij in geen ander reisverhaal uit die tijd, zo rijk en zo gevarieerd hebben aangetroffen. De reis van Joos Van Ghistele was die van een bedevaarder, maar ook van een mens die dorst naar kennis en wetenschap, die alles nauwkeurig bestudeert, ontleedt en er de passende gevolgtrekkingen uit haalt. Het avontuur zelve had hij niet gezocht, maar het kwam vanzelf, en misschien meer dan gewenst. Uit Keulen vertrokken Van Ghistele en zijn reismakkers naar Rome langs Beieren, Oostenrijk, Lombardije en Toskane. Van daar ging de reis verder over Venetië naar Albanië, het eiland Korfoe en zo over de Adriatische en Middellandse zee, naar Beiroet in Syrië. Geen enkel detail ontsnapt aan het oog van onze Gentenaar: hij beschreef de steden die hij doorkruist, de regeringen, het leger, de merkwaardigste gebouwen; hij bezingt de schoonheid van het landschap van Dalmatië en Bosnië; hij vergelijkt de steden wat de oppervlakte, de bevolking, de straten betreft, met onze Vlaamse steden; hij geeft ons tal van bijzonderheden over de manier van leven, de rijkdom of de armoede van het volk. Met ezels en muilezels trekt de kleine karavaan van Beiroet over Jaffa en Rama naar Jeruzalem, de heilige stad waarvan Van Ghistele ons een geestdriftige en volledige beschrijving geeft, niet enkel van haar uitwendig aspect, maar vooral van hare speciale atmosfeer, haar karakter, van al de plaatsen die aan de Bijbelse geschiedenis en het leven van Christus herinneren: de tempel van Salomon, de Olijfberg, Bethlehem, de berg Thabor, Nazareth. Hij ontmoet er ook drie mamelukken, christenen uit de streek van Bordeaux die gevangen werden genomen en mahomedaan werden om hun leven te redden; zij kennen de streek en de taal en dienen de Vlamingen tot gids; samen met hen reist Van Ghistele weken lang gans Judea af tot aan de Dode Zee. Op de terugreis naar Jeruzalem worden zij aangevallen door een groep Arabiërs, maar hun hoofdman is gelukkig een vriend van de mamelukken en zo ontsnappen zij aan een gewisse dood. Gaza is de laatste stad in het Heilig Land en nu begint de lange en pijnlijke tocht naar Egypte en Arabië, “in 'tdesert en wildernesse van Egypten”, “in de hitte van der zonnen” en midden “veel veninegher beesten en dieren”. De reis die tot dan toe tamelijk normaal verlopen was, begon thans op een calvarie te gelijken. Het was in die woestijn “zo buter maeten heet datmen qualic zaude moghen gelooven tgheent dat men niet der waerheit daer of wel schriven zaude; het is daer oock den zwaersten wegh, voor de gheladen

399


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 400

beesten, die men dyncken magh want zij tot den knien in dat heeten zand gaen”. Tot overmaat van ramp wordt de karavaan waarbij onze Vlaamse reizigers zich zekerheidshalve gevoegd hadden, plots aangevallen door een grote bende rovers “Catelanen, Cursanen” die een deel van de karavaan “dootsloeghen ende menighe ghevanghen hielden” en meer dan twee honderd paarden, ezels en kamelen afmaakten. Van Ghistele, die geen beginneling meer was, had gelukkig voor die laffe tocht de beste paarden uitgekozen en dank zij hun snelheid wist hij samen met zijn makkers en een paar andere mensen uit de karavaan, op het laatste nippertje te vluchten. en zijn leven te redden. Na de plaag van de stikkende hitte en de overval van de rovers, de aanval van de wormen die zo groot zijn, schrijft Van Ghistele, als “een teke die men op de honden vind” en die “bijten den passanten ende wat van hemlieden ghebeten word, dat zweld terstond ende zweerd oft eenighe fenijnsbete ware; daer teghen is de remedie tsap van den limoene (citroen) daer op ghewreven”. Reist dan ook nooit inde woestijn zonder een paar citroenen op zak, zo besluit schrijver. Na vele wederwaardigheden bereikt de kleine groep eindelijk ongedeerd Alcaren (Kaïro) die onze Gentenaar, wat de oppervlakte betreft, met zijn geboortestad vergelijkt, maar de straten zijn er zo smal en zo donker dat de vledermuizen er “alzo wel bij daghe als bij nachte vlieghen”. Van Ghistele beschrijft ons andermaal met die kleurzin eigen aan de Vlamingen, de pittoreske pleinen, de slavenmarkt, een ontvangst bij de sultan en zijn “concubinen”, het leven van de mamelukken, de spelen en feesten, de kerken en moskeeën, de wonderbare Nijl die hij aan de Schelde bij Antwerpen vergelijkt. Hij weidt ook breedvoerig uit over de overstromingen van de Nijl. Onze Vlamingen bezoeken de piramiden, de Sfinx, waarvan Van Ghistele de bouw, de geschiedenis en de legenden beschrijft, Memphis, Alexandrië en Thebe. Hij maakt ook gewag van een plan de Rode Zee met de Middellandse Zee te verbinden, doch er is een te groot verschil in waterpeil om het tot een goed einde te kunnen brengen. Over de Rode Zee vervolgen zij nu hun tocht naar Aden in Arabië, waar zij “diverseliche wonderliche dieren” aantreffen. Over de “geraffen” en vooral de olifanten geraakt schrijver niet uitgepraat, en die naïeve beschrijving van die dieren, waarbij ons geen detail wordt gespaard, doet ons glimlachen: de olifanten zijn grijs van kleur, hebben een huid als die van ratten en “duer elke zijde van haerlieder mule hebben zij eenen tand wel alzo lang als eenen mens ende alzo dicke als tbeen beneden van eenen man. Zij hebben ooc den nuese zo lang dat zij daer mede met here aessem oprapen ende snuven haer eten

400


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 401

ende dryncken ende opghenomen hebbende, crommen zij den nuese in haerliede mule ende dat snuffelen zij in haerlieder mond ende zo eten zij ende dryncken”! Hij heeft er ook apen gezien “ghenaemt Babewijen oft Magocs, ruudachtig van hare, schijnende recht verstand hebbende van menschen”! Nu willen zij naar Abessinië, het land van Pape Jan, maar men raadt het hen sterk af want zij zouden er het leven bij inschieten en zij keren dan ook, met een kleine omweg doorheen gans Arabië, naar Kairo terug waar zij inschepen naar Syrië en Perzië, maar een geweldige storm zou hun plan dwarsbomen VAN GHISTELE en zijn onvermoeibare makkers hadden reeds ettelijke duizenden kilometer in de benen, wanneer zij, na hun tocht door Egypte en hun avonturen in de Arabische Woestijn, eindelijk te Kairo inscheepten om nog meer oostwaarts, naar Syrië en Perzië te varen. De afstand was niet bijster groot maar zou toch volstaan om aan onze globetrotters, op de blauwe en effen Middellandse zee, enkele dagen volledige en welverdiende rust te verschaffen. Helaas, de tweede dag reeds, kwam een geweldige storm op; er “rees zulc een tempeest ende ongheweerte als dat al degone die in tschip zaten zeyden dat zij noyt dies ghelijdke van reghene, winde, donder ende van blixeme ghesien en hadden” en op de koop toe was het schip “aud ende en dochte niet”; de bemanning zelve deugde al niet beter, want “de schiplieden gaven al den moed verloren, abandonneerden roer en compas en al dat hemlieden helpen moghte, roepende als oft zij terstond zouden ghestorven hebben”. Er bleef in die omstandigheden onze koene reizigers niets anders over dan hun ziel aan God toe te vertrouwen en enkele bedevaarten te beloven voor het geval zij mochten ontkomen. Het wonder geschiedde gelukkig en “inder dagheraet tongheweerte ende tempeest begonst te cesseren”, maar in plaats van ergens in Syrië aan wal te komen, belandden zij met hun schip in een kleine haven van het eiland Cyprus! Heel vervelend vond Van Ghistele het wel niet, want die onverwachte omweg was voor hem een gelegenheid om gans het eiland te bezoeken, de steden af te reizen, die vroeger zo bloeiend waren, doch op het einde van die XVe eeuw meest allen vervallen of vernield waren door de oorlogen met de Turken of de inwendige twisten (toen reeds!) van de bevolking. Hij beschrijft ons Nicosia, Famagoesta, Limasol, ‘t klooster van Sint-Nicolaas waar, zegt hij, de kloosterlingen vroeger 400 katten hielden om de slangen en andere wilde dieren te doden. De kloosterlingen nu arm geworden, hebben aan die katten hun vrijheid terug geschonken, maar “dees catten waeren zo ghewend dat zij tweemael sdaeghs came ten clooster om eten als zij een zeker

401


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 402

clocke hoorden luden”! In Famagoesta vonden onze reizigers twee grote Venetiaanse schepen die naar Tripoli, in Syrië, zeilden. Van Ghistele, die zopas had ondervonden wat kleine en oude schepen waard zijn, aarzelde geen ogenblik om met de Venetianen de overtocht te doen, maar opnieuw daagde een geweldige storm op die de kapitein verplichtte in een kleine Syrische haven, Lalysa, te gaan schuilen. Onze Vlamingen verkozen na die twee hachelijke avonturen ter zee, hun weg te voet, pedibus apostolorum te vervolgen, niet zonder eerst een bezoek te hebben gebracht aan de stad, waar zij aan wal geraakt waren en waarbij een curieuze sekte, de “Fedowijs of Artasis” ontmoetten die tot ideaal hadden “zonder faute eenen Conynghe oft Prince ofte oock wie hij waere, dood te slane ende te vermoordene, niet achtende hoe veel volk datter omtrent ware, al wisten zij wel dat zij terstond daeromme een quader dood zauden sterven”. Van Lalysa zetten onze globetrotters hun reis voort over Tortosa en Tripoli naar Beiroet, waar zij gelukkig waren eens bij beschaafde mensen, nl. Venetianen, te mogen overnachten, doch het viel verkeerd uit want midden in de nacht werden zij overvallen door een vijftigtal booswichten die, na eerst het huis van de buurman te hebben geplunderd, tot een geregelde aanval overgingen: onze Vlamingen verschansten zich met hun gastheer op het terras en “van danen worpen zij met steenen ende schooten met gheschutten zoo zwaerlich dat de zelve boeven den huyze niet en dorsten ghenaken ende dit spel gheduerde al dien nacht tot den dagheraert”. De afstand van Beiroet naar Damascus is niet al te lang, naar was voor onze reizigers bijzonder lastig, omdat de weg dwars door de hoge bergen van de Libanon liep. Men kan zich trouwens gemakkelijk inbeelden met welke moeilijkheden die geïmproviseerde bergbeklimmers hadden af te rekenen in dit woeste landschap, op die steile hellingen die, schrijft Van Ghistele, zo glad als ijs zijn; het werd maar steeds “quader en ergher” tot wanneer zij de hoogste top bereikten, “le Mayensa” die Van Ghistele heel nuchter in het Vlaams vertaalt “Ten doogh niet vele”. Na een vier dagen lange expeditie door de bergen, bereikten zij eindelijk, uitgeput, het mooie Damascus en zijn heilige plaatsen. In de stad bezochten zij om “een costelick hospitael voor aude catten ende aerme menschen”! Aleppo, belangrijk handelscentrum op 300 km ten noorden van Damascus, trok onweerstaanbaar onze weetgierige Van Ghistele aan, ofschoon men hem verzekerd had, dat de twee wegen die er heen leidden, uiterst gevaarlijk en onzeker waren. Hij trok dan ook langs een omweg naar de stad, welke hij, wat haar uitgestrektheid betreft, met Gent vergelijkt.

402


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 403

De kleine karavaan trekt door de steden, dorpen en heilige plaatsen, allen even eigenaardig en pittoresk, en telkens neemt Van Ghistele bladzijden nota’s over de zeden, de godsdienst, de landbouw en de handel. Over Hams, “van der grootte van Ypere in Vlaenderen”, Sardemay, waar enkel christenen wonen, Amman, zo groot als Oudenaarde, en waar “vriendelijke heidenen” wonen die onze reizigers uitnodigen om te “bancketerene”, bereiken zij Antiochië, eens de derde stad van het Romeinse Rijk, voorzien van 363 versterkte torens, maar ten tijde van Van Ghistele, gans vervallen. En dan eindelijk Aleppo, waar onze Vlamingen meer dan achthonderd moskeeën “parochien” zoals schrijver ze noemt, ontdekken. “Den meesten deel van den strate zijn al Bezeren (bazaars) boven bedeckt teghen den reghene en theete zonneschijn”. Aleppo was ten andere, reeds in de XVe eeuw, de stad waar alle landen ter wereld een handelskantoor bezaten. Aleppo was voor onze reizigers een rustoord geweest, maar aan rusten wilde de Gentse schepen niet lang denken: hij droomde er nog steeds van het land van Pape Jan, Abessinië, te bezoeken, en hij vatte het plan op het langs Perzië en Arabië te bereiken. In het land van Meden en Perzen, hij bekent het zelf, was het er “zeer zorgelick en dangereus te reysen”. Nochtans ondernamen onze Vlamingen met een goede “trucheman” (tolk) en in Perzische klederdracht de eerste etappe naar Tauris (Tabriz). Een eindeloze tocht die hen gans Perzië doet doorkruisen, de Tigris oversteken, zwerven over berg en dal, in een land waar alles nieuw, ongewoon en vreemd voor hen was: versterkte burchten op de bergtoppen, verwoeste steden, dorpen die nog getuigden van een groot en rijk verleden, praalgraven van Oosterse prinsen, paleizen als b.v. dat van Taurin, de “alderschoonste en vermaerde stede van den conynghrijcke van Persen”, waarvan Van Ghistele ons bladzijdenlang een enthousiaste beschrijving geeft. Maar onze Gentenaar, hoe aangenaam en heerlijk het verblijf in Tauris mocht zijn, dacht er opnieuw aan zijn reis voort te zetten in de richting van Abessynië: “zo worden zij peinzende om te volbrynghe de voyage dat was te bezouckene den heleghe apostel S. Thomaes en eenighe deelen van Abessien en Ethiope”, maar al de mensen die zij hierover raadpleegden, raadden het hen formeel af, omdat het een zeer gewaagd avontuur zou zijn en vooral omdat in die landen toen een ziekte heerste “afgrijselic om zien”, waarschijnlijk dus de pest. Bovendien waren de meeste reisgezellen van Joos “vermoyt van reysen” en vroegen hem dan ook de terugreis naar Tripoli met de eerste, sterke karavaan te ondernemen, wens waarop Van Ghistele wel verplicht was in te gaan. Het ging ten andere zonder menswaardig incident en zij bereikten gaaf en

403


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 404

gezond, midden die gewapende karavaan van kooplieden, de haven van Tripoli. Op zee echter hadden onze Vlamingen nooit veel geluk gehad: storm, onweder en nu een aanval van twee oorlogsschepen van de koning van Napels. De slag duurde de ganse dag: “trumoer, de roupynghe ende tghecrijsch datter was en ware niet om zegghen. Veel gheqwetste ende eenighe dooden waren over beede zijde”. De nacht alleen kon de half vernielde schepen scheiden en de kapitein maakte er dankbaar gebruik van om koers te zetten op het eiland Rhodos. Nog was de lange reis niet ten einde, want Van Ghistele koos nimmer de kortste weg: de tocht vervolgde dan ook langs de eilanden van de Egeïsche Zee, de Dardanellen, Constantinopel en Sicilië, verder over Carthago en Tunis, Sardinië, Corsica en eindelijk Venetië, waar een zekere Mathias de la Toure, die hem reeds bij de heenreis naar Beiroet had geloodst, hen een “schoon kiste vol juweIen en costelicke steenen” ontstal. Van Ghistele had zijn leven lang op de uitslag van het proces kunnen wachten, maar na vier jaren waren hij en zijn vrienden de avonturen moede en over Bazel en Keulen ondernamen zij in recordtempo de laatste etappe naar hun geliefd Vlaanderen dat zij op Sint-Jansfeestdag van 1485 mochten terugvinden. De grootste reis ooit in de XVe eeuw ondernomen, eindigde als een mooi sprookje met een blijde en veilige thuiskomst. Pierre Kluyskens

INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE - FICHE N° 190

Op 25 mei 1900 stelde Fernand Scribe in de rubriek "Schilderijmuseum, n°47 - XVIIe eeuw" in het Frans een fiche op over :

Studie van Jordaens Het werk dat wij hier reproduceren werd in 1899 aan het Gents museum geschonken door de vereniging “De Vrienden van het Museum”. Het had

404


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 405

opeenvolgend toebehoord aan Vander Haert (†1846) en Theodoor Canneel (†1892), die allebei directeur waren van onze Tekenacademie, en werd door de vereniging gekocht van de erfgenamen van deze laatste. Geschilderd op geölied papier dat geplakt werd op een paneel van 51 x 44, stelt het twee profielen voor van een ouderling die een vertrouwd model moet geweest zijn van Jordaens, want men vindt de fysionomie, ruim behandeld, terug in verschillende van zijn doeken, namelijk in ”De faun die een knaap draagt” uit de beroemde vruchtbaarheid van het museum van Brussel.

Het hoofd, bijna een volledig profiel, heeft gediend als studie voor een van de figuren van het schilderij de Evangelisten van het Louvre. Wanneer men de studie vergelijkt met het schilderij wordt men getroffen door de onvergelijkbare vurigheid en brio van het eerste. Ieder vlak, of deel van het vlak, is in deze gekenmerkt door een bijzondere penseelstreek geplaatst met een krachtige kranigheid en de vibratie van de kleuren ontstaat door het naast elkaar plaatsen van iedere penseelstreek. In het schilderij zijn de kwaliteiten van deze spontane opwelling verdwenen en men bevindt zich voor een meer bezadigde transcriptie waar de intensiteit van het reliëf verminderd is. De studie welke wij bezitten is dus een van de meest interessante: ze leert ons de techniek van Jordaens kennen en toont ons duidelijk het verschil dat bestaat tussen werken die direct naar de natuur gemaakt zijn en de composities die geschilderd worden naar documenten of voorafgaande studies.

405


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 406

WEGENISWERKEN EN TRAMVERKEER OP DE KORENMARKT (DEEL III: 1904 - 1914 )

VOOR U VERZAMELD UIT 31 000 EDITIES VAN DE “GAZETTE VAN GENT”.

19 februari 1904 Men is nu volop bezig met het plaatsen van de palen voor de luchtkabels van de elektrische tram in de omgeving van de Zuidstatie. De trolley zelf zal de dienst niet veel veranderen. Men zal enkel meer spoed en regelmatigheid kunnen bekomen als er overal een dubbel spoor zal liggen. Dan zullen de trams niet meer op elkaar moeten wachten. De lijn van de Dampoort naar de Korenmarkt en de Brugsepoort zal later verlegd worden langs de Borluutstraat (** thans de Belfortstraat) en de Botermarkt, om aan het belfort af te draaien langs de Cataloniëstraat en over de nieuw ontworpen brug van Sint-Michiels voort te lopen naar de Brugsepoort. Het spreekt vanzelf dat het huizenblok tussen het belfort en SintMichiels zal moeten afgebroken worden om aan de lijn de nodige kromming te kunnen geven. Het schijnt vastgesteld te zijn dat men de ontworpen Ketelbrug aan SintMichiels niet zal maken, daar het ontwerp zoveel tegenstand ontmoet. Eens dat de lijn langs de Borluutstraat gelegd is, zal deze langs de Vrijdagmarkt en de Langemunt opgebroken worden, aangezien de laatste straat zo nauw is.

23 maart 1904 In de Vlaanderenstraat plaatst men haken aan de huizen om er de trolleydraden aan vast te hechten. Men zal van de Korenmarkt naar de Zuidstatie gaan. Van de nieuwe elektriciteitsfabriek die nabij de Minnemeersbrug gebouwd wordt, zal een onderaardse kabel tot aan de Korenmarkt worden gelegd, die de drijfkracht aan al de andere draden zal geven. Dat werk zal ongeveer een jaar duren. De plaatsen in het werkhuis aan de Brusselsesteenweg, waar tegenwoordig de accumulatoren staan, zullen in loodsen voor de rijtuigen veranderd worden. Er

406


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 407

bestaan thans 47 rijtuigen die geschikt zijn voor trolley en accu en 4 voor trolley alleen. Met het nieuwe stelsel zouden er bij het begin van het volgend jaar nog 17 rijtuigen bijkomen. De heer Prosper Royaert, controleur, houdt zich sedert enige tijd bezig met de bedienden op de hoogte te stellen van het trolleysysteem en leert hen wat er te doen staat in geval een draad zou breken.

21 mei 1904 Men is in de Posthoornstraat (** thans de Sint-Niklaasstraat) begonnen aan het graven van de grachten voor de ondergrondse telefoonleiding. Daardoor moet zowel de dienst van Meulestede en het Rabot als deze van de Kortrijksepoort langs de Veldstraat gebeuren.

11 juli 1904 In haar zitting van donderdag heeft de Gentse afdeling van de Belgische Photographiebond besloten aan de bevoegde overheden een protestbrief te zenden aangaande de betreurenswaardige wijze waarop men de masten van de elektrische trekkracht opricht. Men vindt er zelden ĂŠĂŠn die loodrecht geplaatst is. Toch zijn er echter, wat bewijst dat zij aldus kunnen geplaatst worden, zoals zij het overigens zijn in de andere steden waar de trolley werkt. Bovendien vindt men onder deze masten alle soorten van modellen en vooral van overdreven dikte, terwijl men de dunste en de sierlijkste zou moeten nemen, om zoveel mogelijk het onooglijk uitwerksel te verzachten dat zij aan de straten geven!

23 september 1904 Om het trolleynet op het deel tot aan Meulestede de nodige stroom te leveren zal een houten gebouw worden opgetrokken nabij het politiecommissariaat van de Muide, waarin een machine zal geplaatst worden werkende op een dynamo, die de lijn zal spijzen tot aan de Korenmarkt. Zodra de inrichting gereed is zullen de afreizen tussen de Korenmarkt, de Sassepoort en Meulestede op vaste tijden plaatshebben.

19 oktober 1904 De rijtuigen tussen Gentbrugge en Meulestede zullen vanaf heden de trolley 407


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 408

kunnen benutten. In hetzelfde geval verkeren weldra deze van de lijn naar het Rabot. Het ware te wensen dat de bedienden van de rijtuigen op die lijn aan de kiosk op de Korenmarkt, de reizigers tijdig zouden verwittigen dat het rijtuig als eindbestemming het Rabot heeft.

19 november 1904 Het trambestuur maakt aan het publiek kenbaar dat maandag 21 dezer de dienst zal onderbroken zijn tussen de Korenmarkt en de Vrijdagmarkt, teneinde toe te laten de onderaardse kabels te plaatsen.

26 november 1904 Te rekenen van heden worden de lijnen Ledeberg - Frère-Orbanlaan - Zuidstatie - Korenmarkt en Korenmarkt - Rabot vervangen door de lijn Ledeberg Frère-Orbanlaan - Zuidstatie, voorzien van een oranjekleurige aanduidingsplaat en de lijn Zuidstatie - Korenmarkt - Rabot met een blauwe aanduidingsplaat.

1 december 1904 Nauwelijks toegelegd heeft men de Langemunt alweer opengebroken voor het leggen van de tweede tramlijn, alhoewel de straat reeds nauw genoeg is. Het is niet voldoende dat de inwoners van de straat in hun handel en wandel lijden, men heeft het nu nog beter uitgedacht. De kasseien die uitgebroken zijn heeft men op de voetpaden gestapeld, zodat er nauwelijks doorgang is voor één persoon en hij mag dan nog niet te dik zijn! In gans de straat brandden er gisteravond welgeteld twee lantaarns en we hebben verscheidene personen tegen de kasseien zien lopen. Wacht men misschien om maatregelen te treffen tot zich daar iemand de nek breekt? Het is al erg genoeg dat de reizigers die onze stad bezoeken zeggen dat Gent de modderstad bij uitstek is!...

13 februari 1905 Te beginnen van 2 maart zullen 17 nieuwe tramrijtuigen in dienst worden gesteld. Gedurende een zekere tijd wordt het tramnet in twee verschillende secties verdeeld, de ene gevoed met 500 volt drijfkracht door de nieuwe centrale die reeds op halve toeren draait, de andere door het werkhuis van Gentbrugge, dat slechts 250 volt kan leveren. De reizigers zullen van rijtuig 408


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 409

moeten veranderen.

25 februari 1905 Er wordt gevraagd dat het bestuur van de tramdienst op de Korenmarkt door middel van lantaarns zou willen aanwijzen in welke richting 's avonds laat nog een afreis gedaan wordt. Het publiek zou dan ook niet nutteloos moeten staan wachten als de laatste trams vertrokken zijn, aangezien de uitgedoofde lantaarns zulks zouden aantonen.

28 april 1905 Vanaf morgen zal het middenwerkhuis in de Bomastraat de elektriciteit leveren voor al de tramlijnen. Daarmee zal het overstappen gedaan zijn. Ook de houten loods met de voorlopige dynamo aan de Sassepoort zal kunnen verdwijnen. Er zullen alle tien minuten trams zijn die op vaste uren vertrekken, natuurlijk voor zoveel de draaibruggen het toelaten.

14 november 1905 Gisteravond is op de Korenmarkt een draad van de elektrische tram afgesprongen. Het uiteinde viel op de straatstenen en wierp vonken vuur uit. Gelukkig werd niemand getroffen. De paarden van de rijtuigen die daar hun standplaats hebben schrokken en begonnen te stijgeren. Twee dieren werden gekwetst met tegen elkander te springen. De tramdienst is gedurende meer dan 15 minuten onderbroken geweest.

22 januari 1906 Op de tramrijtuigen zijn houten borden in verschillende kleuren geplaatst die zijdelings kunnen worden verlicht. Daarop staat een nummer vermeld en de bestemming in twee talen. Het beheer wil die maatregel algemeen maken, teneinde aan de reizigers nog meer gemak te geven bij het opsporen van hun gevraagde correspondenties. - nummer 1 - nummer 2 - nummer 3 - nummer 4

blauw wit geel rood

Gasmeterlaan - Korenmarkt - Arsenaal Sassepoort - Korenmarkt - stelplaats Brugsepoort - Korenmarkt - Dampoort Sint-Jacobs - Sint-Pieters - Korenmarkt

409


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 410

5 april 1906 Van maandag 9 april zal de tramdienst van en naar de Brugsepoort onderbroken zijn tussen de Korenmarkt en de Sint-Michielsstraat. Dit voor zolang het bouwen van de nieuwe Sint-Michielsbrug zal duren. De tramreizigers zullen van de ene plaats naar de andere moeten gaan langs het hoog brugje dat aan het Schippershuis gebouwd is.

26 april 1906 Na lang aarzelen en zeer talrijk bij ons toegekomen klachten, mogen wij vaststellen dat er van heden af reeds een kemel geschoten is bij de pas aangevangen werken voor de Sint-Michielsbrug. “Bekijken we even de tramdienst. Men komt van de Brugsepoort, stapt af aan het Ingelandgat, gaat door de Huurdochterstraat en de Bezemlei over ontoegankelijke trappen, treden en “terten” naar de Graslei, langs modder of zand, hoogten en diepten, naar en door de Sterrestraat en dan over de Korenmarkt tot aan de kiosk, waar men misschien een tram vindt om de onderbroken reis verder te zetten. Voor een goede voetganger kost dat vijf minuten als 't klaar is, maar 's avonds mag je Onze-Lieve-Heer danken als men er zonder hals of benen te breken vanaf komt. Wat is het dan voor ouderlingen, kinderen en vrouwen? Een veel beter gepast ontwerp is ons inziens het volgende. Men moet op de Poel een verlenging aan de tramlijn maken doorheen de Drabstraat tot aan de Jan Breydelstraat en van daar tot aan de "aubette" op de Korenmarkt is het twee minuten gaan. Men moet dan toch geen vuil "Klein Zwitserland" passeren. En als de Grasbrug gedraaid is? Wat zou dat? Als de Sint-Michielsbrug gedraaid was stond je er met de tram en al toch ook voor! Overigens wil men "malgré bongré" gebruik zien maken van de houten "halsbrekersbrug". Men zou beter het straatje naast het “Schippershuis” openen, dat recht op de "aubette" van de Korenmarkt uitkomt, zoals eerst beloofd werd. Dat zou reeds een gedeeltelijke verbetering zijn, maar het eerst opgegeven plan doorheen de Drabstraat lijkt ons alleszins het beste.” Ter overweging van wie het behoort!

410


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 411

23 mei 1906 Een beweging is gisteren bij de ochtendploeg ontstaan onder de trambedienden, die tot doel heeft een vermindering van werkuren te bekomen die thans 14 en soms tot 16 uur per dag bedragen. Zij vragen ook tijd om behoorlijk te eten, de afschaffing van het willekeurige boetestelsel en de installatie van een degelijke scheidsrechtersraad, samengesteld uit vertegenwoordigers van al de beambten, bedienden en werklieden. Van de 142 beambten legden er dadelijk 110 het werk neer. Nog 20 kwamen zich in de loop van de dag bij de groep voegen. Rond de middag kwam tijdens de vergadering van de stakers in het HĂ´tel d'Allemagne op de Korenmarkt het antwoord van het bestuur. Er werden enkele toegevingen gedaan, maar over de scheidsrechtersraad werd geen akkoord bereikt. De houding der stakende bedienden is dusdanig, dat zij de sympathie van de ganse bevolking wegdragen. Een jonge knaap kwam met een kartel op de Korenmarkt waarvan de tekst luidde: Reizigers, eerbiedig de gewettigde staking. Neem de tram niet!!! Het is te hopen dat het geschil spoedig zal bijgelegd zijn.

24 oktober 1906 Sinds zondag rijden na het eindigen van de schouwburgvertoningen zes trams naar het Rabot, de Sint-Pietersstatie, de Heuvelpoort, de Antwerpsepoort, de Korenmarkt, Sint-Jacobs, de Zuidstatie en Ledeberg. In geval van noodzakelijkheid zal het aantal rijtuigen vermeerderd worden. Zijn er te weinig reizigers, dan wordt de dienst weer afgeschaft. De trams zijn ook toegankelijk voor personen die niet uit de schouwburg komen.

3 december 1906 De reizigers worden verzocht de kortste weg te nemen om op de plaats van hun bestemming te geraken. Zo zullen degenen die aan de Zuidstatie opstappen, rond het park en langs de Sint-Pietersstatie en de Kortrijksepoort willen rijden om op de Korenmarkt te komen, niet meer aanvaard worden tegen de betaling van ĂŠĂŠn biljet.

31 maart 1907 De werken aan de nieuwe Sint-Michielsbrug vorderen goed. Was de aankomst van de stenen niet wat vertraagd geworden, dan zou de middenboog nu al 411


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 412

gesloten zijn. Men is nu begonnen aan de steunmuren voor de hellingen. Denkelijk zal men de gehele voltooiing niet afwachten om de riggels van de tramlijn naar de Brugsepoort te leggen.

17 april 1907 De drie vouten van de nieuwe Sint-Michielsbrug zijn voltooid. Men is nu begonnen aan de hellingen. Men hoopt binnen een paar maanden zo ver gevorderd te zijn, dat men de tramriggels over de brug zal kunnen leggen en deze met de Gentse kermis voor het verkeer zal kunnen openen.

27 april 1907 Op woensdag 1 mei begint voor de elektrische trams de zomerdienst. Het laatste vertrek van de rijtuigen aan de Korenmarkt in alle richtingen zal zowel op zondag als in de week geschieden om 9 uur 30 's avonds.

4 juni 1907 In de zitting van de stedelijke raad werd door de maatschappij van de elektrische trams aan de bevoegde commissies het ontwerp voorgesteld van een nieuwe lijn, gaande van de CataloniĂŤstraat langsheen de Botermarkt en de Borluutstraat (** thans de Belfortstraat) naar Sint-Jacobs. De commissies keurden het voorstel goed, maar verscheidene leden drongen aan om van de maatschappij te verkrijgen dat zij als compensatie open rijtuigen zou inleggen gedurende de zomermaanden.

1 juli 1907 De werken aan de Sint-Michielsbrug die gedeeltelijk moesten stilgelegd worden bij gebrek aan de nodige stenen, zijn sedert enige dagen volop hernomen. Tegen de Gentse kermis zal de tramlijn er echter niet meer kunnen overgelegd zijn.

14 augustus 1907 De vouten van de nieuwe Sint-Michielsbrug worden met teerkarton bedekt om alle doorsijpeling te beletten. Langsheen de leuning die er bijna geheel staat, is men bezig de waterleiding te leggen. De palen voor de trolleyleiding van de trams zijn bijna alle opgericht. De dub412


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 413

bele tramweg zal in het midden van de brug liggen, zodat er langs weerskanten tussen de riggels en de voetpaden plaats genoeg zal zijn voor al het andere gerij. De Gentse gemeenteraad heeft nu ook beslist dat het enkel spoor op de Botermarkt en in de Borluutstraat in het midden zal aangelegd worden. In de Cataloniëstraat wordt aan de tramwegen niets veranderd.

4 september 1907 Op de Sint-Michielshelling plaatst men de sporen voor de trambaan van de Korenmarkt naar de Sint-Michielsplaats. Ook de boordstenen worden er aangebracht. De verlichting zal niet anders dan elektrisch kunnen zijn.

18 september 1907 De monumentale Sint-Michielsbrug is bijna voltooid. De tramsporen liggen over de brug en weldra zal zij aan het verkeer kunnen overgeleverd worden. Men is volop bezig met het leggen van de enkele lijn tussen de Kammerstraat en de Cataloniëstraat.

28 september 1907 De twee tramlijnen naar de Brugsepoort zijn gereed. Men zal ze evenwel maar kunnen gebruiken wanneer de kasseiwerken aan de Sint-Michielsbrug zullen voltrokken zijn. In afwachting heeft men in de Cataloniëstraat de samenloop van de lijnen geplaatst, die deze straat met de Botermarkt en de Borluutstraat moet verbinden. Er blijven nog enkele verbindingssporen te plaatsen aan de hoek van de Cataloniëstraat. Zodra dit werk zal beëindigd zijn, zullen alleen de rijtuigen van Sint-Jacobs naar de Korenmarkt nog langs de Vrijdagmarkt en de Langemunt blijven rijden.

9 november 1907 De doortocht van de trams op de Botermarkt en in de Borluutstraat heeft gisteren geen de minste moeilijkheid veroorzaakt. De eierkooplieden zijn geplaatst langsheen het stadhuis en de boterverkopers staan langs de tegenovergestelde zijde tot aan de Nederlandse schouwburg. De rijtuigen hebben natuurlijk hun snelheid wat verminderd. In gewone dagen moeten zij in 17 minuten de afstand afleggen van de Dampoort tot aan de 413


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 414

Gand .: 'Vue.-du MarchĂŠ aux Grains. t

Gent. De Graan Markt.

414


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 415

Brugsepoort. Het terugkeren wordt gedaan in 15 minuten.

31 maart 1908 In het CafĂŠ des Arcades is het ontwerp goedgekeurd, opgemaakt door de heer F. d'Aoust die wordt bijgestaan door de heer Versluys, bestuurder van de tramdienst, om op 26 april, eerste zondag van de grote hofbouwtentoonstelling in de Casino, een lichtstoet in te richten. Het is gemakkelijk te begrijpen dat de trams daarbij van groot nut kunnen zijn, daar zij over al de elektrische stroom beschikken. Men zal aan de rijtuigen een aantal platte wagons van de buurtspoorwegen toevoegen om met groepen personen de vier jaargetijden te kunnen verbeelden. De trams zullen rond 20 uur de standplaats te Gentbrugge verlaten en langs de Brusselsepoort, het Van Arteveldeplein, de Vlaanderenstraat en de Korenmarkt tot aan de Muide rijden en langs dezelfde weg terugkeren, om dan langs de Veldstraat en de Kortrijksepoort tot aan de Sint-Pietersstatie te rijden. Ten slotte gaat de stoet terug naar de Kouter voor de apotheose, waarna hij wordt ontbonden aan de Zuidstatie.

1 juli 1908 Vier open tramrijtuigen zijn thans in de stad aangekomen. Ze zullen op zondag 3 juli naar aanleiding van de plechtige opening van de Gewestelijke Landbouwtentoonstelling van Oost-Vlaanderen in de citadel van het park, rijden op de lijn Zuidstatie - Gent-Sint-Pieters - Korenmarkt. Volgende week zullen er nog vier bijkomen.

30 september 1908 Dikwijls hoorden wij onder het publiek de wens uitdrukken dat gedurende het wintergetijde na 8 1/2 uur 's avonds alle half uren tot 11 uur een vertrek van de Korenmarkt in alle richtingen zou gegeven worden. Dat zou aan talrijke personen die later in de stad moeten verblijven toelaten, per tram naar hun woning terug te keren. Deze trams zouden ook benuttigd kunnen worden voor de bezoekers aan de schouwburgen, enz.

8 juli 1909 De gewijzigde loop van tramlijn 4 tussen de Korenmarkt en de nieuw te bouwen statie van Gent-Sint-Pieters wordt vandaag in dienst gesteld. De trams 415


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 416

gebruiken wegens de sluiting van de oude statie niet langer de reisweg langs de Kortrijksesteenweg naar de Parkplaats, maar rijden nu langs de nieuw aangelegde Elisabeth- en Clementinalanen naar het park en de Heuvelpoort.

10 september 1909 Gedurende de bouw van de grondvesten van een nieuwe trap aan de SintMichielsbrug, mogen de trams niet over de brug rijden. De reizigers van de Brugsepoort zullen dus gedurende die tijd te voet moeten gaan van de SintMichielsplaats naar de Korenmarkt.

22 december 1909 Te beginnen van Kerstdag zal een nachtdienst ingericht worden. Na 8 uur 30 zullen ieder half uur van het uiteinde van elke lijn rijtuigen vertrekken tot 11 uur 30 's nachts. De correspondenties aan de Korenmarkt en de Zuidstatie zullen zoveel mogelijk verzekerd zijn.

25 oktober 1910 Het nieuwe postbureel op de Korenmarkt werd maandagmorgen ter beschikking gesteld van het publiek. Bij die gelegenheid waren bijna al de huizen van de Korenmarkt en omliggende straten bevlagd en gans de dag door werd het monumentale gebouw door vele belangstellenden bezocht. Door het openen van de nieuwe post is er nu ook elke morgen om 6 uur drie kwart een tramrijtuig dat van de Korenmarkt naar Sint-Pieters vertrekt, waar het om 7 uur zal zijn.

7 december 1910 De verlenging van de tramlijn van de Brugsepoort tot aan de Rooigemlaan zal te rekenen van 14 december in dienst gesteld worden. Men is reeds begonnen met het plaatsen van het trolleynet.

24 augustus 1911 De reizigers op lijn 4, rood bord, Sint-Jacobs - Gent-Zuid - Gent-Sint-Pieters - Korenmarkt mogen vanaf 27 augustus in de volgende voorwaarden rijden: - heenreis langs Gent-Sint-Pieters met een doorgaand biljet van Sint-Jacobs 416


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 417

tot het justitiepaleis of van de Dierentuinlaan (** thans President Rooseveltlaan) naar de Korenmarkt, met een aansluitingsbiljet tot aan het justitiepaleis; - terugreis langs Sint-Pieters met een doorgaand biljet van de Korenmarkt tot het uiteinde van de Dierentuinlaan, met een aansluitingsbiljet van het justitiepaleis tot Sint-Jacobs.

4 november 1911 Er wordt door de tramreizigers gevraagd dat de tramhuisjes 's morgens met de eerste en 's avonds tot de laatste tram open zouden blijven, om de wachtenden niet te verplichten in alle weer en wind tien minuten en meer in de open lucht te staan schilderen. Dat ware gemakkelijk te verwezenlijken door het deel dat voor de dagbladen bestemd is af te sluiten van het deel voor het wachtend publiek.

22 december 1912 De inwoners van de Veldstraat, de drukst bevolkte straat van heel de stad, hebben aan de burgemeester een petitie gezonden om te wijzen op al de moeilijkheden en ongemakken die het leggen van een tweede tramlijn aldaar zou veroorzaken en om te bekomen dat van dit ontwerp van de maatschappij zou worden afgezien. Over de gehele lengte van de straat zouden er geen rijtuigen meer kunnen stilhouden, die thans alle dagen vele personen naar de verschillende magazijnen brengen. Het bestellen van koopwaren aan huizen moet dan gebeuren langs de kleine, slecht gekasseide steegjes tussen de Korte Meer en de Veldstraat, langs waar men met geen grote of zware kisten door kan. De tweede tramlijn zou ook een groot gevaar zijn voor het verkeer van gewone rijtuigen en voetgangers. Gezien de smalle voetpaden zouden deze laatsten uit vrees voor het gevaar de Veldstraat vermijden, tot groot nadeel van de talrijke handelaars in deze straat. Was het overigens niet om al deze redenen dat er bij het aanleggen van de elektrische tram in 1898 een lijn voor terugkerende tramrijtuigen tot stand gekomen is langs de Korte Meer en de Posthoornstraat?...

17 januari 1913 In november 1911 bestelde de trammaatschappij 36 rijtuigen van een gans 417


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 418

modern model (** in de volksmond "Expotrams" genoemd omdat ze werden vervaardigd in het vooruitzicht van de Wereldtentoonstelling te Gent van 26 april tot 3 november). Enkele daarvan deden gisteren dienst op lijn 4, van de Korenmarkt naar de Sint-Pietersstatie en voor het eerst verder tot aan de afspanning In De Sterre. Voor de eerste dag ging de dienst goed en waren de reizigers nogal talrijk. In het vooruitzicht van deze en andere nieuwe diensten zijn 49 tramontvangers en meer dan 50 wattmannen aangeworven.

23 januari 1913 In het midden van de Korenmarkt heeft men rechtover de grote kiosk thans ook een streep grond voorbehouden voor de personen die de tram naar het Rabot of de Sassepoort afwachten. Een gelukkig gedacht. Spijtig nochtans dat dit voetpad niet breder is dan 70 centimeter! Wie te lijvig is kan hier zijn sleppe kwijtgeraken! Op de twee uiteinden is een lantaarn geplaatst, kwestie van in het donker dat eindje sleppe gemakkelijker te kunnen terugvinden...

11 maart 1913 Men is begonnen met het herleggen van de trambaan in de Veldstraat. Teneinde het gerucht van de rijtuigen te verminderen zal men nieuwe riggels op bielzen leggen en gans de lijn aan elkaar lassen, wat ook de schokken zal doen afnemen.

27 maart 1913 De handelaars en de herbergiers van de Botermarkt en omliggende straten protesteren op hun beurt tegen het ontwerp om in de straat een tweede tramlijn aan te leggen. Volgens hen zal de uitvoering velen benadelen.

27 mei 1913 Tijdens de zitting van de gemeenteraad werd de vraag van de trammaatschappij tot het leggen van een tweede lijn in de Veldstraat verworpen. Eenzelfde aanvraag voor de Borluutstraat werd toegestaan.

15 juni 1913 Men is bezig met het leggen van een ringspoor rond de Sint-Niklaaskerk, om 418


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 419

419


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 420

de trams van de gestreepte lijn 4 te laten terugkeren naar de terreinen van de Wereldfoor zonder de moeilijkheid op te lopen van te moeten versporen op de Korenmarkt.

26 december 1913 Men is begonnen met het vernieuwen van de wissels op de hoek van de Korte Meer en de Kouter. Het werk zal een tijdelijke onderbreking voor gevolg hebben van lijn 4 naar de Korenmarkt. EĂŠn rijtuig zal heen en weer dienst doen langs de Veldstraat tussen de Korenmarkt en het justitiepalaies. De werken zullen met spoed worden voortgezet en zohaast de riggels zullen geplaatst zijn zullen enkel nog de rijtuigen van lijn 4 langs de Korte Meer en de Posthoornstraat naar de Korenmarkt rijden.

12 januari 1914 Sedert zaterdag is de nieuwe tramdienst naar de Muide ingericht. Voortaan zullen de rijtuigen van lijn 4, vroeger gaande van De Sterre tot aan de Korenmarkt, daar het gedeelte van lijn 2 overnemen tot aan de Sassepoort. Vroeger liepen er op die lijn 10 rijtuigen, nu zullen er 14 dienst op doen.

19 februari 1914 Vanaf morgen zullen de dienstopzichters aan de Zuidstatie en de Korenmarkt ten titel van proef boekjes voor tramreizen verkopen die 20 coupons bevatten. De prijzen zijn 3 frank voor de eerste klasse en 2 frank voor de tweede. De reiziger mag er niets op schrijven. Hij moet het boekje steeds op zak hebben. Telkens hij met de tram reist scheurt hij er zelf een biljet uit en biedt het de ontvanger aan, die gemachtigd is er de nodige bemerkingen op te schrijven en het met een rood potlood te annuleren. De drie reglementaire aanduidingen zijn het uur, het nummer van de lijn en eventueel de gevraagde correspondentie.

3 juli 1914 De tramrijtuigen van lijn 3 tussen de Dampoort en de Brugsepoort rijden sedert gisteren in beide richtingen langs de Borluutstraat. De dienst langs de Vrijdagmarkt en de Langemunt is daardoor afgeschaft.

420


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 421

9 juli 1914 Bij het vernieuwen van de riggels op de Korenmarkt zal men de derde baan uitbreken die zeer dicht bij de kiosk ligt. Deze wordt nutteloos door de verkorting van de lijn naar de Brugsepoort langs de Borluutstraat en sedert lijn 4 naar de Sassepoort doorrijdt. De cirkel rond de Sint-Niklaaskerk blijft behouden voor het geval er een buitengewoon druk verkeer is op die lijn.

28 juli 1914 Met het oog op de vervanging van het trolleystelsel door dat van de boog in een zeer nabije toekomst is men op de Groentenmarkt bezig de tramlijn te verleggen, waar zij een grote kromming beschrijft om op de Vleeshuisbrug te komen. Men gaat die kromming verzachten. Daartoe is het nodig de hoek rechtover de Hoogpoort gedeeltelijk in te nemen. Reeds is de lantaarn achteruit gezet welke daar staat. Op de Korenmarkt is de derde lijn naast de kiosk uitgebroken. Men is er nu bezig aan het herkasseiden. Het uitzicht van die plaats zal er merkelijk door verfraaien. ** Op 4 augustus brak de Europese oorlog uit. Duitsland verklaarde de oorlog aan BelgiĂŤ, Frankrijk, Engeland en Rusland. Duitse troepen vielen aan de oostgrens ons land binnen.

16 augustus 1914 Aan het stadhuis van Gent brak iets voor 9 uur de stok van het Franse vaandel en viel op de beschermdraad van de trolleyleiding. Er vielen daarbij geen ongelukken te betreuren, maar het tramverkeer op lijn 3 bleef wel dertig minuten onderbroken.

6 oktober 1914 Maandagavond zijn in enige straten van het centrum proefnemingen gedaan met een stoomtram van de buurtspoorwegen die enkele rijtuigen voortsleepte op de sporen van het elektrisch net. Men denkt dat die proeven gedaan werden om te trachten de vluchtelingen die nog in onze stad aankomen gemakkelijk te kunnen vervoeren.

421


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 422

** Op 12 oktober 1914 werd de stad Gent door de Duitse troepen bezet... ERIK DE KEUKELEIRE

Fragmenten uit “135 jaar openbaar vervoer in de Gentse regio” deel 1 (1871-1906) - 362 pagina's en deel 2 (1907-1922) - 278 pagina's - herwerkte uitgaven in eigen beheer - 2008.

VERGETEN GENTSE SCHRIJVERS: ARCHILLES GAUTIER 2

Achilles kwam alle dagen naar Gent en nog steeds regelmatig bij ons op bezoek. Hij kwam nooit ongelegen, integendeel. Hij reed met een Mini. Mij een raadsel hoe hij telkens weer ongeschonden in Zomergem belandde. Op een morgen stond hij op en zijn auto was verdwenen. Dacht dat hij hem in Gent had achtergelaten en dat iemand hem had thuisgebracht. Hij is zijn auto in Gent gaan zoeken. Vruchteloos. (Ik heb er meerdere gekend die niet meer wisten waar ze hun auto ‘s nachts hadden achtergelaten en een van hen heeft hem ‘s anderendaags teruggevonden op de markt midden de groentenkramen.) In de namiddag kreeg hij bezoek van zijn broer. Die had zijn autootje zien liggen, daar een eindje verder in een gracht, verscholen tussen het hoge gras. Achilles kon zich niet meer herinneren hoe hij in de sloot, uit zijn auto en thuis is geraakt. Wel wist hij nog dat er die nacht een dichte nevel hing. Bovendien woonde hij nog niet zolang in Zomergem en was hij in de mist waarschijnlijk een straatje te vroeg ingeslagen. Achilles zit bij ieder gesprek aan tafel te tekenen. Ik geloof dat hij speciaal daarvoor altijd papiertjes op zak heeft. Tekeningen die hij in alle richtingen verder uitwerkt. Zijn schilderijen gaan in dezelfde richting: een mengeling van expressionistische vormgeving met surrealistische inslag. Komen niet erg aantrekkelijk over bij de meeste toeschouwers. Ik kon die vreemde beelden niet goed linken aan zijn zachtaardige persoonlijkheid. Toch niet-verteerde frustraties of hersenschimmen, twijfels en scepsis over wat er allemaal mis gaat? Mettertijd en naarmate hij meer verantwoordelijkheid kreeg op de uni-

422


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 423

versiteit, viel zijn vrijage met de muze van potlood en penseel een hele tijd stil, maar sedert hij officieel op rust is, is hij weer aan de slag gegaan. Hij denkt nu zelfs aan een tentoonstelling. Achilles was op het persoonlijk vlak nogal gesloten en alhoewel hij je de spijskaart voorlegde, liet hij je niet zomaar in zijn potten kijken. Ik heb nooit de aanvechting gehad die regel te overtreden. Dat is dan ook een van de redenen waarom we het goed met elkaar konden vinden: Achilles kon je, zelfs zonder zijn innerlijke wereld te betreden, niet tot de enkelvoudige mensen rekenen, die enkel het onveranderlijke in zich bewaren en aanlengen, maar je zelden verrassen, zelfs niet met een spiegel. Met tastbare gefossiliseerde beenderen en archeologische artefacten gaf hij ook regelmatig voordrachten voor de blinden in de Gouvernementstraat. Op zijn verzoek ben ik daar ook eens gaan praten over Gentse literatoren en waar die woonden. Toen ik aan een schilder vroeg of hij dat ook eens wou doen, kreeg ik een njet als antwoord. Veel schilders kunnen vaak geen zinnig woord uitbrengen, noch over hun werk, noch over iets anders. Een van hen had wel het lef, je kunt het ook anders noemen, om laat op de avond plots te verdwijnen en in ons bed te duiken om zijn roes uit te slapen. Vermits hij zo goed als een huisgenoot was, heb ik Achilles enkele keren voorgesteld aan vrienden die hij niet kende. Dat viel tot ieders tevredenheid telkens goed mee. Ik heb het me nooit beklaagd dat ik de tussenschakel was van die contacten. Ik heb zijn vrouw maar één of twee keer gezien. Het klikte niet zo goed tussen ons. Onverenigbaar van de karakters? Ook zij dronk veel. Op een dag kreeg ze een zwaar ongeval toen ze op een smalle weg tegen een verlichtingspaal knalde. Er was zo goed als niets meer heel aan haar en ze ging alleen nog met ijzedraadjes aan elkaar. Achilles heeft goed voor haar gezorgd. Ze is enkele jaren nadien overleden. Toen we in de Ham woonden en na een middag werkzaamheden in de tuin aan tafel gingen voor het avondmaal, was ook het jongetje van de buren aanwezig. Een jongen van vijf of zes. Achilles heeft een misvormd oor en hoort niet goed aan die kant. Toen het jongetje dat zag, vroeg hij op de man af wat er mis was met zijn oor. “Slecht gebakken” antwoordde Achilles. Op een dag waren we samen met Jan Emiel Daele, Willem Elias en Pjeroo Roobjee uitgenodigd bij Pierre Vlerick te Sint-Martens-Latem om een nummer van Yang, aan hem gewijd, voor te bereiden. Achilles moet aandachtig hebben geluisterd naar wat er door wie werd verteld. Er werden geen nota’s genomen. ‘s Anderendaags zaten we samen, maar hij heeft nagenoeg in zijn eentje alles uitgewerkt tot een echt rondetafelgesprek. Mijn bewondering voor zijn kunnen steeg nog een trapje.

423


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 424

Toen hij zelf prof is geworden, heeft hij daar geen tamtam rond gemaakt! Hij ging naar de universiteit zoals hij voordien altijd: met een jeans, een geruit hemd en in de binnenzak van zijn jas een opgeplooid hoedje voor als het regende. Sakkerde af en toe op de gebrekkige taalkennis van de studenten en de windhanen die onterecht met hun pluimen liepen te pronken. Nu hij op emeritaat is, gaat hij nog regelmatig naar de universiteit om er onvergolden werk te verrichten en in te springen waar het nodig is. Soms neemt hij zijn hond mee. Hij zal dat nooit zeggen, maar ik denk dat hij fier is op zijn wetenschappelijke publicaties. Als hem gevraagd wordt wat zijn wetenschappelijke specialiteit was, antwoordt hij lachend; “Dinosaurussen,” terwijl hij vooral heeft gewerkt over de dierenwereld in het Quartair en over het ontstaan van de huisdieren. Soms voegt hij daar aan toe dat hij zelf dinosaurus is. Hij voelt zich misschien niet zo goed thuis in deze, onze wereld. Daniël Van Ryssel

EMILE BEDINGHAUS: EEN INGEBURGERDE ‘WAAL’ IN HET 19DE - EEUWSE GENT

‘ . . . cet homme de bien qui avait le culte des hommes autant que celui des plantes.’ Charles Pynaert

Inleiding De 19de eeuw heeft een groot aantal figuren voortgebracht die een grote invloed hadden op de maatschappelijke ontwikkelingen in ons land zoals E. Moyson, E. Anseele, priester A. Daens, F. Laurent e.a. In de periferie van die markante personen waren ook een aantal epigonen actief die meestal totaal in de vergetelheid verdwenen. Ten onrechte. Een van hen is Emile Bedinghaus (afb. 1). 424


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 425

Afb. 1. Emile Bedinghaus. Foto door E. Sacré afgedrukt in: La mutualité du commerce et de l’industrie de Gand: à son regretté président M. Emile Bedinghaus, 7 mars 1904. Gent, Allaert, 1904. U.B. Gent.

425


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 426

Hoewel nu in de vergeethoek geraakt, maakte hij een grote indruk op zijn tijdgenoten, getuige het grote aantal necrologieën en lijkredes die na zijn overlijden werden opgesteld en gepubliceerd. Hoewel in necrologieën de kleine kantjes van een overledene uit respect niet aan bod komen, valt toch een weerkerend gegeven op in de teksten die tijdsgenoten na zijn overlijden publiceerden over Emile Bedinghaus. Overal wordt zijn minzame, humane karakter beklemtoond: aimable type, homme de bien, de goede man, die menschenvriend. De enige Nederlandstalige lijkrede werd geschreven door tuinbouwer Felix Van Driessche uit de Ekkergemlaan en is sterk emotioneel gekleurd. Zijn burgerlijke begrafenis te Wondelgem op 10 maart 1904 werd door een grote menigte bijgewoond. Hippoliet Lippens, Alfred De Lanier, Camille De Bast, Octave Bruneel, Remi De Ridder, Victor De Neffe, Paul Frédericq, Hector Leboucq, Alfred Sarton e.a. kwamen er persoonlijk van hem afscheid nemen. Verenigingen zoals: de Vrijheid, de Vrijheidsliefde, Geluk in ’t Werk, Les fanfares de Nimy e.a. waren met een delegatie en hun vaandel aanwezig, terwijl een detachement van de Linie-infanterie, de militaire eer bewees aan Emile Bedinghaus. In juni van het daarop volgend jaar werd nog een herdenkingsplechtigheid aan zijn graf gehouden door de Mutualité du Commerce et de l’Industrie (M.C.I.) want Emile Bedinghaus had een belangrijke rol gespeeld in de uitbouw van deze mutualiteit.

Familiale achtergrond Emile Bedinghaus werd op 15 mei 1840 geboren te Nimy-Maisières (nu Mons) als zoon van hovenier Herman Joseph Bedinghaus en Marie Eugénie Foucar(t)(1). Vader Herman Joseph was van Duitse origine. Als zoon van een hovenier was Herman Joseph eerst tewerkgesteld bij het hoogadellijke huis van Arenberg in Duitsland (Recklinghausen) en te Edingen (Enghien) voor hij zich als zelfstandige tuinbouwer vestigde te Nimy. Omstreeks 1850 werkten in het park van Edingen tweehonderd tuiniers en waren er serres met vijfhonderd verschillende plantensoorten. Vermeldenswaard is dat de basis van de collecties uit de koninklijke serres van Laken is gelegd met plantmateriaal afkomstig uit de kassen van Edingen (2). De familie van Arenberg was al vanaf de middeleeuwen geïnteresseerd in de winning en verwerking van ijzer maar legde zich later vooral toe op de landen bosbouw. In onze gewesten werden o.a. een groot aantal Scheldepolders aangelegd voor rekening van deze familie. Vandaar wellicht ook haar grote voorliefde voor planten, parken en tuinen die zich nog altijd weerspiegelen in

426


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 427

het park van Edingen. Vader Herman Bedinghaus had al contacten in het Gentse. Hij verkocht aan de gekende Gentse tuinbouwer Louis Van Houtte een hoeveelheid gladioolknollen van een hoge, grootbloemige hybridesoort die hij in 1837 had ontwikkeld (3). Louis Van Houtte bracht deze planten in de handel als Gladiolus gandavensis en vermeldt ze al in 1841 in zijn catalogus.

Gezinsleven Over de kinder- en jeugdjaren van Emile Bedinghaus werden geen gegevens gevonden. Op 9 januari 1865 huwt hij te Braine-le-Château met Eloyse Odile Josephine Ghislaine Dubrul(le) aldaar geboren op 3-6-1839 als dochter van Florent en Marie Thérèse Foucart. Het is niet uitgesloten dat Emile en Eloyse verwant waren, hun moeders droegen immers dezelfde familienaam. Toen Emile huwde was hij in dienst als beambte bij ‘den ijzeren weg’ (het spoor). De beroepsloopbaan van Emile ligt aan de basis van het frequent verhuizen van het jonge paar. Op 28 juni 1867 komt hij met zijn vrouw via Elsene in Roeselare wonen, waar korte tijd later op 15 juli hun eerste kind Elisa Joanna Florentina Emilia wordt geboren. Op 13 januari 1868 verhuist het jonge gezin eerst naar Torhout. Nog datzelfde jaar treedt Emile in dienst bij de befaamde tuinbouwer Louis Van Houtte te Gentbrugge en vestigt het jonge paar zich in het naburige Ledeberg. Hier wordt op 19 december1868 een tweede kind Eugenia Marie geboren, op 23 november 1870 gevolgd door de geboorte van zoon Ernest Emile Joseph. In de geboorteaktes van die kinderen wordt Emile vermeld als commies/ kantoorbediende. In eerste instantie wonen ze in de Nieuwestraat, daarna in de nabije Brusselsesteenweg (4). Op 31 oktober 1874 vestigt de familie zich definitief in Gent. Eerst wonen ze aan de Rooigemstraat en op 3 november 1875 aan de Coupure Links waar op 12 februari 1879 een vierde en laatste kind, het nakomertje Ernestine Elisa Emilie wordt geboren (afb. 2). Emile had zich intussen van klerk tot boekhouder opgewerkt zodat het gezin zich zelfs vanaf nu een inwonende dienstmeid kan veroorloven. In 1903 - toen Emile zwaar ziek was - is er zelfs tegelijk een inwonende kamer- en keukenmeid aanwezig. Hij overlijdt in zijn woning op 7 maart 1904. De overlijdensaangifte van Emile werd de dag nadien gedaan door zijn schoonzoon Jules Cornet en zijn tuinman Armand Plancke.

427


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 428

Afb. 2. Aanvraag uit 1907 door Eloyse Dubrulle tot het plaatsen van een balkon op de eerste verdieping van haar woning aan de Coupure Links. Tijdens deze periode was het een modetrend op de Coupure om balkons aan de voorgevels aan te brengen. Nu is dit nr. 559. Stadsarchief Gent, Reeks G. 12 nr. C. 5 (1907).

428


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 429

Carrière als bureelbediende, boekhouder en industrieel Hoewel Emile Bedinghaus als zoon van een tuinbouwer opgroeide en een grote passie voor planten cultiveerde, zou hij toch een professionele bureelloopbaan uitbouwen. Waarom hij zoals zijn vader en grootvader geen tuinbouwer werd is onduidelijk. Tuinbouwer Eduard Pynaert drukte het zo uit: ’Les hasards de la vie, dans sa prime jeunesse, avaient fait de celui qui était fils et petit fils de jardinier, un employé de bureau’. Tijdens zijn loopbaan bij tuinbouwer Louis Van Houtte is hij er werkzaam als bureelbediende/klerk. Albert Ceuterick, advocaat en bestuurslid van de Koninklijke Maatschappij voor Landbouw en Plantkunde, omschreef het in een lijkrede als volgt: ‘Van Houtte se connaissait en hommes aussi bien qu’en plantes; il distingua rapidement le jeune commis à l’esprit ouvert et désireux de s’instruire. Les occupations régulières de Bedinghaus le confinaient plutôt dans les bureaux, mais tous les instants que lui laissait la besogne quotidienne, étaient par lui consacrés à penetrer les secrets de la vie vegètale.’ In 1875 wordt Emile boekhouder bij de vlasspinnerij Linière Gantoise, een textielbedrijf aan de Vogelenzang in volle expansie. Maatschappelijk gezien betekende deze tewerkstelling voor hem een grote stap vooruit op de sociale

Afb. 3. De Linière Gantoise tijdens de beginperiode. Geporseleinde kaart, ca. 1850, lith. G. Jacqmain. Privécollectie.

429


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 430

Afb. 4. De Linière Gantoise tijdens zijn grootste expansieperiode. Ongedateerde afbeelding, gebruikt als hoofding van een menukaart voor de viering van het honderdjarige bestaan in 1938. PrivÊcollectie.

430


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 431

ladder. La Linière Gantoise werd in 1838 opgericht met een beginkapitaal van 2 miljoen frank onder impuls vooral van bankier Charles de Brouckère en industrieel John Cockerill (5) (afb. 3). De fabriek kende ruim een eeuw lang een grote bloei en een enorme uitbreiding en groeide net als de in hetzelfde jaar gestichte vlasspinnerij La Lys uit tot een echte textielgigant. In 1862 werd met de bouw van de directeurswoning begonnen, de natspinnerij werd tussen 1870-72 gebouwd en in 1880 kwam er nog een monumentaal stoommachinegebouw bij dat jammer genoeg na de liquidatie in recordtempo werd gesloopt (afb. 4). Met de opkomst van synthetische vezels begon de neergang van de Linière Gantoise die uiteindelijk in 1957 resulteerde in een liquidatie die tot medio 1960 zou aanslepen. Emile Bedinghaus had zich al opgewerkt tot een gerespecteerde burger toen hij zich in 1897 aan een investering waagde en zich industrieel mocht noemen. Voor notaris François Doudelet te St.Pieters-Leeuw werd dat jaar op 4 april een akte verleden waarbij de ‘Société des ateliers de construction d’Hérinnes-lez-Enghien’ (Herne) werd opgericht (6). Een van de negen initiatiefnemers was Emile Bedinghaus. In de akte wordt gestipuleert: ‘La société à pour objet la fabrication des poutres rivées, des charpentes, ponts, chaudières en un mot tout ce qui rapporte à la grosse et petite chaudronnerie en fer et en acier.’ Als kapitaal werd 100.000 frank ingebracht verdeeld in 200 aandelen van 500 fr. Emile had 20 aandelen in de nieuwe ijzergieterij en werd prompt een van de drie administrateurs. De hoofdaandeelhouder die ook de locatie van de gebouwen bepaalde, was ir. Zéphyr Foucar uit Halle (7), misschien een verwante van Emile via zijn moeder, geboren Foucar(t). De gebouwen werden strategisch opgericht vlakbij de spoorlijn in de huidige Lorengstraat. Waarom precies Herne in Brabant als locatie werd uitgekozen heeft misschien niet alleen praktische of economische redenen. Herne is ook de naam van een Duitse industriestad op slechts een tiental kilometers afstand van Recklinghausen waar vader Herman Joseph ooit tuinman was. Een zekere nostalgische motivatie voor de keuze van deze gemeente is dus niet onmogelijk. Momenteel is het bedrijf nog altijd productief, weliswaar onder een andere naam. Na een lange leegstand werd het ca. 1965 omgevormd tot de N.V. Fondatel, (later Fondatel Belgium N.V.) Toen maakte de ijzergieterij vooral riooldeksels voor de wegeninfrastructuur. Begin 2009 werd het bedrijf overgenomen door nv. Joris Ide uit Zwevezele. De laatste jaren waren er veel klachten vanwege omwonenden wegens milieuhinder: de gebouwen waren erg slecht onderhouden, er was geurhinder, geluids- en stofoverlast en bodemverontreiniging.

431


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 432

De overnemers willen nu nochtans investeren in de verouderde gieterij want de producten van Fondatel hadden een uitstekende reputatie. Er worden maatregelen genomen om de overlast voor de omwonenden in te perken zodat het bedrijf voldoet aan de hedendaagse normen en er een nieuwe milieuvergunning word verkregen.

Ideeëngoed In ons land werd de verplichte ziekenverzekering pas na de tweede wereldoorlog ingevoerd. Door een wet uit 1851 erkende de overheid wettelijk onder een aantal strikte voorwaarden een eerste uiterst klein aantal mutualiteiten. Een groot aantal kassen vroeg geen erkenning aan want de voordelen waren te klein en de controle van de overheid te strikt. Zo verbood de wet het uitbetalen van werkloosheidsuitkeringen door de kassen omdat de overheid vreesde dat dit in de praktijk stakingsuitkeringen zouden worden. De overheid erkende in die periode vooral liberaal gezinde en burgerlijk gerichte kassen. De op 1 juli 1865 opgerichte Mutualité du Commerce et de l’Industrie ( M.C.I ) past volledig in dit profiel. In de statuten worden de doelstellingen als volg verwoord: ‘d’appliquer les bienfaits de la mutualité, en cas de maladies ou d’infirmités aux industriels, négociants et tous employés de commerce et d’administrations civiles, admis à faire partie de l’association’ (8). In 1874 neemt Emile Bedinghaus de functie aan van secretaris van de M.C.I. Op 3 februari 1875 voert hij als dusdanig voor het eerst het woord voor de algemene vergadering van deze mutualiteit (afb. 5). Hij maakt er een steile opgang in het bestuur. In 1883 was hij al ondervoorzitter en in 1886 werd hij voorzitter in opvolging van J. Suppes die zich om gezondheidsredenen terugtrok. Enkele jaren na het opnemen van een bestuursfunctie in de M. C. I. zien verscheidene maatschappelijk geïnspireerde publicaties van zijn hand het licht. In 1880 publiceert hij een drietal werken. ‘Petite histoire des bureaux de placement’ is een werkje waarin hij wantoestanden bij de plaatsingsbureaus hekelt. In ‘La peine de mort’ profileert hij zich als een felle tegenstander van de doodstraf. Gerechtigheid mag geen wraak zijn. Hij argumenteert dat misdadigers mentaal zieke mensen zijn die heropgevoed moeten worden. Er is altijd gevaar dat mensen onschuldig worden terechtgesteld. Juridische vergissingen zijn onherstelbaar. Geen enkele misdaad is zo vreselijk als een juridische vergissing die uitmondt in een executie (9). Het lijvigste en belangrijkste werk van Bedinghaus waarin hij heel wat van zijn maatschappelijke ideeën naar voren brengt, is het in hetzelfde jaar 1880 verschenen: ‘Manuel populaire des sociétés de secours mutuels’. Hierin ver-

432


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 433

Afb. 5. Zinnebeeldige voorstelling van de Mutualité du Commerce et de l’Industrie op een feestbrochure van het 25-jarig bestaan. U.B. Gent: fonds Vliegende bladen, II M 126.

haalt hij eerst uitvoerig in tijd en ruimte de historiek van vakgroepen, gilden en ambachten en de latere negentiende-eeuwse ontwikkelingen die leiden naar het ontstaan van verenigingen van onderlinge bijstand. In zijn maatschappelijke ideeën die uitgebreid aan bod komen manifesteert hij zich als een progressieve liberaal. Er is een sterke invloed van het ideeëngoed van François Laurent merkbaar. De arbeider moet zelf zijn lot in handen nemen en de middelen daartoe zijn onderwijs, vooruitziendheid en spaarzaamheid (10). Van zijn hand verschijnt in 1890 nog een redevoering naar aanleiding van het 25-jarig bestaan van de M.C.I. en de herdenking van Charles de Smet-de Naeyer, tijdens zijn leven de ere-voorzitter van de M.C.I. Emile was toen echter al een tijdlang actief als amateur tuinbouwer en hij publiceerde de volgende jaren nog uitsluitend botanische artikels in tuinbouwtijdschriften. Hieronder beschrijven we de belangrijkste praktische aspecten van het gedachtengoed van Emile Bedinghaus en zijn vrienden.

433


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 434

Aansluiting bij een mutualiteit Als voorzitter van een mutualiteit legt Emile Bedinghaus natuurlijk grote nadruk op het nut van een aansluiting bij een mutualiteit. Om uit de armoede te geraken moet de arbeider zijn eigen lot in handen nemen en zich verenigen in een mutualiteit van onderlinge bijstand waar hij iedere maand een bijdrage stort zodat hij in geval van ziekte of ongeval niet zonder inkomen valt. Als enige kritiek op de industriëlen voert hij wel aan dat sommigen een te laag loon aan hun arbeiders uitbetalen. De M.C.I. kende onder het impuls van Bedinghaus een zeer grote bloei. Een van zijn verwezenlijkingen was de oprichting door deze mutualiteit van een soort jobbeurs die werkloze leden terug aan werk hielp. Ondanks zijn liberale, vrijzinnige achtergrond gebruikt hij om het nut van de mutualiteit te staven katholieke teksten, zoals een uitnodiging van Christus gericht tot zijn apostelen en later overgenomen in de verering van het H. Hart van Jezus: ‘Venez à moi, vous tous qui avez de la peine et qui êtes chargés et je vous soulagerai’ (afb. 6). Het programma van de mutualiteit omschrijft hij als ‘ La route vers la Terre Promise’! Een zekere kennis van de bijbel was hem dus niet vreemd. Vrijzinnigen waren tijdens die periode niet a priori afkerig van religie maar waren voornamelijk fel gekant tegen de machtspositie en machtsstructuur van de katholieke kerk.

Sparen binnen de mutualiteit Net als François Laurent hecht hij zeer veel belang aan spaarzaamheid en aan een spaarboekje voor de vrouw die een aangenaam, ordelijk huishouden moet inrichten zodat de man de huiselijke haard verkiest boven de herberg. Spaarzaamheid zal leiden tot een verbetering van de materiële situatie van de arbeider. Dit kaderde in het liberale, burgerlijke idee dat als de arbeider zijn materiële situatie kon verbeteren, hij uit de communistische of socialistische invloedssfeer zou blijven en de rust aldus in de samenleving zou verzekerd zijn. De eerste spaarkassen waren in het begin van de 19de eeuw ontstaan in christelijk-gereformeerde landen als Schotland en Denemarken. Zij waren doordrongen van de protestantse geest: soberheid en de wil om zich zelf te redden zonder de hulp van anderen. Nadien hebben de spaarkassen zich ook in katholieke landen verspreid. Veel van deze kassen ontstonden rond het midden van de 19de eeuw, tijdens de donkerste periode van de industrialisatie die een verregaande, ongeziene verpaupering van de arbeidersmassa teweegbracht (11). Te Gent was François Laurent de grote promotor van het

434


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 435

I

-~

'~ ,

~

' 4'

~

~:~

E';l!4L LIEFDE t~ \~~ ,~

-+-

KOMT ALLEN TOT MIJ

\

DIE BELAST EN BELADEN ZIJT EN IK ZAL U VERKWIKKEN ... Math, X I, 28

OVERAL WAAR DEZE AFBEELDING ZAL TEN TOON GESTELD EN VEREERD WORDEN, ZAL ZE ALLERLEl ZEGENINGEN MEDEBRENGEN 0 . L . Heer aciu de H. Marg. M DE POSé

IMP.

B.l

PAR I S

Afb. 6 De vrijdenker Emile Bedinghaus gebruikte katholieke teksten om zijn mutualiteit te promoten. ‘Komt allen tot mij. . . ‘ Devotieprent. Privé-collectie.

435


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 436

sparen en van het schoolsparen in het bijzonder. Het is in deze context interessant even te wijzen op de getuigenis van Pol De Witte, een socialistische basismilitant, die in 1924 zijn herinneringen neerpende:‘Van de heer Laurent gesproken: men weet dat men hem hier te Gent wil doen doorgaan als de uitvinder van het sparen in de scholen (. . . ). Welnu, in de zondagsschool op de Steendam was dit sparen in voege lang voor men hier wist dat er een heer Laurent bestond. Vele jongens spaarden er zelfs om een plaatsvervanger te kopen voor het geval zij bij de loting een slecht nummer trokken’ (12). Die ietwat zure opmerking van Pol De Witte kadert in de slechte verstandhouding tussen liberalen en socialisten. Communisme en socialisme stonden voor de liberalen synoniem aan revolutie, chaos en het einde van de gevestigde maatschappij. Net als François Laurent was Emile Bedinghaus ook sterk gekant tegen het geven van aalmoezen. Die veranderen niets aan fundamentele oorzaken, ook luiaards profiteren ervan en de miserie wordt er alleen door bestendigd. Dit was voor hem ook een punt van kritiek tegenover de katholieken die aalmoezen en liefdadigheid propageerden. Aankopen op krediet zijn totaal af te wijzen, niets overbodig mag worden aangekocht, geld mag alleen worden gebruikt om te voldoen aan de noodzakelijkste behoeften.

Goed onderwijs voor iedereen Onderwijs is erg belangrijk. Niet alleen de mannelijke jeugd, ook meisjes en adulten moeten onderwijs kunnen genieten. De arbeider moet worden opgevoed via moraliserende voorbeeldliteratuur. Biografieën van mannen die op eigen kracht zijn uitgegroeid tot prominente figuren moeten aanwezig zijn in de volksbibliotheken. De katholieke bibliotheken schieten sterk tekort, ze zijn enkel toegankelijk voor de jeugd en bevatten slechts heiligenlevens en minderwaardige verhalen. De universiteit waar volgens hem veel te veel studenten nutteloze cursussen volgen moet voorbehouden blijven aan een elite van begaafde mensen.

Strijd tegen alcoholisme Een ander punt waar hij heel veel nadruk op legt is de bestrijding van het herbergbezoek en het ermee samengaande alcoholisme. De ellendige situatie van de arbeiders was ook een gevolg van het alcoholisme, meer bepaald van het grote jeneververbruik. In 1885 publiceert hij ‘Au fond du verre’, een melo-dramatische eenakter die de desastreuse gevolgen voor een arbeidersgezin schetst, veroorzaakt door de

436


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 437

~IBERALE

J<RING VAN

fl·

J<ERST

EN jltEULESTEDE.

GROOT

ZANG- 3: rrOONEELFEEST gepaard met VOORDRACHT

OP ZONDAG 21 MAART 1886 iQ het lokaal der Il}aàtsc9appij DE

VRIJHEfDSLIEFDÈ .. ,

DE' heer- WAGENER, Volksvertegenwoordiger; Mejuffer CHARLOTTE MAENHOUT; de heeren Ismo:.R. MESTDAGH, H. LEROY en de leden der TOONEEL- EN ZANGAFDEELING der Maats~happi) Dr .Vrijheidsliefde verleenen hunne welwillende medewerking tot dit feest.

DE GENEVER Volksdrama in een bedrijf, door E. VAN BERGEN, vrij bewerkt naar het fransch van E. BEDINGHAUS.

Karel Voets, straatwerker, Janssens, zijn schoonbroeder, id. Lodewijk, ;oon van Voets, Baas Jan, herber,l(ier, Sus, zijn knecht, Verel!en, vriend van }anssens, voermait,

AI. Derouck. Mijnheer Peeters, armmeester, Fr. Van Daele. Rich. Van Daele. · Van Hout, 1 gewone bezoekers Doms, ( van baas jan, E. Timmerman. Eerste politiebeambte, Lieven Delcour. Politiebeambten en werkvolk. H. Timni.erman .

H. Steurbaut. J. Lauweryns. ]. Dhaenens. P. Van Kerchove.

Politieke Voordracht door den heer W AGENER, Volksvertegenwoordiger. r. Lieve vogelen, te zingen door den heer Is. Mestdagh 2.

3· 4. 5· 6. 7·

, L ejardin sous les toits, te zingen door mejuffer Ch. Maenhout . . . . . . Jlfa Pa6/o, te zingen door den heer H. Leroy . ·. . . . . . . . . . . . La Muette de Portici (air du sommeil), te zingen door den h~er Is. Mestdagh. Tante Adèle, te zingen door mejuffer Ch. Maenhout. . J • • • • • • • • • Romance te zingen door den heer H. Leroy . . . . . . . . . . . . . Ons broedergroe I, koor door de zangafdeeling der Maatschappij De Vr!fheidsliefde.

Deuren open te 5

I/2

uren Begin te 6

I/2

Gumbert. Flotow. Auber. Ed. Blaes.

uren.

De ledenkaarten zullen streng geëischt tom·den. Gent, drukkerij L De Busscher, Savaanstraat, 32.

Afb. 7. Opvoering door de Liberale Kring van H. Kerst en Meulestede van een bewerking van de eenakter ‘Au fond du verre’. U.B. Gent: fonds Vliegende bladen I A 80.

437


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 438

jeneververslaving van de vader (afb. 7). Het in 1888 verschenen verhaal ‘Les pauvres gens: nouvelles socialistes’, heeft eveneens de alcoholverslaving tot onderwerp, maar hier laat hij het verhaal positief eindigen. Een berooide drankverslaafde vader, op de rand van de zelfmoord wordt door een hulpvaardige burger discreet begeleid en geholpen om zijn leven een andere wending te geven en zijn gezin er bovenop te helpen. In dit werkje legt Emile ook sterk de nadruk op de ‘entre-aide’, het wederzijdse hulpbetoon.

In het gezelschaps- en verenigingsleven Het Gentse verenigingsleven was tijdens de 19de eeuw enorm bloeiend en divers. Sommige verenigingen die daarvan de motor waren, zijn gekend uit de literatuur. Uiterst enigmatisch echter blijft een groep met de naam: ‘Les amis de la fleur de blé’ want er is geen spoor van terug te vinden onder de talrijke maatschappijen en verenigingen die in de Gentse Wegwijzers vermeld worden. Tot dusver zijn de enige bekende inlichtingenbronnen over de activiteiten van ‘Les amis de la fleur de blé’ enkele schaarse menukaarten en een portrettenkaart van de leden. De gemeenschappelijke activiteiten van de vriendenclub beperkten zich dus waarschijnlijk tot genoeglijk, uitgebreid tafelen. Er is o.a. een menukaart van 7 oktober 1883 bewaard gebleven, waarbij Emile Bedinghaus en chicoreifabrikant Leopold De Ronne worden gevierd met een feestbanket. Beiden waren met een gouden medaille bekroond op een nijverheidstentoonstelling te Amsterdam. Het banket van de vriendenkring ging door in het prestigieuze Hotel Royal op de Kouter en was uitermate copieus: oesters, kreeftensoep, forel, fazant, ... Zelfs ortolanen stonden op het menu evenals de toen uitermate dure en exotische ananas (afb. 8). Nogal wat leden van deze vriendenclub woonden in de wijde omtrek van de Coupure en Ekkergem. Waarschijnlijk kunnen ‘Les amis de la fleur de blé’ gezien worden als een pure vriendenclub die geregeld samenkwam in de herberg de Korenbloem op Ekkergem. Frappant is de gelijkenis met de ‘Eetmansclub’ beschreven door Virginie Loveling en Cyriel Buysse in hun gemeenschappelijke roman Levensleer: ‘... ontstaan als vanzelf op een avond, in de herberg waar enkele gewone verbruikers elkaar geregeld ontmoetten’ . De vergaderingen of uitstapjes van de ‘Eetmansclub’ liepen telkens uit op reusachtige eet-en drinkfestijnen. Haalden die auteurs hun inspiratie misschien bij ‘Les amis de la fleur de blé’ (13)? Bedinghaus was ook lid van een aantal andere verenigingen. Hij was actief betrokken bij de liberale werkerskring ‘Geluk in ’t werk’ en waarschijnlijk ook bij de ‘Vrijheidsliefde’ (14).

438


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 439

-

Lêqumes .- -

Card'ml.i ti< Poifou J: la moèlló!

'Punch Romaine. Fai4rmJ iÛ lJohim< fl<uly_oiM!Jrtokw. Bica.MiiU<J rotit..M

Compou. ]}ui.J.Jon ~homart.U.

Foi«J graidt Str!14bowy. Oateau duchetJOf.. Allan~ à la. créifl.v. FruitJ.- JJe.»ert/.

Afb. 8. Menukaart van ‘Les amis de la fleur de blé’ uit 1883. U.B. Gent: fonds Vliegende bladen II B 16.

439


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 440

Hij was tevens de eerste voorzitter van l’Union Wallonne. Deze gezelschapsvereniging werd in 1889 opgericht om voordrachten, lezingen, toneelvoorstellingen, uitstappen en spelen te organiseren voor de Walen uit de Gentse regio. Een gedeelte van de inzamelingen die bij elke reünie gebeurde werd geschonken aan de bond ‘Zonder Naam, niet zonder Hart’. Bedinghaus werd later als voorzitter opgevolgd door Victor De Neffe, een gerenommeerde dokter/oogspecialist en universiteitsprofessor die ook als geneesheer verbonden was aan de M.C.I. (15). Emile was daarnaast ook nog ‘hoogbeschermlid’ van de ‘Maatschappij der gedecoreerden voor nijverheid - land - en hovingbouw’. Onder impuls van minister C. Rogiers was bij K.B. van 7 november 1847 een bijzonder ereteken ingesteld voor werk- en ambachtslieden. Dit gaf aanleiding tot de stichting van deze maatschappij te Gent op 16 mei 1850 op initiatief van drukker Isidoor Van Doosselaere. De bijeenkomsten van de leden hadden plaats in ‘ Het Wapen van Zeeland’ op de Korenmarkt. Bedinghaus lag mee aan de basis van een onderstandsfonds (bijstandfonds) voor oude en werkonbekwame leden, een fonds dat hij ook financieel ondersteunde. Tenslotte was Emile als vrijmetselaar aangesloten bij de loge La Liberté. Dit is een afsplitsing uit 1866 van de in 1811 opgerichte loge Le Septentrion waar veel orangisten deel van uitmaakten. La Liberté die wel aangesloten bleef bij het Groot-Oosten van België, was qua geest democratischer en stond ook positiever tegenover de Vlaamse beweging. Progressieve liberalen voelden zich dan ook meer aangetrokken tot La Liberté waar o.a. ook veel Willemfondsbestuurleden toe behoorden.

Plantenliefhebber Toen Emile in 1904 overleed was hij volgens Charles Pynaert al een 20-tal jaren lid van de ‘Société Royale d’Agriculture et de Botanique de Gand’, de huidige Koninklijke Maatschappij voor Landbouw en Plantkunde. Pynaert omschreef hem als een van de beste liefhebbers van het land, een van de sympathiekste mensen uit de tuinbouwwereld en een nijvere medewerker aan de ‘Revue de l’horticulture Belge et étrangère’ waarin hij talrijke artikels publiceerde over Kaapse en Australische planten waarvan hij een grote kenner en teler was. Zijn grootste verdienste op het botanische vlak bestond erin dat hij enkele vergeten plantensoorten uit deze streken terug in de belangstelling bracht. Hij bezat hiervan een buitengewone mooie en grote verzameling en nam hiermee deel aan talrijke nationale en internationale tentoonstellingen waarbij hij talrijke prijzen won (afb. 9). Vermelden we slechts zijn deelname in 1899 aan de derde internationale plantententoonstelling te Sint-Petersburg

440


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 441

TREMANDRA ER I COIDES

HI~SUTA

f'illX . &. del. Uc Pamrem<tck.cr &. fili, Ledebu11-aand

Afb. 9. Illustratie van een Australische plantensoort beschreven door Emile Bedinghaus in de Revue d’Horticulture Belge et Etrangère, tome XXV (1899).

441


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 442

waar hij bekroond werd met twee gouden medailles en zijn laatste deelname aan een grote tentoonstelling, de 15de internationale tuinbouwtentoonstelling (floralie) te Gent in april 1903 (16). Hier behaalde Bedinghaus voor het laatst schitterende resultaten. Hij nam deel aan 28 wedstrijden en werd in niet minder dan 24 van die wedstrijden bekroond. Negentien daarvan waren eerste prijzen (17)! Wegens zijn verdiensten op dit vlak werd Emile Bedinghaus in 1898 tot ridder in de Leopoldsorde benoemd. Van de koningin-regentes van Spanje verkreeg hij drie onderscheidingen, namelijk die van ridder in de orde van Karel III, ridder in de Orde van Isabella de Katholieke en Commandeur in de Orde van Isabella de Katholieke. Deze laatste drie hoge Spaanse onderscheidingen werden hem eveneens waarschijnlijk uitgereikt wegens zijn verdiensten op het botanische vlak want de enige twee personen die deze vereremerkingen vermelden zijn Felix Van Driessche en Albert Ceuterick, allebei actief in de tuinbouwwereld. Bedinghaus cultiveerde zijn buitengewone plantencollecties op zijn buitenverblijf te Wondelgem. Armand Plancke stond in voor de dagelijkse verzorging. Deze hovenier woonde te Wondelgem aan ‘de statie’. Vermoedelijk was er een hovenierswoning op het buitenverblijf of woonde de hovenier toch in de onmiddellijke omgeving. Het buitenverblijf lag dus waarschijnlijk in de buurt van het (eerste) station van de spoorlijn Gent-Eeklo te Wondelgem. De ligging vlak bij het station was voor het vervoer van de planten zeker een pluspunt. Het eerste, nu verdwenen, stationsgebouw te Wondelgem was gelegen in de buurt van de huidige Pantserschipstraat - Zeestraat. Het landschap is er door de verregaande industrialisering van de omgeving, die in 1920 voor de uitbreiding van de haven bij de stad Gent werd ingelijfd, echter volledig van uitzicht veranderd. Behalve de hulp van zijn hovenier, kon hij ook rekenen op zijn gezin. K. De Brouwer, een beheerder van de Linière Gantoise, schreef in een lijkrede: ‘... à sa campagne de Wondelgem ce pied-à-terre charmant, ou il aimait à cultiver les plantes exotiques les plus rares (...) secondé dans cette belle tâche par toute sa famille’. Waarschijnlijk was vooral ook zoon Ernest actief betrokken bij de plantencultuur want hij staat in de Gentse ‘Wegwijzers’, behalve als lijnwaadkoopman soms ook vermeld als hovenier-bloemist.

Nabestaanden Van de vier kinderen van Emile zorgde slechts zijn oudste kind Elise voor nageslacht. Ze huwde op 25 april 1896 te Gent met de geoloog Jules Cornet, geboren te Sint-Vaast op 4 maart 1865 (18). Het echtpaar Cornet-Bedinghaus

442


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 443

ging te Mons wonen en kreeg twee kinderen, René-Jules en Paul. Eloyse Dubrul(le), de weduwe van Emile overleed de 16de april 1916 te Gent. Daar het oorlog was werd ze in alle intimiteit begraven. Zelf was ze trouw gebleven aan de katholieke religie, ze stierf ‘munie des secours de la religion’ (19). Als enige bekende informatie over de beide andere dochters, Eugénie en Ernestine, valt te vermelden dat ze tijdens de eerste wereldoorlog als zoveel andere vrouwen vrijwilligerswerk deden in de militaire ziekenhuizen (20). Toen ze beiden in 1929 naar Jette vertrokken waren ze nog ongehuwd. Zoon Ernest leek moeilijk zijn draai te vinden. Zijn beroepsbezigheden zijn eerder onduidelijk, afhankelijk van de bron was hij hovenier/bloemist, koopman in linnen, handelsvertegenwoordiger en industrieel. Toen de eerste wereldoorlog uitbrak nam hij dadelijk dienst als oorlogsvrijwilliger. Hij werd ingelijfd bij de vestingsartillerie en kreeg een bevordering tot brigadier. Na de wapenstilstand bleef hij in militaire dienst en vanaf 1922 had hij een administratieve taak bij de gezondheidsdienst van het leger te Gent. Op latere leeftijd - hij was dan al meer dan 53 jaar - huwde hij op 11 juli 1923 - ook kerkelijk - met de 56-jarige Marie-Thérèse Cattoor. Deze was afkomstig van Oostende en sinds 1907 weduwe van Eugène du Mesniel de Sommery (° te Brugge) en moeder van meerdere al volwassen kinderen. Op 1 januari 1927 ging Ernest met pensioen. Hij overleed te Gentbrugge op 13 februari 1934 en werd met een kerkelijke dienst bijgezet in het familiegraf op Wondelgem. Ernest was nochtans net als zijn vader lid van de vrijmetselaarsloge La Liberté en dit vanaf 1899. Marie-Thérèse Cattoor overleefde haar tweede man geruime tijd. Ze verhuisde nog verscheidene keren en overleed te Melle in het klooster van het Heilig Hart in de Kloosterstraat op 5 april 1950.

Nawoord Als bij wonder is het woonhuis van Emile Bedinghaus aan de Coupure Links ontsnapt aan grondspeculatie en sloop. Samen met een kleiner buurhuis staat het geprangd tussen twee flatgebouwen. Enkel het balkon dat Eloyse Dubrulle in 1907 liet aanbrengen is nu verwijderd. In het Gentse zijn er nagenoeg geen andere materiële sporen bewaard gebleven die verwijzen naar het bestaan van Emile Bedinghaus. Zijn graf te Wondelgem waar ook zijn vrouw en zoon werden bijgezet is verdwenen, waarschijnlijk na 1971 toen de nieuwe wetgeving de eeuwigdurende grafconcessies nietig verklaarde. Met het overlijden van zijn zoon Ernest verdween ook de familienaam Bedinghaus uit de Gentse regio. Het buitenverblijf te Wondelgem is opgeslorpt door de uitbreidende industrialisatie van de Gentse haven en van de vroegere textielgigant La

443


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 444

Linière Gantoise resten slechts de directeurswoning en enkele bescheiden ingangsgebouwen. Zijn publicaties liggen verborgen en vergeten in enkele Gentse bibliotheken. De maatschappelijke problemen die hij hierin naar voren bracht zijn echter na al die tijd weer brandend actueel geworden: bedelarij, armoede, kredietaankopen en geldproblemen, verslavingen. . . G. Desmet en R. De Vriendt-Mores.

We danken allen die ons op een of andere wijze behulpzaam waren bij het tot standkomen van dit artikel: Bea Baillieul, Adrien Brysse, Geertrui Coppens, Philip Debergh, Sabine De Groote, Wilfried Devoldere, Bart D’Hondt, Anne Godfroid, Jan Olsen, Roger Schrije, Jeffrey Tyssens, Eddy Van Haverbeke, Eline Van Langendries, Patrick Viaene.

De meeste gegevens over het leven van Emile Bedinghaus werden verzameld uit de gepubliceerde necrologieën en lijkredes, om een té groot aantal voetnoten te vermijden verwijzen we hier naar een overzicht: La mutualité du commerce et de l’industrie de Gand: à son regretté président M.Emile Bedinghaus, 7 mars 1904. Gent 1904. Met lijkredes en teksten van o.a. Karel De Brouwere en Robert Voortman. Charles Pynaert: Emile Bedinghaus. In: Revue de l’horticulture Belge et étrangère. 1904; p. 80-84. Met de lijkrede uitgesproken door Albert Ceuterick. Félix Van Driessche: Rede uitgesproken bij de begraving van den heer Bedinghaus, hoogbeschermlid in: Jaarboekje voor 1905 van de Koninklijke Maatschappij der Gedecoreerden voor Nijverheid, Land- en Hovingbouw van Gent. Mutualité du commerce et de l’industrie 1865-1905. Feestbrochure t.g.v. het 40-jarig bestaan, p. 10 -13: Aperçu historique et manifestation en l’honneur de feu monsieur Emile Bedinghaus. Necrologie in La Flandre Libérale d.d. 8 - 3 - 1904 en Le Bien Public 11- 3 1904.

444


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 445

Voetnoten 1. De spelling van de familienaam Foucar(t) varieert soms. 2. DEREZ M. e.a., Arenberg in de lage landen. Een hoogadellijk huis in Vlaanderen en Nederland. Universitaire Pers Leuven, 2002. 3. DE VRIES H., Naar Californië, reisherinneringen. Tjeenk Willink & Zoon: Haarlem, 1906. 4. De Nieuwestraat te Ledeberg heet nu de August Van Bockxstaelestraat. 5. Belgisch Staatsblad, jaar 1838, besluit nr. 290, p. 735. 6. Hérinnes-lez-Enghien is de franstalige benaming voor Herne, een gemeente in het Pajottenland (Vlaams Brabant) op een viertal km. van Enghien (Edingen). 7. Bijlagen Belgisch Staatsblad, 18 - 4 - 1897, akte nr. 1557. 8. VAN MEULDER G., Mutualiteiten en ziekteverzekering in België (1886-1914). In: Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, 1997, 1-2. 9. Een exemplaar in de Gentse Universiteitsbibliotheek draagt een opdracht op het schutblad: à monsieur Fr. Laurent, hommage respectueux de l’auteur E.B. 10. VELDEMAN M., François Laurent en het schoolsparen in het Belgisch Volksonderwijs in de tweede helft van de negentiende eeuw. In: Handelingen der Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent, 1986, deel 40, p. 179-215. 11. Gedenkboek 1865- 1965 van de Algemene Spaar-en Lijfrentekas van België. Brussel, 1965. 12. DE WITTE P., Alles is omgekeerd. Hoe de werklieden vroeger leefden 1848-1918. Kritak, Leuven 1986. p. 83. De zondagschool op het Steendam was een katholieke school. 13. LOVELING V., BUYSSE, C., Levensleer, A. Herckenrath, Gent 1912. 14. Toen Emile Bedinghaus overleed, was hij ere-ondervoorzitter van ‘Geluk in ’t werk’. De soortgelijke liberale kring ‘De Vrijheidsliefde’ was ook met haar vaandel aanwezig op zijn uitvaart wat op een zeker engagement voor deze kring wijst. 15. Journal de Gand d.d. 25-3-1890, artikel: A l’Union Walonne. 16. DESMET G., DE VRIENDT - MORES R., Een merkwaardig detail op een menukaart. In: Gendtsche Tydinghen, Gent, 2008, jg. 37 nr. 5, p. 318-321. 17. Société Royale d’Agriculture et de Botanique de Gand, Catalogue de la XVe. Exposition internationale d’horticulture, 18 au 26 avril 1903. Gent, C. Annoot-Braeckman, Ad. Hoste (succ.) 1903. 18. Jules Cornet, ° St.-Vaast 4 maart 1865, + Mons 17 mei 1929. Hij nam als geoloog deel aan een paar expedities in Katanga en Kongo. Hij doceerde ook een tijdje te Gent. Van zijn hand verschenen heel wat publicaties over zijn vakgebied. 19. Le Bien Public d.d. 19-4-1916: overlijdensbericht Elise Dubrulle i.p.v. Eloyse Dubrul. 20. Gand: Oeuvres de philantrophie et de dévouement pendant la guerre ’14-’18. Gent. Hoste

445


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 446

GENTSE MEMORIEDAGEN: 1-2-3-4-5-6 NOVEMBER

1 November 1255 Saint-Louis komt aan in Gent. Neen, geen heilige, wel Louis IX (1214-1270), Koning van Frankrijk. Het onthaal alhier is van dien aard dat hij, vrezend voor zijn leven, het zo vlug mogelijk aftrapt.

1 November 1577 Ryhove gaat over tot de oprichting van een “Comité der XVIII”. Dit vormt het begin van het Calvinistisch Bewind.

1 November 1700 Dood van Karel II, Koning van Spanje. Deze zoon van Filips IV werd geboren in 1660. Francisco de Castel-Rodrigo legde voor hem de eed af op de Vrijdagmarkt op 2 Mei 1666.

1 November 1760 Geboorte van Gravin Marie-Madeleine-Isabelle Rodriguez d’Evora Y Vega. Zij was de vrouw van Jean-Baptiste d'Hane-Steenhuyse. Zij overleed op het Kasteel van Leeuwergem op 11 Juli 1842.

1 November 1796 De monniken worden verjaagd uit de St-Pietersabdij.

1 November 1798 Openbare verkoop van de Jezuïetenkerk.

446


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 447

1 November 1816 Het was sedert eeuwen een gevestigde traditie dat op Allerheiligen de grote klok van het Belfort 3 maal luidde. In 1816 schafte het Stadsbestuur deze ancestrale gewoonte af, onder voorwendsel dat de Hollandse regering de vrijheid van godsdienst had uitgeroepen en dat het luiden van de klok van het Belfort tegen dit vrijheidsprincipe zou indruisen.

1 November 1859 Geboorte van Architect Emile De Weerdt. Hij maakte o.m. de plans van de “Nieuwe Circ” die in 1895 gebouwd werd en ook verschillende woningen op de Parklaan. In 1897 stelde hij, samen met Armand Heins en A. Bruggeman, een plan op om de huizen op de Vrijdagmarkt te herstellen en ze het uitzicht te geven dat ze hadden op het einde van de 18e eeuw. Dit was vanzelfsprekend veel te mooi om aangenomen te worden. Spijtig, had men het uitgevoerd dan zou Gent nu een ereplaats bekleden op de Werelderfgoedlijst. Nu zit het gevaar er dik in dat men de Vrijdagmarkt verder gaat verprutsen.

1 November 1884 Opening van het Oudheidkundig Museum in de oude kerk van de Vrouwebroers. De eerste Conservator was Hermann Van Duyse, een zoon van Prudens. De oorsprong van dit Museum gaat toch wel verder terug, het was immers een initiatief van de “Commissie van Monumenten en Stadsgezichten” om in 1833 een “Musée Historique Belge” te stichten. Het vond een onderkomen in de gebouwen van de Universiteit, maar verhuisde 5 jaar later naar het Stadhuis. In 1874 werd de verzameling overgebracht naar een beuk van de gewezen Baudelookapel die toen nog gebruikt werd door de Universiteitsbibliotheek. In 1884 werd het dan de Lange Steenstraat waar het Museum 41 jaren zou verblijven. En dan kwam het waar wij het tot voor kort kenden: in de Bijloke. Op deze locatie waren de werken nog niet af toen het officieel geopend werd in 1928 door de Hertog en de Hertogin van Brabant, anders gezegd de latere Leopold III en Koningin Astrid. “Les Amis du Vieux Gand” hadden er inmiddels voor gezorgd dat de ingang op de Godshuizenlaan een prestigieus uitzicht kreeg. Ze reconstrueerden er de 447


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 448

ingangspoort van het Oud Begijnhof. Deze poort werd in de 19e eeuw afgebroken, maar gelukkig werden de stukken zorgvuldig bewaard. Zonder chauvinisme mogen wij zeggen dat dit het rijkste Oudheidkundig Museum van ons land is. De verzameling bood aan de bezoeker een overgrote en bewonderenswaardige verscheidenheid aan: reconstructies van Gentse interieurs uit de 17e en 18e eeuw, ijzerwerk, wapens, oude klederdrachten, merkwaardige zalen gewijd aan oude ambachten en de wapengilden. Te veel om op te noemen, maar alles even interessant. Spijtig genoeg lag dit museum niet op het toeristisch circuit en in tegenstelling wat nu gebeurt voor het STAM, er werd nooit de minste propaganda voor gemaakt.

1 November 1970 Dood van de beeldhouwer Gustaaf Van den Meersch(e). Hij werd geboren op 21 Maart 1891. Studeerde aan onze Academie en werd later Directeur van de Academie van Aalst. Hij was een leerling van o.a. Delvin, Van Biesbroeck en Geo Verbanck. Enkele van zijn werken: het gedenkteken aan Oswald de Kerchove de Denterghem, het grafmonument van Jef Van der Meulen, het standbeeld van Jan Palfyn, het borstbeeld van Tom Simpson in de velodroom.

2 November 1223 Dood van Henri II, de 41e Abt van de St-Baafsabdij. Hij naam deze functie waar vanaf 1212.

2 November 1339 Eerste bijeenkomst van Jacob Van Artevelde met Edward III in de St-Baafsabdij.

2 November 1588 Dood van Lindanus, de 2e Bisschop van Gent. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2005 - N°4 - p.256

2 November 1796 De Augustijnen worden verjaagd uit hun klooster. 448


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 449

2 November 1814 Na het faillissement van Lieven Bauwens wordt zijn fabriek in de Chartreuzen voor een spotprijs verkocht aan de Gebroeders Bossaert.

2 November 1853 De twee grootste klokken worden opnieuw in het Belfort geplaatst.

2 November 1864 Geboorte van Oscar Roels. Zie in ons vorig nummer onder 29 oktober.

2 November 1918 De Duitsers doen de installaties van het St-Pietersstation in de lucht vliegen.

2 November 1924 Geboorte van Leon De Waegeneire, anders gezegd van de muzikant, showman, orkestleider en humorist, Leo Martin.

Leo Martin 1924-1993

449


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 450

Hij was een uitstekende clarinetist die een klassieke vorming genoten had aan het Gents Conservatorium. Hij zat aanvankelijk in het orkest van Willy Rockin van wie hij de dirigeerstok overnam. Hij was een graag geziene gast in de “Ancienne Belgique”, zowel in Gent als in Antwerpen. Hij speelde ook in het orkest van Boyd Bachman dat hij overnam en leidde van 1958 tot 1972. Hij heeft ook nog showavonden gegeven met Romain Deconinck in de “Minard”: “Hier spreekt men Gents”. Hij gaf zijn afscheid in de Casino op 1 Oktober 1972 en opende een zaak van fonoplaten in Gent, maar daarover had hij zich toch even verkeken, want zo iets was toch een veel te statisch beroep voor een actieve man die het contact met het groot publiek gewoon was; het duurde bijgevolg niet lang of hij stond weer op de planken met Gaston Bergmans. Het begin van een nieuwe, succesvolle carrière. Het merkwaardige was dat Leo zowel perfect Gents als perfect Antwerps sprak. Probeer dat maar eens, zéér weinigen zullen in zo iets slagen. Hij overleed in het A.Z. op 18 Maart 1993.

3 November 1299 Gui de Dampierre geeft het bestuur van het graafschap over aan zijn zoon Robrecht van Béthune en trekt zich terug in Rupelmonde.

3 November 1448 Inwijding van de kapel van het Groot Vleeshuis en van het fresco van Nabur Martins. Dit geschiedt in de aanwezigheid van Jehan Chevrot, Bisschop van Doornik en van Philippe Courault de Polignac, Abt van de St-Pietersabdij.

3 November 1796 De Predikheren worden verjaagd uit hun klooster.

3 November 1808 Baron Frédéric d'Houdetot volgt Faipoult op als Prefect van het Scheldedepartement. Hij werd geboren op 16 Mei 1778 en stierf te Parijs op 20 Januari 1859. Hij bezat de tolerantie en de uitstraling van zijn voorganger niet. Hij dierf of wou nooit het minste initiatief nemen. Hij was de perfecte uitvoerder en op dat gebied een toonbeeld van vlijt en stiptheid voor zijn oversten. 450


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 451

Het fresco van Nabur Martens

Tekening van de bestaande toestand in 1856 door Felix De Vigne

Reconstructie van het schilderij door Felix De Vigne

451


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 452

In 1813 werd hij getransfereerd naar de Prefectuur van Brussel.

3 November 1824 Dood van Jean Denis Brismaille, ook Brissemaille. Entrepreneur, architect van de Stad. In 1774 vergrootte en herstelde hij de St-Sebastiaansschouwburg. In 1779 kocht hij van de Oostenrijkse Regering een groot deel van het Gravensteen: “Verscheyde deelen voortyds gebruykt geweest hebbende tot de vergaderinge van den Raed van Vlaenderen, de Greffe, de Gevangenisse en de Conciergerie van denzelfden Raed alsmede een huys daernevens staende, alle zeer gedienstig tot de groote fabrieken.” De aankoop gebeurde op 23 December 1779 voor de som van 8.353 pond. Hij ging niet direct in op de wenk van de Oostenrijkse Regering om er een fabriek op te richten en vormde het tijdelijk om tot een soort arbeiderswijk.

3 November 1913 Officiële sluiting van de Expositie. Bij die gelegenheid geeft Pégoud twee demonstraties op het St-Denijsplein.

3 November 1950 In gebruikneming van een eerste gedeelte van het Sifferdok.

4 November 711 Dood van Albericus, de 6e Abt van de St-Baafsabdij. Hij was Abt sedert 704.

4 November 1544 Dood van Houckarius. Wie zou dat wel kunnen zijn? Niet meer of niet minder dan Eligius Van Hoecke, maar in zijn tijd was het de mode de namen te latiniseren, dat klonk immers veel voornamer. In 1496 promoveerde hij in Parijs tot Meester in de Wijsbegeerte. Later werd hij priester. In 1513 stichtte hij nabij de Zandberg een Latijnse school “In de Roose”. In zijn school liet hij zijn leerlingen toneeluitvoeringen geven van Latijnse stukken. Hij was leerling geweest bij de Gentse drukker Robert de Keysere. In 1514 had hij in Gent Erasmus ontmoet. 452


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 453

Bij zijn dood werd hij opgevolgd door zijn broer Pauwel.

4 November 1675 Brand in de O.L.V. Kerk op de Blandijnberg, tengevolge van een blikseminslag; 10 blussers sterven ter plaatse. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 1992 - N° 1 - p.33

4 November 1755 Het schilderij van Pierre-Jean Van Reysschoot dat Karel van Lorreinen voorstelt die de papegaai afschiet op de Kouter, wordt in het gildehuis van de StJorisgilde geplaatst.

4 November 1802 Er braken onlusten uit naar aanleiding van de loting. De dienstplichtigen door het lot aangeduid, ranselen de politiecommissaris af. De burgemeester en de schepenen die de werkzaamheden van de loting waren komen bijwonen, slaan ijlings op de vlucht.

4 November 1838 Wijding van Mgr. Delebecque. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2008 - N° 6 - p. 382.

4 November 1844 Stichting van het “Huis van Barmhartigheid”. Het was naast het klooster van de Theresianen. Het was een tehuis voor boetvaardige dochter! Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2005 - N° 5 - p. 298 e.v.

4 November 1888 Opening van het nachtverblijf in de Tinkstraat. De bedoeling was aan dompelaars, zwervers, daklozen, personen zonder bestaansmiddelen er gedurende de wintermaanden kosteloos een nacht te laten doorbrengen en hen ‘s avonds en 's morgens voedsel te geven. Deze zuivere filantropische instelling werd in 1888 gesticht door de Gentse 453


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 454

afdeling van de 2 jaar voordien opgerichte “Algemene Belgische Persbond”. Een merkwaardig initiatief van journalisten van verschillende politieke strekkingen. Er werd streng toegezien op de reinheid, het was er overal kraaknet en dat was een noodzaak. De kandidaat-slapers blonken over het algemeen niet uit door grote zindelijkheid en ze werden dan ook bij het binnenkomen onmiddellijk in een bad gestopt. Gedurende deze nuttige operatie werden al hun kleren in een ontsmettingsoven gestoken waarin microben en ongedierte een temperatuur van 130° meestal niet overleefden. Om 7 uur kregen de gasten een substantieel avondmaal in de verwarmde eetzaal. Om 9 uur was het dan de eveneens verwarmde slaapzaal waar zelfs een systeem ingebouwd was om de lucht te verversen. De volgende morgen was er de verplichte passage langs de waszaal, waarna iedereen nog een gamelle soep en een half brood kreeg. Op die manier hadden de meeste sukkelaars wat kunnen recupereren. Onnodig te zeggen dat deze instelling een groot succes kende, vooral bij de gasten van buiten de stad. Nog geen 10% waren Gentenaars en meer dan 10% waren Fransen. In het begin van deze eeuw kreeg het Nachtverblijf een toelage van de Stad van 1.000 fr. en een van 500 fr. van de Provincie. Voor de rest moest men het maar trachten te rooien met giften, iets wat nog lukte ook. Na een bestaan van meer dan een halve eeuw verdween het Nachtverblijf in de Tinkstraat gedurende de 2e Wereldoorlog. Velen dachten dat dit initiatief iets nieuws was. Ten onrechte , want vanaf de 13e eeuw waren er in de nabijheid van de stadspoorten zogenaamde “hospitalen” of “godshuizen” waar arme reizigers kosteloos de nacht konden doorbrengen. Deze instellingen werden onderhouden door bijdragen van bewoners van de gebuurte en door stichtingen. Zo had men het Hospitaal van St-Jan en Pauwel aan de Brugse Poort, het Hebberechtshospice aan de Kortrijkse Poort, het St-Jorishospitaal aan de Vijf Windgaten, het St-Annahospitaal aan de Antwerpse Poort en het St-Jacobsgodshuis aan de eerste Muidepoort. Als men ziet hoe er de dag van vandaag nog mensen in de winter moeten buiten slapen in een kartonnen doos, zou het misschien geen kwaad kunnen dat wij ons wat meer lieten inspireren door het verleden.

4 November 1920 Dood te Leuven van de Gentse componist en muziekpedagoog Paul Lebrun. Hij werd hier geboren op 12 April 1863. Hij studeerde aan het Conservatorium onder Samuel en Miry.

454


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 455

In 1885 componeerde hij een strijkkwartet dat bekroond werd door de Koninklijke Academie van België. In 1891 behaalde hij de Prijs van Rome met de cantate “Andromède”. Hij studeerde verder in Duitsland, Oostenrijk, Italië en Frankrijk. Na de dood van Miry in 1889 volgde hij deze op als leraar van muziektheorie aan het Conservatorium. In 1913 werd hij Directeur van het Conservatorium van Leuven en bleef dit tot aan zijn dood. In Gentbrugge werd een straat naar hem genoemd.

4 November 1969 Onthulling van een plaket Henri Van Daele in de Minard. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2005 - N° 1 - pp. 49-50

5 November 1595 Dood van Lambert Huberti. Deze Abt van de St-Pietersabdij kan men ook tegenkomen als Hubert Lambrecht, ook als Hubeert. Hij trad in functie in 1582. Daar de abdij met kerk door de 2e Beeldenstorm helemaal verwoest was, schreef hij een klaagbrief naar de Paus waarin hij vroeg de parochiekerk van St.Pieters over te dragen aan de Abdij. Wat de Paus dan ook deed. Maar de reactie in Gent en van de Raad van Vlaanderen was zo heftig, dat de Paus prompt deze maatregel introk.

5 November 1802 Besluit van de Prefect waarbij enkel nog de bedelaars die een speciale door het Stadsbestuur afgeleverde medaille op de borst dragen, op de openbare weg mogen bedelen.

5 November 1806 Eerste opvoering in Gent van Don Giovanni.

5 November 1885 De Lousbergsbrug stuikt in. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 1988 - N° 2 - p. 68

455


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 456

5 November 1897 Geboorte van Victor Stuyvaert. Deze schilder en graveerder studeerde aan de Academie alhier waar hij de le Prijs in Graveerkunst behaalde. Hij was, buiten leraar van houtsnijkunst aan de Academie ook tekenleraar aan het Atheneum. Hij werkte ook veel als illustrator. In 1972 werd er een tentoonstelling van zijn werken gehouden in het klooster van de Discalsen. Hij stierf op 2 April 1974 in het Institut Moderne. Op 6 November 1977 (80 jaar na zijn geboorte) werd er in het Museum Vander Haeghen een Kabinet Victor Stuyvaert geopend.

Victor Stuyvaert 1897-1974

5 November 1916 Dood van Mgr. Antoine Stillemans. Van 1889 tot 1916 was hij de 24e Bisschop van Gent. Zoals de meeste bisschoppen van Gent was hij geen Gentenaar. Hij werd immers op 10 December 1832 te Sint-Niklaas geboren als zoon van een simpele schoenmaker. Hij werd door de Paus benoemd op 26 September 1889. Hij was op dit ogenblik President van het Episcopaal Seminarie. Hij deed zijn plechtige intrede in Gent op op 27 Januari 1890. Hij maakte de weg vrij voor de christelijke arbeidersbeweging en was ook de stichter van het Technisch Instituut St-Antonius in de Holstraat.

456


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 457

5 November 1936 De Sleutelkensbrug tussen de Lange en de Korte Steenstraat wordt afgebroken.

6 November 1684 Geboorte van Olivier de Reylof. Hij liep college bij de Augustijnen en legde zich speciaal toe op de geschiedenis, de letterkunde, de wijsbegeerte en de godgeleerdheid. Hij is rijk en kan zich van jongsaf permitteren zich bezig te houden met zijn hobby, de letterkunde. Er kan geen discussie of openbaar dispuut over letterkunde plaatsgrijpen of de jonge Reylof is er bij. Op zijn 27ste laat hij zijn eerste Latijnse gedichten verschijnen. Ze moeten redelijk goed onthaald geweest zijn want enkele jaren later worden ze herdrukt. Dat Latijnse verzen in het Gent van toen goed verkochten, hoeft ons niet te verwonderen, het onderwijs in de colleges gebeurde immers in deze taal.

Hotel Reylof in de Hoogstraat

457


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 458

Alhoewel Reylof op 28-jarige leeftijd benoemd werd tot Baron, zou zijn naam nu waarschijnlijk totaal vergeten zijn, ware het niet dat hij in 1724 bij de Schepenen een verzoekschrift indiende als “proprietaris van sekere huyse ende erfve ghestaen en gheleghen op de Hoogstraete.” Hij vraagt dit huis te mogen afbreken en te vervangen door een nieuw. Het ontwerp ervan was van dien aard dat zijn verzoek onmiddellijk ingewilligd werd. Het werd een prachtig gebouw dat de geschiedenis zou ingaan als het “Hotel Reylof”. Zoals gezegd was de man rijk, want benevens zijn hotel in de Hoogstraat had hij ook nog een landgoed in Heusden, een huis in de lange Munt en prachtige tuinen aan Seles Kest. Rijke poëten zijn niet altijd goede geldbeheerders en Reylof had blijkbaar zijn financiële mogelijkheden overschat. Nauwelijks 3 jaar later was hij reeds verplicht zijn eigendommen zwaar te hypothekeren. Het mag daarom misschien verwondering wekken dat hij in 1731 benoemd werd tot stadsontvanger, een functie die hij zou blijven waarnemen tot aan zijn dood, 11 jaar later. Merkwaardig genoeg kweet hij zich zeer gewetensvol van deze taak, zó gewetensvol dat hij zijn eigen zaken totaal verwaarloosde, tot over zijn oren in de schulden geraakte en verplicht was zijn fraai hotel en zijn bibliotheek te verkopen. Hij verhuisde naar de Vlasmarkt waar hij op 13 April 1742 stierf. Bij een openbare verkoop kwam het Hotel Reylof in handen van Jozef Veranneman die het betrok tot in 1762. Het ging dan over op WillemJan Hamelinck, griffier van de Raad van Vlaanderen. Later werd het de woning van Advocaat Ronse. In 1961 werd het Hotel gekocht door een Luikse verzekeringsmaatschappij die het volledig en grondig liet restaureren. In 1992 werd het de eigendom van de “Christelijke Mutualiteiten” die het nu ook al weer verlaten heeft.

6 November 1734 Afschaffing van het Stapelrecht. Aldus kwam er een einde aan een privilegie dat Gent onvoorstelbaar veel heeft opgebracht. Krachtens dit recht moest ieder schip bevracht met graan en varend op de Gentse waterlopen, “tusschen brugghe” aanleggen en er 1/4e van zijn lading afzetten. “Tusschen brugghe” was destijds de haven gelegen tussen de Grasbrug en de St-Michielsbrug. Dit graan werd 1 à 2 weken gestapeld, waarna het voor rekening van de eigenaar openbaar verkocht werd op de Korenmarkt aan de ingezetenen van de stad. Het was dus geen echte confiscatie zoals sommigen menen, maar wegens de wet van vraag en aanbod was het graan altijd uiterst goedkoop in Gent en hoefde men, zelfs in periodes van schaarste, niet te vrezen voor hongersnood.

458


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 459

De Schepenen hadden dit stapelrecht ingevoerd “ten fine de stede van Ghendt tallen tijde blijven zoude voorsien ende gestoffeert van convenabele quantiteit van coorne.” Dit recht zorgde voor een ongehoorde bedrijvigheid in de Gentse haven: niet alleen moest het graan gelost worden (wat een privilegie was van de pijnders), maar het moest ook gemeten worden (wat dan weer een monopolie van de graanmeters was). Verder moest het ondergebracht worden in stapelhuizen. Veel Gentenaars menen dat al dit graan gestapeld werd in de Spijker op de Graslei. Daar werd inderdaad graan gestapeld, maar ook nog in meer dan 200 stapelhuizen. Men kan zich bijgevolg voorstellen welk enorm voordeel heel dit artificieel gedoe voor Gent meebracht. Onnodig te zeggen dat, buiten de Gentenaars zelf, niemand bijzonder ingenomen was met dit stapelrecht. Men heeft het dan ook steeds met hand en tand moeten verdedigen en ... al eens wat water in de wijn doen. Zo in het begin van de 15e eeuw, toen door de verdieping van de Ieperlee, een deel van de graantrafiek aan Gent dreigde te ontsnappen, werd het stapelrecht van 1/4e herleid tot 1/6e. Niet alle granen waren onderworpen aan het stapelrecht: enkel tarwe en rogge. De zeer talrijke brouwers die destijds onze stad bevolkten, voelden er veel voor om ook gerst aan een “civiel prijsje” te kunnen kopen en deden langs hun neus weg fijntjes opmerken dat, moest er ook stapelrecht op gerst komen, het bier misschien wel zou kunnen afslaan. Dergelijke argumenten hebben altijd een zeer diepe indruk gemaakt op de Gentenaars en ook de Schepenen bleven niet ongevoelig voor deze interessante gedachtengang. Zij bezweken voor een dergelijk overtuigend betoog en ... de gerst werd er bij geplaatst op het lijstje.

6 November 1792 De Slag van Jemappes. Hij werd gewonnen door de Fransen onder leiding van Generaal Dumouriez op de Oostenrijkers onder leiding van Clerfayt. Dit was het begin van de eerste Franse bezetting.

6 November 1796 Al de eigendommen van de godsdienstige gemeenschappen worden door de Fransen geconfisqueerd.

459


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 460

6 November 1804 De School van Geneeskunde wordt heringericht door Faipoult.

6 November 1821 De Engelse Koning George IV brengt een bezoek aan Gent. Hij wordt verwelkomd door de Gouverneur, de Burgemeester en de militaire bevelhebber.

6 November 1876 Aanvang der leergangen van het Conservatorium in de gewezen Kulderschool, na de verhuis van uit het Stadhuis.

6 November 1885 Geboorte van Emiel Poetou. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 1995 - N° 4 - pp. 211-216 Hugo Collumbien

460


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 461

PLECHTIGE EXECUTIE VAN GENERAAL - MAJOOR ELLENBERGHER BUITEN DE DAMPOORT

(30 november 1695) Toen de Engelsen, na de troonsbestijging van Willem III van Oranje verenigd met de Hollanders, zich tegen het einde van de jaren 1600 begonnen te verzetten tegen de veroveringszucht van Louis XIV (Liga van Augsburg, 1686), startte een nieuwe episode van de al decennia lang aanslepende oorlogsellende in onze contreien. In de krijgsgeschiedenis staat die bekend als de Negenjarige Oorlog (1688 – 1697). Willem, aartsvijand van de zonnekoning, mengde zich persoonlijk in de zaken van de formeel nog Spaanse Nederlanden, het huidige België. Hij bekwam van Madrid dat de te zwakke gouverneur - generaal Castagnaga vervangen werd door Maximiliaan Emmanuel van Beieren. Huurlingentroepen in dienst van de Engelse kroon gingen de Spaanse effectieven versterken. Dit is niet zo maar een detail uit onze militaire geschiedenis. Zonder deze tussenkomst waren we toen, of even later tijdens de Spaanse Successieoorlog, Fransen geworden. Voorlopig verliepen de krijgsverrichtingen nog meestal in het voordeel van de Franse koning. Hoewel de steden erg getroffen werden - 1695 was het jaar van het beruchte bombardement van Brussel door Villeroy - leed vooral het platteland ongelooflijk zwaar onder plunderingen en brandschattingen. Eind juli gaf het garnizoen van Diksmuide onder leiding van de Deense generaal Ellenbergher de stad in handen van de Fransen. Dat zou de bevelhebber duur te staan komen. Op 28 november werd hij ter dood veroordeeld wegens hoogverraad en de veroordeling werd bevestigd door de Engelse koning in wiens dienst hij en zijn troepen stonden. Ellenbergher werd op dat moment gevangen gehouden te Gent in een luxeverblijf: de herberg de Gouden Appel aan de verdwenen Appelbrug (nu Design Museum in de Jan Breydelstraat – zie afb.). Frans De Potter somt in zijn Gent van den oudsten tijd tot heden op welke heren er zoals verbleven, beginnend met het gevolg van Willem de Zwijger (1577) en met, inderdaad, Jan Antoon Ellenbergher, bevelhebber van de Deense troepen in 16951. Een vermoedelijk getrouw relaas van wat er toen gebeurde werd kort na de executie door een Hollandse uitgever gepubliceerd in het Frans, in die tijd een courante praktijk. Op 30 november, dag van zijn executie, steeg generaal - majoor Ellenbergher aan De Gouden Appel in een karos. Hij werd vergezeld door zijn neef, kapi461


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 462

In 1695 had De Gouden Appel anno 2009 aan de oude Breydelstraat (nu Jan Breydelstraat) bij de vroegere Appelbrug over de verdwenen Houtlei, nog niet zijn huidige uitzicht. Hoewel toen al enkele decennia samengesteld uit drie oudere herbergen, de Casant, de Cleene Gulden Appel en de Grote Gulden Appel, kreeg het huis zijn huidige imposante uitzicht pas in 1754 -1775. Het werd voltooid door de linnenhandelaar Ferdinand de Coninck en staat sindsdien bekend als Hôtel (particulier) de Coninck. In 1920 werd dit stadspaleis omgevormd tot Museum voor Sierkunsten (nu Design Museum). Hoe het er uit zag in Ellenbergher’s tijd weten we niet. Hier en daar bleven oudere elementen bewaard. Zo ondermeer een haard in renaissancestijl, te dateren ca. 1700, in de kelder aan de binnenplaats (foto Dienst Stadsarcheologie, Gent). Niet onmogelijk dat de onfortuinlijke generaal hier zijn laatste nacht doorbracht ... (bouwhistorische gegevens ontleend aan Gagelmans, N., Het Hotel de Coninck. Erfgoedmemo nr. 31, Gent, 2008).

tein Ellenbergher, een bevriende officier en een protestants hervormde dominee. Geëscorteerd door 400 soldaten te voet en 40 ruiters werd de koets tot buiten de Dampoort geleid. Daar, op de executieplaats, stonden vier bataljons Deense troepen opgesteld. Onmiddellijk na zijn aankomst liet de generaal via zijn neef informeren of de beul klaar stond en hij liet aan deze zes gouden Louis munten overhandigen met de vraag zijn plicht goed uit te voeren. Onpasselijk geworden liet de veroordeelde zich uit de koets helpen en hij bekloeg zich over het feit dat men hem onterecht beschuldigd had met de vijand samen te heulen en voor verrader hield. Om de aanwezigen uit die waan 462


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 463

te helpen, vroeg de generaal hen een ogenblik geduld te oefenen en een kleine verklaring te aanhoren. Hij liet die heel luid voorlezen door de man die krijgsauditeur van zijn regiment geweest was. De teneur daarvan was als volgt Staande op de plaats waar de dood hem wacht en voor het aanschijn van God, verklaarde hij, Jan Antoon Ellenbergher, dat hij nooit enige slechte intentie had jegens de koning van Brittanië. Hij had nooit met de Fransen gecorrespondeerd en nooit van hen geld ontvangen voor de overgave van Diksmuide. In dat alles was hij zo onschuldig als een kind in de schoot van zijn moeder. De waarheid daarvan kon hij verzekeren op zijn zieleheil. Voor andere ‘accidenten’ onderwierp hij zich graag aan de doodstraf. Hij wenste dat hij met zijn leven en zijn bloed alle onrust en ongeluk kon afwenden van de legers van Zijne Majesteit. Aan de wapens van de hoge geallieerden wenste hij onophoudelijke zegen te land en ter zee en een complete overwinning op de vijand. Na die lectuur zei Ellenbergher dat hij zou sterven als eerlijk man en niet als een verrader. Hij liet enkele gebeden opzeggen en nam afscheid van de toeschouwers. Hij nam zelf zijn halsdoek en zijn pruik af en zette een nachtmuts op, hielp zijn kamerknecht bij het ontbloten van zijn schouders, het afdoen van zijn hemd en lijfrok in gepaste rouw. Zonder enige emotie te tonen en zonder van kleur te veranderen, liet de generaal zich neer in een armstoel bedekt met zwart, geplaatst op een tapijt van dezelfde kleur. Hij verhief zijn ogen en ontving op die wijze de dodelijke slag, zeggende: Jesus, ik leef, ik sterf. Ellenbergher was 58 jaar oud. Men zegt dat hij van gewoon soldaat opklom en alle graden verwierf om het tot generaal - majoor te brengen. Het was de allereerste keer dat hij voor een oorlogstribunaal terecht stond. Nooit eerder was hij veroordeeld. Zijn lichaam werd met de kleren waarin hij geëxecuteerd was in een kist gelegd en op een kar bedekt met zwart, gevolgd door zijn officieren, naar Sas van Gent vervoerd om er begraven te worden. Luc Devriese

1

2

De Potter, F., Gent van den oudsten tijd tot heden. Deel 7, Gent, 1983, p. 221-222. De Potter vermeldt heel kort het verblijf van Ellenbergher in De Gouden Appel en zijn executie, maar hij linkt die niet aan elkaar. Lettres historiques contenant ce qui se passe de plus important en Europe. Tome VIII. Juillet – Décembre 1695, Den Haag (1695), p. 676-679. Exemplaar in de Gentse Universiteitsbibliotheek raadpleegbaar via Google – boeken. Zoeken op Ellenbergher 1695.

463


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 464

De precieze plaats wordt niet gespecificeerd. De Dampoort of Antwerpsepoort stond in die tijd aan de Dampoortstraat ter hoogte van de Warandestraat. Even verder herinnert de Pilorijnstraat aan het Antwerpenplein nog aan de schandpaal van de Sint-Baafsheerlijkheid die daar stond. Minder waarschijnlijk is dat de generaal naar de galgenberg van diezelfde heerlijkheid (toen ter hoogte van het huidige Hospice ten noordoosten van de Quinten Metsijsstraat) gevoerd werd. Galgen en galgenvelden waren schandelijke plaatsen vooral bestemd voor dieven en rovers. 4 Als lutheraan was het niet mogelijk om in Spaans-Nederlandse grond eervol begraven te worden. Daarom werd het lijk net over de grens naar Sas van Gent in de Bataafse republiek gevoerd. 3

BESCHEMLEDEN 2008

Edmond Cocquyt (200) Fernand Van Quaquebeke (150) Michel Kalmar (120) Leon Martens (100) Marleen Verdonck (100) Willy Van Mossevelde (75) Walter Abbenbroek (50) Jacques De Braekeleir (50) Raoul De Clercq-Rasschaert (50) AndrÊ De Schepper (50) Philippe Hebbelynck (50) Guy Namurois (50) Gustaaf Nicaese (50) Pierre Plum-Doof (50) Françoise Van De Vyvere (50) Hubert Van Hoorde (50) John Van Schil (50) Philippe Verjans (50) Jean Walraedt (50) Jacqueline De Reuse (40) Edgard Ossieur (40)

Patrick Peperstraete (40) Van Der Stock-De Blauwe (40) Ludo Vereecken-Wustefeld (40) Philippe Willemot (40) A.J. Impens (35) Bert Destoop-Dhaene (35) Willy Tijs (35) Guy Baert-Declerck (30) Jean-Pierre Boone (30) Regina Broekaert-Blondeel (30) Marc Coucke-Negroni (30) Lucien Detemmerman (30) Didier Eechaudt (30) Bernard Hebbelynck-Brunin (30) Dirk Jurrjens (30) Eric Lacroix (30) Roland Marlier (30) Frank & Lilian Meert-Calle (30) Michel Noppe (30) Marie-Christine Rogiest (30) Emiel Rombaut (30)

464


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 465

Freddy Van Vlaenderen (30) Pierrre Vandersmissen (30) Lucien Vermaele (30) Bernard Cruyt (26) Denise Baete-Raman Jean Bertrand Guy Beyaert Martine Beyz Adolf Bucqué Raoul Buysse Laurent Claeys-De Paepe Hugo Collumbien Louis Daens Frans De Bleecker Erik De Keukeleire J.A.L. De Meyere Herwig De Munnynck-De Vuyst Jan De Vleeschouwer-De Turcq Herman Delaunois Guido Demeulenaere André Depoorter Willy Diegenant-Dhont Raphaël Dobbelaere Michel Driege Alexander Evrard Carlos Fassin Fiscina BV/BVBA - P. Rombaut Luc Glibert Freddy Hoste Jacques Huys Philippe Kluyskens Jean-Pierre Leirens Jean-Paul Leyseele Patrick Lybaert Alain Malschaert Jean-Paul Marchal Huguette Mast Luc Moortgat-Spanoghe J.-P. Peckstadt Gaston Poelman

Marie-Louise Praet-Martens Mark Rummens Diane Sarteel Christian Scheiris Franciscus Simons Peter Sorgeloose Jean Steenbrugge Bob Stevens-Dutry André Thoonen Pierre Uytterhaegen Kamiel Van Acker Robert Van Bocxstaele Roland Van Bocxstaele Eric Van De Velde Diane Van Den Abeele-Welvaert Pierre Van Eeckhaut Willy Van Eeckhoutte Antoine Van Goethem Marc Van Hauwermeiren Marc Van Hoecke Guido Van Renterghem Willy Van Trappen André Van Wynsberghe Ignace Vandenbossche Fernand Verheggen Nelly Vermeersch Nicole Vershoore R. Versteele Luc Vervliet Jean Vincent-Van De Putte Zeeuwse bibliotheek

465


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 466

STEUNENDE LEDEN 2008

Ann Bultinck (20) Marcel Cambier-Morelle (20) Lucien Casteels (20) Georges Claeys (20) Achiel De Cloedt (20) Regina De Ruyck (20) De Schaepdrijver-Caenpeel (20) Marie-Jeanne De Smet (20) Roger De Smet (20) Willy Devogelaere (20) Luc Devriese-Okerman (20) Paula D’Haen (20) Jean Dhaene (20) Karel Doornaert (20) Pierre Eeckman (20) Leon Friant (20) Guy Kint-Steegers (20) Jacques Lataer (20) Jacques Lavrillé (20) Luc Lekens (20) Christian Puttevils (20) Jean-Pierre Roose (20) Francis Schmid (20) Guy Schrans (20) Liliane Van Bever (20) Laurent Van Bossele (20) Paul Van De Voorde (20) Lea Van Dijk-Vanhooren (20)

H. Meuleman-Gyselinck (16) Paul Antonis Lucien Audenaert Marc Bailleul Laurent Balcaen Herman Balthazar Robert Bernaert-Magel Pierre Blanckaert-Nicaes André Bonne Louis Boutmans Raymond Bové Etienne Braeckman Albert Braekman-Roegiers Fernand Brossé Johan Bruinje Lucia Brumer-De Bruycker Guy Bruyneel Pierre Bruyneel André Buysse Jan Capoen Jean-Pierre Carels Georges Casteleyn M. Cerulus-Van Gaever Christiaens-Buyle Walter Claeys Marc Claeys-De Waele Anne Cocriamont Henri Coessens Hilde Cogen Guy Coryn-Vercruysse Willy Damman-De Jonghe Dirk De Backer August De Baets Luc De Broe Guido De Bruyker Eric De Buck

Daniël Van Ryssel-Da Costa Pedro (20)

Stefaan van Schoor-De Coninck (20) Gustave Veeckman (20) André Verbrugghen-Beyaert (20) Michel Voortman (20) Fritz Wulffaert (20) Christiane Chauvin-Meganck (16) Beatrijs Ediers (16)

466


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 467

Bertolf De Carne François de Clippele Robert De Kezel Guy De Maertelaere Bernadette de Meyer Rosalie De Meyer Eric De Meyere-Van Houcke Robert De Moyer André De Mulder Luc De Paepe Guy De Ridder Robert De Rudder-Stevens Joris De Schepper Joseph De Schepper Antoon de Schryver Xavier De Schryver Laurent De Schuyter-Mahieu Michel De Smet Willy De Smet Gaston De Smet-De Jonckheere Luc De Smul Maurice De Strooper Lodewijk De Vos Georges De Vreese-Verberght De Wispelaere-Vanhauwaert J.M. De Wulf Jean-Pierre Debergh Willy Debunderie Erik Dekeyser Adolf Delantsheere Gilbert Delaruelle Jules Demeyer Raymond Demeyer-De Ruyck Leon Deproost Emilienne Derdijn Monique Derudder Ginette Desmet Paulette Devloo-Sonneville Pierre Devos Inge Dewulf

Gustaaf D’Hondt D’Hondt Juliana D. D’Hont-Dhaese Luc Dierckx Robert Dimiaux-Ponnet Jacques Discart Rudy Duprez-Rogier Freddy Durinck Hilde Durnez Paul Eeckhout Gontran Ervynck Ernest Eylenbosch Yvan Fonteyn Philippe Genbrugge Jacques Germanus Alfons Gistelinck Valerie Godu Thierry Goetghebuer Fernand Goethals Philippe Gombault Jacques Hebbelynck Achiel Hellinck Roland Heughebaert-Schotte Guy Himschoot Nadia Hublé-Vankenhove Jacques Huygebaert Eric Jaegers Rigobert Janssen-De Weirdt A. Janssens-Van Der Vennet M.-J. Keppens-Dentandt André Kint Roger Lacquet Marcel Leeman Ghislain Lehoucq Gilbert Lelubre Leon Lemaitre André Leys Jacques Lievens Leon Lippens Gilbert Lodrigo

467


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 468

Roland Loys Robert Lybaert Aline Maenhaut Marc Manesse Jean-Marie Marchand Marc Maresceau Jean-Claude Martiny Irène Maryns-Vandeweghe Paul Mauquoy Klaus Metelmann André Michiels Henri Minnaert P. Neirinckx Neslany G.-Speyer S. François Nowé Frank Ödberg Lucien Ongena Karel Ossieur René Parasie Julia Pauwels Daniël Peeters-Rouneau Monique Peeters-Verlinden

Marc Smet Jan Sorgeloose-Massanet Pieter Spanoghe Roger Spilthoorn Alphonse Tanghe Alfred Temmerman Georges Thysbaert-Van Oost Jacques Tielemans Serge Tollenaere Leon Trivier Daniël Uyttendaele Marc Uyttenhove J. Van Beveren-Oosterlinck Maria Van Beylen Charles Van Bignoot Roger Van Bockstaele Andrea Van Caneghem Roger Van Damme Roland Van Damme Jacques Van De Calseyde Jos Van Den Borre Elly Van Durme Jacqueline Van Frachen Eddie Van Haverbeke-De Keyser Etienne Van Hecke Frank Van Hyfte Diana Van Lierde Oscar Van Mol Daniël Van Poucke Anne Van Rentergem Jean-Paul Van Severen Julien Van Severen Marc Van Speybroeck Beatrice Vancraenest-Mulert Godelieve Vande Casteele Erik Vandenbroele Pierre Vander Haeghen Marcel Vander Straeten Vanderstraeten-De Reuck Pierre Vandevoorde

Lidwina Peirtsegaele-Uytenhove

Erwin Penning-Van Den Berghe Wilfried Pieters Edmond Piscador Erik Platteeuw Jacqueline Podeveyn Jean-Pierre Quintyn André Raman Christian Roels Erik Rogier-Joliet J.-P. Rooms André Rottiers-Souwerk Marc Ryckaert Daniël Sabbe Michel Sabbe Gaston Scharre Eric Schellinck Albert Sels

468


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 469

Elza Wauters-D’Haen Frank Weewauters Lieven Werbrouck Julien Wieme-De Vos Roland Wissaert Didier Zels Jan Zwaenepoel-Van Poucke

Norbert Verhasselt-Lamotte Van Zel

Gilbert Verheggen Francine Verloove Etienne Vermeulen Etienne Verschraegen Gerard Verspeeten Ivan Vervenne Albert Vispoel Pierre Vlieghe

Wij verontschuldigen ons nu reeds, mochten wij een weldoener niet vermeld hebben. Sedert het aftreden van onze onovertreffelijke AndrĂŠ Verbeke, die wij hierbij nogmaals danken voor het vele werk, trachten zijn opvolgers de knepen van het vak onder de knie te krijgen. Tot slot willen wij opmerken dat een vijftal leden hun bijdrag betaald hebben wier naam en adres niet op het formulier stond dat wij van de Bank van de Post ontvingen.

VRAAG EN ANTWOORD

Vraag van de heer A. K. Evrard: Toevallig wel, zag ik als eerste slachtoffer bij het verlaten van Gent op de (verplichte) dompeltocht naar Frankrijk in mei 1940, een dood paard dat dwars over de weg lag; dit beeld trof me als 16-jarige. Nu is mijn vraag: heeft men er enig idee van, hoeveel onschuldige paarden er in de twee wereldoorlogen onder schrikkelijke omstandigheden moeten omgekomen zijn? (En dan denk ik o.a. aan het trekken der kanons aan den IJzer, aan de moordkuilen van de Somme en Verdun, en aan het hopeloos vastlopen der wagens in sneeuw en slijk aan het Oostfront.)

469


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 470

GENT, MINDER BEKENDE EN OF VERDWENEN LOCATIES

Gent is een architecturaal rijke stad en bezit een groot aantal monumenten en historische gebouwen uit alle historische tijdvakken en stijlperioden. Bovendien bezit Gent ook een groot aantal sites waar vroeger andere gebouwen hebben gestaan, evenals eerder onopvallende gebouwen en locaties, waar nagenoeg iedereen achteloos aan voorbijloopt, en die voor de toeristen totaal onbekend zijn. Het is de bedoeling precies deze gebouwen en locaties opnieuw onder de aandacht te brengen. Vele zijn de moeite waard er toch eens te gaan naar kijken en, indien verdwenen, er toch eens te blijven mijmeren over wat hier vroeger gestaan heeft en wat daarmee gebeurd is. Het is niet altijd de "grote" geschiedenis" die zich hier heeft afgespeeld, maar sommige plaatsen hebben voor kleine of grote groepen mensen toch een niet onbelangrijke rol gespeeld. Hoeveel gezinnen hebben niet in houten barakken gewoond? Hoeveel mensen zijn op de Kuiperskaai en in de Chalet du Sud niet gaan dansen? Wie heeft nooit door de Donkersteeg gewandeld? Dat veel van die gebouwen verdwenen zijn. Het is jammer, maar het is zo! Dat veel andere verbouwd zijn en een nieuw leven zijn begonnen, het had erger gekund en het mag tot tevredenheid stemmen dat er respect bestaat voor ons architecturaal erfgoed. Dat is jammer genoeg niet altijd het geval geweest en het verleden, ja zelfs de eigen tijd, heeft zich vaak ongenadig en onbarmhartig getoond ten overstaan van wat voorgaande generaties hadden gebouwd en eeuwenlang hadden in stand gehouden. Gelukkig is het tij ondertussen aan het keren en van het respectloos slopen van wat de moeite waard is bewaard te blijven, zal in de toekomst hopelijk geen sprake meer zijn. Onze nakomelingen moeten niet alleen het Hotel Faligan op de Kouter als exponent van de adel kunnen zien, maar ook een beluik waar generaties arbeiders in armoedige omstandigheden hebben geleefd. DaniĂŤl Van Ryssel

Barakken of houten noodwoningen Alhoewel er tijdens de Eerste Wereldoorlog te Gent zo goed als geen woningen werden verwoest, had de vier jaar durende bouwstop tijdens de oorlogsjaren het reeds bestaande tekort toch aanzienlijk doen toenemen. In de naoorlogse jaren werd de bouw van nieuwe woningen ten zeerste bemoeilijkt door

470


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 471

Pretoriastraat, barak

Dracoenastraat

471


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 472

de schaarste aan bouwmaterialen en de hoge lonen van de bouwvakkers, die in de verwoeste gebieden zeer gevraagd werden voor de wederopbouw. Bovendien hielden de huishuurwetten de huurprijzen van bescheiden woningen kunstmatig laag en dat betekende een rem op de particuliere bouw van huurwoningen. Door dat tekort aan woongelegenheid kon het schepencollege er niet toe overgaan beluiken, zelfs in slechte tot zeer slechte staat, onbewoonbaar te verklaren en te laten ontruimen. In 1920 stonden er te Gent 38.789 huizen, waarvan 6.411 beluikhuisjes. Daarin woonden 21.336 personen, of 13 % van de Gentse bevolking. Verder lagen er in Gent ook nog 26 woonschepen en stonden er 30 woonwagens. De stad stelde al zijn hoop op de Gentsche Maatschappij der Werkerswoningen om nieuwe bouwprojecten uit te voeren. De gemeenteraad besliste zich aan te sluiten, net als Antwerpen, Luik en Brussel, bij het Nationaal Materialenkantoor, dat als doel had in het groot aankopen en het produceren van bouwmaterialen, om deze aan kostprijs aan haar leden door te verkopen. In 1921 werd een Bijzondere Commissie van den Woningennood opgericht om over voorlopige en definitieve woningen te discussiëren: opeising? inkrimping van de stadsdiensten om gebouwen vrij te maken? goedkoop aanbieden van loten stadsgrond? belasting op ongehuwde of alleenstaande mannen? In december 1922 werd een krediet van 50.000 F uitgetrokken om een aantal barakken van het Koning Albertfonds, die na twee à drie weken al konden bewoond worden, te huren en er zelf een aantal te bouwen. In 1923 schatte men in Gent het woningentekort op 4.000. Het nieuwe college, met als verantwoordelijke voor weldadigheid de socialistische schepen Cnudde, voerde een echte woningbouwpolitiek. Concreet voor de Gentse bouwpolitiek was er bovendien het feit dat het steeds moeilijker werd de barakken aan te kopen, waardoor het stadsbestuur met de rug tegen de muur stond en wel zelf moest bouwen. De barakken bevatten drie tot vijf kamers, en konden beschikken over een eigen gemak. Voor iedere vier barakken stond er een pomp. Door de lage huur waren die barakken zeer gewild. Uitgedreven Gentenaars en kroostrijke gezinnen kregen voorrang bij de toewijzing. Een bewijs van goed gedrag en zeden was noodzakelijk. In 1931 beschikte het stadsbestuur over 827 houten noodwoningen of barakken: - 203 in de Patijntjesstraat - 28 in de Maïstraat en de Dracoenastraat - 159 in de Ferrerlaan en Dahliastraat - 287 in de havenbuurt aan de Kleine Dok, de Afrikalaan en de Pretoriastraat

472


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 473

- 21 in de Ruststraat en de Ottergemsesteenweg - 6 in de Terdonk-Dries - 36 in de Motorstraat - 18 in de Gebroeders De Smetstraat - 51 in de Nettestraat - 18 in de IJsbloemstraat Na W.O. II bleven er nog 745 noodwoningen staan, die pas later, in de late jaren '60, geleidelijk werden afgebroken. De prijs voor de aankoop en overbrenging van een barak met drie kamers kostte 6.150 F in 1924, 7.200 F in 1925 en 9.000 F in 1927. De kosten om de noodwoning in orde te stellen kon oplopen van 350 tot 500 F. In de kostprijs van een barak rekende de stad ook de grondprijs mee (5.000 F), wat de prijs van een barak op 14.500 F bracht. In Gent werden in 1927 ook definitieve goedkope woningen gebouwd voor 21 tot 27.000 F. Het verschil tussen een definitieve woning en een barak leek op die manier niet erg groot, in ieder geval kleiner dan het in werkelijkheid was. DaniĂŤl Van Ryssel

Literatuur L. Meganck, Bouwen te Gent in het interbellum (1919-1939), onuitgegeven doctoraatsproefschrift, UGent, 2001-2002. Internet, Google.

473


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 474

QUIZ 2009

“ZOT ZIJN DOET GEEN ZEER, HET KRIEBELT EEN BEETJE”

Ik voel een hete lucht in mijn nek. Het is niet het lichte briesje in dit warme weer (30°), maar het gevoel van de talrijke kwiesers en aanverwanten, die op het einde van het jaar op de loer liggen om mij te veroordelen voor het minst aanstootgevend lettertje die zij met argusogen zoeken in mijn puzzel. Het is allemaal zo’n 22 jaar geleden begonnen met onze door de redacteur geweigerde vraag om te publiceren over muggen. Hij noemde ons – zonder scrupules – een “muggezifter” (G.T., 16de jg., p. 340). Toch bemerken we hier ook een evolutie, want met de vernieuwde spelling is dat inmiddels “muggenzifter” geworden. Voor mezelf is er nochtans hoop. Zoals alle afgeslachte Gentenaars (o.a. Jacob & Filips van Artevelde) heb ik mooie vooruitzichten, daar deze mensen meestal na hun dood vereerd worden met een monument. Inmiddels moet ik het maar zien te rooien en ik mag niet blauwen (= oude term voor spijbelen). Mocht de draagkracht hiervan toch te zwaar worden, dan heb ik toch reeds mijn voorzorgen genomen. Met die vooruitzichten ben ik al eens gaan kijken hoever men thans in Gent staat in de psychiatrie. Na een bezoek aan het museum van het Guislain-instituut ben ik heel wat geruster geworden. Ik draag dit jaar de puzzel op aan al die mensen, die in de geneeskunde zo veel inspanningen doen voor hun medemens. Je ziet dat er toch nog iets goed in mij zit, maar ik hou hier tevens rekening met mijn toekomst. Ik wil ook de horizon verruimen en heb er hier dan ook aanverwante wetenschappers bijgehaald. 1) Het zou meer dan onverantwoord zijn moesten we niet beginnen met deze hoofdgeneesheer (1828) van de Gentse krankzinnigengestichten. Deze hervormer ijverde voor een meer wetenschappelijke en humanere behandeling van de krankzinnigen. Hij wist zelfs een wijziging betreffende de wetgeving en de reglementering door te voeren, die ook in het buitenland navolging kende. Van zijn naam familie vragen we de tweede letter. 2) Heer verlos ons…, zoals ook deze heer deed. Deze chirurgijn en anatoom werd in 1695 opgenomen in het Gents chirurgijngilde, maar is vooral 474


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 475

3)

4)

5)

6)

7)

8)

bekend door zijn “lepels”, ook wel “ijzeren handen” genoemd. Van deze bekende verlosser vragen we de derde letter van zijn achternaam. Waar stond nu weer die mooie apotheek, waar is die naar toe en komt die nog ooit terug? Nu kan men er zichtbaar de pot op. Deze keer vragen we geen persoon maar de naam van een apotheek. De heer van Mariakerke, die de Coninck te rijk was, had aan zijn Gentse pand den Gouden Appel (aan de Appelbrug) een uitgang naar de aanpalende straat, die naast onze apotheek –in die periode nog getooid met een torentje- lag. De naam van deze zeer mooie apotheek begon met “Den Gouden…”. Kent u ook de zesde letter van het vervolg van deze naam die verwijst naar een apothekersvoorwerp. Deze in 1829 gepromoveerde doctor in de geneeskunde werd in 1835 benoemd tot docent van de Gentse universiteit en maakte zich omstreeks 1840 verdienstelijk tijdens de epidemie van tyfoïdale koorts. Bekend is tevens zijn aandeel van de Pharmacopoea Belgica Nova. Van zijn familienaam willen we de vijfde letter kennen. Deze hydrobioloog, doctor en historicus in de wetenschappen en de geneeskunde, was hoofd van het laboratorium voor de binnenvisserij op Java. Hij werd dan ook docent aan de RUG in de dierkundige systematiek en de dierenaardrijkskunde, vergelijkende ontleedkunde, de botanische en de etnografische aardrijkskunde, de volkenkunde, de algemene biologie en de fysionomie. Van zijn hand verscheen de Onderzoekingen over biogene kalkformaties. Zijn grootste verdienste is dat hij een hydrobiologische school stichtte, waarvan zijn werk voorgezet wordt aan verschillende Vlaamse universiteiten. Deze geleerde man, van wie we de voorlaatste letter van zijn familienaam vragen, schreef dan ook de geschiedenis van de hydrobiologie in België. Deze pedagogische broeder van O.-L.-Vrouw (Oostakker) promoveerde in de pedagogische wetenschappen met het proefschrift “De psychologie van het tekenende kind”. Hij was een groot voorstander van het totaliteitsonderwijs en voerde een nieuwe didactiek in op vlak van globaallezen, het werkelijkheidsonderricht, de natuurwetenschappen en het tekenonderwijs. Van zijn wereldse familienaam vragen we de laatste letter. Deze geneesheer, embryoloog en mycroloog was conservator van de vergelijkende ontleedkunde en preparator der fysiologie. Hij was samen met Edouard van Beneden de oprichter van de Archives de Biologie. Hij specialiseerde zich in de embryologische ontwikkeling van de amfibieën en de anatomie van de hogere zwammen. Van zijn familienaam willen we enkel maar de voorlaatste letter kennen. Deze leerling van Guislain zette zijn werk verder. Hij was de oprichter

475


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 476

(1869) van de Société de Médecine mentale en in 1870 van Association Médicale de Prévoyance. Deze psychiater stierf aan een besmetting door een lijkschouwing. U kunt zich afvragen waar lijkt dit nu op, maar wij vragen enkel maar de laatste letter van zijn achternaam. 9) Waarschijnlijk zit deze professor nu - als lid - met een bang hart de puzzel te doorgronden in de hoop dat we hem zullen overslaan. Brute pech noemt men dit, maar ere wie ere toekomt. Deze doctor in de genees- , heel- en verloskunde koos als specialisatierichting psychologie en werd in 1970 benoemd tot gewoon hoogleraar aan de Faculteit voor Psychologie en Pedagogische Wetenschappen aan de RUG. Voor zijn inzet van het uitwisselingsproject voor gehandicapte kinderen verkreeg hij in 1964 het ereburgerschap van de staat Texas. Hij ondernam talrijke initiatieven om het glorierijk verleden van Gent in ere te houden, door het plaatsen van gedenkplaten, het oprichten van monumenten en de talrijke publicaties over de Arteveldestad die o.m. verschenen in G.T.. Hij was zo begaan met het psychebeeld van de Gentenaars dat hij zelfs nog na 500 jaar het ziektebeeld wist te ontleden van Gents belangrijkste schilder Hugo van der Goes. Kent u de zesde letter van zijn voornaam? De persoon die we zoeken is de stamvader, die Aalst verliet en zich te Gent vestigde, om in de Arteveldestad een nageslacht met verdienstelijke familieleden te stichten. Hij was chirurgijn-barbier. Nadat hij de Ecole centrale de médecine had opgericht, werd hij bij de oprichting van de Gentse universiteit als één der eerste vier hoogleraren in de geneeskunde benoemd, met als leeropdracht de chirurgie en de verloskunde. Nadien bracht hij het tot doctor in de geneeskunde en de chirurgie en werd zelfs rector van dezelfde universiteit. En met de gevonden letterkens mag je nu de familienaam samenstellen van deze professor. Met deze puzzel bewijs ik tevens dat ik niet langer meer kwaad ben op mijnheer doctor, die mij destijds een jaar lang wijn en bier verboden heeft. Maar ja, toen was ik wel heel klein. De antwoorden worden iets later verwacht dan gewoonlijk: vóór 1 februari 2010 op het redactieadres: Groenvinkstraat 2, bus 201, 9041 Oostakker. De zondige en gezonde Quizmaster

476


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 477

BIBLIOGRAFIE

Een bijzonder interessant boek, uitgegeven door de VIAT, is “Bedrijvig Gent. Gent op geporseleinde kaarten”. Het dient tevens als catalogus voor de tentoonstelling die in het MIAT doorging tot 18 oktober jl. Een meer populaire term voor dit soort kaarten is “porseleinkaarten”. Dat is misschien minder correct, maar het spreekt gemakkelijker uit. Deze kaarten waren bijzonder fraai wegens het feit dat zij behandeld werden met loodwit. Ze werden gebruikt als visitekaartjes, wenskaarten en vooral reclamekaarten. Ze waren zeer populair in de periode 1840 tot 1865, wanneer men ontdekte dat loodwit toch wel een fameus vergif was en toen was het gedaan met de porseleinkaarten. De meer dan 360 afgebeelde kaarten gaan - op een paar uitzonderingen na - over reclamekaarten en geven ons een boeiend beeld van de handelsactiviteiten in onze stad in de 19e eeuw. De samenstellers hadden het uitstekend idee deze kaarten te klasseren volgens de aard der beroepsactiviteiten: hotels, herbergen, brouwers, ijzerwaren, kleermakers, schoenmakers, drogisten, blikslagers, vleeshouwers, enz. Weer een interessante aanvulling aan een stukje Gentse stadsgeschiedenis. Het boek heeft een formaat van 21 x 27 cm., telt 282 bladzijden en kost 20 Euro, iets wat voor een dergelijk boek een spotprijs is. Een aanrader. Te bekomen in het MIAT. In de interessante serie “Archiefbeelden Gent” is nu ook Deel 7 verschenen over het Westen en het Noorden. Het boek is ingedeeld in 4 wandelingen en daarin kan men zien en lezen wat men vroeger kon tegenkomen in Ekkergem, de Brugse Poort, het Rabot, de Bloemekenswijk, de Muide en Meulestede. Een 200-tal foto’s, afkomstig uit privécollecties, dus waarvan de meeste nooit gepubliceerd werden. De begeleidende tekst is van Philippe Bockstael. Zoals wij vroeger reeds opmerkten mag men, wanneer het oude foto's betreft geen al te hoge eisen stellen. Zijn veel foto's voldoende duidelijk, dan zitten er ook heel wat tussen waarvan wij denken dat het met de moderne technieken mogelijk moet zijn een duidelijkere reproductie te maken. Het boek heeft een formaat van 16,5 x 23,5 cm., telt 128 bladzijden en kost 19 Euro. Te bekomen in de boekhandel.

477


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 478

Onlangs verscheen een toch wel zeer merkwaardig boek getiteld “Islamitische ruimten in de stad. De ontwikkeling van gebedsruimten, moskeeën en islamitische centra in Gent.” Hierin gaat voor practisch alle Gentenaars een nieuwe, onbekende wereld open. Wist u dat er in onze stad niet minder dan 14 islamitische gebedsruimten, moskeeën en islamitische centra zijn? Dit boek, uitgegeven door de Academia Press, werd geschreven door Meryem Kanmaz, Doctor in de Politieke en Sociale wetenschappen. En aangezien wij minder vertrouwd zijn met vreemde voornamen, voegen wij er onmiddellijk aan toe dat het over een vrouw gaat. Zij verrichtte een uitgebreid onderzoek over de dynamiek binnen Marokkaanse en Turkse moslimgemeenschappen.. Het zal waarschijnlijk als een verrassing overkomen te vernemen dat 10% van de Gentse bevolking bestaat uit moslims. De meerderheid ervan bestaat uit ongeveer 15.000 Turken waarvan 2/3e de Belgische nationaliteit bezitten. Voor ons is moskee, gebedsruimte, islamitische centra allemaal hetzelfde. In dit boek wordt uitgelegd wat het verschil is tussen deze drie begrippen. Voor ons - niet ingewijden - dekt het woord moslim de gehele islamitische cultuur. In dit boek wordt ons duidelijk gemaakt dat dit toch wel een beetje te simplistisch is en dat heel wat nuances nodig zijn om tot de werkelijkheid te komen. Een Turkse moslim is niet identiek aan een Marokkaanse moslim. Het is interessant om eens een kijkje te kunnen nemen over wat er zich afspeelt achter de muren van deze moskeeën. Is het niet verbazend dat er over dit onderwerp een boek kan geschreven worden van een formaat van grosso modo 24 x 28 cm., dat 234 bladzijden telt en meer dan 100 foto’s bevat? Toch iets om er eens over na te denken. Academia Press, Prijs: 32 Euro. Te bekomen in de boekhandel. Vrij laat (maar beter laat dan nooit) willen wij de aandacht vestigen op het “Jaarboek XLV van “De Oost-Oudburg”. Het is niet te geloven: de stroom boeken die er de laatste jaren verschijnt over Gentse onderwerpen. Om de twee maanden krijgen wij van onze bibliothecaresse een serie boeken die het over Gent hebben ter recensie voorgelegd. Niet dat wij deze overvloed betreuren, integendeel, Daar zitten vaak serieuze kanjers tussen, en men moet dan maar - tussendoor - de tijd vinden om het allemaal te lezen. Vandaar soms grote vertragingen. In dit Jaarboek heeft ons betreurd lid Marcel Van der Straeten zich geworpen op de zes obiits die te zien zijn in de St-Amanduskapel. Luc Devriese en Frank Gelaude hebben het over “Schelde en Leie. Wie mondt uit in wie... en waar?”

478


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 479

Een ander Gents onderwerp dat ons zeer geboeid heeft is de 70 bladzijdenlange bijdrage van Kristel Wautier, Alexander Jonckheere en Danny Segers over Joseph Plateau (1801-1883) Ze wordt voorafgegaan door een kapittel over het ontstaan van de Gentse Universiteit en de problemen en de verwikkelingen die ontstonden door de scheiding met Holland. En dan wordt volle aandacht besteed aan Plateau. Dit is tot hiertoe de meest uitgebreide studie die wij gelezen hebben over deze uitzonderlijke wetenschapper. Sommigen vermelden dat zijn studies aan de basis lagen van het ontstaan van de bioscoop en denken dan dat het hoofdstuk Plateau afgesloten is. Maar dit is toch wel een beetje te simplistisch. Het mag dan waar zijn dat hij fundamenteel werk gedaan heeft op het gebied van de optische illusies en de animatie, maar dat was maar één van zijn studieobjecten. De man heeft veel meer gedaan en dat komt volledig tot uiting in deze bijdrage. Het “Cabinet Physique” van de Universiteit werd door hem uit de grond gestampt. en hij was onvermoeibaar bij het ontwerpen van wetenschappelijke apparatuur die hij ook liet maken. Hij reisde meermaals naar het buitenland (Duitsland, Londen, Parijs) om contact te nemen met collega’s, zich te documenteren over hun studies en toestellen aan te kopen voor zijn “cabinet” dat hij opgericht had voor het practisch onderwijs van zijn studenten. Zijn “Natuurkundig Laboratorium”, zullen wij maar zeggen, was een van de interessantste in Europa. Ook minder bekende aspecten van Plateaus privéleven kunnen wij lezen in deze bijdrage. En er wordt terecht veel aandacht besteed aan de vrienschappelijke relatie met zijn oude Professor - en ook wel beschermheer - Adolphe Quetelet. Dit Jaarboek kost 15 Euro voor niet-leden van deze kring. Bijkomende informatie is te bekomen op het telefoonnummer 09.228.64.55 H. C.

479


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:02 Pagina 480

DE STORSE OF DEN ONWILLIGEN CONFIDENT

Myne kamer heeft zigt op eene der voornaemste straten der stad; myne vensters zyn langs buyten met storsen (1) voorzien. Op zekeren avond van de maend july zat ik met myn venster open, achter de storsen waervan ik de berdekens (2) opgeschoven had, de frissche lucht te scheppen; het was reeds donker en ik had nog geen licht: op eens hoor ik eene stem naest my, en zonder te luysteren, moest ik toch hooren. Het was eenen jongeling die met een meyssen van het gebuerte sprak: en die onvoorzigtige waren vlak voor myne venster blyven staen. - “Zoo, Lôtje! zyde daer: ‘k zyn hier al meer as twee uren op myne loer... ‘K was beneyt (3) dagge nie en zou gekommen hên. - Och! dâ goetje is zoo lastig! menhier is zoo nen dompeleir (4) en jeffer hê zoo veel noten op heur zank! men hê nie ên oogenblik ruste: ‘k gae kaes in ‘t winkeltje halen... ken heb maer ne menuut tyd... - Maer wanneer zullen m’eens by een zyn... ên beetje langer. O jemenis (5) myne vriend!... dâ weet ik niet! misschien zondag: ‘k geloof daze na buyten gaen (6), me zullen tons eens gaen wandele. - Me zullen buyten de Dampoorte n’ê palynk gaen eten, in ‘t Panhuys. - Neen, dâ kost geld... ken wil uy in geen onkost brengen: ‘k wil wel ê lief ên, maer ken wil hem geen geld kosten. Me zullen ons ‘t huys eens wel doen, aes ze n’ê keer ‘s avonds gaen uytspelen. - Ja! we zullen ons rond zetten (7)... maer wâ zullen me mê de kinders doen. - Ik zal ze in hulder bedde steken, gelyk d’ander keeren. - O Lôtje wa ziekek uy geern! - En ik ook myne vriend! - Maer zegt ‘t my eens regt uyt, ben ik nuy den eersten... den eersten met wie... die ge bemint, enfin? - Zeker jaech (8) Kôbe!... ‘k hè mijne kozyn de koetsier wel een beetje gekend, en ên husaer van by ons groenselvensteregge: en een van ons gebure die bakkersknecht is, en de klerk van myne laste meesters; maer ‘k en hiel er niet van... ‘t es just lek of ge den eerste waert. - Och dat is goed! dâ doe mê opregt plesier Lôtje! ‘t zwelle zuyver op van contentement (9)!... Nuy tot zondag Lôtje, adieu my lief kind. - Tot zondag, Kôbe! ‘k zal uy aen St Jacobs verwachte, want de gebure konne nie zwyge.” Het paer scheydde hier op. Ik zat over het geluk van Koben te denken, toen ik aen myne bel hoorde klinken. Ik doe open, een myner vrienden, die in myn 480


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:03 Pagina 481

gebuerte woont, komt binnen. “Zyt gy daer nog zonder licht?” zegt hy. Ik neem hem by de hand, en breng hem by mijn storse. Blyf daer!” zeg ik, gy zult u amuseren. Er zullen nog wel eenige klappers (10) komen... Nauwelyks had ik deze woorden uytgesproken of eenen man komt op eene lompe wyze tegen myn storse vallen, hy bleef aldaer eenige oogenblikken staen, zich zelven aldus toesprekende. “Dienen verd... uytzet (11) deugd geen honds... da gê nên dus veur veertien dagen... ‘t is godorre (12) aerdig, kê maer ê lieterke gedronken, en ken kan myn deur niet vinde!... Es da hier myn straet niet?... Neen, daer is de snuyfwenkel waer men water in de snuyf doet en peper in den brandewyn; ‘k zal er nooyt meer myne keel gaen spoele...(13) Daer wone die naaysteregge die ‘s avonds met ‘t gezigt na de grond uytgaen en niet meer t’huys kome... Daer is nuy ‘t huis van dien schildereer mê zyn jalous wyf, dâ bykans niet kan uytgaen; ze zal nog haer deur toemetzen... Daer woon dien ander cadé (14) mê al zyn geld en zyn bezinne dâ wel tien oncen te ligt weegd... Kyk! Kijk! al schemele (15) myn ooge ê wynig, ‘k zie er toch werderom da springerke (16) intrekke... ‘t Zal van den avond kermisse zyn; de man speelt mê de kaerte in zyn staminé (17) en medame klap mariaga (18) met heur schryverke... Kan heuren auwe maer thuys komen, klavers zal troef zyn!... Maer ‘k zou wel nê keer laten loopen (19)... ‘t Es van dien kluts uytzet die ker ingelapt heb... Nu zyk wâ ligter... ken kan hier toch niet blyven staen, ‘k zal toch myn deur wel moeten vinden...” Mynen vriend kon zich niet houden van het lagchen. “Dien dronklap kend geheel het gebuerte, zeyde hy; al het geen hu verteld is waer, maer het geen my meest doet lagchen, is d’historie van den rentenier; zyne vrouw heeft hem schoone vast... dien armen sukkelaer! De myne zou my zoo gemakkelyk niet attraperen (20). “Hij had nog maer geyendigd te spreken, of er wordt voor myne venster gehoest. “Verroert u niet,” zeg ik tegen mynen vriend. Men verwacht hier iemand.” Den heer die gehoest had, blyft nog eenige minuten alleen staen; eyndelyc verschynt eene juffrouw. “Gy hebt zoo lang gewacht! ik begon myne patientie te verliezen. - ‘T is myn schuld niet, hernam de juffrouw, mynen man is daer maer over eenige oogenblikken uytgegaen; ik geloofde dat hy eeuwig ging blyven... ik moest toens (21) nog mynen schal (22) aen doen, en heb my wel g’haest... Maer laet ons deur gaen: ik wil hier niet lange blyven staen...” “Wat dunkt gy?” Zeyde ik tegen mynen vriend: maer hy was al de kamer uyt, en ik hoorde hem de straet-deur toetrekken. Verwonderd steek ik het hoofd aen myne storse en ik zie hem de personen, die zich voor myne venster bevonden hadden achtergelaten en toornig aenspreken; nochtans naer eenige oogenblikken, keeren zy alle dry op hunne stappen terug, en als zy voor myne stose

481


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:03 Pagina 482

passeerden, hoorde ik de juffrouw zeggen: “Ja! myne vriend, het is morgen, het morgen uwen feestdag, ik wilde dezen avond gebruyken om u wat nieuws te geven. - W wilden, vervolgde den heer, u eenen cadeau doen! - Ah! myne lieve vrouw! mynen goeden neef!” hoorden ik mynen vriend met aendoening uytroepen, wat verplichting heb ik u niet, van alzoo te peynzen, en my op eene zoo aengename wyze te willen bedriegen! En daer het reeds laet wierd, ging ik naer myn bed, in myn eygen zeggende: “Geloof myn Dames! staet nooyt stil om voor een storse te klappen!

Noten (1) storsen: overgordijnen (2) berdekens: van hout of planken gemaakte luiken, afsluitsels aan de buiten- (of binnen)zijde van ramen. (3) benyt: < benauwd, bang (4) dompeleir: dompelaar, sukkelaar (5) jemenis: bastaardvloek (6) buytengaan: uitgaan (7) We zullen ons rond zette: ons buikje rond eten, smullen, lekker tafelen. (8) Jaech: dubbele bevestiging van een beweging: “ja gij” (-hebt gedaan wat beweerd wordt). > 1e p. enk. Joe-jik (ja ik), 2e p. enk. joa-che (ja gij), 3e p. (man.) enk. joa-jij (ja hij), 3e p. (vr.) enk. joa-se (ja zij), 1e p. mv. joa-me (ja gij),3e p. (man.)/(vr.) joan-se, 3e p. (o.) joa’t. Zo kennen we ook nog de ontkenning: nienik, nie-che, nien-hij, nien-se, nie-me, nient. Soms verstekt door de uitdrukking te laten voorafgaan door: Ah, ba. Dan krijgen we: Ah ba joa-ik; Ah ba nien-hij; ah bij nien-’t (10) klappers: sprekers. klappen is spreken (11) Diene ver(domschen) uytzet: het is de schuld van de uitzet: soort bier. (12) godorre: bastaardvloek, God(ver)dorie (13) de keele gaen spoele; drinken. (14) cadé: < Fr. cadet; jongste kind, nog vol kinderstreken, met onvolwassen gedrag. (15) schemele: ww. schemeren: onstabiel, onhelder, troebel beeld (16) springerke; spring-in-’t velde, hier jonge vrouw, juffrouw (17) staminé:herberg (18) mariage: 1. term uit het kaartspel. 2. < Fr., huwelijk (19) laten loopen: plassen (20) attraperen: < Fr. atrapper; vangen, beetnemen, hier: betrappen. (21) toens: oudste vorm van tons, (A.N. toen) (22) schal: omslagdoek, (1849) < Engels, schal, < Perzisch, sjàl, genoemd naar de Indische stad Shàliàt

Eddy Levis

482


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:03 Pagina 483

DIT BESTAAT NIET MEER: ZWEMMEN IN DE LEIE

De zwemkom Dossche aan de Overzet die opgericht werd in 1855; is sinds lang verdwenen. Wat velen niet weten is dat daar ook in de Leie kon gezwommen worden. Op deze foto die genomen werd op 12 April 1962 was de duikstoel die daar op de oever stond en in de jaren ‘20 van de vorige eeuw nog gebruikt werd, ook al verdwenen.

483


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:03 Pagina 484

DIT BESTAAT NIET MEER: DE LIEVEGANG

De Lievegang, sedert 1942 Kolveniersgang. Foto genomen op 12 April 1962. Werd gedempt in Juli 1963.

484


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:03 Pagina 485

INHOUD 2009 1. - Beatrix Baillieul: Wonen in Gent, deel 1 - George Hubin: Inventaire Archéologique: Damesportret, door Frans Hals. - Rudy van Elslande: Het Begijnhof van Sint-Aubertus, genaamd Poortakker. - Pierre Kluyskens: De grote Bourgondische huwelijken. Filips de Schone en Joanna van Castilië. - Hugo Collumbien: Gentse Memoriedagen: 9-10-11-12 Oktober - Erik De Keukeleire: De Urbanisatie rond Gent-Zuid. Deel II. 1846-1856. - Daniël Van Ryssel: Vergeten Gentse schrijvers: Felix Boone. Gent 1821 - Gent 1870. - Luc Devriese: De dubbele betekenis van “KOK” in het oude Gent. - Herdenkingsdagen 2009: - Bibliografie. - Lezers schrijven ons.

2 18 20 39

43 53 69 71 76 78 80

2. - Pierre Kluyskens: Filips Van Artevelde. - V. De Muynck: Inventaire Archéologique: Het oud klooster van de Jezuïeten. Ingangspoort. - Erik De Keukeleire: De Urbanisatie rond Gent-Zuid. Deel III. 1857-1865. - Beatrix Baillieul: Wonen in Gent. Deel 2. Huis van Rekum. Kunstlaan 41. - Luc Devriese: Verkeerstoezicht te Gent. Zeventig jaar geleden. - Over het Belfort en den Beyaerd te Gend. - Hugo Collumbien: Gentse Memoriedagen: 14-15-16-17-18 oktober - Daniël Lievois:

485

82 91 94 110 119 120 135 149


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:03 Pagina 486

Speel nooit met een achtergelaten kanon! - Daniël Van Ryssel: Vergeten Gentse schrijvers: Geo Bruggen. - Quizmaster: De uitslag van de puzzel 2008. - Bibliografie. - Vraag en Antwoord. - Jan Cleppe: Gênsche Prâot. - Bericht aan onze leden

151 153 156 158 159 160

3. - Pierre Kluyskens: 161 Zes eeuwen geleden: De Zwarte Dood De Geselaars en de Jodenslachting te Gent in 1349 - Joseph De Smet: 167 Inventaire Archéologique: Wrakstukken van beeldhouwwerken in witte steen, afkomstig van de Vismarkt. - Beatrix Baillieul: 169 Wonen in Gent. Deel 3. Huis Mulle. Hoogstraat 21. - Luc Devriese: 180 Oudtijds zwemmen. - Erik De Keukeleire: 191 De Urbanisatie rond Gent-Zuid. Deel IV. Slot. 1866-1886. - E. Ossieur: 208 Een krasse knar van 104 in 1686, Joos De Mil. - Hugo Collumbien: 209 Gentse Memoriedagen: 19-20-21-22 oktober - Prof. Guy Schrans: 225 Waarom “pont Madou” voor de Walpoortbrug? - Een Gentse Mozart? ... Neen: Pieter Verheyen (Gent 1747-1819) 227 - Daniël Van Ryssel: 228 Vergeten Gentse schrijvers: Judocus De Hoon. (Gent 1787 - Evergem 1867). - Quizmaster: 230 De Quiz spant de keizerlijke kroon. - Bibliografie. 232 - Vraag en Antwoord. 236 - Lezers schrijven ons. 236 - Hugo Collumbien: 237 Een beetje Gentse humor - Dit bestaat niet meer 239

486


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:03 Pagina 487

4. - Erik De Keukeleire: Wegeniswerken/Tramverkeer op de Korenmarkt. Deel I: 1874-1896. - Louis Maeterlinck: Inventaire Archéologique: Mannenportret, door Willem KEY. - Pierre Kluyskens: De Gazet van Gent. - Beatrix Baillieul: Wonen in Gent. Een bescheiden burgerhuis uit de 18e eeuw. Nederpolder 6. (Slot). - Frans Heymans: Een gesprek met Rick Lanckrock (°1923). - Luc Devriese: Justitiepaleis als aardappelmagazijn. - Hugo Collumbien: Gentse Memoriedagen: 23-24-25-26 oktober - Daniël Van Ryssel: Vergeten Gentse schrijvers: Julien De Valckenaere. - Bibliografie. - Daniël Van Ryssel: Het Rasphuis te Gent

241 259 260 272

283 288 291 304 305 310

5. - Rudy van Elsande: “Hof van Flora”: Gentse Floraliën & Hippoliet Van Peene. - Louis Maeterlinck: Inventaire Archéologique: Vrouwenportret, door Willem Key. - Erik De Keukeleire: Wegeniswerken en Tramverkeer op de Korenmarkt. Deel II: 1897-1903. - Pierre Kluyskens: Geeraard de Duivel. - Hugo Collumbien: Gentse Memoriedagen: 26-27-28-29-30-31 Oktober. - Luc Devriese: Gentse stadswerklieden tijdens het Interbellum. - Daniël Van Ryssel: Vergeten Gentse schrijvers: Archilles Gautier 1. - Bibliografie. - Vraag en Antwoord. - Jan Cleppe:

487

314 334 335 353 364 378 381 383 390 391


Binnenwerk nov_dec_2009 Bis_September binnenwerk OK 5.0 25/11/09 19:03 Pagina 488

Gênsche Prâot. - Dit bestaat niet meer: De Schelde aan de Bisdomkaai

392

6.

Inhoud - Pierre Kluyskens: Een Gentse globetrotter in de XVe eeuw. Joos van Ghistele. - Fernand Scribe: Inventaire Archéologique: Studie van Jordaens. - Erik De Keukeleire: Wegeniswerken en Tramverkeer op de Korenmarkt. Deel III: 1904-1914. - Daniël Van Ryssel: Vergeten Gentse schrijvers: Archilles Gautier 2. - G. Desmet en R. De Vriendt-Mores: Emile Bedinghaus: Een ingeburgerde “Waal” in het 19e eeuwse Gent. - Hugo Collumbien: Gentse Memoriedagen: 1-2-3-4-5-6 November. - Luc Devriese: Plechtige executie van Generaal-Majoor Ellenbergher buiten de Dampoort (30 november 1695). - Beschermleden 2009 - Steunende leden 2009. Vergeten Gentse schrijvers: Archilles Gautier 1. - Vraag en Antwoord. - Daniël Van Ryssel: Gent, minder bekende en of verdwenen locaties. Barakken of houten noodwoningen. - Quizmaster: Quiz 2009. “Zot zijn doet geen zeer, het kriebelt een beetje. - Bibliografie. - Eddy Levis: De Storse. - Dit bestaat niet meer: zwemmen in de Leie. - Dit bestaat niet meer: De Lievegang - Inhoud 2009.

488

394

404 406

422 424 446 461

464 469 470

474 477 480 483 484 485


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.