Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:26 Pagina 1
GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring Gent V.Z.W. 39e jaargang nr. 1 januari - februari 2010
Inhoud - Willy Rouquart: Numismatische getuigenissen i.v.m. het gevangeniswezen te Gent. - Armand Heins: Inventaire Archéologique: Gebrandverfd en uitgeëtst kruisbeeld. - Erik De Keukeleire: Wegeniswerken en Tramverkeer op de Korenmarkt. Deel IV: 1919-1945. - Luc Devriese: Ghendtsche Toestanden. Dierenbescherming Anno 1869 en Blaaspijpschieten. - Daniël Van Ryssel: Vergeten Gentse schrijvers: Jacob Hije. - Lieve Vande Casteele: Spanningsvelden tijdens en kort na de Tweede Wereldoorlog. Een focus op de Coupure. - Pierre Kluyskens: Joséphine de Beauharnais. - Herdenkingsdagen in 2010. - Jos Van den Borre: Pieter Verheyen (Gent, 1747-1819) als “Gentse Mozart”? - Daniël Van Ryssel: Minder bekende en of vergeten locaties: Baudeloostraat. - Hugo Collumbien: Gentse Memoriedagen: 7-8-9-10-11 November. - Bibliografie. - Vraag en Antwoord. - Lezers schrijven ons. - Alfons Van Werveke: Oudheidkundige Kroniek: Onze straatnamen. - Getekend doro Etienne Hublau: Nieuwe Cirkus. - Hugo Collumbien Het Kroniekje van een oude Gentenaar.
1
2 12 14
28
35 37
42 46 50 54 59 72 74 74 76 78 79
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:26 Pagina 2
NUMISMATISCHE GETUIGENISSEN I.V.M. HET GEVANGENISWEZEN TE GENT
1. Het Rasphuis Over het Rasphuis, het verdwenen tuchthuis op de Coupure, zijn er sedert 1972 in “Ghendtsche Tydingen” reeds heel wat artikels verschenen. (1) Toch nog even het geheugen opfrissen: Op het einde van de 18de eeuw is men te Gent naar het voorbeeld van elders begonnen proeven te nemen met het tuchthuis, een andere instelling dan de stedelijke gevangenis (in Gent op dat ogenblik in het Geeraard de Duivelsteen gevestigd). Men wou een instelling die bestemd was voor landlopers en voor daders van minder zware misdrijven. Tijdens het Oostenrijks bewind onder Maria Theresia werd door de Staten van Vlaanderen in 1771 aan Vilain XIIII, groot-baljuw van Gent, opgedragen een project uit te werken met als doel de landloperij te doen verminderen. De plannen voor dit tuchthuis werden gemaakt door de architect Malfaison in samenwer-king met Vilain XIIII en de Jezuïet Klukman. De eerste vijf vleugels van het gebouw werden gebouwd in 1772 en 1773 en ingehuldigd in mei 1775. Tijdens het Hollands bewind (1815-1830) werd door koning Willem I beslist dat het gebouw op de Coupure volledig moest afgewerkt worden. Dat werd gerealiseerd in 1825-26. Het gebouw telde nu de acht voorziene vleugels. Reeds in 1825 werden twee stenen opschriften op de voorgevel die herinnerden aan de oprichting en aan de afwerking van het gebouw, ingehuldigd. (2) Het gebouw in de vorm van een achthoek besloeg een oppervlakte van meer dan 4 ha. De acht vleugels vormden acht binnenpleinen in de vorm van een trapezium. In “Ghendtsche Tydingen” verschenen reeds foto’s van het gebouw, zowel van de voorgevel als van de binnenkoer. (1) Op verscheidene tijdstippen waren er meer dan 1200 gedetineerden. In de volksmond droeg het tuchthuis de naam “Rasphuis”, omdat het werk van de gedetineerden hoofdzakelijk bestond uit het raspen van campechehout waarmee verf werd gemaakt voor het verven van textiel. Het Rasphuis werd in 1935 gesloten en afgebroken. Op de vrijgekomen plaats werd de Faculteit Landbouwwetenschappen van de Universiteit gebouwd. Meer details over de oprichting, huishoudelijk reglement en wetenswaardigheden over het Rasphuis vindt men bij: - Louis Stroobant: “Le Rasphuys de Gand”, in “Handelingen Maatschappelijke Geschiedenis en Oudheidkunde, 1898. 2
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:26 Pagina 3
- Louis Stroobant in “Inventaire archéologique de Gand”, Catalogue descriptif et illustré des monuments, oeuvres d’art et documents antérieurs à 1830, publié par la Société d’archéologie de Gand, fascicule XIV, décembre 1899. - Daniël Van Ryssel in “Ghendtsche Tydingen” 2009/4/ 310-312 (i) Wanneer de werken in 1826 volledig beëindigd waren, werd , zoals ter gelegenheid van alle belangrijke gebeurtenissen gebruikelijk was en nog steeds is, een medaille gemaakt om dit feit te herdenken (3). Enkele exemplaren werden vervaardigd in goud, iets meer in zilver en veel in brons. Over de opdracht en het vervaardigen van deze medaille is in de “Gazette van Gend” jaargangen 1825-26 niets te vinden (ook niet over de volledige afwerking van het gebouw in 1826). Het was een werk van de Gentse medailleur / penningontwerper Joseph Pierre Braemt (4). De medaille heeft een doormeter van 32,6 mm. Fig. 1. Keerzijde: (Op 10 regels)
Voorzijde: Gezicht op het tuchthuis in vogelperspectief Randschrift (bovenaan, klimmend): SONTIBVS OPERVM EXERCITIO EMENDANDIS Op de afsnede (op 3 regels): OPVS COEPTVM A. MDCCLXXII EXACTVM A.MDCCCXXVI BRAEMT F. (A. = ANNO) (F. = FECIT) Vertaling randschrift: Vertaling afsnede:
Om de misdadigers door werkverschaffing te verbeteren Het werk werd begonnen in het jaar 1772 Het werd voltooid in het jaar 1826 Braemt heeft(deze medaille) gemaakt
3
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:26 Pagina 4
AEDES AD CVSTODIAM SONTIVM AVSP. MAR. THER. AVSTR. BELG. PR. EX DECR. ORD. FL. ET AER. PROVINC. IN VRBE GANDA PARTIM EXTRVCTAS GVILIELMVS I. BELG.REX CONSILII THERESIANI HERES SPONTE SVA ET AER.PVBL. PERFECIT LEGIBVS AVXIT ET FIRMAVIT Zonder afkortingen luidt de tekst: Aedes ad custodiam sontium auspiciis Mariae Theresiae Austriae Belgii Praefecti ex decreto Ordinum Flandriae et aerarii Provinciae in urbe Ganda partim extructas Guilielmus I Belgarum Rex consilii Theresiani heres sponte sua et aerario publico perfecit legibus auxit et firmavit. Vertaling: Het huis tot bewaring van misdadigers dat onder het bestuur van Maria Theresia van Oostenrijk, landvoogdes der Nederlanden, volgens besluit van de Staten van Vlaanderen en van de schatkist van deze provincie in de stad Gent gedeeltelijk werd opgericht, heeft Willem I, koning der Nederlanden, als erfgenaam van het plan van (Maria) Theresia, uit vrije wil uit de staatsschatkist doen afwerken, door middel van besluiten vergroot en bekrachtigd.
Ongeveer een jaar geleden is uit de nalatenschap van een bekend Gents verzamelaar een penning in verband met het Rasphuis tot ons gekomen waarover in de numismatische literatuur, in verzamelaarskringen en in het archief van het Gevangenismuseum te Merksplas niets bekend was. Een dergelijke penning is ook niet te vinden in de numismatische verzamelingen van de Stad Gent en van de Gentse Universiteit. Slechts na lang opzoekingswerk en met een beetje geluk vonden we dat deze penning voordien had toebehoord aan Georges Cumont (1852-1931), advocaat bij het Hof van Beroep te Brussel, bekend numismaat en secretaris van de “Société royale de numismatique”. (5) Hij kreeg de penning in 1904 in handen (6). Fig. 2. Voorzijde: Op het veld:
Voorzijde: Op het veld: Tussen twee takken, bloemen en bladeren: een klimmende Brons, 37 mm, parelrand
4
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:26 Pagina 5
Vlaamse leeuw naar links, Bovenaan: een kroon Dalend langs de rand (v.r.n.l.): SAEVIT. NUTRIT. EMENDAT. enkele bladeren Vertaling: Hij gaat tekeer/is woedend. Hij voedt/tracht te verhelpen. Hij verbetert/maakt weer goed. (Hij = bedoeld wordt “de leeuw, de overheid”) Bovenaan: het achteraf ingeslagen getal 20 en in het midden eveneens achteraf ingeslagen het woord PORTIER Keerzijde: In een krans van takken, bladeren en bloemen: 2 sleutels geplaatst in de vorm van een kruis PERMIS POUR UNE FOIS 1788 (Vertaling: Vergunning voor één keer) Op de rand van de penning werd ingeslagen: VERMEREN MAISON DE FORCE A GAND 1855
Georges Cumont heeft een Gentse collega van hem ingeschakeld, een zekere Joseph Maertens, en die persoon heeft opzoekingen gedaan in het tuchthuis en de volgende resultaten bekomen: - een dergelijke penning is hoogst waarschijnlijk het enig teruggevonden exemplaar; - te midden van een hoop oud ijzer werd de matrijs waarmee de penning werd geslagen, teruggevonden; - in de gevangenisregisters werd de naam “Vermeire (sic!) gevonden, JeanBernard, hoofdportier (7) van het Rasphuis van 10 februari 1830 tot 12 maart 1856, de datum van zijn op rust gaan. De matrijs voor deze penning is dus gemaakt onder Jozef II (zie de datum en de stijl is duidelijk Louis XVI) en heeft blijkbaar gediend om penningen te slaan in de daaropvolgende periodes. Deze penning is gebruikt door een zekere Verme(i)re in 1855 en op dat moment heeft men er het cijfer “20”, het woord “portier” en het randschrift ingeslagen. De betekenis van het cijfer “20” is onduidelijk. De datum van 1788 is dus gebleven, de teruggevonden matrijs bewijst dat. Het is onmogelijk te zeggen of er voor en na Verme(i)re nog dergelijke penningen werden geslagen. Waarschijnlijk wel, maar niets werd teruggevonden. Deze penning met daarop “Permis pour une fois” is ongetwijfeld een uitgangsvergunning en moest bij het terugkomen als controle aan de portier overhandigd worden. L.Stroobant, die het in zijn artikel 5
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:26 Pagina 6
(zie noot 7) uitgebreid heeft over de rol van de portier, vermeldt daar echter niets over. De naam van de graveur van deze penning is onbekend. Aan de stijl ervan is wel te zien dat het een middelmatig graveur betreft. Hij was waarschijnlijk te Gent gevestigd en omdat het om een beperkt plaatselijk gebruik betrof, heeft men zich waarschijnlijk om financiële redenen niet gewend tot de hoofdgraveur van de Munt te Brussel, de bekende Théodore Van Berckel. Georges Cumont heeft ook een foto kunnen maken van het ijzeren instrument waarmee deze penning werd geslagen. Er is heden ten dage daarvan geen spoor meer te vinden.. Fig. 3.
2. De gevangenis op de Nieuwe Wandeling Ter gelegenheid van de ingebruikname van de gevangenis op de Nieuwe Wandeling op 31 januari 1862, werd eigenaardig genoeg van staatswege geen medaille uitgegeven. Gelukkig heeft later een van de beste Belgische graveerders, nl. Jacques Wiener (8) in zijn serie “Belgische gevangenissen” ons een prachtige medaille van de gevangenis op de Nieuwe Wandeling nagelaten. Ze
6
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:26 Pagina 7
bestaat in zilver en in brons en heeft een diameter van 5,9 cm. Fig. 4
Voorzijde: Bovenaan: MAISON DE SURETÉ CELLULAIRE À GAND Zicht op de gevangenis, vooraan en in klein vogelperspectief Op de afsnede (op 8 regels): VICTOR TESCH, MINISTRE DE LA JUSTICE NAP. VERHEYEN, ADMINISTR DES PRISONS. E.DUCPETIAUX, INSPTR GÉNL DES PRISONS J.J. ROUSSEAU, INSPTR DES PRISONS. F.DERRE, ARCHITECTE. A.BRAIVE ET P.SENAVE, ENTREPRENEURS J. WIENER F. (F. = fecit, heeft gemaakt) (Van de bronzen medaille bestaat er een variante: zonder regel 6 en 7) Keerzijde: Bovenaan: REGNE DE LEOPOLD I ROI DES BELGES Grondplan van de gevangenis Onderaan: 1858 – 1861
3. Gents gevangenisgeld Naast het officiële geld, geld uitgegeven door de staat, bestaat er ook geslagen of gedrukt geld dat uitgegeven werd door particulieren. Het meest bekend zijn de zgn. Engelse tokens gedurende de 17de, 18de en 19de eeuw: wegens gebrek aan klein- en wisselgeld werden door industriële ondernemingen en handelaars commerciële munten, pennies en halfpennies, uitgegeven en dat in zeer
7
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:26 Pagina 8
grote hoeveelheden, ong. 250 ton. Dichter bij ons is er het noodgeld dat tijdens en vlak na de 1ste. Wereldoorlog in enkele landen werd uitgegeven: veel steden en gemeenten in België gaven papiergeld uit, ook Gent. Slechts twee steden gaven ook metalen geld uit: Gent en Flémalle-Grande. Behalve metalen geld dat werd aangemaakt om de nood aan klein- en wisselgeld te lenigen en noodgeld tijdens oorlogen, doken in de 19de eeuw overal als geld penningen en jetons op, echt privégeld. Dergelijk “geld” bestaat voor mijnen, fabrieken, de horecasector, coöperatieven, enz. (9) Er bestaat ook metalen en papierengeld voor hospitalen en gezondheidscentra, geld bestemd voor het leger, krijgsgevangenen, bootgeld en voor de gevangenissen. Bij ons begon het gebruik van geld in de gevangenissen tijdens en door het Hollands bewind (1815-1830). Omstreeks 1820 maakte de Hollandse “Maatschappij voor Weldadigheid” er gebruik van in de inrichtingen van Frederiksoord, Ommerschans en Venhuizen. Het Amsterdamse armenhuis “Werkhuis” gebruikte er in 1824 en in de staatsgevangenissen van BaarleHertog, Hoorn en Leeuwarden kende men gevangenisgeld. M.De Witte heeft uitgelegd hoe dit fictief geld zoals o.a. gevangenisgeld wordt genoemd, bij ons werd gebruikt: dit geld diende om aan de geïnterneerden en gevangenen de producten te betalen die door hen in de gevangenis werden gemaakt. Dit geld was slechts geldig in de instelling waarvan de naam op het geld vermeld stond. Bij de invrijheidsstelling wisselde de vrijgelatene bij de directeur dit fictieve geld om voor echt geld. De gevangene kon dit geld ook gebruiken in de kantine van zijn gevangenis.(10) Tijdens het Hollands bewind werd fictief geld aangemunt dat bestemd was voor gebruik in de staatsgevangenissen van Aalst, Gent, Vilvoorde en SaintBernard (11). Het invoeren daarvan gebeurde door het Koninklijk Besluit van 11 februari 1823 en dit bleef zo tot na de Belgische Revolutie van 1830. Ze zijn gemaakt van wit ijzer en tin en werden te Brussel geslagen. 1.
2.
Tin - 23,5 mm - 3,60 g Voorzijde: GEND Keerzijde: 20 CENTS
Tin - 23,5 mm - 3,50 g Voorzijde: GEND Keerzijde: 10 CENTS
3.
4. 8
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:26 Pagina 9
Tin - 21,5 mm - 2,75 g Voorzijde: GEND Keerzijde: 5 CENTS
Tin - 15,5 mm - 1,10 g Voorzijde: GEND Keerzijde: ½ C
5. Tin - 18,5 mm - 1,75 g Voorzijde: GEND Keerzijde: 1 CENT (geen afbeelding beschikbaar)
In 1832, na het invoeren van de frank (wet van 5 juni) werd het bestaande gevangenisgeld grotendeels overstempeld met een Belgische leeuw en dit om de waarde “cent” om te vormen tot centiem. Fig. 9
In 1833, 1838, 1841 en 1848 werden koperen muntstukken vervaardigd voor de staatsgevangenissen om de stukken uit de Hollandse periode te vervangen. Ze werden geslagen te Brussel. Het betreft stukken van 25, 5 en 1 centiem. Op de voorzijde staat binnen een rand bestaande uit korrels: ROYAUME DE BELGIQUE GAND (13) jaartal Op de keerzijde: MONNAIE FICTIVE De waarde (25 centimes of 5 centimes of 1 centime)
9
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:26 Pagina 10
Fig. 10
Fig. 11
25 centimes: koper 5 centimes: koper 1 centime: koper -
28 mm 22 mm 17 mm -
Fig 12
10 g 4g 2g
In 1848 (ministrieel rondschrijven van 19 juni 1848 aan de gouverneurs van de provincies Antwerpen, Brabant en Oost-Vlaanderen) werd dit fictief geld afgeschaft. Alleen de weldadigheidskolonies van Hoogstraten, Merksplas en Rijkevorsel bleven verdergaan met het uitgeven van eigen geld en in de 20ste. eeuw zien we in de instellingen van Rekem en Doornik privégeld opduiken. Willy Rouquart
NOTEN (1) 1986/1/2-27 (i)* 1987/4/187-189* 1988/6/334/335 * 2002/3/153* 2009/4/310-312* (2) Gazette van Gend, nr.1429 van donderdag 25 augustus 1825: “Verleden maendag (d.i. 22 augustus) heeft alhier met grote plechtigheyd plaetse gehad het leggen van den steen van eere, in den bouw der dry vleugels, die moeten voltrekken het prachtig gebouw der gevangenisse waer van de onderneminge in het jaer 1772 besloten wierd door de Staeten van Vlaenderen, onder goedkeuringe van de keyzerinne Maria-Therese”. (3) J.Dirks, “Beschrijving der Nederlandsche of op Nederland en Nederlanders betrekking hebbende Penningen, geslagen tusschen November 1813 en November 1863”. Haarlem 1889. Nr. 286. (4) J.P. Braemt (Gent 1796 – Sint-Joost ten Node 1864): Hij was de eerste hoofdgraveur van de Belgische Munt te Gent en ondervoorzitter van de “Société des Beaux Arts et de Littérature”. Hij heeft zeer veel belangrijke (vooral Gentse) medailles gemaakt, waaronder de prachtige medaille voor de “Société royale d’Agriculture et de Botanique de Gand” met daarop het hoofd van de Romeinse godin Flora. (5) Het is zeker dat het dezelfde penning betreft: dezelfde slijtage op precies dezelfde plaatsen bewijst dat. (6) Georges Cumont heeft over zijn zoektocht en over deze penning een artikel geschreven in:
10
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:26 Pagina 11
“Annales de la Société d’Archéologie de Bruxelles”. Tome XIX, 1re. et 2e. livraisons 1905. Een zeer korte samenvatting van dit artikel vindt men in “ Inventaire archéologique de Gand”, oktober 1905. (7) Over de functie van de hoofdportier in het Rasphuis: Zie L. Stroobant, “Le Rasphuys de Gand”, in “Handelingen maatschappelijke Geschiedenis en Oudheidkunde, 1898”. (8) Jacques Wiener (1815-1899): Eén van de bekendste graveerders van munten en medailles en ontwerper van de eerste Belgische postzegel. Op gebied van medailles zijn vooral bekend: Belgische kerken, kathedralen van Europa en Belgische gevangenissen. (9) Zie voor de stad Gent het uitstekende werk van André Despretz: “Moderne Gentse penningen”, 1991. (10) De Witte: “Catalogue des Poinçons et Matrices de Musée de l’Hôtel des Monnaies de Bruxelles, p.168. (11) M. Thirion en F.J. Bingen: “Monnaies conventionnelles et monnaies de nécessité belges (1816-1916)”, 1970, Brussel. Charles Dupriez: “Monnaies et essais monétaires de Royaume de Belgique et du Congo belge”, 1949, Tome II, p.351-355. (12) Volgens de Brusselse munt zouden er ongeveer 17000 stukken van 25 centiemen voor Gent geslagen zijn en ongeveer 7000 voor de drie andere gevangenissen (Thirion-Bingen, o.c., p.12, voetnoot 3). (13) Voor de andere gevangenissen uiteraard een andere naam.
11
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:26 Pagina 12
INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE - FICHE N° 191
Op 10 september 1900 stelde Armand Heins in de rubriek “Voorwerpen in Koper - Oudheidkundig Museum, n° 1037 - XIIe-XIIIe eeuw” in het Frans een fiche op over
Gebrandverfd en uitgeëtst kruisbeeld Het kruisbeeld waarvan wij hier een schets geven, alhoewel van hoge oudheid, onderscheidt zich nochtans niet door kwaliteiten van een bepaalde kunstvorm. Het behoort tot het speciaal type van kruisbeelden uit Limoges van het einde van de XIIe en begin XIIIe eeuw die volgde op de zogenaamde “plate peinture”. Mr. de Linas heeft koperen gebrandverfde kruisbeelden beschreven die afkomstig waren van Limoges, in termen die toelaten het met zekerheid toe te schrijven aan een emailleur van deze stad; dit in het bezit van ons museum. (1) Op een geelkoperen plaat van een dikte van ongeveer 3 mm. en uitgevoerd onder de vorm van een kruis, detacheert zich in reliëf een bronzen Christus. Deze is aangebracht door middel van vier kleine nagels op het plat gedeelte; het gebogen hoofd wordt omkaderd door een kruisvormige stralenkrans. Het lichaam heeft een zware vorm, de verhoudingen, alsook de anatomische elementen, zijn zeer rudimentair: de gordel van Christus is lichtblauw met witte lichtvlekken. De brandverf die het plat gedeelte versierd is van verschillende kleuren: het veld is lichtblauw, het 12
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:26 Pagina 13
lijntje dat het omringt is gebrandverfd in blauw: enkele radertjes die op de achtergrond gezaaid zijn, zijn groen, geel en rood gekleurd. Het opschrift draagt de inscriptie IHS; daarboven een zegenende hand. Aan de voeten van Christus ziet men een motief gevormd door een doodshoofd en een overlappend, kegelvormig terras. Ons voorwerp is zeker onvolledig: de gaten die het doorboren duiden aan dat het genageld werd op een houten geraamte. Het is meer dan waarschijnlijk dat de vier uitersten van het kruis symbolische motieven vormden. Cf. CHs de Linas, in de Revue de l’art chrétien, 1885, pp. 453-478. - Reusens, Eléments d'archéologie chrétienne, 2e editie, t.I, pp. 457-460. (1) Ons kruisbeeld is dus niet maaslands, noch rijnlands, zoals de gedrukte catalogus vermeldt en nog minder “Vlaams werk” zoals met de hand geschreven staat op een etiket in het museum.
13
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:26 Pagina 14
WEGENISWERKEN EN TRAMVERKEER OP DE KORENMARKT (DEEL IV: 1919 - 1945)
VOOR U VERZAMELD UIT 31 600 EDITIES VAN DE “GAZETTE VAN GENT�.
*** Over de jaren van de "Groote Oorlog 1914-1918" wordt deze maal niets vermeld vermits er zich aangaande het tramverkeer en de wegenis op de Korenmarkt geen bijzondere feiten hebben voorgedaan.
15 september 1919 De Gentse trammaatschappij zal vanaf 17 september op heel het tramnet de wijzigingen uitvoeren om het boogstelsel (** de sleepbeugel) binnen de kortste tijd in werking te stellen. De werken zullen bij voorkeur 's nachts geschieden en alle schikkingen zullen genomen worden om het reizigersverkeer regelmatig te doen plaatshebben. Het publiek zal nochtans overal van rijtuig moeten veranderen waar de trekkracht met de trolley door de boog vervangen wordt. Is er nu gedurende enkele weken door het overstappen een weinig vertraging te voorzien, dan moet men in aanmerking nemen dat er voortaan geen meer zal zijn door het afspringen van het trolleywieltje of de breuk van de draden.
10 november 1919 De werken tot verandering van het trolleystelsel vorderen zeer goed en behalve op de Korenmarkt, waar men van de lijnen 1 en 4 moet overstappen, wordt men niet eens gewaar dat er zulke belangrijke werken op ons tramnet uitgevoerd worden. De bovenleidingen werden alle vernieuwd tussen 17 september 1919 en 23 februari 1920. Toen was op de rijtuigen de trolleystang overal vervangen door de sleepbeugel. Waar de spankabels over de straat aan gevels van huizen werden bevestigd, gebruikte men daarvoor sierlijke rozetten met wentelbare haken. Op de Korenmarkt en in de onmiddellijke omgeving zijn er tot op 14
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:26 Pagina 15
heden nog een twaalftal te bespeuren! - Cataloniëstraat 3 en hoek Cataloniëstraat-Veldstraat; - Korenmarkt 10, 37, Post Plaza en hoek Hooiaard; - Groentenmarkt 14, hoek Langemunt-Hoogpoort en “Tierenteyn” (duo!!); - hoek Veldstraat-Van Stopenberghestraat en zelfde gevel richting Veldstraat; - Sint-Michielshelling (“Graaf van Egmond”)
Sierlijke rozetten uit 1920 boven de ingang van “Tierentijn” aan de Groentenmarkt. Daarop werden de spankabels voor de bovenleiding van de tram bevestigd.
15
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:26 Pagina 16
13 januari 1921 Om te kunnen voldoen aan de algemene wens van het publiek dat de tramlijn Korenmarkt - Gent-Sint-Pieters - De Sterre benut, heeft het trambestuur besloten vanaf 16 januari bij wijze van proef het getal rijtuigen dat dienst doet tussen de Korenmarkt en Sint-Pieters te vermeerderen. Een groter getal tramwagens zal bestemd worden voor de lijn naar De Sterre en de reis doen tot aan de Korenmarkt en terug. Ze zullen zich tussen de gewone dienst van lijn 4 voegen.
22 april 1922 Teneinde gevolg te geven aan het verlangen van het publiek, zullen van 26 april af belangrijke wijzigingen worden gebracht aan de dienst der elektrische trams. In afwachting van de dag dat de rijtuigen rond de Maria-Hendrikaplaats kunnen (** 1 april 1923), zal de tegenwoordige lijn 4 worden opgesplitst en zodoende beperkt worden tot het deel Sassepoort - Korenmarkt - SintPietersstatie. Het traject van lijn 3 werd in korte tijd tweemaal verlengd. Vanaf 14 april 1923 van de Rooigemlaan tot aan “Het Zandeken� te Mariakerke en vanaf 25 september 1924 van de Dampoort verder naar het Heernisplein tot aan Gentbruggebrug.
10 oktober 1924 Tijdens de vergadering van de Gentse gemeenteraad werd geklaagd over het gebrek aan organisatie op het tramnet. Bij het publiek zijn de klachten talrijk, voornamelijk op lijn 4. De grootste oorzaak van het onregelmatig tramverkeer is het menigvuldig draaien van de Vleeshuisbrug. De werkzaamheden voor de herbouwing van de spoorbrug over de Schelde aan de uitgang van de Zuidstatie belemmeren aldaar de doortocht en de schippers zijn verplicht door de stad te varen. Het beheer van de maatschappij tracht de tijdelijke moeilijkheden te keer te gaan. Binnen enkele dagen zal een rijtuig aan de Sint-Niklaasstraat in reserve staan en naar Sint-Pieters rijden als de trams te lang oponthoud hebben aan de Vleeshuisbrug. Er is sprake van de standplaats in het midden van de Korenmarkt af te schaffen en alleen die op de hoek van de Sint-Niklaaskerk te behouden, zulks om tijd te winnen. Een nieuwe uurtabel zal binnenkort ingevoerd worden voor de 16
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:26 Pagina 17
ritten gedurende de avond- en nachturen, opdat na een zeker uur de aansluitingen zouden verzekerd wezen op de voornaamste punten, waaronder de Korenmarkt.
19 november 1924 Het bestuur van de tramwegen verzoekt ons mee te delen dat vanaf maandag 25 november de standplaats voor de kiosk op de Korenmarkt zal afgeschaft zijn. De rijtuigen van de lijnen 1, 3 en 4 welke van de Zuidstatie, de Dampoort of de Kortrijksepoort komen, zullen enkel nog aan de hoek van de Cataloniëstraat en de Korenmarkt blijven staan. De rijtuigen van de lijnen 1 en 4, komende van de Groentenmarkt, zullen stilhouden aan de bestaande schuilplaats rechtover de Sint-Niklaaskerk. De stilstand van lijn 3 aan het hotel Wilson blijft behouden.
1 december 1924 De trams 1 en 3 die van het belfort naar de Korenmarkt rijden, stoppen nu in de Cataloniëstraat in plaats van op de markt. We geloven dat dit een goede zaak is, maar het is gevaarlijk voor de reizigers die daar afstappen en ieder ogenblik door een aankomende auto kunnen gevat worden. Wil men de stopplaats behouden, dan zou men er een kort verhoog of een voetpad moeten aanleggen, al was het er maar één van 70 centimeter breed. Het zou ook een goede gids zijn voor allerlei gerij.
6 december 1924 Met veel genoegen zagen wij verleden week de voorgenomen “aanzienlijke verbeteringen” in de tramdienst aangekondigd. In elk geval moet iedereen echter vaststellen dat die nog nooit zo ellendig is geweest als nu en de nieuwe standplaatsregeling aan de Korenmarkt is daar een goed voorbeeld van. Indien vlijtig gestudeerd werd om waar het maar mogelijk is alles in de war te sturen, de reizigers alle ongemakken te bezorgen en het openbaar en regelmatig verkeer te belemmeren, dan heeft men er voorzeker een prachtige uitslag bekomen! De trams 3 welke van de Dampoort komen, hadden aan het hotel Wilson een open standplaats en ook deze uit de andere richting aan de Sint-Niklaaskerk beschikten over een goede aansluiting met de andere lijnen. Nu doet men de reizigers vijf maal zo ver lopen en stremmen ze onophoudelijk het verkeer in de zo bedrijvige Cataloniëstraat. 17
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:26 Pagina 18
Op de Korenmarkt beschikte men aan de kiosk over een schoon plein om de reizigers van de lijnen 1 en 4 te laten op- en afstappen. Nu moet dat geschieden aan de betrekkelijk smalle doorgang tussen de voorgevel van de SintNiklaaskerk en het schuilhuisje daar rechtover. Bovendien wordt het verkeer daar nogmaals gestremd door de menigvuldige reizigers naar de Sint-Pietersstatie. Wij verstaan niet welk brein dergelijke regelingen heeft kunnen uitbroeden en nog veel minder hoe de stedelijke overheid, die toch ook wel iets te zeggen heeft, zulke onzinnigheden gedoogt! Is het dat wat men geleerd heeft uit de fameuze Week van het verkeer?
10 december 1924 Een onderzoek van commodo en incommodo is tot 24 december geopend aangaande de vraag van de trammaatschappij, strekkende tot het verleggen van de sporen op de Korenmarkt, het behouden van het ringspoor rond de SintNiklaaskerk en de rechtstreekse verbinding van lijn 1 met de Korenmarkt, van aan het belfort, langs de Emile Braunplaats en Klein Turkije.
6 februari 1926 Het bestuur van de trammaatschappij bericht het publiek dat met het oog op de voetbalontmoetingen vanaf zondag aanstaande een bijzondere dienst wordt ingericht. Een tramtrein, bestaande uit drie rijtuigen, zal rijden tussen de Korenmarkt en het Arsenaal te Gentbrugge. Hij zal ter beschikking gesteld worden naast de Sint-Niklaaskerk, op het ringspoor in Klein Turkije. Het rijtuig zal vertrekken om 13 uur 30. De ontvanger zal enkel heen-enterugbiljetten afleveren. De personen die een biljet nemen kunnen om 16 uur 30 aan het Arsenaal met hetzelfde rijtuig de terugreis naar de Korenmarkt aanvatten.
4 maart 1926 Maandag zijn op de Korenmarkt de werken aangevangen welke door de trammaatschappij worden verricht. Eerst en vooral werd het schuilhuisje afgebroken dat tegenover de Sint-Niklaaskerk stond. Binnen enkele dagen zal het verkeer van allerhande voertuigen op de Korenmarkt worden stopgezet en de tramlijnen verlegd worden. Die werken zullen 14 dagen duren.
18
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:26 Pagina 19
19 maart 1926 Zoals aangekondigd werd woensdagavond na 8 uur de tramdienst op de Korenmarkt onderbroken om de twee uiteinden van de nieuwe lijn die daar werd aangelegd, met de bestaande langs de kant van de Cataloniëstraat en deze dicht bij de Hooiaard te verbinden. Die lijn dient voor het verkeer van de rijtuigen 1 en 4 die van de Groentenmarkt komen. Men moet ter plaatse ook ingewikkelde spoorstukken leggen voor de kruisingen tussen de lijnen 4 en 3 Voor de dienstherneming van donderdagmorgen was alles klaar. Nu moet enkel nog de tweede lijn van de Korenmarkt worden gelegd. De tramaubette aldaar is eveneens gedoemd om te verdwijnen en dat zal geschieden van zodra de trammaatschappij een ander lokaal zal gevonden hebben voor het personeel. Uiteindelijk moet ook de grote kiosk er aan geloven, wat het uitzicht op die grote plaats waarlijk zal verbeteren.
13 mei 1926 Op de Korenmarkt is de ondernemer Myncke voor rekening van het trambe-
Het tramhuis met keldering op de Korenmarkt in 1926, door de Gentse burgers al gauw “de vogelmuit genoemd”.
19
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:26 Pagina 20
heer bezig aan de bouw van een nieuwe aubette met kelderingen. Het ontwerp werd in opdracht van de maatschappij uitgevoerd door de heer P. Verberkt, woonachtig in de Van Wittenberghestraat 7 te Gent. Het gebouwtje zal 7 meter lang zijn en in twee compartimenten worden verdeeld. Het ene is voor de reizigers bestemd, het andere zal ingericht worden als bureel voor de dienstcontroleur. Een trap zal toegang geven tot een plaats in de keldering die zal gebruikt worden door het personeel. Bij het delven van de grondvesten heeft men een oude riool van de Sterrestraat blootgelegd, alsook een muur van een oud huis. In de gemeenteraad hebben sommige leden verzet aangetekend tegen de oprichting van een vogelmuit, zoals ze het nieuwe huisje nu al noemen. Ze menen dat het de artistieke waarde van de Korenmarkt sterk zal verminderen. De grote kiosk moet totaal verdwijnen. Men denkt de pissijnen voorlopig naar het straatje naast de post over te brengen. Later zouden ze onder de SintMichielshelling worden geplaatst.
18 oktober 1926 Deze week is men begonnen met de afbraak van de kiosk op de Korenmarkt. Een schoon en nuttig werk. Geheel het bovendeel is reeds weggenomen. Voorlopig zal het onderste stuk nog wat blijven staan, maar weldra zal het ook verdwijnen. Ook tramlijn 1 (Ledeberg - Korenmarkt - Rabot - Gasmeterlaan) werd in die periode aanzienlijk uitgebreid. Vanaf 10 juli 1926 over de vernieuwde De Smetbrug en verder langs Palinghuizen, “Medo� en de Ferrerlaan tot aan het Van Beverenplein. En vanaf 5 september 1931 van de Vooruitgangplaats (** thans Ledebergplein) langs de Kerkstraat (** thans Ledebergstraat), Botermarkt en de Jozef Vervaenestraat naar "Moscou" aan de ringspoorweg.
4 januari 1928 De trammaatschappij zal aan de bevoegde overheden een belangrijk ontwerp voorleggen om de lijn 5, welke van de Zwijnaardsesteenweg naar de Wilsonplaats aan Gent-Zuid en verder naar het Handelsdok rijdt, in twee verschillende lijnen te verdelen. De ene zal van de Zwijnaardsesteenweg naar de Wilsonplaats aan Gent-Zuid leiden, vervolgens de Vlaanderenstraat indraaien en langs lijn 1 de Korenmarkt als eindpunt bereiken.
20
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:26 Pagina 21
De andere zal haar vertrekpunt hebben aan de Zuidstatie en langs de huidige lijn 5 naar de Dokplaats lopen, om dank zij een nieuwe uitbreiding langs de Priesterstraat (** thans Doornzelestraat) aan het Heilig Kerst lijn 4 te vervoegen tot aan de Sassepoort. Het werk zal meer dan 800 000 frank kosten, maar de reisweg Heuvelpoort Zuid - Korenmarkt zal veel verbetering brengen voor de reizigers van de Zwijnaardsesteenweg en de Sassepoort zal rechtstreeks in verbinding komen met de statie Gent-Zuid.
6 februari 1928 De nieuwe pissijnen voor mannen aan de zijkant van de Sint-Michielshelling ter hoogte van de Korenmarkt, worden heden in gebruik gesteld.
2 maart 1928 Men weet dat de trammaatschappij het plan had opgevat de lijn nr. 5 in twee verschillende secties te verdelen. Wegens de aangekondigde sluiting van de Zuidstatie op 7 oktober aanstaande, zal het eerste ontwerp, van de Wilsonplaats naar de Vlaanderenstraat tot aan de Korenmarkt, niet uitgevoerd worden.
25 maart 1928 De bladen die de openbare denkwijze vertolken zijn het eens om te vragen dat de half afgebroken kiosk op de Korenmarkt, waarvan het bovenste deel al in oktober van twee jaar geleden werd weggenomen, ten spoedigste helemaal zou verdwijnen. Moeten er bij speciale gelegenheden concerten gespeeld worden, dan kan de betrokken stadsdienst daarvoor een vervoerbare kiosk aanbrengen. We hebben al de aandacht gevestigd op de pissijn onder de Sint-Michielshelling. De beschuttingen naar de Korenmarkt en de Leie toe dienen doelmatiger te zijn. We hernieuwen onze klacht in opzicht van betamelijkheid. We zijn hier in de Kongo niet!!
29 maart 1928 Het zal er eindelijk van komen dat het lelijk overblijfsel van de kiosk op de Korenmarkt zal verdwijnen. De aanbesteding is gedaan en de ondernemer heeft de verplichting alles voor 10 april weg te nemen, zodat de plaats in orde 21
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:26 Pagina 22
zal zijn met de FloraliĂŤn die op zaterdag 21 april de deuren openen.
23 april 1928 Er wordt aan herinnerd dat gedurende de FloraliĂŤn lijn 4 doorstreept rijdt van de Sint-Pietersstatie naar de Korenmarkt en terug.
6 oktober 1928 Te rekenen van zondag zullen wegens de sluiting van de Zuidstatie de diensten op lijn 4 merkelijk worden versterkt. De rijtuigen met doorstreept nummer zullen bollen tussen de Sint-Pietersstatie en de Korenmarkt.
15 januari 1929 Te rekenen van16 januari zullen er belangrijke veranderingen worden gebracht aan de dienst van de elektrische trams op de lijnen 1 en 3. Deze van lijn 1, die nu rijden van het Arsenaal naar Gent-Zuid, de Korenmarkt, de Verbindingsbrug en het Van Beverenplein, zullen op de uren van druk verkeer versterkt worden met bijzondere rijtuigen, aangeduid met een doorstreepte 1. Ze zullen rijden tussen de Verbindingsbrug, de Korenmarkt en de Eggermontstraat te Ledeberg. De rijtuigen van lijn 3 zullen tussen Mariakerke en Gentbruggebrug ongeveer hun vertrek hebben om de 6 minuten. Op de uren van druk verkeer zullen er bijzondere rijtuigen met een doorstreepte 3 (‘s avonds rood) bijgevoegd worden, die de dienst zullen verzekeren tussen de Rooigemlaan en het Heernisplein. De doorstreepte rijtuigen 1 en 3 zullen aan de Korenmarkt aansluiting geven met lijn 4.
17 april 1931 In tal van trams is het volgend opschrift gehangen: Werp a.u.b. noch biljetten, noch vuilnis in het rijtuig. Het zal netter blijven. En ook: Om het werk der ontvangers te vergemakkelijken, betaal a.u.b. met gepast geld of maak gebruik van kaarten. Hopelijk zal de trammaatschappij er aan denken, aan de Sint-Pietersstatie en de Korenmarkt winketten te openen waar biljetten en kaarten te bekomen zijn. Dat zou voorzeker veel gemak opleveren voor de reizigers.
22
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:26 Pagina 23
3 mei 1931 Zaterdagnamiddag omstreeks 2 uur 30 werd een tram van lijn 4 die uit de Posthoornstraat (** thans Sint-Niklaasstraat) kwam, aangereden door een tram van lijn 1. De stoffelijke schade is zeer groot, maar er waren geen persoonlijke ongelukken. De dienst was lang onderbroken.
21 november 1931 Sedert enkele dagen zijn werklieden van de trammaatschappij bezig de palen weg te nemen die op de voetpaden staan van de Sint-Michielsplaats. De kabels worden vastgelegd aan de gebouwen. Dat is voorzeker een goede maatregel.
4 januari 1932 Binnenkort zullen de trams van de lijnen 1 en 3 dank zij een rechte verbinding over het Emile Braun- en Gouden Leeuwpleinplein, tussen het belfort en Klein Turkije naar de Korenmarkt kunnen rijden. Die nieuwe schakel zal het mogelijk maken dat tijdens de uren van grote toeloop van reizigers, trams rechtstreeks van de stelplaats naar het midden van de stad kunnen rijden zonder tijdrovende wisselingen van richting op de Korenmarkt of het afleggen van nutteloze trajecten.
21 december 1932 Gisteren is de eerste autobuslijn van de Gentse trammaatschappij in werking getreden tussen de Sint-Pietersstatie, de Korenmarkt en de Dampoort. De dienst beschikt over acht Minerva-bussen van Belgische makelij. Drie rijden heen en terug, twee blijven in reserve, nog drie andere kunnen bij bijzondere gelegenheden worden ingezet, zoals de foor, voetbalwedstrijden, feestelijkheden, onderbrekingen in de tramdienst, enz.
17 december 1938 Het Christelijk Syndicaat der Trambedienden heeft aan het bestuur een nota bezorgd waarin de ontevredenheid wordt geuit over de verwarming in de kelder onder het wachthuisje op de Korenmarkt. “Het nieuw systeem van gaskachel geeft thans maar voldoende warmte opdat 23
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:26 Pagina 24
hun pullen niet koud zouden blijven en bijgevolg is daar niet de minste warme temperatuur voor hun kleren en voeten gedurende hun aflostijd. In deze gure winterdagen was het toch wenselijk daar op één of andere manier in te verhelpen.” *** De uitgave van de "Gazette van Gent" werd stopgezet op 31 december 1938. Voor volgende artikels uit de oorlogsjaren 1940-1945 werd gebruik gemaakt van de archieven van de toenmalige trammaatschappij E.T.G.
31 mei 1941 “Door verschillende inwoners van Klein Turkije werd mijn tussenkomst gevraagd om bij U aan te dringen op een gunstige oplossing van het verkeersvraagstuk aldaar. Er wordt sterk over geklaagd dat de stilstaande trams op de hoek zeer hinderlijk zijn voor het gebruik van de opgestelde terrassen. Wij verzoeken U deze stilstand zonodig af te schaffen, hetzij hogerop in de straat in te richten.” (nota van de dienstdoende burgemeester van Gent aan de ETG)
4 juni 1941 “Betreffende de klacht der inwoners van Klein Turkije, menen wij dat het nuttig ware de redenen van dit stilstaan uiteen te zetten, evenals de maatregelen die genomen werden om in de mate van het mogelijke te verhelpen aan de hinder die er voor de inwoners uit voortvloeit. Het is inderdaad van belang dat de rijtuigen 4 doorstreept zo nauwkeurig mogelijk op de helft van de frequentie der rijtuigen 4 die van het Sas komen ingeschakeld worden, hetgeen op de Korenmarkt stoptijden van 1 tot 3 minuten veroorzaakt. Bij het aankomen van de rijtuigen is het insgelijks van belang dat de reizigers die aansluiting met de lijnen 1 en 3 moeten nemen, zo dicht mogelijk bij de vluchtheuvels van de Korenmarkt kunnen afstappen. Deze reizigers zijn tegenwoordig dikwijls met allerlei pakken beladen. Deze beschouwing laat niet toe het eindpunt van de 4 doorstreept hoger in de straat te plaatsen. Teneinde nochtans aan de hinder, veroorzaakt door het onvermijdelijke stilstaan der rijtuigen te verhelpen, hebben wij reeds in 1939 maatregelen getroffen. Telkens wanneer zulks de doortocht van een rijtuig der lijn 1 niet hindert, moet het stilstaan van de 4 doorstreept voor het wachthuisje op de
24
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:26 Pagina 25
Een ‘reserverijtuig” buiten de spitsuren gestationeerd voor het terras van restaurant Mercator. (hoek Korenmarkt - Klein Turkije - 1938)
Een “tramtrein” van lijn 4”op het rechte verbindingsspoor tussen het Belfort en Klein Turkije langs de gevels van het Emile Braunplein.
25
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:26 Pagina 26
Korenmarkt geschieden en niet in Klein Turkije. Wanneer het blijven staan onvermijdelijk is, zal dit op een voorgeschreven plaats gebeuren, deels voor het koffiehuis Mercator, deels voor het hotel Telegraaf. Wij hebben deze voorschriften aan onze agenten herinnerd, die ze in de laatste tijden uit het oog verloren hadden en menen aldus in de mate van het mogelijke aan de klacht van der inwoners van de bedoelde wijk geantwoord te hebben, zonder schade te berokkenen aan het belang van de menigvuldige betrokken reizigers.” (nota van uitbatingsdirecteur Chenu van de ETG aan burgemeester Elias van Gent)
14 december 1942 “Wij laten u de plans geworden aangaande kleine wijzigingen die in het wachthuisje op de Korenmarkt zouden moeten aangebracht worden, om er een kleine plaats vrij te houden aan het vrouwelijk personeel, dat wij in de laatste tijd hebben moeten aanwerven om dienst te doen op onze rijtuigen. Een rechtstreeks gevolg van het feit dat steeds meer mannelijke agenten door de Bezettende Macht opgevorderd zijn om in Duitse bedrijven te gaan arbeiden.” (nota van de uitbatingsdirecteur van de ETG aan het stadsbestuur van Gent)
28 december 1942 “Wij verlenen U machtiging tot het uitvoeren van geschiktmakingswerken aan het bestaande wachthuisje op de Korenmarkt, daar zij ten spoedigste zouden moeten verwezenlijkt worden. Dit wel te verstaan met uitsluiting van alle andere werken en onder voorbehoud van de bepalingen van de verordening van 5 augustus, die het verbod inhoudt bouwwerken uit te voeren, waarvan de gezamenlijke kosten de 10 000 frank overtreffen.” (nota van het stadsbestuur van Gent aan het bestuur van de ETG)
16 maart 1945 “Als inwoner van een eigendom van de stad Gent aan het Emile Braunplein kom ik U een verzoek te doen, teneinde te bekomen dat geen tramrijtuigen voor mijn uitstalraam geparkeerd worden. Het is daarbij verloren gekuist, daar de straat volbesmeurd is met mazoutolie 26
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:26 Pagina 27
en dit wordt door de voetgangers bij ons binnengebracht. Nu we over zoveel zeep beschikken om te schuren, zijn deze vlekken bijna niet te verwijderen.” (nota van de heer Tytgat, beenhouwerij "Belfort", aan de burgemeester van Gent) “In naam van onze vennootschap wil ik uw bemiddeling inroepen bij het bestuur van de trammaatschappij, tegen het alledaags stationeren van drie tot vier trams achter elkaar en dat gedurende verscheidene uren 's morgens en 's namiddags, juist voor de uitstalramen van onze magazijnen, Emile Braunplein 4. Daar die trams het zicht op onze etalage beletten, zijn zij de oorzaak van veel schade aan de verkoop van onze artikelen. Wij rekenen op uw tussenkomst. (nota van de heer Gevaert van de "Groote Magazijnen 't Belfort" aan het stadsbestuur)
ERIK DE KEUKELEIRE
Uit “135 jaar openbaar vervoer in de Gentse regio” deel 2 (1907-1922) - 278 pagina’s, deel 3 (1923-1939) - 474 pagina’s en deel 4 (1940-1953) - 380 pagina’s - herwerkte uitgaven in eigen beheer - 2008.
27
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:26 Pagina 28
GHENDTSCHE TOESTANDEN
DIERENBESCHERMING ANNO 1869 EN BLAASPIJPSCHIETEN
In 1869 gaf het Willemsfonds een boekje uit dat wellicht de oudste consistente propaganda voor dierenbescherming ten onzent bevat, in het Nederlands althans. De Menschen en de Dieren door Mevrouw Sophia (de afbeelding toont een tweede druk uit 1871) was van de hand van Sophia Mac Leod, geboren Fredericq, een familie met heel wat beroemde leden en verwanten. Julius Mac Leod, hoogleraar plantkunde te Gent, actief in de liberale en Vlaamse beweging, was haar zoon. De dame zelf, haar tijd ver vooruit, had het boven alles voor dierenwelzijn. Ook dat zat in de familie. Alice Buysse, eveneens afstammelinge van de Fredericqs, was de stuwende kracht in de Vlaamse dierenbescherming - toen nog steeds amper van enige betekenis - in de periode na WO I. Haar beroemde literaire broer Cyriel deed graag een duit in het zakje in de publicaties die ze liet verschijnen.
Vogeltjes doden met de blaaspijp De schrijfster Sophia geeft in de zoetsappige en zwaar moraliserende trant van die tijd, tal van voorbeelden van dierenmishandeling. Telkens opnieuw argumenteert ze dat de dieren nuttig zijn voor alles en nog wat en dat ze daarom met respect moeten benaderd worden. Vooral het voor ons onbegrijpelijk geworden, maar destijds wijd verspreide zinloos doden van allerhande kleine wilde dieren neemt ze op de korrel. Hieronder een voorbeeld van een nu totaal verdwenen praktijk opgemerkt tijdens het omploegen van een stuk land waar kwikstaartjes (paardewachterkens, mooie vogeltjes en uiterst nuttig!) naar insecten zoeken. Het brengt ons op een in onze streken totaal verdwenen vorm van vrijetijdsbesteding: het blaaspijpschieten. De jongeling, die achter den ploeg ging, had ook de kwikstaarten in ’t oog, en, terwijl hij met een hand den ploeg hield en met de andere zijn twee schone paarden bestuurde, sloeg hij van tijd tot tijd eenen gretigen blik naar die 28
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:26 Pagina 29
Voorplat van een exemplaar van De Menschen en de Dieren bewaard in de verzameling COVLAUDT (Collectie Oost-Vlaamse auteurs, uitgaven, drukken en thema’s) in het Documentatiecentrum, Begijnhof 46, Sint-Amandsberg.
29
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:26 Pagina 30
vogels. ... Hij dacht aan ... iets, waaraan hij altoos dacht, als hij een vogelken zag, en dat was, aan zijne balpijp. Hij had dat tuig willen bij de hand hebben om de schone schepsels dood te blazen. Die jongeling, moet ge weten, was lid van een maatschappij balpijpblazers, die zich op de dorpsplaats ’s zondags vermaakten met houten vogels van een hoge spil te blazen – daar is juist geen kwaad in gelegen – maar hij en al zijne medematen hadden de gewoonte hunne behendigheid vooral op levende vogels te oefenen, gelijk alle balgpijpblazers doen. Want vogels doden wordt een drift bij al de jongelingen, die zich aan het balpijpblazen overgeven. Niet alleen de dorpen maar de grote steden ook zijn met balpijpmaatschappijen gestraft. Daar worden de openbare wandelingen ook door balpijpblazers afgelopen, men ziet ze met hun moordtuig rondsluipen, in de bomen loeren en naar elk vogeltje eenen bal jagen. Soms wordt een vogeltje, dat tot grote verlustiging der wandelaars, blij en zorgeloos zit te orgelen en te zingen, te midden van zijn liedje door die ongevoelige kerels verraderlijk van den boom geblazen.
Geen kinderspeeltjes Lodewijk Lievevouw – Coopman vermeldt balpijpblazen niet in zijn werk Spelen mijner Jeugd (Gent, 1952), dat nochtans een niets aan de verbeelding overlatend hoofdstukje Dierenmishandeling bevat. Hij geeft het wel aan in zijn Gents Woordenboek. Daar luidt het: Balpijp(e): Blaaspijp om met stenen balletjes naar de vogels te schieten, en tot vermaak met pijltjes naar den doel. Als synoniemen geeft hij op: Blaaspijpe, Bolpijpe, fleche-pijpe. Eigenlijk was het allesbehalve kinderspel. Dat een blaaspijp (Frans: sarbacane, Engels: blowgun) een vervaarlijk wapen kan zijn, is onder andere te zien op Wikipedia. Denk maar aan de curarepijpjes van sommige indianenstammen uit het Amazonegebied. Nu nog is het blaaspijpschieten populair in de USA en Japan. Meestal gebruikt men een aluminium blaaspijp met een standaardlengte van 120 cm. Pijpen aangedreven met gecomprimeerd gas worden soms aangewend door dierenartsen om onbereikbare en onhandelbare of gevaarlijke dieren op afstand te verdoven. Dit gebeurt nagenoeg geluidloos. Het schiettuig moet heel oud zijn. Ondanks het - voor zover ons bekend - ontbreken van archeologisch bewijsmateriaal vanwege de zeer vergankelijk organische grondstof, mag men daar zeker van zijn. De blaaspijp kan teruggaan tot de tienduizenden jaren lange periode dat onze voorouders enkel jagers-verzamelaars waren. Getrainde beoefenaars met een krachtige adem konden er
30
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:26 Pagina 31
Verzoekschrift uit 1840 aan het stadsbestuur (Stadsarchief Gent, reeks W3 nr. 25). De ondergeteekende leden der maatschapije der bolpijp, vergaederinge houdende in de herberge den Oeyvaere ... neemen met eene diepe vernederinge de vrijheyd, zich tot uwe Wel agtbaere wendende ten eynde dat het uwe Wel agtbaere gelieven zoude ... prijzen uit te rijken op de jaarvergadering en de bijhorende prijsschieting. Daarbij vroeg de vereniging ook nog de eere te genieten geplaetst te worden in den administrative Stam register der algemeene maetschappijen dezer Stad. Het antwoord van de agtbaere heeren der regeeringe raed staat in de marge: Impossible. RĂŠpondu verbalement.
31
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:26 Pagina 32
vogels en diverse kleine diertjes mee doden en bemachtigen. Een welkome afwisseling in het menu en wellicht soms echt nodig om te kunnen overleven. Diverse plantensoorten met lange stevige holle stengels, uitstekend geschikt voor blaaspijpen, komen in verschillende werelddelen voor. Alleen al het feit dat de blaaspijp van oudsher de wereld rond bekend is in geografisch geïsoleerde streken, wijst daar op. Het woord ‘sarbacane’ heeft trouwens een lange voorgeschiedenis in afstand en vermoedelijk ook in tijd achter de rug. Van oorsprong Maleis zou het via het Perzisch, en daarna het Arabisch en het Spaans in het Frans terecht gekomen zijn. Blaaspijpschieten was, zoals de tekst uit 1869 hierboven laat uitschijnen, ook bij ons heel populair in de jaren 1800. Wijlen Lode Hoste leverde daarvan het bewijs in zijn uiterst informatieve overzicht van het 19de-eeuwse Gentse verenigingsleven dat verscheen in opeenvolgende nummers van Ghendtsche Tydinghen, jaargangen 1992 - 1993. Hoste geeft aan dat de Gentse blaas-, bal, bol-, of flèchepijpen doorgaans houten buizen waren tot 2,5 m lengte (!), voorzien van een mondstuk met een opening van ongeveer 2 cm. Men blies er droge erwten, kogeltjes in potaarde of pijltjes door naar een al dan niet bewegend doel.
Oudst bekende Gentse maatschappijen in gegoed milieu De oudst bekende vereniging Utopia, die haar oefenterrein oorspronkelijk in Ledeberg, ‘Buiten de Brusselsepoort’ had, vroeg in 1827 toelating aan de Visserij te mogen ‘schieten’. Zoals bij veel sporttakken (voetbal, duiven) waren de eerste beoefenaars van het blaaspijpschieten eerder rijke lui. Naar de gekozen naam te oordelen, kenden sommige schutters blijkbaar Grieks en Latijn. Een van de voornaamste leden van Utopia was de bewoner van de mooie villa Blanckaert aan de Ferdinand Lousbergskaai (nu stedelijke Groendienst), de chirurgien en anatoom François Egide Verbeeck (ook Verbeken geschreven: Mechelen 1779 - Gent 1848). Dit heerschap was secrétaire perpétuel van de Société d’Agriculture et de Botanique de la Ville de Gand, hoogleraar aan de faculteit geneeskunde en zelfs drie maal universiteitsrector. In den beginne richtte Utopia enkel eetfestijnen in. Later kwam daar karabijnen balpijpschieten ‘in de hoogte’ (naar een doel op een hoge staak) bij. Toen deze blijkbaar zeer dynamische sociëteit zich ook nog twee kanonnen (of kanonnetjes) aanschafte, kwam ze in het vaarwater van Sint-Anthone, de hoofdgilde van de bus(kruit)schieters, alias kolveniers, aan de SintAntoniuskaai en de Kolveniersgang. Na de Visserij kwam Utopia aan de
32
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:26 Pagina 33
Coupure terecht. Ze verdween in 1847 van het toneel. En zo waren er nog wel meer. Een medaille uit 1824 bewaard in de verzameling van het Huis van Alijn brengt ons op het spoor van de blaaspijpmaatschappij De Vriendschap. Het bestaan van zo’n luxe voorwerp wijst er op dat de vereniging niet onbemiddeld was en floreerde, maar hoe lang ze toen al bestond en waar ze haar stek had, weten we niet. In het stadscentrum was er minstens één bolpijpmaatschappij actief. Herberg De Ster op de Vrijdagmarkt ‘herbergde’ sinds 1858 De Eendracht van Vlaanderen die zich in het Frans als Société du tir au but à la sarbacane liet doorgaan.
Populair in de Gentse volkswijken Het merendeel van de verenigingen was echter van nederiger afkomst. Iever en Eerzucht (bij Hoste: Iever en Eendracht) werd in 1832 gesticht in café Den Hert aan de Phoenixstraat. Ze beschikte over een eigen ‘vliegend’ vaandel en trommel en telde enkele jaren later een 35-tal leden. Deze schutters oefenden hun liefhebberij toen uit bij de Oude Houtlei in De Ooievaar in het Schouwvagersstraatje. Ondanks enkele uiterlijke tekenen van rijkdom (vlag en trom!) tonen de bewoordingen van een verzoekschrift uit 1840 aan dat zelfs hun secretaris Vaernewijck en hun hoogman Santy niet echt vertrouwd waren met de gebruikelijke officiële terminologie. Laat staan dat ze zich van het Frans, de officiële taal van het stadsbestuur, hadden kunnen bedienen. De zaken (en ook de competities) werden terdege georganiseerd, of men ondernam toch minstens één poging in die richting. Daartoe verenigden zich in 1860 tien maatschappijen in een overkoepelende vereniging met de gepaste naam La Flèche. Dank zij het kleine briefje waarin deze organisatie haar bestaan kenbaar maakte aan het stadsbestuur, zijn we op de hoogte van het bestaan van een hele reeks blaaspijpverenigingen die verder geen enkel spoor nalieten. De schietingen van de aangesloten maatschappijen gingen maandelijks door in de eigen lokalen, maar de zetel van La Flèche was gevestigd in estaminet De Camelia in de Rode Koningstraat, toen nr. 8 en wellicht nog niet zo berucht als later het geval zou zijn. De opsomming van de thuishavens en de verenigingsnamen en van de tien maatschappijen, in cafés uiteraard, levert een leuk lijstje op: In De Arend (Nieuwland), Het Hertje (Buiten de Dampoort, met de maatschappij Moed en Eendracht), De Gewilligaard (Buiten de Brugsepoort), De Ware Vrienden (Oude Beestenmarkt), Het Flèchegezelschap (Groendreef), De Welgezinde Hollanders (Mariakerke), De Koolkappers (Contributiestraat), De Welgezinde
33
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:26 Pagina 34
Jonkheid (Phoenixstraat), Het zal wel gaan (Dampoortstraat) en tenslotte De Goelknappers (Buiten de Muidepoort). Uit die laatste naam moeten we niet meteen afleiden dat de Muidenaars, tot afgrijzen van Mw. Mac Leod, op goelekes schoten. Lievevrouw-Coopman’s Gents woordenboek weet te melden wat die rare benaming betekent: goelenknapper: die veel borrels drinkt; dronkaard. De aangegeven locaties suggereren dat de sport vooral in de buitenwijken populair was en dat elke vereniging in de eerste plaats in zijn eigen kwartier leden zocht en vond. Vermoedelijk waren de latere blaasschieters vooral fabrieksarbeiders en kleine middenstanders. De klaagzang van Sophia Mac Leod toont bovendien aan dat balpijpschieten ook op de buiten bij de zeker niet gefortuneerde boerenknechten erg populair was, te populair. Dit beeld krijgt men ook in Frankrijk, waar de sport vooral floreerde in de mijnstreken van de Nord (waar ze verdween) en de Loire (waar ze nog bestaat). Bij ons verzwond elke herinnering aan deze vrijetijdsbesteding, op een enkele medaille na, en wat archiefteksten. Hoste geeft als laatste Gentse blaaspijpvereniging eentje aan met de originele naam De Blaaspijp. Ze werd in 1885 opgericht in de Phoenixstraat (weeral die straat!) en vierde in 1910 haar vijfentwintigjarig bestaan. Of ze de eerste wereldoorlog overleefde, is twijfelachtig. Toen werd er ander geschut gehanteerd ...
De informatie afkomstig van Lode Hoste is te vinden in Ghendtsche Tydinghen, jg. 21 (1992), nr. 6, p. 357-358. De voornaamste door hem gebruikte (en enige aangegeven) bron is: Stadsarchief Gent, reeks W3, 19deeeuwse Gentse maatschappijen, nrs. 23, 25, 26, 33 en 52.
Luc Devriese Met dank aan Bea Bailleuil
34
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:26 Pagina 35
VERGETEN GENTSE SCHRIJVERS: JAKOB HIJE (GENT 1667 - GENT 1749)
Kuiper, dichter, entertainer. Jakob Hije werd geboren te Gent, als zoon van Joos, binnenschipper. In zijn jeugd voelde hij zich aangetrokken tot schilderen, tekenen en boetseren. Hij ging in de leer bij een kuiper; wilde reizen; liep van huis weg en werkte gedurende twee jaar bij verschillende kuipers in Brabant. Terug in Gent werd hij meester kuiper. Hij oefende het beroep uit van kuiper en azijnfabrikant. Hij woonde met zijn talrijk gezin (8 zonen, 4 dochters) zijn hele leven in de Begijnengracht. Hij had ook belangstelling voor muziek en werd een gewaardeerd dichter, zanger, rattentemmer en entertainer. Alhoewel na zijn dood vrij snel vergeten, was hij tijdens zijn leven een graaggeziene figuur die de kunst verstond de mensen aangenaam bezig te houden en te doen lachen, een echte BV. Op latere leeftijd werd hij, als oudste in de straat geboren, deken van de gebuurte van de Begijnengracht. Hij werd begraven in SintMartinuskerk (de patroon van de kuipers), Ekkergem, waar tot vandaag een grafsteen aan de familie Heye herinnert. In ‘s Werelds ijdelheid hangt hij een karikaturaal beeld op van zichzelf met een bult, een dikke buik en een zeldzaam hoofd, maar wellicht is dat geen zelfportret, enkel een figuur van een klucht. Wat we wel weten: hij was gedurende tientallen jaren een van de werkzaamste leden van de Kamer van Rhetorica “De Fonteine”. “Ick wiert daer gildebroer en schreef schier dagh en naght.” Hije schreef rijmdichten, lofdichten, liedjes, kluchten e.a., die verzameld werden in Rijmdichten,
Jubileën, Solemniteyten, Lofdichten van voorname persoonen, Triumphen, Kluchtspeelkens, Liedekens, bijeen vergadert door J. Hye, een bundel die zich in het stadsarchief bevindt. Weinig stukken werden tijdens het leven van de dichter gedrukt, slechts enkele staan vermeld in de “Bibliographie Gantoise” van F. Vander Haeghen. Toen in het jaar 1701 de rederijkerskamer “De Fonteine” werd hersteld, werd op tweede paasdag 1702 de volgende vraag uitgeschreven: “Beschrijf hoe ons Heer op Paaschdag is verrezen” Jakob Hije beantwoordde de vraag met een gedicht. In 1706 werd als vraag “De herstelling der maatschappy der Fonteine” en in 1708 “Wat is de reden?” uitgeschreven. Telkens beantwoorde Jacob Hye de vraag. Ondertussen schreef hij de kluchten Het arm huishouden, De mandragende vrouw e.a., die door Hije
35
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:26 Pagina 36
zelf meermaals werden vertoond. ‘s Werelds ijdelheid werd door een vastenavondzot, die beweerde dat de wereld vol loopt met narren, die allemaal hun stokpaardje hebben en dat hij af en toe wonderlijk kan berijden, opgevoerd. Al deze stukken werden voorgedragen in de nieuwe schouwburg, in de Mageleinstraat (Het Gangsken). Verder schreef Hije nog allerlei gelegenheidsgedichten. Een groot gedicht Het tooneel van de bedorven wereld, nu in deze tyden handelt over de adel, de ijdele pracht van vrouwen, het huwelijk en de geestelijke staat. Hij schreef ook een gedicht. een soort biografie in verzen, waarin hij over zijn werkzaamheid als rederijker spreekt en besluit met: “Al wat de weerelt doet, al wat de ooghe siet. Is droom, is roock, is mist, is damp, is enkel niet.” Het werk van Hije is van bescheiden intrinsieke literaire waarde, maar van grote cultuurhistorische betekenis. Hij verdient in zijn stad ten volle een blijvende waardering.
Literatuur Ph. Blommaert, De Nederduytsche schrijvers van Gent, Gent, 1861, p. 307-312. W.L. Braekman, Leven en werk van de Gentse rederijker Jacobus Hije (1667-1749), Facultés universitaires Saint-Louis, Studiecentrum 18e eeuwse Zuid-Nederlandse Letterkunde, Cahier 21, Brussel 2002.
Daniël Van Ryssel
36
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:26 Pagina 37
SPANNINGSVELDEN TIJDENS EN KORT NA DE TWEEDE WERELDOORLOG. EEN FOCUS OP DE COUPURE
Wie schrijft over de Nieuwste Geschiedenis - en zeker over de Tweede Wereldoorlog - begeeft zich op glad ijs. Niet alle wonden zijn geheeld en niet alle bronnen zijn toegankelijk. Ook de Coupure werd geconfronteerd met heikele items als verzet, collaboratie, antisemitisme en de koningskwestie. De naam Willemot is een begrip in het verzekeringswezen van de stad. Gerard Willemot (1901-1945) werd tussen de twee wereldoorlogen verzekeringsmakelaar en bezat samen met zijn broers een (nog steeds bestaand) kantoor aan de Coupure. In 1914-18 had hij zich reeds als 13-jarige knaap tegen de Duitsers verzet. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd hij één der stichters van het Belgisch Legioen in Gent en fungeerde zijn woning ‘Ter Vaert’ in Mariakerke als foyer van het gewapend verzet. In december 1943 toen hij van huis naar de Coupure wou fietsen, werd hij door de Geheime Feldpolizei aangehouden, gevangengezet en belandde uiteindelijk als politiek gevangene in de concentratiekampen Gross-Rosen en Dora. Zijn echtgenote Germaine Fobe (1905-1987), verbindingsagente van de inlichtingendienst, werd eventjes opgepakt, maar bijna onmiddellijk weer vrijgelaten. Zij bleef lang in het ongewisse over het lot van haar man, tot de vermelding ‘Mort pour la Belgique’ 19 februari 1945 op de overlijdensakte vermeld werd. Gerard Willemot werd postuum met verschillende eretekens vereerd en reeds in 1947, kort na de oorlog, werd zijn straat tot Gérard Willemotlaan herdoopt. Ook hoogleraar-dokter Jean-Jacques Van de Velde (1897-1961) werd door de stad Gent voor zijn verzetsactiviteiten voor het inlichtingennet Marc onderscheiden. Zijn vrouw Henriette De Waele (1906-2000) ontving een erkentelijkheidsmedaille voor haar activiteiten voor het Rode Kruis en de bedeling van maaltijden tijdens de bezettingsmaanden. Bij de bevrijding in september 1944 werd op de Coupure 213 de Gerechtelijke brigade gevestigd, waar alle inlichtingen over ‘verdachte personen’ moesten worden binnengebracht. Een beperkt aantal Coupurenaars werd wegens collaboratie door de Krijgsraad veroordeeld tot de gevangenis en/of verspeelde de burgerrechten. Een niet-gedomicilieerde die in 1942 grote ophef veroorzaakte aan de Coupure, was de terminaal zieke Staf De Clercq (1884-1942) die hier in de Refuge onder de hoede van zijn strijdmakker en geneesheer Frans Daels zijn 37
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:26 Pagina 38
laatste levensdagen doorbracht. Als taalgrenskind geconfronteerd met de voortschrijdende verfransing en de sociale spanningen vandien, groeide de katholieke onderwijzer De Clercq uit tot een gedreven flamingant. Als verkozene voor de Frontpartij was hij parlementslid van 1919 tot 1932 en van 1936 tot 1940. In 1933 was hij (mede)stichter van het Vlaams Nationalistisch Verbond, dat hem als leider koos en waarmee hij na de capitulatie definitief in de collaboratie zou stappen. Hij was een flink organisator en overtuigend redenaar die in zijn toespraken de racistische en antisemitische denkbeelden niet schuwde. Op zijn sterfbed werd hij door vier leden van de Raad van het VNV omringd. Vanuit de Refuge vertrok een indrukwekkende begrafenisstoet richting Aalst. Op het doodsprentje drukte men zijn laatste woorden: “Ik heb voor mijn volk al gedaan wat ik kon. De Heer zij mij genadig”. Het volk zag het alvast anders. Men toonde geen deernis voor de weduwe en pleegdochter die zich nooit met politiek ingelaten hadden. Een begrafenismisviering werd hem geweigerd en zijn stoffelijk overschot heeft na een macabere tocht vanaf de Coupure in 1942 pas in 1979, naast het graf van zijn vrouw in Asse, rust gevonden. De beruchte stoet trok ook voorbij het huis van de familie Lustig.
De Israëlische gemeente Sinds 1999 herdenkt Gent in samenwerking met de Joodse Gemeenschap jaarlijks aan het Lustig Monument aan de Lindenlei (tegen de Coupure) de Kristallnacht, symbolische start van de Holocaust. Op de gitzwarte granieten plaat uit Zimbabwe staan 87 namen gegrift van even zoveel Gentse gedeporteerde joden die niet uit de kampen zijn teruggekeerd. De Israëlische gemeente was sinds 1871 bij Koninklijk Besluit erkend. Het religieuze leven werd door het Centraal Israëlisch Consistorie georganiseerd. Michaël Lustig (°Polen 1891) was rabbijn van de Gentse gemeente, die een driehonderdtal leden telde. Hij was in 1918 met de Antwerpse Regina Gutwirth gehuwd en woonde vanaf 1936 in Gent, eerst in de Hofstraat en vanaf maart 1937 aan de Coupure nr 19 (nu 91). De woning van de familie Lustig bood als synagoge en sociaal trefpunt plaats voor de religieuze diensten, begrafenisplechtigheden, rituele baden en de traditionele caritatieve acties. De geschiedenis van persecuties op het joodse volk zal vanaf de herfst van 1940 hier een vervolg krijgen. In 1941 werd door het Duitse militair bestuur de Vereniging der Joden in België (VJB) opgericht en het alleenrecht toegekend om de joden in ons land te vertegenwoordigen. De verplichte aansluiting was louter op de rassencriteria van de bezetter gebaseerd. Voor Gent werd rabbijn Lustig als voorzitter van het plaatselijk VJB-comité aangeduid en de besturen van de geloofsgemeente en van de VJB vloeiden er praktisch in elkaar over. Het bleek een vergiftigd engagement, een toevlucht én een val-
38
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:26 Pagina 39
strik in een fataal raderwerk. Beetje bij beetje werd het net rond de joden toegehaald en het was het lokale comité op de Coupure dat het concrete vuile werk (inschrijven, davidsterren verkopen, oproepingsbrieven voor verplichte tewerkstelling afgeven ...) moest doen. Niemand was voorbereid en zag tijdig de reikwijdte van een pervers strategische oorlogsmachine met graduele verordeningen die de joden achtereenvolgens identificeerde, intimideerde, van hun rechten beroofde, isoleerde, deporteerde. evacueerde en ten slotte liquideerde. De vernietigingprocedure trof ook de Lustigs. Vader Michaël weigerde het onderduikadres dat een medeburger hem aanbood. Zoon David, toen nog de enige joodse student aan de Coupure woonachtig, werd in 1941 als kandidaat in de natuur- en geneeskundige wetenschap, de toegang tot de lokalen van de Gentse universiteit ontzegd. Hij toonde zich bereid opgepakte geloofsgenoten te behandelen en hen naar Duitsland te begeleiden. De ouders Lustig en hun beide kinderen Charlotte ('1919, gehandicapt) en David ('1922) werden in 1943 als Belgische joden weggevoerd. De inbeslagname van hun goederen, waaronder 37 stoelen, was over drie dagen verspreid. Het gezin vertrok met het konvooi XXI uit Mechelen en zij zijn allen in de loop van 1944 in Duitsland overleden zonder sporen na te laten (vonnis rechtbank van eerste aanleg dd.25.05.1949). Soms brengt een oorlog bij sommige mensen het beste naar boven. Een aantal Gentenaars waaronder de hoogleraren Georges Leboucq (zoon van rector Hubert) en zijn neef Dr Jean Jacques Van de Velde riskeerden enorme sancties door joodse burgers te verbergen. In het gezin Van de Velde-De Waele op de Coupure werden naast de vier eigen dochters, ook de zusjes Nora (vijf jaar) en Suzy (twee jaar), dochtertjes van de Bessarabische ingenieur Zeili Podgaetzki, grootgebracht. Nora liep verder school in het Institut de Kerchove en werd nooit verklikt, ook niet door de buren die de reputatie van collaboratie met zich droegen. Zij getuigde achteraf: “dat heeft mij het gevoel gegeven dat ik gered geweest ben, eerst door de Van de Veldes, maar ook door de hele omgeving”. Uiteindelijk konden beide zusjes met hun ouders, die elders ondergedoken waren, herenigd worden. Nora, intussen mevrouw Van Montagu, onderhoudt nog steeds hartelijke contacten met haar oorlogszussen Van De Velde. De Van de Veldes werden door de Staat Israël gehuldigd en in de ‘Galerij der Rechtvaardigen’ opgenomen.
Louis Fredericq (1892-1981) was een telg uit een liberaal geslacht dat in academische, politieke en gerechtelijke kringen ruim zijn sporen verdiend had en de democratische waarden in het hart droeg. Hij was de oudste zoon van de arts Simon en Louise De Beaucarne en een rechtsreekse neef van zijn men-
39
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:26 Pagina 40
tor, de Vlaamse voorman prof. Paul Fredericq. In 1914-18 werden de rechtenstudies even onderbroken voor het front. Uit de oorlog gekomen met een ernstige invaliditeit, pikte hij de studiedraad weer op en behaalde in 1919 de doctorsbul. Een jaar later huwde hij zijn buurmeisje Thérèse Varlez, oudste dochter van Louis Varlez en kleindochter van prof Remi De Ridder. Er kwamen vijf kinderen. In 1933 was hij hoogleraar aan de RUG en dé specialist in het Handelsrecht. In 1935 werd hij tot achtbaar meester in de loge Le Septentrion verheven. Een jaar later mocht hij zich met het rectorale hermelijn van de Gentse Alma Mater tooien. In 1938 verliet hij de universitaire wereld en de advocatuur om gouverneur van Oost-Vlaanderen te worden. Het gouverneurshotel bleek een ‘antichambre’ want in 1939 volgde een benoeming als kabinetschef van de koning. Bij het uitbreken van de vijandelijkheden in 1940 heeft hij aan de zijde van Leopold III een cruciale en pijnlijke periode in de nationale geschiedenis meegemaakt. Hij was kroongetuige van de escalerende breuk tussen de gevangene van Laken en de Belgische regering die de capitulatie niet accepteerde. Hij bleef de hele bezettingstijd trouw aan zijn vorst en fundeerde op basis van de grondwet en de traditie diens militaire prerogatieven in oorlogstijd. Fredericq profileerde zich als een terughoudende medewerker die ellenlange juridische nota's voor de vorst in krijgsgevangenschap neerschreef. De vooroorlogse regeerperiode van Leopold III van 19341940 was getekend door een crisis van het parlementair systeem (negen regeringen op zes jaar tijd en een veelvoud van regeringscrisissen) wat de vorst sterkte in zijn grote gelijk voor een nieuwe grondwet met andere spelregels. Vanaf het najaar 1940 was Fredericq de spilfiguur in de redactie van de nieuwe constitutie. Gaandeweg probeerde hij zijn opdrachtgever ervan te overtuigen zich opnieuw achter een parlementair systeem te scharen en zich te verzoenen met de regering. In mei 1945 bezocht Fredericq samen met de prins-regent Karel en premier Achiel Van Acker de koninklijke familie in Strobl bij Salzburg. De koning, die blijkbaar niet besefte hoe gespannen de toestand in het vaderland was, rapporteerde zelf daaromtrent: “Meteen bij zijn aankomst, zonder zelfs te vragen hoe ik en de mijnen het maakten, overviel Fredericq mij met de waarschuwing: ‘Uiterste voorzichtigheid zal geboden zijn’. Ik verwachtte helemaal niet zo'n begroeting en kon mij niet indenken dat mijn bevrijding in zo'n slechte aarde viel”. De geladen ontmoeting in Oostenrijk liep uit op een vertrouwensbreuk. Fredericq gaf zijn ontslag als kabinetschef maar bleef nog geruime tijd als tussenpersoon voor de briefwisseling tussen Leopold III en Elisabeth fungeren. De gerenommeerde jurist belandde terug op de Coupure, heropende zijn advocatenpraktijk en hernam zijn cursussen aan de rechtsfaculteit. Van 1949 tot 1959 was hij assessor van de afdeling Wetgeving van de Raad van State en had dan nog een onderhoud met Leopold III over de voor-
40
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:26 Pagina 41
bereiding van het Verdrag van Rome dat in 1957 zou worden geratificeerd. Het koningshuis had een droevige bladzijde omgeslagen, want in mei 1958 werd Fredericq geadeld en mocht de titel baron dragen. Voor het vrijgeven van de persoonlijke memoires van Louis Fredericq als kabinetschef is het wachten tot 2032.
Bibliografie Beelen, S. e.a. Geschiedenis van de Vlaamse ontvoogding, Deurne/Antwerpen 1993 Daels, F. ‘De laatste levensdagen van de leider’ in: In memoriam Staf’ De Clercq, Antwerpen 1943 De Wever, Br. Staf De Clercq (1884-1942), Brussel 1989 Leopold III Kroongetuige. Over de grote gebeurtenissen tijdens mijn koningschap, Tielt 2001 Stuyck, G. ‘Staf De Clercq (1884-1942) in Twintig eeuwen Vlaanderen, Hasselt 1972 Van Daele, J. De Fonteinen van de Oranjeberg. Politiek-Institutionele geschiedenis van de provincie Oost-Vlaanderen van 1830 tot nu, dl. II Biografisch repertorium, Gent 1997, dl. IV Biografieën van twintigste-eeuwse beleidsmakers, Gent 2003 Van Den Wijngaert, M. e.a. Een koningsdrama. De biografie van Leopold III, Antwerpen 2001 Van Doorslaer en Schreiber, J. (red) De curatoren van het getto. De Vereniging van de joden in België tijdens de nazi-bezetting, Tielt 2004 Verschooris, M. Schrijven in de schaduw van de dood, Gent 2005 Willemot, J. en O. Histoire et Album de la famille Willemot de Gand de 1725 à 2003, Mariakerke 2003
Lieve Vande Casteele
41
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:26 Pagina 42
JOSÉPHINE DE BEAUHARNAIS
Men heeft ter gelegenheid van de zoveelste uitgave van de Gentse Floraliën veel gegoocheld met cijfers en statistieken allerhande en misschien wat te weinig, ook in de officiële redevoeringen, gesproken over de pioniers van dit wereldberoemde bloemenfestival, over de eerste, schuchtere tentoonstellingen van planten, bloemen en tuilen in de vorige eeuw, en over onze Kruidtuin zonder dewelke de liefde tot de bloem en de kennis van de planten nooit zo diep in het hart van de Gentenaren zouden zijn doorgedrongen. Zonder de Gentse Kruidtuin zouden er nooit Floraliën zijn geweest maar zonder een Karel Van Hulthem en een Bernard Coppens zou er ook geen Kruidtuin zijn, dat weet ten andere al wie zich te Gent ook maar enigszins aan het probleem en voor het verleden van de bloementeelt interesseert. Het is echter minder geweten dat onze Gentse Kruidtuin, meer dan waarschijnlijk in 1803, zou zijn verdwenen, had Joséphine de Beauharnais, toen nog geen keizerin, niet op het nippertje voor zijn redding in de bres zijn gesprongen. Wij halen dan ook graag deze weinig gekende bladzijde uit de geschiedenis van onze Kruidtuin vandaag uit de vergeetlade opdat zij opnieuw plaats zou mogen nemen in als heerlijk inleidend hoofdstuk tot onze Floraliën. Wanneer na de inval van de Republikeinse legers in ons land, de kloosters, abdijen en andere instellingen weinig naar de zin van de Sans-Culotten werden afgeschaft en al hun bezittingen nationaal goed werden, d.w.z. hen werden ontnomen en ontstolen, stonden bezetter en plaatselijke collaborateurs voor een hoop onroerende goederen, zogenaamde zwarte goederen die men moeilijk aan de man kon brengen, en een massa roerende goederen, meest alle kunstwerken voor dewelke zich geen enkel probleem stelde. De schilderijen namen de wijk naar het Louvre en de Franse departementale musea en de kostbare boeken en handschriften werden dezelfde richting ingestuurd, terwijl duizende zilveren voorwerpen gewoonweg werden verpletterd en met volle karren samen met brokken klokken naar Parijs vervoerd. Zonder de zo autoritaire als diplomatische tussenkomst van Karel Van. Hulthem hadden roof, plundering en vernieling nog ruimere afmetingen genomen. Van Hulthem was jong, rijk, verstandig, kunstlievend: zoals vele jongeren, als Lieven Bauwens bv. was hij gewonnen voor de nieuwe gedachten en het ideaal van broederlijkheid, echter niet voor de misbruiken en uitspattingen van de Franse bezettingsoverheden.
42
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:26 Pagina 43
Toen deze laatsten in 1797 tot de stichting van de Ecole Centrale in de voormalige abdij van Baudeloo overgingen, zag Van Hulthem een kans meteen een grote slag te slaan. Hij had deel uitgemaakt van de adviserende Commissie en wist aldus welke ruimte aldaar na de vestiging van de Centrale School vrij zou blijven Met veel behendigheid wist hij van de Fransen te bekomen in de gewezen kapel van de abdij een openbare biblioteek te mogen inrichten en zodra hij de vergunning had bekomen, liet hij er honderden boeken, handschriften en andere waardevolle stukken afkomstig van de afgeschafte kloosters onderbrengen. Op die nanier wist Van Hulthem de meest kostbare documenten en manuscripten die anders reddeloos voor onze stad zouden zijn verloren gegaan, in Gent te behouden. Op hetzelfde ogenblik ongeveer spande Van Hulthem de kroon op het werk: het klooster van de abdij was ingenomen door de Ecole Centrale, de kapel door de pas gestichte bibliotheek, bleef dan nog de prachtige tuin over. Ook voor deze tuin had Karel Van Hulthem, verwoed liefhebber van zeldzame planten en bloemen, de ideale oplossing gevonden: hij kon de overheden ertoe brengen er een Kruidtuin aan te leggen. Hij werd in zijn opzet bijgestaan door een Gentse geneesheer Bernard Coppens en dra werd hun droom werkelijkheid. Van Hulthem, vooruitstrevende geest en man van de daad, volgde in al zijn ondernemingen, eenzelfde politiek: zijn plan met veel geestdrift en diplomatie door de overheden doen aanvaarden en dan onmiddellijk een kern tot stand brengen die van zijn idee een tastbare realiteit maakte. In een handomdraai had hij de kapel van Baudeloo met honderden boeken en do documenten gevuld. Het was geen utopische bibliotheek die na enkele maanden als een luchtkasteel zou ineenstorten, het was van meetaf een echte bibliotheek met boeken, materiaal en lezers. Van Hulthem volgde dezelfde politiek wanneer hij om een verdere emigratie van onze kunstschatten naar Frankrijk te voorkomen, met het plan voor de dag kwam een departementaal museum in de voormalige kerk van de St. Pietersabdij in te richten. Opnieuw slaagde hij in zijn opzet en daar ook kwamen na enkele weken tientallen doeken en beelden de vaste kern van de verzameling uitmaken. Voor zijn Kruidtuin vond Van Hulthem in de abdijtuin van Baudeloo een mooie verzameling planten, doch zulks kon zijn inziens niet volstaan om de Tuin definitief buiten schot van de grillen van de Administratie te stellen. Van Hulthem liet dan ook uit de afgeschafte abdij van Ename bij Oudenaarde het grootste deel van haar prachtige collectie naar Gent overbrengen.
43
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:26 Pagina 44
Behalve een mooie verzameling oranjebomen, laurieren, granaatbomen en myrten, zo schrijft hij, vond men in deze abdij bij haar opheffing in 1797 talrijke prachtige exemplaren van exotische bomen, waaronder twee Magnolia grandiflora, een dadelboom Phoenix dactylifera L., een Pistacia lentiscus, een olijfboom, Olea auropea L., drie palmen, te weten: twee Champaerops humilis en een Barassus flabelliformis L. Al deze bomen werden hetzelfde jaar nog naar de kruidtuin van Gent overgebracht. De twee dwergpalmen werden in 1599 aan de abdij geschonken door Albrecht en Isabella. De nieuwe Kruidtuin groeide en bloeide. Van Hulthem die herhaaldelijk in Parijs verbleef, zond regelmatig kostbare varieteiten die hij van Franse plantkundigen mocht aankopen en zelfs Joséphine de Beauharnais, echtgenote van Bonaparte die meer van bloemen dan van haar gemaal hield, schonk Van Hulthem enkele zeldzame planten voor de Gentse Kruidtuin die aldus na enkele jaren Europese faam verwierf. Het was allemaal veel te mooi om lang te duren en einde 1802 kwam het nieuws als een koud stortbad. Bonaparte had eigenmachtig beslist en besloten van Baudeloohof een oefenveld en van de gewezen abdij een kazerne te maken. Een bevel van Bonaparte stond gelijk niet een voldongen feit: Gent’s Kruidtuin was ter dood veroordeeld en zou een grootoefenplein worden voor de alhier ingelegerde Franse troepen. Protest had niet mogen baten, verzet was uitgesloten. De blikken van alle Gentse liefhebbers richtten zich andermaal op Van Hulthem, de man die reeds zovele hopeloze situaties had rechtgetrokken. Het toeval zou hem eens te meer ter hulp snellen want samen met het onheilspellend nieuws, bereikte een ander officieel bericht onze stad: Bonaparte en Joséphine zouden in juli 1803 Gent bezoeken. Van Hulthem, de diplomaat, zag in dit staatsiebezoek een enige gelegenheid, de laatste redplank om zijn Kruidtuin aan vernieling te doen ontkomen. Was hij niet bevriend met Joséphine, was de echtgenote van de Eerste Consul geen verwoede bewonderaarster van planten en bloemen, had zij niet herhaaldelijk blijk van belangstelling voor de Gentse Kruidtuin gegeven? Men zou ze dus bij het officieel bezoek in en niet om de tuin leiden. Het werd een zorgvuldig voorbereide conspiratie tussen Van Hulthem, Norbert Cornelissen, Hendrik Mussche en een paar trouwe vrienden. Alles zetten op het zwakke geslacht, met mooie woorden, gedichten, lyriek en een ferm snuifje romantiek de vesting innemen, Joséphine een bondgenoot maken die het dossier Gentse Kruidtuin met hartstocht bij Bonaparte zou gaan pleiten. Bij haar bezoek aan de stad, en terwijl Bonaparte militaire en politieke problemen aan ‘t bespreken was, werd Joséphine aan de ingang van de Kruidtuin
44
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:26 Pagina 45
door de vredelievende samenzweerders opgewacht en onmiddellijk werd de actie ingezet. Cornelissen had een lang gedicht gerijmd in hetwelk hij Joséphine Venus noemde, de planten nimfen. Van Hulthem Iris en Bonaparte het Lot. en of Josephine, de mooie kokette gevleid was toen men haar het gedicht voorlas (en waarschijnlijk ook vertaalde uit het Latijn!). Toen het duidelijk was dat zij in de gewenste en gepaste stemming verkeerde, toen alle nimfen ofte planten met veel romantiek hun nood hadden geklaagd en om tussenkomst bij het Lot hadden gesmeekt. haalde men het wapen te voorschijn dat de overwinning moest afdwingen. Joséphine bezat vroeger te Parijs een zeldzame variëteit van banaanboom, doch deze laatste was gestorven. Van Huthem wist het. Welnu onze Kruidtuin bezat eenzelfde boom en Hendrik Mussche liet de doorluchtige bezoekster het Gentse exemplaar bewonderen. De boom droeg een nederig op schrift ”Cur me moribundam deseris, hospes?” (Wil je mij als een stervende verlaten, gast?). Toen zij het opschrift had gelezen, keerde men de zware kuip een halve toer om en Joséphine kon een tweede opschrift lezen: “Red de Heliconia Bihal (naam van de banaanboom), al te gelukkig als ze een van haar zusters mag vervangen op Malmaison!” Dit prachtige. onverwachte geschenk verwekte bij de bezoekster het lang verbeide effect. Van Hulthem ging echter maar steeds voort met praten over de onvermijdelijke dood van al deze planten en bloemen tot wanneer Joséphine hem plots zegde: “Calmez-vous, mon cher M. Van Hulthem et, comptez que si j’y puis quelque chose, ce beau jardin sera maintenu et mes Nymphes, comme vous les appelez, ne mourront pas!” Hoe Joséphine het geval bij haar gemaal bepleitte, welke argumenten zij heeft ingeroepen, weten wij niet, het geschiedde met gesloten deuren, doch het duurde niet lang vooraleer men te Gent de uitspraak vernam: de Kruidtuin was gered, het oefenplein zou er niet komen. PIERRE KLUYSKENS
45
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:26 Pagina 46
HERDENKINGSDAGEN IN 2010
Wat gebeurde er
25 jaar geleden 9 Maart 1985: 17 Mei 1985: 15 Augustus 1985: 16 Augustus 1985:
Dood van Elza Guyssens, anders gezegd KATRIEN (de dieë van de spekken). Bezoek van Paus Joannes Paulus II aan Gent. Dood van Jérôme De Pauw. Dood van Edgar De Pont.
50 jaar geleden 25 Juli 1960: 16 Augustus 1960: 30 Augustus 1960: 21 November 1960:
Dood van Désiré Defauw. Men begint met de demping van de Reep. Inhuldiging van het standbeeld van Koningin Astrid. Dood van Julien Van de Veegate.
75 jaar geleden 11 Februari 1935: 23 Juni 1935: 2 September 1935: 25 Oktober 1935: 15 December 1935:
Dood van Pol Speeckaert. Dood van Jacob Semeij. Dood van Leon Fredericq. Dood van Henri Pirenne. Dood van Aloïs De Beule.
100 jaar geleden 16 Februari 1910: 1 April 1910: 3 Mei 1910: 7 Mei 1910: 18 Mei 1910:
Eerste opvoering in Gent van “Madame Butterfly”. Opening van het “Institut Moderne”. Dood van Joseph De Waele. Dood van Prosper Claeys. Dood van Florimond Van Duyse.
46
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:26 Pagina 47
3 Juli 1910: 10 Juli 1910: 22 Augustus 1910: 24 Oktober 1910:
Dood van Julius Sabbe. Daniël Kinet stort met zijn vliegtuig neer in St-DenijsWestrem. Triomfantelijk onthaal van de “Melomanen” na hun Eerste Prijs in Montluçon. Opening voor het groot publiek van de “Grote Post”.
125 jaar geleden 5 Februar 1885: Geboorte van Marnix Van Duyse. 10 Maart 1885: Geboorte van Oscar De Gruyter 22 Mei 1885: Openbare verkoop van het Gravensteen. Er komt geen enkele koper opdagen. 7 Juli 1885: Dood van Henri Waelput. 8 Juli 1885: Onthulling van de kiosk in het Park. 13 Juli 1885: Onthulling van het standbeeld van Lieven Bauwens. 3 Oktober 1885: Stichting van “Racing Gent” 5 Oktober 1885: Geboorte van Désiré Defauw. 16 Oktober 1885: Geboorte van André Van de Kerchove de Denterghem. 5 November 1885: De Lousbergsbrug stort in.
150 jaar geleden 24 Februari 1860: 7 Maart 1860: 1 April 1860: 10 Mei 1860: 18 Juli 1860: 12 Augustus 1860: 8 December 1860:
Geboorte van de Gentse architct Henri Geirnaert. Eerste opvoering in Gent van “La Traviata”. Dood van Dr. Guislain. Men begint de afbraak van de Predikherenkerk. Wet waarbij de octrooirechten afgeschaft worden. Geboorte van Alfons Van Werveke. Karel Ondereet wordt benoemd tot Professor van “Vlaamsche uitspraak en uitgalming” aan het Conservatorium.
175 jaar geleden 28 Januari 1835:
Inhuldiging van de Kapel van de Clarissen in de Rabotstraat. 47
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:26 Pagina 48
22 April 1835: 22 April 1835:
Stichting van het Conservatorium. De Gemeenteraad beslist de St-Sebastiaensschouwburg af te breken. 13 Mei 1835: Joseph Mengal wordt benoemd tot Directeur van het Conservatorium. 29 Mei 1835: Geboorte van Edward Pynaert. 2 Juni 1835: Burgemeester Van Crombrugghe legt de eerste steen van het Casino op de Coupure 10 Juni 1835: Geboorte van Philippe Antoon Serrure. 23 Juni 1835: Geboorte van Prof. Victor Deneffe. 11 Augustus 1835: Dood van Pater Van Gansberghe, de laatste Predikheer. 18 Augustus 1835: Stichting van de zangvereniging “Les Choeurs”. 26 September 1835: Geboorte van de historicus Napoleon De Pauw. 27 September 1835: De Nijverheidsschool wordt onafhankelijk van de Universiteit. 11 Oktober 1835: Stichting van de “Société Littéraire Gantoise”. 26 Oktober 1835: Dood van Mgr. Fallot de Beaumont.
200 jaar geleden 12 Januari 1810: 9 April 1810: 9 Mei 1810: 17 Mei 1810: 1 Juli 1810: 8 Juli 1810: 12 Augustus 1810: 6 Oktober 1810: 7 December 1810:
De Stad koopt de gewezen St-Pietersabdij. Rouwdienst ter nagedachtenis van Joseph Haydn in de St-Niklaaskerk. Geboorte van Donatus De Schamphelaere, stichter van het rubberbedrijf. Napoleon, vergezeld van Marie-Louise, arriveert aan de Keizerpoort. Geboorte van Louis Van Houtte. Geboorte van François Laurent. Ekkergemkerk wordt opnieuw opengesteld voor de eredienst. Lieven Bauwens trouwt met Mary Kenyon. De geestelijkheid van St-Michielskerk weigert een schilderij van André Lens te aanvaarden omdat St-Gabriël geen vleugels heeft.
48
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:26 Pagina 49
250 jaar geleden 31 Augustus 1760: 8 December 1760:
Geboorte van Kanunnik Triest. Mijtering van Gudwalus Seiger als voorlaatste Abt van de Sint-Pietersabdij.
300 jaar geleden 8 Mei 1710:
Geboorte van Pieter Antoon Verschaffelt.
350 jaar geleden 18 Mei 1660:
Groot banket in “De Gouden Appel� ter gelegenheid van het vredesverdrag tussen Frankrijk en Spanje. 16 April 1660: Pieter Hemony verkrijgt het Gents poorterschap. 23 Juli 1660: Installatie van Carolus Van den Bosch als 8e Bisschop van Gent. 21 Oktober 1660: Geboorte van Jan Boeksent. 11 November 1660: De nieuwe Roeland wordt voor de eerste maal geluid. 25 November 1660: Dood van Pastoor Michiel Zachmoorter.
49
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:26 Pagina 50
PIETER VERHEYEN (GENT, 1747-1819) ALS “GENTSE MOZART”?
EEN CORRECTE TITEL VOOR EEN ZEER ONTERECHT VERGETEN GENTSE COMPONIST.
(In ons tijdschrift van november-december 2008 verscheen een artikel “Muziek van P. Verheyen (1747-1819) binnenkort weer tot leven gewekt!” In verband hiermede volgt een verslag van het eerste concert – een wereldcreatie – met composities van Pieter Verheyen, dit o.l.v. Guido De Bruyker.)
Pieter Verheyen (1747-1819) Gents componist
50
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:26 Pagina 51
Als geboren Gentenaar (°1948) en woonachtig in zijn geboortestad heeft Guido De Bruyker steeds een enorme interesse gehad voor het culturele erfgoed van zijn historische stad Gent. Hij bestudeerde de Gentse 18e- en 19eeeuwse componisten Frans Krafft (1729-1795), Henri Barth (1727-1791), C. Angelet (1797-1832) en E. De Somere (1798-1846). Als violist, harmonist, musicoloog, dirigent en… getogen Gentenaar kan men geen geschikter man dan Guido De Bruyker vinden voor dergelijk hoogstaand opzoekingswerk. Onlangs heeft Guido De Bruyker weer een prestatie van formaat geleverd door een gedeelte van het oeuvre van Pieter Verheyen, een zeer onterecht vergeten Gentse componist, terug aan het licht te brengen. In de archieven van de Sint-Baafskathedraal en van de Sint-Niklaaskerk (nu opgeborgen in de Universiteitsbibliotheek van Gent) vond Guido De Bruyker diverse manuscripten. Het betreft autografen of afschriften, maar veel is helaas verloren gegaan. Pieter Verheyen werd geboren in Gent in 1747 (9 jaren voor Mozart) en stierf in Gent in 1819 (28 jaren na Mozart). Tijdens zijn leven genoot hij een algemene grote erkenning, maar belandde naderhand volledig in de vergeethoek. Naast Brugge, Brussel en Maastricht was hij vooral in Gent werkzaam als zanger, organist, orkestleider en componist. Hij was medestichter van de Gentse Société des Beaux-Arts waarin men een muziekafdeling, de Académie de Musique, oprichtte. Hij werd aangesteld tot adjunct-directeur van deze academie die men kan beschouwen als de voorloper van het latere Gentse Conservatorium. Verheyen bereikte een voor die tijd gezegende leeftijd van 72 jaar en componeerde een omvangrijk oeuvre bijeen: opera’s (helaas alle verloren gegaan), pantomimes, arietta's, romances en vooral religieuze muziek. In dit genre toont Pieter Verheyen zich het sterkst. Logisch dus dat een bloemlezing van religieuze werken werd gekozen om Verheyen terug onder de aandacht van het publiek te brengen. Het “Verheyen-project” werd monnikenwerk waarvoor Guido De Bruyker niet genoeg kan gewaardeerd worden. Guido De Bruyker’s keuze viel op twee motetten, “Laudate pueri” en “Miserere”, de “Messe à grand orchestre”, het “Te Deum” en “Lux aeterna” uit het “Requiem”, composities waarin het dramatisch instinct, het religieus gevoel en het orkestraal talent van Pieter Verheyen het meest tot uiting komen. Het hele project omvatte opzoekingswerk, transcriptie van de manuscripten en het in partituur zetten voor koor, orkest en solisten. De voltooiing was de première-uitvoering op 28 augustus 2009 in de Gentse Sint-Baafskathedraal en het vastleggen voor het nageslacht met een CD-opname. Hoewel de akoestiek van de Gentse kathedraal voor concerten niet ideaal is werd toch voor deze locatie gekozen, enerzijds in het
51
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:27 Pagina 52
Guido De Bruyker
52
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:27 Pagina 53
kader van 450 jaar bisdom Gent en anderzijds als vindplaats voor bepaalde van Verheyen’s composities. In een bomvolle kathedraal konden de honderden luisteraars voor het eerst kennis maken met composities van de “Gentse Mozart”. Het orkest “De Restauratie” (samengesteld uit historische instrumenten), de sopranen Hilde Coppé en Inez Carsauw, de tenor Philip Defranq, de bas YuHsiang Hsieh (de enige buitenlandse solist) en een 25 koppig ad hoc koor stonden in voor de uitvoering. Guido De Bruyker zelf leidde het geheel accuraat, sober, maar efficiënt en uiterst beheerst. Een te bescheiden, complete dirigent! Over het algemeen klonk het orkest zuiver en geraffineerd, alsof de leden al jaren samen musiceerden. De homogeniteit van het koor was opvallend, maar helaas werd het koor enkele keren overstemd door het orkest. Dit laatste moet men toch enigszins relativeren want de indruk die de luisteraar opdoet is zo afhankelijk van de plaats waar men in de kathedraal zit. Dit geldt evenzeer voor de balans van de vocale solisten – die zich overigens zeer behoorlijk van hun taak kweten – met het orkest. Uitblinker was Hilde Coppé, die bv. in “A solis ortu” en in “Gloria Patri” met grote elegantie en soepele techniek aria's en vocalises interpreteerde. Tenor Philip Defrancq wisselde mooie momenten af met passages waarin een zekere stabiliteit ontbrak. De warme basstem van de Taiwanees Yu-Hsiang Hsieh kwam vooral in “Ut collocet” tot uiting, zowel in de lagere als in de hogere regionen. Tenslotte moet het aangrijpende "Miserere" voor koor en orkest worden vermeld (komt Mozart hier niet even om de hoek kijken?) en het duet voor 2 sopranen, “Lux aeterna”, dat onroerde door zijn expressie en eenvoud. Een concert dat terecht doet uitkijken naar de aangekondigde CD-uitgave. En waarom zou, zoals o.m. voor Adolf Samuel, Frans Uyttenhove, Louis Hanssens, Emiel Hullebroeck e.a. de Stad Gent geen straatnaam geven/toewijzen aan Pieter Verheyen? Jos Van den Borre
53
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:27 Pagina 54
MINDER BEKENDE EN OF VERDWENEN LOCATIES
Baudeloostraat In de tweede helft van de 18e en de hele 19e eeuw kende Gent, door de opbloeiende textielnijverheid en enkele andere nieuwe bedrijfstakken zoals de papier-, zeep- en zoutverwerkende nijverheid, een migratiebeweging van ongeschoolde arbeiders van het platteland naar de stad. Er zal in die periode dan ook een zeer groot aantal werkmanshuisjes in beluiken worden bijgebouwd. Om aan de verpaupering van de stad en de erbarmelijke leefomstandigheden van de arbeiders iets te doen, besteedde de stad in eerste instantie aandacht aan de rioleringswerken en het overwelven en dempen van binnenwateren en grachten. In een tweede fase begon men, na de afschaffing van de octrooirechten in 1860, aan het ontmantelen van de stadsmuren. Het gevolg was dat de fabrieken zich meer en meer gingen vestigen buiten de kern, wat een migratie van de arbeiders naar de buitenwijken met zich meebracht Tenslotte waren er nog het Zollikofer-De Vigneplan om de Nederscheldewijk te saneren en de verfraaiingspolitiek van burgemeester Emile Braun om de arbeidersbuurten en -wijken op te ruimen en de binnenstad op te waarderen. Sedert de Middeleeuwen was de Vrijdagmarkt het hart van de oude binnenstad, het centrum van Gent. Men hield er markt en dreef er handel, vele ambachten waren rond de markt gevestigd, het plein diende voor samenkomsten, festiviteiten, vorstelijke inhuldigingen en verder ook voor het uitvechten van volksconflicten. V贸贸r 1900 liep er van de Vrijdagmarkt naar de Ottogracht een smal straatje, de Druifsteeg, later Struivelstraat en heden, verbreed, Baudeloostraat geheten.In die straat is er aan de rechterkant een hoekse zijstraat, de Wolfstraat, even verder een dwarsstraat, de Penitentenstraat en bijna op het einde een zijstraat rechts, Sint-Amelbergastraat. De Druifsteeg werd in 1900 afgebroken. Aan de noordzijde van de Vrijdagmarkt was dat trouwens niet de enige steeg of smalle straat; het was er een wirwar van straatjes met een arbeidersbevolking. De aanleg van de Baudeloostraat betekende tegelijk een heuse kaalslag van die buurt. De socialisten waren akkoord met deze uitdrijving en sanering. Na de aanleg van de nieuwe Baudeloostraat, die zich uitstrekt van de Vrijdagmarkt tot aan de Baudelookaai (hier komt enkel de eerste helft tot aan de Ottogracht ter sprake), stelt men echter vast dat de straat maar moeizaam vol geraakte. En wie kwam daar wonen? Zelfstandigen, bedienden en renteniers. 54
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:27 Pagina 55
De Druifsteeg, heden Baudeloostraat, gezien van de Ottogracht in de richting van de Vrijdagmarkt, 1900, een maand voor de afbraak.
55
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:27 Pagina 56
Sommige huizen werden ook niet bewoond door de eigenaar, maar werden verhuurd als opbrengstwoningen. Geen arbeidershuisjes dus, wel een straat bevolkt door de kleine burgerij. Reden: de bouwgronden waren te duur voor arebeiderswoningen. Na W.O. I geraakte de straat wel geleidelijk volgebouwd. De tendens om de grote huizen op te splitsen in verschillende appartementen bestond reeds in de jaren ‘60. Blijkbaar ook aantrekkelijk voor Vlaamse schrijvers. Astère Michel Dhondt woonde er in de jaren zestig. Later had Eriek Verpale er een “kot”. De belangrijkste architect die in de Baudeloostraat actief is geweest, was Jacob Gustaaf Semey (Gent 1864 - Brugge 1935). Gemeenteraadslid in Gent in 1902-1903. Semey was rond de eeuwwisseling een veel gevraagd architect en hij bouwde woningen op de Vlaamse Kaai en de achterliggende straten, de Belfortstraat, de Sint-Lievenspoortstraat, de Citadellaan, de Sleepstraat, de Wolfstraat en de Baudeloostraat. De huizen, vanaf de Vrijdagmarkt 17 tot en met de Baudeloostraat 19, zijn door hem ontworpen. De huizen hebben geen souterrain. Arduinen plinten, bakstenen bovenbouw, afgewisseld met kalkzandsteen en hardsteen voor de venster- en geveltopversiering. Meer dan de helft van de huizen heeft een loggia, balkon of erker. Sterk vertikaal karakter. De woningen die hij ontwierp
Afbraak van de Wolf- en Druifstraat naar aanleiding van de aanleg van de Baudeloostraat (© foto Stadsarchief Gent SCMS)
56
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:27 Pagina 57
- '.i(.~~ . . ,~,
.
'
57
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:27 Pagina 58
beantwoordden aan de verwachtingen van de burgers: een veruiterlijking van hun rijkdom en bovendien laten zien dat ze intellectueel en artistiek ontwikkeld waren. Semey werkte vooral in een gevarieerde eclectische stijl. Hij was sterk bezig met het toepassen van de neo-Vlaamse renaissance. De volkse spreuken en de sculpturen van Vlaamse of Gentse historische figuren op de gevels (ook op de Vlaamse Kaai) gelden als ornamentiek en zijn een bevestiging van Semey’s liberalisme en Vlaamse sympathie. “Als Adam dolf en Eva span Waar vond men toen den edelman.” In het tweede gedeelte van de straat vindt men woningen van andere architecten, o.a. Adrien Ledoux en Emile De Weerdt, met art nouveau en art decoinslag. Een uitzonderlijk gebouw is de woning nr. 36, het Huis Toussyns,: een classicistisch gebouw in Lodewijk XVI-stijl uit 1781 dat, na het verdwijnen van de Korte Ridderstraat, naar de Baudeloostraat werd overgebracht. Gezien van op de Vrijdagmarkt en door de kromming in de Baudeloostraat, lijkt er geopteerd te zijn voor een eenheidsstijl van eclectische gebouwen. Is dat werkelijk zo? De eenheid stopt na de huizen van Semey en De Weerdt; de verder gelegen gebouwen hebben invloeden ondergaan van art nouveau, art deco en de expressieve baksteenarchitectuur van de Amsterdamse School. Er zijn ook nog 14 huizen niet een neoclassicistische gevel. Geen eenheid dus. G. Deseyn schrijft dat er op de hoeken van de Wolfstraat en de Steurstraat tot W.O. I Carrourselsalons waren, die in de wintermaanden veel volk lokten. Ook in dezelfde straat hebben de Gentenaars in 1906 voor het eerst kennisgemaakt met de cinematographe. Tot slot. Streep door een romantische gedachte: voor het bouwen van deze woningen hebben minder fortuinlijke mensen de kern van de stad moeten verlaten.: Sedert de aanleg van de parking onder de Vrijdagmarkt is er ook een inrit naar die parking in de straat.
Literatuur Bouwen door de eeuwen heen. Inventaris van het cultuurbezit in België. Architectuur. Stad Gent. Deel 4 na, 1976. G. Deseyn, Gids voor oude Gent. 1991. P. Vereecken, Baudelostraat te Gent, onuitgegeven licentiaatsverhandeling. Letteren en Wijsbegeerte, Vakgroep Kunstwetenschappen, UGent, 2003.
Daniël Van Ryssel
58
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:27 Pagina 59
GENTSE MEMORIEDAGEN: 7-8-9-10-11 NOVEMBER
7 November 1567 Dood van Cornelis Van Campene. Hij werd geboren op 23 Juni 1516. Deze Gentse zijdekoopman schreef een dagboek over de troebele tijden in 1566-1567. Na zijn dood zou zijn broer Filips dit dagboek beĂŤindigen.
7 November 1796 De 19 Benedictinessen en 11 lekenzusters van de Abdij van het Rijke Gasthuis worden door de Fransen uit hun klooster verdreven.
7 November 1807 Kanunnik Triest sticht de Orde der Broeders van Liefde. Sommige bronnen spreken van December 1807.
7 November 1814 De Gemeenteraad richt een motie aan Willem van Oranje waarin gevraagd wordt Gent aan te duiden als zetel van de nieuw te stichten Universiteit.
7 November 1846 Dood van Marie de Hemptinne. Deze weldoenster der armen werd geboren op 15 April 1818. Zij zette zich in als ziekenverzorgster bij de bestrijding van de pest waarvan zij zelf het slachtoffer werd. Zij werd aanvankelijk begraven op het kerkhof van de De Smetstraat, maar haar stoffelijk overschot werd ontgraven en op 18 December 1847 overgebracht naar het Campo Santo. In tegenstelling met wat wel eens beweerd wordt is zij niet de eerste die begraven werd op het Campo Santo. Zij was wel de tweede. Haar grafmonument werd gerestaureerd in 1967.
59
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:27 Pagina 60
7 November 1862 Dood van Hector Van Wittenberghe. Deze ontvanger van de Burgerlijke Godshuizen stelde, met nog verschillende anderen, belangrijke bedragen aan de dispositie van de Burgerlijke Godshuizen om de nood te lenigen van de bevolking. Bij testament schonk hij aan deze instelling een aanzienlijk bedrag. In 1863 gaf de Gemeenteraad zijn toestemming om door de bleekweide van het Begijnhof een straat te trekken die naar hem genoemd werd.
7 November 1892 Paul Fredericq opent de cyclus “Hooger Onderwijs voor het Volk” met een voordracht getiteld "Inleiding tot de studie der Nederlandsche Letterkunde."
8 November 1576 Ondertekening van de Pacificatie van Gent. Waarschijnlijk gebeurde dit niet in de Pacificatiezaal. Volgens sommigen was dat in de Gemeenteraadszaal, volgens anderen in de Arsenaalzaal. Het was een vredesbestand tussen de Katholieken en de Protestanten waarbij de vrijheid van geloof gewaarborgd werd. Het origineel document berust in het Rijksarchief van Den Haag. De delegaties kwamen in Gent aan op 18 Oktober 1576: negen onderhandelaars kwamen van Brussel (Staten-Generaal) en negen van Middelburg. De eerste gesprekken grepen plaats op 19 oktober op de Collatiezolder van het Stadhuis. Het document werd, onder meer, ondertekend door Willem van Oranje, Marnix van Sint-Aldegonde Gisleen Temmerman, Abt van de St-Pietersabdij. In 1579 viel de overeenkomst al uiteen. Bij de 400e verjaring werd een postzegel uitgegeven met de beeltenis van Willem van Oranje.
8 November 1694 Benoeming van Philippe Van der Noot tot 13e Bisschop van Gent. Hij is niet te verwarren met de 15e Bisschop Maximiliaan Van der Noot, dit was een neef van hem. Zoals de meeste bisschoppen van Gent was ook hij geen geboren Gentenaar. Hij werd in 1639 geboren in een adellijke familie in Ukkel. Hij deed zijn humaniora bij de Jezuïeten in Antwerpen, studeerde Wijsbegeer60
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:27 Pagina 61
Philippe Van der Noot (1639-1730).
te in Leuven en promoveerde tot Licenciaat in beide rechten in Douai in 1666. Een jaar later werd hij priester gewijd en hij maakte carrière in het StRomboutskapittel in Mechelen. In 1694, hij was toen 55 jaar, benoemde de Koning van Spanje hem tot Bisschop van Gent. Nu mochten koningen wel bisschoppen benoemen, maar deze benoemingen moesten toch nog altijd bekrachtigd worden door de Paus. In het huidig geval stelde dat geen probleem. Hij deed zijn intrede alhier in 1695. 61
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:27 Pagina 62
De nieuwe bisschop stak voorzichtig van wal. Hij werd hier immers beschouwd als een vreemdeling en was de kandidaat van het St-Baafskapittel over het hoofd gesprongen. Het eerste jaar beperkte hij zich tot het verkennen van het terrein. Hij stelde aldus vast dat de meeste priesters zich naar behoren van hun taak kweten. Wie tekort schoot werd terechtgewezen. Zijn adellijke afkomst zal er misschien wel voor iets tussengezeten hebben dat hij meer een bisschop van de clerus was, dan wel van het volk. Naar de materiële toestand van het volk werd niet eens geïnformeerd. Hij voerde een eerder strak beleid en koos zijn naaste medewerkers uit een beperkte kring vertrouwelingen. Daar was geen enkele kanunnik bij van het St-Baafskapittel, want daar zaten volgens hem te veel jansenisten tussen en het jansenisme was iets dat hij heel zijn leven bestreden heeft. Hij vreesde dat zij een invloed zouden uitoefenen op de benoeming van de priesters in zijn bisdom en hij stond op zijn recht om die zelf te benoemen en af te zetten. Voor Bisschop Van der Noot was er duidelijk een onderscheid tussen een priester en een gewone mens. Een priester mocht zich niet laten gelijkschakelen met het gewone volk, maar moest door voornaamheid in houding en kledij eerbied afdwingen. Hij schreef precies voor wat ze moesten doen om dat effect te bekomen, zo moesten ze o.m. een zwarte soutane dragen die reikte tot aan de enkels. Op de buiten mocht het iets korter. Gelukkig maar, ziet gij die boerenpastoor in de winter al met een lange soutane plamotteren in die beslijkte landwegen? Een pruik mochten zij slechts dragen met de schriftelijke toelating van de bisschop. Op alle afbeeldingen die van hem bewaard gebleven zijn staat hij evenwel zelf afgebeeld met een pruik. Philippe Van der Noot stierf op 3 Februari 1730 na hier 36 jaar bisschop te zijn geweest. Voor een schimplied zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2004 - N°3 - pp. 175-181
8 November 1817 Geboorte van Theodoor Canneel. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2001 - N° 6 - pp. 390-391
8 November 1817 Mgr. de Broglie wordt bij verstek veroordeeld tot deportatie.
8 November 1825 Geboorte van Pieter Keelhoff, waarschijnlijk beter bekend als Pater 62
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:27 Pagina 63
Ambrosius. Hij schreef de geschiedenis van de Augustijnenkloosters van Brugge en van Gent. Op zijn aanvraag in de wereld teruggekeerd, werd hij in 1876 archivaris van St-Goedele. Zijn “Geschiedenis van het klooster der Eerw. Paters Eremijten Augustijnen te Gent” verscheen in 1864. Hij stierf op 8 April 1894.
8 November 1829 Wijding van Mgr. Vandevelde als 20e Bisschop van Gent. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2006 - N° 2 - p.121 Maar vergeet niet de paragraaf “Deze theoloog... van Mgr. de Broglie” te schrappen.
8 November 1836 De juffrouwen De Vos uit Gent verkopen het complex van de oude Abdij van Drongen aan de Paters Jezuïeten.
8 November 1879 Geboorte van Ernest De Vriendt, anders gezegd “De Roste Wasser”. Vóór de oorlog was dit een van de meest gekende volkstypes in Gent. Zijn bijnaam had hij te danken aan de kleur van zijn haar en aan zijn beroep. De oude Gentenaars zullen weten dat hij zo ros was als iemand maar ros kan zijn; de minder ouden hebben hem gekend toen zijn haardos spierwit geworden was, wat trouwens niets veranderde aan zijn bijnaam. Hij was een wasser, maar niet zó maar een wasser. Hij was gespecialiseerd in de fijne lingerie en een voornaam deel van zijn cliënteel werd gevormd door de dames van de Gentse kriebelmuitjes en andere kaberdoeskes. Zo kon men hem regelmatig tegenkomen in de Kleine Statiestraat, de Bennesteeg, de “Glazen Straat”. Hij had altijd een wasmand aan de arm en een “canotier” wat scheef gezet op zijn rosse kop. Het was een zonderling type die een vijs had die een beetje los stond, maar die toch minder zot was dan velen meenden. Zijn voornaamste kenmerk was dat hij ontelbare malen per dag, te pas en te onpas (meestal te onpas) zijn twee lijfspreuken uitgalmde: “Vive la Liberté” en “Die geeft ès mijne vriend”. Zijn “Vive la Liberté” beschouwde hij zo een beetje als zijn fabrieksmerk, 63
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:27 Pagina 64
De Roste Wasser (1879-1955).
want in de Schoolstraat in Sint-Amandsberg waar hij woonde had hij een koperen plaat laten aanbrengen waarop men kon lezen: “Ernest De Vriendt Vive la Liberté -Blanchisseur.” De Roste had de gewoonte er alles uit te flappen wat er in zijn kop opkwam, ongeacht de omstandigheden of de personen tegen wie hij het had. Wanneer hij te doen had met Gentenaars waren daar niet veel risico's aan verbonden, maar met mensen die hem niet kenden, kon dit wel voor verrassingen zorgen. Zo gebeurde het op een zekere dag in 1940 dat Belgische troepen voorbij marcheerden aan de Dampoort. De Roste die toevallig in de buurt was riep hen achterna “Mûurdenirs!”. De soldaten die niet van Gent waren namen dit niet en Ernest heeft een fameuze sprint mogen zetten om te ontsnappen aan de moordenaars. Korte tijd nadien namen de Duitsers het ook niet dat er onder die bezette Gentenaars een Roste tussenliep die, van zodra hij een feld-grauuniform zag verschijnen, begon te roepen “Vive la Liberté”. De Gestapo kwam hem aanhouden en de Roste is meegetrokken naar hun Hoofdkwartier op de Kouter, uitgedost in een “pitalirre” en met een hogen hoed op. Daar zal hij zich ook wel voor zotter gehouden hebben dan hij werkelijk was, want hij werd vrij gelaten en sindsdien was er geen enkele Duitser meer die er nog aanstoot aan nam wanneer hij in Gent een roste tegenkwam die “Vive la Liberté” riep. Ernest De Vriendt overleed op 31 December 1955.
64
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:27 Pagina 65
8 November 1880 De eerste telefoonlijn in Gent wordt gelegd tussen de burelen en de fabriek van Thienpont in de Bagattenstraat.
8 November 1883 Het Kinderen Alijnshospitaal wordt verkocht aan G. Van Loo-Pickaert. Deze kaas- en vishandelaar maakte er een beluik van en in de kapel kwam een schrijnwerkerij.
8 November 1980 De 3e Draak wordt op het Belfort gehesen bij middel van een helicopter.
9 November 1548 De Gildebroeders van St-Sebastiaan krijgen bij een akte van de Schepenen van de Keure een stuk grond toegewezen langsheen de Ketelvaart.
9 November 1796 Geboorte in de Bestormstraat van Baron Charles Coppens. In 1830 werd hij verkozen tot bevelhebber van de Gentse Burgerwacht. Hij was voorstander van een onafhankelijk BelgiĂŤ en het is aan zijn invloed te danken dat de patriotten in Gent zo snel vaste voet kregen. Hij verwelkomde Leopold I bij zijn eerste bezoek aan Gent op 18 Juli 1831. Hij was Voorzitter van de Commissie voor Openbare Veiligheid. Dat hij niet door iedereen geliefd was mag blijken uit de beschrijving die A. Holvoet van hem gaf: "Telt weinig of geen vrienden. Middelmatige geleerdheid, onaangename natuur, twistziek en knorrig, verenigt hij alles om zelfs de meest vaderlandslievende burger af te stoten. Kijk naar zijn samengeknepen lippen, zijn naar beneden gerichte blik, zijn spitse kin en zeg mij wat u van zo een man denkt, voor mijzelf, ik heb hem nooit in het hart gedragen." Wij weten niet in hoeverre deze beschrijving met de waarheid klopt. Holvoet was misschien een orangist. Baron Coppens overleed te St-Joost-ten-Noode op 26 November 1874.
65
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:27 Pagina 66
9 November 1799 Einde van het Directoire en begin van het Consulaat.
9 November 1805 Geboorte van Karel Lodewijk Ledeganck. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2007 - N° 2 - pp. 106-108
9 November 1854 Professor Constant Philippe Serrure geeft als eerste aan de Universiteit een les in het Nederlands over de Nederlandse Letterkunde. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2008 - N° 3 - pp. 188-189
9 November 1891 Geboorte van Jacques Bergmans. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2005 - N° 4 - pp. 263-264
9 November 1911 De Nobelprijs voor Literatuur wordt toegekend aan Maurice Maeterlinck.
9 November 1929 Geboorte van Adriaan Verhulst. Professor van Geschiedenis aan de Universiteit van 1966 tot 1995. Voorzitter van het Willemsfonds van 1965 tot 1984. Voorzitter van de Raad van Beheer van de B.R.T. van 1969 tot 1980 en van 1984 tot 1988. Hij doctoreerde in 1957 met zijn “magnum opus” over de domeinen van de St-Baafsabdij in de Middeleeuwen, een werk van meer dan 700 bladzijden. Hij stierf te Antwerpen op 17 November 2002.
10 November 1836 Geboorte van Julius Vuylsteke in de Druyfsteeg, een nu verdwenen straatje dat liep van de Vrijdagmarkt naar de Ottogracht. Deze liberale flamingant volgde middelbaar onderwijs aan het Atheneum en 66
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:27 Pagina 67
het is dààr dat hij in 1852, samen met met een paar medeleerlingen, en onder impuls van zijn leraar Jacob Heremans, een Vlaamse gilde stichtte met als kenspreuk “t Zal Wel Gaan”. Dit nu nog bestaand studentengenootschap kwam slechts tot bloei aan de Universiteit waar Vuylsteke vanaf 1853 de Rechten gaat studeren. Getrouw aan zijn devies “Klauwaerd en Geus” krijgt hij reeds moeilijkheden in zijn studententijd. Wanneer enkele ‘t Zallers, onder wie Vuylsteke, op het terras van hun lokaal blijven zitten gedurende de passage van een processie, wordt daar zwaar aan getild door de Academische overheid die aan Vuylsteke “qui a déjà dans plusieurs circonstances méconnu ses devoirs d'étudiant” een vermaning en een strenge blaam geeft. Na zijn studies vestigt hij zich als advocaat en zet de strijd verder voor de Vlaamse zaak en tegen het clericalisme. Hij zet zich in voor een lager, middelbaar en hoger onderwijs in het Nederlands, voor de schoolplicht en voor het Nederlands als voertaal in de Administratie en het Gerecht. In 1862 wordt hij Algemeen Secretaris van het Willemsfonds dat zich onder zijn impuls zal opstellen in een liberale en vrijzinnige richting. Door zijn inzet komt de vereniging tot grote bloei en het ledenaantal stijgt spectaculair. Hij wordt gemeenteraadslid in 1869, maar hij staat daar geisoleerd en kan slechts weinig verwezenlijken van zijn betrachtingen. Het enige wat hij bekomt is dat de Gemeenteraad in 1871 de oprichting goedkeurt van een Vlaams beroepstoneelgezelschap. In 1874 stelt hij zich kandidaat voor de parlementsverkiezingen, maar wordt niet verkozen. Na tal van ontgoochelingen - wegens het pover resultaat van zijn streven - zegt hij het politieke leven vaarwel. Zijn advocatenpraktijk, die ook nooit een succes is geweest, geeft hij op en hij vestigt zich als boekhandelaar en uitgever in de Koestraat. Hij gaat nu volledig op in de studie van het Middeleeuwse Gent. Hij geeft de 14e eeuwse Stadsrekeningen uit. Het is hij die de legende ontzenuwt dat onze Draak afkomstig zou zijn van Constantinopel. Hij kon aantonen dat ze hier vervaardigd werd in 1377 en aan de Stad 2312 pond had gekost. De laatste maal dat hij in het openbaar verscheen was ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van “t Zal Wel Gaan” in 1902. Hij stierf na een langdurende ziekte op 16 Januari 1903.
10 November 1897 Geboorte van Theo Morelli. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2007 - N° 1 - pp. 52-53
67
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:27 Pagina 68
10 November 1900 Dood van Baard Vermeulen. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2006 - N° 5 - pp. 327-328
11 November 1433 Geboorte te Dijon van Karel de Stoute. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2004 - N° 1 - pp. 45-47
11 November 1451 Dood van Pieter Tyncke. Op aanstoken van Filips de Goede had hij een complot gesmeed tegen de gemeentelijke overheden. Hij werd aangehouden en na een drievoudig examen op de pijnbank werd hij op 11 November terechtgesteld.
11 November 1576 Het Spaans garnizoen in de Citadel hijst de witte vlag. Iedereen weet dat Keizer Karel na de opstand van 1539 praktisch heel de StBaafsabdij deed afbreken en in de vrijgekomen vierhoek van bij de 15 ha. een citadel liet bouwen die de Gentenaars nu eindelijk maar eens in bedwang moest houden. Met man en macht werd er gedurende 5 jaar aan gewerkt en toen was de versterking als militair bolwerk klaar, zij het dan ook dat men er nog 9 jaren zou over doen om alle details af te werken. De formidabele citadel , ontworpen en gebouwd onder de leiding van de grootste specialisten, was oninneembaar. Zij onderging nochtans het lot van alle andere oninneembare vestingen: nauwelijks 30 jaar later werd ze ingenomen door de Gentenaars die ze eeuwig in bedwang moest houden. Het waren troebele tijden in 1576. Spaanse troepen waarvan sommigen in bijna 2 jaar geen soldij hadden ontvangen, waren aan het muiten geslagen en gaven zich over aan rooftochten, plunderingen, brandstichtingen en al wat daarbij hoort. Een troep die Aalst grondig vernield had was op weg naar Gent om de Citadel te vervoegen. Verdedigingswerken werden in de haast uitgevoerd en de Antwerpse en Dendermondsesteenweg werden versperd. De Gentenaars kwamen tot het besluit dat het de hoogste tijd werd de Spanjaarden het land uit te drijven. Zij slaagden er evenwel niet in deze laatsten hun zienswijze te doen delen. De Spanjaarden lieten trouwens duidelijk hun afkeuring blijken voor de Gentse plannen door een uitval te doen uit de 68
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:27 Pagina 69
Citadel en enkele huizen in brand te gaan steken “op Deirnisse staende” Kwestie van de tijd wat te verdrijven in hun belegerd kasteel, begonnen zij verder een serie kanonballen te schieten op de stad. Een projectiel nam de steunbalken weg van de werkklok in het Belfort. Ook de toren van StBaafskerk werd beschadigd en de Vrijdagmarkt kreeg zijn deel. De marktkramers vertikten het hun waar nog uit te stallen. Maar de Gentenaars kregen versterking van Willem van Oranje, in troepen en in artillerie en na een beleg van een paar maanden kwam er een einde aan de hardnekkige en verbeten weerstand der Spanjaarden. Toen het garnizoen zich overgaf was het voor de Gentenaars, die 1500 man verloren hadden, een grote verrassing te bemerken dat het bestond uit nauwelijks 140 man, zieken en gekwetsten inbegrepen.
11 November 1626 Dood te Gent van Hendrik Hoeymaker. Voor de meesten waarschijnlijk een totaal onbekende naam. Van beroep was hij metser, maar aan het woord “metser” moet toch wel een andere betekenis gehecht worden dan vandaag het geval is. Heel wat van die vroegere metsers waren in feite bouwmeesters waarvan veel hedendaagse architecten heel wat zouden kunnen van leren. Alhoewel hij in Gent gewerkt heeft en er gestorven is, werd hij in 1559 in Brugge geboren als zoon van een meester-metser. Nu moet gezegd worden dat Hoeymaker toch geen gewone metser was, want hij had studies gedaan en na het voleindigen van zijn humaniora ging hij les geven in syntaxis in Arras. Na anderhalf jaar ging hij wijsbegeerte studeren, maar wegens familiale omstandigheden moest hij zijn studies stoppen om te gaan werken als metser. Als hij 26 jaar is treedt hij in bij de Jezuïeten als lekebroeder. Hij begint zijn noviciaat in Doornik en ontpopt zich daar als een zeer begaafde architect. Hij is achtereenvolgens werkzaam in Leuven, Ieper, Rijsel, Valenciennes, Brussel en Gent. Deze vaardigheid kwam goed van pas in het kraam van de Jezuïeten, want wanneer zij in de Nederlanden een college stichtten, bouwden zij daarbij steeds een kerk. Zij hadden die nodig voor hun leerlingen die de H. Mis dagelijks moesten bijwonen en ook voor hun apostolaatwerk. Toen zij in 1606 begonnen met de bouw van hun kerk in de Volderstraat was het natuurlijk Broeder Hoeymaker die er de ontwerper van was en die de werken leidde. Ze werd toegewijd aan St-Lieven en kwam klaar in 1619. Men had er dus 13 jaar over gedaan, wat in feite niet abnormaal was, want in die tijd werd in de winter niet gebouwd. Anderzijds begon men wel aan de bouw, maar er moest voor gezorgd worden dat de gelden bleven binnenkomen om het af te werken. En zoals iedereen weet zijn de uiteindelijke kosten altijd een
69
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:27 Pagina 70
stuk hoger dan de ramingen. Deze kerk met een lengte van 50 m. en een breedte van 22 m. was een van de laatste specimens van de gotiek in het Gentse. Ze werd versierd met werken van Rubens, De Craeyer en Van Cleef en met een beeld van St-Lieven van Laurent Delvaux. De oversten van de nederige en beminnelijke Hoeymaker boden hem tot 2 maal toe aan om verder te studeren om het priesterschap te bekomen, maar onze Broeder verkoos wijselijk te blijven doen waar hij goed in was.
11 November 1660 De nieuwe Klokke Roeland wordt voor de eerste maal geluid.
11 November 1796 Alle godsdienstige gemeenschappen worden ontbonden verklaard.
11 November 1833 Dood van Jan d’Huyvetter. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2008 - N° 3 - pp. 191-193
11 November 1877 Eerste opvoering in Gent van “Les Cloches de Corneville”.
11 November 1878 Dood van Karel Andries. Kort na zijn studies van ingenieur werd hij benoemd tot onder-ingenieur van Bruggen en Wegen. Hij zou er later de Hoofdingenieur van worden. In 1846 werd hij reeds belast met de cursus Machinebouw aan de Universiteit. Hij werd er hoogleraar in 1860. Hij was Rector van 1867 tot 1870. Hij werd Schepen van Openbare Werken in 1866, maar gaf zijn ontslag een jaar later toen hij benoemd werd tot Rector. Hij werd opnieuw Schepen in 1877, maar deze keer van Onderwijs. De school op Einde Were werd naar hem genoemd.
70
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:27 Pagina 71
11 November 1901 De Gemeenteraad beslist het Koerke 99 af te breken. Dit citeetje op de Brugse Poort kreeg zijn naam wegens het feit dat er 99 huizekens in stonden. Ze werden meestal bewoond door gespuis. De onteigening en de afbraak gebeurde om de Rooigemlaan door te trekken naar de nieuwe Hamerbrug. Hugo Collumbien
ATTENTIE ! De bank van de post maakt het ons moeilijk door het adres van de betaler niet altijd te vermelden op het rekeninguittreksel. Daarom graag het adres van Lybaert-Raes betaling 08.01.2010; Vandenborre-Kesteleyn 05.01.2010; De Meestere Georgette 04.01.2010; De Blauwe Monique 31.12.2009; Collumbien Livina lidnr 3033 30.12.2009; Verschoore Anne 29.12.2009; Vermeire Anne 28.12.2009; Hoste-Sleeuwaert 28.12.2009. Graag telefoon, email of brief (zie kaft).
71
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:27 Pagina 72
BIBLIOGRAFIE
Verleden jaar verscheen, wij zullen niet zeggen een boek, want dat is het niet, maar een grote brochure (24 x 34 cm. - 83 bladzijden). Aangezien er geen verband bestaat tussen vorm en inhoud, mag gezegd worden dat deze laatste best interessant is. De titel: “Achter de gevels. Volkscafés in Gent.” Het is een uitgave van de V.Z.W. Gentblogt. Sommigen denken dat volkscafés definitief tot het verleden behoren, maar dat is toch niet juist. Het klopt dat er zeer velen verdwenen zijn, maar gelukkig niet allemaal. Sommigen verdwenen omdat men meende ze te moeten moderniseren waardoor zij vaak een artificieel karakter kregen en de ziel ervan verloren, de oude gezellige sfeer was weg. Deze brochure is niet te beschouwen als een exacte inventaris, het gaat over de reportage van 15 volkscafés. Aan u om op zoek te gaan naar de andere overblijvende. Ze is geillustreerd met foto’s op groot formaat van de betrokken instellingen. Het gaat over: Café Capri op de Antwerpse steenweg te St-Amandsberg. Café Monty in de Karperstraat. Café Sport op de Meulesteedsesteenweg. Café Viking op de Port Arthurlaan. Café Bornhem in de Onderbergen. Café De Sportvriend in de Kastanjestraat. Café De Roos op de Wolterslaan. Café Dikke Boom in de Krijgsgasthuisstraat. Café Nonkel Jules in de Groendreef. Café Monopole op de Elisabethlaan. Café De Vriendenkring aan de Palinghuizen. Café Folklore in de Lange Steenstraat. Café Zeveneken in de Motorstraat. Café Fluvial op het Neuseplein. Café Den Biekorf in de Lieven De Winnestraat. De zeer schappelijke prijs bedraagt 5 Euro. Te koop in het “Museum voor Volkskunde” op de Kraanlei. Eveneens verleden jaar verscheen “Nobelprijs voor de Natuur”. Het werd geschreven en geïllustreerd door Nicolas Maeterlinck, hij is immers beroepsfotograaf. Dit boekje is gewijd aan zijn overgrootoom Maurice die op zeer diverse plaat72
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:27 Pagina 73
sen gewoond heeft en aangezien deze op financieel gebied meer dan welgesteld was, waren dat nooit krotwoningjes, maar grote huizen met feeërieke tuinen. Onze fotograaf heeft een tocht ondernomen naar de sites waar onze Nobelprijs gewoond heeft om na te gaan in welke mate de woonomgeving misschien een invloed zou kunnen hebben gehad op zijn creativiteit. Maurice was een fervente natuurvriend, wat deels te verklaren is door het feit dat hij opgroeide in een prachtige villa met een tuin van drie Ha in het toen nog landelijk Oostakker. Als kind kwam hij regelmatig in het Kasteel Ryvissche dat eigendom was van zijn grootmoeder langs moederszijde. In Frankrijk begon het in een zomerhuis in Normandië in het simpel dorpje Gruchet Saint Simeon nabij Dieppe (1897-1906). Van 1907 tot 1924 was het dan de Abdij van Saint-Wandrille, eveneens in Normandië. Van 1924 tot 1949 vinden wij hem in het Kasteel van Médan met een park van 15 Ha, gelegen op een 25-tal kilometer van Parijs. Aan zijn goede vriend Cyriel Buysse schreef hij: “Ik heb net het Kasteel van Médan gekocht. Koning Henri IV heeft er geslapen met Gabrielle d'Estrées en de auteur Ronsard heeft er nog geleefd.” Tijdens de koude winter zakte hij af naar het Zuiden. Vanaf 1903 was hij te vinden in Grasse en van 1911 tot 1930 in de “Villa des Abeilles” in Nice. Tenslotte kocht hij in 1930 het Kasteel Orlamonde waar hij in 1949 zou overlijden. Nicolas Maeterlinck kwam tot een eerder amusante ontdekking. Zijn overgrootoom werd in de adelstand verheven en mocht zich Graaf noemen. Maar in feite is hij dat nooit geweest, want in de archieven van het Koninklijk Paleis in Brussel is in het Lexicon van de geregistreerde wapenschilden bij Maeterlinck een blanco ruimte te zien, wat wil zeggen ”Onbetaalde registratiekosten”. Blijkbaar zal hij weinig belang gehecht hebben aan dit toch wel een beetje kinderachtig gedoe. In feite is hij dus nooit Graaf geweest, iets wat trouwens niets afdoet van zijn verdiensten. Ook wij moeten ieder jaar, bij het verschijnen van de lijst van de nieuwe “edelen” met een zekere verbazing vaststellen dat daarbij vaak toch wel merkwaardige criteria gebruikt worden. Het boekje eindigt met een lijst, met publicatiejaar, van 62 werken van Maurice Maeterlinck. Het heeft een vierkantig formaat van grosso modo 17 cm., telt 78 bladzijden en bevat 100 kleurenfoto’s. De prijs bedraagt 20 Euro. Het werd uitgegeven in eigen beheer. Wij weten niet of het verkrijgbaar is in de handel. Verder inlichtingen zijn ongetwijfeld te bekomen op www.nicolasmaeterlinck.net en op telefoon 0032 475 310 634. H.C.
73
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:27 Pagina 74
VRAAG EN ANTWOORD
Vraag van Mevrouw Jeanine Schoone Wie kent de tekst van het liedje “Ik vrije mee en meiske, maar a ja ze weet het niet.” Is dat soms een liedje uit een revue?
NOG EEN KLEINE AANWINST VOOR ONS CULTUREEL PATRIMONIUM Met instemming van de heer Rector der Universiteit, waaraan Het Pand als Cultureel Centrum toebehoort, en der Paters Dominikanen die dit alles destijds hebben gemaakt, schonk ons beschermend lid A.K. Evrard een bronzen gedenkenis aan het laatste stuk muur op Onderbergen, met als eenvoudig opschrift:
Overblijfsel der Gentse Dominikanenkerk (anno 1240)
LEZERS SCHRIJVEN ONS
Van Mevrouw Rosa De Vriendt-Mores ontvingen wij volgend schrijven: “Enkele dagen geleden las ik in de krant het overlijden van Jan Hublé. Ginette Desmet deelde mij mede dat zij zeer teleurgesteld was omdat geen enkele media noch dagblad aandacht aan hem heeft besteed. Volgens haar ligt hij met apotheker Reynaert aan de basis van de Bourgoyen-Ossemeersen. Dit grote natuurpark is volgens mij veruit het kostbaarste bezit van de Stad Gent en voor haar bewoners. Iemand zou dus nu een artikel kunnen schrijven over Jan Hublé (een uitgebreid “In Memoriam”) in “Ghendtsche Tydinghen”. Hetzelfde voor Huguette De Bleecker-Inghelare, zij was werkelijk de motor achter de culturele verenigingen in de H. Kerstwijk, doch deed ook historisch 74
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:27 Pagina 75
verantwoorde gidsbeurten in de stad Gent en was ook VU-gemeenteraadslid. Een “In Memoriam” over beiden in het eerstvolgend numer van Ghendtsche Tydinghen geven is zelfs een plicht voor een tijdschrift over Gent. Ik was erg verrast toen ik een telefoon kreeg van de Ere-Secretaris-Generaal, de heer Van Haverbeke over het artikel van Bedinghaus. “Vlaamse Stam” is een tijdschrift op zeer hoog niveau, het is bekend over de hele wereld en in de schoot van de vereniging zijn nog nooit conflicten geweest, ook niet met de anderstalige verenigingen in België en in het buitenland waarmee zij perfect samenwerken. Dank zij een nota die ik vond in een map van mijn man hebben wij nu in Gent nog kinderen van Ernest Bedinghaus die gehuwd was met hun moeder Cattoor uit Oostende. Ik zal deze gegevens nu aan Mr. Van Haverbeke doorgeven, want de vader Eugène du Mesnil de Sommery die in Brugge woonde stamt van een Franse Markies. De familie heeft altijd nog het recht die titel te dragen die hun voorvader kreeg van Louis XVI!”. Hierna de “In Memoria”.
Jan Hublé (20 augustus 1923 - 27 november 2009) Op 27 november 2009 overleed Prof. Em. dr Jan Hublé, pionier van het natuurbehoud. Deze academicus ligt in Vlaanderen aan de basis van de opleiding van wetenschappers die natuur en milieu hoog in het vaandel dragen. Op 10 januari 1971 begint Jan Hublé samen met de familie Reynaerts uit Gent zijn strijd voor het behoud van de Bourgoyen – Ossemeersen als natuurreservaat met een brief aan de gemeentebesturen van Gent en Drongen, die daar uiteraard geen oren naar hebben. Samen met de betonboeren plannen ze er een waterzuiveringsstation en ook nog andere kapers liggen voor de kust. Pas in 1982 krijgt het overblijvende gedeelte, dat toch nog 212 hectaren groot is, het statuut van natuurreservaat. Gent is Jan Hublé dan ook grote dankbaarheid verschuldigd.
Huguette De Bleecker-Ingelaere (22 augustus 1941 - 10 december 2009) Huguette De Bleecker was lerares geschiedenis. Daarnaast was zij co-voorzitster van de Vlaamse Volksbeweging (VVB) en gewezen provincieraadslid voor de Volksunie. Vanuit de parochie H. Kerst, waar ze woonde, was zij de voortrekster van allerlei socio-culturele activiteiten in de wijk en daarbuiten. Haar enthousiasme voor de lokale geschiedenis is voor velen een blijvende herinnering. 75
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:27 Pagina 76
OUDHEIDKUNDIGE KRONIEK
Op 1 December 1921 pucliceerde Alfons Van Werveke in “De Gazette van Gent” volgend artikeltje.
Onze straatnamen We waren eerst niet zinnens ons lang met de namen van onze straten bezig te houden. Edoch, daar verschillende lezers aandringen en ons maar steeds den oorsprong van vele namen vragen, die hen en vele andere schijnen belang in te boezemen, moeten we wel wat meer orde in de zaak brengen dan we tot hiertoe hebben gedaan. Als men de namen van de straten rangschikt volgens de soorten, zaken of personen, die ze ons herinneren, stelt men met verwondering vast, dat ze alle soorten van belangrijke onderwerpen voor den geest roepen uit de plaatselijke en zelfs de vaderlandsche geschiedenis. Men mag zeggen, dat hij, die een en ander weet van de onderwerpen, door onze straatnamen aangeduid, goed de geschiedenis des lands kent en nog andere zaken meer. Wie heeft de namen aan de straten gegeven? Vóór 1786 van ‘t volk, na dat jaar het gemeentebestuur. Onder die door het volk gegeven zijn er zeer oude, die geen verandering hebben ondergaan. Als men, bijvoorbeeld, de oudste rekeningen der stad raadpleegt, 1314 en volgende jaren, aldus zes eeuwen oud, dan vindt men er in Baaisteeg, Boomgaardstraat, Brabantdam, Brabantstraat, Koestraat, Kouter, Korte Kruisstraat, Donkersteeg, Drabstraat, Erpelsteeg, Galgenberg, Ganzendriesch, Groene Briel, Ham, Heilig-Geeststraat, Hoogpoort, Hooiaard, Hooie, Houtbriel, Huidevettershoek, Mere, Meersteeg, SintMichielsbrug, Meulestede, Nederkouter, Nieuwbrug, Nieuwland, Onderbergen, Onderstraat, Perkamentsteeg, Peperstraat, Ramen, Reep, Reke, Zandberg, Schipgracht, Stalhof, Steendam, Zuivelsteeg, Veldstraat, Vogelenzang, Vrijdagmarkt, Walpoort, Wellinckstraat. Andere namen, 600 jaar geleden, gebruikt: Bennesteeg was Benningsteeg, Koornmarkt - Koornaard, Langemunt - Munt, Bagattenstraat Pargallenstraat. Nog andere zijn zoodanig vervormd, dat ze bijna onherkennelijk zijn geworden: Kattensteeg is vervormd tot Cataloniëstraat, Overzetstraat tot Heuvelstraat, Pussemstraat tot Bezemstraat. 76
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:27 Pagina 77
Er zijn zoo waarlijk geestige vervormingen. Wij wijzen op één onder vele: ten jare 1544 werde de meester-metselaar Gillis Coppins belast met het bouwen van een brug over een kleinen waterloop, welke de straat, die thans van de Slijpstraat naar de Chartreuzenlaan loopt, doorkruiste. Van dien tijd af aan heette het volk de brug naar den naam van den ondernemer MeesterGillisbrug. Men vindt dien naam nog in 1622. Maar dan had men reeds den oorsprong van den naam vergeten en men meende dat het hier een heilige gold. Men vindt inderdaad in 1656 Sint-Gillistbrug. Meester Gillis komt er echter nog voor in 1660 en 1671, maar het einde van de XVIIe eeuw wordt onze metselaar bepaald heilig verklaard en de straat, die over de brug liep, heette en heet nog Sint-Gillistraat. Hadde het volk alleen nog te beslissen over den vorm der straatnamen, dan zou wel den naam van den rechtsgeleerde Frans Laurent heel wel hetzelfde kunnen gebeuren als met dien van den meester metselaar. Wie heeft nog niet hooren zeggen Sint-Laurentplein in plaast van Laurenplein? Dat is vooral toe te schrijven aan het ontbreken van den voornaam: waarom heeft men niet bepaald dat Frans-Laurentplein zou gebruikt worden? Wij zeiden dat het Gemeenstebestuur de namen aan de straten geeft sedert 1786. ‘t Is inderdaad alsdan, dat men op de hoeken der straten een plaat met den naam heeft gesteld. Onze stad is naar allen schijn de eerste geweest om zoo iets in te voeren. ‘t Is ook in 1786 dat men hier begonnen is de huizen te nummeren. Voor de naamplaten en de nummers zijn we de groote hoofdsteden voor geweest: eerst in 1795 begon men daarmede te Berlijn, en Londen, Parijs en Weenen kwamen nog later. Wat onze eerste naamplaten betreft, die zijn natuurlijk verdwenen. Een enkele echter, op den hoek van het Komijnstraatje, is zooniet van 1786, toch een zeer oude plaat. A. Van Werveke
77
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:27 Pagina 78
GETEKEND DOOR ETIENNE HUBLAU
Nieuw Cirkus
Links: Tekening van het Nieuw Cirkus door Etienne Hublau. Het had twee ingangen: een hoofdingang in de St.-Pietersnieuwstraat, kant Minard, voor de gegoede lui, de “moeskesmoakers” of “chiqépullen” en een in de Lammerstraat voor het werkvolk van “‘t kiekenskot”. (Uit: “500 jaar toneelzalen en schouwburgen te Gent”, uitg. v. h. Documentatiecentrum voor Dramatische Kunst. Toestemming copyright Etienne Hublau) Rechts: het voorblad van het programmaboekje (Verz. E. Levis)
78
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:27 Pagina 79
HET KRONIEKJE VAN EEN OUDE GENTENAAR
Vandaag met de A, de B en de C. Het is een spijtig feit dat het Gents dialect de laatste halve eeuw sterk achteruitgegaan is, de jeugd schijnt het contact verloren te hebben met ons sappig Gents dialect. Voor de oorlog spraken de Gentenaars nog Gents. Ze gebruikten woorden en uitdrukkingen die typisch waren voor onze taal maar waarvan de betekenis voor de meeste huidige Gentenaars verloren is gegaan. Ze deden dat niet om eens op een artificiële manier Gents te klappen, maar spontaan, omdat die woorden en uitdrukkingen voor hen volledig normaal waren, ze hadden immers nooit iets anders gehoord van hun ouders en grootouders. Nu en dan kunt ge nog eens een van die oude Gentenaars tegenkomen, maar ze worden met de dag zeldzamer. Voor hen moet bij wat volgt geen uitleg verstrekt worden. Allumetse. Voor een zwavelstokje. Maar bovendien ook nog: een fosfoorke, een lucifirke, een priemke, een solferke, een sulferke, een stekske, een sulferstekske. Dit zijn 8 verschillende woorden voor één begrip. Vergelijk daarbij de enorme rijkdom van ons dialect met de officiële Nederlandse taal. En zeggen dat er pedanterikken rondlopen die daar op neerkijken. Affel. Voor navel. Hij hee ‘t zuur aan zijnen affel: hij is viesgezind. Amerikaanse olie. Petroleum. Annepiane. Stilletjes. Op het gemak. Anthrâose. Ontroering, ontsteltenis. Apostel. Voor een man. Volgens het geval: een trage, een aardige, een vieze apostel. Apothekerije. ‘t Riekt hier gelijk in ‘en apothekerije wâor dan ze stront verkùupe. De uitleg is duidelijk: waar het slecht ruikt. Apprense. Schijn. Dâor ès gien apprense van: dat maakt geen schijn van kans, daar is niets van aan. Appelflèwte. Een lichte bezwijming die niet ernstig is. Armoe. Een keer weelde is niet altijd armoe. Wanneer mensen die het minder breed hebben zich eens iets speciaals kunnen permitteren.
79
Binnenwerk jan-febr 2010 Bis_September binnenwerk OK 5.0 24/01/10 18:27 Pagina 80
Artikel. Dadde 'n ès giene artikel van mijn gelüuf. Daar geloof ik niet in. Artiest. Dadd’ès nogal ‘nen artiest. Negatief bedoeld. Avond. Hoe lâoter in den âovond, hoe schûunder volk. De verwelkoming van een late gast. Aas. Zijn âos opdoen: voordeel halen uit iets. Baard. Da gâod eu 20 baorden kosten. Franken. Benen. Zijn bîenen onder zijn aorms pakken: vlug weglopen. Begijn. Trèwen of begijne worden. Zegt men tegen iemand die twijfelt. Zûu beschaomd zijn als een begijntse die een scheete gelâoten hee. Billen. Tegen eu bille èst kalfsvlîes: als weigering. Het bijt in zijn billen: naar iets goesting hebben. Verlokt door iets worden. Blazen. Iets uit zijn kl.. blâoze! Ongelooflijke dingen vertellen. Sterk fantaseren. Boer. Iets om ne boer mee van zijn pird te slâon. Iets buitenmate groot, bvb. een heel dikke boterham. Boktanden. Drùume van boktanden. Zegt men van iemand die zit na te denken. Boter. Er de boter uitslâon: iets niet goed doen. Bresse. Een bresse volk. Een grote hoop, een massa. Broere Titus. We zullen om Broere Titus moete gâon. Schertsend gezegd tegen iemand die men in het zothuis zou moeten steken. Broeder Titus was een broeder van het krankzinnigengesticht. Catechismus. Zijne catechismus opzeggen. Bij een serie vloeken. Compositie. Vroeger op school, voor een examen. Consenteren. Toestaan. Consentement: toestemming. Couvent: ‘k Gâo nâor mijn couvent. Ik ga naar huis.
Hugo Collumbien.
80
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 81
GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring Gent V.Z.W. 39e jaargang nr. 2 maart - april 2010
Inhoud - Daniël Van Ryssel: 82 Minder bekende en of verdwenen locaties: Brouwerijen. - Victor Van der Haeghen: 87 Inventaire Archéologique: Register der Huidevetters. - Erik De Keukeleire: 88 Hoever men begin 1910 in Gent stond met de Wereldtentoonstelling van 1913. - Luc Devriese: 105 Ghendtsche toestanden: Onder de kerk wonen. - Pierre Kluyskens: 109 Kaarskensprocessie. - Hugo Collumbien: 114 Gentse Memoriedagen: 12-13-14-15-16 November. - Daniël Van Ryssel: 131 Vergeten Gentse schrijvers: Pierre Lebrocquy. - Quizmaster: 133 Uitslag van de Quiz 2009. - Bibliografie. 136 - Vraag en Antwoord. 144 - Lezers schrijven ons. 145 - Hugo Collumbien: 146 Het Kroniekje van een oude Gentenaar. - Alfons Van Werveke: Oudheidkundige Kroniek: De Grachten van de Stad Gent 148 - Gaston De Bruycker: 152 Schets van de Biezekapel
81
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 82
MINDER BEKENDE EN/OF VERDWENEN LOCATIES
Brouwerijen In de vroege Middeleeuwen waren de abdijbrouwerijen de enige belangrijke brouwerijen. Herbergiers en gewone mensen brouwden het nodige bier voor eigen gebruik. Pas toen de steden belangrijk werden, waren er brouwers die zich toelegden op de bevoorrading van die steden. In 1363 waren er in Gent 245 meesterbrouwers. Aanvankelijk maakte men gebruik van gruut, vanaf de 14e eeuw van hop (grotere duurzaamheid). Het bierverbruik lag hoog te Gent, zuiver water was zeldzaam en bier was gezond en betaalbaar: 250 liter per persoon. De bieraccijnzen maakten in 1600 meer dan 45 % van de totale stadsontvangsten uit. In 1656 richtten de bierverkopers en wijntappers samen het biertappersambacht op, met als patroonheilige Sint-Zacheus. In de 19e eeuw was er een groot aantal brouwerijen in Gent, doch met een gering aantal (120) werknemers. In 1900 waren er nog 83; in 1948 nog 28. Brouwen was bij gebrek aan koelingsapparatuur een winterbedrijvigheid. Na W.O. II werd pils de meest populaire biersoort. Al in de 19e eeuw ontstonden te Gent ook twee brouwerij scholen. Wij beperken ons tot de grote brouwerijen van de twintigste eeuw. In 1900 waren er in België 3.223 brouwerijen; in 1920: 2.013; in 1950: 663; in 1970: 232; in 1992: 126. In 1991 waren er in Oost-Vlaanderen 5.010 cafés. Alleen in Brabant waren er meer: 6.039.
Meiresonne De brouwerij Meiresonne ontstond in Bellem, waar de familie in 1866 de brouwerij Van Maldeghem overnam. Zoon August begon in 1871 te Nevele de brouwerij De Hoprank. In 1913 kwam de familie naar Gent en kocht de brouwerij Van Oostende-De Marteleire op de Koepoortkaai. Tegelijk kochten ze ook een aanpalend groot huis, waar de familie haar intrek nam. De activiteit kwam er snel op gang. Een netwerk van spoor- en waterwegen bracht de nodige delfstoffen (kolen o.a.) en grondstoffen tot vlakbij de brouwerij. De Meiresonnes durfden te investeren en Gent en omgeving boden een goede afzetmarkt. In 1921, 1922 en 1923 kwamen er stoommachines bij evenals negen koeltanks en een vriesmachine. Alle geplaatst op stevige betonnen sokkels. In 1922 werkten er 25 arbeiders. In 1927-’28 hadden er nogmaals grote veranderingswerken plaats. Een straatje, een beluik en verschillende huizen 82
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 83
werden afgebroken om de brouwerij uit te breiden. De brouwerij had toen een productie van 3.500 hl. per maand. In de jaren ‘30 verslechterde de economische toestand van ons land. Veel kleine bedrijven verdwenen door stopzetting of fusies. Meirseonne kreeg in 1935 het statuut van een N.V. De brouwerij behoorde toen tot de grootste vier van het land. In 1938-’39 werd een volledig nieuw administratief gebouw aan de Koepoortkaai (architect: L. Diegerick) opgetrokken. Tijdens W.O. II leverde Meiresonne Wehrmachtsbier voor de Duitse soldaten. Na de oorlog waren er te Gent nog maar 20 brouwerijen. Na de oorlog kwamen de machines en productiesystemen niet langer uit Duitsland, maar uit de Verenigde Staten. Meiresonne werd nu de grootste brouwerij van Vlaanderen. Het meest bekend was de Celta Pils, maar er werd ook Goliath, Ganda-Ale, Munich, Fort-Op, Family’s tafelbier en Stolz geproduceerd. Verder ook de limonades Golf en Colibri en het mineraalwater Imperia. Het bedrijf stelde nu 6 à 700 personen te werk. Het bedrijf had 80 vrachtwagens om het bier naar de cafés te brengen. In 1951 brak de brouwerij 'haar productierecord. Er werd 5 miljoen kg. grondstoffen verwerkt. Aimé Meiresonne, die geen kinderen had, trad in 1964 in onderhandelingen met Artois uit Leuven. Artois verwierf een meerderheidsparticipatie. Aimé overleed in 1966. Enkele maanden na zijn dood viel het bierbrouwen aan de Koepoortkaai stil. Er werd alleen nog limonade gefabriceerd. Einde 1976 viel alle activiteit stil en werden de poorten gesloten. De fabriek werd afgebroken en op dezelfde plaats staan nu appartementsgebouwen.
Exelsior De brouwerij Excelsior ontstond door een fusie van de Brouwerij van Gent met de brouwerijen Florin en Maenhout. In de vroege 20ste eeuw lieten de eigenaars hun familienaam vallen en kozen voor de naam Excelsior. In de jaren ‘20 en ‘30 werden nieuwe gebouwen opgetrokken langs de IJkstraat en Nieuwpoort. Modieuze gebouwen in art deco en nieuwe zakelijkheid. De administratieve gebouwen lagen op het Steendam en dragen nu nog een hoprank als decoratie in de gevel. In Steendam waren ook de brouwerijen Goublomme en de Vier Heemskinderen. De brouwerij werd overgenomen door Haacht uit Boortmeerbeek en sloot in 1973 zijn poorten. Uiteindelijke verdwenen de meeste gebouwen en werden in 1997 vervangen door een huisvestingsproject.
83
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 84
Ultra Brouwerij Ultra ging terug op de brouwerij De Zwaan, die in 1834 aan de Herodeszak aan de Lange Schipgracht door Wwe De Ronne werd opgericht. In 1840 werd deze brouwerij overgenomen door P. J. Heughebaert. Vanaf 1909 werd de brouwerij Heughebaert uitgebreid. De ronde schouw behoorde bij de twee stoomketels. De meest recente gebouwen, stapelruimten, graanmagazijn e.a., dateerden van 1930. De brouwerij werd in 1922 tot N.V. Ultra. De brouwerij sloot in 1964 haar deuren. Volledig afgebroken. Op het terrein werd nadien de Volkskliniek Bond Moyson gebouwd.
Aigle Belgica In 1888 werd op de Nieuwe Wandeling, nrs. 121-125, de N.V. De Samenwerkende Bierbrouwerij en Mouterij van Akkergem opgericht. In 1919 omgevormd tot N.V. Brasserie Belgica. Aigle Belgica ontstond in 1922 door de fusie van Den Arent uit Brugge en Belgica uit Gent. De hoofdzetel bleef in Brugge. Bekend bier: bab. Te Gent werkten 25 personen. Aigle Belgica had 800 verplichte cafĂŠs. Mede door de hogere lonen in Gent, werden de brouwketels in Gent in 1947 stilgelegd. De werknemers konden meer verdienen bij Meiresonne. De brouwketels verhuisden naar Kortemark en Ichtegem. Het gebouw is heden een garage. Aigle Belgica is in 1978 overgenomen door Piedboeuf.
Gruut In maart 2009 is Gent een brouwerij rijker geworden. Op de Grote Huidevettershoek, waar vroeger brasserie Flor stond, opende Annick De Splenter Gruut, tegelijk een brouwerij en een brasserie. Gruut heeft twee betekenissen: mengeling van kruiden en muntstuk (groot). De brouwerij combineert moderne brouwtechnologie op een eeuwenoude traditie. Er worden vier biersoorten gebrouwd: blond, bruin, wit en amber.
Brouwerijen aan de rand van de stad Huyghe, Melle In 1906 kocht Leon Huyghe de plaatselijke brouwerij in Melle. Naam: Den 84
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 85
Appel. In 1936 nieuw complex langs de Geeraardbergsesteenweg. In 1938 nieuwe naam: brouwerij Huyghe. Bieren: in 1945 pils Golden Kenia; in 1985 Artevelde en Minty. Eveneens in 1985 Delirium Tremens. De roze olifant was geboren. In 1997 uitgeroepen tot het beste bier ter wereld.
Hul, Merelbeke De familie Hul woonde sinds het begin van de jaren 1920 in het Blauwe Kasteel te Scheldewindeke. Augustinus Hul gebruikte hier vooral de 56 ha bos voor zijn houtzagerij. In de jaren ‘30 verhuisde Leonce, de zoon van Augustinus, naar Merelbeke centrum en richtte er, op de plaats waar vandaag het warenhuis Colruyt staat, een brouwerij op. De brouwerij bleef in handen van de familie Hul tot de jaren ‘60. Toen werd ze verkocht aan de brouwerijen Kruger en Piedboeuf. In de jaren ‘70 werd het gebouw afgebroken.
Neyt, Evergem-Belzele De brouwerij werd opgericht door de gebroeders Maurice en Jules Neyt en heette aanvankelijk Sint-Antonius. In 1992 werd nog 150.000 kg mout tot bier verwerkt. In 1993 werd de brouwerij overgenomen door Bios uit Ertvelde. De volledige inboedel bestaat nog. Literatuur J. Van de Wiele, Bier en brouwerijen in het historisch Gent, VIAT, 1986. Internet: Google. Ghendtsche Tydinghen, 31e jg. nr. 6, november-december 2002.
Daniël Van Ryssel
85
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 86
Het wagenpark van brouwerij Heughebaert op de Lange Schipgracht in 1904.
Koepoortkaai: de brouwerij Meiresonne
86
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 87
INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE - FICHE N° 193
Op 30 december 1900 stelde Victor Van der Haeghen in de rubriek “Boekbanden -Stadsarchief, (reeks 192 n° 1) - XVe eeuw (1478)” in het Frans een fiche op over
Register der Huidevetters Dit boek bevat 50 bladen perkament van 0,27 x 0,19. De band bestaat uit twee eiken planchetten (0,28 x 0,20), bedekt met bruin leder. De twee gelijke platte delen zijn versierd met dubbele over elkaar gekruiste biezen die ruiten vormen, in het midden ervan het teken van een kleine leeuw; deze herhaalde versiering die een kader vormt, stelt in een “quadrilobe” een gekroonde gotische M voor, waarvan hier de facsimile. Op de hoeken van het koperen middenoplegsel zijn afgeronde nagels. De sloten, van hetzelfde metaal, hebben op de clip een gegraveerde ecu met leeuw. De rug die vernieuwd geweest is , dateert van het tijdstip dat men in de band witte bladen ingelast heeft. De prachtige miniatuur van de XVe eeuw , omkaderd met veelkleurige arabesken, laat het hier afgebeeld vignet zien dat zal beschreven worden in de Inventaire. Dit mooi register van de Nering van de Gentse Huidevetters werd begonnen in 1478 87
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 88
onder het dekenschap van Lieven Doens, zoon van Jan. Voortgezet tot in 1697 (met onderbrekingen) bevat hij voornamelijk ordonnantiën en ledenlijsten van de nering. Zoals de meeste documenten van onze neringen en broederschappen was deze band bij de afschaffing van de neringen op het einde van de XVIIIe eeuw in de handen gebleven van een lid van de nering, Mr. JeanFrançois van Hoorebeke die het in 1834 aan het Stadsarchief schonk. Cf. F. De Vigne; Recherches historiques sur les costumes civils et militaires des gildes et des corporations de métiers, etc. (Gent, 1847) - V. Van der Haeghen: Catalogue général des archives de Gand (1896).
HOEVER MEN BEGIN 1910 IN GENT STOND MET DE WERELDTENTOONSTELLING VAN 1913.
VOOR U VERZAMELD UIT 31 600 EDITIES VAN DE “GAZETTE VAN GENT”.
In de uitgave van januari-februari 2007 (36e jaargang - nr. 1) volgden we de ontwikkelingen vanaf 1899 tot de jaarwisseling 1906-1907, die in 1913 zouden leiden tot de Gentse Wereldtentoonstelling. Intussen zijn we drie jaar verder. We nemen daarom terug de draad op, om uiteindelijk te belanden in de lente van het jaar 10. Van de twintigste eeuw wel te verstaan!...
27 februari 1907 Volgens sommige dagbladen zou men in de aanstaande Wereldtentoonstelling zinnens zijn een Oud Gent op te richten, om de vreemdelingen te laten oordelen hoe onze stad er vroeger uitzag.
88
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 89
Het was ter gelegenheid van de tentoonstelling te Antwerpen in 1894, dat men het eerst het denkbeeld opvatte om enige delen van de vroegere stad te doen herleven. Het Oud Antwerpen verrees en we bekennen graag dat het een gelukkige gedachte was. Behalve markten, straten, openbare gebouwen en merkwaardige huizen uit vervlogen eeuwen, zag men er de schilderachtige kledij van burgers en krijgslieden. Later kon men in de tentoonstelling te Brussel het Vieux Bruxelles zien en onlangs in 1905 te Luik werd ook een poging gedaan, doch alles was maar nabootsing en had niet de bijval van hetgeen te Antwerpen was uitgevoerd. In Gent wil men iets doen herleven dat uit oorzaak van afzichtelijkheid, bouwvalligheid en vooral als gezondheidsmaatregel werd weggebroken, wijken zoals het Nieuwpoortje en Batavia, waarop de stad vroeger niet fier kon zijn. Het schijnt ons dat men de vreemdeling iets edeler en grootser moet aanbieden. De straten omtrent ons stadhuis, zoals de Hoogpoort en de Sint-Jansstraat (** thans de Limburgstraat) alsook de Botermarkt, de Korenmarkt, de Vrijdagmarkt, de Koornlei en de Lange Munt kunnen ruim stof geven om iets bezienswaardigs op te richten. Het moet mogelijk zijn iets oorspronkelijks te bedenken dat elders nog nooit werd voortgebracht. Dan zou men niet moeten nadoen wat anderen reeds verricht hebben.
19 maart 1907 De bestuurraad van de Naamloze Studiemaatschappij vergaderde om de tekst goed te keuren van de omzendbrief, welke onder de bevolking van de stad en de provincie zal verspreid worden tot het verenigen van het waarborgfonds. Nog twee raadplegende commissies werden benoemd: die van landbouw, met als voorzitter de heer senator della Faille d'Huysse en als ondervoorzitters de heren senatoren de Lanier en Maenhout, en die van hofbouwkunde, met als voorzitter de heer Allier en als ondervoorzitters de heren LĂŠger, Vuylsteke, De Smet en Ghellinck.
25 maart 1907 De heer Hasse, bouwkundige te Antwerpen die sedert 1880 de bouwmeester is van al de tentoonstellingen in BelgiĂŤ en dus een bevoegd man, gaf in de Handelbeurs een voordracht over al de oude wereldtentoonstellingen, te beginnen met deze te Sydenham nabij Londen in 1851 en waarvan het Crystal Palace is overgebleven.
89
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 90
De nationale tentoonstelling van 1880 te Brussel sloot evenals de voorgaanden welke door de staat werden ingericht met een nogal aanzienlijk tekort en deze in 1888 met de grote wedstrijden liep schipbreuk door de politiek. De eerste tentoonstelling welke uitging van het persoonlijk initiatief zoals deze van Gent, werd te Antwerpen gehouden in 1885 en sloot met een tekort van 50 000 frank, de kosten van het Algemeen Secretariaat. Die van 1895, eveneens te Antwerpen, gaf een overschot van 400 000 frank. De stad Gent is voor wat een Wereldtentoonstelling betreft minstens zo gunstig gelegen als Antwerpen en Luik. Een groot voordeel voor Gent is, dat terwijl te Antwerpen en Luik zeer grote uitgaven moesten gedaan worden voor de aankoop of de geschiktmaking van de gronden, men die te Gent om zo te zeggen heel gereed voor het grijpen heeft. Men voorziet 68 ha, het prachtig park inbegrepen. De spreker maakte verder een vergelijking tussen de tentoonstellingen van Antwerpen en Luik, om te doen uitschijnen dat deze ondernemingen onder alle opzichten onophoudelijk verbeterden. De verschillende vergunningen te Antwerpen brachten in 1894 ruim 460 000 frank op. Die te Luik in 1905, na volledige uitbetaling van het waarborgfonds, gemiddeld 13 frank per m². Gezien deze bijval meende de heer Hasse dat men voor de tentoonstelling te Gent de prijzen met een weinig zou mogen vermeerderen. Zo de tentoonstelling van Brussel in 1897 gelukt is, was het vooral te danken aan de werking van de dagbladen. Dezelfde factor, maar meer in naam van bepaalde reclame, werkte mee om die van Luik te doen lukken. Het getal bezoekers klom buitengewoon en de financiÍle uitslag was er schitterend geweest. In 1894 heeft Antwerpen de winst volledig aan de aandeelhouders uitgedeeld en niet het minste gedenkteken of werk behouden die de tentoonstelling van dat jaar vereeuwigt. Dit is een dwaling geweest en de spreker juicht daarom de gedachte toe van het Inrichtend Comiteit te Gent, die de stad wil begiftigen met een blijvend aandenken dat de Wereldtentoonstelling zal herinneren. De stad Gent wil in de rij van de grote steden treden met de voordelen welke zij vooraf heeft door haar nijverheden die heel de wereld door gekend zijn en met een verjongde en opgefriste stad. Van de oude, kromme en smalle straten zal niets bewaard blijven dan de kostbare, oude gedenkgebouwen, getuigen van een glorierijk verleden en nog steeds bewust van de oude Gentse geest, te weten wat men wil en te willen wat men weet. De voordracht werd langdurig toegejuicht en de aanhoorders steunden met hun handgeklap de korte redevoering van de heer Cooreman, waarin hij de begaafde spreker voor zijn puike voordracht bedankte. Deze is voor de bestuurraad onder vele opzichten leerzaam geweest en hij gaf de verzekering
90
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 91
dat wat te Luik verricht werd ook te Gent kan bereikt worden.
11 mei 1907 De beheerraad van de Naamloze Maatschappij voor de studie van de Wereldtentoonstelling heeft zijn oproep tot de inschrijvers uitgegeven. Het bedrag van het kapitaal is bepaald op anderhalf miljoen. De acties zijn van 100 frank, betaalbaar bij jaarlijkse stortingen, te beginnen in mei 1908. Tegelijk werd het ontwerp van de tentoonstelling verspreid. De oprichting gebeurt in het park en op de stadsgronden aan de overzijde van de statie. De nuttige oppervlakte is ongeveer 70 ha, waarvan de beplantingen 36 ha zullen innemen en de overdekte hallen 78 000 m², waarvan 12 000 voor de kleine hallen. De aantrekkelijkheden zullen in het park worden ingericht. De hoofdingang komt aan de Kortrijksesteenweg, juist rechtover de statie (** toen nog de eerste versie aan de Parkplaats).
17 mei 1907 Gisteren hadden de voorzitters Carels en Cooreman en de ondervoorzitters de Smet de Naeyer en de Hemptinne in de grote zaal van de Handels- en Nijverheidskring de dagbladschrijvers op een maaltijd uitgenodigd, om hun dank te zeggen voor hetgeen zij reeds voor het grootse plan gedaan hadden en de hoop uit te drukken hen op die weg te zien voortgaan, opdat de Wereldtentoonstelling van Gent in 1913 minstens zo schitterend zou slagen als deze van Luik in 1905. De heren gouverneur en burgemeester vereerden dit feest met hun tegenwoordigheid. De heer Cooreman bracht de eerste heildronk uit in de Vlaamse taal: “Wij zullen het nooit luid genoeg kunnen verkondigen, de Wereldtentoonstelling zal de kwekeling zijn van de Gentse pers! De bijzondere bijval welke die te Luik is te beurt gevallen, wekte de ijver op van de werkende elementen en de neringdoende burgerij van onze bevolking. De Gentenaars, fier over de grootheid en het verleden van hun oude en roemrijke stad, hebben niet zonder reden de vrees gekoesterd, dat de hoofdstad van het Walenland door het wellukken van hun onderneming het evenwicht zou breken dat sedert de geboorte van onze nationaliteit tussen Luik en Gent heeft bestaan. Onze medeburgers zien de noodzaak in dat de hoofdstad van Vlaanderen zich niet laat ten achter schuiven door haar Waalse zuster. De gedachte van een 91
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 92
Wereldtentoonstelling in 1913 scheen roekeloos. Menige ongeluksprofeten schudden het hoofd en lieten niet na de vrees uit te drukken dat het kind niet leefbaar was. Dan begon de rol van de pers en deze deed echt wonderen. Zij heeft het ontwerp genomen en verdedigd, zonder onderscheid van politieke kleur, Vlaamse of Franse taal. In enige weken tijd was de publieke opinie voorbereid. De twijfelaars werden overtuigd, sloten aan en ondersteunden de ontwerpers. Deze eenparigheid onder de bevolking gaf zich op een onweerstaanbare wijze te kennen wanneer de stad Antwerpen, gesterkt door voorheen behaalde bijval, aan onze stad de datum en de rang die zij gekozen had wilde betwisten. Een internationale tentoonstelling moet en zal te Gent in 1913 plaatshebben. De publieke opinie laat zich door de pers leiden omdat haar polemieken de stoffelijke welvaart van onze medeburgers, de bevordering van de menselijke bedijvugheid en de handhaving van de sociale solidariteit als einddoelen hebben. Hetzelfde beogen de ontwerpers van de tentoonstelling: ons algemeen erfgoed vergroten en verfraaien, de openbare geest verbreden, de kennis vermeerderen en de nationale en internationale ruiling van gedachten vergemakkelijken. Men zal nu eenieder bewijzen dat de vorming van het kapitaal, waarvan de samenstelling op dit ogenblik het voorwerp is van onze betrachting, in werkelijkheid nog slechts een formaliteit is en de teruggave van de gestorte gelden is verzekerd. Men zal ook bewijzen dat de financiÍle bijval van de onderneming geen twijfel meer overlaat. Het is aan de pers om deze waarheden onder de bevolking te verspreiden en te maken dat ieder het zijne bijdraagt om de onderneming te sterken. De laatste besluitelozen moeten nog worden aangesloten. Indien de Gentse bevolking soms wat traag is in het nemen van een besluit, zal men dan kunnen vaststellen dat eens het genomen is, zij bij de uitvoering bewijs weet te geven van vaste wilskracht. Ik hef de beker om het vertrouwen uit te drukken dat het Algemeen Comiteit stelt in de stem van de pers voor de toekomst. Op de glorie van onze stad! Op de triomf van de Wereldtentoonstelling! Met de pers en door de pers!� De heer Cooreman nam daarna het woord in de Franse taal en drukte er op dat de deelneming aan het waarborgkapitaal zo ruim mogelijk zou moeten zijn, eerder door duizenden nederige inschrijvingen dan door een klein getal overgrote stortingen. De heer burgemeester Braun gaf de verzekering dat de stad Gent het Comiteit van de Wereldtentoonstelling krachtdadig zal steunen. De heer gouverneur beloofde van zijn kant de steun van de provincie en drukte de hoop uit dat de
92
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 93
regering al de thans in gang zijnde werken zodanig zou bespoedigen, opdat alles tegen 1913 zou voltooid zijn. Tenslotte deed de heer Cooreman een oproep tot al de Kamerleden van het arrondissement Gent om bij de nieuwe minister van spoorwegen, de heer Helleputte, ook een Gentenaar van geboorte, een stap aan te wenden om de uitvoering van de spoorwerken te doen bespoedigen, waarvan de voltooiing van groot belang is Het was bij middernacht als de genodigden van elkander scheidden, overtuigd dat niets meer de Wereldtentoonstelling van Gent zal belemmeren.
23 mei 1907 De commissie der verfraaiingswerken onderzocht het beste ontwerp tot geschiktmaking van de citadel, welke zoals men weet bij de Wereldtentoonstelling wordt ingelijfd. Zij heeft zich reeds verklaard voor het behoud van tenminste een deel van de kazerne. De bestaande lokalen zouden met kleine kosten gemakkelijk kunnen ingericht worden en de plans worden verder onderzocht. De oppervlakte binnenin de kazerne bedraagt 6 ha en de verschillende gebouwen bevatten 175 zalen. Volgens de commissie zou men drie delen behouden, ieder 86 meter lang en 16 meter breed. Al de andere zouden tot op de grond worden afgebroken en het terrein bij het park gevoegd.
13 juni 1907 Voordrachten in de Franse en Vlaamse taal zullen gegeven worden om de zaak van de Wereldtentoonstelling meer en meer te doen kennen. Op 22 juni in de Franse taal in het H么tel Royal aan de Kouter, op 26 juni in de Vlaamse taal in de Handelsbeurs. De heer Ceuterick deed een hernieuwde oproep tot algemene propaganda en wees er andermaal op dat het gevraagde kapitaal slechts een waarborgsom is, die niet bestemd is om gebruikt te worden maar eenvoudig om een burgerlijke maatschappij te kunnen stichten, waaraan de openbare machten toelagen zouden kunnen geven. De mening werd uitgedrukt dat ook een beroep moet worden gedaan op de nijveraars en de groothandelaars van al de steden in de provincie.
18 juni 1907 De heer Heins deelde mee dat op voorstel van de heer gemeentesecretaris het 93
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 94
schepencollege een kleine beschrijving van de stad Gent op duizenden exemplaren gedrukt en verspreid heeft in het Vlaams, Duits en Engels. Al de huurkoetsiers hebben er bekomen om het verkeer voor de vreemdelingen te vergemakkelijken. Als propagandamiddel werd nog voorgesteld dat de boot die te Henley voor de roeibeker zal kampen, Gent-Tentoonstelling zal worden genoemd.
6 juli 1907 De nieuwe statie Gent-Sint-Pieters zou tegen de Wereldtentoonstelling van 1913 geheel moeten voltooid zijn. Het ware inderdaad te betreuren dat wij tegen het tijdstip waarop duizenden vreemdelingen onze stad komen bezoeken, daar nog een voorlopige, houten statie zouden hebben!
20 juli 1907 Het miljoen dat twee derden van het waarborgkapitaal vertegenwoordigt, werd met de publicatie van lijst 15 op 30 juni bereikt. Deze verbazende uitslag is bekomen in minder dan anderhalve maand tijd, want de eerste inschrijving is geschied op 10 mei. De volledige lijst van de inschrijvers voor het definitief kapitaal zal aan de koning worden overhandigd bij zijn bezoek aan de stad op 24 juli.
25 juli 1907 In de hogeschool aan de Voldersstraat werden een groot aantal personen aan Z. M. koning Leopold II voorgesteld en tenslotte deed de heer Gérard Cooreman aan de vorst een uiteenzetting van het ontwerp. Hij wees er vooral op dat in twee maanden tijd bijna heel het waarborgkapitaal volschreven werd en besloot dat de faam van de grote nijveraars daar borg voor stond. De koning luisterde aandachtig en vroeg nu en dan een bijgevoegde inlichting, welke hem dan op een plan werd gegeven. Hij sprak zijn beste wens uit voor het welslagen van de Wereldtentoonstelling en voegde er aan toe dat Gent zou moeten trachten tegen die tijd een aantrekkelijkheid te bezitten die enig is in Europa, namelijk een grote wintertuin met tropische planten.
28 september 1907 De generaal-opperbevelhebber van de provincie is gisteren om 11 uur ‘s morgens overgegaan tot de officiële ingebruikstelling van de nieuwe Leopoldska94
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 95
zerne. De oude citadel zal op 3 oktober volkomen verlaten zijn.
15 november 1907 Bij Koninklijk Besluit in dagtekening van 12 november 1907 houden de gebouwen van de gewezen citadel en hun aanhorigheden op gebruikt te worden door het leger en mogen zij ter beschikking van de stad Gent worden gesteld.
10 december 1907 Het voor de Wereldtentoonstelling vereiste kapitaal is volschreven. In enkele maanden hebben 1500 inschrijvers de oproep van het Algemeen Comiteit beantwoord. Deze zo ras verkregen uitslag is het welsprekendste bewijs van het belang dat de Gentse bevolking stelt in de verwezenlijking van de onderneming, die aan de hoofdstad van Vlaanderen nieuwe luister en een bestanddeel van eerste klasse moet bijbrengen aan haar geestelijke, stoffelijke en kunstontwikkeling. Alvorens tot de bepaalde stichting van de Naamloze Maatschappij der Wereldtentoonstelling over te gaan, acht het Algemeen Comiteit het nochtans als zijn plicht zich een laatste maal tot zijn stadsgenoten te wenden. Er zijn nog honderden Gentenaars die nog geen inschrijvingsbulletin lieten geworden, alhoewel ze in het algemeen het werk van de onderneming goedkeuren, de ene bij vergetelheid, de anderen daar zij van dag tot dag het stoffelijk bewijs van hun medewerking verschoven. Teneinde hen toe te laten hun vergetelheid te herstellen en aan te tonen dat hun onthouding niet aan onverschilligheid kan worden toegeschreven, heeft het Algemeen Comiteit besloten de inschrijvingslijst niet te sluiten voor 30 december aanstaande. Het kapitaal van anderhalf miljoen is maar een minimum waarvan de openbare machten hun zedelijke en geldelijke steun afhankelijk maken. De Gentse bevolking moet door dit minimum te overschrijden beter dan op welkdanige manier bewijzen hoe nauw de vooruitgang en de uitbreiding van onze dierbare stad haar aan het hart liggen. Het is bijna een kwestie van eigenliefde. Te Luik waren er 2 059 inschrijvers en het onderschreven kapitaal beliep daar 1 688 500 frank. Waarom zou de Gentse bevolking die uitslag niet kunnen bereiken?
95
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 96
6 februari 1908 Met de publicatie van lijst 27 en 28 zijn de inschrijvingen van het kapitaal bepaald op een totaal bedrag van 1 503 900 frank, waaronder de inschrijvingen van de dekenijen van Gent, de Turn- en wapenmaatschappij Vriendschap, de Union des Employès, de Cercle des Commerçants, de kring God en Vaderland en de Ligue du Commerce et de l’Industrie. De omzendbrieven zullen nu worden rondgestuurd om de inschrijvers te verzoeken in de Gentse banken het eerste vijfde van hun inschrijving te willen storten. Die 20% op het kapitaal aandelen der Naamloze Maatschappij van de Wereldtentoonstelling van Gent in 1913 zal voor 1 maart mogen gedaan worden, hetzij in de Banque de Flandre, de Banque de Gand of de Banque Centrale Gantoise, hetzij in de Union du Crédit.
25 februari 1908 De heer D’Aoust heeft een vlugschriftje uitgegeven over het behoud van de vesting van de citadel en de ringmuren, om die tot wandelplaatsen in te richten en het binnenplein te veranderen in een Franse tuin. In plaats van binnen de kazerne sportterreinen aan te leggen zou hij er een feestzaal bouwen van 180 meter lang op 80 meter breed, voor allerlei feestelijkheden en wedstrijden. De noodzakelijkheid daarvan tegen het jaar van de Wereldtentoonstelling is algemeen erkend. Het zou moeilijk zijn een beter geschikte plaats te vinden dan midden het prachtig park, omringd door een soort van hangende tuinen. De kosten die bij een ontwerp de hoofdzaak zijn zouden voldoende vergeld worden door het verhuren van de zaal voor tentoonstellingen van schone kunsten en andere, Vlaamse kermissen, muzikale vertoningen, tuinfeesten, enz. De hoofdingang zou opgericht worden langs de kant van de bres welke voor de Provinciale Tentoonstelling van 1899 in de verdedigingsgordel werd gemaakt.
10 maart 1908 Gisteren had om 2 uur in de namiddag in het lokaal van de Handelsbeurs een algemene vergadering plaats der leden van de Studiekring. Vier grote vraagstukken moesten worden opgelost: de plans van de tentoonstelling, het vinden van de nodige bestanddelen om de onderneming te doen slagen, de onontbeerlijke medewerking van alle overheden en een onderzoek naar de financiële mogelijkheid van de onderneming. Al die vragen kunnen thans bevestigend 96
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 97
worden beantwoord. De plaats is goedgekeurd: het schone park met uitbreiding over de statie GentSint-Pieters tot aan de halte Maaltebrugge, op staats- en stadsgronden. Bestanddelen tot slagen van de onderneming zijn van alle kanten toegekomen. We zijn verzekerd van de medewerking van allerlei besturen en het buitengewone welslagen van de inschrijving voor het waarborgfonds dat door de regering wordt geĂŤist, laat ons ook toe het beste te verhopen voor de financiĂŤle uitslag. De heer Ceuterick vermeldde in zijn verslag dat de Maatschappij van Landen Hovingbouw in 1913 haar vijfjaarlijkse hofbouwtentoonstelling zal houden in de hallen van de Wereldtentoonstelling en niet in de Casino zoals dit jaar. Met de opbrengsten van de tombola welke door de regering is toegestaan zal een Feestpaleis worden opgericht in duurzame materialen, dat na afloop van de tentoonstelling aan de stad zal worden overgemaakt. De lezing van het verslag werd toegejuicht en met eensgezindheid werd de ontbinding van de Studiemaatschappij gestemd. De statistieken en plans werden overgedragen aan de Naamloze Maatschappij van de Wereldtentoonstelling van Gent, welke zal gesticht worden in de loop van de aanstaande maand mei.
9 juni 1908 Talrijke aandeelhouders waren opgekomen om de inrichtingsakte van de Naamloze Maatschappij van de Wereldtentoonstelling van Gent te ondertekenen. Het bureel is samengesteld uit de heren voorzitters Gustaaf Carels en Gerard Cooreman, ondervoorzitter Eugeen de Hemptinne, algemene secretaris Albert Ceuterick en adjunct-secretarissen Leon Van Hollebeke en Jozef Nève. De definitieve maatschappij omvat 1 541 actionarissen, die een kapitaal van 1 511 500 frank vertegenwoordigen, waarvan 302 000 frank, dus 20%, in verscheidene banken werd gestort.
18 juni 1908 De Maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde heeft zich in haar zitting onledig gehouden met het vraagstuk van het behoud of de verdwijning van de citadel. De heer Victor Van der Haeghen, ondervoorzitter, wees op de talrijke diensten welke de citadel en de daar binnen gelegen koer reeds bewezen hebben. Hij toonde aan welk groot voordeel de plaatsen bieden voor de inrichting van de aanstaande Gewestelijke Landbouwtentoonstelling. Verder wees men er op dat men het terrein van de kazematten allerbest zou
97
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 98
kunnen gebruiken ter gelegenheid van de Wereldtentoonstelling. Alles samengevat zijn er veel redenen voor het behoud, weinig of geen voor de afbraak.
14 juli 1908 De koning heeft in de citadel de Gewestelijke Landbouwtentoonstelling bezocht. Hij heeft zich ook met de heer Cooreman onderhouden over de Wereldtentoonstelling van 1913, waarbij Z.M. ondermeer zei: “Ge moet trachten dat uw tentoonstelling groots en allesomvattend weze, een schone bladzijde in de geschiedenis der bedrijvigheid van ons Vlaanderen en van gans ons België.”
7 oktober 1908 Na de mening van twee ministers die zich verklaarden voor het behoud van de citadel, heeft onze koning bij zijn bezoek aan de Gewestelijke Landbouwtentoonstelling doen bemerken dat het afgekeurde fort Wellington te Oostende, na zijn veranderingen, groot voordeel heeft bezorgd aan de stad en met de mening van de koning zal zeker veel rekenschap worden gehouden.
15 december 1908 Sedert enige dagen zijn allerlei geruchten in omloop gebracht over de Wereldtentoonstelling van 1913. Enerzijds zou worden beweerd dat het Comiteit van de Tentoonstellingen in het Buitenland, gesticht om de bijtreding van de verschillende mogendheden te bewerken, beslist had dat slechts alle tien jaar een tentoonstelling in hetzelfde land beschermd zou worden. Aangezien de eerstvolgende plaats heeft te Brussel in 1910, zou deze van Gent niet worden ondersteund en dan ook niet plaatshebben. Anderen beweren dat het Algemeen Comiteit in deze voorwaarden reeds besloten had de tentoonstelling toch te laten doorgaan, doch nationaal in plaats van internationaal. Onze bijzondere inlichtingen laten ons toe officieus mee te delen dat beide geruchten naast de waarheid zijn. Wel is door het Comiteit van de Tentoonstellingen in het Buitenland hoger gemeld besluit genomen, maar dat geldt alleen voor de latere tentoonstellingen, bij voorbeeld deze van Antwerpen, waarvan ook reeds gesproken werd. De Wereldtentoonstelling van Gent is door de regering aanvaard en het Algemeen Comiteit heeft zich met het waarborgkapitaal in regel gesteld. Zij zal dus alle gewone, officiële steun genieten en bepaald plaatshebben. Het 98
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 99
ware goed dat het Algemeen Comiteit hierover een officiĂŤle mededeling laat verschijnen!
29 december 1908 In de openbare zitting van de stedelijke raad werd de kwestie van de buitenlandse toetredingen besproken. - De heer burgemeester - We moesten de Wereldtentoonstelling in 1913 als onderneming steunen. Me dunkt dat de stad reeds genoeg gedaan heeft door de toewijzing van het park. Als de tentoonstelling tenminste plaatsgrijpt... - De heer Lamberty - Is er daar nog twijfel over? - De heer Siffer - Er is nog een weinig hoop! - De heer burgemeester - Het Uitvoerend Comiteit begeeft zich morgen naar Brussel om een stellig antwoord te bekomen.
5 januari 1909 Een afvaardiging van het Uitvoerend Comiteit, vergezeld van de heer gouverneur van Oost-Vlaanderen en de burgemeester van Gent, werd woensdag 30 december te Brussel ontvangen door de heren Schollaert, kabinetsoverste, Davignon, minister van Buitenlandse Zaken en Hubert, minister van Nijverheid en Handel. Er is besloten aan de Wereldtentoonstelling van Gent een stoffelijke en zedelijke steun te verlenen, zo volledig als deze gegeven aan Antwerpen en Luik. De kabinetsoverste heeft het Uitvoerend Comiteit verzocht de modaliteiten te bepalen waarin het de tussenkomst van de regering denkt te verzoeken. Het zo belangrijk vraagstuk van de datum wordt overgelaten aan de beslissingen van het Uitvoerend Comiteit, dat die bepaald moet vaststellen. De regering wil namelijk geen tegenwerking doen tegen de inrichting van de tentoonstelling in 1913. Uitdrukkelijke verzekeringen van medewerking werden ook toegezegd door de heer Hubert namens zijn departement en hij zal uit alle kracht meewerken tot het wellukken van de Gentse World’s Fair. De heer minister van Buitenlandse Zaken heeft van zijn kant beloofd dat zijn departement krachtig zal ijveren om voor Gent de medewerking te bekomen van de buitenlandse regeringen. De indrukken die de afgevaardigden van dit eerste onderhoud gehad hebben waren onder alle opzichten uitmuntend. De duidelijke verklaringen van de
99
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 100
heren ministers zijn van aard om zekere twijfels te vernietigen die zich ten onrechte lucht gegeven hadden.
12 januari 1909 De algemene raad van de beheerders van de Naamloze Maatschappij vergaderden in de salons van de Handels- en Nijverheidskring aan de Kouter. Bij eenparigheid en toejuichingen werd de heer graaf Paul de Smet de Naeyer, staatsminister, aangewezen als erevoorzitter, als ere-ondervoorzitters de baron Raymond de Kerchove d' Exaerde, gouverneur van Oost-Vlaanderen en Emiel Braun, ingenieur, lid van de Kamer van Volksvertegenwoordigers en burgemeester van Gent.
12 maart 1909 Het comiteit van de Naamloze Maatschappij der Tentoonstelling is thans in onderhandeling met de regering en de stad aangaande de overeenkomst, bestemd om de werken van toeĂŤigening van de gronden in de loop van dit jaar te kunnen aanvatten en het is van belang dat de geldelijke middelen daarvoor dadelijk beschikbaar zijn. De aandeelhouders werden ten laatste op 1 maart verwacht hun tweede storting van 20% te doen op de door hen ingeschreven aandelen. Sommigen moeten ze nog dringend vervullen.
20 maart 1909 De Wereldtentoonstelling zal bepaald in 1913 plaatshebben. De heer Charles Morisseaux, algemene bestuurder bij het ministerie van Handel en Nijverheid, is samen met het Inrichtend Comiteit gelast geworden, een ontwerp van overeenkomst op te stellen, waarin de voorwaarden van de tussenkomst van de staat worden vastgelegd.
28 april 1909 De heer Alfred Vander Stegen werd tot beheerder uitgeroepen in vervanging van de heer P. Van de Kerchove die ontslag neemt. De heer H. della Faille werd ondervoorzitter benoemd van de Naamloze Maatschappij in vervanging van de heer Eugeen de Hemptinne. De heren Albert Feyerick, Jan de Hemptinne en Albert Maertens werden benoemd tot leden van het Uitvoerend Comiteit. 100
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 101
11 mei 1909 De Gentse Wereldtentoonstelling van 1913 wordt erg bedreigd door een ontwerp dat in Duitsland veel aanhangers vindt en door heel de Duitse drukpers wordt gesteund, namelijk een insgelijke onderneming te Berlijn, die zou gehouden worden ter gelegenheid van de 25ste verjaring van de regering van Kaiser Wilhelm II.
18 mei 1909 De nadering van onze Wereldtentoonstelling vestigt andermaal de aandacht op onze oude citadel, waaraan zoveel geschiedkundige herinneringen verbonden zijn. Volgens de vermaarde leraar Hulin zou men de vesting nog drie jaar moeten behouden en ze voor de wandelaars toegankelijk stellen. Het zou een werkelijke dwaling zijn ze te doen verdwijnen vooraleer elkeen ze kon bewonderen.
7 juni 1909 Tussen de regering, vertegenwoordigd door de heer Morisseaux, algemene commissaris van de regering bij de Wereldtentoonstelling van Gent en het Inrichtend Comiteit wordt steeds onderhandeld. De regering zal het evenement beschermen en 30 000 m² in de hallen voor zichzelf behouden. Er is nog ÊÊn moeilijkheid! Het Inrichtend Comiteit wenst over de gronden te beschikken welke gelegen zijn langs de spoorweg naar Kortrijk, waar een ruiterijkazerne moet gebouwd worden die in 1913 onderdak zou moeten zijn. De minister van Oorlog is geneigd de Gentenaars tevreden te stellen door het bouwen van de kazerne te verschuiven tot na de Wereldtentoonstelling. Thans wordt een gebouw gezocht om er een batterij grof geschut in te bergen. Onderhandelingen werden aangeknoopt met het stadsbestuur. Indien het een voldoende locatie aan de minister van Oorlog kan overmaken, zal het Inrichtend Comiteit voldoening bekomen.
17 juli 1909 De heer burgemeester Braun, die eerst voor de volledige afbraak van de citadelkazerne was, is sedert de studies van de verschillende commissies van zienswijze veranderd. Hij meent thans dat om allerlei redenen de totale afbraak niet goed te keuren is, evenals het volledig behoud een verkeerde zaak zou wezen. Hij denkt de verschillende zienswijzen te kunnen bevredigen door 101
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 102
een ander voorstel. De huidige monumentale toegangspoort zou blijven bestaan. De grote ingang die in 1899 in de omheining werd gemaakt voor de Provinciale Tentoonstelling zou eveneens behouden blijven en men zou minstens voorzien in nog twee openingen in dwarse richting. Het inwendige van de citadel zou daardoor geen besloten plaats meer zijn en het volk zou in alle richtingen de citadel en het park kunnen doorkruisen. Op het middenplein zouden grote grasperken kunnen aangelegd worden, welke als speelterreinen dienstig kunnen zijn. De overblijvende gedeelten van de ringvormige gebouwen zou men aan elkaar kunnen verbinden door zachte hellingen, waardoor om zo te zeggen de huidige vesting in een soort Montagnes Russes zou herschapen worden. De heer Jan Casier deelde deze mening en zei dat het bestuur van de Wereldtentoonstelling van zins is, op het uitgestrekt middenplein een groot gebouw op te richten voor de bloemen- en plantententoonstelling. Het beginsel van het voorstel van de heer burgemeester werd in stemming gelegd en met eenparigheid aangenomen door de 14 leden van de bevoegde commissie. Het is dus een afgedane zaak: de gedeeltelijke afbraak is beslist.
6 september 1909 Met het oog op het groot verkeer dat de Wereldtentoonstelling van 1910 tussen Brussel en Oostende zal veroorzaken, zullen overal waar zulks maar mogelijk is langs de spoorbanen in de omgeving van Gent op houten borden grote reclames worden geplaatst om de belangstelling voor onze Wereldtentoonstelling in 1913 bij de vreemdelingen op te wekken. De heer secretaris van de dienst Vreemdelingenverkeer wordt daarmee gelast.
10 september 1909 Het personeel van de beplantingsdienst heeft ijverig gewerkt aan de opening van de drie toegangen tot het plein van de citadel, namelijk twee van de vroegere ophaalbruggen en de bres die tijdens de Provinciale Tentoonstelling in de vestingsmuur werd geopend. Er zullen voortaan dus vier toegangen zijn, de tegenwoordige hoofdingang met monumentale poort inbegrepen. Sedert enige dagen is alles in orde gebracht. De paden zijn met sintels bestrooid en met ijzerdraad afgespannen. Te rekenen van 3 oktober zullen de verschillende toegangen tot de koer elke zondag van zonsopgang tot zonsondergang geopend zijn.
102
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 103
14 september 1909 Aan de spoorwegbarreel op de Kortrijksesteenweg is men naarstig begonnen met het bouwen van de viaduct voor de spoorbanen Gent - Oostende en Gent - Kortrijk. De opening zal 20 meter bedragen. De grondvesten zijn gans in cement en nu werkt men aan het metselen van de zijmuren in arduin en baksteen. De vloer op de hoogte van de spoorbaan zal enkel uit ijzeren gebinten bestaan. Deze zullen niet alleen op de muren steunen maar ook op kolommen die aan de boord van de voetpaden worden geplaatst.
8 november 1909 De beheerraad van de Wereldtentoonstelling vergaderde deze dagen om de bewoordingen vast te stellen van een voorontwerp van overeenkomst met de stad, voor de deelneming van het gemeentebestuur in de kosten. De overeenkomst is gemaakt naar het model van deze der tentoonstellingen van Brussel en Luik. Het betreft vooral het bepalen van de stedelijke toelage, de manier waarop zij zal betaald worden, de juiste aanduiding van de gronden welke de stad ter beschikking moet stellen, de inrichting van de verschillende diensten zoals politie, brandweer, waterleiding, tramverkeer en beplantingen, alsook de bepaalde voordelen die de stad uit de tentoonstelling zal trekken door het oprichten van nieuwe gebouwen. Het is hoog tijd te weten waar men heen wil, daar het dringend nodig blijkt een nieuwe lening aan te gaan. Een deel daarvan zal moeten besteed worden aan de Wereldtentoonstelling en een aantal openbare werken die vooraf moeten uitgevoerd worden, waaronder het in orde brengen van de wijk Gent-SintPieters.
28 december 1909 Het Gents paviljoen in de Wereldtentoonstelling te Brussel is reeds kant en klaar. Het is een werk van de bouwkundige Oscar Van de Voorde en de ondernemer Schauvliege-Slosse, beiden uit Gent. De apotheosezaal is op de toekomst gericht. Het Inrichtend Comiteit van de Wereldtentoonstelling van Gent in 1913 zal er haar instellingen hebben, met de plans van de grote hallen, het Feestpaleis, het Paleis der Oude Kunsten, een panorama, enz.
103
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 104
29 december 1909 De Wereldtentoonstelling zal een uitgestrektheid van 70 ha beslaan, het sportplein en het luchthavenpark niet inbegrepen. De eigenlijke werken zullen worden aangevangen zodra het Inrichtend Comiteit van het gemeentebestuur de verzekering ontvangen heeft dat alles wat als onontbeerlijk opgegeven is, daadwerkelijk zal uitgevoerd worden. Ze vergen een gezamenlijke uitgave van 8 miljoen frank. Ook moeten door de stad nog verscheidene onteigeningen worden gedaan. In de laatste zitting van het lopende jaar besprak men achtereenvolgens de verdragen met de staat en de stad, de kwestie van het Gents paviljoen in de Wereldtentoonstelling te Brussel en de overeenkomst met de Casino aangaande de verplaatsing van de vijfjaarlijkse hofbouwtentoonstelling van 1913 naar de terreinen van de oude citadel in het park.
29 januari 1910 De stad staat aan de Naamloze Maatschappij der Wereldtentoonstelling gratis de gronden af die haar toebehoren en gelegen zijn tussen de Kortrijksesteenweg, de Zwijnaardsesteenweg, de Sint-Pieters-Aalststraat en de ijzeren weg Brussel - Oostende. Op het terrein zullen alle werken mogen worden uitgevoerd die haar onderneming van nut kunnen zijn. Op het einde van 1914 worden de gronden aan de stad teruggegeven in de toestand waarin ze zich nu bevinden, zonder schadeloosstelling noch tegemoetkoming van welke aard ook.
18 mei 1910 Een tweetal weken geleden hebben een aantal gemeenteraadsleden de citadel bezocht, om zich ter plaatse te overtuigen welke de beste oplossing zou zijn: het behoud of de afbraak van de oude vestingsmuren. Na een wandeling boven de kazematten verklaarden de meesten zich voor het maken van nog een tweetal bressen van 40 tot 50 meter opening. Van de omwalling zouden dan drie grote delen blijven bestaan, waarvan het grootste dat zal zijn met de monumentale ingangspoort. Met de gedeeltelijke afbraak wordt eerstdaags een aanvang gemaakt. De aanbesteding is aangekondigd voor 31 mei.
104
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 105
13 juni 1910 Men is begonnen aan de slechting van de citadel. De magazijnen die op de koer stonden zijn bijna geheel afgebroken. Van de vestingsgordel zal men twee brokken van 50 meter afbreken rechtover het Zwitsers Lusthuis en het Museum van Schone Kunsten. Een stuk van ongeveer 100 meter met de grote ingangspoort blijft staan. ERIK DE KEUKELEIRE Fragmenten uit “De Wereldtentoonstelling van 1913 te Gent (1896-1920)”, 352 pagina's, oktober 2004, uitgave in eigen beheer.
GHENDTSCHE TOESTANDEN
ONDER DE KERK WONEN
De Tweekerkenstraat aan het Sint-Pietersplein: een ongewone straat omwille van de monumentale bebouwing. Er woont blijkbaar niemand. Ze werd in 1943 zo genoemd naar de twee kerken die er eeuwenlang naast mekaar stonden: de verdwenen Onze-Lieve-Vrouwparochiekerk en de nog bestaande Sint-Pietersabdijkerk. De vroegere officiële benaming Sint-Pietersstraat werd verlaten omdat die te veel verwarring gaf met de zoveel belangrijker Sint Pietersnieuwstraat. De noordelijke kerkwand die je er kunt bekijken, lijkt niet zo bijster interessant. Maar toch is er iets speciaals te zien. Er zit daar een getuige van iets wat heel uitzonderlijk is, maar toch gerelateerd kan worden aan een typisch ‘Ghendtsche toestand’. We bedoelen hier de overbevolking van de binnenstad met talloze ‘poortjes’ of ‘citeetjes’. Vanaf ongeveer 1770 werden achtererven en open plekken opgevuld met beluikhuisjes en die benepen, armzalige woon105
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 106
toestanden bleven onverminderd aanhouden tot zowat 1960. Minder bekend is een andere vorm van dicht opeen wonen: in opgedeelde huizen. We kennen dat nu nog met de vele Gentse burgershuizen ingericht als ‘studentenkoten’, studio’s en kleine appartementjes. Vroeger kwam ‘op kamers wonen’ in sommige wijken minstens evenveel voor, maar de kleine ruimten van nu beschikken over veel meer comfort (meestal toch, alhoewel …). Een nog belangrijker verschil met vroeger is dat ze veel minder gezinnen herbergen, althans bij de autochtonen. Alledaagse toestanden … maar dat zulk een opdeling ook kon gebeuren in een glorieuze kerk, een monument van eerste orde, dat is andere koffie. Bekijk even aandachtig de zijmuur van de kerk op de foto hierbij gereproduceerd. Daar zit iets wat je niet zou verwachten bij een kerk: lage muuropeningen op de begane grond - nu allicht afgesloten. Die gaven ooit toegang tot behuizing voor meerdere gezinnen. Niet enkel toegang, ook verlichting en verluchting moest langs daar gebeuren, nemen we aan. Dat zijn sporen die nog overblijven van een toch wel zonderlinge vorm van wonen en dat is de reden waarom we je meenamen naar de Tweekerkenstraat. We lopen er meestal achteloos aan voorbij en zelfs als we er ons even in wagen, valt het niet meteen op. Tot nog niet zo lang geleden waren er onder die kerk een achttal woninkjes, bewoond door meerdere gezinnen. Dat er 106
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 107
zoveel waren, kunnen we zien op een detail van een kadasterplan opgemaakt in 1938 en bewaard in de kaartenverzameling van het Documentatiecentrum te Sint-Amandsberg. Het kadasternummer 468 (sectie E) dat de kerk beslaat, is opgedeeld in één groot perceel - de kerk zelf - en verschillende kleine. Afgaande op de nummering lijkt het er op dat de opdeling in twee keer gebeurde. Het perceel 468a kreeg drie bisnummers. Niet zichtbaar op dit detail is de oever van de Muinkschelde achter de kerk (oostzijde). Daar tegenaan was een klein beluikje gebouwd. Veel oudere Gentenaars zullen zich herinneren dat het Sabbattini Mimetheater van Marcel Hoste achter of onder de Sint-Pieterskerk gevestigd was. Dat theatertje vond er in 1952 onderdak en bleef daar actief tot in 1968. Was dat was in een van de ruimten die ons hier interesseren? Wellicht kunnen de lezers ons meer inlichtingen verschaffen. Waren dat kelders? In zekere zin wel. De sterke helling waarop de kerk gebouwd werd, bracht een voor onze vlakke streken ongewone situatie teweeg in het gebouw. Vooral naar het oosten toe was er onder de horizontale bevloering ruim plaats voor wat het meest voor de hand ligt, namelijk grafkelders en/of een crypte, zonder dat die moesten gedolven worden. Maar een abdijkerk is geen parochiekerk. Veel werd er wellicht niet in begraven buiten enkele bevoorrechten, zoals beschreven in ‘Graven in de monnikenkerk’ en de daarbij aansluitende hoofdstukken in de zeer recente publicatie ‘Onder het Sint-Pietersplein’ (Uitg. Snoeck, Gent, 2009). Bovendien konden monniken een laatste rustplaats vinden - zoals dat zo mooi heet - onder de kruisgangen van hun abdij. Het recente archeologisch onderzoek op het Sint-Pietersplein legde, naast een dichtbevolkt kerkhof rond de parochiekerk, ook graven bloot in het verdwenen atrium van de abdijkerk, ver buiten het huidige kerkgebouw.
107
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 108
Of er tot aan het verbod van Jozef II op begraven in kerken (1784) nog andere ‘activiteiten’ konden doorgaan onder de kerkvloer, is ons niet bekend. We wagen ons liever niet aan interpretaties van wat er zou zitten of gezeten hebben onder de barokkerk, geconcipieerd en gedeeltelijk gerealiseerd door de Brugse jezuïet - lekebroeder Pieter Huyssens (vanaf 1627) boven op een afgebroken veel ouder kerkgebouw. Die materie is hier nog moeilijker te bevatten dan gewoonlijk al het geval is. In het licht van wat bij de recente opgravingen op het Sint-Pietersplein gevonden werd, moet de interpretatie van de archeologische bevindingen van Marcel Deruelle in de dertiger jaren van de vorige eeuw en de reconstructietekeningen van de oudere toestand van de abdijkerk door architect Roger Van Driessche wellicht grondig herzien worden. We beperken ons tot een op het eerste zicht raadselachtig zinnetje uit ‘De SintPietersabdij te Gent. Archeologische studie’ (Vyncke, Gent, 1933, p. 54), waarmee Marcel Deruelle zijn relaas van de opgravingen onder de SintPieterskerk aanvat: Ten einde de bewoners der kelders aan de Noord- zijde niet te storen … werd het onderzoek aangevat in een kelder aan de andere zijde. Enkele resultaten daarvan zijn nog te zien in het bezoekersparcours vanuit de tegenaan gebouwde abdij. Hoezo, bewoners der kelders? Jawel … die ‘kelders’, grafkelders of niet, waren bewoond in die tijd. Vanaf wanneer er zich (levende) mensen vestigden, hebben we niet onderzocht. De eerste kadasterkaart, opgemaakt tegen het einde van de Hollandse tijd, laat nog geen onderverdelingen zien in het kerkgebouw. Ongetwijfeld zijn er in de archieven van het kadaster, in de bevolkingsregisters van de stad en wellicht nog meer in het archief van de kerkfabriek, tal van gegevens over hen te vinden. Van één familie weten we wel iets. Dank zij Roos Vanden Broecke, medewerker van het Documentatiecentrum, kon iemand opgespoord worden wiens grootouders er woonden rond de jaren 1905 met hun zeven (!) kinderen. Het betreft Jan Van Maercke en Mathilde d’Hont en hun kinderen Marie, Jules, Emiel, August, Hélène, Augusta en Rachel. Deze laatste, de jongste, werd geboren in 1899. Voor zover bekend stierf de laatste telg in 1978. Ze verbleven er tijdens de eerste wereldoorlog. Ze voelden er zich veilig, beschut voor bommen, en woonden er graag. De meisjes deden er hun plechtige communie. Jan Van Maerke was bij de nachtpolitie, een corps van (slecht betaalde) nachtwakers dat naast de gewone politie opereerde. Luc Devriese, Met dank aan Roos
108
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 109
KAARSENSPROCESSIE
Op een der zondagen naar het einde van de zomer toe gaat te Gent de “Kaarskensprocessie” uit. Deze processie herinnert aan de pestepidemie in de 14de en de 15de eeuw. In 1489 alleen zou zij 40.000 slachtoffers onder de Gentenaars hebben gemaakt. In 1321 waren de Brandstraat en de aanpalende straten het, die het erg te verduren hadden. Alleen een Spaanse vrouw, die aan O. L. Vrouw ter Rieve een jaarlijkse bedevaart had beloofd, bleef er gespaard, aldus volgens de legende.
Ieder jaar herdacht Een gotisch opschrift op de woning, waar de Spaanse vrouw destijds zou gewoond hebben, halfweg in het oude en schilderachtige Brandstraatje, dat de Holstraat en de Oude Houtlei verbindt, herinnert aan dit wonderlijke feit. Boven het opschrift is er een plaatje te zien waarop een geknielde vrouw voor een altaar bidt. Zoals de Spaanse vrouw zich volgens de legende toen naar het beeld der O.L. Vrouw ter Rieve begaf trekt de processie nu ieder jaar naar de St.-Pieterskerk, waar het beeld der O.L. Vrouw ter Rieve prijkt. De stoet wordt steeds geopend door twee, soms drie muzikanten, waarachter een oud vrouwtje, liefst een bewoonster der Brandstraat, gehuld in een ouderwets kleed met kap, en een groep vermomden, die het beeld der Madonna der Brandstraat dragen, De ganse groep is omringd door standaarden en banieren en gans achteraan worden twee grote kaarsen gedragen, een geschenk van de inwoners der Brandstraat en aanpalende straten, die aan de voet der Maria in de St.-Pieterskerk worden geplaatst.
Ontroerend in zijn schamele omvang Waarschijnlijk zijn er sedert 1324 maar weinig jaren geweest, waarin deze vrome stoet niet naar de St.-Pieterskerk trok. Daarom is hij ook zo aandoenlijk, wanneer hij in zijn schamele omvang op hei Koophandelsplein aankomt en vervolgens langs de Nederkouter opstapt. Niemand in de middenstad schijnt er zich erg om te bekommeren want slechst weinigen weten ook dat het een overlevering betreft uit Gents zwartste tijden. In het Brandstraatje zelf is nu heel wat veranderd. Tot voor enkele tientallen jaren, waren er op de dag, dat de processie “uitging” alle gevels versierd en stonden overal kaarskens. geplant in zand of zelfs in doorgesneden aardappe109
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 110
len. Daarom trouwens noemde men de stoet “de kaarskensprocessie”. Om het feest nog luister bij te zetten en de aandacht te vestigen, hingen de bewoners van de Brandstraat over de weg bloemenkransen en gekleurde papieren versieringen. Alleen oudere inwoners doen dat nu nog.
“Haestighe ziekte” Heeft die Spaanse vrouw bestaan, of behoort zij alleen tot de legende? Wie kan het nog achterhalen? Dit neemt niet weg dat de pest, de “Haestighe ziekte” zoals men zo ook noemde, gruwelijk huis hield te Gent. De ziekte richtte des te groter verwoestingen aan daar men haar onmogelijk kon indijken, hetgeen te wijten was aan de toenmalige stand van de geneeskundige wetenschap en de wraakroepende hygiënische toestanden. Een bijzonder aangesteld ambtenaar, de “Pestmeester, toeziender ende bezorgher van de peste”, .kon nauwelijks iets verhelpen, tenzij de aangetaste personen in een daartoe bestemd “Pesthuys” te laten onderbrengen. Het Gents “Pesthuys” stond aan de Keizervest, waar later de kazerne der Lange Violettenstraat werd opgericht. De zieke werd, eens afgezonderd, bijna geheel aan zijn lot overgelaten, hetzij in het “Pesthuys”, hetzij in zijn woning, wanneer het “Pesthuys” tot barstens toe vol was. Aan de woning van de pestlijders moest een bundel stro gehangen worden en de personen, die het huis bewoonden mochten zich op de markten en sommige andere plaatsen niet vertonen. Indien de “afgezonderden” dan toch iets moesten kopen, moesten zij hun geld laten vallen in een pot met water, die de handelaars aan hun deuren moesten plaatsen De goederen, die hadden toebehoord aan wegens de pestziekte overleden personen moesten door de stadsdiensten gereinigd worden vooraleer men ze mocht verkopen. De verkoop mocht daarenboven pas 4 maanden na het overlijden gebeuren. Bij de laatste uitbarsting van de ziekte in Europa, in de 18de eeuw, toen talrijke pestgevallen in Zuid-Frankrijk werden vastgesteld, werden te Gent voor de laatste maal maatregelen getroffen. Het was o.a. aan Franse vaartuigen verboden te Gent aan te leggen en alle vreemdelingen moesten over “brieven van gesontheyt” beschikken. Er zijn te Gent nog heel wat straten. gebouwen, beelden, waaraan een mooie legende, een naïef volksverhaal of zelfs een historisch of godsdienstig gebeuren verbonden is, dat regelmatig wordt herdacht.
110
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 111
Wij hebben reeds meer dan eens de gelegenheid gekregen op een van die aloude tradities te wijzen welke beter dan een lijvige geschiedkundige studie, het karakter, het geloof of de zeden van een volk of een stad illustreren. Verleden Zondag heeft aldus, naar eeuwenoud gebruik, de vermaarde Pestkaarsprocessie der Brandstraat haar jaarlijkse ommegang gedaan. Zij is een der oudste en eenvoudigste manifestaties van de gehechtheid en de trouw van onze bevolking aan haar verleden en aan het geloof van onze voorouders. Het was in 1321, ten tijde van Salomon Borluut en Willem Wenemaere, dat het wonderbaar gebeuren, dat aan de oorsprong ligt van deze volkse devotie, zich voordeed. De arme wijk van de Posteernepoort was geteisterd door die afschuwelijke plaag welke onder diverse gedaanten doch steeds even plots en geheimzinnig, regelmatig, en meer dan ooit, in de eerste helft van de XIVe eeuw, op de stad neerviel: de pest.. Ditmaal was zij bijzonder aanstekelijk en geen dag ging voorbij zonder dat de lijst der slachtoffers met ettelijke eenheden moest aangevuld worden. In die volkrijke buurt, met haar houten huizen, waar ganse families opeengeperst leefden, vond de verschrikkelijke ziekte gemakkelijke prooien: na twee of drie dagen vreselijke pijnen, stierven de zieken en daar niemand dierf naderen lagen hun lijken weldra opgehoopt voor de huizen of midden in de straat. Het was toen dat een oud vrouwtje van Spaanse oorsprong. dat een kleine kamer in de Brandstraat. betrok, de gelofte deed jaarlijks een grote kaars te offeren aan Onze Lieve Vrouw ter Rieve in de Sint-Pieterskerk. indien zij van de pest gespaard bleef. Alle inwoners van de wijk stierven aan de verschrikkelijke ziekte, doch het oud Spaans vrouwtje alleen overleefde en telken jare trok zij, haar gelofte getrouw met een grote wassen kaars naar O. L. Vrouw ter Rieve. Na haar dood bleef de traditie in ere in de gebuurte en heden nog, meer dan zes honderd jaar na het wonderbaar feit, trekt de processle met haar gekostumeerde groepen, haar vaandels, haar maagdekens. twee reusachtige pestkaarsen, het beeld van O. L. Vrouw ter Rieve en achteraan in de processie een groep oude vrouwtjes, waarbij ook het Spaans vrouwtje van 1321, met kapmantel wit mutsje op het hoofd wordt verbeeld, langs de Brandstraat, de Houtlei, de Wellinkstraat, de Nederkouter en de St.-Kwintensberg, naar het St.-Pietersplein, waar naar aloud gebruik, dĂŠ geestelijkheid de processie tegemoet komt vooraleer in de kerk de plechtige hoogmis wordt opgedragen. En dagenlang, want wij zijn toch in het land van Pallieter, houden de gebuurtefeesten aan, mengsel van devotie, van folklore en van volksvreugde. De blauw-witte kleuren wapperen naast de mooi geborduurde vaandels, de O.-L.-Vrouwbeelden prijken midden de kaarsen en de bloemen, terwijl luid-
111
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 112
sprekers, eens de godsdienstige plechtigheden ten einde, serenaden en moderne aria’s onder het gewelf der blauwwitte vlaggetjes en wimpeltjes doen weergalmen. Ongeveer in het midden der straat. daar waar volgens de traditie het oud vrouwtje uit de XIVe eeuw leefde, prijkt heel eenvoudig in de gevel, achter een glazen kast, een Onze Lieve Vrouwbeeld waaronder men destijds 'volgend opschrift aanbracht: “In ‘t jaer 1321 is deze buurt verwoest geweest door de pest, niemand overblijvende dan eene Spaensche vrouw door een bijzondere eerbied tot Maria”. Legende of werkelijkheid? Wie zal het na zovele eeuwen kunnen bewijzen? Is de charme van het verleden dan niet dit vlechtwerk van geschledenis en van legende dat het veel aantrekkelijker, veel sympathieker doet. voorkomen. Zulks heeft nochtans niet belet dat de meeste auteurs die de geschiedenis van Gent bestudeerden, getracht hebben de oorsprong van die naam „Brandstraat" na te gaan om er eventueel een bewijs voor de waarachtigheid van het verhaal van 1321 te kunnen achterhalen. De Brandstraat zou, volgens Diericx, haar naam te danken hebben aan een reusachtige brand welke in 1360 gans de wijk aan de Zandpoort vernielde en waarvan Sanderus in zijn Flandria Illustrata gewag maakt: “Anno 1360 Gandavi extra santportam exustae domus, trecentae: reliquis post octiduum etiam flamma consumptis”. :”La rue dite de Brandstrate, schrift Dierickx, nous rappelle encore le souvenir de ce désastre”. Steyaert heeft in zijn Beschrijving van Gent deze zienswijze overgenomen. “De Brandstraet, zo lezen wij, zou haren naem hebben naer den verschrikkelijken brand die hier buiten de Zandpoort ten jare 1360 plaats had en wel 300 huizen verslond. De streek waer dit geschiedde heette men langen tijd den Brand”. Deze thesis kan echter onmogelijk weerhouden worden, eerstens omdat de brand van 1360 aan de Zandpoort woedde en niet aan de Posteernepoort, waar de Brandstraat gelegen is. en ten tweede omdat men, zoals De Potter het zeer juist geschreven heeft, het woord „Brand" voor die plaats, reeds in het Weezenboek van de jaren 1352-'53, dus zeven à acht jaar voor de fameuse brand van 1360 aantreft! De Potter schenkt ons trouwens een andere versie van de oorsprong der Brandstraat. “Te Gent had Brand nog een andere betekenis, schrijft hij, welke mogelijks tot uitlegging van de straatnaam in aanmerking te nemen is: aan Sint-Janshospitaal namelijk behoorde de ijk van de Gentsche schepen of het recht van de schepen te branden, naar welke ijk of brand de schippers te betalen hadden. Zou die verrichting mogelijks in den eersten tijd na ‘t verleenen van gezegd privilegie gedaan zijn aan den stadswal bij de Posteernepoort?” Het Sint-Janshospitaal, ook Sint Jan in de Olie of Sint Jans ten Dulle
112
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 113
genoemd, bezat inderdaad van oudsher “den eyck van schepen of 't recht van schepen te branden”, en er bestaat zelfs dienaangaande een reglement van 1447: “Van elcken schepe die ghebrand ofte gheeyckt sal werden, sal den hospitaele van Sente Jans profiteren...”. Doch het is ons inziens een loutere veronderstelling welke door geen enkele tekst gestaafd wordt, te beweren dat dit ijkrecht aan de oorsprong van de Brandstraat zou liggen. De Potter zelf, die ze vooropstelt, is zeer voorzichtig en eindigt ten andere zijn betoog met een vraagteken. Blijft dan de laatste versie, ook door geen enkele tekst gestaafd, maar sedert eeuwen door de volksmond overgedragen, de versie van de geschiedenis van 't oud Spaans vrouwtje. Wegens haar aanstekelijke aard zou men de ziekte van 1321 “brand” hebben geheten en later zou die naam de zozeer getroffen wijk bijgebleven zijn. Niemand zal ooit met zekerheid kunnen uitmaken of het een loutere legende is dan wel een waarachtige geschiedenis of een mengsel van beide, doch het volk heeft er een symbool in gezien van het enig redmiddel dat toen overbleef, namelijk het diep geloof en de devotie. Want in de Middeleeuwen stonden de geneesheren machteloos tegenover de verschrikkelijke pestepidemieën die de steden en landen teisterden. Alle mogelijke middelen werden uitgedacht, soms juist degenen die door hun onhygiënisch karakter de verspreiding van de ziekte in de hand werkten, als bv. de raad welke gegeven werd zich niet meer te wassen. Men wist toen nog niet dat het de ratten waren, wier bloed honderden millioenen pestbacillen kan inhouden, ratten op wier lichaam men dezelfde vlooien als op dat van de mens aantreft, welke de pest verspreidden en ze vooral langs de schepen van het Oosten, naar Europa overbrachten. Zo gebeurde het trouwens. In 1348 toen een drietal schepen komend uit het Oosten, het anker wierpen in de haven van Genua; met de manschappen gingen helaas ook de ratten, dragers van de verschrikkelijk, ziekte, aan wal. Een paar maanden later had de epidemie gans Europa aangetast. “De Zwarte Dood” maaide, volgens de geschiedschrijvers van de tijd, meer dan de helft der wereldbevolking weg. “Zullen onze nakomelingen ooit kunnen geloven, schreef de grote Italiaanse dichter Petrarca dat er een tijd geweest is waarop, zonder brand komende van hemel of aarde, zonder oorlogen of een andere zichtbare ramp, ik zeg niet dit of gene gedeelte der wereld, maar gans de wereld ontvolkt is geweest? Heeft men ooit een dergelijk schouwspel gezien of een dergelijk afgrijselijk gebeuren gehoord? Waar heeft men ooit gelezen dat de huizen ledig waren, de steden verlaten, het land onbewoond, dat de lijken in hopen lagen opgestapeld zonder een plaats om ze te begraven in deze
113
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 114
afschuwelijke, geweldige eenzaamheid van de wereld?” Meer nog dan de oorlogen en de andere rampen, was de pest de grote vijand van de Middeleeuwse mens, de verschrikkelijkste plaag, omdat men ze niet bekampen of bestrijden kon en in die eeuwenoude traditie welke nog in de Pestkaarsprocessie der Brandstraat in ere gehouden wordt, vinden wij dan ook naast de innlge devotie van ons volk de grote schim van de afschuwelijke kwaal die in een oogwenk een stad in een kerkhof veranderde en die nog zo lang niet geleden, in 1900, voor de laatste maal haar vernielingswerk dreigde uit te voeren. Pierre Kluyskens
Pierre Kluyskens schreef dit artikel meer dan een halve eeuw geleden... toen er nog processies waren.
GENTSE MEMORIEDAGEN: 12-13-14-15-16 NOVEMBER
12 november 657 Marteldood van St-Lieven, de Patroon van Gent. Hij was een Ierse bisschop die in 655 naar Vlaanderen overstak om het Evangelie te verkondigen. Hij verbleef eerst enige weken in de St-Baafsabdij waar hij zich tot zijn prediking voorbereidde. Hij vestigde zich te Houthem en vertrok vandaar naar de naburige dorpen om er het Evangelie te prediken. Hij werd gedood te Essche, een naburig dorp, nu St-Lievens-Essche. Voor zijn onthoofding rukte men hem de tong uit de mond. Dit alles “sous réserve”, want wat mogen wij daarvan geloven? Het is meer dan 1300 jaar geleden en begin achter een dergelijke termijn maar eens de waarheid te achterhalen. Volgens sommigen zou hij nooit bestaan hebben en zou hij uitgevonden zijn in de St-Baafsabdij. Zijn relikwieën zouden afkomstig zijn van St-Lebuinus. Volgens Fris is Lieven de Vlaamse vervorming van Lebuinus, werd hij geboren in het begin van de 8e eeuw en stierf hij waarschijnlijk op 12 november 773.
114
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 115
12 november 1312 Geboorte van de Engelse Koning Edward III.
12 november 1346 Lodewijk van Male wordt ontvangen in Gent. Na de dood van zijn vader Lodewijk van Nevers, enkele maanden voordien in de Slag van Crécy was hij de 25e Graaf van Vlaanderen geworden. Hij is dan pas 16 jaar en zijn ontvangst in Gent is wel van een heel speciale aard, want de Gentenaars zetten hem gevangen in het Posteernehof op de Houtleie. Hij zit daar wel niet op water en brood, want zoals beleefd gezegd werd, ze hielden hem “en prison courtoise”. Gent, Ieper en Brugge willen hem een bondgenootschap doen aangaan met de Koning van Engeland Edward III. Wij leven in 1346, een jaar na de dood van Jacob Van Artevelde. Lodewijk is nog wel zeer jong, maar helemaal niet dom. Hij speelt het spelletje mee en laat zich verloven met Isabella, de dochter van Edward III. Maar in Maart 1347 profiteert hij van een valkenjacht om het hazenpad te kiezen, richting Brabant. Hij laat zijn Engelse Isabella voor wat ze waard is en trouwt met de mooie Margarets, de 2e dochter van de Hertog van Brabant. In 1348 komt hij terug naar zijn graafschap en met behulp van zijn schoonvader belegert hij Gent dat in de handen is van de “weverie”. Het volgend jaar bekomt hij de algemene onderwerping. Zoals gezegd was hij helemaal niet dom en hij laat de Stad al haar privilegies behouden, maar de wevers worden zo streng gestraft dat de meesten het hier niet meer zien zitten en uitwijken naar Engeland. Populair was deze handige politicus niet, want hij hield veel van luxe en maakte grote sier en de uitgaven van zijn Hof vergden steeds meer fiscale maatregelen. Ook toen werden deze dure grapjes slechts matig geapprecieerd door dezen die er moesten voor opdraaien, waaronder de Gentenaars. Lodewijk van Male stierf op 29 Januari 1384 in de Abdij van St-Bertin te StOmer. Hij had 37 jaar geregeerd en werd met veel praal begraven in Rijsel. Zijn enige dochter Margareta van Male was getrouwd met Filips de Stoute die hem opvolgde als 26e Graaf van Vlaanderen.
12 november 1727 Het aloude St-Jorisgild herrijst bij een Decreet van Karel VI, op voorwaarde echter dat de gildebroeders “gheene vrijdommen mochte exempten en sullen genieten van de provincie, nochte stadsrechten op wijn ende bier, ende sy nie115
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 116
mant en sullen vermoghen te obligeren van in hunnen Confrerie te commen.”
12 november 1792 “‘s Morgens om thien uren quam binnen de Stad Gend eenen Trompetter en dry Officieren om de stad uyt naem van de Fransche op te eysschen, en den naermiddag heeft den Franschen Generael de la Bourdonnaye, Commandant van het Leger van het Noorden,besit van dese stad genomen, naar dat hem door een Deputatie van ons Magistraet de sleutels waeren aengeboden: Seffens naer zyne aenkomst heeft hy de volstrekte bevelen gegeven tot het onderhouden der goede Order en om de ruste te handhaven.”
12 november 1820 Geboorte van Baron Jean Casier-de Hemptinne. Beheerder van de S.A. Ferdinand Lousbergs en de Linière Saint-Sauveur. Trouwde op 20 Mei 1845 met Louise de Hemptinne. Senator voor de Katholieke Partij van 1870 tot 1882. Hij kocht in 1872 het Hotel Van den Meersche en stond het ten gebruike af aan de Zusters van de Kindsheid Jezus die er van toen af ooglijders verzorgden. Hij stierf op 11 Maart 1892.
12 november 1877 Geboorte van Michel Thiery. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2006 - N° 2 - pp. 112-113
12 november 1925 Dood van Alexis Callant. Deze verdienstelijke Gentenaar was de zoon van eenvoudige volksmensen, hij groeide op in een omgeving waar vlotte sociale contacten en solidariteit vanzelfsprekend waren. Na het beëindigen van de Lagere school ontvangt hij de zilveren medaille en een paar jaar later krijgt de schrandere knaap de erepenning. Dit zijn schijnbaar banale zaken, maar zo iets werd vroeger uitbundig gevierd door de buurtbewoners. Het was dan volop feest in het straatje of het cité'tje waar het klein wonder woonde en waar de buren toch zo fier op waren. Dit spontaan en oprecht deelnemen aan de vreugde, zowel als aan het verdriet van de gebuur was een eeuw geleden iets heel normaals, maar deze mentaliteit schijnt nu geleidelijk toch eerder schaars te worden. 116
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 117
De kleine Alexis mag verder studeren en in 1876 behaalt hij zijn diploma van onderwijzer. Hij begon zijn carrière in de Stadsschool van de Onderstraat om enkele jaren later overgeplaatst te worden naar de Oefenschool waarvan hij tenslotte Directeur zou van worden. Daar heeft hij er toe bijgedragen om uitstekende onderwijzers te vormen, en dit alleen reeds zou voldoende zijn om zijn gedachtenis in ere te houden, want zeg nu eens - kent u veel beroepen die belangrijker zijn en een groter impact hebben op onze toekomst dan dat van onderwijzer? Maar Callant had nog andere pijlen op zijn boog en die waren van literaire aard. Hij ontpopte zich tot een vlotte volksschrijver. In een eenvoudige taal die iedereen aansprak en vaak niet gespeend was van Gentse humor, beschreef hij het volksleven en de volkse typen van onze stad. Vele van zijn kinderboeken werden met onverholen plezier gelezen door volwassenen. Als dierenvriend werkte hij mee aan het blad van de Maatschappij voor Dierenbescherming onder het pseudoniem “Nonkel Mandus”. Een bundel van deze bijdragen werd door het Stadsbestuur uitgegeven als prijsboek. De Vlaamse Academie bekroonde zijn “Zwarte Willem” en een ander boek “Fieke Tofus” werd uitgegeven door het Willemsfonds als geschenkboek aan zijn leden. En welke oude Gentenaar heeft er in zijn kinderjaren "Fliek" niet gelezen en herlezen? De avonturen van dat kleine Gents jongetje waarin alle andere kleine Gentse jongetjes zich herkenden. En wie las niet met spanning de sterke verhalen van “Peetse”? Maar daar bleef het niet bij: hij vertaalde niet alleen enkele Franse boeken, maar schreef ook handboeken voor Lagere Scholen en zijn “Boomenatlas” kreeg een speciale vermelding. Alexis Callant bracht het nooit tot Inspecteur. Was het misschien omdat hij zich buiten alle politiek hield? Als troost werd hem gezegd dat hij onvervangbaar was als Directeur van de Oefenschool. Hij overleed in zijn huis in de Fortlaan op 23 maart 1943.
12 november 1962 De Velodroom brandt af.
13 november 1449 Dood van Jan Van der Zypen. Heeft hier diverse belangrijke functies uitgeoefend: Onderbaljuw van Gent in 1392, Baljuw van den Oudburg in 1393. Later Hoogbaljuw van Gent. Eerste Schepen van Ghedeele, Eerste Schepen van de Keure in 1445.
117
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 118
13 november 1773 Maria-Theresia schaft de bepaling af waarbij kunstenaars vreemd aan de stad slechts hun werken mochten tentoonstellen of verkopen gedurende de Halfvastenfoor.
13 november 1789 Inname van Gent door de patriotten van de Brabantse Omwenteling.
13 november 1792 “Naer dat de Fransche troupen binnen de stad Gend waeren getrokken, heeft men alom het Keyserlyk wapen weg genomen, en men heeft het Stand-Beeld van Keyser Carel den V op de Vrydagmerkt afgetrokken. Dit gebeurde door de Fransche Republikeinen geholpen door enkele Gentsche sans-culotten: Pieter De Vos, timmerman; Jan van de Vivere, metser; Tuytens, schoenmaker en Van de Wandel, kleermaker. Het beeld werd afgerukt met een tuig bespannen door 8 paarden.
13 november 1794 De Gentse citoyens en vooral de citoyennes worden er aan herinnerd dat ze een Franse cocarde moeten dragen. Proclamatie van Général Dehay.
13 november 1797 Oprichting door de Fransen van de “Bureaux de Bienfaisance”. Het doel was hulp en onderstand aan oude lieden en wezen te verlenen, voor zover ze niet in gestichten waren geplaatst.” Dit werd hier gekend als “Bureel van Weldadigheid”, ook “Bureel van Liefdadigheid. Samenstelling van het eerste bureau: Voorzitter: Oudaert. Leden: Van Overwaele en Metdepenningen, Secretaris: Buyck en Huyttens. Was in 1908 gevestigd in de St-Martensstraat. Burgemeester Braun was van rechtswege voorzitter. De Stad was onderverdeeld in 7 wijken met telkens “Armenmeesters” en 1 of 2 geneesheren. In 1908 waren er 162 armenmeesters waaronder 5 vrouwen, 10.174 personen genoten steun. Versmolt in 1925 met de Burgerlijke Godshuizen tot de commissie van Openbare Onderstand.
118
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 119
13 november 1859 Dood van Prudens Van Duyse. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2008 - N° 2 - pp. 115-117
13 november 1885 Het eerste stoomschip geladen met katoen rechtstreeks komende van Amerika, vaart de Gentse haven binnen.
13 november 1918 Twee dagen na de Wapenstilstand, intrede in Gent van Koning Albert, Koningin Elisabeth e n Prins Leopold.
13 november 1937 Stichting in Gent van “Het Wit-Gele Kruis”.
14 november 1577 Onder druk van de Staten-Generaal en de afgevaardigden van de Prins van Oranje, laat Ryhove de Hertog van Aerschot terug vrij.
14 november 1656 Geboorte van Hubertus Raelen. Hij was de eerste Gentenaar die Primus werd aan de Universiteit van Leuven. In 1677. Als zoon van een hoedenmaker werd hij geboren in de StJacobsparochie. Hij was een oud-leerling van het College der Augustijnen. Dood op 8 Mei 1721. Hij werd begraven in het familiegraf in de StJacobskerk.
14 november 1781 Dood van Hector Falligan. Hij werd geboren in Doornik op 4 Februari 1716. Hector Gabriël Falligan d'Aubuisson trouwde met de schatrijke Jeanne Agnès 119
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 120
Depestre. Zij hadden een gelukkig leven zonder historie en zonder kinderen. Veel valt er verder niet te vertellen over Hector, buiten het feit misschien dat deze muziekliefhebber zich Koning geschoten had in de St-Antoniusgilde. Zijn naam zou nu wel ongekend gebleven zijn, ware het niet dat hij in 1754 op de Kouter een oud steen kocht, het liet afbreken en in de plaats ervan een prachtig Louis XV-hotel liet bouwen, dit alles met het geld van zijn vrouw. Na zijn dood werd het hotel verder bewoond door zijn weduwe tot aan haar dood in 1795.
14 november 1851 Dood van Karel Spruyt. Zie “Gbendtsche Tydinghen” 2005 - N° 6 - pp. 345-346
14 november 1863 Geboorte van Leo Baekeland. Enkele tientallen jaren geleden hield men in Gent een enquête. Men vroeg op straat aan de passanten “Wie is Leo Baekeland” De meesten die daar konden op antwoorden verklaarden: “Een fameuze bandiet die met zijn bende veel kwaad gesticht heeft.” Neen, het gaat hier niet om die bandiet, maar over de man die de grondslag zou leggen van de plastic-industrie. Zijn vader was een schoenlapper die tezelfdertijd een café’tje “Au Jardin du Glacis” uitbaatte, gelegen aan de voet van de Citadel. Het was op de school van het Klein St-Pietersplein dat hij zijn laatste broek versleet in het Lager Onderwijs. En dan, vader helpen bij het lappen van de schoenen, want, vond deze laatste, niets gaat boven een goede stiel. Moeder ging daar niet mede akkoord en vond een goed onderwijs minstens even belangrijk. Zij beperkte zich niet tot het verkondigen van deze stelling , zij zorgde er ook voor met de stille tenaciteit die sommige vrouwen kenmerkt, dat vader op de hoogte bleef van haar visie. Na 1 jaar gaf hij zich over. (Ce que femme veut, Dieu le veut). Leo is dan 14 jaar en wordt naar het Atheneum gestuurd, terwijl hij 's avonds gaat studeren aan de Nijverheidsschool waar hij na 4 jaar zijn diploma behaalt met medailles voor Natuur- en Scheikunde. Een jaar daarvoor was hij reeds ingeschreven aan de Universiteit waar hij onmiddellijk opgemerkt wordt door de Professor in Scheikunde Theo Swarts van wie hij een jaar later de Preparator wordt. Op zijn 21e is hij Doctor in de Wetenschappen en vindt nog de tijd om zich te interesseren aan het verleden en lessen te volgen bij Henri Pirenne. Rond 1887 gaat hij wonen op een hofstee gelegen tussen het Kerkje van 120
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 121
Afsnee en de "Nénuphar". Hij doet er vaak boottochtjes met zijn goede vriend Julius Mac Leod en met andere oude kameraden van “‘t Zal Wel Gaan”. Een jaar later verhuist hij naar de Palingshuizen waar hij een fabriekje opricht van fotografische platen. Nog een jaar later trouwt hij met Céline Swarts, de dochter van zijn oude Prof. Twee dagen na het huwelijk vertrekt het jonge paar naar de Verenigde Staten. Hij vindt er het “Veloxpapier” uit dat een ware revolutie veroorzaakt in de ontwikkelingstechniek. De fabriek die hij opgericht heeft voor de productie ervan wordt voor een fantastisch hoog bedrag opgekocht door Eastman. Baekeland is nu schatrijk en neemt een jaar vacantie, d.w.z. dat hij electrochemie gaat studeren aan de Technische Hochschule in Charlottenburg. Terug in Amerika koopt hij een groot park en bouwt er een modern laboratorium in. Hij zet er zijn opzoekingen verder. Hij bestudeert de condensatiereacties tussen phenol en formol en ontdekt aldus de veelzjidige stof die "Bakeliet" zal genoemd worden. Zijn eerste brevet dateert van 1907. En dan volgt er een onafgebroken reeks van uitbreidinger en eervolle onderscheidingen. In 1900 kwam hij terug naar Gent en organiseerde in het “Hôtel de la Poste” een groots banket waarop zijn vroegere professoren, medestudenten, leden van wetenschappelijke verenigingen en vertegenwoordigers van Openbare
121
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 122
Leo Baekeland in zijn labo waar het bakeliet tot stand kwam.
122
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 123
Besturen uitgenodigd werden. Er kwamen slechts 6 man opdagen... Leo Baekeland stierf op 23 Februari 1944.
14 november 1935 Dood van Paul Bergmans. Weer een van die zeer verdienstelijke Gentenaars die totaal onbekend gebleven zijn bij het groot publiek. Hij werd hier geboren op 23 Februari 1868. Hij heeft hier een belangrijke rol gespeeld in de geschiedkundige en artistieke wereld. Hij maakte deel wit van een elite - en terloops gezegd - er bestaat geen enkele reden om aan dit begrip, volgens een dwaze moderne mode, een pejoratieve betekenis te hechten, een elite die in stilte enorm veel gepresteerd heeft voor de bescherming van ons cultuurpatrimonium. Na het Atheneum promoveerde hij in 1887 tot Doctor in de Letteren en Wijsbegeerte aan onze Universiteit. Het is onder zijn impuls dat er aan de Universiteit een leerstoel Muziekgeschiedenis opgericht werd; hij zou er trouwens de eerste docent van zijn. In 1919 werd hij belast met de leerstoel Bibliografie en hij werd tevens Bibliothecaris van de Universiteitsbibliotheek. Hij behoorde tot dat groepje intellectuelen waar Gent toch zo veel aan te danken heeft, die lid waren èn van de Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde, èn van de Commissie van Monumenten en Stadsgezichten. Wanneer men de ledenlijst bekijkt van deze Commissie , waar Bergmans trouwens Secretaris zou van worden, en later de voorzitter, dan komt men toch onder de indruk van de prestigieuze namen die daar op voorkomen. Dat is misschien te verklaren door het feit dat er toen nog geen sprake was van een zogenaamd “pluralisme”, anders gezegd, men voelde geen behoefte aan politieke doseringen. In die tijd werd de samenstelling van die Commissie niet gewijzigd na elke gemeenteraadsverkiezingen, men nam gewoon de meest competenten. Het was ook Paul Bergmans die, samen met Armand Heins, in 1896 aan de Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde voorstelde om een “Inventaire Archéologique de Gand” op te stellen en uit te geven. Hij zou trouwens de Secretaris worden van het “Publicatiecomité”. Meer dan 500 fiches werden opgesteld door specialisten over Gentse geschiedkundige onderwerpen, velen ervan werden geïllustreerd door Armand Heins. Paul Bergmans was lid van “Académie Royale d’Archéologie” en van de “Académie Royale de Belgique” waar hij in 1926 Voorzitter werd van de “Classe des Beaux-Arts”. Paul Bergmans die een francofone Gentenaar was, werd bij de vernederlandsing van de Universiteit geleidelijk ontheven van zijn leeropdrachten.
123
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 124
Hij werd begraven op het kerkhof van de Brugse Poort. Hij had een zoon en een dochter. Zijn zoon Jacques werd een gekende kunstschilder die veel pittoreske Gentse hoekjes op het doek vastlegde. Zijn dochter Simone was Letterkundige en Doctor in de Kunstgeschiedenis en de Archeologie. Zij is nog lerares geweest aan het Lyceum en doceerde ook aan de “Ecole des Hautes Etudes.”
14 november 1948 Plechtige inhuldiging van de nieuwe Klokke Roeland.
15 november 1187 Dood van Guillaume I., de 36e Abt van de St-Baafsabdij. Hij was benoemd in 1177.
15 november 1194 Dood van Boudewijn VIII, de 17e Graaf van Vlaanderen die regeerde van 1191 tot 1194. Hij was getrouwd met Margareta van den Elzas, de zuster van Filips van den Elzas. De grootvader van Johanna en Margareta van Constantinopel.
15 november 1498 Geboorte van Eleonora van Oostenrijk. Zij was de oudste zuster van Keizer Karel die haar uitgehuwelijkt had aan de oude Manuel, Koning van Portugal. Zij had een zoon van hem die jong stierf en een dochter Maria. In 1521 wordt zij weduwe. Ze keert naar Spanje terug maar moet haar dochter als politiek pand in Portugal achterlaten. Keizer Karel wil een verdrag sluiten met de Franse koning François I , tussen haakjes gezegd een vijand, en huwt zijn zuster uit aan hem. Ook dit tweede huwelijk is een mislukking. Bij de dood van de koning in 1547 vraagt ze aan Karel om naar de Nederlanden te mogen terugkeren bij haar zuster Maria van Hongarije. Bij de troonsafstand van haar broer volgt ze hem naar Spanje waar zij haar dochter gaat vervoegen en waar zij op 18 Februari 1558 stierf. Zacht en goed van karakter heeft zij steeds getracht de vrede tussen haar broer en echtgenoot te bevorderen en toch, als Koningin van Frankrijk, trouw te blij124
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 125
ven aan haar nieuw vaderland.
15 november 1543 Huwelijk van Filips II met Maria van Portugal, dochter van Jan III. Dit was zijn eerste huwelijk. Zoon: Don Carlos. In 1555 trouwde hij met Maria Tudor, dochter van Hendrik VIII. In 1559 met Elisabeth de Valois, dochter van Henri II. Dochter: Infante Isabella. In 1570 met Anna van Oostenrijk, dochter van Maximiliaan II.
15 november 1715 Ondertekening van de “Traité de la Barrière”. Bij de Vrede van Utrecht (11 April 1713) werden de Zuidelijke Nederlanden (België) toegewezen aan Karel VI van Oostenrijk. De Nederlandse Republiek (Holland) kreeg het recht enkele vestingen in ons land te bezetten als veiligheidsbarrière tegen Frankrijk. De Hollanders mochten in ons land 8 punten bezetten die als strategisch belangrijk werden beschouwd: Veurne, het Fort van Knokke op de IJzer bij Diksmuide, Menen, Ieper, Waasten, Doornik, Namen en Dendermonde. Het werd in 1782 afgeschaft door Jozef II.
15 november 1804 De Gebuurten die in 1795 afgeschaft werden, worden opnieuw opgericht.
15 november 1805 Plechtige inhuldiging door Faipoult van de "Ecole de Médecine, de Chirurgie, d’Accouchement et de Pharmacie. Ze werd door hem ingericht bij een Decreet van 27 September 1804. De theoretische lessen werden gegeven in het Pakhuis, de praktische in de Bijloke.
15 november 1816 De Israëlitische kolonie opent een synagoog in het St-Jorishof.
125
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 126
Michel Bracke °1933
15 november 1933 Geboorte van de etser, tekenaar, cabaretier Michel Bracke. Studies aan StLucas en de Academie. Maakte, onder meer, het gevelbeeld aan het huis van Hélène Maréchal.
16 november 1684 De Kerk van de Theresianen wordt ingewijd.
126
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 127
16 november 1858 Kekulé geeft zijn eerste college in Gent.
16 november 1918 Het Rond Punt krijgt de naam Hippoliet Lippensplein.
16 november 1933 Geboorte van Paul Rutger. Zijn ware naam was Roger Pauwels. Deze populaire Hammondorgelist was regelmatig te horen op B.R.T. OostVlaanderen. Helaas, te vroeg gestorven.
16 november 1949 Het Gravensteen wordt voor de 3e maal in zijn bestaan ingenomen. Dit gebeurde een eerste maal in 1302. De Schepenen hadden het rampzalig idee gehad de “maltote” terug in te voeren, anders gezegd de belasting op het bier. En dat hadden ze nu net niet moeten doen, want aan de Gentenaar zijn pint raken, dat is moeilijkheden zoeken. Die nam het niet dat hij voor iedere pint die hij dronk verplicht was een bijdrage te leveren aan de Stadskas. En wat doet een Gentenaar in zo’n geval? Volgens een oude gevestigde traditie ontketent hij dan een opstand. Dat er niet zou gelachen worden hadden de Schepenen onmiddellijk begrepen en ze verschansten zich prompt in het Gravensteen. Wel een beetje naief van hun part, want als men aan een Gentenaar zijn pint raakt is hij tot alles in staat. Versterkt kasteel of geen versterkt kasteel, het werd stormerderhand ingenomen en enkele van de onvoorzichtige schepenen moesten hun snood plan met de dood bekopen. Het werd een 2e maal ingenomen in 1338 door Jacob Van Artevelde toen de Graaf van Vlaanderen, Lodewijk van Nevers, er zich verschanst had. En dan moesten wij 611 jaar wachten om het een 3e maal te zien vallen. Deze keer waren het 138 studenten die de burcht met een krijgslist innamen. Deze stunt was grondig voorbereid en alles verliep volgens plan. De studenten kwamen binnen in kleine groepjes en betaalden braaf het entreegeld. Ook de “Intendance” werkte feilloos. Men was een stootkar gaan huren op de Lievekaai en had ze volgeladen met proviand en munitie, anders gezegd, 127
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 128
... ene
/Grse
so
commedje,
die
doet
lGchen
tot
den
croppe ...
bi€
Wa€R€ €nb€ SU€V€R€ ChRonyCk€ van SqRa€V€nSt€€n€ Esbatement
die
ghespeelt
werde
tot
Ghent,
op
O.H.J.C.
den XVIn in Novembro MCMIL te beginnene ter 2ster ueren na den noenen, deur den ghemenen gheselscepe ende broederscepe vander Studentenvollee ende vander gheduchten heeren wethauders ende scauten, ende welcke inde kele vnn sGraevensteene gheoresenteert werde. in prose·u. ghescreven deu.r
ende
GEO
verluecht
VfJtz.
ANATOLE GHEKIERE
diverssche
FRANKENHOFF
ende
scildenngen
FAF
deur
ZENNER.
TEN VOORDELE VAN HET UNIVERSITAIR SANATORIUM VAN BELGIE Het boek is geschreven m moderne spelling. -
De Middel-
nederlandse titel duidt alleen het historisch reliëf aan. 128 bladzijden in octavo op veder2ewichtpapier. 60
tekeningen.
Farde
originele
Foto's.
een boek dat in geen enkele bibliotheek mag ontbreken.
Prijs : 75 Fr.
AGn allell die liJden, opdat Uilenspiegel
t1MJf
~ou
sten1en
in
128
hun
htJrt ...
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 129
enkele vaten bier en een grote hoeveelheid rotte appelen en peren. Bedekt met een zeil werd deze kostbare vracht de burcht in looppas binnengereden, waarna de deuren gesloten werden. Het was 3 uur, de studenten hingen onmiddellijk hun eisen uit. Er waren er meerdere, zo o.m. “Wij eisen de oude potten voor onze agenten”. U moet weten dat kort daarvoor de agenten hun helmen hadden moeten inwisselen voor kepi's die wat te veel herinnerden aan deze van de S.S.'rs. Vandaar dan ook hun slogan “Nuts voor de nieuwe kepi’s.” Verder was er ook nog “Wij willen bier tegen 3 fr. de pint.” De studenten hoopten op een vlugge reactie van de politie, maar na 20 minuten was er nog niets gebeurd. Maar, eindelijk dan, werd de vijand gesignaleerd komende van de Groenselmarkt Twee brave agenten kwamen in een gezapig tempo met hun fiets aan gereden om een routinepatrouille te doen langs de Burgstraat. Men wachtte in spanning op hun reactie, maar de klep van hun nieuwe kepi was zo lang dat ze niet eens zagen wat er op het Gravensteen aan het gebeuren was en ze reden gewoon door. Hetzelfde dreigde zich te herhalen enkele minuten later toen ze terugkwamen. Maar het had nu lang genoeg geduurd voor de studenten en een van hun bekwame artilleurs lanceerde een eerste projectiel, in casu een meer dan overrijpe appel die met een duidelijk hoorbare “plets” openspatte op de rug van een der niets vermoedende agenten. Homerisch gelach van de talrijke toeschouwers die de studenten wèl gezien hadden en nieuwsgierig de gebeurtenissen afwachtten. En toen was het hek natuurlijk van de dam. De studenten moesten zich op het einde van de dag overgeven, maar daarvoor volstond de politie niet, men moest de hulp inroepen van de pompiers met hun lange ladders. Onnodig te zeggen dat er in Gent nog vele jaren gelachen werd met deze geslaagde studentengrap.
16 november 1972 Dood van Karel Locufier. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2002 - N° 3 - p.156
16 november 1973 Dood van Jan Anteunis. Deze beeldhouwer werd hier geboren op 29 Maart 1896. Het is toch wel het vermelden waard dat Gent in de 19e eeuw een ongelooflijk grote schare zéér knappe beeldhouwers geproduceerd heeft. Op dat gebied zou men kunnen spreken van een “Gouden Eeuw”. Denken wij maar aan figuren zoals Geo Verbanck, Oscar Sinia, Leon Sarteel, Jules Van Biesbroeck, Domien Van den Bossche, Louis Mast, Pierre en Paul De Vigne, om er maar
129
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 130
Jan Anteunis 1896-1973
enkele te noemen. Allemaal mensen die, gedreven door een schoonheidsideaal, er hun hele leven mee bezig waren om zichzelf te vervolmaken. En dan, ineens, komt er een grote leegte, maar ja, dat is dan weer een andere historie. Bij het uitbreken van de oorlog van 14-18 vlucht de jonge Anteunis, zoals zo veel andere van onze landgenoten, naar Groot-Brittanië. Hij belandt in Liverpool waar hij in de “University School of Arts” leerling wordt van Richard Allen. Dat onderwijs moet nog zo slecht niet geweest zijn want, bij zijn terugkeer na de oorlog laat hij zich inschrijven aan onze Academie en wordt er onmiddellijk opgemerkt. Hij bekomt er verschillende onderscheidingen , zowel in het beeldhouwen als in het tekenen. Hij heeft er het geluk Geo Verbanck als leraar te mogen hebben en deze laatste zal een beslissende invloed op hem uitoefenen. Gelukkig kunnen veel van zijn werken nog bewonderd worden. Wij maken noodgedwongen een zeer beperkte keuze: de Beethovenkop in de Concertzaal van het Conservatorium, Erich Kleiber, Karel Van de Woestijne, Toussaint de
130
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 131
Sutter, Vina Bovy, Oscar De Gruyter, Gaston Martens, Leopold III, Michel Van Vlaanderen, Professor Van Oye. In 1961 begon hij met het maken van een copie van de door erosie volledig uitgevreten “Mammelokker” waarvan het origineel gipsen model hier gelukkig bewaard gebleven was. Het werd geplaatst in 1964. Het is ook hij die het plaket “Albrecht & Isabella” ontwierp dat aangeboden werd aan Koning Boudewijn en Koningin Fabiola bij hun Blijde Intrede alhier in 1964. Ook de sterk begeerde, maar onvindbaar geworden, bronzen miniatuur van Klokke Roeland is zijn werk. Maar Jan Anteunis was niet alleen een knappe beeldhouwer, hij was ook een uitstekende schutter en als lid van St-Rochus schoot hij zich meerdere malen Koning. In 1971, toen hij 75 jaar werd, ging er in de St-Pietersabdij een retrospectieve door van zijn werken. Dat is bijna 40 jaar geleden. Zou het geen goed idee zijn dit eens te herhalen ? Hugo Collumbien
PIERRE LEBROCQUY (GENT 1797 - NIJVEL 1864)
Journalist, leraar en taalkundige. Pierre Lebrocquy werd geboren te Gent. Hij was de zoon van Albert, deurwaarder bij het gerechtshof. Middelbaar onderwijs hij de jezuïeten te Roeselare en aan het koninklijk college te Gent. Studeerde daarna rechten aan de RUG, maar hij voelde zich niet geroepen om advocaat te worden en wijdde zich uitsluitend aan de journalistiek. In 1820 medewerker aan het “Letteren Staatkundig dagblad”; in 1821 vertaler bij de “Journal de Gand”. In 1831 redacteur van de “Messager de Gand” (orangistisch blad). Toen patriotten tot 131
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 132
tweemaal toe de werkhuizen kwamen verwoesten, week hij uit naar Lille. In 1832 hoofdredacteur van “Journal du Commerce d’Anvers” waar hij er in slaagde in enkele maanden het aantal abonnees te verdriedubbelen. In 1841 stichtte hij zijn eigen dagblad “Le Réveil de Gand” op de hoek van de Zonnestraat en de Veldstraat. De zwanenzang van de Orangisten te Gent. Lebrocquy zelf, de rotsvaste, werd aan het wankelen gebracht door zoveel afvalligheid rondom hem. Hij hield er een financiële kater aan over, waarvan hij de terugslag tot aan zijn dood moest blijven dragen. Bij die gelegenheid publiceerde hij zijn “Souvenirs d’un ex-journaliste” (1842). In 1841 verhuisde hij naar Brussel, waar hij literatuur en taalkunde studeerde. In 1846 werd hem een leerstoel Germaanse taalkunde aan de RUG aangeboden (op 16 mei hield hij zijn inaugurale les in het Nederlands!) Met Willems, Snellaert, Ledeganck en Van Duyse was Lebrocquy een van de stichters van de Vlaamse Beweging. Doch in 1847 werd zijn professoraat door minister Ch. Rogier niet bekrachtigd. Hij keerde terug naar de journalistiek: de Brusselse “Observateur” en de Brugse -waar hij ook heeft gewoond- “La Patrie”. In 1851 retoricaleraar te Nijvel, waar hij ook lessen Nederlands gaf. Gedegouteerd door de problemen in het openbaar leven, hield hij op met journalistiek werk, plooide zich terug en schreef nog talloze gedichten over het huiselijk geluk waarvan hij mocht genieten. Lebrocquy had zich reeds in 1816, samen met A. Van Lokeren en H. Metdepenningen, literair verdienstelijk gemaakt en populariteit verworven met het satirisch werkje “Les amours d’Hylas”, "Het Hondekot te Gent" (1831), een politiek lied tegen de Société littéraire de Gand en orangistische liederen verzameld in “Etrennes poétiques aux fidèles” (1834) en “Fleurs d’Oranger” (1838). maar vooral met “Dulle Griete, Vlaemsche liedekens op den tyd, door eenen waren volksvriend” (1839), echt bijtende liedjes om afkeer tegen het Belgisch bestuur op te wekken en bedoeld om op straat en in herbergen te worden gezongen. Iedereen kende die liedjes van “Pierke”, zoals Lebrocquy door de Gentenaars werd genoemd. Hij was ook lid van “De Tael is gansch het Volk”. Na 1841 wijdde hij zich meer en meer aan de taalkunde. In 1845 verscheen zijn belangrijk werk over vergelijkende Germaanse taalkunde “Analogies linguistiques. Du flamand dans ses rapports avec autres idiomes d’origine teutonique”*. In 1846 bezorgde hij een Franse vertaling van de zang over Gent uit “De Drie Zustersteden” van K.L. Ledeganck en “Ambiorix” van J. Nolet de Brauwere van Steeland.
132
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 133
Literatuur P. Bergmans, Pierre Lebrocquy, Biographie Nationale, XI, 1890-1891, p. 559-566. W. Rogghé, Gedenkbladen, 1898, p. 196-208. P. Voordeckers, Pierre Lebrocquy, Nationaal Biografisch Woordenboek, 1, 1964, p. 665-668. * Het volledige boek is te lezen op google books. http://books.google.be en gebruik de zoekwoorden "Lebrocquy flamand teutonique"
Daniël Van Ryssel
UITSLAG VAN DE OUIZ 2009
Wie thans na het oplossen van deze uitslag van onze pseudo-psychiatrische biohybride quiz geen slag van de molen heeft, mag zich met volle fierheid beschouwen als primus van de orde van de lochte Gentenaars, en... dat is nog zacht uitgedrukt. Ne serieuze mens zou zeggen “om zot van te worden”. Ik moet bekennen dat na al dat opzoekingswerk ne mens eerder ziek zou worden. Hierna treft men de gezochte personages aan en de gevraagde letter werd in het vet weergegeven. 1) Guislain Jozef (1797-1860); A. EVRARD, Jozef Guislain (1797-1860), in: Nationaal Biografisch Woordenboek, dl. I, 1964, blz. 580-582. 2) Palfijn Jan, A. VAN DRIESSCHE - A. LACQUET - J.A. SCHOCKAERT - A.J.J. VAN DE VELDE, Jan Palfijn, Leven en werk, gevolgd door een facsimilie uitgave van zijn Anatomycke of ontleedkundige beschrijving, Koninklijke Vlaamse Academie voor Geneeskunde van België, 1950; 3) Mortier Het zou de Gulden Albarello kunnen geweest zijn, maar men koos voor een ander apothekersvoorwerp: de “mortier” (Den Gouden Mortier). Deze apotheek was gevestigd in de Drabstraat. In plaats van er hoog van de toren te blazen, ziet men thans een attribuut om er zijn ... mee af te kuisen; DESEYN G., Gids voor oud-Gent Antwerpen 1985, blz. 419; DE POTTER F., Gent, van den oudsten tijd tot heden Geschiedkundige beschrijving der stad, dl. 1-8, in: Geschiedenis van de Gemeenten der provincie OostVlaanderen, Flandra Nostra, Torhout 1989, di. VII, blz. 229-230; Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 4 Na Stad Gent, Brussel 1976, blz. 79. 4) Mareska Daniël, F. SWARTS, in: Liber Memorials université de Gand, 11, 133
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 134
1913, blz. 30. 5) Van Oye Paul, GILLIS J., In memoriam Prof Dr. Paul van Oye, in: Jaarboek van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België, 1969, blz. 365; EVENS F., In Memory of Professor Dr. Paul van Oye, in: Hydrobiologia, 35, 1970. 6) Van den Broeck Alfons, kloosternaam Broeder Denijs; J.D.C., In memoriam De. Broeder Denijs M., in: Christen School, februari 1963, blz. 34-38. 7) Bambeke Charles, VAN OYE P., Anderhalve eeuw biologie aan de Rijksuniversiteit te Gent, 1968, blz. 49-50. 8) Ingels Benjamin; L. ELAUT, Benjamin Ingels, Psychiater, de vinnige, in: Annalen van het Noorden, nrs. 2-3, 1957, blz. 1-6. 9) Evrard Alexander; A. VERBEKE, Bij een huldiging, in: G.T., 14e jg. 1985, blz. 337340. Met deze letterkens kon je dan de familienaam Kluyskens maken en het was Joseph-François die we zochten. En wie nog niet tevreden is, kan DE COCK A. in: Liber Memorialis de l’Université de Gand, II, 1913, blz. 426 raadplegen waarbij alle publicaties van Kluyskens vermeld worden. Als besluit zou ik stellen dat ne mens eigenlijk nog veel meer moet doen dan deze puzzel op te lossen om volledig door te draaien en daarom zeg ik: tot het einde van dit jaar. De analytische quizmaster
Enkele woordjes commentaar Wij ontvingen 8 antwoorden, waaronder 6 volledig correcte. Dit jaar moeten wij als Primus uitroepen de heer Achiel Van Hecke: Hij was immers de eerste om de correcte oplossing in te sturen. Ze was reeds in ons bezit op 16 December. De andere correcte oplossingen in orde van aankomst: Mevrouw Paula D’haen, de heren Erik Dekeyser, Jos Tavernier, Paul Derycke en Mevrouw Rachel Vanderhaegen-Vandenbossche. De heer Freddy Durinck struikelde over Vraag 6. Het was de familienaam van broeder Denijs die hem in de steek liet. Ook voor de heer Pierre Heyde vormde Vraag 6 de struikelblok, hij kwam terecht bij De Cock. Beide heren lieten één steekje vallen bij het over 't algemeen venijnig hersenspinsel van onze Quizmaster, maar dat is helemaal niet slecht en ze moeten daar niet beschaamd over zijn. De heer Jo De Schepper was toch wel een beetje te lakoniek: hij gaf als oplossing: Jozef Kluyskens. Daar kon onze Quizmaster wel mee lachen, maar
134
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 135
toch niet goedkeuren. En wat vonden onze deelnemers er zelf van? Mevrouw Paula D’haen: Dank voor uw mededogen! Deze quiz is met minder pijn en smart opgelost. De moeilijkste vraag voor mij was die geheimzinnige broeder Denijs in Vraag 6. Met hulp heb ik de volledige oplossing gevonden. Veel dank voor het genoegen en tot volgend jaar. Ik wens u een blijvende gezondheid en nog veel werkkracht. De heer Erik Dekeyser: In 2008 deed ik niet mee met de puzzel want de uitslag was onmogelijk in het rooster te krijgen. Zie commentaar van de heer Arthur De Decker in GT 2009 N° 3 - p. 236. Ook op mijn commentaar over de schrijfwijze van familienamen als Simelovitz-Similovitz werd niet geantwoord of werd verkeerd begrepen, evenals de naam van Nikolaas De Liemaecker. Sommige bronnen spreken van De Liemaeker of De Liemacker of zoals de nieuwe catalogus van het MSK eenvoudig Liemaker zonder De. Het ware best dat er in de toekomst geen verwarring mogelijk is. De heer Freddy Durinck: Het is de eerste keer dat ik er in slaag uw quiz op te lossen. Het was dus we iets gemakkelijker dan gewoonlijk. In elk geval was het weer heel plezant de oplossing te zoeken. Doe zo maar verder. Tenslotte wens ik gans de redactie te feliciteren met de bijzondere boeiende inhoud van elk nummer van de Ghendtsche Tydinghen waar we steeds met spanning naar uitkijken. De heer Jos Tavernier: Al met al niet zo moeilijk en zeker oplosbaar, alleen met die broeder had ik het even moeilijk maar daar bracht het archief van het generalaat van de broeders de oplossing aan. (via internet). Vooral een bedankje aan de moedige kwissers die jaar na jaar blijven meedoen, jammer dat velen niet deelnemen, onder het mom van “geen tijd”, er valt nochtans heel wat op te steken van deze rubriek. De afwezigen hebben dik ongelijk. De heer Paul Derycke: Vooreerst mag gezegd dat het weer eens een moeilijke quiz was. Bij de eerste vragen dacht ik dat het een fluitje van een cent zou worden en ik vrijwel direct naar de post zou kunnen hollen. Maar al vrij snel bleek dat ik mij hierin zwaar vergist had en begon ik te vrezen dat ik er nooit zou in slagen de opdracht tot een goed einde te brengen. Gelukkig dat er in de moderne wereld zoiets bestaat als internet. En zeg nu zelf, wie zou zonder deze onuitputtelijke bron van informatie deze quiz tot een goed einde kunnen brengen? (behalve degene die zelf een levende encyclopedie zou zijn). Maar die laatste categorie is dun gezaaid, zo niet onbestaande. En zelfs met het Internet
135
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 136
was het vaak met een tikkeltje geluk bij een aantal vragen op het juiste antwoord te botsen. Zo vond ik bvb. bij Vraag 6 vrij snel de kloosternaam van de brave broeder in kwestie, maar de wereldse naam opspeuren was zelfs met steun van Internet zoeken naar een speld in een hooiberg Maar ik mag toch, ook als niet-Gentenaar (de heer Derycke is van Zelzate) en trouwe lezer van uw tijdschrift vermelden dat uw quiz mij vele uren zoekplezier heeft opgeleverd en dat ik weer heel wat heb bijgeleerd. Zeker over figuren waarvan ik zelfs nog noooit de naam had gehoord. Mevrouw Rachel Vanderhaegen-Vandenbossche: Ik ben ook bijna zot geworden van het zoeken, maar ik kijk alvast uit naar de volgende quiz.
BIBLIOGRAFIE
Op 9 december verleden jaar werd het nieuwe boek van Professor Guy Schrans voorgesteld: “Vrijmetselaars te Gent in de XVIIIe eeuw”. Klinkt familiair in de oren? Inderdaad, het is een volledig herwerkte en rijk aangevulde versie van het in 1997 verschenen boek met dezelfde titel. Bij deze gelegenheid werden twee toespraken gehouden: de eerste door Professor Walter Prevenier, de tweede door Professor Guy Schrans. Aangezien zij veel leren over de inhoud van deze uitgebreide studie, dachten wij het goed ze te publiceren. Eerst deze van Prof. Prevenier:
Guy Schrans’ nieuwe versie van zijn opus magnum over de Gentse Vrijmetselaars in de 18e eeuw Het is voor mij een groot voorrecht het nieuwste boek van Guy Schrans te mogen presenteren. Dit opus voorstellen is voor mij als historicus allesbehalve een karwei. Het werk moge dan behoorlijk dik zijn, het is vooral ongemeen boeiend en verrijkend. De auteur is geen vakhistoricus, in de enge betekenis van het woord. Hij is wel wat ik graag omschrijf als een nobele liefhebber. Begrijp me niet verkeerd: de term is een eresaluut. ‘Liefhebber’ refereert naar een auteur met een fors ontwikkelde empathie, een die zich moeiteloos ver136
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 137
plaatst in de denkpatronen van de bestudeerde personages, in dit geval ook als insider van de bestudeerde biotoop. ‘Liefhebber’ verwijst naar iemand die sympathie uitstraalt voor het bestudeerde thema. Empathie en sympathie zijn zeer positieve kwaliteiten voor een onderzoeker, duizendmaal superieur aan de misprezen noties ‘subjectiviteit’ en ‘vooringenomenheid’. Het bestudeerde thema is niet min. Heden en verleden van de vrijmetselarij blijven moeiteloos een breed publiek fascineren. Denken we maar aan het ongemeen publiek succes van de tentoonstelling over vrijmetselarij die het Liberaal Archief enkele jaren geleden organiseerde in de Sint-Pietersabdij, in het kader van de initiatieven van de Provincie Oost-Vlaanderen. Geschiedenis van de loges boeit niet enkel de broeders van deze genootschappen, maar zo mogelijk nog meer de outsiders, al was het maar door het parfum van discrete charme, van geheimzinnigheid en onbekendheid, waardoor men zich ontelbare terechte en onterechte vragen blijft stellen over mysterieuze rituelen en nog veel mysterieuzer vormen van impact op de politieke besluitvorming, op de ideologische, sociale, artistieke en culturele contouren van de samenleving. Guy Schrans is een onwaarschijnlijk minzaam man. Deze eigenschap verklaart zijn milde oordelen over mensen en toestanden. Maar hij is tevens en bovenal een kritische wetenschapper, die weet waar Abraham en Tierenteyn hun mosterd halen. Als jurist schreef hij geleerde boeken over zijn vakgebied: financieel recht, economie op zoek naar recht, Europees mededingingsrecht. Schrans is echter allesbehalve een vakidioot. Hij leidde jarenlang Pragma, een politieke denktank voor hedendaags liberalisme. Hij is ook een ervaringsdeskundige in zijn vakgebied, die een aantal jaren fungeerde als assessor in de Raad van State, en als lid van het directiecomité van het Beschermingsfonds voor financiële instrumenten. Op die manier legde hij nuttige kruisverbanden tussen theorie en praktijk van recht en financiën. Daardoor beseft hij als geen ander dat een onderzoeker wel mentaal in de ban mag komen van zijn thema, maar dat hij tevens afstand moet blijven houden, zich niet mag vereenzelvigen met de helden die hij beschrijft en beoordeelt. Vandaag heb ik het genoegen het jongste product van een begenadigde erudiet aan u voor te stellen, een nieuwe versie van zijn studie over de vrijmetselarij in Gent in de 18e eeuw. Ze respecteert scrupuleus de zopas genoemde facetten van het voortreffelijk vakwerk, de ideologische en psychologische inleving enerzijds, de kritische toetsing van de waarde van de getuigenissen van tijdgenoten en medespelers anderzijds. Zoals het een kritisch historicus past, beseft Schrans maar al te goed dat veel van zijn bronnen uit het milieu zelf komen, en daardoor allicht niet vrij zijn van vooringenomenheid, of geneigd zijn het eigen gelijk te overdrijven. Woorden impliceren bijna steeds een defensieve of agressieve strategie. Woorden zijn wapens in de hand van wie
137
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 138
ze uitspreekt of neerschrijft, zoals socioloog Lawrence Rosen het treffend toelichtte in zijn studie Bargaining for reality, spelen en manipuleren met woorden om een heel precies doel te bereiken. De ervaringsdeskundigheid die Guy Schrans accumuleerde tijdens zijn vorige levens als jurist en expert bezorgden hem een significant voordeel voor zijn derde leven als gewaardeerd secretaris van het Liberaal Archief, en als begenadigd observator van het verleden. Met het boek dat vandaag van de persen van het Liberaal Archief rolt, is Guy Schrans echter allerminst aan zijn historisch proefstuk toe. In 1973, vrijwel 36 jaar geleden, liet hij zich reeds bekoren tot een eerste historisch werkstuk over een 18e-eeuwse Gentse vrijmetselaar, Jan-Baptist Hellebaut. In 1997 verscheen dan zijn lijvig historisch meesterwerk, Vrijmetselaars te Gent in de 18e eeuw, niet minder dan 1000 blz., dan 1500 trefwoorden, dan 3450 namen in het register, dan een bibliografie met bijna 1100 titels. We zijn nu twaalf jaar later, en mijn kritische toehoorders in deze gezellige werkzaal van het Liberaal Archief zullen zich ongetwijfeld al afgevraagd hebben waarom er zo nodig een tweede editie moest verschijnen. Daar zijn goede redenen voor, waaronder de voornaamste is dat de eerste uitgave reeds kort na het verschijnen uitverkocht was. Een simpele herdruk ware voor de auteur de meest comfortabele formule geweest, maar dat was zonder Guy Schrans gerekend. Naarmate de frustratie toenam over de steeds frequenter maar noodgedwongen onbeantwoord blijvende binnenlopende smeekbeden voor een exemplaar van het werk, groeide ook de ambitie van de auteur om de kans van een nieuwe druk te benutten om haar tegelijk à jour te brengen. Het werd opnieuw een sisyfusoperatie, want prosopografie, het opsporen van realia over de levensloop van personen, is een van de meest tijdrovende en ondankbare taken die een historicus kan bedenken. De aanvullende literatuurlijst bij deze tweede editie omvat nagenoeg 600 nieuwe titels bovenop de 1100 van de eerste versie. Het gaat overwegend om recente publicaties, maar er werden ook inspanningen geleverd om in oudere werken heel wat addenda op te sporen voor de 200 bestaande biografieën, maar vooral voor 38 nieuwe die in de editie van 1997 nog niet waren behandeld, en die gemakshalve een plusteken naast hun naam kregen. En, verzucht Schrans, mijn boek betreft enkel de Gentse logeleden - hij raamt het aantal logeleden voor de Oostenrijkse Nederlanden in de 18e eeuw op 1200 à 1500 - waarvan enkelen wellicht voor immer in de nevelen van het verleden verzwonden zullen blijven. Maar de 238 rijke en gevarieerde biografieën, over meer dan 550 pagina's, vertegenwoordigen buiten kijf het geheel van het gild der Gentse vrijmetselaars in de 18e eeuw. Schrans heeft in zijn schitterende inleidende synthese over dit Gentse 18eeeuwse milieu immers ruim aandacht besteed aan de sociale en intellectu-
138
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 139
ele achtergronden van die 238 vrijmetselaars. En daaruit blijkt dat de Gentse loges toen, heel anders dan in de rest van de Oostenrijkse Nederlanden, een uitgesproken democratisch karakter vertoonden, met 68 % leden uit de kleine burgerij en de volksklasse. Ze zochten en vonden er vooral vriendschap en sociabiliteit, zonder al te veel verheven denkbeelden, zonder veel ambitie om een rol te spelen in de politiek, en wars van elk spanningsveld tussen vrijmetselarij en religie. Ik ben ervan overtuigd dat u allen mij toelaat Guy Schrans van harte geluk te wensen met zijn onwaarschijnlijke ijver en talent om de moed op te brengen, om dat wat nochtans zijn afgerond levenswerk leek te zijn, het boek uit 1997, niet te beschouwen als eindpunt, maar als een permanente uitdaging voor nieuw onderzoek. Een thema als dit is dan ook een ‘geschiedenis zonder einde’. Maar het zal me niet beletten jurist Guy Schrans reeds vandaag voor eeuwig op te nemen in het gild van de vakhistorici, en hem volmondig te eren met het daarbij horend epitheton ornans van ‘historicus honoris causa’.
En het antwoord van Prof. Schrans: Beste collega, Ik ben nog voldoende jurist gebleven om een onderscheid te kunnen maken tussen de naakte werkelijkheid en de innemende welwillendheid van uw voorstelling. Omdat u een tot over de oceaan gewaardeerd vaandeldrager bent van de alom erkende “Gentse historische school” hecht ik aan uw gunstige beoordeling een doorslaggevend belang. Ook onze toehoorders en de toekomstige lezers van het boek zullen door uw woorden zijn gerustgesteld. Ik richt me nu tot de mediëvist in u. Hoewel er in onze Sint-Niklaaskerk 13deeeuwse steenhouwersmerken werden ontdekt, lijkt het weinig waarschijnlijk dat er tijdens de middeleeuwen vrijmetselaarsloges te Gent bestonden. En het is maar beter zo vermits ik helemaal niet in staat zou zijn om geschreven documenten van toen te lezen, laat staan om er iets over te schrijven. In oud schrift is de 18de eeuw zowat mijn uiterste grens. Geachte vergadering Er zijn natuurlijk nog andere redenen waarom ik me thuis voel in vooral de tweede helft van de 18de eeuw. Ik bedoel vanzelfsprekend het geestelijk klimaat waarin de stad toen baadde - met de Aufklärung (les Lumières) die onze
139
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 140
vermolmde ramen opengooide op de wijde wereld van de ideeën en van de mensen, de drang naar innovatie van onze eerste textielondernemers, de democratische gezindheid van het Gentse stadsbestuur van toen die contrasteerde met de privilegies en het conservatisme van de clerus en van de meeste leden van de adel, ook de kosmopolitische sfeer van een stad die in de volle welsprekendheid van het woord de hoofdstad van het graafschap Vlaanderen was en de meest welvarende stad van de Oostenrijkse Nederlanden. Ook toen was Gent een bruisende, leuke, gezellige stad - althans voor wie voldoende bemiddeld was om ervan te kunnen profiteren. De helft van de bevolking leefde inderdaad beneden wat men thans killig de armoedegrens noemt. Ik wil niet de weg der treurnis opgaan, maar we moeten beseffen dat le siècle des Lumières niet voor iedereen het licht deed schijnen in de duisternis van hun levenswandel. Ik kan er enigszins over meespreken vermits mijn voorvader Joannes Schrans tussen 1775 en het begin van de 19de eeuw te Gent binnenschipper was en in de Heilig-Kerstparochie woonde. Zijn gezin leefde vermoedelijk boven de armoedegrens omdat er toen veel werk was voor binnenschippers. De aloude exclusieve rechten van de erfelijke "vrije schippers" van Gent werden in die periode inderdaad drastisch afgebouwd zodat iemand die (zoals mijn voorvader) in 1746 als burger van Maastricht werd geboren, bij ons zijn beroep vrij mocht uitoefenen. Bovendien was Gent sedert het graven van de Coupure in 1753 de incontournable flessenhals voor alle commercieel trafiek tussen onze enige effectieve toegang tot de zee, de haven van Oostende, en het rijke binnenland - over de Schelde, de Leie en wat nog overbleef van de Lieve, de Sassevaart, de Moervaart en het Stekene Vaardeken. Joannes Schrans was als binnenschipper te vaak uithuizig om lid te worden van een Gentse vrijmetselaarsloge, zo dit hem al had aangesproken. Er bestonden toen te Gent inderdaad zeker twee, waarschijnlijk drie, Nederlandstalige loges met een zg. "democratische" samenstelling. Van één van deze loges was een ándere voorvader vermoedelijk wél lid. Hij woonde in het Gentse Sint-Pietersdorp (waar we vandaag overigens zijn samengekomen) en was garentwijnder in een ambachtelijk bedrijf aan het Huidevetterken. Ik laat u zijn identiteit zélf in het boek ontdekken. Ik vertel u dit alles om erop te wijzen dat Gent in die tijd een unicum was in de vrijmetselarij van de Oostenrijkse Nederlanden. In géén andere stad bestonden loges met een uitsluitend "democratische" samenstelling. In géén andere stad waren er Nederlandstalige loges. De 2de helft van de 18de eeuw was bovendien een tijdperk van contrasterende werkelijkheden. Naast de meer dan 50 % armen en hulpbehoevenden, de 35 à 40 ambachtslieden, klerken, onderwijzers, kapelaans, pruikenmakers,
140
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 141
suikerbakkers, plafonneerders, soldaten en winkeliers bestond er een vermogende bovenlaag van adel en hogere burgerij die vaak heer en meester was in de overige Gentse loges (welke uitsluitend in het Frans arbeidden). Bij het raadplegen van het boek zult u vaststellen dat drie prinsen, twee markiezen, tien graven, vier burggraven, twaalf baronnen, drie ridders en talrijke nietgetitelde edellieden lid waren van een Gentse loge - zonder de drie adellijke priesters (waaronder twee kanunniken) te vergeten die zich op de kolommen bij hen voegden. Ook de meeste kolonels-bevelhebbers van de nationale regimenten in dienst van Oostenrijk werden lid van een vrijmetselaarsloge te Gent. En de toekomstige veldmaarschalk en universeel gevierde auteur prins Charles Joseph de Ligne werd in 1769 in een Gentse loge tot de vrijmetselarij geïnitieerd. Bestond er tussen deze vrijmetselaars van uiteenlopende pluimage enige band van broederschap, enig gelijkheidsgevoelen? Waarschijnlijk wél in de lyrische symboliek van de tempelarbeid. Maar buiten de tempel hernam iedereen zijn “metalen”, m.a.w. zijn rang en stand. Ik citeer in het boek enkele ontnuchterende teksten die zulks bevestigen. Tussen die twee contrasterende werelden waren de Gentse loges toch in hoofdzaak bevolkt door solide Gentse poorters die de bakens naar een nieuwe wereld hebben verzet in de politiek, het openbaar ambt, de nijverheid, de wetenschap, het onderwijs, de schilder- en bouwkunst, de kunstambachten, het toneel - zelden in de letteren, vermoedelijk omdat de Gentenaar meer visueel is dan literair. Velen onder hen speelden nog een markante rol tijdens de eerste decennia van de 19de eeuw - een eeuw waarin ik me overigens veel minder thuis voel wegens de mensonterende sociale toestanden die gecreëerd, minstens gedoogd, werden door de ondankbare erfgenamen van een nochtans verfrissende, stimulerende achttiende eeuw voor wie ,ieder mens belangrijk was geworden. Over Gentse vrijmetselaars van de 19de eeuw zal ik dus géén boek schrijven. U zult het moeten stellen met wat u straks in handen krijgt. Tot zover de toespraak van Prof. Schrans.
Wij kunnen slechts beamen wat daarbij gezegd werd. Het eerste hoofdstuk is gewijd aan de Vrijmetselaars te Gent in XVIIIe eeuw. In hoofdstuk II worden de Gentse loges behandeld tot 1786. In hoofdstuk III gaat het over de leden van de Gentse loges tot 1786. Dit is niet zo maar een opsomming van de leden, want het beslaat 556 pagina’s. Voor ieder lid wordt er een maximum aan biografische gegevens vermeld. Hoofdstuk IV is een elementaire Prosopografie van de 18e eeuwse Gentse
141
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 142
Vrijmetselaars. Het bevat statistische gegevens van diverse aspecten. Volgt een uitgebreide bibliografie met niet minder dan 1633 (!) items. Naar het einde toe is er dan een Register van de persoonsnamen die ook weer 92 bladzijden in beslag neemt. Volgt dan nog een Register van de geciteerde loges, en dat zijn er veel meer dan men zou vermoeden; om tenslotte te eindigen met een Zaak- en Plaatsnamenregister. Oef! Nu zou het totaal verkeerd zijn te menen dat een zeer lijvig boek enkel maar over vrijmetselaars zou gaan, wat de indruk zou kunnen wekken dat het toch wat eentonig moet zijn. Maar dat is helemaal niet het geval, het gaat uiteraard over vrijmetselaars, zij worden zo een beetje gebruikt als kapstok waar een hele boel andere interessante aspecten aan opgehangen zijn. Wij krijgen een bijzonder boeiend beeld van het leven in het XVIIIe eeuwse Gent, ongekende of minder bekend beelden daarvan worden hier duidelijk gemaakt. Van die kant bekeken zou het even goed kunnen beschouwd worden als een boek over lokale geschiedenis. Iemand die zelf al eens opzoekingen gedaan heeft zal sterk onder de indruk komen van dit jarenlange intensief studiewerk dat de samenstelling van dit boek gevergd heeft. Het boek heeft een formaat van 15,5 x 24 cm. en bevat 831 bladzijden. De prijs bedraagt 59 euro wanneer het afgehaald wordt in het “Liberaal Archief” (dat er trouwens de uitgever van is), Kramersplein 23 te 9000 Gent. Tel. 09.221.75.05. Wie het thuisbezorgd wenst, schrijft 67,00 euro over op Rekening 001.5725696.56 van het “Liberaal Archief”- Gent. Degenen die het boek niet gezien hebben kunnen misschien denken: die prijs is niet mis. Wel, het is geen euro te veel. Trouwens, dergelijke boeken zijn onbetaalbaar. Wie kan er een prijs zetten op vele jaren intensief studiewerk? Iets staat wel vast, de initiatiefnemers zullen er niet rijk van worden.
De VIAT had het schitterend idee een tentoonstelling en een boek te wijden aan “Armand Heins. Etser, lithograaf en drukker.” Armand Heins was een bijzonder verdienstelijke Gentenaar die veel veelzijdiger was dan de titel van het boek laat vermoeden. Hij was bovendien een kunstschilder,een archeoloog en een felle, onvermoeibare verdediger van ons rijk patrimonium. Meer dan een eeuw geleden maakte hij deel uit van een schare Gentenaars die een verbeten strijd voerden voor het behoud van onze monumenten en stadsgezichten. Voor iemand die een beetje vertrouwd is met onze lokale geschiedenis: allemaal mensen met allure. Ze behoren nu allemaal tot het verleden en werden -
142
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 143
helaas - nooit vervangen, een gemis dat zich pijnlijk laat voelen. In onze moderne tijden vindt men het gepast monumentencommissies af te schaffen, iets wat aanleiding geeft tot catastrofale gevolgen. Armand Heins was niet alleen een rasartiest, hij had ook een enorme interesse voor onze lokale geschiedenis. Hij maakte - we zullen maar zeggen “vanzelfsprekend” - deel uit van de “Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent”. Aan hem en Paul Bergmans is het te danken dat wij nu beschikken over een "Inventaire Archéologique" met 570 fiches met precieze gegevens over onze talrijke gevarieerde kunstschatten, inlichtingen die anders verloren zouden zijn gegaan. Het boek begint met een “Een blik op Gent ten tijde van Armand Heins”. Het geeft een zeer boeiend beeld van het “Gent van toen”. Zeer leerrijk, want de meesten onder ons hebben geen flauw idee van hoe het er toen aan toeging. Volgt een zeer uitgebreide biografie van Heins “Armand Heins en de lithografie.” De etsen van Armand Heins, Catalogus van de etsen (niet minder dan 201), Gelegenheidsdrukwerk, Armand Heins, een “Artiste Peintre” met archeologische blik, Armand Heins en het “Musée des Modèles”, Armand Heins en de “Bibliothèque spéciale d'art décoratif” en het “Musée des Modèles” te Gent, 1904-1931. (Armand Heins lag aan de basis van de stichting van het "Museum voor Sierkunst” en was er trouwens de eerste Conservator van). Het boek eindigt met een uitgebreide Bibliografie. Op de meer dan 180 afbeeldingen die het boek bevat, kan men zien dat de minste details er duidelijk op afgebeeld staan. Er volgt dan een gevoel van “niet begrijpen”. Waar haalde die man in hemelsnaam de tijd om dat allemaal te tekenen? En we zien dan toch maar een klein deel van zijn onmetelijk oeuvre. Dit boek heeft een formaat van 20,5 x 27 cm. en bevat 270 bladzijden. Er bestaan 2 versies: Ingebonden 25 euro. Met slappe kaft 15 euro. Te bekomen in het MIAT, Minnemeers, Gent. Vanzelfsprekend een aanrader. H. C.
143
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 144
VRAAG EN ANTWOORD
Vraag van de heer Daniël Van Ryssel: Charles Jean Duprez werd geboren in 1873 in de Burgstraat 88. Zijn vader Philippe was grondeigenaar en particulier. Charles woonde tot in 1901 in de Burgstraat en is dan naar Saint-Pair, Normandië, Frankrijk vertrokken. In 1902 werd hij in Gent uit de bevolkingsregisters geschrapt. Charles Duprez werd librettist. Hij debuteerde in Minard met Les Colinet. Zijn Méprise kende succes te Doornik. La Valise d'Hector werd gespeeld te Spa. Tegelijk schreef hij ook gedichten, gebundeld in Les Lueurs. Zijn Signe de Lucette, komedie in verzen, werd bijgewoond door de koningin. In 1900: de opera “Ariane”. In Parijs kwamen op de planken: Les perles d’or, Le Dol de Philémon (40 opvoeringen), 5 bis Rue de la petite Vertu (60 voorstellingen). Zijn pikante liedjes werden gezongen op de boulevards en in de casino's. In 1902 behaalde hij te Brussel de eerste prijs in een wedstrijd voor librettisten met zijn vaudeville Le Faune de la rue Chauchat. We hebben noch op de universiteit, noch in het conservatorium kunnen achterhalen wat er van hem na 1904 geworden is. Weet iemand dat wel?
144
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 145
LEZERS SCHRIJVEN ONS
Van de heer Guido De Bruyker ontvingen wij volgend schrijven: In uw Gentse memoriedagen 1-6 november merkte ik twee foutjes op. Het eerste betreft eigenlijk maar een “drukfoutje” - in de figuurlijke zin dan, waarop men in Gent dit woord bezigt: onder 4 november 1888 leest men “in het begin van deze eeuw”, terwijl bedoeld is de 20e, de vorige eeuw - begrijpelijke gewoonte, weet ik van mezelf, voor al wie 50, 60 of meer jaren van zijn leven in de 20e eeuw heeft doorgebracht. Het tweede betreft de Gentse première van Mozarts Don Giovanni. Volgens Prospère Claeys (wiens “Histoire du théâtre à Gand” vermoedelijk ook uw bron was) gebeurde dat op 5 oktober 1806, niet november. Deze schoonheidsfoutjes konden voor mij NB de pret aan deze rubriek niet bederven, die zoals ik vroeger al liet weten, tot mijn favorieten behoort in Ghentsche Tydinghen. Ook blij dat Paul Lebrun even ter sprake kwam - een van de beste Gentse componisten, wiens muziek nooit meer klinkt. De volgende brief kwam van de heer Eddy Levis: Het artikel: “De Storse of den onwilligen confident” verschenen in het vorige nr. (nov.- dec 2009) kan tot enig wenkbrauwgefrons leiden. Het is nl. het derde deeltje van een reeks artikelen, opgediept uit “Den Nuttigen en Koddigen Gendschen Almanak...” uit 1830. Een aantal artikels dat een beeld geeft over de mode van deze periode en vooral iets vertelt over de spreek- en schrijfwijze van het toenmalige A.N./Gents. Wat in het laatste nr. verscheen was het derde en laatste deeltje van een geheel dat eigenlijk vorig jaar hoorde gepubliceerd te worden bij “Samenspraak tussen eene juffrouw en eenen jongeling in den schouwburg te Gend” en de tekst “Modeliedeken” die te vinden zijn in het laatste nr. van vorig jaar! (pp. 402409). Ik kan wel begrijpen dat er toen plaatsgebrek was maar een woordje uitleg bij het laatste stukje in de zin van: ‘Vervolg v. art. “Gentsch spant de Kruune” uit het nov. - dec. nr. 2008’, had al veel duidelijk gemaakt.
145
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 146
HET KRONIEKJE VAN EEN OUDE GENTENAAR
Vandaag met de D, de E en de F. -
-
Iets in ‘t Dak steeke: opgeven, van iets af zien. Danzereus: gevaarlijk. Deefoo: een gebrek. In deefoo zijn: ongelijk hebben. Eten gelijk nen Delver: veel eten. Déranzement: het storen. Ekskuseer mij veur ‘t déranzement: omdat ik u lastig val. De Schalsen: de ongeschoeide karmelieten. Vervorming van Discalsen. Devâor: Voor devoir.Hèdd’euwe devâor al gedâon? Hebt gij uw huiswerk al gemaakt? Devûure: zijn devûure doen = zijn best doen. Diefrense; het verschil. Dijsendag: dinsdag. Van Dokske gebâore: doen alsof men van niets weet. Zo leren de ketters maar zij Dolen, want zonder gekapt vlies ès de frikandon onmeugelijk. Hij hee ter nie veele an Dûu gedâon: hij heeft er niet veel van terecht gebracht. Iets in de Duuboek schrijve: Op iets niet meer rekenen. Er van af zien. Om den diene Duud te krijge zal onze Lieven Hîere zijn hemdsmèwe moeten opstrûupe: Wordt gezegd van een taai iemand. ‘t Duumaneke rijd’over mijn lijf: wanneer men koude rillingen heeft op de rug. Zu Duuf als ‘nen hirpel: potdoof. ‘nén Dreupel: een borrel. Zu zot als een Drilnote: volledig gek. ‘nen èwe Duiker: een oude man die in het geniep nog naar de vrouwen kijkt. Van Duvels drûume: gezegd van kinderen die embêtant doen. Zu grijs als een Duive: volledig grijs. Ge zult da doen of den Duvel zal de kisse hèwe: dreigende taal. Den Duvel ligt dâor mee jonkskes: het is daar niet pluis, het deugt daar niet.
146
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 147
-
‘nen Dwáozekluut: een dommerik. Van Es ten ende: van het begin tot het einde. Zu Effen als Sente-Pieter zijn veurbroek. Dâor zoe ‘nen Engel zijn pasjense bij verlieze:iets vervelends dat blijft duren. Hier stond den Ezel stille in hij balktege: wanneer men aan iets begonnen is en niet verder kan. Eintse: eentje. Hij hee eintse op = hij is dronken. We gáon der nog eintse gâon pake = Wij gaan nog iets gaan drinken. Eindelijnge: eindelijk. Esprit de sel: Chloorwaterstof, gebruikt om iets te ontroesten, te ontkalken. Ezelsûure: de omgeplooide hoek van een bladzijde. Fernijs: Fornuis. Fichu: 'Is naar de vaantjes. Kapot. Foetebagatelle: Iets van weinig belang, van weinig waarde. Fourche: de vork van een fiets. Frappant: treffend. Friende: Franje. Fuke: Iets dat versleten is. Een fuke van een hoed. Fûure: het achterwerk. Tegen een kind: Aos ge nie bráove zijt gâode wa kletse op eu fûure krijge. Hugo Collumbien
147
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 148
OUDHEIDKUNDIGE KRONIEK
In Juni 1922 publiceerde Alfons Van Werveke in “De Gazet van Gent’ een kroniekje over DE GRACHTEN VAN DE STAD GENT.
Wij hebben reeds gezeid in een vorig artikel, dat men het woord gracht in de namen van de Gentsche waterloopen niet altijd moet nemen in zijn eigenlijke beteekenis. Eigenlijk is een gracht een door menschenhanden gegraven waterloop, dienende tot afperking van een stuk grond, tot afleiding van het water of tot verdediging van een sterkte of een stad. Te Gent waren er destijds verschillende natuurlijke waterloopen, hier en daar wat rechtgetrokken en uitgediept, die men ook gracht heette. Zoo, bij voorbeeld, de Schipgracht, waarvan wij reeds spraken, en de Ottogracht, waarover wij een en ander willen mededeelen. Die gracht was zonder eenigen twijfel één der talrijke armen van de Leie aan den noordkant van de Kuip van Gent. De officieele lijst van 1812 noemt ze de Ottogracht. Marcus van Vaernewijck vertelt het volgende: “In ‘t jaar ons Heeren 980 waren de duynen oft zeebergen gedaen doorgraeven bij den Keyzer Ottho die derde. Dees doorgravinghe dede Ottho doen, soo eenighe schrijven, naer uitwijsen van eenen tractate tusschen hem ende den Coninck van Vranckerijcke, om te bewijzen dat daer het Keyserijcke scheedt van die Francksche Croone, ende ooc om die commediteyt van den lande van Vlaendren, also hij meynde, ende dese delvinghe wiert genoemt naar hem Otthogracht”. Er is hier eigenlijk geen spraak van onze Ottogracht, maar van de Sassche vaart, die aan het Sluizeken begon. Maar om het even: de zaken zijn sedert eeuwen verward. ‘t Is jammer, dat Vaernewijck zijne bron niet heeft aangeduid. Zonder twijfel is het de kroniekschrijver Jan van Thielrode, die op het einde van de XIIIe eeuw leefde. De woorden van Vaernewijck doen veronderstellen, dat in het tijdstip, dat hij schreef (1566) de naam Ottogracht door het volk niet werd gebruikt. Maar laat ons de chronologische orde volgen en ons beroepen op echte oorkonden. In de XIIIe eeuw noemt men den waterloop de Gracht, in 1327, De Gracht over de (Vrijdag)markt, in 1337 de Gracht, in 1418 de Gracht aan Hoskinsbrug, in 1430 de Gracht achter de Vrijdagmarkt, in 1432 de Gracht bij het Hof van Herzele, in 1476 de Gracht achter de Markt, in 1532 en in 1535 Sint-Jacobsgracht achter de 148
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 149
Vrijdagmarkt, en in 1674 de Hottegracht, in 1686 het Baudelooleitje en, van dezelfde hand, het Baudelooleitje, en in 1790 de Ottogracht gezeid Baudelooleitje; Goethals (1796) en de Vreese (1799-1800) noemen ze de Ottogracht evenals de officieele lijst van 1812, zooals wij reeds zagen. Uit dat alles blijkt, dat gedurende gansch de middeleeuwen de gracht nooit den naam van keizer Otto heeft gedragen, en dat het slechts na Van Vaernewijck is, in den aanvang of in het midden van de XVIIe eeuw waarschijnlijk, dat de naam van den keizer te voorschijn komt. Wij moeten hier zeggen, dat een leemte in de reeks van onze oorkonden ons belet het tijdstip nader te bepalen. Wij hadden reeds een beschrijving moeten geven van de gracht, die bepaaldelijk te Gent den naam Ottogracht droeg, en waarvan de naam der kaai kwam, die er langs lag. Deze is, door het innemen van de opgevulde gracht, een breede straat geworden. De gracht begon aan de Leie, aan de plaats, waar de Kromme Walbrug werd gelegd als ze opgevuld was. Ze besloeg de helft ongeveer van de straat, thans Kromme Wal geheeten, namelijk de helft langs de zijde van de Vrijdagmarkt; verder de helft, langs de zijde, van de huidige Ottogracht, sneed aan de Bibliotheek de straat door om, onder een brug weg, den muur van die Bibliotheek te bespoelen en de gracht te vervoegen, die langs de andere zijde van het gebouw lag, en te vloeien onder de Karnemelkbrug, aan den aanvang van het Steendam, en waarvan de ligging nog wel te onderscheiden is. Onder de Ottogracht lagen, buiten de zoo even genoemde Baudeloo, Bibliotheek of Lyceumbrug, de Wolfbrug, de Tooverheksbrug en de Spelden- of Hoskingsbrug. De Ottogracht werd opgevuld bij besluit van den Gemeenteraad van 15 Juni 1872.
De Kromme Wal. Tot in het jaar 1874 was de Kromme Wal, dien we reeds vermeld vinden in een oorkonde van 1418, een straat zonder einde, die uitliep op de Leie. Rechts, als men in de straat kwam, stonden de huizen, die men thans nog ziet langs de zijde van de Goudstraat. Links waren een reeks woningen, waarvan de achtermuur van den tuin door de Ottogracht wordt bespoeld. Die huizen stonden op een gebogen oever, een krommen wal, van waar dan ook de naam der straat komt. In 1874, twee jaar na de demping van de Ottogracht, brak men de huizen aan de linker zijde der straat af en in 1875 bouwde men de Kromme-Walbrug om de veel verbreede straat aan het Sluizeken te verbinden.
149
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 150
St-Elisabethgracht. Reeds in oorkonden van de XIVe eeuw is die naam te vinden om de gracht aan te duiden, die het Groot Begijnhof insloot, en ook de straat, die evenwijdig liep met het zuiderlijk gedeelte van die gracht en waarvan ze gescheiden was door de huizen, die op den oever stonden Sinte-Elisabeth is de beschermheilige van het Groot Begijnhof, dat vele eeuwen onder haar naam stond bekend. Eerst in de XVIIIe eeuw begon men den naam Begijnengracht te gebruiken. De groote hervormers, die meenden met een pennetrek de herinnering aan een verafschuwd regeeringsstelsel te doen verdwijnen, beslisten 8 April 1799 dat (wij vertalen) “de Elisabethgracht zou geheeten worden de Weduwengracht”. Dat had echter geen duur, want 15 December 1812 besloot meier Van der Haeghen, dat de straat, “die weleer Begijnengracht heette, voortaan Elisabethgracht zou genoemd worden”. De straat is gebleven, maar de gracht is verdwenen. Ziehier in welke omstandigheden. Onder het oud bewind, viel het baggeren van de rivieren ten laste van de oeverbewoners. Als de Schepenen het oogenblik gekomen achtten om dat werk te doen uitvoeren, zonden ze den stadsomroeper met zijn trompet door de straten om te verkondigen, dat de rivieren moesten gekuischt worden en de nalatigen te verwittigen, dat hun een boet wachtte. Het baggeren geschiedde gewoonlijk bij gebuurten en elke oeverbewoner betaalde zijn deel in de kosten. Onder het nieuw regeeringsstelsel was ‘t landsbestuur, de provincie of de stad, die de baggerwerken uitvoerde of... dat verwaarloosde. Gedurende de Fransche bezetting van Sint-Elisabethgracht aan het stadsbestuur om zich te beklagen over het drabbig water der gracht en te betoogen, dat het onmogelijk was daarmede nog langer bier te brouwen. Ze vroegen een einde te stellen aan dien toestand. Het regelmatig baggeren van de kleine waterloopen werd in de XIXe eeuw hoe langer, hoe meer verwaarloosd en, toen de klachten omstreeks 1865 buitengewoon ernstig en talrijk werden, stelde men vast, dat de gemakken van de huizen der Sint-Elisabethgracht en van die op de oever in het Begijnhof op de gracht uitloosden. Het schijnt dat de typhus zonder onderbreking heerschte in de huizen van Sint-Elisabethgracht. Dat is nogal waarschijnlijk ook. Er diende natuurlijk flink ingegrepen te worden. Zou men nu regelmatig de gracht baggeren en de bewoners verplichten aalputten op hun eigendom te maken? bij lange niet! Men vulde de gracht op! Dat was een der eerste stappen tot de vernietiging van dat prachtig, heerlijk stadsgedeelte, dat het Groot Begijnhof was, waarvan we, als kind nog, al de schoonheid genoten. Evenzoo, na lange winters achtereen al het stadsvuil in de Houtleie te hebben uitgestort, stelde men vast dat die gracht vol slijk lag:
150
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 151
cholera! typhus! riep men met afgrijzen. Baggeren? dat niet! Opvullen, dat deed men en den grond verkoopen om, in plaats van een eigenaardige kaai, een straat met een blinden muur te bekomen. Effen maken, rechttrekken, opvullen en... het betreuren als het te laat is, dat is de leus! A. Van Werveke
ERRATUM In ons nr 6 van 2009, p 464 en 466, publiceerden wij de lijst van onze Beschermleden en Steunende Leden. Wil het foutieve 2008 vervangen door 2009.
151
Binnenwerk maart/april_September binnenwerk OK 5.0 16/03/10 11:07 Pagina 152
SCHETS VAN GASTON DE BRUYCKER
De Biezekapel met nog gemetste muur.
152
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 153
GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring Gent V.Z.W. 39e jaargang nr. 3 mei - juni 2010
Inhoud - Erik Dekeyser: De Vrije Ambachtslieden van de Nering van de Wijnschroders, gezegd Kraankinders. - Paul Bergmans: Inventaire Archéologique: Boekband van Gérard Godfrey van Graten. - Pierre Kluyskens: Het Kanaal van Terneuzen. - Luc Devriese: Ghendtsche toestanden: Verbod op spelen met ballen, stokken, stenen, kaarten en teerlingen in het Stadhuis (1743). - Luc Devriese: Blaaspijpschutterij: Een aanvulling. - Erik De Keukeleire: De Wintervelodroom in het Citadelpark. Deel 1: 1922-1926 - Daniël Van Ryssel: Minder bekende en of verdwenen locaties: Markten. - Hugo Collumbien: Gentse Memoriedagen: 17-18-19-20-21 november. - Daniël Van Ryssel: Vergeten Gentse schrijvers: Pierre Louÿs. - Bibliografie. - Vraag en Antwoord. - Lezers schrijven ons. - Hugo Collumbien: Het Kroniekje van een oude Gentenaar. - Alfons Van Werveke: Oudheidkundige kroniek: De Bargie van Gent op Brugge - De Bruycker: Ingangspoort in de Abrahamstraat. - Dit bestaat niet meer. De Plezante Vest.
153
154
172 173 182
184 186
204 209 225 228 234 237 240 245
247 248
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 154
DE VRIJE AMBACHTSLIEDEN VAN DE NERING VAN DE WIJNSCHRODERS, GEZEGD KRAANKINDERS
Kon ik maar ooit de fiere kraankinderen uit het magische ruim des tijds ophijsen, hun boeiende levensverhaal zou bij elke tred in het treerad opwindend herrijzen, en zoals uitgelezen most langzaam tot mooie onvergetelijke wijn rijpt, zo zou hun vergane levenswandel ons gistend voor de geest kunnen rijzen... Wijnschroders waren ambachtslieden die de vracht onder meer uit de schepen losten en laadden. Ze kelderden vervolgens de wijn in bij de wijngrossiers of de wijntaverniers. Wijnschroders waren dus havenarbeiders die daarenboven het alleenrecht bezaten om alle in Gent gekochte of verkochte wijn te lossen, te laden en te vervoeren. De wijn kwam uit het buitenland, zo o.m. uit Duitsland, Spanje en Frankrijk. De tonnen uit Frankrijk en Spanje b.v. kwamen via de zee toe in Middelburg en Damme, werden daar overgeslagen op Gentse schepen die de vracht langs de Lieve naar de Kraanlei brachten. Andere vrachten kwamen sedert de XVIe eeuw via de Sassevaart of sedert 1625 via de Brugse Vaart naar de Gentse haven. Bij gebrek aan een goede weginfrastructuur kwam de vracht ook via rivieren als de Leie en de Schelde uit Frankrijk naar Gent waar de wijnschroders de vracht verder behandelden. Daartoe bedienden zij de grote kraan aan de Kraanlei waar zich de wijnmarkt bevond, daarom dat de wijnschroders in de volksmond ook wel eens Kraankinders werden genoemd. Kind werd hier gebruikt in de betekenis van knecht of dienaar en niets wijst erop dat er kinderen de kraan zouden bediend hebben. Zij waren dus het best geplaatst en kregen het Het wapen van de wijnschrorecht om ook nog naast wijn, siroop, traan, mede, ders: Op een zilveren veld met azijn, olie, honing alsmede kanonnen of molenhermelijnstaarten, stenen te lossen. een houten vatsleper. Devies: Te cerebro metire tuo
154
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 155
Uit Sanderus’ Flandria Illustrata van 1641. De grote kraan aan de Kraanlei (boven letter G, de Vleeshuisbrug) alsook de St.-Veerlekerk (E) en het Groot Vleeshuis (letter C) aan de Groentenmarkt.
SCHROOIEN Schroden of schrooien betekent o.a. zware lasten op- en afladen. Wijnschroden betekent naar omhoog of naar beneden rollen of schuiven over een schrootladder, een primitieve houten ladder met een minimum aan dwarslatten, van vaten of fusten. Ook het met een kraan manipuleren van vaten valt onder dezelfde betekenis. Men gebruikte ook nog houten vatsleden die door paarden werden getrokken. Er bestonden korte en lange schrootladders en later werden ook korte schrootladders op wielen gebruikt welke men een korte wagen noemde, waarmee hier de etymologie van het Gents woord kortewagen (of kruiwagen) is verklaard.
KRAAN Het type kraan zoals de kraankinders gebruikten werd reeds door Archimedes uitgevonden en bleef in Europa in dienst tot de Engelsen omstreeks 1862 kranen installeerden die werden aangedreven door stoommachines. De oprichting van een kraan nabij de Vleeshuisbrug aan de Kraanlei gebeurde op 6.8.1354. Sommige bronnen (b.v. Ronald De Buck) melden ook het schepenjaar 1353-1354 maar andere bronnen zeggen dat de kraan er in 13641365 kwam op het perceel Kleine Vismarkt, Leie, Kraanlei. Deze zogenaamde wijnmarkt was samen met een stuk omheining afgesloten met een poort, bewaakt door officianten van de stedelijke wijnpachters. De kraan lag toen aan de basis van de ontwikkeling van de wijnactiviteit in Gent, waar de vaten naast het lossen ook geroeid (peilen en meten), belast en verhandeld werden. 155
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 156
De bediening van de kraan, waartoe de wijnschroders zelf verzocht hadden, was een gans spectakel. Aan weerszijden van de constructie was een groot treerad bevestigd waarin de zes à tien kraankinders lopend een windas in beweging brachten. Er moesten natuurlijk ook herstellingen gebeuren aan de kraan. Zo zien we dat Frans Mast (1664-1721) fs Cornelis in 1690 aan de grote kraan deze werken uitvoerde. Toen in 1754 met de bouw van een nieuw neringhuis voor de wijnschroders aan de Kraanlei werd gestart werd er ook een nieuwe kaai aangelegd. Met de teloorgang van de ambachten en de nering van de wijnschroders of kraankinders verdween mettertijd ook die kraan ca 1836. Ronald De Buck schrijft echter in zijn boek over ‘Van Wijn in Gent’ dat de kraan reeds verdwenen was in 1754 bij de bouw van het nieuw neringhuis. De kraan, zoals er een stond op de Kraanlei staat afgebeeld op een nieuwjaarskaart van de kraankinders uit 1819 (zie afbeelding). Op het dak staat het jaartal 1512, wellicht de datum waarop aan de Kraanlei een nieuwe kraan werd geplaatst. Verder bemerken we een aantal symbolen als de Gentse Leeuw (stad Gent als eigenaar) en een bacchus (als winceurder - wijnkeurder) met gespreide benen
Nieuwjaarskaart van de wijnschrodersnering uit 1819 met een tekening die dateert van 1512. Bemerk de bacchus, de pauw en de Gentse leeuw op het dak.
156
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 157
Zicht op de Lievebassin omstreeks 1750 met links de kraan, (kopie van een werk van Van Siclers).
op een wijnton. Op een draaispil die de familie Mast symboliseert, zit een vogel, een pauw die de familie De Pauw symboliseert. Door zijn lange nek en grote staart kwam men ertoe deze vogel als symbool voor de grote kraan aan te duiden. Op de voorgrond bemerken we de bevoorrechte goederen van de kraankinders: wijnvaten, een kanon en een molensteen. Op de achtergrond een schip met drie scheepsvlaggen. Sedert het einde van de XVIe eeuw was dit ambacht een monopolie geworden van de families MAST en DE PAUW. De functie van kraankind was dus erfelijk. Deze twee families bezaten sinds de middeleeuwen het alleenrecht tot het uitoefenen van dit ambacht. Ook bij de familie Van der Straeten was het erfachtig, maar deze familietak is reeds vroeg uitgestorven. Een tweede kraan werd tussen 1619 en 1639 opgericht aan de Lievekom (zie afbeelding), dit bevond zich tussen de huidige Lievekaai en Augustijnenkaai naast de Lievebrug. Ze was wellicht merkelijk kleiner dan deze aan de Kraanlei aangezien men steeds spreekt van de ‘cleene craene up de Lieve’. Ook aan deze kraan moesten soms herstellingen worden uitgevoerd. Hier is het ook Frans Mast (1664-1721) fs Cornelis die o.m. in 1719 aan de kleine kraan herstellingen deed. De Lievekom zelf werd aangelegd tussen 1583 en 1611 en was de tweede belangrijkse aanlegplaats van Gent. Tussen ca 1600 en 1700 was zij van groot belang voor de toenmalige economie van Gent. Eens na 1720 had de Lieve 157
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 158
Document van 15 december 1699 waarin de wijnschroders (kraankinders) onder plechtige eed verklaren Gezworen Kraankinders te zijn... (SAG - Reeks 156/25 wijnschroders - nr. 7, insinuatie). 15e xbre 1699 (15.12.1699) - Compareerden voor mijn Ed(ele) Heeren Schepenen vande Keure der Stadt van Ghendt in persoonen Jan Mast fs Jan; Jan Baptist De Pauw fs Pieter; Guille De Pauw fs Pauwel; Joos Mast fs Gaultier; Lieven De Pauw fs Pieter; Lucas Mast fs Lucas; Frans De Pauw fs Gillis; Norbert De Pauw fs Pieter; Pieter De Pauw fs Pieter; Antone Mast fs Michiel: Guill(aum)e Vander Straeten fs Gillis; Guill(aum)e; Frans Mast fs Cornelis; Jan De Pauw fs Danneel; Guill(aum)e De Pauw fs Jan; Anthone Mast fs Cornelis; Frans Mast fs Michiel; Augustijn Mast fs Joos; Jacques Mast fs Jacques; Pauwel fs Joos; Jacques Mast fs Cornelis; Pieter Mast fs Pieter; Pauwel De Pauw fs Danneel, welkce comp(aran)ten onder solemnelen eedt hebben verclaert gheswooren Craenkinders te sijn deser voorn(oemde) stadt, de Con(inklijke) Ma(jestei)t midtsg(aeders) Stadt ende Raedt goet ende ghetrauwe te sijn, de H. Catho(lieke) Roomsche Religie vooren te staen ende onderhouden, de voor(chreven) functie wel ende ghetrauwelijck te bedienen tot conservatie van de Rechten van de Compoiren vande wijnen soo vanden lande als vande stande, ende Dienvolgende gheen wijnen te lossen ende wercken uyt kelders van de cooplieden grossiers oft ander particuliere persoonen (...).
158
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 159
aan belang ingeboet. Er kwamen nog slechts 4 schepen per dag en tegen het einde van de XVIIIe eeuw was de kraan en de Lievekom praktisch onbruikbaar geworden. Deze kraan werd op 4.8.1787 openbaar verkocht om gesloopt te worden. De reden daarvoor was dat men aan de Coupure, aan de kaai van de St.-Agnetekom, een wippe had geplaatst. Dit werktuig was eenvoudiger en gemakkelijker te bedienen. Met het verdwijnen van de kraan aan de Lieve verdween ook alle havenactiviteit aldaar. Tussen 1834 en 1836 werd deze havenkom grotendeels gedempt, ontstond er een ruimte voor het parkeren van stootkarren en verhuiswagens die niet langer aan de Korenlei welkom waren en na de jaren 1960 werd het een parkeerplaats voor auto’s. Met de heraanleg van de Lievekaai in 1998 kreeg zij een aantrekkelijker uitzicht met een beperking aan parkeerplaatsen. Een derde kraan bevond zich sedert de XVIe eeuw aan de Schelde nabij de St.-Pietersabdij aan de overzijde van de huidige Muinkkaai en die vooral gebruikt werd bij uitbreidingswerken aldaar en de bouw van hun nieuwe kerk die beÍindigd werd in 1636. Na 1780 maakten de kraankinders dus gebruik van de kraan (De Wippe) aan de St.-Agnetekom aan de Coupure (links); nabij het keizerlijk entrepot dat gebouwd werd in 1779-1780, op de plaats van het huidig zg. Blindenhuis of het J.L. Van Caeneghemgesticht uit 1852. De Wippe bestond uit een T-vormige kraan met drie katrollen en een zware ketting waaraan soms 20 mannen moesten trekken. Deze kraan werd vernieuwd in 1837 maar verdween in 1885.
MAST EN DE PAUW Reeds in het begin van de XIIIe eeuw werden sommige ambachtsgilden erfelijk in rechte. Bij de vleeshouwers was de zaak beklonken in het schepenjaar 1325-1326. In een document van 1674 leest men dat de kraankinders behoren tot de families Mast, De Pauw en Van der Straeten. Ze was eigenlijk niet erfelijk in rechte, maar er was wel een streven naar. Opvallend en uitzonderlijk is ook dat bijna alle leden van de familie Mast ook tot de Vrije Nering van de Vrijschippers behoorden en het merendeel zelfs tot beide neringen. Bij een telling op 15.12.1699 was de nering van de wijnschoders uitgebreid van 15 naar 23 leden, waaronder 12 van de familie Mast, 10 van de familie
159
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 160
De Pauw en 1 van de familie Van der Straeten (zie kopie hiervoor). Toen op vraag van de Raedt Fiscael op 15.4.1769 een lijst werd gemaakt van de kraankinders werden er 22 personen geteld waarvan 14 met de naam Mast en 8 met de naam De Pauw. Bij de inval van de Franse Republikeinen eind XVIIIe eeuw telde de nering nog 34 wijnschroders waaronder 21 met de naam Mast en 13 met de naam De Pauw. Wijnschroders waren enkel kerels met spieren als slangen die kans maakten om door te breken. Er was trouwens een proef die heel wat kandidaten deed opschrikken. De kandidaat moest minstens 23 jaar oud zijn, een zware kabel dragen van het neringhuis aan de Kraanlei tot de Koestraat en er rechtsomkeer maken en zonder op adem te komen terugbrengen naar het neringhuis.
NERINGHUIS Een eerste neringhuis van de wijnschroders – gekocht op 15.5.1441 – bevond zich in de eerste helft van de XVe eeuw in de huidige Corduanierstraat in het Patershol. Neringen keken doorgaans uit naar een lokaal in de onmiddellijke nabijheid
Op het perceel Kraanlei / Kleine Vismarkt / Leie staat het oude neringhuis van de Wijnschroders (rechts) uit 1640 haaks op het nieuwe neringhuis van 1755 (links) (foto Erik Dekeyser).
160
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 161
Op het perceel Kraanlei / Kleine Vismarkt / Leie staat het in 1993 gerestaureerde nieuwe neringhuis van de wijnschroders uit 1755. (foto Erik Dekeyser).
van het werk. Het lag dan ook voor de hand dat de kraankinders hun neringhuis bij de grote kraan aan de Vleeshuisbrug zouden optrekken in 1508. Het was dus daar dat zij sinds oudsher hun neringhuis bezaten dat na de opstand van de Gentenaars in 1540 door Keizer Karel werd verbeurd verklaard. In 1542 werd het neringhuis verkocht. Door de teruggeschroefde wijnschrodersprivileges en door genoeg te sparen konden zij in 1545 hun voormalig lokaal terugkopen. Dit werd o.m. bewerkstelligd door Baven Mast, +1571 (fs Arend) als cnape van de vrije schippersneringen en als gezworene van de vrije nering der wijnschroders. Het neringhuis onderging in 1640 een versteningsproces en in 1728 kregen de wijnschroders de toelating om hun neringhuis ook als herberg te gebruiken die ze ‘In Nantes’ noemden, naar de stad aan de monding van de Loire in Frankrijk. Zo vinden we er Pieter Rosseel (°1725) vanaf 1745-1746 als gezworen tavernier uitbater van het cabaret. Hij was gehuwd met Petronilla Mast (fa Jan Frans). Zijn schoonvader Jan Frans Mast (fs Frans) heeft er ook een tijd gewoond en overleed er in 1745. Het neringhuis werd toen ook wel In de groote craene genoemd. Architect A.R. Janssens (1881-1953) reconstrueerde in 1912, met het oog op de Wereldtentoonstelling van 1913 dit gewezen lokaal van de kraankinders. 161
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 162
Thans is daar de geschenkenzaak Craenkindershuys, Kraanlei 2, gevestigd. In 1754 vatte de vrije nering van de wijnschroders het plan op een nieuw neringhuis te bouwen haaks op het bestaande gebouw. De plannen werden getekend door Architect David ‘t Kindt (1699-1770) en op 14.6.1755 bekwamen zij de bouwvergunning. Na enige tijd verrees daar een prachtig huis dat in 1786 door bouwmeester Bertrand nog werd verbouwd in een Lodewijk XVe stijl, zuivere rococo. De hoofdgevel telt elf traveeën, de gevel aan de Kleine Vismarkt telt er vijf. Ook in dit gebouw hield Pieter Rosseel er in de tweede helft van de XVIIIe eeuw verder herberg ‘In Nantes’. Bij de inval van de Franse Republikeinen en met de wet Le Chapelier van 1791 werd de gilde en elke vorm van beroepsorganisatie afgeschaft, het neringhuis werd in beslag genomen en openbaar verkocht: Déchargeurs de vins – une maison séparée en deux habitations, savoir: un cabaret nommé Nantes habité par Pierre De Pauw et une boutique. Het kreeg uiteraard een andere bestemming, maar in 1803 bemerken we dat de kraankinders er nog steeds huisden. In 1849 werd dit huis eigendom van handelaar Jan De Coster en vervolgens van weduwe Fiers. Een ander deel van dit pand kwam in 1845 in het bezit van Jan Baptist De Coninck die in 1838 ook reeds de twee huizen aan de overzijde (Kleine Vismarkt 1 en 3) van de familie Joseph Bernard Mast-Carprieaux had gekocht voor de som van 28.000 fr. Begin 1904 was daar in de rechtervleugel nog steeds café-restaurant Nantes gevestigd. Het was een gastronomische pleisterplaats die zowel voor wat betreft de keuken als voor de wijnkelder zeer op prijs werd gesteld. De hoofdpoort van dit gebouw gaf toegang tot de volksboekerij Het Davidsfonds. Nantes verdween, het Davidsfonds verhuisde en samen met een lederwarenhandel vond sedert 1915 het warenhuis Volksbelang er een onderkomen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog bevond zich daar tussen 1942 en 1944 de opeisingsdienst van de Duitse Bezetter. Tot 1985 was er na een nieuwkuis (Martin Shop) een textielzaak gevestigd. In 1981 werd het een beschermd monument. Het huis dat eigendom geworden was van ‘nv De Ledebergse’ had een gevel die eigendom was van de Stad Gent en was aan een zware doodstrijd bezig. Na een moeizaam gevecht van administratief en bestuurlijk kluwen begon in 1992 de restauratie en werd het wijnschrodershuis in ere hersteld. In 1993 vestigde het Mexicaans restaurant Pablo’s zich in dit majestueus gebouw met als officieel adres Kleine Vismarkt 2.
162
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 163
KAPEL De kraankinders hielden hun erediensten aanvankelijk in de Sint-Veerlekerk (aan het huidige St.-Veerleplein) dat in 1581 verkocht en deels gesloopt werd. Na de val van het Calvinistisch bestuur in 1584 is de Sint-Martinuskapel – als patroon van de wijnschroders – in 1596 terug te vinden in de Sint-Jacobskerk. De kerkelijke plechtigheden hadden echter voortaan plaats in de SintMichielskerk. De standaard (of de vaene, zoals sommigen ze noemde) van de kraankinders die o.m. gebruikt werd bij begrafenissen, droeg als opschrift: doen maecken ten jaere 1739 door de vrye neringhe van de wynschrooders geseyt craenkinders bienen deze stadt. Een blazoen met het wapen van de wijnschoders draagt als opschrift: dit huis is doen maeken by de vrye neryng van de wynschroders, gheseyt craenkinders dezer stede in ‘t jaer 1640.
Uit hout gebeeldhouwde en gepolychromeerde toortshouder van de wijnschroders (kraankinders) uit 1691.
163
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 164
DE NERING ZELF De geschiedenis van de nering van de wijnschroders gaat terug tot 1300 toen de gilden zich in ambachten en neringen begonnen te organiseren. Het oudste neringreglement van de wijnschroders dateert van 8.6.1355. De nering was toen de 39e in rang van de 59 neringen die toen bestonden. Sommige neringen kenden een relatief kort bestaan. In 1477 was ze opgeschoven naar de 35e plaats. Hun aantal werd vastgelegd alsook hun rangorde, alhoewel ze nog enige kleine veranderingen onderging. Tot in 1540 was de nering van de wijnschroders de 36e in rang (sommigen zeggen de 43e) van de 53 kleine neringen die te Gent actief waren en bezat als dusdanig een relatieve politieke macht. Het was zo dat van 1370 tot 1540 de Gentse Collatie of gemeenteraad was samengesteld met mensen uit de Poorterij (met 6 schepenen); de weverij (met 10 schepenen) en de 53 kleine neringen samen mochten 10 Met de teloorgang van de nering van de wijnschroders werd ook schepenen leveren. uitverkoop gehouden van archiefstukken en voorwerpen die de Aan het hoofd van de nering hebben toebehoord. 164
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 165
nering stond de deken (heuverste). Hij was de officiële schakel tussen het magistraat en de nering. Hij werd bijgestaan door vier gezworenen en twee adjuncten, maar dit wisselde nogal eens in aantal. Verder was er ook nog een ontvanger die zijn kantoor had in het neringhuis. Het was een man van vertrouwen en uiteraard zelf lid van de nering. Hij collecteerde het kraan- en reepgeld en overhandigde dit aan de ontvanger van de stedewerken die het geld aan de nodige infrastructuurwerken besteedde. Zij hadden wetgevende, uitvoerende en gerechtelijke bevoegdheid. De bestuursleden hadden de gewoonte zich met een prachtig uniform w.o. kapmantel te kleden bij feestelijke bijeenkomsten van het wijnambacht. De knaap van de wijnschrodersnering had ook te taak dienstbode te zijn. De afkondiging van de Carolijnse Concessie op 30.4.1540, die zich hard en meedogenloos in het veilige rijk van de neringen moeide, bracht heel wat verandering in deze toestand. Het betekende meteen ook het einde van de stedelijke onafhankelijkheid. Hun politieke macht werd gebroken en er restte alleen nog een sociale functie. Er kwam toen ook een fusie tot stand met de vatenvoerders, de wijnmeters, de kuipers en de wijnzeggers of de reclamemakers. In artikel LXIX van de concessie stond b.v. te lezen dat nog slechts 21 neringen zouden overblijven. In rangorde was dit: 1. De vleeschauwers, 2. De visch-koopers, 3. De schiplieden, (...), 19. de cuypers, wijnmeters en wijnschroyers. Aan het hoofd kwam een deken of heuversten die door de vorst werd aangesteld en werd gerecruteerd uit de notabele burgers. Het toetredingsgeld om de vrijheid van nering te kopen bedroeg aanvankelijk 200 Vlaamse grooten. De leertijd bedroeg één jaar aan de helft van het loon en de leerling was toen ook verplicht een eremaaltijd aan de overige neringleden aan te bieden ten bedrage van 60 Vlaamse grooten. De zoon van een vrij kraankind moest 20 jaar zijn. Hij kwam er goedkoop van af want hij moest slechts de helft betalen (100 Vlaamse grooten). In 1518 steeg de koopprijs naar 6480 Vlaamse grooten voor niet-zonen en van 200 naar 330 voor de zonen, waardoor men door deze uitzonderlijk hoge drempel de vrijheid van nering erfelijk maakte. In de XVIIIe eeuw bedroeg het toetredingsgeld voor een leerling die minstens 23 jaar moest zijn uit 540 Vlaamse grooten. Na een proeftijd van 2 jaar met half loon en één jaar proeftijd met volledig loon werd een fooi van 180 Vlaamse grooten geëist vooraleer de leerling meester werd. Dan pas was hij vrij suppoost. Met de Carolijnse Concessie in 1540 trachtte Keizer Karel de erfelijkheid in
165
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 166
economisch positieve zin om te keren door het toetredingsgeld voor om het even welke ambacht te beperken tot 240 Vlaamse grooten. Voor alle neringen is dit tot het einde van het ancien regime in 1791 blijven gelden. Enkel de vrije vlees- en visverkopers en de vrije schippers mochten hun privilege behouden wegens hun loyaal optreden ten aanzien van de Keizer. Keizer Karel herstelde de privilegie voor een deel op 18.7.1548 en stond de kraankinders een zekere uitbreiding toe van de teruggeschroefde wijnschrodersprivileges van 1540. Toch zou de toestand nooit meer dezelfde zijn. Kraankinders die huwden kregen 120 pond waarmee zij o.m. de deken, de gezellen en de gezworenen en suppoosten een maaltijd moesten aanbieden. Bij het overlijden van een gezel woonde heel de corporatie de begrafenis bij en werden de toorts, het vaandel e.d. bij de uitvaart meegedragen in de begrafenisstoet en in de kerk. Om te mogen werken moesten de wijnschroders ‘s morgens tussen 8 en 11 uur en ‘s namiddags tussen 13 en 16 uur bij de ontvanger van de kraankinders gaan dobbelen om een werkbiljet of vergunning te krijgen. Hij diende dit in bij de boekhouders van het wijnkantoor. Hij was een man van vertrouwen en noteerde de bedragen in zijn handboek. Bovendien genoot hij het vertrouwen van de Schepenen van de Keure. De wijnschroder droeg op de linkerarm een plaat met opschrift Kraankind waardoor hij gemakkelijk herkend werd. De kraankinders kwamen dikwijls in conflict, zo o.m. in het midden van de XVIIe eeuw toen de Gilde van de Zilveren Berg – bevoorrechte lastdragers waarvan de bediening erfelijk was van vader op zoon – een proces aanspanden tegen de kraankinders. De Gilde beweerde bevoorrecht te zijn en het alleenrecht te bezitten voor het lossen en laden van alle soorten schepen die arriveerden binnen de verschillende Gentse poorten. De kraankinders haalden terug gelijk bij de eerste rechter, waarna de Gilde van de Zilveren Berg beroep aantekende bij de Raad van Vlaanderen, die de kraankinders eveneens gelijk gaven. Op 17.3.1787 vaardigde keizer Jozef II nog een edict uit waarbij de privilegies – die de wijnschroders bekomen hadden na de Carolijnse Concessie – werden bevestigd, de leeftijd en het inschrijvingsgeld werden bepaald. Ook na de inval van de Franse Republikeinen en de afschaffing van de gilden bij wet van 17.3.1791 en van 29.9.1791 (wet Le Chapelier) bleven deze kraankinders hun taak verder uitoefenen. Er bleef hen ook een sociale functie weggelegd. Zo zien wij dat de kraankinders nog op 25.3.1793, samen met de schippers, de beenhouwers, de viskopers en de vier schuttersgilden instonden voor de veiligheid van de stad.
166
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 167
De voordeze te committeren gheswooren ders selve neeijnghe tot den definitieven, alles met aggregatie ende ratificatie in forma actum den 22ste Junii 1778.
167
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 168
Op 1.10.1795 werden onze gewesten bij Frankrijk ingelijft waardoor ook hun wet van 1791 hier van kracht werd. Als ĂŠĂŠn van de laatste corpsen werd ook dat van de kraankinders op 12.4.1796 afgeschaft. Het bleek al spoedig dat men van de ene op de andere dag, onder een eeuwenlange traditie van laden en lossen niet bruusk een streep kon gezet worden. Schepen voeren verder af en aan en werden gelost of volgesjouwd. Ondernemingen beschikten niet zomaar over gespecialiseerd personeel en diensten die een rijke ervaring hadden. Bij besluit van 9.1.1803 door burgemeester Frans Willem De Naeyer, werd het corps van o.m. de kraankinders hersteld, maar dan enkel voor de goederen die werden verhandeld op de markten en publieke kaaien. Zo bestond het corps in de XIXe eeuw nog uit 22 leden. In het Hollands tijdvak gebeurde de benoeming door het stadsbestuur. Op 23.12.1840 nog schreven de kraankinders aan de heeren Burgemeester en Schepenen der Stad Gand (!): Wij ondergeteekende Dekens van het Corps Kraenkinders nemen de vrijheijd UL met eerbied te vertoonen, dat, ingevolge art. 69 van het reglement op de stedelijke belastingen, wij kraenkinders alleen bevoegd zijn tot het lossen en laden van wijnen en sterke dranken. Ons corps heeft tot heden zijn bestaen gehouden, wij verzoeken om door UL daer in gehandvest te worden. In deze brief volgen dan de namen van de twee gecommissioneerde kraankinders en de namen en leeftijd van de 19 niet gecommissioneerde (waaronder 15 met de naam Mast) met het verzoek deze laatsten te commissioneren. Om het publiek met gemak te kunnen voldoen en de administratie van de stedelijke belastingen te dienste te zijn stellen zij een kraankind ter beschikking, die zich midden op de Korenmarkt (aan het pakhuis) zal plaatsen tijdens de openingsuren van de markt en ten allen tijde bereyd zijn tot het lossen en laeden van beweegd wordende wijnen en gedistilleerde dranken. Dan stellen zij zelf een tarief op (een aanpassing van de tarief van 4 floreal an X) van laden en lossen en een tarief voor het kelderen en stapelen van stukken. Gevolgd door vier handtekeningen: P.J. Mast, Fr. Mast, J. Mast en P. Mast. Tot 1857 bezaten de kraankinders het privilegie om de kraan te bedienen. Eindelijk op 18.7.1860 ging, met de afschaffing van het octrooi, ook de Maatschappij der Kraankinders definitief ter ziele. De nering van de Wijnschroders gezegd kraankinders had meer dan 500 jaar bestaansrecht genoten. Volgens Napoleon De Pauw (1835-1922) was het slechts een bescheiden ambacht en wellicht vond Ferdinand Van den Bemden (1824-1901) dit ook toen hij eind XIXe eeuw de stamboom Mast maakte en in alle talen zweeg over het aandeel van deze familie in de wijnschrodersnering.
168
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 169
Tijdens de tweede wereldoorlog achtte het stadsbestuur het gewenst op 1.7.1942 de Kraanstraat – aan de Ham en het Stapelplein – die er al bestond sedert de tweede helft van de XIXe eeuw, te wijzigen in Kraankindersstraat.
FEESTELIJKHEDEN De Wijnschroders namen natuurlijk ook deel aan allerhande plechtigheden,
Deze praalwagen met daarbij 12 figuranten – allemaal kinderen van wijnschroders – werd getrokken door vier paarden en stelde de wijnoogst voor. Omdat de wijnschrodersnering slechts bestond uit de families Mast en De Pauw waren het ook slechts die kinderen die op de wagen hadden plaatsgenomen: De vier ruiters op de paardespannen waren: Egide Mast (°1757), zoon van Petrus en Maria Deginan; Isabelle Mast (°1753), dochter van Petrus en Marie Anne Maes. Van de familie De Pauw was er Joseph De Pauw, zoon van Guillaume; Rose De Pauw, dochter van Emmanuel. Van de 5 mandendragers waren er 3 met de naam Mast: Joannes Mast (°1755), zoon van Petrus en Maria Anne Maes; Françoise Mast (°1758), dochter van Joannes en Isabelle Mast; Françoise Mast (°1761), dochter van Pierre (Petrus) en Maria Anne Maes. Van de familie De Pauw was er Lieven De Pauw, zoon van Emmanuel; Jean De Pauw, zoon van Lieven. In de kuip waren twee kinderen met de voeten druiven aan het kneuzen: Petrus Mast (°1751), zoon van Michael Mast en Joanna De Meyere; Petrus Mast (°1757), zoon van Petrus en Maria Anne Maes. De kuiper werd voorgesteld door Charles De Pauw (°1754), zoon van Lieven en Maria De Pauw.
169
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 170
stoeten, processies en cavalcades. Bij feesten, optochten en processies droegen de kraankinders de toortshouder van de nering. Een in hout gebeeldhouwde en geschilderde toortshouder uit 1691 stelde de kraan voor die gedurende verschillende eeuwen door de wijnschroders werd bediend (zie afbeelding begin dit hoofdstuk). Aanvankelijk was er de Auweet. Gegroeid uit een soort nachtwacht ontaarde dit vlug in een nachtelijke parade met veel machtsvertoon. Aan dit gebruik kwam een einde met de Concessio Carolina in 1540. Een processie waar ook alle neringen aan deelnamen was de Sacramentsprocessie, waarbij het H. Sacrament in de stad werd rondgedragen op Sacramentsdag, de 2e donderdag na Pinksteren. Aan deze processie – de laatste decennia in afgeslankte vorm en met minder pracht en praal – kwam ca 1980 een einde, vooral wegens het toenemend autoverkeer en de achteruitgang van de geloofsbeleving. Een belangrijke gebeurtenis te Gent was de cavalcade ter ere van de H. Macarius. Een cavalcade trok driemaal als een triomftocht door de stad op maandag 1, woensdag 24 en dinsdag 30 juni 1767, ter gelegenheid van de zevenhonderdste verjaardag van de Heiligverklaring van Macarius, schutsheilige tegen de pest. De cavalcade bestond uit vier delen en alle verenigingen, ambachten, gilden en neringen vonden het een eer een aandeel in de kosten te dragen. Zo leverde de wijnschrodersnering een aantal figuranten en bekostigden zij in het deel Herfst de praalwagen nr. 15 die de wijnoogst voorstelde. Op de praalwagen zaten 12 figuranten, allemaal kinderen van wijnschoders waaronder zeven kinderen van de familie Mast en vijf van de familie De Pauw. Wellicht werden deze praalwagens later, bij een andere gelegenheid nogmaals gebruikt. Er waren nog tal van andere gelegenheden waarvan de kraankinders gebruik maakten – hetzij vrijwillig, hetzij gevraagd – mee op te stappen. Zo ook nog op 25.8.1793 bij de luisterrijke viering van primus Jan Baptist Hellebaut (1774-1819) waar heel de stad aan deelnam. Zo ook stapten bij de neringen naast de vrije schippers, de vleeschouwers en de viskopers ook veertien leden van de kraankindersnering mee op, in ‘t wit gekleed en versierd met wijngaardranken, samen met de wagen van Bacchus. Op de praalwagen zat Bacchus op een wijnvat, vergezeld van twee bacchanten (saters) die hem gedurig het druivennat toereikten. Erik Dekeyser
170
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 171
Bronnen: Erik R. Dekeyser: Familiegeschiedenis Mast – 1320-2002 –Vrije Schippersnering en Vrije Nering der Wijnschroders – 2002. SAG - Reeks 156/25 wijnschroders - nr. 7, insinuatie. SAG - Reeks 156/25 wijnschroders - nr. 4. SAG - Reeks 156bis nr. 41, van 27.4.1769 en ook in RUG - Vliegende Blaadjes IV/B/12. SAG - Reeks 156/25 wijnschroders - nr. 8, van 22.6.1778. SAG - Reeks 156/25 wijnschroders - nr. 11, van 30.6.1734. SAG - Modern archief reeks DD nr. 22, nr. 406 (1826-1840), mutatieregisters. Twee huizen staende Vleeshuysbrugge 1 en 3 door publiek verkoop van 15.9.1838. Not. Eggermont. Dat. enr. 17.9.1838. Dat. overschr. 5.1.1839. SAG - GSA2/W313 - Beschrijvijnge van het zeven honderdjaerig Jubile van den Heyligen Macarius, uitg. Jan Meyer, Gent 1767. Nederlandstalige en frantalige uitgave; pag. 78 en 79. RAG - Notariaat - Notaris Jacques Van Baveghem 21.7.1817, depot Roland nr. 23. RUG - Fonds Vliegende Blaadjes - Handschriftenzaal I/K/4 - document uit 1756. RUG - Fonds Vliegende Blaadjes - Handschriftenzaal II/K/6 en I/W/11 - openbare verkoop van 22.10.1862. RUG - Fonds Vliegende Blaadjes - Handschriftenzaal I/W/11. RUG: Joannes-Baptist Hellebaut, dossier met documenten betreffende deze primus. Handschiften nr. G13638. MARC BOONE: Van ‘Portus Monialum’ naar ‘scroderrie buten Bachten Biloke’, in Stadsarcheologie, jg. 12, 1988, nr. 1. DIRK LAPORTE: De Lievekom te Gent - Bouwgeschiedenis, in Stadsarcheologie, jg. 6, 1982, nr. 3. DIRK LAPORTE: Openbare werken aan de voormalige Lievekom te Gent, VIAT, 1e jg. nr. 3, sept 1983. PIERRE KLUYSKENS: Gent heeft enkele gildehuizen kunnen redden: Van wijn en wijnschroeders in De Gentenaar van 18.6.1974. KAREL VAN KEYMEULEN: Slag om restauratie Wijnschroedershuis in De Gentenaar van 16.11.1989. RPG: Nieuw huis volgens oude plannen in De Gentenaar van 2.6.1993. Stad Gent - Bijlokemuseum Godshuizenlaan. Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen - Stad Gent - 1976 - deel 4na - blz. 204. RONALD DE BUCK, Van wijn in Gent tot Gent in wording, 1995. RONALD DE BUCK, De Concessio Carolina, in Ghendtsche Tydinghen, 1990 blz. 85. PROSPER CLAEYS: Memorial de la Ville de Gand, 1902, 1792-1830. FRANS DE POTTER, Gent van den oudsten tijd tot heden. Geschiedkundige beschrijving der stad, 1883-1901. NAPOLEON DE PAUW: De voorgeboden van de Stad Gent in de XIVe eeuw, 1885, p. 68. VAN THORENBURG-MESTDAGH: Histoire du commerce des Vins à Gand, 1904. GONTRAN VAN SEVEREN: De Gildenhuizen, in Het Mandelboekje, 14e jaar, nr. 1, april 1971.
171
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 172
INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE - FICHE N° 194
Op 19 oktober 1900 stelde Paul Bergmans in de rubriek “Boekbanden Bibliotheek van de Stad en van de Universiteit, Théol. 2460 - XVIe eeuw” in het Frans een fiche op over
Boekband van Gérard Godfrey van Graten Werk van een Vlaming, gevestigd in Engeland, meet deze redelijk versleten boekband in bruin kalfsleer een breedte van 125 mm en een hoogte van 180 mm. Bedekt met een Lyonese druk van 1511: Summa Johannis Valensis de regimine vite humane seu Margarita doctorum. De versiering van de twee platten van hetzelfde uitzicht verschillen slechts volgens de orde waarin de rouletten gedrukt werden. In het midden twee vakken versierd bij middel van een roulette. De versiering bestaat uit ruiten met daarin “quatrefeuilles” die niet te zien zijn op het vignet. Helemaal rondom, een band, ook met de roulette, die bestaat uit het monogram van de boekbinder, hiernaast afgebeeld op ware grootte, en vier heraldische versieringen, elk bekroond met een koninklijke kroon: de Tudorroos, de granaatappel, de lelie en de burcht. De compositie is omringd door een viervoudig biesje, volledig koud uitgevoerd.
172
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 173
GĂŠrard van Graten, in Engeland Garret Godfrey genoemd (de naam van zijn vader) was, zoals Mr. James Weale deed opmerken, waarschijnlijk afkomstig van het Limburgs dorpje Gratem. Hij vestigde zich in het begin van de XVIe eeuw in Cambridge waar hij tezelfdertijd boekhandelaar en boekbinder was. Kerkmeester van de St-Mariakerk in 1517, stierf hij in 1539. Cf. J. Weale, Bookbindings and rubbings of bindings in the National Art Library, SouthKensington Museum (Londen, 1894-1898), introd., p.XXXVII-XXXVIII, catal., pp. 1 en 130131.
HET KANAAL VAN TERNEUZEN
Vreemde overheersers en bezetters kregen het, in het verleden, biezonder hard te verduren van de koppige Gentse stede die het, zelfs In de meest normale omstandigheden, bijna voortdurend aan de stok had met eigen prinsen en graven en met buren uit eigen ras. Hoe paradoxaal het ook moge klinken, Gent dat even normaal het pasgeld voor zijn daden van opstandigheid had moeten terugkrijgen, kwam er doorgaans zonder veel kleerscheuren van af, en van alle Brabantse en Vlaamse steden, was het Gent dat per slot van rekening nog het beste profijt wist te halen uit het vreemde juk en zijn revolutionaire bewegingen! Indien er in het begin van de XIXe eeuw, van de oude fierheid en weerstand niet bijster veel was overgebleven, was het niettemin andermaal op het ogenblik dat het vreemde juk loodzwaar op de stad drukte en dat er van politieke vrijheid zelfs geen sprake meer was, dat Gent een nieuwe economische bloeiperiode tegemoet ging. Een zeer gelukkig toeval maakte dat in die jaren de industriĂŤle belangen van Napoleon samenvielen met dezen van onze stad waar onder impuls van Lieven Bauwens de katoennijverheid een zo plotse als onverwachte vlucht nam. De Fransen hadden. bovendien de Schelde heropend wat automatisch de heropening van de Sassevaart betekende. Deze maatregel welke Antwerpen een ongemene voorspoed zou bijbrengen, had voor Gent nauwelijks een symboli-
173
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 174
sche betekenis en waarde, daar elk belangrijk vervoer over de sedert jaren verwaarloosde Sassevaart praktisch uitgesloten was. Misschien had Napoleon, die het plan had opgevat de vaart terug bevaarbaar te stellen en aan te passen aan de eisen van de tijd en aan militaire doeleinden, van deze waterweg voor de tweede maal de levensader van Gent kunnen maken, doch oorlogen en allerhande internationale verwikkelingen hadden voor gevolg dat het bij een droom bleef, een droom welke na de val van het Keizerrijk en zelfs na het Congres van Wenen, de Gentse stadsedelen en nijveraars bleef fascineren. Zolang een rechtstreekse verbindingsweg tussen Gent en de zee een loutere Gentse, zelfs Belgische aangelegenheid en belang bleef, kon er niet veel verhoopt worden. Gent kende ten andere tijdens de eerste jaren van het Hollands Bewind een economische inzinking: de grote Franse exportmarkt ging verloren terwijl de Engelsen ons stilaan een gevaarlijke concurrentie begonnen aan te doen. Men moest de toegang tot de afzetgebieden in Nederlands Indië afwachten om de Gentse katoenindustrie opnieuw een zekere peil van welstand te zien bereiken. Het idee van een modern kanaal hing nog steeds in de lucht en in de Gentse industriële middens liet men geen gelegenheid voorbijgaan zonder de overheden diets te maken dat een dergelijk plan Gent en gans het land een ongemene voorspoed zou bezorgen. Het is ten andere kenschetsend vast te stellen dat die nijverheidsmilieus die de eerste Fransgezinden waren geweest ten tijde van de Franse overheersing, nu ook de meest orangistisch getint waren. Business is business en in de middens van de katoenindustrie heeft men nooit veel met sentimentalisme gesponnen. Het ongeluk wou dat men ook in Amsterdam, Rotterdam en Antwerpen al evenmin aan sentimentalisme deed en dat men er maar al te wel inzag dat een dergelijk kanaal met een er onvermijdelijk aan vastgekoppelde haven een meer dan gevaarlijke mededinger zou doen ontstaan, zodat er van die kant heel wat kritiek en oppositie uitgingen. Wellicht had Willem I, die net als Napoleon voor het idee van een kanaal Gent-Noordzee gewonnen was, nog lang geaarzeld hebben en alle zorgvuldig hebben gewogen en overwogen vooraleer een besluit te nemen, moest niet naast de Gentse belangen ook een andere belangrijke factor hebben gespeeld, waarmede én het zwijgen de rivalen van Gent kon worden opgelegd, én de Gentse thesis kon zegevieren, zonder daarom de schijn te verwekken dat het exclusief een begunstiging van de Arteveldestede betrof. Onze stad had dus voor de zoveelste maal het geluk aan hare zijde, en wie dat heeft, mag de kans niet onbenut laten. Het probleem van de afwatering en van de voortdurende overstromingen in
174
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 175
het Vlaamse land stelde zich scherper dan ooit tevoren en had in de eerste jaren van de XIXe eeuw schrikwekkende afmetingen genomen die een bestendig gevaar uitmaakten voor talrijke dorpen en akkergronden die regelmatig onder water kwamen. Zulks was een verre nasleep van de Vrede van Munster en meer bepaaldelijk van het zo verderfelijke artikel 58 dat o.m. bepaalde: «Aussi on ne pourra creuser nouveaux canaux, ni fossés par lesquels on pourrait repousser ou détourner les eaux de l’un ou l’autre parti». De toepassing van dit artikel leek dra een catastrofe voor onze gewesten. In een weinig gekend en nog minder gelezen werk «Recherches historiques sur les voies d'écoulement des eaux des Flandres», heeft Andries, een geestelijke die in de vorige eeuw in de Kamer voor Volksvertegenwoordigers zetelde, de nefaste gevolgen van die bepaling en van latere verdragen als b.v. het Barrièretraktaat beschreven. Nu Noord en Zuid onder eenzelfde scepter waren verenigd, bestond er geen enkele geldige reden meer om de oplossing van dit zo netelig vraagstuk nog langer uit te stellen, en een eerste maal werden twee ingenieurs van de Waterstaat, Van Diggelen en Noël, gelast met het opmaken van een project om de Sassevaart terug bevaarbaar te maken en te verlengen van Sas van Gent tot aan de Westerschelde, oplossing welke én de overstroomde gebieden én de Gentse belangen zou ten goede komen. Dit project moest om allerhande redenen worden prijsgegeven; het ware ten andere slechts het zoveelste lapmiddel geworden. Daarmede was het ganse geval echter ver van opgelost te zijn. In een merkwaardige studie «Gand et ses installations maritimes» in 1881 verschenen, schrijven Bruneel en Braun: “Le mal persistant et les terrains bas se trouvant menacés d'une submersion en quelque sorte permanente pendant les saisons humides, le Gouvernement hollandais, sur les vives instances des propriétaires intéressés, soumit la proposition à un nouvel examen. On chargea en 1822 les susdits ingénieurs d’élaborer un projet définitif pour le creusement d’un canal á grande section, destiné à assurer l’âssèchement des terrains et devant constituer pour la ville de Gand une grande voie navigable en communication directe avec la mer”. Dit tweede ontwerp van Noël en Van Diggelen, in 1822 ingediend, werd het jaar daarop bij Koninklijk Decreet goedgekeurd. Alhoewel uitdrukkelijk werd bedongen dat gans het Kanaal voor de toegang van zeeschepen tot aan Gent bevaarbaar zou worden gemaakt, is het duidelijk dat het in de eerste plaats werd opgevat en ontworpen ter afwatering en voorkoming van overstromingen en slechts in subsidiaire orde als middel voor de heropleving en heropstanding van Gent.
175
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 176
De Hollandse havensteden en Antwerpen hadden nu nog onmogelijk kunnen tegenstribbelen gezien het uitgesproken karakter van algemeen nut, maar voor Gent was het, indien geen triomf, dan toch een meer dan heuglijke maatregel. Geen triomf omdat andermaal te klein werd gezien. Men zou een kanaal graven voor de periode die men meemaakte, niet voor de toekomst. Het Kanaal liep bij het verlaten van de stad iets meer westwaarts dan de Sassevaart zaliger, vervoegde Sas van Gent en eindigde bij Terneuzen: samen, een lengte van 34 km dus een veel kortere verbinding dan AntwerpenNoordzee. Aan het in 1823 aangenomen ontwerp, konden de Gentenaren in extremis nog een paar gelukkige wijzigingen brengen, qua breedte en diepte, sluizen, bruggen enz, anders ware het van bij de start een hopeloos geval geworden. De werken, in mei 1825 begonnen, vorderden zeer snel. Al wat de techniek in die jaren aan mogelijkheden bood, werd ingezet samen met een aantal “boteressen”, die gekende Luikse vrouwen en meisjes, die wij thans nog enkel afgebeeld zien met de grote mand op de rug, in folkloristische stoeten of als popjes voor toeristen. De werken vorderden zelfs zo snel dat twee jaar later, op 18 november 1827, de verbinding van Gent met de Noordzee een voldongen feit was. Of er die dag te Gent werd gejubbeld! Het leeuwenaandeel mochten de ingenieurs Van Diggelen en Noël samen met de toenmalige gouverneur van Zeeland, Van Doorn, die later goeverneur van Oost-Vlaanderen werd, opeisen. Hij was het trouwens die op 18 november 1827 de grootste plechtigheden van de inhuldiging van het Kanaal van Terneuzen, namens koning Willem I voorzat. Ontvangst en redevoeringen in Terneuzen en Sas van Gent waar de eerste feestdag met banket en vuurwerk werd besloten. Zulks was slechts een voorsmaakje van de triomfantelijke intocht van de officiële feestvloot in Gent, die ‘s anderdaags plaats vond: «La foule, schrijven Bruneel en Braun, couvrait sur tous les points, les deux rives du canal. Une infinité de petites embarcations pavoisées voguaient sur les eaux et saluaient de leurs acclamations le Gouverneur à son passage». De klokken in de kerken, de beiaard boven in het Belfort, de kanonnen op de wallen kondigden de bevolking de komst aan van de Gouverneur, vertegenwoordiger van koning Willem, en zijn gevolg welke plaats genomen hadden op het yacht “la Junon”. Om half twee in de namiddag werd door de burgemeester vergezeld van een muziekkapel, een legerdetachement en alle stedelijke overheden, aan de Sassepoort een erewijn geschonken, waarna de stoet midden een onbeschrijf-
176
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 177
telijk enthousiasme door de voornaamste straten van de stad naar het Paleis van de Gouverneur aan de Oranjeberg toog, waar een plechtige ontvangst plaats greep. Om zestien uur werd de genodigden in de Arsenaalzaal van het Stadhuis een banket aangeboden, waar wijn en woord overvloedig vloeiden en de dag werd besloten net een groot bal, terwijl dezelfde dag een algemene brooduitdeling aan de armen plaats vond en men gouden, zilveren en bronzen medailles uitgaf om dit historisch feit van de zo lang verwachte rechtstreekse verbinding met de zee te vereeuwigen. Een eeuwenoude droom ging in vervulling. Daags nadien begon de nuchtere en sindsdien zo dikwijls ontnuchterende werkelijkheid. Het enige dat in de officiële redevoeringen bij de plechtige inhuldiging van het Kanaal, de ontvangsten en banketten niet werd gezegd, was, dat de vaart, zoals men hem gegraven had, zijn kinderjaren niet zou overleven zonder een spoedig heelkundig ingrijpen. Maar eens de eerste roes van de viering achter de rug of de maag, moest men toch in de industriële en politieke middens tot de conclusie komen dat een kanaal met een diepgang van 4 m 40, een breedte van 23 m aan de waterspiegel en van 10 m aan de bodem, dra zo anachronistisch zou worden als de begraven Sassevaart. Het kanaal van Terneuzen of liever het Kanaal van Neuzen op Gent zoals het toen officieel heette, was een soort compromis tussen de Gentse belangen en die van de overige havensteden, en moest ook en wellicht in hoofdorde een middel worden om overstromingen te bekampen, hetgeen zeker geen grotere afmetingen of breedte vereiste. Amand de Bast die onmiddellijk na het graven van het Kanaal, in 1829, zijn «Relation historique des tentatives faites par les Gantois pour s'ouvrir une communication directe avec l’océan» schreef, is formeel waar hij het heeft over de inzichten van de regering: “Comme le canal de Gand à Neuzen, en même temps qu'il doit servir à mettre la première de ces villes en communication directe avec la mer, est encore plus spécialement destinée à donner un prompt débouché aux eaux qu’y amènent l’Escaut et la Lys... ». Een kanaal zonder haven is even nutteloos als een generaal zonder manschappen. Gent had zijn kanaal gekregen en zijn tegenstanders hoopten wel dat het er weinig profijt uit halen zou doch zij hadden gerekend zonder de taaie wilskracht van de Arteveldezonen die, nu zij de zee in hun bereik hadden gekregen, geenszins geneigd bleken te zijn hun prooi los te laten.
177
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 178
Het eerste wat zij deden was het graven van een Handelsdok, 1700 m. lang, van de Dampoort tot de Sassepoort, rechtstreeks verbonden met het kanaal van Terneuzen. Die verbinding werd een jaar na de inhuldiging van het kanaal verwezenlijkt en op 15 december 1828 vaarden de twee eerste schepen, ‘Frederika’ en ‘Pauline’, beiden komende van Liverpool, met een zoutlading voor de Firma De Cock, het Handelsdok binnen, geestdriftig toegejuicht door duizenden Gentenaren. Enkele maanden tevoren was een ander schip, het Franse fregatschip ‘Le Voltaire’ komende van New-Orleans op 9 februari de stad binnengevaren. Het was het eerste schip dat rechtstreeks uit Amerika kwam, met een lading van 700 balen katoen voor rekening van de firma Verhaeghe de Naeyer en Cy. Na het Dok, werden ook sluizen, draaibruggen, loskaaien gebouwd, zodat op de vooravond van de Omwenteling van 1830, Gent, zo goed als het kon, een kleine zeehaven aan ‘t worden was. De Septemberrevolutie was, economisch beschouwd, een ware ramp voor Gent, daar bijna halfweg tussen Gent en Terneuzen opnieuw een staatsgrens oprees en daar, gezien de uiterst gespannen betrekkingen die onvermijdelijk tussen Nederland en België moesten ontstaan, het ergste gevreesd kon worden voor de toekomst van het kanaal en dus ook voor de Gentse stede. Het was dan ook heel logisch en natuurlijk dat de Gentse burgerij en industriëlen met burgemeester Van Crombrugghe aan het hoofd, het laatste bolwerk vormden van het Orangisme in ons land, zelfs lange jaren na de Onafhankelijkheid; de ellendige toestand waarin vaart en haven na 1830 verkeerden, was zeker niet van aard om de bevolking tot andere gevoelens te bewegen. De eerste maatregel welke Nederland, enkele dagen na de Omwenteling trof, was de sluiting van de Schelde en van het kanaal van Terneuzen, hetgeen voor Gent gelijk stond met een doodvonnis of een tweede Vrede van Munster. De staat van oorlog tussen Nederland en België bleef bestaan tot in 1839 en gedurende gans die periode was er omzeggens geen enkele bedrijvigheid op het kanaal, dat zelfs gedeeltelijk verzande, waar te nemen. Belangrijke uitbaggeringswerken waren van 1839 tot 1841 nodig en het was slechts in dat laatste jaar dat de eerste schepen opnieuw in de Gentse haven konden aanleggen. De toekomst zag er weinig rooskleurig uit, want Nederland, meester van de kop van de waterslang, kon de meest willekeurige eisen stellen die wij wel verplicht zouden worden te aanvaarden. Van de verbetenheid welke onze voorouders in de Middeleeuwen aan de dag
178
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 179
hadden gelegd in krijgsrumoer en opstand, gaven de Gentenaren andermaal blijk rond de groene tafel en in uiterst delicate onderhandelingen. Het ging om de aarden tegen de ijzeren pot en elke brutale houding had slechts een groter onheil kunnen veroorzaken. Voor de zoveelste maal kwam de redding langs een zijweg d.w.z. langs het probleem van de afwatering, voor ons land een nationaal vraagstuk. Door het verdrag van 5 november 1842 en de conventie van 20 mei 1843 werd een vergelijk tussen beide landen getroffen waaruit Gent en het kanaal heel wat profijt wisten te halen. Voor de Gentse katoennijverheid die dank zij een moderne mechanische uitrusting, een geweldige uitbreiding had genomen, was de eerste stap van kapitaal belang. De overheden hadden ten andere ingezien dat het kanaal voor Gent een kwestie van leven of dood was en reeds in 1844 had Leopold I symbolisch dit belang onderstreept door de eerste steen van het Stapelhuis te komen leggen. Twintig jaar later, in 1863, werd het Verbindingskanaal tussen de Brugse vaart en het Kanaal van Terneuzen gegraven, eerste belangrijke maatregel voor een betere verbinding met het Hinterland. Het toenemend verkeer en de geleidelijke expansie van kanaal en haven stelden de plaatselijke overheden voor een netelig probleem. In 1865 waren de zeeschepen qua afmetingen en tonnemaat niet neer te vergelijken met de kleine, meestal zeilschepen uit de tijd van Willem I. Jarenlang hadden de gevolgen van de scheiding van Noord en Zuid de activiteit geremd, nu was het de vaart zelve die deze activiteit dreigde lam te leggen en totaal uit te doven. Te Gent begreep men ten volle dat dringende aanpassingswerken moesten uitgevoerd worden. Het was Jules de Hemptinne die het eerst, in zitting van 23 oktober 1865 van de Gemeenteraad, een voorstel indiende tot verdieping en verbreding van het kanaal van Terneuzen, voorstel dat onvermijdelijk met een tweetal tegenvoorstellen gepaard ging. Op 22 januari 1866 keurde de Gemeenteraad het principe goed van de verbeterings- en aanpassingswerken doch beging de zware flater de keus tussen de verschillende voorstellen over te laten aan de regering. Schoner begrafenisdienst van eerste klas kon men zich moeilijker indenken! En inderdaad gedurende meer dan 15 jaar goochelden Administratie, Parlement en Regering met ontwerpen, commissies, subcommissies en bestekken. In Gent zelve werd men het spelletje vlug beu. Gans de bevolking stond eendrachtig geschaard om hare gezaghebbers: meetings werden ingericht, petities ondertekend, moties gestemd, interpellaties gedaan. Het bleef echter te Brussel bij plannen en beloften. In 1872 was men nog geen
179
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 180
stap verder geraakt. Eindelijk in 1873 en 1876 werden de nodige aanpassingswerken op Belgisch grondgebied tot een goed einde gebracht, maar nu kwam een andere kat, met name Antwerpen, op de koord. Antwerpen dat gedurende jaren de openbare opinie in geheel het land tegen Gent zou ophitsen. Het voorwendsel was de conventie op 24 juni 1874 tussen België en Nederland ondertekend, waarbij de Gentse belangen werden gevrijwaard en Terneuzen een regime ontving dat, naar de zin der Antwerpenaren een onduldbaar gunstregime uitmaakte. Antwerpen trok ten strijd en haalde met de oude koeien de meest onmogelijke argumenten uit de gracht: «On a recours, schreef de Kamer van Koophandel van Gent tot de Gemeenteraad, à tous les moyens, on ne recule ni devant les plus flagrantes contradictions, ni les plus odieuses calomnies. Quelques orateurs ont à peine pris soin de dissimuler leur pensée que, pour la sécurité d’Anvers, Gand doit être à jamais privé de toute voie de communication avec la mer; d'autres conseillent la construction d'un nouveau canal de Gand à Heyst»! Antwerpen kon het uiteindelijk halen in het Parlement, dat weigerde de conventie van 1874 te bekrachtigen. Het nieuws verwekte te Gent een algemene verslagenheid, doch geen wanhoop. Drie jaren lang verzetten de Gentse gemeenteraad en parlementairen hemel en aarde en eindelijk, op 31 oktober 1879 werd een nieuwe Nederlands-Belgische conventie ondertekend, zeer gunstig voor Gent; op 25 februari 1880 bekrachtigde de Kamer dit akkoord en op 9 maart de Senaat. Het Kanaal van Terneuzen kreeg aldus een breedte van 65 m aan de waterspiegel, 17 m op de bodem en een diepte van 6.50 m een nieuwe sluis te Sas-vanGent, aanmerkelijke verbetering die in de volgende jaren gepaard ging met het graven van de Voorhaven, de Droogdokken en het Groot Dok. De gelukkige gevolgen van al die werken bleven niet lang uit; de gemiddelde jaarlijkse tonnemaat steeg van 49.000 ton voor de periode 1850-1860, tot 73.000 in 1870, 135.000 in 1880 en 472.000 in 1890! Dit cijferliedje was te melodieus om lang in de mode te blijven. Op het einde van de XIXe eeuw bleek het kanaal voor de zoveelste maal verouderd en voorbijgestreefd. Nieuwe werken drongen zich op die elf jaren, van 1900 tot 1911, in beslag namen. Op Belgische grondgebied werd de breedte op 97 m gebracht, de diepte op 8,75 m terwijl ook begonnen werd met de bouw van drie grote Darsen. Gent was nu werkelijk een grote zeehaven geworden en ging een prachtige toekomst te gemoet toen de eerste wereldoorlog losbrak en de stoutste ver-
180
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 181
wachtingen als een kaartspel deed instorten. De activiteit werd vier bange jaren stilgelegd en in 1918 werden door de Duitsers verschrikkelijke verwoestingen aangericht : al de kunstwerken tussen Gent en de Nederlandse grens waren vernield, zodat na de Wapenstilstand elk verkeer was uitgesloten. Zelden is een stad zo bliksemsnel uit de oorlogsnood opgestaan als Gent na de eerste wereldkrijg half maart 1919 vaarde het eerste schip langs het kanaal van Terneuzen de Gentse haven binnen dat was een nieuw mirakel van de Gentse wilskracht. Van 1919 tot 1940 werd voortdurend aan de haven gewerkt oprichten van nieuwe darsen, van het Houtdok, graven van het Sifferdok. Voor de tweede maal in een kwart eeuw, kwam de oorlog de activiteit van haven en kanaal lam leggen, doch met dezelfde vastberadenheid en optimisme hebben de Gentenaren zich na de Bevrijding aan het werk gezet. Er was oneindig veel te doen, want wereld en economie vertoonden nu plots een ander aangezicht : herstellen van de schade der oorlogsjaren, moderniseren en aanpassen van de haveninstallaties, bouwen van nieuwe kaaimuren, enz. In 1958 waren de werken reeds zover gevorderd dat de havenuitrusting 12 km kaaien, 20 km oevers met aanlegsteigers, 17,5 ha loodsen, 65 ha open stapelruimte, 139 kranen, 16 laadbruggen, 160 km sporen met rangeerstation, telde; de wateroppervlakte van de havenkommen bedroeg 122 ha. Met een zo moderne uitrusting was onze haven echter nog steeds niet toegankelijk voor schepen van meer dan 10.000 ton en zulks betekende een geweldige handicap voor Gent dat zich weliswaar op de vooravond van de tweede oorlog, in minder dan een eeuw, had opgewerkt tot de 24e plaats onder de 1170 Europese zeehavens, maar niet meer aangepast was aan de eisen van een modern verkeer en grote zeeschepen. Eindelijk heeft men groot, zeer groot gezien. Van 10.000 ton springt men naar 40 en zelfs 50.000 ton; de breedte van het kanaal wordt op 200 m gebracht, de diepgang op 12,50 m met een een der modernste zeesluizen ter wereld, prachtig uitgeruste dokken, onmetelijke industrieterreinen. Binnen afzienbare tijd wordt eindelijk, dank zij de volharding van ontelbare generaties en niet het minst van ons stadsbestuur dat de zaken zo groots wist op te vatten, de kroon gespannen op een werk dat zes eeuwen strijd vergde, maar Gent de redding heeft gebracht. De dag dat het eerste grote schip de haven zal binnenvaren langs het voltooid kanaal, die dag zal in de toren van het Belfort de Beiaard mogen spelen zoals hij het in geen eeuwen mocht doen. Pierre Kluyskens
181
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 182
GHENDTSCHE TOESTANDEN
VERBOD OP SPELEN MET BALLEN, STOKKEN, STENEN, KAARTEN EN TEERLINGEN IN HET STADHUIS (1743)
Op 19 augustus 1743 werd een voorgebod (ordonnantie) gepubliceerd door de ‘Heer ende Weth’ (de schepenen) van Gent dat nogal zonderlinge toestanden in ons prestigieuze Gentse stadhuis reveleert. De bekendmaking gebeurde ‘met trompette naer costume’ (volgens het gebruik). Gelukkig voor ons vervlogen die klanken niet in de stadslucht, maar werd wat in dit voorgebod bepaald werd, opgetekend door J. Provoost, gezworen klerk van de Griffie. Niet alleen opgeschreven, het werd ook gedrukt ‘by Domenicus vander Wee, gesworen Stadts-drucker, woonende in de Veltstraete, in den gulden Bybel’. Zo komt het dat we via dit druksel, bewaard in het stadsarchief (reeks 110 nr. 2), het volgende vernemen. Heer ende weth der Stadt Gendt, bevindende dat diversche Jongelingen ende andere Persoonen hemlieden vervoorderen op de Groote Zaele ende andere Plaetsen van het Stad-Huys der selver Stede te spelen alderhande soorten van Spel, daer door de selve Plaetsen niet alleene en worden gevilipendeert, nemaer de Schilderijen, gelaese Vensters, Muren ende andere Ciraeten, geschonden ende bedorven worden ten grooten intreste van de voorseyde Stadt. Omme waer inne te voorsien, verbieden (Heer ende Weth) wel ende expresselyck een ieder, wie het soude mogen wesen, ’t zy jonck ofte oudt, van op het selve Stadt-Huys hemlieden exercitie te nemen ofte aldaer spelen met Ballen, Stocken, Steenen, mitsgaeders Caerten, Teirlingen ofte andersints, op peyne van by de gone bevonden wordende sulcks gedaen te hebben, ‘t elcker reyse te verbeuren eene boete van vyf Schellingen grooten in proffyte van den Exploiteur. Authoriserende by dien alle Officieren, Kaemer-Boden, Sergeanten, ende Hallebaerdieren, mitsgaeders de gone de Wacht houdende aen ende op het selve Stadt-Huys, omme die sullen bevinden contrarie gedaen te hebben aen deze Ordonnantie, te apprehenderen ende in Vangenisse te recommenderen. Alwaer sy soo lange sullen worden gedetineert tot dat de Schaede die sy aen het selve Stadt-Huys ofte desselfs Ornamenten gedaen sal wesen, gepresteert ende de voornoemde boete betaelt, ’t sy by d’Ouders van de Jongelingen ofte 182
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 183
hunne Voogden, de welcke over hunne Kinderen oft Weesen sullen moeten verantwoorden, ende indien bevonden wierde die daer toe onvoorsien te wesen van Middelen, sullen daer over naer merite van de saeke arbitrairelyck worden gestraft. Actum in ’t Collegie den 12. Ougste 1743 - onderteekent F.C. Elbo. De ordonnantie is integraal en woordelijk overgenomen. Voor de goeie verstaanbaarheid werd de meterslange zin die de hele tekst beslaat, in vier opgesplitst. De boodschap is duidelijk genoeg. Maar misschien toch een paar uitleggingskes, voor zover nodig: - Vervoorderen: zich verstouten. - Vilipenderen: in aanzien doen verlagen. Het Franse ‘vilipender’ betekent zoveel als ‘door het slijk halen’. - Ten grooten intreste: hier te verstaan als ‘tot grote schade’. - Pyne: boete. - ’t elcker reyse: elke keer. - Apprehenderen: in de boeien slaan. - Naer merite van de saeke arbitrairelyck straffen: een niet vast bepaalde straf, afhankelijk van de ergheid van het feit, opleggen naar goedvinden van de rechters. - Actum: ‘geakteerd’: neergeschreven. - Elbo was secretaris van de schepenbank van Gedele. Erg hoog was de boete niet: 60 groot (1 schelling is 12 groot. De ‘groot Vlaams’ was de bij ons gebruikelijke geldrekeneenheid). Een metselaarsgezel verdiende in die tijd 48 groot per dag (zonder de daarbij gebruikelijke portie ‘drinkebier’). Een diender kon rekenen op de helft van dat bedrag (en misschien op evenveel bier?). De meeste stadhuisspelers zullen wel tot meer welgestelde categorieën behoord hebben. Maar het was snelrecht en daardoor wellicht efficiënt, ook al was de boete laag. Luc Devriese
183
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 184
BLAASPIJPSCHUTTERIJ: EEN AANVULLING
Dank zij mevr. Rosa De Vriendt - Mores kan de beschrijving en het lijstje van de Gentse balblaasmaatschappijen opgenomen in Ghendtsche Tydinghen
De leden droegen een aantrekkelijk uniform: bruine hoed versierd met pluim en pijp, witte kraag met kant en dito krop, blauwe katoenen wanbuis met donkere sjerp om het middel, blauw katoenen bloesbroek tot aan de knieën, rode kousen en zwarte gespschoenen. Niet alle vogelprikpijpblazers beschikten over een uniform. Men herkende hen aan een kenteken gedragen op de kraag van hun jas. Het ging van eenvoudige herkenningstekens tot meer luxueuze. Na de prijskampen liet volgens de traditie de winnende maatschappij haar leden op de gevoelige plaat brengen, zie afb. 9. We zien de leden van de fleschemaatschappij “De Ware Vrienden” destijds gevestigd in “Café Spijshuis”, Drongensteenweg te Gent. Deze maatschappij richtte met een viertal andere verenigingen uit de stad driemaandelijkse schietingen in. De leden met het herkenningsteken op de kraag van hun jas werden, naar ons vermoeden, aangeduid om aan de prijsschieting deel te nemen. Dergelijke foto’s werden in het lokaal uitgehangen.
Afb. 9 - Leden van de flechemaatschappij “De Ware Vrienden”, Gent. Museum voor Volkskunde Gent, nr. V.G. 74-163)
Bij enkele maatschappijen bestond bij schietingen in het lokaal de traditie van te blazen voor een kunstzinnig maatschappijbord i.p.v. voor een geldprijs.
184
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 185
2010 nr. 1 vervolledigd worden. ‘De Ware Vrienden’waren destijds gevestigd in café ‘Spijshuis’ aan de Drongensesteenweg te Gent. Misschien waren zij de opvolgers van 'De Ware Vrienden' die volgens het eerder verschenen artikel in 1860 aan de Oude Beestenmarkt hun stek hadden. Mw. De Vriendt vestigde onze aandacht op een uitvoerig en goed gedocumenteerd artikel van de hand van M. Broeckhove waaraan zijzelf nog meewerkte: ‘De blaaspijp als ontspanningsinstrument’ dat verscheen in ‘Oostvlaamse Zanten’. 1976, p. 42 - 72. Hiervan reproduceren we hierbij een bladzijde. Bovendien vernamen we van Willy Rouquart dat Prosper Claeys in 1909 in zijn ‘Médailles gantoises modernes 1792-1892’ Gentse blaaspijverenigingen en hun medailles beschreef. Het bestaan van deze uitstekende beschrijvingen was ons niet bekend. Onvergeeflijk. Mocht je, beste lezer, ondergetekende een dezer dagen wat rood aangelopen ergens in de stad zien rond dwalen, weet dan dit geen frisse blos is op zijn jeugdige wangen, maar ... schaamrood. Luc Devriese Met dank aan Rosa De Vriendt - Mores en Adrien Brysse
185
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 186
DE WINTERVELODROOM IN HET CITADELPARK DEEL I: (1922 - 1926)
VOOR U VERZAMELD UIT 31 600 EDITIES VAN DE “GAZETTE VAN GENT”.
Ghendtsche Tydinghen bracht in de editie van mei-juni 2008 het verhaal over het kortstondig bestaan van de velodroom in open lucht aan de Godshuizenlaan. Na de Eerste Wereldoorlog bereikte de wielersport in Gent een nieuw hoogtepunt met de inrichting van de Wintervelodroom in het Feestpaleis. Ondanks wisselend succes in de beginperiode is de jaarlijkse zesdaagse in het Kuipke tot op heden een sportief evenement van eerste orde. Dat de site destijds ook werd aangewend voor legendarische boksmatchen, variété en tentoonstellingen is wellicht niet zo goed geweten maar daarom niet minder interessant om er een paar afleveringen aan te wijden. Hier alvast deze eerste over de eerste vijf jaren...
6 mei 1922 Donderdagnamiddag vergaderde in het Feestpaleis de gemeenteraad onder het burgemeesterschap van de heer A. Vander Stegen. De schepenen Coppieters en De Munnynck waren aanwezig, alsmede talrijke gemeenteraadsleden. Een sportmaatschappij zal worden opgericht welke de grote feestzaal zal huren aan 20 000 frank de eerste 3 jaren, 25 000 frank voor de 3 volgende en 30 000 frank voor de laatste 4 jaren. De zaal moet daarbij gedurende de zomer drie maal ter beschikking gesteld blijven van de stad, dit zonder vergoeding. De Velodroom welke aldaar zal gebouwd worden zal verplaatsbaar en afbreekbaar moeten zijn. In die overeenkomst is ook begrepen dat de zaal moet beschikbaar blijven voor tentoonstellingen en mogelijks te geven grote feesten. In de grote zaal van het Feestpaleis was door de zorgen van de ontworpen sportmaatschappij een schema aangelegd, waardoor de gemeenteraadsleden zich een gedachte konden vormen van wat de wielerbaan in werkelijkheid zal wezen. Deze is de opvatting van de gekende Gentse bouwkundige Achiel Goedertier.
186
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 187
Volgens de bekomen inlichtingen zal de wielerbaan één der modernste en meest praktische zijn. Het geheel wordt in hout gebouwd en is afbreekbaar in 48 uur tijd. Alle sterkte en regelmatigheid van de piste is door de opgevatte plannen verzekerd. Aan de boord zal de renbaan een omtrek hebben van 225 meter. De virages zullen 7 meter hoogte bedragen en toelaten snelheden van 80 tot 85 kilometer per uur te halen. Men voorziet dat ongeveer 7 500 personen plaats zullen vinden, derwijze opgevat dat men overal op de beste manier de koersen zal kunnen volgen. Gemakkelijke zitplaatsen zullen worden gebouwd, alsmede cabines en al wat nodig is tot het verwezenlijken van een ideale wielerbaan. Een concert- en buffetzaal is ook voorzien. Alles doet besluiten dat de heer Goedertier op de voortreffelijkste manier het plan heeft gemaakt en het in de werkelijkheid zal weten te brengen. Het lijdt geen twijfel dat de Gentse Wintervelodroom een bepaald succes tegemoet gaat.
7 augustus 1922 Alle sportlieden zullen verheugd zijn te vernemen dat men te Gent, het hart van Vlaanderen dat tot hiertoe zulke schitterende wielrijders gaf, een maatschappij heeft gesticht tot het oprichten van een Gents sportpaleis. Een Wintervelodroom zal ons toelaten schone wielerwedstrijden in te richten zoals te Parijs en te Brussel, de enige steden van Europa die iets dergelijks bezitten. Gent is zonder tegenspraak het best gelegen voor het inrichten van sportieve betogingen tussen het noorden van België, Frankrijk en Holland, in de streek waar de wielrijders zo talrijk zijn. De Velodroom zal gesticht worden midden de schilderachtige omgeving van het park in de grote zaal van het Feestpaleis, waar wij één der schoonste en prachtigste renbanen van de wereld zullen hebben, met een cirkelomtrek van 225 meter. Meer dan 8000 toeschouwers zullen deze sportverenigingen kunnen bijwonen. De plannen zijn zorgvuldig bestudeerd door specialisten en opgevat naar de laatste sportieve noodwendigheden. De goede uitslag van deze onderneming kan geen twijfel opleveren, zowel op geldelijk als op sportief gebied en het geringe kapitaal dat nodig is om die belangrijke onderneming uit te voeren is op voorhand van een schoon winstvoordeel verzekerd. Dat allen die de sportbeoefening liefhebben, zelf beoefenen of door hun toetreding willen steunen, dus meehelpen aan een werk dat al de bewonderaars en voorstanders van de sport naar Gent zal doen stromen. Wij zullen dan weldra prachtige sportfeesten kunnen inrichten die het middelpunt zal worden van al de sportverenigingen en waar zich de kampstrijden
187
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 188
zullen afspelen van wielrijden, boksen, worstelen, tennis, enz.
25 augustus 1922 Het Gentse sportpaleis is in volle opbouw. De houten piste heeft een lengtedoorsnede van 130 meter en een breedte van 40. De uitvoerder van de werken, de heer Apostel van Boom, heeft de virages zodanig aangebracht, dat tot 80 kilometer snelheid kan verwezenlijkt worden, wat het bestuur zal toelaten stayers-koersen te geven. Dat zal ongetwijfeld een grote aantrekkelijkheid wezen voor de duizenden sportliefhebbers die de Wintervelodroom kan bevatten. Het publiek zal geplaatst worden in de tribunes welke worden aangebracht in de rechte lijn van de piste, terwijl de populairste plaatsen gebouwd worden langs de twee bochten. De heren Hubain, voorzitter van de samenwerkende maatschappij, Fritz Horta, bestuurder-beheerder, Gustaaf Van Renterghem, onderbestuurder, Thienpont, beheerder-afgevaardigde, Velghe en De Wandelaere, beheerders, willen groots werk verrichten en de sportliefhebbers vergasten op programma's van eerste gehalte. Men zal op de piste de beste snelheidsrijders, baankoersers en stayers zien verschijnen. De opening zal naar alle waarschijnlijkheid plaats hebben op 15 oktober met een 100 kilometer kampstrijd per ploeg van twee renners en een internationale snelheidsrit. Een zesdagenkoers zou verreden worden vanaf 30 oktober. Het groot voordeel van de in opbouw zijnde Wintervelodroom is, dat hij in het midden van de stad gelegen is, wat de bezoekers zal toelaten na een genoten sportvermaak met de aanpalende tramlijnen 4, 5 en 7 huiswaarts te keren. De Wintervelodroom zal niet noodzakelijk dienen tot het geven van velokoersen. Aldaar zullen ook grote boksontmoetingen en internationale worstelwedstrijden plaatsgrijpen, die zowel de Gentse sportlui als deze van buiten de stad zullen lokken. Op zondag 3 september zal het ruime sportpaleis voor het publiek toegankelijk zijn, mits een inkomprijs van 25 centiemen ten voordele van de liefdadige werken.
21 september 1922 De heer Fritz Horta leidde ons rond in de Wintervelodroom welke de kranige opbouwers Apostel en Wampay naar de plannen van de gunstig gekende Gentse architect Achiel Goedertier in enkele weken tot werkelijkheid wisten te brengen. De grootste bedrijvigheid heerst in de beste en modernste wielerbaan, wat
188
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 189
doet voorzien dat op 15 oktober alles in orde zal zijn voor de opening. De schilderversieringen zijn toevertrouwd aan de Gentse schouwburg- en decoratieschilders Richard De Rycke en Alfons De Cuyper, die volop aan het werk zijn. Voor degelijke elektrische verlichting wordt ook gezorgd. Alles is wonderwel verdeeld en van op alle plaatsen, zelfs de minst betalende, zal men alle verwikkelingen van de koersen tot in hun kleinste bijzonderheden kunnen volgen. Dat de onderneming zal lukken is geen seconde te betwijfelen, want de Vlaamse sportmannen die de kostelijke verplaatsing naar Brussel niet meer hoeven te doen, zullen aangename uren in het Gentse sportpaleis kunnen doorbrengen, vermits tijdens het winterseizoen al de beroemdste kampioenen zullen aangeworven worden. Terwijl men bij ons spreekt over zesdagen, snelheidsmatchen, ploeg- en stayerskoersen, draait Luycken in tegenwoordigheid van honderden nieuwsgierigen toertjes en doet hij ronden aan 10 seconden, wat een snelheid betekent van 86 kilometer per uur. Sommige ronden werden afgedraaid aan 92 kilometer, niettegenstaande de wereldkampioen de piste nog niet gewoon is en nog wat hoog rijdt in de bochten. Hij beweert dat het een echte biljart is en hij mits enkele oefeningen, een veel grotere snelheid zal bereiken dan in Brussel en de Buffalo in Parijs. Als het zo is zullen de liefhebbers van overgrote snelheid waar voor hun geld hebben en staan er ons nog veel schone ogenblikken te beleven!
6 oktober 1922 Het is dus bepaald op zondag 15 oktober om 3 uur in de namiddag dat de lang verwachte opening zal plaatshebben van de Gentse Wintervelodroom, opgericht in het Feestpaleis van het park. Het bestuur heeft voor deze openingsmeeting een programma samengesteld dat zelden door een inrichting werd bijeengebracht en alle sportliefhebbers zal bevredigen. De achtervolgingsmatchen en afvallingskoersen zullen door talrijke ploegen worden bekampt, terwijl als slot een twee-urenkoers zal verreden worden, te betwisten door 13 ploegen, gevormd uit de gekendste renners van dit uur. De strijd zal vinnig wezen, daar op de 120 minuten vier rangschikkingen zullen plaatshebben. De prijzen der plaatsen zijn vastgesteld als volgt: loges 10 frank, zetels en pelouse 7,50 frank, virage A 6 frank, virage B 4 frank, staanplaatsen 3 frank, alle taksen inbegrepen. Kaarten zijn op voorhand te bekomen aan de winketten van het Gentse sportpaleis en in het Hotel Continental aan de Sint-
189
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 190
Pietersstatie. Een bewaarplaats welke 1000 rijwielen kan bevatten is in de Wereldvelodroom voorzien.
Op 15 oktober 1922 had de lang verwachte opening plaats van de Gentse Wintervelodroom, opgericht in het Feestpaleis. Van 30 oktober tot 5 november werd de eerste zesdagenkoers gereden, gewonnen door de ploeg Oscar Egg - Marcel Buysse.
190
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 191
Het programma is als volgt samengesteld: - achtervolgingsmatch van 10 minuten met Perseyn - Vande Velde tegen Leon Buysse en Stockelynck; - eerste reeks van de snelheidsmatch tussen De Graeve, kampioen van België 1922, J. Dossche, kampioen van België 1921 en Van Kempen, één der beste Hollandse sprinters; - achtervolgingsmatch van 10 minuten, Van Hevel - De Baets tegen de gebroeders Wynsdam en de gebroeders Standaert; - tweede reeks van de snelheidsmatch; - afvallingskoers met deelneming van de overblijvende renners; - derde reeks van de snelheidsmatch; - twee-urenkoers, vier rangschikkingen, per ploeg van twee renners met volgende ploegen: De Graeve - Marcel Buysse Perseyn - Vande Velde J. Dossche - Leon Buysse Jean Levis - De Jaegher Victor Van Renterghem - Van Laere Dhondt - Maertens
Van Hevel - De Baets Van Kempen - Stockelynck De Wolf - Hellebaut Wynsdam Herman - TheoStandaert Alfons Van Renterghem - Van Laere Duray - Harden
23 oktober 1922 De zesdagenkoers te Gent van 30 oktober tot 5 november gaat een groot succes tegemoet. Het bestuur heeft niet minder dan 16 ploegen aangeworven, waaronder verscheidene renners die zich reeds meermaals onderscheiden hebben in soortgelijke koersen, zowel in Amerika als in Europa. Er zullen abonnementskaarten te bekomen zijn voor de ganse duur van de koers: pelouse 70 frank, zetels 80 frank, loges 100 frank. Het is te hopen dat het gemeentebestuur voor een betere verlichting in de dreven zal zorgen. Bij het verlaten van de Wintervelodroom kan men moeilijk de weg vinden!
1 november 1922 Vanaf 5 uur was redelijk veel volk aanwezig in de Wintervelodroom die prachtig versierd was. Een uitstekende harmonie luisterde gedurende de eerste uren die buitengewone sportgebeurtenis op. Reeds om 6 1/2 uur waren enkele rijders in de piste, waaronder Van
191
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 192
Lerberghe, Wynsdam, Mechal, P. Vande Velde en Van Kempen in witte trui, die langdurig werden toegejuicht. Zeer merkwaardig was het om het getal fotografen aan het werk te zien dat aanwezig was voor het vertrek. Er werd door menige deelnemers reeds flink gereden vooraleer de voorstelling van de 16 ploegen plaats had. Om 7 uur werden de eerste ronden afgelegd. PremiĂŤn waren aangeboden, onder andere 50 frank door het provinciaal comiteit van Oost-Vlaanderen, verder 25 liter melk, 5 flessen porto, 10 flessen champagnewijn en zelfs een som van 600 frank. Het orgel ging aan het spelen, wat voor gevolg had dat een tamelijk harde trein werd gevoerd. In de vroege morgen werd door de drukpers gebruik gemaakt eens rond te gaan langs de tenten van de verschillende renners. Daar zag men een barbier die Goedertier aan het scheren was en verzorgers die met de grootste nauwkeurigheid de rijwielen nazien. Sommige rijders lagen goed te snurken en droomden wellicht van een mogelijke overwinning in de zesdagenkoers van Gent. De renners schenen in het algemeen in een uitstekende conditie te verkeren. De ploegen zijn: Egg - Marcel Buysse (CH-B) Persyn - Brocco (B-F) Frederickx - Stockelynck (B-B) gebroeders Wynsdam (B-B) Peyrede - Neffarti (F-F) Hellebaut - De Jaegher (B-B) De Pauw - Van Laere (B-B) Erhelens - Vleminckx (NL-NL)
Van Hevel - De Baets (B-B) Van Kempen - Vande Velde (NL-B) gebroeders Standaert (B-B) Pagnoul - Harden (B-B) Van Lerberghe - Lucien Buysse (B-B) De Wolf - Marchant (B-B) Merckx - Tuyten (B-B) Godevier - Leon Buysse (F-B)
6 november 1922 Na 144 uren zijn 3733, 825 kilometer afgelegd. De algemene rangschikking: 1 2 3 4
Oscar Egg - Marcel Buysse Lucien Buysse - Van Lerberghe de gebroeders Wynsdam Hellebaut - De Jaegher
op 2 ronden op 3 ronden op 3 ronden
Na de koers werden bloemen aan de overwinnende ploeg aangeboden, maar Egg en Marcel Buysse werden door een groot deel van de toeschouwers uitgefloten. Van Kempen - Vande Velde, de gebroeders Wynsdam en Hellebaut De Jaegher werden het meest toegejuicht. De ploeg Brocco - Persyn gaf op in
192
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 193
de laatste strijd door spierpijnen van Brocco, vastgesteld door de dienstdoende geneesheer. De Gentse zesdaagse heeft de gelegenheid gegeven aan de bekende Tuben Colonial een nieuwe overwinning op haar erelijst te boeken. Al de beste renners reden op zulke banden en hebben er voor een groot deel hun succes aan te danken.
10 november 1922 In alle geval was de zesdagenkoers van Gent een onovertroffen succes dat tot eer strekt van de inrichters. Wel dient een opmerking gemaakt te worden nopens het reglement dat toegepast werd en onlogisch en niet praktisch is. Zo zag men het tweetal dat het grootste getal punten telde de laatste plaats bekleden. De inrichters hebben daar een breed veld tot zoeken naar een reglement dat op meer regelmatige wijze een zesdagenkoers zal doen betwisten. Op zondag 12 november zal de Belgische kampioen Arthur Wyns om 4 uur 15 een boksmatch betwisten in herkansing tegen de Zwitserse kampioen Christiaens. Het volledig programma bestaat uit Spanniers tegen Blankaert, Magnan tegen Dujardin, Pol Vernimmen tegen Young Mars en twee inleidingskampen.
14 november 1922 In de boksmatch overwon Wyns door opgave van Christiaens in de vijfde round. Op zondag 19 november in de Wintervelodroom een snelheidskoers voor abonnenten, een 30 kilometerkoers voor onafhankelijke renners per twee, een 20 kilometerkoers voor stayers en een achtervolgingsmatch.
30 november 1922 Allen naar de Wintervelodroom op zondag 3 december voor het criterium van de baanrenners. Als clou de koers van 100 kilometer met de grootste namen, de overwinnaars van de laatste twee Ronden van Frankrijk, LĂŠon Scrueur in 1921 en Firmin Lambot in 1922, Louis Mottrat, de overwinnaar van Parijs Bordeaux, enz.
14 december 1922 Nooit zullen de Gentenaars een spektakel te bewonderen hebben als dit welke 193
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 194
op zaterdag 16, zondag 17 en maandag 18 december in het Gentse Sportpaleis zal plaatshebben. Men zal er namelijk de troep van het Cirque Royal te zien krijgen, met onder meer ruiteroefeningen met de waardevolste paarden, acrobatennummers, guitige clowns en een onovertroffen stierengevecht met de beroemdste toreadors. De prijzen zijn in het bereik van ieders beurs: loges en stoelen op de pelouse 8 frank, zetels in het midden 6 frank en zijzetels 5 frank. Eerste, tweede en derde staanplaatsen respectievelijk aan 4, 3 en 2 frank.
22 december 1922 Ter gelegenheid van Kerstmis wordt in de Gentse Wintervelodroom op zondag 24 en maandag 25 december een bijzondere 24-urenkoers ingericht. De luchtkamers COLONIAL zijn ontegensprekelijk de besten Iedereen weet dat! Eischt ze op uw rijwiel!! Colonial Rubber, 8, Stropkaai, Gent (aankondiging)
17 januari 1923 De Gentse sportliefhebbers zullen dank zij het bestuur van het Sportpaleis het buitengewone voordeel hebben de vermaarde bokser Batling Siki aan het werk te zien, de overwinnaar van Carpentier die te Parijs en te Brussel een ongehoorde bijval heeft genoten. Het gerucht rond de zaak Siki-Carpentier gemaakt, plaatst de zwarte bokser tussen de volksgezindste der kampioenen, want wat men ook zeggen mag, de man die Carpentier vermocht te overwinnen is iets buitengewoons. Natuurlijk zijn er veel mensen die een neger niet kunnen witwassen, in de eerste plaats degenen die er klop van kregen, maar voor ons heeft de atletische waarde de voorkeur en wit of zwart, wij kennen niets dan daden, geen woorden. De neger-bokser zal namelijk in de ring een vertoning geven van drie rounds met zijn gangmaker Stuber. Tegelijk zullen de toeschouwers in de Wintervelodroom het genoegen smaken, een nooit gezien programma te kunnen aanschouwen van variĂŠtĂŠnummers, paardenoefeningen en clowns. Verder ijzerdraadoefeningen en een spektakel met motocycletten. De vertoning van Batling Siki heeft plaats op zaterdag 20, zondag 21 en maan-
194
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 195
dag 22 januari om 7 uur 30 ‘s avonds en op zondag is er een namiddagvertoning om 3 uur. De prijzen: 7,50 frank voor de voorbehouden plaatsen, 2 frank voor de volksplaatsen.
2 maart 1923 In de Gentse Wintervelodroom wordt op 4 maart de Grote Prijs der Floraliën gereden. Voor het sluiten van het seizoen heeft het bestuur gezorgd voor een programma dat de moeilijksten zal bevredigen. Er wordt namelijk een zesurenkoers betwist per ploegen van twee renners. Wat het belang van deze rit nog zal verhogen is, dat het comiteit van de Floraliën twee prachtige bekers uitlooft, toe te kennen aan de overwinnaars van deze monsterkamp die op waardige manier het winterseizoen zal afsluiten. De samenstelling van de ploegen is derwijze geschikt, dat men zich aan een onverbiddelijke strijd mag verwachten. Ze zijn ongetwijfeld van gelijke sterkte en kunnen aanspraak maken op de eindoverwinning. De rit wordt betwist met verscheidene rangschikkingen, wat de spanning nog zal verhogen. Elf ploegen, waaronder J. Van Hevel en C. De Baets, de glorierijke overwinnaars van de zesdagenkoers van Brussel, zullen hun opwachting doen.
6 maart 1923 De grote Prijs der Floraliën, ter afsluiting van het koersseizoen in de Wintervelodroom, werd in 6 uur verreden over 220, 725 kilometer. De uitslag: 1 2 3
Van Hevel - De Baets Rielens - Juseret De Bunne - Desmedt
met 31 punten met 27 punten
6 april 1923 In het Feestpaleis zijn aan alle kanten talrijke werklieden bezig met de schikking en het gereed maken van de twee tentoonstellingen die op 14 april zullen opengaan: de wereldberoemde Floraliën en de werken der oorlogsinvaliden. In de grote hal welke voor de bloemententoonstelling is bestemd, is geen spoor meer te bespeuren van de wielerpiste. De grond is in hoogten en laagten omgewerkt en kunstig verdeeld tot het vormen van talrijke perken.
195
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 196
11 oktober 1923 De werken voor de heropbouw van de Gentse Wintervelodroom in het Feestpaleis van het park gaan goed vooruit. Alles moet in orde staan op 29 oktober, dag waarop het vertrek zal gegeven worden van de zesdagenkoers, waaraan 18 ploegen zullen deelnemen. De ondernemers van de wielerbaan, de heren Apostel en Mampay, hebben geleerd uit de wedervaardigheden van het verlopen seizoen en de nodige verbeteringen aangebracht. De uitgangen van de virages werden derwijze verhoogd, dat de grootste snelheden kunnen verwezenlijkt worden. Ook zullen de koersen achter motoren met drie stayers zonder enig gevaar kunnen plaatsgrijpen. Zondag aanstaande 14 oktober kunnen de renners hun gangmaking hernemen.
6 november 1923 De tweede Gentse zesdaagse in de Wintervelodroom omvatte 3 698, 970 kilometer in 144 uren. De uitslag: 1 2 3 4
Lucien Buysse - Victor Standaert (B-B) Frederickx - Van Ruyssevelt (B-B) de gebroeders Narcy (F-F) Goossens - Verbercht (B-B)
op 1 ronde op 1 ronde op 1 ronde
De overwinnaars werden voorgesteld aan de heren gouverneur en burgemeester. Een deel van het publiek schuifelde. Onder aanhoudend handgeklap reden de gebroeders Narcy bij het spelen van de Marseillaise met bloemen beladen de ereronde. Ook Frederickx en Van Ruyssevelt werden zeer toegejuicht. Het volk verliet langzaam de piste en beoordeelde op verschillende manieren de uitslag. De inrichters moeten bij de toekomende koers zorgen dat verscheidene uitgangen geopend zijn, want zondag werden de duizenden personen buiten gelaten langs ĂŠĂŠn enkele deur! Op 17 november zullen koersen op Amerikaanse wijze worden gereden, 80 kilometer en per ploegen.
3 december 1923 In de Gentse Wintervelodroom wordt op zondag 9 december aanstaande een koers op touw gezet die tot nu toe nooit was gezien: een criterium voor ge196
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 197
broeders, te betwisten in een koppelrit van drie uren, met: Hendrik en Theo Wynsdam Aimé en Armand Vermandel Victor en Alfons Standaert Gerard en Gaston De Baets Urbain en Gerard Fierens
Alfons en Raymond Spiessens Jules en Lucien Buysse Jules en Leopold Matton Louis en Georges Verhaest René en Marcel Borgmans
2 januari 1924 Gezien de grote bijval van de koersen achter motoren welke zeer puik waren, heeft het bestuur van de Wintervelodroom besloten op zondag 6 januari andermaal belangrijke koersen met motorgangmaking op het programma te brengen. Deze maal zullen drie stayers op de piste zijn. De aangeworven renners zijn Leon Van der Stuyft, de overwinnaar van vorige zondag, Pierre Grignard, recordman van de wereld wat betreft de mechanische gangmaking en Colombatto, de Italiaanse kampioen achter motoren. Deze drie stayers zullen elkander ontmoeten in een achtervolgingsmatch van 10 kilometer en een reeks van 30 kilometer in lijn. Alle zondagen is de Velodroom ‘s morgens beschikbaar voor de gangmaking.
27 maart 1924 In de Wintervelodroom zal onder leiding van de kunstbestuurder Jos Van Damme een attractie worden uitgevoerd die zowel te Londen, Parijs als New York de grootste bijval heeft bekomen. Het betreft de Dodensprong met twee automobielen op een hoogte van 18 meter over een ruimte van 24 meter, benevens een uitgelezen variétéprogramma met nummers van eerste rang en een orkest van 40 muzikanten. Avondvertoningen om 8 uur van vrijdag 28 tot maandag 31 maart. Dagvertoningen om 3 uur op zondag en maandag.
30 maart 1924 Vrijdagavond was in de Wintervelodroom veel volk aanwezig om de prachtige variéténummers bij te wonen welke kundig waren samengesteld door de heer Jos Van Damme. Van de nieuwste nummers vermelden we: - Donato, de man met het ijzeren gebit, die een wagen met twintig personen 197
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 198
bij middel van de tanden voorttrekt; - de Georgiëns, met de huiveringwekkende oefeningen op de peers; - de zeer merkwaardige Walter Brothers, wielrijders op de piédestal. De clou was de Dodensprong, uitgevoerd door een man en een vrouw met twee auto's. Het was in een ongehoorde vaart van 125 kilometer per uur dat de rijtuigen van een steile helling rolden en over een wijde opening boven elkander vlogen, het indrukwekkendste nummer dat ooit werd vertoond in dit soort van waaghalzerij.
3 augustus 1924 Na het sluiten van de tentoonstelling der Coöperatieve Werken zal in de grote zaal de Velodroom weer opgebouwd worden. Hij wordt dan niet meer afgebroken voor de opening van de Floraliën in 1928. Het driejaarlijkse Salon der Schone Kunsten in 1925 zal ingericht worden in de Warme Serre.
8 oktober 1924 De drukpers mocht voor de aanvang van het aanstaande winterseizoen een bezoek brengen aan de Wintervelodroom van Gent. Deze maal blijft de baan gedurende vier jaar bestaan. De opbouw van de piste is volop bezig tegen de zesdaagse vanaf 27 oktober. De sympathieke sportraadgever de heer Oscar Brackman deelde mee dat buiten de openingsmeeting gewoonlijk alle veertien dagen zal gereden worden, dank zij afwisselende programma’s waarop de voornaamste en gekendste specialisten zullen voorkomen in snelheidskoersen, ploegkoersen waaronder de zesurenrit en individuele koersen aan de stayers. In het lokaal waar de piste gelegen is zijn betere verlichtingen aangebracht en tevens zal gezorgd worden voor een degelijke verwarming, van het grootste belang voor de opkomst van het publiek.
19 oktober 1924 Heden avond zal de heer burgemeester Vander Stegen en een afvaardiging van de municipale raad van Parijs het vertrek bijwonen van de zesdagenkoers in de Wintervelodroom van Gent. De heer burgemeester zal officieel het vertrekschot lossen.
198
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 199
3 november 1924 Na 144 uren rijden en 3 699, 505 kilometer te hebben afgelegd is de eindrangschikking van de Gentse zesdagenkoers als volgt: 1 2 3 4 5
Persyn - Verschelden Van Hevel - Lucien Buysse Delbecque - Declerq Omeye - Thollembeek Aerts - Marcel Buysse
op 1 ronde
De overwinnende ploeg werd overladen met bloemen en deed een ereronde bij het spelen van de Brabançonne. De derde Gentse zesdaagse is een groot succes geweest, zowel uit degelijk oogpunt als op sportgebied.
19 februari 1925 In de Wintervelodroom was zondag namiddag veel volk aanwezig voor de ontmoeting Holland - België. Het vertrek voor de eerste snelheidsreeks werd gegeven door de heer Goeman, consul van Holland te Gent. De koersmeeting werd opgeluisterd door het muziekkorps De Sportvrienden van Sas-van-Gent.
28 februari 1925 We herinneren het sportpubliek aan de koers van 1 maart om 15 uur in de Wintervelodroom. De clou van het programma is wel de koers achter moto's met drie stayers in iedere manche. Georges Sérès, wereldkampioen achter moto’s in 1920 en drie maal overwinnaar in de zesdagenkoersen te Parijs zal er zijn. Ook Gustave Gavay, eerste in het kampioenaat van Frankrijk in 1923 en 1924 en tweede kampioen van Amerika in 1924, niettegenstaande hij een gevaarlijke val deed tijdens de koers.
18 maart 1925 Het groot liefdadigheidsfeest van 23 maart in de Wintervelodroom belooft uiterst interessant te wezen. De Cercle Equestre zal het tandemnummer voor ruiters en amazones geven dat in het Nieuwe Circus zulk een groot succes oogste. De Amicale der onderofficieren zal insgelijks aan het feest deelnemen en de sportkring van het eerste regiment veldgeschut zal onder leiding van 199
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 200
adjudant Rentelaere nooit eerder vertoonde nummers uitvoeren. Voor het wielrijdersgedeelte hebben verscheidene renners belangloos hun medewerking toegezegd, waaronder de Belgische kampioen René Vermandel. De koninklijke schermmaatschappij Jeanne d’Arc zal er ook zijn. Het feest wordt gegeven ten bate van het Hulpfonds van de Nationale Bond der Oorlogsinvaliden.
18 april 1925 Zondag 19 april komt de eerste rit van de Ronde van België, Brussel - Gent, 185 kilometer, in de Gentse Wintervelodroom aan. De Belgische baankampioenen nemen er aan deel. In afwachting zullen vanaf 2 1/2 uur zes achtervolgingskoersen achter moto's gehouden worden, alsook snelheidskoersen en achtervolgingen voor liefhebbers en juniors.
21 april 1925 Uitslag van de aankomst van de Ronde van België in de Wintervelodroom: 1 Denis Verschueren 2 Cyrille Omeye 3 Maurice De Waele
3 uur 50’ 54” 3 uur 54’ 05” zelfde tijd, 1/4 lengte achter
17 september 1925 Zondag aanstaande zullen om 3 uur grote militaire feesten plaats hebben in de Wintervelodroom. Het programma is samengesteld uit vele aantrekkelijkheden: oefeningen te paard, jeu de la rose en een Indiaans feest met de indrukwekkende schaking van een meisje, opgevoerd door het eerste regiment artillerie. Verder het ballet van het huis Engel van Brussel, het ballet Franco-Belge, het ballet der Olympiaden en verschillende attracties welke nieuw zijn voor onze stad. Zaterdag komen rond 18 uur in de Sint-Pietersstatie 42 negers aan, alsook enkele Senegalezen die in het Congolees Dorp zullen te zien zijn. Voor de jonge toeschouwers is er een bal met een echte jazz-band die volledig bestaat uit negers. Er zijn plaatsen aan 10, 5 en 2 frank. Na 6 uur is de algemene prijs 2 frank voor het bal en het Congolees Dorp.
200
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 201
22 september 1925 Zondag had het militair en Congolees feest plaats in de Wintervelodroom, gegeven ten voordele van het gedenkteken van Kinshasa, ter nagedachtenis van de blanken en de Franse negers gevallen in de wereldoorlog. Het is wonderwel geslaagd. Men zag dansen uitvoeren en karavanen defileren met hangmatdragers in hun kledij. In de Warme Serre was het Congolees Dorp ingericht door de zorgen van commandant Fustin, gewezen koloniaal, die iets enigs heeft geschapen waarbij niets verwaarloosd werd om de werkelijkheid weer te geven. Honderden equatoriale planten waren met veel smaak geschikt door de heer De Wilde, bestuurder van de stedelijke beplantingsdienst. Men zag er tenten voor de soldaten, een hut voor de blanken en de vervoermiddelen in Congo. Meldenswaardig was het kamp der inboorlingen, dragers van het Bugandaras. Deze negers gedroegen zich vooral heldhaftig gedurende de Afrikaanse oorlog. Met lasten van 25 kilo op het hoofd werden door hen duizenden kilometer afgelegd om levensmiddelen, munitie, enz. naar het front te brengen. Ruim 30 000 van hen zijn gesneuveld op de Afrikaanse wegen! Alles werd met de grootste smaak aangelegd en ongetwijfeld zal het Congolees Dorp, waar dansen en muziek worden uitgevoerd, tot woensdag aanstaande nog menig bezoeker ontvangen.
27 september 1925 De zesdaagse in de Wintervelodroom is bepaald van donderdag 10 tot woensdag 16 november. Vooral de namen van gekende Italiaanse renners worden vooruitgezet, onder andere Girardengo - Livari en Bestotti - Mori.
11 november 1925 De eindrangschikking van de zesdaagse na 3 390,700 kilometer: 1 2 3 4
Van Hevel - De Baets Persyn - Verschelden Lucien Buysse - Thollembeek Girardengo - Livari
op 1 ronde
20 januari 1926 Op zaterdag 30 januari heeft in de Velodroom een grote boksmeeting plaats 201
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 202
met de weerwraakmatch Jean Delange - Ernest Tyncke en schitterende nevenkampen. Dank zij een buitengewone hoge beurs is de Ghent Boxing Hall er dus toch in gelukt de ophefmakende match tussen de Luikse wereldkampioen der liefhebbers Delange en onze gevierde knock-outer Tyncke op touw te zetten. Tyncke wil door een overwinning bewijzen dat hij de meest geschikte challenger is van Devos voor de Belgische titel der middengewichten, zodat wij een veelbetwist gevecht mogen verwachten !
2 februari 1926 De bokswedstrijd in de Wintervelodroom tussen Delange en Tyncke werd in twaalf spannende ronden betwist. Voor het einde wist Delange door een linker hoekslag zijn tegenstrever in het aangezicht te treffen. Tyncke werd winnaar op punten uitgeroepen. Deze beslissing lokte menig geschuifel uit.
3 oktober 1926 De zesdagen van Gent gaan bepaald door, namelijk van dinsdag 8 tot zondag 13 november. Het was slechts na een gegronde aarzeling dat het nieuw bestuur van de Wintervelodroom de beslissing nam ze toch in te richten, alhoewel het na de ongelukkige wending van de rit verleden jaar weinig aan te prijzen is zich in een avontuur te wagen. Doch de leiders van de onderneming willen hun beloften nakomen en er bestaat geen twijfel dat de zesdaagse een succes wordt. Vooraf zal gezorgd worden jeugdige renners aan te nemen die ongetwijfeld leven in de rit zullen brengen, om zodoende de grote ploegen te verplichten met meer waardigheid hun koersen te verdedigen. Een aanmoedigend besluit om de renners aan te zetten de koersen meer leven bij te brengen, is het toekennen van de dagelijkse premie van 1000 frank aan de ploeg welke zich vooral onderscheidt om de rit aantrekkelijk en bewogen te maken.
10 oktober 1926 Van 9 tot 18 oktober zijn de Djigitten-Kozakken in de Wintervelodroom van Gent. We woonden de eerste voorstelling bij. Reeds van in het begin deden zij zich als onovertroffen ruiters opmerken. Na een paradestoet en een groet aan de Belgische vlag begonnen de oefeningen. Eerst deden ze in een wilde vlucht allerlei gevaarlijke sprongen langs beide 202
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 203
zijden van het paard, dan Kaukasische spelen, zoals in volle galop met de sabel fijne boomtakken afhouwen, met de lans kleine bollen afsteken en allerlei kunstsprongen over de hals van het paard. In volle vlucht, rechtstaande op het zadel, klauterde een Kozak op de schouders van een tweede. Dan volgden scènes uit de oorlog. Als afwisseling gaven ze een afbeelding van een typisch Russisch dorpsfeest, met een plotselinge inval van vijandelijke soldaten, de ontvoering van een jonge bruid en het eindgevecht. In hun Russische liederen bewezen zij ook voortreffelijke zangers te zijn. Dan volgden allerlei dansen met zwierige, wilde bewegingen. Gedurende het einddéfilé werden alle medewerkers luid toegejuicht.
14 november 1926 Nestor Delmotte en Victor Soenen, die uit het buffet van de Wintervelodroom vertrokken waren met 50 000 frank, zijn aangehouden. De heer De Rouck, officier van de gerechtelijke politie, was naar Bordeaux vertrokken op zoek naar de twee inpakkers. In Parijs bezocht hij eerst zijn Franse collega's en kreeg er de overtuiging dat beiden, alvorens naar Marokko te vertrekken, zich vermaakt hadden te Montmartre. Na een nacht zoeken had de heer De Rouck het geluk de twee kerels te ontdekken. Op het ogenblik van hun aanhouding hadden zij nog 20 frank. Beiden waren zelf bestolen door vrouwen van lichte zeden met wie zij zich vermaakt hadden. Delmotte en Soenen hadden zelf klacht ingediend tegen de vrouwen. De Parijse politie keek natuurlijk aardig op toen zij vernamen dat de twee Belgische kereltjes zelf opgezocht werden.
15 november 1926 Eindrangschikking van de Gentse zesdaagse in de Wintervelodroom: 1 2 3 4 5 6
Cesar De Baets - Thollembeek Staert - Vermand Louis Maes - Méchant Roels - Orolé Vermeerbergen - Albert Maes Van Nek - Marcel Buysse
478 punten 305 punten 190 punten 125 punten 112 punten op 1 ronde
203
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 204
19 december 1926 Vrijdag kwamen in Gent onder politiegeleiding de genaamden Nestor Delmotte en Victor Soenen aan, de koffiehuisbedienden welke gedurende de zesdaagse van Gent het buffet hielden in de Wintervelodroom, de voorlaatste dag de plaat poetsten met een belangrijke som en hun leveranciers onbetaald achter lieten. De twee oplichters waren te Parijs aangehouden. Onderzoeksrechter De Buck heeft hen onder aanhoudingsmandaat geplaatst. ERIK DE KEUKELEIRE Fragmenten uit “De Gentse citadel en het Citadelpark, deel 2 (1908-1940)”, 320 pagina's, oktober 2004, uitgave in eigen beheer.
MINDER BEKENDE EN/OF VERDWENEN LOCATIES
DIERENMARKTEN
Veemarkt. Peerdenmarkt In de 16e eeuw was er iedere vrijdag een paardenmarkt op de Koornlei. De Veemarkt, ook wel Peerdenmarkt genaamd, werd in de 16e eeuw gedeeltelijk gehouden aan het oostelijk einde van de Koningstraat (de huidige Vlasmarkt), en verder langsheen de huizen van het Sint-Jacobskerkhof tot aan ‘t Crochtjen (thans café ‘t Krochtje op de Vlasmarkt). In Sint-Amandsberg had, vanaf 1540, ieder jaar op negen mei een paardenmarkt plaats op de Antwerpsesteenweg. Een heel grote en bekende markt waar men ook vanuit het buitenland op afkwam om paarden te kopen. 204
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 205
Varkensmarkt De varkensmarkt werd gehouden bij ‘t Crochtjen, vóór het Sint-Jansgodshuis, thans verkoopzaal St.-John tegenover de Sint-Jacobskerk.
Schaapmarkt De schaapmarkt werd iedere vrijdag gehouden in de straat die vroeger SintJansdreef heette en nu Oude Schaapmarkt. Die markt bestond zeker reeds in de 15e eeuw. De schaapmarkt werd in de 19e eeuw overgebracht naar de Oude
Beestenmarkt.
De nieuwe Beestenmarkt vóór 1929 (nog niet overdekt)
Poeldenmarkt, Pouillemarkt, Kiekenmarkt Werd gehouden in de smalle straat tussen het stadhuis en het thans verdwenen huizenblok tegenover de Mammelokker.. Iedere week, de dinsdag en de vrijdag, werd er een markt van gevogelte, wild en konijnen gehouden. Van 7 u tot 13 u.
Konijnenmarkt In de 17e eeuw kwamen de opkopers van konijnen naar de konijnenmarkt op de Kouter. 205
Oude Beestenmarkt op zondagmorgen.
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 206
206
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 207
Vismarkt Aanvankelijk op de Groentemarkt, later op het Sint-Veerleplein. Op de vismarkt werden geen levende dieren aangevoerd.
Vogelmarkt De vogelmarkt of duivenmarkt, waar men behalve vogels ook geiten, konijnen, honden en andere huisdieren te koop aanbood, werd gehouden op zondagmorgen op de Vogelmarkt, hoek Korte Dagsteeg en Brabantdam. Bij de opening van de Nieuwe Beestenmarkt in 1858 werden alle kleinvee en huisdieren overgebracht naar de Oude Beestenmarkt. Enkel de vogels en de vissen bleven op de Vogelmarkt. Verhuisd naar het Laurentplein. Thans gevestigd op de Vrijdagmarkt. Iedere zondagmorgen. Vermits vogel in het Gents "veugel" is, kan het woord al eens aanleiding geven tot obscene uitdrukkingen.
Oude Beestenmarkt Vanaf 1629 verhuisde de beestenmarkt naar het oostelijk einde van de SintJacobsnieuwstraat. Op de hoek aan de Nieuwbrug hield men er varkensmarkt. Op het groot langwerpig plein aan de oever van de Nederschelde werden iedere vrijdag kalveren en runderen te koop aangeboden. Na liet verhuizen van de runderen naar de Nieuwe Beestenmarkt in 1858, bleven enkel nog pluimvee, kleinvee en huisdieren over en werd de markt door de Gentenaars Hondenmarkt genoemd. Nu zijn ook honden op de markt verboden, maar de naam Hondenmarkt is gebleven. Open iedere zondagmorgen.
Nieuwe Beestenmarkt Grootste en meest bekende van de Gentse markten. Sedert 1929 overdekte veemarkt en slachthuis opgetrokken in 1858 op het plein tussen de Kasteellaan en de Schelde. F. Lousbergskaai, op de plaats van het vroegere Spanjaardskasteel. Gebouwd door architect Louis Roelandt en vermoedelijk afgewerkt door architect A. Pauli. In de jaren 1960 werden nieuwe vleugels aan het slachthuis toegevoegd. Ik herinner me dat, toen ik in de tweede helft van de jaren 1940 op de Schoolkaai woonde, op de marktdagen al de straten van de hele buurt vol stonden met vrachtwagens van veehouders en dat het er heel druk was. Af en toe brak er eens een stier los... er is er zelfs een in de Schelde gesprongen.
207
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 208
De markt en het slachthuis werden in 1987 gesloten en afgebroken. Op de vrijgekomen ruimte werden sociale appartementen gebouwd en een grote groene ruimte aangelegd. Sindsdien is er geen veemarkt meer in Gent. De dichtst bijzijnde veemarkt, runderen en paarden, is in Brugge. Hier en daar wordt in Vlaanderen wel nog een jaarlijkse paarden-, schapen- of geitenmarkt gehouden. Literatuur Bouwen door de eeuwen heen. Inventaris van het cultuurbezit in België. Architectuur. Stad Gent. Deel 4 na, 1976. Bouwen door de eeuwen heen. Inventaris van het cultuurbezit in België. architectuur. Stad Gent. Noord-Oost. Deel 4 nb, 1979. E. De Herdt e.a., De Markt, 1988. Eddy Levis, Van alle markten thuis Twaalf afleveringen in de nummers van Ghendtsche Tydinghen van 1988-1989. Internet. Google.
Daniël Van Ryssel.
208
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 209
GENTSE MEMORIEDAGEN: 17-18-19-20-21 NOVEMBER
17 November 1528 De Gentse Schepenen erkennen de strafrechtsmacht der Grootjuffrouwen over de begijnen.
17 November 1631 Geboorte van Marcus ab Aviano. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2003 - N° 6 - pp. 400-401
17 November 1666 Maximiliaan Graet ontvangt de toelating tot het verschijnen van de “Ghendtsche Post-Tydinghen”.
17 November 1795 Du Bosch wordt benoemd tot “Commissaire du Directoire près l’Administration du Département de l’Escaut”. Zie ook “Ghendtsche Tydinghen” - 1999 - N° 3 - pp. 161-162
17 November 1901 Dood van Ferdinand Van den Bemden. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2004 - N° 5 - pp. 330-331
17 November 1946 Het borstbeeld van Mechelynck dat gedurende de 2e Wereldoorlog in de Visserij geworpen werd, wordt opnieuw ingehuldigd. Zie ook “Ghendtsche Tydinghen” - 2003 - N° 2 - p.113
17 November 1971 Inhuldiging van een gedenkplaat aan het oud gebouw van “De Nieuwe Cirkus”. Het werd geschonken door de gebroeders Bouglione. (Een dag later dan de dag vermeld op de gedenkplaat.)
209
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 210
17 November 1977 Bezoek aan Gent van de Koning van Spanje Juan Carlos, vergezeld van Koningin Sofia en het Belgisch vorstenpaar.
17 November 2002 Dood van Adriaan Verhuist. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2010 - N° 1 - p.66
18 November 1522 Geboorte van Lamoral van Egmont, Prins van Gavere, op het Kasteel “de la Hamaide” bij Ath. Egmont of Egmond is een localiteit in Noord-Holland. Brillante Cavaleriegeneraal, vader van 13 kinderen. Benoemd tot Ridder van het Gulden Vlies te Utrecht in 1546. In 1554 trouwde hij in naam van Filips II met de handschoen met Mary Tudor. Was eigenaar van het Hof van Fiennes dat hij geërfd had. Werd door Alva aangehouden op 9 September 1567. Samen met Hoorne zat hij in 1567-1568 gevangen in het Spanjaardskasteel en samen met Hoorne werd hij te Brussel onthoofd op 5 Juni 1568.
18 November 1665 Bij Koninklijk Besluit krijgen de Zusters Ursulinen uit Mons de toelating om zich in Gent te komen vestigen. Dit niettegenstaande het verzet van de Gentse schoolmeesterswereld die niet ingenomen was met deze mogelijke concurrenten. Zij mochten aan arme kinderen kosteloos onderwijs verstrekken in godsdienst, lezen, schrijven, Vlaams, Frans en handwerk. De zusters van deze Orde die gesticht was in Frankrijk in 1611, betrokken een pand in de Ridderstraat, op de plaats waar later de Gendarmeriekazerne zou komen. Hun onderwijs richtte zich niet alleen tot arme kinderen, maar misschien vooral tot meisjes uit de begoede klasse aan wie Frans onderwijs verstrekt werd. In 1720 telde hun school 150 betalende leerlingen en evenveel nietbetalenden. Hun onderwijs kende een groot succes en na enkele jaren was hun lokaal in de Ridderstraat te klein geworden; zij kochten het voormalig Hof van Mortaigne in de heerlijkheid van St-Pieters. En daar begingen zij de stommiteit van een kapel te bouwen zonder de toelating gevraagd te hebben aan de Abt van de St-Pietersabdij. In die tijd duldden de abten geen enkele aantasting van hun rechten en met zo iets konden zij niet lachen. Een conflict dus tussen 210
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 211
de Ursulinen en de Abt van St-Pieters en de Abt haalde natuurlijk de bovenhand. Na drie processen werden de zusters gedwongen het gebied van de Abdij te verlaten. Zij kochten in 1681 dan maar een groot huis in de Veldstraat. In 1695 kregen zij van de Schepenen de toelating terug te keren naar hun vroeger klooster in de Ridderstraat. Zij verkochten hun pand in de Veldstraat aan Jean-Baptiste d'Hane-Steenhuyse die er zijn bekend hotel liet bouwen. Toen Jozef II in 1783 tal van kloosters afschafte stond hij hen het Klooster van de Galileeën in de Hoogstraat af. Daar werden zij in 1798 afgeschaft door de Fransen. Er waren dan nog meer dan 20 religieuzen in het klooster. Hun vorige klooster in de Ridderstraat diende in 1787 als wachtlokaal voor de leden van de 4 Hoofdgilden, in 1790 als Hoofdwacht van het korps der vrijwilligers te paard en in 1793 als lokaal van de “stadswaekende mannen”. Later kwam er dan de Gendarmeriekazerne. Het enige wat nog herinnert aan de zusters is de Ursulinenstraat die loopt van de Zandberg naar de Kwaadham.
18 November 1680 Geboorte te Gent van Jean-Baptiste Loeillet. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2005 - N° 3 - p.183
18 November 1791 Josse Clemmen krijgt de titel van “Baron”. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2007 - N° 5 - pp. 312-313
18 November 1792 “De Gebuerten der Stad Gend zyn vergaederd geweest tot het verkiesen van negen-en-veertig Borgers, de welke de Gemeynte by een geroepen hadden tot het kiesen van de Representanten der selve Stad.”
18 November 1827 Plechtige opening van het Kanaal van Terneuzen.
18 November 1838 Jacob Kats houdt zijn eerste Gentse meeting in het “Damberd”. Deze toneelschrijver en redenaar hekelde reeds vóór 1840 de onderdrukking van de werkmansklasse en de almacht van de katholieke kerk. Hij werd geboren in een weversfamilie en kreeg onder het Hollands regime
211
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 212
een opleiding als onderwijzer. Na 1830 trachtte hij in Brussel een schooltje open te houden, maar toen dit niet lukte probeerde hij met weven zijn brood te verdienen. Met o.m. zijn broers en nog enkele anderen stichtte hij in 1833, de “Maetschappij der Verbroedering”. Deze begon via toneelopvoeringen propaganda te voeren met stukken die door Kats geschreven werden. Hij stichtte ook het blad “Den Waren Volksvriend”. Hij stierf in Brussel in januari 1886 op 82-jarige leeftijd.
18 November 1873 Geboorte van de francofone Gentenaar Pierre Verhaegen, zoon van Arthur. Deze advocaat bij het Hof van Beroep was ook een gepassioneerde oudheidkundige. Enkele van zijn titels (functies): Président de l'Ecole des Hautes Etudes, Président des “Amis du Vieux Gand”, Président du Comité de Direction de l’édition gantoise de la “Métropole”, Membre de la Commission Royale des Monuments et des Sites, Membre de l’Académie Royale d’Archéologie et d’Histoire, Président des Concerts d’Hiver. Hij schreef talrijke oudheidkundige werken waaronder “Les Eglises de Gand de Gand”. Provincieraadslid van 1899 tot 1921. Hij stierf op 17 mei 1953.
18 November 1894 Inhuldiging van het eerste lokaal van “Vooruit” op de Vrijdagmarkt.
18 November 1927 Oprichting van het “Hoger Instituut voor Lichamelijke Opvoeding”.
18 November 1960 Stichting van de “Gidsenbond voor Oost-Vlaanderen” als een feitelijke vereniging.
18 November 1969 In gebruikname van de Ringvaart.
212
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 213
19 November 1530 Executie op de Vrijdagmarkt van Ridder Josse De Backere. Dit was de eerste ketterverbranding in Gent. Hij werd reeds in 1528 omwille van zijn “geloofsdwalingen” de tong doorstoken en het haar afgebrand, terwijl hij gedurende 3 jaar een rood kruis op zijn rechtermouw moest dragen. Er zouden - helaas - nog veel anderen volgen.
19 November 1623 De Engelse Jezuïeten krijgen van de Abt van de St-Pietersabdij de toelating om een kerk, klooster en school op te richten op de Steendam, waar zij onderwijs zouden geven in de Engelse taal. Hun kapel paalde aan de straatzijde, de kloostergebouwen grensden achteraan het Baudelooleitje waarover een brugje liep dat toegang gaf tot hun tuin die helemaal omsloten was door het park van de Baudeloo-abdij. Door dit park hadden de Jezuïeten een doorgangsrecht naar de Oude Vest. Hun Orde werd afgeschaft in 1773. Op de plaats van hun vernietigd klooster werd de woning van de Abt van Baudeloo gebouwd. Dit zou later het Bisschoppelijk paleis, het St-Georgescollege en het St-Lievenscollege worden.
19 November 1661 Dood van Peter Marchant. Deze Pater Recollet schreef 26 boekdelen (in het Frans en in het Latijn) over de meest diverse theologische onderwerpen. Hij ging in het klooster in 1601. Hij werd geboren in Couvin in 1585 als oudste in een gezin van 25 kinderen. Na Prior geweest te zijn van de Recolletten werd hij later benoemd tot Provinciaal voor Vlaanderen.
19 November 1723 Geboorte van Engelbertus Del Fortrie. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2002 - nr 6 - pp. 363-364
19 November 1783 Geboorte van Louis Van de Poele. Het was hij die in 1831, als Kommandant van de Pompiers, de staatsgreep van Grégoire en De Bast verijdelde. Oud militair. In 1803 was hij ingedeeld in het “6e Régiment des Hussards”.
213
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 214
Door de Russen gevangen genomen in 1812 werd hij pas in 1815 vrijgelaten. In 1829 werd hij Kommandant van de Pompiers benoemd met de graad van Majoor. Wat later werd hij kolonel bij de Infanterie en in 1833 Plaatskommandant van Gent. In 1831 maakte hij deel uit van de “Commission de Sûreté Publique”. In 1837 werd hij lid van de Vrijmetselaarsloge “La Fidélité”. Hij werd gepensioneerd met de graad van Ere-Generaal. Dood te Gent op 13 April 1866
19 November 1785 Blanchard stijgt op te Gent aan de Byloke. “De Gazette van Gend” had vooraf wat reclame gemaakt voor “de eerste sterveling die de zee heeft durven overvliegen” en aanvaard had te Gent “eene luysterrycke proefneminge te doen met zynen Lochtbal.” Het begon wel met problemen, want de drie vaten vitriool die hij in Rijsel besteld had waren op het laatste ogenblik aan iemand anders verkocht. Met veel moeite had hij hier nog twee vaten kunnen bemachtigen en de reis kon beginnen. Met zoals de “Gazette van Gend” schreef: “den besten uytval die men kon wenschen ten bywezen van onzen Eerweirdigste Heer Bisschop, van vele personnen van hoogen rang en onder de toeloop van eene overgroote menigte volk die van alle de omliggende steden en plaetsen waren aengekomen.” Blanchard die telkens voor een nieuwigheid zorgde, had deze keer een hond meegenomen die hij vanaf een grote hoogte dropte met een valscherm. De verbaasde hond daalde veilig neer in Wachtebeke waar hij een wilde paniek zaaide onder de boeren die er van overtuigd waren “dat het den duyvel was die uyt de wolken daelde.” Blanchard had een meer bewogen reis dan zijn hond. Na de parachute uitgeworpen te hebben kwam hij “waar hij een grote warmte en hevige stormwinden ontmoette.” Nadien werd het zo koud dat, zo schrijft hij in zijn procesverbaal “ik genoodzaekt was in den Bal te kruypen en van het aenhangsel een slach van mantel te maeken.” Aangezien de ballon maar bleef stijgen was hij genoodzaakt verschillende gaten in het omhulsel te maken om “inflammabele locht te laten ontsnappen.” Maar toen begon de ballon zo snel te dalen “dat hy zyn hoofd uyt den gondel niet konde steken zonder te hooren een schrikkelyke schuyffelinge”. Hij landde tenslotte in Houtenisse in Zeeuws-Vlaanderen, maar niet zonder problemen want, zoals hij verklaarde: “Geheel myn lochtgetuyg is aen stukken, doch ik hebbe geen allerminste wonde ofte kneuzinge bekomen.” Teruggekomen in Gent werd hij hier ontvangen als een prins. Zijn eerste 214
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 215
gebaar was zijn luchtvaandel te geven aan Bisschop von Lobkowitz. In ruil daarvoor kreeg hij van Monseigneur een gouden snuifdoos ten geschenke. ‘s Avonds woonde hij een voorstelling bij in de St-Sebastiaansschouwburg waar hij gevierd werd als een nationale held. Bij zijn intrede werd hij door het orkest begroet met een fanfare, hij moest plaats nemen in de loge van de Hoogbaljuw en rozen- en lauwerkronen werden hem op het hoofd gelegd door “voorname dames.” Een hele reeks verzen werden met veel emphase te zijner ere afgedreund, zoals “En vain Jupiter tonne, en vain sa foudre gronde; l’Intrépide Blanchard abandonne ce monde. Toi qui règne dans l’empire des Airs”, etc. etc. Klassiek Gents einde van de dag: een groot en rijk banket bij de Hoogbaljuw, waarna iedereen terugkeerde naar de schouwburg om te dansen.
19 November 1817 Op een schavot op de Korenmarkt wordt het vonnis uitgehangen waarbij Mgr. de Broglie veroordeeld werd tot Deportatie.
19 November 1844 Geboorte van Julius De Vigne. De Vigne is een gekende naam in de Gentse kunstwereld. Zijn vader was de gekende schilder Félix, zijn nonkel was de beeldhouwer Pierre die o.m. het standbeeld van Jacob Van Artevelde maakte, zijn kozijn Paul was de auteur van het standbeeld van Louis Van Houtte en van het standbeeld van Jan Breydel en Pieter De Coninck in Brugge. Zijn broer Edmond was de architect die de Vlaamse Schouwburg bouwde. Hij opteert niet voor een kunstzinnig beroep en studeerde Rechten aan onze Universiteit. In 1866 wordt hij uitgeroepen tot Laureaat in de Taalkunde in de Interuniversitaire wedstrijd. Als men het over hem heeft spreekt men altijd van Julius, maar het komt ons waarschijnlijk voor dat de familie en kennissen wel Jules zullen gezegd hebben. Een tijdgenoot van Julius Vuylsteke, Napoleon De Pauw en Prosper Claeys, leverde hij zoals de zo juist vernoemden bijdragen aan de Studentenalmanak van “ ‘t Zal Wel Gaan”. Hij installeerde zich hier als advocaat, maar ging vrij vlug in de politiek. In 1875 wordt hij gemeenteraadslid, enkele jaren later Provinciaal raadslid en vanaf 1888 tot 1907 was hij onze Schepen van Fininciën. Bovendien Volksvertegenwoordiger in 1900. Buiten de politiek had hij ook nog andere interessesferen: Voorzitter van het 215
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 216
“Bureau van Weldadigheid” was hij ook nog medestichter van “De Vrienden van het Museum”, van de “Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent”, bestuurslid van het “Willemsfonds” Als uitgesproken liberaal was het voor de handliggend dat wij hem zouden tegenkomen bij de Vrijmetselaars: hij was inderdaad lid van “La Liberté”. Julius De Vigne stierf op 27 December 1908. Hij werd begraven op het kerkhof van de Brugse Poort. Het portretmedaillon op zijn graf werd gemaakt door zijn kozijn Paul De Vigne. Waarom men in 1918 het Van Eyckplein omdoopte tot Julius De Vigneplein blijft voor ons een raadsel. Hij woonde wel in de nabijgelegen Keizer Karelstraat, maar het was toch zijn broer Edmond die het Van Eyckzwmbad bouwde. Als men absoluut het Van Eyckplein een andere naam wilde geven zou het veel logischer geweest zijn het het Edmond De Vigneplein te heten.
19 November 1862 Geboorte van Leon-Napoleon Rinskopf. Muziekpedagoog. Studeerde aan ons Conservatorium en was er leraar van 1882 tot 1887. In 1891 werd hij Directeur van de Muziekschool van Oostende. Hij verwierf vooral bekendheid als Directeur van de Kursaal van Oostende.
19 November 1871. Geboorte van Oscar Van de Voorde Deze knappe architect maakte de plans van de Expositie van 1913 en bouwde het Floraliënpaleis. Gedurende zijn middelbare studies was hij tezelfdertijd leerling aan het Atheneum, het Conservatorium en de Academie voor Schone Kunsten. In 1894 was hij laureaat van de 6-jaarlijkse Grote Prijs voor Architectuur. Hij werd later leraar en Directeur van de Academie. Enkele van zijn verwezenlijkingen in Gent: de Bank van de Arbeid, het Carelshof, het Institut Moderne, Hij restaureerde de “Samson” in de Hoogpoort. Samen met Albert Van Huffel ontwierp hij het interieur van de “Gambrinus” in de Vlaanderenstraat. In 1895 stichtte hij “Kunst en Kennis” waarvan hij de Voorzitter was tot in 1935. Toen in 1923 de Oost-Vlaamse afdeling gesticht werd van de Koninklijke Vereniging voor Natuur- en Stedeschoon was hij er de Ondervoorzitter van. De eerste hoogbouw in Gent (op de hoek van de Krijgslaan en de Montereystraat) werd door hem ontworpen. Vergelijk dat met de hedendaagse betongieterij. 216
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 217
De eerste hoogbouw in Gent. Toch nog iets anders dan de hedendaagse betongieterij.
217
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 218
19 November 1912 Ingebruikname van het St-Pietersstation.
20 November 1686 Inhaling van Primus Adrien Poelman. Hij werd geboren te Landegem. Oud leerling van het College der Augustijnen. Hij werd later Aartsdiaken van het Bisdom Gent.
20 November 1743 Dood van Pierre Loeillet. Deze hoboist en componist werd hier geboren op 20 April 1679. Hij dirigeerde het concert dat het feestmaal opluisterde dat aangeboden werd aan den Hertog van Malborough en Eugène de Savoie, op 3 januari 1709, in de Commissiezaal van het Stadhuis. Hij is niet te verwarren met zijn halfbroer Jean-Baptiste.
20 November 1801 Geboorte van Pierre Joseph Kerfyser. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2006 – nr 5 - p.326
20 November 1805 Dood van Maximilien de Caigny. Hij was een van die Republikeinen die hier een rol speelden gedurende de Franse overheersing. Men moet nu al die Republikeinen niet over dezelfde kam scheren. Zaten daar gevaarlijke fanatiekers tussen zoals een Du Bosch, dan waren er ook gematigde figuren bij die dachten hun land best te kunnen dienen door met de Fransen mee te doen. Tot deze categorie behoorde de Caigny. Nu mag er wel eens gezegd worden dat onder dat Ancien Régime ook niet alles perfect was en dat het dus niet al te veel verwondering moet wekken dat sommigen dachten dat nu het ogenblijk gekomen was om daar wat verbetering in te brengen. Toen de Fransen hier in 1792 binnenvielen zetten zij al de autoriteiten die benoemd waren door de “Oostenrijkse tyran” (zoals zij dat noemden) af. Ze voerden geleidelijk nieuwe structuren in en de Caigny werd aldus Schepen van de Keure. Hij was wel geboren in Petegem, had Rechten gestudeerd in Leuven, maar
218
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 219
woonde hier in de Volderstraat. Deze in 1792 geinstalleerde nieuwe gemeenteraad moest boven alle politieke partijen verheven zijn, moest ieders recht eerbiedigen, de beschermer zijn van weduwen en wezen. Dat klinkt allemaal heel schoon natuurlijk, maar deze nieuwe gemeenteraad moest ook nieuwe verpletterende belastingen doen innen en tal van andere weinig populaire maatregelen treffen. Daar voelde de Caigny weining voor en hij gaf zijn ontslag, maar moest het onder zware druk weer intrekken. Zijn probleem werd tijdelijk opgelost toen de Oostenrijkers hier terugkwamen en heel de bende Franse sympathisanten afzetten. Maar in 1794 stonden de Fransen hier terug. Zij installeerden een “Commission Municipale” en daar zat de Caigny dan weer in. In 1795 kwam er al een einde aan deze vorm van gemeenteraad en de Caigny kon even zijn praktijk van advocaat hervatten. Niet voor lang, want in 1797 zat hij dan alweer in “Conseil des Cinq-Cents”. Zeer tot ongenoegen van Du Bosch die brieven schreef naar de Minister van Binnenlandse Zaken en naar het Directoire om de Caigny zwart te maken. Hij was een koningsgezinde, een nulliteit, maar gevaarlijk aangezien zijn principes niet republikeins waren. Aldus Du Bosch. U ziet het, de Gentse Republikeinen konden ook ruzie onder elkaar maken. de Caigny was een van die Republikeinen (en hij was niet de enige) die een vijand was van alles dat buitensporig en gewelddadig was. Hij werd tenslotte Rechter bij het Hof var Beroep, maar stierf te Brussel in 1805.
20 November 1807 Mgr. de Broglie, 19e Bisschop van Gent, komt bezit nemen van zijn nieuw bisdom.
20 November 1871 Met 13 stemmen tegen 12 keurt de Gemeenteraad een voorstel goed om de Vismarkt uit te breiden op de gronden van het Wenemaer’s Hospice.
20 November 1922 Dood te Erlangen van Karel De Kesel. Deze beeldhouwer en schilder werd geboren te Zomergem op 11 Augustus 1849. Hij studeerde aan onze Academie en was er leerling van o.a. Theodoor Canneel en van Louis Van Biesbroeck. Hij trok er daarna op uit naar Parijs, Rome, Berlijn. In 1870 vestigt deze non-conformist zich in Gent, of omgeving, want het is
219
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 220
niet gemakkelijk te bepalen waar hij nu juist zit. Wij kunnen hem dan tegenkomen in Russignies, in Amougies, in de Twaalf-Kamerstraat, op de Oude Schaapmarkt, in het Maagdenstraatje... Hij maakte het portret van Dr. Adolphe Burggraeve dat nu hangt in het Museum voor de Geschiedenis der Wetenschappen, In het Museum voor Schone Kunsten is er een “Baadster” van hem en twee militaire onderwerpen. Voor de stoet van “De Pacificatie van Gent” vervaardigde hij een groot beeld “De Eendracht” dat de praalwagen versierde van “De Verenigde Provinciën der Nederlanden.” Maar zijn meest gekend werk is ongetwijfeld de beelden op de gevel van de Vismijn. De oorspronkelijke beelden gingen verloren bij de brand in 1872 en in 1879 maakte De Kesel er de nieuwe van die er nu nog te zien zijn. Boven het fronton prijkt de zeegod Neptunus met 2 zeepaarden. Een mannenfiguur symboliseert de Schelde, een vrouwenfiguur De Leie. In zekere kringen kwam er protest tegen deze beelden wegens het feit dat vrouw die de Leie voorstelt een beetje te schaars aangekleed was.
21 november 1782 Een felle brand breekt uit in het Speldenstraatje. Wij schrijven wel “straatje” want het was toen veel nauwer dan nu het geval is. De helpers bij de bluspogingen kregen elk 2 schellingen. Een gelegegenheid misschien om iets meer te vertellen over de brandbestrijding vroeger. Wanneer er in de Middeleeuwen in de stad een brand uitbrak had dat meer dan eens catastrofale gevolgen waarbij soms een hele wijk afbrandde. Denk maar eens: een brandweerkorps bestond er niet, de middelen om brand te bestrijden waren uiterst primitief en het brandrisico was groter. Houten huizen met strooien daken; een vonkje uit een schouw volstond om heel de boel in lichterlaaie te zetten. Vanzelfsprekend werden strenge maatregelen genomen: strooien daken werden verboden, tussen de huizen moest een open ruimte blijven van minstens 55 cm., de zogenaamde brandgang. Wanneer het hard vroor hadden de gebuurten de plicht grote gaten in het ijs van onze talrijke waterlopen te kappen, iets wat trouwens wel eens vergeten werd. Vanaf de 14e eeuw was het verboden na het invallen van de duisternis nog met kunstlicht te werken. Men kan zich voorstellen dat, in de winter, in die nauwe straatjes de arbeidsuren kort waren, maar liever korte arbeidsuren dan lange blusnachten. Vooral in gebouwen waar vuur gemaakt werd , zoals bij bakkers, smeden, brouwers, enz. werden regelmatig strenge controles uitgevoerd en, in geval van overtreding, werd het werktuig dat brand kon veroorzaken gewoon verbrijzeld. 220
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 221
‘s Nachts stonden er wakers op het Belfort die, wanneer zij een brand zagen, met hun trompet de mensen moesten wakker maken en die hun lantaren heen en weer zwaaiden in de richting van de brand. Zag het er erg uit, dan werd de brandklok geluid en al de weerbare mannen begaven zich in de aangeduide richting. De schrik zat er diep in, en terecht, want van dat blussen kwam er toch niet zo veel terecht. Stel u een lange rij mensen voor die elkaar koortsachtig emmers water doorgeven. Aan het vertrekpunt was die emmer wel vol, maar hoe stond het met de inhoud aan het eindpunt? Trachten te vermijden dat de brand oversloeg op andere huizen was zo ongeveer het enige wat men kon doen. De daarbij gebruikte tuigen, de brandhaken, gaven dikwijls resultaat. Men trok gewoon het dak van de aanpalende huizen naar beneden en, wanneer dit mogelijk was, ook de gevel om aldus een open plek te maken die een verdere uitbreiding voorkwam. De helpers kregen, zoals eerder gezegd, een kleine vergoeding. Wanneer een kerktoren in brand stond mocht men het blussen wel vergeten. Hoge ladders had men niet en ziet gij al de blussers met een emmer water langs een wenteltrap naar boven trekken? In de loop der eeuwen zijn de meeste Gentse kerken dan ook, sommige vaak meer dan eens, uitgebrand. Het is pas in het begin van de 19e eeuw dat er een professioneel brandweerkorps opgericht werd.
21 November 1792 De Chartreuzen schrijven een brief naar het Stadsbestuur om het te laten weten dat ze er mee stoppen.
21 November 1798 De eerste twee boeren worden gefusilleerd in het Spanjaardskasteel.
21 November 1842 Dood van Pierre-François De Noter. Deze kunstschilder zal voor ons vooral bekend blijven voor de mooie Gentse stadsgezichten die hij maakte. Wanneer in de een of andere tentoonstelling over oud Gent een mooi schilderijtje hangt waarop een stukje Gent afgebeeld staat zoals het vroeger was, dan is de kans groot dat, als het niet van François Boulanger is, het van PierreFrançois De Noter is. Alhoewel hij hier woonde, werkte en stierf, was hij afkomstig van Walem waar ook zijn vader geboren werd, eveneens een Pierre-François. Het gebeur-
221
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 222
de vroeger vrij regelmatig dat de oudste zoon dezelfde voornaam kreeg als de vader. Kroniekschrijvers vragen zich nu nog steeds af of men het met opzet deed om hen te pesten, want het zorgt voor heel wat verwarring. Compleet wordt het als ook de kleinzoon dezelfde naam kreeg. Hier is de kans tot verwarring evenwel minder omdat vader Pierre-François architect was. De zoon kreeg een opleiding van beeldhouwer en het is pas op zijn 32e dat hij begint te schilderen. Op dat gebied is hij een autodidact, maar dat is aan niets te merken. Op het Gents salon van 1820 ontving hij de gouden medaille voor zijn doek “Intérieur de ville”. Vele van de werken van deze leraar aan onze Academie werden ook gewaardeerd buiten Gent. Willen wij zijn “Gras- en Korenlei” zien, of zijn “Korenlei en de St-Michielskerk” dan moeten wij naar het Museum van
Pierre-François De Noter. Zicht op de Wyden Aert en de St.-Baafskathedraal.
222
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 223
Brugge gaan. Voor zijn “Watermolen” en de “Walbrug” moeten wij in de Koninklijke Bibliotheek in Brussel zijn. Andere werken van hem bevinden zich in musea in Kortrijk, Amsterdam, Haarlem, Keulen. Gelukkig zijn toch verschillende doeken hier gebleven. Het Bijlokemuseum bezit er een achttal van en er hangen er ook een paar in het Museum voor Schone Kunsten.. Een dertigtal jaren geleden kon de Provincie een olieverfschilderij de Schelde voorstellend aan het Laurentplein, verwerven. Al die schilderijtjes van Pierre-François De Noter, zoals zijn “Augustijnenkaai langs de Lieve”, “De St-Niklaaskerk en de Catalognestraat”, “Gezicht op de St-Pieterskerk en de Schelde” de “Verloren Kost”, enz. zijn niet alleen kunstwerkjes maar bezitten ook documentaire en iconografische waarde. Toch nog wel een mogelijkheid tot verwarring: zijn jongere broer JeanBaptiste heeft ook heel wat schilderachtige Gentse hoekjes vereeuwigd.
21 November 1907 Geboorte van Ghislain Mahy. In 1934 stichtte hij een autoverhuurbedrijf. Nadien legde hij zich toe op de verkoop van tweedehandswagens, eerst van het Amerikaans merk NASH, later van FIAT. Hij bracht zijn garage onder in “De Nieuwe Cirk”. In 1944 kocht hij een oude FORD-T. Dit was het begin van een verzameling van een 1.000-tal old-timers. Aangezien de stad Gent daarin niet geinteresseerd was viel ze uiteen, een deel kwam terecht in Brussel, een deel in Leuze. Ghislain Mahy stierf op 15 Juli 1999.
21 November 1929 Geboorte van Julien Pauwels, anders gezegd onze eerste Belleman. Hij stierf in Noorwegen op 28 Juni 2007.
21 November 1949 Toneelafscheid van Hélène Maréchal.
21 November 1960 Dood van de schilder en beeldhouwer Julien Van de Veegaete. Hij werd hier geboren op 11 Maart 1886. Leerling aan onze Academie. In 1920 behaalde hij tezelfdertijd de 2e Prijs van Rome voor schilderkunst èn voor beeldhouwkunst. Hij schilderde veel interieurs, (vooral van kerken, kloosters en musea), Gentse 223
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 224
stadsgezichten, religieuze en allegorische taferelen, portretten (o.a. dat van Karelke Waeri)
Het was de heer John Van Hulle die onze aandacht vestigde op een vervelende fout in ons vorig nummer, op p.116. Daar kon men lezen: 12 November 1925: Dood van Alexis Callant. Wel, dat klopt niet en u kunt dat zinnetje best zo vlug mogelijk schrappen. Hoe kon zo een stomme fout gebeuren? Altijd onze schuld natuurlijk, maar wij hebben een verzachtende omstandigheid: een flauw grapje van onze schrijfmachine. Op de datumfiche 12 november heeft zij op een gegeven moment bij het overgaan naar de volgende regel, slechts een halve spatie opgeschoven i.p.v. een gehele, met als gevolg dat twee teksten gedeeltelijk over elkaar getypt werden, iets wat de duidelijkheid natuurlijk niet tengoede komt. Wij konden vrij vlug het begin ontcijferen: ALEXIS CALL. Wij opteerden voor de vertrouwd in onze oren klinkende CALLANT, maar het waren de laatste 3 letters die ons parten speelden, want het woord eindigde niet op ANT, maar op IER. Anders gezegd de Procureur-Generaal Alexis Callier. Met onze excuses. De tekst over Alexis Callant blijft evenwel volledig geldig.
Hugo Collumbien
224
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 225
VERGETEN GENTSE SCHRIJVERS: PIERRE LOUŸS (1870-1925)
Als er één Gents auteur haast vergeten of onbekend is, dan is dat zeker Pierre Louÿs. Deze in Gent geboren Fransman, schrijver van romans en poëzie, is als hellenist en dichter waarschijnlijk de wereldberoemdste Gentenaar... jammer genoeg alleen bij “les connaisseurs”, de liefhebbers van erotische literatuur.
Niet dat iedereen zich nu aan erotica moet bezondigen, maar zijn faam en waardering door tijdgenoten (André Breton: “Pierre Louÿs , un des hommes que j’aurais le plus désiré connaître.”) is toch een goede reden om hem bij de jongere generaties van zijn geboortestad nog eens extra onder de aandacht te brengen. Ik heb voor het eerst met de naam Pierre Louÿs kennisgemaakt, toen ik op een dag een bord met zijn naam zag hangen aan zijn geboortehuis in de Onderstraat: het huis van de toenmalige dokter Jean Lesseliers. Helaas is dat bord al enkele tientallen jaren verdwenen. Hier werd hij geboren (1870) als zoon van de Franse advocaat Pierre-Felix Louis. Vrijwel onmiddellijk na zijn geboorte vertrok zijn moeder met hem naar Frankrijk. Hij bracht zijn jeugd door tussen Parijs en Dizzy (Epernay). Bij de dood van zijn moeder (1879) werd hij door zijn vader aan zijn in Parijs wonende oom Georges, man van cultuur en diplomaat, toevertrouwd die voor zijn verdere opvoeding zou zorgen. Hij had ook nog twee oudere broers en met zijn oudste broer Georges had hij tot het einde van zijn leven een heel intens contact. Op het lyceum Janson-de-Sailly raakt hij bevriend met die andere eenzaat en door literatuur bezetene, André Gide. Tijdens zijn studietijd aan de Sorbonne, periode van intens lezen en schrijven, maakt hij kennis met Régnier, Heredia, Leconte de Lisle, Mallarmé en Paul Valéry. Terecht kunnen we Pierre Louÿs tegelijk een schitterend hellenist, Parnassien en symbolist noemen. Heel zijn
225
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 226
oeuvre steunt op deze dubbele tegenstelling: droom-werkelijkheid, vorm-idee. In 1892 verschijnt zijn eerste gedichtenbundel Astrarté, in 1894 gevolgd door zijn heel beroemd geworden Chansons de Bilitis. In 1896 wordt zijn roman Aphrodite gepubliceerd. Een groot succes. Neo-paganisme. Een eeuwigdurend spel van de taal met het lichaam van de vrouw, waar Pierre Louÿs de ironie als handelsmerk van zijn geest heeft aan toegevoegd. De vrouw als de perverse meesteres en vergoddelijkte illusie. (Vergelijk: Félicien Rops) hij leeft in die tijd het leven van een dandy en gaat o.a. naar Bayreuth en Londen waar hij ontvangen wordt door zijn goede vriend Oscar Wilde. Het meest is hij in de ban van het klassieke Griekenland. Vandaar dat hij vertalingen maakt van de Griekse dichter Meleagros, epigrammen en elegieën, en zogezegd vertaalde gedichten uitgeeft van een dichteres, tijdgenote van Sappho van Lesbos en dat heeft hij zo knap gedaan dat iedereen geloofde in deze mystificatie. Bij het grote publiek is Pierre Louÿs beter bekend door zijn tweede roman “La femme et le pantin” (1898) die drie keer is verfilmd: eerst door Jacques de Baroncelli (1929). daarna door Josef von Sternberg (1935, met Marlène Dietrich) en tenslotte door Julien Duvivier (1958, met Brigitte Bardot). Ook zijn volgende roman “Les aventures du roi Pausole” (1901) werd verfilmd. Vanaf het begin van de 20ste eeuw gaat zijn gezondheid achteruit (windgezwel, astma, gezichtsverlies), hij drinkt veel en begint verdovende middelen te gebruiken. Ook de relatie met zijn vrouw Louise de Heredia (die hem ten slotte in de steek laat en trouwt met zijn beste vriend Gilbert de Voisins) verloopt niet meer zo vlot. De inspiratie laat hem steeds vaker in de steek. Zijn dagelijks leven wordt dan ook meer en meer problematisch: bijna blind en niet in staat werk te vinden om een zorgeloos leven te leiden, stort hij zich op zijn bibliofiele passie en literaire opzoekingen o.a. over Corneille en Molière. Hij verwekt in 1919 een enorm schandaal door te beweren dat de beste stukken van Molière niet door hem maar door Corneille zijn geschreven. Hij schrijft bergen aantekeningen en dossiers, zonder echter tot nieuwe publicaties te komen. Hij heeft wel onophoudelijk nieuwe relaties met jonge vrouwen en hertrouwt in 1923 met Aline Steenackers, die hem drie kinderen zal schenken. In 1916 beleeft hij een poëtische heropflakkering en schrijft hij na elkaar drie meesterwerken: Poëthique, Isthi en Pervigilium Mortis. De bekroning van zijn dichterschap. Pierre Louÿs is ook de fotograaf van Franse schrijvers en musici en hij legt een fototheek aan van kleine meisjes. Een jaar vóór zijn dood, in 1924, schrijft hij, of liever: krabbelt hij - ziek, herhaaldelijk opgenomen in ziekenhuizen, door iedereen verlaten en terwijl zijn kostbare boeken gestolen worden (echo's daarvan zijn terug te vinden in het literair dagboek van Paul Léautaud) - in een opwelling van verontwaardiging, zijn bewonderenswaardige en tragische “Derniers Vers”.
226
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 227
Als Pierre Lou每s in 1925 sterft, laat hij een massa met paarse inkt geschreven ongepubliceerd werk en duizenden erotische gedichten achter die gestolen, verkocht en verspreid geraken en waar bewonderaars en verzamelaars tot vandaag naar op zoek zijn. Gelukkig zijn sommige teksten en zelfs volledige bundels wel in goede handen terechtgekomen, wat aanleiding heeft gegeven tot ruim een dozijn postume werken. Tijd dat de plaquette in de Onderstraat terug aan de gevel wordt gehangen. Dani毛l Van Ryssel
227
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 228
BIBLIOGRAFIE
Verleden jaar verscheen het “JAARBOEK XLVI” van “De Oost-Oudburg”. Het bevat niet minder dan 276 bladzijden. Buiten diverse bijdragen over onderwerpen die betrekking hebben op het specifiek werkterrein van deze Kring, bevat het 2 artikels over Gentse onderwerpen die ons speciaal geboeid hebben. Het eerste (30 bladzijden) is van Luc Devriese “Rond het ontstaan van de St-Machariuswijk in de 19e eeuw.” De echte ontwikkeling kon er slechts komen na de afbraak van het Spanjaardskasteel. Een belangrijk deel is gewijd aan de bouwgeschiedenis en de evolutie van wat wij de “Villa De Groote” noemen op de Lousbergskaai, met inlichtingen over de opeenvolgende eigenaars van dit nog bestaande gebouw dat ontworpen werd door Jean-Baptiste Pisson. Met daarin minder gekende foto’s. Het tweede artikel (32 blz.) van de hand van Kristel Wautier gaat over het bezoek dat de Schotse “Royal Caledonian Horticulture Society” uit Edinburgh in 1817 bracht aan Vlaanderen, Nederland en Noord-Frankrijk, met als uitvalbasis Gent. Daarin komen wij veel inlichtingen tegen, verstrekt door vakmensen, die ons een stuk wijzer maken dan wij waren. Zo hebben wij al veel gehoord en gelezen over de Plantentuin in het Baudeloohof, maar wij hadden maar een flauw idee van wat daar stond. Daar krijgen wij nu een goed overzicht van. Zij brachten hier ook een bezoek aan in deze periode belangrijke bloemisten en boomkwekers. Welk soort appels, peren, perziken, pruimen, abrikozen, kersen, enz. waren hier in die tijd populair? Zijn het nog de variëteiten die wij nu kennen? Vanzelfsprekend stond een bezoek aan de bloemententoonstelling op het programma. Zij bezochten hier iedere dag de groentenmarkt om te zien wat daar verkocht werd en wat de kwaliteit was. Wat hen in Gent vooral opviel, in vergelijking met andere steden, was het zeer groot aantal bedelaars dat straten en pleinen bevolkte. Dit Jaarboek eindigt met iets waar de leden van deze Kring bijzonder gelukkig mee zullen zijn. Louis Gevaert heeft een compleet register opgesteld van alle tijdschriften van de Kring, vanaf 1971 tot 2009, telkens met vermelding van de complete inhoud. Hetzelfde voor de Jaarboeken vanaf 1963 tot 2009. De prijs van het Jaarboek bedraagt 17 euro voor niet-leden. De leden van deze Kring ontvangen het gratis. Bijkomende inlichtingen te bekomen bij de Voorzitter Roger Poelman. Tel. 0499.71.72.16
228
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 229
Einde verleden jaar verscheen Deel 2 van “Een eeuw Luchtvaart boven Gent 1940-1945” Het werd samengesteld door Piet Dhanens, Cynrik De Decker en Georges Antheunis. Het is een bijzonder gedetailleerde beschrijving van wat hier gebeurde in deze periode. Men komt sterk onder de indruk van de overvloed aan details. Het kan niet anders of dit moet jaren intensief studiewerk gevergd hebben. Het boek beschrijft het luchtoorlogsgebeuren in en boven Gent. Een zeer groot deel is gewijd aan het vliegveld van Sint-Denijs-Westrem en aan de fameuze Duitse aanval van 1 Januari 1945 waarbij 24 geallieerde toestellen op de grond vernietigd werden en geheel het vliegveld daardoor in vuur en vlam stond. En de luchtgevechten daarbij tussen de Duitse en Poolse jagers. De Duitsers deden dat niet ongestraft, want 27 van hun toestellen werden neergehaald. Wordt er zeer uitgebreide aandacht besteed aan dit bombardement op Sint-Denijs, het begint natuurlijk bij de Duitse bombardementen in mei 1940, de geallieerde aanvallen op Gent-Zeehaven, het rangeerstation van Merelbeke, enz. Zoals gezegd worden er enorm veel details verstrekt waarvan velen zonder dit boek definitief verloren zouden zijn gegaan, zoals de identificatie van de Duitse “Jagdgeschwaders”, de Poolse “Wings”, de identiteit van de piloten, die welke neergehaald werden en van die welke hen neerhaalden en zeer vaak zelf in een volgend gevecht de dood vonden. Vaak worden tal van biografische gegevens vermeld van deze militairen, hun type vliegtuig, het opschrift. Er staan ook volledige lijsten in van Duitse doelwitten op Gent, van al de schuilstructuren in onze stad met de capaciteit ervan. Lijsten van de burgers die omkwamen bij luchtaanvallen op 13 mei en 23 mei 1940, op 2 juli 1943, op 5 september 1943, op 10 april 1944 op 10 mei 1944. Er is ook een hoofdstuk over Gentenaars die gedurende de oorlog deel uitgemaakt hebben van de R.A.F. en dat zijn er veel meer dan men zou vermoeden. Heel wat onder hen zagen - helaas - het einde van de oorlog niet. Ook veel boeiende verhalen, herinneringen van zowel piloten als van burgers. Het leven van de Poolse piloten en hun verhouding met de Gentse bevolking. Zo kunnen wij nog een tijdje doorgaan, maar dat zou te lang worden voor een korte recensie, u moet het allemaal zelf lezen. Vooral de oudsten onder onze lezers zullen er een dubbel plezier aan beleven omdat zij tal van de geciteerde feiten meegemaakt hebben, van ver of van dichtbij. Waarschijnlijk zullen wazige, of misschien vergeten herinneringen, terug wakker geroepen worden, zoals de neergestorte Duitse jager op de bloemenwinkel op de Elisabethlaan. Dit ingebonden boek heeft een formaat van 21 x 28 cm. en telt 224 bladzij-
229
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 230
den. Het kost 36 euro (helemaal niet overdreven) en is te bekomen in de boekhandel. en... goed nieuws, er komt ook nog een 3e deel. Van Freek Neirynck verscheen “50 Gensche Lietsjes”, niet in boekvorm, maar in de vorm van een gazetje. Laat ons duidelijk zijn, het gaat niet over klassieke Gentse liedjes die gekend zijn door iedere (oude) Gentenaar, zoals "Edde gij niet gezien, mijn Nonkel Pier”, of “Stoofhijt, ‘nen íemer veur ne kluit”, maar nieuwe Gentse liedjes. Het voordeel is dat men hier een ontdekkingstocht kan ondernemen die vaak plezante resultaten oplevert. De democratische prijs van 5 euro zal wel voor weinigen een bezwaar vormen. Te bekomen bij Freek in de Bomastraat 47. Toch best eerst eens telefoneren naar het nr. 09.223.75.60. Voor diegenen die zich niet moe willen maken, volstaat het 5 euro over te schrijven op rekening van de auteur 671-1627319-21. Het wordt u dan op de schoot gebracht zonder portokosten te moeten betalen. Bij LUDION verscheen “lijn 3”. Beelden en verhalen uit de stadsrand van Gent". Tekst van Jan Beke en illustraties van een 6-tal fotografen. Het opzet was het traject van buslijn 3 volgen en noteren wat allemaal gezien kan worden in deze volkswijk van de Brugse Poort. Sommige beelden wekken de indruk dat het over een sloppenwijk gaat en bepaalde bewoners van deze wijk waren niet zo gelukkig met dit boek en zegden: “Dit is toch geen evenwichtig beeld van wat onze wijk werkelijk is.” Juist, het gaat niet over een totaalbeeld van de Brugse Poort, maar over wat men er o.a. kan zien en tegenkomen. Laat dat duidelijk zijn, in een volkswijk mag men zich niet verwachten aan riante villa’s en als men bij zekere foto’s zou kunnen vermoeden "hier worden drugs gebruikt”, dan mag men niet vergeten dat bij een bepaald deel van het rijk en chic volk “party-drugs” toch ook geen ongekend begrip zijn. Vanzelfsprekend is daarvan hier geen foto te zien. Het boek heeft een vierkant formaat, telt 145 bladzijden en een 120-tal kleurenfoto’s. Het boek kost 24,95 euro en is te koop in het Carmersklooster waar trouwens een tentoonstelling over dit onderwerp liep. René De Herdt is in 2010 65 jaar geworden. Voor velen was dat een totale verrassing, niemand vermoedde “dat hij al zo oud was”. Het gevolg is dat hij op rust moet gaan en dat wij hem kwijt zijn als directeur van het Museum voor Industriële Archeologie en Textiel (MIAT). Velen betreuren dat, want zij dachten dat de combinatie “De Herdt-MIAT”
230
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 231
iets eeuwigdurends was, maar dat kan natuurlijk niet. Bij deze gelegenheid werd een “Huldeboek René De Herdt. Geschiedenis: Zijn werk, Zijn leven” uitgegeven en dat is dik verdiend, want René De Herdt is een figuur waar Gent enorm veel aan te danken heeft. Zonder overdrijving mogen wij zeggen dat zonder hem hier nooit een MIAT geweest zou zijn en dat zou toch wel een grote en pijnlijke lacune voor Gent betekend hebben waarbij uniek en onvervangbaar materiaal definitief verloren zou zijn gegaan. Dat zijn werk algemeen gewaardeerd werd, wordt bewezen door het feit dat het geen moeite kostte om 17 vrienden, collega’s en academici te vinden die dit Huldeboek graag wilden vullen met interessante bijdragen, wat resulteerde in 364 bladzijden lezenswaardige lectuur. Alleen al voor de stichting en de uitbouw van het MIAT moeten wij René dankbaar zijn, maar het zou verkeerd zijn te denken dat zijn activiteiten zich daartoe beperkten. Denk maar eens aan al die interessante tentoonstellingen die hij organiseerde en u mag het werk dat zo iets vergt niet onderschatten. Verder schreef hij enkele honderden interessante tijdschriftartikels. Hij was en is een bezige bij en wij vermoeden dat hij dat wel altijd zal blijven. Eenmaal dat men die gewoonte heeft.... Het boek heeft een formaat van 21 x 27 cm., telt zoals gezegd 364 bladzijden. Het kost 40 euro en is te bekomen in het MIAT en vermoedelijk ook wel in het Stadswinkeltje aan het Zuid. Bij de “Flying Pencil” verscheen, van de hand van Tim De Craene, “Terechtgesteld. Duitse executies in Oost- en West-Vlaanderen 19411944”. Het is in feite een afstudeerwerk van een student Geschiedenis. De auteur heeft bijkomend onderzoek gedaan en heeft zijn thesis omgewerkt tot een boek voor een breder publiek en dat is een goede zaak, want veel interessante eindwerken die veel studie gevergd hebben, liggen te slapen in de een of andere universiteitsbibliotheek zonder dat iemand daar profijt bij heeft. De executieoorden van Oostakker en Rieme zijn hier bij naam bekend, maar voor de rest wisten wij daar maar bitter weinig over. Na de lectuur van dit boek kunnen wij dat niet meer zeggen. Wij komen er veel inlichtingen in tegen waaraan ongetwijfeld veel opzoekingswerk voorafgegaan zal zijn. Zo vinden wij er de foto in van 82 terechtgestelden met een korte biografische nota. Er is ook een beschrijving bij van deze executieoorden die gedurende de bezetting door de Duitsers strikt afgesloten werden voor de bevolking. Onder de gefusiljeerden bevonden zich, buiten de personen die door het Duits
231
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 232
gerecht terdoodveroordeeld werden, ook gijzelaars. Wij kunnen er ook de brieven lezen die verscheidene slachtoffers, enkele uren voor hun dood, schreven aan familie en kennissen.Ook vernemen wij details over de executie zelf, het peloton dat belast was met de uitvoering ervan, de moeilijkheden die sommigen er mee hadden, enz. Het boek eindigt me een zeer uitgebreide bibliografie. Het heeft een formaat van 15 x 23 cm., telt 208 bladzijden, kost 19,95 euro en is te bekomen in de boekhandel. Bij Snoeck verscheen “Onder het Sint-Pietersplein”. Van hoog adellijke begraafplaats tot parking. Het gaat over een uitgebreid verslag van de opgravingen die de "Dienst Stadsarcheologie" uitvoerde van 2002 tot 2006. Deze keer was het niet vlug-vlug enkele putjes maken, want de aannemer staat ongeduldig te wachten om te kunnen beginnen, maar men kreeg de tijd om degelijk werk te verrichten, wat dan ook gebeurde. Welke Gentenaar is er nog nooit naar het Sint-Pietersplein geweest? Die zullen wel niet talrijk zijn. Welke Gentenaar is daar nooit naar de Foor geweest? Al was het maar om wat pijpen kapot te schieten, met ballen te gooien naar een antipathieke figuur, op een of de andere vervaarlijke constructie kriebels in de buik te krijgen of gewoon om oliekoeken te eten. Slechts weinigen zullen zich afgevraagd hebben wat er zich enkele meters onder hun voeten bevond, en zij die het zich wel afvroegen, hadden er toch ook geen flauw vermoeden van. Nu weten wij daar iets meer over, aangezien tal van onverwachte gegevens aan het licht zijn gekomen. Nu weten wij toch wat meer over de Karolingische kloosterkerk uit de 10e eeuw en hebben wij ons kunnen verbazen over het uitzonderlijk groot atrium waarvan de oppervlakte zich uitstrekte over geheel het huidig Sint-Pietersplein. Vanzelfsprekend blijven veel vragen onbeantwoord. Wie waren die zeven mensen - ongetwijfeld van een hoge sociale status waarvan de graven op een rij gevonden werden in een travee van de oude monnikenkerk? Wij zullen natuurlijk niet alles te weten komen, maar wat die opgravingen verwezenlijkt hebben, betekent toch weer een stukje aanvulling van de geschiedenis van Gent. Het boek heeft een formaat van 17 x 24 cm., telt 143 bladzijden en is verlucht met een 90-tal kleurenfoto’s. De prijs bedraagt 24 euro en het is te bekomen in de boekhandel.
232
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 233
“De Vrije Zwemmers van Gent” is een nog bestaande vereniging die gesticht werd in 1920 en bijgevolg zijn 90-jarig bestaan kan vieren. Er was al een viering geweest in 1995 toen deze zwemclub 75 jaar bestond. Bij deze gelegenheid werd toen een boekje uitgegeven van een vierkant formaat, 96 bladzijden dik, met een 60-tal foto's. Het geeft de historiek van deze vereniging die voor de meeste Gentenaars wel onbekend zal zijn. Blijkbaar is van dit boekje nog een voorraad beschikbaar want het kan gratis bekomen worden in de Blazoenstraat 24.
Verleden jaar verscheen Deel XXXIII van de “Verhandelingen” van de “Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent” met als titel “De Geschiedenis van de Rechtsfaculteit van de Universiteit Gent.” Van haar ontstaan tot aan de Twee Wereldoorlog (1817-1940). Men zou kunnen denken: “Weer een van die droge studies enkel bestemd voor specialisten” Wel, dat is het nu juist niet. Ook de niet-juristen onder onze lezers zullen kunnen genieten van deze boeiende studie, want het gaat ook over - dit kon niet anders - een stukje Gentse geschiedenis. Het is natuurlijk niet aan ons om daarover te oordelen, maar mocht dit boek verplichte lectuur worden voor de studenten in de Rechten, dan zouden zij daar zeker profijt kunnen uithalen en ook gevormde juristen zullen daar heel wat in tegenkomen dat hen niet bekend was. Het is immers een zeer gefouilleerde en goed gedocumenteerde studie. De auteur, Liesbeth Vandersteene, heeft blijkbaar tijd noch moeite gespaard om de 253 bladzijden van dit boek te vullen. De prijs voor niet-leden van de Maatschappij bedraagt 21,25 euro, over te schrijven op de rekening van de Maatschappij: 000-0370680-43. De leden ontvangen het gratis.
233
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 234
VRAAG EN ANTWOORD
Vraag van de heer Aloïs Govaerts (Beveren): In G.T. van januari las ik op p.42 in het artikel Joséphine de Beauharnais door wijlen Pierre Kluyskens over "een massa roerende, meestal kunstwerken: de schilderijen naar het Louvre en naar de Franse departementale musea en de kostbare boeken en handschriften werden dezelfde richting uitgestuurd. Mijn vraag hierbij is: 1. Bestaat er een inventaris van deze goederen en handschriften? 2. Idem voor wat eventueel werd terugegeven na 1814. 3. Wat er zich nog bevindt in Franse musea. 4. Of er later een vergoeding werd overeengekomen tussen België en Frankrijk. (N.v.d.r.: In het boek “Gand sous la domination française 1792-1814”, van Joseph E. Nève, Gent, 1927, vindt men een gedeeltelijk bevestigend antwoord (bv p. 25) op de allereerste vraag) Antwoord van de heer Luc Devriese op de vraag van Prof. A.K. Evrard over de aantallen slachtoffers onder de onschuldige paarden die tijdens beide wereldoorlogen in krijgsgeweld en miserie meegesleurd werden. Gh.T. 2009 - N° 6 - p.469. Hoewel dit geen ‘Gents’ onderwerp is, verdient het zeker een momentje aandacht. Vergeten we hierbij ook de talloze gesneuvelde muilezels en muildieren niet. Voor wie er toegang toe heeft, biedt het internet heel wat inlichtingen. Nog veel talrijker gegevens zijn te vinden in handboeken en tijdschriftartikels over diergeneeskundige geschiedenis. Aan het Westelijk front alleen al zouden in W.O. I meer dan 8 miljoen paarden (paardachtigen) gestorven zijn aan verwondingen, uitputting of infectieuze ziekten. Enkele detailcijfers (als we het zo mogen uitdrukken): In 1917 had het Engelse leger meer dan 1 miljoen paarden en muilezels verdeeld over verscheidene fronten. De barre omstandigheden zorgden voor zware verliezen vooral onder de trekdieren die de kanonnen door de modder sleurden. Over de hele oorlog gingen 484.000 paarden verloren: one horse for every two man… (uit Wikipedia en uit Dunlop, R.R. en Williams, D.J., History of Veterinary Medicine, 1996, Mosby, p. 473. Beiden refererend naar dezelfde bronnen). Duitse statistieken vermelden 1.236.000 slachtoffers in 1914 - 1918. De gege-
234
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 235
vens uit W.O. II zijn nog hallucinanter. In totaal zouden 2,5 tot 2,75 miljoen paarden en andere paardachtigen ‘in deutscher Dienste’ gestaan hebben (31,1% uit Duitsland zelf herkomstig, 52,7% opgeëist in de bezette gebieden, de rest aangekocht). De verliezen worden op 1,5 tot 1,75 miljoen geschat. Dit is 59%, een percentage dat het midden houdt tussen de 30% gesneuvelde soldaten in de Duitse legers in het algemeen en de hoogste dodentol (85%) onder de U-boot bemanningen (bron: von den Driesch, U., Peters, J., Geschichte der Tiermedizin, Schattauer, Stuttgart, 2003, p. 196 en 203). Daarnaast waren er uiteraard nog de Russische, Franse, … Antwoord van de heer John Van Hulle op de vraag van Mevrouw Jeanine Schoone (G.T. 2010 - nr 1 - p.74) Ik kan de vraag helaas maar ten dele beantwoorden, buiten het refreintje en een tweetal zinnetjes van de eerste strofe. Dit liedje komt effectief uit een Gentse revue die ik bij een vertoning in de kring van St-Pieters-Buiten heb bijgewoond in de jaren 1937-1938 of toch rond ongeveer deze periode. Ik herinner mij niet meer juist de titel van deze revue en ook niet door wie zij werd vertoond. Hetgene wat ik er nog van weet volgt hieronder: Refrein ‘k Vreie mee ‘n meiske, maor helaas ze weet het nie, ‘k Durve ‘t heur nie zegge da'k heur zuu girre zie, Mijn hertse klopt van pure schroom, Van aos 'k ik langs heur deure koom, ‘k Zal ‘t heur wel ne kier zegge binnen vier of vijf zes jaor, Tons hè’ kik op mijn tande misschien wel een beetse haor. En gaojet tons nie, awèl wete gij wa, oom ‘t heur te zegge zende kik mij mama. Strofe ‘k Benne kik ‘t kiendse van Mamaatse, ‘k Ben toch zuu ‘n aorm-Pierlalaatse Dan volgen nog enkele zinnetjes die ik mij niet meer herinner, wel nog het einde “En ‘t laatste van ‘t coupleetse da was straaaaaaaaaaaaaffff (gerekt). N.B. Ik ken de melodie uit het hoofd, maar heb er geen muziek van op papier. Eventueel kunt u mijn mooie stem laten opnemen op band!!! Wij beschikten - helaas - niet over de geschikte opname-apparatuur om aldus
235
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 236
ons archief te verrijken, maar hadden wel het groot privilege te mogen genieten van “deze mooie stem” op een privé-auditie. (N.v.d.r.: Wij herkenden onmiddellijk de melodie, die moet inderdaad afkomstig zijn van de een of andere Duitse operette (zoals het “Vliegerke” trouwens). Het was een van die schlagers die men vóór de oorlog 3 maal per week op de radio kon horen, het genre muziek dat gebracht werd door orkesten zoals dat van Marek Weber. De eerste strofe luidde: “Er war einmal ein Musikus, er spielte in ein Café. (Geen germanist zijnde, staan wij niet in voor de correctheid van de Duitse taal, gebaseerd op ons bijna vergeten schoolduits.) Antwoord van de heer Johan Overmeire. Onlangs kreeg ik G.T. nr 1, 2006, in handen. op blz. 67 stond een vraag van de heer W.L. Braeckman i.v.m. een postkaart getekend door Wery Willy. De heer Braeckman had graag meer uitleg en vroeg wat het afgebeeld personage in de handen droeg. Misschien is deze vraag -na vier jaar - al lang beantwoord, maar voor alle zekerheid wou ik toch nog even het antwoord geven: de man is een schoen aan het poetsen, zie maar naar de doos op de stoel waarin borstels en een doos schoenblink zitten. In de linkerhand houdt hij de schoen, met de hiel naar de toeschouwer gericht, vast en in de rechterhand een borstel. (N.v.d.r.: Prof. dr. W. L. Braekman (1931-2006) is inmiddels overleden)
236
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 237
LEZERS SCHRIJVEN ONS
Mevrouw Marie-Jeanne Desmet zond ons een aanvulling bij “Broere Titus” (G.T. 2010 - nr 6 - p. 80): “Als iemand begon te missen, zei men: “‘t Is tijd dat we broeder Titus met zijn pommelés gaan halen”. Blijkbaar trok broeder Titus er op uit met een kar getrokken door nogal, opvallende appelschimmels.” De heer A. De Schepper schreef: “In G.T. nr 1, 2010, las ik op pp. 38-41 de bijdrage van Lieve Van de Casteele over de familie Willemot en Fobe. Dit deed mij herinneren aan hun verblijf te Evergem tijdens de bezetting in de Achterstege 9, huidig verblijf van heer Jan Beukens, een groot herenhuis, genoemd “Eremijten Hof” met perktuin van plus of min 18.000 m2 met vijver. De Achterstege was voor de oorlog de residentiewijk van de families Delva, De Cuyper, Rembry, een aarden weg achter het dorp met hun kastelen en perken.” Van de heer Piet Dhanens: “Betreft: Zeppelin LZ 37 St Amandsberg, Mijn opzoekingen naar aanleiding van onze boeken “100 Jaar Luchtvaart boven Gent” hebben heel wat interessante bijkomende gegevens en rechtzettingen opgeleverd over de LZ37. Dit ook dank zij uitwisselingen met een Duitse historicus, die zich toelegde op de geschiedenis van Otto Vander Haegen. Zo bleek dat zijn familie niet uit Gent - zoals in de volksmond de ronde deed - maar uit Ninove afkomstig was. Tevens vonden we de originele getuigenis van de enige overlevende, zelfs een foto van hem in het Gentse hospitaal. Met hulp van het Documentatiecentrum Begijnhof kon ook de woning waarin Odile Maes omkwam geïdentificeerd worden.” Van Prof. em. dr. A.K. Evrard, drager der Orde van de Gentse Draak, ontvingen wij volgende brief: “Een plicht van dankbaarheid. We zijn nog maar 2010. Maar de tijd gaat snel en binnen enkele jaartjes zijn wij dus 2015. Meerdere culturele activiteiten zijn in het vooruitzicht te Gent. 2010: 80e verjaring der vernederlandsing van de Universiteit (August Vermeylen-jaar). 2011: Herdenking van beeldhouwer en graveur Geo Verbanck
237
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 238
(tentoonstelling en boek). 2013: Herdenking van de Gentse Wereldtentoonstelling van 1913. 2014: Herdenking van het Verdrag van Gent tussen de Verenigde Staten en Groot Britannië 1814. En in 2015 is het 200 jaar geleden dat de in de Spaanse tijd uiteengescheurde Nederlanden (les Pays-Bas, de historische Lage Landen) door de Europese mogendheden weer herenigd werden onder Willem I die o.a. te Waterloo zijn sporen had verdiend. Een paar onverdachte getuigenissen: De Gentse stadsarchivaris Victor Fris (die o.a. een straatnaam heeft in de stad) schreef onomwonden: “Willem begunstigde België meer dan Holland.” In de Winkler Prins Encyclopedie (1954) lezen we “Willem slaagde er zonder twijfel in, de bronnen van welvaart aanzienlijk te doen toenemen, vooral in het Zuiden.” En de Gentse jurist en heemkundige Pierre Kluyskens noemt “Gent, Willem’s lievelingsstad.” De Franse diplomaat Charles Talleyrand stipt in zijn “Mémoires” aan: De scheiding van België en Nederland was een grote overwinning voor de Franse politiek.” In alle geval blijkt er in geheel onze geschiedenis geen enkele vorst geweest te zijn die op zo’n korte tijd (van 1815 tot 1830) zoveel voor Gent gedaan heeft als koning Willem I (universiteit, atheneum, gans netwerk van lagere scholen tegen het toen schrikwekkend analfabetisme, textielindustrie, eerste ateliers voor metaalbewerking Phoenix, floraliën, haven, dokken, kanaal van Terneuzen, etc.) Het is niet voor niets dat, na de opstand van Brussel en Luik, Gent nog jarenlang zijn eed aan Willem getrouw gebleven is. Bij de 200e verjaring der hereniging van Noord en Zuid willen we (zonder enige politieke bedoeling) de geschiedenis recht laten wedervaren en Gents dankbaarheid tot uiting brengen door niet minder dan een standbeeld voor weldoener Willem. Zoals er voor Keizer Karel een afgietsel uit Toledo werd bezorgd (eerst aan de Reep, nu op het Prinsenhof), kan er ook in Nederland om een fac-simile worden verzocht. Ondertussen ben ik bereid, voor de verwezenlijking van het plan een eerste 100.000 fr. te schenken (om te beginnen). Op een verzoek tot principiële toelating aan Stadsbestuur (College en de diverse politieke fracties) mochten we (tot hiertoe) nog geen reactie ontvangen. Van Gentse groeperingen en culturele verenigingen verwachten we een MORELE steun.” De heer Jan Luyssaert, erevoorzitter van de heemkundige kring “Het Land van Nevele”, zond ons een aanvulling en correctie bij Meiresonne (G.T. jg. 39
238
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 239
(2010, nr 2, p. 82): “In 1871 kocht August Meiresonne in Landegem (en niet in Nevele) bij de vaart twee grote schuren die hij tot bedrijfsgebouw ombouwde en bij zijn nieuwe brouwerij “De Hoprank” liet hij een woonhuis optrekken. Tijdens het eindoffensief in november 1918 lag Landegem zwaar onder vuur en de terugtrekkende Duitse troepen hebben de kerk en de nabijgelegen brouwerij opgeblazen. Daarmee hield de brouwerij op te bestaan in Landegem. Na de oorlog (en niet in 1913) kochten de Meiresonnes de bedrijfsgebouwen op de Koepoortkaai in Gent (zie: J. Meiresonne, Brouwerij “De Hoprank” en de familie Meiresonne te Landegem (1871-1918), in Het Land van Nevele, jg. XXVII (1996), afl. 4, p. 298-304).” De heer René Parasie schrijft : “In het vorig nummer van G. T. Nr 2, 2010, las ik met veel belangstelling het artikel van Pierre Kluyskens over de “Kaarskensprocessie” die jaarlijks van de Brandstraat naar de St.-Pieterskerk trok. De tocht ging, volgens het artikel, van de Brandstraat via het Koophandelsplein en de Nederkouter. In de jaren ‘40 en ‘50 van de vorige eeuw heb ik in de Raas van Gaverstraat gewoond en ik herinner mij nog zeer goed dat eenmaal per jaar,op een zondag, waarschijnlijk in mei, een kleine processie voorbij kwam, bestaande uit een paar muzikanten,gevolgd door de pestkaars, gedragen op een soort draagstoel of -berrie en begeleid door een tiental bewoners van de Brandstraat, op weg naar de kerk van St.-Martinus in Ekkergem. Gaat het in dit artikel om dezelfde processie? Zo ja, waarom nam zij toen een andere weg naar een andere kerk of waren er twee verschillende processies? Bestaat deze processie nog?”
239
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 240
HET KRONIEKJE VAN EEN OUDE GENTENAAR
Vandaag met de G, de H en de I. G Dat hij wildege vûurtgâon, 'k zoe mee plezier in zijn Gat spiekele. Galerieje: de plaats in het theater juist onder het Kiekeskot. Gâoreplâotske: het Eduard Anseeleplein. Het Gat schûune èn: in de gelegenheid zijn iets te doen zonder dat iemand daar iets over kan zeggen, omdat men het niet weet. Profiteren van de gelegenheid om iets te doen waar anders kritiek zou op gekomen zijn. Als men zegt mijn Gat jukt, komt gewoonlijk als repliek “de boter gâot afslâon”. Iemand ‘t Gat van de temmermaan tûuge: hem de deur wijzen. Geen Gebenedijd woord zegge: zijn mond niet open doen. Gebrouilleerd zijn met iemand: niet meer in goede verhouding zijn (bv. na een ruzie). Dadde stukken in de Geburen vliegen: iets doen op een geweldige manier. Een stomme Giete: een domme vrouw. Girnâort: garnaal. Gefondeerd: gegrond. Het Gemak gao veur d’iere, die het nie kan moe het liere: Iets doen dat comfortabel is, niet om indruk te maken op anderen. Gent, de stad van de blomme, de schûune meiskes in de lekkerkoekee. Er gíen Gès lâote over groeien: iets onmiddellijk doen. Dad’ès e`Gès veur mij: dat kan ik doen zonder de minste moeite. De Gèsfabrieke: de katoenfabriek van Parmentier-Van Hoegaerde op de Nieuwe Vaart. Gèswâoter: bleekwater - Eau de Javel. Gèstsieper: een groenvink. Toegepast op iemand met een fijne stem, of die vervelend op een hoge toon zingt. Vies Getroeteld zijn: in een slecht humeur zijn. Ne Glishiere: iemand die zich beter voordoet dan hij in werkelijkheid is. Een kale jonker. Goddelijke bijval: onverwacht profijt. Goele: eend. Een goele van een wijf: een domme vrouw. Goetseutig: inschikkelijk, meestal in de zin van te. 240
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 241
Van iemand die een topoog (tipoog) heeft, zegt men “da komt van in de Greppe te pissen. Kijken gelijk een bedrukt Griseldeke: lijdzaam toezien op iets. Groensel: groenten. Groeze: stengels van o.m. wortels. Grûutse: grootmoeder. Guidon: stuurstang van een fiets.
H Lâot'èm mâor luupe mee zijn Hâor van buite: besteed er geen aandacht aan, hij is dat niet waard. ‘t Es .... íene van ‘t Halverdrijje donker. Toepasslijk op velen in de zin: hij kent er niets van. Handgifte: de eerste koper bij het opengaan van een winkel. Kan zowel positief als negatief zijn. Hij hee’ter het Huintse van. Hij is behendig. Par Hasard: bij toeval. Harloge: horloge. Ook uintsuun. Hietekoeke: pannekoek. Hirfkâos: Politiek in Hirfkâos zijn twie dijnge die stijnke. Heu: hooi. Zijn Hâor gâon verkûupe: naar de coiffeur gaan. Den diene zoe mîer dan een Half frantse stelen. Die is niet te betrouwen. Ge weet ze Hange, ge meugt ze kusse. Hankepetsanke. Ook mankepetsanke. Manken, moeilijk gaan. Hannekesnest: een bende kleine kinderen, een hoeveelheid voorwerpen zonder veel waarde. Ter ïere van welken Heilige? Repliek wanneer men met een gezegde niet akkoord gaat. Hertefritter: Iemand die op alles kritiek heeft, nooit content is en dat duidelijk laat blijken. Hessepikkerijje: Zaniken over onnozelheden. Hoefte: een grote hoeveelheid. Bij het eten: e zûu en Hoefte petâoters. Een Huufd om leer op te kloppe: alleszins een hoofd van een niet normale vorm. Huuflakke: een Gentse specialiteit bereid van varkenskop. Heu: hooi. Den Hûup vermiedert, mâor hij verbetert nie. Wanneer iemand binnenkomt die men liever niet zag. Ook al schertsend.
241
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 242
Huisduive: iemand die weinig uitgaat, meestal thuisblijft. Huizeke: de W.C. Ne gesplete Huzaar: een vrouw.
I Ietmendalle: iets. Impermeabel: regenmantel. Inwendig gelijk Pier Patijn zijne veugel. Pier Patijn wilde zijn vogel verkopen die toch zo schoon kon zingen. Een kandidaat koper kwam eens luisteren, maar hoorde niets. ‘k ûure kik niets, zeit hij. Nie, natuurlijk nie, zei Pier, hij zijngt inwendig. Ook gebruikt in een discussie als iemand beweert iets gezegd te hebben en de andere betwist dat. De repliek is dan: Ja, ge zullet wel gezeid hèn gelijk Pier Patijn zijne veugel. Iefrèwe: Juffrouw. Een Iêfrèwboterammeke: een dun sneetje. Iewillig: Niet meegaand.Tegendraads. Iêste Communie: In de katholieke scholen, deze op 7 jaar. In de andere scholen, de plechtige Communie op 11 jaar. Dad’hee al lank zijn Ieste Commune gedâon. Dat is al oud, versleten. Van taai kalfsvlees zegt men: Aos da kalfvlies ès, èst alleszins van een kalf dat over e jâor of tiene zijn leste Commune gedâon hee. Irweete: erwten. Hugo Collumbien
242
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 243
VOOR EEN BETERE CONSERVATIE VAN DE CHARTERVERZAMELING
Het Gentse Stadsarchief bezit een zeer rijke verzameling charters (middeleeuwse oorkonden). Maar ze worden opgevouwen in enveloppes bewaard: dus niet echt in optimale omstandigheden. Met de steun van de Koning Boudewijnstichting probeert ’t Archief. Gent on Files vzw (dat is de Vriendenkring van het Stadsarchief) nu de middelen te verzamelen om hieraan te verhelpen. Het is de bedoeling de charters vlak te maken en te monteren op zuurvrij karton; ook de wassen zegels moeten gefixeerd worden om verder afbrokkelen tegen te gaan. Van de charters wordt daarna een digitale opname gemaakt. Zo zullen ze gemakkelijker geraadpleegd kunnen worden en hoeven ze niet telkens opnieuw te voorschijn gehaald worden.
De stad draagt bij In het Stadsarchief zijn de middelen aanwezig om de bewaaromstandigheden van de charters te verbeteren, maar voor de behandeling ervan ontbreekt de expertise. Een erkende restaurateur vlakt de charters. Hij heeft aan het personeel van het Stadsarchief en enkele vrijwilligers geleerd hoe ze de charters met melinestroken kunnen monteren op zuurvrij karton. Zo wordt knowhow opgebouwd in de instelling. Het digitaliseren gebeurt door de fotograaf van het Stadsarchief. In dit stadium worden de charters nog niet gerestaureerd: dat is een (dure) zaak voor later. De stad Gent betaalt de materiaalkost en de opleiding van het personeel. Maar om de kosten van het vlakken van de charters te betalen, moeten we beroep doen op uw steun.
U steunt toch ook! De Koning Boudewijnstichting heeft hiervoor een projectrekening geopend. Ze controleert de besteding van het ingezamelde geld, en vooral: de schenkers krijgen een fiscaal voordeel. Voor giften vanaf € 30 krijgt u een fiscaal attest. Als u € 150 stort, wordt u 243
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 244
bovendien meter of peter van een geconserveerd charter en krijgt u een print ervan. We rekenen op uw overschrijving op rekening 000-0000004-04 van de Koning Boudewijnstichting; vergeet niet erbij te vermelden “L82195 – ‘Archief Gent on Files vzw”. U kunt ook surfen naar de website: www.kbs-frb.be; bij “online een gift over maken” kiest u dan ons project. Meer informatie bij ’t Archief. Gent on Files vzw Annemie De Porre Dulle-Grietlaan 12 9050 Gent-Gentbrugge 09-266 57 60
OPENLUCHTTONEEL: HET CAMPO SANTO HERLEEFT.
Het Campo Santo in Sint-Amandsberg is ongetwijfeld één van de belangrijkste begraafplaatsen in Vlaanderen. Jozef Van Damme, eerste pastoor van de in 1847 opgerichte Sint-Amandusparochie, liet op de helling van SintAmandusheuvel, tussen de laatbarokke kapel en de in 1847 ingewijde kerk, een kerkhof aanleggen. Behalve als begraafplaats voor zijn parochianen zag pastoor Van Damme het kerkhof ook als de laatse rustplaats voor de katholieke financiële en culturele elite. Talrijke beroemde Vlamingen, letterkundigen, kunstschilders, toondichters en vooraanstaanden uit de katholieke Gentse bourgeoisie rusten er onder vaak imposante grafmonumenten. Op 28, 29 en 30 mei wekt het Cultuurplatform Sint-Amandsberg het Campo Santo opnieuw tot leven. Drie toneelverenigingen uit Sint-Amandsberg, Iverige Jonckheyt, Forum 77 en Theater de Balsemblomme, slaan de handen in elkaar en laten pastoor Van Damme, Hendrik Conscience, Marie de 244
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 245
Hemptinne, Virginie Burrick, Joanna De Poerck, Alfons Braeckman, Henri De Smet, Jef Crick, Margriet Kreps, Augusta Vromant en ‘roste wasser’ Ernest De Vriendt een stuk van hun levensverhaal of van de geschiedenis van het Campo Santo vertellen, doorspekt met talrijke merkwaardige anekdotes. Geen theoretische geschiedenisles, maar uit het leven gegrepen verhalen van mensen van vlees en bloed. De voorstellingen gaan door in de openlucht, aan de voet van de Campo-Santoheuvel, op de plaats waar het in het stuk allemaal om draait. De tekst is van de hand van Roger Poelman, voorzitter van de Heemkundige Kirng De Oost-Oudburg, en de regie berust bij Patrick Teerlinck van Forum 77. Praktisch: Opvoeringen op vrijdag 28 mei 2010 om 20 uur, zaterdag 29 mei 2010, 18 uur en 20 uur, zondag 30 mei 2010, 16 uur. Locatie: Campo-Santoheuvel, tussen kerk en oud-gemeentehuis van SintAmandsberg. Inkom: 5 euro; < 12 jaar gratis.
OUDHEIDKUNDIGE KRONIEK
Op 19 Mei 1922 schreef Alfons Van Werveke in “De Gazet van Gent” een artikeltje over De Bargie van Gent op Brugge. De brug, die aan den aanvang van de Bruggsche Vaart, de Noordkaai aan de Zuidkaai verbindt, heet Bargiebrug. Men vindt dezen naam met de vertaling Pont de la Barque bij Goethals (1796). De Vreese (1799-1800) geeft pont de la Barque zonder Nederlandschen naam en in den Atlas van 1809 op het Stadsarchief vindt men pont de la Chasse royale, naar een naburige herberg. De officieele lijst van 1812 vermeldt deze brug niet, ten ware pont de la Porte de Bruges, zonder Nederlandsch, dat men op bladzijde 23 vindt, met de vermelding “Nieuwe brug bij de Bruggsche poort”, deze brug bedoelde, wat niet zeker is; het is best mogelijk dat er hier sprake is van de Oude Bruggsche 245
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 246
Poortbrug, die elders niet is vermeld. De Bargiebrug heeft haar naam naar de Bargie, dat is de veerschuit, dienende tot vervoer van reizigers en koopwaar tusschen Gent en Brugge, en die daar dichtbij aanlei. In onze nota over de Bruggsche Vaart hebben wij gezeid, dat de regelmatige dienst een aanvang nam met de opening van den waterweg in 1613. Het vaartuig werd dan getrokken door twee paarden, die werden afgelost halverwege te Aalter. De reis duurde acht uren om een weg af te leggen, die men nu in 38 minuten doet! Men moet echter alles zeggen: als men 13 maal meer tijd besteedde aan de reis, was deze zoo gemakkelijk en aangenaam als geen enkele reisgelegenheid alsdan aanbood en vooral werd onderweg een eetmaal opgediend als nergens elders in eenig gasthof een beter te krijgen was. Een groot getal reisverhalen, door voorname personen van verschillende landen uitgegeven, roemen de reis per bargie als een toonbeeld. Een Hollander, die een hondertal jaren geleden per bargie reisde, beschrijft dit als een wonder. Wij trekken hier en daar een zin uit zijn lang verhaal: “Veel had ik van dit vaartuig en van de reis, die men er mede doet, hooren spreken... De meeste menschen zijn gewoon met vergrooting over zaken te spreken, waarmede ze ingenomen zijn, ...hetgeen men mij van de reis met de barge van Gent op Brugge mededeelde was in geenen deel overdreven... De barge is een fraai vaartuig, breed en lang. Boven de kajuit is wel voor vijftig personen een zitplaats, die beschermd is voor de zon en den regen door een zeil gespannen in de gedaante van een tent, zeer fraai beschilderd. Op het dek, alwaar de pakgoederen onder zeilen geborgen worden, kan men gezamelijk op en neder wandelen. Aan den voorsteven is een groote vergulde leeuw. In de kajuit bestaat de wand uit rood fluweelen vakken, afgedeeld door groote spiegels. Het verhemelte is wit met goud. De zitplaats is een canapé en men heeft er nette stoelen, een tafel met een fraai kleed bedekt en een stookplaats. Men heeft uitzicht achter en op zijde. In een fraaie kamer aan den voorsteven wordt men aan tafel uitstekend bediend. Wij hadden soep, ten minste vierderlei soort vleesch, rog, tongen, zalm, groenten en aardappelen; vervolgens gevogelte, hoenders en pasteien, en ten slotte kersen, aardbeziën, taarten, beschuit, bitterkoekjes en meer kleinigheden. Ik dronk hierbij een halve flesch wijn en betaalde voor het middagmaal met den wijn vijf en halven frank. De vracht is twee frank.” A. Van Werveke
246
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 247
TEKENING VAN GASTON DE BRUYCKER
.. 1918. Ingang Berg van Barmachtigheid.
247
\
Binnenwerk mei-juni_September binnenwerk OK 5.0 23/04/10 11:29 Pagina 248
De Plezante Vest, getrokken op 12 April 1962.
248
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:52 Pagina 249
GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring Gent V.Z.W. 39e jaargang nr. 4 juli - augustus 2010
Inhoud - Pierre Kluyskens: Kapelleke Schreiboom. - Paul Bergmans: Inventaire Archéologique: Boekband met de afbeelding van Sint-Servatius. - Yves Fassin: Albert Baertsoen in Gent. - Daniël Van Ryssel: Minder bekende en/of verdwenen locaties: Donkersteeg en omgeving. - Rudy van Elslande: De bronsgieterij van George Minne in de Holstraat te Gent. - Luc Devriese: Ghendtsche toestanden: Oorlogspataten met of zonder sprot en Gentse Volkstuintjes (1940-1942). - Erik De Keukeleire: De Wintervelodroom in het Citadelpark. Deel II. (1927-1933). - Wegwyzer 1850. - Hugo Collumbien: Gentse Memoriedagen: 22-23-24-25 November. - Daniël Van Ryssel: Vergeten Gentse schrijvers: Robert Mussche. - Bibliografie. - Lezers schrijven ons. - Hugo Collumbien: Kroniekje van een oude Gentenaar. - Alfons Van Werveke: Oudheidkundig Kroniek. Wellington tegen het “Journal de la Flandre”. Overblijfselen van de vestingen. - Dit bestaat niet meer. De bomen op de Charles de Kerchovelaan.
249
250 258 259 265 269 278
284 302 304 318 321 322 323 325
328
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:52 Pagina 250
KAPPELLEKE SCHREI BOOM
Dezer dagen (1970) werd vernomen dat de Minister gevolg heeft gegeven aan het voorstel ertoe strekkende het gewezen godshuis Hebberecht, thans algemeen bekend als Schreiboom of Kapelleken Schreiboom in de Kortrijksepoortstraat, als monument te rangsschikken, zodat alles laat veronderstellen en verhopen dat binnen afzienbare tijd, op voordracht van de Minister, zoals de wet het vereist, het Koninklijk Besluit zal verschijnen waarmede Schreiboom de lange reeks geklasseerde merkwaardige gebouwen uit het Gentse zal komen aandikken. Het nieuws zal met vreugde worden onthaald door hen die de sobere lijn en de gelukkige proporties van de XVllle eeuwse gevel van het gesticht, alsmede de stemmige kapel in zuivere Lodewijk XVI-stijl kennen en waarderen; voor mensen die er dagelijks voorbijrijden of voorbijrazen, nooit een blik overhadden voor het gebouw of nooit een voet hebben gezet in de heerlijke kruiskapel, zal het wel enigszins verwondering baren dat men juist dit ensemble wil klasseren, als wanneer er nog zoveel andere monumenten en stadsgezichten te Gent vruchteloos en sedert ettelijke jaren wachten op de veiligheidsriem en levensverzekering die een officiële rangschikking als monument of site onbetwistbaar uitmaakt. De geschiedenis zelve van Schreihoom is, net als gebouw en kapel, weinig gekend van de Gentenaren en is ten andere althans voor de vroegste periode, zo moeilijk te vangen als een aal bij zijn staart. Er kleeft aan het ontstaan en aan de eerste groei van het voormalige godshuis een zweem van legende, alsof het in die wordingsjaren allemaal een mooi sprookje ware geweest. En zelfs vandaag de dag is dit sprookjesachtige niet volledig weggevaagd voor wie er ‘s zondags de halftienmis bijwoont. Het intieme kader, het goud dat er om het altaar flikkert, de tientallen snoezige kinderportretten aan de wand, het heerlijke beeld van O.L.Vrouw van de Schreiboom hoog in zijn nis, de engelachtige stemmen van de nonnetjes, als zovele Soeur Sourire ex tempore non suspecto, die blij en zo ritmisch een Latijnse Gloria en Credo zingen, scheppen er een atmosfeer waarvan wij in geen andere kerk van het sta recht en ga zitten-regime nog mogen genieten. Hier op drie meter van het stadsrumoer is de tijd blijven stille staan onder de vergulde letters die boven de poort prijken “Nood zoekt Troost”, een leus die het oude bedehuis nu sedert meer dan zeven eeuwen is trouw gebleven. 700 lange en schone jaren liefdadigheid, barmhartigheid, verzorging, dat kan nogal tellen in het leven van een stad en van een gesticht. Hoevele ouderlin250
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:52 Pagina 251
Interieur Kapelleke Schreiboom.
251
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:52 Pagina 252
gen, zieken, gebrekkigen, armen, bedevaarders, verschoppelingen werden er in al die eeuwen niet verzorgd, geheeld, getroost! De gebouwen, de muren brokkelden af, werden door nieuwe vervangen, de geest van de naastenliefde bleef onveranderd, ongerept zuiver. Gent heeft in de Middeleeuwen talrijke hospiciën, gestichten, godshuizen geteld, waar de schoonste menselijke deugd, de liefdadigheid bloeide: het Utenhovehospitaal, het Wittoxhospitaal, het godshuis van St. Aubertus, van St. Jacobs, van St. Anna, van Wenemaer, de begijnhoven enz. In die kroon van vrome en onbaatzuchtige offervaardigheid, is het Hebberechtsgodshuis een van de mooiste parels geweest. Lang voordat er sprake was van een Europa van het hart, hebben onze voorouders hier een Gent van het hart gecreëerd. Sanderus die veel over onze gewesten heeft geschreven − te veel om wel en vooral juist te zijn − schrijft de stichting van het godshuis toe aan Jan Hebberecht, een Gentse poorter die zijn nazaten in 1327 ten grave droegen: “Hospitale Hebberecht, sub autoritate et patrocinio abbatis Blandiniensis positum, suae fundationis auctorem Hebberecht nomine praeficit.” Men heeft de doorbravo Sanderus die gedurende eeuwen als de sommiteit inzake geschiedkunde en kennis van ons verleden doorging, nageschreven en gekopieerd en zo komt het dat midden in de XIXe eeuw, de even doorbrave Schoolmeester-historicus J.J. Steyaert in zijn “volledige beschrijving van Gent” doodernstig mocht schrijven: “Het hospitael door Jan Hebbrecht, die in 1327 overleed, hier gesticht”. Het is pas een eeuw geleden, in 1870, dat slag op slag, twee studies verschenen die de bewering van Sanderus in diens Flandria Illustrata een zo ferme deuk gaven, dat zij aan scherven op de vloer van de geschiedkundige kritiek vloog. Enerzijds August Van Lokeren, de man die alle archieven en documenten van de voormalige St. Pietersabdij uitpluisde: in een bijdrage in het Messager des Sciences historiques maakte hij inderdaad korte nietten met Sanderus’ gezegde, door o.a. aan te tonen dat in de talloze documenten van de abdij geen enkel stuk voorkwam dat rechtstreeks of onrechtstreeks op de stichting van een godshuis door Jan Hebberecht wees, dat gemeld godshuis reeds in 1239, dus een eeuw vóór Hebberechts dood bestond en dat het ten andere nooit in de lijn van de abdijpolitiek gelegen had om het even welke stichting op haar grondgebied te dulden voor dewelke een leek of iemand die niet tot de abdij behoorde de pluim op zijn hoed had mogen steken. Moest de argumentatie van de ernstige en onpartijdige Van Lokeren bij een of andere Gentenaar nog enige twijfel hebben laten bestaan, dan moest deze zeker verdwijnen na het lezen van de bijdrage van Frans De Potter
252
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:52 Pagina 253
“Hebberechts-Godshuis, gewoonlijk Schreiboom genaamd” hetzelfde jaar verschenen in de “Bulletins de l'Académie royale de Belgique, en enkele weken later afzonderlijk uitgegeven. De Potter is een geëngageerd schrijver, zoals de meeste mensen die in de vorige eeuw de pen hanteerden: men had hem, in de linkse middens, hevig aangevallen om een aantal kleine onnauwkeurigheden die men natuurlijk geweldig had opgeschroefd. En zoals te verwachten, kon De Potter ook eens nijdig bijten en van zich afbijten. Zijn studie over het Hebberechtsgodshuis werd hem een gelegenheid om op ridder Diericx knappe historicus maar geweldig antiklerikaal, post mortem, een venijnig pijltje te richten, daar Diericx de ingewikkelde historie van Schreiboom’s oorsprong te baat had genomen om een vinnige aanval te richten tegen de geestelijkheid. Vandaag bekijken wij de zaken met veel meer sereniteit en wij halen de schouders op bij het lezen van al die kleingeestige polemiek, de historische waarheid is hoofdzaak, alle bijbedoelingen zijn bijzaak. Dat Sanderus zich vergist heeft is menselijk en aanneemhaar, vooral in zijn tijd: de verdiensten vaal de man, die zijn Flandria Illustrata moest ineensteken zonder subsidies en met allerhande niet te controleren bronnen, zich een weg moest banen doorheen een weefel van legende en twijfelachtige stukken, zijn enorm groot, zo groot zelfs dat wij hem veel moeten vergeven: zonder Sanderus zouden wij nergens staan. De Potter is in elk geval minder te verschonen wanneer hij schrijft: ”Wat Sanderus betreft, naar allen schijn heeft deze, bij ‘t opstellen zijner historische schets van Gent, Cornelis Van der Meere eenvoudig nageschreven”. Welnu Sanderus liet zijn Flandria Illustrata in 1641 verschijnen en Van der Meere, advokaat in de Raad van Vlaanderen, schreef zijn “Spieghel van de eerweerdighe heeren prelaeten van de oude, wijtvermaerde ende exemte abdije van Sente Pieters” pas vele jaren na Sanderus dood, in 1682! Voegt daarbij het verslag opgemaakt door de abt van St. Pieter, Gudwald, en door hem in 1787 aan de Oostenrijkse regering overgemaakt, waarin hij zwart op wit en de pen op het hart, beweert dat Schreiboom in 1402 door Geeraard Leeuwaert, een abt van St. Pieters, werd gesticht, en U krijgt een voorsmaakje van het dossier Schreihoom, afgezien dan nog van de vraag hoe het komt dat op een zeker ogenblik de benaming Hebberechtsgodshuis uit de volksmond verdween om Schreiboom te worden! Wanneer men thans de zaken nuchter bekijkt en zich stipt houdt aan de niet weg te cijferen bronnen, komt men tot een eerste besluit: het zgn. Hebberechtsgodshuis bestond reeds in 1239, zodat én Sanderus in 1641 en Van der Meere in 1682 én abt Gudwald in 1787 en na hen tientallen andere
253
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:52 Pagina 254
auteurs zich deerlijk hebben vergist. Van Lokeren haalt de autentieke en bewaard gebleven documenten aan van 1239, 1269, 1273 enz. Hoe dit dan vastgehaakt aan de geschiedenis van onze brave Gentse poorter met name Jan Hebberecht? Wel heel eenvoudig door een van die menigvuldige fonetische vergissingen waarvan de Middeleeuwen ons zo talrijke staaltjes bieden. In twee authentieke akten van de XIIIe eeuw wordt gesproken van “hospitali Hecberti” of “hospitali Ecbert”. Welnu Egbert was een Engelse monnik uit de Vlle eeuw die in Ierland en in onze gewesten het Evangelie kwam prediken en die na zijn dood zoals het toen mode was, heilig werd verklaard. Het moet ons dan ook geenszins verwonderen dat de abten van St. Pieters, wanneer zij op hun grondgebied een godshuis stichtten, in elk geval vóór 1239, het aan deze populaire heilige toewijdden. Later in de XIVe eeuw is er inderdaad een Jan Hebberecht geweest, die zijn fortuin ten dienste stelde van zieken en armen, wellicht ook het godshuis van de abten van St.-Pieters begiftigde. Van Ecbert naar Hebberecht is fonetisch althans, de afstand niet bijster groot: het Ecbertgodshuis werd in de volksmond het Hebberechtsgodshuis en die naam bleef tot wanneer hij op zijn beurt werd verjaagd door Schreiboom, maar een soort treurwilg of schreiende boom die zich op enkele honderden meter afstand van de Petercellepoort bevonvond en aan dewelke ook een ganse tros legende en historie hing. Het Vaticaan heeft, naar wij in een krant lazen, onlangs de straffen en sancties tegen de overtreders van zijn Wegcode, aanzienlijk verscherpt en verzwaard, maar alles bij mekaar zijn deze geldboeten een peulschilletje vergeleken bij de middeleeuwse strafapparatuur van de Gentse St.-Pietersabdij, die haar bekroning en hoogtepunt vond in een lugubere galg op een boogscheut van de Petercellepoort tussen twee miniheuveltjes die onze voorouders nogal vermetel bergen noemden; de Molenberg en de Schreiberg, telgen van de Blandijnberg. De abten van Sint-Pieters oefenden over de abdij en haar uitgestrekt grondgebied dat een stad naast de Gentse stede was, toezicht, macht en gezag uit en stuurden regelmatig, met een laatste zegen, een of andere schavuit naar de galg van de Schreiberg, aldus genaamd omdat men er hoogstwaarschijnlijk meer schreide en huilde dan lachte. Dicht hij de galg verhief zich sedert onheuglijke tijden een schreiboom, samentrekking van schreiende boom, naar alle waarschijniijkheid een treur-
254
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:52 Pagina 255
wilg. Aan die boom hing, alvast in de XIIIe eeuw, een houten, Christusbeeld dat het voorwerp was van de godsvrucht van de moeders, weduwen of wezen van de ongelukkigen die aan de galg hun misdaden hadden uitgeboet. Waar galg en kruis nu juist gelegen waren, blijft een omstreden vraag. Diericx situeert Schreiberg en galg op de plaats waar thans Plateaustraat, Nederkouter en Kortrijksepoortstraat samenkomen, doch de meeste auteurs situeren ze verder op: Prosper Claeys op de plaats van het huidige St.-Pietersstation, De Potter eveneens buiten de Petercellepoort, anderen nog aan het kruispunt van Kortrijksepoortstraat en IJzerlaan, Van Lokeren eindelijk buiten de Kortrijkesepoort, aan de plaats later Oude Bareel genaamd. Deze laatste ligging verdient onze voorkeur omdat op plannen en kaarten van de XVIIe en van de XVIIIee eeuw, een kapel Schreyboom aldaar wordt vermeld en aangetekend. Want na de galg, na de treurwilg, na het Christusbeeld aan de boon, kwam er later ook nog een kapelleken waar men O.L. Vrouw van de Zeven Weeën vereerde en waaraan men de naam Onze Lieve Vrouw van de Schreiboom placht te geven. Wij hebben aldus langzaam maar tamelijk zeker de oorsprong van het Hebberechtsgodshuis en het ontstaan en de ligging van de Schreiboom en van de oorspronkelijke kapel van de Schreiboom gesitueerd. Thans moeten wij nog beiden, die toch nogal ver van elkander verwijderd waren, trachten aan een te lijmen en bij gebrek aan formele oplossing grijpen. Frans De Potter schrijft gewoonweg: “Wat de naam (van het godshuis) betreft, onder welke de bidplaats en zelfs gans het gesticht doorgaans door het volk genoemd wordt, deze komt van de verbeelding der groep op ‘t hoogaltaar voort. Maria, de borst door zeven zwaarden doorstoken, zit aen den voet eens booms, en houdt op haar knieën ‘t lijk haars Zoons, van ‘t Kruis afgedaan. Deze verbeelding werd tijdens de Middeleeuwen gewoonlijk de Nood Gods geheten. De hier bedoelde boom, in de vorm van een kruis gesneden, is een wilg, treurwilg, weleer schreiende boom genaamd”. Deze tekst laat veronderstellen dat er niet noodzakelijk een rechtstreeks verband tussen de oorspronkelijke kapel Schreiboom, extra muros, en het Hebberechtsgodshuis zou hebben bestaan, maar dat men in de kapel van het godshuis eenzelfde afbeelding van de Nood Gods zou aangebracht hebben. Van Lokeren staat ons inziens dichter bij de waarheid of althans van de waarachtigheid, wanneer hij veronderstelt dat het beeld van Schreiboom op een bepaald ogenblik naar het Godshuis werd verplaatst: “Nous ignorons à quelle occasion et à quelle époque cette chapelle fut fondée et disparut; nous ne sornmcs pas éloignés de croire cependant que sa proximité des ouvrages de
255
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:52 Pagina 256
fortification, qui à différentes époques ont été elevés dans cette localité, ait été la cause de sa démolition et de son transfert dans la chapelle de l’hospice Hebberecht auquel elle donna son nom”. Wat er ook van zij van de werkelijke oorsprong en van de verandering, in de volksmond, van de benaming van het godshuis, feiten waarover de gegevens zeer schaars tot ons zijn gekomen, weten wij in elk geval dat het godshuis gedurende eeuwen zijn taak en zijn zending heeft volbracht ten bate van zieken, armen en ongelukkigen die er heil en troost kwamen zoeken of er in vrede en rust hun laatste levensmaanden of jaren mochten doorbrengen. Natuurlijk geleek een middeleeuws godshuis in geen enkel opzicht op een modern home voor studenten en studentinnen. Er heerste tucht en allerhande, gewoonlijk niet al te zware sancties, werden voorzien tegen hen die het reglement van het gesticht in de lucht sloegen: de proveniers moesten elkaar beleefd toespreken, liet God ziet U, hier vloekt men niet moest stipt worden nageleefd, de kostgangers moesten het eindeloos lang avondgebed in gemeenschap komen prevelen, mochten buiten het godshuis niet vernachten, moesten zwarte of grauwe klederen dragen, gehoorzamen aan de oversten, zovele zaken die ten andere gemeen waren aan alle dergelijke gestichten en die de mensen van toen, in Schreiboom, als in het Alijnshospitaal of elders, niet contesteerden maar zonder mopperen aanvaardden: zij hadden een onderdak gevonden, werden goed verzorgd, gevoed en gekleed en wanneer zij ziek werden, verpleegd: meer wensten zij niet want zij waren in de middeleeuwse maatschappij die zoveel ellende kende, geprivilegieerden. Het godshuis bleef in leven en kon in al die jaren standlhouden dank zij een aantal renten gevestigd op goederen binnen en buiten Sint-Pietersstad en ook wel gedeeltelijk dank zij de proveniers die na hun overlijden gans of een deel van hun goederen aan het gesticht moesten afstaan. Giften van aanzienlijke Gentse families bleven ook niet uit, want in die tijd beoefende men de naastenliefde nog op een zeer concrete manier. Het aantal mannen en vrouwen die er geherbergd waren, schommelde tussen 13 en 40, naar gelang de tijdstippen en de materiële mogelijkheden; een daadwerkelijke controle werd door de abdij uitgeoefend. Een afzonderlijke categorie klanten vormden de reizigers, pelgrims en bedevaarders allerhande. In vroegere eeuwen reisde men niet om te leren, wel omdat men iets op zijn kerfstok had. Voor een ja of een neen, voor een pekelzonde, het minste vergrijp, stuurde de biechtvader of de stadsmagistraat U op bedevaart naar Rome, Saint-Jacques de Compostelle, het Heilig Land of een andere gewijde of gebenedijde bidplaats. Wie er warmpjes inzat, maakte er gewoonlijk een plezierreisje van, maar voor
256
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:52 Pagina 257
de arme drommels leek een dergelijke bedevaart aardig op een calvarietocht. Uitgeput trachtten zij ‘s avonds een stad of dorp aan te doen waar zij bij een of andere abdij, klooster of gesticht gingen aankloppen. In het Hebberechtsgodshuis stonden, wanneer er plaats was, tafel en bed klaar voor de voorbijtrekkende pelgrims. Het gesticht dat zich eeuw in, eeuw uit, aan de eisen en noden van de tijd aanpaste, werd herhaalde malen samen met de bidplaats gewijzigd, hersteld of gedeeltelijk herbouwd, o.a. in de XVe en XVIde eeuw, doch uit de documententen blijkt dat men ongeveer dezelfde schikking eerbiedigde als deze die wij nog kunnen bewonderen in het gewezen Alijnsgesticht, thans Museum voor Volkskunde. Ten tijde van keizerin Maria Theresia bleek gans het ensemble van Schreiboom bouwvallig en uitgeleefd en men besloot alle gebouwen te slopen. Juist twee eeuwen geleden, in 1770, werd Jan-Baptist Simoens, niet David ‘t Kindt een van de grootste bouwmeesters van Gent, gelast met de opdracht een nieuw godshuis en kapel op te trekken. Het werd o.m. de sobere gevel die wij vandaag nog bewonderen, eenvoudig, zonder enig nutteloos detail of versieringsinitiatief, naar lijn en geest nauw aansluitend bij het ideaal van onbaatzuchtige dienstvaardigheid van het godshuis. Waar een leus als “nood zoekt troost” boven de ingangsdeur prijkt, moet de bouwmeester een bijna ascetische architectuur ontwerpen. Enkel in de kapel heeft Simoens gestreefd naar een intimiteit die een zekere weelde en decor niet uitsluit en eeuwenoude groep van de Nood Gods die boven het altaar prijkt. Later is deze kapel nog versierd geworden niet tientallen portretten van kinderen die aan O.L. Vrouw van Schreiboom werden toegewijd, een zeer mooie en unieke verzameling over dewelke wij het wel eens bij gelegenheid zullen hebben.
PIERRE KLUYSKENS.
257
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:52 Pagina 258
INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE - FICHE N° 195
Op 19 oktober 1900 stelde Paul Bergmans in de rubriek “Boekbanden Bibliotheek van de Stad en van de Universiteit , Acc. 9063 - XVIe eeuw” in het Frans een fiche op over
Boekband met de afbeelding van Sint-Servatius Deze boekband in bruin kalfsleder op een eikenhouten plank met een breedte van 100 mm en een hoogte van 150 mm draagt op elk plat de afdruk van een gegraveerde metalen plaat. Onder een ingedrukte arcade met een getand bloemvormig ornament, staat Sint-Servatius in de kledij van een bisschop, recht op het uitgestrekt lichaam van een draak waarvan hij de keel doorboort bij middel van de punt van zijn staf die hij vasthoudt met de rechterhand, met de andere houdt hij de sleutel van Sint-Pieter die heden nog bewaard wordt in Maastricht (1). Aan weerszijde van de heilige, een engel. Rond zijn hoofd, omgeven door een stralenkrans, vier sterren. Daaronder een inscriptie: Sancte Servati.or. Rond deze afbeelding de volgende inscriptie, ontleend aan de dienst van SintServatius en bij iedere hoek onderbroken door een vierblad: Servatius servavit. 258
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:52 Pagina 259
|| fidem servavit plebem.domini. || servando.et.orando. || mervit.quod.credídit alleluya || Deze boekband wordt door Mr. James Weale toegeschreven aan de stad Maastricht waarvan Sint-Servatius de patroonheilige was. Hij is een van de meest zeldzame. Ons exemplaar behoort tot een Antwerpse druk uit het begin van de XVIe eeuw die in die tijd toebehoorde aan een Luikse religieuze. Het bezit nog zijn koperen sloten; het beweegbare deel van deze laatsten is gehecht op lederen riemen die op het plat vastgehouden worden door een een nagel met afgeplatte kop die een vierblad voorstelt. Koperen lamellen beschermen eveneens de hoeken van de marges van elk plat. Cf. J. Weale, Bookbindings and rubbings of bindings in the National Art Library, South Kensington Museum (Londen, 1894-1898), introd., p.LXVI, catal., p.189. (1) Zie le Beffroi, t.II (Brugge, 1864-1865), p.174.
ALBERT BAERTSOEN IN GENT
Albert Baertsoen is de beste en schoonste vertolker van onze stad, schreef Pierre Kluyskens in zijn artikel in de Gentenaar in 1952, artikel dat in 1991 werd overgenomen in ‘Ghendtsche Tijdinghen’. Die eigenaardige weemoed onzer Vlaamsche steden, heeft niemand intenser weergegeven dan Baertsoen, staat in de necrologie in De Gentenaar van 13 juni 1922. Toch is Baertsoen de laatste decennia stilaan vergeten geraakt. Sinds de retrospectieve van 1972 is weinig rond deze schilder en etser gebeurd, in tegenstelling tot zijn illustere tijdgenoot Emile Claus. Het is meer dan 100 jaar geleden dat hij zijn topwerk schilderde ‘Dooi te Gent’ of ‘Le Dégel’ dat thans in het Musée d'Orsay hangt, en waarvan een voorbereidend werk in het Gentse
259
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:52 Pagina 260
Museum voor Schone Kunsten prijkt. De ets die Baertsoen van dit thema gemaakt heeft, heeft ook een enorm succes gehad, en vindt men af en toe in veilingen terug, aan goedkopere prijzen dan jaren geleden. De studie van de biografieën van Baertsoen, wijst op een soort mythe, ontstaan in de loop der jaren. In een aantal publicaties - zo ook bij Kluyskens wordt verwezen naar de graduele opbouw in de plaatsen waar Baertsoen schilderde. Deze romantische versie wil dat Baertsoen, eerst rondzwerfde in de streek rond Doel, vervolgens in de Vlaamse steden Diksmuide, Veurne en Nieuwpoort en Brugge, om pas nadat hij zich sterk genoeg voelde de Gentse thema’s aan te pakken. Pierre Kluyskens schetst de scholing van de Gentse kunstenaar. Hierin vermeldt hij de invloed van zijn twee leermeesters Den Duyts (1850-1897) en Delvin (1853-1922), met zijn strenge discipline; het contact met de School van Dendermonde en met Rosseels (1828-1912), en zijn verblijf in het atelier van Roll (1846-1919) in Parijs. Kluyskens vertelt: Terug in eigen land, durft hij het niet aan zich onmiddellijk op zijn prooi, op het enige onderwerp dat hem werkelijk bekoort, te werpen. Hij neemt een laatste galop, doet een laatste proef in steden die het Gents klimaat benaderen: Brugge, Veurne, Diksmuide… Hij had Parijs niet kunnen ontdekken, hij had Londen verwaarloosd, te Gent vond hij de taal, de lijn, de kleur om de stad, zijn stad te bezingen. Deze interpretatie van Kluyskens steunt o.a. op Paul Colin, die in zijn boek over de Belgische Kunst het volgende schreef (p.217): Baertsoen débuta sous le signe de l’école de Termonde. Puis la poésie des petites villes de Flandre, Nieuport, Dixmude, Bruges, le séduisit, et jusqu’en 1897, il en fixa certains aspects très fragmentaires, dans des toiles de faibles dimensions et qui cotoyaient parfois l’anecdote.La Zélande n’élargit pas sa vision, et il fallut la révélation de Gand, vers 1900, pour que Baertsoen comprît à la fois le double mystère de l’atmosphère et de la synthèse.’ De Flippo cataloog (1981) nam deze biografie van Baertsoen over. He needed the revelation of Ghent (around 1900) to understand both the double mystery of the atmosphere and of the synthesis. Ook de biografie in memoires-com (2002) geeft: Installé définitivement à Gand en 1902,… Dat het verhaal een eigen leven gaat lijden, wordt versterkt door overname in de literatuur. Zo bij Lieven Tavernier, recensent en auteur van een studie over Jean Ray, in zijn novelle ‘Over Water’(p. 48): Hoe lang heeft Baertsoen niet getalmd om naar dat laatste punt terug te keren, waarvan hij wist dat het het einde betekent? Bang voor dat allerlaatste moment, vertrok hij en schilderde hij de steden die het dichtst het Gentse klimaat benaderden: Veurne, Brugge, Diksmuide, Londen. Alsof hij in grote cirkelbewegingen rond het uiteindelijke
260
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:52 Pagina 261
doel maakte, breed en langzaam tot de tijd klaar was en hij voorgoed Gent zou schilderen. En daar werd hij de gevangene van dat ene onderwerp: het water van Gent.’
Eerste monografie over Baertsoen door Fierens-Gevaert De verwarring kan ontstaan zijn door de monografie over Baertsoen door Fierens-Gevaert gepubliceerd in 1910, dat een van de referentiewerken blijft over Baertsoen. Hij beschrijft achtereenvolgens het oeuvre van Baertsoen in Nieuwpoort, en Diksmuide, vervolgens Nederland en Brugge, om dan te komen tot zijn meesterwerken: zichten uit Gent rond 1903 (p. 20). L’artiste peignit pendant trois années successives à Nieuport, en 1895, 1896 et 1897, tout en travaillant parfois dans la petite ville voisine de Dixmude et en retournant de temps à autre à Gand pour rêver à la Byloque, devant les eaux lourdes de la Lys. En op p. 28 Pendant plusieurs années presque immédiatement après les séjours à Nieuport, Baertsoen travailla en Zélande et particulièrement dans l’île de Walcheren, promenant son house-boat de Terneuzen à Flessingue, de Flessingue à Middelbourg, de Middelbourg à Veere. Op p. 36 heet het: Pour Baertsoen, Bruges ne pouvait se détacher du chapelet des villes flamandes. Il y fit un grand pas vers son terme idéal. Mais si Baertsoen peut être considéré comme le peintre d’une ville, c’est comme peintre de Gand; c’est dans sa propre cité qu’il accomplit l’acte de définitive adoration au pays natal.
Oorzaken van een verkeerde interpretatie Nochtans geeft Fierens-Gevaert zelf de uitleg: hij heeft gekozen voor een thematische benadering van de werken, gegroepeerd per geografische streek, waarbij Gent als laatste aan bod komt. Hij schrijft zelf (p. 27): Suivre Baertsoen pas à pas dans le développement chronologique de son oeuvre ne serait plus possible et nous sommes bien obligé d’invoquer à nouveau le scrupuleux mutisme de l’artiste sur les particularités de sa carrière. Nous essayerons néanmoins d’apporter un peu d’ordre dans le classement des tableaux… Mais peut-être ceci nous permettra-t-il de voir plus clairement dans l’oeuvre que nous étudions. De verkeerde interpretatie steunt dus op een onzorgvuldige lectuur van de monografie van Fierens-Gevaert, die zelf natuurlijk verwarring schept door een soort climax te gebruiken Il y fit un grand pas vers son terme idéal (p.36) en quelques villes de Flandre et de Hollande …le rapprochaient de son but idéal. (p. 27-28)
261
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:52 Pagina 262
Ons onderzoek wijst uit dat deze stelling van Kluyskens-Colin bijgevolg ontkracht moet worden. Fierens-Gevaert schrijft trouwens zelf: Baertsoen kwam regelmatig naar Gent terug (cfr. supra, p.20). We vermoeden zelfs eerder het omgekeerde. Albert Baertsoen verbleef al die jaren te Gent als hoofdstandplaats. In de catalogi van de tentoonstellingen, die soms het adres van de schilder vermelden, staat meestal Gand, Quai de la biloque, en in periode van langdurig verblijf in het buitenland, staan meestal twee adressen vermeld: Gent en Parijs, Londen, Oostende of Luik. Volgens de bevolkingsdienst van de Stad Gent, is hij in Gent tot in 1907 bijna onafgebroken gedomicilieerd geweest. Hij ondernam zijn boottochten naar Zeeland met zijn house-boat. Maar ook van Terneuzen kwam hij regelmatig terug naar Gent, waar hij actief was in het culturele verenigingsleven. Andere bronnen getuigen dat hij dikwijls daguitstappen maakte per trein om in Brugge of in andere steden te gaan tekenen of schilderen (Chabot, 1955) De foutieve interpretatie van journalisten heeft misschien ook te maken met het feit dat Baertsoen in de jaren 1901-03 aan het toppunt van zijn carrière stond en dat hij precies in die periode zijn meesterwerken schilderde, een tiental Gentse zichten (p. 27): Avant d’aborder la description de l’incomparable portrait de Gand que Baertsoen a tracé en une dizaine de tableaux, parmi lesquels sont ses pages les plus fortes Les chalands sous la neige, Le soir à Gand, et Le Dégel,… Misschien is de verkeerde interpretatie ook te wijten aan de titelgeving die Baertsoen in zijn aanvangsjaren gebruikte, met vage termen, die het thema beschrijven, soms aangevuld met de vage omschrijving, ‘en Flandre’, of ‘in Zeeland’. Voorbeelden van dergelijke algemene titels zijn: ‘Devant l’Eglise’, ‘La rivière’, ‘Reflets’, ‘Vieux murs sur l’eau’, ‘Vieilles Maisons au bord de l’eau’, ‘Petite Cour en Flandre’, ‘Petite Cité au bord de l’eau’, ‘Vieux Canal Flamand’, ‘Soir sur les quais’. Weinig van deze beschrijvingen zijn precies. Baertsoen vermelde de naam van de stad niet systematisch, misschien nog minder zo het een Gents stadsgezicht betrof. En blijkbaar vond niemand het belangrijk om te achterhalen waar de stadsgezichten werden geschilderd of geëtst, zelfs niet om de stad te identificeren, indien deze niet gekend was. De ligging van sommige plaatsen zijn in de loop der jaren zelfs vergeten geraakt, zoals de mooie ets ‘De Rivier’.
Situering van Gentse stadsgezichten door Baertsoen Nochtans geeft Fierens-Gevaert hierop zelf het antwoord (p. 24-25): Mais toujours les interrogations passionnées de son coeur le ramenaient vers son vieux Gand. La Rivière contemporaine des Cordiers sur les Remparts atteste
262
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:52 Pagina 263
pour la première fois qu’une beauté insoupçonnée a été découverte par Baertsoen dans sa ville natale. Le site représenté est à trois minutes de sa demeure; ce sont les eaux dormantes de la Byloque, c’est la Lys à l’endroit où elle baigne la populaire impasse du Luysegevecht. Wij hebben getracht aan dit euvel te verhelpen voor een aantal werken en een aantal 'vage' beschrijvingen te preciseren. Wij hebben hiervoor een beroep gedaan op vergelijkende studies met ander materiaal, zoals werken van andere schilders, en fotografisch materiaal, zoals postkaarten en foto's van stadsgezichten, alsook van publicaties over Baertsoen, waarin bepaalde tekeningen als voorstudies opgenomen werden. In een aantal gevallen bestaat de site een eeuw later nog en kan de situering nu nog de visu in situ worden gemaakt. En tot onze grote verbazing hebben wij ontdekt dat vele van de vage omschrijvingen een Gents stadsgezicht betroffen. Het meest behulpzaam in dit werk was de iconografische studie van Armand Heins: ‘Les Vieux Coins de Gand Oude Hoekjes van Gent’, een reeks van 124 lithografieën van Gentse stadsgezichten, in 1899 gepubliceerd en heruitgegeven in de jaren 1980 in Nederlandstalige vertaling. Bovendien waren de zichten gesitueerd op een plan van Gent. Omwille van de iconografische werkwijze van Heins zal in twijfelgeval de stelling van Heins primeren. Zo is de ets ‘Oude Huizen in Vlaanderen’ (cataloog etsen 104), waarvan tevens een oliedoek werd gemaakt, volgens Heins gesitueerd in het Meerhem, daar waar in het boek van Fierens-Gevaert uit 1910, twee schetsen van deze zelfde gevels gesitueerd worden op de Sint-Antoniuskaai. De meest opmerkelijke situering - die in de loop der jaren vergeten raakte - is deze van de ‘Petite Cité au bord de l’eau - Pleintje bij avond langs het water’ (cat. 27, in Musée d'Orsay, Parijs) die duidelijk aan de Bijlokekaai kan geplaatst worden, door vergelijking met een schilderij van F. Willaert (De Bruyn, cat n° 39) en met een postkaart uit het begin van de eeuw. Door verdere vergelijking van de architectuur van deze gebouwen, kan tevens de ets ‘De rivier’ (cat. 157) en het bijbehorend oliedoek daar ook gesitueerd worden. De witte gebouwen bovenaan rechts op de ets zijn dezelfde als deze van het schilderij van Parijs, ditmaal lateraal getekend. De ‘Petite Cour en Flandre - Pleintje in de Volksbuurt in Vlaanderen’ (cat. 23, MSK Antwerpen) van 1897 was reeds door de cataloog van het Museum van Antwerpen en door Paul Eeckhout gesitueerd in Gent, in de Oude Molenaarsplaats (heden verdwenen, te situeren bij de Willem Wenemaerstraat). Heins geeft deze op zijn plan weer in de wijk Terplaeten. De ets ‘Oude huizen langs het water’ (cat. 150) is hetzelfde Gentse gezicht als het oliedoek de Kraanlei (cat. 35). De ets ‘Oude Waters’ (cat.156) schetst de Lieve voor het Gravensteen (AH 65),
263
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:52 Pagina 264
en de ets ‘Huizen langs het kanaal’ (cat.134) stelt de achtergevels voor van de huizen van de Oudburg, genomen vanop de Krommewal zoals in Heins (AH 43) en zoals deze een eeuw later daar nog kunnen gezien worden. Ook een van Baertsoens oudste werken, het oliedoek ‘En ville Flamande, Soir’ uit 1891 (schilderij waarvan we de huidige locatie niet terugvonden), reeds weergegeven in The Studio in 1898, is de oude Gentse haven, genomen vanop het Oud Vleeshuis, in de richting van de Koornlei. In de verte ontwaart men de vierkante toren van Sint-Michiels.
Besluit Een deel van deze etsen en oliedoeken van Baertsoen met zichten van kanalen en huizen bestempeld als ‘in Vlaanderen’ zijn dus wel degelijk gesitueerd in Gent. Vermits een aantal van deze werken uit de vroege periode stammen, kan wel degelijk aangetoond worden dat Baertsoen gedurende zijn ganse loopbaan in Gent getekend heeft, en niet gewacht heeft om zich eerst te oefenen buiten zijn stad alvorens zich te wagen op het tekenen van zichten van zijn eigen stad. De romantische stelling van Fierens-Gevaert, Colin en Pierre Kluyskens wordt aldus ontkracht. Gent heeft steeds een centrale plaats ingenomen in het oeuvre van Albert Baertsoen, dit gedurende zijn ganse carrière. YVES FASSIN Bibliografie Colin Paul, La peinture belge depuis 1830, Bruxelles, 1930. Eeckhout Paul, Retrospectieve Tentoonstelling Albert Baertsoen 1866-1922, Gent, 1972. De aanduidingen cat. in de tekst verwijzen naar deze catalogus. Fierens-Gevaert, Albert Baertsoen, G. Van Oest, Brussel, 1910. Flippo, Belgian Artists in XIXth century, 1981. G.C. (Georges Chabot), Albert Baertsoen 1866-1922. In La Métropole, 7 november 1955 Armand Heins, Les vieux Coins de Gand - Oude Hoekjes van Gent, 124 Lithografieën, 1899 Herdruk in De Klaroen, Nazareth, 1980. Kluyskens P, Albert Baertsoen - Een leven en een werk zonder glimlach, maar niet zonder poëzie, in Ghentsche Tijdinghen, Jg. 20, 1991, nr. 2, p. 94-99. Overdruk uit krantenartikel 1952. Lieven Tavernier, Over Water, novelle, Hadewych, 1986.
Yves Fassin werkt momenteel aan een inventaris van de schilderijen van Albert Baertsoen, meer speciaal aan de Gentse werken. Indien u informatie bezit over een van die werken kan U hem contacteren op tel 09/371.76.03 of via e-mail: y.fassin@skynet.be.
264
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:52 Pagina 265
MINDER BEKENDE EN/OF VERDWENEN LOCATIES
Donkersteeg: Gruuthuus, Hemelrodesteen, Hotel Hemelrijk, Landbouwershuis, 1000 meubelen, Novotel.
De Donkersteeg, koffie-, restaurant- en winkelstraat van de Korenmarkt naar het Goudenleeuwplein, droeg reeds haar naam in de 13e eeuw. Over de betekenis ervan bestaan verschillende meningen. Frans De Potter denkt, door de engheid van de weg en de talloze luifels van het straatje, aan duister ; Prudens Van Duyse aan via non strata (niet geplaveid) ; Guido Deseyn oppert dat het misschien een afgeleide benaming is van donc, een onderaardse ruimte die diende als opslagplaats ; Maurits Gysseling houdt het ook op duister. In de Franse tijd (1794-1815) kreeg de straat de naam rue du Paradis, naar de afspanning "Hotel Hemelrijk" of "Hotel du Paradis" die er stond. Behalve enkele huizen met een bekende naam zoals De Gouden Leerse, De Roosenen Hoet (een kruidenierswinkel), De Jacht, Den Bonten Hert (een brouwerij), De Bonte Hondt, Het Juedenburch (zou hier in de Middeleeuwen een joodse gemeenschap gevestigd zijn geweest?), Het Gulden Vercken, De Gulden Flassche en Wit Peert, was er ook een klein beluik of straatje zonder einde van omstreeks 1500, het Rozestraatje, later Paradijszak of Impasse de la rue du Paradis genoemd, en stond er ook een stove of badplaats, een nuttige, maar tevens "een vloekwaardig erfdeel van 't heidendom" of plaats van ontucht, zoals Frans De Potter het uitdrukt en zoals Gent er in de 14e -15e eeuw een behoorlijk aantal bezat. Het grootste, meest bekende en belangrijkste huis in de straat was ongetwijfeld het Gruuthuus, eerder genoemd Tviercante Steenhuus. Een groot Romaans Steen, in het begin van de straat, nummer 2, dat zich achteraan uitstrekte tot in de Hoogpoort, met overwelfde kelder op zuilen met knopkapitelen uit de 13e eeuw. Oorspronkelijk eigendom van de familie de Gruutere. In de 15e eeuw diende het niet als woonhuis, maar als mouterij of magazijn van grute. Gruut was een bereid kruid, ook gerst, een soort mout, dat de brouwers in hun bier mengden. Het gruterecht was een privilege om gruut maken en te verhandelen. De grutere of gruutheer behoorde tot rijke en machtige families (Borluut, Utenhove, Raveschoot...), had veel aanzien en woonde in het gruuthuis. Het gruterecht was een van de inkomsten van de vorst, die het in pacht of in leen gaf aan een leenhouder, de gruutheer, en was te betalen door al de 265
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:52 Pagina 266
Donkersteeg: Paradijszak.
266
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:52 Pagina 267
Donkersteeg en Goudenleewplein n 1920. Alle huizen zijn verdwenen en hebben plaats gemaakt voor Novotel.
brouwers tot een mijl buiten de stad. Bij niet betaling kon de gruutheer de ketels van de brouwer laten stukslaan en het bier verbeurd verklaren. Er bestaan twijfels of er vanaf de 14e eeuw nog sprake is van één huis of twee huizen. Bij recent bodemonderzoek zijn immers de fundamenten van een tweede groot gebouw aangetroffen. Sinds de 14e eeuw was het Gruuthuis gekend onder de naam Hemelrodesteen, naar de patriciërsfamilie Van Hemelrode. Van de 16e tot de 19e eeuw was het een befaamde afspanning Hotel Hemelrijk of Hotel du Paradis. Op het einde van de 18e eeuw werd de voorgevel omgebouwd tot een classicistisch herenhuis met zes traveeën en drie bouwlagen Eikenhouten Lodewijk XVI-trap met gebeeldhouwde trappaal. In 1792 werd het een spiegel- en hoedenmagazijn en de eigenaar, Judocus Ronse, verkocht een klein driehoekig stukje grond van drie voet aan de stad tot verbreding van de Donkersteeg. In de 20ste eeuw is de het gelijkvloers omgevormd tot een grote textielwinkel. De herberg of afspanning ernaast was het bekende café restaurant Au Lion d'Or, met een feestzaal en een grote biljartzaal, met een prachtige Moorse decoratie. Al sedert het einde van de 18e eeuw droeg het de naam Landbouwershuis. Na W.O. I werd het een bekende en populaire dansgele-
267
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:52 Pagina 268
genheid. Een oude Gentenaar heeft me verteld dat hij er vaak is gaan dansen. Bij de opkomst van de film was het een der eerste en grote cinemazalen. Later was het meubelmagazijn "1000 meubelen" er gevestigd. Dat gebouw werd op 19 januari 1957 door een brand volledig verwoest. Bijna 30 jaar lang zijn de ruïnes en het braakland achter reclamepanelen verborgen gebleven. Een smet op het stadsbeeld. Het Gentse stadsbestuur kocht de grond, evenals de belendende huizen voor uitbreiding van de stadhuisdiensten en een politiecentrum. Dat is er nooit gekomen. In 1985 zijn beide gebouwen verbouwd en heropgebouwd en sindsdien is Novotel er gevestigd. Novotel heeft een ruime binnentuin tot in de Hoogpoort en de crypte van het Gruuthuis wordt gebruikt als eet- en feestzaal.
Literatuur F. De Potter, Gent van den oudsten tijd tot heden, deel drie. De Gentenaar, 20 januari 1957. Bouwen door de eeuwen heen. Inventaris van het cultuurbezit in België. Architectuur. Deel 4 na. Stad Gent, 1976. G. Deseyn, Gids voor oud Gent, 1991.
Daniël Van Ryssel
268
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:52 Pagina 269
DE BRONSGIETERIJ VAN GEORGE MINNE IN DE HOLSTRAAT TE GENT
Menig kunstliefhebber zal de naam George Minne niet direct gaan associëren met de Holstraat. Deze beeldhouwer wordt beschouwd als één van de belangrijkste leden van de eerste groep van Sint-Martens-Latem. Het verblijf in de Holstraat moet eerder gezien worden als een soort “refuge” om de kunstenaar tijdens zijn opdracht als leraar aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten te Gent onderkomen te bieden. In hoofdzaak verbleef de beeldhouwer te Sint-MartensLatem1. George Minne had in 1912 de betrekking aangeboden gekregen als professor in de tekenklas naar het levend model aan de Gentse academie. Dit ambt zal hij waarnemen tot kort voor en kort na de Eerste Wereldoorlog. Tijdens de Eerste Wereldoorlog verbleef Minne samen met zijn familie –zoals talrijke Belgische kunstenaars- in Engeland2. Dat Minne deze opdracht kreeg was niet zo verwonderlijk daar hij vanaf 1910 resoluut naar levend model begon te werken.
Minne, Originele Geknielde jongeling (1896); Gent privaatbezit Over deze periode verhaalt Chabot3 dat met “oog hierop ging hij gedurende de wintermaanden in de Holstraat te Gent wonen. Hij huurde daar een woning waar zijn zonen George en Jan een bronsgieterij hadden ingericht”. De bronsgieterij was echter niet aan de Holstraat gevestigd, maar aan het 269
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:52 Pagina 270
Casinoplein. Minne huurde een woning van de familie Braeckman. De gebroeders Achiel, wonende te Antwerpen, en Maurice Braeckman, gehuisvest aan de Jan Chapeleerstraat (thans: Jean Chapeliéstraat) te Elsene, waren tot 1956 eigenaar van een beluik met 24 huisjes, waarvan de eerste huisjes gelegen waren aan de Holstraat4. Dit beluik met een hoekvormig grondplan, dat thans deel uitmaakt van het Hoger Technisch Instituut Sint-Antonius5 en van het goed van dhr. Mortier (thans omgebouwd tot verhuurgarages), paalde langs de achterzijde aan de fonderie Minne. De bronsgieterij werd door dhr. Mortier in 1962 gesloopt6 om een toegang te verlenen tot de garageboxen. Dit zou dan de mening van Chabot kunnen verklaren waarom deze in zijn “herinneringen” schreef dat de fonderie aan de Holstraat gelegen was. Men kon de gieterij ook bereiken langs de Casinosteeg gelegen naast het Braeckmanbeluik. Over de verblijfperiode van Minne in de Holstraat en de datum van oprichting van de bronsgieterij “Fonderie de bronze Minne Frères” zijn de meningen verschillend. Lampens meent dat in 1910 Minne zich vestigde in de Holstraat. Boyens plaatst de oprichtingsdatum een jaar later.
Armand Heins, Casinosteeg te Gent, Gent verz. A. Verbeke Het niveau van de straat treffen we nog steeds aan in de school, nl. in de gang naar de grote speelplaats
270
In dit geval zou de vestiging kunnen gepaard gaan met oog op het volgen van lessen anatomie aan de universiteit8. Deze auteur schrijft:” Minne verblijft (in 1910) geregeld in zijn woning in de Holstraat te Gent. Hij installeert er een bronsgieterij en geeft de leiding in handen van zijn oudste zoon George”. Hoozee9 vermeldt:” Tussen 1910 en 1914 installeert Minne een eigen bronsgieterij in de Holstraat te Gent”. Dhr. Collumbien10 wist uit goede bron te vermelden dat de oprichting van de fonderie te maken had met de stopzetting van de studies van George junior aan
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:52 Pagina 271
het Gentse St.-Barbaracollege. De oudste zoon van Minne ging in leer bij een bronsgieter en reeds voor 1914 had hij een kleine bronsgieterij ingericht in de ouderlijke woning te Sint-Martens-Latem. In 1914 zou hij aan het Casinoplein samen met zijn broer Jan een bronsgieterij begonnen zijn. We weten met zekerheid dat Minne tijdens het schooljaar 1912-1913 een kamer huurde in het Augustijnenklooster rechtover de academie11. Lampens (o.c.) meent dat Minne naast het huis in de Holstraat en de bronsgieterij een bijkomend atelier had in het klooster12. Naar onzes inziens lijkt het er meer op dat Minne ambtshalve op het einde van 1912 Sint-Martens-Latem gedeeltelijk verliet en een kamer huurde in het klooster. Deze kamer zal blijkbaar te klein geweest zijn om er het gezin Minne een tijdelijk onderkomen te kunnen bieden. Het schooljaar nadien keek Minne uit naar een grotere woonst en vond deze aan de Holstraat. Minne zal dan ook tijdens die periode aldaar een woning gevonden hebben om er de fonderie onder te brengen, waardoor tevens zijn kinderen bij hem waren. De weigering in 1914 van een aanbod als hoogleraar beeldende kunsten aan de Rijksacademie te Amsterdam kan mogelijks gezien worden binnen een beslissing van de kunstenaar die zijn ambt aan de Gentse academie wilde blijven uitoefenen en daarbij dicht bij zijn kroost wilde zijn. Over de verdere lotgevallen in de periode kort voor de Eerste Wereldoorlog schrijft Chabot (o.c.) verder; “Iedere avond vergezelde Mevrouw Minne haar man naar de akademie en bleef er in de portiersloge wachten, meestal lezend, tot de lessen beëindigd waren”. Mevrouw Joséphine Minne was de dochter van de bekende Gentse dichter Napoléon Destanberg. Chabot (o.c.) verhaalt verder “De terugkeer van Minne naar de academie heeft op zijn later beeldhouwwerk grote invloed uitgeoefend. Daar stond hij nu opeens, na zovele jaren, opnieuw voor de grote afgietsels van de werken uit de Griekse oudheid die in de gangen en klassen prijkten. Hij werd er door overweldigd. Onder zijn beleid werd het in de klas van het levend model een gewoonte, beurtelings te tekenen naar persoon en dan naar een interpretatie ervan, zoals naar een Grieks gipsmodel13. Op zekere dag kwam ik (= Chabot) vroeg in de klas. Minne stond er alleen. Met gesloten ogen betastte hij, steeds opnieuw, voorzichtig en langdurig, de vormen van de beroemde “Labordekop” van het Parthenon. Opeens bemerkte hij mijn aanwezigheid, werd vuurrood en liep, als betrapt, zonder een woord weg”. Deze voeling met dit werk kunnen we in verband brengen met de verkleinde kopie die Minne maakte van deze kop. Tot in het midden van de jaren ’80 van de 20ste eeuw werd dit verkleinde model bewaard op de mantel van de grote schouw van het Museum Gevaert-Minne te Latem14. Chabot verhaalt verder “Hij was een wonderpro-
271
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:52 Pagina 272
fessor. Aan de armste leerlingen schonk hij verfkasten en allerlei materiaal”. “In het vinden van een gelukkige “pose” voor het model was hij onovertrefbaar. Hij kon zo treffend Michelangelo’s typische “helicoïdale vormen” op het levend model laten zien, maar voor schilders was hij gevaarlijk. Hij “zag” als beeldhouwer zonder rekening te houden met de omgeving van licht en donker. De geringste details wou hij in de tekeningen van zijn leerlingen afgewerkt zien, niet alleen op de voorgrond maar ook op het verst afgelegen plan, hetgeen picturaal gezien geen zin heeft”. George Minne, Eva I (1913), Privaatverzameling
Tijdens zijn verblijf te Gent nam hij opnieuw contact op met zijn jeugdvriend de beroemde dichter Grégoire Le Roy (1862-1941)15, die toen in Brussel verbleef en aldaar als contactpersoon voor de kunstenaar optrad16. Heeft Minne zich in die periode ook laten leiden door het meesterwerk “La chanson d’Eve”17 van een andere Gentse jeugdvriend Charles van Lerberghe (18611907) (die op dat ogenblik eveneens in Brussel verbleef) voor zijn beeldhouwwerk Eve I (1913)18. Deze Eva in een gracieuze houding is totaal verschillend van de onderdanig wachtende en gedeprimeerde geknielden uit zijn beginperiode19. Dit werk bracht in de Gentse kunst wel een vernieuwende iconografie. Tal van kunstenaars uit de Arteveldestad zullen kort nadien hun interpretatie van de Evafiguur beeldhouwen (Sarteel, Verbanck, Coolens…). Minne had verder in Gent contact met de intellectuele Franstalige burgerij. In 1914 maakte hij een gebeeldhouwd portret van senator Coppieters (18491922). Louis Coppieters was na de Eerste Wereldoorlog de technische raadgever van minister Edward Anseele (1856-1938) en de koninklijke hoogcommissaris voor de verwoeste gebieden20.
272
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:52 Pagina 273
Daarnaast portretteerde hij de Gentse burgemeester baron Emiel Braun (1849-1927)21, een werk dat thans bewaard wordt in het Gentse stadhuis. Toen de stad in 1936 een beeldhouwwerk wilde oprichten ter nagedachtenis van deze burgemeester op het Emiel Braunplein, deed men een beroep op George Minne. Sindsdien prijkt ter ere van deze burgervader de Bron der geknielden voor het Belfort22. Het belang van het oeuvre van Minne wordt meestal te gering gezien. Het werk moet eerder in een internationale context geplaatst worden. Minne mag terecht de vader van de moderne beeldhouwkunst genoemd worGeorge Minne, Portret van Grégoire Le Roy, den. Hij was de eerste die (om privaatbezit een gevoel uit te drukken) naar een vervorming over ging in de beeldhouwkunst. Zijn werken zijn dan ook abstraherend en verlaten het naturalisme van voordien. In zijn “Kleine geknielde” van 1896 kwam hij vooreerst niet alleen tot een abstraherende stilering, maar vooral tot het creëren van een emotioneel concept. Later zal hij dit beeldje met een oorspronkelijk klein gehalveerd sokkeltje verschillende malen hernemen23. Zijn werk had dan niet alleen een invloed op Belgische meesters, maar ook op de groten van rond 1900. Hij was de eerste die bewust een onafgewerkt beeld als afgewerkt beschouwde, wat een grote invloed had op de beeldhouwkunst van de 20ste eeuw. Aan de hele verheerlijkingbeeldhouwkunst wist hij een einde te stellen door niet langer meer een portret weer te geven van het afgebeelde personage, maar een allegorische figuur die het werk van de voorstelde weergeeft. Onder invloed van het expressionisme, dat te Gent nog voor de Eerste Wereldoorlog de kop opstak (Colbrandt, Servaes)25 werd ook de vormentaal belangrijker ten nadele van de detaillering. Niet zonder belang waren zijn vroegere opdrachten geweest voor het vervaardigen van (graf)monumenten.
273
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:52 Pagina 274
Uit deze beelden groeide de monumentaliteit, die zo kenmerkend is voor zijn latere oeuvre. Zijn plastieken uit deze periode mogen dan ook beschouwd worden als één der vroegste aankondigers van de Art Deco. Zoals hij voor de oorlog op de Gentse beeldhouwers met zijn symbolistisch werk een invloed uitoefende, bemerken we dat dit oeuvre een grote weerslag zal kennen op de naoorlogse sculpteurs in Vlaanderen (Cantré, Verbanck, Vindevogel, Wynants, Coolens). Het belang van zijn 19de eeuws oeuvre heeft als gevolg dat kunsthistorici bijna geen oog hebben voor deze late-productie en wordt tot een minimum herleid. De Gecementeerde gevel van het Braeckmanbeluik, invloed die dit laat-oeuvre van thans speelplaats van het Hoger Technisch Minne uitoefende op de 20ste Instituut Sint-Antonius. eeuwse Vlaams expressionistische beeldhouwkunst komt nauwelijks ter sprake. De bronsgieterij bleef na de dood van George Minne (1866-1941) verder werken. Naast de beelden van George Minne en zijn zoon Fréderic (1907-1978)26 goot men er ook gelegenheidsplastieken, zoals de herdenkingskrans aan de Tweede Wereldoorlog in het Gentse Zuidpark. De fonderie Minne stond in binnen- en buitenland bekend voor de hoge kwaliteit van hun bronzen. Voor belangrijke opdrachten deden privaat personen, steden en gemeenten een beroep op de gieterij. Een duidelijk voorbeeld hiervan is het oorlogsmonument ontworpen door Achilles Moortgat op het kerkhof van St.-Gillis-bij-Dendermonde in 1948 en het gieten van Meuniers Buildrager (thans voor het Antwerps stadhuis) in 1950 in opdracht van de stad Antwerpen. De prijs van dit beeld bedroeg 88.500 Bfr. gerekend zonder het 350 kg. brons, dat de stad aan het atelier in de Holstraat moest afleveren. De stad moest tevens instaan voor het vervoer van het gipsen model en het bronzen beeld27. Door de inflatie en daar de kwaliteitsvolle producten in het begin van een
274
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:52 Pagina 275
wegwerpmaatschappij niet langer meer konden concurreren tegen het kwantitatieve massaproduct betekende dit het einde van het familiebedrijf. Na de dood van Jan Minne vroeg de familie in 1959 het faillissement aan. De gieterij werd overgenomen door de Antwerpenaar Sebastiaan Janssens. Naast de beelden van Minne en gelegenheidswerk kreeg de gieterij door de hoge kwaliteit van haar eindproducten ook opdrachten van andere bronsgieterijen – zoals Compagnie de Bruxelles – en beroemde kunstenaars uit het buitenland. In die periode goten zij de “Duim” van de beroemde Franse kunstenaar César28. De reden waarom dit kunstwerk in de fonderie Minne werd gegoten, was omdat er weinig gieterijen waren die aluminium goten. De fonderie moest niet alleen instaan voor het gieten, maar moest tevens het gipsen model van de duim van de kunstenaar vergroten naar een hoogte van 1,85 meter. Nadat dit grote werk gegoten was eiste Janssens een groter bedrag. De reden die hij opgaf was dat de kost van het gieten hoger lag dan het bedrag dat voorzien was. César heeft deze meer kost niet aanvaard, waardoor Janssens dit werk zelf zou verkocht hebben29. Mogelijks kwam dit werk terecht bij een Franse verzamelaar aan de Azurenkust30. Inmiddels was het financieel onhoudbaar om de artisanale bronsgieterij open te houden en in Constantijn Meunier, Buildrager (gegoten in 1950 bij Minne), 1961 werden voorgoed de deuren van de gieterij gesloten. Antwerpen, Suikerrui
Besluit In het laatste kwart van de 20ste eeuw verkreeg de beeldhouwer George Minne de lang verdiende erkende internationale faam. Voor de bronsgieterij, die in haar tijd zeer hoog gewaardeerd werd, had men tot op heden nauwelijks interesse. We hopen met deze studie een nieuw licht geworpen te hebben op het kortstondige verblijf van de wereldberoemde kunstenaar George Minne in de Gentse Holstraat en tevens de bronsgieterij G. en J. Minne uit de vergetelheid te hebben gehaald. Deze studie was zeker onmogelijk geweest zonder de bereidwillige medewerking van dhr. Ignace De Baets, directeur van het Hoger Technisch Instituut
275
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:52 Pagina 276
Sint-Antonius, dhr. Hugo Collumbien, voorzitter van de Heemkundige en Historische Kring Gent, mevrouw Stephenie Busuttil, de weduwe van de Franse kunstenaar César, bronsgieter Marcel Schellynck, die destijds werkte bij gieterij Minne, en dhr. Antoine Mortier, traiteur. Rudy van Elslande
César, Duim, aluminium, bewaarplaats onbekend.
1
2
3
4 5
6
7
8
9
10 11
12
VAN ELSLANDE R., De eerste geknielde jongeling van George Minne, in: Heemkundig Nieuws, 13de jg., nov.-dec. 1985, nr. 6, blz. 9-12. Om een nieuwe impuls te geven aan de plastische kunsten besliste de Britse regering Belgische kunstenaars onderdak te verlenen tijdens de oorlog CHABOT G, Herinneringen aan Baron George Minne, in: Kultureel Jaarboek voor de Provincie Oost-Vlaanderen, 1, 1958, Gent, 1961, blz. 11-138. Gent, kadaster, 6de afdeling, Sectie F. nr. 2252, 2253 Op de grote speelplaats ziet men nog een restant van de gecementeerde muur van de laatste rij huisjes van dit beluik. Het enige restant van deze bronsgieterij, een smeltkroes, wordt thans bewaard in de verzameling Verbauwhede-Mortier te Dentergem. BOYENS P., Sint-Martens-Latem, kunstenaarsdorp in Vlaanderen, St.-Martens-Latem, 1998, blz. 40. D. Lampens, Kroniek 1874-1914, in: cat. tent. De eerste groep van Sint-Martens-Latem 1899-1914, cat. tent. Brussel Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België 28-10/3112-1988, blz. 42. R. Hoozee, George Minne en de kunst rond 1900, cat. tent. Gent Museum voor Schone Kunsten 18-9/ 5-112-1982, blz.207. Vriendelijke mededeling van dhr. Collumbien. O.l.v. H. Pauwels, De eerste groep van Sint-Martens-Latem 1899-1914, cat. tent. Brussel Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België 28-10/31-12-1988, blz. 43. Voor een kortstondig verblijf om studieredenen kon de kunstenaar waarschijnlijk terecht bij zijn eigen en aangetrouwde familie.
276
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:52 Pagina 277
13
14
15 16
17
18
19
20 21 22
23
24
25
26
27
28 29 30
Deze antieke gipsmodellen werden tijdens onze studie aan de academie (1971-1979) bewaard in het hoofdgebouw en onder de gewelven van het oude zwembad aan het Tolhuis. Toen wij in 1981-1983 les gaven aan dezelfde instelling werden deze beeldhouwwerken overgebracht naar het oud-weeshuis aan de Rode Lijvekensstraat. Waar deze gipsen voor de afbraak van dit weeshuis overgebracht werden, hebben we niet meer kunnen achterhalen. Thans berusten nog maar een paar van deze beelden in de gebouwen van de academie. Dit museum was toen nog eigendom van de familie en werd opengehouden door Marie Gevaert-Minne. Na haar dood heb ik deze kopie van de Laborde-kop nooit meer gezien. G. Heux, Grégoire Le Roy, 1923. In die periode maakte de Minne een portret van de dichter; L. Van Puyvelde, George Minne, Brussel 1930, blz. 81, nr. 60. Dit werk behoort ongetwijfeld tot het beste van de Franse symbolistische literatuur; J. Guillaume, Essai sur la valeur exégétique du substantif dans les Entrevissions et La chanson d’Eve, 1956. Vriendelijke mededeling Marie Gevaert-Minne. Dit beeld werd verder gegoten in het bronsatelier van Minne. In april 2002 werd een bronzen Eva geveild bij Horta (Brussel) met een certificaat van baron George Minne van Ierland, erfgenaam van de persoonlijkheidsrechten van het werk van George Minne, gedateerd 1990, dat bevestigt dat het werk gegoten werd in de gieterij van Minne te Gent in 1939 http://www.horta.be/result.asp?sale=33&categorie=24&bk=16&lg=1&c4=on Adam en Eva (1889), A. De ridder George Minne, Monographieën over Belgische kunst, Antwerpen 1947, blz. 13. U. Vermeulen, Coppieters Louis, in: Biografisch woordenboek, dl. I, 1964, kol. 330-331. P. Kluyskens, Emiel Braun, in: Ghendtsche Tydinghen, 24ste jg., 1995, blz. 318-325. Bij de Gentenaars is het E. Braunmonument beter bekend onder de benaming “pisserkens” of “pietjesbak”. R. van Elslande, De eerste geknielde jongeling van George Minne, in: Heemkundig nieuws, 13de jg., 1985, nr. 6, blz. 9-12. R. van Elslande, Een onbekende voorstudie van het Rodenbachmonument van George Minne, in: Scheldeveld, 1988, blz. 161-167. R. Hoozee, Vlaams expressionisme in Europese context 1900-1930, cat. ten. Gent, Museum voor Schone Kunsten 10-3/ 10-6-1990; spijtig genoeg werd Oscar Colbrandt niet opgenomen in deze catalogus van de in Gent gehouden tentoonstelling, alhoewel hij één van de pioniers was van het Vlaams expressionisme, cfr. P. Huys, Kunstschilder Oscar Colbrandt (18791959), Gent 1969. Colbrandt, die eenzelfde religieuze introverte persoonlijkheid had als Minne, woonde in 1913-1914 nabij de Holstraat, nl. in de Proveniersstraat nr. 13. In die periode verbleef hij in Belgisch Kongo, waar hij talloze officiële opdrachten kreeg. Zijn stijl leunt aan bij deze van zijn vader. Zeer mooi zijn de patines van zijn bronzen die gegoten werden aan het Casinoplein; cfr. P. Piron, De Belgische Beeldende Kustenaars uit de 19de en de 20ste eeuw, dl. L-Z, Brussel 1999, blz. 968. BAETE B. – VERBRAECKEN P., De Buildrager aan de Suikerrui, Antwerpen, 2005, blz. 40-41. Vriendelijke mededeling van dhr. Marcel Schellynck eertijds bronsgieter bij Minne. Vriendelijke mededeling van mevrouw Stephanie Busuttil, weduwe van César. Vriendelijke mededeling van dhr. Mortier, die destijds een verkleind model in zijn bezit had.
277
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:52 Pagina 278
GHENDTSCHE TOESTANDEN
OORLOGSPETATERS MET OF ZONDER SPROT EN GENTSE VOLKTUINTJES (1940 - 1942)
De oudste Ghendtsche Tydinghenlezers zullen zich nog wel een ander herinneren over het sobere voedsel tijdens de tweede wereldoorlog. Vele anderen hebben er horen over vertellen. Hoewel de schaarste nooit zo erg werd als in ‘14-18’ en hoewel we, in tegenstelling tot onze noorderburen geen echte hongerwinter van ‘45’ meemaakten, waren de levensomstandigheden penibel. Kolen waren duur en schaars, van andere energie voor verwarming was er nauwelijks sprake en allerlei soorten vroeger gewoon voedsel werden luxe. Het hierna volgende is nagenoeg helemaal gebaseerd op wat Alfred Van Geluwe in de jaren 1940 - 1942 schreef in Het Laatste Nieuws in zijn rubriek Gentsch Zondagpraatje. Veruit de meeste van zijn stukjes waren historisch en heemkundig van aard, maar vooral in de beginperiode had de auteur het nogal eens over actuele onderwerpen. Het zal wel geen toeval zijn dat de meeste van die bijdragen handelen over voedsel, met de nederige patat, volksvoedsel bij uitstek, in de hoofdrol. Dat onderwerp was trouwens regelmatig ook voorpaginanieuws.
Patatjes in de pel met sprot In een eerste stukje, geschreven nog voor het uitbreken van de oorlog of kort er na, laat de journalist een venter aan het woord. De man verkocht warme patatjes in de pel met sprotjes in cafés en wellicht ook aan particulieren. Na zijn gewone dagtaak trok hij er op uit met een verwarmde ketel vol aardappelen en een mandje sprot. Op zaterdagen en zondagen placht dat handeltje goed op te brengen: zo’n 20 kg patatten en enkele kilo’s sprot per avond à 1 frank voor vijf patatjes en evenveel sprotjes. ‘Ik keerde met een goed sommeken naar huis’, vertelde onze man. We volgen het gesprekje dat Van Geluwe optekende: ‘-En dat is nu gedaan? -Men eist een taks van 120 frank. Eer men 120 fr. ingewonnen heeft met warme patatten en sprot te venten, moet men vele avonden met den zwaren ketel rondlopen. 278
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:52 Pagina 279
-Dat geloof ik. -Daarbij sedert de mobilisatie worden de koffiehuizen minder goed bezocht. En de patatten en de sprot zijn te duur om nog een winst te laten. Ik heb tegen mijn vrouw gezegd: ’t vet is er af. -En de ketel staat in den hoek te wachten tot betere tijden? -Ja.’ Onze venter zou lang moeten wachten.
Het Werk der Volkstuinen In hetzelfde Zondagspraatje had Van Geluwe het - op vraag van enkele lezers - over de volkstuinen. In W.O. I hadden de Duitsers een verordening uitgevaardigd die bepaalde dat alle braakliggende gronden moesten in gebruik genomen worden voor de voedselproductie. Minstens drie vierden ervan moesten beplant worden met aardappelen. In de nieuwe oorlog werd Het werk van den Akker of Werk der Volkstuinen opnieuw geactiveerd. ‘Zal men er echter toe komen’, vraagt onze auteur zich af ‘in onze belangrijke agglomeraties bestendige, blijvende volkstuinen tot stand te brengen, zoals die, schijnt het, in Nederland bestaan?’ Voorlopig was een dwingende maatregel in die richting niet nodig, vond hij, omdat ‘in ons land geen eetwaren te kort zijn’. Maar de kiem was gezaaid en de nood deed zich weldra voelen. Niet zoveel later startte het Zondagspraatje van de week onder de titel Aardappelteelt met de mededeling dat niet minder dan 1691 huisvaders (die bestonden toen nog) door bemiddeling van het Werk der volkstuinen een perceel grond huurden binnen Gent ‘om er de kostelijke knollen te kweken’. Meer dan 50 hectaren werden daarvoor in gebruik genomen. ‘Overal waar land beschikbaar was, ziet men thans dapper werken, o.a. op het eilandje van den Drongensesteenweg, waar 232 gezinnen hun aardappeloogst zullen opdoen’. Aan de Ottergemsesteenweg vonden 193 gezinnen hun gading. Een stuk land naast de Union Chimique (voorbij Meulestedebrug) werd verdeeld over 138 huisgezinnen. Verder waren er nog volkstuintjes op de vroegere schietbaan (Martelaarslaan), aan de Maïsstraat, de Manchesterstraat (tussen de Meulesteedsesteenweg en de Port Arthurlaan), de Voskenslaan, de Hogeweg, de Sterre, enz., zonder nog te spreken van de stedelijke grasperken die omgewerkt werden tot landbouwgrond. Tijdens de eerste wereldoorlog had men hetzelfde gedaan, maar het aantal bij de volkstuinen aangeslotenen was toen veel geringer. Op wandel naar Zwijnaarde zag Alfred Van Geluwe dat de meersen tussen de Sterre en de De Pintelaan omgetoverd waren tot een reusachtige moestuin. Naast aardappels, werden er bonen, erwten, rode kolen, savooien, sla en der-
279
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:52 Pagina 280
gelijke meer gekweekt. Op 18 oktober 1941 was het aantal volkstuinders gestegen tot 2250. De grootste concentratie tuintjes was in de Assels gelegen. Van Geluwe wijdde er een speciaal stukje aan. De lage meersen die ieder jaar overstroomden, waren daar nog maar enkele jaren voordien opgespoten met slib gebaggerd uit het Kanaal Gent - Terneuzen en aangevoerd via de Leie. De zandachtige opspuiting zou ieder jaar stevig moeten bemest worden om behoorlijk op te brengen. Onder het bestuur van R. de Meyer hadden de 244 tuinders goed ‘geboerd’. Wel waren de zo belangrijke aardappels door weersomstandigheden half mislukt. In samenwerking met Emiel Collumbien, bestuurder van het Werk van den Akker, werden werktuigen aangekocht, brede wegen aangelegd en drainagebuizen aangebracht. Voordrachten werden ingericht om de onwetende stedelingen de knepen van het tuindersvak te leren. En niet te vergeten: er werd gezorgd voor bewaking van de kostbare teelten. De leden waren verplicht onkruid te wieden, wegen te onderhouden, schadelijke insecten en ziekten te bestrijden. Dat laatste steeds in overleg met de technische raadgever Collumbien. Ook onze amateur-geschiedkundige Van Geluwe gaf goede raad. Hij drukte zijn lezers op het hart dat ze hun kostbare pataters in een koele, vorstvrije en droge kelder moesten bewaren. Zijn stukje over de Assels eindigt moraliserend ‘De zedelijke voordelen van het werk zijn wellicht nog groter dan de stoffelijke. ’s Zondags komen de leden met vrouw en kinderen een bezoek brengen aan hun stuk land. Ze genieten van de gezonde buitenlucht en verheugen zich op voorhand op de opbrengst van den akker, die hun zal voorzien van gezonde en smakelijke groenten’. Maar… de vijanden van de volkstuinders lagen op de loer. Een week later volgde het bericht dat er zeventien ‘haarden van den Coloradokever’ ontdekt waren. In 16 ervan kon het beestje doeltreffend bestreden worden. Van de 244 tuintjes van de Assels werden er 143 behandeld tegen de gevreesde aardappelplaag (een schimmelziekte verwekt door Phytophthora infestans). Onder de leden werd 6100 kg. meststoffen aan een spotprijs verdeeld.
Luxeproducten En dan was er nog het betere voedsel. Dat was gerantsoeneerd. Voedsel kon men krijgen tegen rantsoenzegels of bonnen. Maar met die gehate dingen liep er van alles mis. Wat te denken van het volgende: ‘Elkeen heeft recht, tegen aflevering der rantsoenzegels, op anderhalve kg. mosselen’ (vermoedelijk per week) ‘tot het einde van december. We ondervonden echter dat de vishandelaars in het gewicht een halve kg. modder en lege schelpen begrepen.
280
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:52 Pagina 281
ledereen Tuinier in Oorlogstijd DOOR
.ll
B. BOON
.ll
REDACTEUR VAN
GISIIYI MAUMIJNT ...._.-~EO~
tt.Ort•"'"''..''
AMSTERDAM • GESR.
~-
Gllllil••
Gf.NT
0 M. COHEN
-·__._,..________ ___ 14en neemt de vleeaohkaart en rolt ze 1n de JIIOlltkaart , daarna 1n 4• vetkaart en vervolgena în de li:Oolkaan. llee.rl;ijk laten b ruin
"'lrden. - :De ae.rda,ppelkaar* les t me:n bij de lAai boterke.e.rt en laat dellil lot..nglllb braden op de bens1nebons . J)aama neemt 1118n de ~~~~tlltlotae:u
ff1eiaa:rt en vo"'6t lU' de sn1ka.r•eeell! en de
aan toe , daarirl cto.JÇt:elt men de brood:!fegel& en roert
alles goed doore.n. )fa
liet eten ve~t J!.lln den 1110nd af met de rantso&nkai!U't en wallóht
de handen met de seepkaart en droog11 se af met de te:st1 el.lc:a~ . Uw voeten veegt ge af aan de nieuwe orde .
281
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:52 Pagina 282
Huismoeders (die waren er toen ook nog) die dachten drie personen te kunnen voeden met de aangekochte mosselen, waren niet weinig ontnuchterd toen de mosselen gereinigd en gekookt waren’. Nadat de zeevis enkele maanden helemaal verdwenen was, kon het Zondagspraatje op 25 oktober 1940 onder het titeltje ‘Opnieuw zeevis’ berichten: ‘Sinds enkele dagen laten de visverkopers aan hun klanten weten dat de zeevis weer op de markt komt, o.a. pladijzen of “platen” en schelvis. Er worden er al verkocht, maar tegen zeer dure prijzen’. De aanvoer steeg, de prijzen daalden en in januari 1941 liet de krant weten dat er opnieuw overvloedig sprot voorradig was. Tijdens die oorlogsjaren zou de haring (vooral levaard) op sommige momenten inderdaad overvloedig op de markt komen en zorgen voor een levensnoodzakelijke aanvulling van de karige en eentonige rantsoentjes. De ‘stinkende’ maar smakelijke levaard (dixit André Verbeke) heeft tal van mensenlevens gered! Met het vlees was het minder goed gesteld. Neem nu de fameuze hutsepot. ‘Zoals de Gentse stoverij is ook de Gentse hutsepot wijd en zijd vermaard’, lezen we het Zondagspraatje van 18 november 1940. ‘Helaas! De hutsepot zal dit jaar op weinig tafels verschijnen, want hij kan niet bereid worden zonder vers varkensvlees, en dit soort vlees is thans zeldzaam en in elk geval uiterst duur’. We eindigen met een waar luxeproduct in die tijd: de aardbei. In het Zondagspraatje van 28 juni 1941 vernamen de lezers het volgende: ‘Sinds enige dagen zijn er op de fruitmarkt moeilijkheden tussen producenten en handelaars in aardbeien. Doordat de aanvoer gering is worden de buitenlieden lastig gevallen. Politiemannen en gendarmen moeten de orde handhaven en de prijzen controleren. Veel fruithandelaars trekken nu naar Beervelde, waar iedere avond een belangrijke aardbeienmarkt gehouden wordt. Het gevolg van dit alles is dat men geen aardbeien meer te zien krijgt aan de ramen van de fruitwinkels’.
Naschrift De Gentsche Zondagspraatjes, samen met andere krantenstukjes ingekleefd in een verzamelbundel (schenking van Mw. Van Geluwe - Eggermont), zijn te vinden in het Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis, Begijnhof 46, Sint-Amandsberg. Een van de twee getoonde boekjes (privé collectie) is van de hand van de stichter en bezieler van de Belgische tak van de volkstuinderij, de Brusselse drukker Goemaere. De Coloradokever en het oorlogskeukenrecept, opgesteld door iemand die duidelijk niet hoog opliep met de ‘Nieuwe Orde’ van de bezetter, zijn uit het Documentatiecentrum afkomstig, de rant-
282
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:52 Pagina 283
soenzegeltjes en de bonnen uit de collectie van André Verbeke. Voor wie nieuwsgierig is naar het ‘Werk van den Akker’ is er Volkstuinen. Een geschiedenis van Yves Segers en Leen Van Molle (Leuven, 2007). Hierin kan men lezen dat ‘Het Werk …’ en de volkstuintjes tussen de wereldoorlogen zeker niet verdwenen, zoals Van Geluwe laat uitschijnen. Wellicht was dat wel het geval voor Gent-centrum, maar in de huidige deelgemeenten bleven ze floreren. In het Documentatiecentrum kan je boekjes inkijken die de geschiedenis er van in Sint-Amandsberg en Destelbergen memoreren. Ook na de oorlog boerden de volkstuinders naarstig voort. De volkstuintjes van de Assels werden een begrip. En voor wie het niet mocht weten: de heerlijke sprotjes zijn geen gerookte haringjonskes, maar visjes uit de haringfamilie die behoren tot een aparte soort met de mooie wetenschappelijke naam Sprattus sprattus. Luc Devriese
283
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:52 Pagina 284
DE WINTERVELODROOM IN HET CITADELPARK DEEL II: (1927 - 1933)
VOOR U VERZAMELD UIT 31 500 EDITIES VAN DE “GAZETTE VAN GENT”.
17 februari 1927 De tweede zesdagenkoers van Gent dit seizoen ving maandagavond 14 februari aan! Hij wordt ingericht ten voordele van de behoeftige teringlijders van de stad. De ingangsprijzen van de eerste tot de laatste dag zullen dezelfde blijven, onder geen voorwendsel een verhoging! Uit die handelswijze kan de Wintervelodroom slechts voordeel trekken. Op het programma komen geen andere namen voor dan van beroemde deelnemers.
22 februari 1927 Algemene eindrangschikking van de 2° zesdaagse, na 2 943, 325 kilometer: 1 2 3 4 5
De Wolf - Hellebaut Dhaermers - Albert Maes De Baets - Persyn Ranschaert - Van Aken Thysmans - Degelas
op 1 ronde op 1 ronde op 1 ronde
11 april 1927 Ter gelegenheid van de aankomst van de Ronde van Vlaanderen voor beroepsrenners in de Velodroom, worden vooraf buitengewone koersen gegeven: - omnium in drie reeksen, snelheid en achtervolging; - 1 kilometer tegen het uurwerk tussen Van Hevel - Ces. De Baets en Persyn - Verschelden; - idem tussen De Wolf - Declercq en Thollembeek - Marcel Buysse; - afvallings- en puntenkoers en 50 kilometer per ploegen.
284
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:52 Pagina 285
13 april 1927 Ronde Van Vlaanderen, 210 km, aankomst in de Wintervelodroom: 1 Gerard De Baets 2 op 3â&#x20AC;&#x2122; Van Slembroeck, Dewaele en Gravelynck
8 september 1927 De wielerbanen en Velodrooms zijn in moeilijkheden. Dit is het opschrift van een onlangs verschenen artikel in het Frans tijdschrift Match. De renbanen hebben sedert enige tijd schipbreuk geleden, doordat het publiek hun oproep niet beantwoordt als ze trachtten een sportfeest in te richten. De redenen zijn volgens de heer Henri Desgrange ten getalle van vier: onbevoegdheid van de renbaan, de pers, de rijders en het publiek. De inrichters vernieuwen hun programma niet, de pers bewierookt teveel in geestdriftige woorden hun steun welke zij voor iedere wedstrijd voorstellen, de veeleisende rijders leveren het werk niet dat zij moeten doen en het publiek komt niet omdat het niet voldaan wordt. De crisis is onbetwistbaar, zoals de verkoop met schade van het rijwiel onbetwistbaar is. Mag men zulk een slechte zaak voortzetten als deze welke de Gentse renbaan is? Ieder jaar gaat het bestuur in andere handen over, die alleen maar dienen om het jaarlijks aanzienlijk tekort aan te vullen. Het vorige seizoen was gelijk aan al de andere en we waren overtuigd dat nu niemand geld zou durven verschaffen voor de Gentse Krach. Bovendien dient in de maand maart voor de FloraliĂŤn de piste afgebroken te worden om plaats te maken voor de tentoonstelling. Velen vreesden dat ze voor altijd zou verdwijnen. Enige Gentse sportmannen hebben elkaar geraadpleegd en zijn overeen gekomen om een laatste poging aan te wenden. Gelukt hetgeen we van ganser harte wensen, dan zal de grote houten renbaan hermaakt worden, zelfs met enige verbeteringen. Mislukt ze, dan ware dat het onherstelbare en dat mag niet gebeuren in een stad als Gent, het midden van de sporten, sportmannen en sportliefhebbers. Een stad welke de meest beroemde kampioenen heeft gebaard mag zulke tegenslag niet kennen. Het publiek wordt op zaterdag 10 september talrijk verwacht om de openingsvergadering in de Wintervelodroom bij te wonen.
285
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:52 Pagina 286
15 september 1927 Zaterdag om 5 uur 30 â&#x20AC;&#x2DC;s avonds zullen de poorten van de Velodroom geopend worden om te 7 uur stipt het vertreksein te geven voor een drie-uren-ploegkoers voor onafhankelijken. Vorige zaterdag was de Velodroom bomvol en we mogen vrankweg zeggen dat hij ditmaal tot aan de nok zal bezet zijn. Het publiek heeft gezien dat de renners vol ijver en moed waren. Ze gaven een groots en prachtig spektakel en lokten herhaaldelijk een spannende strijd uit. Het bestuur heeft dat goed begrepen en zal een avond bezorgen die lang in het geheugen zal blijven. De mooie gift van 800 frank, te verdelen onder de zestien mededingers, heeft renners en sportmannen zeer bevallen. Onder de toeschouwers wordt een prachtig raamzeemvel Lapize verloot, geschonken door het huis Michel. Op 14 september zullen de beste Duitse en Hollandse elementen tegen de Vlaamse eersteklassers optreden.
11 februari 1928 Het wielerseizoen in de Gentse Wintervelodroom zal zondag 12 februari om 2 uur worden afgesloten door een grootse meeting, met als clou een zes-urenkoers.
14 februari 1928 Zondagavond werd rond 6 uur de stad plots in het donker gestoken door het uitdoven van de elektrische lichten. Cinema's, schouwburgen, concertzalen, winkels, koffiehuizen, alles zat in het duister. De trams konden niet rijden en overal zag men kaarsjes branden. Om 8 uur was alles weer normaal. In de Wintervelodroom gingen tijdens de laatste grote koers ook de lichten uit, juist wanneer zo geweldig werd gereden. De gekende renner Verschelden viel en werd gekwetst weggedragen.
26 oktober 1928 Binnen weinige dagen zal in het Feestpaleis een nieuwe sport ingehuldigd worden welke nog onbekend is aan het grootste deel van onze inwoners en de plaats zal innemen van de gewezen Wintervelodroom. Wij hebben het over de Cynodrome of het koersplein voor hazewinden. De voorlopige plakbrieven welke ons de opening melden zijn er de oorzaak van 286
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:52 Pagina 287
dat vele personen er over spreken, maar weinigen hebben een echt denkbeeld hebben van wat die sport eigenlijk is, uitgezonderd een zeker getal gekwalificeerde liefhebbers. Men heeft in het algemeen geen gedachte over het zuiver ras van koershazewinden en men verwart gewoonlijk de coursing met deze achter kunstmatige hazen. De hazewindsport wordt al verschillende eeuwen uitgeoefend bij onze Engelse buren, waar de bijval mag gerangschikt worden naast de grote paardenkoersen.
9 november 1928 Het is toekomende zaterdag 10 november om 20 uur dat de inhuldiging plaats grijpt van de hazewindkoersen in de Cynodrome van het Feestpaleis. De wippets lopen zonder kunstmatige haas en niettegenstaande deze afwezigheid ziet men ze voorbijvliegen met een duizelingwekkende snelheid, welke meer dan 20 meter per seconde bereikt. Deze ijver is van aard om allen die voor de eerste maal zulke koersen bijwonen in geestdrift te brengen. Wij hopen dat de inrichters in hun pogingen zullen lukken. Indien de stad Gent geen koersplein voor paarden meer bezit, zal zij zich daarentegen mogen beroemen het schoonste koersplein voor hazewinden te bezitten van gans Europa. De ingangsprijzen zijn geschikt voor alle beurzen: 10, 6 en 3 frank. Bovendien genieten onze sportieve maatschappijen 50% vermindering op alle plaatsen.
3 december 1928 Sedert de inhuldiging van de Cynodrome in het Feestpaleis op 10 november zijn de snelheidskoersen voor deze wakkere beestjes aan de gang en voor de toeschouwers is het een echt en aangenaam vermaak. De grote hal heeft een verandering ondergaan die er ĂŠĂŠn der schoonste zalen van maakt, toegewijd aan de hondensport. Alles laat een succes voorzien. Naast de piste bevindt zich langs elke zijde een verhoog in de vorm van een amfitheater, langs de ene kant voorzien van gemakkelijke zetels en een wandelplaats waar de burelen van de Pari Mutuel of weddenschappen zijn ingericht. Langs de volksplaatsen zijn de gradins of trapjes ingericht. In het midden een groot plein dat bestemd is voor al de andere sporten, waar de maatschappijen die het begeren zich in een schoon lokaal kunnen komen vestigen. De hokken van de windhonden zijn opgemaakt in de vleugel welke men bij de laatste FloraliĂŤn de Franse sectie noemde. De honden zijn er gemakkelijk en
287
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:52 Pagina 288
proper gehuisvest, allerbest verzorgd en verwarmd met centrale verwarming. Er zijn een zestigtal hokken met ieder hun koer. Voor de koers doen de windhonden een ronde langs de piste, ieder gekleed met een bolero van verschillende kleur en bijgehouden door hun verzorger, om hen aan de toeschouwers te tonen. Dan worden ze elk in een soort hok opgesloten tot aan het teken van vertrek, waar ze allen tegelijk automatisch worden losgelaten. Alle dagen mogen de personen die windhonden bezitten en ze wensen te doen lopen aan de training deelnemen van 9 tot 12 en van 14 tot 16 uur. De koersen hebben plaats alle zaterdagen, zondagen en donderdagen, ‘s avonds om 20 uur. Op zon- en feestdagen is er een matinée om 15 uur.
23 december 1928 Ter gelegenheid van Kerstdag en nieuwjaar zal in de Cynodrome van het Feestpaleis een koers voor windhonden ingericht worden, telkens om 15 uur. Verscheidene grote vuren zullen op de tribune geplaatst zijn, zodat de toeschouwers zich goed kunnen verwarmen. Binnenkort zal een kampstrijd voor verschillende rashonden worden ingericht tussen de liefhebbers van Gent.
18 februari 1929 Men meldt dat er een nieuw Wintervelodroom zal gemaakt worden. Uit een gesprek tussen de heren Carlier en Braeckman, vooraanstaanden in de Gentse sportmiddens, veneemt men dat hij zal worden opgericht in de Warme Serre van het Feestpaleis. Voor de plaatsing van de piste moeten vier ijzeren kolommen worden weggenomen. De omtrek is 165 meter aan de lijn, de virages 5 meter hoog en de piste is 6 meter breed. De pelouse zal een breedte hebben van 36 meter, hetzij 12 meter meer dan in de oude. Natuurlijk zullen de virages ook 12 meter breder zijn en alle snelheden toelaten. Het rennerskwartier komt onder één der virages en wordt met een tunnel die aan de renners voorbehouden is met de pelouse verbonden. Een tweede tunnel zal toegang geven tot de pelouse voor de toeschouwers op het middenplein. Op al de plaatsen zal men heel goed de koers kunnen volgen. Sommige gradins zullen 8 meter hoogte hebben. Gemakkelijke trappen zullen voor- en achteraan worden aangebracht. Gewoonlijk wordt de trap vooraan belemmerd door de toeschouwers die niet willen opschuiven, om hun schoon plaatsje niet te verliezen. De plannen werden gemaakt door de heer Albert Herent, die een vakman is.
288
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:52 Pagina 289
Volgens hem zullen er 4 500 zitplaatsen zijn, deze rondom de pelouse meegerekend. Allerlei koersen zullen worden gegeven die hier het meest begeerd werden. Men zal trachten enige jongeren op te werken die meewillen, zonder daarom de ouderen te verwaarlozen. Deze zomer zal men het houtwerk gereed maken. Zohaast de Warme Serre vrijkomt zal men met geweld aan de opbouw beginnen, om tegen eind september klaar te zijn. Men is nog in onderhandeling over de aanleg van verschillende bijkomende verwarmingstoestellen. Omtrent de datum van een zesdaagse is nog niets bepaald. Er wordt vast ĂŠĂŠn gegeven, vroeg of heel laat op het seizoen. De gedachten zijn daarover nog verdeeld.
28 september 1929 Men is volop bezig aan de afwerking van de nieuwe Velodroom. In plaats van in de grote hal van het Feestpaleis heeft men de nieuwe piste opgetimmerd in de Warme Serre. Het spreekt vanzelf dat het er deze winter heel wat aangenamer zal zijn en de renners het veel beter zullen hebben.
6 oktober 1929 Vandaag kunnen de liefhebbers zich in de Wintervelodroom oefenen. De grote, officiĂŤle openingsprijs voor de baanrenners zal op 12 oktober gepaard gaan met een prachtig programma, dat de sportliefhebbers uit Gent en het omliggende in massa moet lokken, namelijk het Criterium der Baanrenners dat het nieuwe seizoen zal inwijden en waarvoor al de favori's uit de streek aangeworven zijn. Geen twijfel dat er gedurende die 100 kilometer op eigen kracht in vier klassementen, schone sport zal te zien zijn. Op zondag 20 oktober wordt een 100 kilometer koers per ploegen voor junioren gereden. Er zijn grote prijzen. Slechts tien ploegen zullen aanvaard worden.
14 oktober 1929 Zaterdagavond had in de Wintervelodroom de openingswedstrijd plaats van de nieuwe wielerbaan. De zaal was propvol. De 100 kilometerkoers op eigen kracht werd gewonnen door Hamerlynck in 2 uur 32 minuten.
289
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:52 Pagina 290
20 oktober 1929 Op 25 oktober geeft de Ghent Boxing Hall in de Wintervelodroom een grote boksavond ten voordele der weduwen en wezen van de Nationale Strijdersbond. Niet minder dan vijf prachtige beroepskampen zullen die avond doorgaan. - Lode Weustenradt van Gent, 75 kilo, in revanche met Vermot van Roubaix, 79 kilo, officiële challenger voor het Kampioenschap van Frankrijk; - Dubus, 65 kilo, tegen de knock-outspecialist De Stercke; - het Kampioenschap van Vlaanderen Lichtgewichten, Geertruyde, titelhouder, tegen Priem, uitdager; - Gève van Charleroi tegen Claes van Gent; - Thomas van Gent tegen Govry van Gent.
26 december 1929 Deze maal ontbrak het niet aan toeschouwers om de wedstrijden in onze Velodroom bij te wonen. Het kerstprogramma bestond uit vier omniumwedstrijden, een achtervolging Hamerlynck tegen Billiet-Raes, een Australische achtervolging tussen Frans Roels, Vervust en Julien Vervaerde en verder nog een twee-uren-koppelrit.
13 januari 1930 Zondag namiddag is tijdens de koers in de Velodroom een ongeluk gebeurd dat ernstige gevolgen had kunnen hebben. Jozef Duidejonck van Ingelmunster viel met zijn velo in de virage. De achterkomende Drappier Georges uit Gent viel over hem. Beiden lagen tussen hun gebroken rijwielen toen de beroepsrenner Ghijsels Leander over de lichamen van de eerste twee reed en minstens drie meter ver over zijn velo werd geslingerd. Alle drie werden gekwetst. Na de eerste zorgen stelde men gelukkig vast dat de verwondingen niet ernstig waren.
30 januari 1930 Uit goede bron vernemen wij dat het bestuur van de wielerbaan besloten heeft geen zesdagenkoers in te richten. Er waren voorstellen van grote kampioenen om dit op hun rekening te doen, doch het bestuur weigert tot nu toe. ‘t Is dat er een reden is. 290
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:52 Pagina 291
17 februari 1930 Zondag is in de Velodroom om 18 uur een gedeelte van de estrade der populaire plaatsen op een oppervlakte van 8 m² ingestort, juist op het ogenblik dat de overvloedige menigte de zaal verliet. Een twintigtal personen viel van een hoogte van 3 meter. Meest allen zijn landlieden. Enkele onder hen werden huiswaarts gevoerd. Het parket en de rechterlijke politie kwamen ter plaatse voor het onderzoek. Bouwkundige Albert Van Autryve werd als deskundige aangewezen om de juiste oorzaak te bepalen. Naar kon worden vastgesteld is één der dwarsbalken waar de plankenvloer op rustte doorgebroken. Deze droeg juist een grote knoest en naar het schijnt verbiedt het reglement dwarsbalken waarin zich dergelijke uitwassen bevinden. Het bestuur van de Velodroom heeft bij de technische diensten van het stadsbestuur en de provincie het plan moeten indienen dat werd goedgekeurd.
21 februari 1930 Het ongeluk in de Velodroom wordt druk besproken en vele personen zeggen nu dat men zich de één of andere zondag aan een ongeluk mocht verwachten. Bij de eerste koers die er plaats vond had men een hevig gekraak waargenomen en het stadsbestuur werd daarvan op de hoogte gebracht. De technische dienst werd met een streng onderzoek gelast. De bouwkundige van de stad bracht een verslag uit, na ter plaatse het tussenwerk te hebben onderzocht. Het luidde dat het niet stevig genoeg was. De bestuurder van de Velodroom werd op de hoogte gebracht maar deze verklaarde dat het werk nog niet gans was afgemaakt. Later werd een nieuw onderzoek ingesteld, nogmaals door de stadsarchitect, vergezeld door een afgevaardigde van de arbeidsinspecteur en een dienstoverste van de heer ingenieur Soenen, om vast te stellen of de banken niet te dicht bijeen stonden, de trappen hard genoeg waren en er voldoende uitgangen waren in geval van brand. Aan de inrichter van de Velodroom werden talrijke opmerkingen gedaan en deze beloofde alles in orde te zullen brengen. Het onderzoek zal uitwijzen of die belofte werd gehouden. In alle geval heeft de stadsbouwkundige er altijd op gewezen dat de Velodroom niet de nodige voorzorgen gaf voor de veiligheid van de bezoekers.
291
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:52 Pagina 292
20 maart 1930 In de Wintervelodroom zullen de laatste koersen van het seizoen op zaterdag 22 maart gereden worden. 's Anderendaags wordt het park afgesloten voor het publiek.
18 augustus 1930 Zondag geschiedde de aankomst van de koers Parijs - Gent in de Velodroom van het Feestpaleis. Dit sportief hoogstandje had een grote volksmenigte rond het park doen toestromen. Men had een gang tot in de piste aangebracht doch op zulk een onbehendige wijze, dat op weinig uitzonderingen na al de renners gevallen zijn. De meesten werden gekwetst aan armen en benen, hetgeen bij het publiek grote misnoegdheid en verontwaardiging verwekte tegenover de inrichters van de koers. Door de politie werd een onderzoek ingesteld en het zou gebleken zijn dat het ongeluk te wijten is aan de slechte toestand van de inrit aan de Velodroom. Na de ramp in februari laatstleden met de tribune wordt het in elk geval tijd dat de renbaan in orde wordt gesteld!
25 september 1930 De Wintervelodroom heropent op zaterdag 27 september om 7 uur met een meeting voor beroepsrenners. De inzet is de Grote Prijs der Eeuwfeesten. Verder een 3-urenkoers op eigen kracht in 6 klassementen. Er zullen 16 deelnemers zijn.
23 januari 1931 Voor zaterdag is in de Wintervelodroom een prachtig programma voorzien. Gerard De Baets is van de partij. Het was van Kerstdag geleden, toen de heer Carlier een galanummer voorstelde, dat de sportliefhebbers en trouwe bezoekers van de wielerbaan op een meeting werden uitgenodigd om er enkele uren bij prachtige sport door te brengen. Alleen al het heroptreden van onze gevierde Gerard De Baets moet al voldoende zijn om de sportliefhebbers in massa te doen toestromen. Het is reeds zo lang geleden dat we in BelgiĂŤ de man zagen optreden die sedert enkele jaren de Belgische kleuren weet hoog te houden door te zegevieren in het 292
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:52 Pagina 293
verre Amerika. Met zijn broer Cesar, de vriend van het Gentse publiek, komt hij in strijd met menig andere goede ploegen, die de zege zullen bevechten. Dan hebben we nog de overwinnaar van de laatste zesdagen van Dortmund, de Hollander Pijnenburg, die gekoppeld aan Van Kempen alles in het werk zal stellen om met de bloemen te gaan lopen. Van Hevel is ook van de partij en vormt met de Gentse vluchter Buysse een ploeg die zal te vrezen vallen. Indien de kleine Buysse zal vliegen zoals hij reeds gans de week op oefeningen laat zien, geven we hen alle kansen op winnen. Als voorspel krijgen we een 15 kilometer koers op eigen krachten tussen onze beste juniors en een 100 kilometer ploegenkoers.
25 januari 1931 Van Kempen, de Vliegende Hollander, heeft niet gereden. De oorzaak is niet bekend. Hij werd door Klaas Van Nek vervangen. Niettegenstaande de grote crisis welke tegenwoordig heerst was de Velodroom goed bezet. Het algemeen klassement is als volgt: 1 2 3 4 5
De Bruycker - Billiet Van Hevel - Buysse Merleven - De Clercq Cleydorp - De Groote Pijnenburg - Van Kempen
100 km in 2 uur 35â&#x20AC;&#x2122; op 3 ronden op 5 ronden op 7 ronden op 8 ronden
21 maart 1931 Het is op 28 maart om 20 uur dat in de grote hal van het Feestpaleis het militair feest zal gegeven worden ten voordele van het monument ter ere van de infanterie. Het is dezelfde infanterie waarvan de bovenmenselijke krachtinspanning menigmaal als thema diende voor oorlogsverhalen en filmscenarioâ&#x20AC;&#x2122;s, zoals Van het Westelijk Front geen nieuws. Hoe vaak was het publiek ontroerd! Toch heeft de infanterie geen monument. Daarom moet het volk het concert steunen om dat onrecht te herstellen. Het programma zal aanvangen met keuroefeningen van Zweedse gymnastiek en gezamenlijke schermoefeningen met de bajonet, zoals bij het op doek brengen van de wereldberoemde film.
293
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:52 Pagina 294
25 juni 1931 Jammer genoeg vergalt in het park een nieuwe, gevaarlijke plaag de vreugde van de echte bloemenweelde voor de namiddag- en avondbezoekers. Enkele jonge liefhebbers van de velosport richten in de lanen echte koersen in, dit tot groot gevaar voor kinderen, ouderlingen en onwetende bezoekers. Onze spurters gaan en komen in razende vaart en schijnen zich weinig aan de opmerkingen van de wandelaars te storen. Kan de politie hier geen oogje in het zeil houden? Ook de ouders wiens kinderen zich met hun rijwiel naar het park begeven kunnen zelf handelend optreden.
12 september 1931 Op zaterdag 19 september heeft om 19 uur de heropeningskoers plaats in de Gentse Wintervelodroom met een 100 kilometer koers op eigen kracht. Benevens de mannen van de streek, Fred. Haemerlinck, Odiel Van Hevel, Jan Meeuwis, Gerard Desmet en andere, werd Armand Blanchonnet aangeworven, de vechtlustige Franse baankampioen, die te Brasschaat zoveel spel leverde tegen onze Don Fredo.
16 september 1931 Zondag zal in het Feestpaleis om 14 uur 30 het jaarlijks feest plaatshebben, ingericht door het 1° regiment artillerie, met de welwillende medewerking van het muziekkorps van het 2° linieregiment. Op het programma onder meer een hindernissenwedstrijd, oefeningen volgens de Franse rijkunst, een koers met Romeinse strijdwagens, een carrousel met artilleriestukken waarbij de uitvoerders in vooroorlogse uniformen zullen steken, scènes uit de Far West en meerdere aantrekkelijkheden. Plaatsen aan 8, 5, 3 en 2 frank zijn op voorhand te nemen, alle dagen van de week bij de Staf van het 1° regiment artillerie, Brusselsestraat 17.
12 oktober 1931 In de Wintervelodroom ging de overwinning naar Albert Buysse. De Bruycker won in de tweede ploegenkoers van het seizoen. In de juniorenmeeting won de Gentse ploeg Maertens - Kegels.
294
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:52 Pagina 295
28 oktober 1931 Haemerlinck versloeg in de Wintervelodroom Di Pacco. De Bruycker vloerde Di Martini. Samen won de Gentse favorietenploeg de 80 kilometer ploegenkoers.
9 november 1931 Alhoewel de crisis voortduurt blijven de sportliefhebbers getrouw aan de wekelijkse meetingen in onze Gentse Wintervelodroom. Hoe verder het seizoen gaat, hoe prachtiger de programmaâ&#x20AC;&#x2122;s die sportbestuurder de heer Carlier in elkaar steekt. De toeschouwers konden getuigen zijn van een nieuwe overwinning van Haemerlinck - De Bruycker op Tonani - De Pauw en Degraeve - Maertens.
16 november 1931 In de Wintervelodroom won Jef Scherens de snelheidskoers en Haemerlinck De Bruycker waren onweerstaanbaar in de omnium en de ploegenkoers.
21 december 1931 Zondag zijn in de Velodroom rond 17 uur 40 een zevental renners gevallen. Ze hebben zich nogal erg gekwetst. Het ongeluk was te wijten aan het springen van de band van een rijwiel. Na verzorging zijn ze allen kunnen huiswaarts keren. Poeske Scherens was onweerstaanbaar in snelheid tegen de huidige wereldkampioen Falck Hansen. Haemerlinck - De Bruycker wonnen de 100 kilometer ploegenkoers voor Maertens - Alex Maes.
27 december 1931 Op Kerstdag werd in de Wintervelodroom de omnium gereden van de wereldkampioenen Guerra en Falck tegen Don Fredo Haemerlinck en Poeske Scherens, de grootste favorieten van het Gentse publiek. Daarna volgde een evenement dat nog nooit werd gezien: een ploegenkoers bestaande uit twee wereldkampioenen. Poeske was weer onweerstaanbaar. Haemerlinck - Scherens wonnen de internationale omnium, De Bruycker Rielens de 30 kilometer ploegenkoers. Falck - Guerra eindigden tweede.
295
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:52 Pagina 296
18 januari 1932 Het was wel te zien dat de sportliefhebbers gedurende enkele weken van de Velodroom waren verwijderd geweest, want in dichte drommen togen zij gisteren naar de wielerbaan, waar een zorgvuldig programma moest afgespeeld worden. Bij de uurkoers voor abonnees op eigen krachten ging de overwinning met 42, 489 kilometer naar Egide Kegels, voor Van der Vennet. Raes - Billiet wonnen de 100 kilometer ploegenkoers. Rielens - De Bruycker en Jules en Odile Van Hevel volgden op één ronde.
20 februari 1932 Zondag 21 februari heeft in de Gentse Wintervelodroom de slotmeeting plaats. Als eerste prachtnummer krijgen we de omnium Scherens - Haemerlinck tegen Lucien Michard - Blanchonnet. Drie reeksen zijn daarvoor uitgeschreven: 2 reeksen 500 meter snelheid tegen het uurwerk waaraan de vier renners deelnemen en 20 ronden achtervolging Haemerlinck - Blanchonnet. Verder krijgen we een internationale snelheidswedstrijd over 2 reeksen met Jan Van Kempen, Deneef en Maurice De Pauw. Een achtervolging per viertallen wordt ook nog betwist met Jan en Marcel Bidot, Charlier en Martin tegen Meuleman, Mortier, Raes en Stockman. Als laatste nummer een ploegenkoers over 60 kilometer met 3 klassementen.
23 februari 1932 Scherens - Haemerlinck klopten Michard - Blanchonnet. De 60 kilometer ploegenkoers werd gewonnen door onze favorieten Buysse en Billiet.
7 maart 1932 In de Gentse Wintervelodroom werd een bijgevoegde wedstrijddag ingericht. Verlinden won de 30 kilometer op eigen kracht in 23’50”. Aan Charlier - De Neef kwam de overwinning van de 60 kilometer ploegenkoers toe. Als wij de wielerbaan binnenkwamen stonden we verbaasd. Nog nooit hadden we zo weinig volk gezien op een koersmeeting. Het is voorwaar spijtig als men nagaat dat de opbrengst bestemd was voor de kas van de Gentse werklozen...
296
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:52 Pagina 297
13 april 1932 Als we beweren dat er baan- en pistekoersen zijn in onze stad gaat het hier niet over één of andere officiële wielerwedstrijd, maar bedoelen we iets van veel minder sportieve waarde en in het geheel geen propaganda is voor de wielersport. We hebben het over die kerels die vooral ‘s zondags in horden van 5 à 10 man het park doorrijden, gehuld in korte truien waar het rood gepaard is met het blauw, het groen met het geel en in het algemeen met al de kleuren die in de regenboog of in de verfwinkels te vinden zijn. Zo ziet men ze gebogen over hun stuur door de lanen van het park zoeven en menen zij de echte De Waele, Scherens of andere Haemerlincks te zijn. Zonder de minste eerbied voor de reglementen stuiven ze de rustige wandelaars voorbij en wee hen die het ongeluk hebben in de weg van die wielerbazen te lopen. Dan krijgen zij heel het woordenboek van de Muide of de Brugsepoort naar hun hoofd. Andere toevallige wielrijders nemen de lanen van het park voor een Wintervelodroom! Dan zien de verbaasde toeschouwers de misbakken Vliegende Hollanders voor het hardst rijden om een ronde te nemen. Moest zo'n losbol eens in de kiezelsteentjes terecht komen, dan was hij kant en klaar voor de operatietafel. Wanneer krijgen we voetbalmatchen op de Kouter of tennisspelen in de Veldstraat?
28 september 1932 De Gentse Wintervelodroom doet zijn heropening op zaterdag 1 oktober. Zoals ieder jaar wordt begonnen met een koers over 100 kilometer op eigen kracht, waarbij de jongeren in strijd komen tegen de ouderen. Niet minder dan 20 van de beste mannen zijn aangeworven. Het zal dan ook een jacht zijn van het begin tot het einde.
3 oktober 1932 In de Wintervelodroom won de veelbelovende renner Croon de 100 kilometer op eigen kracht in 2 uur 24’ 20”, voor Van Slembroeck op 1 en Sylveer Maes op 2 ronden.
12 oktober 1932 Jef Scherens, wereldkampioen snelheid, komt op 15 oktober naar de Gentse 297
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:52 Pagina 298
Wintervelodroom. Poeske krijgt als tegenstanders de kampioen van Frankrijk Gerardin, winnaar van de Schaal van Europa en de kampioen van Duitsland Engel, ĂŠĂŠn der beste spurters van de wereld. Deze extra-mannen zullen elkander twee maal ontmoeten, opdat alle verrassingen uitgesloten zouden zijn en de beste zal winnen. Er wordt ook een reeks met drie gereden en om te eindigen zullen de drie vliegers om ter rapst 500 meter afleggen. Tussenin zullen onze populairste junioren aan de slag zijn en onder meer een ploegenkoers over 50 kilometer betwisten.
16 oktober 1932 Zaterdag werd in de Wintervelodroom de nogal zieke Scherens door de Franse kampioen Gerardin geklopt.
31 oktober 1932 Voor een zeer goed bezet Wintervelodroom werd een prachtig programma vertoond. Onze Poes zou er weerwraak nemen op Gerardin. Eens te meer heeft hij het Gentse publiek in begeestering gebracht. Eerst tegen Gerardin, daarna tegen Forucheux haalde hij zijn wip uit, die hem schitterend naar de zegepraal leidde.
5 november 1932 In de Gentse Wintervelodroom behaalde de ploeg van Buysse - Billiet een nieuwe overwinning. Kegels won bij de junioren.
12 december 1932 Niettegenstaande de nijpende koude was in de Wintervelodroom wederom veel volk opgekomen. Spijtig voor de aanwezigen was de zaal slecht verwarmd en het was dan ook niet gezellig enige uren in de wielerbaan te vertoeven. Alhoewel er veel afwisseling in het programma was kon het de toeschouwers niet begeesteren als voor een 100 kilometer of een 3 uren ploegenkoers. De omnium van Fred en Omer tegen de Duitsers was van geen groot belang, daar onze vertegenwoordigers te sterk waren. Fred Haemerlinck had daarin het leeuwenaandeel, want De Bruycker hebben wij nog nooit zo flauw piste zien rijden. 298
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:52 Pagina 299
De 20 kilometerkoers op eigen krachten was eerder eentonig. Een dergelijk nummer kan weinig voldoening schenken. Wat de 60 kilometer betreft werden maar enkele ronden genomen. De ploegen beloerden elkander. Veel snee zat er niet op en de koude had er wel grotendeels schuld aan. De Duitse ploeg was ook zo strijdlustig niet. Omer De Bruycker sloeg geweldig tegen en kon Don Fredo maar weinig bijstaan. Buysse - Billiet waren in een goede dag maar gaven niet de volle maat van hun kunnen. Het was nodig dat het Gentse koppel Raes - Alexander er wat leven in bracht. Haemerlinck - De Bruycker wonnen de omnium. De zege bij de 60 kilometer ploegenkoers was voor Buysse - Billiet.
27 december 1932 Bij de kerstgala in de Wintervelodroom waren de beste specialisten van de ploegenkoersen in strijd. Het was het prachtigste programma tot op heden te Gent gezien. De favorietenploeg Haemerlinck - De Bruycker won de 3 uren ploegenkoers.
30 december 1932 Zaterdag 31 december om 20 uur zal in de Wintervelodroom de grote snelheidsprijs nieuwe formule van de B.W.B. gereden worden. De beste internationale sprinters die er bestaan zullen bij het vertrek zijn. Niet minder dan 16 matchen met 3 renners en 18 met 2 renners worden gereden.
29 januari 1933 Nog enige weken scheiden ons van de opening der FloraliĂŤn. Sedert enige dagen zijn in de verschillende zalen de voorbereidende werken aangevangen en reeds heeft een ploeg schrijnwerkers bezit genomen van de Sechiarizaal, om er de grote trap op te richten vanwaar de toeschouwers bij het binnentreden zullen genieten van een prachtig zicht op de grote hal en verder op de Warme Serre. In de Warme Serre is men bezig de Wintervelodroom af te breken, daar de wielerkoersen geĂŤindigd zijn. Binnenkort zullen in deze zaal de zeer belangrijke aardewerken aanvangen voor de inrichting van de Italiaanse afdeling.
299
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:52 Pagina 300
1 oktober 1933 Zaterdag had in een goed bezet Wintervelodroom de openingsmeeting plaats. Het Gentse zestal van Sport na Arbeid, kampioen van BelgiĂŤ cyclo-ball, deed eerst een ereronde. Daarna werd een minuut stilte gehouden ter nagedachtenis van de sympathieke renner Georges Lemaire, die op zoâ&#x20AC;&#x2122;n treurige wijze het leven verloor. De outsiders Gernaye - Decorte wonnen verdiend de 3 uren ploegenkoers na een bewogen verloop van 132, 955 kilometer, op 1 ronde gevolgd door Haemerlinck - Raes. Buysse gaf op wegens krampen in de beenspieren. De eerste juniorenkoersen hebben plaats op 8 oktober.
26 november 1933 De overwinnaars van de zesdaagse van Berlijn zullen zondag aanstaande in de Velodroom te Gent van de partij zijn en daar wacht hun zwaar werk. Buysse heeft niemand anders dan de wereldrecordhouder Richard in achtervolging te bekampen, terwijl Deneef zijn spurtersgaven zal mogen tonen tegenover De Bruycker en De Rijck. Als slot komen Albert en Roger dan nog uit in hun specialiteit, een ploegenkoers over 80 kilometer. Omdat wij al dikwijks gezien hebben dat renners die een zesdaagse achter de rug hebben er de grote form op nahouden, hebben we volle vertrouwen in het optreden van Buysse Deneef. De andere achtervolging, Van Hout tegen Haemerlinck, verwerft eveneens veel belangstelling en men is benieuwd welke afstand er bij die match zal worden afgelegd. Raes - Mortier en Alexander - Lanchaert zullen elkander in achtervolging bekampen, terwijl de andere beroepsrenners een afvallingskoers zullen betwisten. De juniors werden ook niet vergeten. De Kuysscher zal in achtervolging tegen Verhaeghen strijden over 30 ronden. Als slot heeft de klassieke ploegenkoers over 80 kilometer plaats. Niettegenstaande de grote onkosten van dit buitengewoon programma blijven de gewone plaatsprijzen van 5 tot 20 frank behouden.
29 november 1933 Raes en Martin wonnen de ploegenkoers, De Rijck de snelheidsproef.
300
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:52 Pagina 301
16 december 1933 Het programma van de kerstmeeting in de Wintervelodroom belooft schitterende kampstrijden. Om 3 uur wordt de klassieke gala ingericht. Vooraf een prachtig voorspel met onder andere de 10 kilometer per ploegen voor de kampioenen. Verder de match van de dag: de onklopbare wereldrecordman Richard in achtervolging tegen de alhier ongeklopte Haemerlinck.
26 december 1933 In de Gentse Wintervelodroom werd Richard door Haemerlinck geklopt in de achtervolging. Aan de ploeg Raes - Mortier kwam de overwinning in de koppelrit toe. Er was een enorme belangstelling en alle plaatsen waren proppensvol. Midden een indrukwekkende stilte liepen de kampioenen Richard en Haemerlinck van stapel. Fred vertrok letterlijk in een spurt, maar zag Richard in de rug na zes ronden. Het volk riep en tierde als waanzinnig. Haemerlinck reed als een onversaagde leeuw en zat na 11 ronden aan het wiel van Richard. Bij de 14° ronde, na 2 268 meter in 2’53” te hebben afgelegd, vloog Haemerlinck in zijn meesterlijke stijl over Richard. Beide renners waren glad op en uitgereden.
ERIK DE KEUKELEIRE
Fragmenten uit “De Gentse citadel en het Citadelpark, deel 2 (1908-1940)”, 320 pagina's, oktober 2004, uitgave in eigen beheer.
301
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:52 Pagina 302
Dit artikel verscheen in
â&#x20AC;&#x153;WEGWYZER DER STAD GENT EN PROVINCIALE ALMANACH VAN OOST - VLAENDEREN VOOR HET JAER DES ZALIGMAKERS 1850 (HET 81E JAER)â&#x20AC;?
Drukkery van D. J. VANDERHAEGHEN - HULIN Uitgever der Gazette van Gent - Veldstraat, 68
(blz. 467/469) Kronyk 1848 - 1849 July 1849
Feesten van Gent Het jaer 1849 heeft voor de jaerboeken der feestelykheden eene byzondere bladzyde geleverd. De inrigting van eene algemeene kermis te Gent, is nog jong; men was nog bezig met hare invoering, om zoo te spreken, als het denkbeeld eener historische plegtigheid reeds geopperd werd ; men mag zeggen dat deze plegtigheid onverhoeds tot stand kwam; zoo schielyk ging men van het denkbeeld tot de wezenlykheid over. En nogtans mag men vaststellen, dat deze feest, onder alle betrekking weerdig is geweest van de stad die ze gevierd heeft, en van het tydstip waerin zy plaats had, ongeacht dat zy met twee voorname tegenwerksels te worstelen heeft gehad, namenlyk eene heerschende ziekte en ongunstig weder. Dit ter zyde gesteld, is de verwachting in alle deelen ten volste beantwoord geworden. De tentoonstelling van nyverheids-voorwerpen der beide Vlaenderen die hier by geopend werd, heeft alle bewondering tot zich getrokken, en de landbouwtentoonstelling, welke er voor de zelfde provincien op volgde, heeft de goedkeuring van deskundigen bekomen, inzonderlyk het gedeelte dat aen de bloemen toegewyd was. Beide tentoonstellingen werden bezocht door HH. MM. den koning en de koningin en de koninglyke familie, hertog van Braband, graef van Vlaenderen en prinses Charlotte, door ministers, door hoogambtenaren van staet, provincien en steden. Deze feest werd gedurende een vyf-en-twintigtal dagen door een reeks openbare verma-
302
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:52 Pagina 303
kelykheden aeneengebonden, - vermakelykheden, die allen even gunstig en welgekozen waren, en waervan de voornaemste zich door eene edele strekking onderscheidden. Deze vermakelykheden, bestonden hoofdzakelyk in schietingen met hand- en kruisbogen en busgeweer; schermstryd; snelvaertwedstryden; muziek partyen, tooneel-vertooningen; dansfeesten; veldfeesten; grooten zang-kampstryd der Melomanes en in een oneindig getal volksvermaken op alle deelen der stad gegeven waerboven zich alles zich de groote historische praelstoet verhefte. Dit prachtgevaerte dat zekerlyk met al wat de feestjaerboeken omtrent verbeeldingen melden, gunstig in vergelyking kan komen, droeg in deszelfs zamenstelling den stempel van eenen verheven geest : het was de staetkundige-, nyverheid-, en kunst-geschiedenis van Belgiens tyden van pracht, grootheid en magt, van de IX° tot XV° eeuw. Al de tydkundige stippen, door dezen stoet afgemaeld en voorgesteld, waren keurig en volkomen getrouw aen de geschiedkundige overleveringen; dit alles was opgeluisterd door praelwagens welkens zinnebeeldige voorstellingen hierin bestonden 1 ° De Godsdienst; 2° de Draek; 3° het standbeeld van Jacob van Artevelde; 4° het Groot Kanon; 5° de Schilderkunst; 6° de Boekdrukkunst ; 7° Flora; 8° de Maegd of Stad Gent; 9° de Eendragt. Hier by werd nog omgedragen het Belfort van Gent, volgens het oorspronkelyk model, en het zinnebeeld der maetschappy van Rhetorica, de Fonteine. De Nyverheid, welke eigenlyk geheel dit feest ten onderwerpe had, sloot hare plegtigheid op 4 november door de algemeene prysdeeling aen de genen die zich door vernuft of bekwaemheid onderscheiden hadden; deze plegtigheid ging samen met de uitreiking der medalien en vereeringen door bloem- en landbouwkundigen op de landbouwtentoonstelling behaeld. Deze bijdrage werd ons toegestuurd door de heer André Buysse.
303
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:52 Pagina 304
GENTSE MEMORIEDAGEN: 22-23-24-25 NOVEMBER
22 november 1431 Eerste Kapittel van de “Orde van het Gulden Vlies” in Rijsel. Zie ook “Ghendtsche Tydinghen” - 2003 - N° 6 - p.398 22 november 1559 Geboorte te Nieuwstad in Oostenrijk van Aartshertog Albrecht van Oostenrijk. Trouwde met Isabella, de dochter van Filips II. Zie ook “Ghendtsche Tydinghen” - 2003 - N° 6 - p.395 22 november 1779 Blijde Intrede in Gent van Mgr. Von Lobkowitz als 17e Bisschop van Gent. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2003 - N° 5 - pp. 337-338 22 november 1838 De Gemeenteraad stelt een commissie aan om de toestand van de klokkentoren van het Belfort te onderzoeken. Deze commissie zou in haar verslag tot zijn afbraak besluiten. 22 november 1867 Geboorte van Frans Coppejans. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2005 - N° 4 - pp. 256-257 22 november 1908 Onthulling van het standbeeld van François Laurent. De uitvoering ervan werd aanvankelijk toevertrouwd aan Julien Dillens, maar hij overleed vooraleer het werk af was. De opdracht werd dan toevertrouwd aan Jules-Pierre Van Biesbroeck. Het beeld geeft een zittende, mediterende Laurent weer, omringd door 4 allegorische figuren: de Filosofie, herkenbaar aan een olielamp en een planetarium, naast haar de Instructie: een man die aan 2 kinderen meetkundig onderwijs geeft. Langs de andere kant de Rechtspraak, een vrouw die een balans vasthoudt, en de Filantropie, een vrouw die een geknielde arbeider helpt 304
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:52 Pagina 305
opstaan. Achteraan staat een uittreksel van een beraadslaging van de Gemeenteraad van 1884: “Le Conseil Communal déclare solennellement que François Laurent a bien mérité de la ville de Gand.” Laurent's dochter verklaarde dat geen enkele foto het uiterlijk van haar vader zo getrouw weergaf als het standbeeld. Acht maanden na de onthulling van het standbeeld werd er nog eens een verdiende hulde gebracht aan Laurent, met bloemen, redevoeringen en een speciale cantate die uitgevoerd werd op de Kouter. 22 november 1912 Stichting door Gustaaf Verhulst en enkele vrienden van de “Ecole de Photografie” Deze vereniging van amateurfotografen zou later uitgroeien tot “LUX NOVA”. 22 november 1925 Jubelfeest der Recolletten ter gelegenheid van de 700e verjaring van hun vestiging in Gent. 23 november 1503 Dood te Mechelen van Margareta van York. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2000 - N° 4 - pp. 260-261 23 november 1739 Inhuldiging van de Beurs op de Kouter. Zij het dan ook dat er toen helemaal geen sprake was van een Beurs. Het was in 1738 dat de Schepenen van de Keure besloten een Hoofdwacht te bouwen op de Kouter. Hij was bestemd als “Corps de Garde” ("Kortegaard" zei men toen) voor de Oostenrijkse troepen. De Wacht van de stedelijke soldaten bleef behouden onder het Stadhuis. Men heeft er lang over gediscuteerd wie de ontwerper was van dit gebouw in Lodewijk XVstijl, maar het staat nu wel vast dat het kwam uit het brein van de “Meester-temmerman” David ‘t Kindt. Het dak werd bekroond met de Oostenrijkse Keizerlijke adelaar. Gedurende vele jaren was er een ambtenaar die speciaal belast was met het onderhoud van de Hoofdwacht. Zijn taak werd omschreven als “het gade slaen en cuysschen van den corpsde-garde en het uyttrekken van het gras op den
305
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:52 Pagina 306
De â&#x20AC;&#x153;Corps de Gardeâ&#x20AC;? 1739.
306
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:52 Pagina 307
Couter.” Tot 1867 bleef de Corps de Garde zijn militaire rol vervullen. Toen de Fransen hier binnenvielen werd de Oostenrijkse adelaar vervangen door een Franse ambtsgenoot. Maar deze moest later, op zijn beurt, wijken voor de fiere Belgische leeuw. Het was een traditioneel verzet voor de Gentenaars om dagelijks te gaan kijken naar het aflossen van de wacht. Zij waren bijzonder talrijk opgekomen om de laatste taptoe bij te wonen die plaatsgreep in 1867. Taptoe die door de Gentenaars regelmatig bestempeld werd als “Taf-Toe”, waarschijnlijk omdat dit woord voor hen gemakkelijker uit te spreken was. Van 1867 tot 1885 verleende het gebouw onderdak aan de Krijgsraad. Op het einde van de 19e eeuw besloot de Gemeenteraad het aanpalende gebouw aan te kopen en het te verenigen met de oude Hoofdwacht om er een nieuwe Handelsbeurs van te maken. Gedurende de oorlog van 14-18 werd de Beurs bezet door de Duitsers en fungeerde het als “Melde-Amt”. Alle mannen van 16 tot 45 jaar moesten er zich maandelijks aanmelden. Oudere Gentenaars zullen nog wel weten dat van 1940 tot 1945 de Dienst der Rantsoenering er in ondergebracht was. Aan de Gentenaars van vandaag zeggen de woorden “Hoofdwacht” en “Corps de Garde” niets meer, maar alhoewel het sinds lang niet meer gebruikt wordt als Handelsbeurs, blijft dit voor hen “de Buzze”. 29 november 1846 Eerste zitting van het Hof van Assisen in het nieuw Paleis van Justitie. 23 november 1855 Stichting in een herberg in de Corianderstraat (de Fauconnier) van de vereniging “Zonder Naam, niet zonder Hart”. Bij de stichting was een der doelstellingen “Het ondersteunen van schamele werklieden en vooral zulke werkers die aan eenig ongeluk komen.” Iemand aan wie men gevraagd had de vereniging zijn steun toe te zeggen, antwoordde: “Ik zie op die lijst geen enkele gekende naam”. Waarop men repliqueerde: “Wij zijn misschien zonder naam, maar toch niet zonder hart.” En dat werd meteen de naam van de vereniging. Haar lokaal was aanvankelijk in de Corianderstraat waar Leopold I, ter gelegenheid van een tombola, er in 1857 een bezoek bracht. In 1865 verhuisde men naar de “Sodaliteit”. Zij bleven daar tot in 1882. Na de W.O.I zaten zij op de Kalanderberg. In 1859-1860 financierden zij de bouw van een school die naar haar genoemd
307
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:52 Pagina 308
werd, maar die door de Gentenaars - ten onrechte - St-Machariusschool genoemd werd. In 1856 werden er aan 1.000 kinderen van de stedelijke bewaarscholen klederen uitgereikt. In 1883 richtten zij in het Lakenmetershuis en in 1887 onder het Stadhuis een volksrefter op waar werklieden hun noenmaal konden warmen en een plaats hadden om te eten. 23 november 1862 Geboorte van de kunstschilder Theo Van Rysselberghe. Hij werd geboren op de Huidevetterskaai als zoon van een aannemer. Meerdere van de zes kinderen uit dit gezin zouden een zekere bekendheid verwerven. Twee van zijn broers waren ingenieur, twee anderen architect: Charles, de Stadsarchitect, en Octave, die carrière zou maken in Gent, Brussel en Parijs. Theophile was een “achterkomerke”. Hij liet 7 jaar op zich wachten, maar werd de beroemdste van de familie. Na het Atheneum geeft hij de geplande studies van ingenieur op en hij laat zich inschrijven aan de Academie. Op zijn 18e neemt hij reeds deel aan het Gents Salon. Een jaar later exposeert hij in de “Cercle Artistique et Littéraire” en bekomt een reisbeurs. Theo is op zijn minst iemand die zich gemakkelijk verplaatst. Hij gaat wonen in Elsene en volgt lessen te Brussel bij Portaels. Niet voor lang, met zijn reisbeurs vertrekt hij naar Spanje en Marocco. Terug in België maakt hij er kennis met Emile Theo Van Rysselberghe 1862 - 1926. Verhaeren; zij worden vrienden voor Autoportret. het leven. In 1883 en 1887 zit hij in Marokko. In 1890 in Florence waar hij in opdracht van de Regering een kopie maakt van een figuur van Giotto. Twee jaar later woont hij in Nederland, maar ook daar voor niet lang. In de loop der daaropvolgende jaren kunnen wij hem vinden in Athene, Constantinopel, Bukarest, Budapest, Wenen, Berlijn, Londen, Moskou en St-Petersburg. 308
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:52 Pagina 309
U ziet het, hij had - zoals men in Gent zegt - “gíen zittend gat”. Hij gaat een tijdje in Brussel wonen, maar ook daar op verschillende adressen. In 1898 verhuist hij naar Parijs, maar in 1907 vinden wij hem toch weer op Jersey. In 1908-1909 trekt hij opnieuw naar Italië. Een jaar later laat hij zich door broer Octavo een villa bouwen in de Provence. Het werk van Van Rysselberghe? Dat kunnen wij u niet vertellen, u moet het zelf maar eens gaan bekijken in ons Museum voor Schone Kunsten (het loont de moeite) waar verschillende van zijn werken hangen, o.a. het groot doek “De Lezing van Verhaeren” waar men niet op uitgekeken geraakt. Ook nog een portret van Maurice Maeterlinck. Beide werken dateren van 1903. Theo Van Rysselberghe stierf op 14 December 1926. Op zijn ezel bleef een onafgewerkt portret van zijn vrouw achter. 29 november 1862 Geboorte van Maurice De Weert. Deze populaire advocaat, journalist en Schepen was getrouwd met de schilderes Anna Cogen. Hij was liberaal gemeenteraadslid van 1904 tot 1921. Was o.m. Schepen van Schone Kunsten en later van Onderwijs. In 1913-1914 Hoofdredacteur van “La Flandre Libérale” Toch wel merkwaardig dat meerdere liberalen die hier beschouwd werden als “franskiljons” in hun studententijd lid waren van “‘'t Zal Wel Gaan”. Hij heeft hier op verschillende plaatsen gewoond. Vroeger scheen men echt niet op te zien tegen verhuizen, want wij konden hem o.a. tegenkomen op de Bisdomkaai 6, de Kasteellaan 325, de Plateaustraat 43 en en op de hoek van de Godshuizenstraat, een straat die in 1946 trouwens naar hem zou genoemd worden. Hij had ook nog een buitengoed op Afsnee “Hof-ter-Neuve”, een oude hoeve van de Predikheren. Op 29 Maart 1918 werd hij, samen met Burgemeester Braun, door de Duitsers gearresteerd en naar Hannover gedeporteerd. Hij stierf op 7 Januari 1930. 23 november 1896 De Gemeenteraad bepaalt de huidige plaats voor de bouw van de nieuwe Nederlandse Schouwburg. 24 november 1073 Dood van Siger, de 29e Abt van de St-Baafsabdij. Hij vervulde deze functie van 1066 tot 1073. Onder de vorige abt was hij 309
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:52 Pagina 310
prior. Het was op zijn aanvraag dat de bisschoppen van Noyon en Cambrai hier de zaligverklaring van St-Macharius kwamen voorzitten. Hij werd begraven in de Abdijkerk. 24 november 1296 Stichting van het Klooster der Augustijnen. De Augustijnen kwamen zich in Gent vestigen in 1295 in een huis dat aan hun beschikking gesteld werd door Gerem Borluut. Huis “dwelc men heet ter Capellen, daar de Augustinen plaghen te wonen, staande up den ommekeer vander Steenstrata ter Ouderborechwaert”. Dit huis op de hoek van de Lange Steenstraat en de Geldmunt werd “ter Capellen” genoemd omdat het gelegen was nabij de St-Stephanuskapel. Zoals gezegd werd het klooster gesticht op 24 november 1296. Op deze datum verleende de Bisschop van Doornik de toestemming aan de Augustijnen een kerk en klooster te bouwen. Vóór deze datum hadden zij in Gent reeds een communauteit met een prior. In de stichtingsakte stond dat ze de Abt en de monniken van de St-Baafsabdij, alsook de pastoors van St-MichielsAkkergem steeds moesten eerbiedigen en zich in niets tegen hen verzetten. In 1298 was de kerk reeds geconsacreerd en was ook het klooster in opbouw. In 1409 waren reeds 3 vleugels aan hun gotisch klooster bijgebouwd. In de late Middeleeuwen vergaderden de dekens van de 53 kleine neringen op 15 augustus in de refter van de Augustijnen om er hun Hoofddeken te kiezen. Kerk en klooster werden een eerste maal vernield door de Beeldenstorm in 1566. Een 2e maal, en deze keer veel systematischer, in 1578. Kerk en klooster werden toen onteigend. Van het klooster maakte men een Calvinistische school. De refter werd verkocht aan een zekere Thomas Vander Crayen die er een herberg en bruiloftzaal maakte, genoemd “Het Craeyken”. De kerk werd tot op de grond afgebroken en de bouwmaterialen openbaar verkocht. De Augustijnen kwamen terug in 1584. Hun kerk bestond niet meer; van het klooster stond enkel de refter en de kapittelzaal nog recht. Zij maakten hun oud convent zo goed mogelijk bewoonbaar en de oude refter werd voorlopig in een kapel veranderd. In 1587 wordt Jan Cools de prior, hij zal ijveren voor de heropbouw. Dit gebeurde o.m. met de steun van het Magistraat en de familie Borluut. De kerk werd herbouwd in 1606 in gotische stijl. Zij openen hun gekend College in 1609. De herbouw van het klooster in renaissancestijl werd aangevat in 1621 en voltooid in... 1722. In 1737 trokken zij hun nieuw College op in barokstijl. (De latere Academie). Op 2 november 1796 werden de 25 paters en de 5 broeders 310
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:53 Pagina 311
Ingang van de Augustijnenkerk.
311
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:53 Pagina 312
uit hun klooster verdreven. Zij ontvingen een geldelijke vergoeding waarmee zij hun klooster terugkochten toen het openbaar verkocht werd op 25 December 1796. De officiële koper was Pater Volbracht. Het College was evenwel niet in de openbare veiling opgenomen en bleef eigendom van de Stad die er enige jaren later een Museum inrichtte en vanaf 1804 de Academie. De Augustijnen bleven uit hun eigendom verbannen en moesten het kloosterkleed afleggen. De kerk werd voor de goddelijke diensten heropend op 1 februari 1797, maar bleef een parochiekerk. In 1809 werd het klooster opgeëist als krijgsgasthuis. Zij kregen het serieus verwoest terug in 1810. In 1812 werden de muren van de grote tuin afgebroken en werd er een straat getrokken door de eigendom van de paters: de Zwaerdstraat, nu Academiestraat. Vanaf 1815 werd het klooster verhuurd om er katoenfabrieken in op te richten. Toen in 1827 een ervan er mee stopte konden enkele paters zich opnieuw vestigen langs de Academiestraat. De paters hernieuwden hun beloften in 1834 en in datzelfde jaar gaf Paus Gregorius XVI zijn toestemming tot het oprichten van een noviciaat. De andere fabriek langs de Lievekaai bleef bestaan tot 1838, wanneer in de nacht van 19 op 20 Januari een brand de fabriek en de kerk vernielde. Al de merkwaardigheden van de kerk gingen in de vlammen op. Dank zij de steun van gegoede lieden werd de kerk hersteld en op tweede Kerstdag (dag van de H.Stefanus) 1841 werden de goddelijke diensten er hernomen. Gedurende het heropbouwen van de kerk werden de diensten gehouden in de kerk van de Vrouwebroers. De laatst overlevende Vrouwebroer, Pater Materne, verkocht aan de Augustijnen de predikstoel en 8 prachtig gebeeldhouwde biechtstoelen die nu nog in de kerk staan. Er hangen ook nog twee schilderijen van De Craeyer. Men treft er eveneens het marmeren praalgraf aan van Charles Van Hulthem. Gedurende de oorlog van 14-18 werden er panelen van het Lam Gods verborgen achter een biechtstoel. 24 november 1559 “Den XXIVen dito was te Ghendt doot ghebeten de bewaerdere van den leeuwe ende dat van eenen beer.” 24 november 1784 De kloostergoederen van het in 1783 afgeschafte St-Barbaraklooster in de
312
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:53 Pagina 313
Savaanstraat worden openbaar verkocht. 24 november 1873 Eerste opvoering in Gent van “La Fille de Madame Angot”. 25 november 1569 Plechtige opening van het eerste Seminarie. Zie ook “Ghendtsche Tydinghen” -1999 - N° 4 - pp. 231-232 25 november 1623 Stichting van de “Blauwe Meisjesschool”. Blauwe meisjes waren weeskinderen die hun naam te danken hadden aan de verplichte kledij: een blauw jakje en een blauwe rok. Aan de origine ligt de afschaffing van het Rijke Gasthuis, anders gezegd de leprozerij. In het begin van de 17e eeuw was de melaatsheid in onze contreien vrijwel volledig verdwenen en in 1623 werd het gasthuis afgeschaft. De helft van de opbrengst der goederen dienden tot de opvoeding en het onderhoud van weeskinderen: de jongens kregen een onderkomen in een bijgebouw van het Geeraard Duivelsteen en de meisjes belandden in een oud steen in de Onderstraat, palend aan het Werregarenstraatje. Het beheer van dit weeshuis werd toevertrouwd aan 4 gegoede burgers die de giften inzamelden, de oversten benoemden en het reglement opstelden. De school ressorteerde onder de bevoegdheid van het Magistraat en werd bestuurd door een zogenaamde “moeder”. De aanvankelijke strakke regels verslapten in de loop der tijden en in 1806 was de toestand volledig uit de hand gelopen: diefstal en weerspannigheid waren er troef, zelfs de jongste pupillen zongen er losbandige liederen, er was geen vast uur voor opstaan en voor de maaltijden en enkele in dienst genomen meiden namen het niet zo nauw met de goede zeden. Zo kon het niet verder en de burgervrouw die verondersteld werd de instelling te besturen werd ontslagen. Van toen af kwam de school onder het toezicht van de Zusters van O.L.V. Visitatie, zij het dan ook dat onder de Franse bezetting zij de plaats moesten ruimen voor lekenpersoneel. Onder de leiding van de zusters werd de school beroemd voor zijn kantwerk en onder dezen die het sterk waardeerden citeren wij de Hertogin van Brabant, de Koningin van Engeland en de Keizerin van Frankrijk. Alles goed dus? Neen, toch niet. Enkele passages uit een rapport van een geneesheer aan de Commissie van de Burgerlijke Godshuizen in 1850: de meisjes zijn bleek en missen frisheid, ze zijn klein van postuur en nogal wat 313
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:53 Pagina 314
hebben kromme benen, andere vertonen afwijkingen van de wervelkolom. Belangrijke oorzaken zijn het gestel van de kinderen en de algemene hygiënische toestand in het huis. Het einde van de Blauwe Meisjes kwam er in 1864 toen zij versmolten werden met de Rode Lijvekens. 25 november 1660 Dood van de Pastoor van Ekkergem Michiel Zachmoorter. Hij werd geboren in 1582 in Deinze. Hij studeerde Theologie aan de Universiteit van Douai. Op 15 Maart 1606 werd hij priester gewijd in het Seminarie van Gent. Op 28 September 1607 werd hij benoemd tot Pastoor van St-Martinus. Hij deed zeer veel voor de heropbouw van Ekkergemkerk die erg toegetakeld was na het Calvinistisch Bewind. Hij ging hulp zoeken bij Albrecht en Isabella en bij het Stadsbestuur. Hij kreeg aldus de opbrengst van een speciale belasting op de wijn (een halve stuiver op iedere stoop, het zogenaamde stuyverke ten tappen”. 25 november 1700 Filips V wordt op de Vrijdagmarkt symbolisch geproclameerd tot Koning van Spanje. Deze kleinzoon van Lodewijk XIV werd geboren te Versailles in 1683. Hij regeerde van 1700 tot 1715. 25 november 1762 Verschijning van het Reglement “raeckende de Lanternen binnen de Stadt Gendt”. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 1974 - N° 2 - pp. 62-64 25 november 1792 Gans het Frans bezettingsleger woont op de Vrijdagmarkt het planten van de Vrijheidsboom bij, ter vervanging van het standbeeld van Keizer Karel. 25 november 1827 Geboorte van de beeldhouwer Antoon Van Eenaeme. Hij stierf hier op 5 Februari 1873. Heel wat werken van hem kunnen hier nog bekeken worden. Zo maakt hij borstbeelden van Professor Burggraeve, Gustave Callier, Jules de SaintGenois, Joseph Guislain.
314
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:53 Pagina 315
Hij ontwierp het graf van Prudens Van Duyse op het Campo Santo, ook het grafmonument van Hippoliet Van Peene. Verder nog een reusachtig beeld van Carolus Borromeus voor de kapel van het Seminarie. Hij ontwierp het beeldhouwwerk op de binnenkant van de ingangspoort van het Kerkhof van de Brugse Poort, waar hij trouwens begraven zou worden. Het werd na zijn dood afgewerkt door zijn leerling Isidoor Dubrucq die ook het portret-medaillon op zijn graf zou maken. 25 november 1862 De Burgerlijke Godshuizen verkopen het gewezen klooster der Alexianen aan Alfred Piers de Raveschoot voor de som van 107.625 fr. 25 november 1923 Opening van de “Ecole des Hautes Etudes”. Zoals de naam het duidelijk zegt was deze instelling franstalig. Zij bereidde studenten voor om in het Frans het examen “Geneeskunde” en “Rechten” af te leggen voor de “Jury Central” Zij leverde ook een diploma “Kunstgeschiedenis en Archéologie” af na een studiecyclus van vier jaar. Bij de opening waren er 81 studenten ingeschreven, verdeeld over Letteren en Wijsbegeerte, Wetenschappen, Handelswetenschappen en Kunstgeschiedenis. De stichting in 1923 kon beschouwd worden als een reactie op de komende vervlaamsing vaan de Universiteit, zij het dan ook dat de “Ecole” nooit een echte concurrent geweest is voor de Universiteit. Haar studieprogramma was trouwens te beperkt om als dusdanig te kunnen fungeren. Na de oorlog stopte men met de voorbereiding op het examen voor de “Jury Central”. Er werden nog wel enkele cursussen gegeven, maar de voornaamste activiteit bestond in het geven van conferenties. De aanvankelijke animositeit tussen de Universiteit en de “Ecole” stompte geleidelijk af en na de oorlog kwam er zelfs een duidelijke vorm van samenwerking. Studenten van de Universiteit, voornamelijk deze in de Romaanse Filologie, kwamen er conferenties en bepaalde cursussen bijwonen. Een Professor van de Universiteit werd opgenomen in de Raad van Beheer en het programma der activiteiten werd gezamenlijk opgesteld. Een gelukkige evolutie dus. De “Ecole des Hautes Etudes” was een begrip in Gent en iedereen kende het lokaal op de Korenlei waar de “Ecole” meer dan 60 jaar huisde. Dit groot neoclassisistisch herenhuis was een geschenk van de Antwerpse zakenman Robert Werner van de firma Bunge. Merkwaardig in dit gebouw is de
315
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:53 Pagina 316
Ecole des Hautes Etudes Interieur.
316
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:53 Pagina 317
prachtige hal in rotondevorm met beelden, een ijzeren trap en een caissonzoldering. In 1989 werd het gebouw verkocht aan een bouwpromotor die er appartementen en kantoren bouwde, iets wat niet bepaald ten goede kwam aan het stadsgezicht van de Korenlei. De sterk verminderde activiteiten gingen daarna door in de “Cercle Artistique et Litteraire” op de Recollettenlei. 25 november 1932 Opening van de Cinema “Capitole”. 25 november 1934 Dood te Dendermonde, na een hartaanval, van Arseen Goedertier, de man die het geheim van de bergplaats van “De Rechtvaardige Rechters” meenam in zijn graf. Gesproken van een man die voor sensatie zorgde.... Hij werd geboren te Lede op 23 December 1876. Koster, Directeur van de Tekenacademie van Wetteren, wisselagent, bankier, administrateur van firma's die failliet gingen, oplichter, etc. Hugo Collumbien
317
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:53 Pagina 318
VERGETEN GENTSE SCHRIJVERS: ROBERT MUSSCHE
(Wondelgem 1912 - Baai van Lübeck 1945)
Robert Camiel Mussche werd geboren te Wondelgem in 1912, hetzelfde jaar als zijn goede vriend Johan Daisne. Zijn ouders waren door de zwakke gezondheid van de vader zeer arm en woonden op de F. Ferrerlaan in een houten noodwoning (ondertussen al vele jaren verdwenen). Zijn ziekelijke vader Auguste Alphonse, die ook vaak werkloos was, bakte samen met zijn vrouw Frieten, die werden verkocht in een frietkraam in de Wondelgemstraat. Een eind verder woonde Dora Mahy en samen hebben ze interessante briefjes gewisseld. Robert was een uitmuntende leerling en kreeg de gelegenheid om te studeren aan het Atheneum te Gent, waar hij Johan Daisne leerde kennen. Ze raakten zo goed bevriend dat ze altijd samen waren: zondagsmiddags gingen ze geregeld naar de bioscoop en ze maakten lange wandelingen langs de Leie. Ze zijn ook samen naar zee geweest. Hij behoorde op school tot de beste leerlingen van de klas en terwijl de andere jongens nog indianenverhalen lazen, kende hij al Marx en had hij alle Zola’s gelezen die de boekerij “Vooruit” in de Bloemekenswijk rijk was. In zijn kamertje stonden de borstbeelden van Karel van de Woestijne en Marx broederlijk naast elkaar... zoals die nu bij zijn dochter Carmen staan. Na de derdes moest hij van school af om broodwinner voor zijn ouders en broertje te worden. Op voorspraak van de studieprefect Feytmans werd hij bediende bij de Nationale Bank van België naast het Geeraard de Duivelsteen. Op zijn zeventiende begon hij gedichten te schrijven. In de tweede helft van de jaren dertig heeft hij, onder invloed van Musset, Multatuli, François Coppée en Lamartine zijn mooiste verzen geschreven. Nog tijdens zijn legerdienst -hij haatte uniformen en droeg met oprechte overtuiging liet kentekentje van de anti-oorlogsliga- begon hij op eigen houtje Engels en Spaans te leren in de English Club. Ook daar was hij de beste leerling van de klas. Hij speelde toen met de gedachte uit te wijken naar ZuidAmerika omdat de reusachtige wouden, de door de zon vergulde rotsvalleien en de geschiedenis van de oorspronkelijke bevolking en haar heroïsche ondergang een grote aantrekkingskracht op hem uitoefenden. Hij informeerde alvast hij professor Amaat Burssens hoe hij daar kon komen. 318
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:53 Pagina 319
In 1930 bracht Johan Daisne de vakantie door hij het gezin van Gerard Ceunis in Engeland. 1 let jaar nadien werd Roteert Mussche uitgenodigd en net zoals zijn vriend Johan Daisne raakte hij verliefd op de mooie dochter Vanna. Maar Johan Daisne liet ongeschreven rechten gelden dat hij de eerste was. Een tweede kleine aanvaring kwam er later. toen Daisne in zijn roman Aurora een personage had neergezet waarvoor Robert model stond. Robert kon geen vrede nemen met het zielige en ziekelijke personage en voelde zich diep gekwetst. Later werd alles uitgepraat en verklaarde Johan zich door te verwijzen naar de subtiele overgang tussen “Wahrheit und Dichtung”. Robert Mussche schreef onder het pseudoniem Rudo Reyniers. In 1936 verscheen de gedichtenbundel Oase, samengeteld en ingeleid door Paul De Ryck. Nog in hetzelfde jaar werd hij ook opgenomen in Met veertien jonge dichters, uitgegeven door De Vlaamse Gids. Ook in het In memoriam boek van Johan Daisne zijn heel wat gedichten van hem te lezen. In de jaren van de burgeroorlog is hij uit idealisme en omdat hij het rechtvaardig achtte naar Spanje getrokken, of liever, daar door de krant Vooruit als verslaggever heen gestuurd. Jammer genoeg is het valiesje dat heel zijn correspondentie uit die periode met o.a. Ernest Hemingway, André Malraux, La Passionaria e.a. bevatte, verloren gegaan. Carmen bezit wel nog zijn verzameling foto’s, o.a. van bombardementen op steden en dorpen en andere oorlogsverschrikkingen. Terug in Gent onderwees hij iedere zondag 61 Spaanse kinderen in hun eigen taal in de stadsschool Spanoghe in de SintLievenspoortstraat. (Ik heb zelf ook heel wat herinneringen aan die lagere school omdat ik er tienjaar later van het derde tot het zesde studiejaar op de banken heb gezeten.) In diezelfde periode verbleef er hij hem thuis op de Ferrerlaan een Spaans pleegmeisje, Carmen heette ze. waar heel het gezin zeer aan gehecht raakte, maar dat na de burgeroorlog verplicht was naar haar land terug te keren. Inmiddels was Robert Mussche gehuwd met Maria Op de Beeck en verhuisde hij naar de Paul Fredericqstraat 73, de vroegere woning van Paul De Ryck. Toen in 1942 het dochtertje van Robert Mussche geboren werd, heette hij haar ook Carmen. Robert Mussche was tijdens de Tweede Wereldoorlog lid van het Onafhankelijkheidsfront en werkte samen met Achilles Mussche -geen familie!- aan de samenstelling van het clandestiene blad het Belfort. Toen het hier in Gent te gevaarlijk werd voor hem. week hij uit naar Brussel. Ook daar had hij nog enkele geheime ontmoetingen met Johan Daisne. In 1944 werd hij gearresteerd en, lijdend aan TBC als gevolg van een zware verwonding opgelopen hij het begin van de oorlog in de buurt van Antwerpen. met de laatste deportatietrein als politiek gevangene naar Neuengamme overgebracht. Negen maanden heeft hij in het kamp doorgebracht Hij werd er, zoals hij dat
319
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:53 Pagina 320
ook in België had gedaan, de ziel van het georganiseerd verzet. Sterker nog: hij bestuurde er ook de Duitse ondergrondse opstandelingen. Gesterkt door zijn bezieling zag hij er beter uit dan op vooroorlogse foto’s. Zijn levenseinde was bijzonder tragisch. In de laatste dagen van april 1945 werd de hele kampbevolking, na een vreselijke 10-daagse dodenmars. in schepen opgeladen om onder bewaking van SS-ers naar Lübeck te worden gebracht. Door de uniformen van de SS-ers misleid hebben geallieerde vliegtuigen de boten in de haai van Lübeck gebombardeerd en het grootste deel van de opvarenden is omgekomen. Ook Robert Mussche. Jan Everaert uit Gent is een van de weinigen die zich door urenlang zwemmen heeft kunnen redden en heeft kunnen getuigen van het overlijden van Robert Mussche. "Een van mijn vroegste herinneringen was het steeds maar wachten op je terugreis, papa... Telkens er een konvooi politieke gevangenen terug uit Duitsland kwam, ging ik aan de hand van mama naar het Sint-Pietersstation. Ik was ongeveer 3 .jaar. Je was er nooit hij. de hel heeft je niet meer losgelaten. En toch heb je me nooit verlaten, mijn hele leven was je me zeer nabij... Je dochter Carmen. Gelukkig draagt zijn dochter Carmen zeer veel zorg voor alles wat haar vader haar heeft nagelaten: zijn handschriften, zijn bibliotheek, zijn bureau, zijn briefwisseling met o.a. de volledige briefwisseling met Johan Daisne. De brieven die Johan Daisne van Robert Mussche heeft ontvangen berusten in het AMVC te Antwerpen. Bron: Johan Daisne In memoriam Robert Mussche (Rudo Reyniers. 19121945), Aug. Vandeweghe, Gent, 1946. Aangevuld met gegevens me door Carmen Mussche en Dora Mahy mondeling medegedeeld. Daniël Van Ryssel
320
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:53 Pagina 321
BIBLIOGRAFIE
Bij Snoeck verscheen “Nieuwen Bosch 1810-2010.” Het gaat dus niet over de historiek van de Abdij, want daarvoor moeten wij teruggaan naar de Middeleeuwen. Het was in 1215 dat er in Lokeren een vrouwenabdij gesticht werd met de steun van Johanna van Constantinopel. Maar aangezien deze locatie verre van ideaal bleek te zijn, werd er in 1246 een nieuwe gebouwd in Heusden. Na 1584 werd ook Heusden verlaten en er werd een nieuw klooster gebouwd in de Groene Hooie in Gent. Dit boek gaat dus niet over het klooster, maar wel over de school die hier in 1810 gesticht werd door de inmiddels heilig verklaarde Julie Billiart, Soeur de Notre Dame de Namur. Een school die kan geklasseerd worden onder de “ankerpunten” in Gent, iets dat men altijd gekend heeft en vergroeid is met de stad. Tussen haakjes gezegd, oude Gentenaars hebben het gewoonlijk over den “Nonnenbos”. De 200-jarige geschiedenis van een school kan niet ondergebracht worden in een dunne paperback, het is dus een lijvig boek geworden van een formaat van 21,5 x 28 cm. dat 192 bladzijden telt. Een interessant hoofdstuk is dit waarin tal van oud-leerlingen herinneringen ophalen uit hun schooltijd. Wat de aantrekkelijkheid van het boek verhoogt zijn de zeer talrijke foto’s, hoofdzakelijk in kleur. Wij telden er een 300-tal. De prijs bedraagt 32 Euro. Voor de meeste oud-leerlingen, voor wie dit boek een absolute must zou moeten zijn is deze prijs hopelijk geen bezwaar. Te kopen in de school. De recensie van kunstboeken past niet in het kader van “Ghendtsche Tydinghen”, maar deze keer konden wij moeilijk voorbijgaan aan de publicatie door het Mercatorfonds van “Gustaaf Van de Woestijne”, de kunstschilder en de jongere broer van Karel. Dit ter gelegenheid van de tentoonstelling, gewijd aan dit thema, die doorging in het MSK van 27 Maart tot 27 Juni 2010. En aangezien Gustaaf toch een echte Gentenaar was, een kort woordje over dit volumineus kunstboek. Het bevat, buiten diverse foto’s, meer dan 200 reproducties van werken van Gustaaf Van de Woestijne. Het meet 24,5 x 29,5 cm., telt 255 bladzijden en kost 39 Euro, wat zeker niet abnormaal is voor een dergelijk kunstboek. Te bekomen in de handel en wij veronderstellen ook in het Museum voor Schone Kunsten. H.C. 321
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:53 Pagina 322
LEZERS SCHRIJVEN ONS
Brief van de heer A.K. Evrard: “Een kleine reactie en aanvulling op “Wonen onder een kerk”. Nu op mijn 87e herinner ik me nog goed dat achter en onder Sint-Pieterskerk niet alleen het Sabattini Mime-Theater was van Marcel Hoste (met als voorbeeld en inspirator de Fransman Marcel Marceau), maar dat Hoste die ook kunstschilder was, er nog tentoonstellingen hield. Ik ben er o.a. nog op een opening door Prof. Paul De Keyser geweest (dat was met de toen bestaande vereniging “De Vrienden van Oud Gent”). Hoste schilderde bij voorkeur clowns, maar ook vrouwen- en kinderportretten.” Brief van de heer Gaston Poelman: “Betreft artikel over de pest van Pierre Kluyskens. Bij mijn weten werden de pestlijders in een zaal ondergebracht en als er een niesde werd die uit de zaal verwijderd omdat hij genezen was. Men riep de zieke toe “Gezondheid”, wat tot heden nog gebruikt is, doch aan het uitsterven is. Bij een niesbui zal men u toeroepen “Weg gij met uw vuile microben”. Ik heb geen vermoeden waar ik deze “wetenschap” heb opgevist en hoop er u mee van dienst te zijn. Verder veel succes met G.T.”
322
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:53 Pagina 323
HET KRONIEKJE VAN EEN OUDE GENTENAAR
Vandaag met de K. Kaduuk: In slechte staat. Kapot. Kakschole: Kleuterschool. Kakske: Iets van weinig betekenis, dat niet goed is, geen succes heeft. “Da tonielstuk was maor ‘n kakske”. Kalant: Klant. Kolissebruud: Réglisse. Kolissenhijt: Zoethout Kalle: Domme vrouw. Ook Kallemoeie. Een gloeiende kalle. Kalveke Mozes: een dommerik. Kameraod Schaovelijnk: Gemeenzaam voor iemand wiens naam men niet kent of hem vergeten is. Kanegeluk: het laatste gedeelte van de inhoud van een kan (meestal koffiekan). Uit de Kapelle klappe: Iets onthullen, iets naar buiten brengen dat in feite confidentieel was. Kapittel: deel van bvb. een appelsien. Kaberdoeske: een cafeetje van een verdacht allooi. Kriebelmuite: een hoerenkotje. Kassijne: kozijn van een venster. ‘t Katse van de bende: de aanvoerder. Kazak: Overjas met wijde mouwen. Zijne kazak draoje: in de politiek van partij veranderen. Keikop: een koppigaard. Kemelzîeke: Ammoniak. Kerrekole: Caracole. Iemand ne Keu vlechten: iemand foppen of bedriegen. Keuntse: een wild konijn. Kèze: een van de vele uitdrukkingen voor een oorveeg. Kiekhoest: kinkhoest. Kènkee: Quinquet. Kilo: een dommerik. Klakpotter: een huisschilder. Meestal in denigrerende zin, een slechte schilder. Klappe: Spreken, ik klappe mijn Gèns. Klavette: een spie.
323
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:53 Pagina 324
Klippel: Ne klippel lekkerkoeke. Een stuk peperkoek van de het formaat waarin het normaal verkocht wordt. Kloef: een holleblok. Klof: Juist. ‘t Zit er klof op. Het zit er vlak op. Kluut: Kloot. Met de uitdrukkingen waarin dit woord voorkomt kunnen wij ettelijke bladzijden vullen. Kluit: 10 centiemen. Kneukel: Naast de naam van een oud gebak, een dommerik. Knoensel: Enkel. Kope: een spin. Konkelfoeze: Iets in het geheim beramen. Kontekletser: een habijt. Kooldraogerscognac: verdunde genever. Krim de glas: IJsroom. Kreejon: Potlood. Kruit: krijt. Van Kromme ‘n aos gebaore: doen alsof men iets niet weet, veinzen. Kurtewaoge: Kruiwagen. Kuifel: een dommerik. Kíete: Een kruik, De kuit. Kuste: Korst. Kwáoperte: Een kapoen, een deugniet. (Van kinderen). Kwikkelen: Krakelen, kijven. Kwistenbiebel: Iemand die niet ernstig te nemen is. ‘t Krulleke van ‘t stirtse ès ‘t fatsoen van ‘t hondeke. Van zijne Kaba zijn: Van streek zijn. Even niet goed weten wat men moet doen. Ne kader sláon: een fout maken. Kadijl van d’helse duvels: een overdovend geluid. 't Zal in eu Keele schiete: Ge zult er naast pakken. ‘n Kerre te gruut: Veel te groot. Bv. als men een kledingstuk past dat enkele maten te groot is. Legge, gelijk de Kiekes: Tegen iemand die u iets moet betalen. Hij ‘n Kieptege gîen woord: hij zweeg. ‘t Kiske of ‘t koleke uitbláoze: Moeten boeten voor een ander, voor iets dat men niet gedaan heeft. Of den duvel hèwt de Kisse: Trots alles. Da ezu ne Kop op ‘n virke stond, ‘k ate van ze leve gîen huuflakke ne mîer. Kwèst: Kwest zal 'tij kome: Twijfel of iets zal gebeuren. 't Es wàor, op ne Kletskop stáot er gîen háor. Hugo Collumbien 324
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:53 Pagina 325
OUDHEIDKUNDIGE KRONIEK
In de jaren ‘20 van de vorige eeuw publiceerde Alfons Van Werveke in de “Gazet Van Gend” de hier onderstaande twee stukjes.
Wellington tegen het “Journal de la Flandre” 25 Juli 1817 schreef Wellington, de held van Waterloo, aan den prokureur des konings te Cent, dat hij een proces voor laster inspande tegen den uitgever van het “Journal politique, administratif, judiciaire, commercial en litéraire de la Flandre orientale et occidentale”. Dit blad, waarvan het eerste nummer 12 April 1816 verscheen, gaf zijn laatste nummer einde April 1818 uit. Tot opstellers had het achtereenvolgens Lallemant en Rioust, en het telde onder zijn medewerkers Azais, Béry de StVincent, Cauchois Lémaire, Wallez, abt De Feere, advokaat Donny, Cornelissen, enz. Rioust was een Franschman, naar België gevlucht om een uitgave, door de Fransche regeering van Louis XVIII aangeslagen. Het blad had dus weinig genegenheid voor het bewind, dat na den slag van Waterloo aan het roer was gekomen en minder nog voor Engeland. 14 Juli 1817 verscheen een naamloos stuk van een Parijschen briefwisselaar, Alexandre d’Ivry, waar o.a. in te lezen stond: “Parijs: De heer De Bru, intendant van Martinique, zijn gezag te buiten gegaan zijnde door verschillende officieren in de boeien te slaan en naar Frankrijk te zenden onder voorwendsel van bonapartisme, zoo heeft het ministerie in zijn politiek, geoordeeld dat het betaamde hem te vervangen, en de “Quotidienne” had de benoeming van den heer Esmangard aangekondigd. Een bevel van het ministerie van politie schrijft voor dit nieuws niet te verbreiden. Men is van gevoelen dat, aangezien de heer De Bru de kolonie zeer goed bestuurt ten voordeele van een vreemde regeering, lord Wellington heeft verlangd hem in zijn ambt te behouden. Er is niets meer noodig om hem in zijn eervolle bediening te laten”. Het blad liet dus verstaan, dat Wellington zich bemoeid had met het inwendig bestuur van Frankrijk. “Wellington, prins van Waterloo” schreef 25 Juli 1817 aan den procureur des konings te Gent: “Dit artikel raakt mij in mijn eer; het kwetst de hoedanigheid, waarmede ik ben bekleed niet minder dan mijn principes. Het is dus mijn plicht een aanklacht in te dienen”. Gedurende het onder325
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:53 Pagina 326
zoek, dat volgde, verklaarde de uitgever, het handschrift niet meer te hebben en hij weigerde den naam van den briefwisselaar te doen kennen. Hij werd geroepen voor de rechtbank te Gent voor laster bij middel van de pers. De hertog van Wellington eischte 10.000 gulden schadeloosstelling en het recht het vonnis ten getale van 2000 afdrukken te verspreiden ten koste van den uitgever. De zaak werd 1 September 1817 bepleit. De procureur eischte de veroordeeling van den uitgever tot één maand gevangenisstraf, 300 gulden boete en berooving van zijn burgerrechten gedurende vijf jaar. 7 September verklaarde de rechtbank Wellington’s vraag niet ontvankelijk. De hertog en het openbaar ministerie gingen tegen dit vonnis in beroep. De zaak, voor het verbrekingshof te Brussel gebracht, sluierde wat uit. 9 Juli 1818, hield het hof van verbreking zich met het geding tegen het “Journal” bezig. Daar de uitgever aan Wellington geschreven had om hem een vergelijk voor te stellen, zoo verklaarden ‘s hertogs advokaten wel te willen toestemmen de zaak uit te stellen tot wanneer de beschuldigde antwoord had gekregen, maar ze voegden er aan toe, dat het voorstel dan alleen kans tot aanneming kon hebben, als de naam van den schrijver van het artikel zou bekend gemaakt worden. 27 Juli 1818 veroordeelde het hof van verbreking den uitgever van het “Journal” tot één maand gevangenisstraf, het verlies van zijn burgerrechten gedurende vijf jaar, 25 gulden boete en de kosten van twee gedingen; daarbij mocht het vonnis gedrukt en aangeplakt worden ten getale van 500 afdrukken op de plaatsen door Wellington aan te duiden binnen de grenzen van het koninkrijk. Een van onze groote rechtsgeleerden heeft zich destijds beziggehouden met het geding Wellington-Journal de la Flandre. De veroordeling scheen hem toe “onverdiend en niet te rechtvaardigen”, onder andere “omdat de elementen van den laster ontbreken”. Hij eindigt zijn opstel met “zijn spijt uit te drukken dat de luister van een grooten naam de rechters van Brussel heeft verblind en dat ze de weegschaal van het gerecht niet met vaste hand hebben gehouden en rechtvaardig hebben geoordeeld in een zaak tusschen den machtige overwinnaar van Waterloo en den nederigen drukker van Gent”. Met de wetenschap van de rechten en de wetten zijn wij niet vertrouwd, maar, als elkeen, oordelen wij de daden van anderen. Wij deelen de meening niet van den rechtsgeleerde. Het vervolgde opstel schijnt ons toe duidelijk te zeggen dat Wellington zich bemoeit met de binnenlandsche zaken van Frankrijk. Dat belet ons niet van oordeel te zijn, evenals de rechtsgeleerde, dat Wellington beter hadde gedaan geen vervolging in te spannen.
326
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:53 Pagina 327
Overblijfsels van de vestingen Het plaatsen van de buizen voor het Bockwater heeft de grondvesten blootgelegd van de vroegere vestingen vóór den grooten ingang van SintMaartenskerk op Ekkergem. Ze dagteekenen van 1578. Ze bestaan uit een mengsel van baksteen en van Doorniksche blauwe steen, gelegd in een zeer harden mortel met veel kalk bereid. Buitengewoon sterk is dat bouwwerk, zoodat men het slechts met groote moeite kon doorbreken. Destijds waren de vestingen zeer hoog vóór de kerk, en ‘t is alzoo, dat men moet uitleggen, hoe de vloer der kerk zooveel hooger ligt dan de straat, evenals de dorpel der eerste huizen van de Ekkergemstraat en van de Ekkergemlaan. De vestinggracht lag aan de buitenzijde van de huidige laan en is pas vóór een vijftigtal jaren geheel verdwenen. Heel de vesting heette men bolwerk en ‘t is van dat woord dat het Fransche boulevard komt. Alfons Van Werveke
327
Binnenwerk juli-augustus_September binnenwerk OK 5.0 24/06/10 16:53 Pagina 328
DIT BESTAAT NIET MEER
De bomen op de Charles de Kerchovelaan.Toen bomen niet moesten wijken voor autoâ&#x20AC;&#x2122;s. Foto genomen op 12 Augustus 1962.
328
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:38 Pagina 329
GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring Gent V.Z.W. 39e jaargang nr. 5 september - oktober 2010
Inhoud - Pierre Kluyskens: Karel de Stoute. - G. Van den Gheyn: Inventaire Archéologique: Houten Christus. - G. Desmet - R. De Vriendt-Mores: Charles Gevaert en de bestrijding van de kroep. - Luc Devriese: Ghendtsche toestanden: Opkomst en verspreiding van gas- en elektrisch licht. - Erik De Keukeleire: De Wintervelodroom in het Citadelpark. Deel III en slot. (1934-1941). - Daniël Van Ryssel: Minder bekende en/of verdwenen locaties: Gloeikousjesfabriek Schultze Korianderstraat. - Hugo Collumbien: Gentse Memoriedagen: 26-27-28-29-30 November. - Robert Smet: Onder de Gentse computeramateurs. - Daniël Van Ryssel: Vergeten Gentse schrijvers: Nojorkam. - Documentatiecentrum: Werking van de Bibliotheek in 2009. - Bibliografie. - Vraag en Antwoord - Lezers schrijven ons. - Hugo Collumbien: Kroniekje van een oude Gentenaar. Vandaag met de L. - Dit bestaat niet meer: Bomen op de Citadellaan.
329
330 348 350 360
376 395
398 412 413 415 416 420 424 426 428
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:38 Pagina 330
KAREL DE STOUTE
Op 13 juni 1467 was de oude en verlamde Filips de Goede de “Grote Hertog van het Westen”, in zijn paleis te Brugge gestorven, en op hetzelfde ogenblik, zoals de traditie het wil, ging van rechtswege het gezag over op zijn zoon Karel van Charolais, de vurige en eerzuchtige Karel de Stoute, die in feite, sedert maanden, in zijn hoedanigheid van luitenant-generaal, dit gezag in Vlaanderen en Bourgondië uitoefende. De Grote Hertog van het Westen hadden de Gentenaren nooit in hun hart gedragen: zijn uitzonderlijk lange regering, bijna ‘n halve eeuw, was voor het fiere Gent gekenmerkt geworden door te vele moeilijkheden, opstanden en vernederingen, en de smadelijke nederlaag die de Gentse milities in 1453 in de vlakte van Gavere hadden geleden, was een wonde geweest die geen enkel later gebaar of verzoeningsdaad had kunnen helen. En nochtans gingen, bij de dood van Filips, omdat de sentimentele banden tussen Vlaanderen en Bourgondië, in deze XVe eeuw, ondanks alles, toch hecht gebleven waren, al de klokken van de fiere Arteveldestad aan het luiden: ”ende men luude al Ghendt duere, ghelyck men pleecht up Alderzielen dach” en de overheden, de neringen, de notabelen trokken ter uitvaart “al in ‘t zwarte offerende”. De Hertog is dood, leve de Hertog! In hun zwart gewaad gehuld, begroeven zij een groot staatshoofd en meteen ook een tijdperk, want voor hen, zoals voor de 34-jarige hertog Karel, ging ‘n nieuw tijdperk uit de geschiedenis open en beiden hoopten op dat ogenblik, in volle oprechtheid, dat het in de verhoudingen Hertog-Gent een periode van vrede, voorspoed en verstandhouding zou worden. Gent kende toen reeds een jeugdige hertog, het wist dat hij een van de moedigste, van de dapperste en ook een van de meest vermetele, ambitieuze en opvliegende prinsen van het Christendom was, maar het dacht dat deze hoedanigheden en gebreken, die best pasten bij het woelige Gents karakter, van aard waren om banden van vriendschap en genegenheid te smeden. Nog voor hij de grafelijke en hertogelijke waardigheid mocht bekleden, was Karel een legendarische figuur in Vlaanderen. Had hij niet de machtigste koning van Europa, de verraderlijke Lodewijk XI te Monthléry verslagen en hem op 5 oktober 1465 de Vrede van Gonflans opgedrongen? Gent zag hem met Middeleeuwse ogen, en had uitbundig gejuicht wanneer de overwinnaar van het rumoerige Luik en van de koning van Frankrijk in november 1465 op de Vrijdaghmarkt een “schoon steecspel” was komen hou-
330
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:38 Pagina 331
den, doch Karel van Charolais bekeek toen reeds de Gentse stede met ogen die op de toekomst waren gericht. Middeleeuwer was Karel nog enkel door zijn geboortedatum - hetzelfde jaar als Hans Memling - doch zijn droom, een zeer realistische droom, was, tussen Frankrijk en Duitsland, een machtige bufferstaat te vormen, waarborg voor een duurzame vrede in Europa. Zijn te korstondige regering - niet eens tien jaar - belette hem van dit groots politiek opzet een werkelijkheid te maken die Europa wellicht gedurende eeuwen, door het tot stand komen van die “derde macht” de gewenste evenwichtsfactor, van oorlog en vernieling had gevrijwaard. Het eerste officieel contact van de nieuwe hertog met de hoofdstad van het graafschap Vlaanderen waar hij, naar ancestraal gebruik, zijn Blijde Intrede moest doen, dreigde de mooiste plannen en dromen in ‘t honderd te sturen. Waarschijnlijk ware alles perfect gelopen indien men aan beide zijden, niet zo veel haast aan de dag had gelegd: Karel wilde onmiddellijk tot de plechtigheid van de Blijde Intrede overgaan, omdat hij het ijzer wilde smeden, terwijl het nog heet was en geen soort interregnum kon dulden, terwijl de Gentenaren dachten dat nieuwe messen best snijden, dat de hertog zich in de eerste dagen van zijn regering inschikkelijk zou aanstellen en derhalve zou ingaan op de smeekbeden van hun stad. Het was een lange litanie die zij zouden voordragen: amnestie en vergiffenis voor de bannelingen van 1453, afschaffing van de hatelijke “cueillote”, heropenen van de stadspoorten die sedert de nederlaag van Gavere, elke donderdag moesten gesloten blijven. In gemeen overleg werd de Inhuldiging op zondag 28 juni, dus nog geen veertien dagen na het overlijden van Filips de Goede, vastgesteld, daags voor de feestdag van de HH. Petrus en Paulus. Men had echter een zeer belangrijk feit uit het oog verloren: op die bewuste zondag 28 juni 1467, zou de jaarlijkse processie van St. Lieven, met haar dui-
331
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:38 Pagina 332
zenden bedevaarders naar St. Lievens-Houtem trekken en op 29 juni in de namiddag zouden de inmiddels vrij rumoerig geworden deelnemers terug in Gent zijn. Deze processie was in het leven van de Gentenaren een gebeurtenis van uitzonderlijke betekenis. De relikwieën van de heilige werden plechtig door de stad gedragen en duizenden mensen vergezelden de geestelijken, de banieren en overheden naar het klein dorp, brachten de nacht door in de weiden en bossen en keerden pas daags nadien terug. Aanvankelijk geschiedde zulks zeer devoot en plechtig. maar weldra werd het een buitenkansje voor al wie eens de bloemetjes wou buitenzetten: de processie ontaarde in dronkenschap, misbruiken en allerhande buitensporigheden. De geestelijkheid kwam tevergeefs tegen die wantoestanden op en zelfs toen in 1442 afgekondigd werd dat, a1 wie zich onzedig zou gedragen, in de ban van de kerk zou worden gedaan, kwam er geen einde aan de ongeregeldheid, losbandigheid en het schandelijk gedrag van sommige bedevaarders. Karel V zou in 1540 de processie gewoonweg verbieden. De overheden hadden in 1467 moeten vrezen dat de terugkeer van deze opgehitste menigte een zeker gevaar voor wanordelijkheden zou kunnen daarstellen op een ogenblik dat het Gentse volk feestvierde en dat men met de graaf aan ‘t onderhandelen zou zijn over de teruggave van zekere rechten en voorrechten aan de stad. Alles gaf ten andere de indruk dat men overhaastig te werk was gegaan en dat men heel wat op het laatste nippertje had geïmproviseerd. Vergezeld van een talrijk gevolg edellieden, grafelijke ambtenaren en politieke raadgevers, had Karel de Stoute op 26 juni Brugge verlaten, doch te Deinze aangekomen, kwamen afgevaardigden van Gent hem vragen aldaar nog een tweetal nachten te willen doorbrengen, omdat zij niet klaar geraakt waren met het feestprogramma. Dat was de eerste kink in de kabel: de eerste inbreuk op het protocol. Karel stoorde zich weinig aan het verzoek van de Gentenaren en zette ‘s anderdaags zijn weg voort naar Zwijnaarde waar de Graaf, naar een eeuwenoude traditie de nacht moest doorbrengen op het kasteel van de abt van Sint-Pieters. Toen hij het dorp bereikte, kwam men hem vergiffenis smeken voor 365 personen die na de Vrede van Gavere door zijn vader verbannen werden en voor andere “wettelooze lieden”, samen 784 ongelukkigen die zich in de omliggende akkers en struiken verscholen hielden, in afwachting dat over hun lot werd beslist. Hun hoop was groot, want zelden had een prins of graaf, bij zijn Blijde Intrede, gratie en genade geweigerd. Karel beloofde de zaak nog dezelfde avond te zullen onderzoeken en daags nadien zijn beslissing kenbaar te maken.
332
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:38 Pagina 333
Of het op zondag 28 juni een heerlijk zomerweertje was, hebben de kroniekschrijvers ons niet verteld; zij doen het ten andere zeer zelden en men mag er wel uit afleiden dat het toen gewoonlijk mooi weder was in de zomer. Wat wij wel weten is dat duizend bedevaarders op die dag de relikwieën door de stad vergezelden om dan langs de St. Lievenspoort naar St. Lievens-Houtem in te zetten. Er bleven echter nog duizenden Gentenaren en mensen uit de omliggende dorpen en steden te Gent om de hertog bij diens Blijde Intrede toe te juichen. Om 8 uur verliet Karel het kasteel van Zwijnaarde, na eerst vergiffenis aan de bannelingen te hebben geschonken en het moet een surrealistisch schouwspel geweest zijn de hertog en zijn gevolg te paard “met meest al zynen edelen, in grooten ghetale ende al in ‘t zwarte” te zien optrekken gevolgd van de 784 in lompen gehulde maar dolgelukkige mensen die voor het eerst sedert 14 jaar hun stad en familie zouden terugzien. Zij stapten mede achteraan in de stoet, “besloten in ‘n groot touw”. Aan de Petercellepoort gekomen wierp een Dominicaan, Pater Nikolaas Bruggeman zich op de knieën voor de hertog om de genade af te smeken voor de stad en o.m. te vragen dat de poorten opnieuw elke donderdag zouden mogen geopend worden. Degelijke vraagstukken werden gewoonlijk door afgevaardigden van de stad en van de graaf op voorhand besproken en opgelost, zodat op het ogenblik van de Inhuldiging al de moeilijkheden uit de weg waren geruimd. Dit schijnt in 1467 het geval niet geweest te zijn, want Karel verzocht de Gentse poorters, hun verzoek schriftelijk te willen overhandigen opdat hij de zaak met zijn raadgevers zou kunnen bespreken. Voor de menigte, gewoon aan een positief antwoord, waren de woorden van de hertog een bittere teleurstelling. Het was de eerste, het zou helaas voor de Gentenaren, de laatste niet worden. Van de Petricella, de Sint-Pieterspoort, door de Gentenaren zo savoureus omgevormd of misvormd tot “Petercellepoort” waren de hertog en zijn gevolg stoetsgewijze naar de kerk van de aloude Sint-Pietersabdij getrokken, waar Karel de Stoute, naar het voorbeeld van zijn vader en van zijn geduchte voorgangers, de eerste plechtige eed van de dag, door het protocol van de Blijde Intrede voorzien, zou afleggen. Stadstrompetters en menestrelen speelden boven op de Poort, en al wat Gent aan kloosterlingen telde vergezelde de hertog op de weg naar de abdij, want het was daar dat Karel in zijn hoedanigheid van graaf van Vlaanderen, de plechtige belofte zou doen de rechten, en ook wel de voorrechten van de geestelijkheid van het graafschap te zullen eerbiedigen; alle vertegenwoordi-
333
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:38 Pagina 334
gers van de clerus waren dan ook op post, “te wetenen, schrijft het Dagboek der Gentsche Collatie, alle de Beghynen, daer naer alle de ordenen ende religieusen, en daer naer alle de priesters, ende daer naer de priesters van Sente Veerhilden, daer naer de religieusen van Sente Baefs metten bisschop van Doornycke”. De plechtigheid was kort en indrukwekkend: Heilige mis, overhandiging van het zwaard, eedaflegging. Het moet allemaal zeer vlug, zonder enig incident zijn verlopen, want te 9 uur waren de hertog, de abt en de overheden reeds aan ‘t ontbijten in de grote refter van de abdij. Het was pas enkele honderden meter verder dat de hertog, het grondgebied van de St. Pietersabdij verlatend, de Gentse bodem zou betreden. Van het strenge protocol mocht men toen geen duim breed afwijken: de uit te spreken woorden, de gebaren, de vragen en antwoorden, alles was op voorhand onveranderlijk geregeld en bepaald. De oorsprong van een zo stug protocol moet worden gezocht in het wederzijds wantrouwen van de betrokken partijen, telkens de overheid en het volk in contact kwamen of elkaar iets moesten beloven, zoals dit bij inhuldigingen en Blijde Intreden het geval was. Uit schrik dat de ene partij door een list, door een dubbelzinnige verklaring, door een bepaald gebaar de andere partij zou bedriegen of zich aan haar verplichtingen zou kunnen onttrekken, werd alles zorgvuldig in een eedformule gegoten, die geen twee interpretaties mogelijk maakt. Omdat graaf en stad op de loer lagen, oordeelden beiden het voorzichtiger het protocol te eerbiedigen. Alle aanwezigen luisterden aandachtig: geen woord mocht te hard of te luid of te zacht worden uitgesproken, of het leek verdacht, een hinderlaag! De stoet begaf zich naar de St. Janskerk waar Karel de tweede eed zou afleggen : de tekst werd hem voorgelezen door Joos Triest, waarna de hertog moest kleppen met de klok “treckende de clock in der manieren ghecostumeert”, zoals de costume of het gebruik het beval. Op hun beurt legden de geestelijkheid, de vertegenwoordiger van de steden van het graafschap en van de adel, de eed van trouw af. Wanneer eenieder met de lippen, en sommigen in eer en geweten, zich tot iets of tot veel hadden verbonden, verliet de stoet de kerk en begaf ze zich langs St. Jansstraat, Belfort en Schepenhuis naar de Vrijdagmarkt waar duizenden mensen Karel begroetten met de traditionele kreet: “Leve de graaf, vive Bourgogne, Vlaenderen de Leeuw”. De graaf las de derde eedformule en ook het volk beloofde plechtig gehoorzaamheid en onderdanigheid. Herauten wierpen geld- en zilverstukken in de menigte, want ook dat hoorde bij het protocol; en rond het middaguur trok eenieder gelukkig en opgetogen naar huis, de poorters bij moeder de vrouw, de vreemdelingen naar ‘n herberg of een familielid; bannelingen en vrij gekomen gevangenen wisten met hun
334
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:38 Pagina 335
vreugde geen weg: “Ten voorscreven incommene ware inne ghelaten, by gratien van den prince, alle de wettelose lieden ende ballynghen, ende van allen boeten was gratie ghedaen ende vele ghevanghenen ontsleghen”. Alles was goed, zonder incidenten verlopen, maar toen reeds was het duidelijk dat sommige mensen vast besloten waren, de menigte tegen de nieuwe hertog op te hitsen, en oproer te verwekken: “Eenige murmureerden, lezen wij in het Dagboek, omme dat men te zynen incommene gheen provysie en hadde van diveersche ghebreken van de verlichtynghe van de “quelliote” ende ansins”. De “quelliote”, “cueillote” of lepelrecht, was een belasting op elke zak hout en graan, door Filips de Goede ingevoerd. Het was een van de meest onpopulaire maatregelen van zijn regering geweest en de Gentenaren hadden er zich steeds tegen verzet, tevergeefs echter, want Gent was in die jaren zeer zwak en de hertog oppermachtig. Nu Filips overleden was, wendden zij een nieuwe poging aan om deze hatelijke belasting te doen intrekken. De overheden hadden ten andere audientie aangevraagd om het geval, samen met dat van de heropening van de stadspoorten en ook de teruggave van de bij de Vrede van Gavere verloren rechten, met de hertog te komen bespreken, doch terwijl, daags na de plechtigheid van de inhuldiging, Karel en zijn raadgevers aan ‘t beraadslagen waren in het Hof ten Walle, kwam de opgehitste menigte van de Sint-Lievensprocessie uit St. Lievens-Houtern terug omstreeks vijf uur in de namiddag en trok naar de Koornmarkt; opruiers en onruststokers hadden ze toen reeds warm gemaakt voor opstand en baldadigheden. Roepend en huilend, doodskreten uitend tegen de inzamelaars van de cueillote, stormden zij op “‘t Quelloot huus af ende braken ze ‘t terstont af totten gronde toe, ende trokken van daer ter Vrindachmaerct ende stelden Sente Lievins fiertre voor 't Hoochuus, namen een vanden bannieren van den fiertre, maecten af haerlieder standaert, riepen de quelloten af, ende daer ute rees een groote wapehynghe ende groot remoer”. Zij die Karel de Stoute kenden - en de Gentenaren kenden hem - wisten dat de massa die naar de Vrijdagmarkt was opgerukt en de stormklok van de St. Jacobskerk had laten luiden, een geweldige psychologische fout had bedreven. Met Karel hadden de overheden moeten onderhandelen, zij hadden hem als heer en meester moeten begroeten en van hem een of meer gunsten moeten afsmeken; hem tergen, hem, die zelfs de koning van Frankrijk te machtig was geweest, de dag zelve van zijn Inhuldiging uitdagen, stond gelijk met zelfmoord voor de stad. En inderdaad, toen de hertog vernam wat er op Koornmarkt en Vrijdagmarkt gebeurd was, sprong hij woedend te paard: vrees, angst kende hij niet, hij had
335
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:38 Pagina 336
gans alleen, ongewapend de massa, durven trotseren. Een man van groot gezag en ondervinding, een man van wijze raad, de heer van Gruuthuyse, wist op het nippertje de graaf tot betere gevoelens te brengen: “laat me eerst gaan. zo zegde hij, en volg dan op afstand”. Aldus hoopte hij én de opgehitste menigte én de hertog tot bedaren te zullen brengen. Karel kwam, wierp zijn paard door de dichte gelederen van de neringen, sprak de massa toe: “Gaat allen naar huis, verlaat deze markt, ik zal Uw grieven onderzoeken en wees niet bang: Uwe hertog is rechtvaardig”. “Wij zijn met U, maar tegen Uwe ambtenaren die de hatelijke belasting op het zout heffen, wij zijn tegen de “levereters” antwoordden de mensen. Karel had zich een paar ogenblikken kunnen bedwingen maar toen hij zag dat de menigte weigerde het plein te verlaten, was hij niet langer zijn zenuwen en zijn onstuimig temperament meester en hij sloeg een man die kermend neerzeeg. De heer van Gruuthuyse zag onmiddellijk in dat het verkeerd zou aflopen en hij gaf zijn hertog de raad de menigte kalm toe te spreken van het balkon van het Tooghuis. De hertog ging op zijn wens in en verzocht nogmaals de Gentenaren de markt te ontruimen. Reeds hadden sommige neringen aan dit bevel gehoor en gevolg gegeven, toen een zekere Otto Bruneel, als een pijl door de menigte schoof, en vooraleer de lijfwacht van de prins kon ingrijpen, stond hij naast hem op het balkon. In een korte, snedige rede resumeerde hij de grieven van het volk, zijn wensen, zijn eisen, zijn verzuchtingen. “Wij zijn niet tegen de vorst, maar tegen allen die én de stad én de vorst bestelen”. Nauwelijks had hij zijn toespraak beëindigd of, nog voor iemand naar zijn naam of hoedanigheid kon vragen, nog voor iemand hem kon aanspreken of vastgrijpen, hij opnieuw spoorloos in de menigte was verdwenen. Aan de reacties van de door deze woorden opgezweepte menigte was het de graaf duidelijk geworden dat hij althans voorlopig, het pleit had verloren, dat het hem nog onmogelijk zou zijn van de massa te bekomen dat zij de markt zou ontruimen zonder eerst een formele belofte te hebben ontvangen, en dat de enige uitweg dan ook het veinzen was, het uiterlijk toestemmen in alle eisen van deze opgehitste en sterk gewapende Gentenaren. “Mijn lieve kinderen, gaat allen rustig naar huis, ik vergeef U al wat U tot op heden werd misdreven, doch wee hem die nu nog op het plein gewapend blijft”. De menigte juichte en jubelde omdat zij dacht dat zij een grote overwinning had behaald, maar de overheden keerden met gebogen hoofd en het hart vol kommer en vrees naar het schepenhuis. Zij wisten dat de graaf zijn beloften niet zou inwilligen, dat hij geveinsd had omdat hij niet anders kon, en dat zijn woede geweldig groot was en voor de stad oneindig gevaarlijk zou zijn.
336
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:38 Pagina 337
Zijn woorden “ik vergeef U alles” waren een leugen, zij betekenden een oorlogsverklaring aan de fiere Arteveldestad. Toen Karel daags nadien Gent verliet, kwam een afvaardiging van de stad hem vergiffenis afsmeken voor hetgeen zich op de Vrijdagmarkt, had voorgedaan. Karel zond ze met een brutaal gebaar weg. De “Blijde” Intrede was voor Gent een zeer slechte inzet van de regering van de machtige hertog geworden. “Item in dit jaer ende scependom”, zo lezen wij in het Memorieboek der stad Gent, “arriveerde ter Sluus in Vlaenderen, vrauwe Margriete van Jork, sustere van den coninc van Inghelant, ende traude den hertoghe Kaerle binnen der stede van den Damme, ende ‘t was zyne derde huusvrauwe, up den XXV wedemaent LXVIIJ”. Meer verklapt het Memorieboek ons niet over deze nochtans zo gewichtige gebeurtenis. Het gaat ten andere meestal zuinig om met soortgelijke berichten, het brengt geen commentaar uit, doet geen voorspellingen, handelt niet over mogelijke gevolgen; het haalt nuchter het feit aan, zoals een gewone burger het in zijn eigen Dagboek zou aantekenen; zoals b.v. de schrijver van het “Dagboek der Gentsche Collatie” het zorgvuldig noteerde, vooral bekommerd om het aangeven van juiste datum en identiteit van zijn personages: “Vrauwe Margriete van Jorcke, ‘s conyncx Edwaert zustere van Ynghelant, landde ter Sluus, in Vlaendren, den XXVen dach van junio LXVIII. Myn gheduchte heere traude de zelve Margriete te wive ten Damme, in de stede, ‘t sondaechs, den derden dach in hoymaent in ‘t zelve jaere, ende hilt tsavonts ende al de weke daer naer, tot tsmaendaechs, den XIen dach van der zelver maend, zyne feeste binnen der stede van Brugghe, stekende, brekende ende andersins”. Eenzelfde politieke voorstelling van de feiten, met een weinig meer details over het gebeuren, als bv dit “stekende, brekende” dat ons nogal vreemd in het oor klinkt, doch enkel wijst op het inrichten van tornooien, het groot en spectaculair tijdverdrijf in de XVe eeuw. Voor de gewone sterveling kon het huwelijk van Karel de Stoute, de machtige prins, de onstuimige, roekeloze strijder en held, met een jonge en mooie prinses, zuster van de koning van Engeland, enkel een sprookje, een grote liefdesgeschiedenis, een wonderbaar, toverachtig iets zijn, aan hetwelk geen enkel politiek vuiltje kon kleven. Zo dachten de mensen, maar was er in het hart van de vermetele en ambitieuze hertog van Bourgondië, nog plaats voor een gevoel van sentimentaliteit, van liefde, of zelfs maar van vriendschap of genegenheid? Hij is hard, wreed, hij leeft eenzaam. Eén vrouw heeft hij hartstochtelijk bemind, zijn tweede echtgenote, Isabella van Bourbon. Voor de eerste ware het ten andere en moeilijke zaak geweest. Hij kende ze
337
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:38 Pagina 338
niet eens want op zesjarige ouderdom - zo wilde het de politiek van zijn vader - had men hem uitgehuwd aan Catherine, dochter van de Franse koning Karel VII, maar de “echtgenote” stierf toen zij pas acht jaar oud was! Het tweede officiële huwelijk, dat het eerste werkelijk huwelijk was van Karel, toen nog “dauphin” van Bourgondië, werd hem opgedrongen door zijn vader Filips de Goede, de genotzieke maar handige en schrandere hertog van Bourgondië en graaf van Vlaanderen die gedurende een halve eeuw - van de moord op Jan zonder Vrees te Montereau in 1419 tot het overlijden van Filips te Brugge in 1467 - de politiek van onze gewesten naar eigen gril of wil zou oriënteren. Filips was een grote diplomaat die aanvankelijk, na de moord op zijn vader, het Engels kamp had vervoegd om dan later, na het Verdrag van Arras in 1435, Bourgondië en dus ook Vlaanderen, van dit bondgenootschap losrukte, omdat Filips sterk genoeg was om met Frankrijk een afzonderlijke vrede te sluiten. Karel VII moet de hertog allerlei toegevingen doen, o.m. elke band van vazalliteit van het hertogdom tegenover Frankrijk laten varen. Bourgondië wordt een zelfstandige staat, en Filips gedraagt zich voortaan als de gelijke van de Franse koning, maar Lodewijk XI, de sluwe en duivelachtige Franse koning, zal langzaam maar zeker het verloren terrein terugwinnen. Het is in deze periode van toenadering tot Frankrijk en, althans openlijke, vriendschap dat Filips de Goede zijn zoon Karel verplicht in het huwelijk te treden met een Franse prinses, Isabella, dochter van Karel I van Bourbon. Karel I, daartoe aangezet door zijn moeder, had liever een huwelijk aangegaan met een Engelse prinses, doch de vaderlijke macht, diplomatie en gezag hadden de bovenhand en op 30 oktober 1454 werd te Rijsel het huwelijk van Karel en Isabella ingezegend en zoals een indiscrete kroniekschrijver het ons vertelt, “par le commandement très exprès du duc, Charles coucha icelle nuit avec sa femme”. Dit huwelijk, door Filips aan zijn 21-jarige zoon Karel opgedrongen, groeide tegen alle verwachtingen in, tot een grote, zeer grote liefde uit, Karel, in tegenstelling met zijn vader, die meer dan twee dozijnen minnaressen had en evenveel bastaards, bleef zijn echtgenote trouw en beminde ze hartstochtelijk, hetgeen een zeldzaamheid mag heten in deze troebele XVe eeuw en, op het eerste gezicht, weinig strookt met zijn avontuurlijk en impetueus karakter. Isabella schonk hem een dochter, Maria van Bourgondië, die later door haar huwelijk met Maximiliaan van Oostenrijk, Bourgondië aan de Habsburgerse monarchie zou verbinden en voor eeuwen, een nieuw politiek tijdperk voor onze gewesten zou inluiden. Isabella van Bourbon sterft te Antwerpen in 1463, maar prinsen mogen, althans niet in het openbaar, eeuwig blijven treuren om de dood van een teer-
338
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:38 Pagina 339
geliefde echtgenote. De politiek, enkel maar de politiek, bepaalt en determineert hun daden: Karel, in 1467, na de dood van Filips, hertog van Bourgondië geworden, moet onmiddellijk blijk geven van zijn vijandschap tegen Lodewijk XI van Frankrijk en van zijn wil opnieuw Bourgondië het Engelse kamp te laten vervoegen; geen beter bewijs hiervoor dan een huwelijk, zijn derde, met een Engelse prinses, in casu met de mooie en verstandige Margareta van York. Een nieuwe idille, een nieuw liefdesavontuur voor de hertog, meent het volk, maar in Karels hart is er na het overlijden van Isabella, geen plaats meer voor liefde. Zijn hart is dor en dood, nog enkel telt de “raison d’état” en zijn politiek drijft hem naar een alliance met Engeland en Edward IV. Margareta is één van de mooiste, van de verstandigste, van de meest intellectuele vrouwen van haar tijd. Ook Lodewijk XI dingt naar haar hand voor een Franse prins; hij wil haar een Frans huwelijk opdringen om aldus Engeland aan zijn zijde te krijgen tegen de ontembare hertog van Bourgondië en de Vlamingen te beroven van de handel met Engeland, bron van voorspoed en macht voor deze gewesten. Karel de Stoute heeft lang geaarzeld: mede onder de invloed van zijn moeder die tot het Huis van Lancaster behoort, is hij een aartsvijand van het Huis van York; maar zijn haat tegen Lodewijk XI is zo groot dat hij er tenslotte in toestemt, tegen zijn wil in, een huwelijk aan te gaan met Margareta die, indien hij het maar gewild had, zijn beste bondgenote en raadgeefster zou zijn geworden, want met hart en ziel heeft deze vrouw, vooral na de dood van haar gemaal, de belangen van Bourgondië en van de jonge en verlaten Maria, haar stiefdochter, verdedigd. Het huwelijk van Karel en Margareta heeft de positie van de hertog in zijn strijd tegen Lodewijk XI merkelijk versterkt. Karel de Stoute heeft niets anders willen zien in deze echtverbintenis dan een politieke zaak, dan een wapen en een middel in zijn strijd op leven en dood tegen de Franse koning. Nochtans werd het huwelijk, als de mooiste liefdesidylle, met het gebruikelijk Bourgondisch praalvertoon ingezegend. Van heinde en ver trokken uit alle steden van Vlaanderen en van het Hertogdom, afgevaardigden naar Damme en Brugge om de feestelijkheden bij te wonen. Ook Gent dat nochtans in onmin leefde met Karel, stuurde op 28 juni een belangrijke delegatie schepenen. De aankomst van de Engelse vloot te Sluis op 25 juni 1468 was een prachtig schouwspel. De verloofden maakten er voor het eerst kennis, “se feirent moult grand honneur et puis s’assirent sur un banc, où ils devisèrent longuement ensemble”. Naar Bourgondische traditie werd het huwelijk vroeg in de morgen, tussen vier en vijf, te Damme ingezegend door de bisschop van Salisbury. Onmiddel-
339
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:38 Pagina 340
lijk na deze korte en intieme plechtigheid, vertrok de hertog te paard naar Brugge, om er wat uit te slapen "pour y faire provision de dormir", terwijl Margarets in prachtig ornaat met een kroon op het hoofd, plaats nam in een draagstoel en, vergezeld van haar ere- en hofdames en van een somptueus gevolg, stoetsgewijze Brugge vervoegde. Te Brugge zelf werd het een onvergetelijke ontplooiing van al wat het toenmalig Bourgondië aan weelde, goud, zilver, schitterende gewaden, vlaggen, banieren, uniformen, geharnaste paarden en kostbare klederdracht kon bieden. De ridders van het Gulden Vlies, de leden van het Hof, de ambassadeurs van Venetië en Florence, de vertegenwoordigers van de Spaanse en Vlaamse steden, de adel, de ridders, de geestelijkheid, het stedelijk magistraat, vormden in de met zon overgoten straten van het oude Brugge, een toverachtig spektakel. Tien dagen lang zal men elke avond, in de gouden en zilveren schotels, de kostbaarste gerechten opdienen, op fantastische wijze gepresenteerd, terwijl de heerlijkste wijnen de hoge gasten met volle glazen en bekers werden ingeschonken. Kunstenaars, schilders, tapijtwevers, goudsmeden, beeldhouwers hadden gedurende weken dag en nacht gewerkt om van Brugge en van het paleis van de hertog een fonkelend juweel te maken. ‘s Avonds at, dronk en danste men, overdag woonde men op de markt de legendarische Bourgondische tornooien bij, die talrijke gewonden en zelfs een dode eisten. Toen de feestelijkheden ten einde kwamen, omdat iedereen doodmoe was, keerden prinsen, genodigden en toeschouwers huiswaarts. Voor Karel de Stoute, ook voor onze gewesten, werd een nieuwe bladzijde aangesneden. Het huwelijk van Karel en Margareta was van korte duur. Negen jaar na de plechtigheden te Brugge en te Damme, sneuvelde de ontembare hertog in de vlakte bij Nancy: zijn lichaam werd door de wolven verscheurd, bedekt met slijk, zijn troepen werden uiteengedreven. Aldus eindigde een van de rijkste, wreedste en meest bewogen figuren uit onze geschiedenis Anderhalf jaar geleden hebben wij een tweetal artikels gewijd aan de bewogen Blijde intrede van Karel de Stoute te Gent op 28 juni 1467. Zij was, zoals wij het toen schreven, voor Gent een zeer slechte inzet van de regering van de machtige hertog geworden. En nochtans had Gent en had ook de hertog een grote hoop gesteld in dit eerste officieel contact dat wellicht na de voor onze Stad in zo menig opzicht vernederende regering van Filips de Goede (denkt maar aan de nederlaag van
340
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:38 Pagina 341
Gavere), een vruchtbare samenwerking kon tot stand brengen tussen de ambitieuze, dappere en vermetele Karel en de even dappere en koppige hoofdstad van het Graafschap. Zij speelden echter op een andere golflengte: Gent had zijn roem en zijn macht aan het verleden te danken en bleef er zich wanhopig aan vastklampen, zelfs na de slag van Gavere die dat verleden voor goed had bergraven; Karel de Stoute integendeel had ingezien dat de Middeleeuwen die zijn stam en zijn Huis zoveel luister hadden bijgebracht, tot een verleden behoorden dat, nog enkel een decor, een fonkelende achtergrond kon betekenen voor een nieuwe prestige- en vooruitstrevende politiek. Tegenover het Gent gecimenteerd en verstard in de droom van zijn verleden stond aldus een 34-jarige hertog, een volbloed, die zijn blikken naar de toekomst richtte en Vlaanderen wou inschakelen in zijn politiek om tussen Frankrijk en Duitsland, een machtige bufferstaat te cre毛ren, beste waarborg voor een noodzakelijk evenwicht en een duurzame vrede in Europa. Het in zijn regionalistische optiek gehulde Gent had Filips de Goede, de Grote Hertog van het Westen niet begrepen, omdat hij nationaal dacht; met een Karel de Stoute die nog verder zag, Europees dacht, zou het onvermijdelijk tot een nog diepere kloof en breuk komen. Gent had in elk geval, op de vooravond van de Blijde Intrede, de jeugdige hertog onderschat en tamelijk na茂ef gehoopt dat het zou volstaan een ganse litanie wenken en wensen af te rammelen om van de nieuwe hertog, die er alle voordeel bij had, zo dacht men althans, zich inschikkelijk aan te stellen een terugkeer naar de toestand van v贸贸r Gavere, dwz. tot een aantal ouderwetse voorrechten en privilegies terug te keren. Dit was natuurlijk gerekend zonder de ambitieuze waard, die er geen ogenblik aan dacht, op de drempel van zijn regering, aan een stad als Gent, troeven uit te delen die zij nadien tegen hem zouden uitspelen. Deze Blijde Intrede is onder alle opzichten een improvisatie geweest die onvermijdelijk op misverstanden en twist moest uitlopen: Gent was niet klaar met de versiering van de stad, had zijn wensen en verzoekschriften niet eerst kenbaar gemaakt aan en besproken met de raadgevers van de hertog, had de Blijde Intrede doen samenvallen met de terugkeer van duizenden gewoonlijk opgehitste, dronken en onverantwoordelijke bedevaarders, van de processie van St Lievers-Houtem, en had geen enkele voorzorgsmaatregel getroffen tegen een bende gepatenteerde onruststokers die vast besloten waren herrie te zaaien. Manifestaties en onlusten waren ten andere niet uitgebleven op de Koornmarkt en de Vrijdagmarkt. Karel werd in het nauw gedreven en er kon zelfs een ogenblik voor zijn veiligheid worden gevreesd De hertog bedwong zijn woede, veinsde, beloofde en de menigte jubelde, maar de worm zat in de vrucht, een haat die Karel voortaan de stad zou toedragen, een hoop op een
341
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:38 Pagina 342
spoedige weerwraak. Daags nadien reeds, wanneer de overheden hem ootmoedig hun excuus kwamen aanbieden voor hetgeen op de Vrijdagmarkt was voorgevallen, zond de hertog ze met een handgebaar brutaal weg. In Gent, zelfs zonder naar het Belfort te kijken, wist men hoe laat het was! Karel de Stoute vreest in die jaren, niemand, zelfs niet zijn aartsvijand Lodewijk XI, koning van Frankrijk. Hij zal hem het leven zuur maken zoals hij het doet met al zijn tegenstrevers, ook met Gent, vooral met Gent dat zo vermetel is hem, telkens de wrede hertog elders in beslag wordt genomen, uit te dagen en te tergen. Karel was bij zijn Blijde Intrede in de Arteveldestad, twee passen geweken om een betere aanloop te kunnen nemen en zijn prooi te verslinden, want, hij was, zoals een geschiedschrijver het zo terecht zegt “de long souvenir et de grant remembrance”. Inmiddels had hij af te rekenen met een andere rumoerige en ontembare stad, Luik. Daar zou hij een grote slag slaan, eenieder de lust ontnemen in de toekomst nog de wapens tegen zijn hertog op te nemen. In de hoop in de gunst van Karel te geraken, hadden de Gentse notabelen, met de chirurg Jan van der Asselt aan het hoofd, een 300 man gestuurd om het. hertogelijk leger te versterken in de slag hij Brustem waar zij ten andere met leeuwemoed streden, doch Luik moest het enkele maanden later ontgelden: de heldenmoed van de 600 Franchimontezen kon niet verhinderen dat de stad werd uitgebrand, geplunderd, de bevolking uitgeroeid. Nog nooit had sedert het Christendom een overwinnaar zich zo wreed, zo barbaars gedragen, maar Karel wou een voorbeeld stellen dat al zijn tegenstrevers en vijanden de schrik op het lijf zou jagen. Reeds na de slag van Brustem hadden de Gentenaren, diep onder de indruk van deze zege, erin toegestemd de gehate cueillote of zoutbelasting terug in te voeren en zij hadden ook de financiële steun die de hertog eiste, verleend. Zijn huwelijk met Margareta van York in juni 1468 versterkte nog de positie van Karel de Stoute in zijn strijd tegen Lodewijk XI en deed zijn aanzien en ook de schrik stijgen in de Vlaamse steden. De Gentenaren die gehoopt hadden tijdens de huwelijksfeesten enkele concessies van een goed geluimde echtgenoot te kunnen bekomen, keerden diep ontgoocheld naar hun haardstede terug. De ontmoeting van de hertog met de Gentse gedeputeerden had een verscherping van het standpunt en van de dictatoriale wil van Karel betekend hetgeen Gent aan rechten en vrijheden had kunnen redden na de slag van Gavere, ging nu ook reddeloos verloren. De schepenen zouden voortaan gekozen worden door de commissarissen van de
342
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:38 Pagina 343
hertog en de Collatie zou nog enkel door de hoogbaljuw kunnen bijeengeroepen worden. Het laatste greintje autonomie werd de stad onttrokken. De bevolking mopperde doch aarzelde weerstand te bieden. De brutale onderdrukking van de Luikse opstand en de verschrikkelijke afstraffing braken, ook te Gent, de laatste sporen van verzet. Men vreest dat Karel het niet zal houden bij de vernieling van Luik maar dat hij zich ook op Gent dat hem bij de Blijde Intrede uitdaagde, zal willen wreken. Roeland van Wedegate, voorschepen van ghedeele en Boudewijn Rijm voorschepen van der Keure trekken op 22 november 1468 naar Brussel om de hertog geluk te wensen met zijn voorspoedige thuiskomst na zijn strafexpeditie tegen Luik, en hem voor de toekomst een algehele gehoorzaamheíd en onderdanigheid van de Gentse stede te beloven. Zij bleven tot 16 december in Brussel maar hoe meer zij de hertog beloofden des te groter werden diens onverschilligheid en misprijzen. “Ik ken u, was zijn antwoord, mooie woorden, maar uwe daden hebben ze steeds gelogenstraft!” De Gentse delegatie keerde onverrichterzake terug en bracht verslag uit voor een duizendtal Gentse notabelen in de Collatiezaal vergaderd. Hun besluit was dat men nog verder moest gaan op de weg van de vernedering, wou men het ergste voorkomen. Gent dat zo dikwijls de machtigsten der aarde had uitgedaagd en bekampt, werd door paniek aangegrepen en ontdeed zich van al de rechten voor dewelke tientallen generaties hun leven hadden geofferd, aanvaardde zelfs degenen te straffen die het tegen de hertog zouden opnemen: “eerst dat zo wie voort an eeneghe woorden useert of vergaderynghe of lopynghe oft maniere maect dgaer beroerte af zoude moghen commen, dien zal men pelloriseren ende de tonghe duersteken ende bannen L jaer uut Vlaenderen”! Al de Gentse beloften werden schriftelijk vastgelegd en een afvaardiging van de stadmagistraat ging ze op het paleis van de hertog overhandigen, doch Karel wilde meer dan een banaal gebaar, hij wilde de vernedering van de fiere stad en van haar vertegenwoordigers. De afgevaardigden werden weliswaar “wel ende vriendelic ontfanghen maer hadden in andwoorden weder daer te zyne maendaghe avonde eerstcommende ende uit elcken ambochte ende wycke eenen man omme de bannieren te presenteerne, alzoo ‘t myn gheduchte heere ordonneren zoude, ooc met brynghende, ‘t. prevylege van der kuere omme mynen gheduchten heere dat te corrigierne”. Een nieuwe delegatie samengesteld zoals de hertog het bevolen had, vertrok op 7 januari 1489 naar Brussel: de voorschepenen, de advocaat van der Keure, de overdeken en al de dekens van de neringen. Daags nadien kwamen zij op het stadhuis van Brussel bijeen neerslachtig, beroerd en beangstigd, in lange
343
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:38 Pagina 344
zwarte rouwklederen gehuld, bewust dat op die akelige winterdag een van de pijnlijkste bladzijden uit de geschiedenis van de trotse Arteveldestad zou worden geschreven. Zij hadden graag hun plaats aan anderen afgestaan, aan die mensen die de mond zouden vol hebben van kritiek wanneer zij Gent opnieuw zouden vervoegen met het verhaal van het onmenselijk dictaat dat Karel de Stoute hen zou opdringen. Het Memorieboek der stad Gent dat de overwinningen van de Gentenaren steeds zo lyrisch beschrijft, is eerder laconisch wanneer het deze boetetocht aanhaalt: het is een zakelijk verslag zonder details en zonder commentaar. Het relaas dat wij in het Dagboek der Gentsche Collatie aantreffen, is vollediger doch het verzwijgt opzettelijk zekere feiten die al te vernederend waren: “Daer (op het stadhuis) sant hemlieden mijn gheduchte heere elcken eenen glavijescacht (schacht of stok), daer zij up hechten elc huerer de bannyere van elcke neerynghen ende wycke, ende droughen die openbaerlic van daer twee ende twee te gader gaende in processien, tot voor mynen gheduchten heere in zijn groote sale, up Cauwenberghe in zijn hof, daer zeere obedientelic, in zwarte habyte, die presenteerden ende overgaven metgaders den prevylege ...” Karel, aldus het relaas, schonk hen vergiffenis “dat hy gheel ende al vergaf ende uut zynder herten dede alle ranckuene ende onghepaeytheden, gramschap ende onghenouchte die hij ghehadt ende ghedreghen hadde up de voorscreven van Gendt; Ende dat ghedaen, de dekenen ende ghezwoornen keerden weder t’huuswaert...”. Er zit weinig sfeer in dit verslag, er ontbreken details, gegevens die van deze plechtigheid een zware vernedering maakte. De waarheid dient dan ook gezocht te worden in andere, niet Gentse bronnen. Mensen praten en schrijven graag over hun ongelukken; aan velen die nooit, door eigen daden belangstelling konden verwekken, verleent zulks de illusie dat zij tijdelijk een vedettenrol spelen; voor anderen is medelijden afdwingen van vriend of kennis, een troost in de smart, een zalf op de wonde. Doch wanneer hun ongelukken gepaard gaan met belediging, bespotting of vernedering, zwijgen de mensen zich liever dood of trachten zij de waarheid een draai te geven die hen geen al te belachelijk figuur doet slaan. Gent dat in de Middeleeuwen zo dikwijls victorie mocht kraaien, heeft ook enkele nederlagen geleden : het had, op het slagveld of bij vredesonderhandelingen, de wet en de wil van de sterkste, van de overwinnaar moeten ondergaan. Gent was telkens bezweken na heldhaftig, soms wanhopig te hebben gestreden: het was geen schande voorrechten en vrijheden te verliezen wanneer honderden poorters, jong en oud, tot de dood hadden gevochten om deze te verdedigen. In 1469 op het ogenblik dat de Gentse afvaardiging - de voorschepenen, de
344
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:38 Pagina 345
dekens van de neringen - van het Brussels stadhuis, vertrokken om het paleis van de hertog te vervoegen, was er echter in de afgelopen maanden geen druppel bloed vergoten. Karel had zijn Blijde Intrede gedaan te Gent, en omdat het van beide zijden graaf en stad - niet veel meer was geweest dan een slordige improvisatie waren er woordenwisselingen en een paar relletjes uit voortgevloeid, incidenten die de kolerieke hertog in woede hadden ontstoken. Het hart vol wrok had hij de stad verlaten en heimelijk gezworen dat hij weerwraak zou nemen. Dit zijn zaken die nog meer waren voorgevallen bij een Blijde intrede maar het koelde meestal zonder blazen en na enkele weken werd de vete bijgelegd of gewoon vergeten, uitgewist door een nieuw bezoek, een tornooi of een banket. Met Karel Stoute zou het anders aflopen en dat was wel het pijnlijkste van het voorval. De voorschepenen en dekens waren in die killige januaridag van 1469 naar Brussel gekomen, niet als krijgsgevangenen, gijzelaars of overwonnen krijgers na een veldslag of een oorlog geboeid of door gewapende soldaten omringd, maar vrijwillig, en zij kwamen niet eens een moeilijk geval bespreken, pleiten voor de rechten van hun stad en haar inwoners: neen zij kwamen zonder dat er enig geweld of strijd mede gemoeid was, zonder militaire nederlaag, knielen voor de hertog, zij kwamen hem de kostbaarste perkamenten waarop hun privilegiën en vrijheden geboekt en geschreven stonden overhandigen, zij kwamen voor de voeten van Karel de standaarden van hun 52 neringen werpen, die vaandels die hun verleden, hun tradities, de macht en de roem van hun stad symboliseerden. Als het loze vissertje hadden zij Karel kunnen zeggen: “Wat heb ik U misdreven?”, waarom hebt gij ons ontboden, is het nog altijd om dit voorval op de Vrijdagmarkt toen Otto Bruneel U in de rede viel. Hebt gij het nog niet vergeten? Maar aan hem die zopas Luik van de landkaart had geschrapt, dierf men dergelijke taal niet spreken. Het waren schrik en paniek die de Gentenaren, althans hun leiders, hadden aangezet gehoor te geven aan een eenvoudige convocatie van de hertog, zij die vroeger voor de sterkste legers niet hadden geweken. In een zaal van het stadhuis van Brussel wachtten zij nu op andere instructies: Roeland van Wedergraete, voorschepen van der keure Boudin Rym, voorschepen van ghedeele, meester Boudin Goethals, advocaat van der Keure, Mathijs Pedaert, overdeken van de neringen, de gezworenen van de weverij en al de dekens van de 52 neringen. Zij kregen onmiddellijk een voorsmaakje van de ontvangst die hen te wachten stond: bedienden van de hertog kwamen 52
345
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:38 Pagina 346
schachten brengen om er de banieren van de Gentse neringen aan vast te hechten. Zij die nog hoopten dat alles geheim of in de intimiteit zou gebeuren, wisten thans dat de afvaardiging met ontrolde banieren door de straten van Brussel zou moeten marcheren tot aan de drempel van het hertogelijk paleis. Twee hofmeesters, Olivier de la Marche en Pierre Badelin, traden plechtig de zaal binnen: “Heren wilt U zo vriendelijk zijn ons te volgen, wij zullen U stoetsgewijze naar onze Hertog begeleiden”. Het sneeuwde en de lange rouwklederen van de Gentenaren leken nog zwarter op de blanke achtergrond. Rouw in de kleren, rouw in het hart, rouw in de ogen, vernedering die des te groter was, des te dieper werd aangevoeld omdat zij zo maar aanvaard geweest was zonder een daad, een woord, een gebaar van verweer of verzet. Zij waren als het garnizoen van een onneembare burcht geweest, dat zonder een schot te lossen, capituleert. Op de doortocht van de lugubere stoet, grinnikten de Brusselaars. “Ziet eens, Gent de Fiere, die koningen deed beven ... de ontembare Gentenaren, de nazaten van Van Artevelde?” Aan het paleis van Coudenberg gekomen, stond een nieuwe vernedering klaar, Karel was er, doch had nog eerst een paar andere zaken af te handelen en de Gentenaren konden dus eerst wat buiten wachten: rillend van koude en nijd, moesten zij anderhalfuur in de besneeuwde binnenkoer van het paleis wachten tot het eindelijk de hertog beliefde de delegatie te ontvangen. Al deze details worden opzettelijk verzwegen in het Memorieboek der stad Ghend en in het Dagboek der Gentsche Collatie; andere kroniekschrijvers hebben ze echter zorgvuldig opgetekend en met een ferm snuifje venijn gekruid. Chastelain en Molinet die beiden de Gentenaren niet in het hart droegen, noemen deze boeteceremonie “la première magnificence” van Karel de Stoute. Er is wel, spijtig genoeg voor de Gentenaren, een zekere grond van waarheid in deze bewering. Karel had plaats genomen op zijn troon en rondom de hertog stonden de ambassadeurs van al de vreemde koningen en prinsen geschaard, getuigen van de vreedzame afstraffing. Het ensemble was groots, pralerig, indrukwekkend. De Gentenaren hadden het graag anders gewild. Had men ze geboeid of gefolterd binnengeleid, had hun woordvoerder hun standpunt mogen pleiten, verdedigen, had Karel hem woedend het zwijgen opgelegd, geschreeuwd en onder doodsbedreiging geëist dat zij hun banieren zouden afgeven, het ware een reden tot verontschuldiging. een geval van overmacht geworden, maar neen, Karel was kalm, beleefd en zeemzoetlg, vergevingsgezind. Hij had het zo gepland en beraamd, hij had het allemaal tot in de minste details en met
346
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:38 Pagina 347
veel psychologie bestudeerd: niet hij zou de Gentenaren vernederen, want hij had ze vriendelijk uitgenodigd, zij zouden zich vernederen zoals ze het nog nooit in het verleden gedaan hadden. Zij traden de grote feestzaal binnen en zij knielden ootmoedig, tot driemaal toe, voor hun heer, hun graaf, hun hertog, Er kwam een glimlach van misprijzen over de lippen van de ambassadeurs, van de hovelingen en genodigden: “dat waren dus de eens zo geduchte Arteveldezonen”. Na de knieval, trad Boudewijn Goethals naar voren, tot vlak bij de troon van de hertog en las een lang relaas voor: geen pleidooi, geen justificatie of een van die handige redevoeringen die een advocaat zo gemakkelijk uit zijn mouw schudt. Het was gruwelijk in haar eenvoud een litanie, een schuldbekentenis van al de zonden en fouten door de Gentenaren bedreven en voor dewelke zij thans het hart vol berouw, vergiffenis kwamen afsmeken. Na zijn redevoering overhandigde Goethals het privilegium in hetwelk het recht voor de Gentenaren eigenmachtig hun schepenen te verkiezen, geacteerd stond. Een secretaris nam het document in ontvangst en met een breed gebaar met “ung canivet et tailgeplume” doorkliefde hij het kostbaar stuk. Toen kwamen, op een teken van Goethals, een voor een, de 52 dekens van de neringen, hun banieren voor de troon van de machtige hertog werpen, Karel keek onverschillig naar deze akelige scene en nam vervolgens met zachte stem, op gemoedelijke toon, zonder enige gramschap, het woord om te zeggen dat hij hen uit het diepste van het hart vergiffenis schonk, “dat hij gheel ende al vergaf ende uut zijnder herten dede alle ranckuene, onghepaeytheden, gramscap ende onghenouchte die hy ghehadt ende ghedreghen hadde up de voorscrevene van Ghendt”. De plechtigheid was ten einde. Op een teken van een hofmeester, namen de Gentenaren van het gezelschap afscheid en verlieten vrij, ongeboeid de zaal, echter zonder hun privilegie, zonder hun kostbare banieren. Enkele gedelegeerden moesten nog een paar dagen te Brussel verblijven om de officiële akte van onderwerping te ondertekenen. Wanneer zij hun naam onderaan het document aanbrachten, hebben zij wellicht kunnen vermoeden dat het niet lang zou duren vooraleer de Gentse bevolking hen rekenschap zou vragen voor hun knieval en voor al hetgeen zij hadden toegegeven in een vlaag van paniek en zinsverbijstering Pierre KLUYSKENS
347
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:38 Pagina 348
INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE - FICHE N° 198
Op 22 December 1900 stelde Kanunnik Gabriël Van den Gheyn in de rubriek “Beeldhouwwerken - Museum voor Stenen Voorwerpen in de ruïnes van de St-Baafsabdij - XVIIe eeuw (1612-1613)” in het Frans een fiche op over
Houten Christus De archieven van de St-Baafskerk duiden Jean de la Porte aan als de auteur van een Christus die in 1612-1613 geplaatst werd op het doksaal van onze kathedraal. De details van de rekening betreffende dit werk laat er het belang van inzien en leveren ons het bewijs dat het niet ging over een eenvoudig triomfkruis, maar over een Calvarieberg (d.w.z. de gekruiste Christus, de Maagd en Sint-Jan) een groep die ondersteund wordt door een zware balk die “gheleent” werd door de Abt van StPieters. Enkele jaren later werd het groot kruis opgehangen boven het doksaal, zoals bewezen wordt door de rekeningen van 1616-1617: “Hem betaelt Matheus Bernaerts-Smet over het maecken van een groote lange roede omme het voorseijde cruijs boven den oxale aan t’hanghen.” Is de Christus die de kerkfabriek van St-Baafs toevertrouwd heeft aan het museum van de van de St-Baafsabdij het werk van Jean de la Porte en maakt hij deel uit van de hoger vermelde Calvarieberg? Er is destemeer reden om dit te geloven omdat de hoofden van de Maagd en St-Jan die bewaard gebleven zijn en eveneens gedeponeerd werden in hetzelfde museum (terwijl de rest helaas!, gediend heeft als stoofhout) getuigen van een zelfde origine van de Christus en bewijzen dat zij deel uitmaakten 348
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:38 Pagina 349
van hetzelfde ensemble. De Potter (1) meent dat de Calvarieberg waarover wij het hebben, zich bevond op het oud kerkhof van St-Baafs, zonder deze bewering evenwel te ondersteunen door het minste bewijs. Maar de plaats waar deze overblijfselen zich nauwelijks een jaar geleden bevonden (de crypte van de kathedraal) getuigen eerder ten gunste van onze hypothese. Men kan zich gemakkelijk voorstellen dat men eerder zal gedacht hebben een groep die voorheen boven het doksaal hing op te bergen in de crypte, terwijl men minder zorg zal besteed hebben aan voorwerpen van buiten. Bovendien vertonen onze overblijfselen geen enkel spoor van beschadiging voortkomend van de vochtigheid of de regen aan dewelke zij onvermijdelijk blootgesteld zouden geweest zijn wanneer zij zich op het kerkhof zouden bevonden hebben. Jean de la Porte komt voor in de rekeningen van St-Baafs van 1614 tot 1615 om de beelden geplaatst te hebben van drie apostels. Alhoewel wij het bewijs niet gevonden hebben is het waarschijnlijk dat het ook hij is die ze gemaakt heeft en zoals er gezegd wordt â&#x20AC;&#x153;de drij letsteâ&#x20AC;? kan men er misschien van afleiden dat hij vroeger de negen andere geleverd heeft. Twee jaar later, 16161617, sculpteerde hij nog nieuwe koorstoelen, die sedertdien vervangen werden. Tenslotte maakte hij in 1623-1624 nog een beeld van St-Bavo. Wij vinden Jean de la Porte ook weer terug in de Stadsrekeningen, 1618-1619, als auteur van het kruisbeeld bestemd voor het St-Jacobskerkhof. De Christus afgebeeld op ons vignet heeft een hoogte van 3,80 m. Zijn armen ontbreken. De kolossale, maar perfect beredeneerde proporties van dit meesterwerk, de uitdrukking van de figuur, de grootse allure van dit prachtig overblijfsel getuigen van de grondige kennis van de auteur van zijn vak. De heer Van Werveke, Conservator van ons Oudheidkundig Museum, die mij de meeste inlichtingen bezorgd heeft die ik vermeld heb, zegt dat Jean de la Porte zijn meesterschap in de gilde gekocht heeft in 1601-1602, hij was gezworene in 1606, 1615, 1622 en 1632. (1) Gent, t.V, p.386
349
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:38 Pagina 350
CHARLES GEVAERT EN DE BESTRIJDING VAN DE KROEP.
Ta vie fut une vie d’abnégation et de travail. Dr. De Cock.
Inleiding. In 1981 verscheen van de hand van André Capiteyn en Johan Decavele ‘In Steen en Brons van Leven en Dood’, een inventaris van de waardevolle grafmonumenten op de begraafplaatsen van de Stad Gent. Daarin werd zoals in de ondertitel staat vermeld, ook een portretgalerij opgenomen met een korte biografische nota van verdienstelijke of bekende personen die er begraven zijn. De auteurs stippen wel aan, dat doorgaans alleen personen werden opgenomen die al ergens in een publicatie staan vermeld. Het spreekt voor zich, dat daardoor figuren van lokaal belang waaraan nog geen publicatie werd gewijd, niet in deze portretgalerij werden opgenomen. Velen onder hen genoten tijdens hun leven de nodige waardering van de samenleving maar geraakten meestal vrij vlug na hun overlijden in het vergeetboek. Zo verging het ook Charles Gevaert een gedreven, jong gestorven arts waarvan het mooie grafmonument op de Westerbegraafplaats te vinden is. (afb.7)
1. Portret van Charles Gevaert afgedrukt in: A la mémoire du docteur Charles Gevaert. Gand Imp. Ad Hoste 1902.
350
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 351
Familiale achtergrond. Charles Ivo Gevaert wordt op 14 maart 1861 te Gent geboren als derde van de vier zonen van Ivo Gevaert en Stephania Pickaert. Zijn ouders zijn er op 22 april 1857 gehuwd. Vader Ivo, op 6 juni 1821 geboren te Huise is een kozijn van de bekende componist François August Gevaert, auteur o.a. van de Arteveldecantate. Moeder Stephania Pickaert is een zuster van bierbrouwer Charles Pickaert uit de Rodelijvekensstraat die jarenlang achtereenvolgens liberaal gemeenteraadslid en schepen van Gent was. (afb. 2 en 3) Het paar gaat
2. Het imposante woonhuis van brouwer Charles Pickaert in de Rodelijvekensstraat.
eerst in de Belgradostraat wonen en verhuist vandaar op 4 november 1862 naar de Koestraat. Ze openen er een magazijn van ijzerwaren die door ‘koopvrouw’ Stephania draaiend wordt gehouden want vader Ivo is conducteur van
351
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 352
bruggen en wegen. Het gezin breidt zich uit met vier kinderen die elkaar in een snel tempo opvolgen. Ferdinand wordt geboren op 28 april 1858, Eugène ziet het levenslicht op 6 mei 1859, op 4 maart 1861 gevolgd door Charles Ivo. Oom Charles Pickaert is een van de getuigen bij de geboorteaangifte, Charles is dus waarschijnlijk naar hem vernoemd. Het vierde kind, Louis François, komt op 11 maart 1863 ter wereld maar diens geboorte krijgt een dramatisch vervolg want op 21 maart daaropvolgend sterft Stephania Pickaert. Kraamvrouwenkoorts lijkt het meest voor de hand liggend maar een andere complicatie is natuurlijk ook niet uitgesloten. Vader Ivo hertrouwt niet, er is dienstpersoneel en de familiale verbondenheid is sterk genoeg om eveneens voor gezinshulp te zorgen. In eerste instantie is er nicht Melanie Dieteren die een vijftal jaren - tot ze huwt met Emile August Fosselart- de zorg voor gezin en winkel op zich neemt. Haar moeder Melanie 3. Brouwerij-embleem boven de koetspoort. Gevaert komt daarna samen met dochter Clementine Dieteren bij het gezin van haar broer Ivo inwonen maar zet de winkel niet verder. De vier zonen van Ivo Gevaert studeren allen aan de Gentse universiteit. Ferdinand studeert rechten en wordt vrederechter van het kanton Ruiselede, Eugène wordt ingenieur van bruggen en wegen, Charles studeert af als arts en Louis als apotheker.
Studies en loopbaan. Hoewel alle vier de broers intellectueel begaafd zijn, is vooral Charles een uitermate begaafd kind en een briljant student. Op 16-jarige leeftijd heeft hij al de volledige humaniora aan het koninklijk atheneum doorlopen en op 12 februari 1878 schrijft hij in aan de Gentse universiteit waar hij twee jaar (kandidatuur) natuurwetenschappen volgt. Op 19-jarige leeftijd begint hij aan de eerste kandidatuur geneeskunde en in 1884 slaagt hij met de grootste onderscheiding in de examens als doctor in de genees- heel- en verloskunde. Datzelfde jaar nog vertrekt hij naar Wenen om zich te specialiseren in neuskeel- en oorziekten bij toen gereputeerde artsen en wetenschappers als Politzer, Grüber, Urbantschitsch, Störk en Chiari. Hij volgt er ook lessen in anatomie en klinische geneeskunde.
352
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 353
L. Pasleurlaan
/ , .., / _;,. ,, ·: i•
- --·--, I
;;
,.
'•
; ::·-~:-;!
Godshuizenlaan
I
I I
I
i:
..... . ,!:
.
..
ï:.,
.. '
·i
.. !i -ro ~
êiî
"'c "'>-
Q) _,.,
i
I
I I I
I i
i I I I
I I I
I I
·'
I: I~ ,, i :
: i
:o ,;
'f i
'.
i
i
4. Grondplan Bijloke.
353
::J
~
'êNii 0
""')
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 354
Zodra hij terug is in Gent, begint hij aan zijn medische loopbaan. Een jaar na het behalen van zijn diploma wordt hij corresponderend lid van de Cercle Médical na het presenteren van een wetenschappelijk artikel over een geval van een aangeboren vernauwing van de longslagader in combinatie met een hartafwijking. Het jaar nadien is hij effectief lid na een wetenschappelijke bijdrage over chronische poliomyelitis. Hij wordt benoemd tot ‘médecinadjoint’ in het burgerlijk hospitaal de Bijloke en tot assistent interne geneeskunde aan de universiteit. Een eerste benoeming op 31 mei 1886 wordt in 1888 met twee jaar verlengd. Wegens zijn grote bekwaamheid in zijn specialiteit mag hij op 25-jarige leeftijd een gratis consultatiedienst neus-keel-oorziekten openen in de Bijloke. In 1889 wordt hij er titularis dienstoverste difterie en in 1896 opent hij er de eerste vaste dienst keel, neus en oor. Tenslotte wordt hij nog in 1901, een jaar voor zijn overlijden voorzitter van de Belgische Keel-, Neus- en Oorvereniging.
Huwelijk Ondertussen is Charles Gevaert op 27 oktober 1892 gehuwd met Elise Charlotte Verhelst (° Gent, 18 maart 1861), het tweede kind uit een gezin dat zeven kinderen telt. Haar ouders, Karel Verhelst en Charlotte D’Hondt houden een kruidenierswinkel open in de Brabantdam. (1) Elise is een zus van Sidonie Verhelst, de allereerste vrouwelijke studente aan de Gentse universiteit. (zie bijlage) Elise is modiste en vertrekt in oktober 1887 naar Brussel. Als ze in december 1889 terugkeert naar Gent gaat ze wonen in de Kortedagsteeg. Op 6 november 1891 bevalt ze er van haar natuurlijk kind Olivier Louis Verhelst. Het jongetje overlijdt echter al na een tweetal maanden. Er zijn sterke aanwijzingen dat Charles Gevaert de vader is van dit kind. Als hij huwt met Elise zijn apotheker Félix Deschlins en dokter Maurice Stuckens getuigen en net zij beiden deden ook de geboorteaangifte van Olivier Louis. Maurice Stuckens figureerde ook samen met arts Albert Deneef als aangever van het overlijden van het kind. De andere twee huwelijksgetuigen zijn Adolphe Verhelst, een broer van Elise en haar schoonbroer Henri Van Boeckxsel. Het ontbreken van familieleden van Charles als huwelijksgetuigen doet vermoeden dat zijn familie niet ingenomen is met zijn huwelijk. Modiste Elise is naar de normen van hun milieu waarschijnlijk veel te min om een aanvaardbare partij te zijn. Charles woont bij zijn huwelijk in de Bagattenstraat 58 en op 2 september 1896 wordt hier zijn dochtertje Yvonne Charlotte Adolphina geboren (2) Op 22 augustus 1896 verhuist het gezin dan naar de Muinkkaai. Typisch voor die periode en de status van het gezin is, dat er behalve dienstpersoneel, vanaf
354
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 355
1898 ook een Engels kindermeisje voor het dochtertje wordt aangeworven. Het gezin verhuist nog een laatste keer, op 8 mei 1902 amper enkele maanden voor het overlijden van Charles, naar de Fortlaan.
Difterie: een gevaarlijke ziekte. Difterie is een acute, bacteriĂŤle infectieziekte die zich bij voorkeur nestelt op de slijmvliezen van de neus- en keelholte waar door weefselversterf grijswitte vliezen ontstaan maar die tevens ook ernstige complicaties zoals verlammingen van verhemelte en oog- en hartspier kan teweegbrengen. Een uiterst gevaarlijke verwikkeling die zich vooral bij jonge kinderen (voornamelijk tussen de leeftijd van 2-7 jaar) voordoet is difterie van het strottenhoofd (kroep croup). De kinderen ontwikkelen naast een rauwe holle hoest een hoorbare, min of meer fluitende ademhaling, de in- en uitademing wordt moeilijker en moeilijker en dood door verstikking is dan meestal het fatale gevolg. Om de kroeplijdertjes te redden kan intubatie worden toegepast waarbij een buisje via de mond in het verstopte strottenhoofd wordt gebracht maar bij ernstigere gevallen, waarbij de vliezen zich reeds te diep in de luchtpijp bevinden is een chirurgische ingreep noodzakelijk. Met een zgn. luchtpijpsnede of tracheotomie wordt aan de voorzijde van de hals een opening in de luchtpijp gemaakt waar een gebogen, metalen buisje (canule) wordt ingebracht dat met een
5. Instrumenten voor tracheotomie. In J. Eduard Stumfss, Voorlezingen over ziekenverpleging. Uitg. De Erven Bohm. 1947. Haarlem 6. Kind met luchtpijpsnede en kroeppijpje. In: Drs. H. Deckx, A. Van Huffelen, A. Hendrickx, Leerboek voor Ziekenverpleging. 1943. Standaard Uitg.
355
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 356
bandje aan de hals wordt bevestigd. Het is Charles Gevaert die de luchtpijpsnede hier als het ware vulgariseerde want voordien werd deze techniek nagenoeg niet toegepast te Gent. (afb.5 en 6) Difterie kwam vooral voor in de steden tijdens de winterperiode en af en toe was er zelfs sprake van een epidemie. Te Gent was er in 1900, voornamelijk tijdens de maand januari, zo’n epidemie waarbij 85 gevallen werden opgevangen in het hospitaal van de Bijloke. Dag en nacht - en soms verscheidene keren op een nacht - werd op hem een beroep gedaan om patiëntjes te redden. Charles Gevaert kreeg voor zijn grote inzet tijdens deze periode het burgerkruis eerste klas. Misschien niet toevallig uitte zich bij Charles - die geen sterke gezondheid had - vanaf dan de eerste symptomen van een nergens bij naam vermelde dodelijke kwaal waaraan hij twee jaar later zal overlijden. Na ontdekking en beschrijving van de difteriebacil in 1873-1883 en 1884 door Klebs en Loeffler, was reeds in diverse laboratoria aan de ontwikkeling van een serum gewerkt. In 1894 werd door Emile Roux, samen met von Behring het gebruik van een serum geïntroduceerd, in 1897 door Ehrlich volledig gerealiseerd. In 1897 liet de Duitse regering het gebruik van dit serum toe, waardoor het aantal fataal aflopende difteriegevallen spectaculair daalde. In 1923 werd een vaccin door Gaston Ramon ontwikkeld en vanaf I936 werden ook sulfamiden en daarna antibiotica gebruikt om difterie en de verwikkelingen ervan te bestrijden. Achille Champon een leerling van Charles Gevaert, vermeldde dat te Gent de vaccinaties maar eind 1933 begonnen. Difterie en kroepgevallen zijn nu in België nagenoeg verdwenen doordat dit een van de ziektes is waartegen kinderen preventief worden ingeënt. Toch weigeren nog altijd sommige ouders om religieuze of andere redenen om hun kinderen te laten inenten. De ziekte komt nog voor in minder ontwikkelde regio’s en begin jaren 90 van de twintigste eeuw was er in bepaalde staten van de voormalige Sovjet-Unie nog een epidemie wegens een daling van de vaccinatiegraad. De zaal waar Charles Gevaert zijn patiëntjes verzorgde, werd later in twee delen gesplitst. In het eerste deel hadden de consultaties neus-keel-oren plaats. In het tweede deel werden de schaarser voorkomende kroepgevalletjes behandeld. Om de tracheotomie uit te voeren stond in dit gedeelte een speciale medische stoel. Mevr. Denise De Racker, als verpleegkundige werkzaam in de Bijloke vanaf 1952 tot 1990 herinnert zich deze zaal – met het nummer 38nog zeer goed, evenals de oudere zuster Perpetua die daar dienst liep. De zuster plaatste het doodzieke kind in de medische stoel en trok het hoofdje achterover waarop de dokter de ingreep toepaste om de canule te plaatsen. Ook kinderarts Eddy De Vriendt herinnert zich nog goed zaal 38 en de kleine, gebogen zuster Perpetua. Ze kon feilloos een kroepgeval diagnosticeren aan de geur van de adem van een patiëntje. Naar verluidt, had die een geur van
356
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 357
rijpe appels. Behalve kroep was er ook nog de zgn. valse kroep. Die bestond eveneens uit een keelontsteking maar werd veroorzaakt door een andere bacil die enkel bij ernstige gevallen soms eveneens een tracheotomie vereiste.
Overlijden en uitvaart. Nadat Charles Gevaert op 13 augustus 1902 op amper 41-jarige leeftijd overleed, liet zijn weduwe alle lijkredes en in memoria bundelen en uitgeven bij drukkerij A. Hoste. Zij droeg het werkje op aan haar dochtertje en allen die haar man hadden gekend en gewaardeerd. De eerste – niet gesigneerde tekst is geen lijkrede maar schetst en verheerlijkt ietwat geëxalteerd de persoonlijkheid van Charles. Deze tekst is door haarzelf, of in haar opdracht geschreven. Meerdere details geven een indicatie in die richting zoals b.v.: ‘. . . les tendresses dont il était entouré, craignant pour sa santé fragile, le priaient de renoncer à tant de fatigues et de se conserver pour elles. Il fut inflexible. A leur remontrances, tantôt énergiques, tantôt suppliantes, il opposa toujours le veto de son inébranlable volonté. Il répondait nerveusement: ‘il ne m’appartient pas de songer à vous ni à moi, mais au Devoir!’ Volgens de algemene teneur van de lijkredes was Charles Gevaert een intelligente, zachte en tolerante persoonlijkheid die van aanpakken wist, ondanks zijn zwakke gezondheid zichzelf nooit spaarde maar alleen het welzijn van zijn patiënten voor ogen had. Hij werd burgerlijk begraven, op het kerkhof, er werd nog een lijkrede uitgesproken door Albert Story namens de vrijmetselaarsloge Le Septentrion waarvan hij logebroeder was. De Westerbegraafplaats, in de volksmond het Geuzenkerkhof genoemd was oorzaak van een polemiek tussen katholieken en liberalen. Nog een heel eind in de 20ste eeuw lieten liberalen en socialisten zich bij voorkeur hier begraven terwijl katholieken de voorkeur gaven aan Sint-Amandsberg en vooral aan Mariakerke. In 1903 werd de concessie voor het graf verleend waarna een grafmonument werd geplaatst van de hand van Hippolyte Le Roy. Het bronzen meisjesbeeld aan de voet van de rotsstèle- zijn dochtertje Yvonne? - staat tevens misschien symbool voor de vele door hem geredde patiëntjes.(afb. 6 en 7) Zijn weduwe vertrok met haar dochtertje op 7 juni 1905 naar Brussel. Ze overleefde haar man meer dan een halve eeuw en stierf pas in 1955. Dochter Yvonne overleed in 1975 en is net als haar moeder in het graf van Charles Gevaert bijgezet. Charles Gevaert was slechts een viertal jaren verbonden aan de universiteit, heeft weinig gepubliceerd en geraakte daardoor wellicht in de vergetelheid. Zijn zwakke gezondheid, korte levensloop en de hoge werkdruk die al zijn tijd
357
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 358
7. Grafmonument Gevaert op de Westerbegraafplaats.
358
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 359
opslorpten, verhinderden volledig de uitbouw van een wetenschappelijke carrière. Zijn grote verdienste lag in het feit dat hij zijn patiënten en de redding van vele kinderen absolute voorrang gaf.
Bijlage. Een opmerkelijke schoonzus. Sidonie Verhelst, de oudste dochter van Karel Verhelst en Charlotte D’ Hondt, werd geboren op 12 juli 1859. Ze studeerde voor onderwijzeres en was werkzaam in Gentse stadsscholen. Op 6 december 1882, op 23-jarige leeftijd, liet ze zich inschrijven aan de Gentse universiteit in de faculteit der natuurwetenschappen. Sidonie kreeg een plaats toegewezen op de eerste rij in de uiterste hoek en goed gescheiden van haar 45 mannelijke medestudenten. Haar aanwezigheid veroorzaakte de nodige ophef, een Roemeense student kon het niet laten ongeoorloofde toenaderingspogingen te wagen maar de academische overheid greep kordaat in. De student werd een maand geschorst en de sanctie werd ter informatie en waarschuwing voor alle studenten op een publieke plaats uitgehangen. Sidonie slaagde in 1882/1883 in eerste zit met voldoening en in 1883/1884 slaagde ze in tweede zit met onderscheiding. Daarna zette ze evenwel haar studies stop. In 1887 huwde ze met musicus en muziekleraar Henri Van Boeckxsel. Het koppel kreeg vier kinderen: Lucia, Louise, Robert en Suzanne. Het enige zoontje overleed in mei 1902 op 9-jarige leeftijd. Als reactie op het overlijden van het enige zoontje verhuisde het gezin op 15 juli van hun woning in de Meersstraat naar de Nieuwstraat te Ledeberg waar vader Henri kort daarna, naar verluidt van verdriet overleed. Sidonie overleefde haar man niet lang, ze overleed schielijk enkele jaren later in 1906 te Gentbrugge waar in 2002 een straat naar haar werd vernoemd.
G. Desmet – R. De Vriendt-Mores.
Met dank voor hulp of informatie aan: Adrien Brysse, Denise De Racker, Dr. Eddy De Vriendt, Prof. Dr. Alexander Evrard, Eline Van Langendries, Jeanine Volcke en de wetenschappelijke staf van het museum Dr. Guislain.
359
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 360
Voetnoten 1. Volgens haar geboorte- en huwelijksakte heette de vrouw van Charles Gevaert met haar voornamen Elise Charlotte. In alle andere bronnen staat zij vermeld als Alice. Ook op het grafmonument staat zij vermeld als Alice Verhelst. 2. Op 21-2-1898 komt in dit huis in de Bagattenstraat de pas getrouwde liberale advocaat Louis Varlez (1868-1930) wonen. Hij schreef talloze sociologische monografieën en introduceerde in 1900 een systeem van werkloosheidsverzekering. Na zijn professoraat aan de Gentse universiteit trad hij in dienst van de Volkenbond te Genève. Bronnen De gegevens betreffende de familiale achtergrond werden verkregen via de registers van de burgerlijke stand en de bevolkingsregisters van Gent. Voor gegevens betreffende studies en loopbaan zie : A la mémoire du docteur Charles Gevaert. Gand. Imp. Ad Hoste 1902. Acta Oto-Rhino-Laryngologica Belgica. Liber memorialis 1890-1980. Archief Rectoraat R.U.G.: dossier Gevaert en inschrijvingsregisters. Betreffende difterie zie: Dr. E. Lagrange: Le serum antidiphterique in, Les cahiers de la Biloque. Revue medicale Gantoise. 3e. Année _ N° 6. Novembre-Décembre 1953. p. 276-282. W.P. encyclopedie 1950 uitg. Elsevier Lemma diphterie: prof. Dr. E.Gorter Over Sidonie Verhelst zie: A.M. Simon - Van der Meersch: De eerste generatie meisjesstudenten aan de R. U. G. 18821930, in : Uit het verleden van de R.U.G./ red. K. De Clercq p. 33-34. M. Beeckman, A. Capiteyn, G. Van Doorne: Straatnamen Gentbrugge. Uitg. Snoeck, Gent 2007. p. 81-82.
GHENDTSCHE TOESTANDEN
OPKOMST EN VERSPREIDING VAN GAS- EN ELEKTRISCH LICHT
Licht in de duisternis Probeer je het even voor te stellen. Een werkelijk pikdonkere stad. Gent in 1823. Putje winter. Hier en daar een straathoek schaars verlicht door een olie-
360
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 361
lichtje onder een muurkapelletje. Maar bij het huis van apotheker Story in de Korte Ridderstraat (nu verdwenen onder het Emile Braunplein) iets ongewoons. ’t Was een barre wintermaand en vroeg donker. Stel u de verwondering van de voorbijgangers voor, toen ze de uitstalling bij Story door een nieuw, vreemdsoortig licht beschenen zagen. Dat gas was oliegas, een fabrikaat van bouwmeester Roelandt en verkocht in metalen pullen. We maken er ons nu natuurlijk geen illusies over de lichtsterkte van dit procédé, doch Story kende er een geweldig succes door. Zo luidde het relaas dat Lode Hoste in 1947 gaf van de voorgeschiedenis van het gloeilicht die in Gent begon in de Hollandse Tijd. Amper een jaar na Story’s experiment gaf de stad toelating gasbuizen te leggen vanaf de Grote Huidevettershoek, waar de gasfabriek gevestigd was, tot op de Kouter en verder naar de Recolettenbrug met een vertakking via de Kalandeberg naar de Korenmarkt.
Gaslicht van fladderende ‘vlinders’ tot stabiele gloeikousjes Gloeilicht was dat echter nog lang niet. Het zou nog tot de jaren 1890 duren vooraleer de gloeikousjes in gebruik kwamen. Tot dan brandde gas met ‘papillons’. Opnieuw Hoste: Die papillons waren geweldig aan drukverschil onderhevig zodat de vlam meer danste dan behoorlijk licht gaf. Als men over licht spreken mocht! Later verbeterde dit door speciale klokregulators op elke papillon, maar ’t sissend drukgeluid bleef. En lawaai gaf dat wel! Niet te verwonderen dat dit ‘vlinderlicht’ ook ‘vleermuislicht’ genoemd werd. Maar toch brak het door. Eind 1864 werd de stad verlicht door 1301 gaslantaarns en 88 petroleumlampen, deze laatste vermoedelijk in de buitenwijken. De dure gasleidingen strekten niet zover. Dat gebrekkige flikkergaslicht doofde snel uit nadat de toenmalige gascompagnie de lantaarns begon te voorzien van Auer gloeikousjes. In de gemeenteraad van 10 december 1895 gaf de burgemeester uitvoerig uitleg: le bec Auer a un pouvoir éclairant de 2 à 5 fois plus élevé qu’un bec papillon. De Société belge d’Incandesence Auer stelde het stadsbestuur een proef voor, op de Kouter uiteraard, aan zeer gunstige voorwaarden. Gent zou een voorbeeld zijn voor andere steden. Enkele grote stadsgebouwen zouden op dezelfde manier verlicht worden: stadhuis, Bijlokehospitaal, slachthuis, academie, nijverheidsschool... Het werd meteen een succes. In het begin hadden de manchons, zoals het volk ze noemde, zelfs te veel aantrek. Ze ‘verdwenen’ af en toe en dit duurde zo lang tot de politie er achter kwam dat de universiteitsstudenten er mee aan de haal gingen. Hinderde het ‘overvloedige’ licht hen bij
361
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 362
bepaalde activiteiten, of hadden ze die nodig voor ‘wetenschappelijke experimenten’? Die vraag stelde zich Lode Hoste, aan wie we (nog maar eens) deze anekdote ontlenen. De verspreiding van het Auerlicht ging zeer vlug. In 1902 kon burgemeester Braun aankondigen dat nog voor het einde van dat jaar alle oude gaslantaarns zouden vervangen zijn door Auer gloeilicht. Particulieren waren al langer aangesloten op het gasnet en zo konden ze eveneens profiteren van het ‘nieuwe licht’. In de Wegwijzers der Stad Gent en van Oost-Vlaanderen, de lokale voorloper van onze Gouden Gidsen, verscheen in 1909 voor het eerst de later welbekende naam Schulze als fabrikant van Gloeikousen voor gas - Fabricant de manchons. De heer Schulze had het terrein niet voor zich alleen. Ook de veelzijdige firma Pante & Masquelier in de Hoogstraat en een ons verder onbekende Bataille in de Bomastraat adverteerden zich als dusdanig. Schulze werd een begrip. Het onder eigen octrooi geproduceerde type Dura werd zelfs als beter aanzien dan Auer. Wellicht was het vooral duurzamer, zoals de naam laat uitschijnen. De levensduur was inderdaad een probleem voor de gloeikousjes. Het gemiddelde lag bij 500 à 600 branduren. In de bloeiperiode, de jaren 1920-1930 gingen dagelijks tot 30.000 manchons de deur uit. De productie was arbeidsintensief: in 1925 werkten er 300 mensen, meest vrouwen. Na W.O. II bloedde de zaak langzaam dood. Het bedrijf viel definitief stil in 1973. De imposante gebouwen aan de Korianderstraat en een gedeelte van de installatie bleven gelukkig bewaard.
Fabrieken, theaters en haven verlicht met booglampen en elektrische gloeilampen Met de introductie van de gloeikousjes bracht het gaslicht - in de woorden van Hoste - de mens een prachtige stap verder op het pad der cultuurhistorie. Mooi gezegd ... maar niet helemaal juist. Die stap werd te Gent en in andere steden gezet, niet enkel door de opkomst van stabiel gasgloeilicht, maar ook door elektrisch licht. Misschien wel de allereerste relatief grootschalige installatie voor elektrische verlichting kwam er al in de jaren 1870 in de constructiewerkhuizen Carels, waarvan de fabrieksgebouwen tussen de Sint-Salvatorstraat en Dok-Noord ons nog als imposante getuigen overblijven. Het zal wel geen toeval zijn dat het precies deze grote fabrikant van stoommachines was die in deze ontwikkeling van de techniek het voortouw nam. De nodige energie werd immers
362
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 363
Werkhuizen Carels (1903-1905) met booglampen
opgewekt door zijn machines. Wanneer er mee gestart werd weten we niet precies. Een tekst overgenomen uit L’Ingénieur - Conseil van maart 1879 in een folder van de Parijse Société Générale d’Electricité - Procédés Jablochkoff vermeldt (waarschijnlijk opzettelijk) vaag dat de ijzersmelterij van de firma sinds lang (‘depuis longtemps’) verlicht wordt met behulp van elektrisch licht opgewekt met een Gramme dynamo en een Serrin regulator. De voordelen van dit procédé blijken zo groot dat het systeem begin 1879 uitgebreid wordt naar de montagehal voor stoomlocomotieven, de ketelmakerij en de smederijen. Drijfkracht wordt geleverd door une belle machine Sulzer van eigen makelij. Een grote en een kleine Gramme dynamo zet de stoomkracht om in elektrische stroom. Vier bougies électriques Jablochkoff zijn bevestigd per lamphouder op ongeveer zeven meter hoogte. Elk branden ze iets meer dan anderhalf uur. Als de ene ‘opgebrand’ is kan men door een draai te geven aan de ‘commutateur’ (omschakelaar), de andere ontsteken. De installatie vervangt 126 gasbekken die voordien voor (onstabiel) licht zorgden. De zogenaamde ‘kaarsen’ in 1875 ontwikkeld door Pavel Jablochkoff produceerden koolspitslicht: twee tegenover elkaar gestelde koolspitsen die, onder 363
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 364
Een booglamp in dezelfde werkhuizen Carels in beschermhoes (tegen het overvloedige stof bij niet-gebruik). Interessant is hier vooral het hijssysteem dat toeliet de lamp naar beneden te halen om de koolspitsen bij te stellen.
364
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 365
spanning gezet, een felle vlamboog opwekken. Vandaar de naam booglicht. Dit procédé was al oud (Humphrey Davy, 1810) maar de industriële toepassing werd pas mogelijk nadat de introductie van de elektrische dynamo (de elektrische gelijkstroomgenerator, een vinding van de Belg Zenobe Gramme) omstreeks 1870 goede stroomvoorziening mogelijk maakte. Dergelijk licht werd nog lang gebruikt door fotografen en in cinema’s. Koolspitsen verkolen en verkorten snel als ze ‘branden’. Ze moesten regelmatig dichter naar elkaar toe gedraaid worden. Maar ook privéwoningen werden weldra elektrisch verlicht en hiervoor gebruikte men waarachtige elektrische gloeilampen, voor het eerst te zien in 1881. Dat waren (en zijn nog steeds) toe gesmolten glazen kolfjes waarin fijne draadjes door stroomspanning gloeien en oplichten. Adolf Neyt, schatrijk fabrikant en wapenverzamelaar - zijn collectie is te bewonderen in het Gravensteen - installeerde als eerste samen met enkele vrienden in de jaren 1880 een elektrische installatie in de kelders van zijn huis aan de Coupure voor privégebruik. Hij kon daarmee verschillende kamers verlichten. In diezelfde periode werden verschillende andere fabrieken, met name in de textielindustrie, elektrisch verlicht. Tal van details zijn bekend over de verlichting van het operagebouw, het Grand Théâtre, waar de gasverlichting in 1887 aangevuld werd met elektrisch licht. Het administratieve verslag voor dat jaar van de stad Gent, eigenaar van het gebouw, beschrijft de gloednieuwe installatie. Een stoomwerktuig van 35 paardekracht en eene dynamo - electrische Edisonmachien levert de stroom die naar een verdeelingstabel geleid wordt via geïsoleerde kabels dik genoeg om te beletten dat de sterke stroomen hen zoodanig zouden verhitten, dat hieruit gevaar zou ontstaan. In totaal zijn 341 gloeilampen geïnstalleerd verdeeld over voetlicht, zaal, scène en verdiepingen. Naast gloeilampen nog booglampen van het type Duboscq (een variant van de hierboven vermelde Jablochkoffkaarsen). Om de kosten te beperken behield men voorlopig nog de gasinstallatie voor gebruik tijdens de repetities. Een jaartje later waagde men al een stapje in de richting van de ‘speciale lichteffecten’: voor de verlichting van het tooneel gedurende de balletten, beproefde men de toevoeging van twee gloeilampen gezegd Sunbeam die tot vijftig maal meer licht gaven dan de gewone lampjes. Voor de installatie van de Edisonmachien kon men beroep doen op de welbekende firma Phoenix aan de Brugsepoort, alleenconcessionaris van de Edisonbrevetten in België. Het zaakje werd degelijk voorbereid. De ingenieurs - directeurs Hertay (Phoenix), Braun (stadswerken) en Schoentjens
365
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 366
(Nijverheidsschool - Lindelei) togen naar Parijs waar ze niet enkel de Edison fabriek te Ivry-sur-Seine bezochten maar ook de Grand Opéra, de Comédie Française, het Théatre du Vaudeville en het Théatre des menus Plaisirs, allen elektrisch verlicht volgens het Edison systeem, uiteraard. Veiligheid lag gevoelig want in de decennia voordien waren er enkele dramatische theaterbranden geweest in binnen- en buitenland: de voedingsdraad van elke groep lampen is met een smeltbaar stopje voorzien, zoodat een stroom tweemaal zoo krachtig als dien welken berekend werd, het stopje doet smelten en den stroom afsnijdt. Dat was gemaakt in lood: vandaar de Franse benaming ‘plomb’ (Gents: ploeng, ploentje) voor smeltzekering. In de beginjaren van het elektrische licht was brandveiligheid trouwens het voornaamste argument er voor, niet zozeer de kwaliteit of de kostprijs. Heel wat omschakelingen gebeurden ten einde het brandgevaar te verminderen, zoals letterlijk gesteld werd bij de aanvang van het hierboven geciteerde verslag van de stad Gent over de elektrificatie van de opera in 1887. Een andere gedetailleerde beschrijving van vroege elektriciteitsvoorziening (enkel voor licht!) betreft niet de hierboven beschreven luxetoestanden in het stadscentrum, maar de haven. Eén jaar na de opera werden loskaaien en scheepsruimten elektrisch verlicht. Dat gebeurde via acht masten op de kade geplaatst en voorzien van een draaibare booglamp en gloeilampen. De stad kocht bij Clarke, Chapman en Co te Newcastle een turbo-generator met dynamo. Hier zien we dus een nog steeds gebruikelijk type aandrijving opduiken: een turbine die de stromingsenergie van een fluïdum (vloeistof of gas) omzet in mechanische energie door middel van een roterend schoepensysteem. Deze mechanische energie drijft een elektrische generator aan. Begin januari 1889, nauwelijks een maand na de aanvang van de installatiewerken door de firma Electricité et Hydraulique uit Charleroi, was alles klaar. De elektrische havenverlichting werd een blijver. Cijfergegevens daarover werden voorgesteld onder de vorm van mooie maandstaten in de jaarlijkse stedelijke administratieve rapporten. Zo vernemen we dat het aantal uren dat het machien draaide in december 1893 opklom tot 286. Ze leverde stroom voor 24 verlichte decembernachten en 2290 lampenuren gloeilicht, met daarbij nog 930 uren voor de booglampen. Het jaar daarop was het wat minder want de spiraaldynamo moest een tweetal maanden naar Newcastle voor herstel. Een indrukwekkend schilderij ‘Het lossen van een katoenschip in de Gentse haven’ omstreeks 1900 door Armand Heins vervaardigd (nu in het MIAT) vereeuwigt dit tafereel.
366
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 367
Van ‘zelfproducenten’ tot elektrische centrales Nog in de jaren 1890 volgden verschillende privé-initiatieven. De firma Nagels verlichtte haar toen heel moderne en ruime etalages bij het Lieven Bauwensstandbeeld door middel van booglampen met eigengemaakte elektriciteit. Rond 1900 werd in de Universiteitstraat de firma Tudor opgericht. Die was gevestigd in een achtergebouw van de Club des Nobles (hotel Falligan aan de Kouter) en werd vermoedelijk gefinancierd door die club. Tudor produceerde elektriciteit die door het hele huizenblok werd benut. Het systeem was gesteund op het laden van akkumulatoren gedurende de dag (d.m.v. een dynamo) en het laten ontladen ervan ’s nachts.
Booglamp in de openbare straatverlichting aan het Belfort (kaart met poststempel 1911).
367
De in oktober 1899 ingehuldigde Nederlandse Schouwburg, de ‘Vlaamschen theater’, aan het Sint-Baafsplein kon natuurlijk niet achterblijven op ‘le Grand Théâtre’, ‘de Franschen theater’. Ze beschikte over een eigen installatie die zo goed bleek te werken dat het schepencollege amper een maand later besloot de leiding te benutten voor de verlichting van de omgevende straten en pleinen. Dank zij die producent konden al in januari 1900 de Vlaanderenstraat, Limburgstraat, Cataloniëstraat en Korenmarkt, kortom het hele parcours van het net verwezenlijkte ontsluiting van het Gentse centrum (het Zollikofer
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 368
- De Vigneplan) in het licht schitteren. Symbolischer en theatraler kan het niet. Wie of wat kon er de vooruitgang nog tegenhouden! Geen toeval overigens dat de theaters voortrekkers waren in deze materie. Immers, wat is een avondlijk spektakel zonder licht, liefst spectaculair licht? Dergelijke initiatieven van ‘zelfproducenten’ van elektrische stroom - anno 2009 volop terug in de actualiteit - waren er wel meer in de beginjaren en zelfs veel later nog, vooral in de gemeenten rond Gent. Zo werd in 1916, in volle oorlog, te Zaffelare op initiatief van het gemeentebestuur een eigen centrale ingericht die tot 1931 bleef functioneren. Pas toen gaf ze de geest. Zaffelare werd, zoals alle omliggende plattelandsgemeenten en kleinere steden, in die periode aangesloten op grote broer, de centrale van Langerbrugge, oorspronkelijk geheten Centrale Electrique de Flandre et du Brabant. De stad Gent sloeg een aparte weg in. De Duitse Algemeine elektrische Geselschaft (AEG) verwierf in 1904 het monopolie voor Gent op de productie en distributie van elektriciteit. Deze firma bouwde haar steenkoolcentrale op een gepaste locatie, eerst in de Bomastraat, later aan de Ham-Kraankinderstraat, beiden dicht bij de kolenlosplaats aan het Handelsdok. Doordat die producent zich opwierp als grootschalige distributeur voor de kleine verbruikers, werden op 1 maart 1905 de eerste Gentse café’s elektrisch verlicht en konden de ‘elektrieke trams’ probleemloos rijden. Hoe een dubbeltje kan rollen: de eigen weg gevolgd door Gent werkt nu, meer dan een eeuw later, nog door in de concurrentiestrijd tussen Luminus (SPE) en Elektrabel (Rodenhuize)! Maar het ontstaan en de ontwikkeling van de centrale stroomopwekking en distributie (de elektriciteitscentrales, kortweg centrales, productie- en distributiemaatschappijen), is een ander verhaal.
Gasgloeilicht en elektrisch gloeilicht samen en gelijktijdig naar de privé gebruiker We laten deze grote kleppers voor wat ze waren en nog altijd zijn en we gaan een kijkje nemen bij de gewone gebruiker. Naast de lange weg om tot centrale productie en distributie van enige omvang te komen waren het vooral de gebrekkige lampen die de volle ontwikkeling van elektrisch gloeilicht vertraagden. Met de introductie van de eerste echt efficiënte en duurzame gloeilampen (met getrokken wolframdraad en onder vacuüm, vanaf 1911) waren de grootste problemen opgelost. Ondertussen had echter het gasgloeilicht een groot deel van de markt inge-
368
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 369
palmd en had de beschikbaarheid van Amerikaanse aardolie (petroleum) vanaf ca. 1860 ook de oude olielamp aanzienlijk laten opwaarderen. In de huiskamer van de gewone man en dito vrouw (maar dan toch enkel die met redelijk wat geld) begon het gaslichtsprookje in de jaren 1850. In 1857 verscheen in de Gentse Wegwijzers voor het eerst een rubriek Plaatsing van gastoestellen. De specialisten daarvan waren meteen met zijn vieren. Vermoedelijk waren hun toestellen, net zoals die van de openbare diensten, enkel bedoeld voor verlichting. De apparatuur voor verwarming zou pas in 1880 opduiken. De gaslichtverkopers hadden het toen vermoedelijk niet onder de markt. In die jaren floreerden immers de quinquets, in de volksmond de ‘kainkee’. Met hun verstelbare wiek en trekglas met brandpunt zorgden die voor degelijk licht in de eerste en tot diep in de tweede helft van de 19de eeuw. In 1856 waren er te Gent zo maar eventjes 15 quinquetmakers en hun fraaie koperen toestelletjes werden van brandstof voorzien door 4 fabrikanten van speciale quenquetolie. Hoe goed ze ook was, de uitvinding van Quinquet - net als Story apotheker was maar een kort leven beschoren, in de stad althans. Dank zij een dicht leidingnet voor openbare verlichting, waarop particulieren konden aansluiten, hield gas er stand. Het aantal gasapparatuurwinkels steeg snel tot 21 in 1880 en tot 34 in 1890, moment dat de manchons op het punt stonden door te breken. In 1905, een dik decennium later, adverteerden 54 winkels en firma’s van gastoestellen. Maar ook voor de privégebruiker was iets helemaal anders al jaren in stilte aan het groeien. In 1875 adverteerde G. Vanderheyden in de Walpoortstraat voor het eerst Elektrieke beltoestellen. Telefonie was dat niet, want daarvan was eerst in 1881 sprake te Gent, toen een Brusselse maatschappij een aanvraag indiende om daarvoor een net aan te leggen. Vanderheyden kreeg slechts heel langzaam collega’s (of concurrenten als je wil). In 1890 waren er nog maar vijf verkopers van dergelijke bellen. Dat waren nog geen voordeurbellen, maar toestelletjes om in herenhuizen het personeel (meestal in het souterrain) op te roepen voor bediening van de meesters (‘Upstairs - downstairs …’). Nauwelijks enkele jaren later in 1903 veranderde de rubriek van Elektrische beltoestellen in het onbepaalde Elektrische toestellen en bleek hij grotendeels dezelfde namen als voorheen te bevatten. Toen was het hek van de dam. Nauwelijks twee jaar later waren er 26 winkels en werkhuizen van dat type. Slechts bij enkelen werd er in de ‘Wegwijzers’ aangegeven dat het om elektrische verlichting ging, maar het is duidelijk dat vooral die tak zich in die jaren ontwikkelde.
369
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 370
Echter, zoals we hoger al zagen, was het elektrische licht in die jaren nog zo onvolmaakt, dat het amper kon concurreren met gasgloeilicht. Vandaar allicht dat de eerste lokale gloeikousfabrikanten groot succes kenden en dat in 1910 niet minder dan 65 winkels van gastoestellen (ondertussen gas- en watertoestellen) er voor zorgden dat het moderne comfort nu wel echt zijn intrede deed in de privé huizen van de min of meer welgestelde burgers. Elektriciteit volgde echter in snel tempo: in 1912 figureerden er 43 namen van verkopers van elektrische toestellen in de ‘Wegwijzer’. Meestal werd er niet gespecificeerd welke producten ze verkochten. Ondertussen was er al téléphonie privé bijgekomen, maar meer dan waarschijnlijk lagen de gloeilampen overal vooraan in de toonkasten. De Eerste Wereldoorlog die zoveel andere evoluties vertraagde, bleek op die tak nauwelijks invloed te hebben. In 1921 manifesteerden zich 74 verkopers van elektrische toestellen in de Gentse ‘Wegwijzer’, bijna het dubbel van net voor de oorlog. Veel ervan waren polyvalent, Zo zag je in 1921 op de winkelramen van Jan Rosseau in de Dampoortstraat (hoek met de Jan van Gentstraat) dat de man electricien - loodgieter - gazplaatser was. Nu is de zaak veel meer gespecialiseerd. Zo zien we dat het gaslicht, meer specifiek het gasgloeilicht, zich nagenoeg gelijktijdig met het elektrische gloeilicht verspreidde onder de privé gebruikers, met petroleumlicht en booglicht als stevige outsiders. Hoewel het elektrische gloeilicht te Gent bijna een decennium eerder geïntroduceerd werd dan het gasgloeilicht, was de kwaliteit ervan dermate inferieur dat het gaslicht nog tot aan de vooravond van W.O. I een zekere voorsprong behield. Zo kon het gebeuren dat de elektrificatie in kleinere steden sneller verliep dan in de grotere met een goed uitgebouwd gasleidingnet. Men beleefde inderdaad de verbeten strijd tussen het gasgloeikousje en de elektrische gloeilamp, zoals dit hele verhaal in de titel van een publicatie (zie bronnen) samengevat werd.
Donkere straatjes, berucht en onveilig De ontwikkeling van de privé verlichting liep dus ongeveer parallel met die van de openbare verlichting, zij het in het begin met enkele jaren achterstand. De eerste en de tweede wereldoorlog brachten echter flink wat vertraging mee in de mooie plannen om de hele stad te verlichten en lang bleven gas - en elektriciteitsverlichting aan elkaar gewaagd. In openlucht speelde het brandveiligheidsargument minder mee. In 1939 brandden er op de Gentse straten en plei-
370
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 371
nen 4541 gaslantaarns en 2872 elektrische. Op 6 juli 1947, bijna drie jaar na de bevrijding, was het aantal elektrische straatlampen ongeveer gelijk gebleven (2980), maar slechts de helft (1745) van de gaslantaarns had de oorlog overleefd. Ze zouden nooit meer terugkeren op hun oude vertrouwde plekjes. Nauwelijks enkele jaren later zou het gaslicht definitief het onderspit delven en even snel als geruisloos verdwijnen. Een van de in het verleden veelvuldig opgeschreven en nu nog steeds veel gehoorde argumenten om tot overvloedige straatverlichting te komen is de veiligheid. Maar juist daarmee was het in de eerste decennia van de openbare verlichting te Gent (en wellicht ook elders) zonderling gesteld. Zo verhaalt tijdgenoot en ooggetuige Lode Hoste in 1947 hoe sommige stadskwartieren lang verstoken bleven van doelmatige verlichting. Daarom waren ze heinde en verre berucht om hun onveiligheid. Zo had men het Tinnepotstraatje, het Patershol, de kanten langs het Rabot en het Prinsenhof, het Sint-Pietersplein met het aangelegen soldaten- en bordelenkwartier, de Dampoort en het Dok, de Muide, waar het zeker roekeloos was zich â&#x20AC;&#x2122;s nachts te wagen op dat deel dat men de Galgenberg noemde (Meulesteedsesteenweg). Verder natuurlijk: het havenkwartier. Het is duidelijk. De weldenkende burgers en hun nog beter (moeten) wetende stadsbestuurders zorgden er eerst en vooral voor dat hun eigen mooie (of min of meer mooie) woonwijken goed verlicht waren. Hoste vervolgt. Het zonderlinge van â&#x20AC;&#x2DC;t geval was dat het tientallen van jaren duurde vooraleer er, zelfs in onze twintigste eeuw, verbetering kwam. En dat, niet tegenstaande de ontelbare aanrandingen en afranselingen die in deze buurten schering en inslag waren. In de gemeenteraad trokken de radico-socialisten hard van leer tegen dergelijke toestanden. In 1902 hadden ze vooral klachten over de omgeving Meerhem en Sint-Salvatorstraat en over de ongelukkige verlichting in de beluiken, waar de werklieden, wanneer zij naar huis komen, zich gevaar lopen de nek te breken. Ook rond de Heuvelpoort en de Zwijnaardsesteenweg waar de meeste straten nog petroleumlichtjes hadden, was het droevig gesteld: Wanneer het windig weer is, gebeurt het niet zelden dat deze nachtlichten uitwaaien en zoo bevinden tal van straten zich in volkomen duisternis. Uiteraard werden deze gebuurten met de Kouter vergeleken, waar 20 lantarens, elk met vijf schoone lichtgevende bekken, de heren (en ook wel avondlijke en zelfs nachtelijke dames) van het nodige lichtcomfort voorzagen. De burgemeester kon niet anders dan beterschap beloven en in afwachting verzuchten dat zijn achtbare (honorable!) tegenstanders er een malin plaisir in vonden Ă mettre en opposition, une fois de plus, les quartiers bourgeois riches avec les quartiers ouvriers. 371
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 372
Gaslantaarn (omstreeks W.O. I) en elektrische lamp (1960) op dezelfde plaats in de Biezekapelstraat.
372
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 373
Gaslantaarn (omstreeks W.O. I) en elektrische lamp (1960) op dezelfde plaats in de Biezekapelstraat.
373
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 374
Bouwsteen van een feeërieke stad Hoe pover het begin ook was, gaslicht en vooral elektrisch licht zou het begin worden van de 24 uur op 24 draaiende ondernemingen, fabrieken en andere, om nog te zwijgen van nachtelijk vertier. Een ware revolutie: de nacht overwonnen. In het dagelijkse taalgebruik bleef echter nog heel wat hangen van de aller-primitiefste voorganger van het kunstlicht: het vuur. Het woord ‘lamp’ is afgeleid van het Grieks ‘lampas’ voor toorts. We ‘ontsteken’ het licht, of we ‘steken het aan’ en het ‘brandt’ tot we het ‘doven, ‘uit doen’ of ‘dood doen’, net zoals de mensen dat gedurende vele millennia deden met vuur. Tot slot nog even een zeer recent stukje geschiedenis van de Gentse straatverlichting, overigens sinds lang al zonder gloeilampen, maar met metaal(gas) iodide lampen. In 2001 verschenen in de kranten uitgebreide berichten onder titels zoals Nieuwe verlichting werpt nieuw licht op de binnenstad. De ondertitel van een fraai boek daarover stelt het nog duidelijker: Het Lichtplan: bouwsteen voor een feeërieke stad. Via een Frans procédé (Jéol) met lampen gericht op de gevels, lichten die op, mooier dan ze in werkelijkheid zijn. Het licht ‘bouwt’, is ‘bouwsteen’ van een imaginaire feeërieke stad. Best aangenaam. Beweert men niet dat licht en kleur een sterke invloed hebben op het gemoed? Niet enkel goed voor het toerisme dus, maar ... net als in de tijd van de erbarmelijke verlichting der werkerswijken, moet je er wel voor naar het stadscentrum. Luc Devriese
Naschrift en bedanking Dit vluchtige overzichtje is de gecorrigeerde en aangevulde versie van ‘Opkomst en verspreiding van het gloeilicht te Gent in de jaren 1880’, een tekst die eerder verscheen in Wautier, K., Jonckheere, A., Segers, D. (red.), Gloeilicht. Nu het einde nadert … in de reeks Uit het wetenschappelijk verleden, Gent, 2009, nr. 4, p. 63-78. We laten dat verhaal hier opnieuw verschijnen naar aanleiding van de eerste tijdelijke tentoonstelling ‘De Belichte Stad’ in het gloednieuwe STAM. Het mooi uitgegeven gloeilichtboekje is verkrijgbaar in het Museum voor de Geschiedenis van de Wetenschappen, Ugent, Campus Sterre, De Pintelaan. Het bevat verhelderende beschrijvingen en talrijke afbeeldingen van gloei374
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 375
lichtapparatuur in de bijdrage van A. Devogelaere ‘De geschiedenis van het gloeilicht’. Met dank aan Kristel Wautier van het Museum en aan André Verbeke, die niet enkel zijn beroepservaring en onuitputtelijke kennis van ‘Gentse toestanden’ inbracht, maar ook de postkaarten die het illustratiemateriaal voor dit artikel vormen.
Bronnen Het artikel van Lode Hoste, waaruit vooral voor de gasverlichting en de allereerste privé initiatieven met elektrische verlichting geput werd, verscheen in Oostvlaamsche Zanten, Gent, 1947, jg. 22 nr. 4, p. 81-95. Verder bij G. Steels in Ghendtsche Tydinghen, Gent, 1979, jg. 8, nr. 3, p 137 en J. Tyssens, Deftig vermaak en ijdel vertier, Gent, 2009, p. 10-12. Voor de gegevens over het bedrijf Schulze werd vooral geput uit Leven onder de gaslantaarn van René De Herdt en Frank Vercoutere, Gent, 1980, p. 116-121. Het artikel over de verlichting in 1879 bij Carels is te vinden in het fonds Vliegende Bladen (afd. Handel en Nijverheid - Energie) van het Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis DSMG te Sint-Amandsberg. Talrijke details over de beginjaren van de elektrificatie in het Bulletin Communal de la Ville de Gand (later Gemeenteblad), meer specifiek jg. 1881, p. 27-34, jg. 1895, p. 983-990, jg. 1899, p. 382-384, jg. 1902, p. 938 en 975. De introductie van elektrische verlichting in het operagebouw en op de havenkaaien in: Verslag over het bestuur en de toestand der zaken van de Stad Gent voor de jaren 1887 (p. 229-231) en 1888 (p. 209-212). Jaarlijkse cijfers over de straat- en havenverlichting in dezelfde bron. Een andere klok horen we bij ‘Straten beter verlicht, alstublieft’, een artikel in De Gentenaar van 30-12-1987 dat de toestanden van een eeuw vroeger memoreert. De elektrificatie van de gemeenten in het Gentse - in de beginjaren vooral voor verlichting - wordt mooi geïllustreerd in Kerckhaert, N., De Vleeschauwer, D., Het nieuwe licht uit Langerbrugge.1900-1940, Ebes, Antwerpen, 1990, pp. 493. Over het lichtplan: Janssen, L. (ed.), Gent verlicht, Gent, 2004, pp. 96. Gemakkelijk beschikbare populariserende teksten over gloeilicht zijn Devogelaere, A., Van gaslamp tot gloeilicht, DNB, Kapellen, 1987, 127pp.; Devogelaere, A., Goethals, F., Gloeilicht: de verbeten strijd tussen het gasgloeikousje en de elektrische gloeilamp, Electrabel, Brussel, s.d., 19 pp; Stokroos, M., Verwarmen en verlichten in de negentiende eeuw, Walburg Pers, Zutphen, 2001, p. 63-101, met uitstekende maar overwegend op Nederland gerichte literatuurlijst. De ‘Wegwijzers voor Gent en Oost-Vlaanderen’ (verschillende titelvarianten) werden geraadpleegd in het Stadsarchief en losse knipsels in de verzameling Vliegende Bladen, afd. Bebouwing - Stedebouw (Openbaar Domein) in het Documentatiecentrum DSMG te Sint-Amandsberg.
375
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 376
DE WINTERVELODROOM IN HET CITADELPARK DEEL III EN SLOT: (1934 - 1941)
VOOR U VERZAMELD UIT 31 500 EDITIES VAN DE “GAZETTE VAN GENT”.
17 mei 1934 Op verzoek van verschillende supporterclubs wordt op zaterdag 19 mei om 19 uur 30 in de Wintervelodroom een ploegenkoers over 100 kilometer ingericht voor junioren. De inkomprijzen zijn 10 frank voor de voorbehouden en 8 frank voor de niet-voorbehouden zetels, 5 frank voor het middenplein en de virages, 3 frank voor de volksplaatsen.
6 juni 1934 Door het lokaal comiteit van het Rode Kruis van België wordt op zondag 10 juni om 15 uur in de Wintervelodroom een liefdadigheidsfeest ingericht ten bate van de slachtoffers van de mijnramp te Paturages. Het belooft een grootse gebeurtenis te worden op artistiek gebied. De medewerking wordt verleend van het zo gunstig gekende muziekkorps van het 2° linieregiment dat onder de leiding van adjudant Poulain de schoonste stukken van zijn repertorium zal ten gehore brengen. De zangers van Paturages zullen op het stadhuis ontvangen worden om 11 uur, na vanaf de Sint-Pietersstatie door de straten van de stad te hebben gedefileerd.
5 juli 1934 Zondagnamiddag 8 juli wordt in de Wintervelodroom door de Gentse Ruiterskring een groot liefdadigheidsfeest ingericht. Amazones en officieren zullen er in bevallige groepen evolueren met een ganse schaar paarden, gelijktijdig de haag overschrijden en in tandems onvermoeibaar hun zo lastige nummers uitvoeren. De officieren, onderofficieren en soldaten van het 1° regiment geschut verlenen aan het feest hun bijzondere medewerking.
376
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 377
De ruitersgeest is voorzeker nog niet dood, wat men er ook van zegt! Het zien van de militaire carrousel en de koersen met Romeinse wagens welke de clou van het feest uitmaken, zullen het aan de twijfelaars bewijzen. Meer dan honderd ruiters en paarden nemen aan het feest deel.
7 september 1934 De Wintervelodroom van Gent heropent op zaterdag 29 september met een ploegenkoers voor beroepsrenners, voorbehouden aan de jongeren. De volksplaatsen worden op 4 frank gebracht, wat bijzonder in de smaak zal vallen van de sportieve jonge lieden. Voor de volgende koersavond op 6 oktober zullen gemengde ploegen worden gevormd, andere zullen enkel uit jonge renners bestaan. Zoals voorheen zullen we te Gent goed ineengestoken programma's hebben met jongens die werken en de toeschouwers tevreden stellen.
5 oktober 1934 Zaterdag 6 oktober wordt om 19 uur in de Wintervelodroom een 80 km ploegenkoers gereden met Van Kervyn - Maertens, Danneels - De Pauw, De Bruycker - Verhaegen, enz. Vooraf een snelheidskoers in twee reeksen van drie en een Australische achtervolging. Zondag 14 oktober is er een 50 kilometerkoers op eigen kracht voor onafhankelijken en een 50 kilometer ploegenkoers voor junioren.
29 oktober 1934 Toen we zondag in de Velodroom de persruimte vervoegden was geen enkel plaatsje onbezet. De Gentse Kuip was een ware mierennest van sportliefhebbers! We hoorden ook Hollandse stemmen, supporters van Pijnenburg - Wels. Fred Haemerlinck vloog in de achtervolgingsmatchen per ploeg na 15 ronden voorop. De Hollanders Pijnenburg en Wels brachten een ferme teleurstelling. Buysse - Deneef wonnen de 100 kilometer ploegenkoers.
22 december 1934 Op Kerstdag wordt in de Wintervelodroom om 3 uur de ploegenkoers der kampioenen over 150 kilometer gereden, het klassieke galaprogramma. Vooraf een 20 kilometer koers op eigen kracht. Prijzen van 5 tot 25 frank. Voor de militairen 6 frank op het middenplein. De ploegen bestaan uit: 377
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 378
Spercher - Archambaud Pijnenburg - Wels Schoen - Billiet Charlier - Deneef Haemerlinck - Dekuysscher
Di Pacco - Dayer Slaats - Bogaert Ehmer - Huys Raes - Mortier De Bruycker - Buysse
12 januari 1935 Op zondag 27 januari wordt in de Gentse Wintervelodroom een omnium gereden die in zekere zin een soort wereldkampioenschap in deze specialiteit mag genoemd worden. Karel Kaers en Fred Haemerlinck bekampen die dag Falck Hanse en Lemaire. Er wordt gesproken van vier reeksen, een achtervolgingskoers, 1 kilometer tijdrijden en 25 kilometer achter kleine motoâ&#x20AC;&#x2122;s. Als die dag de Velodroom niet vol zit!
25 februari 1935 Door het 2° linieregiment werd in de Velodroom een liefdadigheidsmeeting ingericht ten voordele van het monument aan de Yzer van koning Albert. Het is onder alle oogpunten een goede zaak geworden. Ruim 5000 toeschouwers vulden de zaal. Enkele minuten voor 3 uur liet kolonel De Wulf zich Kaers en Danneels voorstellen en overhandigde hun elk een schone bloemengarve, waarna de koersen begonnen. Deze bestonden uit: - de omnium Kaers tegen Danneels, waarbij Kaers won in de snelheidskoers, het 500 meter tijdrijden in 30 seconden, een lokaal record en de achtervolgingsreeks; - de omnium Verhaegen - De Kuysscher, waarbij de laatste de 500 meter snelheid won; - de 60 km ploegenkoers Carpriaux - Meerschaert, gewonnen door de eerste.
1 augustus 1935 Na de koninklijke ontvangst waarbij Romain Maes, Silveer Maes en F. Vervaecke een gouden medaille ontvingen worden op maandag 5 augustus in de Gentse Velodroom om 7 uur 30 onze mannen van de Ronde van Frankrijk gehuldigd. Een 100 km ploegenkoers wordt gereden met onder meer R. Maes 378
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 379
Haemerlinck, S. Maes - A. Buysse, Braeckeveldt - Carpriaux, Verniers Lanckaert, Vervaecke - Billiet en G. Danneels - J. Verhaegen.
7 augustus 1935 Onze rondemannen zijn in de Wintervelodroom aan de eer geweest voor een onvergetelijke volkshulde. Duizenden geestdriftige sportliefhebbers juichten de dappere pedaalridders toe. Romain Maes was er de held van de dag. Haemerlinck - De Bruycker wonnen de 100 kilometer ploegenkoers.
28 september 1935 Op zaterdag 28 oktober gaat om 19 uur de wielerbaan van het gezellige Gentse Kuipke weer open. De eerste ploeg van de meeting is Haemerlinck Daneels. Daarna doen Buysse - Billiet hun heroptreden. De Kuysscher Verhaegen zijn ook van de partij. Dolfke Braeckeveldt is aan Carpriaux gekoppeld.
9 januari 1936 Er zijn velodrooms die bekend zijn voor de prachtige koersen welke er worden geleverd. Bij deze neemt het Gentse Kuipke de eerste plaats in. Van heinde en ver zijn de sportliefhebbers in de Arteveldestad opgekomen en nog nooit werden ze in hun verwachtingen teleurgesteld. Telkens trokken ze begeesterd weg en bekenden ze graag hen daar spoedig te zullen weerzien. Dat is vooral te danken aan één soort wedstrijd, de koppelkoersen. Voor de grote prijs op zondag 12 januari wordt de strijd over 100 kilometer aangebonden tussen prachtploegen zoals Charlier - De Wulf, Haemerlinck De Kuysscher, De Bruycker - Verhaegen, Kaers - Loncke en De Pauw Bruneau. De Warme Serre zal met zo'n programma weer eens vollopen en er zal waar naar geld worden geleverd.
6 april 1936 Zondag namiddag had om 3 uur in de zaal van de Wintervelodroom de aangekondigde meeting plaats van REX. Op hetzelfde uur en in hetzelfde gebouw had een tegenmeeting plaats, ingericht door de Socialisten. Bij de eersten waren circa 6000 aanwezigen, terwijl van de Socialisten amper 1700 à 1800 379
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 380
aanwezigen waren. Om gebeurlijke botsingen te vermijden was een sterke politiemacht opgekomen. Vierhonderd gendarmen en evenveel politiemannen bezetten van kort na de middag het park. Alles werd afgesloten, tot de kleinste wegeltjes toe. De gendarmen waren in oorlogsuitrusting, zelfs de gasmaskers ontbraken niet. Bij REX kwamen een viertal sprekers aan het woord, waaronder een zekere heer Spits en de heer Degrelle zelf. Deze laatste was in zijn gewoon humeur. De katholieke en socialistische politico-financiers kregen voor de zoveelste maal de volle lading. Vooral gezel Balthazar werd heftig beschuldigd. Hij is hiernaast aan â&#x20AC;&#x2DC;t brullen, terwijl zijn plaats in de gevangenis zou moeten zijn, riep Degrelle uit. Langs de andere kant, bij de Socialisten, die slechts door een houten schutsel van hun tegenstrevers gescheiden waren, werd het woord gevoerd door de gezellen Balthazar, Kamiel Huysmans, Herman Vos en minister Spaak. Beide vergaderingen eindigden op ongeveer hetzelfde uur. De Socialisten vormden zich in stoet en defileerden voorbij het standbeeld van Van Beveren. De Rexisten van hun kant verlieten het Feestpaleis in de grootste kalmte. Politie en gendarmen hielden een waakzaam oog maar er deden zich geen incidenten voor.
30 september 1936 Voor de zesdagenkoers te Gent in december heeft de bestuurder Albert Carlier onderhandelingen met de rijders aangeknoopt. Het staat reeds vast dat bij de deelnemers verschillende Hollanders zullen behoren. Naar alle waarschijnlijkheid komen aan de vertreklijn de ploegen Pijnenburg - Slaats, Van Schyndel - Van den Broeck en Pellenaar.
3 oktober 1936 Bij de heropening van de Wintervelodroom op 10 oktober wordt de eerste Amerikaanse van het seizoen ingehuldigd, met de lokale, nieuw gevormde extra-ploeg Billiet - De Kuysscher aan de kop. Men begint om 7 uur stipt en het gaat over 150 minuten.
29 oktober 1936 Zondag 1 november zullen om 3 uur in de Gentse Wintervelodroom de drie beste sprinters ter wereld elkaar bekampen: Jef Poeske Scherens, 5 maal wereldkampioen, L. Gerardin, 2 maal wereldkampioen en A. Richter, 3 maal 380
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 381
kampioen in de 60 km ploegenkoers..
24 november 1936 De Gentse zesdagen zullen in de Wintervelodroom gereden worden van 23 tot 29 december.
16 december 1936 Hilaire Hellebaut vertelde in het koffiehuis van de Sint-Pietersstatie over de zesdaagsen van vroeger. Hij heeft vier van de vijf koersen tussen 1922 en 1927 meegereden en in de laatste werd hij winnaar, samen met Maurice De Wolf. Zesdaagsen waren in dat tijdstip wedstrijden waaruit men getekend kwam. Van 3 uur â&#x20AC;&#x2DC;s namiddags tot 3 uur 's nachts stond het stormsein op Weest op uw hoede! Tijd voor eten werd er niet gegeven. Was men smakelijk bezig aan een gebraden kieken, dan moest men het ettelijke keren laten staan omdat er een jacht begonnen was en kon men het later koud proberen te verwerken. Maar het zwaarst waren toch de morgenuren, vooral in Gent. Daar was geen behoorlijke verwarming en men moest ingeduffeld in truien, sjaals, vesten, mutsen en knielappen rillend rondrijden. Het voorgeschreven tempo diende te worden gevolgd en wie het waagde af te stappen kreeg een verliesronde aan zijn been. De piste waarop de Gentse zesdaagsen verreden werden lag in de grote feestzaal, naast het gebouw waarin ze tegenwoordig ligt. Zij had een lengte van 225 meter met lange, rechte lijnen en korte bochten. Ze werd in 1928 afgebroken. Een symbolische daad, want er brak toen een andere periode aan, waarin de ploegenkoers een volkomen verandering onderging. Het tijdperk is tot geschiedenis gemaakt, vol boeiende momenten. Zoals de post der gendarmen, die zich in 1922 op de laatste dag aan de cabine van Van Lerberghe opstelde om een gevecht met Piet Van Kempen te voorkomen. Zoals het telegram waarin de verzorger van de ploeg Marcel Buysse - Oscar Egg dringend de vrouw van de Zwitser om overkomst vroeg, omdat haar man geheel teneergeslagen was en steeds wilde opgeven. De komst van zijn vrouw tranformeerde Egg van een moedeloze kerel tot de begeerde, felbeluste renner die de wedstrijd won.
381
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 382
22 december 1936 Sylveer Maes zal op 23 december om 10 uur 's avonds het vertreksein geven voor de zesdagenkoers, een sportgebeurtenis van belang in onze Arteveldestad.
30 december 1936 Eindrangschikking van de Gentse zesdaagse in de Wintervelodroom: 1 2 3 4 5 6 7
Albert Billiet - Kamiel De Kuysscher, totale afstand 3 256, 911 km Pellenaars - Slaats Killian - Vopel op 1 ronde Pijnenburg - Wels op 1 ronde Charlier - De Pauw op 1 ronde Meerschaut - Verreyck op 2 ronden Van Schyndel - Van den Broeck op 2 ronden
24 september 1937 Voor de heropening van de Wintervelodroom op zaterdag 2 oktober om 2 uur zijn 10 ploegen uitgenodigd die de koers zullen betwisten over 150 minuten met drie klassementen. Eens te meer zal in het gezellig Gents Kuipken schone sport te zien zijn. We vermelden nu al de deelname van de ploegen A. Buysse - A. Billiet, G. Ronse - DecaluwĂŠ, Daneels - De Kuysscher en De Bruycker - Verhaegen.
11 oktober 1937 Het mooi programma dat door Berten Carlier de Gentse sportliefhebbers zaterdagavond in de Velodroom werd aangeboden oogstte een verdiend succes. De opkomst was overgroot en de toeschouwers hebben dan ook fel genoten. De wereldkampioen Scherens was schitterend op dreef maar de Fransman GĂŠrardin bood geweldig weerstand. Achter kleine motoren zegevierde Albert Buysse, na een hevige strijd met Bruneau, die zich dapper weerde. De overwinning in de koers voor abonnenten ging naar De Clercq.
382
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 383
20 november 1937 Gaan de zesdagen van Gent al of niet door? In de commissie van de Wintervelodroom zijn leden te vinden die er voor gewonnen zijn, maar eveneens andere die liever van een inrichting afzagen. Bestuurder Carlier heeft de netelige kwestie besproken en het besluit zou luiden dat er mogelijks een zesdagenkoers komt. Over de datum is men het nog niet eens, maar wellicht wil men het groot wielerevenement in januari laten doorgaan.
26 december 1937 Geen enkel plaatsje was gisteren onbezet toen in de Gentse Wintervelodroom scheidsrechter Edgard Peckstadt om 3 uur het kerstgala van de wielerliefhebbers uit de beide Vlaanderen liet beginnen. De zaal zat zo bomvol, dat de poorten kort voor het startsein moetsen gesloten worden, zoals we het op dezelfde dag in 1930 hebben meegemaakt. Deze meeting zal dan ook ĂŠĂŠn der heuglijkste blijven in de geschiedenis van de Gentse piste. Dit kwam vooral door de degelijkheid van het programma, dat gaf wat het beloofde. Gedurende meer dan drie uren is de geest der mensen dooreengeschud geworden van drift, vreugde of spanning en geen enkele minuut heeft verveling of teleurstelling de gezichten beneveld. Het was een schitterende kerstvertoning. Pellenaars - Slaats won op 1 ronde van Buysse - Billiet en op 2 van Kaers Verhaeghen.
4 januari 1938 Woensdag 12 januari beginnen de Gentse zesdagen. Sprinten zullen plaatshebben om 15, 17, 19, 22, 24 en 2 uur â&#x20AC;&#x2DC;s morgens. Ontruiming om 6 uur. Vanaf 9 uur zal het publiek opnieuw toegang krijgen. 50% vermindering voor de dames en de werklozen. Een premie van 10 000 frank zal geschonken worden door de brouwerij Meiresonne. Tijdens de wedstrijddagen zal de uitzending van de Vlaamse golflengte van het N.I.R. iedere dag rond 22 uur 30 onderbroken worden, teneinde de uitslagen te kunnen meedelen van de avondsprinten.
19 januari 1938 De Gentse zesdagen werden op schitterende wijze gewonnen door de 383
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 384
Hollanders Slaats - Pellenaars op Buysse - Billiet. Op 1 ronde: Van Schyndel - Vanden Broeck en Guimbretière - Giorgetti. Op 2 ronden Deneef - De Kuysscher.
29 januari 1938 Men spreekt over een droevige nasleep van de Gentse zesdaagse. Enige renners hebben te Brussel en Antwerpen lucht gegeven van hun ongenoegen en beweerd dat ze door de inrichters bij de neus genomen zijn. Een aanzienlijk renner had nadat hij langs de kas was voorbij gegaan om zijn rekening te vereffenen met de keuken en zijn verzorgers nog 110 frank verdiend voor zes dagen zwoegen! De inrichters betreuren het zo sterk als de renner dat de ontvangsten niet groter waren. Het bestuur van de wielerbaan kwam bijeen en er werd besloten dat, indien men geen opcentiemen zou te betalen hebben aan de provincie, het bedrag daarvoor voorzien zou besteed worden aan de renners die het meest getroffen werden. Om ze voor het verlies te vergoeden besloot het bestuur aanstaande zomer een Nachtmeeting te geven. De winst zou verdeeld worden onder de betrokken renners.
14 september 1938 Het is nog niet zeker dat de meetings in de Gentse Wintervelodroom op 15 oktober zullen worden aangevat maar er bestaat alle kans toe. Men is volop in de weer om de baan helemaal in orde te brengen. Zoals men weet werd de piste afgebroken om de zaal te herscheppen in de FloraliĂŤn. Met de stad Gent werd een nieuw contract afgesloten en aan het hoofd vinden we hetzelfde bestuur, met dezelfde comiteitsleden als de vorige jaren. Men zal met de spelen wachten tot de gemeenteverkiezingen achter de rug zijn. Daar het seizoen dus heel wat korter zal zijn dan de vorige jaren zal men direct kunnen uitpakken met aanlokkelijke programma's. Op de vraag of Gent het nog zou aandurven een zesdaagse te geven nadat men twee maal een tegenvaller heeft gekend, antwoordde de heer Carlier niet ontkennend. Alles zal natuurlijk afhangen van de onzekere wereldvrede. Men zal eerst zien hoe andere steden het stellen en nagaan of de massa er voor te vinden is. Moest het blijken dat de zesdagenmannen geen ernstig werk leveren, dan zal men niet gauw overgaan tot de inrichting. Men zou die alleszins niet laten
384
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 385
lopen rond de kerstdagen.
10 oktober 1938 Naar we uit goede bron vernemen zullen Buysse en Billiet in de Wintervelodroom te Gent niet starten op de openingsmeeting van 15 oktober. De eisen van de ploeg zouden zo hoog zijn, dat de bestuurder Carlier onmogelijk kan toegeven. Van Schyndel en Vanden Broeck zullen wel van de partij zijn.
17 oktober 1938 Er was in de Gentse Wintervelodroom niet al te veel belangstelling voor de openingsmeeting met de 150 minuten ploegenkoers. De ploeg Van Schyndel Vanden Broeck werd eerste, op 2 ronden gevolgd door Deneef - Vander Meersschaut, op 3 ronden door De Bruycker - Hermie.
3 november 1938 Dat Van Vliet en Scherens het kunnen uitvechten op de Wintervelodroom heeft sensatie verwekt in de Gentse sportmiddens. Onze nationale Poes zal zich herpakken en dit wordt met ongeduld afgewacht. Hij zal ieders hart weer sneller doen kloppen. Drie reeksen worden op het gladgeschaafde en wellopend baantje betwist, alsook een recordpoging over 500 meter. Als omlijsting een omnium snelheid met achtervolging per ploeg, 500 meter tijdrijden en 15 km op eigen kracht.
8 november 1938 Volgens door de bestuurder van de Wintervelodroom aan het blad Les Sports is meegedeeld, is er sprake van deze winter te Gent toch weer een zesdaagse te geven. Dit bericht is fonkelnieuw voor allen die meenden dat na de minder bevredigende afloop van de laatste kampen men zich niet weer aan een experiment wilde wagen. Voor de datum twijfelt men nog tussen begin december en half januari.
23 november 1938 Berten Carlier was zaterdag laatst op bezoek in het Antwerps sportpaleis. Op de vraag of er al of niet een zesdaagse te Gent wordt ingericht in de loop van de winter heeft hij geantwoord dat de gedachte definitief is opgegeven. 385
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 386
Een ogenblik werd er aan gedacht die in samenwerking met de renners zelf in te richten, maar tot een praktische oplossing is het niet gekomen. Zodus moeten de Gentse sportmannen er niet meer op rekenen. In de echte zin van het woord genomen zijn de zesdagen van verleden jaar een te grote tegenvaller geweest.
26 december 1938 In de Wintervelodroom won Poeske Scherens de grote kerstmisprijs. De ploeg Kaers - De Bruycker zegevierde nogmaals in de omnium. Ruim 6000 trouwe liefhebbers trotseerden koude en sneeuw om de klassieke Kerstgala in het Gentse Kuipke bij te wonen. Er heerste een gezellige sfeer in de goed verwarmde zaal. Wanneer de koppelwedstrijd moest aanvangen stroomde het water op de baan en maakte ze ongeschikt om een wedstrijd te laten betwisten. De sneeuw op het dak was aan het smelten gegaan en de toevoer van water was zo geweldig, dat de bijeenkomst werd stilgelegd.
1 juli 1939 Men kan van nu af alle avonden bij prachtig weder ooggetuige zijn van de snelste sprinten, nog niet eerder gezien in BelgiĂŤ. Waar? In ons park en dat onder de ogen van de politie en onze parkbewakers. Als er daar doden zijn, aan wie de schuld? * Op 25 augustus 1939 werd een gedeeltelijke mobilisatie afgekondigd en het leger in staat van verweer gebracht wegens de kritieke internationale toestand. Op 1 september begonnen de vijandelijkheden tussen Duitsland en Polen. Op 3 september waren Frankrijk en Engeland in staat van oorlog met Duitsland.
18 september 1939 De heren bestuursleden van onze Wintervelodroom hebben de hoofden bijeen gestoken om de zaak in overweging te nemen en in te zien of er mogelijkheid bestaat de poorten van het Gentse Kuipke te openen. Er werd besloten een gemengd sportfeest in te richten. Benevens een zo aantrekkelijk mogelijk wielerprogramma zou dit aangevuld worden door boks- en worstelwedstrijden. De medewerking werd toegezegd van Excelsior Boxing Club en Gents Wonderland. 386
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 387
Verder is er nog sprake van een belangrijke exhibitie door de Mechelse professor in het schaatsrijden Theo Hertogs, die het zou wagen zich door moto's te laten trekken. Een sensatienummer van eerste klasse als het lukt.
29 september 1939 Het bestuur van de Wintervelodroom zal een gemengd sportfeest inrichten ten voordele van Het Pakje van de Soldaat, met het volgende programma: - wielerkoersen: 3 maal 10 km achter kleine moto's en 2 maal 10 km op eigen kracht met Marcel Kurt, kampioen van België, Daneels, De Kuysscher, enz.; - worstelen: met welwillende medewerking van de Belgische Worstelbond, afdeling beide Vlaanderen, met kampioen van België Brossé tegen Van Reeth; - bokswedstrijd: kampioenschap der beide Vlaanderen half-zwaargewichten, met Lode Wuestenraedt van Gent tegen Karel Maes van Izegem en trainingskampen met Sys, Vande Saffelen en Lescrauwaet; - actueel attractienummer: achtervolging op rolschaatsen, getrokken door moto's, met de vermaarde professor Theo Hertogs. Het sportfeest was eerst gepland voor zondag 15 oktober. Aangezien die dag te Gent een belangrijke voetbalwedstrijd plaats grijpt ten voordele van Het Pakje van de Soldaat, heeft het inrichtend comiteit van de Gentse renbaan besloten het feest 8 dagen later te laten doorgaan, dus op zondag 22 oktober.
19 oktober 1939 Dinsdag namiddag kende de Gentse Wintervelodroom haar vroeger bedrijvig trainingsleven. Niet alleen op de houten cirkel was er een buitengewone animatie waar te nemen, het wemelde ook van kijklustigen op de banken. Op het toneel zagen we voorwaar totaal onverwacht Gust Daneels optreden. Ook hij is door de dienstplicht van de haardstede verwijderd. Hij nam de verlofuren die hem gegund waren ten bate om zich met de meeste zorg voor te bereiden op de eerstkomende kamp te Antwerpen. Dolfke Braeckeveldt, onze Gentse crack, oefende zich achter de motor. De heer Hertogs, professor aan de Gentse Roller Skating, deed met zijn leerling de Gentenaar René Van Laere een uiterst geslaagde proef.
387
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 388
24 oktober 1939 Uitslagen van het sportfeest in de Gentse Wintervelodroom: -
Adolf Braeckeveldt won achter motoren; De Kuysscher was de sterkste op eigen kracht; Karel Maes werd Kampioen der Beide Vlaanderen in het boksen; De Paepe van De Verenigde Krachtmeters won van Goossens en Boone werd Kampioen van BelgiĂŤ tegen Reeth bij het worstelen, terwijl De Wilde won bij de lichtgewichten; - Van Laere won bij het rolschaatsen na 10 ronden met 70 meter op Hertogs.
Het welgeslaagd sportfeest, op touw gezet ten bate van het Pakket voor de Soldaat, heeft 11 631, 95 frank opgebracht. De mooie som werd reeds overgemaakt. Indien de aangewende stappen van de inrichters lukken, zal daar nog de teruggave der taksen aan toegevoegd worden. Een prachtige uitslag, dank zij de onbaatzuchtige inrichters, de renners en de sportmannen die spontaan hun medewerking toezegden aan dit edel initiatief. Nieuwe wielerkoersen zullen op zondag 5 november worden gehouden: een snelheidsproef, een achtervolging en een 60 km ploegenkoers met de beste beroepsrenners.
20 november 1939 In de Wintervelodroom deed de ploeg Buysse - Billiet een zegevierend heroptreden. Ze beĂŤindigden de ploegenkoers met een ronde winst.
27 november 1939 De aangekondigde koersen die in de Velodroom waren voorbehouden aan de junioren zijn afgelast. Ten gevolge van de stortregens sijpelde het water door het dak en was de piste onberijdbaar. Het gewone wekelijkse programma zal in december worden voortgezet.
23 december 1939 De traditie getrouw heeft het bestuur van de Gentse Wintervelodroom geen ogenblik geaarzeld zijn jaarlijkse meeting op touw te zetten, niettegenstaande de ongunstige tijdsomstandigheden. Het schoonste van al is dat de oorlog 388
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 389
welke sedert september woedt, Gent niet heeft belet een programma ineen te steken dat voor geen enkele vroegere Kerstgala hoeft onder te doen. Zijn er geen Duitsers of Fransen van de partij, daarentegen werden niet minder dan 6 beste Hollandse renners aangeworven, waarvan enkele die men te Gent tot hiertoe minder zag of hun heroptreden doen, terwijl het internationale karakter van het programma verder verhoogd wordt door de aanwerving van de in België verblijvende Engelsman Cozens en de Italiaan Di Paco.
26 december 1939 Uitslag van de Kerstgala in de Gentse Wintervelodroom: - Kaers - De Bruycker wonnen de ploegenkoers - Daneels - De Kuysscher wonnen de snelheidsproef - Ramon - Caluwé waren bij de junioren onweerstaanbaar
6 januari 1940 Het prachtprogramma van zondag 7 januari aanstaande in de Wintervelodroom wordt in de wielermiddens fel besproken en niet zonder reden. De komst van de populaire Poes wordt algemeen toegejuicht. Twee reeksen handicap worden betwist, met finale tussen de vier eersten in iedere reeks. Voor het officieus kampioenschap van België achtervolging zijn de reeksen Huys tegen Clautier en De Kuysscher tegen Somers. De winnaars ontmoeten elkaar voor de 1° en 2° plaats, de verliezers voor de 3° en 4° plaats. Kaers, Billiet en Daneels rijden 3 reeksen achter kleine moto's, terwijl al de ploegen voor de Amerikaanse over 50 km vaste vertrekkers zijn.
8 januari 1940 In de Wintervelodroom was Clautier de baas in de achtervolging. Daneels was de sterkste achter de ronkende machine. De Backer en Bruneel triomfeerden in de ploegenkoers. Onze Poes was wegens ziekte afwezig.
24 januari 1940 De aangekondigde meeting in de Gentse renbaan op 28 januari gaat beslist door. Teneinde alle verwarring in de sportmiddens te voorkomen stelden we ons in verbinding met het bestuur. Groot was hun verwondering toen we vroegen of men gezien de heersende koude, het inzicht had de aangekondigde 389
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 390
meeting te verdagen. Het bestuur zal de nodige maatregelen treffen om de zaal goed te verwarmen, zodat het aan gezelligheid niet zal ontbreken en de renners niet in het minst zullen te klagen hebben. Het regelmatig verloop van de ploegenkoers is dus verzekerd.
26 januari 1940 De meeting van zondag 28 januari in de Gentse Wintervelodroom is wegens het barre weder dan toch voor onbepaalde tijd uitgesteld!
20 februari 1940 Donderdag 7 maart zal om 7 uur 's avonds in de Wintervelodroom door de militaire overheid een groot sportfeest worden ingericht, ten bate van onze soldaten van de 2°, 22° en 32° linieregimenten, met de welwillende medewerking van de K.B.W.B., Radio-Vlaanderen en de Gentse dagbladen. Het feest wordt opgeluisterd door Ler Elingsor en zijn Miliciens. Het programma is als volgt samengesteld - wielrijden: snelheid per ploeg in 2 reeksen, Australische achtervolging, afvallingskoers en een 40 km ploegenkoers met Kaers - De Bruycker, Billiet - Buysse, Scherens - Verhaegen, De Kuysscher - Daneels en Deneef - Aerts; - 1600 m loopkoers met de atleten Van Rumst, Chapelle, Verheylesonne, Heuninck, Van Lancker, Van Meere, Naert, Willems en Van Steenberghen; - boksen met Karel Sys, Al. Gérard, De Witte, Cely, Wuytinck, Van Malderen, De Landsheer en Marly; - worstelen met Brossé, Wauters, Scherpenissen, Tinbergien en Goossens.
27 februari 1940 Gezien de tijdsomstandigheden zullen dit jaar geen betogingen plaatshebben op 1 mei. Te Gent zal om 10 uur 30 in de Wintervelodroom een groot socialistisch partijfeest worden ingericht, waarop minister Balthazar de meirede zal uitspreken.
390
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 391
6 maart 1940 Wat betreft het groot sportfeest in de Gentse Wintervelodroom, is het te verwachten dat het zich zal afrollen onder het fameus teken met gesloten deuren. In extremis zijn er nog twee toetredingen, namelijk van Sylveer Maes, de glorierijke overwinnaar van de Ronde van Frankrijk en Robert Naeye, de schitterende laureaat in talrijke koersen, waaronder de laatste in Brussel. Aan de ploegenkoers nemen Scherens - S. Maes en Naeye - De Backer deel.
9 maart 1940 Op het wielerfeest in de Wintervelodroom wonnen Kaers - De Bruycker de uiterst bewogen en fel betwiste ploegenkoers. We zullen niet gewagen van een volle bak zoals men gewoonlijk in de sporttaal zegt, maar de verwachtingen werden ver overtroffen. De piotten ergens ten velde zullen er wel best bij varen, zodat het beoogde doel werd bereikt.
15 mei 1940 Gent kende maandagavond zijn eerste erge luchtaanval. Bij de zware bombardementen werden de nieuwe wijk van Gent-Sint-Pieters en het park erg geteisterd. In de Elisabeth-, Clementina- en Sint-Denijslaan zijn talrijke huizen en uitbatingen vernield of beschadigd en verscheidene burgers gedood of gewond. Er is grote schade aan de Wintervelodroom en het Museum van Schone Kunsten. * Gent werd op 23 mei 1940 door het Duitse leger bezet.
26 juli 1940 Kunnen de wielerpistes terug tot bloei komen? Antwerpen roert zich met het Sportpaleis. Sint-Niklaas kondigt voor dit seizoen nog twee meetingen aan voor beroepsrenners en draait op 3 augustus reeds met junioren. Gent moet haar houten Kuipken heropbouwen. Het moet en zal gaan.
31 juli 1940 Zoals men weet werd door de beschieting heel wat vernielingen veroorzaakt aan het Gents Kuipken. De glazen koepel werd gans verbrijzeld, maar gelukkig bleef de houten band op de piste omzeggens ongedeerd door het feit dat 391
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 392
de obussen meestal in het zand terecht kwamen. Reeds heeft de heer Oscar Braeckman bij het stadsbestuur stappen aangewend om de nodige fondsen tot herstelling te bekomen. Het oude dak wordt gans vernieuwd. In de toekomst zal men dan de regenbuien niet meer te vrezen hebben. Alles zal er nu van afhangen of het nodige materiaal voor de herstellingswerken gemakkelijk en spoedig te verkrijgen is. Indien alles een weinig meevalt hoopt de heer Braeckman einde september kant en klaar te staan en zou er van een eventuele heropening sprake kunnen zijn. Afwachten is de boodschap!
25 augustus 1940 De herbouwingswerken die nodig zijn om de Wintervelodroom behoorlijk in te richten zijn van zodanige omvang, dat men hiermee niet klaar kan zijn op de voorgestelde datum van 22 september. Daardoor ziet het actiecomiteit voor de uitvoering van de Rubenscantate zich verplicht van zijn opzet af te zien, tot wanneer het gebouw daartoe ter beschikking kan worden gesteld.
10 september 1940 De Gentse wielerbaan wordt thans van een nieuw en modern dak voorzien. Allerhande verbeteringen worden aan het Kuipke gebracht, onder meer op gebied van verwarming en luchtverversing. Indien alles normaal verloopt hoopt men in november kant en klaar te zijn.
30 september 1940 De herstellingswerken aan de Gentse Wintervelodroom verlopen voor het ogenblik heel vlot. Zonder tegenspoed koestert men het vooruitzicht dat einde oktober alles zal heropgebouwd zijn. Het ligt in de bedoeling van het bestuur in de loop van de maand november de eerste wielermeeting te geven en wel â&#x20AC;&#x2DC;s zondags. Deze zouden aanvang nemen om 1 uur, om rond 4 uur te eindigen.
14 november 1940 Wanneer zal de Gentse Wintervelodroom heropend worden? Tegen Kerstdag of eerder? Dat is een grote kwestie. Tijdens vroegere winters moesten wij ervaren dat het dak niet meer bestand was tegen hevige slagregens of sneeuwwater bij dooi. De bombardementen hebben het overige voltrokken. Kortom, er moest een gans nieuwe en steviger overdekking komen. 392
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 393
Al heeft het teveel tijd in beslag genomen, toch is het nu omzeggens klaar. Eind november zal waarschijnlijk de training kunnen hervat worden. Als het wel gaat krijgen we de heropening tegen half december, tenware de bestuurders het voordeliger oordelen te wachten tot Kerstdag, om dan met een klassieke gala van wal te steken. In alle geval liggen de renners uit Vlaanderen er danig op verlekkerd en van elders niet minder. Als in volle voorbereidingsperiode het weder buiten lelijk doet, kunnen zij de afstand malen op de houten band, zonder gevaar voor tuimelperten op een bevroren baanvak of hinderlijke verkoudheden en brokken van griep. Ze kunnen echter ook op de piste het evenwicht verliezen of zich in de tocht stellen.
26 januari 1941 Hoe dikwijls werd in de laatste tijden niet met klem geschreven over de heropening van ons Gents Kuipke! Deze dagen konden we alweer in een Franstalig sportblad lezen dat de Gentse renbaan op 16 februari opent met een 80 km ploegenkoers voor beroepsrenners als voorspel. De bestuurder Oscar Braeckman verzet sinds enkele weken hemel en aarde om toch in de kortst mogelijke tijd met de werken klaar te zijn en durft nog geen juiste datum bepalen voor de openingsmeeting waar onze wielerjongens en niet in het minst het sportminnend publiek weliswaar sinds weken naar hunkeren. Er moeten op het dak nog 400 zinken platen worden gelegd en hier ligt de grote struikelsteen. Alles hangt af van de levering van dit zo nodig materiaal. Men hoopt in de komende week de juiste platen te reinigen en daarna te schaven. Binnen veertien dagen zal de piste voor de publieke oefeningen opengesteld kunnen worden. De heer Braeckman rekent op eind februari voor de eerste koersen.
5 februari 1941 De officiĂŤle datum voor de heropening van de Gentse Wintervelodroom is nu bepaald vastgesteld op zondag 2 maart. In vervanging van de heer Albert Carlier werd Willem van Wijnendaele tot bestuurder van de wielerbaan benoemd. De renners kunnen reeds van maandag af de oefenritten hernemen.
393
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 394
1 maart 1941 Het volledig programma van de openingsmeeting van de Wintervelodroom op zondag 2 maart is als volgt: - om 2 uur 15 een cyclobalwedstrijd door Sport na Arbeid; - twee reeksen snelheidskoers voor junioren; - een koers op eigen kracht voor junioren, 2 reeksen over 30 ronden; - achtervolging over 20 ronden (3 240 meter) tussen de kampioen van BelgiĂŤ Martin Van den Broeck en Achiel De Backer; - achtervolging per ploeg over 20 ronden tussen Romain en Sylveer Maes en Kint - Defoort: - afvallingskoers tussen de 14 overige aangeworven beroepsrenners, waar bij alle 3 ronden een renner afvalt; - grote prijs Maurits Raes, een 2 uren koers met de hoger genoemde ploegen.
4 maart 1941 Traditiegetrouw wonnen Daneels en De Kuysscher de openingskoers. De Backer zegevierde in de achtervolging op de titeldrager Martin Van den Broeck. Vande Vyvere was de rapste bij de junioren.
ERIK DE KEUKELEIRE
Fragmenten uit "De Gentse citadel en het Citadelpark, deel 2 (1908-1940)", 320 pagina's, oktober 2004, uitgave in eigen beheer.
394
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 395
MINDER BEKENDE EN OF VERDWENEN LOCATIES
Gloeikousjesfabriek Schulze Korianderstraat.
In 1839 werd door ingenieur en architect Joseph Migom (Gent 1793 - Gent 1869) de katoenspinnerij De Gandt-Vander Schueren ontworpen en gebouwd. Een industrieel complex begrensd door de Lammerstraat, de Platteberg, de Schelde, de Sint-Pietersnieuwstraat en de Korianderstraat. In 1841 werd de fabriek met een vlasspinnerij uitgebreid.. Later maakte het bedrijf als vlas- en werkstoomspinnerij deel uit van S.A. “L’Association Linière”. Op het einde van de 19e eeuw werden grote delen van het complex afgestaan voor de oprichting van het nieuw wintercircus. Alleen het hoofdgebouw aan de Korianderstraat bleef over. In 1928 werd dit hoofdgebouw gekocht door Emiel Schulze die het liet ombouwen tot gloeikousjesfabriek onder de naam “Fabrique Anglaise de manchons à incandescence”. Hij stelde er meer dan 300 mensen te werk, hoofdzakelijk meisjes en vrouwen. De laatste gloeikousjes werden geproduceerd in 1973. Gloeikousjes zijn netjes gemaakt van synthetische vezels die bij verhitting helder wit oplichten. Ze worden gebruikt om het licht van een gaslamp, dat normaal vrij geel is, witter te maken en de lichtsterkte te vergroten. Ze zijn heel gevoelig voor schokken. De gloeikousjes werden ontwikkeld door de scheikundige Carl Auer van Welsbach in 1891. Een commercieel succes, dat in gebruik bleef tot in het midden van de 20ste eeuw de straatverlichting met gaslantaarns werd verdrongen door elektrisch licht. In Gent werden de gasstraatlantaarns na W.O. II straat voor straat door elektrische lichten vervangen. Dat betekende meteen ook het begin van het einde voor het gloeikousjesbedrijf van Schulze. Het gebouw is als monument beschermd, maar staat al tientallen jaren leeg. Het heeft natuurlijk te lijden gehad onder die jarenlange leegstand, het was een echte duiventil, maar de structuur is goed bewaard. Projektontwikkelaar Flanders Estate kocht inmiddels het pand met de bedoeling het om te bouwen tot vijf ruime lofts van 250 m² bruto-oppervlakte met parkeergarages en bergruimtes op het gelijkvloers. De lofts worden casco geleverd, d.w.z. de muren, de vloer en het plafond, de kopers moeten ze zelf verder afwerken. Omdat het een beschermd monument is, zullen de bestaande elementen zoveel mogelijk behouden en gerestaureerd worden, zo o.a. de 395
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 396
De gloeikousjesfabriek Schulze omgevormd tot loft (midden)
396
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 397
steunbalken, de gietijzeren kolommen en de blauwe hardstenen Dorische zuilen in de kelderverdieping. Er zullen ook nieuwe houten ramen worden geplaatst, die volgens het historisch concept nieuw zullen worden gemaakt want intussentijd is geen enkel raam meer gelijk. Een negentiende eeuws fabrieksgebouw, net naast schouwburg Minard, tussen het Zuid en de Kouter, precies in het stadscentrum, werkelijk een unieke locatie. Het getuigt van respect voor ons bouwkundig erfgoed dat het wordt gerenoveerd. Tot nog niet zo heel lang geleden zou het onherroepelijk tegen de vlakte zijn gegaan en bouwpromotoren hadden er ongetwijfeld een modern en nietszeggend appartementsgebouw neergepoot. Het gebouw kwam op televisie, omdat een actrice van de serie “Flikken” er haar appartement had aan de kant van de Walpoortstraat.
Literatuur Bouwen door de eeuwen heen. Inventaris van het cultuurbezit in België. Architectuur. Deel 4 nb Stad Gent. Zuid-West, 1979. Het Nieuwsblad, Oude fabriek verandert in lofts, 7 augustus 2007. Internet. Google.
Daniël Van Ryssel
397
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 398
GENTSE MEMORIEDAGEN: 26-27-28-29-30 NOVEMBER
26 november 1596 Dood van de Pest in Heidelberg van Jakob Kimedonck. Door Van Campene en De Jonghe verkeerdelijk Hinnedonck geschreven. Deze Duitser geboren te Kempen nabij Keulen, was Rector geweest aan het Collegium Sapientiae te Heidelberg, maar kreeg er in 1577 zijn ontslag als Calvinist. Werd hier in 1578 Rector van de Calvinistische Universiteit. Hij heeft van de eerste tot de laatste dag de leiding gehad van het Theologicum. Hij gaf zijn inaugurale les in het oud klooster van de Vrouwebroers op 6 Oktober 1578: “Tot lof van de theologie, als wetenschap die alle andere menselijke wetenschappen overtreft en die door God zelf aan de mensen is gegeven.” Hij richtte zich daarin o.m. tegen het pausdom, zeggende “dat de Roomsche Kerk en haar theologanten sophisten of neuswijze muggenzifters waren.” Op 19 november 1579 maakte hij, op aansporing van enkele aanzienlijke dames, een aanvang met het houden van dagelijkse bijbellezingen in de StBaafskerk, telkens om 4 uur in de namiddag. Na de dood van zijn eerste vrouw, hertrouwde hij hier in 1583 met Anna De Smet. Toen Hembyze naar het schavot geleid werd, sprak hij hem de laatste troostwoorden toe. In 1584 vertrok hij uit Gent naar Sluis en Vlissingen om uiteindelijk predikant te worden in Middelburg. In 1589 keerde hij naar Heidelberg terug waar hij aan zijn vroeger College Hoogleraar werd in 1590 en opnieuw Rector in 1591. Zie in dit verband ook “Calvinistische Universiteit” in “Ghendtsche Tydinghen” 2007 - N° 6 - pp.375-376
26 november 1681 Inhaal in Gent van Primus Goethals. Zie ook “Ghendtsche Tydinghen” - 2007 - N° 4 - p.246
26 november 1785 Het Stadsbestuur beslist dat voortaan de huizen in de straten zullen genummerd worden. 398
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 399
26 november 1821 Geboorte van Karel Andries. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2010 - N° 1 - p.70
26 november 1871 Geboorte van Dr. Adolphe Spruyt. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2009 - N° 1 - p.47
26 november 1874 Dood van Baron Charles Coppens. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2010 - N° 1 - p.65
26 november 1882 Inhuldiging op het Kerkhof van de Brugse Poort van het grafmonument van Lieven De Winne.
26 november 1908 Dood van Oscar Pyfferoen. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 1999 - N° 5 - p.294
26 november 1908 Eerste opvoering in Gent van “Het Lustig Weeuwke”.
27 november 511. Dood van Clovis. Deze Frankische koning regeerde van 481 tot 511.
27 november 1382 Slag van West-Roozebeke. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2005 - N° 2 -p.120
27 november 1568 Lucas de Heere wordt verbannen als ketter. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2007 - N° 2 - pp.112-113
399
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 400
27 november 1795 Afschaffing van de Raad van Vlaanderen. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2000 - N° 3 - pp.176-177
27 november 1826 Laatste concert van de “Académie de Musique”. Deze maatschappij, onder voorzitterschap van de orgelmaker Pierre De Volder, gaf vanaf 1808 publieke concerten in de zaal van de Sodaliteit. Dit laatste concert stond onder de leiding van Joseph Mengal.
27 november 1878 Dood van Prosper Venneman. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2004 - N° 6 - p.382
27 november 1886 Dood in Alaska van Missionaris-Bisschop Karel Seghers. Hij werd geboren op 26 december 1839 op de St-Elisabethgracht. Hij is niet te verwarren met zijn naamgenoot, die andere Gentse bisschop, Emiel Seghers. Onze Seghers waarover wij het hebben werd uiteindelijk Bisschop van Vancouver, wat toch een hele prestatie is voor een Gentenaar. Hij was dààr trouwens beter bekend dan hier, want er zullen wel niet zo veel Gentenaars geweest zijn die zich bewust waren van het bestaan van een Bisschop Karel Seghers. Na het St-Barbaracollege ging hij naar het Seminarie in Leuven. Hij wordt priester gewijd in 1863 en vertrekt hetzelfde jaar nog naar Canada. De jonge missionaris wordt er de secretaris van de Bisschop van Vancouver, in een streek waar de bevolking - zo schrijft hij in een van zijn brieven - zeer laag gezonken is en de wanhoop der priesters is. Hij trekt er zich het lot van de Indianen aan, neemt er de leiding van een school en is er weldra populair als prediker. Hij trekt te voet of per slee door weinig verkende streken en wordt zwaar ziek in 1867. Op zijn 28e wordt hij aangesteld als Bisschop van Vancouver. Hersteld van zijn ziekte wil hij zich niet beperken tot de zorg voor zijn bisdom en hij vertrekt voor een tocht per slee door Alaska die 4 jaar zal duren. Hij zou trouwens later nog terugkeren naar Alaska. In 1883 komt hij terug naar België voor een korte vacantie. Deze beperkt zich tot enkele dagen rust op Meulestee waar hij zijn jeugd doorgebracht heeft en waar hij geestdriftig ontvangen wordt. Hij vertrekt daarna van de ene Belgische stad naar de andere om voor400
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 401
drachten te houden over het leven in Alaska. Hij gaf die voordrachten, gekleed als Eskimo, met een primitieve huidenmantel en op sneeuwschoenen. Dit verwekt vanzelfsprekend heel wat ophef. Ook in de Verenigde Staten gaat hij dergelijke voordrachten houden. Terug in zijn bisdom herneemt hij zijn reizen doorheen de noordelijke streken. Zijn laatste tocht naar Alaska zal hem fataal worden. De enige knecht die hem vergezelt wordt waanzinnig en wil terugkeren. Seghers weigert en de knecht vindt er niets beters op dan hem gewoon dood te schieten. Zijn stoffelijk overschot werd door een Engels oorlogsschip overgebracht naar Canada. Aan zijn geboortehuis op de St-Elisabethgracht werd een gedenksteen aangebracht “Aan de missie-bisschop van Vancouver en de eerste martelaar van Alaska.”
27 november 1897 Geboorte van Henri Story. Hij stamde uit een textielfamilie. Zijn moeder stierf toen hij 1 jaar was, zijn vader toen hij er 6 was. Samen met zijn 3 zussen werd hij opgevoed door zijn grootmoeder Marie Story-Voortman. Ging naar het “Institut de Gand” tot in 1915 en vertrok dan naar het IJzerfront als vrijwilliger. Liberaal provincieraadslid van 1929 tot 1936. Lid van de Beheerraad van de “Ecole des Hautes Etudes”, van “Les Amis du Vieux Gand”, van “La Société des Beaux-Arts”, ”La Flandre Libérale”, etc. Hij maakte carrière aan de top van de textielindustrie en vervulde talrijke andere mandaten. In 1936 werd hij Voorzitter van de “Liberale Associatie” en in 1939 Schepen van Stadsregieën.” In 1940 ging hij in het verzet. Hij werd door de Duitsers gearresteerd op 22 oktober 1943 in de kantoren van Brufina op de Kouter. Hij bleef in de Gentse gevangenis tot in Maart 1944 en werd dan gedeporteerd naar Duitsland: Esterwegen, Gross Strehlitz en tenslotte naar Grosz-Rosen waar hij stierf op 5 December 1944. Er werd algemeen aangenomen dat hij Alfred Vonder Stegen zou opvolgen als burgemeester. Hij had steeds gestreefd om in de Beroepsschool een Textielafdeling op te richten. Ze kwam er 1956 en werd naar hem de Storyschool genoemd. Het Speelplein Desiré Cnudde werd wegens de houding van deze laatste onder de bezetting herdoopt in Speelplein Henri Story. Henri Story was ook lid van de Vrijmetselaarsloge “Le Septentrion”.
401
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 402
27 november 1912 Dood van Guillaume Verspeyen. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2001 - N° 3 - p.175
27 november 1959 Dood van architect Valentin Vaerwyck. Hij werd hier geboren op 3 Maart 1882. Deze, niet alleen zeer verdienstelijke architect, maar ook oudheidkundige, deed schitterende studies aan het St-Lucas-Instituut. Hij was nog geen 20 jaar toen hij - onder een 100-tal deelnemers - de Eerste Prijs wegkaapte in een wedstrijd die uitgeschreven was door de stad Brugge voor het oprichten van een aantal gevels in een trant die in harmonie moest zijn met deze van de Brugse binnenstad. (Een gouden tijd want toen was er nog geen sprake van per se “hedendaags” en Charters van Venetië). Dit feit heeft wellicht het verloop van zijn verdere carrière bepaald, want heel zijn leven zal hij vervuld blijven met eerbied voor ons rijk bouwkundig erfgoed en hij zal vele van onze onvervangbare oude gebouwen op een oordeelkundige wijze restaureren. Men wordt er depressief van als men het architectuurwereldje van nu vergelijkt met dat van toen.Van vooruitgang gesproken... Er volgt dan een reeks onderscheidingen in talrijke nationale en internationale wedstrijden. Zijn definitieve doorbrak kwam in 1912-1913. Het is onder zijn leiding dat de toren van ons Belfort op prachtige wijze herbouwd werd, wat een aanzienlijke verbetering zou betekenen voor het silhouet van de Gentse torenrij. Het is in dezelfde periode dat de toen 30-jarige Vaerwyck het “Oud Vlaanderen” ontwierp van de fameuze Expositie van 1913. Het was een merkwaardige reconstructie van de mooiste van onze Vlaamse gebouwen, samengebracht in een harmonisch geheel en het is te betreuren dat een dergelijke realisatie gedoemd was om een kortstondig bestaan van nauwelijks 6 maanden te kennen. Eerbied voor het werk van onze befaamde bouwmeesters uit het verleden, goede smaak en een gevoel voor harmonie: behoort tot het verleden. Het Alyns-Hospice waarin het Museum voor Folklore is ondergebracht, werd gerestaureerd in 1960-1962 volgens plans die door Vaerwyck gemaakt werden in... 1908. In 1923 werd hij benoemd tot architect van de Provincie OostVlaanderen, een functie die hij bleef uitoefenen tot aan zijn opruststelling in 1947. Als erkenning van zijn uitzonderlijke verdiensten werd hij door de koning in 1956 in de adelstand verheven.
402
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 403
Valentin Vaerwyck. 1882-1956.
403
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 404
In het begin van deze eeuw maakte hij deel uit van een klein groepje mensen die de St-Jorisgilde nieuw leven zou inblazen.
27 november 2009 Dood van Jan Hublé. Hij werd geboren in Latem op 20 augustus 1923. Professor van Ecologie aan de R.U.G.Voorzitter-Stichter van het Centrum voor Natuurbeschermingseducatie. Ondervoorzitter van de Provinciale Commissie voor Monumenten en Landschappen. Het was hij die het idee lanceerde om van de Bourgoyen een beschermd natuurgebied te maken, een man aan wie de Gentenaars dus veel te danken hebben. Hij was getrouwd met Nadia, de dochter van Richard Vankenhoven.
28 november 1650 Geboorte te Kortrijk van Jan Palfijn. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 1999 - n° 4 - p.234
28 november 1778 Adjudicatie op het Stadhuis voor de bouw van een Entrepôt op de Coupure. Enkele maanden nadien begon men te bouwen en een jaar later stond er op de Coupure, op de hoek van de huidige Hospitaalstraat "den Entrepôt ofte Stapelplaetse daer men de Goederen en Koopmanschappen laet in berusten, om naderhand uyt te lossen." Door het graven van de Coupure van 1751 tot 1753 konden de schepen die van de Brugse Vaart kwamen nu eindelijk de haven in het stadscentrum bereiken. Theoretisch althans, want voor grote schepen was daar geen sprake van aangezien zij geblokkeerd werden door een reeks vaste, stenen bruggen, nl. de Recollettenbrug, de Predikherenbrug en de St-Michielsbrug. Maar zelfs toen deze hindernissen opgeruimd waren door de bouw van draaibruggen, verkozen veel schepen het te laten bij de Coupure. De factoren die het doorvaren naar het centrum afremden waren de uurregelingen van de nieuwe bruggen, het te betalen bruggeld, de dagelijkse opstoppingen op de Leie en de moeilijke maneuvers op de Graslei. De goederen werden dan maar afgezet op de Coupure vanwaar ze onmiddellijk met karren vervoerd werden naar het Pakhuis op de Koornmarkt. Daar de nood aan een echt stapelhuis zich deed voelen kwam de Regering met een absurd voorstel voor de dag. Onze huidige regeringen hebben dus niets uitgevonden. Men zou de St-Niklaaskerk hervormen tot een Beursgebouw en
404
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 405
een Stapelhuis. De protesten tegen dit project waren zo onmiddellijk en zo hevig dat de Regering achteruitstoomde. Wij weten niet hoe zij deze terugtocht formuleerde, maar had ze vertrouwd geweest met onze moderne, progressieve terminologie, dan zou ze gezegd hebben dat het maar een “denkpiste” was. Men besloot dan maar wijselijk het Stapelhuis te bouwen dààr waar de goe-
Het Keizerlijk Entrepôt op de Coupure.
deren toch al gelost werden. Stadsarchitect Louis ‘t Kindt stelde de plans op en liet zich daarbij inspireren door een tekening van de Directeur der Openbare Werken in Vlaanderen, Malfeson, de man die ook al een rol gespeeld had bij de bouw van het Rasphuis. Het werd een sober, utilitair gebouw met één verdieping. Rechtover het gebouw werd een nieuw model van loskraan geplaatst, die veel doeltreffender werkte dan alle voorgaande, de zogenaamde “Wippe”. Gedurende een halve eeuw zou het Entrepôt op de Coupure een gonzende activiteit kennen, maar de situatie veranderde volledig met het graven van het Kanaal van Terneuzen. In 1844 had het Stapelhuis vrijwel alle belang verloren. In 1852 werd een deel van de gebouwen afgebroken en op die plaats kwam het Van Caeneghem-Gesticht, anders gezegd het “Blindenhuis”. In 1865 brak men het grootste deel van de nog resterende gebouwen af en enkele jaren later verdwenen de laatste overblijfselen van wat eens het “Keizerlijk Entrepôt” was geweest. Resten ons enkel nog enkele foto’s.
405
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 406
28 november 1792 “Er syn lestig Borgers als provisioneele Representanten van het Gendsch Volk, verkosen door het vergaederd volk in de Cathedrale Kerke van den H. Bavo.” Een ervan was Charles Van Hulthem.
28 november 1796 Geboorte van Henriette Lousbergs. Zij was de dochter van Hubert die op 2 Augustus 1815 trouwde met Félix de Hemptinne.
28 november 1841 Dood van Georges Goethals. Landmeter die in 1796 een gekend plan van Gent maakte. Zie ook “Ghendtsche Tydinghen” - 2001 - N° 5 - pp. 299-304
28 november 1908 Opening van Hôtel GANDA. Het was tevens een café-restaurant, gelegen in de Brabantdam en uitgaf in de Vlaanderenstraat. Daarvoor was daar een winkel van Dangotte. Het was de eigendom van de gebroeders Wilhelm en Heinrich Stenger. Het sloot zijn deuren in 1927.
28 november 1948 Inhuldiging door Schepen Verhelst van het Museum voor de Geschiedenis der Wetenschappen in het Oudheidkundig Museum van de Bijloke. De onophoudende stroom van schenkingen deden het aldaar uit zijn voegen barsten, zodat de overbrenging naar ruimere lokalen een noodzaak werd. In 1950 werd het overgebracht naar een vleugel van het Museum voor Schone Kunsten op de Hofbouwlaan. Het lag daar wel verborgen en een in te drukken belknop verhief de drempelvrees op een dergelijk hoog niveau dat de meesten er niet toe kwamen het te betreden. Het was een ideale plaats voor de eenzame dromer die er zeker kon van zijn er geen kat te zullen tegenkomen. In zijn stille zalen verhoogde de bijna religieuze sfeer die er hing, het ontzag dat men voelde bij het aanschouwen van de relicten van de werken der grootste geleerden. Dat dit Museum er kwam is vooral te danken aan de onverdroten ijver en het doorzettingsvermogen van de populaire Gentse Professor A.J.J. Van de Velde.
406
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 407
De laboratorumtafel van Kekulé in het Museum voor de geschiedenis der wetenschappen.
De collectie bleef maar groeien en na 15 jaar in het Park geweest te zijn, stond de Stad het af aan de Universiteit die het overbracht naar de lokalen van het oud Rectoraat in de Korte Meer. Daar werd alles volledig herschikt en methodisch en zeer bevattelijk geëxposeerd. Het zou een totaal onbegonnen werk zijn al het merkwaardige trachten op te sommen dat er te kijk stond. Alle voorwerpen, documenten, instrumenten die verband houden met wetenschap en techniek zijn er te zien, geschriften en werktuigen van Joseph Plateau, Adolphe Quetelet, Désiré Van Monckhoven, Leo Baekeland, Julius Mac Leod, August Kekulé, enz. Een fonograaf van Edison uit 1878, imposante electrostatische machines uit de 18e eeuw, een stoommachine van Watt en nog zo veel meer. Nu moet wel gezegd worden dat de unieke collectie instrumenten die gebruikt werden in de antieke chirurgie, de verlostang van Palfijn en andere voorwerpen die betrekking hebben op de geneeskunde uit vroegere tijden, overgebracht werden naar het speciaal museum in het Pand. Wilt u iets meer weten over Dodoneus, Stas, Sarton en zo veel ander beroemde geleerden, daar vindt u het allemaal. In het buitenland worden jaloerse blikken geworpen op dit Museum en sommige komen zelfs speciaal uit Amerika om het te bezoeken. 407
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 408
Maar het is nu ook al weer een tijdje geleden dat dit uniek museum verdwenen is uit het stadscentrum en nu gevestigd is aan de Sterre op de Krijgslaan. In zekere zin spijtig, want de drempel om er binnen te treden is daarmee weer verhoogd.
29 november 1314 Dood van de Franse Koning Philippe le Bel. Hij regeerde van 1285 tot 1314. Op 26 Mei 1301 werd hij hier met zijn vrouw ontvangen door de Leliaards. Hij verbleef enkele dagen in Gent.
29 november 1530 De eerste ketterverbranding in Gent. Deze discutabele eer viel te beurt aan Josse De Backere. Deze “Ridder van het Heilig Land” was weliswaar een zeer devote en menslievende man die al wat hij niet nodig had uitdeelde aan de armen, maar in zijn tijd werd dat niet beschouwd als een referentie. Zijn grote misdaad bestond er in dat hij de “onroomsche” eredienst beoefende. Veel erger kon al niet en 2 jaar vóór zijn executie was hij al eens de tong doorboord, het haar afgebrand en moest hij gedurende 3 jaar een rood kruis op zijn rechtermouw dragen en dat had toen niet de betekenis die het nu heeft. Hij woonde in de heerlijkheid van St-Pieters en moest, wegens het feit dat hij leefde naar de leer van Luther, daar verschijnen voor de Vierschaar die hem aanmaande terug te keren in de schoot van de Roomse kerk. Aangezien De Backere volhardde in zijn geloof werd hij door de Baljuw van Gent in hechtenis genomen en overgemaakt aan de Raad van Vlaanderen. Die veroordeelde hem tot de brandstapel. De strafuitvoering geschiedde op de Vrijdagmarkt. Alles is relatief natuurlijk, maar feitelijk had De Backere nog veel geluk. Volgens het Memorieboek van de stad Gent had men een huisje gemaakt van hout met daarin een staak. Het slachtoffer dat ons de primeur bracht van deze godsdienstige praktijken werd aan deze staak gebonden, er werd hem een strop rond de hals gedaan en hij werd eerst gewurgd vooraleer hem in brand te steken. De meesten die na hem kwamen konden niet genieten van dit groot privilegie en die werden dan maar levend verbrand. Wij hopen nog altijd dat zij zullen gestikt zijn vooraleer zij echt begonnen te branden. De betichten van dit “misdrijf” - en wij hopen dat niemand het ons kwalijk neemt dat wij dit woord tussen aanhalingsteken plaatsen - werden ondervraagd door een persoon die bevoegd was in godsdienstige zaken, anders gezegd door een priester. Verklaarde hij de betichte afvallig, dan was meteen het vonnis gevallen en kwam hij terecht op de brandstapel. Een toch wel bijzonder merk-
408
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 409
waardige christelijke houding. Veel Gentenaars vallen nog altijd graag uit tegen Keizer Karel wegens die “stroppenhistorie”, maar niemand heeft het over het feit dat hij het was die de “placaeten” uitvaardigde die deze dwaze wreedheden mogelijk maakten,
29 november 1570 “Tusschen den 28 ende 29 november donderde het scrickelyck des nagts van twee tot seven uren: de torrens van Sente Pieters, ende aen de muyde-poorte den torren; item Baudeloo te Sinay stonden in brande.”
29 november 1605 Ordonnantie krachtens dewelke alle schepenen en gemeentelijke bedienden lid moeten worden van één der 3 wapengilden.
29 november 1622 Opening van de "Berg van Barmhartigheid". Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2001 - N° 4 - p.236
29 november 1780 Dood te Wenen van Maria-Theresia. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2001 - N° 4 - p.237
29 november 1822 Eerste opvoering in Gent van “Le Nozze di Figaro”.
29 november 1824 Stichting van de Gentse Afdeling van de Hollandsche Maatschappij “Tot Nut van ‘t Algemeen”, een vereniging die in 1784 gesticht werd in Edam. De Gentse Afdeling werd plechtig geïnstalleerd door Bernard von SaksenWeimar. Zij vervulde een opvoedende en filantropische rol. In 1827 stichtte zij een school voor volwassenen in het voormalig StAgneteklooster. Deze school telde 130 leerlingen. De verlichte beginselen die er onderwezen werden vielen niet in de smaak van de clerus. De kapittelvicarissen verboden de toediening van de sacramenten aan de leden van de vereniging. Mettertijd ging ze zich erg anticlericaal opstellen. Veel van haar leden waren
409
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 410
lid van de vrijmetselaarsloges die onder het Hollands Bewind te Gent een zeer grote bloei kenden.
29 november 1825 De Stad koopt van de Staat het terrein waar vroeger het Recollettenklooster en –kerk stonden voor de som van 40.938 florijnen.
29 november 1836 “Een schrikkelijk orkaan woedt boven de stad: verscheidene fabrieksschouwen waaien omver; bij de heer Voortman slaat de wind de weverij, 50 meters lang, en buiten de Dampoort, twee molens om; de schade aan daken, boomen, schouwen en torens is uiterst groot. In de citadel werpt de wind een schildwachthuisje, waarin een soldaat op post stond, naar beneden; de ongelukkige is zwaar gewond; aan het Dok wordt een bakkersknecht door den orkaan in het water gestuwd en verdrinkt.”
29 november 1851 Op voorstel van de Commissie van Monumenten beslist het Stadsbestuur aan verschillende nieuwe straten de naam te geven van personages gekend in de geschiedenis van de St-Pietersabdij. Zo kennen wij nu de Arnoldstraat, de Flobertusstraat en het St-Amandplein.
29 november 1920 Dood van Benoît Wante. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2009 - N° 2 - p.135
30 november 1330 Margareta ‘sBrunen, de weduwe van Willem Wenemaer, trekt het kloosterkleed aan.
30 november 1424 Tweede huwelijk van Filips de Goede met zijn tante Bonne d'Artois.
30 november 1625 Aartshertogin Isabella neemt deel aan de vermaarde “Ommeganck van Ekkergem”. 410
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 411
Hij werd reeds bijgewoond door haar gemaal Albrecht, in 1621.
30 november 1840 De Recolletten komen naar Gent terug na een ballingschap van 44 jaren. Deze Franciscanen, ook nog gekend als Freeremineuren, hadden zich in Gent gevestigd in 1225. Van het begin af waren zij populair wegens hun eenvoudige en democratische houding. Het vertrouwen dat het Magistraat in hen stelde was zo groot dat de kostbare stedelijke privilegies van 1380 tot 1402 in hun klooster bewaard werden. Het waren ook de Freeremineuren die het Gents gemeenteleger vergezelden op het slagveld. Ze hadden het erg te verduren gedurende de 2e Beeldenstorm onder het Calvinistisch Bewind Er kwam voorlopig een einde aan hun bestaan in 1796, wanneer zij ontbonden en verjaagd werden door de Fransen. Toen zij in 1840 terugkwamen was men volop bezig met de bouw van het Paleis van Justitie op de plaats waar hun klooster eens gestaan had. Maar er deed zich een unieke gelegenheid voor: het klooster van de ClarissenUrbanisten op de Houtleie was ten dode opgeschreven. Als laatste overlevenden restten er enkel nog 2 stokoude zusters, en deze stonden hun klooster af aan de Recolletten die er sindsdien verbleven, zij het dan beter bekend als Franciscanen. In 1925 was er een ongekend groots feest bij de Minderbroeders. Ze werden gevierd wegens het feit dat ze precies 700 jaar geleden hun missie in Gent begonnen waren. Geen enkele andere Orde kon op zo iets bogen. Het begon vanzelfsprekend met een mis in hun met bloemen overladen kerk. De namen opsommen van al de aanwezige autoriteiten, ook van niet katholieke zijde, zou te veel plaats in beslag nemen. Dan volgde er een triomfantelijke tocht door de bebloemde straten naar het Stadhuis. Bij het buitenkomen van de kerk werden de Paters verwelkomd door een Brabanรงonne, krachtig en enthousiast geblazen door de Harmonie St-Cecilia, waarna voor het verder verloop haar taak overgenomen werd door de Harmonie van "Het Volk". Het was een merkwaardig zicht de paters te zien verschijnen in de Pacificatiezaal getooid in hun Middeleeuwse klederdracht. Ze werden tussen een 50-tal vlaggen opgeleid naar het verhoog waar ook de Gemeenteraad zijn intrede deed. Het was schepen Siffer die de jubilarissen aan het Stadsbestuur voorstelde en er werd herinnerd aan alles wat zij verwezenlijkt hadden. Volgde dan vanzelfsprekend de toespraak van Burgemeester Van der Stegen die het had over de sociale rol die ze hier gespeeld hadden in de Middeleeuwen. We hadden het ons kunnen besparen er aan toe te voegen dat alles eindigde met een banket, want dat had u natuurlijk al begrepen.
411
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 412
30 november 1840 Eerste opvoering in Gent van “Lucie di Lammermoor.” Het is uit deze opera dat de melodie komt van “Wie gaot er mee naor Virrapa”.
30 november 1914 “Het Groen Kruis” opent de eerste volkskeuken in de Foyer van de Vlaamse Theater. Het “Groen Kruis” was een filantropische vereniging die actief was van 1914 tot 1919. In deze vereniging werkten 650 vrijwilligers. Zij verstrekte voedsel in volkskeukens. Een tweede werd opgericht in Ledeberg in maart 1915 en een derde in Juni 1916 in de fabriek Florida.
30 november 1918 Het Lam Gods wordt terug in de Vydtkapel geplaatst.
30 november 1969 De laatste rit van Tram 3. Hugo Collumbien
ONDER DE GENTSE COMPUTERAMATEURS DEED VOLGENDE E-MAIL DE RONDE:
Wa doe nen ambtenirre ois ‘t ij gambèteerd wordt deur een pirdevliege? Ois ze veur zijne neuze zit, sloit hij erop mee nen zwoire dossier. Moir nie te hevig zu da ze nie in moes es. Dan legt hij ze wa te druge op de chofage. Daarna legt hij ze op zijne pupiter mee eur pute noir ommuge. Nu ès ‘t tijd om aan de verbeeldinge de vrije luup te geven. En te meditere over de vergankelijkheid van ‘t leven.
412
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 413
Moir oesj oesj, wa zie kik? t’Es al viere!. Wa vliegt de tijd toch veurbij als ne mens zuveel werk hé. Neu moe’k dringend noir huis goin. Die vliege zal de kuisstrigge wel opvogge.
VERGETEN GENTSE SCHRIJVERS: NOJORKAM (GENT 1911 - WACHTEBEKE 2003)
Schilder, tekenaar, humanist, dichter, schrijver. Norbert Joris Kamiel Schepens (de eerste letters van zijn voornamen vormen zijn pseudoniem) werd geboren te Gent in 1911 in de Sint-Pietersnieuwstraat. Later woonde hij o.a. in Annonciadenstraat 28 en de Zandpoortstraat 35. In 1998 verhuisde hij naar Wachtebeke. Zijn vader Octaaf Guillaume was slager en tweemaal winnaar van de Belgische roeikampioenschappen. Hij is de broer van Jan Norbert Octaaf Schepens (Gent 1905), letterkundige. Zijn grootvader Georges Felix was schilder, orchideeënjager en ontdekkingsreiziger; hij vertrok in 1905 naar Charleroi. Nojorkam studeerde aan de Gentse Academie, waar hij een weerbarstige leerling was van Coddron; aan de RUG kunstgeschiedenis en ook een jaar (1936) aan de Sorbonne, waardoor hij een van de zeldzame schilders was met een universitaire vorming. Hij debuteerde in de literatuur met gedichten, die Marnix Gijsen niet geweldig vond, maar: “indien er van talent bij Schepens spraak is, moet dit gezocht worden in het ironische genre”. Als schrijver was hij tegelijk ook graveur, lettertekenaar, boekbinder en boekverluchter. Zijn vier gedichtenbundels, net zoals die van zijn broer Jan, illustreerde hij met lino’s. Hij gaf ook een bundel uit, “Ahasverus” waarin geen enkel woord voorkomt, enkel houtsneden. Hij illustreerde trouwens ook de uitgaven van Clément Morray, Paul De Ryck, Maurice De Doncker, Marcel De Backer en Charles d'Ydewalle. Hij publiceerde in “De Tijdstroom” en “Klaverendrie” en gedichten van hem werden opgenomen in de bloemlezingen van Victor Van Vriesland en in Vlaamsche verzen van deze tijd van R. Herreman en M.
413
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 414
Gijsen. In 1973 gaf hij nog “Les poèmes du Chantoux” uit, een bloemlezing uit zijn gedichten van de periode 1940-1970. Persoonlijk hebben we de man in de jaren ‘60 en ‘70 herhaaldelijk ontmoet en ik herinner me dat hij telkens, schijnbaar onverschillig, met een ironische glimlach een opmerking maakte op alles wat ik zei. Marnix Gijsen had dat dus wel degelijk juist gezien. Zelf was hij stichter en voorzitter van een mij niet nader bekend gezelschap dat “lnstitut pour le redressement des arts classiques” of IRAC heette en waar hij rondliep in een wit kort rokje om de oude Grieken te imiteren. Liepen de oude Grieken rond in een kort wit rokje? Zonder het luidop te zeggen, maar toch als een soort weerwraak, verweet ik hem dat hij veel van zijn grote landschappen deels heeft verknoeid door er ventjes bij te tekenen. Behalve gedichten schreef hij ook romans, essays, reisverhalen en kunst kritische bijdragen, die verschenen in “De Vlaamse Gids”. “L’Amphitrite de Milos” verscheen in 1938, “Retour d'Italie” in 1948. “Les Atlantides" zijn drie werken die in 1956-1961 verschenen, “Eventail espagnol” verscheen in 1952. Ze werden in het buitenland, o.a. door Ernst Jünger, vleiend beoordeeld. “Nous, Grecs” gaf hij uit in 1966; “Fleurs de Flandre” in 1975. Hij werkte ook mee aan tijdschriften zoals “De Toerist” en dagbladen zoals “La Flandre libérale” Bij het Gentse publiek was Nojorkam beter bekend als kunstschilder, tekenaar, linosnijder en illustrator. Hij is ook enige tijd (1933-1935) als tekenaar verbonden aan de geneeskundige faculteit bij Dr. L. Elaut en tekende in 1935-1937 dialectkaarten voor prof. Willem Pee. Van 1940 tot 1951 gaf hij les aan schilders van “De School van Latem”. Hij maakte talloze reizen naar Italië, Griekenland, Portugal, Spanje en de Skandinavische landen. Lange tijd hartstochtelijk geboeid door de beschavingen van het Verre Oosten schilderde hij hoofdzakelijk klassieke schilderijen: landschappen, genrestukken en portretten. Hij volgde de voorgetrokken lijn en week daar niet van af: hij liet duidelijk zijn behoefte aan universaliteit en synthese blijken. Critici noemden zijn schilderkunst eclectisch en intellectualistisch. Hij had een hekel aan ismen. In 1945, na het einde van de Tweede Wereldoorlog, liet hij zich verleiden door de zee. Dat jaar werd dan ook ook het jaar van de zee- en onderzeegezichten, schelpen en aquariums. Later gaf hij zijn bijzondere kijk op de Leiestreek, de Italiaanse steden en landschappen, de bloemenwereld en het zonnige Spanje. Hij stelde regelmatig tentoon in de “Cercle Artistique et Littéraire”, “Galerij Vyncke-Van Eyck” en “Studio van Eyck” op de Kalandenberg. In 1952 had hij een grote tentoonstelling in het Brusselse “Paleis voor Schone Kunsten”. In 1955 introduceerde hij ikebana in België. In 1971 hield hij zijn zestigste tentoonstelling in Toledo, Spanje. In het Rubensjaar 1977 stelde hij een reeks grote en kleine schilderijen en een aantal tekeningen tentoon, allemaal kopieën van Rubens. In de handschriftenzaal
414
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 415
van de Gentse universiteitsbibliotheek berust een heel fraai en groot album “Nojorkam” waarin nagenoeg heel zijn leven (foto’s, tekeningen, krantenknipsels, brieven, uitnodigingen voor tentoonstellingen, kunstkritieken, afrekeningen met uitgevers...) is samengebracht. Literatuur Nojorkam, a hymn to life and nature, a critic anthology by 50 authors. Gallery of complete artists, composed at the 60th anniversary of the artist.
Daniël Van Ryssel
DOCUMENTATIECENTRUM. WERKING VAN DE BIBLIOTHEEK IN 2009.
Er werden 24 recent verschenen boeken aangevraagd en gratis bekomen voor een bedrag van 569,90 euro (22.990 fr.) Er werden 25 boeken aangekocht voor een bedrag 381,77 euro (15.400 fr.) Er werden 13 abonnementen op tijdschriften aangegaan voor een bedrag van 373,25 euro (15.057 fr.) Er waren 85 ruildiensten met tijdschriften en jaarboeken. De bibliotheek was 39 zondagen open voor het publiek. Er werden daarbij 627 bezoekers geteld. Er waren 1.184 uitleningen, waarvan 551 boeken en 633 tijdschriften. De uitleentoppers waren, net zoals in 2008, de rubrieken “Gent” (216), “Oost-Vlaanderen” (119), gevolgd door de rubriek “Geschiedenis” (98), dus, terug een vruchtbare werking.
De Bibliothecaresse Mevrouw A. Van Geluwe-Eggermont
415
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 416
BIBLIOGRAFIE
In een van onze vorige nummers vermeldden wij de verschijning van een boek over het 200-jarig bestaan van de School van den Nieuwen Bosch. Inmiddels verscheen een ander boek dat er ook kwam bij de viering van een 200-jarig bestaan, van een vereniging die nog een jaar ouder is en gesticht werd in 1809. Wij vragen ons trouwens af of er in Gent, de St-Michielsgilde buiten beschouwing gelaten, nog verenigingen bestaan met een onafgebroken werking van meer dan 200 jaar. Wij zien dat niet direct zitten. Wij hebben het over een merkwaardig boek, getiteld “Cercle Royal La Concorde - 1809-2009.” Wij zullen maar onmiddellijk met de deur in huis vallen: dit prachtig boek is niet te koop. Het is uitsluitend bestemd voor de leden van de “Concorde”. Deze maatschappij had het uitstekend idee een exemplaar te schenken aan bevriende verenigingen met als gevolg dat wij over een exemplaar beschikken in het Documentatiecentrum, waar het boek kan geraadpleegd en gelezen worden, maar niet uitgeleend. Men zal zich realiseren dat de historiek schrijven van een 200 jaar oude vereniging geen werkje is dat vlug kan uitgevoerd worden door één persoon. Dit boek kon maar tot stand komen door jarenlang opzoekingswerk van een schare medewerkers. Archieven waren en zijn nog steeds onvolledig, iets wat geen wonder kan baren. Immers, in de loop van twee eeuwen zal daar wel een archivaris tussengezeten hebben die het iets minder nauw nam met de bewaring, en vergeten wij niet dat zij 2 maal hals over kop door de Duitsers uit hun lokaal werden gegooid en zo iets gaat onvermijdelijk gepaard met het verlies van waardevol materiaal. De vereniging werd gesticht als een “Société d' Agrément”, dat wil zeggen een vereniging waar de leden samenkwamen om zich te ontspannen: een kaartje leggen, een of ander spelletje doen, een babbeltje. Dat is nog steeds zo, maar in de loop der tijden kwam er toch een duidelijke evolutie, de vereniging kreeg een politiek karakter, na 1830 duidelijk orangistisch dat geleidelijk overging naar liberalisme. De “Concorde” is altijd een begrip geweest in Gent en iedereen die in onze stad wat betekende was er lid van. Draait het ledental vandaag rond de 400, dan bereikte het in 1884 een hoogtepunt van 1200 leden.. Twee burgemeesters waren er Voorzitter van: Emile Braun en Alfred Van der Stegen. Talrijke autoriteiten en gekende figuren waren er lid van. Wij doen een kleine greep uit deze groep: Charles de Kerchove de Denterghem, eveneens 416
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 417
Constant en Oswald, Hippoliet Lippens, Joseph Van Crombrugghe, PierreJacques Goetghebuer, Louis Roelandt, Adolphe Pauli, Joseph De Waele, Oscar Van de Voorde, de Van Rysselberghes, Jean-Baptiste Hellebaut, Joseph Kluyskens, Ferdinand Lousbergs, Lieven De Bast, Pierre Velleman, Norbert Cornelissen, Ferdinand Van der Haeghen, Victor Van der Haeghen, Victor Fris, Prosper Claeys, Charles Nolet, Fernand Scribe, Henry Story, talrijke universiteitsprofessoren enz. Het is duidelijk dat de leden van deze vereniging stamden en stammen uit de hogere burgerij. Van bij de stichting was de voertaal Frans en dat is nog steeds zo, vandaar dat er uitsluitend een Franse versie van dit boek bestaat. Wij zijn teruggedeinsd voor de taak u te beschrijven wat u allemaal in dit boek kunt vinden, en dat is zeer veel. Wij vermoeden dat alles wat nog kon achterhaald worden over de historiek in dit boek te vinden is. Interessant is natuurlijk ook dat wij aldus ook een beetje meer inzicht krijgen in het sociaal en politiek leven in het Gent van de laatste 2 eeuwen Wie “Concorde” zegt, zegt meteen ook “Kouter” en omgekeerd, bijgevolg is er in dit boek een uitgebreid hoofdstuk over onze “Kijter”. Onlangs verscheen van de hand van Gerben Graddesz Hellinga “Karel V. Bondgenoten en Tegenstanders”. Men zou kunnen denken: Weer een boek over Keizer Karel. Zijn er nog niet genoeg verschenen? Wat kan daar nog meer over verteld worden? En toch is deze uitgave verantwoord, want wij zijn er veel details in tegengekomen die wij in de reeds gepubliceerde boeken over dit onderwerp niet tegengekomen zijn. Bovendien is het zeer rijkelijk en prachtig geillustreerd, alles in kleur, samen meer dan 150 foto’s. Wij hebben het boek wel betrapt op een paar onnauwkeurigheden, maar willen dat zeker niet dramatiseren. Het heeft een formaat van grosso-modo 21,5 x 28 cm. en telt 176 bladzijden. Te koop in de boekhandel. Prijs: 29,95 euro. Deze wordt vanaf 1 januari 2011: 34,95 euro. De “Groendienst” van de Stad publiceerde “Mag ik u het hof maken?” die het midden houdt tussen een boek en een dikke brochure. Het gaat over 125 jaar parken, en dit ter gelegenheid van de tentoonstelling die over hetzelfde onderwerp doorging in het MIAT van 30 mei tot 29 augustus. Deze publicatie heeft een formaat van 21 x 27 cm. en telt 77 bladzijden. Wij wandelen er in het Citadelpark, het Ekkergempark, het Sint-Baafskouterpark, het Keizerpark, het Bijgaardenpark, het Boerderijpark, het Groene Valleipark, het Bloemekenspark, het Maaltepark, het Hospiceparkje, het
417
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 418
Koningin Astridpark, het landgoed "De Campagne", het St-Annapark, het Koning Albertpark, het Banierpark, enz. Daar zitten wel enkel buurttuintjes tussen die misschien minder de benaming "Park" verdienen, maar daar gaan wij niet over vallen. Wat deze uitgave aantrekkelijk maakt zijn de meer dan 50 kleurenfoto's. Te bekomen, vermoeden wij, in het MIAT en het Stadswinkeltje aan het Zuid. Bij Ultima Thule verscheen een interessant, niet te missen boek van de hand van Pieter Van Aalst “De Zuid (of het Zuid) & Sint-Anna parochie.” Het maakt deel uit van een reeks waarin Gentse stadswijken (parochies) uitgebreid beschreven worden. Het is gemaakt op het stramien van de vorige uitgaven, d.w.z. dat men voortgaat op de alfabetische lijst van de straatnamen. (Zie bvb. Ghendtsche Tydinghen 2009 - nr 4 - pp. 305-306); Hier begint het bij Abeelstraat en eindigt bij Zuidstationstraat. Buiten de beschrijving van de straat wordt ook verteld welke gekende personen er gewoond hebben, geboren werden er gestorven zijn. Het is helemaal geen droge opsomming geworden, integendeel, het is vlot geschreven met veel plezante, vaak lange afdwalingen over anekdotes die verband houden met de straat of de personen die er gewoond hebben of evenementen die er plaatsgevonden hebben. Zoals in de vorige uitgaven geïllustreerd met talrijke afbeeldingen (een 140-tal). Bij een van de vorige boeken in deze serie betreurden wij het dat de afbeeldingen niet ondertiteld werden. Blijkbaar waren wij niet de enigen die dit spijtig vonden. De auteur verdedigt deze methode (die ons niet overtuigt), maar heeft wel rekening gehouden met de opmerking en heeft er een lijst aan toegevoegd waarin men per pagina kan zien waar de afbeelding voor staat. Daar kunnen wij vrede mee nemen. Het boek heeft een formaat van grosso-modo 24 x 31 cm en telt 167 blz. De prijs bedraagt 28 Euro (niet overdreven) en is te koop, werd ons verteld, in de St-Ritakapel van de St-Stefanuskerk in de St-Margrietstraat. En veronderstellen wij toch wel ook in de boekhandel. Zoals vroeger reeds gezegd past de recensie van romans niet in het kader van Ghendtsche Tydinghen. Toch vermelden wij graag de verschijning van een roman van ons op literair gebied zeer actief lid Mevrouw Nicole Verschoore “Autobiographie d’un siècle” Prijs: 16 euro. Te koop in het Liberaal Archief, Kramersplein, Gent. Het boek vindt u in de bibliotheek van het Documentatiecentrum te Sint-Amandsberg.
418
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 419
OPROEP
Wij blijven problemen ondervinden met de vermeldingen op de rekeninguittreksels. Vaak krijgen we enkel een al dan niet volledige naam van de abonnee zonder adresgegevens. Soms ontbreekt zelfs de naam. Mogen wij u verzoeken om voortaan al uw gegevens in de rubriek ‘vermelding’te herhalen: t.w. lidnr, naam en adres, waar het exemplaar naartoe gestuurd moet worden. Dat laatste is belangrijk omdat sommigen voor een familielid betalen. Noteer dat wij geen lidkaarten meer drukken. Uw lidnummer vindt u op het adresetiket. Daarnaast hadden wij ook graag uw emailadres. Er staat niet meteen een toepassing hiervoor op stapel, maar mocht zich onverhoopt een probleem zoals vertraging bij publicatie voordoen, dan kunnen wij u daarvan meteen op de hoogte stellen. U kunt uw lidnummer en emailadres toesturen aan g.t@telenet.be. Deze gegevens geven wij onder geen enkel beding door en dienen uitsluitend voor informatieverstrekking over 'Ghendtsche Tydinghen'. Tot slot kunnen wij vertellen dat onze kring eindelijke een website heeft. Voorlopig staat deze op: http://users.telenet.be/adrien.brysse/index.htm. Met dank.
ERRATUM
In “Ghendtsche Tydinghen” - 2010 - N° 1 - p.47 schreven wij dat Daniël Kinet neerstortte in Sint-Denijs-Westrem. Dit moet zijn op het Farmanplein.
419
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 420
VRAAG EN ANTWOORD
Vraag van de Heer Paul Mauquoy: Mijn vrouwtje schrijft haar jeugdherinneringen op en dat doet haar veel plezier. Haar moeder zong dikwijls een liedje over Gent, in de tijd waar mensen nog zongen op familiefeesten. Het ging ongeveer als volgt: “Gent is de bloemenstad, men vindt er alles wat Schoon is het leven voor hem die mint en trouw wil geven, liefde gezwind. Wie er komt, wordt steeds door de vrouwen gevleid en vindt er wel één als schat, in Gent de bloemenstad”. In het Frans, ging het aldus: “Viens au pays des fleurs, Pour me donner ton coeur La vie est belle pour les amants. Toujours fidèles à leurs serments. Viens et restons toujours. Dans ce pays d’amour. Pour y trouver le vrai bonheur. Viens au pays des fleurs”. Van de Franse tekst is zij bijna zeker, van de Nederlandse hoegenaamd niet. Kunt u voor haar deze tekst verbeteren en aanvullen. Mijn vrouw denkt dat dit liedje dateert van de jaren 20 en geschreven werd ter gelegenheid van de Floraliën. Wellicht is de oorspronkelijke tekst de Franse versie. De volgende reactie komt van Mevrouw Dina Haes-Carels: “Reactie op commentaar op de vraag van Prof. A.K. Evrard over de paarden meegesleurd in het krijgsgeweld en de miserie van WO I en WO II, verschenen in Gh.T.2010/3/234-235. Op deze plaats las ik het antwoord van de heer Luc Devriese. Hij stipte in zijn openingszin aan dat het lot van de onschuldige paarden geen Gents onderwerp is. Ik kan echter - althans wat WO I betreft - een Gents gezicht geven via Charel Wante en Marcel Carels, allebei Gentenaars. Charles Wante (1891992) werd geboren als zoon van een herbergier en fabri420
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 421
kant van limonades in de De Smetstraat. Terwijl mijn schoonvader Marcel Carels (1897-1977) bij het uitbreken van de oorlog door zijn vader, een architect uit de De Smetstraat, naar vrienden in Londen werd gebracht, vluchtte Charel samen met jonge familieleden en kameraden uit de buurt naar Frankrijk. Marcel Carels werkte (een vereiste voor réfugiés) bij S. Granger, High Class Cigar & Cigarette Merchants in Knightsbridge, Hyde Park Corner. Eens gesettled kende hij geen rust vooraleer hij zijn beste vriend Charel (via een hulporganisatie) had teruggevonden. Hij schreef hem en de vrienden van ‘t kerkhof (een allusie op het toenmalig kerkhof in de De Smetstraat) en probeerde hen warm te maken om Frankrijk als gastland in te ruilen voor Engeland. Hij kon hen een logeeradres en een werkplek bezorgen. Charel kwam over in maart 1915. Zijn eerste job in Londen was bij W.J. Starr Watch and Clockmaker. Een maand later ging hij werken voor C.S. Ward & Sons, Job Masters and dealers in horses in Brompton Road. Blijkbaar had de firma die het “Paardenhospitaal” genoemd werd een contract met het Brits leger om gewonde paarden aangevoerd van het continent op te vangen, te verzorgen, te behandelen, weer handzaam te maken en bruikbaar voor verdere diensten in landsverdediging. Met andere woorden, na hun herstelperiode werden zij het schip opgestuurd en per trein naar de oorlogszone teruggebracht. Naar huis schreef Marcel Carels de obligate, vormelijke brieven van een zoon aan zijn ouders dat alles goed gaat, alhoewel hij er vaak directieven aan toevoegde i.v.m. de verzorging van zijn achtergelaten huisdieren. Maar naar zijn vrienden in Frankrijk echter zond hij op geregelde tijden uitgebreide verslagen die hij “De Vlaamsche Illustratie (van zonden)” noemde, geschreven op een blad papier dat in 16 gevouwen moest worden om in een omslag te passen, verlucht met eigengemaakte fotootjes (form. 3,8x5,3 cm). In de editie van 22 april 1915 vertelt Marcel over het werk van Charel die hij regelmatig, als zijn job erop zat, ging opzoeken bij Ward & Sons, voorzien van zijn onafscheidelijk fototoestel. In het Paardenhospitaal was foto's nemen streng verboden, beducht als de overheid was voor verspreiding van foto's over oorlogsgruwel in het algemeen en over het leed Engelands troeteldieren aangedaan in het bijzonder. Met een onschuldig gezicht het argument debiterend zijn vriend te komen ophalen, of zijn vriend iets te brengen, het fototoestel verborgen onder zijn jas, kwam hij erin. De sigaretten voor Charles collega's - waaronder veel Belgen, en de belofte niet alleen de paarden te fotograferen maar ook hen (nuttig voor het thuisfront en het liefje) deden het nodige om meer dan eens een oogje dichtknijpen te krijgen. Van de oogst kwamen de foto’s in bovengenoemde editie terecht, o.a. van een paard met een doorzeefde bil, van een
421
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 422
paardje dat alle voortanden en zijn gehele bovenlip kwijtgeraakt was door een kogel, van een paard dat herstelde van typhus en dat de volgende week op transport gezet zou worden. Uit Marcel’s commentaar blijkt dat alle paarden zeer schichtig en zenuwachtig waren. Menig verzorger kreeg een klap te incasseren met dagen werkongeschiktheid tot gevolg. Als men rekent dat een man acht paarden te verzorgen had en dat in die verzorging, behalve het toiletteren en de wondverzorging ook het afberijden hoorde, zonder zadel wel te verstaan. De paarden ingespannen voor het trekken van kanonnen of andere vracht, werden meegevoerd aan de hand van de voerman die ernaast liep, of een van de paarden van een span werd bereden door een man van de voerlui, gezeten op een jutezak of een dekentje was dit een zenuwslopend, moeilijk, meer dan dagvullend werk! Charels commentaar bevat een paar gevalstudies. Zo was er een paard dat weigerde “uitgenomen” te worden. Kort na het verlaten van de stal maakte hij rechtsomkeer en telkens men probeerde hem met een zoet lijntje, na een omweg, weer op het traject te brengen, liep hij terug of bleef hij koppig staan. Het parcours moest nochtans gereden worden (voor sommige tochten waren de mannen drie uur onderweg!) Een ander was zeer agressief naar andere paarden toe, beet en schopte naar alles wat vier benen had. Een derde was zeer schichtig en sprong en steigerde bij al wat op zijn weg kwam, was nauwelijks in toom te houden. Nog een ander was zo mager dat de wervels van zijn wervelkolom 3 cm naar buiten staken. Het kon nauwelijks op zijn benen staan. Als men ook maar eventjes tegen hem aanstootte viel hij om. De toestand waarin sommige dieren binnengebracht werden, tartte alle verbeelding. Bijna elke dag gingen er dan ook paarden dood. Maar velen gingen terug naar het front. Charel vond het moeilijk en uitputtend werk, dat hij evenwel graag deed. Hij kon trouwens zeer goed met dieren overweg, middels zijn zachte, geduldige aanpak, zijn empathie, getemperd door werkelijkheidszin Buiten de vragen van Prof. Evrard, heb ik nog een andere: hoe kwam het leger aan die massa paarden dat het nodig had in oorlogstijd? Waarschijnlijk opgeeist bij de boeren en de privé-stoeterijen, zoals het in WO II de auto's van de burgerbevolking opeiste. Het bevrijdend antwoord op de vraag van Mevrouw Jeanine Schoone ontvingen wij van de heer Eddy Levis. Antwoord van dhr. Eddy Levis op de vraag van Mevr. Jeanine Schoone (G.T. 2010, nr 1, p. 74) en aanvulling op het antwoord van dhr. John Van Hulle (G.T. 2010 nr. 3, p. 235)
422
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 423
Een gunstige wind waaide ooit een geluidscassette uit de tachtigerjaren van de vorige eeuw in mijn bus met een opname van gelegenheidsgedichten, voordrachten en Gentse liedjes gezongen en voorgedragen door Jozef van Hamme (1896 - 1989). Ik heb toen alles beluisterd en uitgeschreven. Ik heb toch wel even in mijn archief moeten zoeken eer ik ze kon opduiken, vandaar mijn late reactie maar ziehier eindelijk de volledige tekst van het Gentse lied: ‘k Vrije mee een meiske... 1. ‘k Ben zuu geere 't kientse van mijn maatse ‘k Hange zuu geeren aan heure rok ‘k Ben toch zuu ‘n oarem Pierlalaatse. Ja ‘k krijge nen board gelijk nen bok Ne mens, ge moet verstoan, hij moe uit vrije goan. En ‘k hè da van mijn leve nuut nie gedoan REFREIN EN ‘K VRIJE MEE EEN MEISKE, MOAR AH, JA, ZE WEET HET NIE. EN 'K ZOE 'T HEUR WILLE ZEGGE MOAR AH, JA, 'K EN DURVE NIE. MIJN HERTSE KLOPT VAN PURE SCHROOM, VAN OAZE'K AAN HEUR DEURKE KOOM MOAR 'K ZAL 'T HEUR WEL IENS ZEGGE BINNE 4 OF 5, 6 JOAR TONS Hè KIK OP MIJN TANDE UUK WEL AL EEN BEETSEN HOAR. EN GOA'T TONS NOG NIE, AWEL WEETE GIJ WA? OM 'T HEUR TE ZEGGE ZENDE KIK HEUR MIJN MAMA! 2. ‘k Stoa nu alle doagen aan het hoekske Of ik mijn schoapke nie verbij zie goan. Ja ik doe woarachtig in mijn broekske. Oazde’k peize: ze zal mij doar zien stoan. ‘k Beve gekijk een riet oas ze zij mij beziet. En ‘k trek er uit en ‘k zegge tons nog niet. REFREIN 3. En pertang, da meiske zie mij geere
423
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 424
‘k Hè heur gisteroavond wel verstoan ‘k Liete valle mijne peereleere* * paraplu Zuust oas ze kwam veurbijgegoan AI mee ne kier, ze stopt, Ze stuipt heur en roapt hem op En ze sloat hem potvermilledzjuu op mijne kop! REFREIN
LEZERS SCHRIJVEN ONS
Uit een lange brief van Mevrouw Dina Carels-Haes lichten wij de volgende passage: “In het kader van het artikel “Onder de kerk wonen” van de hand van Luc Devriese in de rubriek “Ghendtsche toestanden”" (Gh.T. 2010, nr 2, pp. 105108) kan ik de naam aandragen van iemand die onder de St-Pietersabdijkerk heeft verbleven, nl. Adolf Van Schingen. Hij was kunstschilder en had er zijn atelier. Op de voorzijde van het bidprentje dat we van hem hebben staat hij afgebeeld zoals wij ons een kunstschilder uit de eerste helft van de 20e eeuw voorstellen: golvend haar, niet te kort geknipt en het hemd dichtgemaakt met een grote lavallièrestrik. De achterzijde vermeldt de volgende gegevens: François-Adolf Van Schingen ° Gent 3/12/1885 + Gent 8/3/1946 waarbij een langdurige en pijnlijke ziekte vermeld wordt. Oudstrijder 1914-1918 Een opsomming van zijn onderscheidingen Echtgenoot van Mevrouw Germaine Van Oostende. Hij liet zich echter Adolf noemen en ondertekende met Ad. Van Schingen. Zijn handtekening hebben wij op de binnenzijde van een Plechtige Communiefeestmenu. Behalve een paar persoonlijke gegevens vastgelegd op het bidprentje, kennen wij niets tastbaars omtrent de persoon van Adolf Van Schingen, behalve de bevestiging van de bewering dat hij een beminnelijk en aangenaam persoon was, wiens gezelschap met graagte werd opgezocht. 424
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 425
Wanneer precies Adolf Van Schingen zijn atelier onder de St-Pieterskerk had, na W.O.I toen hij terugkwam uit de oorlog of het al betrok voordien en of hij er ooit heeft gewoond, kan mijn echtgenoot zich niet herinneren. Toen hij, samen met zijn ouders, op bezoek ging bij Adolf en Germaine bewoonden zij een appartement in het Scheldeoord. Daar woonde hij toen hij stierf. Indien de heer Luc Devriese de documentjes wil komen inkijken hoeft hij ons maar een seintje te geven.”
Het volgend schrijven ontvingen wij van Prof. Guy Schrans: “Ik steun ten volle collega Evrard’s voorstel om te Gent een standbeeld voor koning Willem I te plaatsen en begrijp moeilijk dat het College en de politieke fracties nog niet reageerden op zijn principiële aanvraag. Meer dan Keizer Karel (mèt standbeeld te Gent) heeft Willem I recht op de blijvende erkentelijkheid van de Gentenaars. Ik ben graag bereid om met prof. Evrard en anderen deel te nemen aan een actie om dit resultaat te bereiken. Met vriendelijke (orangistische) groet”.
Van de heer Erik Dekeyser: GEVONDEN... In het Neringboek van de Vrijschippers 1540-1771 van de stad Gent vond ik tussen de jaarlijkse aanstelling van de verschillende bestuursfuncties een paar interessante gebeurtenissen zoals: 1544 - In dit jaer was doude Beelfroot afgenome en van temmeraige ghehoocht en gheresen XXXIIII voeten. De draecke werdt ook gheheel verghult. De clocke werdt ghenaempt Roelandt ende ghehanghen den vijftienden octobre. 1564 - Int tzelve jaer op den XVIIen juli beghonst men te delvene de veste die strect van den voghelesanghe tot thenden van Meerhem. Bron: SAG - Reeks 180 - Vrije Schippers nr. I bis - Neringboek 1540-1771
Van de heer Frank Ödberg: “Naar aanleiding van het aanhalen in GT van het neerschieten van de Zeppelin door Warneford, stuur ik u voor uw archieven een foto van een stukje van dat toestel dat nog in mijn bezit is.
425
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 426
Blijkbaar zijn de Gentenaars toen gretig op jacht naar souvenirs geweest, net zoals gebeurd is met de Berlijnse muur.” Inderdaad, driekwart eeuw geleden waren er nog heel wat Gentenaars die een stukje verwrongen aluminium afkomstig van de Zeppelin fier bewaarden als een trofee, maar de dag van vandaag zult ge ver en lang moeten zoeken om nog een dergelijk relict tegen te komen.
HET KRONIEKJE VAN EEN OUDE GENTENAAR
Vandaag met de L Labberdaan: Voor abberdaan, zeevis. Laguerre: Ruzie. ‘t Es daor were Laguerre. Lammeren: Betalen. Lamzwart: Zwart poeder bekomen door de verkoling van beenderen. Laber: Iemand die niet deugt. Een gemeen persoon. Lanterfanten: Slenteren. Trutselen. Land: Ge zoet ‘r ‘t land van uitluupe. Voor iets dat op de zenuwen werkt. Lange Munte: Zeg, moet uit de Lange Munte kome? Voor iets dat op zich laat wachten. Lantirre: Lantaren. Lappekakker: Bangerik. Ook algemeen voor een persoon voor wie men weining respect heeft. Lappe Sofie!: Uitroep om kracht bij iets te zetten. Lappe Sofie: hij kreeg mij daor e pirre op zijn muile. Lavabo: Schîeve lavabo: een scheldwoord. Leugemeete, ook Leugemiete: Leugenaarster. Werd ook toegepast op het uurwerk van het Godshuis van St-Pauwel en St-Jan, dat nooit het juiste uur aangaf. Leins: Lende. ‘t Lag d'in mijn leins. Ik had er het voorgevoel van, ik wist dat het ging gebeuren. Lever: ‘nen druuge lever hèn. Altijd dorst hebben. Ook een excuus om nog een pintje meer te drinken.Da ligt op mijne lever. Dat zit mij nog altijd dwars. 426
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 427
Liegen: Mîer liegen dan da e pird schijte kan: Sterk liegen. Lievijn: Mansnaam. Voor Lieven. Lijkbidder: Hij staot daor mee e gezicht gelijk van ne lijkbidder. Voor iemand die niet bijzonder opgewekt kijkt. Lobal: Luchtballon. Locht: Lucht. Lochtijnk: Moestuin. Loffelijke geweunte: Meestal negatief voor de gewoonte die iemand heeft om regelmatig iets te doen waar men minder gelukkig mee is. Logee: Een gast die blijft slapen. Lokkenbijt: Een lummel, een onnozelaar. Lukthem: ne lukthem, een toeval. Lurre : Een gemene kerel Luxe: ‘t Es luxe in de Penshuizekes: Wanneer mensen die zich het normaal niet kunnen permitteren eens iets royaals doen. Lizze: Zijn lizze vullen: Goed en overvloedig eten. Loepe: een vergrootglas. Lotsûure: een neerhangend oor. Vroeger een volkstype dat met een kraampje op de Vrijdagmarkt stond met “sneukelderije”, o.a. hîetekoeke. Lucifirke: Un allumetse, stekske. Luis: Zich gevoelen gelijk een luis op ne kam. Zich niet op zijn gemak voelen. Luizenboulevard: Herenkapsel bestaande uit een streep die de haardos in twee gelijke delen scheidt. Lûuk: Look. ‘t Er ès lûuk in de mis (meersch). Er is onraad. Hugo Collumbien
427
Binnenwerk sept_okt_2010_September binnenwerk OK 5.0 30/08/10 09:39 Pagina 428
DIT BESTAAT NIET MEER
GROEN GENT! Ja, maar dat is toch al lang geleden. Toen bomen nog mochten op de Citadellaan. Foto genomen op 13 Augustus 1962.
428
Binnenwerk_nov_dec_2010_DEF_DEF_September binnenwerk OK 5.0 28/10/10 10:35 Pagina 429
GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring Gent V.Z.W. 39e jaargang nr. 6 november - december 2010
Inhoud - Guy Schrans: “Pierre Victor, Jacques Clément et les autres”. Minder bekende Gentse notabelen uit de periode 1780-1840 (Deel 1). - Paul Bergmans: Inventaire Archéologique: Uurwerkhouder in Brugs aardewerk. - Don McLean: De felle strijd van een Brits Peloton om het Gents Noorden. - Pierre Kluyskens: Keizer Karel. - Adrien Brysse: Het ruimen van vuilnis in Gent op het einde van de 19e eeuw. - Daniël Van Ryssel: Minder bekende en/of verdwenen locaties: Groote Ameede en Klene Ameede. Koestraat. - Luc Devriese: Ghendtsche toestanden: Wat er gebeurde met begraafplaatsen aan de Gebroeders De Smetstraat en de Wasstraat. - Erik De Keukeleire: 1914: Van de “Belle Epoque” naar de “Groote Oorlog”. - Gaston Arens: Die goeie ouwe tijd. - Quizmaster: Puzzel 2010. Heten = niet noemen. - Daniël Van Ryssel: Vergeten Gentse schrijvers: Willem Rogghé. - Hugo Collumbien: Het Kroniekje van een oude Gentenaar. Vandaag met de M. - Beschermleden 2010. Steunende leden 2010. - Documentatiecentrum: Dank aan de milde schenkers van 2008 en 2009. - Bibliografie. - Vraag en Antwoord - Lezers schrijven ons. - Inhoud 2010. 429
430
440 441 453 461 469
472
486 502 504 508 510 512 517 522 525 527 532
Binnenwerk_nov_dec_2010_DEF_DEF_September binnenwerk OK 5.0 28/10/10 10:35 Pagina 430
“PIERRE-VICTOR, JACQUES-CLÉMENT ET LES AUTRES” MINDER BEKENDE GENTSE NOTABELEN UIT DE PERIODE 1780-1840 (DEEL 1)
De overgang van het ancien régime naar de hedendaagse tijd blijft een memorabel tijdperk. Hoe hij zich in het nijvere Gent verwezenlijkte, pogen we aanschouwelijk te schetsen in een boek (Van wit naar blauw. Gent tussen 1780 en 1842) dat in oktober 2010 van de pers kwam bij de Gentse uitgeverij Snoeck en het Liberaal Archief. In dit boek vermelden we talrijke stadsgenoten die tijdens de behandelde periode om allerlei redenen op het voorplan verschenen en een wezenlijke rol gingen vervullen in de samenleving. Over een aantal van deze mannen bestaat reeds heel wat documentatie, o.m. door bijdragen in Ghendtsche Tydinghen1 In dit en volgende nummers situeren we enkele andere notabelen die minder bekendheid genieten maar niettemin verdienen uit de schaduw te worden gehaald2. We hebben bewust mannen3 geselecteerd met vrij uiteenlopende maatschappelijke origines. Zo komen de diverse schakeringen van de sociale promotie scherper tot hun recht. Uit hun levensloop zal ook blijken dat de notabelen van toen enige gelijkenis vertonen met die van nu. Drijfveren als overtuiging, ambitie, inzet, filantropie, machtsstreven, ijdelheid, toewijding, arrivisme en frustraties zijn immers van alle tijden.
1. Pierre-Victor Le Jeune d’ Allegeershecque (1750-1831) Pierre-Victor-François Le Jeune d’ Allegeershecque was een veelzijdig man: advocaat bij de Raad van Vlaanderen, redacteur van het “verlichte” Gentse weekblad Den Vlaemschen Indicateur in de jaren 1780, lid van de stedelijke Collatie, commissaris van de regering (hoofd van het parket) bij het Tribunal Civil tijdens het Directoire en het Consulaat, Procureur Impérial onder het Empire, Procureur des Konings onder Willem I, sedert 1790 bestuurslid en herhaaldelijk voorzitter van de rederijkerskamer De Fonteine en in die hoedanigheid een pionier van de heropleving van de moedertaal.
Ouders Pierre-Victor stamde uit een adellijke en Franstalige familie van officieren die (meestal wegens hun echtgenote, causa uxoris) sedert het einde van de 17de eeuw te Gent woonachtig waren4. Zijn vader, grootvader en wellicht andere voorvaderen dienden in koninklijke regimenten van Spanje, Frankrijk en Oostenrijk. Hij werd in 1750 geboren in een dorpje bij de Franse stad Reims 430
Binnenwerk_nov_dec_2010_DEF_DEF_September binnenwerk OK 5.0 28/10/10 10:35 Pagina 431
(Champagne) waar vader Francies-Bernard (1726-1797), luitenant in het Franse regiment Saint-Denis, vermoedelijk gekazerneerd was. Moeder (née Marie-Louise Herbin-Desseaux) kwam uit een Franse adellijke familie van officieren en magistraten. Francies-Bernard was de te Gent geboren zoon van een Gentse moeder, Livina van Quaeckebeke. De rechten op de kleine heerlijkheid van Allegeershecque (te Drongen)5 waren aan grootvader VictorFrançois Le Jeune in 1759 vererfd vanwege zijn jongere zus de gewezen kloosterzuster Anne-Marguerite Le Jeune die op 49-jarige leeftijd was getrouwd met de kinderloze weduwnaar François de Brou, griffier van Drongen en heer van het leen Allegeershecque6. Na de militaire dienst te hebben verlaten werd vader Francies-Bernard in 1768 voor het eerst schepen van Gedeele te Gent. Hoe deze benoeming in haar werk is gegaan hebben we niet onderzocht. Waarschijnlijk bezat de familie Le Jeune invloedrijke relaties in het hof van de landvoogd Karel van Lorreinen en in de regering te Brussel. Hoe dan ook, de machtige en veeleisende Gentse voorschepen Jean-Jacques Vilain XIIII heeft kennelijk met deze benoeming ingestemd. Mogelijk werd hij hiertoe aangezet door zijn zwager baron JeanJoseph Dons de Lovendeghem: de baljuw van dezes leen Lovendegem was immers in het jaar voor de benoeming gehuwd met een zus van FranciesBernard7! Het moet zijn dat deze zijn ambt behoorlijk vervulde vermits hij gedurende meer dan 25 jaar als schepen aanbleef - tot 1784 in de schepenbank van Gedeele, daarna tot 1794 (definitieve Franse inval) in die van de Keure8. Op 30 november 1789 (kort na de “vier dagen van Gent” die leidden tot een klinkende overwinning van de Patriotten op het Oostenrijks leger) werd hij zelfs tweede schepen van de Keure, onder de moker van voorschepen graaf Emmanuel-Jean della Faille d’ Assenede9. Reeds in mei 1770 had keizerin Maria-Theresia hem tot de persoonlijke titel van ridder verheven10, en in 1768 had hij het verhef gedaan van het leen Allegeershecque.
Studies. “Heuversten” van de vleeshouwersnering. Lid van de Collatie. Pierre-Victor werd geboren op 29 mei 1750 en was de oudste van twaalf kinderen11. Over zijn jeugdjaren en studies is weinig bekend. Er wordt wel eens voorgehouden dat hij na de humaniora jezuïet werd en na de opheffing van de jezuïetensociëteit in 1773 rechten studeerde te Leuven12. Dit stemt niet overeen met de bekende feiten. Hij werd inderdaad licentiaat in de rechten te Leuven op 12 oktober 1772, waarna hij op 6 december werd toegelaten als advocaat bij de Raad van Vlaanderen13. Hij was toen tweeën- twintig jaar. Op welk tijdstip hij intussen in het jezuïetennoviciaat zou hebben verbleven zal 431
Binnenwerk_nov_dec_2010_DEF_DEF_September binnenwerk OK 5.0 28/10/10 10:35 Pagina 432
een mysterie blijven vermits de rechtenstudie ten minste vier jaar bedroeg14. Reeds in 1775 werd de pas meerderjarig geworden Pierre-Victor door de schepenen benoemd tot heuversten van de welvarende en prestigieuze erfelijke nering der vleeshouwers in het Groot Vleeshuis15. De aanwezigheid van zijn vader op de schepenbanken zal bij deze eervolle benoeming wel een rol hebben gespeeld. Zijn voorganger Louis-Joseph de Coninck was eveneens 25 jaar bij zijn benoeming als heuversten in 1768: hij was een zoon van de invloedrijke opperbaljuw van de heerlijkheid Sint-Baafs16. Pierre-Victor bleef dit vooral ceremoniële ambt vervullen tot 1791. Men mag hierbij niet over het hoofd zien dat de vleeshouwers toen vaak aanzienlijke ondernemers waren17 en dat hun nering talrijke voorrechten bezat, o.m. het privilegie om de vorst en enkele andere authentieke VIPs te begeleiden tijdens hun bezoek te Gent. Dit deden ze in groot ornaat: in ’t groen gekleed met roode voeringe, vercierd met goude almarsen en die der officieren bekleed met gouden galonnen; zy hadden rooden cramoisinne vesten geborduerd met goud18. Tijdens Pierre-Victor’s mandaat belegden de leden van de vleeshouwersnering herhaaldelijk Nederlandstalige toneelvertoningen in de zaal van de SintSebastiaansgilde aan de Kouter (den Franschen theater)19. Mogelijk verklaart dit Pierre-Victor’s latere belangstelling voor het amateurtoneel in de moedertaal (zie hierna). Van november 1788 tot mei 1790 was P.-V. Le Jeune een van de zes afgevaardigden van de Sint-Jansparochie (= St. Baafs) in de stedelijke Collatie20. Toen met de aanvang van de Brabantse Omwenteling de Gentse schepenen op 21 november 1789 (na de “vier dagen van Gent”) een nieuwe eed moesten afleggen, gebeurde dit in handen van de Collatie vertegenwoordigd door Pierre-Victor Le Jeune21. De eed luidde: “Ik, in myne Qualiteyt, belove ende sweere aan de stad Gend ende de Natie dieze getrouwigheyd gelyck aen mynen vorigen Souvereyn”22 (wij cursiveren). Wie weigerde deze eed af te leggen mocht niet meer deelnemen aan de vergaderingen van de schepenen23. Voor zover bekend was Pierre-Victor later niet meer betrokken bij de actieve politiek. Hij werd bijv. geen lid van de op 2 mei 1790 verkozen “democratische” en sterk gepolitiseerde Collatie. Men weet niettemin dat hij als trouw Patriot de feiten op de voet bleef volgen. Zijn publieke rol moge bescheiden zijn geweest, de eedaflegging in zijn handen had alleszins een historische betekenis vermits de schepenen Jozef II hun “vorigen Souvereyn” noemden en zij trouw beloofden aan “de stad Gend ende de Natie”24.
432
Binnenwerk_nov_dec_2010_DEF_DEF_September binnenwerk OK 5.0 28/10/10 10:35 Pagina 433
Den Vlaemschen Indicateur Inmiddels was Pierre-Victor Le Jeune een van de redacteurs geworden van het Gentse weekblad Den Vlaemschen Indicateur ofte Aen-wyser der Wetenschappen en Vryekonsten25. Dit werd vanaf 1779 gepubliceerd met Privilegie Exclusif van Haere Keyserlyke en Koninglyke Majesteyt voor Haere Nederlanden. Het privilegie was in 1778 voor acht jaar verleend. In 1786 werd blijkbaar geen verlenging aangevraagd: op een tijdstip dat de bevolking bezwaar maakte tegen talrijke hervormingen van Jozef II was het uitgeven van een keizersgezind weekblad commercieel niet meer verantwoord. Het weekblad (dat elke zaterdag verscheen) beoogde het “verlichte” ideeëngoed in de moedertaal te verspreiden met kwalitatief hoogstaande bijdragen over kunsten, letteren, wetenschappen en nieuwe technieken. Het putte zijn informatie in een zestigtal Europese tijdschriften, bracht zijn lezers in contact met de nieuwe gedachtestromingen en bevorderde een eigen Vlaamse Aufklärung met socio-economische inslag26. De Indicateur was immers progressief en op pragmatische wijze voorstander van de Lumières en de Franse “Encyclopedisten”. De keizer werd voorgesteld als een filantroop, iemand die een afkeer had voor rijkdom en die bevriend was met de kleine man. Het lezerspubliek van de Indicateur overschreed ruim het lokale vlak. Het weekblad speelde een aanzienlijke rol in de verspreiding van het nieuwe gedachtegoed, én door een lage abonnementsprijs, én door het gebruik van de moedertaal ten einde ook voor de ambachtsman en de landsman toegankelijk te zijn. Den Vlaemschen Indicateur zette zich ook in voor de herwaardering van de moedertaal: deze was immers “ouder dan het Frans, vermits zij verband houdt met het Keltisch en het Grieks”. Door zijn medewerking aan dit weekblad manifesteerde Pierre-Victor Le Jeune niet alleen zijn sympathie voor de boodschap van de Verlichting, maar ook zijn gehechtheid aan de verheffing van de moedertaal (die overigens niet de “taal van zijn moeder” was).
De Fonteine De band met de moedertaal kwam nog duidelijker tot uitdrukking met PierreVictor’s betrokkenheid bij de activiteit en het bestuur van de rederijkerskamer De Fonteine waarvan hij in juli 1789 lid werd27. De aloude (1448) “Hoofdkamer van Rhetorica De Fonteine” was in de jaren 1780 inderdaad uit een winterslaap van enkele decennia ontwaakt28. Vanaf ca. 1784 belegde ze haar voorstellingen in de toneelzaal (nieuwe Nederduytsche schouwburg) gehecht aan de herberg Bonne Aventure in de Akkerstraat. Ze richtte er zelfs prijskampen in voor Nederduytsch treurspel, kluchtspel of zangspel (= opera)29. Het werd een stimulerende tijd voor de rederijkers.
433
Binnenwerk_nov_dec_2010_DEF_DEF_September binnenwerk OK 5.0 28/10/10 10:35 Pagina 434
Op 6 juni 1785 publiceerde de “verlichte” boekdrukker Jan-Francies van der Schueren (uitgever van Den Vlaemschen Indicateur) een tekst die alle kenmerken van een manifest vertoonde: Redenvoering over de oudheyd, nutheyd en heerlykheyd der zoo van ouds genoemde Rederykers in de Nederlanden30. Vanaf augustus 1789 beschikte De Fonteine over een eigen vergaderlokaal en toneelzaal in de ruime nieuw gebouwde Parnassusberg aan de (oude) Houtlei, net en doelmatig ingerigt, met twee rangen logiën en eene schoone galery daerboven31. In 1792 deelde de Wegwyzer mee dat De Fonteine wekelijks voorstellingen belegde van tragediën, dramen, comediën en operas, soo oude als nieuwe, in de Fransche en de Vlaemsche taele. Bestuurslid sedert augustus 1790, werd P.-V. Le Jeune d’ Allegeershecque in juli 1793 voor de eerste maal voorzitter van de rederijkerskamer32, welk mandaat hij vervulde tot 1802. Hij zou tot in de jaren 1820 een actief lid blijven, en nogmaals voorzitter worden in de periode 1814-1821. Het lijkt niet dat hij als acteur enige rol speelde in de toneelvoorstellingen van De Fonteine. Deze beperkte haar activiteit overigens niet tot het toneel. Ze verstrekte ook onderwijs aan haar leden (toneelkunde, retorica, letterkunde, geschiedenis, aardrijkskunde, Nederlands, Frans, Latijn, wiskunde) en richtte herhaaldelijk prijskampen in van bijv. dichtkunst, declamatie, welsprekendheid en schoonschrift33. Men rekende op de voorzitter om het geheel in goede banen te leiden en over de financiën te waken. Dit was een zware verantwoordelijkheid vermits De Fonteine bijv. in de periode 1786-1796 niet minder dan 536 leden telde34. Pierre-Victor bezat de daartoe vereiste tact, opleiding en zakelijke ervaring. Onder Pierre-Victor’s bewind verleende koning Willem I aan De Fonteine het recht om zich “koninklijk” te noemen35. In 1821 was hij met andere bestuursleden van De Fonteine en met de Noord-Nederlander Joannes-Maria Schrant, katholiek priester en hoogleraar (vaderlandse letteren en geschiedenis) aan de universiteit Gent, een van de oprichters van het genootschap Regat Prudentia Vires dat zich ten doel stelde “eene taal zoo rijk en schoon als de onze uit den staat van diepe vernedering waarin zij nog verkeert op te trekken”36. Benevens enkele hoogleraren (bijv. de latere Nederlandse staatsman Johan-Rudolf Thorbecke, in 1825 hoogleraar aan de universiteit Gent geworden37), recruteerde het genootschap zijn leden vooral in kringen van onderwijzers, ambtenaren en studenten.
434
Binnenwerk_nov_dec_2010_DEF_DEF_September binnenwerk OK 5.0 28/10/10 10:35 Pagina 435
Huwelijk In mei 1792 huwde Pierre-Victor met de in 1771 geboren Jeanne-Joséphine van Loo. Deze was een dochter van Cornelis Janszoon van Loo, een bestuurslid van de erfelijke nering der visverkopers38. Deze tak van de familie van Loo (waarvan talrijke telgen ook in de vleeshouwersnering bedrijvig waren) behoorde tot de aristocratie van het Gentse ambachtswezen. Ook Cornelis van Loo was bestuurslid van De Fonteine39 en bovendien financieel contribuant van de “Koninglyke Akademie voor teeken-, schilder- en bouwkunden”40. Zijn echtgenote (née Marie-Josèphe Sauvage) stamde uit een familie van Gentse negotianten in wol, later katoendrukkers en scheepsbouwers41. Uit het huwelijk Le Jeune-van Loo werden acht kinderen geboren, van wie er zes heel jong stierven42. De bekende adressen van het nieuwe gezin waren: Baudeloo-leye (nu Ottogracht)43, de nog vrij landelijke Bagattestraete44 en by de Schip-gracht45. Tot zijn huwelijk woonde Pierre-Victor in het huis van zijn ouders aan de toenmalige Beestenmarkt46.
Magistraat Tijdens de Franse bezetting hield Pierre-Victor zich buiten de politieke woelingen. Zonder tot de Gentse Jacobijnen te behoren was hij nochtans het democratisch ideeëngoed genegen. Dit ligt in de lijn van zijn actieve medewerking aan de verspreiding van de Verlichting (les Lumières). Kort na de annexatie bij Frankrijk (1795) werd hij eerst Accusateur Public, daarna Commissaire du gouvernement (hoofd van het parket), bij het Tribunal civil du Département de l’Escaut. Toen in april 1797 verkiezingen werden gehouden voor de aanwijziging van magistraten, werd hij in dit ambt bevestigd door de 94 kiezers van het Departement47. Tijdens deze periode vervulde hij ook het ambt van voorzitter van de kleinere rechtbanken van Sas-van-Gent en Oudenaarde48. Na de oprichting van de Rechtbank van eerste aanleg te Gent in 1800 bleef hij hoofd van het parket, eerst nog als Commissaire du gouvernement, later met de titel Procureur Impérial (keyzerlyken procureur), een ambt dat hij vervulde tot de val van Napoleon in 181449. De gebruikelijke adviezen bij zijn kandidaatstellingen luidden als volgt: “bon mais trop faible” (Préfet Guillaume Faipoult, 1800)50; “fortune médiocre... Il est assez instruit et laborieux, n’a pas le don de la parole, jouit de considération” (eerste voorzitter van de Cour Impériale te Brussel, 1810)51; “né d’ une famille distinguée; jouit de la considération publique, il est digne de la confiance du monarque” (substituut pro-
435
Binnenwerk_nov_dec_2010_DEF_DEF_September binnenwerk OK 5.0 28/10/10 10:35 Pagina 436
cureur-generaal bij de Cour Impériale, 1811)52. In 1813 (na het overlijden van zijn echtgenote) was hij vruchteloos een van de talrijke kandidaten voor het vacant geworden ambt van procureur-generaal bij de Cour Impériale te Brussel53. Bijzonder opmerkenswaardig is dat Pierre-Victor Le Jeune d’ Allegeershecque onder het bewind van koning Willem I zijn ambt kon behouden – thans met de titel van Procureur des Konings. De vorst weerde immers principieel gewezen ambtenaren en magistraten uit de Franse tijd. Het moet zijn dat, bovenop zijn ervaring, bekwaamheid en rechtschapenheid, Pierre-Victor’s perfecte tweetaligheid en zijn jarenlange inzet voor de moedertaal de koning gunstig stemden. Pierre-Victor werd op 26 maart 1826 tot het emeritaat toegelaten. Hij overleed te Gent op 17 augustus 1831. Hij was als magistraat niet rijk geworden en liet bijv. geen onroerend goed na. Pierre-Victor Le Jeune d’ Allegeershecque is om twee redenen emblematisch voor de besproken periode. (1) In een Franstalig nest geboren en getogen, zette hij zich ten volle in voor de luister van de Vlaamse moedertaal. Zijn kinderen werden in dezelfde geest grootgebracht. Zoon Désiré Le Jeune (geb. 1805), in 1835 tot volksvertegenwoordiger verkozen54, was bijv. een der eersten om in het parlement op te komen voor de taalrechten van de Vlamingen55. (2) Bovendien was de man een uitgesproken democraat. Hij was gedurende dertig jaar een trouw dienaar van de rechtsstaat, huwde “buiten zijn stand” en zocht zijn vermaak en culturele ontspanning in het gezelschap van rederijkende ambachtsmeesters, onderwijzers en lagere ambtenaren. Beide kenmerken verantwoorden de vaststelling dat de discrete Pierre-Victor Le Jeune d’ Allegeershecque tijdens de periode 1780-1820 wezenlijk heeft bijgedragen tot de volksontwikkeling en het respect voor de moedertaal. Guy Schrans
436
Binnenwerk_nov_dec_2010_DEF_DEF_September binnenwerk OK 5.0 28/10/10 10:35 Pagina 437
Noten 1
Raadpleeg bijv. de namen en vindplaatsen in: A. Verbeke & M. De Bleecker, Indices op de Ghendtsche Tydinghen (1972-2000), Gent, 2001, p. 57-76; Id., Indices ... (2001-2005), Gent, 2006, p. 14-23. Zie ook het Repertorium van personen in het gec. boek Van wit naar blauw, alsmede: C. Devolder, De notabelen van het Eerste Keizerrijk (1804-1814). Het Scheldedepartement, lic. verh. gesch. univ. Gent, 1990; Id., Grands notables du premier Empire. Escaut, Parijs, 2001 2 Na P.V. Le Jeune volgen nog: Jacques-Clément Lammens, Jean-Baptiste Lecat, MaximilienMacaire en Pierre-Georges de Meulenaere, Pierre-Constant Lammens, Joseph van Crombrugghe, Jean-Baptiste Hellebaut en Joseph-Bernard Cannaert. 3 Alleen mannen inderdaad, met excuses aan de dames die dit lezen.Tijdens de behandelde periode waren vrouwen bepaald tot een tweederangsrol in het verlengde van echtgenoot, moeder of biechtvader. De enige ons bekende “notabele” Gentse vrouw uit die tijd was Marie-Jeanne Schellinck (1757-1840), echtgenote de Saegher, die in 1792 als soldaat dienst nam in het Frans revolutionair leger, tot onderluitenant werd bevorderd en door Napoleon met het Croix de la Légion d’Honneur werd vereremerkt. Zie: P. de Fourmestraux, Les Napoléonistes, 1930, p. 170-175; Biogr. Nat., XXI (1911), 667-672 ; S. Tassier, Histoire de la Belgique sous l’occupation française en 1792 et 1793, 1934, p. 45 ; P. Claeys, Pages d’histoire locale gantoise, 1894, III, p. 107-108. Noteer ook het scepticisme van M. Van Wesemael (G.T., 1977, p. 228) en de recente vermelding op p. 243 van Het Gent Boek van L. Charles & M.C. Laleman (2006). 4 Ch. Poplimont, La Belgique héraldique, 1866, VI, p. 259-260; F. met den Ancxt, Recueil nobiliaire belge. Notices généalogiques, Brussel, 1914, II, p. 57 e.v. 5 Zie verder: D. Maes,”Heerlijkheden en lenen te Drongen en te Baarle”, Jb. Dronghine, 2003, p. 101. Allegeershecque was een achterleen van een leen gelegen in Keuze (Drongen). 6 Betr. deze familie: J. Huyttens, Notice historique sur le village de Vinderhoute, 1859, p. 7-8; F.V. Goethals, Dictionnaire généalogique et héraldique des familles nobles du royaume de Belgique, I (1849), tw. de Brou. 7 F. met den Ancxt, o.c., p. 61 8 J. Nève, Gand sous la domination française, Gent, 1927 p. 74 9 D. Destanberg, Gent onder Jozef II, Gent, 1910, p. 196; Bull. MGOG, 1926, p. 75 10 Listes des titres de noblesse, de chevalerie et autres marques d’honneur accordées par les souverains des Pays-Bas depuis 1659 jusqu’à 1794, Brussel, 1847, p. 225 11 F. met den Ancxt, o.c., p. 64-65. Broer Louis-Ferdinand (geb. 1757) werd officier in dienst van de Verenigde Provinciën en huwde een brouwersdochter uit Maastricht. Ook broer JeanFidèle (geb. 1764) werd eerst officier in dienst van de Verenigde Provinciën, waarna hij in 1790 (Brabantse omwenteling) luitenant-kolonel werd in het Patriottenleger (zie hierover ook: D. Destanberg, loc. cit.) 12 V. Fris, Bibliographie de l’histoire de Gand... 1500-1850, Gent, 1921, II, p. 167; E. Voordeckers, Bijdrage tot de geschiedenis van de Gentse pers. Repertorium (1667-1914), Leuven-Parijs, 1964, p. 491 13 F. met den Ancxt, o.c., p. 65-66 14 J. Nauwelaers, Histoire des avocats au Souverain Conseil de Brabant, Brussel, 1947, I, p. 80-82 15 F. De Potter, Gent, II, p. 553
437
Binnenwerk_nov_dec_2010_DEF_DEF_September binnenwerk OK 5.0 28/10/10 10:35 Pagina 438
16
Over L.-J. de Coninck: G. Schrans, Vrijmetselaars te Gent in de XVIIIde eeuw, 2de druk, Gent, 2009, p. 110-115 17 R. d’ Anethan & F. de Jonghe d’Ardoye, La famille Mosselman à Bruxelles, Brussel, 1998, p. 7 ; F. De Potter, Gent, II, p. 393 e.v. 18 P. Claeys, Pages d’histoire locale gantoise, Gent, 1885, I, p. 201-202 19 Bijv.: Gazette van Gend, 11 april 1776. Verder: P. Claeys, Histoire du théâtre à Gand, Gent, 1892, II, p. 151, 177 ; F. De Potter, Gent, o.c., II, p. 387; G. Verriest, “Het lyrisch toneel te Gent van de oorsprong af tot heden”, Kult. Jb. Prov. Oost-Vlaanderen 1964, Gent, 1966, p. 132 20 Stadsarchief Gent, Oud Archief, reeks 120, nr 59 (minuten Collatie); reeks 121, nr 32 (register Collatie); Coll. 1789-11b; 1790-03-30; 1790-05-02. Ch. Poplimont, o.c., p. 260: “chef de la Collace de Saint-Jean”. 21 F. De Potter, Gent, I, p. 425 22 D. Destanberg, Gent onder Jozef II, p. 193 23 Voor de achtergrond, zie: [P.A. Verhaeghe], Jaerboeken der Oostenryksche Nederlanden van 1780 tot 1814, Gent, 1818, p. 67-70 24 Een door de Collatie goedgekeurde Organisatie ofte Bestierings-wyze der stad Gent van 26 juni 1790 zou zelfs in art. 1 bepalen dat “alle magt in het Volk oorspronkelyk resideert”. Deze tekst werd reeds opgeheven op 10 november 1790. Zie: [P.A. Verhaeghe], Jaerboeken, o.c., p. 99-138. 25 E. Voordeckers, loc. cit. 26 P. Lenders, Gent, een stad tussen traditie en Verlichting (1750-1787), Kortrijk, 1990, p. 81 27 F. Van Besien, “De Fonteine op het eind van de achttiende eeuw (1784-1806)”, Jaarboek 2003-2004 van de Koninklijke Soevereine Hoofdkamer van Retorica “de Fonteine” te Gent, 2de reeks, nr 45-46, p. 178, 201 28 Voor een overzicht: F. Van Besien, o.c., p. 171-235; Id., “ ‘La Société de Rhétorique’. De Fonteine op het eind van de Franse tijd (1807-1815)”, Jaarboek 2006-2007 van de Koninklijke Soevereine Hoofdkamer van Retorica “de Fonteine” te Gent, 2de reeks, nr 48-49, p. 135-175. 29 G. Verriest,“Het lyrisch toneel te Gent”, o.c., p. 129 30 F. Vanderhaeghen, Bibl. gant., IV, p. 211-212. 31 J.J. Steyaert, Volledige beschryving van Gent, Gent, 1857, p. 219 32 Een van zijn eerste taken (eind augustus 1793) was het voordragen van lofdichten in het Frans en het Nederlands voor de huldiging van “primus Hellebaut” (F. Vanderhaeghen, Bibl. Gant., IV, p. 216). Jean-Baptiste Hellebaut komt aan de orde in een volgend artikel. 33 Voor bijv. de prijskamp in Nederduitsche dichtkunst van juli 1812 ging de gouden medaille naar de 19-jarige notarisklerk Jan-Frans Willems met zijn Hymne aan het Vaederland over den Veldslag van Friedland en de daaropvolgende Vrede van Tilsit. Zie: F. Van Besien, o.c. (2006-2007), p. 150; A. Deprez, “Rondom Willems’ bekroning door De Fonteine in 1812”, Jb. De Fonteine, 1962-1963, p. 65-110 34 F. Van Besien, o.c. (2003-2004), p. 195 35 Zie bijv.: F. Vanderhaeghen, Bibl. gant., IV, p. 116, nr 5787 36 P. Fredericq, Thorbecke voor 1830, ‘s Gravenhage, 1906, p. 52; J. Nève de Mévergnies, Gand sous le régime hollandais, Gent, 1935, p. 165 ; P. Claeys, Mémorial de la ville de Gand 1792-
438
Binnenwerk_nov_dec_2010_DEF_DEF_September binnenwerk OK 5.0 28/10/10 10:35 Pagina 439
1830, Gent, 1902, p. 410; Nieuwe encyclopedie Vl. Beweging, III, p. 2572-2573. P. Fredericq, loc. cit. 38 Over hem: G. Schrans, o.c., p. 351-353 39 Ph. Blommaert, Geschiedenis der Rhetorykkamer De Fonteine te Gent, Gent, 1847, p. 70 40 [E. van de Vivere], Historie en inrichting der Koninglyke Akademie voor teeken-, schilder- en bouwkunden opgeregt binnen de stad Gend, Gent, 1794, p. 46, 262 (weduwe) 41 Zie bijv.: G. Schrans, o.c., p. 49. 42 Ch. Poplimont, o.c., p. 260; F. met den Ancxt, o.c., p. 64-65. 43 Wegwyzer, 1799, p. 12 44 Wegwyzer, 1809, p.38 45 Zie bijv.: Wegwyzer, 1815, p. 84 ; 1820, p. 88 46 Bijv.: Wegwyzer, 1778, p. 87 ; 1782, p. 39 47 J. Nève, Gand sous la domination française, o.c., p. 30 48 Ch. Poplimont, o.c., p. 260 49 J. Nève, o.c., p. 48 50 Ph. van Hille, Het Hof van beroep van Brussel en de rechtbanken van Oost- en WestVlaanderen onder het Frans bewind (1800-1814), Handzame, 1970, p. 108 51 Ph. van Hille, o.c., p. 119 52 Ph. van Hille, o.c., p. 124 53 Ph. van Hille, o.c., p. 66 54 J.L. De Paepe & Ch. Raindorff-Gérard, Parlement belge (1831-1894). Données biographiques, Brussel, 1996, p. 389-390 55 P. Fredericq, Schets eener geschiedenis der Vlaamsche Beweging, Gent, 1906, p. 21 37
‘t Vervolgt
439
Binnenwerk_nov_dec_2010_DEF_DEF_September binnenwerk OK 5.0 28/10/10 10:35 Pagina 440
INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE - FICHE N° 200
Op 24 november 1900 stelde Paul Bergmans in de rubriek “Keramiek Oudheidkundig Museum, n°745 - XVIIIe eeuw” in het Frans een fiche op over
Uurwerkhouder aardewerk
in
Brugs
De hiernaast afgebeelde bekoorlijke uurwerkhouder in aardewerk werd aan het museum geschonken door Mr. Ferd. Van der Haeghen en heeft een hoogte van 28 cm. Zijn uitgesproken kromme schelpvorm maakt er een zeer karakteristiek specimen van de rocaillestijl van of Louis XV. Hij draagt geen merk, maar zijn geagatiseerde brandverf verbindt hem onloochenbaar aan de Brugse fabriek van Pulincx. Gesticht in 1750 door Henri Pulincx die het bedrijf later overliet aan N. De Brauwer, was deze aardewerkfabriek zeer belangrijk in de tweede helft van de XVIIIe eeuw: in 1765 werd de waarde van haar productie geschat op 20.000 florijnen.(1) Zoals de heer Baron Béthune ons heeft laten weten, heeft Pulincx de schelpmotiefstijl toegepast op tal van voorwerpen, van deze van kleine afmetingen zoals uurwerkhouders, wijwatervaten, enz. tot volledige schouwen; hij agatiseerde doorgaans zijn aardewerk in paars zoals bij de uurwerkhouder in kwestie; er bestaan er ook in mooi marineblauw. Het Oudheidkundig Museum van Brugge bezit een belangrijke collectie van zijn producties, waaronder twee merkwaardige schouwen en drie uurwerkhouders analoog aan deze die wij komen te beschrijven. (1) G. De Roddaz, l'Art ancien à l'exposition nationale belge, (Brussel 1882), p. 379 (nota van Alphonse Wauters).
440
Binnenwerk_nov_dec_2010_DEF_DEF_September binnenwerk OK 5.0 28/10/10 10:35 Pagina 441
DE FELLE STRIJD VAN EEN BRITS PELOTON OM HET GENTSE NOORDEN
9 en 10 september 1944 Een getuigenis uit eerste hand. We volgen als het ware stap voor stap een peloton Britse soldaten in felle strijd gewikkeld in de omgeving van het Verbindingskanaal (Nieuwevaart). Om dat goed te begrijpen is enige uitleg nodig. In de brochure ’De bevrijding van Gent - 1944 (uitgegeven door het stadsbestuur in 1994, tekst Johan Vannieuwenhuyse)lezen we: Terwijl men in het centrum feest vierde, was het in de wijk achter het Verbindingskanaal bittere ernst. De Duitsers hadden een stevige verdediging opgebouwd achter de kanalen en gesprongen of opengedraaide bruggen. Als steun voor de grondtroepen zouden zware verplaatsbare spoorwegkanonnen en andere artilleriestukken dagenlang de Britse stellingen in Gent bombarderen. Op 6 september ondernam een verzetsgroep een mislukte poging om de De Smetbrug te ontzetten. Elf verzetsmensen sneuvelden. Twee dagen later werd die brug veroverd door een bataljon van de Queen’s. Onmiddellijk brandde hevige strijd los rond het Guislain-instituut en de Westerbegraafplaats tussen Duitsers en Britten geholpen door het Geheim Leger. Een tweede doorbraak volgde op 9 september langs de Voorhavenbrug aan de Wiedauwkaai. Het Schotse 2de bataljon Glasgow Highlanders kreeg dan als opdracht de Duitse weerstand tussen die twee bruggenhoofden te breken en de vijand tot achter de Ringspoorweg te verdrijven. Het is deze laatste episode die we hier volgen. Don McLean beschrijft aan de hand van de getuigenis van de bevelhebber, de gevechten geleverd door het 17de peloton (17th platoon) van de ‘D’ Company, 2nd Battalion, Glasgow Highlanders. In de Britse legers is een peloton (platoon) een gevechtseenheid van 16 tot 50 soldaten, meest infanterie (voetvolk), zelf nog onderverdeeld in twee tot vier secties. Drie, vier of vijf platoons vormen een ‘Company’. Het bevel wordt gevoerd door een officier, meestal met de graad van luitenant. Hij wordt bijgestaan door een sergeant. Luitenant C. Roger MacLellen, de officier - bevelhebber van het peloton in kwestie, was een jonge Canadees die vrijwillig dienst had genomen bij de Britten. Hij was ‘uitgeleend’ door het Canadese leger, en had gekozen voor de Glasgow Highlanders. Deze manier van doen stond bekend onder de codenaam Canloan. Zijn assistent was Edward Kenealy uit Camberwell (Londen). 441
Binnenwerk_nov_dec_2010_DEF_DEF_September binnenwerk OK 5.0 28/10/10 10:35 Pagina 442
MacLellen was enkele dagen na D-Day geland in Normandië en had bijna alle gevechten meegemaakt waarin de 15th Scotland Division verwikkeld was geweest. In Gent telde zijn peloton een 18-tal soldaten. Onderstaande tekst is een vertaling van het artikel ‘A Day in the Life of an Infantry Platoon’, verschenen in ’Medal News’, juni - juli 2006, p. 27 - 29. Medelid Franklin Goethals (Oost-Duinkerke), bevriend met de schrijver, bezorgde ons het artikel en stond in voor de vertaling. Aan de oorspronkelijke tekst (kopie bewaard in het Documentatiecentrum te Sint-Amandsberg, afd. oorlog) werden enkele korte verduidelijkingen toegevoegd, meestal tussen haakjes (LD). Nadat de geallieerden de Duitse troepen uit Normandië hadden verdreven, begon in september 1944 de achtervolging doorheen België naar de Nederlandse grens. Naarmate de Duitsers hun vaderland dichter naderden, ondervonden de verbondenen alsmaar fellere weerstand. Het tweede bataljon van de Glasgow Highlanders, ingedeeld bij de 131 Infantry Brigade van de 7th Armoured Division (The Desert Rats), was per vrachtwagen naar Gent gebracht. Zij waren naar het stadscentrum opgetrokken toen zij onder zwaar artillerievuur kwamen te liggen. Een voertuig, amper twee vrachtwagens verwijderd van dat waarin luitenant MacLellen zat, kreeg een voltreffer te verwerken en explodeerde. Talrijke doden vielen. In de smalle straat waarin dit gebeurde, bleven obussen vallen. Glasscherven, houtsplinters, steenbrokken en shrapnels vlogen in het rond en maakten nog meer slachtoffers. MacLellen’s chauffeur reed zijn voertuig uit de file en zocht een vrije ruimte op die wat meer ‘bescherming’ bood. Hoewel het peloton oorspronkelijk in reserve was gehouden, kreeg bevelhebber MacLellen de opdracht het ‘Canal du Nord’ (Verbindingskanaal, Nieuwe Vaart) over te steken. De twee andere pelotons van de D Company waren immers nog druk bezig vijandelijke troepen uit de woningen te verdrijven. De actie werd gepland op 9 september om 21.00 uur, bij valavond. Het peloton vorderde langs het Verbindingskanaal, rechts van de rest van de D Company naar de spoorweglijn, waar de manschappen de kans zagen het kanaal over te steken. Order was gegeven contact met de vijand te vermijden, behalve wanneer deze hun objectieven zouden hinderen. De spoorweg werd aanzien als de grens tussen het peloton en het Queen’s Battalion van de 7th Armoured. Hiermee zou het peloton uiteindelijk aansluiten. Terwijl de manschappen langs het kanaal verder trokken en langs een lage muur vorderden, kregen ze informatie van een tankcommandant van het C Squadron van het 5th Royal Tank Regiment opgesteld aan de overzijde van het kanaal: de Duitse troepen namen hen onder vuur vanuit het ‘asylum’
442
Binnenwerk_nov_dec_2010_DEF_DEF_September binnenwerk OK 5.0 28/10/10 10:35 Pagina 443
(Guislain gesticht). Niet lang daarna, terwijl zij sprongsgewijs verder kwamen, gebruik makend van de schaarse beschutting - overwegend bomen - stootten zij op meerdere Duitsers die hen vanuit de huizen onder vuur namen. In de onmogelijkheid hen te ontwijken, waren ze verplicht de woningen te ontzetten. De vooruitgang verliep heel traag en de huis-om-huis strijd dreigde zelfs het peloton vast te pinnen. Er waren immers talrijke burgers in de woonsten aanwezig, wat tot extra voorzichtigheid noopte. In een bepaald huis ontmoetten zij een burger die de toegang tot de verdieping
Afb. 1. Detail uit een stadsplan uit 1943 (Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis, SintAmandsberg). De strategisch belangrijke gegevens zijn hier goed op weergegeven. O.a. de toen nog goed bewaard gebleven Lieve met brugje (vermeld in de tekst) aan een wegverbinding tussen de Ma誰sstraat en de spoorweg. De fabriek Pol Madou werd ingetekend op de plaats waar ze bij benadering stond.
443
Binnenwerk_nov_dec_2010_DEF_DEF_September binnenwerk OK 5.0 28/10/10 10:35 Pagina 444
versperde en hen met gebaren op de hoogte bracht van een Duitse ‘booby trap’ (valstrikbom, soms gekoppeld aan een deur) in het huis. Uit een ander huis werden vier Duitsers verjaagd en gevangen genomen. Eén van hen sprak Engels en hij beweerde dat er nog andere soldaten in het huis aanwezig waren, maar van hen werd geen spoor gevonden. Uiteindelijk konden zij verder oprukken en ze staken een brugje over voorzien van een leuning die een riviertje (de Lieve) overspande dat uitmondde in het kanaal. Het peloton was er bijna over toen plots een machinegeweer begon te vuren. De laatste in de rij manschappen, soldaat Ivor Williams, ordonnans van MacLellen, viel dodelijk getroffen neer. Zijn luitenant had hem bij de staart van het peloton ingedeeld omdat hij meende dat Williams, als ietwat oudere man, daar veiliger zou zijn. Hij overleed op 11 september en werd begraven op de gemeentelijke begraafplaats van de stad Brussel. Met het vallen van de nacht begon men een verdedigingsperimeter op te stellen. De draaibrug van de spoorweg (over de Vaart) vormde hierin een essentieel onderdeel. Luitenant MacLellen en sergeant Kenealy gingen samen op zoek naar de Queen’s op de flank. Na ongeveer 100 yards (zowat 90 meter) hoorden ze vage stemmen. Ze riepen ‘Queens’, maar de antwoorden waren niet in het Engels. Ze besloten naar hun positie terug te keren. Op dat moment was het peloton ongeveer een halve mijl (driekwart kilometer) verwijderd van de rest van de D Company. Men voelde zich wat geïsoleerd en verwachtte dat de groep zou teruggetrokken worden naar de veiligheidsperimeter van het hoofdkwartier. De nieuwe bevelen hielden echter net het tegenovergestelde in. Van de manschappen werd verwacht dat ze langs de spoorlijn in de richting van een spooroverweg (bij het uiteinde van de Gaardeniersweg) zouden trekken, op vrij grote afstand van hun positie ter plaatse. Aan de linkerflank van het peloton was het andere deel van de D Company in een vuurgevecht verwikkeld. De C Company probeerde de vijand uit het Guislain gesticht te verdrijven, terwijl de A Company slag leverde om de Westerbegraafplaats te veroveren. Alle pelotons voerden een beweging uit in noordelijke richting, waar zij verondersteld werden samen te komen, terwijl de Queen’s op hun rechterflank positie innamen ter hoogte van de Wiedauwkaai. Even nadat hij een vergadering van de C groep had bijgewoond, werd Luitenant MacLellen onverwachts op het matje geroepen bij de Company Commander. De hierboven vermelde Engelsmachtige krijgsgevangene had klacht neergelegd omdat zijn portefeuille met foto’s van vrouw en kinderen was afgenomen toen hij samen met drie anderen werd gefouilleerd.
444
Binnenwerk_nov_dec_2010_DEF_DEF_September binnenwerk OK 5.0 28/10/10 10:35 Pagina 445
Bovendien had een van de soldaten van het peloton hen kostbaarheden afgenomen en de portefeuille weggegooid.
Afb. 2. Detail uit een actueel stadsplan (ca. 2008). Anno 2010 is de ene spoorweg vervangen door een tramspoor over de nieuw gebouwde Gasmeterbrug. Er is nog een restje te zien van de Lieve als gracht tussen de fabrieksgebouwen. Het grote gebouw daar net boven is de UCOBraunfabriek
Bij het ochtendgloren van 10 september startte het ratelen van een Bren machinegeweer van het peloton. Het nam een groep Duitsers onder vuur. Deze probeerde zich doorheen een hek van de afsluiting langs de spoorweg te wringen op minder dan 200 m. afstand. De rest van het peloton opende eveneens het vuur. Ongeveer twintig Duitsers werden geraakt. Klaarblijkelijk probeerden ze te ontkomen vanuit een fabriek die de avond voordien niet ontruimd was. De sectie die het vuur had geopend nam de taak van â&#x20AC;&#x2DC;fire sectionâ&#x20AC;&#x2122; op zich (hield de fabriek onder schot), terwijl de resterende secties de fabriek bestormden. Deze bleek echter leeg. Ze doorkruisten enkele volkstuintjes om zo nog een andere fabriek te bereiken. Aan hun linkerzijde lag er een gebouw waar een sectie voor alle zekerheid een kijkje ging nemen. Vrij snel meldde deze dat hulp van doen was, waarop een tweede sectie toesnelde. Korporaal Hamilton had verschillende Duitsers rustig slapend in de kelder aangetroffen. De sectie trok de woning binnen en maakte zich op om de kelder te overvallen via de binnenkelderdeur. Luitenant MacLellen echter maakte gebruik van een buitendeur die eveneens toegang gaf tot de kelder. Ondersteund door de
445
Binnenwerk_nov_dec_2010_DEF_DEF_September binnenwerk OK 5.0 28/10/10 10:35 Pagina 446
Afb. 3. Detail van een brochure uitgegeven door de firma Pol Madou (verzameling André Verbeke), vermoedelijk uit de jaren 1960. Het zicht op de fabriek in de Wondelgemse Meersen is genomen vanuit de omgeving van de Maïsstraat, wellicht van op de in 1944 nog niet bestaande watertoren. De Verbindingsvaart (buiten beeld) ligt rechts boven. Links bovenaan de spoorweg met er naast het ‘Maison blanche’. Om dit beeld op de kaarten te plaatsen moet je het ondersteboven draaien. Vermoedelijk bestonden verschillende fabrieksonderdelen in 1944 nog niet en werd de vestiging na de oorlog aanzienlijk uitgebreid.
tweede sectie brulde hij ‘Hände hoch’, wat resulteerde in de onmiddellijke overgave van twaalf Duitsers. Een enkeling trachtte nog zijn Schmeisser (licht Duits machinegeweer) te pakken te krijgen, maar een kogelhagel uit een Sten gun (licht Brits machinegeweer) velde de man. Twee soldaten van het peloton brachten de krijgsgevangenen naar het Company hoofdkwartier. Op weg naar de fabriek Pol Madou (producent van asfaltpapier voor dakbedekking, Gaardeniersweg) stootte het peloton op een hoge dikke muur. Een deel van de sectie werd naar het linkeruiteinde van de muur gestuurd. De twee resterende secties maakten zich klaar om de fabriek binnen te trekken. De poort was echter van binnen vergrendeld. Enkele soldaten werden over de muur getild om de poort te openen. Daar vielen ze op een soldaat van de eerste sectie die terug kwam met vier krijgsgevangen. Een van hen was ‘shellshocked’. Bij elk schot kromp hij ineen. Terwijl de krijgsgevangen verborgen achter een haag werden ondervraagd, kwamen plotseling twee Duitse brancardiers opdagen met de Rode Kruisvlag, en dit vanuit het terreingedeelte aan de rechterzijde van de spoorweg, dat verondersteld was onder controle te zijn van de Queen’s. Toen de Duitsers het 446
Binnenwerk_nov_dec_2010_DEF_DEF_September binnenwerk OK 5.0 28/10/10 10:35 Pagina 447
peloton opmerkten, zochten ze dadelijk beschutting achter het fabrieksgebouw. MacLellen schreeuwde ‘Kommen sie hier mit Hände hoch’. Een antwoord kwam er echter niet. Na enkele minuten plaatste MacLellen zijn Luger (Duits pistool) in de rug van een van de krijgsgevangenen en gaf die de opdracht zijn vrienden te overhalen zich over te geven. De Duitser scheen dit order te gehoorzamen, maar bleef alsmaar door schreeuwen. Aangezien MacLellen geen flauw idee had van wat de man aan het uitkramen was, gooide hij hem op de grond, draaide hem zijn arm rond de nek en duwde hem zijn knie in de rug. De krijgsgevangen werden naar de achterhoede gezonden onder escorte van één enkele soldaat, wat de mankracht van het peloton opnieuw verzwakte. Terug bij de fabriek, bleken de poorten nog altijd dicht. Terwijl MacLellen, luidkeels schreeuwend, verwoed probeerde een poort te openen, verschenen twee Belgische meisjes die de poort ontsloten. Ze bleken de dochters, Jeanne en Elisabeth, te zijn van de fabriekseigenaar Pol Madou, een oude man met een houten been. De twee waren enorm zenuwachtig; een ervan was nog kort geleden in Duitsland geïnterneerd geweest. MacLellen gebood hen onmiddellijk naar hun schuilkelder terug te keren. Hij was zich aan het klaarmaken om verder op onderzoek te trekken, toen de koerier kwam aangelopen met het bericht dat hij zo snel mogelijk naar het fabrieksplein moest lopen. Terwijl hij dit deed, zag hij tot zijn verbazing hoe honderden Duitsers zich vanaf de overzijde van de spoorweg kwamen overgeven, handen in de lucht, met poncho’s en regenmantels aan. Allen werden verzameld op het binnenplein van de fabriek, dat goede bescherming bood. Toen de luitenant op zoek trok naar de bevelhebber, wezen de Duitsers hem een heel grote man aan. Deze gaf te kennen geen commandant te zijn door steeds weer ‘nicht, nicht’ te roepen. Dit weerhield MacLellen er niet van diens mantel open te trekken, waarop de insignes van luitenant-kolonel te voorschijn kwamen. Een magnifieke veldkijker hing rond de nek van de man. MacLellen nam deze onmiddellijk in beslag. Hij is nog steeds in zijn bezit. De kolonel werd gesommeerd zijn manschappen te bevelen de wapens neer te leggen. Het fabrieksplein lag bezaaid met messen, handgranaten, kogels, pistolen, machinegeweren en geweren. De krijgsgevangenen kregen bevel, één per één, door de smalle doorgang in de muur te lopen, zich te laten fouilleren en daarna met de handen op het hoofd te wachten. Van zodra deze werkwijze door de anderen Duitsers werd opgemerkt, volgde opnieuw een regen van weggeworpen wapens en granaten. Sergeant Kenealy en drie soldaten, gewapend met twee Sten guns, een Bren en een geweer, brachten de 190 krijgsgevangen naar de achterhoede. Aangekomen bij Company Headquarters, werd Kenealy doorgestuurd naar Battalion Headquarters dat hem
447
Binnenwerk_nov_dec_2010_DEF_DEF_September binnenwerk OK 5.0 28/10/10 10:35 Pagina 448
zelf verder stuurde naar Brigade Headquarters. Weerom werd Luitenant MacLellen het vuur aan de schenen gelegd. Ondanks het feit dat zijn eenheid in totaal meer dan 200 krijgsgevangenen had gemaakt, werd hem verweten niet snel genoeg op te rukken,. Er was echter weinig dat hij kon doen met een peloton van amper 14 man. Drie van zijn manschappen, die de eerste groepen krijgsgevangenen hadden geëscorteerd, waren door Majoor “Andy” Andersen opgevorderd om andere pelotons te versterken. Een groot aantal Britten besefte niet dat zovele Duitsers krijgsgevangen waren gemaakt: die manschappen waren hun posities aan het ingraven rondom de fabriek en hadden de massale overgave niet gezien. Terwijl de Duitse luitenant-kolonel werd weggebracht, bleef die uitroepen “We waren omsingeld! We waren verplicht ons over te geven!”. MacLellen gelooft dat die overtuiging er gekomen was onder invloed van de krijgsgevangene in wiens rug hij zijn Luger had geduwd. Sergeant Kenealy, op weg met zijn krijgsgevangenen, ondervond ook enkele moeilijkheden, niet vanwege de Duitsers maar vanwege de plaatselijke bevolking die de krijgsgevangen herkende, in het bijzonder de luitenant-kolonel. De sergeant moest op bepaalde momenten met zijn Sten te zwaaien om zijn krijgsgevangenen te beschermen, want de bevolking bekogelde de Duitsers met elk projectiel dat onder haar hand viel. Twee Duitse soldaten, die later werden gevangen genomen, werden door MacLellen overgedragen aan niet-geuniformeerde Belgen, iets waarvoor de luitenant opnieuw op de vingers zou getikt worden. Hij was er nochtans van overtuigd dat het leden waren van de “Witte Brigade”. Het grootste probleem werd uiteindelijk veroorzaakt door dit escorteren van krijgsgevangen. Dit resulteerde in lage aantallen effectieven inzetbaar bij de gevechten. Het peloton was met zijn 18 manschappen oorspronkelijk al onderbemand. Telkens een groep gevangen naar de bewakingscel werd weggebracht, verdween minstens één man uit het peloton, om slechts één dag later terug komen. Bovendien namen de escorterende soldaten hun automatische wapens mee, waardoor de vuurkracht van de eenheid verder verzwakte. Op dat moeilijke moment waren in totaal negen man en drie automatische wapens uit circulatie. Er zat dus niet anders op dan te wachten op de terugkeer van Kenealy en zijn manschappen. Toen ze kwamen opdagen had de sergeant orders van Company Commander Major Anderson bij: het peloton moest zijn objectieven (contact maken met de eigen troepen om en bij de Voorhaven) zo snel mogelijk te bereiken. De groep trok opnieuw door de volkstuintjes, langs het fietspad, en nam daarbij twee Duitsers verborgen in een kabelkanaal van de spoorweg gevangen. Deze werden plichtsgetrouw in handen van Belgische soldaten gegeven.
448
Binnenwerk_nov_dec_2010_DEF_DEF_September binnenwerk OK 5.0 28/10/10 10:35 Pagina 449
Het peloton stak een rivier (vermoedelijk opnieuw de Lieve) over, vervolgde zijn weg op een nauw pad totdat het op ongeveer 500 m. afstand een vijandelijke tank waarnam. Dat werd onmiddellijk aan D Company Headquarters bericht. In plaats van het te verwachten artillerievuur kreeg MacLellen het bevel Typhoon gevechtsvliegtuigen op te roepen die in de nabijheid in de “cab rank” rondvlogen (cab rank of taxirang: Typhoons die rondcirkelen in afwachting tot actie opgeroepen te worden, zoals een cab in de rij op een klant wacht). Via de pelotonradio kreeg MacLellen in enkele seconden contact met twee RAF Typhoons die kort daarna in duikvlucht aankwamen en meteen de Duitse tank uitschakelden. Nadat dit obstakel opgeruimd was, vervolgden de manschappen hun weg, tot wanneer ze tot hun verbazing een Duitse brancardier opmerkten die hen van achteren benaderde, uit de richting komende van hun eigen Company Headquarters. Dat kon problemen opleveren: in Normandië waren zij in hevig artillerie- en mortiervuur terecht gekomen, precies nadat zij twee Duitse brancardiers hadden toegestaan terug te keren naar eigen linie. MacLellen gleed in de rivier, kroop er even verder uit en overviel de Duitser in de rug om hem mee te sleuren in het struikgewas. De man kreeg het bevel naar Company HQ te marcheren. Een ander peloton pikte hem op, hield hem 24 uur vast en gaf hem daarna toelating zijn eenheid te vervoegen. Zodra de manschappen het struikgewas verlieten en zonder bescherming waren, werden ze van op minder dan 50 meter aan de rechterzijde onder vuur genomen. De linker sectie nam de rol van “fire cover” waar en was klaar om een rechtse beweging in de flank te maken, toen een barrage van geweer- en machinegeweervuur hen overrompelde. Alle secties openden het vuur en onder dit overwicht verzwakte het Duitse vuur om uiteindelijk volledig te stoppen. Op dit moment zagen de mannen van de “fire section” een 88mm kanon, recht voor hen, verborgen achter een woning en met de loop horizontaal gericht, gelukkig niet naar henzelf, maar in de richting van een aan hun linkerzijde gelegen straat. De bemanning van de 88mm werd massaal onder vuur genomen en snel uitgeschakeld. Door middel van een PIAT (Britse anti-tank granaat) werd het vijandelijke kanon duidelijk gelokaliseerd. Een Britse tank, vermoedelijk van het Squadron 5 Royal Tank Regiment, kwam aangereden uit de richting van de brug die bij de bevrijders bekend raakte onder de naam Butler’s Bridge, ter ere van de 25 jarige Captain Brian Butler die sneuvelde in een poging om bewuste brug (de nog bestaande spoorbrug tussen de Voorhaven en de het Tolhuisdok, officiële naam: Voorhavenbrug) te veroveren. De tank loste een schot, maar de granaat kwam midden het peloton terecht. Sergeant Kenealy holde naar de tank om de bemanning duidelijk te maken waar de 88 mm zich precies bevond
449
Binnenwerk_nov_dec_2010_DEF_DEF_September binnenwerk OK 5.0 28/10/10 10:35 Pagina 450
en om tegelijkertijd ondersteunend vuur te vragen voor het peloton. Ondertussen waren immers Duitse soldaten de 88mm opnieuw gaan bemannen en deze moesten worden uitgeschakeld. Het peloton kreeg een harde dobber te incasseren toen Korporaal James Hamilton, een man met veel ervaring, zwaar geraakt werd in de borst. Bij het oprukken op het voetpad, werden vier manschappen van de “fire cover” getroffen en gewond. Soldaat S. Cunningham werd geraakt in de benen, soldaat D. Craig in de arm, soldaat Sid Mitchell in de nek en vice-korporaal Jack Preece in de schouder, waarbij de kogel via de arm de hand ernstig beschadigde. Preece had het geluk dat een chirurg er toch in geslaagd is zijn pink te redden, hoewel die bijna volledig afgerukt was. Alle gewonden waren dringend aan verzorging toe en werden weggevoerd onder dekking van rookgranaten, afgevuurd door 2-duims mortieren en handgranaten. MacLellen en twee anderen bleven achter om met de Bren guns beschermend vuur te geven. Eén van de manschappen, die de gewonden had helpen evacueren, kwam terug met de boodschap dat korporaal Hamilton hen had bevolen terug te keren en hem zelf achter te laten in een bed, in een verlaten keet. MacLellen stuurde sergeant Kenealy erop af om de korporaal terug te brengen. Enkele minuten later was die al terug met de woorden “Skipper, you’d better go over, he won’t listen to me” (Baas, je doet er goed aan zelf eens te gaan, hij weigert naar mij te luisteren). Onder de bedreiging zijn korporaalstrepen te verliezen, kwam Hamilton terug op zijn positieven en, gevolg gevend aan het bevel, vervoegde hij zijn manschappen. De drie met de Bren guns konden zich uit hun netelige positie terugtrekken dank zij de rook afgevuurd door de 2 duims-mortieren. Het peloton was op bijna vijftig m. na tot bij zijn objectief genaderd, ondanks het tekort aan munitie, met alle mortiergranaten verbruikt, twee PIAT’s afgevuurd op de 88mm en voor de rest bijna geen 9mm- en Bren gun munitie meer. De mannen keerden terug naar de Madou-fabriek waar de gewonden door de familie in de schuilkelder werden ondergebracht, in afwachting van hun evacuatie naar de Regimental Aid Post. Van op het dak van de fabriek had een pas aangekomen majoor de verwezenlijkingen van het peloton gadegeslagen en het was ook hij die de Britse tank hun richting had uitgestuurd. De gecombineerde inspanningen van peloton en tank maakten een einde aan het 88mm kanon en zijn bemanning. Tegen de tijd dat verse munitie was aangevoerd en de gewonden geëvacueerd, was de dag reeds ver gevorderd zodat besloten werd dat iedereen zich naar de Madou-fabriek zou begeven, waar het hoofdkwartier van het peloton gevestigd was, vlak voor de hoofdingang van het Madou-huis (het “Maison Blanche” van Madou, op het einde van de Gardeniersweg, vandaag in een
450
Binnenwerk_nov_dec_2010_DEF_DEF_September binnenwerk OK 5.0 28/10/10 10:35 Pagina 451
okergeel kleurtje geschilderd). De morgen van 11 september daarop kreeg het peloton opnieuw het bevel zijn objectief in te vullen. Sergeant Kenealy bood zich vrijwillig aan om op verkenning te gaan en hij kwam terug met de mededeling dat alle Duitsers zich teruggetrokken hadden. Het peloton nam zijn positie in en zocht dekking. Om het terrein te beveiligen, trok de groep iets verder vooruit en stapte een woonst binnen waar een Belgische mevrouw hen wist te vertellen dat een nabijgelegen villa het Duitse hoofdkwartier herbergde. Nog tijdens het radiocontact van MacLellen met de RAF, kwamen twee Typhoons aangevlogen die de villa met raketten bestookten. Een andere Canloan officier, luitenant Russel Parke van de A Company, had hen reeds verwittigd en het doel aangewezen. Rond het middaguur werd het peloton afgelost door de Poolse Brigade, die nog geruime tijd in actie zou blijven vooraleer Gent volledig bevrijd was. Eén van de Poolse officieren was Kapitein Tadeuz Trynka die later Jeanne Madou zou huwen. Roger MacLellen ontmoette beiden nog in 1990 in Zwitserland. De hele episode kan als volgt samengevat worden. Het 17 Platoon van de D Company was erin geslaagd in minder dan 24 uur ongeveer 212 krijgsgevangenen te maken, een tank te vernietigen en een 88 mm. kanon met bemanning uit te schakelen. Het aantal Duitse slachtoffers is onbekend, maar lag wellicht langs de hoge kant. Korporaal James Hamilton kreeg het “Military Medal” opgespeld; luitenant MacLellen droeg sergeant Kenealy voor tot de “Distinguished Conduct Medal” omdat, in MacLellen’s woorden deze onderofficier “The finest soldier in the British Army” was. Jammer genoeg sneuvelde Kenealy twee weken later bij de slag om Best (Nederland), waar ook MacLellen zwaar gewond werd en naar Canada huiswaarts werd gestuurd. Hij is er nog steeds van overtuigd dat de sergeant, die zijn medaille nooit in ontvangst heeft kunnen nemen, nergens voor zijn moed erkenning heeft gekregen. MacLellen zelf kreeg, terwijl hij herstelde in een Engels ziekenhuis, te horen dat hij een wel bijzonder ereteken zou krijgen: het “Military Cross”. De toestand van het platoon dat de hier beschreven gevechten leverde, zag er bij het eind van de oorlog als volgt uit. Luitenant C. Roger MacLellen, gewond 24 sept. 1944, sergeant E.W. Kenealy, gesneuveld 24 sept. 1944, begraven te Valkenswaard (NL); korporaal James Hamilton, gewond 10 sept. 1944, vereerd met de ‘Military Medal’; korporaal Alex Hardisty; vice-korporaal Jack Preece, bren gunner, gewond, 10 sept.
451
Binnenwerk_nov_dec_2010_DEF_DEF_September binnenwerk OK 5.0 28/10/10 10:35 Pagina 452
1944; vice-korporaal Len Smith; soldaat Frederick Burton; soldaat D. Craig, gewond 10 sept. 1944, soldaat S. Cunningham, gewond 10 sept. 1944, soldaat Henry Keenan, gesneuveld 22 sept. 1944, begraven te Mierlo (NL); soldaat Tom Laoughberry, gewond 22 of 23 sept. 1944, soldaat Sidney Mitchell, gewond 10 sept. 1944; soldaat Douglas Parrin; soldaat G. Rice; soldaat R.W. Rooker; soldaat Hector Frank (Harry) Smith, gesneuveld 24 sept. 1944, begraven te Mierlo (NL); soldaat Cyril Stringer, soldaat Ivor Williams, gewond 9 sept. 1944, gestorven 11 sept. 1944. De Company commander majoor James Anderson, geraakte gewond tijdens de slag om Best op 23 sept. 1944. Hij overleed aan zijn verwondingen op 7 okt. 1944 en werd begraven op Ardrossan; Ayrshire, Schotland. Het 2nd. Battalion kreeg de bijnaam ‘De Bastaards’. Toen luitenant MacLellen het bevel opnam, en hij zijn sergeant de manschappen hoorde aanmoedigen met ‘Come on the Bastards’ was hij ontzet. Hij vroeg de sergeant dergelijke taal niet meer te gebruiken, maar men vertelde hem dat dit te maken had met de ontstaansgeschiedenis van de eenheid als Glasgow Highlanders uit de Highlander Infantry. De bijnaam was een eerbaar onderdeel van hun geschiedenis.
Dit artikel is opgedragen aan alle leden van het 17 platoon, D Company, 2nd Battalion van de The Glasgow Highlanders tijdens Wereldoorlog II.
Don McLean
Wegens de omvang van dit huidige nummer hebben wij de “Gentse Memoriedagen” moeten verschuiven naar een volgend nummer.
452
Binnenwerk_nov_dec_2010_DEF_DEF_September binnenwerk OK 5.0 28/10/10 10:35 Pagina 453
KEIZER KAREL
In 1955 - 400 jaar na zijn troonsafstand - vond er een tentoonstelling plaats die gewijd was aan Keizer Karel. Bij die gelegenheid schreef Pierre Kluyskens een lang en interessant artikel dat wij hier in een 3-tal afleveringen zullen publiceren. Wij doen dit omdat - vooral in Gent - nog velen zich een vals en vervormd beeld vormen van deze, onze stadsgenoot. Wij willen van hem geen held maken, maar om zijn handelingen te begrijpen en te beoordelen moet men zich kunnen verplaatsen in de tijdgeest van toen en ons vooral houden aan de historische feiten. Ter gelegenheid van de jaarlijkse stroppenuitgang kunnen wij regelmatig van die zaken lezen die nogal serieus afwijken van de realiteit. Nog amper een maand scheidt ons van de plechtige opening van de Keizer Kareltentoonstelling die samen met de Gentse FloraliĂŤn de overgrote massa naar onze stad zal lokken en op artistiek en historisch gebied een gebeurtenis zonder weerga moet worden. Gent, de geboortestad van de grote Keizer mocht met recht en rede de eer opeisen, naar aanleiding van de vier honderdste verjaardag van de troonsafstand van de machtigste aller monarchen, een tentoonstelling in te richten die voor de huidige generatie terug het beeld zal opwekken van hem op wiens rijk de zon
453
Binnenwerk_nov_dec_2010_DEF_DEF_September binnenwerk OK 5.0 28/10/10 10:35 Pagina 454
nooit onderging, een ensemble, dat ons ook het leven en de daden − de heerlijke, de vrolijke en de pijnlijke − van die curieuze figuur, in herinnering zal brengen en meteen zal aantonen hoe de kunstenaars en de tijdgenoten hem hebben gezien en beoordeeld. Het staat van nu af reeds vast, dat de tentoonstelling in alle opzichten haar benaming waardig zal zijn. De voornaamste Europese musea en niet het minst het Prado en het Louvre hebben, gezien de grote belangrijkheid van het ensemble, spontaan hun medewerking toegezegd. Documenten, wapenuitrustingen, schilderijen, beeldhouwwerken welke nog nimmer hun verzamelingen verlieten, zullen in ons Museum voor Schone Kunsten worden tentoongesteld naast een indrukwekkende reeks portretten, wandtapijten, vaandels, enz. Keizer Karel is Gentenaar van geboorte en dit wil veel zeggen. Wie te Gent geboren wordt blijft met hart en ziel, wie hij ook moge worden of waar hij zich ook moge vestigen, aan zijn stad trouw en draagt levenslang in zich de eigenschappen en karaktertrekken van dat eigenaardig en eigenzinnig Gentse volk: het is een adelbrief welke nog nooit iemand verloochend heeft en waarop ook Keizer Karel bijzonder prat ging. Aan zijn Gentse oorsprong heeft hij meer dan eens in zijn schitterende loopbaan herinnerd, terwijl vele zijner daden, zijn koppigheid zijn vechtlust maar ook zijn goedhartigheid, zijn levenslust en zijn zin voor humor voldoende bewijzen, dat hij een Gentenaar was gebleven. Ons volk heeft dit zeer goed aangevoeld, want ondanks de zware afstraffing die Karel V het op zeker ogenblik toebracht, ofschoon te Gent zelfs geen monument of beeld nog aan de Keizer herinnert, is hij de meest populaire figuur gebleven, vergroeid met de stad, haar geschiedenis en haar folklore. Zoals Hendrik IV voor de Fransen het toonbeeld is gebleven van de sympathieke, volkse monarch, zo is Keizer Karel te onzent het symbool gebleven van het beeld welke het volk zich van een Keizer maakt: streng maar rechtvaardig, groot en machtig doch tevens dicht bij het volk, de mensen begrijpend en met zijn onderdanen gemoedelijk omgaande. Die legende van Keizer Karel welke een zo juiste echo gevonden heeft in dit klein werkje “De heerlijke en vrolijke daden van Keizer Karel” gedurende
454
Binnenwerk_nov_dec_2010_DEF_DEF_September binnenwerk OK 5.0 28/10/10 10:35 Pagina 455
eeuwen heruitgegeven en in alle huisgezinnen verspreid, zal nooit vergaan en ook nooit ontsierd of zelfs gewijzigd worden. Het Prinsenhof verdween bijna volledig, het standbeeld van de Keizer op de Vrijdagsmarkt werd door de Franse republikeinen verbrijzeld doch Keizer Karel is in het hart der Gentenaars blijven voortleven, legendarische figuur aan wie men zelfs zijn onmeedogenloos optreden tegenover zijn geboortestad heeft vergeven: “Qui bene amat, bene castigat” en de Gentenaars zouden zelfs geneigd zijn te zeggen, zoals het vrouwtje: “Hij mocht mij slaan!” De geboorte van een prins is steeds een blijde gebeurtenis voor het volk, doch zelden verwekte een prinselijke geboorte zoveel blijdschap en zoveel enthousiasme als die van de latere Keizer Karel, te Gent, op 24 Februari 1500. Het volk had als een voorgevoel, dat het kind dat zopas als oudste zoon van Filips de Schone en Johanna van Castilië in het Prinsenhof het eerste levenslicht had aanschouwd, een schitterende toekomst te wachten stond. Nooit heeft Gent zo spontaan, zo uitbundig en met een dergelijk praalvertoon een blijde gebeurtenis gevierd. Het jonge echtpaar − Filips was 21 jaar, Johanna amper 20 jaar oud, − had zich sedert een paar maanden reeds in het Prinsenhof gevestigd. Het volk dacht dat zij gelukkig waren doch Johanna, opgevoed in het strenge en ascetische Spanje voelde weinig voor het levenslustig en ietwat materialistisch aangelegd Vlaamse volk, terwijl haar gemaal integendeel ons volk en vooral de Vlaamse meisjes liefhad, soms zelfs wat te veel. Doch de mensen ignoreren zulks en op die heuglijke geboortedag van “hun” prins, doorkruisen zij al zingende de straten der stad terwijl de dichters de geboorte bezingen en het kind een schitterende toekomst voorspellen. De plechtigheid in de St-Janskerk − de latere St-Baafskerk − was op 7 Maart gesteld geworden ten einde de genodigden in de mogelijkheid te stellen tijdig de Arteveldestad te vervoegen. Inmiddels had het stadsbestuur van het Prinsenhof tot aan de St-Janskerk een houten weg, een drie voet boven de grond en met kleurrijke tapijten versierde galerij, laten optimmeren met aan weerskanten een blauw-gele leuning verlicht met 1.800 toortsen daar de doopplechtigheid ‘s avonds moest plaats grijpen. Negenendertig “poorten” versierden verder de houten weg, terwijl men drie reusachtige triomfbogen had opgetrokken: een aan de Hoofdbrug bij het Gravenkasteel, de “Wijsheid” verbeeldende, een tweede, die van de Rechtvaardigheid” aan de Groenselmarkt en een laatste, die der “Eendracht” dicht bij het Belfort Op die bogen hadden speellieden plaats genomen welke de duizendkoppige menigte op vrolijke muziek vergastten. Op 7 Maart, toen de prinselijke stoet aanzette, waren de straten en huizen
455
Binnenwerk_nov_dec_2010_DEF_DEF_September binnenwerk OK 5.0 28/10/10 10:35 Pagina 456
bevlagd en verlicht “estoient furnies de luminaire”, zegt een kroniekschrijver, “jusqu'à cinq étages de haut”. De stoet, langzaam voortschrijdende in een zee van licht, bood een toverachtig schouwspel. Vooraan stapten de “Heeren en de wet der stad, 300 Heeren vanden Raed en het Hof, door veel jonckers voorafgegaan”. Volgden dan in hun kleurrijke klederdracht de edellieden; graaf Hendrik van Nassau de kaars dragend, Jacques van Luxemburg het zoutvat, Filips van Bourgondië de schaal en Ferrey de Croy het koorhemd. Eindelijk volgden dan de twee meters, Margaretha van Oostenrijk en Margaretha van York, die het kind in haar armen droeg en de twee peters, Johan, Heer van Bergen en Charles de Croy, prins van Chimay, en de andere familieleden. De stoet trad midden de uitbundige vreugdekreten de St-Janskerk binnen waar de bisschop van Doornik, Pieter Quicke het doopsel toediende aan het kind dat de naam Karel kreeg in herinnering aan Karel de Stoute. Na de plechtigheid ontving het pas geboren kind een aantal geschenken: van zijn vader, Filips de Schone, het hertogdom van Luxemburg, van het Gents stadsmagistraat een zilveren schop 50 pond zwaar, van de Vlaamse geestelijkheid een Evangelieboek, van zijn peter de prins van Chimay, een gouden helm, verder nog een degen, een schaal vol edel stenen, enz. Het volk wachtte met ongeduld het einde der ceremonie af, niet enkel om nogmaals de stoet toe te juichen, doch ook en vooral omdat twee schildknapen gouden en zilveren penningen in de menigte zouden werpen! Het feest eindigde natuurlijk niet met die stoet. Gans de nacht door werd er gezongen en gedronken: op de Leie vaarde een met fakkels verlicht schip, de torens van het Belfort en van de St-Niklaaskerk waren eveneens verlicht en verbonden door een koordengalerij en zegt een kroniekschrijver “van de straet zag men daer heen en weer wandelen”. Tienduizend fakkels verlichtten nu de houten galerij en boven op het Belfort spuwde de draak vuur en vlam! In die atmosfeer van vreugde en feest deed Karel zijn intrede in het leven en in de Gentse stede. Een nieuwe eeuw, een nieuw tijdperk brak meteen aan: de XVIe eeuw, die de grote periode van het humanisme, van de wijsgeren, van de dichters en kunstenaars, van de veldheren en koningen zou worden, de periode ook die begonnen in de pracht, eindigen zou in de godsdienstoorlogen en de scheuring van het Westen, die het reusachtige rijk van Keizer Karel zou zien oprijzen, en de oorlogen met die andere grote monarch, Frans I. Het was de eeuw van Keizer Karel, Frans I. Hendrik VIII, van Soliman de
456
Binnenwerk_nov_dec_2010_DEF_DEF_September binnenwerk OK 5.0 28/10/10 10:35 Pagina 457
Prachtige, van Filips II, van Hendrik IV, maar ook de eeuw van Erasmus, van de grote Paus Leo X, de eeuw nog van Titiaan, da Vinci, van Michel Angelo, Tintoretto, Veronese, Dürer, Holbein, Matsijs, van Breughel, Greco, de eeuw nog van de kastelen van de Loire, van het Escoriaal, van de Gioconda, de fresco’s der Sixtijnse kapel, van de koepel der St-Pieterskerk te Rome, enz. De eerste die aan de horizont van dit nieuw tijdperk verscheen was Karel V, symbool van die eeuw en van haar gedachten, want hij streed voor zijn onmetelijk rijk, hij verdedigde de Rooms katholieke kerk, hij beschermde de kunst en de kunstenaars. Het is geen louter toeval geweest, dat Keizer Karel te Gent, hoofdstad en burcht van Vlaanderen werd geboren, doch veeleer een dier politieke of liever diplomatische subtiliteiten waarvan ook reeds onze voorouders het geheim bezaten. Brugge, sedert eeuwen de grote rivaal van de Arteveldestad, had in 1478 de geboorte van Filips de Schone mogen begroeten en vieren, terwijl aan Brussel de eer toekwam om de Blijde Intrede van Eleonore, eerste kind van Filips en Johanna te mogen jubelen. Normaal moest Gent dus ook aan de beurt komen, wou men de fiere en prikkelbare Arteveldezonen niet ontstemmen. De komst van het jonge echtpaar einde Oktober 1499 was een symbolisch gebaar welke met sympathie werd begroet en de Gentenaars bewezen te over hoezeer zij die geste op prijs stelden, door op 7 Maart feesten en plechtigheden in te richten, welke in luister, pracht en vooral in stemming ver boven de doopfeesten van Eleonore te Brussel uitstaken. Het was een grote dag voor onze stad: “daer quam soo veel volck uit alle steden, dat de stede van Ghendt vol volck was om dit kind te zien kerste draeghen ende oock om die groote triumph die te Ghendt gebeurde”. 1500 is een paal in de wereldgeschiedenis: meer nog dan 1453 − inneming van Konstantinopel door de Turken − scheidt het de Nieuwe Tijden van de Middeleeuwen, en toch is dit jaartal van de geboorte van Keizer Karel niet volkomen juist te noemen. Karel V Is feitelijk in 1499 geboren, want het nieuwe jaar begon toen niet op 1 Januari maar wel op Paasavond. Terwijl de menigte nog immer aan het jubelen en feestvieren was, trok de statige doopstoet over de “gesolderte, met tapieten belegde galerij” tussen de brandende en dansende toortsen, in een rembrandtieke kleurengloed, de zware poort van het Prinsenhof binnen. In dit reusachtig slot zou de jong Karel zijn eerste levensmaanden doorbrengen.
457
Binnenwerk_nov_dec_2010_DEF_DEF_September binnenwerk OK 5.0 28/10/10 10:35 Pagina 458
Met zijn torens, zijn zes grote poorten en zijn drie honderd kamers, was het Prinsenhof, dat midden de XIVe eeuw door Lodewijk van Male aan de weduwe van Simon de Mirabello was afgekocht geworden en door de graaf aanzienlijk vergroot en verfraaid, het meest indrukwekkend en luxueus gebouw der Arteveldestad. Het strekte zich over verschillende hectaren uit en was reeds betrokken geworden door de graven van Vlaenderen en hertogen van Bourgondië wanneer zij te Gent verbleven. Alles was in gereedheid gebracht geworden voor de geboorte van het prinselijk kind, doch het toeval wilde, dat Johanna hem het leven schonk in een klein, afgelegen kamertje van een hoektoren, “ter XVe huerren ende ter L minuten”. Na de doopplechtigheid werd Karel, hertog van Luxemburg, in de wieg gelegd die ook in 1478 voor zijn vader bij diens geboorte werd gebruikt en welke tot op het einde van de XVIIIe eeuw in het Prinsenhof berustte. “Hier toocht men de simpel houten geschilderde wiege, schrijft Van Vaernewijck, daer den grooten keyser Carolus de vijfde nog een kind zijnde, in gheleghen heeft, ende oock mede het Camercken, daer hij inne gheboren wiert, ender eerst de lucht der weereld gevoelde”. Die kamer werd later versierd met bas-reliëfs die de grote daden van de vorst voorstelden, doch het nageslacht heeft die kostbare relikwieën niet bewaard. De Oostenrijkse regering verkocht in 1777 wat nog van het Prinsenhof overbleef: “In ‘t zelve jaer 1777, schrijft de Lowal in zijn Dagboek, is door haere keyzerlijke en koninglijke Majesteyt verkocht het Prinsenhof tot hiertoe haer (Maria-Theresia) behorende en is gekocht door Juffrouw de weduwe Looze om met haere compagnie daervan te maeken, zoo men zegde, eene suykerrafinade en eene zeepziederij. Den prijs is onbekend”. De wieg en andere voorwerpen werden naar Brussel overgebracht en zijn helaas nooit meer naar Gent teruggekomen. Een prins brengt men niet groot zoals een doodgewoon kind, vooral niet wanneer dit kind de zoon is van Filips de Schone en dat talrijke omstandigheden en gebeurtenissen elkaar opvolgen om van dit kind een der grootste monarchen te maken. Een reeks vroegtijdige overlijdens had de Habsburgse-Bourgondische familie gedecimeerd: Karel de Stoute was in 1477 voor Nancy gesneuveld; zijn dochter, Maria van Bourgondië, was in het huwelijk getreden met Maximiliaan I doch zou op jeugdige ouderdom bij een jachtongeval om het leven komen. Uit dit huwelijk waren twee kinderen geboren: Filips de Schone en Margaretha van Oostenrijk: Filips stierf plots te Bourges in 1506 terwijl Margaretha achtereenvolgens haar echtgenoot Don Juan en haar tweede
458
Binnenwerk_nov_dec_2010_DEF_DEF_September binnenwerk OK 5.0 28/10/10 10:35 Pagina 459
gemaal de hertog van Savoya verloor. Door zijn huwelijk met Johanna, zuster van Don Juan, was Filips met het koninklijk huis van Spanje verenigd. Filips stierf, zoals wij het zegden, in 1506 en zijn echtgenote Johanna werd waanzinnig. Uit dit huwelijk waren zes kinderen gesproten: Eleonora die huwde met de Franse koning Frans I, Karel V, Isabella die in het huwelijk trad met Christiaan I van Denemarken, Ferdinand die met Anna van Hongarije trouwde. Maria en Catharina. Van bij zijn geboorte is de latere Karel V dus reeds, in spe, de meest eminente persoonlijkheid van Europa, geroepen, door de huwelijken en sterfgevallen in de familie, tot de erfenis van het Huis van Oostenrijk (door zijn grootvader Maximiliaan), van Bourgondië (door zijn vader), van Spanje, Castilië, Napels, enz. Doch het kind was zwak van gestel. Zou het ooit die onmetelijke erfenis in zijn bezit kunnen krijgen? Karel lag nog warm ingeduffeld in de wieg, toen alle Europese vorstenhuizen reeds aasden op zijn hand en allerlei huwelijksplannen optimmerden en zo werd het kind, dat nog geen gebenedijd woord kon uitspreken, het jaar zelf zijner geboorte, officieel verloofd met Mary, dochter van de Engelse koning Hendrik VIII; doch het jaar daarop, op 10 Augustus 1501 werd te Lyon een overeenkomst getekend waarbij Karel verloofd werd aan de dochter van de Franse koning Lodewijk XII, die een deel van Bretagne als bruidsschat zou krijgen! Doch geen van die verlovingen leidde tot een huwelijk; de gebeurtenissen volgden elkaar te snel op. Karel had zijn eerste jaren doorgebracht in het Prinsenhof en nadien te Mechelen. Toen Filips de Schone, in 1506 overleed, vroegen de Staten aan Maximiliaan I het regentschap te aanvaarden welke hij echter aan zijn dochter Margaretha overdroeg, samen met de voogdijschap over de kinderen van Filips. Deze ongelukkige prinses, op vierentwintigjarige ouderdom reeds voor de tweede maal weduwe, zou voor de jonge Karel en Eleonora een ware moeder worden. Zij zorgde voor hun opvoeding, hun gezondheid, zij wist aan de jonge prins leermeesters te schenken die hem tot zijn zware taak van koning en keizer zouden voorbereiden: Willem de Croy, heer van Chièvres en Adriaan van Utrecht, een Nederlander de latere Paus Adriaan VI. Ofschoon hij zwak was van gestel, was hij heel handig in het spel, dat voor de prins voornamelijk bestond in paardrijden, later in het hanteren van de lans en andere wapens. Het grootste deel van de dag moest hij echter wijden aan de studie der talen: Frans, Vlaams, Duits, Spaans, Italiaans en Latijn, doch aan die taal had hij een geweldige hekel. Eens antwoordde hij kortaf: “Denkt Gij
459
Binnenwerk_nov_dec_2010_DEF_DEF_September binnenwerk OK 5.0 28/10/10 10:35 Pagina 460
misschien, dat mijn grootvader van mij een schoolmeester wil maken”. Op tienjarige ouderdom kon hij zich aldus reeds in vijf à zes talen uitdrukken terwijl hij anderzijds een perfecte ruiter, jager en schutter was. Met zijn tante, Margaretha, reisde hij de Nederlanden af. In 1508 vergezelde hij haar toen zij met haar vader, Maximiliaan van Oostenrijk, een officieel bezoek bracht aan Gent. De Gentenaars hadden er op aangedrongen dat Maximiliaan die een tijdlang te Brussel verbleef, Gent zou bezoeken waar hij sedert ruim een kwart eeuw niet meer gekomen was. Zij stuurden een deputatie naar Brussel “Omme an hem te verzouckene ende hem te biddene dat hem zoude believen met mynder vrouwen van Sovoyen ende men onsen gheduchten heere ende prince den graef Kaerle, te comene, binnen zijnder stede van Ghendt”. Maximiliaan antwoordde bevestigend en verbleef een veertiental dagen in de Arteveldestede waar hij als een god werd onthaald. Het werd een triomfantelijke intrede in de goede stede en het volk bracht de keizer en zijn kleinzoon een onvergetelijke hulde: de stad was bevlagd en versierd met triomfbogen, met “stellagien of theaters waerop figuren en zinnebeelden vertoond werden welke de vreugdegevoelens der ingezetenen bekend maekten.” De vier rederijkerskamers voerden elk een vertoning op ter ere van de doorluchtige bezoekers. In de stoet welke Maximiliaan en Karel vergezelde, stapten onder meer tien duizend voetknechten “elc met eender spyse vijf, ende waeren alle ghecleet met roede rocxkens, ende daer up gheborduurt eene palstere. Ende daer naex voechden twee duisent perden ghewepent”. De duizenden fakkels en toortsen, de verlichting der gebouwen, moesten aan de Gentse bevolking de dag in herinnering brengen toen zij samengedrongen tegen de gevels, de prachtige doopstoet van “hun” prins zagen voorbijtrekken. Zo leerde de jonge prins zijn volk kennen, zo leerde hij ook in versneld tempo alles wat een koning weten moet aan. Hij had zijn Hof, zijn leermeesters, zijn raadgevers, van alle nationaliteiten, van alle opinies, doch vrij vroeg moesten zij allen tot de bevinding komen dat Karel een moeilijke, een lastige leerling was, eigenzinnig en koppig, reeds hunkerend naar gezag en naar heerschappij. Weldra brak de dag aan, dat hij meerderjarig werd verklaard: hij was amper vijftien jaar oud, doch zijn eerste optreden, in zijn geboortestad, zou aantonen, dat hij wist wat hij wilde en dat hij geen tegenkanting zou dulden. Pierre Kluyskens. (wordt vervolgd)
460
Binnenwerk_nov_dec_2010_DEF_DEF_September binnenwerk OK 5.0 28/10/10 10:35 Pagina 461
HET RUIMEN VAN VUILNIS IN GENT OP HET EINDE VAN DE 19E EEUW.
Ik vrees dat de oude gewoonte gedoofd is, dat in de eerste nieuwjaarsweek de vuilnismannen aanbellen om de burger een ‘gelukkig jaar’ te wensen. Wanneer die gewoonte ontstaan is, weet ik niet, maar ‘Artikel 17’ van het “Lastenkohier voor den vuilnisdienst’ nr 498 van 1884 (1) leert ons dat “betrekkelijk het wegnemen der modder en van den keukenafval... het personeel zal gehouden zijn de vuilnisbakken aan de deur der huizen geplaatst, te ledigen, en de inwoners door aan te bellen te verwittigen dat dit werk geëindigd is”. Dat aanbellen zat dus ingebakken. Toen het wekelijkse aanbellen afgeschaft werd, zullen ze vermoedelijk in die eerste week van een nieuw jaar de inwoners toch nog eens op hun werkzaamheden hebben willen attenderen. Vermits de vuilnismannen behoren tot de meest noodzakelijke en onontbeerlijke stadswerkers, gaf en geeft de burger hen graag een nieuwjaarsmuntje. Datzelfde kohier beschrijft uitgebreid het werk van de vuilnisdienst in de 19e eeuw. Het bestond uit “a) het vagen der straten, b) wegruimen van de sneeuw, c) ontsmetting der pisbakken en riolen, d) besproeien der straten, e) wegnemen van modder en keukenvuilnis”. Hoewel geen algemeen Nederlands zullen we in dit artikel voor “cahier des charges” en “cahier de charge(s)” toch “lastenkohier” en “kohier” blijven gebruiken in plaats van het correcte “bestek en voorwaarden”.
A. Het vagen der straten De politie bepaalde waar de vuilnisondernemer dagelijks aan het werk moest met “ten minste 4 vaagwerktuigen met een paard bespannen, 4 karren met een paard bespannen en 30 vagers, bijeenvagers of laders. Het gespan begrijpt het paard en den geleider.” Het vegen en het wegnemen der “vagelingen” gebeurde van 10 uur ‘s avonds tot 9 uur ‘s morgens. De paarden mochten geen bellen dragen en ’s nachts was een aangestoken lantaarn voor de vagers verplicht. De straat werd over alle delen van de weg minstens een maal per week geheel schoongemaakt. Iedere dag moest de baas van de vuilnisdienst zich “ten middenbureel van policie” aanmelden om instructies te krijgen. Iedere tocht werd door de politie uitgestippeld met een eventueel speciaal ‘bevel’ van de oppercommissaris. “Zoo den staat der wegen het verreist, zal de aannemer, alvorens te doen vagen, dezelve moeten doen besproeien.”
461
Binnenwerk_nov_dec_2010_DEF_DEF_September binnenwerk OK 5.0 28/10/10 10:35 Pagina 462
Ook toen mocht je niet te veel stof doen opwaaien. Het zuiver houden van de voetpaden, greppels, rioolroosters en ontvangers, pisbakken en riviertrappen gebeurde tijdens de dag. Het lastenkohier schreef voor dat “er van 9 uur ‘s morgens tot 4 uur ‘s avonds in den winter, van 9 uur tot 6 uur in den zomer, in de straten door den oppercommissaris van politie aangeduid, gestadig gevaagd zal worden”. Daarvoor werden ten minste 6 vagers ingezet die met kruiwagens “het op den openbaren weg verspreide mest” opruimden. De pisbakken en rioolroosters moesten tweemaal daags schoongemaakt. Vijftien jaar eerder volgens een lastenkohier van 1869 was dat nog maar eenmaal per dag. Het valt op dat men het in de lastenkohieren van de 19e en eerste helft van de 20e eeuw heel vaak over ‘pisbakken”, “pissijnen” en “piskribben” heeft. Blijkbaar werd er in die tijd veel belang gehecht aan de aanwezigheid van dit soort straatmeubilair, uitsluitend weliswaar voor mannen.
B. Wegruimen van den sneeuw De vuilnisondernemer moest kosteloos van 7 uur ‘s morgens tot 5 uur ‘s avonds zijn materieel en personeel ter beschikking van het stadsbestuur stellen, telkens er sneeuw geruimd moest worden. Bij het eerste teken van dooi diende de ondernemer de rioolroosters en de greppels vrij te maken om het water vrij te laten afvloeiien.
C. Ontsmetting der pisbakken en riolen Ook in dit geval was het de oppercommissaris weer die zich over de pisbakken ontfermde en het bevel gaf “tot het ontsmetten bij middel van chloorkalk der pisbakken en riolen. Er moest te dien einde eene ton gebruikt worden waarvoor de ondernemer het paard, den voerman en den werkman moest leveren. Alle drie zullen aan den vuilnisdienst onttrokken worden. De ontsmettingsstoffen zullen door de Stad geleverd worden.”.
D. Besproeien der straten Voor het sproeien mochten 8 sproeiwagens met paard gebruikt worden. Er werd bepaald dat “de wagens zullen voorzien zijn van eenen watermeter Siemens van 40 millimeters en van eene buis in getand kemp, in verbinding kunnende gesteld worden met den meter en de watermondingen der straat.” De Stad betaalde hiervoor de ondernemer een frank per uur en per gespan met een minimum van 3 frank per gespan.
462
Binnenwerk_nov_dec_2010_DEF_DEF_September binnenwerk OK 5.0 28/10/10 10:35 Pagina 463
E. Wegnemen van modder en keukenvuilnis. Onder het wegnemen van modder en keukenvuilnis werd verstaan: “a) Het wegnemen der vagelingen, binst den nacht door de vagers niet aan den dienst der vaagmachienen gehecht, vergaard.” “b) Het wegnemen in al de straten, straatjes, boulevards, kaaien, plaatsen, markten. kruiswegen, stegen en beluiken, van den keukenafval en overblijfsels van allen aard waarvan de inwoners zich zullen willen ontmaken, ter uitzondering nochtans der aarde voortkomende van afvoer, des afvals van bouwmaterialen, van steenpuin, van den afval of de asch voortkomende van fabrieken en andere nijverheidsgestichten.” Dagelijks moesten minstens zeven karren met een paard bespannen en zestig mannen voorzien van steekkarren, gebruikt worden. Iedere kar was vergezeld van een voerman en een lader. De karren en steekwagens vertrokken ten laatste om 6 uur ‘s morgens in de zomer en om 7 uur ‘s morgens in de winter. De hun aangewezen weg moest ten laatste om twee uur doorlopen zijn. Iedere tocht (reeks) werd door de politie bepaald. Op zon- en feestdagen eindigde de dienst om 11 uur ‘s morgens. “Al de andere dagen, zal het personeel aan dezen dienst gehouden zijn de vuilnisbakken aan de deur der huizen geplaatst, te ledigen, en de inwoners door aan te bellen te verwittigen dat dit werk geëindigd is”. “Daarenboven zal het op zijnen doorgang, en zelfs buiten de sektiën afzonderlijk aan iedere kar of steekwagen aangewezen, al het ander mest of alle vuilnishoopen opnemen, die zich op den weg of zijne afhankelijkheden zullen bevinden.” Vijftien jaar later in 1899 werd met een bel in de straat aangekondigd dat dit werk gedaan was.
Wat gebeurde er met het verzamelde vuilnis? De vagelingen, modder en vuilnis mochten niet, zelfs niet tijdelijk, op de openbaren weg afgezet worden. Het vuil werd onmiddellijk op wagens en steekkarren geladen, en naar een van speciale ladingskaaien vervoerd. Het getal en de plaats van die ladingskaaien werd bepaald door het College, met een minimum van twee. Zo was er o.a. een ladingskaai aan de Gentse Visserij, Lievegang en aan de Muide. Vandaar vertrok het vuil per boot naar een stapelplaats gelegen langs het kanaal van Brugge, “stroomafwaarts den duiker van Vinderhoute”. Alleen bij hard vriesweer als ijs de doorvaart verhinderde, mocht de ondernemer “de opgenomen stoffen ter plaatsen als ladingskaaien aangewezen, afstorten”. Zodra de doorvaart hersteld was, diende dit vuil zo snel mogelijk
463
Binnenwerk_nov_dec_2010_DEF_DEF_September binnenwerk OK 5.0 28/10/10 10:35 Pagina 464
Plan van de Reinigingsdienst (uiterst rechts op foto) op de Sint-Lievenslaan
464
Binnenwerk_nov_dec_2010_DEF_DEF_September binnenwerk OK 5.0 28/10/10 10:35 Pagina 465
afgevoerd. Regelmatig plaatste de stad een aanbesteding voor ijzeren boten met een houten kabine “bestemd tot het vervoeren van modder en privaatstoffen”. Met ‘privaatstoffen’ bedoelden ze ‘mest’, wat minder deftig klinkt, zoals ze toen van ‘gezondheidstoestellen’ spraken en wij vandaag van ‘sanitair’. Het was gebruikelijk in die tijd dat de stad bij afbraak van stadsgebouwen stelde, dat ze eigenaar bleef van het afgebroken materiaal. De aannemer van de afbraakwerken kreeg dan de opdracht enerzijds volwaardige stenen schoon te kappen en van het overige steenbrokkelingen van een bepaalde maat te maken. Dat was een werkje voor steenkloppers, meestal halve gasten en oude lieden die daar in de jaren1900 0,85 fr per m³ voor kregen. Dat steenpuin werd verwerkt op plaatsen waar de Stad aanvullingswerkzaamheden uitvoerde zoals “op de Sint-Lievenvest, op den boulevard tussen de Heuvelpoort en Terplaten, op den grooten boulevard dichtbij de nieuwe Normaalschool buiten de Heuvelpoort, in de lanen van de Warande der vesting (Citadelpark), op de Koepoortkaai, enz”. Aangezien de ondernemer van de vuilnisdienst geen steenpuin en afgevoerde aarde mocht ophalen, mocht hij het vuilnis op geen enkele manier gebruiken “tot het aanvullen of effemaken van ontworpen straten, openbare plaatsen of andere gronden”. Het mest, ‘vagelingen’, modder en vuilnis kon de aannemer echter wel verkopen of gebruiken voor andere doeleinden. De Stad behield zich het recht voor mest aan te kopen tegen de vastgelegde som van 1 frank m³ “om de parken en openbare hoven te verbeteren”.
Materiaal De stad kocht het materiaal zelf aan voor de “reinigheidsdienst” of “mestpacht”. Ook de paarden en soms zelfs werkvolk werden apart ‘geleverd’. In het lastenkohier nr 857 van 1899 lezen we dat van de aanbieder werd gevraagd: “Leveren van de noodige paarden voor den reinigheidsdienst. Voor drie jaren te beginnen op 1en Augusti 1899. Er zullen iedere dag 14 paarden worden geleverd. Zij zullen 10 uuren daags moeten kunnen werken, niet inbegrepen de noodige tijd om zich ter werkplaats te begeven. Hij zal drij bijgevoegde paarden ter beschikking houden, die 0,50 per uur en per paard betaald zullen worden. Ze moeten de mestwagens en de mekanieke vaagmachienen van den mestdienst kunnen voorttrekken. De aannemer zal een stalknecht leveren die den stal in gestadigen staat van reinheid zal moeten houden”.
465
Binnenwerk_nov_dec_2010_DEF_DEF_September binnenwerk OK 5.0 28/10/10 10:35 Pagina 466
Op de ‘Sint-Lievensboulevard’ (Sint-Lievenslaan) (3) stond het gebouw van den openbare reinigheidsdienst met stallingen en ruimtes waar vuilniskarren, handkarren, paardenkarren, sproeiwagens, ruimketels op vier wielen met zuigbuis en kraan, gestald werden. Over de karren lezen we in lastenkohier nr 570 van 1886 dat de Stad een aanbesteding deed voor zes vuilniskarren. “Ze zullen gelijkvormig zijn aan die welke laatst voor den dienst der openbare reinheid in de werkhuizen der stad Antwerpen, zijn vervaardigd. Ze zullen gemaakt zijn in eikenhout van Vlaanderen, 1e hoedanigheid. De velgen der wielen in olmenhout, de lamoen (jantes) in esschenhout. Den bak is binnen bekleed met gegalvaniseerde platen van 3 mm dik”. “De karren, sproeiwagens en steekkarren zullen altijd in goeden staat gehouden worden, zoodanig dat de stoffen die zij bevatten, op den openbaren weg niet kunnen vallen. Gansch het materieel zal ten minste een maal per maand gewasschen worden.” De Stad leverde dus het materieel, dat ze ter beschikking van de ondernemer stelde. Onderhoud en vernieuwing van het materiaal, inclusief de vernieuwing van de borstels van de veegmachines, maar exclusief het onderhoud der sneeuwdrijvers, kwamen ten laste van de ondernemer. Tijdens de overeenkomst zorgde de ondernemer voor de goede staat van het materiaal en alle versleten, gebroken of losgeraakte stukken diende hij te vervangen. Op het einde van de pacht, ook wel mestpacht genaamd, werd het materiaal geschat en kreeg de ondernemer de waarde in min of in meer terug in verhouding tot de waarde vastgesteld bij het begin van de overeenkomst.
Personeel en Paarden Het kopje “Personeel en Paarden” klinkt oneerbiedig maar in de aanbestedingen werd er weinig onderscheid gemaakt. “De ondernemer is verplicht, telkens hij daartoe het bevel zal ontvangen, op dag, uur en plaats die hem zullen aangewezen worden, het materieel, personeel en paarden die den dienst doen te vereenigen, ten einde ze aan een algemeen onderzoek te onderwerpen. Hij zal gehouden zijn alle herstelling van het materieel uit te voeren en tot alle verandering van het personeel overtegaan, die het bestuur voegzaam zal oordeelen te eischen ten einde de regelmatige werking van den dienst te verzekeren.” “De voer- en werklieden zullen een door het College te bepalen onderscheidingsteeken dragen.De voerlieden der steekkarren zullen sterk, niet jonger dan 18 noch ouder dan 55 jaar zijn. De paarden mogen geene bel dragen. De steekkarren zullen van eene bel voorzien zijn, en de paarden der karren zullen langs onder aan de halskraag een klokje dragen. De vaagmachienen en de 466
Binnenwerk_nov_dec_2010_DEF_DEF_September binnenwerk OK 5.0 28/10/10 10:35 Pagina 467
Binnenkoer op Sint-Lievenslaan
Hoek Sint-Lievenslaan en Leeuwstraat
467
Binnenwerk_nov_dec_2010_DEF_DEF_September binnenwerk OK 5.0 28/10/10 10:35 Pagina 468
karren welke dezen volgen zullen van eenen brandenden lantaarn voorzien zijn.. De machienen, booten, karren, steek-, krui- en sproeiwagens, zullen op eene zichtbare plaats een in ‘t wit geverfd volgnummer dragen. Dit nummer zal altijd moeten volkomen leesbaar zijn.” Dit zijn de bedragen die het personeel verdiende in 1899: voerder van een handkar 13 fr per week; rioolkuischers 18,00 fr per week; voerders der paardenkarren van den vaagdienst 19 fr per week; voerders der paardenkarren van het keukenafval 18 fr per week; schippers 18 fr per week; laders 11 fr per week; vagers 11 fr per week; paardenmestrapers 11 fr per week; werklieden op loskaaien 0,25 centiemen per uur. Het gewicht van deze bedragen is moeilijk te beoordelen. In 1880 kostte een brood 0,35 fr en 0,28 fr in 1920 (2). Om bedragen uit 1900 om te rekenen naar de huidige waarde van vandaag vermenigvuldig je die met 200 en bedenk je dat het loon op honderd jaar tijd tot vijf maal zoveel opgewaardeerd is. Een loon van 11 fr per week komt dus overeen met een loon vandaag van 1.100 €. Alleen, de dagelijkse levensbehoeften waren toen veel duurder dan vandaag. Op zijn allerkortst samengevat: arbeid werd bijzonder veel duurder en grondstoffen goedkoper. Anno 2010 besteed de modale Belg nog 15 %, of zoiets, van zijn/haar loon (vervangingsinkomen, leefloon, etc. inbegrepen) aan voedsel. Geld heeft een heel andere betekenis dan 100 jaar geleden.
Bronnen (1) SAG, verzameling G 4331-4371 (nrs 1-1800) (2) Avondts, G. en Scholliers, P., De Gentse textielarbeiders in de 19e en 20e eeuw, Brussel, 1977 (3) Op 15 juli 1952 nam het College van Burgemeester en Schepenen het slopingsplan van de Vuilnisdienst op de Sint Lievenslaan aan. De hier gebruikte foto’s komen uit de verzameling van de hr D. Vandewalle, geschonken aan het Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis Dr Maurits Gysseling (Groot-Begijnhof nr 46, Sint-Amandsberg).
Adrien Brysse
468
Binnenwerk_nov_dec_2010_DEF_DEF_September binnenwerk OK 5.0 28/10/10 10:35 Pagina 469
MINDER BEKENDE EN/OF VERDWENEN LOCATIES
Grote en Kleine Ameede, Koestraat De Grote Ameede, een indrukwekkende massieve constructie, stond in de Koestraat. Het huis, dat tot het einde zijn naam behield, werd in 1871 afgebroken. Op dezelfde plaats staan nu de woningen, winkels, nrs 32 tot 36. De Koestraat was overigens een smal straatje langs waar de koeien naar de weiden van de Brabantdam en Ter Hooie werden geleid. De Grote Ameede, opgetrokken in Doornikse steen, was een Romaans Steen, dat, met zijn dikke muren, sommige wel een meter dik, zijn kantelen en zijn twee ronde hoektorens, leek op een versterkte vesting. Het huis was vier bouwlagen hoog en het belangrijkste gebouw van de Koestraat. De gevel van de Groote Ameede bestond uit vijf traveeën. De ingang tot het gebouw bevond zich in een muur naast het steen, in de richting van de Kalandenberg, en gaf uit op een binnenkoer en een lochting. Baron Triest liet in 1780 het gelijkvloers en de eerste verdieping aanpassen in de stijl van die tijd door een brede deur in de voorgevel aan te brengen en de vensters te verwijden. Het strekte zich achteraan uit tot in de Kouterdreef. Toen daar in 1904 werken werden uitgevoerd in de woning van Ernest Serdobbel heeft men in de kelder een kolom teruggevonden bekroond met een Romaans kapiteel. In 1871 lieten de eigenaars het gebouw, een van de zeldzame overblijfselen van bouwkunst uit de 13e eeuw, afbreken. Na de afbraak werd een kapiteel van een kolom naar het Steenmuseum in de Sint-Baafsabdij overgebracht. Het woord ameede betekent slag- of sluitboom, afgesloten ruimte, hofstede. Het is echter waarschijnlijker dat de naam afgeleid is van de familie Vander Hameede of Vander Ameyde, die het huis aanvankelijk heeft bewoond. We kennen de naam van een Boudewijn Vander Hameeden, die in 1305 de functie bekleedde van schepen van Gedeele en in 1320 en 1323 van eerste schepen van de Keure, maar dan wel onder de naam Vander Ameyden. (De schrijfwijze stond in de Middeleeuwen niet vast.) Reeds in het midden van de 14e eeuw was het huis in het bezit van een andere patriciërsfamilie, de familie Bette. In het Orbituarium (lijst van overledenen) van de parochie Sint-Jan (thans Sint-Baafs) staat te lezen: “Margareta Cots, echtgenote van Willem Bets, in de Groote Ameede”. Die Willem Bette was hoofdman van de Sint-Jansparochie en woonde er zeker in 1347 en 1355, zijn zoon Simoen in 1372 en zijn kleinzoon in 1414. In de latere eeuwen ko469
Binnenwerk_nov_dec_2010_DEF_DEF_September binnenwerk OK 5.0 28/10/10 10:35 Pagina 470
Koestraat: de Groote Ameede. Š SAG-SCMS2734
470
Binnenwerk_nov_dec_2010_DEF_DEF_September binnenwerk OK 5.0 28/10/10 10:35 Pagina 471
men nog de namen Crooc, de Keghele, van Povijn en Heinric Van Ydeghem, priester en kanunnik voor als eigenaars. In de 19' eeuw was het in het bezit van baron Triest, broer van kanunnik Petrus Jozef Triest (1760 - 1836) stichter van de Broeders van Liefde. Sommige auteurs, Jules de Saint-Genois en Steyaert o.a., waren van mening dat het huis, zonder een exacte periode aan te duiden, ook dienst moet hebben gedaan als vergaderlokaal van een of ander ambacht. Het gebouw is niet van bijzonder historisch belang geweest, maar het heeft tot diep in de 19e eeuw een goed idee gegeven van hoe een middeleeuws steen of versterkte patriciërswoning er moet hebben uitgezien. In het 13e en 14e eeuwse Gent moeten er 200 à 300 dergelijke woningen hebben gestaan. Veel van die woningen waren tegelijk graanopslagplaatsen, het belangrijkste handelsproduct van de stad. Naast de Groote Ameede, ten zuiden ervan, op de hoek van het in de 16e eeuw Oudeghesteghe geheten straatje dat later en nu Koutersteeg wordt genoemd, stond de Kleine Ameede, dat in 1362 toebehoorde aan Zoetken sHuuls of tSuuls, echtgenote van Boudewijn van Aalst. Daarna volgt een lange lijst van opeenvolgende eigenaars. Alhoewel de naam Kleine doet denken aan een eerder onaanzienlijk gebouw, was het toch groot van omvang. In 1556 noemt men het: “de Cleen Ameyde, wesende eenen grooten steen”. Net zoals de Groote Ameede had de Kleine Ameede achteraan een uitgang in de Viltstraat, thans Kouterdreef. Het is niet bekend wanneer de Kleine Ameede werd afgebroken. Een van de zovele voorbeelden van gebrek aan respect voor het verleden en onbezonnen afbreken van een waardevolle en betekenisvolle getuigenis om er iets banaals voor in de plaats te stellen.
Literatuur F. De Potter, Gent, van den oudsten tijd tot heden, deel 5, p. 90-93. P. Claeys, Les Monuments de la ville de Gand, 1905. Ghendtsche Tydinghen, 9e jg., nr. 1, januari 1980.. G. Deseyn, Gids voor oud Gent, 1991. Internet. Google.
Daniël Van Ryssel
471
Binnenwerk_nov_dec_2010_DEF_DEF_September binnenwerk OK 5.0 28/10/10 10:35 Pagina 472
GHENDTSCHE TOESTANDEN
WAT ER GEBEURDE MET DE BEGRAAFPLAATSEN AAN DE GEBROEDERS DE SMETSTRAAT EN DE WASSTRAAT
Lezers van Ghendtsche Tydinghen zullen wel weten dat het keizer Jozef II was die een einde stelde aan begravingen in en rond kerken (1784). Men schreef in officiële teksten voortaan liever ‘begraafplaats’ dan ‘kerkhof’ (hof rond een kerk), maar het woord ‘kerkhof’ bleef in het dagelijkse taalgebruik verbonden met ‘plek waar begraven werd en/of wordt’.
Nieuwe kerkhoven op ’t petaeter land Voor een stad als Gent kon er geen sprake van zijn de kerkhoven rond de kerken te behouden. In 1784 werden drie nieuwe kerkhoven gecreëerd. Dat gebeurde buiten de stadswallen maar op Gentse grond binnen het gebied omschreven door de Rijtgracht (Rietgracht)1. Niet iedereen was er gelukkig mee. We mogen de lezer een bittere commentaar daarop uit 1797 niet onthouden. Deze werd door Karel Broeckaert, de auteur van Jellen en Mietje, in het schoonste Gents in de mond gelegd van de zeer traditioneel ingestelde kleinburger Gysken2: Veurtyds aes de Kerkhoven in de stad waeren, en dame nog in de kerken mogt begraeven, dat diendege veur een gedagtenisse diendeg’t. Passeerger nên priester over het kerkhof, hy las ten minsten nên Perfondes (de Profundis), en kwam’er nên vriend in de Kerke hy peysdige op zynen vriend, die begraeven was. Maer nuy zedert danze buyten begraeven, uytter oogen uytter herten. Zoo aesge me Eerde bedekt zyt, ge zyt vergeten. M’haên wy ook onzen Zaerk en g’heel de familde van de Gysen ligt in de Predikheers begraeven. Maer nuy zedert Josephus en de Fransche zyn al die schoone fondatiën van niete zynze. En Gysken moet naer ’t petaeter land zoo goed aes den aermsten dieder es, en misschien me ’t hoofd van zijn GrootVaeder zien bollen, gelyk of ’t nuy in de rekeletten (bij het toen afgebroken klooster van de recoletten, nu Koophandelsplein en Justitiepaleis) gebeurt, tot groot schandael van d’ Overledene. 472
Binnenwerk_nov_dec_2010_DEF_DEF_September binnenwerk OK 5.0 28/10/10 10:35 Pagina 473
Oude begraafplaatsen verdwijnen, maar blijven open ruimten Het kerkhof van de Sint-Pietersparochie, nu Zuiderbegraafplaats, is het enige dat bleef bestaan. Dat lag in de tweede helft van de 19de eeuw nog helemaal op de buiten, terwijl de beide andere in snel tempo ingesloten raakten in bebouwing met overwegend arbeidersbehuizing en fabrieken. De Dampoortwijk en de Rabotwijk kregen vorm. De verstedelijking van deze zones was aanzienlijk versneld door de opheffing van de tollen aan de stadspoorten in 1860. Een nieuwe verhuis drong zich op. De begraafplaats buiten de Dampoort werd samen met die buiten de Brugsepoort in 1873 vervangen door één enkel nieuw
afb 1 Kerkhof buiten de Dampoort (Antwerpsepoort) in 1860 (kaart van P. Gérard). De toegang bovenaan links is nog steeds de toegang tot de school aan de bijna volledig dichtgebouwde Dendermondsesteenweg. Onderaan de grens (nu Engelbert van Arenbergstraat) met SintAmandsberg (toen Oostakker). De begraafplaats werd kort nadien tot daar uitgebreid.
473
Binnenwerk_nov_dec_2010_DEF_DEF_September binnenwerk OK 5.0 28/10/10 10:35 Pagina 474
en heel groot kerkhof, de Westerbegraafplaats. Dit lag op zijn beurt een heel eind buiten de bebouwing, maar nog steeds binnen de Rijtgracht - gemeentegrens. In 1873 bepaalde men dat er geen nieuwe ter aarde bestellingen (zoals dat zo mooi heet) meer mochten gebeuren op de oude begraafplaatsen en dat ze vier jaar later zouden gesloten worden. Uit eerbied voor de doden zou er dertig jaar lang geen andere bestemming gegeven worden aan de gronden. Houders van een â&#x20AC;&#x2DC;eeuwigdurendeâ&#x20AC;&#x2122; concessie konden hun kostbare keldergraven laten over-
Afb. 2 Gewezen kerkhof buiten de Dampoort in 1912 (detail van de kaartenreeks door Compyn en Soenen). Nu in twee gedeeld door de Wasstraat, met aan de ene zijde het schoolcomplex en aan de andere een klein parkje in Engelse landschapsstijl reikend tot aan de toenmalige Oostakkerstraat (nu Engelbert van Arenbergstraat). De omcirkelde getallen duiden hoogten aan boven het (Oostends) zeepeil.
474
Binnenwerk_nov_dec_2010_DEF_DEF_September binnenwerk OK 5.0 28/10/10 10:35 Pagina 475
brengen naar het nieuwe kerkhof. Men moet zich daarover geen illusies maken. In die tijd waren er nog niet zoveel dergelijke graven. Enkel begoede families konden daaraan denken, en dan nog. In feite bleven de oude begraafplaatsen, minstens gedeeltelijk, veel langer dan vier jaar bestaan, vermoedelijk echter zonder dat er individuele graven herkenbaar waren en zeer zeker zonder dat er nieuwe begravingen gebeurden. In 1877 affirmeerde de burgemeester in de gemeenteraad dat het kerkhof buiten de Dampoort overdag nog verder zou openblijven voor bezoekers. Er was zelfs een bewaker aangesteld en sinds enkele weken gold er een verbod op honden. Men begrijpt waarom3. De zaken lagen gevoelig. De kwestie van het al of niet gewijd zijn van de grond op de Westerbegraafplaats had tot heftige strijd geleid tussen de katholieke fractie aangevuurd door bisschop Bracq en het liberale, in die tijd antiklerikale gemeentebestuur4. Onze aandacht gaat in deze bijdrage niet uit naar dit vrij bekende verhaal, maar naar wat er met de opgeheven begraafplaatsen gebeurdeâ&#x20AC;Ś of niet gebeurde: de beide begraafplaatsen bleven tot op heden immers gedeeltelijk open ruimten. Deze geschiedenis werd, zover ons bekend, niet eerder verteld. Een geschikte kluif dus voor onze rubriek Ghendtsche Toestanden. We maken van de gelegenheid gebruik om een kleine beschrijving in woord en beeld te geven van de weinig bekende (want overwegend arme!) omgeving van beide sites.
Het spookt daar! De herinnering aan de oude begraafplaatsen bleef lang levendig. De mensen hadden er in de beginjaren schrik van. Bij werkzaamheden werden soms beenderen opgegraven en spelende kinderen vinden er ook wel eens enkele. Ook nu nog duiken af en toe berichtjes en fotoâ&#x20AC;&#x2122;s daarvan op in de kranten en in archeologische rapporten5. Dat die oude begraafplaatsen als min of meer luguber ervaren werden, blijkt onder meer uit volgende berichtjes geplukt uit de Gazette van Gent van 5 en 7 september 1895. In den afgelopen nacht rond half een, ging een zekere Hendrik Uytterschaut, 23 jaar oud, door de Gebroeders de Smetstraat (bij het Rabot en de Brugsepoort, waar vroeger een kerkhof was) toen plotseling eene kat welke uit het Oud Kerkhof kwam, voor zijn voeten sprong. Uytterschaut verschrikte zoo hevig dat hij eenen aanval van waanzinnigheid kreeg. Hij werd naar zijne woning overgebracht, alwaar men hem eene dwangkamizool (dwangbuis) moest aantrekken. Een geneesheer heeft hem de eerste zorgen toegediend. Zeer waarschijnlijk heeft Uytterschaut de aanval gekregen ten gevolge der inbeelding verwekt door het uitgestrooid gerucht als zou er op het Oud Kerkhof een spook ronddwalen. 475
Binnenwerk_nov_dec_2010_DEF_DEF_September binnenwerk OK 5.0 28/10/10 10:35 Pagina 476
Dat verwekte een volkstoeloop. Twee dagen later berichtte de krant opnieuw. Woensdag was er nogmaals eene overgroote menigte op het Oud Kerkhof der Brugsche Poort samengeschoold; er waren wel 2000 menschen. Henri Uytterschaut wordt te huis verzorgd en is beter, maar hij kan nog op zijne beenen niet staan; nu en dan loopt hem een rilling over het lijf. Wat er eigenlijk gebeurd is, kan hij niet zeggen; het was als een vuur dat door zijne armen en beenen liep, zegt hij. Nog in de veertiger jaren van de vorige eeuw was het piepkleine politiecommissariaat van de tiende wijk (Rabot- en Bloemekenswijk) gevestigd in het vroegere dodenhuisje van het kerkhof aan de De Smetstraat. De buitenmaatse ingangpoort was geflankeerd met funeraire symbolen en bovenaan kon men nog lange tijd lezen Eerbied voor den dood6.
Afb. 3 Kerkhof buiten de Brugsepoort in 1860 (detail uit GĂŠrard). Nog tussen akker- of weidepercelen, met beginnende urbanisatie dichter bij de Brugsevaart. De toegang lag aan de toenmalige Kerkstraat.
476
Binnenwerk_nov_dec_2010_DEF_DEF_September binnenwerk OK 5.0 28/10/10 10:35 Pagina 477
Open ruimten… of toch gedeeltelijk Wellicht niet toevallig was er een kat betrokken in het geval Uytterschaut eeuwenlang werden die dieren geassocieerd met zwarte magie - en speelde dit ijselijke gebeuren zich af op een plek waar nog een herinnering aan dood en begraven rondwaarde. Maar eerbied voor de doden of geen eerbied, griezel of geen griezel, het hoger aangestipte voornemen om de gronden gedurende dertig jaar onaangeroerd te laten, werd niet helemaal nageleefd. De dertig jaar duurde voor wat een stuk van het kerkhof buiten de Brugsepoort betreft, welgeteld 16 jaar. In 1893 werd de Gebroeders de Smetstraat, sinds 1875 tot aan het kerkhof lopend, er dwars doorheen verlengd7. Dat was absoluut nodig geworden om de in snel tempo volgebouwde buurten rond en over de Verbindingsvaart een degelijke uitweg te geven van en naar het stadscentrum. Buiten de Dampoort duurde het iets langer (1903) vooraleer er een straat, de Wasstraat, doorheen het oude kerkhof aangelegd werd. Het gedeelte tussen deze straat en de behuizing van de Dendermondsesteenweg was echter al veel eerder (1881) ingenomen door een stedelijke ‘kosteloze’ jongensschool en dito meisjesschool. Het was een vrij grote instelling met 19 klaslokalen, een zaal en twee speelplaatsen8. In de periode vóór 1914 waren de overblijvende delen van de gewezen begraafplaatsen omgetoverd tot buurtparkjes in Engelse landschapsstijl. Ze moeten er min of meer uitgezien hebben als het centrale deel van de Westerbegraafplaats, maar kleiner en zonder grafmonumenten (zie details uit het stadsplan van 1912). Zeker in de laatste twee jaren van wereldoorlog I werden de parkjes net als andere schaars beschikbare onbebouwde stadsgronden beplant met aardappelen. In 1916 nam Gustaaf De Coen, kerkhofbewaker aan de Gebroeders De Smetstraat, de heerbiedigge vrijheidt zich tot het stadsbestuur te wenden voor de toelating te bekommen voor op de pleine te moggen beplanten met aardappels voor een jaar.9 Door een speling van het noodlot (en wat voor een!) keerde het petaeterland van Gysken dus terug… Gustaaf betitelde zichzelf als kerkhofbewaker, maar in feite was hij parkwachter, een functie die ook in andere stadsparken bestond. Dat hij dat deed, duidt er op dat men de site ruim veertig jaar na het verbod op begraven nog steeds in de eerste plaats als kerkhof aanzag. De oorlogsjaren maakten een einde aan die toestand. De kerkhofbewaker was aardappelkweker geworden en ook na de eerste wereldoorlog werden de gronden grotendeels voor utilitaire doeleinden benut. Noodwoningen (barakken) werden opgetrokken op het terreingedeelte aan de zijde naar de Brugse vaart 477
Binnenwerk_nov_dec_2010_DEF_DEF_September binnenwerk OK 5.0 28/10/10 10:35 Pagina 478
Afb. 4. Kerkhof in 1912 in de al volop ontwikkelde Rabotwijk (Compyn en Soenen). Het gedeelte naar de Brugsevaart toe is ingedeeld in vier perkjes omringd door bomen; nog steeds met gebouwtjes horend bij het voormalige kerkhof. De andere zijde van de De Smetstraat is aangelegd als parkje. Links onder de grote steegbeluiken aan de (toenmalige) Kerkstraat.
478
Binnenwerk_nov_dec_2010_DEF_DEF_September binnenwerk OK 5.0 28/10/10 10:35 Pagina 479
Afb. 5. Geometrische registratie in 1939 van de beluiken in de omgeving van het vroegere kerkhof en de Kerkstraat samen met de barakken (noodwoningen) op een gedeelte van het kerkhof. Onderaan rechts het beluik ‘Kerkhofstraatje’ (Fonds Roger Moreau, Documentatiecentrum DSMG, Sint-Amandsberg).
toe. Aan de achterkant van het andere deel aan de overzijde van de straat was door de stedelijke elektriciteitsmaatschappij een onderstation geïnstalleerd in een prachtig art déco gebouw ontworpen door architect Jan-Albert De Bondt (1934)10. Enkel een strook tussen de straat en dit gebouw bleef open. Tijdens W.O. II was er veel minder open terrein beschikbaar op de verlaten begraafplaats aan de De Smetstraat. En zoals we al aangaven, was een groot gedeelte van de kerkhofruimte buiten de Dampoort al lang ingenomen door een school. Daar veranderde er in feite weinig. Binnenkort mag die instelling haar 130ste verjaardag vieren. Ook de omgeving behield een opvallend homogeen eind-19de-eeuws karakter met gerestaureerde steegbeluiken, nog geaccentueerd door het aangrenzende ‘nieuw’ Groot - Begijnhof gebouwd in 1872 - 187411. Op het gewezen kerkhof van de Rabotwijk ziet het er nu helemaal anders uit.
479
Binnenwerk_nov_dec_2010_DEF_DEF_September binnenwerk OK 5.0 28/10/10 10:35 Pagina 480
De barakken werden samen met de aanpalende beluiken vervangen door grootschalige sociale woningbouw. De sanering beslist in 1956 ving pas in 1960 aan. Bijna 400 krotwoningen verdwenen. Het eerste nieuwbouwcomplex was pas in 1966 klaar. De bouw van overige geplande appartementen sleepte aan tot 196912. Het jarenlang leegstaande en door vandalisme geteisterde onderstation wordt gerestaureerd en krijgt een nieuwe bestemming als moskee.
Speelpleinen in dichtbevolkte arme wijken De heden nog bestaande stedelijke speelpleinen werden kort na de tweede wereldoorlog ingericht (1946 - 1949)13. De boomaanplant van de gewezen parkjes bleef gelukkig minstens gedeeltelijk bewaard. Nadat de nood aan stadsgrond voor voedselproductie wegviel, was er in die nog steeds armoedige jaren grote behoefte aan recreatiemogelijkheden in open lucht voor de bleke stadskinderen uit de dicht bevolkte straatjes en beluiken omheen de gewezen begraafplaatsen. Het waren zeldzame open ruimten middenin volkomen dichtgebouwde zones met talrijke kleine straatjes en zelfs voor Gent beluikenstad bij uitstek - ongewoon hoge concentraties aan citeetjes en cités. De speelpleinen voorzagen in een sociale behoefte en dat doen ze nog steeds. Aan de Wasstraat kon enkel het deel tussen die straat en het begijnhof als speelplein gebruikt worden. Het was en is nog steeds grotendeels gelegen op een trapeziumvormige uitbreiding van het kerkhof die pas in 1858 - 1862 tot stand kwam14. Dit heeft dus slechts korte tijd als begraafplaats gefunctioneerd. Beide speelpleinen waren goed uitgerust. Ze waren zelfs voorzien van een openluchtzwembad met grote halfbovengrondse betonnen kuip en bijhorende accommodatie. Om er van te genieten mocht het wel niet al te koud zijn…15
Straatnamen rond de oude Kirkstraote in de Rabotwijk Ondertussen was de hele omgeving van beide ex-begraafplaatsen dicht bebouwd met bijna uitsluitend arbeiderswoningen en beluiken. Verschillende steegbeluiken waren achterin afgesloten door het voormalige kerkhof. Die concentratie bracht maatschappelijk en hygiënisch ongezonde toestanden mee. Vooral de vroegere Kerkstraat (nu opgesplitst in Guldenvliesstraat, Aloïs Joosstraat en Victor Frisstraat, in elkaars verlengde tussen de Elyzeese Velden en de IJskelderstraat - Wondelgemstraat) was berucht. ’t Es iene van de Kirkstraote was een stigma16. Noch buiten de Dampoort, noch aan de Gebroeders De Smetstraat refereert nu nog een of andere naam naar de oude begraafplaatsen. Het lijkt wel of men liever niet herinnerd werd aan het kerkhofverleden. Een steegbeluik aan de 480
Binnenwerk_nov_dec_2010_DEF_DEF_September binnenwerk OK 5.0 28/10/10 10:35 Pagina 481
Afb. 6. Een heel textielwerkersleven op een kluit … of bijna? Dancing Lido naast de ingang van het steegbeluik ‘Kerkhofstraatje’ in de Kerkstraat (op die plek nu Guldenvlieslaan) in de schaduw van een van de reusachtige (nog steeds bestaande) gebouwen van de Louisianafabrieken (exgebroeders De Smet, daarna Loutex, nu hogeschool). Wie wil weten waar dit precies was en wat er nu is, moet maar eens een kijkje gaan nemen aan de bewuste Guldenvlieslaan. De foto dateert uit 1954 en wordt bewaard in het Fonds Roger Moreau, Sint-Amandsberg.
vroegere Kerkstraat kreeg de (onofficiële) naam Kerkhofstraatje (ook Vuilstraatje)17 mee. Het straatje is nog steeds herkenbaar in de toeleveringsweg tussen de appartementsgebouwen en het hogeschoolterrein, maar de volksnaam verdween samen met alle beluiken om plaats te maken voor massieve appartementsgebouwen in een buurt met namen als Nicolaas Zannekinstraat en Cornelis Sneyssonestraat. Aan de textielfabrikanten De 481
Binnenwerk_nov_dec_2010_DEF_DEF_September binnenwerk OK 5.0 28/10/10 10:35 Pagina 482
Afb. 7. Een unieke foto van de totaal vergeten barakken op een deel van het kerkhof aan de Gebroeders De Smetstaat (verzameling Marcel Vollaert, jaar niet gekend). Tussen de lommerrijke bomen en de barakken ligt de Gebroeders De Smetstraat.
Smet herinneren naast de straatnaam enkele gelukkig bewaard gebleven monumentale fabrieksgebouwen ge誰ncorporeerd in de hogeschool. Alo誰s Joos was de dynamische eerste pastoor van de Sint-Jozefparochie. Wat de naam van stadsarchivaris en schrijver van de (politieke) Histoire de Gand en gewaardeerde boekjes over Gentse straatnamen, Victor Fris (1877 - 1925), hier komt doen, is minder duidelijk. De verdwenen oude naam Kerkstraat in een godverlaten wijk ver buiten het centrum lijkt ietwat eigenaardig. Hij werd ontleend, niet aan de dichtbij gelegen Sint-Jozefkerk bij de Wondelgemstraat (pas in 1883 ingezegend), maar aan de al in de jaren 1600 verdwenen middeleeuwse Sint-Catharinakerk van Wondelgem, destijds aan het uiteinde van de Ma誰sstraat bij de watertoren. Wie er vanuit Gent heen wou, moest eerst naar de Brugsepoort en eenmaal daarbuiten doorheen de meersen stappen in (voor die tijd) redelijk rechte lijn over - inderdaad - de hele lange Kerkstraat. Op een stratenplannetje kan je dat gemakkelijk volgen vanaf de Brugsevaart. Ter hoogte van de IJskelderstraat
482
Binnenwerk_nov_dec_2010_DEF_DEF_September binnenwerk OK 5.0 28/10/10 10:35 Pagina 483
en de Wondelgembrug wordt het moeilijker. Verderop over de Verbindingsvaart verliep de oude kerkweg over wat nu de Maïsstraat is. Zonderling … De ligging van die kerk binnen de Vrijheid van Gent, dus feitelijk op Gents grondgebied, is merkwaardig. Ten behoeve van de parochie Wondelgem werd in 1683-1687 op initiatief van de Gentse bisschop een nieuwe kerk gebouwd op de huidige Kerkdries, ditmaal centraal in die parochie en meer in de invloedsfeer van de bisschop. Dit werd het nieuwe centrum van de huidige deelgemeente Wondelgem18.
Bijtjes verloren gevlogen rond de Wasstraat Aan het Dampoortkerkhof vond men voor de straatnamen inspiratie in de bijenwereld en aanverwante vliesvleugelen. In die tijd zocht men voor de talrijke straten in nieuwe verkavelingen dikwijls namen met een gemeenschappelijke herkomst. De naam Wasstraat heeft niets met wassen te maken. De
Afb. 8. Drie ‘deskundigen’ geven commentaar op wat een jongetje aan het opgraven is op het verlaten kerkhof aan de De Smetstraat (fotoverzameling Marcel Vollaert; jaar niet gekend, approximatief te dateren aan de klakken).
483
Binnenwerk_nov_dec_2010_DEF_DEF_September binnenwerk OK 5.0 28/10/10 10:35 Pagina 484
Franse benaming rue de la Cire verraadt zijn betekenis: bijenwas. En je hebt daar dicht bij ook nog de Biekorfstraat (vroeger Biestraat), de Wespstraat en de Zeemstraat. Ze zijn afgeleid van de middeleeuwse Bijgaard van het SintBaafsdorp. Men zat er daar wel eventjes naast want die oude, toen al eeuwen verdwenen Bijgaard, eigenlijk een boomgaard, goed te zien op het panoramisch zicht op Gent uit 1534, lag aan de andere zijde van de Dendermondsesteenweg, bij de Forelstraat en de spoorweg, waar recent het Bijengaardpark aangelegd werd op de Malmarsite19. Historisch beter verantwoorde namen zijn Nieuwhof (naar het vroegere Nieuwhof, een belangrijke hoeve van de Sint-Baafsabdij) daar ongeveer gelegen en de Engelbert van Arenbergstraat (naar de hertog die de bouw in de 19de eeuw van het nieuwe Elisabethbegijnhof mogelijk maakte). Deze straat werd voordien Oostakkerstraat genoemd: ze vormde destijds de grens tussen de gemeente Oostakker en Gent. Nu nog scheidt ze Sint-Amandsberg (postnummer 9040) en Gent (postnummer 9000). De oude naam verdween omdat men bij de grote straatnamenhervorming van 1940 - 1943 er naar streefde alle verwarrende of (dikwijls letterlijk) misleidende straatnamen te laten verdwijnen20. Geef toe: voor iemand die daar de weg zoekt is de naam Oostakkerstraat op die plaats inderdaad misleidend. De oude begraafplaats lag bij haar ontstaan dus buiten de stadswallen, maar nog net op Gents grondgebied. Die ligging kan wel aanleiding geven tot verwarring. Ze is namelijk binnen een oudere 14de-eeuwse vestinggracht gesitueerd die op die plek samenviel met de grens van de Gentse vrijheid. De Engelbert van Arenbergstraat volgt het tracĂŠ van die gracht (goed te zien op het bekende zicht op Gent van 1534). Toen het calvinistische bewind in 1577 - 1584 een waarlijk reusachtige inspanning deed om de stad te voorzien van een gebastioneerde vestinggordel, werd de oostelijke stadsverdediging teruggetrokken tot bij het Nieuw Kasteel (later Spaans Kasteel genoemd). De versterkte stad kromp in, maar de grens bleef. Luc Devriese Met dank aan Peter Steurbaut (Dienst stadsarcheologie) en Maurice Vollaert voor hulp bij de illustraties
Noten 1
Het Gentse grondgebied, met andere woorden het gebied bestuurd door de Gentse schepenen, was veel groter dan de omwalde stad. Men noemde dit de Vrijheid van Gent. Daarbinnen oefenden nog verschillende besturen oude feodale rechten uit. Zo bv. de Heerlijkheid van
484
Binnenwerk_nov_dec_2010_DEF_DEF_September binnenwerk OK 5.0 28/10/10 10:35 Pagina 485
Sint-Baafs. In 1795 werd dit grondgebied van de gemeente Gent en verdwenen de andere feodale structuren. 2 Broeckaert, K., Borgers in den estaminé. Spectatoriale geschriften I. Oorspronkelijk in Syssepanne, 25 juni 1797. Heruitgave, Antwerpen, 1924, p. 60. 3 Gemeenteblad (Bulletin communal), Gent, 1877, p. 359. Dat gebeurde na hevig protest van de gezamenlijke pastoors van de betrokken parochies (ibidem, 1877, p. 261-264). 4 Capiteyn, A., Decavele, J., In steen en brons van leven en dood, Gent, 1981, p. 11-30; Hernalsteen, A. De Westerbegraafplaats van Gent, Gent, 2000, p. 5-15. 5 Laleman, M.C., Wasstraat. In: Stadsarcheologie, Gent, 1997, jg. 21 nr. 3-4, p. 104; idem. In: Archeologisch onderzoek in Gent, Gent, 2008, nr. 2, p. 161; Gebroeders De Smetstraat. In: Stadsarcheologie, Gent, 1990, jg; 14 nr. 2, p. 51. 6 Ongedateerd krantenknipsel ‘Le dixième section de police’, ondertekend R.B., uit La Flandre libérale bewaard in het Documentatiecentrum te Sint-Amandsberg, afd. Vliegende bladen. Een foto van het politiebureau in Bockstael, Ph., Archiefbeelden Gent. Deel 7. Het westen en het noorden, Tempus, Stroud, U.K., 2009, p. 92. 7 Fris, V., Les accroissements et les transformations de la superficie bâtie de Gand au 19ième siècle. In: Bulletijn der Maatschappij voor Geschied- en Oudheidkunde te Gent, Gent, 1920, 27-28ste jg, p. 131-132. 8 Steels, M., Geschiedenis van het stedelijk onderwijs te Gent (1828 – 1914), Gent, 1978, p. 230. 9 Stadsarchief, reeks G16-10 nr. 103. We kunnen hieruit ook afleiden dat der in die tijd nog steeds een kerkhofbewaker was. Ook in de andere stadsparkjes waren er bewakers die de straatjeugd buiten hielden. De norse, hardvochtige collega’s van De Coen in de Baudelohof werden in geuren en kleuren beschreven door John Flanders (zie Verbeke, A. John Flanders. Dat was een tijd!, Gent, 1996, p. 170-172). 10 De Wilde, B., Gent / Rabot. De teloorgang van de textielnijverheid, Gent, 2007, p. 33 en 38. 11 De motor van de wijkrenovatie was de restauratie in 1987 - 88 van de bijna honderd jaar eerder (1889) gebouwde beluiken met vijftig woningen aan de Wasstraat door de architecten E.H. Ho en A. Stevens in opdracht van de eigenaar M. Vandersmissen (Vliegende bladen in DMSO Sint-Amandsberg). 12 WIARUG Werkgroep, Onderzoek naar de Gentse beluiken, Gent, 1978, p. 20. 13 Stadsarchief Gent, reeks G nr. 4370 en 4371. 14 Stadsarchief Gent, Atlas Goetghebuer L60/25. Het oudste strikt rechthoekige kerkhofgedeelte werd aangelegd onder leiding van A.F. Benthuys. 15 Mooie foto met een druk bezocht zwembad aan de De Smetstraat in Bockstael, Ph., 2009, p. 91. Het zwembad aan de Wasstraat was in het schoolgedeelte gelegen. Het werd in 1984 uitgebroken (Van Nevele, F., Rond onze buurt, Gent, 1994). 16 Moreau, R., Archiefbeelden Gent. Deel V. beluiken, poortjes en cités, Tempus, Stroud, UK, 2003, p. 103-108. met een indrukwekkende reeks foto’s. 17 De huizen van het ‘Kerkhofstraatje’ kregen een nummer in de Kerkstraat. In de documenten uit de jaren 1930 van wijlen Roger Moreau vinden we als nummers: Kerkstraat 1-48 en 2-54 (Documentatiecentrum Sint-Amandsberg - DSMG, Fonds Roger Moreau). 18 Vanaverbeke, L., Geschiedenis van Wondelgem, Wondelgem, 1968, p. 39-40. De oude kerk wordt doorgaans aan de Maïsstraat bij de hoek met de Anjelierstraat gesitueerd. 19 Devriese, L., Malmarpark of Bijgaard? In: Snep! Gent, 2008 nr; 2, p. 24-27. 20 Devriese, L., Geen verwarring mogelijk! Klinkende straatnamen gecreëerd in 1940-1943. Een alfabet. In: Gandavum, Gent, 2009, jg. 14 nr. 1, p. 19-29.
485