Ghendtsche tydinghen 2011 ehc 787672 2011 (deel 1 van 2)

Page 1

Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:06 Pagina 1

GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring Gent V.Z.W. 40e jaargang nr. 1 januari - februari 2011

Inhoud - Daniel Peeters: Van Alstein, Gentse Slavenkapitein. - Louis van Biesbroeck: Inventaire Archéologique: Koperen panelen van het tabernakel in de St-Jacobskerk. - Pierre Kluyskens: Keizer Karel. - Erik De Keukeleire: Sint-Denijsplein, een Trilogie. Marsveld en Paardenrenbaan. Deel I. 1823-1840. - Herdenkingsdagen in 2011. - Guy Schrans: Pierre-Victor, Jacques Clément et les autres. Minder bekende Gentse notabelen uit de periode 1780-1840. Deel 2. Jacques Clément Lammens (1754-1825). - Daniël Van Ryssel: Minder bekende en/of verdwenen locaties: Hotel Verhaeghen-Lammens, Oude Houtlei. - Luc Devriese: Ghendtsche toestanden: Bomenwandeling in 1893 met Hubert Van Hulle als gids. - Lieve Vande Casteele: Belle-Lettres aan de Coupure. - Hugo Collumbien: Gentse Memoriedagen: 1 December. - Gaston Arens: Die goeie ouwe tijd. - Daniël Van Ryssel: Vergeten Gentse schrijvers: Jules de Saint-Genois. - Hugo Collumbien: Het Kroniekje van een oude Gentenaar. Vandaag met de N. - Bibliografie. - Vraag en Antwoord - Lezers schrijven ons.

1

2 27

29 33

48 51

62

68

75 82 89 91 94 96 101 104


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:06 Pagina 2

VAN ALSTEIN, EEN GENTSE SLAVENKAPITEIN DEEL I

Een van onze stadsgenoten, Pierre Ignace Liévin van Alstein, heeft het droevige voorrecht als voorbeeld te dienen voor een zwarte bladzijde in de geschiedenis van de mensheid: de slavenhandel. Dit “voorrecht” heeft hij niet zozeer te danken aan het feit dat zijn activiteit bijzonder afweek van de activiteiten van andere handelaars in slaven, maar wel dat zijn handel en wandel bijzonder goed gedocumenteerd zijn. Hij liet namelijk na zijn dood een vrij volledig archief na dat nu nog raadpleegbaar is in het Rijksarchief. Dit fonds geeft de mogelijkheid om inzicht te hebben in de zo trieste slavenhandel. Dank zij een gift aan de Rijksarchieven te Gent door een lid van de familie d’Hoop zijn deze documenten bewaard gebleven. Ze kwamen eerst terecht bij pastoor Louis Grégoire van Alstein, de broer van Kapitein van Alstein, en vervolgens bij Antoine François d’Hoop1, de echtgenoot van Hélène Thérèse van Alstein. Hun kleinzoon, Félix Henri d’Hoop2, conservator van de Rijksarchieven te Gent, schonk de volledige archieven van Kapitein van Alstein aan het Rijksarchief waar het omschreven staat als Gift d’Hoop. Dieudonné Rinchon, die een analyse heeft gemaakt van de eigen geschriften, briefwisseling, scheepsjournalen, aankoop- en verkoopboeken, facturen en lopende rekeningen van de Scheepskapitein van Alstein, heeft zijn lijvig en belangrijk werk van 452 pagina’s, dat als vertrekpunt heeft gediend voor huidige bijdrage over de Gentse slavenkapitein, kunnen samenstellen op basis van dat archief. De nauwkeurigheid en volledigheid van het archief maken het mogelijk om de slavenhandel grondig te bestuderen.

Pierre Ignace Liévin van Alstein Pierre Ignace Liévin van Alstein werd geboren te Gent op 11 november 1733 en werd er gedoopt in de St. Jacobskerk. Hij stierf van ontbering te Nantes, in de nacht van 26 op 27 december 1793, nadat hij door de Franse revolutionairen was opgesloten in de gevangenis van Nantes, niet omwille van zijn slavenhandel, doch samen met vele anderen omdat zij tot de gegoede stand behoorden. Zijn overlijdensakte van 7 nivôse jaar 2 is in het archief van Nantes bewaard: “gezegde dag en jaar, om acht uur ‘s morgens op certificaat van Jean Honoré le Roux, directeur van het revolutionair hospitaal gelegen Rue van Dick, sec2


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:06 Pagina 3

tie van de Halle, heb ik (noot: Ignace Liévin Theulier, officier public) opgesteld huidige akte van overlijden van Pierre Vanalstin, scheepskapitein, geboortig van Gent in Oostenrijks Vlaanderen, overleden vannacht in vermeld hospitaal oud ongeveer 61 jaar, getuigen hiervan…”.

Overlijdensakte van Kapitein van Alstein te Nantes.

Het revolutionair Comité van Nantes had besloten alle rijke handelaars en al wie een gevaar betekende voor de revolutie aan te houden. Pierre van Alstein komt in de gevangenis van Saintes Claires terecht, waar de omstandigheden uiterst slecht zijn en waar hij wegkwijnt en aan koorts en dysenterie ten onder gaat. Op aandringen van dokter Gobert worden de meest ernstig zieke gevangenen overgebracht naar de School van de broeders van de Christelijke Scholen, toen het Hôpital Révolutionaire, waar de omstandigheden ook slecht waren. Tussen 11 november 1793 en 10 maart 1795 geven de overlijdenslijsten van het Hospice Révolutionaire 617 namen3. Vanaf zijn jeugd tot de leeftijd van 52 jaar heeft Pierre Ignace Liévin van Alstein deelgenomen aan de slavenhandel. Tijdens zijn campagnes heeft hij met de lokale Afrikaanse bemiddelaars 3.416 slaven geruild tegen stoffen, 3


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:06 Pagina 4

wapens, drank,… 236 onder hen zullen het transport niet overleven. De anderen worden afgeleverd op de Antillen tegen suiker en koffie die de retourvracht zullen uitmaken. “A ce trafic Pierre van Alstein réalise une fortune de près de 300.000 Livres” zegt Dieudonné Rinchon.

Gérard Ignace Van Alstein, de vader van de Slavenkapitein Gérard Ignace Van Alstein, de vader van Pierre, is eveneens te Gent geboren en werd gedoopt in de parochie van St. Baafs op 14 januari 1672. Hij sterft op 21 maart 1762 en wordt begraven te Gent, in de St. Michielskerk. Hij was negociant te Gent. Op 26 augustus 1728 was hij in de St. Merrikerk in Parijs gehuwd met Marie Anastasie Gough, geboren op 22 augustus 1705 te Duinkerken en overleden op 22 februari 1769. Zij was de dochter van een Ierse naar Frankrijk uitgeweken edelman, Edward Gough Heer van Kilmanheim (Kilmanhin) in het graafschap Waterford, en van Anastasie Brown. Edward Gough had zitting in april 1689 in het antirevolutionair parlement van James II. James III gaf hem brieven van bevestiging van adeldom op 26 april 1709 vanuit zijn ballingsoord van Saint-Germain-en-Laye4. Als bruidschat bracht Marie Anastasie Gough het aanzienlijke bedrag van 20.000 Ponden (Livres Tournois)5. Rinchon spreekt van de vader van Pierre Ignace Liévin als van “un petit négociant à Gand”, wat niet lijkt te stroken met het feit dat hij begraven wordt in de St. Michielskerk en met de hoogte van de bruidschat van zijn toekomstige. Hun huwelijksovereenkomst bepaalt dat bij overlijden van de man, die trouwens al 56 jaar oud was, aan de bruid zou toekomen “l’ameublement entier du ménage, la vaisselle d’argent, joïaux et tous autres meubles meublants et corporels” wat op de welstand van het echtpaar wijst6. Van het echtpaar van Alstein Gough kennen wij 8 kinderen, waarvan er vier op jonge leeftijd sterven, de overigen zijn niet getrouwd, zodat deze tak van Alstein is uitgestorven. Vader van Alstein laat zijn jongens goed onderricht volgen. Zoon Edouard (1731-1759) wordt viceconsul van Spanje te Duinkerken; zoon Louis Grégoire, geboren te Gent op 1 februari 1737, wordt priester, Pastoor te Bixschoten en vervolgens op 25 juni 1781 Pastoor te Reningelst.

Louis Grégoire van Alstein, de broer van de Slavenkapitein Een compliment in verzen bij de inkomst van Louis Grégoire te Reningelst vermeldt: “Eerbiedige wellekomste aen den zeer eerweerdigen en edelen heer

4


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:06 Pagina 5

mijnheer Ludovicus Gregorius van Alstein, naer zesthien jaeren zeer loffelijk bestiert t’hebben t’herderschap van Bixschote door concours gepromoveert tot t’herderschap der parochie en de heerlighede van Reninghelst opgedraegen door mijn heeren Baillu, Schepenen en Greffier van de voorzeyde Prochie op syne blyde inkomste den 25 junius 1781”. Louis Grégoire sterft op 17 november 1801 te Gent. Hij wordt begraven op het kerkhof van Reningelst. Een steen in de St. Vedastuskerk aldaar vermeldt: “Ter zalige gedachtenis van den Edelen en Eerw. Heer en Meester Ludovicus Gregorius van Alstein die geboren werd te Gent den 1 Februari 1737 en na zijn studiën in Leuven eerst pastoor werd te Bixschoten gedurende 16 jaar den 25 juni 1781 als pastoor naar Reninghelst kwam afgehaald met 13 overdekte wagens. Hij was een zorgvuldig herder zeer godvruchtig en dienstvaardig. Hij leed vervolging binst de Fransche omwenteling en stierf een heiligen dood op 17 november 1801. De lijkdienst had plaats in de pastorij daar de kerk gesloten op 1 oktober 1797 slechts heropend werd op zeer plechtige wijze den zondag 23 mei 1802. Hij werd begraven in het kerkhof voor de Calvarieberg. RIP.”7 In dezelfde kerk hangt ook een rouwbord met het wapen8 van Alstein, zonder vermelding van enige datum9. Priester Louis Grégoire van Alstein werd de erfgenaam van de Slavenkapitein.

De Slavenkapitein: Pierre Ignace Liévin van Alstein Pierre wordt Scheepskapitein. Hij studeerde enkele jaren aan het St. Barbaracollege te Gent. Wanneer zijn vader zijn broer Edouard naar Duinkerken en zijn zus Anastasia naar Béthune stuurt bij de familie van zijn vrouw, vertrekt onze toekomstige Scheepskapitein naar Nantes. Hij verblijft er bij Hélène Claire Gough, de zus van zijn moeder, die gehuwd is met Jonkheer Georges Eustace, geboortig van Kradistown, die een kleine reder is. Op dat ogenbik is Pierre 15 jaar oud. Georges Eustace bij wie Pierre van Alstein terechtkwam in Nantes was ook actief in de slavenhandel, doch zijn zaken stonden er niet goed voor. Hij zal als reder failliet worden verklaard. Pierre van Alstein zoekt als jongeling om aangemonsterd te worden aan boord van een schip. In 1749 gaat hij te Paimboeuf aan boord van de Montmartel die gaat vertrekken naar de Antillen, hij vaart mee “sans solde”. De eerste stap naar de slavenhandel is gezet. Zijn eerste reis vangt aan op 7 november 1749, hij is terug op 14 november 1750, zijnde na 13 maanden en 7 dagen. In 1751 is Pierre van Alstein “pilotin” en heeft hij terug dienst genomen op de Montmartel die afzeilt op 3 april 1751. In vijf maanden tijd nemen zij 458 sla-

5


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:06 Pagina 6

ven, nog eens 200 worden geladen die “in stock” waren, zijnde in totaal 658 stuks; 14 sterven tijdens de reis. Op 20 januari 1752 aankomst te Cap Français10, waar de 644 Congos, zoals zij genoemd werden, gemakkelijk verkocht worden. Op 6 mei 1752 zet de Montmartel koers terug naar Frankrijk geladen met hout, suiker, koffie en komt aan in Paimboeuf op 24 juni 1752. Pierre van Alstein zal er zijn eerste wedde ontvangen, ongeveer 350 Livres Tournoi11. Deze reis duurde 14 maanden en 24 dagen. In 1752 is hij “enseigne” aan boord van het schip L’Economie van de Société d’Angole die een slavenreis onderneemt. Hij is terug te Paimboeuf op 10 juli 1754, na 21 maanden en 7 dagen. De Société d’Angole was opgericht voor vijf jaar. Deze rederij zal 24 schepen uitrusten voor de driehoeksvaart: de buit is 9.723 slaven, waarvan er 8.150 op hun bestemming toekomen. Er waren in totaal 970 bemanningsleden over de diverse reizen, waarvan er 143 stierven. Op 20 maart 1755 vertrekt het zeilschip Mars naar de Angolese kust. Pierre van Alstein is nu tweede luitenant en schrijver aan boord, zijn eerste woorden in zijn Journaal zijn: “Ad Majorem Dei Gloriam, soit commencé le voyage du Mars”. Zij zullen echter op 8 april 1756 aangevallen worden door een Engels fregat en gevangen worden gezet. Na negen maanden gevangenschap richt Pierre van Alstein op 25 januari 1757 een bede aan de Heere Gouverneur van Jamaica voor zijn vrijlating: “Tot mijn Heere den Governeur van de ylandt Jamaique. Gelyk ick eenen hollander geboren ben, ick hope dat gij mijne saeke sult aanhoren, ick enhebbe maer eene ryse gedaen in den franckendienst voor jongman met mynheere Denbroucq daer eniwas geene oorlogh als ick uyt Franckeryk komen ben en als zij mij genomen hebben: tis waerom ick vrage U mijne vreyschap en ick zal in myn landt wederomkeeren in eenighe Engelsche schepen; Ick verwaechte van U eene goede antworde en ick zal altijd wesen, Mijn heere den Gouverneur u ootmoedigen en onderdanissen dienaar. P. van alstein”. Hier kwam geen gunstig gevolg op. Pierre van Alstein zal echter wel deel uitmaken van een gevangenenruil tussen de Engelsen en de Fransen en zodoende komt van Alstein aan te Cayes12 op 1 juni 1757 waar hij naar de suikerplantage gaat van Ridder de Lucker. De Lucker waren ook van Ierse oorsprong en hadden zich te Nantes gevestigd. Via zijn moeder, de Ierse Gough, had Pierre van Alstein er ook banden mee. De grootmoeder van zijn moeder Marie Anastasia Gough was namelijk Jeanne de Lucker13. Na een verlijf ter plaatse monstert hij aan op het schip l’Opiniâtre als assistent-piloot, wat een bevordering is. Het schip wordt door de Engelsen en door kapers aangevallen, doch zal uiteindelijk te Brest aanmeren. Hij krijgt een lovende aantekening van zijn kapitein, zowel voor zijn werk als voor zijn houding tijdens de strijd.14 Pierre van Alstein wordt tweede kapitein aan boord van de Brocanteur. De

6


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:06 Pagina 7

eerste kapitein Olivier Chausée de la Rochebernard krijgt van de admiraliteit brieven15 die hem het recht geven vijandelijke schepen te kapen en een schatting op te leggen, wat zij deden met de Eagle van Rodesland en de tweemaster Land. Wanneer Pierre van Alstein niet op zee is, bekwaamt hij zich in de wiskunde, cartografie en hydrografie. Hij zal dan ook een aanvraag indienen om het brevet van kapitein en zal het examen ter zake afleggen: “…nous avons reçu et recevons ledit Sieur Pierre Ignace Liévin van Alstein, maître, capitaine et pilote de navire..”, brevet van juni 1760. Op 26 jarige leeftijd mag hij dus het commando voeren over een schip. Zijn dossier (28 april 1760) bevat naast de lijst van zijn vorige opdrachten op zee ook volgende persoonsgegevens (vertaald uit het Frans): “ is verschenen Pierre Ignace Liévin van Alstein zoon van Gérard oud 26 jaar, geboren in de parochie van St. Jacobs van Gent, van het katholieke, apostolische en Romeinse geloof, zo hij aantoont door zijn doopuittreksel aan hem afgeleverd op 17 juli 1758 door de heer Gme ( Guillaume) Egyde Nuyten, pastoor van vermelde parochie, de heer van Alstein verblijvende gewoonlijk te Nantes in de parochie van St. Nicolaas…”.16 Hij zal als scheepscommandant meerdere campagnes in de slavenhandel voeren, de eerste met de Télémaque die 330 slaven zal afleveren waaronder ook kinderen, zowel jongens als meisjes. 13 zijn overleden tijdens de reis, een aantal sterft tijdens de verkoop. Ze worden gekocht door 84 kopers. Op 22 oktober 1764 vangt de Télémaque de terugreis aan naar Nantes en komt aan te Paimboeuf op 16 januari 1765. Daar verneemt hij dat de Mentor, een zeilschip ook actief in de slavenhandel, gestrand is voor Quiberon, geladen bij de retourreis met hout en een groot aantal zakken munten (piasters). De verzekeraars bieden aan onze Gentse Capitaine Négrier een contract aan om deze zakken met geld te bergen. Van Alstein zal 54 dagen werken met een groot aantal arbeiders en een wezenlijk deel van de geldzakken kunnen bergen. Op 22 mei 1765 ontvangt hij bijna 5.500 Ponden, zijnde 5% van het teruggevonden geld, 2.184 Ponden als commissie op de verkoop van de slaven en zijn kapiteinswedde van 1.440 Ponden, wat in totaal een zeer aanzienlijk bedrag is. De reder van de Télémaque is 67 jaar oud en stopt zijn redersactiviteiten. Pierre van Alstein komt in dienst van de gebroeders Portier de Lantimo en neemt het commando van l’Africain. Zijn tweede slavencampagne kan starten. De reis vangt aan op 25 juni 1766. Van Alstein houdt zeer uitgebreide tabellen bij van alle slaven die hij aankoopt. De aankoop loopt over 109 dagen, voor in totaal 386 aangekochte slaven.

7


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:06 Pagina 8

Zijn opdrachtgevers waren tevreden over Pierre van Alstein, die nu 34 jaar oud is, en vertrouwen hem het zeilschip Pompée toe. Dit keer neemt van Alstein een participatie in het kapitaal van de expeditie ten belope van 2/32sten en vertrekt op 2 mei 1769. De lading omvat bij vertrek van de Afrikaanse kust 186 mannen, 85 vrouwen, 80 négrillons “negertjes” en 29 négrittes “negerinnetjes”. 18 mannen, 17 vrouwen, 16 “negertjes” en 5 “negerinnetjes” sterven tijdens de reis en worden over boord gegooid. 65 slaven halen dus niet hun droevige bestemming en 30 anderen zijn ziek en worden tegen verminderde prijs verkocht. Tijdens de verkoop zullen nog 18 slachtoffers vallen. De reders, de gebroeders Portier, geven opdracht aan van Alstein om de oude driemaster Pompée lokaal te verkopen en geen retourcargo te voorzien. Naast zijn deelname van 2/32sten in het kapitaal brengt de 5% die de kapitein heeft op de verkoopprijs van de slaven hem meer op. Hij heeft ook 2% op de kredieten die geïnd worden. Niet alle slaven worden immers contant verkocht. Rinchon stelt dat van Alstein op 39 jarige leeftijd kan beschikken over 40.000 Ponden. De vierde expeditie van van Alstein zal voor een andere reder zijn, Daniel Garesché, met wie hij op 28 mei 1773 een overeenkomst aangaat voor het schip Duc de Laval. Van Alstein heeft 1/8 deelname in het kapitaal. Er wordt gehoopt op een lading van 500 slaven, de ruimte voor hen in het schip is slecht 1 meter 30 hoog… Gedurende 231 dagen zullen zij slaven aankopen, na acht maanden hebben zij 298 mannen, 98 vrouwen en 44 kinderen, allemaal gekocht of beter geruild tegen de goederen die zij aan boord hebben. Uiteindelijk zullen er bij de afvaart 393 slaven aan boord zijn, scheurbuik zal uitbreken tijdens de reis. Er zullen er 346 te koop worden aangeboden. Deze campagne zal 20 maanden in beslag nemen.

De rentenier Op dat ogenblik denkt Kapitein van Alstein eraan om verder door het leven te gaan als rentenier, zijn bezittingen volstaan om te Nantes in de kringen van de hogere burgerij te leven. Hij zal zijn rentenierbestaan echter onderbreken omdat de reders hem in 1782 overhalen om een nieuwe slavenexpeditie, zijn vijfde, aan te vangen aan boord van het schip Le Pactole. Op 24 mei 1784 levert hij zijn “lading” af te Cap Français waar 365 slaven worden verkocht. Deze reis bracht de kapitein iets meer dan 24.666 Ponden op.17 Bij zijn terugkomst huurt hij een kamer bij Madame Grisale voor 40 Ponden per maand en herneemt hij de notities van zijn persoonlijke uitgaven.

8


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:06 Pagina 9

Tijdens deze reis met de Pactole vermeldt van Alstein dat hij meerdere slavenschepen kruist die de vlag voeren van zijn geboorteland. Negocianten van Nantes doen zelfs voorstellen aan Gentse negocianten. Zo is er een brief van 26 juli 1792 uit Nantes aan de Gentse koophandelaar Kerremans waarin zij de financiële voordelen opsommen van een slavenexpeditie met de Obligeant en zij Kerremans een participatie voorstellen. In 1780 heeft de belangrijke Oostendse reder Romberg schepen ingezet in de slavenhandel. In 1781 neemt baron de Kerle, voorzitter van de Raad van Vlaanderen, een participatie in drie schepen. Hij staat zijn aandeel af aan de Heer Moerman de Voorhaute, Groot Baljuw van het Land van Waes. De Pactole zal een nieuwe reis ondernemen waarin van Alstein voor een aandeel van 6.000 Ponden deelneemt, dat hij laat verzekeren. Het schip zal vergaan. Pierre Ignace Liévin van Alstein verblijft te Nantes. Zoals hij nauwkeurig notities nam van de gegevens in verband met zijn slavenexpedities zal hij ook zijn uitgaven bijhouden gedurende zijn rentenierleven. Hij heeft een “Négrillon” in dienst die hij heeft meegebracht van Malimbé en noemt hem “mon nègre”. Hij noteert alle uitgaven die hij voor hem doet: een zwart hoedje met een zilveren rand voor “mon nègre” in 1777, 9 Ponden. Hij betaalt zijn leergeld, noteert zijn nieuwjaar. Pierre van Alstein leeft eerder zuinig, in een huurappartement. Zijn belangrijkste uitgaven zijn zijn kledij die horen bij zijn stand. Rinchon geeft aan dat van Alstein tijdens zijn verschillende expedities een fortuin heeft vergaard van om en bij de 300.000 Ponden. Hij belegt en beheert zijn portefeuille, soms met minder gunstige afloop. Ook koopt hij onroerend goed. Hij vertrouwt gelden toe aan de Gentse bankier Jean Baptiste de Loose18 wiens zuster Caroline getrouwd is met Edouard Grégoire van Alstein, zoon van Pierre Louis van Alstein en van Marguerite de Clercq de Hurtebise19. Van 1786 tot 1793 huurt hij een gemeubileerde kamer in één van de rijkste woningen van de stad Nantes. Hij zal er door de revolutionairen met de bewoners van het huis worden opgepakt en gevangengezet. Uiteindelijk sterft hij in het Hôpital Révolutionnaire. Zijn erfenis zal door Chevalier François Amand Jean Baptiste Dachon20, heer van Billière, die ook werd aangehouden maar vrijgelaten werd, en zijn echtgenote Françoise Hélène Eustace, wier moeder de zus van de moeder van Kapitein van Alstein is21, geclaimd worden. Het echtpaar Dachon Eustace neemt zijn intrek in een eigendom van Kapitein van Alstein die de dooppeter van hun dochter was22. Wanneer echter de echte erfgenaam zich zal aanmelden, nl. de Pastoor van Reningelst, Louis Grégoire van Alstein, broer van de

9


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:06 Pagina 10

Kapitein, zullen zij zonder enig probleem zijn recht op de erfenis erkennen. In het deel II, dat volgt, zullen de familiegegevens van de van Alsteins ter sprake komen.

NOTEN 1

2

3

4

5

6 7 8

9 10

11 12 13 14

Antoine François d’Hoop, heer van Singhem ten Brande en van ter Beken, geboren te Gent op 5 juli 1769, overleden op 10 september 1769, zoon van François Dominique d’Hoop en van Marie Louise Danneels, getrouwd te Heusden bij Gent op 10 november 1795 met Hélène Thérèse van Alstein, geboren te Gent op 7 oktober 1776, er overleden op 17 januari 1849 (zie rouwbrief Stichting de Bethune vzw), dochter van Pierre Grégoire van Alstein en van Carola Jacoba Neyt. Hélène Marie Thérèse van Alstein en Pierre Ignace Liévin van Alstein, de slavenkapitein, hebben als gemeenschappelijke voorouders Pierre van Alstein die in 1619 trouwt met Catherine d’Haemere. Félix Henri Marie Joseph d’Hoop, geboren te Gent op 26 juli 1827, getrouwd te Brussel op 2 juli 1861 met Marie Cécile Hélène Piot, geboren te Schaerbeek op 29 mei 1843, dochter van Guillaume Joseph en van Catherine Hermelinde Wattecamps. Félix Henri Marie Joseph d’Hoop was de zoon van Ferdinand Théodore Adolphe d’Hoop, Senator, geboren te Gent op 21 maart 1798 en overleden op 7 september 1866 (zoon van het echtpaar d’Hoop van Alstein) en van Marie Colette Louise Jacqueline Le Fèvere de ten Hove. P. DIEUDONNÉ RINCHON, Pierre Ignace Liévin van Alstein, Capitaine Négrier, Gand 1733 - Nantes 1793, Ifan Dakar, 1964, p. 417, verder RINCHON. J. EVERAERT, Pierre Ignace Liévin van Alstein, Gents slavenkapitein in Nantese dienst, in Handelingen der Maatschappij voor geschiedenis en Oudheidkunden, Gent, 1965, p. 51, verder J. EVERAERT. Anderen vermelden 80.000 Ponden: “convention ... concernant l’alliance conclue à Paris en 1728, entre le sieur Gérard Vanalstein et la demoiselle Marie Anastase Gough pour une dot éventuelle de 80.000 livres.” Archives nationales, MC, étude CXXII, 582, cm (contrat de mariage) du 21 août 1728, vermeld in: Les réfugiés jacobites dans la France du XVIIIe siècle: l'exode de toute une noblesse pour cause de religion, Patrick Clarke de Dromantin, 2005. J. EVERAERT, p. 50. Bron foto: Koninklijk instituut voor het kunstpatrimonium, referentie M 53493. Van Alstein: d'or à la barre de sinople chargée de trois croix de Malte losangées d'or et d'argent. Cimier: une croix de l'écu entre un vol de sable. (Rietstap). Bron foto: Koninklijk instituut voor het kunstpatrimonium, referentie M 53488. Cap Français: in 1670 gesticht door de Fransen, langs de noordkust van de Grote Antillen Hisponiola, thans Haïti. RINCHON, p. 40. Cayes: aan de zuidwestkust van Haïti. zie verder familiegegevens deel II. verklaringen van Moëllien, Capitaine des vaisseaux du Roy, chevalier de St Louis, op 27 februari 1758.

10


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:06 Pagina 11

15

16 17 18

19 20

21

22

“…commission de guerre et dix billets de rançon qui l’habilitent à la guerre de course lui permettant de saisir les bâtiments ennemis et de les rançonner”, RINCHON, p. 70. RINCHON, p. 77. RINCHON, p. 366. “Jonk Chev Ian bapta De Loose Schepenen van Keure en syn gemaline vrauw Caroline Diericx dogter van heer en meester joans Francois Xaverius President van den raet van Vlaenderen. 1784 +" Bron: Museum voor stenen voorwerpen, Gent, Koninklijk instituut voor het kunstpatrimonium, foto M 126099. zie familiegegevens verder in deel II. Doopakte, bijkomende riten na doopsel thuis “Le 6 oct. 1729 rites supplémentaires au bapt. le sixieme mil sept cens vingt neuf ont été par moi prêtre vicaire soussigné administrées les ceremonies de baptème à françois Amand Jean Baptiste né le quatre du present et ondoyé a la maison acause de danger de mort ... fils d'ecuyer René Dachon & de Dame françoise Perrine Mellet son épouse, sieur et dame des rigaudieres..." Bron: Archives départementales de la Loire Atlantique. Huwelijksakte te Ancenis, parochie St Pierre: “ce trentième mai (1763) … nous Nicolas Luther, vicaire general de nantes ... avons donne la benediction nuptiale a ecuyer françois amand jean baptiste dachon, seigneur de le bilieres, chevalier de l’ordre royal et militaire de st Louis ancien capitaine au régiment des saisonnais fils majeur de feue ecuyer rene dachon vivant seigneur desregaudieres et de dame françoise perrine meloz (noot: lees Mellet) ses peres et meres ... et de demoiselle francoise helene eustace fille mineur d’ecuyer George eustace et dame helene claire gough ses peres et meres...”. Kapitein van Alstein tekent deze akte. Archieven van Ancenis, Archives départementales de la Loire Atlantique. Hélène Claire Gough is de zus van Marie Anastasie Gough; deze laatste trouwt met Gérard Ignace van Alstein en zijn de ouders van de Slavenkapitein. Pierre Ignace Lieven van Alstein als Jonkheer omschreven, was de dooppeter van Aimée Angélique Françoise Dachon geboren te Ancenis op 18 januari 1776, er gedoopt in de St. Pieterskerk op 20 januari, dochter van François Amand Jean Baptiste Dachon, seigneur de Billière, Chevalier de l’Ordre Royal et Militaire de St Louis, toen gewezen kapitein van de Infanterie, en van Vrouwe Françoise Hélène Eustace, van de St. Nicolaas parochie te Nantes. Bron Archives départementales de la Loire Atlantique, Bapt. 1776, Ancenis, p. 6/56.

11


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:06 Pagina 12

EEN GENTSE SLAVENKAPITEIN DEEL II

In het deel I werd de levensloop van Kapitein Pierre Ignace van Alstein beschreven, deze Gentenaar die uitweek naar Nantes en aldaar actief was in de slavenhandel, een van de zwarte bladzijden van onze menselijke geschiedenis. Na zijn vertrek uit Gent werd hij zeeman, later kapitein actief in de slavendriehoekshandel. Hij maakte fortuin in die handel en was in zijn laatste levensjaren rentenier om dan zelf slachtoffer te worden van de Franse revolutie. Hij zal sterven ten gevolge van zijn verblijf in de revolutionaire gevangenis in Nantes. Ik heb tussen mijn verre voorouders Marie Claire de Mahieu (Maria Clara Mahieu), geboren op 9 december 1645, overleden op 25 september 1712. Zij trouwt in 1660 met Charles de Berlaere, advocaat in de Raad van Vlaanderen, die geboren werd op 18 juli 1627, overleden op 12 februari 1680 en daags nadien begraven in de St. Nicolaaskerk te Gent. Een nakomelinge van dat echtpaar, Pauline Charlotte de Berlaere, is mijn driemaal overgrootmoeder, zij is de moeder van de vaak geciteerde genealoog en heraldicus Jacques Salomon François Joseph Léon Baron de Herckenrode (1818-1880). Marie Claire de Mahieu zal driemaal trouwen, met Berlaere zoals aangegeven, maar ook met Jonkheer Pierre Neyt op 3 maart 1685 en met Jean François van Alstein op 1 februari 1690 in de St. Baafskerk te Gent. Hij was ook advocaat in de Raad van Vlaanderen en Hoog-Baljuw van het Land van Dendermonde. Dit was de aanleiding om enig zoekwerk te verrichten naar zijn naamgenoot, de slavenkapitein van Alstein. En inderdaad, de van Alstein, echtgenoot van Marie Claire de Mahieu, behoorde tot het zelfde geslacht als de Slavenkapitein zoals blijkt uit volgende gegevens.

Familiegegevens 1ste generatie Claude, zoon van Gabriel van Alstein, huwt met Hélène de Bodt waarvan:

12


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:06 Pagina 13

1. Pierre die volgt 2. Marie, abdis van St. Bernardus te Lier 3. Etienne, kapitein te Straatsburg 4. Antoinette, penitente te Leuven 5. Gabriel, secretaris te Keulen. 2de generatie Pierre van Alstein huwt met Adrienne van Haren waarvan: 1. Pierre die volgt 2. Alphonse, getrouwd met jonkheer Eduaert de Grits, zonder nakomelingen. 3de generatie Pierre van Alstein, geboren in 1579, overleden in 1666, hij zou de eerste zijn die zich in Gent vestigde, de familie zou van Keulse oorsprong zijn, Baljuw van de baronie van Nevele en van de Kanselarij van Oudburg te Gent, trouwt te Gent in de St. Nicolaaskerk op 20 februari 1619 met Catherine d’Ha(e)mere, overleden op 24 juni 1673 en begraven op 26 juni in de St. Michielsparochie1 te Gent, dochter van Pierre d’Haemere2 en van Catherine Cocquyt waarvan: 1. Charles Louis, geboren op 26 januari 1623, overleden op 6 april 1681, Griffier van het Land van Nevele bij commissiebrieven van 17 oktober 1649 ter opvolging van zijn vader, trouwt te Gent in de St. Michielskerk op 7 december 1649 met Amelberga Theresia de Kiestmaeker (Kestmaecker) waarvan: 1.1 Marie Thérèse of Isabella Theresia4 volgens het register van huwelijken van de St. Michielskerk te Gent, op 12 januari 1676 met Jacques Albert van Hamme 1.2 Marie Petronille, begijn 1.3 Catharine Charlotte 1.4 Pierre Séverin, priester 1.5 Marie Madeleine, begijn te Gent 1.6 Amelberge Françoise 1.7 Charles Bartelemi 1.8 Marie Anne trouwt met NN. Censen 1.9 Jean François5, geboren op 16 september 1666, advocaat bij de Raad van Vlaanderen, Hoog-Baljuw van het Land van Dendermonde, trouwt

13


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:06 Pagina 14

met Marie Claire de Mahieu, weduwe van Charles de Berlaere en van Pierre Neyt, zij is de dochter van jonkheer Georges de Mahieu en Catherine van R(h)oode; ander huwelijk met Petronille Françoise van Zevecote te Gent in de St. Nicolaaskerk op 7 januari 17136, waarvan Pierre François Séverin van Alstein, religieus in de St. Pietersabdij te Gent 1.10 Marie Marguerite, begraven te Brugge in de St. Donaasparochie in november 1712,7 huwt met Jacques Wils, waarvan Lieven Wils getrouwd met Anne Willems, Marguerite Wils, non in het klooster Den Nieuwen Bosch te Gent, Caroline Wils (fille dévote), Anne Thérèse Wils, non in het Huis van de H. Geest, Marie Marguerite Wils, Jacques Wils, priester, Jean Baptiste Wils, predikheer en François Wils. 1.11 Caroline 1.12 François8 2. Georges Louis die volgt als auteur van de tweede tak: generatie 3bis 3. François Ignace van Alstein die volgt 4. Jean Baptiste, overleden in 1653 5. Françoise, trouwt met Gerard of Joannes Speeckaert9 6. Pierre, kanunnik te St. Omer 7. Françoise Marie, geboren op 5 december 1624, getrouwd met Gilles de Wulf 8. Ferdinand, Kanunnik te Aire10 9. Ignace, advocaat, overleden zonder nakomelingen.11 4de generatie François Ignace van Alstein, geboren op 30 augustus 1633, overleden op 6 oktober 1706, trouwt op 12 december 1665 in St. Baafs te Gent met Catherine Lievens, overleden op 13 januari 1686, dochter van Guillaume Lievens en van Marie Moens, kleindochter van Josse Lievens en van Catherine van den Bundere waarvan: Gérard Ignace die volgt. 5de generatie Gérard Ignace van Alstein, geboren te Gent in de St. Baafsparochie, gedoopt op 14 januari 1672, overleden op 21 maart 1762, begraven in de St. Michielskerk te Gent, negociant, trouwt op 26 augustus 1728 te Parijs in de kerk van

14


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:06 Pagina 15

St. Merri met Marie Anastasie Gough12, geboren te Duinkerken op 22 augustus 1705, overleden op 22 februari 1769, waarvan: 1. Anastasie, geboren in 1730, overleden in 1751 te Béthune 2. Edouard, geboren in 1731, overleden in 1759 te Duinkerken, viceconsul van Spanje 3. Pierre Ignace, geboren in 1732, die jong zal sterven 4. Pierre Ignace Liévin13, gedoopt in de St. Jacobskerk te Gent op 11 november 1733, overleden te Nantes op 26 december 179314 in het Hôpital Révolutionnaire, aansluitend op zijn gevangenschap in de gevangenis van Saintes Claires te Nantes door de Revolutionairen, Scheepskapitein, Slavenhandelaar 5. Jean Baptiste, geboren in 1735 6. Louis Grégoire, geboren op 1 februari 1737 te Gent (J. Everaert geeft 31 januari 1737), overleden op 17 november 1801, begraven op het Kerkhof van Reningelst, Pastoor van Bixschoten in 1765 en sinds 25 juni 1781 Pastoor te Reningelst. Hij verliet zijn parochie op 3 frimaire jaar 6, om gezondheidsreden. J. Everaert vermeldt echter “om de eed aan de republiek niet te moeten afleggen”. Hij leefde als rentenier in Gent waar hij overleed. Hij was de erfgenaam van zijn broer Pierre Ignace Liévin, de Scheepskapitein.

Memoriesteen in de St. Vedastuskerk van Reningelst voor de Pastoor Ludovicus Gregorius van Alstein. Bron: ©Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium.

15


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:06 Pagina 16

7. Anne Thérèse Aloyse, geboren op 20 september 1741, overleden te Gent op 3 december 178915, ongehuwd, begraven in de St Michielsparochie, verblijvende in de Peperstraat te Gent 8. Marie Thérèse, gedoopt in 1745. Gérard Ignace van Alstein was eerst getrouwd16 met Barberine Oem (of Oom) in de St. Michielsparochie Gent op 20 augustus 1711.

De tweede tak 3de generatiebis

Steen ter gedachtenis: “Memoirie van D’Heer en Mr. Jooris Louis van Alstein, adt van Raede in Vlaenderen en greffier vande casselrye van Audenburch van Ghendt overleden den XXII jan MDCCXXIIII ende van Joff Margarite Jacquelin Brias syne huysvr overl den 2 9ber 1728 die elck beleeft hebben den ouderdom van 93 jaeren, mitsgaders van hunne twee dochters Joff Carline Livine overl den XV july 1757 oudt 95 jaer ende Joff Clemence Catharina overl den XXVI aug 1750 oudt 80 jaeren wiens lichaemen in dese kerck in den choor in hunne vrije sepulturen begraven liggen welcke voors Joff liberaelyck hebben gefondeert vier eeuwige jaergetyden met distributie van broodt ofte gelde soo ten register deser kercke fo 82 te bevinden is”

16


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:06 Pagina 17

Georges Louis van Alstein, zoon van Pierre van Alstein en van Catherine d’Ha(e)mere, geboren op 25 juni 1631. Hij is overleden op 22 januari 1724, begraven in de St. Michielskerk te Gent17, Advocaat van de Raad in Vlaanderen, Griffier van de Kasselrij van Oudburg te Gent18. Hij trouwt te Gent in de St. Pietersparochie op 2 juni 165819 met Marguerite Jacqueline Brias20, overleden op 29 oktober 1728, beiden hebben de leeftijd van 93 jaar bereikt. Zij was de dochter van Basile Brias21, Heer Van Peteghem door aankoop (hij had een rente op de Heerlijkheid van zijn schoonvader, die aanzienlijke schulden had op deze heerlijkheid, en kreeg de Heerlijkheid van Petegem toegewezen bij decreet van 12 september 1654). Basile Brias, overleden op 30 mei 1681, was erfelijk ontvanger van de Kasselrij van Oud Burch te Gent22. Ook hij had aanzienlijke schulden op Petegem en was getrouwd, contract van 22 augustus 1622,23 met Anna Novarez, geboren in 1604 en overleden op 24 oktober 1677, dochter van Matthieu Novarez24, Heer van Petegem, gehouden van het leenhof van de Stenen Man te Oudenaarde die ook al belangrijke schulden had op deze heerlijkheid, en van Marie van der Horst (van den Hoorst, van der Haest). Van Matthieu of Matheo Novarez wordt gezegd dat hij afkomstig was van Carmagnola en een tafel van leningen hield te Brugge, hij was dus een lommerdhouder in “De Grote Caorsijnen” in de Lange Rei te Brugge. Op oudere leeftijd liet hij een verklaring registreren voor de schepenkamer in Brugge op 9 juni 1639 in verband met zijn wapen en zijn edele afkomst en gebruikte de titel Jonkheer. In 1640 kreeg hij hiervoor een boete van de Raad van Vlaanderen, doch liet kort daarna op 30 mei 1640 een andere verklaring acteren door een Schepen van de Brugse Vrije, Charles Blomme, en gebruikte verder zonder problemen zijn titel van Jonkheer.25 Het echtpaar Georges Louis van Alstein en Marguerite Jacqueline Brias hebben volgende kinderen:26 1. Caroline Livine, overleden op 15 juli 1757, oud 95 jaar 2. Clémence Catherine27, overleden op 26 augustus 1750, oud 80 jaar 3. Pierre Grégoire die volgt 4. Jeanne, begijn. De Heerlijkheid Peteghem ging na het overlijden van Basile Brias over naar zijn dochter Jeanne, zus van Marguerite Brias, de echtgenote van Georges van Alstein. Marguerite Brias werd de erfgename van haar zus op 19 maart 1706, doch de heerlijkheid was zwaar belast door schulden en al in beslag genomen door haar man Georges van Alstein. Er volgt een lang proces waarbij uiteindelijk meerdere generaties van Alstein zullen betrokken zijn (Georges van

17


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:06 Pagina 18

Alstein, zijn zoon Pierre Grégoire van Alstein, diens zoon Pierre Louis van Alstein en ook zijn zoon ook genaamd Pierre Grégoire; worden ook vermeld: Anne Brias, zus van Marguerite Jacqueline Brias, en de kinderen van Anne Brias: Basil Bake, Jean Baptiste Bake28 en Isabelle Bake, die zij had met Laurent Bake, advocaat in de Raad van Vlaanderen en Schepen te Gent en tot slot twee Barth, Henri en Pierre, die achterkleinneven zijn van Jeanne Brias).29 4de generatiebis Pierre Grégoire van Alstein30, geboren in 1659, overleden in 1742, trouwt te Gent St Baafs op 18 mei 1701 met Marie Jeanne Hailly, geboren in 1667, overleden in 1728, dochter van Jean Baptiste Hailly31 en van Jeanne Antoinette de Smidt waarvan: 1. Pierre Louis die volgt. 5de generatiebis Pierre Louis van Alstein, Heer van Petegem en Radepas, Hoogpointer van de Kasselrij van Oudenaarde32, erfelijk Griffier van St. Baafs, trouwt met Marie Marguerite de Clercq de Hurtebise33, dochter van Erasmus Joseph de Clercq de Hurtebise34 en van Marie Mols waarvan: 1. Marie Bernardine, geboren te Lokeren op 27 augustus 1733, overleden te Brugge op 3 maart 1760,35 trouwt te Gent in de St. Baafskerk op 10 oktober 175336 met Philippe Ferdinand Guillaume van Meldert,37 geboren op 8 augustus 1726 te Berne bij Aalst en overleden te Brugge op 1 april 1798,38 Luitenant Opper-Jager van Vlaanderen 2. Edouard Grégoire, Heer van Petegem en Radepas, geboren in 1734 te Gent, overleden in 1818 te Gent, Hoogpointer van de Kasselrij van Oudenaarde, erfelijk Griffier van St. Baafs te Gent, trouwt te Gent in de St. Michielskerk op 25 mei 177939 met Carolina Johanna de Loose40, geboren op 4 juli 1754, overleden in 1811, dochter van Jean de Loose en van Jeanne Ameloot41 3. Pierre Grégoire, geboren in 1735, overleden op 21 januari 178442, Secretaris van de Keure te Gent, trouwt te Gent in de St. Michielskerk op 8 december 175843 met Carola Jacoba Neyt44 waarvan: 3.1 Livinus Gislenus Ildephonsi Franciscus45, Heer van Radepas, geboren te Gent op 31 januari 1768, overleden op 8 september 179146, trouwt met Philippine Antoinette d’Hoop47, geboren te

18


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:06 Pagina 19

Gent en er overleden op 13 mei 1831, waarvan Pierre Leopold Liévin Charles François48, geboren in 1791 te Gent, overleden op 22 februari 1862, professor te Gent in de oosterse talen 3.2 Joseph Hector Félix49, gedoopt te Gent in de St. Michielskerk op 27 juli 1773, Burgemeester van Drongen (1800-1810), overleden te St Martens Leerne, trouwt op 18 juni 179150 te Gent in de St. Baafskerk met Marie Philippine Blancquaert, overleden te Brussel, dochter van Jean Blancquaert en van Catherine de Clercq, waarvan: 3.2.1. Joannes Ferdinandus Eduardus, geboren op 16 maart 1795 te Gent, overleden op 11 januari 1870 te Sint-Joost-ten-Node, trouwt in eerste huwelijk met Maria Joanna van Aelbroeck, over leden te Brussel, waarvan Mathilde Marie van Alstein, geboren te Gent in 1824, overleden te Parijs op 5 mei 188351, getrouwd in 1847 met Octave Charles Waldemar Frémin du Sartel52, geboren te Douai op 6 januari 1823, Marineofficier, en in tweede huwelijk op 18 september 1862 te Graauw en Langedam in Zeeland met Maria Franciesca Julia Mastraeten, geboren in 1830 te Leuven, dochter van Francies Mastraeten53, Doctor in de Medicynen, en van Anna Maria Petronelle de Coster, beiden wonende te Leuven 3.2.2 Adolphe Ferdinand Bonaventure54, geboren in 1798, overleden te Ninove op 6 november 188355 trouwt met Marie Thérèse Pelagie van Lierde, overleden te Basecles op 17 november 1896, waarvan Jeanne Marie Clementine van Alstein, geboren te Ninove op 15 december 1834 en overleden te Basecles op 22 april 1898 die trouwt te Ninove op 15 oktober 1860 met Etiennne Jules Baron de Maelcamp d’Opstaele en vervolgens als weduwe Maelcamp met Charles Hector Gérard56 die weduwnaar was van Charlotte de Broëta. Haar vader, Adolphe Ferdinand van Alstein is de laatste man van deze tak. Hij verbleef al te Ninove in 1867 en staat vermeld als “eigenaar” bij de verlening van een jachtwapen, verlof van 25 augustus 186757 3.2.3 Joseph Hector Jean Georges, overleden te Gent op 22 februari 184458, getrouwd met Catherina Barbara Maria Verhegge (Verhegghen), waarvan Coralie Catherine Marie van Alstein, geboren te Gent op 16 november 1822 en er overleden op 26 maart 1891, begraven op 31 maart te St Martens Leerne59, getrouwd met Napoléon Charles François van Crombrugge, geboren te Gent op 31 maart 1811 en er overleden op 21 januari 1887. Catherina Barbara Maria Verhegge is geboren

19


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:06 Pagina 20

te Gent op 25 november 1788 en overleed er op 16 april 187560. Zij was de dochter van Franciscus Norbertus Verhegge (Verhegghen) en van Anna Catharina Verhaeghe. 3.2.3 Henriette Jeanne Joseph trouwt met Ignace van Ooteghem. 3.3 Hélène Thérèse, geboren te Gent op 7 oktober 1776 en er overleden op 17 januari 1849, getrouwd te Heusden bij Gent op 10 november 1795 met Antoine François d’Hoop61, Heer van Synghem ten Brande en van ter Beken, geboren op 5 juli 1769 te Gent, Directeur van de Registratie en Domeinen in Oost-Vlaanderen, overleden te Gent op 10 september 1829. In haar rouwbrief wordt haar overlijden aangekondigd door leden van de familie d’Hoop, enkel haar zus Mademoiselle Henriette van Alstein is vermeld. 3.4 Henriette Lucie62 gedoopt in de St Michielskerk te Gent op 21 november 1774 3.5 tot 3.9 Pierre Louis, Jean Baptiste, Eugénie Grégoire, Jeanne Françoise Grégoire en Colette.

Wapen van Alstein63 waarvoor dank aan Jhr Fréderic d’Hoop

Daniel JSM Peeters

20


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:06 Pagina 21

NOTEN

1

2

3

4

5

6

7

8 9

10 11 12

Begraafboeken Alexianen te Gent: “Van Halstijn sterfdatum 1673/06/26, voornaam Pieter, afstamming fa, adres Burgstraat, burgerlijke staat weduwe, begraven in parochie SintMichiel, bron LXVIII nr.20-1 zijde recto folio 36.” archieven Gent. Deze Pierre d’Haemere is de zoon van Pierre d’Haemere en van Jeanne van Deinze, kleinzoon van Pierre d’Haemere en van Catherine Droesbeke. Bron: La famille van Alstein, ses ascendants, descendants et leurs alliés: recueil généalogique de renseignements réunis et publ. par Félix Henri d’Hoop, 1891, verder Félix Henri d’Hoop. “Halsteyn Carolus huwt met Kestmaecker Amelberga Theresia op 1649-12-7 in de parochie Sint-Michiels-Noord in het bijzijn van de getuige Haelstyn Petrus en getuige De Meyer Christianus.” Bron: archieven Gent, Parochieregisters St. Michiels, Vrijwilligersarbeid. “Van Hamme Jacobus Albertus huwt met Alsteyn Isabella Theresia op 1676-1-12 in de parochie Sint-Michiels-Noord in het bijzijn van de getuige Alsteyn Carolus Henricus en getuige Van Damme Ignatius.” Bron: archieven Gent, Parochieregisters St. Michiels, Vrijwilligersarbeid. De huwelijksakte van de parochie St Baafs geeft als voornamen Petrus Franciscus en als achternaam van Aelsteyn: “Van Aelsteyn Petrus Franciscus huwt met Mahui Maria Clara op 1690-2-1 in de parochie Sint-Baafs in het bijzijn van de getuige Matthijssens Martinus en getuige Hacé Martinus“. d’Hoop geeft in genealogie Van Alstein, p. 190, de voornamen Jean François en vermeldt de twee huwelijken, eerst met Zevecote op 1 februari 1690 en later met Marie Claire Mahieu op 13 december 1712, weduwe van Charles de Berlaere en van Pierre Neyt. Op p. 5 geeft hij ook als eerste huwelijk Zevecote en als tweede huwelijk Mahieu, wat blijkbaar niet strookt met de akten van St. Baafs en St. Nicolaas. Een Jean François van Alstein is getuige bij het huwelijk van Carolus Petrus de Berlaere en van Anne Marie de Beirleire, zoon en dochter van Marie Claire de Mahieu en Charles de Berlaere: “De Berelaere Carolus Petrus huwt met Bras Maria Anna op 1704-9-25 in de parochie Sint-Michiels-Noord in het bijzijn van de getuige Van Alstyn Joannes Franciscus en getuige Bras Paulus Antonius” en “Hendrickx Joannes huwt met De Beirleire Anna Maria op 1697-2-18 in de parochie SintBaafs in het bijzijn van de getuige Van Aelstyn Joannes Franciscus en getuige de Soetaert Antonius”. Bron: archieven Gent, Parochieregisters St. Michiels-Noord, Vrijwilligersarbeid. Dus tweemaal met de voornaam Joannes Franciscus. “Van Alstin huwt met Van Sevecotte Petronella op 1713-1-7 in de parochie Sint-Niklaas in het bijzijn van de getuige Van Sevecotte Isabella.” Bron: archieven Gent, Parochieregisters St. Nicolaas, Vrijwilligersarbeid. “Brugge: St. Donaas: 20-11-1712: VAN ALSTEIN Margareta echtg. Jacobus Wils.” Bron: Parochieregisters Brugge, Vrijwilligersarbeid. De transcriptie bij het Rijksarchief geeft: “Parochieregisters - Begrafenisakte Brugge, Parochie St. Donaas, Aktedatum 20.11.1712, overledene Margareta van Alstein, echtgenote van de overledene: Jacobus Wils." Félix Henri d’Hoop, p. 5. Vinden een huwelijksakte met de voornaam Joannes voor Gerard Speeckart “Speeckart Joannes huwt met Halstyn Francisca op 1649-11-23 in de parochie Sint-Michiels-Noord in het bijzijn van de getuige Halstyn Petrus en getuige Dhamere Paulus." Bron: archieven Gent, Parochieregisters St. Michiels, Vrijwilligersarbeid. J. EVERAERT, p. 50. Félix Henri d’Hoop, p. 1 en p. 5. Dochter van Edward Cough, Heer van Kilmanhin in het Graafschap Waterford, Ierse edelman die zijn land verlaat om godsdienstredenen en zich vestigt te Duinkerken als maritiem

21


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:06 Pagina 22

13

14 15

16

17

18

19

20

21

koopman, en van Anastasie Brown. Zij krijgen 16 kinderen. Op 11 oktober 1718 verleent koning Lodewijk XV hem naturalisatiebrieven en behoud van oude adeldom. Hij is de zoon van Jacques Cough en van Jeanne de Lucker. Het testament van Anastasie Brown, weduwe van Edouard Gough, is van 1721. Bron: Inventaire-sommaire des Archives départementales antérieures à 1790, p. 277, Archives départementales de la Marne, Paul Pélicier, 1892. In een verklaring van Messire Charles Jean Beydaels en van Gilles Ange de Libina, wapenheraut: “Déclarons et attestons que M. Pierre Ignace Liévin van Alstein, écuyer, fils légitime de M. Gérard Ignace van Alstein, écuyer, et de Dame Marie Anastasie Gough, petit-fils de M. François Ignace van Alstein, écuyer, et de Dame Catherine Lievens, arrière petit-fils de Pierre van Alstein, écuyer, et de Catherine Damere, est descendu légitimement de l’ancienne famille de van Alstein, originaire de la province et comté de Flandre, qui a toujours porté les armoiries qui sont d’or à la bande de gueules chargées de trois croix d’argent; l’écu surmonté d’un heaume d’argent grillé et liseré d’or et fourré de gueules, aux anchements et bourrelet d’argent et de gueules; et pour cimier une croix de l’écu entre un vol d’argent”. Hier is sprake van een“bande” of rechter schuinbalk en niet van een “barre” of linker schuinbalk (de richting is anders); de obiit in Renigelst heeft een linker schuinbalk.De adelbrieven van 17 januari 1771 door Maria Theresia verleend aan Pierre Louis van Alstein, zoon van Pierre Grégoire, geven als wapen: van goud met een linkerschuinbalk van sinopel, beladen met kruisjes. Overlijdensakte in de archieven van Nantes op 7 nivôse van het jaar 2. Bron overlijdensakte: Begraafboeken Alexianen, archieven Gent. “Acte de + Gand: Alstein (van) sterfdatum 1789/12/03, voornaam Anna Thersia Aloysia leeftijd 48, naam vader Gerardus, afstamming fa, adres Peperstraat, burgerlijke staat ongehuwd, begraven in parochie Sint-Michiel, bron LXVIII nr. 22 zijde recto folio 103". “Van Alstein Gerardus huwt met Oom Barbara Maria op 1711-8-20 in de parochie SintMichiels-Zuid in het bijzijn van de getuige Van Alstein Franciscus en getuige Oom Cornelia.” Bron: archieven Gent, Parochieregisters St. Michiels, Vrijwilligersarbeid. Foto Hélène Rouneau, St. Michielskerk Gent, zomer 2009. Graf nr. 27 in het koor, volgens de plattegrond verschenen in: Les églises de Gand, p. 106, Baron Kervyn de Volkaersbeke. “Joris van Alstein, pensionaris ende griffier van de Casselrye van het Auderburgh van Ghendt” 1705 vermelding in Bibliographie Gantoise, XVII siècle, p. 228, F. van der Haeghen, 1860. “Van Alsteyn Georgius huwt met Brias Margaretha op 1658-6-2 in de parochie Sint-Pieters in het bijzijn van de getuige Brias Basilius en getuige Van Alsteyn Petrus." Bron: archieven Gent, Parochieregisters St. Pietersparochie, Vrijwilligersarbeid. Wapen Brias: d'or au lion de sable au chef de sinople chargé de trois épis d'or. Cimier trois épis. Bron: Rietstap. Dit wapen, parti met Novarez, is te zien op een schilderij “De kroning van Maria door de heilige Drievuldigheid”, foto in Album Albert Schouteet, Westvlaams verbond van Kringen voor Heemkunde, Brugge, 1973, na p. 104. Basile Brias, zoon van Jean Odon Brias, houder van een leentafel te Gent, en van Marie Visconti, vaker Marie Milan, en kleinzoon van Jacques Brias en van Lucie de Succa. “Jean Odon Brias, coopman, gheboren uut Piëmont, hier te vooren ghehouden hebbende tafel van leenynghe ende mitsdien tydt binnen dezer stede zyn fixe residentie ghehouden hebbende … met Maria van Milan, zyne huusvrauwe, Basilius, Jean baptiste, Oratio, Jeronimo, Beernaert, Anna, Maria ende Lucretia Brias zyne kinderen” uit Boek van poorterie, Stadsarchief Gent, 1542-1651, fol. 221, citaat in Album Albert Schouteet, Westvlaams verbond van Kringen voor Heemkunde, Brugge, 1973, p 102. Ook Basile Brias en zijn vrouw leefden lang: ”Gheluck wensch over de blyde jubilé feest van vijftich jaeren t’saemen inden houwelyken staat overgebracht door de ryp-sinnighen ende achtbaeren heer mynheer Basilius Brias Heere van

22


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:06 Pagina 23

22

23

24

25

26

27

28

29

Peteghem, erf-achtig ontvangher van de Casselrye van t’Audenburgh, advocaet inden provincialen Raede van Vlaenderen ende vander Eedt van desen &ct ende deughtrycke voorsienighe ende loffelycke vrauw mevrouw Anna Novarez zyne wettighe huysvrauwe op den derden october 1672 op het wapenschrift van den selve Heer”. In 1842 noteerde Van Lerberghe volgend grafschrift in de kerk van Petegem: “D. O. M. Monumentum. Nobilis viri Basilii Brias Toparchae dilecti loci antiquae castralis dynastiae de Peteghem qui ecclesiae parochialis sicut de Worteghem etc. cum jure regali dominium possidedat nobilisque matronae Annae Novarez conjugum jubila piorum 4 8bi 1672 liberorumque. Obiit hic 30 maii 1681 aetatis 81 illa vero 24 9bris 1677 aetatis 73, afgeschreven in 1842". Bron: Audenaerdsche Mengelingen, p. 384, Lodewyk Van Lerberghe. “Bailliu ende mannen van Leene van den Casteele ende Auderburgh te Ghendt, ordonneren Mr. Basilius Brias, ontfanghere, te betalen an den suppliant (noot: Niclays Roose, schilder) de som van thien ponden grote over de diensten ordinaire ende extr. bij reqte gheroert ende sal u met acquijct in rekenijnghe valideren. Actum 3en Febr. 1635. Bij ordonnantie als boven. Fr. van Zevecote.” Handelingen der Maatschappij van Geschiedenis- en Oudheidkunde te Gent, p. 50, 1902. Album Albert Schouteet, Westvlaams verbond van Kringen voor Heemkunde, Brugge, 1973, p. 104. Niet te verwarren met Mattheus Novarez Heer van Terloo, advocaat in de Raad van Vlaanderen, die zijn zoon was en dus broer van Anne Novarez: “ Huyse van plaisance bij de bocht van de Schelde, in het kwartier van St. Pieters-Aalst, buiten de Heuvelpoort te Gent, bewoond als leenhouder van 1638 tot 1644 door meester Mattheus de Novarez, geboren poorter van Brugge, heer van Terloo, advokaat in de Raad van Vlaanderen, kaart van het district Gent door Henricus Hondius, 1641 (illustratie als boordtekening van de kaart)" zie Album Albert Schouteet, Westvlaams verbond van Kringen voor Heemkunde, Brugge, 1973, na p. 104, artikel van J. Mareschal. Album Albert Schouteet, Westvlaams verbond van Kringen voor Heemkunde, Brugge, 1973, p. 109, artikel van J. Mareschal geeft : “....Caesar Augustin de la Tour, gentilhomme de la bouche de Son Alteze le Prince Thomas … dict et declaire soubz serment solennel ... de bien cognoistre ledict seigneur Novarez et avoir eu très bonne cognoissance a ses parens en la ville de Carmignola, ville de Pietmont et marquisat de Salust ... qu’ilz sont de très bonne et anchienne noblesse, portant completes et nobles armoiries...”. Origineel op perkament met tekening van het wapen: in keel een St. Andrieskruis van hermelijn. Rijksarchief Brugge, triage van Zuylen, Wettelijke passeringen lias 1640. zie ook: Les églises de Gand, p. 78, Baron Philippe Augustin C. Kervyn de Volkaersbeke en zijn beschouwingen over een akte van 11 november 1693. De bibliotheek van de universiteit van Gent (174.A.10 ) bewaart volgende akte : “... portant constitution de rente en faveur du Sr Brias et de demoiselle Anna Novarez sa femme pour renonciation de succession future du Sr Novarez le vieux seigneur de Peteghem” met vermelding van Pierre Grégoire van Alstein. Zie ook Bibliotheek Universiteit G12081: 1714, “reflexien ... teghens P.G. van Alsteyn.mitsgaders P.F. Lanneau curateur ten sterf-huyse van vrouwe Jenne Brias.” De twee zussen schenken een zilveren kruis, St. Michielskerk Gent: “Den Christus aen dit Cruys is doen maecken ende gejont door Joff Caroline- Livine ende Clémence-Catherine van Alstein”, gemaakt door Frans Fray(e)s, in 1729. Laurent Bake trouwt met Anna Maria Brias in de St. Pietersparochie in Gent op 21 mei 1645: “Bake Laurentius huwt met Brias Anna Maria op 1645-5-21 in de parochie Sint-Pieters in het bijzijn van de getuige Brias Basilius en getuige Colpaert Petrus”. Bron: archieven Gent, Parochieregisters St. Pieters, Vrijwilligerproject. PHILIPPE ANTOINE MERLIN, Répertoire universel et raisonné de jurisprudence, 1827,

23


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:06 Pagina 24

30

33 32

33

34

35

36

37

38

39

40

41 42

43

Vol. 7, p. 380 en volgende, met een zeer uitvoerige beschrijving. zie Catalogus Bibliotheek Universiteit Gent: “Reflexien Omne D’Heer Jacques Steuperaert ende Consorten Gedaeghde Teghene D’Heer en de Meester Peeter Gregoire van Alsteyn en de Consorten mitsgaeders Peeter François Lanneau Curateur ten stef-huysse van Vrouwe Jenne Brias Impetranten (ca.1714”. Jean Baptiste Hailly, zoon van Gillis Hailly en van Anna Michielsdr Mast. Bouwaanvraag Postheernestraat te Gent met vermelding van zijn ambt van Hoogpointer: “Aanvrager: VAN ALSTEIN Eduardus, Beroep: ontvanger belastingen, Beschrijving: Posteernestraat / VAN ALSTEIN Eduardus, Bouwaanvraag totaal: 535-241-24, Breedte: 22, Commentaar: hoogpointer van de kasselrij van Oudenaarde, Jaar aanvraag: 1788". Bron: archieven Gent, Beeldbank. Wapen de Clercq de Hurtebise: d'argent à trois merlettes de sable rangées en chef de l'écu à un écusson de gueules à la bande d'or en abîme. "De Clercq Maria Margarita fa - echtgenote - Alstein Petrus Ludovicus - 5 maart 1752 Sint-Baafs - Bij den Kalkoenschen Haene (Nederpolder) - LXVIII nr.21-f.27 verso – Begraven in de kerk met een uitvaartdienst eerste klas”. Bron Archief Gent, begraafboeken Alexianen 1673-1796. Erasmus Joseph de Clercq de Hurtebise, zoon van Paul Louis de Clercq en van Marie Antoinette Blancquaert, kleinzoon van Bernard de Clercq en Anne Cornélie de Fumal, zij was de dochter van Robert de Fumal en van Jeanne du Quesnoy, kleindochter van Arnould de Fumal, Raadsheer-pensionnaris te Mechelen en Jeanne de la Cattoire. Overlijdensakte te Brugge: "Brugge O. L. Vr. 2de, + 3-3-1760: VAN ALSTEIN Maria, echtg. Philippus Van Meldert". Bron: Vrijwilligersarbeid Brugge. “Van Meldert Philippus Guillelmus Ferdinandus huwt met Van Alstein Maria Bernarda Josepha op 1753-10-10 in de parochie Sint-Baafs in het bijzijn van de getuige Van Meldert Franciscus Josephus en getuige Van Meldert Emmanuel Ignatius Theodorus". Bron: archieven Gent, Parochieregisters St. Baafs, Vrijwilligersproject. Zoon van Pierre Guillaume Leopold van Meldert, geboren 16 december 1686 te Berne en er overleden op 29 januari 1755, eerste luitenant van de Grenadiers in dienst van Spanje, Hoogpointer van de Kasselrij van Oudenaarde. Hij trouwt tweemaal: eerste huwelijk op 25 november 1718 te Brugge met Cornelie Françoise Joos, dochter van François en Jeanne Carette. (Doopakte: "Brugge St. Salv. 3de, 1-11-1697 JOOS Cornelia fa JOOS Franciscus en de CARETTE Joanna". Bron: Vrijwilligersarbeid Brugge. Huwelijk: "Brugge: Sint-Jacobs, 25-11-1718 VANMELDERT Petrus met JOOS Cornelia". Bron Vrijwilligersarbeid Brugge.) Een tweede maal op 24 juli 1724 met Barbe de Ruddere, de moeder van Philippe van Meldert, echtgenoot van Alstein. Zie: FÉLIX VICTOR GOETHALS, Dictionnaire généalogique et héraldique des familles nobles du royaume de Belgique, 1849, Vol. 3. Overlijdensakte Brugge: “Brugge: 1-4-1798, VAN MELDER Philippe zoon van VAN MELDER Pierre DERUDDERE Barbe”. Bron: Vrijwilligersarbeid Brugge. “Van Alstein Eduardus Gregorius huwt met De Loose Carolina Joanna op 1779-5-25 in de parochie Sint-Michiels-Noord in het bijzijn van de getuige De Loose Joannes Baptista, handelaar en getuige Van Alstein Petrus Gregorius, secretaris bij de eerste schepenbank, geboren in Lokeren” Bron: archieven Gent, Parochieregisters St. Michiels, Vrijwilligersarbeid. Zus van Jean Baptiste de Loose, Bankier te Gent, aan wie kapitein van Alstein geld toevertrouwt. Félix Henri d’Hoop, p. 189. Begraafboek van de Alexianen te Gent, archieven Gent, vermeldt: “Van Alstein sterfdatum 1784/01/21, voornaam Pieter, afstamming fs, adres Bennesteeg, burgelijke staat onbekend, begraven in parochie Sint Niklaas, bron LXVIII nr. 22, folio 53." “Van Alstein Petrus Gregorius huwt met Neijt Carola Jacoba op 1758-12-8 in de parochie

24


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:06 Pagina 25

44

45

46

47 48

49

50

51

52

53

Sint-Michiels-Noord in het bijzijn van de getuige Ameij Carolus en getuige Neijt.” Bron: archieven Gent, Parochieregisters St. Michiels, Vrijwilligersarbeid. Dochter van Josse Neyt, overleden 1779, en van Jeanne van Coppenholle, dochter van Louis van Coppenholle en van Anne Françoise van den Baeze; wapen Neyt: d'azur à trois canettes avec anse d'argent. Vermelding in de overlijdensakte van Pierre Leopold van Alstein: “Gent: Aktedatum 24-021862. Overledene: Petrus Leopoldus Livinus Carolus Franciscus Van Alstein, Geboorteplaats Gent. Leeftijd 70 jaar 5 maanden. Vader overledene: Livinus Gislenus Ildephonsi Franciscus Van Alstein. Moeder overledene: Philippina Antonia D'hoop”. Bron: Rijksarchief. In de lijst van de Tontinaire Lijfrente is zijn doopdatum afwijkend, namelijk 9 maart 1768 in de St Michielskerk. In de begraafboeken van de Alexianen te Gent is te vinden: “Van Alstein sterfdatum 1791/09/09, voornaam Livinus, afstamming fs, adres Bennesteeg, burgerlijke staat onbekend, begraven in parochie Sint-Niklaas, bron LXVIII nr. 22, folio 63". Dochter van François Dominique d’Hoop, zie voetnoot 81. De archieven van de professor (benoemd bij KB van 25 oktober 1845) en collectie waardevolle boeken, die als toonaangevend over oosterse talen en filosofie werden bestempeld, zullen openbaar worden verkocht ten sterfhuis, Rue du Miroir, 2 à Gand (Spiegelstraat te Gent), van 26 mei tot 9 juni 1863; de catalogus van de verkoop beslaat 483 pagina’s. Overlijdensakte: Gent, aktedatum 24-02-1862, overledene Petrus Leopoldus Livinus Carolus Franciscus Van Alstein, geboorteplaats Gent, 70 jaar 5 maanden, overlijdensdatum: 24-021862 te Gent, vader overledene: Livinus Gislenus Ildephonsi Franciscus Van Alstein, moeder overledene Philippina Antonia D'hoop, bron transcriptie Rijksarchief. G. Schrans in zijn werk Vrijmetselaars te Gent in de XVIIIde eeuw, p. 266, geeft hem op als lid van de Gentse Loge “La félicité bienfaisante”. “Van Alstein Josephus Hector Felix huwt met Blancquaert Maria Philippa op 1791-6-18 in de parochie Sint-Baafs in het bijzijn van de getuige Blancquaert Joannes Henricus en getuige Neyt Carola Jacoba.” Bron: archieven Gent, Parochieregisters St. Baafs, Vrijwilligersarbeid. De annuaire de la Noblesse van Frankrijk kondigt haar overlijden aan: “+ le 5 (mai 1883) Mathilde-Marie Fremin du Sartel, née Van Alstein, 59 ans, à Paris”. Bron: Annuaire Noblesse de France, p. 259 – 1884, Borel d'Hauterive. Haar overlijdensakte Parijs, 9de arrondissement: “1883, le 5 mai acte de décès de Mathilde Marie van Alstein, âgée de cinquante neuf ans, Propriétaire née à Gand Belgique, décédée au domicile conjugal rue Lafayette 18 le cinq mai fille de Jean Ferdinand Edouard van Alstein et de Marie Jeanne van Aelbroeck son épouse décédés. Epouse de Octave Charles Woldemar Fremin du Sartel, Propriétaire..” In de Zeelandse archieven is er ook een melding van haar overlijden “Mathilde Marie van Alstein, Successiememorie overledene op zaterdag 5 mei 1883 Parijs, Kantoor: Hulst, Mathilde Marie van Alstein Plaats overlijden: Parijs, Overlijdensdatum: 05-05-1883 Opmerking: Gehuwd met Octave Charles Waldemier Frémin du Sartel". Bron: Zeeuwen gezocht. Dit wijst erop dat er bezittingen waren in Zeeland. Frémin du Sartel (wapen: d’argent à trois lions de sable 2 et 1, au chef d’azur chargé de trois besants) familie uit Cambrai. Hij is zoon van Jean Philippe Frémin du Sartel, Lijfwacht van Koning Lodewijk XVIII, Lid van de gemeenteraad van Cambrai, en van Eugénie Josèphe Adelaïde de Carondelet. Zie Dictionnaire des familles françaises anciennes ou notables à la fin du XIXe siècle, Vol. 19, p. 236. Huwelijksakte: “Gemeente: Graauw en Langendam Huwelijksakte, Datum: 18-09-1862 Bruidegom Joannes Ferdinandus Eduardus van Alstein, Leeftijd: 67 Geboorteplaats: Gent, Bruid Maria Franciesca Julia Mastraeten Leeftijd: 32, Geboorteplaats: Leuven Vader bruide-

25


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:06 Pagina 26

54

55

56 57

58

59

60 61

62

63

gom Josephus Hectorus Felix van Alstein, overleden te St. Martens Leerne Moeder bruidegom Maria Philippina Blancquaert, overleden te Gent Vader bruid Francies Mastraeten Moeder bruid Anna Maria Petronella de Coster Nadere informatie Bgm wdnr van Maria Joanna Aelbroeck”. Bron: Huwelijksakten, 1843-1882, Graauw en Langendam, p. 276/569. G. Schrans in zijn werk Vrijmetselaars te Gent in de XVIIIde eeuw, p. 267, vermeldt hem als lid (1881) van de Gentse Loge “Les vrais amis”. “Successiememorie overledene op dinsdag 6 november 1883 Ninove, Kantoor: Hulst, Adolphe Ferdinand Bonaventura van Alstein.“ Bron: Zeeuwen Gezocht. Zoon van Sébastien Gérard en van Marguerite Hubin. Mémorial administratif de la Flandre Orientale, Vol. 102, p. 1207, Oost-Vlaanderen, Provincieraad. “Successiememorie overledene op donderdag 22 februari 1844 Gent, Kantoor: Hulst Nummer: 5274a 1853: Joseph Hector Jean George van Alstein, weduwnaar.” Bron Zeeuwen Gezocht. Staat vermeld als officier in de Annuaire de l’état militaire de France, p. 257, uitgave 1821 van de Ministère de la Guerre: “M. van Alstein Jos. Hect. Jean George, Cap. Adj. Maj. “ evenals bij J.T. Martin in zijn Souvenir d’un ex-officier, p 318, een korte verwijzing naar “Je m’étais particulièrement lié avec deux officiers de mon âge : Van Alstein, jeune Belge qui avait suivi le roi depuis Gand.” Haar rouwbrief is bewaard bij de Stichting de Bethune vzw. Er zijn geen leden van de familie van Alstein die het overlijden aankondigen, alleen leden van de familie Crombrugghe, er is een broodverdeling voor de armen van St. Martens Leerne voorzien. Bron: transcriptie overlijdensakte Rijksarchief. Zoon van François Dominique d’Hoop, geboren St. Nicolaasparochie te Gent op 4 augustus 1737, getrouwd met Marie Louise Danneels, geboren St. Baafsparochie te Gent op 8 september 1741, er overleden op 9 oktober 1819, dochter van Joannes Baptista Jacobus Judocus Josephus Danneels Heer van Synghem ten Brande, ter Beken getrouwd in de St. Baafskerk te Gent op 27 november 1740 met Adrianna Ludovica Marius. (zie Association familiale d’Hoop vzw) In de “ Lyste van de Tontinaire Lyfrente tot laste der Lyfrente-Societeyt binnen Gend; tweede klasse ingaende 1 mey 1786” is zij en twee van haar broers terug te vinden. Elk lid van de Societeyt stortte een bedrag, de twintig langst levenden verdeelden het bedrag. “96. Livinus F.J.G. VAN ALSTEIN, Fs. Gregorii & Carolae J. Neyt, gedoopt tot Gend Parochie S. Michiels den 9. Maerte 1768. 97. Josephus H.F. VAN ALSTEIN, Fs. Gregorii & Carolae J. Neyt, gedoopt tot Gend Parochie S. Michiels den 27. Juny 1773. 98. Henrica L. VAN ALSTEIN, Fa. Gregorii & Carolae J. Neyt, gedoopt tot Gend Parochie S. Michiels den 21. November 1774.” Bron: Vlaamse Stam, p. 438, 1980. Bron: La famille van Alstein, ses ascendants, descendants et leurs alliés: recueil généalogique de renseignements réunis et publ. Félix Henri d'Hoop.

26


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:06 Pagina 27

INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE - FICHE N° 203

Op 16 Juni 1899 stelde Louis Van Biesbroeck in de rubriek “Koperen voorwerpen -St-Jacobskerk - XVIe eeuw (1593)” in het Frans een fiche op over

Koperen panelen van het tabernakel in de St-Jacobskerk. Het ensemble van het tabernakel waarvan deze panelen deel uitmaken is reeds voorgekomen in de Archeologische Inventaris (Fiche N° 202). Men heeft gemeend dat zij voldoende interessant waren om er een aparte fiche aan te wijden. Volgens Kervyn de Volkaersbeke zouden zij ouder zijn dan het tabernakel, hetgeen weinig aanvaardbaar is. Twee van deze panelen dragen op hun buitenrand de datum 1593. Bekeken in het geheel van het monument schijnt het mij onmogelijk dat zijn versiering zou dateren uit de XVIe eeuw, maar een meer aandachtig onderzoek van de gedetailleerde fotografie hebben mij overtuigd dat de stijl van deze uitgesneden vormen en van de gegraveerde onderwerpen behoren, zowel tot het einde van de XVIe eeuw als tot de eerste helft van de XVIIe, en dat bijgevolg de datum van het jaartal niets abnormaals is. Maar daar vloeit niet uit voort dat deze panelen ouder zouden zijn dan het tabernakel. Wat vaststaat is dat zij zeker niet geleden hebben van de latere modificaties 27


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:06 Pagina 28

die het marmerwerk gewijzigd hebben. Deze panelen of deuren die de sluiting vormen van het eigenlijk sanctuarium zijn ten getalle van zes. Ze zijn van uitgesneden en gegraveerd koper. Hun versiering bestaat uit versierde stroken die ineengestrengeld zijn rondom een centraal medaillon waarop zes bijbelse onderwerpen gegraveerd zijn, symbolen van de Eucharistie. Het zijn de Calvarieberg: in het midden; langs de kant van het koor: het offer van Abraham;de grootpriester MelchisĂŠdec die de broden aanbiedt aan Abraham; het eten van het paaslam; de IsraĂŤlieten die gevoed worden door het manna en het bronzen serpent; dit laatste is afgebeeld op de hierbij gevoegde foto.

28


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:06 Pagina 29

KEIZER KAREL (VERVOLG)

Vijf jaren volstonden om Karel, zonder slag of stoot, het machtigste imperium ter wereld te doen verwerven. In 1515 wordt hij meerderjarig verklaard en neemt hij het bestuur van de Nederlanden in handen; het jaar daarop sterft Ferdinand van Aragon, zijn grootvader aan moederszijde en erft Karel aldus Spanje, de beide SiciliĂŤn, SardiniĂŤ en de Spaanse overzeese bezittingen. Kort nadien, in 1519, sterft ook zijn grootvader aan vaderlijke zijde, Maximiliaan I en vallen de staten van het Huis van Oostenrijk, de jonge Spaanse koning ten deel. Eindelijk roepen de Duitse keurvorsten hem, onder de naam Karel V tot Duitse keizer uit, zodat hij op twintigjarige leeftijd oppermachtig regeert over het belangrijkste deel van Europa, een gedeelte van Amerika, rijk welke in uitgestrektheid dat van Karel de Grote nog overtreft. Het toeval had die bliksemsnelle opgang van Karel, wien de Gentse dichters Steurbaut en Boghaert bij zijn geboorte een schitterende toekomst hadden voorspeld, uitstekend gediend, doch hoelang zou dit onmetelijk rijk, gevormd door staten waarin de Middeleeuwse gedachten en strevingen naar plaatselijke autonomie niet totaal waren uitgestorven, het kunnen volhouden tegen de aanvallen van binnen en van buiten de grenzen? Veertig jaar lang zou Keizer Karel de teugels in handen houden, de eenheid van dit, naar taal, zeden en politieke aspiraties zo disparaat rijk kunnen vrijwaren en zegevierend de strijd kunnen aangaan tegen zijn rechtstreekse rivaal, Frans I, koning van Frankrijk, tegen de Turken, tegen de protestanten en ook tegen de talrijke opstanden in het rijk zelf, waarvan de voornaamste en gevaarlijkste, die van Gent, zijn geboorte29


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:06 Pagina 30

stad. Een dergelijke macht, een dergelijk bewind voert men niet uit, enkel met zachtmoedigheid en diplomatie. Keizer Karel heeft soms hardnekkig, onverbiddelijk moeten optreden, de plaatselijke autonomie, de gemeentelijke vrijheden moeten intomen en zelfs afschaffen. Men heeft zeer terecht geschreven: “Men zoude van dien vorst zeer wel mogen zeggen, dat hij te veel kwaed heeft gedaen om op zijne deuugden te roemen en dat hij tevens te veel goed verricht heeft om hem te berispen!” Op 5 Januari 1515, kregen de Staten, te Brussel bijeengeroepen, kennis van de beslissing, waarbij Maximiliaan zijn kleinzoon ontvoogde en hem het bestuur van de Nederlanden overdroeg. Het was op 24 Februari 1515 - de verjaardag van zijn geboorte - dat Karel “zijn blyde incomste als grave van Vlaenderen binnen Ghendt dede, wesende ter haude van XIIII jaren, daer groote blyscepe ghetoocht was”, De plechtige eedaflegging zou plaats grijpen voor de Sint-Janskerk: “In dit ontfanghen van Vlaenderen”, zo lezen wij in het Dagboek van Ghent “zoe zat Jan Hoelaerf te Sente Jans up de stellynghe met den heedt (eed) in zyn handt, twee hueren al eer de jonge graef Karel quam van Sente Pieters, ende graef Karel daer commende, zo heeft (hij aan) de palsgrave Jan Halaert den heedt genomen ende eenen anderen uyt zynder tassche oft haessack ghenomen ende Jan Halaert gegheven, zegghende: “Leest desen heedt” zonder de wet van Ghendt daer af wetende” Dit was een unicum in de geschiedenis van het graafschap. Nooit had een graaf het aangedurfd bij zijn inhuldiging, zonder het stadsmagistraat te raadplegen, de gebruikelijke formule te negeren en een andere formule van de eed van trouw uit zijn “tassche” te halen, eed welke bovendien de rechten van de stad inkromp! Dit was de eerste daad van persoonlijk gezag en een voorsmaakje voor de toekomst! De Gentenaars en de wevers inzonderlijk, vonden die handelwijze ten zeerste misplaatst. Een kleine opstand brak los doch werd spoedig in de kiem gesmoord. Twee opruiers werden onthoofd, vier verbannen. Karel was geweldig ontstemd over dit oproer en liet op 11 April een decreet afkondigen - dat later door de stad “Calfvel” genoemd werd - waarin verklaard werd dat de eed, de privilegies van de stad te eerbiedigen, geenszins betrekking had op de voorrechten welke Gent voor de vrede van Cadsant had genoten: “ende omme dee voorseide errueren ende quaet verstant te schuwen ende beletten, soo liet hy uytgaven ende expedieren zeker nieuwe acte van ordonnantie, twelke naermaels vande commune ghenoemt wiert het calfsvel.”

30


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:06 Pagina 31

Dit betekende een nieuwe inkrimping van de rechten van de stad. Van dit ogenblik af zouden de moeilijkheden beginnen voor Karel en zou hij een voortdurende, meedogenloze strijd moeten voeren tegen zijn vijanden en tegenstanders, wat hem er toe dwong in zijn staten het centraal gezag meer en meer te verstevigen, hetgeen helaas slechts kon geschieden ten koste van de gemeentelijke vrijheden en privilegies, doch voor Karel waren de eenheid van zijn rijk en zijn keizerlijke zending en roeping. het Christendom en meteen Europa te beschermen tegen de protestanten en de Turken, het enig doel, het enig opzet van al zijn daden en aan dit hoger doel offerde hij zonder enige aarzeling alle private, plaatselijke en zelfs landelijke belangen. Na de dood van zijn grootvader Ferdinand van Aragon, komt Karel andermaal te Gent om er, vóór zijn reis naar Spanje, zijn nieuw koninkrijk, op 16 Juni 1517 afscheid te nemen van de Staten. Drie jaar later, in Augustus 1520, treffen wij Karel opnieuw in zijn geboortestad aan, op weg naar Aken, waar hij de Duitse keizerskroon zal ontvangen. Hij verblijft een tijdlang in onze stad met zijn broeder Ferdinand en woont o.m. de H. Sacramentsprocessie bij: “Op den Heleghen Sacramentavont. dede de voornoemde coninc Kaerle zyne intrede binnen Ghent, commende uyt synen lande van Spangien”, zo lezen wij in het “Memorieboek”, “doer hij met groote eeren ontfanghen was als coninck van den romschen rycke enne toecommende keysere, ende tsanderdaecht was geordenert eene scoone processie generaal, daer men in Sente Jacobskercke de vergaederinghe dede met den Heleghen Sacramente, daer edele roms coninc ende de coninc Ferdinand van Hongharyen elc met eender tortse zeer devotelic met den Heleghen Sacramente ghingen naer Sente Janskerke.” Na zijn kroning te Aken bezocht Keizer Karel andermaal, in 1521, onze stad. De opstand dreigde in Spanje, in Duitsland oogstte Luther een geweldige bijval, met Frankrijk was Karel in openlijk conflict, zodat hij besloten had vooraleer naar Spanje terug te keren, een paar weken in de Nederlanden te verblijven om wat uit te rusten en tevens onderhandelingen aan te knopen met Hendrik VIII, koning van Engeland. Een andere moeilijkheid, van familiale aard, entte zich op al de voorgaanden. Zijn zuster Isabella was in het huwelijk getreden met Christiaan II, koning van Denemarken, wiens troon aan het wankelen was. Karel V ontving met veel

31


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:06 Pagina 32

hoffelijkheid en praal, wellicht tegen zijn wil en wens in, die lastige schoonbroeder in de Gentse stede: “In t’selve jaer quam binnen Ghent de coninc Christiaen van Denemercken, ende dede de reverentie ende homagies. Keysere Kaerle, zijne swaeghere, in ‘t hof te Ghent, den XXIe in Hoeymaent, op eenen Sondach”. Jan Van den Vivere schrijft in zijn “Chronycke”, dat de twee monarchen op St.-Jacobs-avond te vesperen quamen tsente Jacobs inde keercke, met witte mantels ghecleet als broeders van sente Jacobs”. Jaren gingen voorbij: de oorlogen, de politiek hadden Keizer Karel volledig in beslag genomen en hem in de onmogelijkheid gesteld naar de Nederlanden af te reizen, zelfs niet om de lijkplechtigheden bij te wonen van zijn ongelukkige zuster Isabella die op 19 Januari. 1526 te Zwijnaarde was overleden en in de Sint-Pieterskerk te Gent begraven werd, Wij vinden Karel V eindelijk opnieuw in zijn geboortestad in 1530 waar hij, volgens het Memorieboek, vijf à zes maanden verbleef, doch dit schijnt wel enigszins overdreven. Op 30 November 1530 was Margaretha van Oostenrijk, landvoogdes van de Nederlanden, te Mechelen overleden. Maria van Hongarije, zuster van Karel V, volgde haar op en de keizer kwam de nieuwe gouvernante van onze streken aan het Gentse volk persoonlijk voorstellen in Maart 1531. In Juni van hetzelfde jaar bezocht de keizer andermaal onze stad en woonde o.m. een prachtig tornooi bij op de Vrijdagsmarkt, feest waarover Marcus Van Vaernewijck uitvoerig in zijn “Waerachtige geschiedenissen van Carolus de Vijfste” uitwijdt. Ook het Memorieboek handelt over dit tornooi: “In dit voornoemde jaer quaem Carolus, Keysere, op den Vrijdach Onser Vrouwen-avont in Marte te Ghent, ende bleef te Ghent tot den XVen in Wedemaent; ende te Ghent zijnde op Sente-Barnabasdach ende was sondach, was te Ghent, op de Vrydachmaert een steecspel beroupen van den keysere, daer meest alle de edelen waren van den duutschen lande ende de keysere was selve in persone cloeckelic in de bane”. Karel, die reeds in zijn kinderjaren een uitstekend ruiter was en handig de lans hanteerde, behaalde in het tornooi “groete eere ende prys”. Een ogenblik dacht men dat de keizer gekwetst was toen zijn paard viel, doch terwijl de hellebardiers hem ter hulp snelden, sprong Karel reeds recht en zette hij de strijd voort zonder lans, “ende track uyt zijn mes van zijnde zijde ende sneet af alle de plumen die hij (zijn tegenstrever) hadde in zijnen helm”. Keizer Karel bleef te Gent tot einde Augustus 1531 en vertrok toen naar Duitsland. Geen Gentenaar kon toen vermoeden dat hij negen jaar nadien slechts zijn volgend bezoek aan de stad zou brengen, ditmaal echter niet om er feesten of plechtigheden bij te wonen, doch om de stad de zwaarste vernedering uit gans haar geschiedenis toe te dienen. PIERRE KLUYSKENS. 32


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:06 Pagina 33

SINT-DENIJSPLEIN, EEN TRILOGIE MARSVELD EN PAARDENRENBAAN DEEL I: 1823 - 1840

VOOR U VERZAMELD UIT 31 600 EDITIES VAN DE “GAZETTE VAN GENT”.

Weinig sites in de Gentse regio hebben kregen een rijkere verscheidenheid aan functies toegewezen als het uitgestrekte veld in de deelgemeente Sint-DenijsWestrem. En niettegenstaande vrij ver van de stad verwijderd was de belangstelling van rijk en arm telkens weer zonder weerga. Alles begon tijdens het Hollands bewind, toen het in de nasleep van de bouwplannen voor een citadel aan de Heuvelpoort de rol van militair marsveld kreeg toebedeeld. Vrij snel werden de activiteiten van de infanterie aangevuld met paardenrennen die zowel voor de "beau monde" als Jan met de pet een nooit geziene attractiepool vormde. Tijdens de Wereldtentoonstelling in 1913 luidden de loopings van vliegenier Pégoud het tijdperk van de luchtvaart in. Op de vooravond van de Tweede Wereldoorlog was het Gentse vliegplein ei zo na een feit.... In drie afleveringen passeren krijgsverrichtingen, paardenrennen en luchtvaartexperimenten de revue via een selectie originele persartikels uit de periode 1820 - 1940. Wanneer je een volgende maal het terrein van “The Loop” betreedt, gedenk dan dat je op historische grond staat!!...

22 april 1819 Buiten onze stad moet tussen de Heuvel- en de Kortrijksepoorten een citadelle aangelegd worden die de Schelde, de Leie en de aanpalende wegen zal beheersen. Het is de kapitein-ingenieur Gey Van Pittius die de plans van deze sterkte zal maken.

15 juni 1820 Koning Willem heeft het ontwerp goedgekeurd van het fort dat alhier moet gemaakt worden. Het zal vijf bolwerken hebben en ruime kazernen voor de

33


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:06 Pagina 34

ruiterij en het voetvolk. Het zal zich uitstrekken tot tegen de herberg De Vier Winden buiten de Heuvelpoort en de kasseiweg buiten de Kortrijksepoort.

31 oktober 1821 Het Koninklijk Besluit tot het aanvangen van de versterkingswerken van Gent en Dendermonde is op 7 oktober definitief genomen. Sedert verleden week wordt gewerkt aan het bestek van de grond die voor de nieuwe sterkte moet dienen. De oude stadsvesten worden afgevoerd en men vult de wal op tot het maken van een plein voor het kasteel.

21 april 1823 In de commune van Sint-Denijs, dichtbij de kapel Het Putje, gaat een krijgsoefenplaats aangelegd worden, waartoe de stadsregering 24 bunders grond zal aankopen. Dit plein zal dienen tot dekking van het nieuw kasteel waaraan men met alle vlijt bezig is.

19 mei 1823 De stad Gent heeft voor de som van 36 000 Nederlandse gulden aan het gouvernement al de vestingen verkocht tussen de Schelde en de Leie, van de Kortrijkse- tot de Keizerpoorten. De opbrengst zal dienen voor de aankoop van de grond tot het maken van een krijgsoefenplaats of marsveld.

22 januari 1824 Men doet buiten onze stadspoorten de metingen tot het aanleggen van nieuwe verdedigingswerken, zodat Gent over weinige jaren in een ontzaglijke staat van verweer zal gebracht zijn. Men is bezig met de voorbereidende bewerkingen tot afkoop van de gronden die te Sint-Denijs bij Maaltebrugge in het bestek vallen en bestemd zijn voor een militaire oefenplaats, die de naam zal voeren van Willemsveld.

10 mei 1824 De stad heeft zaterdag bezit genomen van de afgetekende grond welke te SintDenijs dienen moet voor een oefenveld. Morgen zal Z. H. de prins van Saksen-Weimar met enige andere opperofficieren dat veld gaan bezichtigen, teneinde daaraan de nodige werken te laten doen. Eerstdaags zullen krijgsoefeningen kunnen beginnen.

34


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:06 Pagina 35

19 september 1825 De luitenant-generaal Trip heeft op het oefenveld van Sint-Denijs de revue gedaan over het achtste huzarenregiment dat alhier in bezetting is. Hij was ten hoogste voldaan over de houding en de nauwkeurige uitwerking van de krijgsoefeningen.

28 juli 1828 Gisteren had om 7 uur ‘s avonds te Sint-Denijs een paardenloopstrijd plaats tussen Maaltebrugge en de herberg Het Lammeken. Een wedding was aangegaan tussen twee officieren van het achtste huzarenregiment. Een menigte opperofficieren en liefhebbers hadden zich ter plaatse begeven om de uitkomst daarvan te zien. Het paard van de heer Verburgt heeft op 4 1/2 minuut de afstand van een halve mijl doorlopen en bekwam omtrent 200 meter lengte voorrang op de mededinger.

24 september 1828 De grote krijgsoefeningen op het Willemsveld te Sint-Denijs zijn deze week begonnen. Overmorgen zal de inspectie gebeuren door Z. H. de prins van Saksen-Weimar over al de troepen welke zich alhier bevinden. Tevens zullen oefeningen geschieden in het vuur. Verleden maandag was de toeloop om de verrichtingen te zien zeer groot. Bij een aanval van de ruiterij zijn twee burgers onder de poten van de paarden geraakt en zware kneuzingen bekomen. Het is echter betreurenswaardig dat het gemeen volk tijdens het bijwonen van de oefeningen zoveel schade toebrengt aan de vruchten van de velden op hun weg gelegen of palend aan het marsveld. Overal laten zij tekens achter van hun blinde moedwilligheid. Volwassen en onvolwassen rapen worden uitgerukt. De aardappelen dienen hen tot ballen om naar elkander te werpen. De vreedzame landbouwer wordt door deze kwaadwilligen op de bitterste wijze getergd en is alzo aan onheilen blootgesteld. Het is wenselijk dat maatregelen worden genomen om deze schendingen van eigendom te beteugelen. De toegang naar de binnenwegen van aan de herberg Den Hert buiten de Kortrijksepoort tot voorbij Maaltebrugge moet gedurende de oefeningen worden belet en de politie moet een waakzaam oog houden op de wanorders die plaatshebben op de landen welke palen aan het oefenveld.

35


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:06 Pagina 36

6 mei 1829 Vanaf 15 juni gaat de 17de afdeling voetvolk die te Gent in bezetting is, voor vier maanden legeren op het Willemsveld te Sint-Denijs-Westrem. Verscheidene oversten hebben reeds de kamers en stallingen besproken, die in de omgeving verkrijgbaar zijn. Twee officieren zijn de grond komen opmeten van eigenaars wiens bezittingen aan het veld palen, wat doet vermoeden dat men er gebruik zal willen van maken. Het lijdt geen twijfel dat deze legerplaats, in de beste schikking aangelegd, een menigte nieuwsgierigen zal aanlokken om deze zeldzaamheid te bezichtigen. De voordelige omstandigheid zal zeker ook niet ontsnappen aan onze handelaars in dranken, tot het aanleggen van caféhuizen en herbergen. Gedurende de legering aldaar zullen de kazernen van Sint-Pieters geheel hersteld, gekuist en gezuiverd worden, om daar de verdwijning te kunnen bekomen van de oogziekte welke sedert een twaalftal jaren zoveel slachtoffers in het Nederlands leger heeft gemaakt. Nu wordt dit onheil door sommige geneesheren toegeschreven aan de ongezondheid van die kazernen.

23 december 1829 De alhier liggende compagnies van de 17de afdeling infanterie hebben eergisteren een krijgswandeling buiten de Kortrijksepoort gedaan naar het Willemsveld. Daarbij heeft men de nieuwe uniformen van de officieren en adjudant-onderofficieren bemerkt, bestaande uit een korte frak van donkerblauw laken. Zij dragen ook een grijze redingote en een surtout van een degelijk maaksel.

11 augustus 1830 Enkele compagnies van de 17de afdeling infanterie werden op hoog bevel op honderd manschappen gebracht. Gisteren hebben ze zich buiten de Kortrijksepoort naar het Willemsveld te Sint-Denijs-Westrem begeven, om er zich in de wapenhandel te oefenen. Zulke krijgsverrichtingen zullen voortaan van tijd tot tijd plaatshebben. * Na de voorstelling op 25 augustus 1830 van “De Stomme van Portici” in de Brusselse Muntschouwburg, kreeg de smeulende revolutie tegen het bewind van de Nederlandse vorst Willem I een opstandig karakter. Op 4 oktober riep het Voorlopig Bewind de Belgische onafhankelijkheid uit. Op de “Conferentie van Londen” bekrachtigden Engeland, Frankrijk, Rusland, Pruisen en Oostenrijk op 20 december de scheiding tussen

36


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:06 Pagina 37

België en Nederland. Op 21 juli 1831 legde koning Leopold I in Brussel de grondwettelijke eed af.

20 september 1831 Een dertigtal metsers en steenhouwers voltrekken de nieuwe citadel. De werken gebeuren onder het onmiddellijk toezicht van de majoor der genie Z. de Lannoy.

24 september 1831 Het eerste regiment jagers te paard heeft gedurende drie achtereenvolgende dagen op het marsveld nabij de kapel Het Putje gemanoeuvreerd in tegenwoordigheid van de verdelingsgeneraal baron Duvivier. Hij heeft er de inspectie gedaan en de heren officieren over hun kundigheid en bekwaamheid streng onderzocht.

27 september 1831 Koning Leopold heeft de stad Gent bezocht met zijn broer, de regerende vorst van Saksen-Coburg-Gotha. De beide soevereinen hebben zich in open rijtuig onmiddellijk naar het marsveld te Sint-Denijs begeven, alwaar de koning het eerste regiment jagers te paard in ogenschouw heeft genomen en deed manoeuvreren. De compagnie van het 10de linie voetvolkregiment stond aan de Kortrijksepoort en het 2de regiment jagers te paard op het marsveld te Sint-DenijsWestrem. Onderweg heeft hij verscheidene verzoekschriften ontvangen welke hem werden aangeboden. Men heeft in het bijzonder de minzaamheid opgemerkt, waarmee hij buiten de Kortrijksepoort het rekwest van een wenende dame aanvaardde. Bij het manoeuvreren van de ruiterij zijn twee jagers van hun paard gevallen en erg gekneusd naar het hospitaal gedragen. Bij één van hen was de val veroorzaakt door zich te willen mijden voor een dronkaard die in de weg liep.

8 oktober 1831 De minister van oorlog en de Franse generaal Grundler zijn uit Brussel in onze stad aangekomen. Ze hebben op het marsveld te Sint-Denijs-Westrem het eerste regiment jagers te paard in ogenschouw genomen en onze citadel bezocht.

37


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:06 Pagina 38

25 februari 1832 Aanstaande maandag zullen de troepen van onze bezetting en de eerste afdeling infanterie welke in onze stad is gekantonneerd, op het marsveld te SintDenijs-Westrem oefenen in het vuur en aldaar grote krijgsmanoeuvers uitvoeren.

6 maart 1832 Te Sint-Denijs-Westrem heeft op het marsveld een spiegelgevecht plaats gehad. Dit heeft een grote menigte nieuwsgierigen aangelokt.

22 maart 1832 Het slecht weder heeft gisteren de ogenschouw belet van onze bezetting en het eerste linie- voetvolkregiment dat op het marsveld te Sint-Denijs moest plaatshebben, in tegenwoordigheid van de Franse luitenant-generaal Marulaz. De troepen waren om 11 uur buiten de stad getrokken maar kwamen ‘s middags terug. De generaal had zich naar de Kortrijksepoort begeven, alwaar hij de troepen voor zich heeft laten defileren.

7 juli 1832 De kolonel baron Chartry de la Fosse, gelast met de algemene inspectie van de Belgische ruiterij, heeft eergisteren onze stad verlaten na op het marsveld te Sint-Denijs-Westrem het 500 manschappen en 400 paarden sterk eerste regiment jagers te paard tot in de geringste delen te hebben onderzocht. Men verzekert dat de kolonel aan de majoor Fétis, bevelhebber van het jagersdepot, zijn tevredenheid betuigd heeft over de houding, de krijgstucht en de onderrichting van het regiment.

15 juli 1832 Het jagerskorps van Vlaanderen heeft op het marsveld te Sint-Denijs in het vuur gemanoeuvreerd. Ze schieten dagelijks in het Spanjaardkasteel naar de schijf.

18 september 1832 Op 15 september heeft om 5 1/2 uur ‘s namiddags op het oefenveld te SintDenijs een tweegevecht plaats gehad tussen een kolonel en een majoor welke alhier in bezetting liggen. Zij hadden beiden een opperofficier van elk weder-

38


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:06 Pagina 39

zijds korps tot getuige genomen, naar men zegt hun broers. De kolonel heeft een steek in de linkerzijde bekomen, waarna het gevecht geëindigd is, omdat de majoor weigerde voort te vechten. Deze officieren waren verleden zaterdag op dezelfde plaats gekomen om te vechten, doch wegens de duisternis was de strijd niet begonnen. De gekwetste heeft gevraagd om aanstaande zaterdag andermaal het tweegevecht aan te gaan.

30 oktober 1832 Generaal Niellon heeft op het gewezen Willemsveld te Sint-Denijs-Westrem de troepen van onze bezetting en de aangekomen burgerwachten van Brussel en Brugge in ogenschouw genomen.

8 oktober 1833 De derde compagnie van het tweede bataljon belegeringsartillerie houdt zich op het gewezen Willemsveld te Sint-Denijs-Westrem sedert een paar dagen onledig met geschutsoefeningen. Er werden 24 bommen 600 en 800 schreden ver geworpen en één is in de kring van een anderhalve meter gevallen. De verste afstand van die kring is 10 meter geweest. Deze oefeningen vangen ‘s morgens om 10 uur aan en zullen nog een tiental dagen worden voortgezet indien het weder gunstig blijft. De verschillende vuurmonden welke bij deze oefeningen worden gebruikt zijn mortieren van 29 centimeter, mortieren voor ballen en obitsers van 20 centimeter.

29 oktober 1833 De troepen van het derde linie voetvolkregiment hebben op het gewezen Willemsveld te Sint-Denijs-Westrem verscheidene krijgsoefeningen verricht. Het schoon weder had veel toeschouwers aangelokt die ze kwamen bewonderen. Zowel wat betreft de wapenhandel als de krijgshouding hoeft het derde regiment voor geen enkel ander te wijken. De kundigheid en welgemanierdheid van de officieren en het goed gedrag van de onderofficieren en soldaten verheft dit regiment boven alle andere troepen welke wij hier te Gent reeds in bezetting hebben gehad.

2 november 1833 De troepen van onze bezetting hebben eergisteren op het gewezen 39


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:06 Pagina 40

Willemsveld te Sint-Denijs-Westrem verscheidene krijgsoefeningen in het vuur verricht. Bij de loze aanval op een fortje heeft een officier een degensteek bekomen en bij de terugkeer naar de stad is aan de Kortrijksepoort een soldaat van de artilleriewagen van zijn paard gevallen. Daarbij zijn de wielen van het stuk geschut hem over de benen gereden.

17 mei 1834 De verdelingsgeneraal baron Hurel, de brigadegeneraals Clump en Malherbe en een talrijke staf die hen vergezelde, hebben gisteren op het gewezen Willemsveld te Sint-Denijs-Westrem al de troepen in ogenschouw genomen welke in onze stad en de omliggende kantons in bezetting zijn.

4 augustus 1834 Tijdens het bezoek van HH. KK. HH. de koning en de koningin aan onze stad op 5 september zal de koning om 11 uur 's morgens op het gewezen Willemsveld onze bezettingstroepen in ogenschouw nemen.

11 juni 1835 Het voetvolk van onze bezetting oefent zich sedert enige tijd dagelijks in het schieten naar de schijf op het gewezen Willemsveld te Sint-Denijs-Westrem. De schijf is tegen een dijk geplaatst, maar die is zo laag en eng, dat vele kogels er over vliegen en in het veld en de meersen komen te vallen. De landlieden horen bij het beploegen van hun veld dikwijls de kogels langs hun oren schuifelen en ze durven niet meer met hun koeien naar de wei gaan. Met de grootste vrees trekken ze gedurende de krijgsoefeningen langs de Meersstraat. Eertijds zou het genoeg geweest zijn zo een misbruik openbaar te maken en het te doen ophouden. Wat het nu zal zijn moeten wij afwachten.

23 juli 1835 De compagnie van het bataljon sapeurs-mineurs is sedert enige tijd op het Willemsveld bezig met er een front van versterkingswerken te maken, teneinde zich daarin te oefenen.

13 oktober 1835 Indien de Franse krijgsmacht niet gedoogd heeft dat onze troepen deelnamen

40


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:06 Pagina 41

in het beruchte beleg van Antwerpen in 1833, waarschijnlijk omdat zij hun de smaad wilden besparen van hun oude wapenbroeders te bevechten, zal het hun zeker geoorloofd zijn hiervan een vertoning te geven. Onze ingenieurs en kanonniers hebben op het oefenveld te Sint-Denijs een vesting opgeworpen, gelijk aan het deel dat te Antwerpen werd aangerand en waarin bressen gemaakt zijn geweest, links van het bolwerk te Sint-Laureins. De verbeelding van dat beleg gaat eerstdaags gebeuren. Daartoe zijn reeds de loopgraven en batterijen opgeworpen en opdat niets zou ontbreken aan dit schijnbaar beleg zijn de meeste ‘s nachts gemaakt. Alles werd ingericht op voet van de werkingen welke de Fransen hebben aangewend bij de inneming van het kasteel. De personen die het niet zelf gezien hebben kunnen zich daarvan nu lichtelijk een denkbeeld vormen.

17 oktober 1835 Verleden donderdag hebben de oefeningen met het kanon plaats gehad op het oefenveld van Sint-Denijs-Westrem. In het begin is een menigte bommen gevallen in het bos en de dreven van een aanpalend buitengoed, dat daardoor enigszins beschadigd is. De nieuwsgierigen die zich naar het plein wilden begeven zijn aan gevaren blootgesteld geweest, doordat er geen schildwachten waren geplaatst om de voorbijgangers te verwittigen. Vele springbuizen en bommen zijn in de lucht afgegaan. Anderen zijn op de grond gekomen zonder te ontploffen, doch na enige oefeningen hebben de kanonniers het doel nader bereikt. Deze verrichtingen zijn geĂŤindigd met een allerschoonst vuurwerk, dat om 7 uur is afgestoken en de bewondering van de aanschouwers heeft verwekt.

8 maart 1836 Wij zien ons verplicht een beknibbeling te richten tegen onze hedendaagse patriotten die, in hun dwaze dweepzucht en blinde woede tegen alles wat Hollands was, ooit een Hollandse naam had gedragen of aan enige Hollandse vorst was toegewijd geweest. Tot spijt van wie het niet luchten kan zal de benaming Willemsveld van het krijgsoefenplein te Sint-Denijs-Westrem behouden blijven, omdat het tijdens de regering van Willem I is aangelegd.

41


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:06 Pagina 42

21 april 1836 Het regiment kurassiers is gisteren op het Willemsveld te Sint-Denijs-Westrem door de generaal baron Duvivier ge誰nspecteerd. De manschappen van het bataljon sapeurs-mineurs zullen daar morgen de mijnwerken voortzetten welke zij in de herfst hebben aangevangen.

22 juni 1836 Men weet dat de sapeurs-mineurs op het Willemsveld verscheidene versterkingswerken voor hun onderrichtingen aanleggen. Om het werk te vergemakkelijken hadden zij een brugje geworpen over een gracht van 10 meter breed en 3 meter diep. Dit brugje is gisteren ingestort. De kapitein Groulard, bevelhebber, twee onderofficieren en drie sapeursmineurs werden meegesleept. Ze zijn zwaar gekwetst doch niet in levensgevaar.

6 december 1836 Luitenant-kolonel de la Coste, bevelhebber van het bataljon sapeurs-mineurs, bevindt zich sedert enige dagen in de stad om de compagnie te inspecteren. Heden zal hij de mijn- en verschansingswerken op het Willemsveld gaan bezichtigen, alwaar men in het klein het beleg van Antwerpen heeft verricht.

27 juli 1837 Het 16de reserveregiment heeft voor de eerste maal op het Willemsveld te Sint-Denijs-Westrem geoefend in de wapenhandel. Dit korps heeft noch tamboers, noch hoornblazers en het zijn degenen van het vijfde en zesde linie voetvolkregiment die er voorlopig dienst bij doen. Bij de thans onder de wapens geroepen manschappen van onze reserve ontbreekt het niet aan moed, goede wil en vaderlandsliefde en gisteravond is bij de terugkomst van het oefenveld het eerste bataljon de Kortrijksepoort binnen getrokken onder het luidruchtig gezang van de Parisienne. De goede geest waarmee deze Vlamingen bezield zijn zou nog sterker zijn, indien al hun officieren en onderofficieren ook Vlamingen waren. Nu moeten zij het bevel gedogen van Brabanders, Sinjoren, Walen, Luikenaren, Fransen, Duitsers, Polakken en zelfs Gascons die gelijk men weet, de moed in de hielen hebben!

42


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:06 Pagina 43

16 april 1838 Ingevolge de besluiten van de stedelijke raad van 14 april zullen hier jaarlijks paardenloopstrijden plaatshebben. De stad zal de kosten betalen van de gestichte Maatschappij voor de Aanmoediging van de Paardenloopstrijden en de Verbetering van het Paardenras, welke reeds 400 actionarissen telt en op 11 400 frank begroot zijn. Ze zullen gehouden worden op het Willemsveld te Sint-Denijs-Westrem. Daarenboven verleent de stedelijke regering een prijs van 2000 frank en een som van 2500 frank voor de jaarlijkse onkosten van de gemelde maatschappij. Het voorstel om de Brabanders en Hollanders na te apen door hier een algemene kermis in te voeren werd door de raad wijselijk verworpen.

17 mei 1838 Te rekenen van 20 juni zal het Willemsveld te Sint-Denijs-Westrem ter beschikking worden gesteld van de personen die er hun paarden willen doen lopen om ze te oefenen. Ziehier de voornaamste schikkingen. eerste dag, 1 juli: - loopstrijd la poule, prijs 1000 frank, 2 toeren rond het perk; - loopstrijd voor paarden van alle ouderdom, in Vlaanderen geboren en opgevoed, prijs 2500 frank, 2 toeren rond het perk in gebonden partij; - loopstrijd op draf, prijs 300 frank, 1 toer rond het perk, welke in minder dan 5 minuten moet geschieden; - liefhebberswedstrijd, de paarden niet bemand door jockeys maar door de eigenaars of hun vrienden, prijs een zilveren vaas, waarde 300 frank, 1 toer rond het perk in gebonden partij. tweede dag, 3 juli: - loopstrijd voor paarden in Vlaanderen geboren en opgevoed, prijs 2000 frank, 2 toeren rond het perk in gebonden partij; - loopstrijd voor Vlaamse werkpaarden, prijs 300 frank, 1 toer rond het perk; - loopstrijd voor paarden van alle ras, prijs 300 frank, 2 toeren rond het perk in gebonden partij.

29 mei 1838 Men is nu op het oefenveld te Sint-Denijs bezig met het maken van de stallin-

43


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:06 Pagina 44

gen voor de paardenloopstrijden van 1 en 3 juli. Weldra zal de afpaling gebeuren van de kring van 1500 meter, welke de mededingers twee maal moeten doorlopen. Verscheidene proeven werden reeds gedaan. Een persoon heeft met een werkpaard één maal de omloop afgelegd in 3 minuten en half.

3 juli 1838 Onze paardenloopstrijden zijn de eerste dag luisterrijk verlopen. Ze werden door een allerschoonst weder begunstigd en een overgrote menigte nieuwgierigen hebben ze bijgewoond, waaronder vele dames, in sierlijke rijtuigen gezeten. Voor de poule waren Lady Bird, Sporterdash en Désirée ingeschreven. Sporterdash die aan de fabrikant John Cockerill toebehoort is overwinnaar geweest en heeft de twee toeren rond de loopbaan in 4’ 50” afgelegd. Niemand heeft zich aangeboden om het winnend paard te kopen. Voor de kamp van de inlandse paarden liepen Erivan, Taglioni en Moonraker. Erivan kwam in de eerste proef in 5’ 5” het eerst aan de staak. Taglioni was maar de helft van een paardenkop achterop. Bij de tweede proef heeft men dezelfde uitslag gehad in 5’ 27”. Erivan is eigendom van de senator graaf Duval de Beaulieu. Aan de loopstrijd van de liefhebbers namen Hector, Robert, Phéobé, Theresa en Aaron deel. Bij de eerste proef won Phéobé, een merrie van de graaf Duval de Beaulieu, in 3’ 41”, bij de tweede Theresa in 3’ 20”. Bij de draf was de overwinnaar van het eerste peloton van vier de merrie Lotte van de landbouwer van Craeymeersch in 4’ 27”. Van het tweede peloton de merrie Colle van de landbouwer Verkinderen in 3’ 40” Tussen Lotte en Colle ontstond een worsteling, waarbij Colle in 3’ 40” de overwinnaar is geweest. Het paard Robert van de heer Boone werd door de bestuurscommissie voor 2500 frank aangekocht en zal overmorgen om 4 uur in de Casino onder de leden van de maatschappij worden verloot. Op de tweede dag heeft bij de loopstrijd van de paarden in Vlaanderen geboren en gekweekt Moonraker van de heer Ferdinand Spitaels de prijs behaald. Bij de kamp van de Vlaamse boerenpaarden werd Alfred van de landbouwer Vander Schueren overwinnaar en bij de paarden van alle ras heeft Elisondo van de heer John Cockerill de prijs gewonnen.

7 juli 1838 Het paard Robert werd in de Casino verloot en is jonkheer Hippolyte Stalius te beurt gevallen.

44


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:06 Pagina 45

24 januari 1839 In de stedelijke raad werd een krediet van 1013, 97 frank gestemd voor de betaling van de uitgaven voor de afbakeningen, stallingen en tribunes ten bate van de paardenloopstrijden welke verleden zomer plaats hebben gehad op het Willemsveld.

13 juni 1939 De paardenloopstrijden welke op 1 en 3 juli aanstaande op het Willemsveld moeten plaatshebben zullen veel luisterrijker zijn dan degene van verleden jaar. Een groot getal personen heeft reeds de verbintenis aangegaan om naar de uitgeloofde prijzen mee te dingen en dagelijks oefenen van 6 uur ‘s morgens en in de namiddag verscheidene liefhebbers hun paarden voor deze loopstrijden. Gisteren heeft het paard van de heer De Ruyck één maal de kring van 1500 meter doorlopen in 1’ 43”, een wandelafstand van 18 minuten!

3 juli 1839 In weerwil van de wankelbaarheid van het weder hadden de loopstrijden vele prachtige rijtuigen en een ontelbare menigte nieuwsgierigen op het oefenveld te Sint-Denijs-Westrem aangelokt. Ze zijn in goede orde verlopen en hebben de volgende eindresultaten opgeleverd: - de poule, 1000 frank: Morisson van de heer Grenier-Lefevre in 4’ 35”; - eerste proef voor de inlandse paarden van alle ouderdom, 2000 frank: Erivan van de graaf Duval de Beaulieu in 4’ 18”; - sweepstake voor de driejarige paarden: Fils d’ Actress van de graaf Duval de Beaulieu in 5’ 52”; - eerste proef voor de gentlemen riders, 800 frank: Leporello van de heer Dixon uit Brussel; - draf voor de boerenpaarden: een Iers paard van de heer Gustave van Aste. De tweede dag werd door tamelijk goed weer begunstigd en de toeloop van de menigte was groter dan maandag. De herenrijtuigen waren talrijker en meer dames hebben het feest bijgewoond. De estraden en voorbehouden tribunes waren welbezet en het muziekkorps van het tweede regiment jagers te voet, dat tussen de loopstrijden verscheidene muziekstukken uitvoerde, heeft niet weinig tot de luister van het feest bijgedragen.

45


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:06 Pagina 46

Manschappen van het vijfde linie voetvolkregiment, het tweede regiment jagers te voet en het regiment kurassiers waren met de dienst van politie gelast en hebben gedurende de loopstrijden de goede orde gehandhaafd. De uitslagen: - eerste proef voor de paarden in beide Vlaanderen geboren en opgevoed, 2000 frank: één mededinger, Miss Taglioni van Prosper Spitaels; - proef voor de Vlaamse boerenpaarden, 300 frank: Lotte van Ferdinand Craeymeersch in 2’ 48”; - tweede proef voor de paarden in beide Vlaanderen geboren en opgevoed, 1500 frank: Fée van Armand Simonis in 4’ 40”; - proef voor de driejarige, inlandse paarden: Palmire van de heer Eugène Germanes in 2’ 28”; - eerste proef voor de paarden van alle rassen, 2000 frank: Vespertillio van Armand Simonis in 3’ 58”; - verder nog loopstrijden voor de tweejarige paarden en de tweede proef voor paarden van alle rassen.

31 maart 1840 Het reglement van de Maatschappij voor de Aanmoediging van de Paardenloopstrijden en de Verbetering van het Paardenras in Vlaanderen voor de proeven van dit jaar is vastgesteld geworden. Op 28 en 30 juni aanstaande zullen op het Willemsveld te Sint-Denijs-Westrem elf kampen plaatshebben. Het terrein zal vanaf 15 juni ter beschikking staan voor loopoefeningen. eerste dag, 28 juni: - poule voor paarden van alle rassen uit alle landen, twee toeren van 1500 meter, één proef, 800 frank; - poule voor inlandse paarden van alle ouderdom, één toer, 800 frank; - loopstrijd voor driejarige paarden, sweepstake tussen de hengsten Fils de Rodys en Fils de Châtaigne van senator graaf Duval de Beaulieu en de hengsten Bas en Alezan van de heer Prosper Spitaels, 500 frank; - loopstrijd voor tweejarige inlandse paarden,1 toer, 1 proef, 1000 frank; - loopstrijd voor Vlaamse boerenpaarden, één toer, 300 frank; - loopstrijd voor inlandse paarden van alle ouderdom, 2 toeren, 2000 frank. tweede dag, 30 juni: - poule voor de inlandse driejarige paarden,2 toeren, 800 frank; - loopstrijd voor paarden in Vlaanderen geboren en opgevoed, 1500 frank; - loopstrijd van lange adem, 4 toeren, één proef, 1200 frank; - loopstrijd voor de Gentlemen Riders, een vaas, waarde 800 frank; 46


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:06 Pagina 47

- loopstrijd voor paarden van alle rassen, 2 toeren, prijs stad 1500 frank.

21 mei 1840 De maatschappij van de paardenloopstrijden diende op 7 mei in de stedelijke raad een rekwest in om de kosteloze concessie te bekomen van het gras op het Willemsveld. Het zal voor de som van 525 frank gedurende één jaar worden verpacht.

30 juni 1840 Ofschoon een overtrokken lucht voor regen deed vrezen werden onze jaarlijkse paardenloopstrijden door een goed weder begunstigd, hetwelk een overgrote menigte aanschouwers op het ruime Willemsveld te Sint-Denijs heeft doen toevloeien. Het vallen van een jockey van zijn paard is het enige ongeval waartoe deze loopstrijden aanleiding hebben gegeven.

25 juli 1840 De Maatschappij ter Aanmoediging van de Paardenloopstrijden heeft bij de stedelijke raad een verzoekschrift ingediend om een jaarlijkse subsidie van 5000 frank te bekomen boven de stedelijke prijs. De raad zal daaromtrent bij de besprekingen over het budget voor het jaar 1841 een beslissing nemen.

1 oktober 1840 Eergisteren heeft de verdedigingsgeneraal Clump op het Willemsveld te SintDenijs-Westrem de generale inspectie en de revue van de troepen gedaan. Gisteren heeft hij naast de opperofficieren van de bezetting ook een kapitein en een luitenant van ieder der geïnspecteerde en in overzicht genomen regimenten op een prachtig banket aan zijn tafel verenigd, onder het zoet geluid van de krijgsmuziekkorpsen. ERIK DE KEUKELEIRE

Fragmenten uit “Sint-Pieters-Aalst, Sint-Pieters-Aaigem en Sint-Denijsplein - deel 1 (18191901)”, 298 pagina’s, oktober 2004, uitgave in eigen beheer.

47


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:06 Pagina 48

HERDENKINGSDAGEN IN 2011

Wat gebeurde er

25 jaar geleden 5 Februari 1986: 15 Maart 1986: 29 Maart 1986: 17 Augustus 1986:

Dood van Burgemeester Laurent Merchiers. Dood van Stadsarchivaris Henri Nowé. Dood van de kunstschilder Raphaël De Buck. Dood van de heemkundige Maurits Van Wesemael.

50 jaar geleden 25 Juni 1961: 14 December 1961:

Onthulling in het Bijlokehofje van een monument ter nagedachtenis van Kanunnik Triest. Dood van de beeldhouwer Geo Verbanck.

75 jaar geleden 4 April 1936: 4 Oktober 1936: 5 November 1936: 28 December 1936:

100e verjaring van het Conservatorium in aanwezigheid van Prins Karel. Historische stoet ter gelegenheid van de viering van het 100-jarig bestaan van het le Artillerieregiment. De Sleutelkensbrug wordt afgebroken. Koninklijk Besluit waarbij de St-Baafskathedraal en de ruïnes van de St-Baafsabdij wettelijk beschermd worden.

100 jaar geleden 28 Januari 1911: 9 Februari 1911: 4 Maart 1911: 12 Maart 1911: 6 April 1911: 11 Mei 1911: 24 Juni 1911:

Opening van de Cinéma “Oud Gend”. Dood van de auteur Jan Broeckaert. Dood van Professor Félix Plateau. Geboorte van de kunstschilder Nojorkam. Dood van de historicus Alfons Diegerick. De Gemeenteraad beslist dat de gietijzeren toren van het Belfort moet worden afgebroken. Dood van Gustave Carels.

48


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:06 Pagina 49

11 Augustus 1911: 20 Augustus 1911: 9 September 1911: 20 September 1911: 1 Oktober 1911: 9 November 1911:

Dood van Professor Théodore Swarts. Betoging te Deurle tegen de rechttrekking van de Leie. De Draak wordt naar beneden gehaald voor het afbreken van de gietijzeren toren. Dood van Kanunnik Jules Verschueren. Opening van de Toneelschool in de Guinardstraat. De Nobelprijs voor Literatuur wordt toegekend aan Maurice Maeterlinck.

150 jaar geleden 6 Januari 1861: 15 Januari 1861: 8 Februari 1861: 23 Maart 1861: 22 Mei 1861: 24 Mei 1861: 28 Juli 1861: 27 Augustus 1861: 15 September 1861: 21 Oktober 1861:

Geboorte van Victor Horta. Geboorte van de kunstschilder Ferdinand Willaert. Geboorte van de kunstschilder Charles Doudelet. Geboorte van Professor Camiel De Bruyne. Laatste executie met de guillotine op het plein in het Spanjaardskasteel. Geboorte van Désiré Destanberg. Geboorte van beeldhouwer Remi Rooms. Geboorte van de beeldhouwer Aloïs De Beule. Inhuldiging van het praalgraf van Prudens Van Duyse. Geboorte van de auteur Charles Van Lerberghe.

200 jaar geleden 1 Januari 1811: 13 Januari 1811: 19 Januari 1811: 2 April 1811: 7 April 1811: 15 April 1811:

Geboorte van Hippoliet Van Peene. Geboorte van Constant Dossche. Stichting van de ROL, het Vondelingengesticht. Stichting van de Vrijmetselaarsloge “Le Septentrion”. Geboorte van de botanicus Adolf Papeleu. “De Gazette van Gend” wordt de “Journal du Département de l’Escaut et du Commerce”.

300 jaar geleden 17 Juli 1711:

Geboorte van de stadsbeiaardier en horlogemaker Pierre Joseph Le Blan.

49


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:06 Pagina 50

500 jaar geleden 14 Januari 1511:

Spectaculair tornooi op sleden op de Vrijdagmarkt.

700 jaar geleden 1 Februari 1311:

Dood van Wautier II, de 47e Abt van de St-Baafsabdij. Hij nam deze functie waar van 1306 tot 1311. In 1307 nam hij de naam aan van Wautier de Rodes.

900 jaar geleden 5 Oktober 1111:

Dood van de 11e Graaf van Vlaanderen, Robert II van Jeruzalem.

1300 jaar geleden 4 November 711:

Dood van Albericus, 6e Abt van de St-Baafsabdij. Hij was abt van 704 tot 711.

1500 jaargeleden 27 November 511:

Dood van Clovis.

50


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:06 Pagina 51

“PIERRE-VICTOR, JACQUES-CLÉMENT ET LES AUTRES” MINDER BEKENDE GENTSE NOTABELEN UIT DE PERIODE 1780-1840 (DEEL 2)

2. Jacques-Clément Lammens (1754-1825) Advocaat Jacques-Clément Lammens was sedert de jaren 1780 voorstander van politieke hervormingen. Behalve tijdens de Brabantse Omwenteling engageerde hij zich evenwel nooit heel ver in de actieve politiek. Hij verkoos de onbetwiste intellectuele leider van de Gentse balie en een waardig lid van de bonne societé te blijven. In 1814 werd hij een vetrouwensman van koning Willem I die hem aanzienlijke verantwoordelijkheden toevertrouwde en hem zelfs tot zijn minister van justitie benoemde – de eerste Gentse minister van de negentiende eeuw !

De maatschappelijke opgang van een procureur uit Kalken Jacques-Clément-Philippe Lammens werd te Gent op 24 november 1754 geboren in een familie uit de dorpsburgerij van de parochie Kalken, een heerlijkheid binnen het Land van Dendermonde (nu een deelgemeente van Laarne, Oost-Vl.)1. Zijn ouders waren procureur Judocus Lammens (1706-1778)2 en Pieternelle-Judoca de Loire, welke afkomstig was van Sint-Jans-Leerne (nu Bachte-Maria-Leerne, Deinze)3. Vader Judocus zorgde voor een opmerkelijke maatschappelijke opgang4. Nog geen vijftien jaar, en pas uyt de schole gescheeden, werd hij als klerkje geplaatst bij de griffier van Kalken. Drie jaar later stuurden zijn ouders hem naar Gent waar hij als kostganger een beroep moest aanleren in het kantoor (comptoir) van een procureur5 bij het Geestelijk Hof (kerkelijke rechtbank) van het bisdom Gent6. Deze leertijd duurde niet minder dan zeventien jaar. Vanaf 1741 werd Judocus zelf titelvoerend procureur, eerst bij de rechtbank van de heerlijkheid Sint-Baafs7 en bij het Geestelijk Hof, later ook bij de belangrijke schepenbank van de Keure (juli 1744)8 en bij de Luitenant-civiel van de Indaginghe (1744)9. Met deze drukke praktijk werd Judocus Lammens een welstellend man10. Aan de Hoogpoort11 kon hij een ruime woning met comptoir verwerven (de gewezen brouwerij de aude Eecke), rechtover de Parade plaetse (nu Botermarkt), dus waarschijnlijk in de huizenrij die later werd gesloopt om de Borluutstraat (nu Belfortstraat) te trekken.

51


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:06 Pagina 52

Na zijn eerste admissie als procureur woonde Judocus als logé in bij de geestelijke dochter (te Gent ook wel quesel genoemd)12 Philippina-Caroline van Wonterghem. Bij deze vrome dame leerde hij zijn toekomstige echtgenote kennen, die immers de jonge weduwe was van de verwante AlbertFerdinand van Wonterghem. In het nieuwe gezin werden zeven kinderen geboren (van wie drie heel jong overleden) en was ook opgenomen MariaJudoca van Wonterghem, de dochter uit het eerste huwelijk van Pieternelle de Loire13. Dooppeter van Jacques-Clément Lammens was de kanunnik van Sint-Baafs Jacques Clemens die een verheven ambt vervulde in het Geestelijk Hof (de voornamen Jacques-Clément stemmen overeen met de voornaam en familienaam van de peter). Deze kanunnik (die aan de Nederpolder woonde) was een aanzienlijk personage15: zijn rijke kunstverzameling is nog steeds wereldberoemd16 en zijn boek over het huwelijk naar kerkelijk recht werd in 1768 door keizerin Maria-Theresia als un ouvrage des plus pernicieux verboden en door de Raad van Vlaanderen uit de handel gehaald17 (omdat het de onverkorte bevoegdheid van kerkelijke rechtbanken in huwelijkszaken verdedigde).

Studies. Advocaat bij de Raad van Vlaanderen De gezinsleden werden in juli 1764 als poorters van Gent toegelaten18. Over Jacques-Clément’s jeugdjaren is weinig bekend. Men weet bijv. niet of hij de humaniora volgde in het college van de jezuïeten of in dat van de augustijnen19. Hoe dan ook, in oktober 1771 begon hij aan de universiteit van Leuven studies in de Artes (filosofie), later ook in de rechten, waarvoor hij de diploma’s ontving in 1773, resp. op 17 juni 1777. Op 5 juli werd de jonge licentiaet in beyde de rechte20 toegelaten tot de eed als advocaat bij de Raad van Vlaanderen, de opperste rechtbank van het graafschap21. Hij legde zich onmiddellijk toe op de studie van het gewoonterecht en de keizerlijke wetgeving vermits te Leuven alleen het Romeins recht werd gedoceerd dat nochtans weinig relevant was voor de praktijk22. Jacques-Clément ging zich ook verdiepen in het feodaal recht nu graaf de Thiennes (die eveneens aan de Hoogpoort, in de Grote Sikkel, woonde23) hem had aangewezen als zijn vervanger (bedienlyck man) in de hoedanigheid van leenman in de te Gent zetelende “Wetachtige Kamer”. Dit rechtscollege was bevoegd voor willige rechtspraak en betwistingen betreffende lenen en heerlijkheden24. In het spoor van zijn vader (alsmede van zijn broer Joseph-François25 en zijn zwager Pieter Regnault26, beiden als procureur verbonden aan het Geestelijk Hof) bekwaamde ook hij zich in het kerkelijk recht en werd in april 1788 benoemd tot juri52


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:06 Pagina 53

disch assessor (commissaris) van dit rechtscollege27. Dit was een tijd van grote onrust in de kerkelijke rechtbanken daar keizer Jozef II erop stond hun bevoegdheden in huwelijkszaken aanzienlijk te beperken28.

Naar hervormingen. Schepen van de Keure In de jaren 1780 verruimde Jacques-Clément zijn horizon. In 1782 was hij een van de stichtende leden van de Société de Gand, een lees- en ontspanningsgezelschap dat ten tijde van keizer Jozef II in werkelijkheid het trefpunt was van de voorstanders van politieke hervormingen29. Twee jaar later treft men hem aan als voorzittend meester van de nieuw opgerichte Gentse vrijmetselaarsloge Les Frères Zélés onder het gezag van de Provinciale Grootloge voor de Oostenrijkse Nederlanden30. Over deze loge is weinig bekend31. Ze hield haar zittingen in de prachtige vergaderzaal van het Brouwershuis aan Onderbergen/ Zwarte Zustersstraat32. Zoals de overige niet te Brussel gevestigde loges werd zij reeds in 1786 op bevel van de keizer opgeheven. Deze gegevens wijzen alleszins op een mentale emancipatie, die overigens geen verwijdering van het traditionele geloof inhield vermits de 18de-eeuwse Gentse loges in vrede leefden met de kerk en zelfs enkele priesters (o.m. twee kanunikken) onder hun leden telden33. Het verrast niet dat deze man op het voorplan trad tijdens de Brabantse Omwenteling. Reeds bij de eerste straatdemonstraties tegen keizer Jozef II (1787) meldde Jacques-Clément zich bij het vrijwilligerskorps van de hoofdgilden dat door het stadsbestuur met de ordehandhaving was belast. Hij werd foerier in de 2de compagnie van de Infanterie34. In maart 1790 kwam hij in de belangstelling als de auteur van een zeer geleerde en verstandige Memorie opzichtelijk tot de schadeloosstellingen der geplunderde.35 Het stadsbestuur wilde inderdaad de zware schade (laten) vergoeden die tijdens de “vier dagen van Gent” (13-16 november 1789) aan talloze woningen was aangericht door soldaten in dienst van Oostenrijk36. Enkele maanden later (24 juli 1790) werd Lammens door de “democratisch” samengestelde Collatie (verkozenen van de zeven parochies) benoemd tot tiende schepen van de Keure, welk mandaat hij in een zeer moeilijke periode vervulde tot 13 maart 179237.

Een Brussels huwelijk Inmiddels was J.-C. Lammens in april 1789 gehuwd met Isabelle-Joséphine

53


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:06 Pagina 54

Gilman (1759-1815). Deze was een dochter van de aanzienlijke Brusselse apotheker Hyacinthe-Benoît Gilman, afkomstig uit de streek van Aachen (Duitsland) en in 1752 door het Colllegium Medicum Bruxellense als apotheker geadmitteerd38. Ze kregen drie kinderen. Rosalie-Colette huwde een telg van de Brusselse regenten-familie Mosselman39. Edouard, die in het leger van Napoleon diende, werd nijveraar te Rijsel. Louis (die zoals zijn vader tot de vrijmetselarij toetrad)40 werd een gunstig aangeschreven notaris te Gent. Louis’ zoon (eveneens notaris) Jules-Clément Lammens was katholiek senator, redacteur van het strijdbaar katholieke dagblad Le Bien Public te Gent en een van de leiders van de ultramontaanse strekking in de katholieke gemeenschap41. Jules Lammens’ dochter Claire huwde met de ingenieur Arthur Verhaegen (1847-1917), een kleinzoon van Pierre-Théodore Verhaegen, Grootmeester van het anticlericale Grand Orient de Belgique. Arthur Verhaegen werd een van de voormannen van de christelijke arbeidersbeweging42. Jacques-Clément en zijn gezinsleden woonden aan de Nederpolder (in sommige documenten ook Neder hoogpoorte)43.

Franse Tijd. Politieke mandaten. Na de eerste Franse inval werd Lammens op 28 november 1792 by acclamatie ofte toejuyghingen als tweede verkozen van de zestig représentans provisionnels van Gent. Deze verheven plaats laat vermoeden dat Lammens het vertrouwen genoot van de eerste verkozene, de gewezen Vonckist en fanatieke Jacobijn Jacques-Guillaume Meyer die immers de verkiezing manipuleerde44. Wellicht valt dit vertrouwen te verklaren door de deskundigheid van Lammens vermits men geen kennis heeft van gegevens die hem in het Jacobijnse kamp situeren. De meeste représentans waren overigens gematigd progressieve burgers die van ‘België’ een moderne republiek wilden maken45. Hoe dan ook, de représentans zouden zetelen in een ‘Convention nationale belge’ die er nooit kwam. Toch hebben ze nuttig bestuurlijk werk verricht en te Gent zelfs de fiscale voorrechten van adel en clerus afgeschaft46. Globaal waren het “des hommes désintéressés, pleins d’ardeur pour le bien public, animés d’un esprit progressif et constructeur”46. Tijdens het Directoire (1795-1799) vervulde Lammens geen enkel stedelijk mandaat. De tyrannie van de Watervlietse notariszoon Renier Du Bosch, Commissaire du Directoire, maakte immers elk ernstig bestuur onmogelijk48. In 1800 (en opnieuw in 1810) werd hij benaderd om een benoeming te aanvaarden als rechter in de rechtbank van eerste aanleg49. Pas onder Eerste Consul Napoleon aanvaardde Lammens in 1800 een benoe54


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:06 Pagina 55

ming als lid (eerste in rang)50 van de raad van het eerste communael arrondissement (Gent en omstreken) met zijn 209.332 inwoners51. Van juli 1800 tot 1803 was hij even lid van de gemeenteraad van Gent52. Voortaan liet hij zich als advocaat ook inschrijven bij het hof van beroep (later Cour Impériale) te Brussel en vermeerderde hij zijn faam als rechtsgeleerde53. Zo was hij vermoedelijk de raadsman van de Moerbeekse grootgrondbezitter en dijkgraaf Philippe-François Lippens (1742-1817) die in de streek van Knokke, het Zoute en Hazegras reeds in 1784 gronden en schorren bezat waar hij omvangrijke werken van indijking en inpoldering uitvoerde54. In november 1800 ondertekende hij met Lippens een gedrukt memorandum Observations sur le nouveau mode introduit pour l’ entretien des digues de mer et des poldres de la ci-devant Flandre Hollandoise et Autrichienne et sur la nécessité de maintenir les anciennes administrations de ces digues et poldres55. J.-C. Lammens was inmiddels een vaste waarde geworden in de Gentse society. Even voor de tweede Franse inval (1794) werd hij financieel contribuant van de Koninklijke academie voor teken-, schilder- en bouwkunst56. Toen de toneelzaal van het Sebastiaanshof (den Franschen theater aan de Kouter) in 1797 als gesekwestreerd “nationaal goed” werd geveild, was Jacques-Clément Lammens een van de 51 vennoten van de notabelenmaatschap die de toneelzaal aankocht en haar bleef uitbaten tot zij in 1821 aan het stadsbestuur werd verkocht57. Enkele jaren later (1804) was Lammens, namens de Société Littéraire (“Club”) een van de medekopers van het hotel Faligan aan de Kouter58, waar het genootschap nog steeds gevestigd is. En in 1803 maakte zijn echtgenote deel uit van het aristocratische damescomité dat instond voor het staatsiebezoek te Gent van de Eerste Consul Napoleon en zijn echtgenote Joséphine de Beauharnais59.

Raadsheer in de «Cour Impériale» te Brussel ? In 1811 en 1812 richtte Charles de Brouckère, voorzitter van de Cour Impériale (hoogste rechtbank) te Brussel, aan Jacques-Clément Lammens twee brieven waarbij hij hem met aandrang vroeg een benoeming als raadsheer in dit Hof te aanvaarden: “Dans une conférence que je viens d'avoir avec Monsieur le Procureur Général sur la proposition qu’il a à faire ... de deux candidats pour deux places de conseiller à la Cour vacantes. ... nous nous sommes beaucoup occupés de vous, Monsieur. Nous formons des voeux de vous voir apporter à la Cour vos lumières, votre expérience, votre considération, vos vertus. Ces désirs, Monsieur, ne sont pas seulement les nôtres, ils sont aussi ceux de tous les membres de la Cour...” (brief van 23 juni 1811)60. 55


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:06 Pagina 56

In een brief van 22 mei 1812 drong de Brouckère nogmaals aan: “Malgré que passé quelque temps, vous ne paraissiez pas disposé à accepter une place de conseiller à la Cour Impériale, cependant comme j'ai de la peine à croire que vous voulussiez vous condamner à courir éternellement la carrière, sans doute très honorable, mais infiniment pénible, d'avocat, ayant d’ailleurs ainsi que tous ceux qui vous connaissent, et qui sont à même d’apprécier vos mérites et vos talens, le désir de vous voir associé à un corps que nous cherchons tous à environner d'autant de considération qu’il est possible, je viens de nouveau à charge pour vous demander si vous accepteriez la place de Conseiller si vous étiez nommé”. Tot tweemaal toe weigerde Lammens dit hoogst vererend verzoek vermits een benoeming “le déplacement de mon ménage” zou vereisen, wat hij niet wenste. Hoe dan ook, deze uitnodiging bevestigt de faam die Lammens ook in de hoogste rechtbank genoot. Het is daarom geen wonder dat hij in mei 1814, na de val van Napoleon, werd opgenomen in de Intendantieraad die onder het voorzitterschap van graaf Jean-Baptiste d’Hane Steenhuyse instond voor het ordelijk bestuur van het Département de l’Escaut tijdens de moeilijke overgangsperiode.

Het vertrouwen van koning Willem I Jacques-Clément Lammens won spoedig het vertrouwen van koning Willem I. Deze benoemde hem reeds in oktober 1814 (kort na zijn eerste officieel bezoek te Gent61) tot lid van zijn Geheime Raad62 en in april 1815 tot waarnemend minister van Justitie (met de titel van commissaris-generaal) tijdens een bijzondere opdracht van de titularis graaf Charles-Ignace de Thiennes de Lombise. In september 1815 werd Lammens ook lid van de Raad van State63. In deze hoedanigheid werd hij met twee andere rechtsgeleerden uit de zuidelijke provincies en enkele collega’s uit het Noorden door de koning belast met de voorbereiding van een nieuw Nederlands burgerlijk wetboek ter vervanging van het Franse Code Napoléon van 1804. Met de steun van de koning had de Amsterdamse hoogleraar Joan-Melchior Kemper64 een ontwerp geredigeerd dat tot doel had “door eene juiste overeenstemming met de Nederlandsche zeden en gebruiken een hoogeren trap van nuttigheid en volkomenheid te geven, en te doen uitblinken door die oorspronkelijke regtskennis, welke te allen tijde in deze gewesten heeft gebloeid”. Het rapport van de “Belgische” rechtsgeleerden was niet mals voor het ontwerp van Kemper. Hun belangrijkste bezwaar was dat dit te zeer afweek van het bestaande, door de bevolking gekende, recht: “Tout changement subit et total de la législation actuelle est pénible pour les peuples des provinces méridionales”. Beter ware 56


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:06 Pagina 57

het: “de soumettre nos lois à un nouvel examen, de rejeter ce que l’opinion publique rejette et d’ajouter ce que les besoins du peuple réclament”65. De koning hield met deze wijze raad geen rekening en diende het ontwerpKemper in bij de Staten-Generaal, zooals het was liggende. De parlementaire behandeling leidde tot een nederlaag voor Kemper omdat men ook in NoordNederland meende dat een breuk met het bestaande recht niet verantwoord was. Na de afscheuring van 1830 werd in Nederland verder gewerkt aan een eigen Burgerlijk Wetboek, dat in 1838 werd goedgekeurd66. Tot het einde van zijn leven was Lammens een van de meest vermaarde advocaten aan de Gentse balie. Tijdens de viering van zijn vijftig jaar lidmaatschap van deze balie in 1868 bracht bijv. Hippolyte Metdepenningen hulde aan de advocaten die op hem de grootste indruk hadden gemaakt: zijn stagemeester Jean-Baptiste Hellebaut (die in een volgende bijdrage aan de orde komt) en Jacques-Clément Lammens67. Jacques Clément Lammens, door koning Willem I benoemd tot ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw, overleed in zijn buitenverblijf te Wetteren op 20 september 1825. Jacques-Clément Lammens was een uitmuntend en gerespecteed rechtsgeleerde en praktizijn. In publieke zaken was hij kennelijk meer aangetrokken door het bestuur dan door de dagdagelijkse politiek. Wegens deze eigenschappen en zijn liberaalgezinde ideeën werd hij (naast de toekomstige burgemeester Joseph van Crombrugghe) een van de twee vertrouwenspersonen van koning Willem I te Gent. Het is ten slotte opmerkelijk dat J.-C. Lammens, die zoals het gros van de Gentse burgerij werd meegedragen op een golf van verfransing, zijn meest persoonlijke aantekeningen toevertrouwde aan een familiaal Notitie Boeck dat in de moedertaal was geschreven. Deze vaststelling stemt tot nadenken.

Guy Schrans

NOTEN 1

2

3

Zie ook: Biogr. Nat., XI (1890-1891), p. 217-218 (door P. Bergmans); L. Nève, Notice généalogique sur la famille Lammens, originaire de Flandre, publiée sur documents originaux, 1887 ; G. Schrans, Vrijmetselaars te Gent in de XVIIIde eeuw, 2de druk, 2009, p. 307-313 Vader Jacques Lammens was geboren te Kalken in 1667, grootvader Jan eveneens te Kalken in 1637. Jacques Lammens was in zijn dorp een gezien man: in de parochieregisters treft men hem vaak als huwelijksgetuige aan. Door een maatregel van Jozef II kregen de ouders Lammens geen gemeenschappelijke

57


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:06 Pagina 58

4

5

6

7

8

9

10

11

12

begraafplaats. Vader (overleden in Juli 1778) werd begraven op het kerkhof van de paters Recolletten (oud Gerechtsgebouw; A. Van Puymbroeck, Eenige bladzijden uit de geschiedenis van het voormalige Franciscanerklooster te Gent, 1888, p. 337) terwijl moeder (overleden in februari 1800) op het toenmalige Dampoortkerkhof werd begraven (Stadsarchief Gent, Rekeningen het Dampoortkerkhof te Gent [1797-1806], p. 11). Dit volgde uit een edict van 26 juni 1784 “aengaende de begraeffenissen” waarbij begravingen binnen stedelijk grondgebied voortaan werden verboden. Judocus Lammens hield in het Nederlands (zoals later ook Jacques-Clément) een familiaal Notitie-Boeck bij, waarin de belangrijke evenementen in zijn persoonlijk en gezinsleven werden opgetekend; zie ook in: Het Belfort, II (1887), p. 631 Procureurs (die geen gediplomeerde juristen waren) vertegenwoordigden de procespartijen en stonden in voor de formele proceshandelingen. Het meer inhoudelijke werk (advies, conclusies, pleidooien) werd verricht door advocaten. Dezen mochten voor alle rechtscolleges verschijnen terwijl procureurs slechts mochten optreden voor de rechtbanken die hen op basis van een numerus clausus hadden geadmitteerd (G.Martyn, “De advocatuur in het oude graafschap Vlaanderen”, in: G.Martyn e.a. eds, Geschiedenis van de advocatuur in de Lage Landen, 2009, p. 27-29). Het Geestelijk hof was bevoegd voor de rechtspraak over leden van de seculiere clerus alsmede over leken inzake betwistingen die de kerk tot haar bevoegdheid rekende (bijv. de geldigheid van het huwelijk, afstamming, testamentaire beschikkingen, kerkelijke goederen). Het Hof was te Gent gevestigd aan het huidige Lieven Bauwensplein op de site van het flatgebouw dat de hoek vormt tussen de Limburgstraat en de Henegouwenstraat. Zie verder: F. De Potter, Gent, o.c., IV, p. 491-500; E. Defacqz, Ancien droit belgique ou précis analytique des lois et coutumes observées en Belgique avant le code civil, 1846, I, p. 64-77. J. Decavele in: W. Prevenier & B. Augustyn eds., De gewestelijke en lokale overheidsinstellingen in Vlaanderen tot 1795, Alg. Rijksarchief, 1997, p. 286-287 S. De Smet, “De burgerlijke rechtspraak van de schepenbank van de Keure. Organisatie, personeel, procedure”, Hand. MGOG, 2001, p. 294. De schepenbank van de Keure bezat naast zijn bevoegdheden van algemeen bestuur ook een aanzienlijke rechterlijke bevoegdheid. Hij was a.h.w. de “natuurlijke rechter” van de Gentse poorters en sprak recht in civiele zaken en strafzaken. Zie bijv.: J. Decavele, o.c., p. 289-290; S. De Smet, “De burgerlijke rechtspraak”, o.c., p. 257-265 De Luitenant-civiel van de Indaginghe was een vorstelijk magistraat die als rechter optrad in geschillen tussen Gentse poorters en inwoners van plattelandsgemeenten rondom Gent. Zijn rechtsgebied strekte zich uit over alle parochies binnen een straal van ca. 35 km rond Gent. De bedoeling was de Gentse poorters te beschermen tegen het gebrek aan juridische kennis en ervaring van de talloze rechstmachten van het plattteland. Zie: P. Lenders, “De Luitenant-civiel van de indaginghe te Gent en te Dendermonde. Vorstelijke rechtbank voor verbintenissen (16de-18de eeuw)”, Hand. MGOG, 1991, p. 155-176 Van alle Gentse procureurs bezat hij de meest waardevolle verzameling van zilverwerk, juwelen, luxe-huisraadvoor-werpen en boeken. Hij was ook eigenaar van zijn woning/kantoor aan de Hoogpoort, 6,6 Ha. verpachte landbouwgrond en verpachte hoeven met grond te St. Martens-Leerne en Ledeberg. Zie: S.Raman, Een prosopografie van de suppoosten van de Raad van Vlaanderen in de tweede helft van de achttiende eeuw, lic. verh. gesch. univ Gent, 1999, I, p. 143, 144, 146, 173; II, p. 125-126. Zie ook de staat van goed: Stadsarchief Gent De Zwarte Doos, Boedelbeschrijvingen Gedele, nr 330/282 f. 150v. In de staat van goed van Judocus Lammens (1779) is sprake van de Opper Hoogpoort (Boedelbeschrijvingen, gec.) Geestelijke dochters waren vrome alleen- of samenwonende vrouwen (geen religieuzen

58


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:06 Pagina 59

13

14

15

16

17

18 19 20 21 22

23 24 25 26 27 28

29

30 31 32

33 34

35

36

stricto sensu) die spinscholen openhielden of armen- en bejaardenzorg op zich namen. Zie: M. De Vroede, “Kwezels” en “zusters” – De geestelijke dochters in de Zuidelijke Nederlanden, 17de en 18de eeuw, 1994. Maria Judoca van Wonterghem huwde de advocaat Jacques-Joseph Engel (1731-1799) die tot 1788 schepen van Gedeele was te Gent (P.C. Vander Meersch, Memorieboek der stad Gent, 1854, III, p. 371) Zie: B. Baillieul, “Een bescheiden burgerhuis uit de 18de eeuw aan Nederpolder 6”, G.T., 2009, p. 272-283 In zijn hierna te vermelden boek geeft Clemens volgende titels op: “Prêtre, licencié ès lois de l’ université de Louvain, chanoine de la cathédrale de Saint-Bavon, protonotaire apostolique, Official, Examinateur et juge synodal du diocèse, & Vicaire-général de l’Evêque de Gand » Uit talrijke items op internet blijkt bijv. dat in de kunsthandel graag gepreciseerd wordt dat een bepaald kunstwerk deel uitmaakte van de verzameling van kanunnik Clemens (later van zijn broer Dominique-Bernard). Voor de afbeelding van een schilderij (ca. 1770) van kanunnik Clemens temidden van zijn kunstverzameling en bibliotheek, zie: M. Cloet ed., Het bisdom Gent (1559-1991), 1992, p. 133 Traité du pouvoir irréfragable et inébranlable de l’Eglise sur le mariage des catholiques, Liège, 1768 ; F. Vanderhaeghen, Bibl. Gant., III, p. 427-428: “le livre contient des propositions fausses et calomnieuses pour le souverain et ses tribunaux; il tend à faire naître dans les enfants un esprit de révolte contre leurs parents”. J. Decavele ed., Poorters en buitenpoorters van Gent, 1986, op datum Tenzij hij zoals zijn oudere broer Bernard aan het befaamde college van Geel ging studeren. Bedoeld worden het burgerlijk recht en het kerkelijk recht P. Van Peteghem in: W. Prevenier & B. Augustyn eds., o.c., p. 131-156 Zie bijv.: J. Nauwelaers, Histoire des avocats au Souverain Conseil de Brabant, 1947, I, p. 77 ; V. Brants, La Faculté de droit de l’université de Louvain à travers cinq siècles, 1917, p. 307-309; Th. Juste, Essai sur l’ histoire de l ‘instruction publique en Belgique, 1844, p. 153. F. De Potter, Gent, II, p. 91 R.Opsommer in: W. Prevenier & B. Augustyn eds., o.c., p. 157-167 Zie bijv.: Wegwyzer, 1782, p. 28-29; S. De Smet, “De burgerlijke rechtspraak”, o.c., p. 294 Zie: F. De Potter, Gent, o.c., IV, p. 494; Wegwyzer, 1782, p. 28-29 L. Nève, o.c., p. 11 Zie bijv. de edicten van 5 december 1781, 19 augustus 1782 en 28 september 1784, alsmede: E. Defacqz, o.c., I, p. 335-340 H. Balthazar, Structuren en mutaties bij het politiek personeel. Een studie over het sociaal wisselingsproces te Gent in de vormingsjaren van de hedendaagse tijd (1780-1850), doct. verh. univ. Gent, 1970, I, p. 92-101 G. Schrans, Vrijmetselaars te Gent, o.c., p. 307-308 G. Schrans, o.c., p. 41-41 Over deze zaal zie bijv. : F. De Potter, Gent, o.c., VIII, p. 53-55; P. Claeys, Inventaire archéologique de Gand, Gent, 1897-1901, I, p. 128 (vertaling in G.T., 1996, p. 22-24). G. Schrans, Vrijmetselaars te Gent, o.c., p. 10-13, 59-62, 76-79, 392-403, 450-452 F. Vanderhaeghen, Jaerboeken van het Soevereine gilde der kolveniers, busschieters en kanonniers, gegzegd Hoofdgilde van Sint Antone te Gent, 1867, III, p. 170 “J. Bottelgier”, Dits die excellente Print-Cronike van Vlaenderen (“Antwerpen”, 1791), p. 62 D. Destanberg, Gent onder Jozef II, 1910, p. 213, met de afbeelding tussen p. 224 en 225,

59


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:06 Pagina 60

37 38

39 40

41

42 43 44

45

46

47 48

49

50 51 52 53 54

55 56

57

58 59

60

61

62

alsmede: G. Van Doorne, Gent schoon geprent – impressies van de stad doorheen de geschiedenis, 1995, p. 63; S. Tassier, Les démocrates belges de 1789 [1930], ed. J. Vercruysse, 1989, p. 144. P.C. Vander Meersch, Memorieboek, o.c., III, p. 375 C. Broeckx, Histoire du Collegium Medicum Bruxellense, 1862, p. 477; Ann. Acad. archéologique de Belgique, XIX (1862), p. 472 R. d’ Anethan & F. de Jonghe d’Ardoye, La famille Mosselman à Bruxelles, 1998, p. 67-68 H. De Schampheleire, E. Witte & F. Borne, “Vrijmetselaars te Gent tijdens het Empire en de Hollandse periode (1804-1824)”, Hand. MGOG, 1971, p. 80 Tijdens zijn studentenjaren was Jules Lammens aangetrokken door de vrijmetselarij; zie bij Kadoc (Leuven): Inventaris van het familie-archief Lammens-Verhaegen, nr 2.3.9.3 (dagboek) J. De Maeyer, Arthur Verhaegen (1847-1917). De rode baron, Kadoc, 1994. Zie bijv.: Wegwyzer, 1809, p. 41, 51; 1815, p. 67, 84 P. Claeys, Mémorial de la ville de Gand (1792-1830), 1902, p. 3; J. Nève, Gand sous la domination française, 1927, p. 93-94 ; [P.-A. Verhaeghe], Jaerboeken der Oostenryksche Nederlanden van 1780 tot 1814, 1818, p. 234. Over J.-G. Meyer: Nouv. biogr. nat., I (1988), p. 266-270; F. Leleux, “Jacques-Guillaume Meyer”, G.T., 1988, p. 223-232. L. François, “De politieke evolutie onder het Directoire (1795-1799) en de impact op de Gentse situatie”, Hand. MGOG, 1997, p. 223-224 S. Tassier, Histoire de la Belgique sous l’occupation française en 1792 et 1793, 1934, p. 135 e.v., 173 e.v., inz. 187 S. Tassier, o.c., p. 196 L. François, o.c., p. 225-226. Zie verder: Id., “Reinier du Bosch (Watervliet 1765Bassevelde 1842”, Appeltjes van het Meetjesland, 1987, p. 111-160 ; F. Leleux, “ReinierGrégoire Dubosch”, G.T., 1989, p. 199-205 J. Nève, Domination française, p. 356-362 Ph. van Hille, Het Hof van beroep van Brussel en de rechtbanken van Oost- en WestVlaanderen onder het Frans bewind (1800-1814), 1970, p. 105, 119 Wegwyzer, 1809, p. 51; 1815, p. 67 Wegwyzer, 1809, p. 51 J.Nève, Domination française, p. 100, 103 ; H. Balthazar, o.c., II, p. 390 J. Nève, o.c., p. 383 J. De Smet, “Philippe-François Lippens te Knokke en elders, 1784-1790”, Rond de poldertorens, X (1968), p. 85-104; Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed, Inventaris bouwkundig erfgoed. Knokke – Het Zoute (2007-2010) F. Vanderhaeghen, Bibl. gant., V, p. 401, nr 11.411 [E. van de Vivere], Historie en inrichting der Koninglyke Akademie voor teeken-, schilderen bouwkunden opgeregt binnen de stad Gend, Gent, 1794, p. 285 (errata) P. Claeys, “Le Grand Théâtre de Gand”, Pages d’histoire locale gantoise, 1885, I, p. 181185 M. Fredericq-Lilar, L’hôtel Faligan. Chef-d’oeuvre du rococo de Gand, 1977, p. 144. P. Claeys, Mémorial, o.c., p. 158-159; J. Nève, Domination francaise, o.c., p. 295, 383 H. Balthazar, o.c., III, p. 240 Deze correspondentie werd gepubliceerd door: L. Nève, Notice généalogique, o.c., p. 23-25; Ph. van Hille, Het Hof van beroep van Brussel, o.c., p. 105-106 Het eerste officieel bezoek van de nieuwe vorst te Gent vond plaats op 11 september 1814 (P. Claeys, Mémorial, o.c., p. 308). Zie: I. Schoups, Inventaris van het archief van de Geheime Raad (1814-1815), Alg. Rijksarchief, 1995, p. 9.

60


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:06 Pagina 61

63

64

65

66

67 68

De Gentse Wegwyser vermeldt hem als “raadsheer Staets-Raed”; bijv. Wegwyzer, 1819, p. 58. Lexicon Geschiedenis van Nederland en België, 1994, p. 181; H.W.J. Volmuller ed., Nijhoff’s geschiedenislexicon Nederland en België, 1981, p. 305. Zie verder in: E. Van Dievoet, Het burgerlijk recht in België en in Nederland van 1800 tot 1940. De rechtsbronnen, 1943, p. 27. Vanaf 1824 werd ook de Gentse jurist en toekomstig burgemeester Joseph van Crombrugghe (die in een volgende bijdrage wordt behandeld) bij de redactie van een nieuw burgerlijk wetboek betrokken (o.c., p. 38 e.v.). P. Scholten, “De codificatie-gedachte voor honderd jaar en thans”, in: Id.& F.M. Meijers, Gedenkboek Burgerlijk Wetboek 1838-1938, 1938, p. 1-3. A. Verbessem, Le barreau de Gand, 1912, p. 20 Zie de tekst in L. Nève, o.c., p. 10-13

61


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:06 Pagina 62

MINDER BEKENDE EN/OF VERDWENEN LOCATIES

Hotel Verhaegen-Lammens, Oude Houtlei

De Oude Houtlei, in de Middeleeuwen een gegraven gracht, maakte deel uit van de watergordel van het Kuipgat tot aan de Jan Breydelstraat ter bescherming van de Sint-Michielsparochie, die zich uitstrekte langsheen de linker Leie-oever en die in 1165 bij de Gentse portus werd gevoegd. In deze westelijke verdedigingsgrens of Sint-Michielsvestingsmuur werden aan de stadzijde vier poorten opgetrokken: de Torrepoort, een binnen- en buitenpoort (Poel, Appelbrug), de Posteernepoort, de Zandpoort en de Kuippoort, een versterkte sluis. Door de stadsuitbreiding van de 13e - 14e eeuw verloor de SintMichielsvest haar functie. Vanaf 1540 begon de sloop van deze verdedigingsgordel. De poorten werden woongelegenheden. In de 16e-17e eeuw werd langs de waterweg hout aangevoerd, op de kaaien gelost en op een markt verkocht als brand- en timmerhout. Vandaar de naam Houtlei. In de 19e eeuw werd de gracht onbevaarbaar. In 1899 definitief gedempt wegens toeslibbing en kwalijke geuren ; de laatste poortoverblijfselen werden afgebroken (thans nog muurresten in het Sint-Amandscollege). In 1900 werden de benamingen Houtlei en Violettelei gewijzigd in Oude Houtlei. Sedert de Middeleeuwen waren er op de Oude Houtlei verschillende religieuze instellingen gevestigd: de Cellebroeders of Alexianen, SintAubertusbegijnhof of Poortakker, de CisterciĂŤnzerzusters van Oosteeklo, het klooster der Clarissen-Urbanisten, JezuĂŻeten, Franciscanen. De westelijke straatzijde bevat verschillende smalle zijstraatjes, die de verbinding maken met de Holstraat. Typische werkmansbuurt met arbeidershuisjes. De oostelijke straatzijde wordt voor een groot deel ingenomen door het Sint-Amand Instituut en de neogotische Sint-Lucasschool. Wat de Gentse burgerbouwkunst betreft, liet in de 18e eeuw de invloed zich gelden van de Lodewijkstijlen. De bouwactiviteit bereikte in het laatste kwart van de 18e eeuw een hoogtepunt in Gent: Koninklijke Academie, achtergevel Hotel d'Hane-Steenhuyse, Hotel De Nockere, Hotel van Saceghem, allemaal in Lodewijk XVI-stijl Hotel Verhaegen-Lammens is gelegen tussen de Brandstraat en de Wellinckstraat, 10 are groot. Een lange tuinmuur in de Wellinckstraat verbindt het hoofdgebouw en de achterbouw. Het perceel was ongetwijfeld reeds vanaf 62


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:06 Pagina 63

Hotel Verhaegen-Lammens Voorgevel hoofdgebouw.

Hotel Verhaegen-Lammens Achtergevel hoofdgebouw.

63


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:07 Pagina 64

Hotel Verhaegen-Lammens Achterbouw. Tuingevel.

Hotel Verhaegen-Lammens Achterbouw. Koetshuis.

64


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:07 Pagina 65

de 14e eeuw bebouwd. Wij beginnen ons overzicht van de eigenaars in het midden van de 18e eeuw. Na 1734 was François Ignatius Grietens de eigenaar van een huis, dat nadien zou uitgroeien tot het Hotel Verhaegen-Lammens. Bij zijn dood in 1754 ging het over op zijn nichtjes Colette en Françoise de la Vilette. In 1768 werd het huis verkocht aan Jonker Anthone Triest, achterkleinneef van bisschop Antoon Triest. In 1795 werd Eleonore Van Crombrugghe-Triest eigenares van het gebouw. Vanaf 1815 kwam het beheer van het gebouw aan Chretien Emmanuel van Pottelsberghe. In 1828 werd het huis andermaal verkocht, nu aan advocaat Jan Baptist Minne, burgemeester van Gent (1837-1840). In 1852 werd het huis aangekocht door Jules Lammens, notaris. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Jules. Diens dochter, Claire, huwde met Arthur Verhaegen (Brussel 1847 - Elsene 1917), ingenieur, die zich onder invloed van Jean Baptiste Bethune aan de neogothische architectuur wijdde. Na hun huwelijksreis in 1872 namen ze hun intrek in het hotel de maître op de Oude Houtlei 27. In 1908, na het overlijden van Jules Lammens, kwam het huis in handen van het echtpaar Verhaegen-Lammens. Vandaar de benaming. Arthur Verhaegen bracht zijn Werkhuis van glasschildering van Sint-Lucas te Gent onder in de achterbouw, die hij grondig liet verbouwen. In 1895 liet Verhaegen zijn atelier over aan Joseph Casier. Kort vóór zijn dood kreeg hij de titel van baron. Zijn zoon Pierre liet het Hotel grondig restaureren. De streng symmetrische voorgevel van het huis, met zowel Lodewijk XV als Lodewijk XVI elementen, telt zeven traveeën, telkens drie aan elke zijde van de centrale deurtravee, wordt bovenaan afgesloten door een sterk geprofileerde kroonlijst en boven de drie centrale traveeën een driehoekig fronton. Twee vlakke centrale pilasters vanaf de grond tot aan de kroonlijst benadrukken de centrale deurtravee. Rijkelijk interieur met zwartmarmeren vloer, wanden en zoldering met fijn lijst- en stucwerk, eetkamer en salon met geschilderde deurstukken en panelen door Pieter Norbert. Van Reysschoot (Gent, 1738-1795). Vroeger werd David 't Kindt als bouwmeester van het huis aangeduid, doch dit moet op een vergissing berusten. Wel weet men met zekerheid dat Francis Drieghe, meester metselaar en Joachim Colin, meester schrijnwerker in 1794 belast werden een aantal grondige veranderingen in het interieur door te voeren. In 1819 werden drie kamers geschilderd door Josse van den Abeele (Gent 1797 -1855). In 1828 werden door J.B. Van de Capelle wijzigingen in empirestijl aan de voorgevel aangebracht. In de 20ste eeuw waren de belangrijkste veranderingen het leggen van centrale verwarming en lopend water en de installatie van de badkamers, evenals het aanleggen van de Franse tuin. De achtergevel van het hoofdgebouw vertoont grote gelijkenis met de voorgevel uit 1768. Hij bestaat eveneens uit zeven traveeën, twee bouwlagen en een

65


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:07 Pagina 66

Hotel Verhaegen-Lammens Interieur met panelen van Pierre-Norbert Van Reysschoot.

66


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:07 Pagina 67

fronton boven de drie centrale traveeën. De achterzijde van de tuin is afgesloten door misschien wel de fraaiste gevel van het hele gebouw. In de linkervleugel staat het voormalig koetshuis met drie aaneensluitende poorten met bovenlichten in empirestijl, in 1759 gebouwd naar ontwerpen van de Gentse architect David 't Kindt. Bij Koninklijk Besluit van 13 mei 1976 werd het Hotel Verhaegen-Lammens een beschermd monument. Het hotel is thans eigendom van binnenhuisarchitecten. Zij bieden gastenkamers en bed & breakfast aan.

Literatuur F. De Potter, Gent, van den oudsten tijd tot heden. Deel VIII. Bouwen door de eeuwen heen. Inventaris van het cultuurbezit in België. Architectuur. Deel 4 na. Stad Gent. 1976. Bouwen door de eeuwen heen. Inventaris van het cultuurbezit in België. Architectuur. Deel 4 nb. Stad Gent. Zuid-West. 1979. G. Deseyn, Gids voor Oud Gent, 1991. G. Van den Abeele, Hotel Verhaegen-Lammens. een blik achter de gevel. Onuitgegeven licentiaatsverhandeling. Faculteit Letteren en Wijsbegeerte, Vakgroep Kunst-, Muziek- en Teaterwetenschappen. RUG, 2000-2001. Ghendtsche Tydinghen, Aan de Houtlei vroeger en nu, 22e jg., nr. 1, januari 1993. P. Kluyskens, Jean-Baptist Minne-Barth, Ghendtsche Tydinghen, 25e jg., nr. 5, p. 260-264, september 1996. Internet. Google.

Daniël Van Ryssel

67


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:07 Pagina 68

GHENDTSCHE TOESTANDEN

BOMENWANDELING IN 1893 MET HUBERT VAN HULLE ALS GIDS

Deze aflevering van Ghendtsche Toestanden wijkt af van de vorige. Dit keer geen artikel van eigen makelij, maar een vertaling van een hoofdstukje uit ‘Promenades horticoles au parc de Gand et dans les plantations publiques en général’. Dit zeldzaam geworden boekje (Gent, 1893, 127 pp.) werd geschreven door Hubert Van Hulle (1827 - 1900). Van 1860 tot 1884 (1885: oprichting van de stadsplantsoenendienst) was Van Hulle inspecteur van de stedelijke aanplantingen en in die functie gaf hij het bomenbestand binnen de stadsring de vorm die het nu grotendeels nog heeft. In zijn ‘Promenades horticoles’, zowat zijn testament dat enkele jaren later verscheen, gaf hij zelf aan dat vijf zesden van het toenmalige bestand vanaf 1860 tot stand gekomen was (nieuw of vernieuwd). Een formidabele prestatie! Hij was een figuur van uitzonderlijke betekenis voor het leefklimaat in deze stad, ook nu nog. En niet enkel in Gent. De man tekende ook voor de fraaiste groenaanleg op de Brugse vesten, stadsparken te Oudenaarde, Ronse, Rotterdam en Arnhem en het Engelse landschapspark van de tuinbouwschool te Melle. Weinige mensen kennen hem nochtans, en dan nog meestal enkel als hoofdontwerper van het Citadelpark. Tijdens zijn leven werd Hubert Van Hulle hooggeacht, maar hij geraakte snel vergeten. De Herdt, Deseyn en Van den Hole schreven in ‘100 Jaar Plantsoendienst (Gent, 1985, p. 6): Hubert ‘boer’ Van Hulle heeft bij de latere generaties niet de waardering gekregen die hij verdiende. Geen straatnaam, geen parknaam bewaart de herinnering aan onze voornaamste landschapsarchitect. Zelfs in de zo uitgebreide Indices op Ghendtsche Tydinghen zul je Van Hulle vergeefs zoeken. Maar vanaf nu komt daar verandering in …! In het jaarboek 2010 van onze zustervereniging De Oost-Oudburg verscheen een artikel ‘Oude Gentse bomen’ waarin onder andere de verwezenlijkingen van Hubert Van Hulle vooral op gebied van laan- en kaaibomen uitgebreid aan bod komen. Onderstaande tekst, een uittreksel uit dat lange artikel, is niet enkel bedoeld als eerbetoon. Hij geeft informatie uit eerste hand over een weinig bekend 68


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:07 Pagina 69

aspect van onze stad ruim een eeuw geleden. Hoe zagen onze beboomde lanen en kaaien er toen uit? We volgen Van Hulle in zijn Inspection d’un boulevard à l’autre (in ‘Promenades horticoles’, 1893, p. 37-41). Het wordt geen gewone wandeling, maar een kritische inspectieronde van de stadsbomen. Hier en daar moest er een correctie of verduidelijking aangebracht worden. Om de tekst niet al te zeer te storen, werden commentaren bij specifieke punten opge-

Hubert Jan Van Hulle Inspekteur der beplantingen (1827-1900) Hubert, alias ‘boer’ Van Hulle (foto uit ‘100 Jaar Plantsoenendienst’). Een kop om een beeld van te maken, om van de knevel nog te zwijgen. Men kan het betreuren dat aan hem zelfs geen straatnaam herinnert. Alhoewel…: ‘zijn’ bomen vormen het mooiste eerbetoon.

69


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:07 Pagina 70

nomen in de voetnoten. Deze met belangrijke correcties kregen een asterisk in de tekst. Straatnamen staan in vetjes gedrukt en werden aan de huidige nomenclatuur aangepast. Wie geĂŻnteresseerd is in een bepaalde straat of wijk, komt meteen terecht.

Onze inspectieronde start ergens in 1893 bij het Justitiepaleis. Aan de Recollettenlei bewonderen we de mooie opkomst van de olmen maar even verder aan de Lindenlei worden we geconfronteerd met het triestige aanzien van de linden1. We vervolgen onze weg langs de Coupure, de oudste stedelijke aanplanting. In 1785 plantte men er alternerend linden en platanen op slechts 3 meter afstand van elkaar2. Hoewel ze terecht kwamen in verstoorde grond, opgedolven bij de aanleg van het kanaal, ontwikkelden ze voorbeeldig, bij zover zelfs dat ze elkaar dreigen te verstikken. De platanen verdrukken de linden en zelf staan ze nog te dicht bij elkaar. Conclusie: bomen doen het uitstekend in opgevoerde grond, maar ze mogen niet te dicht geplant worden. Zelfde opmerking over de Nieuwe Wandeling. De helft van de linden, in zes rijen aangeplant, werd gerooid maar de takken van de overgebleven exemplaren raken elkaar opnieuw. Zonder regelmatig snoeien dreigen de struiken die er tussen geplant werden, te verkommeren door gebrek aan licht en lucht3. Wat te zeggen over de linden aan de Drongensesteenweg? De bomen die niet sinds lang afgestorven zijn door gaslekken, zullen waarschijnlijk binnenkort hetzelfde lot ondergaan door huishoudwater4. Vooral pekelwater is gevaarlijk. De Groendreef wordt gevormd door een dubbele rij linden. Aan de andere zijde van de Brugse vaart (Elyseese Velden) stonden er vroeger drie rijen lindebomen. Twee werden gerooid en recent vervangen door een nieuwe rij. Zij moeten het opnemen tegen de oude en zullen moeilijk voedsel vinden. Bovendien lijden ze onder de vernielingen door de kinderen die in die buurt krioelen5. Aan de Bargiekaai groeien de olmen naar behoren, hoewel de zon er in de namiddag ongenadig hard kan op laaien. Op het oude kerkhof aan de Gebroeders De Smetstraat, niet ver daar vandaan, doen de populieren het minder goed dan verwacht6. Olmen zouden ongetwijfeld beter wassen op de zeer humusrijke grond beladen met de stoffelijke resten van onze overledenen. Zo arriveren we op de Begijnhoflaan. Tijdens de eerste 15 jaar na de aanplant waren de (witte) paardenkastanjelaars er buitengewoon mooi7. Maar nu zien we dat er te dicht aangeplant werd, dat gaslekken heel wat slachtoffers maakten en dat de daardoor aangetaste bomen snel hun bladeren verliezen8. Vanaf het Rabot kunnen we op de OpgeĂŤistenlaan en de Blaisantvest nagaan hoe sterk olmen kunnen groeien in 25 jaar tijd. De exemplaren bij het Neuseplein 70


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:07 Pagina 71

werden als goed ontwikkelde jonge bomen pas in 1883 aangeplant met een ‘verplantwagen’. Ze doen het niet slecht, net zoals de recent geplante platanen op de Voormuide. Een enkele rij ware beter geweest dan de huidige dubbele rij. Aan Dok - Noord en Dok - Zuid heeft men de al oude populieren moeten rooien. Door het overdruk geworden verkeer aldaar is de nieuwe aanplant in slechte staat. De platanen op de Blekersdijk doen het uitstekend, net als de boompjes van dezelfde origine aan de Dampoort. Op het gewezen kerkhof aan de Wasstraat groeien de jonge populieren, nochtans een gemakkelijke soort, niet beter dan deze op de begraafplaats aan de gebroeders De Smetstraat. Op de Rodetorenkaai, de Hagelandkaai en de Schoolkaai werden de magere linden vervangen door olmen alternerend met platanen. Dat is een manier van doen die overal zou moeten gevolgd worden. Zo kan men bij latere uitdunning de minst florerende soort rooien9. Dat zal ook daar moeten gebeuren: de bomen staan te dicht. Kijk maar eens op de Nieuwe Beestenmarkt, waar de olmenkruinen al in elkaar verstrengelen. Ongetwijfeld zijn de natuurlijke meststoffen die ze bij iedere marktdag ontvangen, daar niet vreemd aan. Op de Heirnislaan en de Vlaamsekaai werden de jonge olmen op geringe afstand van elkaar geplant. Dat kon omdat men daar slechts één bomenrij aanlegde. Aan de Kasteellaan zien we iets heel merkwaardigs. De gewone linden groeien ongelijk terwijl de invulling met zilverlinden het uitstekend doet. Hier en daar gebruikte men lijsterbesbomen bij wijze van proef. Afwachten of dat iets wordt. Aan de Ferdinand Lousbergskaai bestaat de aanplant uit alternerende populieren en platanen, vermoedelijk met de bedoeling enkel de laatste te laten staan. Aan de overzijde van het kanaal, op de Visserij, stonden de platanen op slechts drie meter van elkaar en vroeger zelfs in twee rijen. Dat kon niet goed aflopen. Men heeft intensief moeten uitdunnen. Het publiek vond dat een vandalenstreek, maar kijk: nu, amper drie jaar later, is er al zoveel groen en schaduw dat er terug moet gerooid worden. Moraal: doe wel en laat ze kletsen. Op de Keizervest staan er drie bomenrijen: platanen en esdoorns. Een goeie proefaanplant. Wellicht zal de esdoorn daar als overwinnaar uitkomen, maar het zal wel moeilijk zijn een goed rooiplan uit te dokteren, want bij de aanleg hield men geen rekening met die eventualiteit. Nu trekken we stadinwaarts langs de Hubert Frère-Orbanlaan. Men heeft op de eerste helft tamme kastanjelaars willen plaatsen, maar die deden het niet. De nadien geplante witte paardenkastanjes echter kwamen zo sterk aan dat de tussen geplante Italiaanse populieren moesten verdwijnen over de hele

71


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:07 Pagina 72

lengte van de laan. Rechtover het Zuidstation (op het Graaf van Vlaanderenplein) beloven de platanen, op redelijk goede plantafstand geplaatst, op korte tijd snel en gelijkmatig uit te groeien10. Op de Muinkkaai was men eveneens genoodzaakt de Italiaanse populieren van tussen de paardenkastanjes te verwijderen. Beide soorten hadden er fel te lijden onder gaslekken. We klimmen nu even naar het Sint-Pietersplein. Elke aanplant die men er uitprobeerde, was gedoemd te verdwijnen door schade aangebracht tijdens de foordagen. Enkel taaie Italiaanse populieren lijken er te kunnen overleven. We keren op onze passen terug naar de Franรงois Benardstraat. Men plantte er eerst de olmen, die halfwassen naar de Kouter overgebracht werden. Platanen vervingen ze. Ook aan de Franklin Rooseveltlaan werden de populieren van tussen de linden verwijderd om die beter te laten ontplooien. Maar dat waren gewone linden en die verdragen slecht het stadsstof en de walmen. Eind juli al verliezen ze hun bladeren terwijl de zilverlinden dicht bij het Frankrijkplein hun gebladerte behouden, ook al bleven ze tussen de populieren staan. In de Sint-Lievenslaan en aan de Terplatenbrug zien we platanen die zich goed of slecht ontwikkelen, vermoedelijk afhankelijk van de kwaliteit van de opgehoogde gronden waarin ze aangeplant werden. De platanen en de witte paardenkastanjes aan de Hofbouwlaan11, de beuken en zilverlinden in de Karel - Lodewijk Ledeganckstraat, de platanen op de Sint-Pietersaalststraat, de witte paardenkastanjes alternerend met hetzij platanen, hetzij esdoorns aan de Koning Leopold II laan, allen in dubbele rijen en met behoorlijke plantafstanden, ontwikkelen meestal perfect. Hetzelfde geldt voor de begroeiing aan de enkel met esdoorns of enkel met platanen bezette gedeelten van de Citadellaan. Meerdere platanen zijn nochtans niet gezond. Dat moet toegeschreven worden, gedeeltelijk aan de strenge winter van 1889 - 1890, gedeeltelijk aan de gebruikte plataansoort. Enkel een plataantype met grote bladeren past goed in ons klimaat12. Diezelfde soort werd aangeplant op de Bijlokekaai en de daarbij aansluitende Albert Baertsoenkaai en verder ook aan de Henleykaai. Ze is er, zo te zien, in goeden doen. Verwijlen we nu even langer langs de opeenvolgende IJzerlaan, Godshuizenlaan, Martelaarslaan, Antonius Triestlaan en Einde Were op de vroegere stadsvesten tussen de laaggelegen meersen. In 1864 - 1865 werd daar alles opgehoogd met zanden afkomstig uit de Verbindingsvaart (Nieuwe Vaart). Op deze schijnbaar arme en steriele zandgrond werden over de hele lengte olmen geplant. Ze ontwikkelden er zich voorspoedig, maar in de jongste jaren is de olmenziekte beginnen woekeren in deze mooie aanplant13.

72


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:07 Pagina 73

We vervolgen onze inspectieronde met een blik op de olmen die zich duidelijk goed bevinden op het Casinoplein, op de kwijnende veteranen aan de Oude Houtlei en dan op de krachtige platanen aan de Tichelrei14. We trekken over de Vrijdagmarkt waar men er nooit in slaagde de daar aangeplante rode paardenkastanjes goed te laten ontwikkelen. De bomen hebben het er hard te verduren van de drukke marktactiviteit. De ondergrond is slecht van kwaliteit en drainering15. Recent werden ze vervangen door mooi uitziende olmen. Die zullen er zeker beter floreren. Niet zo ver daar vandaan, op de Oude Beestenmarkt, bewonderen we drie, vier kolossale witte paardekastanjes. We geven ons rekenschap van de grote ruimte die één enkele boom kan overdekken en bijgevolg ook van de mate waarin we altijd maar te dicht opeen willen aanplanten. Op het François Laurentplein zien we hoe olmen in een amper één meter dikke bodemlaag boven de overdekte Reep er toch in slagen tot goede wasdom te komen. Nog enkele stappen, en we bereiken de Kouter16.

Tekst van Hubert Van Hulle, vertaling en commentaar door Luc Devriese

NOTEN 1

2

3

4 5

6

7

8

De olmen aan de Recollettenlei worden onder supervisie van Van Hulle aangeplant. De zeer talrijke olmen waarvan ook de verdere tekst getuigt verdwenen uit het stadsbeeld als gevolg van de gevreesde olmenziekte, die van Hulle trouwens uitvoerig beschrijft. Deze overal overgenomen beweringen over de Coupurebomen zijn onjuist. Al veel langer (vanaf het tweede kwart van de 17de eeuw) werden talrijke vesten en kaaien beplant met bomen. Aan de Coupure kwam er in 1785 een tweede bomenrij aan weerszijden van het kanaal pal naast de oevers. Toen was de eerste rij (ongeveer op de huidige rooilijn), daterend uit 1752 (bij de kanaalaanleg), al tot zeer behoorlijke wasdom gekomen. Zie hierover: Devriese, L., Verwee, H., ‘Oude Gentse bomen’, Jaarboek van de Oost-Oudburg, jg. 47 (2010). De originele strakke rijen aan de Nieuwe Wandeling werden door Van Hulle zelf omgevormd tot een langgerekt park in landschapsstijl. Blijkbaar bleef ongeveer de helft van de (vermoedelijk) toen bijna 100 jaar oude linden behouden. Vermoedelijk het deel binnen de stadsring, toen nog gedeeltelijk onbebouwd. Tussen de vaart en de Gebroeders De Smetstraat lag een van de grootste beluikenconcentraties van Gent. Over de fraaie groenaanleg van het ‘Nieuw kerkhof’ (Westerbegraafplaats) door hem ontworpen (en blijkbaar niet door Adolphe Pauli, architect van de monumentale ingang), geeft Van Hulle elders commentaar (Promenades horticoles, 1893, p. 18-19). Van Hulle heeft het over ‘maronniers d’Inde’. Tegenwoordige gebruikt men liever de naam ‘Witte paardenkastanje’ voor deze boom afkomstig uit Zuid-Oost Europa en Klein Azië. De zeer gebrekkige gasleidingen veroorzaakten in die tijd heel wat schade aan de stadsbo-

73


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:07 Pagina 74

9

10 11

12

13

14

15

16

men. Ze gaven aanleiding tot heel wat discussies en schadeclaims. Een profetische visie: de olmen waren tot verdwijnen gedoemd, maar de overgebleven platanen deden en doen het des te beter. De hoofdingang van het station lag aan het Graaf van Vlaanderenplein. Het is niet helemaal duidelijk of met ‘Boulevard de l’Ecole Normale’ in Van Hulles tekst de Normaalschoolstraat dan wel de Hofbouwlaan bedoeld wordt. Vermoedelijk is het deze laatste. Onze laanplatanen, ook de oude, zijn vrijwel uitsluitend een kruising tussen de Oosterse en de Westerse plataan. Daarvan bestaan er meerdere lijnen. Hierover meer bij Devriese en Verwee (2010). Van Hulle wijt de olmenziekte aan het Cassus kevertje (Iepespintkever). Dit is slechts de verspreider van een schimmel die de werkelijke oorzaak is. Iep is synoniem van olm. Jammer genoeg geeft Van Hulle de soort niet aan. De oudste vermelding van (vermoedelijk) platanen te Gent (1639) betreft de Oude Houtlei. De ondergrond van de Vrijdagmarkt is turfachtig (tourbeux) schrijft onze gids. Vermoedelijk was dit eeuwenoud opvulmateriaal. De opgravingen destijds uitgevoerd voor de aanleg van de ondergrondse parking brachten aan het licht dat de site in de periode voorafgaand aan de aanleg in zijn huidige vorm, tussen eind 11de en eind 13de eeuw, dicht bebouwd was (Laleman, M.C., Raveschot, P. Binnen de omwalling: de Kuip, In: Wat een leven binnen die muren, Gent, 1986, p. 56). De bomen op de Kouter, in Justo Billets tijd (rond 1660) linden, vormen een ingewikkeld verhaal. Van Hulle heeft het er uitgebreid over in zijn hoofdstukje ‘Transplantations de grands arbres’.

74


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:07 Pagina 75

BELLES-LETTRES AAN DE COUPURE

Opvallend veel pennenlikkers aan de Coupure woonachtig werden medewerker bij de krant La Flandre Libérale: Camille De Bast, Remi De Ridder, Lodewijk De Vriese, Maurice en Anna De Weert, Simon Fredericq, François Laurent, Louis Maeterlinck, Georges Rodenbach, Gontran Van Severen, het echtpaar Verriest-Lefert... een persorgaan dat de katholiciteit en de Vlaamse beweging niet in het hart droeg. Auteurs uit de bourgeoisie waren geboren Vlamingen die vanuit een zekere Vlaamse gevoeligheid in de taal van Molière schreven. Zij beschikten op eigen bodem over de Cercle Royal Artistique et Littéraire (CRAL) en andere structuren die, gedurende meer dan een eeuw zeer actief het Franstalig cultureel leven in stand hielpen houden. De voornoemde CRAL ontstond in 1879 door de fusie van de Société Littéraire Gantoise, in 1835 gesticht, en het Kunstgenootschap, dat in 1842 werd opgericht. Een medestichter van de CRAL was:

Georges Rodenbach (1855-1898) “Peut-être, mon Cousin, avez vous souvenance comme, nous promenant nous deux en discutant, nous rompimes un jour mainte courtoise lance, vous, jeune fransquillon, moi, jeune flamingant … et tout en souffrant mal qu’un Rodenbach préfere au chant du Scalde blond la chanson de Trouvère à vous dire: Cousin, c ‘est beau comme Musset” Dit is het begin en einde van een franstalig sonnet “Eene Fransche Zonde - Péché Français” (1877) van Albrecht Rodenbach aan zijn vriend en neef Georges opgedragen. Georges

75


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:07 Pagina 76

was de kleinzoon van Constantin sr., die een actieve rol speelde in de onafhankelijkheidsstrijd van 1830. Hij zag het levenslicht in Doornik, maar na enkele maanden verhuisden zijn ouders naar Gent, waar zij een tiental jaren op de Coupure 18 woonden.Vader Constantin jr. stond er als ‘verificateur des poids et mesures’ ingeschreven. Moeder Louise Gall kwam van Amsterdam.Twee oudere zusjes van Georges overleden op 13 en 17 jaar aan tuberculose, wat mede de Weltschmerz en obsederende aanwezigheid van dood en verval bij de dichter kan verklaren.In het jezuïetencollege Sint-Barbara, de broeikas van Franssprekende Gentenaars, sloot hij een levenslange vriendschap met zijn klasgenoot Emile Verhaeren. Na zijn studies rechten was Georges aan de Gentse balie ingeschreven maar verkeerde dan al geregeld in de literaire kringen in Parijs. Hij huwde met Anna Urbain en ging in 1888 definitief in de lichtstad wonen waar hij als criticus en journalist aan de slag kon. In de Franse hoofdstad effende hij de literaire baan voor de Gentse symbolisten Emile Verhaeren, Maurice Maeterlinck, Grégoire Leroy en CharlesVan Lerberghe. Zoals meerdere fin-de-siècle schilders en schrijvers werd de jonge dichter en pure symbolist door het verstilde karakter van de Vlaamse steden aangetrokken. Hoewel er nooit gedomicilieerd, was dit voor hem in het bijzonder Brugge, de geboortestad van zijn vader, en niet Gent dat al te sterk geïndustrialiseerd was. Zijn literaire begaafdheid schitterde in ‘Bruges la Morte’ en ‘Le Carillonneur’. Samen met de eerste roman in Parijs uitgegeven, werd in 1892 ook het enige zoontje van G. Rodenbach, Tintin geboren. Pas in 1978 kwam een Nederlandstalige versie van het boek tot stand. Voor Frans Verleyen aan ‘haatliefde’ te wijten, want Georges Rodenbach schreef ‘voor een internationaal publiek in het Frans over de heimelijkste neuroses in de Vlaamse ziel’. Wellicht bedoelde hij hiermee de typisch Vlaamse paradox zinnelijkheid versus mystiek. Bruges la Morte werd door Roland Verhavert in 1980 als ‘Brugge, die stille’, verfilmd. Het libretto van ‘Die tote Stadt’ van Erich Wolfgang Kromgold is op Bruges la Morte gebaseerd. De dromerige elegante dandy is 43 jaar oud op kerstavond aan een blindedarmontsteking overleden en werd op Père Lachaise begraven. Na hevige polemieken kreeg hij een huldemonument in het voormalige Elisabethbegijnhof in Gent.

Suzanne Lilar (1901-1992) Suzanne Lilar woonde ooit in de Lieven de Winnestraat, die uitkwam op de Coupure. In ‘Une Enfance Gantoise’ (1976) vertelt zij hoe zij enig begrip kon opbrengen voor de vervlaamsing van de Gentse universiteit: “Je refusais donc de participer au cortège de protestation ou défila toute la 76


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:07 Pagina 77

grande bourgeoisie ... Il est vrai que, répugnant à manifester avec la bourgeoisie fransquillonne, je n’eusse pas été davantage à la fête parmi ses ennemis, energumènes barbus, chevelus, écumants, hurleurs, qui s'en donnaient á coeur joie de vacher sur les belles dames de la Coupure ou de la rue des baguettes et leurs prétentieuses péronnelles. En verder in het boek: “Est-ce á mon père ou á mon grand-père que je devais le goût du risque ... Plus terrible le risque que je pris á faire rouler à toute allure le long de la Coupure, la voiture du petit Johnny, bébé d'un ménage canadien que, pour la durée de l'Exposition universelle, mes parents avaient pour pensionnaires. Je donnais un élan au landau qui s’en allait tout seul et l‘enfant riait aux éclats. Je ne mesurais pas vraiment le danger de ce jeu pratiqué à quelques mètres de l‘eau. J'avais seulement le sentiment de faire une chose que les grandes personnes n'auraient probablement pas tolérée. Mais il se fit qu’à mon épouvante, la voiture se mit á rouler vivement vers l‘eau. Une pierre que le hasard avait posée là arrêta providentiellement sa course á un mètre du bord. Il y eut un instant dramatique que je n'ai pas oublié. M’a-t-il prévenue contre la curiosité et l'imprudence? Je ne le crois pas. Je n’ai pas cessé de bátir sur le jeu et le risque. La liberté est à ce prix.”. Toen zij haar roman ‘Une confession anonyme’ (1960) in het warme Italië situeerde, kon Suzanne Lilar niet voorzien dat dit werk ooit als ‘Benvenuta’ aan de Gentse Coupure zou verfilmd worden en dat een burgerlijk herenhuis aldaar de passies binnen haar plechtstatig rode Milanese hotelkamer zou moeten dragen. Bij de eerste lectuur van de roman was de cineast André Delvaux (1926-2002) meteen verkocht en zocht een passend scenario. De film begint met de zoektocht op de Coupure van François een jonge scenarist naar de auteur Jeanne van wat eens een schandaalroman was. Er is een koppel dat zich in de film echt ontmoet en een ander koppel (Benvenuta en Livio) waarvan ze het verhaal verbeelden. Het gaat om een tijdseigen magisch realisme met een complexe inhoud van liefde en mystiek, schuld en boete en met twee thema's die uiteindelijk één verhaal blijken te vormen. De Coupure is niet alleen het decor maar ook het symbool van de afsnijding en de moeilijke queeste naar de vereniging. ‘Les personnages vivent coupés des autres, comme s'ils étaient

77


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:07 Pagina 78

coupables’. Het water blijkt te diep voor François en zijn creatie Benvenuta, die zich langs de andere oever verwijdert. De film werd in 1983 op het Festival van Montreal vertoond en kreeg verschillende prijzen. De soundtrack door Frédéric Devreese, huiscomponist van Delvaux, behoort tot het collectieve geheugen van de Vlaamse muziek.

Gontran Van Severen (1905-1988) Gontran Van Severen was doctor in de rechten en in de Romaanse filologie. Hij werd advocaat bij het beroepshof en vestigde zich na zijn huwelijk in 1934 aan de Coupure. Later verhuisde hij naar Mariakerke, waar hij op het ereplein voor de oudstrijders werd begraven. Van Severen bleek een vlot schrijvende Franstalige journalist en publicist. Hij was redactiesecretaris en journalist van de Flandre Libérale, redacteur van ‘Blauw en vrij’ en het medisch en paramedisch tijdschrift ‘Richter’ en medewerker aan de ‘Pourquoi pas. Vooral omwille van zijn essays werd hij als lid van de Association des Ecrivains de Belgique opgenomen. Als dynamisch lid van de Commissie voor Monumenten en Landschappen, publiceerde hij allerlei over de geschiedenis van de stad en haar kunstenaars en generaties stadsgidsen werden door hem opgeleid.

Nicole Verschoore (°1939) Nicole Verschoore heeft de Coupure voor de Hofstraat geruild waar ze nog steeds literair actief is. Nicole noemt zichzelf een tweetalige Vlaming. Haar vader, van huize uit franstalig maar in het Nederlands actief als advocaat en provincieraadslid, was een belezen gecultiveerd man die zijn dochters de liefde voor geschiedenis, politiek en de Franse literatuur bijbracht. Bij grootmoeder Sevens, die onderwijzeres was en waar ze vaak logeerde, verliep alles in het Nederlands. Al van in de lagere school gegrepen door literatuur schreef ze kleine romannetjes die een soort verbeterde werkelijkheid weergaven. In het lyceum schreef ze vaak in het schooltijdschrift Inter Nos. Levend tussen twee talen en culturen maakte ze voor zichzelf een keuze: al wat utilistisch en professioneel was, werd in het Nederlands neergepend en gevoelens, gedachten en fantasieën werden in het Frans vertolkt. Geboeid door de Duitstalige

78


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:07 Pagina 79

auteurs Kafka en Goethe en de figuur van professor Uyttersprot koos zij aan de universiteit Gent voor de richting Germanistiek wat met een doctoraat werd bekroond. Zij werkte als aspirant voor het NFWO en was Uyttersprots assistente tot aan diens dood in november 1967. In 1973 werd ze als culturele redactrice bij het Laatste Nieuws aangesteld. Samen met haar jaren van losse medewerking bij dezelfde krant heeft ze zevendertig jaar lang journalistiek in het Nederlands gepleegd. Van 1994 tot 1999 was ze hoofdredactrice van Le Nouveau Courrier en vanaf 2001 verschijnen novellen en korte stukken in haar elektronisch tijdschrift www.bon-a-tirer.com. Aarzelend publiceerde ze haar eerste Franstalige roman Le maître du bourg (1994) waarmee ze de Prix franco-belge de l’Association des Ecrivains de langue française verwierf. Met Les Parchemins de la tour (2004), Le Mont Blandin (2005) en La Charrette de Lapsceure (2006) ontstond een stevige Belgische trilogie, een soort gefantaseerde en gereconstrueerde familiesaga met een bijzonder vertelperspectief. In 2008 vereerde de Academie Royale de Littérature Française de auteur hiervoor met de Prix Michot voor de kennis van de Vlaamse identiteit in België. In een hermetisch suggestieve taal weet zij een heel universum te evoceren. In 2006 zijn haar novellen en korte romans in de anthologie Vivre avant tout gebundeld. In het pas verschenen L’énigme molo en Autobiographie d'un siècle reflecteert de auteur over het ‘Dasein’ op het ondoorgrondelijke schaakbord van het onvolmaakte menselijke leven. De Coupure was voor Nicole Verschoore vertrouwd domein - eerst door familiebezoek - en van 1963 tot en met 1972 woonde ze er met haar echtgenoot notaris Freddy Vandercruyssen in de woonst die ooit van Georges Buysse was en vlakbij het hoekhuis van Albert Baertsoen. Zij bewaart herinneringen aan beide schilders die familie van haar voorouders waren. Niemand dan zijzelf kan uiteraard beter beschrijven wat de Coupure voor haar betekende: In de jaren 1960-1972 zag de samenvloeiing van de Leie en de Coupure aan de Sint-Agnetebrug er heel anders uit dan heden. Er dreven geen lichte, witte plezierbootjes op een rij in het water, niets deed denken aan toerisme. Het zou in niemands brein zijn opgekomen, dat de Stad zichzelf zou hebben willen promoten door uitheemse bezoekers voor een toertje op het water te lokken. Alleen voer af en toe naar het centrum van Gent, komende van de Baertsoenkaai, een ernstig en eerder log vaartuig vanuit het zuiden - Afsnee, Drongen, Deinze en het verre West-Vlaanderen. Zonder toerisme noch drukke tekeningen op de begane grond gaf het zicht vanuit onze hoogste kamers van Coupure 5, in het kort een hele wereld weer. Dagelijkse bezigheden van voetgangers met boodschappen ( brood, vlees en groenten kocht men toen nog vlakbij, in zaken die in hoofdzaak te voet werden

79


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:07 Pagina 80

bereikt), schoolkinderen en leerkrachten wisselden af met moeders die babys uit wandelen brachten samen met hun oudere kleuters op de schoolweg, daarna, later op de dag, dezelfde moeders met of zonder de babys die hun kleuters van school haalden. Soms liep een hondje mee, zonder leiband, want het dier kende de weg en het gevaar. Studenten van de buurt regelden afspraken op het voetpad tussen de Verlorenkostbrug en de Sint-Agnetebrug en gingen zitten op de ijzeren railing van de kaai. Om daar te geraken stak iedereen de straat over zoals hij of zij wilde, even rechts en links een blik werpen volstond. Er kwamen wel enkele auto's voorbij, voet- en fietspaden ontbraken volledig en de mensen mochten hun auto nog voor hun deur verlaten. Allen, voetgangers, fietsers en automobilisten zouden vreemd hebben opgekeken van aanduidingen op het geasfalteerde straatdek. Geen rood, geen wit. Geen regels, geen verplichtingen. Er was ook minder straatlawaai, want je kon stemmen van voorbijgangers horen. De Sint-Agnetebrug was toen nog vanuit de Lindenlei de enige oversteekmogelijkheid naar de overkant van de Coupure en de Baertsoenkaai. Het was er aangenaam druk, en tussen de voetgangers, fietsers en automobilisten hoorde je maar zelden zenuwachtig getoeter. Vanuit de Verlorenkoststraat en -brug kwam veel volk afgedaald, altijd op het voetpad langs het water. Als ik niet op Blandijnberg 2 was, werkte ik Coupure 5, gelijkvloers voor het venster, vlak tegenover de brug. Op de hoogste verdieping van menig Coupurehuis woonden de jongeren. Waarschijnlijk was het op lente- of zomeravonden niet druk, want je kon drie hoog uit het venster hangen en gesprekken voeren met wie beneden aan de overkant op je stond te wachten. Een eerbiedwaardige advokate - Hilde Veerle Pee - stond als studente binnen voor haar open raam al te trippelen in afwachting dat ze beneden zou gaan huppelen als er daar muziek werd gemaakt. Ja, muziek op straat, twee of drie instrumenten en een troepje vrienden Op andere uren was het op de Coupure heerlijk landelijk, en zo is het trouwens op bepaalde avonden gebleven, in de vroege morgen voor de schooluren en ‘s zondags. Het ruikt er dan heerlijk naar water, gras, wind, aarde en de schors van oude bomen. Nu nog is de Coupure voor joggers en fietsers een heerlijk stuk natuur vlakbij het centrum van de stad, als een lint (het water) naast een dikke sjerp (de bomenrij) dat de historische kern van zijn buitenbuurten scheidt, buitenbuurten die al lang verstedelijkt in de jaren zestig van de vorige eeuw nog niet zo druk waren als nu maar toch al werden ervaren als de rest van de wereld, achter een als “uniek” ervaren Coupure. Uniek was en is de Coupure, dat beaamt elke Gentenaar. Zodat je, naar je adres gevraagd in om het even welke sociale omgeving, als je kan antwoorden Coupure zo en zoveel, je jezelf dank zij de reactie die de naam uitlokt, eventjes belangrijk waant. Belangrijker dan de gewone stede-

80


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:07 Pagina 81

ling. Met de nodige ironie... (Nicole Verschoore) Bronnen Archief bevolkingsdienst Gent, registers bevolkingstellingen D. Vande Voorde, Rodins Rodenbach: een gemiste kans, in: De standaard der letteren, 10 mei 1992 Fr. Verleyen, Georges Rodenbach, in: Knack, 5 en 12 augustus 1992 DAL, Kind van Gentse burgerij (S. Lilar) in: De Standaard, 14 december 1992 S. Lilar, Une enfance gantoise, Parijs 1976 S. Lilar, La confession anonyme, Parijs 1983 A. Nysenhole, André Delvaux ou le réalisme magique, Parijs 2006 Stadsbibliotheek Gent, documentatiemap Gontran Van Severen Website: www.literair.gent.be: Nicole Verschoore over Suzanne Lilar en Gontran Van Severen Website: www.nicoleverschoore.be. A. Grosemans, De Gentse Nicole Verschoore..., in Weekend Knack, 4 mei 1994. N. Verschoore, interview in Fnac Gent op 2 juni 2007. Interview door L. Vande Casteele met Nicole Verschoore op 21 november 2007. Centrum voor Europese Cultuur, ‘Franstalige literatuur in Vlaanderen’. Lezing door N. Verschoore op 22 februari 2010 in het Paleis der Academieën in Brussel.

Lieve Vande Casteele

81


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:07 Pagina 82

GENTSE MEMORIEDAGEN: 1 DECEMBER

1 December 752 Moord op Hildebert, de 8e Abt van de St-Baafsbdij. Hij was Abt sedert 722.

1 December 1530 Dood van Margareta van Oostenrijk. Zie “Ghendtsche Tydinghen” 2002 - N° 2 - pp.98-99

1 December 1633 Dood van Aartshertogin Isabella. Zij was de dochter van Filips II en van Elisabeth van Valois. Ze werd geboren op 12 Augustus 1566. Filips II stond haar de Nederlanden af op 6 Mei 1598. Op 18 April 1599 trouwde zij met Albrecht, die een neef van haar was. Na de dood van Albrecht werd zij Gouvernante-Generaal.

1 December 1817 Oprichting van het “Stadswerkhuis van Liefdadigheid”. Dit gebeurde met het doel de bedelarij uit te roeien. Het was gevestigd in het gewezen Rijke Gasthuis in de Hoogstraat. Personen van allerlei ouderdom en van beide geslachten bekwamen er onderstand “ingevolge hunne noodwendigheden en het werk dat hen aengewezen werd. Daerenboven werd er stoffe gegeven om t’huys te bewerken aen degene die zulks vraegen, mits stellende borge voor de stoffe.” Mensen die zonder werk gevallen waren werden er, zolang ze geen nieuwe broodwinning hadden gevonden, aanvaard en tewerkgesteld. Zij ontvingen loon, eten en kleding. In sommige wintermaanden werden er meer dan 1.000 mannen en vrouwen uit de nood geholpen. In 1853 werd het overgebracht naar het gewezen St-Agneteklooster. Het werd gesloten in 1864. Er waren ateliers voor spinsters, linnenwevers, blekers, schoenmakers, kleermakers, timmerlieden, klompenmakers, koordepluizers en kantwerksters.

82


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:07 Pagina 83

1 December 1834 Incidenten en fluitconcert in de Opera. “Heden gaf men tot slot der vertooning “Le Mannequin de Bergame”. Onmogelijk het stukje op te voeren, het schuifelen was overdovend, de tusschenkomst der politie verhielp niet. Eensklaps... algemeene duisternis, de bestuurder had de gasmeter gesloten en het publiek moest al tastende den uitgang bereiken. Maar een briefje was op het toneel geworpen, briefje dat dat volgens het stedelijk reglement aan de gemeenteoverheid moest overhandigd worden; de abonné's hadden besloten des anderendaags de lezing van dit briefje en het antwoorc te eischen. De overheid had kennis van de zaak en nam hare maatregelen: al de commissarissen van politie, vele agenten, pompiers, soldaten stonden op post in de zaal. Voor de vertooning geschuifel. Bij het opgaan der gordijn geschuifel. De bestuurder doet twee afgevaardigden der abonné's bij zich roepen en zegt hen dat het briefje aan de gemeenteoverheid overhandigd is. Zoodra dat antwoord bekend is... nieuw overdoovend geschuifel. Een tweede commissaris van politie komt op het toneel en vraagt wie de vertooning stoort: “C’est moi! C’est moi! weerklinkt het van alle kanten; hij begint de namen der toeschouwers op te nemen, maar gezien het groot getal moet hij dit werk laten varen. Nieuw schuifelend onweder! Derde commissaris van politie: aanhouding van drie abonné’s, al de anderen gaan mee en willen ook aangehouden worden. De zaal was ledig en de vertooning gaat voort, doch de abonné’s keren weldra terug en het geschuifel herbegon met verdubbelde woede. De regisseur komt het briefje, oorzaak van al dat gerucht, voorlezen, het was eene vraag om ‘s anderendaags “Robert le Diable” te spelen. Terzeldertijd kwam een vierde commissaris van politie melden: “Gezien het gerucht binst de uitvoering, wordt de vertooning geschorst. “Vu le trouble au spectacle, LA spectacle est fini!. Bis! Bis! Bravo! Kreten en algemeen gelach. De zoo even aangehouden abonné's komen ook weder in de zaal; zij worden toegejuicht; ‘t is een echt feest terwijl men in de hooger sfeeren huilt en tiert omdat de vertooning geschorst is en men het geld niet teruggeeft.

1 December 1838 Stichting van de zangvereniging “Orpheus” door de kunstschilder Jan Lammens, in zijn atelier. De eerste voorzitter was Theodoor Canneel. Hield op te bestaan in 1902.

83


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:07 Pagina 84

1 December 1850 Geboorte van de pianist en componist Isidoor De Vos. Kort na zijn geboorte verhuisde de familie naar St-Amandsberg. Vader De Vos was een arme schoenlapper die ook nog een tabakswinkeltje hield. Isidoor leert goed, maar een betalende school kan er voor het gezin niet van af en weldra kan Isidoor maar halve dagen naar school gaan. Hij moet zijn zieke vader helpen en de stiel leren. Zijn vader die ook kerkzanger was, brengt hem de eerste noties bij van de muziek. Na veel gezaag mag hij in 1862 naar het Conservatorium gaan op voorwaarde dat hij tussendoor de schoenmakersstiel aanleert. Ieder jaar komt hij met de Eerste Prijs naar huis. In 1869 de Prijs van Uitmuntendheid in de hoogste pianoklas. Grotere financiële lasten kan de familie zich niet getroosten en hier moet hij het er bij laten voor zijn studies. Hij wordt lesgever bij rijke particulieren. De familie verhuist nu terug naar Gent en gaat wonen in de Oudburg. In 1869 wordt hij benoemd tot pianoleraar aan de kostschool van Melle en in 1870 tot Repetitor aan het Conservatorium. Hij wordt ook koorleider bij de Laurentkringen “Geluk in ‘t Werk” en “Vreugd door Deugd”. In 1873 wordt hij Voorzitter van de muziekmaatschappij “La Fraternité”. In 1875 behaalt hij de Prijs van Rome met de cantate “De Meermin”. Hij stierf op 30 Maart 1876 van een lang aanslepende tering enkele dagen voor de eerste uitvoering van dit werk. Hij werd begraven op 3 April met een dienst in de Augustijnenkerk. Op het Campo Santo werden 5 lijkredenen uitgesproken, waaronder deze van Samuel. De dag nadien werd in een nokvolle Opera de première gegeven van “De Meermin”, met medewerking van de “Melomanen”. Dit hele initiatief kwam van Samuel. Zijn grafzuil met borstbeeld is van de hand van zijn vriend Raphaël De Samuel. Zijn graf werd hersteld in 1963. In St-Amandsberg is er een Isidoor De Vosstraat; zij loopt van de Antwerpse steenweg naar de St-Dorotheastraat.

1 December 1850 Geboorte te Ledeberg van Lieven Vandevelde. Deze Artillerie-luitenant maakte deel uit van een expeditie die aankwam enkele maanden vooraleer zijn broer Jozef hem vervoegde. De expeditie was hier vertrokken in oktober 1881.

84


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:07 Pagina 85

Hij werd chef te Vivi en stichtte er een lazaret. Zijn slechte gezondheidstoestand dwong hem in 1884 naar België terug te keren. Hij hield zich hier bezig met het bouwen van stoomboten voor Congo. Min of meer genezen trok hij terug naar Congo. Voorbij Vivi komend kon hij het negerjongetje Sakala dat hij meegenomen had naar België, terugschenken aan zijn ouders. Te Leopoldville aangekomen werd hij aangetast door koorts en stierf er op 7 Februari 1888. Op 22 Juli 1888 werd in het Citadelpark het gekende monument onthuld. Het werd ontworpen door Armand Heins en uitgevoerd door Louis Mast.

1 December 1868 Dood van Emile Moyson. Hij werd hier geboren op 9 Januari 1838 als natuurlijk kind van de niet onbemiddelde Felicita Trossaert, die enkele dagen na zijn geboorte overleed. Hij droeg de naam van zijn moeder tot op zijn 18e en krijgt dan de toestemming de naam van zijn vader Antoine Moyson te dragen. Die was inmiddels getrouwd en Emile groeit op in een klein burgerlijk Franssprekend gezin. Hij komt evenwel niet overeen met zijn stiefmoeder en -zussen. Hij gaat naar het Atheneum waar hij, zoals zo vele anderen, onder de invloed komt van zijn leraar Heremans. Daardoor ontpopt hij zich als een overtuigde flamingant. Hij gaat naar de Universiteit waar hij een actieve rol speelt in de studentenvereniging “‘t Zal Wel Gaan” die door haar tegenstrevers omschreven wordt als “een nest van flamingantisme, vrijdenkerij en progressisme”. Hij is gewonnen voor de ontvoogdingsstrijd van de Gentse arbeiders en zal zich daar actief voor inzetten. Hij is er Emile Moyson 1838-1868. van overtuigd dat de Vlaamse 85


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:07 Pagina 86

Beweging en de arbeidersbeweging moeten samengaan. Hij gaat overal het goede woord gaan verspreiden, is een heftige tegenstander van de Wet op de samenspanningen, hij schrijft gedichten, schimpliederen en speelt een rol bij de stakingen van 1859. Terwille van wat genoemd wordt “die schandelijke liedekens” (vergeten wij niet dat hij de auteur is van “Koevoet is beter dan Boulie") wordt hij vervolgd. Hijzelf wordt buiten beschuldiging gesteld, maar 70 arbeiders worden veroordeeld tot gevangenisstraffen omdat zij durven staken hebben. Een intellectueel die het opneemt voor de arbeiders wordt door hen gerespecteerd en wanneer men het heeft over Moyson zal men altijd spreken van “Mijnheer Emiel”. En zijn studies? Daar komt niets van terecht natuurlijk, ook al wegens het feit dat hij van zijn vader geneeskunde moet studeren, een vak dat hem helemaal niet ligt. Thuis is de situatie er niet op verbeterd. Het manuscript van een roman die hij geschreven heeft wordt door zijn stiefmoeder verbrand. Als hij 21 wordt, stopt hij zijn studies en hij breekt met het ouderlijk huis. Hij vertrekt met het erfdeel van zijn moeder en gaat in Brussel werken bij de Verzekeringsmaatschappij AG, daarna als bediende in de fabriek Remy in Wijgmaal. Stilzitten is er evenwel niet bij. In 1861 verhuist hij naar Brugge, in 1863 naar Blankenberge en in 1865 terug naar Brussel. Dit belet hem niet nauw contact te houden met de Gentse arbeiders. In 1868 verhuist hij voor een laatste maal naar Hautpré nabij Luik en gaat er inwonen bij zijn halfbroer Octave, de enige van de familie waarmee hij overeenkomt Hij eindigde er als krantenventer. Van jongsaf had hij een zwakke gezondheid, hij was opgebrand en stierf op 1 December 1868 van een borstkwaal. Door zijn ziekte was hij aan de drank geraakt. Het laatste waar hij zich mee bezig hield was het bundelen van zijn verzen en van zijn liedjes. Ze verschenen in 1869, een jaar na zijn dood. Zes jaar na zijn dood werd een gedenksteen op zijn graf geplaatst. Aangezien de collecte bij de flaminganten niet genoeg opbracht werden de kosten gedragen door “De Gentse Werklieden”. De tekst luidde “Hij streed voor vrijheid, recht en taal voor Vlaming evenals voor Waal.”

1 December 1874 Verschijning van het eerste nummer van “La Flandre Libérale”. Zie ook “Ghendtsche Tydinghen” - 2004 - N° 1 - p.52

86


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:07 Pagina 87

Louis Mortier 1906-1991.

87


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:07 Pagina 88

1 December 1887 Stichting door Julius Mac Leod van het natuurwetenschappelijk genootschap “Dodonaea”.

1 December 1901 Dood van Professor Floribert Soupart. Hij werd geboren in Feluy in 1810. In 1841 werd hij benoemd aan onze Universiteit als Professor in de Chirurgie, Huid- en Geslachtsziekten. Hij verwierf een internationale bekendheid met zijn amputatietechnieken. Hij leverde een belangrijke bijdrage in het vernieuwen en ontwerpen van chirurgische instrumenten.

1 December 1923 Dood van Virginie Loveling. Zie ook “Ghendtsche Tydinghen” - 2001 - N° 6 - pp. 394-395

1 December 1991 Dood van Louis Mortier. Deze populaire toneelspeler was gedurende vele jaren een van de hoofdrolspelers van de ploeg van Romain Deconinck. Hij werd geboren op 5 December 1906. Hugo Collumbien

88


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:07 Pagina 89

DIE GOEIE OUWE TIJD (2)

De bezetter had alle grote openbare gebouwen nodig om zijn diensten te installeren. Zo kregen wij begin augustus 1940 drie dagen tijd om met pak en zak op te hoepelen en elders een onderkomen te vinden. In de straten rondom ons Provinciaal Gouvernement stonden tientallen stootkarren om alles wat met perenmanden en wasmanden door de vensters naar beneden gelaten werd te vervoeren naar leegstaande herenhuizen in de Coupure, Gouvernementstraat 7 en Henegouwenstraat 29. Wat betreft de meubelen was er een bevel vanwege de bezetter dat wij maar één schrijftafel en één kast per kantoor mochten verhuizen. Wij vonden in al dat slameur toch de tijd om alles anders te schikken, de bezetter een loer te draaien en hem zoveel mogelijk te ontfutselen. Onze 5de Afdeling was van dan af ingekwartierd in de Henegouwenstraat 29. In kantoren voor vier werden wij met acht geïnstalleerd. Een of twee schrijftafels en voor het jonger personeel tafels van planken op schragen bedekt met bruin inpakpapier. Onze dienst werd opgesplitst in Dienst Begrotingen en Dienst Rekeningen. Ik maakte deel uit van de Rekeningen. Wij werkten met vastberadenheid en bewust dat we na de overwinning van de geallieerden het Provinciaal Gouvernement een klare financiële toestand voor de 297 gemeenten van Oost-Vlaanderen zouden moeten kunnen voorleggen. Ons Vaderhuis was dus herschapen in de Oberfeldkommandatur nummer 570 en wij mochten er geen voet meer binnenzetten. De heer gouverneur Vanden Boogaerde werd door de vijand uit zijn ambt ontzet en er werd een opvolger naar de smaak van de bezetter aangesteld. Tot het begin van de winter van 1941 had iedereen de reserves kunnen aanspreken, maar die winter begon zo vroeg en was zo hardnekkig streng dat men na enkele maanden in ieders buurt de armoede zag toeslaan. In onze administratie werd alles herleid tot het strikte minimum. De apostillen werden op de helft van het vorige formaat teruggebracht. Alles diende met de grootste spaarzaamheid verbruikt. Aangezien ik de gewoonte had niets weg te gooien dat nog dienstig kon zijn, bezat ik een grote sigarendoos vol met stompjes potlood van 3 à 5 cm. Hoeveel collega's hebben me in de oorlogsjaren niet gevraagd naar een eindje potlood of een gommetje! Van tijd tot tijd kregen we in onze provinciale ravitailleringsdienst de gunst 4 of 6 briketten te kopen. Die briketten waren samengesteld uit een soort vuil vermengd met koolstof. Toch waren we gelukkig die naar huis te kunnen meedragen. De kachel brandde toen op schlamm, versleten schoenen, gedroogde savooiblaren en aardappelschillen... voor zover die laatste, schoon gewassen 89


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:07 Pagina 90

en vermengd met wortelen niet dienden om taarten te bakken. De donkere oorlogsjaren leefden we dikwijls in angst en kou en eindeloze bekommernis hoe aan voedingswaren en brandstof te geraken. Mijn maandwedde bedroeg toen 2.873 F, kindergeld voor drie kinderen inbegrepen. Maar let u eens op de prijzen: boter 400 F, smout 200 F, brood 40 à 60 F, aardappelen 10 à 20 F, vlees 400 à 600 F, een ei 10 à 20 F. En voor een kledingstuk of een paar schoenen heb ik mijn schrijfmachine moeten verkopen. Bij gebrek aan papier en brandhout, heb ik, om de stoof aan te steken, boeken moeten verscheuren en ik heb mensen gekend die de plankenvloer van hun zolder hebben uitgebroken. Niettegenstaande dat alles werd het werk met ijver volbracht. Twee tot driemaal per week moest ik in een of andere gemeente een nazicht van de boekhouding uitvoeren. Soms in de kou van 15° en meer onder nul vertrok ik 's morgens om 6 uur naar het Sint-Pietersstation om naar Sint-Niklaas of Oudenaarde of elders te rijden en dan met de buurttram of te voet ter bestemming te komen. Het was in die tijd normaal dat de trein één tot drie uur vertraging had en het gebeurde niet zelden dat ik pas om middernacht, rammelend van de honger, terug thuis kwam. Bij een terugkeer op 10 april 1944 stopte de trein in Merelbeke. Ons hart bonsde van schrik toen we geallieerde vliegtuigen hoorden naderen en overvliegen. Een goed half uur later, we waren juist thuisgekomen, begon het bombardement op Merelbeke: 408 doden en 726 gekwetsten. Op 10 mei werd Merelbeke opnieuw gebombardeerd en vielen er nog 45 doden. Bommen die we door het luchtruim hoorden klieven, vielen dichtbij de Stropbrug, op 200 meter vogelvlucht van mijn woning. Hoe vaak zijn we niet verplicht geweest de 54 treden af te dalen wegens luchtalarm. We dienden beschutting te gaan zoeken in de schuilkelder van het Geeraard de Duivelsteen. En toch, hoe groot was niet de bekoring om naar de boem! boem! boem! Engelse radio te luisteren. Een zonnestraal! De geallieerde legers waren geland op de hiel van de Italiaanse laars! En in de zomer van 1944 waren de geallieerden geland in Normandië! Een ware uiteengerokken Duitse legerstoet reed bestendig over de Heuvelpoort richting Antwerpen. Aangezien de houten mijlpalen die er door de Duitsers geplaatst waren, voorzeker door weerstanders ‘s nachts waren weggenomen, vergisten Duitse bestuurders zich soms en sloegen rechtsaf, terug richting Frankrijk. Men liet ze maar rijden. Niettegenstaande dit alles, bleef onze stad door georganiseerde Duitse troepen bezet. De generaal bevelhebben had zijn hoofdkwartier laten inrichten in een café gelegen op de hoek van de Krijgslaan en de Burggravenlaan. In een straat waar iemand te vroeg de Belgische vlag had uitgehangen, werd deze doorzeefd met kogels.

90


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:07 Pagina 91

Ha! daar verspreidde zich een nieuwtje dat als een lopend vuurtje de stad rond ging: de onderpastoor had hoog in de toren van zijn kerk met zijn verrekijker de omgeving afgespeurd en had aan de Sterre materiaal en soldaten in kakikleur gezien. De drang om van het vijandelijk juk verlost te worden, steeg met het uur. Maar zou onze stad van vijandelijke beschietingen gespaard blijven? Gaston Arens

VERGETEN GENTSE SCHRIJVERS JULES DE SAINT-GENOIS DES MOTTES.

Sint-Martens Lennik 1813 - Gent 1867)

Archivaris, historicus, auteur van historische romans. Jules Ludger Dominique Ghislain, baron de Saint-Genois des Mottes is geboren te Sint-Martens-Lennik uit een familie, voornaam door haar ouderdom en huwelijken. Hij was de zoon van Edouard Jean Nicolas. Hij werd opgevoed in een buitengoed te Meise. Hij studeerde rechten te Gent, waar hij Van Duyse leerde kennen, maar van zodra hij was afgestudeerd richtte hij al zijn aandacht naar de literatuur en de geschiedenis. Nog als student had hij deelgenomen aan een wedstrijd van de Académie royale de Bruxelles over l’Histoire des avoueries en Belgique... en zijn werk werd bekroond. Toen hem een leerstoel te Luik werd aangeboden, verkoos hij te Gent te blijven als rijksarchivaris van Oost-Vlaanderen. Hij publiceerde Inventaire analytique des chartes des comtes de Flandre, avant l’avènement des princes de la maison de Bourgogne en later Catalogue méthodique et raisonné des manuscrits de la Bibliothèque de Gand, catalogus van de handschriften van de universiteitsbibliotheek, een werk dat nog dagelijks geconsulteerd wordt (1849-1852).

91


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:07 Pagina 92

In 1842 werd hij naar Wenen gestuurd om er de documenten te analyseren die uit onze archieven waren weggehaald en die betrekking hadden op de nationale vergaderingen in het verleden. In 1843 werd hij archivaris en bibliothecaris van de universiteit te Gent. Zijn leuze was: “Cum libris liber” vrij te midden van boeken. Hij was tevens een actief lid van talloze genootschappen o.a. De Tael is gans het Volk. In 1846 werd hij lid van de Académie roayle des sciences, des lettres et des beaux-arts de Belgique. Hij werd officieel afgevaardigde op de Vlaamse Letterkundige Congressen. Met enkele collega’s organiseerde hij de publicatie van de Biographie Nationale en zijn verzameling levensbeschrijvingen en historische biografieën blijft bijzonder verdienstelijk. Te Gent nam hij actief deel aan het werk van de Société des beaux-arts et de littérature, waarvan hij voorzitter werd. Hij interesseerde zich ook aan de ontwikkeling van de Vlaamse literatuur, maar het Orangisme dat zoveel andere voormannen kenmerkte, was hem volkomen vreemd, en in de literaire fase van de Vlaamse Beweging heeft hij ruim zijn deel gehad. Willems, Blommaert, Snellaert, Ledeganck en Van Duyse behoorden op de meeste hartelijke wijze tot zijn vriendenkring. Hij was de stichter en voorzitter van Kunstgenootschap en in 1851 behoorde hij samen met Rens, Serrure, Heremans, Van Duyse en anderen tot de stichters van het Willemsfonds (een samenwerking van liberalen en katholieken), waarvan hij de eerste voorzitter (1851-1861; overtuigd gelovig katholiek) werd. In 1848 werd hij katholiek gemeenteraadslid te Gent; in 1854 werd hij schepen van onderwijs. Hiij was de vertrouwensman bij uitstek van eerste minister Pieter De Decker (1855-1857). de Saint-Genois schreef en sprak vlot en gemakkelijk Nederlands. Een straatnaam de Gentbrugge is naar hem genoemdt. Hij overleed in zijn zomerresidentie in de Groendreef op Rooigem in 1867. Hij werd begraven op het Campo Santo. Het borstbeeld op zijn graf is het werk van beeldhouwer Antoon Van Eenaeme (1827-1873). Zijn louter historisch werk beschouwde de Saint-Genois als arbeid in dienst van het vaderland. Gans zijn leven situeerde zich in de Gentse archief- en bibliotheekwereld. De geschiedbeoefening stond in de 19e eeuw op een bedroevend laag peil. De allesoverheersende zucht tot verheerlijking van het nationaal verleden, een ontstellend gebrek aan kritische zin en een onmogelijke opvatting van de historische objectiviteit, maken dat alles wat in die tijd werd gepubliceerd thans waardeloos is. Wat de Saint-Genois geschreven heeft is in hetzelfde bedje ziek. Hij was ook gedurende 35 jaar directeur van Messager des Sciences historique, hét toonaangevend historisch tijdschrift van België in die tijd. Een Histoire de la ville de Gand heeft hij niet kunnen

92


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:07 Pagina 93

afwerken. Zijn historische novellen en romans zijn nauwelijks te tellen. Ze verschenen eerst als feuilletons in Journal des Flandres. Te beginnen met Hembyse, een Gentse geschiedenis van het einde van de 16e eeuw, in drie delen, 1835. Daarna La Cour de Jean IV, een Brabantse kroniek 1418-1421, twee delen, 1837. Anna (een Nederlandse roman), Voyageurs belges du XIIIe au XVIIIe siècle (1847). Hij heeft ook een vertaling gemaakt van Karel ende Elegast (1836). Alle werken getuigen van een grote belezenheid van de auteur, die zich in verschillende perioden grondig heeft ingewerkt... maar uit al die opgestapelde kennis treedt het didactisch element al te zeer op de voorgrond. Zijn romans roepen ook herinneringen op aan de gelijktijdige romans van Hendrik Conscience, maar in tegenstelling met deze is de populariteit van zijn werk van korte duur geweest. Hij schrijft lange, ingewikkelde en droge volzinnen, die met veel overbodige woorden de actie al te vaak lamleggen en het leesplezier grondig verstoren. Bovendien waren de historici van die tijd de mening toegedaan dat de invloed van Walter Scott en Victor Hugo – twee idealen van de Saint-Genois – verderfelijk was en waandenkbeelden aankweekte, vooral bij vrouwen, de lezers bij uitstek van deze gewrochten. Later publiceerde hij meer historische novellen o.a. in de Revue de Bruxelles. de Saint-Genois was een bescheiden, minzaam en oprecht man met afkeer voor extremisme. Zijn afkeer voor partijenstrijd en de behoefte aan openheid en pluralisme is een lichtende fakkel die hij ons heeft doorgegeven.

Literatuur Pierre De Decker, Saint-Genois des Mottes, Biographie Nationale, VII, 1880, p. 601-607. Albert Derolez, Jules de Saint-Genois, medestichter en eerste voorzitter van het Willemsfonds (1813-1867), De Vlaamse Gids, jg. 56, nr. 5, 1972, p. 33-37.

Daniël Van Ryssel.

93


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:07 Pagina 94

HET KRONIEKJE VAN EEN OUDE GENTENAAR

Vandaag met de N. Nâojsterigge: Een naaister. Nafte: Benzine. Nâogol: Gîene nâogol hèn om aan zijn gat te scharte: Zeer arm zijn. Nâordien: Daarna. Navette: Een Gentenaar die in Brussel werkt doet de navette tussen beide steden. Napoleon: Ge ziet er Napoleon deure. Wordt gezegd van slappe koffie. Vroeger waren er koffietassen met op de bodem een afbeelding van Napoleon. Bij normale koffie was deze afbeelding niet te zien, wèl bij slappe. Nieverst: Nergens. Nieveranst: Nergens. Neevest: Naast. Hij weunt neevest mijn deure. Nekke: We gâon nie veel woorde de nekke breeke. Meestal in een discussie: Wij gaan het kort houden. Neste: In neste zitten. Moeilijkheden ondervinden. Niewirt: Iemand die niets waard is. Negligent: Slordig. Neute: Een vervelende vrouw die op de zenuwen werkt. Neuzelwirk: Vervelend werk dat veel tijd en handigheid vergt en toch niet belangrijk is. Neuze: Zijne neuze rij d’in de vizilante: Wanneer men lekker eten ruikt. Nistig: Naarsteg. Nistegijt: Dikwijls als wens aan iemand die een werk moet beginnen of er mee bezig is. Nijpe de pijpe: Gierig. Juist gepast, niet meer dan nodig. Aonze in diene wijnkel iets afweege èst altijd nijpe de pijpe, ze zulle nuut giene deurslag geven. Nijpvlîes: Losse, Soms pijnlijke, loshangende velletjes aan de nagels. Nomeere: Noemen. Notemeschâode: Muskaatnoot. Note petote: Ook hotepetote.Om een kind te laten raden in welke vuist men iets verbogen houdt. Notepetote Wâor zit die note 94


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:07 Pagina 95

Hier of dâor ‘t En ès nie wâor. Notepupke: Vroeger het goedkoopste en eenvoudigste speelgoed. Nu ook een mager meisje Notijnk: Niets. Nuchtijnk: Ochtend. Numeroteren: Nummeren. Hugo Collumbien

95


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:07 Pagina 96

BIBLIOGRAFIE

Een absolute aanrader is het meest “recente” boek van Professor Guy Schrans “Van Wit naar Blauw. Gent tussen 1780 en 1842.” Het is met opzet dat wij schrijven het meest “recente” boek. Wij willen de term “laatste” boek niet gebruiken om de auteur niet op verkeerde gedachten te brengen. Toch wel een beetje een cryptische titel die een paar woordjes uitleg vergt. Misschien was 1780 op zichzelf geen kanteljaar, maar het kondigde wel het begin van een nieuw tijdperk aan. In dit jaar overleden Karel van Lorreinen en Keizerin Maria-Theresia die opgevolgd werd door haar zoon Jozef II. Hij was een aanhanger van die “Aufklärung”, van de “Verlichting” en van de Encyclopedisten. Er kwam een einde aan een eeuwenlange bestuursvorm. Wij gingen een nieuw tijdperk tegemoet. Niet alleen in Gent, maar ook in Gent. 1842 is iets moeilijker te verklaren. Burgemeester Joseph Van Crombrugghe overleed in dit jaar. De liberale partij werd weliswaar gesticht in 1846 maar de in 1842 door het Parlement goedgekeurde wetten op het lager onderwijs en de wijziging van de Gemeentewet droegen er toe bij om bepaalde geesten aan het denken te zetten. De periode 1780-1842 is alleszins zeer boeiend voor de Gentse geschiedenis in dewelke wij niet minder dan 9 politieke regimes kenden. De auteur zegt dat het gaat om een syntheseverslag, geen geschiedschrijving. Maar het was toch niet te vermijden dat dit, gedeeltelijk althans, wel zo is. En gelukkig maar, het levert ons weer een stukje boeiende Gentse geschiedenis op. Waarom WIT? Dat was de basiskleur van het uniform van de Oostenrijkse militairen die gekazerneerd waren in Gent. Waarom BLAUW? Omdat dit traditioneel de kleur is van de liberale politieke strekkingen die overwegend aanwezig waren in het Gent van 1842. Het boek is methodisch ingedeeld. Per regime onder hetwelk wij leefden wordt een film afgerold over (o.a.) de politieke instellingen, de pers, financiën, stedenbouw, openbare werken, politie,brandweer, onderwijs,handel, nijverheid, infrastructuur, sociale onderstand cultuur, ontspanning, kunst, opera, toneel, rechterlijke inrichtingen, enz. enz. Niet gedebiteerd als een droge materie, maar boeiend verteld en verduidelijkt met de achteraan gepubliceerde 1139 voetnoten. Het Repertorium van de in de tekst vermelde personen is ook welkom. Bij de lectuur van dit boek komt men onder de indruk van het intens studie96


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:07 Pagina 97

werk dat daaraan vooraf moet gegaan zijn. Veel van dit precieus materiaal ligt ergens te slapen, maar u moet het gaan ontdekken, het wordt u niet op de schoot gebracht. Een beetje flair en geluk kunnen daarbij behulpzaam zijn , maar veel geduld en doorzettingsvermogen zijn daarbij even noodzakelijk. Het boek heeft een formaat van van 17 x 24 cm. en telt 256 bladzijden. Te bekomen in het Liberaal Archief - Kramersplein 23 te 9000 Gent. Tel. 09.221.75.05. De zeer redelijke, niet commerciële prijs bedraagt € 24,00. Een tweede aanrader is zonder twijfel “Kuldersbloed & Blauwe Meisjestranen” van ons lid Marcel De Bleecker, een naam die borg staat voor degelijk en grondig werk. Het is een uitgebreide studie over de Gentse weeshuizen van 1615 tot 1984. De gelukkige bezitter van het vroeger verschenen “Verweesd, Verwezen” zou er verkeerd aan doen te denken dat hij het al weet. Het gaat immers niet over een copie van deze vorige uitgave, het is een uitgebreide en verbeterde versie met veel meer foto’s. (360!) Wij krijgen een realistisch overzicht van het dagelijks leven van deze ongelukkige kinderen waarvan de meesten, na het verlies van hun ouders, terechtkwamen in een milieu waar liefde een onbekend begrip was, iets wat nochtans het leed zou kunnen verzacht hebben. Maar u kunt het allemaal lezen, met ongeloof en een opstandig gevoel, in de 228 bladzijden die dit boek telt dat een formaat heeft van 21 x 29,5 cm. De prijs bedraagt € 24. Bestelling aan huis in Gent: + € 2. Voor kilopost is er een supplement van € 5.70. Het goedkoopste is natuurlijk het boek te gaan afhalen bij de auteur Marcel De Bleecker - Verdoncklaan 40 te 9050 Gentbrugge, maar toch best eerst een telefoontje geven op nummer 09.230.80.27, (maar liefst na 17 u.) Maar opgepast! Het betreft hier een eenmalige, beperkte uitgave en het grootste deel is al de deur uit. Wie geïnteresseerd is zou er verstandig aan doen niet te wachten en onmiddellijk te bestellen, zo niet is er een grote kans dat men achter het net vist en dit zou toch wel zeer spijtig zijn! “GENT. Stad van alle tijden” is een van die imposante boeken die uitgegeven worden door het Mercatorfonds. Het werd samengesteld door Marc Boone en Gita Deneckere, met bijdragen van een 5-tal medewerkers. Het bevat 6 hoofdstukken: Geschiedenis als Palimpsest, Archeologie van de stedelijke ruimte, Een Middeleeuwse Metropool, Een Religieuze Republiek en Citadel, Stad van industrie en arbeid, Infrastructuur en Stedenbouw. Gentse heemkundigen, die een beetje vertrouwd zijn met de geschiedenis van

97


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:07 Pagina 98

hun stad (en welke is dat niet?) zullen in de tekst niet veel tegenkomen dat ze niet reeds wisten, maar dit wordt ruimschoots gecompenseerd door een 200tal foto’s, gekende, minder gekende en ook nooit geziene. Meerdere ervan gepubliceerd op een dubbele bladzijde, iets wat de details ten goede komt. De afmetingen van deze kanjer zijn grosso modo 25 x 29,5 cm. en het telt 255 bladzijden. Te bekomen in de boekhandel. Prijs: € 39,95. Wie vertrouwd is met de uitgaven van het Mercatofonds zal dit niet overdreven vinden. Wij hebben het hier vroeger reeds gezegd: het is niet te geloven wat er de laatste jaren verschenen is over Gent, ruim meer dan 1 boek per maand, maar waar wij nog altijd op zitten te wachten (en dit waarschijnlijk eeuwig zullen blijven doen) is een complete geschiedenis van Gent. Wij beschikken nu wel over “Histoire de Gand” van Fris, maar Fris zelf beschouwde dit enkel maar als een voorlopig werk, een schets die moest dienen om in detail uitgewerkt te worden in een compleet werk. Maar welke persoon, of juister gezegd welke ploeg, zou zich durven wagen aan een dergelijk titanenwerk? Het zou wegens zijn omvang en de vele jaren werk die er noodzakelijkerwijze aan zouden zijn voorafgegaan, geen commerciële uitgave worden, maar moet dat nu steeds? De zeer productieve VIAT publiceerde opnieuw een boek. (Het hoeveelste is dat al?) Het heeft als titel “Op Vacantie!” Opnieuw een volumineus boek van formaat 21 x 27 cm., 272 bladzijden en meer dan 100 foto’s Tal van aspecten van het toerisme, vroeger en nu, worden er uitvoerig in belicht, met een speciaal hoofdstuk “Honderd jaar Gentenaars aan zee: hun rol in het kusttoerisme (1860- 1960).” Het boek kost € 17 en is te bekomen in het MIAT, Minnemeers. Kunstbezit Vlaanderen publiceerde een brochure “STAM - Stadsmuseum Gent”. Ze heeft een formaat van 23,5 x 29 cm. en telt 40 bladzijden. Vooral interessant zijn de meer dan 40 foto’s. Het STAM zelf publiceerde eveneens een brochure met als titel “Belichte Stad”. Ze telt 21 bladzijden en bevat een 30-tal foto’s. Het is ons niet duidelijk of dit een aparte brochure is die te koop is, ofwel een begeleidende gids voor de tentoonstelling die er loopt tot 1 mei 2011.

98


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:07 Pagina 99

Bij Lannoo verscheen “Om Gent gedicht”. Daarin bundelde Guido Lauwaert meer dan 100 Gentse gedichten. Wordt gezegd. Maar is dat wel zo? Voor ons is dichten “muziek maken met woorden” en om de waarheid te zeggen: bijzonder veel liefelijke melodieën zijn wij daar niet in tegengekomen, wel redelijk veel dissonanten en op bepaalde plaatsen kakofonieën. Ook zijn wij regelmatig proza tegengekomen die men, om de indruk te wekken dat het over gedichten gaat, geklasseerd heeft in blokjes van 4 regels. Maar daar loopt niemand in. Goede gedichten maken is een zeer moeilijk vak en vergt veel talent. Het blijkt dat aan niet zo velen de gratie verleend werd om dit op een behoorlijke manier te doen. Iedereen mag zich dichter noemen, het is een niet beschermde titel en bij het lezen van dit boek hebben wij sterk de indruk gekregen dat veel mensen die hun eigen kunnen sterk overschatten, zichzelf deze titel toeeigenen. Wat denkt u bvb. van volgend gedicht: TREURWILGEN OP DE LIEVEKAAI. Drup hij treur - drup tik leun - wilg tik snik de in snik drup te - de drup tik gen re - tik snik een gen snik ‘t Zou zonde zijn te schuilen nu hij eens met iemand uit kon huilen. Of nog: LAZY SUNDAY Al ruikend aan de aars van Gent loopt de nadorst ons steeds weer voor de voeten hangen wij onze levers te drogen tussen lantaarnpalen schrijven op de muren 99


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:07 Pagina 100

dat het Lam Gods ook voor dorstige dichters gestorven is. Wij zijn als Gentenaars geen klein beetje fier bij het lezen van deze sublieme ode aan onze stad. Zitten in dit boek dan geen echte gedichten? Toch wel, dat zou er nog moeten aan mankeren, maar ze zijn veel te schaars om de titel van dit boek te rechtvaardigen. Formaat: 19,5 x 24 cm. - 176 bladzijden. Te koop in de boekhandel. Prijs: € 24,95 Weet gij het nog? Enkele jaren geleden zei Erik De Keukeleire: dit is nu mijn laatste boek. Wij weten niet of hij dat echt meende, maar een feit is dat aanvragen voor verdere publicaties over nog niet behandelde onderwerpen bleven binnenkomen en... zoals men in gerechtelijke kringen zegt: Erik kon niet weerstaan aan een “onweerstaanbare drang” om met volle overgave te gaan snuffelen in alle mogelijke verspreide informatiebronnen. Sedert die beroemde uitspraak zijn inmiddels al meer dan 10 boeken verschenen met kostbare inlichtingen die men nergens elders zal vinden. Nu terug weer 5 prachtige boeken. Wij vragen ons af: heeft die man dan nu en dan eens geen slaap nodig? 1. Buurtspoorweg Gent-Drongen-Nevele (1909-1959) - 240 p. - 285 illustraties. Prijs: € 10 2. Van Paardentram tot Autobus op Lijn 3. (1874-1983) - 200 p. - Een 280-tal foto's. Prijs: € 10 3. Trolleybussen op Lijn 3 (1989-2009) - 300 p. - Een 750-tal foto’s Prijs: € 10 Uitgaven 2 + 3 samen € 15 4. Buurtspoorweg Gent-Evergem-Bassevelde (1910-1959) - 358 p. – Een 300-tal foto’s Prijs: € 15 5. Tramlijn 1. Een Noord-Zuidverbinding voor het Gentse Openbaar Vervoer (1899-2010), 396 p. - Meer dan 800 foto's. Prijs: €15 Uitgaven 4 + 5 samen: €25 Wij mogen er niet aan denken welke tijd de auteur moet besteed hebben om zo iets samen te stellen. Voor alle verdere inlichtingen komt men terecht bij de auteur: E.3-plein 93 te 9050 Ledeberg. Tel: 09.230.47.05 H. C.

100


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:07 Pagina 101

VRAAG EN ANTWOORD

Antwoord van Luc Devriese en Harry Verwee op een ogenschijnlijk simpel, maar in werkelijkheid aartsmoeilijk vraagje van Ciska De Ruyver (G. T. 2009 nr. 5): waar staat de oudste Gentse boom? Dat gaf aanleiding tot een intensief onderzoek zowel in de archieven bewaard in de Zwarte Doos (stadsarchief) als ‘in het veld’, zoals biologen dat formuleren. Het 'veld' was hier het grondgebied van Gent en deelgemeenten, echter zonder de moeilijk of niet toegankelijke privé tuinen. Enkel de stadsbomen dus. Het resultaat van onze zoektocht (met vereende krachten!) is wel volumineuzer geworden dan wat gebruikelijk is in de ‘Vraag en antwoord’ rubriek: het werd een volwaardig artikel ‘Oude Gentse bomen’ dat omwille van zijn lengte verscheen in het jaarboek van de Oost-Oudburg. Een hoofdstukje daaruit over de laan- en kaaibomen in 1893 nemen we over in de rubriek Ghendtsche Toestanden. Wie dat aandachtig leest, kan afleiden dat verscheidene van de nu nog bestaande majestueuze bomenrijen tot anderhalve eeuw oud zijn. Ze waren al flink gewassen toen de oorspronkelijke versie van de tekst door Hubert Van Hulle geschreven werd. De, voor zover ons bekend, oudste Gentse bomen zijn echter niet te vinden onder de laanbomen. Een tip van Christian Puttevils leidde ons naar het Muinkparkje. Bij de Hertstraat ter hoogte van huisnummer 60 staat daar een plataan met een stamomtrek van zo maar eventjes 606 cm, in 2010 gemeten op 1,5 m hoogte. Een ander imposant exemplaar (442 cm. stamomtrek) met geweldige armen is te vinden dicht bij de hoek van de Hofstraat en de Muinklaan. De boom bij de Hofstraat is een Oosterse plataan (uit de Balkan en Klein Azië) terwijl het reuzenexemplaar bij de Hertstraat de bij ons algemeen voorkomende kruising is tussen de Oosterse plataan en de Westerse (uit Noord Amerika). De Oosterse plataan heeft diep ingesneden bladeren en meestal een korte dikke stam, dikwijls opgesplitst in overmatig dikke hoofdtakken. De leeftijd van de twee Muinkparkbomen stelt ons voor problemen. Minstens de dikste boom moet namelijk ouder zijn dan de Gentse dierentuin, de voorganger van het huidige park. Dat werd rond 1850 in de Muinkmeersen aangelegd, zo’n 160 jaar geleden dus. Maar uitgaande van een jaarlijkse stamomtrek aangroei van 2,5 cm (vanaf een zekere leeftijd vrij constant, maar steeds afhankelijk van het weer, de soort en cultivar, de standplaats, de snoei en dergelijke), komen we uit op een berekende (vermoedelijke) leeftijd uit van resp. 101


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:07 Pagina 102

242 jaar en 177 jaar. De dikste kan dus van ergens rond 1770 dateren en de tweede zou ongeveer rond de Belgische omwenteling geplant zijn. Het is niet verwonderlijk dat de oudste Gentse bomen platanen zijn. Deze taaie kerels zijn dominant aanwezig in het stadsbeeld. Een hoofdstukje in ‘Oude Gentse bomen’ kreeg zelfs de titel ‘Gent, platanenstad’ mee. De plataan bij de Hertstraat kan allicht de eer opeisen van ‘oudste Gentse boom’ en mag zelfs meedingen naar de titel van oudste plataan, indien niet van België, dan toch van Vlaanderen. In ‘Merkwaardige bomen van België’, een uitgave van ‘Waters en bossen’ (1978), die de Muinkparkbomen niet vermeldt, vinden we de reuzenplatanen van de abdij van Cambron - Casteau (Brugelette, Parc Paradisio, tussen Ath en Mons) met vergelijkbare dikten (580cm in 1977). Deze bomen werden in 1724 geplant. Het zijn Oosterse platanen. Een ‘gewone’ plataan (vermoedelijk ook de kruising) te Hyon, deelgemeente van Mons, had in 2007 een stamomtrek van 607 cm. Van belang in dit verhaal is dat de oudste vermeldingen van door de stad aangeplante platanen al uit de jaren 1600 dateren. In het Gents had men het over

Aangezien een foto van de volledige boom de omvang niet tot zijn recht liet komen, hebben wij de voorkeur gegeven aan een ‘detail’, als we hier dit woord mogen gebruiken.

102


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:07 Pagina 103

‘planen’ of ‘pelanen’ (in het Engels ‘planes’). Dat zijn de benamingen die in de Gentse archiefpapieren voorkomen en eveneens in het woordenboek van Lodewijk Lievevrouw-Coopman. Ook de kruising is niet van recente datum. Ze zou in de jaren 1600 ontstaan zijn in Spanje of in Zuid Frankrijk. De foto hierbij, in 2010 genomen door de ‘ontdekker’, geeft de stambasis weer van de plataan dicht bij de Hertstraat. Aangezien een foto van de volledige boom de omvang niet tot zijn recht liet komen, hebben wij de voorkeur gegeven aan een “detail”, als we hier dit woord mogen gebruiken.

Mededeling Sinds een aantal maanden ontsluit de Dienst Kunsten en Cultuurverspreiding van de Provincie Oost-Vlaanderen de heem- en geschiedkundige tijdschriften van Oost-Vlaanderen op artikel. Het resultaat kunt u bekijken op www.ovinob.be/provbib. Zo levert bvb. de zoektemr “Gent” 3993 resultaten op, waarvan 1597 artikels.

103


Binnenwerk_jan_febr_2011_September binnenwerk OK 5.0 12/01/11 18:07 Pagina 104

LEZERS SCHRIJVEN ONS

Van de heer Jacques Lavrillé ontvingen wij volgend schrijven: Reactie op de inzending van Mr. Marcel Cambier (Lezers schrijven ons, G.T. nr 6/2010) De foto met die stoomtram heeft me 60 à 70 jaar teruggekatapulteerd in de tijd. Ik woonde tijdens mijn jeugd ook in die omgeving en herinner me nog de trams die toen voorbij ons huis passeerden. Dat waren de trams van de buurtspoorwegen (in de volksmond “de boerentram”, als contrast met de stadstram): tram “L” naar Lochristi, tram “O” naar Oostakker (of de “Ø” barré naar Lourdes) en de stoomtram naar Zaffelare. Hoe lang dat stoomtrammetje nog heeft gebold herinner ik mij niet meer, maar zeker nog gedurende de oorlogsjaren; deze tram was nl. zeer geliefd bij de smokkelaars. De heer Cambier heeft dus nog veel jaren na 1930 kunnen genieten van de passage van dit waterdamp en roet uitstotend (maar o zo romantisch, want o.a. uitgerust met een echte stoomfluit) vervoermiddel.

104


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 105

GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring Gent V.Z.W. 40e jaargang nr. 2 maart - april 2011

Inhoud - Guy Schrans: “Pierre-Victor, Jacques Clément et les autres. Minder bekende Gentse notabelen uit de periode 1780-1840. Deel 3. Jean-Baptiste Lecat (1744-1818) - Paul Bergmans: Inventaire Archéologique: Kenteken van Sint-Jacob van Compostella. - Pierre Kluyskens: Keizer Karel: Vervolg en slot. - Daniël Van Ryssel: Minder bekende en/of verdwenen locaties: Hotel Minard, Grote Huidevettershoek 8. - Erik De Keukeleire: Sint-Denijsplein, een Trilogie. Marsveld en Paardenrenbaan. Deel II. 1841-1880. - Luc Devriese: Ghendtsche toestanden: Op kloefen de oorlog door (1916-1917). - Hugo Collumbien: Gentse Memoriedagen: 2 December. - Gaston Aerens: Die Goeie Ouwe Tijd (deel 3 en slot). - Quizmaster: Oplossing Quiz 2010. - Rudy van Elslande: De Gentse schildersfamilie Van Herseecke tijdens de barokke periode. - Daniël Van Ryssel: Vergeten Gentse schrijvers: Henri Van Daele. - Hugo Collumbien: Het Kroniekje van een oude Gentenaar. Vandaag met de O. - Bibliografie. - Lezers schrijven ons. - Getekend door Gaston De Bruycker: Poortje in het Klein Begijnhof - Alfons Van Werveke: Oudheidkundige kroniek: De Burg, zijn straten en zijn versterkte poorten - Dit bestaat niet meer: Afbraak van de “huizekes van de Schieting”

105

106

117 119 132

138

154

167 173 175 179 189 192 193 194 198 199 200


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 106

“PIERRE-VICTOR, JACQUES-CLÉMENT ET LES AUTRES”. MINDER BEKENDE GENTSE NOTABELEN UIT DE PERIODE 1780-1840 (DEEL 3)

3. Jean-Baptiste Lecat (1744-1818) Advocaat Jean-Baptiste Lecat nam vooral in het begin van zijn loopbaan actief deel aan het Gentse culturele leven1. Hij was redacteur van Den Vlaemschen Indicateur (zoals Pierre-Victor Le Jeune d’ Allegeershecque), nauw betrokken bij de Koninklijke Academie voor schone kunsten en lid van twee Gentse vrijmetselaarsloges. Na zijn huwelijk in 1780 gaf hij aan zijn leven een meer professionele wending. Hij legde zich voortaan toe op juridische kwesties – evenwel met matige bijval, wat hem soms bitter stemde. Tijdens het Frans bewind werd hij tot rechter verkozen (1797). Hij was (ook onder keizer Napoleon) een uitgesproken republikein. Hem komt de verdienste toe om in 1806 het recente Code de procédure civile (burgerlijk procesrecht) voor het eerst in het Nederlands te hebben vertaald.

Zoon van een veelzijdig legerarts Jean-Baptiste Lecat werd geboren te Brugge op 14 september 1744 als zoon van de legerarts Jean-Baptiste-Joseph Lecat Sr en Ferdinande-Cornelia Maeyens (welke vermoedelijk van Brugse afkomst was)2. De familie Lecat was wijd verspreid in Henegouwen, Picardië en de huidige departementen Nord en Pas-de-Calais3. De omstreeks 1720 te Mons geboren4 vader Lecat was een gewichtig personage. Na studies van licentiaat in de geneeskunde aan de befaamde universiteit van Douai5 werd hij militair arts te Brugge, later te Gent (docteur van Haere Maejesteyts Troupen) alsmede accoucheur (verloskundige) en steensnyder 6. Hij was lid van het Gentse Collegium Medicum dat de artsen, chirurgijns en apothekers verenigde en toezag op de correcte uitoefening van het beroep. Hij volgde de evolutie van de geneeskunde op de voet en nam deel aan wetenschappelijke discussies7. In het begin van de jaren 1760 was hij een van de oprichters en voorzittend meester van La Candeur, de eerste Gentse vrijmetselaarsloge waarover schriftelijke bronnen bekend zijn8. Jean-Baptiste Jr. had twee zussen en twee broers. (1) Angéline Lecat huwde met de vermogende negotiant Jean-Baptiste Beelaert. Deze was koopman in 106


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 107

hout, riet en verfhout (in den Ham)9 alsmede fabrikant van gemalen verfhout aan de Visserij, waar hij een paarden- en een watermolen bezat10. (2) Fernanda-Francisca Lecat huwde met de advocaat Henri-Augustin Goethals11, een telg van de Gentse stadsadel. Zijn vader Adrien-Guillaume Goethals was raadpensionaris van de heerlijkheid Sint-Baafs en houder van een achterleen van Vinderhoute en Merendree12. Henri’s zus Thérèse huwde de advocaat Jean-Jacques Blommaert die op zijn beurt raadpensionaris van Sint-Baafs werd13, raadsheer in de Raad van Vlaanderen en onder het Frans bewind voorzitter van de Cour Criminelle (waarin ook J.-B. Lecat zetelde)14. (3) Philippe-François Lecat (geb. 1752) werd priester gewijd in 1776 en overleed reeds in 178615. Vanaf ca. 1780 was hij de secretaris van kanunnik Maximilien-Macaire de Meulenaere, vicaris- generaal van het bisdom (die in een volgende bijdrage wordt behandeld). (4) François-Joseph (geb. 1764)17 nam in 1790 als korporaal dienst in het Frans revolutionair leger. Onder Napoleon sloot hij een schitterende militaire loopbaan af met de graad van brigadegeneraal18. Te Gent woonde het gezin aan de Tichelrei, later aan de Zandberg, ten slotte in de Schepenhuis-straete19. Jean-Baptiste Lecat jr. huwde in april 1780 de Gentse Dorothea-Josepha Temmerman20, welke vermoedelijk stamde uit een familie van tabaksfabrikanten21. Zij woonden aan de Calcoensche Hane (bij de Nederpolder)22, het Gewat23 en by de Hoofdbrugge24. Het is niet duidelijk of er kinderen werden geboren.

Advocaat, confreer van Sint-Ivo en vrijmetselaar. Jean Baptiste studeerde rechten aan de universiteit van Leuven en vestigde zich te Gent als advocaat bij de Raad van Vlaanderen. Hij werd er lid van de ‘Sint-Ivo confrerie’25, een broederschap (met lokaal by de Lief-Brugghe)26 die rechtsbijstand verleende aan weduwen, wezen, gevangenen en andere hulpbehoevenden27. Hij moet spoedig naam hebben gemaakt in de intellectuele kringen van de stad. Op zijn drieëntwintig was hij bijv. in 1767 dé feestredenaar (met een schoone redenvoering)28 tijdens een buitengewone plegtige prysuytreyking van de Academie voor teken-, schilder- en bouwkunst naar aanleiding van het luisterrijke 700-jarig jubelfeest van de H. Macharius29. Lecat werd meteen financieel contribuant van de Academie (als “Lecat d’Ourte”)30. Iets voor 1766 trad Jean-Baptiste toe tot de loge van zijn vader, La Candeur. Zijn maçonniek meesterdiploma van 5 maart 1766 wordt bewaard in de Gentse universiteitsbibliotheek31. Dit document (een uniek exemplaar te

107


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 108

Gent!) is geheel met de hand geschreven op papier met afmetingen van 32,5 x 20 cm. Het heeft ook een onbeschreven kant die diende als bescherming van de met inkt geschreven tekst. Het diploma kon in vier delen gevouwen worden zodat het een soort ‘maçonniek paspoort’ werd32. Toen La Candeur in de jaren 1770 op non-actief kwam, ging Jean-Baptiste Lecat over naar La Constante Union (welke toen voorgezeten werd door de later te bespreken Pierre-Georges de Meulenaere). In deze loge werd hij nog adjunctsecretaris en “redenaar”33.

Fiscaal pachter. Schepen van Sint-Pieters. Zoals talrijke jonge advocaten uit de burgerij was J.-B. Lecat geïnteresseerd door bijbetrekkingen. Zo werd hij in 1772-1773 omwille van zijn bekwame kennis van het stedelijk fiscaal recht aangetrokken als vennoot van een maatschap (compagnie) waaraan het stadsbestuur de inning van de accijnsrechten (goed voor 80 % van de fiscale inkomsten) verpachtte34. Zoals talrijke steden in binnen- en buitenland had Gent deze inning toevertrouwd aan “fiscale pachters” (fermiers), privé-ondernemers met wie zij na openbare aanbesteding een pachtcontract sloot. Hierbij verbond de pachter zich ertoe om met eigen personeel een bepaalde opbrengst aan belastingen te innen. Hij maakte winst of verlies naarmate de opbrengst het overeengekomen bedrag al dan niet overtrof. Te Gent gold het pachtstelsel van de “admodiatie” waarbij de winst werd verdeeld tussen de pachter en de stad. Van 1777 tot 1794 was Jean-Baptiste bovendien schepen van de heerlijkheid en vierschaar van Sint-Pieters te Gent35, een hele eer voor een niet te Gent geboren gewone burgerzoon. Men mag aannemen dat hij betrokken was bij het rechtsprekende werk van deze schepenbank (samengesteld uit een opperbaljuw en dertien schepenen). De zelfstandige heerlijkheid van Sint-Pieters36 was o.m. bevoegd over het grondgebied intra muros ten zuiden van de Ketelvest37 en de landelijke nederzettingen extra muros Sint-Pieters-Aalst en Sint-Pieters-Aaigem38. De gerechtelijke opdracht van J.B. Lecat in de Sint-Pietersheerlijkheid zorgde voor een kennismaking, later ook een samenwerking, met de benediktijnermonnik Gudwalus Seiger, die van 1760 tot 1789 abt was van deze rijkste abdij der Nederlanden. Abt Seiger (“Seiger le Magnifique”) was een bouwer39, Lecat sedert zijn jeugdjaren geïnteresseerd door de architectuur (zie zijn band met de Academie). Op basis van gegevens die hem o.m. door abt Seiger werden verstrekt redigeerde J.-B. Lecat in 1781 een verslag van 28 pag. in-folio om de inlichtingen aan te vullen die door Antonius Sanderus waren verstrekt

108


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 109

in de beschrijving van de abdij in zijn Flandria Illustrata40. Dit manuscript werd tijdens de Franse tijd aangekocht door Charles van Hulthem en het kwam uiteindelijk terecht in de befaamde Bibliotheca Hulthemiana van de Koninklijke Bibliotheek41. Het lag aan de basis van vernieuwende studies over de bouwgeschiedenis van de abdij. Lecat was ook enige tijd raadsheer-assessor van de Berg van Barmhartigheid die tegen onderpand en aan redelijke voorwaarden geld leende aan hulpbehoevenden en anderen42.

Den Vlaemschen Indicateur Omstreeks 1780 werd J.-B.Lecat redacteur bij Den Vlaemschen Indicateur43. We hebben dit “verlichte” weekblad reeds gesitueerd bij de bespreking van Pierre-Victor Le Jeune d’Allegeershecque. De overige (bekende) redacteurs waren o.m.44: de “verlichte” arts Pieter-Cornelis de Brabant die nog hoogleraar in de anatomie werd aan de universiteit van Leuven en in 1790 overleed als militair arts in het Oostenrijks leger45; de polemist en toekomstig republikein Jacob-Joannes Antheunis die in de Franse tijd de kritische Protocole Jacobs uitgaf46; de ambtenaar en pamflettist Joseph Michiels, “un des rares tenants du radicalisme éclairé du XVIIIe siècle européen”47, die tijdens het Frans bewind “représentant provisionnel” van Brussel was en later in het Conseil des Cinq Cents te Parijs zetelde. Men weet niet hoe het werk binnen deze ploeg werd verdeeld (de artikels waren niet ondertekend). Men mag overigens de bijdrage van de twee opeenvolgende drukkers-uitgevers van het weekblad niet onderschatten: zowel Philip Gimblet (aen d’Appel-brugge in den Engel) als Jan-Francies van der Schueren (in de Breidelstege, bij d’Appelbrugge) waren cultureel bedrijvige mannen die hun opleiding hadden voltooid met een langdurig verblijf in het Frankrijk van les Lumières48. Dit was een krachtige ploeg voor een tijdschrift in de moedertaal dat de ramen opengooide op de ruime wereld van mensen en ideeën.

Juridisch werk. Gemengde gevoelens In 1783 was Jean Baptiste Lecat een van de 78 kandidaten voor een ambt van schepen van de Keure of van Gedeele. Hij werd nochtans niet benoemd49. Opmerkelijk is dat zijn kandidatuur werd gesteund én door de president van de Raad van Vlaanderen én door de Geheime Raad (de belangrijkste Collaterale raad) te Brussel – wat toch voor een jurist een gewichtige erkenning

109


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 110

was. Men weet niet waarom op die voordracht niet is ingegaan. Vermoedelijk bezat Lecat onvoldoende sociale standing. Met de ingrijpende (maar kortstondige) gerechtelijke hervorming van 1787 kwam hij evenmin aan de beurt hoewel talrijke burgerzonen in een (meer of minder) verheven ambt werden benoemd50. Zoals meer rechtsgeleerden stuurde Jean Baptiste Lecat in september 1783 aan de keizer een ontwerp van 495 artikelen en 88 pagina’s om de gerechtelijke inrichting te moderniseren: Essai d’un nouveau style et manière de procéder en matière civile pour les Pays-Bas51. Lecat wou met zijn voorstel een einde brengen aan de “chicanes, débats, incidents inconcevables, longueur des procès, tournures, délais, frais et dépens, etc”. In de 20ste eeuw werd zijn ontwerp als volgt beoordeeld: ”Le projet de l’avocat gantois avait le mérite d’être court; il n’en avait pas d’autre. Dans le plus grand nombre de ses articles, il traduit ou il imite l’ordonnance de Vienne52. Parfois, on sent percer chez l’aspirant-législateur une rancune à l’égard de ses confrères et le ton devient alors celui du pamphlétaire”53. Bedoeld wordt vooral de hiernavolgende passus waarin Lecat de draak steekt met de minimale studieijver van rijke jonge lieden die een rechtendiploma alleen nodig hadden om een eervol ambt te kunnen aankopen: “Et comme par un usage contraire au bien-être public, plusieurs gens de biens ne se sont faits licenciés ès droits et simples avocats, sans science et connaissance des lois, que pour s‘acheter des charges qui demandent ordinairement bons avocats, à l’exclusion de ceux qui ne sont pas pourvus des faveurs de la fortune pour faire ces achats, nous voulons que ceux qui aspirent à ces charges satisfassent au susdit article 473 [dat de toelatingsvoorwaarden tot de balie bepaalde] avant que de pouvoir les solliciter, pour que non leurs argents mais leur science principalement les rendent habiles et capables à remplir telles charges vénales”. Er klinkt bitterheid in deze tekst. Het was voor een gewone burgerzoon als Lecat inderdaad veel moeilijker dan voor een telg van de adel54 of de hogere burgerij om in enig ambt te worden benoemd (bijv. als schepen, raadpensionaris, baljuw, griffier en dgl., laat staan raadsheer in de Raad van Vlaanderen)55. Toen hij deze tekst schreef was hij recent over het hoofd gezien voor een benoeming tot schepen. We bezitten geen informatie over J.-B. Lecat’s houding tijdens de Brabantse Omwenteling. Het is mogelijk dat hij minder belangstelling had voor politieke dan voor culturele evenementen. Zijn republikeinse voorkeur onder het Frans bewind (zie hierna) laat nochtans vermoeden dat hij voorstander was van de “democratische” Vonckisten. 110


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 111

Een republikeins rechter Onder het Frans Bewind werd Jean Baptiste Lecat in april 1797 door het departementaal kiescollege verkozen tot rechter in het ‘Crimineel hof’ te Gent56. In 1800 werd hij benoemd tot rechter in de rechtbank van eerste aanleg ondanks een als volgt luidend advies van de procureur-generaal: “probe et laborieux, mais ayant des connaissances médiocres et point de fortune”57. Tijdens het Directoire (1795-1799) gaf J.-B. Lecat blijk van een geavanceerde republikeinse overtuiging. Zo verzette hij zich tegen het drukken van “almanachs” (bijv. de Gentse Wegwyzer) waarin geen gebruik was gemaakt van de “republikeinse kalender”. Hij bleef het republikeinse ideaal trouw onder Napoleon59, waardoor uiteindelijk zijn loopbaan werd afgebroken. Na de gerechtelijke hervorming van 1810 werd Lecat inderdaad niet opnieuw benoemd. De eerste-voorzitter van de Cour Impériale te Brussel had nochtans volgend advies verstrekt: “fortune médiocre, avocat et juge dans les différens tribunaux depuis l’an 4, dans l’Ancien Régime il était bailli, juge actuel. Il n’est pas fort mais peut encore rendre des services, du reste assez probe et intègre et jouissant à ce titre de la considération”60. Politieke overwegingen gaven nochtans de doorslag: hij werd « écarté … en raison de ses convictions républicaines61”. Hij ontving nochtans een rustpensioen62 en werd opnieuw advocaat63. In 1813 wordt hij vermeld als de oudste advocaat te Gent. Kort daarop werd hij nog vrederechter van het kanton Evergem64 waar hij overleed op 17 oktober 181865.

Vertaler van het wetboek van procesrecht In 1806 werd rechter Lecat belast met de vertaling in het Nederlands van het recente wetboek van burgerlijke rechtspleging (code de procédure civile)66. Na goedkeuring van de vertaling door de rechtbank van eerste aanleg en de Préfet werd ze commercieel uitgegeven67. De behoefte aan een vertaling van Franse wetteksten naar de moedertaal was reeds vastgesteld door een besluit van het Directoire van 16 brumaire jaar VI (1798): “Considérant que les habitans de plusieurs départemens de la ci-devant Belgique, où la langue française est presque généralement ignorée, sont privés de l'avantage inappréciable de connaître par eux-mêmes les différentes lois ..., et dont l’explication ne leur est donnée que par le petit nombre d'individus qui entendent la langue française, ce qui laisse à l'ignorance et à la malveillance le pouvoir d’en altérer le sens véritable”68. Het Directoire voorzag in de nodige fondsen om de tekst van Franse wetten en besluiten in het Nederlands te vertalen. Zo kon vanaf eind

111


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 112

1797 een tweetalig Frans-Nederlands Bulletin des Lois - Bulletin der Wetten worden uitgegeven. In het koninkrijk België heeft men moeten wachten van 1830 tot 1898 (zg. Gelijkheidswet) alvorens ook een Nederlandstalige én gelijkwaardige wetgeving werd ingevoerd.

Jean-Baptiste Lecat was geen hoogvlieger zoals de meeste andere mannen die in deze reeks ter sprake komen. Dat men in de leidende kringen onvoldoende met hem rekening hield, verklaarde hij door zijn sociale afkomst. Dit overtuigt niet echt. Zijn vader was een gezien man te Gent en in de medische wereld, terwijl een aantal mannen in deze reeks uit een minder verheven nest kwamen en toch een briljante loopbaan opbouwden69. Gebrek aan talent? Als jonge man maakte hij alleszins indruk vermits men hem, pas drieëntwintig jaar oud, selecteerde als de feestredenaar voor een heel bijzondere zitting van de Academie! En in 1781 gaf “Seiger le Magnifique” hèm de opdracht om Sanderus’ bouwgeschiedenis van de Sint-Pietersabdij aan te vullen. Misschien miste hij de nodige gedrevenheid om in zijn gekozen beroep te excelleren en kwam hij over als een dilettant. Hoe dan ook, zijn al dan niet reëel gevoelen van achteruitstelling wakkerde een blijvende “democratische” reflex aan. Dat hij, tweeënzestig geworden, de inzet en het geduld opbracht om het recente wetboek van procesrecht in het Nederlands te vertalen toont alleszins aan dat hij de dromen van zijn jongere jaren niet had opgegeven: de “nieuwe ideeën” in de volkstaal verspreiden en het procesrecht moderniseren. Guy Schrans

NOTEN 1

2

Zie: A. Van den Abeele, Brugge onder de Acacia. De vrijmetselaarsloge La Parfaite Egalité (1765-1774) en haar leden, 1987, p. 319-321; W.P. Dezuttere, “De vrijmetselarij te Brugge in de 18de eeuw”, Biekorf, 1988, p. 187-200, inz. p. 195-199; Ph. van Hille, Het Hof van Beroep te Brussel en de rechtbanken van Oost- en West-Vlaanderen onder het Frans bewind (1800-1814), 1970, p. 105; G. Schrans, Vrijmetselaars te Gent in de XVIIIde eeuw, 2de druk, 2009, p. 316-324 Men kent in die periode naamgenoten Maeyens in de Brugse clerus, ambachten (glasmakers) en schuttersgilden. Zie bijv.: “Obituaire de la Société de Saint-Luc”, in: Hand. Gen. Gesch. (Société d’émulation), 1863, p. 31, 33 ; I.J. De Meyer in: Jaerboek van de koninklyke gilde van Sint-Sebastiaen te Brugge, 1859, p. 508; Y. Van den Berghe, Jacobijnen zn Traditionalisten. De reacties van de Bruggelingen in de Revolutietijd (1780-1794), 1972, p. xxvii; P. Beaucourt de Noortvelde, Description historique de l’église collégiale et paroissiale de Notre-Dame, Brugge, 1773, p. 230 ; Databank Akten West-Vlaanderen. Processen Brugse Vrije, nr 806 (1764).

112


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 113

3

Een Thomas Lecat was reeds avocat du roi te Saint-Quentin in 1412 (Q. La Fons & Ch. Gomart, Histoire particulière de la ville et de l’ église de Saint-Quentin, 1856, p. 189). 4 Ph. Van Hille, o.c., p. 105 5 I.J. De Meyer, Analectes médicaux. II. Esquisses biographiques des praticiens distingués de la ville et du Franc de Bruges depuis 1400 jusqu’à nos jours, Brugge, 1851, II, p. 216. In de Gentse Wegwyzer wordt Lecat sr. apart vermeld als “licentiaet van de universiteyt van Douay” (bijv.: Wegwyser, 1782, p. 53), wat wijst op de erkenning die dit diploma genoot. 6 Wegwyzer, 1782, p. 53, 54, 55. Een aankondiging in de Gazette van Gend van 8 maart 1759 vermeldt volgende titels: “licencié en médecine, ancien chirurgien-major des troupes de Sa Majesté l’Impératrice reine apostolique de Hongrie et de Bohême, &c. &c., chrirurgien juré de la ville de Mons & de celle de Bruges, Lithotomiste, & médecin [...] des troupes de Sa Majesté de la Ville et château de Gand”. 7 Zie bijv. zijn deelneming in 1759 aan een driehoekige medische discussie met de Eed van de chirurgijns van Brugge en met zijn collega Saint-Paul, “chirurgyn-major van H.M. Troupen te Oostende”. Raadpleeg: F. Vanderhaeghen, Bibl. gant.,VI, p. 345, nr. 14.758; III, p. 402, nr. 4.104. 8 E.K. Boerenbeker, De resolutien van de Groote Loge (1756-1798), 1979, I, p. 61-62; G. Schrans, o.c., p. 31-34 9 Wegwyzer, 1782, p. 68. 10 Op de smalle strook tussen de Nederschelde en de Visserij bouwde men toen talrijke watermolens die immers profiteerden van het niveauverschil tussen de twee waterlopen. Zie verder: G. Deseijn, Gids voor Oud Gent, 2001, p. 102-104 en vooral de vergunning voor de watermolen (aug. 1786) van de schepenen van de Keure (met randvoorwaarden betr. de waterstaat) in: M.J. Wolters, Recueil des lois, arrêtés, règlements etc. concernant l’ administration des eaux et poldres de la Flandre Orientale, 1842, I, p. 211-214. 11 Stadsarchief Gent De Zwarte Doos, Huwelijken Sint-Michiels-Zuid-parochie Gent, 16541796, p. 116. J.B. Lecat was huwelijksgetuige, naast een telg van de patricische familie Odevaere (verwant met de familie Goethals). 12 F.H. d’ Hoop, Notice sur quelques branches de l’ancienne famille Goethals, 1879, p. 64; Ch. Poplimont, La Belgique héraldique, 1866, V, p. 65. 13 Bijv.: Wegwyzer, 1782, p. 45 14 Ch. Poplimont, La Belgique héraldique, 1864, II, p.21-22 ; F.-V. Goethals, Miroir des notabilités nobiliaires de Belgique, des Pays-Bas et du Nord de la France, 1857, I, p. 561-562 ; Ph. van Hille, Het Hof van Beroep, o.c. p. 73-74. Betr. de Cour Criminelle: J. Decavele & C. Vandewal, De tempel van Themis, Gent. 160 jaar gerechtsgebouw en rechtspraktijk, 2007, p. 57-60. J-.J. Blommaert en zijn echtgenote werden de grootouders van Philip Blommaert (1808-1871) die als liberaal een belangrijke rol speelde in het politiek en cultureel leven te Gent in de 19de eeuw. 15 Zie: L. Schokkaert ed., Biografisch repertorium van de priesters van het bisdom Gent, 1802-1997, I, p. 302. 16 E. Van Mingroot, “Een gemeenschap van gewone mensen: de elf kanunniken van Elsegem in 1782”, in: W. Lourdaux & W. Verbeke, Serta devota. In memoriam Guillelmi Lourdaux, Leuven, 1992, p. 170. “Secrétaire épiscopal” volgens: U. Berlière, Monasticon belge, V, 1955, p. 728, 1069 17 Er werd geen doopakte ontdekt in de Gentse parochieregisters. De in volgende noot gec. auteurs bevestigen dat hij de zoon was “van een Gentse arts”.

113


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 114

18

A. Lievyns, J. M. Verdot & P. Bezat, Fastes de la légion d’ honneur. Biographie de tous les décorés, 1847, V, p. 579-580; Le Folklore brabançon, juni 1988, p. 262-269; 1989, p. 160. 19 Wegwyzer, 1770, p. 53; 1771, p. 62; 1772, p. 85; 1782, p. 53, 54, 55 20 Stadsarchief Gent De Zwarte Doos, Huwelijken Sint-Niklaasparochie Gent, 1590-1796, p. 185 21 Bijv.: Wegwyzer, 1782, p.69; H. Coppejans-Desmedt, Bijdrage tot de studie van de gegoede burgerij te Gent in de achttiende eeuw, 1952, p. 238. 22 Wegwyzer, 1782, p. 12, 13, 44; 1788, p. 19, 50; 1789, p. 10 ; 1795, p. 11. Zie: G. Deseijn, o.c., p. 90. In Franse tijd: “le coq d’inde” (La quintessence du guide fidèle de Gand pour l’année 1794, p. 19) 23 Wegwyzer, 1774, p. 6 24 Wegwyzer, 1815, p. 84 25 Zie bijv.: Wegwyzer, 1782, p. 12 26 F. Vanderhaeghen, Bibl. gant., VI, p. 159. Zie een afbeelding van het lokaal in: D. Laporte & L.Snauwaert, Gids voor architectuur in Gent, 2003, p. 252 (Lievekaai nr 1, doorlopend tot in de Sint-Widostraat). 27 Deze confrérie werd te Gent opgericht in 1677. Zij stond open voor advocaten, rechters en procureurs, zie: E. Varenbergh in: Biogr. Nat., V (1876), 682-683; F. De Potter, Gent, o.c., VII, p. 469-487; Th. Van Elewyck, La confrérie de Saint-Yves à Gand, openingsrede Gent, 1925; P. Van Peteghem, “De broederschap van de h. Ivo en de Gentse advocaten tijdens het Ancien Régime”, Tijdschr. voor Privaatrecht, 2008, p. 1383-1401. 28 [E. van de Vivere], Historie en inrichting der Koninglyke Akademie voor teeken-, schilder- en bouwkunden opgeregt binnen de stad Gent (1794), p. 8. 29 [Th. Schellinck], Alphabetische beredeneerde naem-lyst der Gentenaeren die eenen onsterfelyken naem verworven hebben, bijlage bij het tweede deel van de heruitgave van: M. Van Vaernewyck, Historie van Belgis of Kronyke der Nederlandsche oudheyd, Gent, 1829, II, p. 88. 30 [E. van de Vivere], o.c., p. 23 31 Bibl. univ. Gent, nr. G. 16248 (fonds Prosper Claeys. Gand, Loges maçonniques, doc. nr. 2 in bundel 1). Een afdruk van het diploma kan men vinden in: P. Duchaine, La franc-maçonnerie belge au XVIIIe siècle, 1911, p. 455-456; A. Vandenabeele, In Brugge onder de acacia, o.c., p. 320. 32 W.P. Dezuttere, “De vrijmetselarij te Brugge”, o.c., p. 187-200, inz. p. 196-199; P. Claeys, Notes et souvenirs, 1895, I, p. 285-303 33 Op 9 december 1773 waarmerkte hij als adjunct-secretaris een maçonniek diploma dat in 1770 door La Constante Union aan een lid werd uitgereikt (G. Schrans, o.c., p. 567). 34 P. Lenders, “Fiscale octrooien en pachten te Gent na 1750”, Hand. MGOG, 1983, p. 180 35 D. Destanberg, Gent onder Jozef II, 1780-1792, 1910, p. 15; Wegwyzer, 1782, p. 44; H. Balthazar, Structuren en mutaties bij het politiek personeel. Een studie over het sociaal wisselingsproces te Gent in de vormingsjaren van de hedendaagse tijd, 1780-1850, onuitg. doct. verh. univ. Gent, 1970 ,I, p. 146; III, p. 245-246 36 H. Van Werveke, Gent – schets van een sociale geschiedenis, Gent, 1947, p. 117; J. Decavele, in: W. Prevenier & B. Augustyn ed., De gewestelijke en lokale overheidsinstellingen in Vlaanderen tot 1795, Alg. Rijksarchief), 1997, p. 286-287

114


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 115

37

Bovendien was de Groentenmarkt een enclave van de heerlijkheid Sint-Pieters in de binnenstad. Zie bijv.: G. Declercq ed., Ganda & Blandinium. De Gentse abdijen van Sint-Pieters en Sint-Baafs, 1997, p. 90; G. Deseijn, Gids voor Oud Gent, 2001, p. 22, 355. 38 J. Decavele, o.c.; V. De Muynck, “Les limites de la ville de Gand et de la ville de SaintPierre”, Bull. MGOG, 1898, p. 126-169 39 M.C. Laleman, D. Liévois in: G. Declercq ed., Ganda & Blandinium, o.c., p. 91-92, 144-145 (met een portret van Seiger, p. 173). 40 E. De Busscher, Notice sur l’ abbaye Saint-Pierre à Gand, 1847, p. 9, 60, 71-72; Id. in: Annales Société royale des beaux-arts et de littérature de Gand, II (1847), inz. p. 289 e.v., p.. 335. Ziehier de titel van Lecat’s tekst van 1781: Remarques sur l’abbaye de Saint-Pierre-lezGand que l’on peut ajouter à la description qu’en a donnée Sanderus, et dont on ne fait pas mention dans son ouvrage augmenté en trois volumes in-folio. 41 Bibliotheca Hulthemiana ou catalogue méthodique de la riche et précieuse collection de livres et de manuscrits délaissés par Charles van Hulthem, Gent, 1837, VI (manuscripten), p. 250. Men heeft het over een “manuscrit autographe … d’une bonne main et agrémenté d’ un plan de cette abbaye”. Zie ook: Acad. Royale, Commission royale d’histoire, Compte-rendus des séances, VIII (1866), p. 131 (Ms. 850). 42 H. Balthazar, o.c., III, p. 245-246 43 F.-V. Goethals, Lectures relatives à l’histoire des sciences, des arts, des lettres et de la politique en Belgique, 1837, I, p. 283; D. Destanberg, Gent onder Jozef II, p. 2; V. Fris, Bibliographie de l’histoire de Gand depuis l’an 1500 jusqu’en 1850, 1921, p. 167; E. Voordeckers, Bijdrage tot de geschiedenis van de Gentse pers. Repertorium, 1667-1914, 1964, p. 491. 44 Zie: E. Voordeckers, loc. cit. 45 Afgeleid uit: E. Ossieur, “J.B. Jacobs, chrirurgijn, verloskundige en auteur (1734-1790)”, Hand. MGOG, 1972, p. 89. In september 1788 had Jozef II de intellectuele tweelingbroers de Brabant en Jacobs tot hoogleraren geneeskunde (anatomie resp. chirurgie) benoemd aan de naar Brussel overgebrachte faculteit geneeskunde van de univ. Leuven. Tijdens de Brabantse Omwenteling namen de twee keizersgezinde artsen dienst in het Oostenrijks leger. 46 Zie bijv.: Ph. Blommaert, De Nederduitsche schryvers van Gent, 1861, p. 382-386 47 Zie: L. Dhondt in: M. Witteck ed., Les Lumières dans les Pays-Bas autrichiens et la Principauté de Liège, Kon. Bibl., 1983, p. 96; ID. in: H. Hasquin ed., La vie culturelle dans nos provinces au XVIIIe siècle, Gemeentekrediet Brussel, 1983, p. 134. ; R. Mortier, “De Franstalige literatuur”, in: H. Hasquin ed., Oostenrijks België (1713-1794). De Zuidelijke Nederlanden onder de Oostenrijkse Habsburgers, 1987 , p. 275-276 48 F. Vanderhaeghen, Bibl. gant., IV, p. 26, 205 49 H. Balthazar, o.c., I, p. 113-114, 117; III, p. 245-246 50 Ph. van Hille, De gerechtelijke hervorming van keizer Jozef II, 1973 51 J. Nauwelaers, Histoire des avocats au Souverain Conseil de Brabant, Brussel, 1947, I, p. 473-474. 52 Bedoeld wordt de Allgemeine Gerichtsordnung van 1 mei 1781 die slechts in de Habsburgse erflanden van toepassing was. 53 J. Nauwelaers, loc. cit. 54 Liet hij zich om deze reden in sommige documenten als “Le Cat d’Outre” kennen? (zie bijv.: [E. van de Vivere], Historie en inrichting der Koninglyke Akademie, o.c., p. 8)

115


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 116

55

J. Lefèvre, Documents concernant le recrutement de la haute magistrature dans les Pays-Bas autrichiens au dix-huitième siècle, Acad. Royale, 1939, p. 7-8: “rarement accessible aux hommes nouveaux”. 56 J. Nève, Gand sous la domination française, 1927, p. 30. Sommige stevig gemotiveerde vonnissen waaraan hij deelnam werden gepubliceerd in bijv.: Vlaemsche Gazette, 14 jan. 1798, p. 115; [J.F. van der Schueren], Recueil de toutes les sentences rendues au définitif par le Tribunal civil du Département de l’ Escaut depuis son installation (1796-); A. Orts, La guerre des paysans (1798-1799), épisode de l’histoire belge, 1863, p. 42-46. Voorzitter van de Cour Criminelle was zijn verwante J.-J. Blommaert. 57 Ph. van Hille, o.c., p. 111. 58 J. Logie, Les magistrats des cours et tribunaux en Belgique, 1794-1814, 1998, p. 196, noot 390 59 J. Logie, o.c., p. 425 60 Ph. van Hille, o.c., p. 119 61 J.Logie, o.c., p. 359 62 J.Logie, o.c., p. 424, noot 287 63 Zie bijv.: Wegwyzer, 1812, p. 69, 74 64 Wegwyzer, 1817, p. 92 65 E. De Busscher, “Notice sur l’abbaye Saint-Pierre”, o.c., p. 289 noot 1; Id., L’abbaye de Saint-Pierre à Gand, 1867, p. vi. 66 A. Voisin, Bibliotheca Gandavensis. Catalogue méthodique de la bibliothèque de l’université de Gand. Jurisprudence, Gent, 1839, p. 185, nr 2507. 67 F. Vanderhaeghen, Bibl. gant., IV,p. 381; Ph. van Hille, o.c., p. 126: H. van Goethem, De taaltoestanden in het Vlaams-Belgisch gerecht, 1795-1935, nr 134, 1990, p. 70 68 Het initiatief voor deze vertalingen kwam van de “Belgische” minister van justitie van het Directoire Charles-Joseph Lambrechts; zie: F. Leleux, Un démocrate inconditionnel. Charles Lambrechts, ministre de la justice sous le Directoire, 1989; N.B.W. II (1966) 419-422; Biogr. Nat. XI (1890-1891) 210-216; E.I. Strubbe, “De eerste vertalingen van het Burgerlijk Wetboek”, Rechtskundig Weekblad, 1961-1962, k. 2066-2067 69 Het leeftijdsverschil kan hier een rol hebben gespeeld. Lecat werd geboren in 1744, Lammens in 1754, Cannaert in 1768, van Crombrugghe in 1770, Hellebaut in 1774. Mogelijk stonden voor jongere generaties meer kansen open.

116


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 117

INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE - FICHE N° 204

Op 20 April 1901 stelde Paul Bergmans in de rubriek “Munten en Medailles” - Oudheidkundig Museum, n° 1057 - XVIe eeuw (1597) in het Frans een fiche op over

Kenteken van Sint-Jacob van Compostella (Pelgrimage of Broederschap) Wij reproduceren hiernaast, op juiste grootte, een koperen plaat in de vorm van een wapenschild: 67 mm. hoog en 60 mm. breed. Vanuit een in rood geschilderde achtergrond detacheert zich een bruine SintJacobsschelp en twee gekruiste gouden pelgrimsstaven; op de bovenkant van het stuk een kruisje, in het midden het jaartal 1597 en, onderaan een G (Ghendt Gand?), het geheel in goud. De achterzijde van de plaat is voorzien van een ring. Dit voorwerp werd op 27 November 1874 verworven op de verkoop van de verzameling van de Gentse advocaat en penningkundige Ferdinand Speelman (1). Het werd in de catalogus vermeld als “insigne de pélerinage” en deze benaming werd behouden in het museum (2). Er is inderdaad niets in te brengen tegen het vermoeden dat dit het kenteken of insigne was van een Gentse pelgrim op het einde van de XVIe eeuw, zij het dan ook dat deze pelgrimsinsignes over het algemeen in lood waren en gegoten werden in koperen of leistenen gietvorman (3). Maar het kan ook zijn dat dit gewoonweg het kenteken was van de leden van een van de Broederschappen van Sint-Jacob van Compostella die sedert onheuglijke tijden in onze stad bestonden, een ervan wordt vermeld in de 117


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 118

stadsrekeningen vanaf 1316 (4). Het komt ons voor dat de aanwezigheid van de initiaal van de naam van Gent daarvoor een betere verklaring is. Voegen wij er aan toe dat bij deze hypothese het kleine voorwerp twee gebruiken zou kunnen gehad hebben: dit van kenteken gehecht aan de kledij van de confreer, of dit van praalschildje gehecht aan de kaarsen die door de Broederschap geofferd werden bij de plechtige diensten, want de oude inventarissen hebben het over schildekens die men hangt aen de tortsen shelichs Sacramentsdaqhe (5). (1) Catalogue d’une... collection de médailles.... formant le cabinet de feu Mr Ferdinand Speelman. (Gent, Ad. Vander Meersch , 1874), p.67, n° 1533 (2) Inventaire ms; van het Oudheidkundig Museum (in de bibliotheek van de stad en van de universiteit), t.I, n° 16. - H. Van Duyse, Catalogue descriptif du musée archéologique (Gent1886), p.64, n° 1057. (3) E. Hucher, Des enseignes de pélerinage, in Bulletin monumental, 1853, p.505; A. Forgeais, Notice sures plombs historiés trouvés dans la Seine; 2e Série: Enseignes de pélerinage (Parijs, 1863) (4) De Sint-Jacobsbroederschap gevestigd in de Sint-Jacobskerk schijnt verdwenen te zijn vóór het einde van de XVIe eeuw; maar een andere broederschap met die naam was verbonden aan het Sint-Jacobsgodshuis en bezat tot op het einde van de XVIIIe eeuw een kapel in de Onze-Lievevrouw-Sint Pieterskerk. Wij hebben tevergeefs de archieven van het SintJacobsgodshuis, bewaard in het Stadsarchief, doorlopen om een inlichting te ontdekken over ons onderwerp. (5) Fr. De Potter, Gent, t.VII, p.99. Mr. De Potter die (p.52) twee loden penningen van de SintJacobskerk reproduceert, schenkt geen aandacht aan ons klein insigne.

118


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 119

KEIZER KAREL (VERVOLG EN SLOT)

De opstand van Gent tegen Keizer Karel is niet, zoals sommigen het hebben beweerd, de plotse losbarsting geweest van de volkswoede, maar veeleer een koelbloedig beredeneerde actie van een politiek en economisch versplinterde stad, die inziende, dat schier niets meer overbleef van de gemeentelijke autonomie, reeds geknakt en besnoeid na de bloedige slag van Gavere, in een laatste stuiptrekking een ultieme poging aanwendde, om het verloren terrein terug te winnen. Het ogenblik scheen gunstig gekozen. Ofschoon Karel V zijn gezag over bijna gans het Europees vastenland had uitgebreid, had hij overal met moeilijkheden te kampen: in Italië, In Duitsland, zelfs in Spanje. De nieuwe imperialistische opvattingen van de Keizer, waaruit het idee van de moderne staat zou ontstaan, verwekte bij al die in vele opzichten nog middeleeuws denkende en aangelegde volkeren, een grotere misnoegdheid waarmede het centraal gezag voortdurend af te rekenen had. Gent zou het voorbeeld geven voor het oproer, omdat Gent een groot verleden bezat en moeilijk het juk van een alleenheerser die de vrijheden en privilegies der stad over het hoofd zag, kon dragen. Toen de Franse koning in Maart 1537 Artesië binnenviel vroeg Maria van Hongarije aan de Staten-Generaal een geldelijke bijdrage om gedurende een zestal maanden een leger van 30.000 man te onderhouden. Ofschoon onze provinciën reeds bergen goud hadden gestort om de oorlogen van Karel V te financieren, bukten zij nogmaals het hoofd en gingen zij op de wens van de landvoogdes in, doch in Vlaanderen weigerde Gent categoriek elke geldelijke tussenkomst. Soldaten wou, de stad leveren, maar geen geld, zich hiervoor op de eeuwenoude rechten en privilegiën beroepende. Daar de nood dwong, aanvaardde Maria het voorstel, doch eens de Franse inval afgeweerd, eiste zij, dat Gent zoals de andere, Vlaamse steden zijn bijdrage zou storten en zij aarzelde niet hardnekkig op te treden, de goederen der weerspannigen in beslag te nemen en tot aanhoudingen over te gaan. De Gentenaars, verbolgen over die handelwijze, tekenden heftig protest aan en eisten dat het geval aan de keizer persoonlijk zou onderworpen worden. Alles was dus tot dan toe wettelijk en regelmatig gebeurd, doch zoals het meestal geschiedt, namen extremisten de gelegenheid te baat om een andere weg op te gaan. Zij weigerden het verhaal voor de Raad van Mechelen welke Maria van Hongarije hun oplegde en richtten zich in December 1537 rechtstreeks tot de keizer. Een maand nadien reeds ontvingen zij het weigerend ant-

119


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 120

woord van Karel; energiek, formeel, doch niettemin correct en zelfs vleiend voor de stad: hij herinnert er aan dat hij een Gentenaar is en dat hij gehoopt had dat zijn stadsgenoten het voorbeeld zouden gegeven hebben: “Pourtant nous avions toujours eu ceste opinion et espoir de vous que, durant notre absence, vous vous deviez plus employer à nous ayder que nuls autres, car nous sommes Gantois ayant pris naissance en vostre ville de “Gand”. (Nota van de Redactie: in Eeklo zullen zij dat niet graag lezen). Ofschoon de Gentenaars op het verzoek van de keizer weigerden in te gaan, schreef deze laatste aan zijn zuster, dat zij de zaak zo moest leiden, dat er geen oproer zou ontstaan : “de tellement conduire l‘affaire que la chose ne tombast en manifeste rébellion, laquelle, attendu la dispositon du temps, serait très dangereuse”. Maria van Hongarije poogde dan met diplomatie en met zo weinig mogelijk geweld een nieuwe bijdrage van de stad te bekomen doch al haar pogingen liepen spaak. Wat erger bleek, andere steden en het platte land begonnen het voorbeeld van Gent te volgen.

Maria van Hongarije

120


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 121

Twee jaren lang hadden het patriciaat en de burgerij alles in het werk gesteld om de voorrechten der stad te doen eerbiedigen langs wettelijke wegen om, doch in 1539 namen de gebeurtenissen een andere wending. De neringen opgehitst door een paar opstandelingen, namen het roer in handen, en besloten door alle mogelijke middelen, een terugkeer tot de aloude toestand af te dwingen. Zij beschuldigden de schepenen van 1537 van verraad, hielden er een zestal aan, folterden de oud-schepen en opperdeken, Lieven Pijn, die zij op 28 Augustus 1539 voor het Gravensteen lieten onthoofden. Die moord schonk aan de opstand van de stad een nieuwe gedaante. Het werd een openlijke kamp, een strijd op leven en dood. De eerste daad, welke meteen elke hoop op vredelievende oplossing uitsloot, was het aan stukken scheuren van het vermaarde Calfvel van 1515 welke de rechten der stad inkromp. Jan Van den Vivere heeft ons in zijn Cronycke een beschrijving nagelaten van die revolutionaire vergadering tijdens dewelke het Calfvel werd gescheurd. Nadat het kwestieus document uit het Secreet van het Belfort gehaald was geworden. vroeg de hoogbaljuw “Mijne heeren, wat wilt ghij maecken? Ic duchte dat wij hierom sullen inquereren de indignatie van onse prince! “Maar de opgehitste massa riep “schueret, schueret” (scheurt het, scheurt het). En terwijl het volk voorts schreeuwde en huilde. werd het, calfvel eerst door de drie pensionarissen, bijgestaan door de leden van de ambachten, “duersneden”: “ende wiert soo voetstaend (op staande voet) inde camere vande schepenen ghecasseert ende gheschuert, present alder weerelt, met grooten gheruchte, ghecrijsch ende beroerte; ende ooc met zulcer furie, zoo datter eenighe quaetwillighe soo verhart sijnde, vormde stieken(stukken) in handen hebbende, tzelve mette tanden schuerden ende haetent in huerl. lichame!” Van toen af kende Gent een waar schrikbewind. Het gepeupel, waaronder de “creesers”, had het roer in handen: de aanhoudingen en folteringen volgden elkaar op; en terwijl velen de stad ontvluchtten, wierp men in allerijl versterkingen op ten einde aan een mogelijke aanval het hoofd te kunnen bieden. De laatste vrijheidskreet van de fiere Gentse stede was volledig ontaard in een walgelijke dictatuur, in een regime welke niet aarzelde, zogezegd om de rechten van de stad te vrijwaren en te beschermen, de hulp van de Franse koning in te roepen, doch tevergeefs. In zijn merkwaardig werk over Keizer Karel, wellicht de beste studie over deze monarch verschenen, schrijft professor Brandi: “C’était la révolution déclarée, la trahison même du pays, lorsque les Gantois cherchèrent à lier partie avec la France, pour se voir d’ailleurs éconduits par François Ier.

121


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 122

Terwijl het voorbeeld van Gent aanstekelijk werkte op andere steden als Kortrijk, Aalst en Oudenaarde, verplichtten de Gentenaars Maria van Hongarije de afzetting van de schepenen der Keure te bekrachtigen maar daags nadien schreef de landvoogdes aan haar broeder om hem volledig op de hoogte van de toestand te brengen. Inmiddels bleef het terreurregime te Gent aanhouden. Keizer Karel die aanvankelijk de opstand had geminimiseerd, zag nu duidelijk in, dat het ging om zijn prestige en dat hij onmogelijk, wou hij vermijden dat elders oproer losbrak, nog langer een dergelijke toestand kon dulden. Maar hij moest tijd winnen; hij kon op dat ogenblik Spanje niet verlaten en moest nochtans kost wat kost een gewapende opstand te Gent verhinderen. Als behendige diplomaat zond hij de graaf van Roeulx naar zijn geboortestad, in de vaste overtuiging, dat zijn tegenwoordigheid aldaar zou volstaan om de gemoederen tot bedaren te brengen. Inmiddels had Maria van Hongarije een ultimatum aan de keizer laten geworden: “Wie moet hier regeren, het gepeupel of Uwe Majesteit?” De graaf van Roeulx had aanvankelijk, bij zijn aankomst te Gent, een belangrijk deel der bevolking welke bij ondervinding wist, dat openlijke opstand tegen een sterkere vijand nooit veel aarde aan de dijk brengt, tot betere gevoelens kunnen brengen, doch de Creesers namen alras de bovenhand, deden het werk stilleggen, plunderden, roofden en brachten de stad in staat van beleg. Voor niet lang echter want plots kwam het ontstellend, ongelooflijk bericht dat Keizer Karel besloten had aan Frans I de doortocht door Frankrijk aan te vragen om de Gentenaars te komen bestraffen. Dat hadden de Creesers en hen trawanten niet eens durven vermoeden. Zij waren er stellig van overtuigd, dat de internationale verwikkelingen Karel V nog lange tijd zouden beletten Spanje te verlaten en in elk geval dat zijn grote vijand, Frans I, hem nooit de doortocht door zijn land zou toestaan. Maar het nieuws van ‘s keizers’ komst werd weldra bevestigd. De Gentenaars hadden een bode naar Frankrijk gezonden om “certificatie te weten van der comste van der keyserlicke Majesteyt. De bode keerde terug en verzekerde op trauwe ende eere als dat hij de K.M. ghesien hadde”. Toen werden de opruiers en opstandelingen door paniek aangegrepen. Zij wendden zich eerst tot de graaf van Roeulx, vervolgens tot Maria van Hongarije doch het is te laat de put gevuld als het kalf verdronken is. Hun smeekbeden en verklaringen van loyauteit mochten niet baten. Ten einde raad stuurden zij een afvaardiging naar de keizer die toen te Valenciennes verbleef, doch hij zond ze naar de Arteveldestad terug, zonder iets van zijn inzichten te hebben laten doorschemeren.

122


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 123

Op 14 Februari 1540 eindelijk kwam Keizer Karel te Gent aan, voorafgegaan door honderden soldaten welke zich op de Vrijdagsmarkt gingen opstellen, doch die voorzorgmaatregel was totaal overbodig: Gent beefde van angst en niemand had het aangedurfd naar de wapens te grijpen. De keizer, statig en plechtig, vergezeld van zijn zuster, Maria van Hongarije, de prins van Oranje, de hertogin van Milaan, de hertog van Aarschoot en een menigte Duitse en Spaanse prinsen “al inde rauwe ghecleet” deed zijn intrede binnen de stad, gevolgd door achthonderd ruiters en vijf duizend man voetvolk, welke gedurende zes uren defileerden. Karel nam zijn intrek in het Prinsenhof en daar, afgezonderd en geheimzinnig, besliste hij over het lot van zijn geboortestad. Gent was een dode stad geworden: de kreten van de opruiers, van de Creesers en andere opstandelingen welke maandenlang hadden weerklonken om het volk tot oproer aan te hitsen, waren uitgestorven. Men zag nog enkel de vreemde troepen in de verlaten straten patroeljeren, en in alle huizen, in die van de opruiers vooral, wachtte men met angst de uitspraak van de machtige keizer af: zou hij Gent vernielen, zou hij de opstandelingen uitmoorden, zich wreken op gans de bevolking of zou hij uiteindelijk vergiffenis schenken aan Gent, zijn geboortestad. Maar op 17 Februari reeds was elke twijfel verdween. Op die dag grepen de eerste aanhoudingen plaats: vijfentwintig der voornaamste opruiers werden uit hun woning gehaald en zulks betekende het beginsignaal van een verschrikkelijke en onverbiddelijke repressie.

Keizer Karel had op 14 februari 1540 zijn intrek genomen in het Prinsenhof en daar zou hij zijn repressieplan met een onverbiddelijke strengheid uitwerken, welke leiden zou tot de afschaffing van alle privilegiën en voorrechten van de stad, doch in afwachting dat hij die genadeslag aan de opstandige stad zou toebrengen, volgden de aanhoudingen en terechtstellingen elkaar op, met de verschrikkelijke folteringen, eigen aan die tijd. Het “Memorieboek der stad Ghent” maakt op elke bladzijde gewag van het schrikbewind welke toen heerste: “overgheleet ter tortuere”, “was eenen onthooft op den Poel”, “ende dede se naar de noene alle neghene onthoofden”... Vóór het Gravensteen werd een schavot opgetimmerd en daar werden met het zwaard onthoofd, Lieven D’Herde, opperdeken van Gent, Simon Borluut, advocaat bij de Raad van Vlaanderen en zeven andere personen uit alle standen. Hun lijken werden naar de “Galgenbergen” op de Meulestedesteenweg gebracht, waar men negen palen had geplaatst en op elke paal een groot wiel,

123


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 124

waterpas. Op elk wiel werd een lijk gelegd als aas voor de kraaien en raven en naast die palen had men de negen hoofden op staken geplant. Maar ‘s nachts hadden enkele vrienden van de opperdeken zijn lijk van het wiel genomen en gekist, doch zij werden op heterdaad betrapt. Daar het lijk echter “geheel slap geworden”, niet meer op het rad kon geplaatst worden, hees men de kist op het wiel! Dit waren de verschrikkelijke gebruiken van die tijd. Inmiddels had het magistraat het bevel ontvangen zich naar het Prinsenhof te begeven om er het rekwisitorium van Karel V te aanhoren. Bevend van schrik vertrokken de schepenen van beide banken van het stadhuis, doch onder weg “quam Jan de Keysere, die de ellefste scepenen was, al sulc een flaute dat hy daer op de strate starf”. De Gentse schepenen luisterden in stilte naar de lange reeks aanklachten welke de vorst tegen hen uitte en keerden toen naar het oude stadhuis, getuige van zoveel grootheid en pracht. Daar haalden de fierheid en de hoogmoed van hun voorvaderen opnieuw de bovenhand en werd een antwoord op het rekwisitorium voorbereid. Het was een ongelukkige zet vanwege het Magistraat. Karel was de sterkste de overwinnaar en er moest dus diplomatisch gemanœuvreerd worden. De schepenen wierpen integendeel nog wat meer olie op het gloeiend vuur en, in plaats van vergiffenis af te smeken, beriepen zij zich in hun antwoord, op hun voorrechten en eeuwenoude privilegiën; zij trachtten dus hun handelwijze en al hetgeen de laatste maanden was voorgevallen, goed te praten en te verschonen. Deze alles behalve behendige tactiek moest onvermijdelijk de woede van de keizer nog verscherpen. Zijn raadsheer, du Breul, die namens de vorst het Gentse pleidooi ontving, antwoordde in striemende bewoordingen, weerlegde een na een de ingeroepen argumenten en wees op de ongehoorde vermetelheid en verwaandheid van de Gentenaars. Hij besloot dan ook zijn vertoog met de afschaffing van alle voorrechten van de stad en een corporatie te eisen. Inmiddels hadden de terechtstellingen en het verbod de lijken te begraven, de schepenen tot andere gevoelens gebracht. Op 21 Maart begaven zes schepenen, de twee pensionarissen de 53 dekens zich bij de keizer in het Prinsenhof ”om gratie te bidden voor het gheheele gemeente; ende den keyser ghinck sitten in synen stoel ende als hij gheseten was soo vielen de schepenen ende dekens up haerlieder knien tot dry reysen sonder spreken; doen gaf de K.M. een teeken dat zij alle upstaen souden”. Dit initiatief viel beter in de smaak van de monarch die verklaarde dat hij genadig zijn kon maar dat eerst gerechtigheid moest geschieden en die “gerechtigheid” had hij sedert enkele dagen reeds vastgelegd: de afschaffing

124


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 125

van alle voorrechten, de bestraffing van de leiders van de opstand, het verhinderen van elk nieuw oproer, door het optrekken van een Spaanse citadel midden in de stad en door al die straffen samen, het stellen van een precedent welke alle andere steden of candidaat-opruiers tot voorbeeld en les dienen zou. Op 24 maart beklom hij de St.-Jans- en de St.-Baafstoren “ende temeer andere plaetsen” met zijn broeder Ferdinand en de bloeddorstige hertog van Alva, “omme te voorsiene waer dat men alderbest een casteel soude moghen maecken”. De hertog van Alva zou hem toen voorgesteld hebben de stad met de grond gelijk te maken – zoals de keizer het enkele jaren later, in 1553, met Terouaan zou doen – doch Karel, van op de toren een blik werpende op de prachtige Arteveldestad, zou de hertog hebben geantwoord: “Combien faudrait-il de peaux d’Espagne pour faire un Gant de cette grandeur?” (Zinspeling op, het woord ”peaux”, dat in het Spaans ook “dorp” betekent). Alea jacta est! De oude Sint-Baafsabdij werd uitgekozen als de gunstigste ligging voor het versterkt kasteel. Op 23 April werd de abt ontboden op het Prinsenhof samen met de kanunniken en Karel sprak: “Heer van sente Baefs, ic hebben oversien de stede van Ghent, maer en vinde gheene plaetse uut, ijdoone ende bequamer om te maecken een casteel te mijnder beliefte dan de plaetse van Sente Baefs”. De daad werd bij het woord gevoegd en dezelfde dag nog begonnen een duizendtal vreemde werklieden de oude abdij en heerlijkheid af te breken. Drie dagen later werd er de laatste Heilige Mis opgedragen en het volk “weende zeer bitterlick”. De zwaarste straf moest echter nog uitgesproken worden. Op 29 april sprak Karel, omringd door alle waardigheidsbekleders van zijn Hof, voor de geknielde Gentenaars zijn “sententie” uit. Vijfendertig delicten waren tegen de stad weerhouden geworden. Zij werd plichtig bevonden aan “onghetrauwichede, ongheoorsaemhede, infractie van tractaten, sedicien, rebellicheden ende crimen lesae majestatis, ende daer omme hebben sy verbuert alle hoedanich die syn huerlieder privilegien, jurisdixien ofte auctoriteyten”. Het Rode en het Zwarte boek, welke de privilegies inhouden zullen uit het Secreet moeten gehaald worden en aan de keizer afgegeven; zij zullen nooit meer mogen ingeroepen worden. Alle goederen van de stad en neringen worden verbeurd verklaard; Klokke Roeland zal van het Belfort gehaald worden! Binnen de drie dagen zullen de Gentenaars om vergiffenis moeten smeken.

125


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 126

Het is de oorsprong van het beruchte scheldwoord “Stropdragers”: “ende boven desen condempneren de voorseide van onser stede van Ghent, te doen eerlicke amende ende beteringhe profytelic, te wetene dat scepenen met den pensionarissen, clercken en commisen, ooc notabel poorters die wij denomeren sullen, de deken van der weverye ende de bedienden van den hueverdeken ghecleet met swarte kerels, onghehurt, blootshoofd, mitsgaders met elcker nerringhe zes persoonen, vijftick van der Weverye ende ooc vijftick van den ghuenen die hemlieden noemden in de comotie Creessins, ende deselve Creessins, den strop an den hals, ende alle wesende in huuerlieden lijnwaet, sullen compareren voor ons, knielende sullen doen segghen hooghe ende overluut...”. Het waren dus enkel de Creesers, die geen echte Gentenaars waren, welke in hun hemd en met de strop om de hals, vergiffenis moesten afsmeken. (Nota van de Redactie: Zou men nu eens en voor altijd willen noteren dat echte Gentenaars nooit de strop gedragen hebben). Voorts moesten de omheiningswallen gedempt worden en zouden torens, vestingsmuren en poorten worden afgebroken. Eindelijk zou de stad boven de in 1537 verschuldigde geldelijke bijdrage, een boete van 150.000 goudstukken moeten betalen plus een jaarlijks bedrag van 6.000 goudstukken. En om die straf definitief te maken, vaardigde de keizer ‘s anderendaags de vermaarde “Karolijnsche Concessie” uit, welke in voege zou blijven tot op het einde van het Oud Bewind en voor immer de gemeentelijke autonomie en de Middeleeuwse stadsinrichting met een pennetrek wegvaagde. De vorst en niet meer de kiezers, zou het Magistraat aanstellen. De collatie, eeuwenoude volksvergadering, wordt afgeschaft, de corporaties worden elke macht, elke invloed ontnomen. Het burgerschap wordt door vestiging gedurende een jaar in de stad verkregen; het gerecht wordt hervormd. Du Bois en De Hondt hebben in de “Coutumes des Pays et Conté de Flandres”, deel II, in 1887 verschenen, de volledige Vlaamse en Franse tekst van de Concessie, waarvan men het originele in de huidige tentoonstelling vindt, gepubliceerd: de 77 artikels, gevolgd door de verschillende eed formules, de doodsklok van de gemeentelijke macht, de ondergang van de grote droom van Jacob van Artevelde.

126


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 127

Op 3 Mei greep de akelige plechtigheid van de boetedoening plaats en op 12 mei verliet Karel zijn geboortestad. Gent was een stad zoals de andere geworden; zij zou nooit meer een politieke rol kunnen vervullen. Had Keizer Karel zich strikt aan de Concessie gehouden, dan zou onze stad een langzame maar zekere dood tegemoet zijn gegaan, doch hij milderde alras de straf, vergaf en vergat zelfs; enkel het principe, de grondslag van de Concessie behoudende. Gachard en na hem, andere auteurs, hebben aangetoond dat per slot van rekening, de straf nog veel zwaarder had kunnen zijn, de uitroeiing en uitmoording nog verschrikkelijker, rekening gehouden met de tijdsgeest. Keizer Karel heeft Gent vooral willen vernederen en een voorbeeld stellen, doch zonder die afstraffing, zonder die mislukte opstand, had de politieke rol van de hoofdstad van Vlaanderen een einde genomen. De tijd van het centraal bestuur was aangebroken, in Vlaanderen, zoals overal in Europa: staten ontstonden, nieuwe begrippen, nieuwe ideeën. Keizer Karel is er enkel het instrument van geworden, de man die deze gedachten welke sedert jaren aan het gisten waren, in de praktijk omzette. Eerst een kleine parenthesis in verband met de tentoonstelling zelve waarvan wij aanstaande zondag het gecommentarieerd bezoek zullen aanvangen. De tentoonstelling kent het grote succes waar aan men zich ten andere terecht mocht verwachten, en reeds bij de opening hebben sommigen het zo wel ingezien dat zij er het vaderschap gingen van opeisen. De waarheid is dat het idee een dergelijk ensemble in te richten opgevat werd door de heer Conservator Paul Eeckhout, die zijn voorstel aan de Commissie van het Museum voor Schone Kunsten mededeelde ter zitting van 11 september 1952. De Commissie verleende een gunstige advies voor het inrichten van een “Tentoonstelling Keizer Karel en zijn Tijd” welke zou plaats grijpen in aprilmei 1955, op het ogenblik der Floraliën. Dit gunstig advies werd enkele dagen later aan het College van burgemeester en schepenen overgemaakt, welke op zijn beurt, het principe van de tentoonstelling aannam.

Dit punt opgehelderd zijnde, kunnen wij thans onze reeks bijdragen over Gent en zijn keizer besluiten met een overzicht van de verhoudingen en relaties tussen Karel V en zijn geboortestad na de Concessio Carolina. Karel had, wij schreven het reeds, vooral een voorbeeld willen stellen dat de andere gewesten of steden moest afschrikken. Zijn rijk, zijn prestige en het

127


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 128

principe zelf van de monarchie stonden op het spel. Hij moest streng, onmeedogend optreden. Dit had zelfs zijn hardnekkigste rivaal, Frans I, ingezien. Hij wist dat de opstand van Gent mocht hij lukken, ook zijn terugslag in Frankrijk zou krijgen en aldaar ook het koningdom in gevaar kon brengen. Hij aarzelde dan ook geen ogenblik en liet Karel V doorheen Frankrijk trekken, omdat deze laatste hem onrechtstreeks een dienst ging bewijzen. Doch Karel heeft geenszins, zoals men het te lang heeft voorgehouden, zijn geboortestad willen verpletteren en ruïneren. Eens de beslissing gevallen, de straf uitgesproken, stelde hij alles in het werk om ze zo spoedig mogelijk te temperen en te milderen. Een maand ongeveer na de vernederende plechtigheid, scheldt hij de Gentenaars reeds een belangrijk deel van de zware geldboete kwijt. Vooraleer drie jaren verstreken waren had hij aan zijn geboortestad Klokke Roelandt, een aantal in beslag genomen documenten en privilegiën teruggeschonken en verbeurd verklaarde goederen aan de eigenaars teruggegeven. Sommige bepalingen van de straf, als het ontmantelen of afbreken van poorten en omheiningsmuren werden niet uitgevoerd, terwijl Karel verder niets onverlet liet om de handel en de economie van de stad te bevoordelen: hij liet de “Sassche Vaart” graven welke een bron van rijkdom moest worden. Had Gent zijn politieke betekenis verloren, de stad vond onmiddellijk een nieuwe rol, een nieuwe plaats, die van handels- en nijverheidscentrum.

De Gentenaars schijnen ten andere geen al te grote wrok jegens de keizer gekoesterd te hebben, want toen Karel enkele jaren later, in 1547, op de legers van de Duitse protestantse vorsten en graven, die het Schmalkadisch verbond hadden opgericht, te Mühlberg een beslissende overwinning behaalde, werd dit heuglijk gebeuren met bijzondere luister te Gent gevierd. Daags na de veldslag reeds had Keizer Karel een brief aan Maria van Hongarije, onze landvoogdes die toen in het Prinsenhof te Gent vertoefde, geschreven, haar vragende de Staten van Vlaanderen op de hoogte te brengen van deze beslissende overwinning, wat de landvoogdes dan ook onmiddellijk deed: “Ce aujourdhuis soir assez tard, vindrent nouvelles que sa Majesté de lempereur nostre dict Sire avoit subjugé et pris prisonnier les ducs de Saxen et Ernest de Brunswyck et defaict larmée du dict duc de Saxen”. Toen het Gents Magistraat op zijn beurt het blijde nieuws ontving, liet het aanstonds een proclamatie uitvaardigen en zette de bevolking tot de versiering en verlichting der gebouwen aan. Het beloofde zelfs prijzen voor de mooiste verlichting, prijzen “in wyne of in ghelde ter kuere van den ghenen diese winnen sal”.

128


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 129

Gans de stad vierde deze overwinning en jubelde om de op de protestanten behaalde zegepraal. Alle klokken gingen aan het luiden, terwijl een lange stoet waarin de burgerlijke en militaire overheden marcheerden, de stad doortrok. ‘s Avonds waren alle openbare gebouwen en de meeste huizen verlicht en ‘s anderendaags werd aan de Korenlei een waterfeest ingericht waarbij de landvoogdes en haar Hof aanwezig waren. Er moet op dat waterfeest verwoed gevochten zijn, want de deelnemers ledigden, na het tornooi, niet minder dan drie grote vaten “keyte”, “ghepresenteert ende ghesconken den ghesellen die ter watere ghesteken hebben in de coorenleye”. Mühlberg is het hoogtepunt van Karels regering; hij heeft niet enkel zijn aartsvijand Jan Frederik van Saxen verslagen en op de protestanten een beslissende overwinning behaald, doch hij heeft ze voor lange tijd schaakmat gezet. De keizer wou dan ook dat de grootste aller kunstenaars, Titiaan, die zege zou vereeuwigen. Hij ontbood hem te Augsburg en gedurende een achttal maanden verbleef Titiaan in de stad. Bijna dagelijks had hij een onderhoud met de keizer: het portret van Karel V bij de slag van Mühlberg is dan ook een der meest treffende en meest somptueuse portretten geworden. In de huidige tentoonstelling krijgen wij een repliek van dit meesterwerk te bewonderen, de keizer te paard voorstellende in een schitterend harnas, met een prachtige helm en het kenteken van het Gulden Vlies. Het goud van het harnas vangt de eerste zonnestralen op en de keizer, met de lans in de rechterhand, richt zijne blikken naar de Elbe waar een paar uren later de grote slag zal plaats grijpen welke beslissen zal over de toekomst van Duitsland en ook van Europa. Het is het portret van de vorst, de overwinnaar, de strijdlustige krijger die zijn levensdroom gaat verwezenlijken. Twee jaren later, op 13 Juli 1549 vinden wij de keizer opnieuw te Gent, doch het is de triomfator niet meer maar een oude, versleten man, door ziekte en zorgen gekweld en die reeds de toekomst van zijn opvolger aan het voorbereiden is. Hij komt zijn zoon Filips aan de inwoners van zijn geboortestad voorstellen en hem op de Vrijdagsmarkt, naar aloud gebruik, als Graaf van Vlaanderen doen inhuldigen. Van de plechtigheden welke toen, dagen lang, te Gent plaats grepen, heeft de Spanjaard Calvete de Estrella ons in zijn “El feliccissimo viage de Don Filipe” een uitvoerige beschrijving gegeven: van de St-Jorispoort tot het Prinsenhof waren vijf reusachtige triomfbogen opgetrokken, in verschillende stijlen, taferelen uit de geschiedenis voorstellende. Op gans de doortocht had men kleine verhogen aangebracht in de vorm van schilden, waarop kinderen in Oosterse kledij hadden plaats genomen: de meisjes droegen een brandende toorts in de rechterhand, een tak witte leliën in de linkerhand.

129


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 130

De stad was toverachtig verlicht, zelfs de kerktorens waren met de traditionele vuurpotten ge誰llumineerd en vijftien mijlen ver zag men het wondermooi Schouwspel. Na de plechtigheid op de Vrijdagsmarkt, wierpen de herauten gouden en zilveren muntstukken in de massa en het feest werd besloten met een Lansenspel, een banket en een bal waaraan Keizer Karel, Filips en hun gevolg deelnamen. Karel had vanaf zijn vijftien jaar een te grote strijd moeten leveren, een titanische kamp welke zijn krachten en zijn gestel vroegtijdig ondermijnden. De bleke, tengere jongeling die slechts voorbestemd was om het Bourgondisch rijk te erven, was door allerlei omstandigheden, nog knaap zijnde, aan het hoofd van het grootste rijk ter wereld geplaatst geworden, op een tijdstip dat niemand nog van eenheid onder de volkeren droomde en eenieder zijn nationale, gewestelijke of zelfs gemeentelijke politiek voerde. Karel had omzeggens gans Europa verenigd, doch om dit kolossaal erfdeel te behouden, had hij voortdurend het vasteland moeten afreizen, moeilijkheden in eigen staten moeten overwinnen, de strijd aanbinden tegen zijn vijanden. Hij heeft de Europese monarchie willen verwezenlijken, de eenheid onder die verschillende volkeren gesteund op het Christendom, doch die droom was in de XVIe eeuw haast niet te verwezenlijken. Hij moest strijden tegen zijn machtige, nooit versagende gebuur, de Franse koning, Frans I, tegen het steeds dreigend gevaar uit het Oosten, Soliman en de Turken, tegen die andere eerzuchtige monarch, Hendrik VIII van Engeland, tegen de Duitse keurvorsten en prinsen die in de Hervorming het middel zagen om Karels juk af te schudden, tegen het protestantisme en zelfs op sommige ogenblikken tegen de Paus. Hij had veertig reizen moeten ondernemen, tientallen veldslagen leveren, verdragen sluiten, het hoofd bieden aan opstanden en op vijfenvijftigjarige ouderdom, teneergedrukt door de tegenslagen, fysisch verouderd en verminderd door hevige jichtaanvallen welke hem dwongen zich in een draagstoel te verplaatsen, verbitterd door moeilijkheden welke hij tot in zijn eigen familie kring ontmoette, besloot hij afstand te doen van de troon, ten voordele van zijn

130


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 131

zoon Filips, die sedert maanden trouwens op dit gebaar aasde. Op 25 oktober 1555 greep te Brussel de plechtigheid plaats: Karel deed afstand van de Nederlanden, welke hij in ontroerende bewoordingen aan zijn zoon toevertrouwde. Het was een ouderling die nog nauwelijks gaan kon, gesteund door de prins van Oranje, die de zaal binnentrad, een geknakte eik, een mens welke zich nog met moeite uitdrukte en die, door de ontroering en de tranen gegrepen, amper de laatste woorden van zijn verklaring kon uitspreken.

Enkele weken nadien, op 16 januari 1556, deed hij ook afstand van zijn overige bezittingen. Hem bleef nog enkel de keizerlijke waardigheid over, welke hij ook, laatste daad van de volledige troonsafstand, in een akte van 12 september 1556, neerlegde. Die akte, na dewelke Karel nog enkel voor God leven zou, kwam de zesenvijftigjarige grijzaard in zijn geboortestad opstellen. Op 11 augustus 1556 kwam hij voor de allerlaatste maal te Gent aan, met Filips II en zijn zusters Maria van Hongarije, en Eleonora, weduwe van Frans I. Hij nam zijn intrek in het Hof van Wacken aan de Poel (waar nu het “volk” is) en verbleef er tot 28 augustus om er zijn abdicatie, zijn waar politiek testament, op te maken. Die 28 augustus, zo verklaart laconisch het Memorieboek, “vertrack de K.M. uut de stede van Ghendt om te volcomme huer voyagie van Spaengien”. Het was zijn laatste reis. De torens van Gent, getuigen van zijn geboorte, waren ook het laatste beeld welke de keizer van zijn echt vaderland meenam. Hij scheepte in naar Spanje om er twee jaren later op 21 september 1558, in het klooster van Yuste, voor immer de wereld vaarwel te zeggen. Pierre Kluyskens.

131


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 132

MINDER BEKENDE EN/OF VERDWENEN LOCATIES

Huis Minard, Grote Huidevettershoek 8.

Louis François Martial Minard werd geboren te Gent als zoon van de in Gent achtergebleven Franse soldaat Jean Baptiste, later attaché op het bureau van de prefectuur van het Scheldedepartement, en de Gentse Marie Thérèse Haestier. Hij is twee keer gehuwd geweest. Hij had geen kinderen. Hij volgde de lessen aan de Gentse Academie. Hij had een grote belangstelling voor de Italiaanse renaissance. In 1829 gaf hij enige tijd les in de Academie te Den Haag en maakte er kennis met de neogotiek. In 1830 terug in Gent ontwierp hij een groot aantal woningen en gebouwen in klassieke, neoromaanse en neogotische stijl: zijn eigen woning op de Grote Huidevettershoek, het huis Van Artevelde op de Kalandenberg, het hotel d’Alcantara op de Gouvernementstraat, het hoekhuis Vogelmarkt-Koestraat (met op de gevel de portretkoppen van Jan en Hubert van Eyck), schouwburg Minard, het kasteel de Kerchove d’Ousselghem te Vosselare, het neoclassicistische kasteel Coppens, nu Hoger Instituut voor Land- en Tuinbouw te Melle, landhuis Les Hêtres te Wondelgem, kerken te Letterhoutem, Adegem, Huise, Sint-Martens-Leerne, Etikhove, Wetteren en Melle. Het verhaal deed de ronde dat Louis Minard een maîtresse had, een zangeres. Maar niet zo'n goede zangeres, zodat ze weinig gevraagd werd. Om haar een vast podium te geven zou hij op eigen kosten voor haar de Minardschouwburg hebben gebouwd. Waar of niet waar? Indien waar, een fraai geschenk voor de zangeres. Er wordt eveneens gezegd dat hij de schouwburg bouwde op aandringen van Broedermin en Taelyver. Het ontwerp van de gevel van zijn eigen woning op de Grote Huidevettershoek nr. 8 in neogotische stijl werd door het stadsbestuur, meer bepaald de schepen van openbare werken J.F. Minne-Van der Straeten, een ex-brouwer, afgewezen. Bij wijze van weerwraak bouwde hij, met de bedoeling er een paleis van te maken uit de tijd van Maria van Bourgondië, een onopvallende klassieke, eerder banale gevel, waarachter hij een interieur concipieerde met een exuberante mengeling van neogotische, neobyzantijnse en neobarokke ornamenten. Louis Minard had veel aanzien in zijn tijd en zowel Leopold I als Leopold II

132


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 133

Huis Minard op de Grote Huidevettershoek

133


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 134

Huis Minard: rotonde en wenteltrap.

134


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 135

De ingang van het Huis Minard.

135


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 136

behoorden tot zijn kennissenkring en kwamen hem bezoeken. Minard was ook een verwoed verzamelaar van oudheden en kunstwerken uit het verleden, in het bijzonder in verband met de Gentse neringen. Er verschenen twee werken over zijn verzameling. Zijn collectie kwam gedeeltelijk in het Bijlokemuseum en gedeeltelijk in het Louvre en Londense musea terecht. L. Minard was van 1855 tot 1860 gemeenteraadslid voor de conservatieve partij. Hij overleed in 1875 en ligt begraven op het Campo Santo te SintAmandsberg. Hij heeft zijn grafkapel zelf ontworpen. Het beeld op zijn graf is van Isidoor Dubrucq. Zijn woning op de Grote Huidevettershoek is, zoals we boven reeds vermeldden, aan de straatkant een totaal onopvallend gebouw met een wit bepleisterde lijstgevel van vijf traveeën en drie bouwlagen, rechthoekige ramen. Aan de rechterkant een rechthoekige poort en een deurtje. Het gebouw komt aan de achterkant uit in de Korianderstraat. Het interieur daarentegen is een grote verrassing: van beneden tot boven zijn alle zalen, kamers en de trapzaal met wenteltrap ontworpen, in neostijlen. Vooral de ingang, de kapel op het gelijkvloers met zijn veelkleurige minutieuze wandversieringen en de trapzaal met de beelden van de belangrijkste figuren van middeleeuws Vlaanderen zijn indrukwekkend. Beneden was en is er nog steeds een grote zaal met podium. De hele eerste verdieping bestond uit één verzameling boeken, oude munten, kruiken uit de 16e en 17e eeuw, schotels, Venetiaans glas, porselein en wapenrustingen. Na verbouwingswerken (tempel, kapel, bibliotheek, archieven, werkkamer, salon, feest- en eetzaal) door architect Ferdinand François Dierkens (Gent 1856 - Gent 1936), die o.a. ook het feestlokaal van Vooruit (1911-1914) bouwde, nam in 1902 de vrijmetselaarsloge La Liberté plechtig haar intrek in de gebouwen. Dankzij de vruchtbare samenwerking met de Nederlandse vrijmetselaarsgroep Ritus en Tempelbouw en na bezoeken aan de maçonnieke werkplaatsen van Leiden, Den Haag, Amsterdam, Utrecht, Deventer, Appeldoorn en Sneek begon men aan de aanpassingswerken van de tempel in de Grote Huidevettershoek. Sedert 1959 bezit La Liberté, los van al dat pseudoEgyptisch gedoe uit de 19e eeuw, niet alleen de meest moderne maar ook de fraaiste maçonnieke tempel van België. In de rest van het gebouw werd de keuze van Minard gerespecteerd. Rond de eeuwwisseling werden er nog eens belangrijke aanpassingswerken uitgevoerd en werd er in de achterbouw o.a. een nieuwe trap en een lift geplaatst. Op het einde van de 20ste eeuw deden ook andere werkplaatsen hun intrede

136


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 137

in het gebouw. Het Huis Minard is thans de thuisbasis, niet alleen van La Liberté, maar tevens van drie Vlaamstalige werkplaatsen. Net zoals alle maçonnieke gebouwen en de andere tempels in Gent, is ook dit gebouw niet toegankelijk voor het publiek. Het interieur van het Huis Minard is beschermd. Daniël Van Ryssel Literatuur La Liberté, Commémoration du Centenaire 1866-1966, 1966. Ghendtsche Tydinghen, 8ste jg., nr. 4, juli 1979. Bouwen door de eeuwen heen. Inventaris van het cultuurbezit in België. architectuur. Deel 4 nb. Stad Gent. Zuid-West, 1979. Internet. Google.

137


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 138

SINT-DENIJSPLEIN, EEN TRILOGIE MARSVELD EN PAARDENRENBAAN DEEL II: 1841 - 1880

VOOR U VERZAMELD UIT 31 600 EDITIES VAN DE GAZETTE VAN GENT

Decennia lang werd in de negentiende eeuw en het begin van de twintigste op het Sint-Denijsplein gemarcheerd en door de “beau monde” op paarden gewed, wat vaak een massale volksverhuizing uit en terug naar Gent tot gevolg had. U zal er dus begrip voor opbrengen dat we hier niet alle persverslagen kunnen weergeven, wat uiteindelijk zou leiden tot een onbehaaglijk “déjà vu”, niet waar... Vandaar de beperking tot datgene wat het meest interessant of spectaculair was. En ter verduidelijking, de term “trilogie” in de hoofding slaat dus op de drie facetten van het pleingebruik: marsplein, paardenrenbaan en vliegveld. Hier dus de tweede aflevering van vijf...

23 februari 1841 De maatschappij van de paardenlopen heeft een rijkssubsidie van 5000 frank bekomen om de opvoeding van de paarden in Oost-Vlaanderen te bevorderen. De vraag van de maatschappij der paardenloopstrijden om de verlenging te bekomen van de pacht op het Willemsveld tot 31 december 1842, werd door de stedelijke raad ingewilligd.

29 juni 1841 Een droevig en regenachtig weder lokte op de eerste dag van de paardenloopstrijden heel wat minder volk naar het Willemsveld te Sint-Denijs dan in de drie vorige jaren. Het was enkel een schone en goede dag voor de geleiders van vigilanten en de herbergiers buiten de Kortrijksepoort. Aangezien de hemel na de middag wat opklaarde hebben de kampen toch nog doorgang kunnen vinden. De agenten van politie en de pompiers zijn ter gelegenheid van de paardenloopstrijden met de ordedienst gelast geweest van de Ketelpoort tot voorbij Maaltebrugge. Hen mag lof worden toegezwaaid voor de ijver welke zij aan de dag hebben

138


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 139

gelegd en hun zorgvuldige bewaking van de vigilanten en andere rijtuigen. Zij hebben alle ongevallen en overtredingen van de reglementen kunnen beletten. Behalve de vier agenten en de veldwachter van de vijfde wijk had ieder van de andere wijken een agent voor de dienst geleverd en het korps van de sapeurs-pompiers een korporaal en tien manschappen. Enkel het kind van een Engelse gentleman is van een landdraver gevallen.

6 juli 1842 Een nieuwigheid op het Willemsveld was een zevende loopstrijd tussen paarden, gespannen aan een rijtuig met twee wielen. De te winnen prijs voor één toer rond de renbaan is 500 frank. Het paard van de heer Leo Wauters, brouwer te Tielt, heeft zijn mededingers voorgestoken en het doel in 3' 50" bereikt. Het was 8 uur ‘s avonds eer de loopstrijden beëindigd waren. Alles is in goede orde en begunstigd met een allerbest weder verlopen. Op de tweede dag begaf de heer Van Alstein-van Aelbroeck, inspecteur van de directe belastingen en accijnzen te Brussel, zich met zijn vrouw en twee dochters in een calèche naar het Willemsveld te Sint-Denijs-Westrem, toen zijn paarden door het klakken van de postiljon aan het stormen gingen en het rijtuig in een gracht werd gedompeld. De dames hebben zeer zware kneuzingen bekomen, de heer en zijn koetsier kwamen er tamelijk goed van af.

14 september 1842 Angelus Van Assche, een jongeling van 17 jaren oud, in dienst bij Judocus de Vrieze en woonachtig op Sint-Pieters-Aaigem, heeft onlangs voor 400 frank een weddenschap aangegaan om de omtrek van het Willemsveld te Sint-Denijs in vijf minuten af te lopen. Zondag voerde hij zijn onderneming uit. Hij liep buiten de bomen, hetwelk rechtstreeks 700 meter uitmaakt. Bijgevolg was zijn weg langer dan degene welke de paarden af te leggen hadden.

25 juli 1844 Dit jaar zullen gedurende de stedelijke feesten onze paardenwedlopen op 30 juni en 2 juli om 2 uur op het Willemsveld heel bijzonder zijn. Een dertigtal paarden is reeds aangekomen en zij worden elke morgen op het veld in loop gesteld. Deze voorbereidingen lokken dagelijks een grote menigte liefhebbers naar het strijdperk. Er worden alhier 14 paarden uit Parijs verwacht, waaronder verscheidene die een zekere vermaardheid hebben verworven. Alles doet vermoeden dat de

139


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 140

prijzen hevig zullen betwist worden en de paardenwedlopen op een grote menigte vreemdelingen mogen rekenen. De aardeweg welke van de steenweg naar het loopveld leidt, is voor rekening van de maatschappij gevloerd geworden. Deze aanzienlijke verbetering maakt het strijdperk van de wedlopen in alle jaargetijden toegankelijk voor rijtuigen.

6 april 1845 In de zitting van de stedelijke raad werd een verzoekschrift van de maatschappij der paardenloopstrijden besproken, waarin het bouwen van bestendige tribunes wordt gevraagd. De oprichting ervan zou zowel voordelig zijn in het belang van de maatschappij als van de stad. De tegenwoordige tribunes kosten alle jaren 900 frank voor het plaatsen en weer scheiden en in drie jaren tijd heeft men 621 frank betaald aan onderhoud en herstelling. Ingevolge het bestek van het nieuw plan zouden de algemene kosten voor het bouwen 13 787,68 frank bedragen. De maatschappij vraagt de stad zich met deze uitgave te gelasten, tegen een intrest van 3% en een jaarlijkse afkorting van 500 frank. De heren graaf d’Hane en Claus van Aken verzetten zich tegen het bouwen van deze tribunes ten laste van de stad, vermits zij geen zekerheid hebben over de duurzaamheid van de maatschappij. Alom in BelgiÍ nemen de paardenloopstrijden immers af. De vraag werd uiteindelijk naar de verenigde commissies van financiÍn en openbare werken verzonden.

10 april 1845 De stedelijke raad is van gevoelen dat de beslissing over de vaste tribunes op het Sint-Denijsplein dient uitgesteld te worden, doordat de plans en bestekken wijzigingen moeten ondergaan. Bovendien is het onmogelijk om nog voor de aanstaande loopstrijden de bouw van vaste tribunes te voltooien. De stad zal dit jaar nog een beweegbare doen plaatsen, mits het betalen van een som van 900 frank door de maatschappij van de paardenwedlopen.

3 juli 1845 Spijts het ongunstig weder waren de loopstrijden te Sint-Denijs luisterrijk en had de menigte zich naar het veld begeven. Alle tribunes waren met toeschouwers bezet. Ruim honderd pracht- en huurrijtuigen bevonden zich ter plaatse. De grond van het loopveld is zodanig, dat de regen er geen nadelige invloed

140


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 141

op heeft en al zijn veerkrachtigheid behoudt, wat deze renbaan boven alle andere van het land verheft. Voor 50 Louisen werd een weddenschap aangegaan tussen de Vervierse maatschappij en de prins Marc de Beauvan. Fille de Sir Hercule en Miscellany waren voor deze bijzondere strijd aangewezen. Miscellany won de koers doordat Fille de Sir Hercule bij de tweede toer uit de renbaan is gelopen.

4 maart 1846 In de stedelijke raad werden de ontvangsten en uitgaven van de genootschap der paardenwedlopen voor het jaar 1845 meegedeeld. Een som van 16 741,94 frank werd ontvangen en 16 682 werd uitgegeven. Er is dus een overschot van 59,94 frank. Uit het verslag van de heer De Pauw volgt, dat de tribunes waarvan men nu gebruik maakt, niet meer zonder gevaar kunnen herplaatst worden en hun herstelling zoveel zou kosten als het opbouwen van bestendige tribunes. Het bestek dat verleden jaar door de maatschappij werd aangeboden beliep tot 13 787,68 frank. Het ontwerp van de bouwmeester Van Hoecke zou maar 10 392,25 frank kosten en verdient volgens het inzicht van de verenigde commissies de voorkeur, zowel onder betrekking van nut als van spaarzaamheid. De tribunes volgens het plan van de heer Van Hoecke zullen ten laste van de stad worden gemaakt, die er eigenaar zou van blijven. De maatschappij zal jaarlijks een som van 800 frank betalen en daarenboven de kosten van onderhoud en bewaking ten laste hebben.

28 juni 1846 De prijs van Z. K. H. de graaf van Vlaanderen aan de paardenwedlopen van Gent vergund, bestaat uit een zilveren vaas met een waarde van 1000 frank. Het vervaardigen werd toevertrouwd aan de heer J. Van Branteghem, wiens tekening de voorkeur heeft bekomen. De vaas is nu voltrokken en staat tot maandag ter bezichtiging voor het venster van de kunstenaar. Nooit heeft men iets sierlijkers en edelers gezien.

20 februari 1847 De maatschappij van de paardenloopstrijden vraagt aan de stedelijke raad een uitgave ten laste te willen nemen van 680,83 frank voor de bouw van de nieuwe tribune voor de jury, alsmede voor de herstellingen aan de tribune van de wedders. De rekeningen en de vraag werden verzonden naar de commissie van financiĂŤn.

141


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 142

25 juni 1848 De paardenlopen te Sint-Denijs zullen weer het voornaamste punt zijn op het Gents kermisprogramma. De staatkundige woelingen die in Frankrijk zijn opgerezen hebben daar alle wedlopen doen verschuiven naar gunstiger tijden. Hieruit volgt dat de leden van de Parijse jockeyclub de Belgische paardenlopen zullen komen bijwonen. Het schijnt dat de loop met sprongen over de barrelen ter hoogte van één meter veel liefhebbers vindt.

21 februari 1849 De Kamer van Volksvertegenwoordigers heeft een nieuwe stemming uitgebracht op het gebied van spaarzaamheid, die al zo dwaas en onbezonnen is als noodlottig voor degenen in wiens naam zij spreken. De 20 000 frank welke voor de paardenwedlopen verleend werden en aan het land ruim vier maal vergoed, zijn verworpen. Het eerste gevolg van deze kale krenterigheid zal zich op onze aanstaande feesten reeds doen voelen, want men weet dat de paardenwedlopen te Gent telkens het aanmerkelijkste deel vreemdelingen naar de stad lokten. Het groot argument voor de tegenkanting was, dat deze wedlopen helemaal niets bijdroegen tot het volksvermaak en de landbouw er ook niets aan heeft. Het tegendeel is waar. Er zijn geen openbare vermaken die meer volk uitlokken en de aanmoediging van de paardenkweek, die alleen aan de landbouwers gegeven is, valt geheel binnen de inzichten van de maatschappij. Het voorwendsel om dan de 20 000 frank van het budget weg te moffelen is een schrokkerigheid die een wetgevende vergadering volkomen onwaardig is.

1 juni 1850 De paardenwedlopen te Sint-Denijs zullen dit jaar van het hoogste belang zijn, in weerwil van de misplaatste spaarzaamheid van het gouvernement. Engelse harddravers die nog nergens op het vasteland meegelopen hebben oefenen zich dagelijks op het Willemsveld, dat door zijn ligging en veerkrachtige aard van de bodem de beste renbaan is die in België bestaat. Niettegenstaande de uitsparing door onze Wetgevende Kamers is de Maatschappij ter Aanmoediging der Paardenloopstrijden en de Paardenkweek in Vlaanderen er in gelukt de koersen even belangrijk te maken als in vroegere jaren.

31 mei 1851 Ten gevolge van de zware overstromingen van de Leie te Drongen en Afsnee 142


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 143

is grote waterschade aangericht op het Willemsveld te Sint-Denijs-Westrem.

25 juni 1851 Zondag en dinsdag worden de jaarlijkse paardenlopen gegeven op het herstelde renpark te Sint-Denijs. Voor de eerste keer zullen de harddravers van de voornaamste Hollandse sportsmen naar de uitgeloofde prijzen komen meedingen. De paarden van koning Willem III, van prins Hendrik der Nederlanden en van de grootste liefhebbers uit Frankrijk en Engeland zijn reeds ingeschreven. Thans oefenen 32 dravers op het plein. De vreemde sportmannen zijn verwonderd over ons uitmuntend rijveld en beschouwen het als het beste van Europa.

13 augustus 1851 Een ontelbare menigte nieuwsgierigen had zich maandag naar het SintDenijsplein begeven om er de oefeningen in het vuur bij te wonen. Die zijn om 9 uur en half begonnen en om 3 uur geĂŤindigd. De verschillende manoeuvers werden met zoveel samenhang en juistheid uitgevoerd, dat zij de bewondering van de duizenden toeschouwers opwekten. Vooral de charges van de kurassiers boden iets groots en indrukwekkends en strekten tot eer van de regimenten die er deel aan namen. Voetgangers en ruiters waren elk voorzien van 30 cartouches en elk kanon had een voorraad van 20 schoten. Het is jammer dat met bij deze gelegenheid een paar ongevallen te betreuren had. Twee kurassiers waren bij de laatste charge van de ruiterij van hun paarden geworpen. De menigte liep naar de plaats waar de soldaten lagen en toen zij in een aanpalende barak werden gedragen begaf het volk zich ook daarheen. Daar de toegesnelde geneesheer onmogelijk de gekwetsten de vereiste verpleging bezorgen werd aan enige kurassiers bevel gegeven het volk achteruit te dringen. Enige personen verzetten zich daar echter tegen en hieruit volgde een hevige woordenwisseling tussen een burger en een opperwachtmeester van de kurassiers. Een burger trok zelfs een plank uit een barak en verdreef de ruiters. Intussen was de gekwetste op een ambulancewagen gelegd en de kurassiers reden heen. Daarmee eindigde de woeling. Het is echt bezienswaardig op welke rasse wijze die scherpschutters de ontvouwingen, marsen en vormingen van de vierkanten verbergen, de vorderingen dekken of ondersteunen, zich verdedigen, aanvallen of voor de vijand wijken. Enige kurassiers zijn van hun paard gevallen, doch ze bekwamen geen

143


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 144

zware wonden. Generaal Anoul, minister van oorlog, woonde de verrichtingen bij en heeft zijn hoge voldoening betuigd aan de officieren. Zondag aanstaande zal om 2 uur in de namiddag op het plein een fraaie carrousel te paard worden gegeven. Al de liefhebbers mogen er gratis aan deelnemen. Er zijn bij dit steekspel te paard vijf prijzen te winnen, bestaande uit een zadel, een toom, een zweep, een net en sporen, respectievelijk ter waarde van 70, 35, 25, 15 en 10 frank. Inschrijvingen geschieden bij de heer Turens in De Koning van Napels op het Sint-Denijsplein.

29 februari 1852 Vrijdag hebben de troepen van onze bezetting onder aanvoering van de generaal Coussement met een merkwaardige stiptheid de overtocht bewerkt van de vliegende brug, nabij Afsnee over de Leie geworpen. Voetvolk, ruiterij en artillerie zijn de brug overgetogen maar kwamen onmiddellijk terug omdat de onbruikbaarheid van de wegen de verdere tocht verhinderde. De infanterie is er in gebroken pas langs de flank over getrokken, met ruimten van twee passen tussen elk gelid. De ruiterij vertrok één voor één en te voet, maar bij de terugtocht waren ze te paard, andermaal één voor één. Bij de artillerie stapten de stukrijders te voet tussen de twee paarden, met uitzondering van de geleider van het stuk geschut, die te paard zat. Na deze krijgsoefeningen werd het gehele legerkorps op het Sint-Denijsplein geschaard. Daar het echter begon te regenen kon de generaal de troepen niet meer in ogenschouw nemen. Om 4 uur en half waren zij in hun kwartieren terug.

30 juni 1852 Bij gebrek aan vermaak binnen de stad heeft een goed deel van de bevolking zich naar het Sint-Denijsplein begeven om er de koersen bij te wonen, het enige noemenswaardige dat de Gentenaars gedurende de kermis aangeboden werd. De loopstrijden die als naar gewoonte een grote menigte liefhebbers hebben aangetrokken zijn tamelijk belangrijk geweest. De poule en de derby continental waren zelfs zeer merkwaardig. Het twijfelachtig weder heeft zich goed gehouden. In de voorbehouden tribunes bemerkte men buiten leden van de maatschappij een zeker getal vreemde sportsmen, aangetrokken door de vermaardheid van

144


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 145

de Gentse loopstrijden, gewoonlijk de bijzonderste van BelgiĂŤ. De overheid was vertegenwoordigd door de heren gouverneur, burgemeester, verscheidene schepenen en gemeenteraadsleden en enige opperofficieren van het leger. De tribunes waren bezet met talrijke dames in schitterende toiletten. De rijtuigen waren veelvuldig, doch men bemerkte er geen bijzondere. Enige ruiters oefenden in draf op het plein. Om half drie namen de rechters plaats en weldra gaf het klokje het sein tot het begin van de loopstrijden. De tussenpozen werden gevuld met muziekstukken van het zesde linieregiment.

3 december 1852 In de zitting van de Kamer trok volksvertegenwoordiger Vander Donckt van leer tegen de paardenstoeterijen en wedrennen. Voor deze laatste stemt hij geen duit!

30 juni 1853 De dinsdag van de grote kermis hebben de herbergen buiten de Kortrijksepoort door het heerlijk zomerweder gewis hun verlies van de zondag kunnen inhalen. Reeds van ‘s middags was het van aan de Korenmarkt een echte processie van nieuwsgierigen die zich naar het Sint-Denijsplein begaven. De paardenloopstrijden hebben dan ook een goede dag gehad. Een talrijke volksmenigte en schier al de herenrijtuigen van onze stad hebben er zich bevonden.

12 mei 1855 Het tijdstip van de paardenkoersen wordt van 2 naar 3 uur verlaat. De heer Lammens ziet daar de noodzakelijkheid niet van in en denkt dat er de volgende jaren klachten zullen ingediend worden door andere maatschappijen die op de dag van de koersen avondfeesten geven.

11 juni 1855 Er is op 7 juli om 7 3/4 uur ‘s avonds een steen van 1,5 kilogram zwaar uit de lucht gevallen nabij de woonst van de bewaker van het Sint-Denijsplein en heeft er in de grond een put van 2 voet diepte gemaakt. Hij kwam met een zulkdanig gedruis naar beneden, dat meer dan honderd personen er kwamen op toegelopen. Uitwendig ziet hij er zwart als ebbenhout uit, maar inwendig is hij zilverachtig en wit. Hij is driehoekig van vorm. Men kent tot heden de bepaalde grondstof niet waaruit hij is opgebouwd. De steen zal op het plein alle dagen te zien blij145


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 146

ven tot 15 juli. Liefhebbers hebben er reeds veel geld voor geboden.

25 juni 1855 Zondagnamiddag schitterden de vreemdelingen in onze stad... door hun afwezigheid en ze hebben geen ongelijk. Als naar gewoonte begaf een grote volksmenigte zich naar Sint-Denijs om er de koersen bij te wonen. Er namen weinig paarden deel en dat heeft veel aan de belangrijkheid van de wedlopen ontnomen. Op het programma van de eerste dag bemerkte men dat voor de derby continental 14 paarden waren ingeschreven, waarbij de prijs van 3000 frank met de verbintenissen en forfaits tot 6750 frank kon oplopen. Er heeft echter slechts één gelopen, namelijk Monarque, een veulenpaard van drie jaren. Om het intrekken van al de deelnemers te begrijpen moet men weten dat het paard aan zijn eigenaar, de heer Aumont, reeds 70 000 frank aan prijzen en 200 000 frank aan weddenschappen heeft doen winnen.

19 juli 1855 In de laatste zitting van de Koninklijke Academie, klas der wetenschappen, heeft de heer Dupré een verhandeling gelezen over de luchtsteen die op 7 juni laatst op het plein van Sint-Denijs is gevallen en daar door een vrouw werd opgenomen. Wanneer hij uit de diepte werd gehaald was hij nog warm en wasemde hij een solferachtige geur uit. Volkomen zonder geur wanneer hij droog is, ruikt hij naar kalk als hij nat wordt gemaakt. Hij is zeer poreus en slorpt in weinig tijd een grote hoeveelheid water op. De heer Dupré heeft vastgesteld dat hij een lichte aantrekking op de barnsteen uitoefent. Daar het bij weten van de schrijver de eerste keer is dat een luchtsteen in België is gevallen, heeft hij gedacht dat de academie bereidwillig in haar bulletin de nauwkeurige bijzonderheden zou opnemen die hij zelf op dit wonderbaarlijk verschijnsel heeft waargenomen. De eigenaars van de luchtsteen op het plein van Sint-Denijs verkeren in de mening dat hij een zeer grote waarde bezit. Zij hebben reeds 150 frank geweigerd die hen werd aangeboden door een scheikundige die hem wil ontleden. In afwachting dat zich een edelmoediger liefhebber aanbiedt, laten zij de steen zien aan 25 centiemen per persoon.

5 juli 1858 Zondag geraakte op het Sint-Denijsplein tijdens de koersen een landbouwer

146


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 147

onder een soldatenpaard en bekwam zware wonden. De ongelukkige is gisteren in de Bijloke overleden.

20 juni 1859 Het programma van de paardenloopstrijden is met een nieuwe prijsloop verrijkt: de Prijs der Gemeentelijke Overheid. Die is aan onze achtbare heer burgemeester verschuldigd en zal worden toegekend aan de liefhebbers gentlemen riders voor paarden van alle rassen, die nog in geen openbare loopstrijd hebben meegedongen. Wij juichen uit ganser harte de edelmoedige gedachte toe die onze eerste magistraat heeft aangezet om de pogingen van het bestuur te ondersteunen. De Gentse maatschappij is de enige die na het algemeen verval van de loopstrijden in BelgiĂŤ, zich op een eervolle wijze staande weet te houden en waarvan de wedlopen alle jaren het aantrekkelijkste deel zijn van onze gemeentefeesten.

9 juli 1860 De aanwezigheid van de koninklijke familie gaf aan de eerste dag van de paardenlopen een bijzondere aantrekkelijkheid. Op het onmetelijk plein was een overgrote toeloop van volk. De sportsmen waren niet minder talrijk. Van voor het bepaalde uur waren de tribunes bezet welke aan de dames voorbehouden zijn. De koninklijke familie is om 2 en een half uur aangekomen. De voorzitter van de maatschappij der paardenlopen heeft de koning enige woorden van welkom toegestuurd en mevrouw de Kerchove bood de hertogin van Brabant een prachtige bloementuil aan. Daarna begonnen onmiddellijk de koersen. Bij de loop van de poule, prijs van de maatschappij ten bedrage van 1000 frank, werd Deviator van de heer Williams de overwinnaar. De prijs derby continental van 3000 frank ging naar Capucine van de heer BenoĂŽt. De prijs van de stad welke 1000 frank beliep werd gewonnen door Horoscope van de baron Daru.

15 juli 1861 Tijdens de paardenlopen te Sint-Denijs werden op de uitslag van de wedstrijd derby continental hoge weddenschappen gedaan, die de telegraaf onmiddellijk uit Frankrijk en Engeland heeft doen komen. De uitslag van de worsteling was een verrassing. De jury besliste dat bij het voorbijsnellen van de prijslijn Paliseau met een halve neuslengte voorop was.

147


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 148

De terugkomst van de koersen is gelijk men weet een nog woeliger toneel dan de heenreis. Rijk en arm, jong en oud, de kostbaarste draver en de afgesloofdste knol, de prachtigste, nieuwmodische rijtuigen en de verouderde karren en wagens, alles vliegt, rolt en rammelt daar dooreen en gelijkt op een ontzaglijke wolk die zich op de stad komt neerstorten.

11 juli 1862 Onverminderd de paardenlopen op het platte veld zal men dinsdag de belangrijke steeple chase inhuldigen. Sedert acht dagen zijn op het plein de werken voor de doelmatige aanduiding van de te volgen richting in uitvoering gelegd. De paarden moeten namelijk over een lengte van 4000 meter niet minder dan 14 ernstige hinderpalen te boven komen, onder andere een rivier van 4,5 meter breed, een zogenaamde Ierse muur, 1 meter hoog en 2 meter breed met vooren achteraan een gracht, twee in steen gemetselde muren en dubbele vaste barelen. Deze lopen zijn gans nieuw voor onze stad. Zij zullen niet missen de menigte in een ontzaglijker getal dan voorheen naar Sint-Denijs te lokken en het staat buiten kijf dat ze ĂŠĂŠn van de belangrijkste delen van het feestprogramma zullen zijn. Men zegt dat de graaf van Vlaanderen de paardenkoersen van zondag 13 juli zal bijwonen.

14 juli 1863 Wij vestigen de aandacht van de bevoegde overheid op het gevaar dat de weg bij Maaltebrugge oplevert tijdens de paardenlopen op het Willemsveld. Men moet maatregelen nemen om de ongelukken met de vele rijtuigen te voorkomen die daar zoveel meer te duchten zijn, daar men langs weerskanten brede grachten heeft. Bij de tweede paardenlopen kon men andermaal van de Veldstraat tot op het Willemsveld te Sint-Denijs schier niet circuleren, zo groot was het getal wandelaars, ruiters en rijtuigen. Bij de steeple chase moesten over een afstand van ongeveer 5000 meter 18 hindernissen oversprongen worden. Vier paarden worstelden om de zege: Waterwitch van de baron de Molembaix, Redwing van de heer Cardon, Round Hill van burggraaf Desmanet de Biesme en Goelzin van markies de Langle. Alle vier geraakten goed door de eerste toer. Na het overspringen van de rivier begon de uitslag zich af te tekenen. Round Hill, die gemakkelijk de hinderpalen oversprong, was nogal wat vooruit en won de prijs van 3000 frank, gevolgd door Goelzin, gevallen bij de tweede sprong over de rivier. Voor deze hinderpaal was ook Waterwitch geweken en Redwing was neerge-

148


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 149

ploft met zijn jockey, die men buiten kennis moest wegdragen, maar wiens toestand gelukkig niet erg is. Hoeveel genoegen velen in zulke halsbrekende lopen ook mogen vinden, toch ligt er iets pijnlijks in, dat er telkens mensenlevens met een draad aan dit spel hangen. Men kan zeer wel de paardenteelt bevorderen zonder dat men daarom kunsten moet uitvinden die schier altijd met het ĂŠĂŠn of ander ongeluk aflopen.

10 april 1865 Tijdens de zitting van de stedelijke raad kwam het tot een vinnige discussie wat betreft de toelage van 5000 frank aan de maatschappij van de paardenloopstrijden. De heer Guequier - Ik vind na het volksbal de paardenkoersen het meest onzedelijke vermaak. Maar men zal mij tegenwerpen dat ik door de afschaffing van de koersen tevens de kermis afschaf. Dat zou trouwens nog niet zo een groot ongeluk zijn. Ik zal tegen de toelage voor de koersen stemmen. De heer Fredericq - Ik ben ook tegen de koersen. Buiten de gevaren die zij aanbieden zijn ze hier niet beter geschikt om het volk te verzedelijken dan de stierengevechten in Spanje. De heer burgemeester - Het zou om verschillende redenen spijtig zijn de koersen te Gent af te schaffen, daar zij de pracht bij paarden en rijtuigen onderhouden en onder dit opzicht laat Gent nog veel te wensen over. De afschaffing van dit deel van het kermisprogramma zou voor zekere belastingsschuldigen zeer nadelig zijn. De heer De Coster - Ik ben niet gans vijandig aan de koersen, voor zoveel men de sprongen over muren, barrelen, hagen en grachten verbiedt. Daar moet men dringend voorbehoud tegen maken. De heer Laurent - De paardenlopen zijn door de rijken ingevoerd en zijn het vermaak van die rijken. Het is dus billijk dat zij de uitgaven dragen. Om het volk te verzedelijken moet men het enkel het goede en het schone onder het oog brengen. Nu, aan de koersen is niets schoons of goeds. Bijgevolg moeten wij die niet aanmoedigen. Met 5000 frank zijn nuttiger dingen aan te bevelen. De toelage werd in stemming gelegd en aanvaard met 14 tegen 6 en de onthouding van de heer De Coster. De heren Voituron, Fredericq, Laurent, Wagener, Dubois en Guequier stemden voor de afschaffing.

9 juli 1865 De stedelijke raad onderzocht het ontwerp van de heer Burggraeve, die een algemeen kerkhof op het Sint-Denijsplein wil laten aanleggen. Vroeg of laat

149


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 150

zal men de kerkhoven welke door huizen omringd zijn moeten verplaatsen. Men vreest de afstand naar het Sint-Denijsplein, maar de doden gaan er niet te voet naartoe, men draagt ze. Overigens is het plein eigendom van de stad en zou het voor de dodenwereld zeer geschikt zijn.

11 juli 1866 Om 2 uur hebben HH. MM. de koning en de koningin zich naar het SintDenijsplein begeven, alwaar de paardenloopstrijden moesten plaatsgrijpen. De toeloop van rijtuigen buiten de Kortrijksepoort was buitenmatig groot. Sedert vele jaren is het Willemsveld zo zeer niet bezocht geworden. In de steeple chase handicap hebben uiteindelijk vijf paarden gelopen. Twee zijn onderweg achter gebleven, de andere zijn in deze volgorde aangekomen: Deux-Sous van de heer de Waelmont, Betty van baron Finet en Arteban van de heer Coppée. Onmiddellijk na de koersen is het ontzaglijk défilé stadinwaarts begonnen, geopend door de rijtuigen van de koning en zijn gevolg. Het was tussen 9 en 10 uur toen HH. MM. de stad verlieten. Hun vertrek werd begroet door kanonschoten vanop de citadel.

10 augustus 1871 De commissie van openbare werken heeft in de zitting van de stedelijke raad verslag uitgebracht over de meest geschikte plaats voor de internationale schietprijskamp van de burgerwacht volgend jaar. De schieting zou doorgaan op het Sint-Denijsplein. De plaats is goed en kan volgens de burgerwacht zonder grote kosten worden aangepast. De heer Vuylsteke vroeg hoeveel de tijdelijke schieting die men op het Willemsveld denkt in te richten gaat kosten. De heer burgemeester antwoordde dat aan het departement van oorlog subsidies zullen aangevraagd worden, alsook de medehulp van de maatschappijen voor een bestendig schietlokaal, dat waardig zal zijn aan een stad als Gent. De inrichting te Sint-Denijs werd in grondbeginsel aangenomen.

23 januari 1872 De heren burgemeester en schepenen hebben een onderzoek laten openen aangaande de ontworpen vergroting van de schijfschieting voor de burgerwacht, welke thans in de Bijlokemeersen bestaat. Het ruime plein van Sint-Denijs is op een klein uurtje van de stad gelegen en wordt slechts twee dagen op een jaar voor de paardenloopstrijden gebruikt.

150


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 151

Daar is volgens hen al de grond voor het oprichten van de schoonste schijfschieting die men zou kunnen ontwerpen en dan zou de koersplaats nog vrij blijven. De liefhebbers die het voor de schieting te ver zouden vinden om er te voet heen te gaan, zouden een vervoerdienst kunnen inrichten en wie weet of een Amerikaanschen spoorweg of paardentram naar het Sint-Denijsplein alsdan geen winstgevende zaak kan worden. Bovendien kan dat plein nog voor andere doeleinden worden aangewend om volk tot zich te trekken.

6 juni 1873 Sedert enige dagen rijden de jagers te paard iedere morgen naar het oefenveld van Sint-Denijs. Nauwelijks buiten de Kortrijksepoort gekomen volgen zij, in plaats van de kasseiweg, in lange rijen de aardeweg. Hierdoor veroorzaken zij zo geweldig veel stof, dat het met ganse wolken opstijgt en in de woningen dringt, tot groot ongemak van de inwoners van de Kortrijksesteenweg. Zouden deze troepen niet evengoed op de kasseiweg kunnen rijden of is die misschien voor de ganzen gelegd? Zodra men dit paardenvolk hoort aankomen zijn al de winkeliers gedwongen hun winkels te sluiten, willen zij hun waren niet erg beschadigd hebben. Het stof vliegt duimen dik op de tafels en stoelen welke voor de herbergen staan. Een eigenaar die voor zijn nieuwe woning buiten de poort een plankier uit baksteen had doen metsen mag dit werk opnieuw doen beginnen. Door het trappelen van de paarden is alles verbrijzeld geworden. Wij roepen over die feiten de aandacht in van wie het behoort en durven hopen dat er spoedig een einde zal aan gesteld worden.

18 juni 1875 Zondagmorgen hebben op het Sint-Denijsplein grote oefeningen plaats voor de bijzondere korpsen van onze burgerwacht: de jagers-verkenners, de batterij en het half eskadron ruiterij. Zij zullen onder andere bestaan uit werkingen door de scherpschuttersschool, een aanval, de verdediging van verschansingen en wegen, een overrompeling van de vijand, enz. Om deze grote verrichtingen in het vuur uit te oefenen zullen de korpsen van mondvoorraad voorzien zijn en om 7 uur ‘s morgens vertrekken. De oefeningen zijn onder krijgskundig opzicht heel belangrijk en zullen zondag ongetwijfeld veel volk naar het Sint-Denijsplein lokken.

151


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 152

1 oktober 1877 Onze stadsgenoot de heer F. Hillaert, bijgenaamd Siesken den gistmarchand, daagde onlangs de vermaarde Italiaanse zeerloper Bertaccini, die zondagnamiddag op het Sint-Denijsplein loopt, uit op een weddenschap om het eerst rond te zijn. Men zou tien toeren afleggen rond het plein, de heer Hillaert te paard en de zeerloper te voet. Onze stadsgenoot wou 1000 frank verwedden, te overhandigen vooraleer de hardloopstrijd aanving. Gisteren heeft zich ‘s namiddags veel volk naar het Sint-Denijsplein begeven om de Italiaanse zeerloper Bertaccini aan het werk te zien. Hij zal een goede ontvangst gedaan hebben, die hij wel voor een groot deel aan het schoon weder mag danken. Volgens sommigen heeft hij tien maal, volgens anderen maar negen maal op een uur tijd rond het plein gelopen. Wat er ook van zij, men moet bekennen dat het een kerel is die een kloeke adem en sterke benen heeft. Toch heeft hij de weddenschap niet durven aangaan welke hem door Siesken den gistmarchand was voorgesteld. De Italiaan wilde voor 50 toeren tegen een paard lopen maar niet voor 10. Hij beweerde dat een paard het meest op hem wint wanneer het maar 10 toeren betrof. Hij zou het echter langer uithouden dan een paard en daarom stelde hij 50 toeren voor. Het bespreken van verschillende weddenschappen met de zeerloper heeft tot nogal bitsige woorden aanleiding gegeven en er konden hevige geschillen ontstaan zijn indien de heer commissaris Ghuys niet intijds de orde had hersteld. Zonder zijn krachtdadige tussenkomst had de Italiaan wellicht niet kunnen lopen. Een jongeheer en enige kleine zeerlopertjes wilden Bertaccini nadoen, doch na de eerste toer moesten zij het al opgeven.

26 mei 1879 Zondag hebben van 7 1/2 uur ‘s morgens op het Sint-Denijsplein grote krijgsoefeningen plaats gehad door de jagers-verkenners, de artillerie en de cavalerie van onze burgerwacht. Ze hebben tot 10 uur geduurd. Vele officieren van de legioenen hebben zich na de oefeningen naar het plein begeven. Voor niet-ingewijden in de krijgskunst was daar niets anders te zien en te horen dan schieten. Men heeft gezegd dat onze drie bijzondere korpsen dapper gestreden hebben en wij geloven het gaarne. Zij hebben ook dapper gegeten en gedronken en de rusttijd die hun na de krijgsoefeningen werd gegund was daarvoor heel welkom.

152


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 153

Rond ĂŠĂŠn uur waren de burgerwachten in onze stad terug. Het weder was uiterst aangenaam en niemand zal zich de schone wandeling beklaagd hebben. ERIK DE KEUKELEIRE Fragmenten uit "Sint-Pieters-Aalst, Sint-Pieters-Aaigem en Sint-Denijsplein - deel 1 (18191901)", 298 pagina's, oktober 2004, uitgave in eigen beheer.

153


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 154

GHENDTSCHE TOESTANDEN

OP KLOEFEN DE OORLOG DOOR (1916 – 1917)

Nieuwe schoenen opgeëist Stel je voor dat een van onze regeringen de volgende maatregel zou uitvaardigen: Alle schoeisel uit leer of vervangstoffen voor leer of uit andere stoffen, aanwezig in de voorraden van fabrikanten, groothandelaars en alle personen die ze te koop aanbieden, worden in beslag genomen. Dat gebeurt door onderhandse verkoop of door opeising. Wie zich hiertegen verzet of schoenenvoorraad achterhoudt, wordt beboet met (ten hoogste) drie jaar gevangenis en/of een hoge geldsom. Absurd? Onmogelijk? Geenzins. Een Duitse verordening (Verordnung) gesteld in bijna exact deze bewoordingen, werd uitgevaardigd op 8 november 1917 door de bezettende militaire overheid en betrof het operatiegebied van het vierde Duitse leger, waar Gent toe behoorde1. Er was geen einddatum gesteld. De maatregel zou tot het einde van de bezetting van kracht blijven. Dag op dag een jaar later rolde oorlogsburgemeester Künzer zijn Gentse matten op. Drie dagen nadien was het wapenstilstand. Op 18 mei 1918, in alsmaar nijpender oorlogsomstandigheden, werd de verordening nog uitgebreid tot ‘alle uit weefselafval vervaardigde pantoffels van elke aard, uit handvlechtwerk, met of zonder bastzolen en dergelijke’. Wat we ons moeten voorstellen bij bastzolen (semelles en écorces) is niet meteen duidelijk. Gebruikte men de taaie schors van sommige boomsoorten? Het lijkt wel de prehistorie. Op het eerste gezicht schijnen dit maatregels te zijn om aan een tekort aan schoeisel in het leger te verhelpen, maar de teksten stellen uitdrukkelijk dat er geen onderscheid in schoeisel mocht gemaakt worden. Ook vrouwen- en kinderschoentjes werden in beslag genomen. Wel golden enkele uitzonderingen: 1. Schoeisel geleverd door het Spaansch-Nederlandsch Comiteit tot Bescherming van de Bevoorrading of ingevoerd door het Comité d’Alimentation du 154


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 155

Nord de la France. (Nederland en Spanje waren neutraal gebleven en daar waren hulporganisaties actief). 2. Schoeisel in sociale instellingen en gevangenissen, behalve het schoeisel dat daar gemaakt is. 3. Schoeisel uitsluitend uit hout. De drietalige (Nederlands - Frans - Duits) ‘Officiële bekendmakingen tijdens den oorlog in Gent en omgeving - Sint-Amandsberg, Ledeberg en Gentbrugge’ van de Duitse militaire overheid werden nog tijdens de oorlog netjes gedrukt en chronologisch verzameld in zeven boekdeeltjes. Je kan ze inkijken in het stadsarchief2. De lectuur van de honderden bladzijden verordeningen, gaande van onnozel tot zeer ingrijpend, is een onthutsende ervaring voor wie zich probeert in te leven in wat er aan het gebeuren was. De extreme ordentelijkheid en grondigheid van al maatregelen maskeert een onmenselijke bureaucratische machinerie. Letterlijk alles stond in dienst van de oorlog. De burgerbevolking moest daar dan ook alles voor over hebben, uiteraard niet vrijwillig, maar met het mes op de keel. Het was in feite niets anders dan roven, maar dan op strak georganiseerde en gedisciplineerde wijze.

Kloefen kappen in oorlogstijd Het hierboven vermelde ‘schoeisel uitsluitend uit hout’ dat mocht blijven, brengt ons uiteraard bij de klompen. De Duitse verordeningen die het daarover hebben, voegen er steevast ‘kloefen’ aan toe. Dat was immers het enige woord dat de gewone Gentenaars kenden voor dit schoeisel van armen en plattelanders. Ook in de stad waren klompen toen nog wijd verbreid onder de fabrieksarbeiders. Daarvan getuigen talrijke illustraties en beschrijvingen. Tussen haakjes: het hierboven aangehaalde uitzonderingsbepaling voor schoeisel uitsluitend uit hout (klompen dus), was niet overbodig want er bestonden ook schoenen met een houten zool en bovenleer (of iets wat op leder leek op een zoolvormig plankje gespijkerd, de ‘kloefeschoenen’, afgrijselijk om dragen). Die misbaksels werden dus ook in beslag genomen in de winkels. Maar de nederige klomp en zelfs het hout waaruit hij vervaardigd werd, was zeldzaam aan het worden. Op 2 juli 1917 werden dwangverkopen ingesteld en waren maximale prijzen bepaald voor populieren en wilgenbomen om klompen van te maken. Alle hout van populieren en wilgen moest door de bevoegde gemeentebesturen aan door de Kommandatur (Duitse legerbevel) aangewezen klompenmakers verkocht worden.

155


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 156

Voor de klompenmakerij betekende W.O. I, een bloeiperiode. Dat ging echter niet zo maar. Ergste schaduwzijde was de oprichting van het toen welgekende Holzshuchburo (Houtenschoenenbureau alias kloefenbureau) met hoofdzetel te Gent. Iedere klompenmaker (blokmaker, kloefkapper) was verplicht wekelijks een zekere hoeveelheid kloefen te leveren. Wie dat niet deed werd ingelijfd in het Zivil Arbeiter Bataljon. Een gevreesde straf, zoals we verder zullen zien. Voor de opgeëiste productie werd door de bezetter op verre na niet de gangbare prijs betaald. Men kon zelfs de kosten niet dekken. Gevolg was een prijsstijging op de vrije markt. De kloefkappers werd in die tijd verweten woekeraars te zijn. Hun helpers die voor de oorlog 15 à 18 frank per week verdienden, stelden ook hun eisen. Hun weekloon verdriedubbelde. Mensen die het niet al te best betaalde vak vroeger verlaten hadden voor betere jobs, haalden hun oude gereedschap te voorschijn en gingen opnieuw van start3.

Kloefenwoeker Klompen konden niet willekeurig verhandeld worden. Een verordening van 21 januari 1917 ondertekend door Der Oberbefehlhaber van het vierde leger Herzog Albrecht von Württemberg (jawadde!) regelde een en ander: 1. Verkoop in het gebied van het vierde leger zonder toelating der EtappenInspektion 4 Wirtschaftsausschuss (economische commissie) is verboden. 2. Alle klompen (kloefen) moeten aan de bevoegde Orts- of Etappenkommandatur op haar aanvraag afgeleverd worden tegen betaling aan door het Armee-Bekleidungsdepot 4 (legerklerendepot) bepaalde prijzen. De strafbepalingen kan je bekijken op de afbeelding van de affiche die dit alles aan de bevolking kond deed. Dergelijke maatregelen konden niet verhinderen dat er woeker ontstond in kloefen. Wijlen Michel Steels gaf daarvan lang geleden in dit tijdschrift een staaltje in een van zijn vele zeer gewaardeerde beschrijvingen van het leven van het gewone volk: in de stedelijke kloefkapperij golden prijzen van 2 frank voor mannenklompen, 1,75 voor vrouwen- en 1,50 voor kinderkloefkes, maar elders waren de prijzen meer dan dubbel zo hoog4. Pogingen werden ondernomen om klompen uit landelijke streken op georganiseerde wijze naar Gent te versluizen, maar dat kon enkel voor hoge, half-hoge en platte ‘vrouwblokken’ en idem dito ‘kinderblokken’. Binnenlandse leveranties van mannenkloefen waren niet toegelaten. Dat leren we uit een prijsofferte van de ‘Blokmakersbond van het Land van Waas ‘ aan het Gentse stadsbestuur5.

156


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 157

Stedelijke kloefkapperij in het stadsmagazijn Te Gent was een ‘Stedelijke Kloefkapperij’ actief. Deze was gevestigd in het ‘stedelijk magazijn’ aan het Sint-Agnetestraatje en de Kapellestraat (nu Napoleon Destanbergstraat aan de Pekelharing, parallel aan de Lindenlei). Dit grote drievleugelige gebouw, een vroegere textielfabriek, functioneerde als

Stadswerklieden gewapend met een kloefenkaart kunnen kloefen verkrijgen in de stedelijke kloefenkapperij voor hen zelf, en misschien zelfs - ‘wanneer de voortbrengst zulks toelaat’ - ook voor hun ‘bloedverwanten’. Het document is afkomstig uit de archieven van de Groendienst (Dienst der Beplantingen) in het stadsarchief. 157


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 158

distributiecentrum van materialen bestemd voor de stadsdiensten, het latere stedelijke economaat. Vanaf april 1916 moest de hele stadsbevolking daar heen voor gerantsoeneerde schaarse producten zoals suiker, cichorei (koffie vervangmiddel) en waspoeder. Er werkten verschillende klompenmakers. Hun namen staan te lezen onder een smeekschrift waarin ze zich beklaagden over de zware werklast die zij, verzwakt als ze waren door onvoldoende voedsel, niet aankonden6. De in de stedelijke kloefkapperij gefabriceerde klompen werden ter plaatse verdeeld in het stadsmagazijn. Alles was op ongelooflijk bureaucratische wijze georganiseerd. Zo werd aan de stadswerklieden een ‘kloefenkaart’ toegekend, wel te verstaan enkel aan degene ‘welke kloefen in dienst dragen’. Daarbij hoorden grijze en rode bons waarmee men terecht kon in het stadsmagazijn. De grijze bons waren bestemd voor de titularis van de kloefenkaart, de rode bons voor zijn met naam op de kaart vermelde bloedverwanten. Deze laatste konden enkel gebruikt worden ‘wanneer de voortbrengst zulks toelaat’. De bij dit artikel gereproduceerde tekst uit het archief van de stadsplantsoendienst (Groendienst) heeft het over klompen voor de werklieden in stadsdienst, maar uit andere bronnen weten we dat ook deftige heren daar aan klompen probeerden te geraken, iets wat niet zo gemakkelijk ging (zie hieronder). Zelfs ongenode gasten kwamen op bezoek via nachtelijke inbraak ‘met beklimming’, zo leert ons een brief aan de verantwoordelijke schepen Heynderickx. Maar de ‘meestergast der kloefkapperij’ betrapte de dieven. De sukkels werden aangehouden.

Op kloefen … iedereen? Uiteraard liep niet iedereen op klompen. Vermoedelijk sleten hoge dames en heren en zelfs kleinburgers, gesteld op schone schijn, hun laatste paar schoenen tot op hun kousen of hun bloot vel af, liever dan zich op straat te vertonen op kloefen. Kloefen waren immers het kenmerk bij uitstek van de lagere klasse. Kloefkesschool (‘kloefschole’) was de benaming gegeven aan de niet betalende scholen, waar arme kinderen terecht konden. Sommige instellingen hadden naast een betalende ‘schoenschole’ een afdeling kloefschole. Op de Kouter was er in de jaren 1800 tijdens de Gentse Feesten naast het bal voor de burgerij een populair bal voor het gewone volk dat als ‘kloefkesbal’ bekend stond. ‘Kloef’ was (en is) een niet mis te verstaan scheldwoord voor lomperik. ‘Kloefkapper’ was (en is) de niet bepaald liefdevolle kwalificatie voor ‘onbekwame, onhandige werkman’7. De proletarische kloef speelt zelfs een rolletje

158


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 159

in de wereldgeschiedenis: het woord ‘sabotage’ is afgeleid van het Franse ‘sabot’ en duidde op arbeiders die met hun klompen machinerieën ontregelden. Maar nood breekt wet en - probeer het je in te beelden - zelfs modevoorschriften! Kloefen zag je ook bij mensen bij wie je dat niet zou verwachten. Het volgende uittreksel uit het gemeenteraadsverslag van 25 maart 1918 geeft een idee van hoe erg de toestand wel was: ‘De heer Lefevre roept de aandacht op de moeilijkheden welke de leden van het stedelijke onderwijzerskorps ontmoeten om zich kloefen aan te schaffen bij den stadsdienst. Vele pleegvormen (formaliteiten) zijn te verrichten en men moet verscheidene malen terugkomen om bediend te worden. Het College zegt dat het zal trachten die ongemakken te vermijden’8. De schoenlappers moesten wellicht het onmogelijke doen om hopeloos stuk gelopen exemplaren nog draagbaar te maken. Maar, zo schrijft Virginie Loveling op 8 december 1917 in haar monumentale oorlogsdagboek ‘Geen mogelijkheid schier meer om schoenen te doen verzolen: alle benoodigdheden daartoe zijn in beslag genomen’. En ze verhaalt hoe haar meid ‘aan de deur’ een paar sloffen kocht, ‘donkerrood, oprecht mooi. Ze deed een boodschap van nog geen half uur ver. Toen ze thuiskwam, bij helder droog weer, waren de zolen, die bleken van wasdoek te zijn, gespleten en hing de bovenstoffe overal aan flarden, als hadden de muizen ze uitgebeten. Ze bestonden uit halve vellen watte’. De bejaarde schrijfster, die dicht bij het Citadelpark woonde, gaf een mogelijkheid op om toch nog aan schoenen te komen. ‘Op een paal dicht bij de ingangen van het Stadspark staat te lezen in het Duitsch en het Vlaamsch: Het is verboden in het Tentoonstellingspark en vooral omtrent het Lazaret te leuren. De reden ligt hierin dat de soldaten tegen gunstige prijzen hun schoenen en andere benoodigdheden verkoopen. Onder het hulsel der duisternis spreken ze de voorbijgangers aan, fluisterend hun waren veilbiedend’. Dat noteerde ze op 7 december 1917, niet toevallig kort na invoering van het verbod op schoenenverkoop9.

Extreme miserie De hierboven opgeroepen toestanden vormen slechts een klein onderdeeltje van een ver doorgedreven roofpartij. Opeisingen volgden elkaar in snel tempo op. Dat ging van wol (‘alle wol’) uit matrassen (te vervangen door zeegras), over metalen deur- en vensterknoppen naar kunstvoorwerpen (‘al de kunstvoorwerpen, beelden, vazen, staande luchters, enz.’ met uitzondering van echt

159


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 160

waardevolle museumstukken) uit ‘spaarmetaal’ (koper, brons en andere legeringen van koper). Veel belangrijker om te overleven was natuurlijk de productie van landbouw en veeteelt. Die was in de eerste plaats bestemd voor de Duitse troepen en werd op vergelijkbare wijze opgekocht en opgeëist. Verder golden allerhande verboden, slechts als voorbeeld hier vermeld: totaal verbod op verkoop van zeep (16 februari 1918), geen vleesrantsoenen meer voor de burgerlijke bevolking (28 maart 1918). Vanaf 1 november 1917 waren alle drankhuizen gesloten voor Belgische onderdanen en dat bleef zo tot het einde van de oorlog. Al eind 1915 was in meer dan de helft van de gezinnen het gezinshoofd werkloos. In de vele textielfabrieken werd minder dan een derde van de normale tijd gewerkt. De werklozensteun was armzalig. De talrijkste categorie ontving in december 1915 gemiddeld 3,36 frank per week. Vergelijk dit met de hoger vermelde kloefenprijzen, of beter nog met de 1,25 tot 2 frank per kg aardappelen (juli 1917). Marc Baertsoen noteerde op 6 juni 1917 in zijn dagboek ‘La viande, le beurre, la margarine, les oeufs, les pommes de terre, le lait n’existent plus pour la grande majorité de la population’. Tal van mensen balanceerden op het randje. Ze konden enkel overleven dankzij allerlei hulpprogramma’s … en dan nog. Het was de (voorlopig?) laatste hongersnood uit onze geschiedenis. De bevolkingsstatistieken tonen het trieste bilan ervan onweerlegbaar aan. In de eerste oorlogsjaren bleef het sterftecijfer ongeveer stabiel. In 1917 (nog voor het uitbarsten van de Spaanse griep) steeg het met ca. 30% en met ca. 50% in het laatste oorlogsjaar. Het aantal geboorten zakte van 2848 in 1914 tot 1282 in 191710.

Herinnering aan opeisingen en oorlogsmiserie in het straatbeeld Bijna aan het einde van dit verhaal willen we op zoek gaan naar wat er heden nog herinnert aan opeisingen en oorlogsmiserie in het straatbeeld. Om te beginnen is er wat het dichtst bij onze kloefenhistorie aansluit. Het imposante stadsmagazijn met de stedelijke kloefkapperij vind je prachtig gerestaureerd en ingericht als woningencomplex in twee onooglijke, maar zeer rustige straatjes: de Sint-Agnetestaat en de Napoleon Destanbergstraat. Niet enkel schoenen, metalen en voedsel werd opgeëist, ook mensen. Onder de ergste oorlogsmaatregelen die de burgers troffen, waren de opeisingen om te gaan werken achter het front voor de aanleg van spoorlijnen, enz. In totaal werden in Gent (met de randgemeenten Sint-Amandsberg, Ledeberg en Gentbrugge) 11.782 personen opgeëist, waarvan een groot aantal meerdere 160


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 161

keren (in totaal 14.877 opeisingen). Ze werden vooral verzameld in de textielfabriek La Linière Gantoise met daarbij nog de fabriek de Hemptinne (Deejantiens) en La Louisiana (de Smet) en op transport gesteld in het vlakbij gelegen Rabotstation waar nu het Justitiegebouw is11. Anderen vluchtten of doken onder. Aan de stad werd een hoge boete opgelegd voor iedere niet opgekomen of verdwenen opgeëiste en een gijzelaar moest aangeduid worden om zijn plaats in te nemen12. Big brother controleerde grondig. Aan elk huis moest een lijst hangen van de bewoners (vanaf begin 1917). Ongeveer een kwart kwam ziek terug, 333 Gentse opgeëisten stierven van ontbering Namen van in oorlogstijd gestorven opgeëisten vind je her en der in de verschillende wijken waar meestal een wandmonument aan hen en aan de gesneuvelden herinnert. En dan is er nog de Opgeëistenlaan. We staan er niet bij stil, maar het is aan deze geschiedenis dat dit onderdeel van de stadsring zijn naam ontleent. Vroeger was dat een onderdeel van de Plezante Vest die tot aan het Rabot strekte. Het oorlogsmonument aan de Blaisantvest van het ‘Gebuurte der Plezante Vest-Gasmeterlaan en aanpalende straten’ toont een heftig toneel van vrouwen treurend om gevallen mannen. Rechts daarvan staan de namen van tien in oorlogsomstandigheden overleden ‘Opgeëischten’ uit de buurt. Links lezen we de namen van precies evenveel gesneuvelde soldaten afkomstig uit dezelfde straten. Dit geeft enig idee van de omvang van deze zo goed als vergeten oorlogsgruwel. De benaming Plezante Vest, niet Bronsgedeelte van het dodenmonument aan de enkel een volksnaam, maar ook Blaisantvest (foto 2010). Rechts ervan staan, in steen gekapt, de namen van tien tijdens de oorlog officieel Boulevard de Plaisance, 14-18 gestorven opgeëisten uit de wijk, links de werd nadien als te frivool aangenamen van eveneens tien gesneuvelden. Deze voeld voor die lugubere plek, verhouding illustreert hoe erg de opeisingen nemen we aan. Zonderling is wel waren. Her in der in de verschillende wijken ziet men dergelijke monumenten, die meestal foutief dat de naamverandering, die een als ‘monument voor de gesneuvelden’ aangeduid van de zwartste bladzijden van de worden. eerste Duitse bezetting memo-

161


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 162

Aanhef van de verordening over de klompenhandel van 21 januari 1917. Bedenk dat de oorlog nog 22 maanden zou duren.

De voorziene straffen bij de kloefenverordening. Zoals bij alle Gentse verordeningen uit die tijd prijkte de hertog van W端rttemberg, opperbevelhebber van het vierde Duitse leger, als hoofdverantwoordelijke onderaan.

162


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 163

Het stadsmagazijn (2010, links Napoleon Destanbergstraat, rechts Sint-Agnetestraat) waarin, onder andere, de stedelijke kloefkapperij ondergebracht was.

163


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 164

reert, behouden bleef tijdens de tweede wereldoorlog (of, historisch juister: tijdens het tweede bedrijf van de wereldoorlog) in december 194013. Zoiets kon blijkbaar. Er gold bij ons toen een heel ander burgerlijk regime dat in dergelijke zaken lakser optrad. De Duitsers probeerden de burgerbevolking veel meer te bewerken via propaganda en ze wilden een aantal fouten gemaakt tijdens de oorlog 14-18 vermijden. Misschien is het wel nuttig ook even een parallel te trekken naar lang vergeten oorlogsmiserie waaraan nog andere plaatsnamen in die buurt herinneren. In de jaren 1600 en 1700 trokken militaire benden brandschattend rond over het platteland. In tegenstelling tot wat men veelal denkt, gebeurde ook dat overwegend in georganiseerd verband. Het werd van hogerhand gepatroneerd en gestimuleerd. In de 17de eeuw moest er gedurende bepaalde perioden ten noorden van Gent een belasting betaald worden aan Hollandse garnizoenen in Zeeuws-Vlaanderen. Die werd eufemistisch contributie genoemd. De zone waarin dat gebeurde, het Contributieland, strekte zich uit tot aan de Gentse stadsvesten bij de Brugsepoort. De Contributiestraat en Contributiebrug even voorbij de Opgeëistenlaan ontlenen daaraan hun naam14. Wanneer de Franse legers bij ons ‘op bezoek’ kwamen, werden er kantoren opgericht waar de op nog veel grotere schaal gebrandschatte parochies en heerlijkheden de opeisingen of de geëiste sommen konden voldoen, meestal met de hulp van dure leningen waarvan de afbetalingen tot tientallen jaren na de oorlogen aansleepten. Zoniet, zette men de fik er in. Ook dat was een georganiseerde vorm van opeising, of afpersing, als je wil. Niet zo strak geordend, verordend en gedisciplineerd als de Duitse, maar in essentie hetzelfde.

Moar ‘k droag altijd mijn witte kloefkes van ’t Komiteit We eindigen dit niet zo leuke verhaal met een eerbetoon aan de kloef. En dat mag wel. Probeer je eens voor te stellen hoe je onze winters door moet geraken zonder iets aan je voeten dat vocht en kou tegenhoudt. We hebben er geen idee van hoeveel mensenlevens gered werden door deze rudimentaire, in betere omstandigheden misprezen dingen. Dit eerbetoon neemt de vorm aan van een liedje. Men probeerde de miserie van zich af te zingen. De nederige kloef kreeg een mooie lofzang op de wijze van ’t Vliegerke’ toegewijd. De inhoud is erg typisch: in de eerste regel herkennen we het stigma dat de kloef als attribuut van arme mensen behield, ‘maor beschoamd en ben ik niet’.

164


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 165

De Kloefkes Ziet ze lachen, Mie en Piet Omdak’ik kloefkes droage. Moar beschoamd en ben ik niet. Vanwoar dan al die kloefkes zijn, Dat zeg ik niet verlegen, ‘K he ze gelijk gruut en klein Van ’t Komiteit gekregen Refrein Dames en hieren, Ge zie mij tons Altijd floreren Mee kloefkes an. t’Es nie veur t’ stoefen Moar ‘k droag altijd Mijn witte kloefkes Van ‘t Komiteit Luc Devriese

NOTEN 1

2

3

4

5 6

West- en Oost-Vlaanderen vormden samen met een gedeelte van Henegouwen het zogenaamde 4de Etappengebied ressorterend onder het bestuur van het 4de Duitse leger. Hierin heerste het militaire belang boven dat van de burgerbevolking nog meer dan elders in het bezette land (Capiteyn, A., ed., Gent en de eerste wereldoorlog, Gent, 1991, pp. 127). De in dit artikel aangehaalde verordeningen werden allen geput uit de gebundelde versie in het stadsarchief (GSA1 nummer 2.G.B.3). Deze is voor snel onderzoek gemakkelijker hanteerbaar dan de archiefreeksen opgesomd in Charles, L. (red.). Buskruit en Sauerkraut. Oorlogsbronnen in De Zwarte Doos. Bijlage 1, p. 173-180. In het bijzonder de reeks M32 nr. 1 tot 916. Gebaseerd op de omvangrijke en gedetailleerde monografie van Hesters, P., De klompenmakerij. Verschenen als Jaarboek Wachtebeke, 1986 (hier vooral geciteerd uit p. 39). Een gedeelte van de opgeëiste productie werd naar Duitsland gevoerd. Na de oorlog stortte de klompensector in elkaar. Steels, M., Te Gent tijdens de eerste wereldoorlog’ in Ghendtsche Tydinghen, jg 7, 1978, p. 289. Stadsarchief Gent, reeks O39 nr. 17, ongedateerd. Smeekschriften en enkele andere gegevens over de stadskloefkapperij in de Stadsarchiefreeks O39 nr. 17.

165


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 166

7 8 9

10 11

12

13

14

15

Lievevrouw-Coopman, L., Gents Woordenboek, heruitgave 1974, p. 675-676. Stad Gent, Gemeenteblad 1918, p. 164. Loveling, V., In oorlogsnood. Dagboek 1914-1918, Kon. Academie voor Nederlandse Taalen Letterkunde, Gent, 1999, p. 645-646, 648-649. Het centrale gebouw in het park was in 1913 opgericht voor de wereldtentoonstelling, vandaar de naam. Het complex was in gebruik als Lazarett (militair hospitaal). Te Gent, hoofdstad van het Etappengebied, verbleven doorlopend gemiddeld 12 000 Duitse soldaten, potentiële verkopers dus. Capiteyn, A., 1991, p. 63. Meer gegevens en persoonlijke getuigenissen bij Levis, E., Zivil-Arbeiter Bataljon 4 te Gent. In: Ghendtsche Tydinghen, jg. 17 (1988), p. 341-351, jg. 18 (1989), p. 2-24 en 170-178. Steels, M., 1978, p. 285-286. Exact dezelfde cijfers en bewoordingen bij Capiteyn, A. Weinig werk en veel honger. In: Gent en de eerste wereldoorlog, Gent, 1991, p. 82. In 1940 werd het Laan der Opgeëischten, een ongelukkige vertaling van Boulevard des Requisitionnés. Dit gebeurde in het kader van de grootscheepse vernederlandsing en verandering van straatnamen die nog voor het begin van de oorlog gestart was en in december 1940 voltooid was. Toen in 1942-1943 de operatie moest overgedaan worden in het kader van de vorming van Groot-Gent, werd het Opgeëischtenlaan. De Plezante Vest, een letterlijk leuke volksetymologische vervorming die in het Frans overgenomen werd, werd toen historisch correct Blaisantvest, naam die een deel van de oude vesten nog steeds draagt. Fris, V. De oude straatnamen van Gent, Gent, 1925, p. 53. Bedenk daarbij dat het woord ‘contributie’ afgeleid is van het Latijnse ‘tribus’ (stam, volksgroep) en dat het normaal zou moeten slaan op een vrijwillige of geëiste (opgeëiste) bijdrage aan de eigen groep, eigen stam, of staat. In de praktijk was het dikwijls wat die groep, etc. moest afdragen aan een eigen of vreemde heer voor verdediging of bescherming. Maar voor de slachtoffers maakt dat niet veel uit: welke staat, welk volk het was dat opeiste, eigen volk of ‘de vijand’, dat veranderde niets voor zij die hongerden … op kloefen. Ontleend aan Levis, E., ’t Gents spant de kruune. Kust mijn kloefkes. In: Ghendtsche Tydingen, 1998, jg. 27, p. 254-255. Volgens Eddy Levis was het ‘komiteit’ dat ook voor de kloefenbevoorrading instond, de Amerikaanse ‘Commission for relief in Belgium’, in het Nederlands: ‘Nationaal Komiteit voor Hulp en Voeding’.

166


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 167

GENTSE MEMORIEDAGEN : 2 DECEMBER

2 december 1578 De Prins van Oranje komt aan in Gent om te trachten er de godsdienstvrede te doen aannemen.

2 december 1785 Geboorte van François Hye-Schoutheer. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2009 - N° 5 - pp.366-367

2 december 1804 Napoleon wordt tot Keizer gekroond.

2 december 1840 De laatste overlevende pater van de O.L.V. Broers, Pater Materne, verkoopt een groot deel van de inboedel van de kerk aan de Augustijnen.

2 december 1849 Geboorte van Emile Braun. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2007 - N° 3 - pp.174-175

2 december 1860 Stichting van het “Leesgezelschap der Wevers”. Dit gebeurde in de schoot van de weerstandskas “De Broederlijk Wevers”. Een leeszaal werd opgericht waar de leden boeken, tijdschriften en kranten konden raadplegen. Er werd ook les gegeven in lezen, schrijven, opstellen van brieven, rekenen, Nederlands, Frans. Men gaf spreekbeurten en bezorgde schoolgerief aan verder studerende arbeidskinderen. In 1871 werd er een koor van meer dan 100 leden aan toegevoegd. Het leesgezelschap kwam eerst bijeen in de Rode Koningstraat 12, later in de herberg “La Louve” in de Spiegelstraat.

167


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 168

2 december 1864 Dood van Joseph Pierre Braemt. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2003 - N° 3 - pp.196-198

2 december 1887 Eerste opvoering in Gent van “Les Pêcheurs de Perles”.

2 december 1926 Dood van Gérard Cooreman. Advocaat, jurist, Gemeenteraadslid van 1896 tot 1916. Volksvertegenwoordiger, Senator in 1892, Kamervoorzitter van 1908 tot 1912. Leider van het Oorlogskabinet in 1918., Minister van Staat. Speelde een voorname rol bij het totstandkomen van de wet op het arbeidscontract. Deze niet-sectaire katholiek was Directeur van de “Société Générale” en Voorzitter van de “Banque de Gand”. Samen met Gustave Carels was hij de Voorzitter van het Centraal Comité van de “S.A. pour l’étude d'une Exposition Universelle et Internationale à Gand.” Hij was een muziekliefhebber en propageerde de muziek van Saint-Saëns”. Hij was hier geboren op 25 Maart 1852.

2 december 1928 Triomfantelijk onthaal in Gent van de Prijs van Rome Robert Van Cauwenberghe. Hij werd geboren in de Kortrijksestraat op 5 december 1905 als zoon van een letterschilder. Hij was een van die eerder zeldzame uitstekende hedendaagse schilders, een van die rasartiesten die volledig opgingen in hun werk en nooit probeerden zichzelf te verkopen. Wellicht de reden dat hij nooit de bekendheid genoten heeft die hij verdiende. Zoals bij alle èchte artiesten kwam zijn talent al zeer vroeg tot uiting. Hij werd niet alleen leerling aan onze Academie, maar ook 168


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 169

Robert Van Cauwenberghe. 1905-1985.

aan deze van Antwerpen die toen onder de leiding stond van Isidoor Opsomer. De prijzen die hij behaalde volgden elkaar in snel tempo op, zo in 1924 de Jeanne Pipynprijs in Gent, in 1925 de Van Leriusprijs in Antwerpen, in 1928 de Meeusprijs en, eveneens in 1928 de bekroning: de Prijs van Rome. Wij 169


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 170

leefden toen nog vóór de oorlog, u kent bijgevolg het scenario: triomfantelijk onthaal in het bevlagde Gent, stoet naar het Stadhuis in een open koets getrokken door 4 paarden. Stapten mee op in de feeststoet: niet minder dan 75 maatschappijen en 3 harmonieën. Ziet gij dat nu nog gebeuren? Of hoe op een betrekkelijk korte tijd enorm veel kan veranderen.... Kenschetsend voor de nederigheid van Robert Van Cauwenberghe die in alle stilte werkte en slechts zelden exposeerde, is dat hij zijn werken eenvoudig ondertekende met zijn initialen R.C. Hij was een van die schilders die de techniek perfect beheerste, iets wat in onze moderne tijden slechts op misprijzen kan rekenen. Ter gelegenheid van een van zijn zeldzame tentoonstellingen in 1973 kon Pierre Kluyskens terecht schrijven: “Men zou er ongetwijfeld best aan doen de leerlingen van de scholen, instituten en academies waar men zo gezegd leert tekenen en schilderen, een dergelijke tentopstelling te laten bezoeken opdat zij eens zouden zien hoe het ook, de dag van vandaag, technisch nog kan geschieden. Er is in dat opzicht oneindig veel te leren van de portretten, de naakten, de stillevens van Robert Van Cauwenberghe.” Het zal wel niemand verwonderen dat Van Cauwenberghe het zogenaamd kunstwereldje liet liggen voor wat het waard was (en dat is bitter weinig) en zich terugtrok in zijn atelier in Heusden. Hij stierf op 4 Maart 1985 en het zal evenmin niemand verwonderen dat deze gebeurtenis bijna ongemerkt voorbijging: een kort krantenberichtje van een 10-tal regels op een verloren plaatsje was al meer dan genoeg voor de man die eens uitbundig toegejuicht werd door duizenden Gentenaars. Dat zou hem leren een èchte artiest te willen zijn. De dag van vandaag menen de kranten met hun titels die een halve bladzijde beslaan hogere waarden te moeten verdedigen

2 december 1929 Stichting van het bedrijf “METAGRA” door André Callier en zijn zoon Jacques. Aanvankelijk in de Meers- en Raketstraat, vestigde het zich rond 1966 in het nieuw industriepark in Drongen. Bij de dood van Jacques werd het bedrijf verder gezet door zijn zoon Alexis.

2 december 1959 Dood van Jules Toussaint-De Sutter. Hij werd hier geboren op 10 April 1889. Deze musicus studeerde, net zoals zijn vader dit vóór hem deed, aan ons Conservatorium waar hij tal van Eerste Prijzen behaalde, o.a. voor Harmonie

170


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 171

Jules Toussaint-De Sutter 1889-1959.

171


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 172

en Contrapunt en voor Fuga en Compositieleer. Zijn talent werd vroeg erkend en als speciale blijk van waardering mocht hij op de Prijsuitdeling de uitvoering dirigeren van zijn jeugdcompositie voor orkest “Idylle matinale”. In 1913 wordt hij 2e geklasseerd in de Prijs van Rome met zijn “Fiancés de Noël”. Hij had een joviaal karakter en telde bijgevolg vele vrienden. Met enkele van hen, waaronder Jozef Cantré, huurt hij een zomerhuisje in Zwijnaarde. Verschillende van zijn composities komen daar tot stand, maar aan dat gezellig leventje komt vrij spoedig een einde wanneer in 1914 de oorlog uitbreekt en hij gemobiliseerd wordt. Zijn zomerhuisje mag hij inwisselen voor 4 jaar loopgraven aan den IJzer. Na de oorlog waagt hij opnieuw zijn kans voor de Prijs van Rome en deze keer lukt het: hij wordt de eerste met zijn cantate “Tijl Uilenspiegel”. Hij werd niet alleen geloofd als componist, maar ook als een knappe dirigent. Vele jaren leidde hij het orkest van de Kursaal van Oostende. Hij werd Directeur van het Conservatorium aldaar, en toen bleek dat hij niet alleen een artiest was, maar tevens een uitstekende organisator. Hij voerde tal van hervormingen in, wist zich te omringen met bekwame leerkrachten en trok het peil van de instelling gevoelig naar omhoog. Heel wat oud-leerlingen belandden in het befaamd orkest van de Kursaal. In 1936 werd hij benoemd tot Directeur van ons Conservatorium en in de kranten kon men lezen: “Gent, de goede stede, opent wijd haar poorten voor de Heer De Sutter bij zijn terugkeer alhier als bestuurder van het Conservatorium, wijl onze stadsgenoot geestdriftig de taak aanvat in zijn geboortestad.” Ook hier voerde hij tal van hervormingen in, zo de inrichting van een orkestklas onder de leiding van Maurice De Preter en van een klas voor dirigenten. Ieder concert werd voorafgegaan door een inleiding waarin de uit te voeren werken belicht werden en de acteur besproken in de context van zijn tijd. Hij zou 18 jaar Directeur blijven van ons Conservatorium tot wanneer hij in 1954, op 65-jarige leeftijd, op rust gesteld werd. Toussaint-De Sutter zou 5 jaar later sterven in dramatische omstandigheden: samen met zijn vrouw kwam hij om bij de stuwdambreuk van Fréjus. Ze werden aldaar begraven. Hugo Collumbien

172


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 173

DIE GOEIE OUWE TIJD (3)

6 september 1944! Onvergetelijke dag, waarop Poolse soldaten de eer hadden met de eerste Britse tank langs de Zwijnaardsesteenweg onze stad binnen te rijden. Aangrijpend was het om de mensen elkaar van vreugde te zien omhelzen, te zien wenen, te zien springen en dansen als jonge kinderen, na vijf jaar geen vrijheid te hebben gekend. Toch moet ik even terugkeren naar de drie laatste dagen vóór die heuglijke 6 september. De voormiddag van 3 september zagen we geen Duitsers meer. Onze mensen wisten dat het Floraliënpaleis en het Museum voor Schone Kunsten in het Citadelpark volgepropt lagen met al wat men maar noemen kan: vuren, meubelen, huisgerief, hamers, beitels, nagels. Het werd een echte rush naar die gebouwen door honderden mensen. De deuren werden ingebeukt en hele karrevrachten werden er naar buiten gesleept. Wat men maar kon dragen, werd meegenomen. Een jong koppel dat op het punt stond te trouwen heb ik er een volledige slaapkamer en eetplaats weten buiten halen. De meubelen droeg men naar huis en plaatste men stuk voor stuk op het voetpad. Vader en moeder hielden er de wacht bij. Anderen hadden grote zakken meegebracht en vulden die zodanig dat ze 100 of 200 meter verder niet meer in staat waren die te dragen. Op de voetpaden van de Citadellaan werd alles achtergelaten wat men niet verder kon meenemen. Daar stonden de deuren op een kier en enkele seconden later was het achtergelatene naar binnen gebracht. In café “Aux Champs Elysées” aan de Overpoort kwamen mannen binnen met hele zakken lepels, vorken en messen om die per stuk voor enkele franken te verkopen Daar is dus nogal gestolen! Ik vind eerlijk gezegd van niet, want de leveranciers-collaborateurs die dit alles aan de bezetter hebben geleverd, werden er dik voor betaald. 's Avonds kwam daar nog een groep SS-ers langs en die hebben het feestpaleis in brand gestoken. Dat was dus het voorspel van de bevrijding. De morgen van 7 september trok ik voor de eerste maal op het gewone uur naar mijn kantoor. In de loop van de voormiddag kenden we het genoegen na vijf jaren onze wettelijke gouverneur Vanden Boogaerde te mogen ontmoeten. De ambtsbezigheden werden zonder verwijl opnieuw aangevat. In de stad flakkerde na de vreugderoes de gramschap op tegenover verklikkers en verraders. Er was bijna geen straat waar de Weerstand geen aanhoudingen verrichte en de volkswoede zich uitte in alles aan stukken slaan. Onze kazernes en stadsscholen werden door Engelse en Canadese soldaten bevolkt. Na

173


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 174

drie dagen bevrijding begonnen de stadsdiensten te werken en werden de bakken en emmers huisvuil voor de deur gezet. Wanneer ik de vierde ochtend naar het bureel trok, zag ik -echt waar!- op drie vuilnisbakken een half wit brood liggen. Mijn bloed kookte! Schandelijk! Die verdienden op water en brood gezet te worden. Ondertussen hadden de Duitsers hun V 1’s en V 2’s het luchtruim ingestuurd om dood en vernieling te zaaien. Persoonlijk heb ik om 3 uur ‘s morgens er een rond de toren van O.L.V. Sint-Pieterskerk zien draaien. Hij is gevallen in de omgeving van Wetteren. Nog eenmaal werden wij in 1944 opgeschrikt toen de laatste tientallen zelfmoordenaars van Goerings luchtmacht het vliegplein van Sint-DenijsWestrem kwamen bombarderen. In totaal werden er 53 vliegtuigen vernield. De ganse dag brandde er olie en benzine en hingen er zwarte rookwolken boven de streek. Zelf zagen we boven zwembad Het Strop een luchtgevecht tussen een tiental vliegtuigen. Het kraakte van mitrailleurvuur. Een van de neergeschoten vliegtuigen is op de Koningin Elisbethlaan dwars door een huis gegaan. Het samengedrukt lichaam van de vliegenier lag naast een boompje. Reeds enkele malen na de bevrijding had ik de toelating gekregen om in ons half uitgebrand Gouvernementsgebouw klasseerdozen te halen. In talloze kamers, waar vlammen en water niet al te veel schade hadden aangericht, stonden ho! onze deugdelijke kantoormeubelen. Op een dag in 1945 hebben we die meubelen met man en macht naar buiten gesleept en naar de Henegouwenstraat overgebracht. Toen we vanuit Amerika een konvooi schoenen en textielwaren kregen toegestuurd, konden we die gaan kopen in de magazijnen van Het Volk en Vooruit. Maanden gingen voorbij. Het aantal personeelsleden in het Gouvernementsgebouw smolt als sneeuw voor de zon. Velen die het diploma hadden behaald, werden in een of andere gemeente tot secretaris of ontvanger benoemd. Zij werden voorlopig niet vervangen. In onze dienst der gemeenterekening bleven we nog met 7 van de 18 over. Dat we het met zo'n onderbezetting niet onder de markt hadden, mag je gerust geloven. In het begin van de jaren 1950 werd onze nieuwsgierigheid gewekt door een kraan en bouwmateriaal in ons verminkt Gouvernementsgebouw. Jaja, het slopen begon. De heropbouw, naar een ontwerp, van V. Vaerwijck en J. Hebbelynck, begon in 1954. In november 1961 heeft de 5e Afdeling de luchtige kantoren mogen betreden. De scheidingsmuren waren stalen klasseerkasten en iedereen kreeg een nieuw stalen bureau. Om het er een beetje gezellig te maken, zorgden we zelf voor planten en mooie gravures. Ondertussen waren er ook jonge krachten aangeworven en konden we de faam van onze provincie in ere houden. De in die tijd 297 gemeentebegrotingen en

174


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 175

dienstjaarrekeningen, en evenveel van de commissies van Openbare Onderstand, plus nog vele andere zaken, werden ieder jaar netjes afgewerkt en ter goedkeuring aan de Bestendige Deputatie voorgelegd. Na 39 jaren dienst in de 5e Afdeling ben ik eruit gestapt, maar mijn hart is er gebleven. De nieuwe opdracht die mij werd toevertrouwd was het organiseren van de bibliotheek en van het archief. Op 13 augustus 1972, bij mijn op rust stelling, had ik het genoegen een mooie erfenis aan mijn achtbare opvolger over te maken. Zo eindigde voor mij die goeie ouwe tijd. Gaston Aerens

OPLOSSING QUIZ 2010

Na 15 en halve keer de uitslag te hebben doorgenomen om geen fouten te vinden, hebben we zelf rode plekken gekregen. Of dit iets te maken heeft met het zonlicht of de kwies laat ik hier tussen beide. Na slapeloze nachten, bezoek bij psychologen, agressieaanvallen, achtervolgingswaanzin heeft tenslotte iedereen recht op de uitslag: 1) Aloïs (Aloys) Vande Vyvere, V. JANSSENS, Burggraaf Aloys vande Vyvere, Tielt, 1982. 2) Pieter van den Bossche, http://nl.wikipedia.org/wiki/Pieter_van_den_Bossche 3) Julius Mees; H.J. Elias, 25 jaar Vlaamse Beweging 1914/1939, I, 1971, blz. 183. 4) Pierre de Goux, J. Bartier, Légistes et gens de finances au XVe sciècle, 1955, blz. 342-360. 5) Gui de Brimeu, heer van Humber(t)court; Walter Prevenier (red.), Prinsen en poorters. Mercatorfonds, Antwerpen 1998, blz. 294. 6) Edouard Blondeel van Cuelenbroeck, MOULIN L., Grote figuren uit België, Brussel, 1980, blz. 72-74. 175


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 176

7) Frans van de Kethulle van Ryhove; VAN DURME M., Ryhove, in: Nationaal Biografisch woordenboek, II, 1966, kol. 773-774. 8) Jan van Gent (John of Gaunt); veel Gentenaars weten dat deze zoon van de koning van Engeland geboren werd in de St.-Baafsabdij op 3 juni 1340 en menen ten onrechte dat hij koning werd van Engeland. Door zijn huwelijk met Constance van Castilië kon hij aanspraak maken op de titel van koning van Castilië en Léon. Als derde zoon van koning Eduard III droeg hij de titel van hertog van Lancaster. Bibliografie: overvloedig. 9) John Churchill; DESEYN G., Gids voor oud-Gent Antwerpen 1985, blz. 492. Met de gevonden letterkens kon je normaal de hoofdvraag: Jean Marie Jozef VAN HOUTTE (° Gent 17-3-1907, + Gent 23-5-1991) http://en.wikipedia.org/wiki/Jean_Van_Houtte. Tot het einde van dit jaar De Quizmaster

Enkele woordjes commentaar Was het weer moeilijk? Daar moet gij geen seconde aan twijfelen, wij kregen slechts 6 antwoorden binnen: 2 met één foutje, 2 met 2 foutjes, 1 met 4 foutjes en één die volledig juist was. Een geruststelling voor onze Quizmaster: hoe moeilijk het ook was, het was oplosbaar. Een flauwe troost voor de 5 deelnemers die zich, en dit is niet de eerste keer, laten kloppen hebben door een dame. Het is inderdaad Mevrouw Paula D’haen die zich in 2010 de kampioene mag noemen. Proficiat Mevrouw D’haen. In de orde van aankomst noteerden wij de heer Arthur De Decker met één foutje: bij Vraag 4 dacht hij dat het ging over Hugonet, de compagnon van d’Humbercourt. Volgde de heer Paul Derycke met 2 foutjes. Alles liep perfect tot en met Vraag 7, maar de laatste 2 hindernissen werden hem fataal: bij Vraag 8 dacht hij aan Charles Quint en bij Vraag 9 aan Winston Churchill. Ook voor de heer Jos Tavernier was de laatst te nemen hindernis er te veel aan, ook hij dacht aan Winston Churchill. Nochtans, bekijk eens goed de datum. De heer Freddy Durinck koos de verkeerde naam van het duo, dacht aan Hugonet en trapte in de Churchillval met Winston.

176


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 177

De serie dappere durvers werd afgesloten met de heer Marc Smet die forfait gaf op Vragen 3, 6 en 7 en eveneens verkeerd gokte op Hugonet, maar wist dat het ging om John Churchill. Ook dit jaar kwam de komische noot van de heer Jo De Schepper die dacht de hoofdvogel afgeschoten te hebben door als oplossing te sturen: Jean Marie Joseph, baron Van Houtte. Onze Quizmaster grijnsde eens en dat was het dan.

Enkele reacties van de deelnemers. Mevrouw Paula D’haen: “O wee... Moeilijk! Wat gemakkelijk scheen, is uitgegroeid naar een hardnekkige strijd. Vooral Vraag 3 geeft mij de strop. Ik vind nergens het verhaal van uw Prof JulesJuliaan-August-Eugène of hoe ook. Graag verneem ik wat meer uitleg bij deze vraag. Ik doe dan maar een gok. Met schaamte over de fouten zend ik u mijn antwoord.” Moest u zich ooit over iets moeten schamen, dan was het zeker niet over deze quiz. De heer Paul Derycke: “Zowat op de valreep laat ik u de oplossing van de puzzel 2010 geworden. Vooreerst mag gezegd dat het naar goede gewoonte weer eens een moeilijke quiz was. Ik durf zelfs zeggen moeilijker dan vorig jaar. Dacht ik dat het na de eerste vraag een fluitje van een cent zou worden en ik snel naar de post zou kunnen hollen, dan had ik mij serieus vergist. De quiz heeft me veel hoofdbrekens en speurwerk bezorgd (de naam van de gezochte persoon is zelfs makkelijker te vinden dan de oplossing op de eigenlijke vragen). Gelukkig dat er in de moderne wereld zo iets bestaat als het Internet met zijn soms ondoorgrondelijke wegen. En zeg nu zelf, wie zou zonder deze onuitputtelijke bron van informatie deze quiz tot een goed einde kunnen brengen... tenzij men zo wat alles uit het hoofd zou weten. Maar een levende encyclopedie moet ik nog tegenkomen. Zelfs met het Internet was het vaak met een tikkeltje geluk bij een aantal vragen op het juiste antwoord te botsen. En dan nog twijfel ik of het World Wide Web mij alle juiste antwoorden heeft bezorgd. Na veel zwoegen blijf ik immers op het einde nog steeds worstelen met Vraag 8 waarvan ik aan de hand van de naam van de te zoeken persoon weet dat de gezochte letter een “t” moet zijn. En vermits Keizer Karel , de kwel van de Gentenaars, de enige koning van Castlië en Leon is die in Gent geboren was en waarbij het toeval wil dat hij ook nog een keizer was, veronderstel ik ook dat het bij de oplossing op die vraag dus zou moeten gaan om Charles Quint (voor de Vlamingen onder ons beter bekend als Karel V. Tenzij het hier gaat om een

177


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 178

strikvraag van de quizmaster... want dat durft hij wel eens. Maar ik mag toch als niet-Gentenaar en trouwe lezer van uw tijdschrift (de heer Derycke is afkomstig van Zelzate) vermelden dat uw quiz mij vele uren zoekplezier heeft opgeleverd en dat ik weer heel wat heb bijgeleerd. Zeker over figuren waarvan ik zelfs nog nooit de naam had gehoord. Ik kijk al uit naar de volgende quiz.” De heer Jos Tavernier: “Om het met een van de gezochten te zeggen: het heeft bloed, zweet en bijna tranen gekost om dit tot een goed einde te brengen. Ik was het dan ook aan mijn reputatie verplicht. Het was wel de moeilijkste puzzel in jaren, volgens mij. Alhoewel nog altijd niet voor 100% zeker van alle antwoorden, waag ik het er toch op. Het moet worden gezegd dat je met dit soort duivelse opgaven toch heel wat kunt opsteken en zaken tegenkomt waar men nog nooit van gehoord heeft en dat blijft toch de positieve kant van de zaak. Ik kijk al uit naar de volgende uitdaging, we zijn er klaar voor en gaan er ook voor.” De heer Freddy Durinck: “Het was weer niet zo gemakkelijk. Vooral de derde vraag was bijzonder moeilijk. Ik ben trouwens nog niet zeker dat dit de juiste naam is, in elk geval klopt de gezochte letter. Ook bij vraag 8 was er enige twijfel, omdat Jan van Gent wel aanspraak gemaakt heeft op de titel van Koning van Castilië en Leon, omwille van zijn huwelijk met Constance van Castilië, maar hij komt niet voor in de lijst van de koningen van Castilië en Leon. Het is de tweede maal dat ik er in slaag uw quiz op te lossen. Ik elk geval was het weer heel plezant de oplossing te zoeken. Doe zo maar verder. Tenslotte wens ik de ganse redactie nog te feliciteren met de bijzondere boeiende inhoud van elk nummer van “Ghendtsche Tydinghen” waar we steeds met spanning naar uitkijken.” De heer Marc Smet: “U hebt het weer eens voor mekaar gekregen... Elk jaar waag ik mij - tegen beter weten in - aan het oplossen van de traditionele eindejaarsquiz. Na vele uren geduldig opzoekwerk moet ik gefrustreerd vaststellen dat ik er niet in slaag alles te beantwoorden. Nochtans wordt een heel arsenaal van hulpmiddelen ingeschakeld: uiteraard “Ghendtsche Tydinghen” zelf, maar ook “Histoire de Gand”, mijn (beperkte) bibliotheek, Google, Wikipedia, ja, het hele internet wordt in de strijd gegooid! Te vergeefs.... U hebt gewonnen. Mijn oprechte felicitaties. Toch bezorg ik u hierbij mijn antwoorden. Al is het maar om het aantal inzendingen gevoelig te doen stijgen... en u aan te moedigen om door te gaan met deze jaarlijkse traditie”.

178


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 179

DE GENTSE SCHILDERSFAMILIE VAN HERSEECKE TIJDENS DE BAROKKE PERIODE

Hoewel de familienaam Van Herseecke, tevens geschreven werd als Herseke, E(e)rsecke, Hersicke‌ en zelfs als Hersele, totaal onbekend is bij de (Gentse) kunstliefhebbers bemerken we dat reeds in 1975 Jean-Pierre de Bruyn aan de hand van de bekende documenten Jan-Baptist Van Herseecke (hoewel hij geen enkel schilderij aan hem kan toeschrijven) opneemt in het overzicht van de Gentse schilderkunst van de 15de tot de 17de eeuw1. De familienaam Van Herseecke treffen we herhaaldelijk aan onder de Gentse schilders van de 17de eeuw. Reeds een eeuw vroeger in 1514 werd een kunstenaar met deze naam vermeld in de Gentse documenten, nl. de beeldhouwer Jan van Herseecke2. Toch moeten we tot het midden van de 17de eeuw wachten alvorens de leden van de familie Van Herseecke een belangrijke plaats innamen in de Gentse kunstwereld.

Jan-Baptist Van Herseecke Jan-Baptist van Herseecke was de zoon van Antoon en werd in 1662 opgenomen als meester in het Gentse schildersgild3. Opvallend is dat hij reeds het jaar nadien gezworen (een beĂŤdigde titel) van dit gild was4. In deze functie werd hij op 6 september 1663 veroordeeld, daar hij een kunstenaar wilde opnemen in het ambacht zonder dat deze een proefstuk vervaardigde als bewijs van het meesterschap5. Ondanks deze inbreuk bleef hij dit ambt in 1664 toch verder uitoefenen. Opvallend is dat hij op 21 november 1665 als proefmeester van het ambacht optrad om het meesterstuk van de goudslager Pieter II Ammelodt te beoordelen. Het werk kreeg een positief advies6. In 1666 was hij aanwezig bij de opname in de kunstenaarsgilde van de beeldhouwer Nobertus Manilus en de glazenier Abrahem Domijs7. Thieme en Becker8 menen dat hij in dat jaar ook gezworene was van de Gentse St.-Lucasgilde, wat een verkeerde vermelding is, daar Gerij Picq en Pieter Ammelot dit ambt bekleedden9. Op 4 mei 1683 trad Jean-Baptist van Herseecke op als vertegenwoordiger van zijn vrouw bij de verdeling van het sterfhuis van zijn overleden schoonvader Frans van den Berghe10. In 1684 betaalde Jan-Baptist Van Herseecke zijn jaarlijkse bijdrage aan het schildergild niet11. Over de werkzaamheden van deze landschapschilder12 zijn we goed ingelicht. 179


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 180

In 1678 reinigde en verhing Jan-Baptist Van Herseecke een aantal schilderijen in de Gentse St.-Jacobskerk13 De Sadeleire (ca. 1734) vermeldde dat in dezelfde kerk een groot landschap hing van “den auden Herseke (= JanBaptist)” waarvan de “stoffatie (= figuren)” van (Jan) Van Cleef was14. Ook Mensaert bewonderde in 1765 in de diskapel in de Gentse St.-Jacobskerk dit schilderij15. Descamp (o.c.) vermeldde dat dit landschap geschilderd werd door (Victor) Verspilt16 in samenwerking met Jan van Cleef. In het overzicht van de schilderijen opgemaakt op 3 september 1777 voor de Gentse schepenen van de Keure17 werd dit landschap toegekend aan “le vieux Eersetie” en de figuren aan Van Cleef. We mogen aanvaarden dat dit schilderij, waarvan Jan-Baptist van Herseecke het landschap schilderde, aangeslagen werd tijdens de Franse omwenteling met oog op een mogelijke deportatie naar Frankrijk of om openbaar verkocht te worden ten voordele van de bezetter. Uit de gedetailleerde inventaris van januari 1810, in uitvoering van het keizerlijk decreet van 30 december 1809, blijkt dat dit schilderij zich niet langer meer in de kerk bevond18. Na de val van Waterloo keerden vanaf 1815 de door de Fransen ontvreemde kunstwerken terug naar de plaats waar deze vandaan kwamen. Talrijke Belgische kunstwerken bereikten echter het land van herkomst niet en worden thans nog steeds bewaard in Franse musea, dit geldt trouwens ook voor werken die afkomstig zijn uit Gent19. De Fransen stuurden de meeste Belgische schilderijen naar Brussel, waar er nog altijd talrijke kunstwerken bewaard worden daar hun oorspronkelijke bezitters ze in die periode niet konden opeisen. Zeer veel van de door de Fransen afgeschafte kloosterorden hadden zich nog niet opnieuw in Gent gevestigd, waardoor er thans een aantal schilderijen uit Gentse religieuze instellingen in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België te Brussel bevinden20. Schilderijen die dan wel naar Gent terug keerden, konden om die reden niet altijd aan hun eigenaars terug gegeven worden en maken thans o.a. deel uit van de verzameling van het Gents Museum voor Schone Kunsten21. Toch willen we hier niet zomaar de mogelijkheid verwerpen dat het hoger vermeld groot landschap terugkeerde naar haar oorspronkelijke bewaarplaats. De Gentse Sint-Jacobskerk bezit thans drie anonieme landschapstaferelen daterende uit die periode. Twee schilderijen met als voorstelling “Santiago Matamores” en een “Prediking van Sint-Jacob” met dezelfde afmetingen (230 x 240 cm.) vormen een pendant en hingen waarschijnlijk boven het koorgestoelte, waardoor wij deze schilderijen niet kunnen vereenzelvigen met het hoger vermeld schilderij van Jan-Baptist van Herseecke22. Het derde doek stelt “De vlucht naar Egypte” (205 x 220 cm) voor en werd niet vermeld in de kerkinventaris van 188323, waardoor ook dit doek moeilijk in verband kan gebracht worden met het hoger vermeld groot landschap. Toch

180


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 181

worden deze drie werken maar al te vlug in de navolging geplaatst of zelfs toegeschreven aan de Antwerpse schilder Lucas Van Uden (1595-1672). Ook in Gent waren er in de 17de eeuw een aantal verdienstelijke schilders die zich gespecialiseerd hadden in het schilderen van landschappen. De belangrijkste onder hen was Pieter Hals24. Een verder onderzoek naar deze Gentse schilders dringt zich op. Descamps vermeldde dat Jan-Baptist Van Herseecke in 1684 het landschap schilderde van een schilderij met als voorstelling “De verzoeking van de H. Antonius”, dat zich destijds op het stadhuis te Gent bevond25. Verder zag Descamps een reeks schilderijen met voorstellingen uit het leven van Sint-Bernardus die bewaard werden in de Gentse kerk van de Baudelooabdij. Hij schreef dat deze prachtige landschappen geschilderd waren door Jan-Baptist van Herseecke en de figuren door Jan III van Cleef26. In het verslag opgesteld op 3 september 1777 voor de Gentse schepenen van de Keure, dat een overzicht gaf van alle belangrijke schilderijen in openbare en religieuze gebouwen, werd niet Van Herseecke als auteur van de landschappen vermeld, maar opnieuw Victor Verspilt27. Mogelijks kunnen deze schilderijen vereenzelvigd worden met de verscheidene “paysages boisés, avec figures représentant quelques miracles de saint Bernard” die op 3 mei 1797 vermeld werden in de inventaris van aangeslagen schilderijen in de Gentse Baudelooabdij28. In 1841 publiceerde Felix Bogaerts (1841)29 dat deze schilderijen “van Cirseecke” zich bevonden in de kerk van de Bijloke te Gent. Ook Kramm (1857-1860) nam dit gegeven over30. Deze toeschrijving is verkeerdelijk daar deze reeks schilderijen op vraag van de abt van Baudeloo in 1789 besteld bij Pieter Norbert van Reysschoot31. Reeds in 1778 had de abt van deze abdij aan de kunstenaar gevraagd om een ontwerp te maken van een tafereel uit de leven van de H. Bernardus32. Dhr. Wout De Vuyst (STAM) deelde me vriendelijk mee dat deze schilderingen in 1819 opgehangen werden in de abdijkerk (later kloosterkapel). Na een restauratie verhuisden ze naar de pandgangen van het Bijlokeklooster, waar ze bleven hangen tot aan het vertrek van de zusters. Deze serie van tien doeken van Pieter Norbert van Reijsschoot worden thans bewaard in het depot van het STAM. Om die reden kunnen we ook deze reeks niet op het actief plaatsen van JanBaptist van Herseecke. Het gevolg is dan ook dat we aan deze kunstenaar, die tijdens zijn leven gewaardeerd werd als landschapsschilder, geen enkel werk meer kunnen toekennen.

181


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 182

Frans Van Herseecke Frans van Herseecke, Brievenbord van een schildersatelier, huidige bewaarplaats onbekend. Hoewel we de familiale band met de hoger vermelde Jan-Baptist niet kunnen aantonen, is het niet uitgesloten dat Frans van Herseecke een familielid33 was van “den oude” Van Herseecke. Frans van Herseecke werd in 1687 opgenomen als “fijnschilder” in de Gentse Sint-Lucasgilde34. Op 19 november van hetzelfde jaar trad hij samen met Judoca Ralant op als getuige van het huwelijk van Livinus De Leus met Anna Tijsbaet, die huwden in de O.-L-Vrouw St.-Pietersparochiekerk te Gent35. In 1693, 1697, 1700, 1706 en 1716 werd Frans Van Herseecke in het rekeningoverzicht van de gilde vermeld als suppoost van het ambacht36. Tussen 1707 en 1710 oefende hij de functie uit van gezworene in de gilde37. In 1719 overleed deze kunstenaar38. De Gentse magistraat en religieuze instellingen deden herhaaldelijk beroep op Frans van Herseecke. In 1698 marmerde hij een schouw in het kantoor van de griffie van de Gentse schepenen van Gedeele39. Hierbij leverde Jan III Van Cleef het schilderij voor deze schouw40. Het jaar nadien voerde hij opnieuw schilderwerk uit op het stadhuis41. Op 7 november 1700 ontving hij vier pond groten Vlaamse munt voor het marmeren van twee houten engelen voor de Sint-Niklaaskerk te Gent42. Vanaf 1698 bemerken we grote werkzaamheden in de tresorie van het Gentse stadhuis. Alle aandacht ging naar de schouw uit, het

182


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 183

pronkstuk43 in deze zaal. De magistraat deed dan ook in 1701 een beroep op Frans van Herseecke om deze schouw te polychromeren44. Het jaar nadien marmerde en vergulde hij een deur van het medicijncollege45. In dat jaar ontving hij tevens acht pond en tien schellingen groten Vlaamse munt voor het marmeren van pilaren in de Sint-Baafskathedraal46. Uit deze documenten blijkt Frans Van Herseecke eerder een “kladschilder” te zijn, dan een “fijnschilder”, maar niets blijkt minder waar te zijn. In 1954 werd in de Graves Art Gallery te Sheffield een tentoonstelling gehouden gewijd aan de trompe-l’oeil-techniek in de schilderkunst. Hoewel kort nadien ook in België een grote interesse ontstond voor 17de eeuwse schilderkunst vervaardigd in deze techniek bleef deze expositie totaal onbekend op het continent47. Het duurde tot 1971 alvorens het belang van de tentoonstelling van Sheffield bekend werd gemaakt in Vlaanderen door de Mironde48. Deze auteur vestigde de aandacht op een schilderij, dat eertijds aanwezig was op de hoger vermelde tentoonstelling te Sheffield. Dit werk met als voorstelling “Het brievenbord van een schildersatelier” werd op de tentoonstelling van Sheffield geëxposeerd onder de benaming 17de eeuwse Vlaamse school49. Bovenaan op deze trompe l’oeil bemerken we een schilderspalet, een SintJacobschelp en een tekening met als voorstelling Arion. Verder bemerken we naast het schildermateriaal op de legplank een gesloten brief die nog moet verstuurd worden: “A Antoni Pallynck Gve Dior in Gant”. Belangrijk is de geopende brief links onderaan geadresseerd “A Monsieur François van Ersecke, Peintre demeurant au Santbrijk à Gand”. Deze trompe l’oeil is dus de voorstelling van het brievenbord van Frans Van Herseecke in zijn atelier Santbrijk te Gent. Dit atelier was hoogstwaarschijnlijk gelegen aan de Korte Dagsteeg. Toen Marie Reynax een bouwaanvraag indiende voor haar woning gelegen aan deze straat trad Frans Van Herseecke, samen met de weduwe van Willem Huybrechts en Johanna-Theresia De Somere (die beiden in 1714 een bouwaanvraag in dezelfde straat aanvroegen50) op als medeaanvragers51. Waarschijnlijk waren deze woningen gelegen langs de zijde naar de Schelde toe, daar in 1717 de Korte Dagsteeg verbreed werd. Daarbij werden een aantal kleine woningen en gebouwen die toebehoorde aan de nering der Wolwevers langs de zijde naar de Kouter toe afgebroken52. Belangrijk blijft uiteraard het schilderij van Frans Van Herseecke met als voorstelling het brievenbord van zijn atelier. Dit werk van hoge kwaliteit vertoont een techniek en opbouw die zeer nauw aansluit bij de werken van de Antwerpse schilder Franciscus Gijsbrecht. Het werk bevond zich in 1954 in een privaat verzameling. Reeds in 1971 kon de Mironde niet meer achterhalen waar het schilderij zich op dat ogenblik bevond. Het is dus niet uitgesloten dat een aantal werken van deze kunstenaar thans toegeschreven worden

183


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 184

aan (de Antwerpse schilderschool in navolging van) Gijsbrecht. Zolang het schilderij met als voorstelling het brievenbord in het atelier Santbrijk van Frans van Herseecke niet verder kan onderzocht worden, is het onmogelijk om nog andere werken aan deze kunstenaar toe te schrijven. Dit schilderij, thans op onbekende plaats, werd nog eenmaal vermeld, nl. in de dictionaire van de 17de eeuwse Vlaamse schilderkunst53. Dit werk getuigt opnieuw van de vakkundigheid van de 17de eeuwse schilders in de Arteveldestad, die in hun genre met hun Vlaamse (Antwerpse en Brugse) collega’s kunnen wedijveren. Het verschil is wel dat door het geringe onderzoek naar de Gentse kunstenaars zij niet de plaats in de schilderkunst innemen die ze verdienen.

Pieter Jan Van Herseecke Ook van deze schilder kunnen we de familiale verwantschap met de vorige twee schilders niet aantonen. Wel valt op dat omstreeks de sterfdatum van JanBaptist de schilder Fans wordt opgenomen in het Gentse schildersgild. Hetzelfde geldt tevens voor Pieter-Jan en Frans van Herseecke. Enkele jaren voor de dood van Frans (†1719) werd Pieter Jan van Herseecke in 1714 opgenomen als fijnschilder in het Gents schildersambacht54. Tussen 1728 en 1734 was deze schilder suppoost van de Gentse St.-Lucasgilde55. Zoals Jan-Baptist wordt ook Pieter Jan vermeld onder de naam Jan Van Herseecke, wat mogelijks tot verwarring kan leiden. Hoewel de werken -die we uit documenten van hem kennen- enkel een betrekking hebben op verfraaiingwerk, zijn we goed ingelicht over de werkzaamheden van Pieter Jan. In 1719 schilderde Jan Van Herseecke samen met Martinus van Reynevelt het bovenwerk van het hoogaltaar in de Gentse Sint-Baafskathedraal in het wit voor het bedrag van 32 ponden en 4 schellingen groten. Nadien ontving Van Herseecke nogmaals 32 ponden voor het vergulden van hetzelfde altaar56. Tussen 1728 en 1730 vergulde “Sieur Joannes van Hersicke” twee lijsten hangende in de ledenkamer van het Gentse stadhuis. Hij stond ook in voor de levering van het bladgoud57. Daarnaast was hij in die periode (1729) ook werkzaam als schilder en vergulder in de grote zaal van het Gentse schepenhuis58. In 1731 deed de Gentse magistraat opnieuw een beroep op hem voor het schilderen, vergulden en restaureren van werken in de gerechtszaal59. In maart 1734 schilderde Joannes “Erseeke” in de St.-Jacobskerk het tabernakelhuis van binnen helemaal wit. Deze werken aan het torentabernakel moeten geplaatst worden binnen de opsmuk van de koorafsluiting, die vanaf 1700 een grondige verfraaiingbeurt kreeg60.

184


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 185

Aan Pieter Jan van Herseecke kunnen we thans geen enkel schilderij met zekerheid toeschrijven.

Besluit Hoewel thans vrijwel niemand de Gentse kunstenaarsfamilie Van Herseecke kent, werden de werkzaamheden van hun leden in de 17de en de 18de eeuw hoog gewaardeerd. Ze kregen zowel van de magistraat als van religieuze instellingen te Gent talrijke opdrachten. De schilderijen van Jan-Baptist, die in eigentijdse documenten vermeld werden, hebben we niet meer kunnen identificeren. Hierdoor kunnen we aan deze destijds hooggewaardeerde kunstenaar geen enkel werk meer toekennen. Dit laatste geldt tevens voor Pieter Jan, van wie enkel en alleen decoratief werk bekend is. Aan Frans Van Herseecke kunnen we met zekerheid één schilderij met als voorstelling “Brievenbord van een schildersatelier” toekennen. Dit werk was aanwezig op de tentoonstelling te Sheffield in 1954 en bevond zich toen in een privaat verzameling. De huidige bewaarplaats van dit schilderij is thans onbekend, waardoor we aan deze schilder geen enkel ander werk meer kunnen toeschrijven. Dit schilderij sluit aan bij de 17de eeuwse Antwerpse school, waardoor vermoedelijk ook ander werk van deze kunstenaar aan deze school wordt toegeschreven. De onbekendheid van deze schilders, waardoor hun oeuvre thans een geringe waardering kent, is voornamelijk te wijten aan de geringe studie die thans gewijd is aan de Gentse barokke schilderkunst. Rudy van Elslande NOTEN 1

2

3

4 5 6 7 8

DE BRUYN J.-P., De schilderkunst van de 15de tot de 17de eeuw, in: Gent 1000 jaar Kunst en Cultuur (Muur-) Schilderkunst, Tekenkunst, Graveerkunst, Beeldhouwkunst, Gent Museum voor Schone Kunsten 1-7/14-9-1975, blz. 156-157. Gent, Stadsarchief (verder vermeld als SAG.), Nota’s Kunstenaars (verder vermeld als NK.) 54 Herseecke. VANDER HAEGHEN V., La corporation des peintres et des sculpteurs de Gand, matricule, comptes et documents (16e-18e siècle), Gent, 1906, blz. 61; DE BRUYN J.-P., o.c., blz. 157 VANDER HAEGHEN V., o.c., blz. 62 ; DE BRUYN J.-P., o.c., blz. 157. VANDER HAEGHEN V., o.c., blz. 255-256. VANDER HAEGHEN V., o.c., blz. 265 ; DE BRUYN J.-P., o.c., blz. 157 VANDER HAEGHEN V., o.c., blz. 63,64, 65,78. THIEME U – BECKER F., Allgemeines lexicon der Bildenden Künstler von der Antike bis zur Gegenwart, Leipzig, 1999, XVI, blz. 549.

185


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 186

9 10 11 12

13

14

15

16

17

18

19

20

21

22

23

24

25

SAG., Schilderboeck, Reeks 183-1, f° 98. SAG., NK., 54 Herseecke. SAG., Kluyskens NK 9. THIEME U – BECKER F., Allgemeines lexicon der Bildenden Künstler von der Antike bis zur Gegenwart, Leipzig, 1999, XVI, blz. 549. VERSTRAETEN F., De Gentse Sint-Jacobsparochie, Gent 1976-1979,II*. 16de en 17de eeuw, Gent 1978, blz. 328. SAG., Culten r. 10: DE SADELEIRE Beschrijvine der 7 parochiaele kercken der stadt Ghendt, haere raeriteyten van schilderijen, ende door wat meesters die gemaeckt sijn, De parochiaele kercke van Ste-Jacobs, f° 9. MENSAERT G.P., Le peintre amateur et curieux, ou description générale des Tableaux des plus habiles Maîtres, qui sont l’ornement des Eglises, Couvents, Abbayes, Prieurés & Cabinets particuliers dans l’étendue des Pays-Bas Autrichiens, Brussel 1765, blz. 32 Aan deze twee kunstenaars wordt tevens het schilderij “Landschap met bijbelse taferelen” (Gent, St.-Niklaaskerk) toegeschreven; DE BRUYN J.-P., o.c., blz. 156. SAG., SPRUYT P.L., Liste des tableaux appartenant à des mains mortes, qui se trouvent dans la ville de Gand, jurisdiction du magistrat de ladite ville; faite en précence de Messieurs les échevins de la Keure, par le sous-signé, premier professeur de l’Académie de peinture, en conséquence du décret de Sa Majesté du 3 septembre 1777, église paroisiale Saint-Jacques. VERSTRAETEN F., De Gentse Sint-Jacobsparochie, III*** 18de eeuw en Franse bezetting, Gent 1978, blz. 645-649. We denken hier o.m. aan de het schilderij van Rubens met als voorstelling “St.-Maria Magdalena in vervoering” afkomstig uit de Gentse Franciskanerkerk in het Musée des Beaux-arts te Rijsel; MULAZZANI G. – MALAFARINA G. (red.), Rubens, in: Classici dell’Arte, Milaan, 1979, nr. 999. We vermelden hier o.a. Rubens doek “St.-Franciscus beschermt de wereld tegen de toorn van Christus” dat afkomstig is uit de Gentse Franciskanerkerk; PAUWELS H. (red.), Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België. Inventariscatalogus van de oude schilderkunst, Brussel 1984, blz 248, nr. 160; en Rubens beroemde schilderij “De marteling van de H. Livinus” uit de Gentse Jezuïetenkerk, dat bewaard wordt in hetzelfde museum; Ibidem, nr. 160. We vermelden hier het doek van Rubens “St.-Franciscus ontvangt de stigmatie” eertijds uit de Gentse Franciskanerkerk; HOOZEE R. (red.), Catalogus schilderkunst dl. I 14de – 18de eeuw, Museum voor Schone Kunsten Gent 2007, blz. 147, nr. S-9. VERSTRAETEN F., De Gentse Sint-Jacobsparochie, Gent 1976-1979, II*. 16de en 17de eeuw, Gent 1978, blz. 326-327. VERSTRAETEN F., De Gentse Sint-Jacobsparochie, Gent 1976-1979, II*. 16de en 17de eeuw, Gent 1978, blz. 330. DE SCHRYVER A. – VAN DE VELDE C., Bijloke Museum: catalogus van de schilderijen, Gent 1972, blz. 79-81. DESCAMPS J.B, Voyage pittoresque de la Flandre et du Brabant, avec des réflexions relatives aux arts 1 Quelques Gravures, augmentée de la vie de plusieurs Peintres Flamands? Rubens? Van Dyck, de Crayer, & plusieurs autres, Amsterdam1772, blz. 228; overgenomen door Kramm C,De levens en werken der Hollandsche en Vlaamsche kunstschilders, beeld-

186


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 187

houwers, graveurs en bouwmeesters, van den vroegsten tot op onzen tijd, dl. III, Amsterdam 1857-1860, blz. 682. 26 DESCAMPS J.B , o.c., blz. 221; THIEME U – BECKER F., o.c., blz. 549. 27 SAG., SPRUYT P.L., Liste des tableaux appartenant à des mains mortes, qui se trouvent dans la ville de Gand, jurisdiction du magistrat de ladite ville; faite en précence de Messieurs les échevins de la Keure, par le sous-signé, premier professeur de l’Académie de peinture, en conséquence du décret de Sa Majesté du 3 septembre 1777, église de l’abbaie de Baudeloo. 28 Notes des tableaux, dessins et estampes déposés dans la ci-devant école de l’abbaye de Baudelo. Ceux marqués d’un K sont conformes à la note du 10 ventôse an V, trouvés au quartier de l’abbé de Saint-Pierre, nr. 170-173, gepubliceerd in: PIOT CH., Rapport a Mr le ministre de l’intérieur sur les tableaux enlevés a la Belgique en 1794 et restitués en 1815, Brussel 1883, blz. 200. 29 BOGAERTS F., Esquisse d’une histoire des arts en Belgique depuis 1640 à 1840, vol. I, Antwerpen, 1841, blz. 122. 30 KRAMM C., o.c., blz. 234: CIRSEECKE. (....) Op de lijst der door Felix Bogaerts geleverde Belgische schilders, die op het einde der XVII. en in het begin der XVIII. eeuw bloeiden, komt deze landschapschilder voor, en wordt gemeld, dat er voorheen in de Abdijkerk van Baudelo, te Gent, verscheiden landschappen van hem waren, waarin tafereelen uit het leven van den H. Bernardus door JAN VAN CLEEF zijn geschilderd. Deze stukken bevinden zich (1841) in de kerk van de Byloke, te Gent. 31 FREDERICX F., Studie betreffende Petrus Norbertus Van Reysschoot: een Gentse XVIIIeeuwse decorateurschilder, Gent, z.d., blz. 37-39. 32 FREDERICQ-LILAR M., Gent in de 18de eeuw, De schilders van Reijsschoot, Gent, 1992, blz. 222 e.v. . 33 Thieme-Becker, o.c., blz. 549 noemt de verwantschapsrelaties twijfelachtig, maar er is geen enkel gegeven die er opwijst dat beide schilders geen familie van elkaar waren. 34 VANDER HAEGHEN V., o.c., blz. 84. 35 www.gent.be/docs/.../Stadsarchief%20.../Huwelijken_Sint_Pieters_Man.pdf 36 VANDER HAEGHEN V., o.c., blz. 90, 94, 96,100, 108. 37 VANDER HAEGHEN V., o.c., blz. 101, 102, 103, 104. 38 Wegens het overlijden van de schilder werd zijn bijdrage aan de gilde niet betaald; SAG:: Rekeningen Schilders, beeldesnijders, steenhauders, glasmaeckers, gautslaghers, borduerders, graveerders, bauwkunst, 1719, blz. 318. De Bruijn E. vermeld verder een Frans van Herseecke die gehuwd was met Elisabeth Augustijns. Wij kunnen onze schilder niet identificeren met deze persoon die pas in 1723 overleed; http://www.genealogieonline.nl/debruijn-stamboom/I2076.php. 39 SAG., Kluyskens NK 9. 40 VAN TYGHEM F., Het stadhuis van Gent Voorgeschiedenis-BouwgeschiedenisVeranderingswerken-Restauraties-Beschrijving-Stijlanalyse, dl. I-II, in: Mededelingen van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België, Academiae Analecta, Klasse der Schone Kunsten, 40ste jg., nr. 2, Brussel 1978, blz. 526. 41 Ibidem 42 SAG, NK H54. 43 VAN TYGHEM F., o.c., blz. 527.

187


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 188

44 45 46 47

48

49

50

51 52

53

54 55 56

57 58 59 60

SAG., Kluyskens NK 9; SAG, NK H54. Ibidem. Ibidem. GRIENDL, Les peintres flamands de nature morte au XVII siècle, Brussel-Parijs, 1956; GAMMELBO P., Cornelius Norbertus Gijsbrechts og. Franciskus Gijsbrechts in: Kunstmuseets Arsskrift, 1952-1955, XXXIX-XLII, blz. 143 e.v.; BERGSTRÖM I., Dutch Still-Life Painting in the Seventeenth Century. London, 1956; HUYGHE R., Dialogue avec le visible, Parijs, 1955, Engelse vertaling, Ideas and Images in World Art: Dialogue with the Visible. New York, 1959; DE LOYE M.G., “Le trompe-l'oeil d'Antoine Fort-Bras,”. Revue des arts, Musees de France, 1960, I, pp. 19-24; GAMMELBO P., Dutch Still-Life Painting from the 16th to the 18th Centuries in Danish Collections, Kopenhagen,1960; MARLIER M., C.N. Gysbrechts l'illusionniste,, in: Connaissance des arts, maaart 1964, blz. 96-105. DE MIRIMONDE A.P., Les peintres flamands de trompe l’oeil et de natures mortes au XVIIe siècle, et les sujets de musique (Cornelis-Norbertus et Franciscus Gijsbrecht – F. Lemotte – G. van Bochoudt – Frans van Hersecke), in: Jaarboek van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen, 1971, blz. 269-270, ill. 61. The Eye Deceived, An Exhibition of Trompe L’Oeil Paintings, Drawings and Objects, Graves Art Gallery, Sheffield, 1954, blz. 8, nr. 29. http://www.beeldbankgent.be/index.php?option=com_memorix&mrx_mod=result& Itemid=29 Ibidem DE POTTER F., Gent, van den oudsten tijd tot heden Geschiedkundige beschrijving der stad, dl. 4, in: Geschiedenis van de Gemeenten der provincie Oost-Vlaanderen, Flandria Nostra, Torhout 1989, blz. 427. DE MAERE J. – WABBES M., Illustrated dictionaire of 17th century Flemish painting, plates A-K, Brussel 1994, ill. 590. VANDER HAEGHEN V., o.c., blz. 107. VANDER HAEGHEN V., o.c., blz. 117, 121. KERVYN DE VOLKAERSBEKE, les Églises de Gand: église cathédrale de Saint Bavon. Gand, 1857, dl. I, blz. 307-308. VAN TYGHEM F., o.c., dl.II, blz. 542. SAG., Kluyskens NK 9. SAG., Kluyskens NK 9. VERSTRAETEN F., o.c., dl. III, blz. 148-151.

188


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 189

HENRI VAN DAELE (1877-1957)

Henri Van Daele is de toneelauteur van wie gezegd werd: “Hij leerde zijn volk lachen.” Geboren te Gent, Sassepoortstraat. Hij had vijf broers en één zus. Koopman, in zijn vrije tijd regisseur en acteur bij verschillende amateursgezelschappen; verder gaf hij ook les in een avondschooltje op de Muide. Maakte al van in zijn vroege jeugd kennis met de ruige realiteit van het leven der proletariërs. Vanaf 1897 werkte hij in de fabriek en trok hij naar de steenkolenmijnen van de Borinage. Als 16-jarige vertrok hij naar Frankrijk waar hij als leerling kopergieter werkzaam is geweest. Van zijn vader erfde hij de passie voor het toneel en reeds in 1886 zette hij zijn eerste pasjes op de planken bij het amateursgezelschap “Vrijheidsliefde”. Terug uit Frankrijk ging hij, net zoals Karel Waeri, rond van café tot café om eigen liedjes te zingen die zinderden van het engagement, want hij was socialist in hart en nieren en Henri Van Daele 1877-1957 liet dat ook duidelijk horen. Edward Anseele zette hem aan toneelstukken voor het volk te schrijven. In 1898 schreef hij zijn eerste revue. Een jaar later huwde hij met Maria Van der Haeghen. In 1947 is hij, na de dood van zijn eerste vrouw, hertrouwd met de veel jongere Angèle Van Gele. In 1905 had hij contacten met de Multatulikring en schreef hij de Revue van Vooruit waarin hij volop de satire gebruikte om aan de ontvoogdingsstrijd van de arbeidersklasse zijn steentje bij te dragen. Ondertussen exploiteerde hij samen met zijn jongere broer Isidoor, de grootste komiek in Europa, de Europese Charlie Chaplin, de tin189


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 190

geltangel “Het Volkshuis”, werkte samen met de musicus Hector Seymortier, later: Jef van der Meulen, en verwierf daarmee zo’n bekendheid dat hij als zelfstandig auteur, acteur en regisseur kon overleven. Het stuk Een vieze karwei: Gentse Feesten, schreef hij samen met Jean Ray, die van hem zei dat hij de evenknie was van Molière. Tijdens de Eerste Wereldoorlog vluchtte hij naar Nederland waar hij, zoals hij zelf beweerde, zijn beste stuk schreef: Het Oorlogskindeken (1915). Na de oorlog vestigde hij zich te Gentbrugge en schreef hij lokale scènes voor de toen erg populaire revues in de Nieuwe Circus, waar het spektakel belangrijker was dan het toneel. Wat hem eigenlijk niet zinde. In 1925 richtte hij een eigen gezelschap op en kon daarbij rekenen op de medewerking van tal van plaatselijke artiesten. Zijn groep kreeg een vast contract in schouwburg Minard. Tevens ging hij op toernee in heel Vlaanderen en naar de Folies Bergères te Brussel. Gedurende dertig jaar zal hij in Gent dé gekende auteur van in het Gents gesproken volkstoneel blijven en de voorstellingen lokten onveranderlijk volle zalen. Hij was een meesterlijk tekenaar van de volksmens en van diens simpel maar toch complex milieu. Hij schreef niet minder dan 140 revues en toneelstukken -met de vliegende schietspoel deed hij drie weken over een stuk, op achterkanten van behangselpapier- en honderden liedjes, o.a. “De sterkste man van Gent”. Zelf bleef hij tot zijn 72 jaar op de planken staan. Zijn meest bekende stuk is ongetwijfeld Een Schuunmoeder uit de Duust. Zijn natuurlijke dochter Henriëtte Piens-Van Daele, Germaniste aan de RUG en in 1939 gehuwd met een Egyptische dokter die in Gent had gestudeerd, heeft zich haar hele leven beziggehouden met het ordenen, het herschrijven en het vertalen van het werk van haar vader. In haar jeugd was ze souffleuse in de Minardschouwburg geweest en ze trad drie keer op als stand-in voor Hélène Maréchal. Zijn meest gevierde actrice was Hélène Maréchal (acteursnaam van Sidonie Van Larebeke, 1893-1970). Ook zijn broers speelden mee en Isidoor was telkens eerste komiek. Op het einde van zijn leven heeft Henri Van Daele een massa papieren verbrand en dat maakt het dateren van zijn werk, meestal niet gepubliceerd (57 stukken zijn dat wel) en enkel getypt, er niet gemakkelijker op. Typisch voor Henri Van Daele is dat zang en dans alterneren met sketches waarin toestanden en personen uit de “hogere” standen geparodieerd worden. Omdat zijn teksten vaak te snel geschreven en dus slordig waren of mank liepen, werd er in zijn revues door de ervaren acteurs naar hartelust geïmproviseerd zodat de tekst van voorstelling tot voorstelling veranderde. De decors en kostuums daarentegen waren van weinig belang. Het puntige woord, woordspelingen en lachwekkende situaties gaven de doorslag. Zijn moraal was en bleef: dat je

190


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 191

niet boven je stand kon leven, een thema dat ook bij zijn opvolger Romain Deconinck, die meer dan 100 stukken schreef, vaak zal aan bod komen. Andere thema’s die bij Van Daele vaak terugkeerden: volksruzies, huwelijksproblemen, goed en kwaad, tegengewerkte liefde, afkeer voor oorlog, temmen van moeilijke karakters. Henri van Daele overleed op 80-jarige leeftijd in zijn woning in de Keizer Karelstraat 28. In Gentbrugge werd een straat naar hem genoemd. De in 1997 opgerichte Van Daele Compagnie houdt zich o.a. bezig met het verzamelen, restaureren en bewerken van zijn toneelstukken en geregeld worden er nog werken van hem opgevoerd. Daniël Van Ryssel

KORTE AANVULLING VAN DE REDACTIE

Op 4 November 1969 werd een “Herinneringsplaket” ter zijner ere ingehuldigd in de “Minard”. Enkele van zijn stukken: Tone hee ‘t miljoen - Ne Vieze Apotheker - Een half huis te huren - Monsieur Alfons - Jan Schapevel - Den Hertefritter - Een Schuunmoeder uit de Duust - Jefke Meuleman in de Roer - Mie Versluis - Cies Verschueren - Trezeke Baarvoets - De Wereld vergaat - Gent die beeft - Salut en de Kost - De Erfenis van Nonkel Pol - Villa Patat - De Tsakke - Hé, heddet zitten dan? - Heft er ne keer aan - Gent die lacht (1913) - Gent die schriemt (1914). In W.O.II kreeg hij last wegens antifascistische uitlatingen en in 1930 had hij al een stuk geschreven “Hietelirre”.

191


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 192

HET KRONIEKJE VAN EEN OUDE GENTENAAR

Vandaag met de O

Obligâose: Verplichting. Obstâokol: Hindernis. Okupâose: Bezigheid. Oliekoeke: Smoutebol. Oliepulle: Dronkaard. Olluizekes: Papaverbollen. Men liet daar de wiegenkinderen aan zuigen om ze te kalmeren. Omber: Schaduw. Omâolijnge: Geldinzameling, meestal voor een goed doel. Omklien: Uitkleden. Ge moet eu nie omklien veur dadde slâope gâot. Geen geld of goederen uitdelen vooraleer men dood gaat, men kan het nog nodig hebben. Oncapâobel: Onbekwaam. Ook Eincapâobel. Onderduffelen: Warm dekken, onder de dekens kruipen. Onduleere: Vrèwe gâon bij de coiffeur om ulder hâor te lâote onduleere. Onbeschoeft: Zonder manieren. Onpasjènteg: Ongeduldig. Opfâoze: Iemand iets wijsmaken. Opkrâome: Opruimen. Ook zich gereed maken om te vertrekken. Opsmijte: Tossen met een muntstuk: Kope of lette. Opstâon: Die de nâom hee van vroeg op te stâon mag lange slâope. Optrekske: Zoals een châletje op den buiten waar men in de zomer naartoe trekt. Oorloze: En uurwerk. Ook Arloze. Oakstruuge: Eksteroog. Oast: Bijna. Oasem: Adem. Okâoze: Een koopje; Omsteeke: Aansteken. Opendoender: Blikopener. Opslûuve: Opstropen, bvb. van een mouw. Opsulfere: Aansmeren. Oremus: Wanneer iemand zijn maag luid laat opslaan, zegt men “Oremus Cochon Patrûun van de virkes” Hugo Collumbien 192


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 193

BIBLIOGRAFIE

Einde verleden jaar verscheen het “Jaarboek XLVII - 2010” van “De OostOudburg”, een volumineus geval van 364 pagina’s Onder de artikels die ook onze lezers kunnen interesseren citeren wij “It’s a long way to Tipperary”. Het gaat over verhalen betreffende de Eerste Wereldoorlog, onder meer extracten uit geschriften van mensen die het meegemaakt hebben, zoals Virginie Loveling en Michel Thiery. Misschien is er hier en daar nog een zeer oude lezer die enkele vage herinneringen heeft aan deze periode toen hij nog een kleuter was. Mocht dit ooit het geval zijn, dan mag hij ons dat zeker doorsturen. In een dergelijke materie zijn persoonlijke herinneringen onbetaalbaar. De geschiedenis wordt immers zo vlug vergeten en praktisch altijd zonder er de voor de hand liggende nuttige lessen uit te trekken. Volgt dan een artikel “Oude Gentse Bomen” Niet denken dat dit hetzelfde is als het artikel “Bomenwandeling in 1893”, verschenen in “Ghendtsche Tydinghen” - 2011 - N° 1 - pp. 68-74 dat maar 7 bladzijden telde. Hier gaat het om een uitgebreid artikel van 44 bladzijden. Er is ook nog een artikel over “De Affiche-collectie” van het Documentatiecentrum. Wij vermoeden dat de meeste van onze lezers geen flauw idee zullen hebben van de rijkdom van deze collectie en van het titanenwerk nodig om wat orde te scheppen in deze collectie van 35.000 exemplaren en er voor te zorgen dat elk exemplaar onmiddellijk kan teruggevonden worden. Zo iets is slechts mogelijk door digitalisatie. Ongeveer 7.000 exemplaren werden aldus digitaal ontsloten, maar voor 28.000 moet dit nog gebeuren. Dit maakt meteen duidelijk dat de gemeenschap kan profiteren van de noeste arbeid van een ploeg idealisten die in de anonimiteit blijven. Een speciaal hoofdstuk is gewijd aan de affiches van Herman Verbaere. Toch ook weer een artikel van 52 bladzijden. Dit Jaarboek is rijkelijk geïllustreerd en kost € 20 voor niet-leden van de Kring, maar voor hetzelfde geld kan men zich lid laten maken van deze kring. Leden ontvangen immers dit boek gratis. Bijkomende inlichtingen kunnen bekomen worden bij de voorzitter van “De Oost-Oudburg”, Roger Poelman op het nummer 0492.71.72.16 H.C.

193


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 194

LEZERS SCHRIJVEN ONS

De heer H. Meuleman (Wondelgem) schrijft ons: Met veel aandacht het artikel gelezen in “Ghendtsche Tydinghen” over de begraafplaats in de De Smetstraat. Op blz. 482 vertelt u over de “Kirkstraate”. Reeds in 1829 was die straat ook reeds een doorn in het oog van de gemeenteraad. In zitting van 14/2/1829 werd gevraagd die straat in te lijsten in de Gemeente Wondelgem, en niet Gent, en dit om diverse redenen. Wij voegen hierbij kopij van die bewuste raadszitting. In de archieven vonden wij verder niets over deze zaak. Samen met de Heemkundige Kring van Wondelgem gaan wij dit verder uitpluizen. Hopelijk vinden wij de oplossing (of toestemming) die toen genomen werd. Indien wij hierover iets te weten komen, wordt dit zeker medegedeeld. Van de heer Jean-Paul Marchal ontvingen wij volgend schrijven: In verband met het artikel “De felle strijd van een brits peloton om het gentse noorden”, stel ik mij enkele vragen: De juiste naam van de canadese bevelhebber van het 17de peloton D compagnie “The Glasgow Highlanders” is Charles, Roger MacLellan en niet McLellen. Dhr. Goethals beweert dat het artikel een vertaling is van Don McLean’s “A Day in the Live of an Infantry Platoon”; maar dit is onjuist! Het is een vertaling van een onuitgegeven manuscript van MacLellan. Op 22 november 1981 stuurde McLellan mij een kopie op van zijn manuscript. Op de pagina's 128, 129, 130, 134, 135, 136, 137, 138 en 139 van mijn boek “Gent, september ‘44” leest men de originele en bijgewerkte (met de medewerking van McLellan) vertaling van zijn manuscript. Als het kan zou ik graag een kopie van Don McLean’s publicatie willen vergelijken met het origineel manuscript van McLellan. Naschrift van Luc Devriese (in overleg met Franklin Goethals). De tekst verleden jaar verschenen in ons tijdschrift is een vertaling door Franklin Goethals van een artikel geschreven door Don McLean en verschenen in het tijdschrift “Medal News” (2006). Dit werd eveneens opgemaakt aan de hand van hetzelfde verslag of een zeer gelijkende tweede versie van het MacLellanmanuscript. De schrijfwijze in G.T. van de naam MacLellen is deze gebruikt in “Medal News”, maar moet gecorrigeerd worden: het is wel degelijk MacLellan, zoals aangegeven bij Marchal.

194


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 195

Bij de voorbereiding van de publicatie in G.T. verifieerden we een en ander aan de hand van “De bevrijding van Gent”, maar vergaten “Gent September ‘44” in te kijken. Aan de gelukkige bezitters van dit laatste werk bevelen we ten zeerste aan de episode eens na te lezen. Ze komt er goed uit de verf en is bovendien geïllustreerd met unieke foto’s. Anderen vinden het werk in openbare bibliotheken of in de rijke bibliotheek van ons Documentatiecentrum in het Begijnhof te Sint-Amandsberg. Je vind het boek er samen met veel andere werken over de wereldoorlogen. Heel wat mensen die het artikel ongetwijfeld geboeid lazen, kennen de werken over de bevrijding van Gent niet, of waren die half vergeten. Mochten de publicaties van Jean-Paul Marchal daarmee opnieuw in de belangstelling komen, dan zou onze misslag een gelukkig neveneffect hebben. Mevrouw Dina Haes reageerde op wat wij schreven i.v.m. de straatroep van de mosselventer “Mosselievoo” en wij geen verklaring hadden voor dat achtervoegsel “ievoo” (Gh.T. 2010 - N° 6 - p. 511) Zij verwijst naar Lodewijk Lievevrouw-Coopman die spreekt van “moslivès”, wat staat voor versche mossels, levende mossels. Gentenaars hebben altijd de neiging woorden te vereenvoudigen en in te korten. Vers wordt dan “vès” en “lee” zou dan de afkorting zijn van levend. Daarbij zou komen dat in plat Gents ook wel “le” en “lee" vervormd worden tot “li” en “lie", zo zou “mosselen” levende vers “mosselievo” worden. Misschien de juiste uitleg. De heer Aloïs Goyvaerts (Beveren) schreef ons het volgende: Betreft “Ghendtsche Tydinghen” 2010 - N° 6. In het artikel Grote en Kleine Ameede, Koestraat is m.i. een fout. Op blz. 471 wordt vermeld, lijn nr. 3 bovenaan: “... Jan Baron Triest, broer van Kanunnik Petrus Jozef Triest... Voor zover ik weet was de stichter van de Broeders van Liefde geboren te Brussel en niet van adel. Ik lees ook nergens dat een van zijn broers zou geadeld zijn op namen van zijn broers Jacob Jan Norbert, Jan Baptist, Peter Jozef, Jacob Jozef en de stichter zelf. Het zou overigens nuttig zijn te vermelden dat Triest ook de stichter was van de Zusters van Liefde, de Broeders van St-Jan de Deo en de Zusters van de Kindsheid Jesu. Zijn activiteiten op het vlak van liefdadigheid waren zo belangrijk dat het onnodig was hem een adellijke afkomst toe te dichten. In het Wapenboek van de Belgische adel (Brussel 1992, d1.3, blz. 652 e.v. komt de naam Triest voor, maar dat is een andere familie. Van de heer A.K. Evrard ontvingen wij het volgend schrijven:

195


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 196

In het Vooruitzicht van 2015. Gent heeft in vergelijking met andere grote steden, relatief weinig beelden. Vele pleinen, parken en plantsoenen staan leeg. In het Baudeloopark b.v. staat er geen enkel beeld. In het zo grote Zuidpark staat er buiten het ruiterbeeld van Albert niet zoveel. (Het borstbeeld van Karel Van de Woestijne werd gestolen). Rechtover het ICC is de plek in het Citadelpark vanwaar het fraaie brons van Geo Verbanck naar de Provincie in de Gouvernementsstraat is verhuisd, nu al jarenlang ledig gebleven. In het park van de gewezen Dierentuin staat er niets dat op iets trekt. Wat schikt men op het nieuw plein achter St-Pietersstation te zetten? Het Wilsonplein van het Zuid is een vrij triestige steenwoestijn. In de Vlaanderenstraat waar een aandenken aan J. Plateau was voorzien, liggen nu een paar rotsblokken met een fonteintje, etc. Wordt 2015 niet de unieke gelegenheid om na 2 eeuwen eindelijk Gent’s grootste weldoener (Willem I) tenminste hier toch in zijn lievelingsstad in ere te herstellen? (Men heeft wel van Keizer Karel hier een afgietsel uit Toledo geplaatst). De heer Erwin Penning schreef ons: “Ik was een broekventje van amper 6 jaar toen ik voor het eerst kennis maakte met Guido De Graeve, hij was glazenier, schilder en graficus en had zijn atelier vlak bij het huis waar ik woonde. Het was grote vakantie (1954) en ik verveelde mij, Guido had dit opgemerkt en vroeg of ik geen zin had om in zijn atelier met kleurkrijtjes een tekening te maken op een muur, dit moest hij geen twee maal zeggen, dus ik ging aan de slag, sindsdien ben ik steeds bevriend gebleven met hem en dit ruim 50 jaar tot hij overleed op 11 augustus 2005: In al die jaren heeft hij me veel bijgebracht, o.a. het leren bekijken en appreciëren van kunst, hij was ook een belezen man, zo zette hij me aan om ook boeken te lezen. Hij was een echte levensgenieter, kookte graag, dronk graag een stevige pint in goed gezelschap en was blij als hij je de laatste moppen kon vertellen”. De heer Penning stuurde ons ook een map met inlichtingen over deze wellicht minder bekende figuur. Wij putten er de volgende gegevens uit: Guido De Graeve werd in Gent geboren op 15 April 1929. Hij studeerde aan de Afdeling Sierkunst van Sint-Lucas. Gestart als glazenier, realiseerde hij glasramen voor kerken, kloosters, openbare gebouwen en privé-woningen, o.a. - Drie glasramen in de hall van het F.A.O.gebouw in Rome - Reinaert-epos in het Kasteel Notax in Destelbergen

196


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 197

- O.L.V.-raam in de westgevel van het kerkje van Afsnee - 14 kruiswegramen in de kerk van Landegem - 6 Kristoffelramen in het koor van de kerk van Pollare - “Telefonie” in de Belgacomzetel in Diest - Diverse ramen in de Belgische ambassades in Dallas en Washington. Talrijke tentoonstellingen, o.m. in Leeuwarden, Berlijn, Leipzig, Damascus, Mexico City, New-York, etc. Ook tekenen, schilderen en grafiek waren hem niet vreemd: een reeks van 12 lino’s werd opgenomen in de collectie van het Vaticaan. Vanaf 1956 werd hij leraar aan de Tuinbouwschool van Melle en zou dit 30 jaar blijven. Wij laten hier de talrijke prijzen die hij won buiten beschouwing. Dezen die hem van nabij kenden noemden hem een glazenier, een tekenaar, een schilder, een linosnijder, een humorist, een verteller, een gezelschapsdier, een eenzaat. Deze te weinig bekende kunstenaar overleed op 11 augusus 2005.

Kunstenaar Guido De Graeve en dichter/kunstenaar Gijs Van Rhode geven samen een boek uit over een hedendagse kruisweg.

197


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 198

POORTJE IN HET KLEIN BEGIJNHOF

Getekend door Gaston De Bruycker in 1918.

198


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 199

OUDHEIDKUNDIGE KRONIEK

Op 4 November 1921 schreef Alfons van Werveke het volgend artikeltje in de “Gazet van Gent”.

De Burg, zijn straten en zijn versterkte poorten. Nevens de oude stad, begrensd door de Schelde, de Leie, de Houtlei en de vaart der Ketelvest, lag de Burg van de Graven van Vlaanderen, die ten jare 1274 aan de stad werd afgestaan. Die Burg was begrensd door de Leie, de gracht der Zeven Brugjes, dichtbij en evenwijdig aan de Plotersgracht, en een gracht waaraan de Lieve verbond toen men ze groef in 1251. Men zal zich een beter denkbeeld vormen van de uitgestrektheid van ‘s Gravenstad door de opsomming van de straten die er in lagen: het Veerleplein, de Kleine Vischmarkt, de Kraanlei, den Oudburg, het Sluizeken(plein), de helft der Veerdamstraat of Drongenhof langs den Oudburg, het Kaatsplein, de Roode Koningstraat, de Plotersgracht, de Hertogstraat, de Boomgaardstraat, de Lange en de Korte Kalverstraat, de Haringsteeg, de Ballenstraat en het gedeelte van de Geldmunt nevens ‘s Gravensteen. In den Burg of ‘s Gravenstad onderscheidde men twee deelen: dat aan de noordzijde heette en heet nog de Oudburg, naar een brug of sterkte die in de XIe eeuw reeds verdwenen was; dat aan den zuidkant den Nieuwburg of het Nieuw Kasteel genoemd, naar de sterkte die reeds in de Xe eeuw bestond en die thans het onderste gedeelte vomt van den Meestentoren van ‘s Gravensteen, en welke opgehoogd werd in 1180. De Burg heeft aanleiding gegeven tot de naam van de twee straten die er naartoe loopen, de Burgstraat die in het Fransch moet heeten rue du Bourg en niet rue de Bruges, en de Korte en de Lange Steenstraat, die men vertalen moet door Courte en Longue rue de la Pierre, aangezien men een stenen huis of vesting in ‘t oud Fransch pierre heet, steen zoals ‘s Gravensteen. Men zal ons misschien tegenwerpen dat de Lange Steenstraat niet naar den Steen leidt, maar in rechte lijn naar de Lievestraat en in schuine lijn naar de Geldmunt, maar dat houdt geen steek als men weet dat de Lange Steenstraat vroeger tot aan het Veerleplein liep en men slechts in de XVIIe eeuw het gebogen gedeelte is begonnen Geldmunt te heeten. De Burg was misschien verdedigd door aarden wallen en zeker door drie versterkte poorten: de Grauwe Poort, op het einde van het Sluizeken vóór den ingang van de Slijpstraat en die werd afgebroken in 1523; aan ‘s Gravenbrug 199


Binnenwerk_maart_april_2011_September binnenwerk OK 5.0 7/03/11 11:52 Pagina 200

die men in de XVIIe eeuw Vleeschhuisbrug is gaan heeten. ‘s Gravenpoort welke omstreeks 1320 werd gesloopt; de derde poort aan de hoofdbrug die men niet moet vertalen door Pont Capital, niet door Pont aux Exécutions, zoals de officiële vertaling van 1812 luidt, noch door Pont de la Décollation, noch door Pont de la Décapitation, zoals men dikwijls hoort zeggen. De versterkte poort die de Hoofdbrug verdedigde werd ten jare 1371 afgebroken. De geschiedenis van die brug is belangrijk genoeg om er ons in de volgende kroniek mee bezig te houden. A. Van Werveke

DIT BESTAAT NIET MEER

Afbraak van de “Huizekes van de Schieting”. Foto genomen op 17 Maart 1963.

200


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 201

GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring Gent V.Z.W. 40e jaargang nr. 3 mei - juni 2011

Inhoud - Erik Dekeyser: Gustaaf Emile De Keyser. Pioniers in Congo. Gentenaars vermeld als Koloniale Helden. - Paul Bergmans: Inventaire Archéologique: Boekband van Petrus Dux. - Guy Schrans: “Pierre-Victor, Jacques Clément et les autres”. Minder bekende Gentse notabelen uit de periode 1780-1840 (deel 4) 4. Maximilien Macaire en Pierre-Georges de Meulenaere. - Erik De Keukeleire: Sint-Denijsplein, een Trilogie. Marsveld en Paardenrenbaan. Deel III. 1881-1913. - Pierre Van Cleven: Schatten op zolder en hun geschiedenis. - Daniël Van Ryssel: Minder bekende en/of verdwenen locaties: Koning Leopold II-laan 24. Huis de Kat en de Hond. - Luc Devriese: Digitaal zoeken in Gentse bibliotheken. - Pierre Kluyskens: Keizer Karel: Standbeeld. - Lieve Vande Casteele: De sociale kwestie. Een focus op de Coupure. - Daniël Van Ryssel: Vergeten Gentse schrijvers. Herman Van Overbeke. - Luc Devriese: Ghendtsche toestanden: De jeugd van tegenwoordig. (Anno 1796-1798). - Hugo Collumbien: Gentse Memoriedagen: 3-4 December. - G. Desmet, R. De Vriendt-Mores: Een commerciële heildronk ter ere van Jacob Van Artevelde. - A. Eggermont: Documentatiecentrum: Werking van de Bibliotheek in 2010. - Hugo Collumbien: Het Kroniekje van een oude Gentenaar. - Bibliografie. - Vraag en antwoord - Lezers schrijven ons. - A. Van Werveke: Wellington te Gent - Dit bestaat nit meer: Militair Hospitaal

201

202

210 212

223 240 246

250 252 257 263 265

270 274 283 283 286 288 289 293 296


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 202

GUSTAAF EMILE DE KEYSER

PIONIERS IN CONGO, GENTENAARS VERMELD ALS KOLONIALE HELDEN.

Met de vijftigste verjaardag van de Congolese Onafhankelijkheid die men herdacht heeft, zullen er wel meer lezers zijn die met heimwee of met gemengde gevoelens hebben teruggedacht aan de tijd die zij doorbrachten in de koloniale periode in Belgisch Congo (1870-1960). Het is vooral het decennium vóór de onafhankelijkheid waaraan ze de mooiste herinneringen overhouden. Daarna is het in het onafhankelijke Congo-Kinshasa met de eerste republiek (1960-1965) en daarna met de tweede republiek en het Zaïre van Mobutu (1965-1997) en thans in de huidige Democratische Republiek Congo steeds bergaf gegaan. Dit werd ons recent nog in de media met niet mis te verstane woorden duidelijk gemaakt en via allerlei televisieprogramma’s breed uitgesmeerd in beeld gebracht. Zij die de koloniale periode hebben meegemaakt, worden vrij zeldzaam en het is dan ook best dat getuigen hun verhaal hetzij nu zelf neerschrijven, hetzij doorvertellen aan hun nazaten. Deze periode kan ingedeeld worden in de tijd van Congo Vrijstaat (18851908) en de tijd daarna. Ook in die eerste periode van de privékolonie werden Congolezen uitgebuit en stierven er wellicht vijf miljoen mensen. Die terugval was ook voor een deel te wijten aan ziekte en ondervoeding. Ook uitputting door dwangarbeid en verhuizing hadden een negatieve invloed op het bevolkingscijfer. Congo spreekt enorm tot mijn verbeelding want ook wij hebben iemand in de familie gehad – Gustaaf De Keyser, de neef van mijn grootvader – die ‘koloniaal’ geweest is, in de tijd van Congo Vrijstaat dan nog. Het is mij nog altijd niet duidelijk waarom men die man niet vermeld heeft op het monument ter herinnering aan de koloniale veteranen van Groot Gent (met daarachter het borstbeeld van Koning Leopold II) aan het parkje aan de Gustaaf Callierlaan – Franklin Rooseveltlaan. Op dit monument met de Congoster (of de vertrekschijf zoals de oudere Gentenaars ze noemden) staan al de namen in keramieke letters gekleefd van de Gentse pioniers die overleden in Afrika vóór 1908. De reden ligt zeker in het feit dat Gustaaf De Keyser 202


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 203

in Zulte geboren werd. Dat hij daarna 25 jaar in Gent heeft gewoond, heeft men spijtig genoeg gewoon over het hoofd gezien.

GEZIN DE KEYSER Vader Jan De Keyser (Gent 1841 - Gent 1886) was gehuwd met Maria Ludovica Paermentier (Zulte 1850 - Gent 1929). Jan was monteur en mekanieker voor de werkhuizen Van den Kerchove aan de Coupure Links te Gent. Deze machinefabriek werd in 1825 opgericht en verwierf in 1867 wereldfaam nadat zij verbetering bracht in de stroomverdeling. Ze werd in 1891 omgevormd tot naamloze vennootschap en in 1934 opgenomen in de fusie CarelsSEM. Het was voor deze firma dat Jan o.m. naar China en in 1880 naar Rusland reisde om er montagewerken uit te voeren. Marie Louise Paermentier was vroedvrouw en werd op 22 september 1868 in die hoedanigheid aangesteld te Gent. Nadat zij in 1871 te Zulte gehuwd waren werden daar op drie jaar tijd drie kinderen geboren, met name Henri in 1873, Valentina in 1874 en Gustaaf in 1875. In 1876 kwamen zij terug naar Gent wonen aan de Groendreef 178 waar datzelfde jaar de jongste dochter Elvire werd geboren. Jan De Keyser overleed er plotseling vrij vroeg te Gent op 45-jarige leeftijd waardoor Marie Louise met vier tieners achterbleef. Dit is er waarschijnlijk de oorzaak van geweest dat haar twee oudste kinderen nog voor de eeuwwisseling naar Parijs trokken ‘pour chercher de l’ouvrage’... maar zeer vlug naar Gent terugkwamen. Het gezin woonde ondertussen aan de Palinghuizen 5 (huidige Elyzeese Velden) en daarna Noordkaai 38 (huidige Bargiekaai).

GUSTAAF EMILE DE KEYSER Geboren te Zulte op 8 augustus 1875 kwam hij het jaar daarna met zijn familie naar Gent wonen. Hij volgde hier Lager Onderwijs en sprak Vlaams en Frans. Hij zou dan als jongeling enige tijd als diamantslijper gewerkt hebben te Antwerpen vóór hij zich – nog geen 17 jaar oud – vanaf 5 mei 1892 liet inlijven in het Belgisch Leger bij de 4e Lanciers die toen gekazerneerd waren in de Brusselsepoortstraat te Gent. Hij werd reeds op 8 april 1893 brigadier. Hij is er ontslagen of weggezonden op 5 februari 1900 na bijna acht jaar legerdienst. Op 16 augustus 1900 liet Gustaaf zich voor drie jaar inlijven als korporaal bij de Force Publique in Congo die daar reeds in 1886 was opgericht. Dezelfde dag mocht hij reeds vertrekken. Deze internationale zogezegde huurlingenmacht rekruteerde toen nog vooral haar soldaten in het Nigerbekken, Somalië,

203


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 204

Ethiopië en Zanzibar. Koning Leopold II had als hoofd van de Vrijstaat Congo, sedert 1 augustus 1885, mankracht nodig. Om veiligheidsredenen – internationale politiek – wilde de koning zijn buitenlands personeel vervangen door Belgen. Het was pas op 15 november 1908 dat Belgisch Congo een kolonie werd van België. Deze weermacht werd vooral ingezet bij de ordehandhaving. Onze koning voerde dezelfde politiek tegenover de Franse missionarissen. Hij vroeg b.v. aan de Paters van Scheut, die in China bedrijvig waren, zich ook op middenafrikaans terrein te begeven. Deze rekrutering was ook vooral interessant voor jonge officieren die zich in Gustaaf De Keyser liet zich nog fotograferen vóór België verveelden, die uit waren zijn afreis naar Congo bij fotograaf G. Dubois aan op avontuur en actie, bezield de Noordstraat 4 te Gent. door idealisme, het christendom en de westerse cultuur naar de inlanders wilden brengen. In België werd propaganda gevoerd voor een loopbaan in Congo in en rond de Belgische kazernes. Er was heel wat belangstelling omwille van de vlugge promotie en de hoge betaling. De jaarwedde van Gustaaf bij zijn aanwerving bij de Force Publique bedroeg toen 1200 frank (in huidige munt ca 5200 euro). Dit kwam overeen met de toenmalige wedde van een leraar aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten. De Belgische militairen – vooral dan de officieren – die toen naar Congo wensten te vertrekken werden eerst naar het Geografisch Instituut overgeheveld en vandaar naar de Force Publique van Congo. Ondertussen werd vanaf 1894 de verplichte legerdienst voor de Congolese jongelingen ingesteld. De inscheping van Gustaaf De Keyser naar Congo had plaats te Antwerpen met de stoomboot SS Anversville op 16 augustus 1900. Passagiersschepen kregen namen van Belgische steden, vorsten en prinsen of van Congolese

204


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 205

metropolen in spe met telkens ‘ville’ achter. Er waren de Léopoldvilles, Albertvilles, Bruxellesvilles, Baudouinvilles, de Ville de Bruges, de Ville de Liège die na een aantal jaren van de hand werden gedaan en vervangen werden door modernere en grotere ‘Congo-boten’. Deze schepen waren sedert 1895 eigendom van de toen opgerichte Compagnie Belge Maritime de Congo die samenwerkte met de Société Maritime du Congo. De reis naar Congo met aankomst in Boma, waar de Congostroom uitmondt in de Atlantische Oceaan had plaats op 4 september 1900, een reis van 19 dagen (de terugweg duurde 21 dagen). Het was niet steeds een aangename reis in een woelige Middellandse Zee tot de Atlantische Oceaan met zeeziekte, wankele benen, de brandende zon. De diepblauwe kleur van het water en de hemel waren daarentegen indrukwekkend.

ADJOINT TE MAPALMA Gustaaf werd meteen aangeduid voor de Aruwimirivier, een bijrivier van de machtige Congostroom, die ten noorden van Stanleyville (huidige Kisangani) stroomde. Hij vertrok met een stoomboot uit Boma en voer zo naar Basoko waar de Aruwimi in de Congostroom uitmondde. Hij kwam daar toe op 9 november 1900 en werd op 24 november aangeduid als adjoint te Mapalma, een dorp aan de Lulu, in vogelvlucht 160 km ten noordoosten van Basoko. Het aantal blanken in Congo bedroeg in 1900 amper 1958 zielen. De meesten brachten hun tijd in eenzaamheid door naar best vermogen. Toch werkte dit op het gemoed. De eentonige oerwoudmuur die de wegen versperde en het isolement waren de grootste vijand. Er dreigde ook nog het gevaar van het gigantische bedrijf FHD. De pioniers gebruikten dit letterwoord cynisch naar het voorbeeld van onze koning: F stond voor fièvre (koorts), H voor hematurie (bloedwateren) en D voor dysenterie (bloedloop). Veel jonge pioniers die als robuuste kerels waren vertrokken werden dus door ziekte geteisterd. Dit was ook zo met Gustaaf. Het ging op een bepaald ogenblik niet meer zo goed met zijn gezondheid. Volgens familieoverlevering kreeg hij malaria of moeraskoorts, een infectieziekte die veroorzaakt wordt door parasieten en door de malariamug op mensen wordt overgebracht. Een vrouw zou dan gedurende vijf dagen op zoek gegaan zijn naar een geneesmiddel (mogelijk kinine) maar kwam met lege handen terug. Volgens het officiële medisch rapport moest Gustaaf op 17 augustus 1901 afgevoerd worden naar Leopoldstad (Kinshasa) omdat hij ter plaatse niet kon geholpen worden. Hij werd in stervensnood getransporteerd voor een tocht van 1500 km langs de Congostroom maar overleed na 600 km te Balanga

205


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 206

(Nieuw Antwerpen) op 27 augustus 1901 aan dysenterie (bloedloop). Deze zware vorm van diarree die veroorzaakt wordt door een bacterie kwam er mogelijk door het drinken van besmet water. Gustaaf was pas 26 jaar en had Congo slechts één jaar gediend. In tegenstelling tot wat er in de familie verteld werd is hij niet op zee gestorven en begraven maar kreeg hij wellicht in Balanga (Nieuw Antwerpen) een eenvoudig graf. Nog volgens overlevering – die meestal in overwegende mate sterk gekleurd is – zou Gustaaf ook in Congo kort na zijn aankomst gehuwd zijn met een inlandse vrouw die er school gelopen had en enige kennis bezat. Dit werd de blanke militairen aangeraden om zich beter in de brousse te kunnen verplaatsen, zich te beschermen en met de plaatselijke gebruiken om te gaan. Zij zouden dan ook beter geaccepteerd worden door de plaatselijke bevolking. Dit huwelijk zou wettelijk geweest zijn in Congo Vrijstaat maar niet in België. De trouwring was gemaakt uit gevlochten stro en de nieuwe echtgenote dronk een bepaalde kruidendrank als anticonceptiva. Waar of niet waar ? Wij zullen het wellicht nooit weten. Merkwaardig is wel dat zulke details na verschillende generaties nog worden doorverteld. Enige maanden na zijn overlijden werd zijn metalen reiskoffer met enige persoonlijke bezittingen aan de familie terugbezorgd. Samen met een drietal foto’s zijn dit de enige souvernirs aan onze verre neef-koloniaal. Ook al wordt hij in Gent op het monument van de 66 Congopioniers niet vernoemd, toch is hij niet vergeten. In 1975 brachten wij met de kinderen een bezoek aan het Museum voor Midden-Afrika te Tervuren. Met enige verwondering en fierheid ontdekten wij de naam Gustaaf De Keyser bij de helden op de muur in één der zalen. Ook in het boek ‘Aan onze koloniale helden die stierven voor de beschaving (1876-1908)’ uit 1932 wordt hij vermeld. Enerzijds op blz. 275 in de ‘Eeretabel der in Afrika voor de beschaving gestorven Belgen’ wordt G.E. De Keyser genoemd als onderofficier, overleden op 27 augustus 1901 te Nouvelle Anvers en anderzijds in de lijst op blz. 292 ‘Steden en gemeenten van België die zich mogen roemen Koloniale Helden onder hunne groote dooden te hebben’. Hij wordt niet bij de Gentenaars vermeld maar wel als enige inwoner van Zulte. Dit is dan ook – zoals reeds gemeld – de reden waarom hij niet op het monument van de Gentse Congopioniers wordt vernoemd.

ANDERE GENTENAARS - HELDEN Hierbij de alfabetische lijst van de overige Gentenaars die in Afrika het leven lieten zoals die vermeld worden in het boek ‘Aan onze koloniale helden...’.

206


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 207

Het zijn er 56. Diezelfde Gentenaars staan ook vermeld op het monument ter herinnering aan de koloniale veteranen aan het parkje bij het begin van de Gustaaf Callierlaan. Naast hun naam staat ook hun functie alsook datum en plaats van overlijden. V. Bouffioux, onderofficier, 12.1.1901, Lukafu (Katanga); A.J.F.G. Bracq, Rooms priester, 21.9.1890, Léopoldville; J.A. Bruggeman, paswerker, 11.11.1892, Matadi; R.A. Claeys, eerste officier, 1.8.1902, La Tafari; A.P.G. De Cock, bediende, 22.5.1908, Simba; E.J.J.L.L.M. de Hollogne, bediende, 17.12.1899, Bolobo; A.L.M. De Leu, luitenant, 25.5.1881, Tabora; L.H.F.G. Delmotte, onderofficier, 3.12.1893, Momensi; J. De Raeve, agent ‘commercial Anversoise’, 21.7.1900, Dobo; V.J. De Ridder, agent ‘générale Africaine’, 17.4.1900, Faradje (Makrakra); E.G. Descamps, kapitein-bevelhebber , 8.10.1903, Dufile; L.G.E. de Schietere, onderluitenant, 13.10.1896, Léopoldville; H.C. De Witte, bestuursagent, 20.7.1904, Basoko; A.M.P. Dooms, eerste onderofficier, 2.5.1904, M’Bali; A.A. Dua, onderluitenant, 21.9.1898, Lusambo; J.C.E.E.V. Goetgeluck, onderofficier, 17.12.1894, Coquilhatville; L.N.M.A.A.H.G. Goethals, bediende, 4.4.1896, Nouvelle-Anvers; H.E. Gondry, algemeen opzichter, 18.5.1891, Boma; G. Greasley, staatsagent, 22.5.1886, Boma; A. Huysman, missionaris van Scheut, 17.3.1905, St.-Antonius van Lusambo; D.F. Lanckman, telegraaflegger, 12.2.1901, in de zagerij van het kanaal; A.J.F. Langerock, onderofficier, 18.8.1895, Gandu; A.A.J. Latour, eerste onderofficier, 11.12.1907, Kingoi; L. Lefebure, hotelier-limonadier, 25.3.1894, Matadi; V.A.J. Loose, handelsagent, 21.1.1894, Boma; L.B.A. Loijs, luitenant, 23.4.1908, Biondo; C. Lys, agent, ‘plantations Lukula’, 22.5.1901, Mayanga N’Jambi; L. Lys, landbouwkundige ‘plantations Lukula’, 14.7.1902, Boma Sundi; A.J. Mussche, handelsagent, 10.5.1892, Yanga; A.J.L.M. Pardoen, akkerbouwkundige, 27.11.1895, Matadi; J.L.H. Posse, zaakvoerder, 24.3.1891, Ganghila; E.P.E. Puls, luitenant, 19.4.1895, Mopoi; O.F. Roels, onderofficier, 26.3.1901, Kero; G.S.M.A. Rousseau, agent ‘comptoir commercial Congolais’, 22.1.1908, Kassombo N’Saie;

207


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 208

H.J. Simon, bediende, 6.3.1899, Ibengo; L.L.E.M. Slimbroeck, luitenant, 13.11.1903, Libenge (Ubangi); J.A. Tagon, onderofficier, 14.2.1897, Mongua; C.M.E. Tertzweil, onderropzichter, 14.2.1902, Watervallen François Joseph; L.F. Van Bouchaute, eerste onderofficier, 30.12.1898, Coquilhatville; G.J.M. Van Canegem, landmeter van ‘t kadaster, 9.4.1908, Gombe (Lomela); A. Van den Bossche, agent ‘commercial Anversoise’, 11.6.1900, Ngali; G.M.F.E.J. Vanden Heuvel, teeltoverste, 1.7.1901, Coquilhatville; H.M.F.E. Vanderhaeghen, onderofficier, 27.7.1902, Watervallen ‘François Joseph’ Kwango; H.L.P.J.M.G. Van der Straten Waillet (baron), onderluitenant, 20.9.1896, Stanley Falls; A.F. Vanderstuyft, bediende, 16.12.1901, Bumba; E.J. Van de Wynckel, bestuursagent, 20.10.1904, Irebu; A.A.F. Van Herrewege, agent ‘comptoir commercial Congolais’, 14.7.1890, N’Saka; G.C. Van Houcke, agent ‘Anv. commerce Congo’, 25.9.1903, Libute; J.B.J.P.M. Van Melle, bediende, 20.5.1907, Lireka; H. Van Veerdeghem, belastingstoezichter, 13.5.1896, Irebu (Evenaar); F. Verheye, agent ‘agriculture plantations Congo’, 7.12.1900, Thisundi; E.C. Waem, onderopzichter, 26.11.1898, Boma; A.J. Welsch, bediende, 21.2.1899, Uere; M.E.M.G. Wolters, katholiek missionaris 25.4.1903, Moanda; G.F. Wtterwulghe, algemeen commissaris, 8.5.1904, Lé (Lado); F.C. Wtterwulghe, onderluitenant, 8.11.1906, Faradje. Op het monument staan ook nog de namen van kolonialen die niet bij de Gentenaars in het heldenboek vermeld worden maar wel in een deelgemeente woonden of het deel dat vroeger ook al tot Groot-Gent behoorde. Er is er zelfs één uit Anderlecht. De gemeente waar – volgens het heldenboek – de betrokken pionier woonde en/of geboren werd staat tussen haakjes. E.H. Bluysen, agent, Mongala, 4.4.1905, Lisala (Sint-Amandsberg); C. Crouquet, onderluitenant, 19.5.1891, Muene-N’Dinga (Ledeberg); J.F.L. Debeucker, agent ‘générale Africaine’, 20.6.1900, Lisala (SintAmandsberg); De Pelichy, 1904 (staat op het monument, wordt niet in het boek vermeld); J.B. Desmedt, agent ‘syndicat comm. Katanga’, 14.5.1892, Riba-Riba (staat bij de inwoners van Anderlecht); X.E. Donckier de Ponceel, luitenant, 26.7.1898, Andemobe (Ledeberg); O. Kimpe, onderofficier, 8.9.1902, Djabbir (Ledeberg);

208


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 209

A.E. Lebegue, onderofficier, 18.5.1896, Djabbir (Ledeberg); J.P. Van de Velde, onderluitenant, 23.5.1882, Gangila (staat in de eretabel maar komt niet voor bij de Gentenaars noch bij de inwoners van een andere gemeente) en zijn broer L.J. Van de Velde, kapitein, 7.2.1888, Leopoldville (staat bij de inwoners van Ledeberg omdat hij daar geboren is). Beide laatsten betreft de gebroeders Van de Velde die in 1888 een afzonderlijk monument kregen in het Citadelpark, het zg. Negerke en die sedert 1888 hun naam vereeuwigd zagen in de Gebroeders Vandeveldestraat. Moge deze lijst in ieder geval nogmaals een eerbetoon zijn aan alle Gentenaars die hun leven lieten als helden in de pioniersperiode van onze gewezen kolonie. Erik Dekeyser. Bronnen: Brief van Dr. Marcel Luwel, conservator Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, Tervuren 14.2.1984. Hilde EYNIKEL: Onze Kongo, uitgave Davidsfonds/Leuven, 1997. Dienststaat Gustaaf De Keyser - Afrika Archief A/19/796/2. Interview te Sint-Amandsberg bij Gustaaf Van Brabandt (1905-1989), zoon van Elvire De Keyser en te Fontaine-L’Evêque bij Sarah Schellinck (1898-1984), dochter van Valentina De Keyser. Aan onze koloniale helden die stierven voor de beschaving (1876-1908) 1932 uitgave Bond van het Congolees aandenken. M. VAN GENT: De Gebroeders Van de Velde in Ghendtsche Tydinghen, 1978, blz. 189 e.v. Suzanne JANSSENS: In het openluchtmuseum te Gent, de Arteveldestad, 1980. Belgisch-Kongo, uitgave van de Koloniale Dienst, december 1948.

209


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 210

INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE - FICHE N° 205

Op 27 Mei 1901 stelde Paul Bergmans in de rubriek “Boekbanden Bibliotheek van de Stad en van de Universiteit, Ms.255 - XVIe eeuw” in het Frans een fiche op over

Boekband van Petrus Dux Het manuscript 255 van de Gentse bibliotheek bevat een kopie van het werk: Die cierheit der gheesteliker brulocht van de vermaarde Vlaamse mysticus Jan van Ruusbroec, tot stand gekomen in de laatste jaren van de XVe of de eerste jaren van de XVIe eeuw. Dit boekdeel dat vroeger toebehoorde aan het Recollettenklooster, ging op het einde van de XVIIIe eeuw over op de stadsbibliotheek en is nog altijd voorzien van zijn oorspronkelijke band in gestempeld natuurlijk kalfsleer. Het vertoont op de twee platten (221 x 150 mm.) een identieke versiering: ingekaderd in een reeks ineengekruiste lijnen, vertoont het centraal paneel (90 x 70 mm.) een jachttoneel tussen vier medaillons waarop dieren afgebeeld staan: een man die op een jachthoorn blaast en vergezeld is van een

210


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 211

hond, achtervolgt een dier dat een everzwijn schijnt te zijn, gans daarrond een zoom van lofwerk. Het voornaamste belang van deze redelijk versleten boekband schuilt in de ondertekening: Petrus Dux me facit. Deze boekbinder is ons niet anders bekend en Mr. Weale vermeldt hem niet in de inleiding van zijn catalogus van boekbanden uit het South Kensington Museum. Zijn Vlaamse origine is waarschijnlijk. Baron J. de Saint-Genois heeft de Latijnse vorm Dux vertaald door De Hertoghe en dit vermoeden werd als waarschijnlijk aangenomen door Mr. W. de Vreese. Deze naam werd onder meer in de XVIe eeuw gedragen door een gekende Antwerpse geneesheer, maar in het domein van de kunst van het boekbinden zijn wij hem slechts tegengekomen bij de intekening op een werk van Jacques Guérin dat in 1567 gedrukt werd door Christoffel Plantin: ... “men verkoopt ze in Edingen in de Pomme de Grenade, bij Jehan de Hertoghe”. Cf. J. de Saint-Genois, Catalogue.... des manuscrits de la bibliothèque de la ville et de l’université de Gand (Gent,1849-1852, p. 417). - Id. in de Messager des Sciences, 1853, p. 240. - W. de Vreese, de Handschriften van Jan van Ruusbroec’s werken, 1e deel (Gent, 1900), p. 187.

211


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 212

“PIERRE-VICTOR, JACQUES-CLÉMENT ET LES AUTRES”. MINDER BEKENDE GENTSE NOTABELEN UIT DE PERIODE 1780-1840 (DEEL 4)

4. Maximilien-Macaire en Pierre-Georges de Meulenaere

Maximilien-Macaire vervulde als kanunnik en vicaris-generaal gedurende meer dan zestig jaar een eersterangsrol in het bisdom Gent. Zijn jongere broer Pierre-Georges was tijdens het ancien régime fiscaal directeur te Gent en werd onder Napoleon baron d’Empire en lid van het Corps Législatif te Parijs. Ze waren allebei van huis uit principieel regeringsgezind en pasten zich makkelijk aan wanneer de politieke achtergrond veranderde. Bovendien konden ze in moeilijke omstandigheden op elkaar rekenen. Het gebeurde zelfs dat de faam van een der broers als een soort garantie diende voor de betrouwbaarheid van de ander.

Zonen van een patriciër uit Roeselare De broers de Meulenaere waren zonen van Pierre-François de Meulenaere (1715-1799), heer van Butinerie, Milkerke1, en Marie Claire van den Bemden De familie de Meulenaere stamde uit Roeselare waar grootvader PierreGeorges (zoals zijn eigen vader en grootvader) raadpensionaris en griffier van de stad was, in welk ambt hij werd opgevolgd door zijn zoon MaximilienBoudewijn de Meulenaere2. De oudste zoon Pierre-François werd advocaat bij de Raad van Vlaanderen te Gent en was van 1742 tot 1776 ontvanger van de “huisgelden” of 20ste penning, d.i. de belasting op onroerend goed. Moeder stamde uit een familie van vermogende negotianten en was als enig kind vrouwe van de heerlijkheid Overwaeter geworden3. Door haar waren de broers de Meulenaere neven van de kasteelheer van Munte (Oost-Vl.) Jacques-François van den Bemden, eersten Commis en greffier in de Berg van Barmhartigheid4 en van 1778 tot het einde van het ancien régime de populaire “koning” van de schermersgilde Sint-Michiel5.

212


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 213

4a. Maximilen-Macaire de Meulenaere (1747-1834) Student in de rechten en de theologie. Een bijzondere retraite. Maximilien-Macaire de Meulenaere werd geboren te Gent op 7 mei 17476. Aan de universiteit Leuven studeerde hij rechten en theologie. Zo werd hij Juris utriusque licentiatus (J.U.L.) en Sacrae theologiae baccalaureus formatus (S.T.B.F.). Hij koos voor een loopbaan in de clerus. Kort na zijn afstuderen werd hij reeds kanunnik in het Sint-Pharaïldiskapittel te Gent7 en vanaf 1779 in het prestigieuze kapittel van de Sint-Baafskathedraal8. Zo ging dat toen in de voorname families9. Tijdens zijn verblijf te Leuven had MaximilienMacaire er met enkele geestelijken en studenten een vrijmetselaarsloge opgericht10. Toen deze werd ontdekt maakte de rector magnificus bezwaar tegen het rumoerig straatgedrag van de leden maar stelde geen strijdigheid vast met de kerkelijke leer. Hoe dan ook, als straf moest de jonge theologant gedurende een zestal weken een retraite volgen in een afgelegen klooster. Rond dezelfde periode werd Maximilien-Macaire ook lid van de Gentse loge La Constante Union11 en van de schuttersgilde Sint-Sebastiaan (waarvan zijn vader van 1745 tot 1775 bestuurslid was)12. Ook voor de beeldende kunst had hij belangstelling: zoals achthonderd Gentse edellieden en burgers13 tekende hij in als financieel contribuant van de Koninklijke Academie voor teken-, schilder- en bouwkunst14 en in 1808 werd hij een van de eerste leden (en mecenas) van de Gentse Société des beaux-arts15.

Een jonge kanunnik in opmars Maximilien-Macaire kon binnen de clerus een mooie loopbaan opbouwen. Reeds in 1772 werd hij immers secretaris van de bisschop van Gent Mgr. Govard-Gerard van Eersel16. Na dezes overlijden in 1778 bleef kanunnik de Meulenaere secretaris van zijn opvolger Mgr. Ferdinand-Marie de Lobkowitz, een mondaine Oostenrijkse prins die vooral bekend bleef als onverbeterlijk womanizer en verkwister17. Omdat hij de volkstaal niet machtig was en betere contacten wenste met bevolking en clerus, benoemde Mgr. de Lobkowitz zijn secretaris tot vicaris-generaal en zijn vertegenwoordiger (Officiael) in het ‘Geestelijk’ hof (de kerkelijke rechtbank)18. Weinig jaren na zijn afstuderen had Maximilien-Macaire dus binnen het bisdom een aanzienlijke machtspositie verworven. Als secretaris koos hij de jonge priester Philippe Lecat, een broer van de (eerder besproken) advocaat Jean-Baptiste Lecat19. In 1787 werd hij bovendien afgevaardigde van de geestelijke stand (Secundarius voor de Clergé van Gend) als Gedeputeerde van de Staten van Vlaanderen20. Met de opstand tegen keizer Jozef II werden het moeilijke tij-

213


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 214

den voor zowel de bisschop (die een neef van de Habsburgers was) als zijn vicaris-generaal (die keizersgezind was en waarschijnlijk talrijke hervormingen in petto goedkeurde). In zijn hoedanigheid van Gedeputeerde nam kanunnik de Meulenaere deel aan de belangrijke rol die de Staten van Vlaanderen vervulden voor en tijdens de Brabantse Omwenteling21. Men bezit evenwel weinig informatie over zijn opvattingen en optreden in die periode. Volgens de luttele bekende gegevens beperkte hij zich tot een rol in de schaduw. Zo zou hij bijv. geregeld de keizersgezinde procureur-generaal hebben geïnformeerd over de politieke opvattingen binnen de clerus. Maar als Secundarius voor de Clergé was hij vermoedelijk niet geheel vreemd aan diverse geschriften van de bisschop om bijv. aan de gelovigen gebeden en processies te vragen voor de bevrijding van de “buitenlandse heerschappij”, of nog in december 1789 (na de overwinning van de Patriotten) omdat dezen “de godsdienst alsmede de rechten en voorrechten van Vlaanderen” hadden hersteld. Hoe dan ook, de Meulenaere’s reputatie overleefde ongehavend deze twistzieke periode. Vooral de bisschop moest het in de satirische pers ontgelden: “den miserabelen ende onbeschaemden Bisschop van Gent, die Patriot is met de Patriotten, Vonquist met de Vonquisten, keizerlyk met de keizerlyken, verraeder met alle andere verraeders”22.

Twijfels en plichten in de Franse tijd. De Franse bezetting (1792,1794) en de annexatie bij Frankrijk (1795) luidden ook voor kanunnik de Meulenaere een bewogen tijdperk in. Aanvankelijk maakte hij zich blijkbaar weinig zorgen. In augustus 1795 verwierf hij inderdaad met een collega-kanunnik het aloude Kapittelhuis aan de Kruysstraete (hoek Lange Kruisstraat/Sint-Baafsplein) dat de Fransen hadden geconfisqueerd23. In hetzelfde jaar kwam bisschop de Lobkowitz insolvent te overlijden en maakte kanunnik de Meulenaere deel uit van het vicariaat dat het bisdom moest besturen tot de benoeming van een opvolger24. In 1797 stond de Meulenaere, die toen deken van het kapittel was, voor de moeilijke keuze of hij al dan niet de vereiste eed van trouw aan de Franse republiek zou afleggen. Deze vraag bezorgde slapeloze nachten aan de meeste leden van de clerus. Velen meenden dat de eed niet verenigbaar was met hun godsdienstige plicht25. Vermoedelijk was dit ook de opvatting van kanunnik de Meulenaere die nochtans een ware gewetensstrijd doorworstelde vermits hij principieel het heersende gezag respecteerde. Omdat hij lang aarzelde sloot de Franse bezetter hem in maart 1799 enige tijd op in het Correctiehuis aan de Coupure. Hij kwam opnieuw vrij “na machtige voorspraak bij de Consuls” (waarschijnlijk door zijn broer Pierre-Georges)26. Na zijn vrijlating legde

214


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 215

kanunnik de Meulenaere de door de Fransen vereiste eed af27, houdende erkenning van de soevereiniteit van het Franse volk alsmede onderwerping en gehoorzaamheid aan de wetten van de Republiek. In december 1801 publiceerde hij met enkele collega’s kanunniken een open brief over hun persoonlijke interpretatie van deze eed: “onderwerping aan de wetten” houdt niet in dat men de wetten ook “goedkeurt”29. Zeven jaar na het overlijden van Mgr. de Lobkowitz kreeg Gent in 1802 een nieuwe bisschop, de Fransman Mgr. Etienne Fallot de Beaumont. Deze Nederlandsonkundige kerkleider werd onmiddellijk geconfronteerd met talrijke praktische problemen, o.m. de materiële gevolgen van de sluiting van de kloosters en de verdediging van het katholiek onderwijs in de scholen van de Republiek. Spoedig werden de bevoegdheden van het bisschoppelijk kapittel toegewezen aan het vicariaat, waarin vicaris-generaal de Meulenaere de eerste viool speelde. Bovendien werd deze voortaan betrokken (samen met o.m. kanunnik PieterJoseph Triest) bij het bestuur en de werking van de burgerlijke godshuizen (openbare onderstand). Vanaf januari 1806 stond hij o.m. in voor de effectieve directie van het weeshuis der Blauwe meyskens30. Zijn toewijding aan deze opdracht leverde hem in juli 1818 vanwege de Provinciale Staten officiële erkentelijkheid op31. Enkele maanden later benoemde de provinciegouverneur hem (opnieuw met kanunnik Triest) tot lid van de provinciale weldadigheidscommissie32. En in 1822 werd kanunnik de Meulenaere een van de eerste leden van een Zuidnederlandse, door prins Frederik voorgezeten, Société de bienfaisance die o.m. het tijdschrift Le Philanthrope uitgaf33.

Spanningen aan de top van het bisdom Na de mutatie van Mgr. Fallot de Beaumont (die niet kon aarden in ons klimaat) naar het bisdom van Piacenza (Italië) in 1807, werd de Franse edelman Mgr. Maurice de Broglie de nieuwe bisschop van Gent34. Deze was een conservatieve en achterdochtige ultramontaan voor wie de geboden en wensen van de kerk steeds en overal voorrang moesten hebben. Kanunnik de Meulenaere (die even gehoopt had zèlf als opvolger van Mgr. Fallot de Beaumont te worden benoemd35) werd niet bevestigd in zijn ambt van vicarisgeneraal. Dit was het begin van een zeer gespannen verhouding tussen de nieuwe bisschop en de kanunnik. Inmiddels had de Meulenaere zich blijkbaar verzoend met de Franse bezetting, zolang hij maar zijn kerkelijke bediening ongestoord mocht uitoefenen. Diverse redenen kunnen deze evolutie verklaren: bekommernis om de eigen klerikale loopbaan, steun aan de carrière van zijn jongere broer Pierre-

215


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 216

Georges en vermoedelijk ook de betere verhouding tussen kerk en staat tijdens de eerste jaren van het bewind van Napoleon. In 1812 nam Mgr. de Broglie onder politieke druk ontslag. Kanunnik de Meulenaere maakte als grootvicaris opnieuw deel uit van de vicarissenraad die het bisdom moest besturen. Het jaar daarop werd de Franse priester Jacques-Louis de la Bruë de Saint-Bauzille kapittelvicaris benoemd om tijdelijk Mgr. de Broglie te vervangen36. Kanunnik de Meulenaere verloor zijn bestuursbevoegdheid en protesteerde heftig en openbaar37. Op hem werd zware druk uitgeoefend. Men zou hem naar een afgelegen parochie in de Pyreneeën verbannen zo hij niet loyaal samenwerkte met de la Bruë38! De Meulenaere legde zich bij de toestand neer en bestuurde voortaan het bisdom met de la Bruë en een ander kapittelvicaris. Hij spande zich zelfs in om in het Nederlands Propositien om de eendragt onder de geestelycke te herstellen te publiceren (1814)39. Een aanzienlijke meerderheid van de clerus van het bisdom had evenwel geen vertrouwen in het nieuw bestuur en erkende integendeel als zijn leider kanunnik Ambroise Goethals, de vertrouwensman van Mgr. de Broglie. Tussen de kanunniken de Meulenaere en Goethals (die nooit de verfoeide “Franse eed” aflegde) groeide geleidelijk een sfeer van intense spanning40. Zij hadden inderdaad een heel andere opvatting over de verhouding tussen kerk en staat. Kanunnik de Meulenaere meende dat samenwerking met de politieke overheden vereist was zolang de rechten van kerk en gelovigen werden gevrijwaard, terwijl kanunnik Goethals als trouw ultramontaan en discipel van Mgr. de Broglie voorhield dat de rechten van de kerk nooit mochten wijken voor de eisen van de staat.

Uiteenlopende beoordelingen Het optreden van kanunnik de Meulenaere tijdens het Frans bewind wordt uiteenlopend beoordeeld in de katholieke geschiedschrijving. Hij gaf voor sommigen blijk van “betreurenswaardige zwakheden”, zware “misslagen”, “een verblindheid die maar al te lang geduurd heeft” en “de gewoonte halve maatregelen te nemen”41, hij was “un homme estimable mais faible”42. Volgens anderen was hij doorgaans “standvastig” en herstelde hij alleszins zijn misstappen door een kordate weerstand tegen de onderwijspolitiek van koning Willem I43. Kanunnik de Meulenaere werd daarentegen zeer gewaardeerd door de Franse Préfet die als volgt getuigde: “Monsieur de Meulenaere est doyen du chapitre. Il appartient à l'une des meilleures familles du pays. Son frère, le baron, est membre du Corps Législatif et de la Légion d’honneur. Une fortune honnête,

216


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 217

des manières libérales, un caractère loyal, très attaché au gouvernement français, l’ont toujours fait considérer même de ses ennemis... Il a été l’objet de la haine du parti ultramontain”. In zijn rapporten aan zijn oversten had de Préfet het over de “toegevende gesteltenis en verkleefdheid aan de regering” van de Meulenaere, “de enige uit het kapittel op wie ik mag rekenen”. Later rapporteerde de Préfet nog dat hij er zonder de invloed van kanunnik de Meulenaere nooit zou in geslaagd zijn de slechte wil van sommige leden van het kapittel te overwinnen44. Kanunnik de Meulenaere poogde kennelijk in goede verstandhouding te leven met de Fransen. Waarschijnlijk kwam hij over als het type van de ‘liberale’ priester die nooit op veel sympathie kon rekenen in ultramontaanse kringen.

Loyaal schipperen onder koning Willem I Na de oprichting van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (juni 1814) redigeerden de vicarissen-generaal de Meulenaere en Goethals in opdracht van de opnieuw te Gent residerende Mgr. de Broglie een gepeperde Mémoire ... adressé aux Hautes Puissances assemblées dans le Congrès de Vienne45 waarin ze de nieuwe vorst zo goed als aanmaanden de vrije uitoefening van de katholieke eredienst te eerbiedigen, de “wereldlijke” voorrechten van geestelijkheid en kloosters te herstellen, geen protestantse tempels op te richten in de zuidelijke provincies (behalve in zijn eigen paleis), de ‘tiende penning’ (la dîme) opnieuw in te voeren ten gunste van de clerus en de kloosters, de kerkelijke rechtbanken met volle bevoegdheid te restaureren en het bestuur van het onderwijs aan de clerus toe te vertrouwen – m.a.w. “terug naar 1780”! De toekomstige Willem I heeft deze brief nooit beantwoord. Mgr. de Broglie verzette zich heftig tegen de Fundamentele Wet van het nieuwe koninkrijk. Zij waarborgde immers de vrijheid van eredienst. Zijn Instruction pastorale en het bischoppelijk Jugement Doctrinal van augustus 1815 stelden voorop dat alleen de katholieke godsdienst de bescherming van de grondwet mocht genieten. Uit een archiefdocument van 14 augustus 1815 blijkt dat ook kanunnik de Meulenaere de Fundamentele wet kritisch beoordeelde46. Toen de ‘notabelen’ zich moesten uitspreken over het ontwerp van Fundamentele Wet fulmineerde Mgr. de Broglie: “Nous défendons à tous les notables choisis dans notre diocèse d’y adhérer en aucune manière et sous aucun prétexte quelconque”. Wie de Fundamentele Wet goedkeurde kreeg bij de biecht geen absolutie meer47. Op 8 november 1817 werd bisschop de Broglie wegens herhaalde weerspannigheid door het hof van assisen te Brussel tot de verbanning veroordeeld. Van

217


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 218

1817 tot 1829 bleef het bisdom Gent zonder bisschop (sede vacante). De kapittelvicarissen de Meulenaere en Goethals werden nogmaals belast met de leiding van het bisdom48. Dit gaf aanleiding, zoals men mocht verwachten, tot talrijke wrijvingen hoewel beiden eendrachtig optraden in essentiële vragen zoals de verdediging van het katholiek onderwijs49. Niettemin bleef kanunnik de Meulenaere gunstig aangeschreven bij de koning, die hem overigens benoemde tot ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Kenschetsend is bijv. ook dat Willem I hem aanstelde tot bestuurslid van de Provinciale commissie van onderwijs50. Deze commissie vervulde een belangrijke rol in het vernieuwend onderwijsbeleid van de koning: zij toetste de bekwaamheid van de kandidaat-leerkrachten en bezat inspectiebevoegdheid in het openbaar onderwijs. Voor de katholieke ouders was de aanwezigheid van een eminent priester een geruststelling terwijl de koning wist dat hij mocht rekenen op de loyaliteit van de Meulenaere.

Bisschop van Gent? In 1828 ondernam de Romeinse gezant Mgr. Francesco Capaccini een reis in de Nederlanden met het oog op de uitvoering van het concordaat van 1827 tussen het Vaticaan en koning Willem I. In zijn verslagen aan Rome omschreef hij de Meulenaere als “een goede oude man wiens belangstelling vooral naar eten en drinken gaat”. Hij heeft wellicht “goede principes, maar flapt er alles uit zoals hij het denkt”51. Dat de opdracht van Mgr. Capaccini niet makkelijk was, blijkt uit zijn opmerking: “teste fiamminghe sono come le teste delle buffale: dure e ostinate” (Vlaamse koppen zijn als buffelkoppen, hard en koppig)52. In 1829 werd Jan-Frans van de Velde bisschop van Gent53. Willem I had nochtans de kandidatuur van de 82-jarige kanunnik de Meulenaere gesteund. Deze was evenwel onaanvaardbaar voor de ultramontaanse strekking, welke integendeel hoopte dat kanunnik Ambroise Goethals bisschop zou worden. Om de rust binnen het bisdom te handhaven ging de voorkeur uiteindelijk naar de buitenstaander van de Velde. Na de Belgische onafhankelijkheid in 1830 verloren de Meulenaere en de liberaal-katholieken die hem steunden veel invloed binnen het bisdom54. Maximilien-Macaire de Meulenaere overleed op 5 april 1834. Hij liet een erfenis na van 2.263.870, 95 goudfrank, een voor die tijd fabuleus bedrag. Zijn rijke bibliotheek werd openbaar verkocht op 28 oktober 183455. Kanunnik de Meulenaere was om diverse redenen een interessante persoonlijkheid. (1) Terwijl de samenleving rondom hem op haar grondvesten daver-

218


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 219

de bleef hij gedurende zestig jaar direct betrokken bij het bestuur van het bisdom Gent. Zo’n duurzaamheid wordt niet slechts door een hoog aanpassingsvermogen verklaard. Ze was toen alleen mogelijk in de beslotenheid van een sterk gestructureerde gemeenschap als de kerk. De andere mannen die we in deze reeks bespreken functioneerden daarentegen binnen een “open” samenleving die gestuurd werd door de woelingen van de tijd. (2) Kanunnik de Meulenaere was kennelijk reeds tijdens het ancien régime een “liberaal katholiek” avant-la-lettre. Hij was vertrouwd met het vernieuwende ideeëngoed uit Frankrijk en verzette zich niet tegen de aanbreng van de Franse revolutie. Liberaal-katholieken waren gelovig en gehecht aan hun kerk maar wilden de ramen ervan openen op vrijheid en vernieuwing. (3) Ten slotte was kanunnik de Meulenaere in de eerste plaats een machtspersoon, iemand die graag de touwtjes in handen had. Van specifiek pastorale activiteiten heeft men geen kennis, met uitzondering van zijn inzet voor de weldadigheid en van een tijdrovende verantwoordelijkheid voor het weeshuis van de Blauwe meyskens. Guy Schrans NOTEN 1 Zie: Bibl. univ. Gent, Handschriftenkabinet, Hs. 2693, Genealogische aantekeningen betr. Vlaamse families (door F. van den Bemden), nr 503, alsmede: F.V. Goethals, Dictionnaire généalogique et héraldique des familles nobles du royaume de Belgique, III, tw. de Meulenaere. 2 M. De Bruyne, “Maximiliaan-Boudewijn de Meulenaere, laatste raadpensionaris en griffier van Roeselare (1717-1799)”, Vl. Stam, 1965, p. 19-29. 3 Deze heerlijkheid had haar zetel in Machelen a.d. Leie (F. De Potter & J. Broeckaert, Geschiedenis van de gemeenten van Oost-Vlaanderen. Eerste reeks. Arrondissement Gent. Vierde deel [1864-1870], tw. Machelen, p. 9-11). Na het overlijden van Marie-Claire van den Bemden in 1768 ging het leen over op haar oudste zoon Jean-François de Meulenaere “paltsgraaf” en lid van de ‘militaire orde van Christus’. Jean-François overleed ongehuwd in 1786, waarop de heerlijkheid overging op de tweede zoon Maximilien-Macaire. Deze droeg de heerlijke rechten prompt over aan de jongste zoon Pierre-Georges de Meulenaere. Na dezes kinderloos overlijden in 1825 keerde de titel ‘van Overwaeter’ terug naar de familie van den Bemden. 4 Wegwyzer, 1782, p. 52. 5 F. De Potter, Gent, V, p. 615; P. Claeys, Histoire de la gilde souveraine et chevalière des escrimeurs dite chef-confrérie de Saint-Michel à Gand, 1889, p. 26. J.F. van den Bemden was de grootvader van de befaamde 19de-eeuwse archivaris en genealoog Ferdinand van den Bemden (over hem: Bull. MGOG, 1901, p. 358-361). 6 Men kent een portretgravure van kanunnik de Meulenaere die wordt bewaard in de Universiteitsbibliotheek te Gent. Ze is afgedrukt in: M. Cloet ed., Het bisdom Gent (15591991). Vier eeuwen geschiedenis, Gent, 1992, p. 282. Er zou ook een geschilderd portret bestaan, omstreeks 1810 gemaakt door de Gentse katoennijveraar- kunstschilder Pierre van Huffel (1769-1844); zie: L. Cnockaert, Pierre-Joseph Triest (1760-1836). «Le Vincent de

219


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 220

7

8

9 10

11 12 13 14

15

16

17

18

19

20 21

22

23

24

25

26 27

Paul belge», 1974, p. 571. De Sint-Pharaïldiskerk werd op het einde van de 16de eeuw) verwoest, waarna het kapittel een onderkomen vond in de Sint-Niklaaskerk. Zie bijv.: Wegwyzer, 1782, p. 29; D. Destanberg, Gent onder Jozef II, 1780-1792, 1910, p. .16 Zie: L. Schokkaert ed., Biografisch repertorium van de priesters van het bisdom Gent, 18021997, 1997, I, p. 155. M. Cloet ed., o.c., p. 131-132. Over deze studentenloge zie vooral: B. Van der Schelden, La franc-maçonnerie belge sous le régime autrichien (1721-1794), 1923, p. 152-159. G. Schrans, Vrijmetselaars te Gent in de XVIIIde eeuw, 2de druk, 2009, p. 392 e.v. E. Devos, De Sint-Sebastiaansgilde van Gent tot 1779, lic. verh. gesch. univ. Gent, 1982. G. Schrans, Van wit naar blauw. Gent tussen 1780 en 1842, 2010, hoofdstuk 5.3. [E. van de Vivere], Historie en inrichting der Koninglyke Akademie voor teeken-, schilderen bouwkunden opgeregt binnen de stad Gent (1794), p. 263. E. De Busscher, Précis historique de la Société royale des beaux-arts et de littérature de Gand, 1845, p. 14, 20. Het genootschap werd «et de littérature» na de oprichting van een «classe des lettres» in 1814 en «royale» onder koning Willem I. Mgr. van Eersel, toen nog rector van het kapucinessenklooster, liet aan de Reep tussen 1746 en 1758 het prachtige ‘hotel van Eersel’ bouwen (nu Sint-Bavo-humaniora). M. Cloet ed., p. 121-128; “prélat de joyeuse, galante et dispendieuse mémoire” (P. Claeys, Pages d’histoire locale gantoise, Gent, 1888, II, p. 156-171). Bijv.: Wegwyzer, 1782, p. 28. 1788, p. 35; 1795, p. 35; F. De Potter, Gent, IV, p. 494. Tijdens deze periode vervulde Jacques-Clément Lammens in deze kerkelijke rechtbank het ambt van juridisch assessor. E. Van Mingroot, “Een gemeenschap van gewone mensen: de elf kanunniken van Elsegem in 1782”, in: W. Lourdaux & W. Verbeke, Serta devota. In memoriam Guillelmi Lourdaux, Leuven, 1992, p. 170. Bijv.: Wegwyzer, 1789, p. 33. Reeds in mei 1787 nam hij deel aan een voltallige vergadering van de provinciale Staten die beraadslaagde over een georganiseerd verzet tegen het beleid van Jozef II; F.-V. Goethals, Dictionnaire généalogique et héraldique des familles nobles du royaume de Belgique, (1849) IV, tw. Rodrigues d’Evora y Vega. Wekelyksche Gendsche Spie tot onderrigtinge van het volk van 6 maart 1791 gec. in: E. Voordeckers, Bijdrage tot de geschiedenis van de Gentse pers. Repertorium 1667-1914, Leuven-Parijs, 1964, p. 561. Een buurman, wijnhandelaar in de toenmalige Sint-Jansstraat, kocht het geconfisqueerde Kapittelhuis aan en verkocht het dadelijk door aan de twee kanunniken (F. De Potter, Gent, V, p. 182-183). Zie verder: J.-O. Bourdon, Les élites religieuses à l’époque de Napoleon. Dictionnaire des évêques et vicaires-généraux du premier empire, 2002, p. 217. Zie bijv. de open brief d.d. 24 juni 1797 van een aantal Gentse parochiepastoors in: F. Vanderhaeghen, Bibl. gant., IV, p. 103-104, nr 5689. Pierre-Georges de Meulenaere wordt in een volgend artikel behandeld. F. Vanderhaeghen, Bibl. gant., VI, p. 313.

220


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 221

28

29

30

31 32

33 34

35

36

37 38

39 40

41

42

43

44 45

Raadpleeg: F. Claeys-Bouùaert, Les déclarations et serments imposés par la loi civile aux membres du clergé belge sous le Directoire, 1960; W. Steeghers & J. Vannieuwenhuyse, “De Gentse geestelijkheid en de verklaringen van onderwerping aan het regime gedurende de Franse tijd (1797-1804)”, Vl. Stam, 1989, p. 498-508 (betr. M.M. de Meulenaere: p. 503); P. Claeys, Mémorial de la ville de Gand, 1792-1830, 1902, p. 72, 79. Mandement van het Vicariaet des openstaende Bisdoms van Gend, met de echte beslissing van den Apostolyken Stoel nopende de berugten Eed van Haet aan het Koningsdom (1801). Zie ook: F. Vanderhaeghen, Bibl. gant., VI, p. 313, nr 14.249. Dit was geen sinecure. Zie bijv.: Mémorial administratif de Gand, XX (1864), p. 206, 208, 209, 210, 241, 242, 243, 245, 246, 247, 249, 250, 252, 254, 255, 256, 257, 258, 295, L. Cnockaert, Pierre-Joseph Triest, o.c., p. 253, 422. Gouverneur Ch. van Keverberg de Kessel, Essai sur l’indigence dans la Flandre orientale, 1819, p. 135. Le Philanthrope, I (1822), p. 207. Raadpleeg: S. de Robiano, Echec à l’Empereur. Echec au Roi. Maurice de Broglie, evêque de Gand (1766-1821), 1996; G. Van den Gheyn, “Maurice, prince de Broglie, XIXe évêque de Gand. Autobiographie”, Hand. MGOG, 1923, p. 1-121; P. Kluyskens, “Maurice de Broglie”, G.T., 2004, p. 28-41; M. Cloet ed., o.c., p.275-280. Zie ook de beoordeling van: P. Geyl, “De oorsprongen van het conflict tussen Willem I en de Belgische katholieken”, Bijdr. Gesch. Nederlanden, 1948/1-2, p. 65, 68. M. Cloet ed., o.c., p. 282. M de Meulenaere was sedert 1802 opgenomen in de lijst van de priesters die geschikt werden bevonden voor het episcopaat (M.R.A. Henrion, Annuaire biographique, 1834, II, p. 182; L’Ami de la religion. Journal ecclésiastique, politique et littéraire [Paris], 1834, p. 569). Betr. de spanningen in deze periode: M. Chappin, Pie VII et les Pays-Bas. Tensions religieuses et tolérance civile, 1814-1817, Rome, 1984, p. 53-54 F. Vanderhaeghen, Bibl. gant., VI, p. 315, nr 14.265. J.J. de Smet, Coup d’oeil sur l’ histoire ecclésiastique dans les premières années du XIXe siècle, 1836, p. 368; J. Vander Moere, Récit de la persécution endurée par les séminaristes du diocèse de Gand en 1813 et 1814 à Wezel, à Paris, etc., 1863 [1856], p. 114 ; P. Verhaegen, La Belgique sous la domination française, 1792-1814, V (1929), p. 58. F. Vanderhaeghen, Bibl. gant., IV, p. 387. M. Cloet ed., o.c., p. 281; E. Lamberts, Kerk en liberalisme in het bisdom Gent (1821-1857), 1972, p. 6, 12 e.v. F. Claeys-Bouùaert, Le diocèse et le séminaire de Gand pendant les dernières années de la domination française (1811-1814), 1913, p. 67 e.v., 135, 304. M.R.A. Henrion, loc. cit. ; L’Ami de la religion, loc. cit. In Revue de l’ histoire de l’ Eglise de France (XVII [1931], p. 335) is er zelfs sprake van «cet étrange de Meulenaere entraîné dans le schisme». J.B. Van Baveghem, Het martelaarsboek of heldhaftig gedrag der Belgische geestelijkheid ten tijde van de Fransche omwenteling op het einde van de achttiende eeuw, 1875, p. 239240; J . Vander Moere, Récit de la persécution, o.c., p. 290 ; J.J. de Smet, Coup d’œil sur l’histoire ecclésiastique, o.c., p. 366. F. Claeys-Bouùaert, Le diocèse et le séminaire de Gand, o.c., o.m. p. 71. P. Claeys, Pages d’histoire locale gantoise, 1894, III, p. 111 ; J. Nève de Mévergnies, Gand

221


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 222

46

47 48

49 50 51 52 53 54 55

56

sous le régime hollandais, 1935 p. 58-59. Het document bevindt zich in het bisschoppelijk archief te Brugge, nr. B 177 ; zie: E. Lamberts, o.c., p. 13. Zie verder: J. Nève de Mévergnies, o.c., p. 59-60. P. Claeys, Mémorial de la ville de Gand, o.c., p. 405; J. Nève de Mévergnies, o.c., p. 67 ; M. Cloet ed., o.c., p. 281. Bijv.: J. Nève de Mévergnies, o.c., p. 68. Zie bijv.: Wegwyzer, 1828, p. 163. M. Cloet ed., Bisdom Gent, o.c., p. 283. Zie verder: M. Cloet ed., o.c., p. 285, 557. Zie verder: M. Cloet ed., o.c., p. 303. M. Cloet ed., o.c., p. 305. Mogelijk had hij geërfd van zijn in 1825 kinderloos overleden broer Pierre-Georges die door zijn huwelijk heel vermogend was geworden. Betr. belangrijke giften van M.-M. De Meulenaere aan de Sint-Baafskerk en de Sint-Michielskerk, zie o.m.: F. De Potter, Gent, V, p. 339; VII, p. 449-450; Ph. Kervyn de Volkaersbeke, Les églises de Gand. Eglises paroissiales et oratoires, 1858, p. 117; M. Fredericq-Lilar, Gent in de 18de eeuw. De schilders van Reijsschoot, 1992, p. 235-245 (met afbeeldingen). De vermogenstoestand van M.-M. De Meulenaere verklaart waarom hij in 1831 verkiesbaar was tot de Senaat (“Liste des éligibles au Sénat habitant la province de Flandre Orientale”, Mémorial administratif de la Flandre Orientale, XXX [1831], p. 168). De Gulden Passer, XXVII-XXVIII (1949), p. 212. Het verrast dat F. Vanderhaeghen (Bibl. gant.) deze veilingscatalogus niet vermeldt.

222


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 223

SINT-DENIJSPLEIN, EEN TRILOGIE MARSVELD EN PAARDENRENBAAN DEEL III: 1881 - 1913

VOOR U VERZAMELD UIT 31 600 EDITIES VAN DE GAZETTE VAN GENT

** De term “trilogie” verwijst naar het drievoudig gebruik van het plein door de jaren heen, samengevat in vijf afleveringen, waarvan hier de derde.

3 juli 1881 Naar aanleiding van de vijftigste verjaardag van de onafhankelijkheid van België worden ook te Gent feestelijkheden ingericht. Zondag 10 en dinsdag 12 juli worden op het Sint-Denijsplein om 2 uur bijzondere paardenloopstrijden gehouden, ingericht door de Maatschappij tot Aanmoediging van de Paardenlopen en de Paardenkweek in Vlaanderen. Op 17 juli om 10 uur kan men aldaar krijgsoefeningen in het vuur bijwonen door de jagers-verkenners en de ruiterij van de burgerwacht. Idem op 12 september.

10 juli 1882 Het getal bookmakers bij de paardenloopstrijden te Sint-Denijs vermeerdert alle jaren. Een nieuwigheid is de oprichting van een tent waar niets anders wordt verkocht dan champagnewijn. De ondernemer maakte goede zaken. Men bemerkte buitengewoon weinig schone rijtuigen. Het ongunstig weder is zeer nadelig geweest voor de personen die op het plein fruit, eetwaren en drank verkopen en reeds van ‘s morgens daarheen trekken om er hun kraam op te richten.

11 juli 1883 Heel Gent gaat tegenwoordig naar de paardenloopstrijden te Sint-Denijs. Om er zich een denkbeeld van te vormen hoeveel volk er zich gisteren heen heeft

223


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 224

begeven zal het voldoende zijn te zeggen dat de terugkeer van de rijtuigen naar de Kortrijksepoort ongeveer twee uren heeft geduurd. Men heeft 772 rijtuigen van alle slag geteld. Het weder was zeer gunstig en bij de dames heeft men zeer rijke en smaakvolle toiletten opgemerkt. Er werden veel weddenschappen aangegaan. Vooral de prijs van de stad en het groot criterium werden hevig betwist door paarden die reeds meermaals in grote loopwedstrijden eerste prijzen wegdroegen. In de steeple chase zijn twee jockeys van hun paard gevallen. De eerste kon er terug opspringen. Een paard dat gespannen was in een tandem is in volle draf naar het midden van het plein gelopen en heeft heel het rijtuig aan stukken geslagen. Doordat het ledig was werd gelukkig niemand gekwetst.

26 mei 1886 Eergisteren had op het Sint-Denijsplein de voetbalwedstrijd plaats tussen de Sport PĂŠdestre van Antwerpen en de maatschappij Les Jeunes Emulateurs van Gent. De Gentenaars waren in twee jachten de overwinnaars, maar zij hadden een groot voordeel op hun tegenstrevers doordat deze niet in getal waren opgekomen.

14 juli 1886 Zondag begaf men zich tijdens de kermis naar de loopstrijden te Sint-Denijs ofwel naar de terugkeer van de koersen buiten de Kortrijksepoort. Er bleef geen paard of rijtuig van welke vorm ook in de stad. Het reed al naar Sint-Denijs en de paardenlopen van gisteren zullen niet licht uit het geheugen van de toeschouwers gaan. Het was een dag van ongelukken. Na de derde loop liet zich in de tribune aan twee frank een geweldig gekraak horen. Eensklaps stortte een bank in met al de toeschouwers die er zich op bevonden. EĂŠn van hen werd met een gebroken been opgenomen en na de eerste zorgen naar huis overgebracht. In de steeple chase zijn drie paarden gevallen: Saucisse van de heer Hansen, Bosquet van de heer Clark en Matador II van Harry Reeves, die met een gebroken schouder naar de passage terugkwam. J. Clark, de jockey-entraineur van de heer baron Van Loo, moest met gekneusde schedel naar het gesticht van de Zusters van Maria worden overgebracht. In zijn val met Bosquet over Matador II was een ander paard hem op het lijf gesprongen, de ene poot op de schouder en het hoefijzer van de andere stond hem op het oog geprint. Hij is later overleden.

224


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 225

13 juli 1887 De dinsdag is de voornaamste dag voor de paardenwedstrijden te Sint-Denijs. Wie niet naar de koersen gaat of rijdt begeeft zich ‘s namiddags naar de Kortrijksepoort om de terugkeer te zien, zodat om 5 uur heel Gent uit is. Er waren echter weinig schone rijtuigen te bewonderen. Vele rijke lieden die paarden en rijtuigen hebben, begeven zich in huurkoetsen naar de rennen. Gedurende de wedstrijden reden drie rijtuigen van de paardentram gestadig heen en weer tussen de Korenmarkt en de Kortrijksepoort. Dat was zeer onaangenaam en hoogst gevaarlijk voor voetgangers en rijtuigen. Wij hebben daarover horen klagen.

17 juli 1889 De bookmakers hebben op het Sint-Denijsplein niet mogen werken. Zij boden het comiteit van de paardenloopstrijden 1500 frank aan, met waarborg niet te worden gestraft. Het comiteit heeft dit geweigerd en de bookmakers hebben het plein verlaten.

13 april 1890 Gisteren heeft rond 9 uur ‘s morgens op het plein van Sint-Denijs het paard van een officier der lansiers zijn ruiter uit het zadel geworpen en is daarna in volle vaart in de richting van De Sterre gestormd. Aan de statie Gent-SintPieters is het tegengehouden geworden door de dienstdoende barreelwachter Alfred Caron. Deze daad van moed en zelfopoffering verdient een goede beloning, want het paard had grote ongelukken kunnen veroorzaken indien het op een trein had toegesprongen of de stad was ingelopen.

19 maart 1893 De stedelijke raad heeft het ontwerp van beplanting van het Sint-Denijsplein aangenomen voor een totaal krediet van 1200 frank. De heer Paul Fredericq stemde tegen omdat het volgens hem van zeer weinig belang is voor het publiek, te weten of er op het plein veel of weinig bomen staan.

10 mei 1893 Donderdag laatst zijn drie onbekende ruiters van de Paper Hunt op het Sint-

225


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 226

Denijsplein bij de terugkeer in volle draf over het aardappelveld van de landbouwer Isidoor Schinkel gereden. Ze hebben er voor 40 frank schade veroorzaakt.

20 december 1893 In de zitting van de stedelijke raad ontstond een nieuwe discussie over het al dan niet verschaffen van een toelage aan de maatschappij van de paardenkoersen. De heer Dauge - Ik vraag de afschaffing van de toelage. De speelhuizen worden verboden, maar de paardenkoersen welke echte speelholen zijn waar het bedrog als meester heerst, worden aangemoedigd. Het is onwaardig een instelling te ondersteunen welke aanleiding geeft tot zulk een schandelijk bedrog. De wijk van de Kortrijksepoort waar de koersen veel nering bijbrengen, zou men door andere vermakelijkheden kunnen schadeloos stellen. Ik wil liever de 3000 frank bij het krediet van de gemeentefeesten zien voegen. De heer Bruneel - Ik bestrijd dit voorstel. Alles wat het spelen betreft is waar, maar men speelt ook bij de regatten, de wielrijderskoersen en de vluchten met prijsduiven. Men zou nergens nog toelagen mogen verlenen. Het kwaad zal met of zonder ondersteuning blijven bestaan. Van heel ons feestenprogramma is de toelage voor de koersen de kleinste som welke zoveel verkeer en nering veroorzaakt en zoveel vreemdelingen naar Gent lokt. Schaffen wij die af, dan zal de koersenmaatschappij haar dagen veranderen en verliest ons feestprogramma ĂŠĂŠn van zijn grootste aantrekkelijkheden, hoe weinig sympathie wij ook voor de zaak hebben. Als feestelijkheden hebben wij te Gent niets anders dan de foor en de gemeentekermis en het is de eerste welke de tweede betaalt. Laat ons dus behouden wat we hebben. De heer burgemeester - Door het stemmen van het voorstel van de heer Dauge zal niets verkregen zijn, noch onder zedelijk opzicht aangezien het kwaad zal blijven bestaan, noch onder financieel opzicht, want de uitgave blijft dezelfde. Het zal onmogelijk zijn het vertier in de wijk van de Kortrijksepoort door andere feesten te vervangen. De koersen trekken duizenden belangstellenden. Zeer velen gaan te voet of met de diligences welke talrijk rijden. Doordat de toegang tot het plein gratis is gaan alle standen er heen om de koersen te zien. Het voorstel van de heer Dauge werd verworpen met 21 stemmen tegen 3.

226


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 227

11 juli 1894 Het bestuur van de maatschappij welke te Sint-Denijs de koersen inricht heeft de dwaze maatregel getroffen, de drukpers van de dagbladen in de Nederlandse taal niet meer uit te nodigen wegens de gegronde kritiek aangaande weddenschappen, de toenemende wreedheid tegen zwakkere koerspaarden en het eentalig Frans gedoe. De kleingeestigheid van deze maatschappij zal iedereen in het oog springen. Wij zullen voortaan de loopstrijden noch aankondigen, noch er de uitslagen van geven. Het is niet door een groot deel van de pers van zich te verwijderen dat de belangstelling van het publiek voor hun koersen zal worden opgewekt. Dat zal alleen voor gevolg hebben dat het verval van dit soort van vermaken nog meer zal bespoedigd worden.

2 januari 1897 In de zitting van 31 december werd onder de leden van de stedelijke raad andermaal geredetwist over de toelage van 3000 frank voor de paardenlopen. De heer De Baets - Ik zal tegen de toelage blijven stemmen omdat de koersen een aanlokking zijn tot het spel dat reeds de ondergang van zovele personen heeft veroorzaakt. Daar ik echter niet wil dat dit in het nadeel van de belanghebbenden van de Kortrijksepoort zal zijn, stel ik voor de 3000 frank te gebruiken om tijdens de zomer in het park buitengewone feesten in te richten. De heer de Hemptinne - Ik verdedig de toelage en wijs als zedenbedervend vermaak op de volksbals van de kermis, welke men dan ook zou moeten afschaffen. De heer Lauwers - Ik stem voor. De koersen zijn niet slechter dan het duivenmelken, dat zoveel ellende brengt onder de werkersklasse. De heer Van Beveren - Ik ben voorstander van het maandelijks inrichten van een groot feest in het park van de citadel. De heer Bruneel - Ik wijs op een grote tegenstrijdigheid in die kwestie. Men verwerpt enerzijds de koersen omdat ze zedenbedervend zouden zijn voor het volk en anderzijds wil men ze op het feestprogramma van de kermis vermelden! Uiteindelijk werd de toelage verworpen met 25 stemmen tegen 14. De 3000 frank worden bij de algemene toelage voor de gemeentekermis gevoegd.

227


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 228

22 januari 1897 Aangezien de stemming van de Gentse gemeenteraad de toelage aan de koersen van de stad onttrekt, heeft het comiteit van die maatschappij in haar zitting van 17 januari besloten dit jaar geen loopstrijden op het Sint-Denijsplein te zullen geven.

24 januari 1897 Alle hoop op de herinrichting van de paardenkoersen schijnt nog niet verloren te zijn. De petitie van de Kortrijksepoort is reeds met 4000 handtekens bekleed. Ook onder de huurhouders is een verzoekschrift in omloop gebracht en alles zal voor de aanstaande zitting van de gemeenteraad aan de schepenen worden gezonden, om te vragen terug te komen op de stemming. Van de andere kant is een afvaardiging van de Vrijen Burgersbond bij de heren Vanden Hecke de Lembeke en Lippens gegaan die aan het hoofd staan van de maatschappij der koersen. De beide heren hebben beloofd dat de lopen zullen plaatshebben, indien de raad op zijn stemming terugkeert. Het is te wensen dat de zaak tot een oplossing zal worden gebracht in het voordeel van de Gentse handel. De nering heeft het reeds lastig genoeg.

11 maart 1897 In de zitting van de stedelijke raad werd de herstelling van de toelage aan de koersenmaatschappij ter sprake gebracht. Er ontstond een verwarde discussie over de wijze van stemming. De heren Thibbaut en Eylenbosch verlangden niet tegen te stemmen en wilden dat zij aanzien werden als afwezig. Acht leden vroegen tegelijk het woord en legden op hun manier de gemeentewet uit. Verscheidene uitroepen kruisten zich: “Steekt u onder de tafel!”...”Gaat heen!” Na een gekrakeel van tien minuten verlieten de heren Thibbaut en Eylenbosch uiteindelijk de zitting en werd er tot de stemming overgegaan. Heel de radico-socialistische groep en de heren De Baets en Hallet stemden tegen de herinvoering. De heer Casier onthield zich. De toelage werd met 18 stemmen tegen 16 en 1 onthouding hersteld.

3 april 1897 De maatschappij van de paardenloopstrijden te Sint-Denijs heeft het gemeen-

228


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 229

tebestuur verwittigd dat zij haar koersen op het plein zal blijven geven.

9 juli 1897 Ter gelegenheid van de paardenlopen wordt tussen de Korenmarkt en het koersplein een bijzondere dienst ingericht met tramcars van de vervoersmaatschappij De Pauw op zondag 11, dinsdag 13 en donderdag 15 juli. Vertrekken om 12 uur 30, 1 uur, 1 uur 30 en 2 uur, zonder stilstand onderweg. Terug na afloop van de koersen. Prijs 50 centiemen.

3 mei 1898 Woensdag zal de Cercle Equestre een Paper Hunt inrichten. De rijtuigen zullen zich voor het vertrek om 2 uur verenigen aan de grot van het park. De aankomst zal geschieden op het Sint-Denijsplein, waar de prijzen aan de eerst aangekomenen zullen uitgereikt worden.

5 mei 1898 Het eigenlijk vertrek van een twaalftal ruiters voor de Paper Hunt had plaats aan De Hutsepot, de aankomst op het Sint-Denijsplein, na een lange omweg die bezaaid was met hinderpalen. Op het plein waren talrijke rijtuigen en wielrijders aanwezig. De heer Georges Fiévé wachtte de ruiters te paard af. Deze moesten hem achtervolgen en de linten afnemen welke hij op de schouder droeg. Daarbij deed hij de ruiters drie maal over de hinderpalen en de rivier springen. Het lukte de heer Conrad Verhaeghe de Naeyer de buiten te veroveren en de eerste prijs werd hem toegekend. De tweede was voor de luitenant Longueville.

9 juli 1898 De Gentse Maatschappij van Vervoer, gekend om haar dienst met de tramcars, richt voor de koersdagen van 10, 12 en 17 juli een bijzondere dienst in van breaks naar het plein te Sint-Denijs. Men zal van half één beginnen vertrekken aan de Cataloniëstraat nabij de Korenmarkt. Terugkeer onmiddellijk na de koersen. Prijs per reis: 50 centiemen.

229


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 230

10 augustus 1898 De dienst van de genie is gelast met het bestuderen van de plans voor twee kazernen welke bestemd zijn voor de ruiterij en de artillerie van ons garnizoen, maar ze zouden gebouwd worden nabij het plein van Sint-Denijs. Dit zou een groot verlies betekenen voor de stad en het is te hopen dat de regering op dit besluit zal terugkeren. De kazernen zouden daar komen onder het dubbel voorwendsel dat de grond in de stad te duur is en om de soldaten te verwijderen van een zekere soort van herbergen, welke zij nu al te veel bezoeken. Maar het spreekt vanzelf dat die nieuwe kazernen de bazen van de herbergjes onmiddellijk zullen doen verhuizen, om zich te Sint-Denijs te gaan nestelen. Dit kwaad zou dus geenszins verholpen worden. Het zou zelfs nog verergeren, aangezien ver buiten de stad het toezicht op de zedelijkheid onmogelijk zou worden. (** Op 18 november kwam de melding dat de nieuwe kazernen echter zouden worden opgericht langs de Oudenaardsesteenweg, even voorbij de herberg De Sterre.)

31 maart 1899 Het uitvoerend comiteit van de Provinciale Tentoonstelling heeft aan de maatschappij van de paardenloopstrijden een toelage verleend van 1000 frank om toegerekend te worden als Prijs van de Tentoonstelling. De maatschappij heeft zich verbonden alles in te spannen om een vierde loopdag in te richten. Dit nieuws zal met genoegen worden vernomen door de neringdoenden van de wijk.

11 januari 1900 De maatschappij van de koersen te Sint-Denijs heeft een grond gehuurd achter de tribunes en de stallingen om er een tuin van een hectare groot aan te leggen. Die zal een ware verfraaiing zijn voor de tribunes en afhankelijkheden en ongetwijfeld gewaardeerd worden door het publiek, dat er in de schaduw zal kunnen wandelen gedurende de tussentijden van de koersen.

20 juni 1900 De jagers-verkenners hebben zondag hun reeks wapenoefeningen op het plein

230


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 231

van Sint-Denijs afgesloten met een manoeuver. De krijgsbeweging werd onder de bevelen van majoor Timmermans en de kapiteins Bouckaert en De Meulenaere met veel samenhang en overleg uitgevoerd. Na het einde van de oefeningen werden de jagers-verkenners vergast op een lekkere soep, bereid door de soepcommissie. Gedurende de maaltijd speelde het muziekkorps de schoonste stukken van haar repertorium. De heer Verbrugghe gaf een voordracht over de diensten tijdens de manoeuvers, om te bewijzen dat het Rood Kruis van België bepaald van groot nut is.

6 juli 1900 Dit jaar zullen de paardenloopstrijden op het Sint-Denijsplein plaats hebben op 8, 10, 12 en 15 juli, telkens om 2 uur. De tribunes en omheining voor de wegen werden vergroot en verfraaid, teneinde het verblijf voor het publiek zo aangenaam mogelijk te maken. Vanaf heden worden abonnementen van 60 frank voor vier dagen met een dameskaart afgeleverd in het Hôtel Royal aan de Kouter. De doorloopkaart kost 20 frank voor de heren en 10 frank voor de dames en geeft recht op het binnen laten van een rijtuig in de omheining. De prijzen om op het plein te rijden zijn 10 frank voor een rijtuig met vier wielen en 5 frank voor één met twee wielen en de ruiters. Er is ook voorzien in een bijzondere omheining aan 1 frank. Het publiek wordt kosteloos toegelaten.

24 mei 1901 De eerste en de tweede ban van de burgerwacht trokken zondag langs verschillende wegen naar het Sint-Denijsplein om er de voorziene krijgsoefeningen uit te voeren, te weten het innemen van Maaltebrugge en het terugdrijven van de “vijand” tot op het plein, waar nadien een welverdiende rust werd genomen. De beide afdelingen werden aangevoerd door de majoors van Thorenburg en Morel de Boucle de Saint-Denis, onder het opperbevel van kolonel Ligy. De luitenant-generaal Bussine heeft de oefeningen bijgewoond, de officieren gelukgewenst met de goede afloop en de beide bataljons in ogenschouw genomen. De troepen zijn rond 11 1/4 uur naar de stad teruggekeerd langs de Veldstraat in plaats van langs de Kouter, om het concert van de mijnwerkers niet te storen.

231


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 232

18 juli 1901 De paardenkoersen van Sint-Denijs werden nogal bezocht. Wat echter alle jaren vermindert zijn de prachtige gespannen. Alle rijke sportliefhebbers zijn op hun buitengoed of aan de zee. Zij komen wel naar de koersen maar nemen een eenvoudig huurrijtuig.

17 december 1901 In de zitting van de stedelijke raad bracht de heer De Muynck verslag uit over de hernieuwing van de pacht aan de maatschappij van de paardenkoersen, aan de oude voorwaarden, voor een termijn van 3, 6 of 9 jaar, naar keuze van elk der partijen, mits de prijs van 600 frank per jaar. De huurder zal geen vergoeding mogen vragen voor de schade door de krijgsverrichtingen veroorzaakt, is verantwoordelijk voor de schade aan de bomen en verplicht de grachten en wegen die het plein omringen te onderhouden. Een lid heeft voorgesteld een bepaling in te lassen, waarbij het aan de kinderen toegelaten wordt op het plein te spelen. De meerderheid heeft beslist de vernieuwing goed te keuren, mits deze laatste voorwaarde. De heer De Bruyne - Ik vraag de openbare verpachting van het plein. Andere partijen, van voetbal en dergelijke, zouden het kunnen pachten. De heer schepen De Vigne - Dat is onmogelijk. Het kan voor niets anders dienen dan voor paardenlopen. De heer Vanden Bossche - Ik zie in het voorstel van de heer De Bruyne een nieuw middel om de paardenkoersen te dwarsbomen. Zij brengen veel nering bij in de stad en ik verzoek mijn medeleden van de raad tegen zijn voorstel te stemmen. Het voorstel van de heer De Bruyne werd met 22 stemmen tegen 11 verworpen.

25 maart 1902 Op zondag 6 april heeft naar het plein van Sint-Denijs een Paper Rally van 10 kilometer plaats voor voetgangers en wielrijders, ingericht door de atletiekafdeling van A. A. La Gantoise. Vergadering aan de statie Gent-Sint-Pieters om 9 uur. Op het plein wordt op zondag 1 mei een Cross Country van 10 kilometer gehouden. Zelfde plaats en uur van vergadering.

232


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 233

23 oktober 1902 Eergisteren heeft op het Sint-Denijsplein de return contest plaats gehad tussen de leden van de Golf-Club van Brugge en de Omnium Sporting Club van onze stad. De Gentenaars wonnen twee reeksen van het golfspel, de derde reeks telde niet.

8 mei 1903 Er is gezegd dat de grote paardenkoersen die jaarlijks tijdens de kermisdagen op het plein van Sint-Denijs plaatshebben, ditmaal op het Westveld van SintAmandsberg zouden geschieden. Men verzekert echter dat de werklieden bezig zijn het plein van Sint-Denijs effen te leggen, opdat het in goede toestand zou zijn. In die voorwaarde zou door de inrichters van de paardenlopen de verandering van plaats niet aangenomen worden.

10 mei 1903 In het hotel van de heer Vanden Hecke de Lembeke, voorzitter van het inrichtend comiteit der paardenloopstrijden, had een ledenvergadering plaats aangaande de locatie voor de aanstaande loopstrijden. De heer voorzitter houdt zich reeds meer dan 25 jaar bezig met die koersen en vraagt niet beter dan dat zij op het Sint-Denijsplein zouden behouden blijven. Maar het terrein is onbruikbaar geworden en de beste paarden komen wegens het gevaar niet meer naar Gent. Men heeft lang gewerkt om het plein in goede staat te houden, maar de artillerie met haar zware stukken verwoest alles. Alvorens het comiteit een bepaalde beslissing nam heeft de heer Vanden Hecke de toestand aan de heer burgemeester Braun voor ogen gelegd. Deze laatste heeft uit dringende noodzaak alle mogelijke maatregelen getroffen. Werklieden zijn reeds bezig het zand weg te nemen dat de grond bedekt. De heer Vanden Hecke en verscheidene andere leden van het comiteit zijn vrijdag de werken gaan bezichtigen en waren er over voldaan. Er zullen bij de krijgsoverheid onmiddellijk stappen worden aangewend opdat het loopterrein in de toekomst niet meer zou beschadigd worden. De koersen zullen tijdens de gemeentekermis dus zoals gewoonlijk doorgaan op het Sint-Denijsplein.

233


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 234

14 mei 1903 Zondagmorgen hadden op het Sint-Denijsplein in de paddock van de koersen schermwedstrijden met de degen plaats, ingericht door de Sint-Michielsgilde. Enige leden van de zaal Simonis te Brussel namen aan de wedstrijden deel.

11 september 1903 Tijdens een hevige storm is op het Sint-Denijsplein een reusachtige boom ontworteld en grotendeels neergevallen op de herberg Derby.

17 juli 1904 Gisteren zijn tijdens de koersen op het Sint-Denijsplein twee pick-pockets van stiel geknipt en naar het gevang overgebracht. EĂŠn van hen had de portefeuille van de heer De Clippel gestolen. Daar stak maar een kleinigheid in, aangezien die heer enige minuten daarvoor er waarden had uitgenomen om op de koersen te spelen.

28 april 1905 Woensdag werd door de maatschappij van de paardenkoersen een bijzondere vergadering gehouden waarin beslist werd de wedrennen voortaan te laten doorgaan op het Westveld te Sint-Amandsberg. Dit besluit werd genomen ingevolge de slechte toestand van het plein te Sint-Denijs-Westrem. De maatschappij heeft de vertegenwoordigers van de drukpers in het secretariaat uitgenodigd om hen op de hoogte te stellen van al de omstandigheden welke deze overbrenging noodzakelijk hebben gemaakt. De spoorbaan Kortrijk - Gent moet worden verlegd en de nieuwe richting zal op 300 meter van het plein voorbijgaan. Misschien zou de regering hier kunnen tussen komen en de zandberg op het loopveld doen afvoeren om al de grachten op te vullen van de reeks meersen waarover de nieuwe spoorbaan heen loopt. Doch dit alles zal weer tijd vragen. Intussen worden de koersen verplaatst en eens iets verplaatst is, keert het maar moeilijk meer weer. Alle jaren moet de maatschappij van de paardenkoersen veel geld uitgeven om het plein ietwat in orde te brengen en het is ook zeer te vrezen dat de ontvangsten te Sint-Amandsberg veel minder zullen zijn dan te Sint-Denijs. Maar de ontvangsten van de rijtuigen waren niet zo groot als men wel dacht. Verleden jaar beliepen die voor de drie koersdagen slechts 1 130 frank, terwijl de maatschappij veel grotere verliezen onderging doordat er bijna geen

234


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 235

paarden meer kwamen welke volgens de voorwaarden van de koers moesten verkocht worden. Zo won men vroegere jaren hierbij tot 13 000 frank, verleden jaar nog slechts 3000 frank. Wil men de koersen weer naar Sint-Denijs brengen, dan valt er niets anders te doen dan met de krijgsoverheid overeen te komen en het eigenlijke loopplein in behoorlijke staat te houden. Zelfs in dat geval zou het nog minstens drie jaar duren vooraleer de paardenkoersen weer op Sint-Denijs kunnen plaatshebben. Het was niet meer mogelijk het plein goed te houden. De kanonnen die tijdens de krijgsoefeningen over het renperk rijden maken het zo hard, dat het een ijsbaan lijkt, waar de paarden geen vaste voet meer op hebben. Deze hardheid was ook dikwijls oorzaak van het vallen van jockeys en paarden, ongelukkig genoeg soms met dodelijke afloop. De eigenaars van goede paarden bleven de ĂŠĂŠn na de andere weg. Nu, geen goede paarden, geen bookmakers, geen publiek en geen ontvangsten. Toch beproefde de maatschappij het nog om vol te houden. Alle jaren deed zij de meest beschadigde delen bemesten en met gras bezaaien. Dat kostte veel geld maar hielp tot niets, aangezien het pas gezaaid weer door de kanonnen werd stukgereden. Alle nodige stappen werden nogmaals bij de militaire overheid aangewend. Misschien zou het middel hier nog kunnen in gevonden worden, dat de artillerie slechts het middendeel van het plein zou gebruiken en de andere wapens desnoods op het renperk zouden komen, waardoor het niet zou kunnen beschadigd worden, maar dit schijnt bij krijgsoefeningen onmogelijk te zijn. Nog een ander gebrek van het plein is de berg van twee meter duinzand in het midden gelegen, die voor gevolg heeft dat bij regen al het water dadelijk naar de lager gelegen gedeelten afloopt, terwijl bij de minste windvlaag het gladde zand over het loopplein wordt verspreid en meehelpt om het gevaarlijk te maken.

10 mei 1905 Voor dit jaar en minstens nog de drie volgende zullen de paardenlopen niet meer op het Sint-Denijsplein kunnen gehouden worden. De afschaffing staat dus vast. Dit besluit is voor de belangen van de wijk der Kortrijksepoort zeer te betreuren. Het is slechts na alle middelen te hebben uitgeput dat de maatschappij moet besluiten de koersen over te brengen naar Sint-Amandsberg. Het loopplein is stellig beter, maar de ruimte voor rijtuigen ontbreekt en de plaats voor het publiek is kleiner.

235


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 236

27 juni 1905 In de zitting van de stedelijke raad gaf de heer burgemeester lezing van een brief van luitenant-generaal Lorrain, waarin deze protesteert tegen de verklaring welke volgens Franstalige bladen door de heer burgemeester in de gemeenteraad zou zijn afgelegd, over de schade door de troepen toegebracht aan het plein van Sint-Denijs. Als de stad niet meer het inzicht heeft gebruik te maken van de toelating die door de krijgsoverheid werd gegeven om op het Sint-Denijsplein paardenkoersen te houden, verzoekt de luitenant-generaal de maatschappij van de koersen zo spoedig mogelijk de gebouwen te doen afbreken welke er thans opgericht zijn.

26 maart 1906 De grote paardenlopen zullen dit jaar weer op het Sint-Denijsplein worden gehouden. Men is bezig aan het omspitten van het renperk, dat rondom heel het plein 30 meter breed zal worden. Daar waar mul zand was brengt men een dikke laag goede aarde om er een vaste grond te bekomen. De krijgsoverheid zal er in het vervolg de kanonnen niet meer overheen laten rijden, zodat eenmaal het goed aangelegd is, het voor lange jaren bruikbaar zal wezen.

10 juni 1906 Woensdag heeft men de geschiktheid willen vaststellen van het nieuw renperk op het koersplein van Sint-Denijs. Het comiteit van de koersen, verschillende eigenaars en hogere officieren van het garnizoen woonden de vergadering bij. De paarden van de nabij gelegen stoeterijen hebben beurtelings de ronde van de piste afgelopen. Al de tegenwoordige personen verklaarden dat de verandering opperbest is. De grond is er zeer goed en van stof is niets te bespeuren. De piste zelf is zo effen, dat er gelijk in vroegere jaren geen diepten noch heuveltjes meer op te vinden zijn. Er zijn ook maatregelen genomen om besproeiingen te doen indien zulks nodig zou zijn. Het Sint-Denijsplein zal dus weer ĂŠĂŠn van onze beste pistes worden. Zoals het plein nu is mag men op het welslagen van de koersen rekenen en de maatschappij van de paardenlopen haalt eer van het gedane werk.

236


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 237

1 mei 1907 De Automobielclub der beide Vlaanderen richt op zondag 12 mei een groot feest in op het Sint-Denijsplein. De inschrijving is kosteloos voor de leden van een erkende automobielclub. Kaarten aan 2 frank voor de voorbehouden tribunes geven recht op de toegang tot het plein met een rijtuig. Ze zijn te bekomen in het lokaal van de Club op de hoek van de Kouter en de Schouwburgstraat en aan de ingang van het SintDenijsplein op de dag zelf van het feest. Ziehier het puik programma: • behendigheidswedstrijd op een piste met verschillende hindernissen, waarvoor drie prijzen worden uitgeloofd, bestaande uit vergulde, zilveren en bronzen medailles: - barelen en sparren omzeilen; - ringen doorsteken en de klok luiden; - een riviertje doorwaden; - de uitweg van de doolhof zoeken; - een beker verplaatsen; - achteruit rijden in vormen van een S, enz. • gymkhana voor automobielen, bestaande uit vier handicaps: - traagheidswedstrijd zonder stilstand; - in het voorbij rijden een pijl in het doel werpen; - het minst water verliezen uit een glas in de hand; - aankomen, stilhouden, draad door een naald steken, automobiel in werking zetten en terug vertrekken; • wedstrijd voor de schoonste open of gesloten automobiel.

6 mei 1907 Gisteren deed de artillerie van de burgerwacht oefeningen met kanonnen op het Sint-Denijsplein. Vier stuks waren hen ter beschikking gesteld. Ze voerden met evenveel behendigheid observatieschietingen uit als de kanonniers van het leger. Rond half elf werd aan heel de afdeling waterzooi van kiekens opgediend. De officieren en manschappen lieten het zich goed smaken, terwijl het muziekkorps onder het bestuur van de heer Heylbroeck een schoon concert speelde.

237


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 238

16 juli 1909 Onze knappe Gentse roeiers hebben te Henley met anderhalve lengte voorsprong de beker gewonnen. In de statie Gent-Sint-Pieters gebeurde een feestelijke en plechtige ontvangst van onze kampioenen der regatten. Voor het begin van de koersen te Sint-Denijs werden ze opgewacht aan de ingang van het plein, er ontvangen door het bestuur en gelukgewenst door de heren Van Loo en della Faille. Tevens werd hen een prachtige kroon en een bloemenschoof aangeboden. Na de eerste koers werd in het secretariaat van de maatschappij een glas schuimwijn geledigd.

23 mei 1910 Op het plein van Sint-Denijs hebben morgen de aangekondigde schietoefeningen plaats van de afdeling artillerie van de burgerwacht. Er wordt geoefend met het Mausergeweer en vier stuks geschut, door het leger met de nodige paardenspannen bereidwillig ter beschikking gesteld.

15 juli 1910 Bij de terugkeer na de paardenkoersen te Sint-Denijs zijn duizenden personen en zonder overdrijving zeker 500 rijtuigen gedurende ongeveer drie kwartier opgehouden geworden door het sluiten van de barelen aan de Kortrijksesteenweg. Toen zij geopend werden moest de politie de geleiders nog vele minuten doen wachten om eerst de opeengedrongen massa voetgangers uit de weg te laten gaan. Misschien was er onder de personen die in de rijtuigen moesten talmen wel iemand die invloed genoeg heeft bij de bevoegde minister, om in dit dagelijks oponthoud verbetering te brengen, of minstens de werken aan de op te hogen spoorbaan en de viaducts te bespoedigen. Daar wordt bijna niet of al te langzaam gearbeid.

14 juli 1911 Nog nooit hadden de paardenkoersen op het Sint-Denijsplein zoveel bezoekers gelokt als donderdeg. Het getal puik ingespannen rijtuigen was echter zeer gering. Dit verklaart zich door de grote uitbreiding van de automobielen. Aan de spoorwegdoorgang van de Kortrijksesteenweg waren uitmuntende

238


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 239

maatregelen getroffen om alle ongelukken te vermijden. Toch heeft de terugkeer der koersen door het herhaaldelijk stoppen voor de bareel veel van zijn aantrekkelijkheid verloren. Het was gisteren de algemene wens dat tegen het volgend jaar de opgehoogde spoorbaan in dienst kan worden gesteld. De vertraging had voor gevolg dat het bijna 7 1/2 uur was als de laatste rijtuigen de steenweg afreden. Dat was goed voor de herbergiers en andere neringdoenden, die drie lange uren geen handen genoeg hadden om te bestellen.

10 juni 1913 Sinds enige jaren hadden er de zondag van de gemeentekermis op het SintDenijsplein nog slechts draafwedstrijden plaats en de dinsdagen en donderdagen waren voorbehouden aan de grote vluchtkoersen. Volgens het officieel programma van de kermis zijn er dit jaar niet anders dan draafkoersen op de zondagen 13 en 20 juli en dus geen grote paardenlopen meer... ERIK DE KEUKELEIRE

Fragmenten uit “Sint-Pieters-Aalst, Sint-Pieters-Aaigem en Sint-Denijsplein - deel 1 (18191901)”, 298 pagina’s en “deel 2 (1902-1918)”, 302 pagina's - oktober 2004 - uitgaven in eigen beheer.

239


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 240

SCHATTEN OP ZOLDER EN HUN GESCHIEDENIS

Daar ik nogal dikwijls over mijn verleden in het voormalig Belgisch Kongo praat heeft een kennis (Jacqueline Rynwalt-Geirnaert) mij een geschenkje bezorgd dat ze bij het opruimen op haar zolder gevonden had. Het betreft een kaart van l’ Etat Indépendant du Congo daterende van 1894, uitgegeven door de librairie EJ Lebègue in Brussel. Het document is gekocht bij de boekhandel-papierhandel Edm De Reyghère, rue de la monnaie 15, Bruges. Op de kaart zijn heel wat notities bijgeschreven. Een eerste reeks is vermoedelijk aangebracht door Dominique Spilman want hij testte er zijn handtekening op. Bij verschillenden ervan is ook een verwijzing naar het schooljaar waarin hij de krabbel testte nl. 6° Moderne en 19 avril 1898 Bruges 7° mod. Al deze aantekeningen bevinden zich op de kaft. Ze zijn aangebracht in rode of blauwe inkt en de grote handtekening in potlood. Op de kaart zelf zijn echter nota’s van een ander handschrift en bovenaan prijkt de naam LOYS. Dit is de familienaam van de oma van onze vriendin. De kaart is geschonden door de vele malen open- en toevouwen en werd hersteld met klevers afkomstig van postzegelranden. Hierop staat: “Niet bestellen op zondag – Ne pas livrer le dimanche”. Dit strookje kon van de postzegel afgeknipt worden. Deze praktijk bestond vòòr de eerste wereldoorlog. Hier en daar is ook een grotere kleefband van dezelfde oorsprong waarop een stempel staat “DEPOT 1906”. Na raadplegen van filatelisten kunnen we besluiten dat de herstellingen dan ook dateren uit dat jaar of 240


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 241

het jaar daarop. De notities, in potlood of rode inkt, geven de ligging aan van verschillende dorpen, al dan niet met de aanwezigheid van een missie. Twee groepen onderscheiden zich. Een eerste reeks is in potlood en is geconcentreerd rond het meer Leopold II. De tweede reeks geeft een aantal nieuwe locaties in het noordoosten, nl het gebied tot aan de Nijl dat later aan de Engelsen zou teruggegeven worden. Ook de projecten om spoorlijnen aan te leggen vanuit de Stanley-Falls naar de Nijl en naar het zuiden worden aangeduid. Het eerste project kwam er nooit. De tweede spoorlijn kwam er wel maar werd voorafgegaan door een tracé op de andere oever van de Lualaba. Maar dit laatste werd in 1903 afgevoerd zodat we kunnen besluiten dat de aantekeningen dateren van later. Zijn ze ter plaatste gemaakt? Of zijn ze in België aangebracht? We vermoeden dat de ‘oude’ kaart geüpdatet werd aan de hand van een recentere versie. Is de kaart meegegaan naar Afrika of bleef ze hier? Indien na het overlijden van Leon Loys al zijn bezittingen terug naar België werden gestuurd, kon de kaart er ook bij zijn geweest…

Wie waren Leon Loys en Dominique Spilman? Leon Bernard Loys werd geboren in Gent op 17 juni 1883. Zijn vader was een laarzenmaker in de Brabantdam. Hij had een 2 jaar oudere broer Pierre Marie

Léon Loys is de derde van rechts op de eerste rij.

241


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 242

en een zus Clasina 14 jaar jonger. Hij was, vooraleer naar de Koninklijke Militaire School (KMS) te gaan, onderofficier bij het 2de Linie. Hij wordt in de KMS op 17 december 1902 ingelijfd als beursstudent in de 53ste promotie Infanterie-Cavalerie. Op het ingangsexamen was hij 8ste op 45. Hij promoveerde in 1904 als 4de op 46. Op 27 december 1904 wordt hij onderluitenant bij het 1ste Linie. Op 7 dec 1906 wordt hij voorlopig gedetacheerd aan het Militair Cartografisch Instituut (MCI) het latere Nationaal Cartografisch Instituut. Daar de Vrijstaat Kongo een persoonlijk eigendom was van Leopold II, konden Belgische militairen daar geen dienst doen. Daarom werden de goede elementen uit het leger aan het MCI gedetacheerd om in Afrika zogezegd cartografisch werk te doen. Bij hun terugkomst in België konden ze hun functie bij het leger opnieuw opnemen. In Afrika werden ze lid van de Force Publique (FP). Léon vertrok op 28 maart 1907 naar Kongo, vanuit Antwerpen naar Matadi. Na drie weken varen nam hij daar de trein naar Leopoldstad (Kinshasa) waar hij de steamer nam naar Stanleystad (Kisangani), een tocht van 1.500km. Zijn eindbestemming was Ponthierville. Helaas keerde onze Léon nooit meer terug. Hij overleed op 23 april 1908 in Biondo, op een 30-tal km ten westen van Ponthierville. Volgens de documenten was de doodsoorzaak hematurie, maar dit is slechts een symptoon, nl bloed in de urine. Vermoedelijk was schistosomiasis (vroeger bilharziose), een infectie van parasitaire wormen de oorzaak. Deze wormen kwamen voor in rivieren en stilstaande wateren. Ook malaria kon een oorzaak zijn. Van de 1500 Europeanen die in Kongo overleden tijdens de periode van Leopold II, stierven er 1.245 van ziekten, 75 van accidenten of verdrinking, 85 sneuvelden, een 60-tal werd vermoord en een 15-tal pleegden zelfmoord. Eigenaardig genoeg vermelden de officiële rapporten enkel uitdeling van medailles, maar geen overlijden… Dominique Spilman, geboren op 12 juni 1885 in Perlé (Groothertogdom Luxemburg), mocht volgens een toenmalige wet dienst nemen in het Belgisch Leger. Hij begon als onderofficier bij het 2de Linie, een identiek debuut als Léon Loys, ging naar de KMS en begon als luitenant bij het 1ste Linie. Hij bleef in België, was kapitein tijdens de eerste WO en in 1929 Luitenant Kolonel. In ‘37 ging hij op pensioen en woonde in de Keizer Karelstraat in Gent. Bij het begin van WO II werd hij commandant van de plaats Brugge tij-

242


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 243

dens de eerste dagen van veldtocht. Uit beide levenslopen kunnen we voorzichtig afleiden dat de kaart in het bezit was van Spilman. Op het ogenblik dat Loys de goedkeuring kreeg om naar Afrika te vertrekken, zou Spilman de oude kaart aan Loys gegeven hebben. Deze zal de kaart manueel verbeterd hebben en de vraag is: heeft hij deze meegenomen naar Kongo? We vermoeden echter dat hij deze aan zijn jongere zus Clasina, die toen 10 jaar was, gegeven heeft zodat ze zou kunnen volgen waar hij allemaal zat tijdens zijn verblijf. Dit is een praktijk dat courant voorkwam. Helaas heeft Clasina haar broer nooit meer teruggezien.

En het noodlot achtervolgde haar. Haar oudere broer Pierre Marie begon heel jong met een militaire carrière als onderofficier. In 1905 gaf hij er de brui aan maar op 2 augustus 1914 nam hij vrijwillig weer dienst bij het uitbreken van de oorlog. Ditmaal als onderluitenant bij het 4de Linie. Hij raakte gewond in 1916 en bij het eindoffensief sneuvelde hij, als kapitein 2de in bevel, op 28 september 1918 in het bos van Houthulst. Pierre was in 1907 gehuwd met Louise ROGIERS en had een zoon Theo. Begin september 1918 schreef Dominique Spilman nog een briefje naar Pierre dus zij kenden elkaar ook. Clasina trouwde op 21 september 1916 met George Henry GEIRNAERT en hadden twee kinderen Gustave en Léon. Bij de bevrijding van Gent in 1944 was Gustave lid van de weerstandsgroep Groupe mobile A.S. III, sector Gent. Als motocyclist was hij samen met zijn neef Theo Loys actief bij de verschillende schermutselingen in Mariakerke. Op 7 oktober 1944, in Moerkerke, werd hij echter het slachtoffer van een sluipschutter en stierf. Ook zijn broer Leon werd ‘s anderdaags zwaar gekwetst. Het verhaal staat in detail geschreven in de Ghendtsche Tydinghen september en november 2001 en januari 2002. In dat artikel was twijfel over de voornaam van deze Loys, (sept 2001 blz 279), hierbij is dit dus rechtgezet. Clasina overleed in 1973 en zo kwam de kaart op de zolder van onze vriendin die nooit haar vader gekend heeft daar ze pas vijf maand oud was bij zijn overlijden. De namen van onze drie helden staan gelukkig vereeuwigd in gedenkstenen.

243


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 244

.I

I~

Volontaire de la première heure ser-

T rès sens ibles aux · marques de sym-

gent plein d'audace et <l'une grande

pathie que vous leur avez témoignées

bravoure, aimé de ses chefs et de ses

à !'occasion du décès de

hommes.

MONSIEUR

Le 12 septembre 1944 s'est présenté

GUSTAVE GEIRNAERT

comm.e volontaire et a ramené sous Ie

Sergent-volontaire de la première heure

feu ennemi un de nos blessés, resté sur Ie terrain lors d'une cantre-attaque

né à Gand, Ie 2 août 1917 et tombé

allemande.

pour la patrie, Ie 7 octobre 1944.

Le 7 octobre 1944 part en reconnaissance à la tête de sa patrouille et dans Madame Gustave Geirnaert, née Den ;se

un bois occupé par l'ennemi tombe en .

Hoste et sa fille j_acqueline,

brave, frappé en plein front.

Les Families Geirnaert-Loys et Hoste-

Le 9 octobre 1944.

Van de Kerckove,

(signé) . Commandant Jean de Bie,

Vous en exprirnent leurs remerciments

Groupe mobile AS.-Z . 111

sincères .

secleur de Gand.

VIEUX 80URO , N• 22, GAND

Doodsprentje van Gustave Geirnaert

244


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 245

Leon heeft zijn naam op het monument ter ere van de Gentse kolonialen die tijdens het bestaan van de Vrijstaat Kongo overleden op het einde van de Rooseveltlaan in Gent, en ook op het erebord in het Kon. Museum voor Midden Afrika in Tervuren. Pierre heeft zijn naam op de gedenksteen in de Ekkergemstraat en ten slotte staat de naam van Gustave op het gedenksteen in de Geldmunt en op het kapelleke Scheewege-Strijktiende in Moerkerke. Van Cleven Pierre, dec 2010

Bronnen René LYR , Nos Héros morts pour la patrie, 1920, ed E. Van Der Elst, Bib Ugent G. Blanchart & cie, Le rail au Congo Belge, Tome I 1890-1920, 1993, Bib UGent Fritz MASOIN, Histoire de l’Etat Indépendant du Congo (I en II), 1912, bib UGent Guy Vanthemsche, Congo , 2008, Ed Lannoo A-B Ergo, Congo Belge La colonie assassinée, 2008, ed L’Harmattan A-B Ergo, Des Bâtisseurs aux contempleurs du Congo Belge, ,2005, ed L’Harmattan Biographie coloniale belge 1948 - 1958 Koninklijk Belgisch koloniaal instituut, Bib UGent Edouard Janssens,Les Belges au Congo, 1911, ed Van Hille-De Backer, Bib UGent Koninklijk Legermuseum, Brussel Afrikaans Archief, rue des Petits Carmes 15, 1000 Bruxelles A nos héros coloniaux, 1931, bib UGent

Dank aan Roland Loys, Gentbrugge Leo De Clercq, filatelist, Sint Niklaas Marc Rummens, Gent Jacqueline en Dirk Rynwalt-Geirnaert

245


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 246

MINDER BEKENDE EN/OF VERDWENEN LOCATIES

Koning Leopold II-laan 24, Huis De Kat en de Hond

Op de Koning Leopold II-laan 24 staat het huis "De Kat en de Hond" in 1903 gebouwd door ingenieur-architect Louis Cloquet (Feluy1848 — Gent 1920) als eigen woning. In die tijd was de buurt, naast het Citadelpark, een typische eind 19-eeuwse burgerwijk met hoofdzakelijk neoclassicistische huizen. Louis Cloquet was de zoon van een geneesheer en archeoloog. Wijdde zich aan de restauratie van gebouwen met een archeologische waarde: kerken, kastelen, private woningen. Invloed van zijn vader, Jean de Béthune en de gebroeders Jules en Henri Desclée, uitgevers van kunstboeken. Toen Adolphe Pauli op rust werd gesteld, volgde hij hem op als hoogleraar Burgerlijke Bouwkunst en Architectuurgeschiedenis aan de Rijksuniversiteit Gent. Hij was de auteur van o.a. de vijfdelige Traité d'Architecture, 1898 — 1901, en tal van boeken over Egyptische, Assyrische, Indische, Perzische, Griekse en Romeinse bouwkunst. Van 1883 tot 1910 was hij hoofdredacteur van de “Revue de l’art chrétien”. Toen hij in 1920 overleed was hij bezig twee nieuwe werken op punt te stellen (manuscripten in UGent, universiteitsbibliotheek). Hij was vooral bekend als ontwerper van een aantal grote publieke gebouwen zoals het Postgebouw op de Korenmarkt (1898-1910), de Universitaire Instituten op de Albert Baertsoenkaai (1899-1905), de SintMichielsbrug en de urbanisatie van de Sint-Michielshelling, en het SintPietersstation (1909-1912). Voor zijn eigen woning opteerde Cloquet voor een rijwoning in traditionele bouwmaterialen, rode bak- en natuursteen, gecombineerd met moderne materialen als glas en ijzer. Door die materiaalkeuze en vooral door de ruimtelijke opbouw van het totale volume ten opzichte van het bouwperceel, beoogde Cloquet duidelijk de uniformiteit van de doorsnee 19de eeuwse gevelwand te doorbreken. Merkwaardig is de asymmetrische opbouw van zijn woning, met links een vrij smalle, vier bouwlagen hoge neogotisch getinte puntgevel met Brugse travee met hoge spitsboognis met twee gekoppelde vensters, op hoge onderbouw van natuursteen (garage). Rechts een lage natuurstenen ingangspartij met naar achter gebogen glazen serre, die een kwartcirkel beschrijft, als verbinding met de twee traveeën brede achterbouw. De overgang tussen beide partijen wordt 246


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 247

Leopold II laan: De Kat en de Hond

247


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 248

bewerkt door de overhoeks gebouwde bakstenen erker en een hoektorentje in de oksel van de achterbouw.. Gelijkaardige glasconstructies werden ook gebruikt door Victor Horta te Brussel en F. Dierkens te Gent. Wat het huis verder nog een eigen karakter geeft , zijn de hoekerker en het spiltorentje. De afgeschuinde hoek onder de erker wordt gemarkeerd door de beelden van een kat en een hond, boven elkaar Brievenbus met neogotische hogels geplaatst, die elkaar beloeren. Behalve dat het de naam is van het huis en dat er talloos veel zegswijzen zijn over katten en honden, hebben we niet kunnen achterhalen waarom L. Cloquet zijn huis die naam heeft gegeven. De andere decoratieve elementen, zoals de spitsboognis en dito boogvelden, de krulbladversiering en de nokbekroning, de brievenbus met neogotische hogels, blijven in de sfeer van de neogotiek. De glazen luifel, het houtwerk van het balkon en het dakkapelletje zijn eerder ontleend aan de art nouveau-vormgeving. De bovenste verdieping van de achterbouw, oorspronkelijk het tekenbureau van L. Cloquet, opgetrokken met grote ramen, werd jammer genoeg gesloopt. Ook het interieur van de woning is zeer waardevol. De serre als inkomsthal leidt rechts naar de vestiaire en de achterbouw, links naar de bel-etage en het traptorentje. De vestiaire is voorzien van ingebouwd meubilair. De bel-etage bezit twee kamers, vooraan met volledig eikenhouten zoldering en neogotische schouw. De achterkamer heeft een merkwaardig plafond met troggewelven van rode baksteen en een neogotische schouw De voorlopig laatste bewoner was het architectenbureau Lefebure. Het huis staat op dit ogenblik (2009) leeg. “De Kat en de Hond� vormt samen met de aanpalende woning, nummer 25, eveneens gebouwd in 1903, in gele baksteen, op hoge plint, met zware erker op uitgelengde consoles, balkon met fronton en neorenaissance getinte puntgevel, een ensemble dat als voorbeeld kan gelden van burgerarchitectuur van rond de vorige eeuwwisseling, en werd in 1994 samen \beschermd als monument en als stadsgezicht.

248


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 249

Leopold II laan: De Kat en de Hond

249


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 250

Literatuur Liber Memorialis 1913-1960, Faculteit der Wetenschappen en Faculteit der Toegepaste Wetenschappen, RUG, 1960. Bouwen door de eeuwen heen. Inventaris van het cultuurbezit in België. Architectuur. Stad Gent. 19e en 20ste eeuwse stadsuitbreiding. Deel 4 nc, 1982. Monumentenzorg en Cultuurpatrimonium. Jaarverslag van de provincie Oost-Vlaanderen 1993-1994. Internet. Google.

Daniël Van Ryssel

DIGITAAL ZOEKEN IN GENTSE BIBLIOTHEKEN

CaGeWeB (Catalogus Gentse Wetenschappelijke Bibliotheken) … en vrijwilliger gezocht voor het DSMG documentatiecentrum te Sint-Amandsberg

We geven het meteen toe. CaGeWeB is een raar woord. Spreek het vooral niet uit op zijn Engels. Met ‘cage’ (kooi) heeft het niets te maken. Het is samengesteld uit de eerste letters van Catalogus, Gents, Wetenschappelijk en Bibliotheek, met daarbij een knipoogje naar ‘web’, het world-wide web (www) of het wereldwijde web, alias het internet, met het Engelse woord dat precies hetzelfde is als het web van ons goed Nederlandse spinnenweb. Zeg dus “kaa-gee-web”. Maar hoe dan ook, als je dit rare woord op Google intikt, ben je meteen terecht. Je krijgt de catalogussen van alle Gentse (min of meer wetenschappelijke) bibliotheken in je schoot geworpen. Zoek je ergens een oud of een nieuw boek, dan kan dat voortaan zonder de minste moeite. De collecties van 250


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 251

zowel het DSMG documentatiecentrum als van het conservatorium, de Vlaamse academie, het stadsarchief, het liberaal en socialistisch (AMSAB) archief, de bib voor volkskunde en zelfs de bibs van de augustijnen, het bisschoppelijk seminarie en nog hele serie (zo’n twintig in totaal) liggen wagenwijd voor je open. Je kan dan, ofwel in een welbepaalde instelling, ofwel in alle bibs van het collectief op zoek gaan. En niet alleen dat, je vindt meteen de plaats waar het zit, meestal veel gemakkelijker dan in je eigen bibliotheek (ik spreek uit ondervinding). Dat alles dus zonder de minste moeite. Enkel mensen die vroeger al eens probeerden in die bibliotheken binnen te geraken (op de uitzonderingen zoals het DSMG - documentatiecentrum niet te na gesproken) en, veel straffer nog, mensen die de ambitie hadden daar iets in te vinden (!), kunnen beseffen welke ongelooflijke revolutie Cageweb en andere dergelijke systemen betekenen. De onwaarschijnlijk volumineuze steekkaartencatalogus van de universitaire bibliotheek werd op een analoge manier ontsloten, maar die moet je niet zoeken in Cageweb. De stadsbibliotheek evenmin. Deze grote broers ontwikkelden hun eigen zoekinstrumenten (http://zoeken.bibliotheek.gent.be/). Cageweb is een samenwerkingsverband tussen kleine(re) gespecialiseerde bibliotheken. ‘Klein’ bij manier van spreken, natuurlijk. Van de DSMG bib staan in dit jaar 2011 meer dan 12.000 boeken op Cageweb en - ongelooflijk maar waar - ze zijn via dit digitale bestand (bijna) allemaal in een oogwenk terug te vinden in de rekken. Voor de boeken is, dank zij medewerker Steven De Geyter en voorzitter Bert Vervaet, alles kits, maar de tijdschriften, daar zitten we nog met een probleem. Een bestand van zo maar eventjes 800 of meer titels is op zeer secure wijze met opsomming van alle beschikbare jaargangen en nummer bijgehouden door Louis Gevaert en dit moet nog ingevoerd worden in Cageweb volgens de door het systeem voorgeschreven manier. Vrij simpel en perfect te doen voor iemand (liefst een redelijk secuur type) die soms voor een computer plaats neemt en daar verder niet al te veel van af weet. Daarom deze oproep. We zoeken dus een vrijwilliger voor dat werkje. Wie zich geroepen voelt, kan onder begeleiding in het DSMG centrum, Begijnhof 46, Sint-Amandsberg, de zaak opstarten en er daarna, desgewenst, verder thuis aan werken. Neem contact op met Louis Gevaert via dsmg@skynet.be of tel. 09.228.73.58. Luc Devriese

251


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 252

KEIZER KAREL – STANDBEELD

De studenten voor wie in de kille winter maanden de examenschim nog geen vaste vorm heeft gekregen, hebben tussen twee vrijages in, ook nog wat tijd en verbeelding over om in een of ander studentikoos blad, waar vele onder ons hun eerste pen hebben versleten, een idee op het papier te werpen dat meestal de “bourgeois” moet afschrikken maar dat af en toe toch een echo in de bezadigde pers weet te ontmoeten. En zo geschiedde het inderdaad korte tijd geleden toen “De Tok” met het lumineus voorstel voor de dag kwam een standbeeld op te richten aan Keizer Karel in de stad waar hij het eerste levenslicht aanzag. Het idee groeide weldra aan als een sneeuwbal en beurtelings werd het bijgetreden door La Métropole, De Volksmacht en ons eigen blad. Men schrijft, men spreekt erover te Gent, en weldra zal de strijd tussen de pro en contra de vlam doen oplaaien en zal iedere Gentenaar voor of tegen “het” beeld zijn. Zo moet het trouwens, want zonder stoom, zonder energie geraakt het rad niet aan het draaien. Een standbeeld van Keizer Karel oprichten, is echter niet helemaal juist. Best zou men spreken van het heroprichten van een standbeeld ter ere van de grote monarch, want twee eeuwen lang heeft Karel V midden de Vrijdagmarkt op een hoge zuil geprijkt en het waren de Fransen, de Republikeinse legers die bij het binnentrekken van onze stad, als eerste bewijs van hun haat tegen de tirannie en van hun zogezegde vrijheidsliefde, het beeld van de keizer van zijn voetstuk rukten en met een koord om de hals door het opgehitste gepeupel langs de straten van de stad lieten sleuren. Een nieuw standbeeld oprichten zou dus enkel een daad van eerherstel zijn. Het was immers op 22 september 1599, een veertigtal jaren na de dood van Karel V, dat Jacob de Langlé, hoogbaljuw van Gent, de eerste steen van de drie en veertig voet hoge pilaar van het monument legde, waarop enkele maanden later het beeld van de keizer, in het hout gesneden door de Antwerpenaar Robrecht de Nole, werd gehesen. Gelukkig initiatief maar doorslechte uitvoering, want men moet werkelijk niets afweten van ons klimaat om alhier een houten beeld te durven oprichten. De arme Keizer verloor algauw zijn verguldsel, begon te rotten en op een zaterdag van 1662 viel het beeld in gruis aan de voet van zijn ronde zuil. De ondervinding is de beste leermeesteres zegt het spreekwoord doch het moet zijn dat het spreekwoord in het XVIIe eeuws Gents woordenboek nog 252


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 253

niet opgenomen was, want het Stadsmagistraat besloot een nieuw houten beeld op de zuil te hijsen, ditmaal uit een “schoon dicke gaeve eecke” vervaardigd,, en met een goede laag verguldsel: “Betaelt de somme van vierendertigh ponden grooten acht schellingen grooten over de leverynghe van dry duysend gheslaeghen gaut ende een duusten twaelf boucken die gheemployeert syn tot het vergulden vanden keyser op de Vrijdackmeerct”. Het was Goorik Picq, een Gentse beeldhouwer, die de opdracht kreeg het beeld te vervaardigen en zich voor de kop van de keizer te inspireren van het portret van Titiaan.

Standbeeld van Keizer Karel op de Vrijdagmarkt.

253


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 254

Het negen voet hoge beeld van de keizer, met de kroon op het hoofd, de scepter in de rechterhand, en de mantel wijd open op het prachtige vergulde harnas, werd in 1664 op zijn voetstuk geplaatst, doch in september 1717 woedde een verschrikkelijke storm over de stad en het beeld tuimelde met een deel van de zuil naar beneden! De keizer kwam er gelukkig met een paar kneuzingen vanaf en op 18 oktober kon Markies van Prié, in naam van Karel VI, het beeld “opnieuw” inhuldigen! Storm, kneuzingen, wind en regen haalden het echter opnieuw op eik en verguldsel en het beeld ging eens te meer aan het rotten. Gans het monument – beeld en zuil – werd afgebroken en in 1775 huldigde men het eerste deel van het derde monument in “eenen piédestal met alle syne cieraeten” en een Dorische zuil naar de plannen van Lodewijk ‘t Kint. Op de zuil plaatste men, in afwachting van het beeld, de schets van het kunstwerk, in casu een geschilderd plat stuk hout, tot in 1779 Allaert er... zijn houten beeld van de Keizer op kwam stellen, welk zekerheidshalve eerst gedurende een drietal maanden in een oliebad was gedompeld geworden. Maar het kreeg geen gelegenheid om te verrotten want zoals wij het hoger schreven, was de eerste taak van de Franse Republikeinen het Gentse Volk te bevrijden van het zicht van het standbeeld van de tiran! Wie op jacht gaat verliest zijn plaats en Jacob Van Artevelde heeft op de Vrijdagmarkt de plaats van de grote Karel ingenomen, en niemand zou er aan denken hem van zijn voetstuk te halen; hij staat er ten andere rotsvast op en er bestaat geen gevaar dat hij er van afwaait of aan het verrotten gaat Maar in een stad als Gent vindt men steeds een plaats waardig voor de grote man. Er zijn weliswaar beschouwingen van utilitaire aard waarmede men rekening dient te houden, maar men heeft toch de laatste jaren wel een plaats gevonden voor Anseele, voor Klokke Roelandt, voor Emiel Braun, voor Van de Woestijne, voor Palfijn. Zouden er dan in gans de kuip van Gent geen paar vierkante meter kunnen gevonden worden, om een standbeeld op te richten aan Keizer Karel? Wij willen vooralsnog met geen al te concrete voorstellen voor de dag komen, doch zou men de pomp en de bomen van de Groentenmarkt niet kunnen wegnemen en daar het beeld oprichten? Daar zou hij midden in zijn geboortevolk prijken, ‘s namiddags en op zon- en feestdagen de toeristen begroeten en ‘s morgens de drollige en sappige Gentse geschiedenissen kunnen aanhoren die zeker de held van de vrolijke daden van Keizer Karel niet zouden kwetsen of ergeren. Want hij was niet enkel een Gentenaar van geboorte, hij was het ook van hart en ziel. Het is aan zijn geboortestad dat hij in zijn laatste rede, die van zijn

254


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 255

troonsafstand herinnerde, het is te Gent dat hij zijn laatste dagen voor zijn definitieve afreis naar het klooster van Yuste kwam doorbrengen, zoals het te Gent was dat hij op de Vrijdagmarkt zoon Filips aan zijn volk kwam voorstellen. Het was te Gent dat het volk met de meeste geestdrift zijn overwinning van Mülberg vierde, het was nogmaals Gent welke hij, na de opstand en de zware bestraffing, van het verval redde. Ah, die afstraffing, die “met de strop om de hals”! ware er dat niet geweest in ‘t leven van Keizer Karel, hij zou tientallen standbeelden hebben, en ieder huisgezin zou “zijn” Keizer Karel bezitten. Maar er is die vlek die men niet uitwissen kan, dat sentimenteel argument dat al de overigen in de schaduw laat. En toch, wij moeten in 1957 de toestand even objectief kunnen bekijken en beoordelen. In de XVIe eeuw had de gemeentelijke autonomie uitgediend. Te Gavere had niet enkel Gent de genadeslag gekregen, maar was ook het concept “gemeentelijke zelfstandigheid” voor immer verdwenen. Gent heeft, tegen de onafwendbare koers van de geschiedenis in, in een laatste stuiptrekking, van de afwezigheid en de moeilijkheden op internationaal plan van Karel V, gebruik willen maken om toch nog het onmogelijke te beproeven en het juk van de nieuw opgekomen gedachte van de moderne staat af te schudden. Hopeloze poging die de Keizer, wou hij zijn prestige, zijn politiek en zijn rijk redden, in de kiem moest smoren. Wat hem het meest geërgerd heeft, was dat de Gentenaars gebruik gemaakt hebben van het feit dat hij ver van Vlaanderen was en dat men speculeerde op de zekere weigering van Frans I, de keizer doortocht te zullen verlenen door Frankrijk. Hij beschouwde het, terecht trouwens, als een verraderlijke aanval in de rug en was er bovendien ten zeerste om bedroefd: “Pourtant nous avions toujours eu ceste opinion et espoir de vous que, durant notre absence, vous vous deviez plus employer à nous ayder que nuls autres car nous sommes Gantois ayant pris naissance en notre ville de Gand”. Karel had Gent kunnen vernielen, met de grond gelijk maken zoals hij het in 1553 deed met Terouaan, en Alva zette er hem ten andere toe aan, doch wanneer hij vanop de St.-Janstoren zijn stad in vogelvlucht bekeek, zag hij van elke wrok af. Hij strafte doch een maand nadien reeds. milderde hij die straf, en weldra schonk hij de stad een aantal in beslag genomen documenten en privilegiën, liet de “Sassche Vaart” graven om aldus aan zijn geboortestad een nieuwe bron van rijkdom te verschaffen. Artevelde heeft zijn standbeeld te Gent maar toch is Gent tegen zijn politiek in opstand gekomen en heeft men hem te Gent vermoord. Maria-Theresia is een volksgeliefde vorstin geweest in onze gewesten en toch heeft zij niet

255


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 256

immer de wensen en de wil van ons volk kunnen inwilligen. Zulks belette niet dat Gent haar het kanten kleed heeft geschonken en haar een standbeeld heeft willen oprichten, project waartegen zich enkel Jozef II verzette. Keizer Karel een der topfiguren uit de wereldgeschiedenis, heeft Gent een onmetelijke roem bijgebracht. Die twee namen zijn eeuwig aan elkaar verbonden, niet enkel omdat de grote monarch alhier werd geboren maar vooral omdat hij van alle vorsten die vóór 1830 over ons land en onze. stad heersten, degene is geweest die het dichtst bij ons stond door zijn karakter, zijn koppigheid, die nooit de goedhartigheid uitsloot, zijn levenslust, zijn volksheil, zijn eenvoudige omgang. Ondanks de afstraffing na de opstand van 1540, is hij de meest populaire figuur uit onze geschiedenis gebleven, de grootste monarch wiens prestige op zijn geboortestad zijn weerschijn werpt en de goedhartige keizer van de “Heerlijke en vrolijke daden”. Zijn standbeeld te Gent ware niet enkel een beeld te zijner ere, maar ook ter ere van onze stad. Pierre Kluyskens

256


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 257

DE SOCIALE KWESTIE. EEN FOCUS OP DE COUPURE

De industrialisatie eiste haar tol. Met zware arbeid tegen lage lonen, lange arbeidstijden, wijdverbreide vrouwen- en kinderarbeid en pieken van werkloosheid zonder sociale zekerheid werd de ‘Cotton City’ Gent de meest geproletariseerde stad van het land. De arbeiders werden deels gerekruteerd uit het legertje werklozen, vagebonden en criminelen dat het Rasphuis, de gevangenis aan de Coupure, bevolkte. Wie de dossiers van gevangenen uit het toenmalige Rasphuis inkijkt, wordt getroffen door de verhalen van miserie.

Het Rasphuis op de Coupure

Johanna Schopenhauer (1766-1838), Duitse schrijfster en moeder van de filosoof, specifieerde toen ze de inrichting in 1828 bezocht: “Nergens is er voor die meest verloren en armste aller mensen een milder lot. Men beweert zelfs dat sommigen na hun vrijlating door het begaan van een nieuwe misdaad opnieuw in hun oude gevangenis proberen te komen, omdat daar beter voor hen wordt gezorgd dan in de vrijheid”. De gebroeders Jan en Emmanuël Mast, wiens fortuinlijker verwanten trouwens grond aan de Coupure bezaten, verbleven sinds 1844 geregeld in de cel voor diefstal, vagabondage en ‘bris vitre’. Prof Gita De Neckere beschreef het merkwaardige fenomeen van de aangifte van gebroken ruiten, dat opdook tij257


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 258

dens de hongerjaren 1845-47 en waarbij men zich bewust liet betrappen om achter de tralies tenminste van voedsel verzekerd te zijn. Daniel Mareska (1803-1859) werd vanaf 1840 hoofdgeneesheer in de Centrale gevangenis benoemd. Hij publiceerde een kritische sociaal-hygiënische studie: Rapport sur l'état sanitaire de la maison de force à Gand pendant 1836. Het werd door Ducpétieaux in zijn boek over de hervorming in het gevangeniswezen opgenomen. De arts legde de nadruk op de tuberculose en de neurotische depressie, de voornaamste gesels in de toenmalige gevangenissen en hing een benauwend beeld op van de geringere kwaal der pederastie waar de gedetineerden zich in groten getale aan overgaven. Hij berichtte daarnaast over de gezondheidstoestand van de Oost-Vlamingen tijdens de aardappelplaag van 1845 tot 1847 en over het welzijn van de arbeiders in de Gentse katoenfabrieken. Begin oktober 1839 stond Gent vijf dagen lang in rep en roer. De katoenspinnerij van Ivo De Ruyck aan de Coupure werd onder dreiging stilgelegd en uiteindelijk werd de gehele katoenindustrie gemobiliseerd. Even ontstond een verticale solidariteit tussen de nijverende bevolking waarbij industriëlen en arbeiders, bij monde van gouverneur de Schiervel en burgemeester MinneBarth een smeekbede richtten naar de koning om de noodlijdende Gentse textielindustrie een helpende hand te reiken. De ministerraad op 3 oktober 1839 op initiatief en in aanwezigheid van de Belgische vorst stond volledig in het teken van het oproer in Gent. Het kabinet-Theux nam een aantal beschermende maatregelen en aan het arbeidersfront bleef het rustig tot de rampjaren 1845-48. De traditionele liefdadigheid van clerus, particulieren en overheid volstond niet langer om het armenleger in toom te houden. Na 1850 engageerde ook de weldenkende burgerij zich in het sociaal discours. Oprechte menslievendheid en politieke drijfveren als vrees voor besmettelijke ziektes, opstanden, criminaliteit en het opkomend socialisme doorkruisten elkaar. Diverse sociaalvoelende liberale juristen die opvallend langs de Coupure huisden, anticipeerden op de maatschappelijke ontwikkelingen, namen het voortouw in debatten en ontwikkelden initiatieven die op langere termijn naar een prille vorm van sociale wetgeving zullen leiden. Julius Vuylsteke (1836-1903) wist in 1861 met het gedicht ‘Fabrieksgalmen’ het probleem kinderarbeid onuitwisbaar op de agenda te plaatsen. Fabrieksgalmen III De jongen is op zijn tiende jaar; noch lezen noch schrijven kan hij voorwaar. Maar vader wint weinig, en moeder is ziek, het kind moet mede naar de fabriek Als draadjesmaker wordt het geplaatst

258


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 259

te midden van 't werktuig, dat ronkt en raast. “Ach vader, 't is hier zoo benauwd.” Let op, of anders grijpen de riemen uw kop. “Mijn oog is zoo moede, mijn hoofd is zo zwaar.” Let op, of de tanden grijpen uw haar. “Ach vader, ik voel mijne armen verlammen”. Let op, of ze raken tusschen de krammen. De vader gebiedt, het kind zwijgt stil; welhaast weerklinkt een snerpende gil. Bloed verft riemen en draden rood. Het kind heeft geleden, het kind is dood. (De spinmolens in de werkhuizen waren niet afgeschermd. Eén verkeerde beweging of een kleine onoplettendheid kon zware gevolgen hebben.) Prof. François Laurent (1810-1887) was een volksvriend die dagelijks de gratis stadsscholen bezocht. In de gemeenteraad ging het er vaak bovenarms aan toe tussen hem en Vuylsteke, maar zij trokken aan hetzelfde zeel voor het invoeren van een leerplicht tot 14 jaar als enig effectief middel om de kinderen buiten de fabrieksmuren te houden. De opbrengst van zijn wetenschappelijke publicaties besteedde Laurent aan studiebeurzen voor arme studenten. Zo kon Edward Anseele sr. met zijn steun een toelage bekomen en gratis de lessen aan het atheneum volgen. Tegenstanders verweten Laurent de laïcisering en verfransing van het stedelijk onderwijs en de klemtonen op bevoogding in plaats van emancipering. Uniek en merkwaardig was alvast dat, toen hij in 1877 in de Aula van de Universiteit als laureaat van de Guinardprijs gelauwerd werd, naast de magistraten, professoren en studenten ook fabrieksmensen aanwezig waren en dat bij zijn teraardebestelling ook een werkman het woord nam. Door zijn huwelijk met Rosalie, een zus van Victor Tesch, de medestichter van de Luxemburgse staalholding Arbed, lag Laurent onrechtstreeks aan de basis van de latere vestiging van het staalbedrijf Sidmar in de Gentse kanaalzone. Rond de jaren 1880 ontsprong een maatschappelijke emancipatiestroom, die via opeenvolgende geschillen, onomkeerbaar uitmondde in een gecoördineerde sociale politiek. Remi De Ridder (1843-1930), hoogleraar politieke economie, gemeenteraadslid, schepen van onderwijs en provincieraadslid was medestichter en jarenlang voorzitter van de 'Société Libérale', waarbinnen maatschappelijke ideeën vorm kregen. Zo gaf de Brusselse feministe Isabelle Gatti de Gamond (18391905) in Gent een uiteenzetting over vrouwenarbeid. De Ridder zelf initieer-

259


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 260

de en bestudeerde voorstellen rond het beroepsonderwijs, avondopleidingen voor volwassenen en de volkshuisvesting. Zijn collega-togadrager en provincieraadslid Emiel Loegtenburg (1857-1923), zal naar analogie met de katholieke ‘Eigen heerd is goud weerd’ de liberale bouwmaatschappij voor werkerswoningen ‘Eigendom door Spaarzaamheid’ oprichten. De professorenprovincieraadsleden Henri Boddaert en Remi De Ridder zetelden samen in het organisatiecomité van het in 1897 in Brussel gehouden Internationaal Congres inzake arbeidsreglementering. Toen hoogleraar Louis Varlez (1868-1930) zijn studenten een beeld schetste over de sociale polarisatie in Gent (op het einde van de 19de eeuw) klonk pathetisch `of een danteske hel nog werkelijk zo veraf was!'. Hij was één van de weinigen die besefte dat de industrialisatie arbeid tot koopwaar had herleid en wie geen werkkracht meer kon aanbieden omwille van ziekte, ongeval of ouderdom in de marginaliteit terechtkwam. De intense samenwerking van Varlez met De Ridder zal in 1896 privé met een huwelijk met Marthe, de dochter van de mentor verzilverd worden. Varlez zal zijn verdere leven in het teken van de sociale problematiek stellen en zich daarbij tegen elke extreme verzuiling kanten. Voor zijn pensioenplannen zocht en vond hij gehoor bij de christen-democraat Arthur Verhaeghen. Het ‘Gentse systeem’ van werkloosheid, door Varlez uitgewerkt en dat gebaseerd was op het drieluik vakbondarbeider-overheid, werd aanvaard door de christelijke arbeidersverenigingen en vond navolging buiten de landsgrenzen. In tegenstelling tot vele tijdgenoten toonde hij geen afkeer voor de rode werkliedenpartij en zijn gefundeerde tussenkomsten werden ook door de socialisten geprezen. Varlez werd in 1910 de spilfiguur in de pas opgerichte Association Internationale pour la Lutte contre le Chômage en trad negen jaar later in permanente dienst bij de International Labour Organisation, organisatie van de Volkenbond met zetel te Genève. Ook aan de Coupure maakte de socialistische Internationale indruk en schaarden mensen zich achter de rode vlag. Ferdinand Hardijns jr.(°1864), aanvankelijk arbeider in La Lys, promoveerde van opsteller tot hoofdredacteur van het dagblad Vooruit en was een gedreven polemist met de pen en in debatten. Van 1896 tot 1926 zetelde hij in de gemeenteraad en vormde samen met Edward Anseele en Jan Samijn het leidinggevend driemanschap der Gentse socialisten. Onder het motto Ubi Gene, Ibi Patria (Daar waar ge geboren zijt, daar ligt uw vaderland) verdedigde Samijn de internationale arbeiderssolidariteit boven de in zijn ogen burgerlijke Vlaamse kwestie. Socialist en werkman waren voor hem familienamen, Vlaming en Waal voornamen. Wanneer in 1914 ook arbeiders tegen elkaar de wapens opnemen, zal zijn rode droom

260


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 261

bloedig uiteenspatten. Van Anseele liep een rode draad naar het gezin Schauvliege. De juriste Madeleine Schauvliege (1893-1968) stamde uit een gegoede familie van aannemers en werd in het Frans opgevoed. Haar vader Frederic herbouwde anno 1911 o.m. het Coliseum op de Kuiperskaai naar ontwerp van Geo Henderick. ‘s Zomers betrok het gezin een villa in Deurle. De winterresidentie bevond zich aan de Coupure; daar was ook Madeleines kantoor gevestigd en bleef ze verder wonen op het appartement nr 152. Zij studeerde in 1922 (laattijdig wegens de oorlog) af als eerste vrouwelijke advocate in Gent, als tweede advocate in België en werd de eerste vrouw in de raad van de Orde. Zij pleitte vooral burgerlijke zaken bij het beroepshof in Gent. De balie was haar leven en de confraters waardeerden haar vinnige pleidooien en vastberaden en doortastende houding. Haar administratief celibaat had wellicht alles met de onverzoenbaarheid van een trouwboek met het wetboek te maken en dan vooral met het beruchte artikel 2 van de wet van 7 april 1922: “La femme est capable d'exercer la profession d'avocat moyennant l'autorisation expresse de son mari”. Als fervente liefhebber van Wagners muziek reisde ze in 1968 af voor de Bayreuther Festspiele, en overleed schielijk de nacht ervoor in haar hotel. Daarmee eindigde ook een halve eeuw lange hechte liefdesrelatie met Edward Anseele jr. (1902-1981). Vanaf augustus 1923 deelde Edward Anseele sr. (1856-1938), pionier van de socialistische beweging in Vlaanderen, een huis in de Baudeloostraat 101 met schoonzoon Arthur Schauvliege (1900-1934?), die gehuwd was met zijn dochter Marie. Bouwmeester Arthur was de enige broer van Madeleine en net als Edward Anseele jr als ingenieur gediplomeerd. Edward Anseele jr.(1902-1981) was achtereenvolgens volksvertegenwoordiger, waarnemend burgemeester van Gent na Wereldoorlog II, minister van verkeerswezen en minister van PTT. Hij bleef in het ouderlijk huis in de Baudeloostraat tot begin 1949, waarna hij verhuisde naar de Papegaaistraat nr 79, nabij de Coupure. Tijdens de bezetting 1940-44 leefde hij als weerstander jaren in de clandestiniteit. Ook zijn liefdesleven werd grotendeels aan de buitenwereld onttrokken. Het koppel gedroeg zich discreet en men zag hen zelden samen bij officiële gelegenheden. De appartementen van de geliefden stonden wel in verbinding met elkaar. Madeleine werd als socialistisch partijlid in de rouwkapel van de volkskliniek van de Bond Moyson opgebaard en met de nodige eer begraven.

261


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 262

Bibliografie Bourahli, O. ‘Daniel Joseph Benoît Mareska’ in: Ghendtsche Tijdinghen, 1996/2, pp 62-73 Carniet, M. en Gilleir, A. Een vrouw op reis: België anno 1828 volgens Johanna Schopenhauer, Leuven 1998 Collumbien, H. ‘François Laurent’ in: Ghendtsche Tijdinghen, 1987/2, pp. 81-86 Decavele, J. en Vandewal, C. (red), De tempel van Themis. Gent 160 jaar gerechtsgebouw en rechtspraktijk, Gent 2007 Deelstra, H. en Jacobs, B. in: Nationaal Biografisch Woordenboek, XII, kol 462-465, sub verbo Mareska. Dekeyser, E. ‘De familie Mast van de Vrije Schildersnering en de Vrije Nering der Wijnschroders van Gent’ in: Ghendtsche Tydinghen, 2004/4, p. 249 Deneckere, G. Het katoenoproer van Gent in 1839, Nijmegen 1998 Deneckere, G. Sire, het volk mort. Sociaal protest in België (1831-1918), Antwerpen 1997 De Seyn, E. Dictionnaire biographique des sciences, des lettres et des arts en Belgique (Brussel 1936) Deseyn, G. ‘Kind van de gebuurte...’ in TIC (Tijdschrift voor Industriële Cultuur), 13de jrg, deel 49, Gent 1995, pp. 41-48. Gaublomme, D, François Laurent (1810-1887). De ongelukkige liefde van een liberaal vechtjas voor de kinderen van het volk, Gent 1987 Hanselaer, A. Vrouwe Justitia en haar Dochters, Gent 2007 Kluyskens, P. ‘Dr. Daniel Mareska’ in: Centrum voor Streekgeschiedenis Sint-Amandsberg. Archief Gentenaren Reynebeau, M ‘De helse kreten van een alverdelgende Attila’ in Knack, 16 september 1987, pp 58-65 Van Daele, J. Van Gent tot Génève, Louis Varlez, een biografie, Gent 2002 Van Ginderachter, M. Het rode vaderland. De vergeten geschiedenis van de communautaire spanningen in het Belgisch socialisme voor WO I, Tielt, 2005 Vuylsteke, J. Verzamelde Gedichten, Gent 1940 (3)

Lieven Vande Casteele

Men meldt ons de nakende verschijning van een boek dat veel van onze lezers sterk zal interesseren, namelijk “Luchtschip ontploft boven Gent” van Frederik Vanderstraeten en Piet Dhanens. Van zodra wij in het bezit zijn van een recensie-exemplaar zullen wij daar in detail op terugkomen. Ongeduldigen die niet kunnen wachten mogen voor verdere inlichtingen contact nemen met een van de auteurs: vanderstraeten@telenet.be of tel. 09 229 39 46.

262


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 263

VERGETEN GENTSE SCHRIJVERS. HERMAN VAN OVERBEKE (GENT 1895 - GENT 1957)

Advocaat, leraar conservatorium, toneelschrijver en regisseur Herman Van Overbeke werd geboren te Gent in 1895 op de Ketelvest. Later woonde hij in de Tijgerstraat 17. Zijn vader Alphonse Marie was journalist en directeur van het dagblad De Gentenaar ; zijn broer Jozef was professor in de rechten. Hij studeerde rechten aan de Rijksuniversiteit te Gent. Hij werd inspecteur bij het Ministerie van de Middenstand en leraar aan het Conservatorium te Gent. Herman was begaafd met een natuurlijke welsprekendheid en voelde zich van jongs af aan aangetrokken door het toneel. Jaren vóór de expressionistische vernieuwing die van het naoorlogs toneelwerk van Herman Teirlinck zou uitgaan, werd hij beïnvloed door de toneelopvatingen van Oscar de Gruyter en maakte hij vanaf 1915 naam als regisseur van stukken van tijdgenoten, o.a. van Richard De Cneudt, Gaston Martens, John Duvosel en Germain Van Herreweghe. Hij schreef zelf ook de eigen psychologische stukken Eigen vlucht en Apostolaat (een aantal dramatische proeven bleven in portefeuille) en hij werd uitgever en redacteur van het letterkundig tijdschrift “Regenboog” samen met o.a. Achilles Mussche, Richard Minne en Maurice Roelants. Hij werd de promotor van een vernieuwd katholiek toneel in expressionistische zin en werd voorzitter van het Gents Verbond voor Katholiek Toneel (1923). Hij regisseerde “Judas” van Cyriel Verschaeve en schreef de gedramatiseerde “Beatrijs” (1925) en “Elcerlyc” (1930), die grote bijval oogstten. In 1920 werd hij onderhoofdman van de Fonteine en in 1929 volgde hij Gaston Martens op als hoofdman. In 1949 ontstond zijn monumentaal Lam Godsspel, muzikaal omlijst door musicus, schilder en schrijver Robert Herberigs, dat met grote praal vóór de Sint-Baafskathedraal werd vertoond ter gelegenheid van het 1000-jarig bestaan van Gent. Toch vond hij nog de tijd om in diezelfde periode het doctoraat in de rechten te behalen, bekleedde hij talrijke officiële en officieuze ambten en was hij jurylid van landjuwelen en voorzitter van koninklijke commissies. Maar hij bleef in de eerste plaats de nooit versagende animator, organisator en voorstander van vernieuwing van de toneelspeelkunst. De lijst van de bewerkte en geregisseerde toneelspelen, openluchtspelen en massaspelen waar hij overal in Vlaanderen tussen 1930 en 1949 voor instond, is werkelijk indrukwekkend te noemen. Onder zijn hoofdmanschap werd Prins Karel, graaf van Vlaanderen, prins van de Fonteyne. Hij noemde zichzelf “hoofdman, dictator, orator en decorator” van de Fonteine; zorgde voor een waardige vergaderzaal in het Museum van de Bijloke, waar

263


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 264

memorabele plechtige zittingen en luisterrijke vieringen werden georganiseerd; steunde met alle kracht de uitgave van de Jaarboeken van de Fonteine; was de ontwerper van het Openluchttheater in het Citadelpark; nam in de toneelvernieuwing een gematigde positie in tussen Oscar de Gruyter (het woord vóór alles) en Johan de Meester (het spel vóór alles); was een traditionalist met moderne opvattingen, die vasthield aan een zuivere Vlaamse traditie. Zonder zijn ijver was de oude rederijkerij, die zichzelf en de tweede helft van de 19e eeuw had overleefd, wellicht geruisloos en roemloos ten onder gegaan. Zijn leuze was, net als die van zijn lievelingsfiguur Beatrijs: Ik dien! P. De Keyser; “Zijn rijkgevulde leven moge kort zijn geweest, het is niet zonder betekenis voor de kultuur van zijn volk, voor de geschiedenis van het Vlaams toneel en voor de rederijkerij!”

Literatuur P. de Keyser, In memoriam Dr. Herman van Overbeke, Jaarboek van de Fonteine, Gent, 1959, p. 145-150. Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, deel II, p. 1163.

Daniél Van Ryssel

Wie zegt er beter? Vanaf 1974 werd “Ghendtsche Tydinghen” gedrukt. Wij lieten de paginanummers telkens doorlopen tot het einde van het jaar. Zo eindigde onze jaargang 2010 op bladzijde 536. U leest dit nu op pagina 264, maar hadden wij vanaf het begin doorgenummerd, welk getal zou er nu onderaan deze bladzijde gestaan hebben? U moogt 3 x raden. De exacte aanduiding zou geweest zijn: 14.090. Meer dan 14.000 blz. boeiende Gentse geschiedenis. Waar kunt gij dat nog vinden? Diegenen die vanaf het begin lid waren van onze Kring bezitten nu een unieke schat. Probeer dat maar eens te vinden in een antiquariaat. Gesproken van een verstandig geïnvesteerd lidgeld... en het gaat gewoon verder.

264


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 265

GHENDTSCHE TOESTANDEN

DE JEUGD VAN TEGENWOORDIG (ANNO 1796 - 1798)

Karel Broeckaert (1767 – 1826), schepper van Jellen en Mietje (1814-1815), had een onovertroffen talent om levensechte monologen en dialogen neer te pennen in de spreektaal van zijn tijd (de Franse tijd) en zijn milieu, het Burgergents. Lees - of beter gezegd - luister eens naar wat een beproefde vader zijn onwillige zoon voor de voeten werpt, en hoe hij hem met de moed der wanhoop op het rechte pad probeert te houden.

Wa zijde van zinne? Schikte een luyrre te worden? Hoort jongen, ‘t es veur den laesten keer da ‘k er uy van spreke. ‘t Hé my al menigen nagt slaepens gekost, en aen uy moeder ook, dieder al menigen traen om gekreschen hêd, en uy zuster die maeger word gelyk ‘en latte van ‘t verdriet dage ons aendoet. Zegt my eens regt af, wa zyde van zinne? Schikte uy tot deugen te stellen of niet, of schikte en luyrre te worden gelyk of er mé honderde zyn. ‘t Word uywen tyd, myn kind, van te peyzen wa dage zilt gaen doen, aesge ouwer word. ‘k Hen uy laeten leeren en (onder)wyzen gelyk n’en engel. ‘k Hen uy op ‘en ambagt (in de leer gedaan) gedaen daer ge n’en fraeyen stuyver mé keunt winnen, aes g'het beneestigt (behartigt). En naer ons dood zilde 'en stuyverken in handen hen daerge mé treffelyk deur de weireld zilt keunen geraeken, wilder uy beste by doen.

… nên deuzegaert? Maer gaedet niet gaeslaen (opletten), ‘t zal gouwe weg zyn, want het geld en hé geenen steert, ‘t es eer verteirt aes gewonnen myn kind. Da zilde zelve wel onder vinden. Want ‘t en es maer mé scharten en gaeren, en alles digte by een te houwen, dame geworden zyn, dieme zyn. Ziet n’en keer Tobias wat en verdriet dat da veur my niet en zoe zyn, veur (den) een(g)en zeune die ‘k in mynen weireld hen, dat hy in ‘t kwaed zoe 265


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 266

slaen. En wat ‘en schande dat da veur uy zoe zyn, dage agter uywen rugge moest hooren zeggen: den vaeder es ‘en treffelyk eerlyk man geweest, maer den zeune en es maer nên deuzegaert die ‘s hemels brood mé voeten stampt, en die zyn ouwers veur hunderen tyd in ‘t graf geleyd hê.

… mé al die schuysten daerge g’heele daegen mé loopt … Zeg my eens wa doede mé al die schuysten (rare kerels) daerge g'heele daegen mé loopt, wa profyt hedder by, en wa veurdeel zillen ze uy, van hunder leven keunen doen? Geenen, myn kind, aes (tenzij) uy nog uytlachen aesse uyw geld zillen hên helpen opeten. Waerom en verkeerde niet liever mé jongheden die van uy sorte zyn, of die beter zyn aes gy. G’hed'er in uy jongheyd goë kennisse aen, en naerdien aesge nen keer getrouwt en gesteld zyt, ‘t worden uy goeë kalanten. Daer (waar) ge van al dien anderen pruts, niet anders hên zilt als danze nog by uy zillen komen plakken en burgen (vragen om borgstelling), want toens en zilde ze van uy gat niet meer kunnen schudden.

… mé al dien rapiaen Daer was azoo nen bakker van myn goede kennesse, die hem steldege (zijn zaak begon) aes ê kik begoest winkel te houwen. Een treffelyk mans kind, die nên goên stuyver bezat, en nog al wat betrouwdege, hy hae ook azoo mé al dien rapiaen (rapaille, uitschot) geloopen. Eh wel al die ouwe kennessen kwaemen by hem te winkel, d'eene en haên geen geld, en d'andere belofdegen te betaelen. En wa wast? Hy en dierf ze uyt zyne winkel niet zeggen uyt vreeze dan ze veel oude nesten (knoeierijen) aen den dag zoen gebrogt hên. En azoo zettegen ze den bakker allengskens op straete.

Handel als ik: geen geld, geen botter Ze kwaemen by my ook proberen, ten koest niet lukken. Geen geld geen botter. En ‘k zye kik hunder regt uyt, da’k hunderen kalant liever verloren aes gevonden hae. Ze zyen my da’k nên botterik was, en da’k niet en verdiendege danze my kalandise jondegen. ‘k Zye kik da 't wel was, en ‘k dee 'k al stille myn deurken toe. ‘k Hae kik kennesse gemaekt in de fraeye huyzen. - Mê vond in dien tyd veel treffelyke domestiken, daer nên burger niet mé beschaemt moest zyn van gezien te worden. ‘k Trok die menschen aen, en die rekomandeerdege my by hunder meester. ‘k Was op mynen tyd in de godelyke diensten, en dat dede

266


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 267

ook al op my peyzen. En ginge kik somwillen ‘en glas bier drinken, ‘t was in ‘en fraeye herberge, en by fraeye menschen, en daer en scheurde noyt uy kleeren niet aen, ter contrarie.

Es da niet ‘en plezierig leven, gelyk ofme wy veurtyds leefdege Zeg my nuy nên keer es da niet ‘en plezierig leven, gelyk ofme wy veurtyds leefdege. Me stonden op aest dag was, m'hoordege een Misse van ‘en alf uere, en vandaer aen het werk. Me ging op zynen tyd ten twaelf (ure) aen taeffel en me zaeydege naer den zak, niet te lekker, nog ook niet te maeger. M’aeten van alles nên keer op zynen tyd, ‘s Agternoens me deed dame te doen had. En te vyve of t ‘alver zesse aes 't pyl af was, me ging op zyn pintjen. En ten achten was men t’ huys op zyn salaetjen. Zegt es da geen keunings leven; wa zeg ik ‘en keunings leven? Daer en es geenen keuning en esser, daer ik mynen jongen tyd zoe tegen willen vermangelen (verwisselen) hên, want me leefdege gelyk visschen in het waeter, me waeren gezond gelyk blieken. M’en haên geen onruste. Me gaeven ider een op zynen tyd ‘t zyne, en veur de reste en trokkeme ons niemendallen aen, aes lachen en plesierig zyn.

Peysde gy myn kind, dat dade azoo kan blyven dueren? Ziede nên keer hoe dade gunder tegenwoordig leeft, en wat ‘en bedroefde slaevernye dage hunder zelven aendoet, en nen ander mé eenen. G’heele nagten uyt. Ze leven niet t’huys, d'affairens vernegligeren of zyde nog t’huys, ge zyt zat of ziek, en ‘t es al dame van hunder (hebben). Peysde gy myn kind, dat dade azoo kan blyven dueren, en dat het geld geen eynde en heét, ge zyt leelyk mis. En of ge nuy al geld genoeg had, om dade te blyven doen, es dade geen droef en ongelukkig leven; ‘t es erger aes ‘en beeste leven est. Zeg my eens wa hedde nuy met daer alve nagten in d’herberge te zitten? Die ten agten zynen buyk niet vol en heét, die en zalden ten twaelven niet vol hên.

Wat hedde nuy mé partye te trekken veur d'eene of veur d'ander? Wad' hedde nuy met naer Kerke nog Kluyze te gaen. Of zyde benyt danze op uywen kop zullen vallen? Wat hedde nuy mé altyd tegen de Religie en tegen de Kerke te schreeuwen. Kan uy dade van uy leven wel ‘en oortjen (cent) profyt uytbrengen? Ter contrarie ten kan uy niet aes vyanden kweeken. En dat de tey(d)en nên keer moesten veranderen, myn kind, ge waert nên man op strae-

267


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 268

te. Weet’er geen goed van, g’en moet’er ook geen kwaed van zeggen. Laet die menschen gelyk ofze zyn, want ze zyn genoeg gestraft al est dage gy nog op hunder lyf niet en valt. Wat hedde nuy mé partye te trekken veur d’eene of veur d'ander? Ge ziet wel da dade precies al ‘t zelve es.

Wat hedde nuy mé al die boeken diege leest? Wat hedde nuy mé al die boeken diege leest? Keunde daer wel uyt zien hoe veel dat de groffelnagels (kruidnagels) kosten, en wa dat den besten peper es. 'T es portan (pourtant) by d’affaires da den mensch leven moet, en niet by al die prulderyen die in de boeken staen, want ‘k en zie ‘k niet dat al die lezers grooter mirakels doen aes ‘en ander.

Gelooft my, ‘k ben ommers uy vaeder Waeragtig jongen, gelooft my, ‘k ben ommers uy vaeder, en ‘k en zal uy geenen slegten raed geven. Hoort nên keer wa da 'k uy gaen zeggen. Begint eens nên keer aes nên fraeyen jongman (e)en ander maniere van leven, en verlaet nên keer al die slegte gezelschappen en ge zilt het my laeter wel honderd keeren dank wyten. Dade wist hoe geerre da ‘k uy zien, en wat respect dame veur uy hen uyw moeder ook, en uy zuster ook die veur uy deur ‘en vier zoe loopen, g’en zoeget ons niet keunen aendoen al dage ons tot hier toe aengedaen hed. Doede ne keer mynen raed, probeert nën keer, maer e(e)n maend, en ge zilt zien da ‘k gelyk hen. Past nên keer uyw affairens op. Verlaet nên keer al da volksken daerge mé loopt. Komt nên keer op uywen tyd t' huys, en ge zilt zien wat dad uy vaeder toens veur uy zal doen. ‘k Volge uy nuy in. Maer ge zilt zien dat'er toens anders zal gaen. Ge zilt gelyk nên kleyne prince zyn, Want ‘k en wille kik niet hen dage gy ivers uyt moet steken. Aes er niet op te zeggen en is, ge meugt doen gelyk 'en ander. 'k En belet uy geen plesier aest in fraeyigheyd is. Ge zoed gezond zyn. Ge zoed g'extimeert worden. Ge zoed aes t’uywen tyd es ‘en fraeymans dogter (een dochter van een deftige burger ten huwelijk) mogen vraegen. En ge zoed ondervinden dage op eenen dag meer plesier zilt hen aes tegenwordig op een g'heele weke.

Nuy zegt my eens, jongen, wa zyde van zinne? Karel Broeckaert Met deze smartelijke vraag eindigt de originele tekst verschenen op 24

268


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 269

Floreal van het republikeinse jaar 6 (13 mei 1798) in ‘De Sysse-Panne’, een tijdschriftje dat Karel Broeckaert in de jaren 1795-1798 tweemaal per week liet verschijnen te Gent. De naam is ontleend aan de uitdrukking ‘Iemand zijn saus geven’: iemand de waarheid zeggen. De opgevoerde personages zijn de kleinburger Ghysken (familienaam Ghys, lid van het wijnschrodersambacht) en zijn zoon Tobias. De teksten waarin ze voorkomen werden door A. Jacob verzameld en heruitgegeven in ‘Den Jongen Tobias’ (Antwerpen, 1924). Het hier overgenomen fragment draagt de titel ‘De berispinge’ (bij Jacob, 1924, p. 148-153). Het was de laatste Sysse-Panne in een lange reeks. Het in de inleiding aangehaalde ‘onovertroffen talent’ van Broeckaert in het weergeven van spreektaal en zijn levensechtheid komt pas ten volle in het licht wanneer men zijn werk vergelijkt met dat van tijdgenoten en nakomelingen tot ergens bij Cyriel Buysse en Willem Elschot, meer dan een eeuw later. Zijn handicap en tevens zijn voordeel (want ongekunsteld) is zijn taal: het Gents. Inhoudelijk mag Broeckaerts Ghysken vergeleken worden met Multatuli’s Batavus Droogstoppel (Max Havelaar, 1860). Hij is een softe, zeer Vlaamse, meer menselijke versie van dat illustere personage uit onze literatuurgeschiedenis. Iemand met gevoelens. ’Dade wist hoe geerre da ‘k uy zien’ is hem uit het hart gegrepen. De andere hoofdfiguren uit De Sysse-Panne, waaronder Tobias zelf, die zich - niet toevallig - in het algemeen Nederlands uitdrukken, zijn nauwelijks uitgewerkt, pedant en minder interessant. De politieke context en opvattingen van Broeckaert zijn van belang. De conservatieve Ghys ziet zijn Tobias node onder Jacobijnse invloed komen. Ghyskens gesproken taal laat aan duidelijkheid niets te wensen over, maar de schrijftaal en vooral de interpuncties waren soms hinderlijk. Om de leesbaarheid te bevorderen werd de tekst van tussentitels voorzien en minimaal bewerkt. Slechts enkele woorden moesten, met behulp van het onvolprezen Gents Woordenboek van Lievevrouw-Coopman, een verklaring krijgen (tussen haakjes) of aangepast worden. (Luc Devriese, met dank aan Adrien Brysse voor de digitale omzetting). Luc Devriese

269


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 270

GENTSE MEMORIEDAGEN: 3-4 DECEMBER

3 December 1339 Verdrag bij hetwelk Vlaanderen en Brabant zich verenigen tegen elke aanvaller.

3 December 1578 Willem van Oranje woont in het gewezen klooster van de O.L.V. Broers een preek bij die gehouden werd door zijn hofpredikant Thomas van Thielt.

3 December 1580 De Kapel van St-Jan-ten-Dulle wordt, samen met een aanpalend stuk grond, openbaar verkocht door de Calvinisten.

3 December 1583 De 66-jarige Hembyze trouwt in het Hof van Wackene met de jonge Anna van Heurne. Zie ook “Ghendtsche Tydinghen” - 2004 - N° 5 - pp. 329-330.

3 December 1592 Dood in de Abdij van St-Vaast van Alexander Farnèse. Zie ook “Ghendtsche Tydinghen” - 2007 - N° 2 - p. 105

3 December 1763 Executie op de Vrijdagmarkt van Mast en Danneels. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2009 - N° 5 - pp. 374-375

3 December 1833 Dood van Jean-Baptiste Van de Cappelle, Sr, Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2009 - N° 5 - p. 366

3 December 1897 Dood van Edmond Van Beveren. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2005 - N° 5 - pp. 342-343 270


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 271

3 December 1901 Geboorte in het Heilig Geeststraatje van Albert De Frenne, waar zijn vader een papierhandel had. De jongste van een gezin van 6 kinderen, stierf zijn moeder toen hij 18 maanden oud was. De kinderen werden verspreid onder de familie. Hij liep school in de Van Monckhovenstraat en ging daarna naar de “English Club”. In 1919 ging hij werken in de “Banque de Flandre”. Van 1925 tot 1929 was hij Handelsdirecteur van een textielbedrijf, maar keerde daarna terug naar de Bank.

Albert De Frenne - 1901-1979.

In 1965 werd hij gepensioneerd door de inmiddels geworden “Banque de la Société Générale” Hij had het daar gebracht tot hoofdgevolmachtigde en Hoofdinspecteur. Hij had ook toneelschool gevolgd en revues gemaakt en gespeeld voor het Bankpersoneel toen hij in het Bestuur kwam van de “Melomanen”. Hij stichtte er de “De Gruyter-wedstrijden voor Jeugd”. (Declamatie en taalzuiverheid.) Dood in het A.Z. na een zware operatie op 25 Februari 1979. 271


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 272

3 December 1959 Dood van Gabriël Celis. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2008 - N° 3 - pp. 182-183

4 December 1752 Geboorte van Guillaume Faipoult. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2009 - N° 2 - pp. 143-144

4 December 1808 De nieuwe Kortrijkse Poort wordt plechtig geopend door de Prefect van het Schelde-Departement Baron d'Houdetot.

4 December 1827 Het eerste zeeschip vaart het Kanaal van Terneuzen op. Het is de Hamburgse “Harmonie” met een lading Franse wijn.

4 December 1838 Dood van Emmanuel Franciscus Helias d’Huddeghem, Heer van Vliendergem. Hij werd hier geboren op 7 Januari 1762. Hij behoorde tot die groep van notabelen die in hun tijd een belangrijke rol speelden in het politiek leven in Gent en waarvan nu, nauwelijks iemand zich de naam herinnert. Hij stamde uit een adellijk geslacht, het lag dus voor de hand dat hij opgevoed werd in een conservatieve en streng katholieke traditie. Na het College der Augustijnen gaat hij studeren in Leuven en behaalt er in 1783 de graad van Licentiaat in de Rechten. Hij laat zich als advocaat inschrijven bij de Raad van Vlaanderen. Zijn politieke loopbaan begint tijdens de Brabantse Omwenteling. Hij behoort tot de Statisten en wordt achtereenvolgens Schepen van Ghedeele en Schepen van de Keure. Wanneer de Oostenrijkers terugkomen is hij Schepen af. Bij de eerste Franse inval maakt hij, als vertegenwoordiger van de StJansparochie, deel uit van “49 Borgers” die de verkiezingen moeten voorbereiden. Bij de 2e Oostenrijkse Restauratie is hij belast met de inning van de pachtgelden van de Oostenrijkse bezittingen. Wanneer de Fransen hier opnieuw staan in 1794 vlucht hij naar Holland, maar 272


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 273

komt een jaar later toch terug om niet beschouwd te worden als "émigré" met alle nadelige gevolgen vandien. Hij krijgt onmiddellijk moeilijkheden met de beruchte Du Bosch die hem laat vervolgen omdat hij bij zijn vlucht 15.000 Brabantse guldens had meegenomen. In 1798 wordt hij overgebracht naar Parijs en er in “Le Temple” gevangen gezet. Het jaar nadien wordt hij evenwel vrijgelaten. Hij gaat zich dan als advocaat vestigen in Heusden waar hij in 1802 toch zijn benoeming aanvaardt als gemeenteraadslid. Na het definitief vertrek van de Fransen gaat hij weer actief deelnemen aan de politiek. Hij komt terug in de Gemeenteraad, verlaat deze om deel uit te maken van de Deputatie van Oost-Vlaanderen om er te eindigen als Gouverneur ad interim. Zijn houding werd altijd bepaald door zijn strenge katholieke opvoeding. Hij had nauwe banden met het Bisdom. Zijn zoon Emmanuel (het flauwe grapje van vader en zoon met dezelfde voornaam)was een der 2 leiders van de opstandige seminaristen, zijn zoon Ferdinand trad in bij de Jezuïeten en zijn zoon Idesbald werd kanunnik van het St-Baafskapittel. Zijn dochter Pauline trad in in het Engels klooster in Brugge. Hij had 4 zonen en 3 dochters. Zijn zoon Robert was gemeenteraadslid en volksvertegenwoordiger. Hij kantte zich altijd tegen staatsbemoeienissen op het religieus vlak. Een tegenstrever beschreef hem als “imbu des principes exagérés de l’Ultramontanisme.”

4 December 1862 Geboorte van Constant Montald. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2008 - N° 1 - pp. 56-57

Hugo Collumbien

273


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 274

EEN COMMERCIËLE HEILDRONK TER ERE VAN JACOB VAN ARTEVELDE.

Inleiding. In een privé collectie bevindt zich een bijzonder likeuretiket met een afbeelding van het standbeeld van Jacob Van Artevelde dat in 1863 op de Vrijdagmarkt werd opgericht. De keuze voor deze figuur was wellicht niet willekeurig. Pas in het begin van de 19de eeuw kon Jacob Van Artevelde - na eeuwen vergetelheid - terug op de belangstelling van historici en letterkundigen rekenen. Voordien lijkt het dat zijn bestaan gewoon vergeten was, er leefden geen verhalen, mondelinge overleveringen of liedjes over hem bij het volk. De herleving van zijn figuur in de 19e eeuw en de status van volksheld die hij toen kreeg aangemeten blijft een merkwaardig fenomeen. Nadat voor het eerst in 1810 enkele verzen aan hem werden gewijd, werd de figuur van Van Artevelde in de loop van de volgende jaren via allerlei kanalen gepromoot bij de Gentse bevolking. In 1834 werd een herinneringsplaat aangebracht aan de gevel van het huis waar voordien zijn woning stond, in 1837 kreeg een locomotief die gebruikt werd bij de inhuldiging van het Gentse station zijn naam, in 1840 volgde de naamgeving van het plein voor de nieuwe StAnnakerk terwijl in 1849 een toneelstuk over hem door H. Van Peene en een roman door H. Conscience verschenen. Historische optochten te Gent (1849) en te Brussel (1856), een eerste borstbeeld opgericht in 1845... dit alles resulteerde tenslotte in de oprichting van zijn standbeeld op de Vrijdagmarkt en de inhuldiging ervan op 14 september 1863. De Arteveldefiguur zorgde wel voor een levensbeschouwelijke verdeeldheid, zowel Vlaamsgezinden, liberalen en socialisten probeerden zich Van Artevelde toe te eigenen en hem in hun ideologie in te passen. De katholieken namen wat afstand van hem, vooral door een antiklerikale versregel uit de cantate van N. Destanberg en F. A. Gevaert. ‘...En dat hij de trots van Rome machteloos hier heeft neergeveld,’. De Arteveldefeesten van 1863 naar aanleiding van de inhuldiging van zijn standbeeld op de Vrijdagmarkt waren toentertijd een evenement zonder weerga in Gent hoewel een groot deel van de bevolking nog leed onder de gevolgen van een katoencrisis. De Arteveldecultus werd waarschijnlijk ook wel voor een deel gepromoot door allerlei firma’s die hem als reclame voor hun producten of hun bedrijf gebruikten. Hiervan zijn echter bitter weinig voorbeelden bewaard gebleven. Het zeldzaam, tot dusver onbekend gebleven 19de eeuws likeuretiket 274


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 275

illustreert mooi dit nevenaspect van de mytholisering van Van Artevelde.

Beschrijving van het etiket. Steendrukker Judocus Joseph Lobel (1824-1895) die toen in de Walpoort(brug)straat woonde, ontwierp deze chromolitho waarbij gebruik werd gemaakt van verscheidene kleuren. Zijn naam is – moeilijk leesbaar - in de linkeronderhoek van de buitenste omlijsting aangebracht. Het Arteveldebeeld is uitgevoerd in groen/grijs/zwarte tinten op een crèmig – witte achtergrond, het beeld is omkranst door een fries met 12 nering-emblemen in een groen/ blauwe en karmijnrode combinatie met gouden omlijsting. Onder de afbeelding van het standbeeld is de naam Van Artevelde gedrukt in gouden letters op een karmijnrode achtergrond. Fries en standbeeld worden geflankeerd door het belfort en de toren van de Sint-Baafskathedraal met wapentuig op de voorgrond. (afb. 1)

Afb. 1. Likeuretiket vermoedelijk ontworpen in 1863 door Judocus Joseph Lobel. Verzameling R. De Vriendt-Mores.

Afb. 2. Bijhorend afzonderlijk tekstetiket. Verzameling R. De Vriendt-Mores.

Onderaan de afbeelding is duidelijk leesbaar de naam van de firma aangebracht: Likeurfabriek van A(ugus)te Burger Broeders en Zusters, Gent. Een bijhorend afzonderlijk tekstetiket met een huldevers is uitgevoerd in gouden letters op een crèmig-witte ondergrond. (afb. 2)

275


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 276

Hoewel het geen grote dichtkunst is, heeft het toch enige verdienste. Het is geschreven door iemand die de taal goed beheerste en met een zekere romantische bevlogenheid uiting gaf van een Vlaams-nationaal gevoel. Jaek was een vriend van ’t volk. Hij brak den slavenband Die loodzwaar woog op Vlaendrens beemden Hij wilde wat was Regt en hij verjoeg de vreemden Verr’ van het dierbaer vaderland. Geheugt hem die ons grond bevrijdde voor ’t geweld En als de glazen lustig klinken Gij moet, met dankbaer hert, een vlaemsche teuge drinken Ter eere van den vlaemschen held!

De familie Burger en de datering van het etiket. Wat zoekwerk naar een nadere datering van dit etiket leverde ook bijkomende gegevens op over de familie die Van Artevelde als promotie voor hun likeur gebruikten. We gaan even nader in op de sociale en familiale achtergrond van deze familie. Om een teveel aan data in de tekst te vermijden worden in een bijlage alle

Afb. 3 Porseleinkaart van de familie Burger, dateerbaar in de periode 1859 1865. Verzameling R. De Vriendt-Mores. 276


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 277

gevonden gegevens betreffende geboorte, huwelijk en overlijden van de familieleden vermeld. Op 4 januari 1850 komen de 47-jarige Sophie Fremolle, weduwe van Jacobus Caspar Burger en haar kinderen wonen in de Voormuide. Ze waren uit Moerbeke te Gent ingeweken. Het verblijf aan de Voormuide is eerder van korte duur: op 4 juli 1851 trekt Sophie Fremolle met haar vier jongste kinderen, Auguste, Charles Louis, Adolphe Henri en Mathilde van de Voormuide naar de Wandelstege (Serpentstraat) die ze op 18 maart 1852 al weer verlaten voor de Oude Vest. De oudste kinderen, Elisabeth en Hélène werken dan al als naaister/dienstmeid en zijn achtereenvolgens op diverse adressen gedomicileerd. Hun broer César François wordt op 16 juni 1851 uitgeschreven naar Hasselt. Deze drie oudste kinderen van Sophie dragen haar familienaam, alleen de vier jongsten dragen de familienaam van hun vader Jacobus Caspar Burger, een douane-brigadier die ongeveer 17 jaar ouder was dan Sophie Fremolle. (1) Alle zeven de kinderen zijn in een andere stad of gemeente geboren, wat zeker voor de vier jongsten kan te wijten zijn aan een wisselende standplaats van hun vader. Of Jacobus Caspar ook de vader is van de drie oudsten valt niet te achterhalen, ze werden in ieder geval nooit gewettigd. Op 8 mei 1856 wordt nog maar eens verhuisd, nu naar Steendam. Ondertussen is de oudste dochter Elisabeth ongewenst zwanger en zet ze in het Berouw op 15 december 1856 een natuurlijk kind -Jules Joseph- op de wereld. Vanaf dan verdwijnt ze uit de Gentse bevolkingsregisters en ook in de Gentse overlijdens-en huwelijksakten is ze niet meer terug te vinden. Waarschijnlijk is ze zonder aangifte te doen vertrokken uit Gent. Haar moeder is dan huisvrouw, broer Auguste bediende en broer Charles Louis letterzetter, de twee jongsten werken nog niet. Een beslissende stap voor de familie is de verhuis op 22 mei 1859 naar het huis ‘Au cheval d’or’ aan de Vrijdagmarkt.(afb. 3 ) De familie is duidelijk bezig aan een steile klim op de sociale ladder. Moeder Sophie Fremolle is nu winkelierster en haar kinderen zijn hier gedomicilieerd en actief betrokken bij de handel. Hoewel er geen hard bewijs voor is, lijkt het aannemelijk dat het etiket is ontworpen naar aanleiding van de Arteveldefeesten van 1863 toen de familie aan de Vrijdagmarkt negotie dreef. (afb. 4 en 5) Als handelaars speculeerden de familie Burger op de algemene belangstelling en aandacht voor de figuur van Van Artevelde om een commercieel graantje mee te pikken. Misschien versierde het vers op het tekstetiket ooit de gevel van ‘Au cheval d’or’. Heel wat gevels waren tijdens de feesten versierd, o.a. ook met opschriften en verzen die de Gentse held verheerlijkten en bezongen. Dit lijkt een bijkomend argument om het etiket te dateren ten tijde van de

277


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 278

Afb. 4. en 5. Vrijdagmarkt: gevel van ‘Au cheval d’or’ in 1897 en huidige situatie (februari 2011).

Arteveldefeesten. Op 25 augustus 1865 verhuist de familie nog maar eens, nu naar een pand aan de Lievekaai pal naast de Lievebrug. (afb. 6 ) Tijdens hun verblijf aldaar wordt de familie getroffen door een paar vroege overlijdens. César François Fremolle, pas terug op 29 mei 1868 komende van Lembeke, overlijdt er op 12 juni 1868 aan tyfus. Hij was ex-onderbrigadier der douane en handelsreiziger en dus waarschijnlijk ook betrokken bij het familiebedrijf. Een nieuwe, zware klap volgt als Auguste Burger op 4 juni 1871 op zijn beurt overlijdt aan tyfus. Na de Arteveldefeesten kunnen nog enkele jaren ‘Artevelde-etiketten’ zijn gebruikt maar het is minder waarschijnlijk dat na het overlijden van Auguste nog etiketten met zijn naam erop werden gedrukt en gebruikt. Een bijkomend argument om het ontstaan van het etiket te situeren ten tijde van de Arteveldefeesten. Het overlijden van de twee oudere broers betekende niet het einde van de handelsactiviteiten van de resterende familieleden. Charles Louis, Adolphe Henri en hun zusters Hélène en Mathilde zetten samen de firma verder. Adolphe Henri is de enige die een gezin sticht. Na zijn huwelijk gaat hij wel zijn eigen weg. Hij begint een eigen zaak en is op diverse achtereenvolgende locaties actief als wijn- en likeurhandelaar. Na zijn overlijden in 1890 stopt zijn weduwe met de likeurhandel en baat ze een suikerbakkerij (confiserie)

278


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 279

uit, ook zijn kinderen zijn niet verder actief in de wijn- en likeurbranche. Charles Louis, Hélène en Mathilde blijven ongehuwd samenwonen. Niet minder dan een kwart tot een derde van de Vlaamse bevolking bleef permanent ongehuwd tijdens de periode 1850-1870. Een huwelijk was tijdens deze periode en zeker bij de middenklasse, vooral een verstandelijke en zakelijke aangelegenheid, de onzekere economische situatie met soms acute noodsituaties zorgde ervoor dat het financiële aspect primeerde. Na nog diverse andere locaties te hebben aangedaan verblijven ze definitief vanaf 30 augustus 1882 in de Brabantdam waar ze verder in de wijn- en likeurhandel en -stokerij bedrijvig blijven. ( 3 ) Het bedrijf van de familie

Afb. 6. Lievekaai: woonhuis van de familie Burger van 1865 tot 1876. Huidig uitzicht (februari 2011).

Burger is nooit uitgegroeid tot een grote firma, het was een typisch familiebedrijfje. Julius Joseph Fremolle, de natuurlijke zoon van hun zus Elisabeth duikt vanaf een onbepaalde datum op in de Brabantdam en is er ook werkzaam. Zelfs in de Brabantdam wordt nog eens verhuisd, de winkel wordt in

279


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 280

juli 1891 overgebracht van de kant van de pare huisnummers naar de onpare. Er is geen opvolging in de zaak Burger in de Brabantdam en de familiezaak deemstert langzaam weg, een voor een overlijden de kinderloze familieleden. Mathilde blijft als laatste actief in de likeurhandel tot haar dood in 1915.

G. Desmet, R. De Vriendt-Mores.

Met dank aan B. Baillieul, A. Brysse, Prof. A. Evrard, K. Leeman, J. Volcke.

Voetnoten: 1. Volgens de geboorteakte van Mathilde (10-1-1843) was vader Caspar Jacobus Burger toen 57 jaar oud. 2. In dit beeldbepalend pand dat in 1996 fraai werd gerestaureerd woonde voordien het gezin van ‘equyer’ Jacques Ferdinand Bernard Blommaert en Catharina Philippine Van den Bossche. Een van de kinderen is Philip (° 1808) die in 1829 als doctor in de rechten afstudeert aan de Gentse universiteit. In 1832 publiceert hij een manifest, het eerste pleidooi voor het herstel van de Nederlandse taal: ‘Aenmerkingen over de verwaerloozing der Nederduytsche tael.’ Philip Blommaert blijft heel actief vlaamsgezind, hij maakt zich verdienstelijk als dichter, filoloog en historicus en zetelt van 1-1-1861 tot 31- 12-1866 als liberaal en onafhankelijk liberaal in de Gentse gemeenteraad. 3. Opeenvolgende locaties: 1876: Begijnhoflaan; 1878: Onderstraat, 1882: Brabantdam pare kant; 1891: Brabantdam onpare kant..

Bibliografie en bronnen. Bevolkingsregisters van Gent en Burgerlijke Stand van Gent en Oostakker. J. Vermeulen, De groei en de bloei van de Arteveldefiguur in de Vlaamsche Volksziel, Oostvlaamsche Zanten, 13de jg. nr. 4- 5, juli- oktober 1938, p. 101- 208. G. Deneckere, De resurrectie van Jacob Van Artevelde in de 19de-eeuwse Gentse arbeidersbeweging. Over het verlangen naar ‘de grote man’, Handelingen der Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent. Nieuwe reeks – deel L. 1996, p. 155 - 187. M. Steels, De inhuldiging van het standbeeld van Jacob Van Artevelde, Ghendtsche Tydinghen, 8ste jaargang nr. 2. 15 maart 1979, p. 80-93. A. Bruggeman-Rosseel, E. De Weerdt, A. Heins, Gand. Le marché du Vendredi comme il était il y a cent ans. Oct. 1897.

280


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 281

Bijlage 1. De relatieve betrouwbaarheid van de bevolkingsregisters. In de bevolkingsregisters worden per straat en huisnummer de opeenvolgende bewoners genoteerd. Ze vormen een heel rijke informatiebron maar ze zijn evenwel (zeker voor de 19de eeuw) niet altijd betrouwbaar. We geven enkele voorbeelden van struikelblokken tijdens de opzoekingen naar de familie Burger. 1. Hélène Fremolle staat meer dan veertig jaar in de diverse tellingen geregistreerd als Hélène Burger. Tevens worden verschillende geboorteplaatsen en –data opgegeven: °Antwerpen 206-1825, °Antwerpen 20-7-1827, ° Antwerpen 1830, ° Leuven 15-8-1828. Volgens een notitie in het bevolkingsregister van de telling 1891-1900 is haar geboortedatum daar overgenomen uit haar Antwerpse doopakte en is ze niet ingeschreven gevonden in de burgerlijke stand van Antwerpen. Haar officiële naam en geboorteplaats en –datum hebben we overgenomen uit de gegevens van haar overlijdensakte. 2. In de telling 1891-1900 staat in de Brabantdam 68 Julius Fremolle vermeld als werkman/wijnsteker (wijnhandelaar). In een bijgevoegde notitie wordt vermeld: ‘deze persoon woont op dit adres sedert verschijdene jaar, al de opzoekingen om zijn afschrift te ontdekken zijn vruchteloos gebleven geboren te Gent Berouwstraat is hij aldaar niet ingeboekt als ook te Brussel alwaar hij lange jaren verbleven heeft’. Zijn geboorteakte is inderdaad niet terug te vinden in de registers van de burgerlijke stand maar de ambtenaar heeft zich niet te pletter gezocht in de bevolkingsregisters. Hij staat wel degelijk ingeschreven in het Berouw bij het gezin van wever Cornelius Van Damme - Maria Van Aerde en hun zoontje Julius, geboren op 12 november 1856. Julius Josephus Fremolle (Frimol) staat vermeld als onwettig geboren op 15 december 1856 en een bijkomende notitie geeft als aanvullende informatie: ‘de moeder is niet ingeschreven alhier’. Het spoor van Julius Josephus Fremolle is niet te volgen in de bevolkingsregisters. De pleegouders (Maria Van Aerde was waarschijnlijk de min) verhuizen constant. In het Berouw alleen al, vijf keer op zes jaar tijd ! De naam van Julius Joseph Fremolle is er slechts de eerste keer traceerbaar zonder verdere in- of uitschrijving. Zijn naam ontbreekt in de woning aan de Vrijdagmarkt maar eigenaardig genoeg staat hij in de telling 1867-1880 ingeschreven aan de Lievekaai (weer zonder in-of uitschrijving). Daar wordt als geboortedatum 15 december 1857 (!) genoteerd en wordt hij als handelaar beschouwd. Als Charles Louis, Hélène en Mathilde in mei 1876 verhuizen naar de Begijnhoflaan wordt Jules Fremolle niet meer vermeld en pas in de telling 1891-1900 duikt zijn naam weer op in de Brabantdam. 3. Een ander heikel punt betreft de precieze voornaam van Charles Louis Burger. In de bevolkingsregisters en de Gentse wegwijzers staat hij vermeld als (Charles) Louis. Hij doet in 1890 de overlijdensaangifte van zijn broer Adolphe Henri, staat er genoteerd (en tekent !) als L(ouis) Burger. In het bevolkingsregister van 1891-1900 evenwel staat zijn voornaam Lodewijk (dan in Nederlandse versie) doorstreept en staat er boven ‘Frans’ genoteerd met de opmerking ‘verbeterd volgens geboorteakte’. In de daaropvolgende telling staat hij geboekt als François. Een misverstand tussen twee ambtenaren? Bedoelde een eerste ambtenaar dat zijn naam volgens zijn geboorteakte Franstalig was en werd ‘Frans’ in de volgende telling door een andere ambtenaar geïnterpreteerd als zijnde zijn voornaam? Het resultaat was wel dat hij in het gesticht van de Zusters van Liefde te Lovendegem effectief werd ingeschreven als François en er daar onder die naam stierf.

281


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 282

Bijlage 2: persoonsgegevens van de familie Fremolle/ Burger. De gegevens hieronder werden verzameld uit de Gentse bevolkingsregisters en de aktes van de Burgerlijke stand van Gent en Oostakker. Sophie Fremol(le) ( Fromolle, Frimol, Faemolte) ° Brussel 29-3-1803. x op ? te ? met Caspar Jacobus Burger + Gent 11-6-1886 ( Brabantdam) Kinderen. 1. Elisabeth Fremolle ° Brussel 20-6-1823. Waarvan natuurlijke zoon Julius Joseph Fremolle (Frimol) ° Gent 15-12-1856 (Berouw) + Gent 9-5-1910. (Brabantdam). Ongehuwd. gegevens over een eventueel later x en + datum en +plaats van Elisabeth zijn niet teruggevonden. 2. Hélène Fremolle. ° Antwerpen 20 -6- 1825. + Gent 8 -11- 1897( Brabantdam) ongehuwd. 3. César François (François Gerard) Fremolle ° Leuven 16-8-1829. + Gent 12 -6- 1868 (Lievekaai) ongehuwd. 4. Auguste Joseph Burger ° Oosteeklo 18 -12- 1832. + Gent 4 -6- 1871 (Lievekaai) ongehuwd. 5. Charles Louis (François?) Burger. °Assenede 13-6-1835. Naar Lovendegem Molendreef 19 (gesticht Zusters van Liefde) op 27- 8-1904. + Daar overleden op 23-12-1905, ongehuwd. 6. Adolphe Henri Burger ° Kaprijke 16-5-1839. x Lokeren 11-2-1874 met Maria Mathilde Coene (waarvan kinderen ) + Gent 24-3-1890 ( Kasteellaan) 7. Mathilde Burger. ° Oostakker (Langerbrugge) 10-1-1843. + Gent 22-11-1915 (Brabantdam) ongehuwd.

282


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 283

DOCUMENTATIECENTRUM: WERKING VAN DE BIBLIOTHEEK IN 2010

De bibliotheek was 40 zondagen open voor het publiek en ontving 594 bezoekers. Op de wekelijkse werkdagen waren er 1544 aanwezigen. Er waren 1155 uitleningen: 653 boeken en 502 tijdschriften. De verdeling over de rubrieken was als volgt: Gent: 235, Oost-Vlaanderen: 214, Geschiedenis: 102. De rest was verspreid over de andere rubrieken. Wij ontvingen gratis 26 boeken (recensie-exemplaren) voor een waarde van 505,70 €, 20 boeken werden aangekocht voor een waarde van 569,44 €. Er werd een abonnement genomen op 12 tijdschriften: 357,25 €. De Ruildiensten zijn onveranderd gebleven: 85. Mevr. A. Eggermont

HET KRONIEKJE VAN EEN OUDE GENTENAAR

Vandaag met de P

Paster: De Paster doe gîen 2 misse veur ‘t zelfde geld. Pap. Zijne pap nie keune koele mee iets: Er geen vrede kunnen mee nemen. Paraplu: Hij ès mee zijne veelo tege ‘ne buum gereeje en zijn wiel stâo paraplu. Partisan van iets zijn.: aanhanger van iets zijn, een volger. Pâoter: Iemand ne pâoter schildere: Iemand voor de gek houden. Passeerde weke: Verleden week. Pâonder: Een tenen korf waarvan het deksel uit 2 delen bestaat. Pâort: Deel. E pâort stâod' op de buize. In afwachting van de straf als men iets mispeuterd heeft. Verwijzing naar het achterste deel van een oude stoof waar iets gezet werd om het warm te houden. 283


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 284

Paltoo: Overjas. Hij mâoktege dîel uit van “Les Vieux Paletots”: mannen die de Eerste Wereldoorlog meegemaakt hadden. Pardesuu: Dezelfde betekenis als “paletot”. Pampier: Destijds bij de volksklasse voor “papier”. Pane: Fluweel. Hij drâogd e pane broek. Par force: Plus par force que par amour. Gedwongen worden iets te doen dat men niet graag doet. Passabel: Het kan er door. Passan: “An passan”: Intussen. Terloops. Passavan: Destijds een vervoerbewijs voor alcoholische dranken. Pâoternoster: Zijn pâoternoster opzegge: bij het uiten van een serie vloeken. Pasjense: Geduld. Parijje: Prei. Peinsjâoger: Een stroper. Permerense: “Permanence”. Het politiekantoor dat dag en nacht openbleef. Petâoter: Aardappel. “‘t Lig d’in de petâoters” = ‘t Is mislukt. Ne dwâoze petâoter: een dommerik. Petietses: Een huiduitslag die jeuk kan veroorzaken. Vandaar de verwensing: “‘k weinsch eu de Petietses in korte âormkes omdadeu nie zoe keune scharte. Peere: Zijne peere zien. Moeilijkheden met iets hebben, een lastig werk moeten verrichten In het burgergents: J’ai vu mon père. Peeche: Perzik. Pêwo: Pauw. Pêws: Paus. Van mooie meisjes zegt men: “k Zoe liever bij eur slâope in mijn hende dan bij de Pêws mee zijn beste klîeren an.” Peselle: Peterselie. Pierke: Klein. E pierke van e lampke. Een lamp die weinig licht uitstraalt. E pierke van een huizeke: een klein huisje. Pirdezâoge: Iemand e pirdezâoge spanne. Hem vervelen met een lang verhaal. Pirre: Peer. E pirre op hèn = dronken zijn. Ook een oorveeg, een slag. “Hij kreeg dâor e pirre op zijn muile”. Pirrelirre: Regenscherm. Pietse: Penis. “Pietse blûut” = Poedelnaakt. Pirdûuge: Spiegelei. Pirrel: Parel. Peinse: Ordinairder dan hoofdvlak. Meestal gemaakt van rundsafval. In Antwerpen: Fruut. Vroeger ook wel genoemd “Frikandon van den âorme” of “Weversfrikan-

284


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 285

don”. Zijn peinse vulle: flink eten. Pekkijnge: Een rammeling. Pekschijter: Een scheldnaam voor “schoenmaker”. Peere Boeboe: Schrikaanjagende figuur om kleine kinderen die stout zijn schrik aan te jagen. Pèskisse: Pestkaars die in vele kerken geofferd werd op O.L.V.Hemelvaart. Peeniebel: Pijnlijk. Pèsiebel: Vreedzaam. Picar: Ne col-picar. Een hoge stijve col. Piep: Slappe koffie. Pier-la-Force: Een sterke man of iemand die er zich voor uitgeeft. Pietelirre: Vervorming van “Pet-en-l’air”. Een habijt. Pioche: Pikhouweel. Plankierkâorter: Een slechte kaarter. Pharaïeldeplâotse: Veerleplein. Pijkezot: Schoppenboer. Pijkenîere: Ceremoniemeester in de kerk. Pluime: De pluime steken: Spijbelen. Plat: Zûu plat gelijk e zeske. Plètse bâorvoets: Op blote voeten. Portrettetrekker: Fotograaf. Pijpe: Hij ès de pijpe uit. Hij is dood. Poer: ‘t Poer èst er uit. Zegt men van iemand wiens krachten sterk verminderd zijn. Poejerijnge: Een ranseling. Ook verlies in het spel. Poeldemort: De markt van pluimvee. Politiek: Politiek in Irfkâos zijn twîe dijnge die stijnke. Pompwâoter: Als iets gezegd wordt waar men helemaal niet in gelooft, zegt men “Geluuf da in drijnkt pompwâoter. Porse: Portie. Porto Stijnko: Wordt gezegd van een goedkope sigaar. Potijnk: Gebak met rozijnen dat gemaakt wordt met afval van brood. Potirde: Iets dat niet deugt. Wanneer men in het kaartspel slechte kaarten toegedeeld krijgt, zegt men: “‘t Es mâor potirde, zulle.” Popoerie: Potpourri. Pottekarie: Verzameling van potten en pannen. “Boulevard Pottecarie”: de Voormuide. Potuil: Een dommerik. Potschijter: Een onnozelaar.

285


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 286

Preefeerabol: Verkieslijk. Preefeereren: Aan iets de voorkeur geven. Preezantâobel: Toonbaar. Fatsoenlijk. Preezanse: Aanwezigheid. Presseere: Dringend, haastig.”‘t En presseer nie.”: Het is niet dringend. Preetandeere: Beweren. Propozeere: Voorstellen. Pronken: Pruilen. Purre: Puist. Puppe: Pop. Pui: Ge zij gezet gelijk ne pui op ne weegelijnk. Ge zit er goed voor. Het is in orde. Putse: Ze zulle mee mijn geld gîen putses pissen. Ze zullen geen gelegenheid krijgen om iets van mij te ontvangen. Punt: Zuig dâor een peuntse an. Neem daar een voorbeeld aan, ge zult het niet beter kunnen. Puurgâose: Een vervelende persoon.

Hugo Collumbien

BIBLIOGRAFIE

Bij Ultima Thule verscheen een nieuwe aflevering in de reeks “Gentse Stadswijken”. Pieter Van Aalst heeft zich deze keer vastgebeten in “Oud Begijnhof & Elisabeth-parochie”. Het is zoals in de vorige boeken een uitgebreide beschrijving van dit oude stadsdeel met een boeiende geschiedenis. Dit gebeurt methodisch, straat per straat, van de Akkerstraat tot aan Waldamkaai: historiek van de straat, van de personen die er geboren werden, gewoond hebben, gestorven zijn, evenementen die er zich voorgedaan hebben, etc. Een belangrijk hoofdstuk is gewijd aan het Oud Begijnhof zelf. Formaat: grosso modo 24 x 31 cm. - 175 bladzijden. Perfect? Toch niet helemaal: wel een 125-tal foto's, maar niet ondertiteld. Er werd wel gezegd dat, aan de hand van het bladzijdenummer, uitleg te vinden 286


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 287

is over de daarop figurerende foto. Was dat maar waar. Deze lijst is slordig opgesteld: wij zijn 16 foto's tegengekomen die niet op deze lijst staan, anderzijds de vermelding van een foto op een bladzijde waar er geen staat. Dat begrijpen wij niet: als men bedenkt dat de auteur ongetwijfeld vele honderden uren zal besteed hebben aan de samenstelling van dit boek, dat er dan geen halfuurtje overbleef om een correcte lijst op te stellen. Spijtig, maar deze detailkritiek mag in geen geval een rede zijn om u dit boek niet aan te schaffen, want het is een aanrader. Prijs: 28 €. Te bekomen in het Museum voor Volkskunde op de Kraanlei, en vermoeden wij, in de boekhandel. Bij Snoeck verscheen “Gent op het Spoor”. Stations maken de Stad. Daarin kan men de historiek lezen van de “IJzeren Weg” in Gent en van al de stations die Gent kent en vooral gekend heeft en nu tot het verleden behoren, inbegrepen de stopplaatsen. Denk maar aan de Zuidstatie, Gent-Oost, Land van Waes, Dampoort (Gent-Eeklo,), Heirnis, Muide, Kanaal van Terneuzen, Rabot, Gentbrugge Noord, Gentbrugge Zuid, Oostakker, St-Denijs-Westrem, Westveld. Het gaat niet alleen over de stations, maar ook over de zeer levendige stationsbuurten. Wat dit boek bijzonder aantrekkelijk maakt zijn de talrijke prachtige foto's (een 200-tal. Oude Gentenaars zullen met plezier, en ongetwijfeld nostalgie, nu verdwenen gebouwen en stadsgezichten die zij gekend hebben, herontdekken. En aldus tot de vaststelling komen dat hun stad een eeuw geleden een stuk mooier en gezelliger was. Het boek heeft een formaat van 24 x 28 cm., telt 190 bladzijden en kost €32. Te bekomen in de boekhandel.

Auteurs worden verzocht hun kopij, zo mogelijk, digitaal aan te leveren op g.t.@telenet.be en een outprint te sturen aan het Redactieadres: Groenvinkstraat 2/201 - 9041 Gent. Wij zouden het op prijs stellen mochten zij er voor zorgen dat deze tekst IDENTIEK is aan de digitaal aangeleverde tekst. Dus geen correcties/wijzigingen meer uitvoeren nadien. Het is al verschillende malen voorgekomen dat dit niet het geval was, met als gevolg veel nutteloos tijdverlies.

287


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 288

VRAAG EN ANTWOORD Vraag van de heer Willy van Mossevelde: Ca. 1934 zijn mijn ouders en ik van Gent naar Kortrijk verhuisd. Enkele maanden later (ik was ong. 5/6 jaar oud) ben ik zwaar ziek geworden. Eten kon ik nauwelijks, met de dag werd ik zwakker. Enkele bezoeken bij Kortrijkse dokters brachten geen aarde aan de dijk. Meer nog, men gaf mij geen overlevingskansen meer. Op aandringen van onze Gentse familie zijn wij dan uiteindelijk naar Gent afgereisd om aldaar een zekere Professor D. Minne te bezoeken die, voor zover ik mij herinner, in één van de aanpalende straten aan de Recolettenlei in een groot herenhuis woonde (tussen haakjes, vooraleer wij door de dokter werden ontvangen, had ik 2 bananen en 4 mastellen binnengespeeld, zonder dat die er nadien weer uitkwamen). Professor Dr. Minne, in mijn jonge ogen van een respectabele leeftijd, met een bokkebaardje, was volgens de gegevens een eminente specialist in longaandoeningen en zeer bekend in het Gentse en omgeving. Scharrelend in mijn geheugen moet hij ook een kliniek geopend hebben, in de onmiddelijke omgeving van zijn woning (een soort sanatorium veronderstel ik). Deze dokter heeft mijn leven gered (ik ben er nu 82)en ik wou graag meer vernemen over deze persoon. Ik hoop aan het goede adres beland te zijn. Hartelijk dank bij voorbaat aan deze die mij kunnen inlichten. Vraag van de heer Willy Tys (Thonon - Frankrijk): “Ik heb een kleine vraag betreffende ELISABETH PAULINE DE GAND (°1737 † 1794 ), Gravin van LAURANGUAIS, echtgenote van Leon Louis Félicité de BRANCAS laatste overlevende van het geslacht RASSEGEM (-RESSEGEM ) onthoofd in 1794 onder de Franse Republiek, verdacht van samenzwering. Mijn vraag is: 1. Waar werd zij geboren? 2. Wie waren haar vader en moeder? 3. Waar werd ze onthoofd? Met veel dank op voorhand. De heer Frans De Bleecker zoekt voor vermelding in een boek over “De Geschiedenis van Ledeberg” personen die iets meer zouden weten over “Confrérie La Poule”.

288


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 289

LEZERS SCHRIJVEN ONS

De heer Gilbert Minne schreef ons het volgende: Voorstel: Naamgeving op een boogscheut van het Gentse SintPietersstation Op de Koningin Fabiolalaan, ter hoogte van de geplande kantoortoren en het L-vormig gebouw, was destijds het lokaal van de handboogmaatschappij “Vlijt Gedijdt� gelegen. Dit opschrift prijkt nog vandaag boven de ingangspoort. Bovendien staat de toren, waarin op staande wip werd geschoten, nog altijd recht. Hij is in zeer bedenkelijke staat en verdient opgewaardeerd te 289


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 290

worden. Als erfgoed en getuige van het landelijke karakter van de vroegere Afsneelaan dient de toren dringend gerestaureerd te worden, opdat hij als baken van ons recent Gents verleden zou kunnen fungeren, liefst met een passende zinvolle invulling. Vanaf de hoogste autoparking ziet men overduidelijk het belang van bedoelde toren in het landschap van ons Gents geheugen. In het licht van de geplande gebouwen kan de boogschutterstoren echter opnieuw een rol van betekenis spelen. De oude en de nieuwe toren elk als de concrete getuigen van een stukje geschiedenis. De 22 verdiepingen hoge toren zou de toepasselijke naam “De Peerse” kunnen worden toegewezen, terwijl het lagere gebouw omwille van zijn publieke dynamische functie “De Wippe” kan worden genoemd. Twee klinkende namen die origineel zijn en uitstekend refereren naar het plaatselijke erfgoed terwijl het er vandaag nog staat. Voor de stad Gent is het de gelegenheid om het vroegere landelijke karakter van deze buurt onder de aandacht te brengen. De vermakelijkheden van weleer worden door “De Peerse” en “De Wippe” geactualiseerd in de onmiddellijke nabijheid van concrete getuigen. De twee torens staan omzeggens oog in oog, beide bewust van de sociale rol die hen respectievelijk is en was toebedeeld. De koningschieting gebeurde op een staande wip, waarop een kleurrijke houten vogel werd gestoken. Oudere Gentenaars hoorde men spreken van “nen perokee”, van het Frans “perroquet”. Hiermee bedoelde men zowel de hoofdvogel als de sprang van een gaaipers, d.i. het ijzeren getakte bovenstuk waarop de gaaien of vogels zijn geplaatst. De gaaien op de hoeken van de horizontale roeden heten kallen of eksters. Andere namen van vogels hier toepasselijk zijn meerkat, roetaard en wuften. Voor de langgerekte zone tussen het station en de Snepkaai 1,3 km lang, kan de Gentse benaming “perokee”, in de betekenis van getakt bovenstuk op een peerse, worden weerhouden, evenwel in een door onze jeugd geactualiseerde schrijfwijze “De Per-OK”. Handige benaming want ook door anderstaligen op dezelfde manier uitgesproken. De eerste lettergreep verwijst naar “perron”. De tweede lettergreep luistert naar “au quai”. Hiermee komt de N.M.B.S. ook goed weg. Bovendien staat OK voor goede woonkwaliteit en uitgebreide parkeermogelijkheden, gecombineerd met een optimaal verkeersmiddel. De namen “De Peerse”, “De Wippe” en “De Per-OK” voldoen aan de vereisten: de identiteit van gebouw, buurt en stad versterken en tevens passen in een reeks. Ze vormen samen met het opschrift “Vlijt Gedijdt” en toevoeging met een aantal vogelnamen aan de reeds bestaande Snepkaai, een logische entiteit die ons plaatselijk geheugen opfrissen en tegelijk het sociaal leven alle eer aan doen.

290


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 291

De plaatsnaamgeving in de nabijgelegen Rijsenbergbuurt werd 50 jaar geleden begiftigd met een hele reeks sportnamen. Vandaag kan dit worden aangevuld met enige aandacht te vestigen op termen uit het handboogschieten. Mijn gedacht zullen de handboogschutters van Sint-Sebastiaan niet weigerig staan tegenover huidig voorstel. Van de heer Michel Dobbelaere ontvingen wij volgende brief: In het tijdschrift Ghendtsche Tijdingen nr. 6 van november - december 2010 staat er op pagina 478 wel een speciale afbeelding 4. Ten eerste: staan overal kleine cirkeltjes die verwijzen naar een bepaald punt in de straat. Ik vermoed dat men een niveau aangeeft, misschien ten opzichte van het zeeniveau.? Ten tweede: is mijn aandacht getrokken door twee straten die volgens mij verkeerd aangeduid staan (verwisseld van plaats). Waar dat plan dan gehaald is, is mij een vraagteken De twee straten die verwisseld zijn: zijn de panstraat (pannestraat) en de schaliestraat. Dus panstraat = schaliestraat en schaliestraat = pannestraat. Dan is er nog het artikel over: ‘De felle strijd van een Brits peloton om het Gentse noorden’ Ik meen mij te herinneren dat er op de Frerrerlaan twee soldaten begraven zijn geweest juist als ge van het Van Beverenplein komt daar waar langs de kant van het Guislain er een open plek komt aan die muur moeten zij doodgeschoten zijn door scherpschutters die in de watertoren zaten en ze zijn daar dan ook begraven. Later moeten ze dan weer ontgraven zijn geweest. Hier in de IJskelderstraat woont er nog een pool LUCZACK Ryszard die hier ook gevochten heeft en die dan getrouwd is met een vrouw die aan het Neuseplein moet gewoond hebben ten tijde van den oorlog en die nu overleden is. Die Pool heeft dan gewerkt in de fabriek van De Smetstraat, nu het KAHO. Ik denk dat er zo verschillende Polen in Gent blijven hangen zijn. Ik weet niet of het enig belang heeft maar ik meen mij ook te herinneren dat aan het begin van de Staakskenstraat juist nog op de Brugsevaart er een mitrailleursnest stond, zo een rond stenen geval waar een zware mitrailleur in stond en die bestreek op die manier gans de omgeving van de Brugsevaart. Uit een brief van Mevrouw Dina Haes-Carels noteerden wij de volgende passage: “Ik heb met de nodige aandacht uw rubriek “Het Kroniekje van een Oude Gentenaar. Vandaag met de N” gelezen. Bij het item “Note petote” ontbrak tot mijn verbazing de slotzin die het rijmpje nochtans zijn bestaansrede geeft.” Dat is juist, maar zoals bij vele oude Gentse versjes en liedjes kan men niet refereren aan een officiële tekst, want die staat nergens gedrukt. Men is 291


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 292

gebonden aan een orale traditie en de onvermijdelijke vervormingen die daarmee gepaard gaan. Denk maar aan “De Stirkste Man van Gent” met zijn talrijke versies. Zij noteerde: “Loat da zoete handje moar opegoan”. Bij het laatste woord werd extra druk uitgeoefend, waarop de vuist moest omgedraaid worden en geopend met de palm naar boven. Zij verwijst ook naar “Spelen mijner jeugd” van Lodewijk Lievevrouw-Coopman die daarin de volgende versie geeft: Note petote. Een speler houdt in zijn gesloten hand een klein voorwerp: een marbel, een pen, een knop, enz. Hij brengt de hand achter zijn rug en laat het voorwerp enige malen van de ene hand in de andere overgaan, dan steekt hij de handen naar zijn maat uit en vraagt hem te raden in welke hand het zit. Deze raakt dan beurtelings de handen aan, zeggende: Note petote, Waar zit de note? Hier of daar. 't En is geen waar, Laat dat zoete-n-handje opengaan. De hand die bij het woord dat wordt aangeraakt gaat open. Zit er het verborgen voorwerp in, dan is het voor hem. Zit het er niet in, dan moet hij de tegenwaarde geven. Ook meisjesspel.

De heer A.K. Evrard zond ons “een kleine aanvulling”. “Bij een opsomming van Van Daele’s toneelstukken in Ghendtsche Tydinghen. Ik herinner me, vóór de 2e oorlog met mijn grootmoeder o.a. een stuk van Van Daele in de Minard te hebben gezien “Uuzeke” (een aandoenlijke opvoering over een door een rijke lui - jongeman bedrogen volksmeisje uit een “puurtje”, waarbij heel wat zakdoeken bovenkwamen). Er werd dus bij de Van Daele-revue’s niet alleen gelachen, en véél - maar ook soms geweend. Wat ik mij ook herinner is dat er in praktisch ieder stuk “nen hakkelirre” (stotteraarr) of een slechthorende (“duuf as nen hirpel”) voorkwam (waardoor misverstanden zich ophoopten) Tegenwoordig zou het al zo niet meer aanvaard worden met gehandicapten te lachen (hoewel b.v. André Van Duyn en Chris Van den Durpel toch ook durven....)

292


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 293

OUDHEIDKUNDIGE KRONIEK

Op 3 Augustus 1923 schreef Alfons Van Werveke een kroniekje in de “Gazet van Gent” over Wellington te Gent.

Arthur Wellesley, derde zoon van den graaf van Mornigton, werd geboren te Dublin 1 Mei 1769. Hij stierf op zijn buitenverblijf Walmer Castle bij Dover, op 14 October 1852. Weinig menschen zijn met eerbewijzen overladen geweest als de held van Waterloo. Na de overwinning te Talavera de la Reyna op de Fransche legers (28 Juli 1809), kreeg hij den titel van baron Douro van Wellesley, van burggraaf Wellington van Talavera en van markies van Vineiro; aanvang 1812 schonk men hem 100.000 pond sterling; 3 October 1812 werd hij tot markies van Wellington verheven en kreeg daarbij een nieuw geschenk van 100.000 pond sterling, na den zege van Vitoria (21 Juli 1813) vereerde men hem met den titel van hertog van Vitoria. De val van Napoleon was een gelegenheid om hem hertog van Wellington te maken en markies van Douro en hem een geschenk van 400.000 pond sterling aan te bieden. Na den slag van Waterloo, waarbij de legers van Engeland, Hannover, de Nederlanden en Brunswijk aanvoerde (18 Juni 1815), verhief de koning van de Nederlanden hem tot prins van Waterloo met een erfelijke rente. België betaalt alzoo nog jaarlijks een som van 80.637,50 frank aan den afstammeling van den generaal, den huidigen prins van Waterloo). Men heeft aan Wellington gedurende zijn leven een standbeeld opgericht in verschillende steden van Engeland. De dagbladen van het Heilig Verbond uit het eerste derde van de XIXe eeuw spreken van hem als van een halven god. Zij verhalen al wat hij doet, zooals dit gebeurt voor de voornaamste vorsten van Europa. Later, als die geestdrift wat gekoeld was en dat het schrikbeeld van Napoleon niet meer als een spook verscheen in de huisgezinnen, welke een zoon hadden moeten offeren aan den Corsikaan, dan kon men Wellington met de noodige kalmte gaan beoordelen. Het is wel der moeite waard na te gaan wat men zooal van den held van Waterloo heeft gezeid, maar men mag niet vergeten, dat de beoordeelingen niet altijd met de vereischte onpartijdigheid zijn uitgebracht. Ziehier, uit den hoop, wat er twee schrijvers hebben van gezegd. Eerst een Franschman: “Geen eerbewijzen hebben ontbroken aan den man, 293


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 294

die alle geluk heeft gehad en die, bij werkelijke verdienste, alles buitengewoon gunstig is medegevallen. Er kan op verre na geen spraak zijn van hem op denzelfden rang te stellen als Napoleon, dien hij overwonnen heeft. “Een Duitscher heeft van Wellington gezeid: “Zich onderscheidende noch door een buitengewoon genie, noch door stoute gedachten, bezat hij evenwel een scherp verstand, een stalen wil, een onverstoorbare kalmte en een omwrikbaar plichtsgevoel”. De Gentsche dagbladen hadden dikwijls de gelegenheid te spreken van Wellington, die meermaals binnen onze muren kwam. In zijn hoedanigheid van Engelsch gevolmachtigde nam hij deel aan het congres van Weenen, als hij de ontscheping van Napoleon op den Franschen bodem vernam (Maart 1815). Hij teekende het buiten de wet stellen van Bonaparte en het verbondstractaat en spoedde zich naar Brussel, waar hij 6 April het bevel over de verbonden legers in handen nam. Men weet, dat Lodewijk XVIII Parijs had verlaten en naar Gent was gevlucht, van waar hij gemakkelijk Engeland kon bereiken, als de zaken een slechten keer namen. De koning van Frankrijk had zich gevestigd in het prachtig hotel d’Hane de Steenhuize in de Veldstraat. Vrijdag 8 April, kwam Wellington den vorst bezoeken. ‘s Voormiddags nam hij zijn intrek in het hotel Clemmen, rechtover ‘s konings verblijf, thans door Mevrouw de Wwe Eug. Vander Haeghen bewoond. Door den vorst ontvangen, deelde hij dezen geruststellende tijdingen mede en had onmiddellijk daarna een bespreking met den hertog van Feltre, minister van oorlog van Frankrijk. Vervolgens nam hij het middagmaal met den koning. ‘s Avonds had hij met den minister een nieuw onderhoud, dat tot laat in den nacht duurde. ‘s Anderdaags morgens keerde hij naar Brussel terug. 16 April weer een bezoek aan Gent om de versterkingswerken in oogenschouw te nemen en terugkeer naar Brussel denzelfden dag. Weer een vluchtig bezoek den 20 April en terug naar de hoofdstad. 6 Mei verschijnt de generaal hier weer en blijft tot ‘s anderdaags om het Engelsch leger alhier in oogenschouw te nemen op Sint-Pietersplein en nog eens de versterkingswerken na te zien. 31 Mei komt Wellington terug om een bezoek te brengen aan de hertogin van Angoulème en het middagmaal te nemen met den koning; ‘s namiddags keert hij terug naar Brussel, waar hij noodig is voor de belangen van het leger. Na den slag van Waterloo (18 Juni 1815) was de generaal gelast met het opperbevel van de verbonden legers, die Frankrijk bezetteden. ‘t Is dank aan hem, dat wij dan weer in ‘t bezit zijn geraakt van een gedeelte der schilderijen (honderd van de twee honderd zeventig), hier te lande weggenomen gedurende de Fransche overheersing. Van tijd tot tijd verscheen Wellington in ons land. 3 Augustus 1817 kwam hij te Gent ter gelegenheid van de tentoonstelling van

294


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 295

Schoonen Kunsten, toen Repelaer van Driel, minister van Onderwijs, de prins van Gaver, groot-maarschalk van koning Willem I, de graaf van Hogendorp, de schilders David, Odevaere, Paelinck, Van Bree, enz. hier ook vertoefden. 21 Mei kwam de generaal van Brussel langs Gent over om de versterkingswerken van Oudenaarde, Doornik, Bergen, enz. in oogenschouw te nemen. Hij keerde te Gent weer en vernachtte in het Posthotel om ‘s anderdaags de werken van het Spanjaardskasteel na te zien en het kabinet van schilderijen te bezoeken van de heer Schamp, in de Veldstraat, waar nu het huis Caron en de Innovation gevestigd zijn. In Augustus 1817 spande Wellington een proces voor laster in tegen den uitgever van het Gentsch “Journal van Oost- en West-Vlaanderen” die, in zijn nummer van 14 Juni, had geschreven: “Men verzekert, dat den heer Dubuc, de volksplantinge waarvan hij intendant is (de Martinique) zeer wel bestierende ten voordeele van een vreemd gouvernement, lord Wellington begeirt heeft hem in zijne plaetse behouden te zien. Daar is niets meer noodig om hem voor altijd in zijne eerlijke bedieningen te laeten.” De rechtbank wees de vraag van den generaal af en veroordeelde hem tot de kosten. Wellington, hardnekkig in het gerecht als in den krijg, ging in beroep voor het hof te Brussel. Het beroep onontvankelijk verklaard zijnde, ging de generaal in verbreking. Het hooge gerechtshof stelde het beroepshof in het ongelijk, vernietigde het vonnis ten gunste van den uitgever en, in gevolge een besluit van de koning, beval, dat de grond der zaak voor het hof zou bepleit worden. De uitgever werd veroordeeld tot één maand gevangenis, vijf jaar berooving van zijne burgerrechten, 25 gulden boete en de kosten van de twee aanleggen; het vonnis mocht op 500 afdrukken ten koste van den uitgever aangeplakt worden op zulke plaatsen van het land waar het Wellington begeerde. We moeten er bijvoegen, dat dezelfde uitgever 12 Juni veroordeeld was geweest om een lied te hebben afgedrukt met smadelijke zinnen voor graaf de Thiennes, minister van koning Willem I. De personen van zekeren ouderdom hebben de citadel gezien tusschen de Kortrijksche en de Heuvelpoort, thans vervangen door het Park. De eerste steen ervan werd gelegd 15 April 1823. Reeds 10 Augustus 1831 was Wellington de plaats komen in oogenschouw nemen, waar men de citadel wilde bouwen. 22 Augustus 1823 keerde hij terug om de werken te zien en 3 Augustus 1825 was hij te Gent weer met hetzelfde doel, Herinneren wij hier, dat het opschrift van de poort der kazerne van de citadel, die nog bestaat, herinnert aan den vermaarden slag, door Wellington gewonnen: Niemand zal mij ongestraft aanraken. Gebouwd het elfde jaar na den slag van Waterloo (1826). A. Van Werveke

295


Binnenwerk_mei_juni_2011_September binnenwerk OK 5.0 24/05/11 13:24 Pagina 296

DIT BESTAAT NIET MEER

Militair hospitaal. Foto’s genomen op 17 Maart 1963.

296


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 297

GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring Gent V.Z.W. 40e jaargang nr. 4 juli - augustus 2011

Inhoud - Erik Dekeyser: Straat in Brussel genoemd naar Gentenaar Pierre Gassée. - Louis van Biesbroeck: Inventaire Archéologique: Monument van Willem van Bronckhorst en van zijn vrouw Maria van Warluzel. - Daniël Van Ryssel: Minder bekende en/of verdwenen locaties: Het Kramersplein - Guy Schrans: “Pierre-Victor, Jacques Clément et les autres”. Minder bekende Gentse notabelen uit de periode 1780-1840 (Deel 5) 4b. Pierre-Georges de Meulenaere (1751-1825) - Pierre Kluyskens: Joseph Kieckepoost. - Erik De Keukeleire: Sint-Denijsplein, een Trilogie. De prille jaren als vliegveld. Deel IV: 1908-1930. - Luc Devriese: Ghendtsche toestanden: Nachtbarges en beurtschepen Anno 1842. - Hugo Collumbien: Gentse Memoriedagen: 5-6-7 December. - Willem Rogghé: De wijk van het Spanjaardskasteel in 1846 (St-Baafsabdij) - Daniël Van Ryssel: Vergeten Gentse schrijvers. Jacob van Zeve(n)cotte. (Gent 1596 - Harderwijk (Ni) 1642). - Hugo Collumbien: Het Kroniekje van een oude Gentenaar. Vandaag met de R. - Bibliografie. - Lezers schrijven ons. - Uitgaven van de Kring. - Oudheidkundige Kroniek - Getekend door Gaston De Bruycker: Een poortje in het Klein Begijnhof. - Dit bestaat niet meer: Demping van de Lievegang.

297

298 306

309 314

321 327

344

352 359 367

369 371 374 380 381 383 384


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 298

STRAAT IN BRUSSEL GENOEMD NAAR GENTENAAR PIERRE GASSÉE

Het tweetalige straatnaambord vermeldt RUE PIERRE GASSEE STRAAT en is een zijstraat van de Jubileumlaan en de Laekenveldstraat te Sint-JansMolenbeek.

Deze straat werd vernoemd naar Petrus Jacobus (Pieter, Pierre) Gassée. Hij werd geboren te Gent op 2 mei 1828 als zoon van schoenmaker en daguurwerker Jacobus en Coleta Duyckers. De eerste sporen van de familie Gassée in Gent gaan terug tot 1730 met het huwelijk van Jan Gassé(e) (†1759) met Catharina Braeckeleere. Eén van de zoons waarvan Pieter Gassée afstamt is Daniël Gassée (1737-1796) die gehuwd was met Maria Silbo. Hij was sedert 1770 meester speldenmaker in het korps afhankelijk van de meerseniers. Het ambacht der meerseniers kwam voort uit de oude koopmansgilde. De meerseniers hadden sedert de vroege middeleeuwen het alleenrecht om allerhande voorwerpen te verkopen zoals hoofdklederen, gordels, zijden koorden, kammen, tassen, beurzen, rijgkoorden, handschoenen, broeksriemen, katoen, garen, paternosters, parels, knopen en... spelden. Tot de Carolijnse Concessie van 1540 was de nering der meerseniers de 15e in rang. Daarna werden de neringen gereduceerd tot 27 waarvan de nering der meerseniers, samen met de riemmakers, hoedenmakers en schilders de 10e in rang werd. Het beroep van speldenmaker en verkoper werd door vele Gassée’s gedurende een periode van bijna honderd jaar uitgeoefend rond de Veerstraat, de Kozijntjesstraat en de Mortierstraat, in de omgeving van de huidige Gebroeders Van Eyckstraat. 298


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 299

JEUGD EN OPLEIDING Pierre of liever Pieter bracht zijn jeugd door nabij het Scheiergat op Ekkergem, dit was gelegen buiten de waterpoort tegenover de SintMartinuskerk. Bij zijn inschrijving aan de Academie voor Schone Kunsten te Gent in 1845 woonde hij als enig kind bij zijn ouders aan de Bellevuestraat 49 (huidige Raas van Gaverestraat) en in 1850 aan de Cosijnstraat 36 te Gent (een thans gesloopte straat in de omgeving van de huidige Gebroeders Van Eyckstraat). Hij zou dus lessen gevolgd hebben aan die academie maar wij vonden hem slechts ingeschreven voor het schooljaar 1845-1846. Naast zijn naam stond echter pas présente. Daarna volgde hij met enige onderbreking tijdens het schooljaar 1850-1851 terug de lessen in de Classe Supérieure d’après le système Dupuis bij mr. Vanderplaetsen. Niettegenstaande hij bij het eerste examen een tweede plaats behaalde (bonne conduite) stopte hij vroegtijdig: cet élève a été malade jusqu’à le fin du cours. Waarheid of uitvlucht? Wij weten het niet. Hij was inmiddels in de zomer van 1850 in Brussel gehuwd... Hij vestigde zich in Brussel waar hij in verscheidene ateliers vanaf 1851 het ambacht van peintre décorateur uitoefende. Hij werd er tevens geprezen als een uitstekende kunsttekenaar.

Prachtige porseleinkaart van Pierre Jacques Gassée ca 1850. Porseleinkaarten zijn litografische (steendruk) visitekaarten waarvan het papier of karton eruit ziet als porselein omdat de drager behandeld werd met een dunne laag zink- of loodwit vermengd met kaolien en aluin.

299


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 300

TONEELACTEUR Gepassioneerd door het toneel sloot hij vroeg aan bij verscheidene rethoricamaatschappijen. Hij toonde daar zijn talent en werd er ontdekt als en zeer openhartige toneelspeler. Met zijn welluidende en vibrerende uitspraak, iets wat toen nog zelden voorkwam in de toneelwereld, en met de kracht van een komisch acteur stelde hij zich niet tevreden met een rol van een eenvoudige liefhebber. Rond 1850 reeds stichtte Pieter te Brussel – samen met Jacob Kats (18041886) en Felix Van de Sande (1824-1890) het Nationaal Vlaams Toneel en speelde er als acteur vele rollen in verschillende schouwburgen. Hij was dus gehuwd te Brussel op 24 juli 1850 met de nog zeer jonge 17-jarige Anne De Graef, geboren te Brussel op 5 januari 1833. Mogelijk leerde Pieter haar kennen als naaister voor het toneelgezelschap. Zij stond in 1851 ingeschreven als couturière, in 1863 als artiste dramatique en vanaf 1866 sans profession. Begrijpelijk want zij had toen ook al twaalf van haar zestien kinderen ter wereld gebracht. Zij was de dochter van boekbinder Pierre Antoine en Marie Thérèse Van den Bosch uit de Hospitaalstraat, in het centrum van Brussel. Toen in 1858 de rollen werden verdeeld kreeg Pieter de Eerste Jonge Boertige rollen en de Eerste Jonge Komische rollen. Zijn echtgenote Anne kreeg de Eerste Boertige rollen. Wij weten niet precies hoeveel en welke rollen zowel Pieter als zijn echtgenote hebben vertolkt. Het zou trouwens ook niet mogelijk zijn hier in deze context alle rollen op te noemen. Zo vertolkte hij o.m. de rol van Aijos, bediende bij Johns in het toneelstuk Het Geld, een drama in 5 bedrijven van Jacob Kats uit 1859, terwijl zijn echtgenote de rol vertolkte van Reinette, de beminde van Lames. Hij vertolkte ook de rol van Graaf D’Adhémar in het toneelstuk Grétry, een drama in 4 tijdvakken van Sleecks uit 1862. Zijn echtgenote vertolkte toen de rol van Marie Antoinette, koningin van Frankrijk en de rol van Elise. Zo werd Pieter ook genoemd in een verslag geschreven door Isegrim onder de titel ‘Briefwisseling’ in het Zondagsblad Reinaert De Vos: Brussel 27 wintermaend 1860. Beste Reinaert, (...) Woensdag avond speelde het Vlaemsch Kunstverbond in het theatre van de Galeries (dat is Brusselsch!). De schouwburgzaal was met volk volgepropt (...) Mr. Vanden Sande heeft in der daed een goede troep samengesteld. Hij is een onzer beste Vlaemsche acteurs, nevens hem speelden zeer goed Mr. en Mev. Gassée, Mev. Vanden Sande... Pieter wordt genoemd in het naslagwerk van Adelheid Ceulemans’ Coulissen 1: Verklankt verleden. Vlaamse muziektheaterwerken uit de 19e eeuw. Daarin

300


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 301

wordt Pieter vermeld in de rol als Peer de Koeiwachter. In een later stadium bleef Pieter Gassée raadgever en vriend van de toneelauteurs en -beoefenaars. Ook als toneelauteur liet hij zich opmerken. Zo schreef hij o.m. het stuk De rijkdom der armen, een blijspel met zang, enz. G.J. Dodd, auteur van ‘Ik ben vader!’, droeg dit blijspel met zang in één bedrijf uit 1865 op aan Pieter Gassée: Den Heere P. Gassée. Aan u, waarde vriend, wiens eigenaardig spel mij voorzweefde, als ik dit blijspel schreef, aan u, die op eene zoo puntige wijze er de voornaamste rol van vertolkte, draag ik dit stukje met genoegen op, als een blijk van innige genegenheid en van bewondering voor uw buitengewoon talent. De Schrijver. Ook in het Vlaams Leescomité van het literaire tijdschrift Dietse Warande en Belfort werd hij genoemd als uitmuntend toneelkunstenaar en een uitstekend lid. Hij werd voorzitter van de afdeling Brabant en oefende veel invloed uit door zijn wijze en beredeneerde mening. Het leescomité werd ingericht ter aanmoediging en ondersteuning van de toneelliteratuur. In 1854 ontving Pieter Gassée bij de Maatschappij De Eikel te Leuven de eerste prijs voor den besten tooneelist. Verder was hij tussen 1860 en 1866 medestichter en bezieler van het Vlaemsch Kunstverbond die het Vlaams toneel bevorderde, eerst te Brussel, daarna ook te Sint-Jans-Molenbeek. Anderzijds was hij ook lid van vele Vlaams-culturele verenigingen. Zo was Pieter lid van het Willemsfonds, de Vlaams-Liberale cultuurvereniging, gesticht in 1851, dat in Gent sinds 1865 haar lokaal had in het gewezen lakenmetershuis aan de Vrijdagmarkt. Men wou daarmee Jan Frans Willems (1793-1846), de vader van de Vlaamse Beweging eren. Het fonds had tot doel om via het socio-culturele vormingswerk de positie van het Nederlands te versterken. Dit gebeurde door de studie van het Nederlands aan te moedigen, boeken te publiceren, volkszang en -toneel te bevorderen en door de inrichting van een bibliotheek. Pieter Gassée zetelde als jurylid in bijna alle wedstrijden die door de Brusselse genootschappen werden ingericht. In de provinciale toneelcommissie, in het leescomité, altijd en overal, volgde en behartigde hij met grote belangstelling de opstanding en langzame ontwikkeling van ons Vaderlands Toneel. Ook op dat gebied heeft de naarstige man onvergetelijke diensten bewezen en met recht en reden mocht men van hem getuigen dat geen enkele jonge schrijver tevergeefs zijn raad inriep, dat hij zich de moeite getroostte de werken der jongeren met zorg na te zien en met aantekeningen te verrijken. Voor zijn kinderen bestelde Pieter Gassée regelmatig, zo o.m. in 1873, de reeksen van de Nederlandse Zangtitels, maar in 1880 gaf hij zijn abonnement op de muziekuitgave op omdat hij geen kinderen meer in huis had. Hij nam de gelegenheid te baat om te melden dat hij de laatste uitgave niet gekregen

301


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 302

had. Het schijnt dat de naam Gassée geen kans heeft bij de verzending der werken, voegde hij er ironisch aan toe. In 1876 was hij schatbewaarder van de Brusselse afdeling.

De brief van 8.8.1880 van Pieter Gassée aan Julius Vuylsteke werd onderaan genaamtekend.

INDUSTRIEEL TEKENAAR In een later stadium legde Pieter Gassée zich dan volledig toe op zijn werkelijke toekomst: het industrieel tekenen. Van bij zijn aankomst in Brussel in 1850 maakte hij kennis met Charles Albert (1821-1889), de bekende décorateur-architect. Hij introduceerde Pieter Gassée als tekenaar in de Compagnie des Bronzes te Sint-Jans-Molenbeek in de rue Ransfort. Hij kwam daar in dienst in 1862 en was op 27 mei 1878 tekenbureeloverste en hoofd van het beeldhouwatelier (directeur artistique) waar de bronzen modellen werden ontworpen voor o.m. schouwversiering, bronzen aankleding en verlichting. Hij was er de belangrijkste uitvoerder van de talrijke en meest gevarieerde kunstvoorwerpen in brons die de Compagnie des Bronzes tentoonstelde op de wereldtentoonstelling van Parijs in 1878 waarvoor hij de zilveren medaille ontving alsook van de wereldtentoonstelling te Brussel in 1880. In 1878 schreef men over Pierre Gassée: Il a formé plusieurs élèves aujourd’hui employés dans les maisons similaires, il a aussi coöpéré dans une grande mesure au développement de l’art du dessin et de la sculpture appliqués à l’industrie. Nog in 1880 werd hij ingénieur principal of in werkelijkheid onderdirecteur en bij zijn oppensioenstelling mocht hij de titel van ere-directeur dragen. De bekende onderneming de ‘Fonderie du Vieux Molenbeek – Compagnie des Bronzes’ werd gesticht op 6 juli 1854 te Sint-Jans-Molenbeek in de rue Ransfort 27 en werd N.V. in 1858. Zij vervaardigde voor de stad Gent ook o.m. de bronzen standbeelden van Jacob Van Artevelde (Vrijdagmarkt) in

302


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 303

1861; Lieven Bauwens (François Laurentplein) in 1866; Hippolyte Metdepenningen (vóór het Justitiepaleis Koophandelsplein) in 1886. Ook voor particulieren was dit bedrijf werkzaam, zo goot zij kunstwerken voor beeldhouwers als Auguste Rodin (1840-1917) en Jef Lambeaux (1852-1908). De bronsfabriek werd gesloten in 1977. Zij werd opgekocht door de vennootschap Gueuze Belle-Vue met het oog er een flessentrekkerij in te richten. Daarna vervielen de gebouwen zeer snel. De Franse Gemeenschap kocht het pand aan. Het directiegebouw en de kantoren worden sedert 1983 ingericht als studie- en documentatiecentrum ‘La Fonderie’ over het Brussels industrieel verleden.

VLAMING EN LIBERAAL Ook in de politiek heeft Pierre (Pieter) Gassée een belangrijke rol gespeeld. Hij was vele jaren – van 1882 tot 1904 – liberaal gemeenteraadslid te SintJans-Molenbeek en wist door zijn kalm, bezadigd en overtuigend woord een grote invloed uit te oefenen bij belangrijke beslissingen. Pieter Gassée was een grote en bewuste Vlaming – een moedige Flamingant en kunstenaar – en schrok er niet voor terug in een betoging mee op te stappen. Zo zien we hem bij De groote Vlaamsche betooging en de Volksvergadering te Brussel op 28 februari 1897. ‘Onder de personen van naam bemerkten wij: de HH. leeraars Burvenich, Brans, Julius Hoste aan het hoofd, H. Leën, R. Stijns, Ceuleneer, Nestor de Tière, Verscheuren, Aug. Hendrickx, beeldhouwer. Julius Lagae. De H. Edm. Hendrickx, van den Vlaamschen Schouwburg van Brussel, aan ‘t hoofd zijner kunstenaars: MM. A. Hendrickx, Wicheler, Van der Lee, enz.; P. Gassée; Professoren Vercoullie, P. Fredericq, Boucqué, Obrie, Minnaert, Fabri enz., van Gent, pastoor Daens, E. Anseele, De Lattin, Max Roose, Cuperus, enz. In de Rubensstraat, zingen de Aalstenaars: ‘Vivat pastor Daens en hij mag er wezen!’...

BRUSSELAAR Pieter woonde met zijn gezin o.m. te Sint-Jans-Molenbeek vanaf 1851 in de Kolomstraat 6; vanaf 1853 op nr. 20; vanaf 1854 terug nr. 6; tussen 1855 en 1859 te Brussel rue des Sables 26; vanaf 1862 rue de la Princesse 14; vanaf 1866 in de Koorstraat 24; vanaf 1870 terug in de Kolomstraat 20; laatst in de rue de l’Intendant 132 (werd dan nr. 120), steeds te Sint-Jans-Molenbeek. Zijn echtgenote Anne De Graef overleed er te Sint-Jans Molenbeek op 24 december 1907, bijna 74 jaar oud. Pieter Gassée overleed er ruim een jaar later op zondagnacht 11 april 1908 om

303


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 304

Bronzen portretmedaillon op het graf van Pieter Gassée (1828-1908); een werk van beeldhouwer Pieter Braecke (1858-1938). Kerkhof Sint-Jans-Molenbeek (foto Jean Boterdael).

1 uur en werd burgerlijk begraven op 15 april 1908 in aanwezigheid van een grote groep vrienden. Voor het sterfhuis spraken de leden van de Liberale Vereniging Flor Heuvelmans (1858-1931), Edmond Hendrickx (1838-1918) en Nestor de Tière (1856-1920). Zij brachten er een ontroerende hulde aan Pieter wiens leven niet onopgemerkt was voorbijgegaan. Op zijn graf werd een kunstvol gesmeden bronzen palm neergelegd en zijn borstbeeld werd geplaatst in de gelagzaal van de Vlaamse Schouwburg. Hij was bijna 80 jaar. Hij was Officier in de Leopoldsorde; stond op een bepaald moment ingeschreven als contrôle de la Garde Civique en in 1020 Brussel (Sint-JansMolenbeek) werd dus een straat naar hem genoemd. 304


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 305

In La Flandre Libérale van 15.4.1908 verscheen een uitgebreid In Memoriam dat overgenomen werd uit l’Etoile Belge’. Uit het huwelijk van Pieter Gassée met Anne De Graef werden zoals aangehaald zeker zestien kinderen geboren: Colette Joséphine (1851); Marie Thérèse (1852); Catherine Charlotte (Trinette) (1853); Pierre Jacques (1854); Charles Albert (1855); Jean Théodore (1856); Marie Thérèse (1857) de zevende op rij die in juni geboren werd en de vierde op rij die op 10 juni geboren werd; Eugénie Augustine (1858); Eduard Félix (1859); Félix Octave (1862); Philippe Eugène (1863); Thérèse Joséphine (1865); Henri Herman (1866); Antoine Charles (1870); Marie Adolphine (1871); Elisabeth Angélique (1871). Catherine Charlotte (Trinette) Gassée (1853-1933) werd eveneens toneelspeelster en huwde Gentenaar Séraphin Polydore (Hippolyte-Poliet) De Somme (1847-1918), maar daarover zullen wij het een volgende keer hebben. Erik Dekeyser, Gent

Bronnen: Erik DEKEYSER: Familiegeschiedenis Gassée, 108 blz., 120 ill.; januari 2011. SAG - Reeks 178/4: Register voor de nerijnghe van mercheniers... UG - Reeks Vliegende Blaadjes II/G/11 (La Flandre Libérale van 15.4.1908 en Volksbelang 18.4.1908). Liberaal Archief – Kramersplein Gent: Willemsfonds; uitgaande brieven; 2.3. 282, 461 en 3.4. 3; inkomende brieven; 5.2. 2500; 7.3. 3754; 11.2. 6257. Oud en Nieuw: Historische, letterkundige en Wetenschappelijke uitgaaf, 1e jaargang, Gent 1865, blz. 411. Jaarboek van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, 1890, 4e jaar, blz. 92. Neerlandia - Jaargang 1. Algemeen Nederlandsch Verbond, Gent 1896-1897. Reinaert De Vos – Een Zondagsblad voor verstandige lieden aaneengeknoopt door 7 filosofen – 2e jaargang, nr. 1 – 6.1.1861. De Eendracht: veertiendaegsch tijdschrift voor letteren, kunsten en wetenschappen, Volumes 8 -14 - 1858. ASK in SAG: inschrijvingsregister - boek 108 tot 113 en 118. SAG - Diverse kleine fondsen (porseleinkaarten collectie De Keyser) - boek V/nr. 537. Registers van de Burgerlijke Stand van Gent, Brussel en Sint-Jans-Molenbeek.

305


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 306

INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE - FICHE N° 208

Op 8 Mei 1899 stelde Louis Van Biesbroeck in de rubriek “Beeldhouwwerken - St-Jacobskerk XVIIe eeuw” in het Frans een fiche op over

Monument van Willem van Bronchorst en van zijn vrouw Maria van Warluzel. Dit belangrijk monument is merkwaardig door de groep in witte marmer van de Heer van Bronckhorst en zijn vrouw, afgebeeld in de foto hiernaast. Alhoewel het niet veel karakter bezit heeft dit beeldhouwwerk verdiensten. Volgens Kervyn de Volkaersbeke en Fr. De Potter zou deze groep in 1695 gemaakt zijn door de beeldhouwer Jan Matheys, wat blijkt uit een rekening in de archieven van de kerk. Ware het niet van dit document, dan zou ik geneigd zijn het vroeger te dateren. De twee figuren liggen inderdaad in de traditionele houding van de Middeleeuwen: een leeuw aan de voeten van de man, een hond aan deze van de vrouw, en alhoewel dit model zeker blijven bestaan is in de XVIIe eeuw, is het verbazend het nog zo volledig tegen te komen op de laatste jaren van deze eeuw, zonder de minste sporen van invloed van de school van Rubens of van Duquesnoy. Bovendien stierf Willem van Bronchorst in 1635 en zijn vrouw in 1636 en de kledij staat dichter bij het begin dan bij het einde van de XVIIe eeuw. Willem ligt gewapend uitgestrekt, daarop een wijd gewaad met zijn wapenschild. Enkel de grote omgeslagen kraag herinnert aan de XVIIe eeuw. De dame heeft een sober kleed van een niet minder oud karakter: een lange 306


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 307

japon bedekt met een lange mantel en een muts over het hoofd. Wat er ook van zij: dit beeldhouwwerk is veel beter dan de rest van dit monument en ik vermoed dat het transformaties moet ondergaan hebben die niet in zijn voordeel zijn uitgevallen. Zoals het is neemt het de volledige breedte in van de opening van een arcade van de omgang van het koor waarvan het de sluiting vormt. De figuren bevinden zich onderaan onder een dekplaat in zwarte marmer, gedragen door vier zuiltjes en redelijk ongelukkig beschermd door netvormig traliewerk. Hun plaats zou eerder boven de dekplaat moeten geweest zijn. Men kan zien dat het marmer van de groep ingekerfd werd om er de zuiltjes in onder te brengen. Boven deze sarcofaag bevindt zich een afsluiting die gevormd wordt door zuiltjes van gekleurde marmer: langs weerszijden geflankeerd door een versierde pilaster in witte marmer die een ensemble draagt met een bekroning in dewelke de wapenschilden van de overledenen zich bevinden. en een plaat met een dubbele inscriptie langs de twee kanten van het schip. Heel deze "marmerij" is van een middelmatige uitvoering en het zou mij helemaal niet verwonderen moesten latere opzoekingen bewijzen dat dit voortvloeit uit een later uitgevoerde herschikking, destemeer omdat een inscriptie, geplaatst in de afsluiting van de ernaast gelegen arcade, er aan herinnert dat het echtpaar Luytens, overleden in 1704 en 1705, het koor begiftigden met marmerwerk.

Enkele opmerkingen in verband met de “Inventaire Archéologique". Deze uiterst waardevolle inventaris werd uitgegeven door de “Société d’Histoire et d’Archéologie de Gand” en kwam er op voorstel van Paul Bergmans en Armand Heins. In totaal werden er 570 geïllustreerde fiches uitgegeven. De behandelde onderwerpen waren burgerlijke, militaire en kerkelijke bouwkunst, schilderen beeldhouwkunst, edelsmeedkunst, koperwerk, ijzersmeedwerk, lood-, tinen aardewerk, meubels, glasramen, tapijten en brodeerwerk, kostumen, lederwerk, wapens, muziekinstrumenten, klokken, munten en medailles, zegels, charters, miniaturen, manuscripten, boekbindwerk, etc. De behandelde onderwerpen dateren van vóór 1830. Zonder deze unieke fiches zouden veel interessante inlichtingen definitief verloren zijn gegaan. De eerste fiche werd gepubliceerd in 1897, de laatste in 1915. Al deze fiches werden in het Frans opgesteld en bij de vertaling ervan wordt men geconfronteerd met heel wat problemen. Deze fiches werden opgesteld

307


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 308

door specialisten die bij de beschrijving specifieke vaktermen gebruikten. Denk maar eens aan de zeer talrijke vaktermen in de architectuur. Men moet al een beetje geluk hebben om die tegen te komen in een normaal woordenboek. Daarbij komt nog (was het een beetje eigen aan die tijd?) dat vaak zeer lange zinnen gebruikt werden die soms een 10-tal lijnen bevatten. Soms was de zinsopbouw niet wat het taalkundig zou moeten zijn. Wij zijn vaak woorden tegengekomen waarvoor wij geen Nederlands equivalent gevonden hebben. Als voorbeeld citeren wij het woord "méreau", Hoe moet dat vertaald worden ? Ga maar eens zoeken in de woordenboeken, bijna allemaal schijnen zij dat woord niet te kennen. Zelfs de "Petit Robert" vermeldt na "mère", "mère-grand". Voor “méreau” was er geen plaats beschikbaar. Enkel in de Larousse zijn wij dit woord tegengekomen in de betekenis van “jeton de présence qu'on distribuait aux membres d'un chapitre”. Toen vriend Luc Devriese hoorde van ons probleem, heeft hij zich onmiddellijk op Wikipedia geworpen en verschafte ons aldus de volgende instructieve gegevens: “Le méreau est une sorte de “bon-pour”, un signe de reconnaissance ou encore un laisser-passer qui prend la forme la plus commune d’un jeton en métal, plus rarement d'une rondelle de cuir ou en parchemin.” Allemaal goed en wel, wij weten nu al iets meer over de “méreaux” maar weten nog altijd niet welk woord er in correct Nederlands voor staat. Soms zal het woord “penning” (jeton) kunnen worden aanvaard, maar zeker niet altijd. Wij zullen dus, per geval moeten bekijken welk woord het best de originele betekenis benadert.

308


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 309

MINDER BEKENDE EN/OF VERDWENEN LOCATIES

Het Kramersplein Aanvankelijk behoorde dit gedeelte van de stad, tussen Schelde, Stalhof, Overpoortstraat, Kramersplein en Kantienberg, tot het Sint-Pietersdorp, met centraal de Benedictijnenabdij Sint-Pieters en het Sint-Pietersplein waar al eeuwen de zomerfoor of potjesmarkt werd gehouden. In de 19e en een groot deel van de 20ste eeuw werd deze buurt bepaald door de aanwezigheid van drie textielfabrieken, later samengevoegd tot één fabriek, UCO-Terplaten, en de aanwezigheid van verschillende beluiken, o.a. het Onze-Lieve-Vrouw Poortje in de Overpoortstraat 35-47, en het groot steegbeluik met een open karakter "De Rode Plankierkens" in de Benedictijnenstraat. Ook aan de rechterzijde van de Benedictijnenstraat stonden vroeger huisjes, met een zeer beperkte oppervlakte van 15 à 20 m2, tegen de fabrieksmuur aangebouwd. (In 1890 waren er te Gent 651 beluiken met 8038 huizen. Thans zijn er nog maar 75. Hopelijk worden ze niet allemaal afgebroken en blijven en nog getuige-

Het Kramersplein

309


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 310

‘t Poortje van de handborstel

310


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 311

nissen over voor onze nakomelingen.) Zowel de fabriek UCO-Terplaten, gesloten in 1969, als het steegbeluik zijn inmiddels verdwenen. Op de plaats van de textielfabriek, vele jaren gebruikt als een aarden parking voor Decascoop aan de overzijde van de Schelde, werd de Artevelde Hogeschool, met een ondergrondse parking gebouwd. Annex een hoge toren met leslokalen en beweegbare zonneblinden, die in september 2009 van start ging. Sommigen zijn van mening dat de stad hier een unieke kans heeft laten liggen om het geheel om te vormen tot een park en groenzone voor de studenten. Die moeten nu, als het zonnig weer is, op de stenen gaan zitten van het SintPietersplein. Het Kramersplein, in het midden van de 19e eeuw Klein Sint-Pietersplein genoemd, is ontstaan door de urbanisatie van de wijk in 1840, na de demping van de daar gelegen "poelput". Die lag er al van in de Middeleeuwen. Het regenwater van de Blandijnberg sijpelde erin, met het gevolg dat de poel altijd gevuld was met helder water -wat als een wonder werd beschouwd!- en het water leverde voor het Sint-Pietersdorp. De recentere naam Kramersplein verwijst naar de marktkramers en foorreizigers die hier in de wintermaanden hun woonwagens stalden. In 1858 werd door de gemeenteraad, met Gustaaf Callier als schepen van onderwijs, beslist hier, op het pleintje, een lagere jongenschool, met woning voor de hoofdonderwijzer, te bouwen. De school werd in 1858-1861 ontworpen en gebouwd door stadsarchitect Adolphe Pauli (Gent 1820 — Keulen 1895), die in 1856 Louis Roelandt was opgevolgd en in neogotische stijl o.a. ook het Lousbergsgesticht, het Bijlokehospitaal, het Weesjongenstehuis en tal van stadsscholen en burgerwoningen heeft gebouwd. In 1895 en 1900 werden aanpassingswerken uitgevoerd door architect Charles van Rysselberghe. Nadat de school werd gesloten, werd in 1986 de afdeling beeldhouwen van de Academie er gevestigd en in de linkervleugel het Liberaal archief. Sedert 1996 is het hele gebouw Liberaal archief. Het archief bevat o.a. een rijke bibliotheek, 80.000 foto's, affiches, diploma's, vlaggen, bustes en andere curiosa. De leeszaal is vrij toegankelijk. Er zijn werken in uitvoerig om aan de zuidzijde, de vroegere speelplaats, een ruime zaal te bouwen voor congressen en vergaderingen allerhande. De Voetweg is een smalle gekasseide straat met een dalend en hoekvormig tracé van de Overpoortstraat ombuigend naar de Kantienberg. Ze begrenst aldus het Kramersplein aan twee zijden. Overwegend kleine arbeiderswoningen uit de tweede helft van de 19e eeuw, met in de hoek de ingang van de vroegere textielfabriek UCO-Terplaten. Van nr. 10 tot 40 een lang en smal steegbeluik, genaamd “‘t Poortje van de handborstel”. Men was in de 19e eeuw bijzonder vindingrijk om beluiken een naam te geven: Luizengevecht, ‘t

311


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 312

‘t Poortje van de handborstel

312


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 313

Papieren edeldom bijvoorbeeld. Een gewone deur en een lange overdekte gang geven toegang tot het beluik. Dat slechts aan één kant is bebouwd, al bevonden er zich oorspronkelijk ook aan de rechterzijde een drietal huisjes. Het beluik, met huisjes van twee bouwlagen, wordt thans door studenten bewoond. Die voelen er zich goed en vinden het best gezellig wonen, zo centraal gelegen tussen de universiteit en de hogeschool, ook al zijn de voorzieningen er zeer beperkt en naar hedendaagse normen totaal ondermaats: ze hebben geen badkamer, geen douche of stromend water en moeten gebruikmaken van een kraantje op de binnenkoer ; ze hebben al evenmin een individueel toilet, de vier hokjes met een toilet buiten zijn gemeenschappelijk voor al de bewoners. Het beluik hoorde vroeger toe aan de textielfabriek en is thans privé bezit. De huur bedraagt 220 euro per maand per huisje. Een deel van het Kramersplein doet verder ook dienst als parking en is in het voorjaar een vaste locatie voor een deel van de jaarlijkse halfvastenfoor. De Overpoortstraat, de vroegere Heuvelstraat, is met zijn talloze cafés de laatste tientallen jaren uitgegroeid tot dé uitgaansbuurt van de studenten.

Literatuur M. Steels, Geschiedenis van het stedelijk onderwijs te Gent 1828-1914, 1978. Bouwen door de eeuwen heen. Inventaris van het cultuurbezit in België. Architectuur. Deel 4 nb. Stad Gent. Zuid-West, 1979. G. Deseyn, Gids voor Oud Gent, 1991. Internet. Google.

Daniël Van Ryssel

313


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 314

“PIERRE-VICTOR, JACQUES-CLÉMENT ET LES AUTRES”. MINDER BEKENDE GENTSE NOTABELEN UIT DE PERIODE 1780-1840 (DEEL 5)

4b. Pierre-Georges de Meulenaere (1751-1825)

Maximilien-Macaire’s jongere broer werd geboren te Gent op 1 april 17511. Ook hij studeerde rechten te Leuven waarna hij beëdigd werd als advocaat bij de Raad van Vlaanderen. Pas negentien jaar werd hij (zoals zijn broer) lid van de Gentse vrijmetselaarsloge La Constante Union waar hij het spoedig bracht tot logesecretaris. Het bleek alras dat hij een moeilijk (alleszins weinig diplomatisch) karakter bezat. Een vrijpostige briefwisseling die hij als secretaris voerde met de Grootmeester markies de Gages bleef berucht in de geschiedenis van de Belgische vrijmetselarij2 Dit belette hem niet om kort erna voorzittend meester van zijn loge te worden en zelfs een bescheiden ambt te bekleden in het bestuur van de provinciale Grootloge. Hij was waarschijnlijk geen begaafd voorzitter. Onder zijn beleid staakte zijn loge immers alle activiteit zodat ze uit het tableau van de loges moest worden geschrapt3.

Een gouden huwelijk In 1787 huwde Pierre-Georges (alsdan heer van Overwaeter) met ThérèseJeanne de Loose (geb. 1764), een dochter van de gefortuneerde jong overleden negotiant en schepen van de Keure Pierre-François de Loose en Thérèse Amelot4. De families de Loose en Amelot zorgden voor het fortuin van PierreGeorges de Meulenaere. De Gentse broers de Loose (Pierre-François en JeanEmmanuel) hadden aanzienlijke bijval in zaken en bouwden een indrukwekkend vermogen op5. Ze “behoorden tot de grote ondernemersklasse”6. Ook de keizer was onder de indruk: in 1781 werd de familie de Loose geadeld7. Pierre-George’s schoonmoeder Thérèse Amelot was een dochter van de Oudenaardse arts Jan Amelot die te Gent kwam trouwen en wonen om er eveneens een zakenimperium te veroveren8. Toen zij in 1799 overleed, bleek dat Thérèse Amelot sinds ze in 1773 weduwe werd de waarde van het gezinsvermogen aanzienlijk meer dan verdubbeld had door haar eigen beleggingen9. Men weet niet of Pierre-Georges enige praktijk als advocaat ontwikkelde10. 314


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 315

Het was alleszins in de sterren geschreven dat hij zijn vader zou opvolgen als stedelijk directeur van de “huisgelden”. Intussen vermeide hij zich in het Gentse gezelschapsleven en werd hij lid van de Sint-Antonius-11 alsmede van de Sint-Sebastiaansgilde waarvan zijn vader van 1745 tot 1775 zonder onderbreking bestuurslid was12.

Directeur der “huisgelden”. Meerderjarig geworden volgde Pierre-Georges de Meulenaere zijn vader in 1776 op als directeur van de ‘huisgelden’ (Comptoir van d’ Huys-gelden)13. Deze waren een directe belasting14 berekend op basis van de opbrengstwaarde van onroerende eigendommen en gebouwen15. Deze belasting (goed voor ca. 20 % van de fiscale ontvangsten van de stad)16 was een uitsluitend stedelijke aangelegenheid en behoefde geen vorstelijke goedkeuring. Zij werd daarom beschouwd als een symbool van de stedelijke autonomie. De aanslag werd uitgedrukt in penningen (deniers), d.i. het deel van de opbrengstwaarde dat jaarlijks moest worden betaald. De berekeningsbasis te Gent was de “twintigste penning”, d.i. een twintigste van 100 = 5 %. Voor een huis met een opbrengstwaarde van 20 pond betaalde men dus, per twintigste, 1 pond. “Per twintigste” omdat 5 % slechts een uitgangspunt was. Bijv. in 1773 bedroeg het huisgeld 3 geheele17, d.w.z. driemaal 5 %. Na de sanering van de stadsfinanciën was bijv. in 1781 een aanslag van 2 geheele voldoende, d.i. 10 %. De stedelijke Collatie besliste hoeveel twintigsten (of fracties ervan, bijv. een quart) er in een bepaald jaar moesten worden betaald. Anders dan voor de voornaamste fiscale inkomsten (de verbruiksbelastingen, bijv. accijnsrechten op voeding, drank en dgl.) werd het innen van het huisgeld niet toevertrouwd aan “fiscale pachters” . De inning gebeurde “in regie”, d.i. door de dienst van vader Pierre-François, daarna Pierre-Georges de Meulenaere18. Uit diverse getuigenissen blijkt dat deze zijn ambt op vrij slordige wijze vervulde zodat hij in zijn afrekeningen soms twee of meer jaren vertraging had. Hij zou bovendien “een moeilijk man” zijn geweest die herhaaldelijk de richtlijnen van de regering, de schepenen van de Keure én de Collatie in de wind sloeg en in zijn dienst een onvoorstelbare wanorde liet heersen19. De regeringscontroleur Ange de Limpens maande de schepenen aan dat er een einde moest komen aan wat hij noemde “l’état d'arriérage et l’état de confusion où le receveur affecte de laisser cette administration”. Hij verstrekte aan de Meulenaere gedetailleerde instructies voor het beheer van de huisgelden. Aan alle kanten onder druk gezet, leek de directeur van de huisgelden toe te geven. Toen hij evenwel aan de Limpens de boekhouding over 1785-1786 voorlegde,

315


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 316

bleek dat deze alleen de uitgaven bevatte, terwijl de inkomsten niet eens geboekt waren. de Limpens achtte zich geboycot en belachelijk gemaakt temeer daar bij nader onderzoek bleek dat de rekeningen met een boni afsloten! Voor het aandringen van controleur de Limpens bestaat nog een andere verklaring dan de nalatigheid van P.-G. de Meulenaere. De boekhouding van de dienst huisgelden werd door de regering minder systematisch gecontroleerd dan die der belastingen welke door de vorst waren geoctrooieerd (inz. de verbruiksbelastingen). Wegens deze mindere zichtbaarheid gebruikten de schepenen van de Keure de boekhouding der huisgelden herhaaldelijk om uitgaven te doen die men aan kennisneming door de regering wilde onttrekken20. Vermoedelijk had de Meulenaere instructies ontvangen om niet alles te tonen en was de scherpzinnige de Limpens dit te weten gekomen. Pierre-Georges de Meulenaere werd voortaan streng gecontroleerd door de stedelijke Thesaurier. Hij kon niettemin zijn ambt behouden tot 1793, zij het dat hij voortaan alleen de huisgelden mocht innen. De uitgaven mochten nog alleen door de Thesaurier gebeuren.

Einde van het ancien rĂŠgime Mogelijk was Pierre-Georges niet erg gelukkig in zijn ambt en poogde hij daarom een politiek mandaat te bemachtigen. Zo was hij herhaaldelijk kandidaat voor een ambt van schepen van de Keure. Alleen de bisschop steunde zijn kandidatuur; hij kon de jongere broer van zijn vicaris-generaal immers niet in de steek laten. De overige instanties die advies moesten verstrekken (de hoogbaljuw, de president van de Raad van Vlaanderen en de zittende schepenen van de Keure) waren vermoedelijk sceptisch over de bestuurlijke kwaliteiten van de kandidaat en onthielden hun steun zodat geen benoeming volgde21. Enige jaren later kwamen hem nochtans een paar troostprijzen te beurt. Zo werd hij in 1788 (opnieuw met de steun van de bisschop) leenman van de belangrijke kasselrij van de Oudburg22. Deze bezat een aanzienlijke bestuurlijke en gerech-telijke bevoegdheid over een gebied rondom Gent (gaande ongeveer van Aalter tot Zeveneken en van Waarschoot tot Eke). De meeste leenmannen behoorden tot het kruim van de plaatselijke adel23. Vanaf 1789 (Brabantse Omwenteling) was P.-G. de Meulenaere (zoals zijn broer) ook een der gedeputeerden van de Staten van Vlaanderen24 en dus vermoedelijk een overtuigd Statist evenals de meeste edellieden. In 1792 lieten Pierre-Georges de Meulenaere en zijn echtgenote (die toen in de Meire woonden)25 aan de Nederkouter een monumentaal herenhuis met opvallende corinthische zuilen bouwen naar plannen van Jean Baptiste Pisson

316


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 317

die zich kennelijk liet inspireren door het Petit Trianon van Versailles26. Op de site bevindt zich nu een flatgebouw met een boekenclub op de gelijkvloerse verdieping.

Een tweede loopbaan onder Napoleon Kort na de bouw van het herenhuis kwam Gent onder Franse heerschappij. Pierre-Georges en zijn echtgenote namen eerst de wijk maar keerden spoedig terug om niet als émigrés te worden aangemerkt, wat immers een confiscatie van hun vermogen zou hebben meegebracht. Een ambtenaar typeerde PierreGeorges de Meulenaere als volgt: “homme paisible, s’étant émigré par un effet de crainte”27. Er werden hem een aantal mineure functies toevertrouwd tot hij in 1801 repartiteur van de foncière contributie (grondbelasting) werd benoemd28. Dit ambt (dat hij tot 1812 bleef vervullen) sloot aan bij zijn functie tijdens het Oostenrijks Bewind. Zelf behoorde hij intussen tot de zwaarst belaste Gentenaren29. Als Eerste Consul, later als keizer, zocht Napoleon toenadering tot de notabelen van de oude adel en hogere burgerij. Zo maakte bijv. mevr. de Meulenaere-de Loose in 1803 deel uit van het aristocratische damescomité dat instond voor het staatsiebezoek te Gent van de Eerste Consul Napoleon en zijn gemalin Joséphine de Beauharnais30. Eveneens in 1803 werd Pierre-Georges verkozen tot lid van het Corps Législatif 31. In dit wetgevend lichaam, waarvan hij in 1808 ondervoorzitter werd, zetelde hij tot 1814. Te Parijs betrok hij een woning aan het voorname Quai de Voltaire, n° 532 . P.-G. de Meulenaere speelde geen opmerkelijke rol in de hoge vergadering. Met zijn echtgenote beschikte hij over een ruim voldoende inkomen om de gevarieerde verleidingen van Parijs te exploreren. De Franse Préfet omschreef de Meulenaere in die periode als een integer, vrijmoedig, eerbaar en toegewijd man. Hij preciseerde: “habitude en affaires, honnête homme, amour pour le bien public”33. Van 1804 tot 1815 was de Meulenaere tevens burgemeester van Zevergem34, een dorp van 1339 zielen35 waar hij in 1801 het kasteel van Welden36 had aange-kocht. Door de overheden en de bevolking werd hij als een bekwaam bestuurder gewaardeerd. Vanaf 1807 was hij ook voorzitter van de kantonale vergadering van Nazareth37. Op 9 maart 1810 werd Pierre-Georges de Meulenaere opgenomen in het Erelegioen en benoemd tot Chevalier d’Empire. Reeds op 3 augustus van hetzelfde jaar werd hij verheven tot de waardigheid van Baron d’Empire met toekenning van het majoraat van Overwaeter38. Hij werd klaarblijkelijk gewaar-

317


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 318

deerd door Napoleon en zijn entourage. In 1813 werd hij dan ook opgenomen in de keizerlijke Garde d’ honneur 39.

Op non-actief na 1815 Tijdens het Nederlands bewind werd de adellijke titel van Pierre-Georges de Meulenaere door koning Willem I bevestigd40. In 1814 had Intendant graaf Jean- Baptiste d'Hane Steenhuyse de Meulenaere getypeerd als “assez bien estimé”, hoewel hij zijn administratieve bekwaamheid blijkbaar niet [zeer] hoog achtte41. Voortaan oefende hij geen politieke mandaten meer uit, ook niet als lid van de Eerste Kamer zoals andere edellieden uit de zuidelijke provincies. Vermoedelijk had hij zich in de ogen van Willem I te veel vereenzelvigd met het regime van Napoleon. Pierre-Georges de Meulenaere d'Overwaeter overleed op 2 juni 1825 in zijn kasteel van Welden. Zijn huwelijk met Thérèse-Jeanne de Loose was kinderloos gebleven. Na zijn overlijden werd zijn bibliotheek openbaar verkocht op basis van een catalogus van 114 pagina's: “de bons livres dans toutes les facultés et quelques manuscrits avec miniatures. La collection d'estampes est peu importante”42. Het herenhuis de Meulenaere aan de Nederkouter en het kasteel van Welden werden verhuurd aan generaal-majoor hertog Karel Bernard von SachsenWeimar, de populaire militair bevelhebber van Gent en Oost-Vlaanderen.

Pierre-Georges de Meulenaere bezat zoals zijn oudere broer een niet gering aanpassingsvermogen. Tijdens het ancien régime bekleedde hij reeds een van de topambten in het Gentse stadsbestuur. Onder het Consulaat ving hij een nieuwe en eervolle loopbaan aan die hij tot de val van Napoleon kon verderzetten. Alles wijst erop dat hij graag in de Parijse salons en clubs verkeerde en verpozing vooral zocht in zijn kasteel te Zevergem. Vanaf de Franse Tijd liet hij zich nog weinig in met Gentse toestanden. Men mag er nochtans van uitgaan dat zijn broer hem over het plaatselijke reilen en zeilen getrouw informeerde. Als rechtschapen en gecultiveerd man genoot deze grootgrondbezitter ondanks zijn soms moeilijk karakter het respect van de maatschappelijke bovenlaag van de stad. Guy Schrans

318


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 319

NOTEN 1 Zie ook: C. Devolder, De notabelen van het Eerste Keizerrijk (1804-1814). Het Scheldedepartement, lic. verh. gesch. univ. Gent, 1989-1990, I, p. 179 e.v. Samengevat in : Id., Grands notables du Premier Empire. Escaut, CNRS éd., Paris, 2001, p. 101-102. 2 B. Van der Schelden, La Franc-maçonnerie belge sous le régime autrichien, 1923, p. 49-50; G. Schrans, Vrijmetselaars te Gent in de XVIIIde eeuw, 2de druk, Gent, 2009, p. 386-387. 3 Zie verder: G. Schrans, o.c. p. 38-39. Na het insluimeren van la Constante Union was PierreGeorges de Meulenaere niet meer actief in de vrijmetselarij. Volgens Prosper Claeys zou hij te Gent nog logezittingen hebben voorgezeten na de aanhechting bij Frankrijk (P. Claeys, Pages d’histoire locale gantoise, Gent, 1888, II, p. 141). 4 J. Nève de Mévergnies, Gand sous la domination française, 1927, p. 381. 5 Zie bijv. de staat van goed van P. F. de Loose: SAG De Zwarte Doos, Boedelbeschrijvingen Gedele 330/278 (1765), p. 11: 330/278 f. 143.V. 6 P. Lenders, Gent, een stad tussen traditie en Verlichting (1750-1787). Een institutionele benadering, 1990, p. 51. 7 Listes des titres de noblesse, de chevalerie et autres marques d’honneur accordées par les souverains des Pays-Bas depuis 1659 jusqu’à 1794, 1847, p. 247, 256. 8 B. Walckiers, “La famille Amelot à Audenaerde, olim Ameloot”, Le Parchemin, nr. 209, 1980, p. 363-387, inz. 372 e.v. 9 Gegeven afgeleid uit de tabellen in: H. Coppjans-Desmedt, Bijdrage tot de studie van de gegoede burgerij te Gent in de achttiende eeuw, 1952, p. 109. 10 Hij bleef wel lid van de balie, zie bijv. Wegwijzer, 1782, p. 13. 11 F. Vanderhaeghen, Jaerboeken van het Soevereine gilde der kolveniers, busschieters en kanonniers, gezegd Hoofdgilde van Sint Antone te Gent, 1867, III, p. 218. 12 E. Devos, De Sint-Sebastiaansgilde van Gent tot 1779, lic. verh. gesch. univ. Gent, 1982. 13 Zie bijv.: Wegwyzer, 1782, p. 41. 14 J. Decavele & J. Vannieuwenhuyse, Archiefgids - deel I - Oud archief, 1983, p. 43. Noteer dat het begrip “directe belasting” toen niet bestond. Men kende “opbrengstbelastingen” (waarvan de opbrengst van tevoren onbekend was, bijv. accijnsrechten) en “omslagbelastingen” (waarvan het provenu van tevoren bekend was, bijv. huisgelden.) 15 Zie verder: G. Bigwood, Les impôts généraux dans les Pays-Bas autrichiens, 1900, p. 111 e.v.; P. Lenders, Gent, o.c. p. 132-135; keizerlijk reglement van 8 januari 1780 betr. de “huysgelden binnen Gend”: F. Vanderhaeghen, Bibl. gant., o.c., III, p. 454, nr. 4. 617. 16 G. Schrans, “Over financieel recht in de pruikentijd - Renten en rentenconversies te Gent in de 18de eeuw”, in: Van alle markten - Liber amicorum Eddy Wymeersch, 2008, p. 773. 17 Bijv.: Wegwyzer, 1782, p. 41. 18 Over de taken en de verantwoordelijkheden van de directeur der huisgelden, zie vooral: L. Charles, “De Genste registers van de huisgelden als kadastrale bron. Mogelijkheden en beperkingen (17de-18de eeuw)”, Hand. MGOG, 1992, p. 158-159; Id., “Kadaster en familiekunde. De Genste registers van het huisgeld (17de en 18de eeuw)”, VI. Stam, 1994, p. 289-308. 19 P. Lenders, Gent, o.c., p. 466-468. 20 P. Lenderes, o.c., p. 133; L. Charles, Hand. MGOG, o.c., p. 160-161, 320. 21 H. Balthazar, Structuren en mutaties bij het politiek personeel. Een studie over het sociaal wisselingsproces te Gent in de vormingsjaren van de hedendaagse tijd, 1780-1850, doct. verh. univ. Gent, 1970, III, p. 129; C. Devolder, De notabelen, o.c., p. 181.

319


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 320

22 23

24 25 26

27 28 29

30

31 32 33 34 35 36

37 38

39 40

41

42 43

H. Balthazar, o.c., I, p. 134; III, p. 129; C. Devolder, De notabelen, o.c. Bijv. uit de families Vilain XIIII (burggraaf), della Faille d’Assenede (graaf), Dons de Lovendeghem (baron), Rodriguez d’Evora y Vega (markies), enz. (Wegwijzer, 1782, p. 4950). C. Devolder, De notabelen, o.c., I, p. 181. Wegwyzer, 1782, p. 13. E. Coppieters-Stochove, “Hotel de Meulenaere”, Invent. archéol. de Gand, XLIII (1906) nr. 430. Een afbeelding van de voorgevel en het grondplan van dit herenhuis treft men aan in Een remarquabel ambelissement - Gentse wooncultuur in Mozarts tijd, 1991, p. 20, alsmede in Ghendtsche Tydinghen, 1979, p. 18. Voor diverse afbeeldingen van de binnenarchitectuur zie op internet: Beeldbankgent.be, tw. de Meulenaere. C. Devolder, De notabelen, o.c., I, p. 181-182. Bijv.: Wegwyzer, 1809, p. 38,41. J. Nève, Gand sous la domination française, 1927, p. 341; SAG, Modern Archief, nr. H4L, Liste des cent plus imposés de la ville de Gand formée par le Préfet. (1802); nr. H4M2, Liste des cent plus imposés de la ville de Gand (1812). P. Claeys, Mémorial de la ville de Gand, 1792-1830, 1902, p. 158-159; J. Nève, Domination française, o.c. p. 295-383. J. Nève, Domination française, o.c., p. 51, 59-60. Zie bijv.: Wegwyzer, 1809, p. 33; 1812, p. 33. C. Devolder, De notabelen, o.c., I, p. 184. Wegwyzer, 1815, p. 71. Wegwyzer, 1809, p. 54. Zie: A. J. Ghys, “Châteaux et châteleines de Flandres”, Les Cahiers de la Biloque, 1956, p. 136-138 (met een afbeelding); C. Bronne, “Un baron et un château de l’Empire”, Le folklore brabançon, 1969, p. 267 e.v. RA Beveren-Waas, Fonds Scheldedepartement, Tgnr. 009-F nr. 2266/9. Bulletin des lois de l’Empire français, 4e série, XIII (1811) vol. 47, p. 278; Listes des titres de noblesse, o.c., p. xxxvi-xxxvii; L. de la Roque & E. de Barthélémy, Catalogue des gentilhommes en 1789 et des familles anoblies, 1866, II, p. 39. Een majoraat was gebaseerd op een testamentaire beschikking waarbij het vermogen van de erflater geheel of gedeeltelijk in eigendom overgaat aan een of meer kleinkinderen, terwijl het vruchtgebruik overgaat op een of meer kinderen van de erflater. Dit stelsel strekte ertoe het familievermogen te bestendigen (P. Janssens, L’évolution de la noblesse belge depuis la fin du moyen-âge, 1998, p. 491, 494). Napoleon richtte 200 majoraten op, waarvan 8 in de “Belgische” departementen (Listes des titres de noblesses, o.c., p. xxxiv). H. Balthazar, o.c., III, p. 129. Almanach royal des Pays-Bas, I (1817) p. 354; Staatsblad van het Koningrijk der Nederlanden, 1826, p. 166. C. Devolder, Grands notables, o.c. (citeert: F. Beterams, The “high society” belgo-luxembourgeoise [avec celle des arrondissements de Breda, de Maastricht et de Ruremonde] au début du gouvernement de Guillaume Ier, roi des Pays-Bas [1814-1815], 1973). F. Vanderhaeghen, Bibl. gant., o.c., IV, p. 311, nr. 7.208. N.B.W., IV (1970), 723-733. Hij was een zoon van Karl-August von Sachsen-Weimar, beschermheer en vriend van J. W. Goethe.

320


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 321

JOSEPH KIECKEPOOST

Op Zondag 9 April 1837 vormden zich, na de hoogmis, voor de kerkportalen, overal kleine groepjes die het bijna ongelofelijk nieuws commentarieerden welke de zopas verschenen editie van de Gazette van Gend had verspreid: “Kieckepoost is dood” klonk het op ieders lippen. Ja, Kieckepoost, de alom bekende en meest fantastische Gentenaar die ooit in de stad van Keizer Karel geboren werd, het zonderlinge genie of de geniale zonderling, de man die men als alle populaire en legendarische figuren onsterfelijk achtte, had het tijdelijke met het eeuwige verwisseld. De mensen geraakten niet uitgepraat over dit gebeuren, wisten niet wel of zij treuren moesten om het verlies van deze originele stadsgenoot of nog eens lachen bij de herinnering aan al de koddige gebeurtenissen uit dit bestaan Degenen die een exemplaar uit de Gazette van Gend op zak hadden, haalden het triomfantelijk te voorschijn en gaven luidop lezing van de aankondiging van zijn overlijden: “Niet juyst den beruchsten en nog veel min den beroemdsten althans wel den meestbekenden der ingezetene van de stad Gend. is er in den nacht tusschen den 7 en 8 april overleden. Joseph Kieckepoost, die zich zelve den naem van Ontwerpmaker van Oost-Vlaanderen toegeëygend had, die men te Gend in zijne onderneming om het Kuypgat af te breken zag mislukken, die meenige ontwerpen gemaekt heeft, welke indien zij gevolgd wierden geenen steen op steen meer zouden laten, heeft opgehouden van te bestaen en zal niet meer. noch de koningen, vorsten en ministers door zijne dringende missiven en de opdragt van zijne boekwerken lastig vallen, noch de drukpers niet meer doen zuchten onder de talrijke voortbrengselen van zijne maer al te zeer oorspronkelijke pen. In hem verliest den Vlaemschen Journal des Flandres den drolligsten zijner medewerkers en briefwisselaeren”. ... Wie was die originele, die de Gazette van Gend, nog geen vier en twintig uur na zijn overlijden, reeds belachelijk maakte Een Gentenaar. een rasechte Gentenaar. geboren en gestorven te Gent, na er drie en zestig jaren gesleten te hebben met het opmaken van de meest eigenaardige en eigenzinnige plannen, het uitgeven van de gekste naast de ernstigste werken, het lastig vallen van al wie hij ontmoette, het prediken in de woestijn, een omwentelaar op het papier, die, had men hem vrije teugel gelaten, in min dan tien jaren Gent totaal van uitzicht had doen veranderen, 321


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 322

maar waarvan de plannen die toen zo gek, zo potsierlijk schenen, toch allen, op enkele uitzonderingen na, jaren na zijn dood, een na een door de stadsbesturen die elkaar opvolgden, trouw werden overgenomen en uitgevoerd. Dat deze revolutionair, deze urbanist, door zijn tijdgenoten niet immer begrepen werd, kan men best gissen. Een huis dat meters uitsprong, afbreken, vond men een waar schandaal, een straat verbreden een sensationele gebeurtenis die slechts om de eeuw mocht geschieden. Wanneer Kieckepoost dan ook met het voorstel voor de dag kwam, niet een, maar honderden huizen af te breken, niet een, maar tientallen straten te verbreden en de stad te doorklieven met grote lanen van Noord tot Zuid en van Oost tot West, oordeelden vele mensen dat het ogenblik gekomen was om die gevaarlijke kerel in een krankzinnigengesticht op te sluiten.

Joseph Kieckepoost.

322


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 323

Doch daar bekommerde Kieckepoost zich weinig om en liet zich vooral niet ontmoedigen door de kortzichtigheid zijner medeburgers. Hij ontwierp maar immer nieuwe projecten — twee honderd zeventien in het geheel — schreef verder stapels brieven aan Willem I. zijne ministers, de Administratie, de burgemeester en de stadsedielen, geen ander doel nastrevend dan „de verciering, verbetering en het welzijn van ons vaderland". Onderaan zijn portret welk in de “Ontwerpmaeker” verscheen, had hij geschreven: “Si je manque, pardonnez- moi; si j'en impose, tuez-moi; si. Je meurs par l’effet de la malveillance des hommes, vengez-moi!” Welnu, hij is gewroken geworden door zijn stadsgenoten zelf, die jaren nadien zijn toekomstdromen als een boek van Nostradamus gingen uitpluizen en zich die rare plannen eigen maakten. In een klein werk dat door zijn tijdgenoten voor onzin of grootheidswaanzin werd gehouden, heeft deze buitengewone man een urbanisatieprogramma voor tientallen schepencolleges kunnen condenseren: geen plan op gebied van rechttrekken, verbreden of ontwerpen ener straat of weg werd later uitgevoerd. of het was reeds voorgesteld en verdedigd geworden door Kieckepoost en daar waar men van de ontwerpmaker afweek, was het doorgaans een mislukking. Geld had men niet nodig, zo beweerde hij. want hij had alle mogelijke stelsels uitgedacht om de kosten tot een minimum te herleiden: enkel durf was vereist, de wil om van Gent een grote stad te maken, gemakkelijk te bereiken. gemakkelijk te doorkruisen. waarborg van bloei en welstand. Wonderbare profetie die helaas niet snel genoeg in vervulling is gegaan! De toenmalige burgemeester, Joseph Van Crombrugge, was echter niet gemakkelijk te vinden geweest voor de baanbrekende voorstellen van de ontwerpmaker. Toen hij bij de kiezingen van 1836 zijn burgemeesterschap verloor, stuurde Kieckepoost hem een exemplaar van zijn werk met de volgende opdracht. die voor onze urbanist als een zoete weerwraak klonk: “Het spijt mij grootelijks dat UE uwe plaets zijt kwijt. Haede UE mij tot onderstand voor uwen medemaet aengesteld De stad van Gend was nu in soo eenen slichten staet niet gesteld. Schoone werken hadden gepronkt En UE daer door was voor altijd geweest beromt. Ik hadde UE veel gesproken van Bouwen

323


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 324

En niet te min de kas altijd vol gehouden...” Andere burgemeesters zijn die weinig vleiende dedicatie indachtig geweest en zijn gretig in de ”Ontwerpmaeker” gaan putten: nooit hebben zij er enig spijt over moeten hebben. ... Kieckepoost. te Gent geboren op 4 Juni 1773, in “den Gouden Leeuw” op de hoek gevormd door de Lange Munt en de Onderstraat, kwam op het idee zijne werken uit te geven om zich te troosten voor de dood van zijn zoon en van zijn dochter. Nochtans had hij reeds in 1817 de aandacht op zich gevestigd met een korte brochure: “Projets de travaux et d’améliorations de la ville de Gand, par l’entrepreneur Kieckepoost” die de voorbode werd van zijn standaardwerk ,.Den Ontwerp-Maeker van Oost-Vlaenderen, ofte Kasteelen in Spagnien, door den Ondernemer Kieckepoost, opgedraegen aen de Vrienden van het Vaderlandt", in twee boekdelen. Het eerste verscheen in 1824; het tweede werd door verschillende uitgevers gedrukt en de laatste bladzijden kwamen slechts in 1829 op de markt onder de titel “De Veropenbaerder van Oost- en West-Vlaenderen, of bespieder voor het volk”. In 1831 gaf hij een prospectus uit van “Le Conciliateur, Journal politique et commercial — Projets, littérature, théatre, beaux-arts”, welke echter nooit verscheen en in 1835 “Het Gendsch Kieken, ieder eens vriend” waarvan enkel het eerste nummer verscheen. Kieckepoost was geen estheet of bekommerde zich althans weinig om de kunst. Hij had slechts een doel voor ogen: de verschillende stadswijken door grote, brede straten verbinden, opdat de stad een geheel zou vormen, en dan de stad zelve met de naburige dorpen en steden verbinden. Op het stadsplan trekt hij een rechte lijn en al wat hij op die lijn ontmoet, moet verdwijnen, welke waarde ook het gebouw vertegenwoordigen mag. Zijn bijzonderste droom was het trekken van een weg en vaart van Akkergem naar Drongen. Akkergem was de wijk van de toekomst daar zij naar de zee leidde langs een vaart die al het water der Gentse rivieren opving. Er bestond wel een weg, doch te paard had men bijna twee uur nodig om de afstand af te leggen “Om onzen weg regt te trekken, schrijft Kieckepoost aan Willem I, eene lijne zoude moeten getrokken worden van den Toren van Akkergem tot Gend op dien van Drongen. zonder agt te nemen op het belet ‘t welk eenig gebouw ofte andere zaeke mogelijks zoude komen te wege brengen. Hij zou genoemt worden Kieckeweg”.

324


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 325

In nota voegt onze ontwerpmaker er hij: “Hier is licht te gevoelen dat, als Zijne Majesteyt het maeken van den weg zou hebben toegestaen, ik Haer alsdan zoude verzogt hebben de toelating van mijnen naem in dien van Kiecke te mogen veranderen�! Doch Kieckepoost slaagde niet in zijn opzet en zijn naam bleef dus Kieckepoost. hoe droevig dit ook voor onze zonderlinge urbanist moge geweest zijn. Hij stelde verder voor alle stadspoorten af te breken, de bestaande bruggen geleidelijk te vervangen door ijzeren, draaiende bruggen, de Waldam te dempen, een brede laan te trekken rondom de - stad (ontwerp dat in de komende maanden eindelijk zal uitgevoerd -worden) en de verschillende parochies met elkaar te verbinden. Het centrum van de stad moest van de buitenwijken gemakkelijk bereikt kunnen worden door het verbreden van de smalle en het trekken van nieuwe straten. Een weg werd aldus ontworpen van het St.-Pietersplein in rechte lijn naar de Kouter en vandaar naar St. Baafs en St.-Jacobs. Van het St.-Pietersplein moest ook een ander vertrekken naar het Spanjaardenkasteel over de Visserij, waar hij een nieuwe stadswijk ontwerpt. De Kouter verbindt hij langs brede straten aan de wijk van het Prinsenhof en eindelijk maakt hij de verbinding tussen zijn Kieckeweg te Akkergem en het stadscentrum over de Coupure, de Wellinckstraat, de Oude Houtlei welke hij voorstelt te dempen, de Zwarte Zustersstraat, de Posthoornstraat en de Voldersstraat die hij allen verbreedt. Vele van die plannen zijn heden grotendeels uitgevoerd geworden, doch men moet zich een ogenblik de ware doolhof van kronkelende straatjes van onze stad in het begin der XIXe eeuw kunnen inbeelden om zich rekenschap te kunnen geven van de geweldige durf en scherpzinnigheid van de Gentse aannemer. Er was immers in 1824 omzeggens geen verbinding tussen het centrum en de overige wijken, zelfs niet tussen St.Baafs en St.-Jacobs bv. De burgemeesters die sedert een eeuw elkaar op het stadhuis opvolgden en vooral burgemeester Braun. hebben die levensaderen van onze stad. door Kieckepoost met zoveel vuur verdedigd, een na een door het vlechtwerk der straatjes en steegjes getrokken, aldus elke dag wat meer bloed naar het hart van de stad brengende. ... Naast al die gelukkige voorstellen heeft Kieckepoost, de zonderlinge ontwerpmaker, ook een paar minder gelukkige plannen verdedigd, als het afbre-

325


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 326

ken van het Rabot, het Pakhuis, de gevel van de Vismarkt, het Gravensteen enz., doch typisch verschijnsel, zijne tijdgenoten hebben hem die projecten geenszins verweten, want zij hadden hetzelfde misprijzen, legden dezelfde onverschilligheid aan de dag voor ons artistiek verleden. Daarentegen moeten wij nog verwijzen naar andere ontwerpen van Kieckepoost, als het verlichten der straten met gas, wat toen revolutionair scheen, het voltooien van de toren van de St.-Michielskerk, het samenbrengen van alle Universiteitsgebouwen in één groot vierkant rond de Aula, het aanleggen van zwemkommen, enz. enz. Daarnaast een aantal koddige ontwerpen als het beletten van het “toebakknabbelen” in de kerken, het “assche-ziften” op straat. het wegnemen op de uithangborden van alle de fauten tegen de spraek-konst enz. benevens een reeks verhandelingen over de beschrijving van de beste paarden, over de oesters, de advocaten, de spelen, de werktuigen, het maken van een woordenboek “Vlaemsch-Hollandsch”, dit alles doorspekt met talloze brieven aan of van vorsten, ministers, ambassadeurs enz. ... Kieckepoost heeft de verwezenlijking zijner dromen niet mogen bijwonen. De stad benoemde onze ontwerpmaker “aannemer van het vervoer der lijken te Gend” en het is in deze functie dat hij in zijn woning in de Onderstraat overleed. Het nageslacht .is hem niet dankbaar geweest: zijn naam heeft men aan geen enkel ontwerp, aan geen enkele straat waarvan hij de uitvinder geweest is, verbonden. Enkel blijft zijn naam bewaard bij sommige echte Gentenaars die het oude gezegde nog kennen “Hij is bij Kieckepoot” daarmede bedoelend dat iemand overleden is, maar zelf; die uitdrukking verdwijnt uit de woordenschat van de Gentse volkstaal.

PIERRE KLUYSKENS

326


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 327

SINT-DENIJSPLEIN, EEN TRILOGIE DE PRILLE JAREN ALS VLIEGVELD DEEL IV: 1908 - 1930

VOOR U VERZAMELD UIT 31 600 EDITIES VAN DE GAZETTE VAN GENT

** De term “trilogie” verwijst naar het drievoudig gebruik van het plein door de jaren heen, samengevat in vijf afleveringen, waarvan hier de vierde.

23 mei 1908 De Aeroclub der Beide Vlaanderen heeft de beroemde Franse luchtvlieger Henri Farman uitgenodigd om vliegdemonstraties te geven. In januari won hij in Duitsland de Archdeaconprijs voor de vlucht van één kilometer in een gesloten kring. Eergisteren reed men met hem per auto naar het Sint-Denijsplein maar de luchtvlieger vond de grond te zandig en het plein te klein voor zijn vliegkunsten. Dan reed men naar de haven waar hem naast de nieuwe zeevaartinstellingen een terrein van 2 kilometer lang en 700 meter breed zeer geschikt leek.

18 juni 1910 Gisteravond zag men rond 8 uur een zonderling gerij de stad doortrekken. Vooraan reed een kleine, rode automobiel met twee zitplaatsen. Achteraan was een houten stelsel vastgemaakt, met lijnwaad overtrokken, dat op twee wielen liep. Gistervoormiddag had de heer Albert Villé op het Sint-Denijsplein schone vluchten gedaan met de vliegmachine van onze stadsgenoot de heer Eich. Hij bestuurde de automobiel op weg naar zijn woning. Men had de vleugels van de machine losgedaan en eenvoudig bovenop het toestel vastgemaakt. Dit ongewoon schouwspel lokte veel belangstelling uit.

327


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 328

28 oktober 1912 Er is sprake van in 1913 een luchtvliegplein te maken in de Neermeersen, de zeer uitgestrekte weiden langs de Leie, dicht bij de stedelijke schietbaan.

18 april 1913 De kwestie van de luchtpost door de vlieger Henri Crombez is op goede voet. Het vertrek- en landingspunt van de aeroplaans zal op het Sint-Denijsplein zijn. De inrichters onderhandelen thans met gemeentebesturen en sportmaatschappijen over andere nederdalingen in verband met de brievenpost.

25 april 1913 De luchtvaartpost die het monopolie heeft van de verzending per vliegtoestel, zal zaterdagnamiddag van het Sint-Denijsplein een eerste reis aanvangen. De heer Henri Crombez zal in zijn aeroplaan Perdussin de clichés meenemen van de aankomst van de koninklijke familie in de Wereldtentoonstelling en de inhuldiging van de Gentse Floraliën, bestemd voor de Parijse dagbladen. Onderweg zal hij de poststukken voor Doornik afgeven. Bijzondere kaarten zullen op het Sint-Denijsplein worden verkocht aan 1 frank. Indien de luchtgesteltenis enigszins voordelig is zullen wij zondag te Gent de Parijse bladen ontvangen met de fotografieën van de belangrijkste gebeurtenissen van de dag welke voortaan beroemd zal zijn in de Gentse geschiedenis.

1 mei 1913 Gistermiddag heeft de heer Crombez met zijn aeroplaan een vlucht boven de Wereldtentoonstelling gedaan. Hij steeg op van het Sint-Denijsplein waar zijn loods staat, om na een ronde aldaar weer neer te komen.

13 mei 1913 Niettegenstaande regen en wind verzekerde de luchtvlieger Henri Crombez zaterdag de luchtpostdienst tussen Brugge en Gent, een reis die enkel 40 minuten duurde. Zondag vloog hij naar Aalter en landde daarna terug op het Sint-Denijsplein. Maandag verwezenlijkte hij de reis Gent - Blankenberge heen en terug in 1 uur 15 minuten. Dinsdag vertrok de luchtreiziger per spoor naar Parijs, waar

328


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 329

hij een nieuwe aeroplaan gaat halen. Hij zal van Issy opstijgen en ermee naar Gent vliegen.

2 juni 1913 De spectaculaire boksmatch voor het Kampioenaat der Zwaargewichten werd in het Feestpaleis aangegaan tussen de Engelse reus Wells en de Franse kampioen Carpentier. De overwinning ging naar Carpentier, na knock-out van Wells. Met de luchtvlieger Crombez waren afspraken gemaakt om de fotografische platen na de match dadelijk van het Sint-Denijsplein naar Brussel over te vliegen.

15 juni 1913 De heer Crombez steeg vrijdag rond de valavond van het Sint-Denijsplein op voor een proef tot het kloppen van het Belgisch hoogterecord. In 15 minuten tijd verhief hij zich tot een hoogte van 2000 meter. Binnenkort zal de koene vlieger voor de officiĂŤle vlucht opstijgen. Gisteren vloog hij met zichtkaarten naar Blankenberge. Tijdens het neerstrijken brak bij het geweldig aanraken met de grond een deel van het landingsgestel. Daardoor kon hij 's avonds langs het luchtruim niet naar Gent terugkeren.

18 juni 1913 Gisteravond waren veel belangstellenden op het Sint-Denijsplein aanwezig. Aan de monoplaan van de luchtvlieger Henri Crombez werden twee barometers bevestigd welke tot hoogteopnemers zouden dienen. Om 7 uur 10 steeg hij het luchtruim in. Hoger en hoger beschreef het broze toestel kringvluchten. In de stad werd het door duizenden ogen met een beklemmend gevoel van angst gevolgd. Het ging zelfs zo hoog, dat het nog enkel een heel klein, zwart stipje op het blauwrode uitspansel leek. Na een vlucht van 55 minuten besloot Crombez te dalen. Hij legde zijn motor stil en in een drijfvlucht die zeven minuten duurde kwam hij naar beneden. De opnemers wezen een bereikte hoogte van 3800 meter aan. Zijn voorganger Tyck was tot 2700 meter gestegen. Crombez klopte het record dus met 1100 meter. Wij herinneren er aan dat het eerste hoogterecord ter wereld hier te Gent aan de nieuwe zeevaartinstellingen werd behaald door de heer Henry Farman in

329


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 330

juni 1908. Het bedroeg toen 10 meter!

31 juli 1913 De luchtreiziger Crombez is dinsdag rond 6 uur ‘s avonds opnieuw van het Sint-Denijsplein te Blankenberge aangekomen. Hij is heen en weer gevlogen tussen de pier en het staketsel, om dan rechtover het Casinokursaal neer te dalen. Onnodig te zeggen dat het op de zeedijk en het strand krioelde van het volk. Hij ontving de luchtpost waarmee hij woensdag naar Gent vertrok.

11 september 1913 Voor de eerste maal zal België vertegenwoordigd worden bij de Gordon Bennettbeker voor luchtvliegen, die dit jaar op 28 september te Reims wordt bekampt. Henri Crombez zal er met een monoplaan van 140 paardenkracht aan deelnemen. Overigens zal er voortaan geen luchtbriefpost meer zijn, daar Crombez binnenkort voor 15 maanden in militaire vliegdienst zal treden.

20 oktober 1913 Adolphe Pégoud, de kranige, stoutmoedige Franse luchtvlieger, die gans de wereld in verbazing bracht door met het hoofd naar beneden te vliegen en thans te Wenen zijn buitelingen vertoont, komt binnenkort naar Gent. De aangegane onderhandelingen zijn gelukt. Er zijn enkel nog enige punten van ondergeschikt belang te regelen. Gent zal dus na Parijs, Londen en Wenen de looping the loop in aeroplaan te aanschouwen krijgen.

22 oktober 1913 Het is bepaald zeker dat de koene luchtvlieger Pégoud op maandag 3 november om 11 uur ‘s morgens en 3 uur ‘s namiddags op het Sint-Denijsplein buitengewone vluchten zal doen. Het plein zal afgesloten worden en door het leger en de gendarmerie worden bewaakt. Er zullen plaatsen zijn aan 50 centiemen, 1 en 2 frank. Voor de automobielen zal een bijzondere kaart van 5 frank worden verkocht.

31 oktober 1913 Adolphe Pégoud zal maandagmorgen te Gent aankomen. Een toestel met een 330


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 331

zitplaats en een motor van 50 paardenkracht wordt uit Parijs naar het SintDenijsplein opgestuurd en zal door mecaniciens van het huis Blériot in regel worden gesteld en gereed staan voor gebruik. De aeroplaan door Pégoud in Duitsland gebezigd zou hier niet intijds kunnen aankomen. De heer August De Breyne, voorzitter van de Aéroclub der beide Vlaanderen, heeft bericht ontvangen dat de minister van oorlog de militaire luchtvlieger Henri Crombez gemachtigd heeft langs het luchruim in Gent de beker af te halen welke hem door de Club geschonken wordt ter gelegenheid van het Belgisch hoogterecord dat hij bij zijn vluchten te Gent op 3 550 meter bracht. Maandagmorgen zal op het vliegplein van Sint-Denijs een neerstrijking van Crombez te bekijken zijn. Verscheidene Belgische luchtvliegers zullen op het plein met hun makkers komen verbroederen. Heel het middendeel zal voor hen voorbehouden worden. De ministers die bij de sluiting van de Wereldtentoonstelling het banket bijwonen in het Hedendaags Dorp zullen insgelijks naar het plein komen.

4 november 1913 Reeds van 8 uur heerste een ongewone drukte in de stad. Iedereen wou de luchtacrobaat Pégoud gaan bewonderen. De trams werden letterlijk stormenderhand ingenomen. Talrijke auto's maakten de straten onveilig. De Gentenaars hadden waarlijk alle geluk. Een lekker zonnetje bescheen de menigte die van alle kanten was samengestroomd om de koelbloedige oversaagdheid van één man te bewonderen. Hoe meer men het Sint-Denijsplein naderde, hoe drukker het werd en hoe meer moeite men had om zich een weg te banen. Hier vond men natuurlijk ook wat bij geen feest ontbreekt: benden leurders met het portret van de vlieger. Iets na 11 uur steeg Pégoud op. Eerst vloog hij rond het plein. Daarbij voerde hij zwenkingen uit die de toeschouwers deden rillen. Men dacht dat hij ieder ogenblijk ten gronde ging storten. Na de derde maal kreeg men evenwel de indruk alsof die toeren heel natuurlijk zijn. Zo elegant en schijnbaar zonder moeite werden ze uitgevoerd. Op sommige ogenblikken zweefde het vliegtoestel zijdelings rechtstandig en men vroeg zich af hoe het mogelijk was dat de machine niet als een baksteen neerplofte en de vliegenier verpletterde. Na enige tijd steeg de vlieger hoger. Ongeveer op 1000 meter gekomen deed hij letterlijk een acrobatische saut périlleux die de vogels beschaamd maakte, door met de wielen vooruit het toestel te doen klimmen en het met een zwenking te doen kantelen, zodat hij met het hoofd omlaag hing. Terwijl hij in

331


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 332

dezelfde richting doorvloog bracht hij zich weer in de normale toestand. Zulks deed hij tot acht maal alsof het kinderspel was en telkens verwekte hij nieuwe, luidruchtige geestdrift bij de menigte. Tenslotte daalde de vlieger in spiraalvorm neer. Hij legde zijn motor stil en zachtjes landde hij onder een donderend applaus en een geschreeuw zonder weerga. De menigte snelde naar hem toe en noch soldaten, noch gendarmen konden beletten dat het plein werd ingenomen. De vlieger zag er zeer vrolijk uit en in het geheel niet aangedaan. Eerst werd hij rond het plein gereden, dan in triomf op de schouders van zijn vrienden rondgedragen. Men vocht en worstelde om de uiterst sympathieke luchtacrobaat zoniet de hand te kunnen drukken, dan toch eens van nabij te zien. Een onafzienbare rij auto's en rijtuigen verwijderde zich van het plein. Bij de voetgangers ontstond een nog erger relletje om op de trams te geraken. Adolphe Pégoud, nauwelijks 26 jaar oud, was de eerste die zijn luchtschip in volle vlucht verliet, om met een valscherm van een hoogte van 250 meter neer te dalen. Zulks gebeurde op 20 augustus laatstleden op het vliegplein van Chateaufort. Sedertdien heeft hij een reeks stoutmoedige toeren verricht, welke hem wereldberoemd hebben gemaakt. Te Parijs, waar hij menigmaal de looping the loop of dodensprong heeft uitgevoerd, stonden de toeschouwers verbaasd over zijn vermetele vluchten. Te Berlijn, waar hij drie dagen op het vliegveld van Johannesthal zijn roekeloze vluchten heeft uitgehaald, juichten een half miljoen mensen hem als een held toe. Het is voorzeker verbazend om die luchtvogel, zoals men Pégoud terecht noemt, bezig te zien. Bij al zijn tuimelperten die iedereen kiekenvleesch deed krijgen, draaide de schroef van de machine met driekwart snelheid en als hij dan volle gas gaf schoot het toestel in rechte lijn vooruit, om in een grote cirkel te vliegen naar een hoogte van 1200 meter. Plots stortte het tuig met de kop vooruit minstens 100 meter naar omlaag, om dan onder de drang van de schroef omgekeerd vooruit te schieten, zodat de luchtvaarder met het hoofd naar beneden zat. Gedurende meer dan een minuut zag men Pégoud in zijn omgedraaide machine en moest hij alles verkeerd doen, waarna hij zich rechtstaande naar omhoog werkte, om weer op de buik te vliegen. Tot zeven maal toe heeft Pégoud deze verbazende tour de force toen uitgevoerd. Zijn kleine monoplaan onderscheidt zich maar weinig van de gewone Blériot. De motor Gnome is met een bijzondere zorg vervaardigd en levert de kracht van 50 paarden. Het spreekt vanzelf dat de vleugels van een machine die omgekeerd op de rug moet vliegen, langs boven ook moeten vastliggen.

332


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 333

Men heeft dat gedaan zoals langs onder, maar met veel sterkere staaldraad. De romp bestaat uit een geraamte van zeer buigzaam en langvezelig hout, waarvan elke lat op zichzelf de proef van het weerstandsvermogen heeft moeten doorstaan. Deze schrander ineengewerkte en zeer lichte karkas is overdekt met fijn water- en stofdicht lijnwaad. De zitplaats is vast in het geraamte verwerkt en bij middel van brede riemen over de schouders wordt de vlieger er stevig aangegespt, zodat hij bij het op de rug vliegen feitelijk op zijn schouders zit, terwijl hij zich met de voeten vasthoudt aan ringen die in het geraamte zijn aangebracht. ‘s Morgens krioelde het van het volk, 's namiddags zag het er voor de tweede vlucht zwart van. Nooit heeft een keizer of een koning zoveel volk te been gebracht en zoveel toejuichingen geoogst als Pégoud gisteren. Weer bewogen rijen auto's en rijtuigen zich op de Kortrijksesteenweg. De rook hing als een mist over de weg en het lawaai en getuf was op sommige ogenblikken waarlijk ondraaglijk. In de velden rondom stonden groepen mensen. Oud en jong, iedereen was te been om de wonderlijke toeren van de luchtacrobaat te zien. Omstreeks 15 uur 30 klom Pégoud op zijn toestel en verhief hij zich in de lucht onder algemene toejuichingen. De joviale vlieger groette verscheidene malen de menigte vanuit zijn monoplaan. Daarna herbegon hij zijn halsbrekende toeren. Deze waren nagenoeg dezelfde als ‘s morgens, maar Pégoud scheen nog meer in zijn schik en tot vijftien maal toe vloog hij met het hoofd omlaag en de wielen in de lucht. Nogmaals toonde hij ons tot wat een koelbloedige luchtvaarder met een stevig toestel in staat is. Na ruim drie kwartier vol adembenemende toeren daalde Pégoud in spiraalvorm neer en zachtjes landde hij op het grasplein. Weer de geestdrift van 's morgens, het in triomf ronddragen, het gelukwensen en de stormloop om de vlieger van dichtbij te zien. Bij de terugkeer was het een ongelooflijk geharrewar. Mensen en rijtuigen deden hun best om niet met mekaar in aanraking te komen, maar zulks gelukte hen niet altijd. De ordedienst deed al wat kon, doch de invloed op die grote stroom volk was gering. Honderden automobielen waren verplicht langs de binnenweg, Het Putje en De Drie Koningen naar de grote baan te rijden. Om 6 uur ‘s avonds verdrong zich nog steeds een stroom volk aan De Sterre en kwamen nog altijd rijtuigen afgereden. Nooit werd zulk een menigte te Gent gezien.

333


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 334

Zoals gemeld is de luchtvlieger Crombez naar Gent gekomen. Niet per vliegmachine maar per auto, daar zijn toestel niet in goede staat was. Hij droeg het uniform van de genie, met als onderscheiding twee vleugels van een aeroplaan in het goud op zijn mouw geborduurd. Onze luchtvlieger stond in bewondering voor Pégoud en verklaarde luidop dat deze toeren waarlijk kras waren en alles overtroffen wat tot hiertoe gezien werd. Op 10 november trekt Pégoud naar Brussel, de 14° naar Hamburg, de 16° naar Frankfurt, de 20° naar Keulen en de 23° naar Den Haag. Ter gelegenheid van de vluchten van Pégoud ging het bezoek aan de World’s Fair op de laatste dag van de opening alle gedachten te boven. Na de vliegtochten werden de winketten bestormd.

5 november 1913 De totale opbrengst op het Sint-Denijsplein bedroeg 23 000 frank. Daarbij hoeft nog ongeveer 2000 frank te worden gevoegd voor de verkoop van postkaarten. Voor de vluchten werd 20 000 frank betaald. Er is dus voor de Aéroclub een boni van 5000 frank, een uitslag boven alle verwachtingen, die tot eer strekt van de inrichters van dit groots vliegfeest, de heren Ferdinand Feyerick en Auguste De Breyne.

11 februari 1914 Dinsdagmiddag werd rond 12 uur een vliegmachine boven de stad Gent gezien. Het was de heer Henri Crombez, thans militaire luchtvlieger, die met zijn toestel van Antwerpen kwam. Hij is een kwartier later op het SintDenijsplein neergedaald en verbleef daar tot 2 1/2 uur. Dan steeg hij aan boord van zijn monoplaan weer op en vloog naar Doornik, vanwaar hij afkomstig is. De beker welke hem werd toegekend door de Aéroclub der beide Vlaanderen voor het verwezenlijken van het Belgisch hoogterecord tijdens zijn vluchten boven het Sint-Denijsplein, zal hem op zijn verzoek naar Doornik worden opgestuurd. Er was eerst besloten dat de overhandiging van de beker op min of meer plechtige wijze te Gent zou geschieden. Op verlangen van vlieger Crombez heeft men aan dit voornemen verzaakt. ** Op 4 augustus brak de Europese oorlog uit. Duitsland verklaarde de oorlog aan België, Frankrijk en Engeland. Duitse troepen vielen aan de oostgrens België binnen. 334


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 335

6 oktober 1914 Vier aeroplaans, waaronder drie Belgische en een Engels, daalden in goede voorwaarden neer op het Sint-Denijsplein, behalve nochtans de derde. Toen hij bijna beneden was moest die eensklaps zwenken om niet op de andere vliegtuigen te vallen. Het tuig kwam terecht in een boom en werd erg beschadigd.

10 oktober 1914 Al de vliegtoestellen welke op het Sint-Denijsplein neerdaalden zijn naar een onbekende bestemming vertrokken. Er waren 14 Belgische, 3 Franse en 4 Engelse. ** Op 12 oktober werd de stad Gent door de Duitse troepen bezet.

31 oktober 1914 Op het Sint-Denijsplein is een Duitse militaire aerodroom ingericht. Gisteren is omstreeks 9 1/2 uur bij het dalen een vliegtoestel van op geringe hoogte neergestuikt. De luchtvlieger-officier werd ernstig gewond en zijn aeroplaan is zwaar gehavend.

3 maart 1915 De Duitse bezetter is begonnen met langs de Kortrijksesteenweg op het gewezen paardenloopplein van Sint-Denijs-Westrem een kazerne te bouwen voor de Flieger-Truppe. De familie Van der Haeghen heeft daarvoor een deel van haar grondeigendommen moeten afstaan.

4 mei 1916 De Duitse bezetter benut sedert het begin van de oorlog het koersplein van Sint-Denijs als oefenveld voor de militaire vliegtuigen. De aanpalende, moerassige velden worden gedraineerd om er het Etappen-Flugzeugpark n° 4 uit te breiden. De kazerne is afgewerkt en wordt weldra samen met de omringende villa’s betrokken.

335


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 336

25 mei 1917 Het militair vliegplein van Sint-Denijs is thans met de omliggende meersen uitgebreid en in oppervlakte drie maal groter dan voorheen. Het bevat tientallen toestellen van het nieuw model Gotha IV welke met drie vliegers bemand kunnen worden. Die Riesenflugzeuge kunnen een snelheid van 135 kilometer per uur bereiken en 300 kilogram bommen meevoeren. Gisteren zijn 23 Gotha’s opgestegen voor de Operatie Turks Kruis, teneinde bombardementen uit te voeren op de stad Londen. Wegens het slechte weder hebben ze echter hun bommen boven Folkestone aan de oostkust moeten afwerpen. ** De Duitse bezetter trok zich uit Gent terug tussen 1 en 11 november 1918.

5 november 1918 Alvorens de aftocht in te zetten hebben Duitse troepen het vliegveld van SintDenijs ontruimd en er alle voorzieningen en afhankelijkheden vernietigd. Onmiddellijk na de aftocht heeft de omwonende bevolking de kazerne leeggehaald, alsook de villa's welke daar in beslag waren genomen. Ons leger zal eerst de ingeslagen ruiten en de uitgebroken keukeninrichting moeten vernieuwen. Patrouilles doen de ronde om te verhinderen dat men de voor iedereen openstaande villa's verder afbreekt.

13 november 1918 De Duitsers hadden in de laatste 14 dagen talrijke kanonnen te Heusden opgesteld. Zondagmorgen 10 november begonnen deze te schieten naar het SintDenijsplein, dat nu door de Bondgenoten is bezet om er een Engelse afdeling vliegtoestellen op te richten. De schade was onbeduidend.

26 februari 1919 Men weet dat de Duitsers ons oefenplein op het grondgebied van de gemeente Sint-Denijs-Westrem veranderd hebben in een vliegveld door er veel aanpalende grond bij te nemen. Het gemeentebestuur van Gent had er reeds voor de oorlog aan gedacht dit oefenplein in een openbaar park te herscheppen, tevens voorzien van speel- en sportpleinen. Die gedachte is terug opgekomen en men bestudeert zelfs het benutten van de reeds door de Duitsers effen gemaakte gronden. Men zou ze door onteigening

336


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 337

bij de gronden van de stad inlijven en aldus een grote laan kunnen maken van de statie Gent-Sint-Pieters naar dit nieuw park. Het is wenselijk zoveel mogelijk die kant van de stad aan te trekken. Dan zal men daar een soort Park van Tervuren hebben, met een laan welke er heen leidt.

29 april 1919 De Syndicale Kamer der Aannemers heeft aan de bevoegde commissie van de stedelijke raad plannen bekend gemaakt om werk te verschaffen aan de bouwvakkers. Daarin is onder meer sprake van de afbraak van de kazerne in de Sint-Denijsdreef die door de Duitsers werd opgetrokken, de uitvoering van de ontworpen laan tussen de statie en het plein en de omvorming van het SintDenijsplein tot een volkspark.

12 mei 1919 In de onbewoonde herberg Derby aan de Kortrijksesteenweg tegen het SintDenijsplein heeft men in de kelder het lijk gevonden van een Duitse soldaat. De akelige ontdekking is gedaan wegens de geweldige stank die het verspreidde. Het was in een zover gevorderde staat, dat het bijna niet over te brengen was.

21 februari 1920 Eindelijk is het Sint-Denijsplein ontlast van de reusachtige vlieghallen welke de Duitsers er in het ijzer hadden gebouwd. Men vindt er daarentegen nog overblijfselen van enorme waterstands die op zichzelf een bezoek waard zijn. Men kan er tevens vaststellen dat het plein volledig ontdaan is van de prachtige, eeuwenoude beuken welke er omheen stonden. Hetzelfde vandalenwerk hebben ze verricht langs de Kortrijksebaan tussen De Drie Koningen en Latem. Zoals men weet diende het Sint-Denijsplein voor de oorlog uitsluitend voor de legeroefeningen. De paardenkoersen gedurende de Gentse feesten trokken de laatste jaren weinig of geen nieuwsgierigen en belangstellenden meer aan. Een tijd lang is er sprake van geweest daar een park te maken, maar dit zou enorm veel kosten vergen en daarenboven kan men moeilijk een openbare tuin aanleggen waar slechts zand is en geen bomen meer worden aangetroffen.

337


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 338

8 april 1920 Het comiteit van de Souvenir Patriotique deelt mee dat de eerste legerdivisie op het Sint-Denijsplein een groot militair feest zal inrichten op zondag 9 mei. Op het programma ook de medewerking van het militair luchtvliegwezen

10 mei 1920 Het comiteit van de Souvenir Patriotique organiseerde op het Sint-Denijsplein met medewerking van de eerste legerdivisie een groot militair feest dat een menigte lokt die op ruim 30 000 man mag worden geschat en ons herinnerde aan de genotvolle tijd van de Wereldfoor, toen het plein ook zwart zag van het volk om de voorstelling bij te wonen van de vermaarde, voor het vaderland gesneuvelde Adolphe Pégoud. Gedurende de oefeningen kwamen een drietal luchtvliegtuigen het plein overvliegen. Eén van de beschietingstuigen verwekte veel belangstelling door ras naar beneden te komen en zeer snel weer in de hoogte te stijgen. Opmerkelijk was ook de looping, uitgevoerd door een jachtvliegtuig.

10 juni 1920 Van de geplunderde Duitse kazerne aan de Kortrijksesteenweg te Sint-Denijs zijn thans enkele gebouwen hersteld. Een regiment aanvalswagens is er ingekwartierd. Het regiment werd vorig jaar opgericht tijdens de bezetting van Oberkassel in Duitsland. Het eskadron is samengesteld uit gevechtswagens van Franse makelij, afkomstig uit het gesticht van de automobielen Renault. In het totaal worden er 47 voorzien, heden zijn er 16 in werking. Het oefenen met deze chars d’assault gebeurt op een gedeelte grond langs het vliegveld en ook langs de baan Afsnee - Zwijnaarde, op een terrein dat toebehoort aan het manoeuverveld van de artillerie.

15 augustus 1920 Sedert enige dagen maakten verdachte personen de wijk Maaltebrugge onveilig. Een oogje werd in het zeil gehouden. ‘s Avonds werd één van deze verdachten opgespeurd. Men veronderstelde dat zij nestelden in één van de vernielde gebouwen aan het plein van Sint-Denijs en weldra was men overtuigd dat deze vermoedens juist waren.

338


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 339

De geburen omsingelden het hol waar zij hun intrek genomen hadden en de gendarmerie van Gent werd van de ontdekking op de hoogte gebracht. Drie personen, een jonge kerel van 19 jaar oud, een vrouw en een kind werden gevat en meegeleid. Ze zijn oorspronkelijk van de Kerkstraat in Gent. Volgens de mening van de inwoners uit de buurt waren zij in betrekking met nog een paar andere lieden van hun soort.

17 september 1920 Er zou besloten zijn dadelijk te beginnen met het bouwen van nieuwe kazernes aan het Sint-Denijsplein. Daar zouden de ruiterij en de artillerie worden gehuisvest.

29 november 1920 Bij Koninklijk Besluit van 20 november heeft de Belgische staat te SintDenijs-Westrem voor 45 000 frank een perceel grond van 1 ha 62 a 60 ca aangekocht langs de Kapellenstraat, vlak naast de kapel Het Putje, toebehorende aan de heer ingenieur Ferdinand Bovy. Op dat gedeelte grond staan onder meer de resten van de gewezen afspanning Het Peerdeken. Daar zullen twee loodsen en een werkhuis voor de aanvalswagens van de artillerie worden opgericht. De heer graaf de Hemptinne, eigenaar van een belendend perceel, heeft voorgesteld bij de afpaling van het militair domein de scheiding in rechte lijn te laten geschieden. Hiertoe is echter een omwisseling van grond noodzakelijk.

11 februari 1921 Het Sint-Denijsplein, dat nu omtrent 20 ha meet, gaat merkelijk vergroot worden om dienst te kunnen doen als vliegplein en als oefenveld bestemd voor de tankwagens. Het plein zou dan een oppervlakte beslaan van ongeveer 80 ha.

21 april 1924 De gronden van de familie Van der Haeghen langs de Pleinstraat te SintDenijs-Westrem, welke in 1915 door de Duitse bezetter werden aangeslagen om er hun kazerne op te bouwen, zijn bij notariĂŤle akte van 15 april aan de Belgische staat verkocht, teneinde er een hangaar, een magazijn en een werkhuis voor de strijdwagens op te richten.

339


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 340

Er zal ook worden voorzien in een open loods om er de Minerva-tractoren en de platte wagens onder te brengen. De tractoren zijn van Belgisch maaksel. Daar de gevechtsvoertuigen de niet-verharde wegen rond het oefenveld erg beschadigen, zal men ze op de platte wagens naar de oefenplaats rijden.

10 oktober 1925 De nieuwe hangaar en de werkloods voor de strijdwagens in de kazerne te Sint-Denijs-Westrem zijn thans in gebruik gesteld.

8 mei 1926 Zondag 16 mei is tot vliegtuigendag uitgeroepen. Om 10 uur wordt in de cinema Select aan het Wilsonplein de film Per vliegtuig boven België vertoond. Van 13 tot 18 uur voorziet men op het Sint-Denijsplein vluchten met de grote vliegtuigen van de maatschappij SABENA.

27 januari 1927 Er is sprake van dat het militair oefenveld aan De Sterre zou verlegd worden naar een terrein op het Sint-Denijsplein, daar door de uitbreiding der gebouwen de overgebleven plaats te klein is geworden.

16 april 1927 Op het terrein van de strijdwagens te Sint-Denijs is men bezig een watertoren te bouwen. Tegen het volgend jaar voorziet men een hangaar welke dienst zal doen als bijgevoegd magazijn en een latrinepaviljoen.

24 juli 1927 De luchtvlieger Praet is met zijn vliegtoestel Centaur op het Sint-Denijsplein aangekomen en doet dagelijks vliegtochten boven Gent en omstreken.

25 juli 1927 Na een reeks tochten was de luchtvlieger Praet zondag om 7 uur 15 voor zijn laatste vluchtreis van het Sint-Denijsplein vertrokken met als passagiers de heren Delannoy uit de Bernard Spaelaan en Vandermotten uit SintAmandsberg. In het naar beneden komen schoot plots één van de vleugels af 340


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 341

en het toestel plofte ten gronde. De drie inzittenden werden gekwetst. Delannoy had een gebroken been en Vandermotten bekwam slechts lichte verwondingen. Met de vliegenier was het slechter gesteld. Zijn voorhoofdsbeen was gebroken en hij bekwam meerdere zware kneuzingen. Over zijn toestand kon nog geen uitspraak worden gedaan.

27 juli 1927 De luchtvaarder Praet heeft een gelukte schedelboring ondergaan maar zijn toestand is nog zeer ernstig, zodat hij nog niet kon verhoord worden. Het parket is op het Sint-Denijsplein afgestapt om de ooggetuigen te ondervragen.

6 september 1927 Bericht aan alle amateur-luchtvliegers! Vanaf zaterdag 10 september zullen de loodsen Petermans en Buysse elk met een degelijk en modern vliegtuig propagandavluchten met reizigers ondernemen boven de stad en de omgeving. Veertien dagen lang zullen zij van rond 10 uur 's morgens van het SintDenijsplein opstijgen voor hun luchtreisjes, waarvoor de belangstelling zeker niet zal ontbreken. Allen die hen op hun tochten willen vergezellen mogen zich aldaar aanmelden. Een reis van 10 minuten, opstijgen en dalen inbegrepen, kost slechts 60 frank.

24 februari 1928 Woensdagnamiddag is om 4 uur 30 brand ontstaan in een houten barak rechtover het koffiehuis Derby op het Sint-Denijsplein. Het gebouw deed dienst als naftedepot voor de strijdwagens van het leger. De pompiers van Gent gelukten er in korte tijd in het vuur te bestrijden. De schade is niet groot.

4 april 1928 Gisteren had in de kazerne van de strijdwagens te Sint-Denijs-Westrem een indrukwekkende plechtigheid plaats. Koning Albert, vergezeld door generaalmajoor Swaigen, aide-de-camp en graaf de Meeus, ordonnantie-officier, kwam om 10 uur per auto in de kazerne aan om kolonel Deprez een vaandel te overhandigen. Na een korte wapenschouwing vormden officieren, onderofficieren en solda-

341


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 342

ten een carré rond de hoge gast. Koning Albert hield een korte toespraak, eerst in het Vlaams, daarna in het Frans. Hij schetste in een paar woorden de wordingsgeschiedenis van de strijdwagens en bewees aan de hand van historische feiten uit de wereldoorlog, het groot strategisch belang van dit nieuwe wapen. Na het défilé onderhield de vorst zich op minzame wijze met de officieren en onderofficieren. Hij bezocht kort de kazerne en enkele strijdwagens. Daarna vertrok hij terug naar Brussel.

16 april 1928 De krijgsoverheid heeft het inrichtingscomiteit van de Gentse Floraliën het vliegplein van Sint-Denijs ter beschikking gesteld om er het neerdalen toe te laten van Franse, Engelse en Hollandse vliegtuigen. Ze zullen op 18 en 19 april de schoonste bloemen van onze naburige kwekers aanbrengen.

28 september 1928 Het luchteskadron van de welgekende vlieger Peetermans zal zondag om 2 uur 30 op het Sint-Denijsplein een vliegfeest geven met acht moderne vliegtuigen. Voor de eerste maal in België zal de befaamde trapezewerker Romaneschi zijn ongehoorde luchtoefeningen uitvoeren, waaronder een daling met valscherm en andere buitengewone acrobatieën. Het eskadron zal groepsvluchten aangaan en loopings waarvan de bijval in de grote Belgische steden alles overtroffen heeft.

2 oktober 1928 De vliegmeeting heeft zondag een grote menigte naar het Sint-Denijsplein gelokt. Men heeft er de exhibities per valscherm kunnen bewonderen van mejuffer Olga Thiova en de heer Vincent. Nooit werden dalingen per valscherm met zoveel meesterschap, koelbloedigheid en bijval verwezenlijkt. De heer Romaneschi deed aan de trapeze onder het vliegtuig een rilling door de menigte gaan over zijn stoutmoedigheid. Die nummers hebben ruimschoots de ontgoochelingen vergoed welke gewoonlijk bij vliegmeetings als deze oprijzen. Gezien de hevigheid van de wind kon het ook hier gemakkelijk op een fiasco uitgelopen zijn, doch de kundigheid van de luchtacrobaten stond borg voor het succes van de vertoning.

342


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 343

28 december 1928 Een onderzoek van commodo en incommodo is open aangaande het plan van geschiktmaking van het kwartier aan het Sint-Denijsplein. Het bevat de doding, verplaatsing, verbreding en opening van verscheidene straten, wegen en wegels en de demping of verplaatsing van verscheidene onbevaarbare en onvlotbare waterlopen.

22 maart 1929 Aan de Kapellenstraat te Sint-Denijs bouwt men een verkeerstoren voor de vliegtuigen. Hij zal naar het schijnt veel weg hebben van een vuurtoren aan de zeekust en een hoogte bereiken van 21 meter. De draaiende verlichting zal 1500 kaarsen sterk zijn en dienen als richtbaken tijdens nachtelijke vluchten.

18 juli 1929 De vliegmeetingen van 21 en 22 juli te Sint-Denijs zullen alle verwachtingen overtreffen. Naast de deelname van de befaamde parachutist Romaneschi is de toetreding verzekerd van de heer Vincent, de meester der acrobaten. Hij zal voor de eerste maal de oefening tonen die hem wereldberoemd maakte. In de lucht hangend met het hoofd omlaag zal hij tot op drie meter van de grond neerkomen, om met de hand een vlaggetje weg te nemen, gehesen tussen twee palen.

30 oktober 1929 Rondom het terrein van de kazerne voor de strijdwagens te Sint-Denijs werkt men thans aan de voltooiing van de omheining uit cementplaten, bovenaan voorzien van glassplinters. In tegenstelling met wat algemeen wordt gedacht moet deze voorzorg niet dienen om de vijand te beletten binnen te dringen, maar wel om de piotten te verhinderen gedurende de nachtelijke uren buiten te geraken, om op pad te gaan naar zekere ontuchtige etablissementen in de buurt!

27 november 1930 Het stadsbestuur heeft met de Belgische staat onderhandelingen aangeknoopt om op het Sint-Denijsplein een vlieghaven op te richten. ERIK DE KEUKELEIRE 343


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 344

Fragmenten uit “Sint-Pieters-Aalst, Sint-Pieters-Aaigem en Sint-Denijsplein - deel 2 (19021918)”, 302 pagina's en “deel 3 (1919-1940”) - 290 pagina’s - oktober 2004 - uitgaven in eigen beheer.

GHENDTSCHE TOESTANDEN

NACHTBARGEN EN BEURTSCHEPEN ANNO 1842

De comfortabele, zelfs luxueuze bargedienst in de jaren 1600 - 1700 tussen Gent en Brugge staat ingeprent in het Gentse collectieve weten. De vele artikels er aan gewijd in kranten en tijdschriften houden de herinnering levend. En zeker niet in het minst ook de replica met bijhorende stevige dame als boegbeeld, aangemeerd aan het oude Justitiepaleis. Dat het vervoermiddel relatief luxueus was, kunnen we ten overvloede nog afleiden uit de titel van een boekje Een trekschuit voor koningen. De barge tussen Gent en Brugge uitgegeven in 1993 bij een tentoonstelling rond de studies en het bargemodel van Walter Birnie in de oude Bijloke.

‘DE’ barge: een uitzondering De barge (in het Gents: bargie) die we allemaal kennen, was eigenlijk een uitzondering. De verhalen daar over geven ons geen representatief beeld van de wijd verbreide en behoorlijk georganiseerde regelmatige vervoerdiensten over onze binnenwateren. Jan Parmentier geeft in zijn goed gedocumenteerde en uitgebreide bijdrage in Een trekschuit… aan hoe dat in mekaar zat. De organisatie van de bargedienst Gent-Brugge-Gent, en enkel van deze dienst, bleef vanaf het begin in 1623 het hele ancien regime door in handen van de Staten van Vlaanderen. Via een monopolie op de eigendom en het verpachten van de schepen die de dienst op Brugge verzekerden, konden ze eisen stellen. Maar vooral konden ze een deel van de kosten gemaakt voor het graven van het kanaal Gent-Brugge (opengesteld in 1623, toen Zuidleie of Zeule genoemd)

344


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 345

recupereren. In de Franse en Hollandse tijd ging dat voorrecht over naar de departementen en later naar de provincies. Het werd een ‘provinciale barge’. Toen was de glorietijd echter voorbij, zoals Noël Kerckhaert beschrijft in zijn hoofdstukje De teloorgang van de provinciale barges in hetzelfde Een trekschuit… Ondertussen was immers een relatief degelijk wegennet met regelmatige vervoerdiensten van personen en goederen tot stand gekomen en de eerste spoorwegen werden aangelegd. Het doek viel in 1839 toen de provinciale vaartuigen te koop gesteld werden. Maar er waren naast de ‘officiële’ barge nog tal van andere schepen en scheepjes die op meestal op vaste dagen en min of meer vaste uren de trafiek tussen Gent en diverse steden en dorpen verzekerden. De regelmaat van de verbindingen die ze verzekerden (beurten of beurtdiensten genoemd), onderscheidde hen van de gewone binnenschepen. Vandaar dat men ze marktschepen of beurtschepen (niet buurtschepen!) noemde. Ze werden meestal getrokken (geketst) door mensen of paarden, behalve wanneer men gebruik kon maken van een gunstige wind. Niet altijd evident. Langs veel kanalen hinderden hoge bermen de wind en bleef het zeil veelvuldig slap hangen. Na het verdwijnen van de ‘provinciale’ barge bleef een nachtelijke dienst op Brugge bestaan. Deze werd gerund door privéreders. Parmentier plaatst al deze binnenscheepvaartlijnen in een bredere context vanaf het ontstaan tijdens de 15de eeuw van regelmatige scheepvaartverbindingen langs rivieren en kana-

Enkele statige huizen aan de Zuidkaai getuigen nog van de welvaart die het haventje aan de Brugse Vaart gedurende een paar eeuwen meebracht (foto 2011). Met prominent daarin (tweede van links) het grote Louis XVI huis Zuidkaai 6 uit 1783 (Bouwen door de eeuwen heen, Stad Gent 4nc, p. 341-342).

345


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 346

len in Noord-Italië en in het graafschap Vlaanderen. In de 16de en vooral de 17de eeuw ontwikkelde de in deze vorm georganiseerde transport zich ook in Brabant (veeleer sporadisch) en kwam er een spectaculaire uitbreiding tot stand in de Noordelijke Nederlanden, trekschuitenland bij uitstek. Een korte samenvatting van wat er geweten is over de Gentse markt- en beurtschepen vanaf de 16de eeuw is te vinden in Gent op de wateren en naar de zee van Johan Decavele en René De Herdt. Wat hieronder volgt is een momentopname van de situatie in en rond Gent uit 1842 aan de hand van de dienstregelingen opgenomen in de bekende Wegwijzer der stad Gent en Provincialen Almanach van Oost-Vlaenderen. Dit sluit aan bij de schets die Kerckhaert tekende van de beurt- en marktschepen van Gent naar Brugge en Oostende in de eerste helft van de 19de eeuw. Het geeft een idee van hoe het er in die tijd toch wel enigszins anders aan toe ging dan nu.

Nachtbargen Vele onder ons zullen uit het preTGV tijdperk nog aangename (of minder aangename) herinneringen overhouden van de nachttrein naar het Franse zuiden, naar de Alpen, of van de nachtelijke mailboat (per trein) naar Dover en Londen. Iets dergelijks had je vroeger al, alhoewel… op ietwat kleinere schaal. In 1842 kon je de nachtbargie nemen op de Brugse Vaart, of je koffers, je pakken en zakken met dezelfde barge laten vervoeren. Je vertrok aan het begin van de huidige Phoenixstraat en de Zuidkaai. Daar ontwikkelde zich rond de Brugsevaart (tot 1752 het eindpunt van de waterweg naar Brugge) een kleine agglomeratie, toen als ‘Buiten de Brugse Poort’ aangeduid, met een flink aantal herbergen en kroegen. Daar kon je inschrijven en betalen in ofwel Den Gouden Appel (toen huisnr. 21) bij de rederij Torreborre-Bogaert of in Sint-Anthone (toen Buyten de Brugse Poort nr. 25) bij de rederij De Moerloose. Deze barge-eigenaars waren niet zomaar kleine schippers. De Moerloose had al in 1825-1826 een aanvraag ingediend en toelating gekregen om een stoombootdienst in te richten tussen Gent en Oostende. De laatste uitbater was de firma Pardoen-Galeyen en die hield stand tot in 1909. Men sprak toen al lang niet meer van de barge, maar van de ‘beurt Pardoen’. In 1842 verdeelden Torreborre en De Moerloose onder elkaar netjes de reizen, één per weekdag. Zondag was rustdag. De nachtbarge vertrok om 10u in de avond. Aankomst te Brugge om half zes in de morgen. En vice versa op dezelfde tijdstippen voor de afvaart uit Brugge en aankomst te Gent. Natuurlijk deed je er goed aan wat vroeger op te trekken voor zo’n groot avontuur. Immers, zo schrijft in weeral Een trekschuit… Leen Charles: Het (uit-

346


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 347

hang)teken ‘De Gouden Appel’ of ‘Het Vliegend Paard’ kan men moeilijk voorbij lopen. Waar brandewijn wordt geschonken, wenkt een paneel met een geschilderde afbeelding van een fles met glaasjes. Passagiers voor de barge treffen elkaar in de gelagkamers, ruimschoots vóór het vertrekuur; in afwachting van het inschepen worden er pakjes en goederen opgestapeld, worden brieven afgegeven en de laatste nieuwtjes uitgewisseld.

Beurtschepen: de kleintjes Op de Brugse Vaart voeren nog meer schepen en scheepjes die dichterbij gelegen dorpen bedienden. Om te beginnen al Merendré, wijk Durmen, Schipperin de wed. van Francies van Bastelaere. Alle vrijdagen, ten twee en half uren naer middag, buyten de Brugschepoort. Zich voor de vracht en commissien

‘In de Roos’ (foto 2011) met koetshuizen en gewezen stallen aan de Sluizekenkaai, tot voor ongeveer 25 jaar nog herberg ‘Het Roosken’. Het is een zeldzaam intact bewaard gebleven hostellerie annex bureau voor weg- en scheepvaartverkeer naar het noorden van de provincie. Op de sluitsteen boven een van de poorten die toegang gaven tot de paardenstal en opslagplaatsen werd vermoedelijk relatief recent het jaartal 1722 gekapt of herkapt, naar een in dat jaar gedateerde bouwaanvraag voor de paardenstal. De Schipgracht werd hier omgevormd tot buurtparkje. De kaaimuur van de Sluizekenkaai zit grotendeels nog onder de grond.

347


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 348

aen bieden in het Schippers-Huys aan de Brugse vaart. Wie ‘marchandiese’ naar Bellem wou sturen of wie misschien zelf meevaren, had keuze te over. Die bestemming werd bediend door niet minder dan drie schippers, allen op vrijdag in de vroege namiddag. Voor schipper Constantinus Steyaert en zijn collega (of concurrent) Frederik Verguldt die enkel Bellem als bestemming vermeldden, kon je In de Kroon terecht, uiteraard buyten de Brugschepoort. Jean-Baptiste Rambaut, woonende te Ursel, deed eveneens Merendree aan en vaert nae Lovendeghem, Somerghem, Hansbeke en Aeltre. Zich voor de vracht en de commissien aen bieden in het Vliegende Peerd buyten de Brugschepoort. Wie zijn commissien de andere kant uit wou sturen, naar het noorden, moest naar de herberg In de Roos aan de Sluizekenkaai, ook een druk vertrek- en eindpunt van voerwagens in die richting. Schipper P. Van Poucque in compagnie met de weduwe van Jacobus De Buysscher overhands ontfermde zich over die vracht. Dat gebeurde eveneens de vrijdag. Het Sluizeken, alias de Torfbriel, alias De Zeeuwse Aard, was van oudsher het haventje voor trafiek in noord-oostelijke richting. Vrachtvaart via de Schipgracht, omgevormd tot Meerhemkanaal, was ten tijde van Van Poucque al lang niet meer mogelijk. Zijn schip vertrok van aan de sassen buyten de Muydepoort via Rodenhuize op het nieuwe Zeekanaal en dan via Sint-Kruis-Winkel op de Moervaart naar Wachtebeke. Wie het wenste, kon zijn spullen door de weduwe De Buysscher overhands van Wachtebeke verder naar Lokeren laten brengen. Dat gebeurde op woensdag. Time was nog geen money. Instant delivery was nog niet uitgevonden.

Beurtschepen: de grote broers Voor de beurtschepen met verdere bestemmingen was de binnenhaven tussen de Sint-Michielsbrug en de Grasbrug het vertrekpunt bij uitstek. Verschillende 19de-eeuwse afbeeldingen, mooi samengebracht in het boek La Cuve de Gand à l’Epoque romantique (1976) van d’Udekem d’Acoz, tonen een drukke binnenhavenactiviteit. Een enkele, niet bepaald representatieve voorstelling geeft ook zeeschepen weer op die plek, maar dat was ‘stoef’. Ooggetuigen beschrijven hoe die slechts met de grootste moeite ooit een enkele keer naar toe gesleept werden over de ondiepe en moeilijk op peil te houden Brugse Vaart. De beurtschippers in de haven ‘Tussen Bruggen’ (tussen Sint-Michielsbrug en Grasbrug) werkten met facteurs (agenten) die hun bureel hadden aan de Korenlei. Twee ‘firma’s’ bedienden precies dezelfde bestemmingen, de ene overwegend op welbepaalde dagen, de andere op onbepaelde dagen. De ene legde aan bij de Grasbrug, de andere dichter bij de Sint-Michielsbrug. Twee

348


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 349

Drukke activiteit in de binnenhaven ‘Tussen Bruggen’ (overgenomen uit La Cuve de Gand).

of drie keer per week voer elk van hen naar Antwerpen, naar Brussel, Leuven (via Mechelen) en naar Kortrijk-Menen-Rijsel en ook naar Oostende via Brugge, met - minder frequent - mogelijkheid om door te reizen naar Veurne, Duinkerke of Diksmuide en Ieper. Beide ondernemingen verzekerden een keer per week een reis naar Oudenaarde en verder door naar Doornik. Beiden hadden met naam genoemde correspondenten in de tussen- eindbestemmingen. De ene hield bureel in het huis Korenlei (toenmalig nr. 24); de andere even verder in huis nr. 30. Heel uitzonderlijk is wel dat hier geen herbergnamen bij vermeld worden.

Buitenbeentjes Sommige handelaars in goederen uit specifieke streken of steden namen zelf het initiatief om een eigen dienstlijn (‘toer’) uit te baten en ze huurden daarvoor ervaren schippers in. Zo was er de Beurt-Schuyt vertrekkende onder het

349


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 350

Aan ’t Sluizeken van Armand Heins. De spijtig genoeg verdwenen herberg Vlissingen - de naam verwijst nog naar de Zeeuwse Aard - aan de hoek met het pleintje, verbergt herberg In de Roos. De daar geparkeerde voerwagens verzekerden de vracht- en personenvervoer naar het noorden, eventueel ook naar de Muide, waar een beurtschip als dat van schipper Van Poucque de vracht, of een deel er van, kon overnemen.

bestier van J. Beckx, biersteker en koopman in mechelschen kalk, Pensstraat 1 (tussen Korenlei en Drabstraat, later tot Gruuthuusestraat bevorderd). Die vertrok naar Loven (het zeer gewaardeerde Leuvense bier, weet je wel). Alle vrijdagen, ten 3 uren naer den middag, van op de Grasley. Neemt vracht voor Rupelmonde, enz. Scheepsmakelaar Ferdinand Leys, Korte Zilverstraat 2, verzorgde naast meer gebruikelijke bestemmingen zoals Brussel, Doornik, Veurne en Ieper, ook transport van vrachten en personen naar Rotterdam: alle tien dagen, van aen den Entrepot (Coupure). Neemt vracht voor geheel Noord- en Zuyd-Holland. Dezen dienst wordt verricht door snel-zeylende Beurtschepen en geschied vice-versa. Het bureel deser beurtschepen is Burgstraat n° 15, alwaer men zich voor verdere informatie kan adresseeren. 350


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 351

Tot slot was er nog een oude getrouwe die zelfstandig opereerde. Het Beurtschip op Dendermonde: alle vrijdagen des avonds of des zaterdags des morgends vertrekt den Beurtman Joseph Raemdonck van aen de Pasbrug uyt Gend nae Dendermonde, langs Wetteren. Men kan zich voor de vracht en commissien aanbieden in de Dry Koppen, tusschen ‘t Pas. Het vertrekpunt van dat beurtschip lag van oudsher aan de Pasbrug en dateerde nog uit de tijd (voor 1752) dat de Passtuw (Rodetorenstuw) de scheepvaart daar fel bemoeilijkte en er heel wat havenwerk verricht werd door de ‘Arbeiders (scheepslossers) van de Zilverenberg’ aan de Wetterse Aard (Oude Beestenmarkt). Net als aan het Sluizeken zien we ook daar dat de oude havengebonden activiteit nog decennialang bleef bestaan nadat de scheepvaart verlegd was. Dat Raemdonck het schijnbaar niet zo nauw nam met de vertrektijden, had waarschijnlijk te maken met de steeds wisselende eb en vloed. De scheepvaart op de Nederschelde profiteerde van de opkomende en aftrekkende getijden, maar was ook sterk daaraan gebonden. Luc Devriese

351


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 352

GENTSE MEMORIEDAGEN: 5.6-7 DECEMBER

5 December 1244 Dood van Johanna van Constantinopel. Men kan zich natuurlijk de vraag stellen waarom een Gravin van Vlaanderen “van Constantinopel” heette. Die naam had zij te danken aan haar vader Boudewijn IX die naar de kruistochten trok, er zich onderscheidde en de titel meekreeg “van Constantinopel”. Toch niet zo’n gelukkig idee van Boudewijn om naar die kruistochten te trekken en zijn jonge vrouw Marie de Champagne mee te nemen. Zij stierf in een ver land en hem verging het niet beter, want in de Slag van Andrinopel in 1205 werd hij gevangen genomen door de Koning der Bulgaren die hem ter dood liet brengen. Dat was iets waar de Franse Koning Philippe-Auguste niet kon om treuren, want enkele jaren voordien had Boudewijn het Frans leger een flinke rammeling gegeven nabij Ieper. In 1208 liet hij de 2 dochters van Boudewijn, Johanna en Margareta, ontvoeren uit het Gravensteen. Hij liet ze opvoeden aan het Frans Hof in een geest die strookte met zijn belangen. Op dit ogenblik was Johanna 8 jaar 352


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 353

en haar jongere zus 6. Denk niet dat het in de Middeleeuwen altijd plezant was om van edele bloede te zijn. Johanna werd op haar 12e in Parijs uitgehuwelijkt aan Ferrand van Portugal. Zo gelukkig was die keus van de Franse Koning ook weer niet, want Ferrand nam het tegen hem op in 1214. Hij werd evenwel gevangen genomen bij de Slag van Bouvines, aan handen en voeten gebonden en netjes gedeponeerd in een kerker in het Louvre. Daar mocht hij 13 jaar uitrusten. In 1227 kon hij dan eindelijk regeren als Graaf van Vlaanderen, maar 6 jaar later stierf hij. In 1237 hertrouwde Johanna met Thomas van Savoie wie ze eveneens overleefde. Men kan in Gent nooit ver gaan zonder iets tegen te komen dat aan haar herinnert. In 1227 liet zij met haar pas uit gevangenschap teruggekeerde echtgenoot het vrouwenklooster uit de Onderbergen overbrengen naar de meersen aan de Leie waar het zou uitgroeien tot de Bijloke-abdij en -hospitaal. Dit was om de plaats te ruimen voor de Dominicanen. In 1234, zij is dan reeds weduwe, sticht zij het Klein Begijnhof op den Hooie, nu Lange Violettenstraat en in 1242 het Groot Begijnhof “op den Brouc”, anders gezegd ons Oud Begijnhof. Zij overleed in de door haar gestichte Abdij van Marquettes nabij Rijsel. Zij werd er begraven bij haar eerste echtgenoot Ferrand van Portugal. “De Vrienden van het Oud Begijnhof” lieten op 28 April 1966 haar beeld plaatsen in een nis boven een der ingangen van de Decrolyschool. Het werd gemaakt door de beeldhouwer Bert Coolens.

5 December 1868 Dood van Mathias Geswein. Deze Conducteur van Bruggen en Wegen werd hier geboren in 1809. Bij testament schonk hij zijn aanzienlijk bezit (100.000 fr.) aan de Burgerlijke Godshuizer. Vandaar dat een straat in het Oud Begijnhof naar hem genoemd werd.

5 December 1905 Geboorte van de kunstschilder Robert Van Cauwenberghe. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2011 - N° 2 - pp. 168-170

5 December 1906 Geboorte van Louis Mortier.

353


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 354

Het nieuwe beeld van de maagd van Gent aan het Emiel Brauninstituut in de Voldersstraat, van beeldhouwer Achiel Andries (Foto Sted. Dienst).

Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2011 - N° 1 - p. 88

354


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 355

5 December 1944 Dood in een concentratiekamp van Henri Story. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2010 - N° 5 - p. 401

5 December 1972 Een beeld van de Maagd van Gent, van de hand van Achiel Andries, wordt geplaatst in de nis boven de ingang van het Emile Brauninstituut.

6 December 1034 Dood van Othelboldus, de 25e Abt van de St-Baafsabdij. Hij nam die functie waar vanaf 1019. Een grafsteentje van hem bevindt zich in de St-Baafsabdij.

6 December 1446 Ste-Colette komt zich een 2e maal in Gent vestigen. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2003 - N° 5 - pp. 336-337

6 December 1525 Aankomst in het Kasteel van Zwijnaarde van Isabella van Oostenrijk. Zij zal er zes weken later overlijden. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 1999 - N° 1 - pp. 37-38

6 December 1825 Plotselinge dood in Den Haag van Burgemeester Piers de Raveschoot. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2005 - N° 3 - pp. 184-185

6 December 1862 Dood van de kunstschilder Félix De Vigne. Hij werd hier geboren op 16 Maart 1806. Hij was de zoon van de schilder Ignace, de broer van de beeldhouwer Pierre, de vader van de architect Edmond, van de Schepen en Volksvertegenwoordiger Jules en van Elodie die getrouwd was met een van zijn leerlingen, de gekende schilder Jules Breton. Zo veel verdienstelijke Gentenaars in dezelfde familie, ga het maar eens zoeken. En we hebber dan nog niets gezegd van de kinderen van zijn broer Pierre. Eén probleem werd althans op een elegante manier opgelost: in het Park werd 355


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 356

een dreef genoemd naar de “Familie De Vigne”. Komt men niet zo veel tegen. Félix was leraar aan de Academie en men kan zich een beeld vormen van zijn waarde wanneer wij zeggen dat één van zijn leermeesters Jozef Paelinck was en één van zijn leerlingen Lieven De Winne. Hij was een historie-, genre- en portretschilder. Hij maakte een studie van de historische klederdrachten en deed daarvoor opzoekingen in Duitsland, Engeland en Frankrijk. De resultaten van deze studie werden gebundeld in zijn boek “Vademecum ou Recueil des costumes du Moyen-Age pour servir à l’histoire de la Belgique et des pays circonvoisins”. Daarin komen een 1000-tal tekeningen voor. Toen De Busscher zijn gekend boek “Album du Cortège des Comtes de Flandre” publiceerde was De Vigne de man om het op een verantwoorde manier te illustreren. Tal van zijn prachtige schilderijen kunnen nog bewonderd worden, zó “De Foor te Gent in de 15e eeuw” en “Een doop in Vlaanderen in de 18e eeuw” in ons museum in Gent. “De Hoppeoogst” in het Museum van Antwerpen, “Winteravond” in het Museum van Brussel en in het Museum van Kortrijk “De Vleeshalle in de Middeleeuwen”. Een ander gekend werk van hem is “Maria van Bourgondië vraagt in 1477 vergiffenis voor haar Ministers Hugonet en Humbercourt”. Andere gekende werken van hem zijn “Het Kabinet van de oudheidkundige Goltzius” en “Filips Van Artevelde maakt aan het Gentse volk de vernederende voorwaarden bekend van Lodewijk van Male”. Félix De Vigne werd begraven op het Campo Santo.

6 December 1926 Viering aan de Universiteit van Henri Pirenne. Zie ook “Ghendtsche Tydinghen” - 2009 - N° 4 - pp.298-299

6 December 1969 Dood van de schilder Robert Arens. Hij werd hier geboren 31 Augustus 1883. Na de Nijverheidsschool ging hij naar de Academie.

6 December … is natuurlijk ook Sinterklaasdag. In tegenstelling met het Vaticaan beschouwen wij die brave man nog altijd als een Heilige en wij willen 6 december niet afsluiten zonder eens te herinneren

356


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 357

aan de nu sinds lang verdwenen “Klaaskeskramen” waar het speelgoed van toen verkocht werd. Er was toen nog geen sprake van gesofisticeerd speelgoed. Erg was dat feitelijk niet want veel kinderen blijven maar een beperkte tijd geïnteresseerd in dat modern speelgoed, het nieuws is er vlug af en de voorkeur gaat vaak uit naar eenvoudige dingen waarrond het kind ongebreideld kan fantaseren. Grote magazijnen die uitpuilden van speelgoed afkomstig van gespecialiseerde fabrieken waren er niet. Kijk- en kooplustigen moesten naar de speelgoedmarkt trekken op het Veerleplein. Daar waren vanaf 15 november de zogenaamde “klaaskeskramen” opgesteld. Dààr was speelgoed te koop. Welk soort speelgoed? Zeker niet de producties van die gespecialiseerde bedrijven, maar wel van plaatselijke ambachtslieden die zich de maanden voordien afgesloofd hadden om iets te maken dat de jeugd van toen aan het dromen zette. Allemaal zeer eenvoudig speelgoed, vervaardigd uit hout of ijzer en bestemd voor de kinderen van nederige lieden, maar in die tijd waren de meeste Gentenaars nederige lieden. Wat kon men allemaal zien liggen in die kramen? Trommels, trompetten, houten geweren en sabels, tollen, of juister gezegd “toppen”, want in Gent sprak niemand van een tol. Daar waren ook ijstoppen die men draaiende moest houden met een zweep. En natuurlijk poppen; geen sprake van porselein, het materiaal was hout en was. Het meest eenvoudige was een klein popje uit hout gesneden, het zogenaamd “notepupke”, een naam die oude Gentenaars wel vertrouwd in de oren zal klinken. Maar hoeveel kinderen hebben niet uren lang gespeeld met zo een stom notepupke? Verder nog bouwdozen met grof gezaagde blokken en “komedies”, anders gezegd vellen papier waarop kleurrijke afbeeldingen stonden die op karton moesten geplakt worden en aldus de basis vormden voor het decor van een primitieve poppenkast. Ook zeer gegeerd waren de decalcomanies, zij het ook dat dit toen een ongekend woord was, men sprak van “afplakkerkes”. Klassieke sneukelderijen waren de appelsienen en de speculoos en de nu verdwenen marsepeinen scheepkes, een vaartuigje dat er moest aan herinneren dat Sint-Niklaas ook de patroon was van de schippers. En aangezien wij nu toch bezig zijn over Sint-Niklaas willen wij enkele woordjes zeggen over zijn zwarte knecht. De van Holland overgewaaide Zwarte Piet was hier een ongekend begrip, het was Nicodemus, en niemand anders. De klaaskeskramen bleven ‘s avonds zeer laat open. Normaal, want de meeste mensen werkten tot ‘s avonds. De kramen werden verlicht met petroleumlampen en het Veerleplein moet toen een toch wel feeëriek uitzicht geboden hebben tegen de achtergrond van het Gravensteen.

357


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 358

Ook dàt is al lang weer voorbij.

7 December 1625 Aartshertogin Isabella legt de eerste steen van het nieuw koor van de Ekkergemkerk.

7 December 1771 Josse Clemmen koopt het huis in de Veldstraat van de weduwe van David ‘t Kindt. Zie ook “Ghendtsche Tydinghen” - 2007 - N° 5 - pp. 312-313

7 December 1790 De Oostenrijkers komen terug Gent binnen. De eerste Oostenrijkse Restauratie.

7 December 1796 Geboorte van Mgr.Delebecque. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2008 - N° 6 - p.382

7 December 1810 De geestelijkheid van de St-Michielskerk weigert het schilderij van de Brusselse schilder Andreas Lens, de Maria-Boodschap voorstellend, omdat de engel Gabriël - in strijd met de opinie van de H. Ambrosius - geen vleugels heeft. Lens werd verplicht een paar vleugels bij te schilderen.

7 December 1915 Geboorte van Romain Deconinck.

Romain Deconinck - 1915-1994.

358


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 359

7 December 1952 Onthulling in de Drabstraat van een gedenkplaat aan de woning van Professor Jozef Vercoullie. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 1999 - N° 3 - p.162 Hugo Collumbien

DE WIJK VAN HET SPANJAARDSKASTEEL IN 1846 (SINT-BAAFSABDIJ)

De heer André Buysse bezorgde ons onderstaande tekst.

Allicht is het u ook al overkomen dat je in een Gentse buurt komt, waar je in lange tijd niet meer geweest bent. Het is natuurlijk een feit dat, hoe ouder je bent, hoe meer het je overkomen zal, maar veranderingen merk je altijd. Oude, soms zeer mooie huizen zijn gesloopt en hebben plaats gemaakt voor appartementsgebouwen. Mooie lanen met bomenrijen zijn groenloze stadsautobanen geworden. Soms zijn ganse wijken eenvoudig verdwenen. Vaardekens, grachten gedempt. Fabrieken, waar vroeger honderden mensen werkten, bestaan niet meer. De stad neemt uitbreiding door bebouwing van velden en landerijen die aan de oude stadsgrenzen lagen. Lintbebouwing doet je ongemerkt overgaan van het eene dorp in het andere. Een stad of dorp moet mee met zijn tijd. Daardoor ontstaan grote veranderingen die, verantwoord of niet, op relatief korte tijd ganse wijken onherkenbaar veranderen. Dat gebeurde meermaals, zelfs zeer veel, in onze Gentse stede. Onlangs kocht ik een samenbundeling van wekelijkse afleveringen uit 1895 en 1896. Afleveringen van het “Gentsch Museum” uitgegeven en of gedrukt bij een zekere A. Debrabandere, St.-Jansvest, 15, Gent. Leuke bijkomstigheid:

359


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 360

prijs 1,25 fr. per trimester of 10 centimen per aflevering. Onder veel andere interessante artikels viel mij de bijdrage van een zekere W.R. op, in de aflevering van 26 januari 1896. Opsteller W.R. geeft ons een beschrijving van “De Wijk van het Spanjaardskasteel” (= St- Baafsabdij), hoe die er in het jaar 1846 uitzag. Die mijnheer W. Rogghé heeft die toestand zelf gekend en meegemaakt en 50 jaar later, in 1896, in een artikel beschreven. Ik vond dat een zeer mooi en interessant artikel, temeer dat het geschreven werd door een “ooggetuige” uit die tijd, zodat ik onze lezers wil laten meegenieten. Ik verkoos het artikel te laten (her)verschijnen in de stijl en in de grammatica van het jaar 1896 waarin het geschreven werd. Neem het artikel mee, stel u op in de onmiddellijke omgeving van de huidige Van Eyckbrug en met een beetje fantasie zie je hoe het er aldaar uitzag in het jaar 1846, dus 165 jaar geleden. A. Buysse - 2009

“Nu goede vijftigjaar geleden (lees nu 165 jaar geleden) vormde de wijk van het Spanjaardskasteel, thans eene volbouwde en volkrijke stad geworden, een soort van afgezonderd, bijna onbewoond schiereiland, waarvan wij eene topografische schets zullen maken. Noemen wij eerst den westkant. Op heel de lengte der Visscherij, van aan de Pasbrug tot aan de Keizerpoort stonden maar een gering getal huizen; er waren eenige kleine papiermolens, daartusschen afgesloten hovekens en ook deelen onbenuttigde verwilderde grond, echte woekerplaatsen van distelkruid. De Neder-Schelde daar ter plaats leverde, vooral des zondags, een eigenaardig uitzicht op; langs hare oevers, door de werking des strooms grillig en woest uitgetand, kwamen in grooten getalle de hengelroevisschers op de bermen post vatten en vonden er ruim loon voor hun geduld. Het krielde in de Schelde van baars, karpel, zeelt (tinke), paling enz. en zoo helder en zuiver was toen het Scheldewater, dat men bijna tot op den bodem den visch kon zien zwemmen en dartelen. Welk verschil met tegenwoordig! De Schelde, de eens kristalheldere, kruit thans niets anders meer dan eene zwarte, vettige en gistende modder, die niet alleen den vischrijkdom heeft te niet gedaan, maar nog door hare vreeselijke walmen de lucht in Gent en in een groot deel van Vlaanderen verpest. In de Leie eveneens heeft de waterplaag hare verwoestingen aangericht. Ook daar is de visch verdwenen. En hij was er overvloedig*. (* De watervervuiling is dus niet alleen van onze tijd!). Ik herinner mij dat des zomers dicht bij den waterspiegel myriaden grondelingen zich bewogen* (*= kleine, ongev. 10 cm grote zoetwatervisjes ) waarop

360


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 361

361


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 362

de hengelaars kwamen jacht maken. Vooral tusschen middag en twee uur zag men op al de bruggen, zonder uitzondering, kleine burgers en werklieden, met de lange hengelroede gewapend, zich beijveren om een portie van die lekkere vischjes te vangen. Het uitzicht onzer bruggen en kaaien leverde daardoor waarlijk iets karakteristieks op. Wij noemden den wijk van het Spanjaardskasteel een soort van afgezonderd schiereiland Het was wel zoo, want op de gansche uitgestrektheid der Visscherij waren er toen maar twee bruggen. De St.-Machariusbrug ten noorden en de later gesloopte wipbrug bij de Keizerpoort. Zoo stil en eenzaam was het daar, dat voorname burgers er zich zomerlusthuizen bouwden. Het eerste dat zich daar verhief was de lieve villa in Italiaanschen trant van hoogleeraar Verbeke (thans eigendom van den heer consul De Groote), wiens prachtige tuin zich aanvankelijk uitstrekte tot tegen de tegenwoordige Kasteellaan. Wat lager af op zelfden linker oever, bouwde de heer doctoor Dumont zich een nederig lusthuisje (nu eigendom van de heer Picha), en van lieverlede schaarde het eene tuintje zich naast het andere. Het was een begin van leven dat zich daar vertoonde. Ten noordkante, dicht bij de Dampoort, was er een meer bevolkt uitpunt, namelijk de Machariuswijk, die toen grootendeels achter hooge vestingsmuren lag verscholen. Het middendeel bestond uit het beroemde puin van de St.Baafsabdij, waarvan het groot gebouw, nu eene museumzaal, tot kerk diende, als succursale van St.-Jacobsparochie. Voor het abdijgebouw stond nog niet de kerk van tegenwoordig. Het pleintje had zoo iets van de marktplaats van een dorp. In het onderdeel van het nu nog bestaande gebouw, noordkant van het plein, was er eene kelderherberg waar ik, nog een vlasbaard, mijn eerste zondagpintjes ging orberen. Ik spreek hier enkel van die herberg bij de herinnering aan eene treurige gebeurtenis. De groote aantrekkelijkheid van dien kelder voor talrijke jongelingen, sproot voort uit de ongewone schoonheid van juffer All‌, de dochter des huizes, een achttienjarige bloem uit het volk, en bijna even bekoorlijk was een vriendinnetje van haar, dat men zeker was elken zondag nanoen er aan te treffen. Het waren geen lichte deernen, verre van daar, maar zij konden zoo lodderig kijken en zo lustig snappen! Oordeel over de verslagenheid harer bewonderaars: zekeren dag werden beider lijken, met een touw saamgebonden, uit het water opgehaald. Er werd verteld dat zij uit liefdeverdriet gezamenlijk een einde aan haar leven hadden gesteld. Rond die vlek zag men de overblijfselen van het berucht kasteel, in de XVI° eeuw, tot fnuiking van de macht der woelige Gentenaren, door Keizer Karel opgeworpen*

362


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 363

(*De werken van het Spanjaardskasteel vingen aan den 24 April 1540; door 3 Ă 4000 arbeiders doorgezet waren zij af in begin 1554. de kosten bedroegen, voor dien tijd, de ontzachlijke som van 411.344 livres, welk geld gedeeltelijk bijeen gebracht werd uit den verkoop der roerende en onroerende goederen van de 59 gilden en neringen van Gent, die de keizer had aangeslagen. In 1828 werd een deel der bolwerken van het kasteel afgebroken; de andere stadswaarts liggende verdwenen opvolgenlijk tusschen 1830 en 1834, en rond 1850 bleven enkel de gedeelten over, die wij willen bespreken.) Waren het langs den kant der Visscherij en der Heirnisse enkel ordelooze heuvels en diepten, die van de bolwerken overbleven, langs de noordkant stond nog een belangrijk deel der vesting overeind namelijk een zeer hooge muur, in rooden baksteen, waarin schietgaten, om van in de ruime kazematten te worden benuttigd. De muur vormde een rechthoek, wiens punt rechtover den Dok stond, en waarvan de uiteinden langs den eenen kant tot aan de Machariusbrug en langs den anderen tot in de Heirnisse liepen. Bij de omwenteling van 1830 was de vesting nog bewapend geweest; uit vrees dat Hollandsche kanonneerbooten den Dok zouden opvaren, hadden de patriotten er kanonnen doen plaatsen. De walmuur oost verhief zich juist op de lijn , waar nu, van dicht bij den Dok tot aan de Veemarkt, de Kasteellaan loopt. Boven op de noorder - kazematten stond een vierkantig, grof in arduinsteen opgetrokken gebouw, dat men het poermagazijn heette. Het had een spookachtig voorkomen, met zijne ruig zwarte gevels, zijn vervallen puntdak en zijne poort zonder deuren. De vestingmuren hadden ook door het werk van menschenhanden en tijd erg geleden. Bij de Machariusbrug was de walmuur schuinsweg gesloopt en afgebrokkeld en langs die helling was het dat men op de hoogte der bastioenen geraakte. Immers, rondop, en in het gevaarte leverde alles een aanblik van verwoesting, alsof een langdurige belegering dit werk van verdelging had aangericht. Binnenwaarts bemerkte men wijde bressen, langs welker grondhellingen men zich in de donkere diepten der kazematten kon laten neerglijden. Dat het van straatbengels, die altijd verzot zijn op halsbrekerijen, in het Spanjaardskasteel krioelde, is zeer natuurlijk, en wat men toch niet onnatuurlijk zal vinden, is dat ook vrijers en vrijsters hun oog hadden laten vallen op die plekjes, een echt oord voor droomers, vooral op het avonduur, wanneer een diep melancholische poĂŤzie er over alles heenzweefde. Maar ‘t kwam zoo verre dat de policie argwaan opvatte toen zij gewaar was geworden dat de meisjes evenmin dan de knapen er niet voor schrikten de afvaart te wagen om in het heldonkere dier spelonken te gaan spelemeien. De bressen werden versperd. Rond het kasteel liepen breede wallen, die gevuld werden door het water der

363


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 364

Leie. Opzettelijk daarvoor werd onder Keizer Karel de Visscherij gegraven, die in de Neder-Schelde afvloeit, terwijl de arm noordwaarts, om den hoek van het kasteel keerende uitkwam in de toen vrij breeden Rietgracht, wiens verschillige vertakkingen door de Heirnisse heen eveneens in de NederSchelde afliepen. Van op de hoogte der vesting werd het oog getroffen door een verrukkelijk panorama. Langs den eenen kant ging de blik over de heele lengte van den Dok heen, terwijl men in de verte Meulestede en Oostakker zag liggen. Zuid Oostwaarts nam het tafereel een nog meer boeiend, gansch landelijk karakter aan. Even over den vestingswal, wiens spiegel daar door het spichtig riet en de woekerende waterplanten aan een drabbig moeras geleek, spreidde zich het onmetelijk grastapijt der Heirnisse uit, tot aan de Schelde, alles effen en vlak; op al dit groen zag men enkel hier en daar een koewachtershokje, een schaduwpunt afteekende. Op die uitgestrekte weide zonden de boeren van Oostakker hunne koeien te grazen, en wanneer, bij zomerdag, honderden runderen daar rondzwierven en de zon de bonte tinten van hun glimmende vachten nog meer kleurenkracht en pracht bijzette, dan werd men ontroerd door de heerlijkheid van dit toneel, dat nog bijwon door de schilderachtigheid van den achtergrond: verbeeld u, over de groene Heirnisse heen, de stroom der Schelde, wiens loop het oog kon volgen, en als een vloeiende zilveren lijn den eindpaal van Gents grondgebied afteekende; op den overkant het onbelemmerd vergezicht op de gemeenten Ledeberg en Heusden, met hunne huizen en pachthoeven, om- en overkrant door het donkergroen der daar veelvuldig verspreid liggende lustkastelen, en boven dit alles de fier uitstekende torens en spitsen der dorpskerken, en gij zult eene gedachte hebban van het verrassend relief dat zulke achtergrond aan al het verhevene en lieflijke van het onmetelijk voorplan verleende. Niets ontbrak bij dit bij uitstek Vlaamsch landzicht, zelfs niet de windmolens. Zulk een bevond zich op de gronden van het Spanjaardskasteel, en het lustig spel zijner wieken was ook iets dat tot elks gemoed van echt landelijk leven sprak. De Heirnisse was dan ook een geliefkoosde studieplaats voor onze landschapschilders; den voornaamste arm van den Rietgracht kwam van aan het Spanjaardskasteel, liep dan gestadig kronkelend ten naaste bij door de lijn der tegenwoordige Eendrachtstraat en maakte daar t'halven een bocht om langs achter de later gebouwde huizen der Kasteel- en Lousbergslanen in de Schelde af te vloeien.Alom was die gracht begroeid met waterwilgen en struikgewas en uit zijn grillige bochten en kreken tooverden er van die heimelijke plekjes op, die onweerstaanbaar de hand naar het penseel doen grijpen. Talrijk zijn de tafereelen en schetsen van Gentsche schilders uit dien tijd, die

364


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 365

uit de aanlokkelijkheid van Heirnisse en Rietgracht werden geboren. De tijd zou eindelijk aanbreken, waarop het puin van het Spanjaardskasteel die sarrende getuige van Keizer Karel’s liefde voor zijn geboortestad Gent zou verdwijnen. Even als eene ramp den stoot gaf tot het aanvangen der slooping van de citadel op St. Pieters, zoo zou ook eene volksramp de afbraak van het Spanjaardskasteel verhaasten. In Vlaanderen heerschte groote nood. Twee oorzaken, de aardappelziekte en de invoering der mechanische linnenbewerking, hadden de plattelandsbevolking letterlijk geteisterd. De weerslag op de bevolking der steden bleef niet uit, en de Fransche omwenteling van 1848, die eene geweldige stoornis in handel en nijverheid veroorzaakte, had er den toestand nog verslecht. Men vond op meer plaatsen lijken van ongelukkigen, die den hongerdood waren gestorven. Duizenden te Gent waren zonder werk en zonder brood. De openbare besturen zochten naar bezigheid voor de werkloozen. Het Gentsch gemeentebestuur besloot met dit doel tot de in elk geval dringende herbouwing van het bovendeel van het Belfort en vervolgens tot de afbraak van het Spanjaardskasteel. In 1849 werd de vesting plat gelegd. De genie deed de reusachtige metselwerken springen en honderden arbeiders vonden bezigheid aan het wegruimen van het puin. De quaestie van eigendom der gronden van het kasteel gaf aanleiding tot betwisting tusschen Staat en Stad. Toen eindelijk deze laatste eene som van 200.000 frank eischte voor de kosten van afbraak, stond de staat bij wet van 30 juni, de gronden aan de Stad Gent af. Deze laatste kocht volgend jaar den schilderachtigen windmolen voor eene som van 17.000 frank. Zo stonden de zaken in 1851. Van lieverlede werden nu belangrijke werken ontworpen en uitgevoerd op deze uitgestrekte gronden. Den 1 april 1857 werd ingehuldigd de verbindingsspoorbaan van de groote statie* (*= Gent Zuid) met den Dok. Die baan liep door de Tweebruggenstraat, dan over twee ijzeren bruggen (over de NederSchelde en de Visscher) en de boomendreef der Kasteellaan duidt juist de richting aan, die de spoorlijn tot aan de haven volgde. Aan die omstandigheid is het te danken dat die boulevard de bevallige zwaaiing heeft behouden, die hem van onze nieuwe straten, alle op de eentonige negentiende eeuwsche rechte lijn getrokken, zoo gunstig onderscheidt. Maar weldra rezen er klachten op over de veelvuldige ongemakken aan den verbindingsspoorweg verbonden. De Staat leende daaraan gehoor, besloot tot het aanleggen van eenen ringspoorweg, extra muros, en in 1874 werd eene voor Gent uitzonderlijke voordeelige overeenkomst gesloten, waarbij de twee

365


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 366

ijzeren bruggen en den grond van den afgeschaften spoorweg aan de Stad werden afgestaan. Door het inlijven dier twee bruggen bij den openbaren weg werd opeens het verkeer tusschen de Stad en den Spanjaardswijk vergemakkelijkt en verlevendigd. De toekomst van dit deel der Stad werd dadelijk ingezien en van lieverlede rezen de gebouwen uit den grond op de Visscherij, de Lousbergslaan, de Kasteellaan en de talrijke straten, waarmede thans de gronden van het Kasteel en de Heirnisse zoo goed als vol zijn bebouwd. In dien wijk worden belangrijke instellingen gevonden, die er opvolgenlijk werden opgericht, namelijk het slachthuis, gebouwd in 1854 - ‘55; Lousbergsgasthuis, begin 1860 ; de gemeenteschool “Zonder Naam”, de koopwarenstatie , de nieuwe Machariuskerk enz. Alles saamgenomen, is er dus ten noord-oostkante van het oude Gent, in de laatste veertig jaar* (* vergeet niet, dit artikel werd geschreven in januari 1896 !) eene gansche kleine stad uit den grond gerezen.

get. W.R “Gentsch Museum” 26 januari 1896 aft. 22 - 1° jaar

De initialen W.R. duiden Willem Rogghé aan. Wij vinden hem terug in het “Letterkundig Woordenboek” van K. Ter Laan - met medewerking voor België van L. Roelandt - 1952. Willem Rogghé ( 1824 - 1896 ) - was aanvankelijk boekdrukkersknecht te Gent, werd hoofdopsteller van de Gazette van Gent, boekhandelaar 1856-74, raadslid 1879-'85 , dichter. - Gedenkbladen, met inleiding van Max Rooses, Gent, 1898. - Julius Vuylsteke nam in 1879 zijn uitgeverszaak over. De door hem geschreven artikels over Gent, zijn dan ook letterlijk verslagen van een ooggetuige.

A. Buysse

366


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 367

VERGETEN GENTSE SCHRIJVERS VAN ZEVE(N)COTTE JACOB (GENT 1596 HARDERWIJK (NL) 1642)

Augustijn, hoogleraar in welsprekendheid, dichter, dramaturg Jacob Van Zeve(n)cotte werd geboren in 1596 in de Lange Steenstraat als zoon van François en Maria uten Eeckhoute, beiden uit een oude patriciërsfamilie. Zijn grootvader François was procureur bij de Raad van Vlaanderen. Verwant met de families Heinsius en de Harduwijn. Aanvankelijk onderwijs kreeg hij bij de pastoor van de Sint-Michielsparochie die hem de klassieke wereld verklaarde, Latijn leerde en hem in sterren- en aardrijkskunde onderwees.. Hij studeerde in het college van de Augustijnen te Gent en daarna rechten te Leuven. Werd advocaat. Na een reis naar Rome (1614), waar hij overvallen werd door malariakoorts, trad hij in bij de Augustijnen te Gent (1616). Even voordien was zijn moeder overleden. Bij die intrede trad Franciscus Van Zevecote, notaris te Gent, op als getuige. In 1619 legde hij de kloostergeloften af, in 1620 werd hij tot priester gewijd. Leraar in de retorica, eerst bij de Augustijnen te Gent, daarna te Brussel. Uitgetreden in 1623. Week uit naar Leiden bij Daniël Heinsius en werd er protestant. Hij gedroeg zich dapper tijdens het beleg van Harderwijk door de Spanjaarden en trad er in het huwelijk met Maria Wouters in 1626. In 1627 hoogleraar in de retorica te Harderwijk, waar hij zich hoofdzakelijk aan filologische arbeid en rechtsgeleerdheid wijdde. Het overlijden van zijn vijfjarig dochtertje in 1635 was een slag die hij niet meer te boven kwam. Overleden te Harderwijk in 1642. Jacob schreef Nederlandse en Latijnse gedichten. In 1621 verschenen zijn Emblemata of Sinnebeelden met dichten verciert, met 72 kopergravures. Achterin de bundel bevinden zich de Nederduytsche gedichten die hij te Gent, gespreid over enkele jaren, had geschreven, o.a. de erotische liefdesgedichten voor Thaumantis, een gefingeerde naam voor een meisje voor wie hij in zijn jongere jaren een onbeantwoorde liefde had gekoesterd. Zijn Nederlandse gedichten, vooral zijn minnedichten, getuigend van een opmerkelijke frisheid en een ongekende zuiverheid, werden in de 19e eeuw hoog geprezen door o.a. J.F. Willems, Blommaert en Serrure die hem de "prins der Vlaamse dichters" noemden. Helaas werd hij door een zwakke gezondheid, een onstandvastig karakter, een ingebeelde miskenning, doodsgedachten die hem ongenadig achtervolgen en ongunstige tijdsomstandigheden afgeremd. Had hij te Gent omstreeks 1615 een uitgever kunnen vinden voor zijn minneliederen, dan was hij waarschijnlijk van groter betekenis geworden voor de Vlaamse letteren. In 367


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 368

Nederland waren zijn kansen verkeken toen Vondel, Hooft en Bredero het woord namen. “De schaduw van Heinsius... maar als dichter staat hij hoger dan de door hem zo zeer bewonderde en benijde Heinsius.” In 1626 en 1630 verschenen ook nog twee treurspelen, eigenlijk declamatoria met reizangen, Belech van Leyden en Ontset van Leyden. Blyeindich spel. Als beschermeling en bewonderaar van Daniël Heinsius, dichter en historicus, vertaalde hij diens “De contemptu mortis” als Verachting des doods (1625). Als Latijns dichter schreef hij Poëmata (1622), herhaaldelijk herdrukt. Hij schreef ook toneelstukken: Elegiae et Silvae en drie toneelstukken die in 1621 samen uitgegeven werden als Rosimunda, Esther en Maria Stuarta. Het laatste werd na zijn overgang tot het protestantisme omgewerkt tot Maria Graeca in gereformeerde zin. Al deze Latijnse werken staan sterk onder de invloed van zijn neef Daniël Heinsius.

Literatuur Ph. Blommaert, De Nederduytsche schrijvers van Gent, Gent, 1861. O. Dambre, Marginalia bij Jacob van Zevecotte’s Nederduytsche dichten, Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, nr. 26, 1938. A. Keersmaekers, Rosimunda, Kultureel Jaarboek voor de provincie Oost-Vlaanderen over het jaar 1955 (1960). Nationaal Biografisch Woordenboek, deel IV, p. 987-996.

Daniël Van Ryssel

Noot van de redactie: Onze huidige Vrouwebroersstraat kreeg die naam in 1942. Voorheen was dit de Kuiperstraat. Op een gegeven moment werd die naam gewijzigd en werd het Jacob van Zevecotestraat, waarna het toch weer Kuiperstraat werd. We kennen de reden niet van dit intermezzo. Foto, zie “Patershol - Façades” p. 117.

368


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 369

HET KRONIEKJE VAN EEN OUDE GENTENAAR

Vandaag met de R.

Rammelkasse: wordt gezegd van iets dat erg versleten is, een auto, een piano, etc. Râope: raap. In iemand zijn râope schijte. = hem ongemak aandoen. Raske de Piek: dievenras. Râon: iemand die niet deugt, een gemene kerel. Rabie: dief. Reenûure: rainure (groef). Reesonâobel: redelijk. Reesoneere: redeneren. Râoke: een hark. Rammenast: een radijs. Rammel: slaag. Rammel krijgen. Rancûune: wrok. Op het einde van een twist, een hoge woordenwisseling, zegt men vaak “sans rancune”, anders gezegd: ‘t is vergeten, wij blijven vrienden. Rangeere: ordenen. Ransel: schooltas. Oorspronkelijk rugtas van een soldaat. Râopeschelle: vroeger, een stijve col. Rappeleere: herinneren. Ratatoe: soldatenkost. Rattestirt: een kleine, puntige ronde vijl. Rebbe: rib. Da blijfd an mijn rebbe hange. Dat doet geen deugd,dat zal ik niet vlug vergeten. Rebu: afval. Reediegeere: opstellen. Refuzeere: weigeren. Reedeingote: lange jas. Vervorming van het Engles “riding coat”. Reegatte: Bûutsesvâorijnge. Remarke: opmerking. Renneweere: ruïneren. Renon: in het kaartspel, een ontbrekende kleur. Wanneer men bij het delen der kaarten bvb. geen enkele harten krijgt, kan men achteraf zeggen: “‘k âo ne 369


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 370

renon in d'hertens” Repoo: rust, pauze. Respekteere: eerbiedigen. Renonceere: verzaken aan. Retaar: “diene trein hao weere veel retaar”. Retritte: retraite. Rèw: rauw. Reveilde: wekker “réveille”. Rietepetiete: kan verscheidene betekenissen hebben = “hij krijgt de rietepetiete” = hij wordt erg zenuwachtig. “Sebiet krijgt” hij de rietepetiete" = gaat hij zich erg kwaad maken. Rijjer: mannetje van een konijn. Wanneer men van een persoon zegt dat hij zeer mager is, antwoordt deze vaak door te zeggen: “ne goeie rijjer ès nûut nie vet”. Rijkoker: schommel. Rijkûurde: een veter. Rijspapgat: een dik achterste. Zo wat een eeuw geleden trokken veel Gentenaars naar Noord-Frankrijk om werk te vinden. Zo kwam een groep Gentenaars regelmatig samen in hun stamcafé in Rijsel. De waardin was een vrouw met een zeer genereus achterwerk. Het braaf mens verstond geen woord Vlaams. Dat was een buitenkansje voor die Gentse “lollekeshieres: ze zegden haar, we gaan u een liedje leren, waarmee gij zeer veel succes zult hebben bij al uw Vlaamse klanten. Dat wilde zij best doen om het cliênteel te plezieren, zo kwam het dat zij iedere avond een daverend succes kende met wat zij zong, namelijk “Wie zoet er mij nie wille, mee mijn dikke vette bille, mee mijn rijspapgat, mee mijn rijspapgat”. Die dame was daar zeer gelukkig mee, maar heeft nooit geweten wat zij zong. Rijspapgilee: een wit gilet. Romaties: rheuma. Rond Punt: Hippoliet Lippensplein. Rosbuuf: Roastbeef. Hugo Collumbien

370


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 371

BIBLIOGRAFIE

Bij het Liberaal Archief verscheen “Student in het verzet. Mijn herinneringen aan de Tweede Wereldoorlo.” Het werd geschreven door de nu 91-jarige Doctor in de Scheikunde Karel Poma. Het is een bijzonder interessant boekje geworden en daaruit blijkt dat men nooit te oud is om iets positiefs te realiseren. Dezen die ons iets interessants kunnen vertellen over de bezettingsperiode 1940-1944 worden met de dag schaarser. Wij weten dat er personen zijn die in dat verband zeer boeiende, ongekende feiten zouden kunnen vertellen: ze moeten enkel maar de inertie kunnen overwinnen om dat op papier te zetten. Doen zij dat niet dan gaan zeer veel waardevolle inlichtingen definitief verloren. En dat is spijtig, want het hoefde niet. Wij begrijpen best dat de meesten niet in de mogelijkheid verkeren om een boek te schrijven en het te laten uitgeven, maar dat hoeft ook niet: zij kunnen deze precieuze inlichtingen op papier zetten en ze doorspelen aan “Ghendtsche Tydinghen” die ze met plezier zal publiceren. Daarom zijn wij dank verschuldigd aan Karel Poma omdat hij die inertie wèl heeft kunnen overwinnen. Wij hebben aldus een beter inzicht gekregen in feiten die ons onbekend waren. Wij denken moesten wij de dag van vandaag aan de doorsnee Gentenaar vragen: “Hebt gij er weet van dat er gedurende de bezetting verzet was aan de Universiteit?” Wij vermoeden dat wij daar geen positief antwoord zouden op ontvangen. De meesten zouden wellicht zeggen: “Tiens! is er dat geweest? Dat wist ik niet.” Jawel, dat is er zeker geweest en Karel Poma die er deel van uitmaakte, o.m. bij de clandestiene pers, kan ons daar veel over vertellen. Allemaal zaken waarover wij in feite niets afwisten. Dit verzet heeft dus wel degelijk bestaan en per academiejaar 40-41 tot 43-44, periode in dewelke hij zijn studies deed, krijgen wij daar inlichtingen over. Bijzonder merkwaardig is het feit dat na de Bevrijding Rector Blancquart en enkele universitaire overheden een vijandige houding aannamen t.o.v. dit verzet. In plaats van daar terecht fier op te zijn, schenen zij zich daarover te schamen en deden al het mogelijke om deze heldendaden in de doofpot te stoppen, iets waar zij overigens in slaagden. Begrijpe wie begrijpen kan. Men mag gerust spreken van heldendaden, want deze die er aan deelnamen, namen grote risico’s en meerderen onder hen hebben dat met de dood moeten bekopen in een concentrateikamp.

371


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 372

Het is normaal dat dergelijke herinneringen zeer boeiende lectuur vormen voor de ouderen onder ons. Zij hebben immers deze periode meegemaakt en oude feiten en toestanden werden weer wakker gemaakt. Maar wij hebben ons al dikwijls afgevraagd: “Hoe reageren jongeren op dergelijke boeken? Vinden zij het interessant omdat zij aldus iets leren over een periode die zij niet meegemaakt hebben en bijgevolg niet kennen? Of vinden zij dat een saai ver van hun laptop verwijderd, gedoe? Of is dat voor hen wat gelul van oude zakken? Of, minder brutaal, staan zij daar volledig onverschillig tegenover?” Dat zouden wij wel eens willen weten. Misschien een interessant thema voor een enquête. Het boek heeft een formaat van 15,5 x 20,5 cm., telt 111 bladzijden en kost € 12,50. Te bekomen in het “Liberaal Archief” - Kramersplein 24 te 9000 Gent. Te1. 09.221.75.05 De stroom publicaties over Gent gaat onafgebroken verder. Bij “Academia Press” verscheen “Het geheugen van Nederland in Gent.” Het werd samengesteld door Herman Balthazar en Johan Decavele. Het gaat over de gezamenlijke geschiedenis van Nederland en Gent in de loop der eeuwen. Het is merkwaardig, men realiseert het zich niet, maar men kan in Gent geen 50 meter ver gaan of men komt iets tegen dat verband houdt met onze Noorderburen. Het is niet alleen de Universiteit en het Kanaal van Terneuzen die wij te danken hebben aan Nederland, maar ook de heropbloei van de economische activiteiten na de val van Napoleon. In die korte periode (1815-1830)dat wij samengewoond hebben werden hier enorm veel positieve zaken gerealiseerd. Als wij teruggaan in de geschiedenis komen wij tot de vaststelling dat in de verhoudingen tussen Vlaanderen en Nederland, Gent toch wel een zeer belangrijke rol gespeeld heeft. Denken wij maar aan het feit dat gedurende een 4-tal jaren Willem van Oranje gemiddeld een maand per jaar in Gent verbleef. En de “Pacificatie van Gent” dat zegt toch ook iets. Aan wie hebben wij onze unieke beiaard te danken? Wij gaan hier geen inventaris opstellen van de inhoud, maar u zal er wel wetenswaardigheden in tegenkomen over het Van Peteghemorgel dat, geboren in Gent, naar Vlaardingen vertrok. Al gehoord van de St-Bavokerk in Nederland? Over het Citadelpark, de Protestantse kerk in Gent, de bezoeken van Multatuli?

372


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 373

Het boek heeft een formaat van 17 x 23,5 cm., bevat een 45-tal foto’s en telt 74 bladzijden. Maar 74? Niet meesmuilen, ze zijn op een behoorlijke manier gevuld. Trouwens, de pijs bedraagt slechts 11,00 €. De dag van vandaag mag dat voor een boek als goedkoop beschouwd worden. Te bekomen in de boekhandel en in het Stadswinkeltje aan het Zuid. Een andere recente publicatie is “De Buren van de Abdij”. 800 jaar arm en rijk in de Machariuswijk. In de “Inleiding” konden wij nog maar eens lezen dat de Abdij enkele jaren geleden gesloten werd voor het publiek “wegens een weinig dynamische werking en de versnippering van middelen over al de musea”. Zo iets durft men schrijven. Een 50-tal personeelsleden van het SMAK betalen stelt geen enkel probleem, maar 2 man betalen voor het openhouden van ons oudste monument waarover de Michelingids destijds schreef “mérite un détour”. Ongelooflijk, maar het geeft wel een duidelijk, maar zielig beeld van het totaal gebrek aan culturele vorming van het Beleid. Dit moesten wij even kwijt, maar heeft natuurlijk niets te maken met de waarde van dit boek dat er precies kwam op initiatief van de buurtbewoners die niet akkoord gingen met deze dwaze beslissing. Het gaat niet zo zeer over de Abdij zelf waar niet zo veel nieuws over geschreven kan worden, maar over de St-Machariuswijk waar wel nog veel over verteld kan worden. Aan bod komt vanzelfsprekend het Spanjaardskasteel en zijn onmiddellijke omgeving: Visserij, Astridpark, het Spaans militair hospitaal, het Slachthuis, de Nieuwe Beestenmarkt. Een interessant hoofdstuk is gewijd aan “De Proleten van ‘t Spaans Kasteel”. Na de afbraak van dit kasteel kwam daar een woonwijk. Wij denken dat maar weinig Gentenaars daar echt veel over weten, hoe die open ruimte evolueerde naar een complete woonwijk, wie daar woonde, werkte, hoe het stratenpatroon er uitzag, etc. Deze lacune zal opgevuld worden bij de lectuur van dit boek dat een formaat heeft van 19,5 x 27 cm., 112 bladzijden telt en een 70-tal afbeeldingen bevat. Alleen te koop in de Abdij op zondagnamiddag aan 10 €. Het boek wordt verkocht aan 12,50 €in de Sint-Pietersabdij, het Gravensteen en de boekhandels Limerick (Elizabethlaan) en Walry (Zwijnaardsesteenweg) H.C.

373


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 374

LEZERS SCHRIJVEN ONS

Opmerking van de heer André Verbeke: “In “Ghendtsche Tydinghen” – 2011 n° 2 - werd op p. 182 een schilderij afgebeeld die als “trompe l’oeil” werd bestempeld en de titel meekreeg “Het brievenbord van een schildersatelier.” Ik heb die reproductie aandachtig bekeken en heb er tot mijn spijt niets op gevonden dat op een “trompe l’oeil” lijkt. Dit schilderij valt eerder onder de stillevens. Verder ligt er op de legplank (van een schoorsteenmantel) een geopende brief links onderaan en geadresseerd “A Monsieur François van Ersecke, peintre demeurant au Santbrijk à Gand”. De schrijver van het artikel veronderstelt dat Santbrijk hoogstwaarschijnlijk gelegen was aan de Korte Dagsteeg. Mij komt het voor dat Santbrijk een zeer grove verbastering is van Zandberg. Ofwel is dit geschreven door iemand die het Nederlandse woord niet al te goed begreep.” De heren Luc Devriese en Harry Verwee zorgden voor de volgende interessante aanvullingen: Bij het lezen van het antwoord van Luc Devriese en Harry Verwee op de vraag naar de oudste Gentse boom herinnerde André Verbeke zich een heel speciale oude (oudste?) Gentse boom die echter al bijna een halve eeuw geleden het leven liet. Dat was een majestueus exemplaar aan de Paddenhoek die, volgens het verhaal dat de ronde deed, ‘wellicht’ de enige toen nog levende getuige was van Jacob van Artevelde’s wedervaren en gewelddadige dood in 1345. Het was inderdaad een indrukwekkende boom, getuige de afbeelding overgenomen uit een fotomontage over Jacob van Artevelde verschenen in 1938 in de 7de jaargang van het geïllustreerde weekblad ABC (nr. 31, 21 augustus). Onnodig hierbij te vermelden dat dit document bewaard bleef (en teruggevonden werd!) in de verzameling van André zelf. Jos Vermeulen, naoorlogse schepen van Handel, Nijverheid en Feestelijkheden (en Folklore, voegde hij er zelf graag aan toe) schreef er over in zijn studie over de 19de- en 20ste-eeuwse Arteveldeverering ‘De groei en de bloei van de van Artevelde figuur in de Vlaamsche volksziel’ (Oostvlaamsche Zanten, Gent, 1938, nr.6 p. 231). Het was geen beuk, zoals in ABC aangegeven, maar een linde en die soort kan inderdaad zes eeuwen halen. Deskundigen zouden moeten uitmaken of de Paddenhoekboom inderdaad zo oud was

374


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 375

De ‘Arteveldeboom’ aan de Paddenhoek in 1938. Uit een fotomontage in ABC (verzameling André Verbeke).

375


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 376

en, zo ja, dan moest hij geklasseerd worden, zo vond Vermeulen. De boom verdween in 1963 toen de VTB er haar kantoren en feestzaal optrok (knipsels ‘Paddenhoek’ in collectie Vliegende Bladen in het DSMG documentatiecentrum, Begijnhof, Sint-Amandsberg, bevestigd door Luc Lekens). Nu is dat gebouw een onderdeel van het universitaire complex Universiteitsstraat Volderstraat en herbergt o.a. een filmzaaltje. Vroeger verbond men oude bomen graag met beroemde historische figuren, denk aan de onwaarschijnlijke Julius Cesarboom te Lo bij Veurne. Vermeulen wist nog van een ander dergelijk geval. In de tuin van de paters ongeschoeide karmelieten (Burgstraat) stond er minstens tot omstreeks 1900 een oude perenboom, ‘meer toegemetst dan wat anders’ die heette uit keizer Karel’s prinselijk hof te komen en keizer Karel genoemd werd. ‘Ik weet niet of deze keizer Karel nog leeft’, voegde Vermeulen er aan toe. Perelaars worden overigens zelden oud. Arthur De Decker stuurt ons een kopie van een artikel uit 1912 uit Le vingtième Siècle (31 oktober, jg. 3), waarin bericht wordt over een nog veel oudere boom, een kastanjelaar, echter niet op Gents maar op Merelbeeks grondgebied (Lemberge) en al lang verleden tijd. Die had toen een stamomtrek van bijna 7 m. en zijn leeftijd werd geschat op 670 jaar. Dit wordt bevestigd door nog een andere bron medegedeeld door Arthur. In het werk van E. Simoens de “Geschiedenis der gemeente Lemberge” uit 1938 lezen we dat men nog de stam kan bewonderen van een reusachtige kastanjeboom met een omtrek van 6,25 m in de boomgaard van het Goed ’t Idegem (een historische hoeve). Volgens deskundigen, steunend op het aantal jaarringen, mag zijn ouderdom op minstens 650 jaar geschat worden. In 1924 werd deze reus geveld. Hij dreigde om te waaien. Wel op (het huidige) Gents grondgebied, nog levend en even eerbiedwaardig, is een linde te Mendonk waarover we via onze zustervereniging De OostOudburg een bericht ontvingen van Luc De Maesschalck. Hij schrijft het volgende: ‘In de Oostdonkstraat (ook wel de ‘Mendonkse dreef’ genoemd) ligt een oude hoeve, het Groothof. Jammer genoeg begint deze hoeve er nu vervallen uit te zien. Op dit hof, dicht bij de straat, staat een oude linde. Deze is ooit het onderwerp geweest van een artikel verschenen in de SintLaurensklok, het tijdschrift van het Sint-Laurensinstituut van de Broeders van Liefde in Zelzate. Meer bepaald gaat het om het nummer 2 van jaargang 50 (schooljaar 1977-1978). Volgens de auteurs, de broeders Leopold en Justinus, zou de boom toen een leeftijd gehad hebben van 420 jaar. Een analyse van een boormonster uitgevoerd door de Vlaamse Bosbouwvereniging (jaartal niet

376


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 377

vermeld) leverde een ouderdom op van minstens 350 jaar. De stamomtrek (gemeten op 40cm hoogte) was toen 405cm. Zijn kruin - op de grond gemeten - had een diameter van 16,50 meter. Meer dan waarschijnlijk is ook deze linde, net als de meeste Gentse platanen, een kruising : een zogenaamde Hollandse Linde (Tilia x vulgaris of Tilia x europaea). De boom kreeg recent een hoognodige snoeibuurt en ook de toekomstperspectieven van de hoeve zouden nu beter zijn (Bert Vervaet, persoonlijke mededeling). De conclusie is duidelijk, meent de jury (Luc Devriese en Harry Verwee). Voorlopig gaat de titel van oudste (nog levende) boom op Gents grondgebied naar dit laatste exemplaar, minstens vier eeuwen oud. Herinneren we eraan dat de oudste Muinkparkboom op niet veel meer dan 250 jaar geschat wordt. In dit Mendonkse geval is de titel van ‘oudste Gentse boom’ historisch gezien natuurlijk een anachronisme. Gedurende het allergrootste deel van zijn leven was de boom helemaal niet Gents. We mogen de 19de-eeuwse schrijver parafraseren: O gij edele stad van Gent, ween van spijt en werp uw kroon naar het nederige dorpje Mendonk! Tot slot nog een volksverhaal in verband met de Groothoflinde dat we u echt niet mogen onthouden. We geven het weer in de bewoordingen van de auteurs in de Sint-Laurensklok. Het is een beetje opgesmukt en gemoderniseerd, maar toch archetypisch. Kom de linde bezoeken… maar in godsnaam, doe het overdag. Want rond middernacht - zo wil het de legende - vullen geheimzinnige geluiden de lucht, spoken met lange witte nevels omhuld slingeren zich van tak tot tak of zweven rondom de dichte kruin. Onder het loof lopen duizend witte konijntjes met zwart vlekje tussen de lepeloren… adembenemend! Zodra je het waagt per fiets voorbij te komen, gaan alle witte konijntjes met de zwarte vlekken tussen de lepeloren op hun achterpootjes staan en ze wrijven met beide opgeheven pootjes hun snoetje. Dat is het signaal!. Een onzichtbare hand dwingt je tot stilstand terwijl je vluchten wil, en zie… uit de top van de linde glijdt een blanke doorzichtige nevel, een spook in ragfijn wit kleed naar beneden en neemt onhoorbaar plaats op de bagagedrager. De sneeuwwitte keuntjes laten de voorpoten zakken en als gedreven door een magische kracht vlieg je, vlugger dan je trappen kan, over het bruggetje. Plots verzwindt de geest, je komt op adem. Je hebt Oostdonk verlaten.

377


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 378

Van de heer Jean-Paul Marchal kregen wij de volgende correcties: “In zijn interessant artikel “Die goeie ouwe tijd” schrijft Gaston Aerens o.m. “waarop Poolse soldaten de eer hadden met de eerste Britse tank langs de Zwijnaardsesteenweg onze stad binnen te rijden.” Mijn opmerking: De Polen zijn nooit langs de Zwijnaardsesteenweg Gent binnengereden. Zij kwamen langs de Drongensesteenweg (op 11 september en niet op 6 september) (Zie “Gent, september ‘44” van Jean-Paul Marchal (p.148). “… Onze kazernes en stadsscholen werden door Engelse en Canadese soldaten...” Mijn opmerking: De eerste Canadese eenheden zijn slechts op 4 november in Gent aangekomen. Zie “Bevrijding van Knokke-Heist”van Jean-Paul Marchal, p.118.)

DRIES DE SCHEPPER, stichter en secretaris V.T.B. EVERGEM 1942 Vertegenwoordiger vanaf 1945 tot 1986. Hoofdbestuurslid V.A.B. 1947-1993. Hoofdbestuurslid V. T. B. 1954-1993. Lid van het beheer V.T.B.-V.A.B.19771984, ontvingen wij volgend schrijven: Op gevorderde leeftijd en gebonden door gezondheidsproblemen van steeds in eigen huis te blijven (voor zolang het nog gaat) herleeft men zijn verleden, herinneringen aan werk, aan vrije tijdsbesteding, gebeurtenissen, familie en vriendenkring. Zo raadpleeg ik nog regelmatig wat ik op mijn zolder heb bewaard als archief. Jarenlang actief in V.T.B.-V.A.B. (van 1942 tot 1989 bezit ik ook jaargangen van het tijdschrift (van 1922 tot 1986). Zo vond ik heel wat terug over mijn promotor en vriend Hektor Gyselinck en nam ik enkele kopijen betreffende deze vergeten Gentenaar. Mag ik de hoop uitdrukken dat U in Uw tijdschrift hem nog eens in de belangstelling stelt? Een jongeling uit arme arbeidersmidden in het GENT van textiel,van krotten en beluiken krijgt in de toenmalige Gentse stadsscholen een vrijdenkersopvoeding van de toenmalige, voor een groot deel, liberale flaminganten, wordt metaalarbeider maar dank aan zelfstudie(zijn levenlang) brengt het tot postbode. Wonende op de Begijnhoflaan na zijn huwelijk schrijft hij bij de stichting van V.T.B.in 1922 een merkwaardige brief tot medewerking en in De Toerist van 29/01/1922 met verslag over de stichtingsvergadering wordt hier mededeling van gegeven. In n°7 van 15/06 verschijnt het lidmaatschap van hem en zijn echtgenote onder n°1116 en 1117 en wordt hij de Gentse medewerker-vertegenwoordiger.

378


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 379

Toen ik in 1941 op raad van een student geneeskunde aan de universiteit een eerste bezoek bracht in zijn bureel Botermarkt 12, naast wisselagent en vriend Moens, zag ik een sympathieke dienstvaardige man in stofjas achter zijn bureel. Dit kantoor was geopend op 16 Maart 1939 voor dienstbetoon aan de leden van Oost-en Westvlaanderen. Dank aan zijn wijze raad en ervaring stichtten wij een Evergemse afdeling in Januari 1942 en hadden na een maand reeds 100 leden. Steeds bleef ik in contact met hem en deden beroep voor bezoeken aan schouwburg, opera, bezoeken aan het historische en culturele leven. Hij was in alle middens aanvaard en zijn afdeling was wel de boeienste en meest actieve vereniging van de stad en hij kon zich als Vlaamse vereniging buiten alle collaboratie houden. Bij de bevrijding werd hij weliswaar bedreigd maar dank aan de tussenkomst van veel invloedrijke personen kon hij reeds vanaf April 1945 opnieuw starten met zijn collega Andries Braems. Nieuwe activiteiten werden in Bondsleven reeds aangekondigd en weer werd de V.T.B.de bedrijvigste vereniging. Ontelbaar zijn de vele activiteiten bezoeken, voordrachten, filmvoorstellingen, lessen met Vlaams Kruis, wandelingen, fietstochten, trein-boot-autocaruitstappen, de beroemde Kerstbals in de Opera, de oudejaarsavondfeesten in de Raadskelder, zijn buitenlandse reisleidingen, kortom zijn dienstbetoon en steeds sympathiek onthaal. Met weemoed nam hij afscheid van zijn kantoortje om naar de Kalandenberg 7 in het Arteveldehuis achter de balie ter beschikking te staan van zijn Gentse leden steeds de eenvoudige volkse dienaar en initiatiefnemer van de Gentse werking: onder de directeurs Bogaert, Tahon, Mevr. Joyeux, tot men hem een eigen kantoor aanbood op de eerste verdieping. Het was voor hem een zeer spijtige en droevige verhuis, gedaan met het ontmoeten van de vele bezoekers aan het kantoor van achter de balie, moeilijker contact en daardoor de eenzaamheid, hij voelde zich zowat afgeschreven. Wel had hij nog een grootse hulde in de aula van de ununiversiteit, met aanbieding van een portret, schilderij van kunstschilder Geo Rombaut en een toekennen van een ere-teken. Bij 35 jaar Gentse werking. Toen volgde zijn afscheid en verhuisde hij van Drongensesteenweg naar een appartementje in de St. Michielstraat. Bij mijn bezoeken stelde ik vast dat zijn afscheid van wat hij had gesitcht, verricht en als idealist had gediend hem zwaar vielen. Na een tijdje verhuisde hij naar de volksappartementen aan de Groene Briel waar hij getroffen door een beroerte overleed op woensdag 6 Maart 1963 en op 9 Maart de begrafenis plaats had in beperkte familiekring naar zijn uitdrukkeling verlangen. Het met zoveel roem aangekocht Arteveldehuis welke in het Arteveldenummer van 16 Mei 1950 werd beschreven en waar jarenlang de toeristische en culturele werking hadden plaats gehad: met toneel- en filmzaal, kunstgalerij, fotodia-filmafdelingen jeugdwerking en met zoveel moeite uit de handen van

379


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 380

de bezettende OF-FI nog enkele jaren na de bevrijding werd gered en door wijlen Prof. Franssen als voorzitter van een V.Z.W. aan V.T.B. werd verkocht werd bij de ontbinding van Vlaanderens grootste toeristische en culturele vereniging onder Prof. Suy. De Gentse Werking kende na het vertrek van Hektor Gyselinck nog enkele jaren bloei onder Firmin Laute, dan onder Luk Lekens en Roger Van Cauwenberghe welke zelfs nu nog in het Don Bosco-instituut film- en voordrachtavonden aanbieden. V.T.B. als vereniging wordt vanuit Brussel nog geleid door Vandendriessche met een nog wel vlaamsvoelend programma en wij kunnen enkel treuren dat een reus nog als dwerg verder leeft. Een vraag, welke mogelijks kan beantwoord worden door de heren Lekens en Van Cauwenberghe: waar is het schilderij-portret van Hector Gyselinck beland na de liquidatie van het Arteveldehuis???

UITGAVEN VAN ONZE KRING

Zijn nog verkrijgbaar en te koop in het Documentatiecentrum te SintAmandsberg. - “Dat was een tijd!” door John Flanders. A4 formaat, gekartoneerd, 279 blz met 1 tekening van John Van Hulle en 67 illustraties. Prijs: 20,00 € - Indices op Ghendtsche Tydinghen (1972-2000) + (2001-2005). Prijs: 5,00 € - Plattegrond van de stad Gent door B.J. Saurel (1841). Scherpe kopie van het origineel op handgeschept papier. Prijs: 3,00 €. Deze kaart wordt niet verzonden maar dient afgehaald tijdens de openingsuren van het Documentatiecentrum, dat open is elke zondag tussen 10 en 12 u., met uitzondering van de schoolvakanties.

380


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 381

OUDHEIDKUNDIGE KRONIEK

Op 26 December 1921 publiceerde Alfons Van Werveke in “De Gazet van Gent” de twee hieronder staande artikels.

Stroo in de kerken. Te Gent en in zekere gemeenten van het bisdom wordt stroo uitgespreid op den grond van de kerken bij een grooten lijkdienst. Welk is de oorsprong van die zonderlinge gewoonte die de menschen van buiten onze provincie hier met verbazing aantreffen? Ten huidigen dage dient dat stroo alleen om de plechtigheid meer luister bij te zetten. Voor alle dingen van dat slach dient men den oorspronkelijken practischen kant op te sporen, des te meer als het een zoo zonderlinge doenwijze geldt als hier. Een oorkonde, die betrekking heeft op ‘s Gravensteen zal ons de oplossing van het vraagstuk geven. Er is spraak van de kapel op de tweede verdieping van het bijgebouw van den Meesten Toren langs de zijde van de Geldmunt. Ze staat in verbinding met de groote zaal op de eerste verdieping door een wijde opening onder een boog en door een deur. In rekening van 1410 wordt vermeld de aankoop van “wit stroo om in de kapel te leggen ten einde de voeten tegen de koude te beschermen”. Daaruit blijkt, dat men in de middeleeuwen stroo uitbreidde op den vloer van kerken en kapellen om de voeten warm te houden. Denk maar aan net stroo, dat de boeren ‘s winters in hun klompen steken! In de middeleeuwen duurden de groote lijkdiensten zeer lang: ‘t is dan en omdat zij, die ze bestelden, het betalen konden, dat men stroo op den vloer lei. Die gewoonte is tot ons gekomen, maar gezien de diensten niet meer zoo lang duren, is de noodzakelijkheid de voeten tegen de koude te bevrijden niet meer zoo dringend gebleven, en zóó heeft men allengs slechts in de gangen tusschen de stoelen stroo geleid. Eindelijk is het practisch doel van de gewoonte vergeten geraakt en we zouden ze ook niet hebben gekend zonder de ontdekking van bovengenoemde oorkonde.

Een klooster, dat verdwijnt. Een aankondiging in de dagbladen vermeldt dat “de oude kostschool van Doorsele te Gent, in de Priestersstraat 1 hectare 20 aren groot, te koop is.” Aldus verdwijnt wellicht de laatste herinnering van een abdij, waarvan wij bondig de geschiedenis willen mededeelen: Omstreeks 1215 kwam een kolo381


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 382

nie van Benedictijnessen, die den strengen regel van Cisteaux wilde volgen, uit het klooster van Sinte-Godelieve te Gistel, ten zuiden van Oostende, zich vestigen op een eigendom van die gemeenschap te Evergem in streek met distels en doornen begroeid die daarom Doornzele heette. Die nieuwe geestelijke vereeniging werd weldra tot abdij verheven. Een zegel van 1354 draagt een doorntak paalswijs, toespeling op den naam Doornzele. Onder de abdissen komt Maria van Bourgondië voor, afstammelinge van de oude landvorsten, die van 1553 tot 1585 aan het hoofd van de instelling stond. ‘t Is onder haar bestuur in 1578, dat de zuster het klooster werden gejaagd door de soldaten van de Gentsche Calvinistische republiek. Na de overgave van Gent aan de Spanjaards, in 1584, werd de abdij heringericht in de stad zelve in de refuge, die ze bezat in de Priestersstraat. Ze werd opgeheven onder het Fransch bewind in uitvoering van de wet van 15 Fructidor Jaar IV (September 1796), te Gent 17 September afgekondigd. Het eigendom, openbaar verkocht als nationaal goed, was ten jare 1822 in handen van de Dames van het Christelijk Onderwijs, een pas gestichte orde in België. Daar die geestelijke gemeenschap zich te Gent had gevestigd zonder toelating en geweigerd had haar standregelen aan de regeering der Nederlanden te onderwerpen, werd ze 7 Juli 1822 afgeschaft. 24 Maart 1823 hadden de Dames zich in regel gesteld met de wet en ze mochten zich hervereenigen en de kostschool openen, die ze gesticht hadden. De Cistersienserinnen van de oorspronkelijke abdij, die het Fransch bewind hadden overleefd, waren in hun oud gesticht der Priestersstraat gaan verblijven bij de Dames van het Christelijk Onderwijs, en de laatst overgeblevene stierf aldaar ten jare 1847. De kostschool voor juffrouwen uit de gegoede burgersklasse werd weldra bloeiend. Nevens de instelling openden de Dames een kostelooze meisjesschool, die in 1857 ongeveer 200 leerlingen telde, het jaar te voren had het klooster het gebouw eener parochiale Zondagschool in Sint-Salvatorstraat gekocht om dat bij haar eigendom te voegen, dat er al achter aanpaalde. Het huis werd gesloopt en in 1857 vervangen door het huidig gebouw, waarin een leer- en werkschool werd opgericht. Het klooster gaat dus hier verdwijnen en wordt overgebracht naar een gemeente bij Hoei, in de provincie Luik. Het is het moederhuis, waarvan afhangt de instelling op de Albertlaan, die aldaar blijft. De gebouwen van de oude abdij, die heden nog bestaan, zijn niet heel oud. Er is een kruisgang van de XVIIe eeuw en de kapel, van 1769, bevat een mooie orgelkas en een koorgestoelte uit den overgang van Louis XI tot XVI-stijl, ten jare 1789 vervaardigd. Ze zijn versierd met grauwschilderingen, waarschijnlijk van de hand van P.-N. van Reysschoot. Het zijn schoone kerkmeubels en wij moeten er bijvoegen, dat we te Gent niets in dien aard bezitten van hetzelfde tijdstip. A. Van Werveke 382


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 383

OUDHEIDKUNDIGE KRONIEK

Een poortje in het Klein Begijnhof.

383


Binnenwerk_juli_augustus_2011_September binnenwerk OK 5.0 5/07/11 19:10 Pagina 384

DIT BESTAAT NIET MEER

Demping van de Lievegang. Foto genomen op 28.8.1963.

384


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 385

GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring Gent V.Z.W. 40e jaargang nr. 5 september - oktober 2011

Inhoud - Julien Vangansbeke: Drukkerij Collier - Morjos (printers) 1953-1985. - V. De Muynck: Inventaire Archéologique: Plafond van de bibliotheek van het gewezen klooster der Jezuïeten. - Guy Schrans: “Pierre-Victor, Jacques Clément et les autres”. Minder bekende Gentse notabelen uit de periode 1780-1840 (Deel 6) Pierre-Philippe Lammens (1762-1836) - Daniël Van Ryssel: Minder bekende en/of verdwenen locaties: Lakenmetershuis, Vrijdagmarkt 22. - Pierre Kluyskens: Het Kinderen Alijns Hospitaal. - Luc Devriese: Ghendtsche toestanden: Betoging tegen de rechttrekking van de Leie te Deurle (1911). - Erik De Keukeleire: Sint-Denijsplein, een Trilogie. De prille jaren als vliegveld. Deel V: 1931-1940. - Hugo Collumbien: Gentse Memoriedagen: 8 December. - Daniël Van Ryssel: Vergeten Gentse schrijvers: Gustave Abel (Gent - 1866 - Ukkel 1945). (Gent 1596 - Harderwijk (Ni) 1642). - Willy Rouquart: Vergeten Gentse schrijvers: Herman van Overbeke (G.T. 2011 - Nr 3 - p. 263). Enkele aanvullingen. - Hugo Collumbien: Het Kroniekje van een oude Gentenaar. Vandaag met de S. - Bibliografie. - Vraag en antwoord. - Lezers schrijven ons. - Emiel Rouquart: Reflexies

385

386 403

405

416

420 435

442

455 459

461

466 471 473 476 478


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 386

DRUKKERIJ COLIER - MORJOS (PRINTERS) 1953-1985

De oude tijd Toen ik in augustus 1953 ging werken in de drukkerij Colier in de Gentse Jutestraat zag Vlaanderen er nog helemaal anders uit dan tegenwoordig. Zo was mijn woonplaats Drongen nog grotendeels een landbouwgemeente en geen deelgemeente of wijk van de fiere Gentse stede. Aldus was ik niet weinig blij dat ik zoals de meeste Drongense arbeiders en bedienden werk vond in de Gentse industrie, iets wat destijds meestal gebeurde in de talrijke textielfabrieken. Na het behalen, in 1953, van mijn diploma A3 grafisch tekenen aan de stedelijke vakschool CNR aan de huidige Offerlaan, kwam ik, bijna vanzelfsprekend, terecht in de Gentse drukkerswereld. In mijn geval wil dat zeggen in drukkerij Colier, een van de eerste Gentse drukkerijen die na WO II, van hoogdruk radicaal was overgeschakeld naar vlakdruk, en aldus een alombekende stevige reputatie genoot inzake de stilaan verouderde steendruk en het, daarvan afgeleide, moderner procedĂŠ offset. Tijdens het interbellum stond de bedrijfsnaam Colier & Co in Gent voor de grootste steendrukkerij. Ze was gevestigd in twee straten in de binnenstad. De burelen in de Kalandeberg 7 en de werkplaatsen in de Onderstraat 5. De baas Robert Colier was van origine een Brusselaar. Het oudste drukwerk, een affiche, die het Miat van drukkerij Colier bezit, dateert van 1923. De nieuwe locatie van de sinds 1946 in de Jutestraat gevestigde drukkerij was een voormalige houtzagerij. Toen ik er begon te werken was, behalve de burelen, de drukkerij nog gevloerd met bakstenen, en werd, wanneer de temperatuur en de vochtigheidsgraad voor het papier niet optimaal waren, het drukproces zo goed mogelijk bevorderd met grote ronde kolenkachels. Toen ik er, als zeventienjarige pas afgestudeerde leerling, met mijn fiets ter kennismaking naartoe reed, deed ik dat langs de Drongense Steenweg en de Rooigemlaan richting de wijk De Brugse Poort. De Rooigemlaan was omzoomd door heerlijk geurende, lommerrijke lindebomen. Omdat ik niet op het fietspad naast de bomen maar ertussen reed, werd ik aangesproken door een politieagent, die me daarvoor gelukkig niet op de bon schreef. Eerlijk gesproken voelde ik mij, als buitenjongen, door het stadsrumoer niet zo op mijn gemak. Op het kruispunt van de Bevrijdingslaan en de Brugse Steenweg sloeg ik af richting Mariakerke, naar de Jutestraat 10, straat waarvan de huizen met pare nummers hoorden bij Gent en de onpare nummers bij

386


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 387

Mariakerke. Ik werd in de drukkerij ontvangen door de amper een half jaar voordien benoemde jonge zakelijke beheerder van de drukkerij, Jean Bonnaffé, die in het grote huis naast de drukkerij woonde, en door de toen zestigjarige technische chef Jules Van de Velde. Zoals het hoort, dacht ik, had ik mijn diploma meegebracht, maar die achtte de technische baas amper een blik waard. Ik was, met 88% van de punten, de primus van mijn jaar in de vakschool, maar met een strenge blik zei hij tegen mij: ‘Vergeet alles wat je hebt geleerd en luister naar mij.’ Hij overhandigde me een speciale kroontjespen, chemische inkt en een lithografische steen om er de hoofdkleur van een wijnetiket op te tekenen. Om die proef tot een goed einde te brengen zette ik mij, in afzondering, aan een oud cafétafeltje voor het venster van mijn slaapkamer. Pas nadat het resultaat van mijn opdracht door mijn toekomstige leermeester was goedgekeurd, durfde ik op aanraden van mijn moeder vragen hoe groot mijn uurloon zou zijn. Het lag een kwart lager dan wat mijn vader toen in de textielindustrie verdiende. Mijn leeftijdgenoten die toen begonnen te werken in de metaal- of chemische industrie verdienden ongeveer tien ten honderd meer dan ik. In 1953 duurde een werkweek nog vijfenveertig uur lang, dat wil zeggen dat men ook op zaterdagsmorgen vier uur moest werken. Zo’n lange werkweek bracht, hoe men het ook draait of keert, extra geld in het bakje. Men moet ook in acht nemen, dat de werkdruk toen bijlange nog niet zo hoog lag als tijdens de tegenwoordig gemiddelde zevenendertig uur durende werkweek. Eén voorbeeld: het toerental van een drukpers was toen nog wel vijfmaal lager dan nu. Ik begon aldus te werken in drukkerij Colier de eerste dag na de Gentse Feesten 1953. Mijn leermeester Jules Van de Velde gaf me onmiddellijk een zware opdracht: een affiche van een bekende stedelijke Gentse school in vier kleuren, formaat 62 x 92 cm, op zinkplaten te tekenen. De affiche was bestemd om in Vlaamse spoorstations te hangen. Het was een ontwerp van de in Vlaanderen heel bekende graficus Herman Verbaere. De affiche werd gedrukt op een platte lithografische pers van het Duitse merk Krause. De drukker Firmin Chavez, die toen de pensioengerechtigde leeftijd naderde, was een uitstekende vakman die in een mum van tijd de moeilijkste kleuren van drukinkten kon maken. Het was een man die fier was op zijn vakkennis en degene die ze ook maar enigszins in vraag durfde stellen, kreeg in ongezouten woorden van hem direct de wind van voor. Na een jaartje werken in de drukkerij dwong Jules Van de Velde me om avondlessen tekenen naar levend model te volgen aan de Gentse Academie voor Schone Kunsten. Hij had daar, zonderling, toe besloten nadat hij had vastgesteld dat ik, als kerel van de buiten, uit mijn hoofd niet natuurgetrouw een

387


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 388

boerenpaard kon tekenen. Ik volgde de lessen met veel interesse en genoegen. Ik mocht, zonder loonverlies, een kwartier voor sluitingstijd de drukkerij verlaten om naar de school te fietsen en de modellen waren meestal mooie jonge vrouwen waar, zoals men zegt, ‘pak’ aan was. Tijdens twee van de drie leerjaren kreeg ik les van de Gentse kunstschilder Gaston Pauwels. De man was een buitengewone kenner van de klassieke kunst. Tijdens het lesgeven lag het woord ‘sfumato’ voortdurend op zijn lippen. Na een tweetal jaar in de drukkerij te hebben gewerkt vroeg ik of het niet mogelijk was om mijn uurloon met enkele frankjes te verhogen. Goed, maar meer dan 75 cent kon niet, gezien de economische toestand. Een tijdje nadien zorgde chef Jules Vandevelde er persoonlijk voor dat ik beschikte over een trekpen, passer, twee metalen winkelhaken, een van 45 en een van 60 graden, en een lat. Het materiaal werd aangekocht bij de Parijse firma Deberny en was in Gent nergens te koop. De som die de drukkerij ervoor neertelde, was ongeveer gelijk aan mijn maandloon en werd beschouwd als mijn eigendom. Om aan te tonen van welke hoge kwaliteit het tekenmateriaal was, is de pen en passer nog altijd goed bruikbaar. Firmins zoon Frans, met diens vrouw Agnès als helpster, werkte in de drukkerij op een oude offsetpers waarvan om de zoveel weken een radertje stuk was. Nog erger was het gesteld met de tweekleuren offsetpers uit de jaren dertig die met haar formaat 92 x 124 cm toenmaals waarschijnlijk de grootste was in Gent. Wanneer de pers in gang werd gezet, maakte het mechaniek een geluid dat leek op een vertrekkende stoomlocomotief. De hele drukkerij trilde op haar grondvesten. Hoe bekwaam de drukker die op de pers werkte ook was en zijn best deed, het was onmogelijk er nog mooi drukwerk mee te maken. Ik herinner mij dat de pers op den duur alleen nog diende om er werk op te drukken dat kwalitatief geen al te hoge eisen stelde. Ik denk aan de honderduizenden etiketten voor het merk Celta Pils van de bekende Gentse brouwerij Meiresonne. Op het etiket stond de kop van een oude Galliër met een grote hangsnor en een helm op met twee horens. Telkens wanneer per abuis de snor van de Galliër op zijn kin en zijn helm op zijn neus stond gedrukt, was de drukker verplicht de pers stil te leggen om dit te verhelpen. Het gebeurde echter vaak dat atelierchef Jules de drukker met een kwinkslag vroeg in dit geval gewoon verder te drukken, aangezien de beschonken pinteliers aan de tapkast dat toch niet meer zagen. Aan de andere, kleinere offsetpers werd bij het drukken van wijn- en bieretiketten soms een verguldpers gekoppeld, een machine die ‘doreuze’ werd genoemd. Het is tegenwoordig ongelooflijk hoeveel technische termen in de drukkerij toen nog Frans waren, en dit des te meer wanneer, zoals bij Morjos, de directieleden zich onder mekaar doorlopend uitdrukten in die taal. Naast

388


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 389

doreren herinner ik me ook nog de gebruikte werkwoorden: estamperen, traceren, triëren, embaleren, piekeren, enzovoorts. Bij het gebruik van de ‘doreuze’ kwam er uiteraard geen goud aan te pas, maar een uiterst fijn geel koperpoeder dat meters ver in de omtrek een spoor achterliet - een spoor dat bovendien helemaal absoluut niet gezond was, gezien wie aan de machine werkte als tegengif gratis een liter melk kreeg. In de veel kleinere typografische afdeling van de drukkerij stonden één met een voetpedaal en twee elektrisch aangedreven degelpersen en een groot aantal kasten met loden en houten soorten lettertypes van velerlei formaat. Als lithografisch tekenaar had ik daar weinig of niets te zoeken. Toen al bleek dat, behalve voor het drukken van leesboeken, de drukvorm typografie resoluut overvleugeld ging worden door het offsetprocedé. Op deze trend haakten de drukkersscholen uiteraard meer en meer in om de toekomst van het vak te garanderen. De opvolger van de Gentse drukker Firmin Chavez was de Bruggeling Florimond Lescrauwaet. Hoewel een tiental jaren jonger dan zijn voorganger, was ook hij een element van de oude stempel die liever en beter werkte op een lithografische dan op een offsetpers. Naast de prachtige affiches in talrijke kleuren die hij er op drukte, herinner ik me dat Florimond graag pronkte met het feit dat hij het grootste loon van de arbeiders in de drukkerij verdiende, maar absoluut niet vrekkig was. Zo nodigde hij zijn collega’s af en toe uit om, op zijn kosten, na het werk een stapje in de wereld te zetten. Florimond was niet alleen de gulhartigheid zelf om mee op stap te gaan, maar ook bereid zijn vakkennis spontaan door te geven aan toekomstige drukkers. De meeste drukkers schermden wat ze wisten nog af als een geheim. Ik heb het meegemaakt dat een andere drukker die door de directie werd gevraagd een verstandig jong element op te leiden dat afwimpelde met: ‘Zeg, ik ben geen achterwaarsterigge.’ Naast voornoemde werknemers had de drukkerij toen als snijder Robert Bekaert, als typografen Jan Stadius en Robert De Bruycker, als lithograaf Gaston Van Gelder, als klusjesman Raymond Janssens die ook instond voor het greineren van de drukplaten, als inpaksters Adi en Jenny en een vrouwelijke bureelbediende, wier voor- of achternaam ik vergeten ben of nooit geweten heb, alsook een drietal, vaak wisselende, ongeschoolde jonge helpers met een leercontract, in dienst. Inpakster Adi was een levenslustige vrouw die in een andere drukkerij ooit een oog had verloren toen, spelenderwijs, een propje papier tegen haar pupil was terechtgekomen. Persoonlijk had ik vooral met lithograaf Gaston Van Gelder een goed contact. Hij was de eerste die mijn werk als lithografisch tekenaar waardeerde en de enige collega waarmee ik tot net voor zijn dood in de tweede helft van de jaren tachtig een vriendschaps-

389


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 390

Een aantal werknemers midden de jaren vijftig op de oprit van de drukkerij. Vooraan v.l.n.r. Robert De Bruycker, Raymond Janssens, Gaston Van Gelder, Jenny, Roger Crawat en Wilfried Keppens. Achteraan in het midden Florimond Lecrauwaet en tweede van rechts Julien Vangansbeke.

band koesterde. Vrij vlug besloot ik mij niet langer op de bonkige kasseiwegen in de Gentse wijk Brugse Poort, maar via een heel wat kortere maar helaas onverharde en onverlichte weg naast de toen alom bekende zavelputten, uitgebaat door Drongenaar Emiel Van Hoorebeke, naar de drukkerij in de Jutestraat te begeven. Op de scheiding van Drongen en Mariakerke liep de zanderige weg een twintigtal meter stevig op. Pas op het grondgebied van Mariakerke werd het een gekasseide straat met een fietspad uit sintels. De straat eindigde op de wijk Het Zandeken aan het einde van de Brugse Steenweg. Je had er ook een gelijknamig cafĂŠ. Dat de straat tegenwoordig Zandloperstraat heet, hoeft geen verder betoog. Aan de ene kant van de straat had je de haringdrogerij Parlevliet en aan de andere zijde paalde de achterkant van het kerkhof van Mariakerke. Er was nog een korter traject van mijn ouderhuis naar de drukkerij: een echte, amper een boerenkar brede, veldweg waar ik ‘s zomers tussen grazige weiden

390


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 391

en korenvelden fluitend door het mulle zand fietste. De weg heet Valkenhuisweg en komt, via de Driepikkelstraat, uit tegenover het begin van de Jutestraat. Wanneer ik me langs deze weg naar de drukkerij begaf, genoot ik volop van de geur van de natuur, maar toen ik vlak voor ik de Driepikkelstraat inreed een grote stadsmestvaalt passeerde, probeerde ik niet langs mijn neus in te ademen. Grote oplagen afgewerkt drukwerk voor klanten ver in de provincie of Brussel werden tot omstreeks 1960 verzonden met de grote donkergroene vrachtwagens van de Belgische Spoorwegen met op de zijkanten in het wit het ovaal embleem met de letter B erop geschilderd. Kleinere oplagen voor plaatselijke klanten werden soms afgeleverd met een stootkar die men huurde. De eerste bestelwagen van de drukkerij was een Volkswagen met schuifdeuren. Er werd me opgedragen op de zijkanten de slogan en de naam en het adres van de drukkerij te schilderen in het Nederlands en het Frans. Maar toen tijdens de vijfjaarlijkse Bloemencorso door de Gentse binnenstad de Franse tekst door flaminganten op de korrel werd genomen, moest ik de reclame onverwijld verwijderen.

Het reftertje waar we, bij een gezellig praatje, tijdens de schaftijd tussen twaalf en dertien uur onze honger en dorst stilden. Rechts vooraan staat voor het personeelslid, Jan Stadius, een halfvolle literfles melk en een wekker waarop hij in de gaten hield wanneer we het werk moesten hervatten. Arbeiders die in de buurt van de drukkerij woonden, gingen thuis middagmalen.

391


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 392

Zolang er geen vrachtwagen van de drukkerij beschikbaar was, deed ik met de tram van lijn 3 soms boodschappen, zoals teken- en schildersbenodigdheden halen bij het huis Warie op de Nederkouter. De bouw van de trams was toen bijlange nog niet zo gestroomlijnd als tegenwoordig. Heerlijk eraan was dat bij snikheet weer een buitendeur van het voorbalkon kon openstaan, zodat een verfrissend windje voor soelaas zorgde. De bestuurder van die tramlijn was vaak een zwijgzame man met zo’n een stroef gezicht dat hij de bijnaam Het ijzeren masker had gekregen. Ook moest ik af en toe naar de winkel De Schampheleire in de Veldstraat, enig huis waar een bepaalde soort doorzichtige plasticvellen werden verkocht. Toen ik bij oudere collega’s de naam van de winkel uitsprak, begonnen ze telkens te gniffelen, omdat die zaak in vroegere tijden in Gent gelijkstond voor het verdoken verkopen van capotes anglaises. Bij mooi weer durfde ik aan de halte van de Koornmarkt, waar ik voor de terugrit stond te wachten, aleens de aankomende tram 3 voorbij laten rijden om, tot de volgende, nog een poosje te genieten van een hap frisse lucht en het zicht van flanerend vrouwelijk schoon. In acht genomen dat de tijd toen nog als het ware stilstond en ik achter mijn tekentafel uitkeek op een blinde muur, zal niemand mij dit nu kwalijk nemen, denk ik. Als lithografisch tekenaar kwam ik in aanraking met heel wat ontwerpers van affiches en pancartes, wier creaties ik, kleur voor kleur op zinkplaat overbracht. Ik denk aan de Gentse illustrator Nojorkam en de affichekunstenaars Julien Key, Frans Van Immerseel en Herman Verbaere. Van Julien Key herinner ik mij een affiche voor een Belgisch paviljoen op de Wereldtentoonstelling in 1958 en van Frans Van Immerseel affiches over historische Vlaamse stoeten. Met Herman Verbaere had ik jarenlang een innige band. Hij was het immers die mij als leraar grafisch tekenen aan de Stedelijke Jongensvakschool CNR een job in drukkerij Colier heeft bezorgd. Behalve een origineel ontwerper van affiches, was hij een, eerst in de trant van Jacob Smits en later de Amerikaan Edward Hopper, verdienstelijke kunstschilder van talloze pittoreske dorps- en stadszichten uit hoofdzakelijk de Vlaamse provincies. Als leraar grafiek bracht hij zijn leerlingen in contact met de belangrijkste recente ontwikkelingen in de toegepaste grafische kunst waarin, als uitloper van Bauhaus, die van Zwitserland de bijzonderste plaats innam. Zijn eigen stijl als grafieker herinnerde aan die van de Fransman Cassandre. Geboren Wetteraar kwam Herman Verbaere iedere dag naar school in een modieus pak en nam hij tegenover zijn collega’s vaak een hooghartige houding aan. Hij schroomde er zich niet voor om tegen andere leraars van de school die voortreffelijk Nederlands spraken, Wetters te spreken. Bij zijn leerlingen had hij de bijnaam De peet omdat hij betweterige leerlingen durfde afsnauwen met: ‘Ik ben ne

392


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 393

peet, en gulder kunt nog niets.’ Andere leraars waar ik in de tekenklas les van kreeg waren Lucien De Rycke en Jacques Vermeulen. Eerstgenoemde genoot destijds vooral bekendheid als de decorontwerper van de Gentse Opera. Van hem heb ik geleerd het alfabet in drukletters te tekenen en de juiste ruimte te bepalen tussen alle mogelijke lettercombinaties. Wat me ook is bijgebleven is zijn verbazingwekkende vaardigheid om, met beide handen tegelijk, twee volkomen symmetrische ornamenten op het bord te tekenen. Jacques Vermeulen was een beminnelijk man, met een grote zin voor netheid: een inktvlek op je papier aanzag hij, hoe klein ze ook was, als een vloek. Toen ik in zijn klas zat was hij pas voor de leeuwen geworpen. Om de soms verhitte gemoederen van de leerlingen te bedaren, vertelde hij met succes de avonturen die hij als krijgsgevangene in Duitsland had beleefd. Een technische leraar aan de school die eveneens een grotere invloed op de ontwikkeling van mijn vakkennis had, was de lithografische drukker Achiel Grootaert, een bijzonder strenge maar bekwame vakman. Net als het gros van de leerkrachten had hij onder de leerlingen een bijnaam, in zijn geval was dat Senefelder. Dit naar de familienaam van de Duitse uitvinder van de lithografie, procedé dat, kortweg, gebaseerd is op het eenvoudige principe van de afstoting van water en vet. In het midden van het klaslokaal stond een grote, logge lithografische pers die boven alles uitstak en de leerlingen ‘de olifant’ noemden. Telkens weer drukte meester Grootaert ons op het hart dat een drukker wiens pers, handen en werkpak besmeurd waren met inkt een slechte drukker was. Nauwgezet lette hij erop, dat het er in zijn klas nooit losbandig aan toeging. Toen we door hem ondervraagd werden over wat hij ons de voorbije week had geleerd, probeerde een leerling de toets te ontwijken door te vragen even naar het toilet te mogen gaan, waarop de leraar hem op een keer stoïcijns vroeg: ‘Heb je soms een konijnenblaasje, jongen?’ Ten slotte wil ik ook nog de leraar Lode Hoste vermelden. Hij gaf ons wat genoemd werd: algemene vakken. Hij was een leraar naar wiens lessen ik begeesterd luisterde. Ik herinner mij hoe hij ons kort en bondig maar toch accuraat de kunstgeschiedenis van de westerse beschaving sinds de Grieken bijbracht. Hij was ook de enige leerkracht waar ik les van kreeg, die ons aanzette een boek te lezen uit de schoolbibliotheek. Bijlange niet alle leerlingen die in mijn tijd aan de jongensvakschool CNR een opleiding voor de grafische sector hadden gevolgd, bouwden nadien in dit vak een jarenlange loopbaan uit. Er waren er niet weinigen die na enige tijd de drukkerswereld verlieten om brandweerman of politieagent te worden – wat misschien wel hun kinderwensdroom was.

393


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 394

Links: baas-zakenman Clément Morraye tijdens zijn dankwoord ter verwelkoming aan de genodigden op een van de feesten die hij had georganiseerd.

Rechts: kunstschilder-graficus Herman Verbaere die vele honderden jongeren met tekentalent opleidde in de bekende Gentse stedelijke vakschool CNR.

Maar nu terug naar de drukkerij waar ik mijn boterham verdiende. Een paar jaar nadat ik er begon te werken, veranderde de naam Colier in Morjos. Een door de eerste lettergrepen van Morrraye Joseph, de vader van de grote baas van de drukkerij, Clément Morraye, gevormde naam. Clément Morraye was een heel belangrijke Gentse zakenman. Hij was onder meer stichter van de Internationale Gentse Jaarbeurs en de Internationale Club of Flanders en voorzitter van de Gentse Haven. Hij was ook consul van Italië voor de provincie Oost-Vlaanderen, een vooraanstaand lid van de Gentse Rotaryclub en deken van de Gentse wijk waarin de straat van zijn woonplaats, de Lange Violettestraat, lag. In die functie was hij jarenlang aanwezig op alle belangrijke kerkelijke plechtigheden in de Sint-Annakerk. Als Clément Morraye niet in het binnen- of buitenland op zakenreis was, bracht hij op het einde van de week een bezoekje aan de drukkerij om er het zakencijfer te bekijken. Van sommige van die zakenreizen bracht hij soms verslag uit ten paleize bij koning Boudewijn, stond in de krant. Van drukken kende hij nauwelijks iets. Maar dat hoefde ook niet. Belangrijker was dat hij

394


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 395

ons door zijn veelzijdige relaties in de zakenwereld werk bezorgde. Zo verzorgde Morjos jarenlang vele stapels drukwerk voor de vliegtuigmaatschappijen Sabena en Alitalia, Belgische Radio en Televisie, Belgische Wielrijdersbond, Belgische Spoorwegen, Het Rode Kruis, Compagnie Maritime Belge, Bank Van Brussel, Procter & Gamble, Sidmar, Bekaert, Union Chimique Belge, Dow Chemicals, Keukens Bruynzeel, Plascobel, Electrolux, ICI Pharma, Dunlop, Erta, Rectavit, enzovoorts. Aangezien Clement Morraye heel die tijd in de Lange Violettestraat ook nog een zaak in allerlei benodigdheden bestemd voor brouwerijen en stokerijen had, zoals het product Norit, verzorgden we ook vaak drukwerk voor die bedrijfssector. Zo ontwierp en lithografeerde ik verscheidene etiketten voor jeneverflessen en passe-partout affiches voor brouwerijen en limonadefabrieken om er feesten, kermissen of sportwedstrijden op aan te kondigen. Ook ontwierp ik etiketten voor textielwaren. Op die druksels stond nooit mijn naam vermeld – iets waar ik absoluut geen bezwaar tegen had. Net als ik beoefende baas Clément Morraye in zijn vrije tijd de schone letteren, met het verschil dat ik dat deed in het Nederlands en hij in het Frans. Op zijn naam stonden een paar gedichtbundels, boeken over wijn en het libretto van een opera. Net zo goed als hij zijn weg wist in de industriële wereld had hij goede contacten in de culturele sector. Zo gebeurde het dat hij op een keer met een of andere hoge piet van de BRT binnenviel in de afdeling waar ik werkte, en hij met een weids gebaar en een gezonde blos op zijn wangen zei: ‘De jonge mannen die hier werken beschouw ik allemaal als het mijn zonen.’ Niet dat ons uurloon daardoor hoger werd, maar eerlijk is eerlijk: toen gedurende de eerste grote olieschok in 1973 de opdrachten zo flink terugliepen dat wij de ongeveer twee maanden de helft van de week met onze duimen zaten te draaien, moest geen van ons aan de dop staan. Clément Morraye was bij de man in de straat bijlange niet zo bekend als de opeenvolgende burgemeesters van en eerste ministers uit de Arteveldestad sinds WO II, maar voor de welstand van veel werknemers uit Gent en de regio betekende hij minstens evenveel als hen. Persoonlijk ben ik mijn baas Clément Morraye om twee redenen nog steeds bijzonder dankbaar. Ten eerste omdat hij me toen ik omstreeks mijn twintigste twee keer naeen maanden thuiszat met een longontsteking niet de buitenwacht gaf, en ten tweede omdat hij ettelijke jaren later zo bereidwillig was om mijn vriend Daniël Van Ryssel en ik toe te staan om op de drukpersen van Morjos aan een schappelijke prijs de eerste poëziebundels van de rijke Gentse Yang Poëziereeks te drukken. De dichtersziel van Clément Morraye staat in mijn ogen daarom nog altijd buiten kijf.

395


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 396

De nieuwe tijd In het begin van de jaren zestig werd het duidelijk dat het machinepark van de drukkerij grondig aan modernisering toe was. Zo werden een na een de aftandse drukpersen gesloopt en vervangen door drie splinternieuwe. Een grote twee-kleuren pers en twee kleine ĂŠĂŠn-kleur persen. Na het kopergedeelte van de mechanische lithografische pers te hebben gedemonteerd, verscheen de bonkige handelaar in oud ijzer, Gerard Herteleer. Met een indrukwekkende moker, die hij als een pluimpje hoog boven zijn hoofd zwierde, verbrijzelde hij het gietijzeren karkas van de pers. Tegelijk met de moderne offsetpersen beschikte de drukkerij ook over een nieuwe snijmachine. Alles samen een ferme investering. De twee lithografische handpersen en bijhorende stenen werden verkocht aan de Gentse kunstschilders Jean Bilquin en Hugo De Clercq. Laatstgenoemde werkte tijdens de beginjaren van de drukkerij, vlak na WO II, er een poosje als graficus. Andere jonge kerels die er destijds werkten, waren de grafici Henri Parmentier die zijn creaties ondertekende met Tex en die nadien zijn talent te gelde ging maken in de USA, en Willy Seeuws die voor de Socialistische Partij senator werd, alsook de typograaf Prosper De Smet die als opmaker in drukkerij Vooruit ging werken en als dichter en romancier enige faam verwierf en, onder het pseudoniem Polleke Pluim, in de kranten Vooruit en de Morgen wekelijks een sappige column schreef. Voornoemde figuren waren, net als ik, voor de grafische sector opgeleid in de Stedelijke Jongensvakschool CNR, in de regio destijds veruit de grootste kweekvijver voor velerlei takken in die sector van de industrie. Zoals ik al opmerkte, werd lithografisch drukken van handelsdrukwerk vanaf eind de jaren zestig te tijdrovend en aldus niet langer economisch verantwoord. Het aloude kunstige vak dat veel handvaardigheid vereiste, werd dan alleen nog uitgeoefend door lithograferende plastische kunstenaars die, als ze niet beschikten over een pers, voor het afdrukken van hun werk op hun wenken bediend worden bij de befaamde Antwerpse fotogravure De Schutter of in het Rijkscentrum Frans Masereel voor Grafische Kunst in Kasterlee. Ook qua personeel veranderde in de drukkerij toentertijd het een en het ander. Nieuwe, meestal jonge drukkers en helpers werden aangeworven. Velen kwamen en gingen. Slechts twee van hen ontpopten zich tot volwaardige vakmannen: Freddy Kinnaupenne, die later chef werd in nabijgelegen drukkerij Van Melle, en Georges Dhaenens die, zoals zoveel offsetdrukkers destijds, zijn beroepsloopbaan was begonnen als typograaf. Geleidelijk was het ook zo dat de directie het zich toen niet langer kon veroorloven te investeren in de opleiding van jongeren die bij hun aanwerving niet de minste scholing achter de

396


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 397

rug hadden. De specialiteit waarin mijn leermeester Jules Van de Velde uitblonk was het graveren van naamkaartjes in lithografische steen. Wie zo’n exclusief kaartje wou hebben, moest diep in de portemonnee tasten. Toen hij de minuscule krulletters graveerde, droeg hij, behalve een gewone bril, zo’n vier vingers ervoor, als een soort loep, nog een speciale bril met heel lange veren, die dankzij een stevige elastiek achteraan zijn hoofd op zijn plaats bleef zitten. Tijdens de eerste helft van de jaren zestig stopte mijn leermeester, de zeventig al voorbij, met werken. Een decennium lang had ik toen zijn raad zo goed mogelijk opgevolgd. Al een poosje lijdend aan een hartkwaal ging hij dan terug naar Frankrijk, waar hij een groot deel van zijn leven had gewoond en gewerkt. Samen met zijn vrouw vertrok hij op een dag naar het Normandisch kustplaatsje Cabourg waar hij een optrekje had. Niet zolang nadien vernamen we zijn overlijden. Chef d’atelier Jules Van de Velde was een groot vakman maar als mens kwam hij soms kleintjes uit de hoek. Een paar voorbeelden. Tegen hen die iets probeerden te doen dat volgens hem onmogelijk was, zei hij: ‘Je moet niet in een viool pissen om een schone klank te hebben.’ Toen de werknemers in de drukkerij die gesyndiceerd waren door een staking de drukkerij platlegden, sprak hij hen daar in de volgende bewoordingen over aan: ‘Ik vind het schandalig en dom. Beseffen jullie wel goed dat je zonder ons niets te vreten zouden hebben?’ De dooddoener ‘Communisten zijn allemaal smeerlappen, maar alle smeerlappen zijn geen communisten’ die hij te pas en te onpas gebruikte, sluit perfect aan bij zijn harde oordeel over stakers. Na het vertrek van Jules Van de Velde kreeg de drukkerij in de persoon van de Brusselaar met de familienaam De Wolf drie jaar een nieuwe atelierchef. Er ging geen dag voorbij of hij wou bewijzen hoe hij van alles verstand had. Helaas gold dat tienmaal meer wat betreft zijn kennis van mechaniek dan van het eigenlijke drukken. In de zakken van zijn stofjas stak altijd een kleine Engelse sleutel waarmee hij een schijnbaar losse moer vastdraaide. Toen hij met elan als meneer De Wolf in de drukkerij zijn intrede deed, was hij vergezeld van een, eveneens Brusselse, drukker waarvan ik mij herinner dat hij een kapotte knie had en zijn helper aan de pers hem moest helpen op te staan als hij op zijn hurken had gezeten. Merkwaardig aan die drukker was ook dat hij frieten at met, in plaats van mayonaise of pickles, confituur op. Slechts een paar maanden mocht de gemoedelijke dikkerd zijn vakkennis in de drukkerij tentoonspreiden. Tot in de jaren zeventig deden veel kleine maar ook grote drukkerijen in Gent en omgeving voor typografisch en fotografisch zetwerk, dat wil zeggen zinken clichés of offsetfilms, nog een beroep op zelfstandige vaklui. Zo wendde

397


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 398

drukkerij Morjos zich tot Alex Conincks in de IJskelderstraat voor linotypezetsel en, vele jaren later, tot Daniël Staessen uit Sint-Martens-Latem voor fotozetsel. Ik herinner me nog levendig twee reproductiefotografen die voor de drukkerij werkten: Willy De Wulf uit de Hoogstraat en, vooral, Willy Goesaert, die in de Sleepstraat woonde en zich van zwart-wit portretfotograaf had omgeschoold tot reproductiefotograaf. Toen ik hem leerde kennen baatte hij er een winkel uit met twee etalages. In de ene etalage lagen tabaksartikelen en in de andere onder meer naaktfoto’s van baby’s op een schaapsvel die hij soms met waterverf had bijgekleurd. Het moet gezegd dat de man, ondanks zijn verouderde camera’s, soms wonderen verichtte. Fotogravure De Wulf maakte ook zinkclichés. Mijn oudere dorpsgenoot Roger De Cramer was er jarenlang meesterknecht voor hij leraar werd aan de drukkersafdeling van het SintLucasinstituut in de Schouwvegersstraat. In het grote herenhuis waar Fotogravure De Wulf gevestigd was, hing vooral in het souterrain altijd een

Kiekje van de werknemers op het memorabele feest ter gelegenheid van het zilveren huwelijksfeest in 1958 van baas Clément Morraye. Vooraan zitten v.l.n.r. de oudsten van het gezelschap Jules Van De Velde en Jan Statius. Achteraan staan Florimond lescrauwaet, Wilfried Keppens, bureelbediende Malschaert, Georges Dhaenens, Robert Bekaert, Raymond Janssens, offsethelper Cyriel, uw enthousiaste dienaar en handelsreiziger de Brauwere.

398


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 399

dompige geur van chemicaliën. Tussen 1958 en 1965 organiseerde baas Clément Morraye memorabele feesten waarop zijn gezin, enkele van zijn beste vrienden en al zijn werknemers werden uitgenodigd. Het eerste feest dat ik meemaakte, ging door in een grote zaal boven de horecazaak Trattoria aan ‘t Zuid. Na de onvermijdelijke speeches en te hebben genoten van vele pikante Italiaanse gerechten werd er gedanst. Het was een zwoele avond in augustus. Om de dorst te lessen schonken obers zo om het kwartier ons glas vol chianti. Heerlijk, maar ‘s anderdaags met pijnlijke gevolgen. De volgende keren mochten we ons bijzetten in de grote feestzaal van de Jaarbeurs in het Citadelpark en in café ‘t Tonneken in de Lange Violettestraat, het lokaal van de plaatselijke dekenij. Op het menu van laatstgenoemd feestmaal stond Gentse waterzooi. Om de stemming erin te houden zorgden een paar werknemers voor sketches en een muziekje met een drumstel, elektrische gitaar en accordeon. Maar echt memorabel aan die avond op 22 november 1963 was, dat we aan tafel enorm werden opgeschrikt door de moord op president Kennedy. Een paar keer werd de werknemers van de drukkerij gevraagd of ze geen zin hadden om met de drukkersbazen uit het Gentse met een bus van op de Koornmarkt mee te reizen voor een bezoek aan een vakbeurs of bedrijf waar de nieuwste uitvindingen met een woordje uitleg te bezichtigen waren. Zo herinner ik mij een uitstap naar de Brusselse firma Bonte, vooral bekend om de verkoop en het herstellen van drukpersen. Slechts twee van de circa vijftien werknemers van de drukkerij voelden er iets voor om mee te reizen: Lucien Van Heydegem, de chauffeur van de drukkerij, en uw dienaar. In de firma Bonte aangekomen werden we vergast op een natje en een droogje. Na een uurtje vonden mijn vriend ik dat wij in het gezelschap er maar bijliepen voor spek en bonen en kozen we het hazenpad. Mijn vriend kende, door de talloze ritjes naar Brusselse klanten, de wijk vlakbij het Noordstation, waar in de Rue Gaucheret de firma Bonte gevestigd was, op zijn duimpje. Tijdens onze wandeltocht door de belendende straten genoten we van de frisse lucht en… de meisjes van plezier die in uitstalramen begonnen waren aan hun dagtaak. Eind de jaren zestig gaf Clément Morraye de drukkerij geleidelijk in handen van zijn Italiaanse schoonzoon Alberto Guelfi. De gloriejaren van de WestEuropese economie naderden hun einde, maar de dynamische jonge man zorgde er voor dat de drukkerij niettemin nog voldoende opdrachten kreeg. Naast zijn landstaal kon hij zich vrij behoorlijk uidrukken in het Frans, maar wat het Nederlands betreft beperkte hij zich zich tot ‘goete tag’ en ‘alles ok’. Mij sprak hij soms, enigszins spottend bedoeld, aan met ‘Le poète sans souci’. Hij moest eens hebben vermoed hoe vleiend dat bij mij overkwam.

399


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 400

Begin de jaren zeventig was de tijd dat de loonschalen in de drukkerijen in Gent en de provincie eindelijk werden gelijkgeschakeld met deze in het Brusselse. Gedurende de jaren vijftig en zestig lag het uurloon van een drukker in de hoofdstad voor hetzelfde werk als hier 10 tot 25% hoger. Daardoor kwam het dat toen veel bekwame Gentse vaklui jarenlang met de trein naar hun werk pendelden. Soms streken ze voor hun verplaatsing een vergoeding op, maar waren ze elke werkdag in vaak overvolle treinstellen anderhalf uur langer weg van huis. De Brusselse drukkerij waar toen nogal wat Gentenaars gingen werken was Marci, vooral bekend om de heel grote straataffiches uit verscheidene delen die er van de persen rolden. Toen in de eerste helft van de zeventiger jaren de olieprijs gestaag steeg, heerste er, zowel bij de bazen als bij hun personeel, in de westerse economische wereld terechte paniek. Gelukkig voor de werknemers in de grafische sector was die terugval voor hen maar van korte duur. Als gevolg van de plotselinge enorme stijging van de energiekosten moest, om hun koopkracht min te handhaven, hun wedde voortdurend worden opgetrokken. Aldus stelde ik vast dat mijn uurloon op minder dan vijf jaar bijna was verdubbeld. Na het verdwijnen van de lithografische persen schakelde men om het te drukken gedeelte vast te leggen op de offsetplaat resoluut over op het fotografisch systeem. Daardoor was er voor mij ineens heel wat minder tekenwerk dan voordien. In plaats van het echte lithografische tekenen met chemische inkt rechtstreeks op de steen of zinkplaat, moest ik nu werken met met dekverf op een lichtjes gekorrelde film of met Oost-Indische inkt op papier. Voor het maken van een grafisch ontwerp deed men bijna uitsluitend nog een beroep op een reclamebureau. Aanvankelijk leek het dat ik door voornoemde grote omschakeling tussen twee stoelen ging vallen, maar toen ik enige maanden later op een keer amper één dag ziek was, bracht de baas me thuis een bezoekje om te vernemen wanneer ik opnieuw zou kunnen beginnen werken, waardoor het me leek alsof ik al onmisbaar was geworden Ondanks de van dan af broodnodige grondige aanpassingen door snelle technologische ontwikkelingen in de drukkersstiel waarvoor de directie van Morjos, en ook nog talloze andere Gentse drukkerijen, bij gebrek aan de nodige grote financiële middelen nauwelijks aandacht hadden, boerde de zaak gelukkig nog vrij goed verder.Van herhaalde technische werkeloosheid bleven veruit de meeste werknemers toen nog gelukkig gespaard. De miserie met de tewerkstelling in de drukkerij begon pas toen de nieuwe baas Alberto Guelfi omstreeks dezelfde periode wegens familiale omstandigheden de drukkerij verliet en in Brussel een nieuwe drukkerij begon. Met als klap op de vuurpijl dat hij, om ginds van start te gaan, drukkerij Morjos tegelijk enkele grote Brusselse cliënten afsnoepte.

400


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 401

Om de drukkerij verder te zetten besloot chef Jean Bonnaffé na een poosje ze over te nemen. Uiteindelijk zou hij ongeveer veertig jaar lang werken in de drukkerij, de eerste helft als werknemer en de tweede als werkgever. Hij werd baas met naast zich als vennoot Fernand D’hondt, die voordien onder meer public relations deed voor het bekende plasticbedrijf Plascobel. Hoewel de man zich o zo graag uitdrukte in het Frans, drong hij er op aan dat, gezien de tijdgeest, de naam van de drukkerij vlug moest verengelst worden in Morjos Printers. Als op onze werkfiche het woord ‘Urgent’ was onderlijnd, hadden wij het over ‘Sprinters’. Met de stresserende werkdruk hadden vooral de drukkers te kampen. Het gevolg daarvan was dat ik menige van hen, en zeker niet altijd de minst bekwame, hun goed betaald beroep weten opgeven. Van de grootse plannen die de nieuwe vennoot nogal blufferig had verspreid, de drukkerij op korte tijd danig te moderniseren, kwam er in de reproafdeling waarin ik werkte behalve een piepkleine donkere kamer met een eenvoudige reproductiecamera, nauwelijks iets noemenswaardigs terecht. De donkere kamer was het domein van mijn collega Dick George, die na het opdoeken van de Morjos Printers in de nabijgelegen Lijnwaadstraat een offsetdrukkerijtje begon. Op een keer organiseerde de directie een algemene vergadering waar de werknemers hun wensen en grieven mochten uiten, maar nadat een drukker Fernand D’hondt een netelige vraag had gesteld, die hij op gewiekste wijze wist te omzeilen, eindigde het gesprek abrupt, en zei hij tot slot dat wij voor het kwartier dat de vergadering had geduurd ‘s anderendaags dezelfde tijd gratis moesten overwerken. Inspraak in het beleid bleek voor de man niets meer dan een bliksemafleider van zijn problemen te zijn. Een tweede overleg kwam er uiteraard niet. Uiteindelijk bleef baas D’hondt alleen hameren op het feit dat wij, werknemers, meer multifunctioneel moesten worden. Het heeft tussen hem en mij nooit echt goed geboterd. Toen hij mij op een keer aanmaande een vrij dure aërograaf te kopen om foto‘s op een folder van wasmachines bij te werken, zei ik hem dat hij beter een goede fotograaf in de arm had genomen. Na dat voorval ontweken we elkaar zoveel mogelijk. Door de om de zoveel maanden kwakkelende economie en de door de directie nauwelijks financieel bij te benen enorme evolutie én doordat ik weinig zin had om multifunctioneel te zijn, was ik de eerste helft van de jaren tachtig regelmatig technisch werkloos. Door bemiddeling van reproductiefotograaf Willy Goesaert kon ik deze vervelende situatie wat verzachten door in de avonduren met pen en penseel wat bij te klussen voor onder meer de Gentse drukkerijen Snoeck-Ducaju, Van Autreve en Van den Hende en Sint Joris uit Sint-Denijs-Westrem.

401


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 402

Uiteindelijk verliet ik begin september 1985, na er tweeëndertig jaar te hebben gewerkt, Drukkerij Morjos Printers om te gaan werken in de kunstdrukkerij Imschoot op de Gentse Burggravenlaan. Ik beleefde er acht onvergetelijke jaren tot aan mijn brugpensioenleeftijd in 1993. Het daaropvolgend decennium verdwenen, in alfabetische volgorde, op vrij korte tijd vier min of meer grote Gentse drukkerijen met een heel lange traditie en faam: Imschoot, Morjos Printers, Snoeck-Ducaju en Van Melle. Door het nieuwe procedé van digitaal drukken, vielen ook veel kleine drukkerijen die hoofdzakelijk afhingen van gelegenheidsdrukwerk zoals geboortekaartjes en doodsprentjes, bij bosjes. Zoals slechts enkele decennia voordien alle grote handelsbedrijven stilaan al hun drukwerk voor intern gebruik zelf begonnen drukken op bureeloffset-persjes, begonnen begrafenisondernemers nu hun doodsbrieven en -prentjes digitaal vrij goedkoop zelf te drukken. De voormalige drukkerij Colier annex Morjos(printers) is tegenwoordig herschapen in een prachtige kringloopwinkel met ingang langs de Brugsesteenweg. Eénmaal ben in de lokalen waar de drukkerij gevestigd was, uit nieuwsgierigheid binnen geweest. Toen ik, na jaren, de rode tarmacvloer betrad in de afdeling waarop ik ontelbare uren had gelopen, was ik een minuutje de kluts kwijt. Einde van het verhaal over de, al bij al, aangename jaren die ik er beroepshalve doorbracht tussen 1953 en 1985.

Julien Vangansbeke

402


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 403

INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE - FICHE N° 209

Op 30 April 1901 stelde V. De Muynck in de rubriek “Beeldhouwwerken Volderstraat, n°7 -XVIIe eeuw” in het Frans een fiche op over

“Plafond van de bibliotheek van het gewezen klooster der Jezuïeten.” De aflevering n° XVIII van de huidige inventaris geeft de gevel van drie gebouwen opgericht op de koer van het oud klooster der Jezuïeten. (fiche 175, 176 en 177.) Op de verdieping van het groot gebouw aan de zuidvleugel was de bibliotheek van de Paters Jezuïeten. Deze zaal bestaat nog en doet heden dienst als gymnasium.

Ze heeft een hoogte van twee verdiepingen en ze wordt zijdelings verlicht door vensters die helemaal aan de bovenkant van de muur geplaatst zijn. Rondom deze grote zaal was er op halve hoogte een galerij die diende om de dienst in de bibliotheek te vergemakkelijken. Een deel van deze galerij die in een relatief modern tijdperk herbouwd werd, bestaat nog. Het plafond van deze zaal is merkwaardig. Het is 32 m. lang en heeft een breedte van 8 m., dus een oppervlakte van 250 m2. Het is samengesteld uit 8 panelen die verschillende onderwerpen voorstellen. De sculpturen, hoofdzakelijk bloemen en arabesken, werden goed uitgevoerd; de dieren en de figuren bezitten niet dezelfde delicatesse en zijn van een meer primitieve stijl. Het eerste van deze panelen, dit geplaatst aan de kant van de Paddenhoek, 403


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 404

bestaat uit fantastische dieren: draken, vampieren, gevleugelde hagedissen; de hoeken zijn gevuld met griffioenen. Het tweede schijnt gewijd te zijn aan de plantkunde, want het bestaat voornamelijk uit bloemkorven en heesters. In het derde, toegewijd aan de sterrenkunde, staan sterrenbeelden, de maan, de zon, etc. Vier engelen die in grote hoornen blazen, stellen de vier winden of de vier hoofdwindstreken voor. Het vierde behandelt de pomologie: de beeldsnijder heeft er de hoorn des overvloeds voorgesteld, engelen die fruitkorven dragen, etc. Het vijfde paneel is dit waarvan de gravure hierboven afgebeeld staat. De allegorieën of de fantasieën die er op afgebeeld staan zijn moeilijk te begrijpen. Zo staan er rond de centrale cartouche twee ezels en twee eenhoorns. Op de rug van iedere eenhoorn staat een uil en op de rug van iedere ezel een aap. Een van de apen biedt een beker wijn aan en de andere een appel of een sinaasappel. De tussenruimten zijn gevuld met een hond, twee katten, een bok, een vos, een varken, etc. De laatste drie panelen tonen bloemen, fruit, arabesken en andere versieringen van een grote diversiteit. Dit interessant plafond toont geen naam, noch een jaartal, maar waarschijnlijk is de maker Jan Hanssche, een specialist die in 1673 het plafond maakte van de vergaderzaal van de brouwersnering. (Zie fiche n° 128).

404


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 405

“PIERRE-VICTOR, JACQUES-CLÉMENT ET LES AUTRES”. MINDER BEKENDE GENTSE NOTABELEN UIT DE PERIODE 1780-1840 (DEEL 6)

5. Pierre-Philippe-Constant Lammens (1762-1836)

Pierre-Philippe-Constant Lammens was een vermaard boekenverzamelaar en “un des plus savants bibliophiles belges”1. In 1818 werd hij de eerste bibliothecaris van de pas opgerichte Gentse universiteit en bracht het later tot rector magnificus van deze instelling. Sedert het Frans bewind vervulde hij ook een centrale rol in de sociale onderstand als secretaris van de Commissie der burgerlijke godshuizen (Commission des hospices civils).

Een kleurrijke Gentse familie Pierre-Philippe-Constant Lammens werd geboren te Gent op 8 oktober 17622 als zoon van de welstellende negotiant François-Joachim-Premier Lammens (1732-1769) en Petronella-Jeanne de Cocq, dochter van een procureur bij de Raad van Vlaanderen3. Dezen woonden aan de Krommewal in een ruim herenhuis met zeven traveeën, twee bouwlagen en een inrijpoort voor koetsen. Grootvader Pieter-Jacob Lammens was meester-brouwer (den Anker, bij de Ketelpoort)5 en gehuwd met Marie-Josèphe van Melle, vrouwe van de heerlijkheid Berchem (binnen Sint-Martens-Latem)6 en vermoedelijk een telg van de erfelijke meesters-vleeshouwers ‘van Melle’. De jong overleden FrançoisJoachim studeerde in het jezuïetencollege aan de Voldersstraat7 en nam druk deel aan het Gentse gezelschapsleven als lid van de Sint Joris-, Sint Michielsen Sint Sebastiaansgilden8 en financieel contribuant van de Academie voor teken-, schilder- en bouwkunst9. Vanaf uiterlijk 1764 was hij ook een van de oprichters en bestuurslid van vrijmetselaarsloges te Gent (La Discrète Impériale & Royale) en te Aalst (La Discrète Impériale)10 waarvan de meeste leden in de stadsadel en de hogere burgerij waren gerecruteerd11. Uit zijn levensstijl kan men overigens afleiden dat François-Joachim Lammens vlotte contacten onderhield met de Gentse bonne société. Pierre-Philippe groeide dus op in het gunstige klimaat van een gezin dat behoorde tot de bovenlaag van de Gentse handels- en ambachtenwereld. Twee 405


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 406

broers en een zus verdienen een bijzondere belichting. (1) François-Marie-Jean Lammens (geb. 1757) was waarschijnlijk een der zeldzame negotianten die ooit door de Theresiaanse Academie12 te Brussel wegens een bekroonde inzending werden gelauwerd. In 1787 ontving hij inderdaad een eerste “accessit” voor zijn antwoord op de vraag: “Indiquer les nouvelles branches de manufactures et de commerce qui pourroient être introduites dans les diverses provinces des Pays-Bas autrichiens, sans nuire à celles qui y sont déjà établies”. De tekst werd nog hetzelfe jaar gepubliceerd door de Imprimerie académique (24 pag. in-4°)13. (2) Jean-Baptiste Lammens (geb. 1767) nam tijdens de Brabantse Omwenteling dienst in de ruiterij van het Patriottenleger14. In 1795 werd hij de correspondent op de Londense grondstoffenmarkt van de Gentse leerlooiers Lieven en Jan Bauwens. Hij kocht en verkocht er volgens de marktprijzen leder, tabak, suiker, koffie enz. en droeg dus door verstandige speculaties wezenlijk bij tot het fortuin van de familie Bauwens. Vanaf 1798 betrok Lieven Bauwens hem bij de illegale uitvoer van de befaamde mechanische spinmolen Mule Jenny die een aanzienlijk hogere productiviteit in de katoenspinnerijen verzekerde. Het verhaal van deze smokkel leest als een authentieke thriller15. Het avontuur eindigde met een hoge boete en een effectieve gevangenisstraf voor Jean-Baptiste Lammens. Na dit pijnlijk Engels intermezzo vestigde deze zich opnieuw als gezette burger in zijn geboortestad16 en huwde een kleindochter van de befaamde Gentse rococo-architect David ’t Kindt. Zij werden de ouders van de grondeigenaar, liberaal gemeenteraadslid en filantroop Hippolyte Lammens naar wie een straat in het SintElizabethbegijnhof is genoemd17. (3) Angéline Lammens gaf in 1795 te Parijs geboorte aan de onwettige dochter Angélique-Françoise Lammens18. Even later huwde ze de Oostendse brouwer Georges-Théodore Roselt19 met wie ze een bescheiden handelszaak te Gent uitbaatte20. Angélique-Françoise trouwde met de arts Charles-Auguste van Coetsem (geb. 1788) die hoofdgeneesheer van het burgerlijk hospitaal De Bijloke werd en hoogleraar aan de universiteit21. Hun dochter Marie-Mathilde van Coetsem werd de echtgenote van de provinciaal archivaris en auteur Polydore-Charles Vander Meersch22.

Een vlijtige jeugd Pierre-Philippe studeerde waarschijnlijk humaniora aan het college van de paters augustijnen (Sint-Margrietstraat) vermits het jezuïetencollege (waar zijn vader had gestudeerd) in 1773 op bevel van de keizerin en de paus was gesloten. Aan de universiteit van Leuven ondernam hij rechtenstudies waar-

406


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 407

voor hij in 1786 het diploma (licentiaet in beyde de rechten) ontving. Niettemin ging tijdens zijn studies zijn belangstelling vooral uit naar de letteren, oude boeken en bibliotheken. Te Leuven sloot hij een levenslange vriendschap23 met de universiteitsbibliothecaris priester Corneille-François Nelis die nog bisschop van Antwerpen werd alsmede president van het Soeverein Congres tijdens de Brabantse Omwenteling24. Tevens werd hij bevriend met studiemakker Henri von Crumpipen jr. , een zoon van de invloedrijke Kanselier van Brabant Joseph-Ambroise von Crumpipen25. Vermoedelijk verschafte deze vriendschap hem toegang tot de culturele decision makers in de regering. Hoe dan ook, reeds in februari 1789 werd hij met een leeropdracht in klassieke talen te Leuven benoemd26. De universiteit had toen behoefte aan jonge docenten wegens een zware inwendige crisis die zij in 1787-1788 had meegemaakt (een conflict tussen ultramontaanse theologen en keizersgezinde professoren). Enige tijd na zijn benoeming te Leuven werd hij door de regering naar de universiteit van Wenen ontboden om er mee te werken aan de hervorming van het secundair onderwijs. Dit was na de verdwijning van de vele jezuïetencolleges nog niet gestabiliseerd ondanks de oprichting van Koninklijke Colleges, zoals bijv. te Gent in 1777. Tijdens de woelingen na de eerste Franse inval (november 1792) ondernam P. Lammens enkele reizen om het bibliotheekwezen te bestuderen in Frankrijk, Italië, Duitsland, Engeland en de Verenigde Provinciën. Zo leerde hij de meest eminente bibliothecarissen en boekenliefhebbers van zijn tijd kennen, die allen zijn trouwe correspondenten bleven27. Pierre-Philippe vestigde zich vanaf ca. 1794 in zijn geboortestad als advocaat bij de Raad van Vlaanderen. Hij bleef heel zijn leven lid van de balie28. Op de lijst der advocaten stond hij bekend als Lammens jeune om hem te onderscheiden van zijn oudere confrater Jacques-Clément Lammens (advocaet Lammens d’ oude, Lammens aîné)29 met wie hij overigens niet verwant was.

Leraar aan de “Ecole Centrale”. “Secretaris van de Hospicen”. In 1797 werd Pierre-Philippe Lammens leraar geschiedenis in de zopas opgerichte ‘Ecole Centrale’ te Gent30. Deze benoeming was niet naar de zin van de driftige jacobijn Grégoire Du Bosch, de vertegenwoordiger van het Directoire in het Scheldedepartement: “Aucun des candidats n’a donné de gages à la révolution... Il est impossible de ne pas croire à la partialité de ce jury, quand on voit désigner pour la classe d’histoire un homme [P. Lammens] dont la moralité est des plus équivoques et qui a été expulsé de l’assemblée primaire de sa section comme débiteur failli, mais aussi dont la réputation de royalisme est jusqu’ici sans tache”31. Reeds in 1798 werd de benoeming van Lammens

407


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 408

ongedaan gemaakt onder het voorwendsel dat een buitenlandse reis langer had geduurd dan hem was toegestaan32. Met de reorganisatie van de sociale onderstand (ca. 1800) na de verwarde periode van het Directoire werd P. Lammens benoemd tot het tijdrovende ambt van secretaris van de Commissie van de burgerlijke godshuizen (Commission des hospices civils)33. Deze instelling was naast een Bestuur der Weldadigheid (Bureau de bienfaisance) in 1796 opgericht ter vervanging van de stedelijke Armenkamer en de religieuze godshuizen van het ancien rĂŠgime. Het Bestuur der weldadigheid verstrekte huiselijke bijstand aan ambulante hulpbehoevenden terwijl de Commissie in een twintigtal gestichten instond voor meer dan duizend zieken, invaliden, wezen, enz. Bij gebrek aan voldoende financiĂŤle middelen waren de twee onderstandsinstellingen niet in staat om het hoofd te bieden aan de armoede die de arbeidersklasse teisterde zodat de besluitvorming telkens gepaard ging met moeilijke afwegingen. Lammens vervulde de opdracht van Secretaris van de Hospicen tot in de Hollandse tijd34.

Naar een eigen bibliotheek met 45.000 boeken Vanaf 1796 kon P. Lammens zijn befaamde verzameling wiegendrukken, boeken en manuscripten opbouwen. Met de afschaffing van abdijen en kloosters werden inderdaad hun eeuwenoude en doorgaans omvangrijke bibliotheken aangeslagen en openbaar verkocht. Van belang waren vooral de bibliotheken van de Sint-Pieters- en de Baudeloo-abdij, het augustijnen-, het recolletten- en het predikherenklooster en het bischoppelijk seminarie35. Voor Lammens en zijn vriend-bibliofiel Charles van Hulthem36 was dit natuurlijk een buitenkans. Bij zijn overlijden in 1832 bezat bijv. van Hulthem een unieke bibliotheek van 60.000 boekdelen37 die de basis werd van de Bibliotheca Hulthemiana in de Koninklijke bibliotheek. De nalatenschap van P.-C. Lammens (1836) omvatte 45.000 gedrukte banden en 300 handschriften38. P. Lammens koesterde zijn bibliotheek in de ruime woning die hij betrok in de Augustynen (Sint-Margrietstraat)39. Inmiddels was hij ook financieel contribuant geworden van de Koninklijke Academie voor teken-, schilder- en bouwkunst40 die in 1804 werd overgebracht naar een vleugel van het gewezen augustijnencollege (huidige Academiestraat).

Kandidaat-stadsbibliothecaris Met de boeken die de Fransen niet veilden bouwde van Hulthem in 1797 een eerste stedelijke bibliotheek op. Deze werd aanvankelijk gehecht aan de Ecole Centrale (Ottogracht) om in 1804 aan de stad te worden overgedragen41.

408


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 409

Charles van Hulthem werd de eerste bibliothecaris42. Toen hij kort daarop werd verkozen tot lid van het Conseil des Cinq-Cents te Parijs43 stelde hij voor dat Lammens hem zou vervangen: “Le citoyen Lammens réunit à une connaissance profonde de la bibliographie et de l'histoire littéraire, toutes les qualités requises pour l’organisation de cette bibliothèque. J’ose donc vous proposer ce citoyen et vous invite à le nommer également avec moi bibliothécaire pour l’Ecole Centrale de ce Département. Je crois que le bien public y est intéressé car il serait difficile d’en trouver un dans ce département qui réunisse autant de connaissances nécessaires pour cet objet”44. Niettemin werd in 1798 een gewezen Leuvens hoogleraar Grieks aangesteld (de man die ook Lammens’opvolger werd als leraar geschiedenis). De vervanger moest evenwel vrij spoedig de plaats van bibliothecaris ruimen na van Hulthem’s terugkeer te Gent. Toen Van Hulthem in 1802 lid werd van het Tribunat liet hij zich vervangen door een ander interimaris, maar na de afschaffing van het Tribunat in 1808 keerde Van Hulthem opnieuw terug naar Gent en in 1809 nam de interimaris ontslag zoals afgesproken. In 1810 werd Van Hulthem rector van de Académie Impériale te Brussel en stelde opnieuw voor dat Lammens hem als bibliothecaris zou vervangen. In 1804 was de bibliotheek van de ’Ecole Centrale’ evenwel aan het stadsbestuur overgedragen zodat men voortaan ook met de politieke invloeden moest rekening houden. Lammens was uiteraard kandidaat voor de aanstelling maar een patricische tegenkandidaat (Walwein de Tervliet) zocht politieke steun bij zijn verwante (“Monsieur et cher parent”) graaf Joseph Sebastien della Faille die tot 1808 ‘Maire’ van Gent was en erna lid van het Corps Législatif . Walwein de Tervliet werd benoemd. Pas in 1816 was hij klaar met een catalogus (55 pag.) van de 234 handschriften die in de bibliotheek werden bewaard. Auguste Voisin verklaarde in 1839 dat deze catalogus “laisse assurément bien des choses à désirer”45. Van Hulthem had nochtans vruchteloos gewezen op de tekortkomingen van deze kandidatuur.

Rechter? In de gunst bij koning Willem I In 1801 overwoog de voorzitter van de recent opgerichte rechtbank van eerste aanleg te Gent Pierre-Philippe Lammens tot plaatsvervangend rechter te laten benoemen. Ook de Préfet Guillaume Faipoult steunde deze kandidatuur: “... a perdu une place par l'esprit de parti ... c’est une injustice à réparer”46. De procureur-generaal adviseerde evenwel dat P. Lammens “plus littérateur que jurisconsulte” was en de benoeming ging uiteindelijk niet door47. In 1807 poogde Lammens nogmaals tot rechter te worden benoemd. Opnieuw lukte het hem niet ondanks de steun van zijn verwante de beruchte Franse

409


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 410

generaal Dominique Vandamme (de zwager van zijn broer Jean Baptiste)48 en van de illustere Philippe-Antoine Merlin de Douai, procureur-generaal bij het Franse Hof van cassatie en een bekend verzamelaar van oude rechtsboeken. In 1811 werd Lammens (hoewel “de fortune médiocre”49) eindelijk tot plaatsvervangend rechter benoemd50. Hij behield dit onbezoldigde ambt tot ver in de Hollandse Tijd51. Na de val van Napoleon werd Pierre-Philippe Lammens door koning Willem I belast met de delicate opdracht om te Parijs boeken, handschriften, schilderijen en kunstvoorwerpen te recupereren die de Fransen uit onze plaatselijke verzamelingen en bibliotheken hadden ontvreemd52 – “mission d’autant plus difficile à remplir qu’il n’existait aucun inventaire des objets enlevés, et qu’il fallait donc procéder à un examen de toute la collection des manuscrits de la bibliothèque royale de Paris”53. Na ook het juridisch advies van de toekomstige hoogleraar Jean-Baptiste Hellebaut te hebben ingewonnen54, vervulde Lammens deze opdracht met brio, wat hem een benoeming tot ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw opleverde55. In mei 1816 werd hij bovendien benoemd tot titelvoerend lid van het in 1808 gestichte Koninklyk Nederlandsche Instituut van wetenschappen, letterkunde en schoone kunsten56 en tot lid van het Bureau van Administratie van het Koninglyk Collegie van Gend57.

Universiteitsbibliothecaris, hoogleraar en rector magnificus P. Lammens kwam pas aan zijn trekken als bibliothecaris na de oprichting van de universiteit van Gent door koning Willem I in mei 1816. Het stadsbestuur schonk zijn bibliotheek aan de nieuwe universiteit en in februari 1818 werd Pierre-Philippe Lammens bibliothecaris van de universiteitsbibliotheek58. Hij verkreeg eveneens de titel van ere-hoogleraar59 met de daaraan verbonden voordelen (onder meer de wedde) zonder evenwel college te moeten geven. Bij zijn ambtsaanvaarding werd de inventaris opgemaakt van het bezit van de bibliotheek: 23.700 boekdelen gedrukt sedert de 16de eeuw; 202 wiegendrukken; 234 handschriften60. Bovendien verkocht Lammens een deel van zijn reeds omvangrijke persoonlijke bibliotheek (18.000 banden) aan de universiteit. Wegens dubbel gebruik kocht hij overigens 4 à 5.000 van deze boeken terug. Van de aldus uitgebreide bibliotheek stelde Lammens een catalogus op die jarenlang in gebruik bleef61. In 1828-1829 werd Pierre-Philippe Lammens rector magnificus van de universiteit62. In dezelfde periode trad hij waarschijnlijk toe tot de Oranjegezinde vrijmetselaarsloge Le Septentrion63. Na de onafhankelijkheid van 1830 sloot het Voorlopig Bewind twee facultei-

410


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 411

ten (wijsbegeerte & letteren en wetenschappen) van de als orangistisch bekende universiteit van Gent. De bedoeling was de universiteit te laten doodbloeden vermits de afgeschafte faculteiten de studenten leverden voor de overige twee faculteiten (rechten en geneeskunde). Ererector Lammens werd met enige collega’s aangewezen om de intrekking van deze maatregel te vragen. De professoren werden niet eens ontvangen door leden van het Voorlopig Bewind64. Lammens kon de normalisering van de toestand nog beleven met de inwerkingtreding van de organieke wet van 27 september 1835 op het hoger onderwijs die onder meer in elke universiteit alle faculteiten herstelde. Pierre-Philippe Lammens, die ongehuwd was gebleven, overleed op 9 juni 183665. De nalatenschap (met uitzondering van de bibliotheek) ging naar zijn neef Hippolyte Lammens. Zijn aangetrouwde neef dokter van Coetsem (die zelf een bibliotheek van 12.000 boeken over de geneeskunde bezat) erfde Lammens’ omvangrijke bibliotheek: 45.000 gedrukte banden en 300 handschriften. Door Lammens’ kleinneef de archivaris Polydore-Charles Vander Meersch werd een meerdelige catalogus samengesteld met het oog op de openbare verkoping die plaatsvond in april en oktober 1839, oktober 1840 en juli 184166. Als universiteitsbibliothecaris werd Pierre-Philippe Lammens opgevolgd door Auguste Voisin. Ook bij deze overgang werd een inventaris opgemaakt: 51.416 boekdelen, 325 wiegendrukken en 556 manuscripten68.

°°°°° Pierre-Philippe Lammens had één grote passie: oude boeken. Hij wordt beschouwd als één der voornaamste bibliofielen van zijn tijd. Nu nog preciseren antikwariaten dat een bepaald boek afkomstig is van zijn bibliotheek. Dat hij bovenop zijn monumentale verzameling nog een aanzienlijke uitbreiding van de universiteitsbibliotheek kon verzekeren getuigt voor zijn speurzin en inzet. Meer recente bibliothecarissen opperen (met weinig zin voor historisch perspectief) dat hij “nooit meer dan een conservator” was, geen “bibliothecaris” naar de huidige opvattingen69. Hoe dan ook, boeken verzamelen is allesbehalve een broodwinning zodat Lammens heel zijn leven een beroep moest uitoefenen: advocaat, leraar, secretaris van de sociale onderstand, met eindelijk, vijfenvijftig jaar geworden, de lang verwachte bekroning: bibliothecaris van de universiteit, hoogleraar en zelfs rector magnificus. Guy Schrans

411


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 412

NOTEN 1 2

3

4 5 6

7 8 9

10 11 12

13

14

15

16

F. Vanderhaeghen (die het als universiteitsbibliothecaris kon weten), Bibl. gant. V, p. 212. Zie verder: P. Bergmans in: Biogr. Nat., , XI (1890-1891), 220-221; M. De Schepper, A.Kelders & J. Pauwels eds., In de ban van boeken. Grote verzamelaars uit de 19de eeuw in de Koninklijke Bibliotheek van België, 2008, hoofdstuk III; B.Linnig, Bibliothèques et ex-libris d’amateurs belges aux XVIIe, XVIIIe et XIXe siècles, 1906, p. 140-143 SAG, Modern archief, Fonds Nap. de Pauw, nr 2327, 2253/11 (Lammens); centrale bibl. UGent, Handschriftenkabinet, Hs. 2693, Genealogische aantekeningen betr. Vlaamse families (F. van den Bemden), nr 425 (Lammens); Hs. 3058, Notes généalogiques de quelques familles bourgeoises de la ville de Gand (de Potter de Ten Broecke), tw. Lammens Zie de bouwaanvragen 1759/1762 met geveltekening in: BeeldbankGent.be , tw. Lammens Gazette van Gend, 15 april 1768 (verkoop) J. de Saint-Genois, Ph. Blommaert e.a., Graf- en gedenkschriften der provincie OostVlaenderen, 2de reeks, Kloosterkerken. II, 1866, p. 103 Zie bijv.: G.T., 1980, p. 65 G. Schrans, Vrijmetselaars te Gent in de XVIIIde eeuw, 2de druk, 2009, p. 300 [E. van de Vivere], Historie en inrichting der Koninglyke Akademie voor teeken-, schilderen bouwkunden opgeregt binnen de stad Gent (1794), p. 30, 46 (weduwe) G. Schrans, o.c., p. 29-30, 300-306 G. Schrans, o.c., p. 609 Ambtelijke benaming: Académie impériale et royale des sciences et des belles-lettres de Bruxelles Mémoires sur les questions posées par l’ Académie royale des sciences et belles-lettres de Bruxelles, 1818, p. xxx; J.-P. Namur, Bibliographie académique belge ou répertoire systématique et analytique des mémoires [couronnés par] l’ancienne et nouvelle Académie de Bruxelles, Liège, 1838, p. 20; E. Mailly, Histoire de ‘l’Académie impériale et royale des sciences et belles-lettres de Bruxelles, 1883, p. 327, 391, 497; N. Bracke, Bronnen voor de industriële geschiedenis. Gids voor Oost-Vlaanderen (1750-1945), 2000, p. 328. De eerste prijs ging naar de Gentse apothekerszoon Bernard Coppens (1756-1801) die nog een aanzienlijke (ook buitenlandse) vermaardheid verwierf als arts, schepen van de Keure en van Gedeele, democraat, botanicus (mede-oprichter van de Plantentuin), president van de Commissie van burgerlijke godshuizen, leraar aan de Ecole Centrale en wetenschappelijk auteur. Als jonge man was Jean-Baptiste reeds erg ondernemend. Zie vooral: Rapport fait par les trois Volontaires députés par résolution de Leurs Hautes Puissances les Etats de Flandre du 17 avril 1790, et lettre close adressée à leurs Députés au Congrès pour se rendre à la Citadelle d Anvers, afin d’y voir et parler... le général Vander Meersch; E.J. Dinne, Mémoire et pièces justificatives pour M. van der Meersch, 1791, II, p. 104 e.v.; F. Vanderhaeghen, Bibl. gant., V, p. 386, nr 11.290 Nap. de Pauw, Liévin Bauwens. Son expédition en Angleterre et son procès à Londres (17981799), 1903. Zie bijv.: P. Claeys, Mémorial de la ville de Gand, 1792-1830, 1902, p. 242

412


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 413

17

18 19

20

21

22 23 24

25

26 27 28 29

30 31 32 33 34 35 36

37

38 39

K. Devolder, Gij die door ’t volk gekozen zijt. De Gentse gemeenteraad en haar leden, verh. MGOG, 1994, p. 354 SAG, Modern archief, Fonds Nap. de Pauw, nr 2737 Bibl. univ. Gent – Handschriften, Hs. 3058, gec. tw. Lammens. Hij was een zoon van de artschirurgijn Jan-Albert Roselt (1714-1785) die zijn praktijk uitoefende te Machelen a.d. Leie. Hij beschreef zichzelf als Gezwoôrn Wondartz en Geboorts-helper en was in 1781-1783 de auteur van het tweedelige werk Natuer-, genees-, heel- en geboortkundige waernemingen en mengelschriften, ten dienste van het landvolk. Zie bijv.: Wegwyzer, 1828, p. 192; 1829, p. 174; 1831, p. 293; 1838, p. 423; Gazette van Gend, 29 mei 1823. In het begin van de 19de eeuw was de zaak reeds eigendom van van Angéline Lammens’ broer Jacques (Wegwyzer, 1809, p. 87; Gazette van Gent, 29 mei 1823). N.B.W., XIV, 128-130; Université de Gand, Liber Memorialis. Notices biographiques, 1913, II, p. 430-433 Biogr. Nat., XIV (1897), 267-270 Bijv.: Ph. Lesbroussart ed., Types et caractères belges. Moeurs contemporaines, 1851, p. 100 C. De Clercq, “Corneille-François Nelis, dernier évêque d’ Anvers, homme d’ Etat, philosophe et humaniste », Ann. Prince de Ligne, 1937, p. 32-40; W.J. Price, Corneille-François de Nelis, 18e et dernier évêque d’ Anvers, 1954 Henri von Crumpipen Jr. (1766-1829) werd advocaat bij de Soevereine Raad van Brabant in januari 1786 en later raadsheer in de Rekenkamer (J. Nauwelaers, Histoire des avocats au Souverain Conseil de Brabant, 1947, II, p. 343; C. Bruneel & J.P. Hoyois, Les grands commis du gouvernement des Pays-Bas autrichiens. Dictiionnaire biographique du personnel des institutioins centrales, 2001 [Alg. Rijksarchief], p. 197). Over de aanzienlijkste leden van de familie Crumpipen zie: C. Bruneel & J.P. Hoyois, o.c., p. 193-201. F. Leleux, Charles van Hulthem, 1764-1832, 1965, p. 165 P. Bergmans, o.c. Zie bijv. nog: Wegwyzer, 1831, p. 210 Zie bijv.: [E. van de Vivere], o.c., p. 285 (errata). Betr. Jacques-Clément Lammens: zie een eerdere bijdrage in deze reeks P. Claeys, Mémorial, o.c., p. 73 ; J. Nève, Gand sous la domination française, 1927, p. 198 J. Nève, Domination française, p. 199 J. Nève, Domination française, p. 200 Zie bijv.: Wegwyzer, 1815, p. 103 Bijv.: P. Claeys, Mémorial, p. 366 Zie bijv.: Wegwyzer, 1782, p. 84 F. Leleux, Charles van Hulthem,o.c.: Id., “Charles van Hulthem”, G.T., 1988, p. 267-277; Biogr. nat., IX (1886-1887), 692-705 A. Voisin, “Notice sur la bibliothèque de M. Charles van Hulthem”, Messager des sciences et des arts [Gent], 1837, p. 54-66; C. Vandenbroeke, “De lokalisatie van het publikatieaanbod in de Zuidelijke Nederlanden op basis van de van Hulthem-bibliotheek”, Hand. MGOG, 1994, inz. p. 181-182; F. Vanderhaeghen, Bibl. gant., V, p. 152. A. Voisin, Bull. Acad. Royale, V (1838), p. 382 Zie bijv.: Wegwyzer, 1809, p. 41, 42; 1815, p. 84, 103; 1819, p. 86, 110; 1828, p. 140, 158;

413


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 414

40 41

42 43 44

45 46 47

48

49 50 51

52 53 54

55

56

57 58 59 60

1831, p. 210, 238. Hij woonde wel degelijk “in” het augustijnenklooster. Na confiscatie door de Fransen in 1796 hadden de paters de kloostergebouwen opnieuw ingekocht met de vergoeding die ze bij hun uitdrijving van de bezetter hadden ontvangen. Omdat ze van het klooster geen gebruik mochten maken, verhuurden ze belangrijke delen ervan als woning aan particulieren, o.m. P. Lammens. Jammer voor hem werden de meeste boeken van de rijke kloosterbibliotheek in 1796 naar de Baudeloo-abdij overgebracht met het oog op hun openbare verkoping. Pas na het overlijden van Lammens (1836) vestigden de paters zich opnieuw in hun klooster. Zie verder: A. Keelhoff, Geschiedenis van het klooster der eerw. Paters Eremyten Augustynen te Gent, 1864, p. 215-217,, 222-224. [E. van de Vivere], o.c., p. 262 J. Nève, Domination française, p. 227-230; A. Derolez, “Oorsprong en beginjaren van de universiteitsbibliotheek te Gent (1797-1830)”, Boek en bibliotheek, 1987/4, p. 16-23 Zie verder: P. Claeys, Mémorial, o.c., p. 71 J. Nève, Domination française, p. 34 Zie het verdere relaas in: A. Voisin, Recherches historiques et bibliographiques sur la bibliothèque de l’université et de la ville de Gand, 1839, p. 25-40; J. Nève, Domination française, p. 227-230 A. Voisin, o.c., p. 33 Bedoeld was zijn vrij willekeurig ontslag als leraar aan de Ecole Centrale. Ph. Van Hille, Het Hof van Beroep te Brussel en de rechtbanken van Oost- en West-Vlaanderen onder het Frans bewind (1800-1814), 1970, p. 112. Generaal Vandamme was gehuwd met Marie-Sophie ’t Kindt welke een zus was van J.B. Lammens’ echtgenote Thérèse-Henriette ’t Kindt. Zie: G. Schrans, o.c., p. 292-293; : A. Du Casse, Le général Vandamme, Paris, 1870; W. van Hille, “La famille du général van Damme”, Tablettes des Flandres, X (1973), p. 114-133. Ph. van Hille, o.c., p. 124 Ph. van Hille, o.c., p. 125 Ph. van Hille, o.c., p. 127; Id., Het Hof van Beroep te Brussel en de rechtbanken van Oosten West-Vlaanderen onder het Nederlands bewind, p. 111, 116, 120 D. Destanberg, Gent sedert 1831, 1903, p. 166 P. Bergmans, Biogr. Nat., 220-221 N. Cornelissen , “Notice biographique et nécrologique puisée et recueillie dans les souvenirs de quelques amis”, Annales belgiques des sciences, arts et littératures, Gent, IV (1819), p. 331 ; P. Claeys, Les expositions d’art à Gand. Essai historique, 1892, p. 47. J.B. Hellebaut wordt in een volgend artikel behandeld. D. Destanberg, Gent sedert 1831. Voornaamste gebeurtenissen, 1903, p.166; P. Bergmans, Biogr. Nat., 221 Koninklyk Nederlandsch Instituut, Naemlyst der leden, 1817, p. 82; P. Claeys, Mémorial, p. 339 Bijv.: Wegwyzer, 1815, p. 97; 1828, p. 161 P. Claeys, Mémorial, p. 357 P. Bergmans, Biogr. Nat., 221. Bijv.: Wegwyzer, 1828, p. 158 J.J. Steyaert, Volledige beschryving van Gent, 1857, p. 164. Zie ook het relaas in: A. Voisin,

414


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 415

61

62

63

64

65 66 67 68 69

Recherches historiques, o.c. In de Wegwyzer 1828, p. 158) luidt de beschrijving van de Bibliotheque der Hooge-school als volgt: “De zelve bestatet uyt de boeken der gesupprimeerde abdyen en kloosters, waer in zig bevinden eenige manuscrits van de elfste en twaelfste eeuwen; uyt oude en nieuwe letterkundige werken en de schoonste drukken van onzen tyd; en uyt de schoone bibliotheque van den hoogleraer Lammens, door de hooge-school gekocht”. P. Bergmans, “Le centenaire de la bibliothèque de la ville et de l’université de Gand”, Bull. MGOG, 1897, p. 60.; R. Apers, Schets eener geschiedenis der universiteitsbibliotheek te Gent, 1933; J. Nève de Mévergnies, Gand sous le régime hollandais (1814-1830), 1935, p. 159 Algemeene konst- en letterbode, 1828, nr 29, p. 17; K. De Clerck, Verkenningen in Noord en Zuid, 1967, p. 24 In het logelokaal komt ene in 1836 gestorven “P. Lammens” voor op het tableau der overleden broeders. Blijkens het loge-archief en een andere bron (H. De Schampheleire, E. Witte & F. Borne, “Vrijmetselaars te Gent tijdens het Empire en de Hollandse periode (18041824)”, Hand. MGOG, 1971) werd hij desgevallend pas lid na 1822/1824. P. Claeys, Mémorial, o.c., p. 539; J. Nève de Mévergnies, Gand sous le régime hollandais, p. 29; P. Claeys, “Fondation de l’université de Gand” in: id., Pages d’histoire locale, 1885, I, p. 88. D. Destanberg, Gent sedert 1831, p.166 F. Vanderhaeghen, Bibl. gant., V, p. 212, 228; VI, p. 210. M. Steels, “Auguste Voisin”, G.T., 1972, p. 61-62 A. Voisin, o.c., p. 39 ; J.J. Steyaert, o.c., p. 164 Handelingen van het Wetenschappelijk Vlaamsch congres over boek- en bibliotheekwezen, 1932, p. 37

415


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 416

MINDER BEKENDE EN/OF VERDWENEN LOCATIES:

Lakenmetershuis, Vrijdagmarkt 22

Het Lakenmetershuis staat op de plaats, waar voordien “Den Grooten Wulf” stond, waarvan reeds sprake is in het renteboek van de parochie Sint-Michiels in 1308. Den Grooten Wulf gaf ook zijn naam aan een straatje, links van het huis, dat van de Vrijdagmarkt naar de Ottogracht, toen nog waterloop, leidde. Het bruggetje aan de Ottogracht, waar het straatje op uitkwam, heette Wulfbrugge. Dat straatje, zeer smal (zoals trouwens alle straatjes die op de Vrijdagmarkt uitmondden, cfr. vandaag nog de Garensteeg), heette Wulfsteghe; in 1656 Metershuisstraat. Daar bevond zich ook, zoals te verwachten was, een stove. Aan de andere kant van de Wulfsteghe staat al vier eeuwen De Vergulde Valcke, zoals het café-restaurant vandaag nog steeds heet. Het straatje verdween in 1902. Pas in 1652 werd Den Grooten Wulf omgevormd tot Lakenmetershuis. De lakenmarkt in Gent was heel belangrijk. Justus Billiet zegt dat er in het midden van de 17e eeuw iedere vrijdag gemiddeld 1.600 stukken laken te koop werden aangeboden. Als het stuk laken verkocht was, gingen de verkoper en de koper naar het Lakenmetershuis om het te meten. De inkomsten van dat meten gingen voor 3/4 naar de Sint-Jacobskerk. Frauduleus en gebrekkig geweven laken werd in beslag genomen en op de marktdag aan het Toreken opgehangen. De oude voorgevel van het Lakenmetershuis komt ook voor op een schilderij van Jean Baptiste van Volxsom dat de inauguratie van keizer Karel VI op de Vrijdagmarkt voorstelt als graaf van Vlaanderen: de gevel van het Lakenmetershuis is er heel goed zichtbaar op weergegeven. De trapgevel wordt bekroond door de Gentse leeuw met een vaandel en steunend op een kussen. Boven de ingangsdeur staat de gebeeldhouwde Maagd van Gent. De slechte staat van de voorgevel, overhangend en gescheurd, verplichtte de stad die in 1771 af te breken De nieuwe voorgevel, die thans nog bestaat, werd in 1771-1772 gebouwd door bouwmeester Bernard De Wilde, die ook het Pakhuis op de Korenmarkt en gildehuizen op de Kouter bouwde. Verhoogde begane grond met dubbele trap, bordes en smeedijzeren leuning. De classicistische halsgevel met gebogen fronton als bekroning was in de tweede helft van de 18e eeuw nog niet helemaal verdwenen en ging duidelijk terug op 416


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 417

Vrijdagmarkt: Lakenmetershuis.

417


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 418

Hollandse voorbeelden. Het Lakenmetershuis is daar een voorbeeld van, maar dan wel met een fronton met rechte zijden. Dat het Lakenmetershuis niet uitsluitend gediend heeft om laken te meten, moge blijken uit de volgende opsomming: - Vanaf de 13 e eeuw was het het ambachtshuis van de corduaniers of schoenmakers. - In de 17e eeuw was het eigendom van kroniekschrijver Justus Billet, die er in 1652 afstand van deed ten voordele van de stad. - ‘t Is goed op te merken dat de kelder onder het Lakenmetershuis, eene herberg, langen tijd den titel van Den Wulf behield. - Ontfaen op den 30 november 1695 van de coordendansers die ghespeelt hebben in het metershuys op de Vrydachsmerct de som van 2 ponden 5 schel. 10 groten. - Op den 24 april 1737 ontfanghen van de coordendansers ghespeelt hebbende op den Vrydachmerct 9 schellynghen 6 grooten. - In de 18e en het begin van de 19e eeuw werd de zaal op het gelijkvloers, gedurende de kermis van de Sint-Jacobs parochie in oktober, vaak ingericht als een danszaal. - In de jaren 1745 en 1755 maakte men er het vuurwerk voor de feesten: ... de saele gheoccupeert gheweest met het maecken van vierwercken. - In 1810 stichtte men er een bisschoppelijke zondagschool, die er gebleven is tot de jaren 1850. - Op 15 juli 1865 werd de eerste kosteloze volksbibliotheek van het Willemsfonds, mededankzij de milde financiële steun van het liberale stadsbestuur, in het Lakenmetershuis voor het publiek opengesteld. Men moest wel bekend zijn bij de boekbewaarder of een aanbevelingsbrief hebben van het Willemsfonds of een onderwijzer om als lezer aanvaard te worden. De uren van uitlening voor mannen en vrouwen waren gescheiden. Er werd tegen de vrijzinnige Willemsbibliotheek in de katholieke pers geschreven en van op de kansel gepredikt. - In de tweede heft van de 19e eeuw diende de grote zaal als stembureau. Men hield er ook politieke meetings, concerten en allerlei feesten. - In 1867 werd, in samenwerking met De Taal is Gansch het Volk, een tijdschriftenleeszaal ingericht - Sedert 1882 richtte het filantropisch genootschap Zonder Naam niet Zonder Hart er een publieke eetzaal in. Vandaag is het bovenste gedeelte van het gebouw nog steeds hoofdbestuur en bibliotheek van het Willemsfonds. De zaal wordt gebruikt als expositieruimte, boekenbeurs en voor allerlei culturele en literaire activiteiten. De crypte is een café. In de jaren ‘70 en ‘80 heette het KIO en was het een ontmoetings-

418


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 419

plaats voor vrijgezellen; hij wordt thans gebruikt door de meest uiteenlopende verenigingen om er samenkomsten, spreekbeurten en andere activiteiten te organiseren. Literatuur P. Claeys, Les Monuments de la ville de Gand, Gent 1905. F. De Potter, Gent, van den oudsten tijd tot heden. Deel VI. M. Bots e.a., Het Willemsfonds van 1851 tot 1914, Gent 1993. K. Arnaut, Bibliotheken te Gent (1830 - 1890), struktuur en betekenis. Onuitgegeven licentiaatsverhandeling, RUG, 1983-1984. Internet. Google.

DaniĂŤl van Ryssel

Erratum In het artikel over Wellington in Gh. Tijd. 2011 - Nr. 3 - p. 295 staat op de 8e onderste regel: 1831. Dit moest natuurlijk 1821 zijn.

419


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 420

HET KINDEREN ALIJNS HOSPITAAL

Toen het Gents stadsbestuur een twintigtal jaren terug, tot de aankoop van het Kinderen Alijns Hospitaal aan de Kraanlei besloot, althans van hetgeen er toen nog van over bleef, maakte de zaak weinig of geen ophef. Het was oorlog en wie door de zure appel moet bijten, bekommert zich maar luttel om de aankoop van een paar huizen door de stad en zeker niet wanneer die huizen een handvol onbewoonbare krotwoningen zijn, met een oude kapel die door een brandramp lelijk was toegetakeld geworden. Als enige troost voor de stad mocht gelden dat het ensemble enkele jaren voordien bij Koninklijk Besluit was gerangschikt geworden, hetgeen er op scheen te wijzen dat het om een of andere architecturale, historische of artistieke reden een zeker belang moest vertonen of liever vroeger had kunnen vertonen. Magere troost voor hem die zijn blikken liet rondcirkelen op de bouwvallige huisjes van de binnenkoer, de afschuwelijk verminkte gevels langs de Kraanlei en de ergerlijke toestand van de kapel, op dewelke men na de brand van 1880, die het zo elegante torentje vernielde, een plomp dak had aangebracht. Men dronk een glas op de aankoop en alles bleef zoals het was. In de enkele nog bewaard gebleven huisjes sleten oude gezinnen kille en vochtige winterdagen, zetten met de eerste lentestralen een paar geraniums en begonia’s op de vensterbanken of in witte klompen aan de gevel, hingen de was te drogen op het binnenplein en keken benieuwd op naar een verdwaalde toerist die de zware ingangspoort deed knarsen. Toen oorlog en oorlogswee definitief geweken waren, begon men aan de herstelling te denken en onmiddellijk rees de gedachte op, van het Kinderen Alijns-Hospitaal het Museum voor Folklore te maken. De rijke en zo sympathieke verzamelingen waarover Gent beschikte, lagen immers in de gewezen kerk van de Geschoeide Karmelieten in de Lange Steenstraat weg te rotten in een gebouw dat alles behalve geschikt was voor een dergelijk museum. De Gentse folkloristen wisten het stadsbestuur warm te krijgen voor hun initiatief en daar een bestemming moest gevonden worden voor het ensemble aan de Kraanlei, bleek voor allen deze oplossing nog de gelukkigste te zullen worden. Het zou ten andere meer geld dan hoofdbrekens vergen, want er bestond sedert 1909 een volledig plan van restauratie dat opgemaakt werd door de toen nog zeer jonge architect Valentin Vaerwijck. Kwestieus plan werd zelf, met

420


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 421

enige wijzigingen en de nodige aanpassing gebruikt bij de Wereldtentoontelling van 1913, toen men als grote attractie en als voorloper van het Vrolijk België van 1958, een Oud Vlaanderen reconstitueerde, dat een geweldige bijval oogstte. De sierlijke en zo eigenaardige kapel van het Halijns-gesticht werd de clou van deze sectie. Het bestaan van dit plan heeft heel wat moeilijkheden en de gebruikelijke discussies die telkens oprijzen wanneer een herstelling moet doorgevoerd worden, vermeden. Het stadsbestuur hield zich aan het ontwerp Vaerwijck en gelastte de h. Robert Van Belle met het opmaken van de detailtekeningen en het toezicht, taak waarvan hij zich met veel kunde en toewijding kweet. Het mooiste experiment was wel dat de stad op werklozen een beroep deed voor de uitvoering der werken. De proef, ondanks een paar begrijpelijke tegenslagen van korte duur, mag als zeer geslaagd genoemd worden. Natuurlijk vorderden de werken veel trager omdat men niet steeds over de right man kon beschikken, maar nu het ensemble voltooid is, vergeet men gemakkelijk dat de werken jaren in beslag namen: de uitslag alleen telt, en die uitslag is van het zuiverste karaat. Al wat kon bewaard worden werd gaaf behouden: de oorspronkelijke schikking om het binnenplein, de ingangspoort, de muren en gevels, de kapel. In de mate van het mogelijke werden ook de bestaande schoorstenen gered, doch zulks kon niet beletten dat heel wat moest hersteld of zelfs heropgetrokken worden. Het geheel is uitgegroeid tot een van de stemmigste plekjes in de oude stadskuip een ensemble dat door zijn stijleenheid, zijn innigheid, zijn smaakvol voorkomen en niet het minst door zijn gelukkige inwendige schikking, een atmosfeer schept welke de Gentenaar of vreemde toerist niet vlug zal vergeten en elders zeker niet gemakkelijk zal aantreffen. Pas is men de ingangspoort, boven dewelke het opschrift “Kindren Halijns Hospital 1363” en het beeld van de Heilige Katarina, beschermheilige van het gesticht prijken, binnengetreden, of men voelt zich volledig opgenomen en begeesterd door die unieke atmosfeer, door het kader van de binnenkoer, alsof men bij het binnenkomen de tijd van zijn zolen had geschud. Voor de bezoeker is het dan nog geen museum, maar een oase, een sprookjeslandschap, zo innig en rustig, zo balsemend heerlijk voor de ziel, een plekje waar de twee middeleeuwse koningskinderen zich hun minne hadden kunnen verklaren, waar een Pieter de Hooch zijn schildersezel had willen opstellen, waar men een Gezelle aan het brevieren en een Georges Rodenbach aan het dichten zou willen zien en waar de moderne atoommens nu een paar ogenblikken rust komt inademen. En men laat zijn blikken glijden over de lage, kraaknette gevels met de kleine

421


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 422

dakkapellen, over die vensterramen die het licht zo dichterlijk weerkaatsen over die frisse luiken, over die rode dakpannen die het wit der gevels nog sterker doen uitschijnen en dan ook over de rijzige vormen en lijnen van de kapel, waarboven zich elegant en delicaat als een minaret, het klokkentorentje silhouetteert, een kapel hersteld zoals ze vroeger was, d.w.z. niet helemaal orthodox en liturgisch met haar verdieping boven de eigenlijke kapel zelf, de vergaderzaal waar destijds de beheerders of voogden van het gesticht bijeenkwamen. En men denkt dan onwillekeurig terug aan al wat zich hier gedurende zes eeuwen heeft afgespeeld en aan die vreselijke geschiedenis waaruit die oase van vrede is gegroeid... Vandaag is het nog enkel in het “milieu” dat men naar het mes grijpt om een ruzie uit te vechten of een belediging te wreken, doch in de Middeleeuwen grepen ook de machtigste en meest aanzienlijke poorters tussen twee gevechten op het slagveld in, naar het moordend wapen en meer dan een vete eindigde met een bloedvlek op een dolk. In de XIVe eeuw waren de Gentenaren in tweekampen verdeeld, de volders en de weversgezinden en het ging er niet steeds rustig aan toe. Onze taalrelletjes zijn niet eens kermisbier vergeleken bij de passie en de haat die toen in de Gentse stede, waar men zopas Artevelde met een bijlslag had vermoord, heersten. De Rijms nu behoorden tot de partij van de wevers, de Halijns of Alijns tot de vijandige fractie en speelden zelfs een politieke rol daar een hunner, Hendrik, in 1352 schepen der stad was. Wij weten niet met zekerheid wat er toen is voorgevallen doch erg moet het wel geweest zijn, want er ontstond “wanconst, rancuer, nyt ende onminne”, zovele eufemismen die betekenen dat het een strijd op leven en dood was geworden. Het scenario van het drama is op dat ogenblik bijna compleet: aan de ene kant Simon en Goswin Rijm, aan de andere kant Hendrik en Sieger Alijn, door eerstgenoemden ervan beschuldigd “enighe woorde” te hebben uitgesproken “die Henryc gheseid soude hebben touchierende den vorseiden Symoen ende Goessine”. Het voorval heeft een reukje weg van de geschiedenis der Horatiërs en Curiatiërs. Is het daarom dat sommige auteurs, zonder zich op een enkel officieel stuk te kunnen beroepen, er een vrouwenfiguur hebber bijgesleept? Of was het enkel om er een legende van te maken die men gemakkelijker aan de herbergtafel of bij de haard kan opdissen? In elk geval kwam het vrouwelijk personage na enkele eeuwen opdagen onder de gedaante van een beeldmooi meisje, waarop én Hendrik Alijn én Simon

422


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 423

Rijm verliefd geraakten. De Paysierder of schepen van verzoening riep de antagonisten tot zich en de vete werd bijgelegd; zij beloofden “bi trouwen, bi eed, bi waerheden ende bi al dien dat zi van Gode houdende waren, als kerstenen lieden” een kruis te maken op verleden en twist. Een veel te mooie en solemnele belofte natuurlijk die ruikt naar de officiële tekst opgesteld door de paysierder en niet naar de werkelijke gevoelens van de partijen. Wat moest gebeuren kwam nog vrij snel. Begin 1354 verbraken de Rijms de vrede die zo plechtig gesloten was geworden en ten einde in hun opzet niet te falen, ronselden zij een achttal handlangers en begaven zich naar de SintJanskerk om er de vete naar de gebruiken van de tijd te regelen. Zij drongen de kerk binnen gedurende de goddelijke dienst, haalden hun dolken uit en richtten er een afschuwelijk bloedbad aan. Hendrik Alijn, de verliefde schepen werd afgemaakt, de dienaar die hem vergezelde werd eveneens vermoord en Sieger werd dusdanig toegetakeld dat hij enkele dagen nadien overleed. Een driedubbele moord, gepleegd in een kerk tijdens de goddelijke dienst, o.m. op de persoon va. een schepen, dat was natuurlijk meer dan een fait divers in het Gentse stadsleven. De graaf van Vlaanderen, Lodewijk van Male, werd ervan op de hoogte gebracht en begaf zich onmiddellijk naar Gent om persoonlijk de zaak in handen te nemen. Men schrok in het middeleeuwse Gent voor geen geweld terug en men had er zelfs een Artevelde gezien die zijn politieke tegenstrevers met eigen hand neervelde, doch nooit had iemand het aangedurfd gewapend het huis Gods binnen te dringen om er tijdens de goddelijke dienst een afschuwelijke en laffe moord te plegen op de persoon van een drietal eerbare Gentse poorters. Aan de afloop van het proces kon niemand een ogenblik twijfelen, temeer daar Lodewijk van Male zich in hoogsteigen persoon naar Gent begaf om er het onderzoek te leiden en het geding van dichtbij te volgen, “omme tforseide fait scerpelicke te doen coorigieren”. De komst van de graaf is wel het beste bewijs dat het niet ging om een liefdesdrama zoals men later heeft beweerd, maar wel om een troebele politieke vete en moord. Dergelijke praktijken brachten de orde in het graafschap in gevaar en Lodewijk van Male wou waarschijnlijk met zijn tegenwoordigheid te Gent beletten dat door allerhande invloeden het politiek proces op een dwaalspoor zou gebracht worden en dat de misdadigers aan hun verdiende straf zouden ontkomen. Het onderzoek zelf stelde geen zware problemen doch onmiddellijk na hun misdaad hadden de moordenaars, gebruik makende van de paniekstemming in

423


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 424

en om de St. Janskerk, de vlucht kunnen nemen en het was de wetsdienaars onmogelijk geweest ze bij de lurven te vatten. Hoogstwaarschijnlijk mochten zij op de steun en de hulp rekenen van de talrijke politieke tegenstrevers van de Alijns. Er bleef de Gentse schepenen dan ook geen andere oplossing over dan een vonnis bij verstek te vellen: de voortvluchtigen werden vogelvrij verklaard en hun woningen werden, naar eeuwenoud gebruik, tot de laatste steen afgebroken. Alle wethouders van het graafschap werden bovendien verzocht de moordenaars op te zoeken en ze aan het gerecht over te leveren. Meer nog, er werd een belangrijke premie uitgeloofd voor wie een van de schurken om het leven kon brengen, maatregel welke, zelfs in die tijd, zeer zelden werd genomen. Het vonnis werd door Lodewijk van Male bekrachtigd en na enkele weken werd er in de Arteveldestede niet veel meer nagepraat over het “horribel, onghesien jammerlic fait ende mordaet”, behalve in beide families niet het minst in deze van de slachtoffers: en waar veel gepraat wordt, worden de gemoederen nogal gemakkelijk in gisting gebracht. Nieuwe verwikkelingen, zelfs relletjes tussen de aanhangers der Rijms en de partijgangers van de Alijns deden zich voor en de overheden zagen zich andermaal verplicht tussen beide te komen om het ergste te voorkomen. Deze nieuwe verzoeningszending moet aanvankelijk niet heel vlot zijn verlopen en de Alijns hebben de overheden en schepenen wellicht hun laksheid in deze zaak verweten daar zij na jaren er nog steeds niet in geslaagd waren de moordenaars aan te houden, doch ook de tijd streek zijn laagje zalf op de wonden en acht jaren na het bloedig gebeuren was er niemand meer in het kamp der Alijns of in dat van de stadsedielen er voor te vinden, bij een mogelijke aanhouding de doodstraf toe te passen. Nu de moordenaars zo lang op vrije voeten hadden gelopen, moest er wel een ander, voor eenieder nuttiger middel gevonden worden om eens voor goed met die droevige geschiedenis gedaan te maken. ‘s Graven raad riep in 1362 de partijen bijeen in de abdij van Drongen en sprak er een vonnis uit dat, indien niet ons verstand, dan toch onze mentaliteit van moderne mens te buiten en te boven gaat. Soms werden de wreedste straffen uitgesproken, werd de veroordeelde afschuwelijk verminkt en na onmenselijke folteringen ter dood gebracht. De straf was in de Middeleeuwen, toen te vele misdadigers de aanhouding en bestraffing konden ontkomen, in de allereerste plaats een voorbeeld, een middel om de kandidaten moordenaars, boeven en plunderaars af te schrikken. Wie zijn gebuur de ogen ziet uitsteken of in een vat kokende olie ziet verdwijnen, zal er niet gauw voor gevonden worden dezelfde weg op te gaan!

424


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 425

Wanneer dit motief ontbrak, wanneer het niet meer nodig bleek een voorbeeld te stellen, omdat zoals in het geval Rijms bv. jaren verlopen waren, en van religieus standpunt uit bekeken, de uitvoering van de doodstraf als wraak zou kunnen aangezien worden, trad er in de vonnissen een mildheid naar voren die geweldig contrasteert met het gewone strafrecht uit de tijd, en die ons zelfs geheel onrechtvaardig voorkomt. Beide families, zo luidde het vonnis dat op 5 mei 1362 te Drongen werd uitgesproken, moeten hun geschil nu definitief bijleggen en de spons halen over al hetgeen in het verleden mocht gebeurd zijn. De gebroeders Rijm, acht jaar voordien vogelvrij verklaard, in gans het graafschap opgespoord en aan de dolksteek van Jan en alleman bloot gesteld, mogen opnieuw vrij ademen en komen er met minder dan de schrik van af. Zij zullen met hun medeplichtigen een paar bedevaarten ondernemen, hetgeen toch aangenamer is dan met een strop om de hals ergens aan de galg te bengelen: “de eerste pelgrimaige te sinte Pieters ende tsinte Pauwels ten hoghe Rome, bin sinte Jan daghe uutghaende oust eerst commende ende hem van daernaer weder purren ende doen sine andre pelgrimaige te sinte Jacops in Galissien”. Een plezierreisje was een bedevaart in die jaren wel niet en de rechters hadden dan ook hun voorzorgsmaatregelen genomen: de veroordeelden moesten bij hun terugkeer een bewijs voorleggen waaruit bleek dat zij wel degelijk die bedevaarten hadden ondernomen: “goede lettren bringhen dat hise wel ende ghenauwelike ghedaen heeft”. Dat was het voorgerecht. De hoofdschotel was ietwat zwaarder doch nog betrekkelijk verteerbaar en Simon en Goswin Rijm kwamen er nog zeer goedkoop van af: zij zouden ieder jaar een som van honderd pond parisis bezetten tot het stichten van een godshuis en twintig pond parisis tot het stichten van een kapelaanschap. Dat elk wraakgevoel bij de Alijns definitief was uitgestorven bewijst de schone daad welke zij stelden, een gebaar dat men enkel in de Middeleeuwen mag ontmoeten. Als echo op de straf opgelegd aan de moordenaars antwoordden zij met een prachtige geste: zij schonken de grond waarop het godshuis aan de Kraanlei zou worden opgetrokken. Zo eindigde de lange vete der Rijms en der Alijns, de ware, niet immer waarschijnlijke geschiedenis van twee aanzienlijke Gentse families, die in het stadsleven, in de politiek een belangrijke rol hadden gespeeld. De legende die naderhand is ontstaan, en volgens dewelke een Rijm en een Alijn op hetzelfde meisje verliefd geraakt waren, houdt geen steek. Er zijn echter weinig legenden zonder een grond of een schijn van waarheid en ook

425


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 426

in dit liefdesdrama is er een feit geweest dat wellicht de legende heeft helpen ontstaan : de broeder van het slachtoffer, een zekere Petrus Alijn, was in het huwelijk getreden met Maria Rijm, doch zulks geschiedde lang vóór de moord. De familiale banden welke tussen beide families bestonden heeft men misvormd, geromantiseerd en er de liefdesgeschiedenis van gemaakt van een Rijm en een Alijn verliefd op de beeldschone Kathelijne Zilverberghs! Dat het tweede, zo paradoxaal mild vonnis niet enkel toe te schrijven is aan religieuze beweegredenen en aan die zilverschone deugden van onze Middeleeuwen, zal wel niemand betwijfelen. Tussen 1350 en 1362 was er heel wat voorgevallen te Gent. Toen het eerste vonnis werd geveld, was Hendrik Alijn nog schepen der stad, d.w.z. dat zijn familie behoorde tot de partij die op het schepenhuis het hoge woord voerde, nl. de volders. In 1362 was de toestand aanmerkelijk gewijzigd: de wevers, tot welke partij de familie Rijm behoorde, hadden de volders bijna volledig uit het stadsbestuur geëlimineerd en het is dan ook geen louter toeval dat op dit gunstig ogenblik werd gewacht om de ondergedoken moordenaars in verzoening op te roepen in de abdij van Drongen en hen daar een straf op te leggen die, zelfs acht jaar na de feiten, toch geenszins in verhouding was met de afschuwelijke drievoudige moord welke zij gepleegd hadden. De vete tussen de twee aanzienlijke families Halijns en Rijm was dus definitief bijgelegd en alles was geëindigd als in de slotscène van hel beste patronagestuk: de tot inkeer gekomen moordenaars waren met hun bestofte boetekleed en hun bedevaartbewijs huiswaarts gekomen en de ouders van het slachtoffer hadden de grond waarop de Rijms het godshuis zouden bouwen, rechtover de Leie, gans kosteloos, ais bewijs van vergiffenis en verzoening, geschonken. Ook in die jaren praatte de Administratie graag een woordje mee: de abt van Sint-Baafs moest, God weet waarom, zijn toestemming geven voor de schenking van de grond en het bouwen van het godshuis met kapel, hetgeen hij op 23 juli 1363 deed, terwijl van zijn kant de Graaf van Vlaanderen de toelating moest verlenen om op die grond het geplande godshuis op te trekken. Nog immer een tikje wantrouwig na die jarenlange ruzie en proceduren, achtte hij het voorzichtiger er zelf de bescherming van op te eisen: “nous serons gardyen dicelui perpétuellement sans fraude et malengien”. Nooit twee zonder drie. zegt het spreekwoord: ook de bisschop van Doornik kwam zijn pen in het debat mengen door op 7 september 1365, na in een lange epistel al het voorgevallene nogmaals te hebben opgedist, zijn persoonlijke richtlijnen voor het beheer van het godshuis te geven.

426


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 427

Die administratieve procedure had drie voile jaren in beslag genomen driemaal zoveel als de bouw zelf, welke kant en klaar was in 1366: acht proveniersplaatsen werden gesticht onder het beheer en toezicht van twee inwoners van de stad “Symoen Damman in d’Oudebourch ende Ghenloed de Pape, goeverneurs ende proviseurs” van de toen officieel genaamd “Kindren Halijns Hospitale staende te Ghendt up de Leye”. Zonder bepaald een oud-mannenhuis te zijn was het “Hospital” zeker ook geen kleuterschool, want men moest minstens de veertig voorbij zijn om er onderdak te krijgen, en veertig in de Middeleeuwen was toch al een half-gezegende ouderdom. Ten andere, wij denken niet dat er veel jongeren. zelfs in het préBreugheliaans tijdvak, voor te vinden zouden geweest zijn, om er hun dagen, avonden en nachten te gaan slijten, want het reglement was alles behalve aantrekkelijk. Bij de minste overtreding − en de bestuurders beslisten oppermachtig − werd men van zijn prebende beroofd. Wie een spaarpotje, tafel en stoel of een oud familiejuweel bezat, moest ze aan het gesticht afstaan. Men vraagt zich dan ook af hoe de proveniers die van hun kleine prebende moesten leven, dan ook in staat zouden geweest zijn om op volgend artikel van het reglement in overtreding genomen te worden: “Misseliken ofte costeliken geselscepe ende van onredelike conversatien en wandelinghen, van eten, drinckene, slapene, husene, hoven of van weerliken uterliken habyten die ten hospitale niet en behoorden”. Waar zouden zij wel het geld gehaald hebben voor die verbalen buitensporigheden in kledij, eten of drinken? Zij waren ten andere verplicht de kost te eten welke hen in het godshuis werd opgedist. En wie ‘s avonds na het luiden van de werkklok aan het collectief gebed niet deelnam, kreeg een brood minder op zijn bord, bij elke afwezigheid! De werklock luidde vrij vroeg in de wintermaanden en na de laatste echo van de klok werd de poort gesloten en mocht niemand meer het gesticht verlaten. De ingang vroeger.

427


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 428

Men goochelde met de broodstraffen als met kegels in een cirkustent: een brood bij afwezigheid op ‘t avondgebed, een brood voor wie een andere provenier voor leugenaar uitschold, twee broden voor wie vloekte, zich een stuk in de kraag dronk of in het bezit van een verboden wapen werd gevonden... Erger dan vloeken was het kwaad vertellen van een provenier, veertig dagen zonder prebende, of van het godshuis, tachtig dagen zonder de minste prebende! Er was een reglement voor de speciale gebeden, o.m. voor de vermoorde Alijn, een reglement voor de wijze waarop vuur mocht gemaakt worden, hoe men de voorraad turf moest aanleggen, een reglement voor het gebed voor de Graaf van Vlaanderen, voor stede tegen brand en oorlog. Niettemin werden er acht liefhebbers gevonden en wij zullen maar veronderstellen dat zij en degenen die hen in de kleine huisjes opvolgden, er gelukkige en kommerloze dagen hebben gesleten, want er is ons zeer weinig aan documentatie over wat er in die eerste eeuw omging, overgebleven, niet veel meer dan de namen van enkele bestuurders: Jan Sersanders en Jan Alijn in 1430, Jan Sersanders en Jan Tollin in 1468. Een punt hadden de stichters blijkbaar in hun reglement uit het oog verloren, maar het was een uiterst belangrijk punt: de wedde of vergoeding aan de bestuurders. Bij gebrek aan reglementaire vergoeding, moesten zij vrede nemen met zegen of de verwensingen van de acht proveniers, hetgeen niet bepaald van aard is om iemands ijver aan te wakkeren of warm te houden. Wat er moest geschieden, viel dan ook voor: in 1513 was het godshuis dat in recordtempo en wellicht met geen al te stevig materiaal was opgetrokken geworden, zo ellendig bouwvallig geworden dat het praktisch niet meer bewoonbaar was, en vooraleer men in de XVIe eeuw een gebouw onbewoonbaar verklaarde, moest het al vrij erg geweest zijn. Gelukkig was de famille Alijn nog niet volledig uitgestorven en telde ze zelfs schatrijke afstammelingen in de persoon van Lieven van Pottelsberghe en diens echtgenote Livina van Steelandt, waarvan de mooie portretten, toegeschreven aan Gheraart Hoorenbout, vandaag nog in ons Museum voor Schone Kunsten prijken. Lieven van Pottelsberghe, ridder van Vinderhaute, en een aantal andere gemeenten of heerlijkheden, was raadsheer en Ontvanger van Keizer Karel in Vlaanderen. Van een dergelijke beurs kon er dus wel een mooie stuiver of gouden carolus af. De godvruchtige echtgenoten trokken zich het geval van het Alijnsgesticht ter harte en deden zelfs beter dan het herstellen, want zij lieten er in 1519, nog acht huisjes bij bouwen.

428


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 429

Tien jaar later, kort voor zijn dood, liet van Pottelsberghe er nogmaals acht optrekken en zijn zoon kwam in 1543 de eerste steen van de nieuwe kapel leggen. De wapenschilden van Lieven en zijn vrouw die wij heden nog in de boog boven de ingangspoort van het gesticht aantreffen, herinneren voor eeuwig aan de milde gift van de Ontvanger van Karel V en van zijn vrouw welke die schone leus had uitgelozen: “Ma foy est telle”. Jaren en eeuwen trokken voorbij met de wolken in de Vlaamse hemel: Oude vrouwtjes kwamen bij zonnig weder even het hoofd buitensteken op het pleintje en het hoofd intrekken in de koude wintermaanden, als in die Zwitserse barometers. Zij kwamen oud de inganspoort binnen gesukkeld en stierven stokoud voor het venster en terwijl men in de kapel de laatste gebeden prevelde, kwam een ander oudje schoorvoetend de plaats innemen voor de haard. ‘s Zomers kregen zij 32 centen daags, ‘s winters 36 centen of vier stuivers! Een oudje kreeg bovendien een titel, die van meesteres of meesterige. In het midden van de vorige eeuw moet het geheel nog tamelijk net geweest zijn. Steyaert die het bezocht, schreef in 1857: “Tot heden zijn er niet meer dan 18 bejaerde vrouwen, welke er wooning en geldelijken onderstand vanwege de burgerlijke Godshuizen genieten. De kapel is klein, maer zeer net, en draegt blijken van hooge oudheid, inzonderheid een der beide torekens”. Maar het verval stond reeds gegrift tussen de vochtige muren en de witte kalklaag. Een halve eeuw later was de kapel uitgebrand, waren de huizen vervallen, regende het door de daken... Kort vóór de laatste wereldoorlog was het Alijnsgesticht nog enkel een grote, vuile, bijna smerige krotwoning. De rest van de geschiedenis van het Gesticht hebben wij u reeds verteld. Vandaag prijkt het opnieuw geurig en fleurig in zijn nieuwe bestemming. De poort staat open, wij kunnen met blij gemoed het Godshuis, het Museum binnen. Er zijn reeds honderden en nog honderden Gentenaren in de afgelopen weken naar het Alijnshospitaal getrokken. Nieuwe messen snijden altijd scherp en het lag volledig in de lijn der verwachtingen dat in de eerste weken en maanden na de officiële opening van het Museum voor Volkskunde, de Gentenaren, al was het maar uit atavistische nieuwsgierigheid en met het vast voornemen bij het verlaten der zaal heftige kritiek uit te brengen, in dichte drommen naar het gerestaureerde Alijnsgesticht zouden getrokken zijn. Dat ook heel wat stadsgenoten, hoogstwaarschijnlijk voor de allereerste en allerlaatste maal, een vijffrankstukje uit de zak haalden, om een museum in eigen stad te bezoeken, mogen wij ook aan die zelfde curiositeit toeschrijven.

429


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 430

Het Kinderen Alijnshospitaal v贸贸r de restauratie.

430


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 431

Het aantal bezoekers zullen wij dan ook niet, althans momenteel, als de juiste barometerstand gaan bekijken, maar wel het feit dat, waarschijnlijk ook wel voor de allereerste maal in hun leven, de Gentenaren een hunner musea verlaten hebben zonder morren en brommen, zonder op gebouw, presentatie, kunstwerken, enz., kritiek uit te oefenen. Dat zij bij het verlaten van het Alijnsgesticht er niet eens aan gedacht hebben een met gif bestreken pijl op de pees te leggen, zoals zij dit gewoonlijk doen, omzeggens uit principe, wanneer het stadsbestuur een initiatief ontplooit, spreekt boekdelen. De Gentenaren hebben nu eens een kolfje naar hun hand gekregen, een spiegel waarin zij hun eigen portret en trekken, hun karakter, hun gemoed en die van hun ouders en grootouders naar hartelust kunnen bekijken, het groot familieportret van drie of vier Gentse generaties. Dit familieportret bestond weliswaar ook in het oude museum van de Lange Steenstraat, doch het was meer een puzzle dan een portret. Wie er ooit een bezoek aan bracht, zal de herinnering bewaard hebben aan een stoffige rommel van duizenden heterocliete voorwerpen zo goed en meestal zo kwaad als het kon opgestapeld, zonder enig kader, cachet of atmosfeer, alles onder een hoop stof, in een killige ambiance, zonder standing of ziel. We zullen niemand de steen toewerpen, omdat het nu eenmaal niet beter kon in die jaren, in een lokaal dat zich tot vele diensten en bestemmingen had kunnen lenen, maar nooit een Folkloremuseum had mogen worden. Vandaag, met de verhuizing, kreeg het Museum een nieuwe adelbrief: van Folkloremuseum is het een Museum voor Volkskunde geworden. Hier in het Alijnsgesticht met de wonderbare historie van moord, boetedoening en vergiffenis, wordt het spreekwoord “elk huisje heeft zijn kruisje” niet bewaarheid. Elk huisje heeft integendeel zijn eigen, gezellige, sympathieke stemming, zijn eigen leven, de atmosfeer die het weleer elders gekend heeft en nu hier in geur en fleur werd overgebracht, overgeplant om er verder en schoner te bloeien. Alle ambachten en stielen, alle typische winkels en bedrijven worden er in een levendige, reeële fresco opgewekt. Wij zien ze niet, we beleven ze, wij treden werkelijk in de winkel van de kruidenierster uit de jaren 1900 waar een weesmeisje, een rood lijveke zoals men het toen noemde, klaar staat om ons te bedienen. Wat verder is het de kuiper die midden zijn compleet alaam ons als het ware zijn dagelijks werk uitlegt; hier rijst plots voor ons de schoenlapper, onverschillig bij onze komst. Hij gunt ons zelfs geen blik maar werkt naarstig voort terwijl wij vol interesse naar zijn schoenrek, zijn gerief, zijn curieuse lamp opkijken.

431


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 432

Het Kinderen Alijnhospitaal op de Kraanlei.

432


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 433

En wie zou niet even willen halt houden in deze typische Gentse estaminet waar het bier misschien niet zo ijskoud werd getapt, maar waar grootvader zo gezellige avonden heeft doorgebracht en verteld heeft over de Garde Civiek en zijn jeugdjaren, en plots doodsbleek werd toen hij in de deuropening moeder de vrouw zag verschijnen die hare tedere echtgenoot kwam “plukken”. Elk huisje, pikfijn hersteld en kraaknet in zijn stenen kader, lokt ons aan en wij treden het binnen alsof wij ergens bij goede vrienden wie wij in jaren niet meer gezien hadden, gingen aankloppen. Hier is het de modiste met in de toonkast die voor ons zo gekke hoedjes waarmede grootmoeder zaliger ‘s zondags op de Kouter pronkte; de drukkerij met de zeer oude en mysterieuse drukpersen waarop die boeken werden gedrukt die de geleerde zoon van de familie’s avonds bij de haard voorlas; de bakkerij met de goede Gentse specialiteiten die ons doen dromen van Kerstdag en Nieuwjaar uit onze jeugd; de primitieve badkamer met het ouderwetse bad waarin elk lid van het gezin eens per jaar, met leeuwenmoed de gevaarlijke plons waagde; het salon van de kleine burger waar veel gepraat en nog meer geroddeld werd over familie, geburen en kennissen; de apotheek waar men om een wonderpoeder of een wonderzalf vroeg wanneer de kwakzalverij had gefaald; de prebendenwoning waar gedurende eeuwen zovele oude vrouwtjes, uit armoede naar het Alijnsgesticht getrokken, zich de ogen ziek werkten om wat centen voor de gure winterdagen te kunnen wegleggen! En dan de zaal van de maatschappijen waar een volle eeuw Gents “societeitsleven” in borden, medaljes, kentekens, juwelen en andere pronkstukken zijn laatste rust slaapt, al die maatschappijen zonder dewelken een stad niet kan leven: boogschutters, bolders, kaartspelers, spaarders, met hun prinsen, koningen en keizers, met hun feesten en banketten, met hun vieringen, bestuursvergaderingen, verkiezingen, met die duizend en een discussies en ruzies waarmede men rond het groene laken en een pint bier ware vriendschappen smeedt. Ic ben Ulen Spieghel: de Gentenaar bewondert zich zelfvoldaan in de spiegel van het nieuw museum. Hij voelt dat hier in die huisjes. in die interieurs iets van zijn eigen ziel zweeft, van dat verleden. die tradities welke hij in zich draagt. Hij is een moderne mens geworden, hij werkt en woont in een modern kader, hij reist met trein en wagen. doch dat modern leven kan de erfenis van tientalen generaties niet weggoochelen: zijn volkstaal, zijn dialect, een manier van denken, van aanvoelen, een soort instinct dat in hem opkomt als een oud lied, als een ballade uit een sprookje. Hier in die huisjes hoort hij in zijn binnenste de sappige volkstaal, weet hij wat die schoenlapper of kaarsgieter denkt, zingt of fluit bij het werk, kent hij

433


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 434

de vloeken die de kaartspeler, in de herberg op de lippen zullen komen wanneer zijn maat een verkeerde kaart speelt, ziet hij het gebaar van de drukker, de glimlach van het meisje bij de modiste, de trage beweging van de pijproker... En dan eindelijk is er nog de kapel, een kapel, waar de priester nooit mocht dopen of verliefden in de echt mocht wijden, maar waar hij enkel een dies irae mocht zingen voor oude vrouwtjes die naar het gesticht waren gekomen of gesukkeld om er rustig te komen sterven; een kapel waar elke avond, in het schaarse licht van een paar kaarsen, gebeden werd voor de goede grave en de brave gravin van VIaanderen, voor de zielelafenis van de Rijms en van de Alijns, voor het oude vrouwtje dat amper op een paar passen van de kapel aan het sterven was, en dan ook zoals vandaag nog, voor de vrede tussen de mensen en de volkeren...

Pierre Kluyskens

434


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 435

GHENDTSCHE TOESTANDEN

BETOGING TEGEN DE RECHTTREKKING VAN DE LEIE TE DEURLE (1911)

Dit jaar is het precies een eeuw geleden dat er in het Gentse door (overwegend) Gentenaars een manifestatie gehouden werd voor natuurbehoud. Dat was toen iets geheel nieuw en een voorbode van een mentaliteitswijziging die zich in de daaropvolgende decennia slechts heel langzaam zou doorzetten. De twee wereldoorlogen en de miserie die ze meebrachten, waren niet bepaald bevorderlijk voor dergelijke ideeën en initiatieven. Wat was er aan de hand? De Brusselse administratie van Bruggen en Wegen was plannen aan het uitbroeden om de Leie tussen Deinze en Gent minstens gedeeltelijk recht te trekken. Ook de pittoreske oude brug van Deurle moest er aan. Het concrete nut van de plannen voor de scheepvaart en de waterbeheersing zal wel niet overduidelijk geweest zijn, en het economische geen dwingende noodzaak. Al meer dan een halve eeuw, sinds het graven van het zuidelijke deel van het Schipdonkkanaal(1) werd ongeveer twee derde van het Leiewater vanaf Deinze afgeleid naar het noorden. Kort voor de tweede wereldoorlog vaarden wekelijks slechts enkele bootjes met beer en bakstenen over het traject tussen Deinze en Gent(2). Voor de scheepvaart moest zo'n rechttrekking derhalve niet en dank zij het afleidingskanaal was ook de wateroverlast in de Leiedorpen ten westen van Gent verminderd. Dit alles had voor gevolg dat aan de oevers van de kronkelende Leie van Gent tot Deinze het bucolische de overhand kreeg op het utilitaire. De Gentse kunstenaars, literatoren zowel als schilders, en niet de minste, hadden de Leiedorpjes als eerste ontdekt en de welgestelde burgers waren al aan het volgen. Dit en nog veel meer kunnen we afleiden uit de berichtgeving voorafgaand aan een betoging op zondag 20 augustus 1911.

Gentenaars en Antwerpenaars van alle gezindten De betoging was een initiatief van de kring ‘Gent - Voorwaarts / Gand-enavant’, een vereniging die, heel uitzonderlijk voor die tijd, leden telde van verschillende politieke strekkingen. Eigenlijk was ze vooral actief om diverse evenementen te organiseren. Zo bijvoorbeeld de viering van 75 jaar België of 435


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 436

een provinciale tentoonstelling. In die zin vormde ze een voorafspiegeling van de manier waarop men de wereldtentoonstelling van 1913 in Gent zou voorbereiden en verwezenlijken(3). Voor zo’n grote onderneming werden alle hens aan dek geroepen. Katholieken, liberalen en zelfs socialisten bundelden hun krachten. ‘Gent - Voorwaarts’ ontstond onder impuls van Lodewijk De Vriese. Deze creatieveling, schrijver van populaire Gentse verhalen en jarenlang hoofdredacteur-drukker-uitgever van ‘La Flandre libérale’, zocht niet enkel hulp bij zijn collega’s Gustaaf Dhont, uitgever van Gent XXe eeuw − Gand XXe Siècle, en Karel Lybaert van het katholieke Fondsenblad en van De Landwacht − De Gentenaar. Ietwat atypisch, maar toch mee in het bootje gestapt, was nog een vierde figuur, de radico-socialist Coppieters, senator en medestander van Anseele(4). Zo’n gezamenlijk initiatief was dus ook de Leiebetoging. Volgens La Flandre was de advocaat Bevernaege, die in Deurle een buitenverblijf had, de ziel van de beweging(5). Bij zoiets hoort echter, naast een organisatie met voortrekkers (en voorttrekkers), ook een grote naam en die was rap gevonden: buurtbewoner en talentvolle beschrijver van het Leielandschap en haar eenvoudige bewoners, Cyriel Buysse liet zich niet pramen. Al in 1909 publiceerde hij een oproep Laat ons de Leie. De beslissing mocht men niet overlaten aan de ingenieurs en de aannemers die op het punt staan zich op deze charmante et délicieuse proie te storten, op dit laatste restje landelijke schoonheid dat de vernietigers (les démoliseurs) intact gelaten hadden in het hart van notre vieille et douce mère Flandre. Mijn alarmkreet, zo schreef Buysse verder, komt er niet enkel namens de artiesten, maar ook en vooral voor de duizenden nederige werkmensen die er zich iedere zondag komen verpozen en genieten van de kalmte, de poëzie, de charme, de rust en de gezondheid die de sombere fabrieken hen tijdens de week ontzeggen. Ook in de aanloop van de betoging in 1911 nam La Flandre van hem als eerste een oproep op (6). Dit werd gevolgd door brieven van prof. Paul Fredericq (een verzoekschrift aan koning Albert), Leieschilderes Anne De Weerdt en anderen. Maar er was meer. Bij die gelegenheid vonden de Gentenaars steun en inspiratie bij de toen pas (1910) in Antwerpen gestichte en nog steeds actieve ‘Vereniging tot behoud van Natuur- en Stedenschoon’. Ook dat was een pluralistisch initiatief. Hoewel vooral lokaal Antwerps (Buysse werd in 1912 een van de toen twee buitensteedsche leden), was het in de schoot van die piepjonge vereniging dat de beroering ontstond. Het allereerste stukje dat in 1911 te Gent verscheen over deze zaak betreft een tussenkomst van de Antwerpse volksvertegenwoordiger en latere burgemeester Frans Van Cauwelaert namens ‘Voor Natuur- en Stedenschoon’ bij de minister van open-

436


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 437

bare werken Van de Vyvere (7). Het kan toch niet, zo schreef de Gentse krant dat het de Scheldezonen zijn die moeten opkomen voor het behoud van de Leie! Ook in de betoging zelf zouden de Antwerpenaars een opmerkelijk aandeel hebben, zoals we verder zullen zien (8).

Al de vrienden van de Leie, al de minnaars van het schoone in de boot... Het eigenlijke verslag plukken we uit de luxe uitgave Gent XXe Eeuw - Gand XXe Siècle, een creatie van Gustaaf D’Hondt, secretaris en in die tijd drijvende kracht van Gent-Voorwaarts(9). Eerst verscheen daarin een oproep en daarna een reportage waarin de stadsonderwijzer - dichter Richard De Cneudt in fraaie bewoordingen verslag deed van het evenement. Bij dit relaas sloot een gedicht aan van zijn hand, even hoogdravend als lang (17 strofen van zes regels), dat voorgelezen (voorgedragen, uitgegalmd?) werd door de auteur tijdens de manifestatie. De hele tekst van De Cneudt, en a fortiori, het hele dichtstuk ‘Zang aan de Leie’ opnemen is niet te doen, maar hier en daar is een flits nog best genietbaar. De letterlijk geciteerde stukjes staan cursief aangegeven(10). Alle politici van laag tot hoog waren uitgenodigd, tot en met de minister van openbare werken, maar die zond zijn kat. Verder al de vrienden van de Leie, al de minnaars van het schoone, al onze Maatschappijen, o.a. onze Roeimaatschappijen ... eigenaars van plezierbooten... de inrichters van pleziertochtjes op de Leie. Ongeveer vierhonderd deelnemers kwamen opdagen. Onder hen Cyriel Buysse, die ‘t eerst den alarmkreet voor de bedreigde Leie aanhief. De meesten scheepten in aan de zwemkom Den Overzèt op Ekkergem op de prachtige stoomboot “Willy-Remy”, voorafgegaan, omstuwd en gevolgd door tal van kleine, sierlijke yachts, vlugge stoom- en motorvaartuigjes en lichte, ranke roeibootjes. Volgen we de dichter-reporter in zijn verslag van de tocht. De dag was mooi, en in den helderblauwen zomerhemel vlagde de zomerzon feestelijk en vol overmoed. Nadat de Leie zich, reeds speelsch en onwillig, heengeworsteld heeft uit de onmiddellijke, door groot-industrie overrompelde en bezoedelde omgeving van Gent, vol braakliggende gronden en zwartberookte muren van wanstaltige nijverheidsgestichten, vloeit zij, te beginnen van Den Anker' tot aan Deurle en Astene, door een der liefelijkste streken, die men zich droomen kan: geen stralende, overweldigende pracht, maar een schoonheid die vredig en stil is, vroom en ingetogen, lijk de schepping onzer middeleeuwsche schilders en dichters, werk van goddelijke intimiteit, dat uit verborgen en diepe bronnen, blijvende schoonheid ontvangt.

437


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 438

En dan komt een volzin van hier tot ginder. Haal diep adem: Zoo is onze Vlaamsche Leie, voor wie haar diepste ziel en verborgen schoonheid te benaderen weet, zoo heb ik haar lief lijk ze vrij en vrank, dichteresse bij de gratie Gods, heur eigen schone bane volgt naar de ingevingen van heur speelse dichterluim, en kust in verliefden schroom de roerlooze blanke waterlelie en het wuivend oeverriet; en ik zie, dankbaar, dat ik zooveel schoonheid genieten mag, de glanzende weiden met de bonte koeien in schilderachtige wanorde aan ‘t grazen in de glorie van de zon; en de lachende landhuisjes met hun dichterlijke benamingen, en de statige parken der rijke kastelen vol kleur en schaduw en zwijgen, en de kerktorentjes opduikend uit het zegenend loover, en hier en daar een molentje, dat draait in eenzaamheid en stilte. In Deurle aangekomen, luisterden de betogers ingetogen naar de verwelkomingen, onder ander door baron della Faille d’Huyse, burgemeester van Deurle, in een lang niet onverdienstelijk Nederlandsch, naar de adhesiebetuigingen en de speeches. Na de secretaris van ‘Gent - Voorwaarts’ kwam de Antwerpenaar Arthur Cornette, voorzitter van de ‘Vereeniging tot Behoud tot Natuur- en Stedenschoon’ aan het woord, die in een kleur- en beeldrijk en uiterst beschaafd Nederlandsch over de Leie sprak Daar was liefde en vereering en wijding in zijn schoone rede, en ieder van zijn woorden trilde iets van de schoonheid van de ziel der gulden rivier, een diepe ernstige en bewogen toon, die dadelijk in alle harten weerklank vond. Daarna werd het meer prozaïsch met senator Coppieters, als Gentse aannemer en baas van een baggerbedrijf niet onbekend met de materie, die een nauwkeurig verslag gaf van de onderhandelingen gevoerd om de nuchtere hoge oomes van Bruggen en Wegen’ de aanbidders van de rechte lijn, van hun wandalenontwerp te doen afzien. Het was niet van een leien dakje gelopen, zo benadrukte de senator, maar de minister had de stellige verzekering gegeven dat de rechttrekking niet zou doorgaan. Karel Lybaert, gemeenteraadslid en medevoorzitter van ‘Gent — Voorwaarts’, drukte als laatste spreker allen op het hart waakzaam te blijven, opdat, wat nog gebeurd is, de bureelen en de dienstoversten de ministeriële beloften niet zouden verdonkeremanen. Mocht het ooit nodig zijn, dan trekken de Gentsche vrienden en vereerders der dichterlijke Leie met duizenden naar Brussel, om te bevestigen dat de Leie vrij moet blijven, en zonder schande of smet. Volgde dan een gezellig en smakelijk noenmaal in het oud Gemeentehuis van Deurle en een allerhartelijke ontvangst ten kasteele van Baron della Faille en op het buitenverblijf van advocaat Bevernaege. Ondertussen had de dichter zijn ‘Zang’ aan de grillige, links en rechts kerende Leie voorgedragen. We plukken er de 15de en de 17de (de laatste) strofe er uit:

438


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 439

Wie sprak, uw vrijen loop, tot baat, naar eigen wil te wenden; wie durft tot aller schande en smaad, uw teedre schoonheid schenden; wie wringt u, vrij en zonder smet, ruw in een schamel slavenbed? O gulden Leie, dichterdroom, Blijf eeuwig Vlaandrens glorie; Bloei als een wildzang, vrij en vroom, en bandloos, ter victorie! Ga links, ga rechts, keer weer, vlucht heen, En wees gezegend door elkeen. ... en een tweetal uit de boot gevallen Tot slot nog een korte aanvulling bij de bevlogen tekst van onze dichter. We halen het uit het verslag in ‘La Flandre’(11). Het weer was prachtig op die gedenkwaardige dag in augustus. De boot vertrok met enige vertraging rond tien uur van aan de Lindenlei, want er moest gewacht worden op een veertigtal medebetogers die uit Antwerpen per trein kwamen. Geen probleem. Er waren muzikanten van de partij: un corps de musique contribuait à rendre attrayant ce voyage, dejà agrémenté par tant de charmes: ceux de la nature, ceux aussi du beau sexe, car les dames et les jeunes filles étaient accourues nombreuses pour affirmer leur admiration enthousiaste pour la Lys. Niet te verwonderen dat de bermen zwart zagen van de kijklustigen. Het liep al tegen vijf toen de terugvaart aangevat werd. Het weer bleef overheerlijk en de muzikanten speelden lustig door, maar ter hoogte van het Heilig Huizeken in Drongen deed zich een incident voor. Plots riep men dat twee vrouwen achter de boot in het water gevallen waren. De opvarenden drumden naar de achtersteven, waardoor nog meer gevaar ontstond. Gelukkig zonder erg. Uiteindelijk begreep men wat er gebeurd was. De dames zaten samen met twee roeiers in een bootje van de ‘Sport nautique’. Toen ze zich op het grote schip wilden hijsen, donderden ze het water in. Uiteraard werden ze meteen gered door behulpzame jonge lieden. De twee werden vlotjes gereanimeerd en na een rustpauze in de Nénuphar konden ze naar huis gebracht worden. In alle opzichten een geslaagde dag dus. De betogersboot legde rond half-acht aan de Graslei aan en iedereen vond dat het nog veel te vroeg was. En wat meer is... de plannen bleven onuitgevoerd. Was het enkel de protestactie, of zat de aankomende oorlog er ook voor iets tussen? We weten het niet,

439


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 440

al mogen we stellen dat het uiteindelijk het Schipdonkkanaal was dat tussen de ‘Toeristische Leie’ redde. Tussen haakjes: dat is de officiële naam van de Leie tussen Deinze en Gent! Wel verdween de oude brug in Deurle en later werd de scherpe en grote bocht dichtst bij het Gentse centrum recht getrokken. Zo kregen de Gordunakaai en de Neermeerskaai vorm. Het tracé van deze laatste Leiebocht was trouwens gedeeltelijk kunstmatig. Het gedempte deel tussen de Overzet en de Albertbrug, waarop nu de Henri Dunantlaan en de Verenigde Natieslaan liggen, was immers in de calvinistentijd omgevormd tot Ekkergemse vestgracht. Het westelijke deel van die bocht van Aan de Bocht (inderdaad ...) tot aan de Overzet bij Malem, bleef bestaan, `dwarst' zelfs de Watersportbaan en heet nu officieel Leiearm van Ekkergem. Aan dat weinig bekende verhaal zullen we een volgende Ghendtsche toestand besteden. Luc Devriese

Met dank aan Adrien Brysse, André Verbeke en Bart D’hont (Liberaal Archief Gent)

Om een idee te krijgen hoe zo'n rechttrekking het rivierlandschap grondig verandert, hier een kaartje van de rechtrekking van de Schelde tussen Melsen en Zwijnaarde (uit De Leenheer, L., Natuurspiegel van Oostvlaanderen, Gent, 1966, p. 28). De oude meanderbochten bleven daar gelukkig bewaard.

440


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 441

Noten 1

2 3

4

5

6

7 8

9

10

11

Het oorspronkelijk geplande deel van Deinze tot de vaart Gent - Brugge - Oostende in Merendree was voltooid in 1850. Enkele jaren later werd het kanaal doorgetrokken tot Heist aan Zee (nu Zeebrugge). Vanwege het vlasrootwater uit het Kortrijkse kreeg dit de fraaie bij naam ‘Stinker’. La Flandre libérale, 3 juli, 1911. De hele organisatie van de wereldtentoonstelling te Gent stond onder de leiding van het driemanschap Joseph Casier (katholiek), Maurice de Smet de Naeyer (liberaal) en Louis Coppieters (radico-socialist). Hun namen vind je samen op het monumentje met het vaandeldragende leeuwtje midden op het Sint-Veerleplein bij het Gravensteen. Louis - Emile Coppieters (Gent 1849 - Gent 1922), aannemer van openbare werken en directeur van een baggermaatschappij; socialistisch gemeenteraadslid van 1896 tot 1922, senator van 1908 tot 1922 (eerst voor het arrondissement Luik); ondervoorzitter van de kamer van koophandel; raadgever van Anseele en na W.O. I Koninklijk hoog Commissaris voor de Verwoeste Gewesten. De heropbouw van Ieper gebeurde grotendeels onder zijn leiding (Devolder, K., Gij die door ‘t volk gekozen zijt. De Gentse gemeenteraad en haar leden, 1830- 1914. Verhandelingen der Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent, Gent, 1994, deel 20, p. 269). Bevernaege: ‘... l'âme du mouvement qui s’est créé en faveur de la Lys (La Flandre libérale, 22 augustus, 1911). De Vlaamsche Gazet van 27/10/1909 (geciteerd in Van Parys, J., Het leven. Niets dan het leven. Cyriel Buysse en zijn Tijd, Antwerpen, 2007, p. 419). Brief van Buysse in La Flandre libérale van 7 juli 1911. La Flandre libérale, 3 juli 1911. Artikel getiteld ‘Pro Leïa’. Volgens het eveneens Gentse liberale weekblad Het Volksbelang (26/08/1911), dat aan het evenement slechts een kort bericht wijdde, was de betoging een gezamenlijk initiatief van de Vereniging voor Natuur- en Stedenschoon en van de kring Gent - Voorwaarts. Ook tijdens het Interbellum werd in ‘Natuur- en Stedenschoon’ nog teruggekomen op de Leiebetoging, maar toen was het gevaar blijkbaar geweken (artikel van Gustaaf D’Hondt in: Maandelijksch Bulletijn der Vereeniging voor Natuur- en Stedenschoon, Antwerpen, 1932, jg. 11 nr. 6, p. 81-84). Gent XXe eeuw - Gand XXe Siècle, jg. 2, 1911, nrs. 7 en 8 (aanwezig in het DSMG, Begijnhof, Sint-Amandsberg). Als tijdschrift was dit de opvolger van Gent - Voorwaarts dat onregelmatig verscheen. Het werd gelanceerd in de aanloop naar de wereldtentoonstelling te Gent van 1913 en hield in dat jaar op te bestaan. De nu vergeten Richard De Cneudt (Gent 1877), die zich voor W.O. I in Vlaams voelend liberaal vaarwater bevond, verzeilde tijdens die oorlog in het collaborerende activisme, hetgeen hem, naar Nederland gevlucht, een zware veroordeling opleverde. Hij kwam pas in 1937 terug naar Gent waar hij in 1959 overleed. De Cneudt schreef, niet zonder talent, vooral natuurpoëzie in de trant van de tachtigers. Later werk was meer sociaal bewogen. La Flandre libérale, Gent, 21 augustus 1911. Ondertekend door V.H. (mogelijk medewerker Léon Van Hollebeke).

441


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 442

SINT-DENIJSPLEIN, EEN TRILOGIE DE PRILLE JAREN ALS VLIEGVELD DEEL V: 1931 - 1940

VOOR U VERZAMELD UIT 31 600 EDITIES VAN DE GAZETTE VAN GENT

** De term “trilogie” verwijst naar het drievoudig gebruik van het plein door de jaren heen, samengevat in vijf afleveringen, waarvan hier de laatste.

26 maart 1931 Sedert enige dagen kon men in de uitstalling van een autogarage in de Bagattenstraat een fijngebouwd glijvliegtuig bewonderen. Iedereen verlangde er de werking van te kennen en men heeft niet lang moeten wachten. Zondag hebben op het Sint-Denijsplein de eerste glijvluchten plaatsgegrepen, vooral onder de zeer grote belangstelling van de jonge leden van de glijvluchtkring Section Gantoise de Vol sans Moteur. De presidente, mejuffer Suzanne Lippens, huldigde het programma in met een glijvlucht van meer dan 50 meter. Daarna probeerden de andere leden hun kansen, de ene met wat meer succes dan de andere, maar allen met het meeste enthousiasme. Niet minder dan 52 glijvluchten werden zonder incidenten uitgevoerd, wat belooft voor de toekomst. Ze zullen alle dagen op dezelfde plaats worden voortgezet.

12 april 1931 Er is ernstig sprake van op het Sint-Denijsplein een luchthaven voor Gent te bouwen, als verbindingspunt tussen Brussel en Oostende. Reeds hebben besprekingen in die zin plaats gehad tussen het Gents gemeentebestuur en de heren Lippens, minister, Van Crombrugghe, algemene bestuurder en Crabbé, bestuurder van de burgerlijke luchtvaart.

442


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 443

24 april 1931 Zondag zullen de monitor-loodsen Nagant en Strubbe van 10 tot 18 uur een vliegdag geven op het Sint-Denijsplein. Het vliegtuig, een R. S. D. met motor Renard, 120 paarden sterk, is van Belgische bouw en biedt plaats aan vier personen. Vanaf nu zijn kaarten aan 7 frank te bekomen in de Vlaanderenstraat te Gent en zondag op het terrein zelf.

28 juni 1931 De aanvalswagens Renault F 17 van het regiment te Sint-Denijs worden weldra uit de dienst genomen en ter beschikking gesteld van de gendarmerie. Ze worden door wagens van een ander type vervangen.

12 oktober 1931 Zondagmiddag gebeurde een vliegongeval op het Sint-Denijsplein. De heer Eggermont oefende zich met een zweefvliegtuig en heeft daarbij een val gedaan van 60 meter hoogte. Het tuig is ernstig beschadigd en de loods kwam er met wat kneuzingen van af.

11 december 1931 Op zondag 13 december zal de afdeling zeilvliegen van de AĂŠroclub de Belgique op het Sint-Denijsplein een demonstratie geven met een Kassel-toestel. Het is majoor Massaux die de proeven zal ondernemen.

15 januari 1933 De bekende vlieger Pieter de Rycke heeft de toelating bekomen om op 30 april een vliegfeest in te richten op het Sint-Denijsplein. De opbrengst ervan zal ten goede komen aan de invaliden. Ongetwijfeld gaat dit initiatief van menslievendheid een succes tegemoet.

23 maart 1933 Voor het eerst werd op het plein van Sint-Denijs een zweefvlieger ZĂśgling aan een elastiek de lucht ingetrokken. Hij haalde een hoogte van ongeveer 30 meter.

443


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 444

De zweefvliegclub Section Gantoise de Vol sans Moteur beoefent regelmatig zweef- en glijvluchten van op dit plein.

2 april 1933 Er is een overeenkomst gesloten tussen het stadsbestuur, de staat en de militaire overheden voor het aanleggen van een groot vliegplein te Sint-Denijs. Vliegtuigen voor personenvervoer en handelsdoeleinden zullen dan te Gent kunnen aankomen en vertrekken. Een boulevard zal het vliegplein met de stad verbinden. Als de nieuwe gronden zijn aangekocht zullen de werken beginnen.

13 april 1933 Op de dag van het vliegfeest te Sint-Denijs wordt ‘s morgens door de Koninklijke Automobielclub een valschermrally voor automobilisten op touw gezet. Dit soort wedstrijd is helemaal nieuw en zal zeker de grootste belangstelling wekken. Het Belgisch militair vliegkorps verleent zijn medewerking. Een jachteskader zal naar het plein komen om er zijn gezamenlijke evoluties uit te voeren. Het feest wordt gegeven ten voordele van het Rode Kruis van België, afdeling Gent. De deelneming is verzekerd van Armand Bolline, de jonge kampioen van het Belgisch kunstvliegen. Zijn meesterschap en zijn grote ondervinding hebben hem toegelaten tal van acrobatische figuren te scheppen.

17 april 1933 Voor de eerste maal in België zal tijdens het Vliegfeest van de Floraliën het publiek de gelegenheid hebben te Sint-Denijs een gezondheidsvliegtuig te zien. De Gentse afdeling van het Rode Kruis van België zal aan de oefeningen deelnemen. Op vrijdag 28 en zaterdag 29 april zal over de stad een regen van strooibriefjes vallen om het vliegfeest aan te kondigen.

1 mei 1933 Zaterdag kwam rond 15 uur 30 het sanitair vliegtuig van het Belgisch leger op het Sint-Denijsplein aan, bestuurd door vlieger Van Damme. Om 17 uur gaf majoor-geneesheer Eillenaerts, overste bij de gezondheids-

444


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 445

dienst van het militair vliegwezen, een zeer belangrijke voordracht over het benutten van vliegtuigen bij het vervoer van gekwetsten, gevolgd door prachtige oefeningen. Om 17 uur 15 landde de Franse vlieger Michel Detroyat, de wereldrecordhouder in rugvliegen. De vedette van de luchtacrobatie is 29 jaar oud en behoort tot de Haute Ecole Aérienne. Aan boord van zijn Maurane-Saulnier verblufte deze luchtheld eenieder door zijn durf en kunnen. Na enkele oefeningen die door de aanwezigen met spanning werden gevolgd, vertrok hij terug naar het vliegveld van Wevelgem. Zondagmorgen zag de lucht er grijs en regenachtig uit, maar in de voormiddag kwam een lachende lentezon te voorschijn. Even na de middag trok een stroom belangstellenden naar het plein van Sint-Denijs voor het grote vliegfeest. Het verkeer langs de baan werd flink geregeld door de plaatselijke politie en de rijkswacht. Om 14 uur waren duizenden toeschouwers op het veld verzameld. De vliegtuigen bevonden zich naast elkander langs de rechterzijde. De piloten waren druk in de weer. De laatste toebereidselen werden genomen. Een speaker kondigde het begin aan van het feest. De heer Detroyat steeg op. Door zijn kennis van het luchtwezen is hij op korte tijd de koning van de bezemsteel geworden. Hij wist zich bijzonder te onderscheiden in het rugvliegen. Bij het nederdalen werd de koene loods daverend toegejuicht. Minister Lippens ging hem persoonlijk zijn gelukwensen aanbieden. Prachtige oefeningen werden uitgevoerd door de vlieger Bolline. Wat bijzonder de aandacht trok was de vlucht met de armen uit de cabine. Met veel koelbloedigheid liet de heer Georges Hanet zijn demonstraties met het toerismevliegtuig bewonderen. Hij is een loods van hoge durf. In 1931 won hij 14 rally’s en 17 meetings. Het krijgseskader Drieklein voerde ook zeer geslaagde oefeningen uit. Bij een tweede opstijging vernietigde Dutroyat een aantal luchtballonnetjes, tot groot vermaak van de toeschouwers. Bijzonder veel bijval behaalde de demonstratievlucht met de zwever Kassel 12, uitgevoerd door Manchoulas, Voortman en Stas de Richelle van de Gentse Afdeling glijvliegen zonder motor. De heer Henri Manchoulas bekwam voor het jachtvliegwezen aan het front van Nancy drie officiële overwinningen en is de ziel van de Gentse club. Het benutten van het gezondheidsvliegtuig met medehulp van het Rode Kruis en een bombardement op strijdwagens werden aandachtig gevolgd. Mejuffer Lippens, die per vliegtuig was aangekomen, verliet aan het einde van het feest het veld na enkele malen boven de toeschouwers te hebben rondge-

445


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 446

cirkeld. Aan de vliegers Detroyat, Bolline en Hanet werd door de voorzitter van de Gentse afdeling van het Rode Kruis een gedenkpenning van de stad overhandigd. De vliegers verschenen op de officiële tribune, waar ze door de verschillende autoriteiten werden gelukgewenst. Een glas schuimwijn werd hen aangeboden. Rond 18 uur eindigde het vliegfeest. Trams en autobussen werden stormenderhand ingenomen. Wie tijd had trok te voet voort. De politie had veel moeite om het verkeer van de honderden automobielen te regelen. Het welslagen van het groot vliegfeest op het Sint-Denijsplein was een schitterend slot van de wereldvermaarde Gentse Floraliën. De neringdoenden in de omtrek van het plein hebben een gouden dag gekend. Het feest heeft bovendien een mooie stuiver opgebracht ten voordele der hulpwerken van het Rode Kruis.

4 februari 1934 Met Pinsteren zal op het Sint-Denijsplein nogmaals een alom bekende vliegmeeting plaatshebben. Het feest gaat uit van de Gentse afdeling zeilvliegen, ten voordele van de Hulpkas van het Militair Vliegwezen en de luchtvaartpropaganda. Er zal ook een kampstrijd zijn voor zeilvliegen.

9 februari 1934 De regering onderzoek de mogelijkheid om een luchthaven in te richten op het Sint-Denijsplein.

8 april 1934 Omwille van de vele vliegtuigen die aan de vliegmeeting van 29 mei op het Sint-Denijsplein zullen deelnemen, werd dit groots feest De Dag der Vleugelen genoemd. Het zal totaal verschillend zijn van het voorgaande. Eén der nummers van het programma is de talrijke deelneming van Engelse, Franse en Belgische eskaders. Het publiek ziet graag de machtige toestellen van het militair vliegwezen. Het houdt er aan, zich van dichtbij te vergewissen van het vertrouwen en de vastberadenheid waarmee de loodsen de sterkste en moeilijkste krachttoeren verrichten. Gent zal zoiets op het gebied van de luchtvaart nog niet eerder hebben gezien. Ingangskaarten worden op voorhand te koop gesteld in het reisagentschap Flandria op de Kouter. Men kan zich daar ook laten inschrijven voor de lucht-

446


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 447

dopen op zaterdag 19 en zondag 20 mei. Voor de vliegmeeting verzekeren autobussen zonder onderbreking de verbinding tussen de Kouter, het vliegplein en omgekeerd. Twee parken zullen ter beschikking staan voor de automobielen van de toeschouwers om er hun voertuigen te gareren. Het ene voor plaatsen aan 10 frank op het koersplein, het andere aan 5 frank, toegankelijk langs de SintDenijslaan en de Maaltebruggestraat.

22 mei 1934 De grote feesten welke werden ingericht ten bate van de Hulpkas van het Vliegwezen en de luchtvaartpropaganda hebben zondag een overgrote bijval gekend. Rond de middag waren duizenden toeschouwers op gang die zich naar het vliegplein van Sint-Denijs begaven. Talrijke speciale trams naar De Sterre en autobussen brachten voortdurend belangstellenden aan, zodat rond 15 uur een ontelbare massa op het plein en in de omgeving verzameld was. Het verkeer werd uitstekend geregeld door gendarmen en talrijke agenten onder bevel van de commissaris Wynants. Talrijke overheidspersonen waren aanwezig. Rond 15 uur nam het feest aanvang met de demonstratieoefeningen van een toeristenvliegtuig door Georges Hanet, een Gentse vlieger die de toeschouwers enkele staaltjes van zijn kunst liet bewonderen. Hij wordt aanzien als de beste liefhebber van België. Wanneer mejuffer Hélène Boucher werd aangekondigd waren alle ogen op deze mooie Franse vliegenierster gericht. Zij werd seffens overrompeld door talrijke fotografen, die haar klein, lachend kopje van uit de machine wilden kieken. Zij is één der jongste en meest bevallige vliegeniersters. Ze beschikt over een Maurane-Saulnier 230 met motor Salmson van 230 paardenkracht, die speciaal is uitgerust voor het rugvliegen. Het is met dat toestel dat zij de oefeningen in kunstvliegen boven het plein uitvoerde. Toen zij was geland werd de knappe loodse per auto langs de tribunes gevoerd, waar ze door de duizenden toeschouwers daverend werd toegejuicht. Intussen was het jachteskader van het Franse luchtleger aangekomen, bestaande uit de luitenanten de Mardinière en Amand, alsook sergeant Verry van het zesde vliegeskader van Reims. Zij genoten veel bijval. De Franse as Roger Lepreux bracht de toeschouwers in verrukking met zijn kunstvluchten. Hij is een vooraanstaand acrobaat en één der beste specialisten. De vlucht van twee zweeftoestellen met een H.P. motor door de heren Hanet en Manchoulas van de Gentse Afdeling voor Zweefvliegen genoten hoge

447


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 448

belangstelling. Een Belgisch militair eskader van Wevelgem, bestaande uit de adjudanten Van Damme, Jordaens en Burviat voerden enkele oefeningen uit in het kunstvliegen. De knappe loodsen werden hartelijk toegejuicht. Het kleinste vliegtuig van Europa werd voorgesteld door de heer Dubois. Het heeft 40 paardenkracht en een kruissnelheid van 120 kilometer per uur.. Deze ééndekker met verlaagde vleugels is uiterst handelbaar. Mejuffer Hélène Boucher en de heer Roger Lepreux stegen twee maal op en brachten de toeschouwers oefeningen van hoge virtuositeit. Ze ontvingen een mooie beker. Aan de Belgische vliegers werden gedenkpenningen uitgereikt. De inrichting was zeer verzorgd en de heren Stas de Richelle, Van Toone en De Rycke dienen daarvoor van harte te worden gefeliciteerd. Nochtans hebben we een grondige opmerking te maken. Al de verrichtingen en oefeningen van de vliegers werden door een speaker in het Frans aan het publiek meegedeeld. Dit was uitstekend. Doch de inlichtingen in het Vlaams waren weinig duidelijk. Het inrichtend comiteit beschikt zeker over genoeg personen die onze taal machtig zijn. Dit heeft een zeer slechte indruk verwekt, want men kon onmogelijk de vluchten goed volgen zonder een nauwkeurige beschrijving van verschillende prestaties. Wij hopen dat de volgende maal ook de Vlaamse speaker voldoende op de hoogte zal zijn van het vliegwezen.

9 juli 1934 Het nieuw museum van het Oord der Gefusilleerden, gelegen in de oude stedelijke schietbaan aan de Martelaarslaan, werd zaterdag onder drukke belangstelling plechtig geopend. De heer Lippens was per vliegtuig op het plein van Sint-Denijs toegekomen. Bij zijn vertrek uit het museum beloofde hij in de lucht nog een groet te komen brengen aan de plaats van de voor het vaderland gestorven helden. Weinige tijd nadien hoorde men geronk. Al de aanwezigen gingen zich rond het groot Belgisch vaandel plaatsen dat midden de schietbaan wapperde. Het vliegtuig cirkelde drie maal rond het oord. De heer Lippens wuifde met zijn zakdoek, terwijl al de aanwezigen hem op dezelfde wijze begroetten. Daarop verdween het toestel in de richting van de de kust.

23 juli 1934 Kortelings zullen in de Sint-Denijskazerne plaatsen beschikbaar zijn van autovoerders voor de strijdwagens. De personen die hun militaire plichten hebben vervuld, de ouderdom van 40

448


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 449

jaar niet hebben overschreden en een autovoertuig van een gekend merk kunnen besturen komen daarvoor in aanmerking. Zij mogen vanaf nu een aanvraag tot dienstherneming sturen aan de bevelhebber van de strijdwagens. De kandidaten zullen tijdig worden opgeroepen om een bekwaamheidsproef af te leggen.

20 augustus 1934 Het regiment van de strijdwagens in de kazerne van Sint-Denijs wordt weldra afgeschaft en vervangen door de 14째 compagnie van het tweede linieregiment, dat uit de Sint-Pieterskazerne van Gent verhuist. Deze compagnie is uitgerust met mobiel anti-tankgeschut 47 millimeter, dat wordt getrokken door rupswagens Vickers Carden Lloyd.

26 februari 1935 Een onlangs verschenen ministerieel besluit schaft het strijdwagenkorps af dat gekazerneerd is te Sint-Denijs-Westrem en sinds 1920 bestond. De ontbonden eenheden hebben zich hervormd in tankafweer en begeleidingsbatterijen. Woensdag 27 februari zal de vlag in het Koninklijk Museum te Brussel worden gedeponeerd. Door een afdeling en het muziekkorps van het eerste linieregiment zal zij van de kazerne naar Gent-Sint-Pieters worden geleid en daar rond 7 uur 45 aankomen. De hoge militaire overheden en de afdelingen van de Gentse troepen zullen zich aan de statie bevinden om de laatste groet te brengen aan het vaandel, dat Gent om 8 uur 12 zal verlaten en om 8 uur 56 in Brussel-Noord zal aankomen.

7 oktober 1935 Zondagnamiddag is op het plein van Sint-Denijs de vliegenier Georges Lampereur uit Lokeren, 36 jaar, door een hevige wind met zijn zeilvliegtuig van een kleine hoogte ten gronde geslagen. Hij werd de linkerschouder ontwricht en bekwam kneuzingen over het gehele lichaam.

12 november 1935 Het gemeentebestuur is van oordeel dat er in de huidige omstandigheden vooralsnog geen sprake kan zijn van het inrichten van een luchthaven te Gent, onder meer wegens het gebrek aan fondsen, maar hoofdzakelijk doordat de handels- en nijverheidscrisis gewis geen druk luchtvaartverkeer naar onze stad

449


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 450

zal bezorgen.

14 november 1935 Men weet dat er sedert enige tijd tussen de stad en de staat een ontwerp van overeenkomst aanhangig is voor het aanleggen van een luchtvaarthaven op het Sint-Denijsplein, dat zich op een kilometer van de statie Gent-Sint-Pieters uitstrekt. Wat betreft de oppervlakte zou sterk dienen onteigend te worden, ongeveer het dubbele van wat oorspronkelijk werd gedacht, daar een gedeelte voor militaire doeleinden voorbehouden moet blijven. De gebouwen zouden volgens het ontwerp van conventie door de luchtvaartdienst van het gouvernement worden ontworpen en de aerodroom zou voor de stad bijzonder voordelig gelegen zijn. Het project wordt niet uit het oog verloren.

28 november 1935 Bij wijze van uitzondering is toelating bekomen om op het Sint-Denijsplein doopvluchten en luchttochtjes in te richten. Op zaterdag 30 november, zondag 1, zaterdag 7 en zondag 8 december zal een daartoe bijzonder vliegtuig ter beschikking worden gehouden van de belangstellenden. De vlucht over de boorden van de Leie en de stad zal een prachtig aandenken blijven voor allen die de gelegenheid willen te baat nemen eens te vliegen. Kaarten zijn verkrijgbaar in de tentoonstelling van het Vliegwezen, die zal gehouden worden van 30 november tot 5 december in de Handelsbeurs aan de Kouter en op het Sint-Denijsplein, op de dagen waarop de vluchten zullen geschieden.

3 februari 1936 Ingenieur De Block, die reeds vroeger aan de stad een voorstel deed over het inrichten van een luchthaven, heeft over dit onderwerp een voordracht gehouden. Zij zou komen in de nabijheid van het Maria-Hendrikaplein. Hij meent dat de oprichting zonder een centiem toelage van de staat, de provincie of de stad mogelijk zou zijn en ze een tamelijke winst kan opleveren. Personaliteiten uit officiÍle en nijverheidsmiddens woonden de voordracht bij, onder meer generaal Decae, die de minister Devèze vertegenwoordigde.

450


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 451

23 maart 1936 Onderhandelingen zijn aangeknoopt met het hoger beheer van het vliegwezen te Brussel over de aanleg van een vliegveld op het Sint-Denijsplein. De ontwerpen van de Gentse bouwkundige Armand De Block werden overgemaakt. Aangaande deze zaak werd op administratief gebied een overeenkomst getroffen tussen de gemeentebesturen van Gent en Sint-Denijs-Westrem, over het inlijven van het plein en de landerijen, gelegen tot aan de Leie.

25 maart 1936 In overeenstemming met het bevoegde ministerie is het gemeentebestuur in onderhandelingen over het afstaan van een gedeelte van het grondgebied van Sint-Denijs-Westrem aan Gent, namelijk het plein zelf en dan nog een strook die begrensd wordt door het straatje van het koffiehuis Derby en de weg welke naar de Leie loopt, tot en met de linkeroever, stroomopwaarts de rivier. Deze inlijving zou geschieden met het oog op de gebeurlijke oprichting van een aerodroom door het ministerie van luchtwezen. Dat heeft reeds het inzicht te kennen gegeven, een zekere controle te willen uitoefenen op de zweefvluchten die op en boven het plein worden uitgevoerd.

20 november 1936 Het bevoegd ministerie schijnt het aanleggen van een luchthaven te Gent genegen te zijn. Onderhandelingen zijn aan de gang tussen het stadsbestuur en de staat over de modaliteiten. De uitvoering van het ontwerp zal wellicht in een nabije toekomst worden verwezenlijkt en gaat gepaard met een omvangrijk urbanisatieplan, dat voorziet in de inlijving van een aanzienlijk gedeelte van Sint-Denijs-Westrem.

22 januari 1937 Volgens een Brussels blad zou vanwege zekere inwoners van Gent die regelmatig gebruik maken van de luchtvaartdiensten aangedrongen zijn, opdat hun stad een luchthaven zou bekomen. De vliegtuigen die nu te Gent landen maken gebruik van het Sint-Denijsplein. Ambtenaren van Verkeerswezen zouden zich onlangs naar Gent hebben begeven, teneinde de mogelijkheid van het aanleggen van een vlieghaven te bestuderen.

451


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 452

19 maart 1939 De Ghent Aviation Club leverde een half jaar lang goed propagandawerk voor de luchtvaart. Na de oprichting op 13 oktober 1938 ging de belangstelling in de eerste plaats uit naar de verwezenlijking van een vliegveld te Gent. Op 17 februari laatstleden werd de toestemming verleend tot het effenen van het Sint-Denijsplein en op 6 maart werd daarmee aangevangen, een eerste overwinning die spoedig door andere zal gevolgd worden. De G. A. C. is ook op andere terreinen werkzaam en richt verscheidene voordrachten en filmvertoningen in. Aldus gaat op 26 maart om 10 uur 's voormiddags een voorstelling door in de cinema Rex op het Maria-Hendrikaplein, met de medewerking van de Britse Imperial Airways. De Club telt na een half jaar reeds 251 leden: 13 gedecretteerde piloten, 26 ereleden, 6 persleden, 36 beschermleden, 113 effectieve leden en 57 sympathisanten. Deze belangstelling zal zeker nog toenemen, eens dat de Gentse bevolking minder onderscheid zal maken tussen de commerciële en de toeristische luchtvaart. Een toeristenpiloot stijgt op wanneer het hem geschikt lijkt, zonder daartoe door één of ander bevel verplicht te zijn, waardoor de ongelukken in de sector van de luchtvaart voor liefhebbers uiterst zeldzaam zijn.

27 maart 1939 De militaire overheden schijnen erop gesteld te zijn dat de luchthaven wordt aangelegd aan de noordkant van de stad en niet te Sint-Denijs-Westrem. Anderzijds kan de stad zich de weelde niet veroorloven, een eigen vliegplein voor de burgerluchtvaart aan te leggen. De kosten zijn al te groot in verhouding tot hetgeen men mag verwachten. De militaire overheden zijn er immer toe bereid om het vliegveld ook door de burgerlijke luchtvaarders te laten benutten. Er mag echter worden verwacht dat in de huidige omstandigheden, waarbij het Comiteit van de Luchtbescherming de bevolking maatregelen aanbeveelt tegen gebeurlijke aanvallen van uit de lucht, niemand hard gesteld is op een vliegplein in zijn buurt.

31 maart 1939 Er was sprake van het plein te Sint-Denijs-Westrem te herscheppen in een militair vliegplein. De rustige bewoners uit de omtrek komen daar echter tegen op, gezien het grote gevaar dat daaruit kan voortspruiten voor hun vei-

452


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 453

ligheid. Men zou nu zinnens zijn een militair vliegveld te bouwen op de gronden van de Rooigemse meersen. Zaterdag zal het schepencollege zich ‘s voormiddags samen met de militaire overheden uit Brussel en Gent aldaar begeven, teneinde zich te vergewissen of dat gebied zich daartoe leent. In het geval van een bevestiging zou een ontwerp worden gemaakt, dat vervolgens door de bevoegde overheden moet worden bestudeerd.

17 juli 1939 De Ghent Aviation Club nodigt de belangstellenden in de luchtvaart uit, zich eens naar het Sint-Denijsplein te begeven om er het werk van haar piloten te volgen. Dank zij haar extreme propaganda telt de Club sedert donderdag vier nieuwe gebrevetteerde loodsen. Deze werden voor de luchtvaart gewonnen dank zij de bemoeiingen van de Club. Een na te volgen voorbeeld! ** Op 1 september 1939 begonnen de vijandelijkheden tussen Duitsland en Polen. Op 3 september waren Frankrijk en Engeland in staat van oorlog met Duitsland.

24 februari 1940 Niettegenstaande de beroerde tijden is de bedrijvigheid van de Ghent Aviation Club in niets afgenomen, wel integendeel. Toen deze stoutmoedige instelling werd gesticht om aan Gent het voordeel te geven van een centrum voor het vliegwezen, werd door het bestuurscomiteit een programma uiteengezet dat voor velen onuitvoerbaar leek. Nochtans heeft de G. A. C. woord gehouden en zijn werking neemt meer en meer toe. De Club wordt reeds aanzien als één van de belangrijkste van het land. Als inzet van zijn cinematografische propaganda wordt op 10 maart om 10 uur 's voormiddags in de zaal Majestic, Veldstraat, een best passende film op het doek gebracht, namelijk The lion has wings - De leeuw heeft vleugels. De toegang is strikt privaat voor de leden.

5 mei 1940 De beheerraad van de Ghent Aviation Club brengt ter kennis dat wegens een beslissing van de militaire overheid, de toegang tot het plein van Sint-Denijs-

453


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 454

Westrem enkel nog zal verleend worden aan de loodsen, beschermleden van de G. A. C. en burgers welke dragers zijn van hun strikt persoonlijke lidkaart voor het jaar 1940. Die zullen zij aan de ingang moeten aanbieden. Bovendien is het streng verboden op het plein om het even wat te fotograferen, te wandelen langsheen en binnen de hangaars of militaire vliegtuigen te benaderen. De Club betreurt het, zijn leden niet op een andere wijze te kunnen verwittigen, wegens de verspreidheid van een groot gedeelte ten gevolge van de mobilisatie. ** Op vrijdag 10 mei 1940 viel Duitsland België, Nederland en het GrootHertogdom Luxemburg aan. Gent werd op 23 mei 1940 door Duitse troepen bezet, het Sint-Denijsplein de dag nadien.

25 juni 1940 De opperbevelhebber van de Luftwaffe Herman Göring is op 22 juni met een bijzondere trein naar Gent gereisd en heeft er het Sint-Denijsplein bezocht.

24 november 1940 Meer en meer wordt de aandacht van de Gentse bevolking in beslag genomen door de kwestie van de urbanisatie. De plannen bestaan uit het aanleggen en uitbreiden van nieuwe kwartieren aan de zuidwestelijke kant van de stad. Het tweede plan, dat van Sint-Denijs-Westrem, zou het Vliegveldkwartier zijn, met de daarbij horende nijverheid. Dit gedeelte zou zich uitstrekken tot aan de moderne autostrade Brussel - Oostende, die moet worden vervolledigd. ** De "Luftwaffe" had weinig belangstelling voor het vliegveld van SintDenijs. Het werd niet gebruikt door jachtbommenwerpers, wel door verkenningstoestellen. De kazerne werd overgelaten aan de Fabriekswacht, een bewakingseenheid van de industriële bedrijven, vliegvelden en strategisch belangrijke punten. ERIK DE KEUKELEIRE

Fragmenten uit "Sint-Pieters-Aalst, Sint-Pieters-Aaigem en Sint-Denijsplein - deel 3 (19191940)", 290 pagina's - oktober 2004 - uitgave in eigen beheer.

454


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 455

GENTSE MEMORIEDAGEN: 8 DECEMBER

8 December 1567 Dood van François d’Helfault, abt van de St-Pietersabdij. Hij vervulde deze functie van 1555 tot 1567. Deze ontwikkelde kunstminnende Artesische edelman werd door, Filips II en de Paus uitgekozen om de eerste bisschop vanl Gent te worden, maar hij weigerde deze eer. Hij heette in feite Avroult, maar was Heer van Helfaut. Men kan hem dus ook tegenkomen als d’Avroult en d’Havroult . Volgens Bernardus De Jonghe stierf hij van hartzeer omdat de beeldstormers huis gehouden hadden in zijn kerk.

8 December 1760 Mijtering van Gudwalus Seiger als 70e en voorlaatste abt van de StPietersabdij. Als je ooit een Gudwald Sieger tegenkomt, niet verschieten, het is onze Seiger. Geboren in 1717 was hij abt van 1760 tot 1789. Hij werd begraven op het kerkhof van Zwijnaarde. Hij werd bijgenaamd “Le Magnifique” (De prachtlievende). Hij was eigenaar van het “Huis met de 2 torens” in de Veldstraat dat hij liet afbreken en vervangen door een neoclassisistisch herenhuis. Een portret van hem, geschilderd door Jean-Pierre Sauvage, hangt in de Bijloke, of zou er moeten hangen.

8 December 1847 Tijdens de Franse overheersing waren al de kerkelijke eigendommen uitgeroepen tot nationaal bezit, daaronder bevond zich ook de St-Amandusheuvel met de daarop gebouwde kapel, bij de Gentenaars misschien beter bekend :als de Kapellenberg. Noch het Hollands Bewind, noch de Belgische onafhankelijkheid brachten daar verandering in en de Kapellenberg bleef staatseigendom. In 1847 verzamelde Pastoor Van Damme van St-Amandsberg de nodige gelden om de heuvel en de kapel van de Staat af te kopen. Hij kreeg eveneens de toelating om er een kerkhof aan te leggen. Dit kerkhof, werd er gezegd, “moest waerdig voor deze bestemming zijn en van de historische en godsdien455


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 456

Neogotische grafmonumenten op het Campo Santo.

stige herinneringen dezer plaats, eene soort campo santo zijn voor bemiddelde lieden, voor adellijke families, voor personen door deugden en hoedanigheden aanzienlijk.” De Italiaanse benaming “Campo Santo”, wat staat voor “heilig veld”, sloeg in en sindsdien .is dit kerkhof zo blijven heten. Het werd de begraafplaats voor tal van Vlaamse prominenten. De eerste onder hen was Jan Frans Willems. Hij was het jaar voordien gestorven en werd aanvankelijk begraven op het kerkhof van de Wasstraat, maar hij werd daar ontgraven en overgebracht naar het Campo Santo. Deze plechtigheid had veel volk naar Sint-Amandsberg gelokt. Voor zijn mausoleum voerden 300 zangers, onder de leiding van Mengal, een cantate uit “Grafkrans aen Willems”, op muziek van Gevaert en tekst van Prudens Van Duyse. Er waren toespraken van Professor Serrure, Hendrik Conscience, August Snellaert, Norbert Cornelissen, enz. Tal van bekende Vlamingen zouden Willems daar in de loop der jaren komen vervoegen, zoals de letterkundigen Ledeganck, Snellaert, Rosalie Loveling, Prudens Van Duyse, Karel Van de Woestijne. Ook architecten zoals Louis Roelandt, Louis Minard, Jan Rooms en Valentin Vaerwyck vonden er hun laatste rustplaats. Kunstschilders zijn er goed vertegenwoordigd met Felix De Vigne, Doudelet, TheophieI Lybaert, Ferdinand Willaert, Albert Baertsoen, Cecile Cauterman. 456


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 457

Verder gekende toondichters zoals Joseph Mengal, Isidoor De Vos, Frans Uyttenhove en Gabriël Verschraegen liggen er begraven. Wetenschappers ontbreken evenmin: Mareska, Guislain, Nobelprijswinnaar Heymans, de geschiedkundigen Baron Jules de Saint-Genois, Frans De Potter, Pierre Kluyskens. Beeldhouwers: Aloïs De Beule. Zelfs voor hen voor wie kerkhoven bezoeken geen geliefde bezigheid is, loont het toch de moeite dit uniek museum eens binnen te stappen.

8 December 1856 De St-Baafs kathedraal wordt voor de eerste maal met gas verlicht: 90 bekken.

8 December 1860 Karel Ondereet wordt aan het Conservatorium benoemd tot eerste Professor van “Vlaamsche uitspraak en uitgalming.” Zie ook “Ghendtsche Tydinghen” - 2002 - n° 4 - pp. 251-252

8 December 1875 Geboorte te Gent van Jenny Montigny. Deze schilderes was de dochter van een Universiteitsprofessor, haar moeder was een Engelse. Zij stierf in Deurle in 1937.

Jenny Montigny. 1875-1937. Portret geschilderd door Leon De Smet

457


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 458

8 December 1883 Opening in de oude Wolleweverskapel van het “Eden-Theater.” Dit gebeurde in aanwezigheid van de Schepenen Colson, Voituron, Dauge en Bruneel. Het maakte enkele jaren furore, maar sloot zijn deuren in 1894. Later zou daar de “Cinema Carillon” komen en nog later de “Savoy”.

8 December 1896 Paul Bergmans en Armand Heins stellen aan de “Société d’Histoire et d’Archéologie de Gand” voor een “Inventaire Archéologique” op te maken en te publiceren in de vorm van losse fiches.

Hugo Collumbien

458


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 459

VERGETEN GENTSE SCHRIJVERS: GUSTAVE ABEL (GENT 1866 - UKKEL 1945)

Advocaat, provincieraadslid, journalist, schrijver Gustave Abel werd geboren te Gent in 1886 in de Sleepstraat. Zijn vader Charles was koopman. Hij studeerde rechten aan de universiteit te Brussel. Advocaat. Journalist. Hij staat met een welgedaan gezicht en een sigaar rokend afgebeeld op de ets “Les Journalistes” van Jules De Bruycker. Hij was van 1894 tot kort voor W.O.I hoofdredacteur van de krant La Flandre Libérale. Hij reorganiseerde het blad en legde meer nadruk op de literaire bijdragen en de lokale berichtgeving. Hij was tevens hoofdredacteur van Le commerce et l’Industrie te Gent en medewerker, aan La Meuse en l’Echo de l’Industrie. Na W.O. I was hij van 1922 tot 1925 hoofdredacteur van L’Indépendance belge. In 1904 werd hij in Gent tot provincieraadslid verkozen. Hij werd permanent secretaris van het Nationaal Comité van de Liberale Partij. In 1907 was Gustave Abel als advocaat gevestigd in Nieuwland 4 te Gent. In 1914 verhuisde hij naar Etterbeek en later naar Ukkel. Van 1910 tot 1921 had hij ook een buitengoed in de Kasteelstraat 4 te Gentbrugge. Hij werkte mee aan verscheidene periodieken, o.a. Revue de l’Université de Bruxelles en La Revue de Belgique en publiceerde talrijke brochures over politiek, sociale en economische problemen. Une enquête sur l’armée Hollandaise (1908), En faveur du Congo et contre sa reprise immédiate (1895), De fiscale grieven der kleine burgers — Les griefs fiscaux des petits bourgeois (1901), Gand Exposition 1913, La Revue de Belgique, 1913, Le rôle du Libéralisme, Socialisme et Socialistes, Les Syndicats neutres, La question des langues (1914), De l’influence religieuse de la femme dans le mariage (1906), A propos de la séparation des églises et de l’Etat (1906), Les religions sanglantes (1904), La Jeunesse Catholique. Hij had heel wat contacten o.a. met Prosper Claeys, Ferdinand Vanderhaeghen en Paul Frédéricq en de talloze literatoren die aan La Flandre Libérale hun medewerking verleenden. Hij schreef ook literair werk o.a. Le labeur de la prose (vol frappante karakteristieken over de conceptie en uitwerking van literair werk), préface de Camille Lemonnier (1891), Portraits de Gantois (s.d.), een studie over Sainte-Beuve. Van zijn toneelstukken, o.a. La Fiancée en l’Obstacle, is het meest succesrijke Les forces ennemies, een komedie in drie bedrijven, die op 2 april 1910 in de barstensvolle Gentse Opera werd 459


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 460

opgevoerd door acteurs en actrices van de Comédie Française. Hij publiceerde zijn memoires onder de titel Le livre de mes illusions (1930), een boek met reflecties over politieke, militaire, economische en sociale toestanden en gebeurtenissen uit de periode van 1914-1918 tot het einde van de jaren twintig. Het bevat ook bijna honderd bladzijden uittreksels uit zijn dagboek van dezelfde periode en verwijst herhaaldelijk naar vroegere perioden in de geschiedenis.

Literatuur G. Vanzype, Biographie Nationale, Gustave Abel, XXX, col. 2-3. L. Bertelson, Dictionnaire des journalistes-écrivains de Belgique, 1960. E. Voordeckers, Bijdrage tot de geschiedenis van de Gentse pers. Repertorium (1667-1914), I.C.H.G., 1964. Grote Nederlandse Larousse Encyclopedie, Gustave Abel, deel I, p. 169, 1971. Paul Huys, Les Journalistes, een ets van Jules De Bruycker, 1907, Ghendtsche Tydinghen, 24e jg., 1995, nr. 1, 51-63.

Daniël Van Ryssel

460


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 461

VERGETEN GENTSE SCHRIJVERS: HERMAN VAN OVERBEKE (“Ghendtsche Tydinghen, 40ste jaargang, nr.3, blz. 263-264) Enkele aanvullingen.

“Een overheidsbestuur dat zichzelf respecteert, moet of wil van tijd tot tijd zijn verdienstelijke onderdanen, groepen van onderdanen of figuren uit andere regionen die iets bijzonders presteerden voor de stad, in de bloemetjes zetten. Dat gebeurt dan meestal tijdens een officiële ontvangst ten stadhuize waarbij niet zelden een eremetaal wordt uitgereikt”.(1) Vanaf 1881 heeft de Gentse stadsmagistraat een reeks standaardpenningen voor dergelijke gelegenheden laten aanmaken. Het eerste type was een stadspenning die was ontworpen door de Gentse kunstenaar Victor Lemaire (zie verder). In het derde decennium van de 2Oste. eeuw werd bij beeldhouwer Floris De Cuyper (2) een nieuw ontwerp voor de stadspenning besteld. Op de

voorzijde (zie Afb. 1) is de Gentse Maagd afgebeeld, niet volledig, maar tot in de helft van haar dijbenen. Haar lichaam is een weinig gedraaid naar haar rechterzijde en haar hoofd is volledig in profiel (naar rechts gedraaid). Zij draagt een middeleeuws gedrapeerd kleed met schoudermantel, een halssnoer en een huif, een soort puntig hoofddeksel. In haar rechterhand houdt zij het wapenschild van de Stad Gent vast. Haar linkerarm rust op de afsnede van de medaille. Onder de afsnede is er een banderol waarop de tekst GENT is aangebracht gevolgd door drie vierpuntige sterren en onder de eerste tekst verder op de banderol het woord GAND. Op de achtergrond zien we de Gentse

461


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 462

torens. Links,tussen de rand en het wapenschild, staat de naam van de medailleur: Floris De Cuyper (incuus [11]). Op de keerzijde (zie Afb. 2) zien we bovenaan het Gentse stadswapen met links en rechts daarvan een banderol waarop links de inscriptie LA VILLE DE GAND en rechts DE STAD GENT. Rond de banderol is een bloemenkrans verweven. Onderaan langs de rand staat de naam van de medailleur: Floris De Cuyper (incuus). De open plaats in het midden is voorzien voor een te graveren tekst en op de banderol onderaan wordt de datum van uitreiking van de medaille gegraveerd. Deze medaille is dus tweetalig. Huguette Taymans beweert in haar artikel “De tweede Duitse luchtvloot op bezoek in het Gentse Stadhuis”(3) dat tijdens de Duitse bezetting van België, toen de 2de Duitse luchtvloot op 1 oktober 1940 op bezoek was in het Gentse Stadhuis en aan alle aanwezigen de stadsmedaille voor die gelegenheid werd uitgereikt, de eerste vervlaamste versie van de stadsmedaille werd uitgereikt . Op de voorzijde kwamen nu op de plaats van het woord GAND vier 4-puntige sterren te staan (zie Afb.3) en op de keerzijde stond nu bovenaan links STAD en rechts GENT (zie Afb.4).

Daniël Van Ryssel vermeldt op blz. 264 van zijn artikel over Herman Van Overbeke dat hij de ontwerper is van het Openluchttheater in het Citadelpark. Op 1 september 1940 werd daarvoor aan Herman Van Overbeke door de Gentse Stadsmagistraat een medaille uitgereikt (zie Afb.4). We lezen de op 6 regels gegraveerde tekst: AAN DR HERMAN VAN OVERBEKE ONTWERPER VAN HET OPENLUCHT THEATER PARK 462


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 463

Op de banderol onderaan staat de datum van uitreiking gegraveerd: 1 SEPT 1940. De bewering van Huguette Taymans dat de eerste vervlaamste Gentse stadmedaille op 1 oktober 1940 werd uitgereikt (zie hoger), klopt dus niet: het is reeds vroeger gebeurd. Ook het Provinciebestuur van Oost-Vlaanderen vereremerkt regelmatig personen en groeperingen die zich verdienstelijk hebben gemaakt op gebied van landbouw, kunst en handel. Zo heeft de bekende Gentse kunstenaar Georges Verbanck, beter bekend als Geo Verbanck(4), voor de provincie OostVlaanderen een huldemedaille gemaakt(5). Op de voorzijde (zie Afb.5) zit links

een geknielde naakte man met baard, naar links. Hij houdt in zijn rechterarm een zeilschip vast en hij leunt met zijn linkerarm op het wapenschild van Oost-Vlaanderen. Hij stelt de Schelde voor. Rechts zit een geknielde naakte vrouw met haar dat in vlechten op haar schouders hangt, naar rechts. Zij houdt in haar linkerarm een visserssloep vast en leunt met haar rechterarm op het wapenschild van Oost-Vlaanderen. Tussen de schouders van beiden in zien we een stralende zon. Bovenaan staat de tekst OOST-VLAANDEREN. Op de banderol onder het wapenschild staat het woord SCHELDE en rechts het woord LEIE. Onderaan (incuus): Geo Verbanck .46. Op de keerzijde (zie Afb.6) staat het wapenschild van Oost-Vlaanderen, met links een bundel korenaren met sikkel en rechts een Mercuriusstaf. Op de banderol staat de tekst LANDBOUW: KUNST: HANDEL Links onder de banderol lezen we (incuus): V. VAERWYCK

463


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 464

DEL.(6) en rechts onder de banderol (incuus): G. VERBANCK 1947 SCULP. Bovenaan het klimmende opschrift: HULDE.DER.PROVINCIE.OOST-VLAANDEREN. Onderaan is ongeveer1/3 van de medaille vrijgelaten voor de te graveren tekst. Daniël Van Ryssel vermeldt op blz.263 van zijn hogergenoemd artikel dat Herman Van Overbeke in 1949 het monumentaal Lam Godsspel ontwierp, muzikaal omlijst door musicus, schilder en schrijver Robert Herberigs, een spel dat met grote praal voor de St.Baafskathedraal werd vertoond ter gelegenheid van het 1000-jarig bestaan van Gent. De provincie Oost-Vlaanderen betoonde Herman Van Overbeke haar dankbaarheid door hem te huldigen en hem daarbij een medaille te overhandigen (zie Afb. 6). Op de keerzijde van die provinciale huldemedaille is gegraveerd (op 4 regels): AAN DE HEER DR HERMAN VAN OVERBEKE SCHEPPER VAN HET LAM GODS-SPEL TE GENT Hogergenoemde Robert Herberigs, geboren te Gent in 1886, behaalde in 1909 te Brussel de Prijs van Rome voor compositie met zijn cantate “La légende de St. Hubert”. Vier jaar voordien had hij reeds de tweede prijs behaald. Wanneer de Stad Gent de zege van haar jong talent vernam, werd dadelijk besloten hem plechtig te onthalen. Op maandag 11 oktober werd hij stoetsgewijs van het Zuidstation naar het Stadhuis begeleid waar hem door de Heer Siffer een erepenning werd overhandigd (8). De medaille die hem werd overhandigd (zie

464


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 465

Afb. 7 en 8) is het eerste type van de standaardmedailles die de Gentse Stadsmagistraat vanaf 1881 liet aanmaken (zie hoger), een werk van Victor Lemaire (9). Op de voorzijde troont de gekroonde Gentse Maagd, centraal op een grasveld met een houten omheining. Haar linkerarm rust op het stadswapenschild. Op de grond naast het stadswapenschild liggen boeken, een mandje en een wereldbol. In haar rechterhand houdt zij een banier vast waaraan bovenaan een wimpel is gevestigd waarop S.P.Q.G. (= Senatus Populusque Gandavensis = het Bestuur en het Volk van Gent). Aan haar rechterzijde rust de leeuw van Vlaanderen met zijn kop en zijn voorpoten op haar rechterknie. Op de achtergrond rechts zien we Gentse torens en rokende fabrieksschouwen. Op de afsnede: LEMAIRE (10) Op de keerzijde (op 6 regels): DE STAD GENT AAN MR HERBERIGS OCTOBER 1909 PRIJS VAN ROME WILLY ROUQUART

NOTEN 1

2

3

4

5

Blz. 23 van “Gentse Penningen (1780-1980)”,1989, een uitgave van de Dienst voor Culturele Zaken van de Stad Gent, naar aanleiding van de tentoonstelling in het Museum voor Volkskunde van 16-12-1989 tot 11-03-1990. (G.P.) Floris DeCuyper werd geboren te Antwerpen in 1875 en overleed te Mortsel in 1965. Hij was leerling aan de Academie en aan het Hoger Rijksinstituut voor Schone Kunsten te Antwerpen. Hij behaalde in 1900 de tweede Prijs van Rome voor beeldhouwkunst. Hij ontwierp tal van oorlogsmonumenten (1914-1918) in het Antwerpse en ook enkele medailles. (G.P., blz. 190). “De Muntklapper”, een uitgave van het Europees Genootschap voor Munt- en Penningkunde, nr. 70, 2011, blz 23. Geo Verbanck werd geboren te Gent in 1884 en overleed te Aartselaar in 1961. Hij was leerling aan de Academies van Gent en Brusserl. In 1909 was hij tweede laureaat van de Prijs van Rome. Later werd hij leraar aan de Gentse Academie en ontwierp hij tal van gedenkstenen en borstbeelden. Vooral bekend is zijn monument voor de Gebroeders Van Eyck te Gent. (G.P., blz.182) Geo Verbanck heeft ongeveer 36 kunstmedailles gemaakt. Daarnaast heeft hij tijdens de 1ste wereldoorlog voor de Stad Gent noodmunten ontworpen en in 1937 een project ingediend voor een muntenreeks. Voor een volledig overzicht van zijn numismatisch werk: zie het werk van Anthony Demey: “Geo Verbanck (1881-1961)”, 2003. Anthony Demey, o.c., blz. 56-57.

465


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 466

6

7 8 9

10

11

Volledig: V. Vaerwyck delineavit = V.Vaerwyck heeft het getekend. Valentin Vaerwyck werd te Gent geboren in1882 en overleed er in 1959. Hij was architect en tekenaar. Zijn belangrijkste realisaties zijn o.a. de herstelling van het Belfort in 1912-1913 en het ontwerp OudVlaenderen op de Wereldtentoonstelling van 1913. Als bouwmeester tekende hij ook voor het Gemeentehuis van Zomergem, het Stadhuis van Diksmuide, het Justitiepaleis van Dendermonde en het Alijnsgodshuis te Gent. (G.P., blz. 179-180) Volledig: G. Verbanck sculpsit = G. Verbanck heeft het gegraveerd. G.P., blz.103 en Gazette van Gent, 29.9/12.10.1909. Victor Lemaire werd geboren te Gent in 1826 en overleed te Gentbrugge in 1905. Hij werd reeds als kind tewerkgesteld bij een edelsmid en daar leerde hij de eerste knepen van het vak. Hij volgde lessen voor tekenen en beeldhouwen aan de Gentse Academie. Vooral het graveren van medailles sprak hem aan. (G.P., blz.170) Dit ontwerp van Victor Lemaire wordt nog zeer lang na zijn dood gebruikt, omdat het zo populair was. incuus = “ingeslagen”, dus niet in reliëf

HET KRONIEKJE VAN EEN OUDE GENTENAAR

Vandaag met de S.

Sâorge: Deken. Sâovol: Sabel. Sans-souci: Iemand die zich geen zorgen maakt. Sajette: Saai. Sarol: Charles. Sooveere: Redden. Saveuje: Savooi. Salâo: Salade. Sakrijkruit: Witloof. Sakkerde pietses: ook Sapperdepietses = Een bastaardvloek. Schabbernakke: Nek. Schâoverdijne: Schaatsen. Schalse: Discalsen. Ongeschoeide karmelieten. Schandelizee: Champs-Elysées. 466


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 467

Schawe: Overkleed. Ook soms: voorschoot. Schamateur: Goochelaar. Schèwe: Schouw. Ook Schaduw. Schèwe geven: Iets vlug laten vooruitgaan. Scharmijnkel: Toegepast in negatieve zin op een persoon. E lûulijk scharmijnkel. Scheel: Deksel. Schèwer: Schouder. Scheete: E scheete op e flassche of in e flassche: Iets zonder waarde of betekenis. Gîen scheete van en’èwe hoere wird zijn. Niets waard zijn. Van een scheet een donderslag maken. Scheetse: Koosnaam voor een meisje. Schîef: Zijn mutse stâo schíef: Hij is in slecht humeur. Schîen: Scheiden. Schelle: Schil. Ook: snee. E schelle hespe. Schelpirweete: Erwten die met de schelp gegeten worden. Schijnkel: Schenkel, dijbeen van een rund. Scheute: Een schot. Alle scheute zijn gien âoze. Schirre: Scheren. Schis: Scheermes. Schup: Schop. Iemand ne schup onder zijn gat geeve. Schuppe: Tuingerief, een schop. Schoelde: Een gemene kerel. Schijtiefer: Een verwaande vrouw. Schijtkèze: Iets zonder waarde. E pond schijtkèze. Sakrijje: Chicoree. Schanfelirkes: Artificieel rubberen borsten. Ook wel condooms. Scharte: Een schram. Scharten: Krabben. Schampavie: Hij ès schampavie: hij is weg. Schûun weere: Hij hee mâor den helft van ‘t schûun weere verstâon: hij heeft er niet veel van begrepen. Schiefslâon: Stelen. In de Gentse haven deed een douanier een auto stoppen, in de koffer lagen verscheidene kratten met bananen. Hij zei tegen de chauffeur: “Schief geslegen aan de haven zeker?” “Nee, zei, hij, ze waren al krom.” Schíeve: Ne schieve krijgen: afgewezen worden. Schreepe: Ge zul GIJ mijne weurtel nie schreepe. Ge zult mij niet liggen hebben. Schuifelen: Fluiten. Da d'èk nog op gienien vioole hûure schuifele. Dat heb ik

467


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 468

nog nooit gehoord. Schuifpoejer: Talc. Schuimerkes: Destijds snoepgoed. Scéance tenante: Onmiddellijk. Sekateur: Snoeischaar. Sebiet: Onmiddellijk. Schrebielde: Sintels. Sansiebol: Gevoelig. Serzant: Werktuig van een een timmerman = Serre-joint. Siesselootse: Spreken met een siesselootse = Een spraakgebrek waarbij men moeilijkheden heeft met het juist uitspreken van s en sch. Suikerlootse: De uitverkoren leerling van de meester of de juffrouw. Sigare: E lochte sigare = een lichtzinnig persoon. Silderee: Selder. Sies - Siesse: Mansnaam. Afkorting van Francis. Seskes: Stuipen. Sijsse: Saus. Iemand zijn sijsse geven. Het kwaad zeggen wat men over iemand denkt. Dat gebeurde liefst anoniem, zoals op karnaval en men gemaskerd was zodat men niet kon herkend worden. Schof: Schuif. In het bovenste of onderste schof liggen. Slabâorze: Ieveranst zijn slabâorze in slâon: In een gesprek, meestal ongewenst, tussenkomen en opmerkingen maken. Slag: Hij hee in de slag geweest. Hij is gehavend. Slâope: Slapen. Slâope tot wannier da de zonne in zijn gat schijnt = lang slapen. Slimûure: Dommerik. Slaphangerstrâotse: De Prosper Claeysstraat waar enkel oude koppels wonen. Sleine: Sleidinge. Slekkestekker: Sabel van de burgerwacht. En niet porte-feuille. Sleppetrekker: Een vleier, een mouwveger. Slets: Pantoffel. Slidderen: Glijden. Slijnke zesse: Wanneer men struikelt en moeite doet om overeind te blijven. Dit was een danssprong uitgevonden door Pier den Beulynck, voorzitter van de “Zware Gentenaars”. Het bestond in 3 maal voorflikkeren, 3 maal achterflikkeren en dan omhoog springen en, vooraleer op de grond te komen, 3 maal de voeten tegen elkaar kletsen. Een moeilijke acrobatische sprong. Slûusters: Bolsters van noten of kastanjes.

468


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 469

Smesse: Smidse. Smirrijnge: Rammeling. Smijt: Reuzel. Snîew: Sneeuw. ‘t Zal teege zijn gat snïewe. Hij zal er naast pakken. Sneukolderijje: Snoepgoed. Sofietses: Kakkerlakken. Soluuse: Rubberlijm om fietsbanden te plakken. Vóór het ontstaan van de “rustinekes”. Soelazement: Opluchting. Soemèteere: Voorleggen. Soepape: Klep. Sossietsesprâot: Dwaze praat. Sossietsesboelvaar: De Elisabethlaan. Ook “Boulevard Boe-Boe”. Soepsoneere: Verdenken. Spaneetse: Een zeer nauwsluitend rokje. Vandaar het liedje: “In mijn lief die drâog de e spaneetse, in dat spand’an eur poepescheetse. Ze kan op de tram nîe mîer gâon, in ze moe op ‘t plankier blijve stâon.” Speeklâosse: Speculoos. Smûur: Mist. Smèws: Ne rijke smèws. Stekske: Een zwavelstokje. Stekskeshâor: Een “brosse”. Steppe: Stikken op de machine. Stietebijntse: Stuit. Stijnkadoor: Een goedkope sigaar. Spekuleere: Op de beurs spelen. Ook zich aan iets verwachten. Hij speekuleert er op da zijne gebuur zijn huis gâo verkuupe. Speelvwajâoze: Huwelijksreis. Spiete: Spuit. Spurte: Sport van een ladder of van een stoel. Staminee: Herberg. Stijnezel: Dommerik. Spandeere: Uitgeven. Stijnkerkes: Bloem. Afrikaanderkes. Tagète. Stopseltrekker: Kurkentrekker. Streutses leggen: Toenadering zoeken. Suus: Van zijne suus valle. In zwijm vallen. Wat doet een boerin die van hare Suus valt? Zij kruipt er weer op. Spierke: Een kleine hoeveelheid. Stille: 'Es stille wâor dat nie wâojt. Slûure: Een arme of te beklagen vrouw.

469


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 470

Sukkolstrâotse: In het Sukkolstrâotse zitten: In de miserie zitten. Sossefine: Joséphine. Ook afgekort: Sosse. Suke: Iets dat versleten is. Iets dat niet veel waard is. Supozeere: Veronderstellen. Spoed: Hâostige spoed ès zelden goed, tenzij in het vangen van vleuje. Soorte: E soorte om unit te kwîeke in de jonkskes te versmûure. St-Raspijn: Het Koevent van Sèn Raspijn: Het gevang. Verwijzing naar het Rasphuis. Stoeferke: Een pochette. Stoelkeszetterigge: Die in de kerk de stoelen goed zet en rondgaat om het “stoelgeld” te ontvangen. Steekkèrre: Een stootkar. Storse: Store. Strâotse van Berèw: Officiële naam van de straat: Berouw. Stremijne: Vergiet. Stronkomisse: Een bescheten commissie. Iets wat men niet graag doet en waarvan men geen resultaat verwacht. Stronzat: Erg dronken. Stuiven: ‘t Gâo dèm dâor vrie stuive: Het gaat het er daar erg aan toe gaan. Hugo Collumbien

470


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 471

BIBLIOGRAFIE

Bij de Uitgeverij Peeters in Leuven verscheen “Het Mysterie van het Lam Gods”. “Filips de Goede en de Rechtvaardige Rechters van Van Eyck”. Weeral een boek over het Lam Gods? Ja, dat schijnt een onuitputtelijk onderwerp te zijn. Maar deze keer gaat het niet over de verdwenen Rechtvaardige Rechters en de klassieke beschrijving van het retabel. De auteur is Luc Dequeker, emeritus hoogleraar KU Leuven die van 1969 tot 1979 oudtestamentische exegese doceerde aan de Faculteit Godgeleerdheid. Het is een studie over de iconografie van het Lam Gods in verband met de tekst uit de Apocalyps en de Profeten. De titel van enkele hoofdstukken kunnen dit misschien verduidelijken: “Het Lam Godsretabel en de Apocalyps van Johannes”, “Het Lam Gods en het Hooglied. De Bruiloft van het Lam.”, “Het Lam Gods en het weefsel van Civitas Dei in de 15e eeuw”, “Filips de Goede en het Lam Gods”, een thema dat meestal niet aan bod komt. U merkt het, het is geen boek dat men vlug eens gaat lezen op trein, tram of bus. Het is een studieboek van 286 bladzijden, geïllustreerd met talrijke kleurenfoto’s, niet alleen van het Lam Gods, maar ook van aanverwante thema's. Het boek heeft een formaat van 16 x 24 cm. Te bekomen in de boekhandel aan 40,48 €. Een andere publicatie is de 32 bladzijden tellende brochure “Verhalen uit onzalige tijden.” “De dagen van September 1944 in Mariakerke-Kolegem” Een thema dat al behandeld werd in ons tijdschrift, maar toch zeer interessant wegens het feit dat het niet het verhaal is van één auteur, maar van een 20-tal auteurs, allemaal mensen die het in hun jeugd meegemaakt hebben, samen rond een grote tafel gaan zitten zijn en besloten hun herinneringen op papier te zetten, met als resultaat veel interessante details, die zonder dat definitief verloren zouden gegaan zijn. Deze geïllustreerde brochure van 14,5 x 20,5 cm. kost 5 €. Ze is te koop op zondagmorgen van 9 tot 12 u. in het K.W.B. lokaal, Eeklostraat 134 te Mariakerke. Of bij Roger Leybaert, Tel. 09.227.41.70 of bij Jozef Demaeght, Tel. 09.226.24.94 “Huldeboek Emile Flamant (1933-1994)” is een publicatie van het “Liberaal sociaal Werk De Voorzorg” met meewerking van het Liberaal Archief. De actieve, sociaal voelende Emile Flamant was niet alleen gemeenteraadslid,

471


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 472

volksvertegenwoordiger, Voorzitter van het Verbond van Liberale Mutualiteiten, maar eveneens actief in een groot aantal andere verenigingen waar hij zich door zijn minzaam, innemend karakter vele vrienden maakte. Dat moge blijken uit dit huldeboek waarin velen het goed komen vertellen wat zij over hem dachten. Men vindt er getuigenissen van Mathias De Clercq, Noël Bouquet, Jan De Clercq, Herman De Croo, Roland Deswaene, Roni De Waele, Jean Pede, Gilbert Temmerman, Ignace Van Belle, Etienne Vermeulen, Willy Waldach, Rudy Coddens, Lieve Cerulus, Hedwig De Koker, Erwin De Vriendt, Frederik Evers, Geert Messiaen, Dirk Verhofstadt en Geert Versnick. Het boek heeft een formaat van 17 x 24 cm. telt 172 bladzijden en bevat een 80-tal foto’s. Het kost 20 € en is te koop in het Liberaal Archief, Kramersplein 23 - 9000 Gent. Tel. 09.221.75.05 De “Handelingen LXIV - 2010” van de Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheikunde te Gent wordt nu uitgegeven door “Academia Press”. Het zijn weer 2 boekbanden met doorlopende paginanummering. Wij noteerden daarin verschillende bijdragen die ook onze lezers kunnen interesseren: - Ruimte en bebouwing in het centrum van het middeleeuwse Gent. - Willem Rym in opstand tegen Maximiliaan van Oostenrijk (1482-1492). - Een Gentse staatsgreep. De gevangenneming van de Hertog van Aarschot en andere edelen te Gent op 28 oktober 1577. - De Gentse edelsmeden en hun ambachtsleven tijdens de 15e en 16e eeuw. - De productie en gebruik van wandtapijten in Gent. - De Gentse rentenverkoop in de 16e eeuw. - Incestprocessen voor de Gentse officialiteit tijdens de 18e eeuw (17641784). Tot onze grote verbazing, om niet te zeggen ongenoegen, hebben wij met spijt vastgesteld dat men gemeend heeft er goed aan te doen een van de meest interessante bijdragen te schrappen, nl. de Bibliografie van Gent, dit was uitstekend, zeer nuttig documentatiemateriaal. Wij vragen ons af wie een dergelijke onzalige beslissing genomen heeft en wat men daar denkt mee te bereiken. Niet te begrijpen. Deze “Handelingen” tellen 408 bladzijden. Prijs voor de niet-leden van deze Maatschappij: 21,25 €. Te storten op rekening van de Maatschappij: N° 000-0370.680.43 H.C. 472


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 473

VRAAG EN ANTWOORD

Antwoord van de heer Guy Schrans op de vraag van de heer Willy Tys, (G.T. 2011 - N° 3 – 288) Ziehier enkele gegevens betr. Elisabeth-Pauline de Gand (1737-1794) 1. Er bestaat een heel boek over deze dame en haar familie: G. Dansaert, Une grande suzeraine au XVIIIe siècle - Elisabeth-Pauline de Gand-MerodeIsenghien, comtesse de Lauraguais, Bruxelles, 1943. 2. Buiten de biografische gegevens in voormeld boek, signaleer ik nog dat zij afstamde van de oude Vlaamse familie Gand-Vilain welke verwant was met de hoogste adel in de Europese landen. Zij werd geguillotineerd te Parijs in 1794. Haar hierna te vernoemen echtgenoot (van wie ze gescheiden leefde) was de revolutie genegen en ontsnapte aan de Terreur. Deze echtgenoot, de hertog Louis-Léon de Brancas-Villars, graaf de Lauraguais (1733-1824), was een kunstliefhebber en mecenas. Hij was vooral bekend als grapjas en rokkenjager. De beroemde zangeres Sophie Arnould (1740-1802) was een hele tijd zijn maîtresse. Hij schreef enkele oppervlakkige werkjes die buiten de mondaine kringen geen succes hadden. Van belang zijn wel de door hem bezorgde Souvenirs van zijn grootmoeder de hertogin Marie-Angelique de Brancas (1676-1763) betr. de eerste jaren van het koningschap van Louis XV en het drukke amoureuze leven van deze vorst. Hij werd lid van de Académie des Sciences en was een vurig voorstander van les Lumières. 3. Uit voornoemd huwelijk volgde o.m.: - de hertogin Pauline-Louise-Antoinette de Brancas-Villars (1755-1812), die huwde met de erfelijke prins hertog Louis-Englebert d' Arenberg (17501820) een van de meest vooraanstaande edellieden van onze gewesten, en een leidend democraat (Vonckist) tijdens de Brabantse Omwenteling. Ook gekend als ‘de blinde hertog’). 4. Uit de buitenechtelijke relatie tussen graaf Louis Léon de Lauraguais en Sophie Arnould volgde in 1761 ridder Augustin-Corneille de BrancasVillars. Deze was tijdens de Brab. Omwenteling kapitein in het Patriotten-

473


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 474

leger. Hij voegde zich later bij het Franse leger en werd gedood tijdens de slag bij Wagram (1809).

Antwoord van de heer Walter Vanden Berghe op de vraag van de heer Willy Van Mossevelde (G.T. 2011 - N° 3 – p. 288). En zijn vraag. 1) Bij deze zend ik u een antwoord op de vraag van de heer van Mosselvelde betreffende Prof. Dr Minne. Waar hij juist woonde weet ik niet maar hij had wel een dispensarium voor opsporing van TBC gelegen in de Zwarte Zusterstraat. Ik ben daar regelmatig op controle geweest tussen 1945 en 1950. Ik herinner mij ook de naam van de verpleegster nl Mevrouw Lossy. Ik had vermoedelijk een paar zwarte vlekjes op mijn longen en heb daardoor vier jaar na mekaar 3 maanden in verschillende preventoria ergens in ons land doorgebracht; en zoals St. Quintin voor Johny Cash was,they were hell to me. 2) Wat de opmerking van de heer Dobbelaere betreft over de afbeelding op blz. 478 van Gentsche Tijdingen nr. 6 /2010, kan ik hem alleen maar bijtreden. Ik heb de eerste 25 jaar van mijn leven doorgebracht op het Rabot. (Gasklokstraat, IJskelderstraat en Maria-Theresiastraat). Vanaf het Griendeplein richting Desmetbrug heeft men achtereenvolgens IJskelderstraat, Citroenstraat, Kerkstraat, Schaliestraat en Pannestraat 3) Last but not least heb ik zelf nog een vraag. Na de bevrijding (1944) heb ik mijn moeder soms een schimpliedje horen zingen op de wijze van “Klokke Roeland” waarvan ik mij nog de volgende regels herinner: Boven Berlijn hangt er een zwijn T’ es Hietelere die hangt te druuge En bovenop Geuring zijn kop Die tweeje gaan al naar omhuuge Zijn er soms lezers die zich iets meer tekst herinneren?

Antwoord van Mevrouw Paula D’haen op de vraag van de heer Willy Van Mossevelde In Gendtsche Tydinghen mei-juni 2011 staat een vraag van de heer Willy van Mossevelde betreffende dokter Minne. Graag geef ik hierop een antwoord: In de Grauwpoortstraat te Gent, was er een Dispensarium tegen Tuberculose waarvan dokter Achiel Minne Directeur was. Rond de jaren 1946 was er in het “Blindenhuis” Inst. Van Caeneghem, Coupure Links, een afdeling voor

474


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 475

Tuberculosen (waar ik als Il. verpleegster stage heb gedaan) en was dokter Minne Achiel (1874-1960) daar ook afdelingsoverste. Er zijn ook inlichtingen en een foto te vinden in: RUG, Liber Memoralis 1913-1960, Faculteit Geneeskunde,1960. Ik hoop dat deze gegevens een beetje helpen.

Vraag van de heer Frans De Bleecker: Wie kan mij iets vertellen over de links op de foto staande fabriek? Naam? Bouwjaar? Jaar van afbraak en bouw UCO-vestiging?

Onderschrift: Foto 1940. Afkomstig van het Documentatiecentrum (DSMG).

475


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 476

LEZERS SCHRIJVEN ONS

Van de heren Prof. em. A.K. Evrard, doctor der Universiteiten van Gent en Leiden en van Zenuwarts André Viane, doctor der Universiteiten van Gent en Leiden ontvingen wij volgend schrijven: “Gezien geen enkele vorst in gans onze geschiedenis op zo’n korte tijd van 15 jaar zo veel voor Gent gedaan heeft als Koning Willem I (met als hoogtepunten Universiteit, textielindustrie en Kanaal van Terneuzen), willen wij deze grote weldoener van onze stad in het jaar 2015 in ere herstellen door het oprichten van een standbeeld. Tot het Comité van aanbeveling zijn o.a. reeds toegetreden: Consul-generaal der Nederlanden Philippe Leroy, Ere-Gouverneur Prof. Herman Balthazar, Ere-Schepen der haven Sas van Rouveroy, Ere-Directeur Cultuur Johan Decavele, Rector Prof. Dr.Paul Van Cauwenberghe, Volksvertegenwoordiger Siegfried Bracke en een reeks professoren alsook vertegenwoordigers van culturele verenigingen zoals VTB en Davidsfonds. Een rekening tot medewerking is geopend onder n° BE80 9730 3300 3777 van het Comité 1815-2015 (Willem, Bedankt) bij de Argenta Bank op de Astridlaan. Iedere steun is welkom. Van de heer André De Schepper (Evergem) ontvingen wij wat commentaar op artikels verschenen in G.T. 2011 - nr. 3: Mevrouw Lieve Vande Casteele vermeldt op blz. 261 over Edward Anseele jr. “tijdens de bezetting leefde hij als weerstander jaren in de clandestiniteit…” Naar ik mij herinner was hij schepen te Gent tot aan de aanstelling van Elias als burgemeester. Er is ooit een foto verschenen waar Anseele in het openluchttheater in het park bij een toneelopvoering naast Duitse officieren op de eerste rij zat. In verband met het openluchttoneel meen ik dat er na de oorlog geen voorstellingen meer zijn geweest? Schatten op zolder en hun geschiedenis, Van Cleven Pierre, G.T. nr. 6 2010, blz. 243 Over Gustave Geirnaert: weerstandsgroep mobile A.S.111, sector Gent slachtoffer van een sluipschutter:bij het aftrekken van de laatste Duitse soldaten werd nog hevig weerstand geboden aan het kanaal naar Brugge en sneuvelden heel wat verzetslui, zie gedenksteen hoek De Smetstraat / Elyzeese velden (aan Desmetbrug). 476


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 477

Brief, Michel Dobbelaere, G.T. nr 6 2010, blz. 291 Nog enkele inlichtingen over de Pool Luczack. De inlichtingen welke ik mij nog herinner van E.H. van der Meeren waren lovenswaardig voor een zeer katholiek gelovige welke steeds ten dienste stond van de aalmoezenier van het rusthuis te Lembergen-Merelbeke. Na het overlijden van zijn Gentse echtgenote welke hij bij de bevrijding van Gent had leren kennen en waar hij na zijn ontslag bij het leger terug was gekeerd om te huwen en er in de omgeving van het Van Beverenplein woonachtig was geweest. Hij was een zeer stijlvol gepensioneerde. Zijn verhaal : soldaat in 1939 bij overval door Duitsland maar ook door Rusland (wat men soms vergeet). Krijgsgevangen in kampen in Rusland ,en door tussenkomst van Generaal Sikorski uitgewisseld om een Poolse brigade te vormen in Engeland en zo ingezet bij de landing en de bevrijding van ons land o.a. Gent! De heer Alois Goyvaerts (Beveren-Waas) schrijft ons: “Die goeie ouwe tijd (3) door Gaston Arens. Ik denk mij te herinneren dat de Duitse aanval op o.m. Sint-Denijs plaats had op 1 januari 1945. Wij woonden toen op de Afsneelaan en ik kwam van een nieuwjaarsbezoek van bij mijn grootouders. Ik weet niet of er een Duits vliegtuig in een huis vloog. Wel in 1940 op de Elisabethlaan, bloemhandel Toebaert waarbij de zoon gedood werd. Die jongen zat bij mij in de klas op Sint-Paulus, L.O. Of was het toch 1945 en vergis ik mij van datum ?” De heer Goyvaerts besluit zijn brief met een vriendelijke P.S.: “Tussen haakjes, Proficiat voor uw boeiend tijdschrift.”

477


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 478

REFLEXIES VAN EMIEL ROUQUART (GENT 1917-1994), NEERGESCHREVEN NA HET BIJWONEN VAN EEN VOORDRACHT VAN DE HEER ALBERT BRYSSE.

Na de prachtvoordracht van de heer Brysse is het voor om het een wie een onbegonnen zaak om het publiek op dezelfde manier te boeien, de voorgebrachte stof te laten beleven en te laten meeleven op dezelfde wijze als Mijnheer Brysse. Gij weet vooraf dat niet hetzelfde peil zal bereikt worden. En toch durf ik het aan om iets over de belevenissen in mijn jeugd naar voren te brengen. Reeds jaren had ik ervan gedroomd al deze oude herinneringen samen te brengen. Als geboren Gentenaar heeft Gent mij altijd nauw aan het hart gelegen en als verzamelaar eveneens. Jaren geleden toen Richard Minne zijn 20 lijnen verschenen, heb ik mij dikwijls voorgenomen hem een en Stokerijstraat, nr. 8 (v.l.n.r.) Cordula ander te schrijven over mijn vroegere Colman (moeder van Emiel Rouquart), buurt, over mensen en typen die er Zulma Rouquart (tante van Emiel geleefd hebben, over de “bijlappen (1) Rouquart), Livinus Rouquart, de kleine uit die tijd, maar helaas, als ik moet Emiel Rouquart. schrijven, dan komt het altijd “uit de Lange Munte” (2) en dus is het er nooit van gekomen. Ik ben niet van St.-Pieters of de Brugse Puurt of de Muie, maar van ‘t Seleskest (3), dus heel dicht bij de Muie. Ik ben geboren in de Stokersstraat (waar ik verwekt ben weet ik niet, want volgens het schijnt was ‘t een ongelukje en ben ik op den trew (4) geweest). ‘t Was geweldig koud, veel sneeuw, den Dok was toegevroren, want ze stonden met kraampjes op het ijs en men reed met paard en kar van de ene oever naar de andere. Ik zag ‘t levenslicht op ‘t eerste verdiep van het huis van Gust den Boer. Mijn grootouders langs moederszijde woonden in dezelfde straat en daar ik waarschijnlijk een ietsje te vroeg het hoofd aan ‘t venster gestoken heb, was er geen vuur op de kamer en mijn vader moest bij mijn grootouders achter een stoofke komen. ‘t Lag hoog 478


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 479

gesneeuwd en vader en ‘t stoofke zijn een paar keren in de sneeuw terechtgekomen op die paar honderd meter. In ieder geval moet het stoofke goed zijn dienst hebben gedaan, want ‘k heb nooit de slijmziekte gehad. Zoals er in ons goede Gent heel wat veranderd is sedert jaren, hebben ze van de Stokersstraat Stokerijstraat, nr. 8: Cordula Colman, de al enkele nu de Stokerijstraat gemaakt. jaren oudere Emiel Rouquart en zijn jongere broer Julien Rouquart. We krijgen een zicht op de “1ste cité” Deze straat begint op het (zie hoger). Gans deze huizenrij werd afgebroken Nieuwland en komt uit op den tussen 2004 en 2011. Dok (Stapelplaats) recht op den Entrepot (Stapelhuis) en loopt evenwijdig met de vroegere Priestersstraat (5) en Fiévestraat. Een verbindingsstraat met de Priestersstraat heette vroeger ‘t Ankersstraatje. Binnenkomend van het Nieuwland heb je rechts twee beluiken, cités. Tegen den Dok op de linkerkant een derde cité. Dat kenden wij alleen als den 1ste, 2de en 3de cité. Nu hebben die beluiken een naam gekregen. Mijn grootouders woonden op het hoekje van de 1ste cité en hielden een beenhouwerswinkel. Fien de Vleeshouwer (6) was mijn peetje en was gekend gelijk slecht geld (7). Misschien komt het daardoor dat ik collectionneur van slecht geld geworden ben. In die tijd was het de mode dat de kleine de voornaam kreeg van zijn peetje en daarom hebben ze mij geen Lievin genoemd, maar Emiel, de voornaam van mijn vader: gruute Miele en kleine Miele, en dat is altijd zo gebleven. Als tweede naam was het dan Livinus. Mijn moeGroepsfoto voor woning nr. 38 in de Stokerijstraat. Emiel Bouquart der was tegen die bevindt zich op de voorste rij, uiterst rechts. 479


Binnenwerk_sep_okt_2011_DEF_September binnenwerk OK 5.0 20/09/11 09:33 Pagina 480

naam en terecht. Zijzelf was door haar meetje gezegend met de naam Cordula. Zij heeft het haar meetje nooit vergeven en ik nog minder, want telkens toen wij in de klas de naam en de voornaam van ons ouders moesten opgeHoezeer bijnamen ingeburgerd waren, zien we op deze prentkaart ven, was ik telkens die Livinus Rouquart in 1905 ontving vanuit Duistland. de oorzaak van de algemene lachbui van mijn klasgenoten toen ze de naam Cordula hoorden. Ik had dus een naam, ik had de slijmziekte niet gekregen en korte tijd nadien zijn we naar nr. 6 verhuisd, juist naast mijn grootouders. Daar heb ik dan mijn jeugd doorgebracht, een jeugd rijk aan herinneringen en telkens ik daaraan denk, is het met heimwee, niet alleen omdat wij een dagje ouder geworden zijn, omdat wij telkens verbaasd zijn dat wij 20, 30, 40, 45 jaar kunnen terugkeren, maar vooral om de sfeer waarin wij die jeugd hebben doorgebracht, de omgang met die mensen van ons “stroate”. Die mensen in al hun eenvoud, die dikwijls moesten scharten (8) om toe te komen, in die huizen met niet het minste comfort. Die mensen van toen stonden veel dichter bij elkaar in vreugde en tegenspoed. Die buurt, dat was een blok, dat was van ons. Iedereen kende iedereen. Nu gebeurt het dat wij niet meer weten wie ons naaste buren zijn. Door radio, T.V. en het moderne verkeer is de gezelligheid van de straat verdwenen. Noten (1) Bijlap: Gents voor “bijnaam” (2) Het komt uit de Lange Munte: Gents voor “het wordt op de lange baan geschoven, het wordt uitgesteld. (3) ‘t Seleskest: Gents voor “Heilig Kerst”. (4) trew: Gents voor “trouw, huwelijk”. (5) Priestersstraat: nu Doornzelestraat. (6) Fien: roepnaam voor Livius. De Vleeshouwer: naar zijn beroep. (7) Gekend gelijk slecht geld: Gents voor “zeer goed gekend zijn”. (8) Scharten: Gents voor “krabben”.

480


Binnenwerk_nov_dec_2011_DEF_OK_September binnenwerk OK 5.0 15/11/11 18:51 Pagina 481

GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring Gent V.Z.W. 40e jaargang nr. 6 november - december 2011

Inhoud - Pierre Kluyskens: Kloosterorden. - Ernest Lacquet: Inventaire Archéologique: Koffer van de Nering der metselaars en steenhouwers - Guy Schrans: “Pierre-Victor, Jacques Clément et les autres”. Minder bekende Gentse notabelen uit de periode 1780-1840 (Deel 7) 6. Joseph-Jean Van Crombrugghe (1770-1842). - Daniël Van Ryssel: Minder bekende en/of verdwenen locaties: Kasteel Maltebrugge. - Erik De Keukeleire: Hoever men in 1911 stond met de Wereldtentoonstelling van 1913. Deel 1 (Juni 1910 - Juni 1911) - Luc Devriese: Ghendtsche toestanden: Woonschepen. - Lieve Vande Casteele: Albert Baertsoen en de kunstenaar Marcel de Boucle Saint-Denis. - Daniël Van Ryssel: Vergeten Gentse schrijvers: Van Bouchery (Gent 1846 - Antwerpen 1911). - Quizmaster: Puzzel 2011. - Beschermleden 2011 - Steunende leden 2011. - Hugo Collumbien: Het Kroniekje van een oude Gentenaar. Vandaag met de T. - Bibliografie. - Vraag en antwoord. - Lezers schrijven ons. - Inhoud 2011.

481

482 491

493

506

509

526 538 555 557 562 567 570 571 573 575


Binnenwerk_nov_dec_2011_DEF_OK_September binnenwerk OK 5.0 15/11/11 18:51 Pagina 482

KLOOSTERORDEN

In dit nummer beginnen wij de publicatie van een reeks artikelen van Pierre Kluyskens over de kloosterorden. Ze dateren van 1974. Er zijn vandaag de dag langs de Gentse straten, lanen en pleinen niet veel meer gezonde, zieke of in stervensnood verkerende bomen te tellen dan er drie of vier eeuwen geleden kloosters voor mannen of voor vrouwen in onze stad rezen, bloeiden of, toen reeds, stilaan wegkwijnden. Men mag gerust, en zonder gevaar te lopen een doodzonde te bedrijven, beweren dat er op een bepaald ogenblik 5 à 6 Gentenaren op honderd in kloosters, begijnhoven of andere religieuze instellingen woonden en dat de enen er een actief leven leidden, bv. met het verzorgen van de zieken of het onderrichten van de jeugd, de overigen − de overgrote meerderheid − er hun dagen sleten in gebed en meditatie, predikten of bedelden, liefst voor een of ander liefdadig werk of voor hun eigen klooster. Over deze kloosters, kloostercongregaties en kloosterorden berusten in het Rijksarchief, het Stedelijk Archief en het Bisdom stapels documenten die slechts gedeeltelijk (o.a. door Victor Vander Haeghen) werden geïnventariseerd, en die wachten op de witte raaf of de witte raven die ermede de geschiedenis zullen schrijven, de taak en de rol zullen belichten van mensen en gemeenschappen die eeuw in, eeuw uit een nuttige, heilzame, nefaste of beslissende stempel hebben gedrukt op het religieus, sociaal en politiek leven van de hoofdstad van het graafschap Vlaanderen. Er zijn weliswaar in het verleden een paar degelijke studies verschenen over het bisdom Gent, de predikheren, de minderbroeders, de ongeschoeide Karmelieten, de Augustijnen, doch vergeleken bij de stapels documenten die ter beschikking liggen van de navorsers, is het toch bitter weinig. Enkel de geschiedenis van onze twee oeroude abdijen, deze van St.-Baafs en deze van St.-Pieter, is, zij het met heel wat nuances, tegenstrijdigheden en onwaarheden, uit de doeken gedaan. Met de miljoenen die men heeft neergeteld om de afschuwelijke en nutteloze bunker tussen bisschoppelijk en kathedraalkoor op te trekken, had men een staf researchers aan het werk kunnen stellen om de archieven te ontleden en de onontbeerlijke studie te schrijven over de kloosters in het Gentse! Niet alle kloosters hebben hun documenten vervalst zoals de monniken van onze twee abdijen het hebben gedaan, toen zij in de zgn. vroege middeleeuwen dachten dat wie het “religieus eerstgeboorterecht” te Gent mocht opeisen,

482


Binnenwerk_nov_dec_2011_DEF_OK_September binnenwerk OK 5.0 15/11/11 18:51 Pagina 483

meteen ook politiek voorrang moest krijgen in de stad en prioriteit wanneer hij later bij Sint-Pieter aan de ingang van de hemel zou aankloppen. De tijden van de naïeve schriftvervalsingen zijn ver achter de rug doch met de dag wordt het duidelijker dat in de geschiedenis van Gent die in menig aspect zo grondig en zo wetenschappelijk werd geschreven, nog steeds het hoofdstuk ontbreekt over het kloosterleven, zijn functie, zijn uitstraling en zijn gelukkige of ongelukkige invloed. De kerkgebouwen, de kloostergebouwen werden beschreven: hetgeen de mensen die er gedurende eeuwen leefden, officieerden of ijverden, hebben gepresteerd − en dat blijkt uit duizenden stukken − is helaas nog steeds een groot vraagteken dat burgerlijke en kerkelijke overheden nooit van het schoolbord hebben uit willen vegen! Jaren research, selectiewerk, studie en redactie van een degelijke ploeg navorsers of jonge historici − geestelijken en leken − zijn nodig om dat resultaat te bereiken, d.w.z. dat een collectieve inspanning van stadsbestuur en bisdom nodig is om deze geschiedenis te schrijven. Daar − gezien de huidige conjunctuur en de geestesgesteldheid in bepaalde middens die erover moeten beslissen − het engagement in elk geval negatief, althans lusteloos is, moeten wij betere tijden afwachten. Het is zeker niet in een reeks bijdragen dat wij het probleem in al zijn complexiteit zullen kunnen ontleden of zelfs benaderen. Wij willen onze lezers enkel attent maken op het feit dat in het verleden heel wat kloosters en kloosterorden waarover vandaag geen woord meer wordt gepiept, op hun manier. met beperkte of belangrijke middelen, een rol hebben gespeeld − meestal relatief of bescheiden − in het leven van onze stad. Er zijn een paar waarheden die wij niet uit het oog mogen verliezen: er is in de middeleeuwen en tot op de vooravond van de Franse Omwenteling omzeggens geen enkele Gentse familie geweest die niet, bij elke generatie, een zoon of een dochter aan een Gents klooster heeft “geschonken” bovendien zijn er niet veel Gentse families geweest die in de loop der tijden, niet om een of andere reden, oorlogsgebeurtenis, epidemie of ramp, een beroep hebben, moeten doen op de openbare liefdadigheid die in die jaren bijna exclusief uitging van de kloosters. Verder is er in het verleden geen kunstenaar geweest die niet een of meer werken mocht verkopen aan een kerk of een klooster. Op een ogenblik dat 95 % van de mensen ongeletterd waren, zijn zij, zoals het ons o.a. aanschouwelijk werd gemaakt in de tentoonstelling “Rijn en Maas”, de haarden van cultuur, kunst, beschaving en onderwijs geweest. Zij waren het die kathedralen, kerken, kloosterpanden lieten optrekken, kunst en kunstenaars aanmoedigden, zorgden voor kostbare handschriften en verluchtingen. Zij hebben harde, vaak dodelijke klappen gekregen, een eerste maal ten tijde van de Beeldenstorm, een tweede maal na de inval van de Franse Republi-

483


Binnenwerk_nov_dec_2011_DEF_OK_September binnenwerk OK 5.0 15/11/11 18:51 Pagina 484

keinen. De eerste maal ging veel materieel en artistiek werk reddeloos verloren, doch de geest, het impuls, het ideaal bleven: na de storm, kwamen de kloosterlingen terug, zetten zich met hernieuwde ijver aan het werk, en zij mochten rekenen op de algehele steun van overheid en van bevolking. Na de Franse inval werd het een ramp voor de kloosters: hun goederen werden genationaliseerd, hun bronnen van inkomen verdwenen, en ook de massa had een nieuwe, andere kijk op de zaken. De meeste kloosters konden toen de storm niet overleven omdat zij voor andere problemen en normen werden gesteld. Zij die ondanks alles een deel van hun bezittingen terugvonden, moesten zich aan de nieuwe tijden aanpassen. Talrijke kloosters vergingen in de storm, andere moesten zwichten doch konden zich elders aanpassen. Over onze twee abdijen, eens de roem, de trots. de weelde van het gelovige Vlaanderen, werd na 1789, zand gestrooid: zij vergingen geleidelijk tot twee puinhopen of gebouwen waarvan men de nog dienstige lokalen tot profane doeleinden aanwendde. Estheten kwamen er wat romantisch dromen van vergankelijkheid en ondankbaarheid; het was pas veel later dat hetgeen nog overbleef van de voormalige Sint-Baafsabdij, die grotendeels was gesloopt geworden om plaats te maken voor het Spanjaardkasteel, kon gered worden dank zij het vastberaden optreden en het doorzettingsvermogen van mensen als August Van Lokeren. Ook, doch nog veel later, herrees de Sint-Pietersabdij uit haar puinen: hetgeen een van de vuilste kazernen van het land was geworden, is thans een van de fraaiste openbare gebouwen van de stad: na een kwart eeuw restauratiewerken is de abdij haar heropstanding, althans als gebouw, nabij. Onze twee grote abdijen hebben een bewogen en roemrijk verleden achter de rug: in het sociaal, cultureel, intellectueel en ook wel in het politiek leven van de stad en van het graafschap Vlaanderen, hebben zij een zeer voorname plaats ingenomen. In menig domein zijn zij attractie- en uitstralingspolen geweest, centra van wetenschap, van humanisme, rem tegen misbruiken of uitspattingen van het wereldlijk gezag. Daarom ook zijn zij zo dikwijls het mikpunt geworden van allerlei aanvallen. Kleine kloosters en kloostergemeenschappen hebben het in beroerde tijden soms heel hard te verduren gekregen, ook wel in vredestijd, als bv. ten tijde van Jozef II. Niet allen zijn reddeloos verdwenen: sommige onder hen zijn blijven voortleven op de plaats zelf waar zij eens werden gesticht, andere werden door de storm weggevaagd, andere nog keken naar een nieuwe inplanting uit. In een reeks bijdragen zullen wij op zoek gaan naar die oorspronkelijke vestigingen in het Gentse: in een eerste artikel zullen wij ons begeven naar het voormalig klooster van de Alexianen waarvan een getuige alle stormen mocht

484


Binnenwerk_nov_dec_2011_DEF_OK_September binnenwerk OK 5.0 15/11/11 18:51 Pagina 485

trotseren. Zij droegen meer namen dan er dagen zijn in de week: Cellebroeders, Lollaards, Cellieten, Schokkebroers, Broederkins up de Selle, Mattemans, Grauwe Broederkins, Alexianen! En ook hun menigvuldige activiteiten zou men niet kunnen tellen op de kneukels van één hand. Aanvankelijk waren er Broeders Cellieten en Zusters Cellieten die allen gezond naar lichaam en geest moesten zijn, zuiver op de graat qua zeden en bovendien ongehuwd: zij verrichtten grotendeels hetzelfde werk doch leefden geheel afgescheiden van elkaar. De Zusters Cellieten hebben hun apostolaat slechts tot in het begin van de XVe eeuw volgehouden: toen werden zij immers afgeschaft en gingen zij vermoedelijk onder een of andere kap zieken verzorgen in hospitalen of in de Byloke. De Broeders bleven overeind en zetten nog gedurende lange eeuwen hun activiteit en apostolaat voort in dienst van hun evenmens: zij verzorgden immers de zieken, begroeven de doden, verpleegden de pestlijders in tijden van epidemie; tussendoor namen zij in hun klooster de krankzinnigen op, weerspannige jongelingen, verkwisters, meisjes die wat teveel van de mannen hielden, kortom al degenen die roet in het eten van de families gooiden en die deze laatste dan ook graag aan derden toevertrouwden in de hoop er nooit meer last van te zullen hebben. Cellieten of Schokkebroeders bestonden van oudsher te Gent en men had ze voor het eerst afgebeeld moeten zien in het praalgraf van de laatste abt van de Sint-Baafsabdij, Lucas Munich, doch vooraleer de beelden in zwarte toetssteen, van de vier Cellebroeders die de grafsteen moesten schragen, het monument hadden vervoegd, was dit laatste al door de woedende beeldstormers vernield geworden. Cellebroers trof men ook in andere steden aan en wij zien ze aldus afgebeeld in het majestueus praalgraf van Filips de Stoute in Dijon. Nogal omzichtig en bij benadering geeft Fris in zijn “Bibliographie de l’Histoire de Gand” de datum van vestiging van de kloosterorden in Gent: “La chronologie approximative de l'établissement des ordres monastiques” zoals hij het zegt. Voor de Alexianen is dat het jaar 1346. Welnu volgens Frans De Potter zouden de Broeders zich reeds in 1313 op het Vestje, d.i. bij de Turrepoort aan de Poel hebben gevestigd, na eerst, het dan niet noodzakelijk als geestelijke orde, verschillende andere gebouwen te hebben betrokken, doch precieze bronnen geeft schrijver niet aan hij verwijst naar een, “ aantekenaar “ maar het blijft toch zeer vaag. “ In het tweede deel dezes werks, aldus De Potter, sprekende van den Hooiaard, zegden wij dat te dier plaatse, in ‘t begin de XlVe eeuw, eene vereeniging was gevestigd van jonge

485


Binnenwerk_nov_dec_2011_DEF_OK_September binnenwerk OK 5.0 15/11/11 18:51 Pagina 486

mannen, die de taak hadden aanvaard zieken te verzorgen en dooden te begraven. Deze vrome broederschap was evenwel niet dààr tot stand gekomen; volgens oude papieren, door een aantekenaar van historische gebeurtenissen betrekkelijk Gent, op het einde der vorige eeuw (De Potter schrijft omstreeks 1880-1890), geraadpleegd, woonden de bedoelde Broeders opeenvolgend in het huis den hoogen Gevel, “tusschen Muide”, op de Ieperstraat aan den Hooiaard en ten laatsten op het Vestje, waar zij volgens sommige schrijvers in 1313 de hoogergemelde gebouwen in bezit kregen”. Enkele jaren vóór De Potter had J.B. Lavaut ongeveer hetzelfde geschreven in de “Messager des Sciences historiques” van 1872 en o.a. voorgehouden dat de leden van de vereniging, vrome jongelingen die zieken verzorgen en doden ten grave droegen, aanvankelijk vergaderden in “Het gouden Mandeken” bij het Vleeshuis en in 1313 verhuisden naar de Turrepoort waar zij hun intrek mochten nemen in de oude en niet meer gebruikte versterkingswerken bekend als de Sinte Michiels Veste, tussen Turrepoort en Posteernepoort. In elk geval worden zij in 1351 in een officiële akte vermeld als de “Broeders up de Veste bi der Thurrepoerten, die men heet Lollarts”. De Gentenaars waren vol eerbied voor de Broeders die in 1459 de regel van de derde orde van Sint-Franciscus hadden gekozen, doch de kinderen lachtten de Broeders wel eens uit wanneer zij ze op straat ontmoetten: zij droegen een grauwe pij en een zwarte kap die een vierkante muts blijkt geweest te zijn. De pij was een minipij, veel korter dan deze van de andere kloosterlingen. Onze Alexianenn verzorgden immers de zieken en achtten het geraadzaam, ten einde niet te struikelen in lange rokken, een kortere kledij te dragen, hetgeen in die tijd de straatjongens belachelijkk voorkwam. Zodra zij daartoe de mogelijkheid zagen en kregen, bouwden onze Cellieten een kapel naast hun klooster: het gebeurde in 1481 zoals blijkt uit een opschrift in een steen die voor het altaar was geplaatst doch zoals de meeste religieuze gebouwen werd de kapel van de Alexianen erg toegetakeld door de Beeldstormers die er nadien een gevangenis van maakten samen met het klooster, zodat beiden bij de tweede golf gespaard bleven. Niettemin moet de schade groot zijn geweest daar de Broeders in 1681 de kapel lieten afbreken en vervangen door een ruimere, bekroond met een elegant torentje dat echter samen met het dak op 30 april 1873 door het vuur werd vernield. Dak en toren werden enkele jaren later door de knappe Gentse architect August Van Assche heropgetrokken. Als kapel, hoewel niet zichtbaar van de straat, ingelijfd in het Sint-Amandusgesticht is zij het enige overblijfsel van een ensemble en van een kloosterorde die een aparte doch voorname plaats had ingenomen in het sociaal leven van de stad. Het mooiste kunstwerk van de kapel, nl. het altaar, dat in 1718 door de

486


Binnenwerk_nov_dec_2011_DEF_OK_September binnenwerk OK 5.0 15/11/11 18:51 Pagina 487

Antwerpse beeldhouwer Pieter Van Baurscheit werd vervaardigd en een slordige 9000 gulden had gekost werd ten tijde van de Franse bezetting op het einde van de XVIIIe eeuw, door de Republikeinen vernield. Het altaar was o.a. versierd met een beeld van de H. Alexius, patroonheilige van de Broeders Cellieten, en met een schilderij van de hand van Gaspard de Craeyer. Toen zij nog als lekenvereniging in een herberg van de Hooiaard waren gevestigd, was het 100 t.h. ideaal en apostolaat geweest: als lekebroeders: trokken zij van huis tot huis waar er zieken te verzorgen waren, en wanneer de ongelukkige kwam te overlijden, baarden zij hem op en droegen hem ten grave. Omdat zij zo uitmuntende diensten aan de gemeenschap bewezen, stonden zij in hoog aanzien bij de stadsmagistraat die hen, zoals wij het zagen, in het begin van de XlVe eeuw, ruime gebouwen ter beschikking stelde in de gewezen stadswallen en -vestingswerken bij de Turrepoort. Zij betaalden er een kleine jaarpacht die hen ten andere vanaf 1561 werd kwijtgescholden. Hetgeen aanvankelijk een dienst aan de collectiviteit bewezen was,werd geleidelijk een' gewoonte, vervolgens een traditie en eindelijk een recht indien niet een privilegie, omdat het geleidelijk ook gewoonte eerst traditie later, eindelijk een verplichting was geworden een of meer munt, en goudstukken in de hand te stoppen van de Alexianen na de begrafenisplechtigheid. Hetgeen in de beginne kosteloos, uit louter naastenliefde geschiedde, werd stilaan met een fooi beloond, met wat geld gehonoreerd, dra getarifeerd. De stad bijv. betaalde in de XVIe eeuw een vast bedrag van een gulden voor het opbaren en een daalder voor het ter aarde brengen wanneer het op bevel van de overheid geschiedde, bv. na een terechtstelling. In tijden van pestepidemieën bijv. stonden twee gans tegenstrijdige begrippen scherp tegenover mekaar: het verzorgen, op gevaar af van zijn eigen leven, van honderden en duizenden zieken en de enorme winst bij het begraven van zovele slachtoffers van de kwaal! Aldus bekwamen onze Schokkebroeders het “recht ende privilegie” de personen die van de pest omkwamen, te begraven. De armen betaalden niet doch de stad betaalde voor hen en de begoede burgers moesten ook een aardig sommetje neertellen aan de Cellieten die met hen hun schade poogden in te halen. Het recht werd een zo winstgevend baantje dat toen in 1521 de concurrente opdook en dat sommige mensen de tussenkomst van de Alexianen gewoonweg negeerden, deze laatsten hun beklag gingen doen bij de overheden en bekwamen dat hun alleenrecht zou geëerbiedigd worden, hetgeen andermaal geschiedde bij een arrest van de Raad van Vlaanderen van 20 oktober 1663. Toen zij ook aanvaardden krankzinnigen en jonge lieden waarmede de fami-

487


Binnenwerk_nov_dec_2011_DEF_OK_September binnenwerk OK 5.0 15/11/11 18:51 Pagina 488

lies geen raad wisten, in hun klooster te verzorgen, waagden onze Alexianen zich op zeer glad ijs. Zieken verzorgen, doden begraven waren eeuw in eeuw uit opdrachten en taken geweest van dewelke de Alexianen zich met zoveel zorg als toewijding tot voldoening van evennaaste en gemeenschap hadden gekweten, aanvankelijk, in de zo vrome Middeleeuwen totaal belangeloos, later met een vlijt die winstbejag niet geheel uitsloot Wij hebben inderdaad in onze vorige bijdrage gezien dat zij zich, vanaf het ogenblik dat hun taak lucratief en getarifeerd werd, hardnekkig vastklampten aan hun recht en voorrecht. Echt gevaarlijk spel begonnen zij pas te spelen toen zij aanvaardden krankzinnigen in hun klooster op te nemen en te verzorgen. Een zieke geneest men en wanneer hij terug fit is, valt het moeilijk hem nog weken of maanden onder een bedsprei te stoppen. Tegenwoordig is het ook niet makkelijk iemand die gezond van geest is krankzinnig te verklaren en in een gesticht te laten opnemen. In vroegere tijden kon men het in een handomdraai klaarspelen: niet het belang van het individu was van belang, enkel maar het financieel belang van de familie: hoeveel mensen zijn er niet die onder een of ander voorwendsel werden geïnterneerd, omdat men ze wou elimineren, uitschakelen indien zij het behoud van grondbezit in één hand hadden kunnen beletten. Er waren krankzinnigen, geesteszieken, onevenwichtigen die een medische behandeling en een speciaal regime in een instelling nodig hadden, maar tot het einde van de XVIIIe eeuw werden deze ongelukkigen niet verzorgd, maar opgesloten als zijnde een gevaar voor de samenleving. Ook zij die door de families met krankzinnigen werden gelijkgesteld, als verkwisters, zonen die te graag de bloempjes buiten zetten, dochters die tegen de zin in van de ouders wilden trouwen, ondergingen vaak hetzelfde onmenselijk lot. De behandeling van hen die aldus van de wereld werden afgezonderd was afschuwelijk. Zij die opgesloten werden, hadden de mogelijkheid niet meer om te klagen of hun stem te laten horen, zij die de slachtoffers hadden laten opsluiten hadden geen enkele reden om het aan de grote klok te hangen. Bij de Alexianen, in het Geraard Duivelsteen, in Sint-Jan-ten-Dulle, bij de zo genaamde Zottepoort en elders nog werden zogenaamde krankzinnigen zogenaamd “verzorgd”, d.w.z. dat zij in kooien en muiten werden opgesloten als gevaarlijke beesten. Af en toe kwam een afgevaardigde van de stadsmagistraat en een geneesheer zich vergewissen van hun toestand en van de “zorgen”, doch zij ook vonden het geheel normaal en zelfs rechtvaardig dat men deze zieken enkel onschadelijk maakte, omdat, zo redeneerde men toen, zij toch gedeeltelijk of geheel hun verstand kwijt waren. De meeste onder hen waren met boeien en kettin-

488


Binnenwerk_nov_dec_2011_DEF_OK_September binnenwerk OK 5.0 15/11/11 18:51 Pagina 489

gen aan zware ringen in de muur vastgesnoerd of vergingen in hun vuil in donkere hokken. “Op heden den 13 Mey ter presentie van Edele Heeren commissarissen benevens secretaris uyt den Collegie gedeputeerd”, aldus een document uit 1735, “hebben wy onderscreven Docteuren ten pensioene deser stadt gevisiteert en geexamineert in het Weesenhuys de naervolgende dry vrou personen welcke dry vroupersonen in differente muyten gecoloceert waeren, ten respecte van haere boosheden en extravagantien, die wij bevonden hebben in eenen dulle crancksinnichyt, geseyt Mania, en volgens relaes van den Weesemeester (d.w.z. de huisbewaker van het gesticht) en syne domestiquen nu merckelycken tyt alsoo gecontinneert heeft sonder apparentie van beternisse.” Geen woord medelijden, gewoonweg omdat men in die jaren dacht geen medelijden te moeten hebben met dergelijke wezens! Ces établissements”, heeft Prosper Claeys geschreven, “ne se trouvaient soumis à aucun contrôle sérieux. De temps en temps la visite d'un médecin qui, au lieu d’examiner les personnes colloquées, se bornait à interroger les gardiens auxquels toute latitude était laissée.” Onze Cellebroeders of Alexianen weken hoogstwaarschijnlijk niet af van de algemene opinie inzake behandeling van krankzinnigen en van hen die men de Broeders in deze hoedanigheid voorstelde en toevertrouwde. Zij hadden in jarenlange verzorging van zieken heel wat ondervinding opgedaan en het zal wel de reden zijn geweest waarom zij het waagden ook geestesgestoorden in hun klooster op te nemen, samen met jongelieden die de ouders er met toestemming van de overheden, lieten opsluiten. Een voorbeeld dat Frans De Potter in zijn Geschiedenis van Gent aanhaalt, spreekt boekdelen over de motieven die aan de grondslag van de familiale beslissingen lagen en over de manier waarop de burgerlijke overheden op de wensen van de families ingingen. Een jongeling uit Ieper, 24 jaar oud, moest tegen zijn zin in met een meisje trouwen als wanneer hij er een andere dolgraag zag. Ten einde in het ongewenst huwelijksbootje niet te moeten stappen, was hij naar Gent gevlucht doch zijn voogd liet hem in een afspanning aanhouden en manu militari, in casu door vier kloeke Cellebroeders naar hun klooster brengen waar men de weerspannige verloofde in een muit nogal symbolisch “de Helle” genaamd, stopte, “een seer doncker cot ofte muyte, affreus om sien, ghemaeckt van dikke houten met weynighe spatie tusschen beyde ende meer van de grootte ende linghde van een manspersoon int viercant, ghepriveert van sonne ende mane.” Na meer dan drie maanden in de kooi te hebben doorgebracht lukte het de jon-

489


Binnenwerk_nov_dec_2011_DEF_OK_September binnenwerk OK 5.0 15/11/11 18:51 Pagina 490

geling dan toch de overheden een schrijven te laten geworden: “eene muyte, waer ick mijn leven son noch maene en sien: waer ick de eerste dry maenden en alf hebbe gheleghen in een muyttjen in hetwelcke ick altyds moest ligghen”. Na onderzoek van de overheid en de verklaring van de Alexianen dat hun “patiënt” een uitmuntend gedrag had, werd hij vrijgelaten. Anderen helaas, die over geen steun genoten, bleven er jaren, indien niet gans hun leven opgesloten! Andere tijden, andere zeden doch zij waren bijzonder hard voor de geesteszieken en de door de families gestrafte jongelieden. Gent was geen uitzondering op de regel: overal in het land en in Europa waren de geestesgestoorden als parias behandeld en het zou pas omstreeks het midden van de XIXe eeuw zijn dat zich een kentering in de behandeling begon af te tekenen onder het impuls van een van de schoonste figuren van het mensdom, de Gentenaar Jozef Guislain, die zijn leven lang ijverde voor een menswaardige behandeling van de krankzinnigen en erin slaagde een totale ommekeer te brengen op medisch, sociaal en wettelijk vlak. Pierre Kluyskens (wordt vervolgd)

490


Binnenwerk_nov_dec_2011_DEF_OK_September binnenwerk OK 5.0 15/11/11 18:51 Pagina 491

INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE - FICHE N° 216

Op 28 Januari 1901 stelde Ernest Lacquet in de rubriek "Schrijnwerk Oudheidkundig Museum, n° 883 - XVIIe eeuw (1662)" in het Frans een fiche op over

Koffer van de Nering der metselaars en steenhouwers. In 1662 gaf de nering der metselaars en steenhouwers opdracht aan François De Cock, meester schrijnwerker, Joos Schauteur, smid en Ferdinand Van Pepersele, beeldhouwer, een nieuwe koffer te vervaardigen, bestemd voor het bewaren van de archieven van het ambacht. De rekening van de corporatie van 1662-1663 leert ons de prijs die elk van de drie ambachtsmannen ontvingen voor hun werk. (1) Deze koffer, bewaard in de gemeentelijke archieven, werd in 1864 overgemaakt aan de lokale commissie voor monumenten om gedeponeerd te worden in het museum dat toen gevestigd was in twee zalen van de thesaurie in het Stadhuis. Hij bevindt zich heden in het Oudheidkundig Museum. (n° 883). Gemaakt in eikenhout heeft hij een lengte van 0,77 m., een breedte van 0,64 m. en een hoogte van 0,18 m. Binnenin is hij verdeeld in vijf compartimenten. Het deksel is versierd met een cartouche, op het bovendeel ervan twee figuren die een spandoek afrollen met een inscriptie die de bijgevoegde tekening ons ontslaat van de reproductie ervan, daaronder een gestreept wapenschild met het gereedschap van het ambacht, met daarnaast vogels. Ziehier de vertaling van de inscriptie waarvan ieder woord gescheiden wordt 491


Binnenwerk_nov_dec_2011_DEF_OK_September binnenwerk OK 5.0 15/11/11 18:51 Pagina 492

door een driehoekig punt: Deze koffer werd besteld door de nering der vrije metselaars en steenhouwers. Deken: Sr. Josse Vanden Ecke; gezworenen: Jacques Pieters en Jean de Wylde, met de anciens en de gewone handlangers, in het jaar 1662. Het ijzerwerk van de koffer bestaat uit twee scharnieren met kruishengsels, dwars genageld op de buitenkant van het deksel, twee sloten “à moraillons”. Een van de sloten mankeert en een “menotte” geplaatst in het midden van twee sloten; zoals de rekening het toont is het ijzerwerk ouder dan de koffer en heeft enkel maar hersteld geweest door Josse Schauteur.

(1) Gemeentelijke archieven: Metsers en Steenhouwers, rekening 1662-1663. Item betaelt an Franchois de Cock meester schrynwercker over het maeken van eenen nieuwen coffere per acquit de somme van XXVI sc. VIII gr. Item betaelt aan Joos Schauteur smet over het repareren van het iser weerck van den coffer en het schoonmaecken van dien de somme van V sc.gr. Item betaelt an Ferdinand van Pepersele beeltsnijder over het snijden vanden scheel op den voorseijde coffere per quyctantie de somme van XV sc.gr.

Nota van de Redactie. In deze fiches van de “Inventaire Archéologique” wordt regelmatig verwezen naar de bewaarplaats van het beschreven onderwerp. In de meeste gevallen is dat het Oudheidkundig Mueum, met het inventarisnummer. Wij vragen ons af of deze inventarislijst nog bestaat. Dezelfde vraag kan gesteld worden over de voorwerpen zelf. Iedereen weet immers dat heel wat voorwerpen uit de oude collectie op een mysterieuze manier verdwenen zijn. Veronderstel: iemand zou graag deze koffer eens zien. Tot wie of wat moet hij zich wenden om dat te kunnen doen? Kan een van onze lezers een antwoord geven op deze vraag?

492


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.