Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:19 Pagina 1
GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring Gent V.Z.W. 41e jaargang nr. 1 januari - februari 2012
Inhoud - Guy Schrans: “Pierre-Victor, Jacques Clément et les autres”. Minder bekende Gentse notabelen uit de periode 1780-1840. 7. Jean-Baptiste Hellebaut. (1774-1819). - Victor Van der Haeghen: Inventaire Archéologique: Preekstoel door J.B. Helderberg. - Daniël Van Ryssel: Minder bekende en/of verdwenen locaties: Het Miljoenenkwartier. - Herdenkingsdagen 2012. - Erik De Keukeleire: Hoever men in 1911 stond met de Wereldtentoonstelling van 1913. Deel 2. (juli 1911 - december 1911). - Hugo Collumbien: Gentse Memoriedagen: 8-9-10 December. - Luc Devriese: Ghendtsche toestanden: Rondje Gent varen... maar niet zonder hindernissen. - Pierre Kluyskens: Kloosterorden (vervolg). - Daniël Van Ryssel: Vergeten Gentse schrijvers: Georges Chabot (Ledeberg 1883 - Gent 1969). - Hugo Collumbien: Het Kroniekje van een oude Gentenaar. Vandaag met de U en de V. - Bibliografie. - Documentatiecentrum. Dank aan de milde schenkers 2010-2011. - Vraag en antwoord. - Lezers schrijven ons. Arthur De Decker: Jacob van Zevecote. Aanvullende informatie.
1
2
16 18
22 26
41 47
57 68 70 72 76 81 88
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:19 Pagina 2
“PIERRE-VICTOR, JACQUES-CLÉMENT ET LES AUTRES” MINDER BEKENDE GENTSE NOTABELEN UIT DE PERIODE 1780-1840 (DEEL 8)
7. Jean-Baptiste Hellebaut (1774-1819) Advocaat en hoogleraar Jean-Baptiste Hellebaut bleef bij de Gentse bevolking tot lang na zijn dood bekend als “Primus Hellebaut” sinds hij in augustus 1793 aan de universiteit van Leuven tot “Primus” in de wijsbegeerte werd uitgeroepen en in zijn geboortestad als een welhaast mythische held werd ingehaald. Hij was een uitzonderlijk begaafd man. Hij werd een gerespecteerd advocaat, hoogleraar in de rechten bij de stichting van de universiteit in 1817, en verwierf ook vermaardheid als mathematicus en latiniste distingué 1 . Van hem is nochtans geen wetenschappelijk werk bewaard. Mogelijk was hij een perfectionist voor wie een tekst nooit voldoende “af” was of verleidde de veelheid van zijn talenten hem tot enig dilettantisme. Hij overleed vrij jong, kort na zijn benoeming tot rector magnificus van de universiteit.
Een nijvere Gentse jeugd Jean-Baptiste Hellebaut werd geboren te Gent op 8 augustus 1774 in het Valkenstraetje tussen de Veldstraat en de Leie2. Vader Willem-Joannes Hellebaut was horlogiemaeker 3 en een telg van een oude Gentse familie uit de vlottende categorie van de lagere middenburgerij4. Moeder Maria-Caroline Minne was een dochter van de erfelijke vleeshouwer Christiaan Minne die bij zijn overlijden in 1818 niet minder dan achtennegentig levende nakomelingen telde, over vierentwintig gezinnen verspreid5. De Minnes behoorden sedert lang tot het kruim van de ambachtenwereld en bezaten heel wat invloed in de stad. Zo werd bijv. Maria Minne’s broer Pieter Minne na de eerste Franse inval in november 1792 een van de zestig “provisioneel representanten” van Gent6. Onmiddellijk na de tweede Franse inval (1794) zetelde hij in het voorlopig stadsbestuur7. Haar broer François Minne werd in 1797 tot vrederechter verkozen voor de sectie der Vereeninge (de la Réunion), later Gend westen 8. Vooral tijdens zijn eerste jaren aan de balie kon Jean-Baptiste op de wijze raad van deze oom rekenen9. Omdat nog zes kinderen werden geboren verhuisde het gezin rond 1782 naar een recente en ruimere woning (met drie bouwlagen) aan de Oude Vlasmarkt bij de Sint-Jacobskerk10. 2
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:19 Pagina 3
Jan-Baptiste Hellebaut
3
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:19 Pagina 4
Jean-Baptiste volgde lager onderwijs bij twee ervaren vrye schoolmeesters, meester Teirlinck in de Heilige-Geeststraat en meester Delbecq in de Schepenhuisstraat11. Spoedig bleek het ventje een bijzondere intellectuele aanleg en een verbluffend geheugen te bezitten. Met de financiële steun van twee vrienden van de familie (de kanunniken Ambroise Goethals en Emmanuel Hellin)12 kon Jean-Baptiste de humaniorastudies volgen in het gunstig aangeschreven augustijnencollege in de Sint-Margrietstraat. In deze instelling plukte hij talrijke lauweren en behaalde hij erepenningen voor grammatica en dichtkunst13. De laatste studiejaren volbracht hij nochtans in het Koninklijk college (ook “Theresiaans college”) gevestigd in het voormalige jezuïetencollege aan de Voldersstraat. Mogelijk meenden zijn ouders (zoals ook die van Charles van Hulthem)14 dat een “officiële” school meer kansen bood op een betrekking in het openbaar bestuur van keizer Jozef II. Dit kan op korte termijn een misrekening zijn geweest vermits het Koninklijk college tijdens de Brabantse Omwenteling in maart 1790 door de opstandige Statisten werd gesloten15. In zijn vrije tijd verdiende Jean-Baptiste wat geld bij twee vooraanstaande Gentse drukkers-uitgevers. Bij Philip Spillebaut (toen aan de Steendam) was hij letterzetter, en meer dan eens mocht hij boeken in een kraam op de Vrijdagmarkt te koop aanbieden16. Bij deze drukker kwam bijv. op 4 januari 1790 het revolutionaire Manifest van de provintie van Vlaenderen van de pers, waarbij de Staten van Vlaanderen keizer Jozef II vervallen verklaarden als graaf van Vlaanderen. De toen vijftienjarige Hellebaut kan een van de letterzetters van dit historisch document zijn geweest17. Hij werkte ook bij de befaamde drukker Pieter-Francies de Goesin aan de Hoogpoort, ditmaal als corrector. Zijn boezemvriend uit deze jaren was en bleef Jozef Kieckepoost (17731837), de latere Ontwerp-maeker van Oost-Vlaenderen en aennemer van het vervoer der lyken, wiens naam nog steeds (zij het in een ietwat verbasterde vorm) voortleeft in de Gentse volkstaal19.
Primus van Leuven! Met de steun van zijn weldoeners de kanunniken Goethals en Hellin werd Jean-Baptiste aan de universiteit van Leuven ingeschreven in het college van de Heilige Drievuldigheid om zich gedurende een jaar in de welsprekendheid te bekwamen. Daarna stapte hij over naar het college De Lelie waar hij de wijsbegeerte zou studeren. Aan zijn familie en vrienden te Gent had hij wat voortvarend verklaard dat hij als Primus (een zeer gegeerde eer) zou terugkeren20. Te Leuven
4
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:19 Pagina 5
was hij een vlijtig student die evenwel niet afzijdig bleef van de gebruikelijke studentikoziteit. Volgens een jeugdvriend was de student Jean-Baptiste vol fougue en zou hij niet weerstaan hebben aan la dissipation du jeune âge… donnant quelques heures de plus au plaisir qu’à l’étude 21. Een sympathiek student dus, die ook blijk kon geven van een zelfstandige mening. Dat zulks binnen de te Leuven aanvaarde normen bleef, blijkt uit een in het Latijn gesteld getuigschrift van februari 1793 waarin priester J.B.Liebaert, hoogleraar filosofie in het college De Lelie, de religieuze en morele eigenschappen van zijn student beklemtoont22. In de zomer 1793 had de jaarlijkse prijskamp in de wijsbegeerte plaats. Meer dan 400 binnen- en buitenlandse studenten uit alle Leuvense “colleges”namen deel aan deze bijzonder zware proef. De overwinnaar genoot internationale erkenning als Primus der Philosophie van Leuven. Totnogtoe waren slechts drie geboren Gentenaren met deze lauweren bekroond, de laatste in 1681. ’s Morgens vroeg op 20 augustus 1793 werd Jean-Baptiste Hellebaut met algemeenheid van stemmen uitgeroepen tot Primus. De universiteit verwittigde onmiddellijk het Gentse stadsbestuur, Jean-Baptiste’s ouders, de directie van de scholen die hij had bezocht en zelfs de Gazette van Gend die meldde dat zij door eene estafette de aengenaeme tydinghe had vernomen. Het Gentse stadsbestuur stelde onverwijld een gedetailleerd en gedrukt programma samen23 voor een vierdaagse huldiging die een aanvang zou nemen op zondag 25 augustus.
Een “volksfeest in den vollen zin des woords”24 De inhaling van de Primus te Gent werd als de hulde aan “een zegevierend Veldheer, ja van een aengebeden Vorst”25. “Jamais souverain ne fut reçu avec autant de faste et de solennité”26. Men kan zich vandaag moeilijk voorstellen welk uitbundig volksfeest deze huldiging is geworden. We kunnen slechts verwijzen naar de enkele auteurs die de feestelijkheden uitvoerig hebben beschreven27. Alles begon de zondagochtend met het luiden der klokken van het Belfort en van alle parochiekerken. In de vroege namiddag vertrok van de stadsgrens aan de Brusselsepoort (nu Keizerpoort) een praalstoet met 57 luisterrijk aangeklede rijtuigen die door de meeste straten van de binnenstad schreed om zich te begeven naar de Sint-Baafskathedraal en het stadhuis. Al wie naam had te Gent nam met vreugde deel aan deze stoet: de schepenen van de Keure en van Gedele, de hoog-baljuw en de onderbaljuw, de Gedeputeerden van de Staten van Vlaanderen, president en raadsheren van de Raad van Vlaanderen, bal-
5
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:19 Pagina 6
juws en leenmannen van de heerlijkheden van Sint-Pieters, Sint-Baafs en de Oudburg, de abten van Sint-Pieters, Baudeloo en Drongen, de overste van de priorij van Waarschoot28, het kapittel van St. Baafs en St. Pharaïldis, de “eed” van de schuttersgilden (Sint-Joris, Sint-Sebastiaan, St. Antonius, St. Michiel) en van de rederijkerskamer De Fonteine, de heuversten en bestuursleden van de erfelijke neringen (vleeshouwers, visverkopers, “kraankinders”29, vrije schippers), bestuursleden van de Koninklijke Academie en de Kamer van Koophandel, directie en leraars van het augustijnen-college30 en het Koninklijk college, enz. – allen in groot ornaat en omgeven door hallebardiers en muzikanten. De Primus, in het zwart gekleed met een jas van goudlaken, was op een wit paard gezeten. In de rechterhand hield hij een lauriertak terwijl hij met de linkerhand de toejuichende menigte groette. In de kostbare parade-koetse van den bisschop hadden zijn trotse ouders plaatsgenomen. Op de gevel van talrijke huizen waren verzen en chronogrammen aangebracht31 terwijl de vensters waren “bezet met vrouwen en jonge dochters die den lof des Helds verkondigen en hem met vrolijk handgeklap verwelkomen”32. Na een Te Deum in de kathedraal volgde een plechtige huldiging in het stadhuis. De Primus werd overladen met gelukwensen en geschenken, liederen werden gezongen (o.m. op muziek van de Gentse componist Pierre Verheyen)33, gelegenheidsversjes voorgedragen in het Nederlands, het Frans en het Latijn. ’s Avonds bood het stadsbestuur een groot banket aan voor 174 disgenoten. Aan de eretafel was J.B. Hellebaut gezeten tussen de bisschop van Gent en de pauselijke nuntius. Was het verveling of vermoeidheid? Hoe dan ook, op een bepaald tijdstip dommelde Jean-Baptiste aan tafel eventjes in. Na het banket werd de familie Hellebaut in een koets doorheen de stad gereden om het vuurwerk en de feestverlichting te kunnen bewonderen, met honderden (misschien duizenden) kaarsjes, olieglazen en Chineesche lantaernen. En daarna was er vanaf middernacht in de toneelzaal van de St. Sebastiaansgilde aan de Kouter een openbaar dansfeest waar ook de Leuvense medestudenten van Jean-Baptiste het jolijt tot in de kleine uurtjes bleven aanwakkeren. En zo ging het verder tot de woensdagavond: allerlei festiviteiten ingericht door parochies, gilden, rederijkers, ambachtsnerigen, gebuurten, muziekmaatschappijen enz., met een of twee banketten per dag alsmede tientallen dichtstukken en geschenken en zelfs een “waterspel” op de Leie. Het slotbanket van de woensdag werd aangeboden door de paters augustijnen en was for men only. Voorwaar, onze voorouders konden vieren en hun verdienstelijke kinderen eren. In augustus 1793 was natuurlijk ook van belang dat men in de verte de
6
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:19 Pagina 7
Franse en Oostenrijkse kanonnen hoorde bulderen34 en dat het volksfeest dus voor de nodige afwisseling zorgde.
Leraar wiskunde en advocaat Anders dan de meeste vorige Primussen zou J.B. Hellebaut geen priester worden, maar de rechten studeren. Waar en wanneer hij in het bezit kwam van het licentiaatsdiploma is niet duidelijk. Toen de Franse bezetter in oktober 1797 de universiteit van Leuven afschafte was Hellebaut er alleszins nog niet als jurist afgestudeerd. Sloot hij de rechtenstudies af in Parijs zoals wordt geopperd?35 Meer waarschijnlijk is dat hij de nodige kennis door zelfstudie verwierf 36. Zo kon hij in 1802 worden opgetekend als rechtsgeleerde residérende binnen Gend 37, d.w.z. een opgeleid jurist die (nog) niet bij de rechtbank is toegelaten. Hij woonde toen aan de Majorlynstraete. Intussen moest de minder bemiddelde jongeman aan de kost komen. Zo werd hij in 1797 tot leraar benoemd aan de recent opgerichte Ecole Centrale (aan de Ottogracht, toen Baudeloo-leye)38. Niet in de rechten (dit diploma bezat hij immers nog niet), maar in de wiskunde – welke voor hem sedert zijn prilste jaren een beklijvende hobby is gebleven. Na zijn overlijden ontdekte men overigens in zijn nagelaten papieren handgeschreven nota’s over burgerlijk recht waarvan de gedachten vaak in de vorm van wiskundige formules waren uitgedrukt39. Jammer dat dit nooit werd gepubliceerd. Toen in 1804 bleek dat de Ecole Centrale zou worden vervangen door een Lycée met uitsluitend Franse leraars, stapte Hellebaut over naar de door het stadsbestuur gesubsidieerde privéschool van Pierre Botte waar hem de cursus in het handelsrecht werd toevertrouwd40. Hij zou bovendien ook op free lance basis voor het stadsbestuur hebben gewerkt en talrijke besluiten en reglementen hebben opgesteld41. Hoewel voorstander van een wys en gematigt vryheydstelsel42 liet hij zich nooit door de actieve politiek verleiden. Alleen na het vertrek van de Fransen in 1814 aanvaardde hij om gedurende enkele weken lid te worden van een voorlopig bestuurscomité van het onbeheerde Scheldedepartement43. Inmiddels was het beroep van advocaat heringericht en kon Hellebaut zich in maart 1804 aan de balie van zijn geboortestad laten inschrijven. Dit werden drukke jaren vermits er voor hem “slechts weinig onderscheid [was] tusschen een onkundig en een ondeugend Regtsgeleerde vermits de gevolgen doorgaans even verderffelyk [waren]”44. Hij moet vrij snel een bevredigende praktijk hebben opgebouwd vermits men zijn naam bijv. niet aantreft in de grote groep kandidaten voor een benoeming als rechter, substituut of griffier45. In die periode werd hij ook actief in het Gentse gezelschapsleven. Hij werd
7
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:19 Pagina 8
o.m. opperdeken van de St. Antoniusgilde46, voorzittend meester van de vrijmetselaarsloge La Félicité Bienfaisante47, lid van de Société des beaux-arts48 en van de Société d’agriculture et de botanique49. Men vroeg hem ook herhaaldelijk als gelegenheidsredenaar voor allerlei plechtigheden. Op de tweejaarlijkse prijsuitreikingen van de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten was hij bijv. de feestredenaar in alleszins 1802, 1804, 1806, 1808, 1812, 1814 en 181750. Laatstgenoemde voordracht, waarin hij handelde over de bouwkunst51, wordt beschouwd als “een juweel van welsprekendheid”52. Als redenaar was Hellebaut daarom zeer gevierd, maar hij schreef zijn tekst niet gaarne neer. Wanneer nochtans op een academische zitting werd verwacht dat hij een rede zou “voorlezen”, dan deed hij vaak alsof hij las terwijl hij geen geschreven tekst bezat en gewoon improviseerde53.
Huwelijk “Il avait connu le plaisir sans connaître l’amour”, getuigde een jeugdvriend54. Hierin kwam verandering toen J.-B. Hellebaaut in augustus 1806 in het huwelijk trad met de negentienjarige Angéline Roelandts (1787-1863). Het was een “grote liefde” maar ook een “verstandig” huwelijk. Angéline was immers een dochter van vermogende en “verlichte” notabelen en grootgrondbezitters uit Aalter. Haar vader Jean-Baptiste Roelandts (1739-1813) was er in opdracht van de prins van Rubempré, graaf van Merode, griffier van het Land van de Woestyne en van Woeste55. Hij bezat o.m. het kasteel Blekkervijver (nu Stanislasgesticht)56 en een traditioneel herenhuis dat men nog kan bewonderen rechtover het gemeentehuis57. Angéline’s oudere zus Blandine Roelandts huwde met Vincent-Jean Libbrecht uit Ingelmunster; zij werden de ouders van Charles Libbrecht (geboren in 1796) die, na rechtenstudies onder leiding van zijn oom Jean-Baptiste, te Gent advocaat en katholiek politicus werd58. J.B. Hellebaut en zijn echtgenote gingen in een ruim herenhuis aan Onderbergen wonen59 en hadden drie kinderen. - Jean-Baptiste Jr. werd luitenant-kolonel in het Belgisch leger. Zijn zoon en kleinzoon brachten het allebei tot luitenant-generaal en minister van Oorlog (resp. Landsverdediging)60. - Maria huwde de historicus en hoogleraar Philippe de Rote die nog rector werd van de universiteit Gent61. Hun dochter Emma de Rote werd de echtgenote van Auguste Wagener, hoogleraar klassieke talen en liberaal schepen van onderwijs te Gent62. - Angélique huwde de Gentse advocaat Hippolyte Rolin die advocaat en liberaal minister van openbare werken werd63. Ook hun nakomelingen Rolin en
8
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:19 Pagina 9
Rolin-Jaequemyns vervulden aanzienlijke functies in het rechtswezen en de politiek.
Een rustiger levenswandel Na zijn huwelijk verzaakte Hellebaut tal van zijn extramurale activiteiten en legde hij zich toe op zijn gezin en zijn beroep. Als advocaat stond hij voor arm en rijk steeds in de bres. Vermoedelijk was hij op een bepaald tijdstip de raadsman van de industriële pionier Lieven Bauwens64. Ook aarzelde hij niet de verdediging op zich te nemen van stadsgenoten die overhoop lagen met de Franse bezetter65. Inmiddels werd hij ook nog advocaat bij het Hooggerechtshof te Brussel66. Niettemin nam hij nu meer tijd om te lezen, in het Frans, het Engels, het Italiaans en het Duits. Ook met de Noord-Nederlandse letteren was hij bijzonder vertrouwd. Zijn latere collega de Noord-Nederlander J.M. Schrant, hoogleraar in de vaderlandse letteren, beschreef hem als “een Nederlander van den echten stempel”67 (hoewel concrete voorbeelden van deze verbondenheid ontbreken). Hij bezat een rijke bibliotheek waarvan ook enkele minder stichtende boeken deel uitmaakten68. Anderzijds moet men vaststellen dat Hellebaut’s intellectuele talenten dermate groot waren en dat hij zo vlot kon improviseren dat hij stilaan de nauwkeurige studie en voorbereiding van dossiers ging verzuimen omdat hij “trouve plus aisé, plus honorable peut-être, de se laisser aller d’abondance à l’inspiration du moment, que de s’y préparer dans le recueillement de la pensée et le silence du cabinet”69. Hellebaut verwierf zelfs een zekere afkeer voor het werk zodra het geschreven teksten vereiste70. Zo komt het dat deze uitzonderlijke geleerde geen wetenschappelijk werk heeft nagelaten71.
Hoogleraar en rector magnificus Toen in 1817 hoogleraren in de rechten moesten worden benoemd in de bij koninklijk besluit van 25 september 1816 opgerichte universiteit, rapporteerde een vertrouwensman aan koning Willem I: “Praters ja, die heb ik in overvloed ontmoet, maar geleerden, zoo als wij dit woord in de Noordelijke provinciën opvatten, geenen enkelen”72. Niettemin werden, naast de veelbelovende jonge Duitser Jacques-Joseph Haus, twee Gentse advocaten benoemd73. Hellebaut werd belast met het onderwijs in het burgerlijk recht, het procesrecht en de “statistiek”74, even later ook het publiek recht en het volkenrecht
9
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:19 Pagina 10
(die als één geheel werden gedoceerd) en de Europese politieke geschiedenis75. Aan een vriend had hij nochtans toevertrouwd dat hij liever in aanmerking kwam voor de leerstoel in de wiskunde76. Deze innerlijke spreidstand tussen rechten en wiskunde werpt enig licht op de complexiteit van Hellebaut’s intellectuele persoonlijkheid. Was hij misschien moegekeken op het recht? Ondanks zijn zware leeropdracht werd Hellebaut meteen ook decaan van de rechtsfaculteit en secretaris van de “academische senaat” (raad van hoogleraren). “Il fut le modèle des professeurs”77. Hellebaut’s colleges (in het Latijn!) kenden grote bijval wegens zijn welsprekendheid, eruditie en pedagogische aanleg: “hij bezat het onschatbaar vermogen... om zijne denkbeelden vast aan een te verbinden, om die in het helderste licht te plaatsen, en op eene bevattelijke wijze aan anderen over te brengen78... Zijne kweekelingen... beminden hem als hunnen vriend en vader. Dikwijls begeleidden zij hem naar zijn huis, en vonden aldaar het gunstigste onthaal. Was er iemand onder hen die zich bijzonder onderscheidde, hij mogt op Hellebaut’s voorspraak en bijstand hopen”79. Een van zijn eerste studenten was de jonge Gentenaar Hippolyte Metdepenningen die hij in 1818 als zijn stagiair aan de balie voordroeg. Toen deze na vijftig jaar beroepspraktijk door zijn confraters werd gevierd, bracht hij een ontroerde hulde aan zijn leermeester80. Hellebaut voelde reeds de eerste tekenen van de ziekte die hem zou vellen toen hij door zijn collega’s eenparig werd voorgedragen om tijdens het academiejaar 1819-1820 het ambt van rector magnificus te vervullen. Begin oktober werd hij in dit ambt plechtig aangesteld. In deze periode verzocht hij in een eigenhandig testament dat zijn jongere collega en vriend J.-J. Haus81 de voogd over zijn minderjarige kinderen en de raadsman van zijn echtgenote zou worden. Eind oktober werden herhaalde bloedspuwingen hem fataal. Ondanks de kundige bijstand van zijn collega’s de artsen Jean-Charles van Rotterdam en Joseph-François Kluyskens overleed hij in zijn woning op 27 oktober 1819. Zijn oudste kind, de latere kolonel, was nauwelijks negen geworden. Overeenkomstig Hellebaut’s minstens impliciete wens trad zijn jonge weduwe in september 1820 in het huwelijk met Jacques-Joseph Haus, met wie ze nog vier zonen had. Jean-Baptiste Hellebaut was een aanzienlijk personage in de plaatselijke samenleving. Ook na zijn dood bleef hij erg populair te Gent82. Omdat hij een oprecht en eenvoudig mensenvriend was en vermoedelijk ook omdat hij het door zijn eigen krachten zover had gebracht. Hij was ongetwijfeld een groot geleerde, maar een productief wetenschapper mag men hem niet noemen. Hij
10
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:19 Pagina 11
is waarschijnlijk te jong gestorven om de volle maat te kunnen geven. Wat men in zijn nagelaten papieren heeft ontdekt (zie hierboven) wettigt nochtans de veronderstelling dat hij, zo hem de tijd was gegund, een vernieuwende bijdrage tot de rechtswetenschap had kunnen opleveren: regels van het burgerlijk wetboek in wiskundige formules vertalen! Guy Schrans
1
2
3
4
5 6
7 8
9
A. Siret, Récits historiques belges, 6de druk, 1869, p. 479 Er heeft onenigheid bestaan over de nauwkeurige locatie van dit straatje. F. De Potter (Gent, III, p. 460) en J.J. Steyaert (Volledige beschryving van Gent, 1857, p. 63) situeerden het in de buurt van de huidige gebouwen FNAC en Inno. Een akte van 1783 vermeldt evenwel het Valckestraetjen uytcoomen[de] op de predickheere leye terwijl een akte van ca. 1814 preciseert: .... de nodenaysteghe alias valkestraetjen (W. Devoldere, “De nalatenschap van Marie Thérèse Loobuyck te Gent in 1808”,Vlaamse Stam, 2004, p. 149). Relevant is wellicht ook het feit dat een “weduwe Hellebaut” in 1776 een bouwaanvraag indiende voor een huis in de Schuurkenstraat (die uitgeeft in de Nodenaeysteeg; Beeldbank.gent.be, tw. Hellebaut, p. 149). Nap. de Pauw achtte het vanzelfsprekend dat Hellebaut in de Nodenaistege was geboren (Bull. MGOG, 1901, p. 86). Hij had immers het standaardwerk van Hellebaut’s levenslange jeugdvriend J.-J. Kieckepoost gelezen (Den ontwerp-maeker van Oost-Vlaenderen, ofte kasteelen in Spagnien, 1824) waarin deze (die het toch kon weten) als adres van de geboorte nauwkeurig “Nodenaeysteege nr 1” vermeldt (p. 204). Ook voor Th. Schellinck (geb. 1797) was dit het juiste adres (Alphabetische beredeneerde naem-lyst der Gentenaeren die eenen onsterfelyken naem verworven hebben, bijlage bij het 2de deel van de heruitgave van: M. Van Vaernewyck, Historie van Belgis of Kronyke der Nederlandsche oudheyd, Gent, 1829, p. 49) In de enkele jaren voor en na de geboorte van Jan-Baptist treft men zijn naam niet aan in de Wegwyzer. Wèl in bijv. 1795, by S. Jacobs (p. 96) G. Simons, “Jan-Baptist Hellebaut, de laatste Gentse primus”, Oostvl. Zanten, 1970, p. 9. Verder ook: Id., N.B.W., IV (1970), 404-408; Ch. Piot in: Biogr. Nat., VIII (1884-1885), 894896 P. Claeys, Mémorial de la ville de Gand, 1792-1830, 1902, p. 358 Universiteitsbibl. Gent, nr G. 17687, nr 42; J. Nève, Gand sous la domination française, 1927, p. 14 ; H. Balthazar, Structuren en mutaties bij het politiek personeel. Een studie over het sociaal wisselingsproces te Gent in de vormingsjaren van de hedendaagse tijd, 17801850, onuitg. doct. verh. univ. Gent, 1970 I, p. 256 H. Balthazar, Structuren en mutaties, o.c., III, p. 281 Mess. sciences hist., 1893, p. 349; J. Delhaize, La domination française en Belgique à la fin du 18e et au commencement du 19e siècle, V/1 (1911), p. 99. Zie bijv.: Wegwyzer, 1809, p. 40. N. Cornelissen, “Notice biographique et nécrologique puisée et recueillie dans les souvenirs de quelques amis”, Annales belgiques des sciences, arts et littératures, Gent, IV (1819), p. 309.
11
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:19 Pagina 12
10
11
12 13
14 15 17 18
19 20 21
22 23
24 25 26 27
28
29
30
31
32 33
BeeldbankGent.be, tw. Guillielmus Hellebaut; La quintessence du guide fidèle de Gand pour l’année 1794, p. 58 Zie bijv.: Wegwyzer, 1782, p. 55. Delbecq was deken, Teirlinck boekhouder, van de schoolmeestersgilde. F. De Potter, Gent, III, p. 465 J.M. Schrant, Hulde aan de nagedachtenis van wijlen den hooggeleerden Heer JoannesBaptista Hellebaut, Hoogleraar in de Regtsgeleerdheid in de Hoogeschool van Gend, Gent, 1819. De lijkrede werd ook gepubliceerd in: J.M.Schrant, Redevoeringen en verhandelingen, Gent, I, p. 153-177 F. Leleux, Charles van Hulthem, 1764-1832, 1965, p. 40 D. Destanberg, Gent onder Jozef II, 1780-1792, 1910, p. 217 Zie de verdere gegevens in: F. Vanderhaeghen, Bibl. Gant., IV, p. 236, nrs 6667-6670. N. de Pauw, “Gand au XXe siècle”, Bull. MGOG, 1901, p. 86. Zie ook Kieckepoost’s Samenspraek tusschen den Ontwerpmaker en eenen bouwkundigen boer, gec. in: F. Vanderhaeghen, Bibl. gant., IV, p. 95 L. Lievevrouw-Coopman, Gents woordenboek, 1950, I, p. 646 J.M. Schrant, o.c., p. 7 N. Cornelissen, “Notice biographique”, o.c., p. 309. Ook F. De Potter vermeldt een “eenigermate ordelooze jeugd” (Gent, III, p. 477). J.M. Schrant, o.c., p. 34 (met de tekst van het getuigschrift) Etiquette, order ende Optogt van den Prael-treyn ter onthaelinge van den zeer geleerden Heer Joannes-Baptista Hellebaut, tot Primus der Philosophie uitgeroepen binnen Loven den 20 Augusti 1793, en den 25 derzelve maend tot zijn Geboortestad wederkeerende; tekst in: J.M. Schrant, o.c., p. 35 e.v.; A. Keelhoff, Geschiedenis van het klooster der Eerw. Paters Eremyten Augustynen te Gent, 1846, p. 133 e.v. F. De Potter, Gent, III, p. 461 J.M. Schrant, o.c., p. 8 P. Claeys, Mémorial, o.c., p. 15 Zie vooral: F. De Potter, o.c., III, p. 464 e.v.; P. Claeys, Pages d’ histoire locale gantoise, 1885, I, p. 25 e.v. ; G. Simons, o.c.; G. Schrans, “De Gentse ‘Primus’ Jan-Baptist Hellebaut (1774-1819), eerste decaan van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Gentse universiteit”, in: Recht in beweging – opstellen aangeboden aan Prof. Mr René Victor, 1973, II, p. 849-872 Betr. deze congregatie aan de Stoppelstraat: F. De Potter, Gent, VIII, p. 260-270; M. Storme ed., De Coupure in Gent. Scheiding en verbinding, 2009, p. 29-30 Betr. deze gilde: E. Dekeyser, “De vrije ambachtslieden van de nering van de Wijnschroeders, gezegd Kraankinders”, G.T., 2010, p. 154-171 Betr. de aanzienlijke deelneming van de augustijnen aan de viering: A. Keelhoff, o.c., p. 131143 Een gedrukte verzameling van deze opschriften telt 14 pag. in-8° (F. De Potter, Gent, III, p. 469: P. Claeys, Pages d’histoire Locale gantoise, o.c., p. 32) J.M. Schrant, o.c., p. 8-9 J.M. Schrant, o.c., p. 54. Zie verder: Pr. van Duyse, “Notice historique sur Pierre Verheyen”, Mess. sc. hist., IX (1841), p. 433 ( vertaling in: G.T., 2005, p. 82).
12
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:19 Pagina 13
34
35
36
37 38 39 40 41 42 43 44 45
46
47
48
49
50
51
52 53 54 55
56
57
58
Zie bijv. het relaas van de maanden augustus en september 1793 in: P. Claeys, Mémorial de la ville de Gand, p. 14-18, alsmede: V. Fris, Histoire de Gand, 1913, p. 305-306 F. De Potter, Gent, III, p. 477; [Th. Schellinck], Alphabetische beredeneerde naem-lyst, o.c., p. 49 J. Nossent, in: Univ. Gand, Liber Memorialis. Notices biographiques, 1913, I, p. 291. Volgens Biogr. Nat. (o.c., 894) “il fut son propre professeur”. Voor N.B.W., (o.c., 405) studeerde hij eerst op eigen kracht en beëindigde hij zijn studies te Parijs in 1797. Er worden nochtans geen bronnen vermeld. Wegwyzer, 1802, p. 8 J. Nève, Gand sous la domination française, o.c., p. 198 N. Cornelissen, o.c., p. 323 J. Nève, o.c., p. 203 [Th. Schellinck], Alphabetische beredeneerde naem-lyst, o.c., p. 50; J. Nossent, o.c., p. 291 [Th. Schellinck], o.c., p. 49 H. Balthazar, Structuren en mutaties, o.c., II, p. 403 J.M. Schrant, o.c., p. 9-10 Ph. van Hille, Het Hof van beroep te Brussel en de rechtbanken van Oost- en Westvlaanderen onder het Frans bewind (1804-1814), 1970, p. 103-127 F. Vanderhaeghen, Jaerboeken van het soevereine Gilde der kolveniers, busschieters en kanonniers, gezegd Hoofdgilde van St Antone te Gent, 1867, I, p. 210, 231; Id., Histoire de la gilde souveraine ... dite chef-confrérie Saint Antoine, 1866, p. 45 H. De Schampheleire, E. Witte & F. Borne, “Vrijmetselaars te Gent tijdens het Empire en de Hollandse periode (1804-1824)”, Hand. MGOG, 1971, p. 72 E. De Busscher, Précis historique de la Société royale des beaux-arts et de littérature de Gand, 1845, p. 40 J. Van Damme-Sellier, Histoire de la Société royale d’agriculture et de botanique de Gand, 1861, p. 36 Zie de verdere verwijzingen in het register van: F. Vanderhaeghen, Bibliographie gantoise, VII, p. 156 Discours prononcé par M. l’ Avocat Hellebaut, Professeur de droit en l’ Université de Gand, lors de la distribution des prix aux élèves le lundi 4 août 1817, drukk. P.F. de GoesinVerhaeghe, Gent, 11 pag. G. Simons, N.B.W., o.c., 406 N. Cornelissen, o.c., p. 324 N. Cornelissen, o.c., p. 320 Deze heerlijkheid omvatte de parochies Knesselare, Aalter, Ruiselede, Tielt, Zomergem, Oedelem, Sint-Joris-ten-Distel, Ursel, Lotenhulle, Bellem, Waarschoot enz. De griffier was een der voornaamste figuren van de heerlijkheid. Vlaams Inst. voor het Onroerend Erfgoed, Inventaris onroerend erfgoed 2007-2010, ID: 34574 L. Stockman, “Een merkwaardig herenhuis te Aalter”, Ons Meetjesland, 1974/2. Op de schouwmantel in het salon bevindt zich een afbeelding in half-verheven beeldhouwwerk van keizer Jozef II N. Lehoucq & T. Valcke, De fonteinen van de Oranjeberg. Politiek-institutionele geschiede-
13
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:19 Pagina 14
59
60
61 62
63
64 65 66 67 68 69 70 71
72
73 74
75
76 77 78 79 80
nis van de provincie Oost-Vlaanderen van 1830 tot nu. II. Biografisch repertorium, 1997, p. 286-287 F. De Potter, Gent, VIII, p. 138. Oom vrederechter François Minne woonde eveneens in Onderbergen. Mémoires du lieutenant-général Joseph Hellebaut, ancien ministre de la Guerre, précédés par une biographie par le lieutenant-général Albert Hellebaut, ancien ministre de la Défense nationale, 1933, p. 16 e.v. H. Van Houtte, in: Univ. Gand, Liber Memorialis. Notices biographiques, 1913, I, p. 46-47 F. Cumont, in: Univ. Gand, o.c., p. 148-157; M. Steels, Geschiedenis van het stedelijk onderwijs te Gent, 1828-1914, 1978, p. 135 e.v. J.L. De Paepe & C. Raindorff-Gérard, Le Parlement belge, 1831-1914. Données biographiques, 1996, p. 491 G. Schrans, o.c., p. 859, 869 (noot 95) [Th. Schellinck], Alphabetische beredeneerde naem-lyst, o.c.; N. Cornelissen, o.c., p. 325 Almanach royal des Pays-Bas, III (1819), p. 98 J.M. Schrant, o.c., p. 25 N. Cornelissen, o.c., p. 320 N. Cornelissen, o.c., p. 322-323 N. Cornelissen, o.c., p. 322; F., “Nécrologie”, Le Mercure belge, VIII (1819), p. 150 Buiten zijn gepubliceerde redevoeringen, kent men van hem alleen een zakelijke Réduction très-aisée des monnaies de Brabant, de Liège et de Hollande en monnaie décimale selon le décret du 18 août 1810 (in 12° ; F. Vanderhaeghen, Bibl. gant., V, p. 2). Ook was hij in 1802 betrokken bij een humoristische publicatie: : Factum, ou mémoire qui étoit destiné à être prononcé dans une affaire contentieuse où il s’ agissait de deux Têtes, l’une en Plâtre et l’autre en Marbre (F. Vanderhaeghen, Bibl. gant., V, p. 403, met verdere gegevens). Voor een ander voorbeeld van Hellebaut’s zin voor humor: o.c., IV, p. 379, nr 7751. Gec. in: K. De Clerck, “De stichting van de Gentse universiteit”, in: Hoofdmomenten uit de ontwikkeling van de Gentse universiteit (1817-1967), 1967, p. 14 Zie bijv.: Wegwyzer, 1819, p. 99 Met “statistiek” bedoelde men “la science qui a pour but de faire connaître l’étendue, la population, les ressources agricoles et industrielles d’un Etat” (Littré, Dict. langue française). In 1817 bestond in het Gentse een grootscheeps plan om een “statistiek” van de provincie Oost-Vlaanderen samen te stellen: “Projet pour la formation d’une statistique de la Flandre orientale”, Annales belgiques des sciences, arts et littérature, 1817, p. 245 e.v. Hellebaut werd lid van de 4de studiecommissie, Industrie, source de subsistance et de prospérité (p. 263). L. Vandesteene, De geschiedenis van de rechtsfaculteit van de universiteit Gent van haar ontstaan tot aan de Tweede Wereldoorlog (1817-1940), Verh.MGOG, 2009, p. 18, 24, 25. N. Cornelissen, o.c., p. 325 N. Cornelissen, o.c., p. 326 J.M. Schrant, o.c., p. 14 ; G. Simons, N.B.W., o.c., 406 J.M. Schrant, o.c., p. 23 A. Verbessem, Le barreau de Gand, 1912, p. 20; “Banquet offert à H.Metdepenningen”, La Belgique Judiciaire, 1868, p. 925
14
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:19 Pagina 15
81
82
Over deze aanzienlijke geleerde zie: Univ. de Gand, Liber Memorialis.Notices biographiques, I, p. 293-296; R. Warlomont, “Jacques-Joseph Haus, 1796-1881”, Rev. droit pénal, 1971-1972, p. 985-997; A.G.Bosch, “J.J. Haus en het wetboek van strafrecht”, Rechtskundig Weekblad, 1963-1964, k. 849-854. Zie bijv. de notities die nog jaren na zijn dood verschenen in: Alphabetische beredeneerde naem-lyst, o.c., maar ook in meer algemene werken over Gent zoals J.J. Steyaert, o.c., p. 357, en A. Voisin, Guide des voyageurs dans la ville de Gand..., bijv. 1ste druk, 1826, p. 399401; ed. 1837, p. 316
15
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:19 Pagina 16
INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE - FICHE N° 218
Op 1 Augustus 1901 stelde Victor Van der Haeghen in de rubriek “Beeldhouwwerken - Begijnhofkerk van Onze Lieve Vrouw-ter Hoye XVIIIe eeuw (1731)” in het Frans een fiche op over
Preekstoel, door J.-B. Helderberg De voornaamste groep van deze compositie stelt het Geloof, de Hoop en de Barmhartigheid voor. Men krijgt toegang tot de preekstoel door een dubbele trap waarvan de keurig uitgesneden leuningen versierd zijn met vijf medaillons: Christus en de Samaritaanse vrouw, het Laatste Avondmaal, de Goede Herder, Christus die de eerste plaats verleent aan St-Pieter, en, helemaal bovenaan: Christus die Zacheus oproept. Op de bas-reliëfs van de kuip zijn de Evangelisten afgebeeld. Op de vier hoeken engelen die de tijd, de dood, het gebed en de meditatie symboliseren. Andere grotere engelen ondersteunen de kuip van de preekstoel. Het valt te noteren dat de trap onafhankelijk is van de kuip die gesloten wordt bij middel van een deur. Door Mr. Kervyn de Volkaersbeke als “een sterk eikenhouten beeldhouwwerk, goed geconcipieerd en met talent verwerkt” beschreven, is deze preekstoel inderdaad merkwaardig door een eenvoudige elegantie en distinctie, alles tot in de details afgewerkt. Maar de historicus van de Gentse kerken heeft de maker niet gekend. Wij hebben in de rekeningen van het begijnhof gevonden dat hij afkomstig is van de uitstekende beeldhouwer Jean-Baptiste Helderberg., die hem in 1731 maakte met de hulp van zijn zoon Lieven (1). Ziehier in dit verband enkele niet gekende inlichtingen die het artikel zouden kunnen aanvullen dat de Biographie nationale wijdde aan deze beeldhouwer: in Antwerpen geboren ontving Jean-Baptiste Helderberg op 12 juli 1684 het poorterschap van Gent en werd in dit zelfde jaar toegelaten tot de Nering der schilders en beeldhouwers. Hij stierf op 83-jarige leeftijd en werd op 19 Juli 1734 begraven in de St-Baafskerk. In templo secreto. Hij had bij zijn eerste vrouw Petronilla van der Schaffelt, onder andere kinderen, een zoon Lieven genaamd die geboren werd op 11 Augustus 1686. Lieven kwam maar in de Nering in 1734. Een gift van 16 ponden 13 schellingen 4 deniers groot voor de oprichting van de preekstoel van het begijnhof, was in 1731 gedaan door Juffrouw Jeanne-
16
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:19 Pagina 17
Catharina van Alstein (2). Cf. Kervyn de Volkaersbeke, Eglises de Gand - Archief van het O.LV.begijnhof - Stadsarchief.
(1) 1 july 1731. Betaelt aan aan Helderenbergh voor een belt om den preekstoel, comt met quitantie tot 2 lb.-6-8. - 7 augustus 1731. Betaelt aan Jan-Baptiste van Heldenberch ter rekening tot het maeken van den preekstoel, 33 lb.-6-8 gr., 22 nov. 1731. Betaelt aan Livinus Helderenbergh op het accort van den preekstoel 8 lb.-6-8. - 12 januari 1732. Betaelt aen J.B.Helderberch tot het maecken van preekstoel, voor het leste, tot 12-10-0. - 15 Januari 1732. Betaelt voor het beelt te alen, 7 gr. (2) 5 july 1731. Ontfaen van jouff. Joanne Catherine van Alstein voor eene jonste tot het maecken van den preekstoel, 1b.16-13-4.
De afbeelding op de fiche leende zich niet tot publicatie.
17
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:19 Pagina 18
MINDER BEKENDE EN/OF VERDWENEN LOCATIES
Het Miljoenenkwartier
Bloemenoord Prima Vera In 1917 kende Gent de aanloop naar een bloemenoord met burgerwoningen “Bloemenoord Prima Vera” op de driehoek grond tussen de Kortrijksesteenweg, de Pacificatielaan en de Krijgslaan. De gronden mochten enkel gebruikt worden voor alleenstaande of per twee gekoppelde villa's en de omheiningen moesten bestaan uit groene hagen. Het openhouden van drankslijterijen, danszalen, cinema's en handelswerkplaatsen was verboden. Door de oorlogsomstandigheden en de daaropvolgende schaarste aan bouwmaterialen en werkkrachten is het bij een concept gebleven. De eerste Gentse tuinwijk zal er pas een tiental jaren later komen met het Miljoenenkwartier.
Het Miljoenenkwartier Het Miljoenenkwartier verrees tussen 1926 en 1940 uit het niets, op de verlaten gronden van de Wereldtentoonstelling. Het unieke van deze wijk ligt in het doordachte aanlegplan, en de harmonieuze verscheidenheid van de bebouwing. Het Miljoenenkwartier kreeg die naam omdat de bouwgronden er bijzonder duur waren en dus alleen voor miljonairs bestemd. De Sint-Pieters-Aalstwijk gaat terug op een Frankische nederzetting, die koning Dagobert I in de 7e eeuw aan de Sint-Pietersabdij schonk. Tot 1795 maakte de Sint-Pieters-Aalstwijk deel uit van het Sint-Pietersdorp. Bij de afschaffing van de kerkelijke goederen door de Franse Revolutie kwam het Sint-Pietersdorp onder het bestuur van de stad Gent. Vóór de verkaveling van 1926 bestond de wijk vooral uit een eerder arme plattelandsbevolking, die leefde van de opbrengst van de verkoop van groenten in de stad. Door de snelle industriële aangroei kende Gent in de 19e eeuw een bevolkingstoename. De industrie verplaatste zich van het stadscentrum naar het noorden en het oosten; de burgerij trok uit de overbevolkte binnenstad weg om zich te vestigen in nieuwe residentiële wijken ten zuiden van de stad. Reeds in 1899 was er sprake van het urbaniseren van de Sint-Pieters18
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:19 Pagina 19
BeautĂŠ, Force, Sagesse.
Een van de villa’s in het Miljoenenkwartier.
19
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 20
Aalstwijk. In 1905 werden de eerste wegeniswerken gestart, maar de urbanisatie werd vanaf 1907 vertraagd; doordat men het plan opvatte de Wereldtentoonstelling van 1913 gedeeltelijk op die gronden te laten doorgaan. Na de oorlog werden nieuwe plannen opgemaakt, die in 1926 door de gemeenteraad werden goedgekeurd. De stad opteerde voor een residentiële wijk voor de gegoede burgerij, met in de zone voor open bebouwing percelen van minstens 800 m2 groot. De gronden waren veel te duur om ze op te offeren aan arbeidershuisvesting. Vandaar ook geen tuinwijk. Een tuinwijk is sociaal geïnspireerd. Bovendien bracht een verkaveling voor grote villa's meer op voor de stadskas dan de aanleg van een arbeiderswijk. Het geheel is aangelegd met een centrale as, met nevenassen die parallel met of loodrecht op de hoofdas staan. Dit rationeel opzet werd nog eens beklemtoond in de parkaanleg en door de bomenrijen. Daar ligt ook het Graaf de Smet de Naeyerplein met het Ros Beyaert van Aloïs De Beule en Domien Ingels en de beeldengroep “Sagesse, Force, Beauté” door Jules Van Biesbroeck. De stad oefende controle uit vanaf het concept tot de uiteindelijke realisatie. De nadruk lag op het groene, het residentiële en het esthetisch karakter. Ook hier waren fabrieken, drankslijterijen en werkhuizen verboden. Door de bekommernis om de esthetiek was het verder verplicht de storende afhankelijkheden zoals gemakken, wasplaatsen en stapelplaatsen van huiselijk afval te verbergen en de tuinen in te richten als lusthoven, met beperking van platte daken. Een andere nadruk werd gelegd op het kunstkarakter van de smeedijzeren hekken Er werd verder gestreefd naar een zekere eenheid en continuïteit in de bebouwing en de tuinaanleg. Die eenheid werd bereikt door straat per straat de aard van de bebouwing vast te leggen. De plannen van de woning moesten ter goedkeuring aan het College worden voorgelegd: de maximumhoogte (10,5 meter) en de oppervlakte van de woningen werden vastgelegd, de diepte van de voortuinstrook werd bepaald, de afsluiting van het perceel aan de voorzijde met een smeedijzeren hek (maximum 1,25 meter) was verplicht. Verdere verbouwingen of aanpassingen moest aan een nieuwe goedkeuring van het College onderworpen worden. Het feit dat verschillende belangrijke architecten zoals Gaston Eysselinck, Marc Neerman, Charles Hoge, Jules Lippens, Jean-Albert De Bondt, Jean Hebbelynck, Geo Bontinck deze wijk uitkozen om er hun eigen woning als visitekaartje op te richten, wijst op de waardering van het project. Het Miljoenenkwartier is de enige door de stad gerealiseerde verkaveling waarin rijwoningen en villa’s in het groen werden ingeplant in een esthetisch overdacht en streng gereglementeerd stedenbouwkundig kader. De wijk vormt hierdoor een unieke getuige van de grote stedenbouwkundige ambitie van de stadsdiensten en het stadsbestuur tijdens en kort na de Eerste Wereldoorlog.
20
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 21
Doordat ze op een zeer korte tijd bebouwd werd, biedt ze bovendien een rijke staalkaart van de diverse architectuurstijlen in het interbellum. Door haar uitgesproken conservatieve houding ging de voorkeur van de Gentse burgerij in het interbellum uit naar neostijlen. Om zijn historische, artistieke en documentaire waarde werd het Miljoenenkwartier in 1994 beschermd als stadsgezicht. Voor de architectuurliefhebbers: in deze wijk staat een grote concentratie van architecturaal belangrijke woningen. In die zin is hij, alle verschillen en omstandigheden in acht genomen, te vergelijken met het Patershol in het stadscentrum, waar men op een kleine oppervlakte een sterke concentratie van 17e eeuwse woningen (gerestaureerd) aantreft.
Literatuur L. Meganck, N. Poulain en A. Demey, Het Miljoenenkwartier, 1995. L. Meganck, Bouwen te Gent in het Interbellum (1919-1939), onuitgegeven doctoraatsproefschrift, UGent, 2001-2002. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Ontwerp van lijst interbellumarchitectuur te Gent. Het Miljoenenkwartier, s.d. Monumentenzorg en Cultuurpatrimonium. Jaarverslag van de provincie Oost-Vlaanderen, 1993-1994. Ghendtsche Tydinghen, De Monumentale groepen “Het Ros Beyaert”, “Kracht, Schoonheid en Wijsheid” en het Miljoenenkwartier, 34e jg., nr 5, september-oktober 2005. Het Nieuwsblad, Het Miljoenenkwartier, 15 februari 2007.
Daniël Van Ryssel.
21
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 22
HERDENKINGSDAGEN IN 2012 Wat gebeurde er 50 jaar geleden 1 Maart 1962: 27 Mei 1962: 19 Augustus 1962: 2 September 1962: 9 September 1962: 11 September 1962: 12 November 1962:
Sluiting van het Militair Hospitaal. Blijde Intrede van Koning Boudewijn en Koningin Fabiola. Laatste rit van Tram 8. Onthulling van een gedenkplaat aan het geboortehuis van Maurice Maeterlinck. Opening van het vernieuwd Folkloremuseum in het Kinderen Alyns-Hospitaal. Dood van Oswald II De Schamphelaere. Einde van het Rubberbedrijf. De Piste brandt af.
75 jaar geleden 29 Maart 1937: 9 Mei 1937: 19 Juli 1937:
Dood van Camiel De Bruyne. Onthulling van het Ruiterstandbeeld van Koning Albert I in het Zuidpark. Onthulling van “De Vijf geknielde Jongelingen”.
100 jaar geleden 29 Maart 1912: 2 September 1912: 9 September 1912: 28 Oktober 1912: 19 November 1912: 22 November 1912: 27 November 1912:
Geboorte van Gaston Hebbelynck. Geboorte van Johan Daisne. Dood van Sieske de Gistmarchand. Dood van Edgar Tinel. Ingebruikname van St-Pietersstatie. Stichting van de "Ecole de Photographie" (Lux Nova) Dood van Guillaume Verspeyen.
125 jaar geleden 3 Januari 1887: 6 Februari 1887: 11 Februari 1887:
Dood van Cesar Fredericq. Edward Anseele komt vrij uit de gevangenis. Dood van François Laurent.
22
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 23
18 Februari 1887: 8 April 1887: 22 April 1887: 8 Juli 1887: 10 Juli 1887: 6 September 1887: 29 Oktober 1887: 31 December 1887:
Stichting van de "Commissie van het Gravensteen". Stichting van "Het Volksbelang". Ontbinding van de St-Jorisgilde. Geboorte van Jean Ray. Inhuldiging van het Standbeeld van Guislain. Dood van Charles Nollet. Dood van Philippe Cauderlier. Geboorte van Edgar De Pont.
150 jaar geleden 4 Februari 1862: 10 Maart 1862: 15 Maart 1862: 2 April 1862: 29 Mei 1862: 24 Juni 1862: 29 Augustus 1862: 2 Oktober 1862: 27 Oktober 1862: 7 November 1862: 23 November 1862: 23 November 1862: 25 November 1862:
Geboorte van Mgr. Van den Gheyn. Dood van Pieter Van Hanselaere. Geboorte van Jules Lagae. Geboorte van Lodewijk Lievevrouw-Coopman. Dood van Adolphe Bartels. Huwelijk van Auguste Kekulé met Stéphanie Drory. Geboorte van Maurice Maeterlinck. Inhuldiging van de nieuwe ateliers van Carels. Inwijding van de St-Annakerk. Dood van Hector Van Wittenberghe. Geboorte van Theo Van Rysselberghe. Geboorte van Maurice De Weert. Het Klooster van de Alexianen wordt verkocht aan Piers de Raveschoot 4 December 1862: Geboorte van Constant Montald. 6 December 1862: Dood van Félix De Vigne. 25 December 1962: Geboorte van Henri Pirenne. 175 jaar geleden
13 Februari 1837: 29 Maart 1837: 8 April 1837: 16 April 1837: 27 April 1837: 6 Mei 1837:
Geboorte van Jan Broeckaert. Trouw van Henri Van Peene met Virginie Miry. Dood van Kieckepoost. Slotvertoning in de St-Sebastiaansschouwburg. Dood van Bernard De Pauw. Men begint de afbraak van de St-Sebastiaansschouwburg. 10 Mei 1837: Geboorte van Guillaume Verspeyen. 26 Juni 1837: Geboorte van Frederik Burvenich. 28 Augustus 1837: Bezoek van Victor Hugo aan Gent. 23
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 24
28 September 1837: Officiële inhuldiging van de Zuidstatie. 3 Oktober 1837: Benoeming van Minne-Barth als Burgemeester. 200 jaar geleden 17 April 1812: 19 Mei 1812: 17 Juli 1812: 29 Juli 1812: 13 Augustus 1812: 26 Oktober 1812:
Geboorte van Philippe Cauderlier. Dood van André Bénoit Steven I. De Fransen brengen het systeem van de huisnummering in. Geboorte van Pierre De Vigne. Geboorte Van Polydoor Van der Meersch. Eerste concert van de “Académie de Musique” in de Sodaliteit
300 jaargeleden 7 September 1712: Geboorte van Josse Clemmen. 350 jaar geleden 5 September 1662: Geboorte van de Primus Judocus Goethals. 9 September 1662: Het hoofd van het houten standbeeld van Keizer Karel op de Vrijdagmarkt ploft op de grond. 400 jaar geleden 23 Januari 1612: 25 April 1612: 21 Mei 1612:
Dood van Jan Cools, Prior van de Augustijnen. Stichting van het Spaans Militair Hospitaal. Dood van Carolus Maes, 4e Bisschop van Gent.
450 jaar geleden 18 Januari 1562:
Dood van Lucas Munich.
550 jaar geleden 25 Mei 1462:
Filip Courault, Abt van de St-Pietersabdij, legt de 1e steen van de nieuwe toren van St-Baafskerk.
650 jaar geleden 3 Mei 1362:
Lodewijk van Male schenkt genade aan de gebroeders Rym. 24
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 25
700 ,jaar geleden 12 November 1312: Geboorte van Edward III. 750 jaar geleden 12 Augustus 1262: Dood van Theodorus, de 43e Abt van de St-Baafsabdij. 800 jaar geleden 10 September 1212: Dood van Eustachius, de 46e Abt van de St-Baafsabdij. 1000 jaar geleden 10 April 1012:
Dood van St-Macharius.
25
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 26
HOEVER MEN IN 1911 STOND MET DE WERELDTENTOONSTELLING VAN 1913. DEEL 2: ( JULI 1911 - DECEMBER 1911 )
VOOR U VERZAMELD UIT 31 500 EDITIES VAN DE GAZETTE VAN GENT
1 juli 1911 De werkmanshuisjes in de Musschestraat, die met de tuintjes bij het terrein van de tentoonstelling moesten ingelijfd worden, zijn deze week totaal gesloopt. Weldra zal dit deel van de straat verbreed worden.
3 juli 1911 Men is begonnen met het effen leggen van de grond waar vroeger de BelvÊdère stond en het ophogen van het terrein waarover, in verbinding met de viaduct onder de spoorbaan, recht op de Krijgslaan een nieuwe gemeenschap zal worden verwezenlijkt met de Wereldtentoonstelling. Buiten de aardewerken zijn slechts onbeduidende afbraken noodzakelijk, om een brede weg te geven tussen het park en de tentoonstelling.
5 juli 1911 De kunstschilders Bastien en Mathieu zijn door de regering aangeduid om naar Boma en Leopoldstad te vertrekken. In Congo zullen ze een panorama van de kolonie vervaardigen, bestemd voor de Wereldtentoonstelling te Gent.
8 juli 1911 Men is langs de Krijgslaan begonnen aan het afsluiten van het overgroot terrein voor de tentoonstelling. Langs de Musschestraat zijn talrijke wagonladingen ijzeren gebinten, kolommen en spanroeden aangebracht, alsook grote hoeveelheden planken voor de vloeren van de hallen, waaraan men weldra zal beginnen.
26
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 27
Voor het Paleis van de stad Gent zal zo getrouw mogelijk het oud Prinsenhof worden nagebootst, waar de wieg van Keizer Karel stond. Van heel het domein Sanderswal blijft thans nog slechts de overwelfde poort met torentjes over, gezegd de Donkere Poort.
11 juli 1911 Gisteren had in het lokaal Vrede Sint-Pieter in de Sint-Pieters-Aalststraat een protestmeeting plaats, samengeroepen door de Boerenbond en de dekenij van de wijk, teneinde te spreken over de toestand die daar in het leven wordt geroepen indien het Algemeen Bestuur de verbinding voor alle rijtuigenverkeer zou sluiten tussen de beide delen van de straat, die het terrein van de tentoonstelling dwars doorsnijdt. De heer pastoor Van Kerckvoorde zette ten overstaan van een vijftigtal belanghebbenden breedvoerig de talrijke nadelen uiteen, die uit het opschorten van de openbare weg zouden voortspruiten en twee wijken met 7000 inwoners over een afstand van 4 kilometer van een rechtstreekse verkeersweg zouden beroven. Er zal in de wijk een petitie aan de bevoegde overheid worden ingericht om te verkrijgen dat het verkeer voor rijtuigen door de straat behouden blijft. De twee delen van de toekomstige tentoonstelling zouden dan niet gelijkvloers, maar door een brede overgangsbrug verbonden zijn. De voerders van rijtuigen die door de Sint-Pieters-Aalststraat trekken zullen ook verzocht worden, een plakbriefje op hun kar te hechten met de woorden: Wij vragen het behoud van het vrije verkeer in de Sint-Pieters-Aalststraat.
18 juli 1911 De hallen in opbouw zijn toevertrouwd aan de heer Bertaux en de maatschappij Baume et Marpent. Ze moeten voor 1 maart 1912 voltooid zijn. De exposanten zullen al de tijd hebben om hun voortbrengselen te plaatsen. De ruchtbaarheid voor de tentoonstelling werd door de Belgische, Franse, Engelse en Duitse pers aangevangen. Zij zal op drukke wijze doorgedreven worden tot bij het sluiten van onze Wereldfoor. De drie eerste nummers van het blad Gent-Tentoonstelling zijn verschenen. Het vierde zal een rouwartikel bevatten, gewijd aan de nagedachtenis van de heer Gustaaf Carels. Het officieel blad zal 13 nummers uitgeven in 1911, 27 in 1912 en 30 in 1913. Het Algemeen Bestuur heeft zich in betrekking gesteld met verscheidene kunstenaars voor de uitvoering van de herinneringsmedailles en kentekens.
27
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 28
De officiële onderhandelingen voor de deelneming van de vreemde landen zullen maar kunnen aangevat worden, na de goedkeuring van het verdrag met de staat en de benoeming van de Algemene Commissaris van de Regering.
22 juli 1911 Voor het bouwen van het Feestpaleis worden de vestingsmuren van de gewezen citadel grotendeels afgebroken. De steenbrokken zullen overigens uitstekend van pas komen voor de grondwerken van het nieuw gebouw.
1 augustus 1911 Het departement van oorlog heeft er in het vooruitzicht van de Wereldfoor in toegestemd, de gronden die het in de wijk van Sint-Pieters-Aalst heeft aangekocht om er kazernen te bouwen voor de ruiterij, ter beschikking te stellen van de stad.. In afwachting dat de officiële formaliteiten vervuld zijn, heeft het bestuur der domeinen de stad gemachtigd bezit te nemen van deze gronden en er alle noodzakelijke afbraken en aardewerken uit te voeren. De stad zal de werken tot het effen leggen uitvoeren op kosten van de staat. De weg te ruimen aarde wordt geschat op ongeveer 150 000 m³ en de uitgave bedraagt 102 000 frank. De terugbetaling zou geschieden binnen de twee maanden na de volledige uitvoering van de werken. De aarde zal gedeeltelijk benut worden om de streep ten westen van de krijgsgronden op te hogen en gedeeltelijk om de gronden tussen de Sint-PietersAalststraat en de spoorweg op het peil te brengen dat werd aangenomen door het Algemeen Bestuur. De overige aarde wordt bewaard om de Oudenaardseen Kortrijksesteenweg ten zuiden van de herberg De Sterre te verbreden en op te hogen. De aanbesteding zal plaatshebben op 19 augustus en het proces-verbaal zal aan de goedkeuring van de minister van oorlog worden onderworpen. De duurtijd van de onderneming wordt geraamd op vier maanden. In die voorwaarde moeten ongeveer 1200 m³ aarde per dag worden afgevoerd.
3 augustus 1911 De drie afgevaardigden van het Uitvoerend Comiteit, de heren Casier, Coppieters en de Smet de Naeyer, kwamen in Luik de officiële deelneming vragen van de stad aan de Gentse tentoonstelling. De heren Kleyer, burgemeester en Falloise, schepen van schone kunsten, hebben gedacht dat het
28
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 29
nodig was de uitnodiging aan te nemen en geantwoord dat zij aan de gemeenteraad zullen voorstellen, een bijzonder paviljoen van de stad te doen oprichten.
7 augustus 1911 Teneinde te voldoen aan de talrijke vragen naar postkaarten en reclamezegels hebben de Algemene Bestuurders besloten deze aan de volgende prijzen te verkopen: - postkaarten aan 2 centiemen, met een minimum van 10; - reclamezegels aan 30 centiemen per 100 en 2,50 frank per 1000. Kaarten en zegels zijn ter beschikking van de kopers gesteld bij de heer Lavreau, portier van het Algemeen Beheer, Kortrijksesteenweg 203.
10 augustus 1911 Het verdrag tussen de Naamloze Maatschappij der Wereldtentoonstelling van Gent, de staat, de stad en Belgisch Congo is na langdurige onderhandelingen met verscheidene ministeriële departementen eindelijk ondertekend. Belgisch Congo komt op de begroting van de kolonie tussen voor al wat betreft het indrukwekkend Koloniaal Paleis dat zal worden opgericht. Het verdrag somt de belangrijkste gunsten en voordelen op welke aan de stad Gent verleend worden door de Maatschappij der Tentoonstelling. De Belgische staat verleent gelijktijdig met zijn officiële steun de machtiging om een tombola in te richten, het gebruik van de militaire gronden, enz. In één woord, al de voordelen welke de tentoonstellingen te Luik en te Brussel hebben genoten.
14 augustus 1911 De grote Gentse nijveraar de heer Jan de Hemptinne is Algemene Commissaris der Regering bij de Wereldtentoonstelling van Gent benoemd en de heer A. Vercruysse-Bracq is voorzitter van het Beschermcomiteit.
15 augustus 1911 Teneinde het aanbrengen van de materialen voor de tentoonstelling te vergemakkelijken en tevens het personeel van de statie Gent-Sint-Pieters enigszins te ontlasten, zal het deel van de oude lijn Gent - Kortrijk tussen De Pinte en 29
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 30
Maaltebrugge weer in dienst worden gesteld. Al wat voor de tentoonstelling bestemd is zal in het vervolg naar De Pinte worden gestuurd en van daar naar het terrein van de krijgsgronden, welke juist naast de spoorbaan gelegen zijn. Bijna heel dit deel van het terrein is ook reeds afgeslagen en veel materieel voor het optrekken van hallen en hangaars is er aangebracht.
26 augustus 1911 Gedurende de maand augustus werden meer dan een half miljoen eenkleurige postkaarten uitgedeeld in de badsteden en de grote centra. De werken voor gelijklegging van de krijgsgronden aan Sint-Pieters-Aalst straat zijn aangevangen. Ze zullen in vier maanden voltooid zijn. In de burelen had de aanbesteding plaats voor de hoofdingang en de voorname en ondergeschikte gevels van de paleizen der Belgische en vreemde nijverheden.
2 september 1911 Er is nog een nieuwe naamloze maatschappij gesticht onder de titel OudVlaanderen, welke voor doel heeft het oprichten en uitbaten van een kring kunstgebouwen en verschillende aantrekkelijkheden. Het zal een oppervlakte beslaan van 2 ha 50 a aan de Kortrijksesteenweg, voorbij de Sint-PietersAalststraat in de richting van De Sterre en toevertrouwd worden aan de heer bouwkundige Vaerwijck.
5 september 1911 Het Uitvoerend Comiteit heeft de onderneming van de hoofdgevel langs de kant van de Kortrijksesteenweg toegewezen aan de heer Schauwvlieghe van Gent. De versieringswerken in staff zullen uitgevoerd worden door de heer Verstappen van Antwerpen, een specialist in dergelijke ontwerpen. De schilderwerken werden toegewezen aan de firma Weduwe Mathieu van Gent voor 1 680 frank.
9 september 1911 Het hoofdbestuur van het Vlaamsch Handelsverbond had aan het bestuur van de aanstaande Wereldtentoonstelling zijn warme ondersteuning toegezegd, zo dit wilde beloven dat in alles wat van het bestuur zou uitgaan, de beide land-
30
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 31
stalen volstrekt gelijkwaardig zouden behandeld worden. Het Handelsverbond verzocht Z. M. koning Albert deze wens bij het Algemeen Bestuur der Wereldtentoonstelling te ondersteunen. Het heeft daarop nu als antwoord ontvangen, dat Z. M. het gemeld verzoek met bijzondere nadruk heeft doen aanbevelen, om door het Comiteit der Tentoonstelling in welwillende overweging te worden genomen.
19 september 1911 De heer Cooreman, voorzitter van het Uitvoerend Comiteit, Cassier en de Smet de Naeyer, Algemene Bestuurders, hebben in Parijs een bijeenkomst gehad met de leden van het Frans Bureel der Buitenlandse Tentoonstellingen. De deelneming van Frankrijk is in grote lijnen besproken. Het Frans Comiteit heeft de meest inschikkelijke houding aangenomen en zal binnen de 14 dagen een ontwerp van overeenkomst opsturen. Alles doet zich dus ten beste voor en voorspelt een spoedige en zeer bevredigende oplossing. Het is waarschijnlijk dat de deelnemers uit Frankrijk niet minder dan 30 000 m² zullen innemen. Groot en goed nieuws dus!
23 september 1911 Het Comiteit van de Wereldtentoonstelling stelde als paviljoen van de stad Gent een nabootsing voor van het oud Prinsenhof. Het plan werd opgemaakt door de bouwkundige Janssens. Het bestek bedraagt 60 000 frank, maar met de volledige inrichting zou men tot 100 000 frank komen. Het plan werd algemeen aangenomen en de nodige fondsen zullen worden gevonden in de laatste lening. De steden Brussel, Antwerpen en Luik zullen insgelijks een paviljoen doen oprichten. Men is op de Grondwetplaats volop bezig aan de bouw van de eerste hallen. De geraamten voor niet minder dan vijf bogen zijn reeds voltooid. Men legt thans in de tentoonstelling een kleine Decauville-spoorweg om de nodige aarde aan te brengen die van de krijgsgronden worden gehaald.
30 september 1911 Gisteren hadden de aanbestedingen plaats voor het bouwen van een portierswoning en een loods voor automobielen nabij de burelen van het Algemeen Bestuur, alsook voor de afsluiting in hout rond het park van de citadel.
31
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 32
6 oktober 1911 De heer Jozef Casier bepleit als man van het vak de stelling, dat de kunst van de fotografie over een bijzonder paviljoen moet beschikken. Hij heeft dit trouwens reeds met zijn medebestuurders Coppieters en de Smet de Naeyer besproken. In het midden van de World’s Fair zal de Belgische Photographiebond een salon openen voor heel de tijd van de tentoonstelling. Hij zal de grote fotografiemaatschappijen van het land en de vreemde uitnodigen om hun werken tentoon te stellen. Die zullen beoordeeld worden door een jury, die alle andere inzendingen dan kunstwerken ten strengste zal weren. Binnen dit salon zal ook geen enkel nijverheidsproduct mogen tentoongesteld worden. Het voorstel van de heer Casier werd aan de Belgische Photographiebond onderworpen en aldaar goedgekeurd.
9 oktober 1911 Onze minister van openbare werken zal eerstdaags de gemeenschapswegen doen herstellen die op Gent uitlopen en zullen gebruikt worden door de Belgische en vreemde automobilisten die onze aanstaande Wereldtentoonstelling bezoeken. De grote steenwegen die Gent met Brussel en Rijsel verbinden zullen eerst aan de beurt komen, dan zal men de baan naar Oudenaarde herstellen, alhoewel de uitgave voor dit werk zeer aanzienlijk zal wezen.
14 oktober 1911 Het opstellen van de geraamten voor de grote middenhal nabij de hoofdingang vordert goed. Reeds zijn een groot getal bogen kant en klaar en hoeven zij nog slechts gesteld en afgesloten te worden.
19 oktober 1911 In vervanging van de heer Gustaaf Carels is de heer burgemeester Emiel Braun tot voorzitter benoemd van de Raad van Bestuur, een bediening die hij samen met de heer Cooreman zal vervullen. De heer Firmin De Smet is benoemd tot lid van het Uitvoerend Comiteit, in vervanging van de heer Jan de Hemptinne. De senator De Bast, bestuurslid, wordt onder-erevoorzitter van het Uitvoerend
32
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 33
Comiteit, in vervanging van de heer Braun. Het verdrag met de regering is ondertekend en zal binnenkort aan de Wetgevende Kamers onderworpen worden. Zulks is enkel een formaliteit. De stemming door het parlement is een zekere zaak.
23 oktober 1911 Een eerste aanplakbrief werd op verscheidene exemplaren verspreid. De zeven eerste nummers van het officieel blad Gent-Tentoonstelling zijn verschenen. In de loop van het jaar zullen nog vier nummers openbaar worden gemaakt. Een reclamekaart werd bij de vleet verspreid in alle kuststeden, te Parijs, Londen, Berlijn, Frankfurt en Bazel, alsook in de tentoonstellingen van Roubaix en Turijn. Binnenkort zal een panoramisch zicht van de tentoonstelling worden uitgedeeld. De vooruitzichten op vreemde deelnemingen zijn zeer bemoedigend. De officiële uitnodigingen werden door de zorgen van het ministerie van buitenlandse zaken aan de vreemde regeringen gestuurd.
28 oktober 1911 De heren Cooreman, Casier en de Smet de Naeyer zijn naar Londen geweest om zich met de Britse regering te verstaan over de officiële deelneming van Engeland aan de Wereldtentoonstelling. Anderzijds heeft de Board of Trade welke door de heer Sidney Brixton bestuurd wordt, van de Belgische minister van buitenlandse zaken een uitnodiging ontvangen. De Londense bladen geven aan de Engelse nijveraars en handelaars de raad, niet te vergeten dat België een mogendheid is waarmee Engeland een aanzienlijk zakencijfer heeft. Alles schijnt aan te duiden dat Engeland op waardige wijze op onze World’s Fair zal vertegenwoordigd zijn.
1 november 1911 De kunstschilders Bastien en Mathieu zijn uit Congo teruggekeerd. Na 48 uren te Boma doorgebracht te hebben, waren ze naar Matadi gegaan. Ze hebben 70 studies gemaakt, zonder van de talrijke lichtprenten te spreken. Ze hebben geklaagd over de moeilijkheden om negers als modellen te hebben. De Congolezen meenden dat de schilders duivels waren. Het panorama zal 115 meter lang worden en 4 meter hoog, zoals dat van
33
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 34
Caïro. Op het voorplan zal men de spoorweg en één van de stoomboten zien. Behalve het groot panorama zullen zij nog vier diorama’s borstelen van 100 meter op 6.
3 november 1911 De Franse koloniën zullen aan de Gentse tentoonstelling deelnemen. De heer Thézée, secretaris van het Frans Comiteit der Koloniale Tentoonstellingen, zal tot algemeen commissaris worden benoemd. De Duitse deelneming zal groot zijn, alhoewel niet zo volledig als te Brussel. Zo de regering de tentoonstellers niet steunt, zal de Bestendige Commissie ter Bewerking van de Deelneming der Duitse Nijverheid aan Tentoonstellingen in het Buitenland, in het belang van de nationale nijverheid deze deelneming op eigen kosten verzekeren, op een wijze die waardig zal wezen aan de Duitse faam op nijverheidsgebied.
4 november 1911 Daar waar voor enige maanden niets dan stapels ijzerwerk te zien waren, verrijzen thans een twintigtal hangaars, die alleen nog moeten overdekt en gesloten worden. Voor nog een groter aantal andere zijn de nodige grondvesten gemetseld. Geen twijfel of dit deel van de hallen zal tegen de overeengekomen datum van 1 mei 1912 voltooid wezen. Men is niet alleen druk bezig met het opstellen van de hallen, een aantal hoveniers arbeiden aan het uitdoen en verplanten van bomen. Het tuintje dat op de Grondwetplaats bestond zal weldra worden verplaatst. Het aanvullen met aarde tussen en in de hallen ter hoogte van de grondvesten vordert goed. Het geschiedt met een locomotief en wagonnetjes Decauville, die telkens een schoon aantal kubieke meters van de krijgsgronden naar het terrein overbrengen. In de Kleistraat is men begonnen met het slopen van de huizen rechtover de viaduct van de Krijgslaan, teneinde de nieuwe laan aan te leggen tussen de tentoonstelling en het park, welke zal uitgeven op de plaats waar vroeger de Belvédère stond.
11 november 1911 De staat zal aan de Naamloze Maatschappij van de Tentoonstelling nog andere gronden afstaan langs de Krijgslaan, aan de overkant van deze welke bestemd zijn voor de nieuwe kazernen, evenals de gronden die beschikbaar
34
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 35
werden langs de Woeringen- en Musschestraten. Deze gronden zullen één jaar na het sluiten van de tentoonstelling aan de staat teruggegeven worden, na de afbraak van al de gebouwen, erin begrepen de grondvesten, het weghalen van de materialen, het effen leggen van de uitgravingen en het terugbrengen van de gronden op hun tegenwoordig peil.
15 november 1911 De stad Gent, vertegenwoordigd door het schepencollege, handelend ter uitvoering van de overeenkomst met de Naamloze Maatschappij der Wereldtentoonstelling verklaart, als solidaire borg een som van 2 500 000 frank aan te stellen tot verzekering van het krediet, aan die maatschappij geopend door de Banque de Flandre, de Banque de Gand en de Banque Centrale Gantoise, ten bedrage van één derde van de som, in het voordeel van elk van de drie banken. Derhalve verbindt zij zich tegenover de drie banken, voor zichzelf en voor de Naamloze Maatschappij van de Tentoonstelling, voor het geval dat deze laatste in gebreke moest blijven het te doen, alle sommen te betalen welke genoemde maatschappij aan ieder der drie banken verschuldigd is, om welke reden ook.
17 november 1911 In plaats van één groot paleis op te richten voor de afdeling landbouw zou men een gemeentehuis bouwen met aanhorigheden, een school, enz. Men zal aan de tentoonstellers die gewoonlijk afzonderlijke paviljoenen oprichten verzoeken die rond het gemeentehuis te bouwen, in nagenoeg dezelfde stijl. Een dorp in die voorwaarden geschikt, met goed aangelegde wegen waar dan allerlei betogingen en feesten van de buiten kunnen ingericht worden, zou tevens leerzaam en aantrekkelijk zijn.
20 november 1911 Een Franstalig blad van onze stad meldt dat het uit Berlijn een slechte tijding heeft ontvangen. Het Duits Bestendig Comiteit der Tentoonstellingen in het Buitenland zou beslist hebben om niet officieel deel te nemen aan onze Wereldfoor. Uit goede bron hebben we echter vernomen dat die beslissing hoegenaamd niet gevallen is. De onderhandelingen met ons Algemeen Bestuur duren voort en alles doet een schitterende medewerking van het Duits keizerrijk voorzien.
35
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 36
Wij achten het zoveel te nuttiger deze verklaring te doen, daar een Brussels blad andermaal op het feit terugkeert en de zaak nog erger voorstelt. De Gentse bladen hebben nochtans de tentoonstelling van Brussel niet tegengewerkt!
29 november 1911 De heer Cooreman, voorzitter van het Uitvoerend Comiteit van de Wereldtentoonstelling, werd gisteren om 11 uur in het paleis te Brussel ontvangen, waar hij met de koning een lang onderhoud had. De voorzitter heeft aan Z. M. uitgelegd hoe ver de werken gevorderd zijn en meer bepaald gesproken over de kwestie van de buitenlandse deelnemingen. De koning heeft in de aanmoedigendste bewoordingen herhaald hoezeer hij de onderneming genegen is en de voorzitter gelast aan zijn collega's te zeggen, dat zijn medewerking in de ruimst mogelijke mate verworven en behouden blijft.
30 november 1911 Na eerst Luik en Brussel bezocht te hebben, reizen een vijftigtal leden van de Kölner Vereinigung für rechts- und staatswissenschaftlichte Fortbildung naar Gent. Alhoewel dit bezoek niets officieels in zich heeft, is het niettemin zeer belangrijk. De afvaardiging reist onder het bestuur van de heer doctor Grever, assessor van de burgemeester van Keulen en de heer professor Eckert, doctor en bestuurder van de hogere handelsschool van Keulen. Uit officieuze bron werd vernomen dat de onderhandelingen aangaande de deelneming van Duitsland op goede weg zouden zijn. Een groot getal nijveraars en handelaars van over de Rijn hebben naar het schijnt hun medewerking beloofd en hun toetreding gezonden. De officiële bescherming van de Duitse regering is gevraagd en alles laat het wellukken van die onderhandelingen tegemoet zien.
5 december 1911 In de werkhuizen van de waterleiding aan de Stropkaai worden weldra drie machinepompen geleverd en geplaatst, bestemd voor de dienst van de Wereldtentoonstelling. Twee ervan zullen bestendig in werking moeten zijn, de derde zal dienen als reserve. Iedere pomp zal 300 m³ water kunnen ophalen, met een drukking van 8 atmosfeer op de uitgangsbuizen. Het voordeligste aanbod werd gedaan door het huis Heinrichs van Hédômont
36
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 37
en beloopt de som van 101 875 frank, waarvan 18 000 moet afgetrokken worden voor de overname van de pompen na de Wereldtentoonstelling, want zij zijn in gewone tijden niet noodzakelijk voor de dienst.
9 december 1911 Ongeveer 30 000 m² hallen zijn reeds opgericht en moeten nog slechts gedekt worden. Aan enkele is men bezig de bekleding in staff aan te brengen. Voor die werken zijn op het tentoonstellingsterrein twee grote werkhuizen opgericht, het ene van de heer Verstappen, het andere van de heer Van Hecke. Ganse massa’s afgewerkte stukken liggen gereed om geplaatst te worden. Intussen wordt elders ook vlug voortgewerkt. Aan de ingang van de Musschenstraat is de portierswoning met de daaraan palende bergplaats voor de automobielen van de bestuurders en commissarissen bijna voltooid. De hoofdingang van de World’s Fair zal de breedte beslaan tussen de Musschestraat en de Sint-Pieters-Aalststraat. Een deel van de halve ronden is reeds opgetimmerd en de twee gemetselde middendelen die de torens moeten dragen waartussen de grote koepel komt, zijn bijna voltooid. Het Algemeen Bestuur heeft een goede gedachte gehad. In de tentoonstellingen van Antwerpen, Brussel en Luik waren er kantienen ingericht waar de werklieden tijdens de schafttijd ‘s middags of ‘s avonds bier of broodwaren konden bekomen. Men heeft dat te Gent niet gewild, dit in het voordeel van de talrijke neringdoenden van de omgeving, die dus reeds bij de onderneming baat hebben. Rechtover de ontworpen hoofdingang stonden een hele reeks kleine burgerswoningen. Zij worden nu veranderd in winkels voor spekslachters, bakkers en herbergen. Het lijdt ook geen twijfel dat met het aanstaande lenteseizoen de wandelaars naar het terrein van de tentoonstelling talrijk zullen worden. En de vooruitziende neringdoenden maken zich daarom op tijd gereed. Morgen bezoeken de afgevaardigden van de Franse Koloniën de terreinen van de Wereldtentoonstelling. Onder leiding van de heer Van de Voorde zullen ze de gronden langs de Krijgslaan en het park doorwandelen. Op één van deze twee plaatsen zal het paviljoen van de Franse kolonie worden opgericht. Het Algemeen Bestuur zal die dag het bezoek ontvangen van enige Russische afgevaardigden, vergezeld door de gezant van de keizer te Brussel. Er zal hen een ontbijt worden aangeboden. Maandag komt een Amerikaanse afvaardiging, aangevoerd door haar gevolmachtigde minister, om met het Algemeen Bestuur te onderhandelen over een
37
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 38
gebeurlijke deelneming van de Verenigde Staten.
11 december 1911 De beeldhouwer Arsène Mathieu van Brussel was door de regering naar Congo gezonden om er studies te maken voor het Koloniaal Paleis in de Gentse Wereldfoor en bracht niet minder dan 25 kisten mee vol schetsen welke in Congo werden gemaakt. Voor zijn vertrek hield hij in Leopoldville een tentoonstelling die zo goed werd bezocht, dat ze 700 frank opbracht ten voordele van het werk tegen de slaapziekte. Nu vraagt een Brussels blad dat de kunstenaar in onze hoofdstad een tentoonstelling zou inrichten met alles wat hij uit de Congo heeft meegebracht. Het is te hopen dat aan die vraag niet voldaan zal worden en onze Wereldtentoonstelling, waarvoor de reis opzettelijk werd gedaan, er de eerste eer zal van genieten! Het Koloniaal Paviljoen zal 600 000 frank kosten maar wordt geheel door de staat betaald. Te midden van het gebouw komt onder een overgrote koepel het prachtige panorama van de schilders die daarvoor door de regering naar Congo werden gezonden. In de vorm van een kruis worden dan in de vier hoeken diorama’s opgesteld, die de bezoekers een volledig denkbeeld zullen geven van het tegenwoordige Congo. Verder komen er salons voor de kunstvoorwerpen in ivoor en dergelijke. Na de tentoonstelling wordt het hele paviljoen naar Tervuren overgebracht. Men had gedacht de textielnijverheid voor te stellen met allerlei in werking zijnde mechanieken. Daarvan heeft men echter moeten afzien wegens de ordereglementen van Engelse huizen. Nu heeft men beslist voor al de verschillende vakken diorama's in te richten, die bij voorbeeld de vlasnijverheid verbeelden van het zaaien tot aan de volledige bewerking en iets dergelijks voor het katoen. Men zal de vervaardiging van de kunstzijde te zien geven, als deze van de echte zijde niet kan worden voorgesteld. Er is dan ook nog sprake van het inrichten van twee grote feesten, één voor de patroons en één voor de 12 000 werklieden van de vlasnijverheid. Al de andere groepen zullen zich op de tentoonstelling evenwaardig doen vertegenwoordigen. Tijdens de vergadering van de burgemeesters van Brussel en de aanpalende gemeenten is besloten officieel en gezamenlijk aan de Wereldtentoonstelling van Gent deel te nemen. De tentoonstelling zal een schets geven van de verschillende bestuurlijke diensten. Een toelage zal door iedere gemeente worden gestemd.
38
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 39
16 december 1911 De maatschappij van de tentoonstelling heeft een nieuwe reeks reclamezegels uitgegeven, welke de voornaamste gebouwen van de stad voorstellen. Ze worden te koop aangeboden aan 30 frank voor 10 000, 18 frank voor 5000 en 5 frank voor 1000. Van de eerste reeks werden er in vier maanden tijd 115 000 naar alle landen van de wereld gezonden. De nieuwe zijn te bestellen bij het Algemeen Bestuur van de Wereldtentoonstelling in de Musschestraat.
18 december 1911 De opsteller van een groot modeblad van Parijs heeft de ronde gedaan bij alle grote dameskleermakers, die verklaard hebben het volgend jaar echt buitengewone scheppingen in de wereld te zullen zenden. Het schijnt echter dat het in 1913 nog erger wordt en bij de tentoonstelling een Frans Salon van het Confectievak zal worden gevoegd, dat een echte openbaring zal zijn.
21 december 1911 Gisteren heeft rond 2 uur in de namiddag op het tentoonstellingsterrein een ongeval plaatsgehad waarbij echter niemand werd gekwetst en slechts stoffelijke schade veroorzaakte. Aan de Kortrijksesteenweg zijn drie hangaars van de in aanbouw zijnde hoofdingang plotseling als een kaartenhuisje neergeploft. Teneinde rapper te kunnen doorwerken had de aannemer zeer waarschijnlijk verwaarloosd de hallen onderling met trek- en spanroeden te verbinden. Van de hallen blijft niets recht en de grond is bedekt met een massa verwrongen ijzeren gebinten en verbrijzelde verbandstukken. De schade zal voor de ondernemer denkelijk nogal aanzienlijk zijn. Het Bestuur der Tentoonstelling blijft er echter volkomen vrij van.
26 december 1911 Men zal bij het bouwen van het Feestpaleis een nieuwe werkwijze beproeven om voort te kunnen werken, zelfs als de temperatuur 25 graden onder nul aanwijst. Daartoe wordt bij de mortel een bijzondere stof gevoegd, vermengd met een soort zout. Bij de eerste vorst zal de proef genomen worden. De ondernemers zullen die zeker met grote belangstelling volgen. Het stelsel zou overigens reeds in
39
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 40
Canada met goed gevolg toegepast zijn.
2 januari 1912 Het Staatsblad kondigde al de namen aan van de leden van de Hogere Beschermingscommissie der Wereldtentoonstelling, die werd samengesteld teneinde deze onderneming aan te moedigen en te bevorderen. Het getal voorname personen uit heel België op gebied van handel, nijverheid, zeevaart, kunsten en wetenschappen is overgroot en beslaat niet minder dan 16 bladzijden!
ERIK DE KEUKELEIRE Fragmenten uit “De Wereldtentoonstelling van 1913 te Gent (1896-1920)”; 352 pagina's, oktober 2004, uitgave in eigen beheer.
40
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 41
GENTSE MEMORIEDAGEN: 8-9-10 DECEMBER
8 December 1320 Dood van Nicolas, de 48e Abt van de St-Baafsabdij. Hij vervulde deze functie van 1311 tot 1320. Zijn ware naam was De Jonghe.
8 December 1448: De Rederijkerskamer “De Fonteyne” wordt erkend door het Gents Magistraat.
8 December 1810 Dood van Pierre Joseph Tiberghien. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2005 - N2 6 - pp.395-396
8 December 1818 Plotseling overlijden van Jean-Baptiste Pisson in zijn huis in de Drabstraat. Hij werd hier geboren op 21 maart 1763. Deze architect zou bekend blijven voor zijn mooie realisaties en berucht voor zijn ongelooflijke verminkingen. Of hoe een bekwame architect ineens volledig kan ontsporen. Zijn ouders konden hem niet laten studeren en hij ging in de leer bij een timmerman. De knaap vertoonde evenwel veel talent voor tekenen en had het geluk in Ridder Dons de Lovendegem een beschermheer te vinden die zijn studies aan onze Academie bekostigde. Pisson beschaamde het in hem gestelde vertrouwen niet en in 1786 behaalde hij de Grote Prijs voor Architectuur. Het succes laat niet lang op zich wachten en de ene opdracht volgt op de andere. Hij verrijkt Gent met heel wat prachtige herenhuizen waarvan meerdere, helaas, inmiddels gesloopt werden zoals bvb. het Hotel de Meulenaere op de Nederkouter. Verder bouwde hij talrijke zogenaamde “hotels” op de Vlasmarkt, de Kouter, de Recollettenlei, het Koophandelsplein. Hij is inmiddels stadsarchitect geworden. Hij restaureert het Kasteel van Ooidonck en maakt plans voor de nieuwe Kortrijkse- en Keizerpoort. Hij ontpopt zich verder als tuinarchitect en ontwerpt de Kruidtuin in de hovingen van de gewezen Baudeloo-abdij. 41
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 42
En dan gebeurt het onbegrijpelijke: in 1803 zou Napoleon, vergezeld van Joséphine, naar Gent komen. Het Stadsbestuur besluit het Stadhuis wat te laten opknappen. Pisson zet zich onmiddellijk aan het werk: de buitentrap op de Hoogpoort wordt afgebroken en de Pacificatiezaal “gemoderniseerd”. U ziet het, die plaag die al zo veel van onze historische monumenten gedegradeerd heeft, bestond toen ook al. De schouwmantel wordt er weggenomen, de gebeeldhouwde vakken worden effen gemaakt, een derde van de gotische vensters worden gestopt, de prachtige eikenbalkezoldering wordt bedekt met overpleisterd latwerk. De Kapel van de Keure wordt verwoest. Hij laat een enorm gat in de muur kappen om een dubbele trap te plaatsen die leidt naar de Troonzaal, een trap die notabene “versierd” werd met Egyptische kolommen. De Troonzaal krijgt ook een beurt met een reeks spiegelvensters tegen de binnenmuur. Dat was de eerste fase van het onbegrijpelijk vandalisme van Pisson. De 2e fase volgde 7 jaar later toen Napoleon hier in 1810 opnieuw verscheen, deze keer met Marie-Louise. Nu werden de vensters op de Botermarkt herschapen tot ingangsdeur en er werd een ronde trap vóór gebouwd. Misschien een kleine excuse voor Pisson: iedereen vond het zeer mooi en de pers had lovende woorden voor de “embelissementen” van ons Stadhuis. In 1869 kreeg Adolphe Pauli de opdracht de enorme schade te herstellen in de vroegere trant. Een opdracht die hij zeer zorgvuldig zou uitvoeren, maar die 20 jaar werk zou vergen.
9 December 1872 Dood van Auguste Van Lokeren. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 209 - N°- pp. 210-211
9 December 1872 De Vismijn brandt af.
9 December 1934 Plechtige opening van het lokaal van de U.F.A.C. op het Van Arteveldeplein. Als ons geheugen ons niet te veel in de steek laat, stond dat voor “Union des Fraternelles de l’Armée de Campagne”.
42
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 43
De originele gevel van de Vismijn die in 1872 afbrandde.
43
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 44
10 December 1460 Dood te Parijs van Guillaume 2, de 56e Abt van de St-Baafsabdij. Vervulde deze functie van 1418 tot 1454. Ware naam: Willem Van Bossuyt. Werd door de Paus afgezet.
10 December 1632 Marie de Médicic komt aan in Gent. Na haar vlucht uit Frankrijk verbleef zij 5 maanden in het Prinsenhof.
10 December 1796 De Commissarissen van de Republikeinen dringen binnen in het klooster en de kerk der Recolletten. De gelovigen worden uit de kerk gedreven en de kloosterlingen in hun klooster geconsigneerd.
10 December 1798 Du Bosch laat “l’écrasement final” van de boeren te Hasselt vieren.
10 December 1832 Geboorte van Mgr. Stillemans. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2009 - N° 6 - p.456
10 December 1838 De pas opgerichte “Société des Concerts du Casino” geeft zijn eerste concert
10 December 1856 Geboortevan Gustaaf Eylenbosch. Deze typograaf stichtte, samen met Arthur Verhaegen het dagblad “Het Volk”. Hij woonde in het Huidevetterken en het is daar dat de eerste nummers van “Het Volk” gedrukt werden. Gemeenteraadslid van 1896 tot 1911, Schepen in 1910, Volksvertegenwoordiger van 1902 tot 1904, Senator in 1922. Dood op 17 September 1939.
44
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 45
Op 26 Juni 1954 werd een gedenkplaat ter zijner ere onthuld op het Schepen Eylenboschplein.
10 December 1862 Eerste opvoering in Gent van “Rigoletto”.
10 December 1865 Dood van Leopold I. Zie ook “Ghendtsche Tydinghen” - 2001 - N° 3 - pp. 179-180
10 December 1872 Geboorte van Emiel Andelhof. Dood op 11 Maart 1942. Deze folklorist is de auteur van het boek “Galerij van Gentsche Typen”. Hij werd opgevoed door zijn tantes. Lagere school bij de Apostolinen in de St-Pietersnieuwstraat, daarna naar St-Lievens. Op zijn 17e werd hij leerling behanger en zou 4 jaar in dit vak blijven. Bleef lessen volgen aan de Stadsavondschool waar hij Pol Anri als leraar had. Werd bediende in het “Volksbelang” en werkte daarna 36 jaar in een lucifersfabriek. Gedurende vele jaren was hij schatbewaarder en vaandeldrager van “De Fonteyne”.
10 December 1915 Geboorte van Albert Brysse, anders gezegd “de Man van de Muije”. Hoeveel voordrachten hij over dit, zijn geliefd onderwerp, gegeven heeft zal wel niet te tellen zijn. Zijn succes bij een dankbaar publiek was steeds verzekerd; hij kon het dan ook op een zeer boeiende manier uitleggen. Hij was gedurende 44 jaar leraar Frans aan het St-Barbaracollege. Hij stierf op 19 Oktober 2011, bijna 96 jaar oud. Tot kort voor zijn dood trok hij nog regelmatig naar de St-Baafskathedraal waar hij steeds met veel plezier en enthousiasme uitleg over het Lam Gods verstrekte aan de toeristen.
45
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 46
Albert Brysse. 1915-2011.
10 December 1918 De Gemeenteraad beslist volgende nieuwe straatnamen te geven: Braunplein en Eduard Anseeleplein.
10 December 1950 Inhuldiging door Schepen Verhelst van het op de Hofbouwlaan overgebracht Museum voor de Geschiedenis der Wetenschappen. Hugo Collumbien
46
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 47
GHENTSCHE TOESTANDEN
Rondje Gent varen… maar niet zonder hindernissen
De langverwachte openlegging van de Reep nadert snel. Bekijken we even hoe de stadsrondvaart in de zeer nabije toekomst zal verlopen. We nodigen je uit voor een klein virtueel tochtje op het nieuwe vaarcircuit voor een ‘rondje Gent varen’, waarbij we van de gelegenheid gebruik maken om een en ander bij te leren over de waterhuishouding van deze stad. Vanzelfsprekend moet in een tijdschrift als dit ook de geschiedenis daarvan aan bod komen. Het waterlopennet waarmee we kennis maken, kwam in essentie immers al rond 1200, en minstens gedeeltelijk nog vroeger, tot stand. We varen omheen wat sinds de 19de eeuw, vermoedelijk naar Brussels voorbeeld, aangeduid wordt als de ‘Kuip van Gent‘, een vertaling van ‘la Cuve de Gand’1. Die naam spreekt aan, is beeldend, stevig ingeburgerd, maar… onjuist. De zogenaamde ‘kuip’ ligt immers duidelijk hoger dan de zones er rond. Men kan er zich van vergewissen door een wandelingetje te maken over de Hoog(!)poort. Die naam betekent immers ‘hoge stad’2. Enkel de Blandijnberg in het zuiden stijgt er boven uit. We houden het liever bij de neutrale aanduiding ‘historische stadskern’.
Twee serieuze hindernissen: de sluizen Je start (in gedachten) in een bootje aan het Baudelohof, waar je meteen moet versassen in de Sint-Jorissluis om vanuit de Leie in een zone te geraken die op waterpeil van de haven en het zeekanaal staat, gemiddeld 116 cm lager. Je moet dus van 5,61 m boven de ‘zeespiegel’ dalen naar 4,45 m TAW3. Nadat je met je hele hebben en houden in je bootje ‘gezakt’ bent, volgt meteen de indrukwekkende Sint-Jorisbrug, in de volksmond beter gekend als de ‘Kemelbrug’. Van op het water krijg je een uitstekend idee van de miskende schoonheid van dit bouwwerk. Je herkent er zelfs moeiteloos de art nouveau ‘zweepslagstijl’ in. Het is één van de mooiste en sterkste staaltjes van brugbouwkunde in het Gentse. Jammer is wel dat ze, van op het water gezien, ontsierd wordt door talrijke leidingen vastgemaakt onder de relingen. Dat ze niet in het verlengde van de Steendam ligt is te verklaren doordat de huidige brug eigenlijk een versmelting is van twee bruggen, de Pasbrug en de oude Sint47
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 48
Jorisbrug, in 1904 aangelegd halverwege Tussen ’t Pas en de Steendam. Bij de aanleg vormde de vreemde positie en ‘scheve’ ligging van de brug met bochtig wegverloop blijkbaar geen probleem voor de karren en de schaarse auto’s. Even verder vaar je de plek voorbij waar eeuwenlang de grote Rode Torenstuw, alias Passtuw, lag, nu een grote wateroppervlakte die aan het begin van vorige eeuw gecreëerd werd. De naam Portus Ganda, is een commercieel (of toeristisch, als je wil) goed gevonden recente benaming die twee betekenissen heeft: een historische (van een middeleeuwse stad binnen poorten) en een moderne, aan het Frans en het Engels ontleende (van haven, ‘port’). In deze laatste betekenis is de naam onhistorisch, maar aardrijkskundig is hij niet foutief, althans niet in de actuele situatie van plezierhaven. De haven verlaat je via een waterloopje, een versmald overblijfsel van de Nederschelde. Dat dit hier de monding van de Leie in de Schelde (of is het niet eerder omgekeerd?) zou zijn, is een mythe die teruggaat op een toevoeging aan de levensbeschrijving (de Vita) van de heilige Bavo, een soort schriftvervalsing, door de monniken van Sint-Baafs. Het vroegste spoor hiervan duikt op net voor het jaar 1000 4. Het was een bijzonder succesvolle vervalsing, want ze werd overgenomen in de latere kronieken en eveneens in de moderne kritisch ingestelde geschiedschrijving en geografie. Die plek ligt dan ook stevig verankerd in het collectieve Gentse geheugen als ‘de’ monding. In werkelijkheid was er nooit één enkele samenvloeiing. Zowel in een (steeds veranderende) natuurlijk landschap, als in de door mensenhanden geschapen situatie waren er steeds meerdere Leie- en Scheldearmen en dus meerdere samenvloeiingen. Deze monding aan de Portus Ganda is zonder de minste twijfel kunstmatig. Reeds vroeg waren de Gentenaars er in geslaagd een Scheldeloop te creëren (de Muinkschelde) die de scheepvaart stroomafwaarts tot aan hun prille nederzetting rond de huidige kathedraal leidde. Een formidabele prestatie was dat alleszins. Terwijl je daarover mediteert, vaar je verder in dat waterloopje onder het kleine Bavo fietsbrugje door om de Scaldissluis aan de Oude Beestenmarkt te bereiken. Als de werken voltooid zijn stijg je via het splinternieuwe sluisje even verder terug 116 cm naar het Leie-Bovenschelde peil (5,61m TAW). Waarom weer die 116 cm? Dat moet wel want in de Muinkschelde, onderdeel van de Bovenschelde, heeft het water hetzelfde niveau als dat van de Leie, waaruit je aan de Baudelohof vertrok. Die twee zijn immers verbonden door de Ketelvaart en er is nauwelijks verval op de Gentse binnenwateren. Sinds de openstelling van de Ringvaart in 1969 hebben die een nagenoeg constant waterpeil, vooral door de grote stuwen van Merelbeke en Evergem zorgvuldig geregeld. Alle Gentse rivieren en kanalen staat ofwel op het Leie-
48
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 49
Bovenscheldepeil (5,61 m TAW) of op het haven-zeekanaalpeil (4,45 m). Om en bij 5,61 m TAW is dus de waterstand die in het grootste deel van de Gentse binnenstad te zien is, niet enkel in Leie en Bovenschelde, maar ook in de Coupure, de Lieve, de Verbindingsvaart tot aan de Tolhuissluis en in de Ringvaart tussen de sluizen van Evergem en Merelbeke.
Bruggen bij de vleet Dan vaar je verder, onder de nieuwste Nieuwbrug5 en haar spiegelbeeld, de even nieuwe Wijdenaardbrug, tot voorbij het Geraard de Duivelsteen en dan hopen we dat je je kop intrekt want we vervolgen ons tochtje in een van de twee kokers onder de overwelving van het Lieven Bauwens- annex François Laurentplein. Het waterpeil is er niet meer het historische lagere peil van de Nederschelde, maar dat van de hogere Bovenschelde. Door het wegbreken van de waterversperring aan het Geraard de Duivelsteen, de openlegging van de Nederschelde en verschuiving van de waterscheiding naar de Oude Beestenmarkt wordt de Bovenschelde nog enkele honderden meter langer. Voorbij de Brabantdam waar eeuwenlang de grote Braamstuw en de Braammolens functioneerden, draai je de Ketelvaart in, passeer je onder de Walpoortbrug en de Ketelbrug om in de Leie te belanden, waar je onder vijf lage, moeizaam beweegbare Leiebruggen vaart. In stroomafwaartse volgorde: de Recolletten-, Predikheren-, Gras-, Vleeshuis-, en Krommewalbrug, met tussendoor ook nog de Zuivelbrug en als pronkstukken de Sint-Michielsbrug (een ‘podium’ uit 1913) en de mooie eclectische Minnemeersbrug, deze laatste dicht bij het vertrekpunt van het tochtje. En dan vergeten we nog drie toeleverings- en evacuatiebruggen, twee over de Ketelvaart en een over de Leie bij de Ajuinlei. Dat is samen, als we goed rekenen, 17 stuks, waarbij we nog de overwelving Brabantbrug, François Laurentplein en uitsplitsende verbinding van de Vlaanderenstraat met de Henegouwen- en de Limburgstraat moeten bijtellen. Je hebt ondertussen kennis gemaakt met de meest uiteenlopende brugtypes uit steen, metaal, beton, hout, van alle maten en gewichten, vast, draaiend en zelfs een opklappend exemplaar (aan de Ajuinlei). Met uitzondering van de Krommewalbrug, waarvan de originele versie uit 1876 dateert, en abstractie gemaakt van de dienstbruggen en de Zollikofer - De Vigne overwelving, hebben ze allen een voorgeschiedenis die teruggaat tot in de Middeleeuwen. Slechts één brug verdween of ‘versmolt’ met een andere: de hoger al vermelde Pasbrug. Opmerkelijk is ook nog dat de bruggen van dit ‘centrumcircuit’ allen gespaard bleven van de dynamitering die zoveel andere Gentse bruggen vernielde in Wereldoorlog II. Het nieuwe circuit heeft dus hindernissen bij de vleet: twee schutsluizen,
49
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 50
17 bruggen en een complexe overwelving. Dat aantal bruggen is zelfs naar Gentse normen ongelooflijk veel. Anno 2012 telt deze stad, veruit de brugrijkste van het land, er zo’n 130 in totaal6. De belangrijkste hindernis vormen echter de schutsluizen. Twee sluizen in eenzelfde vaartraject op enkele honderden meter afstand van elkaar, is in dit vlakke land beslist ongewoon.
Breuk met het verleden, maar niet helemaal De huidige situatie met de Sint-Joris- en de Scaldissluis verschilt in essentie met vroeger in het feit dat het Neerscheldepeil vervangen werd door dat van het Zeekanaal Gent-Terneuzen. Dit weerspiegelt een breuk met het verleden. Veruit het meeste Leie- en Scheldewater bereikt Gent niet eens meer. Een eerste grote stap naar de huidige situatie toe werd al in het begin van de 17de eeuw genomen door het graven van de Brugse Vaart en in de 19de eeuw met het graven van het Schipdonkkanaal. Twee derden van het Leiewater wordt via beide kanalen rechtstreeks naar het noorden gevoerd. Het graven van de Ringvaart bracht een nog drastischer verandering teweeg. Sinds 1969 stroomt het water van de Bovenschelde voor het allergrootste deel niet meer door Gent, maar het verdwijnt via Merelbeke rechtstreeks oostwaarts, richting Antwerpen. Een ander deel vloeit via dezelfde Ringvaart naar Evergem noordwaarts. Samen met Leiewater (ook via de Ringvaart) houdt dit het Kanaal Gent - Terneuzen met zoet water op het gewenste peil. Het is op dat peil dat je tijdens je boottochtje dobberde in de Portus Ganda7. Vanuit die Portus Ganda kon je, mocht je gewild hebben, via de Napoleon De Pauw Vertakking en de oude dokken helemaal tot aan de zeesluizen van Terneuzen varen, zonder ook maar een enkele keer te moeten wachten en te manoeuvreren aan een of andere sluis. Je blijft de hele tijd op 4,45 m. TAW, een waterpeil dat strikt vastgelegd werd in Nederlands - Belgische waterverdragen. Sinds de bouw en het in werking stellen van de eerste sluis te Evergem in de Ringvaart (1969) en het verdwijnen van de sluisdeuren van de Kasteelsluis aan de Hagelandkaai, staat het water over het hele traject tussen de immer dichte roldeursluis aan de Heirnis (Gentbrugge) en de Brusselsepoortsluis onder de Keizerbrug tot aan zeesluis in Terneuzen op dit zelfde niveau. Het is nagenoeg gelijk aan de normale hoogwaterstanden in de Westerschelde in die omgeving8. Vandaag ligt het stadscentrum niet meer aan de samenvloeiing van Leie en Schelde. Het Leie- en Scheldewater ‘passeert’ hier immers niet meer. Waterbouwkundig gezien ligt het Gentse stadscentrum aan de Westerschelde… kan men stellen.
50
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 51
Kunstmatig ‘binnenmeer’ Voor de rest worden de Gentse waterlopen op egaal waterpeil gehouden samen met een rivieren- en kanalennet dat zich uitstrekt over wat de geologen de Vlaamse Vallei noemen. Die (opgevulde) vallei omvat grosso modo Zeeuws-Vlaanderen, de provincie Oost-Vlaanderen benoorden Gent, samen met vingervormige uitlopers onder de vorm van de rivierdalen van de Leie, de Bovenschelde en de Rupel met bijrivieren. In feite mag men stellen dat door menselijk ingrijpen de afvloei van Schelde en Leie, rechtstreeks naar het noorden via het Zeekanaal en het noordwesten via het Schipdonkkanaal, terugkeert naar de situatie zoals die bestond tijdens de laatste ijstijd, tot zo’n 20.000 jaar geleden. De opvulling van de Vlaamse Vallei op het einde van die ijstijd en tijdens het Holoceen, maar vooral de vorming van de dekzandrug tussen Maldegem en Stekene, had tot gevolg dat beide rivieren een uitweg moesten zoeken in oostelijke richting. Dat gebeurde via Antwerpen naar de Oosterschelde. De Westerschelde kwam pas heel laat, nog geen duizend jaar geleden, tot stand9. In die Vlaamse Vallei geldt dus, met uitzondering van het Zeekanaal en de Moervaart, hetzelfde waterpeilregime van 5,61 m als in het Gentse stadscentrum. Dit reikt een flink eind ver: op de Leie is dat tot aan de sluizen in SintBaafs-Vijve (deelgemeente van Wielsbeke in West-Vlaanderen), op de Bovenschelde tot in Asper (deelgemeente van Gavere) en op de Brugse Vaart tot aan de Dammepoortsluis in Brugge10. Het vergt enige inspanning om het zich voor te stellen, maar eigenlijk is dit niets anders dan een wijdvertakt binnenmeer. Het is grotendeels kunstmatig tot stand gekomen door rechttrekkingen, bedijkingen en vooral door stuwenbouw. Die 5,61m (tot op de centimeter…) is overigens een bedrieglijk exact cijfer. Het is een streefhoogte. Bij watersnood kan het daar wel eens flink van afwijken. Zeker de bewoners van bepaalde delen van Sint-Denijs-Westrem, Afsnee en Drongen zullen zich nog wel de winter van 2003 herinneren. Toen bereikte het water in de Assels een hoogte van 7,3 m. Dat is 1,6 tot 1,7 m boven het normale peil11. Die mensen wonen in de winterbedding van de Leie of met andere woorden in een overstromingsgebied. Maar misschien kan het volgende hen een troost wezen: zeker twee derden van de Gentenaars in verleden en heden woonden eeuwenlang en wonen nog steeds in een identiek overstromingsgebied. Vroeger was dat zeker zeer relatief beheersbaar: de laagst gelegen wijken, die in de winter te kampen hadden met wateroverlast, waren niet toevallig de armste. Nu is dat in de hierboven genoemde westelijke deelgemeenten enigszins anders.
51
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 52
Het water van Gent-stad binnen de Ringvaart wordt bij dreigende watersnood, zoals in 2003, afgesloten van dit veel groter gebied door wachtkeersluizen op de Leie (ter hoogte van de Sneppebrug) en op de Brugsevaart (Mariakerke), samen met een kleine schutsluis op de Schelde in Merelbeke (bij het Liedermeerspark). Enkel in Gentbrugge in de vroegere Heirnismeersen ter hoogte van het Scheldeoord en de Arbedsite (Neerscheldekaai) bleef, uitzonderlijk, nog overstromingsgevaar bestaan. Maar sinds de verhoging van de Scheldedijken in Gentbrugge, uitgevoerd in het kader van het Sigmaplan, behoort ook dit (zeer waarschijnlijk) tot het verleden. Ondanks de hier beschreven grote veranderingen blijft het meest essentiële van de middeleeuwse situatie bewaard. Om zich daarvan te vergewissen volstaat het de in afb. 1 en 2 gereproduceerde kaartjes en hun onderschriften even met elkaar te vergelijken. Nu, net als toen, worden er twee waterpeilen in stand gehouden met behulp van stuwen. Naast de Gentse stuwen waren er de grote stuwen van Pamele (Oudenaarde) op de Schelde en Harelbeke op de Leie. Beiden werden in de Middeleeuwen beheerd door de Gentse schippersnering. Vroeger hield men wel nog kunstmatig een lager zomer- en een hoger winterpeil aan. Maar het grote onderscheid tussen toen en nu ligt in het feit dat het Neerscheldepeil in Gent vervangen is door dat van de haven en het zeekanaal.
Het recente verhaal In 1960 werd de Nederschelde aan de Reep gedeeltelijk gedempt en werd een ‘stopmuur’ in Doornikse steen gebouwd ter hoogte van het Geraard de Duivelsteen. Dat veranderde in feite niets aan de bestaande situatie op gebied van scheepvaart en waterbeheersing. Het effect was (als je de enkele bijgewonnen parkeerplaatsen niet meetelt) louter visueel. De Braamstuw was al eeuwenlang ondoorgankelijk voor schepen en de afbraak ervan, samengaand met de overwelving en de aanleg van het François Laurentplein (1884) in het kader van het Zollikofer-De Vigneplan, veranderde daar niets aan. In 1999 werd de muur onder de overwelving weggebroken12. Dit gebeurde in afwachting van de heropenlegging van de Reep en de bouw van de nieuwe Scaldissluis aan de Oude Beestenmarkt. Hiermee won de Bovenschelde dus nog een paar honderd meter aan lengte, maar historisch gezien had de nieuwe sluis aan de Brabantdam moeten liggen. Deze verplaatste sluis volgt daarmee het voorbeeld van de Sint-Jorissluis, opvolger van de Rode Torenstuw, alias de Grote Sint-Baafsspei, alias ‘t Pas. Zoals hierboven al vermeld, lag deze stuw tot aan de grote werken van 1908-1909 in het verlengde van Tussen
52
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 53
Afb. 1. Het circuit van ‘rondje varen’ kwam tot stand dank zij zware ingrepen door de Gentenaars uitgevoerd rond de 12de eeuw, hier voorgesteld op een kaart met het Gentse waterlopennet en de voornaamste heuvels omstreeks 1300 (naar Dumont, M.E., Gent. Een stedenaardrijkskundige studie, 1951. Bewerking Louis Gevaert). Zwart: de waterlopen met Neerscheldepeil. Grijs: de waterlopen met Leie-Bovenscheldepeil, waarbij ook de Ketelvaart hoort. Gestippeld: het ‘Nieuwpoortsas’ (Bb) waarin men, met behulp van bijkomende stuwen het peil kon laten variëren. De twee voornaamste stuwen (A) Braamstuw en (Ba) Rode Torenstuw creëren het Gentse tweewaterpeilenregime. De Ketelvaart (C) leidt de Scheldetrafiek om naar de Leiehaven in de zone ‘tussen Bruggen’ en de aangrenzende Korenmarkt (D) die daarmee het commerciële hart van Gent wordt.
53
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 54
Afb. 2. Actuele situatie van het vaarcircuit met de twee waterpeilen (detail van de basiskaart 22.1.4 Gent, Ministerie van Openbare werken, 1960. Bewerking Herman Rosseau). LeieBovenschelde (gearceerd) en Haven-Zeekanaalpeil (donker) in het centrum van elkaar gescheiden door de Sint-Jorissluis en de Scaldissluis.
54
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 55
’t Pas. Hoe dan ook, het openleggen van de Reep is een mooie realisatie die een nieuw hoofdstukje in onze stadsgeschiedenis schrijft. Het is veelzeggend dat het toerisme, actueel zeker niet de minst belangrijke economische sector van de Gentse tewerkstelling, hierin de hoofdrol speelt.
Luc Devriese, Frank Gelaude Met dank aan Louis Gevaert en Herman Rosseau (Documentatiecentrum DSMG, Begijnhof, Sint-Amandsberg)
NOTEN 1
2
3
4
5
6
7
Devriese, L., De Kuip van Gent, een mooie, maar volstrekt onlogische benaming. In: De Heraut, Gent, 2004, jg. 39 nr. 2, p. 4-5. Idem, De Kuip van Gent: geïmporteerd uit Brabant. In: De Heraut, Gent, 2004, jg. 39 nr. 3, p. 13-15. Auguste Voisin introduceerde deze term in de verschillende edities van zijn Guide de Gand die in de eerste helft van de 19de eeuw verschenen (eerste uitgave in 1826). Gysseling, M., Gent’s vroegste geschiedenis in de spiegel van zijn plaatsnamen, Antwerpen, 1954, p. 49. De cijfers geven het aantal meter aan boven het gemiddelde zeeniveau bij laagtij in Oostende, zoals vastgelegd in de zogenaamde Tweede Algemene Waterpassing (TAW). Die 4,45 en 5,61 m zijn streefhoogten. Het waterpeil schommelt voortdurend, maar de verschillen zijn in normale omstandigheden miniem. De waterstanden kunnen van uur tot uur gevolgd worden op het internet (vb. via Google intikken: waterstanden Evergem of Bekken Gentse kanalen). Over de voorgeschiedenis hiervan: Devriese, L., Het eeuwenoude tweewaterpeilenregime in Gent. In: Gandavum, 2006, jg. 11 nr.1, p. 5-26. Dit artikel in Ghendtsche Tydinghen is grotendeels een bewerking in sterk ingekorte vorm hiervan en van de in tekst geciteerde teksten van de auteurs in het Jaarboek van de Oost-Oudburg. Devriese, L., Gelaude, F., Leie en Schelde: wie mondt uit in wie en waar? In: Jaarboek van de Oost-Oudburg, 2008, jg. 45, p. 261-300; Devriese, L., De Groote, M., Ganda, Gandavum, de Romeinse nederzetting van Destelbergen-Eenbeekeinde en de naam Gentbrugge. In: Jaarboek van de Oost-Oudburg, 2011, jg. 48, p. 240-268. Devriese, L. De Nieuwbrug. Splinternieuw en eeuwenoud. Deel 1 en 2. In: De Heraut, jg. 43 (2008) nr. 2, 3-11 en nr. 3, 3-10. Talrijke gegevens over de andere bruggen in de reeks van M. Labyn over de Gentse bruggen in Ghendtsche Tydinghen verschenen in 1987-1992 en in M.C. Laleman (red.), 7 Bruggen. Historiek en restauratie van zeven Gentse Leiebruggen, Gent, 1987. De lijst is gemakkelijk te vinden via internet zoekmachines (intikken Gent bruggen). In de 16de eeuw werd Gent door Guicciardini omschreven als de stad met de 103 bruggen en 26 eilanden. Ondanks alle dempingen van waterlopen is het aantal bruggen dus toegenomen! Alle richtingen (al of niet via het Schipdonkkanaal, of via de Ringvaart naar het noorden of het oosten) en debieten van het Schelde- en Leiewater worden voortdurend gemoduleerd in
55
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 56
8
9
10 11 12
functie van de behoeften. Om speciaal in verband met Terneuzen misverstanden te vermijden, moet men er zich rekenschap van geven dat de Nederlandse nulhoogte (NAP: Normaal Amsterdams peil) 2,33 m hoger ligt dan de Belgische TAW. Omdat men niet het gemiddelde eb in Oostende, maar het gemiddelde hoogtij van de IJ in Amsterdam als referentiehoogte genomen werd. De Moor, G., Heyse, I., De morfologische evolutie van de Vlaamse Vallei. In: De Aardrijkskunde, 1978, jg. 2 nr. 4, p. 343-375; Gelaude, F., Devriese, L., De Vlaamse vallei en haar rivieren. In: Jaarboek Oost-Oudburg, jg. 45, 2008, 249-257. Nationaal Geografisch Instituut, Brussel, Kaart van de Scheepvaartwegen, s.d. (2006). Vlaamse Gemeenschap. Afdeling Bovenschelde. Jaarboek 2003, Gent, 2004, p. p. 9-15. De open gelaten waterplas of vijver bij het Geraard de Duivelsteen was omstreden. In een krantenartikel van 4 december 1960 werd er voor gepleit ook dat gedeelte te dempen: ‘Aldus zou het beeld van het monument ongeschonden bewaard blijven en van hygiënisch standpunt uit zou deze maatregel eveneens volkomen verantwoord zijn’. Een artikeltje naar aanleiding van de voltooiing van de demping (20 januari 1961) ving aan met: ‘Waarmee door het vroeger stadsbestuur zolang werd geaarzeld, is thans gebeurd: de Reep werd gedempt!’ (verzameling Schelde in ‘Vliegende Bladen’, Documentatiecentrum DSMG, Begijnhof, SintAmandsberg).
56
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 57
KLOOSTERORDEN (vervolg)
Zieken verzorgen en doden begraven hebben de Cellebroeders gedurende eeuwen liefdevol gedaan en zij genoten dan ook van de algemene achting van de Gentse bevolking. Het kon echter niet beletten dat zij na de Franse invasie hetzelfde lot als de andere kloostergemeenschappen in ons land moesten ondergaan: zij werden uit hun klooster verdreven en de gebouwen dienden gedurende een dertigtal jaren tot gevangenis voor militairen en voor personen aangehouden wegens schulden. De huisbewaker J.B. de Moerloose aanvaardde echter ook krankzinnigen doch wij kunnen best gissen welk droevig lot hen te wachten stond: “Jean-Baptiste de Moerloose, conciërge de la maison des Alexiens, aldus een aankondiging in het “Commerce de Gand” van 26 januari 1807, a l’honneur de prévenir les parents qui auraient dans leurs familles des personnes dont l’esprit serait aliéné, qu’il s’en chargerait moyennant une pension modérée”. In 1816 verhuisden de krankzinnigen naar het Geraard Duivelsteen, doch in 1828 vervoegden zij opnieuw het voormalige klooster van de Cellebroeders. Op 3 mei 1828 keurde de Gemeenteraad een eerste toelage van 6.000 gulden goed ten einde de lokalen in gereedheid te brengen voor 184 krankzinnigen. Sedert 1816 waren de ongelukkigen toevertrouwd aan de zorgen van de Broeders van Liefde. Dankzij de onverdroten ijver en actie van Prof. Jozef Guislain werd in 1856 een nieuw gesticht voor geesteszieken opgetrokken dat het Guislaingesticht zou worden geheten. Laten wij nog even een getuige van dat tijdperk, JJ. Steyaert in zijn “Beschrijving van Gent aan het woord:” Gedurende ruim dertig jaren dienden deze gebouwen (voormalig klooster van de Alexianen) tot gevangenis van militairen en van aanghoudenen voor schulden. Maer deze in 1828 naer het Tuchthuis overgebragt zijnde, werd hier het Godshuis van krankzinnige mannen gevestigd. De ongelukkigen zijn er nu ten getalle van 259, en worden er, onder het gezigt van den zelfden Oppergeneesheer van ‘t vrouwen Zothuis, door de Broeders van Liefde opgepast. De gebouwen zijn daertoe weinig geschikt; maar daerom heeft men het uitmuntend gesticht voor krankzinnigen buiten de Brugsche poort gebouwd; en gelyk men hoopt hetzelve nog in 1857 zal zyn voltooid, zullen dit jaer de ongelukkigen nog derwaerts worden overgevoerd. Van 1858 tot 1862 bleven de gebouwen onbewoond en werden slechts af en toe gebruikt door de “Société des Chœurs”.
57
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 58
Op 25 november 1862 verkochten de Gentse Godshuizen gans het ensemble aan Alfred Piers de Raveschoot voor de luttele som van 107.625 goudfrank. De Broeders van de christelijke Scholen kochten kort nadien het complex aan dat in oktober 1863 als onderwijsinstelling door Mgr. Delebecque werd ingewijd en startte met 43 leerlingen. Prosper Claes heeft over alles en nog wat met betrekking tot de grote en tot de kleine geschiedenis van Gent geschreven en hij heeft het nu eens gemoedelijk dan weer wetenschappelijk, in elk geval steeds uitstekend gedaan; wij allen zijn hem dan ook veel dank verschuldigd en persoonlijk hebben wij voor deze moderne kroniekschrijver die op het einde van de vorige en in het begin van deze eeuw met zoveel talent als volharding het historisch imago van onze stad belichtte en in de kleur zette, een zeer grote sympathie. Er was echter doorheen zijn omvangrijk oeuvre één onderwerp dat hem telkens het rechte pad van de objectiviteit en van de voor de geschiedenisschrijver onontbeerlijke zelfstandigheid van geest, heeft doen verlaten: de Jezuïeten! Naar het voorbeeld van ridder Diericx, van Adolphe Dubois, van Destanberg en van enkele andere auteurs die in de XIXe eeuw of in het eerste kwart van onze eeuw de geschiedenis van Gent of sommige aspecten en facetten van zijn verleden uit de doeken deden, had Prosper Claeys de pest aan de Jezuïeten, zoals aan het ander uiterste van onze geschied- en kroniekschrijvers, een Frans De Potter al wie zijn paternoster niet bad, niet kon luchten! Dat de Jezuïeten – “les bons pères” zoals men ze tot voor enkele jaren nog noemde – voor sommige mensen een doorn in de voet zijn, een nachtmerrie of de incarnatie van het meest hatelijke, is een waarheid als een koe maar tevens het onomstotelijke bewijs dat zij een macht uitmaken die hun tegenstrevers en vijanden schrik inboezemt en voor hen een bestendig gevaar betekent. De eersten die men ten andere over de grens zette wanneer het antiklerikalisme zegevierde, waren de Jezuïeten, de eersten die men terug riep bij een klerikale zwenking, waren diezelfde Jezuïeten. Gewoonlijk zijn zij al lang vóór de officiële verblijfsvergunning terug in het land, maar dan in of met een ander pak kleren maken wellicht de man, nooit hebben zij in het bewogen bestaan van de Orde, de Jezuïet gemaakt.. Charles d’Ydewalle die zijn jeugdjaren in een hunner colleges doorbracht, heeft in zijn “Enfances en Flandre” geschreven: “Ces pères ayant accoutumé depuis Joseph II de ne se loger qu’avec un minimum de bagages, veut-on les exiler un matin? Ils partiront avant midi sans abandonner un franc cinquante de mobilier derrière eux”. Zo was het inderdaad na de afschaffing van de Orde in 1773, zo was het gans
58
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 59
de antiklerikale XIXe eeuw door, zo was het nog, kaal, armtierig, luxeloos in de Jezuïetencolleges als bv. St-Barbara, ten tijde van Maurice Maeterlinck (“La cour nue et sans arbre, sombre comme le préau d'une prison mal tenue; tout était recouvert d'une patine noire et gluante”, zo was het enigszins nog toen wij er onze broeken kwamen slijten en in de schabberige banken, met een zakmes gegrift, de namen van vader, oom, indien niet van grootvader ontdekten! Het Humanisme, het Vaderland, de Kerk waren de thema’s die men ons inprentte en deed liefhebben; frisse, luchtige klaslokalen, nette schoolbanken, wat kleur aan de muur, een ontspannen atmosfeer pasten niet, zo dachten de Jezuïeten toen, in de austeriteit, in de vrij Spartaanse aanpak van de GrieksLatijnse Humaniora. Vandaag is er al heel wat water door de Ketelvest gevloeid dat een hoop principes van weleer heeft weggespoeld. Ook in de XVIe eeuw, toen de Jezuïeten voor het eerst in onze stad burgerrecht verkregen, hebben zij geen vrede genomen met austeriteit en ascese. Het was de tijd van de Contrareformatie, van de op het Protestantisme zegevierende, alom triomferende Katholieke Kerk, en de Jezuïeten waren er nu eenmaal de meest enthousiaste en briljante vertegenwoordigers van. Er is uit de duizenden documenten die op het Rijksarchief te Brussel en te Gent, in ons stadsarchief, in het Archief van de Orde en elders veel meer te halen voor een ernstige en onpartijdige geschiedschrijver dan hetgeen tot op heden, meestal zonder veel objectiviteit – wij maken uitzondering voor de bijdrage van Victor Vander Haeghen “Les Jésuites à Gand au XVIe siècle” in het “Messager des Sciences historiques” van 1887 en 1888 – werd geschreven. Twee lijvige boekdelen zouden amper volstaan om ons een breed overzicht te schenken van de geschiedenis van de Jezuïeten te Gent vanaf de intrede van Farnese in de stad tot de dag van heden, en van de rol die zij mochten spelen in het onderwijs, in de cultuur en in het godsdienstig leven. Wij vragen ons trouwens af hoe het in al die jaren mogelijk is geweest dat in de “Compagnie” nooit iemand werd gevonden om deze geschiedkundige taak op zich te nemen, daar waar heel wat geestelijke orden met bescheiden rol, een historiograaf op de kop mochten tikken. De grote moeilijkheid zal zijn een onpartijdige geschiedschrijver te vinden want zij die vooralsnog een of ander hoofdstuk uit hun bewogen en ingrijpende actie in het Gentse hebben ontleed, waren meestal vooringenomen en partijdig. Ad majorem Dei gloriam “Tot meerdere ere Gods”! In deze leus van de Sociëteit van Jezus liggen én het ideaal én het programma én de strijdlust van haar stichter Ignatius van Loyola besloten. Tijdgenoot van Karel V, van Frans I, van Hendrik VIII, maar ook van Alva en
59
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 60
van de toekomstige Filips II, getuige van de opkomst en het succes van Luther en het Protestantisme, van de aanvallen tegen het pausdom en van de Inquisitie, zelf een volbloed Spanjaard, een edelman en een gewezen soldaat, was Ignatius van Loyola een man uit een stuk, een extremist tegen de nieuwe extremisten, een mens die geen enkel compromis kon dulden, ook en vooral niet inzake godsdienst, tucht en onvoorwaardelijke gehoorzaamheid van zijn discipelen: “Perinde ac cadaver”: het kon niet harder en scherper worden uitgedrukt. In 1540 was de Orde door Paus Paulus III erkend geworden, in 1556 stierf de Loyola, in 1584 kregen de rooms verse Jezuïeten oorlof van Filips II in zijn Rijk en bezettingen goederen te verkrijgen “par achat, don, légat pieux ou autrement, maisons et fonds suffisans pour leurs demeures et collèges” hetzelfde jaar dat Gent waar de Calvinisten gedurende jaren de scepter hebben gezwaaid, zich overgaf aan Farnese, hetzelfde jaar ook dat de nieuwe, katholieke schepenen van Gent, zich tot de Sociëteit van Jezus wendden opdat zij zich in de Arteveldestad zou willen vestigen en er een college openen. De faam van de Jezuïeten moet dus erg groot zijn geweest opdat het nieuw stadsbestuur van de hoofdstad van Vlaanderen beroep zou doen op een Orde die hier nog nooit gelegenheid had gekregen iets te presteren! Als sport- of toneelvedetten die men op het podium, het balkon of de avant scène met veel applaus terugroept, gebaarden de Jezuïeten dat ze het verzoekschrift niet ontvangen hadden, want het ware belachelijk geweest zo maar onmiddellijk enkele intellectuele elitetroepen te sturen. Hoe langer wij wachten, des te groter onze eisen zullen kunnen zijn, dachten zij, en ook al in die tijd hadden zij het bij het rechte eind. De toestand in het land en meer bepaald te Gent was erbarmelijk. Godsdienstoorlogen zijn als burgeroorlogen wreed, moordend: zij laten diepe, zeer moeilijk te helen wonden na De Beeldenstorm had verschrikkelijke verwoestingen aangericht, de geestelijkheid had zware klappen gekregen, was gevlucht of had in de clandestiniteit geleefd. In 1584 waren het een handvol paters en nonnen die hun verwoeste kloosters hadden vervoegd. Het Calvinisme had de massa, het volk slechts gedeeltelijk kunnen manipuleren doch een groot deel van de intellectuelen, van de handelaars en heel wat jongeren hadden met enthousiasme de nieuwe leerstelsels begroet. De stadsmagistraten wilden, na de val van Hembyze en zijn Calvinistische Republiek, het kwaad uitroeien, de jeugd terugwinnen voor de katholieke godsdienst Bovendien waren in de maanden die volgden op de overgave van Gent aan Farnese, honderden, indien niet duizenden families, meestal uit de intellectuele en commerciële middens, naar het Protestantse Noorden en naar Engeland gevlucht
60
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 61
Het waren zoveel redenen voor de stedelijke overheden om dringend beroep te doen op de Jezuïeten, de enige die op intellectueel en religieus vlak voldoende geschoold en gedrild waren om Gent in het domein van geest en van godsdienst zijn vroegere luister terug te schenken. Gent had in zijn bewogen geschiedenis al heel wat hoogten en laagten gekend, doch nooit was het zo diep in de penarie geraakt als ten tijde van de Beeldenstorm, van Hembyse en na de val van de Calvinistische dictator. Moreel, economisch, geestelijk was de stad letterlijk uitgebloed. Farnese, de veldheer die een beslissende overwinning had behaald en die met de pletrol over zijn vijanden had kunnen gaan maar die een toonbeeld van maat en gezond verstand zou worden, deed zijn intrede in een stad die, in haar beide fracties en facties, haar ziel had verloren. De Katholieken, sedert jaren in oppositie verdrongen, sedert de vernieling van de schatten in hun kerken en kloosters bestendig geterroriseerd, hadden elke veerkracht en geestdrift verloren: men juicht niet in een stad waar alles getuigt van dood en ellende. Van hun kant zagen de Protestanten na de overgave van Gent aan Farnese, dat alle hoop voor hen verzwonden was: de Hervorming zou niet doorbreken, zij hadden het pleit onwederroepelijk verloren, zij wisten dat onze gewesten voor eeuwen de zg. schoot van de Katholieke Kerk terug zouden vervoegen. Anderzijds moesten de overheden, na de massale uittocht van de Calvinisten, de terugkeer van de geestelijken in verwoeste kloosters en leeggeplunderde kerken, en de verschrikkelijke materiële nood, het .hoofd bieden aan haast niet op te lossen problemen: de stadskas was leeg, de bevolking letterlijk uitgehongerd, de economie gans ontredderd, de haat en het fanatisme tot het uiterste gedreven; de omliggende steden en dorpen waren door het oorlogsgeweld vernield of in brand bestoken, te Gent groeide het gras zo hoog in de straten van de stadskuip dat paarden en koeien er kwamen grazen, een derde van de huizen waren te huur of te koop, mensen vielen dood van ontbering en de armen vochten om wat afval en dode honden; handel, nijverheid, kunst, onderwijs waren nog enkel woorden in een stad die een voorsmaak van de Apocalyps had gekregen, en die meer dan twee eeuwen nodig zou hebben om haar verval te boven te komen. Victor Fris heeft het bondig samengevat: “Les dernières années du XVIe siècle s’écoulèrent ainsi tristement dans la misère, dans les pleurs et dans le sang, affreux présage du sort qui attend la ville durant deux siècles”. Paradoxaal gaat deze materiële en morele ellende van stad en bevolking gepaard met een massale terugkomst en comeback van geestelijken en kloosterlingen en met een geweldige drang naar weelde en praal bij de restauratie, de bouw of de heropbouw van kerken en kloosters. De kloosterlingen die zich in Gent kwamen vestigen konden zich voor een appel en een ei grond en gebouwen aanschaffen, doch indien zij het arme volk troost en nood kon-
61
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 62
den brengen en de mensen konden aanzetten het rozenhoedje te bidden, zo schoten zij nochtans schromelijk te kort wanneer het erop aankwam de intellectuele middens terug te winnen voor het Katholicisme en de zg. godsdienst van de voorouders. Op deze milieus, vooral dan op de jeugd, gleden hun zalvende woorden zonder enig spoor na te laten. Enkel de discipelen van Ignatius van Loyola zouden het in de gegeven omstandigheden kunnen bolwerken, doch hun eisen lagen liefst aan de hoge kant. Zij waren niet met een aalmoes te paaien ofschoon het er reeds bij het eerste verzoek van de stedelijke overheden vingerdik op lag dat de Jezuïeten zouden aanvaarden zich in de hoofdstad van het voormalig graafschap Vlaanderen te vestigen: het lag in de lijn van hun expansiepolitiek en van hun geleidelijk beslag op het onderwijs in de voornaamste centra van West-Europa: men moest er echter de prijs voor betalen en onze stadsedelen zouden dra ondervinden dat koken met de Jezuïeten moet kosten! “Neen” hebben zij nooit brutaal geantwoord: zij stuurden immers een kleine voorhoede, vier paters sterk, ten einde het terrein te verkennen. Later zouden zij er in een verzoek tot de Koning, aan herinneren: ghedurende dat die (Gendt) seer gheinfecteert was van ketterije, op ‘t versoeck van het Magistraet, Clergie ende gemeente, aldaer ghecommen zijn vier paters der voornoemde societyt, om volgens haerlieder vocatie aen de selve behulpsaem te weten. Vier priesters konden natuurlijk onmogelijk een kwarteeuw vergissingen en dwalingen goedmaken. Het is niet de intrede van een zegevierende generaal die een stad kan bekeren of tot kersverse gevoelens brengen. Bij de Intrede van Parma was het zo dat Gent verloren was én voor de Katholieke godsdienst én voor de koning van Spanje. Later heeft men het allemaal trachten te verdoezelen en heeft men beweerd dat enkel een zeer kleine minderheid de nieuwe leer genegen was en het Spaans regime verguisde. De 9.000 families die uitweken, de paniekstemming op het stadhuis, het uiterst voorzichtig optreden van Farnese inzake repressie, bewijzen dat Gent wel degelijk, althans in de leidende kringen, voor de Hervorming en tegen Spanje en de Roomse Kerk had geopteerd. De schepenen weten het en bekennen het ootmoedig wanneer zij op de Jezuïeten beroep doen: “daer duere zy (onze gewesten) ende huerl. ghemeenten respectivelic zyn gheweken ende afghevallen met hoopen vande heleghe kerke ende naervolghende vande obedientie van huerl. natuerlicken prince. Na het vastgesteld te hebben, gaan zij wat verder en dieper in hun betoog: de Jezuïeten alleen kunnen redding brengen: “met predicatiën oock ende leeringhe der joncheyt in schole, zullen tghemeente bewehen tot perfectie van eenen christelicken leven, ter eere Gods, tot meerder ghehoorsaemheyt van zijnen
62
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 63
prince, ende oock tot zijn zelfs zeerder politique gherusticheyt”: blijkbaar worden de leden van de sociëteit van Jezus ontboden én om godsdienstige én om pedagogische én om politieke redenen, zovele factoren die de stad de steun van het centraal gezag, d.i. van de Spaanse bezettingsoverheden zouden toezeggen. Meer dan een jaar ging voorbij zonder dat de Jezuïeten hun ja-woord hadden gegeven. De Gentse schepenen deden dan ook op 5 december 1585 een nieuwe poging, ditmaal langs de pauselijke nuntius te Keulen om en nu kwamen zij met substantiële voordelen voor de dag, een voorstel dat zij niet rechtstreeks aan de generaal van de orde konden doen. De stadskas was zo leeg als vandaag deze van de Italiaanse Staat, maar het bleek dat na de grote religieuze storm, het effectief van de kloostergemeenschap van de Filledieusen tot twee eenheden was geslonken, een moederoverste en een gewone non! Ook al in die jaren had een duo niet veel in de pap te brokken en de Gentse schepenen besloten dan ook droogweg alle goederen en renten die aan het klooster van de Filledieusen toebehoorden, aan de twee arme sukkels die ongelijk hadden Beeldenstorm en godsdienstige beroerten te overleven, te ontnemen en af te staan aan de Jezuïeten, indien zij instemden met het voorstel van de Gentse stadsmagistraat zich in Gent te komen vestigen. Men bood hen dan ook deze goederen op een zilveren schaal aan, hetgeen niet mocht beletten dat Diericx in zijn Mémoires beweert dat het de Jezuïeten zelf waren die op de bezittingen van de Filledieusen de hand legden: ils parvinrent à faire supprimer nos filles de Dieu, afin de se mettre eux-mèmes en possession de leurs biens, et voilà comme les grands poissons avalent les petits”! Feit is niettemin dat de discipelen van Loyola nog steeds geen vrede willen nemen met het voor de tijd en gezien de hachelijke toestand van de stad, zeer gunstig aanbod. De overheden van Gent moesten er nog een aardig schepje op doen vooraleer de definitieve toezegging van de gheleerde godvruchteghe personaigen van den orde van Jesu te bekomen. Het gebeurde ten andere niet in een handomdraai. Doof gebleven voor de eerste oproep van 1584, even doof voor de oproep van 5 december 1585, begonnen de Jezuïeten pas hardhorig te worden bij een derde smeekschrift van 5 maart 1586 toen de stad beloofde – wij citeren even Frans De Potter – hun, behalve eene goede bidplaats, eenen uitgestrekten en aangenamen tuin, eenen behoorlijke woonst en plaats voor hun college te zullen verschaffen, benevens eenen som van 1.000 gulden, boven de 1200 gulden die zij reeds ontvangen hadden”. En nog haalden onze Jezuïeten de schouders op: de wet van vraag en aanbod speelde hierbij een grote rol: overal was er vraag naar de discipelen van
63
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 64
Loyola maar elders waren de voorwaarden gunstiger dan in het bloed- en geldarme Gent. De overheden deden een nieuwe en ultieme financiële inspanning daar zij tot elke prijs de Jezuïeten, dit was ook hun onderwijs, hun discipline en hun methodes, intra muros wilden krijgen, evenwel niet rechtstreeks: zij hadden begrepen dat men van hoger uit de paters op de schouders en het geweten moest tikken om iets te kunnen bekomen. De Gentse geestelijkheid werd er bij betrokken, nadien de nuntius, en uiteindelijk Paus Sixtus V die op 5 augustus 1589 een bul uitvaardigde die een jaar later aan de abt van Baudelo werd medegedeeld met opdracht ze ten uitvoer te brengen, dwz dat de twee overlevende zusters van de Filledieusen voor het voldongen feit van hun “onteigening” werden gesteld met als lichte zalf op de wonde dat zij een levenslange rente zouden ontvangen en dat vier zg. “bekeerde zondaressen” levenslang onderhoud zouden verkrijgen; voorts dat het voor de Jezuïeten in Gent een aards paradijs zou worden; dwz, dat zij de nodige toelagen en hulpgelden zouden ontvangen. De voorwaarden wogen zwaar door op het budget van de stad: de schepenen waren tot het uiterste gegaan om de Jezuïeten in hun stad te krijgen. Deze laatsten vestigden zich eerst in de Sint-Pietersabdij waarna het hen gelukte in het stadsmidden een indrukwekkend gebouw aan te kopen dat voor hen een symbool van hun overwinning en het teken van hun zegepraal betekende: het huis van Jan van Hembyse in de Voldersstraat, de dictator die Gent onder het Calvinistisch juk had gebracht! De aankoop door de Jezuïeten van het voormalig Hof van Hembyse in de Voldersstraat werd het startsein van een grootscheepse actie die zou leiden tot het in bezit nemen van alle eigendommen in het huizenblok tussen Paddenhoek, Voldersstraat, Korte Meer en de huidige Universiteitsstraat. Het ogenblik was biezonder gunstig voor een dergelijke actie daar in die jaren honderden huizen van uitgeweken protestanten leeg stonden en grond en gebouwen dan ook spotgoedkoop waren. De stedelijke overheden hadden woord gehouden: zij verleenden voor de aankoop van het Hof van Hembyse een subsidie van 1.000 gulden meer, een krediet van 1.600 gulden om het gebouw aan zijn nieuwe bestemming aan te passen. Op 26 april 1591 verkoopt “Cathelyne van Hembiese, filia Jans, douagiere van wijlent d'heere van Hemsrode” het ouderlijk huis in de Voldersstraat met alle afhankelijkheden en o.a. twee huizen in de Korte Meer aan de Jezuïeten voor de prijs van 300 pond grote en een jaarlijkse rente van 17 pond. Nog geen maand later kopen de paters twee huizen achteraan het Hof van Hembyse, in een steegje dat leidt naar de Lange Meer. Zij betalen met enkele renten van de voormalige Filledieusen!
64
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 65
Het Hof van Hembyse was een indrukwekkend gebouwencomplex dat aanvankelijk Hof vander Vere werd geheten en dat zijn eigenaars niet immer geluk heeft bijgebracht: Lieven Pijn die het in de XVIe eeuw had aangekocht, werd door zijn stadsgenoten valselijk er van beschuldigd de Gentse belangen te hebben verwaarloosd en werd na een schijnproces op het schavot voor het Gravensteen gehalsrecht; Jan van Hembyse onderging op 24 augustus 1584 hetzelfde lot, insgelijks op het Veerleplein en de Jezuïeten, die na zijn dood het Hof aankochten, moesten het in 1773 na de afschaffing van hun Orde, verlaten. Met de aankopen in 1591 door de Jezuïeten gedaan, waren de moeilijkheden voor de overheden echter niet van de baan, want de paters dachten in de eerste plaats aan de inrichting van hun klooster, het onderwijs zou later volgen wanneer alles qua geestelijke communauteit in zijn plooien lag. De stadsmagistraat oordeelde er anders over, vooral na de materiële en financiële offers die hij zich had getroost: eerst de school, daarna het klooster. Op 25 mei 1591 wendt hij zich in een nieuw smeekschrift tot de Generaal van de Orde, hem ootmoedig biddend zo spoedig mogelijk het college in Gent te openen. Maar de paters stellen nieuwe eisen bewerende dat zij voor zeer hoge kosten komen te staan; zij vragen dan ook een toelage van 3 à 4.000 gulden, afwerking op stadskosten van hun gebouwen, vrijstelling van allerhande belastingen en lasten, aankoop door de stad van de meubels, schoolboeken en klederen van de onderwijzers. Einde augustus 1591, waarschijnlijk na een nieuw verzoek van de Jezuïeten om een jaarlijkse subsidie van 1200 gulden te bekomen met enkele andere voordelen, antwoorden de schepenen dat zij het onmogelijke willen doen maar dat de stad diep in de schulden zit: Op tvertoog ende versouck gedaen by de Paters van de Jesuiten van te hebben eenen toelegh van XIIc guldenen tsiaers, item ontlastynge van de rente van XIX lib. gr. tsiaers, daermede haerlieder huysen belast es, accommodatie van eenen schole, vridom van alle lasten, mitsgaders zekere gereede somme van pennynghe dienende tot incoop van meubelen ende cleederen behouwende voir eenighe religieusen; es geresolveert by beeden de collegien ten opsiene van desen jegenwoirdigen benauden tydt ende de grooten lasten van de stede, de selve stede te excuseren jegens de voirseide Jesuiten van huerlieder voirsiede begeerte met versouck dat sy nog souden illen bliven in termine missionis… te tydt toe dat de voorseide stede gecommen synde tot beter prosperiteit… de voorseyde Paters sullen mogen crighen betere middel tot erectie van de scholen in questien”. De Jezuïeten moeten sip gekeken hebben, want op 22 november komen de schepenen op hun beslissing terug en beloven een jaarlijks steungeld van 1200
65
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 66
gulden op Voorwaarde nochtans dat “de voorseide scholen openende tusschen dit ende nieudach eerstecommende”. Ditmaal was de kogel door de kerk. Weliswaar was men niet voor Nieuwjaar klaargekomen, maar in januari 1592 kochten de Jezuïeten andermaal een huis aan in de Voldersstraat dat ook in de Paddenhoek uitgaf en op 14 maart 1592 werd de school plechtig ingehuldigd: er waren van meetaf meer dan honderd leerlingen ingeschreven en in september mochten zij de vreugde van een eerste prijsuitreiking smaken. In de daaropvolgende jaren zouden de Jezuïeten één na één alle huizen aankopen gelegen in de grote vierhoek die vandaag bijna volledig wordt ingenomen door de Universiteit en de Universitaire diensten. Deze voortdurende expansie was o.a. noodzakelijk gemaakt door het steeds groter aantal leerlingen: de schepenen hadden juist geraden wanneer zij dachten dat een college van de Jezuïeten in hun stad beantwoordde aan een algemeen verlangen van de bevolking. Al deze aankopen geschiedden grotendeels dankzij de nog steeds kwistig verleende toelagen van het Gents stadsbestuur dat in het door de paters verstrekt onderwijs de beste waarborg zag voor een veilige toekomst, d.i. het grootbrengen van een intellectuele elite in dienst van de godsdienst en van het bestaand staatsbestel. De Jezuïeten waren op het Gents stadhuis, wellicht meer dan in de concurrerende kloosters, in geur van heiligheid en onze edelen stelden alles in het werk om hen, althans financieel, het leven aangenaam te maken. Toen b.v. bleek dat Marie Boonen, de overste van de Filledieusen, die recht had op een jaarlijkse rente van de paters, haar pijp aan Maarten niet wou geven of aanbieden, nam het stadsbestuur de verplichting de rente te betalen op zich: onze schepenen betaalden voortaan elk jaar de 33 pond gr. voor de tafelcosten van suster Marye Boonen, wylent mater van den cloostere van de Filliedieusen”; de gewezen overste blies haar laatste adem pas in 1612 uit! Toen zij voldoende huizen hadden aangekocht, meestal in zeer gunstige voorwaarden, begonnen de Jezuïeten aan de afbraak en aan het optrekken van een klooster, van aangepaste schoollokalen en van een kerk. Aanvankelijk had de ontvangstzaal van wijlen Jan van Hembyse, de Calvinistische dictator, dienst gedaan als bidplaats en kapel doch in 1606 werd met de bouw van een ruime kerk begonnen ; de z.g. Jezuïetenstijl was nog niet in de wieg gelegd, zodat de paters opteerden voor een laatgotiek; dertien jaar na de eerste steen, werd in 1619 de laatste steen gelegd en het geheel – op de plaats waar zich thans de Aula van. onze Universiteit verheft – werd toegewijd aan de Heilige Livinus, patroon- en beschermheilige van de stad. Het mocht wel want overheden en
66
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 67
particulieren hadden diep in hun portemonnee gegrabbeld om de paters in hun taak bij te staan. “De groote diensten erkennende door hen aan de gemeente bewezen, schrijft Frans De Potter, stelde de magistraat den 5 December 1605 eenen onderstand van 6.000 pond, Doornikse munt, ter bevordering van den bouw der kerk. De stad zou wekelijks de som van 50 gulden betalen, wat nog gedaan werd in 1610”. Giften en schenkingen van brave zielen lieten de Jezuïeten toe, zonder veel kleerscheuren de kerk te voltooien. Op een bepaald ogenblik kon de stad nog onmogelijk de zware last van 50 pond in de week dragen: daar zij de “goede Paters die de troetelkinderen waren van de aartshertogen Albrecht en Isabella, hun steun zo maar niet konden ontzeggen, vonden zij er algauw een oplossing voor: men zou nieuwe belastingen heffen, een op elke zak zacht graan te Gent ingevoerd en een andere op elke stoop wijn die Gent binnenkwam, zulks voor een periode van drie jaar; iedere keer dat onze voorouders een glas ledigden of een boterham aten, kwamen zij, langs de belasting om, tussen in de bouw van de Jezuïetenkerk. De kerk was af, maar de belastingen bleven; de paters beweerden immers dat zij nog een hoop werken te verrichten hadden: hun klooster optrekken, meer een refter, een bibliotheek, een keuken, een brouwerij schoollokalen en noem maar op. De belastingen op wijn en bier (deze laatste verving deze op het graan), werden in 1634 voor een nieuwe periode van 6 jaar verlengd. De Gentenaren noemden deze belastingen, niet zonder een snuifje spot “het patersrecht”! Het geluk stond aan de zijde van de Jezuïeten want toen er werkelijk uit de lege kas geen cent meer te halen was, kwamen giften, als b.v. deze van 3.000 gulden per jaar van Joris della Faille, de paters een hart onder de gordel steken. Dat de Jezuïeten bijna een eeuw lang aardig mochten omspringen met de subsidies van de stad, zal niemand willen of durven ontkennen, doch hun vijanden hebben enkel dat aspect op het voorplan gebracht en zorgvuldig verzwegen dat het onderwijs door de Jezuïeten verstrekt het mogelijk heeft gemaakt dat in een tijd van economische recessie toch een intellectuele elite mocht worden gevormd; ook hebben zij verzwegen dat het onderricht geheel kosteloos werd verstrekt en dat zulks wel een inspanning van de overheid waard was. Pierre Kluyskens (wordt vervolgd)
67
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 68
GEORGES CHABOT (LEDEBERG 1883 − GENT 1969)
Ontvanger belastingen, kunstschilder, leraar, kunstcriticus.
Georges Chabot werd geboren te Ledeberg in 1883. Zijn vader Léo was bloemist. Hij volgde de lessen aan de Gentse Academie en werd tekenaar en kunstschilder. Hij oefende het beroep uit van ontvanger, later algemeen directeur en hoofdinspecteur van de belastingen voor West-Vlaanderen te Brugge. Van 1919 tot 1948 was hij leraar kunstgeschiedenis (avondlessen) aan de Gentse Academie, waar hij zijn begeestering voor alle vormen van schoonheid aan zijn studenten wist over te brengen.. Hij gaf ook boeiende voordrachten over kunst en esthetica in de Kunst- en Letterkring te Gent en in de Ecole des Hautes Etudes te Brussel. Hij was voorzitter van de Commissie voor de aankopen van kunstwerken voor het Museum voor Schone Kunsten. Medebeheerder, samen met pater Janssens en Van Thorenburg en uitgever Vyncke, van de Galerij Ars. Met bijdragen over moderne kunst en vooral over de Latemse kolonie werkte hij mee aan de tijdschriften Kunst, Gand Artistique, L'Art et la Vie en de dagbladen Le Bien Public en La Métropole. Van 1920 tot 1940 woonde hij in een landhuis te SintMartens-Latem. Hij publiceerde twee belangrijke studies: Herinneringen aan Baron George Minne (1958) en, in samenwerking met Paul Huys, Albert Servaes, een kunstenaarsloopbaan (1961). Als plastisch kunstenaar schilderde hij slechts af en toe. Landschappen, schemerachtige gezellige interieurs. Hij heeft in zijn leven slechts één keer geëxposeerd. Georges Chabot is vooral bekend als kunstcriticus, waardoor hij net als Karel van de Woestijne, André De Ridder, Jef Crick, Hubert Devogelaere, Emile Langui, Paul Haesaerts, Achilles Cavens, Paul Gustave Van Hecke, Pierre Kluyskens, Gontran Van Severen, Karel Geirlandt, Fons De Vogelaere e.a. een 68
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 69
actieve rol heeft gespeeld en invloed heeft gehad op het artistiek leven in de stad Gent. Hij schreef over moderne kunst, vooral over de Latemse schilders, die hij allemaal persoonlijk heeft gekend. Op de vraag “Was Latem een school?” antwoordde hij: “Ik meen van niet, talrijk waren de kunstenaars die de lawaaierige stad ontvluchtten en in het dorp vrede en rust kwamen zoeken, een minder gejaagd leven en de schoonheid van de natuurlijke dingen; maar over het algemeen behielden zij hun persoonlijke opvattingen, bewandelden verschillende wegen, en alhoewel ze mekaar een zekere eerbied niet onthielden, keurden ze elkaar niet altijd goed.” Latem was vooral een reeks duidelijk onderscheiden individuen. Hij schreef ook monografieën en inleidingen in catalogi van Emile Poetou (1925), Emile Claus (1943), Maurice Dupuis (1952), Jules Boulez (1953), De schilderskolonie te Sint-Martens-Latem (1955), Joseph Hoorenbant (1957), George Minne (1958), Gerard Hermans (1960). In 1950 schreef hij “Het Museum voor Schone Kunsten te Gent”.
Literatuur Paul Haesarts, Sint-Martens-Latem gezegend oord van de Vlaamse kunst, 1965.
Daniël Van Ryssel
69
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 70
HET KRONIEKJE VAN EEN OUDE GENTENAAR
Vandaag met de U en de V.
Uil: ‘t Es gîenen uil aan zijn voete: Het is geen dommerik. Daôr zitte of stâon kijke gelijk ‘nen uil op ne kluit. Beteuterd zijn. Uintsuun: Ajuin. Uitkrâome: Hij ès dâor wa an ‘t uitkrâome: Hij is dwaze praat aan het vertellen. Uitschijte: Bespotten. Uitstâons: Gien uitstâons èn mee iets: Er niets mede te maken hebben. Uitsteekberd: Uithangbord. Ulder: Uier. Uuge: Gîene stront in zijn ûuge èn: Goed zien. Uurvâoge: oorveeg. Vâoderlandeke: Een jutezakje gevuld met zand. Valijnge: Een verkoudheid. Vandiese: Openbare verkoop. Vanèstenènde: Van begin tot het einde. Vantieneneege: Waarschijnlijk. 9 kansen op 10. Vâone: In zijn vliegende vâone: In zijn hemd. Vâort: Kanaal. Varjabol: Veranderlijk. Vieze: Ne vieze apotheker, ne vieze apostel: meestal negatief: een rare, een zonderling. Veeterienir: Veearts. Veinkeur: Overwinnaar. Veint: Vent, kerel. Veinstertablette: Vensterbank. Vâontses: ‘t Es nâor de vâontses: Het is naar de knoppen, naar de kloten. Vel: Iemand uit zijn vel doen springen. Iemand erg kwaad maken. Vert-de-grie: Koperroest. Verdèsteleweere: Overhoop halen, in wanorde brengen. Verklîen: Andere kleren aan doen. Met carnaval: zich vermommen. Verlîed: 't Es mij verlîed: ik ben het beu. Ik heb er genoeg van.
70
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 71
Vermuusche: Verspillen, bederven, kapot maken. Vermassakreere: Verminken, vernielen. Verschot: Lumbago. Versmûure: Verdrinken. Zijne meulenirre versmûure: Een te grote dosis van iets gebruiken. Verste: Ik peize der in de verste verte nie op om da te doen. Ik denk er niet aan om zo iets te doen. Vertrek: De W.C. Verzendersdag: 1 April. Vetluintse: Een vetlampje. Vettijnge: Een rammeling. Veuruit: Het lokaal van de socialisten. Veus: De melodie, het wijsje. Veuschûut: Schort. Vierendîel: 100 gram. Viezevijnsleutel: Een “vis -sans-fin”-sleutel. Viggelen: Onhandig snijden. Vietisse: Snelheid. Vitrine: Uitstalraam. Vijf: Alle vijf voete: om de haverklap. Vijggekabâos: Een verpakking voor vijgen. Een lelijke vrouwenhoed. Virapa: Vera-Paz in Guatemala. België wilde daar een kolonie inrichten en trachtte liefhebbers te rekruteren met mooie beloften, vandaar het liedje: Wie gâot er mee nâor Virrapa Dâor moete wij nie wirke Eten in drijnke op ons gemak Sloape gelijk e virke. Dit werd gezongen op een melodie uit de Opera “Lucia de Lamermoor”. Virve: Verf. Vivelamoer: Een oorveeg. Vive Marie: Onze Lieve Vrouwhemelvaart. Vlegge: Vlag. Vleujebak: Bed. Vlîes: Vlees, ‘t Es beter vlîes eete op ne vrijdag dan stront op ne zondag. Vlîeschèwer: Beenhouwer. Vloer: Fluweel. Voddeligo:Uitroep van een voddenkoopman. Voet: Alle vijf voet: Om de haverklap. Voetvolk: Bij het leger de Infanterie. Volk: Hèdde volk te verwachte? Gezegd wanneer iemand zijn voorbroek openstaat. Volonté: A volonté: zo veel als ge maar wilt.
71
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 72
Vosseklûute: Hij ee vosseklûute geete: Het is een slimmerik. Vrèwmeins: Een vrouw. Vrèwvolk: De vrouwen. Vrolijnkse: Een vertelling. Vurt: Rot. Hugo Collumbien
BIBLIOGRAFIE
Bij Snoeck verscheen verleden jaar een kanjer van een boek dat, wanneer het niet het resultaat is van monnikenwerk, het resultaat is dat monnikenwerk benadert, nl. “Kaarten van Gent. Plannen voor Gent”. Het is van de hand van architect-planoloog André Coene en van Martine De Raedt. Zoals de titel het aanduidt, gaat het niet alleen over de kaarten die over Gent verschenen zijn, maar ook over de mogelijke plannen voor de toekomst. Verschillende van deze kaarten zijn gedrukt op twee tegenoverliggende bladzijden, maar voor de meesten moest geopteerd worden voor “deelplannen”, vaak vier deelplannen voor één kaart. En dit was onvermijdelijk. Niettegenstaande de grote afmetingen van deze kanjer (grosso modo 28 x 30 cm.) zou de publicatie op één bladzijde veel te onduidelijk zijn. Dit bezwaar wordt opgevangen door de splitsing in vier delen. Gewapend met een goed vergrootglas is de leesbaarheid van deze kaarten uitstekend. Wij vragen ons af of er kaarten van Gent zouden bestaan die niet in dit boek werden opgenomen. Dit boek van 484 bladzijden is niet geschikt om gelezen te worden op trein, tram of bus. Wij hebben het niet gewogen, maar kunnen u verzekeren dat het zwaar is, zéér zwaar zelfs. Wij weten wel dat de waarde van een boek niet bepaald wordt door zijn gewicht, maar dit is niet alleen een boek met een groot gewicht, het is ook een gewichtig boek. Deelplannen meegerekend komen wij op een 200-tal plannen, en buiten andere tekeningen en afbeeldingen, ook nog 150 foto's. Van evenveel belang is de bijgaande verklarende tekst die kan beschouwd worden als deel van een geschiedenisboek over Gent. 72
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 73
Voor de recensie heeft een eerste kennismaking met dit boek ons 10 uren bezig gehouden. Wij denken wel dat de Gentenaar die alles wat in dit boek staat in detail wil bestuderen daar honderden uren zoet mee kan zijn. Dit document kost 79,99 €. Duur ? Wij kunnen natuurlijk niet zeggen “goedkoop”, maar wel “ten volle zijn prijs waard.” Uitgever en auteurs zullen er zeker niet rijk van worden. André Capiteyn had het uitstekend idee een vertaling te maken van “Bulles bleues. Souvenirs heureux”, het laatste boek dat Maeterlick schreef in 1948, één jaar voor zijn dood. Het is geen roman, het zijn losse herinneringen, voor een Gentenaar dubbel interessant omdat de meesten gaan over Gent, Oostakker, Zwijnaarde. Er zit geen chronologisch verband in, ze werden neergeschreven naarmate ze in zijn geest opdaagden. Ze bestaan voornamelijk uit jeugdherinneringen waarin wij Maeterlick leren kennen als een ondeugende rebelse knaap die wist wat hij wilde en wiens gedrag en ideëen vaak aanleiding gaven tot vaderlijke oorvijgen. Karaktertrekken die wij ook later bij hem terugvinden. Voor velen een ongekend aspect van zijn leven. Voor “velen”? Zeg nu eens rechtuit, veel Gentenaars zullen wel weten dat hij als enige Belg ooit de Nobelprijs ontving voor Letterkunde, maar hoeveel zouden iets van hem gelezen hebben? Wij vrezen: bitter weinig. Deze vertaling is een unieke gelegenheid om deze lacune op te vullen. Het is vlotte lectuur waarin humor niet ontbreekt. Het geeft ook een, voor velen een totaal onbekend beeld van de mentaliteit en het gedrag van de Gentse bourgeoisie, iets meer dan een eeuw geleden. Deze bij Lannoo uitgegeven aanrader heeft een formaat van 17 x 24 cm., telt 152 bladzijden en kost 19,99 €. Bij “Artus” verscheen van de hand van Freek Neyrinck “Gents Zakwoordenboek” in het handig formaat van grosso modo 11,5 x 20,5 cm. Op de 252 bladzijden vindt men, alfabetisch geklasseerd, 5.000 woorden, waarvan de meesten typisch Gents zijn, zij het ook dat er tal van woorden in voorkomen die zuiver Nederlands zijn,maar een andere uitspraak hebben in het Gents. De prijs bedraagt €16,95 Bij het Willemsfonds (waar anders?) verscheen “Jan Frans Willems, een blyspel in beelden” De beelden zijn een 75-tal foto's van de fotografe Tania Desmet. Zoals de auteurs zeggen gaat het hier niet zo zeer over de betekenis van Willems voor de Vlaamse Beweging, daar bestaat genoeg literatuur over. Het is een zoektocht naar de man zelf: het kind, de adolescent, de echtgenoot,
73
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 74
de vriend, de schrijver, de geletterde. Men heeft een tocht gedaan langsheen de plaatsen waar hij zeker geweest is om na te gaan of zijn aanwezigheid aldaar iets heeft teweeggebracht. Wat zag en wat deed hij daar, met welke mensen had hij daar contact? Zo passeerden zij in Boechout waar hij geboren werd, Lier waar hij studeerde onder de leiding van advocaat Bergmann en waar hij ook muziek en orgelspel studeerde. Hij bespeelde er trouwens het orgel in de St-Gummaruskerk. In Antwerpen waar hij zijn eerste job had: Klerk bij een notaris, later als klerk van de Ontvanger der Registratie en als hulparchivaris van de Stad Antwerpen. Zijn passages in Rotterdam, Amsterdam, Leiden. Zijn ontmoetingen met Tollens, De Vries, Van Lennep, Bilderdijk. In Eeklo, waar hij niet graag was en natuurlijk Gent waar hij na een tijdje gewoond te hebben in de Geldmunt, in 1837 het huis huurde op de Zandberg waar hij zou overlijden. Het boek heeft een formaat van 17 x 24 cm. en telt 112 bladzijden. Zoals het de laatste tijden het geval is, betreuren wij het dat de talrijke foto's niet ondertiteld zijn. Wij begrijpen dat niet. Is dat nu toch zo moeilijk om onder de foto's een regeltje af te drukken met de vermelding van de locatie? Nu blijft men in het ongewisse, wat toch altijd een gevoel van wrevel veroorzaakt. De prijs bedraagt € 30,00, maar het boek kan ook besteld worden op het Willemsfondssecretariaat op het nummer 09 224 10 75 of via info@willemsfonds.be. Het verschuldigde bedrag van 35 euro (30 euro + verzendingskosten 5 euro) In het Museum Dr. Guislain loopt nog tot 20 Mei 2012 de tentoonstelling “Gevaarlijk jong kind in gevaar, kind als gevaar.” Bij die gelegenheid werd bij Lannoo een boek uitgegeven met dezelfde titel. Dit boek bevat 9 hoofdstukken, telkens opgesteld door een andere auteur: - Gevaarlijk jong. - Laat ze niet schieten. - Kind zijn als verzet. - Gevaarlijke kinderen of kinderen in gevaar? - Iedereen gestoord ? - Opvoeden vanuit de apothekerskast ? - Niet voor kinderogen ? - Toenemende zorgvraag bij kinderen en jongeren. - Gevaarlijk jong.
74
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 75
Het is zéér rijkelijk geïllustreerd (een 130-tal foto's). Het boek heeft een formaat van 21 x 26 cm., telt 191 bladzijden en kost 29,99 €. Te bekomen in het Guislaingesticht. “De Wereld van George Minne & Maurice Maeterlinck” is een uitgave van het Mercatorfonds. Het werd uitgegeven ter gelegenheid van een tentoonstelling in het Museum voor Schone Kunsten over dit onderwerp. Het gaat over het belang van deze twee stadsgenoten die meer dan 100 jaar geleden succes kenden in de literaire en artistieke wereld. Zoals de andere uitgaven van het Mercatorfonds is dit een zéér lijvig boek geworden van een formaat van 21 x 26 cm.. Het telt 254 bladzijden en bevat een 220-tal afbeeldingen. De prijs bedraagt € 34,95. Tenslotte, voor iedere Gentenaar een “must” (ook weer van het Mercatorfonds): “Edmond Sacré. Portret van een stad.” Gent 1851-1920. Ook weer ter gelegenheid van een tentoonstelling die plaats heeft in het STAM. Welke Gentse heemkundige koestert de foto's niet van Sacré, als hij er nog aangeraakt? Precieuze documenten over het Gent van toen. Gelukkig zijn vele van deze oude stadsgezichten bewaard gebleven, opgeslagen in het A.C.L. (K.I.K.) waar zij kunnen gekocht worden. In dit boek wordt uitgebreid ingegaan op deze figuur en op alle aspecten van zijn beroep en van zijn werkwijze. Wij gaan het u niet vertellen, u moet het zelf maar lezen en daar zult gij niet op een paar uren klaar mee zijn, immers 255 bladzijden van een formaat van 24 x 32 cm. met meer dan 250 kostbare foto’s. De prijs bedraagt 39,95 €.
H.C.
75
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 76
DOCUMENTATIECENTRUM
Dank aan de milde schenkers van 2010-2011. Het bestuur van het Documentatiecentrum dankt van harte de personen en instellingen die in de loop van 2010 en 2011 onze collectie verrijkten met: AR: archief: handgeschreven documenten, alles wat (ook gedrukt) eenmalig is, krantenknipsels, documenten voor een bepaalde gelegenheid, doodsprentjes, doodsbrieven, doopkaartjes, huwelijksaankondigingen, enz. AV: audiovisuele documentatie: foto’s, kaarten, affiches, beelden, geluidsbanden, filmen, cd’s, platen, enz. BK: boeken, brochures, eenmalige, veelvuldig verspreide uitgaven rond een bepaald onderwerp). TS: tijdschriften (met nadruk op reeksen, jaargangen, nog lopende periodieke uitgaven, enz.). UM: uitrustingsmateriaal van zeer uiteenlopende aard (computers, meubels, eetgerei, enz.). Deze lijst werd afgesloten op 15 november 2011. Er waren kleine schenkingen en zeer grote, soms auto’s vol. Aan iedereen onze beste dank. Alles wat kan bijdragen tot de kennis van de geschiedenis van onze regio wordt met zorg bewaard en ten dienste gesteld. Dubbels of wat niet in onze collectie thuis hoort hebben wij ofwel aangeboden aan andere instellingen of ten voordele van ons centrum kunnen verkopen tijdens onze grote boekenverkoop in de begijnhofkerk. Wij danken voor hun zeer interessante schenkingen: Ackerman Jozef, Oostakker (AR, AV, BK, TS); Baert André, Zaffelare (AR, BK, TS); Baillieul Bea, Gent (BK); Beke Jozef, Sint-Amandsberg (AR); Beyaert-Verbeke Jeanne, Zemst-Elewijt (AR); Bisdom Gent, Bibliotheek Bisschoppelijk Seminarie (AV, BK); Bieseman Koen en Inge, Zaffelare (AR); Boddaert Lucy (zuster O.-L.-Vr. Visitatie), Sint-Amandsberg (TS); Bousard Rachel, Gavere (BK); Braye Henri, Destelbergen (AR); Broeders van OnzeLieve-Vrouw van Lourdes, Oostakker (AR, BK); Brysse Adrien, Gent (AR, AV, UM); Buyle-Baes Willy en Agnes, Laarne (AR); Buysse Marina, Wetteren (AR, TS); Buysse-Buyle Palmyre, Wachtebeke (AR, AV, BK, TS); 76
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 77
Buysse-Bousard Ignace en Rein, Moerbeke (AR, TS); Carlier-Praet Luc en Marianne, Zaffelare (AR, AV); Carchon Philippe, Gent (AR); Christiaens L., Gent (BK); Clauwaert J., Destelbergen (AR); Clauwaert Stefan, Destelbergen (TS); Claeys familie, Gent (TS); Clincke mevr., Gent (AR); Collumbien Hugo, Oostakker (AR, AV, TS, BK); CollumbienL., Grimbergen (BK); Coppens Jeanine, Gent (TS); Cornelis (Huis), Sint-Amandsberg (AV, BK); Corrijn-Baert Philippe en Hilde, Mendonk (AR, TS); Cotman Rosette, SintAmandsberg (BK, TS); Cultuurplatform Gent-Centrum (AV); Dalschaert Angèle, Oudenaarde (BK); D’haen Paula, Sint-Amandsberg (AR, AV); De Backer Leona en Agnes, Oostakker (AR, AV); De Baets Jos, Mariakerke (TS); Debersaques Lucien, Destelbergen (AR, BK); De Bruycker Zoë, SintAmandsberg (AR, BK); De Bruycker Guy, Sint-Amandsberg (AR, BK, TS); Deckers-De Clercq Louis, Gent (AR, AV, TS); De Clercq-Lippens Luc en Gerda, Beervelde (AR, AV, BK, TS); De Cock Adolphine, Gent (AR, AV, BK, TS, UM); De Coen Marie-Louise, Zaffelare (AR); De Corte Paula, SintAmandsberg (AR, AV); De Grauwe L., Sint-Amandsberg (TS); De Groote Eric, Beervelde (AR, AV, BK, TS); Dehay Jacqueline, Gent (AR); de Kerchove de Denterghem Renaud graaf, Beervelde (AR, AV); Delcour Yvonne, Gent (AR, BK); Delmoitie Koen, Aalst (BK); De Maeght Lucienne, Sint-Amandsberg (AR, AV, BK); De Meyer-Serraes Herbert en Yvette, Zaffelare (AR); Deneck Martine, Sint-Amandsberg (TS); De Paepe-Van den Abeele, Sint-Amandsberg (AR); De Pauw René, Wachtebeke (BK); De Poorter Adolf, Sint-Amandsberg (AR, AV, BK, TS); De Poorter-Collard John en Gladys, Gent (AR, TS); De Prins Alfons, Eke (AR); Depuydt Johan, Beervelde (AR, BK); De Raedt Martine, Wervik (AV, BK); De Smet André, Destelbergen (AR, AV, BK); De Smet Marie-Jeanne, Sint-Amandsberg (AR, AV, BK, TS); De Staercke-Van Autreve Freddy en Monique, Oostakker (AR, AV); De Sy Astrid, Sint-Amandsberg (TS); de Trazegnies Mark, Destelbergen (BK); De Vleeschauwer Patrick, Sint-Amandsberg (AR, AV); De Vos Hubert, Sint-Amandsberg (AV, AR); Devriese-Okerman Luc en Lieve, Gent (BK, TS, UM); Dhaese P. o.p., Sint-Amandsberg (uit nalatenschap pater Aernouts) (BK); Dhont-Nimmegeers Ignace en Rita, Zaffelare (AR, TS); Dierckx Louis Philippe, Sint-Amandsberg (AV, AR, BK, TS); Dierick-Van Goethem André, Eksaarde (AR, BK, TS); Discart Jacques, Sint-Amandsberg (AR, AV, BK, TS); Edugo (De Brug), Lochristi (AR); Eeckman Godelieve (Gowy), Zaffelare (AV); Eenens André, Wetteren (BK); Eggermont Angèle, Gent (AR, AV, BK, TS, UM); Evrard Alexander, Gent (AR, TS); Fit, Gent (AV); Fit-Out, Lochristi (AV); François Elyane, Wetteren (AR, BK); Geert Geers, Gentbrugge (UM); Gemeente Lochristi, Cultuurdienst (AV); Gemeente Lochristi, Reynaertbibliotheek (AV); Gemeente Destelbergen, Gemeentelijk
77
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 78
museum (AR, AV, TS); Gevaert Johan, Oostende (BK); Gevaert Wouter, Destelbergen (BK, AR, UM); Gevaert-De Groote Louis en Miet, Destelbergen (AR, AV, BK, TS, UM); Gidsenbond, Gent (AR, TS); Goethals Lut, Lochristi (AR, AV, TS); Gyselinck Sonja, Gent (AV, AR, BK, TS); Haeseryn René, Sint-Amandsberg (AR, AV, BK, TS); Hanson Mark, Gent (BK); Heemkunde Vlaanderen, Mechelen (BK); Heemkundige Kring ‘t Sireentje, Waasmunster (AV); Heemkundige Kring Erpe-Mere (AR); Heemkundige Kring Land van Rode (AR); Heemkundige Kring Wondelgem (AR, TS, BK); Heemkundige Kring Wetteren (AR); Heemkundige Kring Nieuwkerken (AR); Heerman Georges, Destelbergen (AV, BK); Hesters Paul, Moerbeke (AR, AV); Het Koffiehuis, Gent (AV); Heye-Baert Ronny en Mieke, Zaffelare (TS); Heyerick Jammie, Destelbergen (AR); Heymans Luc, Sint-Niklaas (AR); Heyninck Aurélie (BK); Huys-Neven Gerard en Annie, Zeveneken (TS); Jonckx Theo, Tervuren (AR); Jamart Valentin, Gent (AR, TS, BK); Janssens Johanna, Gent (AR, BK); Joye (bakkerij), Sint-Amandsberg (AV); Kadoc, Leuven (BK); Kindts-Gysel Maurice en Truus, Westdorpe (NL) (AR); Lebon-Van Wassenhove Anne-Marie, Sint-Amandsberg (UM); Lekens Luc, Gent (AR, AV); Leeman Marcel, Gent (AR); Lybaert Christiane, Gent (AR, BK); Maes André, Sint-Amandsberg (AR, AV, BK); Maes Claude, Sint-Martens-Latem (AR, AV, BK, TS); Maes-Malfliet Mieke, Gent (AR); Mattens Danny, SintAmandsberg (BK, TS); Meersseman Stijn, Sint-Amandsberg (AR, BK, TS); Meganck Christiane, Gent (BK); Mels Lut, Sinaai (AR); Michiels Maurice, Mariakerke (AR, AV, BK, TS); Mineur Guy, Gentbrugge (AR, AV, BK); Mion Albina, Gent (AV, AR); Monteyne Germain, Wenduine (AR); Museum voor de Geschiedenis van de Wetenschappen, Gent (AV, BK); Mussche Hilda, SintAmandsberg (AR, TS); Nimmegeers Maria, Zaffelare (AR, TS); Nimmegeers-Van De Velde Daniël en Simonne, Zaffelare (AV); NimmegeersVan Loo Leopold en Denise, Lokeren (AR, TS); Ongena-Burms Remi, SintAmandsberg (TS); Onthaaldienst Sint-Baafskathedraal, Gent (AV); Onthaaldienst Sint-Niklaaskerk, Gent (AV); Platteau Jean, Lochristi (BK); Poelman Roger, Sint-Amandsberg (AR, AV, BK, TS); Provinciebestuur OostVlaanderen, Dienst Kunst en Cultuur (BK); Pype Ivan, Gent (AR); Ramon Noël, Sint-Amandsberg (AR); Renson Marc, Gent (BK); ReynebeauVandenberghe T., Sint-Amandsberg (TS); Riga Jean-Pol, Hannut (AR, BK); Roels André, Waasmunster (AV); Rosseau Herman, Gent (AR, UM, BK, AV); Rosseel Wilfried, Sint-Amandsberg (BK, TS); Ryckaert Hugo, Destelbergen (TS); Sarens Jozef, Destelbergen (AR); Schelfhout Rosette, Zaffelare (AR); Schepens Lena, Rosa en Edgard, Beervelde (AR); Segers Luc, Gent (AR); Serraes-Van Acker Walter en Maria, Zaffelare (AV); Sonneville Paulette, SintAmandsberg (AR); Sorgeloose Chantal, Destelbergen (AR); Sorgeloose-
78
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 79
Sybers Denise, Sint-Amandsberg (AR); Stad Gent, Dienst Monumenten (BK); Stad Gent, Dienst Toerisme (AV); Stad Gent, Stadswinkel (AR); Stad Gent, Openbare Bibliotheek Sint-Amandsberg (AV, TS); Standaert-Stadeus Antoon en Janine, Lochristi-Hyfte (BK, TS); Steyaert Maurice, Gent (AV, BK); Sybers-Van Daele Roger en Christiane, Wetteren (AR); Temmerman Clement, Destelbergen (AR, BK, TS); Tency-De Mild Rudy en Magda, Zaffelare (AR, TS); Thibo-Buyle Robert en Laura, Melle (TS); Thys-Rosier Marie-Alberte, Tongeren (BK); Tilquin-Geeroms Monique, Gent (AR, AV); Tollenaere Lieve, Zaffelare (AR, AV); Tollenaere Rudy, Lochristi (AV); Universiteit Gent, Centrale Bibliotheek (BK); Vandaele André o.p., SintAmandsberg (AR, TS); Van Daele-Hzwiga Estère, Sint-Amandsberg (AR); Van Damme Caroline, Sint-Amandsberg (AR); Van Damme Marcel, Merelbeke (UM); Van Damme Oscar (†), Sint-Amandsberg (AV); Van den Berghe Jan, Sint-Amandsberg (AR, BK); Van den Bossche Willy, SintAmandsberg (BK); van den broeck Philomena, Oostende (BK); Vandenbroecke Roos, Sint-Amandsberg (AR, UM); Van der Hoeven-Rooms Jacqueline, Lokeren (AR); Vander Straeten Marcel (†), Gent (AR, AV, BK, TS); Vanderstraeten Frederik, Sint-Amandsberg (AR, AV, BK); Van de Rostijne Liévin, Gent (BK); Van de Walle-De Decker Daniel (†), Gentbrugge (AR, AV, BK, TS, UM); Van de Walle-Roegiers To en Ingeborg (kapsalon), Wachtebeke (AR, AV); Vandiest-Pittoors mevr., Borgerhout (BK); Van DuffelMaes Taf en Rita, Zaffelare (AR, AV, BK, TS, UM); Van Elslande Rudy, Gent (BK); Van Haecke R., Gent (BK); Vanhaelewijn Mariette, Gent (AR); Van Hecke Jo en Trees, Zeveneken (AR); Van hee André, Sint-Amandsberg (AR, BK, TS); Van Herreweghe Regina-Theo De Beule, Evergem-Doornzele (AR); Van Hoecke Antoinette, Destelbergen (TS); Van Hoorebeke Georges, Gent (AR); Van Hooreweghe Henri, Zaffelare (TS); Van Hooreweghe Wouter, Destelbergen (AV); Vanhoutteghem Marc, Gent (BK); Van Hove Christine, Zaffelare (AR, BK, TS); Van Laecken Jacqueline, Destelbergen (AR, BK, TS); Van Lancker Patricia, Sint-Amandsberg (TS); Van Lancker fam., SintAmandsberg (BK); Van Mossevelde Eddy, Gent (TS); Vanooteghem Cecile, Sint-Amandsberg (AR, BK); Van Peteghem Julien, Mendonk (AR, BK); Van Renterghem-Verheedt Norbert en Jeanine, Zaffelare (AR, TS); Van Rysselberghe-De Craene Rudy en Nicole, Zeveneken (AR, AV, TS); Van Waesberge Lorette, Oostakker (AR, AV, BK); Van Wassenhove Raymond o.p., Sint-Amandsberg (AR, AV, BK, TS); Van Winckel Christiane, Gent (AR, BK); Van Zeveren Antoine, Sint-Amandsberg (AR); Vens Marcel, Gent (UM); Verbeke André, Gent (AR, AV, BK, TS, UM); Verbond voor Heemkunde Oost-Vlaanderen, Wichelen (AV); Verdonck Marleen, Gent (BK); VerdonckNaudts Maria, Lochristi (AR, TS, BK); Vermeulen-Vervaet Etienne en Rita,
79
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 80
Moerbeke (AR, TS); Verschraege Edmond, Stekene-Klein-Sinaai (AR); Vervaet Els, Antwerpen (AR, TS); Vervaet Geert, Lokeren (AR); Vervaet Veerle, Antwerpen (TS); Vervaet Willy, Zaffelare (AR); Vervaet Marc-De Wilde Francine, Zaffelare (AR); Vervaet Norbert-Poppe Andrea, Zaffelare (AR, AV); Vervaet-De Wilde Steven en Leen, Zwijndrecht (BK); VervaetNimmegeers Bert en Agnes, Zaffelare (AR, AV, BK, TS, UM); Vervaet-Van Acker Eric en Marie-Christine, Lokeren (AR, TS); Viaene Patrick, SintAmandsberg (TS); Vincent-Speeckaert Johan en Annie, Sint-Amandsberg (AR, AV); Vinck Hugo, Destelbergen (AR, AV, BK); Volcke Rachel, Oostende (BK); VVF-Centrum voor Familiegeschiedenis, Melle (TS); Waeytens Josepha, Oostakker (AR, AV, TS); Walraedt Jean, Gent (TS); Wautier Kristel, De Baere Monique, Lochristi (AR, AV, BK, TS, UM); Wylleman MarieAgnes, Sint-Amandsberg (BK); Williame Patrick, Destelbergen (AR, BK); Ysveld Jenny, Bottelare (AR, TS); Zusters van de heilige Vincentius a Paulo van Wachtebeke (BK, TS). Bert Vervaet
80
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 81
VRAAG EN ANTWOORD
De heer Julien Vangansbeke is een artikel aan het voorbereiden over “Gentse Biljartlokalen gedurende de vorige eeuw.” Zelf al 50 jaar een verwoede biljarter, zoekt hij daarbij de hulp van andere biljarters van zijn generatie. Wie heeft er destijds ook nog - zoals hij het zegt “gecaramboleerd”? Laat het ons weten. Antwoord van de heer Erik Dekeyser op de vraag van de heer Frans De Bleecker (Gh.tyd. 2011 - N° 5 - p. 475). Ik denk aan de oude vlasspinnerij en lijnwaadweverij van REY-AINÉ. Deze fabriek verschijnt daar aan de Scheldebocht omstreeks 1830. Henri-Joseph Rey (1795-1870) was een industrieel afkomstig uit Ruisbroek als marchand met garen. Hij richtte twee fabrieken op, een vlasafdeling en een weverij. Hij verschafte werk aan 800 personen. Na de afbraak verschijnt daar in 1958 het UCO-gebouw waar zich in 1959 de eerste diensten vestigen. Rey blijft verderbestaan in een straatnaam aldaar. Ook de heer Jean Hebbelinck is deze mening toegedaan. Vraag van de heer Luc Laget. Met veel aandacht heb ik de bijdrage over betoging tegen de rechttrekking van de Leie gelezen. Aan het einde wordt de straat Aan de Bocht vermeld. Als bewoner van die straat ben ik dubbel geïnteresseerd in de houten huisjes eertijds aan de Gordunakaai, in het verdwijnen van het oud Patijntje en in de Patijntjesstraat. Maar wanneer werd die rechttrekking uitgevoerd en van wanneer dateert de Albertbrug? Antwoord van de heer Luc Devriese: Nog vóór de betoging in 1911 was er inderdaad al een ‘rechttrekking’ (eigenlijk ‘afsnijding’)van een Leiebocht gebeurd, stroomafwaarts van de Koning Albertbrug tussen de huidige Gordunakaai en de Neermeerskaai. Ze werd gepland, in 1909 aangevat en uitgevoerd samen met de bouw van de brug (begonnen in 1908, ‘ingereden’ in 1911 en op 23 mei 1940 volledig verwoest). De heropbouw van de huidige Albertbrug werd begonnen eind 1952 en was voltooid in 1954. Zo lezen we in een aflevering van de imposante reeks over de geschiedenis van de Gentse bruggen van M. Labyn (Ghendtsche Tydingen, jg. 19, 1990, p. 153-159). De houten huisjes (barakken, noodwoningen) kwamen er na de Eerste Wereld-
81
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 82
Antwoord op de vraag van de heer Frans De Bleeckere. (G.T. 2011- N° 5 - p. 475)
82
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 83
oorlog. Aan hun geschiedenis hopen we een van de volgende ‘Ghendtsche Toestanden’ te besteden. Een heel interessant, met mooie plannen geïllustreerd verhaal over de urbanisering van de hele zone en van een geplande (maar gelukkig niet volgens de originele plannen uitgevoerde) grote verbinding met het Gentse stadscentrum, van de hand van Guido Deseyn, verscheen in het tijdschrift Stadsarcheologie, jg. 16 nr. 3 (1992), p. 8-20. Daaruit blijkt dat het rechtgetrokken gedeelte van de Leie (en dus ook de Patijntjesstraat) ongeveer het tracé volgt van een oude weg naar Deinze: de Deynse straete. Een foto van het oude Patijntje (destijds rechtover de Bocht) verscheen in ons tijdschrift (jg. 32 (2003) nr. 4, p. 276) in de reeks ‘Dit bestaat niet meer’. Het onderschrift vermeldt dat er al in 1832 sprake was van een guinguette ‘Het Patijntje’ buiten de Kortrijkse Poort. Dit verdween rond 1930. Het nieuwe Patijntje op de hoek van de Afsneelaan kwam er in 1935. Daar kan nog aan toegevoegd worden dat de naam al ouder is. In het Gentse stadsarchief (reeks 533 nr. 228) zit een documentje uit 1709 dat handelt over ‘den meers achter het Pateynsen’. Vraag van de heer Guy Beyaert: Graag volgende vraag aan uw lezers in verband met de bevrijding van Gent. Ik woonde in de Smidsestraat sinds 1931 en heb de bevrijding van onze stad intens meegeleefd. maar er blijft voor mij in de buurt een geheim: het gebouw onder de heuvel kant Leopoldlaan in het Citadelpark. Ik denk dat dit rond de jaren 1930 gebouwd geworden is en door het Belgisch leger als communicatiecentrum gebruikt werd. Gedurende de oorlog werd het door de bezetter gebruikt, als wat? Gedurende de septemberdagen is er daar een ontploffing gebeurd want de Leopoldlaan lag vol actieve patronen. Als jonge gast heb ik er heel wat opgeraapt, daar werd dan de kogel van afgehaald en het kruit gebruikt om vuurwerk te maken. Ik heb zelf nu nog een paar hulzen liggen daar staat op aan de onder kant: P1.31-40-X Vt 17 40. Kan iemand mij zeggen waarvoor het complex nu gebruikt wordt en of het kan bezocht worden. Mogelijks was er nog een uitgang beneden het openluchttheater kant de Kerchovenlaan. Dit theater ligt er nu erg vervallen bij. Met dank, G. Beyaert lid van bij het begin, verschillende artikels in de Tydinghen onder de naam Gwijde van Gent! Antwoord van de heer Georges Antheunis. Het Citadelpark, bij veel Gentenaars bekend als het ‘groot park’, herbergt naast zeldzame planten- en boomsoorten, ook beeldengroepen en monumen-
83
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 84
ten en enkele bijzondere resten van verdedigingsstructuren, zoals de vroegere Hollandse Citadel, een ondergrondse bunker uit het interbellum en een schuilplaats uit de Tweede Wereldoorlog.
De Hollandse Citadel De Hollandse Citadel, in fasen gebouwd tussen 1822 en 1831 naar de plannen van de Nederlandse kapitein Gey van Pittius, was een onderdeel van Wellingtons verdedigingsstelsel tegen Frankrijk. Het verdedigingsstelsel van Wellington of de Wellingtonbarrière zijn een reeks versterkingen die na de slag van Waterloo onder impuls van de Hertog van Wellington tussen 1815 en 1830 gebouwd werden in het zuiden van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden als buffer tegen agressie vanuit Frankrijk. Negentien steden, waaronder Gent, werden daarvoor tot echte vestingen uitgebouwd. De Citadel werd gebouwd op de plaats van het vroegere Fort van Monterey (1671-1782), en was een enorm bouwwerk, hoofdzakelijk opgetrokken uit bakstenen metselwerk. De Gentse Citadel ging door voor één van de sterkste en meest indrukwekkende vestingen van Europa en had een oppervlakte van 43 ha. Er was plaats voor 6000 militairen, honderdvijftig paarden, magazijnen, munitiedepots en een hospitaal. Rond deze gebouwen was er een stoere wal opgetrokken met vijf bastions of uitspringende bolwerken. Tussen de bastions was er een courtine of verdedigingsmuur, met telkens een toegangspoort. Eén van de toegangspoorten bleef bewaard. In de Gustaaf Den Duytsdreef treft men een monumentaal neoclassicistisch toegangsgebouw van 1826 aan. Aan beide zijden van de centrale doorgang waren er wachtposten. In het versierde fronton boven de rondbogige doorgang is de volgende tekst te lezen: Nemo me impune lacesset (Niemand zal me ongestraft tarten) en Anno XI post proelium ad Waterloo (In het elfde jaar na de slag bij Waterloo). Na de Belgische omwenteling van 1830 werd het Nederlandse wapenschild vervangen door de leuze L’Union fait la force. Dit poortgebouw was een onderdeel van courtine 1-2 of van de courtine tussen de bastions 1 en 2. Aan de rozentuin, meer bepaald bij de zogenoemde ‘Zwitserse vallei’, vindt men enkele kazematten of bomvrije ruimten voor geschut, manschappen en voorraden. Oorspronkelijk waren ze een onderdeel van bastion en courtine 5-1. Deze bakstenen kazematten hebben alle een rechthoekige plattegrond en zijn rondbogig afgedekt. Rondboogdoorgangen verbinden ze onderling. Oorspronkelijk bevatten ze personeelskamers, keukens en een sluippoort. Ze zijn nu in gebruik als technische ruimte voor de Groendienst van de Stad Gent. In één van de kazematten werd bij bouwarcheologisch onderzoek door de Dienst
84
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 85
Stadsarcheologie een doorgang ontdekt die via een stenen trap toegang gaf tot een ondergrondse kamer. In de Louis Minarddreef bevinden zich rotsgewelven die in 1879-1880 omheen bastion 5 werden aangelegd. In 1870 was de Citadel immers grotendeels verkocht aan de Stad Gent. Vanaf 1875 gaf de Stad opdracht tot het slopen van de buitenste fortificatiedelen. Op de vrijgekomen gronden werden nieuwe straten aangelegd en werden de gronden voor woningbouw verkaveld. Het resterende middendeel van 22 ha, waaronder de kazematten, werden bestemd voor de aanleg van een park à l’anglaise. De gebouwen werden echter nog tijdelijk behouden voor de infanterie tot die in 1908 kon verhuizen naar de nabijgelegen Leopoldskazerne. Vanaf dan en in het vooruitzicht van de Wereldtentoonstelling van 1913 ging de sloop van de Citadel verder. Delen van bastion 5 werden bezet met natuursteen, beton en cement en kregen zo het uitzicht van een rotspartij. Een grote doorgang en twee kleine doorgangen werden in 1944 ingericht en gebruikt als schuilplaats tegen bombardementen. In de westelijke doorgang zit een zogenaamde ‘mysterieuze grot’, oorspronkelijk een munitiedepot van bastion 5.
De bunker Aan de oostzijde van het Théodore Canneelpad, tussen de Koning Leopold IIlaan en de Norbert Rosseaudreef, bevindt zich een commandobunker. De structuur bestaat uit een bovengronds gebouw, waar tot 1995 de administratie en een leslokaal van de Provinciale commandopost van de Civiele Bescherming waren gevestigd. Aan de noordelijke en de oostelijke zijden, dus op de plaats van de ondergrondse bunker, zijn er diverse luchtschachten en een zendmast zichtbaar. Dit gebouw werd in september 1944 door brand zwaar beschadigd en in 1947 grotendeels herbouwd. De daaronder liggende commandobunker bestaat uit drie delen: de eigenlijke bunkerstructuur uit gewapend beton en twee overwelfde bakstenen ruimten, waarvan er één als machinekamer dienst deed voor het opwekken van elektriciteit. Oorspronkelijk waren dit kazematten van ravelijn 5 van de Hollandse Citadel. Een ravelijn was een versterkt eilandje in een vestinggracht, ter verdediging van een achtergelegen vestingwal. Voorts heeft de bunker nog twee nooduitgangen die aan de oostzijde van de heuvel en het talud te vinden zijn. Aan het eind van de jaren 1930 kregen de Belgische provinciesteden de opdracht commandoposten in ondergrondse bunkers in te richten. In 1938 besloot het Algemeen Commissariaat van de Passieve Luchtbescherming een commandopost in het Citadelpark in te richten. Na een plaatsbezoek opteerde men voor een vrij terrein in het Citadelpark, ten zuiden van het Chalet Suisse
85
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 86
dat in 1885 gebouwd was als wachthuis voor de inspecteur van de stedelijke plantsoenen. Vanaf de late 19de eeuw was er een restaurant-café gevestigd, bekend onder de naam Chalet Suisse. Na een openbare aanbesteding in 1938, werden de bouwwerkzaamheden voor de commandopost toegewezen aan het aannemersbedrijf L.L. & N. De Meyer uit Zelzate. In 1938 werden de bouwwerkzaamheden opgeleverd en begon de technische inrichting. De totale bezetting was voorzien voor vijftig personen, verspreid over zeven kamers. Vreemd genoeg waren er geen sanitaire voorzieningen. Eind december 1939 gaf men de opdracht om bovengronds een abri pour wc en een garage pour vélos du personnel toe te voegen. Bovengronds was er oorspronkelijk alleen een bakstenen toegangsgebouw gepland. Net vóór de Tweede Wereldoorlog werd de provinciale commandopost in gebruik genomen door de Passieve Luchtbescherming, de voorloper van de bestaande Civiele Bescherming. Na de capitulatie van mei 1940 werd de bunker in gebruik genomen door de 10. Komp. Luftnachtrichten von Belgien und Nord-Frankreich, en dit eveneens in het kader van luchtbescherming. Kort daarna werden een deel van de nabijgelegen Leopoldskazerne en de bunker gebruikt door een Fluchwachkommando (het Fluko 10/B.N. Gent). Begin 1944 kwam het opleidingscentrum van de 1. Marine Funkmessabteilung zich hier vestigen. Vanaf 1941-1942 werden er allerlei bijkomende versterkingen aangelegd zoals bunkers, munitiemagazijnen en toegangen tot schuilplaatsen. De kazematten onder ravelijn 5 van de Hollandse Citadel werden met de communicatiebunker verbonden en ingericht als schuilplaats tegen geallieerde bombardementen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog bevonden er zich verscheidene constructies op en in de flanken van de kunstmatige heuvel aan de Adolf Samueldreef, achter de scène van het Openluchttheater en in de heuvelflank ter hoogte van de Filips van Marnixstraat. Vanaf 1947 nam de Passieve Luchtbescherming opnieuw haar intrek in de bunker van het Citadelpark. De herinrichting van de lokalen en de technische voorzieningen waren bedoeld om de structuur te laten fungeren als een commandopost voor het burgerlijke detectienet voor radioactiviteit. Begin de jaren 1990 verloor de commandopost zijn functie. De Stad Gent nam het gebouw in 1993 over en stelde het ter beschikking van de Groendienst. Georges Antheunis Dienst Stadsarcheologie NOTEN: ANTHEUNIS, G., Charles de Kerchovelaan, Citadelpark, in: Archeologisch onderzoek in Gent 1997-2008, (Stadsarcheologie. Bodem en monument in Gent, reeks 2 nr.2), Gent, 2008, p. 1823.
86
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 87
ANTHEUNIS, G., Gent. Oorlogserfgoed in het Citadelpark, (Erfgoedmemo, nr. 24), Gent, 2008. ANTHEUNIS, G. & LALEMAN, M.C., Materiële oorlogsbronnen in Gent, in: CHARLES, L. (red.), Buskruit en Sauerkraut. Oorlogsbronnen in De Zwarte Doos (20ste eeuw), Gent, 2007, p. 103-166. VAN PITTIUS, G., Description de la nouvelle citadelle de Gand, Breda, 1843.
87
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 88
LEZERS SCHRIJVEN ONS
Jacob van Zevecote (Aanvullende informatie) Van de heer Arthur De Decker: Met veel interesse las ik in G.T. 2011 - Nr 24 - pp. 367-368 het artikel van Daniël Van Ryssel over Jacob van Zeve(n)cotte. Volgens een noot van de Redactie kreeg de huidige Vrouwebroerstraat in 1942 die naam om een onbekende reden. Welnu ik kan u mededelen dat in het rapport over die straatnaamwijzigingen van 1942, p.31 het volgende vermeld staat in het hoofdstuk “Namen van bekende Gentenaars”: “Om verwarring of dubbel gebruik te vermijden wordt nogmaals beroep gedaan op namen der talloze Gentenaars die eer verwerven in wetenschappen, letterkunde, de schoone kunsten, enz.” Jacob van Zevecote (Gent 1596 - Harderwyck 1642). Schreef Latijnse treurspelen en Vlaamsche stichtelijke werken. Naam gegeven wegens dubbel gebruik aan de Ledeganckstraat te Gentbrugge. In de officiele papieren van de Stad Gent, 1e Bureel, met mededeling van de wijzigingen, staat bij Gentbrugge inderdaad vermeld dat de Karel Ledeganckstraat wordt vervangen door Jacob van Zevecotestraat en bij Gent staat vermeld dat de Kuipersstraat wordt gewijzigd in Vrouwebroerstraat. Deze documenten zijn aanwezig in het Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis in het dossier dat handelt over de straatnamen in het nieuwe Groot Gent. Uit een krantenartikel uit 1942 blijkt echter dat uiteindelijk deze aldus voorgestelde wijziging alsnog werd gewijzigd en de Kuipersstraat in Gent inderdaad Jacob van Zevecotestraat werd. Blijkbaar dus wegens dubbel gebruik. Mysterie opgelost? Blijft de vraag wanneer dan wel de huidige benaming Vrouwebroersstraat officieel werd toegekend. Volgens Victor Fris in “De oude straatnamen van Gent” (1925), p.118 werd het straatje dat loopt van de Plottersgracht tot de Lange Steenstraat reeds in de Stadsrekening van 1330 Kuypersteghe of Kuyperstraat genoemd. Volgens M. Gysseling in “Gent’s vroegste geschiedenis in de spiegelvan zijn plaatsnamen” (1954), p. 56 is er daar zelfs reeds in 1291 sprake van “in die Cuperstrate in sborgravengerechte van Ghent en verwijst dit naar de ambachtsnaam kuiper”. Volgens Victor Fris in zijn voornoemd werk van 1925, p.214 was Vrouwenbroederstraat de naam van het tegenwoordige Kuiperstraatje, zo genoemd omdat de Vrouwenbroeders, of 88
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 89
Carmers, aldaar hun kerk en klooster hadden. In bijlage bezorg ik u een fotokopie van enige bladzijden uit het tijdschrift “Gentsch Museum” van 1895 waarvan ook reeds sprake in G.T. Daar staat niet alleen een tekst over Jacob van Zevecote, doch ook enige fragmenten van Zevecote's naieve en gevoelsvolle “Oorlof aen Gent” (oorlof hier in de betekenis van “afscheid”). Van dit mooie gedicht is merkwaardig genoeg geen sprake in het boek “Voor den duivel geen stap achteruit. Beelden van Gent in de literatuur.” (1992) en ik nodig u derhalve hierbij uit om dit wèl te publiceren in G.T. Als uitsmijter nog dit: 1) Volgens Victor Fris in zijn voornoemd boek van 1925, p.187 noemde men de teerling huizen dichtbij het water staande en van de Appelbrug tot de Hoofdbrug “SEVECOTE”. Als bronvermelding: Diericx, “Mémoires sur la ville de Gand”, deel II, blz. 48 en 609. 2) In St-Martens-Latem heet er nu nog een straat “Zevecotestraat”, volgens het Toponymisch woordenboek van M. Gysseling een plaatsnaam die reeds in 1101 daar voorkwam: Tot slot nog dit: “Het oorlofdicht aen Gent” dat gepubliceerd werd in het “Gentsch Museum” is slechts een gedeeltelijke weergave. Ook Paul De Keyser in “Gent in de literatuur en in de folklore” publiceert slechts gedeeltelijk het lange gedicht, doch wel reeds meer dan het Gentsch Museum. Bij Philip Blommaert “Nederduitsche schrijvers van Gent” 1861 staat wel het volledig gedicht. Arthur De Decker.
Oorlof-Dicht aen Gent. Den winter is gedaen, ‘t Is tijt om voort te gaen, ‘t Is tijt om te vertrecken; Vaert wel, soet Vaderlant, Dat dickwils mijn verstant Tot schryven pleegt te wecken. Vaert wel, mijn lieve stat, Daer ick heb vreugt gehat Nu tweemael negen jaren, En denckt niet dat ick voort Van u sal sijn gehoort,
89
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 90
Yet klagen op mijn snaren. De Tiberinsche vloet, Die ‘t moedig Roomen groet, Sal voorts my hooren spelen, Of wert daer mynen sin Ontsteken van de min, Yet van mijn liefste quelen. Vaert wel, Oostackers velt, Dat als ick was gequelt Met sorgen of met pynen, Hebt met uw’ jeudig gras, En altijt groen gewas, Mijn droefheyt doen verdwynen. De Nimphen, die ick daer Wiert menichmael gewaer, En sal ick niet meer vinden; Of noôn my totten dans, Of met een bloemen-krans Mijn jeudig hair ombinden. Thaumantis, die gewont My hielt tot in den gront, En liet de liefde proeven, En sal door haer gelaet, Dat schoon is, maer te quaet, Mijn hert niet meer bedroeven. Haer oogen vol fenijn, Gescheyden van de mijn Meer dan dry hondert mylen, En sullen niet meer voen De sorgen, die my doen Afnemen alle wylen. Ick sal haer wreet gemoet, Lang met mijn pijn gevoet, Versmaden en verachten; Ick sal gansch van haer min Aftrecken mynen sin, Afscheyden mijn gedachten. De soete Gentsche locht, Die my heeft voortgebrocht, De waters en de kercken,
90
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 91
De vesten vol genucht, De velden vol van vrucht, En sal ick niet meer mercken. Naer Drongen mette schuyt Te varen heeft nu uyt, Rontom de groene weyen, Daer d'ossen, die het lant Van Denemarcken sant, Haer vetten en vermeyen. Vaert wel! 't is tijt om gaen, Ick moet de enge baen Opklemmen van de rotsen, Die metten steylen kop, Daer altijt snee ligt op, Den hoogen hemel trotsen. Daer sal ick sien het lant Daer noyt de son en brant, Daer noyt sijn somers dagen, Dat Bacchus noyt en sag, Daer geen Pomona mag Of Ceres vruchten dragen. Als ick dan voorder ry, Twee dagen ofte dry, Ick kom in Lombardyen, Daer wast den soeten wijn Die trotsen kan den Rhijn, In yemant te verblyen. Daer sal ick eerstmael sien, Veel onberade lien In ‘t groot Milanen leven, Die tegen haren danck Sijn slaven over lanck, En onder Spaignen beven. Een dag en half daer naer, Werd’ ick den Po gewaer, Voor de Placentsche mueren: Wil ick wat voorder gaen, Ick kan sien Parma staen In tien of ellef ueren. Is ‘t dat ick wel dan ga,
91
Binnenwerk_jan_feb_2012_September binnenwerk OK 5.0 26/01/12 10:20 Pagina 92
Ick sal tot Modena In eenen dag geraecken: En ‘s anderdaegs voor noen, Is ‘t dat ick 't wille doen, Het vet Boloignen naecken. Dan volgt den Apennijn, Daer vrees ick weerom pijn Voor mijn vermoeyde voeten: Maer naer een dag of twee Sal ick, verlost van wee, Het schoon Florencen groeten. Tien ueren gaende voort, Sal ick de oude poort Van Sena mogen mercken: Soo veel tijts weer gegaen, Sal ick van 't lant sien staen De leste bollewercken. Dan reys ick wederom, Tot dat ick 's avonts kom Ontrent tien vlaemsche mylen, Daer is den besten wijn, Die in het lant kan sijn, Om sorgen af te vylen. Dan sal ick in een pleyn, Door menige fonteyn, Viterbi sien gepresen: Maer ‘s anderdaegs heel laet, Is ‘t dat mijn peert wel gaet, Sal ick te Roomen wesen. Vaert wel! dan, soete stat, Die my lanck hebt gehat En opgevoet in lusten, ‘t Is tijt van u te vlien, Om Roomen te gaen sien, Niet eer en mag ick rusten. Literatuur http://www.dbnl.org/tekst/zeve001phbl01_01/zeve001phbl01_01_0016.php (op 9/1/2011)
92
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:29 Pagina 93
GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring Gent V.Z.W. 41e jaargang nr. 2 maart - april 2012
Inhoud - Luc Devriese: Ghendtsche toestanden. De oude stad: Ongelooflijk proper of onvoorstelbaar vuil? - Paul Bergmans: Inventaire Archéologique: Boekband van Pierre Caron. - Daniël Van Ryssel: Minder bekende en/of verdwenen locaties: Posteernestraat. - Guy Schrans: Pierre-Victor, Jacques-Clément et les autres. Minder bekende Gentse notabelen uit de periode 1780-1840 (deel 9) 8. Joseph-Bernard Cannaert (1768-1848). - Albert De Graeve: Bruno René De Cramer. Ik vertel het jullie liever zelf... - Erik De Keukeleire: Tentoonstellingen in het Feestpaleis tijdens het Interbellum. Pioniers van de “Jaarbeurs van Vlaanderen”. (1920-1937) - Pierre Kluyskens: Kloosterorden (vervolg). - Hugo Collumbien: Gentse Memoriedagen: 11-12-13-14-15 December. - Daniël Van Ryssel: Vergeten Gentse schrijvers: Richard De Cneudt (Gent 1877 - Gent 1959). - Quizmaster: Oplossing van de Puzzel 2011. - Hugo Collumbien: Het Kroniekje van een oude Gentenaar. Vandaag - om te eindigen - met de W en de Z. - Bibliografie. - Vraag en antwoord. - Lezers schrijven ons.
93
94
107 109
113
125 130
146 153 167 170 173
175 176 177
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:29 Pagina 94
GHENDTSCHE TOESTANDEN
DE OUDE STAD: ONGELOOFLIJK PROPER OF ONVOORSTELBAAR VUIL?
Verhalen over verschrikkelijk vuile toestanden in oude steden met overbevolkte centra zijn welbekend. Ze worden her en der gepubliceerd en in geuren (?) en kleuren uiteen gezet door stadsgidsen. Je vindt ze in de populaire straffe verhaaltjes en evengoed in ernstige studies1. Speciaal voor wat onze streken betreft, en zeker voor de laatste vier eeuwen, is dat vuil en vies zijn, echter een verkeerde voorstelling van zaken, Uit tal van opmerkingen in reisverslagen van buitenlandse bezoekers blijkt dat zij verwonderd waren over de zindelijkheid van minstens de grotere straten. Zo beschreef Charles Baudelaire in zijn beruchte Pauvre Belgique (1864 - 1869) de bedrijvigheid in de Brusselse straten als volgt: ‘Trottoirs kuisen, zelfs terwijl het slagregent. Nationale manie. Ik zag kleine meisjes urenlang een stukje trottoir vegen met een vodje. Imiteergedrag en kenteken van een ras dat weinig kieskeurig is in de keuze van zijn amusement’2. Voor Baudelaire was de kenmerkende geur van Brussel die van zwarte zeep. Opmerkingen in dezelfde aard vallen te rapen in de reisjournalen van bezoekers bij onze noorderburen. Hoewel er ook kritiek te lezen valt, waren de meningen van vreemdelingen over de netheid in onze steden overwegend positief3. Maar… daartegenover moet gesteld worden dat de onderzoekers die in verschillende stadsarchieven zochten naar gegevens over de hygiënische situatie in onze oude steden, voor zover ze zich uitspraken, meestal tot heel andere conclusies kwamen. Uit de vele klachten en soms gedetailleerde motivaties van reglementeringen besloten zij dat straten en waterlopen er allesbehalve proper bij lagen. Enkel Petra Maclot concludeerde in haar Antwerpse studie dat de situatie in haar stad vrij goed onder controle was. In de huizen waren degelijke sanitaire voorzieningen reeds omstreeks de 16de eeuw algemeen ingeburgerd. De ‘moosmeijer’ en zijn manschappen verwijderden zeer regelmatig alle vuil op straat samen met het vuil dat door de bewoners in gemeenschappelijke gemetste bakken verzameld was. Het voornaamste probleem was de lozing in open waterlopen, hetzelfde dus waarmee onze steden nog tot voor kort kampten4. 94
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:29 Pagina 95
Hoe zat het eigenlijk met dat vuil, speciaal in Gent, en hoe kunnen deze tegengestelde opinies verklaard worden?
Moorkinderen Al in de vroegst bewaard gebleven Gentse stadsrekeningen, deze van 13141315, toen Willem de Beer eerste schepen van de Keure (zeg maar burgemeester) was, is er sprake van den coning vanden ribauden … die de straten vander port (poort: stad) scone houden altoes.5 De ‘koning van de ribauden’ was de ‘koning van de moorkinderen’, de ‘modderkinderen’.. Scone houden altoes deden de koning en zijn 23 of 24 ribauden in de 14de eeuw, en wellicht ook later, niet noodzakelijk eigenhandig6. Dit kunnen we afleiden uit nog een andere post in de vroege stadsrekeningen, ditmaal die van 1329-1330. Er werd toen betaald voor het huren van 3 pa(a)rden die de garsoene (soort politiebeambten) ommereden omme de straten te doene scone te makene7. Later werden de moorkinderen regelmatig betaald van stadswege. In de 15de eeuw was dat zelfs een maandelijkse uitgavenpost in de stadsrekeningen. Wat ze deden werd niet gespecificeerd, behalve als het buitengewone taken betrof. Buiten dergelijke sporadische of weinig specifieke gegevens is er voor de 14de tot 16de eeuw verder weinig te vinden op dat gebied in de stedelijke archieven. In de daaraan voorafgaande vroege en vroegste tijden van onze stadsgeschiedenis ontbreken archivalische aanduidingen zelfs helemaal. Een nog onvoldoende opgelost fenomeen in verband met afvalruiming, eigen aan oude steden, is de aanzienlijke ophoging van de straat(loop)niveaus die er in de loop van de tijden tot stand kwam. Bij allerlei archeologische onderzoeken is dit gemakkelijk herkenbaar. In Gent is vrijwel het hele centrum bedekt met een ongelijkmatig dik donker humeus pakket, meestal één meter of meer dik, dat de archeologen als de ‘zwarte laag’ aanduiden. De vondsten tonen aan dat de onderste bestanddelen daarvan tot de 10de eeuw teruggaan. Het gaat om een zeer langzame ophoging van huisvuil en aangewaaid stof dat zeker geen stort was: grote fragmenten ontbreken - wellicht werden die weggeruimd - en de ophoging kwam over een heel lange periode tot stand8. Tot ca. 1600 kunnen er moeilijk conclusies getrokken worden voor wat de hygiënische toestand in het stadsbeeld betreft. Maar toch, de gegevens over de moorkinderen wijzen er op dat de stedelijke overheden zich wel degelijk bemoeiden met de reinheid in het publieke domein: straten, pleinen waterlopen. We mogen aannemen dat dit gedragen werd door brede lagen van de bevolking. Ook de gewone mens was bekommerd om reinheid en zorgde er voor dat urine en fecaliën niet plompverloren in, achter of voor de woning
95
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:29 Pagina 96
terechtkwamen. Het is zeker niet zo dat de middeleeuwers onberoerd tussen stank en vuil leefden, schrijft de Leuvense historicus Van Uytven in het hoofdstuk over geur in zijn werk De zinnelijke middeleeuwen9. Bovendien was het toen aanzienlijk beter gesteld met de lichaamshygiëne (denk aan de badstoven) dan in het viertal daarop volgende eeuwen (tot ver in de tweede helft van de 19de eeuw).
Toezicht en voorschriften In de 17de en 18de eeuw waren naast de moorkinderen en hun koning ook hogere ambtenaren en gebuurten belast met de zorg voor propere straten10. De stadserfscheiders (stadsarchitecten avant la lettre) inspecteerden, eventueel samen met een daartoe afgevaardigde schepen of een ‘bouwpolitiemeester’ zoals Justo Billet in de jaren 1600, greppels, mestputten, heijmelijckheden (gemakken) ofte ander urbane servituden11. De stadsoverheid betrok ook de gewone inwoners in de zaak. Buiten hun voordeur gold als regel dat eenieghelyck hem dienaengaende elck int syne sal quyten: ten eersten weirende alle stroysel ende vuyligheyt ter straeten, messinghen, hauten, gr(u)ys ende alle andere materiaeAfb. 1. Deze prent uit de Leuvense uitgave Practycke ende handtbouck in criminele zaken (1555) van Joos de Damhouder, ontbreekt in geen enkele publicatie over hygiëne in oude Vlaamse steden, maar ze geeft geen juist beeld van dagdagelijkse toestanden bij ons. Ze stamt nog uit het oude Romeinse recht. De voorbijgangers moesten in onze steden niet oppassen voor over hun hoofden leeg gekieperde pispotten. Al kon het misschien wel eens gebeuren dat een of andere huisbewoner (bewoonster) een niet al te teergeliefde kennis daarmee wou bedenken, ook al was het verboden.
96
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:29 Pagina 97
Afb. 2. Voor wie mocht twijfelen aan wat bij afb. 1 te lezen staat, dit Reglement uit het republikeinse jaar XII (1804) geeft onder nr. 41 van zijn 63 artikelen aan: Niemand mag door de vensters ter straete werpen eenig water, vuyligheyd, nog andere objecten, van wat nature zy zouden mogen wezen. De oude voorgeboden werden bijna letterlijk overgenomen en nog uitgebreid in de Franse tijd (DSMG, Begijnhof, Sint-Amandsberg, Verzameling Vliegende Bladen).
97
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:29 Pagina 98
len. Bovendien moest men ruymen alle de greppen ende waterganghen daer het van noode is. Sommige taken moesten door het gebuurte uitgevoerd worden en daar zagen de gebuurtedekens op toe. Het geruimde vuil mocht alleen gelegd worden op plaatsen door de stadsoverheid (de heer ende weth) aangeduid. Daarvoor moest men van de weth of den coninck vande moorkinderen becommen hebbende schriftelyck consent12. Dergelijke voorschriften bleven bewaard vanaf de jaren 1600 en naarmate de tijd vorderde werden ze alsmaar omvattender en gedetailleerder13. Elck int syne was soms onvoldoende. Dat kunnen we afleiden uit een verzoekschrift uit 1793 waarmee de schrijnwerker en ondernemer Joseph Calonne van de stad wou verkrijgen dat die hem met de opkuis zou belasten. Bij de jaarlijkse halfvastenfoor (toen veel meer jaarmarkt dan kermis) waren er heel wat problemen, zo schreef hij, door den grooten toeloop der foirre. Doordien dat de straeten vanden modder ende slyk overstroomen ende de mesraepers deselve niet en willen op raepen om diswille dat de selve vol gruys, steen, scherven van potten ende pan(n)en gesmeten worden. Daerboven smyt men daer in met permisse - stront ende seecke, jae alle soorten van stinkende villinie van doode beesten ende bedorven vruchten ende eet-waeren14. Het lijkt wel de Gentse Feesten!
Veehouderij tot in het hartje van de stad Het zag er in de stad anders uit dan nu … en het rook ook anders, laat ons zeggen: meer pastoraal, ruraal. Kwamen daar nog bij: de geuren verspreid door de tientallen bierbrouwerijtjes en de stank van sommige ambachtelijke bedrijvigheden zoals huidenvetterij (leerlooierij). Paarden en vee werden nog tot in de 19de eeuw gehouden binnen de stadsvesten, tot zelfs helemaal in het centrum. Sommige varkens, de zogenaamde Antoniusvarkens, mochten in de late middeleeuwen zelfs vrij rondlopen in de stad, tot op de kerkhoven toe, wat aanleiding kon geven tot overlast en protest. Dat spreekt tot de verbeelding, maar hun aantal was beperkt: hooguit enkele dieren over de hele stad en veel vuil konden die niet produceren15. Enkele straatnamen herinneren nog aan dat verleden. Denk aan de Koestraat, de Zeugstraat en de Hooiaard. ‘Vulgaire’ dierennamen werden zelfs onherkenbaar opgepoetst: zo werd de ‘Runderstraat’ opgewaardeerd tot Ridderstraat (parallel met de Sint-Jacobsnieuwstraat)16. De naam Veebrug veranderde in Grasbrug, wellicht vanwege de nabije Hooiaard en zo kwam ook de Graslei tegen het einde van de jaren 1700 (pas laat!) aan haar rustieke naam17. Veemarkten en vismarkten werden in volle stadscentrum gehouden. Tijdens
98
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:29 Pagina 99
de middeleeuwen lag de oudste bekende rundveemarkt waar nu de Vlasmarkt is. De ‘Verkensmarkt’ werd daar net bij gehouden bij het rondpunt aan SintJacobs voor het Sint-Jansgodshuis, waarvan de kapel Sint-John nog bewaard bleef. Aan de andere zijde van dit godshuis, dat inkomsten beurde uit de veemarkten, herinnert de naam Oude Schaapsmarkt (uitgevend op de Vlasmarkt) nog aan de vroegere veemarkten. En dan was er nog het slachtbedrijf waarvan namen afgeleid werden als Pensmarkt en Pensstraat of Penssteeg (de Pensstraat aan de Korenlei, nu opgewaardeerd tot Gruuthuusestraat, verder was er nog een aan de Hoogstraat en een in de Seleskestparochie)18. Dat alles bracht zeker vuiligheid mee. De uit de omgeving aangevoerde dieren moesten gestald worden in afwachting van verkoop en slacht en dat gebeurde blijkbaar zowat in de hele buurt, tot onder de brugbogen toe van de verdwenen Karnemelkbrug aan het begin van de Steendam19.
Overal mesthopen Overal aan de vele waterlopen verspreid in het stadscentrum lagen mesthopen, maar dat was enkel in afwachting van transport naar het platteland, zoals we verder zullen zien. Verzamelplaatsen voor mest en beer waren nodig. Mesthopen waren onontbeerlijk in de steden. Wanneer de gewassen gezaaid waren en groeiden, kon (en kan) er immers geen mest op het akkerland gevoerd worden20. Aan vuilinzameling werd ongelooflijk veel aandacht besteed. Alle denkbare organische afvalstoffen, houtsnippers, vloer- en dakstro, stalmest, leem uit afbraak van binnen- en buitenwanden, straatveegsel, ook kleine krengen, slachtafval, nageboorten, enz. werden zorgvuldig verzameld en gemengd op de mesthopen. Menselijke excrementen konden daar wel op terecht komen, maar ze maakten er zeker niet het hoofdbestanddeel van uit. Mestrapers probeerden te leven van wat de mensen hen toestaken en van de povere opbrengst van wat ze konden verzamelden. Dat werd verkocht. Van de aanwezigheid van mesthopen overal in de stad - maar vooral aan de oevers van waterlopen - getuigen tal van archiefstukken en namen als Messingstraatje, waarvan er in Gent een drietal bekend waren21. Mestvaalten lagen niet enkel ergens achterin kleine steegjes. Wat dacht je bvb. van den messingh up de Coutre (1450)22. De mesthopen bleven liggen tot het hele mengsel, na gedeeltelijke biologisch afbraak, geschikt werd geacht om buiten het groeiseizoen van de gewassen op de akkers gevoerd te worden. Soms was er nog een tussenstop: het vuil van verschillende kleine hopen werd naar de Minnemeers gevoerd om vandaar uit ten pasten tijde per schip naar het platteland te vertrekken23.
99
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:29 Pagina 100
Enkel bouwafval ontsnapte aan deze vorm van vuilverwerking, maar dat werd bijna integraal hergebruikt24. Houten balken werden steevast aangewend in nieuwe constructies. Kleiner en rot hout was uiteraard zeer gegeerd als brandstof in de haarden. Stenen werden hergebruikt en steenafval diende als ‘gruis’ voor straatverharding, opvullen van putten en verhogen en herstellen van dammen. Niets werd zo maar ergens gedumpt, niets bleef zo maar rond slingeren. Dat mogen we gerust stellen.
‘Heimlijkheden’, ‘aisementen’ of ‘waarderebben’ Al heel vroeg kenden onze steden het gebruik van ‘heimlijkheden’ (privaten), ook ‘aisementen’ (gemakken) of ‘waarderebben’ (‘waarderobe’ - garderobe) genoemd25. In Gent bleven er drie middeleeuwse exemplaren in steen uitzonderlijk gaaf bewaard: in het Gravensteen, in het Belfort en in de Grote Spijker (Korenstapelhuis) aan de Graslei. Deze zijn echter niet representatief voor de faciliteiten waarover het gewone volk kon beschikken. De afbeeldingen uit die tijd, waarvan er verschillende gereproduceerd staan in het unieke en voortreffelijke werk van Lamarck Het Latrinaire Gebeuren, tonen meestal houten bouwseltjes aangebouwd aan huizen of separaat opgetrokken. Tot dat laatste type behoorde allicht de waerderebbe in de Baudelostraat op een plecke bachten waarvoor Jan Wouters in 1442 een cijns betaalde aan de stad. Dat was in een relatief arme buurt met overwegend kleine huisjes26. Sommige huizen, zoals die van de prochie pape (pastoor) van Sint-Jacobs en nog een andere priester, hadden een overdekte afloop, waarin allicht ook beer kon afvloeien. Hun beider naast elkaar gelegen woningen tussen de verdwenen Wulfs- en Kerkbrug aan de Ottogracht kregen ca. 1432 een conduit onder de straete loopende tot in de riviere die men (h)eet de Gracht, ten aysemente van haren beeden huusen...27. Dergelijke lozingen, rechtstreeks in een stadsgracht, gaven vooral tijdens de zomermaanden hinder. In Brugge was dat vanaf 1534 enkel in de maanden oktober tot en met januari toegelaten28. Oorspronkelijk, toen er zelfs in het hartje van de stad slechts losse bebouwing was29 kwamen afval, vuil, mest en fecaliën van mens en dier op hopen en in open kuilen terecht op de erven, net zoals dat op boerderijen tot voor kort nog het geval was. In de stad konden ook doodlopende stegen daarvoor dienst doen. Naarmate de stad dichtgroeide, werd dat meer en hinderlijk en kromp het daartoe bestemde areaal in. Men ging gebruik maken van oude tonwaterputten, soms zelf van kelders, en - vooral - men begon putten te metselen speciaal voor dat doel30. In Gent werd de oudste inhoud van een afvalput, horend bij een verdwenen ‘steen’ (stenen huis) onder het Sint-Baafsplein gedateerd in de late 12de - begin 13de eeuw31.
100
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:29 Pagina 101
Wellicht was in Gent, net als in Antwerpen, in de jaren 1500 - 1800 vrijwel ieder huis of huizengroepje voorzien van een of meer gemetste beerputten, die eigenlijk beter als ‘afvalputten’ aangeduid worden. Onbruikbaar huishoudelijk afval werd er in gedumpt en naast het gewone beerruimen moest af en toe ook vast afval (gebroken aardewerk en dergelijke) er uit verwijderd worden32.
Beerruimen: de ‘vloot van Meerhem’ Beerruimen, een bij uitstek nuttige activiteit, mocht niet bij klaarlichte dag gebeuren. In Antwerpen werden de beerruimers trouwens ‘nachtwerkers’ genoemd. Hoe die mensen het klaarspeelden in de pikdonkere steden van die tijd, valt ons moeilijk voor te stellen. De Gentse beerruimers beschikten bij hun nachtelijk werk over ‘beerruimerke’: een kort dik kaarsje, schrijft de (bijna) alwetende Lodewijk Lievevrouw - Coopman, de auteur van het Gents Woordenboek33. Dit woordenboek bevat nog een hele reeks andere woorden en uitdrukkingen in verband met beer. Men kan er zelfs uit leren dat beer geld waard was. Zo geeft de auteur voor beergeld twee betekenissen aan: (1) geld dat men van de boeren ontving voor de fecaliën; (2) thans (kort voor W.O. I) het geld dat men geven moet om de put met de machine te doen ledigen. Het kan verkeren…34 De inhoud van de talrijke, meestal kleine beerputten op de achterkoertjes van kleine huisjes en grote stadspaleizen werd deskundig uitgelepeld met de beer(aal)lepel (beerloete) in een ton die per kruiwagen (curdewagen) naar de beerboot (het beerscheepke) gevoerd werd. De afvoer naar de uiteindelijke plaats van bestemming op het platteland gebeurde overwegend per schip. Beerboten namen samen met mestschepen een belangrijk deel van het watertransport voor hun rekening. Het kwartier bij uitstek van de Gentse beerschippers was het Meerhem35. Schertsend had men het wel eens over ‘de vloot van het Meerhem’. Vandaar uit ‘ontlastten’ ze de hele stad.
‘Extreme reinheid’ in de stad dank zij de akkerbemestingpraktijk Ondanks al die mesthopen, de overtalrijke afvalputten en al die beesten hield men het proper. Zo schreef de Ierse landbouwkundige en dominee Radcliff in zijn verslag (1819) van een studiereis in Oost- en West-Vlaanderen; ‘Gretig verzamelt men alle mogelijke grondstoffen die als meststof kunnen dienen. Dit verklaart de extreme zindelijkheid (extreme cleanliness) van de Vlaamse steden en straatplaveisels. Van uur tot uur worden die geveegd met borstels. Het vuil wordt verzameld in kruiwagens en dit gebeurt met het oog op profijt (as a source of profit)’.36
101
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:29 Pagina 102
Het is nauwelijks of niet geweten dat economische factoren een belangrijke rol speelden in de hoger aangeduide stedelijke properheidmanie. Beer, mest, rot stro en allerlei organisch afval waren in onze streken hooggewaardeerd als meststof voor de akkers. Ook gegeerd voor bemesting was de waterbegroeiing en het slib dat bij de zeer regelmatige ruimingen van de vele waterlopen en grachten opgehaald werd37. Dit is een aspect dat de archiefonderzoekers die zich louter met de stedelijke situatie bezig hielden, ontgaan is. Zij staren zich blind op de soms smeuïge beschrijvingen in burenklachten en reglementen en vergeten dat deze een uitdrukking zijn van het feit dat dergelijke toestanden als onaanvaardbaar aangevoeld werden.
Mest is den God van den landbouw De bloeiende stadsmesthandel (denk aan het beergeld) verbaasde buitenlandse bezoekers. ‘Mest is in Vlaanderen in zekere mate koopwaar’ schreef de hoger aangehaalde Radcliff 38. De vooraanstaande Gentenaar, lid van den stedelijken raad en verdienstelijk agronoom, J.L. van Aelbroeck liet in 1823 bij Snoeck-Ducaju in de Veldstraat Weldadige Landbouw-konst der Vlamingen verschijnen waarin hij letterlijk schreef dat mest den God van den landbouw is39. Dank zij dit overal in de stad verzamelde materiaal konden de meestal humusarme zand- en zandleemgronden in het omliggende toch nog vrij grote opbrengsten halen. Het is een uiterst belangrijk aspect van ons verleden dat in het standaardwerk van Paul Lindemans De geschiedenis van de landbouw in België (1952) degelijk gedocumenteerd werd. Het stinkende goedje lag mede aan de basis van de rijkdom van onze streken. Zonder dat konden ze onmogelijk zo dicht bevolkt worden. Marcus van Vaernewijck schreef al halverwege de jaren 1500 (lichtjes overdreven) dat het de Spanjaarden opviel dat heel het land een grote stad leek te zijn40. Voedsel was een schaars en waardevol goed. Weliswaar bestond er van oudsher een belangrijke graanimport vanuit het Franse noorden, maar die kon onregelmatig zijn en falen. Het gebruik van beer als meststof was enkel in de Nederlanden goed ontwikkeld en enkel daar had die praktijk een grote invloed op de hygiënische toestanden in de stad41. In de Franse landbouwkunde werd engrais Flamand zelfs een standaarduitdrukking42. Waarin een klein land groot kan zijn…
Tot slot: het antwoord … Het zal na de lectuur van dit erg beknopt en fragmentair relaas van een heel
102
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:29 Pagina 103
complexe eeuwenlange geschiedenis, wel duidelijk geworden zijn dat het antwoord op de vraag gesteld in de titel luidt: ongelooflijk proper. ‘Ongelooflijk’ vooral omdat dit helemaal tegengesteld is aan wat ons bijna algemeen voorgehouden wordt. Het was vooral de intensieve landbouw die er in onze streken voor zorgde dat het organisch afval zeer regelmatig verwijderd werd en dat de steden er inderdaad proper bij lagen. Maar, zoals hierboven al aangestipt, moet dit beeld wel enigszins genuanceerd worden. Het verzamelde goedje kon behoorlijk stinken, zeker wanneer er in gewerkt werd. Overigens, wat is verkieslijker: de stank van urine en fecaliën, waar op zich zelf niets ongezond aan is, of de walmen van fabrieken en auto’s of zelfs die van de destijds algemene kolenstook voor huisverwarming? Het was deze categorie die in de vorige eeuw de oude vertrouwde geurtjes van stront ende seecke verving43. Luc Devriese Met dank aan Maarten Berkers en Gunter Stoops, dienst Stadsarcheologie Gent
NOTEN: 1
2
3
4
Het wijd verspreide boek Pestdamp en bloesemgeur (Le miasme et la jonquille, 1982) van Alain Corbin en de succesroman Het Parfum van Patrick Süskind (Das Parfum, 1985) geven o.i. een overdreven beeld van vooral de 18de- en 19de-eeuwse situatie in Frankrijk. Het beeld is in elk geval niet representatief voor onze steden. Vertaald uit Baudelaire, Ch., Pauvre Belgique. Texte publié par J. Crépet et C. Pichois, Ed. Louis Conard, Parijs, 1953, p. 15: ‘Lavage des trottoirs, même quand il pleut à verse. Manie nationale. J’ai vu des petites filles frotter avec un petit chiffon un petit bout de trottoir pendant des heures entières. Signe d’imitation et marque particulière d’une race peu difficile sur le choix de ses amusements’. Wander, B., Zindelijk Nederland. Opmerkingen over de hygiënisch toestanden in ons land gevonden in de reisjournalen van vreemdelingen. In: Volkskunde, jg. 75, 1974 nr. 3, p. 178. Andere opinies van buitenlanders bij Poulussen, P., Van burenlast tot milieuhinder, Kapellen, 1987, p. 31-32. Weliswaar veel gematigder dan bv. bij de hierboven geciteerde Corbin: Poulussen, P., 1987, pp. 207 (met vooral een beeld van de Antwerpse situatie) en de niet uitgegeven scripties: Debaenst, B., Historische stront op Vlaamse grond. Een inleidende studie tot de historische faecologie, Gent, 1999 (met vooral de Brugse situatie; raadpleegbaar via het internet); Floin, E., Vuyligheyd ende onreynigheid’. Niet-industriële milieuhinder te Gent in de zeventiende eeuw, Gent, 1996. Aan te vullen met Bogaert, D., Milieuhinder in Gent in de 18de en begin 19de eeuw. In: Tijdschrift voor Ecologische Geschiedenis, jg. 1, 1996, nr. 1, p. 33-41. Een zeldzame synthese van de verschillende aspecten van het stedelijke leefmilieu in de laatste eeuwen van het ancien regime bij Maclot, P., Pottier, P. (red.), n’ Propere Tijd?! (On)leefbaar Antwerpen thuis en op straat. 1500-1800, Antwerpen, 1988. Met daarin vooral: Maclot, P., Inleiding, p. 107-110 en Maclot, P., De afvoer van het vast afval en van de gebruikswaters
103
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:29 Pagina 104
5
6
7 8
9 10
11
12
13 14
15
16
17 18
19
20
binnen het traditionele Antwerpse woonhuis (1500-1800), p. 121-152. Stadsarchief SAG), reeks 400 nr. 1, f. 25. Over de moorkinderen: Van Werveke, A., De koningskinderen. In: Gazet van Gent, 17/2/1923, overgenomen in Ghendtsche Tydinghen, 1999, jg. 28, p. 171. Tal van bijkomende gegevens in SAG, Nota’s Van Werveke nr. 230. Aantallen opgegeven bij de krijgstocht naar Rijsel in 1314 en naar Deinze in 1328. De ribauden waren toen belast met het opzetten en opbreken van de tenten en wellicht nog andere logistieke taken. SAG reeks 400 nr. 2, f. 261v. Ervynck, A., De oudste ronde van Vlaanderen, een archeologisch parcours. Davidsfonds, Leuven, 2011, p. 178. Van Uytven, R., De zinnelijke middeleeuwen, Leuven, 1998, p. 193-202. Voor de periode 1671-1774: SAG reeks 108 (Voorgeboden) nr. 5, f. 96-130v. Ontleding in D’Huys, B., Inventaris van de voorgeboden. Regesten op de 18de-eeuwse voorgebodenregisters. Reeks 108 nr. 4-8, Gent, stadsarchief, 1985. Gedeeltelijk weergegeven bij Van Gent, M. (M. Steels), Iets over het rein houden van straten en vaarten in de 18de eeuw. In: Ghendtsche Tydinghen, 1975, jg. 4, p. 77-79. De Busscher, E., Juste Billet, chroniquer gantois au XVIIième siècle, Gent, 1873, p. 147. Art. 3 van de instructie betreffende de taken van de (bouw)politiemeesters. SAG reeks 108 nr. 5, f. 123 (punten 9 en 11 van het voorgebod van 16 juni 1774; herpublicatie van voorgeboden uitgevaardigd in 1754). Floin, E., 1996, p. 41. SAG reeks 114, diverse rekwesten, nr. 9. Joseph Calonne was eigenaar van De Gouden Zaele (Het Gouden Zadel) op het latere kadasternummer C387, nu onderdeel van het Novotel (ongepubliceerde resultaten van de Werkgroep Te Putte, 1999; met dank aan Bernard Calon, Eindhoven). Zijn verzoekschrift kondigt het 19de-eeuwse systeem van de ‘mestpacht’ aan. De stadsreiniging en het baggeren van de waterlopen werd toen jaarlijks uitbesteed aan ondernemers (mestpachters). Een in Frankrijk gestichte orde van de Antonieten verkreeg, ter ere van de heilige Antoniuseremijt, het recht varkens vrij te laten rondlopen in de stad. Ook in steden als Gent waar geen dergelijk klooster gevestigd was, werden Antoniusvarkens gehouden door min of meer losse broederschappen. In 1349 Rudderstraat. Vergelijk met Ruddervoorde. Een verlenging van die straat heette tot in 1943 Korte Koestraat (Gysseling, M., Gents’ vroegste geschiedenis in de spiegel van zijn plaatsnamen, Antwerpen,1954, p. 70). De niet taalkundig geschoolde Victor Fris hield het bij ‘ridder’ en hij veronderstelde dat er daar wel ergens een naambordje ‘In de rudder’ zou geweest zijn. Hij geeft ook nog twee andere oude Rudderstraten aan: de Vogelmarkt bij het verdwenen Klein Vleeshuis en ook de tegenwoordige Hoornstraat (Fris, V., De oude straatnamen van Gent, Gent, 1925, p. 170). Fris, V., 1925, p. 75. Fris, V., 1925, p. 153; Devriese, L., Straatnamen en prestige. Vies wordt netjes en banaal wordt lyrisch in Gent. In: Gandavum, Gent, 2005, jg. 10 nr. 4, p. 5-11 Devriese, L., Griezelen bij de Griete onder de Gentse Karnemelkbrug. In: Van Mensen en Dingen, Gent, 2007, jg. 5 nr. 1, p. 38-47. De veemarkten verhuisden in 1629 naar wat nu de Oude Beestenmarkt is, om in de 19de eeuw opnieuw te verkassen naar wat nu al lang geen ‘nieuwe beestenmarkt’ meer is aan de Kasteellaan en Slachthuisstraat. Debaenst kon voor Brugge de seizoensgebonden variatie in de mesttrafiek over water mooi aantonen en kwantificeren (Debaenst, B., 1999, hfst. 3). Mest en beer konden ook op het platteland opgeslagen worden aan de talrijke ‘beeraarden’ aan rivieren en kanalen. In Heusden herinnert bv. nog de Beerweg daar aan. Vrijwel ieder dorp langs de Schelde, Leie,
104
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:29 Pagina 105
21
22
23
24 25 26
27 28 29
30
31
32
33 34
35
36
37
Sassevaart, Durme, etc. had zo’n haventje. Een deel van de Barrestraat bij de Schelde, in de Ramen en ook bij Hukkelram: de Belgradostraat bij de Vlaanderenstraat (Fris, V., 1925, p. 131; Lievevrouw - Coopman, L. 1974, p. 856). Over de 19de-eeuwse mestrapers: Devriese, L., Mestrapers van stiel. In: Ghendtsche Tydinghen, Gent, 2005, jg. 34 nr. 5, p. 338-339. Messingstraatje: een deel van de Barrestraat bij de Schelde, in de Ramen en ook bij Hukkelram: de Belgradostraat bij de Vlaanderenstraat (Fris, V., 1925, p. 131; Lievevrouw – Coopman, L., 1974, p. 856). Werken ‘anden messinghe up de coutre’ vermeld in SAG reeks 400 nr. 17, f. 61v. (1449-1450). Lievrouw-Coopman, L., Gents Woordenboek, Gent, herdruk 1974, p. 856. Met een citaat uit de Stede-werken van 1685; ook in de richtlijn van het stadsbestuur voor het moorkind Jooris d’Hertoghe, 1962 (SAG, reeks 141 nr. 184, 13 juni 1662; tekst bij Floin, E., 1996, Bijlage 1). Maclot, P., 1988, p. 123. Verwijs, E., Verdam, J., Middelnederlandsch Woordenboek, Den Haag, 1882-1929. SAG, reeks 152, nr. 7 (stedecijnsboeken), f. 28. In het oostelijk deel van de Baudelostraat, tegenover de Kunstencampus, kad. perceelnr. 270 van de sectie B, huidig huisnummer 57. Diericx, Ch.L., Mémoires sur la Ville de Gand, Gent, 1815, deel 2, p. 184. Debaenst, B., 1999, hfst. 3. Toegelaten van Bamis (1 oktober) tot Lichtmis (2 februari). Laleman, M.C, Vermeiren, G., Ruimte en bebouwing in het centrum van het middeleeuwse Gent. In: Handelingen der Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent, Gent, 2010, deel 94 nr. 1, p. 19-23. Bartels, M. e.m., Steden in Scherven. Deel 1. Vondsten uit beerputten in Deventer, Dordrecht, Nijmegen en Tiel (1250-1990), SPA, Zwolle, 1999, p. 25-31. Het betreft een afvalput die hoorde bij huizen in de verdwenen Regnessestraat: Laleman, M.C., Stoops, G., Sint-Baafsplein. In: Stadsarcheologie, Gent, 1993, jg. 17 nr. 1, p. 35-36; Van Iseghem, K., Sint-Baafsplein. Het vondstenmateriaal uit een afvalput. In: Archeologisch onderzoek in Gent 1999-2006, p. 123-152. Oost, T., Putten uit putten: er hangt een geurtje aan. In: Maclot, P., Pottier, P., 1988, p. 153136. Lievevrouw-Coopman, L., 1974, p. 145 In Antwerpen moesten particulieren de beerruimers betalen voor hun werk (Poulussen, P., 1987, p. 41). Lievevrouw – Coopman, L., 1974, p. 856. Enkele mooie getuigenissen over Gentse beerschippers in de 20ste eeuw bij Hoebeke, G., Het verdwenen beroep van beerschipper. In: Ons Heem, Mechelen, 2006, jg. 59 nr. 3, p. 55-62. ‘Every substance that constitutes, or is convertible to manure, is sought after with avidity, which accounts for the extreme cleanliness of the Flemish towns and pavements, hourly resorted to, with brooms and barrows, as a source of profit’ (Radcliff, T., A report on the agriculture of Eastern and Western Flanders, Londen en Dublin, 1819, p. 234-235; volledige tekst beschikbaar via Google E books). De relatie ‘stadsmest en beer - bemesting van akkers op het platteland’ is meer uitgewerkt beschreven in Devriese, L., De Vlaamse stad in de 17de tot vroege 19de eeuw: onwaarschijnlijk proper … dank zij de landbouw. In: Van Mensen & Dingen. In druk. In de niet gepubliceerde scriptie van Bruno Debaenst (Gent, 1999) wordt uitgebreid ingegaan op de bestemming van stadsmest voor de landbouw en wordt eveneens de win-win situatie op dit gebied van stad en land aangestipt. Met ‘watermest’ en ‘smoorhopen’ (Lindemans, P., Geschiedenis van de Landbouw in België, Antwerpen, 1952, deel 1, p. 67-68).
105
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:29 Pagina 106
38
39 40
41
42 43
‘Manure in Flanders being in some measure an article of trade’, Radcliff, 1819, geciteerd in: Lindemans, P., 1952, deel 1 p. 66. Van Aelbroeck, J.L., Weldadige Landbouw-konst der Vlamingen, Gent, 1823. Van Vaernewyck, M., De Historie van Belgis of Kronycke der Nederlandsche Oudheyd, deel 2, Gent, 1568, p. 182 in de Gentse herdruk van 1784. Slicher van Bath, B., De agrarische geschiedenis van West-Europa, 500-1850, Aulaboek, Het Spectrum, Utrecht, 1977, p. 279-281. Zie de Franse Wiktionary op het internet. Velle, K., Lichaam en Hygiëne, Gent - Leuven, 1984. De meeste teksten en illustraties beschrijven 19de-eeuwse toestanden. Oudere gegevens in het hoofdstuk Lichaam, schaamte en taboe, p. 27-45. Het ‘ongezond’ zijn van walmen veroorzaakt door vooral anaerobe gisting van organische afvalstoffen, de myasmenleer die teruggaat tot de Griekse oudheid, beheerste het medisch denken eeuwenlang. Het was een van de ergste dwalingen uit de medische geschiedenis. Niet de walmen van de, inderdaad zwaar verontreinigde waterlopen lagen aan de basis van de cholera uitbraken, maar de fecale besmetting van het drinkwater door Vibrio cholerae. Niet het dempen van de waterlopen, maar wel de aanleg van een degelijk gecontroleerd stadswaterleidingnet stelde daar een einde aan. Zie voor wat de Gentse situatie betreft: Devriese, L., Van Gentse openbare waterputten en watertrappen. Deel 2. In: De Heraut, Gent, 2011, jg. 46 nr. 4. Sporadische accidenten door verstikking bij mensen afdalend in beerputten, zijn in eerste instantie te wijten aan zuurstofgebrek, niet aan de toxische dampen (vooral ammoniak uit urine is toxisch). Over de industriële afvalproblematiek in het 19de-eeuwse Gent: Verbruggen, C., De stank bederft onze eetwaren, Academia Press Gent, 2002, pp. 175.
106
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 107
INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE - FICHE N° 227
Op 26 September 1901 stelde Paul Bergmans in de rubriek “Boekbanden Bibliotheek van de stad en van de universiteit, Rés. 792 - XVIe eeuw” in het Frans een fiche op over
Boekband van Pierre Caron Pierre Caron of de Caron was op het einde van de XVIe eeuw een Parijse drukker over wie wij slechts weinig inlichtingen bezitten. Volgens E.Thoinan die hem laat werken van 1474 tot 1498 vindt men zijn naam wel eens koud gestempeld op banden in kalfsleer, wat laat denken dat het inbinden bij hem gebeurde. De bibliotheek van de stad en van de universiteit bewaart een specimen van deze boekband, gaande over het werk van Rupertus, De voluntate et omnipotentia Dei, in 1524 in Nüremberg gedrukt bij Jean Petreius. Dit boekdeel is afkomstig van de Augustijnenabdij van Dendermonde. Uitgevoerd in bruin kalfsleer biedt het werk 107
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 108
van Caron op, de twee platten (115 x 177 mm.) dezelfde versiering: in een omlijsting de Maria-Boodschap en een ruitvormig wapenschild dat van boven naar onder herhaald wordt, waarop een leeuw staat omringd door de naam Petrus Caron, onderbroken door vier lelies. Het versieringsmotief en het wapenschild hierboven afgebeeld zijn op de grootte van het origineel en warm gedrukt bij middel van gegraveerde metalen platen. Op het voorste plat staat de afdruk van de Maria-Boodschap niet haaks op de biezen. Deze onvolkomenheid is te verklaren door de moeilijkheid om metalen platen te manipuleren die op een hoge temperatuur moeten verwarmd worden. De boekbanden, getekend Pierre Caron, zijn zeer zeldzaam en Mr. J. Weale vermeldt deze meester niet. Men kan zich afvragen of de identificatie van Thoinan wel juist is: men vindt inderdaad geen spoor meer van de drukker Pierre Caron na 1500, maar de boekband kan niet ouder zijn dan het boek dat gedrukt werd in 1524. Dit groot tijdverschil doet ons veronderstellen dat de boekbinder Pierre Caron de zoon zou kunnen zijn van de drukker met dezelfde naam. Cf. E.Thoinan, Les Relieurs franรงais (Parijs 1893), p. 224. - Ph. Renouard, Imprimeurs parisiens (Parijs,1898), p. 224.
108
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 109
MINDER BEKENDE EN/OF VERDWENEN LOCATIES
Posteernestraat
De Posteernestraat, van Onderbergen naar de Oude Houtlei, in de 17e- 19e eeuw ook Bestormstraat genoemd, is een van die binnenstraatjes van de stad, die er wat verborgen en verloren bij liggen en in toeristische wandelroutes niet vermeld staan. Nochtans bevat ze tal van locaties die samen zowat 850 jaar stadsgeschiedenis overspannen. Een posterne was een achterdeur of een geheime valpoort onder een voor de belegeraar onzichtbare poort in een vesting om op zekere afstand buiten de vesting boven de grond te komen achter de belegeraars. De stadspoorten bleven ‘s nachts gesloten. In de winter opende men de poort om 6.30 u. en ‘s zomers om 3 u. Het sluiten was vastgesteld op 17 of 17.30 u. in de winter en 21 of 21.30 u. in de zomer. De Posteernepoort of Bestormspoort was een van de drie poorten, die in de 12e eeuw deel uitmaakten van de middeleeuwse vestingmuur die langs de gegraven waterloop, Gracht of Houtlei genoemd, was opgetrokken toen in 1165 de Sint-Michielsparochie bij de portus Gent werd gevoegd. Daar ook werd in de 14e eeuw het “Hof ter Posterne” door Lodewijk van Male gebouwd. Het gebouw bleef bewoond door de Bourgondische graven van Vlaanderen, tot het door hen verlaten werd om in het Prinsenhof hun intrek te nemen.. De Cisterciënserinnen van Oosteeklo hadden hun abdij gesticht in de 13e eeuw te Oosteeklo. In 1577 werd hun abdij verwoest door de beeldenstormers, die in hun afgelegen vestiging een gemakkelijke prooi zagen. De abdij werd niet meer heropgebouwd. Ze kwamen naar Gent en de communauteit werd in 1585 op de Houtlei heropgericht. De Posteernepoort werd tot een klooster omgebouwd. Op 21 januari 1782 mocht het publiek er het lijk groeten van mevrouw Battier, bijgenaamd “La belle Américaine”, pas 23 jaar en gestorven aan tering. De zusters verbleven er tot in 1796, de kerkelijke goederen werden in beslag genomen. De zusters slaagden erin hun eigendom terug te kopen, doch helaas ging hun aantal zienderogen achteruit, tot ze nog maar met acht waren. De Cisterciënserinnen werden in Gent ook bekend als de Zusters van de Bijloke. Ze bestuurden tevens de klinieken Toevlucht van Maria en Maria Middelares.
109
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 110
Posteernepoort en klooster van de zusters van Oosteeklo.
De laatste nonnen van Oosteeklo verkochten de gebouwen aan de Jezuïeten in 1833. Omdat de kapel te klein was, kregen die in 1842-1843 de toestemming van het stadsbestuur, dat zich toen volstrekt niet bekommerde om de historische bouwwerken te bewaren, de oude Posteernepoort af te breken en op die plaats een Jezuïetenkerk, met een gevel zoals zij dat wilden, optrekken. Zo verloor Gent een belangrijk gebouw, dat bijna van dezelfde tijd was als het Gravensteen. De kerk, toegewijd aan Maria ten hemel opgenomen en de HH. Ignatius en Xaverius, werd in 1844 geconsacreerd door Mgr. Delebecque, bisschop van Gent. In 1848 schonk Mevr. d’Hane-Steenhuyze een witmarmeren Mariabeeld van 2,75 m. (beeldhouwer: Jean Baptiste De Cuyper, Antwerpen 1807-1852), dat in een nis boven het hoofdaltaar werd geplaatst. Al snel ontstond er een lekenbeweging “De Aartsbroederschap van O.L. Vrouw ter bekering van de zondaars”. Toen die in 1956 werd opgeheven, werd het Mariabeeld naar de kerk van het Sint-Barbaracollege overgebracht. Die leegstaande kerk is zo betekenisloos en aanstootgevend lelijk, dat ze een smet is voor de straat en verdient afgebroken te worden. Jammer genoeg kan de Posteernepoort niet heropgebouwd worden. De Jezuïeten hebben een bijzondere verering voor Maria en waren in 1877 ook medestichters van de bedevaartplaats te Oostakker-Lourdes.
110
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 111
Posteernepoort: het oudste flatgebouw in Gent (1909).
111
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 112
Na de demping van de Houtlei in 1898 werden naast de Jezuïetenkerk de nieuwe gebouwen in eclectische bouwtrant van het Sint-Lucasinstituut opgetrokken en verdwenen de oude gebouwen van het klooster van Oosteeklo. Behalve dat de school in de 19e eeuw, gestimuleerd door de medestichter van de school Jean Baptiste Bethune, de grote stimulator was van de neo-gotiek in België, is ze vandaag ook bekend voor de Witte Zaal, Posteernestraat 64, als expositieruimte, gevestigd in de ruimten van een oude huiskapel. Men opteert voor actuele en experimentele kunst, architectuur en bindingen tussen concrete poëzie en conceptuele kunst. Wel te betreuren is dat de actuele Belgische architectuur, internationaal gezien, niets voorstelt. De perioden van Victor Horta en Henry van de Velde, die allebei iets met Gent te maken hadden, behoren alreeds tot het verleden. Verder vindt men in de straat nog, op nummer 16-18, het oudste flatgebouw van de stad. Een gebouw van vijf bouwlagen, uit 1909, in gele baksteen ontworpen door de ingenieurs-architecten van de kunstmeubelmakerij Van Herreweghe (Gent 1875-1948) en De Wilde, die ook regelmatig samenwerkten met O. van de Voorde en L. Cloquet. Tenslotte is er op de hoek van de Oude Houtlei en de Posteernestraat nog het flatgebouw seniorie Carpe Diem, dat in 1971 werd gebouwd, ca 45 wooneenheden met gemeenschapsfuncties voor bejaarde leden van de Gentse bourgeoisie en adellijke dames, met Frans en Gents als voertaal. Sindsdien zijn er elders in de stad tal van gelijkaardige gebouwen opgericht en vanaf 2000 werden de gemeenschappelijke bedieningen van Carpe Diem afgebouwd. Al deze flatgebouwen hebben een sociale betekenis, maar zijn architecturaal helaas zonder enig belang.
Literatuur Van Werveke, Posternestraat en niet Bestormstraat, Ghendtsche Tydinghen, 21e jg., nr. 1, januari 1992. M.V.W., De Gentse abdij van Oosteeklo, Ghendtsche Tydinghen, 13e jg., nr 5, september 1984. Bouwen door de eeuwen heen. Inventaris van het cultuurbezit in België. Architectuur. Deel 4 na. Stad Gent. Internet. Google.
Daniël Van Ryssel
112
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 113
“PIERRE-VICTOR, JACQUES-CLÉMENT ET LES AUTRES” MINDER BEKENDE GENTSE NOTABELEN UIT DE PERIODE 1780-1840 (DEEL 9)
8. Joseph-Bernard Cannaert (1768-1848)
We sluiten deze reeks artikelen af met het verhaal van een Gentse jongen uit de ambachtenwereld die raadsheer werd in de hoogste rechtbank van het land en in een snedig Nederlands boeken over ons oude strafrecht schreef die nog steeds worden geraadpleegd. In hart en nieren een Gentenaar kwam hij met klasse uit voor zijn moedertaal en kon hij vertellen zoals hij het thuis had gehoord, sappig en in het Gents. Een vrije geest ook, die begaan was met de volksverheffing en het kosteloos onderwijs.
De opgang van een bakkersgezin Joseph-Bernard Cannaert werd geboren te Gent op 16 februari 1768 als zoon van Guillielmus (Willem) Cannaert (1725-1804) die sinds 1755 gehuwd was met Catharina Du Coulombier uit de Sint-Maartensparoche (Ekkergem)1. Vader, afkomstig van Lessines (Henegouwen), was broodbakker in de Hoogpoort2. Kort voor zijn huwelijk was hij als poorter van Gent aangenomen3. Literatuurhistorici hebben het vaak met enige neerbuigende verbaasdheid over “de bakkerszoon Cannaert” alsof een bakkerszoon niet erg begaafd kon zijn. Men mag overigens niet over het hoofd zien dat vader Guillielmus reeds in 1760 bestuurslid (suppoost) was van de aloude, onontbeerlijke en gerespecteerde bakkersnering4 en dat hij in 1782 eigenaar werd van een comfortabele breedwoning (vier traveeën en drie bouwlagen onder een zadeldak) in de Holstraat (ex nr 74)5. Op dit tijdstip was hij alleszins een bemiddeld burger geworden. Men bezit enige informatie over twee broers van Joseph-Bernard. (1) SimonJoseph Cannaert (geb. januari 1767) studeerde in het college van de heilige Drievuldigheid te Leuven6 waarna hij intrad bij de paters augustijnen te Gent. Hij werd priester gewijd in 1792 en was enige tijd klastitularis (kleine Figure) in het college aan de Sint-Margrietstraat7. Toen in 1802 rondom de kerk van het klooster de Sint-Stephanusparochie werd opgericht8 was hij een van de priesters die voor de nieuwe parochie instonden9. 113
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 114
Later was hij onderpastoor in een drietal buitengemeenten10. In 1816 werd hij opgenomen in het gesticht voor geestelijke gezondheidszorg te Froidmont (bij Doornik) waar hij in 1833 overleed. (2) Francies-Ludovicus (1772-1842) studeerde vermoedelijk rechten vermits hij in maart 1790 (Brabantse Omwenteling) werd benoemd tot raadpensionaris van de schepenen van de Keure, bevoegd voor strafzaken (pensionaris van het criem, in feite een onderzoeksrechter)11. Na het herstel van het Oostenrijks gezag werd hij in 1791 in dit ambt vervangen. Voor het overige weet men weinig over hem. Onder het Consulaat (1803) benoemde het stadsbestuur hem tot controleur van de (zeer gereguleerde) handel in brood12. Zoals Joseph-Bernard was hij gehecht aan de moedertaal. In 1817 ontving hij van de rederijkerskamer De Fonteine een gouden medaille als winnaar van een prijskamp voor de beste vertaling naar het Nederlands van een toespraak van de provinciegouverneur13.
Een jonge democraat die het ver zal brengen Het is niet bekend bij welke vrye schoolmeester en in welk college de jonge Joseph-Bernard het lager en secundair onderwijs volgde. Hij moet alleszins een schrandere knaap zijn geweest vermits hij aan de universiteit van Leuven rechten mocht gaan studeren14. Het diploma van licentiaet in beyde de rechten ontving hij op 23 oktober 178815 toen hij amper twintig jaar was. Omdat de rechtenstudie vier jaar duurde16 houdt zulks in dat hij reeds op 16 jaar de humaniora achter de rug had. Hoewel geen unicum wijst dit toch op een bijzondere begaafdheid. Kort daarop legde Joseph-Bernard de eed van advocaat af bij de Raad van Vlaanderen. Voor een jong advocaat werd het een opwindende tijd. Keizer Jozef II voerde inderdaad allerlei maatregelen in die weliswaar rationeel verantwoord waren maar botsten met de belangen van adel en kerk alsmede met het conservatisme van de bevolking. Tijdens de Brabantse Omwenteling waren te Gent de gemoederen verdeeld17. Naast een meerderheid van “patriottische” Statisten die een herstel van alle voorrechten en gevestigde belangen eisten, ijverde een actieve minderheid van “democraten” voor een moderne staatsinrichting en ruimere volksvertegenwoordiging. Een derde groep bleef door dik en dun het “verlichte” beleid van de keizer steunen en leunde ideologisch aan bij de democraten. De jonge advocaat is in deze strijd niet aan de zijlijn blijven staan. Reeds in 1787 meldde hij zich via de Sint-Antoniusgilde bij het vrijwilligerskorps van de vier hoofdgilden dat door het stadsbestuur was belast met de ordehandhaving tijdens de eerste straatdemonstraties tegen Jozef II18. Bovendien wijst alles erop dat hij in 1789 lid werd van een groep intellectuelen en notabelen
114
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 115
die, al bleven zij de keizer trouw, “democratische” hervormingen verlangden zoals voorgestaan door Jan-Frans Vonck en zijn medestanders. JosephBernard Cannaert stelde zijn vlotte pen ten dienste van dit ideeëngoed en werd de jongste mede-auteur19 van Die excellente Print-Cronike, een relaas van de Brabantse Omwenteling dat bijzonder scherp uitviel tegen de Gentse Statisten en de clerus in het bijzonder. De publicatie werd overigens wegens anticlericalisme in december 1791 door de Raad van Vlaanderen verboden20. Tijdens de Brabantse Omwenteling kwam J.-B. Cannaert vermoedelijk aan de kost in dienst van de Staten van Vlaanderen21. In deze functie was hij alleszins goed geplaatst om allerlei informatie te vernemen die later in de excellente Print Cronike aan het oppervlak kwam. Inmiddels was J.B. Cannaert (zoals zijn latere schoonvader) lid geworden van de Société de Gand, een ontspanningsgenootschap dat in werkelijkheid de voorstanders van politieke hervormingen groepeerde22. In april en juni 1792 was hij (als keizersgezinde) kandidaat voor een ambt van schepen van Gedele23. Hij werd niet benoemd ondanks een gunstig advies van de Raad van Vlaanderen aan de landvoogden: “un jeune sujet [hij was toen 24 jaar] qui avec le temps pourra être utilement employé; il pense bien pour la bonne cause”24.
Huwelijk in een hoogburgerlijk netwerk Joseph-Bernard Cannaert huwde in 1816 de vijfentwintig jaar jongere Isabelle de Deurwaerder. Deze stamde uit een voorname Gentse familie. Haar vader François de Deurwaerder (1751-1848) was ontvanger-generaal van de provinciale loopende middelen26 en schepen van de Burggravije van Gent27. Hij was de Aufklärung genegen en sedert de jaren 1780 voorstander van politieke hervormingen. Hij speelde te Gent een cruciale bestuurlijke rol tijdens de Brabantse Omwenteling28. Isabelle de Deurwaerder’s moeder Marie-Thérèse Serlippens was een dochter van Jean-Jacques Serlippens (ook een telg van een oude Gentse familie), procureur bij de schepenbank van de Keure, die in 1751 een prachtige (nog bestaande) woning in rococostijl liet bouwen aan de Hoogpoort29. Moeder Serlippens, née Marie-Josèphe van Tieghem, kon aanspraak maken op de heerlijkheid en het aloude kasteeldomein Beauvoorde te Wulveringhem (Veurne) die in1809 ten deel vielen aan haar zoon de negotiant Felix Serlippens30. De andere zoon Jean-Louis Serlippens (1749-1832) was schepen van Gedeele en Gedeputeerde van de Staten van Vlaanderen tijdens de Brabantse Omwenteling31, rechter in de rechtbank van eerste aanleg onder het Frans en het Nederlands bewind. Hij was een mineur dichter, een heftig anti-
115
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 116
klerikale pamflettist en een minder getalenteerd geestesverwant van Cannaert (die overigens zijn testamentair uitvoerder werd)33. De bakkerszoon, die op het tijdstip van zijn huwelijk 48 jaar was en reeds heel wat aanzien genoot te Gent, maakte voortaan deel uit van een invloedrijk burgerlijk netwerk met moderne allures. Uit het huwelijk Cannaert-de Deurwaerder volgde o.m. Evariste Cannaert (geb. 1817) die zijn stage als advocaat volbracht bij Hippolyte Metdepenningen. Evariste’s dochter Gabrielle trouwde met een zoon van baron Jules de Saint-Genois, universiteitsbibliothecaris, schepen van onderwijs en eerste voorzitter van het Willemsfonds.
Gewaardeerd ambtenaar en magistraat Het verbaast niet dat de “democraat” van de Brabantse Omwenteling zich probleemloos aanpaste aan het Frans bewind. Vanaf juli 1794 (d.i. kort na de tweede Franse inval) vervulde hij een aantal administratieve opdrachten, waarna in april 1798 zijn benoeming tot lid van de Gentse Municipalité volgde. Tot het einde van de eeuw heerste een onvoorstelbare wanorde in het stadsbestuur. Leden van de Municipalité werden bijv. willekeurig (en vaak onder dwang) aangesteld en afgezet34. Zo werden ook Cannaert en een paar collega’s reeds na enkele maanden afgezet wegens ignorance et incivisme35. Aan zijn ongenoegen over deze maatregel gaf hij lucht in een polemisch krantje36 dat weliswaar aan de idealen van de Franse revolutie gehecht was maar de kuiperijen van de plaatselijke machthebbers aan de kaak stelde37. Met het Consulaat kwam opnieuw orde op zaken. De industriële pionier Lieven Bauwens werd in juli 1800 de eerste Maire van Gent en JosephBernard Cannaert (die nog steeds in de Holstraat woonde)38 secretaris-generaal van de Mairie. De meeste besluiten van de Maire en zijn Adjoints werden door hem opgesteld en mede-ondertekend. Met de nieuwe organisatie van de advocatuur in 1804 nam hij ontslag uit het bestuur om naar de balie terug te keren39. Tot een vaste titularis kon worden benoemd werd hij tijdelijk vervangen door zijn vriend Joseph van Crombrugghe40. In 1809 werd J.-B. Cannaert benoemd tot eerste substituut van de Procureur Impérial Pierre-Victor Le Jeune d’Allegeershecque41 in de rechtbank van eerste aanleg te Gent. De benoeming werd later herhaaldelijk bevestigd – ook door koning Willem I (weliswaar met de titel substituut van de Procureur des Konings). De adviezen van de korpsoversten werpen een gunstig licht op het werk van de magistraat42: “fortune médiocre, est instruit et parle assez bien mais est un peu fougueux”; “beaucoup d’expérience, [l’habitude] des affaires; il a quelque
116
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 117
fortune et vit honorablement ; sa probité et sa délicatesse sont au-dessus de tous éloges”; “fortune médiocre, de bonnes mœurs et beaucoup d’ esprit; une grande assiduité au travail”. Cannaert’s aangetrouwde oom Jean-Louis Serlippens was rechter in dezelfde rechtbank. In 1814 werd Cannaert, naast zijn ambt van substituut, ook nog Procureur civil bij het Cour d’Assise43. Rond dit tijdstip beschreef de Intendant van het Schelde-departement hem als “instruit, capable”, wat niet verrast, maar ook als “un peu français”44. De spitse Franse moralist Michel de Montaigne (15331592) was overigens Cannaert’s lievelingsauteur45. In 1815 was Cannaert een van de tien Gentenaars die (ondanks de banbliksems van de bisschop Mgr. de Broglie) de Fundamentele Wet van het nieuwe koninkrijk der Nederlanden goedkeurde46. Hij solliciteerde herhaaldelijk, maar zonder resultaat, voor een bevordering in de magistratuur, o.m. voor de opvolging van Pierre-Victor Le Jeune als Procureur des Konings47. Zijn geduld werd beloond, vermits koning Willem I hem bij besluit van 18 februari 1825 benoemde tot het verheven ambt van raadsheer in het Hooggerechtshof te Brussel, de appèlinstantie voor de meeste48 zuidelijke provincies49. Cannaert woonde toen in de Wagenaerstraete50 (Zwarte Zustersstraat) en huurde een pied-à-terre te Brussel. Als recent benoemde werd hij vooral ingezet voor strafzaken, in het bijzonder de geladen en delicate pers- en politieke misdrijven die de overige raadsheren het liefst aan zich zagen voorbijgaan51. Zo zetelde hij in april 1830 in de beruchte “zaak de Potter”52 die een cruciale rol speelde in de afscheuring van het Zuiden53.
Ontslag wegens orangisme Na de onafhankelijkheidsverklaring van september 1830 werd hij als “orangist” door het Voorlopig Bewind afgezet (“toegelaten tot het pensioen”)54. Hij nam dit met de nodige humor op zoals blijkt uit het “voorbericht” in de derde druk (1835) van zijn hierna te bespreken boek over het oude strafrecht in Vlaanderen. Wegens de afzetting kon hij immers ononderbroken te Gent woonachtig blijven en veel tijd besteden aan archief-opzoekingen: “ik voelde my als geneigd de staetsomwenteling ... te zegenen, en mynen dank te betuigen aen de edelmoedige patriotten, die zich met het uitoefenen myner functiën bij het hof wel hadden willen belasten, en my de moeite besparen om de daeraen gehechte jaerwedde te ontvangen”55. Hij werd opnieuw advocaat en publiceerde nog een aantal belangrijke werken. Financiële zorgen moest hij zich toen blijkbaar niet maken57. Reeds voor zijn benoeming te Brussel had Cannaert een bescheiden rol
117
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 118
gespeeld in het openbaar leven van zijn geboortestad, o.m. als gemeenteraadslid in 1821-182558, als mede-inrichter van de nationale nijverheidstentoonstelling van augustus 182059 en als lid van de studiecommissie “ordre social” in de Oostvlaamse Société de Statistique die zich vanaf 1817 voornam een wetenschappelijk verantwoorde beschrijving op te stellen van alle activa van de provincie60. Als gewezen (1827) koninklijk schoolopziener in de provincie Zuid-Brabant61 ondersteunde Cannaert voortaan met de pen en het woord het vooruitstrevend onderwijsbeleid van zijn vriend burgemeester Joseph van Crombrugghe. Hij werd o.m. lid van de commissie van toezicht van de stadskostelooze scholen (“armenscholen”)62. Joseph-Bernard Cannaert overleed in zijn woning aan de Zwarte Zustersstraat nr 363 op 17 november 184864. Hij was op dit tijdstip de oudste Gentse advocaat, met zestig jaar anciënniteit65. Zijn nalatenschap omvatte drie huizen te Gent alsmede 48 Ha. hoeven en landbouwgronden.
“.... die de pen tot op het laatste zijns levens voerde”67 “Als een oprecht Gentenaar (de beurtelings leutige en ernstige Vlaming)”68 bezat Joseph-Bernard Cannaert de kunst om naast voortreffelijke wetenschappelijke boeken ook lichtvoetiger werkjes te schrijven69. Dit deed hij telkens in een heldere en zuivere taal, met meestal korte, snedige zinnen. Het verrast niet dat hij door de letterkundige genootschappen van Utrecht en Leiden tot briefwisselend lid werd verkozen. We bekijken even twee typische werken. Zijn meest befaamde boek is onbetwistbaar Bydragen tot de kennis van het oude strafrecht in Vlaenderen waarvan een eerste versie in 1826 verscheen70. Een tweede druk (1829)71 werd in 1835 gevolgd door een aanzienlijk vermeerderde derde druk72, de enige die men als voldragen kan beschouwen (sedert zijn afzetting als magistraat beschikte de auteur over veel tijd voor archiefonderzoek). De nagenoeg volledige documentatie werd geput uit het toen nog wanordelijke archief van de stad Gent dat sedert 1819 gestapeld was in drie kamers op de eerste verdieping van het stadhuis73. In dit sobere boek van 537 pag. behandelt de auteur gedetailleerd de diverse straffen die sedert de 15de eeuw (o.m. tijdens de Inquisitie)74 te Gent werden toegepast op vooral ketters, heksen en tovenaars75, bijv. de geseling, het brandmerk (op de wangen of andere lichaamsdelen), het “beroven van zintuigen” (de neus en de oren afsnijden, de tong doorboren, de ogen insteken), de verbanningen en strafbedevaarten, de verbranding, het levend begraven, het verdrinken, de pijnbank met het oog op bekentenissen. Hierop volgen meer dan 200 pag. Ophelderingen en bewysstukken. Tegen zijn levenseinde publiceerde de auteur
118
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 119
nog een Franse vertaling van de hoofdstukken over de heksen: Olim. Procès des sorcières en Belgique sous Philippe II et le gouvernement des archiducs (1847, 156 pag.). Ook wie geen belangstelling heeft voor rechtsgeschiedenis kan in deze boeken enkele straffe gruwelverhalen lezen. In het besluit van de Bydragen leest men: “Dat dit alles tegenwoordiglyk niet meer gekend is, moeten wy dank wyten aen de gelukkige en heilzame veranderingen, die wy, in onze hedendaegsche instellingen ingevoerd, zoo zeer zien uitblinken; dat om de waerde en de noodzakelykheid der verlichting, die de rede, door het onderwys, verkrygen moet, wel te beseffen, men slechts de oogen te vestigen heeft op de afdwalingen onzer voorzaten, en dat het van de hoogste aengelegenheyd is, de edele en moedige aendrift ter onderrichting van den evenmensch te schragen en te begunstigen...”. In deze passus treft men enkele beginselen aan die Cannaert steeds heeft willen dienen: de “waerde en de noodzakelykheid der verlichting”, de rede, het onderwijs en de “onderrichting van den evenmensch”. In het werk verzet Cannaert zich herhaaldelijk tegen de onverdraagzaamheid en het bijgeloof76. Het wetenschappelijk niveau van Cannaert’s monografie werd spoedig erkend door de jongere generatie van wetenschappers. Zo maakten twee uitmuntende Gentse professoren (de criminalist Jacques-Joseph Haus en de neuroloog Joseph Guislain) voor hun eigen onderzoek graag gebruik van zijn bevindingen77. Ook de Duitse rechtshistoricus Leopold-August Warnkönig, die tot 1836 hoogleraar was te Gent, was vertrouwd met Cannaert’s werk78. En nu nog wordt dit door criminologen en historici in hun publicaties aangehaald. Heel anders is het boekje van 46 pag. Iets over de hollandsche tael, noch voor, noch tegen, latende elk dienaengaende vry en onverlet als naer goedvinden, in eenige familiaire brieven. Eerste stukske (november 1823)80. De “brief” is gericht aan een stadsgenoot die het “hollandsch” wil aanleren81 zonder moeyte en vooral zonder geld uyt te geven. Cannaert geeft in deze tekst blijk van aanzienlijk pedagogisch talent. Aan de hand van tientallen zorgvuldig geordende voorbeelden uit de omgangstaal wijst hij de belangrijkste verschilpunten aan tussen het “vlaemsch” (soms het Gents) en het “hollandsch”, en verklaart hij de oorsprong of de grondslag van het verschil. Enkele typische woorden zullen hier volstaan, waarbij de “vlaemsche” versie telkens wordt gevolgd door de “hollandsche”: maer/maar, gebuer/gebuur, ende/en, ofte/of, stukske/stukje, magt/macht, regt/recht, konnen/kunnen, konst/kunst, locht/lucht, princes/prinses, naer/na, quesel/kwezel, enz. Ook afwijkende zinswendingen worden onder de loep genomen. Zo schreef (en zegde) de Vlaming “ik en weet het niet” en “daer en hebt gy geen gedacht van”, maar dit is geen “hollandsch”: “de Hoogduytschers schryven toch ook niet Ich und weiss es nicht”, merkt Cannaert fijntjes op.
119
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 120
De auteur pleit overigens niet voor een klakkeloze navolging van het “hollandsch”. Wel drukt hij de lezer op het hart dat men “zoo veel mogelyk gebruyk [moet] maken van een gezuyverd vlaemsch, zoo als het aen fatsoenlyke lieden betaemt”. De gevatte uiteenzetting is helder en subtiel opgebouwd terwijl zij ook van onderkoelde humor sprankelt. Waarschijnlijk leerde de doorsnee Gentenaar meer en beter “hollandsch” in dit boekje dan in dikke tractaten van gewichtige taalgeleerden. Bovendien heeft dit werk, omdat het aan minister van justitie van Maanen “althans eenen blijk van welgezindheid opleverde”, bijgedragen tot de benoeming van Cannaert in het Hooggerechtshof te Brussel83. In het lichtere genre publiceerde J.-B. Cannaert in 1823 Het avondpartijtje, of die niet verliezen wilt, mag niet meê spelen84. Het betreft “een tranche de vie uit het Gentse volksleven met dialogen in Gents dialect”85. Het had dermate veel bijval dat het in 1842 werd heruitgegeven samen met het ook zeer populaire Jellen en Mietje, hunne vryagie van Cannaert’s intellectuele compagnon Karel Broeckaert86. Joseph-Bernard Cannaert blijft een boeiend personage. Gerespecteerd magistraat, auteur van standaardwerken over ons oude strafrecht, gezapig verteller in de Gentse volkstaal, brugfiguur tussen Noord en Zuid, rustig heraut van de moedertaal87, maar ook: democraat in hart en nieren en hoffelijk anticlericaal. Wie kan hem beter typeren dan zijn jongere vriend de stadsarchivaris en auteur Prudens van Duyse88: “... zelfdenker wiens geest nooit abdiqueert; hij streed een goeden strijd voor de verlichting en volks-beschaving”? Cannaert is alleszins niet de geringste van de Gentse notabelen die in deze reeks uit de schaduw werden gehaald. Guy Schrans
NOTEN: 1 2
SAG, De Zwarte Doos, Huwelijken Sint-Martinusparochie 1584-1796, p. 42 [de Potter de Ten Broecke], Notes généalogiques de quelques familles bourgeoises de la ville de Gand, Hs. 3058, Handschriftenkabinet bibl. univ. Gent ; W. Steeghers, “Genealogische gegevens betreffende de familie van de rechtsgeleerde Joseph Bernardus Cannaert”, Informatieblad VVF-Gent (nu: Gentse Cadenas), 1988/3, p. 39; Biogr. Nat., III (1872), 286287)]; Ph. Blommaert, De nederduitsche schryvers te Gent, 1861, p. 408-412; L. François, Progressief en cultuurbewust. Prototypes van de Gentse burgerij eind 18de-begin 19de eeuw, 1990, p. 23-44 ; D. Van Ryssel, 55 vergeten Gentse schrijvers, 2008, IV, tw. Cannaert. Voor de geboorte in Hoogpoort zie de vindplaats in noot 5 hierna.
120
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 121
3 4 5
6 7 8
9 10 11 12 13
14
15
16 17 18
19
20 21
22
23
Poortersboek 1739-1782, f° 40, SAG reeks 122/6 (5 juli 1755). Betr. de Gentse bakkersnering: F. De Potter, Gent, VII, p. 306 e.v. Bouwen door de eeuwen heen. Stad Gent, Zuid-West, 1979, p. 160. Zie op internet: BeeldbankGent.be, tw. Cannaert, 1760 (suppoost, Hoogpoort) en 1782 (Holstraat). Op de site van het huis in de Holstraat (tussen het technisch instituut St. Antonius en de Galgenberg) bevindt zich thans een gebouw naar de smaak van de late 20ste eeuw. [J.B. Staes], Wekelyks nieuws uit Loven, 1787, p. 149 Wegwyzer, 1795 A. Keelhoff, Geschiedenis van het klooster der Eerw. Paters Eremyten Augustynen te Gent, 1846, p. 270 Augustiniana [Leuven], XXXII (1982), p. 327 L. Schokkaert ed., Biografisch repertorium van de priesters van het bisdom Gent, 1802-11 V. Fris, “Le clerc du sang à Gand”, Ann. Acad. royale d’archéologie, 1922, p. 225-226, 235 L. François, o.c., p. 29 Algemeene konst- en letterbode, II (1818), p. 466; F. Vanderhaeghen, Bibl. gant., IV, p. 297, nr 7097 E.H. Reusens, J. Wils & A.H. Schillings, Matricule de l’université de Louvain, IX (1967), p. 194 Zie bijv.: Wegwyzer, 1838, p. 280; 1847, p. 164; A. Verbessem, Le barreau de Gand, 1912, p. 117 J. Nauwelaers, Histoire des avocats au Souverain Conseil de Brabant, 1947, I, p. 80-82 G. Schrans, Van wit naar blauw. Gent tussen 1780 en 1842, 2010, p. 38-40 F. Vanderhaeghen, Jaerboeken van het soevereine Gilde der kolveniers, busschieters en kanonniers, gezegd Hoofdgilde van Sint Antone te Gent, 1867, II, p. 223; III, p. 174. Hij werd regulier lid van de St. Antoniusgilde in 1802 (o.c., II, p. 233). Hetzelfde jaar mocht hij als secretaris-generaal van de Mairie het collegebesluit mede-ondertekenen waarbij de in 1796 afgeschafte gilde opnieuw werd opgericht (F. Vandehaeghen, Histoire de la gilde souveraine ... dite chef-confrérie Saint Antoine, 1866, p. 187-188). Dit mede-auteurschap wordt bevestigd door Gentse auteurs die Cannaert nog gekend hebben: Pr. Van Duyse, “J.B. Cannaert”, De Eendragt. Veertiendaegsch tydschrift voor letteren, kunsten en wetenschappen (Gent), 3de jaar, 17 december 1848, p. 58-59; Id., « Levensberigt van Josef Bernard Cannaert”, Hand. van de Maatschappij van Nederlandsche letteren te Leiden, 1848, p. 111-113; J. Stecher, Histoire de la littérature néerlandaise en Belgique, 1886, p. 285. Zie ook : H.J. Elias, Geschiedenis van de Vlaamse gedachte, 1780-1914, 1970, p. 144; H.J.Vieu-Kuik & J. Smeyers, Geschiedenis van de letterkunde der Nederlanden. VI. De letterkunde in de achttiende eeuw in Noord en Zuid, 1975, p. 480; L. François, o.c., p. 24. F. Vanderhaeghen (Bibl. gant, V, p. 467] vermeldt Cannaert niet onder de auteurs. D. Destanberg, Gent onder Jozef II, 1910, p. 279; F. Vanderhaeghen, Bibl. gant., IV, p. 267 V. Fris, o.c., p. 225-226. Hij was eerst even raadpensionaris van de schepenbank van de Keure, in welk ambt hij door zijn broer François werd opgevolgd (zie hierboven). H. Balthazar, Structuren en mutaties bij het politiek personeel. Een studie over het sociaal wisselingsproces te Gent in de vormingsjaren van de hedendaagse tijd, 1780-1850, onuitg. doct. verh. univ. Gent, 1970, I, p. 92-101 H. Balthazar, o.c., III, p. 40
121
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 122
24 25 26 27
28 29
30
31
32 33
34 35
36
37 38
39
40 41 42
43
44
45 46 47 48
H. Balthazar, o.c., I, p. 212; L. François, o.c., p. 25 Over hem: G. Schrans, Vrijmetselaars te Gent in de XVIIIde eeuw, 2de dr., 2009, p. 128-133 Wegwyzer, 1782, p. 49 Wegwyzer, 1782, p. 46; H. Balthazar, o.c., I, p. 138; III, p. 85. Betr. de Burggravije o.m.: J. Nève, Gand sous la domination française, 1927, p. 71 nt. 2 Zie bijv.: D. Destanberg, Gent onder Jozef II, o.c., p. 258-259. Inv. archéologique de Gand, I, fiche 95 (30 nov. 1898); G.T., 1983, p. 88-89. Diverse afbeeldingen in BeeldbankGent.be, tw. Serlippens Zie het hele verhaal in: P. Arren, Van kasteel naar kasteel, III, 1989, p. 296-299. Het kasteel werd later eigendom van de befaamde archivaris en verzamelaar Arthur Merghelynck die het bij testament ter beschikking stelde van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal en Letterkunde. [P.A. Verhaeghe], Jaerboeken der Oostenryksche Nederlanden van 1780 tot 1814, 1818, p. 146; Dits die excellente Print Cronike van Vlaenderen, 1791 p. 99 Biogr. Nat., XXII (1920), 225-229 Cannaert ontdekte in de nalatenschap een manuscript van 268 pag. in-folio met een “négation des vérités les plus saintes du christianisme”: J. de Saint-Genois, Catalogue méthodique et raisonné des manuscrits de la bibliothèque de la ville et de l’université de Gand, 18491852, p. 425. Zie verder: G. Schrans, Van wit naar blauw, o.c., p. 31-33 P. Claeys, Mémorial de la ville de Gand, p. 88, 91 J. Nève, Gand sous la domination française, 1792-1814, 1927, p. 97-98 Bedoeld wordt de Briefwisseling tussen vader Ghys en verscheyde andere geleerde persoonen van zynen Tyd, waarover: E. Voordeckers, Bijdrage tot de geschiedenis van de Gentse pers. Repertorium, 1667-1914, 1964, p. 101-102; J. Nève, o.c., p. 277 H.J.Vieu-Kuik & J. Smeyers, o.c., p. 548 Wegwyzer, 1809, p. 41; Almanach ofte oprechten Nederlandschen Hemel-Meter, 1801, p. 65. Vanaf ca. 1812 woonde Cannaert enige tijd aan de Lindenlei (Wegwyzer, 1812, p. 70). Hij wordt vermeld als eigenaar van een verzameling schilderijen (o.c., p. 91). J.J. Steyaert, Levensschets van den heer Joseph van Crombrugghe, in zyn leven burgemeester der stad Gent, 1844, p. 13; L. François, o.c., p. 30 J. van Crombrugghe werd in een eerder artikel behandeld. Ook P.-V. Le Jeune werd in een eerder artikel behandeld. Ph. Van Hille, Het Hof van beroep te Brussel en de rechtbanken van Oost- en WestVlaanderen onder het Frans bewind (1800-1814), 1970, p. 119, 122, 124 Wegwyzer, 1815, p. 83. Betr. het Cour d’ Assise: J. Decavele & C. Vandewal, De tempel van Themis – Gent. 160 jaar gerechtsgebouw en rechtspraktijk, 2007, p. 59 F. Beterams, The “high society” belgo-luxembourgeoise [avec celle des arrondissements de Breda, de Maastricht et de Ruremonde] au début du gouvernement de Guillaume Ier, roi des Pays-Bas [1814-1815], 1973), p. 140; H. Balthazar, o.c., III, p. 40 P. van Duyse, De Eendragt, o.c., p. 59 L. François, o.c., p. 34 L. François, o.c., p. 35 Zie immers: Ph. van Hille, Het Hof van beroep te Brussel en de rechtbanken van Oost- en
122
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 123
49
50 51
52
53
54 55
56 57 58 59 60 61
62 63 64
65 66 67 68 69
70
71
72
73 74
West-Vlaanderen onder het Nederlands bewind, o.c., p. 36-40 Ph. van Hille, o.c., p. 87. “Zijn ijveren voor het Nederlandsch is niet vreemd aan zijn bevordering” (A. De Jonghe, De taalpolitiek van koning Willem I in de zuidelijke Nederlanden, 1814-1830, 1943, p. 151) Wegwyzer, 1824, p. 85 “ … Cannaert qui avait siégé et condamné dans presque toutes les affaires de presse depuis l’érection du royaume” (A. Bartels, Les Flandres et la Révolution belge, 1834, p. 299). “Vanaf het ontstaan van het koninkrijk”? Cannaert werd pas in 1825 benoemd! A. Bartels, o.c., p. 275 e.v., inz. p. 299 ; Pr. van Duyse, “Levensberigt”, o.c.; Ph. van Hille, Nederlands bewind, o.c., p. 102 E. Witte, J.P. Nandrin, E. Gubin & G. Deneckere, Nieuwe geschiedenis van België. I. 18301905, 2005, p. 75 Ph. van Hille, o.c., p. 100-101; L. François, o.c., p. 42 J.B. Cannaert, Bydragen tot de kennis vaan het oude strafrecht in Vlaenderen, verrykt met vele tot dusverre onuitgegeven stukken, 3de vermeerderde uitg., Gent, 1835, p. iii-iv. Bijv.: Wegwyzer, 1841, p. 309 Ph. van Hille, Nederlands bewind, p. 273 (“verkiesbaar voor de Senaat”). H. Balthazar, o.c., III, p. 40; L. François, o.c., p. 40. Zie bijv: Wegwyzer, 1823, p. 61 P. Claeys, Pages d’histoire locale gantoise, 1885, I, p. 90-103 Annales belges des sciences, arts et littérature, 1817, p. 245 e.v., 262 Nederlandsche bydraegen. Maandblad ter bevordering van onderwys en opvoeding, 1827, p. 115 Pr. van Duyse, “Levensberigt”, o.c. Zie bijv.: Wegwyzer, 1841, p. 304 Wegwyzer, 1847, p. 164 Het netto-actief van zijn nalatenschap bedroeg ca. 200.000 goudfrank, in die tijd een comfortabel bedrag (H. Balthazar, o.c., III, p. 40). A. Verbessem, Le barreau de Gand, 1912, p. 117-118 L. François, o.c., p. 43 Pr. van Duyse, “Levensberigt”, o.c. Pr. Van Duyse, loc. cit. “Leutige » werd door van Duyse gecursiveerd. Voor (vermoedelijk onvolledige) lijsten van zijn publicaties, zie: Jb. van de Maatschappij der Nederlandsche Letteren, o.c.; F. Vanderhaeghen, Bibl. gant., VII, p. 71 Iets over het oude strafregt in België, gevolgd door eenige notabele decisien van vroegere tijden, Brussel, 1826, 110 pag. (geen vermelding van de naam van de auteur) Bydragen tot het oude strafregt in België [...] door eenige merkwaardige vonnissen van vroegere tyden, van allerlei aard, Brussel, 1829 (geen vermelding van de naam van de auteur) Betr. de briefwisseling tussen Cannaert en Jan-Frans Willems tijdens de redactie van de derde druk, zie: A. Deprez,, Brieven van, aan en over Jan-Frans Willems, 1965, I, p. 60 J. Decavele & J.Vannieuwenhuyse, Archiefgids. Deel I. Oud archief, 1983, p. 11 Zie bijv.: P. Fredericq, Corpus documentorum inquisitionis haereticae pravitatis neerlandicae. Verzameling van stukken betr. de pauselijke en bisschoppelijke inquisitie in de Nederlanden, I, 1889, p. 512, 524; Id., ... Tijdvak van de hervorming in de 16de eeuw (15251528), 1902, p. 185, 345, 441
123
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 124
75
76 77
78
79
80
81
82 83 84
85 86
87
88
Zie ook Cannaerts’ “Vertoog over een proces wegens toovery A° 1664” in (J.-Fr. Willems’ tijdschrift] Belgisch Museum voor de Nederlandsche taal- en letterkunde, VIII (1844), p. 115-118. D. Van Ryssel, o.c. J.J. Haus, La peine de mort. Son passé, son présent, son avenir, 1867, p. 21 ; J. Guislain, Leçons orales sur les phrénopathies, ou Traité théorique et pratique des maladies mentales, 1852, I, p. 274 ; ook : [L. Guillaume], Actes du congrès pénitentiaire international de Stockholm, août 1878, II, p. 102 L.A. Warnkönig, Flandrische Staats- und Rechtsgeschichte bis zum Jahr 1305, 1842, III, p. 194 Zie bijv.: J. Maurer, Hexenwesen und Satanismus. Eine vergleichende Bibliographie aus zwei Jahrtausenden, 1989, p. 337; C.J.M. Mittermaier, Die Todesstraffe nach den Ergebnissen der wissenschaftlichen Forschung, 2003, p. 9; A. Goossens, Les Inquisitions modernes dans les Pays-Bas méridionaux, 1520-1633, ULB, 1997, p. 188; M.A. Murray, The god of the witches, 2005, p. 30, 72, 81, 83; H. Ch. Lea, Materials toward a history of witchcraft, 2004, III, p. 1218-1220; A. Beijer e.a., Openbare strafrechtspleging, 2002, p. 65 Er kwam later geen “tweede stukske”. Betr. dit werk ook: D. Heirbaut, X. Rousseaux & A. Wijffels ed., Justitie- en rechtsgeschiedenis, 2009, p. 404 Sinds 1 januari 1823 was in de Vlaamse provincies het Nederlands de officiële taal geworden; A. De Jonghe, De taalpolitiek, o.c., p. 90 e.v. Deze zinswendingen zijn nog niet uit het “vlaemsch” verdwenen. A. De Jonghe, De taalpolitiek, o.c., p. 151 noot (1) Gentsche almanak voor den jare 1823, kunnende dienen voor nieuwjaers gift, p. 188 e.v. De meeste teksten in deze publicatie (vooral betr. Gentse geschiedenis) werden door Cannaert geschreven (F. Vanderhaeghen, Bibl. gant., IV, p. 129). H. Vieu-Kuyk & J. Smeyers, o.c. Jellen en Mietje verscheen eerst in: Den nieuwen dobbelen Schaepers-almanach voor het schrikkel-jaer ... 1816, p. 19 e.v. Zie verder: J. Huyghebaert ed., Karel Broeckaert - Jellen en Mietje. Inleiding, tekstuitgave, woordverklaring, Brussel (Fac. St Louis), 1992. Betr. K. Broeckaert: L. François, Progressief en cultuurbewust.o.c., p. 7-22. Cannaert zou zelfs verklaard hebben dat het Vlaams “de taal van de Oude Belgen” was (S. Heirbrant, Componenten en compositie van de historische roman, 1995, p. 67) P. van Duyse, De Eendragt, o.c., p. 59
124
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 125
BRUNO RENÉ DE CRAMER: IK VERTEL HET JULLIE LIEVER ZELF...
Deze bijdrage werd ons bezorgd door de heer Albert De Graeve die schrijft: dit artikel is geschreven in de ik-vorm alsof René zelf zijn leven vertelt.
Ik werd geboren in Aalter op het eind van 1876, de 27 december, juist op tijd... Ik kreeg de naam Bruno-René. Doch ik hield er aan door het leven te gaan als René. Mijn vader was een “menuisier - ébéniste”. Ik werd gedoopt en daardoor werd ik lid van de Katholieke Kerk en deze filosofische richting bepaalde mijn verder leven. Na het Lager onderwijs mocht ik naar het humaniora doch daarvoor verkaste ik naar Gent waar ik student werd aan het Sint-Amandusinstituut. Ik bleef er tot de poësis en toen liep ik het hoekje om om le starten aan het kunstopleidingscentrum aan het Sint-Lucasinstituut. In 1900 verhuisden mijn ouders naar Gent. Ik heb er een huis gebouwd aan de nog jonge Sint- Lievenslaan nr 40 (nu 136) naar plannen van mijn vriend Arch. Valentin Vaerwyck. De tijd werd geleefd en de creativiteit in mij deed mij vergeten dat ons verblijf op deze aarde eindig is en ik plots vaststelde dat ik er al 44 was en nog geen vrouw had. In juni 1920 huwde ik met Helena Seys en er moest niet veel getreuzeld worden. Al het jaar nadien werd onze Paul geboren en vier jaar later onze Karel. Ik heb veel gewerkt, her en der, binnen en buiten. Doch mijn gezondheid had ik op zeker moment niet meer mee. Een grote opdracht voor de basiliek van Lisieux liet ik aan mij voorbij gaan en ik beperkte mij tot de crypte nl. mozaïeken in het koor en aan de achterzijde van de crypte. Ik was terecht fier dat ik deze opdracht nog zo lumineus kon afwerken. Op 22 november 1951 verliet ik deze wereld. Doch vergeten we nog even dat ik overleed want ik ga nog wat vertellen wat ik zoal gedaan heb tijdens mijn mooie leven. Zoals ik al zei kreeg ik de mooie kans om student te worden aan de katholieke academie Sint- Lucas te Gent. Ik leerde er allerlei kunsttechnieken als tekenen, schilderen, boetseren, beeldhouwen, koperbewerking. Ik studeerde er ook de theoretische kunstgeschiedenis zodat de diverse stijlen van de Louis' geen probleem voor mij waren. Al die technieken maakten dat ik me goed in mijn vel voelde in een periode dat een ‘artiest’ heel veel kon en mocht.
125
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 126
Onze academie, die nog maar pas was opgericht door Jean-Baptiste Bethune, moest vakbekwame ambachtslieden en kunstenaars afleveren. Trouw aan de christelijke neo-middeleeuwse kunstvisie van de stichter, geïnspireerd door wat Pugin had voorgedaan. Gent werd de bakermat van waaruit men een nationaal net van katholieke kunstscholen wilde tot stand brengen. De inspiratiebron was de neogotische beweging, met aandacht voor de grootse synthese van de westerse christelijke cultuur, waarin alle kunsten en ambachten dienden te worden geïntegreerd. De Broeders die het Sint-Lucasinstituut runden ontwikkelden een eigen pedagogiek, afgestemd op het opleiden van ambachtslui en beoefenaars van de nijverheidskunst, twee beroepscategorieën waar grote nood aan was tijdens de eerste jaren van de zich ontwikkelende industriële maatschappij. Behalve een ‘stijl’ betekende de neogotische beweging ook een visie op mens, kunst en ambacht en gaf ze ook de aanzet tot latere moderne kunststromingen. Ik genoot ook van de creaties van de Prerafaëlieten (in het Engels bekend als de “Pre-Raphaelite Brotherhood”), een 19e-eeuws genootschap van kunstenaars, voornamelijk schilders, dat werd opgericht in 1848. De Prerafaëlieten noemden zich zo, omdat ze de schilder Raphaël overgewaardeerd vonden en terug wilden naar de schilderkunst van voor zijn tijd. Ze legden de basis voor de Jugendstil. Het Prerafaëlisme sluit aan bij de renaissance en neorenaissance. De schilderijen zijn romantisch van aard en leunen aan tegen de populaire Arts-and-Craftsbeweging. De doeken hebben vaak een schijn van piëtisme. De schilders waren academisch opgeleid. In deze omgeving kreeg ik mijn opleiding. Ik frequenteerde met mijn collegae in de kunstwereld: een immense artistieke reeks van Vaerwijck, Coomans en Cloquet, inspiratie bij oudere tijdgenoten als Charles R. Mackintosch en William Morris. Beeldhouwers als Aloïs De Beule, Domien Ingels, Geo Verbanck, Oscar Sinia, .... wat een bont gezelschap! Daar waren ook nog Prosper Cornelis en Frans Coppejans. Boeiende tijd.
126
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 127
127
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 128
Vanuit de Art-&-Craft-beweging wijs ik op nog bestaande relicten: mijn kleine drukkerij en sierletters, mijn grote houten werkbank met bankschroef, tafeldecoraties, plooitafels, beschilderde klapbank... Het werken met hout heb ik zeker van mijn vader geërfd. Voor den brode, een artiest heeft ook soms honger, gaf ik een tijdje onderricht in de Technische School voor Meisjes in de Tweebruggenstraat te Gent. In 1908 werd ik tekenmeester aan de Rijksuniversiteit te Gent tot in 1941. Ik was professor in de sierkunsten aan mijn verknocht Hoger Instituut Sint-Lucas te Gent van 1920 tot 1930. Toen ik in 1951 overleed werd een toespraak gehouden in Sint-Lucas met de volgende aanhef: “Een tiental jaren jonger dan zijn kollega, de heer Bernard de Tracy, maar evenals hij verdienstelijke leerling van Eerwaarde Broeder Matthias, zaliger gedachtenis, was de heer René De Cramer, schilder, illustrator, dekorateur en leraar, op zijn beurt één der glories van het Hoger Sint-Lucasinstituut. Bij het starten, ca. 1900, zit hij in de lichtkring van sommige sterren die in het gulden tijdperk van de neogotiek met bijzondere glans schitterden: Coppejans, Rooms, Ladon, Bressers, De Beule, Ganton, Prosper Cornelis, HYPERLINK http://enz.om enz. om enkel van de doden te gewagen. Maar hij onderscheidde zich in het bent door meer durf een tendens naar meer realisme; zijn groep op afstand houdend stuurde hij aan op meer volledige beaming van de vooruitstrevende artistieke stromingen van zijn tijd op gebied van toegepaste kunsten.” (De tekst is niet aangepast aan het huidig Nederlands. Artikel uit “SCHETS” Nr. 3, 5de jaargang, Academisch jaar 1951-52 van het Hoger Instituut Sint-Lucas te Gent) Ik voelde mij wat fier dat zoiets post mortem werd gezegd. Maar laat ons nu even kijken wat van mijn creatieve geest is overgebleven. Sommige werken dienden als illustratie in het “Souvenir Commémoratief du Tricentenaire de la Chef-Confrérie et Chevalière de Saint-Michel, 16131913”, en men zegt ervan dat zij naast de beste Preraffaëlieten komen te staan, “zowel door de machtige tekening als door de rijke verbeelding, gevoed als deze laatste was door een uitzonderlijke algemene en aangepaste cultuur”. Decoraties van kerken en kapellen: hierna een paar. - de kerk van Huysse in 1906, de kapel van het Heilig Bloed te Brugge in 1907, de kapel van de Presentatie van Ledeberg, Kapel Psychiatrisch Ziekenhuis te Brugge,.... - de abdijkerk van Clervaux (Luxemburg) in 1924. (alle decoraties vernietigd in 1940 door de Duitse bezetting die in de abdijkapel een Hitler Jugend Lager had gemaakt.) - de crypte van de basiliek van de Heilige Theresia van en te Lisieux in 1926.
128
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 129
Ik heb ook drieluiken en retabels gemaakt, oorlogsgedenktekens, glasramen, ... Boekillustraties: “Gand Monumental et Historique”, Victor Fris, 1923, “Wimpels en Vlaggen, Aandenken van “Oud-Vlaendren”, 1913, het Missaal van Loppem, ... Beroemde kanten, door de kantschool van Zele aangeboden aan de vorstinnen Elizabeth en Astrid, werden door mij ontworpen. Een recente tentoonstelling loopt (liep) in Zele tot eind december 2011. Een heel fijne tijd was de samenwerking met Architect Vaerwyck. Voor de wereldtentoonstelling tekende hij het stadje “Oud-Vlaendren”. Ik werd aangezocht om alle decoraties te doen en dat resulteerde nadien in het boek ‘Vlaggen en Wimpels’ waarin al mijn uitgewerkte ontwerpen werden verzameld. Maar nog meer aandacht kreeg mijn affiche van de WT 1913. Waarvoor anderen op het Veerleplein werden gekookt, daarvoor werd ik betaald. Tijdens de 1ste WO verstopten de mensen hun zilver- en goudstukjes, ook ander metaalgeld kwam niet meer in omloop omdat de bezetter het gebruikte om kanonnenspijs van te maken. Gent, zoals meer dan 600 andere gemeenten, besloot zelf geld uit te geven als noodgeld. Kartonnen muntjes heb ik ontworpen. Dat moest toch niet lang meegaan. Vier jaar. Ik schilderde ook kruiswegen o.a. voor de O.-L.-V.-Sint-Pieterskerk-Gent en de Sint-Pauluskerk-Gent. Ook in het Sint-Bavo-instituut voor meisjes aan de Reep liet ik een kruisweg achter. Ik kwam ook bij het chique volk en decoreerde o.a. de kapel van het kasteel te Sint-Denijs-Westrem van ridder de Gellinck, nu Neuro-Psychiatrische instelling Sint-Camillus. De leeuwen in de galmgaten van het Belfort te Gent passeerden ook mijn vingers. Ik was deken van de Sint-Lucasgilde en actief in de kruisbooggilde van SintJoris. Ik hoop dat u een beeld hebt van mijn bezigheden. Ja, ik weet het, ik ben al enkele decennia gestorven maar het doet deugd in de kunst verder te leven. Heel genegen, René De Cramer
Bronnen: - archief De Cramer Karel, mevr. Ghislaine Eeckhout en ADG; - archief St.-Lucas - de heer François De Geest – Kantcentrum Zele
129
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 130
TENTOONSTELLINGEN IN HET FEESTPALEIS TIJDENS HET INTERBELLUM PIONIERS VAN DE “JAARBEURS VAN VLAANDEREN” (1920 - 1937)
Getuigenissen van nieuwe welvaart en toenemend huiselijk comfort na de “Groote Oorlog” tot een nooit eerder vertoonde economische ontplooiing van modetrends, elektrische apparaten en dies meer, inclusief radio en televisie!
VOOR U VERZAMELD UIT 31 600 EDITIS VAN DE GAZETTE VAN GENT
11 juni 1920 In de lente van 1921 zal onder officiële bescherming in onze stad een Internationale Tentoonstelling van Bouwkunde en aanverwante vakken plaatshebben. Het doel is door een gepaste, nuttige en zo volledig mogelijke documentatie bij te dragen tot de heropbouw van het verwoeste België. Eén der grote zalen van het Feestpaleis in het park van de citadel zal aan de bekwame handen van de inrichters worden toevertrouwd.
27 oktober 1920 Het inrichtend comiteit van de Internationale Tentoonstelling van Bouwkunde en aanverwante vakken bracht enige dagen geleden een bezoek aan het Feestpaleis, alwaar de tentoonstelling zal gehouden worden van 30 april tot 30 juni 1921. Dit bezoek had tot doel over te gaan tot de voorlopige verdeling van de plaatsen. De grote zaal welke ongeveer de oppervlakte van de Kouter heeft, werd aan de Belgische afdeling voorbehouden. De Gentse nijverheid zal er de ereplaats bekleden. De kleine zaal van 6000 m² zal de afdeling bouwkunde bevatten en een deel van de vreemde afdelingen uit Frankrijk, Engeland, Holland, Italië,
130
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 131
Zweden en Zwitserland, welke er waardig zullen vertegenwoordigd zijn. In een twintigtal kleinere zalen van het voorgebouw zullen afzonderlijke tentoonstellingen worden ingericht van prachtmeubelen, verlichtings- en verwarmingstoestellen, elektriciteit, moderne badkamers en alles wat met de opschik van het huis in verband staat. De tentoonstelling zal meer dan eens een levendig schouwspel bieden. Meer dan één toestel zal in beweging worden gebracht, vooral in de afdeling van het klein gereedschap. De leerlingen van onze vak- en ambachtsscholen zullen er op sommige dagen werken onder de ogen van het publiek. Wedstrijden worden gehouden onder alle Belgische bouwkundigen, alsook voordrachten en congressen.
24 december 1920 Voor de Internationale Tentoonstelling van de Bouwkunde komen uit de vreemde landen de beste berichten toe. In Frankrijk heeft het Comité Français des Expositions à l'Etranger zich met de inrichting van de Franse afdeling gelast. De Franse ministers van schone kunsten, arbeid, handel en nijverheid hebben hun medewerking verzekerd. In Holland wordt een ijverige propaganda gemaakt door de Nederlandse Kamer van Koophandel. Zwitserland belooft talrijke toetredingen te zenden. Ook Engeland, Italië en Zweden zullen vertegenwoordigd zijn.
15 januari 1921 De opening van de Internationale Tentoonstelling van Bouwkunde in het Feestpaleis is bepaald vastgesteld op zaterdag 14 mei, de sluiting op woensdag 20 juli. Deze beslissing werd genomen om aan de menigvuldige nijveraars welke deelnemen aan de tweede handelsfoor te Brussel die eindigt in de laatste dagen van april, de nodige tijd te gunnen om ook te Gent tentoon te stellen.
19 maart 1921 Alhoewel de opening van de Internationale Tentoonstelling van Bouwkunde maar op 14 mei plaats grijpt, heeft het bestuur beslist de lokalen plechtig in te huldigen door een prachtig volksfeest op zondag 27 maart, eerste Paasdag. Het zal daarenboven een liefdadig doel hebben, aangezien de opbrengst zal gestort worden in de kas van de Oorlogsblinden en die van de Weduwen en Wezen der slachtoffers-martelaars, die door de Duitsers door de kop werden
131
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 132
geschoten. De heer minister van wetenschappen en kunsten heeft een gouden medaille uitgeloofd aan de bouwkundige die zich het meest in deze afdeling zal onderscheiden.
9 mei 1921 BelgiĂŤ telt in de Internationale Tentoonstelling van Bouwkunde niet minder dan 400 tentoonstellers, in de grote zaal van het Feestpaleis verenigd. In de Warme Serre heeft Frankrijk 200 tentoonstellers, Zwitserland 50, ItaliĂŤ, Tsjecho-Slowakije, Denemarken, Zweden, Noorwegen, Engeland en Holland tezamen 150.
17 mei 1921 Zaterdag had de opening plaats van de Internationale Tentoonstelling van Bouwkunde in de grote hal van het Feestpaleis. De heer Maertens, algemene voorzitter, verwelkomde de overheidspersonen, waaronder de heer Anseele, minister van openbare werken, de Kerchove de Denterghem, gouverneur van Oost - Vlaanderen, burgemeester Braun, de volksvertegenwoordigers Siffer en Maenhout, schepenen De Weert en De Bruyne, enz. In een korte toespraak deed hij het doel uitschijnen, namelijk bijdragen tot de heropbeuring van de verwoeste streken van het vaderland. Menige stand is nog niet in orde, doch enkele dagen geduld en dan zullen de bezoekers een allerpuikste tentoonstelling kunnen bewonderen, die ongetwijfeld de stad Gent en vooral de inrichters tot eer zal strekken.
10 juni 1921 Het besturend comiteit van de Internationale Tentoonstelling van Bouwkunde heeft verscheidene schikkingen genomen om de grootste bijval te verzekeren aan onze handelsfoor. De bloemenversiering van de grote hal, zal totaal geĂŤindigd zijn voor het bezoek van de heer baron Ruzette, minister der Verwoeste Gewesten. De stands zijn bijna volledig opgericht en menige tentoonsteller heeft zijn best gedaan om die zo aantrekkelijk mogelijk te maken. De Franse afdeling wordt op 18 juni met grote feestelijkheden geopend.
132
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 133
4 augustus 1921 Z.M. de koning heeft de Internationale Tentoonstelling van Bouwkunde met zijn aanwezigheid vereerd. Hij bezocht onder meer de stands van de krijgsinvaliden. De tentoonstelling sluit op zondag 7 augustus de deuren.
4 september 1921 De Bond der Metaalnijverheden heeft in overeenkomst met de Belgische Patroonsfederatie der Yzerambachten besloten een internationale tentoonstelling in te richten van alle voorwerpen waarin de metalen voor de helft voorkomen. Men rekent op de bijtreding van de landen met een grote voortbrengst op metaalgebied. De afdeling werktuigen, elektriciteit, automechaniek, enz. zullen het voorwerp van bijzondere aandacht zijn. De tentoonstelling zal gehouden worden in het Feestpaleis en zijn afhankelijkheden van mei tot oktober 1923. Binnenkort wordt een maatschappij met dit doel gevormd.
5 oktober 1921 Zaterdag had in het stadhuis de officiĂŤle stichting plaats van de samenwerkende maatschappij Internationale Tentoonstelling der Metaalnijverheden in 1923. Het kapitaal is onbeperkt, de aandelen van 50 frank, waarop 20% wordt gestort.
23 maart 1922 De Internationale Tentoonstelling der Metaalnijverheden zal gehouden worden van juni tot eind oktober 1923. Volgende afdelingen zullen er vertegenwoordigd zijn: materieel en mechanische toepassingen elektriciteit metaalnijverheid en ijzerbewerking vervoermiddelen werktuigen en gereedschappen beroepsonderwijs versiering en gezondheidsleer der voorwerpen leger land- en tuinbouw sport voedings- en verschillende nijverheden reddingsmiddelen
6 mei 1923 Voor de Tentoonstelling der Mechanische en Elektrische Toepassingen heeft
133
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 134
het comiteit zich de bijtreding verzekerd der grootste werkhuizen van elektrische werktuigen en de belangrijkste voortbrengers van gereedschappen en machines. Verschillende voorname handelsfirma’s hebben hun plaats voorbehouden. Menigvuldige beroepsscholen van de stad, de provincie en andere delen van het land zullen aan de tentoonstelling deelnemen en het belang ervan vergroten door leerlingen voor te stellen terwijl ze aan het werk zijn. Als gevolg van de stappen die bij het Frans Comiteit der Tentoonstellingen werden aangewend zal de afdeling van dit land buitengewoon belangrijk zijn. Die nijveraars hebben een speciale collectiviteit gevormd en voor haar alleen gans de Warme Serre voorbehouden. Het is in de doorsnede der twee grote lanen, uitgaande van de Hofbouwlaan en de Ledeganckstraat, dat de hoofdingang zal opgebouwd worden. Die zal moderne huisjes bevatten met vier winketten en gangen voor de bezoekers alsook een brede middengang voor de grote omstandigheden en de doorgang van voertuigen.
18 mei 1923 De grote zaal van het Feestpaleis wordt weerom veranderd. Timmerlieden zijn bezig aan het verleggen van de verhogen waarop de stands voor de Tentoonstelling der Mechanische en Elektrische Toepassingen moeten geplaatst worden. Het comiteit heeft een grote, cirkelvormige opening doen maken in de muur tussen de zaal en de Franse afdeling. Zodoende zal men een prachtig uitzicht hebben wanneer men de Franse afdeling wil bewonderen van op de houten estrade die het comiteit van de FloraliÍn heeft doen maken voor de concertzaal en nu overgenomen is. Vele toetredingen van allerlei gereedschappen en werktuigen zijn ingezonden en daar verscheidene zullen werken, onder andere deze van de stedelijke beroepsschool Carels, zal dit een ongewone bedrijvigheid geven aan de stands. De elektriciteitsafdeling zal ongewoon belangrijk zijn en alles omvatten over die wondervolle nijverheid. Ook is ons de deelneming beloofd van de grote firma’s van de cinematograaf, die ons hun laatste uitvoeringen en scheppingen zullen laten bewonderen.
22 mei 1923 De maatschappij van de Wintervelodroom die beschikt over het deel van het Feestpaleis dat men het Azalea Palace noemt, zal er op zondag 24 juni een
134
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 135
prachtige kunsttentoonstelling openen. Gedurende een maand zal het publiek in het nieuwe salon de werken kunnen aanschouwen van de schilders en beeldhouwers van Gent en de voorgeborchten. Maar het is niet al. Met de opening begint in een bijzondere zaal volgens het uur en vanop hun zitplaats voor de aanwezigen, de reeks concerten van de T.S.F. of draadloze telegrafie, welke van de Eiffeltoren of Radiola van Parijs zullen komen of van Den Haag.
2 juni 1923 Verschillende stands voor de Tentoonstelling der Mechanische en Elektrische Toepassingen worden opgericht. De firma Agence Industrielle Belge plaatst een grote radiale boormachine, de Constructions Electriques de Belgique, de oude firma Vande Kerchove, een grote stoomturbine. De bedrijvigheid zou voorzeker reeds veel groter wezen en in de Franse afdeling zou men volop aan het werk zijn, indien de voorwerpen beter konden aankomen. Als de storing door de staking bij de ijzeren wegen aanhoudt, zal het Uitvoerend Comiteit verplicht zijn nieuwe maatregelen te nemen omtrent de opening der tentoonstelling, die anders gans gereed zou zijn tegen 16 juni aanstaande.
10 juni 1923 De afsluiting van de Tentoonstelling der Mechanische en Elektrische Toepassingen is voltooid en schaadt in geen geval het uitzicht van het park. Door de aanhoudende staking bij de ijzeren wegen is de openingsdatum verschoven naar 23 juni.
7 september 1923 Donderdag is er in het Feestpaleis om 4 uur een grote cinematografische vertoning van de beroemde film Ford die overal de grootste bijval bekomt. Deze film vertoont op welke wijze men in Amerika de automobiel vervaardigt en ook de werking van ĂŠĂŠn der grootste en modernste fabrieken van gans de wereld. De vertoningen zijn kosteloos voor de bezoekers aan de Tentoonstelling der Mechanische en Elektrische Toepassingen. Vergezellende kinderen ontvangen nog een bon voor de kampstrijd van luchtballons die plaats heeft op zondag 16 september, sluitingsdag van de tentoonstelling.
135
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 136
15 januari 1924 De tentoonstelling van didactisch materiaal en werken van de leerlingen wordt in de concertzaal van het Feestpaleis gehouden van 15 tot 31 maart. Alle commissies wedijveren om het meest en gans het onderwijzend personeel doet zijn best om iets voort te brengen dat waardig is aan het gemeentelijk onderwijs van de stad Gent. Binnenkort worden de werken aangevangen om de verschillende zalen waar gedurende gans het verloop van de tentoonstelling lessen en feestelijkheden worden gegeven in gereedheid te brengen.
16 september 1926 Zondagnamiddag om 3 uur werd in de bovenzaal van het Azalea Palace de Nationale Tentoonstelling van de T.S.F. geopend, ingericht door de Radio Club Gantois. Er was veel belangstelling en het bezoek aan die nieuwsoortige tentoonstelling gaf ons de beste indruk van welslagen. De rotonde is voorbehouden aan de beroepsafdeling. Gezien de grote uitbreiding in het Gentse is het niet te verwonderen dat onze stadsgenoten daar een goed figuur maakten. Rond de 50 liefhebbers zijn goed vertegenwoordigd, waaronder de Union Radio Club au RĂŠseau Belge, de Radio Club Gantois, de Middenstandsradio, enz. Er staan een twaalftal luidsprekers opgesteld. Tevens is een boekenzaal ingericht, zodat men zeer goed kan nagaan hoe de T.S.F. zich in korte tijd een naam heeft weten te maken. De liefhebbersafdeling is zeer belangrijk en getuigt van de grote ijver waarmee de leden van de verschillende clubs zijn bezield. Een bezoek aan deze tentoonstelling is ten zeerste aan te raden. Ze blijft open tot zondag 26 september.
16 februari 1927 Onder de bescherming van de Bond der Neringdoenden van de Kortrijksepoort zal in de loop van de volgende zomer een Handels- en Nijverheidsbeurs worden ingericht in de ruime en prachtige lokalen van de Royal Casino. Alle handelaars, nijveraars en winkeliers van de stad en de voorgeborchten zullen worden uitgenodigd. Het uitvoerend comiteit stelt zich voor in de mate van zijn krachten mee te werken aan de vooruitgang en de opbouw van Gent en wil bewijzen dat de bevolking er zich alle voorwerpen kan aanschaffen, zowel deze welke nodig zijn voor zijn handel en nijverheid als deze voor zijn persoonlijk gebruik. Het
136
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 137
ligt eveneens in de bedoeling de steeds stijgende levensduurte te bestrijden.
20 maart 1927 De Tentoonstelling van Handel en Nijverheid van 4 juni tot 21 augustus zal een afdeling van vrouwenmode bevatten, welke al de nieuwigheden zal groeperen die het toilet aangaan voor het seizoen 1927-1928. Benevens een Salon Musical met alle soorten instrumenten zal ook een afdeling voorbehouden zijn aan kleine uitvindingen, waaronder fotografische producten en de radiografie T.S.F.
22 mei 1927 De openingsdag van de Tentoonstelling van Handel en Nijverheid is vastgesteld op zaterdag 11 juni om 4 uur. Hoewel die eerst bepaald was op 4 juni heeft het comiteit zich verplicht gevoeld de datum 8 dagen te verschuiven.
20 juni 1927 Zaterdag had in tegenwoordigheid van een grote menigte de officiÍle opening plaats van de Handels- en Nijverheidstentoonstelling in de zalen van het Feestpaleis. De heer Labran, de sympathieke voorzitter, herinnerde hoe zes maanden geleden door de Bond der Neringdoenden van de Kortrijksepoort de vermetele gedachte was ontstaan tot het inrichten van een kleine handelstentoonstelling. Zij kregen steun van vooraanstaande personen, zoals senator Carpentier en burgemeester Vander Stegen. Voor het ogenblik zijn reeds meer dan 100 firma’s vertegenwoordigd, waarvan talrijke uit Frankrijk. Nog komen er aanvragen toe en men was gedwongen 1500 m² bij te huren om aan alle eisen te kunnen voldoen. De heer burgemeester wenste de inrichters warm geluk met de prachtige realisatie en bewonderde hun krachtinspanning. De uitslag is niet alleen een luister voor de Kortrijksepoort maar een waar geluk voor heel de stad, want alles doet voorzien dat de zo belangrijke tentoonstelling uit alle streken veel volk zal lokken. Hij bewonderde des te meer deze poging omdat zij niet de minste geldelijke steun kreeg van de stad of de provincie en toch een goede uitslag bekwam.
137
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 138
30 juni 1927 In de Handels- en Nijverheidstentoonstelling werkt men door aan het in orde brengen van de Hal der Machines. Alle dagen worden binnen concerten van de T.S.F. gegeven door de firma’s Gand-Radio, TurÊonsky en Amplivox.
11 augustus 1927 Op zaterdag 30 augustus wordt in de tentoonstelling de Hal der Machines geopend. De voornaamste firma's van het land nemen er aan deel met werktuigen en artikelen die in verband staan met de landbouw.
18 augustus 1927 Dinsdagavond is brand uitgebroken in het Feestpaleis. De pompiers onder het bevel van luitenant Galasse, gelukten er na een kwartier in het vuur te beperken dat ontstaan was in de tweede zaal van de Tentoonstelling van Handel en Nijverheid, waar in de stand van de margarine Drapeau een grote hoeveelheid papier en ledige dozen was opgestapeld. De oorzaak is ongekend. Verscheidene stands werden door het vuur en het water geteisterd.
24 augustus 1927 De zo puik en welgelukte Tentoonstelling van Handel en Nijverheid in de ruime lokalen van het Feestpaleis is enkele dagen geleden grotendeels vernield geworden door een brand, waarbij grote schade werd berokkend aan menig welingerichte stand. Het comiteit heeft zich dan ook genoodzaakt gezien ten gevolge van deze ramp de deuren te sluiten en herinnert er de tentoonstellers aan dat zij hun uitgestalde koopwaren en hun stand dienen weg te ruimen voor het einde van de week.
25 augustus 1927 Zaterdag wordt in de zalen van het Feestpaleis door toedoen van het gemeentebestuur een Internationale Tentoonstelling van Nijverheids- en Versieringskunsten geopend, met onder meer kunstmeubelen, kunstsmederij, tapijten, borduurwerk, houtwerk, kerkmeubelen in hout, steen, marmer en koper, geschilderde glasramen, huishoudartikelen, alle soorten van vuren, fotografi-
138
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 139
sche toestellen, enz. Een afdeling schone kunsten zal werken bezitten van Vlaamse schilders. De ontvangst wordt gestort ten voordele van het Nationaal Werk der Oorlogswezen.
25 augustus 1928 De welbekende Radio Club Gantois zal haar tweede tentoonstelling houden van 15 tot 23 september in de luisterrijke zaal Azalea van het Feestpaleis. Meer dan 40 firma’s zullen er vertegenwoordigd zijn en alle pogingen worden gewaagd om ze uiterst belangwekkend te maken, opdat ze waardig zou wezen aan een liefhebbersvereniging die altijd op het voorplan staat bij de radio-uitbreiding. Deze grote Week van de T.S.F. zal buitengewoon aantrekkelijk zijn, met een wedstrijd voor liefhebberstoestellen, een radio-rally voor automobielen, belangrijke voordrachten, een congres van radioliefhebbers, een dansfeest en buitengewone uitzendingen door het station Radio Gent van de hogere nijverheidsschool. De opening door de stadsoverheden en de heer minister van post, telegraaf en telefoon zal op 15 september om 15 uur plaats hebben.
15 september 1928 In het Salon T.S.F. hebben de laboratoria Philips Radio Belge een voordracht ingericht. De heer ingenieur Mounier zal er handelen over Une date dans l’histoire de la Radiophonie en zijn uiteenzettingen met lichtbeelden en radiomuziek opluisteren.
6 december 1930 Na het succes in Antwerpen zal nu ook in Gent een M.E.G.A. radiotentoonstelling worden gehouden en wel van 13 tot 21 december in de Rozenzaal van het Feestpaleis. Kosteloos toegankelijk van 10 uur ‘s morgens tot 10 uur ‘s avonds. Ze heeft vooral tot doel de radio en zijn toepassingen bij het publiek beter bekend te maken. Het wordt een tentoonstelling om iets te leren en zich te realiseren wat een radiotoestel thans is, zowel voor uitzending als voor ontvangst. Men zal er de onderdelen in werking zien en verder alles over Televisie en de sprekende film. Dit zal gepaard gaan met een ganse serie voordrachten en filmvertoningen.
139
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 140
Vele vooraanstaande nationale en vreemde firma’s verlenen hun medewerking: - Philips, met onder andere een grammofoon-radiomeubel; - Lenzola met luidsprekers en een verzameling versterkers; - S.B.R.: de Société Belge Radio-électrique met nieuwe apparaten; - Tungsram met radio's, lampen, enz.
17 september 1931 In de zalen van het Azalea Palace opent op 19 september het vierde Salon van de T.S.F., ingericht door de Radioclub van Gent. Er zullen twee afzonderlijke delen zijn: het commerciële en een verzameling toestellen van liefhebbersbricoleurs. In de Phono-tentoonstelling verdient de stand van de firma Columbia met de aanbieding van de modellen 1932 een bijzondere vermelding. Op 22 september zal het Comiteit der Vrije Tribune van Gent in de Rozenzaal een groot debat inrichten met als thema Voor of tegen de T.S.F. Vrijdag 25 september geeft de heer ingenieur Roels, bestuurder van de Gentse nijverheidsschool er om 20 uur een proef van Televisie.
21 april 1932 Het bestuur van Gent-Tentoonstellingen verzoekt ons te herinneren dat deze zomer in de uitgestrekte hallen van het Feestpaleis een reeks van 9 exposities zal plaatshebben tussen 15 mei en 12 september. Ten titel van propaganda worden stands kosteloos ten dienste gesteld van de firma’s die hun producten willen tentoonstellen.
12 mei 1932 Er heerst grote bedrijvigheid in de uitgestrekte hal van het Feestpaleis. Sinds enkele dagen doen schrijnwerkers, schilders, garnierders en elektriciens al het mogelijke om de grote hal te herscheppen in een aangename Handelsfoor. De openingstentoonstelling is gewijd aan de auto en zijn benodigdheden, die zonder twijfel veel kijklustigen naar het Feestpaleis zal lokken.
20 mei 1932 Het opstellen van het eerste Gentse Autosalon en het Luna-Park was niet op tijd gedaan en daarom heeft het bestuur zich verplicht gezien de opening te
140
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 141
verdagen naar zaterdag 21 mei om 15 uur. In het tiendaagse Autosalon ontdekt men onder de meest bekende merken F. N., Renault, Citroën, Willie, De Soto, Plymouth, Ford, Minerva, enz., alsook de banden Good-Year, Hansa, Union en Pirelli.
9 juni 1932 Zaterdag 11 juni opent in het Feestpaleis de tentoonstelling van de rijwielen en de moto's. De bijzonderste Belgische en vreemde merken zullen in de grote hal vertegenwoordigd zijn. De algemene ingang is 1 frank.
24 juni 1932 Zaterdag opent in het Feestpaleis het salon van De Moeder en het Kind.
21 juli 1932 Het Salon van de Elektriciteit mag als de belangrijkste van de tot hiertoe ingerichte tentoonstellingen aanzien worden, daar elektriciteit één der grootste factoren is geworden van de vooruitgang. Onder de meest geslaagde stands vermelden we: - de Verenigde Patroons Elektriekers; - de Mega wastoestellen; - de elektrische toestellen van de fabriek Nestor Martin; - de luchters in kristal van Tsjecho-Slowakije; - de elektrische machines van Richard Callier in de Voskenslaan; - het Palais de l’Electricité uit de Burgstraat; - de ijstoestellen van het huis Dehaeck-Delbare uit de Hoogpoort.
21 september 1932 De officiële inhuldiging van het vijfde Salon van de T.S.F. en de Fono zal zaterdag 24 september om 15 uur in het Azalea Palace plaatshebben. Naast de schitterende deelneming van de belangrijkste firma's van het buitenland, Brussel, Gent en omliggende, melden we deze van het Belgisch Nationaal Instituut voor Radio-Omroep (N.I.R.), wat iedereen in de gelegenheid zal stellen kennis te maken met het belangrijk nationaal orgaan dat zij alle dagen beluisteren. Ook de Televisie zal er een noemenswaardige plaats innemen. Het Salon zal vier zalen beslaan en nagenoeg 40 stands omvatten.
141
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 142
12 november 1932 De vereniging Alico richt op 26 november op de eerste verdieping van de Royal Casino een Voedings- en Handelssalon in, waar ruime zalen ter beschikking zijn gesteld. Een honderdtal firma’s hebben reeds hun toetreding beloofd. Open tot 12 december.
28 november 1932 De opening van het Voedingssalon in de bovenzaal van de Royal Casino geschiedde om 16 uur, in tegenwoordigheid van de heer burgemeester Vander Stegen en mejuffer Boonants, schepen. In de ontvangsthal bracht de burgemeester hulde aan de inrichters, de coöperatieve Alico en wees op het feit dat in deze benarde tijden de beste verbeelding aan de dag moet worden gelegd om de handel te doen bloeien. De grootste firma’s uit Gent, Brussel en het buitenland zijn er vertegenwoordigd. Benevens de gewone voedingsmiddelen stellen belangrijke huizen van Wenen, Frankrijk, Engeland en Italië wijnen, thee, tapijten en antiquiteiten tentoon aan zeer voordelige prijzen.
21 april 1933 Naar aanleiding van de Floraliën zullen de dagelijkse beiaardconcerten in het Belfort door de heer Robert Dierick, talentvolle beiaardier van de stad, door de zorgen van de Belgische Maatschappij voor Radiofonie in de hallen van de Floraliën worden uitgezonden.
30 juni 1933 Zaterdag aanstaande 1 juli zal om 16 uur in de Azalea- en Floraliënzalen het tweede Salon der Voeding officieel ingehuldigd worden door de heren burgemeester en schepenen van de stad. Naar verluidt zijn er niet minder dan 200 deelnemers en 7000 tentoongestelde artikelen.
3 juli 1933 In tegenstelling met het eerste Salon der Voeding is het grootste getal medewerkers nu bekomen bij Gentse firma’s. We merken vooral de stand op die ingericht werd door de Stedelijke Regie der Elektriciteit. Die doet niet alleen een lofwaardige inspanning om het gebruik van elektriciteit op te drijven,
142
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 143
maar maakt tevens aan de bezoekers de voordelen en het gemak duidelijk die verbonden zijn aan het gebruik er van. Men zal er alles vinden wat nuttig is en de bezoekers zullen ook kennis kunnen maken met de laatste nieuwigheden zoals bijzondere biljarten, radiotoestellen, allerlei nieuwe wasmachines en voorwerpen voor huishoudelijk gebruik. Voor de rokers zijn er echte koopjes te doen. Men kan er ook allerlei dranken en likeuren aan voordelige prijzen proeven. Dat ook de eetwaren een grote plaats innemen zal niemand verwonderen.
5 augustus 1933 Voor de tentoonstellingsfoor van de Belgische Nijverheid van 14 tot 30 oktober in het Feestpaleis voorziet men een oppervlakte van ruim 5000 m² in vijf zalen verdeeld, om de menigvuldige exposanten te plaatsen. De commerciële foor zal onderverdeeld worden in de secties voedingswaren, textiel en woningen. De metallurgie en de mechanische producten zullen 3500 m² beslaan in één der vleugels. Men zal een sectie voorbehouden voor uitheemse producten, in België bewerkt en beëindigd. Een Luxemburgse sectie wordt ingericht die tot doel heeft de menigvuldige producten van die streek te doen kennen en prijzen.
22 september 1933 Het zesde officieel Radio- en Fonosalon zal in het Azaleapaleis op zaterdag 23 september door de minister van P.T.T., de gouverneur en de burgemeester worden geopend. In de drie prachtige zalen zullen de laatste nieuwigheden aangaande T.S.F. en Televisie te bewonderen zijn.
15 oktober 1933 Zaterdag namiddag werd in de zaal van het Feestpaleis overgegaan tot de opening van de foor der Belgische Nijverheid, ingericht door het Comiteit der Gentse Handelaars. In de honderd stands van deze jaarbeurs zijn alle takken vertegenwoordigd. De stand van de Regie der Telegrafie en Telefoondienst moet bijzonder worden vermeld. Er worden proefverbindingen van ten hoogste vijf minuten gehouden met de op zee vertoevende maalboten Oostende - Dover. Open tot 30 oktober. Kosteloze toegang van 10 tot 18 uur.
143
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 144
22 september 1934 Zaterdag namiddag om 3 uur wordt in de ruime salons van het Azalea Palace het zevende Radiosalon plechtig geopend. Op zondag 30 september om 15 uur zal de Regie van Telegraaf en Telefoon in haar stand via Belradio een verbinding tot stand brengen met Leopoldville in Belgisch Congo. Alle belangstellenden worden uitgenodigd de openbare proef bij te wonen.
6 december 1934 Het Handelssalon en het Salon van de Moeder en het Kind is tot 10 december geopend in de zaal van het Azalea Palace. Voor de eerste maal is er een prijskamp voor schone kinderen aan toegevoegd. Reeds zijn een vijftigtal concurrenten ingeschreven, waaronder een Gentse drieling.
23 augustus 1935 Van 1 tot 16 september wordt in het Feestpaleis het eerste Salon van de Hoedanigheid ingericht. Het is een voldongen feit dat de handel in het algemeen meer en meer moet gestuurd worden en men tot onuitgegeven middelen moet overgaan wil de koopwaar op voldoende wijze aan de man worden gebracht. Onze stad zal weldra een inrichting kennen die gedurende een bepaald tijdperk de Belgische handel een nieuwe vitaliteit zal bezorgen, door het organiseren van handelsforen en tentoonstellingen zoals de heer Pilette het doet te Reims, Dinant, Namen, Aarlen en Hoei. Op 7 september is Gent aan de beurt. Het eerste Salon der Hoedanigheid is, zoals de naam het aanwijst, een salon van de kwaliteit, waar producten van allereerste gehalte onder de bescherming van de handelskamers in de meest aantrekkelijke vorm gans kosteloos zullen te aanschouwen zijn. Wereldbekende firma's staan reeds op de lijst van de deelnemers, naast de meest befaamde Gentse huizen. Om het succes te verzekeren zullen bestendig kosteloze uitdelingen van monsters en stalen plaatsgrijpen, alsook grote wedstrijden, concerten en proefnemingen met Televisie door de Parijse firma PathĂŠ. In dĂŠfilĂŠs van mannequins zullen door het huis Worth en de belangrijkste etablissementen van Parijs en Brussel de nieuwste toiletten voor het toekomend seizoen worden vertoond.
144
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 145
21 september 1936 Zaterdag werd om 15 uur in het Feestpaleis het negende Radiosalon officieel geopend, ingericht door de Gentse Radio Club. In de grote hal is een prachtige tentoonstelling aangebracht. Benevens de grootste inlandse firma's zijn ook enkele vreemde verdelers vertegenwoordigd.
13 mei 1937 De Tentoonstelling der Brouwerij en bijhorende nijverheden te Gent zal in de grote hal van het Azalea Palace toegankelijk zijn van 14 tot en met 28 mei. Ze omvat de bijzonderste firma's zoals mouterijen, brouwersmaterieel, kurkfabrieken, scheikundige producten, glasblazerijen, enz. en zal 1200 m² beslaan.
2 juni 1937 De opening van de Tentoonstelling van Sport, Gezondheid en Huiselijke Inrichting is bepaald vastgesteld op zaterdag 5 juni om 16 uur. Talrijke belangrijke firma's van de stad en andere plaatsen nemen er aan deel en alles laat een waar succes voorzien. Toegankelijk tot 4 juli.
16 september 1937 Het tiende Radiosalon met aanvullende bloemententoonstelling zal op 18 september in het Feestpaleis officieel geopend worden. Teneinde onze stadsgenoten toe te laten vertrouwd te worden met de kunst van de menselijke stemopnamen, zullen de twee gekende artiesten Verniers en Van Huffel zaterdag namiddag zingen voor de micro en hun gezangen zullen ogenblikkelijk op fonoplaat worden geregistreerd. De bezoekers zullen het hele proces kunnen volgen. ERIK DE KEUKELEIRE Fragmenten uit “De Gentse citadel en het Citadelpark - deel 2 - 1908-1940” - 338 pagina's uitgaven in eigen beheer - 2004
145
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 146
KLOOSTERORDEN (vervolg)
Van de kerk en het klooster van de Jezuïeten in de Voldersstraat bestaan er niet zo veel iconografische documenten. De beste, althans de meest gedetailleerde kopergravure is te vinden in de Flandria Illustrata van Sanderus, “Collegium Societatis Iesu Gandavensis”, en moet kort voor 1640 zijn gemaakt geworden toen de werken nog niet voltooid waren: de gebouwen die thans de Emiel Braunschool omvatten komen bv. niet voor op de prent. Omdat de Jezuïeten steeds maar om nieuwe subsidies en steun verzochten, begon de stad er stilaan de brui van te hebben. In 1672 was de stadskas leeg doch de maat was vol voor de schepenen die de paters hun praalzucht verweten, “sulcke pompeuse ende costelycke wercken” daar waar de schepenen van 1631 hen juist het tegenovergestelde hadden verweten na de voltooiing van de kerk: “encor que plusieurs regrettent que la structure et l’architecture d’jcelle (de kerk) nest si belle que conviendroit pour l'ornement d'une ville tant principalle de Flandres”. Het is tussen deze twee datums en verwijten in dat de gebouwen in Renaissancestijl op de hoek van Voldersstraat en Paddenhoek door de Jezuïeten werden opgetrokken. De monumentale poort in blauwe hardsteen is bekroond met een nis waarin men onlangs een beeld van de Maagd van Gent plaatste. De gevel is sober en werd voor enkele maanden geheel gerestaureerd, doch de meest karakteristieke gebouwen werden rond het binnenplein opgetrokken: de noordergevel met zijn negen boogvensters dagtekent van 1664 en is zeer elegant en evenwichtig terwijl de zuidergevel die een verdieping meer heeft en o.a. de bibliotheek van het klooster bevatte een interessant voorbeeld is van Renaissance stijl en een indrukwekkend aspect vertoont Spijtig genoeg werden op de binnenkoer die oorspronkelijk als een ereplein werd bedoeld, allerhande werken uitgevoerd die het ensemble ontsieren. In min dan veertig jaren hadden de Jezuïeten dus van de gotische stijl overgeschakeld naar de Renaissancestijl. Hun kerk was een van de laatste specimens van de gotiek in het Gentse: zij was 47 m. lang en 20 m. breed. Later werd zij versierd met werken van Rubens, de Craeyer en van Cleef en met een mooi beeld van de beschermheilige van de kerk, de Heilige Livinus, van de hand van Laurent Delvaux; het beeld werd in het begin van de vorige eeuw naar het Museum overgebracht. Van de overige gebouwen, nl. kant Korte Meer, is niets overgebleven: aldaar verhief zich nochtans de z.g. Sodaliteit, d.w.z. het lokaal van de Congregaties die onder de leiding en hoede stonden van de Jezuïeten. In de Atlas
146
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 147
Goetghebuer zijn nog enkele tekeningen, litho’s en aquarellen die herinneren aan een gebouw dat een voorname rol heeft gespeeld in het amusementsleven van de stad. De Paters hadden er in 1649 een grote feestzaal op- en ingericht, officieel bedoeld voor de prijsuitdelingen, doch dag in dag uit aangewend tot allerhande doeleinden, meer in ‘t bijzonder toneelvoorstellingen, vergaderingen; later, na de afschaffing van de Orde, zou het een zaal worden voor voordrachten, huwelijken, banketten, politieke vergaderingen en noem maar op. De zaal bleef meer dan twee eeuwen zinderen van muziek en jolijt tot zij in 1889, tot grote ergernis van vele Gentenaren werd gesloopt. Het ernstige en het vrolijke hadden er steeds hun beurt gekregen: vergaderingen van de “Minderjarige jongheid der Sodaliteit van het Kindeken Jesus” of van de “Sodaliteit der jonge Dochters van den Catechismus” naast balletten, dansavond en toneelvoorstellingen of viering van de ene of andere jubilaris, huwelijk of gouden bruiloft. In hun college mochten de Jezuïeten op het puik van de Gentse jeugd rekenen die er Nederlands en Frans maar ook en vooral Latijn en Grieks kwam studeren. Hun onderwijs stond echter niet bij eenieder in geur van heiligheid; de Jezuïeten waren machtig dankzij de kwaliteit van hun onderricht en de steun die zij bij hun oud-leerlingen vonden. Omdat zij machtig waren, telden zij veel vijanden, afgunstigen, belagers. Lijsttrekkers van deze bestendige lastercampagnes waren de bisschoppen die moeilijk de onderwijsmethodes van de Jezuïeten, hun gevaarlijkste concurrenten, konden verkroppen. Zelfs bisschop Triest, de grote meceen, droeg hen geen warm hart toe, en vervoegde het kamp van de theologen van de Leuvense Universiteit die de stellingen van de Jezuïeten veroordeelden. Prosper Claeys is er als de kippen bij om de Paters met andermans zienswijze, door de modder te halen: “Ces doctrines (onderwezen door de Jezuïeten) résumées en 26 propositions dans lesquelles les révérends pères, au moyen de restrictions mentales et de subtilités casuistiques parvenaient à excuser les plus grands crimes (sic) et à donner l’absolution aux coupables, furent condamnées par les théologiens de Louvain comme “fausses, pernicieuses, abominables, impies, exécrables et injurieuses aux sacrements”! De Jezuïeten en hun leerlingen haalden de schouders op of keken minachtend neer wanneer men ze in kerkelijke of burgerlijke middens aanviel, want ook met de Gentse schepenen was het niet elke dag liefde op 't eerste gezicht. Zulks kon niet beletten dat de “goede paters” zich in een groeiend succes mochten verheugen. “Ten jare 1654, schrijft Frans De Potter, waren er 40 studenten in de klas van rhetorica, 36 in die der poësis, 108 voor de syntaxis, 46 voor de grammatica 61 voor het vijfde en 102 voor het zesde. In 1655 en 1674
147
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 148
hadden de Jezuïeten meer dan 400 leerlingen”. Van een succes gesproken in een stad die nauwelijks aan een bevolking van 50.000 inwoners geraakte. Maar toen reeds zegde men dat elke leerling die bij de Paters afzwaaide, in eigen familie en bij zijn vrienden een propagandist werd voor hun onderwijs. Niet elke dag regende het subsidies van de gemeente, giften en legaten van brave lieden of lofbetuigingen van afgestudeerden. Af en toe viel er ook een zware dakpan op het klooster als bv. in de Nieuwjaarsnacht van 1679, dus kort nadat het klooster voltooid was, toen brand losbrak die de spits van de kerktoren in as legde en het dak van het College in de vlammen deed opgaan. De Voorzienigheid stond andermaal aan de zijde van de Jezuïeten, want een Minderbroeder waagde zijn leven om verder onheil te voorkomen en een zekere maarschalk d’Humières van het Franse leger dat toen Gent bezette, en die hoogstwaarschijnlijk een oud-leerling was van de Jezuïeten in zijn land, stond de Paters al het voor het optrekken van legertenten beschikbaar hout af, zodat een nooddak kon worden opgetrokken dat na de terugtocht van de Fransen, dankzij een milde subsidie van de stad, door een stevig dak kon worden vervangen. Het geluk zou niet immer de Jezuïeten te hulp snellen en in 1773 kregen zij de klop van de hamer. Om allerhande redenen die wij hier moeilijk uit de doeken kunnen doen, werd de Orde door Paus Clemens XIV opgeheven en deze beslissing die een van de grote vergissingen van het pausdom was, moest ook in de Oostenrijkse Nederlanden worden toegepast. De Gentse Jezuïeten moesten derhalve hun matten oprollen: hetgeen zij gepresteerd hadden voor de opvoeding, het onderwijs, de wetenschap, de cultuur, werd met een pennetrek uit Rome te niet gedaan, en krachtens dezelfde beslissing van Clemens XIV werden de eigendommen van de Jezuïeten in onze gewesten ex officio afgestaan en toebedeeld aan de Oostenrijkse bezetters! Het werd, met instemming van bisschop en burgerlijke overheden een ware rush: men verkocht de kerkelijke voorwerpen, de handschriften en boeken uit de bibliotheek, daarna – voor minder dan een appel en een ei – sommige gebouwen. Het klooster – thans de burgemeester Braun-school – werd in bezit genomen door de Raad van Vlaanderen, nadien door de burgerlijke Rechtbank. Op de kerk legde het kapittel van Sint-Veerle beslag doch na de Franse Omwenteling werd zij verkocht, gesloopt en op die plaats werd door Lodewijk Roelandt de Aula van de nieuwe Universiteit opgetrokken. In 1814 wiste Pius VII de fouten van Clemens XIV uit en schonk de Jezuïeten nieuw en vruchtbaar leven terug. Willem I wou er zich als protestantse vorst natuurlijk niet bij neerleggen en de Jezuïeten moesten de omwenteling van 1830 afwachten om de oude Gentse stede te kunnen vervoegen. Aan de
148
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 149
gebouwen in de Voldersstraat moest niet meer worden gedacht. De Paters kochten dan ook in de Savaanstraat de gebouwen van het voormalig St.Barbaraklooster op waar zij zich onmiddellijk in een buitengewone toeloop van leerlingen mochten verheugen. Bijna gelijktijdig kochten zij, in 1833, de gebouwen aan van de voormalige abdij van Oost-Eeklo op de hoek van de Oude Houtlei en Bestormstraat. Zij bouwden er een nieuwe kerk die op 13 januari 1844 werd ingezegend. Na wat meer dan een eeuw bestaan werd de “Residentie” opgedoekt, de kerk afgestaan aan het Hoger Sint-Lucasinstituut. Voor de tweede maal in min dan drie eeuwen verdween een klooster van de Jezuïeten in het Gentse doch de Orde van Ignatius van Loyola bleef, wellicht nog sterker dan voorheen! In het nummer van 10 januari 1838 van de “Vaderlander” lazen de Gentenaren niet zonder enige verwondering: “De paters predikheren, welke provisoirlijk hun verblijf in de Peperstraat waren gaan houden komen zich nu te verstaen met de eigenaers van het klooster der gewezene geschoeide karmelieten, gezegd O.L.-Vrouw Broeders, ten eynde dit klooster te gaan bewoonen”. Het nieuws door de vlijtige journalist van de Vaderlander de stad Gent ingestuurd, was alleszins voorbarig; er moest immers nog eerst eens ernstig over centjes worden gepraat. Daags nadien sloeg de Vaderlander trouwens een nederig mea culpa: “De tijding betrekkelijk het klooster der predikheren en het verhuijzen der eerw. paters, die wij in onzen voorgaenden hebben afgekondigd, is niet echt!” Op 12 maart 1838 gingen de deskundigen van de Predikheren en van de eigenaars, in casu de kerkfabriek van H. Kerst, tot de schatting over: de eigenaars kwamen tot de som van 170.000 fr., de paters tot een bedrag van 140.975 fr., beiden zeer laag gezien de zeer grote uitgestrektheid van het ensemble tussen Lange Steenstraat en Patershol. Er kwam een lichte toenadering tussen verkoper en mogelijke koper die zijn opbod opdreef tot 150.000 fr, doch de onderhandelingen sprongen definitief af met een brief dd. 12 september van de kerkfabriek: “Hebben de eer UE. te informeren in antwoorde op UE. brief van 5en deezer maand, dat wij den aldaer uijtgedrukten koopschat en voorgeschreven voorwaerde niet konnen aanveirden”. Het was een belangrijk, beslissend keerpunt in de geschiedenis van het oude kloosterensemble dat de laatste kans zag verkeken worden nog ooit een religieuze bestemming terug te krijgen. Het is een lange, zeer lange, zeven eeuwenlange geschiedenis, met ganse hoofdstukken vol stille vroomheid, rust en geluk maar ook met enkele korte doch schrikwekkende paragrafen, deze die niettemin over het lot van klooster,
149
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 150
kerk en Orde beslisten. Gent heeft twee soorten Karmelieten geteld: de geschoeide Karmelieten of Broeders van Onze-Lieve-Vrouw van de Karmel, voor de Gentenaren Lievevrouwebroeders, Vrouwebroers of Witte Broeders die men in de stad op het einde van de XIIIe eeuw ziet belanden en dan de Ongeschoeide Karmelieten die zich pas in 1641 in de Arteveldestad kwamen vestigen en die men ook de Discalsen of de paters met de blote voeten noemt: zij hebben nog steeds hun kerk en klooster in de Burgstraat. De ongeschoeide hebben een strengere regel en toen er nog koude winters waren in ons land en de kinderen jankten omdat zij koud aan de voeten hadden, krijsten de Gentse moeders: “En wat moeten de bruine paters met hun blote voeten dan zeggen!� Aanvankelijk moet het een zegen zijn geweest voor de Karmelieten met diep uitgesneden sandalen te mogen lopen, want de Orde, zoals de naam het laat vermoeden, ontstond op de berg Karmel, ook al bekend door de avonturen van de profeet Elias, de man die zonder het vuurwerk te kennen, in een wagen van vuur ten hemel steeg! Op deze berg kwam zich omstreeks 1156 een kruisvaarder, Bertholdus, ingevolge een belofte midden in de strijd gedaan, vestigen en geleidelijk werd zijn voorbeeld nagevolgd door andere kruisvaarders die niet graag huiswaarts keerden en liefst als eremijt in een of andere grot van het heerlijk en zonnig landschap hun dagen gingen slijten. De patriarch van Jeruzalem stelde een Regel op die in 1226 door paus Honorarius III werd goedgekeurd. Op de vlucht gedreven door snode Sarazenen, namen zij de wijk naar Europa, ontvingen een nieuwe Regel van paus Innocentius VI en gingen dan wijd en zijd kloosters stichten, o.a. in Parijs waar de Heilige Lodewijk in 1254 een zestal Karmelieten met zich mee had genomen. Volgens de meeste auteurs arriveerden de eerste Karmelieten in Gent omstreeks 1280, volgens Arnoldus Bostius was het in 1272. Zij namen voorlopig hun intrek in de parochie van St-Michiels of van Ekkergem in afwachting dat Filips Mouskes, bisschop van Doornik (Gent maakte toen deel uit van dat bisdom), over hun lot zou hebben beslist. De Karmelieten waren immers een contemplatieve bedelorde, d.w.z. dat zij leefden van aalmoezen, sermoenen, biecht, missen enz., m.a.w. dat zij geduchte concurrenten zouden worden voor de pastoors en voor de kloosterorden die al in Gent waren gevestigd. Het werd een bikkelharde strijd o.a. met de abt van St-Baafs, die eindigde met een compromisoplossing opgelegd door Mouskes: de Vrouwebroers kregen vast burgerrecht doch mits bepaalde voorwaarden die zovele vernederingen voor de jonge Orde uitmaakten: verbod biecht te horen, te prediken zonder uitdrukkelijke toelating van de bisschop, verbod een grotere klok dan deze van de Predikheren en van de Minderbroeders te luiden, verplichting jaarlijks een
150
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 151
gouden penning te schenken aan de abt van Sint-Baafs, verplichting de helft van de aalmoezen en giften ingezameld of ontvangen van parochianen van St.-Michiels, aan de pastoor van deze parochie af te staan, verbod andere personen dan leden van de Orde in hun klooster te begraven! De keus voor de Vrouwebroers was beperkt: schandalige voorwaarden aanvaarden of met pak en zak en bedelstok de stad verlaten. Van twee kwalen kozen ze de beste en hun overste plaatste ootmoedig zijn handtekening onderaan deze karikatuur van overeenkomst waarin hij er zich tevens toe verbond later nooit de nietigverklaring ervan aan te vragen. Het was een gok, doch al bijeen viel het prachtig uit voor de Broeders: de reactie van de bevolking kwam logisch en spontaan: zij koos partij voor de Karmelieten en zij bewees het metterdaad. Reeds na enkele jaren verblijf in onze stad konden de Vrouwebroers, in 1285, in de Lange Steenstraat een groot stuk grond van de Abdij van Cambron aankopen. Op 19 oktober 1287 werd de eerste steen van het nieuwe klooster gelegd. De werken schoten vlug op, mede dankzij de financiële steun van heel wat aanzienlijke families die ten andere de wens uitdrukten bij hun afsterven in de kerk van het klooster te worden begraven. Dat namen de Gentse pastoors o.a. deze van ‘s Heilig Kerst en de monniken van St-Baafs, die er een aardige stuiver mee verdienden, zo maar niet: het conflict duurde meer dan twee eeuwen en werd pas bijgelegd in 1489 met de Gentse pastoors, in 1492 met deze van St-Michiels en Ekkergem en in 1518 met de abt van St-Baafs en de pastoor van ‘s Heilig Kerst. Geen mens die weet hoe de kloosterlingen er hun dagen in gebed sleten, welke op enkele uitzonderingen na, de grote en kleine gebeurtenissen waren die eeuw in eeuw uit het bestaan van klooster en kerk illustreerden: omzeggens gans het archief van de Vrouwe Broeders verging in de storm die na de inval van de Franse Republikeinen over ons land woedde. Wij moeten derhalve onze toevlucht nemen tot hetgeen getuigen of kroniekschrijvers er in de vorige eeuwen over schreven en het is bitter weinig; de voornaamste bron blijft nog steeds de “Chronycke des berghs Carmeli” van de hand van Wemmers, in 1666 verschenen, zelf een vertaling van Lezana. Onze Karmelieten schijnen een rustig bestaan te hebben geleid en zich in de sympathie en de genegenheid van de bevolking en van de overheden te hebben mogen verheugen. Het is in hun kerk dat Margareta van Vlaanderen, een bastaarddochter van graaf Lodewijk van Male, werd begraven: “Hier licht Edele en moghende vrauwe Margriete van Vlaenderen natuerliche dochter van Mynheer de moghende Lodewyck grave van Vlaanderen, Nevers, Rethel, Mher Hectors heere van
151
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 152
Veurteruddere, wyf was dewelcke starf int’jaer 1415, de 28 october. Op 3 april 1476 in de late avond werd kanselier Hugonet, de trouwe dienaar van Maria van Bourgondië, door de Gentenaren op de Vrijdagmarkt terechtgesteld, in de kerk van de Karmelieten begraven. Op 2 mei 1547 liet Maria van Hongarije er een plechtige Requiemmis celebreren ter nagedachtenis van de Franse koning Frans I, en twee dagen later voor wijlen Hendrik VIII van Engeland. Vooraleer tot een beschrijving van het indrukwekkend ensemble van het Karmelietenklooster en van de tragische gebeurtenissen die er zich bij de Beeldenstorm afspeelden, over te gaan, moeten wij nog even wijzen op een historisch feit, een bladzijde petite histoire, die zich in 1500 in de kerk van de Geschoeide Karmelieten zou hebben voorgedaan. Het is Wemmers, die ten andere Lezana (overleden te Rome in 1569) vertaalt, die het ons reveleert: “In dit iaer is oock gheweest de gheluck-salige gheboorte van Carolus den Vijfde, wiens moeder loanna in de Carmeliten kercke den goddelijcken dienst hoorende tot Ghendt begost te ghevoelen den weedom van ‘t baren en naer ‘t Paleys gedragen sijnde heeft den ionghe keyser Carel ghebaert tot welcke ghedenckenisse sy eene goude Remonstrantie aen dat Clooster alsdan ghegheven heeft.” Prosper Claeys in een artikel van april 1904 en Henricus a S. Familia in zijn “Geschiedenis van het klooster der Karmelieten-Discalsen te Gent” in 1925 verschenen, hebben deze bewering overgenomen;” Laatstgenoemde auteur schrijft nochtans dat Johanna “een prachtig tabernakel aan de kerk der “Paters Lievevrouwenbroers schonk; welke overigens met kostbaar schilder- en snijwerk versierd was”. De kerk van de Karmelieten in de Lange Steenstraat was inderdaad slechts een boogscheut, van het Hof ten Walle (naderhand Prinsenhof geheten)verwijderd. Dat Johanna van Castilië, de echtgenote van Filips de Schone, er haar devotie kwam doen, bewijst dat ook haar genegenheid naar de Vrouwebroers ging. Het verhaal dat, gezien de ernst van auteurs als Lezana en Wemmers, geloofwaardig voorkomt, drukt ook de kop in aan de legende volgens dewelke Johanna in haar mooiste gewaden ‘s avonds nog deelnam aan een bal in het Hof ten Walle; pas toen zij de eerste tekenen van de nakende geboorte voelde trok zij zich ijlings in een kleine kamer volgens de enen, in een buen retiro volgens andere auteurs terug om er Karel ter wereld te brengen, verhaal dat slechts in de XVIIIe eeuw onder de pen van Van der Vynckt voorkomt. Pierre Kluyskens (wordt vervolgd)
152
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 153
GENTSE MEMORIEDAGEN: 11-12-13-14-15 DECEMBER.
11 December 982 Dood van Wido, de 22e Abt van de St-Baafsabdij. Hij was een neef van Gerard de Brogne en het is op de vraag van zijn oom dat hij benoemd werd, maar hij werd door de Graaf afgezet wegens zijn lichtzinnig gedrag, waaruit blijkt dat de Graaf toch nog iets te vertellen had in het beheer van de Abdij. Hij vervulde slechts enkele maanden deze functie en stierf nog in het jaar van zijn benoeming.
11 December 1445 7e Kapittel van het Gulden Vlies in Gent. Zie ook “Ghendtsche Tydinghen” 2003/6/398.
11 December 1567 Dramatische vergissing op de Korenmarkt. Op het ogenblik dat men 4 burgers ging opknopen stort een bank waarop kijklustigen plaats genomen hadden ineen. “Pas op” riep men. De Spaanse soldeniers menende dat de toeschouwers het volk wilden opruien, chargeerden de massa: 4 burgers bleven dood ter plaatse liggen, 10 anderen bezweken later aan de gevolgen van de opgelopen verwondingen.
11 December 1582 Dood te Lissabon van Alva.
11 December 1595 Dood van de Hertog van Aerschot.
11 December 1818 De gebroeders Bender, clarinetisten van Tsaar Nikolaas, geven een concert in de Sodaliteit. 153
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 154
11 December 1825 Geboorte van Ambroise Verschaffelt. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2001 - N° 5 - pp. 389-390
11 December 1897 Stichting van “De Vrienden van het Museum”. Dit was de officiële stichting, maar op 5 December was er reeds een eerste vergadering doorgegaan. Op 12 December werd er een eerste Algemene Vergadering belegd. De stichting gebeurde op iniatief van Fernand Scribe. Onder de medestichters vinden wij Charles Boddaert, Joseph Casier, Jules Delvin, Joseph De Smet, Jules De Vigne, Georges Hulin de Loo en Louis Maeterlinck. De stichting ging door in de “Zaal der Notarissen” De 1ste Voorzitter was Fernand Scribe, de 2e Hulin de Loo.150 leden in 1898. 1.000 in 1963.
11 December 1992 Dood te Brussel van Suzanne Lilar. Geboren als Suzanne Verbist trouwde zij in 1929 met Albert Lilar. Dr. in de Rechten in 1925. Zij werd geboren in Gent op 21 Mei 1901. Was een van de eerste vrouwelijke advocaten. Auteur van "Une enfance gantoise".
12 December 1712 Geboorte te Lunéville van Karel van Lotharingen. (Charles de Lorraine). In Gent werd hij triomfantelijk onthaald, een onthaal dat hij nooit zou vergeten. In 1744 had hij op de Vrijdagmarkt in naam van Maria-Theresia de gebruikelijke eed komen afleggen. Maar kort nadien vielen de troepen van Lodewijk XV ons land binnen en ook Gent kende een ruïneuze bezetting die meer dan 3 jaar zou duren. Na de Vrede van Aken ontruimden de Fransen ons land en kon Karel van Lotharingen zijn functie terug waarnemen. Wat was die functie en wie was die man? Wel in die tijd werd ons land geregeerd door Maria-Theresia, maar dat braaf mens kwam natuurlijk niet naar hier om de zaken wat in het oog te houden, maar liet deze taak over aan een zogenaamde Gouverneur-Generaal, in casu
154
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 155
Karel Van Lotharingen 1712-1780.
Karel van Lotharingen. Karel was de schoonbroer van Maria-Theresia want hij was getrouwd met haar zuster Anna. We mogen zelfs zeggen de dubbele schoonbroer, want zij was getrouwd met de broer van Karel, François de Lorraine. Karel die deze functie gedurende 36 jaren zou vervullen was hier enorm populair. Deze joviale en goedhartige man kreeg niet voor niets de bijnaam “Pastor Bonus”. Deze bon-vivant die graag van het leven genoot had oog voor het welzijn van onze bevolking en wanneer de regering van Maria-Theresia kan beschouwd worden als een van de weinig vredige en voorspoedige periodes die wij gekend hebben is dat zeker mede te danken aan Karel van Lotharingen die werkelijk bezorgd was over het welzijn van de bevolking.
155
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 156
Hij was een psycholoog die begreep welke methodes hier moesten gebruikt worden om met succes te regeren. Toen enkele ver van de bevolking staande raadgevers van de Keizerin adviseerden onze privileges te beknotten, greep Karel onmiddellijk in. In een brief aan zijn schoonzuster schreef hij: “Het grootste ongeluk van deze Provinciën is dat zij te ver van Wenen verwijderd zijn om voldoende gekend te worden. Ik durf u zeggen dat deze gewesten zeer gemakkelijk kunnen bestuurd worden, want met zachtheid en de minste goedheid welke Uwe Majesteit hen wil betonen, moge Zij verzekerd zijn hier al te bekomen wat zij wil.” Het toppunt van zijn populariteit kende hij wanneer hij op 10 September 1752 op een schieting die op de Kouter ingericht was door de St-Jorisgilde, bij de eerste poging de hoofdvogel afschoot. Zijn standbeeld in Brussel werd gemaakt door de Gentenaar Pieter Verschaffelt. Zijn borstbeeld kunt u nog altijd in Gent zien: ga maar eens kijken naar de gevel van een huis op de Kleine Vismarkt. Karel van Lotharingen stierf in het Paleis van Tervuren op 4 Juli 1780.
12 December 1791 Geboorte van Marie-Louise te Wenen. Dochter van Frans I, Keizer van Duitsland. Trouwde met Napoleon in 1810 en kwam op 17 Mei van hetzelfde jaar met hem naar Gent. Zij bezocht hier de Rode Lijvekensschool en kreeg een mooi stuk kant ten geschenke. Uit dankbaarheid schonk zij een zilveren medaille. Men kan zich natuurlijk afvragen of die kinderen daar veel aan hadden.
12 December 1796 De Gemeenteraad besluit tot de aankoop van het Recollettenplein.
12 December 1832 Geboorte te Dendermonde van Polydoor De Keyser. Zijn vader was een Gentenaar die getrouwd was met een meisje uit Dendermonde, Polydoor zelf was getrouwd met een Gentse en het staat bovendien vast dat hij onderwijs genoot in Gentse scholen. Het gezin De Keyser verhuisde naar Londen waar het een van de grootste hotels openhield, het “Royal Hotel”. Toen vader De Keyser stierf nam Polydoor met succes de leiding van het hotel over. Deze drukke beroepsbezigheden beletten de schrandere en ondernemende Polydoor niet om ook nog in
156
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 157
Polydoor De Keyser 1832-1898.
de politiek te gaan. In 1857 zat hij reeds in de Gemeenteraad en hij was toen pas 25 jaar oud. In 1882 had hij het tot “alderman� gebracht, anders gezegd tot Schepen. En 5 jaar later verkozen zijn collega's hem tot Lord Mayor. Van zodra het bericht van deze eervolle benoeming de overzijde van het Kanaal bereikt had, dacht men er in Vlaanderen aan deze uitzonderlijke gebeurtenis te vieren in het geboorteland van de nieuwe burgemeester, wel te verstaan in zijn aanwezigheid. Er werd een Commissie gevormd en bijna 200 Vlaamse burgemeesters en schepenen trokken naar Londen om de zaak te regelen. (Enkelen was blijkbaar niet genoeg). Dit initiatief ontmoette weinig problemen, want het jaar nadien 157
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 158
was Polydoor De Keyser gedurende een week in zijn geboorteland. Het was op 28 Augustus 1888 dat de trein met de hoge bezoeker aan boord, rond halfeen het Zuidstation binnenstoomde. Hij werd er opgewacht door Burgemeester Lippens, omringd door verschillende schepenen. Na tal van plechtigheden volgde het traditioneel banket dat plaats greep op de Collatiezolder van het Stadhuis. Wij gaan u niet in detail de 12 gangen van het menu opsommen maar pikken er enkele uit om u een idee te geven van wat onze voorvaderen, althans sommigen onder hen, bij dergelijke gelegenheden naar binnen konden spelen. Bij de “Truites du Rhin” werd een Château Yquem 1875 geserveerd, bij de “Filets Mignons à la Richelieu” verkoos men een St-Julien, bij de “Mayonnaise de homards en belle vue” werd een Moët juist goed genoeg gevonden, Hermitage 1869 scheen beter te passen bij de “Bécassines au fumet”. Dat is maar een deel van het menu, maar ik ga hier stoppen, ik zou niet graag de reputatie krijgen van een sadist te zijn. Onze Lord Mayor stierf te Londen op 26 Januari 1898.
12 December 1843 Dood te Berlijn van Willem I. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2007 - N° 1 - pp. 46-47
12 December 1872 Ten gevolge van de overvloedige en onafgebroken regen beginnen de overstromingen ernstige afmetingen aan te nemen.
12 December 1895 Het 1e “Concert d’Hiver” gaat door in de grote zaal van het “Hôtel Royal” op de Kouter.
12 December 1920 De “Nieuwe Circ” brandt af.
12 December 1926 Oprichting van de Gereformeerde Kerk in Gent.
158
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 159
13 December 669 Dood van St-Aubertus, Patroon van de Bakkers. Geboren nabij Cambrai. Priester, later Bisschop van Cambrai. Vriend van StAmandus en raadsman van Koning Dagobert.
13 December 1445 Jacques de Lalaing verslaat Jehan de Bonifacio. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2004 - N° 3 - pp. 189-190
13 December 1545 Het Concilie van Trente. Het werd bijeen geroepen door Paus Paulus III op aanvraag van Keizer Karel om stand te houden tegen de protestantse reformatie.
13 December 1549 Keizer Karel verleent toelating aan de Gentenaars om de Graaf Jansdijk door te steken en aldus Gent rechtstreeks in verbinding met de zee te stellen.
13 December 1828 Bij Koninklijk Besluit wordt de Stad gemachtigd wat nog overblijft van het voormalig Spanjaardskasteel af te breken.
13 December 1858 Adolf Dufranne wordt hier als eerste burgerlijk begraven. Hij werd in 1833 geboren op de Reep als zoon van een suikerbakker. Na St-Barbara en het Atheneum ging hij naar de Universiteit waar hij de titel behaalde van Dr. in de Letteren en de Wijsbegeerte. Hij was ongehuwd en woonde bij zijn vader in de Brabantdam. Deze oud - “‘t Zal wel ganer” was samen met Emile Moyson nauw betrokken bij het ontstaan van de eerste Gentse vakbonden. Hij werd dus burgerlijk begraven en wat is daar nu zo speciaal aan? Wel, in die tijd, we leefden dan in 1858, verwekte dit inderdaad sensatie. Ook de daarop volgende decennia laaiden er hevige twisten op over dit onderwerp. Om dit te begrijpen moeten wij even teruggaan in de geschiedenis van de begraaf-
159
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 160
plaatsen. Het was een eeuwenoude gewoonte dat aanzienlijke personen - versta daaronder mensen met veel geld - begraven werden in de kerk, de anderen daarrond. In 1784 vond Jozef II dat het nu maar eens gedaan moest zijn met deze onhygiënische practijken. Het werd voortaan verboden nog te begraven in kerken en in de steden mocht het niet meer rond de kerken. Het gevolg was dat er in Gent 3 begraafplaatsen aangelegd werden: een buiten de Dampoort, een buiten de Heuvelpoort (de enige die nu nog bestaat) en de 3e buiten de Brugse Poort. Dit laatste is evewel niet te verwarren met wat wij nu het kerkhof van de Brugse Poort noemen. Het verdween in 1872 met de aanleg van de De Smetstraat die dwars door dit kerkhof liep. Het kerkhof buiten de Dampoort werd gesloten in 1877 en op de gronden ervan werd de Wasstraat getrokken. De huidige Westerbegraafplaats ging officieel open op 1 Januari 1873, maar kende in de beginne slechts een matig succes wegens de hevige reacties vanuit de clericale hoek. Mgr. Bracq weigerde het nieuw kerkhof in te wijden, precies omdat daar ook burgerlijk begraven werd; 3 dagen vóór de openstelling liet hij in al de Gentse kerken een herderlijke brief aflezen waarin hij verklaarde dat hij geen toelating gekregen had om het nieuw kerkhof in te wijden en dat voortaan de lijken op dit ongewijd kerkhof niet meer zouden begeleid worden door een priester. Drie dagen later kwam daarop een reactie onder de vorm van een pamflet, gericht aan de “Burgers van Gent.” Daarin werd gezegd dat de verklaringen van de Bisschop vals waren en dat dit kon nagegaan worden aan de hand van de briefwisseling tussen hem en de Burgemeester. Het bleek dat de Bisschop geweigerd had het kerkhof in te wijden ”omdat het niet mogelijk was katholieken te laten begraven bij mensen die vóór hun dood niet hadden willen biechten.” Het resultaat was dat de meeste Gentenaars begraven werden op de kerkhoven van Mariakerke, St-Amandsberg en Gentbrugge. De eerste 10 jaar -van 1873 tot 1883 - werd meer dan 76% onder hen begraven in Mariakerke en minder dan een kwart kwam terecht op het zogenaamde “Geuzenkerkhof”. Het zou tot 1911 duren vooraleer op dit kerkhof de graven afzonderlijk gewijd werden. Het is niet altijd gemakkelijk de mentalitiet van onze voorouders te begrijpen.
13 December 1982 Dood van Marcel Deruelle. Hij werd geboren op 1 Maart 1896 als zoon van “Sander den Oliekoeke”, niet de èchte maar de tekenleraar aan de stadsscholen. Doctor in de Germaanse Filologie en Licenciaat in de Kunstgeschiedenis. Ook tekenaar en kunstschilder. Hij was leraar van Engels aan het Atheneum.
160
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 161
Marcel Dereulle 1896-1982.
Sedert 1955 was hij redactiesecretaris van “Pan”, het “Oostvlaams bulletin voor Letteren en Kunst.” Publiceerde, onder meer, “De St-Pietersabdij”, een bundel opstellen over Vlaamse Kunst. Hij liet daarin een reeks verhalen verschijnen onder zijn pseudoniem “Mark ter Welle”. Ze werden gebundeld onder de titel “Elk zijn Pijp”.
14 December 1857 Ingebruikname van de “Nieuwe Beestenmarkt”.
161
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 162
14 December 1877 Geboorte van Lieven Duvosel. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 1999 - N° 4 - p.233
14 December 1926 Dood van Theo Van Rysselberghe Zie "Ghendtsche Tydinghen" - 2010 - N° 4 - pp.308-309
14 December 1961 Dood van Geo Verbanck. Deze - een van onze knapste beeldhouwers - werd geboren op 28 Februari 1881 als zoon van eenvoudige werkmensen. Omdat hij als kind een zwak gestel had werd hij opgevoed bij pleegouders in Laarne. De buitenlucht moet hem daar goed gedaan hebben want hij is 80 jaar oud geworden. Hij begon als leerjongen bij een meubelmaker waar hij zich bekwaamde in het ornament-snijden. Het bleek alras dat de knaap bijzonder begaafd was voor sculptureel werk en hij ging dan ook lessen volgen aan de Academie van Gent en aan deze van Brussel. Hij werd er gevormd door 2 uitstekende leraren: in Gent door Jules-Pierre Van Biesbroeck, in Brussel door Charles Van der Stappen. Na zijn studies ging hij zich gaan vervolmaken bij een andere uitstekende beeldhouwer: Aloïs De Beule. De sfeer in het atelier van De Beule beviel hem bijzonder. De Beule had altijd behoefGeo Verbanck 1881-1961. te aan opgewekte muziek en een grammofoon zorgde ervoor een stimulerende achtergrondmuziek bij het kappen en het boetseren. Juist iets voor de levenslustige Verbanck van wie gezegd werd dat hij bij het werken altijd “een airke schuifelde”. In 1909 dingt hij mede voor de Prijs van Rome; zijn kansen in de voorbereidende proef zijn schitterend; toch wordt hij maar de 2e na iemand van wie men later nooit meer gehoord heeft.
162
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 163
Geo Verbanck heeft een zeer vruchtbare carrière gehad. Zijn meest bekeken werk is ongetwijfeld het standbeeld van de Gebroeders Van Eyck dat hij in 1913 in een recordtempo maakte. Hij was toen 32 jaar. Bij de inhuldiging ervan waren, buiten de Koning, veel personaliteiten aanwezig uit de kunstwereld, onder wie Camille Saint-Saëns. Enkele andere van zijn werken: de beeldgroep “De Gerechtigheid” op het fronton van het Paleis van Justitie, “De eerste stap in het leven”, het prachtig bronzen levensgroot naakt meisjesfiguur dat in 1930 in het Citadelpark geplaatst werd. Ook nog te zien: “De 5 Werelddelen” op de gevel van de gewezen Grote Post, kant Korenmarkt. Het is onbegonnen werk om te proberen op te sommen al wat Verbanck in de loop van zijn carrière gemaakt heeft. Naast monumentale beeldhouwwerken in steen, hout, brons, is hij ook nog bekend voor zijn borstbeelden, medaillons, gedenkplaten en kleinschalig beeldhouwwerk. Een van zijn geliefde onderwerpen was het uitbeelden van kinderfiguurtjes. Op latere leeftijd schreef hij een studie “De Techniek in de Beeldhouwkunst”. Daaruit blijkt duidelijk dat hij niet geloofde in de moderne theorie dat vakkennis niets te maken heeft met kunst. Het begint inderdaad een constante te worden in onze moderne tijd dat would-be kunstenaars die totaal onbekwaam zijn de nodige technieken aan te leren, laat staan ze te beheersen, zich uitgeven voor artiest omdat zij zichzelf zo geniaal vinden. Voor Verbanck was de grondige kennis van het vak een eerste vereiste om een kunstwerk te kunnen creëeren. En welke mens met gezond verstand zou hem durven tegenspreken?
14 December 1964 Koning Boudewijn en Koningin Fabiola wonen een “Concert d’Hiver” bij.
15 December 1742 Dood van Judocus Goethals, Primus aan de Universiteit van Leuven in 1681. Zie “Ghendtsche Tydinghen” 2007 - N° 4 - p.246. Ook 2004 - N° 1 - p.14
15 December 1784 De Stad verkoopt het oud St-Antoniushof aan Baron Van der Meersch de Berlare en zijn gezellen.
163
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 164
15 December 1828 De eerste 2 schepen, de “Frederika” en de “Pauline” varen het Handelsdok binnen.
15 December 1830 De uitslag van de gemeentelijke verkiezingen van 27 Oktober worden ongeldig verklaard en de kiezers moeten opnieuw naar de stembus trekken. Joseph Van Crombrugghe bekomt 858 van de 987 uitgebrachte stemmen.
15 December 1849 Geboorte van Emile Coppieters. Zie “Ghendtsche Tydinghen” 2008 - N° 1 - p. 64
15 December 1856 De verbinding Zuidstation-Entrepôt wordt ingereden.
15 December 1872 Overstroming van de Reep en van vele andere stadsdelen.
15 December 1890 Stichting van de “Anti-Socialistische Werkliedenbond”.
15 December 1894 Geboorte van Henri Nowé. Deed zijn 1e Kanditatuur Geschiedenis in 1913-1914. Als oud-strijder zette hij zijn studies verder vanaf 1918-1919. Doctor in de Geschiedenis in 1921 met de grootste onderscheiding met een proefschrift, onder de leiding van Pirenne, over “De Grafelijke Baljuws in Vlaanderen tot het einde van de 14e eeuw.” Na de Universiteit ging hij stage doen in de “Ecole des Chartes” in Parijs. In 1924 werd hij archivaris bij het Rijksarchief in Gent en vanaf 1 Augustus 1925 tot op 31 Juli 1957 was hij onze Stadsarchivaris. In 1930 werd hij als vervanger van Alfons Van Werveke Conservator van de
164
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 165
Oudheidkundige Musea. Lesgever aan de “Ecole des Hautes Etudes”. Lid van de “Commissie van Monumenten en Stadsgezichten” vanaf 1926. Conservator van het “Museum voor Sierkunst” in 1932. Dood te Gent op 15 Maart 1986.
15 December 1919 De gebroeders Jules en Maurice Bolle stichten een “Société en Nom Collectif”. Deze firma was bij de Gentenaars bekend als de “Klakkefabriek”. In 1920 begonnen de Gebroeders Bolle deze manufactuur van klakken en hoeden in het huis tussen het Ryhovesteen en het Werregarenstraatje. Hun afzetmarkt reikte tot in Frankrijk, Duitsland, Nederland en Engeland. Gedurende de bezetting werkte er een 50-tal mensen. In 1977 werkte de zoon er nog met enkele mensen. Het huis werd door de Stad aangekocht in 1978. De firma sloot definitief haar deuren in 1981.
15 December 1925 Dood van Joseph Casier. Hij werd hier geboren op 1 Maart 1852. Hij behoorde tot een gekende familie van Gentse nijveraars. Na St-Barbe en een college in Namur deed hij zijn Rechten in Leuven, werkte nooit als advocaat maar werd industrieel. Eerst als assistent van zijn vader in de fabriek de “Linière Saint-Sauveur” aan de Sassevaartstraat, daarna als Directeur van een nieuwe vlasfabriek in Aalst. In 1895, na zijn huwelijk, kwam hij terug naar Gent Hij kreeg de leiding van het kunstglasramenatelier van Baron Béthune. In 1896 werd hij gemeenteraadslid en leider van de katholieke groep. Hij was een der stichters van “De Vrienden van het Museum” en was een voorvechter voor het behoud van onze middeleeuwse monumenten. Hij was sedert 1903 lid van de “Commissie van Monumenten en Stadsgezichten” waarvan hij in 1912 de Voorzitter werd. Hij speelde een belangrijke rol bij de restauratie van het Belfort, Graslei, Gravensteen, St-Baafsabdij, het Bijlokemuseum, etc. Hij was één der 3 Directeurs van de Expositie van 1913. Joseph Casier 1852-1925.
165
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 166
Hij was Voorzitter van de “Association Belge de Photographie” van 1895 tot 1904. Het KADOC in Leuven bezit van hem duizenden foto’s en glasnegatieven. Zijn gedenkplaat van de hand van Geo Verbanck hangt in de kruisgang van het Bijlokemuseum.
15 December 1935 Dood van Aloïs De Beule. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2007-y N° 2 - pp. l08-109
15 December 1988 Dood van Gontran Van Severen. Hij werd hier geboren op 27 April 1905. Na St-Barbara ging hij studeren aan de Universiteit. Dr. in de Rechten en de Romaanse Philologie. Advocaat bij het Hof van Beroep. Medewerker van o.a. “La Flandre Libérale”, “Pourquoi Pas?”, Toeristische
Gontran Van Severen 1905-1988.
166
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 167
uitgaven over Oost-Vlaanderen. Auteur van “Le Traité de Gand”. Publicaties over Gebuurtedekenijen. Vertaalde het boek van Paul De Ryck “Gent, Burcht van Vlaanderen”. Was van 1955 tot 1977 lid van de Oost-Vlaamse Afdeling van de “Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen”. Hij bezat de typische particulariteit van veel francofone Gentenaars; wanneer hij Nederlands sprak hoorde men duidelijk aan het accent dat het een francofoon was, hij sprak daarentegen een uitstekend Gents. Hugo Collumbien
VERGETEN GENTSE SCHRIJVERS: RICHARD DE CNEUDT (GENT 1877 - GENT 1959)
Dichter, pedagoog, activist. Richard De Cneudt is geboren te Gent in 1877 in de Annonciadenstraat. Later woonde hij in de Papegaaistraat 7, Iepenstraat 40, H. Lammensstraat 10 en Kortrijksesteenweg 34. Zijn vader Pierre Joseph was behanger. Hij ging naar de stadsschool op de Sint-Michielsplaats. In het zesde studiejaar stichtte hij een lees- en letterkring, waarvan hij voorzitter was. Van zijn 12e tot zijn 15e verslond hij letterlijk alles door elkaar: romans, gedichtenbundels, reisbeschrijvingen... Hij studeerde aan de Rijksnormaalschool te Gent waar hij in 1896 het diploma van onderwijzer behaalde. Tijdgenoten waren Johan De Maegt en Leo Michel Thiery. Hij was werkzaam in het lager onderwijs te Gent. In 1916 werd hij afdelingshoofd en daarna directeur aan het Vlaams Ministerie van Onderwijs. Hij woonde toen te Schaarbeek. In 1918 week hij uit naar Duitsland. Na de oorlog werd hij bij verstek ter dood veroordeeld. In 1919 ging hij naar Rotterdam. Daar bleef hij tot in 1939 en werd er leraar Frans in de HBS. Hij werkte er mee aan alle grote Nederlandse literaire tijdschriften, onderhield contacten en vriendschappen met Nederlandse auteurs en werd als een van de zeldzame jonge Vlamingen opgenomen in bloemlezingen. In 1939 keerde hij 167
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 168
terug naar Gent en woonde op de Eedverbondkaai. Tijdens W.O. II was hij voorzitter van de Kamer van Oostvlaamse Letterkundigen. Na de oorlog was hij het slachtoffer van de repressie en zijn bibliotheek werd geveild ter dekking van opgelegde boetes en schulden. Na de oorlog leidde hij een teruggetrokken leven. Richard De Cneudt was aanhanger van JongVlaanderen en ondertekenaar van het Zevenpunten-programma. Hij was betrokken bij de Richard De Cneudt. 1877-1959. stichting van de Raad van Vlaanderen en hij was secretaris van de Kommissie voor Wetenschappen en Kunsten. Hij was aanhanger van het Groot-Nederlands ideaal. Hij voerde het woord op tal van activistische meetings. Pas 14 jaar oud liet hij zijn eerste verzen verschijnen in “Land en Volk” en “Vlaams en Vrij”, waarin ook Streuvels debuteerde. Hij had veel bewondering voor Hélène Swarth, Heinrich Heine en Pol de Mont. In 1895 verscheen zijn gedichtenbundel Gevoel en Phantazie (met pentekeningen van Jules Van Biesbroeck) en in 1898 de bundel Van Dichterleven, die door de kritiek “sterk als beeld van marmersteen” werd genoemd en “deze dichter schijnt ons
168
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 169
toe een echte zanger van Gods genade te zijn.” Tegelijk schreef hij toen reeds voor het Antwerps kunstblad “De Violier” en het Gentse weekblad “Volksbelang”. In 1937 gaf hij de lijvige gedichtenbundel Verzen uit, een bloemlezing uit al zijn tot op dat ogenblik verschenen bundels. Nagenoeg alle gedichten werden gewijzigd, besnoeid, soms helemaal omgewerkt, zonder dat de kern van het gedicht werd geschaad. Nadien verschenen nog Mijn hart verlangt (1942) en Liederen der Bezinning (1952), zijn tederste bundel, van een intense religieuze bezinning. “Men moet geleden hebben om de schoonheid van het leven te kunnen benaderen.” (R. De Cneudt). Voor Richard De Cneudt moet het gedicht noodzakelijkerwijze van de hoogste eenvoud zijn, doorzichtig en helder als water en zuiver als kristal. Die eenvoud is van een hogere orde; niet de eenvoud die synoniem is van gemakkelijkheid, oppervlakkigheid en banaliteit. De eenvoud als sublimering van onze allerdiepste schoonheidsontroering. En die alleen de dichter vermag ze naar buiten te kristalliseren. Van de poëzie van na ‘50 zei hij dat de experimentelen de poëzie lelijk in het gedrang brachten. Zij kunnen wel anders, ofwel, zij kunnen geen gedichten schrijven die inhoud en vorm hebben. Als prozaschrijver schreef hij de romans en novellen: Geluk (1905), De Primus (1907), De secretaris van de Dekenij (1908), De Schone Droom van Dolf Verwilghe (1916). Toneel: Een offer (1901). Op het einde van zijn leven verkeerde hij vaak in nijpend geldgebrek, maar hij kon rekenen op zijn oude vrienden Lode Baekelmans, Emiel Hullebroeck en Julien Kuypers.
Literatuur Isidoor Van Beugem, Richard De Cneudt en zijn Dichtwerk, Brussel 1917. Remi van de Moortel, Dichter Richard De Cneudt over poëzie, De Gentenaar 21 maart 1959. Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, deel I, p. 305, Tielt 1973.
Daniël Van Ryssel
169
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 170
UITSLAG VAN DE PUZZEL 2011
We hebben er ons weer uitgeslagen, maar zullen we dit ook kunnen in verband met de hierna vermelde antwoorden? Als deze kwies geen historische achtergrond heeft, wel dan weet ik het niet meer. Ik wil je zeker niet langer ophouden, want vol spanning en met een argeloze arendsblik zitten nu reeds een aantal personen te kijken naar de uitslag: 1) Ganshof François-Louis; MILIS L., Necrologie François Louis Ganshof, in: Revue belge de philologie et d’histoire, LIX, 1981, nr. 59-2, blz. 519527. 2) Auguste Van Lokeren, M.S., Jean-Baptiste en Auguste Van Lokeren, in: Ghendtsche Tydinghen, 7de jrg. 1978, blz. 141-143. 3) Herman Jozef Vleeschauwer; RAUCHE G.A., Das Schrifttum von H.J.de Vleeschauwer 1956, 1966); in: Festschrift H.J. de Vleeschauwer, 1960. 4) Felix De Vigne; VANBERGEN M., Felix De Vigne, in: Ghendtsche Tydinghen, 85e jg., 1979, blz. 274-276. 5) Georges Hulin de Loo; PROVOOST G. - PALINCKX K., ‘Hulin de Loo, Georges’, in: R. DE SCHRYVER (red.) Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, Tielt, 1998, blz. 1479. 6) Philips de Kempenare; VAN DYCKE L., Recueil héraldique avec des notices généalogiques et historiques sur un grand nombre de familles nobles et patriciennes de la ville et du franconat dû Bruges, Brugge 1851, blz. 359; 7) Frans Blockmans; STRUBBE E., In memorium Prof. Dr. F. Blockmans, in: De Brug, 1962. 8) Jules baron de Saint-Genois (des Mottes); DE DECKER P., Saint-Genois (Jules Ludger Dominique Ghislain baron de), in: Biographie Nationale, VII, 1880-1883, kol. 601-607. 9) Hubert Van Houtte; 10) Jean-Baptiste Delbecq; VAN DER HAEGHEN V., Mémoire sur des documents faux relatifs aux anciens peintres, sculpteurs et graveurs flamands, Brussel 1899, blz. 1, 2, 12, 19-23, 27, 28, 30, 75-78, 90, 95, 97-101, 105, 108, 109-120, 121. Met de gevonden letterkens kon men hopelijk dan ook de naam vormen van een heel bijzonder iemand: Victor Fris; VAN WERVEKE H., Victor Fris, in: Liber Memorialis 1913-1960 der Gentse Universiteit, I, 1960, blz. 198-202.
170
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 171
Hoewel hij geboren was te Geraardsbergen in 1877 en overleed te Elsene in 1925, verbleef hij het grootste deel van zijn leven te Gent, de stad waarmee hij een literaire binding had. Het is dan ook niet verwonderlijk dat in de Arteveldestad een straat naar hem genoemd werd. Ik vermoed dat ook bij deze puzzel tijdens het opzoeken kwistig zal omgesprongen zijn met taaladjectieven. Toch hopen we hiermee als kwis-master naar jaarlijkse traditie ons plicht te hebben vervuld, doch wachten nu reeds ongeduldig naar sujettten die ons een kwis-tenbiebel zullen noemen. Dat is natuurlijk (in het nieuws Gents) een kwestia smaku. De Frisse kwiesmaster
Enkele woordjes commentaar Wij ontvingen binnen de termijn 9 antwoorden, waarvan 6 volledig correcte. In de orde van aankomst waren dat de heren Guy Schrans, Achiel Van Hecke en Paul Derycke, Arthur De Decker, Julien Wieme, Jos Tavernier, Mevrouw Paula D’haen en de heer Freddy Durinck. De heren Arthur De Decker, Erik Dekeyser en Jos Tavernier maakten één foutje, en merkwaardig genoeg, alle drie hetzelfde, namelijk gaven zij op vraag 9 als antwoord Hans Van Werveke. Dit jaar is de Primus de heer Guy Schrans, hij had enkele lengten voorsprong op zijn achtervolgers, zijn antwoord was al binnen op 9 December. Commentaar van enkele deelnemers. De neer Guy Schrans: Het betreft zonder twijfel De Vleeschauwer (Vraag 3), maar blijkbaar houdt de quizmaster geen rekening met het lidwoord in de familienaam. De heer Achiel Van Hecke: Ik weet niet waarom de quizmaster hier de Familienaam zou kunnen beperkt hebben tot Vleeschauwer in plaats van De Vleeschauwer. Ik vond de quiz weeral een heerlijk en leerrijk tijdverdrijf en zie al voor mij de glimlach van de quizmaster om de binnenpretjes die hij heeft bij onze (eventuele) vergissing. De heer Paul Derycke: Hij maakt een opmerking over die Vleeschauwer zonder “de”. Maar ik mag terug, ook als niet-Gentenaar en trouwe lezer van uw tijdschrift vermelden dat de quiz mij terug veel plezier heeft opgeleverd en dat ik weer heel wat heb bijgeleerd. Zeker over figuren waarven ik zelfs nog nooit de naam had gehoord. Ik kijk al uit naar de volgende quiz. (Wij vinden het een hele prestatie dat een niet-Gentenaar ons op een korte tijd een juiste antwoord
171
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 172
kon geven.) De heer Arthur De Decker: Vraag 3. Indien men “De” niet beschouwt als deel uitmakend van de familienaam. Hoe durf je? De heer Erik Dekeyser: Bij Van Lokeren wordt de “Van” meegeteld, bij De Vleeschauwer wordt “De” niet meegeteld. Dit is toch verwarrend. De heer Julien Wieme: Als één of meerdere van deze antwoorden niet correct zouden zijn, heeft dat niet belet dat ik er, net als de vorige jaren, enorm veel zoekplezier aan beleefde. Waarvoor mijn dank aan de quizmaster. De heer Jos Tavernier: Vraag 3. De C van Victor Fris kan alleen wanneer de kwismaster even het Noorden en de tel kwijt was bij De Vleeschauwer geen rekening heeft gehouden met de “De” in de achternaam. Overigens is deze persoon wel degelijk overleden in Pretoria. Mevrouw Paula D’haen: Geachte Quizmaster, gij hebt u afgekoeld bij het opmaken van deze puzzel, maar ik ben opgewarmd door het zoeken van de naalden in de hooiberg! De heer Freddy Durinck: Vraag 3. Herman Jan De Vleeschauwer. Als ik de zesde letter van zijn familienaam nam kwam ik bij de E in plaats van C. Ik kan alleen vermoeden dat onze quizmaster hier een klein foutje gemaakt heeft door de “De” van de familienaam te vergeten. Dit is mijn derde deelname aan uw quiz en waarschijnlijk de eerste keer dat ik vermoedelijk alles goed heb. In elk geval was het weer zeer boeiend om de oplossing op te zoeken. Doe zo maar verder. Tenslotte wens ik de ganse redactie te feliciteren met de bijzonder boeiende inhoud van elk nummer van de Ghendtsche Tydinghen waar we steeds met spanning naar uitkijken.
172
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 173
HET KRONIEKJE VAN EEN OUDE GENTENAAR
Vandaag - om te eindigen - met de W en de Z.
Wâofel: Wafel. Wanneer bij een kleine jongen een stuk hemd onder zijn korte broek uitsteekt, zegt men: “De vâone steekt uit, zijn moeder hee wâofels gebakke”. Wâogewiel: Een groot rond brood dat meerdere kilo's weegt, meestal in de houtoven gebakken Wâolepeejie: Wallonië. Wâope: Wapen. Van iemand die zijn legerdienst deed, zei me, “Hij ès onder de wâopes”. Wâoter: Water. Wanneer iemand bij het zingen van een liedje, niet verder kan omdat hij de tekst of de melodie vergeten was, zegt men: “Hij ès mee zijn lietse in’t wâoter gevalle”. Wâoteruuft: Wordt gezegd van iemand met een groot hoofd. Weerbustel: Haar dat niet blijft liggen. Weewe: Weduwe. Weewirre: Weduwnaar. Weegelijnk: Een pad, een kleine weg. “Gezet zijn gelijk ne pui op ne weegelijnk”: Voldaan zijn, alles hebben wat men nodig heeft. Weune: Wonen. Weunsdag: Woensdag. Wîekluis: Wandluis. Wietelirre: ‘k Vâoge der mijne wietelirre an: Ik trek het mij niet aan. Ik hecht daar geen betekenis aan. Wijnkeldochter: Vrouwelijke bediende, verkoopster in een winkel. Wijnsche: Wensen. Wiskesvlieger: Geen ernstig persoon. Wurm: Worm. Wurte: Wrat. Zatuuft: Dronkaard. Zatte Pulle: Dronkaard. Zâovol: Zavel. Zelver: Zilver. 173
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 174
Zeemols: Zenuwen. Zeske: Zuu plat als e zeske: zeer plat. Zeune: Zoon. Zeurzak: Valsspeler. Zeeve nâoste: In zeeve nâoste: zeer vlug. Zîe: Zee. Ziegès: Zeegras. Slechte tabak. “Awèl, da stijnkt hier nog gien klein beetse, g’hèt zeker ziegès in e pijpe gestoke.” Zieke: Urineren. De Geknielde jongelingen van Minne zijn bij de Gentenaars ook gekend als “De Vijf ziekers.” Ziel: Het zielke èwe mee iemand. Iemand voor de gek houden. Zíeldrâogers: Veuruit gâon gelijk de zieldrâogers: Achteruit gaan. Ziem: Honing. “Iemand ziem an zijne bâord strijken = hem vleien. Zîepe: Zeep. “‘t ès om zîepe”: Het is naar de vaantjes, het is kapot. Zîever : Zever. “Zîever in pakskes”: Onzin. Zijnge: Zingen. “Zijnge gelijk nen ont die e rammelijnge krijgt.” Slecht zingen. Zijnk: Zink. Zijntse: Prentje. Zijntse wolle: Images d’Epinal. Zijpe: Zijpende nat. Kletsnat. Doordrenkt. Zijt: Zout. Zinne: “Wa zijde van zinne?” : Wat gaat gij doen, wat zijn uw bedoelingen ? Zuivolsteege: Mersenierstraat. Zulle: Drempel. “Hij zal dâor de zulle nie verslijte”. Hij zal daar niet dikwijls komen Zuumèl: Verrekijker. Zwartzak: Gedurende de oorlog, een collaborateur. Zwîepe: Een zweep. Zwirre: Zweer. Zwîet: Zweet. “Leeg zwîet ès gèwe geried.” Zweinsele: Zwijmelen . Zwiek zwak: Ne lange zwiek zwak; Een lange magere persoon. Hugo Collumbien
174
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 175
BIBLIOGRAFIE
Niet minder dan 4 nieuwe boeken van Erik De Keukeleire over het Openbaar Vervoer in Gent. Hij heeft gezworen dat het deze keer de laatsten zijn en hij zou misschien wel eens gelijk kunnen hebben. Immers, die vier exemplaren sluiten een serie af van 27 uitgaven over het Openbaar Vervoer in Gent. Alle lijnen die er zijn en ooit geweest zijn werden behandeld. De laatste 4. 1. Uitbouw van het Gents openbaar vervoer naar de regio van de Kortrijkse Poort vanaf 1826, inclusief Lijn 8 Sint-Pieters-Sterre (1912-1962) 214 bladzijden - een 175-tal foto’'s - Prijs: 10 €. 2. Gent-Lochristi. Gent-Oostakker-Zaffelare. Gent-Wetteren-Hamme-KalkenOvermere-Lokeren (1888-1958). 346 bladzijden - een 350-tal foto’s - Prijs: 15 € 3. Gent-Zuid-Merelbeke (1898-1955). 392 bladzijden - een 200-tal foto's - Prijs: 15 €. 4. Gent-Herzele-Geraardsbergen (1907-1955). 276 bladzijden - een 200-tal foto's - Prijs: 15 €. Waarschijnlijk zal men op de prijs een reductie bekomen wanneer verschillende exemplaren aangekocht worden. Voor alle verdere inlichtingen kan men zich best tot de auteur wenden: Erik De Keukeleire - E-3 plein 93 - 9050 Ledeberg. Tel: 09.230.47.05 De leden van de “Heemkundige Kring Oost-Oudburg” worden deze keer speciaal verwend. Het 48e Jaarboek van de Kring is uitgegroeid tot een volume van 400 bladzijden. Was dat misschien om het 50-jarig bestaan van deze Kring te vieren? Verschillende daarin behandelde onderwerpen kunnen ook onze lezers interesseren, niet het minst een uitgebreide historiek (110 bladzijden) van de nu 100-jarige "Ecole de Photographie", een naam die de meeste Gentenaars niets zal zeggen , maar het zal wel iets duidelijker worden als wij er aan toevoegen dat het in feite gaat over “Lux Nova”. waarvan onze stichter Gaston Hebbelynck in het Bestuur zat. Onze generatiegenoten zullen die vereniging gekend hebben toen zij nog huisde in het Patershol en later, sedert 1967, in de kelder van het Lakenmetershuis. In de lijst van de leden die er ooit lid van waren zal men de naam tegenkomen van veel bekende Gentenaars. Weer een stukje Gentse geschiedenis dat vastgelegd werd.
175
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 176
Andere interessante onderwerpen voor Gentenaars: Het stichtingsverhaal van het Groot Begijnhof te Sint-Amandsberg, Op zoek naar de bouwmeesters van het Groot Begijnhof te SintAmandsberg, Otto Van der Haeghen had OostVlaamse roots, Ganda, Gandavum, als Romeinse nederzetting te Destelbergen-Eenbeekeinde en de naam Gentbrugge. Dit Jaarboek is gratis voor de leden van deze Kring. Niet-leden betalen 23 €, 27 € als het moet opgestuurd worden. Bijkomende inlichtingen zijn te bekomen bij de Voorzitter Roger Poelman Zavelput 14 te 9040 Sint-Amandsberg. Tel. 0499.71.72.16 Toch al een heel tijdje geleden verscheen van de hand van Rudy van Elslande “Het Clair-obscur in ‘Kerstnacht’ van Hugo Van der Goes”. Algemeen werd aanvaard dat de origine van het zogenaamd “Chiaroscuro”, het licht- en donkercontrast in de schilderkunst, o.m. typisch voor Rembrandt, te zoeken was in de Noordelijke Nederlanden. Van Elslande toont aan dat de wieg van dit clair-obscur niet in de Noordelijke Nederlanden stond, maar wel (rond 1475) in de... St-Pietersnieuwstraat in Gent, namelijk in het atelier van Hugo Van der Goes. Het bewijs daarvoor vindt u in dit boek van een formaat van 22 x 28 cm. Het telt 47 bladzijden en bevat een 20-tal kleurenfoto’s. De tekst is afgedrukt in 2 kolommen, links in het Nederlands, rechts in het Engels. Het boek kost 15 € + 2 € verzendingskosten. Uitsluitend te bekomen bij BVBA Luc De Backker - Grote Plaats 31 te 2323 Hoogstraten. Rekeningnummer BE42 0013 8648 4654
VRAAG EN ANTWOORD
Brief van onze Quizmaster: Kwistig antwoord over de familie Ranst van de kwismaster. In de kwies 2011 werd gevraagd naar Philips de Kempenare. Het belang van deze persoon lag voornamelijk in zijn beschrijving “Vlaemsche kronijk of 176
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 177
dagregister al het gene gedenkweerdig voorgevallen is, binnen de stad gent, sedert den 15 july 1566 tot 15 juny 1585”. Als gegeven van deze gevraagde persoon werd aangehaald dat zijn moeder behoorde tot de baljuwfamilie van Eke. De hr Arthur De Decker merkt op dat zijn moeder Jossine Ranst lid was van een Brugse familie. Daar er heel weinig te vinden is over de familie Ranst vroeg hij ons naar meer gegevens. Deze familie is afkomstig uit het gelijknamig dorp in de Zuiderkempen en vestigde zich in de 13de eeuw in de Vier Ambachten, waar talrijke Bruggelingen bezittingen hadden. Het was dan ook niet verwonderlijk dat Jossines vader uitweek in de 15de eeuw naar Brugge, waar hij zich vestigde in de St.-Gilliswijk. Jossine (1493-1569) huwde met de lakenhandelaar Jan de Kempenare (° 1479) en vestigde zich aan de Gentse Korenmarkt (nr. 2). Beiden werden begraven in hun parochiekerk gewijd aan de heilige Nicolaas. De achterkleinzoon Jacob van haar neef Joos Ranst was zeer lang baljuw van Eke (1705-1765), waar hij talrijke belangrijke zaken heeft gedaan. Hoewel deze familie bijna onbekend is, bewaart het Gentse stadsarchief een zeer groot archief van deze familie.
LEZERS SCHRIJVEN ONS
Van de heer Herman Van Hove ontvingen wij de volgende e-mail: “Ik heb ooit al eens een opmerking gemaakt over het krakkemikkige Nederlands in de meeste van uw artikels: typfouten, gebrekkige zinsbouw, verkeerd geplaatste of ontbrekende zinstekens, enz... Deze keer is vooral het schabouwelijk taaltje van ‘de historiaanse quizmaster’ mij opgevallen. Deze man, die de traditie hoog in het vaandel voert, acht het blijkbaar nodig om zij die prins Laurent een nar noemen, te schofferen. In zijn quizvragen heeft hij veel sympathie voor degenen die zich verzetten tegen de vernederlandsing van de Gentse universiteit. Aan zijn Nederlands te zien zou hij misschien beter in het Frans schrijven, nog zo een traditie van de gegoede Gentse burgerij. Zoals ik al eerder meldde, bied ik mijn diensten aan om alle artikels na te lezen en eventueel te corrigeren vóór publicatie.”
177
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 178
Nota van de Redactie
Opbouw van het “Telefoonhotel” in 1901.
178
Even verduidelijken. We zijn er ons volledig van bewust dat de taal die gebruikt wordt in ons tijdschrift geen correct Nederlands is, maar “Ghendtsche Tydinghen” is geen taalkundig tijdschrift, het is gemaakt voor Gentenaars, wij gebruiken bijgevolg een taal die hen familiair in de oren klinkt. Wij weten natuurlijk ook wel dat het woord “gelukkiglijk” geen correct Nederlands is, maar aangezien geen enkele echte Gentenaar het woord “gelukkig” zal gebruiken, doen wij dat ook niet. Wij hebben vanzelfsprekend geen enkel bezwaar tegen het A.B.N. en zullen dit gebruiken daar waar het nodig is of nuttig kan zijn, maar daar houdt het op. Wij zijn immers promotoren van het sappig Gents dialect dat zo véél rijker is dan het algemeen beschaafd Nederlands. Aangezien het de eerste maal is in het 40 jarig bestaan van “Ghendtsche Tydinghen” dat wij een opmerking ontvangen over ons taalgebruik, gaan wij uit van de veronderstelling dat onze lezers daar geen bezwaar tegen hebben. Wij zullen het dus verder doen zonder taalzuiveraars.
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 179
Van de heer Luc Devriese en André Verbeke: Het artikel over woonschepen verschenen in GT nr. 5 deed bij André Verbeke een lichtje branden in verband met een van de (relatief) weinige, niet geïdentificeerde exemplaren in zijn verzameling. Dat toont een uiterst zeldzaam binnenzicht in het salon van een woonboot met als opschrift My Dream. De lezers zullen zich nog wel de foto en beschrijving van dat toch wel luxueuze vaartuigje van architect Van Driessche herinneren. Hierbij een afbeelding waarbij de eigenaardige positie van de tapijtjes en vooral de twee aflopende planken op de voorgrond opvalt. Volgens de beschrijving van de woonboot maakten die deel uit van een wegneembare tafel. De vorm van de vensters bevestigt de identificatie. Dit is een reproductie van een ‘geïllustreerde briefkaart’ (of ‘prentkaart’ tout court). Als enige vermelding staat helemaal onderaan: Le Boat house à vapeur “My Dream” Vue de l’Intérieur. De eigenaar van de boot bleef onvermeld. Men kan zich afvragen of niet ook nog andere binnen- of buitenzichten van de boot uitgegeven werden. Dat zou kunnen, gelet op het tweede deel van de tekst Vue de l’Intérieur. Jaren ondervinding leert dat dit een product zou kunnen zijn van de Héliotypie De Graeve, gevestigd in de Burgstraat. Indeling, lettertype en afwerking wijzen daarop. Dergelijke kaarten worden in verzamelaarsmiddens ‘privékaarten’ genoemd. Enkel individuen met een goed gespekte beurs konden zo'n kaarten laten aanmaken. De eigenaar van de luxeboot kon er die kosten inderdaad wel bijnemen. Op de meeste privékaarten stonden in die tijd (voor W.O. I) geen namen vermeld. De geadresseerden wisten direct van wie die kwamen. Charles Van Driessche, onze architect en aannemer van grote werken, woonde in de jaren dat hij met zijn boot in het nieuws kwam, in de Jan Breydelstraat 111. Daar had hij in 1901 op de gedempte Houtlei een huis (villa) gebouwd. Het staat er nog steeds naast het huidige Design Museum. Hij woonde er tot ongeveer 1925. In 1928 is zijn adres Coupure Links nr. 177, naast de Ateliers Van den Kerckhove2. Woonde hij daar of was zijn aannemersbedrijf er gevestigd? In ieder geval blijft er niets meer van over: men is er nu een groot appartementsgebouw aan het optrekken. In 1929 vinden we Van Driessche nog eenmaal terug. Zijn adres was toen in Wondelgem (telefoonnummer 17120) 3. Er bestaan meerdere foto's en zeker één postkaart van een groot openbaar gebouw in constructie waar men houten bouwketen ziet staan met de naam Van Driessche op. Dat is het geval met een kaart geproduceerd door Vanderauwera & Cie uit Brussel (reeks 31 nr. 13 uit 1899) met een zicht op de Posthoornstraat (nu Sint-Niklaasstraat) met het nieuwe telefoniegebouw in
179
Binnenwerk_maart_april_2012_B_September binnenwerk OK 5.0 21/03/12 17:30 Pagina 180
opbouw (in 1940 in brand gestoken). De bouwkeet er naast draagt twee maal de naam Van Driessche.
NOTEN 1 Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen - Stad Gent, deel 4nb, Gent, 1979, p. 177-178 (met afbeelding). 2 Annuaire Mertens & Rozez - Flandre Oriëntale & Occidentale, Brussel, 1928, p. 322. 3 Officieel Telefoonboek, 1929, 2 uitg., p. 308.
Marie-Jeanne De Smet van haar kant, herinnert zich nog levendig de woonschuitjes destijds aan de Blaisantvest. Een ervan droeg ooit een karton met het volgende opschrift (letter voor letter juist weergegeven): “filloo te kop a vader”
Gezien het hier niet de GT Quiz betreft, geven we meteen de vertaling: velo te koop/à vendre. In die tijd waren de verkoopsannonces nog dikwijls tweetalig of Franstalig... of toch bijna.
180
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 181
GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring Gent V.Z.W. 41e jaargang nr. 3 mei - juni 2012
Inhoud - Alexander-Karel Evrard: Enkele herinneringen aan de Oude Bijloke. - Ernest Lacqur: Inventaire Archéologique: Grafsteen van d’Asscherie van der Couderborch. - Daniël Van Ryssel: Minder bekende en/of verdwenen locaties: Predikherenkerk of Kerk van de Dominicanen, Jacobijnenstraat. - Luc Devriese: Ghendtsche toestanden: “Zieke lieden” overal buiten de stadspoorten. - Pierre Kluyskens: Kloosterorden (vervolg en slot). - Erik De Keukeleire: Zoeken naar andere vormen van openbaar vervoer in Gent (1897-1932). - Rudy van Elslande: De Man van Smarten uit de omgeving van de Meester van Flémalle. - Hugo Collumbien: Gentse Memoriedagen: 16-17-18-19 December. - Daniël Van Ryssel: Vergeten Gentse schrijvers: Napoleon De Pauw (Gent 1835 - Gent 1922). - Bibliografie. - Dit bestaat niet meer. Het Pand vóór de restauratie.
181
182 192 194
199 210 221 235 240 248 251 256
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 182
ENKELE HERINNERINGEN AAN DE OUDE BIJLOKE
Als een der laatste overlevenden (van de generatie 1923) der artsen die nog gans hun opleiding in de Oude Bijloke hebben gekregen wil ik hier in het kort enkele herinneringen aan dit voormalig ziekenhuis vastleggen, een greep vervlogenheden met ook een paar anekdotes. Eerst heel beknopt iets over de gebouwen. De oudste gedeelten - zoals alle bewuste Gentenaars zullen weten - zijn nog middeleeuws: de ondertussen concertzaal geworden oorspronkelijke ziekenzaal (circa 1228; met de formidabele, unieke eiken zoldering; dit was de voortzetting van de Utenhove-stichting 1201 naast de St-Michielskerk, zoals we in een tentoonstelling in het Pand op Onderbergen anno 2001 hebben belicht). In onze tijd was de grote ruimte stapelplaats voor allerlei afgedankt materiaal, fietsenstalling, etc. geworden. Ernaast is de gewezen kapel (later lijkenhuis), eveneens in Doornikse steen. Erachter bevindt zich het bakstenen “Craeckhuys” uit de jaren 1500, waarin wij nog jarenlang patiënten hebben behandeld. Ook in het autopsielokaal was er nog een romaans overblijfsel.. Buiten het complex gelegen (aan de overkant der straat naar de Coupure toe) was het “Blindenhuis”, pas in de 19e eeuw door weldoener Van Caeneghem gesticht (waar sommigen van ons een primo-infectie tbc hebben opgelopen). De “oude” Bijloke (die eigenlijk al een nieuwe van rond 1870 was) werd door stadsarchitect Adolf Pauli ontworpen (die ook met Joz. Guislain het eerste zenuwlijdersgesticht van het land had gecreëerd). Typisch waren de hoge, neogotische ziekenzalen; volgens de toen heersende hygiënevoorschriften moesten de ruimtes hoog zijn om voldoende luchtverversing te bekomen; voor de verwarming der enorme zalen gaf dit wel een probleem. Als men de ruime hall binnenkwam: de mannenzalen links, de vrouwenzalen rechts. Er heerste een speciale sfeer in die Oude Bijloke: de eindelooslijkende gangen, de schaarse verlichting ‘s avonds, de schuifelende tred van de aalmoezenier voorafgegaan door een zuster met lantaarn voor berechting van een stervend oudje. De masoeur zorgde dan ook wel voor “‘t kruiske van den dood” tussen de vingers. Het stadshospitaal was van de C.O.O. (voorloper van OCMW); er kwamen vele oude mensen overwinteren - of sterven - (meestal van longontsteking). Verwarming, licht, verzorging, voor behoeftigen kosteloos. Als de lente en de
182
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 183
De ziekenzaal van 1228.
183
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 184
Ingang van het Neo-Gothiek gebouw van Adolphe Pauli (Âą1870)
Bijlokekaai. Ingang van de Materniteit.
184
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 185
zon verschenen, voelden ze zich genezen en konden ze weer naar huis. Ik had die sukkelaars niet van plantrekkerij willen beschuldigen. Als een “facteur” met hun pensioentje kwam, moesten ze aftekenen; we merkten dat sommigen met een kruisje tekenden (zo ongeletterd dat ze zelfs hun eigen naam niet konden zetten). “Ja, menhiere den dokteur, ‘k en hê kik nie lange naor ‘t schoole keune gaon, ‘k stonde kik al van mijn neege jaor in de natte continu’s”. Onze huidige media waren er nog niet, de meeste patiënten waren onwetend; enkele meer ontwikkelden hadden thuis een vulgarisatie-boek van Dr. Dubois of zelfs een “Larousse Médical” die ze als een evangelie raadpleegden. Mijn moeder die toen ook al op de Citadellaan woonde, vertelde dat men in haar jeugd ‘s nachts de kloefkens hoorde voorbijkomen van de kinderarbeid der katoenfabrieken. (Denk maar aan de film over Adolf Daens, of aan pater Stracks boek “Arm Vlaanderen”). Tijdens de 2e wereldramp was de helft van het hospitaal voor Wehrmachtgekwetsten en -zieken, de andere voor de stadspatiënten. In de tuin waren er schuilkelders die met het ziekenhuis verbonden waren (sommige van die “bunkers” bestaan nog.) In deze periode is er een poging geweest de Bijloke op te blazen (men kan zich afvragen of men zoiets doet met een hospitaal, dat onder de bescherming van het Internationale Rode Kruis dient te staan). Er was ook een verbinding met de universitaire poliklinieken aan de Pasteurlaan en de Godshuizenlaan, waarlangs patiënten per rijdende brancard of rolstoel naar “de piste” werden overgebracht (demonstratie in de rotonde of klinische les; zo hebben we b.v. nog onze magistrale chirurgie-prof. Fritz De Beule een borstamputatie zien uitvoeren in volle studentenklas; nu is zo iets niet meer mogelijk). Aangezien er van gebruik van het Academisch Ziekenhuis nog geen sprake was, bestond er een overeenkomst tussen Stads-COO en Faculteit Geneeskunde der Unief ter verdeling van de zalen en de patiënten. Dit bracht wel rivaliteit en wrijvingen mee; van op “de wacht” (de opname aan de ingang) werden er soms interessante gevallen “weggesmokkeld”. Op de verdieping waren er kamers voor betalende patiënten. Rond (en in) iedere zaal was er wel een kat om muizen en ratten weg te houden; van toxoplasmose e.a. infectie-overdrachten had men nog niet veel weet. Prof. J.De Busscher hield zelfs “tour de salle” met de gestreelde Blackie op de arm (die zwarte Tybaert sliep in de linnenkast waarin alles ter desinfectie heet-gestreken moest zijn). Eveneens door de Zusters Cisterciënzerinnen bediend was de “Refuge” aan de
185
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 186
Coupure (Toevlucht van Maria); gezien daarheen privé-patiënten werden versluisd, noemde men deze Refuge de Marie ook wel “le Refuge des professeurs”; nu is die kliniek tot home verbouwd (waar ook de laatste Zusters uitsterven). Vlakbij de ingang & hall (rechtover de wacht & opname) was de apotheek waar de brave Jw. Cecile Middelaere heerste (zij speelde ook een rol in de katholieke vereniging “Côme-Damien” voor artsen en apothekers). Met de hospitaaldirecteur, die een stadsambtenaar was, hadden wij weinig contact. Bij het ziekenbezoek (een paar namiddagen per week) was het soms een echte begankenis; platte Gentenaars spraken van “‘t besoch”. Voor patiënten die in ontwenning waren, werden soms ganse “kaba’s” bierflesjes binnengesmokkeld. De meeste lessen kregen we in de twee rotondes van polikliniekencomplex (door architect Cloquet ontworpen); ook sommige in het Rommelaere-instituut (rechtover de Bijloke). De sympathieke bediende in de Anatomie Hippoliet Van Ootegem kookte beenderen uit de dissectie-zaal af, die studenten zich ter studie aanschaften. Door Dr. Urb.Thiry werd een eentalig letterkundig en historisch tijdschrift “Les Cahiers de la Biloque” uitgegeven (waarin o.a. ook J. De Busscher meermaals schreef). Als de stagiairs ‘s morgens ruim nuchter bloed kwamen afnemen, was de reactie soms: Ja, ze gaon weere bloewuste maoke. Op de zaal stonden siphonflessen spuitwater, waarvan studenten soms misbruik maakten om mekaar te belagen. Medicatie werd in een groot receptenboek voorgeschreven; het waren toen nog meestal bereidingen (en niet zoals nu kant en klaar verpakte specialiteiten; de apothekers hadden er nog werk aan en droegen meer verantwoordelijkheid; nu dreigen deze intellectuelen eerder winkeliers te worden). Wij gebruikten nog ventousen (brandglazen) tegen pneumonie (vanaf ‘44-45 verdrongen door penicilline) en bloedzuigers tegen beroerte. Buiten alcoholisme betroffen vroeger de meeste verslavingen morfinomanie; en dat had men nog eigenlijk meest bij dokters, verpleegsters of apothekers (die er het gemakkelijkst konden aangeraken). Soms was er een dronkaard die met een onschuldig gezicht vroeg of hij wel spuitwater mocht drinken. Vooral bij vrouwen zagen we verslaving aan poeders van ‘t Wit Kruis (die al van ‘s morgen vroeg werden geslikt, als stimulerend middel; er zat o.a. coffeïne in).
186
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 187
Als een behandelende arts geen duidelijke verklaring voor eerder vage klachten vond, was wel eens de sussende uitleg “Madam, ‘t zal van de lever zijn” (een nogal mysterieus orgaan met brede rug). Soms was er wel eens een echte plantrekker; zo herinner ik mij een overigens struise man die nooit regelmatig gewerkt had (altijd wel van een of ander vaatje tappend: werklozensteun, ziekentrok, openbare onderstand, toen hij merkte dat men hem door had, veranderde hij van huisarts; hij vond wel altijd iemand bereid attestjes te schrijven. “Z'hên mij daor ne kier verplicht tewirkgesteld. ‘k Hê mij moete bukke, en ‘k hê mij daor geforceerd. ‘k Hê mij ne kruuk gedraoid en ‘k ben nuunt nemier goe gekome.” Nu zocht hij invaliditeit. Zenuwlijders lagen eerst verspreid over gans ‘t hospitaal, zodat gans de processie (diensthoofd, werkleider, assistenten, stagiairs, verpleegsters) kilometers moest afleggen voor “den tour de salle” (die bijna geheel de voormiddag kon duren). Sinds 1955 werden de neuropsychiatriegevallen (want dat was toen één specialisme) samengebracht in 2 enigszins vernieuwde zalen (14-15) aan de Bijlokekaai (rechtover de bootjes van Dua op de Leie). Dit onder het waakzaam oog van Zuster Tarcisia (die door de studenten “het Fort” werd genoemd om haar indrukwekkende gestalte). Voor de Zusters in het algemeen heb ik wel altijd respect gehad, omdat ik soms zag dat ze zelf met gezwollen benen naast de bedden stonden (dat ze dus zelf hadden moeten rusten of behandeld worden, doch dat ze hun zieken niet in de steek wilden laten; chapeau!). “De Blauwe Kamer” was een isoleercel voor geagiteerde patiënten (met ijzer beklede deur, waarin een kijkgaatje; beschermde verlichtingslamp bovenaan; in de vloer gefixeerd ijzeren bed). Er kon gebruik gemaakt worden van een dwangbuis of dwangjak, in sterke moeilijk verscheurbare stof, met lange mouwen die op de rug werden samengeknoopt (in het Frans camisole de force, in de volksmond: ‘n zottencapote). Daar werden manisch-agressieve gevallen in ondergebracht, maar vooral in de weekends ook alcoholisten die door de Gentse politie werden binnengebracht (zo herinner ik me een gekend Gents kunstschilder met delirium tremens). In de psychiatrie had men nog niet veel anders dan bromuren of bromiden, enkele barbituraten en de chloralsiroopfles waarmee de Zuster ‘s avonds rondging om bij de zieken een goede nachtrust te induceren. Er was ook een grote rose fles (met zelfs een doodshoofd op; ne pas dépasser la dose prescrite): waarin niets anders stak dan frambozensiroop; dat werd
187
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 188
gegeven aan ingebeelde zieken en aan hysterische patiënten, en die waren daar heel content van; het gedacht doet ook veel (suggestieve psychotherapie, of placebo-effect). Zoals wij de penicilline in ‘44 hebben weten binnenkomen, kwamen de psychofarmaca pas in het begin der vijftiger jaren op de markt (Largacti), reserpine, haloperidol), en dat veranderde wel de sfeer in de psychiatrische afdelingen en de gestichten. Zoals in de periode die ik hier bedoel, de ingewikkelde technische onderzoeken nog niet bestonden, waren ook de medicatiemogelijkheden nog beperkt. En werden nog vaak plantenextracten voorgeschreven als meidoorn, maretak of valeriaan. Opiumpillen of laudanum kwamen ook voor. Electro-shock werd tegen zware depressie (met suïcidedreiging) regelmatig toegepast. Ik heb mijn diensthoofd het toestel nooit zien aanraken, het assistentje moest het maar doen; zo heb ik in de loop der jaren drieduizend shocks moeten toedienen, maar heb er geen enkele ernstige complicatie mee ondervonden; dat was toen het enige dat hielp. Tegen dementia paralytica (laattijdige verwikkeling van syfilis in de hersenen) werd malariakuur aangewend (die dan met kinine moest worden beëindigd). Daartoe dienden wij dan eerst een besmette mug uit het Tropisch Instituut te Antwerpen te bestellen. Toen eens het insect in een speciale verpakking op de Bijloke toekwam had de portier niets beters gevonden dan de zending op de chauffage te plaatsen, de mug was van haar stokken gegaan, we hebben ze nog kunnen reanimeren, maar ze heeft niet meer willen steken... Enkele gezegden van patiënten zijn me bijgebleven, we mochten er natuurlijk niet bij lachen, maar soms kon men een milde glimlach onderdrukken. Algemeen werd het mannengesticht “Saint-Guislain” genoemd, hoewel de nochtans verdienstelijke man (later tot grootste-prof-van-Gent uitgeroepen), nooit tot de eer der altaren werd verheven. Smalend werd gezegd dat de “Gezondheids-straote (op de Brugse Poort) tussche ‘t kirkhof en ‘t zothuis” lag. “Mijne man hee ‘n tromboneke in zijn huufd gehad. Ik hê zelve nog in Sleine gezeete. En ‘k hê kik twie aangekapte kindjes”. Een andere brave vrouw zei in Kamiela (St-Denijs-Westrem) gezeten te hebben en in Matadi (een haven in Kongo? Neen, Mater Dei te Sleidinge). Ze had tegen keenen (winter-kloven Bonte Piro gekregen (Baume du Pérou). Apotheker Edmond Boonen (Begijnengracht) en Jules Mathijs (Steendam) waren bekend om hun (sterk laxerende) “zwarte flassche”. Men vertelde te Gent dat als iemand de weg naar die apotheken vroeg, er gezegd werd: “‘t Es nie moeilijk, ge moet maor de spèttelijnge volge”.
188
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 189
1982. Na de verhuis...
189
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 190
Lot 700 op de openbare verkoping van de inboedel van de kliniek De Bijloke: een eiken biechtstoel.
190
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 191
Vaak vernamen wij bij ondervraging van bejaarden dat ze thuis met 10 of 12 kinderen geweest waren, maar dat er maar een viertal in leven gebleven waren: door de seskens, ‘t vier in den buik, slijmziekte (complicatie van banale mazelen of kinkhoest), de kroep, etc. Als men een trillende stemvork op de gewrichten plaatste om de diepe gevoeligheid te testen, en aan de zieke vroeg wat hij gewaar werd, kon men een waaier reacties vernemen: zinderijnge, beevijnge, trillijnge, kriebelijnge, daoverijnge, weemelijnge, schokke, elenktriek, mieregevoel, iets da leeft, gelijk ‘n bieste die weemelt, een humorist sprak zelfs van fa dièze of si bemol. En nu tenslotte een laatste schuifje over het roemloze einde van de aloude Bijloke. Vóór de verhuis naar de nieuwbouw op Ekkergem werd op één namiddag gans de inboedel van het historische ziekenhuis publiekelijk verkocht. Tevoren was er een kijkdag voor gegadigden, waarbij men kon zien dat keuken en kelders bruin zagen van de kakkerlakken en waarop bijna alle koperen klinken van de deuren verdwenen (toen ook al, vóór de komst van Oostblokkers). De veiling zelf verliep in een hels tempo; ik herinner me het eerste lot: 850 ijzeren bedden, niemand geïnteresseerd? Adjugé, aan een opkoper van oude metalen, voor versmelting. Een massa houten rekjes waarop bedlegerige patiënten konden eten; 1 fr. ‘t stuk, niemand? 0,50 fr. niemand? Toegewezen aan 25 centiem voor stoofhout. En zo ging dat door tot de inboedel van de (ontwijde) kapel toe. Ik heb daar slechts wat kleinigheden kunnen redden (als souvenir aan een site waarop ik een halve eeuw had gewerkt, mijn eigen Dienst was in de aanpalende polikliniekgebouwen aan het Bijloke-hofje). Herinneringen die ik nadien aan het Dr. Guislain-museum en aan de Geschiedenis der Geneeskunde (Pand Onderbergen) heb geschonken. De ziekenzalen van 1870 gingen stedelijke onderwijsinstellingen worden. Het unieke gotisch hospitaal van 1228, waar eeuwenlang zoveel patiënten kreunden en stierven, zou voortaan voor muziek en zang gaan dienen. Sic transit gloria mundi...
Alexander-Karel Evrard (88 j.)
191
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 192
INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE - FICHE N° 231
Op 16 Januari 1902 stelde Ernest Lacquet in de rubriek “Beeldhouwwerken Museum van Stenen Voorwerpen in de ruïnes van de St-Baafsabdij - XIIIe eeuw” in het Frans een fiche op over
Grafsteen van d’Asscheric van der Couderborch De hier afgebeelde grafsteen in Doornikse graniet heeft een hoogte van 1,95 m. en een breedte van 1,00 m. Blootgelegd in 1885 was hij sedert de XVe of de XVIe eeuw, denkt men, ingemetseld in de pijler van de oude Braemgatenbrug. Dank zij deze omstandigheid en niettegenstaande het feit dat de afbraak met dynamiet gebeurde, is de tekening perfect bewaard gebleven. (1) De levendig gebleven lijnen hebben de oude polychromie met witte, zwarte en rode tinten bewaard. Ze is samengesteld uit een pasta bestaande uit was en misschien een wit hars, gemengd met kleurpoeder dat koud ingewerkt werd in de groeven. Aangezien deze pasta redelijk fragiel is, is het exemplaar dat het museum bezit waarschijnlijk enig in zijn soort. In het midden van de zerk is een versterkte poort gegraveerd waarvan de vorm wel bepaald is. De ogivale poort wordt gesloten bij middel van twee vleugels voorzien van acht hengsels en een versterkingsketting, in het bovenste deel een valpoort, langs weerszijden van de spitsbogen boven de ingang van de poort ziet men een drielobbig rond venster; iets lager lange en smalle schietgaten. Deze worden herhaald op de steunmuur van het hoofdgebouw. Een vooruitspringende galerij met kantelen omringt het platform van de constructie die overkoepeld wordt door een donjon met een gekartelde kroonlijst, bedekt met een dak. Deze verdieping wordt verlicht door drie kleine lancet192
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 193
vensters en twee kijkgaten, waarboven een drielobbig timpaan. Op de kantelen van het platform, twee krijgsmannen met pantserhemd en rode maliĂŤnkolder. De ene draagt op de schouder een kruisboog, de andere blaast op een hoorn en houdt een blank, scherp wapen in de hand, een soort zeis. De inscriptie rondom de zerk wordt omkaderd door twee rode biezen met een beginkruis en driehoekige rode punten. Een Romeins schrift met afgeronde hoofdletters wijst naar de tweede helft van de XIIIe eeuw en zijn van een zeer merkwaardig model. De letters E en R zijn altijd samen verbonden. Ziehier de juiste transcriptie van de tekst die geen enkele afkorting bevat, althans in het bewaard gebleven gedeelte, want de onderste kant van de zerk die het jaartal draagt ontbreekt, spijtig genoeg.: HIER LEGHET ASSCHERIC VAN (D)ER COUDERBORCH DIE STAERF IN(T)JAE(R)... (UP SENTE SIMOE)NS ENDE SENTE IVDEN AVONDE (27 OCTOBRE) BID OVER HEM. De bibliotheek van de Stad en van de Universiteit bezit een gekleurde tekening van deze zerk, uitgevoerd door Leopold Schellinck de 6e augustus 1885, op de schaal 15/100 met de personages en de vensters van de verdieping op originele afmetingen.
Cfr. J.BĂŠthune in Messager des sciences historiques, 1892, pp.1-5. (1) De gravure vertoont sporen van de inkervingen die in de steen gemaakt werden voor de plaatsing van haken die moesten dienen om de steen vast te metselen in de brugpijler. (2) Moet men er de wapens in zien van de van der Couderborch? Men zou het kunnen denken, want de nationale archieven in Parijs bezitten een zegel van Wautier van der Couderborch, die leefde rond het midden van de XIIIe eeuw; en deze zegel vertoont een wapenschild met een gekartelde toren met het opschrift: s. WALTERI E FRIGIDO CASTELLO.
193
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 194
MINDER BEKENDE EN/OF VERDWENEN LOCATIES
Predikherenkerk of kerk van de Dominicanen, Jacobijnenstraat.
In 1228 werd het Dominicanen- of Predikherenklooster gesticht in Onderbergen. Algemeen wordt aangenomen dat de Dominicanen al vroeger in de stad verbleven, maar dat het officieel wonen pas op die datum door de overheid werd erkend. Voordien was op die plaats het Wittocx-hospitaal van de familie Uten Hove gevestigd, maar het hospitaal werd te klein en verplaatst naar de Bijloke. Het oude hospitaal werd het klooster van de paters Dominicanen. (Gemiddeld verbleven er 30 Ă 40 paters en 10 Ă 15 lekenbroeders.) De traditie zegt dat de kerk werd opgericht in 1240. In ieder geval werden in 1263 de gelovigen opgeroepen bij te dragen tot de voltooiing van de kerk. Het was een gothische kerk, in Doornikse hardsteen, met hoofdingang, een dubbel portaal met centraal een deurstijl, in Onderbergen en koor (een eigen-
Kerk van de Dominicanen in 1848. Aquarel van Auguste van den Eynde.
194
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 195
Interieur van de kerk van de Dominicanen. Aquarel van P.J. Goetghebuer.
195
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 196
lijk koor was er niet) aan de Leie. Het was een zaalkerk van 52 meter lang en 16 meter breed (22 m. als men de zijkapellen meetelt), met één beuk of schip (het breedste dat men kende), dus zonder pilaren, onder één houten gebint of spitsbooggewelf met een zadeldak. Ze had ook zijkapellen, tien aan elke zijde, met spitsboogvensters gescheiden door steunberen, waar boven ieder altaar een schilderij hing van goede kunstenaars (o.a. van J. Van Cleef, N. Roose, J. van den Heuvel, G. De Craeyer). Verder bezat de kerk ook marmeren en houten altaren en een merkwaardige communiebank die de kerk over de volle breedte afsloot. Ze besloeg met haar tien traveeën, zonder dwarsbeuk, de volledige rechterhelft van de smalle Jacobijnenstraat (Jacopinen was in de Middeleeuwen ook de naam voor Dominicanen). De west- en oostgevel was vlak afgesloten. Aan de zuidkant stonden ook enkele huisjes tegen de kerk aangebouwd. In 1458 deed het klooster beroep op Karel de Stoute om stabiliteitswerken te laten uitvoeren. In de 16e eeuw hadden klooster en kerk te lijden van de woelingen tussen Karel V en de Gentenaars in 1539, maar veel meer nog van de beeldstormerij van 1566. Het was toen dat alle boeken en handschriften van de bibliotheek in de Leie werden gegooid. De kerk werd hersteld met een toelage van de stad. Van 1578 tot 1584 werd het klooster een calvinistische school en de kerk werd gebruikt als Calvinistische tempel. In de 17e eeuw werd de kerk hersteld en werd een nieuw glasraam aangebracht aan de kant van de Leie. Nog in de 17e eeuw werd het koor verminderd om de voorkerk in barokstijl te verlengen. In 1796 werden de paters uit hun klooster verdreven. In de kerk werden de biechtstoelen gebroken, de schilderijen gescheurd, het orgel verdween, het koor lag verwoest en uit de heilige vaten had men jenever gedronken. In 1797 werden klooster en kerk door het departementsbestuur verkocht aan burger Van der Linden, die het kocht in naam van de weggejaagde paters, die er als burgers mochten blijven wonen. In 1802 werd de vrijheid van godsdienst hersteld en herbegonnen de paters hun priesterwerk. Maar de middelen ontbraken hen om in hun onderhoud te voorzien en ze verhuurden het klooster, zonder de kerk, aan de heer Velleman, bouwmeester. Later werden ze uit nood gedwongen het klooster te verkopen. Van dan af begon de ondergang van het klooster: de cellen werden verhuurd als woonsten; de refter werd een verkoopzaal en garage; andere ruimtes werden opslagplaatsen. De paters kochten een huis in de Peperstraat en huurden verder de kerk in Onderbergen. Op 2 oktober 1854 werd voor de laatste keer een liturgische dienst gehouden in de kerk. Daarna werd ze definitief gesloten. In de loop van de 19e eeuw was de kerk in de Jacobijnenstraat zo bouwvallig geworden en omdat er bovendien een Bijzonder Plan van Aanleg was om de Jacobijnenstraat te verbreden, werd ze in het voorjaar van 1860 - onder afkeu-
196
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 197
Zijgevel van de Dominicanen Kerk.
197
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 198
rende belangstelling! - afgebroken. Er diende springstof aan te pas te komen om het 13e eeuwse metselwerk op te ruimen. Voordien werden alle altaarschilderijen naar de reserve van het Museum voor Schone Kunsten overgebracht en werd de rest van de inboedel verkocht, o.a. ook de vloerstenen. In september waren de afbraakwerken voltooid. Voor het eikenhout werd 7.000 Fr. betaald. De afbraak bracht 37.000 kg ijzer op, 10.000 kg lood en 300 kubieke meter arduin. De massa steengruis, 3.300 kubieke meters, werd met zeven grote bakschepen afgevoerd. Architect J. Walckiers bouwde in 1911 te Sint-Lambrechts-Woluwe de SintHenricuskerk naar een exact model van de gewezen Gentse dominicanenkerk. De paters Dominicanen verblijven thans (2009) in het Groot Begijnhof SintElisabeth te Sint-Amandsberg. In de 20ste eeuw raakte het kloosterpand steeds verder in verval. Een troosteloze woonkazerne voor marginalen en kunstenaars. Had men in de 19e eeuw weinig belangstelling voor oude bouwwerken, ook in de jaren 1950 gingen er stemmen op om wat er nog overeind stond te slopen om plaats te maken voor een parking. Een zeer interessante ligging voor een parking, zo midden in het centrum van de stad met de Veldstraat, dé winkelstraat van Gent, aan de overkant van de Leie. In 1963 verwierf de RUG voor 18 miljoen fr. de gebouwen, die in de jaren 1970-1980 volledig werden gerestaureerd. Behalve wat overblijfselen van de N.-zijgevel uit de 13e eeuw, blijft er van de kloosterkerk geen spoor meer over. Overigens is de kerk van de Dominicanen niet de enige kerk die te Gent werd gesloopt. In 1581 werd Sint-Veerlekerk (1212-1581) bij het Gravensteen, de hofkerk van de graven van Vlaanderen, afgebroken, en in 1799 werd de O.-L.Vrouweparochiekerk, staande aan de kant van de Sint-Pietersnieuwstraat, met de grond gelijk gemaakt om het Sint-Pietersplein als marsveld of exercitieplein aan te leggen.
Literatuur F. De Potter, Gent, van den oudsten tijd tot heden, deel VIII, 1901. De Dominikanen te Gent, brochure uitgegeven ter gelegenheid van de tentoonstelling "De Dominikanen te Gent (1228-1968), 1968. Bouwen door de eeuwen heen. Inventaris van het cultuurbezit in België. Architectuur, deel 4 nb Z-W Stad Gent, 1979. W. Simons, G. Bral e.a., Het Pand, acht eeuwen geschiedenis van het oud Dominicanenklooster te Gent, 1991.
Daniël Van Ryssel. 198
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 199
GHENDTSCHE TOESTANDEN
‘ZIEKE LIEDEN’ OVERAL BUITEN DE STADSPOORTEN
Deel 1
Het Zieklien, een zijstraatje van de Maaltebruggestraat in de Sint-Pieterstationwijk (Sint-Pieters-Aalst) herbergt een Gents stukje folklore waarvan Lodewijk De Vriese een mooie beschrijving wist te geven. In zijn Een wandelingsken in’t ronde van Gent hangt hij een levendig beeld op van de jaarlijkse Zieklienkermis waarbij de ‘burgemeester van ’t Zieklien’ een belangrijke rol speelde1. Heel wat minder plezierig is het werkelijke verhaal dat achter die naam verborgen zit. Hij betekent ‘zieke lieden’ (zieke lieën) of ‘beziekten’ en dat waren tot in de Late Middeleeuwen uitsluitend melaatsen (leprozen). In de Gentse geschiedschrijving zijn enkel het Zieklien op Sint-Pieters-Aalst en het Rijke Gasthuis tussen de Torrepoort en de Brugsepoort goed gekend als leprozenoorden. Het eerste vanwege een toevallig blijven voortbestaan van Zieklien als plaatsnaam en later als straatnaam. Het tweede vooral doordat talrijke schriftelijke gegevens voorhanden zijn en ook omdat de instelling na de omvorming tot klooster in de 17de eeuw de naam ‘Rijke Gasthuis’ bleef dragen die refereert naar zijn vroegere functie. Het nog bestaande gebouwencomplex tussen de Hoogstraat en Rasphuisstraat - Marialand herinnert daar trouwens nog aan. Maar er waren heel wat meer plekken toegewezen aan melaatsen. In dit artikel gaat de aandacht vooral naar een onbekend gebleven aspect van de leprozensituatie: de zeer specifieke verblijfplaatsen van de melaatsen ‘ter poorten’: buiten de Gentse stadspoorten. Voor we daaraan toe zijn, bekijken we in dit eerste deeltje even de betekenis en verspreiding als toponiem (plaatsnaam) van de term ‘zieke lieden’ en proberen we vooral de eigenaardige middeleeuwse houding tegenover melaatsheid min of meer te begrijpen. Waarom werden melaatsen buiten de poorten gesloten? Het antwoord ligt niet zomaar voor de hand.
199
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 200
Ziek is gelijk aan melaats … en melaats is gelijk aan ziek ‘Zieke lieden’: toch wel een eigenaardige term, waar heel wat achter verborgen zit Om te beginnen iets heel opmerkelijk. In verband met melaatsheid had men het in de late middeleeuwen (vanaf ongeveer 1250 tot 1500) uitsluitend, op een enkele vermelding van ‘lazarie’ na, over ziek, beziekt, beziekte lieden, zieke lieden, ziekhuis of ziekhof en, zoals we verder zullen zien, akkerzieken of veldzieken. De woorden melaats(heid) en leproos (leprozerij) waren in het Vlaams niet gebruikelijk2. In het Frans is de situatie gelijkaardig. Een melaatsenhuis of leprozerie heet in die taal maladrerie. Ons woord melaatse heeft trouwens dezelfde herkomst als ‘malade’. Daarin zit het Latijnse woord ‘malus’ of ‘male’ en het Franse ‘le mal’ dat zowel het kwaad als de ziekte of de aandoening betekent. In de oude Gentse teksten had men het ook over de witte en de bruine ‘evele’, waarin je moeiteloos het Engelse ‘evil’ en het Nederlandse ‘euvel’ herkent: nog maar eens het kwade, het slechte3. Onvoorstelbaar voor ons: ziek zijn was gelijk aan melaats zijn … Het geeft aan hoe gevreesd de lepra was en hoe wijd verbreid. Al moet hier onmiddellijk aan toe gevoegd worden dat de diagnose van de ziekte allesbehalve onfeilbaar was4. Dat kunnen we zelfs afleiden uit een andere term voor de aandoening: lepra, een woord dat ook in de naam steekt van de ziekteverwekker, de bacterie Mycobacterium leprae (verwant met de tuberculosebacil). ‘Lepra’ bevat immers ‘lepos’, Grieks voor schub, en dat laat meteen al vermoeden dat zeer waarschijnlijk psoriasispatiënten en mensen met allerhande chronische huidaandoeningen, tot en met schurft, verkeerdelijk als leprozen aanzien werden. De ziekte verdween bij ons nagenoeg geheel in de 17de eeuw.
‘Zieke lieden’ in veel steden en in plattelandsgemeenten Van ‘zieke lieden’ getuigen ook in andere steden talrijke verloren gegane en hier en daar nog bestaande plaatsnamen. Zo vind je in het Frans-Vlaamse stadje Bergues (Sint-Winoksbergen) een rue du Zickelin, oorspronkelijk buiten de stadsmuren, verwijzend naar de melaatsenkolonie der Ziekelieën (Zieke Lieden)5. Mechelen heeft zijn Ziekeliedenstraat, een smal verbindingsstraatje tussen de Korenmarkt en het Onze-Lieve-Vrouwekerkhof. Dat is binnen de oude stad, maar de naam is afkomstig van een in 1190 buiten de stad opgericht onderkomen voor leprozen dat aan het einde van de 16de eeuw naar die plaats verhuisde. Het is een typisch geval: de ziekte was verdwenen en van het bezit en de inkomsten van het leprozenhuis werd gebruik gemaakt om een klooster op te richten binnen de stadsmuren. Dat nam naast de inkom-
200
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 201
Hoe het Zieklien overleefde als plaatsnaam, zien we op de Atlas parcellaire de la Ville de Gand uit 1809 (Stadsarchief Gent DD12, detail) met le Siclin aan de hoek van de Kortrijksesteenweg (onder op de afb.) en de Ganzendries (boven rechts).
201
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 202
sten ook de naam over. Minder bekend is dat ook veel plattelandsdorpen ‘Zieke Lieden’ als toponiem kenden, meestal één per dorp. Dat was bijvoorbeeld het geval voor het Brugse Vrije. Dat een stadje als Deinze aan de ‘zieke lieden’ een welbepaalde plaats toewees, lijkt niet zo verwonderlijk. In Eeklo had men de Sieken huusekins (1547). Minder voor de hand liggend zijn de vermeldingen in kleinere OostVlaamse plaatsen. Zo was er een Ziekeliedervelt of Sieckplaetseken in Baardegem en in Aaigem (Erpe-Mere) werd nog in 1674 een huis genaamd het sieckhuys vermeld. In Ursel had men het in 1448 over een stede (woonplaats) behuust met eenen cleenen huusekine gheheeten ’t siec huusekine. Meer dan waarschijnlijk waren die ‘dorpsziekenhuizen’ niet meer dan zeer primaire hutjes ‘van plak en stak’ (van leem tussen houten verbindingen en vier hoekstaken).6 Wellicht kwamen die er mede op voorschrift van de centrale overheid, die zich in die tijden overigens slechts zelden in positieve zin bemoeide met het welzijn van haar onderdanen. Ook daarbij ging het om de ‘zieke’. De administratie van de hertog van Bourgondië omschreef in 1472 duidelijk waaraan de dorpen ‘naar oude gewoonte’ zich moesten houden: te kiesen eene plaetse ende die te behuusene omme daer te wonen de vorseide ziecke. De leprozen moesten voorzien worden van een bed en huisraad, indien nodig. Ze hadden recht op een zekere hoeveelheid hout en om de twee jaren een ‘huik’ (kapvormige mantel).7
‘Ter poorten’ Eenmaal de diagnose gesteld, werden de ‘zieke lieden’ of ‘beziekten’ buiten de gemeenschap gestoten. Dit betekende dat ze letterlijk buiten de stad gesloten werden. Daar mochten ze bivakkeren op speciaal voor dat doel toegewezen, welbepaalde plaatsen. Niet om het even waar en in elk geval buiten de stadspoorten. De locatie van de leprozenverblijven werd steevast aangeduid als ‘ter poorten’. Dit hoefde overigens niet te betekenen dat de aan de zieken toegewezen plaatsen net buiten die poorten lagen8. Over het Zieklien kan er geen twijfel bestaan. Dat ligt bij de Maaltebruggestraat, een heel eind buiten de stadswallen en de Kortrijksepoort of Pedercellepoort, destijds ongeveer op de plaats van de huidige stadsring. Minder evident is het wat dat betreft voor de hierboven aangehaalde leprozerie Rijke Gasthuis achter de Hoogstraat. Daar moeten we er ons rekenschap van geven dat ook dit huis ten tijde van de stichting buiten de toenmalige stadspoort en stadsvesten lag: de Torrepoort bij de Poel en de Houtlei, die toen een vestgracht was.
202
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 203
In deel 2 van dit artikel zullen we de Gentse locaties ‘ter poorten’ meer uitgebreid beschrijven.
Vrees voor besmetting? Lepra is slechts minimaal besmettelijk en de incubatieperiode (tijd tussen het opdoen van de infectie en het verschijnen van de eerste ziektesymptomen) is meestal erg lang, verschillende jaren, tot zelfs 30 of meer. Het is lang niet zeker dat vrees voor besmetting de achterliggende reden was bij die voor ons onbegrijpelijke, maar toen algemeen aanvaarde uitwijzing en toewijzing van verblijfplaatsen, die teruggaat tot ver in het verleden. De notie van besmettelijkheid lijkt zich slechts langzaam ontwikkeld te hebben vanaf de 13de eeuw. Hoe kan men anders verklaren dat in het kruisvaardermilieu iemand als de jeugdige (13 jaar) Boudewijn IV in opvolging van zijn vader ‘Frankisch’ koning van Jeruzalem werd, ondanks het feit dat de ziekte bij hem al waarneembaar was? Ook later was de ‘uitstoting’ slechts relatief. In deel 2 zullen we zien dat de rijke leprozen het huis aan de Hoogstraat mochten blijven bewonen ook nadat het in de 14de eeuw binnen de stadswallen was komen te liggen. In de leprozerie verbleven zowel melaatsen als gezonden. Deze laatste vormden een min of meer religieuze broeder- en zustergemeenschap en ze genoten zelf ook van de prebende (provende of prove, min of meer gelijk aan kost en inwoon) verbonden aan het gasthuis. Ook in andere steden werden de leprozerieën geleidelijk aan bewoond door meer en meer gezonden. Sommige van die instellingen werden zelfs bepaald populair. Het uiterst gedetailleerde reglement uit 1236 van de Gentse leprozenhuis, der lazarze hus, het huis van de ‘lazaarzen’, bevat overigens geen enkel gebod of verbod dat duidelijk bedoeld is om besmetting tegen te gaan. Opmerkelijk is dan nog dat de maatregelen die in die richting zouden kunnen wijzen, verband houden met voedsel of voedselproductie, een hoogst onwaarschijnlijke manier van overdracht bij deze aandoening10. Wellicht lag vooral het chronische, destijds ongeneesbare karakter van de aandoening en de blijvende zichtbaarheid van de letsels aan de basis van de afkeer en de uitsluiting. De getroffenen waren dan ook letterlijk en voor iedereen zichtbaar gestigmatiseerd (stigma betekent vlek, meest in de slechte zin: schandvlek). Misschien was de ‘buiten de poort’ maatregel, die enkel deze ziekte viseerde (of wat men er voor hield) en niet de talrijke andere infecties, mede geïnspireerd door de bijbel. De uitgebreide voorschriften in verband met melaatsheid (of wat er voor doorging) in het bijbelboek Leviticus (hoofdstuk 13 en 14) ver-
203
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 204
Leproos met klep, bedelnap, typische hoed en ‘vlieger’ (schoudermantel of huik). Illustratie uit De Potter, F. (1891), De leproos in de middeleeuwen, waarschijnlijk nagetekend van een ons onbekend origineel. Net zoals bij Lazarus likt hier een hondje de zweren op de benen van de melaatse. Het hondje was even onvermijdelijk als de klepper op middeleeuwse afbeeldingen van ‘de’ melaatse.
204
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 205
melden het afzonderlijk gaan wonen11. Daartegen pleit dan weer dat dezelfde houding tegenover melaatsheid aangenomen werd in werelddelen die niet beïnvloed waren door Joods - Christelijke ideeën (India, Polynesië).
Bedelen zoals de arme Lazarus De arme leprozen ‘ter poorten’, veel talrijker in aantal dan de enkele gegoede ‘zieken’ opgenomen in het leprozenhuis, mochten het zien te redden met bedelen. Meer dan waarschijnlijk speelde daarin navolging van het evangelieverhaal van de arme Lazarus (Lucas 16) in zekere mate mee. Deze ‘arme Lazarus’, lag overdekt met zweren aan de poort van een rijk man te sterven. Er was eens een rijke man die gewoon was zich te kleden in purperen gewaden en fijn linnen en die dagelijks uitbundig feestvierde. Een bedelaar die Lazarus heette, lag voor de poort van zijn huis, overdekt met zweren. Hij hoopte zijn maag te vullen met wat er overschoot van de tafel van de rijke man; maar er kwamen alleen honden aanlopen, die zijn zweren likten.12 De evangeliefiguur Lazarus werd aanzien als melaats, werd zelfs patroon van de melaatsen en de ziekte werd daarom ook als de lazarie aangeduid. Hetzelfde woord was in gebruik voor hun verblijf. Een afleiding daarvan is lazaret: een afgelegen plaats toegewezen aan zieken (vandaar veldlazaret). Lazaretten, waar zieken verzorgd worden, waren er echter vóór de 16de eeuw, de periode waarin de ziekte heerste in onze streken, nog helemaal niet. Op een hierbij gereproduceerde afbeelding zie je dat mooi geïllustreerd: net als bij Lazarus likt een hondje de ‘zweren’ op de benen van een leproos met typische bedeluitrusting. Dat bedelen kan ook een verklaring vormen voor de locatie van hun verblijfplaatsen, meestal aan een belangrijke interlokale weg buiten de poort. De melaatsen moesten goed herkenbaar zijn van op afstand. Ze waren onder andere verplicht een klepper te hanteren, iets wat ons in het Nederlands de fraaie woorden klikspaan en klaploper opleverde. Dat instrument was niet zozeer bedoeld om de gezonden op afstand te houden als wel om aandacht te trekken. Dat ‘mogen’ bedelen was voor de leprozen een voorrecht dat zijn oorsprong vond in de eigenaardige middeleeuwse houding tegenover de ‘beziekten’. Enerzijds was er het aanvoelen dat de ziekte het gevolg was van zonde, anderzijds de idee dat de zieke door God uitverkoren was om vanwege zijn lijden in de hoogste hemel opgenomen te worden. Enerzijds vrees en afschuw, anderzijds liefde en vrijgevigheid, het gevoel waarop het Lazarusverhaal appelleert. De rijke man kwam immers na zijn dood in de hel terecht, terwijl de arme Lazarus door God liefdevol werd meegenomen naar het rijk der
205
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 206
Een wel erg ongewone herinnering aan de middeleeuwse leprozenzorg: het opschrift uit 1180 boven de ingangspoort van het Gravensteen, in nagenoeg intact gebleven uitvoering en schrijfwijze. In de derde laatste lijn de naam van gravin Sibylle (CIBILIE), hoogst merkwaardige ‘leprozenverzorgster’ in Jeruzalem en moeder van Filips, graaf van Vlaanderen en Vermandois, bouwer van het toegangscomplex.
206
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 207
hemelen. De naam Lazarus is trouwens afgeleid van het Hebreeuwse El azar (God hielp). Onvermijdelijk was daarbij ook dat sommige bedelaars zich uitgaven als melaatsen, ook nadat de ziekte verdwenen was of zeldzaam geworden13. Bedenk daarbij dan dat ’belazeren’ eveneens afgeleid is van de naam Lazarus. Klikspanen en klaplopers belazeren de goegemeente … De nog bestaande woordafleidingen zijn allesbehalve vleiend: wellicht een gevolg van allerhande misbruiken waarin de melaatsen zowel de rol van slachtoffer als van dader konden spelen, niet zelden tegelijk. Dat alles moeten we in een brede kader zien. Vanaf ongeveer het jaar 1000 ontstond er, samen met een ongeziene economische expansie in West-Europa, een ware ‘liefdadigheidsobsessie’ met verheerlijking van de arme als verpersoonlijking van Christus. Talrijke caritatieve instellingen werden toen gesticht. Rijke en hoogadellijke lieden deden aan melaatsenzorg. Zo was er bvb. gravin Sibylla (1116 -1165), dochter van Fulco (Foulques), graaf van Anjou en enige tijd ook ‘koning’ van Jeruzalem. Ze huwde in Palestina met Dirk van de Elzas, graaf van Vlaanderen en Vermandois. Na een aantal jaren verblijf in onze streken overtuigde ze haar echtgenoot samen met haar opnieuw naar dat land te trekken, zo vertelt haar geschiedenis. Ze bleef er nadat Dirk terugkeerde. Jarenlang, tot aan haar dood in 1165, wijdde ze zich aan de verzorging van melaatsen in het Sint-Lazarushuis, het monasterium van Bethanië bij Jeruzalem. Of ze dat eigenhandig deed, weten we wel niet. Ze verbleef er als kloosterlinge, en dat nog wel tijdens het leven van haar man, die drie jaar na haar stierf. Die Sibylla zou de Gentenaars niet onbekend mogen zijn: haar naam prijkt al sinds 1180 en tot op heden boven de ingangspoort van het Gravensteen.14 Luc Devriese Met bijzondere dank aan Griet Maréchal
Anno 2012 is de naam van Sibylle mooi verguld en in de originele schrijfwijze weergegeven op het Gravensteen, goed leesbaar (voor wie goeie ogen heeft).
207
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 208
NOTEN 1
2
3 4
5 6
7 8
9
10
11
12
13
Het verhaal van Don Julio Sysso, alias Jules Seys, alias kromme Seys, burgemeester van ’t Zieklien uit de onvindbaar geworden publicatie van De Vriese werd o. m. overgenomen in Andelhof, E. Galerij van Gentsche typen, Gent, 1942, p. 23-50. Viaene, A., Leprozen en leprozerijen in Vlaanderen. In: Collationes Brugenses et Gandavenses, 1961, jg. 7, p. 293-294 (eveneens uitgegeven door de Brugse gidsenbond). Hierin ontbreekt de vermelding van ‘lazaren’ in het huishoudelijk reglement uit 1236 van de Gentse leprozerie. In de Latijnse teksten werd het woord leproos wel gebruikt. De termen melaats en leproos verspreidden zich vanuit het noorden en het oosten vanaf de 15de eeuw naar onze streken. De Potter, F., Gent van den oudsten tijd tot heden, 1933, p. 428 van deel 8 (postume uitg.). Maréchal, G., Lepra-onderzoek in Vlaanderen, 14-16de eeuw. In: Annalen van de Belgische Vereniging voor Hospitaalgeschiedenis, 1976, jg. 14, p. 29-63. Wikipedia anno 2012, Sint-Winoksbergen; Mechelen idem. Viaene, A., 1961, jg. 7, p. 308; p. 551-561 en jg. 8, p. 122-127; Maréchal, G., De leprozen in de kwartieren Brugge en het Brugse Vrije. Nieuwe cijfers. In: Handelingen van het Brugs Genootschap voor Geschiedenis, 1979, jg. 116, p. 147-172; Larbouillat, J., Akkerzieken in de Zwinstreek. In: Rond de Poldertorens, 1988, jg. 30, p. 1-14; Vanhaesebrouck, M., Toponymie van Deinze 1100-1600, 1982, p. 87 en 126; De Vos, A., Stockman, L., Van de Woestijne, Meetjeslandse toponiemen tot 1600. Deel 6, band 1, Eeklo, 1994, p. 240; het ‘ziekhuisje’ in Ursel wordt vermeld in SAG, reeks 330 nr. 24, f. 380); De Clerk, J., Waren er ooit melaatsen in Baardegem? In: De Faluintjes, 2008, jg. 21 nr. 1, p. 30-59; Liessens, G., Enkele gegevens over een melaatsenhuisje in Aaigem. In: Mededelingen van de heemkundige kring van Erpe-Mere, 1989, jg. 29 nr. 3, p. 45-46. Viaene, A., 1961, jg. 7, p. 308. Simon de Mirabello bezorgde in 1346 een gift aan ‘den hackerzieken die up eene mile omtrent de poert woenen’ (Van der Haeghen, V., Het klooster ten Walle en de abdij van de Groene Briel, Gent, 1888, p. 63). De verblijfplaatsen moesten wel nog binnen het Vrije van Gent (binnen de Rijtgrens: de Rietgracht of jurisdictie van de Gent) liggen. Dit werd soms de ‘banmijl’ van Gent genoemd. De ‘poert’ (poort) is de stad. Touati, F.O., Contagion and leprosy: myth, ideas and evolution in medieval minds and societies. In: Contagion: Perspectives from Premodern Societies (ed. Conrad, L. en Wujastyk, D.), Aldershot: Ashgate, 1999, p. 179-200. De opvatting dat lepra in onze streken zou binnengebracht zijn door terugkerende kruisvaarders is foutief. De ziekte was toen al eeuwenlang endemisch (inheems) in West-Europa. Een verbod voor de leprozen op het gaan eten in de stad, werd in De Coninck en Blockmans (1967, p. 21) geïnterpreteerd als een maatregel om verspreiding van besmetting tegen te gaan. Van een dergelijke motivatie is in de tekst zelf geen spoor te vinden. De vraag of de in de bijbel in detail beschreven aandoening werkelijk melaatsheid was, laten we graag over aan bijbelexegeten en andere specialisten. De middeleeuwse houding werd er zeker door beïnvloed, maar de voorschriften werden selectief overgenomen, soms verschillend van streek tot streek. Nog een tweede evangelieverhaal, de ‘opwekking van Lazarus’ door Jezus uit het Johannusevangelie, werd door het volk meestal verward met het eerste. Beiden komen in essentie neer op ‘God hielp’: in het ene geval door de arme Lazarus na zijn dood naar de hemel te voeren; in het andere door de dode Lazarus terug tot leven te wekken en letterlijk uit zijn graf te laten opstaan. SAG, reeks 94 charters, nr. 1023 (1545).
208
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 209
14
Viaene, A., 1961, p. 289. Het opschrift werd beschreven door Julius Vuylsteke in de Inventaire archéologique de Gand, nr. 181 (1900) en meer uitgebreid becommentarieerd in Annalen der Maatschappij voor Geschied- en Oudheidkunde te Gent, 1902, deel 4, p. 6-19. De levensloop van Sybilla van Anjou lijkt bizar in onze 21ste-eeuwse ogen. Ze was eerst uitgehuwelijkt aan Willem Clito, de latere rivaal van Dirk van de Elzas in de strijd om de opvolging van de vermoorde Karel de Goede. Het huwelijk werd ongeldig verklaard door de paus op aandringen van de Engels-Normandische koning in wiens strategie dat niet paste. Na de dood van Willem, getroffen door een pijl bij het beleg van Aalst (1128), huwde Dirk diens eerste ‘weduwe’ (Clito was intussen hertrouwd). Bethanië is de plaats waar volgens de christelijke traditie het graf van Lazarus (van het tweede Lazarusverhaal met de verrijzenis) was. Dit illustreert hoe de twee verhalen door elkaar gemengd werden.
209
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 210
KLOOSTERORDEN (VERVOLG EN SLOT)
Het Jezuïetencollege en de Jezuïetenkerk in de Voldersstraat verdwenen, de Paters werden uit het land gezet doch na 1830 keerden zij terug, openden een nieuw college, bouwden een nieuwe kerk. Ook de Predikheren zagen hun klooster tot tweemaal toe in de storm vergaan, doch zij kwamen terug, keken uit naar een nieuw klooster en trokken in de Holstraat een nieuwe, zij het dan afschuwelijke, kerk op. De Geschoeide Karmelieten of Vrouwebroers zagen en hoorden tot driemaal toe de storm boven hun klooster, kerk en gemeenschap loeien: klooster en kerk bleven overeind doch de kloosterlingen mochten de derde storm niet overleven. Van andere Orden vergingen de gebouwen, al het materiële in de storm doch de geest overleefde; voor sommige kloosters was het helemaal andersom: geest en mens zwichtten maar de gebouwen bleven en kregen een nieuwe, profane, nu eens gelukkige, dan weer rampzalige bestemming. Soms was het een kwestie van toeval, van gemiddelde leeftijd van de Communauteit, van een gok vanwege de overste al dan niet, na de Omwenteling en de nationalisatie, die z.g. retraitebons te aanvaarden waarmede de kloosterlingen de kans kregen, maar dan als gewone burgers, hun klooster terug te kopen. De Vrouwe Broeders waren sedert hun vestiging alhier doorbrave geestelijken geweest die niemand of niets dwars zaten, maar die niettemin, zoals het dikwijls in het leven gebeurt telkens er oproer of revolutie was, de hardste klappen kregen. Er zijn geen archiefstukken meer om het formeel bewijs te leveren van de populariteit, door de eeuwen heen, van de Karmelieten, doch er is, menen wij, een kleine passus, amper een paar woorden lang, overgebleven, die boekdelen spreekt over de liefde die het volk hen toedroeg. Het was tijdens de eerste golf van de Beeldenstorm. “Geografisch” waren zij de eerste slachtoffers omdat hun klooster nog geen begijnenvloekje ver was van de plaats waar de iconoclasten samentrommelden. De schade was oneindig groot. Maar toen de schurken daar aan ‘t houwen en hameren waren, was er plots iemand, een van de dronken en opgehitste mannen, die tot inkeer kwam of was het iemand uit de buurt die met een stem uit het diepste van het hart gekomen, zei: “es hier ghenouch, tzijn ghoede knechten, laet ons ghaen” De kroniekschrijver die deze woorden heeft neergepend, hij mag nog een Marcus van Vaernewijck zijn, heeft ze niet uit zijn duim gezogen. Het moet een kreet uit het hart zijn geweest. Helaas, niet allen luisterden naar hun geweten in deze verschrikkelijke 210
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 211
augustusdagen van 1566. Nieuwe messen snijden goed. De leiders van de anarchisten, de gebroeders Onghena, hadden met hun trawanten en het gepeupel afspraak genomen aan het Tempelhof. 200 vlegels tot alles bereid, indien het ging om afbreken en vernielen, verschenen op het appèl. Met de ware problemen in de Kerk, met de noodzakelijke beteugeling van misbruiken, met een positief plan of met enig idealisme hadden zij niets uit te staan. Zij waren zoals sommige nihilisten en desperado’s van vandaag de dag die tegen alles zijn en die overal zijn waar iets kan worden aangevallen of verbrijzeld. In deze 200 sterke bende waren er, naar het woord van Marcus van Vaernewijck, niet meer dan 25 Gentenaren. Men heeft het nooit voldoende benadrukt: de Beeldenstorm is geen smet op de Gentse bevolking, al was deze laatste de nieuwe Leer genegen; de Beeldenstorm is voor 75 t.h. het werk van “huurlingen mensen die men te allen tijde heeft kunnen aanwerven, mercenarii die de vuilste karweien willen opknappen indien zij er iets aan kunnen verdienen, mogen plunderen of verkrachten. Bij hun aanval op het Tempelhof werden de schurken als het ware “ingereden”: geen tegenstand, geen opdagen van de vertegenwoordigers van de overheid, en beelden en kunstwerken bij de vleet om er op los te stormen. Echt een kolfje naar hun hand. Het ging hen voor wind en stroom en zij waagden dan ook een tweede slippertje met hamer en bijl in de richting van de doorbrave Vrouwebroers want het ongeluk wou dat hun klooster en kerk zich op de weg van de Iconoclasten bevonden. Een ogenblik had de woeste bende bij het Tempelhof geaarzeld: Augustijnen en Karmelieten lagen ongeveer op dezelfde afstand. Daar onze Beeldenstormers hun reserves nog niet hadden moeten aanspreken, was er werk te over voor twee “commando’s” die in beide kloosters lelijk huishielden, vooral bij de Karmelieten: “Ende daer liep eenen hoop, aldus Marcus van Vaernewijck, met haer breeckinstrumenten ende gheweere int clooster vanden Carmelijten ende deden daer groote schade int breken vande beelden ende chiraigen vander kercke ende clooster. Een ramp, gevolgd van een zucht van verlichting toen de paters de snode boosdoeners de kerk zagen verlaten, een kerk waar zij vermoedelijk eerder nooit een voet hadden gezet, want anders zouden zij hebben bemerkt dat o.a. vijf kostbare altaarstukken w.o. twee van de hand van Hugo van der Goes, beelden en kerkelijke sieraden enkele dagen voordien door de religieuzen in veiligheid waren gebracht geworden. Tot overmaat van ramp kwam plots de bende Iconoclasten opdagen die alles kort en klein had geslagen bij de Augustijnen, en er ook aardig de fles hadden aangesproken. In hun midden bevond zich de broeder van een Karmeliet, een zekere Cools, loodgieter van beroep, die waarschijnlijk op voorspraak van zijn
211
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 212
broer, werken had uitgevoerd in de kerk en in het klooster van de Vrouwebroers. Hij zag natuurlijk onmiddellijk dat heel wat kunstvoorwerpen uit de kerk waren verwijderd geweest. Hij hitste de anderen op en huilde zoals alleen een Cools het kan: “Hier zijn noch al meer tafereelen gheschildert ende ghesneden, volcht mij, ic zal se wel vinden». Hij zocht en hij vond de bergplaats en « daer heeftet weder om een hauwen ende keerven ghegaen, zoo dat zij daer alle gheschonden ende bedorven werden Twee altaartafels van Hugo van der Goes, drie retabels van de beroemde beeldhouwer Willem Hughe werden vernield. Een hunner was een gift van een zekere juffrouw vande Eedtveldens die zeer vrijgevig moet geweest zijn, want Marcus van Vaernewijck verzekert ons dat “zij ghaf ghelijc een melckcoe al huer ghoet int clooster”! De woestaards spaarden niets: een Maria beelde zoo groot als dleven, welcke zij thooft afghesleghen hebben; een tabernakel met twee beelden, ghesneden ende costelick gheschildert, waer af zij deene weerden ende dander hebben zij gheradebraect; ...een epitaphie van albasten, dese was ooc al in sticken ghesmeten”. Een sacramenthuus dat hebben zij. gheheel afghebroken. Boven up den docsael stont zeer schoone verheven ende ghesneden, Ons Heere an tcrusse, Ons Vrouwe ende Sente Jan, maer twas al van boven neder gheworpen. De twee autaer tafelen onder den docsael zijn metten anderen bedorven ende ghecapt»! Het stond ergens geschreven dat de Vrouwebroers de kelk tot de bodem zouden ledigen. In de Kerk waren er grote misbruiken geweest en ook bij de Gentse Karmelieten moet het Geloof een paar ferme deuken hebben gekregen, want niettegenstaande het afschuwelijk spektakel dat zij hadden bijgewoond, aarzelden sommige kloosterlingen niet enkele weken na deze verschrikkelijke razzia, hun kap op de haag te hangen en als predikant van de nieuwe leer, de rangen van de Calvinisten te vervoegen. Zij die trouw bleven aan hun geloften, trachtten met de hulp van vrienden, kunstenaars en aanzienlijke families, kerk en klooster te herstellen. De grootste materiële wonden waren geheeld toen in 1578 een tweede golf van Beeldstormerij op Gent aanbonkte. Beelden, schilderijen, altaartafelen, biechtstoelen en communiebanken konden de iconoclasten bij de Karmelieten niet meer verbrijzelen, want hun voorgangers hadden het reeds gedaan. Razend en brullend wierpen zij zich op andere prooien: cibories, kruisbeelden, handschriften, reliekschrijnen, enz. De geestelijken werden uit hun klooster en uit de stad verdreven en reeds op 1 juni 1578 vonden de eerste preken van de Calvinisten in de kerk plaats. Toen zij in 1584 na de overgaven van Gent aan Farnese hun klooster terug mochten vervoegen was het voor de Karmelieten een droevig spektakel; de
212
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 213
muren waren naakt: al hetgeen herinnerde aan de Katholieke godsdienst was weggenomen, weggerukt of verbrijzeld geworden. In refter, bibliotheek en andere lokalen hadden soldaten die men er gekazerneerd had, lelijk huisgehouden. De muren alleen waren overeind gebleven en voor de tweede maal zetten de kloosterlingen zich aan het werk. Hebben de jaren van ontbering, vervolgingen en armoede de Vrouwebroers doen hunkeren naar wat meer comfort, naar een minder strenge regel of was de geest die op het einde van de XVIe eeuw in het klooster heerste niet meer zo zuiver en geestdriftig als weleer? Het kan, bij gebrek aan documenten, moeilijk worden bewezen. In elk geval bleken zij hardhorig te zijn op het ogenblik dat overal in West-Europa een beweging ontstond om tot een nieuwe regel terug te keren : een strenge regel ja, maar de strengste dan zeker niet. Theresia van Avila was de grote hervormster geweest. Gehoor gevend aan haar oproep kozen in de meeste landen een groot aantal Karmelieten de nieuwe regel en werden zij de Ongeschoeide Karmelieten die in 1593 door paus Clemens VIII van elke band met de Geschoeide Karmelieten, “Carmélites mitigés” zoals men het met een kleurwoord in het Frans zegde, bevrijd. Zij moesten om middernacht opstaan, bijna voortdurend vasten en gans het jaar door vlees derven. De prior van het Gentse klooster van de Vrouwebroers deed een schuchtere poging om zijn schaapjes in die richting te duwen. Hij mocht hierbij rekenen op de steun van aartsbisschop Boonen, op deze van dé Algemene Overste van de Orde en op aartshertogin Isabella Het moet zijn dat onze Gentse Vrouwebroers niets voelden voor een tè ascetisch leven, want de poging van hun prior mislukte. In 1641 kwamen zich in de Burgstraat leden van de nieuwe Orde van de Ongeschoeide Karmelieten, de Discalsen vestigen na eerst gedurende enkele jaren in Gent te hebben rondgedoold. De Geschoeide Karmelieten of Vrouwebroers hadden, zoals wij het in onze vorige bijdrage schreven, beleefd doch categorisch de uiterst strenge regel voorgestaan door Theresia van Avila van de hand gewezen. Wellicht waren zij de mening toegedaan dat de mini-hervorming gekend als de hervorming van Tourraine, die zij als de meeste kloosters van het land hadden aangenomen, volstond en dat men ook in de richting van het goede en van de ascese niet te ver moet gaan, vooral wanneer men zelf bange jaren van ontbering en van vervolging achter de rug heeft. Hun inziens ging een Theresia van Avila wat te ver qua tucht en kloosterleven, misschien niet voor mystieke Spanjaarden, dan toch voor nuchtere Vlamingen, die kloosterlingen wilden blijven zonder daar-
213
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 214
om heiligen te willen zijn. Toen dan ook in 1641 een kleine voorhoede van de Theresiaanse Karmel, de Ongeschoeide Karmelieten of Discalsen, in Gent arriveerde, met een voor de andere bedelorden verdacht geurtje van heiligheid dat de brave zielen dreigde aan te zetten hun spaarcenten in deze spaarpot te droppen, kozen onze Geschoeide Karmelieten zonder enige aarzeling en onmiddellijk partij voor de drie andere biddende orden, de Predikheren, de Augustijnen en de Kapucijnen, die vastbesloten waren zich met man en macht te verzetten tegen een definitieve nederzetting alhier van deze geestelijke ultra’s. De strijd woedde lange jaren, met wisselende kansen, o.a. naar gelang van de houding van de abt van de Sint-Pietersabdij, doch uiteindelijk – en eens te meer – was het de houding van Mgr. Triest, meteen, religieus leider maar ook handig politicus, die de knoop zou doorhakken. In die jaren woog de naam Triest, ook in het Gentse stadsleven, nog veel zwaarder dan alle Gentse schepenen samen en zo mochten de Discalsen zich in 1649 definitief vestigen op de Leeuwenmeers aan de Burgstraat, een afhankelijkheid van het Prinsenhof. Het was niet allemaal honig en zeem wanneer de religieuze orden aan ‘t palaveren gingen en het water in de waskuip van de geestelijken was niet properder dan dat van de politiek. Laten wij even E.P. Henricus S. Familia, de auteur van de Geschiedenis van het Klooster der Karmelieten Discalsen te Gent aan het woord: De in stad reeds aanwezige en werkende biddende Orden, nl de Augustijnen, Dominicanen, Geschoeide Karmelieten en Kapucijnen, die allen, in 1641, bij het Collegie aangedrongen hadden tegen het aanvaarden van de Discalsen binnen de stad, staken weer de hoofden bijeen en tekenden verzet aan tegen de “Resolutie” van den 2e Mei (1648). Den 15e dienden zij bij den landvoogd, Aartshertog Leopold van Oostenrijk, een aanklacht in waarin zij vooral wezen op ‘t overtreden van ‘s konings “placcaeten” in zake nieuwe kloosters en ‘t niet bijeenroepen der Collatie om over de aanvraag der Discalsen uitspraak te doen. Na een ingewikkelde procedure waarbij iedereen, de abt van St.-Pieters, de Landvoogd, de Gentse pastoors, de bedelorden, de schepenen, de algemeen overste uit Rome en noem maar op, betrokken werden, kregen de Discalsen de nodige vergunning om zich in Gent te vestigen werd deze onze stichting, aldus Henricus a S. Familia, zoo lang en zoo vurig gewenscht, door zooveel tegenstrijdige winden aangevallen, om niet te zeggen verdelgd, door den Koning in zijn Hoogsten Raad aanvaard, bekrachtigd en met open brieven bevestigd en voorzien. De aanval van de historiograaf van de Discalsen tegen de bedelorden en meer bepaaldelijk tegen de Geschoeide Karmelieten kan zelfs door een klein kind van de tekst worden afgelezen! Later, in een document dat na de uitdrijving van de Discalsen door de Franse
214
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 215
republikeinen werd opgesteld, werd geschreven, en het resumeert de actie alhier van de Theresiaanse Karmel: “Sy waeren van de stricte reformatie van de H. moeder Theresia en Joannes a Cruce en hebben veel voortgang gedaen in de religie, altijd in groot getal synde”. Hetgeen toen werd geschreven is de dag van vandaag nog altijd even waar. De tijd maakte, ook in deze netelige aangelegenheid, veel goed: van de scherpe, gespannen toestand, die aanvankelijk heerste tussen Geschoeide en Ongeschoeide Karmelieten, werden de hoeken geleidelijk afgerond: eenieder ging zijn eigen weg op, met eigen ideaal, eigen problemen en eigen aanpak van het kloosterleven. De O.-L-Vrouwbroeders hadden na de gruwelen van de Beeldenstorm ‘n rustig, enigszins teruggetrokken bestaan geleid. Zij hadden hun kerk gerestaureerd, nieuwe kunstwerken besteld in de smaak van de tijd, dus liefst in ‘t genre van de Barok en ook hun eeuwenoud klooster hadden zij opgekalfaterd dank zij de financiële steun van enkele Gentse families die hen trouw waren gebleven en niet al hun aalmoezen in de hand van de Discalsen stopten. Van 1584 tot 1796 hebben de Vrouwenroers op een boogscheut van de stadskuip gebeden, gewerkt en gebedeld. Zij zaten niemand dwars in de maag en ofschoon er hen nog niet tijdens hun leven hier op aarde een aureool aangroeide, werden zij graag gezien en geholpen door de bevolking. Zij speelden weliswaar geen voorname rol als de Jezuïeten, de Augustijnen of de Predikheren, doch zulks lag nu eenmaal niet in de lijn van hun ideaal en apostolaat. Toen de Franse republikeinen over de grens kwamen, kregen zij schrik; toen de Sansculotten het klooster binnendrongen en de paters uit hun cellen verjoegen, wisten de Vrouwe-broers hoe laat het was. Zij hadden twee stromen overleefd, zij voelden best aan dat zij, als oude Orde, de derde klop niet zouden overleven.” L’invasion des républicains français, schreef baron Jean Béthune in 1884 in het Messager des Sciences historiques, ramena pour les carmes les néfastes aventures de la furie gueuse; la nouvelle tourmente que leur communauté essuya, devait cette fois lui être fatale. De dag dat de z.g. Commissarissen van de republiek de poort van het klooster openbonkten met de sinistere boodschap dat kerk, klooster, have en goed verbeurd verklaard werden en dat de geestelijken werden uitgedreven, bestond de kleine gemeenschap in het grote klooster uit 26 paters en 8 lekenbroeders, de meesten al van jaren: dat klein aantal en de ouderdom hebben zwaar doorgewogen, want er stroomde veel water onder de Gentse bruggen vooraleer sommige geestelijken hun klooster mochten vervoegen. Wanneer de Karmelieten jaren na de uitdrijving opnieuw de H. Mis in hun
215
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 216
kerk mochten opdragen, was de veer gebroken: niemand in de sterk gedunde communauteit had de nodige durf of moed de kloostergemeenschap op een nieuwe grondslag te vestigen en het hoofd te bieden aan haast onoplosbare materiële problemen. Misschien hadden zij ongelijk de z.g. retraitebons niet te aanvaarden. De prior, pater de Messemaecker, had ze allen, op één na, kunnen overhalen deze bons te weigeren, waarmee zij makkelijker, maar dan in hun hoedanigheid van gewone burgers, hun kloosters hadden kunnen terugkopen. Op 29 prairial jaar V, di. in mei 1797, werden alle voorwerpen als altaren, predikstoel, kandelabers, schilderijen, beelden, enz. uit kerk en klooster geveild voor 674 pond gr. en enkele weken nadien werden de gebouwen, d.w.z. kerk en klooster openbaar verkocht. Vrienden en beschermers van de paters konden de meeste kunstvoorwerpen aankopen en de paters kregen de kans al hun spaarcenten bijeen te grabbelen en aan een hunner, Felix Pieyns, over te maken die in burgerpak en- met volmacht op zak, kerk en klooster kon aankopen tegen het schappelijk bedrag van 15.000 pond voor de kerk en 100.000 voor het klooster. Pas waren zij eigenaar geworden of zij dienden een verzoekschrift in ten einde opnieuw de goddelijke diensten in hun kerk te mogen opdragen, wat hen werd toegestaan. Kopen is iets, onderhouden is een ander probleem. De Karmelieten hadden hun laatste financiële reserves moeten aanspreken om de gebouwen terug te kopen, nu zaten zij zonder een stuiver en aan bedelen viel in die jaren niet eens gedacht te worden. Zij zagen in de volgende maanden veel zwarte sneeuw en zodra de politieke hemel wat opklaarde en het wat rustiger werd voor de kloosterlingen, kwamen zij bij Mgr. Fallot de Beaumont aandragen met een vraag om tinnen kelken te mogen gebruiken. Het is kenschetsend voor hun toestand van armoede en ellende. Eén na één stierven de geestelijken en er kwam geen nieuw bloed om het oude te vervangen. Meer dan een achterhoedegevecht kon het dus niet worden, want zowel het Franse keizerrijk als het Bewind van Willem I verzetten zich tegen het rekruteren van jonge krachten. In 1830, toen de hemel plots opklaarde, was het een hopeloos geval geworden: in 1834 moest de laatste overlevende, pater Materne, die eenzaam en verlaten ronddoolde in het klooster, onderhandelingen aanknopen om het gebouwencomplex af te staan. Een eerste maal liep het mis af met de Predikheren, doch toen de kerk van de Augustijnen door brand werd vernield, nl. in de nacht van 20 januari 1838, stond hij hen tijdelijk het recht af over de voormalige kerk van de Vrouwebroers te beschikken. Hij verkocht hen zelfs, toen de Sint-Stefanuskerk hersteld was, een deel van het meubilair voor 2.500 fr., waarna hij, oud en versleten zijn klooster afstond aan de kerkfabriek van ‘s Heilig Kerst.
216
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 217
In 1853 werd de kerk verkocht aan Verhaeghe de Naeyer, die er een opslagplaats van maakte. Later in 1881 werd zij afgestaan aan de stad tegen de som van 60.000 fr.: het Museum van Volkskunde werd er ingericht of liever samengeperst tot wanneer het naar de Kraanlei, in het gewezen Alijnsgesticht, mocht verhuizen, waarna de kerk dienst deed als bergplaats voor theaterdecors. Het voormalig klooster met prachtige, hoewel sobere kloosterpanden, zijn infirmerie, z’n enig mooie trap, zijn binnenkoer en zijn cellen is minder vervallen dan het op het eerste gezicht wel kan blijken. Het is een van de oudste architecturale ensembles van de stad aan de rand van een van de meest typische wijken van het land: het Patershol. Er is in deze teerling tussen Lange Steenstraat, Drongenhof, Kraanlei, Gravensteen en Geldmunt, een architecturaal patrimonium dat honderden steden in Europa ons zouden kunnen benijden. Enkel moed, durf en verbeelding zijn nodig om Gent met dat ensemble andermaal te verrijken met een van de meest originele wijken uit ons oud vasteland. De in onze tijd nog nauwelijks denkbare sloping van een eeuwenoud kerkelijk gebouw, zoals dat van de Scheutisten in Anderlecht, heeft in de artistieke middens en ook in de pers meer stof doen opjagen dan de instortende muren van de kapel. In elk, geval zal deze droevige geschiedenis hebben aangetoond dat wij, qua historische gebouwen zeer slecht zijn beschermd en dat ook nog de dag van vandaag, althans in ons land alles mogelijk is wanneer men een aanslag heeft beraamd op ons nationaal kunst- en cultuurpatrimonium. Er is momenteel geen land in Oost- of West-Europa waar men zo lichtzinnig omgaat met het patrimonium van het verleden en waar men het stadsbeeld en het landschap zo ongestraft mag verminken en verknoeien met publiciteitsborden, supermarkten en andere afschuwelijke constructies, als België. Noch monument, noch environnement schijnen hier enige eerbied vanwege sommige openbare besturen waard te zijn: hetgeen door de provincie bij het koor van de kathedraal en door de stad aan de ingang van de voormalige Vismijn aan het Veerleplein werd geduld, ware elders niet eens denkbaar geweest. Eens waren wij op het stuk van kerken, kloosters, stadhuizen, gevels en andere kunstwerken een van de rijkste landen van Europa; wij zijn geleidelijk een van de armste landen aan ‘t worden en zulks niettegenstaande het feit dat wij van al de in Wereldoorlog II betrokken landen het meest gespaarde land zijn geweest, dat het minst heeft geleden in zijn artistiek en architecturaal patrimonium en dan ook het minst heeft moeten uitgeven voor de herstelling van merkwaardige gebouwen en gevels. Wij hebben aan autodestructie gedaan en wij doen het elke dag, in de talloze nuances van een gecamoufleerd vandalisme, in naam van zgn. urbanisme, rechttrekken van straten en banen, nog
217
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 218
steeds voort! Misschien wel omdat de meeste oude gevels gelegen zijn in de stadskern, d.w.z. daar waar de vierkante meter grond het meest kost, en omdat oude gebouwen als kerken, kloosters, herenhuizen of z.g. hotels van zeer ruime afmetingen zijn en prachtige, renderende commerciĂŤle inplantingen kunnen worden na afbraak en, sloping, zoals in Frankrijk en Corsica bepaalde bossen, nadat zij in brand werden gestoken, prachtige verkavelingsterreinen kunnen worden! Wie in zijn leven wat gereisd heeft, althans met open ogen, weet dat er slechts ĂŠĂŠn oplossing mogelijk is: een bestemming vinden voor de historische, laat staan oude gebouwen die deel uitmaken van het stadsbeeld. Een oude gevel herstellen heeft geen zin indien in de ruimte achter deze gevel niets kan worden verricht, indien m.a.w. het huis geen enkel economisch nut meer vertoont: het is een stervende kunstmatig in leven houden. Welnu zulks mag niet geschieden voor een gebouw dat zich midden in het commercieel stadscentrum bevindt, zoals het meestal het geval is voor historische gebouwen en monumenten. Omzeggens in alle Europese landen heeft het probleem van de nieuwe bestemming zich gesteld en men mag gerust beweren dat men in 90 t.h. van de gevallen een oplossing heeft gevonden of had kunnen vinden, zeker voor de voormalige herenhuizen en kloosters, al is de nieuwe bestemming niet steeds van blijvende aard kunnen zijn. Voor sommige oude gebouwen is er gewoonlijk geen enkele moeilijkheid: kerken b.v. blijven hun oorspronkelijke bestemming, op enkele zeldzame uitzonderingen na, behouden. Openbare gebouwen blijven ook vaak hun rol, geheel of gedeeltelijk behouden: b.v. een belfort, een stad of gemeentehuis. Stadhuizen zullen echter dikwijls, wegens de uitbreiding van allerhande administratieve diensten, niet meer alle taken en opdrachten kunnen opvangen, maar zullen blijven dienst doen voor ontvangsten, plechtigheden, vergaderingen van schepenen, gemeenteraad enz. Met afgeschafte kloosters en abdijen is het, op het eerste gezicht, minder goed gesteld. Zij hebben een inwendige schikking die geheel in het teken stond van een bepaald kloosterleven, van de dienst voor een gemeenschap, gans verschillend van hetgeen het modern leven van een functioneel gebouw eist. Deze redenering gaat echter maar gedeeltelijk op; bekwame architecten hebben er in de jongste jaren het maximum uitgehaald en aangetoond dat deze kloosters en abdijen uit Middeleeuwen of Renaissance zich uitstekend lenen tot allerhande moderne inrichtingen en initiatieven. Omdat men het vroeger, nl. in de vorige eeuw, niet heeft ingezien of willen inzien, is er toen veel ver-
218
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 219
dwenen, vernield of onherroepelijk verminkt. Het Toerisme dat handig uit alles wat maar enigszins antiek of pittoresk voorkomt, munt wist te slaan, is in de meeste gevallen de overheden voor geweest bij de reddingsactie en de overschakeling van oude gebouwen, meer bepaaldelijk van gewezen kloosters en abdijen. In Spanje, Portugal, Frankrijk, Duitsland zijn honderden voormalige kloosters, abdijen kastelen omgetoverd geworden tot hotels, motels, paradors; wanneer het overschakelen smaak- en kunstvol geschiedde, en wij zouden enkele voorbeelden van zeer geslaagde restauraties en aanpassingen kunnen aanhalen, werd het een fantastisch commercieel succes. Mensen, vooral dan toeristen, houden van kader, sfeer, klimaat van de streek, van een historisch decor met aangepaste meubels en versiering. In de strijd tegen de banaliteit van het toerisme, van de Hilton’s en andere onpersoonlijke monsterhotels, zijn zij een oppertroef geworden. Bovendien zijn deze gebouwen meestal zeer gunstig of pittoresk gelegen omdat bij de inplanting in het site, abten en kasteelheren de gelukkigste keus konden verrichten. Geen stad die de dag van vandaag een cultuurcentrum wil missen, een complex met grote en kleine expositieruimten, een heerlijk kader, een sfeervolle omgeving. Oude kloosters en abdijen, kastelen en patriciërswoningen beantwoorden meestal aan al de gestelde eisen en voorwaarden, vooral eerstgenoemden : zij bezaten een pand, een refter, een bibliotheek, een kapel, zovele ruime lokalen met stift, voornaamheid en gelukkige verlichting. Nooit kwamen de werken van Picasso zo geweldig sterk tot hun recht als in het Paleis van de Pausen in Avignon; het kasteel van Gordes is een enig kader geworden voor het Museum Vasarely, de Biënnale van Venetië pronkt in historische paleizen, de Antiekbeurs schittert in het Prinsenhof te Delft, de Tower van Londen, de Halletoren van Brussel, het Augustijnenklooster in Escorial enz. bezitten veel meer charme, pracht en menselijke warmte dan musea in de vorige eeuw opgetrokken in pompeuze of pompierstijl als deze van Brussel of Antwerpen b.v. Er is in Gent geen gevel in de stadskuip die niet degelijk gerestaureerd had kunnen worden en die zijn commerciële bestemming niet had kunnen behouden ter hoogte van de begane grond. De meeste van deze huizen waren van oudsher handelshuizen, winkels. Hetgeen in het buitenland kon, moest ook hier kunnen verwezenlijkt worden zonder te verminken en te verknoeien. Ga maar eens wandelen in de Veldstraat, de Lange Munt, de Mageleinstraat en elders nog in de stadskuip: het is overal een moord geworden!
219
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 220
De overheden, althans sedert enkele tientallen jaren, hebben een reuze inspanning verricht om zoveel mogelijk oude historische gebouwen te redden en te herstellen, door hen een nieuwe bestemming te verlenen, door de binnenruimte aan te passen aan de eisen van het moderne leven. De bestemming was niet altijd zeer gelukkig ofwel is de uitbreiding van de erin ondergebrachte diensten te snel of te groot geweest: zulks is nl. het geval voor het Muziekconservatorium dat in de Grote Sikkel en in de Achtersikkel wat in het nauw zit; dat is ook het geval met het stedelijk Archief in de voormalige Berg van Barmhartigheid en dat is tot tweemaal toe het geval geweest voor de kapel van het voormalige klooster van de Geschoeide Karmelieten op de hoek van de Lange Steenstraat en van de Vrouwebroersstraat, waar eerst het Oudheidkundig Museum, later dat van Volkskunde, toen nog. Folklore genaamd, werden ondergebracht: de verzamelingen werden echter zo omvangrijk dat het Museum van Oudheidkunde naar de voormalige abdij van de Byloke verhuisde en dat enkele jaren geleden het Museum van Volkskunde in het inmiddels zo prachtig gerestaureerd Alijnsgesticht een enig mooi kader kreeg. Gelukkige oplossingen zoals het ook was de herstelling van de SintPietersabdij die slopensklaar stond, moest het stadsbestuur niet het initiatief hebben genomen ze volledig te restaureren en het een nieuwe bestemming te geven: weinige steden in Europa kunnen er vandaag prat op gaan een zo groot en zo groots ensemble in dienst van cultuur en tentoonstellingen te bezitten. Ook het Pand, voormalig klooster van de Predikheren was ter dood veroordeeld. Zijn redding in extremis door de Rijksuniversiteit die talrijke moderne bestemmingen heeft gevonden voor dit reusachtig complex, heeft andermaal bewezen dat de inwendige ruimte en schikking van dergelijke gebouwen zich uitstekend leent tot het onderbrengen aldaar van instellingen, administraties en openbare diensten. Had men het vroeger willen of durven inzien, er zouden veel minder historische gebouwen onder de hamer zijn gevallen.
Pierre KLUYSKENS
220
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 221
ZOEKEN NAAR ANDERE VORMEN VAN OPENBAAR VERVOER IN GENT (1897 - 1932)
VOOR U VERZAMELD UIT 31 600 EDITIES VAN DE GAZETTE VAN GENT
Wat hebben de begrippen “Navez”, “Diatot”, “tramcar”, “Bureau Technique Internatonal”, “autobus”, “autorail” en “electrobus” met elkaar gemeen? Dat het stuk voor stuk alternatieve projecten waren die, de één al wat meer dan de andere, pogingen waren om de onvolkomendheden van de toen geldende tramrijtuigen op zijn minst te verbeteren, aan te vullen en desnoods te vervangen. Heel even mee genieten dus van dit door het publiek minder bekend hoofdstuk uit de geschiedenis van het openbaar vervoer in Gent... *** Uit de periode van de paardentram (1874 - 1898)
12 december 1889 Gelijk men weet bestaan er in Brussel trams die ook buiten de sporen kunnen lopen, de déraillables van de ingenieur Napoleon Navez. Deze in 1887 ontworpen “straatkeienomnibus” is uitgerust met 4 wielen beslagen met ijzer, zoals de karrenwielen en voorzien van een kleiner vijfde wiel met een balg. Dit bijkomend wiel kan tot in de gleuf van de rail neergelaten worden, zodat de omnibus beter en soepeler rijdt.In geval van opstopping van twee rijtuigen die in tegenovergestelde richting op éénzelfde lijn rijden kan de tram opgetild worden mits het opheffren van het vijfde wiel. Het schijnt dat de Gentse trams ook dat stelsel gaan invoeren. Men heeft maandagmorgen een proefneming gedaan op de Kortrtijksesteenweg en men zegt dat die wel gelukt is. De schokken waren niet geweldig en iedereen zou die verbetering toejuichen. Immers, het is volstrekt niet aangenaam op de kruisingsplaatsen soms nogal lang op de tram te moeten wachten, hetgeen onvermijdelijk is in een stad met zoveel draaibruggen als de onze. (* Het initiatief bleef echter zonder gevolg...)
221
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 222
1 mei 1896 De heer Karel de Pauw, rijtuigmaker uit het Steendam, heeft bij het stadsbestuur de aanvraag ingediend voor een concessie van tramcars zonder riggels, gedurende 20 jaar, met een rente aan de stad van 5% op de bruto-inkomsten. De maatschappij Compagnie Gantoise de Transports zetelt in de Sint-Lievenslaan nr. 23. Er zal worden voorzien in 17 rijtuigen met 24 plaatsen, 12 in de eerste klasse binnenin aan 15 centiemen de tocht en tweemaal 6 plaatsen op de platforms van tweede klasse aan 10 centiemen. De rijtuigen zouden elk getrokken worden door twee paarden. De exploitatie zou drie lijnen omvatten: Korenmarkt - statie - Sint-Lievenspoort, Rabot Dampoort en Heuvelpoort - Heilig Kerst.
12 februari 1897 De Maatschappij van Vervoer te Gent, gevestigd aan de Sint-Lievenslaan, had gisteren de dagbladpers uitgenodigd om haar inrichtingen en rijtuigen te bezoeken. De gebouwen zijn nog ver van voltooid, maar alles doet voorzien dat wanneer de dienst zal aanvangen, alles zal gereed zijn. De stallen zijn ruim en openluchtig gemaakt, met brede gangen tussen de twee rijen en bieden plaats aan 150 paarden, allen van het Ardeense ras. Er is een afzonderlijke stal voor zieke paarden. Grote voederzolders strekken zich over al de stallen uit en een ruime koer brengt veel lucht in het geheel. De bewaarplaats voor de rijtuigen en deze waar ze ‘s nachts zullen gekuist en gewassen worden, zijn in orde. Na een wandeling door de gebouwen werd een proef gedaan met een tramcar en het rijtuig voldeed uitstekend. Men zit zeer gemakkelijk en schokken zijn er maar weinig, wat een wonder is met de slechte staat van de kasseien welke men in vele straten aantreft.
10 maart 1897 De officiĂŤle inhuldiging van de tramcars is bepaald op zaterdag 13 maart en de bestuurraad wil dat met enige plechtigheid doen. Rond 15 uur zullen de heer burgemeester, schepenen, gemeenteraadsleden en genodigden aan het stadhuis afgehaald worden door vier tramcars, elk door twee paarden bespannen, om zich te begeven naar de lokalen van de maatschappij aan de SintLievenslaan. De heer baron de Maere zal de inhuldigingsrede uitspreken, waarna een beker champagne zal worden geledigd en de genodigden de stallen en remises zul-
222
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 223
len zien. De openbare dienst zal zondag 14 maart beginnen. De eerste lijn zal deze zijn van de Korenmarkt naar de Vlaanderenstraat, de Zuidstatie, de Frère-Orbanlaan en de Sint-Lievenspoort. Tijdens de foor op het Sint-Pietersplein zal een buitengewone dienst worden ingericht tussen het plein, de statie en het midden van de stad.
16 maart 1897 Elk der tramcars heeft zondag ongeveer 800 reizigers vervoerd. De voorwerpen welke in de rijtuigen gevonden werden mogen afgehaald worden in de burelen aan de Sint-Lievenslaan. De dienst van de foor zal gedaan worden van de Korenmarkt langs de Cataloniëstraat, Mageleinstraat, Koestraat, Kortedagsteeg, Walpoortstraat en Sint-Pietersnieuwstraat.
9 juli 1897 Ter gelegenheid van de paardenlopen wordt tussen de Korenmarkt en het koersplein te Sint-Denijs een bijzondere dienst ingericht met tramcars van de vervoersmaatschappij De Pauw op zondag 11, dinsdag 13 en donderdag 15 juli. Vertrekken om 12 uur 30, 1 uur, 1 uur 30 en 2 uur, zonder stilstand onderweg. Terug na afloop van de koersen. Prijs: 50 centiemen.
9 juli 1898 De Gentse Maatschappij van Vervoer, gekend om haar dienst met de tramcars, richt voor de koersdagen van 10, 12 en 17 juli een bijzondere dienst in van breaks naar het plein te Sint-Denijs. Men zal van half één beginnen vertrekken aan de Cataloniëstraat nabij de Korenmarkt. Terugkeer onmiddellijk na de koersen. Prijs per reis: 50 centiemen. *** Uit de periode van de accumulatorentrams (1898 - 1904)
12 december 1898 De private onderneming der tramcars van de heer Karel De Pauw is gisteren in liquidatie gesteld en wordt ontbonden. De paarden zullen openbaar worden verkocht.
223
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 224
7 maart 1900 Gisteravond hield in de Kunst- en Letterkring de heer Marcel Huart uit Parijs een zeer belangrijke voordracht met lichtbeelden over de gemeenschappelijke vervoermiddelen en de verschillende stelsels van elektrische trekkracht met accumulators, trolley en onderaardse leiding en somde er de voor- en nadelen van op Hij gaf ook een beschrijving van het gans nieuwe stelsel Diatot, in 1897 uitgevonden. Het is tot hiertoe in Tours toegepast geworden en wordt tegenwoordig te Parijs geplaatst over een lengte van 199 kilometer. Het is heel eenvoudig en levert geen gevaren op. In dit stelsel ligt de elektrische kabel in een omhulsel onder de kasseien midden de riggels en alle vijf meter staan plots er rechtstreeks mee in verbinding. Deze plots werken op automatische wijze en gelijken op grote, koperen champignons. In het middengedeelte ervan is een weinig kwikzilver als isolant aangebracht, waarop een ijzeren nagel staat. Het tramrijtuig wordt er mee in verbinding gebracht door een kleine accumulator. Onder de bodem van het rijtuig is een elektromagneet geplaatst. Wanneer die over de plots gaat, trekt hij de ijzeren nagel aan en op die wijze ontstaat de verbinding met de stroomgeleider, die dan de elektriciteit levert aan de motoren. Eens de tram voorbij valt de nagel neer en is de stroom onderbroken, zodat alle gevaren voor personen en dieren worden vermeden. De herstellingen van de plots kunnen in 50 seconden volbracht worden. De heer Huart denkt dat het stelsel Diatot tot een grote toekomst geroepen is door zijn eenvoud en zijn prijs, die maar de helft beloopt van de andere onderaardse stelsels. Hij hoopt dat dit ook te Gent zou aangenomen worden in geval de accumulatoren moeten vervangen worden door een andere vorm van trekkracht. Zijn voordracht werd door de aanwezigen met grote belangstelling aanhoord en zeer toegejuicht. (*maar meteen daarna vertikaal geklasseerd...) *** Uit de periode van de trolleytrams (1904 - 1919)
30 januari 1905 Bij het gemeentebestuur is een aanvraag ingekomen tot het inrichten van een nieuwe omnibusdienst van Gent-Zuid tot aan de Dokplaats en van de statie Eeklo-Brugge tot aan de Rozemarijnbrug. De rijtuigen zouden op twee paar Navez-wielen rusten. Het wiel heeft een bijzondere velg die in een andere rolt van grotere diameter, wat het trekken van het rijtuig veel vergemakkelijkt.
224
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 225
De velg die in de andere rolt kan vergeleken worden met het wiel van een tramrijtuig op de riggel en de tweede velg moet, om de ronde te kunnen vervullen, maar enkele centimeter meer diameter hebben. Tot nu toe moesten alle omnibussen die 26 reizigers vervoeren twee paarden hebben. Met de Navez-wielen zal ĂŠĂŠn paard voldoende zijn.
3 april 1905 Twee onderzoeken van commodo en incommodo over het inrichten van openbare vervoerdiensten zijn te Gent bijna gelijktijdig geopend: - een tramcardienst Navez van Gent-Zuid naar het Dok en van de Dampoort naar Akkergem; - een dienst van elektrische omnibussen op het grondgebied van de stad, op vraag van ClĂŠment, de Fuisseau en Racine. Deze zou maar de buitenboulevards gebruiken. De eerste lijn zou gaan van het Dok naar de Zuidstatie langs de Kasteellaan, Slachthuislaan, Brusselselaan, Dierentuindreef en Lieven Bauwensplaats (* thans Frankrijkplein), hetzij ongeveer 2 900 meter. De tweede lijn zou gaan van het uiteinde van de Citadellaan tot het uiteinde van de Godshuizenlaan. De dienst zou geschieden met automobielen voor 24 personen of 30 met de platforms. De prijs zou 5 centiemen per kilometer zijn, met een minimum van 10 centiemen.
20 april 1905 Het eerste rijtuig van de omnibustram voorzien van wielen met beweegbare riggels is dinsdag in onze stad aangekomen. De wielen worden alhier vervaardigd. De openbare en kosteloze proefneming zal in de eerste dagen van mei plaatshebben. Voor alle inlichtingen moet men zich wenden naar de Terplatenkaai 44.
17 mei 1905 De omnibusdienst met Navez-wielen is door het schepencollege toegestaan, met voorbehouding der latere goedkeuringen door de hogere instanties.
4 augustus 1905 De proef met de tramrijtuigen met Navez-wielen die gisteren om 2 uur van de Kouter moesten vertrekken is uitgesteld tot vrijdag om 11 uur. De rijtuigen
225
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 226
zullen op de Hoogpoort aan het stadhuis staan.
6 augustus 1905 Gistervoormiddag is een voorlopige proef gedaan met de Navez-tram. Het tuig kon maar stapvoets rijden en de nieuwsoortige wielen bleken nog niet bepaald afgewerkt te zijn. (* exit systeem- “Navez”...)
27 augustus 1907 Van 7 tot 15 september zal door de firma Bureau Technique International, Boulevard du Gazomètre te Brussel, een automobieldienst ingericht worden tussen de Kouter en Akkergem (* thans Ekkergem). De vervoerprijs per persoon is slechts 10 centiemen.
11 september 1907 Een Akkergemnaar schrijft ons: “In afwachting van de elektrische tram waarop we naar het schijnt nog lang zullen mogen wachten, gingen we het genot hebben om voor 10 centiemen van Akkergemkerk naar de Kouter of omgekeerd vervoerd te worden per autobus. Deze grote gebeurtenis werd aangekondigd voor zaterdag 7 september en een groot getal Akkergemnaren was reeds vroeg te been om dit heuglijk feit te aanschouwen. Gewacht en nog gewacht... maar niets te zien! Om 11 uur kwam een luimigaard een koffiehuis binnen, waar verscheidene vrienden samen waren. Dadelijk rolde het gesprek over de aangekondigde maar onzichtbare autobus. “Zo”, zei de heer voor de grap, “hebt gij de autobus nog niet gezien? Ik ben er zoëven uitgestapt.” Algemene aandacht als de heer omstandige uitleg gaf over de nieuwe verrukkelijke vervoerdienst. De vrienden verlieten het koffiehuis om de autobus te gaan bewonderen, anderen met het gedacht er maar seffens een toertje mee te doen. Na lang en vruchteloos wachten riep eindelijk een teleurgestelde nieuwsgierige uit; “Asasa... het is vandaag toch geen 1 april?” Heren Akkergemnaren, het was geen 1 april, maar oktober is aanstaande en meteen de verkiezing van de gemeenteraad. Met het oog daarop moest het stadsbestuur toch iets beloven? De Akkergemnaren zijn zinnens met de kiezing het gemeentebestuur een schone vaze aan te bieden, uit erkentenis voor de menigvuldige diensten welke het hun al bewezen heeft!”
226
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 227
16 september 1907 De autobusdienst naar Akkergem is gisteren ingericht. Van de Kouter langs de Zonnestraat, Vandevelde-, Korte Violette-, Twaalfkameren- en Bellevuestraat naar Akkergemkerk in 8 minuten. Talrijke personen hebben er aan gehouden met dit vreemde ding een reisje te maken! De terugkeer naar de Kouter geschiedt langs de Akkergemlaan, Godshuizenlaan, Coupure, Bagattenstraat en Kortedagsteeg op 11 minuten. De autobus zal zondag dienst doen tussen de Zuidstatie en Akkergem.
25 september 1907 Gistermorgen rond 10 1/2 uur is de autobus die sedert enige dagen in onze stad reed tussen de Kouter en Akkergemkerk in brand geschoten terwijl het rijtuig aldaar stond te wachten. De naphte welke de drijfkracht leverde was in aanraking gekomen met de elektriciteit. Een ontploffing had plaats en er ontstond brand. De schade was echter gering en een half uur nadien hernam de autobus zijn dienst.
4 oktober 1907 “De wijk Akkergem is beroofd van zijn autobus. Het rijtuig heeft enige tijd van de statie naar Akkergem geschokt en is naar Antwerpen vertrokken, waar hij ook een proeftijd zal doen, om vervolgens naar Engeland terug te keren. Het is dus een voldongen feit, Akkergem-autobus heeft opgehouden te bestaan. Niettegenstaande deze vervoerdienst niet ideaal was, waren de Akkergemnaren er toch mee ingenomen en dachten zij dat ons stadsbestuur eindelijk ging inzien dat een wijk van 17 000 zielen wel mocht in aanmerking genomen worden. Helaas, het waren slechts hersenschimmen. Niet alleen zijn we weer van alle gemeenschap met het centrum van de stad beroofd, zelfs hebben we nu de overtuiging nog langer als paria’s of verstotelingen te zullen behandeld worden...” (vanwege een koolkapper)
10 december 1907 Een nieuwe autobusdienst naar Akkergem is bij het stadsbestuur aangevraagd door de heren Van der Voort en Ernest Verhulst van Brussel. De rijtuigen zullen niet zwaar en lomp zijn als de eerste autokarren en geen impérial (* bovendeel met zitbanken) hebben. Binnenin zullen er 16 plaatsen zijn en 8 op elk platform.
227
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 228
De “autobus van Ekkergem� zorgde voor de verbinding met de Kouter. Reeds na enkele dagen wordt de uitbating wegens een brand stopgezet.
Autobus van de buurtspoorlijn Gent - Merelbeke - Zottegem.
228
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 229
Er zouden op de doortocht vaste standplaatsen zijn aangeduid door plaatjes, zoals voor de tramdienst. De reisweg zou gaan van Gent-Zuid naar Akkergem en omgekeerd, tegen het tarief van 10 centiemen voor elke tocht, geheel of gedeeltelijk. Er zouden gelijktijdig voertuigen in de twee richtingen rijden.
31 december 1907 Wij hebben gezegd dat een nieuwe autobusdienst aangevraagd was. Naar het schijnt duurt het onderzoek door de bevoegde overheid nog voort. In het belang van de talrijke inwoners van Akkergem en gezien het slechte en koude weder, ware het nochtans te wensen dat dergelijke dienst zo spoedig mogelijk kon ingericht worden. (* geen tweede autobus dus...)
12 oktober 1908 In afwachting dat Akkergem zijn elektrische tramdienst bekomt, krijgt de wijk nu weer een autobusdienst tussen de kerk en de Zuidstatie langs de volgende straten: - gaan: Akkergem- en Godshuizenlaan, Godshuizenstraat, Coupure, Verlorenbroodstraat, Nederkouter, Bagatten-, Sint-Pietersnieuw- en Lammerstraat, Lieven Bauwensplaats en Zuidstatie; - keren: idem tot de Sint-Pietersnieuwstraat, Walpoortstraat, Kortedagsteeg, Vogelmarkt, Kouter, Zonnestraat, Koophandelsplaats, Vandeveldestraat, (voorlopig Onderbergen en Korte Violettestraat), Annonciaden- en Twaalfkamerenstraat, Rozemarijnbrug, Bellevue- en Akkergemstraat en de Sint-Martinuskerk. (* geen vervolg gevonden over het al of niet in voege stellen van de dienst...) *** Uit de periode van de sleepbeugels (vanaf 1920)
11 juni 1923 De Club Automobiles des Flandres heeft aan de Gentse gemeenteraad een vertoog gezonden, waarin de vervanging van de trams door autobussen wordt vooruitgezet en aangeprezen. De sporen in de straten maken een goede kasseiding onmogelijk en veroorzaken putten, die bij regenweder poelen en moddermoerassen worden, met vervuiling van personen en huisgevels tot gevolg. In smalle straten en bochten belemmeren ze het verkeer en soms volgen ze de linkerkant, waardoor het gevaar van botsingen met andere rijtuigen verhoogt.
229
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 230
Ze maken veel gerucht en lopen soms zeer dicht bij de voetpaden, waardoor voetgangers dreigen meegesleept te worden. Tramrijtuigen staan vaak geblokkeerd bij ongevallen, manifestaties en onderbrekingen van de elektrische stroom, wat zeer vervelend is voor het publiek. Overvloedige sneeuwval belemmert bijna volkomen de dienst en bij ijzel hebben de wielen geen vat op de sporen. Alle grote steden verzaken aan het stelsel van de trams en willen ze door autobussen op luchtbanden vervangen. Ze kosten minder, rollen zonder veel gerucht en beschadigen de wegenis niet. De onesthetische palen en kabelnetten verdwijnen. Valt er aan een autobus een ongeval voor, dan wordt het rijtuig eenvoudig aan de kant geplaatst en onverwijld door een ander vervangen, enz.
22 september 1924 Het nieuw vervoermiddel, de automobiel, had van het einde van de vorige eeuw af de aandacht getrokken van de leiders van de Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen. Zij maakten zich namelijk zorgen over het met het algemeen belang strijdig karakter, dat de automobielendiensten in de toekomst zouden kunnen aannemen. In 1906 werd de minister van FinanciĂŤn een wetsontwerp voorgelegd, bedoeld om de bevoegdheid van de maatschappij uit te breiden, zodat het haar mogelijk zou zijn automobieldiensten in te richten. Dit ontwerp bleef toen zonder gevolg. In de periode na de oorlog, toen de tramdiensten te kampen hadden met de moeilijkheden die voortkwamen uit de economische omstandigheden, het heraanleggen van lijnen en het overnemen van uitbatingen die door de pachtende maatschappijen waren opgegeven, zag men zowat overal in het land door private ondernemingen ingerichte autobusdiensten tot stand komen. Meestal volgden ze dezelfde reisweg als de buurtlijnen en de uurregelingen waren op zulke wijze vastgesteld, dat ze aan de verschillende halten enkele minuten voor het aankomen van de buurttram stilhielden. Aldus werd het grootste deel van de klanten weggekaapt. Om die plundering van de bestaande openbare diensten te beletten, was er slechts ĂŠĂŠn enkele wet, daterend van 1892, waarbij de exploitatie van openbare diensten voor het gemeenschappelijk vervoer te land onderworpen was aan het bekomen van een machtiging die voor hoogstens 20 jaar kon verleend worden. De ontreddering was echter zo groot, dat alle wegdiensten zonder machtiging geduld werden, want de bedoelde wet, waarbij geen enkele sanctie was voorzien, bleef praktisch zonder uitwerking. De Nationale Maatschappij vermenigvuldigde haar stappen en haar protest-
230
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 231
nota's. In juni laatstleden richtte de raad van beheer zelfs een nota aan al de parlementsleden, waarin de onmiddellijke aanneming van de door de regering ingediende wetsontwerpen werd gevraagd. Op 11 augustus en 15 september werden eindelijk twee wetten bekend gemaakt. Die van 11 augustus heeft speciaal betrekking op de Nationale Maatschappij en kent haar nu een voorkeursrecht toe voor het inrichten van autobusdiensten.
21 september 1925 Verscheidene regelmatige autobusdiensten kwamen de laatste tijd in voege om de verbindingen van Gent met de grote nijverheids- en landbouwcentra van Oost-Vlaanderen te vergemakkelijken en tevens de plattelandsbewoners van nut te zijn, die nog al te vaak van vervoermiddelen verstoken blijven. Thans zijn aan de Maria-Hendrikaplaats lijnen ingericht van Gent naar SintDenijs-Westrem, Sint-Martens-Latem, Deurle, Deinze, Eke, Nazareth en Afsnee (* spoedig gevolgd door lijnen naar Gavere en Zottegem.)
16 maart 1931 Gisteren werd door de N.M.V.B. een auto-motrice in dienst gesteld. Het is een autobus op een buurttramlijn met een krachtvermogen van 68 pk en een commerciële snelheid van 24 km per uur, elektrisch verlicht en door het ontsnappingsgas verwarmd tot 16 graden. Deze auto-rail (* alias spoorauto, benzine-motorwagen, mazoetje”, “kamielke”, ...) is een prachtig initiatief en sluit aan bij de grootse plannen aangaande de opruiming of uitschakeling van het verouderd stoomtrammaterieel op de niet geëlektrificeerde tramlijngedeelten met minder verkeer, waar de kosten van de elektrificatie buiten verhouding zouden staan tot de opbrengst van de exploitatie.
3 september 1931 De Gentse trammaatschappij bestudeert de inrichting van een autobusdienst voor de stad. Dit zou vooral bedoeld zijn als een middel voor snel verkeer en zekere tramlijnen te ontlasten, waar het op sommige uren van de dag zeer druk is. Weldra zal men een proef doen die van groot belang zal zijn, aangezien het bestuur en het publiek de voor- en nadelen zullen kunnen beoordelen van de beide middelen van vervoer.
231
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 232
Affiche van de Compagnie der Tramcars, met uurregeling en de vier geplande lijnen: Ledeberg - Rabot, Ledeberg - Ekkergem, Heuvelpoort - Antwerpsesteenweg en Heuvelpoort - Salvatorstraat.
8 oktober 1931 “De maatschappij van de elektrische tramwegen gaat weer een nieuwe lijn leggen, ditmaal de verlenging van lijn 7, Sint-Pietersstatie - Sint-Amandsberg naar de Darsen onder de viaduct van de Hogeweg. Zulke ideeën zijn in onze moderne tijd volkomen voorbijgestreefd! Zelfs in tweederangssteden als Wiesbaden overweegt men zulks! De reden laat zich gemakkelijk raden: de tramrijtuigen versperren de stad en de sporen steken heel dikwijls meer dan 5 centimeter boven de kasseien uit. Hun gepolierd oppervlak is uiterst glibberig en een echte glijbaan, waarop dérapage onvermijdelijk is. Maak maar eens een ritje door de stad per velo! Er bestaat nochtans een praktisch middel om ze te vervangen dat ook door de trammaatschappij moet gekend zijn: het gevaarloze systeem van de electrobussen (* voorlopers van de trolleybussen, toen in opkomst in Antwerpen en Luik), een versmelting van tramrijtuigen en autobussen. Alleen de kosten voor de luchtlijnen zijn noodzakelijk en er moeten geen sporen meer worden gelegd. De electrobussen zijn door losse kabels met het luchtnet verbonden, zodat de voertuigen op gummibanden over heel de breedte van de straat kunnen rijden, zoals een gewone automobiel. 232
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 233
Prototype van een spoorauto aan het Maria Hendrikaplein te Gent in 1932.
Autobus van de ETG aan de Korenmarkt in 1932.
233
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 234
Meer dan 25 Engelse steden maken van dit systeem gebruik en de N.M.V.B. zal op die wijze de lijn Brussel - Overijse exploiteren. Hoe is het mogelijk dat de Gentse trammaatschappij dan nog denkt aan nieuwe tramlijnen?...”
7 december 1931 Door de trammaatschappij werd het voornemen geuit een autobusdienst in te richten van Sint-Pieters naar de Dampoort enerzijds en de Brugsepoort anderzijds om het tramverkeer te ondersteunen. Dat zou zeker van groot belang zijn, aangezien het aan het beheer en het publiek zal gegeven zijn de voor- en nadelen van de beide vervoermiddelen te beoordelen. Zoals het is voorgeschreven zouden ze minstens voorlopig de bestaande tramlijnen volgen en langs de Korenmarkt doorgaan. De vervoerprijs zou enigszins duurder komen dan met de tram - 1 frank per reis - doch veel tijd zou worden gewonnen, aangezien de standplaatsen niet zo talrijk zouden zijn. Men zou dan ook gemakkelijker op uren en dagen van groot verkeer voertuigen bij de bestaande dienst kunnen inschakelen. De kwestie zal onderworpen worden aan de gemeenteraad.
21 juni 1932 De N.M.V.B. laat reeksen benzine-motorwagens gereed maken om ze in dienst te stellen op minder winstgevende spoorlijnen, in vervanging van de stoomlocomotieven. In de provincie Oost-Vlaanderen komen daarvoor in aanmerking: - gans de lijn Gent - Merelbeke - Herzele - Geraardsbergen; - de baanvakken Wetteren - Oordegem - Aalst, Wetteren - Zele - Hamme, Oostakker - Zaffelare, Zomergem - Ursel, Evergem - Bassevelde en Nevele - Ruiselede.
21 december 1932 De eerste autobuslijn van de Gentse trammaatschappij is gisteren in werking getreden. De dienst beschikt over acht Minerva-bussen. Drie rijden heen en terug tussen Sint-Pieters, de Korenmarkt en de Dampoort, twee blijven in reserve en nog drie andere kunnen bij bijzondere gelegenheden worden ingezet zoals de foor, voetbalwedstrijden, feestelijkheden, onderbrekingen in de tramdienst, excursies naar Het Patijntje, Den Anker, De Nénuphar, enz. ERIK DE KEUKELEIRE Fragmenten uit “135 jaar openbaar vervoer in Gent”, deel 1 (1871-1906), deel 2 (1907-1922) en deel 3 (1923-1939), samen 1 114 p. - 2008 - uitgaven in eigen beheer.
234
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 235
DE MAN VAN SMARTEN UIT DE OMGEVING VAN DE MEESTER VAN FLÉMALLE
Navolger van de Meester van FlĂŠmalle, Man van Smarten; Gent, Museum voor schone kunsten.
Hoewel het sinds 1990 geleden is, dat we in Ghendtsche Tydinghen nog een werk uit het Gents Museum voor Schone Kunsten, nl. de Predella met de Verovering van Titus1, besproken hebben, was dit zeker niet het laatste werk uit dit museum dat we belicht hebben. Alleen reeds in onze studie over de Gentse schildersfamilie Horenbau(l)t kwamen verschillende schilderijen uit dit museum aan bod: de zgn. Horenbauttriptiek van de Meester van de familie van de H.Anna, de samengestelde diptiek van Margaretha van Oostenrijk die verkeerdelijk aan de Meester van 1499 wordt toegeschreven, de schenkerpanelen met Lieven van Pottelsberghe en Lievina van Steelant van Gerard Horenbaut en de Lactatio van de heilige Bernardus van Clairvaux die we op naam van Elooi Horenbaut brachten2. Thans dringt zich een verdere stu235
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 236
die op van de middeleeuwse schilderijen in het Gents museum. De keuze viel op het schilderij De Man van Smarten (inv. Nr. 1904-A) uit de omgeving van de Meester van Flémalle.
De voorstelling & Iconografie In het midden van het paneel (36 x 28 cm.) zit op het deksel, dat schuin over de Romeinse sarcofaag ligt, Christus weergegeven als Man van Smarten. Hij toont aan de aanschouwer zijn wondtekens van de offerdaad. Op zijn hoofd draagt Hij de doornenkroon. Hij wordt ondersteund door twee engelen. Door de vlakke gouden Byzantijnse achtergrond gaat onze aandacht volledig naar de voorstelling. Door de geringe afmeting is het duidelijk, dat het schilderij vervaardigd werd voor een persoonlijke devotie. We hoeven hierbij niet direct te denken aan een opdracht, dergelijke panelen werden op jaarmarkten door de kunstenaars aangeboden3. Pauwels was de eerste die de voorstelling besprak4: “Alleen het graf herinnert aan de graflegging. De lange, witte lijkwade, die als een grillige arabesk de personages rond het gebeuren verenigt, contrasteert met het blanke, bebloede Lichaam van de Verlosser… Hier wordt het kunstwerk immers middel om felle emoties bij de toeschouwer op te wekken… De gevoelsaccenten worden bovendien sterk onderstreept door expressieve vormgeving en kleur.”. Hoozee spreekt zelfs van een “zeer dramatische voorstelling”.5 Vooreerst zullen wij hier deze expressieve emotionele voorstelling binnen een (kunst)historische context plaatsen. Omstreeks 1400 is er in West-Europa een dreiging van sociale, economische en religieuze ineenstorting. De opstand van de lagere klassen worden gewelddadig onderdrukt. Dit had direct een weerklank op de poëzie, waarbij het begrip “melancholie” haar huidige betekenis kreeg, nl. een psychologische neerslachtigheid. Voor 1400 werd melancholie beschouwd als een temperament, dat onder humeur viel of een vorm van zinloosheid. Daarbij werd door de pest ook het geloof in vraag gesteld en sterker nog stelde men indien God goedheid is, hoe kan hij dan instemmen met deze gesel. Het gevolg was dat sommigen zelfs begonnen te twijfelen aan Zijn Almachtige Goedheid. Als antwoord hierop toonde kerk de voorstelling van de Man van Smarten6 die een aanklacht was op de vernedering en de passie van de Verlosser waaraan de mensheid aan de basis lag. Deze nieuwe voorstelling van “le Piéta de Notre Seigneur” was een verrij-
236
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 237
zende Christus - die ondersteund door twee engelen - zijn wonden toont aan de toeschouwer. Hiermee wilde men schuldgevoelens7 en melancholie van de toeschouwer opwekken voor de in mens geworden Heiland. Hoewel hier de nadruk meer ligt op het tragisch menselijke, dan op de overwinning van de dood door de verrijzenis, werd hierbij tevens verwezen naar het misoffer. Een tekening uit de omgeving van Rogier van der Weyden voorstellende de Eucharistie (Oxford, Ahsmolean Museum) laat zien, dat Christus als Man van Smarten in gezelschap van Maria, Johannes en twee engelen opgeroepen wordt uit het sacrament van de Communie8. Dit bewijst het geloof in de vereenzelviging van de mystieke aanwezigheid van Christus in de hostie. Hieraan werd direct de ontvangenis van Christus gekoppeld, zoals Jezus zelf verhaalde (Johannes 6:53-54): “ Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt heeft eeuwig leven en ik zal hem doen opstaan op de laatste dag.� De meditatie voor deze voorstellingen zette ook toe tot de verlossende kracht. Het gevolg was dan ook dat op het einde van de 14de eeuw er afbeeldingen ontstonden die direct betrekking hadden op de oproeping van de Heiland uit de hostie als Man van Smarten op het misaltaar. Een duidelijk voorbeeld hiervan is de Mis van de H.Gregorius.9 De voorstelling van de Man van Smarten kende een grote bijval en treffen we niet alleen in de schilderkunst aan, maar ook in de miniatuur- en graveerkunst in de eerste helft van de 15de eeuw. Dit fenomeen beperkte zich niet tot Vlaanderen, maar vond een ingang in heel Europa. Door deze en andere gelijkenissen tussen de schilderscholen uit verscheidene landen noemt men de kunst van voor Van Eyck dan ook de Internationale stijl. Opvallend bij deze afbeelding is dat de Heiland op een Romeinse sarcofaag zit, terwijl Christus volgens het Evangelie begraven werd in een rotsgraf. We hebben hier duidelijk te maken met een Italianiserende voorstellingsweergave10. Reeds hebben we duidelijk aangetoond dat deze iconografie overgebracht werd door Toscaanse kunstenaars, die in Avignon werkzaam waren in het pauselijk paleis. Deze voorstellingen kenden een ingang in Parijse kunstmiddens, waar Vlaamse kunstenaars in de 14de eeuw werkzaam waren. Rond 1400 vestigden zich deze artiesten zich niet meer voorgoed in de Frans hoofdstad, maar beschouwden Parijs als een leerschool en keerden terug naar Vlaanderen11. Belangrijke in deze evolutie waren de miniaturisten, zoals de Meester van Guillebert de Mets, die na scholing in Parijs de Italiaanse iconografie naar onze gewesten brachten12.
237
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 238
Stijlkenmerken en datering Zowel de Christusfiguur als de engelen vertonen een krampachtige en onnatuurlijke houding. Christus linnen dodendoek is zeer hoekig en sculpturaal weergegeven. Het deksel is sterk oplopend. Het coloriet is koel en metaalachtig. Deze kenmerken zijn zeer typisch voor de kunst van de Meester van Flémalle. Zowel de Byzantijnse gouden achtergrond, de wenende engelen de schuine plaatsing van de dekplaat over Christus sarcofaag vinden we terug op de Seilerntriptiek (ca. 1415) (Londen, Courtauld gallery) van de Meester van Flémalle13. De wenende engel, waar het gevoel niet door rollende tranen wordt weergegeven maar door de houding van het wegpinken van een traan, is kenmerkend voor de beeldhouwkunst. Dit gaat terug op de omstreeks 1404 gebeeldhouwde engel van Claus Sluter’ Mozesput (Dijon, Hospices). In vergelijking met de Seilerntriptiek zijn de engelen op het Gentse paneel zeer stereotype. De felle directe belichting sluit niet aan bij de modulering door schaduwen van de Meester van Flémalle. Door de geringere kwaliteit kunnen we dit schilderij in het Gents museum niet toeschrijven aan de Meester van Flémalle zelf, maar aan iemand uit zijn directe omgeving. Zowel de iconografie als de stijl verwijzen naar een vroege datering van het Gentse schilderij, waardoor een datering omstreeks 1430 verantwoord lijkt.
Herkomst De Man van Smarten werd aangekocht op de veiling van de verzameling de Somzée in de Galerie Fiévez te Brussel op 24 mei 1904 onder het lot nr. 548. Het werd geveild als een schilderij van een anonieme Brugse meester uit het einde van de 15de eeuw15. Gaston de Somzée was een grote verzamelaar die in de Paleizenstraat te Schaarbeek woonde16. Vanaf het begin van de 20ste eeuw werd zijn collectie verkocht in de Brusselse Galerie Fiévez17. In het Gents museum werd het schilderij aanvankelijk tentoongesteld als Catalaans omstreeks 145018. Door de verwantschap met de Seilerntriptiek werd het al vlug in de navolging geplaatst van de Meester van Flémalle.
Nawoord Hoewel dit schilderij niet zonder enig belang is, is het bijzonder weinig bekend in de literatuur. We hopen met dit artikel enige bekendheid gegeven te hebben aan dit werk. Rudy van Elslande 238
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 239
NOTEN 1
2
3
4
5 6
7
8 9
10
11
12
13
14 15
16
17
18
VAN ELSLANDE R., De predella: “De verovering van Jeruzalem door Titus” in: Ghendtsche Tydinghen, 19de jg., 1990, nr. 4, blz. 195-205. VAN ELSLANDE R.D.A. – DE KRAKER A.M.J., De familie Horenbault: renaissancekunstenaars en cartografen te Gent en daarbuiten (ca. 1460 tot ca. 1630), in: Jaarboek 2004-2006 Oudheidkundige Kring “De Vier Ambachten”, Hulst 2007, blz. 66-72; VAN ELSLANDE R., Het Land van Waas in relatie tot de laatgotische Gentse kunst, in: Annalen van de Koninklijke Oudheidkundige Kring van het Land van Waas, dl. CX, 2007, blz. 92-104. Voor de Gentse kunstmarkt tijdens de vasten verwijzen we naar: VAN ELSLANDE R., De laatgotische Gentse kunst in het graafschap Vlaanderen ten oosten van de Schelde, in: Het Land van Aalst, 59ste jg., 2007, nr. 2, blz. 109. PAUWELS H. School van de Meester van Flémalle, in: Cat. Oude en moderne kunst Museum voor Schone Kunsten Gent, Gent 1967, blz. 20. HOOZEE R., Museum voor Schone Kunsten Gent, Musea Nostra, Brussel 1988, blz. 13. PANOFSKY E., Early Netherlandish painting, Orgins and character, dl.I & II, New YorkHagerstown-San Francisco-Londen 1947-1948, blz. 67-74. Zoals de aanschouwer – die een mens is – toont deze voorstelling aan wat de mensen met de Verlosser hebben gedaan. AINSWORTH M.W. – MARTENS P.P.J., Petrus Christus, New York 1995, blz. 112-116. VAN ELSLANDE R. - A. EVRARD, Kritisch onderzoek van de “Mirakuleuze mis van de H. Gregorius” in de Sint- Gertrudiskerk te Wetteren, in: Tijdschrift voor Heemkunde en Geschiedenis Wetteren, 32ste jg. 1985, nr. 1, blz. 9-16. VAN ELSLANDE R., 15de – 16de –eeuwse Vlaamse schilderijen in Waas privébezit, in: Annalen van de Koninklijke Oudheidkundige Kring van het Land van Waas, dl. 113, SintNiklaas, 2010, blz. 36. VAN ELSLANDE R.D.A. – DE KRAKER A.M.J., De familie Horenbault: renaissancekunstenaars en cartografen te Gent en daarbuiten (ca. 1460 tot ca. 1630), in: Jaarboek 2004-2006 Oudheidkundige Kring “De Vier Ambachten”, Hulst 2007, blz.13-14. VAN ELSLANDE R., De laatgotische Gentse kunst in het graafschap Vlaanderen ten oosten van de Schelde, in: Het Land van Aalst, 59ste jg., 2007, nr. 2, blz. 102-105. CHÂTELET A., Robert Campin De Meester van Flémalle, Antwerpen 1996, blz. 52-63; CAMPBELL L. – VAN DER STOCK J., Rogier van der Weyden 1400-1464 De passie van de meester, Zwolle-Leuven, 2009, blz. 70-71. CHÂTELET A., Robert Campin De Meester van Flémalle, Antwerpen 1996, blz. 55. HOOZEE R. (red.), Catalogus schilderkunst dl.I 14de – 18de eeuw, Museum voor Schone Kunsten Gent 2007, blz. 125. Op een oude briefkaart zien we samen met het O.-L.-Vrouwinstituut zijn huis op deze locatie; http://www.europeana.eu/portal/record/04201/770E815ACD229928A544BFCC2AE76DB7 A0BA6667.html#. De tapijten werden reeds in 1901 verkocht. http://chestofbooks.com/crafts/needlework/Tapestries-History/Gothic-Tapestries-Part-6.html HULIN DE LOO G., Catalogue du Musée des Beaux-arts Gand, Gent 1909, blz. 80-81.
239
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 240
GENTSE MEMORIEDAGEN: 16-17-18-19 DECEMBER
16 December 1715 De eerste Gentse stadsschouwburg op de Kouter brandt volledig af.
16 December 1744 Dood van Maria-Anna, de vrouw van Karel van Lorreinen en de zuster van Maria-Theresia.
16 December 1790 Geboorte te Coburg van Leopold I. Hij had zijn militaire stage gedaan in het Russisch leger en trok daarna naar Engeland. Hij liet er zich naturaliseren en trouwde er met de kroonprinses van Engeland Charlotte, maar een jaar later was hij reeds weduwnaar. Nonkel en gewaardeerde raadgever van Queen Victoria. Op 4 Juni 1831 werd hij door het Congres benoemd tot Koning van België. In 1832 trouwde hij in Compiègne met Louise-Marie d’Orléans, de oudste dochter van Louis-Philippe. Dood op 10 December 1865.
16 December 1832 Dood van Charles Van Hulthem. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 1999 - N° 2 - pp. 105-107
16 December 1841 Dood van Jean-Baptiste Van Lokeren. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2000 - N° 6 - p. 395
16 December 1869 2e Optreden in onze stad van de beroemde componist en vioolvirtuoos Henryk Wieniawsky. Hij was hier al eens geweest in 1858.
240
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 241
16 December 1886 Dood van Charles Onghena. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2003 - N° 1 - pp. 37-38
16 december 1904 Geboorte van Paul Rogghé. Een actieve en veelzijdige man die, toen hij stierf in 1974, een welgevuld leven achter zich liet. Men zou hem kunnen belichten als letterkundige, als dichter, als geschiedkundige, als leraar. Hij deed zijn eerste kandidatuur Geschiedenis aan de Universiteit van Leuven, maar komt naar de Universiteit van Gent in 1924. Hij doet hier zijn 2e kandidatuur en zijn eerste doctoraat. Een dissertatie van hem wordt niet aanvaard en hij onderbreekt zijn studies, maar hij komt terug in 1931 en behaalt het jaar nadien zijn Doctoraat in de Letteren en Wijsbegeerte. Hij begon zijn carrière als journalist en buitenlandse correspondent van het dagblad “Vooruit”. Hij bleef bij dit blad tot in 1948. Hij zou vele jaren leraar zijn aan het Gents Lyceum, maar werd dan Studieprefect aan het Atheneum van Eeklo. Naast dit ambt en naast zijn literaire activiteiten vond hij ook nog de tijd om meer dan 50 historische werken en bijdragen te leveren. Hij werd beschouwd als een van de grote Paul Rogghé - 1904-1974 Arteveldespecialisten. Het was trouwens hij die de tekst schreef van het audio-visueel spel “De Eeuw der Artevelden”. Zijn studie “Vlaanderen en het zevenjarig beleid van Jacob Van Artevelde” werd bekroond door de stad Gent in 1949. Maar daar bleef het niet bij. In 1954 ontving hij de Literaire Prijs van de stad Gent, in 1961 de Provinciale Prijs voor Poëzie, in 1962 de Prijs voor Geschiedenis van de stad Gent voor zijn studie Gentse klerken in de XIVe en XVe eeuw” In 1972 werd het dan de Provinciale Prijs voor Heemkunde. Hij was stichter en redacteur van de literaire tijdschriften “Pan” en “De Faun”. Hij was tevens lid van de stedelijke "Commissie voor Monumenten en
241
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 242
Stadsgezichten” en Voorzitter van de “Commissie van het Oudheidkundig Museum van de Bijloke.” Hij was een grote minnaar van zijn geboortestad en had zich zeer verheugd toen de “Heemkundige en Historische Kring Gent” gesticht werd. Hij zou er trouwens de Ere-Voorzitter van worden. Voor hem was het blad "Ghendtsche Tydinghen” HET instrument om de Gentenaars hun stad beter te doen kennen en liefhebben en alzo eerbied bij te brengen voor de erfenis van een groots verleden. Paul Rogghé stierf in 1974 op 70-jarige leeftijd.
16 December 1918 Een deel van de Statiestraat wordt omgedoopt tot “Wilsonplein”. Thomas Woodrow Wilson (1856-1924) was President van de Verenigde Staten die in 1917 de beslissing nam deel te nemen aan Wereldoorlog I.
17 December 1471 Dood te Aire-sur-la-Lys van Isabella van Portugal.
Filips de Goede met zijn 3e vrouw Isabeau van Portugal (1397-1471).
242
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 243
Opgepast, niet verwarren met de vrouw van Keizer Karel die ook een Isabella van Portugal was. Deze waarover het hier gaat is de 3e vrouw van Filips de Goede. Zij was de dochter van Jan I van Portugal en werd geboren te Evora in 1397. Filips was met haar getrouwd bij procuratie op 25 Juli 1429 in Portugal; het plechtig huwelijk vond plaats in Brugge op 7 Januari 1430. Zij werd begraven nabij Dijon. Zij was de moeder van Karel de Stoute. Ook nog gekend als Elisabeth van Portugal of Isabeau.
17 December 1660 Er woedt een zeer hevige storm over onze stad. Er is grote schade aan torens, kerken, huizen, aanplantingen, enz.
17 December 1772 Dood van Emmanuel Pierre Van Reysschoot. Deze kunstschilder werd geboren op 27 December 1713 en nog dezelfde dag gedoopt in St-Baafs. Op 28-jarige leeftijd werd hij opgenomen in de schildersgilde waarvan hij van 1763 tot 1768 gezworene werd. In 1753 maakte hij voor de Baudeloo-abdij 14 grote portretten in grisaille: Christus, Maria en de 12 apostelen. In 1767 maakte hij de schetsen van de praalwagens van de St-Machariusstoet. Auteur van de gewelfschilderijen die de refter van de St-Pieters-abdij versieren. Onder zijn talrijke kinderen waren er 3 die eveneens schilder werden: PierreNorbert, geboren in 1738, Jean-Baptiste-Emmanuel, geboren in 1751 en Anne-Marie, geboren in 1758. Voor de St-Michielsgilde waarvan hij vaandrig was restaureerde hij een 30-tal portretten van koningen.
17 December 1865 Troonsbestijging van Leopold II. Deze zoon van Leopold I en van Louise-Marie d’OrlÊans werd geboren op 9 April 1835. Hij trouwde op 22 Augustus 1853 met Marie-Henriette van Oostenrijk, achterkleindochter van Maria-Theresia.
243
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 244
17 December 1909 Dood te Laken van Leopold II.
17 December 1966 Onthulling van het standbeeld van Keizer Karel op de Reep.
17 December 1991 Dood te Oudenaarde van Roger Warie. Deze eminente architect behaalde zijn diploma aan het St-Lucas-Instituut in 1924, maar merkwaardig genoeg, voordien gaf hij er reeds les de zondag. In 1926 werd hij definitief benoemd tot Professor van Architectuur en hij zou die functie blijven uitoefenen gedurende 42 jaar. Warie was nog een van die architecten van de oude stempel. Geen dwaze theorieĂŤn die lelijke gebouwen moesten rechtvaardigen; alles bij hem was gebaseerd op schoonheid en harmonie. Gedurende 30 jaar, van 1947 tot 1977, was
Roger Warie (1901-1991).
244
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 245
hij architect en raadsman van de stedelijke “Commissie van Monumenten en Stadsgezichten.” In 1977 werd hij gehuldigd voor deze prestatie. De Voorzitter van de Commissie, Professor Pierre Kluyskens, noemde hem de bezieler en het geweten van de Commissie en herinnerde eraan dat hij meer dan 4.000 dossiers behandeld had, meer dan er huizen staan in het stadscentrum. Bijna niet te geloven. Hij was trouwens een zeer gekende en deskundige restaurateur. Bij hem moest men niet afkomen met de huidige idiote theorie die zegt dat, wanneer men een gebouw restaureert en men niet met zekerheid weet hoe een bepaald deel er oorspronkelijk uitzag, men dat moet invullen met hedendaagse architectuur, een rampzalige theorie die al zo enorm veel schade en verminkingen berokkend heeft aan waardevolle historische gebouwen. Warie drong door tot de essentie van het concept van het te restaureren gebouw en restaureerde het in harmonie met dit concept. Een 17e eeuws gebouw moest er na restauratie uitzien als een 17e eeuws gebouw, en niet als een stukje 17e eeuws gebouw met hier en daar storende en verminkende hedendaags prutswerk. Het was dan ook op hem dat men beroep deed voor de restauratie van het Stadhuis van Oudenaarde. Een van zijn laatste restauraties in Gent was deze van “De Wapens van Zeeland”, een prachtige restauratie die zeer fel bekritiseerd werd door onze pedante hedendaagse architecten die nog alles van hem te leren hebben. Minder bekend is het feit dat deze kunstenaar ook een aquarelist was, maar hij schilderde voor zijn eigen plezier en dacht niet aan exposeren. Het zat misschien in de familie, want zijn grootvader Edouard schilderde ook en de Gentse schilderes Suzanne Bomhals is een nicht van hem. Roger Warie die hier geboren werd op 22 December 1901 stierf op 90-jarige ouderdom. Een zéér groot verlies voor Gent, want andere Roger Waries zijn hier niet meer te vinden.
18 December 1385 De Vrede van Doornik. Tussen Filips de Stoute en de Gentenaars. Filips die in vrede wenste te genieten van zijn erfenis, schenkt de Gentenaren volledige amnestie en confirmeert hun privileges. Gent van zijn kant verzaakt aan alle alliances met Engeland.
245
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 246
18 December 1526 Afsluiting van het contract tussen de metsers en Christoffel Vanden Berghe voor de bouw van een nieuwe gevel voor hun Gildehuis.
18 December 1573 Alva keert terug naar Spanje.
18 December 1716 Dood van de schilder Jan Van Cleef. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2001 - N° 4 - p.237
18 December 1847 Marie de Hemptinne wordt ontgraven op het kerkhof van de De Smetstraat en overgebracht naar het Campo Santo. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2010 - N° 1 - p.59
19 December 1584 De hervormde predikant Jan Spiegele geeft zijn laatste sermoen in StBaafskerk.
19 December 1722 Stichting van de “Compagnie van Oostende” De officiële naam was wel iets langer en luidde “Compagnie Impériale des Indes Orientales” Ze werd gesticht ingevolge een vergunning van Karel VI. Onder de 7 Directeurs die gekozen werden door de Keizer, kwamen 4 Gentenaars voor, leiders van grote handelshuizen. Ze werd nauwelijks 8 jaar later afgeschaft onder druk van Engeland en Holland.
19 December 1816 Gedurende de afwezigheid van de Bisschop verkoopt de “vicaire général d’origine francaise” 6 panelen van het Lam Gods aan de Brusselse handelaar Nieuwenhuys voor de som van3.000 gulden.
246
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 247
19 December 1832 Begraving van Charles Van Hulthem.
19 December 1887 Dood van Betsy, een der 2 olifanten van onze “Beestenhof”. Werd in Juli 1853 aan de Dierentuin geschonken door A. De Cock,”armateur à Gand”. In de “Guide van de Jardin Zoölogique” van dit jaar is er sprake van une jeune femelle.
19 December 1968 Inhuldiging door Koning Boudewijn en door Koningin Juliana van de nieuwe sluis in Terneuzen.
19 December 1971 Onthulling van een gedenkplaat aan het sterfhuis van Jean Ray op de Rooigemlaan. Hugo Collumbien
247
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 248
VERGETEN GENTSE SCHRIJVERS: NAPOLEON DE PAUW (GENT 1835 - GENT 1922)
Advocaat-generaal, procureur-generaal, uitgever Middelnederlandse teksten, auteur Napoleon De Pauw behoorde tot een oud Gents patriciërsgeslacht. Enkele maanden vóór zijn dood werd hij door de koning tot de adel verheven en verkreeg hij de titel van baron. Napoleon Liévin Bernard De Pauw werd geboren in 1835 te Gent in de Hooge Zonnestraat, thans: Rekelingestraat. Zijn vader, Napoleon Liévin, neef en petekind van Lieven Bauwens, was advocaat, hoogleraar aan de RUG en schepen van Openbare Werken te Gent. Zijn ouderlijk huis was een trefpunt van het intellectuele Gent. Napoleon Liévin Bernard woonde achtereenvolgens te Gent, Kortrijk, Dendermonde en Brugge, maar vanaf Napoleon De Pauw (1835-1922). 1889 definitief te Gent in de Lange Violettestraat 276. In het atheneum te Gent zat hij samen in de klas met Julius Vuylsteke, Tony Bergmann, Emile Moyson en Prosper Claeys. Ze hadden o.a. J.F.J. Heremans als leraar. Aan de universiteit 248
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 249
stichtten zij 't Zal Wel Gaan. In 1860 promoveerde hij aan de RUG tot doctor in de rechten. Hij liep stage bij H. Metdepenningen. Hij werd advocaat-generaal (1893) en procureur-generaal (1902). In 1907 ging hij op emeritaat. Net zoals zijn vader was hij liberaal en orangist. Hij was gehuwd met Maria Schellekens, dochter van Jean Schellekens, voorzitter van de rechtbank te Dendermonde. Napoleon Liévin Bernard De Pauw was lid van tal van literaire genootschappen: 't Zal Wel Gaan, De Taal is gansch het Volk, Willemsfonds, Maatschappij der Vlaamsche Bibliophilen, Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde (waarvan hij in 1886 medestichter en tweemaal bestuurder was), Commission Royale d'Histoire, De Vlaamsche Advocatenclub. Napoleon De Pauw leverde bijdragen in Franse en Nederlandse tijdschriften en kranten: Nederlandsch Museum, Almanak van ‘t Zal Wel Gaan, Cercle d’ Archéologie de Oudenaerde, Bulletins de la Commission d'Histoire... enz.. Hij schreef de volgende literaire, historische en literair-historische werken: De opstand van 1540 (Keizer Karel te Gent), een verhaal (1856). Geslachtboom der familie Schellekens van Dendermonde, met zestig wapenschilden (1872), De rekeningen der stad Gent, Tijdvak van Jacob van Artevelde, drie delen, (1872 – 1885), Bijdragen tot de Geschiedenis der Middelnederlandsche letterkunde in Vlaanderen (1879), De Voorgeboden der stad Gent in de XIVe eeuw. Met inleiding, tafels van personen en zaken en woordenlijst (1885), Over den Madoc van Willem “die den Reinaert maecte” (1887), Madelghijs’ kintsheit, al de gekende fragmenten (1889), Dit is die Istory van Troyen van Jacob van Maerlant, diplomatisch uitgegeven (1889-1890), Dit es tbesouch van dien dat Pieter Boe ende Leuz sijn broeder ontcracht waren den here vor sinte Verrilden kerke te Ghent (1890), Ieperen jeghen Poperinghe (1899), Het boek der Audiëncie van den Raet van Vlaenderen (1901-1903), Kroniek van Froissart (1896-1908). Om de hand te kunnen leggen op zoveel mogelijk onuitgegeven teksten, had De Pauw in heel Vlaanderen bij alle archivarissen en bibliothecarissen aangedrongen hem te verwittigen zodra ze een nieuwe tekst ontdekten. Napoleon De Pauw was geen filoloog en middeleeuwse spraakkunsten waren voor hem gesloten boeken. “Om een gebouw op te trekken is er een architect nodig en werklieden om het materiaal voor de bouw gereed te maken. Er zijn ook materiaal aanbrengers nodig, die de bouwstof opdelven waar ze te vinden. Nu, dat laatste is mijn werk!” De ambitie van De Pauw: hij wenste “de man van de editio princeps” te zijn. En of die uitgave aan de eisen der wetenschap voldeed, was voor hem bijzaak. In de Academie hield hij voordrachten over Willem van Assenede, Willem van Utenhove, Jan van Boendale e.a. In 1921 nam hij ontslag uit de Academie, die een motie voor de volledige vernederlandsing van de Gentse universiteit had goedge-
249
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 250
keurd. Napoléon De Pauw heeft een zeer gelukkig leven gehad: de hoogste post in de magistratuur, tweemaal bestuurder der Academie, talrijke onderscheidingen, baronstitel. Ietwat terughoudend, was hij toch zeer voorkomend en dienstwillig. In gesloten gezelschap kon hij zelfs joviaal worden. In de Academie had hij niets dan vrienden.
Literatuur L. Tierenteyn, Napoléon Liévin Bernard De Pauw, Biographie Nationale, deel XVI, p. 722724, Brussel, 1901 L. Willems, Levensschets van Napoleon De Pauw, Jaarboek van de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde, 1935, p. 127-143. A. Van Winkel, Napoleon De Pauw, Gedenkboek. De Vlaamse Conferentie der balie van Gent, 1873 - 1973, Gent, 1973. J. Verschaeren, Napoleon De Pauw, Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, deel II, p. 2401.
Daniël Van Ryssel
250
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 251
BIBLIOGRAFIE
Men meldt ons de verschijning in 2012 van het boek “LEDEBERG”. Er was vroeger wel al een boek over Ledeberg verschenen, maar het was eerder zeer fragmentair en bevatte niet altijd correcte informatie. Eindelijk zal een standaardwerk over dit onderwerp verschijnen dat eventueel latere publicaties over dit onderwerp overbodig zal maken. Zijn wij daar zo zeker van? Jawel, want de auteur is Marcel De Bleecker en die heeft voldoende bewezen dat, als hij iets aanpakt, dat op de meest grondige manier gebeurt. Hij is weer enkele jaren bezig geweest met het uitpluizen van alles wat kon gevonden worden over Ledeberg vanaf 966 tot nu. Het wordt een publicatie van een 280-tal bladzijden A4-formaat: 13 hoofdstukken en - verschiet niet - zo maar 640 foto’s en andere afbeeldingen. De levering is voorzien gedurende de aanstaande Ajuinmarktkermis. Het zal dan kunnen afgehaald worden in de Boekhandel “I-BOEKS” in de Hovenierstraat 96 te 9050 Ledeberg, waar van 25 tot en met 31 Augustus daarover een tentoonstelling zal lopen, van 11 tot 17 uur. Vanaf 1 September ook verkrijgbaar bij de auteur. De voorintekenprijs bedraagt 30 €. Het is aan te raden gebruik te maken van deze mogelijkheid, aldus is men zeker. Het gaat immers over een beperkte uitgave waarvan een herdruk niet voorzien is. Wie te lang wacht loopt het risico achter het net te vissen, zoals reeds gebeurd is bij vorige uitgaven. Overschrijven kan op rekening van de auteur: 035.5639811-78. Wie het per post thuisbezorgd wenst, betaalt 36 €. Bijkomende informatie is te bekomen bij de auteur: Maurice Verdoncklaan 40 te 9050 Gentbrugge. Tel: 09.230.80.27 Bij Snoeck verscheen onlangs een bijzonder interessant boek “150 Jaar Nieuwe Wandeling. Gevangenis Gent (1862-2012)”. Deze gevangenis werd gebouwd als “hulpgevangenis” voor het Rasphuis op de Coupure. Enkele uitzonderingen niet te na gesproken weet de overgrote meerderheid van de Gentenaars weinig of niets over “‘t Prison van de Nieuwe Wandeling”. Ze kennen allen wel de ingangspoort, maar dat was het dan. Voor de meesten volstond dat, maar er waren er ook - en wij behoren daarbij - die graag iets meer wilden weten hoe dat er dat achter die muren uitzag en welk leven daar geleefd werd. Na de lectuur van dit boek zal men daar misschien niet alles over weten, maar toch bijna alles. 251
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 252
Voor ons was het allemaal nieuw en wij hopen hetzelfde voor onze lezers. Het boek werd opgesteld door een 9-tal auteurs die volledig vertrouwd zijn met deze materie. Men krijgt een duidelijk overzicht over de evolutie van het penitentiair leven, de fundamentele wijzigingen die het ondergaan heeft in de loop der tijden. Wie kwam daar allemaal terecht? Het waren niet altijd misdadigers. Denk maar aan de Duitse bezettingen van 1914-1918 en van 1940-1944. En aan de repressie na de bevrijding die niet altijd op een correcte en rechtvaardige wijze verliep. Wij zullen niet beweren dat alles perfect is, maar als men bedenkt hoe de situatie in de Middeleeuwen was, en ook nog daarna, dan moeten wij toegeven dat men nu toch wat menselijker geworden is. Bij de minste misstap, waar ondermeer begrepen was “niet geloven wat men verplicht was te geloven”, hing men te bengelen aan een galg of werd men het hoofd afgehakt, Althans voor de gelukkigen die niet vooraf op de meest gruwelijke wijze gefolterd werden. Men moest ook niet veel mispikkelen om terecht te komen op een brandstapel, levend begraven te worden, de tong te worden uitgerukt, de oren en de neus afgesneden, in contact te komen met roodgloeiend ijzer, gevierendeeld te worden, in een grote ketel met kokend water te worden gegooid en andere onaangename grapjes. Dat kan misschien een troost zijn voor de huidige bewoners van de Nieuwe Wandeling. Enfin, er valt nog enorm veel te doen, maar er is dan toch iets waarop onze wereld vooruitgegaan is. Het boek heeft een formaat van 17 x 24 cm., telt 224 bladzijden en is zéér rijkelijk geïllustreerd, meer dan 200 afbeeldingen waarvan de grote meerderheid kleurenfoto’s. Te koop in de boekhandel. Prijs: 26 €. Dixit Erik De Keukeleire; “Mijn allerlaatste publicaties!”. (Wait and see.) “Spotlighs op 105 Drieassers 301-403” - Wat voorafging (1898-1923) - Constructie (1923-1934) - Renovatie (1946-1954) - Liquidatie (1962-1974) - Restauratie (Heden en toekomst) - Presentatie: in beeld!!
252
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 253
Het zijn toch weer 357 bladzijden geworden met meer dan 550 foto’s. Prijs: 15 € 135 jaar Openbaar Vervoer in Gent - Chronologie 1870-2011. Van Paardentram Gent-Zuid – Dampoort tot “Hermelijn” naar Flanders Expo. 80 bladzijden - 260 mini-foto's. Prijs: 3 €. Eventueel bijkomende inlichtingen bij de auteur: E-3 plein 93 te 9050 Ledeberg. Tel. 09.230.47.05 Bij Houtekiet verscheen, van de hand van Schepen Mathias De Clercq, “Dromen van Gent”. Het was in zekere zin niet te vermijden dat dit een “politiek” boek zou worden en dat het verschijnt in het verkiezingsjaar 2012 zal daar ook wel niet vreemd aan zijn. Wat ons wel een beetje stoort is dat het kan beschouwd worden als een compilatie van wat er in de laatste jaren in de media verschenen is over Gent. Het zal bij velen overkomen als een verdediging van het huidig beleid en kiespropaganda voor een toekomend beleid. Dat mag natuurlijk, maar het moet dan wel in die optiek gelezen worden. Te vaak komen wij bij het lezen van veel passages tot de vaststelling: “Maar dat hebben wij een tijdje geleden, letter voor letter, al gelezen in het officieel perscommuniqué van het Stadsbestuur.” Wij zouden zeggen: iedereen moet het maar eens lezen en er zijn eigen conclusies uit trekken. Het is alleszins mooier verpakt dan de berg paperassen die wij binnen enkele maanden zullen aantreffen in onze brievenbus. Het boek heeft een formaat van 14 x 22 cm., telt 185 bladzijden en is in de boekhandel te bekomen aan 17,50 € Bij Lannoo verscheen, van de hand van Dirk Musschoot: “100 Jaar TITANIC”. Het verhaal van de Belgen en van de Nederlanders. Op 15 april jl. was het 100 jaar geleden dat de “onzinkbare Titanic” met meer dan 1500 personen naar de bodem van de oceaan verdween, een ramp van toen ongekende afmetingen die 100 jaar later nog altijd in de belangstelling blijft staan. Allemaal goed en wel, maar wat heeft dat eigenlijk met Gent te maken?
253
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 254
Wel, toch iets meer dan men aanvankelijk zou kunnen vermoeden: onder de 2.200 passagiers waren er 27 Belgen, waaronder 1 Gentse, namelijk Mathilde Pede, die hier in 1874 geboren werd in de “Cité Ouvrière”. Zij werkte een tijdje als meid in de “Valentino” op de Kuiperskaai, maar trok dan naar Engeland waar ze trouwde met een Joodse Hongaarse beeldhouwer. Zij richtte er een bloeiend naaiatelier op, maar toen haar man regelmatig belangrijke opdrachten kreeg uit Canada, besloten zij te emigreren en in april scheepten zij in op de “Titanic”. Van de 27 Belgen overleefden slechts 7 de ramp, waaronder onze Mathilde Pede; haar man verdronk. Zij vestigde zich in Montreal waar zij een nieuw leven opbouwde en waar zij zeer populair werd als zangeres. Zij kwam nog verscheidene malen naar Gent op familiebezoek; een eerste maal in 1919 toen ze haar bejaarde moeder kwam bezoeken in de Rietstraat. Zij stierf in Montreal in 1953. In dit boek is een hoofdstukje aan haar gewijd. Het boek geeft een zeer gedetailleerde beschrijving van de ramp: minuut per minuut kan men de dramatische gebeurtenis volgen, er wordt ook uitgebreid ingegaan op tal van bijkomende aspecten. Het boek heeft een formaat van 26 x 21 cm. en telt 264 bladzijden. Het is rijkelijk geïllustreerd, wij telden er meer dan 200 foto's. Te koop in de boekhandel voor 29,99 €. H.C.
254
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 255
Onze warme dank aan alle leden, instellingen en verenigingen die ons bereid willig boeken, tijdschriften en andere bronnen van documentatie hebben geschonken. Eén van onze betrachtingen is onder meer een jong publiek aan te sporen en te motiveren het centrum te bezoeken. De bibliotheek wordt dan het trefpunt van studenten, soms onder de leiding van hun leraar om de weg te wijzen in de arcana van onze werking, wat zeer aanmoedigend is. Wie lid is of wordt van “De Oost-Oudburg” (zetel Sint-Amandsberg) of van de “Heemkundige en Historische kring Gent” wordt als lezer ingeschreven en kan kosteloos ontlenen en bovendien door wederzijdse kennismaking met andere bezoekers het verleden herbronnen. Kom even langs - geen drempelvrees - iedereen is welkom en verzekerd van een warm onthaal. Wekelijks ontvangen wij dankbaar onze trouwe bezoekers, onthalen wij met vreugde de nieuwe leden en trachten wij een maximum aan service te verlenen. Wij waarderen de inzet van de ploeg vrijwilligers en idealisten, die onbaatzuchtig ijveren voor het welzijn van het Documentatiecentrum. Ons publiek, dat regelmatig aanwezig is op de openingsuren, verdient eveneens onze dank voor de aanmoediging tot verdere ontluiking van de werking. Dit alles spoort ons aan, in de toekomst, nog meer hulp te bieden bij “researchwork”. Zoals elk jaar al mijn sympathie en warme dank voor de hulp en de morele ruggesteun. De bibliothecaresse, Mevr. VAN GELUWE-EGGERMONT A.
255
Binnenwerk_mei_juni_OK_September binnenwerk OK 5.0 25/04/12 11:15 Pagina 256
DIT BESTAAT NIET MEER!
Het Pand vóór de restauratie. Foto’s genomen 30 December 1962.
256
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 257
GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring Gent V.Z.W. 41e jaargang nr. 4 juli - augustus 2012
Inhoud - Erik Dekeyser: Beeldhouwer-Schilder Louis Mast. - Armand Heins: Inventaire Archéologique: Standbeeld van St-Bavo. - Daniël Van Ryssel: Minder bekende en/of verdwenen locaties: Rabotstraat. Sint-Elisabethshuis. - Prof. em. Dr. A.K. Evrard: Bestraffing in de 1e helft der 19e eeuw. - Luc Devriese: Ghendtsche toestanden: “Zieke lieden” overal buiten de Stadspoorten. Deel 2. - Pierre Kluyskens: De Kouter. - Erik De Keukeleire: Wel en wee in en nabij Gent-St-Pieters. - Daniël Van Ryssel: Vergeten Gentse schrijvers: Frédéric De Smet (Gent 1876-Gent 1948). - Hugo Collumbien: Gentse Memoriedagen: 20-21-22-23 December. - Bibliografie. - Vraag en Antwoord. - Lezers schrijven ons. - Tentoonstelling 100 jaar M.A.J. Hoste - 60 jaar Sabbattini
257
258 273 275
278 284
300 319 335 337 347 349 351 354
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 258
BEELDHOUWER-SCHILDER LOUIS MAST
Enige jaren geleden – toen ik bezig was aan de genealogie van de familie Mast – sprak ik met de accurate vorser en numismaticus de heer André Despretz (1938-1997) over mijn bloedverwant beeldhouwer-schilder Louis (Lodewijk) Mast (1). Hij schreef in het Nationaal Biografisch Woordenboek (2) een beknopte levensbeschrijving over deze kunstenaar maar moedigde mij aan bij gelegenheid een bijdrage met mijn resultaten te plaatsen in ons gerenommeerd tijdschrift Ghendtsche Tydinghen.
Louis Mast zag het levenslicht in één van die schamele huisjes rechts in de Schokkebroedersvest dat gesloopt werd in 1903. Links de kapel van de Alexianen. Hier kijken we in de richting van de Poel (foto Charles D’Hoy).
258
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 259
Eerste levensjaren en studies Louis Jean (Lodewijk Jan) Mast zag het levenslicht in het huis van zijn ouders in de Cellebroedersvest (of Schokkebroedersvest) te Gent op 21 augustus 1857, in een thans verdwenen straatje aan de Poel die achter de barokke Alexianenkapel liep van het gewezen Sint-Amanduscollege. Hij was het zevende en jongste kind van Pierre Charles Louis (1817-1880), kraankind en ontvanger van de Vrije Schippersmaats en van Clemence Burio (1819-1859). Hij stamde dus ongetwijfeld af van leden van de Vrije Schippersnering en van de Vrije Nering der Wijnschroders. Ondanks het vroege overlijden van zijn moeder aan 40 jaar bleef Louis bij zijn vader en bracht vanaf 1865 zijn verdere jeugd door aan de Ketelvest waar zijn vader in 1877 nog als baljuw werd verkozen van de gebuurte. Louis volgde lager onderwijs en liet zich in oktober 1868 als elfjarige inschrijven aan de Gentse Academie voor Schone Kunsten. Hij ging meteen ook in de leer bij beeldhouwer Antoon Van Eename (1827-1873) en hij werkte ondertussen ook als timmerman. In de academie had hij de eerste twee jaren een goed gedrag en een goede leerzaamheid. Het derde jaar werd hij op 6 december 1870, op 3 januari 1871 en op 3 maart 1871 telkens drie dagen van de academie weggezonden voor slecht gedrag en ongeschiktheid. Daarna is hij terug op zijn pootjes gevallen en waren zijn uitslagen goed. Met uitzondering van één jaar – als negentienjarige – ging hij in totaal gedurende vijftien jaar naar de academie waar hij zich vooral toelegde op de beeldhouwkunst. In zijn eerste jaar bekwam hij bij professor Verplancke in de klas Lijntekenen de 3e plaats op 54 leerlingen. In de afdeling Grondbeginselen (1869-1870) kreeg hij les van Jules De Keghel (1834-1892) en het jaar daarna Levend Model en Klein Plaaster van Theodoor Canneel (1817-1892). Vervolgens kreeg hij les in de klas d’après l’Antique, d’Anatomie, Perspective, Histoire Nationale, enz. In het schooljaar 1874-1875 kreeg hij beeldhouwen en levend model van Pieter de Vigne-Quyo (1812-1877). Het jaar daarop van Louis Van Biesbroeck (1839-1919). Zo ging zijn opleiding en studie verder met lessen in Anatomie, Ontleedkunde, Typen en Costumes, zelfs met lessen architectuur dat eindigde in 1884. Tijdens dit laatste jaar had hij een goed gedrag, was wel dikwijls afwezig maar behaalde over gans het schooljaar de 2e plaats. In 1880 won Louis Mast zelfs de eerste prijs in de grote wedstrijd beeldhouwkunde. Tweede werd Domien Van den Bossche (1854-1906) en derde werd Hippolyte Leroy (1857-1943), beiden werden ook gerenommeerde beeldhouwers.
259
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 260
Nog tijdens zijn studies woonde en werkte Louis in 1879 te Brussel. Datzelfde jaar woonde hij ook samen met zijn broer beeldhouwer Karel Mast (18541929) aan de Zuivelsteeg 7 te Gent. Van daar verhuisde hij telkens voor korte tijd naar een ander adres: in 1882 naar de Oude Schaapmarkt 6 en in 1885 woonde hij in de Kleine Vleeshuissteeg 6 (aan de Kouter) om dan van 1886 tot 1889 aan de Kleine Bellevuestraat (huidige Rozemarijnstraat) te gaan wonen.
Louis Jean (Lodewijk Jan) Mast 1857-1901 (RUG - Handschriftenzaal - Vliegende blaadjes II/M/30).
260
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 261
Van de Staat en de Provincie ontving hij in 1879 een subsidie van 500 fr., die het volgende jaar verhoogd werd tot 700 fr. Toen hij in 1881 een eerste plaats behaalde in de door de academie speciaal uitgeschreven grote prijs voor beeldhouwen, schonk de stad Gent hem een studiebeurs voor drie jaar van telkens 1000 fr. (omgerekend in huidige munt zou dit thans 5832 EUR zijn) (3); deze werd verhoogd met een staatssubsidie van 400 fr. en een provinciale toelage van 200 fr. Van huis uit onbemiddeld, kon hij daardoor gedurende vier maanden te Parijs studeren. Daarna bezocht hij de voornaamste Franse en Duitse steden.
Loopbaan Terug in Gent, werkte hij bij beeldhouwer Karel De Kesel (1848-1922). Aan de Prijs van Rome nam hij deel in 1882 en 1885, maar hij geraakte met respectievelijk een 16e en een 12e plaats niet door de schiftingen. Tussen 1884 en 1887 verbleef hij meestal in Den Haag en Leiden in Nederland. Louis Mast huwde te Gent op 15 september 1887 met de tien jaar jongere Pauline Alphonsine Vercauteren, geboren in het Berouw te Gent op 18 december 1867 als dochter van Charles (°1828 en sijser van beroep) en Victorine Dufour. Zij bleven nog enige tijd aan de Kleine Bellevuestraat wonen om dan in 1890 naar Onderbergen 68 te verhuizen en om in 1892 naar de Bellevuestraat 100 (huidige Raas van Gaverestraat) te gaan wonen. Hij is slechts relatief productief als beeldhouwer, dus een vast inkomen als loontrekker in de Academie was natuurlijk meegenomen. Hij stelde zich kandidaat als toezichter en op 31 december 1890 werd hij surveillant aan de Gentse Tekenacademie: Le conseil a nommé les sieurs Alph. D’Hooghe et Louis Mast aux fonctions de surveillant à l’Académie de dessin. Eens binnen in de Academie werd hij op 11 november 1892 leraar grondbeginselen als opvolger van Jan Delvin (1853-1922). Hij werd benoemd in de 2e klas der principes met een wedde van 1125 fr./jaar. Nomination de Mr. Charles Mast (fout! Het is Louis Mast) aux fonctions de professeur de la 2e classe de principes en remplacement de Mr. Delvin. Il jouira du traitement minimum soit 1125 fr. l’an. In 1897 was hij leraar in de klas van grondbeginselen (met een wedde van 1350 fr./jaar): De vermeerdering der jaarwedden van de leraars der klassen van grondbeginselen zijn verrechtvaardigd, schrijft de toezichtscommissie, door de buitengewone verdienste waarvan de heren Louis Mast en Ferdinand Willaert blijk gegeven hebben (elk een vermeerdering van 225 fr./jaar). Niettegenstaande hij een goede en plichtsgetrouwe
261
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 262
leraar was had hij toch een kritische houding t.o.v. het traditionele academisch onderwijs (4). Tijdens zijn korte loopbaan als leraar heeft hij toch een groot aantal beeldhouwers opgeleid en moedigde hij ook beginnende schilders en beeldhouwers of ontluikend talent aan studies te volgen aan de academie. Zo werd o.m. schilder-tekenaar Maurice Dupuis (1882-1959) in 1894, het jaar dat zijn vader overleed, buiten weten van zijn moeder, door Louis Mast voor het eerst naar de academie gebracht (5). Louis Mast kocht in 1894 een stuk grond, het lot 33 en een deel van het lot 34 aan de huidige Parklaan (178 m2 voor de som van 2675,40 fr.). Het lot 36 was voor Gustave Dhondt en het lot 37 voor Alexis Callant (1858-1943), de onbekend gebleven jeugdschrijver en auteur van Tiperi. Op 24 februari 1894 vroeg hij toelating voor het opbouwen van een woonhuis met werkhuis voor beeldhouwwerk, op den grond gelegen op den boulevard van het park. De toelating werd verleend op 5 april 1894 en het was architect Ernest Van Hamme (18561932) die het plan tekende. De werken moeten goed opgeschoten hebben want tegen einde 1894 woonde hij reeds aan de Parklaan 18, waar hij achteraan over een ruim atelier beschikte. Het betreft de huidige nrs. 27-31, omdat het thans in studio’s is onderverdeeld (6).
Tentoonstellingen - Gent - 1882-1884: Cercle des Beaux Arts. - Gent - 1883-1889: Nam deel aan de Triënnale Salons. - Gent - 1887-1888: Wij Willen; in de aula van de Universiteit Gent met beeldhouwwerken, schilderijen en pastels, samen met o.m. Albert Baertsoen (1866-1922), Albert Toefaert (1856-1909), Hippolyte Leroy (1857-1943), Ferdinand Willaert (1861-1938). Deze tentoonstelling ging gepaard met een concert en de uitgave van een brochure met tekeningen van een aantal kunstenaars (in 1887 van 23 oktober 1887 tot 3 november 1887). - Gent - 1891-1893: Wij Willen; met beeldhouwwerken, schilderijen en pastels. Met uitgave van brochure met tekeningen o.a. van Louis Mast, samen met o.a. terug Albert Baertsoen, Hippolyte Leroy, Georges Minne (1866-1941) en Ferdinand Willaert (in 1892-93 van 18 december 1892 tot 2 januari 1893 in Palais de l’Université. - Gent - 1897: Cercle Artistique et Littéraire samen met Jos Horenbant (1863-1956), Albert Toefaert en Ferdinand Willaert. - Gent - 1899: Provinciale Tentoonstelling van Oost-Vlaanderen.
262
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 263
Pastel door Louis Jean Mast op een programmabrochure Cercle Artistique ‘Wij Willen’ (RUG - Handschriftenzaal - Vliegende blaadjes I/W/11).
- Brussel - 1881: Debuteerde op de triënnale en stelde hij ook nog tentoon in 1884 en 1890. - Antwerpen - 1882: Eveneens in 1891, 1898 en 1901. - Parijs - 1892: Salon van de Société des Artistes Français, behaalde er een eervolle vermelding met De Gekwetste Gladiator. - Parijs - 1893: Salon van de Société des Artistes Français. - Parijs - 1894: Exposition des Beaux Arts (7).
Oeuvre Het oeuvre van Mast is kwantitatief beperkt. Het bestaat haast uitsluitend uit beeldhouwwerk. Schilderen deed hij als tijdverdrijf. Er is werk van Mast ver263
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 264
spreid in Den Haag, Roermond (Nederland), Roubaix en Saint-Quentin (France). Mast was geen stijlvernieuwer. Zijn borstbeelden werden geprezen om hun treffende gelijkenis en de levende karaktervolle voorstelling, zijn beelden om de zuivere zekere lijn. Hij was een artistiek gecultiveerd man met een open en vrank karakter. Na zijn overlijden schreef La Flandre Libérale: il était très estimé de ses confrères et collègues. Il avait réussi, par le franchise de son caractère et le charme de ses nombreuses connaissances en matière d’art plastique, à réunir autour de lui un groupe compact d’amis, que la mort autant que la maladie du regretté sculpteur ont plongés dans la plus sincère affection (8). Het Gentse Museum voor Schone Kunsten bezit het gebronzeerde gips van de Gewonde Gladiator, de bustes van Theodoor Canneel (1817-1892), Adolf Samuel (1824-1898), Prins Albert (1875-1934) evenals een gipsen vrouwenhoofd. De bibliotheek van de Universiteit Gent bezit de bustes van Jean Jacques Kickx (1842-1887) en August Wagener (1829-1896) en een variant van de grafplaat voor Xavier de Cock (1818-1896) (gips en hout). Louis was ondervoorzitter van de Cercle Artistique et Littéraire; door haar bemiddeling bij de stad Gent werd het beeld De Gewonde Gladiator ca 1889 door de stad Gent aangekocht.
Beelden - 1882 - Gips - Meleager (geconcipieerd tijdens zijn Parijse studiereis). - 1883 - Gips - Bacchante. - 1889 - Brons - De gewonde gladiator (ook de stervende gladiator of de gewonde of stervende zwaardvechter genoemd - Le Gladiateur Blessé wordt algemeen beschouwd als zijn meesterwerk (aanvankelijk geplaatst aan het Graaf van Vlaanderenplein. Het is 2 meter hoog en op het voetstuk staat te lezen ‘Ave Cesar, morituri te salutent’ (Gegroet Cesar, zij die gaan sterven groeten u). Vervolgens verhuisde het op 6.11.1970 naar het bijgelegen Koning Albertpark); het werd in november 1996 beschadigd door vandalen en werd in 1997 door het beeldhouwerscollectief Loods 13 van Walter De Buck hersteld. Het beeld werd terug in het Koning Albertpark achter de Stadsbibliotheek teruggeplaatst op 2.6.2003. Op 12.10.2004 stelde men echter vast dat vandalen het lemmet van het zwaard hadden gestolen! Het beeldhouwerscollectief van Walter De Buck maakte een nieuw zwaard zodat begin mei 2005 de Gladiator weer klaar was voor de strijd. Ook nadien werd het beeld nog geschonden en staat de zwaardvechter er
264
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 265
1889 - Brons - De gewonde gladiator (ook de stervende gladiator of de gewonde of stervende zwaardvechter genoemd - Le Gladiateur Blessé. Het beeld staat in het Koning Albertpark achter de stadsbibliotheek. Het wordt algemeen beschouwd als het meesterwerk van Louis Mast. Het is 2 meter hoog en op het voetstuk staat te lezen ‘Ave Cesar, morituri te salutent’ (Gegroet Cesar, zij die gaan sterven groeten u).
thans in de lente van 2012 nog steeds zonder zwaard (10 tot 13). - 1892 - Gips - Martelaar. - 1899 - Brons - De vier wapenboden (of herauten) met blazoenen, die de nissen sieren aan de voorgevel van de Gentse Koninklijke Nederlandse Schouwburg (inwijding op 1.10.1899), allegorische voorstellingen van de belangrijkste rederijkerskringen van Gent: De Fonteyne, Sint-Barbara, SintAgneete of Bodemloze Mande en Maria ter Eere (Marien Theeren); Hij maakte vóór 1.5.1899 vier gipsen modellen à 1200 fr. per beeld en ze werden gegoten door de bronsgieters Goossens en Steyaert. Twee maand later werden ze geleverd tegen 1800 fr. per beeld. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werden in 1918 de vier bronzen beelden door de Duitse Bezetter meegenomen, maar werden na de oorlog teruggevonden in de Filature du Rabot en teruggeplaatst op 1.8.1919 (9). - 1887 - Gips - Vrouwe Socialismus stond in het Gentse Volkspark Vooruit en staat afgebeeld op de kolenjetons van de Cooperatieve Vooruit. - 1888 - Brons - Negertje (of het moorke) - Monument voor de artillerieluitenanten Joseph (1855-1882) en Lieven Vandevelde (1850-1888), onthuld op
265
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 266
Koninklijke Nederlandse Schouwburg op het St.-Baafsplein te Gent waar de vier beelden van Louis Mast in nissen staan. Hier de bronzen heraut van De Fonteyne, herkenbaar aan de leuze ‘Als ‘t past bi apetite’ (foto Erik Dekeyser).
22.7.1888 in het Citadelpark op de plaats waar zich sedert 1902 het Museum voor Schone Kunsten bevindt. Het werd op 17.2.1902 weggenomen en later bovenop een waterval aan de vijver geplaatst. Het ontwerp was van Armand Heins (1856-1938). Het is het zingend en marimbaspelend negertje Sakala, door Lieven Vandevelde meegebracht en dat van 1885 tot 1887 in de Gentse Middelbare School aan de K.L. Ledeganckstraat een westerse opvoeding kreeg. Het portretmedaillon van de gebroeders Vandevelde met lauwerkrans en linten en de versieringen van het monument, nl. schild en assagaaien, boek en landkaart, werden door L. Mast uitgevoerd. Het monument is grotendeels verminkt doordat de bronzen delen in 1908 werden gestolen met uitzondering van het medaillon dat door een marmeren uitvoering werd vervangen. Het negertje werd gegoten door bronsgieter K. Steyaert en het medaillon door bronsgieter Frans Albers (12, 14, 15). De krant van dinsdag 19 juni 2007 meldde dat het bronzen kunstwerk mysterieus verdwenen was uit het Citadelpark: Moorken-standbeeld vermist. Men nam aan dat het beeld gestolen was door metaaldieven omwille van de waarde van het brons. ‘s Anderendaags was het mysterie opgelost. Een zware tak van een lindenboom was bovenop het beeld terechtgekomen en heeft het beeld naar beneden doen vallen. De Groendienst had alles 266
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 267
opgeruimd en de stukken in veiligheid gebracht. Op 18 oktober 2007 werd het beeld op zijn oorsponkelijke plaats teruggebracht nadat het werd gerestaureerd door bronsgieterij Ferbuyt uit Oostakker (26).
Bustes Een speciale plaats neemt de fantasie Job in (1882, gips; 1884, gebronzeerd terracotta; 1899, marmer). Verder weten we ook van het bestaan af van: 1881 - Terracotta - Buste van mej. J.D.K. 1881 - Terracotta - Buste van mej. M.D.K. 1886 - Gips - Buste van J.D.C. 1887 - Gips - Jean-Jacques Kickx (1842-1887), Botanicus en rector van de Universiteit Gent. 1889 - Gips - Buste van mevrouw G. 1891 - Gips - Buste van mevrouw De L. 1891 - Brons - Theodoor Swarts (1839-1911), prof. scheikunde aan de Universiteit Gent. Het monument voor de gebroeders Van de Velde in het Citadelpark te Gent zoals het er oorspronkelijk uitzag met lauwerkrans en linten en de versieringen van het monument, nl. schild en assagaaien, boek en landkaart (detail van zichtkaart uitgeverij Emile Veeck, Bruxelles: Statue Vandevelde frères - Parc de Gand; afgestempeld op 13 aout 1900; verzameling Erik Dekeyser).
267
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 268
1891 - Gips - Paul Lebrun (1863-1920), muziekpedagoog en componist. 1893 - Marmer - Emmanuel Boudin (1820-1893), professor school voor Burgerlijke Bouwkunde. 1893 - Brons - Theodoor Caneel (1817-1892), leraar en bestuurder Gentse Academie. 1895 - Marmer - August Wagener (1829-1896), professor moraalfilosofie aan de Universiteit Gent en schepen van de stad Gent. 1896 - Marmer - Adolf Samuel (1824-1898), componist en directeur van het Gentse Muziekconservatorium. 1899 - Marmer - Felix Dauge (1829-1899), prof. analytische meetkunde, astronomie en hogere algebra aan de Universiteit Gent en schepen van de stad Gent. 1899 - Marmer - Buste van mevrouw D. 1899 - Brons - Cesar De Cock (1823-1904), kunstschilder. 1899 - Marmer - Prins Albert van BelgiĂŤ (laatste werk, vervaardigd in het Koninklijk Paleis te Brussel); Dr. Alfred Dupureux; burgemeester Charles de Kerchove (1819-1882). ?? - Plaaster - Een plaasteren De Cock (Xavier of Cesar) zag ik ca 1990 op de zolder van Feestlokaal Vooruit (St.-Pietersnieuwstraat). ?? - Plaaster - Kampvechtster (16). ?? - Plaaster - Iris (16).
Grafmonumenten Louis Mast vervaardigde eveneens medaillons en beelden voor grafmonumenten in het Gentse: 1882 - Brons - Een gehurkte rouwende vrouw voor de familie Edmond Paternotte op de Westerbegraafplaats. 1890 - Brons - Een knielende vrouw bij een zuil voor de familie BeernaertDe Coninck op het Campo Santo te Sint-Amandsberg. ?? - Brons - Portretmedaillon voor componist Pieter Heckers (1863-1891) op de Westerbegraafplaats. 1897 - Brons - HoogreliĂŤf voor schilder Xavier de Cock (1818-1896), Deurle. 1899 - Marmer - Athena en portretmedaillon voor Jacques Coppieters (1857-1899), Westerbegraafplaats. 1899 - Brons - Cesar De Cock (1823-1904), kunstschilder, in 1904 op diens graf op de Westerbegraafplaats geplaatst. ?? - Marmer - Halfverheven beeldhouwwerk, Weduwe Jan Hofman,
268
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 269
westerbegraafplaats. Het was in slechte staat en is thans vermoedelijk gesloopt (17 en 18).
Ziekte en overlijden In oktober 1897 manifesteerden zich bij Louis Mast de eerste symptomen van geestesziekte. Volgens P. Haesaerts verbleef Louis in 1899 te Sint-MartensLatem, waar hij deel uitmaakte van de Eerste Latemse Groep met o.m. George Minne (1866-1941), Gustaaf Van de Woestijne (1881-1947), Valerius De Saedeleer (1867-1941), Karel Van de Woestijne (1878-1929) en Albijn Van den Abeele (1835-1918). Zijn psychische gezondheidstoestand ging steeds achteruit en in 1900 was hij reeds twee jaar in de onmogelijkheid les te geven: Disponibilité de Mr. Mast: door de gemeenteraad wordt zijn inbeschikbaarstelling goedgekeurd met toekenning van 2/5e van zijn wedde wegens gezondheidsredenen (25). Als leraar in de klas grondbeginselen werd hij trouwens op de zitting van 3 juli 1900 vervangen door C. Tremerie, mogelijk Carolus Tremerie (1858-1945) (19). Op 28 april 1900 werd hij in het Psychiatrisch Centrum Dr. Guislain opgenomen, maar na drie dagen verhuisde hij als betalend patiënt naar Het Strop (huidige Sint-Alfons in de Sint-Juliaanstraat), waar hij enige tijd later volledig krankzinnig, op 15 juli 1901, nauwelijks 44 jaar oud overleed. Hij werd begraven op de Westerbegraafplaats na absoutes in de kerk van SintPieters-Buiten op 17 juli 1901 (20 en 21). Verscheidene kranten maakten melding van het overlijden van Louis Mast (22). Louis Mast staat afgebeeld in Het Guldenboek der Provinciale Tentoonstelling van Oost-Vlaanderen - Gent 1899. De originele foto’s berusten in de bibliotheek van de Gentse Universiteit (23). Twee tekeningen Mast voorstellend verschenen in Le Petit Bleu du Matin: zijn buste (13.6.1895) en een spotprent (10.7.1895). Bij dit laatste schreef men toen onder de titel Un Bruxellois par jour een korte bijdrage over Louis Mast: Un sculpteur, un Flamand, un male! Un petrisseur de terre molle, mais une tête carrée. En Gantois, Mast, nen buum (een boom). L’auteur du buste de Wagener, récemment inauguré à Gand. Naquit à Gand il y a 38 ans. Eut bientôt le maillet à la main, l’ebauchoir entre les dents. Simple praticien d’abord. Un bûcheur; on pourrait ériger une pyramide de Cheops du tas de glaise qu’a pétri ce moderne Pygmalion (...). A son blason: Mast est le digne descendant du chef de l’antique corporation gantoise des franc bateliers.
269
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 270
Mast, en français, mât, l’a bien gravi, le mât, lentement, mais sûrement pour en décrocher la timbale de gloire. Le voici au faite. Il s’y tient bien. Ce n’est plus à lui qu’on applique à Gand ce dicton populaire, le macte animo de ses ancêtres: Mast, héwd u vast! (24). Tijdens zijn ziekte reeds was zijn 34-jarige echtgenote verplicht (als winkelierster) een handel te beginnen in kruidenierswaren in hun woning aan de Parklaan (toen nr. 22). Dit bleef ze daar doen tot ze vanaf 1907 herbergierster (cabaretière) werd aan de Cataloniënstraat 3. Uit zijn huwelijk met Pauline Vercauteren werd op 16 december 1887 in zijn woning aan de Korte Meir een dochter geboren: Gabrielle Victoire Charlotte Mast. Na het overlijden van haar vader is zij samen met haar moeder op 25 september 1907 naar Schaarbeek verhuisd in de Rue Jh. Brand 58. De archieven van Schaarbeek werden vernield bij de brand van het gemeentehuis op 17 april 1911. Na 1911 zijn zij niet in de bevolkingsregisters van Schaarbeek te vinden. Opzoekingen in het naburige Brussel en Etterbeek leverden geen resultaat op. Van de bevolkingsdienst van Evere en Sint-Joostten-Node kreeg ik geen antwoord. Bij de viering van het 125-jarig bestaan van de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten werd van 17 juli 1925 tot 15 augustus 1926 een grote tentoonstelling gehouden in de gebouwen van de academie waarbij het werk van 247 kunstenaars vertegenwoordigd was, zo o.m. ook van Louis Mast met twee plaasters: Kampvechtster en Iris.
Broer Charles (Karel) Mast Zoals eerder vermeld was ook de drie jaar oudere broer van Louis Mast beeldhouwer, zij het meer ambachtelijk. Hij wordt nogal eens verward met zijn broer waardoor men denkt dat er maar één beeldhouwer Mast bestaan heeft. Karel Samuel Mast werd geboren te Gent in de Engelandstraete (cfr. Ingelandgat) op 4 augustus 1854. Mijn betovergrootvader Samuel Hayaert (18201888) fungeerde als dooppeter. Door het vroegtijdige overlijden van zijn moeder kwam Karel in het verouderde Kuldershuis terecht aan het Geraard Duivelsteen. Pas in 1873 kwam er een nieuw weeshuis aan de Martelaarslaan. Hij ging reeds vroeg in een beeldhouwersatelier werken en ging vanaf 1870 zoals zijn broer Louis reeds eerder deed naar de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten te Gent om er zich in de beeldhouwersstiel te vervolmaken (27). In 1883 vinden we het gezin terug aan de Kleine Vleeshuissteeg en vanaf 1888 staat Karel Mast in de
270
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 271
Wegwijzer van Gent als beeldhouwer en houtsnijder voor meubelmakers, Kleine Bellevuestraat 34; vanaf 1896 Twaalf Kamerstraat 15 (cfr. Twaalfkameren) waar de echtgenote van Karel Mast, Leonie Vanderhaeghen (18561929) ook winkelierster was in mercerie en ellegoederen. Karel werkte als beeldhouwer en houtsnijder voor meubelmakers wellicht zowel als zelfstandige als voor beeldhouwateliers. Niettegenstaande hij veel en lang gewerkt heeft zijn er slechts enige kunstwerken van hem bekend. Vooral in de periode tot de aanloop van de Gentse Wereldtentoonstelling van 1913 was hij nogal productief: - Veldstraat - voor de stoffenfirma Maison Franchomme & Cie die doorliep tot in de Zonnestraat: beeldhouwwerk in de inkomhal. - Belfort - 1911 - de 20 gargouilles (waterspuwers) bij het plaatsen van de nieuwe belforttoren (28). - Graslei 1-2-3 - 1911 - beeldhouwwerk bij de restauratie van deze huizen door architect Ernest Van Hamme (1856-1932) – Huys De Bolle. - Graslei 4 - 1911 - beeldhouwwerk aan Het Verberrende Steen, restauratie door architect A.R. Janssens. - Graslei 5 - 1912 - beeldhouwwerk aan De Beerie, restauratie door architect A.R. Janssens. - Graslei 12 - 1912 - sculpture d’ornements aan Tolhuisje, restauratie door architect A.R. Janssens. - Burgstraat 4 - 1917 - restauratie huis De Gekroonde Hoofden (De Graven van Vlaanderen), oorspronkelijk noemde dit huis zelfs ‘In de Draecke’ en het beeldhouwwerk (de gekroonde hoofden) werden geboetseerd door Oscar Sinia (1877-1956), maar uitgevoerd door Karel Mast (29 en 30). Alhoewel men moeilijk kan spreken van een dynastie van beeldhouwers bij de familie had ook hun neef Alphonse Mast (°1859) een opleiding genoten als beeldhouwer aan de Academie voor Schone Kunsten. Hij behaalde zelfs in 1878 de gouden medaille in de klas modellering naar versierselen. Hij was bedrijvig als beeldhouwer-houtsnijder voor meubelmakers en was gevestigd aan de Houtlei, Twaalfkameren, Coupure Rechts en Coupure Links, op drie verschillende adressen te Sint-Amandsberg en aan de Batterijstraat. Na 1929 is hij verhuisd naar Hoboken waar we zijn spoor bijster zijn (31). Erik Dekeyser Bronnen: 1. Erik R. DEKEYSER: Familiegeschiedenis Mast – 1320-2002 –Vrije Schippersnering en Vrije Nering der Wijnschroders – 2002.
271
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 272
2. ANDRE DESPETZ: Lodewijk Jan Mast in Nationaal Biografisch Woordenboek, deel 13, 1990, kolom 543-547. 3. SAG - ASK (Academie voor Schone Kunsten) nrs. 453-454; inschrijvingslijsten 18681883; programma prijsuitdeling IV/45/doos 240-284/ nr. 247. 4. Gemeenteraadsverslagen: zitting van 31.12.1890, blz. 1124; 11.11.1892, blz. 818; 21.12.1896 (ASK - Begroting 1897) en zitting van 29.12.1896, pag. 1400. 5. Kultureel Jaarboek van de Provincie Oost-Vlaanderen, 1982, pag. 189. 6. Gemeenteraadsverslagen van 27.2.1894 en SAG: Reeks G12 - 1894-B12 - bouwaanvraag van 24.2.1894. 7. Wij Willen in de Gazette van Gent van 23.10.1887. en Cercle Artistique ‘Wij Willen’ in Journal de Gand van 24.10.1887 en RUG - Handschiftenzaal - Fonds Vliegende Blaadjes reeks I/W/11. 8. La Flandre Libérale, dagblad, uitgave van 16.7.1901. 9. Journal de Gand, dagblad, uitgave van 5.12.1918 en Ghendtsche Tydinghen, jaargang 1978, blz. 283. 10. Karel Van Keymeulen: Vandalen halen stervende gladiator neer in Zuidpark in De Gentenaar van 26.11.1996; Stervende gladiator opgelapt in Het Volk van 6.10.1997. 11. Lees over de stervende gladiator en de vier bronzen beelden o.m. in Ghendtsche Tydinghen, jaargang 1974, blz. 232. 12. SUZANNE JANSSENS: De Gewonde Zwaardvechter, in het Openluchtmuseum te Gent, 1980, blz. 269. 13. DAL: Stervende Gladiator wacht op beslissing in dagblad De Gentenaar van 21.5.1999. 14. Le monument Vandevelde, in: Gand, Guide Illustré, 1913, p. 53. 15. M. VAN GENT (Michel Steels): De Gebroeders Van de Velde in Ghendtsche Tydinghen, jaargang 1978, blz. 190 en M.S.; Lodewijk Mast in id., blz.198. 16. Edm. DE VRIENDT: K.A.S.K. Gent, 1751-1926, aantekeningen, 1930. 17. SAG - Nota’s Pierre Kluyskens - nr. 12. 18. A. CAPITEYN en J. DECAVELE: In steen en brons van leven en dood, 1981. 19. SAG: ASK (Academie voor Schone Kunsten) farde 69. 20. Gemeenteraadsverslagen: zitting van 31.12.1890, blz. 1124; 11.11.1892, blz. 818; 21.12.1896 (ASK - Begroting 1897) en zitting van 29.12.1896, pag. 1400. 21. Dictionnaire Biographique illustrée des Artistes en Belgique depuis 1830. Uitg. Arto, 1987. 22. Necrologie: Mort de M. Louis Mast in La Flandre Liberale van 16 juillet 1901. 23. RUG - Foto Louis Mast - Handschiftenzaal - Vliegende blaadjes reeks II/M/30. 24. RUG - Bibliotheek – Dagbladen – Le Petit Bleu du Matin, 10.7.1895, met karikatuur. 25. SAG - modern archief Reeks U. Academie des beaux arts. Personnel - Disponibilité Mr. Mast 1900 en Gemeenteraadszittingen van 6.7.1900 en 16.7.1900. 26. TOD: Het Moorken is terug, maar wel kapot in Het Volk van 20.6.2007; TOM DAMS: ‘t Moorken klimt terug op zijn rots in Het Volk van 19.10.2007; G&B: Moorken keert terug naar het Citadelpark in Passe Partout van 31.10.2007; 27. SAG - Archief ASK (Academie voor Schone Kunsten), nrs. 145 tot 153 en 453-454. 28. Gand, guide Illustré, 1913, p. 121. Ander beeldhouwwerk aan de toren werd toevertrouwd aan Aloïs De Beule en Theo Soudeyns voor de vier torenwachters en Oscar Sinia voor de acht leeuwen. 29. SAG - Nota’s Pierre Kluyskens - nr. 12. 30. KAREL HAERENS: Gentse Gevelbeelden, nr. 4: in de Draecke (De Gekroonde Hoofden of de Graven van Vlaanderen), 1984. 31. SAG - Archief ASK (Academie voor Schone Kunsten) nrs. 154-156; 240-284; 453-454.
272
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 273
INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE - FICHE N° 232
Op 25 Januari 1902 stelde Armand Heins in de rubriek “Beeldhouwwerken Museum van stenen voorwerpen in de ruïnes van de St-Baafsabdij XVe eeuw” in het Frans een fiche op over
Standbeeld van St-Bavo De grote ingangspoort onder de toren van de St-Baafskathedraal, was in het midden van de lijst die de deur verdeelt in twee vleugels, tot in 1887 versierd met een standbeeld in witte steen, St-Bavo voorstellend. Deze monnik die zijn naam gaf aan een van de twee Gentse abdijen, was een Haspengouwse Heer; hij draagt aldus de hertoglijke kledij en houdt op de linkerarm een valk. Dit standbeeld zou het werk zijn van Willem Hughe, een Gentse beeldhouwer die werkte rond het einde van de XVe eeuw. Volgens Kervyn de Volkaersbeke zou dit standbeeld in het portaal van de St-Baafskerk geplaatst zijn op 16 oktober 1637. Men mag veronderstellen dat het afkomstig was van de St-Baafsabdij. Onze kathedraal kreeg slechts deze benaming in 1540, voorheen droeg ze de naam St-Jan. Er blijft ons slechts het bovenste deel over van het werk van W. Hughe die op 18 augustus 1475 opgenomen werd in de gilde van de schilders en van de beeldhouwers en die er in 1483-84 deken van werd. Het personage draagt een soort uitgesneden kroonmuts. Het hoofd dat veel geleden heeft, schijnt een interessant deel geweest te zijn. Een kraagje bedekt de schouders en een wijde mantel met brede en soepele plooien valt links neder over de arm; rechts richt hij zich onder de gevouwen arm die de roof273
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 274
vogel droeg. Een versierd kuras omgordt de buste. Het is betreurendswaardig dat dit standbeeld dat vele malen beschilderd werd met olieverf, want een tiental lagen zijn zichtbaar op de breuklijn, op een zo ruwe manier mishandeld werd wanneer het verwijderd werd en ondergebracht in de crypte en het onderste deel dan verloren is gegaan. Wij geven een foto (die zich helaas niet leende tot reproductie) die het volledig standbeeld voorstelt, op de plaats die wij aangeduid hebben, onder de toren; deze foto toont aan dat het standbeeld in kwestie een goede allure had en van hetzelfde type is als dat van enkele personages van twee belangrijke groepen die toegewezen worden aan dezelfde beeldhouwer en bewaard worden in twee zijkapellen van de kathedraal. De kerkfabriek van St-Baafs heeft in 1901 het stuk dat het onderwerp uitmaakte van deze fiche, gedeponeerd in de ruĂŻnes in het Museum van Stenen Voorwerpen.
Cf. Kervyn de Volkaersbeke, les Eglises de Gand, t. I.
274
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 275
MINDER BEKENDE EN/OF VERDWENEN LOCATIES
Rabotstraat, Sint-Elisabethshuis
Huis in de Rabotstraat 9. Het is toegankelijk in de Rabotstraat via een hek met spijlen, zodat je het huis toch duidelijk kunt zien. Het huis maakte vroeger deel uit van een groter gebouwencomplex met binnentuin dat, vóór de aanleg van de Rabotstraat in 1860, gelegen was aan een pleintje, de “Begijnendriesch” en aan de omgrachting van het Elisabethbegijnhof. Van het gebouwencomplex blijft op heden de 18e eeuwse woning bewaard, het Elisabethshuis, en een 17e eeuws achterhuis, dat thans behoort bij het huis op het SintElisabethplein 14. De bewoners resideerden er tussen de begijnen en prinsen. De lijst van de eigenaars van het gebouw in zijn huidige toestand en van het gebouw dat er eerder stond, gaat terug tot de 14e eeuw. Op zichzelf al een boeiende geschiedenis. In 1393 verkocht Jan van Orchies, wijnhandelaar, zijn huis aan den driesch op de gracht van het Sint-Elisabethbegijnhof, aan Philippe De Mey, eveneens wijnhandelaar en later textielhandelaar. Deze verkocht zijn huis aan Willem de Bleu, alias de Wielmaker. Nadien was het de huidevetterij van de deken der huidevetters Van der Zwalmen. Daarna was het een advocatenkantoor, eerst van De Mey, daarna van Van de Velde. Jonker Philippe Van Breugel (1750), een licentiaat in de medicijnen, was de volgende eigenaar. Nadat hij het huis in 1729 had gekocht, werd het grotendeels opnieuw gebouwd en met een verdieping verhoogd. Volgende eigenaar: politicus Pieter François Pycke, tevens de ontwerper van de Recollettenbrug. Hij bezat ook een zeer uitgebreide boekenverzameling. Van 1765 tot 1794 werd het huis het refugium of refugehuis van de SintAdriaansabdij van Geraardsbergen. Citoyen Louis Joseph Massez, advocaat bij de Raad van Vlaanderen en auditeur van de Rekenkamer te Brussel kocht het gebouw en hij liet er belangrijke veranderingen aan uitvoeren In 1813 werd het complex eigendom van het aanpalende begijnhof en werd het pastorie van de Dominicanen (biechtvaders) van het begijnhof. Sedert 1823 was het eigendom van de kerkfabriek.
275
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 276
276
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 277
In 1874, na de verhuizing van de begijnen naar het nieuwe begijnhof te SintAmandsberg, deed het huis dienst als pastorie van de Sint-Elisabethparochie, tot de bouw van de nieuwe pastorie in 1932, Rabotstraat 11. Het gebouw doet thans dienst als parochiehuis. In 1995 werd het Sint-Elisabethhuis, met inbegrip van het achtergebouw deels horend bij het huis Sint-Elisabethplein 14, als monument beschermd. Tot op heden is de Louis XIV-tuingevel en 80 % van het dak hersteld. Dat heeft 50.000 euro gekost. De volledige restauratie wordt geschat op 370.000 euro. Het is de bedoeling het gebouw volledig in zijn oorspronkelijke staat te herstellen. Het huis staat haaks op de straat ingeplant. Het is onderkelderd. Het telt zeven traveeën en twee bouwlagen. De beschilderde bakstenen lijstgevel is opgetrokken in Lodewijk XIV-stijl en dateert vermoedelijk uit het tweede kwart van de 18e eeuw Het huis wordt afgedekt met een mansardedak. Het gekorniste hoofdgestel onder de kroonlijst wordt gedragen door voluut-consoles. Het fronton is enige tijd verdwenen, maar is thans teruggeplaatst. Het interieur is ontmanteld en verwaarloosd ; de stucplafonds zijn gedeeltelijk afgevallen en weggenomen Het gebouw palend aan de achterzijde behoort thans gedeeltelijk bij het huis gelegen Sint-Elisabethplein 14, maar vormde in het verleden één geheel met het voorhuis. Het is een 17e eeuws woongedeelte met geveltop aangepast tot puntgevel. Oorspronkelijk bevond er zich naast de trapgevel nog een aanpalend gebouw, maar dat werd gesloopt in 1926. Door die sloop werd een binnenmuur de huidige zijgevel. De korfboogdeur bestaat nog en het dakgebinte van die 17e eeuwse woning is nog volledig intact bewaard. Het is de bedoeling het na de restauratie open te stellen voor activiteiten van verenigingen in de begijnhofbuurt en tevens er een bezoekerscentrum voor het begijnhof in onder te brengen. Daniël Van Ryssel
Literatuur Bouwen door de eeuwen heen. inventaris van het cultuurbezit in België. Architectuur. Stad Gent. Zuid-West. Deel 4 nb, 1979. Monumentenzorg en Cultuurpatrimonium. Jaarverslag van de provincie Oost-Vlaanderen 1995. Gent, 1996. Internet. Google.
277
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 278
BESTRAFFING IN DE 1E HELFT DER 19E EEUW
Uit de Dienst Anatomie der Gentse universiteit bereikte ons in het Pand (Museum voor de Geschiedenis der Geneeskunde) een merkwaardig stuk via de (ondertussen overleden) bediende Hipp.van Ootegem die in deze afdeling vele jaren (onder drie opeenvolgende diensthoofden: Prof. Elaut, Prof Soenen, Prof. Fautrez) had gewerkt. Het betreft een register (van 32 op 21 cm.), in het Frans opgesteld met de pen in kalligrafie geschreven, het titelblad zelfs in fraaie Gothische letter; aantekeningen in de laatste kolom - “Observations� - zijn met potlood aangevuld, en soms niet meer goed leesbaar. Het document handelt blijkbaar over 170 in gevangenschap overleden gedetineerden; dit in de periode tussen 1826 en 1845, dus van onder het Nederlands tot onder het Belgisch bewind; toen was chirurgijn Jozef-Frans Kluyskens (1771-1843) professor van anatomie; hij paste zich onder ieder regime aan: Oostenrijks, Frans, Nederlands, Belgisch.
Een binnenzicht van het Rasphuis.
278
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 279
Daniël Mareska (1803-1858: professeur de chimie) kan er ook bij betrokken geweest zijn; hij was vanaf 1840 “médecin principal à la Maison de détention”. De titel van het bedoelde stuk luidt: “Catalogue des Crânes recueillis dans la Maison de Force à Gand”. Dit Tuchthuis moet dus in die periode het Gentse “Rasphuis” geweest zijn, in het Oostenrijks tijdvak (onder Keizerin Maria-Theresia) door Vilain Quatorze opgericht in 1773 en pas in 1826 (onder Koning Willem I) door architect Louis Roelandt volledig afgewerkt aan de Coupure Links waar zich ongeveer het universiteitscomplex der Landbouwwetenschappen bevindt. Het was een provinciale gevangenis; het Rijksgevang der Nieuwe Wandeling dateert van 1860. Het Rasphuis bevatte tot 1200 gedetineerden (niet alleen misdadigers doch ook landlopers; het kon er tot 1500 herbergen) die zich vooral met het raspen van eikenschors en exotisch (vooral Braziliaans) hout onledig hielden tot het bekomen van kleurstoffen voor de Gentse verf- en textielindustrie. Prof. Ad. Burggraeve noemde het in 1867 “La Maison de force de Gand, la première établie sur le continent et encore une des plus parfaites, grâce au vicompte J.P. Vilain XIIII, créateur du système pénitentiaire moderne”. Voor die tijd dus zeker vooruitstrevend; hoewel Burggraeve wel wat overdrijft er bestonden al analoge modellen in Nederland. Lieven Bauwens exploiteerde in het Gents Rasphuis dwangarbeiders in textielafdelingen, ze kregen slechts voedsel naarmate ze presteerden. Het geheel werd pas in 1935 afgebroken; er waren kijkdagen (aan 2 fr.) en uitverkoop voorzien. O.a. de houthandelszaak van mijn schoonvader te Gentbrugge werd met recuperatiemateriaal daarvan aangelegd. Zoals de titel van het hier bedoelde document laat vermoeden moet deze lijst in verband gestaan hebben met een uitgebreide verzameling menselijke schedels die destijds aan onze universiteit bestond maar op het einde van W.O.II in “opruiming” werd vernietigd. (Het register was het enige stuk dat door de bediende uit een container moet zijn gered). Achteraan in het register staat vermeld wat aan de “préposé de l'amphithéâtre d'anatomie” verschuldigd was “pour préparation de crânes” (tot 5 fr. stuk...). De collectie zelf moet te zien zijn geweest in het kader der toenmalige “frenelogie”-opvattingen (vooral gebaseerd op de visie van de Duitse arts Franz Joseph Gall (1758-1828) die in Wenen en Parijs verbleef en een zgn. localisatie-theorie had ontwikkeld: de vorm van de schedel moest bestudeerd worden omdat afwijkingen op storende neigingen en gedrag konden wijzen; uitstulpingen en knobbels werden geregistreerd en gemeten, men had er een speciale regelbare hoed als instrument voor; men zag een verband met het onderlig-
279
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 280
gende hersenweefsel en zenuwcentra; nu spreekt men nog wel eens van een talen- of van een wiskunde-knobbel...). (Een model van zo’n frenologie-hoofd en van zo'n meethoed kan men in het Pand-museum voor Geschiedenis der Geneeskunde zien). Bij zulke zienswijze leunden ook criminologen aan zoals de Italiaan Cesare Lombroso (1835-1909) met zijn gekend werk “L’uomo delinguente” (de geboren misdadiger). Het lijkt dus wel niet zo verwonderlijk dat toen in de geneeskunde, zowel anatomie als psychatrie belangstelling hadden voor fysionomie en schedelvorm van gevangenen (vooral wanneer het recidivisten of zelfs beroepsmisdadigers betrof).
Vaststellingen Wat leert dit register ons nu vooral? 1. Het vermeldt niet alleen naam en voornaam van de betrokkenen en hun leeftijd, maar ook hun antecedenten, de gepleegde feiten, hun veroordeling, hun gedrag in de gevangenis, alsook af en toe enige toelichting omtrent hun einde; maar de bedoeling van het geschrift was duidelijk meer administratief en criminologisch-juridisch dan medisch; het zal waarschijnlijk pas achteraf van de gevangenis naar de universiteit zijn overgemaakt. Om deontologische reden (i.v.m. beroepsgeheim) halen wij hier geen enkele gevangenen-naam aan (sommige van die namen zijn nog vrij courant in Gent). 2. Het betreft uitsluitend (alle 170) mannen. Er waren heel wat recidivisten; o.a. criminelen met antecedenten van reeds onder het Frans Bewind; verscheidene waren reeds door een krijgsraad veroordeeld. Bij sommigen staat vermeld dat ze militair of oud-militair waren; enkelen werden uitdrukkelijk deserteur genoemd (bv. nr 59 "déserteur de l'armée française, vivant en vagabondage"). Na bij het leger te hebben leren doden, bleken sommigen rond te zwerven of zich bij een (rovers)bende te hebben aangesloten. Terloops in verband hiermede vermeld: historici zijn tot de misschien wel verrassende conclusie gekomen dat er in de Napoleontische oorlogen meer “conscrits” uit ons gewest omgekomen zijn dan er in de beide wereldoorlogen samen gesneuveld zijn (velen stierven niet alleen aan kwetsuren, maar ook aan besmettelijke ziekten of aan ontbering en kou zoals in de veldtocht naar Moskou en zijn noodlottige ontknoping).
280
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 281
3. Vele veroordeelden bleken ongeletterd (sans instruction”). Sommigen konden alleen lezen (en niet schrijven). Nr.71 bv. weet zelfs niet of hij Bernard of Gerard heet (heel wat lieden waren vroeger slechts gekend onder hun bijnaam). Bij zeer velen staat als voorgeschiedenis “sans renseignements”. De beoordelingen waren blijkbaar niet mals. Enkele voorbeelden: (nr. 21) Tient à Hamme un mauvais cabaret ou se rassemble (sic) les mauvais sujets. (nr. 29) Toute la vie de cet individu s’est signalés (sic) par des crimes. Depuis 1795 (jaar waarin we bij de Franse Staat aangehecht werden) il fut membre de la bande de chauffeurs et garotteurs (de voetbranders!) qui infectèrent alors le département de la Lys. (nr. 32) Mauvais sujet et extrèmement dangereux. (nr. 53) Voleur de profession. (nr. 61) S’est adonné au crime dès sa jeunesse; scélérat dans toute l’acceptation du mot. (nr. 72) Un des plus mauvais sujets de la contrée. (nr. 80) Ne mérite aucune considération. (nr. 94) Immoral, rusé et méchant. (nr. 100) Raisonneur-comploteur. (nr. 127) Chef d'une bande de voleurs juifs; profondément pervers. (nr. 128) Violent et cruel. (nr. 150) Influence sur tout ce que la commune de Maeter contient de mauvais sujet (sic). (nr. 151) Mauvais père et méchant et cruel époux. 4. De betrokkenen staan gerangschikt in chronologische volgorde van overlijden (van 1826 tot 1845 dus). Er stierven blijkbaar véél gevangenen (in een twintigtal jaren 170, d.i. dus bijna een tiental per jaar; we weten echter niet op welke totale bevolking; indien het op 1200 zou zijn geweest, betekent dit dus dat binnen die 2 decenniën ongeveer 1 op 7 bewoners overleed Het aantal overlijdens steeg in de dertiger jaren (crisis-periode door het stilvallen van de Gentse textielnijverheid, met grote werkloosheid en zelfs hongersnood; toen bakkerijen bestormd werden en op het volk geschoten); met een hoogtepunt in 1840 (mogelijk i.v.m. epidemie). In veruit de meeste gevallen staat geen doodsoorzaak aangegeven. Viermaal is uitdrukkelijk suïcide vermeld. Een paar werden neergeschoten; nr. 136: lors de l’évasion du 8 juillet 1841; nr. 160: tué d’un coup d'arme à feu, zonder nadere uitleg. Naast het jaar is ook de datum van overlijden aangegeven, waaruit men kan
281
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 282
afleiden dat er blijkbaar geen significant verschil in sterfte was tussen de seizoenen of maanden. De spreiding van hun leeftijd komt overeen met wat men in de statistiek de “curve van Gauss” noemt: de middelbare leeftijd is sterkst vertegenwoordigd (de meesten van in de 40 j, de jongsten en de oudsten allerminst (slechts 1 van 20 en 1 van 80 jaar.) 5. Strengheid van bestraffing De toebedeelde straffen waren -zeker in vergelijking met de nu geldende normen niet van de poes. Veruit de meeste gedetineerden bleken veroordeeld voor diefstallen en inbraken. Enkelen voor moord. Sommigen gewoon voor landloperij. Enkele voor schriftvervalsing of valsmunterij. Een paar voor “attentat à la pudeur”. Een dozijn veroordelingen werden van de doodstraf tot levenslang omgezet. Veruit de grootste groep (88) kregen levenslang; waarvan echter 23 naar 20 j. werden omgezet (65 dus bleven dan levenslang behouden.) De verdere veroordelingen wisselden van 25 tot 5 j.; er waren geen veroordeelden tot minder dan 5 j. Bij de recidivisten vinden we onder de voorafgaande veroordelingen: aux travaux forcés, à la brouette, au carcan, au fer, au fouet, à la roue, aux bagnes, aux bagnes de France. Dat de bestraffing dus in die tijd volgens onze huidige normen zeer streng bleek te zijn, laat wel geen twijfel. Voor diefstal krijgt men nu vaak slechts een voorwaardelijke straf (die men dus niet moet uitzitten), een zgn.werkstraf, of zelfs alleen maar een berisping of vermaning (omdat er geen plaats is in de gevangenis.) (Een ander uiterste is dan nog wel b.v. het afhakken van de hand bij diefstal zoals nu in sommige islam-landen). De strengheid der toenmalige bestraffing valt o.a.te illustreren door het feit dat er niet minder dan 55 levenslang kregen wegens diefstallen. Bij nr. 167 staat zelfs nader bepaald: vol de 55 paires de gants; perpétuité. Men kon blijkbaar ook levenslang krijgen voor heling, voor zedenfeiten, of “faux en écriture”.
Slot en conclusies Of dit merkwaardig materiaal tot een blijvend wetenschappelijk onderzoek (en publicatie) heeft geleid, hebben we tot hiertoe niet kunnen achterhalen. Hierbij mag men niet vergeten dat statistiek pas voor het eerst in de wetenschap werd in gevoerd door de Gentenaar Adolf Quetelet (1796-1874); te
282
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 283
Gent praktisch onbekend, maar te Brussel gestandbeeld vóór het Paleis der Academiën; zijn statistische methode werd voor het eerst op de psychiatrie toegepast door zijn tijdgenoot Joz.Guislain (1797-1860). Voor Quetelet is een (vrij onopvallende) bronzen gedenkplaat (van J. Anteunis) aan zijn geboortehuis op de Koornmarkt. De in dit register vermelde gegevens lijken te summier om er enige betrouwbare statistische conclusies uit te kunnen opmaken. Het aantal gevallen (170) is er ook wel te laag voor. We kunnen er wel een algemene indruk door opdoen (o.a. dat criminelen thans heel wat zachter worden aangepakt dan vroeger...). Vroeger was het nóg strenger; zo weten we b.v. dat het door Nic. Tulp gedisseceerde lijk op Rembrandts schilderij, dit van een man is die werd opgehangen wegens het stelen van een mantel) In verband hiermede schrijft Louis Saurel in “La Peine de Mort”: “Des délits qui, aujourd’ hui sont considérés comme des délits mineurs, comme le vol d’un lapin ou d'une paire de draps, valaient à son auteur les galères à perpétuité ou la peine de mort.” En hij haalt nog als voorbeeld aan: ”En 1750, deux jeunes gens (18 et 20 ans) avaient été surpris dans une rue en flagrant délit de sodomie”. Ze werden gewurgd en daarna verbrand. Graag zouden we het hier bedoelde register ook wel eens door juristen of criminologen willen laten beoordelen.
Prof. em. Dr. A. K. Evrard
ERRATUM In ons vorig nummer gebeurde een spijtige vergissing bij het artikel van Prof. Evrard over ‘Enkele herinneringen aan de Oude Bijloke’. Op p. 183 staat een foto met als onderschrift “De Ziekenzaal van 1228”. Dat klopt niet, de foto die afgedrukt werd is deze van de Refter. Brengt u eens deze correctie aan in uw nummer? Een foto van de ziekenzaal kan bekeken worden in het boek van Alfred Van Heddegem “Een middeleeuws Abdijhosptiaal” p. 66.
283
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 284
GHENDTSCHE TOESTANDEN
‘ZIEKE LIEDEN’ OVERAL BUITEN DE STADSPOORTEN
Deel 2
In het vorige nummer van dit tijdschrift deden we een poging om de houding van de middeleeuwers tegenover melaatsen, de ‘zieke lieden’ te begrijpen. Ook al zijn we lang niet zeker of dat ons lukte, een ding staat als een paal boven water: de ‘zieke lieden’ werden buiten de poorten gesloten. In dit tweede deeltje bekijken we dat nader en we zullen zien dat dit fenomeen in Gent bijzonder sterk tot uiting kwam. In alle vier de windstreken rondom de stad waren er vestigingsplaatsen voor ‘zieke lieden’. Ze lagen wellicht niet toevallig aan elk van de hoofdwegen: de weg naar het noordwesten (Brugge), de twee belangrijkste wegen naar het oosten (Dendermonde en Brussel) en de wegen naar het zuiden en zuidwesten (Oudenaarde en Kortrijk). Aan de Muide, naar het noorden toe, waar er geen grote agglomeraties waren, was er een kolonie die een heel speciale opdracht te vervullen had, zoals we zullen zien. En dat is nog niet alles: in minstens twee stadspoorten werden wel eens melaatsen opgenomen, zij het niet bepaald met caritatieve bedoelingen. Hun geschiedenis vormt een zo goed als vergeten onderdeeltje van ons verleden. Nochtans bleef er wel wat bewaard. We kunnen zes Gentse melaatsenkolonies lokaliseren, mooi gerestaureerde kloostergebouwen en niet minder dan drie straatnamen verwijzen nog naar deze sukkelaars.
‘Rijken’ in het leprozenhuis buiten de Torrepoort Zoals in deel 1 aangestipt, werd het leprozenhuis aan de Hoogstraat buiten de Torrepoort al uitvoerig beschreven in diverse wetenschappelijke en populariserende teksten. Daarom volstaan hier enkele woordjes1. De rijkere melaatsen, mensen met bezit, konden opgenomen worden in het leprozenhuis. Die instelling lag aanvankelijk buiten een stadspoort, de Torrepoort in de 12de-eeuwse stadsomwalling aan de Houtlei (nu Oude Houtlei). Die poort werd in 1216 aangeduid als Porta leprosorum (Leprozenpoort)2. Mag hieruit afgeleid worden dat in de poort leprozen huisden? Of
284
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 285
betekende dit dat men doorheen precies deze poort in de buurt van een belangrijke leprozenkolonie terecht kwam. Wellicht was dat laatste het geval. Kort voor 1146 - 1149 werd daar het Gentse leprozenhuis gesticht, vermoedelijk op initiatief van de schepenen. Naar analogie van wat voor de Brugse leprozerie bekend is, kan er daaraan voorafgaand op die plek een autonome gemeenschap van leprozen gewoond hebben, die pas halverwege de 13de eeuw onder de voogdij van gezonde broeders en zusters en afgevaardigden van het stadsbestuur kwam3. Wellicht was er al heel vroeg een kapel toegewijd aan O.-L.Vrouw. De omgeving ontleende haar naam Marialand, nu een straatnaam, aan die kapel4. Zo’n leprozenhuis was een soort godshuis (gasthuis), een goed georganiseerde stedelijke stichting met beheerders, verzorgers, eigen bezit en, in dit geval althans, aanzienlijke inkomstenbronnen zoals het lepel- en strekelrecht op het verhandelde graan5. Niet toevallig werd het enige stedelijke leprozenhuis in Gent in de jaren 1500, in de laatste eeuw van zijn functioneren omgedoopt tot ‘Rijke Gasthuis’6. In oudere teksten heet het voluit het ‘Godshuis van Onser Vrouwen ter Lazarieën staande bij de Waalpoort’ (Brugsepoort) of kortweg de ‘Lazarie’7. Hoe het Rijke Gasthuiscomplex er uit zag, valt moeilijk te achterhalen. Hierbij reproduceren we een detail van een gezicht op Gent uit 1619 waarop de belangrijkste onderdelen rudimentair weergegeven staan: twee vrij grote zaalvormige gebouwen (kapel en vermoedelijk gasthuis), bijgebouwtjes, huizen en huisjes aan de Hoogstraat. Dat alles op een terrein begrensd door die straat en een driezijdige omheining, met daarbinnen nog een hoekvormende gracht8. Een enkel bewaard gebleven gebouw, bekend als de brouwerij, gaat nog terug tot de leprozentijd en behoorde tot het complex. Wanneer je vanuit de Rasphuisstraat, waar de toegang tot het Rijke Gasthuis opengemaakt is, de binnenplaats ingaat, kan je de zuidgevel zien van die ‘brouwerij’. Het is een bakstenen gebouw met vensteromlijstingen uit kalkzandsteen (zogenaamde witsteen) en een muur volledig bekleed met witsteen (als ‘parement’). Het zou dateren uit de eerste helft van de 16de eeuw. Bij archeologisch onderzoek werden sporen gevonden van een oudere voorganger. De ‘brouwerij’ ziet er anno 2012 belabberd uit. Na restauratie zou het gebouw toegevoegd worden aan de hogeschool Sint-Lucas, de huidige eigenaar en gebruiker van het Rijke Gasthuiscomplex9. Van uit de Rasphuisstraat heb je ook een schitterend zicht op het nog bestaande mooie, fraai gerestaureerde 17de-eeuwse kloosterpand achter de Hoogstraat en de Holstraat. Dat weerspiegelt nog wel de rijkdom van het Rijke Gasthuis, maar het dateert in zijn huidige vorm uit een periode (1636 tot 1665) dat de instelling geen functie meer vervulde voor leprozen. Het was een benedicti-
285
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 286
Afb. 1. Gevel van de zogenaamde brouwerij van het Rijke Gasthuis, nog daterend uit de leprozentijd, vermoedelijk uit het tweede kwart van de 16de eeuw, momenteel wachtend op restauratie (tekening Armand Heins, Stadsarchief Gent, Atlas Goetghebuer, L147).
286
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 287
nessenabdij geworden. Dit klooster kon beschikken over de helft van de inkomsten van de oude leprozerie en het behield de naam Rijke Gasthuis, hoewel het helemaal geen gasthuis meer was. Rijk was het, zo te zien, nog steeds10. De huizen aan de hoek van de Hoogstraat en de Holstraat waarin een bank gevestigd is, behoorden niet tot het complex. Vermoedelijk werden ze in de 16de-17de eeuw door het Rijke Gasthuis gebouwd en verhuurd11.
Akkerzieken rond het leprozenhuis? De arme zieken, allicht veel talrijker dan degene die in de lazarie aan de Hoogstraat een onderkomen vonden, mochten buiten de poorten hun hutjes bouwen op een welbepaalde plek. Later zien we dat daar soms een huis of ‘huizingen’, in één enkel geval zelfs een kapel opgetrokken werd. Dergelijke plaatsen stonden bekend als ‘ziekenakkers’. Vandaar de ook in Gent de veel gebruikte term ‘akkerzieken’. Let wel: ook deze ‘zieken’ waren uitsluitend
Afb. 2. Westelijke deel van het kloosterpand bekend als Rijke Gasthuis, nu onderdeel van de Sint-Lucas Hogeschool, zichtbaar en toegankelijk vanuit de Rasphuisstraat - Marialand (foto 2012).
287
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 288
leprozen, of althans mensen die daarvoor gehouden werden. Voor Gent zijn er nauwelijks vroege gegevens over deze akkerzieken voorhanden. Wel weten we dat graaf Filips van de Elzas in 1176 aan het leprozenhuis een er naast gelegen groot stuk land (ongeveer 10 ha.) schonk12. Het terrein werd onderverdeeld in 22 vermoedelijk gelijke stukken van een ‘gemet’ (44,5 are) groot met telkens een huis er op (samen 9,8 ha). Daarvoor moest een identieke jaarlijkse cijns betaald worden. Het betrof een verkaveling van voordien braakliggende moerassige grond die daarmee ‘nieuw land’ werd.
Afb. 3. De hoofdcomponenten van het gebouwencomplex Rijke Gasthuis, net voor de omvorming tot klooster (benediktinessenabdij), zijn herkenbaar op het grondplannetje (detail) uit 1619 van Jacques Hoorenbault, nagetekend door Armand Heins. Het terrein was aan drie zijden ommuurd en daarbinnen gedeeltelijk omwald. De kapel van het leprozenhuis binnenin het terrein, parallel met de Hoogstraat (rechts), is herkenbaar aan het grote gevelvenster. Een tweede vrij groot gebouw, het eigenlijke gasthuis, was meer achterin gelegen samen met een tweetal kleinere gebouwtjes. Enkele huizen en huisjes aan de Hoogstraat behoorden eveneens tot de instelling. De woningen aan de Holstraat (onder), tot en met de hoek van de Hoogstraat, waren buiten de omheining van het gasthuis gelegen.
288
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 289
Het is uitgesloten dat de akkerzieken de voor een dergelijk perceel vereiste cijns konden betalen. Of ze er in de late 12de- en in de 13de- 14de eeuw een onderkomen konden vinden, is niet geweten. Volgens Maurits Gysseling refereert de oude naam Akkerstraat (vroegste bewaard gebleven vermelding 1371) vlak bij het leprozenhuis naar de ‘akker’, het gemeenschappelijke bouwland van de nederzetting Ekkergem. Gezien de vermoedelijk slechte, want laaggelegen bodem is dat eerder onwaarschijnlijk. Een verband met de akkerzieken lijkt meer aannemelijk13. Ook in Brugge werden deze zieken buiten de poorten verwezen. De akkerzieken mochten er verblijven op de zogenaamde ‘sticken’. Het West-Vlaamse woord ‘stik’ (stuk) betekent stuk land of akker. Vanaf de 14de eeuw waren er vier dergelijke vestingplaatsen, de ‘vier stukken’. Net als in Gent was ook de leprozerie zelf buiten de stadswallen gelegen14.
Buiten vijf of zes van de acht grote 14de- eeuwse Gentse stadspoorten In sterk contrast met het leprozenhuis buiten de Torrepoort, waar een verrassende rijkdom aan vroege gegevens uit de stichtingstijd in de 12de eeuw (!) voorhanden is, staan de andere plaatsen waar ook melaatsen, vermoedelijk uitsluitend armen, naar toe verwezen werden. Daarvan staat erg weinig op schrift, uit de vermoedelijke ontstaansperiode zelfs helemaal niets. We mogen immers aannemen dat die plekken ook al heel vroeg ingericht werden, zeker buiten de 12de eeuwse omwalling waarin de Torrepoort gebouwd werd. Er zijn echter geen gegevens voorhanden die wijzen dat het bestaan van melaatsenkolonies buiten de andere oudere stadspoorten die net als de Torrepoort na een nieuwe en laatste grote stadsuitbreiding in de 14de eeuw ‘binnenpoorten’ werden: niet buiten de Braempoort, de Grauwpoort, de Sint-Jorispoort, de Steenpoort aan de Steendam en aan de Hooie, enz. Dit kan louter te wijten zijn aan het totaal ontbreken van vroege bronnen omtrent de ‘have nots’ onder de melaatsen. Wellicht waren de hieronder te beschrijven locaties allen opvolgers van oudere die buiten die ‘binnenpoorten’ lagen. Overigens is het wel opvallend dat de gegoede melaatsen hun huis tussen de Torrepoort en de nieuwe Waalpoort mochten blijven bewonen ook nadat het binnen de nieuwe omwalling was komen te liggen. De arme zieke lieden werden naar buiten verwezen (of duidelijker gezegd: naar buiten gedreven). De gegevens over de vestigingsplaatsen van deze melaatsen duiken pas vanaf de 14de-15de eeuw op, toen de ‘beziekten’ met de uitbreidende stad - zo mogen we aannemen - mee opgeschoven waren buiten de nieuw aangelegde bredere omwallingen. De schaarse en magere vermeldingen hebben dan nog meestal
289
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 290
enkel zijdelings betrekking op de ‘zieken’. Dat zal blijken uit de voorbeelden uit de stedelijke archieven die hierna gegeven worden. We vinden plaatsaanduiding ‘ter Zieke Lieden’ terug op verschillende plekken rond de hele stad, vrij gelijkmatig verdeeld, maar zoals hierboven al benadrukt – zeer opvallend – telkens buiten een poort. Bij het verzamelen van de gegevens bleek uiteindelijk dat bij vijf of zes van de acht stadspoorten in de 14de eeuwse vesten een dergelijke plek te vinden was15. De resultaten bevestigen, op een enkele uitzondering na, een lijstje uit 1470-1471 dat volgende zes vestingplaatsen aangeeft voor akkerzieken: ter Waelporte, ter Mudeporte, ter Dendermondsche porte, ter Keyserporte, ter Sente Lievinsporte (zelfde kolonie als buiten de Keizerpoort?) ende ter Pedercelle porte16. Bij de vijf of zes ‘ter poort’ locaties moet uiteraard nog het Rijke Gasthuis gevoegd worden dat echter sinds de 14de eeuwse stadsuitbreiding binnen de stadsvesten lag. Voor de Spitaalpoort (aan de Antwerpsesteenweg) vonden we geen vermeldingen, maar buiten de dichtbij gelegen Dendermondsepoort (aan de Dendermondsesteenweg ter hoogte van de Banier- en Ververijstraat) was er wel een melaatsenkolonie en die stond wellicht in voor beide poorten. De plek waaraan het huidige Zieklien zijn naam ontleent, vervulde vermoedelijk dezelfde functie voor zowel de Heuvelpoort als de Kortrijksepoort (Pedercellepoort). Tenslotte is er nog de Keizerpoort, die weliswaar in dat 15de eeuws lijstje van melaatsenkolonies vermeld staat, maar waarvan we geen nadere bevestigende gegevens konden vinden. Bij onze verdere zoektocht naar de Zieke Lieden rondom Gent, vertrekken we van bij het Rijke Gasthuis, volgen we de stadswallen in uurwijzerzin en overlopen we hun vestigingsplaatsen hierna één na één.
Afb. 4. Links op dit detail uit de landmeterskaart (1780) van C. en A. Benthuys (SAG, reeks 98 nr. 14) is de galg van de Muide (een ‘driepikkel’) herkenbaar. De molen rechts was de ‘Ziecke’. Vermoedelijk daartussen woonden de ‘zieke lieden’. Uiterst rechts de 14de-eeuwse (buitenste) Muidepoort, ter hoogte van de huidige Vorkstraat.
290
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 291
‘Ter Waelpoorte’: Buiten de Brugsepoort Toen de stad uitbreidde en er daartoe vanaf de 14de eeuw nieuwe vesten aangelegd werden, schoof, zoals gezegd, ook de vestigingsplaats van de melaatsen buiten de Turrepoort (althans die van de armen) verder op buiten de wallen. Men kon er heen via de Brugsepoort ter hoogte van de stadsring, toen meest Waalpoort genoemd, waar de naam Waldam nog aan herinnert. De plek waar de leprozen terecht kwamen, was in 1362 al voldoende bekend om als nadere plaatsbepaling te kunnen fungeren: Overbrouc vor der Zieke Liede17. Het Broek was de zeer natte laaggelegen omgeving van de Waldam, het SintElisabethbegijnhof en het Marialand. Overbroek was de hoger gelegen zone naar Rooigem en Vaernewijk toe. Van de stad uit gezien was dat: over het Broek. In de stadsrekeningen van het schepenjaar 1429-1430 vinden we een betaling voor den weghe ter Zieker Lieden buten Wael porten.18 Een nadere plaatsaanduiding is in 1580-1581 te vinden bij een vermelding van een stuk land buiten de Waalpoorte achter den schurs muelene ’t Siecke lieden. De plek werd erg verwarrend - vermoedelijk met een vervorming van de naam Zieke Lieden als Zielen Linde aangeduid. Een zekere Jan Ghieslens treedt er in 1459 ter eere van Gode van Hemelrike en van mynheer Sente Lazarus … op als voecht vande ackersieckten ende lazaryen binnen ende omtrent dese stede van Ghendt. Hij heeft rechten in de capelle gheeeten t’onser Vrauwen ter Linde alsoo die ghestaen ende ghelegen es buten der Wael-poorten also men gaet ter chartreusen (karthuizers) waert. Die kapel was er gebouwd omme de ackersiecken vorseit, die nu zyn ende namaels wesen zullen19.
Buiten de Muidepoort Ook buiten de middeleeuwse Muidepoort aan de hoek van de huidige Vorkstraat met de Meulesteedsesteenweg, een heel eind weg van het stadscentrum, was er een plek voorbehouden aan de Zieke Lieden: bachten der Zieke Lieden up Artvore (1373)20. De Artvore was een waterloop op de Muide, een oude Leiemeander. Elders vinden we de bevestiging van het feit dat die plek, zoals gebruikelijk, buiten de stadspoort gelegen was: ter Muden neffens der kelchieden (kalsijden) tot buter der porten vor der siecke lieden.21 De locatie kan nog verder gedefinieerd worden doordat een van de talrijke molens in die buurt de naam de ‘Zieke’ bleef dragen. In 1494-1495 wordt een korenwindmolen vermeld ghenaemt de Zieke staende buten der Mude poorte ter Zieker lieden.22 Aan het einde van de jaren 1700, toen de welbekende familie Bauwens er mede-eigenaar was en de molen gebruikte als schorsmolen voor
291
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 292
ZIEKLIEN
TAD
I-
GENT
. MARIA AND Afb. Drie Gentse straatnamen verwijzend naar de akkerzieken, alias melaatsen.
292
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 293
haar leerlooierij, stond de molen nog steeds onder dezelfde naam bekend23. Hij is te situeren even voorbij de huidige New Yorkstraat. De nog verderop, tussen de huidige Rotterdam- en de Hamburgstraat gelegen galgenberg op de Muide, de belangrijkste executieplaats in het Gentse, had er mee te maken. De melaatsen die ergens tussen de molen en de galgenberg over een huis beschikten, kregen af en toe van de stadsoverheid iets meer dan de gebruikelijke jaarlijkse aalmoes, en wel om een speciale reden: ze werden betaald om de lichamen van de veroordeelden die van de galg of van het rad vielen, ter plaatse te begraven24. Het was een typische taak voor leprozen. Waarschijnlijk moesten ze ook, zoals in Brugge, de lijken van ter dood gebrachte veroordeelden bewaken25. Eventuele indringers op het galgenveld konden ze wellicht behoorlijk afschrikken… Deze macabere opdracht kan wellicht verklaren waarom er op die plek een kolonie ‘zieke lieden’ was, hoewel er daar geen grote weg langs liep.
Buiten de Dendermondsepoort Buten Ste Baefs ter Zieker Lieden was er eene behuusde stede daer de zieke inne wonen, groot een ghemet.26 Een halve hectare dus. Een ‘stede’ was een grondperceel waarop een huis mocht staan en eventueel ook stond. Tenzij er ook nog een kolonie gevestigd was buiten de Spitaalpoort (bij de Antwerpse-
293
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 294
steenweg), geldt dit de plek voor de Dendermondse Poort vermeld in het hoger aangehaalde 15de eeuwse lijstje.
Buiten de Keizerpoort en de Sint-Lievenspoort Een melaatsenkolonie buiten de Keizerpoort staat aangegeven in de hier al meermaals geciteerde 15de eeuwse lijst, samen met klaarblijkelijk nog een andere kolonie, ongetwijfeld op heel korte afstand daarvan, buiten de SintLievenspoort. Deze laatste vinden we ook omschreven als te Lederberghen ter Zieker Lieden buten Ste Lievinspoorte.27 Daar stond ‘van oude tijden’ wat in 1451 omschreven werd als een sieckhuus ter ackersiecke behouf. De ‘inrichting’ bestond toen uit huusen of huusinghe. Van een afzonderlijke kolonie buiten de Keizerpoort werden tot op heden nog geen bijkomende archivale sporen teruggevonden.
Buiten de Kortrijkse- of Pedercellepoort Blijkbaar lag de plek bestemd voor de leprozen buiten die poorten op een onherbergzame plaats: de namen van de locaties naast het huidige Zieklien liegen er ook niet om: daar kwam je in Het Wilde Land terecht en verderop in de Woestine28. Aan de hoek van de huidige Kortrijksesteenweg en de Ganzendries stond tot in de 19de eeuw de herberg ’t Zieklien. Of de straat Zieklien, iets verderop in de Maaltebruggestraat, op de plaats ligt waar vroeger de melaatsen huisden, is nog maar de vraag. Zieklien werd pas in 1942 de naam van een zijstraatje van de Maaltebruggestraat dat bij de aflijning in 1894 de benaming Leeuwerikstraat toebedeeld kreeg. Ter Zieklien duidde eeuwenlang de omgeving en een herbergcomplex aan (zie illustratie in deel 1), maar was geen officiële straatnaam29.
Leprozen in de stadspoorten als gevangenen te watere ende te winde gheleyt Aan het slot van deze bijdrage raken we even een wel heel speciaal onderkomen aan voor de melaatsen: hun gevangenissen. Voor hen werden speciale hechtenisplaatsen ingericht - wellicht niet toevallig - in de stadspoorten. Dat de Heuvelpoort melaatsen kon herbergen, wist de 17de eeuwse opzichter van de stadswerken (‘politiemeester’) en kroniekschrijver Justo Billet nog, al gebeurde dat in zijn tijd niet meer: De welcke Huever poorte plaeght te wesen de vanghenisse vande Lazarissen ofte ackerzieken. Die rol voor de Heuvelpoort staat trouwens uitdrukkelijk vermeld in de beschrijvingen van het 294
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 295
Gentse gewoonterecht, waarmee Billet vertrouwd was30. Dat gevangen houden was het voorrecht en het werk van de ‘voogd’ of ‘deken’ van de akkerzieken, soms ook ‘Ziekeman’ genoemd, die met zijn ‘vinders’ (bestuurders) recht sprak in conflicten tussen de lotgenoten en kleine zaken (de zogenaamde lagere justitie). Deze personen oefenden gezag uit over alle leprozen van het Kwartier van Gent, ook degene die op het platteland of om en bij de kleinere steden woonden. Het was iets wat aanleiding kon geven tot machtsmisbruik en onrechtvaardige bevoordeling en niet zelden gecontesteerd werd. Daarvan vinden we een sterk staaltje in een smeekschrift uit 1540, dat te maken heeft met de Braempoort (Brabantpoort) als leprozengevangenis31. De deken en vinders eisten toen, naast een aantal andere als onrechtvaardig ervaren bijdragen, één stuiver per jaar van elke akkerzieke omme daermede een maeltijt te schynkene en goede chiere te makene, zo luidde het. Wanneer de ‘zieken’ refusant ofte delayant zijn’t zelve te betalene ofte daerteghen yet willen segghen, worden ze ghevanghen ende gheleedt, ghecoordt ende gheboeyt te Ghendt up de Braempoorte te watere ende te winde gheleyt oft (alsof het) diefven, roovers ende moordenaers gheweest hadden. Zo staat letterlijk te lezen in een smeekschrift dat ook een mooie illustratie is van hoe men te werk ging met gevangenen. Gevangenisstraffen zoals wij die kennen bestonden niet. Veroordeelden die niet ter dood gebracht werden of meteen te schande geplaatst, werden slechts kortstondig vastgehouden, meestal met de bedoeling hen of hun familie onder druk te zetten om geldelijk over de brug te komen. In dit specifieke geval betrof het een onbeduidende som: ergens tussen één vijfde en één tiende van het dagloon van de minst betaalden (de dienders) uit het bouwvak in die tijd. Best mogelijk dat de toestanden in het smeekschrift dik aangezet werden, maar toch… Luc Devriese
Met dank aan Griet Maréchal, Herman Rosseau, Raymond Van Wassenhove, Adrien Brysse en André Verbeke.
295
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 296
Noten: 1
2
3
4 5
6
7
8
9
10
11
De Potter, F., De leproos in de middeleeuwen. In: Het Belfort, 1890, p. 338-348 en 1891, p. 91-107, 170-177; De Potter, F., deel 8, 1933, p. 421-452; Verhulst, A., Twee oorkonden van Filips van de Elzas voor het leprozenhuis, bevattende nieuwe gegevens betreffende de geschiedenis van Gent in de 12de eeuw. In: Handelingen der Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent, Gent, 1959, deel, 13, p. 3-24; De Coninck, C., Blockmans, W., Geschiedenis van de Gentse leprozerie “Het Rijke Gasthuis” vanaf de stichting (ca. 1146) tot omstreeks 1370. In: Annalen van de Belgische Vereniging voor Hospitaalgeschiedenis, 1967, jg. 5, p. 5-44; Goossens, N., Rijke Gasthuis (1146-1623), hoek Holstraat en Hoogstraat. In: Acht eeuwen Gentse ziekenhuizen, 1993, p. 25-28; Maréchal, G., Van Keymeulen, J., Adriaen, M., In der Sieker Dienste: de statuten van de leprozerie van Gent, 1236, de oudste ambtelijke tekst in het Nederlands, Gent, 2003. Blockmans, F., Het Gentse Stadspatriciaat tot omstreeks 1302, 1938, p. 483. In 1217, een jaar later, werd Porta turris, de heden nog gebruikelijke naam, vermeld. Vermoedelijk werden beide benamingen gelijktijdig gebruikt. Maréchal, G., De sociale en politieke gebondenheid van het Brugse hospitaalwezen in de Middeleeuwen, 1978, Reeks Standen en Landen deel 73, p. 40-41. Het huis werd in het Latijn aangeduid als ‘leprosoriae domus beatae Mariae Gandensis’. Uit elke zak graan of zaad in Gent op de markt gebracht, verkocht of op een zolder gestort, mocht de leprozerie een bepaalde hoeveelheid scheppen. Bij het afstrijken van korenmaten (meetbakken) bekwam het huis het teveel. Bovendien had de instelling nog het recht op het doen maken van inhoudsmaten, iets waarvoor uiteraard moest betaald worden (De Potter, F., 1933,, deel 8, p. 436). Hoewel de leprozerie dank zij deze inkomsten en andere schenkingen wellicht even goed armen als rijken kon opnemen, werden in de praktijk enkel gegoeden aanvaard. Het inkomgeld in dat in 1236 bepaald was op 56 schellingen groot, was bvb. al een limiterende factor. Vanaf het begin van de 16de eeuw Rijke Gasthuis genoemd (De Coninck, C., Blockmans, W., 1967, p. 5). Zoals in een schepenenordonnantie uit 1478 overgenomen in De Potter, F.,1933, p. 440 (deel 8). De belangrijkste componenten van het Rijke Gasthuiscomplex (kapel, gasthuis, gebouw achter de Rasphuisstraat, omheining en bebouwing aan de Hoogstraat) werden door Heins (reproductie hierbij) zorgvuldig overgenomen van de originele schilderskaart van Jacques Hoorenbault. Ze zijn ook herkenbaar op het plan van Braun en Hogenberg uit 1575 (gereproduceerd in Capiteyn, A., e.a., Historische atlas van Gent, s.d., schutblad). Bru, M.A., Vermeiren, G., Hoogstraat 51, & Rasphuisstraat. Het brouwershuis. In: Archeologisch onderzoek in Gent 2002-2009 (Stadsarchologie, reeks II nr. 3), 2009, p. 2227. De bouwgeschiedenis van de bewaard gebleven gedeelten van de benedictinessenabdij, daarna liefdadigheidswerkhuis, vanaf 1845 dominicanenklooster, beschreven en geïllustreerd in Bouwen door de eeuwen heen. Gent, deel 4nb ZW, p. 175-178; De Pue, J.P., Het huidig Dominicanenklooster te Gent, Gent, 1984, p. 15-36; Van Wassenhove, R. Het Rijke Gasthuis en het klooster der dominicanen. In: De Heraut, 1990, jg. 25 nr. 1, p. 1-6. Met de andere helft van de inkomsten werden vanaf 1623 de armenscholen van de kulders en de blauwe meiskens bekostigd (De Potter, F., 1933, p. 452, deel 8). Antoon Wyffels besloot - met zekere reserves - uit een studie van de rekeningen dat de hoek-
296
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 297
12
13
14
15
16
17
18 19
20 21
huizen gebouwd werden tussen 1542 en 1558 (Wyffels, A., Het Hotel Reylof en het Rijke Gasthuis. In: Toerisme in Oost-Vlaanderen, 1970 nr. 4, p. 665). Dit zou moeten bevestigd worden door verdere studie volgens de geëigende methodiek van het Gentse huizenonderzoek. De cijns bedroeg 4 schelling (wellicht Parisis munt). De locatie werd aangegeven als ‘terram illam novam juxta domum illorum’ (hun nieuw land naast hun huis, m.a.w. het huis van de leprozen). Dat dit land overeen zou komen met het huidige driehoekige bouwblok afgelijnd door de Peperstraat, Hoogstraat en Begijnengracht (Verhulst, A., 1959, p. 6) is onjuist. Dit terrein is veel te klein. Waarschijnlijk omvatte het de ruime omgeving van het leprozenhuis (met dank aan Herman Rosseau). Braakliggende gronden hoorden in principe aan de graaf toe. Of de leprozenzorg van gravin Sybille, moeder van Filips, enige rol speelde in deze schenking laat de schenkingsakte in het ongewisse. De tekst vermeld in zeer algemene termen dat dit gebeurde ‘pro anima sua et antecessorum suorum’ (voor zijn ziel en de ziel van zijn voorouders). Gysseling, M., Gent’s vroegste geschiedenis in de spiegel van zijn plaatsnamen, 1954, p. 37. De zone was niet toevallig laag en ongunstig gelegen bij het Broek. Recent archeologisch onderzoek toonde aan dat het terrein sterk opgehoogd werd tijdens de late middeleeuwen. Een datering van de onderste ophogingsniveaus bleek echter niet mogelijk (Berkers, M., Stoops, G., Akkerstraat. In: Archeologisch onderzoek in Gent, 2002-2011, Gent, 2011, p. 1114). De Hoogstraat was een dam die dwars door het waterzieke gebied aangelegd werd en tot in de 14de eeuw regelmatig opgehoogd. Maréchal, G., 1978, p. 40 en 80-82. In Brugge was, naast de termen akkerzieken (leprosi agrestres) en ziekelieden, ook de uitdrukking veldzieken (leprosi campestres) in gebruik. Naast de acht versterkte 14de-eeuwse poorten waren er nog verschillende dienstdoorgangen, hulppoorten of secundaire poorten, maar die lagen niet aan de grote toegangswegen en ze waren van weinig betekenis of ze vervulden een zeer specifieke rol, zoals bv. de doorgangen voor boottrekkers (Devriese, L., Gentse stadspoorten. Achterpoortjes’ van zeer verscheiden aard. In: De Heraut, 2008, jg. 43 nr. 4, p. 3-12). De Potter, F., 1933,deel 8, p. 424 (met een verwijzing naar de SAG reeks 330 voor het jaar 1470-1471 zonder folioaanduiding). Gysseling (1954, p. 75) geeft drie plaatsen aan die als der Zieke Liede aangeduid werden: naast deze bij de huidige Zieklien (vor der Zieke Liede, 1322) en buiten de Brugsepoort (Overbrouc vor der Zieke Liede, 1366) nog een derde buiten de Muidepoort. Als uitleg voor ‘zieke lieden’ houdt Gysseling het, als steeds, bondig: ‘Melaatsen. Deze woonden op afgelegen plaatsen’. Stadsarchief Gent (SAG), reeks 400 nr. 14, f. 154v. Diericx, Ch-L., Mémoires sur la Ville de Gand, deel 2, 1815, p. 509. Met volgend commentaar: Entre ladite porte (Waelpoort) et l’ancien couvent des chartreux à Royenghem, s’élevoit un gros tilleul consacré aux âmes, ou si l’on veut aux mânes (de Romeinse huisgoden), dont il est fait souvent mention dans nos anciens registres. Une chapelle voisine qui en emprunta le nom, appertenait en 1459 à Jean Ghieslens, qui en disposa en faveur des lepreux. De benaming Zieke Lieden was ten tijde van Jan Ghieslens al (vermoedelijk) volksetymologisch vervormd tot Zielen Linde. Daarvan getuigen ook andere archiefbronnen aangegeven in De Potter, F., 1933, p. 449 (deel 8). De karthuizers (chartreuzen) waren tot in de 16de eeuw buiten de stadsvesten op Rooigem gevestigd. Gysseling, M., 1954, p. 75. SAG, reeks 400 nr. 3, f. 146v. (1333-1334); Rijksarchief Gent. Vorstelijke domeinen nr. 216,
297
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 298
22
23
24
25
26 27
28 29
30
31
f. 82 (1440): aan de noordzijde van de oliemolen ‘buter zieker lieden tusschen der straten ende den watre jeghen de galchberchenen buter Mude poorten’. SAG, reeks 301 nr. 63 (1494-5), f. 83. Over dergelijke begravingen: Devriese, L., Dood en begraven. Deel 6. Oneervol en ongewijd begraven tijdens het Ancien Régime. In: Van Mensen & Dingen, Gent, 2009, jg. 7, nr. 1-2, p. 44-57. Perceel 404 op de kaart ‘Buiten de Dampoorte’. Vierde deel (1788) van landmeter De Deken (SAG, reeks 98 nr. 17): ‘molen genaemt de Ziecke’ (met dank aan André Verbeke). SAG, reeks 400 nr. 15 (1438-1439), f. 221; nr. 17 (1453-4), f. 421; nr. 19 (1459-1460), f. 276. Viaene, A., Leprozen onder de galg. In: Biekorf, 1953, jg. 54, p. 191. Vingers en handen van gehangenen waren gegeerde amuletten. Van den Bemden, F., Gand, rues et fonds bâtis. Ugent Bibliotheek, Hs. 2693, band 21. SAG, reeks 400 nr. 13 (1423-1424), f. 153; SAG, reeks 301 nr. 42 (1454), f. 30 (tekst bij Diericx, Ch.L., deel 2, 1815, p. 475). Volgens een domeinrekening van Sint-Pieters uit 1668 was de ‘lazarye’ gelegen bij een bolwerk ‘up de Schelde’ buiten de Sint-Lievenspoort (Diericx, ibidem), vermoedelijk op Ledeberg Bellevue tegenover het Leysenbolwerk aan de Kruitmagazijnstraat. Misschien slaat ook een vermelding van een gift aan de akkerzieken van Luusberghe op deze van Ledeberg (Bethune, E., Cartulaire du Béguinage de Sainte Elisabeth de Gand, 1883, p. 54). Gysseling, M., 1954, p. 75. Ladislas van Hoorebeke vermeldt een herberg (cabaret) Sieclien, ook genoemd Louis XIV, aan de hoek van de Ganzendries, een gelijknamige kruideniershandel en een Sieckeliedenbulck. Een bulk is een afgesloten (beloken) weide (Van Hoorebeke, L., Le lieu dit “Ziekliën”. In: Miettes d’archéologie, 1927, p. 7-19). Het ‘cabaret’ droeg de naam Zieklien nog in 1871 (Van Lokeren, A., Chartes et documents de l’abbaye de Saint-Pierre au Mont Blandin à Gand). De aflijning in 1894 en de benaming Leeuwerikstraat in het Gemeenteraadsbesluit van 23 oktober van dat jaar, koninklijk besluit van 4 december. Over de straatnaam Zieklien: Fris, V., De oude straatnamen van Gent, Gent, 1925, p. 231. Een bijdrage van wijlen Suzanne Janssens in Ghendtsche Tydinghen (Gent, 1992, jg. 21, p. 234240) getiteld ‘Het Zieklien’, bevat fantasievolle naamverklaringen van tal van plaatsen en vrijwel niets over het Zieklien zelf. Billet, J. Politije-Boeck, deel 1, f. 54 (21 aug. 1666); Costumen ende Wetten der Stadt Gendt, rubriek II, art. 9. In de uitgave door Petrus de Goesin (Gent, 1765) op p. 38. SAG, reeks 93 nr. 4, f. 355-357v. Frans De Potter (1891, p. 35), die deze verwijzing aangeeft, las de naam Braempoort als Kraanpoort. In het postuum verschenen deel 8 (1933) van zijn Gent van den oudsten tijd tot heden werd dat gecorrigeerd (p. 426). Blijkbaar had De Potter het er moeilijk mee. Nadat Prosper Claeys opgemerkt had dat een gedeelte van de Braempoort (Brabantpoort) gebruikt werd om leprozen in op te sluiten, schreef hij in deel 4 (p. 472) van zijn grote werk: ‘Dat, gelijk men onlangs schreef, de poort tot lazaret zou gediend hebben aan akkerzieken of melaatschen, kunnen we moeilijk gelooven; de akkerzieken woonden, klein in getal, buiten op den akker gelijk de benaming aanduidt, en de andere melaatschen werden verzorgd in het daartoe opzettelijk gebouwde hospitaal, bekend onder de naam Rijke-Gasthuis’ (verwijzend naar wat Prosper Claeys publiceerde in La Flandre libérale van 18 september 1885; overgenomen in de Pages d’histoire locale Gantoise, deel 2, p. 6 van dezelfde auteur).
298
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 299
Correctie (Luc Devriese)
Mijn tekst over de Zieke Lieden, verschenen in G.T. nr. 3, bevat een fout in de passage over het opschrift op de toegangspoort tot het Gravensteen (p. 207). Niet Dirk van de Elzas was naast graaf van Vlaanderen, ook graaf van Vermandois (Viromandia), maar wel diens zoon Filips en dat enkel namens zijn vrouw Elisabeth. Deze laatste werd titelvoerende gravin van Vermandois in 1163 nadat haar oudere broer, gehuwd met een zus van Filips, op jonge leeftijd gestorven was aan ‌ melaatsheid. Filips trad op als effectieve heerser over dat gebied dat tot dicht bij Parijs strekte en ook Amiens omvatte. Na de dood van zijn vrouw moest Filips het in 1185 afstaan aan de jonge en uiterst energieke Franse koning Filips Augustus, in wie hij zijn meerdere moest erkennen. Bronnen: Van Werveke, H., Het beeld van Filips van de Elzas. In: Langs Clio’s paden, 1969, p. 9-20; The Vermandois Succession. UC Press - E Books Collection (internet).
299
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 300
DE KOUTER
Pierre Kluyskens schreef dit artikel meer dan 40 jaar geleden
LANGE EEUWEN geleden, leefde dicht bij de Kleine Vleeshuissteeg en niet ver van de plaats waar heden het gebouw van de Bank van de Société Générale oprijst, een brave man, Olivier Minjau met zijne vrouw, Amalberghe Slangen en hun meer dan kroostrijk gezin. Hij was de eerste beroemd gebleven Gentenaar die op de Kouter woonde. Toen onze Sint-Niklaaskerk nog niet gevangen zat in haar houten en stalen long van stellingen en reclameborden, kon men aan een van de linkerpilaren een curieus schilderij bewonderen, waarop de echtgenoten Minjau afgebeeld stonden, omringd door hunne... 31 kinderen! En onderaan dit paneel dat momenteel in de sacristie is ondergebracht, las men volgend opschrift: “Hier licht begraven Olivier van Minjau ende Amelberghe Slangen, syn wettelick wijf was, ende hadden te samen eenendertich kinderen, met een smaels tien dochters en de reste zonen”. Onder die tekst, in nabootsing van ouderwets geschrift: “Welcke altzame ghestorve zyn vader moeder en al de kindere in ougsti 1526”. Om een traan als een ei, te moeten wegpinken, nietwaar! En dan nog een tweede, wanneer men geluisterd heeft naar het aandoenlijk verhaal van die Gentse familie, zoals het ons door Sanderus, Descamps, Voisin en nog vele andere Gentse auteurs wordt verteld: “Toen Keizer Karel op 24 januari 1526 zijn intrede deed te Gent, als graaf van Vlaanderen, bemerkte hij in de stoet onze Olivier Minjau met zijn een en twintig zonen. allen in prachtig uniform. Verwonderd dat een eenvoudige ambachtsman aan een zo kroostrijk gezin een voorname opvoeding had kunnen geven, liet Karel. Minjau op het Prinsenhof ontbieden, waar hij hem een pensioen schonk. Eilaas, enkele maanden later, in augustus van hetzelfde jaar, werd gans de familie Minjau door een geheimzinnige ziekte, de “zweetziekte” weggemaaid. De brave man werd met zijn vrouw en 31 kinderen op het kerkhof rondom de Sint-Niklaaskerk begraven”. Tot op het einde van de vorige eeuw heeft eenieder aan die droeve geschiedenis geloof gehecht en niemand heeft ingezien dat Keizer Karel in januari 1526 in Spanje verbleef waar hij enkele dagen later in het huwelijk trad met Isabella 300
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 301
van Portugal; niemand heeft ingezien dat Karel reeds in 1515 zijn intrede deed te Gent als Graaf van Vlaanderen, en niemand gaf zich de moeite om in de archieven het spoor van die bewoner van de Kouter terug te vinden. Frans De Potter die ons in het derde deel van zijn werk over Gent, het verhaal nog als zuivere waarheid opdiste, was de eerste om in een voetnota ergens in het vierde deel, zijn mea culpa te slaan: “Op 't gezag van Steyaert en enige andere schrijvers stelden wij in het vorige deel, dat deze echtelingen leefden onder de regering van Karel V”. De Potter had immers een akte In de jaarregisters der Keure ontdekt waaruit duidelijk bleek dat Minjau leefde in het begin van de XV eeuw. Fris vond wat later een tweede document en zelfs een derde waardoor het mogelijk werd de mooie legende van Olivier Minjau en zijn 31 kinderen de kop in te drukken. In 1410 immers moest Olivier Minjau, misschien wel omdat hij met een kroostrijk gezin gezegend was, zijn huis “staende an den Cauter” verpanden; in een document van 1428-1429 wordt andermaal gesproken van hun huis “an de Cautere, bachten der Wevershuus” en een laatste archiefstuk leert ons dat Minjau in 1438 reeds overleden was, want op 1 februari van gemeld jaar verkopen de weduwe en twee zonen van Minjau het huis op de Kouter! Naar alle waarschijnlijkheid is Minjau dus overleden, wellicht met enkele zijner kinderen, in 1436 toen een soort pestziekte verschrikkelijke verwoestingen te Gent aanrichtte. Aan onze Kouter is ook de geschiedenis van een andere beroemdheid verbonden. Vele mensen geloven nog rotsvast dat de grote toondichter Grétry op de Kouter gewoond heeft, meer bepaaldelijk op de hoek van de Vogelmarkt en de Kouterdreef, waar nu het huis Wiskeman gevestigd is. Steyaert in zijn Volledige Beschrijving van Gent, schrijft nl.: “Op den anderen hoek dier markt, naest de Vilderstraat, is de herberg de Diligentie. het huis waerd de beroemde Luiksche toondichter Grétry, op het einde der verledene eeuw, gedurende vyf jaren woonde, en er een magazijn van muziek hield”. Welnu Grétry heeft nooit te Gent gewoond en ofschoon meerdere werken van hem triomfantelijk onthaald werden in onze schouwburg, heeft Ernest Grétry waarschijnlijk nooit een voet op de Kouter gezet! Paul Bergmans was de eerste om in 1886 de misslag van Steyaert te doen uitschijnen. In de Gazette van Gent van 2 januari 1928 heeft Van Werveke gepoogd een geldige uitleg te zoeken aan het verhaal van Steyaert: “Grétry schrijft hij, had het Ermitage van J. J. Rousseau gekocht te Montmorency in de omstreken van Parijs. Hij bracht er de Laatste jaren van zijn leven in welstand door, te midden van zijn huisgezin. Welnu het gebouw te Gent, op de hoek van de Vogelmarkt, dat de Diligentie verving, werd gedoopt “Café Montmorency”.
301
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 302
Was dat voor Steyaert voldoende om zijn mededeling aaneen te flansen?”. Enkele dagen later voegde Van Werveke er, in een nieuwe bijdrage, nog aan toe: “Het is dus wel zeker dat de beroemde toondichter Ernest - Modest Celestijn Grétry niet te Gent heeft gewoond, maar wel zijn oudste broeder Jan-Jozef Celestijn, minstens van 1776 tot 1783”. En heel platonisch besluit schrijver: “Deze muziekverkoper boezemt ons veel minder belang in dan de toondichter”. De Vrijdagmarkt heeft heel wat bloedbaden gekend en duizenden ware soldaten en krijgers zien samenstromen en ten strijde trekken. De Kouter, ofschoon PIace d’Armes ofte Wapenplaats door de Fransen herdoopt na de inval van ons land door Sansculotten, heeft veel parades gekend, maar meestal waren het maar operettensoldaatjes. Hier was het dat onze brave “Garde-Civiek” tot aan de vooravond van de eerste wereldoorlog kwam defileren en knipogen naar de mooie meisjes. “Alignez-vous sur le trottoir” riep de luitenant en wanneer later de bevelen ook in het Vlaams werden gegeven, riep de officier “Geeft acht” en uit volle borst antwoordden de manschappen “...pintjes”. Ja het was de tijd dat een uniform nog iets betekende, met de glanzende en verlakte shako, de mooie hanenpluimen en de groene kapot. Daarmede kon men ‘s zondags, na een tweetal uurtjes soldaatjespelen, nog menig week hart veroveren en na het “breekt het gelid” kon de bende uiteenstuiven in al de herbergen van de Kouter om “acht pintjes” te drinken. Voor velen is die tijd van de Chaskens. de Blauwen, de Tjeeven of de neuzenmakers nog een zoete herinnering die ze in gedachten naar de Kouter terugvoert. Wat weinigen weten is dat Russische kozakken op de Kouter, ten jare 1814. bivakkeerden. Zij waren het die de Fransen uit de stad verdreven, of liever de stad binnentrokken nadat de Fransen gevlucht waren. Nooit greep er te Gent een dergelijke “verbroedering” plaats, nooit werden bevrijders zo geestdriftig door de Gentse bevolking onthaald, doch na een dag en een nacht, slonk het enthousiasme bliksemsnel, daar die Russen echte kozakkenmanieren hadden, t. t. z. met paard in de huizen binnendrongen, er met hun lans de beste brokjes van de tafel wegpikten, en vertrokken al roepende “borgemeester al betalen”. Een hunner bleef niettemin een geweldige populariteit behouden: hun leider en eigenaar. kolonel Bogaloff, na een paar dagen door de Gentenaren omgedoopt in “Peetje Kozak”. Toen zijn kozakken na enkele weken de stad moesten ontruimen, vooraleer een schot gelost werd, wierp Peetje Kozak, als laatste gebaar, en in volle
302
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 303
galop, tientallen muntstukken aan de menigte welke op de Kouter was samengestroomd om de aftocht van de “held” te begroeten! Het was een der mooiste, althans een der meest gesmaakte “wapenfeiten” van onze Gentse Kouter. De kleine geschiedenis van onze grote Kouter schrijven zonder een woordje te reppen over de bomen die met opgestoken kruin boven de daken heen, een nieuwsgierige blik in de oude stadskuip werpen, ware onvergeeflijk. Zij maken deel uit van het Gentse stadsdecor en met de bloemen die ‘s zomers onder het malse groen wat frisse lucht zoeken om niet te verdorren vooraleer verkocht te worden, vormen zij het groot, deftig en indrukwekkend natuursalon van het centrum, het mooie tapijtwerk van gebladerte dat de Gentenaren voor de strenge gevels van hun feestplein hebben gespannen. Af en toe, wanneer de storm het boven de Arteveldestede wat al te bont maakt, ploft een van de oude olmen neer, als een grenadier van de wacht, maar dra reiken de takken hunne lange groene armen uit over de kale plek en na een paar maanden heeft de dubbele rij bomen opnieuw haar majestueuze aanblik teruggevonden. Op dit feest-, parade-, oefen-, schiet- of marktplein zijn de bomen vrij laat opgeschoten, waarschijnlijk omdat men die open ruimte volledig heeft willen vrij houden. Het was slechts in de tweede helft van de XVIIe eeuw dat van een rationele beplanting sprake is: “Dynsdag den 16 December 1661, schrijft de Gentse politiemeester Justus Billiet, so waeren wij op den Peerdencautere om te besichtigen de dreven van de nieuwe gheplante lynden nu cortelynghe gheschiet, maer hebben bevonden merkelijke fouten in de plantagie van die sonderlynghe in de dreve staende op de noortsyde langs de straete, want daer is te veel plaetse ghelaeten vague tusschen de voorseyde dreve en de selve straete, waermede het midden van den cauter seer vermindert wordt ende de straete vermeerdert dat veel sal kosten om te calseyden”. De eerste bomen waren dus geplant en met de eerste bladeren groeide onvermijdelijk ook de eerste kritiek van de Gentenaren op die bomen, een kritiek die sindsdien steviger en gezonder dan de bomen zelven bleek te zijn, want zij is ver van uitgestorven. Hij had een mooie stuiver gekost, bijzover dat de stad in schulden geraakte. Het was nog de naïeve tijd, toen men zich dierf bekommeren om een gat in de stadskas! “Het verhooghen ende effen legghen van den Cauter daer soo veel waeghens greys in is geghaen, de plantagen van alle de boomen daerop gheplant ende de groote steenen daer rontomme ghestelt tot het weirren van de carossen ende waeghens hebben de stadt van Ghendt in groote schulden ghebracht”!
303
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 304
Te oordelen naar een paar oude prenten was het sop de kool of de boom niet waard, want er zijn op die gravures meer gaten en kale plekken dan bomen te bespeuren. Wellicht ging men in de loop van de XVIIIe eeuw tot een volledige herplanting over, bomen die op hun beurt in 1826 verdwenen, nadat men ze enkele jaren vroeger had gesnoeid, natuurlijk veel te veel naar de zin van onze voorouders. De bomen werden toen vervangen door een dubbele rij linden die het slechts een halve eeuw uithielden en in 1883 moesten geveld worden De Gentenaren vonden dit vaudevillespelletje van bomen planten en van zieke bomen vellen, op de lange duur wat belachelijk. Was de grond dan zo slecht of waren het de Gentse tuiniers die uit slecht hout gesneden waren? Al wie 's avonds een armzalig bloempotje voor het venster begoot of er in geslaagd was een rozelaar in leven te houden in zijn tuintje, dacht nu naar de pen te mogen grijpen om in brief aan het stadsbestuur, in dagblad of pamflet eens te schrijven hoe het moest geschieden en waarom het drie eeuwen lang een mislukking was geweest. Er verscheen zelfs van de hand van de directeur van de stedelijke plantsoendienst een curieuze brochure “Pauvres Tilleuls! Leur remplacement par de gros ormes à la Place d’Armes à Gand”, die twee uitgaven kende en waarin schrijver, tevens de verantwoordelijke voor de nieuwe aanleg van de Kouter, in vaak lyrische bewoordingen zijn “meesterwerk” verdedigde. En wat een meesterwerk! een zesjaren lange voorbereidende studie met een drietal verslagen aan het stadsbestuur; de aanstelling van een speciale commissie met deskundigen uit Brussel en zelfs uit Parijs; het vellen van 99 linden, het zorgvuldig voorbereiden van de grond op anderhalve meter diepte en vier meter breedte voor elke boom; het wegnemen van de slechte aarde en hare vervanging door goede aarde die men eens in een van de beste moestuinen ging opdelven en eindelijk het planten van grote olmen. Dit was de revolutionaire zet van de plantsoenendienst geweest: geen kleine boompjes meer planten, zoals dat in het verleden geschiedde, maar zware, volwassen bomen, welke men ter plaatse bracht met een speciale wagen die bereidwillig door de stad Antwerpen werd afgestaan. De gehele “operatie bomen” die gans de stad op de been en ook wel in rep en roer bracht, kostte 9.200 F hetzij gemiddeld 93 goudfrank per boom. Rond sommetje, vooral wanneer men bedenkt dat de werklieden 3 F per dag werden betaald! Daarmede was de put van de Gentse kritiek niet gedempt: de voorstanders van de platanen die water en bloed hadden gezweet om hun zienswijze er door te krijgen of van de wilde kastanjebomen die bijna even talrijk waren, gaven zich niet gewonnen en terwijl zij heimelijk de hoop koesterden dat de zware olmen
304
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 305
bij de eerste zonnestraal zouden sterven, voorspelden zij coram populo de spoedige ondergang van het gekste plan dat ooit te Gent werd ontworpen. Nergens plant men nog olmen, beweerden zij, want die bomen hebben licht, lucht en een vruchtgrond, juist hetgeen men op de Kouter niet vinden kan; zij zuren bovendien verslonden worden door een leger wormen; men heeft ze gesnoeid als staken en het zijn viezige bomen “sa verdure est sombre, et puis d’horribles chenilles les attaquent. Ce sera du propre lorsque ces vilaines bêtes tomberont sur nos femmes et sur nos filles...”! Alle pessimistische voorspellingen ten spijt, hielden de olmen meer dan een lente en een zomer stand, en houden vandaag nog immer stand in regen en zon, in sneeuw en storm, tot grote vreugde van de duizenden Gentenaren en wandelaars voor wie zij met hun eerste groene botten de lente aankondigen, met hun mooie koepel, een ideële zonne- of regenscherm uitmaken, met hun bruin of goudgeel kruin de laatste glimlach van de Herfst symboliseren met hun donkere takken en twijgen op de witgesneeuwde Kouter, een straal van poëzie in de triestige winterdagen brengen. Meer nog dan al de bomen van onze parken, tuinen en lanen samen, zijn de majestueuze bomen van onze Kouter, de lievelingsbomen van de bevolking. Misschien ook wel omdat onder die bomen, elke rasechte Gentenaar ogenblikken van intens genot en vreugde heeft bekend bij het bewonderen van planten en bloemen, bij het beluisteren van een concert, het zien voorbijtrekken van stoet of processie, bij een plechtigheid, een feest, of zelfs heel eenvoudig wanneer hij ‘s morgens of ‘s avonds even op een bank is gaan zitten om te dromen, te kouten, of zo maar, plots en onweerstaanbaar aangetrokken door de atmosfeer van het plein. Die banken van de Kouter waar jong en oud, dichters en verliefden, studenten en wandelaars het leven zacht en rustig hebben .laten voorbijtrekken, zouden veel kunnen vertellen over Gent en zijn verleden, want banken staan er sedert eeuwen, vanaf de jaren 1400 en onze voorouders hielden er zoveel van dat het bijna heiligschennis was ze te beschadigen: wie op heterdaad werd betrapt werd met geseling gestraft! Binnen een paar jaren zal het twee eeuwen geleden zijn dat op een zonnige junizondag een Gentse tuinman, met name Toontje Verstuyft, met enkele bloempotten naar de Kouter trok en ze aan de voorbijgangers te koop aanbood. De week daarop kwam hij met een kruiwagen en bracht zijn bloemen en planten even gemakkelijk aan de man, en daar alle Gentenaren als bij wonder onmiddellijk ruiken waar een cent te verdienen is zonder veel inspanningen, had Toontje Verstuyft na een paar weken meer navolgers dan bloemen in zijn mooiste bloempot.
305
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 306
Toontje die zijn planten kocht bij Tieste, de tuinman der Borluut’s, mocht slechts een paar centen winst overhouden, terwijl zijn concurrenten die bloemenkwekers waren, met volle zakken klinkende munt huiswaarts keerden, na eerst in een herberg van de Kouter hun laatste bloemen verkocht te hebben en een lekkere pint gedronken te hebben. Zo ontstond gans toevallig de Gentse bloemenmarkt, de mooiste van het land. Veel heeft het moderne leven aan die markt niet kunnen veranderen. Weliswaar hebben de luxueuse wagens en camionetten het karretje en de kruiwagen vervangen, maar de eenvoudige Balsaminen en Kassauwen die Toontje van de hovenier van de familie Borluut had aangekocht om ze aan de rijke burgers en verliefden op de Kouter te verkopen, waren even mooi, even zonnig, even kleurrijk als de honderden azalea’s, primulas of cyclamens, als die honderden ruikers rozen, anjelieren en dahlias die vandaag onder de oude bomen een geurende bloemen- en kleurenhaag vormen. Toontje Verstuyft zal nooit hebben kunnen vermoeden dat zijn vernuftige zet om aan wat spaar- of drinkcenten te geraken het startpunt zou worden van onze bloemenmarkt en onrechtstreeks ook van onze Gentse Floralia. Jaren na zijn dood heeft men hem bezongen en verheerlijkt en men heeft zelfs ten jare 1888 zijn portret tentoongesteld in Frascati, een portret dat in 1775 geschilderd werd en bewaard was gebleven in een familie van Gentse bloemisten. Zo beweerde men althans, doch de waarheid is enigzins verschillend. Dit portret was, zo lazen wij in een eigenhandige nota van Paul Bergmans, een kluchtige vervalsing te danken voor de gedachte aan E. Lacquet en voor de uitvoering aan Armand Heins... Dat ook heeft Toontje Verstuyft niet kunnen vermoeden, maar hiermede neemt hij de plaats in de legende van de Kouter naast Olivier Minjan en toondichter Grétry... Hoe zouden wij onze wekelijkse kroniek ditmaal aan de Kouter niet wijden, nu hij opnieuw om meer dan een reden in het brandpunt van de belangstelling komt te staan en dat er zowàt overal in de stad gepraat wordt over de veranderingswerken die thans in en om de vermaarde vierhoek plaats grijpen of er in de komende weken zullen geschieden. Op de Kouter prijken nog twee historische gebouwen met grootse, aristocratische allure: de Hoofdwacht of Handelsbeurs en het Hotel Faligan of Club; beiden hebben heel wat stormen moeten trotseren, maar gelukkig is nooit een vandalenhand op die prachtige gevels neergeploft. Voor het overige heeft de Kouter, in zijn meer dan zeven eeuwen oude geschiedenis, het droevig lot moeten ondergaan van de meeste pleinen en straten van de stad, d.w.z. dat eerst in traag, weldra in versneld tempo de ene gevel na de andere verdween, zodat hij geleidelijk zijn aristocratisch karakter dat de
306
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 307
vreemdelingen zo sterk opviel en zijn aloud cachet heeft verloren. Daar waar het vroeger het feestcentrum, het plein van het zoete leven was, waar hotels, restaurants en herbergen de wandelaars, toeristen en vreemde gasten tot een dolce farniente aanzetten, is onze Kouter in min dan een kwart eeuw, een plein van banken, kantoren en zakenburelen geworden, waar nog enkel de bloemenmarkt en het bomenloof ‘s zomers en ‘s zondags de mensen aanzetten om een paar ogenblikken in vertraagd tempo te leven. Dat de architectuur zelve van de Kouter, door die opeenvolgende afbraken en verbouwingen haar grandioos karakter totaal heeft verloren, zullen wij geenszins beweren, want het is een der enige Gentse stadspleinen waar het urbanisme een zeker maatgevoel aan de dag heeft gelegd, de zwaarste misbruiken die elders legio waren, kon vermijden, en een zekere grootsheid, stijleenheid kon opdringen. Het is vooral sedert de laatste wereldoorlog dat de Kouter een belangrijke gedaanteverwisseling heeft ondergaan die niet immer bijster gelukkig was, als b.v. wanneer men toeliet tussen de Zonnestraat en de Schouwburgstraat een flatgebouw op te trekken dat het evenwicht in de proporties, aan die zijde van de Kouter, geheel verbrak. In die grote vierhoek, tussen het Gerechtshof en de Kouter, telde onze stad een architecturaal ensemble dat wellicht niet mooi, dan toch zeer gelukkig geproportioneerd was, en als eenheid indrukwekkend voorkwam. De Noordkant, gaande van de Korte Meer tot de Kouterdreef heeft ook heel wat wijzigingen in de laatste jaren ondergaan: twee grote winkels die zich misschien niet zeer harmonieus, dan toch niet al te wild in het ensemble wrongen, de nieuwe gevel van de Bank van Brussel die zich zeer sober en niet zonder monumentaliteit naast het Hotel Faligan profileert en vandaag de nieuwe gevel van de Kredietbank die in snel tempo uit de grond rijst. Ook hij zal indrukwekkend zijn in zijn sobere lijn, nauw aansluitend bij de geest van de Bank van Brussel, zodat gans die vleugel van de Kouter opnieuw eenheid en cachet zal verkrijgen. Hierdoor zal nogmaals bewezen worden dat ook moderne gebouwen, indien zij niet opgetrokken worden in zware geraamten van beton of kubussen van staal en glas, zich zonder veel moeite, mits eerbiediging van de normen van proporties en hoogte, in het oude stadsbeeld kunnen inschakelen. Het is natuurlijk jammer dat voor het optrekken van het nieuw gebouw, de mooie Empiregevel van het Hotel van Loo, het vroegere hotel de Draeck, moest gesloopt worden. Het hotel had veel allure en was een typisch en zeer geslaagd voorbeeld van de Gentse bouwtrant uit de beginjaren van de XIXe eeuw. Er was ten andere lange tijd discussie in de schoot van de commissie van
307
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 308
Monumenten en Stedeschoon, temeer daar het eerste ontwerp van herbouw verlenging van de pseudo-Lodewijk XVI gevel van de Bank voorzag. Dit plan heeft men gelukkig laten varen en de nieuwe, sobere gevel, bekroond met vijf symmetrisch opgestelde occuli, zal een verfraaiing voor onze Kouter worden en zijn karakter van monumentaal plein accentueren. Op een paar passen, tussen de Vogelmarkt en de Klein Vleeshuissteeg, heeft de sympathieke “Flora” zijn deuren moeten sluiten en dat slecht, maar helaas opgedrongen voorbeeld, wordt binnenkort gevolgd door het van alle Gentenaren zo goed gekende “Bodega” er vlak naast, op de Vogelmarkt. Een belangrijke Antwerpse Hypotheekkas heeft het ensemble, een 300 m2 groot, aangekocht om er een kantoor in te richten, hetgeen de “financiële” atmosfeer van onze Kouter nog enigszins, indien het nog kon, zal verscherpen. Alle Gentenaren zullen de verdwijning van de Flora op de plaats waar weleer de officieren van leger en Garde Civique een smakelijke pint kwamen drinken, en waar later een bekende boekhandel gevestigd was, betreuren, want 'een herberg aldaar bracht wat leven en frisheid in het strenge decor.
“Hotel de la Poste”.
308
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 309
Aan de overkant van de Kouter beleeft het aloude Posthotel, het grootste en het belangrijkste van Gent, misschien zijn laatste dagen. Dit reusachtig complex van 1400 m2, tussen de Beurs en de Opera en zich aan de achterkant uitstrekkende tot de Ketelvaart, wordt verkocht. Aan tien blauwe briefjes de vierkante meter, zal natuurlijk een rond sommetje moeten uitgegeven worden om er eigenaar van te worden, zonder dan nog de miljoenen te rekenen die zullen besteed worden aan een volledige modernisering en heruitrusting! Alles laat echter voorzien dat het gebouw een hotel zal blijven; er zijn, naar het schijnt, onderhandelingen aan gang met twee ernstige liefhebbers, een grote brouwerij en een verzekeringsmaatschappij, die, beiden, indien zij eigenaar worden van het complex, zijn huidige bestemming zullen behouden. Laten wij hopen dat een oplossing in die zin kan gevonden worden, want Gent heeft een paar voorname hotels met standing nodig. Indien het voortduurt met het sluiten van hotels en restaurants, zal het binnen afzienbare tijd niet meer mogelijk zijn in de hoofdstad van Vlaanderen, nog een wetenschappelijk of ander congres van formaat in te richten, bij gebrek aan degelijke en voldoende hotelkamers! Zover zijn wij te Gent geraakt met het probleem van het toerisme en hotels en dit op het ogenblik dat iedereen reist en dat de internationale uitwisselingen en congressen met de dag talrijker worden. Gent is helaas, sedert de aanleg van de autosnelweg Brussel – Oostende, een etappestad geworden, een stad die men bezoekt om dan elders, bij gebrek aan comfortabele hotels en avondamusement, te gaan overnachten. Moest na Flora, l'Auberge, de Café des Arcades, le Petit Café, l’Hotel Royal, le Grand Café, het Kelderke, de Diligentie en zovele anderen thans ook het Posthotel verdwijnen, dan zou omzeggens niets meer overblijven van de “gastronomische” Kouter, die hij gedurende meer dan een volle eeuw is geweest, van dit feestplein dat hij sedert onheuglijke tijden was, toen koningen en keizers alhier steekspelen kwamen bijwonen, cavalcaden en praalstoeten kwamen bewonderen of persoonlijk deelnemen aan de dans of met het St. Sebastiaans- of St. Jorisgild naar de koningsvogel schieten. Elk plein van onze stad heeft zijn eigen verleden, stempel en karakter. De Vrijdagmarkt was het officiële plein, het forum waar graven en vorsten plechtig werden ingehuldigd en trouw kwamen zweren aan de wetten, voorrechten en privilegiën van onze voorouders, het plein waar in oorlogstijd de gemeentemilitiën, de gilden en corporaties gewapend samenstroomden om voor de vrijheid van hun stad ten strijde te trekken, het plein ook van oproeren, omwentelingen, waar al de veten, de geschillen tussen volders en wevers in
309
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 310
een bloedbad werden uitgevochten. De Koornmarkt daarentegen was en is het commercieel centrum van Gent gebleven, het symbool van de actieve, naarstige stad, op een paar meter van de oude haven en koornstapel, de plaats waar diligences en vigilanten waren en reizigers afzetten en waar nog heden alle grote wegen samenkomen, waar vreemdelingen, zelfs degenen die Gent per trein vervoegen, belanden omdat het op de Koornmarkt, ster van de stad is, dat Gent begint en eindigt. De Kouter heeft nooit die koortsachtige activiteit gekend. Is de Vrijdagmarkt het plein geweest van het grote, bewogen leven, de Koornmarkt dat van het dagelijkse leven, zo is de Kouter steeds het plein van de feestelijkheden, van de plechtigheden, van het volksvermaak, van het gemakkelijke leven, van de ontspanning geweest, een oase voor groot en klein midden de woelige, nerveuse stad, het plein waar men komt wandelen en kuieren, praten, zoals die elegante dames van weleer waarover de anonieme schrijver van “l’Hermite en Belgique” het had: “attirées autant par le désir d'être vues que de voir, elles regardaient avec autant de liberté qu'on les regardait”. Ja, de Kouter wekt voor de Gentenaar schone en zoete herinneringen op van volksbals, van concerten, van bloemen, van aangename en soms beslissende ontmoetingen, van glimlachen. Hij heeft voor hem immer een feestkleed; hier vergeet hij zijn kommer en zorgen om rustig te slenteren onder de hoge bomen, midden de bloemen of om de afschuwelijke kiosk. Van de overige stadspleinen kan men gemakkelijk de grote geschiedenis schrijven; voor de Kouter is men geneigd te gaan snuffelen in de “petite histoire.” en men vindt er tientallen anekdoten in die wij u in een volgende bijdrage zullen vertellen. De “petite histoire” van het theaterleven te Gent is zeker de heerlijkste bladzijde niet uit de geschiedenis van onze Kouter. Moeten wij daarin de reden zoeken waarom de Gentenaren, in de vorige eeuw, het project van Kieckepoost niet hebben aanvaard, de nieuwe Schouwburg tussen Vogelmarkt en Klein Vleeshuissteeg, met de ganse voorgevel op de Kouter uitgevend, zoals het past voor een belangrijk gebouw, op te trekken, en hun Schouwburg maar liever naar de Schouwburgstraat hebben verwezen, waar hij slechts zijn neus, die geenszins het neusje van de zalm is, op het plein mag uitsteken? Want als feestplein duldt onze Kouter geen halve vreugde, geen verveling of mislukking. Het moet er vrolijk, onbezonnen aan toegaan bij de volksfeesten. briljant, vol licht en fonkelende kleuren bij de grote plechtigheden, met tussen in de zoete stemming van het dolce farniente op zondagen, en de gezellige wandeling of verpozing na het werk. Bomen, bloemen en banken zorgen thans voor het in the mood brengen van
310
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 311
de wandelaar, bij gebrek aan de talrijke en sympathieke herbergen afspanningen, restaurants en clubs, die in vroegere jaren, de Gentenaren nog meer aanzetten om op de Kouter, ergens gezellig aan een terras gezeten, de gebeurtenissen te komen bespreken of na te kaarten over die duizend en een kleine en pittige details die het dagelijks sociaal, poliltiek en gezelschapsleven van een stad uitmaken. Daar las men de Gazette van Gend of het Journal de Gand, daar zag men gedurende de Honderd Dagen, de Franse émigrés die Lodewijk XVIII in ballingschap hadden gevolgd, het nieuws van hun blad “Le nain couleur de rose” commentariëren, daar bespiedde men achter de vensters van een herberg, vriend of tegenstrever die blij of bedrukt, een of ander lokaal binnentrok. Want tientallen maatschappijen hebben voor korte of lange duur haar zetel op de Kouter gevestigd, in eigen gebouw, op de verdieping van een café, of doodgewoon rond het wit-marmeren blad van een Café Montmorency of het Hof van Engeland; maatschappijen, “chocheteits” die met het uitbotten van de olmen het licht zagen en met het vallen van de dorre bladeren in de vergetelheid verdwenen; verenigingen van adel of burgerij, letterkundige, artistieke of zangmaatschappijen, waar een glas geledigd werd en alles, na een kleine entracte, bleef zoals het was, op voorwaarde dat er geld in de kas overbleef en dat er onder de leden geen ruzie ontstond, twee moeilijk te vervullen voorwaarden. “Men moet maar eens de oude gazetten doorbladeren, schreef een journalist een halve eeuw geleden, om zich te overtuigen dat de Gentenaars ten allen tijde een zwak gehad hebben om maatschappijen te stichten, scheuring te verwekken, waaruit dan nieuwe maatschappijen ontstonden, die op hun beurt ruzie zagen ontstaan en tot nieuwe splitsingen aanleiding gaven”! Het was een herberg van de Kouter, het Hof van Engeland, door de Gentenaren het Boerenhol genoemd (die bijnamen waren een specialiteit van onze Gentenaren en er was zelfs op de Kouter een herberg met name “Peertstrontje”) dat een van een typische plaatselijke maatschappijen de Harmonie van St. Cecilia, die in 1840 ontbonden werd, in 1810 zag stichten. Sommige herbergen schijnen ‘n bijzondere aantrekkingskracht op de maatschappijen uitgeoefend te hebben, als bv. het Café Montmorency, dat later het Café Pierre werd: de Liberale Studenten hielden er een tijdlang – hetgeen bij studenten nooit een lange tijd is – hun woeilige vergaderingen; de leden van de kring “L’Avenir” en het Kunstgenootschap sloegen er insgelijks gedurende een paar jaren hun tenten op. Tussen de Hoofdwacht, de huidige Beurs, en het Gildenhuis van St. Sebastiaan, achtten vele Gentse maatschappijen de plaats en het kader” voldoende gezellig om er te vergaderen of een lokaal in huur te nemen. Zo zag men er een tiental jaren de leden van de enigmatieke Société littéraire, samengesteld
311
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 312
uit “membres écclésiastiques, civils et militaires” bijeenkomen; enigmatiek omdat wij steeds nog niet kunnen uitmaken wat dat curieus mengsel van geestelijken, burgers en vooral militairen er wel kon verrichten. Op de letterkunde, zoals hun benaming het nochtans zou laten vermoeden, zullen die heren zich niet erg toegelegd hebben, want er is ons van die kring geen enkele publicatie, tekst of zelfs manifestatie bewaard gebleven! Daar zetelden ook gedurende enkele jaren de Melomanen, tot dat zij in 1865 uitweken naar het hoekhuis van Zandberg en Nederpolder, het gewezen Ooglijdersgesticht.. Ook de leden van de “Union” maakten er vrij lang meer ruzie dan nuttig werk, hetgeen uiteindelijk op een scheuring in de maatschappij leidde, zodat twee cafébazen in plaats van één, er hun brood bij konden verdienen. Al die verenigingen die samen genomen honderden regelmatige en even zovele onregelmatige leden telden, brachten het gewenste klimaat aan onze stedelijke Kouter. Op zon- en feestdagen steeg de temperatuur van de gezelligheid en de zorgeloosheid – want wie had zich toen niet zorgeloos en veilig gevoeld wanneer hij de Garde civique voor generaal Ligy zag defileren – en werd de Kouter het grote rendez-vous van alle standen, van jong en. oud, want omzeggens niemand verliet de stad, zelfs niet in de warmgecatalogeerde zomermaanden. Op allen, Gentenaren en vreemdelingen, maakte de Kouter dezelfde sympathieke indruk. “Sous l’allée d’arbres qui borde la grand’place et le Grand Café, schreef een Fransman die Lodewijk XVIII te Gent gevolgd had, étaient disposés deux ou trois files de chaises, où venaient alternativement se reposer de jolies femmes. Autour d'elles papillonnaient des marquis, des vicomtes affublés d'une espèce de chapeu-claque...”. “Nog is onze Kouter, schreef Frans De Potter op het einde van de vorige eeuw, de grote vrijstermarkt van Gent en de paren komen er bijeen onder ‘t lommer van de boomen, tusschen de prachtige bloemuitstallingen onze hoveniers, onder de medeslepende tonen eener wals of onder het opwekkend gedommel van een pas-redoublé. Eene plaats, waar zovele jonge harten aan ‘t blaken zijn gegaan, waar zoo vele zuchten geloosd en zoo vele blikken van verlangen en verwachting gewisseld zijn, ‘t wonder dat het volk ze lief heeft”! Men vrijt niet veel meer op de Kouter, tenzij in de late uurtjes, omdat er nu duizend en een andere plaatsen zijn om dat niet voor Jan en alleman in volle stadscentrum te moeten tonen; maar ‘s zondags wandelt men er nog graag rond het middaguur wanneer bezwete muzikanten zich in trompetten en trombonen doodblazen om de wandelaars wat ontspanning te verschaffen. Spijtig genoeg heeft nog geen enkele fanfare luid of hard genoeg kunnen spelen of blazen om het
312
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 313
afschuwelijk kiosk dat er in, 1879 naar de plannen van Pauli werd gebouwd en maar niet wil wegroesten, in de lucht te doen vliegen. Vrijen is plezant en dansen is gezond, maar onze Kouter heeft nog andere feesten gekend dan het jaarlijks kloefkensbal, waarvan het eerste in 1844 doorging, in bijzijn van koning Leopold I.! Soms was de verlichting betoverend, als bv. bij de Blijde Intrede van Albrecht van Saksen en Maria-Christina van Oostenrijk, toen de Kouter met niet min dan 15.000 lantaarnen werd verlicht, of in 1803 toen Bonaparte met zijn echtgenote een bezoek bracht aan Gent. Het onthaal was zeer hartelijk omdat velen, de handelaars en nijveraars in de allereerste plaats, na al de uitspattingen van de Franse Republikeinen in Bonaparte de man van de orde, de rust en de welvaart dachten te mogen begroeten. Het nachtfeest hem op de Kouter aangeboden was de clou van de plechtigheden. Midden de Kouter had men een reusachtige tent, 140 voet lang, 45 breed en 40 hoog, opgetrokken, waar Bonaparte en zijn vrouw, de zwartharige Josephina, een uur lang verwijlden, terwijl “de plaetse, zo schreef de Gazette van Gend, rondom versierd was met verlichte arkades en festons”. Maar zelfs die feesten waren kinderspel vergeleken bij de grote tornooien, gaaischietingen en feesten van onze gilden. Hoe hoger wij in de tijd terugklimmen, des te weelderiger en grootser de feesten en plechtigheden. De Kouter was ten andere in die tijd veel ruimer en leende zich uitstekend tot die demonstraties van praal en machtsvertoon van hertogen en graven. In hun schitterende harnassen, op hun prachtig uitgedoste paarden, traden prinsen en edellieden in het strijdperk om op het eerste trompetgeschal de tegenstrever te lijf te gaan en te vechten tot de dood, spektakel waarop onze voorouders zo verlekkerd waren! De graven van Vlaanderen, de hertogen van Bourgondië, Keizer Karel, Filips II, woonden op de Kouter die toverachtige tornooien of “triomphen” bij, onvergetelijk schouwspel voor het oog, uitzonderlijk spektakel van kunde en handigheid. Hoe enig mooi moet het geweest zijn die ruiters te zien aantreden “ghewapent totten tanden, met ghesloten teelmetten, ende al met fluweelen rocx onder haer hernasch uut kyckende, al van colueren ende daerop gheborduert wel een palme breet, ende hadden plumaigiën...” Op die kleurrijke beschrijving van onze Kouter door Marcus van Vaernewijck, op die briljante evocatie van de schoonste momenten uit de kleine geschiedenis van ons feestplein, willen wij onze wandeling in zijn verleden besluiten om, zoals elke Gentenaar, onder het groene lover van de bomen, een rustige zondagwandeling midden de kleurentover, niet der barnieren en harnassen,
313
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 314
maar der bloemen te ondernemen... Dat de jongste verklaring van burgemeester Claeys over de bomen van de Kouter, op een bijeenkomst met plaatselijke journalisten, heel wat deining heeft verwekt en zeker niet met vreugde en geestdrift door de Gentse bevolking werd onthaald, zal wel niemand verwonderen. Gent, de bloemenstad, is arm aan bomen geworden. Het nijpend en met de dag ingewikkelder wordend probleem van verkeer en parkeergelegenheid heeft te dikwijls de bestaande bomen als eerste slachtoffers uitgekozen. Zo zagen wij ze met tientallen worden gerooid aan de Karel de Kerchovelaan, aan de Koning Albertlaan, aan het tuintje van de Bijloke waar de mooiste boom van de stad verdween, en op nog veel andere plaatsen, straten en lanen, maar tot op heden werden de bomen waarvan de Gentenaren het meest hielden, de olmen van de Kouter, gespaard. Zij hadden vast burgerrrecht verworven in de Arteveldestede, zij maakten deel uit van het Gents stadsgezicht, net als de torens van onze kerken, de gevels van onze historische gebouwen. Aan hun majestueuse bladerkruin heeft elke Gentenaar herinneringen uit zijn jeugd
“Morituri te Salutant� De laatse olmen...
314
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 315
vastgehangen. Hij heeft er gewandeld en gekuierd, gelachen en gedanst, gedroomd en gevreeën, hij is er gekomen aan vaders hand, heeft er bloemen gekocht voor Moederkensdag, voor een verjaardag, met Kerstdag of Nieuwjaar, hij is er komen lonken of knipogen naar de mooie meisjes, hij is er na de lange wintermaanden, doorheen het eerste groen ook het eerste lentezonnetje komen begroeten, hij heeft er de concerten bijgewoond, heeft er misschien zelfs een middagdutje op een bank gedaan. Met de duizenden planten en bloemen onder het groene gewelf, is de Kouter in het leven van elke Gentenaar, sedert verschillende geslachten, een brokje vreugde of hoop, een zonnestraal, een lichtpunt zelfs in tijd van oorlog of van droefheid. Maar geen Gentenaar die zich de Kouter zonder bomen kan indenken, als een kale plek tussen gevels waarvan velen, te velen de laatste jaren banaal zijn geworden en waarvan sommige die men aan ‘t optrekken is of wil optrekken, dit ereplein van de stad niet waardig zullen zijn. De Kouter zonder bomen zou voor de Gentenaar, ...zijn” Kouter niet meer zijn, dit plekje romantisme in de moderne stad, zoals dit greintje romantisme en poëzie dat zelfs in het hart van de meest geblaseerde moderne mens blijft moeien. Eilaas, de oude olmen of iepen, om het juiste woord te gebruiken. zijn ziek, doodziek, aangetast van een ongeneesbare kwaal. Vele onder hen hebben de laatste jaren hun houten pijp aan Maarten moeten geven, andere zien hun takken bij de minste stormwind afkraken, en bomen die schijnbaar nog gezond zijn, werden reeds door de zware kwaal aangetast. In deze omstandigheden en om redenen die wij infra zullen ontleden, heeft het stadsbestuur de principiële beslissing genomen alle bomen van de Kouter te rooien en door jonge bomen te vervangen. Het College heeft in deze gewichtige zaak het advies van de stedelijke Commissie voor Monumenten en Stadsgezichten willen inwinnen die eveneens, zij het mits zeker voorbehoud, het lichtsignaal op groen heeft gezet, zodat naar alle waarschijnlijkheid de olmen van de Kouter volgende maand voor de laatste maal hun groen lentekleed zullen aantrekken om dan in de komende herfst te worden gerooid. Waarom? Waarom deze radicale oplossing die iedereen pijnigt en die men slechts met tegenzin, om een erger kwaad te vermijden kan aanvaarden. Onze voorouders hebben gedurende eeuwen een Kouter zonder bomen gekend. Hij was een wapenplein, een paradeplein waar ook markten en schietoefeningen werden gehouden, zovele activiteiten die een open ruimte vereisten. Het is pas rond het midden van de XVIIe eeuw dat men voor het eerst tot een ordentelijke beplanting van de Kouter overging, zoals wij het vernemen van
315
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 316
een ooggetuige, de politiemeester Justus Billiet, wiens geschriften wij reeds menigmaal mochten aanhalen: ‘Dynsdag 16 december 1661, so waeren wij op den Peerdencautere om te besichtigen de dreven van de nieuwe gheplante lynden cortelynghe gheschiet’. Indien wij echter een oogslag werpen op oude tekeningen en prenten, zien wij dat de beplanting met veel fantasie gebeurde en dat er heel wat gaten in dit groene scherm voorkwamen. In de loop van de volgende eeuw, werd, zonder dat wij de juiste datum konden achterhalen, tot een nieuwe beplanting overgegaan, doch, te oordelen naar een schilderij van 1765, was het nogal povertjes, vooral aan de kant van de Hoofdwacht. Het was in 1822, ten tijde van het Hollands Bewind, toen de Kouter met zijn hotels, zijn restaurants en terrassen een gastronomische en mondaine Kouter was geworden, dat de gemeenteraad eens ernstig het probleem van de bomen aldaar ging bestuderen en op 25 februari een Commissie aanstelde bestaande uit de hh. Vispoel, Minne, Kervyn en Van Aelbroeck: “...que la plantation actuelle de la Place d’Arme soit entièrement renouvellée sur un plan régulier et qu’à cet effet, tous les arbres, tant vieux que récemment plantés, soient remplacés par de jeunes plants en tilleuls et marronniers sauvages alternativement”. Enkele maanden later diende de Commissie haar verslag in, en men liet het eerste ontwerp van een gemengde beplanting met linden én wilde kastanjebomen varen. Men gaf de voorkeur aan de linden, zoals dit reeds in de XVIIe en in de XVIIIe eeuw het geval was geweest. De linden hielden wat meer dan een halve eeuw stand. In de jaren 1870 was het echter voor de specialisten duidelijk dat deze bomen stilaan maar zeker aan ‘t wegkwijnen waren: had men ze te veel of te weinig gesnoeid, slecht verzorgd, niet tijdig de ziekte kunnen bestrijden? Men heeft het niet kunnen uitmaken, doch telkenjare, werden vanaf de maand juni of juli, de bladeren geel en zij vielen van de bomen nog voor de zomer ten einde was. Men besloot dan ook kordaat in te grijpen en al de bomen te rooien. De zaak verwekte heel wat deining in de pers en in de politieke middens maar in 1883 werden al de linden geveld. Hoofdzaak was nu tot een rationele beplanting over te gaan en de oorzaak te vinden van de kwaal die de linden had aangetast. Men schreef hem aan allerlei oorzaken toe: slechte grond, ongezonde lucht, gevaarlijke uitwasemingen van fabrieken, defec te gasleiding onder de grond, gebrek aan zorgen, enz. maar de ware oorzaak heeft men nooit kunnen achterhalen. Uiteindelijk besloot het college, na advies te hebben ingewonnen van een Commissie in dewelke deskundigen uit Parijs en Brussel zetelden, de grond
316
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 317
zorgvuldig te prepareren op anderhalve meter diepte en vier meter omtrek voor iedere boom, de aarde te vervangen en nieuwe bomen, olmen, te planten. Geen piepjonge bomen, maar grote, volwassen olmen die men ter plaatse bracht met een speciale wagen die de stad Antwerpen bereidwillig had afgestaan. De Operatie olmen – er waren juist geteld 99 bomen – kostte 92.000 goudfrank hetgeen in die jaren een aanzienlijk bedrag was. Zij hebben het gedurende 85 jaar volgehouden en daar het reeds volwassen bomen waren bij de beplanting, kan men gerust affirmeren dat de oudste olm van onze Kouter ouder is dan de oudste inwoner van Gent! Enkele onder hen zouden het wel nog een paar jaartjes kunnen uithouden, met af en toe een zware tak die op een wagen of een voetganger zou neerploffen. Reeds werd ruim een vierde van de bomen door jonge olmen vervangen die maar traag de hoogte en de breedte ingaan midden de hoogstammige ouderlingen. Ze voorts een voor een, naar gelang de oude sterven, vervangen, zou een slechte politiek zijn en binnen afzienbare tijd onze Kouter een triestig aspect schenken. Maar waarom werden al deze olmen ziek? Wel, heel eenvoudig omdat al de olmen in Europa ziek zijn. Het begon gedurende de eerste wereldoorlog ergens in Europa, en zoals de pest of de cholera zich gedurende de Middeleeuwen over gans de wereld had kunnen verspreiden, zo ook zette de epidemie zich van land tot land uit en tastte ook de olmen van de Gentse Kouter aan. Men noemt ze de Iepenziekte en omdat men ze voor het eerst in 1919 in Nederland min of meer wetenschappelijk vaststelde, de Dutch elm disease. Geen olmenlaan, geen olmenweg die er van gespaard bleef. De minste wonde aan de schors van de boom wordt hem fataal, en God alleen weet hoevele snijwonden men bij de versiering van de Kouter met de Gentse Feesten, Nieuwjaar en andere feesten, de oude olmen heeft toegebracht. Plots gaat de boom of gaan enkele takken aan ‘t verwelken, de bladeren vallen af, de takken breken en het is amen en uit met de mooie olm. Indien men een zieke tak afsnijdt of indien er een afbreekt, geraken de houtvaten op die plaats verstopt, er ontstaat een schimmel, Graphium ulmi genaamd of Ceratostomella (Ophiostoma) Ulmi, die door een verraderlijk diertje, de iepenspintkever, de grote kever scolytus scolytus, of de kleine, scolytus multistriatus, van boom tot boom wordt overgezet. Biologen. o.m. Dr Schwartz en Dr. Buisman hebben vruchteloos gepoogd naar een heelmiddel tegen de kwaal uit te kijken: de ziekte is zo erg dat geen insectendodend of ande product heil of genezing kan brengen. Alle olmen van de traditionele soort zijn vanaf hun geboorte ter dood veroor-
317
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 318
deeld. Het enig redmiddel was een nieuwe, zeer resistente soort iepen te kweken. Ook de Plantsoendienst van de stad Gent heeft er zich enkele jaren geleden een flink lot van aangeschaft, met het oog op een herbeplanting van de Kouter. In 1962 werden aldus 130 olmen aangekocht en geplant op de kwekerij te De Pinte. Men heeft ze om de twee jaar verplant en zij zijn thans ca 3 m. onder de kroon, Âą 4,50 m. boven de kroon, met een kroonbreedte van Âą 2 m. en een stamomtrek van Âą 22 cm. Het is nu de laatste maal dat zij kunnen verplant worden en het is dan ook hetgeen het stadsbestuur heeft aangezet tot het rooien van de bestaande iepen over te gaan ten einde de definitieve planting van de jonge bomen in de eerstkomende herfst mogelijk te maken. Het standpunt van de stedelijke Commissie is enigszins verschillend: zij heeft zich neergelegd bij het des- en vakkundig opgesteld ziekte-bulletin, maar zij wenst dat bij de herbeplanting zou uitgekeken worden, hier of elders, naar volwassen resistente olmen. Aldus zou de overgang van het huidig uitzicht van de Kouter naar zijn nieuw aspect minder brutaal zijn. En inderdaad het is niet omdat men te De Pinte over een gros piepjonge olmen beschikt die op andere plaatsen van de stad welkom kunnen zijn, dat niet alles in het werk moet worden gesteld om een honderdtal volwassen olmen te vinden. Het zijn toch geen witte raven die men zoekt, en wie zoekt vindt, ook de nodige resistente en grote olmen. Pierre Kluyskens
318
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 319
WEL EN WEE IN EN NABIJ GENT - SINT-PIETERS DEEL 1 (1912 - 1918)
VOOR U VERZAMELD UIT 31 600 EDITIES VAN DE GAZETTE VAN GENT
Je kan er donder op zeggen dat bij de aanvang van een nieuwe eeuw in Gent het “stationssyndroom” opduikt. Dat was zo van 1909 tot 1913 en thans hebben “ze” in Sint-Pieters-Aaigem en de omgeving van het Maria-Hendrikaplein weer prijs. Het einde van de werken is nog lang niet in het verschiet, maar naar algemeen wordt aanvaard, belooft het resultaat ronduit verbluffend en spectaculair te zijn, een stad als Gent meer dan waardig. Vier afleveringen lang, verspreid over de jaren 1912-1940, zullen we U trachten te boeien met een greep uit de vele lotgevallen die in het station of de buurt daar omheen treingebruikers en omwonenden positief of negatief wisten te beroeren...
20 november 1912 De nieuwe statie Gent-Sint-Pieters is gisteren om 4 uur in de morgen zonder enig ceremonieel in dienst gesteld door de aankomst van de internationale trein uit Oostende naar Keulen en Baden. Als wij zeggen dat de beambten van de statie, van de hoogste rang tot de laagste, bij de aankomst van de trein recht stonden, dan komt dat kortweg door het ontbreken van de nieuwe meubelen voor de verschillende diensten die er overgebracht zijn. Men zal er zich voorlopig moeten behelpen met oude kasten en dergelijke uit de voorlopige statie die weldra moet verdwijnen. Ze is dus geopend, maar ver van volkomen gereed. Van de zeven voorziene winketten zijn er voor het ogenblik maar drie geopend, één voor de spoorwegkaarten en ticketten, één voor de telegrammen en brieven met spoedbestelling en één voor het reisgoed. Als enige meubilering staan een paar kastjes voor de kaarten en een tafeltje met een telegraaftoestel. De inrichting van het postbureel is niet gereed gekomen en de postdienst is nog niet in de statie ondergebracht. 319
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 320
De gebouwen zelf zijn voltooid en bieden een prachtig geheel met muren in steen van verschillende kleuren en grootse versieringen van wanden en gewelven, waarop in grafiet zichten zijn afgebeeld uit provinciĂŤn en voorname steden van BelgiĂŤ. De grote onderaardse doorgang die door trappen al de verschillende sporen zal bedienen, is geheel en al voltooid. Men bereikt de gang langs een zevental treden, vermits hij hoger gelegen is dan de eigenlijke wandelzaal van de statie. Voor het ogenblik worden nog maar vier spoorbanen gebruikt. Men werkt nu dapper aan het ophogen van het oude baanvak, teneinde zo spoedig mogelijk het getal bruikbare sporen te vermeerderen. Men is ook naarstig bezig met het bouwen van grote schuilhuizen om de voorlopige, houten daken te vervangen. We zagen heden morgen twee werklieden die boven in de toren die het statiegebouw bekroont aan de arbeid waren. Zou het onmisbare uurwerk er nu toch komen? Wij hopen het. Op de grote vlakte die zich voor de statie uitstrekt waren stadswerklieden, aardewerkers en kasseileggers volop doende met het in orde brengen van de openbare wegenis. Met bevreemding stellen de nieuwsgierigen vast dat de grote hangaar, die in de nabijheid van de statie opzettelijk voor de standplaatsrijtuigen gebouwd werd, onbezet blijft, terwijl de koetsiers zich met hun rijtuigen langs het statiegebouw opstellen.
14 december 1912 Sedert gisteren is in de statie Gent-Sint-Pieters het postbureel Gent 10 geopend, rechts van de ingang voor reizigers. De postmeester is de heer Van Beneden, die vroeger het bureel aan de Kortrijksesteenweg bestuurde. De winketten zijn op werkdagen open van 7 tot 7 uur, op zon- en feestdagen van 9 tot 11 uur.
20 december 1912 Men zal ten spoedigste moeten zorgen voor een degelijke verlichting van de grote plaats voor de nieuwe statie Gent-Sint-Pieters. Men heeft daar in de laatste tijd verscheidene modellen van lantaarns beproefd, de ene al sierlijker dan de andere en daar is het tot nu toe bij gebleven.
320
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 321
23 december 1912 Het spoorwegdepartement heeft besloten de onderaardse gangen van de SintPietersstatie ook langs de kant van de Sint-Denijslaan te doen openen, teneinde voor de vreemdelingen de toegang tot de Wereldtentoonstelling te vergemakkelijken.
7 januari 1913 Om voor de vreemdelingen de bezoeken aan de merkwaardigheden van de stad te vergemakkelijken werden in de statiën Gent-Zuid en Gent-Sint-Pieters zichten geplaatst van stedelijke en provinciale historische aantrekkelijkheden. Aan de uitgang van de Sint-Pietersstatie vernemen ze door twee opschriften in vier talen, waar ze hun reiskaartje moeten afleveren, dat het inlichtingskantoor gevestigd is in de grote hal van de Wereldtentoonstelling en welke de eerste merkwaardige gebouwen zijn die ze te bezoeken hebben.
17 maart 1913 Het departement van financiën heeft in overeenstemming met dat van de spoorwegen besloten, in de statiën Gent-Zuid en Gent-Sint-Pieters voorlopige douaneburelen in te richten, om de personen die de Wereldtentoonstelling bezoeken toe te laten er hun reisgoed te doen controleren, indien dat door de buitengewone omstandigheden niet zou gedaan zijn aan het grensbureel.
20 april 1913 De minister van spoorwegen heeft in de statiën Gent-Zuid en Gent-SintPieters een lokaal ter beschikking gesteld van het bestuur der Wereldtentoonstelling, om er een inlichtingsbureel te installeren voor het bekomen van een tijdelijk verblijf in de stad. In de statie Gent-Sint-Pieters zal in de linkervleugel een lokaal worden ingericht voor het Werk ter Huisvesting van Jonge Meisjes.
24 april 1913 Het spoorwegbeheer heeft besloten aan leden van maatschappijen die naar de Wereldtentoonstelling reizen, kaartjes tegen halve prijs af te leveren, uitsluitend geldig voor of uit Gent-Sint-Pieters, zo voor de heen- als de terugreis.
321
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 322
Foto’s 1913.
322
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 323
* Wereldtentoonstelling te Gent van 26 april tot 3 november 1913.
26 april 1913 De stedelijke beplantingsdienst heeft één der pleinen voor de statie Gent-SintPieters in een zeer lieve square veranderd. De statie wordt langs binnen versierd met azalea's en andere planten. De lange gaanderij onder de opgehoogde spoorbaan is bezet met laurierbomen in groene kuipen, die een zeer lief zicht aanbieden. De kaai waarlangs de koninklijke trein om 2 uur 30 moet aankomen is mee met bloemen versierd.
2 mei 1913 Eergisteren viel rond 11 uur in de morgen de bliksem op de statie Gent-SintPieters. Hij drong langs de deur in het postbureel en vertrok langs een venster zonder enige schade te hebben aangericht. Alleen deed hij een pak brieven uit de handen van een briefdrager op de grond vallen.
1 juli 1913 Wat een goed gedacht kan geven van het talrijk bezoek aan de Tentoonstelling, is de statistiek van de aankomst der reizigers in de statiën van Gent. Gewoonlijk komen op zondag langs de Zuidstatie 7 000 tot 8 000 personen naar de stad. Dit aantal steeg nu tot 14 000, waarvan 2 700 leden van maatschappijen. Te Gent-Sint-Pieters waren er zondag 16 000 reizigers, waarvan 2 093 leden van verenigingen. In beide statiën moesten talrijke bijzondere treinen worden ingericht.
26 juli 1913 De plaats voor de statie Gent-Sint-Pieters komt langzamerhand geheel in orde. Juist voor de hoofdingang heeft men op de hoeken van een groot vierkantig plein ronde vlakken opengelaten. Daarin komen in gekleurde mozaïek allegorische afbeeldingen voor van voorname Gentse nijverheden: het weven, het spinnen, de metaalnijverheid en de hofbouw. De standplaats voor rijtuigen naast het mozaïekplein blijft door de huurkoetsiers verlaten. Alhoewel ze overdekt is, moet het stationeren er trouwens niet aangenaam zijn, want deze week geleek zij op een echte waterplas!
323
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 324
17 september 1913 Gisteren heeft men in de Sint-Pietersstatie drie elektrische ophaalbakken in werking gesteld. Tot nu toe moesten al de reisgoederen door de werklieden langs de trappen op en neer worden gedragen.
4 oktober 1913 Op de Maria-Hendrikaplaats is thans de prachtige mozaĂŻekvloer met allegorische beelden voltooid en het geheel wordt door elkeen bewonderd. Men klaagt echter algemeen dat er te weinig banken zijn.
3 november 1913 Sluitingsdag van de Wereldtentoonstelling.
9 november 1913 Het stadsbestuur heeft op de prachtige Maria-Hendrikaplaats een zestal rustbanken doen stellen. Men heeft reeds gesproken over een gepaste locatie om er na het sluiten van de Wereldtentoonstelling de prachtige beeldengroep Het Ros Beyaert van de heren De Beule en Ingels over te brengen. Men kan in de stad geen betere plaats vinden.
9 februari 1914 Terwijl aan de ene kant de bewoners van Gent-Zuid ijverig werken voor het behoud van hun statie, spannen alle belanghebbenden van Gent-Sint-Pieters zich niet minder in om er op aan te dringen dat de prachtige lokalen van hun wijk meer en meer zouden gebruikt worden. Zo klagen zij er over dat dagelijks 42 treinen door hun statie rijden zonder er te stoppen. Dit heeft voor gevolg dat talrijke personen van de wijk der Kortrijksepoort zeer dikwijls verplicht zijn zich per tram naar de Zuidstatie te doen voeren.
14 februari 1914 Het schepencollege heeft in overleg met de staat de bepalingen vastgesteld van een bijgevoegde overeenkomst van 29 juli 1912 aangaande de inrichting
324
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 325
van de standplaats der huurrijtuigen aan de statie Gent-Sint-Pieters. De stad zal op kosten van de staat wijzigingen uitvoeren aan de riolen van de MariaHendrikaplaats, om de afloop van het water te verzekeren rechts van het schuildak. Volgens de bepalingen van een overeenkomst met de stad koopt het spoorwegbeheer een strook grond aan de Clementinalaan, bestemd voor het bouwen van een woning voor de statieoverste.
10 maart 1914 De personen die in de omgeving van de Afsneestraat wonen klagen geweldig dat de waakzaamheid daar erg te wensen overlaat, vooral op het terrein van de staatsspoorwegen. Zodra de duisternis invalt ziet men kerels de ijzeren afsluiting van de spoorbaan overklimmen, om kort daarna met een buit terug te keren en rechten te doen eerbiedigen, door gelijktijdig de noodwendigheden van de oude wijken en degene van de nieuwe wijk Gent-Sint-Pieters te behartigen. Het heeft zijn werkzaamheden aangevangen met bezoeken aan de Gentse senatoren en volksvertegenwoordigers van de drie partijen, die allen hun steun hebben beloofd.
10 juni 1914 Dinsdagavond vergaderden in de gelagzaal van het HĂ´tel Cosmopolite aan de Albertlaan een groot aantal inwoners van de wijk om over te gaan tot het stichten van een Comiteit ter Verdediging der Belangen van de Wijk Gent-SintPieters. Het voorlopig bureel werd voorgezeten door de heer advocaat L. De Bie, bijgestaan door de heren J. Legrand en E. Vander Mensbrugghe. Het hoofddoel van de vergadering betrof niet de tegenwerking van de groep Gent-Zuid, maar te trachten te bekomen dat al de treinen die door Gent-SintPieters rijden er zouden stoppen om de reizigers toe te laten op of af te stappen. Uit verscheidene inlichtingen door aanwezigen verstrekt blijkt, dat dagelijks 30 tot 40 treinen door de statie rijden zonder er stil te houden. Zelfs zijn er die in de Sint-Pietersstatie stoppen, maar de reizigers mogen niet afstappen. Men besloot dat in dit alles zo spoedig mogelijk moet worden verholpen en daarom is het nodig dat de belanghebbenden zich verenigen. Enkele sprekers vonden dat men zich ook tot het stadsbestuur moet wenden om meer leven en nering te brengen in de nieuwe wijk, die zoals het Zuiderkwartier te Antwerpen geroepen is om een nieuwe stad te worden.
325
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 326
Een aanwezige meende zelfs dat de aangekondigde handelsfoor zou moeten ingericht worden op het nieuwe plein voor de statie, in plaats van in die achterhoek van de gewezen dierentuin aan Gent-Zuid. De kwestie van een wekelijkse bloemenmarkt op het plein blijft trouwens ook in de onderhandelingen met het stadsbestuur steken.
30 juli 1914 Door het uitbreken van de Oostenrijks-Servische oorlog heerste gisteravond een buitengewone beweging aan de statiën. De binnengeroepen verlofgangers en de soldaten van de hogeschoolcompagnie vertrokken met de avondtreinen. Het eerste linieregiment, waarvan nog twee bataljons te Gent verblijven, kreeg gisteren het bevel de staf in de garnizoensplaats Ath te gaan vervoegen. De voorwacht rukte onmiddellijk op en zat reeds in de statie Gent-Sint-Pieters in de trein, toen het tegenbevel kwam. De twee bataljons vertrekken pas heden in de vroege morgen.
1 augustus 1914 In de stad hoort men over niets anders spreken dan de algemene mobilisatie en Duitsland dat op oorlogsvoet is. Gisteren zijn in de Sint-Pietersstatie zes bereden batterijen van het eerste artillerieregiment uit Oostende aangekomen. De kanonniers werden met hun stukken naar de Citadellaan gestuurd, waar de caissons aan de zij-uitgang van de Leopoldskazerne met het voorgeschreven aantal houwitsers volgeladen werden. Daar bevonden zich heel wat nieuwsgierigen. In de statiën van Gent-Sint-Pieters en Merelbeke stonden gisternamiddag een groot aantal wagons gereed voor het vervoer van paarden, kanonnen en troepen. In Gent en omstreken werden oproepingsbrieven rondgedragen door politieagenten, nachtwakers en veldwachters. Vanaf 7 uur heerste er een buitengewone bedrijvigheid in de statiën. Aan Gent-Sint-Pieters vertrokken nu en dan troepjes soldaten. Verscheidene ambulancewagens kwamen toe welke dienst zullen doen in geval het nodig is. Ze werden naar de kazerne op het Sint-Pietersplein gevoerd.
3 augustus 1914 In de nacht van zaterdag op zondag sliep een deel van de binnengeroepen derde lansiers van Brussel onder de blote hemel op de Maria-Hendrikaplaats. Tussen 3 en 5 uur ‘s morgens vertrokken vier bijzondere treinen uit Gent-Sint-
326
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 327
Pieters met soldaten in bezetting te Gent, in bestemming naar de grenzen. Zondagnamiddag zijn 400 geniesoldaten aangekomen. Ze werden gekazerneerd in de katholieke school van de Kortrijksestraat. * Op 4 augustus vielen Duitse troepen aan de oostgrens BelgiĂŤ binnen.
4 augustus 1914 Aan de statie Gent-Sint-Pieters wachtte een talrijke menigte de eerste gekwetsten af, alhoewel verschillende hooggeplaatste personen hen verzekerden dat daar niets van was. Rond 9 uur 30 verliet de voorwacht van het tweede linie de kazerne om van daar naar de grens te vertrekken. Om 10 uur vertrokken de nog in de stad verblijvende kanonniers. De officieren groetten de menigte die in dichte scharen met het leger meeliep naar de statie. Het zag er zwart van het volk en de geestdrift die daar heerste was niet te beschrijven. De laatste afscheidsgroeten waren zeer aandoenlijk. Om 11 uur 30 trokken de soldaten de statie binnen, nog steeds begroet door het gezang van het volk en de kreten Leve het leger! Leve BelgiĂŤ!
6 augustus 1914 Gisteren werd de wijk van de Sint-Pietersstatie geheel in rep en roer gesteld. Rond 4 uur 30 in de namiddag kwam een talrijke menigte afgezakt naar de Maria-Hendrikaplaats. Men wist dat daar een Duitse haarsnijder woont die tevens sigaren en andere rookartikelen verkoopt. Eensklaps werd het uitstalraam stuk geslagen, maar wat erger was, de gehele inhoud van het magazijn werd geplunderd. De politie, onder leiding van de heer commissaris Piron, kwam spoedig ter plaatse en kon geholpen door burgers, veertien kerels aanhouden die in hun zakken nog gestolen koopwaren hadden. Een celrijtuig en een drietal andere brachten de aangehoudenen naar het gevang. Zij werden nog dezelfde avond naar het paleis van justitie gevoerd en verhoord. Onder hen was een jongen van dertien jaar.
7 augustus 1914 De laatste reservetroepen die zich nog in de stad bevonden en ondergebracht waren in scholen in de Kortrijksestraat en de Van Monckhovenstraat moesten heden morgen om 6 uur in de statie Gent-Sint-Pieters vertrekken. De burger-
327
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 328
wacht is thans gelast met het bewaken van de spoorwegviaducts en bruggen.
12 augustus 1914 Gisteravond zijn rond 11 uur in de statie Gent-Sint-Pieters 3000 jonge vrijwilligers uit Mechelen aangekomen. Zij werden ondergebracht in de grote zaal van het Feestpaleis, waar een aantal Boy-Scouts als slaapgoed voor de nodige bussels vers stro hadden gezorgd. De jongelingen zullen hier verder geoefend worden om dan de leemten aan te vullen van de 9° en 12° linieregimenten.
15 augustus 1914 In Gent-Sint-Pieters, de grote doorgangsstatie Brussel - Oostende, zijn reeds 45 treinen geschorst. Gisteren vertrokken nog twee treinen met vrijwilligers, één naar Oostende en één naar Mechelen. Al de treinen die te Gent aankwamen of uit de stad vertrokken zaten en stonden bomvol reizigers die zieke of gewonde soldaten gingen bezoeken of familieleden kwamen gerust stellen.
20 augustus 1914 Woensdagnamiddag kreeg het bestuur van het Rode Kruis van de krijgsoverheid bericht dat de ambulance in het Flandria Palace Hotel onder militair bestuur werd geplaatst, teneinde een duizendtal gekwetsten te kunnen opnemen die uit Leuven en Brussel worden gezonden. De Maria-Hendrikaplaats stond zwart van het volk, in bedwang gehouden door de burgerwacht. De menigte groette stilzwijgend de aangebrachte gekwetsten. Er waren er van alle wapens, ook gendarmen. In de loop van de nacht zijn ontelbare treinen, bestaande uit locomotieven en ledige wagons, langs Gent-Sint-Pieters naar Oostende gestoomd. Er was een trein bij van 45 wagons en een andere van 16 aaneengekoppelde locomotieven.
22 augustus 1914 Het is een feit dat het grondgebied van onze provincie door de vijand betreden is geworden. In de statie Gent-Sint-Pieters stond het gistermorgen vol locomotieven en wagons welke het spoorwegbeheer naar Noord-Frankrijk zal sturen. Al de klaarstaande treinen werden zoveel mogelijk naar Antwerpen,
328
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 329
Brugge en Oostende gestuurd.
5 september 1914 Rond 8 uur 45 ontwaardde men plots boven de nieuwe spoorweglijn Brussel - Gent een aeroplaan die in de richting van de stad stuwde. Een eindweg boven de statie Gent-Sint-Pieters gekomen beschreef het luchttuig plots een bocht en de vijandelijke vlieger scheen de richting van het oosten te nemen. Plots zag men uit het toestel een klein zwart stipje werpen, het was een bom. De massa die op een aanzienlijke afstand van de Henleykaai stond, hoorde eensklaps een allergeweldigste knal. De bom was op het dak van het magazijn Dutry-Massy neergekomen. Uit de vaststelling bleek het om een handgranaat te gaan. Men is overtuigd dat de bom bedoeld was voor de spoorlijn Brussel Gent, ter hoogte van de statie.
5 oktober 1914 Teneinde plaats te maken voor andere gekwetsten zijn in Antwerpen de hospitalen ontruimd en 600 werden naar de gasthuizen van Gent overgebracht. De trein werd in de statie Gent-Sint-Pieters dadelijk door juffers, dames en leden van het Rode Kruis omringd, die de soldaten lekkernijen en sigaren aanboden. Bijzonder werden de Engelse juffers opgemerkt, die heel de nacht op hun post waren gebleven en deze niet vroeger verlieten om wat rust te nemen, vooraleer zij wisten dat hun aanwezigheid enige uren kon gemist worden.
6 oktober 1914 Sedert gisteravond moeten al de reizigers die te Gent-Sint-Pieters afstappen, aan de aldaar op wacht staande gendarmen een paspoort of een ander identiteitsbewijs vertonen.
8 oktober 1914 Honderden stuks veldgeschut zijn gisteren langs de spoorweg door Gent-SintPieters getrokken. Jonge agenten van de wijk, waarvan enkele in burgerkledij, werden naar daar gezonden om de aankomst af te wachten van Franse marinefusiliers Drie regimenten reservisten, onder het bevel van admiraal Ronarch, kwamen uit de statie en werden door de aanwezigen luidruchtig begroet. De Fransen riepen Vive la Belgique en trokken op naar de Brusselsesteenweg
329
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 330
om er in de omgeving van Melle de Schelde te gaan verdedigen.
12 oktober 1914 Heel de avond was er in de stad een grote troepenbeweging. Meest al de soldaten, Verbondenen en Belgische, verlieten de stad in allerlei richtingen langs de statiĂŤn Gent-Zuid en Gent-Sint-Pieters. Ook talrijke buurttrams werden daartoe gebruikt. De ontruiming duurde voort tot er geen enkele soldaat meer te Gent was. * De stad Gent werd op 12 oktober 1914 door de Duitse troepen bezet.
14 oktober 1914 De spoorwegbruggen van de lijn Brussel - Oostende over de Leie en de Schelde zijn in de lucht geblazen. Alle vervoer moet te voet of per voertuig geschieden.
30 oktober 1914 Duitse ambulanciĂŤn zijn ingericht in het Flandria Palace Hotel en zijn afhankelijkheden, alsook in de lokalen van Gent-Sint-Pieters, het Feestpaleis in het park en de beide restaurants aldaar. Op de gebouwen door de Duitsers betrokken en de uurwerken in de statiĂŤn is het Duitse uur ingevoerd, 55 minuten voor op het Greenwichuur.
2 november 1914 Gisteren werd door Duitse spoorwegbedienden en werklieden van de spoordienst de ijzeren weg tot aan Brugge volledig hersteld. Daardoor kunnen de Duitsers nu alles per spoor verzenden van Gent-Sint-Pieters tot Brugge. Het gewone reizigersverkeer per trein is thans geschorst.
4 november 1914 Het verkeer over de Maria-Hendrikaplaats is volkomen verboden zone geworden wegens het aanbrengen en wegvoeren van Duitse soldaten in en uit het Flandria Palace. Dagelijks komen treinen met gekwetsten voor een kort verblijf in het Feestpaleis of de normaalschool. Begeleid door een muziekkorps marcheren ze dan weer naar de statie, om verder te trekken naar het westelijk front. 330
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 331
Duitse bezetting 1916.
331
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 332
16 november 1914 In de statie Gent-Sint-Pieters is gisteren een trein uit Kortrijk binnengekomen waarop ook burgers waren toegelaten. De reis kost 10 centiemen per kilometer, gaan alleen. Kortrijk is 46 kilometer van Gent verwijderd, zodat het gaan en keren 9,20 frank kost. Voor die reis betaalde men in gewone tijden, 2,80 frank, gaan en keren.
2 december 1914 Langs de statie Gent-Sint-Pieters worden bijna dagelijks Duitse troepen en materialen naar het westelijk front gevoerd.
2 maart 1915 Er rijden thans regelmatig treinen tussen Gent-Sint-Pieters en Brussel-Noord. Men kan verscheidene uren in de hoofdstad vertoeven en om 10 uur terug zijn. Eens de prijs van de biljetten vermindert zal elkeen van de reisgelegenheid willen gebruik maken, zeer tevreden de weg in twee uren af te leggen. Vroeger mocht daar naar het oordeel van de reizigers nog geen uur worden aan besteed. Wij moeten bekennen dat de reis van Gent-Sint-Pieters naar Brussel met de spoorweg in normale voorwaarden geschiedt. Voor de reizigers die rechtstreeks naar Brussel moeten is er alleen het ongemak, dat het een boemel- of lokaaltrein betreft die in het algemeen belang, in alle gemeenten stil blijft staan. Bij de terugkeer ‘s avonds naar Gent zijn de wagons verlicht bij middel van kleine blikken doosjes, waarin kaarslampjes branden.
10 september 1915 Enige dagen geleden kwamen verscheidene Belgische soldaten in de statie Gent-Sint-Pieters aan. Op een patrouilletocht aan de Yzer waren zij door de Duitsers gevangen genomen. Het waren krachtige, gezonde jongens van 20 tot 21 jaar, die reeds sedert het begin van de oorlog te velde getrokken waren, later in Frankrijk werden geoefend en in het soldatenpak gestoken. Met behulp van de Duitse militaire overheid was het mogelijk in de hal van het Feestpaleis een kort weerzien te bewerkstelligen tussen de soldaten en hun familiebetrekkingen die tijdig bericht ontvingen.
332
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 333
9 november 1917 De 21 jarige Alfons Van Opbroeck, gehuisvest te Ronse, is in de SintPietersstatie over de omheining gesprongen langs de kant van de SintDenijslaan. De jongeling kwam vijf meter lager op de straatstenen terecht en werd na de nodige verzorging met zware inwendige kneuzingen naar het gasthuis overgebracht. * De Duitse bezetter trok zich uit Gent terug tussen 1 en 11 november 1918.
4 november 1918 In de week van 20 tot 26 oktober werden in de stad tientallen bruggen door de Duitse genie ondermijnd en van obussen voorzien, om ze bij de aftocht op te blazen. Vrijdag 1 november, hoogdag van Allerheiligen, werden tijdens de hoogmis in de kerk van Sint-Pieters-Aalst oorverscheurende slagen gehoord. De Duitsers hadden de spoorbanen in de Sint-Pietersstatie in de lucht doen vliegen. De doorgangen voor de reizigers waren ingestort, de viaducten aan de Krijgslaan en de Kortrijksesteenweg vernietigd en de tunnel naar de Voskensstraat op twee plaatsen zwaar beschadigd. Op 2 november begon hun algemene verhuis. De avond voordien hadden ze nog de Stropbrug en de Snepbrug doen springen.
13 november 1918 Overal is men nieuwgierig te weten hoe het staat met de bruggen in de stad. Er zijn geen andere gesprongen dan spoorwegbruggen en viaducten. Daar zijn de wegen die er onder lopen versperd. Men is volop bezig met de opruimingswerken. Overal worden openingen gemaakt waar weldra rijtuigen door zullen kunnen.
29 november 1918 Woensdagavond is rond 7 uur brand uitgebroken in de Sint-Pietersstatie. Een houten barak die op de sporen stond is de prooi der vlammen geworden. De pompiers hebben verdere uitbreiding voorkomen.
333
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 334
3 december 1918 In afwachting dat men nabij Gent-Sint-Pieters de spoorwegbruggen kan herbouwen is men bezig een voorlopige lijn aan te leggen beneden de spoorwegdijk, van de Stropbrug langs de Stropstraat en de Clementinalaan tot voor de Sint-Pietersstatie. Daardoor is de tramdienst langs daar voorlopig afgeschaft. De heer burgemeester Braun heeft in de zitting van de stedelijke raad verklaard, dat de stad werken laat uitvoeren voor het spoorwegbestuur, omdat de heer minister bevel heeft gegeven om de herstellingen zo spoedig mogelijk aan te vangen.
18 december 1918 Zondag 15 december hebben voor het eerst treinen gereden tussen Merelbeke en Gent-Sint-Pieters. Zij rolden over de nieuwe viaduct van de Hundelgemsesteenweg te Ledeberg, over de voorlopige Stropbrug en het noodspoor langs de Stropstraat en de Clementinalaan tot voor de statie aan de Maria-Hendrikaplaats. Wanneer aan De Snep de noodbrug over de Leie gelegd is, zal langs de Afsneelaan op de goederenkoer verder gereden worden naar de statie te Drongen.
25 december 1918 Het verkeer betert stilletjes aan. De treinen worden talrijker en ze rijden langs om regelmatiger. Het gaat het slechtst in de omtrek van Gent omdat de spoorlijnen, bruggen en viaducts op tamelijk grote afstand vernield zijn geworden. De militaire genie werkt echter snel en doelgericht en er zijn zo goed als overal noodbruggen en noodlijnen aangelegd, zodat al de lijnen die in Gent samenlopen met elkander verbonden zijn. Zo rijdt men reeds van Brugge naar de Sint-Pietersstatie en van Snepbrug naar Ledeberg en Merelbeke, vanwaar men in verbinding is met Gent-Dampoort. Erik De Keukeleire
Fragmenten uit "Station Gent-Sint-Pieters (1832-1940)" - 380 pagina's - 2008 - uitgaven in eigen beheer.
334
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 335
VERGETEN GENTSE SCHRIJVERS: FRÉDÉRIC DE SMET (GENT 1876 – GENT 1948) KUNSTSCHILDER, KUNSTCRITICUS.
Frédéric Emile De Smet werd geboren te Gent in 1876 in de Zuidstationstraat. Zijn vader Jean Auguste was fabrikant. Frédéric woonde vanaf 1931 in de Egmontstraat 11. Hij was de achterkleinzoon van architect Louis Roelandt (Nieuwpoort 1786 – Gent 1864), de belangrijkste stadsarchitect in de periode van het classicisme. Frédéric komt uit een intellectueel en artistiek gezin. Zijn familie was verwant met de families Van Overstraeten en Geefs. Frédéric De Smet was leerling aan het Sint-Amand Instituut en tegelijk leerling aan Sint-Lucas Gent. Daarna, van 1893 tot 1897, van Jean Delvin aan de Gentse Academie (klasgenoten waren o.a. Oscar Colbrandt, Hippolyte Daeye, Alfons Dessenis, Julius De Praetere, Léon en Gustave De Smet). Tenslotte volgde hij ook nog de lessen aan het Hoger Instituut te Antwerpen. Hij was tevens leerling van Frédéric De Smet 1876 - 1948. 335
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 336
beeldhouwer Mast, van Van der Stappen te Brussel en Julian te Parijs. Hij verbleef ook zes maanden in Italië. Hij schilderde, tekende en beeldhouwde. Hoofdzakelijk marines., die hoog gewaardeerd werden. Hij kende alle groten van zijn tijd: Verhaeren, Lemonier, Meunier, Auguste Rodin, zelfs Sarah Bernardt. In 1897 en 1900 dong hij mee naar de Prijs van Rome, in 1900 ook naar de Godecharlesprijs voor beeldhouwkunst. Van 1905 tot 1910 woonde hij te Parijs. Daarna werd hij noodgedwongen directeur van een jutefabriek te Temse (1910-1919). Hij speelde ook muziek: violoncello. Zijn grafisch gedicht "La Mer", in wit-zwart, dat hij realiseerde na een langdurig verblijf tijdens een winter aan zee, werd vergeleken met de gravures van Gustave Doré. Hij stelde tentoon te Antwerpen, Kortrijk, Doornik... doch slechts één keer te Gent in de Cercle Artistique et Littéraire, waarvan hij secretaris was. Frédéric De Smet was, naast plastisch kunstenaar, in de eerste plaats een kunstcriticus: Bien-Public, Savoir et Beauté, Flandre Littéraire, Gand Artistique. Als kunstcriticus had hij permanent behoefte aan gegevens en degelijke documentatie over kunstenaars en hij stelde de regering voor een dergelijke volledige lijst van alle Belgische kunstenaars op te stellen in een Jaarboek... maar minister Nolf is daar niet op ingegaan. Waarschijnlijk ligt zijn voorstel aan de basis van zijn eigen zeer uitgebreide verzameling documenten. Hij maakte deel uit van talloze jury’s, o.a. die van de Driejaarlijkse Gentse Salons; hij was lid van een lange lijst kunstgenootschappen; hij was verantwoordelijk voor tentoonstellingen in de Cercle Artistique et Littéraire. Hij hield zich ook actief bezig met hulp aan kunstenaars. Een man van kunst in de meest letterlijke zin van het woord. Hij liet een zeer uitgebreid, alfabetisch geordend, archief na over Belgische en Europese kunstenaars. Het bevindt zich in de HandschriftenzaaI van de universiteitsbibliotheek van Gent. Hij schreef monografieën over Gustaaf Vanaise, Albert Baertsoen, Emile Claus, James Ensor, Georges Buysse, Théophile Lybaert, en verder nog Het werk van de kunstverdienste (over auteursrechten), Les Arts et Métiers, L’art religieux, Valentin Vaerewijck. Son oeuvre, 1932. Hij was lid van het Museum voor Schone Kunsten te Gent. Hij was ook lid van de Commissie, voor Monumenten. Daniël Van Ryssel LITERATUUR Job, H. Keurvels, G. Chabot, L. Maeterlinck, A. Cavens, L. Van Puyvelde, A. De Rudder, Frédéric De Smet, Gand Artistique, nr. 11, november 1925, p. 225 - 244. Fra Diavolo, Frederik De Smet een veelzijdig man, De Dag, 17 maart 1939.
336
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 337
GENTSE MEMORIEDAGEN: 20-21-22-23 DECEMBER
20 December 1754 De erfgenamen van Philippe Papejans de Morchoven verkopen zijn eigendom op de Kouter aan Hector Falligan d’Aubuisson.
20 December 1817 De rijke bibliotheek van de gewezen Baudeloo-abdij wordt overgedragen aan de Universiteit.
20 December 1942 Dood van Arnold Vander Haeghen, lid van een familie die toch heel wat betekend heeft voor Gent. Hij werd geboren op 19 Januari 1869. Het begon met Désiré die hier geboren werd in 1797 en de stichter was van de voornaamste drukkersfamilie uit de 19 eeuw in Gent. Na het overlijden van zijn nonkel Frans Bogaert neemt hij in 1827 diens drukkerij over en blijft ze verder uitbaten in de Onderstraat. In 1836 komt hij in het bezit van het “Hotel Clemmen” in de Veldstraat en vanaf 1841 is het dààr dat hij “De Gazette van Gent” drukt. Hij heeft 2 zonen: Eugène en Ferdinand. Désiré sterft in 1850 en zijn weduwe zet de zaak verder; 3 jaar later neemt zoon Eugène de zaak over. Zijn broer Ferdinand zou vermaardheid verwerven als historicus en bibliofiel. Hij was bibliothecaris van de Universiteitsbibliotheek en schonk zijn verzameling van meer dan 10.000 Gentse drukken aan de Universiteit. Zijn zoon Victor zou gedurende 34 jaar onze Stadsarchivaris zijn, Ondervoorzitter van de “Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent” en Secretaris van de “Commissie van Monumenten en Stadsgezichten”. Eugène die de drukkerij overgenomen had bracht ze tot grote bloei en het is onder zijn leiding dat de "Gazette van Gent" haar grootste oplage kende: 5.000 exemplaren in 1870. Eugène stierf in 1880, zijn zoon was nog maar 11 jaar oud. Het is pas in 1905 dat de 36-jarige Arnold de zaak gaat beheren. Het is vanaf Arnold dat de familienaam in 2 woorden werd geschreven. Hij schonk het Hotel Clemmen bij testament aan de Stad Gent onder beding dat het gebouwencomplex zou gerestaureerd worden. De Stad kwam definitief in het bezit van het gebouw in 1946 dat van dan af “Hotel Vander 337
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 338
Haeghen” genoemd werd. De notaris die deze transactie regelde had aan de Stad voorgesteld de weduwe van Arnold uit te nodigen op het Stadhuis om haar te bedanken. Dit gebeurde, maar toen zij daar aankwam moest ze 20 minuten wachten vooraleer door de Burgemeester ontvangen te worden. De notaris die blijkbaar de gewoontes op het Stadhuis kende had vlug op eigen kosten een groot boeket bloemen gekocht dat haar aangeboden werd in naam van de Stad. Zonder dat had ze het moeten stellen met een “merci”. Arnold was een geboren fotoreporter en in 1946 vond men op een van de zolders van het huis vele honderden negatieven van foto's die hij in de periode 1890-1910 gemaakt had van Gentse straattonelen. Zij worden nu bewaard in het Museum voor Volkskunde.
20 December 1947 Dood van Mgr. Coppieters, 26e Bisschop van Gent. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2001 - N° 5 - p.325
21 December 1518 Geboorte van de geschiedschrijver Marcus van Vaernewyck. Alhoewel hij afstamde van een rijke adellijke familie had hij maar één maand op de schoolbanken gezeten en kende hij slechts zijn moedertaal: het “Nederduitsch”. Op 32-jarige leeftijd - wij zijn in 1550 - vertrekt hij op een studiereis door Europa die hem o.m. brengt in Duitsland, Italië, Zwitserland en Holland. Bij zijn terugkeer in 1557 verschijnt zijn eerste omvangrijk werk “Chronycke van Vlaanderen”, dat vooral gebaseerd is op wat hij heeft horen vertellen, d.w.z. voornamelijk fabels en verzinsels. De geschiedkundige Victor Fris was niet mals voor dit werk en spreekt van “een mengsel van fabels en domheden... ellendig samengeraapt... prietpraat”. De waarde van de geschriften van Marcus van Vaernewyck is inderdaad zeer ongelijkmatig. Is het juist dat, wat hij van anderen overneemt weinig interessant is, dan is de beschrijving van alles wat hij zelf meegemaakt heeft en objectief weergeeft, daarentegen uiterst waardevol voor onze kennis van de geschiedenis in deze periode. Hij was hier in Gent getuige van de eerste beeldenstorm. Tot op zijn 40e woont hij bij zijn ouders op de hoek van de Poeljemarkt en de Paradeplaats. (Nu Botermarkt). Maar dan trouwt hij en gaat wonen in het “Hof van Vaernewyck” in de Baaistraat. Het is dààr dat hij de meeste van zijn
338
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 339
Marcus Van Vaernewijck 1518 - 1569.
339
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 340
werken zal schrijven. Marcus moet een eerlijke, rechtschapen en sociaalvoelend man geweest zijn, want hij bekleedde verscheidene posten die belangloosheid en onbaatzuchtigheid vereisten. Hij was Gouverneur van de Armenkamer en kerkmeester van St-Jacobs, Schepen van de Keure, later van Ghedeele. In 1566 wordt hij Stapelheer, een vertrouwenspost die niet aan de eerste de beste toegekend werd. Hij heeft zijn bureau in het “Tolhuisje” op de Graslei. Als dichter was hij lid van de Rederijkerskamer “Maria ter Eere”. In 1568 publiceert hij zijn werk “Den Spieghel der Nederlandscher Autheyt”, een werk dat na zijn dood zal heruitgegeven worden onder de titel “De Historis van Belgis”. Marcus van Vaernewyck stierf op 20 Februari 1569. In Mariakerke is er een Marcus van Vaernewyckstraat en in 1978 werd een gedenkplaat onthuld aan het huis in de Baaistraat waar hij woonde. Zijn borstbeeld prijkt boven op het huis “De Bonte Mantel” op de Vrijdagmarkt, een huis dat bij oude Gentenaars beter gekend is als “den èwe bougiewijnkel van Bert.” Onder het borstbeeld kan men de spreuk lezen van de familie Van Vaernewyck: “Laet Vaeren Nydt”.
21 December 1857 Graaf Charles de Kerchove de Denterghem wordt benoemd tot Burgemeester van Gent. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2003 - N° 1 - pp. 32-33
21 December 1867 Het “Vlaamsch Gezelschap” wordt heringericht en krijgt de naam “Vlaamsche Liberale Vereniging van Gent.”
21 December 1933 Opening van de Cinema REX.
21 December 1983 Dood van Roland Verstraelen. Deze onderwijzer aan de Decrolyschool werd hier geboren op 9 april 1925. Vanaf 1960 was hij conservator van het Schoolmuseum. Hoofdredacteur van het tijdschrift “Hamster”. Regelmatige medewerker aan radiokronieken en schooltelevisie.
340
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 341
22 December 1559 Geboorte van Hendrik Hoeymaker. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2010 - N° 1 - pp.69-70
22 December 1566 Relletjes in de Geuzentempel. Op last van Graaf Egmont stelde het Magistraat een plaats buiten de Brugse Poort ter beschikking van de Protestanten voor de uitoefening van hun eredienst. De eerste Beeldenstorm was pas achter de rug en het werd duidelijk dat de Calvinisten er niet moesten op rekenen een kerkgebouw ter beschikking te krijgen in de stad. Vandaar de interventie van Egmont. Een modus-vivendi waarbij de nieuwe religie getolereerd werd, maar een compromis-oplossing die niemand tevreden stelde: de Calvinisten niet omdat zij buiten de stad geparkeerd werden, de Katholieken evenmin omdat zij met afgrijzen zagen dat “ketterijen” publiekelijk mochten bedreven worden. De Calvinisten bouwden onmiddellijk een tempel op het toegewezen terrein, d.w.z. op de plaats waar later de Phoenixfabriek zou komen. De materialen werden geschonken door welstellende geloofsgenoten en 22 metsers en tal van timmerlieden werkten vrijwillig mede aan de opbouw van de achthoekige tempel die door de Gentenaars de “Groenkercke” genoemd werd omdat ze op het platteland, midden in het groen stond. Men sprak ook wel minachtend van “De Schuur”. Nu zou men kunnen denken dat in zo’n protestantse tempel er alles ernstig aan toegaat: asceten die niet kunnen lachen en heel de tijd weinig swingende psalmen zitten of staan te zingen. Maar vergis u niet. Het kon er heel gezellig zijn. Voor dezen die van ver gekomen waren om de dienst bij te wonen werden er wafels gebakken en men kon op zijn gemak zijn pintje bier drinken, overigens geen enkel probleem voor degenen die de voorkeur gaven aan wijn; de herbergiers uit de omtrek zorgden ervoor dat niemand dorst hoefde te lijden. Het was ook wel een trefpunt voor jonge kerels en deernen die, volgens een kroniekschrijver “melcanderen zochten, meer uut een venusdevocie” dan uit andere overwegingen. Alles was er evenwel niet toegelaten en dat ondervonden 3 jonge mannen die gedurende het sermoen de predikant uitscholden voor leugenaar. Het was met de grootste moeite dat men de 3 provo's levend uit de handen kon bevrijden van de opgehitste menigte. Maar het tij begon te keren voor de protestanten, de aankomst van Alva was niet veraf meer. In Maart 1567 nam de Hoogbaljuw de sleutels van de kerk in
341
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 342
beslag en een paar weken later was ze tot op de grond afgebroken. Minder dan 6 maanden nadat de Calvinisten de toelating gekregen hadden om hun tempel te bouwen was hij reeds volledig verdwenen. Waarschijnlijk wel een record.
22 December 1656 Rogier Nottingham wordt pastoor benoemd van de St-Niklaaskerk. Deze Ierse banneling werd geboren in Dublin. Vanaf 1650 was hij hier reeds onderpastoor. Hij zou gedurende 35 jaar pastoor van deze kerk blijven. Hij woonde in de Cataloniëstraat met zijn zuster Anabella en een dienstmeid. Onder zijn bestuur werd nagenoeg gans het kerkmeubilair vernieuwd en hij liet ook belangrijke verbouwingen uitvoeren. Hij stierf op Kerstdag 1691.
22 December 1777 Het Hof van St-Antonius wordt een “Huis van Barmhartigheid”.
22 December 1824 De vlasspinnerij Poelman-Vervaecke in de St-Pietersnieuwstraat wordt met gas verlicht. Het was de eerste Gentse fabriek die het aandurfde deze modernisering door te voeren.
22 December 1829 Verschillende gewonden tijdens de opvoering van het treurspel “Ribrecht, hoofd der Struikrovers” in de schouwburg van de Parnassusberg. De spelers vertolkten hun rol met zo veel brio en overtuiging in de scène van het gevecht tegen de rovers, dat er verschillende acteurs ernstig gewond werden.
22 December 1856 Ingebruikname van de spoorlijn tussen het Dok en de Zuidstatie.
22 December 1901 Geboorte van Roger Warie. 342
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 343
Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2012 - N° 3 – pp. 244-245.
22 December 1902 Jean Delvin wordt benoemd tot Directeur van de Academie. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2003 - N° 2 - pp. 113-114
22 December 1923 Dood van de Gentse componist Franz Uyttenhove. Hij werd op 7 Februari 1874 in het Engelandgat geboren waar zijn vader een herberg uitbaatte. Deze joviale kunstenaar studeerde aan ons Conservatorium waar hij gevormd werd tot een uitstekende pianist en orgelist. Het is als orgelist dat hij bekendheid verkreeg. Hij zou trouwens Professor van orgel worden aan het Conservatorium. Hij was de orgelist van de Jezuïetenkerk in de Bestormstraat, nu Posteernestraat. Emiel Hullebroeck die toch ook de eerste de beste niet was, noemde hem “een kunstenaar tot in de toppen van zijn vingeren”. Hij getuigde verder: “Als improvisator had Franz zijn gelijke niet. Hij schiep als een stroom van goddelijke muziek, die hij door de gewelven van het kleine kerkje liet galmen. In die uren heb ik de goede Franz het meest bewonderd, hij zat voor het orgel en mocht vrije teugel laten aan zijn grenzeloze en steeds verfijnde inspiratie. Ik zou hem de Vlaamse Franck willen noemen.” In 1899 trouwde hij met een dochter van de gekende Gentse kaarsengieter Bert en ging wonen in haar ouderlijk huis op de Franz Uytenhove 1874-1923. Vrijdagmarkt. Het statig huis met boven op de gevel he borstbeeld van Marcus Van Vaernewyck, het huis dat nu het “Keysershof” geworden is. Franz kende het lot van veel echte kunstenaars: hij kon zich niet volledig wijden aan zijn kunst want hij werd voortdurend geconfronteerd met de harde werkelijkheid: het brood verdienen voor zijn vrouw en zijn 11 kinderen. Bijverdiensten waren dus een noodzaak. Zo speelde hij
343
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 344
‘s avonds piano in de cinema's. Slechts de ouderen onder ons hebben deze artiesten nog bezig gezien. Een beroep waarop sommigen minachtend neerkeken, maar dat heel wat vaardigheid en improvisatietalent vergde, want de muziek moest steeds onmiddellijk aangepast worden aan de scènes die zich op het doek afspeelden. Het was ook “om den brode” dat hij werkte als repetitor in wat toen “den Franschen Theater” werd genoemd. Zijn werk dat hem het nauwste aan het hart lag was zijn opera “Marieke van Nymeghen”. Hij zei: “De dag der creatie zal den schoonsten dag van mijn leven zijn.” Het werk ging gecreëerd worden in 1914, maar toen brak de oorlog uit. In 1919 werd alles opnieuw in gereedheid gebracht voor de creatie, maar toen moest een hoofdpersoon verstek geven wegens ziekte. Eindelijk werd deze opera dan toch gecreëerd in Antwerpen gedurende het speelseizoen 19241925, maar Franz was het jaar voordien gestorven op 49-jarige leeftijd. Hij rust op het Campo Santo in Sint-Amandsberg.
22 December 1955 Dood in Den Haag van Professor Jules Verschaffelt. Hij werd hier geboren op 27 Januari 1870. Doctor in Wis- en Natuurkunde in 1893. 1895-1898: Assistent in Leiden. 1914-1918: Verbleef in Holland. Dan verder aan de R.U.G. 1923: Buitengewoon Hoogleraar. 1929: Gewoon Hoogleraar. 1940: Emeritaat. Hij was o.m. leraar van Thermodynamica.
23 December 1482 De Vrede van Arras. Afgesloten tussen Maximiliaan van Oostenrijk en de Franse Koning Lodewijk XI. Daarbij ging het Hertogdom van Bourgondië terug naar Frankrijk. Een van de bepalingen was dat Margaretha van Oostenrijk (toen nog geen volle 3 jaar) zou verloofd worden met de dolfijn Karel en dat zij zou opgevoed worden aan het hof van Lodewijk XI.
344
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 345
23 December 1779 De Oostenrijkse Regering verkoopt een groot deel van het Gravensteen aan de aannemer-architect Jean Denis Brismaille voor de som van 8.353 pond. Het omvat “Verscheyde deelen voortyds gebruykt geweest hebbende tot de vergaderinge van den Raed van Vlaenderen, de Greffe, de Gevangenisse en de Conciergerie van denzelfden Raed alsmede een huys daernevens staende, alle zeer gedienstig tot de groote fabrieken”. Brismaille ging niet direct in op de wenk van de Oostenrijkse Regering er een fabriek op te richten en vormde het tijdelijk om tot een arbeiderskwartier.
23 December 1798 Er wordt begonnen met de afbraak van de Jezuïetenkerk in de Volderstraat.
23 December 1862 Geboorte van Henri Pirenne. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2009 - N° 4 - pp. 298-299
23 December 1876 Geboorte van Arseen Goedertier. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2010 - N° 4 - p. 317
23 December 1917 De Duitse Keizer Wilhelm II brengt een bezoek aan Gent. Dit kwam als een totale verrassing. Nogal normaal, want in volle oorlogsperiode ging men het niet aan de grote klok hangen waar “Der Grosse Kaiser” kon aangetroffen worden. Er heerste op deze 23e December 1917 een koortsachtige activiteit in het Duits garnizoen alhier. Overal werden er spiksplinternieuwe Duitse vlaggen gehesen en men kwam slechts officieren en soldaten tegen in groot ornaat en, wel te verstaan met de pinhelm op. Er werd gefluisterd dat het de Keizer was die een bezoek kwam brengen aan Gent. En inderdaad, om 1 uur in de namiddag werd de circulatie van de trams onderbroken en de voornaamste straten werden afgesloten door Duitse gendarmen en gewapende soldaten die de toegang verboden en de mensen aldus verplichtten grote omwegen te maken om van het een punt van de stad naar het andere te gaan.
345
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 346
Sommigen beweren dat ze in de verte 6 gesloten auto's in grote vaart door de totaal verlaten straten hebben zien razen. Het was de Keizer met zijn escorte. Wat kwam hij hier feitelijk doen? Niemand wist het. Wel bestaat er een foto van de Keizer met pinhelm op, die met 5 personen van zijn gevolg, de houten trappen van het Gavensteen afkomt. En dat zal zeker geen foto geweest zijn die genomen werd door een Gentenaar die daar toevallig passeerde met zijn kodakske. Iets staat vast: om 4 uur is hij vertrokken in het streng bewaakte St-Pietersstation. Op dat ogenblik vloog er een groot aantal Duitse vliegtuigen traag en laag boven de grond om zijn Keizerlijke Hoogheid te beschermen. Rond 3 uur in de daarop volgende nacht was er een formidabele luchtaanval op Gent en omstreken. Het is niet gekend hoeveel doden en gekwetsten er waren. Sommigen beweren dat de geallieerde vliegeniers zouden geweten hebben dat de Keizer naar Gent kwam en zouden verondersteld hebben dat hij hier de nacht zou doorbrengen, maar dat is een hypothese die niet kon bevestigd worden.
23 December 1922 Geboorte van Jean Daskalides. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2009 - N° 5 - pp. 376-377
Hugo Collumbien
346
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 347
BIBLIOGRAFIE
In 2011 verscheen bij “Academia Press” in de reeks “Historische Monografieën Vlaanderen” van de hand van Frederik Buylaert “Repertorium van de Vlaamse adel: ca. 1325-ca. 1500. Deze publicatie is een gemeenschappelijke uitgave van het “Genootschap voor Geschiedenis te Brugge” en de “Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent”. Ze kwam tot stand met de financiële steun van het “Agentschap voor Kunsten en Erfgoed (Vlaanderen) en de Provincie Oost-Vlaanderen”. De leden van deze twee verenigingen hebben dit boek gratis ontvangen. Het is een kanjer geworden van formaat 16 x 24 cm. met niet minder dan 867 bladzijden. Het bevat 660 adellijke families, maar niet zo maar als een simpele alfabetische lijst. Voor iedere familie de informatie die men kon achterhalen onder de vorm van teksten vermeld in literatuur en in officiële akten, dit alles in chronologische orde. Voor bepaalde families kan dat beperkt blijven tot enkele citaten, maar voor andere loopt dat soms op tot meer dan 40. Het is een goede zaak dat dezen die geen lid zijn van de twee vermelde verenigingen zich ook het boek kunnen aanschaffen aan de prijs van 30 €. Dat mag rustig beschouwd worden als een koopje, want een dergelijke prijs is slechts mogelijk wegens het feit dat dit geen commerciële uitgave is en wegens de steun van de overheid. Geïnteresseerden kunnen best contact nemen met “Story Scientia” - SintKwintensberg 87 te 9000 Gent. Tel. 09.255.57.57 Niet te koop, maar wel aanwezig in het Documentatiecentrum, zijn twee publicaties die uitgegeven werden ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan van de fotoclub “Lux-Nova”: “Gent anders bekeken” met een 50-tal foto’s en “Fotografie van de Oost-Vlaamse Unie” met meer dan 80 foto’s. Uitgegeven in 2011, maar niet meer in de handel, wel aanwezig in het Documentatiecentrum, is “Kijklust en Sensatiezucht”. “Een geschiedenis van revue en variété.” Het werd samengesteld door Evelien Jonckheere die aan de Universiteit werkt aan een theaterhistorische studie. Het geeft een overzicht van de nu verdwenen “variete-theaters” in Gent, Brussel, Antwerpen, Oostende, vanaf het einde van de 19e eeuw.
347
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 348
Een boeiend boek, zeker voor de ouderen onder ons die het nog allemaal meegemaakt hebben en met nostalgie dit boek zullen doornemen. Wie weet zit er onder hen iemand die zichzelf herkent op een foto genomen in de “Ancienne Belgique”. Wat het boek bijzonder interessant maakt zijn de zeer talrijke afbeeldingen (meer dan 180) van de zalen, de artiesten, de affiches, verspreid over 191 grote bladzijden. H.C.
HERINNERING AAN DE “ACHTERBLIJVERS”
De meerderheid van onze leden heeft zijn lidgeld voor 2012, zoals gevraagd, prompt betaald en wij bedanken hen daarvoor. Desnietegenstaande blijven er veel “achterblijvers”, te veel, die dat niet doen en dat vinden wij minder sympathiek. Wij herhalen wat wij reeds schreven in ons Nr.6 van 2011: voor leden die te laat betalen zijn wij verplicht de reeds verschenen nummers op te sturen, maar dat kan niet meer aan het tijdschriftentarief, dat wordt gewone brievenpost. Reken zelf maar eens uit hoeveel dat bedraagt voor een zware zending buiten normaal formaat. Voor één nummer is dat min. 1,95 €. Het record tot hiertoe berust bij een lid dat zijn hernieuwing betaalde in november. De totaliteit van zijn lidgeld werd besteed aan de kosten voor het opsturen van de reeds verschenen nummers. Iemand met een minimum aan gezond verstand zal begrijpen dat zo iets niet verder kan; wij zijn wel zot, maar niet in die mate. Voortaan zullen degenen die te laat betalen slechts de reeds verschenen nummers ontvangen na dat zij de overeenstemmende portkosten zullen betaald hebben. Laat dat duidelijk zijn. Vanzelfsprekend wordt er een uitzondering gemaakt voor nieuwe leden die zich in de loop van het jaar lid laten maken.
348
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 349
VRAAG EN ANTWOORD
Vraag van de heer AndrĂŠ Malaise (Anderlecht): Ik bezit een schilderij van een mij onbekende Gentenaar, een zekere P.J. Vermeulen die omstreeks 1819 leefde. De afgebeelde figuur houdt een brief in de hand met die naam en een gedeeltelijk leesbaar jaartal en straatnaam: rue de Sac of zo iets... Volgens een familietraditie zou de man burgemeester van Gent geweest zijn. Zijn naam ontbreekte echter op de lijst van burgemeesters, o.a. raadpleegbaar via het internet. Weten sommige lezers daar meer over?
349
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 350
Vraag van de heer André Coene: Kan iemand informatie aanbrengen over de afgebeelde interbellumkaart die vermoedelijk dateert van enkele jaren vóór 1937? Vraag is of er een verband is tussen dit ludieke plan en de Commission des Monuments et des Sites? Of waren de rechtsboven afgebeelde figuren toen lid van de Cercle Artistique et Littéraire. Mogelijk is het verband te zoeken bij het lerarencorps van de Gentse Academie. Wij zijn benieuwd of iemand de auteur en/of de uitgever van dit grafisch mooie plannetje (± A3 formaat) kan aanwijzen. Bij voorbaat dank voor elke tip die ertoe bijdraagt dit raadseltje te ontsluiten.
350
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 351
LEZERS SCHRIJVEN ONS
Van de heer Roland De Bock: Ik had u graag ingelicht over bepaalde opzoekingen i.v.m. de slag van Gavere. Reeds enkele jaren zijn er opzoekingen gedaan in samenwerking met o.a. mr. Antoine de Smet (de schrijver van een boek over de slag van Gavere), de VVV van Gavere en de universiteit van Gent i.v.m. de laatste fase van deze slag. In de laatste fase van deze slag hadden 1000 tot 2000 Gentenaars, waaronder verschillende schepenen en een deel van de leiding van het Gentse leger zich verschanst tussen de Schelde en een aantal grachten. Hier boden ze vrijwel tot de laatste man een heldhaftige weerstand tegen een overmacht van Bourgondiërs. De site van deze “last stand” der Gentenaren is nu nauwkeurig gelokaliseerd op de plaats genaamd "De Rode Zee". Ook de exacte plaats waar in de 19de eeuw skeletten en wapens werden gevonden is nu vastgesteld, hetgeen mogelijkheden biedt voor eventuele latere opgravingen. In verband met deze opzoekingen is er in september 2011 een toeristisch informatiebord ingehuldigd nabij deze historische site op initiatief van de VVV van Gavere. Hierover is wel informatie verschenen in bepaalde kranten rond Gent, maar niet in Gent zelf. Door de heemkundige kring Scheldeveld is er nu een nieuwe informatiedag i.v.m. deze interessante geschiedkundige site, waarvan zelfs een schilderij bestaat dat zich in Wenen bevindt en waarvan men een kopie kan zien in het STAM te Gent. Deze informatiedag ging door op zaterdag 14 april in Eke/Nazareth.
Van de heer Aloïs Goyvaerts (Beveren-Waas) Betreft de oude stad. Een lezenswaardig artikel dat ik nog kan aanvullen. Op blz. 98 (Veehouderij tot in het hartje van de stad) schrijft men dat vee tot de 19e eeuw in de stad werd gehouden. Welnu, wij woonden op de hoek van de Afsneelaan en de Tenderstraat en dagelijks kwamen daar koeien voorbij (weduwe met dochter), melkhandel (later kaaswinkel) uit de Aaigemstraat (vroeger Meerschstraat). Ze werden naar de weiden geleid rond de St-Denijslaan. Dat was zeker nog zo tot in de jaren ‘50. 351
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 352
Van de heer J-P. Debergh (Deurle) ontvingen wij volgend schrijven. In uw laatste nummer meldt u dat een lezer een opmerking heeft gemaakt over het krakkemikkig taalgebruik in de meeste van uw artikels. U zegt nog nooit een opmerking in die zin te hebben gekregen. Dat zal wellicht waar zijn. Dat belet niet dat ik toch ook vaak ernstige bedenkingen heb over uw taalgebruik Ik zeg niet dat het gaat om alle artikels, maar soms is het toch erg. Uw verweer houdt geen steek, al is GT geen taalkundig tijdschrift. Ik zie overigens niet in dat er een taaltje moet gebruikt worden dat familiair in de oren van een Gentenaar zou klinken, als dat al zo is. Uw voorbeeld met het woord “gelukkig” is erg ongelukkig: maak het de ganzen van het Portus Ganda wijs dat een Gentenaar dat woord niet kent! Ik zie niet in dat de promotie van het Gentse dialect terzake een belang heeft. Daar dient GT niet eens voor. Het is een argument vanuit de sfeer van de “kaffeeproat”, van “ziever in pakskes”. Als taalkundige heb ik respect voor het Gentse dialect, voor alle dialecten trouwens, maar of zij zo rijk en sappig zijn als u denkt, dat is “bij thoar getrokke”. Kortom uw verweer is flauw. Niettegenstaande alles apprecieer ik ten zeerste uw tijdschrift.
Jaren geleden, schrijft Mevr. Marie-Jeanne De Smet naar aanleiding van het artikel “De oude stad: ongelooflijk proper of onvoorstelbaar vuil”? (G.T., 2012 nr. 2), klopte de schoonmaakster van Milleken (textielbedrijf in de Ham, opvolger van Dierman) op de deur van de heer De Meyer, een ingenieur die zijn bureau had aan de straatkant. Ze kwam hem verwittigen het venster niet te openen, want de stadswerkmannen waren bezig de riool voor het gebouw te kuisen, iets wat stank meebracht. Daartoe gebruikten ze een “kolkzuiger”. Dat woord was onze schoonmaakster echter niet bekend en daarom strak ze over een “greppekuiser”. In vroegere jaren werden de putjes “uitgelepeld” met een “beerloete”. Daar kwam geen grote machine aan te pas. De term “greppe” dateert waarschijnlijk nog uit de tijd dat er nog geen ondergrondse riolen waren en het afvalwater langs een “greppe”, ook “riole” genoemd, midden op of naast de straat moest weglopen. De afbeelding (uit 1952) is afkomstig uit een kiespropagandabrochure van de toenmalige CVP (bewaard in het Documentatiecentrum DSMG, SintAmandsberg).
352
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 353
was 11ft... -(t:beurt nu m,.t moderne kul ·
ken.z.ul«er•.
353
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 354
TENTOONSTELLING IN TINNENPOT EN ZILVERHOF
100 jaar M.A.J. Hoste – 60 jaar Sabbattini 21 september – 14 oktober 2012 Honderd jaar geleden werd de volbloed Gentenaar Marcel Hoste geboren. Hij was een echte all-round kunstenaar. Hij tekende, schilderde, fotografeerde, was poppenspeler, maar bovenal mimespeler en stichtte 60 jaar geleden het gekende Gentse Sabbattini-mimetheater. Dit vond een onderkomen in een van de ruimten onder de Sint-Pieterskerk. Hoewel het Sabbattini-theater zowat het kleinste theater van Europa was, slaagde het er toch in om internationaal naam te maken. De grootste mimespelers uit de jaren 1950-1980 werden door Hoste en zijn theater naar Gent gebracht. Op zijn beurt reisde Hoste met zijn Sabbattini België en Europa rond. Het archief van Hoste en zijn theater werd ondergebracht in het documentatiecentrum DSMG in het Sint-Amandsbergse begijnhof. Het bevat een enorme schat aan foto’s, video’s, dagboeken, affiches, theaterattributen, kostuums, documenten, … Ter gelegenheid van 100 jaar Hoste - 60 jaar Sabbattini krijgt het publiek de kans kennis te maken met dit unieke stukje Gentse geschiedenis. Het is een verhaal met hoogten en laagten, geluk en tegenslagen, erkenning en afwijzing. Maar bovenal een verhaal van geduld, volharding en niet te stuiten enthousiasme… Hoste wist zijn leerlingen zo te begeesteren dat zijn Sabbattini-Mimetheater nog steeds bestaat. Een van de oudste bestaande mimetheater ter wereld! Elke zaterdag en zondag tussen 14 en 18u. Tinnenpotstraat 21 en Zilverhof 34, Gent Toegang: vrije bijdrage.
Voor de geleide bezoeken raadpleeg de website dsmg.be/sabbattini
354
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 355
Grote Mimevoorstelling Op 6 oktober 2012 om 15u en om 20u inkom â‚Ź 15,00 Het is een unieke voorstelling omdat mimespelers uit 3 verschillende gezelschappen, allen met connecties met Marcel Hoste tijdens hun opleiding, deze
355
Binnenwerk_juli_augustus_OK_September binnenwerk OK 5.0 13/06/12 15:06 Pagina 356
eenmalige voorstelling verzorgen. Reservatie aan te raden en vanaf 15 mei bij: Sonja Gyselinck, 09 223 74 98, of Jean Marie Heyerick, 09 228 77 76, of Louis Gevaert, 09 228 73 58, of info@dsmg.be Toegang: 15 euro met € 1 boekingskost per bestelling. Te betalen uiterlijk op 15 september op rekeningnummer 979-6104539-43 met vermelding: "Sabbattini", naam, datum en uur van voorstelling Kaarten die later betaald worden kosten € 18,00 per stuk 20 minuten voor het begin van de vertoning aanwezig zijn is noodzakelijk! Locatie: Theater Tinnenpot, Tinnenpotstraat 21, 9000 Gent Voor meer informatie raadpleeg de website dsmg.be/sabbattini of vraag het aan info@dsmg.be Deze organisatie werd mogelijk door de sponsoring en samenwerking van: De provincie Oost-Vlaanderen, de stad Gent, CERA, Heemkunde Vlaanderen, DSMG, Sabbattini, Het Firnament, Pedrolino, Carloconi, de heemkundige kring De Oost-Oudburg, de Heemkundige en Historische Kring Gent, ITI, D’Oude Kapel, Het Huis van Alijn, Theater Tinnenpot en de firma Heyerick. WAARVOOR DANK!
356
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 357
GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring Gent V.Z.W. 41e jaargang nr. 5 september - oktober 2012
Inhoud - Julien Vangansbeke: Gentse biljartspeler, -lokalen en -clubs. - Paul Bergmans: Inventaire Archéologique: Boekband van het register der rekeningen. - Daniël Van Ryssel: Minder bekende en/of verdwenen locaties: Franciscanen - Minderbroeders - Freremineuren - Recolletten. - Rudy van Elslande: Daneel Rutaert, alias Van Lovendeghem, beeldhouwer, wijnhandelaar of mecenas? - Luc Devriese: Ghendtsche toestanden: “Mechanisatie op hoog niveau: Eerste uurwerk met klokgeluid (1376) en uurwijzer (1455) boven het Belfort. - Pierre Kluyskens: Het Gravensteen - Erik De Keukeleire: Wel en wee in en nabij Gent-St-Pieters. Deel 2. (1919-1928) - Daniël Van Ryssel: Vergeten Gentse schrijvers: Napoleon Destanberg (Gent 1829 - Sint-Amandsberg 1875). - Hugo Collumbien: Gentse Memoriedagen: 24-25-26 December. - Bibliografie. - Vraag en Antwoord. - Lezers schrijven ons.
357
358 372 374
377
392
405 417 435
439 451 455 456
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 358
GENTSE BILJARTSPELERS, -LOKALEN EN -CLUBS.
Inleiding Hoewel het biljartspel carambole al langer dan een halve eeuw in België en onze buurlanden een populaire ontspanning was, waar menige liefhebber zich tijdens het weekend op café een paar uurtjes mee vermaakte, duurde het tot 1906 vooraleer de Belgische Biljartbond werd gesticht. Omstreeks mijn vijftiende, begin de jaren vijftig, begon ikzelf te biljarten. Ik was zo gefascineerd door het spel dat ik jarenlang eerder een café opzocht waar een biljart dan een jukebox stond. Anders gezegd: ik leefde me beter uit op het groene laken dan op de dansvloer. In talrijke cafés in mijn geboortedorp Drongen en andere gemeenten in de omgeving of in de Gentse wijk Brugsepoort, liet ik me binnenvallen. Er werd er zo goed als altijd gespeeld op kleine biljarttafels die, naargelang de meermaals krappe plaatsruime, 1,9 meter, 2,0 meter of 2,1 meter lang waren. Ten nadere precisering: in de breedte is elke tafel precies de helft zo lang. Zodat men kan vaststellen dat het oppervlakte van een biljarttafel altijd bestaat uit twee vierkanten naast elkaar. Zie hieronder een, zo goed als het nu nog kan, volledige lijst van de vele Gentse cafés waar een dergelijk biljart stond van net vóór WO II tot de jaren zestig. In geen van deze vele cafés lag een club die aangesloten was bij de officiële Belgische Biljartbond. Botermarkt – Sneppe 1 biljart. Klein Turkije – De Rode Hoed 1. Korenmarkt – Astoria 2, Hazenwind 1, Damberd 1, Wapens van Zeeland 1, Koetsierke 1, Alfa 1, Maegd van Ghent 2, Borluut 1, Progrès 1, Metropole 1, HeiligeGeeststraat – ’t Zulleke 1. Groendreef – Boulevard 1. Hooiaard – Picardie 1. Kleine Vismarkt – Rome 1. Sint-Margrietstraat – De Lieve 1. Onze Lieve Vrouwstraat – Katholieke Kring Sint-Stefanus 1. Kouter – Cercle Artistique 4. Sint-Annaplein – Katholieke. Kring Sint-Anna 2 (In de talrijke katholieke kringen in de stad en de, later met Gent gefusioneerde randgemeenten, stonden, te veel om op te noemen, samen tientallen biljarts waarop menig jong talent zich ontpopte). Nederkouter – Sirène 1 en Trompet 1. Vrijdagmarkt en nadien Sint-Pietersnieuwstraat – Vooruit 4. Sint-Pietersplein – De Kroon 1. Heuvelpoort – De Zwaan 1. Walpoortstraat – Minard 1, Madou 1. Burgstraat – Valkenhuis 1. Wilsonplein – La Bourse 1. Begijnengracht – Lambert 1. Hoogstraat – Frascati 1. Phoenixstraat – De Bargie 1, De Pijp 1. Coupure links – Napoleon 1. Bevrijdingslaan –
358
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 359
’t Schuurken 1, Flora 1. Meibloemstrat – Socialistisch Volkshuis 2. Sleepstraat – Communistisch Volkshuis 1. Nieuwewandeling – Belgica 1. Rooseveltlaan – Colombophile 1. Sint-Salvatorstraat – De Wanne 1. (Behalve in deze cafés stonden er toen in de refter van bedrijven of instellingen zoals Vynckier 4, en Ebes, Brandweer, Uco en Boekentoren 1 of 2 biljarts. Vanaf de golden sixties kochten ook heel wat particulieren, die in hun huis over voldoende ruimte beschikten, een biljart.) Bij de clubs waar ik de locatie niet heb kunnen achterhalen, zullen er zeker ook geweest zijn, die Krijt op tijd heetten. Een partijtje spelen in voornoemde cafés was niet altijd gemakkelijk. Om goed te kunnen afstoten, moesten tooghangers soms opstaan van hun barkruk of was men genoodzaakt een kaartspeler vriendelijk te vragen bijvoorbeeld een arm op te heffen om, met het achterste van je keu onder hun oksel, een punt te kunnen maken. In de tijd dat ik beetje bij beetje leerde spelen, was het tot op draad versleten laken dat op die biljarts lag vaak erbarmelijk slecht. Op de acquitpunten was een gat en elders een haakscheurtje dat met een flinterdun klevertje werd bedekt tegen verdere beschadiging. Ik herinner me dat oude spelers wisten dat de lakens, uit gierigheid of geldnood, dateerden van vóór WO II. Alleen in de cafés waar een biljartclub lag, waar in vrijspel met handicap, jaarlijks tussen de leden een competitie werd gespeeld, werd, door de financiële inbreng van het lidgeld van de leden, het laken zo om de drie-vijf jaar vernieuwd Bij gebrek aan stofzuiger, reinigde men wekelijks het laken met een handborstel en een vuilblik. Aan een wand hing, naast het rek waarin de keus stonden, een telraam met twee staafjes waarop twintig witte balletjes om de gescoorde punten op aan te duiden. In het geval er een club lag, hing er aan de wand ook een wedstrijdtabel met bovenaan de naam van de beste speler. Soms hingen er ook een aantal ingelijste foto’s van koningen van de club, en een plakkaat waarop stond te lezen: ‘Niet roken boven het biljart’. Veel biljarts werden niet overal op normale wijze verlicht, zo heb ik jarenlang gespeeld op een tafel die verlicht werd door een kroonluchter. Nog een andere oorzaak waarom een partijtje biljart in een dergelijke volkscafé niet altijd zoals het hoort verliep, was de kwaliteit van de keus. In bepaalde lokalen stonden er op de ongeveer tien beschikbare keus, maar drie met een deftige pomerans. Zodat, tijdens een spelletje tussen koppels, twee spelers voortdurend hun keu aan elkaar moesten doorgeven wanneer iemand van hen aan de beurt was. Slechts twee op de tien spelers van zo’n kleine club, schat ik, beschikten toen over een eigen keu – en dat waren zelden de besten, maar wel de rijkste spelers.
359
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 360
Ten slotte nog dit over die tijd van toen. Het duurde nog ettelijke jaren voor onder het biljart in volkscafés een elektrische verwarming werd aangebracht. Op een keer vernam ik, dat in mijn plaatselijke stamcafé een speler met verstand van elektriciteit dit karweitje had geklaard. Helaas met als gevolg, dat het laken in het midden van het biljart zo warm was dat men er niet langer dan een paar seconden zijn hand kon opleggen en het in de hoeken koud aanvoelde.
Enkele gebeurtenissen Toen ik ter gelegenheid van de kermis als jongeling met kerels van mijn leeftijd een partijtje aan het spelen was, maakte ik een serie van in de veertig punten. Een kijker die mijn grootvader kon zijn, zei in sappig Gents dat ik de opvolger van Gustaaf Van Belle zou worden. Wist ik veel wat wie die man was en wat hij op het biljart had gepresteerd. Niet veel later maakte ik kennis met een vijftien jaar oudere dorpsgenoot die was aangesloten bij de biljartclub De Gouden Sleutel, gelegen in de bekende Gentse straat Klein Turkije. Hij was een van een van de talloze talenten die door zelfontplooiing in vrijspel op het kleine biljart twintig gemiddeld haalden, wat in die tijd, en ook nu nog, voor niet zoveel spelers is weggelegd. Behalve dat hij me af en toe wat eenvoudige tips gaf om mijn spelpeil te verhogen gaf hij me ook de raad eens binnen te wippen in het lokaal van de club waar hij was aangesloten. Wat ik ook deed. Ik die gewend was aan een biljart die 1,9 meter lang was, speelde er voor het eerst een spelletje op een matchtafel van bijna één meter langer, die wel een voetbalveld leek. Raymond De Baets, afkomstig uit Maldegem, was destijds uitbater van het gelijknamige café. Toen hij tijdens een wedstrijd in drieband een serie van acht caramboles had gemaakt, stond de Gentse biljartwereld op zijn kop. Internationaal betekende dat echter niet zoveel, daar een beroepsspeler uit de USA, Willie Hoppe, in 1928 in deze discipline al een serie van 25 punten had gemaakt. Net zoals zijn stadsgenoot Roger De Smet, stond René De Baets een paar keer als tweede of derde op het podium in het Belgisch Kampioenschap Ereklasse drieband, een wensdroom van vele spelers. De eerste keren dat ik ware artiesten op het groene laken aan het werk zag, was in het lokaal van Biljartclub Zuid, destijds gelegen boven een garage naast de toenmalige bioscoop Select op het Wilsonplein. Het tornooi werd gespeeld in de discipline kader 45/2. De toenmalige beste Gentse spelers De Borst en De Zutter traden er aan, maar moesten er het onderspit delven tegen de grote internationale Antwerpse kampioen Van Hassel. Nog tweemaal trok ik in de jaren vijftig met het Volkswagentje van mijn
360
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 361
Gustaaf Van Belle in juni 1939 aan het werk tijdens het wereldkampioenschap kader 71/2 in de stad Luik.
Een binnenaanzicht van Hotel De IJzer. Vooraan herkent men aan de kaarttafel met wit hemd Oscar Van Mol, jarenlang lid en penningmeester van de er gelegen biljartclub Zuid.
361
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 362
vriend naar een bijzondere biljartgebeurtenis in Gent. Eerst naar hotel De IJzer in de Vlaanderenstraat, waar niet zolang voordien biljartclub Zuid was verhuisd. Die avond speelde het andere Antwerpse fenomeen René Vingerhoedt er twee demonstratiepartijen, een in kunststoten en een in drieband, tegen de Fransman Conti. Ik zat in de gelagzaal, tussen een vijftigtal toeschouwers, op een kleine tribune met verbazing te kijken. De volgende keer dat ik in die tijd in Gent de toenmalige grootmeesters op het groene laken hun kunsten zag ten toon spreiden, was in 1958 in het allang verdwenen variététheater Ancienne Belgique in de Veldstraat. De titel van Europees kanpioen kader 45/2 werd er betwist. Op het parterre stonden in plaats van zitplaatsen nu twee biljarttafels, rondom bekleed met een knalrood vloerkleed. Ik zat op de eerste rij van het balkon, de ideale plaats om te zien hoe de spelers de moeilijkste figuren uit hun mouw schudden. Twee feiten zijn me bijgebleven. 1. het breken van het wereldrecord met een serie van 400 caramboles in deze spelsoort door de Nederlander Piet van de Pol, de oudste deelnemer, 2. het incident, na een foute scheidsrechterlijke beslissing, in de finale tussen de Brusselaar Emile Wafflard en Antwerpenaar Jos Vervest, Tijdens de proclamatie verpinkte de benadeelde verliezer Jos Vervest van woede met een traantje. In de zaal werd gefluisterd, dat de oorzaak van de foute beslissing van de scheidsrechter was te zoeken bij de top van de toen nog Franstalige leiding van Belgische Biljartbond.
De bijzonderste Gentse clubs en spelers. In verscheidene cafés Gent waar een carambole stond, lag een club die aangesloten was bij de Belgische Biljartbond. Zie hieronder een, eveneens zo volledig mogelijke, lijst van de locaties waar die clubs destijds gehuisvest waren. Botermarkt – Antverpia 1. Vlaanderenstraat – Tivoli 1, De IJzer 3. Klein Turkije – De Gouden Sleutel 3. Vrijdagmarkt – Matroos 1, Sleidinge 1. Heuvelpoort – Rotonde 2. Gebroeders Van Eyckstraat – Ringskopf 2. Dampoortstraat – De Gekroonde Hoofden 2. Burgstraat – Picardie 4. Noordstraat – De Gouden Leeuw 1, (later 4). Graaf Van Vlaanderenplein – Union 3. Schouwburgstraat – Theater 2. Sluizeken – De Lelie 2. Clementinalaan – Metropole 4, Floralies 2, (in de jaren tachtig ook Falstaff of De Twaalf Apostelen 2, net als Union een privéclub). Om nieuwe lakens op de biljarts te leggen, waren er in de loop der jaren in Gent drie gespecialiseerde zaken: Rothiers in de Hoogpoort, en Vermeulen en Tremerie in de Burgstraat. Walter Tremerie, zoon van Emiel, uitbater van het
362
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 363
De Gentse Europese kampioen drieband 1973 Arnold De Paepe tijdens een oefenpartijtje in zijn eigen lokaal De Gouden Sleutel. Links en rechts van hem herkent men zijn clubgenoten Roland Dupont en Benny Cazareck.
Jos Vervest, patron van Hotel Metropole, geeft les aan de jonge speler, Ludo Dielis.
363
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 364
cafÊ De Lelie en in zijn tijd een verdienstelijke kaderspeler, was een specialist in zijn vak. In zijn winkel kon men uiteraard ook biljartballen, een keu, een koker om die in op te bergen, biljartkrijt en wat weet ik nog allemaal om goed te kunnen spelen, kopen. In de zaak van Walter Tremerie kon men daarnaast nog ander materiaal voor gezelschapsspelen kopen, zoals schaak- en damborden, pingpongtafels, -raketten en -ballen en darts. De tijd stond niet stil. In de loop der jaren waren er vier van die clubs die boven alle andere uitstaken. Ik wil beginnen met de oudste biljarttempel, de trotse club Koninklijke Biljart Academie Union Gent die, na decennialang aan het Graaf Van Vlaanderenplein te zijn gevestigd, tegenwoordig gelegen is op de Kantienberg. Ongetwijfeld de meest befaamde biljartspeler die de club Union en, bij uitbreiding, heel Gent heeft gekend, was Gustaaf Van Belle. Hoewel in 1889 geboren in Assenede werd hij, in zijn gloriejaren 1930-1939, in de pers altijd vernoemd als een Gentenaar, omdat hij tot aan zijn overlijden in 1961 vele decennia in de Arteveldestad woonde. Op deze briljante speler zijn palmares staan zomaar eventjes zeven Wereld-, drie Europese en elf Belgische titels. En dat, behalve in libre, ook in alle andere spelsoorten. Zijn internationale titels behaalde hij onder meer in Wenen, Keulen, Lyon, Marseille en Den Haag, Wellicht verscheen zijn naam toen in blokletters op de sportpagina’s van binnen- en buitenlandse kranten. Toen in 2006 een speciale reeks Belgische postzegels uitkwam waarop onze grootste spelers staan afgebeeld, ontbrak daarbij uiteraard ook niet Gustaaf Van Belle. Nadat Gustaaf Van Belle was gestopt met het spelen van competities, verloor zijn club gestaag aan prestige. Om die teruggang een halt toe te roepen, organiseerde men in de Union tussen 1962 en 1969 een leerschool onder de hoede van Marcel Van Leemput (Merksem). Van Leemput en Eduard Horemans (Borgerhout) waren Belgische cracks in het biljartspel, van dezelfde generatie, die in hun glorietijd resoluut hadden gekozen voor het winstgevender professionalisme. In dit circuit traden ze vaak op voor een duizendkoppig publiek in wereldsteden als New York en Parijs. Eenmaal in de week nam Van Leemput iedere leerling een kwartiertje onder handen. Toen hij in 1969 ophield met lesgeven, bleven er van zijn oorspronkelijke twaalf leerlingen nog slechts twee over: Etienne Pieren en Roland Serweytens. Intussen de zeventig gepasseerd, kwam Gustaaf Van Belle af en toe eens een kijkje nemen bij de lessen.
364
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 365
De volgende respectabele Gentse biljartclub waar ik het over wil hebben is Zuid, gesticht in 1939 en vanaf 1957 gelegen in het klassieke hotel De IJzer in de Vlaanderenstraat. Het hotel dat, helemaal vervallen, nu al menige jaren is dichtgetimmerd, was destijds qua interieur een parel. Midden de gelagzaal stond een grote vierkante comptoir. De patroon van het hotel had er de steun van een altijd opgeruimde vrouwelijke hulp, die steeds druk in de weer was met het serveren van consumpties, aan het helpen in de keuken of de beddens aan het maken in de logeerkamers. Tijdens de eerste helft van de jaren zeventig ben ik er een paar keer gaan kijken naar een driebandentornooi, waar lokale cracks zich konden meten met gerenommeerde buitenlanders zoals de Fransman Dufutelle en de Nederlander Van Bracht. Het tornooi werd gesponsord door enkele kapitaalkrachtige zakenlui, vrienden van de club. Grote kampioenen van internationale betekenis, heeft de club in haar rangen niet geteld. Wel een hele resem goede spelers met iets minder talent. Hotel De IJzer lag nabij de passage die in de volksmond De glazen straat werd genoemd, en vanouds bekend was om de bordelen die er gevestigd waren. Toen ik op een laat avonduur in De IJzer aan het spelen was, zetten twee meisjes van plezier met een spannend lederen minirokje en dito blouse met een diep decolleté zich aan een tafeltje vlakbij het biljart. Meteen was de concentratie voor de biljartballen voor mijn tegenstrever en mezelf grotendeels zoek. Net zoals in de andere grote Gentse biljartlokalen, werd er in Hotel De IJzer veel gebridged, en dit vaak tussen kaarters die ook biljartspelers waren. Heerste aan het biljart een bijna heilige stilte, aan de kaarttafel ging het er echter vaak luidruchtig aan toe. Sommige bridgers durfden behalve voor de eer ook spelen om centen, wat toen wettelijk verboden was, maar waarvoor de wijkagent een oogje dichtkneep. Onder de bridgespelers gold de kwinkslag, dat wie van zijn vrouw wil scheiden met haar aan de kaarttafel moet plaatsnemen. Naarmate de jaren verstreken hing er ook, aan de wand naast een biljart in De IJzer, een reclamebord van een sponsor. Eind de jaren tachtig werd, zelfs op het laagste niveau, de vercommercialisering van het spel zo erg, dat sommige lokalen ermee vol hingen. Mijn verhaal over Hotel De IJzer wil ik afronden met een sfeervol gedicht die Wim Nimmegeers in 1980 publiceerde met als onderwerp een groepje oudere biljartliefhebbers die er zich een paar keer in de week kwamen vermaken. Over hetzelfde onderwerp schreef de befaamde Nederlands cabaretier Toon Hermans het liedje ‘Balletje tik’.
365
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 366
VRIENDEN VAN HOTEL DE IJZER Vrienden van Hotel de IJzer nu moe en droef spreek ik tot U het licht der schemerlamp grijzer verlaten, het biljartspel beu o jeugd, gij zijt stil naar de dood in een hoog huis waart uw voorhoofd stemmen gedempt melkglas in lood hand aders ivoorhut gekloofd als kapotte kamerplanten taferelen daar de geliefden haar lippen bruin en uitgedoofd waart Gij die late gezanten zwaar hangt de waas van verleefde zalen van ijl gezang beroofd En nu de club Metro. Tijdens de jaren zestig verhuisde de befaamde Antwerpse biljartspeler Jos Vervest naar Gent in de Clementinalaan om er Hotel Metropole uit te baten. Vrijwel meteen sticht hij er met een handvol enthousiaste biljartliefhebbers een club. Dit initiatief heeft zo’n groot succes, dat de club de eerstvolgende jaren – in Gent nooit gezien – ongeveer negentig leden telt, waaronder sommigen zelfs uit de kuststreek. Jos Vervest was een man met allure én met verstand voor zaken. Toen hij er hotelier was geworden, startte hij ook vrij vlug een ‘biljartschool’ om jonge knapen les te geven in het edele spel. Sommigen van die potentiële kampioenen op het groene laken, zag ik op een krantenfoto, kwamen met hun neus pas boven de rand van het biljart. Ik heb zo het vermoeden dat, net zoals in de wieler- en voetbalsport, hun vaders bij leven en welzijn in hen een eigen wensdroom hoopten te verwezenlijken. Ongetwijfeld was zijn beste leerling in Gent Peter Bracke. Tussen 1982 en 1990 behaalde hij in de disciplines libre, kader en vijfkamp titels in de hoogste nationale klasse. Was Peter Bracke niet geconfronteerd geweest met het in die tijd drastisch verminderen van Europese en Wereldkampioenschappen in zijn favoriete disciplines, dan had hij daar ongetwijfeld herhaaldelijk op het podium gestaan. Later werd Peter Bracke vele jaren patron van biljartclub ’t Lammeken, gelegen in het gelijknamige café in de Brugsesteenweg op de
366
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 367
grens van Gent en Mariakerke. Toen de sinjoor Jos Vervest in Gent kwam wonen, zat zijn actieve loopbaan als biljartkampioen er zogoed als op. De man had een schitterende nationale en internationale loopbaan achter de rug, en rustte nu op zijn lauweren. Eind de jaren veertig was hij met zijn ex-stadsgenoot Clem Van Hassel tijdens het weekend per auto enkele keren naar Parijs gereisd, op bezoek bij een oudere Franse ex-profspeler die de ‘serie Americain’ had geperfectioneerd én vereenvoudigd. Een speelwijze die ze niet zoveel later ontwikkelden naar een nog hoger niveau. Gezien zijn palmares mocht Jos Vervest met fierheid terugblikken op zijn biljartcarrière. Het fabuleuze algemeen gemiddelde van 350 punten over zeven partijen, dat hij in 1965 behaalde in het Belgisch kampioenschap libre, vond hij zijn grootste prestatie. Een record dat zomaar eventjes 32 jaar standhield, tot het door Frederik Caudron met 400 gemiddeld werd verbeterd. De titels op zijn palmares zijn legio. Jos Vervest was ook een zakenman die van aanpakken wist. Zo organiseerde hij in zijn zaak enkele keren een biljartfestijn waar een wieler- of voetbalgod samen met een biljartkampioen ploeg mochten vormen in een tornooi. Wat een bijzonder grote toeloop van kijklustigen betekende. Net zoals andere grote kampioenen was Vervest jaarlijks te gast in volkscafés om er, flink vergoed, een partijtje te spelen tegen een lokale speler. Om de kosten te dekken, verlootte de cafébaas aan de talrijke aanwezigen een keu. Pas het ene jaar dat ik lid was van biljartclub Metro, maakte ik persoonlijk kennis met Jos Vervest. Het aantal leden van de club was toen al drastisch verminderd tot circa vijftien. Toen mijn werkweek er de vrijdag om 12 op zat, stapte ik, op weg naar huis, er soms van mijn fiets om er een uurtje te oefenen. Als ik geluk had, kon ik op dit eerder kalme uur in de gelagzaal een partijtje spelen. Zo speelde ik er eens op het kleine biljart in libre tegen een jonge vrouw, die vlot series van twintig punten scoorde. Een andere keer speelde ik op de matchtafel een partijtje drieband naar twintig punten tegen een bekende Japanse speler die in Hotel Metropole logeerde. Het partijtje verloor ik uiteraard, maar toch niet oneervol. Nog een andere keer zag ik er groepje luidruchtige oudere heren deelnemen aan een zonderling spelletje biljart waarvoor ze een bepaald bedrag moesten inzetten. In het midden van de tafel hadden ze met een krijt een cirkel getrokken. De speler die de ballen, op een of andere wijze, het eerst in de cirkel kon laten uitbollen, won de inzet van het spelletje. De heren hun gedoe leek mij eerder blufpoker dan biljarten. Als een bezoeker aan het biljartlokaal aan de waard vriendelijk vroeg, eens te tonen hoe hij aan een hoog tempo en toch schijnbaar o zo gemakkelijk in een partij libre die talrijke caramboles maakte, ging hij daar op in. Tijdens een gezellige babbel met enkele biljartliefheb-
367
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 368
bers stelde een van hen Jos Vervest plotseling de vraag, of hij tijdens zijn loopbaan nooit gehoord had dat een speler om de centen op onsportieve wijze de uitslag had vervalst. Waarop hij spontaan antwoordde: ‘Ja zeker, ook ikzelf trachtte, gezien de kleine prijzenpot, aldus eens wat bij te verdienen. Voor de aanvang van de finale van een Europese titel libre, had ik vernomen dat mijn tegenstrever er alles voor over had om kampioen te worden. Ik was in form en was bezig de partij naar 500 punten in één beurt moeiteloos uit te spelen. Met nog een schamele 20 voor de boeg vroeg ik de scheidsrechter om een sanitaire stop. Toen mijn Spaanse tegenstrever naast mij in het toilet stond te plassen, deed ik hem het voorstel hem te laten winnen voor een grote cheque. Maar de man gaf geen krimp. Dus!’ In 1992 deed biljartclub Metro aan biljartclub Zuid een voorstel om te fusioneren. Wat in feite maar gedeeltelijk lukte, omdat sommige leden uitzwermden naar nog andere Gentse clubs. In het voormalige Hotel Metropole vestigde zich even later een voedingszaak. De laatste grote Gentse biljartclub die ik wil belichten, is De gouden Sleutel gelegen in het gelijknamige café in het rustieke straatje Klein Turkije. Na enkele jaren te zijn uitgebaat door de eerder vernoemde speler René De Baets, nam het opkomende talent Arnold De Paepe er zijn intrek. Deze speler was eerder, telkens kortstondig, onderwijzer en uitbater van de biljarttempel Union geweest. Arnold was een natuurtalent met een sierlijke, prachtige afstoot, dat zich, na het behalen van enkele titels in lagere klassen, in korte tijd ontwikkelde tot een groot driebandenspeler. De eerste keer ontmoette ik hem in het lokaal Union, waar toen voor de prestigieuze gelijknamige schaal in drieband tussen spelers van Ereklasse en de eerste lagere reeks werd gestreden. Ik herinner me nog dat Jos Vervest er, fin de carrière in de discipline drieband, die hem helemaal niet lag, een rotfiguur sloeg. Op het einde van het tornooi uitten bepaalde deelnemers hun ongenoegen betreffende het er gespeelde systeem met handicap, wat betekent dat de ene speler naar 60 punten moest spelen en de andere slechts naar 48 punten. De daaropvolgende jaren ging het heel vlug bergop met de biljartcarrière van Arnold De Paepe. Zoals vele andere spelers had hij gekozen voor de intussen toonaangevende spelsoort driebanden. Na een aantal persoonlijke lessen van de Antwerpenaar René Vingerhoedt, de eerste Belg die in deze discipline ooit Europees kampioen werd met een gemiddeld boven de 1, werd hij tot ieders verrassing begin 1973 zelf Europees kampioen driebanden. Plaats van het gebeuren was het plaatsje Crosne, gelegen 18 km ten zuid-westen van Parijs. De drie volgende jaren kon hij zijn status van getalenteerde driebandspeler in
368
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 369
stand houden met, eerder vrij onopvallende, deelnamen aan Europese en Wereld kampioenschappen, en podiumplaatsen in Belgische kampioenschappen. In sommige partijen verblufte hij nog de kenners van het spel, maar alsmaar meer liet hij, mentaal moegestreden, na een paar missers misnoegd de schouders hangen. Toen hadden alle spelers op hoog niveau natuurlijk te maken met de grootste slokop van de titels gedurende ruim een kwarteeuw: Raymond Ceulemans. Tijdens een wedstrijd van de Schaal van Laere, een driebandtornooi voor Ereklassers dat verscheidene jaren doorging in De Gouden Sleutel en waar de beste Belgische spelers aan deelnamen, hoorde ik een fan van Arnold De Paepe eens een beschamende chauvinistische opmerking maken aan het fenomeen Ceulemans. Zo frustrerend was zijn meesterschap voor sommige. In biljartclub De Gouden Sleutel werd, door het succes van Arnold, geleidelijk aan nagenoeg alleen drieband gespeeld. Geen van de leden kon, hoe ze ook hun best deden, echter ooit zijn niveau bereiken. Arnolds uitverkoren lid als oefenpartner was Willy Bekaert, een speler die op klein biljart soms een heel hoog algemeen gemiddelde haalde. Een van de schaarse leden van de club die nog kozen voor libre of kader, was Reginald De Poorter, de sinds meer dan twintig jaar eminente voorzitter van de Koninklijke Belgische Biljartbond is. Naast Arnold De Paepe wisten twee leden van biljartclub De Gouden Sleutel op verschillende tijdstippen en voor korte of langere tijd te promoveren naar de Ereklasse van de Koninklijke Belgische Biljartbond: Camiel Creve en Léon Devreeze, beiden in de discipline drieband. Er een partijtje driebanden, man tegen man of per koppel, en winnen of verliezen, vond ik in De Gouden Sleutel altijd ontspannend. Ik speelde er afwisselend tegen of met gepensioneerden of studenten. Ik heb nooit op een beter biljart gespeeld dan op de eerste matchtafel in het café. De tafel was van het Brusselse merk Van Laere. Op een gegeven ogenblik bracht de firma Simonis uit Eupen veel fijner geweven lakens op de markt, waardoor de loopafstand van je speelbal met ongeveer nog een meter werd verlengd. Wat, door de intussen ook geoptimaliseerde kwaliteit van de biljartballen, vooral het niveau van driebandspelers deed toenemen. In het souterrain onder het biljartcafé De Gouden Sleutel huisde toen een discotheek waarvan het geluid gelukkig niet tot aan de biljarttafels doordrong. Wel was het vaak onaangenaam, dat je aan het biljart soms de geur van de gezamenlijke urinoirs opsnoof. In een kranteninterview luchtte Arnold De Paepe zijn ongenoegen om het geringe prijzengeld dat er zelfs met internationale biljarttitels te verdienen viel. Zo verklapte hij, dat zijn Europese titel hem aan reis- hotelkosten 1300 frank armer had gemaakt, en dat – naast een beker of een schaal – de prijzen
369
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 370
in natura die men er ter die gelegenheid kon winnen traditioneel bestonden veelal uit huishoudartikelen, zoals stofzuigers, keukenmixers, koffiezetmachines, strijk- en wafelijzers. Toestellen die men dan moest proberen te versjacheren aan vrienden, kennissen of familieleden. Aan deze situatie kwam in een eerste fase een einde, toen spelers die na een belangrijk kampioenschap of tornooi werden gelauwerd een kartonnen doos kregen toegestopt waarin een cheque stak, uitgeschreven door een sponsor. Pas toen midden de jaren tachtig topspelers als Raymond Ceulemans en Ludo Dielis het aandurfden profspeler te worden en daardoor de Belgische Biljartbond op andere gedachten te brengen in deze situatie, kwam daar verandering in. Eindelijk zag de bond de noodzaak in om het prijzengeld voor de spelers op de een of andere wijze te verhogen. Zo werd het de spelers voortaan toegestaan om op hun bovenarm of borst van hun vest of trui, qua formaat en lettergrootte strikt gereglementeerd, reclame voor een sponsor aan te brengen. Hopelijk worden biljartspelers nooit sandwichmannen zoals wielrenners. In een ander interview had Arnold, die nooit een blad voor de mond nam, het over het schromelijk veel geld dat het kostte om les te volgen in biljarten. Je mocht tijdens de jaren zeventig vlug rekenen op 3.000 tot 5000 frank per maand, plus consumpties, want biljarten is nu eenmaal een sport die gespeeld wordt op café. Ook had hij het een keer over de ziekte aan zijn alvleesklier, die hem belette om nog langer op hoog niveau te spelen. Na het vroegtijdig overlijden van kampioen Arnold De Paepe, baatten zijn weduwe en haar nieuwe levensgezel nog een tijdje de zaak uit, maar door nog meer miserie geplaagd, sloot de zaak uiteindelijk de deuren. Niet zo lang nadien fuseerde biljartclub De Gouden Sleutel met de club SintMartinus in de Krijgsgasthuisstraat. Lokaal dat tegenwoordig in relamespots op de radiozender in de regio, veelzeggend een snookerlokaal wordt genoemd.
Besluit Vanaf de jaren vijftig kreeg het befaamde aloude biljartspel carambole in onze gewesten veel concurrentie van het spel tap- of golfbiljart. In kleine cafés verving men de caramboletafels door tapbiljarts omdat ze heel wat minder plaats innamen en men er bij iedere set een geldstuk moest instoppen. Daardoor geïnspireerd, hing men een poosje later aan een wand naast een carambole een tijdklok waar men om verder te mogen spelen, om de zoveel minuten ook verplicht was een geldstuk te stoppen. Veel carambolespelers dachten dat spelen op een tapbiljart voor hen een fluitje van een cent was, maar dat bleek een illusie. Zo hoorde ik eens vertellen dat een internationale Belgische speler op het tapbiljart vernederend werd door de
370
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 371
zestienjarige zoon van de uitbater van een volkscafĂŠ. Even vaak werd er toen minder gecaramboleerd door het voorgoed sluiten of herinrichten van veel cafĂŠs. Nog een andere reden waarom, vooral bij de jeugd, de belangstelling voor caramboleren afnam, waren de tv-uitzendingen op BBC en internationale sportkanalen van het uit Engeland overgewaaide spel Snooker, en in het spoor daarvan het populaire Amerikaanse spel Pool in de belangstelling kwam. Ook in deze andere spelsoorten met biljartballen dachten befaamde carambolespelers tevergeefs uit te blinken. Wat ik ook jammer vind, is dat de geschreven pers tegenwoordig slechts zo weinig plaats beschikbaar heeft voor de prestaties van biljartspelers. Waar is de tijd, dat in de kranten De Gentenaar en Het Volk wekelijks de prestaties van de spelers die aantraden in alle grote en kleine kampioenschappen en tornooien werden gepubliceerd. Om met een voorbeeld aan te tonen hoe erg het nu gesteld is: toen dit jaar de fameuze Belgische driebandspeler Eddy Merckx een wedstrijd naar vijftig punten won aan meer dan zes gemiddeld, was het berichtje dat men daaraan wijdde kleiner dan dat over een voetbalploegje uit een derde provinciale reeks dat op het punt stond te degraderen. Tegenwoordig verschijnen de biljartuitslagen alleen op internet, maar dat vind ik een minderwaardig compromis omdat enkel insiders daar nog kennis van nemen. En toch hoop ik, biljartliefhebber in hart en nieren die ik een halve eeuw was en na tien jaar inactiviteit nog ben, dat de edele sport caramboleren nooit zal verdwijnen. Julien Vangansbeke
371
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 372
INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE - FICHE N° 234
Op 26 November 1901 stelde Paul Bergmans, in de rubriek “Boekbanden Bibliotheek van de Stad en van de Universiteit, Rés.1414 - XVIe eeuw” in het Frans een fiche op over:
Boekband van het register der rekeningen Deze eigenaardige Brugse boekband in natuurlijk koud gestempeld kalfsleder, is afkomstig van een register dat onder het nummer 2662 voorkwam op de verkoop van de kanunnik A.L. Carton ((Gent, 1866): “Registre van de manschepen gehouden van den patronaetschepe van Pitthein; item Hof van Pitthein ende Hof van Aeyshove in Coolscamp toebehoorende aen jonch. Lammorael van Claerhoudt, vernieut int jaer 1575, by Frans Wybode, in-fol, v. ant.” “Op perkament. Merkwaardige boekband met de wapens van de Van Claerhoudts (?).” Alhoewel het handschrift bestemd was voor het Brugs archief, kocht Mr. F. Van der Haeghen voor 20 frank de kaft die de bibliotheek van Gent kwam verrijken, samen met de andere boeken van zijn verzameling wanneer deze Gentse bibliofiel bibliothecaris geworden was.
372
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 373
De wapenschilden die voorkomen in het midden van het voorste plat zijn in feite deze van Filips de Schone (1493-1506) en het mag vreemd voorkomen dat zij nog gebruikt werden voor de versiering van een register dat vernieuwd werd in 1575. Rondom, onderbroken door versieringen, de inscriptie: Tenez bon compte en cest livre. De voortzetting van het achterste plat waarop slechts een bies voorkomt, komt over het boekdeel en is voorzien van een riempje bestemd om door een gesp te gaan. Deze is bevestigd aan een van de lederen bandjes die de rug versterken en die vastgemaakt zijn bij middel van smalle witlederen riempjes. Volgens Mr. James Weale waren de voornaamste Brugse boekbinders van registers in het begin van de XVIe eeuw: Antoine de Riemaekere (15021512), Paul van Verdebeke (1521-1555), waarvan wij hier een werk besproken hebben (fiche 206) en Jean de Tollenaere (1508-1545). Deze had een dergelijke reputatie dat hij het cliënteel had van Spaanse en Italiaanse handelaars die in Antwerpen gevestigd waren.
Cf. Catalogue des livres, manuscrits et documents originaux formant la bibliothèque de feu Mr. Charles-Louis Carton (Gent, Ad. Vander Meersch, 1866), p.182, n° 2662. Een andere boekband afkomstig van deze verkoop werd beschreven in onze Inventaire, fiche 206. - J. Weale, Bookbindings and rubbings in the national art library South Kensington museum (Londen, 1894-1898), Introduction, p. LVI
373
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 374
MINDER BEKENDE EN/OF VERDWENEN LOCATIES
Franciscanen - Minderbroeders - Freremineuren - Recolletten
Het klooster van de Minderbroeders (fratres minores), vanaf 1618 namen ze de strenge regel van de Observanten aan en werden Recolletten genoemd, kwam in Gent reeds tot stand nog tijdens het leven van de H. Franciscus van Assisi (1182 - 1226), die de orde heeft ingesteld. Het was in 1225 dat de eerste Minderbroeders te Gent kwamen. Dierickx beweert dat de grond ten westen van de Ketelpoort, het Kuipgat, hen in 1256 werd afgestaan. Het klooster waarin de Minderbroeders aan de Ketelpoort hun intrek namen was een vestinggebouw dat aan graaf Ferrand van Portugal toebehoorde. Het klooster was opgericht ter ere van de HH. apostelen Petrus en Paulus en de H. Maria Magdalena. De broeders volgden de regel van hun insteller, d.w.z. ontbering van geld en goed, streven naar strikte naleving van het armoede-ideaal en afkeer van rijkdom van kloosters. De ingang der kloosters was aan vrouwen ontzegd. Hun kleed was van grof asgrauw laken, in de vorm van een zak met een puntige kap, die gedurende negen jaar dag en nacht werd gedragen. Ze werden te Gent met eerbied bejegend omdat ze zo dienstvaardig en ijverig waren. Ze zorgden voor ziekenzorg en onderwijs. Ieder jaar kregen ze van het stadsbestuur brandhout en boter, tijdens de vasten vis, en wijn op de grote feestdagen. Het klooster te Gent was vermaard door de kunstwerken die de kerk versierden: werken van Jan Van Hasselt, Saladijn de Scoenere en anderen. Die werken zijn tijdens de beeldenstorm van 1566 verloren gegaan. De godsdienstberoerten van de tweede helft van de 16e eeuw waren voor de Franciscanen bijzonder noodlottig. In 1566 werd de hele inboedel op straat of in het water gegooid; de boeken werden gescheurd en in het water geworpen; de altaren en heiligenbeelden werden stukgeslagen; de glasramen werden vernietigd; schilder- en houtsnijwerken werden stukgesneden en -geslagen, de grafzerken ondergingen hetzelfde lot. Enkele jaren later werden verschillende broeders door de bosgeuzen vermoord en in 1578 werden door de Calvinisten vier Minderbroeders en een Augustijn op de Vrijdagmarkt levend verbrand, en werden nog eens meubilair en boeken gestolen en verkocht. De overige broeders werden door Hembyze uit de stad verbannen. Van het klooster werd een wapendepot gemaakt (kanonballen teruggevonden bij recente archeologische 374
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 375
opgravingen). In 1584 keerden zij naar Gent terug... en vonden hun klooster tot een puinhoop herleid. De 17e eeuw was een eeuw van geestelijke en stoffelijke herstelling. In 1628 werden de broeders door de magistraat gevorderd de pestlijders te verzorgen. Gemiddeld telde het klooster dertig à veertig priesters, tien à twintig leerlingen in de wijsbegeerte en theologie en een twintigtal lekenbroeders. De paters hadden een eigen brouwerij en kweekten in hun tuin appelbomen en wijngaarden.
Het Recollettenklooster (1750)
In 1715 werd het koor van de kerk hersteld; in 1777 werd de school herbouwd Jaarlijks gingen ze in processie door de stad. Deze processie werd “Den goeden Engel” genoemd. In 1796 werden de paters door de Franse republikeinen uit hun klooster gezet en de poort werd gesloten. Kerk en klooster werden aan plundering overgegeven. Een schilderij van Rubens werd weggehaald en toen het in 1815 door Frankrijk werd teruggegeven, kwam het in een museum te Brussel terecht. De afbraak van het klooster begon in 1797. Na de afbraak werden de gronden waar het klooster had gestaan te koop aangeboden.
375
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 376
In 1840 keerden de Recolletten naar België terug. Door bisschop Delebecque werd hen het voormalig klooster van de Zusters Clarissen - Urbanisten op de Houtlei aangeboden en ze zijn dadelijk begonnen de kerk en het klooster aan hun noodwendigheden aan te passen. Vandaag (2009) verblijven de overblijvende paters in de Maagdestraat, waar ze aan armen nog steeds broodbonnen, kleding, hulp en bijstand verlenen. Bibliotheek en archief zijn naar SintTruiden overgebracht. In 1925 werd een grote plechtigheid gehouden om de aanwezigheid van 700 jaar Franciscanen in de stad te vieren. Op het terrein van het vroegere klooster, werd beslist een Justitiepaleis te bouwen. De Recolletenplaats werd Koophandelsplein. Onder leiding van stadsarchitect Louis Roelandt begon men aan de werken in 1836. Het classicistisch paleis werd in 1846 ingehuldigd. Als we nagaan of het Recollettenklooster belangwekkende namen heeft opgeleverd, komen we uit op een lange lijst verdienstelijke mannen, waaronder de twee belangrijkste ongetwijfeld zijn: Pedro de Gante en Pieter Fardé. Petrus De Muer, beter bekend als Pedro de Gante of de “Apostel van Mexico” leefde in de 16e eeuw. Hij vertrok naar Mexico in 1522. Hij bleef er de rest van zijn leven. Hij zette zich vooral in voor de jeugd en leerde er duizenden lezen en schrijven. Hij richtte er ook meer dan honderd kerken en kapellen op. Hij overleed in 1572. Hij was 92 jaar oud. Gedenkplaat aan de zijgevel van het Justitiepaleis. Pieter Fardé leefde in de 17e eeuw. Toen hij in 1686 een tweede maal het heilig land wou bezoeken, kwam hij in een ongelooflijk avontuur terecht. Het schip werd door zeerovers overvallen; hij werd op de slavenmarkt verkocht; vrijgelaten werd hij door rovers aangevallen; terug ingescheept kwam het schip in een storm en hij op een verlaten eiland terecht; eindelijk door een schip -alweer zeerovers!- opgepikt, kon hij met omwegen naar Gent terugkeren. Hij werd naar Hamburg gestuurd, waar hij in 1691 overleed. Filip De Pillecijn heeft over zijn avonturen een roman, Pieter Fardé, geschreven. Literatuur F. De Potter, Gent van den oudsten tijd tot heden, deel IV. Ghendtsche Tydinghen, Het Kuipgat, jg. 4, januari 1975; Aan de Houtlei vroeger en nu, jg. 22, januari 1993 ; De kerk en het klooster van de Recolletten, jg. 29, januari 2000. Bouwen door de eeuwen heen. Inventaris van het cultuurbezit in België. archtectuur. Deel 4 na. Stad Gent, 1976. P. Kluyskens, De Recolletten te Gent, Ghendtsche Tydinghen, 26e jg., nr. 6, november 2000. Internet. Google.
Daniël Van Ryssel 376
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 377
DANEEL RUTAERT, ALIAS VAN LOVENDEGHEM, BEELDHOUWER, WIJNHANDELAAR OF MECENAS?
Daneel Van Lovendeghem, genaamd Rutaert, is vooral bekend geworden door zijn borgstelling bij de intrede van Gents belangrijkste schilders in de St.-Lucasgilde: Joos van Wassenhove, alias Justus van Gent, en Hugo van der Goes. Hoewel hij verschillende malen in de biografieën van deze beroemde schilders geciteerd wordt, lopen de meningen over het leven en de werkzaamheden van Daneel van Lovendeghem ver uit elkaar.
Hugo van der Goes, vermoedelijk zelfportret, detail uit het Montforte-altaar, Berlijn, Staatliche museen.
Hulin de Loo, Victor van der Haeghen, gevolgd door Lavalleye noemt hem een vooraanstaand koopman en een goudslager1 Dhanens schrijft dat hij een beeldhouwer was2 Duverger·, De Patoul, Sintobin en Vandevivere3 weten daar nog aan toe te voegen dat hij naast beeldhouwer ook nog wijnhandelaar was en tevens kleurstoffen aan kunstenaars verkocht. Het is dan ook begrijpbaar dat zich thans een nader onderzoek opdringt. Reeds in het begin van de 15de eeuw komt de naam Daneel van Lovendeghem voor in de Gentse archieven in relatie tot Gentse kunstenaars. Op 17 november 1404 liet Daneel van Lovendeghem zijn zoon Willekin gedurende acht jaar in leer gaan bij Willem van Axpoele om hem het ambacht van schilderen te leren·. Willem van Axpoele was een belangrijk Gents schilder, die samen met Jan Martins in 1418 de portretten van de graven van Vlaanderen schilderde in het Gentse schepenhuis4 De lange leertijd wijst erop dat de vader Willekin waarschijnlijk geen schilder was. Deze Daneel van Lovendegem was de zoon van Zegher5. Of we Willem van Lovendeghem mogen vereenzelvigen met de meester die in 1412 in de Gentse Holstraat naast het Rijke Gasthuis een grote woning bewoonde blijft een open vraag6 Wat er verder van de schilder Willem van 377
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 378
Lovendeghem geworden is, hebben we niet kunnen achterhalen. Daneel van Lovendeghem, de borgsteller van Justus van Gent en Hugo van der Goes, werd pas In het midden van de 15de eeuw voor de eerste maal in de documenten vermeld, waardoor we hem niet kunnen identificeren met de vader van Willem. Op 2 mei 1446 werd Daneel Rutaert opgenomen als meester van de Gentse wijngilde7 Daar hij in deze akte niet vermeld werd onder de naam Van Lovendeghem mogen we aanvaarden dat hij Rutaert noemde en zijn familie herkomstig was uit Lovendegem. In dit verband kunnen we moeilijk familiale banden met de hoger vermelde Daneel aanhalen, die waarschijnlijk een lid was van de Gentse familie van Lovendeghem. Deze familie werd reeds in de 14de eeuwse Gentse archieven aangetroffen8. Het jaar nadien werd Daneel Rutaert, alias van Lovendeghem lid van de Gentse kuipersgilde. Waarschijnlijk wilde Daneel zijn eigen tonnen voor wijn vervaardigen. Daneel van Lovendeghem verkocht in 1459 een “keerle” (= paard) aan de belangrijke Gentse schilder Daneel de Rycke9. Volgens sommigen is deze kunstenaar de auteur van de Gentse Calvarietriptiek (Gent, St.-Baafskathedraal)10. Op 11 januari 1460 (n.s. 1461) betaalde Daneel van Lovendeghem, alias Rutaert, aan Daneel de Rycke, als deken van de Gentse schildersgilde naast een zilveren schaal met het wapen van het ambacht en de boord vuurverguld - de som van zes ponden groten, voor de opname van zijn “natuerlic” (= bastaard)zoon Hannekin (Jan) in het kunstenaarsambacht11. Het feit dat hierbij geen borgen optraden en de hoge som direct werd betaald, wijst erop dat Daneel van Lovendeghem zeer rijk was. Daneel de Rycke betaalde op 16 november 1462 twee ponden aan Daneel van Lovendeghem, alias Rutaert, voor een gouden zegelring12. Waarschijnlijk heeft dit document aanleiding gegeven om Rutaert te beschouwen als goudslager of smid. Bij nader onderzoekt blijkt dat de naam van Lovendeghem of Rutaert niet voorkomt onder de 15de eeuwse Gentse goud- en zilversmeden13. Kort daarna op 28 juli 1463 leende Daneel de Rycke dertig schellingen aan Daneel van Lovendeghem14. In januari 1463 (n.s. 1464) verkocht de miniaturist Hemery van Bueren een klein schilderij bedragende drie pond groten aan Daneel Van Lovendeghem, alias Rutaert15. Deze verluchter had een goede relatie met Daneel de Rycke16. Samen met de goudslager en deken van de Gentse schildersgilde Jan de Vos stelde Daneel Rutaert zich op 6 oktober 1464 borg bij de opname van Joos van Wassenhove in dit gilde17. Deze Joos van Wassenhove zal na 1469 uitwijken naar Urbino (Italië), waar hij bekend werd onder de naam van Justus van Gent18. Op 8 oktober 1464 verkocht van Lovendeghem opnieuw een paard aan Daneel
378
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 379
de Rycke19. Op 5 mei 1467 stelde Daneel van Lovendeghem zich samen met Joos van Wassenhove borg voor Hugo van der Goes bij de opname van deze schilder in de Gentse St.-Lucasgilde20. Op 18 augustus 147521 stelde Daneel Rutaert samen met Jan Stameraert en Hugo van der Goes, de deken van het Gentse schildersambacht - zich borg voor de in zijn tijd zeer hooggewaardeerde beeldhouwer Willem Hughe22. Voor deze opname moest Hughe de hoge som van acht ponden grote betalen en een zilveren schaal waarvan de boord verguld was en de bodem het wapen van de nering droeg. Hierbij verklaarde Daneel Rutaert dat hij als bruidschat van het huwelijk van Willem Hughe met zijn dochter Margriete de schaal zou betalen23. Volgens Victor Vander Haeghen overleed deze “handelaar� kort voor 7 februari 1486 (n.s. 1487)24. Uit de hoger vermelde documenten is er geen enkele verwijzing te vinden waaruit blijkt dat Daneel van Lovendeghem een kunstenaar zou zijn. Uit deze gegevens blijkt eerder dat hij zich graag omringde met kunstenaars en kunstwerken kocht.
Daneel Rutaert, Joan Casel, Antoni Gomar, Koorgestoelte, Barcelona, Kathedraal.
Daneel van Lovendeghem had verschillende kinderen, die een actieve rol hebben gespeeld in het Gentse artistieke milieu. Reeds hebben we zijn bastaardzoon Jan vermeld. Deze beeldhouwer was in 1498 werkzaam voor het grote tornooi van de St.-Jorisgilde te Gent.
379
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 380
Zijn gelijknamige zoon Daneel van Lovendeghem was niet alleen “beeldsnyder”, maar ook zoals zijn vader “wynzegghere”25. De eerste maal dat deze kunstenaar vermeld werd in een document, was deze jonge kunstenaar werkzaam in het buitenland. Dit wijst er op dat we hier te doen hebben met een volleerd kunstenaar. Tussen 1499 en 1501 was Daneel Rutaert de Jonge samen met Joan Casel – die geholpen werd door Antoni Gomar – werkzaam aan het koorgestoelte van de kathedraal van Barcelona. Het oude gestoelte vervaardigd in 1459 door Pedro Blasco was in 1479 zwaar beschadigd. Na een aantal ingrijpende restauraties werd uiteindelijk door bisschop Pedro Gancui van Barcelona besloten om een nieuw te laten vervaardigen. Waarom men daarvoor een beroep deed op deze Vlaamse kunstenaar is niet geweten, maar de reden kan gezocht worden in de vorstenrelatie tussen de twee landen. Door het huwelijk van Johanna de Waanzinnige (1479 - 1555) in 1496 met Filips de Schone werden de culturele banden nog nauwer aangehaald, waardoor talrijke Vlaamse kunstenaars werkzaam waren op het Schiereiland26. De Vlaamse kunst deed met Jan van Eyck, die als één der gezanten van Filips de Goede in 1429 de hand ging vragen van Isabella van Portugal, haar intrede in Spanje en Portugal27. In het midden van de 15de eeuw gingen Spaanse schilders – zoals Luis Dalmau28 – naar de Nederlanden om er vertrouwd te geraken met de kunst van de Vlaamse primitieven. In die periode vestigden zich ook Vlaamse kunstenaars – zoals de Meester van Levensbron29 – op het Schiereiland. Tegen het einde van de 15de eeuw was er grote culturele wisselwerking waardoor talrijke Vlaamse kunstenaars werkzaam waren in het zuiden. Hoewel de Gentse school in dat verband nog maar weinig onderzocht werd, stellen we vast dat er ook artiesten uit de Arteveldestad werkzaam waren op het Schiereiland. Naast Daneel Rutaert vermelden we de schilder Juan de Flandes, die wij hebben willen vereenzelvigen met Jan van der Straten30, die in die periode eveneens werkzaam was in Castilië en de beeldhouwer Olivier de Gand, die zijn geluk in Portugal ging zoeken31. Het koorgestoelte in de hoofdkerk van Barcelona wordt thans beschouwd als één van de belangrijkste bezienswaardigheden van deze Catalaanse stad. Hoewel lokale kunsthistorici het er over eens zijn dat er zeker twee of meerdere handen werkzaam waren aan het koorgestoelte is het nog steeds zeer moeilijk om het aandeel van de Gentenaar te achterhalen32. Daar hij in de documenten vermeld werd als beeldhouwer van figuren schrijft men Rutaert de gesculpteerde personages en acht topversieringen van het gestoelte toe. In vergelijking met dit koorgestoelte worden er enkele andere beeldhouwwerken in de kathedraal aan Daneel Rutaert toegeschreven. De preekstoel met flam-
380
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 381
boyante trapleuning, de pinakels en het gebladerte wordt tevens op het actief geplaatst van deze beeldhouwer van personages33. In vergelijking met dit werk worden tevens twee panelen met het wapen van bisschop Pedro Garcia toegekend. Deze toeschrijving berust voornamelijk op het feit dat het ontwerp van deze heraldische voorstellingen van de hand zijn van Bartholomeus Pons. Catalaanse kunsthistorici houden deze schilder voor een Duitser34, waardoor ze ook van mening zijn dat Daneel Rutaert - die in Pons gevolg geplaatst wordt – een Duitser35 is. Bartholomeus Pons was geen Duitser, maar een Haarlems schilder36. Tussen Gent en Haarlem was een grote culturele wisselwerking op het einde van de 15de eeuw en dit voornamelijk door de relatie tussen de Gentse schilder Hugo van der Goes en Haarlemse kunstenaars zoals Geertgen tot St.-Jans37. De verhouding van Rutaert tot de Haarlemse kunstenaars moet dan gezien worden als een verderzetting van de wisselwerking waarvan Hugo van der Goes aan de basis lag.
Daneel Rutaert, Joan Casel, Antoni Gomar, Koorgestoelte, Barcelona, Kathedraal.
Opvallend is dat de stijl van de gebeeldhouwde figuren van dit koorgestoelte enorm aansluiten bij de Brugse beeldhouwkunst en zelfs in die mate dat sommigen van mening zijn dat een Brugs beeldhouwer deze beelden sculpteerde38. Kenmerkend zijn de zacht gemodelleerde vloeiende oppervlakken met decoratief golvende contouren. Het zijn vooral de engelfiguren met het volle gezicht en bolle wangen geaccentueerde mond en vooral de “wapperende”
381
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 382
pijpenkrullen, die aansluiten bij de Brugse traditie in de navolging van Tydeman Maes39. Reeds is echter verwezen naar de relatie tussen deze Brugse beeldhouwwerken en de “Zingende engelen� van het Lam Godsretabel (Gent, St.-Baafskathedraal) van Hubert en Jan van Eyck40. Waarschijnlijk mogen we net zoals bij de miniatuur- en de schilderkunst ook bij de beeldhouwkunst spreken van een wisselwerking tussen Gent en Brugge. Enkele critici zijn van mening dat men Daneel Rutaert mag vereenzelvigen met de beeldhouwer Daniel Renard die tussen 1501 en 1518 werkzaam was in het Klooster van de Heilige Kruisen in Barcelona41.
Daneel Rutaert, Preekstoel, Barcelona, Kathedraal.
Deze vereenzelviging wordt door de meeste historici terecht verworpen42, daar Daneel Rutaert reeds in 1504 terug was in Gent. In de staat van goed van 3 april 1504 wordt Daneel Rutaert vermeld als beeldhouwer. Deze staat werd opgemaakt ten behoeve van Gerard Crieck, zoon van Engelbrecht en Marguerite Rutaert, zuster van Daneel. Hierin wordt vermeld dat de weduwe Marguerite Rutaert een huis aan de Lange Mere verkocht had aan Godfried Hebbelin, raadsheer van de Raad van Vlaanderen, dat paalde aan haar eigen woning in de Kalanderberg. Hierbij krijgt Gerard als weeskind van de overleden beeldhouwer Ingelbrecht Crieck een deel van de verkoop43. Op 13 december 1511 deed de prior van het klooster der geschoeide karmelieten te Gent een beroep op Daneel van Lovendeghem voor het afwerken van een doksaal in de kloosterkerk. De prior was niet tevreden over het werk van de beeldhouwer Jan de Smytere, die reeds het doksaal langs de zijde van het koor had voltooid. Hij deed daarom een beroep op van Lovendeghem om het doksaal verder af te werken langs de zijde van het schip. Het was een zeer
382
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 383
grote jubee waarvoor de kunstenaar 27 ponden groten ontving. Bovenaan tussen de arcaden moesten op de panelen de voorstellingen van de “Zeven ween van Onser Vrauwen met haren Blijsscapen” gesculpteerd worden. Het geheel werd gedragen op zuilen waarvan de kapitelen opgesmukt waren met taferelen uit het leven van de profeet Elias. Verder was het doksaal opgesmukt met bladeren, bloemen, dieren en personages44. Nadien werd nog een crucifix boven op het doksaal geplaatst en een orgel45. Dit doksaal werd op 22 augustus 1566 door de beeldenstormers verwoest46. Als deken van de Gentse wijngilde verkocht Daneel Rutaert in 1512 een losrente in de parochie van Nevele aan Jan van den Hecke. Opvallend is dat Daneels broer Nicolaas en zijn schoonbroer Gillis van der Piet optraden als borgen47. Op 4 oktober 1513 stelde Daneel de jonge zich samen met Anthonis Deynoot borg voor Pieter Thomaes, zoon van Abraham, bij diens opname in het Gentse schildersgild48. In 1513 traden Clais Rutaert en zijn schoonbroer Gillis van der Piet op als borgen voor een renteconstitutie van de “beeldesnijdere” Daneel Rutaert49. In 1517 werd hij opnieuw vermeld als “beeldesnydere” en “wynzegghere”50. Dit wijst er op dat hij de wijnhandel van zijn vader heeft verder gezet. In 1520-1521 was hij werkzaam voor de gevel van het nieuwe en huidige Gentse stadhuis51. Op 26 augustus 1521 verkocht de “beeldesnijdere” Daneel Rutaert, zoon van Daneel, de losrenten in de parochie van Nevele. Opnieuw trad zijn schoonbroer van der Piet op als borg52. In 1539 werd hij nog vermeld als beeldhouwer53. Daneel van Lovendeghem, genaamd Rutaert de Jonge overleed vóór 154154. Daneel de Jonge had naast zijn halfbroer Jan nog een broer Nicolaas55. Deze kunstenaar werd op 3 december 1500 vermeld als gezworene van het Gentse St.-Lucasgild56. Nicolaas Rutaert was reeds overleden op 4 maart 151857. Daneel van Lovendeghem de Oude had nog twee dochters. Reeds hebben we vermeld dat Margaretha van Lovendeghem voor 1475 gehuwd was met Willem Hughe. In 1485 overleed deze beeldhouwer. Als weduwe ontving Margaretha geld voor beeldhouwwerk waaraan haar overleden man werkzaam was. Op 28 december 1485 ontving ze de laatste afbetaling voor het retabel dat Hughe vervaardigde voor het ambacht van de merseniers en dat reeds prijkte op hun altaar in de Gentse St.-Niklaaskerk58. Waarschijnlijk ontving de weduwe tevens de laatste betaling van het retabel voor de St.-Gertrudiskerk te Bergen-op-Zoom59. Dit echtpaar had verschillende kinderen. In een geschil tussen haar en de nering van de schilders gere-
383
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 384
gistreerd op 18 september 1488, waarbij zij wijst op het recht van een weduwe om het ambacht van haar man verder uit te oefenen, wordt vermeld dat haar zoon Gerard Hughe 14 jaar oud was, m.a.w. het levenslicht zag in 147460. Daarnaast vermelden we Joos en Anna, die in 1497 nog niet meerderjarig was (+ 25 jaar) en waarvoor Ghelain Hughe (haar oom?) optrad als voogd61. Margaretha hertrouwde in 1486 met Jan Dijnghelsche62. Jan Dijnghelssche werd na de Carolijnse Consessie (1540) vermeld als kunstenaar onder “Daude overledene”. Samen hadden ze een zoon Lucas genaamd. Mogelijks was de Gentse kunstenaar Jacob Dijnghelssche hun zoon64, daar zijn oudste zoon Jan noemde. Beiden waren meester in de Gentse St.-Lucasgilde65. Margaretha Rutaert hertrouwde voor de derde maal met de uit Utrecht66 afkomstige beeldhouwer Inghelbrecht Crieck67. Hij voltooide het onafgewerkte retabel van Willem Hughe te Bergen-Op-Zoom. Zij overleefde haar derde man bij wie ze een zoon Gerard had68. In 1503 werd ze opnieuw vermeld als weduwe. De tweede dochter van Daneel van Lovendeghem de Oude kennen we niet bij voornaam, maar we weten wel dat zij gehuwd was met de Gillis van der Piet, daar deze herhaaldelijk vermeld werd als zwager van Daneel en oom van Margaretha’s kinderen. Dit echtpaar had een zoon de Jan van der Piet die met zijn vrouw De Brune een huis bewoonde aan de Burgstraat69. Waarschijnlijk was zij de dochter van de voorname Gentse schilder Augustijn de Brune70, daar deze kunstenaar op 10 februari 1485 (n.s. 1486) dit huis had gekocht71. Jan van der Piet werd op 21 november 1497 opgenomen als meester in de Gentse St.-Lucasgilde72. In 1497 aanvaarde hij Hugo van der Linden als leerling om hem het ambacht van glazenier te leren73.
Besluit Uit de hoger vermelde documenten blijkt dat Daneel I van Lovendeghem, genaamd Rutaert, geen kunstenaar was, maar zich graag inliet met de belangrijkste Gentse artiesten uit zijn tijd die hij bijstond en steunde. Zijn liefde voor de kunst droeg hij over op zijn kinderen en kleinkinderen, die allen in het Gentse artistieke milieu vermeld worden·. We mogen dan ook de mening dat Daneel I een beeldhouwer was verlaten en aanvaarden dat deze verwarring berust op de activiteiten van zijn zoon Daneel II die ook de wijnhandel van vader verder uitbaatte. Het is duidelijk dat de vervaardiging van het koorgestoelte van de kathedraal
384
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 385
van Barcelona niet alleen belangrijk is voor de kunst van de Arteveldestad, maar het toont tevens aan dat op het einde van de middeleeuwen Gentse kunstenaars gewaardeerd werden ver over de grenzen van ons land en een internationale erkenning hadden. Reeds voordien hadden we door de ontdekking van het stenen mausoleum van Jan van Gistel (1432) te Zuiddorpe en te Kloosterzande door Jan de Meyere aangetoond dat Gentse steenhouwers hoogstaande producten vervaardigden die gegeerd werden tot ver buiten Vlaanderen74. Ook dit koorgestoelte werpt een nieuw licht op de Gentse beeldhouwkunst en kan als uitgangspunt genomen worden om andere houtsculpturen in de Gentse school onder te brengen. We willen hierbij vooreerst onze collega lic. Anne De Mayer voor het nemen van de foto’s van het koorgestoelte (cf. supra) en onze studente Sarah Eggermont voor het verder onderzoek en het nemen van foto’s in Barcelona bedanken. Verder gaat onze dank uit dhr. André Capiteyn, medewerker van het Gentse stadsarchief voor de hulp tijdens deze navorsing. Rudy van Elslande
NOTEN 1
2 3 4
5 6 7
8
9
10
LAVALLEYE J., Juste de Gand, peintre de Frederic de Montefeltro, Brussel-Rome 1936, blz. 27, noot 2. DHANENS E., Hugo van der Goes, Antwerpen, 1998, blz. 27. Cat. Hugo van der Goes (1430/1440-1482) l'homme et son oeuvre, Oudergem 1982, blz. 6. VAN ELSLANDE R., Jan van der Asselt, hofschilder van Lodewijk van Male, in: De Leiegouw, 29ste jg., 1987, nr. 7, blz. 435. Gent, Stadsarchief, Jaarregisters van de Keure 1407-1408, f° 9V°. Gent, Stadsarchief, Jaarregisters van de Keure 1412-1413, f° 5. Kenlic (zij) dat Daneel Rutaert bekende Janne Raed als deken van den wyn ambachte, ende ter voorseyder neeringhe behouf, schuldich te syn de somme van XVI pont groote ende drie silveren schaelen elc weghende een troysche marc, de boorden vergult ende den bodem gheamelgeert metten wapenen van den vorseyden ambachten, ende dat over den coop van den vrydomme van diere, etc. ii Meye (1446); Gent, Stadsarchief, Jaarregisters van de Keure 1445-1446, f° 120. VAN ELSLANDE R., Terneuzen ten tijde van de eerste Elisabethsvloed (1404-) (Deel I: voor de storm 1400-1404), in: Nieuwsbrief, nr. 82, 2012, blz. 11, nr. 10. VAN ELSLANDE R., Het altaarschilderij voor de kerk van Sint-Maria-Horebeke (1443), in: Het land van Aalst, 43 ste jg., 1991, nr. 4, blz. 357 (noot 28). DE SCHRYVER A., De Gentse schilderkunst na de Van Eycks, in: Cat tent. Justus van Gent,
385
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 386
11
12 13 14 15
16
17
18
19 20
21 22
23
24
25
26
27
28
Berruguete en het hof van Urbino, Gent Museum voor Schone Kunsten, 12-10 / 15-12-1957, blz. 23-24. VAN ELSLANDE R., Daneel De Rycke, De Gentse schilder (ca. 1415-1474), in: Ghendtsche Tydinghen, 1997, nr. 3, blz. 146. VAN ELSLANDE R, o.c., blz. 41-142. STUYCK R., Belgische zilvermerken, Antwerpen-Brussel, 1984, blz. 193-197. Ibidem VAN ELSLANDE R., Het altaarschilderij voor de kerk van Sint-Maria-Horebeke (1443), in: Het land van Aalst, 43ste jg., 1991, nr. 4, blz. 357 (noot 28). VAN ELSLANDE R., Daneel De Rycke, De Gentse schilder (ca. 1415-1474), in: Ghendtsche Tydinghen, 1997, nr. 3, blz. 142, 143. VAN ELSLANDE R., Lieven van Lathem, een onbekende belangrijke kunstenaar uit de 15de eeuw, in: Scheldeveld, jb. XXI, 1992, blz. 137. VAN ELSLANDE R., Nabur Martins, de belangrijkste Gentse schilder uit het midden der 15de eeuw, in: Ghendtsche Tydinghen, 25ste jg., 1996, blz. 190; VAN ELSLANDE R.D.A. – DE KRAKER A.M.J., De familie Horenbault: renaissancekunstenaars en cartografen te Gent en daarbuiten (ca. 1460 tot ca. 1630), in: Jaarboek 2004-2006 Oudheidkundie Kring “De Vier Ambachten”, Hulst 2007, blz. 21-22. Ibidem. VAN ELSLANDE R., Het altaarschilderij voor de kerk van Sint-Maria-Horebeke (1443), in: Het land van Aalst, 43ste jg., 1991, nr. 4, blz. 357 (noot 28). Gent, Stadsarchief, Jaarregister van de keure 1475-76, f° 35v°. We vermelden hier tevens de 19de eeuwse falsificatie in het Gentse schildersboek, waarbij een Willem Hughe die opgenomen werd in 1446, een homoniem die opgenomen werd in 1456 en gezworene werd in 1471; VANDER HAEGHEN V., Mémoire sur des documents faux relatifs aux anciens peintres, sculpteurs et graveurs flamands, Gent 1898, blz. 24. VAN ELSLANDE R., Het altaarschilderij voor de kerk van Sint-Maria-Horebeke (1443), in: Het land van Aalst, 43 ste jg., 1991, nr. 4, blz. 357, noot 28. VANDER HAEGHEN V., RUTAERT (Daniël Ier), ou LOVENDEGEM (VAN), LOVENDEGHEM, RUUTAERT, RUUTHAERT,in: Biographie Nationale, XX, 1908-1910, 460462. Kenlic zy allen lieden dat Daneel Rutaert, fs Daneels, beeldesnydere ende wynzegghere, commen es voor scepenen van ghedeele in Ghendt, kende ende lyde dat Ghoores Mannins, ter causen van zyne ghesellenede gheheel hoyr van Clayse Rutaert, zynen zweer, tselfs Daneels broedere was, hem Daneel duechdelic ende wel ghecontenteert, betaelt ende ghenouch ghedaen heeft… Actum iiij martij xve ende xvij; Gent, Stadsarchief, Staten van goed 1517-1518, f° 44. THOMAS W. – STOLS E., Vlaanderen en Castilië: twee eeuwen gekruiste levenswegen, in: Cat. tent. Vlaanderen en Castilla y Leon op de drempel van Europa, Antwerpen Kathedraal 16-9/10-12-1995, blz. 1-23. VAN ELSLANDE R., Het Brugse atelier van Jan van Eyck tussen 1433 en 1441 (Deel I), in: Brugs Ommeland, 29ste jg., 1989, blz. 102. VAN ELSLANDE R., De van Eycks te Gent, in: Ghendtsche Tydinghen, 12de jg, 1983, blz. 156; VAN ELSLANDE R., De geschiedenis van de Vyt-Borluutfundatie en het Lam Gods, in: Ghendtsche Tydinghen, 15de jg., 1986, blz. 58.
386
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 387
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42 43 44
VAN ELSLANDE R., De van Eyck's en het Prinsenhof te Gent, in: Ghendtsche Tydinghen, 13de jg., 1984, nr. 3, blz. 184 - 188. VAN ELSLANDE R., Juan de Flandes met name Jan van der Straten, in: Brugs Ommeland, 26ste jg., 1986, nrs 1-2, blz. 111-120. Cat. tent. Feitorias, Kunst in Portugal ten tijde van de Grote Ontdekkingen (einde 14de eeuw tot 1548), Europalia Portugal, Antwerpen Kon. Museum voor Schone Kunsten 1991, blz. 182-184. RIVAS CARMONA J., Los trascoros de las catedrales españolas: estudio de una tipología in : Arquitectonia, Murcia 1994, blz. 86. MONTSERRAT JARDI ANGUERA, Mestres entalladors a Barcelona durant la segona meitat del segle XV i primer quart del segle XVI: de la tradició germànica a la producció local, Proefschrift ter behaling van de title doctor in de kunstgeschiedenis, Universiteit Faculteit Kunstgeschiedenis, Barcelona, 2001, vol. I, blz. 155, 162-172. Marià Carbonell i Buades, Bartolomé Ordóñez i el cor de la catedral de Barcelona, 20002001, blz. 124. MADURELL J.M., Pedro Nunyes y Enrique Fernandes, pintores de retablos», Anales y Boletín de los Museos de Arte de Barcelona, I, 1943, blz.. 13-91. BRUYN J., De betekenis van het werk van Jan van Scorel omstreeks 1530 voor oudere en jongere tijdgenoten, in: Oud Holland, vol. 98, 1984, nr. 2, blz. 89-109. VAN ELSLANDE R., Het Clair-obscure in de ‘Kerstnacht’ van Hugo van Der Goes Vernieuwer en voorloper van het 17de-eeuwse caravaggisme – Chiaroscuto in ‘The Navity’ bij Hugo van der Goes Innovator and precursor of the 17th centery Caravaggist style, Hoogstraten, 2011, blz. 25 – 26. De gids in de kathedraal bracht deze stelling naar voor. Vriendelijke mededeling Sarah Eggermont. Steyaert J.W. (red.), Laat-gotische beeldhouwkunst in de Bourgondische Nederlanden, Cat. tent. Meesterwerken van de gotische beeldhouwkunst, Gent Museum voor Schone Kunsten, 1994, blz. 194-199. J. Steppe, lezing XIIde Congres van de Federatie van de Kringen voor Oudheidkunde en Geschiedenis van België, Mechelen, 3-6 sept 1970, blz. 42 (samenvatting). VEGEU A. D., Imatges de la Llegenda Daurada. El retaule de Santa Maria Magdalena de Santes Creus, catàleg d’exposició, Tarragona , 1997. Marià Carbonell i Buades, o.c., blz. 124. Gent, Stadsarchief, Staten van Goed 1503-1504, f° 54v°. Danneel Ruuthaert, beeldesnydere, kende achtervolghende der voorwaerden met hem ghemaect ende der bestedinghe hem ghedaen up de ondersvrevene condicien ende bespreken by broeder Janne Coels, presbytre, prioor vanden cloostre ende couvente van Onser Lieven Vrauwen broeders binnen deser voornomder stede, anghenomen hebbende te makene, weerckene ende leverne alle de snede ende tlym dat den doxsale van den zelven cloostere toebehoort, van der zolderinghe nederwaert, ende datte te vuldoene, weerckene ende vulcommene van der eerster huere dat hy begonnen heeft toten tyt toe dat hy al gherecht sal wesen. Alder eerst de capiteelen met der historie van Helias de profete, ende up elc capiteel anden styl een repryskin omme daer naermaels een beelde up te stellene, ende an elke zyde van den style een pilaerkin, wel duerwrocht, ende daer up elken styl een tabernacle, de snede vul van ghewasse boven met eenen keyserboykine na den heesch van den weercke, ende voor elcke vaute die blomnen ende looveren ende panneelen elc na synen heesch, ende
387
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 388
45
voor elke vaute up elc zyde de Zeven ween van Onser Vrauwen met haren blysscapen, ende die ydel plaetse ghevult met ghewasse, dyeren ende cleen personnagien, ende alle die voyen ghesneden ghelyc die eerste, ende int crues van der lyste een wyngaert rancke ghesaeyt van ens thenden, ende binnen up tstuuten van der vaut een schive met eender beelde ende metten looveren na den heesch van den weercke na dat Jan de Smytere ghemaect heeft: ende voort naemt de voorseide Danneel alle snede ende lym vooren ghenomt tzynen laste, ende al dit weerc wel ende dueghdelic te weerckene, ende al syn ghesneden weerc te weerckene ende stellene in den rechte ende te accordeerne na den heesch van den weercke, ende na al dat synen ambochte angaet te vuldoene: heeft voort de voornomde Danneel den voornomden prioor belooft ende hem verbonden heeft tweerc ter voorkercken waert noch beter te makene dan dat binnen in den choor begonnen es, ende dat up de visitacie van weerclieden die hem daer af verstaen moghen. Es ooc besprec dat hy Danneel van den tydt dat hy beghinnen sal te weerckene niet en sal moghen uuten weercke gaen, noch niemendt van synen ghesellen, voor dat vuldaen is: ende emmers heeft hy belooft tselve zyn weerc ten lancxten te vulrechtene tsentJans messe xve ende twaleve eerstcommende ten lancxten. Dese anneminghe ende bestedinghe es ghedaen ende gheschiet mids der somme vanxxvii lib.gr. vlaemscher munten wechdraghens, die de voornomde prioor over ende uuten name van den selven synen cloostre ende convente den voornomden Danneele belooft te betaelne binnen den tyt van den voornomden weercke ende emmers zeere corts na tvulstellen ende vulcommen van dien. Dies heeft de voornomde Danneel den voornomden prioor in den name van den selven synen cloostre ende couvente, in also verren als hy den selven docxsael onthiere ende sent Jansmesse eersteommende niet vulstelt ende ghelevert en hadde, hem van synder voornomder somme van xxvii lib. gr. alle weken af te slane ende te defalqnierne x sch. gr. de weke, voor also vele weken als hy inne ghebreke werdt van den selven docxsale na der voornomder sent Jansmesse xve ende xij te vulrechtene ende vulwrocht te leverne, zo voorseit es; welcke voornomde leveringhe ende betalinghe inder mannieren voorscreven te doene, partien an beede de zyden, elc zo verre alst hem angaet, bekent ende verzekert hebben elk up hem ende up al tsyne. —Actum xiij in decembre xve ende xj.; Gent, Stadsarchief, Jaarregisters van de Keure 1511-1512, f° 140. Boven up den docsael stont, zeer schoone verheven ende ghesneden, Ons Heere an tcruuse, Ons Vrauwe ende Sente Jan, met rijckelicke basementen, cijeraigen ende deademen, maer twas al van boven neder gheworpen: ooc de hurghel ende tposetijf, die up den docsael stonden, zoo voorscreven es. Den docsael up de zijde vanden bueck, noch nauwelic alf vuldaen zijnde, ende ghestoffeert met hijstorien oft ghesneden paercken, nauwelic totter heelft, zeer constich ghedaen, de zelve zijn al uutgheworpen als vuijlnesse oft baalsche onzuverheijt, ja, die cleene beeldekins die in de chieraige vande paercxkins stonden moesten oock af danssen; maer en sloughen moghelic gheen ghade datter ooc cleene hijstoriale paercxkins waren ghemaect in de reprijsen vande hanghende sluetels onder den docsael; want die hadden gracie, zoot noch blijct. Dit was een zeer costelic ende constich weerck, altsamen zoo rijckelic ende deghelic angheleijt vanden meester, diet maecte, dat hij daer inne verstelt bleef, zoo dat den langhen tijt, die hij daer over was, zijnen loon hat ende moeste hem onvulmaect laten. Men zecht dat hij hem daer inne bijstier wrachte. Die twee autaer tafelen, die stonden onder den docsael, zijn metten anderen bedorven ende ghecapt, ende de dueren vanden docsael zeer rijckelic ghesneden vanden voornoemden meester, hebben zij duerluchtich ghemaect, om zeker beelden uut te doene die daer in ghevoucht waren. Waren ooc in wille om gheheel den docsael om leeghe te legghen, hadde hij haer niet te steerck gheweest van spiesschen haute, ende hebben nochtans boven tschutsel van dien, over beede de zijden, in sommighe steden duerluchtich ghemaect; VAN VAERNEWIJCK M., Van die beroerlicke tijden in die Nederlanden en voornamelick in Ghendt 1566-1568 (ed. Vanderhaeghen), dl I, Gent
388
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 389
46
47
48
49 50
51
52 53
54
1872-1881, blz. 161-162. BLOMMAERT M.P., Vlaemsche kronijk of dagregister al het gene gedenkweerdig voorgevallen is, binnen de stad Gent, sedert den 15 july 1566 tot 15 juny 1585 ondehouden in ’t Latijn door PU. De Kempenare,… Gent, 1839, 22 augustus 1566. Danneel Ruuthaert, fs. Daneels, kent wel ende duechdelic vercocht hebbende Janne van den Hecke, fs. Jan, in den name ende als dekin van der neeringhe van den wijnmeters ende wijnseggher deser stede ende ter selver neeringhe behoef de somme van v lb. gr. tsjaers eeuwelicken ende ervelicken losrenten vlaemscher munten, den penninc xvj, die hy vercoopere hem coopere in den name en ten behoef als vooren belooft te betaelne gheel telcken xxviij en daghe van hoeymaent in elc jaer… Desen coop is ghedaen omme de somme van iiij lb. gr. vl(aemsche) m(unt)… wrlcke v lb. gr. den vercoopere belooft wel ende wettelic te besettene in de prochie van Nevele versekert up hem ende up al tsyne, ende voort syn borghen over hem Claeis Ruutaert, syn broedere, ende Gillis van der Piet, syn zwaghere, elc voor andren ende een voor al, Actum xxviij en in hoymaent xv e xij; Gent, Stadsarchief? Jaarregister van de keure 1511-1513, f° 186. Pietre Thomaes, fs. Abrahams, bekent tachter ende sculdich zynde Janne de Stoovere, fs. Anthonis, in den name ende als deken van der neeringhe van den scilders dezer stede endfe ter zelver neeringhe behouf der somme van tien ponden twalef grooten vlaemscher munten in ghelde ende eene zilveren scale van eender troycher maerc, den boert vergult ende inden boden gheamelgiert ende verheven metter wapene van der zelver neerynghe, goede scult over den coep van der vryheden van der zelver neeringhe, daer hy Pieter by den voorn(oemde) deken ende zynen ghezwoornen ghezellen inne ontfaen ende ghevrydt rs, welcke voorn(oemde) somme ende scale hy Pietre den zelven als vooren belooft te betalene ende leverneb y payementen, ende de scale te leverne binnen den jare naer tleste payementen van der voorn(oemde) somme, welcke betalinghe ende leveringhe in der maniere voorsc(hrevene) te doene, de zelve Pietre belooft, bekendty ende verzekert op hem ende up al tzyne, ende voort zyn boorghen over hem, elc voor andren ende een voor al, Anthonis Deynoot ende Danneel Ruuthaert… Actum den iiij e in octobris xvc e xiij; Gent, Stadsarchief, Jaarregister van de keure 1513-1514, f° 23. Gent, Stadsarchief, Jaarregister van de keure 1513-1514, f° 34. Kenlic zy allen lieden dat Daneel Rutaert, fs Daneels, beeldesnijdeze ende wijnzegghere, commen es voor scepenen van ghedeeler in Ghendt, kende ende lyde dat Ghoores Mannins, ter causen van zyne ghesellenede gheheel hoyr van Clayse Rutaert, zynen zweer, tselfs Daneels broedere was, hem Daneel duechdelic ende wel ghecontenteert, betaelt ende ghenouch ghedaen heeft… Actum iiij martij 1517, Gent, Stadsarchief, Staten van goed 15171518, f° 44v°. Betaelt Daneel Ruutaert, over thauwen ende snyden van zekere noodsteenen an tweerc van den nieuwen scepenhuuse, iiij sch. gr.; VAN TYGHEM F., Het stadhuis van Gent Voorgeschiedenis-Bouwgeschiedenis-Veranderingswerken-Restauraties-BeschrijvingStijlanalyse, dl. I-II, in: Mededelingen van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België, Academiae Analecta, Klasse der Schone Kunsten, 40ste jg., nr. 2, Brussel 1978, dl. II, blz. 214. Gent, Stadsarchief, Jaarregister van de keure 1521-1522, f° 5. http://www.ebooksread.com/authors-eng/albert-montefiore-hyamson/a-dictionary-of-universal-biography-of-all-ages-and-of-all-peoples-hci/page-171-a-dictionary-of-universalbiography-of-all-ages-and-of-all-peoples-hci.shtml VANDER HAEGHEN V., o.c., blz. 461.
389
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 390
55
56
57
58 59
60
61 62 63
64 65 66
67
68
69 70
VAN ELSLANDE R., Het altaarschilderij voor de kerk van Sint-Maria-Horebeke (1443), in: Het land van Aalst, 43ste jg., 1991, nr. 4, blz. 357, noot 28. VANDER HAEGHEN V., Mémoire sur des documents faux relatifs aux anciens peintres, sculpteurs et graveurs flamands, Gent 1898, blz. 47. THIEME U. – BECKER F., Allgemeines Lexikon der Bildenden Künstler von der Antike bis zur Gegenwart, dl. XXIX, Leipzig, z.d., Nicolaas Rutaert. Gent, Stadsarchief, Nota Kunstenaars H. GERLACH P., Laatgotische Noordbrabantse beeldhouwers, in: Cat. tent. Aspekten van de laatgotiek in Brabant, Leuven, Stedelijk Museum 11-9/ 28-11-1971, blz. 464-465. Aan de deken deelde ze mee “dat hy haer late haer neeringhe doen als weduen pleghen ende ooc dat Gheenkin haer beeder kint omtrent veertien jaer haudty mach de neeringhe doen als vrij omdat hy altoes in de conste bliven soude”; Gent, Stadsarchief, Staten van goed 1488-1489, f° 8v°. Gent, Stadsarchief, Jaaregister 1497-1498, f° 69; Nota’s Kunstenaars H. Gent, Stadsarchief, Jaarregister van de keure 1486-1487, f° 102v°. VANDER HAEGHEN V., La corporation des peintres et des sculpteurs de Gand, matricule,comptes et documents (16e-18e siècle), in : Handelingen der maatschappij van geschied- en oudheidkunde te Gent, dl.VI, 1905-1906, blz. 6. VANDER HAEGHEN V., o.c., blz. 6, 8. Ibidem. VAN ELSLANDE R., Hertog Filips de Goede liet het Gentse Prinsenhof rijkelijk opsmukken, in: Ghendtsche Tijdinghen, 25ste jg., 1996, blz.144. VAN ELSLANDE R., Lieven van Lathem, een onbekende belangrijke kunstenaar uit de 15de eeuw, in: Scheldeveld, jb. XXI, 1992, blz. 133. Kenlic zy allen lieden dat joncv. Mergriete Ruutaerts, houderigghe van Inghelbrecht Criecke, beeldesnydere, hueren man was, ende van zynder versterfte alsnoch onverdeelt zittende, commen es voor scepenen van ghedeele in Ghend, kende ende verclaersde dat zoe wel ende duechdelic, zonder eenighe fraude, vercocht heeft meester Godevaerde Hebbelin, raed ons harde gheduchts heeren ende princhen in Vlaenderen etc., een huus ende stede staende loofwyfs te voorhoofde an de Lange Meere, achter an haer huus ende erve daer hy jeghewoordelicx inne woont an den Callenderburch, … en al ditte (metten lasten voorscreven) omme de somme van xxxvj lib. gr. … up twelke scepenen van ghedeele voors. alze oppervooghden van Gheerken Criecke, der voors. joncfr. ende Inghelbrechts zone, wien ditte van der eene helft annoopt in dese vercoopinghe ende bysonder angaende ziere helft, hoe wel tselve Gheerken noch in vooghdyen niet ghestelt en zy, ter relatien van der voors. zynder joncfv. moedere, metgaders van den voors. Gheeraert Huwe (= Hughe), zynen (half)broedere, Claeyse ende Daneele Ruutaert, Rutaerts zyne ooms, Gillisse vander Piet, Willemme Lambrechts ende Claeys Lambrechts, tvoors. Gheerkins maghen ende vrienden, gheaccordeert hebben ende accorderen by virtute vandesen, ende ooc mede dat men Gheerken daerof ontgoeden ende onteerven zal moghen in tyde ende wyle … Actum den iij van april xvciij; Gent, Stadsarchief, Staten van Goed 1503-1504, f° 34v°. Gent, Stadsarchief, Jaarregister van de keure 1527-1528, f° 80v°. VAN ELSLANDE R., Het Laatste Oordeel van de Meester van Diest met name Lieven van der Clite (en Augustijn de Brune), in: Meer Schoonheid, 33ste jg., 1986, nr. 4, blz. 98-108; Ibidem, 34ste jg. 1987, blz. 1-12, 33-34, 82-84.
390
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 391
71 72 73 74
Gent, Stadsarchief, Jaarregister van de keure 1485-1486, f° 88v°; 1488-1489, f° 15v°. Gent, Stadsarchief, Jaarregister van de keure 1496-1497, f° 36v°. Gent, Stadsarchief, Staten van Goed 1497-1498, f° 54. VAN ELSLANDE R., De vijftiende-eeuwse Gentse kunst in de Vier Ambachten, in: Over den vier Ambachten, Kloosterzande, 1993, blz. 1013-1026.
391
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 392
GHENDTSCHE TOESTANDEN
MECHANISATIE OP HOOG NIVEAU: EERSTE UURWERK MET KLOKGELUI (1376) EN UURWIJZER (1455) BOVEN OP HET BELFORT
Eeuwenlang konden de Gentenaars het ‘juiste’ uur te weten komen door te letten op het luiden van de uurklok in het Belfort, of even te kijken naar de wijzerstand van de horloge op hun stadstoren. De tijd werd in onze streken eerst kenbaar gemaakt via klokgelui, lang voordat de mensen eigen uurwerken bezaten. Klokken doen dat nog steeds in stad en dorp, vrijwel niemand let er nog op, maar het zit stevig ingebakken in ons taaleigen en in de ons vertrouwde symbolen. Ook nu nog spreken we van het uur op de klok, van klokvaste treinverbindingen en staat er een klokje afgebeeld als symbool voor de digitale tijd op onze GSM. Wat is de tijd? Wie zal dat gemakkelijk en kort kunnen uitleggen? Kan men dat in woorden uitdrukken? Dat vroeg Sint-Augustinus (354 - 430) zich al af, en hij voegde er aan toe: en toch gebeurt het en we begrijpen het als we er een ander horen over praten1. Het lijkt een detail in onze stadsgeschiedenis, maar eigenlijk vormt de introductie van uniforme uuraanduidingen een mijlpaal. Naast de cyclische tijd van de primitieve en rurale maatschappijen (de altijd terugkerende dag, nacht, maan, seizoenen) en de lineaire kerkelijke tijdsindeling gebaseerd op de leer van Augustinus (van Schepping tot Laatste Oordeel) met de liturgische kalender, kwam een heel andere type ‘tijd’ of tijdsindeling zich bij de oudere voegen. Deze tijdsindeling werd de ‘tijd van de steden’ genoemd, omdat ze in dat milieu ontstond2. We gebruiken dit systeem nog altijd. Primitieve samenlevingen kenden geen vast geregelde indeling van de dagen en de monnikendag, propvol gestouwd met gebeden op vaste tijdstippen (‘metten’, etc.), was niet praktisch bruikbaar voor leken. Zonder goede dagindeling zou de hele maatschappij in het honderd lopen. Hoewel het nieuwe systeem het toen al heel oude begrip ‘uur’ hanteerde, was het zonder meer revolutionair3. Al was het nog volop middeleeuwen, ‘nieuwe tijden’ kondigden zich aan. Hoe dat bij ons in zijn werk ging, bleef zo goed als onbekend bij het grote publiek. Daarom deze bijdrage4.
392
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 393
Horloge - uurwerk op een centraal punt Tijdsaanduidingen veronderstellen stevige conventies en regelmaat, uniform toegepast en zo foutloos als maar mogelijk is. Vandaar dat de invoering van een gemechaniseerde tijdregeling op een centraal punt van erg groot belang was voor een stad. Het centrale punt lag in onze steden en stadjes voor de hand: het belfort, ‘de’ officiële stadstoren helemaal in het centrum. De Gentse was in de 14de eeuw gebouwd en volgde in die functie de Sint-Niklaastoren op. Het is dan ook precies daar dat de allereerste mechanisch geregelde uuraanduiding in onze stad verwezenlijkt werd. In ons verhaal speelt de betekenis van enkele woorden een belangrijke rol. Het ook al in de oude stadsrekeningen veel gebruikte woord ‘horloge’ betekent zoveel als ‘het uur, de tijd duidend’5. Het duidt al op een vaste uurindeling, maar de manier van aangeven ligt daarin niet vervat. Dat kan op heel verschillende wijzen gebeuren: met de stem van een omroeper of een muezzin, via de schaduwrichting van een zonnewijzer, of met een zandloper, met het geluid van klokken, cimbalen of trompetten, met bewegende figuren, met wijzers of digitale cijferaanduiding. Ons woord ‘uurwerk’ is meer specifiek en duidt op een mechanisme, een ‘werk’, De tijdsaanduiding op het Belfort werd vanaf het laatste kwart van de 14de eeuw door een mechaniek aangedreven. De tijd op die manier ‘geregeld’, kon waarneembaar gemaakt worden via klok- of belgeluid, via het gehoor dus, of zichtbaar gemaakt met behulp van een wijzer. Via het gehoor kon het enkele decennia langer dan met de ogen. De eerste horlogemechanieken dreven in onze streken geen wijzers aan, maar klokhamers. Dat was ook in Gent het geval, zoals we zullen zien.
Klokke Roeland als uurklok met uurwerk In een eerste fase gebeurde de tijdsaanduiding met klokgelui en hier stuiten we op een probleem: het woord uurwerk werd (nog) niet gebruikt en men had het in 1377-1378, bij de eerste vermelding en ook nog lang daarna, uitsluitend over de ‘uurklok’ van het Belfort. Frans De Potter schreef in zijn groot werk Gent van den oudsten tijd tot heden dat toen een klok aangekocht was om als ‘uurklok’ te fungeren6. Die zou dan in het zo goed als voltooide Belfort, gehangen zijn naast de oudere klok Roeland, in 1315 in Gent gegoten door Jan van Ludeke (van Luik) en Jan van Roosbeke. Alfons Van Werveke toonde echter aan dat dit een vergissing was, voortspruitend uit een verkeerde interpreta393
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 394
tie van het woord ‘uurklok’. Met dit laatste werd geen specifieke klok bedoeld, maar een mechanisme, het uurwerk met de klok. Hij beschreef op overtuigende wijze hoe de beroemde Klokke Roeland daarbij gebruikt werd om de uren aan te geven. Dat gebeurde zeer waarschijnlijk niet vanaf het begin8. In de eerste decennia van zijn bestaan werd Roeland steeds aangeduid als de ‘banklok’. ‘Ban’ of ‘bannum’ is een aanduiding voor het afkondigen van macht, in oorsprong vorstelijke macht over een bepaald gebied. Dat was ook de reden waarom Karel V speciaal Roeland viseerde in zijn monsterlijke bestraffing van de Gentenaars in 1540. De klok werd toen op keizerlijk bevel naar beneden gehaald, maar gelukkig niet vernietigd. In 1544 hadden de Gentenaars voldoende geleden (en betaald!), zo oordeelde men blijkbaar aan het hof, Roeland mocht weer de toren in gehesen worden9. Roeland kon opnieuw de uren slaan. Naast een niet mis te verstane politieke betekenis en de functie van brand- of alarmklok, had de klok inderdaad al heel lang een zeer prozaïsche alledaagse taak in het kenbaar maken van de tijd. Om dat te doen was er niet alleen een klok (of zoals later: een wijzer of een wijzerpaar) van doen, maar vooral een regelmechanisme. Dat kon. Dat kon in principe zelfs al lang: men neemt aan dat de eerste mechanische uurwerken kort voor 1300 in West-Europa verschenen10. In het Gentse Belfort werd vanaf 1376 een mechaniek geïnstalleerd, waarin de toen zestig jaar oude Roeland ingepast werd om te functioneren als uurklok. Ze zou dat blijven doen tot aan het barsten en hergieten als Triomfante in 1660. Echt revolutionair was die nieuwigheid dus niet, en het zat in de lucht: in de jaren 1370-1390 werden dergelijke mechanieken in de stadstorens van alle grote Vlaamse steden aangebracht. Bekend is ook het verhaal van de door een uurwerkmechanisme aangedreven bewegende beelden die in 1382 uit het Kortrijkse Belfort geroofd werden na de slag bij West-Rozebeke en naar Dijon gevoerd als oorlogsbuit11. Hoewel de Gentse stadsrekeningen ons weinig technische details reveleren, kunnen we er toch enkele essentiële punten uit afleiden. We lezen dat het ‘werk’ gedeeltelijk uit ijzer bestond en voorzien was van touwen en ‘engienen’ (vergelijk met het Engelse ‘engine’ en het Franse ‘engin’). De engienen die veelvuldig in de Gentse rekeningen opduiken, waren hijstoestellen. We mogen aannemen dat het Gentse uurwerk, net als alle andere bewaard gebleven of afgebeelde exemplaren uit die tijd, van een dubbel hijsmechanisme voorzien was. De uurwerkgewichten werden daarmee naar boven gehesen. Deze gewichten waren aan touwen opgehangen metaalblokken of stenen, die door hun zwaarte zeer, zeer langzaam dalen. Een houten cilinder gaat draaien door het ontwinden van het er over lopende touw met het gewicht. Het mechanisme functioneert verder ongeveer als volgt. Die trommel zet op
394
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 395
De Salisbury clock uit ca. 1386, het oudste bewaard gebleven mechanisch uurwerk (hier in gerestaureerde vorm, Wikipedia). Net als zijn Gentse homoloog (in zijn oudste gedaante) geeft dit uurwerk de tijd aan met een klok. Hoewel er twijfel bestaat over wat er hier nog origineel aan is, geeft de afbeelding een goed idee van hoe het aandrijfmechanisme dat in 1378 in het Gentse Belfort aangebracht werd, er zou (kunnen) uitgezien hebben.
395
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 396
zijn beurt één of meerdere tandwielen, vliegbladen, hamers of wijzers in beweging. Een krachtig geremde en nauwkeurig geregelde beweging, egaal in de tijd, was het moeilijkste te verwezenlijken punt. Pas met de uitvinding (door onbekenden) van het ontsnappingsmechanisme, het échappement, werd dat mogelijk. Hierdoor kan de ronddraaiende beweging van een tandwiel omgezet worden in een heen en weer gaande (oscillerende) beweging. Dat realiseert men door middel van een tandrad en een daarin grijpende spil (spillegang: oudste vorm) met heen en weer bewegende vliegbladen en verplaatsbare (regelbare) gewichten (foliot) erop gemonteerd. Het karakteristieke geluid bij het verspringen (ontsnappen) van de spil van de ene tand in de andere, is een getik (bij de lichte uurwerken) of getok (bij de zware torenuurwerken). In Gent begon de tijd dus vanaf 1376 te ‘tikken’. Sindsdien tikt de klok, de tijd genadeloos verder … maar in dit digitale tijdperk is dat pure beeldspraak geworden.
Schematische voorstelling van het echappement met spil en foliot. Bij het verspringen van de spil op het tandwiel hoort men een tik, een geluid dat bij de zwaardere toestellen een zware ‘tok’ kan worden. De tijd ‘tikt’ genadeloos verder…
396
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 397
Het uur werd geslagen met een klokhamer, allicht op de hierboven beschreven manier mechanisch aangedreven. Dat vernemen we via een betaling voor een nieuwe hamer dienende ter huerclocke (uurklok) int beelfroyt weghende 145 pont (63,5 kg)13. De klok was daarnaast nog steeds voorzien van een klepel. We lezen voor 1466: vanden rieme daar den clepel vander huer clocke die men heedt Roelant mede hanght 14. We mogen veronderstellen dat de hamer in beweging gebracht werd door het horlogemechanisme, terwijl door middel van de klepel nog steeds manueel kon geluid worden bij bijzondere gelegenheden. Als ’t stormt in ‘t land, bijvoorbeeld. Doorlopend bleven ook klokkenluiders in dienst, maar hun loon bedroeg slechts de helft of een derde van dat van de horlogemeesters. Veel beter dan over het mechanisme zijn we ingelicht over de installateurs van het eerste uurwerk: de twee broers van Ackerne, timmerlieden, die in die tijd ook de houten bekapping van het Belfort voltooiden15. Clais, één van die twee, werd daarna een vaste functie in stadsdienst toevertrouwd: een nieuwe post verschijnt van dan af in de rekeningen voor die de huereclocke bewaert. Zijn opvolgers waren Jan Metsaert (vanaf 1412) en Jan van Wechelen (1452), die we verder nog zullen ontmoeten. Deze drie heren werden aangeduid als meester vander orloge of orloge meester. Hun taak werd omschreven als vander huerclocke te stellene ende bewaerne. De horlogemeester moest niet alleen het mechanisme zelf (laten) aanbrengen, in werking stellen en houden, hij moest ook zorgen voor de nodige reparaties. De horlogemaker woonde toen in een huis (huisje) dat aan de stad toebehoorde, aanleunende bij het Belfort16. Dit laat vermoeden dat de ‘bewaarder’ van het uurwerk de zaken van dichtbij moest volgen. Niet enkel de gewichten moesten opgewonden worden, de uurwerken moesten ook voortdurend bijgesteld. Het uurwerk stond overigens niet open en bloot in weer en wind: een post in de stadsrekeningen betreft het temmerweerck an ’t husekin daer d’nieuwe horloge toebehoorende deser stede in beheymt staet 17.
Nog meer klokken In 1339 was er sprake van een ‘stoel’ waar de banklok in hangt en van nog een tweede ‘stoel’ met twee klokken: de schepenenklok en de werkklok. De functie van de eerste is ons onbekend, de tweede gaf begin en einde van de werktijden. Dat gebeurde vanaf het moment dat de stadstorenwachters, vooral wakend tegen brand, vanuit de kerktoren van Sint-Niklaas, de allereerste stadstoren, naar het Belfort verhuisden18.
397
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 398
Roeland hing echter al lang niet meer eenzaam en alleen in ‘zijn’ Belfort. Eerder al, misschien al vanaf de installatie van het uurmechanisme, waren er kleinere klokjes aangebracht om de mensen te verwittigen dat het uurslag er aan kwam. Dat was nodig, want als je niet meteen oplette en vanaf de eerste slag mee telde, was je ‘niet bij de tijd’. Dat leren we uit de tekst van het contract dat de stad in 1412 afsloot met de nieuwe horlogemeester Jan Metsaert na het afscheid zijn voorganger, de pionier Clais van Ackerne, die bi cranchede, audheden ende onvermoghenteden van hem selven niet meer ghestaet (was) te haudene noch te bewaerne de (h)uerclocke op dbeelfroet metten weckers, vorsclaghers ende engienen der toe behorende ende anclevende 19. De weckers en vorsclaghers waren kleinere klokjes die als ‘wekkering’ en ‘voorslag’ aangeduid werden. Deze klokjes van verschillende grootte en toon konden een deuntje ten gehore brengen. De cleene clocskine hingen in een husekin binnenin de toren en er kwam een wiel aan te pas om ze aan te drijven. In 1460-61 was er bvb. sprake van werken aan d’wiel vanden weckerkins up t’beelfroyt 20. Waarschijnlijk lieten de klokjes ook ieder kwartier een wijsje horen, maar daarvoor bestaan er geen bewijzen. In elk geval werd al in de jaren 1300 het halve uur geslagen. Dat vernemen we weerom uit het contract met Jan Metsaert. Zijn voorganger, oud en versleten, had langhen termine de uurklok gehouden slaende ten hueren ende halve ueren. Ook Metsaert verbond zich omme ’t voorseide engien voert an te antierne, te bewaerne ende te houdene slaende bi daeghe ende bi nachte ter hueren ende ter halver hueren. Ook in de nacht dus. Misschien zijn we wel wat verrast te vernemen dat de voorlopers van de latere, met de vrije hand en klavier bespeelde beiaarden mechanisch aangedreven werden21. Ere-stadsbeiaardier Jos D’hollander verklaart nader. De wekkering of voorslag bestond aanvankelijk uit enkele klokjes die met de uurklok doorgaans een stel van vier klokken vormde, een quatrillon of carillon. Vanaf de veertiende eeuw werden de klokjes tot klinken gebracht via een houten trommelmechanisme, maar dat is nog geen beiaard. Onze noorder- en zuiderburen spreken over een ‘carillon’ of ‘cariljon’, een woord dat ze ontlenen aan deze oude mechanische voorslagen, terwijl ze eigenlijk een beiaard bedoelen, een manueel bespeelbaar klokkeninstrument 22.
Aangevuld met een uurwijzer Nadat de Gentenaars het ruim driekwart eeuw enkel met de uurklok moesten
398
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 399
stellen en op het vluchtige geluid moesten voortgaan, verscheen een nieuwigheid op hun stadstoren: een uurwijzer, weliswaar slechts één wijzer en enkel aan één torenzijde, allicht niet toevallig gericht naar de schepenhuizen, naar de ‘Plaetse’, de huidige Botermarkt dus23. We moeten er natuurlijk rekening mee houden dat de visuele tijdwijzer, net als nu, steeds bleef functioneren samen met klokgelui. Het was iets algemeens. In de kleinere plaatsen waar er geen belfort opgericht werd, kon de dorps- of buurtgemeenschap luisteren naar de kerkklok. Wie ’onder de kerktoren’ woonde, kon het uur ook zien op de wijzerplaten van de dorpskerktoren. Dat is nu op veel plaatsen nog steeds het geval. De installatie werd aangevat in 1455, nauwelijks twee jaar na de verpletterende nederlaag bij Gavere (23 juli 1453), het einde van de opstand van de Gentenaars tegen Filips de Goede. Blijkbaar lag de stad niet knock-out toen. In het schepenjaar 1455-1456 werd voor het eerst een belangrijke som betaald aan meester Jan van Wechelen, de opvolger van Jan Metsaert, voor een nieu orloy ende eenen wysere. De constructie gebeurde niet zomaar lukraak of op eigen ongecontroleerd goedvinden van de horlogemeester. Er moest gewerkt worden naar een ontwerp of geschreven bestek (beweerp): de onderdelen moesten zijn van grootten ende van dicten naar ’t begrijp ende verclaers van eenen beweerpe 24. Het jaar daarna ontving van Wechelen opnieuw een belangrijke som. De wijzer hing toen al ter plekke, want in datzelfde jaar werd Boidin van Wittevelde betaald voor het makene drien scilden van wapenen int scaelgedac (schaliedak) om (rondom) ’t beelfroyt boven den wijzere 25. In 1458-1459 volgde de eindbetaling aan de horlogemeester. Daarbij vernemen dat het uurwerk met toebehoren (met diesser ancleeft) zo maar eventjes 3379 kg. woog26. Boidin van Wittevelde, schildere, werd weerom betaald om den nieuwen horloge deser () stede toebehoorende te schildere. Nog een tweede schilder, Clais vander Meersch, werd er bij gehaald om weerom drie wapenschilden te schilderen op het schaliedak van het Belfort boven de wijzer. Zijn bijzonderste werk bestond echter in het aanbrengen van de ‘vier evangelisten’, een populaire voorstelling in de Late Middeleeuwen, her en der te vinden in reliëfs en in miniaturen. Meer dan waarschijnlijk waren dat niet de aangezichten of gestalten, maar de symbolen van die vier. Indien we de overvloedig voorhanden zijnde iconografie van dit thema mogen volgen, dan kunnen we aannemen dat de wijzer in of over een cirkelvormige ‘cadran’ (wellicht eerder een ring dan een plaat) draaide, die zelf vervat was in een vierkant. Typisch werden de symbolen daarbij aangebracht in de vier hoekvelden gevormd door vierkant en cirkel. Bedenk daarbij dat die vier symbolen, gevleugelde wezens, terug gaan op oosterse mythen, waarin ze fungeren als bewakers van de vier zuilen die de aarde dragen. In hun verchristelijke vorm
399
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 400
werden ze: Mattheus (gevleugelde mens of engel), Marcus (gevleugelde leeuw), Lucas (gevleugeld rund) en Johannes (arend). Of er een onderverdeling op de cirkel aangebracht was, weten we niet. Cijfers, Romeinse of Arabische, waren er allicht niet op te zien.
Belforttop afgewerkt met flankeertorens en bont opgetooid De installatie van het wijzeruurwerk kan niet los gezien worden van een belangrijke vernieuwing van de bovenverdieping die enkele jaren later aangevat werd (1465-1468). Het betrof een toevoeging van vier flankeer(hoek)torens aan het bovenste gedeelte van het 14de-eeuwse belfort. Dit keer werd het een grote onderneming. In de stadsrekeningen had men het zelfs herhaalde malen over het nieu beelfroyt. Toen pas kreeg de stadstoren het karakteristieke uitzicht dat we kennen van tal van afbeeldingen en dat benaderd wordt in het huidige uitzicht, naar ontwerp van architect Valentin Vaerwijck. Dat uitzicht kwam er dus bijna anderhalve eeuw na de start van de werken, die - symbolisch eigenlijk - aanvingen met het gieten van Roeland bijna anderhalve eeuw vroeger! Het ‘nieuw’ Belfort moest plaats bieden aan de klokken: omme de () clocken in te hanghene 27. De analogie met de installatie van het uurwerk door de gebroeders van Ackerne drie kwart eeuw eerder, is opvallend. Zoals we hierboven zagen, kwam ook dat tot stand samen met een (voorlopige) voltooiing met bekapping van de toren. Bij de afwerking kwam heel wat verf en zelfs verguldsel te pas. Dat werd aangebracht door verschillende schilders, onder wie, heel opvallend toch, Agnes vanden Bossche, van wie een beschilderd strijdvaandel met de Gentse Maagd een van de pronkstukken werd van de Bijlokecollectie. Zij mocht onder andere ‘aangezichten’ schilderen. En blijkbaar knapte die dame dat werkje ter plekke op, helemaal boven op de toren. Naast de bekende, nu nog bestaande (en ook beschilderde!) torenwachters pronkten er wapenschilden, evengelistensymbolen, lelies, aangezichten om en rond grote en kleine dakvensters (dakkapellen) die enkel een sierfunctie hadden. Het Belfort, zeker het bovenste gedeelte, moet er in die tijd behoorlijk bont uitgezien hebben28. In 1531, nog eens driekwarteeuw na de installatie van de eerste en enige wijzer, werd het uur aan iedereen in alle windstreken visueel kenbaar gemaakt aan iedere zijde van de toren. Tijdgenoot Marcus van Vaernewyck verwoordde dat op de hem eigen manier: Anno 1531 was ’t Belfort viermael wijzer ghemaect dant te voren was. De ons welbekende twee wijzers per plaat kwamen er pas in 168429. 400
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 401
Nog meer uurwerken in de stad Uiteraard bleef het daar niet bij. In 1400 werd door de Sint-Pietersabdij betaald voor den cnape die ’t orloy wacht ende stelt 30. In 1420 had de Raad van Vlaanderen een horloge met klokje laten installeren in het Gravensteen door de priester Jan de Drayere. Negen jaar later mocht de Kortrijkzaan Olivier van de Wiele nog een (of een nieuw?) horloge met klokje aanbrengen op het ‘parket van de kamer’ van de Raad van Vlaanderen in hetzelfde Gravensteen. Blijkbaar had men behoefte aan nauwkeurige tijdsaanduiding in dat gebouw, want de ons al bekende Jan van Wechelen mocht in 1464-1465 een uurwerk plaatsen in het auditorium van de raad en even later repareerde hij l’orloge scitué au consitoire de mesdits seigneurs (raadsheren) qui estoit tout desroyé 31. In 1468, tien jaar na de modernisering op het Belfort, mocht meester Jan de Smet, wonende op de Calander berch, aan het werk om een orloye ende wyser te stellene () ter Vischmaerct. Dat was toen op, of net naast, wat nu de Groentemarkt is32. Waarom er juist daar een uurwerk moest functioneren en waarom de Stad in de kosten tussenkwam, is evenmin geweten. Was dat om het openen en sluiten van de markt aan te geven, zoals de marktklok in het welbekende Toreken aan de Vrijdagmarkt eeuwenlang deed? We mogen aannemen dat de openbare uurwerken al spoedig gevolgd werd (of misschien zelfs voorafgegaan) door meerdere uurwerken op torens van kerken en kapellen her en der in de stad, tot en met de welbekende, maar jammerlijk verdwenen Leugemeete in de Brugsepoortstraat. Maar op dat ‘liegende’ horloge uit 1606 mocht je niet vertrouwen33.
En eensklaps gilt zijn bronzen stemme Tot besluit moeten we toch nog even terug naar de allerberoemdste onzer klokken. Roeland als uurklok: de huer (uur) clocke die men heedt Roelant, zoals ze in 1466 aangeduid werd. Het is een aspect dat zo goed als onbekend bleef, wellicht vooral omdat het zo prozaïsch is. Daar kan je nu eenmaal niet zo’n prachtige volbloed romantische versregels van maken als in de stoere Gentse nationale hymne (integraal van West-Vlaamse makelij): Somber en groots, steeds stom en doods Treurt d' oude Reus op 't Gent van heden Maar soms hij rilt en eensklaps gilt zijn bronzen stemme door de stede.
401
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 402
Zo nemen dichters een loopje met de werkelijkheid. Stom en doods … geloof dat liever niet: de oude Reus zweeg nooit. Ieder half uur was ’t prijs, en op het uur volgden de slagen elkaar op, tot het bekende maximum van twaalf. In de nacht even goed als overdag, en dan klinkt het nog veel luider (machtiger, zou de dichter zeggen). En nog beter: om het uur moesten de nachtwachters trompetters aan elk van de vier torenzijden even de trompet steken om te bewijzen dat ze niet sliepen34. Luc Devriese
NOTEN 1
2
3
4
5
6
Augustinus, Belijdenissen, XI, xiii, 16. Hier verkort overgenomen uit Lie, O.S.H., Eeuwigheid kent geen tijd. In: Madoc, 2003, jg. 17 nr. 4, Themanummer Eeuwig gaat voor ogenblijk. Tijd en de Middeleeuwen, p. 263-281. Mostert, M., Middeleeuws tijdsbesef; Brandsma, F., Druk, druk, druk! In: Madoc, 2003, p. 195-199 en 254-262. De dagindeling in 24 uren ontstond in de wetenschap die streefde naar de exacte berekening van de Paasdatum met, naast de maankalender (maanden met 29,5 dagen), de zonnekalender (een dag telt 24 uur; een jaar 365 dagen met om de vier jaar een schrikkeldag). De indeling was niet bedoeld voor dagelijks nuttig gebruik. De chronologie of tijdrekenkunde speelde een wezenlijke rol in het christelijke wereldbeeld van de Middeleeuwen (Lie, O.S.H., 2003, p. 264-265. Alfons Van Werveke wijdde aan dit onderwerp in 1905, nu al ruim een eeuw geleden, een uitstekende bijdrage (Van Werveke, A., Van wanneer dagtekent ‘d beweerp van den beelfroete? Was het Belfort oorspronkelijk bestemd om een uurwerk en een klokkenspel te bevatten? In: Bulletijn der Maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde te Gent, 1905, jg. 13, p. 131-150). Zijn tekst was grotendeels gebaseerd op de gegevens die de auteur (gedeeltelijk) samen met Julius Vuylsteke systematisch verzameld had uit stadsrekeningen, vooral uit de 14de eeuw en de eerste helft van de 15de eeuw. Een artikeltje getiteld ‘De klok Roeland’ opgenomen in Van Werveke’s bundel Bijdragen tot de Geschiedenis en de Oudheidkunde van Vlaanderen, 1927, p. 98-101, bevat veel minder informatie. Zijn populariserende bijdragen in Het Laatste Nieuws (30 september 1928) en in La Flandre libérale (25 maart 1932) over uurwerkgeschiedenis geven heel korte beschrijvingen van het eerste Gentse belfortuurwerk (Nota’s Van Werveke nr. 354, in het Gentse Stadsarchief - SAG). Het woord ‘horloge’ is samengesteld uit de Griekse woorden ‘horos’ en ‘logos’, waarin je ‘uur’ (oorspronkelijke Latijnse betekenis: moment waarop iets gebeurt) en ‘woord’ of ‘kennis’ herkent. 264). Het begrip minuut (minute), in de betekenis van 1/60ste uur, verscheen pas tegen het einde van de 15de eeuw (Middelnederlandsch Woordenboek). De Potter, F., Gent van den oudsten tijd tot heden, 1883, deel 1, p. 530 en 551. Deze foutieve versie werd niet overgenomen door Jos D’hollander in zijn boek Van Klok tot Beiaard, 2003, waar hij schrijft dat Roeland tot 1442 de enige luidkok was in het Belfort (p. 218). In dit overigens goed en degelijk gestoffeerde werk wordt de oudste geschiedenis van het uurwerk niet behandeld.
402
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 403
7
8
9 10
11
12 12
13
15
16 17 18
19 20 21
22
Over de vele misvattingen omtrent de beroemde klok: Devriese, L., Klokke Roeland en haar Antwerpse zuster Orida gegoten door Luikenaars. In: De Heraut, 2010, jg. 45 nr. 1, p. 6-15. Of in de periode voordat er sprake was van een mechanisme op het Belfort in de stad Gent de uren geslagen werden, weten we niet. Het Memorieboek van de Stad Gent geeft aan voor het jaar 1314: In dit jaer was te Ghendt besteet te gietene den Roelandt dwelck es nu de uerclocke (Van Der Meersch, P. C., Memorieboek der Stad Gendt van ’t jaer 1301 tot 1737, 1852, deel 1, p. 22). De schrijfwijze is deze van een niet getrouwe veel jongere kopie van het origineel. De uurklok kan een latere toevoeging zijn. De niet altijd even betrouwbare kroniekschrijvers suggereren dat Roeland al vanaf het begin als uurklok dienst deed (Vaernewijck, Despars, Meyerus, Grammaye en Sanderus - referenties bij Van Werveke, A., 1905, p. 140). De Potter, F., 1883, deel 1, p. 520. De traditionele toeschrijving van de uitvinding van het mechanische uurwerk aan Gerbert van Aurillac, die van 999 tot 1003 onder de naam Sylvester II nog even paus was, is foutief. Het is pas met de introductie van het ontsnappingsmechanisme, drie eeuwen later, dat de tijd op mechanische wijze voldoende correct kon weergegeven worden en dat het tot praktische realisatie kwam (Brandsma, F., Haspels, J.J., Horologium magicum. In: Madoc, 2003, jg. 17 nr. 4, p. 263-243). Omstreeks 1370 werd een voorslag gemonteerd in het Rijselse belfort. Dit wijst er op dat er toen al een uurwerk functioneerde. In 1372 gebeurde hetzelfde in Ieper, in 1372 in Mechelen, in 1391 in Douai en in 1396 in Brugge. (Deleu, F., Een historisch overzicht van klokken en beiaarden in de Franse Nederlanden. In: Jaarboek De Franse Nederlanden Annales Les Pays-Bas Français - Ons Erfdeel, 1986, p. 169). Dante bezong ca. 1320 een uurwerkmechanisme met klokkenspel in zijn Divina Commedia (Paradijs, zang 10, vers 139-148): ‘… zo roept ons het uurwerk, waarbij het ene onderdeel het andere aandrijft en in beweging brengt, terwijl het zo zoet klingelt …’. De archiefpapieren hebben het over ‘engienen’ (in het meervoud). Stadsrekeningen van 1412-1413, 1413-1414 met vermelding van ijzerwerk en timmerwerk en 1429-1430 met betaling voor de ‘reep (touw) ant engien vander huerclocke’ (Van Werveke, A., 1905, p. 142, voetnoot) en van 1458-1459 (SAG reeks 400 nr. 19, f. 227-231v; de hamer op f. 136v). In zijn krantenartikels geeft Van Werveke aan dat het eerste uurwerk helemaal van hout was en voorzien van een horizontaal draaiend wiel dat over en weer ging (de ‘onruste’). De bron(nen) waarop hij zich hiervoor baseerde, staan niet aangegeven. SAG, reeks 400 nr. 21, f. 159v. Dit is de eerste vermelding van de naam Roeland in de stadsrekeningen, naam die overigens op de klok zelf sinds 1315 te lezen stond. In Van de Walle, R. (ed.), De Gentenaars en hun Belfort, 1985, p. 95, wordt gesuggereerd dat rond 1380 door de gebroeders van Ackerne een uitwendig zichtbare houten voorloper van het 15de-eeuwse wijzeruurwerk werd aangebracht. Dat was zeker niet het geval. SAG, reeks 400 nr. 19, f. 137v. Ook vermeld bij De Potter, F., 1883, deel 1, p. 551. SAG, reeks 100 nr. 19, f. 137v. (werken in de ‘eerste maand’). Van Lokeren, A., Tour communale de la ville de Gand. In: Messager des Sciences historiques de Belgique, 1839, p. 242; D’hollander, J., 2003, p. 67. SAG, reeks 93bis nr. 5, f. 57. Transcriptie bij Van Werveke, A., 1905, p. 143-144. Van Werveke, A., 1905, p. 144. In 1321 vermeldt een kroniek van de abdij Sint-Katherina bij Rouen, een raderuurwerk met speelwerk dat de hymne ‘Conditor alme siderum’ liet horen over een afstand van drie mijlen (Brandsma, F., Haspels, J.J., 2003 p. 236-237). Zie ook de voetnoot met de verzen van Dante uit dezelfde tijd. Citaat uit D’hollander, J., 2003, p. 55.
403
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 404
23
24
25
26
27 28
29 30 31
32
33
34
Aan de plaatsing van het eerste wijzeruurwerk werden slechts enkele regels gewijd in Van Werveke, A., 1905, p. 145 en enkele meer, maar minder accuraat in Van de Walle, R. (ed.), 1985, p. 95-96. SAG, reeks 400 nr. 18, f. 142v. De betaling werd opgenomen in de rubriek ‘taswerken’, die meestal complexe en langdurige aannemingen bevat. De som van de deelbetaling voor de horloge bedroeg 30 pond groot op een totaal van iets meer dan 50 pond groot aan taswerken betaald in dat werkjaar. Volgende betalingen vermeld in nr. 18 op f. 310v. en in nr. 19 op f. 136v. In totaal ontving Jan van Wechelen 108 pond-12 schelling-9 groot-4 denier (26073 groot). Dit kan vergeleken worden met de 1620 groot jaarloon van een Brugse metselaarsknecht in 1455-56 (Blockmans, W.F., Prevenier, W. In: Tijdschrift voor Geschiedenis, 1975 nr. 4, p. 506). Het werkloon van de horlogemaker was begrepen in de kostprijs van het ijzerwerk. De man werd dus per gewicht betaald. Vermoedelijk nam de grondstof veruit het grootste deel van deze som in. Het finale schilderwerk met de evangelisten door van der Meersch in SAG, reeks 400, nr. 19, f. 136v. en 227v. (tweede kopie). Enkel het ijzerwerk: hier gerekend met de waarde van het Sint-Elooispond (gewichtsmaat voor ijzer): 7722 pond x 0,437586. In het ‘Dagboek van Gent’ uit die tijd wordt een gewicht van dezelfde grootteorde aangegeven: ‘ende weeght in ysere by den VIIm (mille) ponden’ (Fris, V., Dagboek van Gent van 1447 tot 1470, deel II, Gent, 1904, p. 285). SAG, reeks 400 nr. 21, f. 75-80. Een korte beschrijving van de werken en vooral van het schilderen (zonder aandacht voor het uurwerk) bij Claeys, P., Le Beffroi. In: Les Monuments de la Ville de Gand, Gent, 1905, p. 6. Over de schilderes: Baldewijns, J., Agnes vanden Bossche, een zelfbewuste vrouw en een merkwaardige kunstenares in het 15de-eeuwse Gent, 1996, p. 56. Van de Walle, R. (ed.), 1985, p. 95. Van Werveke, A., 1905, p. 145: Rijksarchief Gent, rekeningen Sint-Pieters nr. 2287 (1400). Pinchart, A., Archives des arts, des sciences et des lettres. 86. Horlogerie. In: Messager des Sciences historiques de Belgique, 1863, p. 434. Van Wechelen beperkte zijn activiteit niet tot Gent alleen. In een contract uit 1467-8 (SAG, reeks 301 nr. 64, f. 142v., 6-8-1468) belooft hij te maken ‘een orloie metten wielen, ghetauwe ende ghewichten’ voor de kerk van Waarschoot. Dit illustreert hoe de torenuurwerken in die tijd tot in de kleine dorpen verspreid waren. Verder repareerde hij ook nog het horloge op het Oudenaardse stadhuis (1468). Hij werd als ‘orlogemakere vander stede van Ghendt’ betiteld (Pinchart, A., 1863, p. 434). SAG, reeks 400 nr. 22, f. 103v (1468-1469, 10de maand). De notitie vermeldt ook nog ‘metter spelle (of eerder ‘spille’) te vermakene’. Het bedrag dat de Stad hiervoor overhad is laag (6 schell. gr.), wat laat vermoeden dat er ook andere partners meebetaalden. Een jaar later (f. 230, 11de maand) werd er opnieuw betaald: ‘ den cost vanden weercke ghewracht an thoreloge an de vischmaerct’. Het openbaar uurwerk wordt vermeld in het Politije Boeck I van Justo Billet (f. 68, 148, 157). Het was een van de zeven die Gent (volgens dezelfde Billet) in de 17de eeuw telde. De horloge stond bij (of hing toen aan) het Maantje, volgens De Potter, F., ‘Gent …, deel 2, p. 458, in de Korte Munt, waar nu een kantoorwarenhandel huist. Van Werveke, A., Het Godshuis van Sint-Jan & Sint-Pauwel te Gent. De Leugemeete. Oorkonden, 1902, Inleiding, p. XI. De bijnaam Leugemeete werd al in 1663 vermeld door Justo Billet. D’hollander, J., 2003, p. 67.
404
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 405
HET GRAVENSTEEN
Hoeveel honderdduizenden, ja miljoenen mensen hebben sedert het begin van deze eeuw het in al zijn pracht en luister herstelde Gravensteen bezocht? Statistieken zouden het misschien wel aan de hand van de bijgehouden documentatie kunnen uitmaken en onze persoonlijke raming gaat naar de vier miljoen bezoekers. Hetgeen echter de cijfers die telkenjare door de Dienst voor Toerisme worden bekend gemaakt - thans meer dan 100.000 bezoekers per jaar enkel maar in de vier zomermaanden - ons niet kunnen veropenbaren, is de indruk die de Middeleeuwse burcht op hen heeft gemaakt en de herinnering die hen voor immer aan hun bezoek aan het machtige bolwerk zal bijblijven.
Er zijn weinig monumenten in ons land die zo druk worden bezocht en er zijn in gans West-Europa maar zeer weinig monumenten of ensembles die een dergelijke impressie maken op de bezoekers als ons Gravensteen, door zijn gaafheid, zijn indrukwekkend voorkomen, zijn aparte architectuur, zijn integratie
405
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 406
midden in het stadsbeeld en de toverkracht die het bezit om een verleden op te wekken. Wanneer wij de realiteit van het impact en van de blijvende remniscentie vaststellen, kunnen wij ons niet genoeg verheugen om de beslissing die dit jaar juist een eeuw geleden door de Gentse gemeenteraad werd genomen, beslissing die de eerste stap werd op de lange weg van de redding van het Gravensteen. Zeggen dat gans de bevolking van de stad onze edielen aanzetten in die zin te ageren, zou een grove leugen zijn. Er was in die jaren slechts een kleine, een minuscule minderheid om de overheden met het probleem van het Gravensteen lastig te vallen: voor de overgrote meerderheid van de bevolking mocht men gerust de enkele puinen die nog overbleven, slopen of de toestand laten zoals hij was, d.w.z. de katoenspinnerij die er gehokt was, laten voortdraaien en de huizen die zich onderaan de walmuren in de loop der eeuwen hadden vastgezogen als luie mosselen op een golfbreker een roemloze dood laten sterven. Wij kunnen het onze groot- of overgrootouders post mortem niet blijven verwijten: zij leefden in een tijd van een afschuwelijk materialisme en bovendien leken de puinen van wat eens de machtigste burcht van het middeleeuwse Vlaanderen was geweest, geen uitgave van ‘n paar honderden goudfranken meer waard te zijn. Zo hebben er ook velen geredeneerd wanneer men kort na W.O. II met het voor sommige gekke, voor anderen utopische idee kwam aandraven uit de puinen van de gewezen Sint-Pietersabdij de oorspronkelijke, althans de abdij uit haar bloeiperiode te voorschijn te toveren. Zij die toen de zgh. gebouwen mochten binnentreden, de visu mochten vaststellen in welke toestand zij herschapen waren geworden door een eeuw dienst of bezetting door leger en rijkswacht, waren de wanhoop nabij. En wie zou thans durven beweren dat deze herstelling een voor de stad slechte zaak is geweest? Wie objectief en nuchter zijn advies wil uitbrengen moet bekennen dat deze herstelling wellicht op historish, cultureel, sociaal en artistiek vlak, de beste belegging is geweest die Gent de laatste jaren mocht verrichten. Zo was het ook een eeuw geleden, en misschien nog erger, want van het Gravensteen zag de voorbijganger nog enkel het majestueus poortgebouw dat voor de werklieden van de spinnerij openging op een donkere gang waarachter zich de ateliers akelig en druilerig in een bestendig kille, vochtige temperatuur opvolgden, een hel voor wie er dagen aan een stuk moest huiveren en rillen. Zoals de volksmensen het toen zegden: “ne huup èwe stienen”! Een handvol
406
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 407
Gentenaren dacht er anders over, mensen die wisten wat het Gravensteen had betekend in de wording en groei van Gent, wat het op architecturaal vlak vertegenwoordigde in de geschiedenis van de bouwkunst in West-Europa, wat het eens volledig hersteld kon worden als realiteit en als symbool voor Gent en voor Vlaanderen. Zij wisten hoe men in de Middeleeuwen burchten optrok, hoe dik de ring- en andere muren waren, sterk genoeg om onmiddellijk de vijand en middellijk de eeuwen te trotseren. Mensen uit de XIXe eeuw hadden met spinmolens en getouwen hier en daar het decor verwoest, het stenen kantwerk aangetast, doch de ruwbouw, de structuur waren zuiver gebleven in hetgeen met het blote oog op een puinhoop geleek. Muren, anderhalve meter en zelfs meer dik, werpt men zomaar niet omver: het kost te veel geld! De huisjes die in de schaduw van het slot dekking hadden gezocht waren al bijeen niet eens tegen een knip voor de neus bestand. Schijn bedriegt dachten deze optimisten: hoofdzaak is de stadsmagistraat en de regering te kunnen overhalen tot aankoop en onteigening: eens deze kogel door de burcht, zou de herstelling wel haar gang gaan! De aanhouder wint: na jaren strijd boekte de minderheid estheten een eerste overwinning: de stad stemde er uiteindelijk in toe een som van 21.000 goudfr. neer te tellen voor de aankoop van het poortgebouw d.i. het monumentaal ingangsgebouw van het Gravensteen en dan nog wel omdat het in goede staat verkeerde en de restauratie omzeggens niets zou kosten Vaderlandse of stedelijke fierheid, zorg voor het behoud van de mooiste relikwie van ons verleden, mogelijkheid om het geheel te redden en te herstellen als toeristische attractie, waren argumenten die niet eens werden overwogen: men wou zich enkel ontdoen van de zgn zagerij en plagerij van enkele artistiek en historisch gecomplexeerden. Het was hoogtijd, want enkele weken later zou men het hebben afgebroken. Op het stadhuis was men er nu stellig van overtuigd dat het amen en uit zou zijn met het gejank van oudheidkundigen en zgh. liefhebbers, vrienden of minnaars van hun geboortestad. Zij zouden onmogelijk, zo dacht het college van burgemeester en schepenen, durven aandringen voor de rest van het Gravensteen, een ware puinhoop. Maar ja, deze heren waren nogal invloedrijk en daar waar politieke invloed tegenwoordig meestal leidt tot faciliteiten bij het vernietigen van ons cultureel patrimonium - men vraagt zich trouwens af hoe sommige politici de dag van vandaag, met hetgeen zij op hun geweten hebben het woord cultuur nog durven uitspreken - werd deze invloed op het einde van de vorige eeuw aangewend - en niet misbruikt - om sommige ministers die nog iets voelden voor de kunst, aan te spreken en te bekeren tot hun ideaal: de Béthune, Paul Frédéricq,
407
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 408
Julius Vuylsteke, de Limburg-Stirum, Van Assch, Ferdinand Van der Haeghen, Varenberg, Wagener, Verhaegen, Herman van Duyse en anderen wisten aan welke deur zij aanklopten, o.a. Alfons van den Peereboom die reeds in 1865 had verklaard dat zijn departement bereid was tussen te komen in de kosten van aankoop van het Poortgebouw. Zonder officiële steun van de regering hadden de stedelijke overheden geen cent meer durven uitgeven: er was te veel kritiek geweest na de aankoop van dat klein deel van het Gravensteen in 1871. In 1887 schreef de Messager des Sciences: “Lorsqu’il y a une vingtaine d’années, la ville de Gand acheta la porte d’entrée de l’ancien Château des Comtes, sauvant cet intéressant monument d’une destruction bon nombre de gens haussèrent les épaules et persiflèrent même les édiles qui prenaient sous leur protection cette masse noirâtre de veilles constructions”! Gent is zijn groei en zijn macht steeds de meerderheid van zijn bevolking verschuldigd geweest, het behoud van zijn artistiek, historisch en cultureel patrimonium had het steeds aan een kleine minderheid te danken. Zo was het ook met de redding van het Gravensteen. Deze kleine groep wist geleidelijk de publieke opinie warm te maken, te sensibiliseren, de oude Gentse fierheid wakker te schudden. Wanneer de promotors van de volledige redding van de burcht zich in maart 1887 bij minister Beernaert begaven, mochten zij zich beroepen op het erevoorzitterschap van de gouverneur van de provincie, van de burgemeester van Gent, de morele steun van tal van politici, kranten, verenigingen en sympathisanten. Er werd een soort compromis ondertekend dat kort daarna leidde tot de onteigening van het Gravensteen en van de aanpalende huizen. Wanneer men de volledige afrekening maakt van de aankoop, onteigening en herstelling bedraagt het geheel niet eens 900.000 fr. uit de tijd. Gent heeft ook in die jaren miljoenen uitgegeven die geen spoor hebben nagelaten. De uitgave voor het Gravensteen is de gelukkigste belegging geweest op moreel en cultureel vlak, de meest renderende in de optiek van ons toerisme. En nochtans was het monument zonder het poortgebouw in 1885 te koop gesteld geworden: “Gravenkasteel zijde de oude vermaerde verblijfplaats der Graven van Vlaanderen, thans bestaan in een Nijverheidsgesticht met menigvuldige huizen, te Gent, enige zitdag Vrijdag 22 mei 1885”. De bedoeling van de verkopers was klaar en duidelijk: het Gravensteen kon worden gesloopt en een plan van aanleg met nieuwe straat lag klaar! De actie en de verbetenheid van degenen die men de Vrienden van ‘s Gravensteen noemde, hebben toen de mogelijke kopers de schrik op het lijf gejaagd. Er daagde geen liefhebber op.
408
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 409
Van het Gravensteen, toen het in 1872 en in 1887 in twee opeenvolgene administratieve en financiële fasen door de stad werd aangekocht, hetgeen met de onteigening van een aantal aanpalende huizen samenging, zagen en kenden de Gentenaren enkel de vergrijsde en nogal norse silhouette van de Toegangspoort met het eigenaardig kruisvenster: over het verleden van de burcht konden zij omzeggens niets vertellen, tenzij dat er nog een spook in het gebouw ronddoolde, een spook dat enkele nachtridders, gewoonlijk wat door de neus beweerden ontmoet te hebben op het Veerleplein of in de Jan Breydelstraat. Het was immers eeuwen geleden dat men nog enige belangstelling had vertoond voor de burcht die eens het bolwerk en het symbool van de macht van Vlaanderen en van zijn graven was geweest. In 1779 had de Oostenrijkse regering die ook medeverantwoordelijk was voor het verval van het Prinsenhof, in naam van keizerin Maria-Thersesia, een deel van het Gravensteen verkocht aan de aannemer Brismaille: “Verscheyde deelen voortijds gebruykct geweest hebbende tot de vergaderinge van den Raed van Vlaenderen, de Greffe, de Gevangenisse en de Conciergerie van den zelfden Raed alsmede een huys daernevens staende, alle zeer gedienstig tot de groote fabrieken”. Jean Denis Brismaille die op het einde van de XVIIIe eeuw een tamelijk belangrijke rol speelde in de wijziging van het Gents stadsbeeld, mocht al het te koop gestelde op 23 december 1779 aankopen voor de som van 8.353 pond gr., doch kon niet onmiddellijk ingaan op de wenk van de Oostenrijkse regering er een fabriek op te richten en vormde het tijdelijk om tot een soort arbeiderswijk. Ten tijde van de Franse bezetting werd het geheel nationaal goed verklaard en in 1797 en 1798 aan particulieren verkocht, o.a. aan Delfosse en Vander Heeren die hun deel afstonden aan Ferdinand Heyndericx die, de suggesties van de Oostenrijkse regering indachtig, in het Steen een katoenspinnerij inrichtte. Het gebeurde wel niet de eerste maanden van de aankoop want zij zien in 1798 de grote zaal van “het zoogenaemd Graven-Kasteel” een tamelijk onverwachte bestemming krijgen, deze van gelag- en restaurantzaal: “hij aenveirdt traktementen, geeft table d’hote en alle soorten van ververschingen”! Geen mens in Gent die op dat ogenblik opkomt voor het behoud of de redding van deze enige getuige van ons verleden: Meeste Toren, Grote Zaal, kapel, kelders en keukens en andere aanhorigheden worden ateliers, machinekamers, katoenspinnerijen, krotwonigen voor arbeiders, herbergen enz. Eens het ensemble, in 1872 en 1887, vast in handen van de stad, verdween ook als bij wonder de onverschilligheid van de bevolking. De enen, niet al te talrijk, juichten om het happy end na jaren vertwijfeling en delicate onderhande-
409
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 410
lingen, de anderen sakkerden en vonden plots duizend en een bestemmingen voor het bedrag dat de stad - met belangrijke tussenkomst van regering en provincie - had uitgegeven, allen echter waren benieuwd om hetgeen na de herstellingen uit deze donkere puinhoop zou te voorschijn komen. En hier kwam natuurlijk, ook en vooral bij de historici en oudheidkundigen de kat op de koord. Hoe zou men het Gravensteen herstellen? De keus van het stadsbestuur was gevallen op een van onze meest bekwame en verdienstelijke architecten, Jozef De Waele die het allemaal zeer meticuleus, zeer wetenschappelijk en zeer technisch instudeerde, uitcijferde, in plannen omzette en realiseerde. Kritiek - wij leven immers in Gent - bleef natuurlijk niet uit. Het moest zo, beweerde men, of anders of gans anders geschieden, in elk geval niet zoals de specialist, degene die het probleem het best kende, het voorzag en uitwerkte. Men was pro of contra de ingediende restauratieplannen, meestal zonder enig objectief criterium. Er werd in die jaren zoveel over het Gravensteen geschreven, o.a. door Jozef De Waele, Armand Heins, Victor vander Haeghen, De Vlaminck, kanunnik Vanden Gheyn, Napoleon De Pauw, Hermann Van Duyse, Julius Vuylsteke, dat de gewone leek nog moeilijk wegwijs geraakte in de doolhof van plannen, projecten, kritiek en historische beschouwingen. Zelden heeft men in enkele jaren zoveel over een bepaald onderwerk geschreven en alles willen oprakelen uit het verleden van een gebouw dat nu ineens een twistappel werd tussen archeologen en estheten. Voor sommige Gentenaren was het probleem terug te brengen tot een geldkwestie: zij schreeuwden zich hees wanneer men in 1893 een som van 30.000 uitgaf voor de restauratie van het poortbebouw en van de ringmuur, doch schenen uit het oog te verliezen dat bij elke aankoop de Staat voor een derde en de Provincie voor een ander derde waren tussengekomen, zodat het aandeel van de stad wel aan de zeer lage kant kwam te liggen. Anderen konden zich niet eens verklaren met de ontwerpen van architect De Waele die nochtans sedert vele jaren tot een grondige archeologische studie van het gebouw was overgegaan en die een zeer degelijk restauratieplan had voorgelegd dat de goedkeuring ĂŠn van de stad ĂŠn van de regering had bekomen. De eeuwenoude strijd tussen degenen die geen steen van een oud gebouw of monument durven aanraken, zelfs wanneer het ensemble in puin valt, en degenen die het gebouw zijn oorspronkelijk karakter en aspect willen terugschenken, laaide weer op. Jozef De Waele en na zijn overlijden, architect Mortier, hebben aan de tot een puinhoop vervallen burcht zijn middeleeuws aspect en architectuur teruggeven, met behoud van enkele wijzigingen die onvermijdelijk in de lange
410
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 411
geschiedenis van het gebouw, werden aangebracht. De discussie, voornamelijk in de schoot van de Maatschappij van Geschieden Oudheidkunde, was bijwijlen zeer hevig, doch toen de Gentenaren op een mooie dag het eindresultaat mochten bekijken en bewonderen, werd het plots muisstil in het kamp van de kritikasters: het Gravensteen verhief zich in al zijn majesteit, hoogmoedig, grandioos, zonder enig litteken, ook zonder enig detail dat op erzatz namaak of persoonlijke interpretatie of gril wees. De Waele had het maximum behouden, de ontbrekende delen bijgewerkt doch op zeer discrete wijze, zodat tegenwoordig niemand kan vermoeden in welke afschuwelijke staat het Gravensteen een eeuw geleden verkeerde. De Gentenaren die het Gravensteen gekend haalden in “een slooste van krotten, fabriekskens en lelijke huizen” zoals Lodewijk De Vriese het eens schreef, geraakten bij het zien van het gerestaureerd ensemble, niet uitgepraat over het wonder dat Jozef De Waele had verricht door uit deze ruïne en bouwval een prachtig versterkt kasteel te toveren. Voor hen was het in al die jaren slechts een hoop oude stenen geweest nog enkel bewoond door het klassieke spook, zoals Geeraard Duivelsteen, het slot van Laarne en alle middeleeuwse kastelen er onvermijdelijk een moesten bezitten. Bij het bekijken van het ontmanteld en hersteld Steen werd het ineens duidelijk dat aan zijn geschiedenis en verleden meer moest verbonden geweest zijn dan een banaal spook: gretig keken de Gentenaren uit naar allerhande historische gegevens, geromanceerde verhalen en zelfs legenden; de jarenlange ruzie van archeologen en andere haarklievers die het probleem tot een zeer technisch en soms vervelend niveau hadden teruggebracht, werd gauw vergeten, en het Gentse volk leerde met een verbluffende fasciliteit en fierheid, de bewogen lotgevallen aan van de meest beroemde en beruchte burcht van het land, eindelijk blij dat het stadsbestuur gehoor had gegeven aan de noodkreet van enkele rasechte Gentenaren bekommerd om de redding van het historisch patrimonium van de gemeente. Al bijeen is het financieel “offer” van de stad nogal miniem geweest: het aandeel van Gent in aankoop, onteigening en restauratie is niet veel belangrijker geweest dan het bedrag dat de provincie heeft uitgegeven voor het optrekken van de afschuwelijke bunker tussen bisschoppelijk paleis en hoofdkerk, eeuwige schandvlek voor hen die dat monster op die plaats hebben gewild en aanvaard. De generatie van het begin van onze eeuw kende de geschiedenis en legenden van het Gravensteen op haar duimpje, onze generatie die vergroeid is met het enig mooi ensemble van het Veerleplein, heeft de heroïsche tijd van aankoop en restauratie niet meegemaakt en kent weinig of niets van het verleden van de burcht.
411
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 412
In deze julimaand en tijdens de Gentse Feesten die heel wat ouders met hun kinderen de weg naar het Gravensteen zien nemen, is het misschien niet ongelegen een paar van de gebeurtenissen en enkele legenden uit de vergeethoek te halen: zij zijn het die de indrukwekkende massa doet leven, die de vermaarde vesting vastsnoeren aan de geschiedenis van de stad, van het graafschap, aan het politiek en sociaal leven van onze voorouders. Verblijfplaats van onze graven, paleis waar somputeuse onrtvangsten plaats hadden, gevangenis, militair bolwerk, heeft het Gravensteen van Filips van de Elzas tot Filips de Goede en na deze graven of hertogen, in dienst van gerecht of regering, een toonaangevende rol gespeeld waaruit wij enkele anekdotes zullen trachten te plukken. De 136 studenten die op 16 november 1949 het Gravensteen bezetten, er urenlang zegevierend weerstand boden aan de stormloop van politie, brandweer en rijkswacht, en aldus een van de meest fantastische studentengrappen uithaalden, zijn sedertdien gezeten burgers, ingenieurs, geneesheren, advokaten en zelfs magistraten geworden die hun zoon of dochter naar de Universiteit hebben gestuurd waar zij op hun beurt min of meer geslaagde studentikoze grappen uithalen of uitdenken. Weliswaar kon deze slag om het Gravensteen, zoals trouwens de meeste veldslagen, de nagestreefde doelwitten niet bereiken; de studenten leverden immers in 1949 slag, men mag het nog eens uit de doeken doen, voor twee kapitale eisen; bier tegen 3 fr. de pot en het vervangen van de donkerblauwe kepis van onze agenten door de pas afgeschafte witte helmen of potten! De kepis zijn de inmiddels wat weelderiger geworden haardos van onze pandoeren blijven versieren of ontsieren, het bier schuimt nog even heerlijk en lekker, maar wij betalen drie, vier maal zoveel voor een pint en... enkel de studentenpetten zijn van het strijdtoneel verdwenen, niettegenstaande een moedige en wanhopige poging van een handvol studenten uit de eeste licentie Rechten. Men heeft de vredelievende slag van 1949 niet helemaal ten onrechte de laatste grote of heroĂŻsche bladzijde uit de geschiedenis van de eeuwenoude burcht genoemd. Wat er naderhand, sedert bijna een kwart eeuw is voorgevallen is niet veel zaaks en mag althans geen plaats nemen in de rij historische gebeurtenissen in en om het Steen: opgravingen in 1951 onder leiding van conservator NowĂŠ, die een nieuw licht wierpen op de prehistorie van de burcht en nml. het bestaan van vroege versterkte kastelen op diezelfde plaats kwamen bevestigen, een brand op de Meeste Toren op 16 september 1961 na een laatste vertoning van het Klank- en Lichtspel, een andere brand op het dak van de toegangspoort op 29 december 1964, beiden zonder al te ernstige gevolgen, twee flauwe nabootsingen van de slag van 1949, nml. door een zeventigtal
412
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 413
studenten van de Universiteit van Amsterdam in mei 1956 om er de tiendaagse veldtocht van... 1831 te herdenken, en een nieuwe aanval in januari 1971, door studenten T.I. als protest tegen het wetsvoorstel 616 van minister Vermeylen; verder herstellingswerken in 1953 en in 1967 uitgevoerd, een evocatie in stereorama die in 1961 van wal liep en het aanbrengen in oktober 1954 van een gedenkplaat met de namen van hen die op het einde van de vorige eeuw het Gravenkasteel wisten te redden en te restauren. Gent heeft drie grote vestingen geteld: het Gravensteen dat Filips van de Elzas op het einde van de XIIe eeuw liet optrekken op een bestaande versterkte burcht, het Spanjaardkasteel dat Keizer Karel na de opstand van 1539 deed bouwen op een deel van de Sint-Baafsabdij en de Citadel die in het begin van de XIXe eeuw, op raad van Wellington en op bevel van Willem I, door majoor Gey van Pittius werd opgericht daar waar tegenwoordig het Citadelpark een van de zeldzame groene ruimten in ons vergrijsd stadsbeeld is geworden: alle drie waren in hun tijd zeer belangrijke constructies, behoorden tot de meest imponerende van Europa, alle drie waren ook van plan, uitbouw en afwerking vooruitstrevend, maar geen van hen werd in het voordeel of belang van de Gentenaren opgetrokken. Het Gravensteen werd op die plaats gebouwd als militair bolwerk in het kader van de bewogen en gevaarlijke politiek van Filips van den Elzas, maar ook en vooral om, naar het woord van de kroniekschrijver Gisbertus “mettre un frein à la superbe des Gantois”. Met zijn Spanjaardkasteel was Keizer Karel vast besloten de bepaald te rumoerige en oproerige Gentse stede in bedwang te houden, terwijl Wellington en Willem I wanneer zij de Citadel oprichtten, aan de strategische belangen van de Verbondenen en geen ogenblik aan de bescherming of verdediging van Gent zelf hebben gedacht. Alleen de oudste van deze drie burchten is bewaard gebleven en dank zij de inspanningen, het talent en het doorzettingsvermogen van architect De Waele is hetgeen wij vandaag nog mogen bewonderen geen namaak, geen afkooksel of geen reconstructie zoals wij er elders te zien krijgen; het is het ware, het echte middeleeuwse Steen, gebouwd om oorlog, geweld, belegering en eeuwen te trotseren en dat ook voldoende weerstand heeft kunnen bieden aan het vandalisme van de mens op het gepaste ogenblik uit zijn puinen te kunnen verrijzen. “Pas une ville au monde schreef Hermann van Duyse wanneer men aan de ontmanteling begon, ne pourra montrer une contruction militaire d’une importance aussi considérable, ni se rattachant d’aussi près au fastes le plus glorieux de son histoire”, en een andere auteur schreef op hetzelfde ogenblik: “Gand aura désormais une attraction artistique incomparable, quelque chose comme
413
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 414
un coin de vie gothique échapé à la destruction par une sorte de miracle équivalent à l’évocation inattendue de Pompéi”. De grote droom van Filips van den Elzas, iets voor de eeuwigheid op te richten, is dan toch werkelijkheid geworden. “Filips, aldus Prof. Ganshof in de “Geschiedenis van Vlaanderen”, was ontegensprekelijk een zeer ontwikkelde persoonlijkheid, ook op het gebied van het geestesleven, maar tevens iemand bij wien grootheidswaanzin en ijdelheid tot de voornaamste drijfveren behoorden”. Zoals sommigen vandaag aan de Ronde van Frankrijk deelnemen, zo was het in die jaren in de familie van de graven van Vlaanderen traditie geworden aan alle kruistochten en expedities naar het Oosten deel te nemen, uit religieuze overtuiging, om politieke redenen en ook om mee te doen aan de meest populaire sport van die tijd: Vechten! Filips vader, Diederik van de Elzas, had alle records neergehaald door viermaal aan een kruistocht deel te nemen en telkens heelhuids huiswaarrts te mogen keren. Filips had dan ook veel horen vertellen over de fantastische lotgevallen en avonturen van de kruisvaarders en als kind had hij gezworen ook eens het uniform aan te trekken en zijn kans in de grote expeditie te gaan. Hij had horen vertellen over de avonturen maar ook over dat fantastisch oosten, zijn klimaat, zijn vrouwen, zijn zeden, volk, burchten, kunst, handel en beschaving. Handig en ambiteus wilde Filips een voorname rol spelen in de Europese politiek. Door zijn huwelijk met Elisabeth van Vermandois had hij zijn territoriale bezettingen aanzienlijk uitgebreid en ten tijde van de minderjarigheid van de jonge koning Filips-August, was hij in feite regent van Frankrijk geweest hetgeen zijn ambitie nog meer had toegespitst. Wanneer hij inzag dat het niet zo gemakkelijk was voor een graaf van Vlaanderen de eeste viool te spelen aan het Franse Hof, ging hij de Duitse keizer Frederik Barbarossa vleien en wist o.a. belangrijke privilegies te bekomen voor de Vlaamse, niet in het minst voor de Gentse kooplieden, nl. vrije scheepvaart op de Rijn, markten enz. Hij was aanvankelijk de poorterij en vooral de Gentse poorters zeer genegen zoals uit deze maatregelen blijkt, doch zij werden, mede dank zij deze gunsten, te machtig en Filips trachtte geleidelijk hun zelfstandigheid te beperken en te besnoeien. Men beweert dat hij na de brand die in 1176 Gent teisterde, het grootste gedeelte van de stad vernielde en enkel de Stenen van patriciërs en rijke kooplieden spaarde, van de gelegenheid gebruik maakte om de in de brand verloren gegane charters te negeren. Sommige geschiedschrijvers, als Fris bv, beweren dat het bij zijn terugkeer van een Kruistocht in 1178 was dat hij een nieuw charter “Haec est lex et son-
414
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 415
suetudo Gandensibus observandam constituta” uitvaardigde waarbij hij de gemeentelijke autonomie en de stedelijke rechterlijke organisatie een ferme deuk gaf; andere auteurs, als Ganshof, houden staande dat Filips vóór zijn afreis naar het Heilig Land, een stadsrecht aan de voornaamste steden toekende dat een verregaande autonomie toekende, maar tevens het hoger gezag van de graaf formeel vrijwaarde. Wat er ook van zij, het was bij zijn thuiskomst dat hij de evolutie en de kentering van de poortersmentaliteit te Gent gewaar werd en dat hij het nodig oordeelde zijn gezag te affirmeren met woorden en ook met daden, nl. het optrekken van een burcht op de plaats en op de grondvesten van het bestaand versterkt Steen. Filips had in het Heilig Land veel gevochten, maar het had hem niet belet, verstandig als hij was, zijn volle aandacht te laten gaan naar de burchten en vestingen de zgh “kraks”, aldaar door de kruisvaarders opgetrokken en biezonder geschikt om aan belegeringen weerstand te bieden. Het moet zijn dat Filips door een of meerdere bekwame architecten op zijn verre tocht werd vergezeld, want het Gravensteen dat hij op de grens van Oudburg en Gentse stede liet optrekken, is geheel ingegeven door een te onzent op dat ogenblik nog ongekende architectuur en het is totaal uitgesloten op een zo perfecte wijze alle details zou hebben onthouden en opgetekend. Het Gravensteen is immers in alle opzichten een model en een voorbeeld van vooruitstrevende militaire bouwkunde. Enkel iemand die zeer bedreven was in het vak en die ter plaatse de vermaarde kraks had mogen bestuderen, heeft deze reusachtige burcht met al zijn architectorale en strategische kwaliteiten en innovaties kunnen optrekken. De eerste ankekdote die verbonden is aan het door Filips van de Elzas opgetrokken Gravensteen is, zoals het past bij een stokoud gebouw in het Gentse, een legende. Zij maakt ons diets dat de graaf die met veel vroomheid en wellicht nog meer vechtlust naar het Midden-Oosten was afgereisd om er ketters, ongelovigen en godshaters uit te moorden en aldus op een plezante manier zijn hemel te verdienen, er ook graag eens de bloempjes buitenzette met het gevolg dat hij op een mooie dag huiswaarts keerde, gezegend met een buitenechtelijke telg die Boudewijn werd genaamd. Hoe de kleine bastaard door Filips’ echtgenote werd onthaald wordt ons door de legende niet verteld doch wij kunnen het best raden; wel weten wij dat de kleine jongen in het Gravensteen werd grootgebracht en dat hij de vriendelijkste, de braafste en de verstandigste knaap was die ooit te Gent heeft rondgelopen. Filips hield dolgraag van zijn Boudewijn, het lief en gehoorzaam ventje dat vrolijk en zingend door de norse en donkere zalen en gangen van de
415
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 416
vaderlijke burcht huppelde. Filips, aldus de legende, geraakte op zekere dag in Noord-Frankrijk, in een Vlaamse woede tegen de monniken van Sint-Vaast, zo erg zelfs dat hij de abt een paar stokslagen toebracht hetgeen deze laatste in een Franse koleire deed losbarsten: “Gij zult het bekopen, Gij zult getroffen worden in hetgeen u het nauwst aan het hart ligt”, snauwde hij de graaf toe. En inderdaad, vanaf dat ogenblik groeide de kleine Boudewijn geen milimeter meer; hij werd nijdig, boosaardig, een slechterik die zijn vader en zijn omgeving het leven zuur maakte. In een legende moet het onvermijdelijk verkeerd aflopen met zo een rakker: op een zon- of feestdag dat Filips zijn onmogelijke telg bij de hand had genomen om aan een processie deel te nemen, verklaarde Boudewijn plots dat hij aan een kleine natuurlijke behoefte moest voldoen. Filips had wel te zeggen dat het ogenblik slecht gekozen was, dat zij weldra thuis zouden zijn, dat hij inmiddels maar wat moest inhouden, dat iedereen dat kan indien hij het wil, het mocht niet baten. Aan de Kraanlei gekomen, verliet Boudewijn de processie, ging postvatten op het voetpad en alle notabelen, geestelijken, schepenen en consoorten uitdagend, maakte hij er een plasje zoals hij er van zijn leven niet had gedaan. In deze houding nam hij de ganse processie in ogenschouw, tot grote ergernis van alle deftige lui die er statig en ingetogen in opstapten. Men dacht althans dat hij het deed, want toen de processie al lang voorbij was, stelde men vast dat de knaap in een stenen beeld, het onzedig gebaar vereeuwigend, was omgetoverd geworden. Filips’ droefheid was onbeschrijfelijk: boven het beeld van zijn lievelingskind liet hij een klein gebouw optrekken om het tegen regen en wind te beschermen. Later, veel later, plaatste men het beeld boven de deur van het huis dat getuige was geweest van de heiligschennende daad! Het beeld (of zijn kopij) heeft men tot voor enkele jaren, het wapen van de misdaad zorgvuldig verborgen achter een reusachtig vijgeblad, kunnen bewonderen. Toen plofte het naar beneden. Dat is de legende van het Gentse Manneken-Pis, zoals men ze ‘s avonds bij de haard aan de kinderen vertelde en sindsdien, beweert men, kunnen alle Gentse kleutertjes zich op school op straat of op bezoek, inhouden!
Juli 1972 Pierre Kluyskens (‘t vervolgt)
416
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 417
WEL EN WEE IN EN NABIJ GENT - SINT-PIETERS DEEL 2 (1919 - 1928)
VOOR U VERZAMELD UIT 31 500 EDITIES VAN DE GAZETTE VAN GENT
31 januari 1919 De doorgang voor voetgangers en rijtuigen onder de viaduct van de Kortrijksesteenweg is hersteld.
18 april 1919 De vermeerdering van het getal reizigerstreinen dat voorbij Gent-Sint-Pieters rijdt, heeft de verplaatsing van de stilstandplaats noodzakelijk gemaakt. Binnen drie dagen zullen de treinen stilhouden aan een voorlopige, houten statie op de koopwarenkoer aan de Afsneelaan (** thans Fabiolalaan). Het inen uitstappen en de dienstverlening door het personeel zullen dan meer op het gemak kunnen verlopen. Men denkt in juni vier lijnen op de verhoogde plaats te kunnen benutten.
24 april 1919 Men is dichtbij het ontvangstgebouw van de Sint-Pietersstatie bezig met het plaatsen van de nieuwe gewelven van de grote tunnel die de MariaHendrikaplaats verbindt met de Sint-Denijslaan. De statie zal gedeeltelijk in orde zijn en reeds zes bruikbare lijnen tellen.
14 juni 1919 Vrijdag 13 juni bezocht de Amerikaanse president Wilson de verwoeste gewesten van Vlaanderen. Engelsen, Fransen en Amerikanen die op de vredesconferentie te Versailles werkzaam zijn geweest, kwamen met 25 automobielen uit Brugge te Gent aan. Ze bezochten ook de vernielingen aan de viaducts nabij de Sint-Pietersstatie. 417
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 418
3 juli 1919 Op 1 juli zijn voor de eerste maal de treinen van de lijn Brussel - Oostende binnen de statie Gent-Sint-Pieters aangekomen. Daardoor werden de nieuwe spoorlijnen over de herstelde viaducten ingehuldigd. Naarmate de werken vorderen zullen nieuwe lijnen over de viaduct worden gelegd, wat het verkeer van de treinen nog zal bespoedigen. Binnen korte tijd verdwijnen de sporen langs de straten en daarna zal de trammaatschappij spoedig de hand aan het werk slaan om de dienst langs de Parkplaats, de Clementinalaan en De Sterre te herstellen.
18 juli 1919 Op de lijn Brussel - Oostende die ter gelegenheid van de Wereldtentoonstelling werd aangelegd, is tussen de Leie en de Schelde werkelijk een tour de force verricht en de normale uitbating is hernomen. De schone kunstwerken van de Voskensweg, de Kortrijksesteenweg, de Krijgslaan, de Zwijnaardsesteenweg, de Uilkensstraat en de Ottergemsesteenweg, destijds zo zeer bewonderd, zijn hersteld en de bruggen over de Schelde en de Leie zijn op goede weg van heropbouw.
9 augustus 1919 Het spoorwegverkeer met de Rijnlanden is hersteld voor reizigers en reisgoed. De kantoren in Gent-Zuid en Gent-Sint-Pieters mogen voortaan rechtstreekse, enkele plaatsbewijzen afleveren en reisgoed inschrijven met bestemming naar Wiesbaden, München-Gladbach, Krefeld, Düren, Aken, Keulen, Koblenz, Mainz, Trier, Saarburg, Lüdwigshafen en Kaiserslautern.
27 november 1919 Dinsdagnamiddag gebeurde een tragische zelfmoord in de statie Gent-SintPieters. Aanwezige reizigers die zich in de wandelgang bevonden hadden de zonderlinge handelswijze opgemerkt van een verminkte soldaat. Deze begaf zich eensklaps in het water-closet en al meteens hoorde men een schot knallen. Toen de aanwezigen naar de plaats snelden vond men de soldaat badend in zijn bloed liggen. Hij had zelfmoord gepleegd met een revolverschot onder de kin te lossen. De dood was bijna ogenblikkelijk. De oorzaak van deze wanhopige daad is niet gekend. De ongelukkige was soldaat bij het eerste regiment jagers te voet en maakte deel uit van het krijgslazaret van Woluwe. Hij was vereerd met het ridderkruis in de Leopoldsorde. 418
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 419
8 december 1919 Zondagavond rond 8 uur vroeg een kerel op de Albertlaan aan een voorbijganger de weg naar de Sint-Pietersstatie. Zijn spraak kwam deze persoon vreemd voor, waarop hij een agent riep. De verdachte kerel was een Duitse matroos, die op het politiebureel bekende een tiental dagen geleden te zijn ontvlucht uit het Franse kamp te Lens. De aangehouden Duitser had een regenmantel over zijn matrozenpak aangetrokken.
13 januari 1920 Gisteren is de heer Louis Cloquet overleden, professor aan de Gentse universiteit, lid van verscheidene culturele verenigingen en commissiĂŤn en berucht bouwkundige, die ondermeer de plannen ontwierp van enkele universiteitsgebouwen, de nieuwe vleugel van het burgerlijk hospitaal, de middenpost op de Korenmarkt, de Sint-Michielsbrug en de statie Gent-Sint-Pieters.
14 februari 1920 Ingevolge de beslissing van de heer minister van spoorwegen om de rijtuigen voor dames alleen weer in te stellen, hebben de betrokken staties bericht gekregen, in alle klassen van rijtuigen volgens de behoeften zulke afdelingen in te richten. Deze worden zoveel mogelijk in hetzelfde rijtuig of in aan elkaar gekoppelde rijtuigen verenigd in de nabijheid van de pakwagen. Daar bevindt zich de hoofdtreinwachter, die op doelmatige wijze toezicht zal uitoefenen op deze rijtuigen. In afwachting dat gedrukte stroken gereed zijn, zal het statie- en treinpersoneel de nodige opschriften met de hand maken.
3 maart 1920 Men heeft eindelijk het uurwerk geplaatst in de Sint-Pietersstatie dat vernietigd werd door de Duitsers toen zij bij hun aftocht in de statie de sporen deden springen. Net zoals voorheen zal de glazen wijzerplaat elektrisch verlicht zijn. Dat men nu maar gauw zorgt dat het de tijd kan aanduiden!
419
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 420
10 maart 1921 Het spoorwegbeheer heeft besloten de benaming voorbehouden af te schaffen en te vervangen door eerste klasse. De opschriften op de rijtuigen voor reizigers zullen in die zin worden gewijzigd.
13 april 1921 Op 18 april worden om 10 uur in de wachtzalen van eerste klasse de openbare aanbestedingen gehouden voor het verpachten van de spijs- en drankzalen in de staties Gent-Zuid en Gent-Sint-Pieters.
28 april 1921 Men is soms verwonderd dat het uur van het belfort, vergeleken met het uur dat van de Eiffeltoren te Parijs naar alle gewesten wordt geseind per draadloze telegraaf, niet overeenstemt met dat van Gent-Sint-Pieters. Het uur van onze staties wordt alle dagen geregeld naar de opgaven van de Sterrenwacht te Ukkel, door de gewone telegraaf overgebracht. Nu zijn er meerdere telegraafposten tussen de Sterrenwacht en de uurwerken van de statie en als er enig verschil is in elk der opeenvolgende overdrachten, voegen die afwijkingen zich samen en wijzen de uurwerken van de staties een merkelijk verschil aan met het ware uur. Sommige personen zijn van oordeel dat het nuttig zou zijn, het uurwerk van het belfort te regelen op dat van de staties en zelfs het uur van de stad vijf minuten vooruit te stellen, opdat de reizigers de trein niet zouden missen. Enerzijds zou men zulks kunnen aannemen indien de achterblijvers die vijf minuten verschil niet kenden, maar dat is niet het geval en zij die immer tijd genoeg hebben zouden toch te laat komen. Met reden vraagt men zich af welk nut het zou hebben een werktuig dat zeer nauwkeurig loopt, moedwillig te ontredderen. Is het niet beter dat iedereen zijn uurwerk regelt op dat van het belfort en er zich op schikt dat hij een kwartier voor het vertrek van de trein aan de statie is, teneinde op zijn gemak zijn kaartje te nemen en de trein niet te missen?
6 januari 1922 In de afgelopen nacht zijn onbekende dieven binnengebroken in de spijszaal eerste klasse van de Sint-Pietersstatie. Zij sloegen een ruit stuk en ontvreemden drie bakken sigaren en verscheidene pakjes sigaretten. Een onderzoek is ingesteld. 420
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 421
23 maart 1922 Zaterdagnacht om 11 uur zullen al de horloges in de staties een uur worden vooruitgeschoven, teneinde middernacht aan te wijzen en het zomeruur aan te vangen. De treinen zullen beschouwd worden als rijdend met één uur vertraging. Dat wordt ingewonnen door een snellere vaart en een beperkter oponthoud in de tussenstaties.
9 november 1922 In de afgelopen nacht zijn aan de Snepbrug dieven over de ijzeren afsluiting geklauterd en aldaar binnengedrongen in een stapelplaats waar spoorwegmateriaal geborgen ligt. De inbrekers hebben de deur van het werkhuis opengebroken en tal van ijzeren platen van een duim dikte en spoorwegbielzen gestolen, welke door middel van een kar vervoerd moeten zijn geweest. De politie werd verwittigd en stelde onmiddellijk een onderzoek in. Agenten in burgerkleding waren zo gelukkig aan de Bijlokehof snel de hand te mogen leggen op drie van de daders. Sedert lange tijd pleegden Alfons De Coninck, Raymond Mortier en Gustaaf De Bie op de terreinen van Gent-Sint-Pieters diefstallen van ijzer ten nadele van het spoorwegbeheer. Een andere hoeveelheid die eveneens afkomstig was van de diefstallen werd aangeslagen bij de koopman Gustaaf Frank.
12 november 1922 Vijf Onbekende Soldaten werden in De Panne verzameld, afkomstig van de kerkhoven van Antwerpen, Namen, Luik, Ieper en het groot offensief van 1918. In de statie van Brugge had de aanduiding plaats van het bij te zetten lijk aan de Congreskolom in Brussel. Daar zegde de oorlogsblinde Haesebrecht, gekwetst te Diksmuide in 1917, in het Vlaams tegen de minister van landsverdediging Devèze: de vierde kist, aan de linkerkant te beginnen. Reeds van voor 8 uur 's morgens verdrong zich een talrijke menigte in de SintPietersstatie, waar de kaai n° 9 op gans de lengte in een rouwkapel was herschapen. Op dat spoor moest de trein binnenstomen die het stoffelijk overschot vervoerde van de Onbekende Soldaat. Op de kaai werd de erewacht gevormd door afvaardigingen van alle wapens, met het muziek van het tweede linie aan het hoofd. Om 8 uur 35 kwam onder het spelen van de Brabançonne de rouwtrein aan. De wapens werden gebogen, het was een indrukwekkend ogenblik.
421
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 422
Uit de wagon volgend op de fourgon die in rouwkapel was herschapen en waarin zich de kist bevond met de stoffelijke overblijfselen, stapte de heer Devèze, minister van landsverdediging, omringd door hogere officieren welke behoren tot de genie, het voetvolk, de jagers-verkenners, de ruiterij, de artillerie en de luchtvaart. De voornaamste overheidspersonen stegen daarna met de heer minister in de rouwfourgon om de Onbekende Soldaat te groeten. Daarna werden opnieuw de wapens geboden en verliet de rouwtrein langzaam de statie, terwijl het nationaal volkslied een tweede maal weerklonk. Het was een kortstondige maar uiterst aandoenlijke plechtigheid, waardig aan de onbekende held die zoals duizenden, zijn leven heeft geschonken voor de bevrijding van ons dierbaar Vaderland!
28 december 1922 Men is begonnen met de aflijning van de Maria-Hendrikaplaats, welke thans hervormd wordt tot een ronde tuin, waar omheen de tramrijtuigen zullen rijden. Sedert lang werd geklaagd en geredetwist over de ongeschiktheid van het plein voor de statie, zowel uit oogpunt van regelmatigheid als van uitzicht. Als gevolg van de verschillende verzoeken, toegezonden door de inwoners van de Kortrijksepoort en van artikels verschenen in de plaatselijke bladen, werd de wegendienst gelast een ontwerp van geschiktmaking te bestuderen. Het voorgestelde plan werd aan de Commissie van Monumenten en Stadszichten gezonden teneinde haar advies erover in te winnen en deze liet op 15 januari aan het schepencollege een gewijzigd ontwerp geworden. Aangezien de statieplaats deels eigendom is van de staat en deels van de stad werd het gewijzigd ontwerp onderworpen aan het beheer van de staatsspoorwegen, om de toelating te bekomen de werken onmiddellijk te mogen uitvoeren, zodat ze zouden voltooid zijn voor de opening van de Floraliën in de lente van 1923. Het gaf geen aanleiding tot opmerkingen. De voorziene werken zijn geschat op 100 000 frank. Het middenplein voor de statie en de twee driehoekige aardepleinen zullen versmolten worden tot één enkel met bomen beplant plein, waarvan de as zich rechtover de ingang van de hal zal bevinden. Dit tamelijk groot plein zal met bomen beplant worden en voorzien zijn van zitbanken. Gebeurlijk kunnen er ook bloemperken worden aangelegd. Wordt het wenselijk en mogelijk geacht, dan zal in het midden een groot monument worden opgericht, misschien het Ros Beyaert, dat thans als verloren staat op de vervallen erekoer van de gewezen Wereldtentoonstelling. Het
422
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 423
massieve kunstgewrocht zou zeker de ledigheid van de uitgestrekte plaats helpen aanvullen. Rechts, aan de kant van de grote viaduct onder de spoorlijn, waar thans een hofje ligt en het schuildak voor de rijtuigen staat waarvan geen gebruik wordt gemaakt, wordt een rechthoekige strook grond voorbehouden om er later gebouwen op te richten, welke de ruime opening die er thans gaapt over de lage loodsen van de goederenplaats moeten opvullen en een rustpunt geven aan de blik. Een gebouw van belang zou in evenwicht met het Flandria Palace langs de overzijde, ongetwijfeld beter de plaats insluiten. Voor het ogenblik kan er echter geen sprake zijn van bouwen, daarom zullen voorlopig hoogstaande bomen worden geplant, om toch enigszins de leemte aan te vullen. In overleg met de maatschappij van de elektrische trams zullen de lijnen rond het aardeplein leiden en de rijtuigen hun halte hebben onmiddellijk voor de ingang van de spoorhal. Dit zal niet enkel een groot gemak opleveren voor de reizigers, maar de maatschappij tevens in staat stellen een meer intensieve dienst in te richten tussen de Sint-Pietersstatie en het midden van de stad. Voor het gemak van het verkeer wordt de ruimte tussen de statie en het plein op 18 meter gebracht. Dit voorstel werd bij algemeenheid van stemmen goedgekeurd.
4 januari 1923 De minister van spoorwegen heeft met het nieuwe jaar een goede tijding verspreid. Kinderen zullen voortaan kosteloos mogen reizen tot de leeftijd van 4 jaar en tegen halve prijs tot 10 jaar. Tot dusver waren de leeftijden 3 en 8 jaar.
25 maart 1923 Het beheer van de elektrische trams en de werklieden in het algemeen verdienen lof voor de spoed waarmee de werken voor het aanleggen van de lijnen rond het plein voor de Sint-Pietersstatie werden doorgezet. Zeven wisselnaalden zijn daarvoor nodig geweest. In de nacht van donderdag op vrijdag heeft men de elektrische luchtkabel geplaatst, opdat de tramlijnen 4, 7 en 8 de reizigers tot voor de ingang zouden kunnen aanbrengen en opnemen. Weldra zal alles in orde zijn en zullen het Gentse publiek en de vreemdelingen die met Pasen aan de Sint-Pietersstatie toekomen, hun oordeel kunnen vellen over de verandering aldaar aangebracht. Het zij gezegd dat die een gans ander uitzicht geeft aan het vroegere, kale plein.
423
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 424
Voor de wandelaars is ook gezorgd: vers geschilderde banken staan in twee rijen rondom het plein. Vroeger stond er een water-closet, dat is nu weggeruimd.
14 april 1923 Een zekere F. Van der P., woonachtig te Gent, die enige veranderingen aan zijn werkhuis wou uitvoeren, had niets beters gevonden dan zich materialen van de staat toe te eigenen welke zich bevonden op de in aanbouw zijnde lijn Brussel-Zuid - Gent-Sint-Pieters. Hij had twee van zijn werklieden met het weghalen van de bouwstoffen gelast, doch zij werden door agenten van het Hoger Comiteit van Toezicht gesnapt. Het parket van Gent heeft de zaak in handen.
15 april 1923 Vanaf 8 uur was er machtig veel beweging in de richting van het park en in de Sint-Pietersstatie, voor de gelegenheid van de plechtige opening der Floraliën met rood fluwelen draperieën en frisse planten versierd. Om half tien werden de nodige maatregelen getroffen voor de aankomst van de Koninklijke Familie. Op perron n° 9 werd een dikke loper gelegd en de trappen afgerold tot aan de uitgang. Het statiepersoneel, met glimmend gegalloneerde petten en de beste frak aan, roerde zich druk om aan de toegestroomde reizigers of deze die vertrekken moesten de te volgen weg aan te wijzen. Om 10 uur weerklonk een schril gefluit in de verte. Er kwam beweging onder de troepen en de aanwezige personaliteiten. Men hoorde enkele bevelen van spoorwegambtenaars en legeroversten. De trein rolde stipt de statie binnen. De troepen boden in dubbel gelid het geweer. Het muziekkorps van het 22° linieregiment blies Au Champs! De koninklijke trein was samengesteld uit drie salonrijtuigen en twee fourgons. De aanwezige voorname personen richtten zich naar het salonrijtuig met de koning, de koningin de prins en de prinses. De koning, in uniform van oppergeneraal van het Belgisch leger, groette militair en stapte uit de berline, op de voet gevolgd door onze aanminnige koningin Elisabeth, de rijzige gestalte van prins Leopold, in uniform van luitenant der grenadiers, de kranige figuur van prins Karel in marine-uniform en de lieve verschijning van prinses Marie-José. De vorstelijke familie werd verwelkomd door de heer graaf de Kerchove de Denterghem, gouverneur van de provincie en de heer Vander Stegen, burge-
424
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 425
meester van Gent. Aan de uitgang ging een oorverdovend gejuich op uit de menigte en de galakoetsen werden voorgereden. De lansiers schaarden zich langs de beide zijden van de rijtuigen. Het sein tot vertrek werd gegeven en de zegetocht nam een aanvang. De stoet werd geopend door de gendarmen te paard. De vorsten en hun gevolg zouden om 4 uur 30 aan Gent-Sint-Pieters weer naar Brussel vertrekken.
17 mei 1923 Sedert drie weken is er hevige beroering in het land door de loonkwestie. De stakingsbeweging laat zich het sterkst voelen in de spoordiensten. Spoor- en telegraafbataljons van het leger zijn opgeroepen om de taken over te nemen. De stakende beweging te Gent verkeert sedertdien in een ongewijzigde toestand. De soldaten gaan voort met het manoeuvreren van de koopwarentreinen en de haveninstellingen.
24 mei 1923 De toestand van de staking te Gent is verergerd. Geen enkele trein vertrok uit Gent-Zuid, daar de locomotieven behoren tot de werkhuizen van Ledeberg en het uitrijden door de stakers werd verhinderd. In de statie heerste een buitengewone verwarring. De reizigers zagen op een zwart bord de melding dat de treinen naar Brussel, Oudenaarde, Ronse, Deinze, Tielt, Lichtervelde, Brugge en Oostende hun vertrek namen in GentSint-Pieters, waar alles tot hiertoe normaal is gebleven.
4 april 1924 In de Chronique des Travaux Publics wordt met veel lof gesproken over de gelukkige veranderingen welke werden gebracht aan de Maria-Hendrikaplaats. Voor de Sint-Pietersstatie heeft men een uitzicht bekomen dat waardig is aan de stad Gent.
29 december 1924 Op vrijdag 16 januari zal om 11 uur in de burelen van de heer Desaubies, hoofdingenieur van de dienst Wegen en Werken te Gent-Sint-Pieters, de openbare aanbesteding plaats hebben voor het maken van een kolenmagazijn onder het elektrisch seinhuis en het optrekken van een gebouw voor verschillende statiediensten. 425
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 426
3 oktober 1925 Op het pleintje van de Maria-Hendrikaplaats, links als men de Sint-Pietersstatie verlaat, wordt een nieuw parkje aangelegd. De heer De Wilde, bestuurder van de stedelijke beplantingsdienst, heeft het zo opgevat dat het met bomen in de achtergrond de terreinen van de koopwarenstatie aldaar wat zal verbergen.
22 november 1925 De burelen van de heer hoofdingenieur Desaubies, dienstbestuurder van Wegen en Werken in de statie Gent-Sint-Pieters, zijn overgebracht naar de verdiepingen in het voormalige Flandria Palace aan de Maria-Hendrikaplaats, tegenover de statie. De nieuwe nummers van de telefoontoestellen zijn 5 301 tot 5 304.
Maria-Hendrikaplein Âą 1925
426
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 427
11 december 1925 Dinsdagavond bood zich iets voor 5 uur in het postbureel van Gent-SintPieters een persoon aan met een postmandaat om uit te betalen. De bediende die reeds verwittigd was dat een kerel in een ander postbureel van de stad een vals postmandaat ter uitwisseling had overhandigd, deed een teken naar een andere bediende die in het bureel de wacht hield. De kerel had het spoedig bemerkt en vluchtte weg, maar op het plein voor de statie had men hem te pakken. Hij werd in de hal binnengeleid, waar de agent van de statie hem opsloot en dadelijk de politie van de negende wijk verwittigde. De aftroggelaar, een vreemdeling, werd vervolgens naar de Musschestraat overgebracht en van daar naar de gevangenis.
17 februari 1926 De burelen van de exploitatiedienst der staatsspoorwegen worden vanaf 20 februari van Gent-Zuid overgebracht naar de lokalen van de statie Gent-SintPieters.
8 juli 1926 Dinsdagavond brak omstreeks 5 uur 30 een hevig onweder los boven de stad, gevolgd door stortregens. De bliksem kwam terecht op de toren van de statie Gent-Sint-Pieters. Het uurwerk dat er in geplaatst is werd totaal uitgeslagen en de toren stortte gedeeltelijk in. De koetsier Ivo Wauters, 71 jaar, woonachtig in de Beersteeg, werd door glasscherven getroffen en liep een nogal erge wonde op aan de rechterarm. Er ontstond een begin van brand maar die werd spoedig geblust.
26 juli 1926 De wet van 23 juli voorziet in de oprichting van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen. De Belgische staat zal eigenaar blijven van het nationaal spoorwegnet, maar voor de eerstvolgende 75 jaar wordt de exploitatie toevertrouwd aan de nieuwe onderneming, waarvan het kapitaal is vastgelegd op 11 miljard frank. De Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen zal met ingang van 1 september de uitbating overnemen welke tot op heden bestuurd en geĂŤxploiteerd werd door de staat. De heer E. Foulon is aangesteld tot algemene bestuurder van de nieuwe maatschappij. 427
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 428
18 september 1926 De verhoging van het reizigerstarief bij de spoorwegen met 25 % komt op 1 oktober in voege. De tickets om binnen de statie te komen kosten dan 50 centiemen.
8 november 1926 Er komt verandering aan de spoorweguniformen. De nummers van de treinwachters worden aangebracht op de kepi's en de fluwelen en blauwlinnen werkpakken zullen van uniformknopen voorzien zijn.
20 april 1927 Thans prijkt een nieuw uurwerk in de toren van de Sint-Pietersstatie. Het andere werd zoals men weet verleden jaar door de bliksem vernietigd.
3 juni 1927 Op 20 juni zal door de N.M.B.S. de openbare aanbesteding plaatshebben voor de vergunning van het recht om binnen de statie Gent-Sint-Pieters met ingang van 1 augustus opschikkamers en toiletten uit te baten. De termijn zal eindigen op 31 december 1930 en daarna jaar na jaar stilzwijgend worden vernieuwd.
20 augustus 1927 Het nieuw goederenmagazijn van de statie Gent-Sint-Pieters is sedert enkele dagen in dienst gesteld. Het is zeer praktisch, ruim en openluchtig. Ongelukkig heeft men vergeten dat dit lokaal moet verlicht worden en is er geen elektrische geleiding geplaatst! Zodra het ‘s avonds wat vroeger donker wordt zal men er met petroleumlampen mogen werken!!
6 november 1927 De N.M.B.S. zal te Gent een handelsagentschap oprichten. Het wordt in de statie Gent-Sint-Pieters gevestigd waar het lokaal van het telefoonkantoor is. Vanaf 7 november kan het publiek er alle inlichtingen bekomen over de prijzen en voorwaarden van het goederenvervoer op de Belgische spoorwegen.
428
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 429
14 januari 1928 De beheerraad van de N.M.B.S. wil rekening houden met de verschillende wensen door de reizigers uitgedrukt en heeft besloten een brede marquise te laten bouwen voor de ingang van de statie Gent-Sint-Pieters, om de personen die daar rijtuigen moeten nemen of er afstappen te beschutten tegen wind en regen. Teneinde de reizigers de moeite te besparen in alle weder lang te moeten wachten op de kaaien, zullen de treinen aangekondigd worden in de wachtzalen van het gelijkvloers. In de glazen afdaken op de kaaien zullen radiatoren worden geplaatst. De winketten voor de afgifte van de reiscoupons worden verplaatst naar de rechterkant van de hal, wat de herinrichting van het telefoon- en telegraafbureel voor gevolg zal hebben. De reizigers zullen rechts moeten gaan in de tunnel die naar de kaaien leidt en de statie verlaten langs de deuren die recht op de tramstilstand uitgeven.
26 januari 1928 In de statie Gent-Sint-Pieters is men aan het werk om er een groter getal treinen te kunnen laten vertrekken. Tussen de Maria-Hendrikaplaats en de Snepbrug maakt men vijf nieuwe sporen gereed. Ook de eerste twee die tot nu toe slechts gebruikt werden voor goederenvervoer zullen voortaan voor reizigerstreinen dienst doen.
27 januari 1928 Het sluiten van de Zuidstatie is een afgedane zaak en zal tegen het einde van dit jaar een voltrokken feit wezen. Vanaf toekomende maand worden een aantal treinen naar Gent-Sint-Pieters overgebracht en voor de winter zal het volledig treinverkeer vanuit de statie Gent-Sint-Pieters plaatshebben. Van heden af zijn daartoe de nodige uitbreidingswerken aangevangen en voor de maand mei zullen tien nieuwe sporen aangelegd zijn. Zulks is nog maar het eerste deel van de vergrotingswerken welke tegen het wintertijdvak moeten voltrokken zijn. Dit als antwoord aan onbevoegden die beweren dat de SintPietersstatie te klein is.
429
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 430
1 februari 1928 De N.M.B.S. verkoopt houten kassen, afkomstig van buiten dienst gestelde gesloten spoorwagons, welke kunnen ingericht worden als woning, schuilplaats, magazijn, bewaarplaats, wachtzaal, werfkeet, remise of werkplaats.
9 maart 1928 Polydoor Maes, oud 17 jaar, woonachtig in de Patijntjesstraat te Gent, bevond zich gisteravond met de revolver van zijn vader op zak in de Sint-Pietersstatie. Hij toonde het wapen aan enige vrienden en meende dat het niet geladen was. Hij trok de haan over en één van de meisjes die rond de jonge gasten stonden, een fabriekswerkster uit Brugge, werd door een kogel getroffen. Nogal erg gekwetst werd ze naar het hospitaal gevoerd. De jonge revolverheld werd voorlopig aangehouden. Hij zegt dat het al spelende en onbezonnen is gebeurd.
15 maart 1928 Polydoor Maes, die in de Sint-Pietersstatie het meisje Nathalie Vercruysse bij ongeluk neerschoot, werd zaterdagnamiddag in voorlopige vrijheid gesteld en zijn drie makkers, oud 14 en 16 jaar, werden over het drama verhoord. Het slachtoffer van het revolverdrama overleed gisteren echter in het burgerlijk gasthuis. Na deze noodlottige afloop is de jeugdige dader opnieuw aangehouden.
25 maart 1928 Vier jonge gasten, waarvan drie uit De Pinte, hadden de gewoonte de meisjes die te Gent werken en ‘s avonds de trein nemen om huiswaarts te keren, aan te vallen en onder bedreiging van een revolver ze te dwingen hen te volgen. Onder hen was de genaamde Polydoor Maes, die het meisje Nathalie Vercruysse in de Sint-Pietersstatie per ongeluk heeft doodgeschoten. De vier hadden eerst geloochend de aanvallers te zijn. Zij werden nu geconfronteerd met twee meisjes van Brugge, die stellig de kerels herkenden. Door vragen in het nauw gebracht moesten ze tenslotte bekennen dat zij alle avonden in de omtrek van de Sint-Pietersstatie liepen en meisjes aanvielen. Ze zullen nu alle vier voor de kinderrechter verschijnen. Het is te hopen dat men ze tot hun 21 jaar ter beschikking van de regering zal stellen.
430
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 431
10 mei 1928 Op 16 mei aanstaande zullen een vijftigtal treinen die nu nog in Gent-Zuid aankomen, naar de statie Gent-Sint-Pieters worden gestuurd. Volgens een akkoord tussen de stad en de Union Routière de Belgique zal een bewakingsdienst voor automobielen worden ingericht aan de statie Gent-SintPieters, meer bepaald op de Clementinalaan.
18 augustus 1928 Gent-Sint-Pieters wordt waarlijk een modelstatie. In weinig grote steden zagen wij zulk een goed opgevatte en praktische indeling van de lijnen. Nieuwe verbeteringen werden aangebracht, welke de statie up to date maken. Een weinig te vroeg aangekomen namen we plaats in de wachtzaal, met het voornemen goed op het uur te letten, maar opeens klonk het “Allo, Allo, reizigers voor Oostende! De trein 9475 is aangekondigd! Zie spoor twaalf! Allo, Allo, voyageurs pour Ostende! Le train 9475 est annoncé! Voyez voie douze!” We begaven ons naar spoor 12 en bewonderden nog de inrichting. “Allo! Allo! Opgelet! Op spoor negen gaat een sneltrein doorrijden! Achteruit alstublieft! Allo! Allo! Sur voie neuf un train direct va passer! En arrière s'il vous plaît!” Dag en nacht klinken duidelijke inlichtingen, alles goed uitgedrukt in de twee landstalen. We hopen dat dit in de Waalse steden ook zo zal toegepast worden. Het is de eerste volledige inrichting van luidsprekers welke wij hebben opgemerkt. Het bestuur van Gent-Sint-Pieters verdient alle lof. Zonder moeite noch vragen komt men van in de wachtzaal tot aan de verlangde trein. Dat moet overal zo zijn. Gent... for ever!
17 september 1928 De uitbreidingswerken aan de Sint-Pietersstatie wegens het sluiten van de Zuidstatie zijn veelzijdig. Men is begonnen aan een werk dat enigszins de aanblik zal wijzigen van de tunnel die toegang geeft tot de spoorlijnen. De muur die één der oorspronkelijke trappen naar de kaaien 1 en 2 nabij de ingang aan het oog onttrok verdwijnt, waardoor de trap toegang zal geven tot de dichtste lijn bij het hoofdgebouw, die nu ook in gebruik wordt genomen. Hierdoor zal men voor de reizigerstreinen over 12 overdekte kaaisporen beschikken. De enkele treden die men moet beklimmen om in de onderaardse gang te komen die naar de sporen leidt verdwijnen. Men zal er een schuine vloer aanleggen.
431
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 432
Er worden 24 nieuwe rangeersporen gelegd. Het elektrisch seinhuis wordt vergroot en nabij de Snepbrug komt een aanvullend seinhuisje. Men bouwt een nieuwe watertoren van 20 meter hoog in gewapend beton en plaatst ook een aantal bijgevoegde waterkranen om de locomotieven te spijzen. Een nieuwe draaischijf voor het keren van de locomotieven vervangt de oude. Er komt een betere verwarmingsinstelling, teneinde de treinen welke in GentSint-Pieters worden gevormd, op voorhand te kunnen verwarmen. Daar het aantal agenten merkelijk verhoogt, worden de gebouwen in evenredigheid vergroot. De diensten van post, telegraaf en pakketten worden vanaf 24 september verplaatst naar het hotel van de spoorwegen in het Flandria Palace. De garage voor het bewaren van velo's wordt uitgebreid, zodat er gemakkelijk 500 fietsen kunnen geplaatst worden. Nu reeds heeft men er gemiddeld 300 per dag. Voor het aanvaarden van het reisgoed wordt eveneens het nodige gedaan. De heer statieoverste, die nu binnen de statie woont, moet er verhuizen. Door deze werken wordt alle ruimte ter beschikking van het treinverkeer gesteld.
22 september 1928 Het telegraaf- en openbaar telefoonkantoor van Gent-Sint-Pieters zal heden worden overgebracht naar de linkervleugel van het ontvangstgebouw, tussen de wachtzaal van eerste en tweede klasse en het kantoor van de handelsdienst. Het zal toegankelijk zijn langs de Maria-Hendrikaplaats en de grote gang binnen het gebouw.
2 oktober 1928 Te rekenen van 7 oktober eerstkomende zal het verkeer voor alle rijtuigen aan de Sint-Pietersstatie in de twee richtingen verboden zijn op het deel van de Maria-Hendrikaplaats tussen de ingang van de statie en het middenplein. In afwachting dat de wegenis er opgehoogd wordt en als toegangsperron geschikt is gemaakt, wordt de strook afgebakend door een voorlopige aanwijzing. De rijtuigen van alle aard die reizigers aanbrengen - uitgezonderd in het geval zij reisgoed te registreren hebben - zullen toegang hebben langs de oostkant van het middenplein, zijde van het voormalige Geen enkele standneming zal langs deze kant van het plein geduld worden. De voertuigen met reizigers die pakken te registreren hebben en al degenen die reizigers komen afhalen moe-
432
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 433
ten de kant nemen van de koopwarenkoer en de Afsneelaan. De standneming van de onderscheiden categorieĂŤn van voertuigen zal er door de politie geregeld worden.
4 oktober 1928 De statie Gent-Zuid komt niet meer voor in het treinboek. De aankomst in Gent-Sint-Pieters van treinen die langs daar niet reden zijn daardoor 2 minuten verlaat. Te rekenen van 7 oktober zal het verkeer in de statie Gent-Sint-Pieters dagelijks bestaan uit 128 aankomende reizigerstreinen en 123 die vertrekken.
10 november 1928 Het vroegere postbureel in de Sint-Pietersstatie zal nu dienen als bergplaats voor rijwielen. Een deel van de binnenmuur die het van het reisgoedbureel scheidde is reeds ingeslagen en de bedienden zitten nu waar vroeger het telegraaf- en telefoonbureel was. De oude bergplaats voor rijwielen is herschapen in bureel en magazijn voor afgifte van kleine spoedverzendingen en het in bewaring geven van reisgoed. Het is een ruime plaats en de koopwaren op de wagentjes geladen gaan regelrecht langs de tunnel die juist uitgeeft op de ruime plaats naar de ophaalbakken. Voor de verzenders is het een groot gemak en er is ruimte genoeg. Bij het nieuw postbureel op de Clementinalaan wordt de postbus alle halfuren gelicht van 's morgens vier uur tot middernacht, daartussen om het uur. De kleine pakjes die men niet in de bus kan werpen worden aan het bureel aangenomen, dat dag en nacht open is.
16 november 1928 Woensdag is men begonnen met de veranderingswerken aan het MariaHendrikaplein. De aardeweg aan de hoek van het plein waar het dagbladhuisje staat gaat verdwijnen en het gaanpad langs de gebouwen, meest alle restaurants en koffiehuizen, zal gebracht worden tot aan de boordsteen van de aardeweg, zodat het een breedte zal hebben van minstens 8 meter. Door het verdwijnen van het pleintje zal de rijweg breder zijn en minder gevaar opleveren voor botsingen. Nog andere veranderingen dringen zich op, vooral rond de statie zelf, waar de koetsiers geen plaats vinden om te stationeren. Vrachtauto's en andere voertuigen komen daar nu bestendig aan om koopwaren te verzenden of af te
433
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 434
halen. De auto-taxi's stationeren op de Afsneelaan. ERIK DE KEUKELEIRE Fragmenten uit “Station Gent-Sint-Pieters (1832-1940)” - 380 pagina's - 2004 - uitgave in eigen beheer.
434
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 435
VERGETEN GENTSE SCHRIJVERS: NAPOLÉON DESTANBERG (GENT 1829 — SINT-AMANDSBERG 1875)
Journalist, toneelspeler, regisseur, dichter, toneelauteur Napoléon Livinus Destanberg is geboren in 1829 te Gent in de Geldmunt. Zijn vader Joseph Jean was huisschilder; zijn moeder groentenverkoopster. Later woonde hij met zijn moeder (weduwe) aan de Groentenmarkt, de Korte Meer en de Chartreuzenstraat. Napoléon woonde te Gent, te ‘s-Gravenhage, te Antwerpen en opnieuw in Gent. Te Sint-Amandsberg had hij een buitengoed "Vliegenburg", een huis van zijn stiefvader Geiregat, die paardenslachter was en waar de vliegen afkwamen op de huiden van de geslachte dieren. Na lager onderwijs in een stadsschool, volgde hij de Rijksmiddelbareschool en het Atheneum. Hij studeerde ook rechten aan de RUG, doch heeft deze studie niet afgemaakt. Hij vestigde zich te 's-Gravenhage, waar hij meewerkte aan een Franstalige dagblad. Van 1853 tot 1858 was hij acteur bij het Nationaal Toneel te Antwerpen en raakte hij vertrouwd met de meesterstukken der Nederlandse, Franse en Duitse toneelkunst; in het laatste jaar was hij ook werkzaam als regisseur. In de voorrede tot zijn vertaling van Macbeth, vertelt hij dat hij niet minder dan tweehonderdzesennegentig bedrijven verzon, schreef en vertaalde. Hij was tevens hoofdredacteur van het humoristisch toneelblad De Eyerboer. In 1858 werd hij hoofdredacteur van de krant De stad Gent en medewerker van de Journal de Gand. «Nous nous engageons (sic) toutefois à prendre moins des airs de prophète, d’une part, à ne pas oublier le sérieux de son emploi d’autre part.» (Auguste Larouat) De bijdragen van Napoléon Destanberg in tijdschriften zijn ontelbaar; doch overmatig drankgebruik sloopte zijn gestel, Van 1863 tot 1875 was hij samensteller van de luimige Almanak van Cies van Ghendt, zijn pseudoniem. Bij iedere belangrijke verkiezing gaf hij een kiesblad uit. Napoleon was een progressieve liberaal en hij kwam op tegen de armoede, de hongerlonen, vrouwen- en kinderarbeid. Hij pleitte voor verplicht onderwijs. Beroemd refrein van zijn lied “Zonder den werkman” is “Wat zoudt ge zonder ‘t werkvolk zijn”. “Voor kiesche ooren was hij niet gebekt; maar iets zonderlinge was de wezensverwisseling bij Destanberg, zoodra hij zich in tegenwoordigheid van vrouwen bevond; dan wist hij zoo kiesch en bedwongen te zijn, sprak hij zulke lieve en hoofsche woorden op zulken gekuischten toon, dat een gentleman het hem niet zou hebben afgedaan.” 435
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 436
NapolĂŠon Destanberg. 1829-1875.
436
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 437
(W.R. Gedenkbladen, p.162) Hij had negen kinderen. Zijn jongste dochter is gehuwd met beeldhouwer George Minne. Zijn grafsteen, op de Westerbegraafplaats, arduin in obeliskvorm met portretmedaillon, is het werk van beeld”houwer Isidoor Dubrucq. De gedenksteen werd betaald met inschrijvingsgelden. In 1901 kreeg hij een borstbeeld in de Nederlandse Schouwburg. Hij was lid van de Fonteine te Gent en de zangmaatschappij De Vlaamsche Jongens. In 1865 richtte hij te Gent Het Nationaal Tooneel van Oost-Vlaanderen op. Napoléon schreef voor het volk in de volkstaal en te Gent was hij zowat de officiële dichter van het volk: Al de liberale liedjes en gedichten 1846-1866 (1866) waren commentaren op de politieke en sociale actualiteit en gesitueerd in Gent. “Te Gent was Destanberg de volkspoëet in den vollen zin des woords; wie maar een gelegenheidsgedicht of liedje noodig had, kon altijd bij Destanberg gediend geraken; het stuk was gedicht, terwijl de besteller, om zoo te zeggen, nog bezig was hem het onderwerp uit te leggen. Zijn tarief was geregeld naar de beurs zijner klanten; hij stelde 25, 15 of 10 frank; voor den gemeenen man tokkelde de volksvriend zijn lier meestal voor niets. Honderden zulke stukjes heeft hij gemaakt en daaronder waren er zeer aardige. Hoe jammer dat die snipperingen, dikwijls vol geest en humor, verloren gaan. “(W.R. Gedenkbladen, p. 163-164). Hij schreef liederen, cantaten, Jacob van Artevelde (1863), die getoonzet werden door Peter Benoit en François Auguste Gevaert, en koren, doch was vooral bekend als toneelauteur -113 titels!- van blijspelen: aanvankelijk bewerkingen van Franse modellen, zoals Trommelaar en Trompetter (1853) en De Koopman in Kinderspeelgoed (1854). Met de oorspronkelijke klucht Drie Kalotten voor één hoofd (1854) verwierf hij een uitbundige bijval. Hij dialogeert met een natuurlijkheid, die de meeste tijdgenoten hem mochten benijden. Zelf vervulde hij op schitterende wijze de hoofdrol in zijn drama Laurens Coster (1854). Verder schreef hij Poets wederom poets, zangspelen o.a. Maria van Bourgondië (1865), drama’s zoals Mast en Danneels, (1862) een drama in vijf bedrijven, waarin hij zich op en top een theaterman toont. Elena (1865), drama met zang in vier bedrijven, waarin hij noch bombast, noch woordgeweld als het bedenken van hyper-romantische toestanden schuwt en toch weet te boeien en een zekere waarchtigheid bereikt. Hij schreef ook kindertoneel. Zijn kinderpoëzie werd getoonzet door Karel Miry en Hendrik Waelput. Hij maakte vertalingen van Molières Tartuffe, Victor Hugo’s Les Misérables en Shakespeares Macbeth. Hij werd herhaaldelijk bekroond, o.a. voor zijn Hippoliet van Peene en zijne werken (1865). Destanberg, die een ontwikkeld man was, bereikt in de dramatische literatuur in Vlaanderen een hoger peil dan zijn voorgangers Ondereet en Van Peene.
437
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 438
Literatuur Willem Rogghé, Gedenkbladen, 1898, Napoleon Destanberg, p. 161-166. T. Coopman en V. dela Montagne, 1830-1880. Onze dichters. Een halve eeuw Vlaamsche poëzie, 1880. M. Sabbe, L. Monteyne, H. Coopman, Het Vlaemsch Toonel, 1927 G. Van Melle, Napoléon Destanberg, La Flandre Libérale, april 1929. L. De Vriese, De volksdichter Napoleon Destanberg herdacht, 1916. Winkler Prins Encyclopedie van Vlaanderen, deel 2, p. 279, 1973 L. Speeckaert, Napoleon Destanberg, Jaarboek van de Kamer van Retorica De Fonteine, deel I, XXV, 1975. A. Deprez, Briefwisseling van Dr. F.A. Snellaaert. II Bio- bibliografische lijst van de correspondenten, 1978.
Daniël Van Ryssel
438
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 439
GENTSE MEMORIEDAGEN: 24-25-26 DECEMBER
24 December 1604 Dood van Laureins Van den Haute, ook wel du Bois genoemd. Hij werd hier geboren in 1531. Hij week uit en was in 1574 Kamerheer van de Augsburgse bankier Jacob Fugger. Hij kwam terug naar Gent in 1586 en wordt er voogd van het WenemaersHospice waarvan hij de kapel liet restaureren. Op 23 Februari 1591 vermaakte hij al zijn bezittingen aan het We n e m a e r s Hospice onder voorwaarde er zijn leven lang te worden onderhouden en er na zijn dood begraven te worden in de kapel. Hij bedong tevens dat elke maandag, woensLaureins Van den Haute. 1531-1604. dag en vrijdag een H. Mis te
439
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 440
zijner nagedachtenis zou opgedragen worden, dat men elk jaar op zijn feestdag een sermoen zou houden en een pint wijn aan 24 armen zou uitdelen. Hij was ongehuwd. Hij werd inderdaad begraven in de kapel van het Hospice. Zijn grafsteen wordt bewaard in de Sint-Baafsabdij.
24 December 1789 Triomfantelijk onthaal in Gent van de advocaat Henri Van der Noot, een der leiders van de Brabantse Omwenteling. In tegenstelling tot de andere leider, de meer bezadigde advocaat François Vonck was deze leider van de “Statisten” eerder een fanatiek warhoofd. Hij mocht hier dan wel enthousiast toegejuicht worden, maar dat wil natuurlijk niets zeggen. Hij stierf, vrijwel door iedereen vergeten op 96-jarige leeftijd in Strombeek in 1827.
24 December 1814 Ondertekening van het Amerikaans-Engels Vredesverdrag dat de geschiedenis zou ingaan als “The Treaty of Ghent”. Het stelde een einde aan de oorlog die al enkele jaren woedde tussen deze twee naties. De Amerikaanse delegatie kwam hier aan in Juni 1814 en stapte af in het “Hôtel des Pays-Bas”op de Kouter. Ze werd geleid door de spilfiguur John Quincy Adams die later President van de Verenigde Staten zou worden. De strenge, puriteinse Adams is omringd door vier leden die eerder te klasseren zijn in de categorie van de “bon-vivants”. Hun ongedwongen losse manieren en hun gemakkelijk contact met de bevolking bezorgen hen hier onmiddellijk een enorme populariteit. De Engelse delegatie bestaande uit militairen wordt geleid door Lord Cambier, komt hier aan 6 weken na de Amerikanen. Zij stapt af in het “Hôtel De Gouden Leeuw”, maar na enkele dagen nemen zij verblijf in het gewezen klooster van de Chartreuzen. De stijve Engelsen sluiten zich daar op, gaan zelden uit, en als zij het doen, in uniform en in groep. Ze hebben en zoeken geen contact met de Gentenaars. De Amerikanen blijven ook niet op de Kouter, zij huren het “Hôtel de Lovendegem” op de hoek van de Veldstraat en van de Volderstraat. Deze zeer ruime woning staat al een heel tijdje leeg omdat ze de reputatie heeft een spookhuis te zijn. De plezante Amerikanen trekken zich daar niets van aan en het spook, volledig gedegouteerd omdat het zo weinig “au sérieux” genomen
440
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 441
Laatste bladzijde van de Vrede van Gent met zegels en handtekeningen van de onderhandelaars. (Origineel in National Archives, Washington).
441
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 442
wordt, gaat andere oorden opzoeken in de hoop daar meer aandacht te krijgen. De beide delegaties vergaderen beurtelings in hun respectievelijke verblijven. De onderhandelingen verliepen zeer moeizaam en wij zullen u het verloop ervan besparen. Het voornaamste is dat ze tenslotte een goed einde kenden op 24 december 1814. Het Verdrag werd ondertekend in de Chartreuzen, nu beter gekend als St-Jande-Deo. Men zou kunnen denken dat de kamer die getuige was van deze wereldgebeurtenis angstvallig bewaard en beschermd zou worden. Niets daarvan. Spijtig! Welke troef had men daarmee niet kunnen uitspelen bij de Amerikaanse en Engelse toeristen die jaarlijks onze stad bezoeken? De ondertekenaars van het Verdrag verlieten onze stad niet onmiddellijk. Er volgden nog enkele banketten, de zoveelste in een lange reeks. De Amerikanen waren gedurende hun verblijf erelid geworden van verschillende Gentse verenigingen, zoals de Maatschappij voor Landbouw en Plantkunde en de “Société des Beaux-Arts”. U zult wel begrijpen dat dergelijke aanstellingen minstens gepaard gingen met een banket. Toen de Amerikanen Gent verlieten na een verblijf van 7 maanden zullen zij zeker goede herinneringen meegenomen hebben van Gent en hebben zij daarna waarschijnlijk een kuur moeten doen hebben van mineraal water. Sommigen - wie weet -zullen het misschien betreurd hebben dat die vredesonderhandelingen niet langer geduurd hebben. Zowel aan het gewezen klooster der Chartreuzen als aan het huis op de hoek van de Volderstraat en de Veldstraat is een gedenkplaat aangebracht. Dit gebeurde bij de 150e verjaring van deze gebeurtenis. Ga eens lezen wat er op staat, u hebt het waarschijnlijk nog nooit gedaan.
24 December 1834 Dood van Jan Mussche. Was de chef-tuinier van de Plantentuin nadat deze, na afschaffing van de Ecole Centrale, eigendom geworden was van de Stad Gent. Hij heeft veel gedaan om van deze Plantentuin een van de rijkste van Europa te maken. Hij woonde in de Kruidtuin. In 1817 verscheen van hem: “Hortus Gandavensis, ou tableau général de toutes les plantes exotiques et indigènes cultivées dans le Jardin Botanique de la ville de Gand.”
24 December 1853 Leopold Lachaert wordt geguilotineerd in het Spanjaardskasteel. Hij had een encaisseur van de “Banque de Flandre” in zijn woning gelokt en
442
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 443
had hem vermoord om hem te beroven van 16.000 fr.
24 December 1860 Eerste opvoering in Gent van “Faust”.
24 December 1874 Dood van Frans Rens. Het was onder zijn voorzitterschap dat op 10 Februari 1836 de “Maetschappij van Vlaemsche Letteroefening” gesticht werd. Hij is voorzitter geweest van het “Willemsfonds” en van “Het Vlaemsch Gezelschap”. Hij gaf gedurende 41 jaar het “Nederduitsch letterkundig Jaarboekje” uit. Schreef “Bladeren uit den Vreemde” en vele andere gedichten. Hij was geboren in Geraardsbergen op 2 februari 1805. Hij was bediende bij de Belastingen en o.m. medestichter van het Willemsfonds.
Frans Rens. 1805-1874.
443
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 444
24 December 1888 Stichting van de Vlasspinnerij “Linière la Liève”. Was gelegen op de Nijverheidskaai (nu Wiedauwkaai) en bij de bevolking beter bekend als “de Widèwe” of de “Midèwe”. In 1960 werden de gebouwen overgenomen door de Maatschappij “TextileDéchets” die van het Niewland kwam. In 1976 werden de gebouwen door een brand geteisterd en een jaar nadien gesloopt.
24 December 1898 Dood van Georges Rodenbach. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2005 - N° 1 - pp.44-45
24 December 1904 Dood van Julien Dillens. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2003 - N° 2 - p.112
25 December 800 Charlemagne (Karel de Grote), de zoon van Pepijn de Korte, wordt tot Keizer gekroond. Hij regeerde van 768 tot 813. In November 811 kwam hij naar Gent om de in aanbouw zijnde schepen te inspecteren.
25 December 1664 Blijde Intrede van Gouverneur-Generaal Francisco de Castel-Rodrigo. Het wordt wel een heel lijstje wanneer wij er al zijn titels aan toevoegen: Francisco de Moura-Cortereal, markies de Castel-Rodrigo, Heer van Lumiarez, gewezen gouverneur van Sardinië, gewezen vicekoning van Catalonië en drager van een 12-tal andere titels.
25 December 1691 Dood van Pastoor Nottingham. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2012 - N° 4 - p. 342
444
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:05 Pagina 445
25 December 1796 De kerk en het klooster van de Augustijnen word openbaar verkocht.
25 December 1796 De kerk en het klooster van de Augustijnen worden openbaar verkocht.
25 December 1801 Groot feest in de Troonzaal, aangeboden aan Prefect Guillaume Faipoult. Zie ook “Ghendtsche Tydinghen” - 2009 - N° 2 - pp. 143-144
25 December 1825 Stichting van de kruisbooggilde, “Willem Tell”. Het enig verband tussen deze 19e eeuwse amusementsmaatschappij en de middeleeuwse gilde was het gebruikte wapen: de kruisboog. De kruisboog was in de Middeleeuwen het meest doeltreffende individueel wapen, en zelfs nadat men op het slagveld vuurwapens begon te gebruiken ging de kruisboog nog een hele tijd mee, want hij kon veel sneller geladen worden dan de toen nog primitieve musketten die werkten met een lont. Het was een uiterst gevaarlijk wapen en de wonden die de pijlen toebrachten waren zo verschrikkelijk dat verschillende concilies het gebruik van de kruisboog bij de oorlogvoering verboden. Maar het geweld trachten te beperken was toen al - net zoals nu - een initiatief dat geen enkele kans van slagen had. Maar komen wij terug op de op Kerstdag gestichte maatschappij. De eerste voorzitter was de fabrikant Ivo De Ruyck. Wat er precies schortte tussen de voorzitter en de andere leden weten wij niet, maar het is een feit dat hij na een korte tijd vervangen werd door de schilder Louis Haemelynck. De jonge maatschappij zal waarschijnlijk niet zo veel geld in kas gehad hebben, want op het portret van de oude voorzitter werd zijn hoofd gewoon uitgeveegd en vervangen door dat van de nieuwe. De maatschappij had haar lokaal in de Bagattenstraat. Toen er in 1866 een nieuwe straat getrokken werd tussen de Bagattenstraat en de nu verdwenen Kalkstraat, werd ze de Willem Tellstraat genoemd. Deze maatschappij is nu ook al weer lang verdwenen, maar de oude leden die wij gekend hebben, hebben wij nooit horen spreken van Willem Tell, maar altijd van Guillaume Tell, waarschijnlijk de oorspronkelijke benaming. De leuze van deze gilde was “Zie recht, doe recht”. De laatste schieting van
445
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:06 Pagina 446
het jaar was traditioneel de “Appelschieting” waarbij een appel moest geschoten worden van het hoofd van een “manneke”. Een mechanisch manneke, wel te verstaan, want alle schutters waren niet even behendig en er zal wel geen overaanbod geweest zijn aan levende kandidaten. “Willem Tell” bestond meer dan een eeuw toen de vereniging ontbonden werd. Diverse stukken waaronder een portrettengalerij, gingen over naar een andere kruisbooggilde die 5 jaar ouder was, namelijk de “Sint-Rochusgilde” die gesticht werd in 1820 en sinds meer dan 50 jaar gevestigd is in kelders van de St-Pietersabdij.
25 December 1842 Geboorte van Jan-Baptist Van den Eeden, als zoon van een schoenmaker, in een huis op de hoek van de Goudstraat en de Sint-Kathelijnestraat. Hij behoort tot die schare Gentenaars die gedurende hun leven een grote bekendheid genieten en die, na hun dood, zeer vlug vergeten worden. Van jongs af toonde hij een grote begaafdheid voor de muziek, het was dus min of meer vanzelfsprekend dat hij terecht kwam in het Conservatorium waar hij een hele reeks prijzen behaalde, o.a. voor piano, kamermuziek en samenzang. Hij dong driemaal mee naar de Prijs van Rome. Een eerste maal in 1865 met een cantate op een gedicht van Emmanuel Hiel “De Wind”, maar hij werd niet bekroond. Hij waagt opnieuw zijn kans 2 jaar later, maar heeft dan als geduchte mededinger Henri Waelput die met de prijs gaat lopen. Nog 2 jaar later Jean-Baptist Van den Eenden. 1842-1917.
446
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:06 Pagina 447
probeert hij het opnieuw en deze keer lukt het. Hij behaalt de Prijs van Rome, met eenparigheid van stemmen, voor zijn cantate “Faust’s laatste nacht”. Lyrische artikelen in onze kranten zoals: “Gent mag weder fier zijn op een harer zonen. Van den Eeden is, evenals oud-primus Waelput en Leo Van Gheluwe, die in de laatste prijskamp maar één stem minder had voor den eersten prijs dan Waelput, een oud leerling van onze muziekschool die reeds zo menige voortreffelijke muzikanten voortbracht. Allen zijn Vlamingen en werken met onze maestro’s Benoit en Miry ter opbeuring en verspreiding van de Vlaamsche Zang. Mogen wij roem dragen op onze Vlaamsche schilderschool, wij zullen weldra met niet minder fierheid mogen gewagen van onze Vlaamsche Muziekschool.” Zoals gebruikelijk was in 19e eeuw leefde geheel de bevolking mee in de vreugde wanneer een harer zonen een merkwaardige prestatie had geleverd. Bijgevolg, de klassieke feeststoet door de bevlagde straten vol kijklustigen. Het ging van het station naar het Stadhuis. Al de Gentse maatschappijen met hun vlaggen stapten er in op, begeleid door de muziekkorpsen van het leger. Van den Eeden zat in een open rijtuig in gezelschap van zijn vader, Emmanuel Hiel en Hendrik Conscience. Toespraak van de Schepen, overhandiging van een gouden gedenkpenning en dan terug in stoet naar het lokaal van de Melomanen. Ook daar een hele reeks toespraken, het opzetten van een lauwerkroon, enz. Uit de toespraak van Hendrik Conscience nemen wij een passage die de Gentenaars wel zoet in de oren zal geklonken hebben. Hij zei: “Gent schittert boven al de steden van het land uit, en dit weet men zo goed, dat, toen de uitslag van de prijskamp van Rome gekend was, men in Brussel zegde: “‘t Is weeral ‘nen Gentenaar.” Jan-Baptist Van den Eeden werd later Directeur van het Conservatorium van Mons. Hij overleed in deze stad op 4 april 1917.
25 December 1865 Geboorte van de beeldhouwer Olivier Piette. Hij maakte het oorlogsmonument 1914-1918 op het Kerkhof van de Brugse Poort. Onder meer ook nog de gedenkplaat van Reginald Warneford. Hij overleed op 17 november 1948.
25 December 1901 Geboorte in de St-Amandstraat van Camiel, Félix d’Hongrie. Die naam zegt u niets? Dat kan niemand u kwalijk nemen. Alles zal veel duidelijker worden wanneer wij er aan toevoegen dat in de eerste jaren van de
447
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:06 Pagina 448
Don Camillo. 1901-1982.
heropleving der Gentse Feesten op het podium bij St-Jacobs, tussen 2 groepen door, regelmatig een bebaarde man verscheen met een hoge hoed op, geen jeansbroek maar een redingote, een sigaar en een onafscheidelijk “mondmuziekse, die nooit naliet “It’s a long way to Tipperary” te zingen en “La Madelon pour nous n'est pas sévère” en het publiek aanmoedigde om mee te zingen. Inderdaad, het betreft "Don Camillo van Gent”. Hij woonde in de Stierstraat, kon nog net zijn 80 jaar vieren, maar stierf een paar weken later in de Kliniek van Vercauteren op 6 januari 1982.
25 December 1938 Dood van Armand Heins. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2006 - N° 1 - pp. 58-60
448
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:06 Pagina 449
25 December = KERSTDAG. Wij gaan eens nagaan hoe Kerstdag gevierd werd in het Gent van toen. Vooraleer wij hier het bezoek kregen van Sint-Amandus werd hier op 25 December ook al gefeest, zij het dan ook dat dit een heidens feest was. De hulst, marentakken en de brandende kaarsjes zijn trouwens een overblijfsel van dit heidens feest. Gedurende de Middeleeuwen was Kerstdag DE grote feestdag waarop iedereen de middernachtsmis ging bijwonen. Wanneer de Graven van Vlaanderen in Gent waren op Kerstdag hielden zij open Hof in het Gravensteen. De ganse adel werd uitgenodigd. Bij die gelegenheid werden ze, wanneer ze toevallig niet in onmin leefden met de Gentenaars, door deze laatsten vertroeteld. Op Kerstdag 1329 was Gravin Margareta, de echtgenote van Lodewijk van Nevers, in Gent. De Schepenen zonden haar 1176 liter Rijnwijn, een hoeveelheid die - dachten wij- voldoende moet geweest zijn om haar een paar plezante dagen te laten beleven. Maar zelfs als de vorsten niet in Gent waren kregen zij een Kerstgeschenk van ons Magistraat. De vrijgevigheid van onze Schepenen kende geen grenzen. Om zich af te vragen of de toestand van de stadskas in de Middeleeuwen echt zo schitterend was. Buiten de Graaf werden ook zijn "poursuivanten" bedacht. De pages kregen geschenken, de kamerlingen van de Gravin, zelfs de portier van het Prinsenhof werd niet vergeten. Verder nog de klerken van de Graaf zijn deurwaarders, zijn zotten en hun knapen, zijn valkenier te paard en deze te voet, de bedienden van de draagbaar, de portier van het Hof ter Posteerne. Ook de Proost van Sint-Veerle en de biechtvader van de Graaf vielen in de prijzen. Op Kerstdag 1327 kreeg de Bisschop van Doornik een os van ons ten geschenke. Ook onze vier bedelorden, namelijk de Minderbroeders, de Dominicanen, de Karmelieten en de Augustijnen werden bedacht met wijn. Niet dat er in deze kloosters een penurie aan dit alcoholisch product zou geheerst hebben, maar zo iets was toch altijd meegenomen. Geen pater zou een supplement aan zijn dagelijks rantsoen geweigerd hebben. Daar bleef het gelukkig niet bij want ook in de ziekenhuizen en aan de armen werd wijn uitgedeeld. Het is amusant te noteren wat August Van Lokeren, de redder van de ruïnes van de Sint-Baafsabdij, schreef in 1855: “Wij horen die kerstliederen niet meer die in onze jeugd zoo aangenaam in onze ooren klonken op Kerstavond. Die aangename tonen, die sedert eeuwen op Kerstdag werden gezongen, hebben thans plaats gemaakt voor gezangen, zeer dikwijls wilde zangen, die slechts een gemeene naäping zijn van de meesterstukken der geleerdste
449
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:06 Pagina 450
hedendaagse toonzetters waarvan de geheugenis de eeuw niet zal overleven waar ze de roem uitmaakten.” Wij vragen ons af wat van Lokeren zou schrijven moest hij de dag van vandaag zijn oor te luisteren leggen in een van onze talrijke discotheken.
26 December 1795 Du Bosch ontbindt de “Conseil Municipal” en vervangt hem “scéance tenante” door een Administratie van 9 leden onder voorzitterschap van J.B. Goethals.
26 December 1814 Geboorte te Villeau (Frankrijk) van Francois Huet. Zie “Ghendtsche Tydinghen” 2003 - N° 3 - pp. 193-194
26 December 1839 Geboorte van Mgr. Karel Joannes Seghers. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2010 - N° 5 - pp. 400-401
26 December 1841 Heropening van de Augustijnenkerk. (Na de brand van 1838).
26 December 1890 Geboorte van Jozef Cantré. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2007 - N° 2 - p.116 Hugo Collumbien
450
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:06 Pagina 451
BIBLIOGRAFIE
Verschenen in 2006, waarschijnlijk niet meer in de boekhandel, maar wel aanwezig in het Documentatiecentrum is, van de hand van John Rijpens, “Sacha Ivanov. Vlaamse pulp à la carte”. Aan oude Gentenaars moeten wij wel niet vertellen wat die “Ivanovkes” waren, ze zullen ze verslonden hebben in hun jeugd. Wat velen niet wisten is dat dit een typische Gentse aangelegenheid was. Ze nam haar aanvang in 1936. Het groeide uit tot een schrijversfabriek met een ongehoorde productiviteit. Heel waarschijnlijk werd de inkt daar aangekocht in bussen van 25 liter. Slechts iemand kon dat evenaren en dat was Abraham Hans. Niet alleen uiterst productief, maar ook zeer divers. Maar wie was die fameuze Sacha Ivanov? Sommigen dachten dat het een Rus was. De waarheid was evenwel veel prozaïscher: verschillende personen schreven “vertelselkes” onder die naam, zij het ook dat de eerste en de voornaamste de fantasierijke in 1884 geboren onderwijzeres Rachel Van Overbeke was. De eerste vijf letters van haar familienaam: VANOV. En die I? Zij was getrouwd met de Gentenaar René Ysebie en die was een grote bewonderaar van de Russische schrijver Anton Tchekov, hij dweepte vooral met diens roman “IVANOV”. En voilà, die I voor het fragment van Rachel's familienaam en we zijn er. Maar toen in 1943 Rachel stierf, moest dit geheim gehouden worden, niemand mocht weten dat Ivanov dood was en er werd verder duchtig onder die naam doorgeschreven door haar man René Ysebie en haar dochter Regina. Hoeveel van die romannetjes en van die jeugdverhalen verschenen er? Als wij zeggen: een paar duizend zijn wij waarschijnlijk niet ver mis. Er was trouwens een zeer grote diversiteit in de onderwerpen. Merkwaardig genoeg begon dit met “missie-romannetjes”, gevolgd door “Verteluurtjes”, “Rakkersblaadjes” (kleine boekjes voor de jeugd), cowboyromans, meer dan 100 zéér poulaire detectiveromans met Inspecteur Robert, enz. Wanneer men dit 318 pagina dik boek doorneemt komt men tot de vaststelling dat het leven van het echtpaar Ysebie-Van Overbeke zelf een prachtig thema zou geweest zijn voor een “Ivanovke”. In dit boek maakt men ook kennis met de weinig gekende zeer vriendschappelijke verhoudingen tussen de familie en Will Ferdy. Bij de Academia Press verscheen “Handelingen der Maatschapij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gene: LXV - 2011”. 451
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:06 Pagina 452
De volgende artikels kunnen ook onze lezers interesseren: - Het Gravensteen als spiegel voor het ontstaan en de ontwikkeling van het Kasteel in het middeleeuws graafschap Vlaanderen. - De Sint-Jacobskerk te Gent. Een onderzoek naar de betekenis van de stedelijke parochiekerk in de zestiende eeuwse Nederlanden. - De vergeten Gentse parochie: Het Spaans Kasteel in de 17de eeuw. - Stad in de storm. Arbeidersvrouwen en het hongerjaar 1916. Het boek telt 231 bladzijden en kost 20 € voor niet-leden van de Maatschappij. De leden ontvangen het gratis. Eventueel bijkomende inlichtingen zijn te bekomen bij Story-Scientia op het nummer 09.225.57.57 Mevrouw Martine De Raedt vestigt er onze aandacht op dat de prijs van het boek “Kaarten van Gent - Plannen voor Gent” niet 79,99 € bedraagt, zoals vermeld' in Gh.T. 2012 N° 1 - p.73, maar 60,00 €. Uitgegeven door Snoeck en door het Liberaal Archief is “Zelfdenkers in Profiel.”. “Merkstenen van het vrije denken te Gent (1200-1900)”, van de hand van Prof. em. dr. Guy Schrans. “Zelfdenker” is geen courant woord en het is terecht dat de auteur duidelijk maakt wat onder dit begrip moet verstaan worden. Het gaat niet, zoals sommigen zouden kunnen menen, over personen die slechts aan zichzelf denken, maar over “personen die hun meningen vormen op basis van een zelfstandig denkproces, onafhankelijk en los van een autoriteit.” Na deze definitie zal het duidelijk zijn dat het gaat over personen die deel uitmaken van een bijzonder kleine minderheid. Het boek beslaat de periode 1200-1900; men kan zich bijgevolg de vraag stellen: “Hoe is de situatie geëvolueerd sedertdien, is er op dat gebied iets verbeterd?”. Welneen, integendeel. Onze hedendaagse kranten en tijdschriften, waarvan geen enkele nog zelfstandig is, zijn hersenspoelmachines geworden die het niet moeilijk hebben om de kuddegeest van de meerderheid te manipuleren en te conditioneren. Nochtans, als nu en dan onze wereld een klein stapje vooruitgaat, is dat altijd te danken aan enkelingen, aan zelfdenkers. Het voornaamste verwijt dat wij kunnen richten aan ons huidig onderwijssysteem is misschien wel het feit dat men over het algemeen te veel aanleert wat men moet denken, in plaats van hoe men moet denken. Het boek laat ons kennis maken met een 30-tal van deze uitzonderlijke persoonlijkheden, waaronder wij namen tegenkomen zoals Jacob Van Artevelde, Jozef II, Jan-Baptist Hellebaut, Charles Van Hulthem, Adolf Quetelet,
452
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:06 Pagina 453
François Huet, Hubert Brasseur. Bij het lezen van de boeken van Prof. Schrans komt men altijd onder de indruk van de grondige diepgang van het onderwerp. Ook van dit boek kunnen wij zeggen dat “the collateral profit” de talrijke boeiende inlichtingen zijn over het leven in Gent, vroeger. De steeds aanwezige “petite histoire” is een interessante aanvulling aan onze onuitputtelijke Gentse geschiedenis. Het zijn die schijnbaar banale inlichtingen die er voor zorgen dat dit geen droge lectuur is, maar een boek dat vlot leest. Of wist u misschien dat zowel August Kekulé, Professor van Chemie aan de Universiteit en wereldberoemd wegens zijn ontdekking van de structuur van de benzolkern, Stadsarchitect Adolphe Pauli, en Adolphe Neyt, suikerraffinadeur, maar vooral bekend wegens zijn wetenschappelijke microscopische fotografie, alle drie getrouwd waren met een dochter van de Engelse ingenieur Directeur van de Gasfabriek George Drory? Onnodig te zeggen dat dit boek een aanrader is. Formaat: 17 x 24 cm. - 144 bladzijden. Prijs: € 22,00. Te bekomen in de boekhandel en bij het “Liberaal Archief” - Kramersplein 23 - 9000 Gent. Tel. 09.221.75.05. Wie het boek thuisbesteld wenst betaalt een supplement van 3,50 € Van de hand van Ludo Stynen verscheen bij “De Bezige Bij” “Jan Frans Willems. Vader van de Vlaamse Beweging”. Dat over deze figuur enorm veel te vertellen valt wordt duidelijk als men weet dat daarvoor een boek van formaat 14,5 x 23 cm. met meer dan 500 bladzijden nodig was. Wij zullen niet proberen het te resumeren, maar citeren de diverse hoofdstukken om u een idee te geven van de inhoud. - Onder Frans Bestuur. Van Boechout tot Antwerpen (1793-1815) - Thuis onder Oranje. Ambtenaar in Antwerpen (1815-1824) - Het Verenigd Koninkrijk. Van Studentenkamer naar de Barricaden (18241830) - Banneling der Muze. Eeklo (1831-1835) - Leider met Internationale uitstraling. Gent (1835-1846) - Een Boegbeeld, een Monument, een Schim. - Anderhalve eeuw Nachleben. Het boek bevat een 30-tal afbeeldingen, waaronder minder bekende foto’s en portretten van andere Vlaamse figuren zoals Philippe Blommaert, Ledeganck met familie, Constant Philippe Serrure, Jan-Baptist David, Hendrik Conscience, Theodoor Van Ryswyck.
453
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:06 Pagina 454
Wat wij nog altijd niet begrijpen is dat het geboortehuis van Jan Frans Willems in Boechout (dat helemaal niet bouwvallig was) afgebroken werd zonder dat daar hevig protest tegenkwam van Vlaamse zijde. Er werd aldus een totaal nutteloze parkeerruimte vrijgemaakt voor vier auto’s. Men kan zich de vraag stellen (een vraag waarop wij nimmer het antwoord zullen kennen): Hoe zou de Vlaamse Beweging geëvolueerd zijn, mocht JanFrans' vader zijn ambt niet verloren hebben omdat hij geen Frans kon ? Het boek is verkrijgbaar in de boekhandel en kost € 34,95 “Wandelen in de wijk van Sint-Pieters-Buiten” is een brochure van 48 bladzijden die uitgegeven werd door de Stad Gent. Aanleiding is het feit dat het in 2013 honderd jaar geleden zal zijn dat hier de Wereldtentoonstelling openging en dat deze “Expositie” gebouwd werd op het toen nog rustige Sint-Pieters-Buiten dat daardoor een grondige wijziging onderging. Het is deze evolutie die men kan volgen aan de hand van een 35-tal kleurenfoto’s met begeleidende tekst. Toen wij een recensie-exemplaar ontvingen was de prijs nog niet vastgesteld, maar dat zal wel niet dodelijk zijn en wij twijfelen er niet aan dat deze brochure zal te krijgen zijn in het “Stadswinkeltje” op het nieuwe adres Botermarkt 17A. H.C.
454
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:06 Pagina 455
VRAAG EN ANTWOORD
Vraag van Mevrouw Joke Charles: Weet u toevallig bij wie ik terecht kan voor meer informatie over het “Hof te Ottergem” dat werd gesloopt voor de aanleg van de Ringvaart rond Gent? Zijn er mensen binnen de Heemkundige Kring die mij hierover meer informatie zouden kunnen geven? André Verbeke weet te vertellen dat de Ottergemsesteenweg naar het Hof te Ottergem liep. Het hof zelf lag pal aan het kanaal van Zwijnaarde dat gegraven was tussen twee bochten in de Schelde. A. Heins maakte tekeningen van het Hof te Ottergem vanuit verschillende gezichtshoeken. Vraag van de heer Martiny-Biebuyck: Mijn vraag gaat over de stoomtrams die aankwamen aan de Sterre en later doorreden tot aan het St-Pietersstation. Ik had graag vernomen welke nummers de locomotieven droegen. Antwoord van de heer Daniël Van Ryssel op de vraag van de heer André Malaise: G.T.2012 - N° 4 - p.349 Pieter Jan Vermeulen (Gent 1813 - Gent 1892) is de zoon van Gerard Cornelis, katoenspinner. Hij volgde de lessen tekenen en schilderen aan de Gentse Academie. Hij was gehuwd met Marie Josephina Meersman uit Aalst. Hij woonde achtereenvolgens: Fabrieksplaats, Korte Krevelstraat 16, SintLievensstraat 24 en Godshuizenlaan 4 te Gent. Hij was werkzaam als dagloner. Als hij in zijn jeugd het portret van een Gentse burgemeester heeft geschilderd, moet dat waarschijnlijk Joseph Van Crombrugghe (burgemeester van 1825 tot 1836 en 1840-1842) zijn geweest. De lijst van de Gentse burgemeesters is gemakkelijk terug te vinden op internet. Luc Devriese vond in de “Wegwijzers der stad Gent” uit die tijd een spoor. Het betreft niet een naam van de schilder, maar van de geportretteerde: wellicht een Vermeulen (initialen ontbreken), die in de Napoleontische en in de Hollandse tijd directeur was van een ‘kostschool voor jonge dochters’ in de Savaanstraat. Dat zou kunnen overeenstemmen met de adresaanduiding: rue du Savon (rue du Sav…) min of meer leesbaar op de brief die de streng kijkende figuur in zijn hand houdt.
455
Binnenwerk_sep_okt_OK_DEF_September binnenwerk OK 5.0 30/08/12 11:06 Pagina 456
LEZERS SCHRIJVEN ONS
Van de heer Philippe Barbaix ontvingen wij volgend schrijven: Onlangs kregen wij via vrienden een uittreksel van GT ter inzage, voor eventuele aanvullingen ivm Edgard Barbaix. Mogen we uw aandacht erop vestigen dat het overlijdensjaar van E. Barbaix niet klopt. Onder de datum: 22 augustus 1893 (op pagina’s 389 -390 van?) staat een korte levensbeschrijving van onze grootvader. Hij stierf wel degelijk op 18 maart, maar van het jaar 1973. (niet 1992) Het originele artikel, geschreven door Hugo Collumbien (waarvan een kopie in ons bezit) werd gepubliceerd in ‘92. De heer Barbaix heeft natuurlijk gelijk. Het betreft een foutje dat ontsnapt is aan de aandacht van de corrector. Willen de lezers die het tijdschrift bijhouden deze correctie aanbrengen in G.T. 2006 - N° 6 - p. 390 ? Luc Devriese en Marie Christine Laleman vestigen er de aandacht op dat aan het Sint-Elisabethhuis in de Rabotstraat (een bijdrage van Daniël Van Ryssel in de reeks “Minder bekende en verdwenen locaties” in nr. 4, p. 275277) een monografie gewijd werd door de werkgroep “Huizenonderzoek in Gent”. Dit boekje (zeg maar boek: 207 blz.) werd in 1997 uitgegeven door het Stadsarchief en is weinig gekend omdat het niet in de gewone handel kwam. Een exemplaar van dit werk werd onlangs in de documentatiecentrum DSMG in het Sint-Amandsbergse begijnhof gedeponeerd. Iedereen kan het daar raadplegen. Een aanvulling bij de oudste (14de-eeuwse) geschiedenis van het Elisabethhuis op basis van archiefonderzoek door Erik Verroken werd door Maria Negroni toegevoegd aan de internetsite van de vzw Elisabethbegijnhof.
Mevrouw Marie-Jeanne De Smet meldt ons dat bij de weergave van een mondeling gegeven relaas over de straatkolkzuiger een foutje geslopen is. Zij had het niet over een “greppekuiser”, maar over een “greppetsjoeze”. Wil iedereen deze “kuiser” vervangen door de meer muzikale “tsjoeze”?
456
Binnenwerk_nov_dec_September binnenwerk OK 5.0 24/10/12 15:13 Pagina 457
GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring Gent V.Z.W. 41e jaargang nr. 6 november - december 2012
Inhoud - Luc Devriese: Ghendtsche toestanden: Wie was Jacob van Caneghem? - Joseph Casier: Inventaire Archéologique: Gedenksteen aan de werken van het Tolhuis. - Daniël Van Ryssel: Minder bekende en/of verdwenen locaties: Rijksnormaalschool - Hogeschool - Departement Leraarsopleiding. K.L. Ledeganckstraat.. - Piet Cassiman: Roger Warie, een Monument (1901-1999). - Pierre Kluyskens: Het Gravensteen (Vervolg en slot). - Erik De Keukeleire: Wel en wee in en nabij Gent-St-Pieters. Deel 3. (1929-1933) - Gwijde van Gent: Jeugd- en oorlogsherinneringen. - Daniël Van Ryssel: Vergeten Gentse schrijvers: Lodewijk De Vriese (Gent 1848 - Gent 1932). - Beschermleden 2012 - Steunende leden 2012. - Tim De Doncker: Over schone letters en de Academie. Illustratoren en kalligrafen in de zeventiende en de achttiende eeuw te Gent. - Quizmaster: Puzzel 2012. - Bibliografie. - Vraag en Antwoord. - Lezers schrijven ons. - Richard Verlinden: Tekening van de Lievekaai en van de Watersportbaan - Jan Cleppe: Gênsche Prâot - Inhoud 2012.
457
458 474 476
479 483 502 519 536
538 543
551 555 556 560 561 562 563
Binnenwerk_nov_dec_September binnenwerk OK 5.0 24/10/12 15:13 Pagina 458
GHENDTSCHE TOESTANDEN
WIE WAS JACOB VAN CANEGHEM?
Jacob Van Caneghem (of Van Caeneghem) is bij de Gentenaars gekend omwille van de naar hem genoemde straat in de Seleskestwijk en het Blindenhuis aan de Coupure, dat dank zij hem gebouwd werd. Het is niet niets, maar daar houdt het zo ongeveer mee op. Het populaire boekje Historische Persoonsnamen der Straten van Gent van stadsarchivaris Victor Fris (1922) beschrijft kort de weldaden van de man en vermeldt nog korter dat hij ‘door zijn vernuft en vlijt’ een aanzienlijk vermogen verwierf1. Het is een bijna letterlijke vertaling van wat Jacobs tijdgenoot, de verzamelaar en architect P.J. Goetghebuer, over hem schreef: ‘Possesseur d’une immense fortune, qu’il devait tout entière à son genie et à son activité personelle’2. Maar wie was Jacob Van Caneghem eigenlijk en hoe verwierf hij zijn ‘immens’ fortuin? Ook diegenen die het (beter) zouden moeten weten, blijven het antwoord schuldig. Alles samen verscheen ooit slechts één artikel over zijn persoon. Dat was in het tijdschrift van de heemkundige kring Aalter en handelt vooral over de band tussen Van Caneghem en Bellem (nu gemeente Aalter), waar onze Gentenaar eveneens actief was3. Ook de, afgezien van een paar schoonheidsfoutjes, uitstekende beschrijving op het internet anno 2012 (Wikipedia, zoeken op Van Caneghem) is uit deze hoek afkomstig en geeft bijgevolg weinig Gentse informatie. Het schaarse wat verder nog in Gent over hem verscheen, bevat soms nog tegenstrijdige gegevens4. Vooraleer verder te gaan, moet aangestipt worden dat er twee verschillende schrijfwijzen terug te vinden zijn voor de naam van Jacob, die meestal zijn tweede voornaam toevoegde aan de eerste. In de meeste bronnen wordt het gespeld als Jacob - Lieven (of Lievin) Van Caneghem, terwijl in de Gentse straatnaam de schrijfwijze Van Caeneghem gebruikt wordt. Maar in het gemeenteraadsbesluit van 1864 dat zijn naam toewees aan deze straat, staat hij als Caneghem aangeduid5. In die tijd bekommerde men zich nog niet om uniforme schrijfwijzen. Verder in deze kleine studie wordt de spelling Caneghem aangehouden6.
458
Binnenwerk_nov_dec_September binnenwerk OK 5.0 24/10/12 15:13 Pagina 459
Afb. 1. Portret vermoedelijk naar een gravure gemaakt en bekostigd volgens de wens van J.L. Van Caneghem door zijn legaat. Bewaard in het OCMW, opvolger van de Commissie van de Burgerlijke Godshuizen.
459
Binnenwerk_nov_dec_September binnenwerk OK 5.0 24/10/12 15:13 Pagina 460
Afb. 5. De straatnaam anno 2012. Met de schrijfwijze Caeneghem.
Levensloop Jacob‐Lieven Van Caneghem werd op 30 januari 1764 geboren in de SintPietersparochie, buiten de stadspoorten in Ledeberg, dat toen bij die parochie hoorde7. Volgens (zonder bronvermelding) gepubliceerde gegevens zou hij de zoon geweest zijn van een eenvoudige wever uit Gavere. De Aalterse onderzoeker Defruyt geeft echter aan dat hij de kleinzoon was van de griffier van Gavere8. Griffiers waren in die tijd rijke en invloedrijke lui. Was de familie zo ‘laag gevallen’ of klopt er iets niet? Op 17 september 1789 huwde hij met de twintigjarige Maria Jozefa (of Marie Josephine) Verspeyen (1769‐1840), nog geen drie weken na (!) de geboorte van hun enige kind Jeanne (°1.9.1789, +1861)9. Het koppel vestigde zich enkele jaren later in de Gentse Drabstraat. In deze prestigieuze straat verwierf Jacob - Lieven een grote eigendom en daar liet hij (vermoedelijk) het nog bestaande mooie en grote huis (11 traveeën: 11 vensters en deuren langs de straat) in neo-roccocostijl bouwen, heden nrs. 43, 45 en 47)10. Jacob overleed er op 29 juni 1847. Voorwaar een uitzonderlijk geval. Als vijfentwintigjarige (begin van de meerderjarigheid in die tijd), afkomstig uit het (zeker in die tijd) schamele Ledeberg, had Jacob zich dus op een vermoedelijk drastische manier zo ver weten op te werken! 460
Binnenwerk_nov_dec_September binnenwerk OK 5.0 24/10/12 15:13 Pagina 461
Afb. 2. Acht van de 11 traveeĂŤn van het huis, vermoedelijk door Van Caneghem gebouwd in de Drabstraat (nu nrs. 43 en 45). Daarbij moeten nog 3 traveeĂŤn gerekend worden van het afgesplitste huis nr. 47, waarvan het geveluitzicht enkel verschilt doordat het mansardedak vervangen werd door een extra verdieping. Van Caneghem woonde hier als eigenaar van 1795 tot aan zijn dood, ruim een halve eeuw later. De bouw van het huis wordt in die periode gedateerd, maar er werd geen bouwaanvraag gevonden.
Professionele activiteiten Blijkbaar kon Jacob - Lieven het goed stellen met zijn schoonfamilie. Schoonvader Joseph was bierhandelaar, woonde aan de Predikherenlei en was rede-
461
Binnenwerk_nov_dec_September binnenwerk OK 5.0 24/10/12 15:13 Pagina 462
lijk welgesteld. Jacob van zijn kant handelde vermoedelijk vooral, maar niet uitsluitend in textiel, samen met zijn schoonbroer Guillaume Verspeyen11. Hoe dat alles aan het begin van zijn carrière precies in zijn werk ging, zal - zeker voor wat zich in de privésfeer afspeelde - wel altijd in het duister blijven, maar op professioneel gebied komen we toch wel iets te weten. In elk geval behoorde J. L. Van Caneghem al in 1795 tot de gefortuneerde Gentenaars. Bij de beruchte ‘emprunt forcé’ van 600 miljoen van dat jaar werd hij in de derde rijkste klasse ingedeeld (er waren er 16) en was hij zijn schoonvader al voorbij gestoken12. Omdat er in de schaars beschikbare literatuur heel wat verwarring blijkt te bestaan over de activiteiten van Jacob, consulteerden we de daartoe meest geschikte bronnen: de Almanach du Département de l’Escaut, later de la province de la Flandre Orientale en Provincialen Almanak van Oost-Vlaanderen en de ‘Wegwijzers van Gent’, die jaarlijks lijsten publiceerden van alle fabrieken van enige omvang en van alle grote handelaars. Pas in 1810 wordt Jacob voor het eerst in de Wegwijzers vermeld als négociant. Hij was toen 46 jaar. Blijkbaar ging hij creatief om in dat beroep, want voordien al, in 1807, was hij in verdenking gesteld voor smokkel13. Zo zien we dat Lieven Bauwens niet de enige ondernemende Gentenaar was die zich in die tijd met dat soort zaakjes bezighield. In de Almanak van het Scheldedepartement van 1811 wordt de handel van hem en zijn collega’s zedig omschreven als in productions étrangères. Hij was toen ook actief als négociant en draps en in de faubourg de Ledeberg had hij een filature de cotton en construction14. In de daarop volgende jaren bleek deze fabriek volgens de Almanak effectief in werking. Pas in 1816 vinden we hem terug in de talrijke bewaard gebleven lijsten van fabrikanten uit die tijd. Hij was toen eigenaar van een katoenfabriek waarin 90 arbeiders werkten15. In die jaren staat hij ook in de ‘Wegwijzers’ aangeduid als eigenaar van een Filature de toiles de coton, later omschreven als Filature de coton - Ledeberg. In de Almanak van de Provincie wordt de filature - spinderij in Ledeberg ieder jaar vermeld tot en met 1829. Waar precies zijn Ledebergse fabriek stond, kon niet achterhaald worden. In dezelfde jaren en ook nog later staat Van Caneghem te boek als Négociant en Productions étrangères - Negotiant in Vreemde Goederen, telkens in de Drapstraat. In 1826 vinden we hem terug als négociant-spéculateur en als koopman in wollen lakens, enz. Van Caneghem was dus een welgestelde katoennijveraar en handelaar geworden. Hij was, zo te zien, pas in tweede instantie fabrikant. Jacob had hoe dan ook al een groot fortuin verzameld als handelaar, vooraleer hij een katoenspinnerij in Ledeberg opstartte. De locatie van die fabriek buiten de poorten, die ontmanteld waren, maar nog steeds als
462
Binnenwerk_nov_dec_September binnenwerk OK 5.0 24/10/12 15:13 Pagina 463
tolpoorten gebruikt werden, buiten of aan de rand van het stadstolgebied is overigens eigenaardig en past misschien wel in de avontuurlijke stijl ‘op het randje’ van Jacob-Lieven16. De grote expansie van de industrie en bewoning buiten de poorten begon immers pas vanaf 1860 na het opheffen van het stedelijke tolsysteem (de stadsoctrooien). Van Caneghem bleef minstens als geldschieter lange tijd actief in de spinnerij, maar dan in vlas: hij was een van de medestichters van de Société Linière La Lys, die een monsterachtige vlasspinnerij over de hele lengte van de huidige locatie Groene Vallei zou uitbouwen.
Grondeigenaar
Volgens een lijst van Gentse textielfabrikanten ‐ kopers van ‘nationale goederen’, (overwegend gronden vroeger behorend aan religieuze instellingen, zogenaamd zwart goed), verwierf Jacob Van Caneghem tussen 1798 en 1800 (voor het concordaat met de paus van 1801) niet minder dan 115 hectare ‘zwart goed’. Toen de verkoop van die genationaliseerde gronden in de Hollandse Tijd hervat werd, kocht Jacob er nog 61 hectare bij. Hij was daarmee een van de belangrijkste opkopers van ‘zwart goed’7. Naast ‘fabrikant’ en ‘negociant’ werd zijn beroep aangeduid als ‘grondeigenaar’. Hij zou door opeenvolgende aankopen effectief grootgrondbezitter worden en ongeveer 2373 hectare nalaten aan zijn dochter18. Voor onze streken was en is dat een ongewoon grote oppervlakte. Naast een kasteel dat hij in Bellem liet bouwen (nu Mariahove), kocht hij in Wingene (Wildenburg) nog het 16de-eeuwse kasteel Blauwhuis.
Politieke en andere functies Jacob Van Caneghem bekleedde heel wat belangrijke functies. In de Franse Tijd was hij rechter ‐ suppleant van de Handelsrechtbank (sinds 1802) en lid van de Algemene Raad van de Prefectuur (1800‐1807)19. Zo zien we hem in 1805 samen met acht andere heren, onder wie Lieven Bauwens en grondeigenaar Lippens, onder het voorzitterschap van prefect Faipoult zetelen in de Conseil de Commerce et d’Agriculture20. Maar als gevolg van de hoger vermelde smokkelaffaire kreeg hij de bons bij dat hoog gezelschap. Maar geen nood: nieuwe tijden, nieuwe meesters. In de Hollandse Tijd werd Jacob in 1816 meteen lid van de Gedeputeerde (Provinciale) Staten en hij hield dat uit tot in 1830. In dat revolutionaire jaar verving hij zelfs gedurende enkele dagen de gevluchte Hollander van Doorn als waarnemend gouverneur van OostVlaanderen21. 463
Binnenwerk_nov_dec_September binnenwerk OK 5.0 24/10/12 15:13 Pagina 464
Zijn ‘Belgische’ carrière bracht hem minder op de voorgrond, maar hij bleef politiek actief als kandidaat gemeenteraadslid voor Gent (28/10/1830) en kandidaat-lid voor de provincieraad (1836). Hij zetelde echter nooit. Van Caneghem was uiteraard ook lid van de Kamer van Koophandel van Gent22. De man blijkt een overtuigd orangist te zijn geweest, ook na 1830. In zijn boekje ‘De historische persoonsnamen der straten van Gent’ schrijft Victor Fris: Onder de regeering van koning Willem I der Nederlanden, die hem eene bijzondere achting toedroeg, werd hij lid van de Deputatie der Provinciale Staten van Oost-Vlaanderen en tot ridder van den Nederlandschen Leeuw geslagen. Hij was in 1834 één van de kopers van vier peperdure paarden van de prins van Oranje die de Belgische regering openbaar verkocht. De paarden werden aan de prins gerestitueerd als blijken van trouw23. Dat hij tot aan zijn dood orangist bleef, blijkt ook uit de inscripties op zijn grafmonument in Bellem, die zijn hoge Nederlandse onderscheiding en provinciaal mandaat vermelden.
Weldoener in Gent en Bellem Toen J.L. Van Caneghem in 1847 overleed, liet hij twee aanzienlijke legaten na. Vooreerst was er 100.000 frank (van toen!) weggelegd voor de Commissie der Burgerlijke Godshuizen in Gent (voorloper van het OCMW) om er een ‘gesticht’ (institut) voor behoeftige blinden op te richten. In Bellem liet hij geld na waarmee in 1863 het Hospice van Caneghem gebouwd werd (later nog een tijdje gemeentehuis) om te dienen voor een eeuwig hospitael voor een achttal personen. Hij begiftigde het met een jaarlijkse rente van 1.400 frank’.
Blindenhuis aan de Coupure in Gent Vroeger waren er veel meer blinden dan nu. Blindheid heeft vele oorzaken. Trachoom, een chronische ontsteking van het oogbindvlies (conjunctiva) met uiteindelijk blindheid tot gevolg, heden vrijwel enkel nog voortwoekerend in zeer arme tropische en subtropische streken, was in de 19de eeuw ook bij ons een plaag. De oorzakelijke bacterie Chlamydia trachomatis verwekt een relatief milde maar hardnekkige ontsteking die door slechte verzorging in onhygiënische levensomstandigheden dikwijls zwaar compliceert en evolueert tot blindheid. In de dichtbevolkte arme wijken van onze steden bleef de ziekte tot in de eerste helft van de vorige eeuw aanwezig. Van Caneghem zou zelf op hoge leeftijd blind geworden zijn als gevolg van trachoom. Dat staat echter allesbehalve vast. Het verhinderde hem in elk geval niet een eigenhandig geschreven testament na te laten, gedateerd op 4 augus-
464
Binnenwerk_nov_dec_September binnenwerk OK 5.0 24/10/12 15:13 Pagina 465
Afb. 3 Het blindenhuis aan de Coupure weergegeven op een 19de-eeuwse gravure (Stadsarchief Gent).
Afb. 4. Detail van de inscriptie boven de ingang aan de Coupure met het sterfjaartal (foto 2012).
465
Binnenwerk_nov_dec_September binnenwerk OK 5.0 24/10/12 15:13 Pagina 466
tus 1842, vijf jaar voor zijn dood, waarin we het volgende lezen: ‘Les suivants sont ma dernière volonté. Je légue aux hospices de Gand une somme de cent mille francs pour bâtir une hospice aux pauvres aveugles de la ville. Cet hospice sera bâti au local de la Biloque et portera mon nom qui sera inscrit au frontispiece. Je légue une somme de six cents francs pour faire la copie de mon portrait et celui de ma femme pour être déposés au dit hospice’24. In 1850 besloot de Gentse gemeenteraad een deel van de gronden van het voormalige Keizerlijk Entrepot of Stapelhuis aan de Coupure (gebouwd in 1779) in concessie te geven voor de bouw van dat hospice aux pauvres aveugles de la ville, het Blindengesticht. Dat 18de-eeuwse stapelhuis in dienst van de binnenscheepvaart was overbodig geworden door de ontwikkeling van de havenactiviteiten aan de toen nieuwe dokken bij de Dampoort, nu de ‘Oude Dokken’. Het nieuwe gebouw werd in 1852-55 opgetrokken naar ontwerp van Karel Van Huffel. Deze architect liet zich bijstaan door een Brusselse oogspecialist als adviseur voor de medische aspecten en door de Gentse schepen‐archeoloog August Van Lokeren voor het uitzicht en de esthetische kant van de onderneming. Het fraaie, in een ommuurde tuin gelegen blindenhuis werd een uniek vroeg voorbeeld van baksteenneogotiek, een stroming in de architectuur die toen enkel in Engeland al populair was. De gevelarchitectuur van de 14deeeuwse gebouwen van de nabijgelegen Bijlokeabdij diende als inspiratiebron. Men typeert dit als archeologische neogothiek, een term die meer slaat op het uitzicht en de versiering, getrouw aan een authentiek voorbeeld, dan op de gebruikte technieken25. Ongetwijfeld had Van Lokeren, de redder van de Sint-Baafsruïnes, een stevig aandeel daarin. Samen met de oude gebouwen van de Bijloke en de neogotische verwezenlijkingen van Adolf Pauli en Louis Clocquet vormt het op deze grote site een schitterende en moeilijk te overtreffen staalkaart van deze bouwstijlen toegepast op gebouwen van verbluffend hoge kwaliteit, van de vroegste originele (13de eeuw) tot de laatste neo (begin 20ste eeuw). Al deze gebouwen, Van Caneghem’s Blindenhuis inbegrepen, kwamen er in functie van menselijk welzijn en gezondheid.
Wel en wee van de bewoners Toen het huis in 1855 klaar was, werden aanvankelijk 15 blinden opgenomen. Pas 7 jaar later werd de maximum capaciteit van 30 personen bereikt. De broeders van Liefde namen de verzorging waar. Aan het einde van de 19de eeuw schonk Bernard Laurentius, hoofdingenieur van Bruggen en Wegen, nog
466
Binnenwerk_nov_dec_September binnenwerk OK 5.0 24/10/12 15:13 Pagina 467
een aanzienlijke som (156.604 frank) aan het Blindenhuis. In 1913, net voor de opening van de Wereldtentoonstelling in Gent, werden de blinden overgebracht naar het zogenaamde Lousbergsgesticht (Ferdinand Lousbergskaai nr. 89). Het aantal trachoomgevallen nam af en de ziekte verdween stilaan. De zusters van de Bijloke verzorgden in het oude Blindenhuis tot 1940 ongeneeslijk zieke oude mannen. Tijdens de oorlog was de Bijloke een ‘Kriegslazaret’ en kwam de dienst inwendige vrouwengeneeskunde in het Blindenhuis terecht. Van 1944 af tot 1965 was het gebouw voorbehouden aan TBC‐patiënten. Daarna sloot het zijn deuren. Sinds oktober 1980 is het gebouw als monument beschermd. Thans zijn er o.a. een architectenbureau en de uitgeverij Dupuis gevestigd. In de voormalige tuin werd een appartementscomplex gebouwd26. Het Gentse OCWM archief beschikt over vele interessante, niet zelden dramatische, maar ook grappige en ludieke documenten in verband met het wel en wee van de bewoners van het blindenhuis. Eén voorbeeldje ter illustratie:
Een vechtpartij in het Blindenhuis. Gent, den 27december 1898. Heer secretaris der commissie. Ik neeme de eerbiedige vrijheid Uedele ter kennis te brengen van eenen vechtpartij in het Gesticht Van Caneghem op 26 december. Wegens het kerstfeest werd aan de kostgangers een bijkomende uitgang van 1 namiddag toegestaan. De inwooners Ferdinand C en Napoleon dV kwamen thuis in zwaar bedronken toestand zijnde wel binnen hun tijd. Seffens begonnen de moeilijkheden in het Gesticht. Zij maakten elkaar uit voor leegganger, dief en smeerlap en ergere zaken die ik uit eerbied niet op papier kan zetten. Er werd geroepen en getierd en plots gaf FC aan NdV eene zware muilpeer. Daarmee begost eene zware vechtpartij. Er werden drie stoelen en één tafel gebroken. Drie van onze Broeders zijn tusschen gekomen. Broeder Bernardus heeft de vechters uiteen gejaagd met eenige zware slagen van den stovekoter. Ik heb beide vechters uitgangsverbod gegeven Tot Uedele verdere orders.
In Bellem Jacob Van Caneghem had een zeer sterke binding met de gemeente Bellem. Ook daar bekostigde hij een verzorgingshuis, het ‘Hospice Van Caneghem’. Hij nam ook de kosten van het herstel en de uitbreiding van de kerk voor zijn rekening en zorgde voor heel wat tewerkstelling in de toen zeer arme streek,
467
Binnenwerk_nov_dec_September binnenwerk OK 5.0 24/10/12 15:13 Pagina 468
via de ontginning en bebossing van heidegronden in de omgeving van de bekende Kranepoel, die hij liet uitdiepen. Jacob ligt in Bellem samen met zijn familie begraven tegen de zuidelijke muur van de kerk. Het Van Caneghemfamiliegraf is een van de meest imposante grafmonumenten in het Meetjesland en draagt een tekst van Prudens Van Duyse: ‘Door het werk dat hij gedurig aan ontelbare arbeiders vijftig jaar lang wist te geven om de omliggende heiden en bosgronden vruchtbaar te maken, mag hij de verlichte weldoener van deze streek genoemd worden.’ Dat alles kan in meer detail nagelezen worden en bekeken in het reeds geciteerde artikel van Defruyt en op de internetsites.
Mecenas op publiek terrein We citeren opnieuw Fris: Van Caeneghem was bevriend met al de bekende Gentenaars van zijnen tijd; steeds moedigde hij de groote nijverheden des lands en de kunsten aan. Netwerker was hij zeker. In 1798 was Jacob een van de 51 Gentenaars die geld voorschoten om het Sint-Sebastiaanstheater, voorloper van de huidige opera, aan te kopen27. Hoewel Van Caneghem overtuigd orangist bleef, bekostigde hij in 1845 een door Pieter De Vigne-Quyo ontworpen kolossaal bronzen borstbeeld van Jakob Van Artevelde. Dit eerbetoon kaderde nochtans in een campagne voor het eren van ‘Belgische’ nationale helden, een must voor de pas gestichte jonge staat. Het beeld werd met veel toeters en bellen ingehuldigd op 2 juli 1845. Lofdichten en hymnen werden vertolkt ter ere van zowel Jacob Van Artevelde als de gulle schenker die uitdrukkelijk bepaald had dat hij onbekend wenste te blijven28. Slechts in 1847, na zijn dood, werd zijn naam bekend gemaakt. Wat Van Caneghem bewoog om zijn (voor)naamgenoot op die manier te eren, weten we niet. Was het een verholen poging om voluit publiek en politiek eerherstel te bekomen? Met succes allicht: lees maar even een stukje uit de ode die Prudens Van Duyse schreef Aen den Burger die aen de stad Gent Arteveldes bronzen borstbeeld heeft geschonken29. Eerst worden in dat waarlijk machtige dichtwerk de verdiensten van Jacob Van Artevelde in de verf gezet. Eer aan wie eer toekomt. Hij verloste het land van een verschrikkelijk monster: Ziet gy die draek, die, bruischend toegevlogen, Den gordel opgekropt van gift, een graf genaekt; ’t Omkronkelt met bedwelmende oogen, En daer den zwadderstroom op braekt.
468
Binnenwerk_nov_dec_September binnenwerk OK 5.0 24/10/12 15:13 Pagina 469
Van Artevelde grijpt in, verslaat die gruwel. De feestzon schiet haer licht grootsch over ’t land der Vlaemsche Leeuwen. Maar helaas, de herinnering aan Jacob de drakendoder deemstert weg, tot zijn (van origine) Ledebergse naamgenoot vijf eeuwen later voor de proppen komt: Een vaderlander wenkt: van Artevelde herleeft in ’t sprekend brons voor Gent, voor ’t vaderland: Ziedaer de borst die toornig zwelde Bij onser vaedren ramp en schand. Het borstbeeld deed heel wat stof opwaaien in Gent. Men had ervoor gekozen het kunstwerk tegenaan het Belfort te plaatsen (dé belangrijkste plaats in Gent!), maar het kwam daar op een publieke waterpomp terecht. De Gentenaars vonden dat misplaatst. Hiervan getuigen diverse spotliederen en hekeldichten30. De Arteveldebuste bleef er staan tot een kleine twintig jaar later het massieve standbeeld van Tjok, dit keer van kop tot teen voluit in brons, werd opgericht op de Vrijdagmarkt. De buste verhuisde toen naar het stadhuis, waar ze nu nog steeds te zien is.
En tot besluit; wie of wat was hij nu? Jacob Van Caneghem was op zijn minst een markante figuur. Hoe was hij in staat om zo snel op te klimmen op de sociale ladder? Hoe kon hij op korte tijd een dergelijk fortuin vergaren? Was hij inderdaad een echte ‘self‐made’ man, of stopte zijn schoonfamilie hem een startkapitaal toe? Uit alles blijkt dat Van Caneghem van geen kleintje vervaard was en dat hij ook buiten de lijntjes durfde kleuren. Zijn smokkelaffaire(s) en zijn aankopen van zwart goed pleiten daar voor… om nog te zwijgen van zijn relatie en uiteindelijke huwelijk met een jong meisje, toen al moeder van zijn enig kind. Ook het feit dat hij, als fervent orangist, enkele dagen waarnemend gouverneur werd na het vertrek van de ‘Hollanders’, is een indicatie in die richting. Slechts weinigen zouden een dergelijke klus aanvaarden. Jacob Van Caneghem was een van die ‘nieuwe mannen’ van wie tijdgenoten niet zonder verbazing opmerkten dat ze hun fortuin helemaal zelf verworven hadden. Dat vormde een totale breuk met de feodale orde, grotendeels gebaseerd (in theorie althans) op erfelijk grondbezit. Dat belette niet dat Jacob zich in die orde probeerde te voegen door het verwerven van gronden. Dergelijke, ongetwijfeld lucratieve aankopen (zeker van zwart goed) vormden een manifestatie, eerder dan dat ze aan de basis lagen van zijn fortuin. Grondbezit bleef statussymbool.
469
Binnenwerk_nov_dec_September binnenwerk OK 5.0 24/10/12 15:13 Pagina 470
Maar ook als grootgrondbezitter was Van Caneghem in de eerste plaats ondernemer. Hij beperkte zich niet tot een parasitaire rol als louter inner van pachten. De gronden die hij verwierf in de streek van Bellem, Aalter, Ruiselede en Wingene waren overwegend arme: heide, ‘woestine’. Hij liet ze ontginnen en in cultuur brengen en dat was iets wat door de plaatselijke bevolking duidelijk geapprecieerd werd. Het was immers geen evidente zaak en als onderneming verre van risicoloos. Een bedreven diplomaat was hij zeker. Hiervan getuigen de functies die hij bekleedde, zijn connecties met de administratie van Willem Van Oranje en zijn schenking van het bronzen borstbeeld van Jacob van Artevelde aan de stad Gent. En last, but not least: hij was een weldoener van formaat en hij zette zich daadwerkelijk in voor de minderbedeelden. Uiteindelijk was het dank zij die activiteit dat zijn nagedachtenis bewaard bleef in Bellem en in Gent. Misschien was het allemaal samen niet louter ingegeven door edelmoedigheid, maar was het minstens gedeeltelijk bedoeld om een niet al te zuiver geweten wit te wassen? Typerend is ook wel dat de man zijn naam wou vereeuwigd zien op de gevel van ‘zijn’ Blindenhuis en dat het legaat ook moest dienen om de hoger geciteerde portretten te laten schilderen. Jacob werd op zijn wenken bediend. Meer nog, toen in 1863 een nieuwe straat getrokken werd op de gronden van het afgeschafte Sint-Jacobsgodshuis, eigendom van de Commissie van de Godshuizen, werd ze Jakob Van Caneghemstraat genoemd31. In het rapport van de zitting van 31 maart 1864 van de gemeenteraad leest men: Le collège voulant perpétuer le souvenir de feu Jacques - Liévin Van Caneghem, qui a fondé l’hospice des aveugles, besluit (de raad) dat de nieuwe straat … portera le nom de Rue Van Caneghem (toen niet met ‘ae’ geschreven). In datzelfde jaar 1864 werden, naast onze Jacob, ook zijn verwant Jan Verspeyen samen met Hector Van Wittenberghe en Ferdinand Lousberghs als weldoeners van de godshuizen met een straatnaam vereerd32. Ze waren de eerste verdienstelijke Gentenaars die op die manier herdacht werden. Iemand als keizer Karel V, de enige die hen voorafging (straatnaam in 1840), rekenen we daar uiteraard niet bij. Jacob Lieven Van Caneghem voldeed ten volle aan wat voorgeschreven werd door de toen in Gent invloedrijke universiteitsprofessor François Huet: ‘Volgens de rede is eigendom slechts legitiem zo de eigenaar er nuttige resultaten uithaalt. Wie rijk is verwerft slechts enig recht op het overbodige wanneer de armlastige over het nodige beschikt. Wat men aalmoes noemt is in feite dikwijls een dwingende schuld’33. Luc Devriese en Katrien Molders (wonende in de Jacob Van Caeneghemstraat) Met dank aan André Verbeke en Adrien Brysse 470
Binnenwerk_nov_dec_September binnenwerk OK 5.0 24/10/12 15:13 Pagina 471
NOTEN: 1 2
3
4
5
6
7
8
9
10
Fris, V., De historische persoonsnamen der straten van Gent, Gent, s.d., p. 140-141. Devolder, C., De notabelen van het Eerste Keizerrijk (1804-1814). Het Scheldedepartement. In: Handelingen der Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent, deel 45, 1991, p. 197. Gebaseerd op een gelijknamige thesis, Ugent, academiejaar 1989-1990 (3 delen). Defruyt, R., Jacob-Lieven van Caneghem. In: Land van de Woestijne, 1979, jg. 2 nr. 1, p. 2031. Het boek over de Coupure (Bonte, M. e.a., De Coupure in Gent. Scheiding en verbinding, Gent, 2009) bevat tegenstrijdige informatie over de weldoener. Op p. 148 lezen we bij het Blindenhuis ‘Het gebouw is er gekomen dankzij een dotatie van een rijke industrieel wiens fabriek gevestigd was tussen de Bijlokevest en Coupure Links’. Maar p. 110, waar het gaat over dat fabrieksgebouw, destijds op de plek waar vandaag het home ‘Toevlucht van Maria’ is gevestigd (tussen de Bijlokevest en de Coupure), bevat correcte gegevens: ‘In 1859 liet Van den Bossche de katoenspinnerij van zijn ouders op Coupure Links over aan de gebroeders Van Caneghem, die het bedrijf verder alleen zouden uitbaten. Zij waren echter geen familie maar enkel naamgenoot van Jacques Lievin Van Caneghem, stichter van de liefdadige instelling aan de Coupure die zijn naam draagt’. Gemeenteraadsbesluit integraal overgenomen in de Receuil des alignements et rues nouvelles 1860 1868. Ville de Gand, p. 90. De internetpagina’s zijn meestal afkomstig uit het Aalterse en houden het bij de schrijfwijze Caneghem Ledeberg staat vermeld als geboorteplaats op het grafmonument in Bellem. De persoonsgegevens zijn gebaseerd op Devolder, K., Gij die door ’t volk gekozen zijt… De Gentse gemeenteraad en haar leden 1830-1914. Gent. Verhandelingen der Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent, deel 20, 1994. Pag. 409 410. Aangevuld met Defruyt, R., 1979 en Schrans, G., Vrijmetselaars te Gent in de XVIIIde eeuw. Gent, 2009, 2de uitgave, p. 453. Kathleen Devolder geeft als geboorteplaats op: Gent (met vraagteken), terwijl Victor Fris Ledeberg specificeert. Dat laatste kan kloppen, want Jacob Lieven is terug te vinden in de doopregisters van de Sint-Pietersparochie waaronder Ledeberg toen nog ressorteerde. Hij was de zoon van Melchior Van Caneghem geboren in Gavere, die in Gent trouwde met Joanna Maria Herman. Hij werd op 30 januari 1764 geboren en dezelfde dag nog gedoopt ‘sub conditione’. Dit betekent dat hij vermoedelijk al een nooddoop kreeg van de vroedvrouw: er was levensgevaar geweest. De Coupure in Gent, 2009, p. 110 versus Defruyt, R., 1979, p. 21. Zijn afkomst als ‘eenvoudige wever’ in de notitie op E-move (anno 2012) bij het portret van Van Caneghem in de OCMW collectie. Dit wordt echter niet vermeld in de veel meer gedetailleerde tekst De Baets, R. Historiek Hospice Van Caeneghem, het blindenhuis aan de Coupure (OCMW archief). Marie Josephine Verspeyen zou, volgens Wikipedia 2012, amper zeventien geweest zijn op de dag van haar huwelijk. Uit alles blijkt echter dat het huwelijk plaats vond enkele dagen voor haar twintigste verjaardag. Het Coupureboek geeft op p. 148 een foutief jaar van overlijden aan (1849 in plaats van 1847). Ook de voornaam van de echtgenote wordt af en toe foutief benoemd, vb. Marie Françoise Verspeyen volgens Wikipedia (2012). Aan de linker zijde van de straat in het laatste huizencomplex (Drapstraat 43, 45, 47) naast het Hôtel de Flandre (Poel nr. 1). Cfr. Almanach du Département de l’Escaut, deel 7, p. 236
471
Binnenwerk_nov_dec_September binnenwerk OK 5.0 24/10/12 15:13 Pagina 472
11
12
13 14 15
16
17
18 19
en Broget, G., Langs de Drabstraat. In Ghendtsche Tydinghen, 1983, jg. 22, p. 141. In de zgn. Atlas Napoléon (1807, Sectie F, RAG, kaarten nr. 2271-2273, raadpleegbaar in fotokopie in Stadsarchief) vinden we J.L. Van Caneghem, négociant, inderdaad terug als eigenaar op perceel 18 van het huizenblok 66 naast het toen pas gebouwde hotel. De gevelbreedte was 26 m. Later werden drie traveeën afgesplitst en voorzien van een extra verdieping (heden nr. 47). ‘Bouwen door de eeuwen heen …’, deel Gent 4na, p. 82-83 dateert het huis in het tweede kwart van de 19de eeuw (nog tijdens het leven van Jacob) en geeft een uitgebreide beschrijving van de gevel. Een bouwaanvraag werd niet teruggevonden. Daarom is de toeschrijving van de bouw aan Van Caneghem slechts ‘vermoedelijk’. Jacob was in 1795 eigenaar geworden van het huis dat enkele maanden eerder door zijn schoonvader Joseph Verspeyen verworven was van Louis van den Hecke, die het lange tijd verhuurde. Het huisgeldbedrag (woningtaks) van 70 pond behoorde tot de hoogste categorie (Stadsarchief Gent, ‘Oude boeken van het huisgeld’, reeks 153, wijk A, f. 21; Oostenrijks huisnummer O254). De vennootschap met Guilaume Verspeyen wordt ook aangegeven in Devolder, K., 1994. p. 409 410. Deze Verspeyen was de echtgenoot van een zuster van de vrouw (eveneens Verspeyen) van Jacob. Stadsarchief Gent, reeks L nr. 1A (½). De naam Verspeyen verscheen in de daarop volgende 13de categorie. Bij een tweede grote ‘geforceerde lening’ werd Jacques (van) Caneghem (marchand in de Drabstraat) op 800 pond getaxeerd, terwijl Joseph Verspeyen (marchand de bière in de Predikherenlei) slechts 100 pond aangerekend werd (Stadsarchief Gent, reeks L nr. ½). Devolder. C., 1991, p. 198; Idem, 1989-90, p. 426. Almanach du Département de l’Escaut pour l’an 1811, p. 233 en 240. Stadsarchief Gent, Modern archief reeks K nr. 31. Zonder plaatsaanduiding van de onderneming. De fabriek wordt vermeld, maar niet gelokaliseerd in De Bleecker, M., Collignon, J., Ledeberg, 2012, p. 181. Vermoedelijk bij vergissing wordt een locatie in de Sint-Pietersnieuwstraat met 90 werknemers aangegeven in 1816 in Voortman, J., Les débuts de l’industrie cotonnière, Gent, 1940, p. 260. Van Caneghem was niet de enige textielfabrikant die een dergelijke locatie verkoos. Eveneens in de ‘faubourg de Ledeberg’, tussen twee Scheldearmen aan de Sint-Lievenspoort (wellicht nog binnen het stadstolgebied), lag het bedrijf Bauwens - Guinard. Het bedrijf Clemmen lag tussen de rechtgetrokken overblijfsels van de buiten- en de binnengracht van de stadsvesten aan de Nieuwe Wandeling. De gebroeders de Smet waren gevestigd buiten de Brugse Poort en Lieven Bauwens himself richtte een textielfabriek op in de abdij van Drongen. Lambert, J., Inbeslagname en verkoop van de nationale goederen. In: Handelingen der Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent, deel 14, 1960, p. 206 en 118; Idem, De verkoop van nationale goederen in de provincie Oost-Vlaanderen onder het Hollands Bewind (1820-1821), Ibidem, deel 20, 1966, p. 206. Deze bron geeft in de Franse Tijd als initialen L. en J. L. Na Clemmen en Speelman was Van Caneghem toen onder de nijveraars de derde belangrijkste opkoper. Voor de Hollandse Tijd, toen hij na Speelman de tweede belangrijkste opkoper tout court was, wordt Jacques Louis aangegeven, maar er kan geen twijfel over bestaan dat het hier telkens over Jacob Lieven gaat. In 1834, toen hij als rentenier opgetekend werd, bezat Van Caneghem nog steeds gronden uit dergelijke aankopen in Drongen, Gent, Melle, Melsen, Oostakker, Zevergem en Zwijnaarde, maar niet in de streek van Aalter. Defruyt, R., 1979, p. 23. Claeys, P., Mémorial de la Ville de Gand, 1792-1830, Gent, 1902, p. 146; Devolder, C.,
472
Binnenwerk_nov_dec_September binnenwerk OK 5.0 24/10/12 15:13 Pagina 473
20
21
22
23 24 25
26
27
28
29
30
31
32
33
1991, p. 426. Calandrier Universel du Département de l’Escaut et Almanach des Autorités Constituées (An XIII), p. 114. Balthazar, H., Structuren en mutaties bij het politiek personeel. Een studie van het sociaal wisselingsproces te Gent in de vormingsjaren van de Hedendaagse Tijd (1780-1848), doctoraatsverhandeling, Ugent, 1970, deel 3, p. 373. Devolder, K., 1994., p. 410. Van Caneghem’s naam fungeerde op de lijst van 18 leden van de Kamer van Koophandel die in 1830 een petitie stuurden naar koning Willem om te protesteren tegen de scheiding (Claeys, P., 1902, p. 533). Destanberg, D., Gent sedert 1831, Gent, 1903, p. 125. Beide portretten zijn nog steeds in het bezit van het OCMW en te bezichtigen via MOVE. Rambaut, A., Van Caneghemgesticht (1855-1913). In: Acht eeuwen Gentse ziekenhuizen. Gent, 1993, p. 122-123. Volgens Laporte en Snauwaert was ook stadsarchitect Van Hoecke bij de bouw betrokken (Laporte, D., Snauwaert, L., Gids voor architectuur in Gent, Tielt, 2003, p. 77-78). Van Charles Van Huffel zijn ons geen andere gebouwen bekend. De blindheid van de oude Jacob staat zonder bronvermelding aangegeven in De Baets, R. Historiek Hospice Van Caneghem, het blindenhuis aan de Coupure (OCMW archief). Almanach du Département de l’Escaut, deel 4, p. 321. Het theater werd verkocht als ‘nationaal goed’ en opgekocht door citoyen Piers (de Welle), in feite een vennootschap van 51 personen (Decavele, J., Doucet, B., red., De opera van Gent, Tielt, 1993, p. 24). Van Caneghem was een van de tien de facto eigenaars die levenslang gratis de spektakels mochten bijwonen (Claeys, P., 1902, p. 403). Cornelissen, N., Discours prononcé à la salle du trône de l’hôtel de ville de Gand le 2 juillet 1845, jour de l’inauguration solennelle du buste colossal en bronze de Jacques van Artevelde/Avec discours de C. de Kerchove, Gent, 1845, pp. 23. Prudens Van Duyse, Ode aen den burger die aen de stad Gent Arteveldes bronzen borstbeeld heeft geschonken. In: Annales de la Société royale des beaux arts et de littérature de Gand, Gent, 1846 1847, jg. 2, p. 146-148. Vermeulen, J., De groei en de bloei van de Artevelde figuur in de Vlaamsche volksziel. In: Oostvlaamsche Zanten, Gent, 1938, jg. 13 nr. 4 5, p. 119 123; Devriese, L., Van Gentse openbare waterputten en watertrappen. Deel 2. In: De Heraut, Gent, 2011, jg. 46 nr. 4, p. 1018. Meersseman, S., Het ‘Sente Jacopshuus up Nieuwland’ te Gent. Godshuis of politieke instelling (ca. 1257 - 1540). In: Handelingen der Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent. Deel 45, Gent, 1991. p. 5 32; Receuil des alignements et rues nouvelles 1860 1868. Ville de Gand, p. 90. Van Caneghem was via zijn vrouw verwant met Jan Verspeyen, die in 1837 zijn hele vermogen legateerde aan de Burgerlijke Godshuizen. De wettelijke erfgenamen, waaronder Van Caneghem, tekenden hiertegen vruchteloos beroep aan (OCMW archief, BG 35 legaten nr. 22). De vier in de tekst vermelde weldoeners van de burgerlijke godshuizen staan kort beschreven in Fris, V., De historische persoonsnamen... Vertaling van het origineel in Schrans, G., Zelfdenkers in profiel, Gent, 2012, p. 106.
473
Binnenwerk_nov_dec_September binnenwerk OK 5.0 24/10/12 15:13 Pagina 474
INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE - FICHE N° 235
Op 21 Februari 1902 stelde Joseph Casier, in de rubriek “Inscripties Museum voor Stenen Voorwerpen in de ruïnes van de St-Baafsabdij - XVIe eeuw (1581” in het Frans een fiche op over de:
Gedenksteen aan de werken van het Tolhuis Bij de afbraakwerken (Augustus 1901) van de sluis en de oude brug van het Tolhuis hebben de werklieden een gedenksteen aan de werken, die voltooid werden in 1580, blootgelegd. Hij bestaat uit twee stukken, het ene versierd met de wapens van Gent heeft een hoogte van 0,225 m., een breedte van 0,175 m. en een dikte van 0,155 m. Het andere, versierd met het blazoen van Josse van Bracle (1) heeft een hoogte van 0,225 m. een breedte van 0,140 m. en een dikte van 0,165 m. Boven het wapen van Gent kan men lezen GHENT; op het bovenste deel van de twee stenen is de datum 1580 gebeiteld, 15 op de steen versierd met het wapen van Gent en 80 op deze die het wapen draagt van de Van Bracles. Er dient vermeld te worden dat de gekroonde leeuw van het wapen van Gent naar links gekeerd is, in tegenstelling met de gewoonte. Dergelijke vergissingen werden herhaaldelijk gedaan vóór de XVIe eeuw. Op verschillende plekken van de steen zijn sporen te bespeuren van een rode kleur. Op de linkerzijkant van de steen met de wapens van de Van Bracles heeft de beeldhouwer een rechthoekige holte uitgekapt van 0,093 m. x 0,09 m. die gesloten wordt door een steen die past in de opening. Men heeft er drie leistenen teruggevonden met inscripties die gemaakt werden bij middel va een ijzeren punt. Zie hier de 474
Binnenwerk_nov_dec_September binnenwerk OK 5.0 24/10/12 15:13 Pagina 475
juiste weergave: 1e Leisteen (0,07 x 0,048), Recto: A° 1580 vpden/16 Augustj/gheleyt bijde /n(aer)volgen(de) comyse(n)/Joncheere Joos van/Bracle/M(eeste)r Lievin Vande(n)/Vyvere/M(eeste)rJan de Rycke/Jan Van Reiabele/A° XVe LXXX. Verso: M(eeste)r Metser was/Joos Rooman/Ingeniaris was/ Symon Claus/Josse van Bracle was Raadsheer van Vlaanderen (2); Lievin Vande Vyver, advocaat, werd ont hoofd op 12 Juli 1584 (3); Jean De Rycke oefende de functie van Schepen van Ghedeele uit van 28 Juli tot 20 Augustus 1579 (3) 2e Leisteen (0,074 m x 0,071 m.) Petrvs de Bvck/Landmeter. A°1580. 3e Leisteen (0,09 m. x 0,07 m.): Pe(n)neman/1580. Deze inscriptie is averechts uitgevoerd. De rekeningen van de werken die aan het Tolhuis uitgevoerd werden in 1580 bestaan niet meer. Volgens deze van 1582 zijn de bedienden van de buitengewone belastinginkomsten niet meer dezelfde als in 1580 (4), maar de rekeningen vermelden nog de namen van Josse Rooman, metser van de stad, Pierre de Bucq (of de Buck), gezworen landmeter, en Simon Claus, ingenieur, alle drie hielden zij zich bezig met de werken aan de Sassevaart. De eerste steen van de Tolhuissluis werd geplaatst door Josse van Brackle, Liévin Vande Vyvere, Jean De Rycke en Jean van Reiable, bedienden van de buitengewone belastinginkomsten van de stad Gent. De rekeninguittreksels (5) bewijzen dat hun bevoegdheid zich uitstrekte tot de betaling van de werken aan de Sassevaart. De ceremonie vond plaats op 16 Augustus 1580, dag op dewelke Willem de Zwijger, Gautier de Haudion en Adolf van Meetkerke, commissarissen van de vorst, in het stadhuis van Gent overgingen tot het verhoor van de algemene rekeningen van de stad over het afgelopen jaar (1579-15 Augustus 1580). De archieven van de stad bezitten deze rekeningen op dewelke men onder meer de handtekeningen nog kan lezen van deze drie personen: Guill'e de Nassau, Walter van Haudion, dict de Ghibrecy en Adolf van Meetkerke. Al de bovenstaande inlichtingen zijn te danken aan de geduldige opzoekingen en de gedienstigheid van M.A. Van Werveke, Conservator van het Oudheidkundig Museum van Gent. (1) Zie Stadsarchief, register van de familie De Brackle. (2) Staatsarchief in Gent, Staten van Vlaanderen, n°537 f° 53. Nationaal Archief in Brussel: Kamer der rekeningen, n°21950. Rekening van de Ontvanger der Exploten van de Raad van Vlaanderen te Gent van 14 Juli 1582 tot 15 Juli 1583, f°8 v°. (3) Memorieboek der stad Gent van 't jaar 1301 tot 1793, III, 87 (4) Idem . III, 52 (5) Stadsarchief, Reeks 530, n° 2, f° 98 t.e.m. 112
475
Binnenwerk_nov_dec_September binnenwerk OK 5.0 24/10/12 15:13 Pagina 476
MINDER BEKENDE EN/OF VERDWENEN LOCATIES
Rijksnormaalschool, Hogeschool, Departement Lerarenopleiding, K.L. Ledeganckstraat.
Heel veel studenten die hier komen studeren, hebben als eerste indruk dat ze in een voormalig klooster zijn terechtgekomen. Dat is niet het geval. Het gebouw is ontworpen en gebouwd als Rijksnormaalschool. Na de onafhankelijkheid in 1830 werd de vrijheid van onderwijs vastgelegd. Daarvan maakte de kerkelijke overheid gebruik om overal normaalscholen op te richten; ook te Gent, waar ze verbonden was aan het bisschoppelijk Klein Seminarie. In Gent werd de vorming van ondermeesters door de stad toevertrouwd aan Pieter Jonglas. In 1861 kwam te Gent eindelijk een wettelijk erkende instelling voor de vorming van onderwijzers tot stand. Ze werd ondergebracht in de Onderstraat. Van 1865 tot 1879 werden er 229 diploma’s uitgereikt. De wet van 1879 bepaalde dat te Gent een Rijksnormaalschool zou worden opgericht. In oktober 1882 konden de leerlingen en het personeel hun intrek nemen in de nieuwe gebouwen in de pas getrokken K. L. Ledeganckstraat (1875). Er werd gestart met 125 leerlingen. Aan de normaalschool werd een Oefenschool gehecht. Het gebouw is ontworpen voor een spievormig terrein tussen de K.L. Ledeganckstraat en de Hofbouwlaan door Willame en Goovaerts, twee architecten van de dienst Burgerlijke Gebouwen: een neogotisch gebouw met vier vleugels rond een binnentuin en een door een muur met ijzeren hekkens omsloten zijtuin met directeurswoning, die tot 1937 dienst deed als rijkstuinbouwschool, thans te Melle. Voorgevel van eenentwintig traveeÍn in donkerrode baksteen. Overhoeks twee ronde torentjes. Het geheel heeft architecturaal geen bijzondere waarde. De school was aanvankelijk bedoeld als normaalschool voor meisjes, maar de nabijheid van de Leopoldskazerne -en de studenten hadden een halve vrij!deed de regering op het laatste moment beslissen de jongens te Gent en de meisjes in Brugge onder te brengen. Tegelijk met de lagere normaalschool (voor onderwijzers) werd er ook een literaire en een wetenschappelijke afdeling opgericht voor het middelbaar onderwijs (regenten). De opleiding duurde twee jaar. Internaat verplicht. De prijs per leerling bedroeg 400 frank. per jaar; in 1934 bedroeg dat 2000 frank. Vandaag kost de opleiding 567 euro voor 476
Binnenwerk_nov_dec_September binnenwerk OK 5.0 24/10/12 15:13 Pagina 477
De Rijksnormaalschool in de K.L. Ledeganckstraat.
niet-beursstudenten; 100 euro voor beursstudenten. Bij de start werd aan elke leerling een beurs van 200 frank op Staatskosten en een beurs van 50 frank door de Provincie betaald, toegekend. Tijdens W.O. I veranderden de schoolgebouwen in een lazaret. De lessen moesten doorgaan in het Botanisch Instituut van de universiteit, de Academie voor Schone Kunsten en de Rijksmiddelbareschool. Na de oorlog keerden jonge mannen, die als soldaten in de loopgrachten aan de ijzer hadden gestaan, als studenten terug om hun diploma te halen. Tijdens W.O. II werden opnieuw 2/3 van de gebouwen door de Duitse overheid in beslag genomen. Er werd beslist op maandag- en zaterdagmorgen geen les meer te geven. Soms werd er maar om de week les gegeven. Theo Vindevogel, leraar Germanist, vond de afschaffing van het voorbereidend jaar voor de middelbare normaalschool na W.O. II rampzalig. Het betekende het begin van de wetenschappelijke ontwaarding van de regent. In 1965-'66 lieten de eerste meisjes zich inschrijven in de Lagere normaalschool. Ze vormden al heel snel een overgrote meerderheid. Vanaf 1986 werden de opleidingen onderwijzers en regenten verlengd van 2 tot 3 jaar. Na de fusie met Sint-Niklaas in 1988 werd er een bijkomende oplei477
Binnenwerk_nov_dec_September binnenwerk OK 5.0 24/10/12 15:13 Pagina 478
ding kleuterleidsters aan toegevoegd. In 1995, na de oprichting van de Hogeschool Gent en de Associatie Universiteit Gent, gebeurde ook de samensmelting tussen de Gentse stedelijke normaalschool (Wispelbergstraat) en de Rijksnormaalschool. De Hogeschool Gent bestaat uit dertien departementen. De totale bevolking bestaat uit 6.992 jongens en 7.239 meisjes; het Departement Lerarenopleiding telt 1.000 studenten.. De restauratie van de vleugel van de Oefenschool met volledige herbouw van de hele binnenkant en heraanleg van de speelplaats gebeurde in 2004. Vanaf het schooljaar 2006-2007 werd het bachelor diploma ingevoerd. Aan de Rijksnormaalschool doceerden tal van latere professoren aan de RUG. De school heeft in haar bestaan ook vele tientallen literatoren (Achilles Mussche o.a.) en plastische kunstenaars (Octave Landuyt o.a.) als lector gehad of als onderwijzer/regent afgeleverd.
Literatuur: M. Steels, Geschiedenis van het stedelijk onderwijs te Gent 1828-1914, 1978. 100 jaar Rijksnormaalschool 1880-1980, 1980. Bouwen door de eeuwen heen. Inventaris van het cultuurbezit in BelgiĂŤ. Architectuur. Deel 4 nc. Stad Gent, p. 103-105, 1982.
DaniĂŤl van Ryssel
478
Binnenwerk_nov_dec_September binnenwerk OK 5.0 24/10/12 15:13 Pagina 479
ROGER WARIE, EEN MONUMENT (1901-1999)
Een van onze oude trouwe leden, architect Piet Cassiman (88) bezorgde ons dit artikel. Hij schrijft: “Ik ben dankbaar dat ik eerst les mocht volgen in zijn klas, later hem mocht kennen als collega.” De heer Cassiman was immers zelf gedurende 35 jaar Leraar Architectuur aan Sint-Lucas (in de tijd dat dit nog kon gelden als een referentie). Hij voegt er nog aan toe: “Spijtig dat studenten hem, fin de carrière, hebben buitengepest. Hij heeft er ook nog een krantenartikel aan toegevoegd daterend van 1992 en een klein gedichtje van een niet gekende auteur”.
In 1947, als student derde jaar architectuur in Sint Lucas te Gent, kreeg ik als leraar, de Gentse architect Roger Warie. Warie was een zeer streng leraar bij wie de dagelijkse schets moest worden ingeleverd, zoniet kreeg je een strenge vermaning. Zijn uitspraak luidde: “Weirken moede gulder hier doen!” hij was immers een volbloed Gentenaar die zijn lessen steevast begon in het ABN maar stilaan evolueerde naar sappig Gents. Zo vertelde hij over de architecten die teveel schouwen door het dak lieten gaan: “ze zett’n hier en scheiwe, doar en scheiwe, doar nog en scheiwe. anfijn nen bos mee scheiwe”. Over de lucarnes vertelde hij: “Dat en zijn gien lucarnes, da zijn konijnekoten.” Roger Warie droeg steeds zijn witte stofjas om les te geven. Zijn aquarelpenseel streek hij af in de holte van zijn elleboog. Zijn bepaling van Aquarel luidde als volgt: “Nen eemer woater en en tsietse virve.” Aquarelleren kon hij als de beste en veel studenten volgden zijn voetstappen in het latere beroepsleven. Maasvensters van Gotische gebouwen moesten op ware grootte uitgetekend en op grote delen van de klasvloer uitgespreid. Bij de geveltekeningen dienden de voegen nauwgezet aangebracht tussen de lagen baksteen ook op schaal 10/100. Acht jaar later collega geworden van Warie mocht ik zijn farde aquarellen bewonderen, maar er eentje meekrijgen zat er niet in. Toen ik als monumentenzorger de restauratie van een beschermd monument moest verzorgen, kreeg ik goede raad van mijn oud-leraar, maar de beoordelende commissie keurde af. Volgens de toen geldende regels dienden de latere toevoegingen behouden te blijven. Na de dood van zijn echtgenote, zijn zoon en schoonzoon, liep Warie er wat
479
Binnenwerk_nov_dec_September binnenwerk OK 5.0 24/10/12 15:13 Pagina 480
Architect Roger Warie in 1981 (Foto Piet Cassiman).
480
Binnenwerk_nov_dec_September binnenwerk OK 5.0 24/10/12 15:13 Pagina 481
Krantenartikel uit 1992.
verwaarloosd bij en was blij met een bezoekje waarbij een fles aperitief werd leeggemaakt. Warie was ook een ijverig bezoeker van minder begoeden in de parochie SintElisabeth. Als lid van het Sint-Vincentiusgenootschap, bezocht hij wekelijks een achttal bejaarden en verdeelde hen brood en levensmiddelenbonnetjes en kolenrantsoenen. Naar een rusthuis te Kwaremont overgebracht, kon Warie er moeilijk aarden. Toen ik na een afspraak tot bezoek, in de home aankwam, was Warie opgehaald om naar de tandarts te gaan. Er kwam geen bezoek meer... (Niemand wist van zijn overlijden. Door toeval raakte het nieuws bekend en Sint-Lucas vierde de liturgie op 31 januari 1992. Piet CASSIMAN
481
Binnenwerk_nov_dec_September binnenwerk OK 5.0 24/10/12 15:13 Pagina 482
Mijnheer Warie loopt ons voorbij met afgemeten pas, het hoofd geheven, naar zijn verborgen plek. Het hoeft niet meerhij wandelt weg door stenen tuinen van hogels en fialen en verweerde kerkplavuizen. Mijnheer Warie komt niet meer langswerkt nu in ‘t Bauhaus van de Ware Grootte en penseelt karmijnen wolken voor onze grijze lucht. R.G.
Wegens de grote omvang van het huidig nummer wordt de rubriek “Gentse Memoriedagen” verschoven naar N° 1 van 2013.
482