Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 496
DE HOOGPOORT (VERVOLG EN SLOT).
Niemand is ons komen vertellen waarom de Gentenaren in 1582 op de gevel van de Bollaertscamers of ‘t nieuwerk aen den scepenhuuse, nml. vóór de dakgoot, een beeld, werk van de sculpteur Jan Schoorman, aanbrachten, dat Ceres, de godin van... de landbouw voorstelde. Misschien was zulks opzettelijk bedoeld geworden door de Calvinisten die overal de heiligenbeelden lieten verbrijzelen doch er geen erg in hadden het stadhuis met een beeld van een godin uit de Romeinse mythologie te versieren, zoals zij het ook gemakkelijk vonden bij de bouw van de Bollaertkamer allerlei materiaal te gebruiken afkomstig van de Sint-Pietersabdij, vernielde kerken en kloosters. Men heeft aldus in 1886 bij herstellingswerken aan de kroonlijst van het gebouw, twee fragmenten grafzerken uit de XIIIe en de XVe eeuw blootgelegd. Hiermede was het Schepenhuis van de Keure bijna volledig af kant Hoogpoort. In 1700 kwam dan nog een achterkomertje naast de Bollaertkamer, op de hoek van de Put- of Pitsteeg, thans Stadhuissteeg: daartoe moest men twee oude woningen, de Groote en de Cleene Zwane, die reeds vermeld werden in de XIVe eeuw slopen. De stad had ze in 1520 aangekocht met het oog op de uitvoering van de zeer groots opgevatte oorspronkelijke plannen van het Stadhuis. In 1700 waren die mooie dromen sedert lang vervlogen en men maakte het schepenhuis van de Keure op die plaats af met een eenvoudig, sober gebouw in de Renaissancestijl, doch het had niet eens meer de hoogte van het XVIe eeuwse ensemble. Inmiddels hadden ook de schepenen van Ghedele, aangedrongen opdat zij, naar het voorbeeld van de schepenen van de Keure, hun eigen schepenhuis zouden krijgen. Met zette zich in 1596 aan het werk en een kwart eeuw later was het gotisch stadhuis kant Paradeplein en Poeljemarkt geflankeerd van een nogal streng en klassiek ensemble in Italiaanse renaissancestijl, grotendeels ingegeven door het Paleis Barberin te Rome en het Paleis Cornari in Venetië, doch dit ensemble ligt buiten onze reisroute van de Hoogpoort. Van de hoek van Zandberg - Nederpolder - Biezenkapellestraat (een van die hoge bergen van Gent, 13,95 m boven de zeespiegel) zijn wij langzaam maar zeker in de richting van de vlakte, de Groentenmarkt afgedaald en hebben wij op een lengte van ruim 200 meter enkele van de fraaiste gevels van de oude stadskuip mogen bewonderen. Van de Stadhuissteeg tot de Groentenmarkt vinden wij geen enkele zijstraat
496
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 497
meer op onze weg en het blijkt niet dat er zelfs in de Middeleeuwen enig straatje of steegje aan die zijde van de Hoogpoort bestond; zeldzaam verschijnsel in een tijd toen de stad op een doolhof of dambord geleek. Hoogstens was er hier en daar tussen de eigendommen een kleine ruimte die men een “spleet” noemde. In vroegere jaren droegen al die huizen, betrekkelijk hoog opgeschoten vergeleken bij de meeste woningen van het stadscentrum, één van die sappige namen die wij ook nog elders in de Kuip aantreffen: “de oude Helle, ‘t Gulden Hooft, de Groote Arent, de drij mannekins, de Gauden Leeuw, de vijf Haenkins, ‘t Mariaenshooft, de Ram, enz...” Het was naïef, fleurig, gemoedelijk, geschilderd of in bas-reliëf op de gevel aangebracht of mooi verguld in een kunstig uitgesneden uithangbord. Men was toen niet verplicht de huizen te nummeren en iedereen kende dank zij de uithangborden, zijn stad als zijn eigen straat. Het moet ons ook geenszins verwonderen dat talrijke huizen van de Hoogpoort in de onmiddellijke omgeving van het schepenhuis, tapperijen of herbergen waren. Heel wat overeenkomsten werden immers gesloten en heel wat erfeniszaken geregeld voor de schepenen van Ghedele en wanneer alles in kannen en kruiken was, gingen de partijen nogal gemakkelijk een pint of een kan ledigen in een van de herbergen als de Ram, de Roose, de Gauden Leeuw, de Cluuse, indien niet in Perceval, lokaal van de nering van de Wijnmeters en Wijnzeggers, mensen die iets afwisten van goede drank. De meeste huizen aan deze zijde van de straat waren belangrijke gebouwen die bijna allen een uitgang hadden in de Donkersteeg. Men kent slechts ‘n gebouw in de Donkersteeg dat een uitgangspoort in de Hoogpoort bezat, nml. de zeer gekende afspanning Hemelrijk ook Hotel du Paradis genaamd, wier naam ten andere later aan de basis lag van de vertaling van Donkersteeg in Rue du Paradis. De overzijde van de Hoogpoort kan natuurlijk, qua openbare en private gebouwen maar moeilijk de vergelijking doorstaan met gevels als deze van het Stadhuis, het Muziekconservatorium of het St. Jorishof, doch wie aandachtig de huizenrij van de hoek van de Zandberg tot de hoek van de Langemunt bekijkt, zal een paar zeer interessante en goed bewaarde (of gerestaureerde) exemplaren kunnen ontdekken van de meest diverse bouwstijlen en tijdperken. Aldus resumeren twee gevels rechtover de Zwarte en de Witte Moor uitstekend twee van de meest briljante stijlen die in de XVIIIe eeuw bloeiden. Het ene gebouw dat Procureur Serlippens in 1751 liet optrekken, en dat thans bewoond is door een oogarts, is een prachtig specimen van de Louis XV-stijl in onze gewesten. Het is geenszins klassiek in het genre, een afkooksel van
497
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 498
De oude Metselaarsloge. Deze foto dateert van de Duitse bezetting toen dit gebouw gebruikt werd als lokaal van de Feld Gendarme.
498
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 499
één of ander prototype, want de architect heeft met de opbouw van de gevel vóór het mansardedak, de grote boog elegant gesteund door twee tegenbogen die het ensemble bekronen, de hoeksgewijs geplaatste uitgeholde muurzuilen en eigenaardige in U-vorm versierde kapitelen, een zeer oorspronkelijk en prachtig geëquilibreerd werk gecreëerd. Het huis daarnaast, thans een annexe van het Sint-Jorishof, werd amper een kwart eeuw later opgetrokken op de plaats van een middeleeuws steen, waarvan de zeer diepe kelder die van de XIIIe eeuw dagtekent is bewaard gebleven. De gevel is sober, heel en al maat en geconcipieerd om een stil rijk evenwicht te scheppen. Het is een zeer fraai exemplaar van de Louis XVI-stijl, met rustige, aristocratische versieringsmotieven bekroond met een fronton in hetwelk een met schelp en slingers delicaat versierde oeil-de-boeuf prijkt. Een andere gevel van de Hoogpoort, rechtover het stadhuis, op de hoek van het Schepenhuis-straatje dat vroeger de Saeysteghe of Zaadsteeg heette, verdient een ogenblik onze aandacht te vestigen. Het huis droeg van oudsher de naam “De Drake”; wanneer het in het begin van de XVIe eeuw werd afgebroken, werd het stenen materiaal gerecupereerd en diende bij de bouw van het gotisch schepenhuis, terwijl men op de vrijgekomen plek een ander gebouw optrok dat later werd bijgewerkt en oorspronkelijk een soort bergplaats was voor allerhande voorwerpen “de loge dezer stede”. In de XVIIe eeuw kreeg het geheel vermoedelijk een nieuwe gevel en deed het dienst als corps de garde voor de in 1752 opgerichte eenheid van de Pandoeren, de toenmalige Gentse politie. Nog geen eeuw later, kwam de Brandweer, een korps dat toen 40 man sterk (of zwak) was, bezit nemen van het gebouw tot wanneer het inmiddels tot 150 man opgedreven korps in 1830 naar het Geraard Duivelsteen verhuisde. Het kunstminnend genootschap “Jong en Leerzuchtig” was zo gelukkig er enkele jaren in volle stadscentrum onderdak te vinden, doch moest op zijn beurt in 1844 de plaats ruimen voor de stedelijke kosteloze Apotheek. Naderhand kwam de Gentse politie er zo goed als het kon hokken en thans in afwachting dat het gesloopt wordt in het kader van de uitbreiding van de stadsdiensten, wordt het andermaal, zoals in de XVIe eeuw, als bergplaats gebruikt. Eén van de mooiste gevels van de Hoogpoort is ongetwijfeld deze van de Samson, voormalig lokaal van de nering van de goud- en zilversmeden. Het huis was in het begin van deze eeuw onkennelijk geworden doch een grondige herstelling heeft het, althans een tijdlang, zijn vroegere pracht teruggeschonken. Volledig opgetrokken in die zachte witte Balegemse steen, is het een van de meest typische voorbeelden van de burgerlijke architectuur in onze gewesten, in de tweede helft van de XVe eeuw, met uitgesproken Brabantse
499
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 500
Huis Samson.
500
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 501
inslag in de middentrapgevel, zoals wij dit ook ontmoetten in de gevels van de Zwarte en de Witte Moor. De goud- en zilversmeden waren, het hoeft nauwelijks gezegd, een rijke nering die zich dan ook in 1481 de weelde mocht veroorloven. ongeveer anderhalve eeuw na haar oprichting, een prachtig huis en lokaal te laten bouwen in de Hoogpoort. Het was al lang af wanneer men de eerste steen van het nieuwe stadhuis legde, doch na de opstand van de Gentenaren tegen Keizer Karel werd het verbeurd verklaard en onze goud- en zilversmeden moesten hun intrek gaan nemen in een veel minder luxueus kader in de Zaadsteeg, temeer daar het zogenaamde koopkrachtig publiek met de dag zeldzamer werd in een stad die haar glorietijdperk beslist achter de rug had. Een gevel die nogal veel gelijkenis met de Samson vertoont is deze van het Instituut der Visitatie enkele tientallen meter verder. Ook dit huis moet van het einde van de XVe of van het begin van de XVIe eeuw dagtekenen. Dit gebouw droeg eertijds dezelfde naam als het hoekhuis van de Zaadsteeg: de Drake of de Gulde Draeke, en zoals menig huis in de straat was het lange tijd een herberg. Ook aan die zijde, de Noordkant van de Hoogpoort, waren de namen en uithangborden sappig en volks: de Meerminne, de Belle, de Splete, de drie Coninghen, ‘t Gulden Peert, de Coningin van Engeland, de Coning van Spagnien, de Sterre, huizen nu eens herberg, dan weer atelier van kunstenaars als Pieter Pieters, Petrus van Reysschoot, werkkamer van schrijvers als Justus Billiet, van drukkers als Hendrik van der Keere, want de Hoogpoort was als een résumé van het Gentse stadsleven in al die eeuwen. En in het leven van een stad als Gent moet er toch ook, op gebied van zeden, steeds een vuiltje aan de lucht zijn, en dat vuiltje treffen wij sedert onheuglijke tijden aan in de Gentse miniatuur Reeperbaan, nml. het Werregarenstraatje tussen Zaadsteeg en Samson, wiens ingang thans, en zulks sedert 1798 overbouwd is door een van de talrijke gewrochten van een bouwmeester, wiens carrière wij reeds hebben beschreven: Jan-Baptist Pisson. Het straatje moet de oude Gentenaren herinneren aan andere straatjes van dezelfde trant die vóór de eerste wereldoorlog uitgaven in de Brabantdam, want Frans De Potter die in dergelijke aangelegenheden steeds een groot blad voor de mond plaatst, schrijft over het Werregaren- of Meyskenstraetje: “Het straatje, hetwelk nog heden precies niet van de netste is, moet gediend hebben tot weinig loffelijke gebruiken, terwijl de schepenen omtrent het midden der XIVe eeuw aan de twee uiteinden een poort deden maken om ‘t af te sluiten. Beide poorten werden ten jare 1377 vernieuwd.” Men heeft dikwijls en geheel terecht trouwens beweerd dat Brugge het behoud van zijn middeleeuws karakter te danken heeft aan het feit dat de stad
501
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 502
sedert de XVIe eeuw insluimerde, haar politieke rol en commerciële luister verloor, en er dan ook niemand gedurende een viertal eeuwen gevonden werd om te moderniseren, aan te passen aan de smaak of mode van de tijd, laat staan om nieuwe gebouwen op te trekken. De Schone Slaapster aan het Minnewater heeft bij haar ontwaken in de XXe eeuw haar sprookjesopdracht gaaf teruggevonden en was zo gelukkig en verstandig de eigentijdse architectuur, de villawijken en industrie buiten de oude stadskuip op en in te richten. Te Gent is zulks het geval niet geweest. Weliswaar heeft de stad periodes van inzinking gekend, heeft zij dikwijls een uiltje gevangen en heeft zij zelfs harde tijden van pauperisme en van economische crisissen meegemaakt, maar zij mocht zich telkens verheugen in min of meer lange periodes van opflikkering en opflakkering, tijdens dewelke poorters, kooplieden, kloosters of bisschoppen hun architecten aannemers, metsers en beeldhouwers met allerhande belangrijke opdrachten overstelpten. En daar het steeds binnen dezelfde beperkte ruimte, de stadskuip was, dat men bouwde, heeft Gent geleidelijk zijn orthodoks middeleeuws karakter en aspect verloren om een album te worden van alle bouwstijlen van de Romaanse tot de Empirestijl, met enkele hoogtepunten in de Louis XV- en Louis XVI-stijl, op een ogenblik dat de economische en commerciële heropleving samenviel met het floreren alhier van talenten als een David ‘t Kint, een Jan-Baptist Simoens of een Bernard De Wilde. Wat die mensen en een paar onbekend gebleven bouwmeesters creëerden, is bijna steeds een verrijking geweest voor ons kunstpatrimonium, want al hetgeen de middeleeuwen hadden opgetrokken was niet ipso facto een meesterwerk. Gebouwen als de hotels Damman, Falligan, d'Hane-Steenhuyse, Van Brantegem. Serlippens e.a. zijn architecturele juwelen die getuigenis brengen van het soms geniaal talent van de toenmalige Gentse architecten. Het grote kegelspel met de oude gebouwen begon pas in het begin van de XIXe eeuw, samen met de opkomst en de bloei van de textielnijverheid: het utilitarisme en het gouden kalf zouden het Schone in al zijn gedaanten naar de bliksem sturen. Weliswaar werden in die periode door textiel- en andere industriebarons een naar zeer fraaie herenhuizen in Empirestijl opgetrokken doch voor het overige werd het vandalisme op geheel de lijn. Trapgevels werden afgebroken en vervangen door een utilitaire verdieping, ter hoogte van de begane grond werden de huizen omgevormd in winkels, want waar de nijverheid bloeit, bloeit ook de handel. Onvermijdelijk moest de zo centraal gelegen Hoogpoort een van de eerste slachtoffers worden van de rush naar commerciële ruimte. Wij weten niet, omdat iedereen in die jaren handelde zoals het hem beliefde en men geen
502
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 503
compleet dossier aanlegde met welk tempo deze eerste golf van zogenaamde aanpassing van de Hoogpoort geschiedde, doch de zicht- en tastbare resultaten zijn er en wanneer men thans naar aanleiding, van nieuwe verbouwingen de vroegere toestand blootlegt of onderzoekt, komt men tot het besluit dat minstens de helft, indien niet de twee derden van de gevels van deze straat in de eerste helft van de vorige eeuw grondig werden gewijzigd. In praktisch alle gevallen ten nadele en ten koste ven de oorspronkelijke architectuur. Sommige merkwaardige en goed bewaarde gevels werden totaal verminkt of verdwenen onder een pleisterlaag zoals dit o.a. het geval was met het SintJorishof. Wij hebben reeds eerder gewezen op de zeer gelukkige restauratie die in het begin van deze eeuw werd uitgevoerd en die ons deze prachtige gevel in zijn originele luister heeft teruggeschonken. Onder impuls van de Commissie van Monumenten, de Maatschappij voor Geschied- en Oudheidkunde en enkele andere kunstverenigingen, begon zich op het einde van de vorige eeuw een actie af te tekenen voor het behoud, de redding en de herstelling van historische monumenten en gevels, als het Gravensteen, het Veerleplein, de Hoorn- en Graslei, de Achtersikkel, de Grote Sikkel enz. In 1896, een van de eerste in de reeks, kwam de gevel van de Grote Moor aan de beurt. Zijn eigenaar, de kunstvriend Lacquet, liet hem op zijn kosten volledig herstellen en ontving naderhand een financiële tegemoetkoming van de stad. Dezelfde Lacquet liet een andere zeer interessante gevel, “De Ram” herstellen. Enkele jaren later, in 1902, werd dit voorbeeld gevolgd door het gewezen neringhuis van de goud- en zilversmeden, de Samson, toen betrokken door Vooruit of Samenwerkende Volksdrukkerij. De kosten van restauratie bedroegen 1.783 fr. 09 en de werken werden uitgevoerd naar de zeer degelijke door architect Van de Voorde opgemaakte plannen. De restauratie werd goedgekeurd door de stad die een subsidie van 1.200 fr. verleende. Spijtig genoeg kwamen zich in jaren geen andere liefhebbers voor de herstelling van hun gevels aanmelden. Blijkbaar heeft men tot na de eerste Wereldoorlog geteerd op de wijzigingen en aanpassingen met commercieel doel in de vorige eeuw verricht. Het enig belangrijk werk dat toen werd uitgevoerd was het trekken van de Borluutstraat van St.-Jacobs naar Botermarkt. Een paar huizen verdwenen en weerszijden van de straat bouwde men in een pseudoromaanse stijl de twee hoekgebouwen ter ere van Artevelde en Borluut. Ook de naoorlogse periode was vrij kalm in de Hoogpoort. Het is pas in 1929 dat er opnieuw schot in de zaak kwam met een eerste wijziging van de gevel van het toenmalige nr. 29, betrokken door de firma De H... De werken werden
503
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 504
uitgevoerd door Ch. Denil naar een plan dat enigszins door de architect van de Commissie van Monumenten, Van Hove, was gewijzigd geworden. Het jaar daarop kreeg het huis nr. 15 een nieuwe gevel: de vroegere gevel dagtekende van de XVIIIe eeuw maar had danig veel wijzigingen ondergaan dat hij geen karakter meer vertoonde. In 1932 stelde zich voor het eerst een netelig probleem. De eigenaar van het huis “De Ram” Zéphir B. wou het gelijkvloers voor zijn handel moderniseren. Het ingediend ontwerp stuitte op zeer heftig verzet van de Commissie van Monumenten die terecht beweerde dat deze gevel, dagtekent van 1732 en zeer goed bewaard, van kop tot teen belangrijk was. De h. Van Hove maakte een tegenontwerp waarbij het ensemble ter hoogte van de begane grond grotendeels kon worden gered. o.a. de mooie deur, doch het was ons inziens een toegeving die men nooit had mogen doen. In 1934 is het de beurt aan de h. De Vos om zijn winkelramen te moderniseren. Het ensemble van deze gevel was reeds herhaaldelijk verminkt geworden en zou het nadien nog worden. Het jaar daarop nieuwe aanvraag van de h. B... voor het huis naast De Ram. Hij wijzigt zijn “winkelvitrien”. In 1939 nieuwe moeilijkheden, ditmaal voor het huis hoek NederpolderZandberg, en begin van de lijdensweg van de drie naast elkaar liggende huizen die in een zeer sobere maar zeer zuivere Louis XVI-stijl zijn opgetrokken. Het was een unicum te Gent de drie Lodewijks zo in een rij tussen hoek Zandberg en Borluutstraat te mogen begroeten: de drie hoekhuizen voor XIV, het huis Serlîppens voor XV, en het huis daarnaast in zuivere Louis XVI-stijl, De lijdensweg werd ingezet in 1939 toen men een venster verving door een ingangsdeur kant Zandberg. Twee jaar later, in die akelige oorlogswinter, kwam de eigenaar bij het stadsbestuur zijn beklag maken dat het met vijf vensters in zijn slaapkamer bar-koud was en dat men er liefst een drietal mocht toemetselen. Met Courteline humor liet de Commissie van Monumenten toen opmerken dat het huis dagtekende van de XVIIIe eeuw, dat het ‘s winters altijd koud is maar dat het toch de eerste maal was dat men dit argument “koude” inriep. Ja, mensen hebben zo van die plotse invallen. Eens schreef er iemand, ook van de Hoogpoort, tot het stadsbestuur: “Ik wil een winkel bouwen waar de mensen in kijken en geen gevel waar de toersten naar kijken” en een Brusselse firma die enkele jaren geleden een blauwtje opliep omdat zij een lichtreclame als een olifant wou aanbrengen op een stijlgevel, schreef zomaar “Indien U zich absoluut gebonden acht het gebouw als een merkwaardige Louis XVIstijl te beschouwen”! Ja, zo, noch min noch meer, en onze democratische schepenen slikken dat maar zo braafjes binnen als heerlijke pap.
504
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 505
Wat er ook van zij, de stad liet in 1914 de vensters toemetselen van het hoekhuis van de Zandberg, zeggende dat men ze later, wanneer er opnieuw warme winters in Vlaanderen zouden zijn, wel zou openmaken, maar hier als elders “il n’y a que le provisoire qui dure”! Na W.O. II zoveelste probleem in de Hoogpoort, andermaal met een van de fraaiste gevels, deze van de Visitatie. De directeur, was geen gemakkelijke klant en scheen wel bereid te zijn de gevel wat op te kuisen maar geenszins hem te herstellen. De wagen was in feite reeds in 1920 aan het rollen gegaan, toen een eerste ontwerp van restauratie werd opgemaakt doch door de mand viel. In 1937 wou de Visitatie gewoonweg deze prachtige gevel afbreken en een modern gebouw oprichten. Gelukkig leed dit duivels projekt schipbreuk en bleven de zaken zoals zij waren. In 1961 was er andermaal sprake van opkuisen van de gevel doch er kwam niets van in huis, tot enkele maanden een ontwerp van volledige herstelling van de gevel werd ingediend. De werken werden met vlijt en zorg doorgevoerd, de stad kwam voor 150.000 fr. indien wij ons niet vergissen tussen, en de Visitatie droeg het grootste gedeelte van de kosten. Wij hopen dat O. L. Heer ze allen in de hemel rijk om zal belonen en inmiddels prijkt de gevel met mooie Balegemse steen, zijn zo typisch voor de Brabantse stijl gebeeldhouwde pinakels en zijn mooie ingangspoort, in volle luister als een van de mooiste parels van de straat. In 1949 bekwam een warenhuis een uitgang en gevelbreedte in de straat: moderne uitstalramen die zeker het straatbeeld niet hebben verfraaid, doch nog een geluk dat geheel deze gevel banaal is. Vanaf 1950 begon het, teken des tijds, aanvragen te regenen om lichtreclames, lichtbakken en andere neonbuizen. Had men iedereen laten begaan, het zou een foor geweest zijn met borden met een uitstek van anderhalve meter en men zou op de duur geen enkele reclame meer hebben gezien. 1950 betekende ook een nieuwe start in de wijziging van de uitstalramen. De nieuwe bouwtechnieken en -materialen laten immers toe een maximum aan glas en een minimum aan muurpenanten te reserveren. Het mooi Louis XVIhotel in 1783 voor de familie De Blauwe opgericht kreeg aldus twee moderne uitstalramen in 1952, in 1953 de winkelpui van de gewezen Samson, in 1956 de zaak V... in 1957 en in 1970 het Huis H.. in 1957 de handelszaak De H. In 1958 ging men over tot het afkappen van de gevel van het toenmalig nr. 57, een wasserij, gevel in Empirestijl met bossages, die hierdoor geheel zijn karakter verloor, in 1960 was het de beurt aan het huis Siemens, een XVIe eeuws gebouw. In 1962 werd tegen het advies in van de Commissie van Monumenten, het
505
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 506
toenmalig nr. 7. gewijzigd, met verlaging van de vensterdorpels, ten zeerste af te keuren voor dit gebouw einde XVIe eeuw; in 1964 werd de verminking van de Ram en van het ernaast gelegen gebouw verder doorgevoerd en in 1965 moderniseerde op eerder ongelukkige wijze, de Voorzorg haar gebouw ter hoogte van de begane grond. In 1967 bracht men de genadeslag aan de Louis XVI-gevels bij de Zandberg door van het gelijkvloers afschuwelijke schuifdeuren te maken. Restauratie - vandalisme, eeuwige slingerbeweging. De Hoogpoort heeft veel gered, heel veel verloren, symbool van zovele andere straten van de stadskuip; doch had men niet met een gezonde stedelijke politiek meer kunnen redden en minder vandalisme kunnen voorkomen? PIERRE KLUYSKENS
506
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 507
GHENDTSCHE TOESTANDEN
DE RIVIEREN VAN DER STEDE DAT SCOENSTE JUWEEL ES DAT DE STEDE HEEFT
DEEL 5. TOTALE OMMEKEER DOOR WATERZUIVERING
In de vorige aflevering probeerden we een zo waarheidsgetrouw mogelijk idee te geven van de ‘vuile stinkboel’ die de Gentse waterlopen tot voor enkele decennia vormden. Ongelooflijk erg was het. Er moest hoe dan ook een oplossing gevonden worden. Alles dichtgooien of overbruggen had na de openstelling van de Ringvaart (1969) in theorie gekund. In die tijd lanceerden de Gentse Kamer van Koophandel, de trammaatschappij en het stadsbestuur - toch geen kleine spelers - plannen om het snel aanzwellende autoverkeer en het tramvervoer van, naar, en vooral in de stad optimaal te laten verlopen. Het meest ambitieuze onderdeel daarvan betrof de ‘nutteloos’ geworden waterlopen. Die zou men niet dempen, maar in hun beddingen en onder de vele bruggen door wilde men autowegen aanleggen. In het zicht van de historische monumenten - zo werd voorgesteld - zou men de auto’s en eventueel ook de tram in een tunnel laten rijden met er boven een waterlaag (afb. 1). Maar, zo merkte een snugger iemand op: ook als men het verkeer in de beddingen mogelijk maakt, zullen alle voordien in de rivieren geloosde afvalwaters moeten afgevoerd worden in parallelle collectoren naar ... Naar waar? Naar zuiveringsstations wellicht? Er kwam niets van. Wellicht waren die plannen vooral te duur om er direct werk van te maken. De oliecrisissen van de jaren 70 waren er te veel aan. Er werden nog meer plannen gesmeed - massa’s zelfs - maar de ambities werden teruggeschroefd. Het meest haalbare voorstel dat de door de Gentse Jaarbeurs gesponsorde internationale ideeënwedstrijd Gent Morgen (1971) opleverde, was bijlange zo duur niet. Het betrof het weren van het doorgaand autoverkeer uit het stadscentrum.
507
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 508
Uit Het Mandelboekje (aug 1969, p. 6). De tekst rechts is voorafgegaan door de opmerking dat het geen voordeel brengt de ‘waterlopen tot op het niveau van de bestaande omliggende straten te dempen, zoals zo dikwijls in het verleden ...’.
Een premetroplan (concreet in 1975) dat eveneens wilde gebruik maken van een rivierbedding (de Leie), leed roemloos schipbreuk. Al zat het gebrek aan centen daar voor heel wat tussen, de protesten er tegen misten hun effect niet. En... ze vestigden de aandacht van het publiek op de waarde van de waterlopen in de stad. Men begon naar andere oplossingen uit te kijken. Aan het einde van de vorige bijdrage werd beschreven hoe men in eerste instantie dacht aan de bouw van een ‘smeerpijp’ van Gent naar de Westerschelde in Zeeuws - Vlaanderen.
508
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 509
Luchtfoto van het op de begane grond door groenschermen verborgen zuiveringsstation Ossemeersen (brochure Aquafin 1998).
Ook daar kwam niets van terecht. De tijden waren aan het veranderen. Milieukwaliteit kwam meer en meer in de belangstelling en voor een waterstad als Gent werd de aanpak van de ‘vuile stinkboel’ in de waterlopen een prioriteit. In deze laatste aflevering van dit reeksje artikels over het ‘schoonste juweel van de stad’ geven we een uiterst beperkt relaas van een enorm grote en complexe onderneming. Het is een verslag van buitenaf, grotendeels gesteund op krantenverslagen die ongeveer weergeven hoe het publiek er mee geconfronteerd werd. Het grote verhaal moet nog geschreven worden. Aan het slot bekijken we eventjes, heel eventjes, het resultaat ... dat mag gezien worden.
Zuiveringsstation Er zou een waterzuiveringstation komen. Eerst dacht men er aan dat aan te leggen aan de Ottergemsesteenweg bij de Bovenschelde in een zone waar ooit drinkwaterwaterwinning gepland was. De eerste concrete opmetingsplannen ‘Gronden Ottergemsesteenweg bestemd voor het waterzuiveringstation’ waren al in 1968 opgemaakt door de Technische Dienst Bruggen en Wegen van de Stad. Men realiseerde zich dat men voor een gigantische taak stond. 509
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 510
Niet enkel een zuiveringsinstallatie was van doen, het hele stelsel van hoofdriolen moest veranderen van oriĂŤntatie: niet meer rechtstreeks naar de rivieren en kanalen her en der, maar allemaal naar dat ene zuiveringspunt. Daarvoor waren grote pompsystemen nodig: het water kon niet overal passief weglopen. De bestrijding van de waterverontreiniging werd effectief opgestart in 1971. Een algemeen rioleringsplan werd in april en mei 1974 goedgekeurd in de gemeenteraad. De locatieplanning aan de Ottergemsesteenweg werd verlaten en de beslissing viel een zuiveringsinstallatie te bouwen in het westen van de stad, in de Ossemeersen bij de Drongensesteenweg (afb. 2). Deze plek in een ongerept meersengebied was echter omstreden. De Vereniging voor Natuur- en Stedenschoon roerde zich en dit vormde de aanleiding tot het opstarten in 1972 van de actiegroep Bourgoyen - Ossemeersen. Men zou kunnen stellen dat dit station indirect mede aan de basis lag van Gents meest schitterende verwezenlijking op natuurgebied! De definitieve beslissing het zuiveringstation in de Ossemeersen te bouwen werd uiteindelijk eind 1975 genomen. Het zou nog tot begin 1986 duren vooraleer het station operationeel werd.
Collectorenwerken Eveneens in die periode werden de eerste rioleringen aangelegd die niet meer bedoeld waren om rechtstreeks in de dichtst bijzijnde waterloop te lozen. Daarvoor waren grotere afvoerleidingen nodig, tot twee meter in diameter. Afvalwatecollectoren zijn grote verzamelleidingen (verzamelriolen) die in principe niet bedoeld zijn voor regenwater, grondwater en kwelwater. Omdat de rioleringen (nog) geen gescheiden afvoer toelaten, zijn er op regelmatige afstanden regenwateroverlaten voorzien die bij hevige regenperiodes het overmatige regenwater rechtstreeks naar de waterlopen voeren. In de collectoren zijn onderzoeksschouwen, spoelinlaten en pompstations ingebouwd. Het net zou het hele grondgebied van Gent bestrijken samen met Mariakerke, Wondelgem, Oostakker, het noordwesten van Sint-Amandsberg en de binnen de Ringvaart gelegen delen van Zwijnaarde, Sint-Denijs-Westrem en Drongen. Van de nieuwe aanleg van de autosnelwegafrit aan het Zuidpark (Koning Albertpark) in 1969-1970 werd gebruik gemaakt om een eerste speciaal tot dat doel opgevatte collectorleiding te realiseren. De eerste werkelijk grote operatie greep plaats aan de Brugsepoort in de jaren 1975-1976. Die veroorzaakte heel wat hinder en sleepte aan door faling van de aannemer. Toen in 1979 een nieuwe fase aan de Waldam aangevat werd pakte Schepen Monsaert uit met iets nieuws: een ombudsvrouw en een expowagen waarin de
510
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 511
Een ongewoon zicht op de monumentale Graslei van op de Korenlei met een stukje van het toch ook wel monumentale maar onzichtbare ‘ondergrondse Gent’ (Uit Stadsmagazine Gent sept. 1996).
511
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 512
mensen terecht kunnen voor informatie en klachten. Van bij de Waldam ging het langs de Begijnhoflaan naar het Rabot. In 1979-1980 werd het tempo opgevoerd. Een pompstation aan de Overzet was afgewerkt. Collectorenwerken waren volop bezig aan de Groene Vallei (Leiekaai), de Coupure, het Houtdok, de Koopvaardij - en Terneuzenlaan, de Voormuide, het Verbindingskanaal en de Palinghuizen. Collectoren aan de Roosbroeken en in Drongen (sinds 1977 bij Gent gevoegd) zouden in 1981 aanbesteed worden. Nog voor het zuiveringstation in werking kwam, waren de resultaten al merkbaar. ‘Door het afleiden van het afvalwater van de Brugsepoort en de Groene Vallei naar de Ringvaart verbetert het water in de Leiearmen in de buurt spectaculair’ jubelde een krant in 1980. ‘De vissen wagen zich al in de Coupure en de Brugsevaart’. De Coupure was de eerste grote waterloop die in snel tempo terug zuiver werd. Nadat intussen het zuiveringsstation Ossemeersen met uiteindelijk beoogde capaciteit voor 350.000 inwoners gedeeltelijk in werking gesteld was (1986), werd in 1989-1992 de belangrijkste Leiearm tussen de Gordunakaai en het Justitiepaleis en daarbij aansluitend ook de Ketelvaart aangepakt. Deze werken betekenden het doodvonnis van de metroplannen die nog steeds rondspookten. De twee projecten waren in de bestaande plannen immers niet verenigbaar. Vanaf 1991 werden de werken definitief beheerd door de VMM (Vlaamse Milieu Maatschappij), later Aquafin. In 1994-1996 werden de collectoren aan dit deel van de Leie voltooid en uitgebreid naar de Graslei – Korenlei (afb. 3). In 1996 kwam de Speldenstraat Ottogracht aan de beurt en werden de werken uitgebreid naar Sint-Pieters met een collector naast de spoorberm tussen de De Pintelaan en de Kortrijksesteenweg. De krantentitels uit die tijd spreken voor zich. ‘Aquafin draait op kruissnelheid’. ‘Binnen twee jaar weer vis aan de Graslei’ (1996). ‘Zuivering van Gents afvalwater moet verdubbelen in amper drie jaar tijd’ ‘Collectorenwerken met verkeershinder’ was al langer een telkens weerkerend item in de media. In die jaren werd ook de Schelde aangepakt. ‘Muinkkaai hoopt op stankvrije toekomst’ (1994). ‘Zuidbuurt moet geduld oefenen: in april 1994 beginnen er werken voor collectoren’. In 1997-1998 werd er nog steeds gewerkt in het centrum: ‘Laatste waterzuiveringswerken tussen Dampoort en Vrijdagmarkt komen er aan’ (1998). Vandaar uit moest het in moeilijke omstandigheden langs de Voorhoutkaai, Lousbergskaai naar de Brusselsepoortstraat om aan te sluiten bij de al veel eerder aangelegde collector aan het Zuidpark. Eveneens in 1998 werd een bijzonder indrukwekkend pompstation Bijloke aan de Bijlokekaai in werking
512
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 513
gesteld. Dat zorgt op zijn eentje voor de afvoer van het afvalwater van zo’n 50.000 mensen naar de Ossemeersen. De finale naderde. ‘Weer overal vis’, verklaart visser Gilbert Geldolf in 1999. Alleen in de Schelde aan de Nieuwbrugkaai en Vlaamsekaai is de vangst voorlopig nogal povertjes. Het sluitstuk, de aanleg van een collector tussen de Sleepstraat en de Voorhoutkaai, was nog niet af. Dat zou pas in 2001opgestart worden en begin 2002 voltooid zijn. Daarmee zitten we zowat aan het einde van dit collectorenverhaal. Maar het hierboven beschrevene geldt enkel de Gentse binnenstad. Sommige riolen mondden vanouds niet uit in de Gentse binnenwateren, maar elders. Die kwamen als laatste aan bod. Het afvalwater van de Muide en Meulestede zou nog meerdere jaren ongezuiverd in de Voorhaven lopen. Het plan om daaraan te verhelpen werd pas in 2007 verwezenlijkt. Van toen af voerden collectoren waaraan ook Oostakker aangesloten werd, hun inhoud via een pompstation in de Londenstraat naar de Ossemeersen. Het vuile water van de deelgemeenten in de zuidwestrand, Zwijnaarde, Sint-Denijs-Westrem en Afsnee liep nog ongezuiverd in de plaatselijke beken. Eveneens in 2007 startten werken die daar een einde zouden aan stellen. Ook dat afvalwater komt nu in de Ossemeersen terecht. Gentbrugge en Ledeberg vormen een apart hoofdstuk. Samen met het oostelijk deel van Sint-Amandsberg sloten die aan bij het waterzuiveringsproject Destelbergen dat een kleiner station omvat aan de Panhuisstraat, tussen de Dendermondsesteenweg en de Schelde. Dit net nadert anno 2013 zijn voltooiing. Zo werd deze gigantische onderneming na ongeveer een halve eeuw tot een goed einde gebracht. Zonder veel ongelukken, voor zover we konden nagaan. Een mooi huisje in traditionele stijl aan de hoek van de Ketelvest en de Walpoortstraat stortte in, maar daar kunnen onverantwoorde bouwtechnische ingrepen evengoed voor iets tussen zitten. Bij dat alles moeten we ons realiseren dat de collectorwerken vervolledigd werden met meestal aanzienlijke heraanleg van straten en kaaien. Voeg daarbij nog de noodzakelijke planning op korte en lange termijn, de vele nutsvoorzieningen, enz. Een heksenwerk! Dat zorgde voor heel wat ongemak en het nodige gesakker, maar de meeste mensen (helaas niet allen) beseffen ook wel dat je geen omelet kunt bakken zonder eieren te breken.
Alternatieve methodes en slibverwerking Moest het eigenlijk wel zo grootscheeps aangepakt worden. Moest het zoveel kosten? Moest het zo lang duren? Waren er geen alternatieven?
513
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 514
Voor een middelgrote stad als Gent zijn kleinschalige systemen zoals rietveldjes totaal ontoereikend. Af en toe doken wel andere ideeën op. De Gentse waterlopen zuiveren door beluchten, door groeneilandjes te creëren, door ‘slibverterende’ bacteriën aan het water toe te voegen. Daarnaast bracht men ook speciale procedures om olievervuiling tegen te houden en weg te werken. Maar - om nu voor één keer toch maar volkomen onaangepaste beeldspraak te gebruiken - dat alles bracht weinig aarde aan de dijk. Aquafin zuivert het afvalwater en stuurt dit naar de Ringvaart en het Zeekanaal, maar blijft na biologische afbraak met het slib zitten. Vroeger was dit een last. Het aanvankelijke idee dat als bemesting voor de landbouw te gebruiken bleek onrealistisch. Slib wordt verwerkt. Een gedeelte kan vergist worden en levert biogas op. Een ander gedeelte wordt gedroogd en omgezet tot pellets die gebruikt worden voor de productie van energie door verbranding en in de cementindustie.
Vis, gevederde en ongevederde vissers In 1995 bracht de ter ziele gegane krant Het Volk een ongewoon zicht op het water aan de Dampoort met de titel ‘Eendenkroos tiert welig op waterlopen’. Lang niet gezien. De krantenkoppen spreken voor zich. In 1998 heette het nog ‘Vissers ploeteren in troebele waters’. In 2001: ‘Meer vis in Gentse waterlopen’, ‘Vispopulatie in Gent stijgt’ (2003); ‘Vissen in de stad steeds populairder’ (2006). Vissen zijn voor de leek de gemakkelijkst waarneembare indicator van waterkwaliteit. Alhoewel ... de meeste mensen zien ze niet. Wat ze wel zien zijn de vissende watervogels: de reigers, de aalscholvers en de mooiste van allen: de futen, de Geoorde Fuut met zijn aandoenlijke zorg voor nest en kroost. In 2001waren ze al volop present: ‘Vis en gezond water lokken futen naar Gentse binnenstad’, wist Prosper Bekaert, de vogelaar van de Coupure. Drie decennia geleden waren dat uiterst zeldzame, schuwe vogels waarvoor je naar het Zwin of naar het krekengebied moest. Nu zijn ze heel gewoon zaak in het hartje van de stad. En wees maar zeker: dergelijke vogels zie je alleen waar er vis zit, liefst veel vis! En over de hele lange Coupure ligt in de zomer aan beide zijden een tapijt van Gele Plomp, een onzer mooiste waterplanten (afb. 4). In de gemeentelijke structuurplannen worden de waterlopen ingevuld als groenassen: als assen van ‘lineaire parken’, zoveel mogelijk in combinatie met fietsroutes.
514
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 515
Gele plomp in de Coupure (foto genomen van op het Rasphuisbrugje, 2012).
Bebouwing en bewoning keren zich naar het water Men mag zonder meer stellen dat de grootschalige waterzuiveringswerken een even belangrijke rol speelden in het opnieuw aangenaam leefbaar worden van de stad als het verkeersluw maken ervan. Ze zorgden en zorgen er voor dat de Gentse rivieren en kanalen niet meer stinken tegen de sterren op. Want ook al was de stank niet echt gezondheidsbedreigend, aangenaam was het allerminst. Dank zij de waterzuivering kwamen bijvoorbeeld de huizen aan de Coupure en de Visserij terug ‘en vogue’. De Graslei en Korenlei konden pas daardoor voluit uitgroeien tot toeristische topper. Zelfs de vele lang verwaarloosde achterhuizen en erven aan de waterkant winnen aan waarde, zoals die van de Nederkouter en Kortrijksepoortstraat en verder stroomafwaarts aan de Leie achter de Ham. Magazijnen, ateliers en andere koterijen worden nu omgebouwd tot mooi gelegen woningen. Dat zie je nu ook gebeuren aan de Ketelvest en de Sint-Jansvest (afb. 5, 6 en 7). Niet toevallig vond de nieuw te bouwen stadsbibliotheek een schitterende locatie aan de Waalse Krook. 515
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 516
Bebouwing en bewoners keren hun aangezicht naar het water: achterzijde van huizen aan de Kortrijksepoortstraat. Foto genomen aan de Albert Baertsoenkaai (2012).
Bebouwing aan de Brabantdam. Foto van de achterzijde genomen van op de Grote Huidevettershoek (2012).
Dit appartementsgebouw aan de achterzijde van huizen aan de Ham keert zijn open gevel naar het water. Het vervangt een oud magazijn met gesloten gevel (foto genomen van op de Baudelokaai, 2013).
516
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 517
Sociale woningbouw aan de Sint - Antoniuskaai en de Hollainhof uitgevend op de Achtervisseij is ‘top’. Wordt ongetwijfeld vervolgd... Luc Devriese Met dank aan Herman Rosseau
NOTEN 1
2
3
4
5
6
7 8 9
10
11 12 13 14 15 16
17 18
19
Het plan het verkeer in de beddingen te laten verlopen werd vanuit de trammaatschappij en het stadsbestuur (schepen De Decker) gelanceerd; De Kamer van Koophandel en Nijverheid bracht een synthese met enkele wijzigingen. In De Standaard (18 dec 1969) werd dit paginagroot uitgebracht. Nog meer uitvoerig voorgesteld in Het Mandelboekje - Le Carnet du Dizeau van aug 1969 en juni 1971 (bewaard in de collectie Vliegende Bladen, reeks Mobiliteit, in het Documentatiecentrum DSMG, Begijnhof, Sint-Amandsberg). Beyer de Rycke, L., Playdoyer pour les cours d’eau gantois. In: La Flandre libérale, 6 maart 1969. Alle hier aangehaalde krantenartikels betreffende waterzuivering worden in knipselvorm bewaard in de DSMG collectie Vliegende Bladen, reeks Milieu - Plant - Dier. Van Keymeulen, K., De Vuyst, W., De Waele, M., Rosseau, H., Gent Morgen. 35 jaar dromen, plannen en bouwen in de stad, Gent, 2003, pp. 96. Blauwdrukken in de reeks Milieu - Plant - Dier van de collectie DSMG. Het terrein wordt nu gebruikt door Ivago, onder andere voor haar verbrandingsoven. Zie: De Muynck, B. (red.) Stedelijk natuurreservaat Bourgoyen - Ossemeersen, Gent, 2000, p. 134. La Flandre libérale 28 sep. 1972. Overzicht van de vroege werken in een artikel getekend G.M. ‘Het bouwen van collectoren voor afvalwater in de omgeving van de Coupure’. In: SOS Gent, nr. 20, 1983; Vanacker, D., O.K. voor zuiveringstation. In: De Gentenaar 1 december 1975. De Gentenaar, maart 1979 (vermoedelijk 20 maart). De Gentenaar, 19 dec 1980. Het Nieuwsblad, 4 – 5 maart 1989; Le Courrier de Gand, 11 aug 1989; De Gentenaar 8 feb 1991;11 juni 1992 en 20 aug 1992. De Gentenaar, 13 okt 1995 en 27 jan 1994; De Streekkrant, 1 okt 1996; Het Laatste Nieuws, 7 en 8 maart 1996. Het Volk, 6 juli 1998. De Gentenaar, 7 maart 1998. Het Laatste Nieuws, 25 aug 1999. De Gentenaar, 28 maart 2001. Het Laatste Nieuws, 5 okt 2007. Bouw van collector aan de Wellingstaat in Heusden (Destelbergen) aangevat in augustus 2013. De Gentenaar, 20 aug 1992. Beluchten - zuurstof: La Flandre libérale, 25 nov 1964; bacteriën: Courrier de Gand, 30 maart 1990; Het Volk 21 juni 1991en 27 jan 2001; groeneilandjes: De Gentenaar 8 sept 2001; olie: Courrier de Gand, 8 juni 1979; De Gentenaar, 1 okt 1980. Het Volk, 18 aug 1995 en 20 nv 200; Het Nieuwsblad, 15 aug 1998; Het Laatste Nieuws, 11 april 2001 en 16 okt 2006; De Gentenaar, 20 nov 2001: De Streekkrant 19 maart, 2003.
517
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 518
GENTSE MEMORIEDAGEN: 7-8JANUARI. AANVULLINGEN.
7 Januari 1430 Derde Huwelijk te Brugge van Filips de Goede met Isabeau van Portugal. Hij was reeds getrouwd met haar bij procuratie. Zie ook artikel in “Ghendtsche Tydinghen” van 2013 - N° 2 - pp.92-102
7 Januari 1579 De “Malcontenten” ondertekenen de Confederatie van Arras. De “Pacificatie van Gent”, getekend in 1576, die de vrijheid van godsdienst voorzag, hield niet lang stand. Het Waals gedeelte der Nederlanden (Namen, Henegouwen, etc) bleef niet lang trouw aan dit Pact, deze zogenaamde “Malcontenten” vonden dat slechts de katholieke godsdienst toegelaten mocht worden. Als herkenningsteken droegen zij een paternoster rond de hals. Vandaar dat ze de bijnaam kregen van “Paternosterknechten.”
7 Januari 1744 Huwelijk van Karel van Lotharingen met een zuster van Maria-Theresia. Zie ook “Ghendtsche A Tydinghen” - 2001 - N° 6 - pp. 392-393
7 Januari 1762 Geboorte van Emmanuel Helias d’Huddeghem, Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2011 - N° 3 - pp. 272-273
7 Januari 1831 Waarneming van een schitterend “Noorderlicht” in Gent.
7 Januari 1872 Stichting van de Zetternamkring. Dit was een studentenvereniging die gesticht werd in café “De Hazewind” op de Korenmarkt onder het motto “Voor Taal en Kunst”. Rond 1910 werd er ver-
518
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 519
gaderd in “De Brouwerij” in het heilig Geeststraatje. Eugène Zetternam is het pseudoniem van Joost Jozef Diricksens. Deze schildersgast van beroep werd in Antwerpen geboren op 4 april 1826. Hij werd bekend als schrijver van sociale romans. Hij kwam naar Gent in 1846, huurde eerst een kamertje in de Brabantdam, later in de Molenaarstraat. Buiten Zetternam schreef hij ook nog onder andere pseudoniemen zoals A.M. Albrecht en L. Ysendijck. Hij stierf op 10 oktober 1855 op 29-jarige ouderdom. In Gentbrugge werd er een straat naar hem genoemd.
7 Januari 1853 Charles Nolet neemt een brevet op zijn uitvinding. Wat had die horlogemaker uitgevonden en wat was daar zo speciaal aan? Wel, hij was toch wel iets meer dan een gewone horlogemaker. Op een dag in 1851 was Schepen Napoleon De Pauw op weg naar het Stadhuis. In de Mageleinstraat bleef hij geïntrigeerd staan voor de winkel van Charles Nolet. Op het raam was een uurwerk bevestigd dat scheen te werken zonder mechanisme. Daar wilde hij toch meer over weten, stapte de winkel binnen en vroeg aan Nolet de verklaring voor dit mysterie: het was een elektrisch uurwerk dat met een draad verbonden was aan een moederklok. Simpel, niet waar? Ja, maar niet in 1851. Na een beraadslaging in het College kreeg Nolet de toelating om een elektrisch uurwerk te plaatsen aan de lantaren rechtover zijn deur, m.n. op de hoek van de Mageleinstraat en de Bennesteeg. Vanzelfsprekend wilde iedereen dit wonder gaan bekijken. Nolet voelde dat daar muziek inzat en nam een brevet op zijn uitvinding. In 1853 kreeg hij van de Stad de opdracht 100 dergelijke horloges te plaatsen. De moederklok die alles commandeerde was opgesteld in het Belfort. Men was zo tevreden over het resultaat dat Nolet van de Stad een gouden medaille kreeg. Van toen af ging het Nolet voor de wind en hij mocht zijn horloges ook plaatsen in Brussel en in Marseille. Hij was de officiële horlogemaker van de Stad en bouwde het uurwerk dat in 1853 in de nieuwe toren van het Belfort geplaatst werd en dat het toch 60 jaar uithield want het werd pas vervangen in 1913. Hij kreeg zo danig veel werk dat hij zijn ontslag indiende als stadshorlogemaker. Hij had inmiddels een atelier ingericht in het Schouwvagerstraatje, maar dat werd uiteindelijk te klein en hij richtte een groter atelier en ijzergieterij op aan de Keizerpoort, daar waar nu het Keizerpark is. Deze werkplaats zou later bekend worden als Atelier de Nobele-Nolet, een naam die heel oude Gentenaars nog wel vertrouwd
519
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 520
in de oren zal klinken. In 1856, dus jaren na Nolet, plaatste de Franse horlogemaker Louis Bréguet een elektrisch uurwerk op de Pont-Neuf. Volgens een lang gevestigde traditie verklaarden de Fransen dat de uitvinder van de elektrische uurwerken een Fransman was, maar het Stadsbestuur van Gent liet hen weten dat, als ze de èchte uitvinder wilden zien, zij maar eens naar Gent moesten komen.
7 Januari 1930 Dood van Schepen Maurice De Weert. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2010 - N° 4 - p. 309
7 Januari 1938 Dood van de kunstschilder Charles Doudelet. Hij werd geboren in Rijsel op 8 februari 1861. Hij ging naar het Atheneum, maar toen hij 16 jaar was stierf zijn vader en om den brode ging hij werken aan de Universiteit waar hij wetenschappelijke onderwerpen tekende. Italië was zijn tweede vaderland, hij woonde in Florence van 1902 tot 1925. Hij kwam terug naar Vlaanderen en onderwees grimeerkunst aan de Gentse toneelschool. Hij illustreerde ook boeken van Maurice Maeterlinck. Hij werd begraven op het Campo Santo. Zijn graf werd hersteld in 1963. In het Museum voor Schone Kunsten hangen drie doeken van hem.
7 Januari 1959 Dood van Alfred Vander Stegen. Hij werd geboren in 1869. In 1891 behaalde hij aan onze Universiteit het diploma Burgerlijk Bouwkundig Ingenieur. Een jaar later won hij de Interuniversitaire wedstrijd. Na een korte passage bij Bruggen en Wegen, wordt hij directeur van de fabriek de Kerchove die later zou versmelten met Carels. Beheerder bij de N.M.B.S. was hij ook actief in de Kamer van Koophandel en Nijverheid en de Maatschappij voor Land- en Tuinbouw. In 1907 werd hij liberaal gemeenteraadslid en zou dit 40 jaar blijven. Van 1921 tot 1940 en van 1944 tot 1946 was hij Burgemeester van Gent. Van 1927 tot 1959 was hij Voorzitter van “La Concorde”. In 1946 - hij was toen 77 jaar - diende hij zijn ontslag in als Burgemeester en Senator.
520
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 521
7 Januari 1970 Dood van Pater-Minderbroeder Andreas Bosteels. Hij werd geboren in Ninove in 1901. Hij trad in de Orde in 1920 en werd priester gewijd in 1927. Hij had gestudeerd aan St-Lucas en werd bekend als kunstschilder. Hij maakte meer dan 900 schilderijen.
8 Januari 1456 De Broeders van de Derde Orde kopen een huis met aanpalende weide op het Meerhem. Dit zou later het klooster der Chartreuzen worden.
8 Januari 1469 Een Gentse delegatie, waaronder de dekens van de 52 neringen, komen in Brussel vergiffenis afsmeken van Karel de Stoute. zie ook “Ghendtsche Tydinghen” - 2004 - N° 1 - pp. 45-47
8 Januari 1677 De Paus keurt de oprichting goed van de Broederschap van St-Ivo. Een jaar voordien had de gerechtskamer besloten “aen zyne heylicheyt den Paus permissie te vraegen om te erigeeren een confraterniteyt van St-Ivo”! Vanaf 1679 zong men te zijner ere een plechtige mis in de St-Michielskerk. Tijdens de Franse overheersing afgeschaft, werd de Broederschap opnieuw in het leven geroepen ten jare 1883. De leden stellen zich ten dienste van alle behoeftigen die in moeilijkheden of in processen verwikkeld zijn.
8 Januari 1841 Dood van Bernard Van Wambeke. Zoals dat wel meer gebeurd is dat een naam die wel niet veel zal zeggen aan de meeste lezers. Hoewel geboren in Aalst mogen wij hem toch opnemen in de galerij van Gentse Republikeinse figuren die hier een rol gespeeld hebben gedurende de Franse bezetting, maar ook nog daarna. Het feit dat hij zijn studies gedaan had aan de Universiteit van Leuven, belette hem niet uitgesproken antiklerikaal te zijn. Hij vestigde zich als advocaat in Gent in 1786. Alhoewel stammend uit de gegoede burgerij en het hem zeker
521
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 522
niet aan financiële middelen ontbrak, leefde hij eerder sober in zijn huis in de Lange Steenstraat... Wanneer de Fransen hier voor de eerste maal binnenvallen, wordt hij schepen benoemd. Een benoeming die beschouwd kon worden als een vergiftigd geschenk, want zijn taak was ondankbaar en uiterst onpopulair: hij diende namelijk in te staan voor de niet aflatende opeisingen. Hij had de moed zijn ontslag in te dienen, maar dat werd geweigerd en er kwam slechts een einde aan deze functie bij de terugkeer van de Oostenrijkers. Wanneer de Fransen hier voor de tweede maal verschijnen wordt de Gemeenteraad afgeschaft en vervangen door een “Commission Municipale” bestaande uit 40 leden. Van Wambeke wordt er de secretaris van. Het kon niet missen dat de gematigde Van Wambeke in conflict zou komen met de fanatieke Du Bosch die hier verschillende jaren de plak zou zwaaien. In een brief naar Parijs beschrijft Du Bosch hem als een vijand van de Republiek en Van Wambeke belandt in de gevangenis. Na een onderzoek kan hem niets verweten worden en na twee maanden komt hij vrij. De dan almachtige Du Bosch laat niet los en laat Van Wambeke een tweede maal opsluiten onder voorwendsel “de veiligheid van het Departement te vrijwaren”. Hij belandt deze keer in de beruchte Ste-Pélagiegevangenis in Parijs. Na één maand is hij terug in Gent en deze maal is het zijn beurt. In een vlammende brief aan het “Directoire” doet hij eens het boekje open van Du Bosch, op dat ogenblik de meest gehate man in Gent. Deze brief heeft effect en Du Bosch wordt afgezet. Onder het Hollands Regime vervulde Van Wambeke nog verschillende belangrijke functies en toen hij in 1841 stierf, was hij professor aan de Rechtsfaculteit van onze Universiteit.
8 Januari 1853 Dood van Drieske Nijpers. Zie “Ghendtsche Tydinghen” -2003 - N° 4 - p. 257
8 Januari 1875 Geboorte van Irène Fuerison. Deze blinde componiste schreef o.m. liederen, preludes voor piano, trio’s voor piano, klarinet en cello, etc. Zij stierf hier op 26 Juni 1931.
522
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 523
8 Januari 1888 “Geboorte van de Gentse toneelspeelster Gaby Bouüart. Zij debuteerde in 1905 in het “Van Crombrugghes-Genootschap” in “Op Hoop van Zegen” van Herman Heyermans. Zij volgde lessen in het Conservatorium waar zij in 1908 de Grote Prijs met onderscheiding behaalde. Zij was een vaste waarde in de Vlaamse schouwburg, maar trad ook op in de
Gaby Bouüart, hier met Henri Hesselinck.
K.N.S. in Antwerpen en in amateurgezelschappen. Zij werd ook gekend als een revuester waar zij vaak de rol vervulde van “Commère”, dikwijls met Evarist De Boever als “Compère”.
8 Januari 1904 Dood van Pol Deschamphelaere. Was een zoon van de stichter van het rubberbedrijf. Hij was van een progressief-democratische tendens. Hij stichtte in 1866 een “Gentse Volksbank”. In 1867 een “Volksbond” van Gentse kringen met het 523
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 524
doel een uitbreiding van het kiesrecht te bekomen. Eveneens in 1867 een “Levensmiddelen coöperatieve”… Hij was te Gent geboren op 14 maart 1839.
8 Januari 1908 Een schrikkelijk ongeluk aan de Dampoort: drie doden en een kind het been afgereden door een trein.
8 Januari 1913 De Draak wordt teruggeplaatst op de nieuwe toren van het Belfort.
8 Januari 1948 Laurel en Hardy in Gent. Zij treden in de “Capitole” op in een revue “Hollywood Parade”. Hugo Collumbien
“Laurel en Hardy met tussen hen Hélène Maréchal
524
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 525
VERGETEN GENTSE SCHRIJVERS. CORNELIS MEYER (GENT ? — GENT, omstreeks 1734)
Boekdrukker, toneelschrijver. Cornelis Meyer was boekdrukker van beroep en woonde op de Hoogpoort in “‘t Gecroond Sweerd” samen met zijn broer Jan. Hij had als kenspreuk: “Altijd bezig”. Samen met Jakob Heye is hij een van de belangrijkste herstellers en werkzaamste leden van de rederijkerskamer De Fonteine. Toen in het begin van de 18e eeuw De Fonteine in de Mageleinstraat een nieuwe schouwburg en vergaderzaal had laten bouwen en het gebouw ingehuldigd werd, was het eerste toneelstuk dat er vertoond werd een werk van Cornelis Meyer: “Zegenprael van Carel VI, Keyser van ‘t Christenrijk, ofte nederlaeg van Achmet den II, turckschen sultan, door den onverwinnelijke held, prins Eugenius van Savoyen, opperveldoversten der Christenen”, te Gent, by Cornelis Meyer, op d’Hoogpoorte, in ‘t gecroond sweerd, 1717. Er verschenen van het toneelstuk vier drukken, nagezien en verbeterd, in 8°, 62 blz. Het stuk is niet zonder belang: het is nog in de oude vorm gezet en niet op Griekse modellen geschoeid. Cornelis Meyer liet het niet bij dat ene eigen toneelstuk, hij vertaalde nog twee treurspelen: “Het zegepralende geloof afgebeeld in Thomas Morus, neer het fransch van den Heer Belloy en Edelmoedige liefde van Dom Pedro, infant van Portugael, ende Agneta van Castro, in het fransch uytgegeven door den Heer Houdart De la Motte ende nu in ‘'t nederduytsch overghestelt door Cornelis Meyer”. (Iedereen weet natuurlijk dat in dit beroemd Portugees liefdesverhaal de vrouw niet Agneta maar Inês de Castro heet. Het verhaal, eigenlijk: een echte gebeurtenis, werd een onuitputtelijke inspiratiebron voor latere kunstenaars, zowel schrijvers als schilders, o.a. ook de Vlaamse Chris Versteylen, Inês de Castro, Hadewijch, Antwerpen, 1989.) Net als Heye en Meyer waren er in diezelfde periode nog verscheidene toneelauteurs actief, van wie de treur- en kluchtspelen alom vertoond werden en waarvan sommige stukken echt niet onverdienstelijk waren. We vermelden o.a.: Lieven Vercruyssen, Pieter Braeckman, Pieter Van De Neste, Renterghem, Jan A. Backer. Titels als “De martelie van ridder Sebastiaen” of “Zelfmoord door liefde” moeten voor op sensatie beluste tijdgenoten aantrekkelijk zijn geweest. Daniël Van Ryssel Literatuur Ph. Blommaert, De Nederduytsche schrijvers van Gent, Gent, 1861, p. 313-315.
525
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 526
BESCHERMLEDEN 2013 Edmond COCQUYT (€300,00) Maria VERDONCK (€125,00) Christiane DE SMET (€120,00) Jean WALRAEDT (€100,00) Serge BEKAERT N.V. (€75,00) Dr. Guy VAN DEN ABEELE (€75,00) Willy VAN MOSSEVELDE (€75,00) Dr. Philippe VERJANS (€70,00) John VAN SCHIL (€60,00) Jean BERTRAND (€50,00) Jacques DE BRAEKELEIR (€50,00) Danny DEMOOR (€50,00) Pierre HEBBELYNCK (€50,00) Bernard HEBBELYNCK-BRUNIN (€50,00) Patrick LYBAERT (€50,00) Dr. Roland MARLIER (€50,00) Leon MARTENS (€50,00) Pierre PLUM-DOOF (€50,00) James VAN DER LINDEN (€50,00) Marc VAN HAUWERMEIREN (€50,00) Freddy VAN VLAENDEREN-DUA (€50,00) Didier EECHAUDT (€45,00) Patrick PEPERSTRAETE (€45,00) Walter ABBENBROEK (€40,00) Luc CLAEYS (€40,00) Marc COUCKE-NEGRONI (€40,00) Monique DE BLAUWE (€40,00) Ir. A.J. IMPENS (€40,00) Prof. Dr. Eric LACROIX (€40,00) Marie-Louise MARTENS (€40,00) Peter SORGELOOSE (€40,00) Prof. Dr. Hubert VAN HOORDE (€40,00) Jean Van Laethem (€40,00) Jacqueline DE REUSE (€35,00) Dr. Guido DEMEULENAERE (€35,00) Jacques LATAER (€35,00) Guy KINT-STEEGERS (€30,80) Guy BAERT-DECLERCK Laurent BALCAEN HEYMANS Martine BEYZ François BLEYAERT Henri BOER Raoul BUYSSE Laurent CLAEYS-DE PAEPE Anne COCRIAMONT Hugo COLLUMBIEN Gustaaf COPPENS-HESTERS Louis DAENS Frans DE BLEECKER
Eric DE BUCK Albert DE GRAEVE Erik DE KEUKELEIRE Robert DE KEZEL J.A.L. DE MEYERE Frank DE POURCQ Robert DE RUDDER-STEVENS Jan DE VLEESCHOUWER-DE TURCQ Emilienne DERDIJN Bert DESTOOP Willy DEVOGELAERE-HANQUET Willy DIEGENANT-DHONT Raphaël DOBBELAERE Freddy DURINCK Prof. Em. Dr. Alexander EVRARD Yvan FONTEYN Frank GELAUDE Prof. Dr. André KINT Jean-Paul LEYSEELE Alain MALSCHAERT Jean-Paul MARCHAL Klaus METELMANN Wilfried PIETERS Denise RAMAN BAETE Willy ROUQUART Mark RUMMENS Franciscus SIMONS-VAN HYFTE Marc SMET Jean STEENBRUGGE Bob STEVENS-DUTRY Willy TIJS Roger VAN BOCKSTAELE Eveline VAN DE VELDE-CAPITAINE Georges VAN DER BRUGGE Piet VAN EECKHAUT Antoine VAN GOETHEM-REYNIERS Wilfried VAN MOL André VAN WYNSBERGHE Jackie VANDENBORRE André VERBANCK Lodewijk VERBANCK Lucien VERMAELE Nicole VERSCHOORE Rogier VERSTEELE Luc VERVLIET ( Michel VOORTMAN Felix WALDACK Christian WEYMEIS
526
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 527
STEUNENDE LEDEN 2013 Dr. Erik AERS (€27,50) Paul ANTHONIS (€25,00) Lucien CASTEELS (€25,00) Marc DE MEYER (€25,00) Regina DE RUYCK (€25,00) Joris DE SCHEPPER (€25,00) Philippe DEBERGH (€25,00) Danny DOBBELAERE-CLAUS (€25,00) Karel DOORNAERT (€25,00) Pierre EECKMAN (€25,00) Sonja GYSELINCK (€25,00) Hogeschool Gent - Conservat, bib Cindy Colman (€25,00) Jacques HUYS (€25,00) Kunsthal St-Pietersabdij Dienst Historische Huizen (€25,00) Marc MANESSE (€25,00) MEERT-CALLE Frank & (€25,00) O.C.M.W.-ARCHIEF (€25,00) Christian PUTTEVILS (€25,00) Willem RASSCHAERT (€25,00) Jean-Pierre ROOSE (€25,00) S.C.G.D. (€25,00) SINT-LIEVENSCOLLEGE (€25,00) STED. OPEN. BIBL. afd. tijdschriften (€25,00) Fred VAN BOCKSTAELE-DE BEVERE (€20,00) Laurent VAN BOSSELE (€25,00) Lea VAN DIJK-VANHOOREN (€25,00) Gerard VAN LOO-DE BLEECKER (€25,00) LA CONCORDE vzw (€25,00) Guido VAN RENTERGHEM (€25,00) Beatrice VANCRAEYNEST-MULERT (€20,00) Fernand VERHEGGEN (€25,00) ZEEUWSE BIBLIOTHEEK (€25,00) Luc DEVRIESE-OKERMAN (€22,00) Guy BEYAERT (€20,00) Luc BRACKE (€20,00) Guy BRUYNEEL (€20,00) J.P. CANNOOT-VANDEGEHUCHTE (€20,00) Suzanne CARREZ (€20,00) Georges CASTELEYN (€20,00) Marcel CHRISTIAENS (€20,00) Marc DE BODT-PETIT (€20,00) Raoul DE CLERCQ-RASSCHAERT (€20,00) Paul DE CONINCK-MICHIELS (€20,00) Guy DE MAERTELAERE (€20,00) Dr. Jan DE MAEYER (€20,00) Bernadette de MEYER (€20,00) Eric DE MEYERE-VAN HOUCKE (€20,00) Antoon de SCHRYVER (€20,00)
Marie-Jeanne DE SMET (€20,00) Georges DE VREESE-VERBERGHT (€20,00) Jean-Pierre DEBERGH (€20,00) Lidia DEKEYSER-AGOSTINI (€20,00) Raymond DEMEYER-DE RUYCK (€20,00) Monique DERUDDER (€20,00) Ginette DESMET (€20,00) Paula D’HAEN (€20,00) Jean DHAENE (€20,00) D. D’HONT - DHAESE (€20,00) Rudy DUPREZ-ROGIER (€20,00) Beatrijs EDIERS (€20,00) Alfons GISTELINCK (€20,00) Dr. Thierry GOETGHEBUER (€20,00) Dr. Philippe GOMBAULT (€20,00) Roger HAYDON (€20,00) Achiel HELLINCK-LAMBRECHT (€20,00) Marc HEYERICK (€20,00) Monique LANOOT (€20,00) Jacques LAVRILLÉ (€20,00) Luc LEKENS (€20,00) André LEYS (€20,00) Robert LYBAERT-RAES (€20,00) Aline MAENHAUT (€20,00) Frank ÖDBERG (€20,00) J.-P. PECKSTADT (€20,00) Albert PLASSCHAERT (€20,00) J.-P. ROOMS (€20,00) André ROTTIERS-SOUWERK (€20,00) Gaston SCHARRE (€20,00) Roger SCHEIR-VANDEKERCKHOVE (€20,00) Paula SONNEVILLE (€20,00) Georges THYSBAERT-VAN OOST (€20,00) Marc UYTTENHOVE-VERHAEGEN (€20,00) Pierre UYTTERHAEGEN-CORDY (€20,00) Martin VAN AUTREVE-MARCHAND (€20,00) Prof. Em. Dr. R. VAN CAENEGEM (€20,00) Roland VAN DAMME (€20,00) Paul VAN DE VOORDE (€20,00) Pierre VAN EECKHAUTE (€20,00) Etienne VAN HECKE (€20,00) Prof. Marc VAN HOECKE (€20,00) Diana VAN LIERDE (€20,00) Anne VAN RENTERGEM (€20,00) Daniël VAN RYSSEL-DA COSTA PEDRO (€20,00)
Jean-Paul VAN SEVEREN (€20,00) André VANDENBRUANE (€20,00) André VERBRUGGHEN-BEYAERT (€20,00) Luc VERHAEST (€20,00) Gerard VERSPEETEN-DE VILDER (€20,00)
527
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 528
Ivan VERVENNE - VAN TENTE (€20,00) Marianne DE VUYST (€18,50) Dr. Jacques HUYGHEBAERT-MAERTENS (€18,50)
Marc BAILLEUL (€18,00) Prof. Dr. Herman BALTHAZAR Etienne BRAECKMAN Pierre BRUYNEEL Rose-Marie BRYSSE Piet CASSIMAN-VAN UYTFANCK Livina COLLUMBIEN Guy CORYN-VERCRUYSSE Bernard CRUYT Luc DE BROE Guido DE BRUYKER Lucia DE BRUYKER Roger DE KEYSER Georgette DE MEESTERE Robert DE MOYER Herwig DE MUNNYNCK-DE VUYST Luc DE PAEPE Luc DE SMUL Maurice DE STROOPER-ALLAERT Christelle DE WILDE Willy DEBUNDERIE Erik DEKEYSER-BILLIET Leon DEPROOST Guido DEWULF-DEKENS Robert DIMIAUX-PONNET Michel DOBBELAERE Jules DURAN Prof. Dr. Gontran ERVYNCK Prof. Dr. Ernest EYLENBOSCH Fassin - VAN HECKE Philippe FLACHET Gerard GABRIELS Philippe GENBRUGGE Jacques GERMANUS Luc GLIBERT Fernand GOETHALS Franklin GOETHALS Lieve HEMELAER Dr. Roland HEUGHEBAERT-SCHOTTE Guy HIMSCHOOT Nadia HUBLÉ-VANKENHOVE Roger LACQUET-BOSTEELS Marcel LEEMAN Gilbert LELUBRE Leon LEMAITRE Christian LENTZ Leon LIPPENS Gilbert LODRIGO Claudine MATHYS - LOYS Roland
Paul MAUQUOY Christiane MEGANCK Maurice MICHIELS-GOMBEER Dr. Johan MOERMAN Dhr Luc MOORTGAT-SPANOGHE J. MORTIER - DE CLERCQ Josine OOSTERLINCK René PARASIE Julia PAUWELS Serge PAUWELS Lidwina PEIRTSEGAELE-UYTENHOVE Erwin PENNING-VAN DEN BERGHE Francine PIEREN Edmond PISCADOR Erik PLATTEEUW Jacqueline PODEVYN Jean-Pierre QUINTYN André RAMAN Roger RAMON Christian ROELS Marc RYCKAERT Dr. Daniël SABBE Erwin SCHOORS Albert SELS Dr. Jan SMEKENS-BATENS Alain SMETRYNS-WILLEMSEN Robert SOENS Pieter SPANOGHE Norbert SPILTHOORN Alfred TEMMERMAN Serge TOLLENAERE Daniël UYTTENDAELE Andréa VAN CANEGHEM Roland VAN DAMME - DUMOLYN Jacques VAN DE CALSEYDE Jos VAN DEN BORRE Christine VAN GEEM Eddie VAN HAVERBEKE-DE KEYSER Herman VAN HOVE John VAN HULLE-WILLEMS Carine VAN POTTELSBERGE DE LA POTTERIE
Daniël VAN POUCKE Marc VAN SPEYBROECK Godelieve VANDE CASTEELE VANDE VEEGAETE-DE JAEGER Erik VANDENBROELE-VERHELST S. VANDERHEYDE-GOOSSENS Jean-Louis VANDEVOORDE Aimé VERCAUTER-VAN LIERDE Louise VERDICKT Gilbert VERHEGGEN-VAN DE WALLE Anne VERSCHOORE
528
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 529
Et.VERSCHRAEGEN - M.L. DE GROOTE Albert VISPOEL Pierre VLIEGHE Frank WEEWAUTERS Diane WELVAERT Lieven WERBROUCK Julien WIEME - De Vos Marc WULTEPUTTE Didier ZELS
GEWONE LEDEN DIE MEER BETAALDEN DAN HET NORMALE LIDGELD – 2013 Albert BRAEKMAN-ROEGIERS (€15,00) Martha BUQUOY (€15,00) Werner CALLEBOUT (€15,00) Aimé CARRETTE (€15,00) Joseph. CLAUWAERT (€15,00) Willy DAMMAN-DE JONGHE (€15,00) François de CLIPPELE (€15,00) Georgette DE MASURE (€15,00) E.H. Dirk DEBACKER-DE MEYER (€15,00) Pierre DECALUWÉ (€15,00) Juliana D’HONDT (€15,00) Gerald GHYSELS (€15,00) Eric JAEGERS (€15,00) Luc & Ingrid LAGET-ROOSEN (€15,00) Jackie LAGROU (€15,00) Frederic LENSSENS (€15,00) Raoul MAERTENS (€15,00)
Gabriël VANDERMEEREN-HAECK (€15,00) Ir. Gustave VEECKMAN (€15,00) Francine VERLOOVE (€15,00) VERSCHUEREN – RAES (€15,00) Agnes RAMAN (€14,00) David MAES-DOBBELAERE (€13,00) Johan MULLERT (€13,00) Erik ROGIER-JOLIET (€13,00)
Jean-Marie + Rosa MARCHAND-BAELE (€15,00)
Dr. Michel SABBE (€15,00) Jan SORGELOOSE-MASSANET (€15,00) GEERTS TYEL (€15,00) Roger VAN DAMME (€15,00) Fiet VAN DE SIJPE (€15,00) Elly VAN DURME (€15,00) Pierre VANDER HAEGHEN (€15,00)
529
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 530
RIDDER ANDRIES DE BAVIERE, LUITENANT - CIVIL 1504-1555
De opkomst van een nieuw Gents patriciërsgeslacht?
Inleiding In de catalogus bij de grote tentoonstelling rond Keizer Karel (Sint Pietersabdij, november 1999/ januari 2000) schrijft Johan Dambruyne over de Concessio Carolina onder meer: Tevens verloor Gent zijn gezag over zijn kwartier, zowel inzake evocatie door de hoofdstad van processen gevoerd voor rechtbanken in het kwartier, als inzake beslissingen over beden1. En hij vindt hiervoor tekenend de oprichting van een speciale rechtbank, de zogenoemde luitenant-civil van indaginghe van Gent door Karel V…2 Door deze Carolijnse Concessie van 30 april 1540 schafte Keizer Karel, zoals aangehaald, de rechtsmacht van Gent over het Gentse kwartier af. Dit gebied omvatte voordien de huidige provincie Oost-Vlaanderen (plus een deel van Zeeuws-Vlaanderen) en ook een deel van het huidige West-Vlaanderen, nl. de kasselrij van Kortrijk3. Door deze rechtsmacht af te schaffen dienden de inwoners van Gent hun eisen bij het niet naleven van verbintenissen te verhalen bij de plaatselijke bevoegde rechtbanken en niet meer bij de schepenen van de Keure van Gent, zoals voordien. Dit was duidelijk als een strafmaatregel bedoeld om de invloed van de stad te beknotten, want die rechtsmacht speelde voorheen in het voordeel van Gentse schuldeisers4. Bij dezelfde verordening (art. 59) had Keizer Karel ook de buitenpoorterij afgeschaft, een oude eis van de centralistische hertogen van Bourgondië. Buitenpoorters waren personen die buiten de stad Gent woonden, maar toch het statuut van Gentse poorter bezaten en bijgevolg onder de Gentse jurisdictie en dus niet onder de plaatselijke rechtsmacht vielen5.
Een nieuwe functie Minder dan een jaar na de Carolijnse Concessie werd door de ordonnantie van de keizer van 14 februari 1541 (n.s.) een nieuwe vorstelijke instelling opgericht, de ‘luitenant-civil van indaginghe’. Deze vorstelijke ambtenaar had 530
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 531
rechterlijke bevoegdheid en was plaatsvervanger (luitenant) van de hoofdbaljuw van Gent in ‘burgerlijke’ (civiele) zaken. De inwoners van Gent konden hun schuldenaars van buiten Gent dagvaarden (indaginghe betekent dagvaarding) voor deze rechtbank, die zetelde in het Gravensteen (waar ook de Raad van Vlaanderen zetelde). De bevoegdheid van de luitenant-civil werd in de loop van de volgende decennia uitgebreid over hoe langer hoe meer dorpen tot binnen een zesmijlszone (ca. 35 km) rond Gent. Dit kwam bij benadering overeen met de grootte van het vroegere Gentse kwartier. Ook werd enkele jaren later 6 een rechtbank van indaginghe met een eigen luitenant-civil als voorzitter opgericht te Dendermonde. Dit laatste gaf aanleiding tot heel wat bevoegdheidsconflicten. Voor de vonnissen van deze rechtbanken was geen beroep in strikte zin met opschorting van vonnis mogelijk, wel een soort beroep zonder opschorting, de reformatie7. De ordonnantie van 1541 was een compromis, geen terugkeer naar de toestand van vroeger, maar wel een tegemoetkoming aan de zakendrijvende Gentenaars. Het werd uiteindelijk als een voorrecht en een beveiliging gezien8. De functie van luitenant-civil stond in hoog aanzien9 en was voorbehouden aan ervaren rechtsgeleerden en geboren Vlamingen. Er werden, volgens de gewoonteregels, althans toch vanaf een latere periode, hoge koopsommen voor geboden10.
Mer Andries de Baviere, luitenant-civil J. Buntinx schrijft dat we zelfs de naam niet kennen van de eerste luitenantcivil. In 1557 heette de luitenant-civil Jan de Blasere, behorend tot een oude adellijke Vlaamse familie. Deze stelde toen wijzigingen voor in de ordonnantie betreffende zijn ambt11. Volgens Lenders was Jan de Blasere de opvolger van de eerste titularis, die ‘meester Adriaen de Pamele’ heette12. Lenders geeft echter voor deze laatste naam geen directe verwijzing, wel voor latere namen. Maar… in archiefdocumenten i.v.m. het huis De Pijl in de Hoogpoort13 vonden we de naam Andries de Baviere met de vermelding lieuten(ant) civil. Hij draagt de titel van ridder met voorafgaand aan zijn naam de aanspreekvorm Mer. Mer14 (of Mher) was de afkorting van ‘Mijn heer’ en bleef voorbehouden aan personen met de riddertitel. We vinden zijn naam voor het eerst in het ‘Landboek Vrij huis Vrij erve’. Deze bundel geeft een overzicht in samenvatting van de acten die betrekking hebben op de huizen met het statuut van Vrij huis Vrij erve. We vinden er een verwijzing naar een acte van 15 november 1552 over een ‘erfenis’: (…) es eerfachtich van eenen huse met zijnen toebehoorten vrij eyghen goet wesende staende ten voorhoofde up dhoochpoort van oudts gen(aemd) den pijl(…)15. De ‘erfachtigheid’ vinden we niet terug in de
531
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 532
bronacte van dezelfde datum16. “Mer Andries de Baviere Ruddere” verkoopt erin een lijfrente aan Lowys de Barcsellers(17) en zijn echtgenote jonck(vrouwe) Anna vander Beke met als pand het huis De Pijl. Dat wijst op een aankoop van het huis De Pijl door Andries de Baviere. En, zeer verrassend, wat vroeger gaat het over een andere “lieuten(ant) civil”, Lodewijck ‘Snazur’ (?)18, die in 1547 twee huizen verder woont in De Munte19. Volgens een acte van 1554 is het Brouwershuis in de Breidelsteeg eigendom geweest van de luitenant-civil Andries de Baviere20, een gegeven dat ook door Frans De Potter in een andere context en met andere toevoegingen wordt vermeld21. Hij heeft het over Andries de Baviere, vrijlaat te Snellegem, die het lastens Keizer Karel in 1539 geconfisqueerde en openbaar geveilde Brouwershuis in 1542 koopt voor 310 pond groten. Er is een achterlochtinc, poorte ende achterhuus, daer eenighe arme nu onlancx inne ghewoont …hebben. De naam De Baviere is zeker geen zeldzame familienaam, integendeel. Volgens de Registers op De Potters werk ‘Gent van den oudsten tijd tot heden’, was er zelfs een Andries de Baviere met dezelfde voor- en familienaam deken van de tapijt- en legwerkers. De Potters gegevens en de acte over het Brouwershuis kunnen echter enkel op een en dezelfde persoon slaan. Deze zou dan, als ‘vrijlaat te Snellegem’, afkomstig geweest zijn uit het Brugse Vrije. Snellegem is heden een deelgemeente van Jabbeke. De benaming vrijlaat sloeg specifiek op het statuut of de vrijheid van de plattelandsbewoners als poorters van het Brugse Vrije onder het Ancien Regime en onderscheidde zich van het statuut van poorter van de stad Brugge22. Aansluitend hierbij is ook het volgende gegeven dat mogelijk over dezelfde persoon gaat: naam en periode stemmen in elk geval overeen. Het Rijksarchief te Brugge bewaart een Franstalige briefkatern met erin een overzicht van de stukken overgemaakt door de pensionaris van Kortrijk Cornille Roose aan ‘meester’ Andrieu de Baviere, als pensionaris van het Brugse Vrije: A Monsr maistre Andrieu de baviere pensionaire du francq resident a Bruges. De katern is gedateerd 15 februari 1535 (n.s.)23. Het lijkt waarschijnlijk dat dezelfde persoon later de functie van luitenant-civil te Gent vervulde. De vraag kan gesteld worden of dezelfde Andries de Baviere verantwoordelijk was voor de bouw van het kasteel Hof ter Kruisen te Kaprijke ca. 155024? In de namenlijst met de luitenants-civil uit de Inventaris van het Archief van de Raad van Vlaanderen vinden we de namen van Lodewijk ‘Snazur’(?) en Andries de Baviere echter niet terug25.
532
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 533
Wat weten verder over Andries de Baviere? Deze Andries de Baviere was zeker een man van aanzien. Daarvan getuigde zijn epitaaf (grafschrift) in de Sint-Jacobskerk of toch een weergave ervan, want de oorspronkelijke versie zou ten prooi gevallen zijn aan de vernielzucht van de beeldenstormers in 1566. Marcus van Vaernewijck, in die tijd ook kerkmeester van Sint-Jacobs, uitte hierover zijn grote spijt. De Potter citeert hem: Een epitaphie van den auden Bavier, die luytenant was, jnden coor neffens die priesterlicke stoelen, was al gheweert; men zach maer den blooten muer, ende was van costelicke materialen, als albaster ende dier ghelijcke26. Opmerkelijk is het bijvoeglijk naamwoord ‘den auden’ bij de eigennaam Bavier. En verder heeft Marcus van Vaernewijck het niet over een graftombe maar over een ‘epitaphie’ of grafschrift. We weten niet of zijn grafschrift na de vernieling opnieuw opgericht werd. In de Latijnse tekst vinden we enkele belangrijke feitelijke gegevens: hij was de zoon van Isidorus, ‘eques auratus’ of gulden ridder (d.w.z. geridderd omwille van zijn verdiensten met het recht op het dragen van vergulde sporen27). Door de keizer was hij aangesteld als prefect die recht sprak in deze stad (in hac urbe) over de bewoners van de voorsteden (litibus suburbano-
533
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 534
Jesu Christo salutis et ressurrectionis auctori sacrum Andreae De Baviere, Isidori filio, equiti aurato, litibus suburbanorum judicandis ab imp. Car.V, in hac urbe praefecto, ac demum ejusdem principis in amplissimo Flandriae senatu a consiliis, justitiae aequitatisque cultori eximio, et Jacobae Ommejaeghere, Jacobi filiae, veterem religionem servare, liberos alere, rem tueri domesticam peritissimae, parentibus optimis pietissimisque, qui sin lite 18 annos concordes una vixere Jacobus, Petronella et Francisca, filii tres, de XII superstites, testamento jussi poss. moritur ille cal. martii MDLIV, aetatis L., Haec vero XVI cal. maii MDL, annos agens XXXIII. H.M.H?P. (Hoc monumentum haeredes posuerunt)
534
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 535
rum). Uiteindelijk werd hij raadsman in de Raad van Vlaanderen. Zijn echtgenote Jacoba Ommejaeghere, dochter van Jacob, was een zeer vrome belijdster van de ‘oude’(!), d.w.z. katholieke, godsdienst. De echtelieden leefden in harmonie samen gedurende 18 jaren. De epitaaf was opgericht door de drie (van twaalf!) overlevende kinderen, nl. Jacob, Petronella en Francisca. Andries werd 50 jaar oud en stierf op 1 maart 1554 (n.s.). Zijn vrouw was reeds overleden op 16 april 1550: ze was toen slechts 33(!) jaar oud. Dan zou het huwelijk tot stand gekomen zijn toen de vrouw 15 jaar was28!? Tot daar het grafschrift29. Veronique Despodt geeft een aantal detailvarianten van de tekst van de grafschrift30, maar deze veranderen de betekenis niet en ik volg het bovenstaande. Van de luitenant-civil Andries de Baviere weten we ook dat hij lid was van de prestigieuze kolveniersgilde van Sint-Antonius. Dit blijkt uit de gildeboeken, met deze inschrijvingsnotitie: Meester Andries de Bauier, lieutenant civil, x sch. gr.31. Opmerkelijk is hier de titel ‘meester’, opnieuw een aanduiding voor een rechtsgeleerde.
De nakomelingen van Andries de Baviere De drie kinderen van Andries de Baviere erven het huis De Pijl. Jacob verkoopt, mede in naam van zijn zusters, het ganse huis (er is een voor- en een achterhuis) aan Mattheus Brant filius Michiels, zoon van Michiel, in ruil voor o.m. een lijfrente voor hemzelf en zijn vrouw Margriete de Sallaert, filia mer Jan of dochter van ridder Jan32. Zijn vrouw was blijkbaar van adel. Zoon Jacob wordt ‘meester’ genoemd en was dus waarschijnlijk ook een rechtsgeleerde. Indien de schepen van Gedele voor de jaren 1599 tot 1602, die ‘Joncheer’ Jacques de Baviere werd betiteld, dezelfde zoon Jacob was, moet hij een gezegende leeftijd bereikt hebben33. J. Buntinx vermeldt voor het begin van de 17de eeuw ook een Jacques de Baviere, die griffier van de Raad van Vlaanderen was, ook heer van Boechout en verder nog baljuw van Assenede34. En Lucas d’Heere eert (o.m.) de ‘advocaat Jacob Bavier’ met een opdracht in zijn poëzieverzamelbundel De Hof en Boomgaerd der Poësien uit 1565. Dit werk werd te Gent uitgegeven door Manilius35. Mogelijk was Jor (Jonkheer) Andries de Baviere, ‘heer van Noortvelde’ en schepen in het midden van de 17de eeuw36, een verwant. Zijn zoon Jonker Christoffels was kapitein van de burgerwacht. In het Repertorium van de Vlaamse adel (ca. 1350-ca.1500)(Academia Press, Gent 2011) van F. Buylaert is echter geen sprake van een adellijke familie de Baviere. Mogelijk hebben we hier volgens ons te maken met de opkomst van
535
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 536
een nieuw adellijk geslacht, dienstadel geschapen door de keizerlijke gunst, na diens machtsbeknotting van Gent als gevolg van de Gentse opstand. Tegenstrijdig aan het voorgaande is dat volgens Janssens37 het ridderschap, titel die Andries de Baviere voerde, tot het midden van de zeventiende eeuw voorbehouden was aan adellijke personen. Maar gold dit ook voor ‘gulden ridders’? Die titel zou niet erfelijk geweest zijn38.
Besluit Adriaen de Pamele was de eerste luitenant-civil (P. Lenders, zie hoger), Jan de Blasere de tweede (P. Lenders en J. Buntinx). Jan de Blasere stelde in 1557 hervormingen betreffende zijn ambt voor (P. Lenders en J. Buntinx). Deze datum schept een probleem.Want waar moeten we Andries de Baviere dan plaatsen, om niet te spreken van de mysterieuze Lodewijck Snazur(?) uit 1547? In 1535 vinden we ‘meester’ Andrieu de Baviere als pensionaris van het Brugse Vrije. In 1542 kocht Andries de Baviere het Brouwershuis. F. De Potter geeft enkel de omschrijving vrijlaat te Snellegem, waarmee een mogelijk verband met de pensionaris van het Brugse Vrije gelegd is. Was dit in afwachting van een benoeming in een vorstelijke functie? Bij de kolveniersgilde van Sint-Antonius draagt hij nog slechts de titel‘meester’. Het is spijtig dat we hierbij geen datum vonden. In 1552 werd hij dan betiteld als luitenantcivil én als ‘ridder’. De riddertitel was toen al toegekend: als beloning voor een verdienstelijke carrière? Andries de Baviere overleed in 1554 en was dan geen luitenant–civil meer, maar Raadsheer in de Raad van Vlaanderen. Het blijft onduidelijk waar Andries de Baviere moet geplaatst worden. Het ziet er naar uit dat er een vrij vlugge opeenvolging van luitenants-civil gebeurd is39 en dat elke functionaris telkens vrij kort in functie was. Van Andries de Baviere weten we de exacte periode niet, maar het vermoeden is dat hij wat langer in functie was, gezien meerdere verwijzingen naar hem. Ook over de opkomst van een nieuw adellijk geslacht de Baviere is er geen duidelijkheid. De riddertitel was immers mogelijk niet erfelijk. Maar uitgesloten is het ook niet dat de hier beschreven Andries de Baviere aan het begin staat van een nieuw ambtsadellijk geslacht. In recentere adelslijsten vinden we echter geen melding van een adellijke familie de Baviere. Blijkbaar lag haar hoogtepunt in dat geval in de 17de eeuw. Gent/Kalken 30 september 2013 Peter Van Keymeulen 536
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 537
Noten 1
2 3
4 5 6
7
8 9 10 11 12 13
14 15 16 17 18
19 20 21
22
23
24 25
Dambruyne, J., Stedelijke identiteit en politieke cultuur te Gent, in: Catalogus tentoonstelling Carolus, Keizer Karel V 1500-1558, coĂśrdinatie Hugo Soly & Johan Van De Wiele, Gemeentekrediet/ Snoeck Gent 1999, p. 119/1ste kol. Idem, nota 36 p. 121/2de kol. Decavele, J. (red.), Gent, apologie van een rebelse stad, Mercatorfonds Antwerpen 1989, p. 112; Decavele, J. (red.), Keizer tussen Stropdragers, Karel V 1500-1558, Davidsfonds Leuven 1990, p. 126. Decavele, J., 1990, pp. 64, 176 & 188. Decavele, J., 1989, ook p. 112. 4 mei 1544, Lenders, P., De Luitenant-civil van de Indaginghe te Gent en te Dendermonde. Vorstelijke rechtbanken voor verbintenissen in Vlaanderen (16e-18e Eeuw ). In: Handelingen van de Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent, nr. XLV 1991, p. 171. Buntinx, J., De luitenant-civil van de indaginghe van Gent. In: Liber Amicorum Achilles De Vos, Evergem 1989, p. 64; Lenders, P., 1991, p. 165; Schrans, G., Van wit naar blauw, Gent tussen 1780 en 1842, Snoeck/Liberaal Archief Gent 2010, pp. 200-201. Lenders, P., 1991, p. 175. Lenders, P., 1991, p. 161. De argumentatie van Lenders wordt echter betwist. Lenders, P., 1991, p. 163. Buntinx, J.,1989, p. 65. Lenders, P., 1991, p. 161. Bekend in de 15e eeuw als het Hof van Camericke. De eigenaar was toen immers de bisschop van Kamerrijk (Cambrai), die het huis naliet aan zijn drie natuurlijke kinderen. Met dank aan Daniel Lievois voor de oorspronkelijke transcriptie. SAG reeks 153/1 Deel 1, folio 14r (Landboek, 15/11/1552). SAG reeks 303/2 folio 188v (Vrij huys Vrij erve) van dezelfde datum. In het Landboek: LoĂżs Bartheleers. Met dank aan Erik Verroken voor de transcriptie van deze familienaam, die een mogelijke vervorming van bv. Mazure zou kunnen zijn. SAG reeks 303/2 folio 2v (Vrij huys Vrij erve, 28/5/1547). SAG reeks 303/3 folio 16v (Vrij huys Vrij erve, 30/6/1554). De Potter, F., Gent van den oudsten tijd tot heden, 8 delen, Flandria Nostra, Zedelgem 1990 (heruitgave, oorspronkelijke versie van 1883 tot 1901), Deel VIII, p. 52. De Potter geeft echter geen enkele bron voor die vermelding van het vrijlaatschap. https://nl.wikipedia.org/wiki/Vrijlaat; ook bij dbnl. in een boek van Jacobus Craandijk; http:/www.dbnl.org/tekst/craa001wand07_01/craa001wand07_01_009.php? q=vrijlaat. Rijksarchief Brugge TBO reeks168 nr. 871; Inventaris van de verzameling Cumulus Ecclesiasticus nr. 871; http://search.arch.be/fr/rechercher-des-archives/resulats/inventaris/index/beginjaar/15.... Dit laatste medegedeeld door Erik Verroken. htpp://www.rlm.be/meetjesland/databank/result_soort.asp?zoek_streek=kasteel. Buntinx, J., Inventaris van het archief van de Raad van Vlaanderen, 8 delen, delen 1 & 8, Brussel 1964 & 1978, Deel VIII, 1978, p. 355.
537
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 538
26
27
28
29
30
31
32 33
34 35 36 37
38 39
Citaat in: De Potter, F., Deel VII, pp.13/14, uit Vaernewijck’s ‘Van die beroerlijken tijden in die Nederlanden en voornamelijk in Ghendt 1566-1568’; de tekst ook op://www.dbnl.org/tekst/vaer003vand01_01/vaer003vand01_01_0028.php?q=jacob Huet, L. en Grieten, J., Nicolaas Rockox 1560-1640, Burgemeester van de Gouden eeuw, Meulenhoff/Manteau Antwerpen 2010, p. 168. Ook als we aannemen dat de Paasstijl op die datum nog geldig is volgens de Juliaanse kalender, en we zetten 1550 om in 1551, dan verandert die huwelijksleeftijd daarmee niet. Zie nl. wikipedia.org/Paas- en Pinksterdatum, zoeken in Easter & Passover Calculator. Kervyn de Volkaersbeke, Ph., Les églises de Gand, Tome II, Eglises paroissiales et oratoires, Hebbelynck, Gent 1858, p. 12. Met dank aan Chris De Landtsheer voor de vertaling. Despodt, V., Gentse grafmonumenten en grafschriften tot en met het einde van de Calvinistische Republiek (1584), niet gepubliceerd proefschrift, Academiejaar 2000-2001 UGent Fac. Letteren & Wijsbegeerte, Vakgroep middeleeuwse geschiedenis. Repertorium op: http://www.ethesis.net/gent_grafmonumenten/repertorium.pdf; Repertorium 1.4/027. Zonder datum; http://www.dbnl.org/tekst/_jae001jaer02_01/_jae001jaer02_01_003.php?q=andries. SAG reeks 153/1 Deel 1 f° 14 (Landboek, 29 oktober 1561). Memorieboek der stad Gent 1501-1793, Maatschappij der Vlaemsche bibliophielen, 2e serie, nr. 15, Gent 1854, Deel III, pp.129 tot 132. Buntinx, J., Deel VIII, 1978, p. 39. http://www.dbnl.org/tekst/_jaa005198001_01/_jaa005198001_01_0009.php?q=jacob. Memorieboek, Deel 3, 1854, pp.129 tot 132 Janssens, P., De evolutie van de Belgische adel sinds de late middeleeuwen, Gemeentekrediet Historische Uitgaven nr. 93, Brussel 1998, p. 128. Huet, L en Grieten, J., p. 168 Als opstap naar de hoger gewaardeerde functie van Raadsheer in de Raad van Vlaanderen, zoals bij Andries de Baviere zelf?
538
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 539
GENT BUITEN GENT
Af en toe verschijnt er iets in de media over streken buiten of zelfs ver buiten onze stad, waarin de plaatsnaam Gent, al of niet onder de vorm van Gand of Ghent, opvalt. De berichtjes suggereren niet zelden dat het om iets unieks gaat. Onterecht: er zijn heel wat plaatsen en plaatsjes die de naam Gent dragen. In deze kleine bijdrage zetten we ze op een rijtje.
Ghent in the USA De meeste lezers van Ghendtsche Tydinghen weten dat er ook in de Verenigde Staten een Ghent bestaat. Weinigen beseffen dat er drie, misschien zelfs vier plaatsjes in dat grote land te vinden zijn, die hun naam ontlenen aan onze stad: een in Minnesota - het best gekende omdat Vlaamse inwijkelingen daar enkele tradities uit hun oude vaderland probeerden in stand te houden; een in de staat New York, de grootste, en nog een veel kleiner plaatsje in Kentucky. Geert Mak laste een boeiende episode in over Ghent in Minnesota in zijn recent verschenen succesboek ‘Reizen zonder John’. Hij plaatst de teloorgang van de lokale Vlaamse traditie in het kader van het onherroepelijk verdwijnen van de oude boerenmaatschappij, iets wat hij eerder al op aangrijpende wijze beschreef in Friesland. Nu woont er nog één Vlaamse familie. Er is nog een echte, maar kwijnende bolderscafé. De uitbaters weten van toeten noch blazen.
Sas van Gent - Maagd van Gent in Zeeuws Vlaanderen, Nederland. Veel bekender is natuurlijk Sas van Gent, even voorbij onze noordergrens. Daar bouwden de Gentenaars in de jaren 1500, niet zonder technische moeilijkheden, een voor die tijd grootse zeesluis op eigen (nieuw verworven) bodem. Je vindt ze uitgebreid beschreven en geïllustreerd in het grote werk ‘Gent op de wateren en naar de zee’ (J. Decavele, Gent, 1976). Niet zo ver daarvandaan ligt een gehucht dat de trotse naam Maagd van Gent draagt. Het is half Belgisch (gemeente Sint-Laureins) - half Nederlands (gemeente Sluis). Het bestaat uit niet veel meer dan een weg lopend op de grens. Het grootste gedeelte van de bebouwing, meestal dijkhuisjes, hoort bij België. Wat ten noordoosten van de weg ligt is Nederlands. De dijk, de Vrije Dijk, werd in 1664 aangelegd. De Maagd van Gent dankt haar (zijn?) naam aan een herberg die daar stond en dat etablissement zelf zou die ontleend heb539
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 540
ben aan een bewapend koopvaardijschip. Droeg dat schip op de boeg een maagdenbeeld gelijkend op dat van onze (nieuwe) barge?
Ville de Gand, Bousignies-sur-Roc, Dép. Nord, Frankrijk Vrijwel onbekend is het piepkleine gehuchtje Ville de Gand - niet veel meer dan twee hofsteden aan een poel. Franse stafkaarten duiden het aan in de wijk Comagne van de gemeente Bousignies, dicht bij de Belgisch-Franse grens, op een paar kilometer van de beter bekende Gallo-Romeinse brug van Montignies-Saint-Christophe (België). Volgens inlichtingen destijds verstrekt door een medewerker van de Société archéologique et historique de l‘arrondissement d’Avesnes is de naam afkomstig van een landelijk cafeetje, een ‘cabaret’, dat met de naam Ville de Gand pronkte. Dat die naam daar terecht kwam moet ons niet zo erg verwonderen. Het gebied behoorde destijds tot de Zuidelijke Nederlanden als onderdeel van Henegouwen. Grootgrondbezitters en machtige heren waren er de leden van
de familie de Croy. Twee nederzettingen werden klaarblijkelijk ooit door Vlamingen bewoond. Men vindt een ‘Flamengrie’ bij Bavay en een andere bij Avesnes. Het gehuchtje Ville de Gand stelt nauwelijks iets voor, maar het is rustig en
540
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 541
541
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 542
schilderachtig. De streek is heel mooi. De gemeente verwierf in de jaren 1800 een zekere faam omwille van de marmerwinning: vandaar Bousignies-surRoc.
Gand - Ganda, Alto Adige, Süd Tyrol, Italië Een toevallige ontdekking in Italiaans Tyrol (Duitssprekend gebied, een tiental km. van de Zwitserse grens): het plaatsje Ganda (in het Italiaans) of Gand (in het Duits), een vakantie- en skioord in het Martelltal (Val Martello - Val Venosta). Het hierbij gevoegde kaartje toont de ligging van Gand - Ganda in dit dal. Taalkundig is dit een interessant geval. In tegenstelling tot alle hierboven beschreven plaatsnamen, kan het niet anders dan dat de benaming volkomen onafhankelijk van die van ‘ons’ Gent ontstond. Een inwoner wist te vertellen dat de naam ‘monding’ betekent en dat hij verwijst naar twee riviertjes die daar inderdaad samenlopen. Geen betrouwbaarder gids in dergelijke zaken dan Maurits Gysseling, die de betekenis van de plaatsnaam Gent als ‘samenvloeiing, monding’ uitvoerig illustreert. In diens ‘Gent’s vroegste geschiedenis in de spiegel van zijn plaatsnamen’ (Antwerpen, 1954) vinden we een hele reeks vroege vermeldingen die aangeven dat de oudste vorm Gand is. De reeks vangt aan in 694 (bewaard gebleven in kopie uit 941) en de vroege jaren 700 en strekt tot aan het einde van het eerste millennium (980). In het Nederlands is dit al vroeg geëvolueerd tot Gend (in 880 zo geschreven). Gandavum en Gandensis (van Gand) zijn latiniseringen, vondsten van Latijn schrijvende monikken. Ganda is een Oudnederlandse datief enkelvoud van Gand: ‘in Gand’ dus. De abdijnaam Ganda (later Sint-Baafs) betekent derhalve eveneens ‘in Gent’. Het Frans heeft dus de oude vorm beter bewaard dan het Nederlands. Dat is een veel voorkomend fenomeen bij plaatsnamen. De woorden ‘slijten’ door het gebruik bij de lokale bevolking. Een sprekend voorbeeld daarvan is Brussel. Het Franse Bruxelles bewaart beter de Oudnederlandse vorm Broekzele van de plaatselijke Broekzelenaars. Bernard en Françoise Cruyt, Luc Devriese Met dank aan Adrien Brysse die de kaartjes bewerkte
542
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 543
MIE ’T KWIKKELGAT EN FARIELDE DE STOEL
Ten allen tijde is het de gewoonte geweest bijnamen te geven aan mensen. Die werden afgeleid van een lichaamskenmerk, een lichaamsgebrek, een beroep, enz. Sommige van die bijnamen zijn geëvolueerd tot familienamen: vb. De Corte, De Lange… Veel mensen waren zelfs niet gekend met hun familienaam, wel met hun bijnaam. De echte naam werd quasi vergeten. Bijnamen geven was zeer verspreid in de 19de eeuw, en zelfs nog in het begin van de 20ste eeuw. Na W.O. I nam dat gebruik stilaan af, om praktisch te verdwijnen na W.O. II, alhoewel… Ziehier een anekdote die zich afspeelt in de Sint-Lievenspoortstraat in de parochie Sint-Anna. Vooreerst moet ge weten dat die parochie voor de SintLievenspoortstratenaars niet minder dan drie pastoors telde: menier den opperpaster (de eigenlijke pastoor), de paster van de Visscherije en de paster van ’t straatje (de Ommegangstraat). Deze laatste, E.H. Verwilghen, had in het politiecommissariaat de lijst van de zestig-plussers opgevraagd om die mensen uit te nodigen voor de jaarlijkse paasretraite (met sermoen in ’t Gents!) en de paascommunie. Op die lijst stond nu een bepaalde Marie X (haar naam ben ik vergeten) die de paster maar niet kon lokaliseren. Mijn moeder, die verantwoordelijk was voor parochiale zaken in de straat, werd door hem aangesproken om, eventueel met wat hulp, op onderzoek te trekken. Moeder stuurde me bij Iefer Jeanette in een kruidenierswinkel, die door het plaatselijk vrouwvolk gefrequenteerd werd. Niemand van de aanwezige leek eerst een Marie X te kennen, tot op het moment dat iemand zei ‘Wacht ne kier, zoe da Mie ’t Kwikkelgat nie zijn?’ De aanwezigen meenden dat het kon. ‘Moseelke (ik!), zeg aan de paster van ‘t straatje dat hij naar ’t puurtje (citeetje, beluikske) Dauwe moet goan en doar noar Mie ’t Kwikkelgat vroagen – ’t zal wel juust zijn’. En waarlijk, het was juist! Hoe Mie aan haar bijnaam kwam, laten we aan de verbeelding van de lezers over, maar voor wat nu ons tweede personage, Farielde de Stoel aangaat, is dat niet zo evident. In het begin van de vorige eeuw woonde Farieldeke (Pharailde, Veerle) in een van de vele cités van de Dendermondsesteenweg. Haar man, Pier, verdiende zijn brood in de grote textielfabriek van Baertsoen in die buurt. In dezelfde cité woonde een invalide die beide benen verloren had. Hij was “bedelaar” van beroep en dat oefende hij uit op een vaste zitplaats in de Brabantdam, daar waar vroeger een muur stond boven de overwelfde Reep bij het François 543
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 544
Laurentplein. Gezien de man niet zelf daarheen kon stappen, moest hij iedere dag naar zijn standplaats gebracht worden. Farielde, die veel kinderen had en een bijverdienste niet versmaadde, zorgde daarvoor, tegen vergoeding natuurlijk. Elke morgen zwierde zij de man met stoel en al op een gehuurde stootkar en ze duwde hem naar de Brabantdam, waar ze hem netjes op zijn gewone plek installeerde. Tegen de avond haalde ze haar bedelaar terug op om hem naar huis te voeren. Farielde moet heel sterk geweest zijn om zo maar in één beweging man en stoel op de kar te zetten. Ze was lang en mager en daar waar de dames aan hun voorkant soms goed ‘besteld’ zijn, had zij een ‘put’. De mensen zeiden dat die veroorzaakt was door het steken op de treeme (dissel) van heur kerre. Zo kwam ze aan haar bijnaam, die ze heel haar lange leven behield. Farielde leefde inderdaad lang, want ze kon haar gouden huwelijkjubilee met Pier vieren, iets wat in die dagen eerder uitzonderlijk was. Tot slot nog dit: de beenloze bedelaar is rijk gestorven! Marie -Jeanne De Smet
Naschrift In welk beluik Farielde aan de Dendermondsesteenweg woonde en hoe het daar gesteld was, weten we niet. Het ‘poortje Dauwe’ aan de Sint-Lievenspoortstraat, thuishaven van Mie ’t Kwikkelgat, bestond in 1892 uit 14 huisjes (toenmalige nrs. 97 - 113). De toegang tot de 8 m. brede koer was een lange overbouwde gang van amper één meter breed. De huisjes bestonden uit één gelijkvloers plaatsje van 14 vierkante meter en een kamertje op de verdieping. De koer was aanzienlijk opgehoogd, zodat de vloer van sommige huisjes tot 40 cm. lager lag. Er was maar één toilet, maar het had wel een dubbele zitting (Uit de Verzameling Roger Moreau Gentse Beluiken (DSMG, Begijnhof, Sint-Amandsberg).
544
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 545
FRANÇOISE JEANNE DE MEDTS-RIDDERBOSCH (1754-1837), EEN MERKWAARDIGE KUNSTENARES
Françoise Ridderbosch komt nauwelijks in de diverse kunstenaarslexica aan bod. Deze studie poogt haar nader te identificeren en meer licht te werpen op haar oeuvre.
1. Familiale situering De Nederlandse dragers van de naam Ridderbosch pretenderen af te stammen van de Duitse stam Ritterbusch. De eerste ons bekende Ridderbosch in Gent is Jan Christiaen, stedelijk ambtenaar. Deze overgrootvader van Françoise had minstens twee zonen: Simon en Cornelis Emmanuël. Françoise was een van de kleinkinderen van Simon Ridderbosch en diens vrouw A Maria Stevens1. Haar vader Josse (Judocus) Ridderbosch (Gent 1718-Gent 1801) was een gereputeerd schoolmeester die met Vlaamse en Latijnse verzen als stadsdichter avant-la-lettre furore maakte2. Een viertal van zijn allegorische teksten bleven bewaard3. Hij opende een privéschool in de Heilige Geeststraat (rue du pigeon) in de Arteveldestad en raakte daarbij in onvrede met de Sint-Gregoriusgilde (gilde van de vrije schoolmeesters en schoolmeesteressen) die sinds 1635 een numerus clausus en een strikt reglement hanteerde. Het conflict draaide onder meer rond het al dan niet plaatsen van een verplicht insigne en de afscheiding tussen de jongens en de meisjes, die les kregen van een toegevoegde schoolmeesteres4. Na diverse processen met de gilde vanaf 1758 volgde een ander conflict met de Raad van Vlaanderen. In 1763 verkocht de moegetergde man zijn onderwijsinstelling en verliet met vrouw en kroost de stad om in dienst te treden van Charles Marie Raymond (1721-1778), de vijfde hertog van Arenberg5. In een prinselijke omgeving bracht hij de diverse hertogelijke residenties in Edingen, Brussel en Heverlee op doek. Hij komt in de rekeningen van de zesde hertog Louis Engelbert voor voor diverse werken tussen 1785 en 1788 uitgevoerd, waaronder rebussen, emblemata en kopieën van brieven. In 1783 was hij door tussenkomst van de hertog benoemd tot griffier van de stad Edingen. Vanaf 1786 was er sprake van gezondheidsproblemen en rezen er klachten over zijn administratieve prestaties. Hij trok zich in 1790 (72 jaar oud) vrijwillig terug en ontving vanaf 1792 van zijn vorstelijke werkgever een levenslang pensioen van tweehonderd florijnen, waarmee hij, wellicht als weduwnaar, bij zijn dochter Françoise in Gent introk6. 545
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 546
Moeder Joanna Philippe Goossens huwde in 1742 in de Gentse SintMichielskerk met Josse Ridderbosch. Het echtpaar Ridderbosch-Goossens kreeg negen kinderen, waarvan een drietal (Bernard, Charlotte en Françoise) zich als kunstenaars profileerden7. Françoise werd als zevende telg op 2 oktober 1754 in de Sint-Niklaaskerk gedoopt8. De kinderen van het echtpaar Ridderbosch-Goossens waren: 1. Bernard Charles (Gent 1743-Mons 1798) verbleef in 1776-1778 in Rome. De hertog stuurde zijn protégé toen geld op en ondersteunde met het bestellen van doeken. Bernard werd griffier in Bergen en in 1786 ‘huissier’ van het Hoogbaljuwschap in Henegouwen. Hij was als kunstschilder actief voor dezelfde vorsten als zijn vader. Twee Tiberansichte (Wenen, Albertina), tekeningen van Brussel en het kasteel van Edingen (Brussel, Koninklijke Bibliotheek) en een gravure van het Brusselse Koningsplein (Brussel, Stedelijk museum Broodhuis)9 geven een beeld van zijn artistieke bedrijvigheid. 2. Philippus Jacobus (Gent 1745- Mechelen 1813) 3. Archivalia omtrent het oudste meisje Joanne Therese (1747-1804) maken gewag van een procedure rond een verbroken trouwbelofte door jonkheer Philippe Emmanuël de Neve, zoon van de hoofdschepen van het Land van Waas10, toentertijd niet enkel een belediging maar ook juridisch laakbaar. Zowel de Raad van Vlaanderen als de Grote raad van Mechelen en de Heilige Stoel in Rome werden bij de zaak betrokken. Vader Ridderbosch, ooit schoolmeester van de jonker, werd zelfs van ‘rapt de séduction’ beschuldigd . De gevoelens van het toen 15-jarige bedotte meisje werden niet geboekstaafd maar zij verkoos uiteindelijk een geestelijke bruidegom en was van 1789 tot 1803 overste van de Salesschool in Gent, de latere Visitatie. Onder het Frans bewind diende zij op 1 oktober 1795 het klooster te verlaten en vestigde zij zich met de resterende zusters in het groot begijnhof11. 4. Thérèse Cecile (1748-1798) werd in 1771 gestift in het klein begijnhof en is daar overleden12. 5. Charlotte (Carolam) (Gent 1750- Edingen 1810) werkte eveneens voor de Arenbergs. Zij huwde in Edingen met Nicolas de Ciplet, telg uit een adellijk geslacht13. Françoise tekende toen als getuige. Twee pentekeningen van Charlottes hand, waaronder het portret van advocaat Henri Charles Nicolas Van der Noot (hertog Louis Engelbert was een Vonckist) berusten in de Koninklijke Bibliotheek in Brussel. 6. Joannes Baptistam (°1752) 7. Françoise (1754-1837), onze protagoniste 8. Livinam Jacobam (°1756) is in 1793 als zuster Helena terug te vinden in de
546
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 547
cisterciënzerinnenabij van Roosendael in Sint-Katelijne-Waver14. 9. Van het jongste kind Bernardine (° 1758) zijn drie brieven bewaard. Daarin verzocht zij na een pijnlijke ziekte in het hospitium van Rebecq (Arenbergbezit) opgenomen te worden en later vroeg zij prins Paul (tweede zoon van hertog Louis Engelbert) om een eenmalige steun om ‘school te houden’ en alsnog in haar eigen onderhoud te kunnen voorzien15.
Portret van Françoise Ridderbosch, potloodtekening door of naar een schilderij van Jean Baptiste Maes-Canini, Universiteitsbibliotheek Gent, 1814.
547
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 548
2. Opleiding Françoise Uit wat voorafging kan besloten worden dat Françoise opgroeide in een katholieke, geletterde en kunstminnende omgeving en dat het drukke kroostrijke gezin jarenlang verontrust werd door zenuwslopende en geldverslindende conflicten die samenhingen met de wetgeving betreffende corporaties en huwelijk. Het meisje was negen jaar oud toen het ouderlijk huis en de school in de Heilige Geeststraat werden verkocht. De Arenbergfamilie laveerde tussen de residenties in Brussel, Edingen en Heverlee. Het is niet meteen duidelijk waar Françoise schoolliep of dat zij eventueel thuis onderwezen werd. Zij kreeg niet de kans zoals haar broer Bernard in Rome en in Parijs te studeren. Ook de selecte vorming die haar oudste zus Joanne in de toonaangevende school van de Gentse ursulinen genoten had, was voor haar niet weggelegd. Een vrouwelijke aanwezigheid in de kunstacademies was niet vanzelfsprekend. Toen Filips Karel Marissal in 1751 de Gentse Academie oprichtte, kregen enige meisjes de kans de lessen bij te wonen op een afzonderlijke plaats achter de meester16. Een overzicht van de jaarlijkse prijsuitdelingen van 1792 tot en met 1799 laat alleen herennamen zien17. Pas in 1905 werden aan de Gentse Academie expliciet meisjes toegelaten en in 1913 voegde men een optie ‘vrouwenkunsten’ toe aan de bestaande tekenafdeling. Op artistiek gebied bekwaamde Françoise zich zonder leermeester: ‘sans autre maître qu’elle même’18. Zij bleef maar dooroefenen, legde zich vooral toe op pentekeningen en nam daarmee, naast andere schilders en tekenaars, haar plaats in op de Salons. Pas na 1790 kreeg zij mogelijk inzage in het bij Goesin gepubliceerde Gentse tekenhandboek19. Natte materialen zoals inkt dringen door in de drager zodat correcties vrij delicaat zijn. Zij moet een gedreven persoon geweest zijn met een ontzettend uithoudingsvermogen.
3. Huwelijk, gezin en levensavond Françoise huwde in 1790 op 36-jarige leeftijd in de Sint-Baafskathedraal in Gent met de tien jaar jongere weduwnaar en dagloner Philippus Demedts (ca. 1764-1841). Hij was in Gijzegem geboren en woonachtig in Aalst. Haar vader en zus Bernarda traden op als getuige20. Omstreeks 1797 was Demedts in Gent gedomicilieerd en was het gezin op de Coupure gevestigd. Het telde dan drie jongens en twee meisjes onder de twaalf jaar. Daarvan zijn minstens twee jongetjes Ange (°ca. 1794, tapissier) en Victor (°1797) uit het huwelijk van Françoise geboren. Van 1801 tot 1837 woonde het echtpaar op de Houtlei - vanaf 1815 zonder kinderen21. De levens-
548
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 549
avond van de kunstenares was niet rimpelloos. Verzwakt door de hoge leeftijd en gekweld door een mentale ziekte, diende zij haar gedreven artistieke bedrijvigheid te staken en kreeg het ook financieel moeilijker. De laatste dagen verbleef zij in een hospice in de Korte Violettestraart (Zandpoortstraat), waar zij op 27 februari 1837 overleed22. Philippus Demedts verhuisde als weduwnaar naar de Groentenmarkt23. Geen van de nakomelingen DemedtsRidderbosch zocht of maakte naam in de wereld van de kunst.
4. Werkdomein en opdrachtgevers 4.1. De hertogen van Arenberg De Arenbergs behoorden toen tot de belangrijkste families in onze gewesten. Hun paleis in Brussel, thans Egmontpaleis van de Belgische overheid, was een ontmoetingsplaats voor kunstenaars, filosofen en politici uit gans Europa24. De kunstschilders die zij in dienst namen, zouden wij als hofkunstenaars kunnen beschouwen. Zij werkten als gecultiveerde bedienden en op bestelling. Hun doeken werden soms als decoratie beschouwd en kwamen als dusdanig niet altijd in de kunstinventarissen naar voor. Frédéric Dumesnil, de ‘officiële’ kunstenaar onder de hertogen Leopold Philippe (1690-1754) en Charles Marie Raymond (1721-1778), leverde portretten en decoratieve doeken, maakte tevens kopieën en voerde ook restauraties uit. Na Dumesnil en vóór de kunstenaars Geedts werden Josse Ridderbosch en drie van zijn kinderen aangesproken. Binnen de familie Ridderbosch haalde Françoise het hoogste kunstniveau, zij het dan met pentekeningen en kopies van gravures en schilderijen uit het familiebezit van de Arenbergs. In Chinese inkt, haar belangrijkste techniek, bracht ze de residentie in Edingen op papier maar legde zich vooral toe op het weergeven van personen. Zij heeft dikwijls voor de hertog gewerkt, maar uit de rekeningen valt moeilijk te achterhalen wat aan haar kan worden toegeschreven. Françoise en Charlotte werden veelal gezamenlijk vergoed. Soms was er alleen sprake van Charlotte; wanneer het woord “mademoiselle” werd gebruikt, dan werd waarschijnlijk Françoise bedoeld. Hoe Louis Engelbert (1750-1820), die op vijfentwintigjarige leeftijd ingevolge een jachtongeval volledig blind was geworden, haar schilderijen of tekeningen wist te waarderen, is een probleem. Vóór zijn ongeluk had hij waarschijnlijk al tekeningen van Françoise gezien. Hij bekeurde de lijsten op de tast, maar voor aankopen vertrouwde hij zich op zijn privésecretaris Elizabeth Florent Dey (“mon oeil observateur”), op zijn vriend Bosschaert, schilder en kunstkenner, op zijn broer prins Auguste en andere vertrouwenspersonen25. Wij vermoeden dat met ‘zijn vriend’ Guillaume Joseph Bosschaert, ‘inspec-
549
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 550
teur honoraire’ en conservator van de academie in Brussel wordt bedoeld26. In 1791 liet de hertog een inventaris van de verzameling in zijn slot in Arenberg maken, die tot oktober 1793 ter plaatse werd bewaard. Nadien werd ze naar Brussel overgebracht, samen met een aantal tekeningen van juffrouw Ridderbosch27. Van mei 1794 tot 1804 zocht de hertog omwille van de Franse terreur zijn toevlucht in Wenen. De kostbaarheden uit Brussel liet hij nazenden28. Op die wijze zijn wellicht enkele tekeningen van Françoise in de Albertina aldaar terechtgekomen, voorstellende Badende Nimfen, de Boodschap aan de herders en de Aanbidding van de herders.29 In de beschrijving van de Galerie d’Arenberg uit 1859 wordt nergens van een Françoise Ridderbosch gewag gemaakt.30 4.2. Zelfstandig kunstenares Als zelfstandig kunstenares maakte zij gebruik van de bestaande advertentiemogelijkheden. In de Wegwijser der Stad Gend verscheen in 1793 onder de rubriek borduerders volgende aankondiging: Joffr. Ridderbosch, de jongste, in het kleyn Beggynhof trekt Patroonen voor de Spelle-Kanten: sy Schildert ook met penseel in couleuren op Syde-Stoffen, cieraeden voor de Dames, als Hoofd-Linten, Sacs à l’ouvrage, Banden die men aen en af driegt op de Roben en rocken, &c. als ook cieraeden voor den Autaer, Kelkdeksels, Velums voor het Alderheyligste: Sy Borduerd ook in ’t Wit op Linon-doek, ende Camponeert, &C.31 Tot in 1803 wordt ze vermeld onder de rubrieken Borduerders en Patroneerders voor de kanten. Het betreft hier allemaal typische begijnenactiviteiten en in het klein hof woonden verschillende begijnen Ridderbosch die onderling verwant waren. Met de ‘jongste’ werd waarschijnlijk naar de rangorde in het gezin verwezen. Als mogelijke kandidate voor die advertentie stellen wij Anna Rosa (1729/301802) voorop, de jongste dochter van Emmanuël Ridderbosch, grootoom van Françoise32. Anna Rosa en haar oudere zus Marie Christine waren in 1753 samen in het klein begijnhof binnengegaan. Anna Rosa woonde in het convent Ter Bloemen, waar zij in 1802 aan apoplexie is overleden33. Gezien in de Wegwijzer de feitelijke situatie van het jaar ervoor werd gepubliceerd, is het logisch dat de aankondiging na 1803 stopte. Als hypothese kunnen wij Françoise niet uitsluiten. Zij was mogelijk de jongste dochter van Judocus die toen in Gent verbleef. Aangezien zij in 1793 gehuwd was en kinderen had, kan zij eventueel een atelier in het begijnhof hebben gehad. Een bijkomend argument ten voordele van Françoise vinden wij in de Wegwijzer vanaf 1804, waar zij zich voorstelde bij de konstschilders, eerst onder de naam
550
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 551
Ridderbosch en vanaf 1805 als De Mets-Ridderbosch. Zij woonde dan op de Oude Houtlei. Tussen 1827 en 1837 stond zij niet langer bij de kunstschilders genoteerd, maar wel onder de rubriek Teekenaer met de penne en au lavis. Haar ijver kende geen grenzen. Van 1804 tot en met 1837 kwam haar naam ook steeds voor in de rubrieken borduerders (vanaf 1835 borduerders van kerkornamenten enz.) en bij de patroneerders voor kanten. In de Wegwijzer van 1838 kwam zij voor de laatste keer voor in de Sterflijst der beruchtste en meestbekende Tijdgenooten met de mededeling dat op 27 februari: de kundige tekenaerster met de pen Francisca Joanna Ridderbosch, huysvrouw de Mets was overleden. 4.3 Deelname aan diverse kunstsalons In navolging van Frankrijk ging op 30 mei 1792 in het Gentse stadhuis de eerste officiële kunstbeurs door. Hoewel de organisatoren zich uitsluitend tot de ‘heeren’ kunstbeoefenaars en liefhebbers uit de Oostenrijkse Nederlanden richtten,34 stelden de Gentse Anna Maria van Reijsschoot (1758-1850) en Françoise Ridderbosch er kunstwerken ten toon. Aan de volgende salons namen ook andere dames deel, hoewel de academie ook voor de volgende exposities hardnekkig slechts de heren verzocht hun stukken te willen toezenden.35 Vanaf 1792 nam Françoise, op twee uitzonderingen na, met verscheidene werken deel aan de diverse Salons. De eerste publieke presentatie bleek geen schot in de roos. Haar naam viel zelfs om de algemeen gebrekkige kwaliteit van de eerste Salons te illustreren: “N’était-on pas allé jusqu'à accepter des oeuvres qui auraient dû rester encore sur chevalet, comme celle de Françoise Ridderbosch qui porte la mention “non terminée”!36 Maar Françoise hield vol, maakte vorderingen en het aantal bewonderaars nam toe. Toen in juli 1803 de eerste consul Napoleon en zijn vrouw Gent bezochten, werd voor de gelegenheid een tentoonstelling der nationale industrie ingericht. Vier van de achttien afdelingen van de beurs waren voor de schone kunsten voorbehouden. Mevrouw Bonaparte kocht toen voor een bedrag van 2000 F een portret van haar man door Françoise getekend. Later betaalde de Belgische vorstin haar 250 F voor een madonna.37 Wanneer op 21 september 1808 de Société des Beaux-Arts werd opgericht, volgde haar aanstelling als lid van de kunstkring. Wij vonden haar naam evenwel niet terug in de ledenlijst in de Wegwijzer van 1810. Aan de Société des Beaux-Arts schonk zij het portret van haar hand van Jean Baptiste Maes. Die historieschilder, in Gent beter bekend als Maes-Canini, heeft haar op zijn beurt in 1814 vereeuwigd.38 Een medelid van de Société des Beaux-Arts drukte bij het Salon van 1812 als volgt zijn bewondering voor haar uit: ‘Les des-
551
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 552
sins à la plume de Mlle Ridderbosch, continuent à avoir toutes les perfections dont ce genre ingrat est susceptible’. Wij vonden haar naam ook bij de deelnemers aan de Brusselse salons van 1811, 1813, 1815, 1818 en 1821 terug.39 Haar laatste bijdrage was te zien op het Gentse Salon van 1835 (zij was toen 81 jaar jong!). 4.4. Tekenlerares Zij gaf ook privéles met specialisatie in pentekeningen want in 1823 exposeerde zij in Gent samen met haar leerlingen Thérèse Block en Thérèse Canon. 5. Oeuvre Tot haar oeuvre rekent men meer dan driehonderd kunstwerken. Onder de 44 werken die zij op de Salons in Gent presenteerde waren er veertig pentekeningen, twee gouaches, één onafgewerkte aquarel en één olieverfschilderij op papier. Van acht werken werd uitdrukkelijk vermeld dat het om kopieën ging: één naar een schilderij van haar broer en verscheidene stukken naar 17deeeuwse meesters als bijvoorbeeld een Narcissus naar H. van Balen, een Boer naar A. Brouwer, een Heilige Familie naar S. Bourdon, een Baadster naar E.H. Van der Neer en een Kruisafneming naar P.P. Rubens. Twintig werken behandelden religieuze taferelen, als bijvoorbeeld de Heilige Familie, Loth en zijn twee dochters, een Ecce Homo, La Madonna della Sedia, een beeltenis van Christus en Maria, een portret van de toen regerende paus Gregorius XVI en een Onze Lieve Vrouw met Kind Jezus. Andere tekeningen waren door de classicistische tendensen van haar tijd geïnspireerd. Zij verwijzen naar mythologieën uit de oudheid: Venus, Cupido, Narcissus, de Bachanten… Zij kende de neoclassicistische meesteres Angelica Kauffman van wie ze Amor op zijn pijlkoker rustend kopieerde. Hertog Louis Engelbert kende en bewonderde het talent van deze populaire Zwitserse kunstenares. Françoise had vermoedelijk de prenten van haar ter beschikking die door De Remondini uit Bassano op de markt werden gebracht. Kaufmanns Amor die zijn pijlen slijpt was blijkbaar een favoriet thema, want een kopie hiervan werd op drie Salons voorgesteld.40 Mogelijk zijn heel wat werken van Françoise nog in Gents privébezit. Tijdens diverse tentoonstellingen werden tekeningen van haar gepresenteerd uit de kunstverzamelingen van J.F. de Laval,41 Fonson, Schamp, Van Saceghem en Dr. Vervier.42 In de collectie van Henri Cocquyt-Baert, op 25 maart 1879 in Gent geveild, kwamen vier van haar pentekeningen voor, waaronder de reeds bekende l’Amour préparant sa flèche.43 Originele tekeningen van Françoise
552
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 553
Anoniem, Mannenkop naar Rembrandt, gravure naar een pentekening van Franรงoise Ridderbosch, UB Gent, 1796.
waren in 1838 in het bezit van M. Reynoot, andere kwamen voor in de nalatenschap van M. Borluut de Noortdonck (1838) en van mevrouw Pierre van Loo (1912).44 Bij de openbare verkoop in 1885 van de collectie van Onghena werd een Sint-Antonius van haar hand verkocht. Haar naam is postuum terug te vinden in de cataloog van de Retrospectieve Gent en Vlaanderen in 18301831 die door de Gentse universiteit en de stadsbibliotheek in de Baudeloo 553
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 554
Franรงoise Ridderbosch, Landschap met nimfe en kind, Koninklijke Bibliotheek Albert I, pentekening, inv. nr. F 37979, s.d.
werd ingericht ter gelegenheid van de 75ste verjaring van de Belgische onafhankelijkheid. Via Artnet worden vandaag online werken van Bernard en Franรงoise te koop aangeboden. Een ingekaderd medaillon uit 1796 naar een mannenkop van Rembrandt gemaakt en met galnoteninkt (onleesbaar voor het blote oog) door demoiselle Ridderbosch gesigneerd, bevindt zich in de bibliotheek van de UGent. In 1991 kreeg de Koninklijke Bibliotheek in Brussel een schenking met diverse tekeningen van Bernard, Charlotte en Franรงoise. De vier werkjes van Franรงoise, staaltjes van verfijnde tekenkunst, werden met mad. Ridderbosch gesigneerd en stellen twee herenkoppen voor, een zittende vrouw en een nimf met kind aan de boorden van een rivier.45
554
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 555
6. Epiloog In de pronkerige achttiende eeuw kreeg de tekenkunst een eigen identiteit. Dilettantisme was geen scheldwoord meer en vrouwen raakten door tekenen en penselen geboeid. Geen meesteres uit onze contreien kon het talent van een Angelica Kauffman, Agathe Lemoine of Louise Vigée-Lebrun evenaren. Gent telde toch twee vrouwen die zich eervol wisten te onderscheiden: Anna Maria van Reijsschoot en Françoise Ridderbosch.46 Het is moeilijk te voorspellen of een zorgvuldiger scholing en een meer stimulerende omgeving de prestaties van Françoise Ridderbosch naar een hoger niveau zouden hebben getild. In haar necrologie werd zij niet gelauwerd als de eersterangskunstenares, die ze wellicht ook nooit was, wel als een fijnzinnige en verdienstelijke tekenares, wiens werken door belangrijke collectioneurs werden gezocht en verzameld. Wij citeren prins Karel van Lorreinen, de hertogen van Arenberg, de graven van Ursel en baron Van der Linden. Françoise leefde en tekende gedreven en standvastig in een wisselvallig en soms revolutionair politiek klimaat onder achtereenvolgens Oostenrijkse, Franse, Nederlandse en Belgische heersers. Zij werd geconfontreerd met de vroege industriële ontwikkeling in Gent en de daaruit voortvloeiende bijna grillige sociale mobiliteit. Afkomstig uit de intellectuele en artistieke middenstand en erkend als kunstenares, bleven zij en haar gezin balanceren tussen die verdwijnende middenlaag en de opkomende arbeidersklasse. Haar echtgenoot stond als dagloner geregistreerd. Van broer Bernard stond een zoon Aubert (Mons 1794-Gent 1872) eerst als wever en later als meesterknecht ingeschreven en zijn dochter Thérèse (Brussel 1782-Gent 1837) vonden we als kindermeisje in het fabrikantengezin Lousberg aan de Gentse Zandberg terug.47 Afgezien van allerlei persoonlijke motieven moeten de pogingen van vader Ridderbosch om het lot van zijn oudste dochter Joanne aan een nobiljon te verbinden, ook in dat kader worden geïnterpreteerd. Het archief van de familie Ridderbosch werd in 1907 aan de universiteit van Gent geschonken, waar het in de afdeling Handschriften (Fonds Ridderbosch Ms. 2759) wordt bewaard. De meeste stukken hebben betrekking op Françoises broer Bernard, zijn Italiaanse echtgenote Ursule Mugnozzi en hun drie kinderen. In het rijksregister van 1997 kwamen geen landgenoten met de naam Ridderbosch meer voor. Als laatste vrouwelijke nazaat met die naam weerhielden wij Maria Constantia Irma (1882-1950). Zij was de achterkleindochter van Bernard en de dochter van Désiré (tapissier). Zij haalde de pers,
555
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 556
maar niet op artistieke gronden.48 NOTEN Afkortingen: ACA: Archief en Cultureel Centrum Arenberg in Edingen BAG: Archief van de Bevolkingsdienst Gent RAG: Rijkarchief Gent SAG: Stadsarchief Gent 1 2 3
4
5 6
7 8
9
10
11
12 13
SAG, Akten en contracten schepenen van gedele 1735-1736, pp. 117, 157-160. J. Vercoullie, in: Biographie natonale de Belgique, XIX, 319-320, sub verbum Ridderbosch, J. J. Van den Branden e.a., Biografisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde, Amsterdam, 1888-1891; Poetische voorseggingen ende gevolg der Triomphe in de aenkomst van Maria-Christina… in nederlandsche veersen, Brussel, eind 18de eeuw; F. Vanderhaeghen, la vie et les travaux des imprimeurs de Gand, Gent 1802: Musen-Gesang aen den edelen heer M’her Hubertus Burghgrave van Nieuland, Kamer-Heere van haere keyserlyke ende koninglyke Majesteyt In syne Solemnele Besit-neminge als Hoog-bailliu der Stadt Ghendt: Musen-gesang (google books) 9 pgs. SAG, reeks 200.5 nr.6, st gregorius schoolmeesters Ridderbosch, notaboek; UG, Vliegende Bladen 1.E.13, Ecoles. Gazette van Gendt van 30 mei en 2 juni 1763. Y. Delannoy, ‘Deux Dessins de B.-C. Ridderbosch représentant le Château d’Enghien en 1781 et la démolition de celui-ci (1803-1808)’ in: Annales du Cercle Archéologique d’Enghien, XXI, Edingen, 1983, pp. 168-170; ACA, Régitre aux commissions, octrois, procures et autres expéditions de la chancellerie de S.A.S. Mgr. Le Duc L.E. d’Arenberg commancant le 15. de juillet 1780 finissant le 5. Avril 1784, f°67r, ACA, Régitre aux commissions, octrois, procures et autres expéditions de la secrétaire de l’hôtel commençant le 3 juin 1788 et finissant le 13. Avril 1793, f°45r en f°106v. SAG, doopakten Sint-Michiels Zuid (tot 1752) en Sint-Niklaas (vanaf 1754). SAG, doopakten Sint-Niklaas en UGent, Fonds Ridderbosch Ms.2759 (78): Paroisse SaintNicolas, baptêmes. Anno Domini 1754, die 2a 8bris Baptizavi Franciscam joannam filiam judoci Ridderbosch et Joanne Philippe Goossens, natam hodie quadrante post tertiam nocturnam: susceptores Franciscus Serwijtens en Joanna Teresia Mahieu (signé) J.A.Bruijnsteen Pastor. A. Smolar-Meynart e.a., Het museum van de stad Brussel. Het Broodhuis, Brussel, 1992, p. 110. RAG, Archief van de Raad van Vlaanderen, nr.21 357; B. De Munck, ‘Een sprookjeshuwelijk? Conflict tussen de familie de Neve de Windam en Josse Ridderbosch over het huwelijk van zoon Philippe de Neve en dochter Joanna’, in Oost-Vlaamse Zanten, 1998, 4, pp.264281. A. Vanmaldeghem, Geschiedenis van de Congregatie O.-L.-Vrouw-Visitatie Gent 16691984, I, Gent, 1984, pp. 30-31, 252; AVG, contractboek art.3 en art. 23 en los cahier: Haar handtekening en naam komen voor in het contractboek en de necrologie van het Salesklooster. Een cahier met anonieme liederteksten opgedragen aan de begijntjes, getuigt van hun gemoedelijke relatie. SAG, geboorteakten Sint-Michiels Zuid; BAG, overlijdensregister 1796-1810. UGent, Fonds Ridderbosch, Hs.2759 (75-76 en 84-85).
556
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 557
14
15 16
17 18 19 20
21 22
23 24 25
26
27 28 29 30 31
32 33
34 35 36 37 38
39
40 41
Th. Ploegaerts, Les moniales de l’Ordre de Cîteaux dans les Pays-Bas méridionaux, I, Les abbayes brabançonnes, p.113; Aartsbisschoppelijk archief Rozendaal, register 3, bron 1782. ACA, brieven 117. Konstlievende Mengelingen uitgegeven door de Koninglijke Akademie van Teeken- Schilderen bouwkunden, Gent, 1794, p. 5. SAG, Academie, dozen V, VI en VII. Nécrologie de Françoise Jeanne Ridderboch. In: Messager des sciences, Gent, 1837, p. 163. Ph.L. Spruyt, De beginselen der Teeken-Konst, Gent, ca 179?, 68 pgs. UGent, Fonds Ridderbosch Ms. 2759 (79): Paroisse Saint-Bavon. Mariages. 13.Julii 1790, cum dispensatione super impedimento primi et secundi affinitatis gradus ex parte amplissimi domini officialis hujus diacesis de dato 28.junii proximé elapsia sede apostolica ad oc specialiter delegate de dato 4. ejusdem mensis. praeviis tribus bannis, in ecclesia hac coram me infrascripto, ejusdem ecclesiae pastore, matrimonium contraxerunt philippus Demedts, viduus, natus in gijsegem, Alosti habitans et francisca joanna ridderbosch nata in S. nicolai, habitans in hac. testibus judoco ridderbosch patre sponsae et bernarda ridderbosch habitantibus in aedem. (signé) philippus de medts, francisca Joanna Ridderbosch. J. Ridderbosch, B. Ridderbosch. P.J Huybrecht. past. S. Bav. gandae. BAG, Bevolkingstelling 1796 tot en met 1837. Nécrologie van Françoise Ridderbosch in: Messager des sciences et des arts, Gent, 1837, p.163. BAG, bevolkingstelling 1796 tot en met 1837, geboorte- huwelijks- en overlijdensregisters. W. D’Hoore, Het Egmont-Arenbergpaleis te Brussel, Tielt, 1991, p.7. M. Derez e.a, (red.), De blinde hertog. Louis Engelbert van Arenberg en zijn tijd 1750-1820, Brussel, 1996, pp.163-165. A. Adriaens-Pannier e.a., Académie Royale des Beaux-Arts de Bruxelles, Brussel, 1987, p. 15. M. Derez e.a., op. cit, pp. 25, 162-164. W. D’Hoore, op.cit, p.64. A. von Wurzbach, Niederländisches Künstler-Lexicon, II,Wenen/Leipzig, 1906, p.458. W. Burger (Thoré), Galerie d’Arenberg à Bruxelles, Parijs/Brussel,1859. SAG, Wegwijzer der Stad Gent 1793, p.58; J. Baldewijns, ‘Organisatie van het begijnhofleven’ in: Werken en kerken. 750 jaar begijnhofleven te Gent, Gent, 1984, p. 123. SAG, Akten en contracten Schepenen van gedele 1735-1736, f° 117, pp.157-160. H. Cailliau, ‘Soo geluckigh als eeen beggijn’. Het begijnhof Onze-Lieve-Vrouw-ter-Hooie (1584-1792) in: Handelingen der maatschappij voor geschiedenis en oudheidkunde te Gent, XXI, Gent, 1995, p.258; Archivalia begijnhof Ter Hoye. Gazette van Gendt van 27 februari en 5 maart 1792. Gazette van Gend van 9 juni 1808. Van Herrewege, Femmes Peintres à Gand 1792-1955, Gent, 1955, p.23. P. Claeys, Les expositions d’oeuvres d’art à Gand 1792-1892, Gent, 1892, p. 33. Tent. Cat. Gent en Vlaanderen in 1830-1831. Terugblikkende Tentoonstelling ter gelegenheid der 75e verjaring der Belgische Onafhankelijkheid, Gent, 1905, p.31 en UB Gent, dienst Prenten en gravures (portretten). Tent. cat. Bruxelles 1811. Police du Salon, Brussel, 1811, p.37 en Tent. cat. Explication des ouvrages de peinture, sculpture, architecture, gravure et dessin exécutés par des artistes vivans et exposés au musée de Bruxelles le 1er mai 1813, Brussel, 1813, p.25; UG Vliegende bladen 1.B.161,162. G. Van Herrewege, op.cit, pp.37-45. L. Vande Casteele, ‘Kunstschilderes Cecile de Laval (1821-1908), in: Liber Memorialis Erik
557
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 558
42 43 44 45 46
47 48
Duverger, Gent, 2006, p.437. UGent, Vliegende bladen, 1.B. 161,162. SAG, Nota’s Pierre Kluyskens. SAG, Nota’s Pierre Kluyskens. Koninklijke Bibliotheek Albert I, inventarisnr. F37978, F37979, F37976, F37977. L. Vande Casteele, Women artists in Ghent at the End of the Ancien Régime, in: Jaarboek Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen, 2000, pp. 208-229. UGent, Fonds Ridderbosch, MS 2759. Zij haalde ongewild de pers toen de echtgenoot van wie zij feitelijk gescheiden leefde een vermeende rivaal vermoordde. Het kwam niet tot een assisenproces en het Hof van Beroep velde een arrest tot internering van de dader (Gazette van Gent van 26,27 en 28 februari 1923 en van 3,5 en 6 maart 1923 en Rijksarchief Beveren SI Gent 1999 nr. 1590 en 2652). Irma R. had wel een relatie met een bekende beeldhouwer en medailleur die op hoge leeftijd een natuurlijke dood stierf.
Lieve Vande Casteele
558
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 559
JACOB DE COMMERE: EEN MAN VAN STAND JURIDISCH IN DE KNOEI (1509 – 1524)
Inleiding Ontvangers van de inkomsten van heerlijkheden waren tijdens het ancien regime belangrijke figuren. Wellicht waren de verleidingen groot en de controlemechanismen gering, feit is dat dergelijke heerschappen wel eens in aanraking kwamen met het gerecht. Dat gebeurde onder andere met Jacob de Commere, ontvanger van de Sint-Baafsabdij in het begin van de jaren 1500. Waar Jacob (of Jacop) de Commere geboren werd, of vandaan komt is niet geweten. Omtrent zijn persoonlijkheid kunnen we een en ander afleiden uit de verschillende vonnissen die over hem zijn geveld. Een gemakkelijk karakter was hij blijkbaar niet. Juridisch wist hij de weg en hij ging hierbij tot het uiterste. De man was niet onbemiddeld, want naast de gronden in Lochristi, bezat hij de helft van het Schuurgoed en Ketshage op het Westveld, een wijk van Sint-Amandsberg1.
Juridische geschillen Jacob de Commere was in de eerste plaats ontvanger van het ‘spijker’ van de abdij. Het begrip spijker is afgeleid van ‘spicarium’, dat zelf uit het Latijnse woord voor graan (spica) stamt. In de oorspronkelijke betekenis was een spijker een graanopslagplaats: cfr. het Spijker aan de Graslei. Later werd dit een algemene term om de opbrengsten aan te duiden van een geheel van grondbezit en goederen die moesten dienen voor de bevoorrading van een instelling. Onze Jacob moet het bij het spijker van Sint-Baafs nogal bont gemaakt hebben toen hij ontvanger af was. Blijkbaar wou hij de boeken niet overlaten aan zijn opvolger en wou hij ook geen inzicht in zijn rekeningen en financiën geven. De abt van de Sint-Baafsabdij legde de ganse zaak voor aan de schepenen van de Keure van de stad Gent. Jacob wordt veroordeeld tot het teruggeven van de boeken. Hij had daar geen oren naar, waarop de abt besliste hem gevangen te zetten. In 1510 doet de Raad van Vlaanderen een uitspraak in beroep. De Raad vindt het niet kunnen dat Jacob de Commere opgesloten werd en beveelt dan ook zijn vrijlating. Tegelijkertijd zegt de Raad dat de abt van de Sint-Baafsabdij uiteraard verder kan procederen om zijn rechten te doen gelden2. Op 11 juni 1509, amper zes maanden voor dat vonnis, was Jacob de Commere 559
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 560
Meetstaat van het Commersgoed (archief Schoutheet de Tervarent)
echter ontvanger van het Sint-Annahospitaal benoemd. Dat gasthuis voor reizigers was een stichting van de Sint-Baafsabdij en wordt in enkele documenten ook het hospital van Sente Baefs genoemd. Het was gelegen in het verdwenen abdijdorp van Sint-Baafs, dicht bij de eveneens verdwenen Spitaalpoort. Deze gaf in het oosten van Gent het platteland (toen Oostakker) toegang tot de stad. De stadspoort en de huidige Spitaalpoortstraat (spitaal: hospitaal) ontlenen er hun naam aan. Zonderling is wel dat de Commere, die in zijn functie bij het spijker toch ernstige juridische problemen had en bij zijn nieuwe benoeming al ontvanger af was, in de benoemingsakte als de grote vriend van abt Gilles aangeduid wordt3. Blijkbaar viel het voor Jacob de Commere moeilijk om afscheid te nemen van boeken, want op 24 november 1513 wordt hij door schepenen van de Keure te Gent veroordeeld tot het teruggeven van de boeken, ditmaal van het SintAnnahospitaal. Hij was toen al ‘gewezen’ ontvanger van het hospitaal4. 560
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 561
In die tijd had Jacob dus twee processen lopen, een in verband met de boeken van het spijker en een in verband met de boeken van het Sint-Annahospitaal. In 1514 velt de Raad van Vlaanderen een vonnis in het beroep dat Jacob de Commere aanspande tegen de abt van Sint-Baafsabdij en de schepenen van de Keure te Gent. Het ging hem weer over zijn comptabiliteit, de hem nog verschuldigde renten en het over maken van de boeken van het spijker5. Op 16 april 1518 velt de Raad van Vlaanderen opnieuw een vonnis. Dit geldt de beroepsprocedure die Jacob de Commere aanspande tegen Pieter Clais als procureur van de prior van de Sint-Baafsabdij. Jacob wordt als gewezen ontvanger van het Sint-Annahospitaal veroordeeld tot het overhandigen van zijn rekeningen6. Daar kon de veroordeelde zich niet bij neer leggen. Hij gaat hogerop. Dat blijkt uit het vonnis in beroep van 20 mei 1519 voor de Grote Raad in Mechelen. Hierbij wordt Jacob de Commere, als gewezen ontvanger van het Sint-Annahospitaal, nog maar eens veroordeeld tot het overmaken van de rekeningen van het Sint-Annahospitaal7. Het moet niet altijd tegenvallen in een mensenleven. Voor de Commere zat het in 1524 mee, maar dat had niets te maken met zijn functies van ontvanger van het spijker of van het Sint-Annahospitaal. Hij had een proces aangespannen omdat hij op zijn stuk land, Ketshage genaamd, tienden moest betalen. In 1524 werd hij hiervan vrijgesproken, omdat Ketshage evenals het Schuurgoed sinds mensenheugenis, tiendenvrij was.
Commersgemet In Sint-Amandsberg, voorheen Oostakker, was er een Commersgemet, een stuk land aan de oostelijke zijde van de huidige Schuurstraat, waarschijnlijk ter hoogte van de Schuurgoedstraat, een zijstraat daarvan. De benaming verwijst naar alle waarschijnlijkheid naar de familie de Commere, ook Commere of Commerie genoemd, die in de jaren 1500 en vroeger belangrijk was op het huidige Westveld8. Het belangrijkste lid daarvan is de hierboven beschreven Jacop de Commere. De ligging kan min of meer worden opgemaakt uit beschrijvingen in de nalatenschap van Pieter-Ignace de Corte. Volgens de hierbij gereproduceerde fraaie meetstaat gemaakt door de landmeters Benthuys, zou het Commersgemet ten westen van de Schuurstraat te situeren zijn. Het gebeurde vroeger wel eens dat men oost, west, noord en zuid niet altijd correct wist aan te duiden. Het Commersgemet werd opgemeten in 1736, waarschijnlijk naar aanleiding van het overlijden van de toenmalige eigenaar kanunnik Macharius Vanden Haute in 1734. Pieter-Ignace de Corte, heer van Bruynsputte, kocht, naast het
561
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 562
Schuurgoed onder andere ook het Commersgemet uit de nalatenschap van de kanunnik. Na het overlijden van Pieter-Ignace de Corte zal de familie d’Olmen de PoederlÊ, die erfgenaam was van de kinderloze Pieter-Ignace de Corte, het Commersgemet in 1786 verkopen aan Jean-Baptiste Schoutheet. Deze laatste kocht 318 roeden (bijna een halve hectare). Mogelijk was de oppervlakte van het stuk grond al fel gereduceerd. Volgens de afbeelding die bij de meetstaat hoort, blijkt het Commersgemet een bos te zijn, 1.149 roeden (1,7 ha) groot.
Besluit Uit het voorgaande kunnen we een en ander afleiden: 1. Gedurende een tiental jaren was Jacob de Commere het slachtoffer van een groot aantal juridische problemen. Grotendeels was hij daar zelf de oorzaak van. 2. Wie de juridische wegen kende, kon ook vijfhonderd jaar geleden de procesgang quasi oneindig rekken. 3. Jacob de Commere moet dus iemand geweest zijn die de nodige centen en juridische kennis had om deze processen te voeren. Of hij kon althans een goede en/of dure advocaat betalen.
Danny Mattens NOTEN 1
2 3 4 5 6 7 8
9
Sint-Amandsberg maakte tot 1872 deel uit van Oostakker. Pas in 1872 werd het een zelfstandige gemeente. Rijksarchief (RA) Gent, Fonds Bisdom, 2394A RA Gent, Fonds Bisdom, O2956 RA Gent, Fonds Bisdom, O3030 RA Gent, Fonds Bisdom, 2394B RA Gent, Fonds Bisdom, 03143 RA Gent, Fonds Bisdom, 03171 De familie de Commere of Commere/Commerie was verwant met de familie Riedtmans of vander Riedt/van Riedt. Kanunnik Macharius Vanden Haute, ook Van Haute, was langs moederszijde verbonden met de familie Riedtmans, ook vander Riedt/van Riedt, net als Jacop de Commere.
562
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 563
PUZZEL 2013
De persoon die we in de hoofdvraag zoeken, zal je nergens in grote naslagwerken aantreffen. Voor de heemkundige kring was haar inzet bijna niet te evenaren. Hoewel we deze persoon meer dan 30 jaar gekend hebben, valt het op hoe weinig we van haar weten. We zouden haar willen omschrijven met de woorden: intelligent, behulpzaam, voornaam, deftig, bescheiden en correct. Deugden waarvan ieder van ons (ook wij) nog heel wat kan leren. Om het de puzzelaar gemakkelijker te maken – hoewel reeds heel wat puzzelaars nu reeds weten over wie we het hebben – zullen we naast vragen i.v.m. haar levensloop ook vragen stellen in betrekking tot de familienamen. Natuurlijk blijft alles in relatie tot Gent. Daar het over een vrouw gaat, vragen we zowel haar eigen familienaam als de naam van haar man. Elke vraag geeft twee letters waarmee deze namen kunnen gevormd worden. 1) De naam van haar man verwijst naar een gemeente in West-Vlaanderen. De naam van deze leerling van Karel Miry verwijst eveneens naar dezelfde gemeente. Met Het Woud won hij net niet de eerste Prijs van Rome. Het zal niemand verwonderen dat hij als leraar, directeur en ten slotte inspecteur talrijke pedagogische werken, naast o.m. een zangleerboek met Vlaamse volksliederen en een methode voor de harmonieleer schreef. Daarnaast componeerde hij tevens liederen voor teksten van Julius Vuylsteke, Albrecht Rodenbach, Julius Sabbe en Emmanuel Hiel. Hij overleed in het begin van de oorlog te Gent op 77 jarige leeftijd. Van zijn familienaam willen we graag de negende letter kennen en van zijn voornaam de tweede. 2) Deze plaats is thans een fusiegemeente van een stad die tevens verwijst naar de naam van een belangrijk Gents historicus. Met Pirenne maakte hij een studie over het bisdom Terwaan in de middeleeuwen. Zijn interesse ging vooral uit naar de sociale en economische economie van het middeleeuws Vlaanderen. Belangrijk werk leverde deze voorzitter van het Willemfonds op gebied van de historische demografie (9de – 18de eeuw). Deze redacteur van de Algemene Geschiedenis der Nederlanden heeft een verdienstelijke rol gespeeld bij de historische integratie van Vlaanderen en Nederland. Mijn vraag is, kent u de eerste en vijfde letter van zijn naam? 3) Deze pastoor van een hoofdkerk van een Gentse fusiegemeente, wiens grafsteen nog steeds de gevel achteraan deze middeleeuwse kerk siert, was een
563
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 564
familielid van de aanvoeder van de Brabantse Omwenteling. Gelukkig kon deze peter hem als kind uit de rivier in de hoger gevraagde stad redden, want anders had BelgiĂŤ nooit een jonge republiek gekend. Het wapenschild van deze familie zou bepalend geweest zijn voor de Belgische driekleur. Onze aandacht gaat natuurlijk naar de pastoor die aanvankelijk als religieus verbleef in de kloosters van Dendermonde en Kortrijk. Hij werd al vlug onderpastoor te Marke-Kerkem en te Tiegem. Achttien maanden na zijn aanstelling als pastoor te Letterhoutem werd hij overgeplaatst naar het Gentse. Hoewel de pastoor de doopnaam Jan Frans gekregen had, bemerken we op zijn grafsteen een andere voornaam die hij als kapucijnermonnik (Menen) aannam. Van deze voornaam willen we de zesde letter kennen en van zijn familienaam vragen we de zevende letter. 4) Het wapenschild van deze stad werd in 1484-1485 geschilderd op het gewelf van de Collatiezolder in het Gentse stadshuis, waar het nog steeds (gerestaureerd) zichtbaar is. We vragen de eerste letter van de voornaam en de achtste letter van de naam van de schilder van deze decoratie. 5) Haar familienaam herinnerde ons aan een personage die zijn hoofd verloor. Deze prins van Gavere werd na een goede maaltijd overgebracht naar Gent, waar hij opgesloten werd. Nadien werd hij overgebracht naar Brussel, waar hem een tragisch lot wachtte. Wat wij willen weten is de derde en zesde letter van de eerste (volledige) benaming van de plaats waar hij opgesloten werd te Gent. 6) Ons hoofdpersonage wilde net zoals deze Gentenaar haar leven wijden aan de verzorging van anderen. Door omstandigheden slaagde zij daar niet in. Deze man werd hoogleraar in de therapie en de farmacologie. Wat velen niet weten is dat naast Maeterlinck ook deze persoon de Nobelprijs kreeg, maar dan voor zijn onderzoek betreffende de rol van de presso- en chemoreceptoren van de cardio-aortische en de carotissinusstreek in de ademhalingsregeling. Net zoals onze hoofdpersoon had ook deze man een grote interesse voor Vlaamse cultuur. Tijdens de wereldoorlog werd hij zelfs lid van de Vlaamsche cultuurraad. Kent u ook de tweede letter van zijn familienaam en de voorlaatste letter van zijn voornaam? 7) Daarna ging ons hoofdpersonage 4 jaar kunstgeschiedenis en Archeologie studeren aan de Gentse universiteit. Deze Gentenaar had het haar reeds vroeger voorgedaan, maar specialiseerde zich als archeoloog. In 1937 promoveerde hij tot doctor in de klassieke filologie. Nadat hij als hoogleraar
564
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 565
belast werd met de algemene prehistorie en provinciaal- Romeinse archeologie, kreeg hij ook nog de leiding van het universitair museum voor oudheidkunde. Gelukkig was hij niet alleen theoretisch ingesteld, maar organiseerde op talrijke plaatsen in Oost-Vlaanderen (o.a. te Destelbergen) opgravingcampagnes. Het zal dan ook niemand verwonderen dat hij de stichter en de eerste voorzitter was van het Nationaal Centrum voor Oudheidkundige navorsingen van België. Wat wij wensen te kennen is de laatste letter van zijn familienaam en de vierde letter van zijn voornaam. 8) Voor o.a. haar getuigschrift Histoire Médiévale ontving ze een studiebeurs voor de Sarbonne te Parijs. Haar interesse voor middeleeuwse geschiedenis deelde ze te Gent met verschillende andere Gentenaars en dat is niet verwonderlijk. Eén van hen was vooral geïnteresseerd in de baljuws van dat middeleeuwse Vlaanderen. De job van archivaris ruilde hij voor conservator van de Gentse geschiedkundige musea en monumenten. ¨Van dit lid van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen van België vragen we de eerste letter van zijn naam en de tweede letter van zijn voornaam. 9) Ook de cursus Littérature Française van ons hoofdpersonage werd zeer hoog gewaardeerd. Gent kende naast Maeterlinck heel wat Franstalige schrijvers die hoog gewaardeerd werden. Het verschil met de Nobelprijswinnaar is dat men van deze dichter niet het geboortehuis heeft afgebroken (alhoewel het niet veel heeft gescheeld ). Zijn bewondering in de schilderkunst ging uit naar de Vlaamse primitieven en de prerafaëlieten. Zijn natuurbelevingen zocht hij in de Ardennen, meer bepaald te Bouillon. Zijn meesterwerk La chanson d’Eve is een prachtig stukje symbolistische literatuur. Kent u van deze poëet ook de tiende letter van zijn naam en de vierde letter van zijn voornaam? Wellicht kent u nu reeds de persoon die wij zoeken en wellicht heeft u deze fantastische vrouw ook gekend. Met deze puzzel willen we niet alleen haar, maar vooral alles wat ze gedaan heeft eren. De volledige naam van de gezochte persoon en de oplossingen van de vragen worden vóór 1 januari 2014 verwacht op het redactieadres: Groenvinkstraat 2, bus 201, 9041 Gent (Oostakker). De quizmaster vol eerbied
565
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 566
BIBLIOGRAFIE Bij Uitgeverij BOLA verscheen een boek met de wat cryptische titel “CUBERDONS MET LAVENDEL”. De auteur Kirsten van Malderen is een jonge Germaniste en het verhaal kwam tot stand bij het opzoekingswerk voor een licenciaatsverhandeling. Het boek wordt omschreven als een “Historische Roman”. Dit vergt toch wel een paar woordjes uitleg want bij het lezen ervan realiseert men zich niet altijd dat het over een roman zou gaan; vaak krijgt men de indruk dat het over gebeurde feiten gaat. De mix tussen fictie en werkelijkheid is er goed in gedoseerd, iets wat misschien kan beschouwd worden als een voordeel. Haar interesse en liefde voor Gent kreeg zij mee van haar grootvader. Het gevolg is dat heel het verhaal zich afspeelt in het Gent van de vorige eeuw en op meerdere plaatsen inderdaad historisch is. Zij was speciaal geboeid door het leven van de weeskinderen en heeft over dit onderwerp uitgebreid opzoekingswerk gedaan in het Archief van het O.C.M.W. Meer nog, zij is in de gelegenheid geweest nog contact te kunnen nemen met de niet zo velen die het allemaal meegemaakt hebben. Zo heeft zij veel kostbare inlichtingen kunnen bekomen van Frans De Bleecker die goed wist hoe het er in werkelijkheid aan toeging in de weeshuizen. Had dit boek als titel meegekregen “Het onbekend leven van de Gentse weeskinderen in de 20e eeuw” dan zou dat zeker verantwoord geweest zijn. Velen zullen met verontwaardiging lezen wat er zich afspeelde achter de muren van de gestichten voor weeskinderen. En over de methodes die men dacht te moeten gebruiken om die ongelukkige kinderen op te voeden. Deze zogezegde roman kan dus ook een beetje beschouwd worden als een stukje Gentse geschiedenis. Het boek heeft een formaat van 15 x 21 cm., telt 184 bladzijden en kan besteld worden door overschrijving van 17,95 € op Rekening 063.9334902.45. Het wordt dan gratis bezorgd. H.C. Wij ontvingen “Modernisme. L’Art abstrait belge et l’Europe”. Het is een uitgave van het Museum voor Schone Kunsten en het Mercatorfonds. Formaat: 23 x 28 cm. 344 bladzijden. Meer dan 350 afbeeldingen. Auteur: Johan De Smet. Wie geinteresseerd is in de Belgische abstracte kunst vanaf de jaren 1920 beschreven vanuit een breder Europees perspectief kan hier zijn hart ophalen. Gentse kunstenaars hebben blijkbaar nauwelijks deelgenomen aan deze nieuwe kunststrekking. Adrien Brysse 566
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 567
LEZERS SCHRIJVEN ONS Brief van de heer Jean Walraedt Betreft: 42e jaargang, nr 4, artikel van Pierre Kluyskens In voornoemd artikel bemerkte ik twee kleine onnauwkeurigheden: 1. Pagina 294, lijn 26 “Het is het oudste gasthof van Europa” Dit is niet correct want het oudste gasthof dateert van 1165 en is gelegen in Goslar, Duitsland. Het is bovendien ononderbroken een hotel geweest. 2. Pagina 289, lijn 3 “… de Sikkel bezit twee boven of onder elkaar liggende kelders, hetgeen een Unicom is.” Het huis Hoogpoort 79 thans hotel ‘cour Saint Georges’ bezit eveneens twee boven elkaar liggende kelders”.
567
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 568
BESTAAT DIT NOG?
Getekend door Gaston De Bruycker in 1920. Locatie niet aangegeven. Zou dit nog bestaan? Kan een van onze lezers dit identificeren?
568