Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 1
GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring Gent V.Z.W. 42e jaargang nr. 1 januari - februari 2013
Inhoud - Luc Devriese en Adrien Brysse: Ghendtsche toestanden: Engelse nonnen in een magnificq clooster ende kerkxken aan de Sint-Pietersnieuwstraat. - E. Coppieters Stochove: Inventaire Archéologique: Zilveren Kruisbeeld van de Broederschap van het Heilig Kruis. - Daniël Van Ryssel: Minder bekende en/of verdwenen locaties: ‘t Strop van de Broeders van Liefde. - Pierre Kluyskens: Guislain. - Herdenkingsdagen in 2013. - Erik De Keukeleire: Wel en wee in en nabij Gent-St-Pieters. Deel 4. (1936-1941). - Caroline D’Hondt: Clare Voortman-Dobbelaere (Gent, 1853-Menton, 1926). Een burgerlijk leven in artistieke kringen vereeuwigd via houtskoolen tekeningen, olieverfschilderijen en sierkunst. (‘t vervolgt). - Daniël Van Ryssel: Vergeten Gentse schrijvers (en kunstenaars). Anna De Weert-Cogen (Gent 1867-Gent 1950). - Hugo Collumbien: Gentse Memoriedagen: 27-28 December. - Marie-Jeanne De Smet: Feest bij de Gentse weesmeisjes. Een memorabel Kerstfeest Arme oorlogsweeskes. - Bibliografie. - Vraag en Antwoord. - Lezers schrijven ons.
1
2
10
12
17 22 25 43
65
67 76
79 86 87
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 2
GHENDTSCHE TOESTANDEN
ENGELSE NONNEN IN EEN MAGNIFICQ CLOOSTER ENDE KERKXKEN AAN DE SINT-PIETERSNIEUWSTRAAT
Na de ontbinding vanaf 1534 van de kloosterorden in Engeland onder Hendrik VIII en Elisabeth I, vluchtten een aantal communauteiten naar het vasteland. In ons land was Brussel de eerste vestigingsplaats (1598) van de Engelse benedictinessen. Dit werd in Gent in 1624 gevolgd door een eveneens Engelse stichting, genoemd ‘Abdij van de Onbevlekte Ontvangenis van de Moeder Gods’. Aldus kreeg Gent, naast de ‘autochtone’ benedictinessenabdij in het Rijke Gasthuis aan de Hoogstraat, er een ‘vreemd’ vrouwenklooster van dezelfde orde bij. Hierbij moet wel vermeld worden dat alle benedictinessenabdijen zelfstandig waren. Ondanks het voorhanden zijn van een uitstekende beschrijving door Johan Decavele, weliswaar in een erg gespecialiseerde en weinig verspreide publicatiereeks, bleef over dit ooit indrukwekkende klooster, op enkele anekdotes na, zo goed als niets gekend. In de lokale geschiedschrijving kwam het nauwelijks aan bod1. Ook het indrukwekkende kloostergebouw bleef onbekend, ondanks het voorhanden zijn van goede en betrouwbare afbeeldingen2.
Stichting en eerste jaren De Gentse stichting was het gevolg van een ernstig conflict over het al of niet aanvaarden van jezuïeten als biechtvaders en geestelijke leiders in het Brusselse klooster3. Vier leden van de Brusselse communauteit trokken er uit onder leiding van Lucy Elizabeth Knatchbull (geboren in 1589, op Saltwood Castle, Kent). Deze stichteres en eerste abdis, vond steun bij haar broer, de jezuïet John Norton (alias Knatchbull). Zijn kennis van het Spaans en uitgebreid netwerk van invloedrijke personen in Vlaanderen waren hierbij van groot nut. Na overleg met vrienden in Engeland, nam hij contact op met de aartsbisschop van Mechelen. Deze regelde de nodige vergunningen uitgaande van de Spaanse koning, de bisschop van Gent en de Sint-Pietersabdij. De religieuzen vertrokken, volgens de kloosterannalen, uit Brussel nagenoeg zonder enige bagage, buiten wat persoonlijke kledij en beddengoed. In een gehuurde woning in de Savaanstraat, waar ze op een zaterdag aankwamen, werd 2
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 3
een kleine kapel ingericht waarin de volgende dag reeds een eerste mis opgedragen werd. Op 21 maart 1624 werd de plechtige inwijding door Antonius Triest, bisschop van Gent voltrokken. In april kwamen een paar postulanten (aspirant - kloosterzusters) uit Engeland hun intrek te nemen in het nog erg kleine kloostertje. Ook de eerste kapelaan, William Vincent, stak in die tijd uit Engeland naar Gent over. Bisschop Triest duidde George Chamberlayne, van Engelse herkomst en deken van de kathedraal, aan als visitator (opzichter) en geestelijk directeur. De Engelse jezuïeten, gevestigd aan de Steendam (nu Sint-Jorisschool), ondersteunden de zustergemeenschap krachtig. Zij leverden de latere geestelijke directeurs en de biechtvaders. Met behulp van leden van deze orde, slaagde Lady Knatchbull er in voldoende nieuwe kandidaat - zusters aan te trekken uit Engeland. Daarbij waren de familiale netwerken erg belangrijk. Zo traden er niet minder dan vier nichtjes van de abdis in het Gentse klooster. Twee latere abdissen droegen eveneens de naam Knatchbull.
Van moeizaam overleven naar sterke uitbreiding De tweede abdis Eugenie Poulton (abdis 1629 - 1641) verwierf verschillende huizen met achtergelegen diepe tuinen, samen 80 are, op de helling van de Blandijnberg, rechtover de huidige Josef Platteaustraat, aan de hoek met de verdwenen ‘s Wilders Stege, later Engelse Nonnensteeg genoemd4. Het klooster met kostschool werd daar vanaf 1628 gebouwd onder toezicht van Loys van Hoobrouck, Gentse schepen. Deze gefortuneerde handelaar, lange tijd actief in Engeland, stond de gemeenschap daarvoor een zware lening toe. De volgende abdis Mary Roper (1642 - 1650) behoorde eveneens tot de stichtende adellijke families. Ze werd gekozen ondanks zware oppositie van de Gentse bisschop Triest, weeral omwille van de positie van de jezuïeten als geestelijke raadgevers. Het was een moeilijke tijd voor de ‘Engelse nonnen’, zoals ze toen in Gent bekend stonden. Mede door het wegvallen van directe steun uit Engeland, liepen de schulden hoog op. Al in 1646 volstonden de gewone en buitengewone inkomsten niet meer om verder normaal af te betalen. Na de Engelse burgeroorlog onder Oliver Cromwell (Karel I ter dood veroordeeld in 1649), brachten de eigendommen van het klooster op het eiland niets meer op en waren talrijke bezittingen van katholieke ondersteuners geconfisqueerd. Noodgedwongen werd het zilverwerk verkocht en legden de kloosterzusters, conversen (zogenaamde lekenzusters), novicen en de pensionaires zich toe op het maken van zijden bloemen voor de verkoop. Niemand werd nog toegelaten (‘geprofest’), tenzij na betaling van een zware ‘bruidschat’ (4000 gulden). Ondanks het uitdrukkelijk verbod gestipuleerd bij de stichting, liet de bis-
3
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 4
schop toe dat de Dominicaanse bedelorde voor de zusters geld ophaalde. De vierde abdis Mary Knatchbull voerde niet minder dan 46 jaar het bewind (1650 – 1696). In de Engelse politieke strijd van die tijd zette ze sterk in op de partij van de Stuarts en ze onderhield nauwe betrekkingen met hofkringen. In 1650 leefde de hoop van de Gentse zustergemeenschap even op toen de toekomstige koning Karel II Stuart het Gentse klooster bezocht. Toen deze ruim tien jaar later tot koning gekroond werd, werd dat terdege gevierd aan de SintPietersnieuwstraat, temeer daar het klooster bij die gelegenheid 400 goudstukken ontving van de kroon. De Engelse Restauratie, zoals deze episode genoemd werd, bracht aldus enig financieel respijt, al bleef de situatie doorlopend erg moeilijk. In die periode geraakte het klooster sterk bevolkt en telde de gemeenschap een tachtigtal zielen, waaronder niet minder dan 42 koorzusters, een aanzienlijk aantal dat de nodige kosten meebracht. Met Engelse hulp werden vanuit Gent eerst twee nieuwe kloosters gesticht, een in Duinkerke en een in Saint-Omer. Later zouden Boulogne en Ieper volgen. Dat gebeurde met actieve steun van Gentenaars. Zo schonk de stad 100 pond Vlaams aan de 12 religieuzen die in 1651-1652 naar Boulogne trokken5. Dank zij enkele meevallers slaagden de zusters er na een kwart eeuw (in 1661) in de schuld aan van Hoobrouck af te betalen. Wanneer het imposante bij dit artikel afgebeelde kloostergebouw opgetrokken werd, kon niet achterhaald worden, maar vermoedelijk gebeurde dat halverwege de 17de eeuw, toen de communauteit onder leiding van Mary Knatchbull sterk stond en zeer actief was. Het oudere klooster was nog zeer bescheiden. Op de bekende Hondiuskaart van Gent door Sanderus gepubliceerd in 1641 verschilt het in bouwvolume amper van de omringende huizen6. Maar daar kwam verandering in. Justo Billet, stads(bouw)politiemeester, schreef in 1662 dat de nonnen een magnificq clooster ende kerkxken lieten optrekken7. Samen met het stadsgezicht van Hondius geeft die notitie een nadere aanduiding voor het bouwjaar: ergens tussen 1641en 1662, meest waarschijnlijk tussen 1650 en 1662.
Rustige achttiende eeuw ‌ en dan het einde In de volgende eeuw kende het klooster een veel minder bewogen bestaan. Er verbleven doorlopend ongeveer 20 koorzusters. Ze waren, op zeldzame uitzonderingen na, van over het Kanaal afkomstig. De abdijschool daarentegen was toegankelijk voor gegoede meisjes uit onze streken. De instelling kreeg een goede naam. De ongeveer 35 pensionaires kregen er onderricht in het Nederlands, Frans en Engels en onvermijdelijk ook in godsdienst, naaien en borduren. Toen keizer Jozef II aan het einde van de 18de eeuw de religieuze orden ophief, bleven de Engelse nonnen op Sint-Pieters buiten schot omwille
4
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 5
Afb. 1. Gezicht vanuit stadscentrum op het klooster (herkomst: ‘Annals …’ vermeld in ref. 2). Een vergelijking met de 19de-eeuwse kadasterkaarten leert ons dat het koor van de kapel op de figuur vermoedelijk foutief gesitueerd werd. Dat lag niet in het midden van de lange vleugel, maar in de oksel met de korte vleugel bij de straat (met oriëntatie naar het oosten, zoals het hoort volgens de kerkelijke traditie).
Afb. 2. Gezicht vanuit Sint-Pieters op het klooster.
5
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 6
van hun opvoedende rol8. In 1793 waren er nog 26 religieuzen, 9 conversen en 35 pensionaires. In het vooruitzicht van een naderende inlijving van de Zuidelijke Nederlanden bij het revolutionaire Frankrijk, keerden de Gentse benedictinessen en de zusters van de andere vanuit Gent gestichte kloosters naar Engeland terug. Daar heerste inmiddels godsdienstvrijheid. Enkel de Ieperse religieuzen bleven ter plaatse tot aan de vernietiging van hun klooster in W.O. I. In Preston (Lancashire), waar de Gentse zusters in de Franse Tijd terecht kwamen, stichtten ze een nieuwe succesvolle school. In 1853 tenslotte, werd Oulton Abbey in Oulton, Staffordshire, ingericht. Daar huist nog steeds een benedictinessengemeenschap. In hun geschiedschrijving beschouwen ze zichzelf als een stichting vanuit Gent.
Verdere geschiedenis van de plek9 Enkele gegevens uit de stedelijke belastingarchieven geven ons enig idee van de waarde van de eigendom in de 18de eeuw. De huurwaarde van het klooster werd geschat op 200 pond groot Vlaams, een aanzienlijk bedrag, een van de grootste in Gent. Het naastgelegen huis van de biechtvader - geestelijke directeur was vrij bescheiden (huurwaarde 10 pond). Het klooster, dat het Franse onweer zag afkomen, verkocht in 1794 de eigendom aan de Sint-Pietersnieuwstraat voor het grootste gedeelte aan Joseph Fryson, fabrikant en handelaar in loodwit, wonende aan de Vlasmarkt. Fryson verdeelde het complex in 13 woningen, waarin wellicht nog meer wooneenheden en ruimte voor zijn onderneming een plaats vonden. Verplancke en zijn associé Poelman, opvolgers van Fryson, deden poorten aanbrengen, onder andere in de kapelgevel aan de straatzijde. Dit zal allicht gebeurd zijn in functie van hun industriële en commerciële activiteiten. Onvermijdelijk in Gent was tenslotte de omvorming van het complex, of althans het grootste deel ervan tot spinnerij. Dat gebeurde door de ondernemers Vervaecke, later Poelman & Vervaecke. De spinactiviteit werd voortgezet door een volgende eigenaar Feyerick. Deze verbouwde aan de SintPietersnieuwstraatzijde het bestaande complex tot woningen in de typische strikt uniforme en sobere stijl van die tijd. De fabriek bleef bekend onder de naam Feyerick en ze functioneerde vermoedelijk doorlopend als vlasspinnerij. De onderneming telde in 1885 ongeveer 350 werknemers, die gemiddeld 72 uur per week aan de slag waren. Het was in deze specialiteit, die in Gent de enorm grote fabrieken La Lys, la Gantoise, Saint-Sauveur en La Liève telde, een van de kleinere spelers. De schepen met geroot en gezwingeld vlas konden rechtstreeks in de fabriek gelost worden van op de achter aanpalende
6
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 7
Afb. 3. Detail uit de achtergrond van een gezicht op Gent (ca. 1840; Stadsarchief Gent, Atlas Goetghebuer) vanuit het zuiden (de Muinkmeersen). Het kloostergebouw (rechts) is omgevormd tot fabrieksgebouw met rokende schouw, maar is verder nog gelijk aan wat het oudere gezicht op afb. 2 te zien geeft.
Afb. 4. In de achtergrond (boven links) van dit prachtig industrieel-archeologisch tafereel is het oude klooster, omgevormd tot Feyerick vlaspinnerij, nog duidelijk te zien (prentkaart T. De Graeve). Verz. A. Verbeke
7
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 8
Muinkschelde. De spinnerij was uitgegroeid tot een groot complex dat in de dertiger jaren van de vorige eeuw, toen de universiteit het verwierf, anderhalve hectare besloeg10. De fabriek, die wellicht nog veel elementen van het 17de-eeuwse kloostergebouw bevatte, moest in 1934-1938 plaats ruimen voor de universitaire Technische Laboratoria, samen met een stookcentrale, gebouwd naar ontwerp van Jean - Norbert Cloquet. Gustave Magnel had hierbij een adviserende taak. Sinds 2009 wordt een gedeelte van het open voorterrein ingenomen door het nieuwe UFO (Universiteitsforum) gebouw, met het grootste auditorium van deze instelling, een concept van de architecten Stéphane Beel en Xavier De Geyter.
De schat van de Engelse Nonnen: nog steeds zoek Met dat alles was de Engelse Nonnensteeg al een hele tijd overbodig geworden. In 1909 telde ze nog slechts één huis en uit dat jaar dateert het voorstel ze op te heffen11. Wellicht vooral, of zelfs enkel en alleen door het voortbestaan van die straatnaam, bleef de herinnering aan de Engelse benedictinessen onder het volk leven. Volgens een legende in 1947 door de folklorist, dichter en Gentse schepen Joseph Vermeulen gepubliceerd, geloofde men dat er op het vroegere kloosterterrein een schat verborgen zat, een kistje met goud. Telkens er graafwerken aan de fabriek Feyerick uitgevoerd werden, kwam dit verhaaltje terug te berde en werd gezocht naar de schat. Maar, zo voegt Vermeulen er aan toe, er werd niets gevonden12. L. Devriese, A. Brysse Met dank aan Bert Vervaet (DSMG, Begijnhof, Sint-Amandsberg) en aan Peter Steurbaut (Stad Gent, Dienst Stadsarcheologie) NOTEN 1
2
Slechts enkele lijnen over de Engelse nonnen in Diericx, Ch.L., Mémoires sur la Ville de Gand, deel 2, Gent, 1815, p. 350-351 en in Heins, M., Gand, sa vie et ses constitutions, deel 3, Gent, 1921-1923, p. 46. De tekst van dit artikel is grotendeels gebaseerd op de Decavele, J., Abbaye des Dames Anglaises à Gand. In: Monasticon belge, Deel VII, vol. 2, Province de la Flandre Orientale, Centre national de recherches d’histoire religieuse, Luik, 1977, p. 200214 (raadpleegbaar in DSMG, Begijnhof, Sint-Amandsberg). Hierin uitvoerig over de bronnen. Bieke Verhoelst schetst een indringend beeld van het leven in deze ‘Engelse’ vrouwenkloosters in haar scriptie (Leuven, 2002-2003): Twee Engelse benedictinessen ver van huis. De brieven van Mary Percy (1569-1642) en de biografie van Gertrude More (1606-1633). Raadpleegbaar via het internet. De twee figuren van de kloostergebouwen, bewaard in Oulton Abbey, maker en jaartal onbekend, zijn afkomstig uit Annals of the English benedictines, now at St Mary’s Abbey, Oulton in Staffordshire (Oulton, 1894, zonder aanduiding van auteur). Raadpleegbaar via het inter-
8
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 9
3
4
5 6
7
8
9
10
11
12
net. Kopieën daarvan bleven bewaard in het Gentse stadsarchief (nota’s Van Werveke nr. 479). Het drievleugelige grondplan met een lange zijde loodrecht op de straat en twee korte vleugels aan de uiteinden (zoals herkenbaar op afbeelding 1) is ook te zien op 19de-eeuwse kadasterplannen toen er een fabriek in werkte. In de licht hagiografische ‘Annals …’ wordt de Gentse stichting uitgelegd door overbevolking in het Brusselse klooster, wat tegengesproken wordt door Decavele en Verhoelst. Volgens Maurits Gysseling was de naam van de steeg, destijds bij het studentenrestaurant De Brug, afgeleid van de familienaam De Wilde (Gysseling, M. Gent’s vroegste geschiedenis in de spiegel van zijn plaatsnamen, Antwerpen, 1954, p. 86). Over de talrijke steegjes in die omgeving: Devriese, L., De Sint-Pietersnieuwstraat en haar verdwenen steegjes. In: Gandavum, Gent, 2007, jg. 12 nr. 4, p. 29-33. Uittreksel uit de stadsrekeningen van dat jaar in de Nota’s Van Werveke nr. 479 in SAG Op de bekende Hondiuskaart van Gent, gepubliceerd door Sanderus in 1641 staat het Engelse nonnenklooster onder nr. 31 zelfs verkeerd aangegeven: bijna rechtover de Bagattenstraat (nu Ugent rectoraat). Dat was ongeveer de latere locatie van ‘Crombeen’, die zich pas in 1705 daar vestigde. Op de juiste plaats, tegenover de Caleye staan bij Hondius twee aparte vrij grote, maar toch gewone huizen. Justo Billet Politije boeck 3, 1662, handschrift raadpleegbaar op microfilm in het Stadsarchief Gent (SAG). Bouckenooghe, H., Meisjesopvoeding en sekseongelijkheid. Het Gentse meisjesonderwijs tijdens het ancien régime. Verhandelingen der Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent, deel 23, Gent, 1998, p. 200-204. De exacte localisatie en de hier beschreven verdere bouwgeschiedenis van de site berust op eigen onderzoek. Bronnen: SAG reeks 153/1 (huisgelden) nr. 202bis, boek L nr. 31 (klooster) en nr. 32 (confessor), refererend naar de ‘Oude boeken van het huisgeld’ P (153/2, nrs. 109112, f. 9v -10). De huurwaarde staat als 200 pond aangeduid, maar er werden geen betalingen opgetekend! In 1794 wordt Fryson als eigenaar genoteerd (waarde 150 pond) ‘van het gewesen Engels Clooster gebruyckt by verscheyde persoonen’. Het voorlopige Franse kadaster (zgn. Atlas Napoléon, Ugent HS 3066) toont een plattegrond van het bouwblok met bebouwing (in het ilôt 1824) en tuin (ilôt 1823) van de Section du Sud (later Sectie E) met perceelnummers 7 tot en met 19, allen eigendom van de weduwe Fryson. In het ‘Hollands’ kadaster (SAG, reeks DD) staan Poelman-Hamelinck (Brabantdam) als eigenaars vermeld van de Sint-Pietersnieuwstraat, huisnrs. 35 (3 percelen waarop twee huizen en een spinnerij op het kadasternummer 391) tot 49. Bouwaanvragen in de SAG reeks G12: nr. 887 (1801, Verplancke, poort), 5483 (1824, Vervaecke, veranderingen aan de gevels), 5490 (1829, Vervaecke en Poelman, poort), 5509 en 5512 (1839 en 1840, Feyerick, herbouwen van huizen). De Meyer, R., De Technische Laboratoria of het ‘Technicum’. In: Poulain, N., Zabeau-Van der Verren, L. (red.), De universiteit bouwt 1918-1940, Gent, 1991; Poulain, N., Technische Laboratoria (Technicum) van de Universiteit Gent. In: Open Monumentendag 1997, p. 117119. Gegevens uit de industrietelling van 1885 in de SAG reeks K nr. 9/1. Een mooi beeld van de drukke activiteit met laden en lossen van schepen aan de loskaai van de fabriek bij de Schelde, met nog een glimp van het oude klooster op de achtergrond, in: Verbeke, A., Het Gent van toen, Brugge, s.d., p. 116. Opheffing bij besluit van de gemeenteraad van 11 maart 1909 en K.B. 7 juli 1909; SAG, reeks G21. Vermeulen, J., De schat van d’Engelsche Nonnen. In: Oostvlaamsche Zanten, 1947, jg. 22 nr. 4, p. 105.
9
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 10
INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE – FICHE NR 236
Op 28 december 1901 stelde E. Coppieters Stochove in de rubriek “Goudsmederij - St-Michielskerk, schatten - XVIIe eeuw (1617)” in het Frans een fiche op over
Zilveren Kruisbeelden van de Broederschap van het Heilig Kruis Sprekend over twee kruisbeelden die in het bezit waren van de Broederschap van het Heilig Kruis schepte Kervyn in de "Eglises de Gand" vol. II p. 114 verwarring. De waarheid is de volgende: de Broederschap bestelde in 1617 twee kruisbeelden bestemd om de stukken van het èchte kruis, waarvan zij in het bezit gekomen was, te bevatten. Een van deze relikwieënhouders (want het waren in werkelijkheid relikwieënhouders) werd toevertrouwd aan Jacob Schoofs, goudsmid in Antwerpen en wordt vermeld in de rekeningen 1618-1619 en maakt heden geen deel meer uit van de schatten van de kerk. De andere werd betaald met een gift van 50 pond, ontvangen van Michel Van Heurne, vóór zijn intrede in de religie. Ziehier in welke termen de Liber Sodalidatis Ste Crucis verslag uitbrengt van deze gift en van de resolutie die er het gevolg van was: “den 17n Aug.1617 is by diversche heeren van de sodaliteyt van het h. Cruce gheresolveert dat men mette somme van 50 ponden grooten vlaems by den eerw.heer Pater Michael Angelus Gandensis Capucinus f s d ni Christophori Van Heurne voor zyn professie ghegheven zal ghemaect worden een zelveren vergulden Cruce, omme de reliquien van het h. Cruce daerinne te rusten daertoe ghefiguerert zullen worden op een zyde de h. Cruysvindynghe 10
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 11
ende op d'andere zyde de h. Cruysverheffynghe. Boven een Sanctus Franciscus, onder Sanctus Bernardus metgaders in den voet gheschreven eenighe bequaeme sententien uute h. Schrifture ten h. Cruce dienende …” De bovenste tekening toont ons onmiddellijk dat het gaat over het voorwerp uit de Liber Sodalitatis. Het volledig kruis, zonder het voetstuk, heeft een hoogte van 610 millimeter en een breedte ter hoogte van de armen van 400 millimeter. Het is van geciseleerd zilver en versierd met edelstenen. In het midden bemerken wij de relikwie van het ècht kruis en aan de uiteinden zilveren platen die opeenvolgend voorstellen, de bovenste Sint Franciscus met de inscriptie S. FRANCISCVS PLANTAVIT, de linkse sinte Hélène aan de voeten van dewelke men kan lezen: S. HELENA INVENIT deze rechts: Sint-Héraclée met de vermelding S. HERACLIVS EXALTAVIT, deze onderaan: SintBernard met de zin: S. BERNARDVS AMAVIT. Wanneer men het kruisbeeld omdraait bemerkt men vijf platen tegenover deze die wij komen te beschrijven. Deze in het midden stelt het Agnus Dei voor, de anderen zijn allegorische figuren uit teksten van het Heilig Schrift. Als uitvoering zijn zij inferieur aan de eerste en schijnen afkomstig te zijn van de hand van een andere kunstenaar. De voet, waarvan sprake in de Liber Sodalitatis, bestaat niet meer, hij werd vervangen door een moderne voet zonder de minste kunstwaarde. Cf. Kervyn de Volkaersbeke, les Eglises de Gand, t.II.p.114
11
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 12
MINDER BEKENDE EN/OF VERDWENEN LOCATIES
't Strop van de Broeders van Liefde
In het begin van de 19e eeuw had kanunnik Petrus Jozef Triest (1760-1836) te Gent twee congregaties opgericht: de Zusters van Liefde (1803) en de Broeders van Liefde (1807); in 1825 richtte hij ook de Broeders van Sint Jan te Deo op. De Broeders van Liefde zetten zich in voor de misdeelden, de armen, de vondelingen, de blinden, de doofstommen, de krankzinnigen. In 1815 namen de Broeders de zorg op zich voor de “gekken” die in ketens en mensonterende omstandigheden in het Geeraard de Duivelsteen werden opgesloten. Maar de huisvesting bleef lamentabel, de broeders hadden te weinig middelen. Dr. Guislain, de eerste in ons land die krankzinnigheid voorstelde als een ziekte die kon genezen worden, kwam hen ter hulp. De krankzinnigen werden overgebracht naar het voormalig klooster van de Cellebroeders of Alexianen, die eveneens geesteszieken verzorgden, aan de Houtlei (later Instituut Sint-Amand), en dat volgens zijn principes was omgebouwd. Dr. Guislain werd hoofdgeneesheer; de congregatie leverde verplegers en opzichters. In 1857 betrokken de 294 zieken het nieuw gesticht aan de Palinghuizen, Brugse Poort, in de volksmond Saint-Guislain genoemd. Een van de meest bekende patiënten aldaar was ongetwijfeld kunstschilder en tekenaar Oscar Colbrandt, die er verbleef van 1942 tot aan zijn dood in 1959. Sedert 1987 lopen er in het Gesticht belangrijke tentoonstellingen. In 1989 verscheen er een lijvige en rijkelijk geïllustreerde catalogus. Zie ook Ghendtsche Tydinghen, 1990. De Broeders van Liefde, met als patroonheilige de 17e eeuwse Franse priester Sint Vincentius a Paulo voor wie spiritualiteit en armenzorg heel belangrijk waren, hebben, door hun bijzondere methode van aanpak, de reputatie bekwaam en gespecialiseerd te zijn in het verzorgen van krankzinnigen en het onderwijzen en verzorgen van mentaal gehandicapten en abnormalen. Het is heden een internationale congregatie met huizen in 26 landen, actief in vier werelddelen. De hoofdzetel is nog steeds in Gent gevestigd. Het generalaat werd in 1967 naar Rome overgebracht. In België zijn er een dertigtal kloosters van de Broeders van Liefde, allen verbonden aan een school of een instelling voor geestelijke gezondheidszorg. Waren de eerste Oversten in belangrijke mate betrokken bij de uitbouw en de organisatorische problemen van ‘t Strop, de voorlopig laatste, Broeder René Stockman, provinciaal overste, werd voor-
12
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 13
Een deel van ‘t Strop. Onderaan de Stropkaai, links de St.-Juliaanstraat; helemaal bovenaan de Stropstraat; midden rechts de kapel.
13
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 14
al geconfronteerd met de reconversie in de psychiatrie sedert 1990 en de herstructureringen in het onderwijs. Tegenwoordig is broeder Stockman generale overste te Rome. De weg die de Broeder van Liefde gaat, is de weg van de liefde. Een weg die hij heeft te gaan samen met de lijdende mens. Regelmatig treden novicen in (vooral veel Afrikanen) en worden nieuwe broeders geprofest. In 2009 nog een tiental, waaronder één Belg. De bocht die de Schelde hier (Stropkaai) neemt richting Sint-Lievenspoort, was buiten de stadsmuren gelegen. Het was voor de scheepvaart van de 18e eeuw en vroeger een moeilijke passage, een echte “strop”. De nieuwe Schelde (Muinkschelde), richting Ter Platen, was toen nog niet gegraven. Vanuit de afspanning ‘t Strop werden verse paarden ingespannen om de boten hier doorheen te trekken. In 1841 kocht kanunnik Benedictus De Decker, op aandringen van Dr. Guislain, de oude guinguette ‘t Strop bij de Schelde aan de Stropkaai, die er al stond van de 17e eeuw en vooral bekend was voor gebakken blieken, paling en waterzooi... en rijstpap. Het werd door de broeders uitgebreid, verbouwd en omgevormd tot een instelling, une “Maison de Santé” voor mannelijke geesteszieke patiënten uit welstellende families uit binnen- en buitenland, de “heren” van ‘t Strop (zoals de Antwerpse dichter en kunstdrukker Joseph Ernest Buschmann, die er in 1853 op 39-jarige leeftijd overleed), die hier een luxueuze verzorging genoten. Dit in tegenstelling met het Alexianenklooster waar arme patiënten (ten laste van de Commissie der Burgerlijke Godshuizen) werden verzorgd. In de achterliggende tuinen werd het Sint-Alfonsushuis opgetrokken. Ook hier was Dr. Guislain de hoofdgeneesheer. De landelijke herberg `t Strop werd vanaf 1842 de bakermat van het huidig stropcomplex. Het domein werd geregeld uitgebreid door aankopen van percelen. Naarmate de zieken binnenkwamen, werden er ook nieuwe paviljoenen bijgebouwd. In 1874 kochten de Broeders van Liefde ‘t Strop van kanunnik De Decker. Het onderscheid tussen rijke en arme patiënten is door de democratisering van de gezondheidszorg sedert 1960 volledig opgeheven. In de 19e eeuw kende deze kant van de stad, Citadelpark-Citadellaan-Schelde, een grote uitbreiding en tussen 1877 en 1900 werden nieuwe straten getrokken tussen de Schelde en de Ottergemsesteenweg, zoals de Lente-, Zomer-, Herfst- en Winterstraat en de Stropstraat. Het domein aan de Stropkaai was toen nog heel landelijk en het was voor de Broeders van Liefde vrij gemakkelijk er nieuwe terreinen te verwerven.. Heden is ‘t Strop een uitgestrekt en veelzijdig complex tussen de Stropkaai, de Sint-Juliaanstraat en de Stropstraat. Er waren of zijn een klein noviciaat (1870-1908), voorheen in de Bijloke; een normaalschool van de Broeders van Liefde, in 1926 naar Zwijnaarde verhuisd, heden Sint-Paulusschool; de kloos-
14
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 15
Kapel van ‘t Strop. Let op de witte gietijzeren pijlers.
15
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 16
tergemeenschap van Sint-Alfons, opgeheven in 1997; Sint-Alfons kliniek, in 1950 vervangen door nieuwbouw; Sint-Vincententiushuis of Groothuis of het moederhuis van de provinciaal (1897-1967) aan de kant van de Stropstraat; Sint-Jozef, een vrije school voor leerlingen met een mentale handicap ; SintJan Berchmansschool, thans buitengewoon secundair onderwijs Sint-Juliaan ; een psychiatrisch instituut; Sint-Jozefinstituut, voor jonge bewoners van het Dr. Guislaininstituut; een afdeling van De Sleutel; een kliniek; de Effatagemeenschap (sedert 1996); een neo-romaanse kapel en vooral ook veel ruimte voor binnenplaatsen en tuinen, zoals Dr. Guislain, die de voorkeur gaf aan het platteland voor zijn patiënten, dat zou gewild hebben. In de voormalige guinguette, die in 1960 werd gesloopt en vervangen door nieuwbouw, bevond zich de afdeling St. Marie voor de hoogste klasse van de betalende patiënten. Deze werd echter in 1960 vervangen door de Sint-Alfonskliniek aan de Juliaanstraat. Er werd in de 20ste eeuw zeer veel gebouwd en al de afdelingen van het complex zijn vandaag verbouwde en vergrote gedeelten, achter een omheiningmuur van 1892. In 1997 fusioneerden de SintAlfonskliniek en het Dr. Guislainziekenhuis en werden zo één afdeling. Het vroeger klein noviciaat is een imposant U-vormig gebouw in neoclassicistische stijl, met een door een muur afgesloten voorplein. Het dateert van 1893. Het werd na 2000 afgebroken De neo-romaanse kapel achter de uitgestrekte binnentuin, is een rechthoekig gebouw van vijf traveeën dat dateert van 1894. Ze staat centraal op de campus. De gietijzeren pijlers tussen middenbeuk en zijbeuken zijn het merkwaardigst. Twee lage, rechthoekige zijkapellen werden in 1906 aan het koor toegevoegd. In 1939 werden de banken door stoelen vervangen. Boven het doksaal een dakruiter of punttoren voorzien van galmgaten en vier horlogeplaten. De zijbeuken zijn enkel voorzien van rondboogvormige drielichten. Het roosvenster is van glazenier Cesar Vanhevele. Vroeger gepolychromeerd interieur, heden egaal geschilderd. De middenbeuk is overwelf door een tongewelf; de zijbeuken zijn vlak afgedekt. De kapel zal geklasseerd worden als monument In 2007 organiseerde het Museum Dr. Guislain een tentoonstelling “200 jaar Broeders van Liefde”. Literatuur L. De Beuckelaer, Kleine geïllustreerde historiek, 1966. Bouwen door de eeuwen heen. Inventaris van het cultuurbezit in België. Architectuur. Deel 4 nc. Stad Gent. 19e en 205e eeuwse stadsuitbreiding. L. de Kezel, archivaris, teksten over de Broeders van Liefde. L. de Kezel, 100 jaar Sint-Vincentiushuis, brochure, 1997. Internet. Google.
Daniël Van Ryssel 16
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 17
GUISLAIN (Pierre Kluyskens schreef deze hommage 65 jaar geleden)
Wie heden een krankzinnigengesticht bezoekt, zou zich met moeite kunnen inbeelden dat in het begin van de XIXe eeuw, voor een zekere categorie mensen, de geesteszwakken, nog niets of weinig tot het verbeteren en verzachten van hun lot was uitgedacht en dat de meeste onder hen nog aan de ketting lagen als gewone misdadigers of door het volk werden bespot en uitgejouwd als gevaarlijke elementen in de maatschappij. Jozef Guislain, welke dokter Burgraeve zo raak “le Pinel de la Belgique” heeft genoemd, was de eerste om in onze gewesten zijn stem te laten opgaan om meer menslievendheid in de behandeling van krankzinnigen aan de dag te leggen en om door woord en door raad de strijd aan te binden voor een beter lot en een volledig nieuw regime. Niets echter scheen hem in het begin tot een dergelijk apostolaat voor te bestemmen. Uit een kunstminnende familie geboren op 2 februari 1797, gaf de jonge Jozef reeds vroeg blijk van een groote begaafdheid als tekenaar, talent welk wij later bij hem zullen terugvinden, namelijk in de zelf opgemaakte tekeningen en schetsen in zijn werken, en in het plan dat hij opmaakte voor het krankzinnigengesticht te Gent. Als lid van de gouvernementele Toezichtscommissie was hij de ontwerper van talrijke architectonische gegevens. Zijn plan voor een gesticht werd trouwens door de “Société des Beaux-Arts de Bruxelles” in 1824 bekroond met een gouden medaille: “Accessit d’architecture. Joseph Guislain de Gand. 1850”. Bij een bezoek echter dat hij een van zijn vrienden, student in de geneeskunde bracht, werd hij plots dermate getroffen door de aanblik van een gedesarticuleerde kinderkop die zijn vriend aan ‘t bestuderen was, dat hij besloot eveneens diezelfde loopbaan te kiezen en van die dag af de tekenkunst liet varen om zich enkel op de geneeskunde toe te leggen. Na slechts met veel moeite de toelating van zijn ouders ontvangen te hebben, assimileerde hij op twee jaren tijd het Latijn en begon dan aanstonds zijn studies aan de “Ecole de Médecine” van het toenmalige Scheldedepartement. Hij moet reeds heel vroeg blijk hebben gegeven van een grote vaardigheid want zijn biografen verhalen ons dat hij in 1812, na de nederlaag van Napoleon bij Moskou, als “medehelper” in het tijdelijk hospitaal aan het Groot-Begijnhof dienstig was en na de slag van Waterloo dezelfde functies in het
17
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 18
Geboortehuis van Guislain in het Ingelandgat.
18
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 19
Militair Gasthuis mocht vervullen. In 1816 en 1817 verwierf hij aan de “Ecole de Médecine” de eersten prijs voor Plantenkunde, Anatomie, Scheikunde, Physiologie, Ziekteleer, Heel- en Verloskunde. Na de opening in onze stad van de hogeschool, liet Guislain er zich inschrijven om zijn studies te voltooien en bekwam er in 1819 een erepenning voor zijn Memorie over de miltstudies. Hetzelfde jaar nog, op 31 juli, promoveerde hij tot doctor in de Geneeskunde na een schitterende verdediging van zijn dissertatie “Les exhalations sanguines en général”. Toen reeds waren zijn blikken en zijn gedachten gericht naar de onmenselijke methoden die bij de behandeling der krankzinnigen werden aangewend en voortaan zou zijn leven een strijd worden tegen de onverschilligheid der hogere instanties en den onwil van de massa. In 1825 verscheen zijn “Traité sur l’aliénation mentale et les Hospices d’aliénés” dat door de Geneeskundige Toezichtscommissie voor de Provincie van Noord-Holland met algemene stemmen met een prijs van dertig dukaten werd beloond. Dit zou een eerste stap wezen in zijn opzoekingen en aangemoedigd door dit succes werkte hij nu voortdurend aan de verspreiding van zijn gedachten die stilaan in de geneeskunde en politieke middens veld wonnen. Drie jaren later wordt hij Hoofdgeneesheer van de Gentse krankzinnigengestichten benoemd, waar hij een rijke ondervinding opdeed die hij in een vermaard gebleven werk “Traité sur les Phrénopathies” in 1835 uiteenzette. Kort nadien werd hij leraar in de Physiologie aan de heringerichte Gentse Hogeschool benoemd, nadat Prof. J.F. Kluyskens in naam van geheel de faculteit van Geneeskunde bij de Regering had aangedrongen opdat door die benoeming de wensen van hen allen zou worden verwezenlijkt. Zijn wetenschappelijke werken volgen nu elkaar in snel tempo op; vertalingen van zijn “Traité sur les Phrénopathies” werden in alle talen uitgegeven en oefenden een geweldige invloed uit in alle beschaafde landen Tussen 1835 en 1838 liet hij achtereenvolgens verschijnen: “De la débilité”, “Le Délire n’est pas un symptôme propre aux lésions de l’arachoïde”. “Recherches sur les usages de la capsule de Glisson”, “Exposé sur l’état des aliénés en Belgique” en nog andere publicaties die een ware omwenteling in het behandelen der krankzinnigen zouden teweegbrengen. ln plaats van de personen als schadelijk en gevaarlijk te aanzien, werd nu de gedachte vooropgesteld hen als speciale zieken te behandelen, wier lot men in de mate van het mogelijke moest verzachten er aangenamer maken. Tijdens een reis naar Zwitserland en Italië, kon Guislain ook in het buitenland
19
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 20
de bestaande toestanden onderzoeken en aan de hand van zijn bevindingen deze factoren tot zijn verdere studies aanwenden. In 1841 kon eindelijk de regering er toe gebracht worden een Commissie in het leven te roepen om de toestand der krankzinnigen in het land na te gaan - het verslag van die commissie wees trouwens op talrijke misbruiken en nakomingen in onze gestichten. In een artikel “Nos aliénés” wees Guislain nogmaals op de voorgestelde verbeteringen en drong bij de regering aan Dr. Jozef Guislain. 1797-1860 opdat zij de nodige maatregelen zou treffen. Eindelijk werd in 1850 een wet nopens de totale herinrichting der krankzinnigengestichten in België van kracht. Enkele maanden vroeger reeds had de stad Gent op aandringen en onder impuls van Guislain het voorbeeld gegeven door de oprichting van een dergelijk gesticht te stemmen, gesticht dat naar zijn weldoener en ontwerper “Guislaingesticht” werd genaamd en waar vanaf 1858 de krankzinnigen konden worden ondergebracht, in lokalen die toen als de meest geschikte voorkwamen. Doch ook buiten deze toewijding aan zijn taak en deze studies, is Guislain een der vooraanstaande figuren uit zijn tijd gewenst: Lid der Koninklijke Academie voor Geneeskunde benoemd in 1842, briefwisselend lid der Academie voor Geneeskunde van Parijs, schrijver van verschillende studies over Typhus en andere ziekten, was hij tevens in de gewone omgang en in zijn dagelijks leven een der meest achtbare persoonlijkheden uit het land. Ridder in de Leopoldsorde vanaf 1840, werd hij tot officier in de orde op 28 februari 1855 gepromoveerd. De “Societé de Médecine de Gand” gaf bij die gelegenheid een prachtig banket waarop de studenten in de Geneeskunde van de Gentse Hogeschool als blijk van waardering en dank aan Professor Guislain zijn marmeren borstbeeld dat door de Brusselse kunstenaar Van Eenaeme was gebeeldhouwd, ten geschenke gaven.
20
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 21
Hij sprak eveneens de lijkrede uit van dokter Wauters en prof. J. F. Kluyskens, met wie hij zeer bevriend was. Hij was bovendien lid en voorzitter geweest van het “Comité Central de vaccine” en Gemeenteraadslid tot einde 1857. De inrichting van het krankzinnigengesticht buiten de Brugse Poort te Gent, was de uiteindelijke verwezenlijking van zijn levensdroom en ideaal. Hetzelfde jaar nog verplichtte de ziekte hem nog verder zijn professoraat uit te oefenen en twee jaar later op 1 april 1860 sterft hij, na een van de meest schitterende en verdienstelijke loopbanen. De “Société de Médecine de Gand” zou echter weinige tijd nadien een inschrijving bij alle geneesheren uit het land openen voor een monument, en op 10 juli 1887 werd het standbeeld te zijner ere in onze stad opgericht. Al wat in die tijd voor de krankzinnigen werd verwezenlijkt, is zijn werk geweest: met onverpoosde ijver en onwrikbare wil heeft hij jarenlang gearbeid om zijn plannen in de hogere middens ingang te doen vinden. Zijn werken die de vrucht waren van grondige studies en opzoekingen, van talrijke reizen in het buitenland en van persoonlijke ondervinding, zijn een groots monument zijn naam en onze stad ter ere. Wij konden hier moeilijk deze 150e verjaardag (in 1947 nvdr) van zijn geboorte ongemerkt laten voorbijgaan. Mocht deze korte bijdrage het hare ertoe bijdragen om Guislains naam levend in het hart van zijn stadsgenoten te bewaren. Pierre Kluyskens
21
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 22
HERDENKINGSDAGEN IN 2013
Wat gebeurde er 25 jaar geleden 12 juli 1988: Dood van John Massis. 27 augustus 1988: Dood van Tamboer. 15 december 1988: Dood van Gontran Van Severen.
50 jaar geleden 25 januari 1963: 17 april 1963: 29 juli 1963: 27 december 1963: 28 december 1963:
De Universiteit koopt het Pand. Stichting van het Campo-Santobeschermingscomité. Laatste concert van de Kulders op de Korenmarkt. Dood van Mgr. Callewaert, 27e Bisschop van Gent. Laatste rit van Tram 6.
75 jaar geleden 7 januari 1938: 18 februari 1938: 1 maart 1938: 9 april 1938: 30 april 1938: 11 juni 1938: 3 juli 1938:
Dood van Karel Doudelet. Dood van Eedje Anseele. Afschaffing van de politiehonden. Dood van André Callier. Dood van Gustave D'Hondt. Aardbeving in Gent. Onthulling van een gedenkplaat aan het sterfhuis van Florimond Van Duyse. 24 oktober 1938: Dood van Victor Carpentier. 25 december 1938: Dood van Armand Heins. 31 december 1938: Laatste nummer van de “Gazet van Gent” als dagblad.
100 jaar geleden 8 januari 1913: 22 januari 1913: 3 februari 1913:
De Draak wordt geplaatst op de nieuwe toren van het Belfort. Dood van Ferdinand Van der Haeghen. Geboorte van Rosa Geinger. 22
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 23
26 april: 1 juni 1913: 22 juni 1913: 10 juli 1913: 12 juli 1913: 20 juli 1913: 9 augustus 1913: 17 augustus 1913: 30 oktober 1913: 3 november 1913:
Opening van de “Expositie”. Boksmatch in de Expositie tussen Georges Carpentier en Bombardier Wells. Inhuldiging van de nieuwe toren van het Belfort. “L’Escaut et la Lys” van de Lalaing wordt geplaatst aan het begin van de Citadellaan. Klokke Roeland wordt voor de 1e maal elektrisch geluid. Eerste uitgang van de historische stoet van de St- Michielsgilde. Onthulling van het monument van de Gebroeders Van Eyck. Geboorte van Fernand Scribe. Het “Kloddenkot” van Beaumont aan de Overzet brandt volledig af. Sluiting van de Expositie. Pégoud geeft twee demonstraties op St-Denijs.
150 jaar geleden 5 Januar 1863: 13 januari 1863: 11 februari 1863: 12 april 1863: 1 Mei 1863: 30 Mei 1863: 15 juli 1863:
Broeder Joseph Marès wordt Directeur van St-Lucas. Men begint met het uitgraven van de Verbindingsvaart. De laatste provenierster verlaat het St-Jacobsgodshuis. Geboorte van de muziekpedagoog Paul Lebrun. Dood van Stéphanie Kekulé-Drory. Afschaffing van het vondelingengesticht de “Rol”. “La Société des Choeurs” neemt haar nieuw lokaal in de Bagattenstraat in gebruik. 9 september 1863: Dood van Gustave Callier. 14 september 1863: Inhuldiging van het standbeeld van Jacob Van Artevelde. 16 september 1863: Inhuldiging door Leopold I van de Frère Orbanlaan. 21 oktober 1863: De in aanbouw zijnde St-Jan Baptistkerk stort in. 14 november 1863: Geboorte van Leo Baekelandt.
200 jaar geleden 22 maart 1813: 14 april 1813: 25 juli 1813:
Geboorte van Jules de Saint-Genois. Napoleon benoemt Mgr. Delabrue tot Bisschop van Gent als opvolger van de Broglie. De Seminaristen weigeren aanwezig te zijn op de
23
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 24
6 november 1813:
diensten in de kathedraal na de gevangenneming van Mgr. de Broglie. In de St-Niklaaskerk wordt een zielmis opgedragen aan de op 24 september overleden Grétry.
250 jaar geleden 21 maart 1763: 10 oktober 1763: 31 oktober 1763: 3 december 1763:
Geboorte van Jan-Baptist Pisson. Stichting van de Vrijmetselaarsloge “La Candeur”. 5-voudige moord gepleegd door Mast en Daneels. Executie op de Vrijdagmarkt van Mast en Daneels.
300 jaar geleden 27 december 1713: Geboorte van van Emmanuel Pierre François Van Reysschoot. 28 december 1713: Geboorte van Govard Van Eersel, 16e Bisschop van Gent.
350 jaar geleden 20 oktober 1663:
Arrest van de Raad van Vlaanderen waarbij de Alexianen bevestigd worden in hun privilege de doden te mogen begraven.
400 jaar geleden 7 februari 1613: van Gent. 26 maart 1613: 20 juni 1613: 5 september 1613:
Wijding van Frans Van der Burch als 5e Bisschop Stichting van de St-Michielsgilde. De Staten van Vlaanderen verlenen de toestemming tot het graven van de Brugse Vaart. Aanvang van de graafwerken voor de Brugse Vaart.
450 jaar geleden 4 april 1563: 29 april 1563: 9 Mei 1563:
Plechtige openstelling van de Sassevaart. Inhuldiging van de Commissiezaal in het Stadhuis. Eerste steenlegging van de nieuwe Minnemeersbrug.
24
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 25
650 jaar geleden 23 juli 1363:
De Abt van St-Baafs geeft zijn toestemming tot het bouwen van de kapel van het Alynsgodshuis.
WEL EN WEE IN EN NABIJ GENT - SINT-PIETERS DEEL 4 (1936 - 1941)
VOOR U VERZAMELD UIT 31 500 EDITIES VAN DE GAZETTE VAN GENT
28 maart 1936 Van 1 april af zullen bij wijze van proef in de statie Gent-Sint-Pieters boekjes met 25 bons worden afgeleverd voor de bewaring van rijwielen. Ze dienen tot het betalen van het bewaringsgeld, hoe lang de duur ook is, op voet van één bon per onafgebroken tijdsruimte van twee dagen of gedeelte van twee dagen. De boekjes zijn persoonlijk. Ze kunnen zonder formaliteiten bekomen worden aan de prijs van 10 frank. Hun geldigheidsduur bedraagt drie maanden.
8 april 1936 De vrachtprijzen van 4 en 5,50 frank, voorzien voor het vervoer van rijwielen per spoor met één zitplaats en vergezeld van de reiziger, zijn in prijs verminderd wanneer het getal voor eenzelfde bestemming samen aangeboden tenminste 12 is of voor dat getal betaald wordt. Voor het vervoer over de banen van één enkel beheer is de prijs 2 frank, van verscheidene beheren 3 frank.
25
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 26
30 maart 1937 Gedurende de Paasdagen hebben zich duizenden Gentenaars verplaatst om een bezoek te brengen aan bloedverwanten of om enige rust te nemen op de buiten of aan de zee. In de Sint-Pietersstatie werden de rijtuigen bestormd. Er zijn 23 speciale treinen vertrokken en 16 kwamen in de statie aan. Zondag waren er 8 treinen meer voor de kust dan gewoonlijk en 4 kwamen uit Brugge. Maandag waren er 3 bijgevoegde treinen voor de kust en 18 uit Brugge. Gedurende die dagen zijn 29 048 reizigers aangekomen en 28 436 vertrokken.
4 juni 1937 De N.M.B.S. zal eerlang een aanbesteding uitschrijven voor het leveren van automatische toestellen voor het drukken en afleveren van de ticketten welke toegang verlenen tot de kaaien van de staties.
5 juli 1937 Zondagmorgen deed zich ter hoogte van de Snepbrug op de spoorlijn GentSint-Pieters - Oostende een ernstige botsing voor tussen twee treinen. Om 7 uur 40 vertrok aan spoor 4 de trein naar Blankenberge, bestaande uit een locomotief, een tender en een achttal rijtuigen van eerste, tweede en derde klasse. Deze trein moest om over de Snepbrug op het linker spoor te komen van de grote lijn Brussel - Oostende, het rechter spoor kruisen. Toen dit zondagmorgen moest gebeuren kwam op hetzelfde ogenblik de trein uit Oostende naar Brussel-Zuid aangereden. De machinst van deze trein reed door het gesloten signaal en ramde zijdelings de trein naar Blankenberge. De botsing die vrij hevig was had beide locomotieven en tenders uit de sporen geslagen en het platform van een stalen rijtuig derde klasse van de trein uit Oostende ingedrukt. Uit beide treinen stegen hulpkreten op en er ontstond paniek. De heer Kips, overste van Gent-Sint-Pieters, nam onmiddellijk de nodige maatregelen en deed de gewonden naar het dispensarium van de statie overbrengen, waar ze de nodige zorgen ontvingen. Van de 15 gekwetsten zijn er drie erg aan toe. Het parket van Gent kwam met de fotografische dienst ter plaatse. Beurtelings werden de getuigen en de machinisten van de beide treinen verhoord. De machinist De Clercq Alfons van de trein naar Brussel-Zuid verklaarde dat hij
26
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 27
te laat het gesloten signaal heeft bemerkt. Onmiddellijk zette hij de remmen aan maar de trein liep over een afstand van 150 meter voort en reed met reeds verminderde vaart de trein naar Blankenberge aan. In de loop van de ochtend werd het bergingswerk aangevangen. Gans de dag door was er een groot geharrewar in de statie. De massa's treinen van en naar de kust ondergingen geweldige vertragingen. De werken op de lijn naar de kust werden op 6 uren geschat, die van de kust op 12. In een officiĂŤle mededeling wees de N.M.B.S. er op dat het te danken is aan de stevigheid van de metalen wagons, dat er niet meer reizigers werden gewond. De heer Jaspar, minister van verkeerswezen, die op het ogenblik van het ongeluk te Gent was en het bestuur van de N.M.B.S. begaven zich ter plaatse.
16 augustus 1937 Tot 2 oktober rijdt de luxetrein Oostende-Wenen-OriĂŤnt-Express drie maal per week tot Boedapest. Hij vertrekt uit Oostende om 20.38 en uit Gent-SintPieters om 21.18. Hij geeft aansluiting naar Boekarest, Belgrado, Sofia, Athene en Istanbul.
31 januari 1938 Het ontvangstgebouw van de statie Gent-Sint-Pieters wordt vol stellingen geplaatst met het oog op de werken tot modernisering van de statie. Die zullen in snel tempo worden uitgevoerd en moeten tegen 1 april voltooid zijn. Deze moderniseringswerken worden in de hal gekenmerkt door het verleggen van het reizigersverkeer naar de rechterkant. Gent-Sint-Pieters is de enige Belgische statie waar de reizigers de linkerkant hielden. Die toestand bracht de personen die niet tot de stad behoren in de war en stremde het verkeer. De loketten voor de afgifte van de biljetten zullen opgericht worden aan de rechterkant van de voorzaal. Op de vroegere plaats zal het spoorwegbeheer een ruim inlichtingskantoor voor het toerisme laten inrichten. Tal van andere instellingen zullen gewijzigd worden. De al de dichte scheidingswanden waarachter het lokettenpersoneel thans ingesloten zit zullen vervangen worden door grote, heldere spiegelruiten. Uiteindelijk is er nog een bijzonderheid die in de smaak van de Gentenaars zal vallen. De wisselgangen voor in- en uitgang tussen de voorzaal en de hoofdtunnel zullen verbreed worden, zodat de doorgang voor de reizigers gemakkelijker zal zijn.
27
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 28
20 maart 1938 Op zaterdag 16 april wordt om 3 uur in het gewezen Flandria Palace aan de Maria-Hendrikaplaats andermaal een tentoonstelling geopend van vrijetijdswerken door beambten, werkzaam bij de spoorweg-, post-, telegraaf- en telefoondienst. Talrijke hoge ambtenaren zullen aanwezig zijn.
6 april 1938 De pers werd gisteren uitgenodigd om een kijkje te komen nemen in de op gelukkige wijze hervormde Sint-Pietersstatie. De bezoekers werden rondgeleid door de heren Roulot en Kips. Een paar maanden geleden was men begonnen met de algemene kuis van de grote voorhal en de herstelling van de muurschilderingen. Van die gelegenheid werd gebruik gemaakt om de hal een betere uitrusting te bezorgen, door het verplaatsen en moderniseren van de winketten en het inrichten van een speciale zaal voor toeristische inlichtingen. De hal werd verruimd en de lokalen voor het in bewaring geven van pakken en rijwielen doelmatiger ingericht. De ingang naar de kaaien is nu rechts aangebracht. De onderaardse doorgang werd opgesmukt en voorzien van uitstalkasten. Er is gezorgd voor een mooiere verlichting van de voorhal en de restauratiegelegenheden en wachtzalen werden van een prachtige decoratie voorzien. Al die werken werden in een minimum van tijd op de gelukkigste wijze verwezenlijkt naar de plannen van de bouwkundige Moreels. De nieuwe loketten zijn onder alle opzichten aan te prijzen. Lucht en licht heersen er overvloedig en de praktische, vlugge aflevering van de kaartjes is verzekerd. De nieuwe bergplaatsen voor waren en rijwielen laten toe met de meeste zorg en op de duidelijkste wijze de in bewaring gegeven voorwerpen te rangschikken, zodat een minimum van tijd nodig is voor de aflevering. De praktische ingangsdeuren tot de tunnel naar de kaaien laten toe een grote massa volk doorgang te geven op eenzelfde ogenblik. De tunnel zelf heeft heel wat gewonnen door de sobere opsmuk. Alleen kunnen de reizigers het nog maar niet over de boeg krijgen rechts te houden om de circulatie te vergemakkelijken. Het bureau voor toerisme, links in de hal gevestigd, lokt de vreemdelingen. Een korte ontvangst werd gehouden in de wachtzaal en de restauratie voor reizigers derde klasse. De heer Rulot voerde er het woord om het volbrachte werk te loven, te wijzen op de modernisering van alle diensten en zijn dank uit te drukken aan allen die aan de verwezenlijking meehielpen. De statie
28
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 29
juni 1937
1939
29
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 30
Gent-Sint-Pieters is thans door de praktische en fraaie inrichting een statie van eerste rang geworden.
30 april 1938 Vrijdagavond hadden in gans de provincie de aangekondigde oefeningen plaats tegen luchtaanvallen. Overal waren perfecte voorzorgsmaatregelen getroffen. Aan de spoorovergangen waren rode en blauwe lichten aangebracht. De lichtdemping in de statie was perfect. Rond 10 uur loeiden de sirenes en luidden de klokken van de kerken. Wanneer drie vliegtuigen boven de stad verschenen en vuurpijlen afschoten, begon de zware klok van het belfort alarm te luiden. Alle elektrische lichten werden uitgeschakeld, zodat de ganse stad en het omliggende in het duister waren gehuld. Door de Bond der Luchtbescherming waren op talrijke plaatsen hulpposten ingericht, onder andere aan de Sint-Pietersstatie. Om 11 uur eindigden de oefeningen. Alles geschiedde in de beste voorwaarden.
15 juli 1938 Om het bereik van de treinen in de Sint-Pietersstatie gedurende de Gentse Feesten te vergemakkelijken, wordt het publiek met aanvang van 16 juli verzocht zich te willen laten leiden als volgt: - reizigers met biljetten op voorhand, langs de hoofdingang aan het Maria-Hendrikaplein of de kleine ingang aan de Sint-Denijslaan; - reizigers die biljetten verlangen voor andere bestemmingen dan de badplaatsen langs het hekken naast de grote ingang aan het MariaHendrikaplein; - reizigers die biljetten verlangen voor de badsteden ingang langs de reisgoedzaal (bagages), rechts aan het Maria-Hendrikaplein. * Op 27 september besloot de regering de legersterkte te verhogen en de mobilisatie van zes klassen af te kondigen nadat de Sudetenkwestie de spanning tussen Duitsland, Frankrijk en Engeland hoog deed oplopen. De conferentie van MĂźnchen deed de oorlogsdreiging afnemen en na 4 dagen werd gedemobiliseerd.
30
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 31
26 oktober 1938 Een groep inwoners, hotelhouders en handelaars van de wijk Gent-SintPieters, deden reeds herhaaldelijk beroep op de heer Balthazar om het uitzicht van het Maria-Hendrikaplein te doen wijzigen. Men beklaagt er zich namelijk over dat het plein het spektakel biedt van een buitendorp en de beplantingen aldaar het uitzicht op de hotels en winkelhuizen belemmeren. Zonder zich uit te spreken over de gegrondheid van deze klachten wenst de heer minister van Openbare Werken aan de belanghebbenden mee te delen, dat deze zaak buiten zijn departement valt en hier uitsluitend het stadsbestuur bevoegd is.
10 maart 1939 Met genoegen vernemen we dat de statie Gent-Sint-Pieters verheven is tot de rang van bijzondere statie. Die tijding zal voorzeker door de reizigers met vreugde vernomen worden, daar zij tot hiertoe altijd in het voordeel van andere staties van het land werd opgeofferd. Alzo wordt de heer Kips, overste van een statie van eerste rang.
4 april 1939 Wanneer gaat in het posthotel Gent-Sint-Pieters het tijdverliezend lolletje eindigen? Woensdag waren om 12 uur drie winketten open. In de veel te kleine plaats stonden een vijftigtal mensen rijtje te schuiven. Aan het middenwinket stond een boer met een lijnwaadzakje vol zilvergeld en een groot aantal kardoezen met muntstukken die in biljetten moesten worden omgerekend. Achter hem mensen die gromden van koleire en niet zonder reden. Er waren daar werkmensen die meer dan een half uur moesten wachten vooraleer aan de beurt te geraken. De beambten waren allen zeer beleefd tegenover die ongelukkigen. Alhoewel erg overbelast deden ze hun uiterste best om het publiek zo rap mogelijk te bedienen. Waar blijven de hooggeplaatste ambtenaren uit Brussel, gelast met de inspectie van soortgelijke toestanden? Er waren daar Engelsen en Amerikanen die op vakantiereis waren en meer dan eens onder elkander zeiden: What a shame!
31
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 32
Atlantic-locomotief 1939.
13 juni 1939 De N.M.B.S. had maandag 12 juni de leden van de parlementaire commissie van verkeerswezen, alsook de vertegenwoordigers van de pers uitgenodigd om deel te nemen aan een proefreis tussen Brussel en Oostende met de nieuwe ATLANTIC-locomotief enerzijds en een driewagen-motortrein anderzijds. De reis werd voorafgegaan door een ontvangst in de conferentiezaal van Brussel-Zuid. De locomotieven voor het slepen van doorgaande treinen, samengesteld uit slechts enkele rijtuigen, zijn voor het merendeel een dertigtal jaren oud en aan vervanging toe. De ATLANTIC heeft een karakteristiek aerodynamisch voorkomen, het gevolg van het aanwenden van een platenmantel, deviator genaamd, wegens het principe dat er in bestaat de lucht die de weerstand uitoefent op de voortbeweging van de trein op oordeelkundige wijze af te leiden. Bij de heenreis bereikte men met een gemiddelde snelheid van 120 kilometer per uur Gent-Sint-Pieters na nauwelijks 28 minuten. Eens voorbij Drongen werd 155 kilometer behaald. De N.M.B.S. verdient alle lof met deze nieuwe 32
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 33
verwezenlijkingen. Het publiek zal deze inspanning meer en meer naar waarde schatten.
15 juni 1939 Enige maanden geleden werd een aanvang gemaakt met het oprichten van een gebouw voor de postdienst, gelegen naast de Sint-Pietersstatie. Toen het beheer elf jaar geleden de Zuidstatie buiten dienst stelde, was het reeds overeen gekomen dat de N.M.B.S. niet alleen daar maar ook aan het Maria-Hendrikaplein een nieuw lokaal ten dienste van de posterijen zou stellen. Het nieuw gebouw zal op zeer moderne wijze ingericht zijn en de verbindingen voor het vervoer van de poststukken zullen beter en sneller kunnen gedaan worden. Wanneer zoals men voorziet het aanstaande jaar het gebouw wordt opengesteld voor het publiek, zal de vurige wens van de ganse bevolking in vervulling komen. * Op 25 augustus werd het leger in staat van verweer gebracht wegens de verslechterende internationale toestand. Op 1 september werden de vijandelijkheden tussen Duitsland en Polen ingezet. Op 3 september waren Frankrijk en Engeland in staat van oorlog met Duitsland.
27 augustus 1939 De regering had besloten tot het oproepen van de jongste klassen reservisten. Vrijdagavond reeds kwamen de eersten binnen in de Sint-Pietersstatie, in uniform, in tegenstelling tot de ordeloze optocht in burgerkledij bij de mobilisatie vorig jaar. In de statie was in de grote hal een brede ruimte voorbehouden en paaltjes gaven aan waar de verschillende eenheden dienden te verzamelen. In kleine groepjes trokken de reservisten naar de kazernen Sint-Pieters of Leopold of naar de hun voorbehouden kantonnementen. Terwijl heel de zaterdag nog steeds opgeroepen reservisten in dichte drommen te Gent-Sint-Pieters aankwamen, maakte de internationale spanning een onverwacht einde aan menig verlof. Anderzijds vertrokken uit alle grote steden van het land nieuwe vakantiegangers naar de kust. Geen wonder dat in deze omstandigheden talrijke treinen gevoelige vertragingen ondergingen.
33
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 34
12 september 1939 Koortsachtige bedrijvigheid heerst thans in het stadspark, waar men de laatste hand legt aan de afwerking van de schuilplaatsen, waarin het personeel van de Centrale Electrique in tijd van nood zich zal kunnen verbergen. Verder worden ook de oude kazematten tot schuiloord omgewerkt, waar desnoods de burelen van de dispatching van de statie Gent-Sint-Pieters zullen worden ondergebracht.
18 november 1939 Het Rode Kruis van België dwingt reeds overal onze eerbied af voor het mooie werk ten dienste van de soldaten. Nu heeft de afdeling Gent besloten vanaf 22 november een kantine te openen in Gent-Sint-Pieters, om alzo de lichamelijke krachten van onze soldaten op te beuren. In deze kantine zullen gratis sigaretten, broodjes, koffie en melk worden gegeven. Dit is voorwaar een prachtig werk!
23 november 1939 Bij de opening van de kantine van het Rode Kruis in de Sint-Pietersstatie ontving de heer De Witte, voorzitter, de heer Story, schepen en beheerder van de N.M.B.S., Van Ghijsel, hoofdingenieur en de heer statiechef Kips. De kantine is alle dagen open van 8 uur ‘s morgens tot 9 uur ‘s avonds voor alle gemobiliseerde soldaten. Men kan er een warme tas koffie bekomen met of zonder melk, soms bouillon en naarmate de giften het toelaten zullen cigarillo’s, sigaretten en kleine broodjes worden uitgedeeld. Er kunnen 55 tassen koffie ineens worden geserveerd. De aangebrachte tafels dienen tegelijk om de tassen neer te zetten en als afsluiting van de dienstafdeling. Elektriciteit en water worden gratis verleend door het statiebeheer.
29 december 1939 Het toezicht in de treinen is de laatste tijd uitgebreid en werd volgens de N.M.B.S. door de reizigers goed onthaald. Deze maatregel werd getroffen met het oog op de afschaffing van de controle aan de uitgangen van de staties.
17 januari 1940 Zoals gemeld hebben de beheerders van de N.M.B.S. beslist vanaf maandag
34
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 35
15 januari de spoorwegkaartjes aan de uitgang van de staties niet meer af te nemen, teneinde een nieuw gemak aan de reizigers te verschaffen. Naar het schijnt hebben in de Sint-Pietersstatie veel personen wiens geweten rekbaar is, gepoogd te reizen zonder spoorbiljet. Zij namen die gelegenheid te baat doordat er zeer veel reizigers waren. Maar die oneerlijke personen hadden zonder de waard gerekend. In de treinen werd een strenge controle uitgevoerd, wat toeliet de hand te leggen op meerdere personen die niet van een reisbiljet waren voorzien. Die stellen zich bloot aan een strenge straf en het kan ook gebeuren dat op het onverwachts in één of andere statie plots toch nog de controle aan de uitgang geschiedt.
21 januari 1940 We hebben de nieuwsgierigheid gehad eens te gaan kijken hoe het Rode Kruis er in slaagt tussen 8 uur ‘s morgens en 9 uur ‘s avonds gemiddeld 2000 soldaten te bedienen in de kantine van Gent-Sint-Pieters. Elke van dienst zijnde groep omvat een posthoofd, bijgestaan door een achttal helpsters. Om de vermoeienis en de eentonigheid te doorbreken, verandert elk van deze helpsters na elk uur van werk. De 2000 rantsoenen vertegenwoordigen 500 liter koffie en 24 liter melk. Om het suiker te bezigen dat de tijd niet zou hebben in de kop te smelten wanneer de soldaten haastig zijn, bereidt men op voorhand een siroop, welke dan onmiddellijk in de koffietassen kan geschonken worden. Na elk gebruik worden de kommen gewassen in kokend water en gedroogd. Het is het getal propere kommen die aan het buffet worden gebracht, welke de controle van het aantal uitreikingen toelaat. Gedurende die tijd snijden andere ambulanciersters de broden en worden brood en koeken geboterd. Dagelijks worden minstens zestig broden gesneden, waarbij men nog een groot aantal kramieken, koeken en taarten dient te rekenen. Dikwijls komen in de statie troepen aan die van kantonnement moeten veranderen. Deze zijn soms van ‘s morgens vertrokken en hebben zich niet kunnen ravitailleren. Wanneer de militaire bevelhebber van de statie ze dan naar de kantine leidt is het met genoegen dat men vaststelt welk gunstig onthaal de boterhammen en de koffie ontvangen. Andere ambulanciersters zijn gelast met omhalingen in de statie en wij durven aandringen opdat allen zouden bijdragen tot het in stand houden van dit werk, waarbij het moreel van onze soldaten opgeknapt wordt. Zaterdag was een sanitaire treinwagon met geëvacueerde zieken aangekomen.
35
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 36
Een ploeg ambulanciersters bracht warm drinken en voeding. De aanmoedigingen en enkele goede woorden werden door deze personen hoog gewaardeerd. Laten wij hulde brengen aan de vriendelijkheid en de opoffering waarmee al deze dames in de beste geest van samenwerking hun dienst betonen. Onder het witte uniform van het Rode Kruis blijft de leuze DIENEN meer waar dan ooit. Een laatste cijfer om te besluiten: sinds de opening van de kantine op 23 november tot heden werden 110 000 uitreikingen gedaan.
30 januari 1940 De nieuwe post aan Gent-Sint-Pieters nadert snel de voltooiing. Deze zal over alle moderne comfort beschikken en heel wat beter ingericht zijn dan de huidige. De getriĂŤerde brieven komen rechtstreeks op het spoor, zodat het tijdverlies door het vervoer totaal zal uitgeschakeld zijn. Voorwaar een mooie verbetering!
30 maart 1940 Tijdens de Paasdagen waren er 26 speciale treinen naar Oostende en 21 naar Brussel. Toch waren er minder reizigers in de Sint-Pietersstatie dan verleden jaar. Zulks is te wijten aan de huidige toestand en ook aan de afschaffing van het weekend. * Op vrijdag 10 mei (aanvang van het Pinksterweekeinde) verbrak Duitsland het gegeven woord en viel BelgiĂŤ, Nederland en het Groot-Hertogdom Luxemburg aan. De Duitse inval was van geen enkele diplomatieke stap voorafgegaan. De staat van beleg en de algemene mobilisatie werd afgekondigd.
12 mei 1940 Zaterdagmorgen waren Duitse vliegtoestellen boven Gent. Bommen werden geworpen in de omtrek van de Snepbrug, met het doel de spoorwegverbinding te vernietigen. Ze kwamen echter in het veld terecht.
15 mei 1940 Gent kende maandagavond zijn eerste erge luchtaanval. Bij het zware bombardement werd de nieuwe wijk van Gent-Sint-Pieters geteisterd. Talrijke huizen
36
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 37
werden vernield of beschadigd en verscheidene burgers gedood of gewond. Even over 8 uur verschenen uit zuidwestelijke richting plots drie vijandelijke vliegtuigen boven de stad. Nog voor het alarmsignaal kwam, trad het afweergeschut in werking. De wolkjes van de granaten stippelden zich uit op de laaghangende, bleekgrauwe wolken, waartegen de luchtmonsters zich duidelijk aftekenden. Ze vlogen dus vrij laag en richtten zich naar de nieuwe wijk van Sint-Pieters. Onmiddellijk werd het verkeer gestaakt. Honderden mensen, meestal pas aangekomen vluchtelingen die de straten op dat ogenblik vulden, zochten inderhaast een onderkomen in huizen en schuilkelders. In een oogwenk was het geronk van vliegtuigmotoren bijzonder duidelijk geworden. De bommensalvo’s volgden elkander op binnen de tijd van een paar seconden. Met drie tot vijf projectielen tegelijk kwamen de moordtuigen neer. De luchtverplaatsing was geweldig en hartbeklemmend. Toen de vliegtuigen uit het zicht waren verdwenen kon men zich een gedachte vormen van de aangerichte verwoesting. Straten lagen opengerukt. Huizen waren gescheurd en ingestort. Op een paar plaatsen stegen rookwolken op: het brandde! Putten van anderhalve meter diepte, verwrongen sporen, vernielde trams. In een straat zagen we een auto die met de wielen in de lucht nog slechts aan een ineengedrukte ijzeren bak deed denken. Ganse voorgevels waren weggerukt en cafÊterrassen in puin geslagen. Van ontelbare huizen waren al de ruiten stuk en de aan flarden gescheurde gordijnen wapperden door de ramen. Onmiddellijk snelden de rode kruisauto's en de pompiers van alle kanten toe. Zo goed als men kon bergde men de eerste lijken en transporteerde men de gewonden. Nieuwsgierigen werden op afstand gehouden. Plotseling kwam het geronk weer naderbij. In minder dan geen tijd waren de schuilplaatsen overvol. De manschappen die gelast waren met de passieve verdediging deden flink hun plicht, maar er gebeurde niets. Men verliet de kelders maar plots weerklonk een nieuw alarm, tot drie maal toe en uiteindelijk kwam de tragische ontknoping. De Duitse toestellen vlogen weer over de beproefde wijk. Het waren opnieuw helse bommensalvo's. Sirenes gilden, ambulances reden bellend voorbij in een koers om mensenlevens te redden. Nog meer huizen waren vernield. Een oude afspanning, hervormd in een modern restaurant, was geheel platgeslagen. Verscheidene inwoners waren onder de puinhopen bedolven. Een rampzalig visioen!
37
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 38
* Gent werd door de Duitse troepen bezet op 23 mei 1940. De koning van België wou een einde stellen aan verder bloedvergieten en meldde op 28 mei aan de Duitse legeroverheid dat het Belgisch leger alle weerstand opgaf. De Belgische regering die in Frankrijk verbleef verklaarde deze capitulatie niet te kunnen aanvaarden en verder met Engeland en Frankrijk de strijd te zullen voortzetten. Aan de Sint-Pietersstatie en op de vroeger zo drukke Maria-Hendrikaplaats is weinig of geen beweging. Op niet één van de 12 tramlijnen die daar hun eindpunt hebben is een rijtuig te bespeuren. De bewoners uit de omgeving, die na de bombardementen hun huizen verlaten hebben, voelen denkelijk geen haast om er terug te keren. Het plein is opgekuist. In sommige koffiehuizen zitten Duitse en ook Belgische soldaten. Over de toestand aan de Snepbrug kon weinig worden gezegd. Aangezien meerdere Belgische soldaten van die richting kwamen, oordeelde men dat die brug niet kon gesprongen zijn. Ze is echter wel vernietigd, maar de overgang voor voetgangers is onbeschadigd gebleven.
31 mei 1940 Op de spoorwegbrug aan Het Strop is men met herstellingen bezig. Duitse ponteniers, geholpen door werklieden, vervangen er één spoor. Gisteren stond een zware locomotief met tender gereed om de brug te testen. Langs beide zijden is er een overzet ten dienste van voetgangers en fietsers. Aan de vernielde Snepbrug werd aanvang gemaakt met de herstellingswerken. Soldaten hebben onder de spoorbrug een dubbel houten staketsel aangebracht dat het gewezen ijzeren gebinte zal schragen. Over enkele dagen zullen metalen banden de gescheurde gebinten weer samenbrengen, zodat de brug slechts weinig van haar vroeger uitzicht zal verliezen.
7 juni 1940 De Duitse bezetter heeft in de statie Gent-Sint-Pieters op 5 juni een Eisenbahnbetriebs- und Verkehrsamtes Gent opgericht, met als doel het spoorwegnet te reorganiseren. Een veertiental ambtenaren zijn met deze dienst gelast.
16 juni 1940 Het Eisenbahnbetrieb van de groep Gent heeft door het herstellen van de spoorlijn Merelbeke - Dendermonde aansluiting gekregen met Antwerpen en
38
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 39
Brussel. Het treinverkeer zal voortaan Duitsland kunnen bereiken langs Nederland. Sinds gisteren is de verbinding tussen de staties van Merelbeke en Gent-SintPieters verwezenlijkt door de aanleg van een enkele spoorlijn over de Stropbrug. De noodbrug rust op vijf houten pijlers, waarvan de middelste in de Schelde is opgericht.
21 juni 1940 De Snepbrug over de Leie is terug opgehaald en een houten pijler ondersteunt de twee stukken die met elkander verbonden werden. De brug is weer toegankelijk voor het spoorverkeer.
22 juni 1940 Door de exploitatie van de lijn Moeskroen - Tourcoing is Gent-Sint-Pieters sedert 20 juni aangesloten met Rijsel. Dank zij de snelle werking van het Eisenbahnbetriebsamtes Gent is de belangrijke as Duitsland - Nederland Antwerpen - Gent - Kortrijk - Frankrijk tot stand gekomen. Sinds gisteren is er terug spoorverkeer op de lijn Gent-Sint-Pieters - Oostende.
16 juli 1940 De bezettende macht heeft burgerlijk spoorwegpersoneel in dienst genomen. Op enkele opzichters na is de rangeerdienst volledig aan ongeveer 150 Belgen toevertrouwd, waaronder 48 rangeerders.
9 augustus 1940 Van heden af zal in de statie Gent-Sint-Pieters zoals voorheen de aanneming en aflevering van rijwielen en het in bewaring geven van goederen dagelijks geschieden van 6 tot 24 uur.
10 augustus 1940 In de statie Gent-Sint-Pieters wordt heden het spoorwegverkeer voor reizigers heropend met Belgisch personeel. De volgende lijnen worden terug in dienst gesteld: Gent - Eeklo - Brugge, Gent - Terneuzen, Gent - Sint-Niklaas 39
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 40
Antwerpen en Gent - Oudenaarde – Kortrijk. De Snepbrug was niet gevallen, enkel in het midden wat doorgezakt, waardoor het treinverkeer onmogelijk werd gemaakt. Deze is reeds hersteld. Het middendeel rust op een stevig houtwerk van zware balken dat midden in de Leie is geplant. De voetgangersbrug is niet beschadigd geweest De mooie, hoge Stropbrug, het betonnen bolwerk dat diende als spoorbrug voor de lijnen van Gent naar Dendermonde, Antwerpen, Eeklo en zo meer werd totaal vernietigd. Het vergde weinig tijd om er een andere te leggen. Dit werk werd uitgevoerd door de Duitse Eisenbahndirection Brßssel. Ze is gemaakt bij middel van heel zware ijzeren balken die midden de Scheldestroom op een sterk paalwerk rusten. Sinds enige tijd rollen de treinen er reeds over twee lijnen.
17 september 1940 De controledienst op de eetwaren heeft in de statie Gent-Sint-Pieters drie wagons aangeslagen met aardappelen die onregelmatig werden verkocht. Bij verscheidene handelaars werden aardappelen in beslag genomen welke op slinkse manier onttrokken waren aan de reglementering. Bij een inwoner aan de Heuvelpoort werd een hoeveelheid koffie en rijst aangeslagen.
18 september 1940 Zondagmorgen zijn uit de statie Gent-Sint-Pieters 250 arbeiders naar Duitsland vertrokken. Er was in het bijzonder gezorgd voor de meisjes en de vrouwen die wagons tweede klasse ter beschikking kregen. Nog steeds worden werklieden uit alle bedrijven gevraagd, alsook textielarbeidsters, huishoudsters en dienstmeiden. Alle dagen kunnnen Inschrijvingen geschieden van 8 tot 17 uur in de burelen van de arbeidsmarkt, Recolettenlei 8.
22 oktober 1940 Het Maria-Hendrikaplein heeft de vooroorlogse drukte bijna geheel herwonnen, althans voor wat het tramverkeer betreft. - in juni verschenen de eerste rijtuigen van de lijnen 4 en 8; - in juli de buurttram naar Geraardsbergen; - in augustus de lijnen 2, 9, Zomergem, Evergem en Nevele;
40
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 41
- op 2 oktober de nieuwe lijn 10; - op 20 oktober lijn 7.
26 oktober 1940 De inschrijvingen voor Duitsland waren deze week bijzonder talrijk. Een volgende afreis van twee treinen heeft zaterdagnamiddag in Gent-Sint-Pieters plaats. De arbeiders worden verzocht om 12 uur aan de statie te zijn, teneinde op tijd te kunnen beginnen aan de uitreiking van de reispassen. Bij de mannen vraagt men nog steeds timmerlieden, loodgieters, grondwerkers, metsers, betonwerkers, kasseileggers, werklieden voor de suikerfabrieken, arbeiders voor de steenkolenmijnen, kleermakers voor militaire uniformen, bloemistgasten en voor een Belgische ondernemer in Duitsland metsers en metserdieners. Bij de vrouwen is vraag naar spinsters, weefsters, spoelsters, leermeisjes, meiden, keukenpersoneel en 200 huishoudsters.
5 november 1940 Zaterdag werd in de Sint-Pietersstatie tijdens het uitreiken van de reispassen aan de werklieden die naar Duitsland vertrokken, tussen 12 en 13 uur de zwartlederen reiskoffer van een arbeider gestolen. De koffer bevat kledingstukken en behoort toe aan een persoon die in verlof was gekomen en terug vertrok. Een goede beloning wordt voorbehouden aan wie ernstige aanduidingen verstrekt welke kunnen leiden tot het ontdekken van de dader(s).
15 november 1940 Woensdagnacht woedde over heel het land een hevig tempeest. In het Gentse heeft het ook lelijk huis gehouden. Op het Maria-Hendrikaplein werden boompjes ontworteld, lantaarnpalen en wegwijzers omgeworpen, uithangborden van hotels afgerukt en huizen beschadigd. In de Sint-Pietersstatie wachtten tal van reizigers op de treinen die niet konden rijden doordat de lijnen versperd waren. Velen moesten naar huis terugkeren.
4 december 1940 Op 6 december wordt de zeer belangrijke tweesporige Schnellbahn Gent-Sint-
41
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 42
Pieters - Brussel-Zuid voor het gewone reizigersverkeer weer in dienst gesteld.
18 maart 1941 In de statie Gent-Sint-Pieters werd door een vijftigtal controleurs van de voedselvoorziening, bijgestaan door enige rijkswachters, een controle uitgeoefend. Dit gaf aanleiding tot de inbeslagname van 588 kilo vlees van alle soorten, 91 eieren waarvan 6 gebroken, 259 kilo tarwemeel, 250 kilo erwten, 24 kilo rogge, 10 kilo rijst, 4 kilo vanillepoeder en 61 dozen gecondenseerde melk. Een smokkelaar wierp zijn kostbare last vlees tussen de sporen, sprong langs het venster uit de trein en kon door de rijkswacht niet worden aangehouden.
2 april 1941 De bezettende macht gaat het Wehrmachtsverkeer opnieuw zelf exploiteren. Daar de gewone reizigerstreinen ook door de troepen worden gebruikt, zullen hoofdcontrolestaties onder Duits toezicht worden opgericht.
ERIK DE KEUKELEIRE Fragmenten uit “Station Gent-Sint-Pieters (1832-1940)” – 380 pagina’s - 2004 – uitgave in eigen beheer.
ERRATUM In ons vorig nummer (2012 - N° 6) zijn een paar spijtige foutjes geslopen. In het artikel over Roger Warie moet in de titel het jaartal 1999 vervangen worden door 1991 en de auteur, de heer Cassiman, is geen 88 jaar oud, maar steeds nog een jeugdige 86-er. Wil u deze correcties aanbrengen op p. 479
42
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 43
CLARA VOORTMAN-DOBBELAERE (GENT, 1853 - MENTON, 1926) Een burgerlijk leven in artistieke kringen vereeuwigd via houtskool- en pasteltekeningen, olieverfschilderijen en sierkunsten.
Ofschoon een groter aantal vrouwen zich in de negentiende eeuw toelegde op een carrière als kunstenares, komen daar in hedendaagse kunsthistorische overzichten slechts enkele ‘grote namen’ van terug. Clara Voortman-Dobbelaere (1853-1926) behoort helaas tot het overgrote deel van die vrouwelijke kunstenaars die na verloop van tijd in de vergetelheid zijn geraakt. Monografisch onderzoek heeft echter aangetoond dat de levensloop en het œuvre van deze kunstenares uitermate interessant zijn en het daarom verdienen om opnieuw onder de aandacht te worden gebracht. Na het aanreiken van enkele biografische gegevens wordt in deze uiteenzetting ingegaan op Clara Voortmans opleiding, hoe zij haar eerste stappen in de kunstwereld zette en hoe zij zich als een serieuze artieste op de kunstscène liet gelden. Om toch een min of meer chronologische schets te maken van haar grotendeels ongedateerde kunstproductie wordt hier teruggegrepen naar evoluties die merkbaar waren in kunstkritieken en saloncatalogi. Daarbij wordt dieper ingegaan op de werken die het meest representatief zijn voor dit – zowel qua onderwerp als qua medium – veelzijdige œuvre. Tenslotte wordt bekeken welke vormen van erkenning haar werk in haar eigen tijd kreeg en in hoeverre dit werk nog zichtbaar is voor het hedendaagse publiek.
“…CETTE FEMME EXQUISE DONT TOUS NOUS GARDERONS LE SOUVENIR ÉMU.”1 ‘Une femme d’élite’ Clara Dobbelaere werd geboren te Gent op 14 januari 1853 in het gezin van Petrus Bernardus Dobbelaere (1805-1888)2 en Melanie Hulin (1823-1897). Haar vader was afkomstig uit Bachte Maria-Leerne. Hij was lid van verschillende verenigingen in het Gentse en stichtte een zeildoekfabriek in Sleidinge, die later onder het beleid van zijn zoon en schoonzoon kwam en vanaf 1901 als N.V. Calcutta door het leven ging3. Clara Voortmans moeder was afkomstig uit een Gentse doktersfamilie4. Het gezin woonde in Gent op de Oude Vest nr. 18 en had een zomerverblijf in Sleidinge5. Het belang van dit ouderlijke 43
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 44
Jean Delvin, Portret van Clara Voortman, 1878-1922, zwart potlood op papier, 72 x 70 cm, privÊvezameling. Foto: Carolien D’Hondt.
44
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 45
milieu mag niet onderschat worden. Vóór de negentiende eeuw was het voor vrouwen immers haast onmogelijk om een opleiding in de kunsten te krijgen als in hun familie geen kunstenaar aanwezig was. Tot het einde van de negentiende eeuw was dit voor meerdere kunstenaressen nog steeds het geval6. Ondanks dat in haar familie geen andere kunstenaar werd gevonden, zijn er toch een aantal factoren die Clara Voortmans keuze voor een kunstcarrière in de hand werkten. De gegevens over haar vader tonen bijvoorbeeld aan dat Clara Voortman zich reeds vóór haar huwelijk in de gegoede kringen van Gent bevond. De toenmalige verheerlijking van de idee van ‘de vrouw aan de haard’ leidde er samen met nieuwe ideeën over het belang van opvoeding toe dat meisjes uit een dergelijk burgerlijk milieu opgevoed werden tot ideale echtgenotes en moeders7. Een aristocratische opvoeding, die onder meer uit onderricht in de kunsten bestond, gold hier als voorbeeld. Ongeacht hun kunnen legden burgermeisjes zich toe op muziekbeoefening, teken- en schilderkunst, naaldwerk, etc.8 Clara Voortmans opvoeding als burgermeisje zou dus mogelijk reeds in haar jeugd een interesse in de kunsten hebben kunnen aangewakkerd. De ideologische achtergrond van haar vader kan haar keuzes bovendien ten goede beïnvloed hebben. Hij was immers progressief ingesteld en net als meerdere leden van Clara Voortmans latere schoonfamilie liberaal gezind9. Een katholieke achtergrond zou een eerder remmende werking gehad hebben omdat daarbij het ideaal van de vrouw als ‘de beschermster van het huishouden’ nog zwaarder doorwoog10. De meeste meisjes stelden zich tevreden met dit kunstonderricht en ontwikkelden hun kunnen dus niet verder door bijvoorbeeld de stap naar het schilderen in olieverf te zetten11. Naast de afkomst van Clara Voortman bepaalde ook het huwelijk haar sociale en economische status. Zij trouwde op 12 augustus 1871 met de Gentse textielfabrikant Jules Voortman (1835-1923)12. Zij was achttien, hij vijfendertig. Haar jonge leeftijd is opmerkelijk en kan gelinkt worden aan haar burgerlijke afkomst, waar de huwelijksleeftijd lager lag dan in andere bevolkingslagen en meisjes dikwijls direct na hun schoolloopbaan in het huwelijk traden13. Terwijl deze stap voor vele meisjes het einde van hun kunstenaarschap betekende, gaf het Clara Voortman juist de kans om deel te nemen aan het artistieke leven.14 Volgens een overgeleverde vragenlijst die haar jongste zoon Robert invulde voor het Museum van Elsene zou zij rond haar vijfentwintigste in opleiding gegaan zijn bij Jean Delvin (1853-1922). Dit situeert zich na de geboorte van haar twee zonen, Jean Voortman (1872-1947) en Robert Voortman (18771937)15. Haar eerste tentoonstellingen dateren echter pas vanaf ca. 1890, met andere woorden: van toen haar zonen al tieners waren16. Niet zozeer haar huwelijk maar haar kinderen dus, hielden haar tegen om zich volledig op het
45
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 46
Clara Voortman en haar twee zoontjes, Jean en Robert. Foto: Privaat archief.
Jean Delvin en Clara Voortmans jongste zoon Robert op de Vogelenzangkaai te Gent, 1891. Foto: Privaat archief.
Clara Voortman in haar atelier. Foto: Privaat archief.
46
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 47
artistieke leven te storten, waardoor zij vrij laat aan haar werkelijke kunstcarrière begon17. Clara Voortman verbleef tot aan de dood van haar man op de Vogelenzangkaai nr. 28 te Gent, waar ook het bedrijvencomplex van de familie Voortman zich bevond18. Daarna verhuisde zij naar een burgerhuis op de Coupure nr. 8.19 Tevens verbleef deze familie dikwijls in het landelijke Meerle, bij Hoogstraten. Daar investeerde haar schoonvader, Jean Voortman, destijds in braakliggende gronden, die omgetoverd werden tot vruchtbare akkergronden, weiden en bossen20. Te midden van deze landerijen liet hij ‘Villa Den Rooy’ bouwen, de zomerresidentie van Clara Voortman en haar gezin21. Een 320-tal foto’s getuigen van het burgerlijke vertier in deze omgeving. Tegelijk zijn het ook stille getuigenissen van het arme boerenleven dat deze streek kenmerkte22. Beide onderwerpen komen, zoals verder zal blijken, in het œuvre van Clara Voortman terug. Deze foto’s tonen daarnaast ook de mobiliteit van deze vrouw aan. In necrologieën en saloncatalogi wordt steeds gewezen op haar verblijf in Zuid-Frankrijk – “ce beau pays qu’elle adorait”.23 Deze bestemming lijkt echter vooral in het teken van haar kunstenaarschap te staan. Op de foto’s uit het familiealbum zijn echter ook locaties geschreven die eerder vanuit een toeristisch oogpunt bezocht werden; denk maar aan de Belgische kust, de zoo van Antwerpen, verschillende Nederlandse steden, maar ook verder gelegen locaties zoals Chamounix, Dover, Edinburgh en zelfs Mexico. Het is jammer dat van Clara Voortman geen dagboeken zijn overgeleverd om een inzicht te bieden in de manier waarop zij over haar leefwereld dacht. Haar overlijdensbericht(en) en een handvol brieven kunnen hier wel bij helpen. Uit beide bronnen komen haar intelligentie, haar politieke voorkeur en haar goedheid tot uiting24. In Gand Artistique lezen we: “(…) Ce fut une femme d’élite à l’esprit largement ouvert à toutes les choses d’intelligence et de l’esprit. (…)”25 La Flandre Libérale beaamt dit en somt haar interesses op: “(…) Mme Voortman était une femme d’élite, d’esprit cultivé et curieux. Son intelligence avertie et toujours en éveil prenait intérêt à toutes choses. L’art, la littérature, la politique, la passionnaient. (…)”26 Die interesse in taal en literatuur blijkt ook verder: “Elle se plaisait, amusée,
47
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 48
à en receuillir les dictons et les proverbes.”27 In een brief aan het huishouden van de Gentse bibliothecaris Ferdinand Vanderhaeghen (1830-1913) komt dit eveneens tot uiting28. Clara Voortman schrijft daarin dat zij plezier vindt in het verzamelen van gezegdes en spreekwoorden: “(…) J’ai souvenir d’une jolie devise inscrite sur le mur du palier d’escalier du château de Monsieur Vanderhaeghen et qui commence par ces mots Fais de jour, jour et de nuit nuit. Auriez vous l’extrême complaisance de vouloir bien me transcrire la fin de ce dicton. Si vous en avez d’autres sur vos murs, vous seriez bien gentille en me les faisant connaître. (…) la chose m’intéressant au plus haut point. (…)”29 Als elitevrouw kon Clara Voortman zich op intellectueel vlak duidelijk ontwikkelen. Zij maakte van haar afkomst bovendien gebruik om zich in te zetten voor haar medemens. In het volgende fragment uit haar overlijdensbericht in La Flandre Libérale wordt zowel verwezen naar de arbeiders in de fabriek van de familie Voortman als naar de plattelandsbevolking, wanneer over haar goedheid gesproken wordt: “(…) Sa bonté aimait à se dépenser. A tous s’étendait sa générosité discrète. Le personnel ouvrier de l’importante usine que dirigeait son mari, auquel ses fils ont succédé, ne perdra pas de sitôt le souvenir de la femme de bien qui s’en est allée. Et tels autres, qui avaient connu autrefois l’aisance et que la vie avait meurtris, durent, dans leurs vieux jours, à ses interventions, un bonheur qu’une fortune hostile était venue tout à coup leur refusez. En Campine aussi, où elle avait une résidence d’été, son action bienfaissante laissera des traces profondes. (…)”30 Deze dienstbaarheid ten opzichte van de minder gegoede klassen is eveneens terug te vinden bij haar vader, die onder meer werkhuizen oprichtte voor de arme bevolking in Sleidinge. Dit leverde hem respect op en zorgde voor zijn toetreding tot de Leopoldsorde31. De aankondigingen van Clara Voortmans overlijden getuigen van een gelijkaardig respect. Clara Voortman bracht de laatste weken van haar leven door in het zonnige Menton. Ze overleed er na een korte ziekte32. Alvorens gerepatrieerd te worden bleef haar lichaam nog twee dagen op het lokale kerkhof – “où elle avait souvent exprimé le désir de dormir son dernier sommeil”.33 Haar heengaan leidde tot droefenis in de Gentse middens, aldus Gand Artistique.
48
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 49
Jean Delvin Ondanks het bestaan van de vragenlijst van haar zoon Robert blijft het twijfelachtig wanneer Clara Voortman juist in de leer ging bij Jean Delvin. Dat deze man tot 1881 in het Brusselse atelier van Alfred Cluysenaar (1837-1902) werkte en daarna professor werd aan de Gentse academie maakt het aannemelijker dat Clara Voortmans privéopleiding in de jaren tachtig van de negentiende eeuw te situeren is35. Een veelvoorkomende opmerking in toenmalige kunstkritieken over een dergelijke opleiding was dat vrouwelijke kunstenaars geen persoonlijke stijl ontwikkelden, maar slechts hun leraar navolgden. Wat betreft Jean Delvin wordt in de literatuur echter opvallend de nadruk gelegd op zijn angst om zijn leerlingen te beïnvloeden, wat de persoonlijke stijlontwikkeling van Clara Voortman ten goede moet gekomen zijn. Constant Montald (1862-1944) beschreef in 1939 de manier waarop Delvin zijn leerlingen onderricht gaf: “(…) L’artiste allait de chevalet en chevalet, saluant, souriant, réservé et consciencieux. Il avait le talent de faire apparaître les erreurs sans décourager l’élève. (…) Le maître tolérait une liberté complète. On travaillait en tout format, avec toute matière et dans n’importe quel style. Il éprouvait une peur insurmontable d’annihiler les personnalités naissantes. Il cherchait à comprendre l’étudiant, le préservait contre lui-même et l’encourageait à suivre sa propre nature. Il aimait la forme comprise grandement, le dessin décidé, et cependant je l’ai vu ramener de jeunes peintres aux formes ténues, au dessin délicat, parce qu’il les savait ainsi mieux d’accord avec eux-mêmes. (…)”36 Enkele elementen tonen aan dat Clara Voortman en haar leraar ook na haar opleiding nog een goede band hadden. Ten eerste zijn in het familiealbum twee foto’s terug te vinden waarop Jean Delvin te zien is. Deze dateren uit 1887 en 1891 en tonen hem respectievelijk met Clara Voortmans zus, schoonzus, neefje en nichtje in het gras te Meerle en met haar zoon Robert aan hun huis op de Vogelenzangkaai. Op de eerstgenoemde foto is het de oudere zus van Clara Voortman, Leontina Dobbelaere, die te zien is. Voor haar landhuis – genaamd ‘Te Nitterveld’ – maakte Jean Delvin samen met Clara Voortman rond de eeuwwisseling muurschilderingen op doek37. Een derde element dat de blijvende relatie tussen de kunstenares en haar leraar aanduidt is een brief uit 1891 van Clara Voortman aan de echtgenote van Emile Claus (1849-1924) waarin zij beiden uitnodigt om bij haar te dineren. Delvin zou hen daarbij vergezellen:
49
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 50
“(…) J’espère que ces mots vous trouveront à votre charmant séjour d’Astene et que vous pourez ainsi que Monsieur Claus nous faire le plaisir de venir diner intimement avec nous Dimanche prochain 9 Août à 1 heure. Monsieur Delvin sera des nôtres. (…)”38 Dit wijst tevens op een vriendschap tussen Clara Voortman en Emile Claus, die ook in een tweede brief van de kunstenares aan hem tot uiting komt. Blijkbaar werd zij ook in Astene uitgenodigd: “(…) Dès que la saison le permettra j’irai vous voir, mes visites au Zonneschijn me restent toujours à la mémoire, tant le cadre est exquis et l’accueil charmant. Et quand on a souffert on sait la valeur d’une sincère amitié. (…)”39 Een laatste element dat op de relatie tussen Jean Delvin en Clara Voortman wijst is zijn œuvre. Een deel daarvan was in het bezit van Clara Voortman. Het gaat om zes werken waarvan het vroegst gedateerde uit 1883 komt.40 Verschillende bronnen vermelden dat het publiek verrast was toen zijn werk op diens retrospectieve op het salon van Gent in 1922 tentoongesteld werd. Dit toont aan dat zijn œuvre maar zelden aan de buitenwereld werd getoond en slechts goede vrienden ermee vertrouwd waren41. Tenslotte dient gewezen te worden op het bestaan van een portret van Clara Voortman dat zich in een privéverzameling bevindt en van zijn hand is.
Faam in Parijs De begincarrière van Clara Voortman vertoont een merkwaardigheid. De vroegste tentoonstelling van deze kunstenares die in gepubliceerd onderzoek terug te vinden is, is het driejaarlijkse salon te Brussel van 189342. Een tijdschriftartikel uit datzelfde jaar, verschenen in La Fédération Artistique, toont echter aan dat haar werk daarvoor al in Parijs te zien was. De auteur wijst erop dat het Belgische publiek Clara Voortman nog niet kent als kunstenares, de Parijse kranten daarentegen zouden vol lof zijn over haar: “(…) À la grande majorité des lecteurs de la Fédération ce nom est absolument inconnu, artistiquement. Et cependant c’est celui d’une artiste d’un talent très distingué et dont les œuvres ont été appréciées avec faveur par les grands journaux français, notamment à l’occasion de la dernière exposition de Blanc et Noir à Paris.(…)”43
50
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 51
Naast de vermelde ‘Exposition de Blanc et Noir’ (1892)44 werden nog vijf Parijse tentoonstellingen teruggevonden, namelijk nog twee maal een Exposition de Blanc et Noir (1890 en 1891), de tentoonstellingen van de ‘Union des Femmes Peintres et Sculpteurs’ (1890 en 1891) en de ‘Exposition Nationale des Beaux-Arts’ (1896).45 Wat opmerkelijk is aan het begin van Clara Voortmans carrière is enerzijds dat ze debuteerde in het buitenland en anderzijds dat ze daar niet mee doorging. Tentoonstellen in Parijs was immers iets dat eerder weggelegd was voor gevestigde kunstenaars, zeker wanneer het om de jaarlijkse salons ging. Sowieso betekende haar aanwezigheid in Parijs in de ogen van haar publiek een meerwaarde voor haar kunstenaarschap46. De redenen waarom zij ervoor koos om bij l’Union des Femmes Peintres et Sculpteurs te debuteren kunnen deels gezocht worden in de doelstellingen van deze vereniging: deze wenste een bijkomende tentoonstellingsmogelijkheid voor vrouwen te creëren waar, op vlak van medium en onderwerp, een gevarieerd œuvre aan bod kon komen. Zij droeg bij tot de ontwikkeling van de artistieke kwaliteiten van de leden en verdedigde hun belangen door bijvoorbeeld mee te strijden voor de toegang voor vrouwen tot kunstacademies. Het minder exclusieve karakter van deze vereniging maakte het bovendien mogelijk voor nieuwkomers om hun werk aan het publiek kenbaar te maken als zij niet in aanmerking kwamen om deel te nemen aan de prestigieuze salons en kunstkringen. L’Union des Femmes Peintres et Sculpteurs vormde met andere woorden een aanmoedigend platform waar nieuw vrouwelijk talent de eerste stappen in de kunstwereld kon zetten47. Naar de reden waarom zij na een aantal jaren stopte met in Parijs tentoon te stellen kunnen we slechts gissen. Misschien voelde zij zich net als haar leraar Jean Delvin minder aangetrokken tot de Parijse kunstscène. Hij stelde er slechts één keer tentoon, namelijk in 1884 op het salon van ‘La Société des Artistes Français’48. Mogelijk eisten haar gezin en het bedrijf van haar echtgenoot teveel aandacht op. Tenslotte kan haar afwezigheid in Parijs eerder een gevolg dan een oorzaak geweest zijn van haar frequent optreden in het Belgische kunstmilieu. Enkele maanden nadat in La Fédération Artistique het bovenvermelde artikel verscheen, waarin beweerd werd dat Clara Voortman op artistiek vlak een onbekende was in Gent, schreef diezelfde auteur opnieuw een artikel over haar, waaruit blijkt dat zij haar debuut gemaakt had in het Belgische kunstmilieu: “(…) Mme Voortman n’est plus une inconnue pour les lecteurs de la fédération; j’ai eu l’honneur de cette présentation et j’ai dit alors les sérieuses qualités de ses fusains et pastels tant appréciés à Paris. (…)”49 51
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 52
Dit artikel verscheen in december naar aanleiding van een expositie van de Gentse ‘Cercle Artistique et Littéraire’ waarop zij aanwezig was. Wellicht was deze Gentse tentoonstelling – “cet envoi fort remarqué”50 – en niet het voornoemde Brusselse salon, de eerste manifestatie waarbij zij op het voorplan trad. Het aantal exposanten was bij de driejaarlijkse salons immers veel talrijker en in kunstkritieken werd daarbij nauwelijks over haar aanwezigheid gesproken.
Toewijding aan het kunstmilieu De mate waarin een vrouwelijke kunstenaar succesvol was hing samen met de manier waarop zij zich naar de buitenwereld toe etaleerde: als dilettante of als iemand die haar kunstenaarschap serieus nam51. Clara Voortmans rijke tentoonstellingspalmares, dat gekenmerkt wordt door een frequent en continu optreden, toont aan dat zij haar kunstenaarschap ernstig nam. Vanaf 1890 tot 1913 was zij jaarlijks op salons terug te vinden. De Eerste Wereldoorlog riep dit een halt toe, maar daarna hield zij opnieuw enigszins het ritme aan waarmee zij vanaf 1908 tentoonstelde, namelijk één à twee keer per jaar. Tussen 1900 en 1907 was het aantal jaarlijkse tentoonstellingen het talrijkst, met een hoogtepunt in 1906, het jaar dat zij voor het eerst een individuele expositie organiseerde, wat een zeldzaam gegeven was voor vrouwelijke kunstenaars52. De driejaarlijkse salons nemen een belangrijke plaats in op het tentoonstellingspalmares van Clara Voortman. Niet enkel in Brussel, maar ook op het Gentse salon zou ze meermaals exposeren. Het grootste deel van haar tentoonstellingen vond echter plaats bij de Gentse Cercle Artistique, waar zij minstens twintig keer op het programma verscheen53. De groepstentoonstelling van 1923 bij de Cercle Artistique was de laatste tentoonstelling die zij gaf bij deze vereniging. Toch werd het œuvre van Clara Voortman op verzoek van Anna de Weert (1867-1950) nog één maal in de zalen van deze kunstkring getoond, namelijk in 1928, toen een retrospectieve tentoonstelling voor haar en Gabrielle Della Faille D’Huysse (1863-1926) werd georganiseerd. Zij waren respectievelijk de voorzitster van de vrouwelijke afdeling binnen de kunstsectie en de voorzitster van de damesafdeling, die na de Eerste Wereldoorlog binnen de kring was ontstaan54.
52
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 53
“…SON ŒUVRE, D’UNE VARIÉTÉ TOUT AUSSI GRANDE, TÉMOIGNE SOUVENT D’UNE VÉRITABLE MAÎTRISE” 55 Houtskool- en potloodtekeningen Op de Parijse tentoonstellingen was Clara Voortman vooral met houtskooltekeningen vertegenwoordigd en deze trend zette zich voort wanneer zij in 1893 haar debuut maakte in België op het driejaarlijkse salon te Brussel. Daarna zijn er meer en meer pastelwerken terug te vinden in saloncatalogi, maar de houtskoolwerken bleven duidelijk aanwezig in haar œuvre en speelden nog meermaals de hoofdrol op de ‘Blanc et Noir’-exposities van de Gentse Cercle Artistique et Littéraire, namelijk in 1902 en 1922. De overgeleverde houtskoolwerken geven de Gentse fabrieksarbeiders of de ‘gewone mens’ in de landelijke omgeving van Meerle weer. De titels in saloncatalogi verraden dat dit voor de houtskoolwerken meestal het geval was, maar wijzen erop dat zij ook enkele landschappen in houtskool of potlood heeft gemaakt. Vooral de sterke licht-donkercontrasten, - “de violentes mais justes oppositions de blancs éclatants et de noirs veloutés”56 - de originele lichtinvallen en de aandacht voor de fysionomie van de personages vallen bij deze werken op en werden positief onthaald door toenmalige kunstcritici. “(…) Mme Voortman expose une série de fusains magnifiques, parmi lesquels nous distinguons surtout la Fileuse, la Grand’ mère, Un Vieux, et le Chemin (soir). Son talent personnel, au faire énergique, se manifeste surtout dans les physionomies étudiées des personnages. (…)”57 De spinster is veruit het meest opvallende werk tussen de overgeleverde houtskooltekeningen. De doorgedreven detaillering van de tekening geeft blijk van Clara Voortmans observatievermogen. Vooral de studie van het spinnewiel en de stofweergave illustreren dit. Bij dat laatstgenoemde valt het contrast op tussen de ruwe kledij van de vrouw en de doorzichtige zachte wol die door het spinnewiel gedreven wordt. Ook critici merkten haar waarnemingsvermogen op: “(…) Mevrouw C. Voortman, onze zoo knappe artiste-liefhebster, heeft er acht stukken, meest ‘fusains’, met in het Kempenland gekozen onderwerpen. De teekeningen dezer dame onderscheiden zich door echt artistiek gevoel, scherpe en juiste waarneming en iets stouts en gansch persoonlijks in de bewerking. Hare Grootmoeder is
53
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 54
een puik stukje, waarin zij, met wit en zwart, licht en schaduw flink in harmonie wist te houden. Het Oudje is mede een zeer verdienstelijk werk. (…)”58 In de doorgenomen saloncatalogi is de titel Spinster (Fileuse) minstens drie keer opgenomen, waarvan de eerste keer in 189459. Of het om hetzelfde werk gaat is onduidelijk. Toch moet deze tekening één van de visitekaartjes voor Clara Voortman geweest zijn. Hetzelfde werk is immers te zien op de uitnodiging van haar solotentoonstelling in de Antwerpse Salle Verlat in 1906.
Pasteltekeningen Na 1897 werd het œuvre van Clara Voortman meer divers en ontstond er bovendien verdeeldheid in de beoordeling ervan. Een groot aandeel van haar werk werd toen in pastel uitgevoerd, waarbij zowel stillevens, genretaferelen als landschappen aan bod kwamen. De eerder negatieve kritiek in die periode richtte zich vooral op haar techniek: waarschijnlijk tekende ze te vluchtig, waardoor het pastelkrijt niet mooi aansloot. Dat schetsmatige – “des notations”60 – is vooral bij de landschappen te merken. Het valt tevens op dat dit eerder aan haar Zuid-Franse werken gekoppeld werd, die vanaf 1903 in de catalogi terug te vinden zijn: “On vit vite à Nice. Êtes-vous certain qu’on n’y peint pas aussi rapidement?”61 Een grote hoeveelheid aan dergelijke schetsmatige werken hield het gevaar in dat dit kunstenaarschap als hobbyisme werd gezien. Daar werd in 1904 zeer expliciet op gewezen: “(…) Ik wil het hier tentoongestelde werk van Maurice Pirenne en Clara Voortman maar dadelijk verdienstelijk dillettantisme noemen. Wel heb ik bij Clara Voortman een droomerig-dichterlijken Maansopgang, en een heel verdienstelijk mist-landschapje genoten, maar al heur ander vrij-talrijk werk, liet me koud. (…)”62 De talrijke werken dat jaar vertonen, op enkele na, vooral onsamenhangendheid: “le reste ne laisse pas d'être un peu inconsistant.”63 Dergelijke oordelen werden echter dikwijls van een positieve commentaar vergezeld. Zo wees men steeds op haar potentieel om verder te groeien: “Al ’t andere is (…) nóg niet het werk van een kunstenares”64, “De teekeningen dezer dame (…) voorspellen dat Mevr. V. het in dien trant verre zal brengen.”65 Bovendien zagen sommigen Clara Voortman wel degelijk als iemand die de kunsten serieus beoefende, ook al hoefde ze dat niet te doen om in haar levensonderhoud te voorzien:
54
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 55
“(…) La deuxième exposition de la saison ouverte au Cercle artistique fut intéressante à plus d'un titre. Elle montra le travail de quatre artistes pour lesquels la peinture n'est pas un moyen d’existence. — Amateurisme, alors? Nonpas, et il suffisait de voir les fortes études de nature morte, si colorées, de Mme C. Voortman, — coqs rouges, coqs gris répandant un sang vermeil, — ses paysages d’automne aux tons somptueux, au dessin accentué, pour comprendre qu’on se trouvait en présence d'une vraie expression d’art. (…)”66 Naast de zeer originele stillevens met hanen die in deze commentaar vernoemd worden, zijn het vooral stillevens met voorstellingen van gebruiksvoorwerpen die in pastel zijn overgeleverd. Deze getuigen opnieuw van een scherpe observatie en een talent in het weergeven van de stoffelijkheid van de desbetreffende onderwerpen. In tegenstelling tot de stillevens waar gebruiksvoorwerpen op te zien zijn, zoals Stilleven met spiegel, tonen deze met hanen een veel meer aaneengesloten factuur en een dieper kleurgebruik. Dit is bijvoorbeeld te zien in Kippen en haan waar tevens sprake is van een interessante kadrering en de originaliteit van het tafereel zelfs in de aanbreng van de signatuur op een papiertje aan de kooi tot uiting komt. Dergelijke werken werden unaniem gesmaakt door kunstcritici: “ses œuvres les plus originales sont de vigoureuses natures-mortes. telles: “Coq rouge” “Coq gris” qu’elle pare de la couleur la plus riche.”67 De genretaferelen in pastel tonen vooral mensen uit Clara Voortmans onmiddellijke omgeving in een huiselijke setting. Deze bestaan enerzijds uit mondaine taferelen waarbij haar naaste familie is afgebeeld, anderzijds uit landelijke taferelen. Bij dat eerstgenoemde valt vooral het heldere kleurgebruik op. Een interessant voorbeeld daarvan is In de serre, dat in een kunstkritiek uit 1907 als volgt becommentarieerd werd: “(…) “Dans la serre”, une scène d’une grâce souple et enveloppante, silhouette aristocratique de femme, tendant la main en une caresse vers des touffes de fleurs. C’est de la poésie peinte! (…)”68 Naast burgerlijke dames in een eerder ‘typisch vrouwelijke’ omgeving, zoals een huiselijk interieur of een tuin, vormden ook kinderen meermaals het onderwerp in Clara Voortmans genretaferelen69. Het gaat in het overgeleverde œuvre niet om haar eigen kinderen, maar waarschijnlijk om haar nichtjes of kinderen uit haar omgeving die in een speelse context zijn afgebeeld. Dit is bijvoorbeeld te zien in Twee meisjes op een brug. Door rododendrons op de
55
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 56
voorgrond te plaatsen grijpt Clara Voortman hier de kans om haar kunnen in de weergave van bloemen te etaleren. Niet enkel verlevendigen ze het tafereel, ze zorgen ook voor een uitzonderlijke compositie, waarbij het stromende water bijna aan de blik van de kijker ontrokken wordt. De kadrering van het tafereel geeft de indruk van een snapshot, iets dat eveneens bij Kippen en haan opvalt en een invloed van de fotografie doet vermoeden. Net als de houtskooltekeningen vertonen de werken in pastel ook personages in een landelijke omgeving, waarbij eerder voor ruw aangebrachte aardse tinten werd gekozen. Dit is te zien in Oude man op een stoel. Voor vrouwelijke kunstenaars was het uitzonderlijk om mannen af te beelden. Als zij dit deden ging het meestal om mannen van oudere leeftijd die lager op de sociale ladder stonden en werden zij dikwijls teruggetrokken in beeld gebracht, wat hier inderdaad het geval is.70 Tussenin de mondaine en de landelijke taferelen kan men tenslotte de weergave van Zeeuwse meisjes situeren, waarbij de originaliteit van Clara Voortman opnieuw sterk tot uiting komt. Dit thema komt voor het eerst in de saloncatalogi voor in 1897.71 Waarschijnlijk ontleende zij haar onderwerp aan de foto’s die zij in de Zeeuwse plaatsen Zierikzee en Philippinne gemaakt had, respectievelijk in 1895 en 1896. Verschillende kunstenaars bezochten deze regio; onder meer Anna Boch (1848 – 1936) en Emile Claus vonder er hun inspiratie. De laatstgenoemde reisde eveneens vanaf 1895 naar Zeeland. Aangezien uit de overgeleverde brieven reeds gebleken is dat Clara Voortman een vriendschappelijke band had met Emile Claus zouden zij zelfs samen in Zeeland gewerkt kunnen hebben of elkaar daar op zijn minst toe aangezet kunnen hebben72. Clara Voortmans Zeeuwse meisjes werden meermaals opgemerkt in de contemporaine salonkritieken. In 1907 schreef een criticus het volgende: “Clara Voortman aime son charmant pays de fleurs, sillonné de canaux; les physionomies n’y sont pas réjouies et joviales. C’est encore pire qu’en Belgique!”73 In Zeeuws meisje in de tuin is een dergelijk meisje afgebeeld. De overvloed aan bloemen geeft dit pastelwerk heel wat levendigheid mee: “Mme Voortman a le don d’égayer toutes les scènes qu’elle évoque”.74 Een beschrijving van kunstcriticus Karel Lybaert uit 1902 komt overeen met dit werk en laat duidelijk deze levendigheid naar voor komen: “(…) Clara Voortman zond één werk in, eene pasteltekening, maar het is een stuk dat meetelt. Het jong Hollandisch meisje, dat te midden van geur- en kleurrijke bloemen neergehurkt zit aan de deur van haar nederig huisje, maakt den besten indruk met hare schilderachtige kledij tusschen de bonte wemeling van tuinvoortbrengselen. Er steekt
56
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 57
kleur, licht en lucht in dat lief getekend salonstuk, dat uitnemend kloek van toon is, al is het dan ook een pasteltekening. Het stuk is daarenboven zeer frisch, zeer levendig van toon. Jammer dat de bewerking van het gelaat der meid wat flou is. (…)”75 Er “steekt” inderdaad “licht” in het werk door onder meer de aanbreng van enkele helderdere toetsen op de deur waar het zonlicht doorheen het beweeglijke gebladerte van bomen op het huisje schijnt. Het licht wordt bovendien geëvoceerd door het kleurgebruik wat door verschillende critici positief onthaald werd: “Eprise de vie et de lumière, elle charme par la vigueur et la richesse de ses colorations.”76 Een kunstcriticus in La Fédération Artistique beschrijft op een originele manier wat in het werk Zeeuws meisje in de tuin terug te vinden is: “(…) Mme Clara Voortman pour exprimer ses sentiments d’art, n’a trouvé que le pastel, mais son pastel sort d’une boîte merveilleuse, hautement coloriste et renfermant toute la gamme des tons perlés, brumeux, en somme délicats. (…)”77 In tegenstelling tot de voorgaande genres zijn Clara Voortmans landschappen in pastel veel talrijker. De titels van deze werken zijn vaak vergezeld van plaatsaanduidingen die naar haar naaste omgeving verwijzen: ‘Blaisante Vest’, ‘Smisselbergen’, ‘Den Rooy’, … Bovendien geven deze titels een indicatie van de weersomstandigheden of het tijdstip dat afgebeeld is, wat wijst op een interesse in de weergave van het moment en gekoppeld kan worden aan de impressionistische stroming: ‘Soleil d’automne’, ‘impression d’automne’, ‘brouillard matinal’, ‘crépuscule’, … Een impressionistische techniek is bij de pastelwerken vooral in de waterpartijen te zien. Een groot deel van die werken is bovendien schetsmatig uitgevoerd wat kan gelinkt worden aan het en plein air-werken. Volgens een overgeleverde foto deed zij dat ook werkelijk. Dit werd door critici, zoals reeds opgemerkt, soms weinig gesmaakt: “nous ne croyons pas qu’elle veuille attacher plus d’importance à ces ébauches.”78 Hetzelfde gold voor haar felle kleurgebruik in Zuid-Franse landschappen en zeezichten, dat sterk verschilde van de vale kleurtonen die zij voor Kempense landschappen aanwendde. Er zijn geen foto’s overgeleverd waarop duidelijk aangegeven is op welk moment Clara Voortman zich in Zuid-Frankrijk bevond. Dankzij de titels in de saloncatalogi kan dit wel geschat worden. Een Zuid-Franse plaatsnaam komt voor het eerst aan bod op het salon van de Gentse Cercle Artistique in
57
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 58
januari 1903, namelijk À Beaulieu79. Haar eerste reis naar dit kunstenaarsoord kan dus gesitueerd worden vóór 1903. In 1904 zijn al iets meer Zuid-Franse titels te vinden waaronder Au Cap Ferrat, Le Cap Roux, … en in 1907 wordt zelfs apart verwezen naar ‘Impressions de la Côte d’Azur’80. Onder meer Anna Boch en Anna De Weert bezochten deze streek frequent81. Het felle kleurgebruik en de impressionistische toets die de Zuid-Franse werken kenmerken zijn goed te zien in Rotskust met bloemen. De waterpartij is aangebracht met fijne veelkleurige strepen die de beweging van het golvende water suggereren. Op de voorgrond is de steile rotswand met eenvoudigere dikke pastelkrijtlijnen getekend. Het observeren van dergelijke kusttaferelen komt meermaals terug in overgeleverde kleine schetsjes in pastel. Dikwijls is de zee verder naar de achtergrond teruggedrongen en wordt in de voorgrond aandacht geschonken aan de structuur van statige cipressen, waarbij ook de achterliggende luchtpartij meer uitgewerkt is. Dergelijke werken staan in contrast met Clara Voortmans impressies van de drassige Kempen of van de besneeuwde omgeving van haar woonst in Gent, die ook op verschillende foto’s in het familiealbum terugkomen. Een pasteltekening getiteld ‘De rijm’ toont één van de landschappen. Opvallend zijn de kronkelige takken die bij meerdere van haar werken met een wirwar van lijnen gesuggereerd worden. Zowel op de bomen als in de waterpartij en het grasveld is heel wat wit pastelkrijt aangebracht om de idee van rijm op te wekken. “Mme Voortman excelle à rendre l’éclat diamanté du givre sur les arbres dépouillés,” zei Octave Maus in 1902 over een dergelijk werk82. De aanbreng van het pastelkrijt is opnieuw zeer schetsmatig waardoor de drager zichtbaar blijft en vormen soms moeilijk te onderscheiden zijn. Dit werk kwam in het Museum van Elsene terecht dankzij een schenking van diezelfde Octave Maus (1856-1919); stichter van ‘les XX’ en ‘La Libre Esthétique’, en tevens medeoprichter van het tijdschrift L’Art Moderne83. Tenslotte is bij de pastelwerken een sterke interesse te zien in de weergave van bloementaferelen waarbij hoekjes in de tuin worden afgebeeld die vaak op een bruuske, bijna fotografische manier gekaderd zijn. De kleuren in dergelijke taferelen zijn opnieuw feller, zoals duidelijk te zien is bij Rododendrons in de tuin. Dit werk evenaart de detaillering die in Clara Voortmans genretaferelen in pastel te zien was en ook het kleurgebruik van de mondaine taferelen komt hier terug. Het toont opnieuw aan waarvoor haar pastelwerk in haar tijd bekend stond: “Les pastels de Mme Voortman se distinguent par leur largeur de touche, leur exécution moëlleuse” en vooral “leur coloris vibrant”.84 Caroline D’Hondt 58
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 59
Naar: Clara Voortman-Dobbelaere (Gent, 1853 – Menton, 1926). Een burgerlijk leven in artistieke kringen vereeuwigd via houtskool- en pasteltekeningen, olieverfschilderijen en sierkunsten [onuitg. licentiaatsverhandeling], Gent, Universiteit Gent, Faculteit Letteren en Wijsbegeerte, 2012. NOTEN 1 2
3
4
5 6
7
8
9
W., ‘Nécrologie. Clara Voortman’ in: Gand Artistique, jg. 5, nr. 4, 1 april 1926, p. 80. N.N., ‘Index, V(oortman), Clara Sabina Victoria Maria Dobbelaere’, 24 maart 2012, geraadpleegd op 19 mei 2012, op: http://dobbel-beker.scienceontheweb.net/WebDobbelbeker/ GensdataWEBPubliek/indexpubliekframeset.htm?indexpubliek000405.htm#8111; N.N., ‘Rouwbrief’ [onuitg. brief], Brussel, Privaat archief, 1926. NOTTEBOOM H. e.a., Geschiedenis van Sleidinge (2 vols.), Sleidinge, Werkgroep geschiedenis van Sleidinge, 2006, vol.2, pp. 930-933 en 971-972; N.N., ‘Sterfgevallen’ in: Gazette van Gent, 10 oktober 1888, p. 3; N.N., ‘Sterfgevallen’ in: Volksbelang, jg. 22, nr. 41, 13 oktober 1888, p. 3. In zijn overlijdensbericht uit het Volksbelang staat onder meer het volgende: “Pieter-Bernaard Dobbelaere-Hulin, oud gemeenteraadslid, eere-voorzitter der “Maatschappij ter bevordering van Nijverheid en Wetenschappen”, en der “Maatschappij der Gedecoreerde Werkers”, voorzitter der landbouwcommissie van Sleidinge, oud-voorzitter der provinciale commissie van landbouw van Oost-Vlaanderen, een onzer voornaamste nijveraars, eigenaar eener zeildoekenfabriek te Sleidinge. De heer Dobbelaere-Hulin was officier der Leopoldsorde en om zijnen ijver en dienstvaardigheid zeer geacht. (…)” NN., ‘Index, V(oortman), Clara Sabina Victoria Maria Dobbelaere’ [internet] (24 maart 2012). NOTTEBOOM H. e.a. (2006), vol. 2, pp. 930 en 972. GREER G., Vrouwenwerk: wedloop vol hindernissen, Amsterdam, Meulenhoff, 1980, p. 66; GUBIN E., ‘Les femmes et l’art. Autour d’une exposition’ in: Sextant, vol. 11, 1999, p. 13; LEVESQUE A., ‘Tableaux de femmes sur toile de fond sexuée. Les femmes peintres du XVIIIe s. à la période moderne’ in: Sextant, vol. 11, 1999, p. 45; STERCKX M., ‘Vrouwelijke beeldende kunstenaars, ca. 1800-1950: geen sinecure’ in: VAN MOLLE L. en P. HEYRMAN, Vrouwenzaken-zakenvrouwen: facetten van vrouwelijk zelfstandig ondernemerschap in Vlaanderen, 1800-2000, Gent, Provinciebestuur Oost-Vlaanderen, 2001, p. 185. Gubin wijst erop dat dit er tevens voor zorgde dat vrouwen met een kunstenaar in de familie vaak in de schaduw van dat ‘mannelijk genie’ bleven staan. LAMBRECHT J. ‘De beperkte aanwezigheid van vrouwelijke kunstenaars in de beeldende kunsten: sociale en kunsthistorische factoren’ in: Handelingen van de Koninklijke Zuidnederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde, nr.43, 1989, p. 316; VAN CAUWENBERGE S., ‘Vrouwelijke kunstenaars in België van 1800-1950’ in: VAN DER STIGHELEN K. e.a., Elck zijn waerom: vrouwelijke kunstenaars in België en Nederland 1500-1950 [tentoonstellingscatalogus], Antwerpen, Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen, 17 oktober 1999 – 16 januari 2000, Gent, Ludion, 1999, p. 73; LEVESQUE A. (1999), p. 56; CREUSEN A., Femmes artistes en Belgique: XIXe et début XXe siècle, Parijs, L’Harmattan, 2007, pp. 19-21. VAN CAUWENBERGE S. (1999), p. 69; STERCKX M. (2001), p. 181; CREUSEN A. (2007), p. 19. N.N., ‘Sterfgevallen’ (10 oktober 1888), p. 3; NOTTEBOOM H. e.a. (2006), vol.2, pp. 930933 en 971-972. In het onderzoek naar de geschiedenis van Sleidinge door Notteboom H. e.a. wordt vermeld dat Clara Voortmans broer Petrus-Paulus Dobbelaere (1856-1919) net als
59
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 60
10 11
12
13
14
15
16
17
zijn vader als liberaal politicus actief was in de gemeenteraad van Gent en in 1897 de liberale samenwerkende maatschappij ’t Werk Veredelt’ oprichtte. Voor haar schoonfamilie vermelden we ten eerste Edward Jacquemyns (1806-1874) en diens schoonzoon Gustave Rolin (1835-1902) en ten tweede Henri Story (1897-1944), Clara Voortmans neefje die onder meer lid was van het bestuur van de krant La Flandre Libérale. N.N., ‘Sterfgeval’ in: Volksbelang, jg. 8, nr. 37, 5 september 1874, p. 3; P.F., ‘Rolin-Jaequemyns’ in: Volksbelang, jg. 36, nr. 2, 11 januari 1911, p. 1; N.N., Henri Story (1897-1944), Inventaris van het archief (19371944), Gent, Liberaal Archief, 2005, pp. 3-5. CREUSEN A. (2007), p. 135. GARB T., Women impressionists, Oxford, Phaidon, 1986, p. 6; VAN CAUWENBERGE S. (1999), p. 71; GUBIN E. (1999), p. 11; STERCKX M. (2001), pp. 181-182. BLONDEEL K., Vrouwelijke schilders in Gent (1880-1914) [onuitg. licentiaatsverhandeling], Gent, Universiteit Gent, Faculteit Letteren en Wijsbegeerte, 2003, bijlage ‘Biografisch repertorium’, nr. 9, pp. 51-54. VERMEULEN A. M., ‘Structuuranalyse van een stedelijke populatie, Gent in de 19de eeuw’ in: CLOET M. en C. VANDENBROEKE, Tien bijdragen tot de lokale en regionale demografie in Vlaanderen, Brussel, Gemeentekrediet van België, 1989, p. 257; BLONDEEL K. [onuitg. licenciaatsverhandeling] (2003), pp. 77, 81 en bijlage ‘Biografisch repertorium’, nr. 9, pp. 51-54. Blondeel toont voor zijn onderzoeksgroep aan dat de gemiddelde huwelijksleeftijd van Gentse kunstenaressen 26,8 jaar was en dat zij meestal binnen dezelfde sociale klasse trouwden. Dit laatste gold ook voor Clara Voortman. LEVESQUE A. (1999), pp. 52-53; STERCKX M. (2001), p. 181; WIESNER-HANKS M. E., Women and Gender in Early Modern Europe, Cambridge, Cambridge University Press, 2008, p. 178. VOORTMAN R., Questionnaire concernant Madame Voortman [onuitg. vragenlijst], Brussel, Privaat archief, s.d., ongen.; HORSTEN F., ‘Een leven in artistieke kringen. Clara Voortman, een dame van stand’ in: De Hoogstraatse Maand, jg.19, nr.217, mei 2003, p. 3. Clara Voortmans jongste zoon Robert was net als zijn moeder geïnteresseerd in de kunsten. We vinden beiden terug op de ‘Exposition Blanc et Noir’ van de Gentse Cercle Artistique et Littéraire in 1902. Het jaar daarop, is hij terug te vinden onder de exposanten van het Antwerpse salon, namelijk bij de sectie van ‘La Société des Aquafortistes belges’. Op de Brusselse triënnale in 1907 staat hij onder het gedeelte ‘Blanc et Noir’. Het is zeker mogelijk dat Robert Voortman nog elders tentoonstelde. Hier wordt immers enkel gebruik gemaakt van de catalogi die voor zijn moeder werden geraadpleegd. Biografische woordenboeken geven weinig informatie over hem. Waarschijnlijk heeft hij zich niet verder ontplooid als kunstenaar omdat zijn tijd naar het familiebedrijf ging. We vonden hem wel terug als bestuurslid van ‘La Société pour l’Encouragement des Beaux-Arts de Gand’ en op de wereldtentoonstelling van 1913 te Gent, als schatbewaarder bij Groep II – Beeldende Kunsten en als lid van de klasse ‘Gravure en lithografie’. N.N., Catalogus Exposition Blanc et Noir 1902 [CAL, archiefstuk], bewaard in: Gent, Universiteitsbibliotheek, Fonds Vliegende Bladen, VLBL.HFI.C.53, C.053.05: IC61(5)-146; N.N., Exposition d’aquarelles, pastelles, eaux-fortes, etc: catalogue 1903, Antwerpen, Buschmann, 1903, p. 52; N.N., Exposition générale des Beaux-Arts [tentoonstellingscatalogus], Brussel, Hall du Cinquantenaire, 28 augustus – 10 november 1907, Brussel, Drukkerij A. Lesigne, 1907, p. 68; N.N., Exposition universelle et internationale de Gand en 1913, Groupe II: Beaux-arts, Œuvres modernes, Brussel, Monnom, 1913, pp. 7 en 20; N.N., 42e exposition Gand: salon de 1922 [tentoonstellingscatalogus], Gent, Feestzaal Park, 25 juni – 25 augustus 1922, Gent, s.n., 1922, ongen. BLONDEEL K. [onuitg. licenciaatsverhandeling] (2003), bijlage ‘Schema levenslijnen’;
60
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 61
18
19
20
21 22
23 24
25 26
CREUSEN A. (2007), p. 147. BLONDEEL K. [onuitg. licenciaatsverhandeling] (2003), bijlage ‘Biografisch repertorium’, nr. 9, pp. 51-54. Deze katoendrukkerij werd in 1790 gesticht door de grootvader van haar echtgenoot, Abraham Voortman (1758-1810) en zijn vennoot Frans de Vos. Het zou uitgroeien tot één van de belangrijkste textielfabrieken van Gent. In 1805 scheidden de wegen van deze twee ondernemers en kwam het bedrijf in handen van de eerstgenoemde terecht. Na zijn dood volgden zijn twee zonen, François en Jean Voortman, hem op. Jean Voortman was naast opvolger bij ‘Voortman-Van Zantvoorde’ ook medeoprichter van ‘La Linière Gantoise’ waardoor diens oudste zoon – de echtgenoot van Clara Voortman – in beide bedrijven betrokken raakte. In 1862 veranderde de naam in ‘A. Voortman’ en in 1876 in ‘N.V. Texas’. Clara Voortmans oudste zoon, Jean Voortman die huwde met Margarite Buysse (1875-1940) – dochter van een textielfabrikant – kwam eveneens in het bestuur van de fabriek terecht en zou zijn vader als directeur opvolgen in 1923. Daarnaast verving hij ook zijn schoonvader als beheerder bij de textielfabriek Baertsoen-Buysse. KURGAN-VAN HENTENRIJK G., Dictionnaire des patrons en Belgique: les hommes, les entreprises, les réseaux, Brussel, De Boeck Université, 1996, pp. 7 en 652; HORSTEN F., ‘Een leven in artistieke kringen’ (mei 2003), p. 3. BONTE M. e.a., De Coupure in Gent: scheiding en verbinding, Gent, Academia Press, 2010, p. 297. HORSTEN F., ‘De ontginning van de gronden. Het verhaal van ooggetuigen’, in: De Hoogstraatse Maand, jg.19, nr.217, mei 2003, p. 7. Aan de Katholieke Universiteit Leuven werd in 2003 een licentiaatsverhandeling geschreven over onder meer deze ontginningen: “Edouard Jacquemyns’landbouwproject Heerle (1845-1891)” (Cools S., 2003). In een brief aan de Gentse advocaat Napoleon De Pauw beschreef Clara Voortman in 1920 deze woonst en vertelde ze hoe de Kempen sindsdien geëvolueerd waren: “La Campine a en effet prospéré singulierement et intensément. Là où en 1845 il n’y avait que landes et bruyères, se sont élévées grâce à l’énergie, aux travaux et à l’argent de M. Voortman et Jacquemyns, fermes bois routes, nous y avons en luttant contre le gouvernement et les habitants mêmes obtenu un tramway vicinal et vous seriez surpris de voir combien ce pays est devenu riche et quelle culture on y fait. Les sapinières peu a peu se remplacent par des cultures et récemment par des pâturages abondamment garnis de bétail. (…) Notre habitation bâtie dans un désert de sable est entouré de 40h de bois qui nous abritent beaucoup trop et ont déjà été tour à tour vendus et remplacés.” VOORTMAN C. [Brief aan Napoleon De Pauw, archiefstuk], 11 augustus 1920, bewaard in : Gent, Universiteitsbibliotheek, Nalatenschap Napoleon De Pauw, BHSL.HS.III.0100, v.24 Siffer-V: Voortman. HORSTEN F., ‘Een leven in artistieke kringen’ (mei 2003), p. 4. Een deel van deze foto’s is online beschikbaar via de Erfgoedbank Hoogstraten: http://www.erfgoedbankhoogstraten.be/beeldbank/beeldbankhoogstraten.html. In de tentoonstellingscatalogus van het Museum Kempenland in Eindhoven getiteld “Tussen de boeren op het platteland. Het boerenleven als thema voor kunstschilders en fotografen” (Thoben P., 2003), zijn tevens enkele foto’s van de landelijke Kempen verschenen. W., ‘Nécrologie’ (1 april 1926), p. 80. Voorbeelden van Clara Voortmans politieke overtuigingen en het uiten van haar mening over de situatie in België na de Eerste Wereldoorlog kunnen teruggevonden worden in de brieven die zij schreef aan Napoléon De Pauw: VOORTMAN C. [Brief aan Napoleon De Pauw, archiefstuk], ‘11 augustus 1920’ en ‘1920’, bewaard in: Gent, Universiteitsbibliotheek, Nalatenschap Napoleon De Pauw, BHSL.HS.III.0100, v.24 Siffer-V: Voortman. W., ‘Nécrologie’ (1 april 1926), p. 80. N.N., ‘Mort de Madame Jules Voortman’ in: La Flandre Libérale, 17 april 1926, p. 2.
61
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 62
27 28
29
30 31 32 33 34 35
36
37
38
39
40
41 42
43
44
45
46 47
N.N., ‘Mort de Madame Jules Voortman’ (17 april 1926), p. 2. VAN DEN BRANDEN F.J. en J.G. FREDERIKS, Biografisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde, Amsterdam, Veen, 1888, p. 310. VOORTMAN C. [Brief aan Ferdinand Vanderhaeghen, archiefstuk], s.d., bewaard in: Gent, Universiteitsbibliotheek, Briefwisseling UB IV, Hs. 3199 (5679). N.N., ‘Mort de Madame Jules Voortman’ (17 april 1926), p. 2. N.N., ‘Sterfgevallen’ (13 oktober 1888), p. 3. N.N., ‘Rouwbrief’ [onuitg. brief] (1926). W., ‘Nécrologie’ (1 april 1926), p. 80. N.N., ‘Mort de Madame Jules Voortman’ (17 april 1926), p. 2. DE SMET F., L’Académie royale des beaux-arts, La ville de Gand: 175e anniversaire de sa fondation et exposition jubilaire juillet-aôut, Gent, Impr. Vyncke, 1926, pp. 39-44; DE MOOR R., Koninklijke Academie van schoone kunsten Gent, De bestuurders 1751-1935, Gent, Koninklijke Academie van schoone kunsten, 1944, ongen.; NAGELS M. e.a., Dossier Jean Delvin [tentoonstellingscatalogus], Gent, Museum voor Schone Kunsten, 27 maart – 27 juni 2010, Gent, Museum voor Schone Kunsten, 2010, pp. 2 en 7. MONTALD C. ‘Notice sur Jean Delvin, membre de l’Academie’ in: Annuaire de l’Academie, s.l., s.n., 1939, p. 69. BOGAERT C. e.a., Bouwen door de eeuwen heen: inventaris van het cultuurbezit in België: Architectuur. 15n3: provincie Oost-Vlaanderen, arrondissement Oudenaarde, kanton Ronse, Turnhout, Brepols, 1998, pp. 364-365. Over onder meer dit landhuis werd in 2000 aan de Universiteit Gent een licenciaatsverhandeling geschreven: “Landhuizen te Ronse (18501940)” (Deschaumes C., 2000). VOORTMAN C. [Brief aan Mme Claus, archiefstuk], 3 augustus 1891, bewaard in: Brussel, Archief voor hedendaagse kunst, Fonds Emile Claus, nr. 3, Doos VI: DN T-W: carte de [1891]. VOORTMAN C. [Brief aan Emile Claus, archiefstuk], 1898, bewaard in: Brussel, Archief voor hedendaagse kunst, Fonds Emile Claus, nr. 3, Doos VI: DN T-W: carte/lettre de [1898]. MONTALD C. (1939), pp. 83-86. De volgende werken worden vermeld: Zwart Ven (1883, schilderij); Portrait (1898, pastel); Rue italienne (1904, schilderij); Scènes de corridor (1904, twee kleine pastelwerken); Fin de journée de travail (s.d., tekening); Cheval flamand (s.d., tekening). Ook haar zoon Robert Voortman bezat een werk: Abreuvoir (1902, schilderij). MONTALD C. (1939), p. 71; NAGELS M. e.a. (2010), p. 7. ENGELEN C. en M. MARX, La sculpture en Belgique à partir de 1830 (7 vols.), s.l., s.e., 2006, vol.7, p. 4098; N.N., Bruxelles Salon 1893: exposition générale des beaux-arts catalogue, Brussel, Lyon-Claesen, 1893, p. 141. A.D., ‘Mme Clara Voortman’ in: La Fédération Artistique, jg.20, nr.21, 12 maart 1893, p. 245. A. DE L., ‘L’exposition de blanc et noir’ in: La chronique des arts et de la curiosité, nr. 15, 9 april 1892, p.115. N.N., Exposition nationale des beaux-arts, Catalogue illustré des ouvrages de peinture, sculpture et gravure, Parijs, E. Bernard et Cie, 1896, p. XL; VOORTMAN R., Questionnaire concernant Madame Voortman [onuitg. vragenlijst] (s.d.), ongen.; SANCHEZ P. e.a., Dictionnaire de l’Union des Femmes Peintres et Sculpteurs (1882-1965) (3vols.), Dijon, L’échelle de Jacob, 2010, p. 1438. STERCKX M. (2001), pp. 187-188. RADYCKI J. D., ‘The life of lady art students. Changing art education at the turn of the century’ in: Art Journal, vol. 42, nr. 1, 1982, p. 9; GARB T., Sisters of the brush: women’s
62
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 63
48 49
50 51 52 53
54
55
56 57
58
59
60
61
62 63 64 65 66 67
68 69 70 71 72
73 74
artistic culture in late nineteenth-century Paris, New Haven (Conn.), Yale University Press, 1994, pp. 40-41. NAGELS M. e.a. (2010), p. 2. A.D., ‘Le Mouvement artistique à Gand’ in : La Fédération Artistique, jg. 21, nr. 7, 3 december 1893, p. 78. A.D., ‘Le Mouvement artistique à Gand’ (3 december 1893), p. 78. LEVESQUE A. (1999), p. 52; CREUSEN A. (2007), pp. 170-171. CREUSEN A. (2007), pp. 102-103. In totaal zijn 61 tentoonstellingen gevonden. Een derde daarvan ging door bij de Gentse Kunst- en Letterkundige Kring (°1879). VOORTMAN R. [Brief aan M. Pyke, archiefstuk], 5 augustus 1927, bewaard in: Brussel, Archief voor hedendaagse kunst, Briefwisseling CAL, nr. 84.510; N.N., Catalogus Exposition Retrospective [archiefstuk] 1928, bewaard in: Gent, Universiteitsbibliotheek, Fonds De Smet, BHSL.HS.III.0016, Vermeersch-Vuerchoz: Voortman; N.N., Koninklijke kunst- en letterkundige kring, 1879-1989, Gent, Koninklijke kunst- en letterkundige kring, 1989, p. 65; BLONDEEL K. [onuitg. licenciaatsverhandeling] (2003), p. 144. P.V., ‘Exposition Retrospective’ [archiefstuk], 25 februari 1928, bewaard in: Gent, Universiteitsbibliotheek, Fonds De Smet, BHSL.HS.III.0016, Vermeersch-Vuerchoz: Voortman. A.D., ‘Le Mouvement artistique à Gand’ (3 december 1893), p. 78. FREDRICX C., ‘Au Cercle artistique et littéraire de Gand’ in: La Féderation Artistique, jg. 22, 25 november 1894, p. 48. ROGGHE W., ‘In den kunst-en letterkring’ in: Volksbelang, jg.28, nr.47, 24 november 1894, pp. 2-3. N.N., Catalogus 1894 [CAL, archiefstuk], bewaard in: Gent, Universiteitsbibliotheek, Fonds Vliegende Bladen, VLBL.HFI.C.52, C.052.09: IC60(12)-273; N.N., Catalogus 1897 [CAL, archiefstuk], bewaard in: Gent, Universiteitsbibliotheek, Fonds Vliegende Bladen, VLBL.HFI.C.52, C.052.12: IC60(15)-331; N.N., Catalogus Exposition Retrospective [archiefstuk Fonds De Smet] (1928). S., ‘Exposition de Mme De Weerdt, Mlle Robyns, Mme Voortman, MM. Rodolphe De Saegher et Pirenne’ in: La Tribune Artistique, jg.1, nr.2, 20 januari 1904, pp. 15-17. F.V., ‘Expositions de A. de Weert, C. Voortman et Leo Jo’ in: Durendal, revue catholique d’art et de littérature, jg.14, nr.12, december 1907, pp. 780-781. D.C.R., ‘Tentoonstellingen, XIX’ in: Kunst en Leven, jg.2, nr.4, 1904, pp. 21-22. F.V.E., ‘Cercle Artistique de Gand’ in: L’Art Moderne, jg. 24, nr. 3, 17 januari 1904, p. 21. D.C.R., ‘Tentoonstellingen, XIX’ (1904), pp. 21-22. ROGGHE W. (24 november 1894), pp. 2-3. N.N., ‘L’Art à Gand’ in: L’Art Moderne, jg. 26, nr. 12, 25 maart 1906, p. 96. N.N., ‘Au Cercle Artistique’ in: La Fédération Artistique, jg. 33, nr. 11, 17 december 1905, p. 85. F.V., ‘Expositions de A. de Weert, C. Voortman et Leo Jo’ (december 1907), pp. 780-781. STERCKX M. (2001), p. 193; CREUSEN A. (2007), p. 271. CREUSEN A. (2007), pp. 313 en 326. N.N., Catalogus 1897 [archiefstuk CAL, VLBL UGent] (1897). THOMAS T. e.a., Anna Boch: Catalogue raisonné, Brussel, Racine, 2005, pp. 54-55; DE SMET J., Sint-Martens-Latem en de kunst aan de Leie : 1870-1970, Tielt, Lannoo, 2000, pp. 59 en 72-73. NORMAND P. en G., Bilan de salons, Brussel, Oscar Lamberty, 1907, p. 75. N.N., ‘Exposition d’œuvres de Mme C. Voortman etc.’ in: La Fédération Artistique, jg. 26,
63
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 64
75
76
77
78
79
80
81 82 83
84
nr. 5, 13 november 1898, pp. 34-35. LYBAERT K., Revolutionairen en anti-revolutionairen, critisch overzicht der XXXVIIIe tentoonstelling van schoone kunsten gehouden in het nieuw museum van Gent, Antwerpen, Boucherij, 1902, p. 42. N.N., ‘Exposition des œuvres de Madame Voortman, MM. Rodolphe De Saegher, Armand Heins, Fritz Van Loo’ in: La Tribune Artistique, jg. 3, nr. 1, januari 1906, p. 14. FANNY P., ‘Madame Clara Voortman’ in: La Fédération Artistique, jg. 33, nr. 8, 25 november 1906, pp. 60-61. S., ‘Exposition de Mme De Weerdt, Mlle Robyns, Mme Voortman etc.’ (20 januari 1904), pp. 15-17. N.N., Catalogus 1903 [CAL, archiefstuk], bewaard in: Gent, Universiteitsbibliotheek, Fonds Vliegende Bladen, VLBL.HFI.C.53, C.053.06: IC61(6)-150. N.N., Catalogus 1904 [CAL, archiefstuk], bewaard in: Gent, Universiteitsbibliotheek, Fonds Vliegende Bladen, VLBL.HFI.C53, C.053.07: IC61(7)-214; N.N., Catalogus 1907 [CAL, archiefstuk], bewaard in: Gent, Universiteitsbibliotheek, Fonds Vliegende Bladen, VLBL. HFI.C.53, C.053.09: IC61(10)-252. Ook het Italiaanse Ventimiglia dat langs dezelfde kust ligt tussen het Franse Menton en het Italiaanse Bordighera, kwam in 1907 aan bod. In een salonkritiek daarbij stond “Mme Voortman – retour en Flandre – (…)”, wat erop wijst dat ze net teruggekeerd was en duidelijk meermaals de Zuid-Franse kust bezocht sinds ca. 1902. Omdat de Franse gemeente Biarritz vanaf 1911 meermaals voorkomt in de saloncatalogi kan ook met zekerheid gezegd worden dat Clara Voortman de regio Aquitanië bezocht. F.V., ‘Expositions de A. de Weert, C. Voortman et Leo Jo’ (december 1907), pp. 780-781; N.N., ‘Les expositions’ in: La Fédération Artistique, jg. 39, nr. 16, 14 januari 1912, p. 122; N.N., Catalogue du salon triennal [tentoonstellingscatalogus], Luik, Paleis voor Schone Kunsten, 4 mei – 30 juni 1912, Luik, Association pour l’encouragement des beaux-arts, 1912, p. 119. THOMAS T. e.a. (2005), p. 56; CREUSEN A. (2007), pp. 78-79. MAUS O., ‘Le salon de Gand’ in: L’Art Moderne, jg. 22, nr. 38, 21 september 1902, p. 314. MAUS M.O., Trente années de lutte pour l’art, 1884-1914, Brussel, Librairie L’Oiseau bleu, 1926, pp. 161-172; LEBLANC C. en A. CARRE, Museum van Elsene. De collectie, Milaan, Silvana Editoriale, 2010, p. 29. Het is twijfelachtig of De Rijm via aankoop of via schenking in diens bezit kwam. In 1903 werden hem immers heel wat werken geschonken door de exposanten op de tiende tentoonstelling van ‘La Libre Esthétique’ waar hij gehuldigd werd. Maus ging deze werken aan het Museum van Elsene schenken. Clara Voortman bevond zich volgens de catalogus niet onder de exposanten, maar dat sluit niet uit dat zij een werk kan geschonken hebben. Ze was immers als bezoeker op de tentoonstelling aanwezig. De titel van het werk – ‘Le givre’ – komt in de jaren daarvoor tweemaal terug in saloncatalogi: op het salon van ‘La Société Nationale des Aquarellistes et Pastellistes’ van 1901 en op het driejaarlijkse salon van Gent in 1902. In 1906 – het jaar dat het werk geschonken is – werd in het museum een ruimte ingericht voor de schenkingen die Octave Maus kreeg van de exposanten. In 1922 en 1937 schonk zijn weduwe nog meer kunstwerken aan het Museum van Elsene. Dit legaat zorgde ervoor dat de collectie van het Museum van Elsene een overwegend moderne uitstraling kreeg. N.N., Société Nationale des aquarellistes et pastellistes de Belgique, 2e salon, Brussel, SNAP, 1901, p. 21; N.N., Ville de Gand, XXXVIIIe exposition [tentoonstellingscatalogus], Gent, Citadelpark, 24 augustus – 2 november 1902, Gent, Vander Haeghen, 1902, p. 142; N.N., Catalogue de la dixième exposition de La Libre Esthétique à Bruxelles du 26 février à 29 mars, Brussel, La Libre Esthétique, 1903. N.N., ‘Ouverture de la Libre Esthétique’ in: L’Art Moderne, jg. 23, nr. 9, 1 maart 1903, p. 71; MAUS M.O. (1926), pp. 161-172; LEBLANC C. en A. CARRE (2010), p. 29. N.N., ‘Au Cercle Artistique’ (17 december 1905), p. 85.
64
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 65
VERGETEN GENTSE SCHRIJVERS (EN KUNSTENAARS): ANNA DE WEERT-COGEN (GENT 1867 — GENT 1950)
Kunstschilderes, journaliste, auteur. Anna Virginie Cogen werd geboren te Gent in 1867 in de Kleine Stationstraat. Haar vader Eugène was geneesheer. Hij overleed in de tyfusepidemie van 1869. Ze werd grotendeels opgevoed door haar tante Virginie Ledeganck-De Hoon te Evergem. Later ging ze naar het Institut de Kerchove en nadien volgde ze twee jaar industriële school, omdat vrouwen in die tijd nog niet toegelaten werden in de Academie. Ze was een kleindochter van K.L. Ledeganck. Haar moeder, Clara Ledeganck, schreef gedichten, schetsen en verhalen. Ze leefde in een intellectueel en artistiek milieu. Van haar prille jeugd had ze belangstelling zowel voor tekenen als voor literatuur. Haar twee ooms, Alfons en Felix Cogen, waren kunstschilders. Haar echtgenoot Maurice De Weert was advocaat, stafhouder van de balie, gemeenteraadslid (1904-1921), schepen (1911-1921), journalist en essayist. In een brief aan Virginie Loveling heeft ze, haar respect voor het schrijftalent van haar man betuigd. Ze woonde Godshuizenlaan 1, Bisdomkaai 6, J. Plateaustraat 43 en Schepen M. De Weertstraat 1. Ze had ook een buitenverblijf “Hof ter Neuve” te Afsnee, dat haar moeder haar ten geschenke had gegeven. Een artistiek salon, een vesting van het luminisme. Het echtpaar leefde ‘s zomers aan de Leie, ‘s winters in Gent. Dit had ook invloed op de onderwerpen van haar schilderijen. Als kunstchilderes was ze aanvankelijk leerlinge van bloemenschilder Désiré De Keghel; daarna van Alfred Cluysenaer, Jean Delvin, Armand. Heins en Emile Claus, die ze in 1892 had leren kennen en wiens lievelingsleerlinge ze zou worden. Emile Claus: “Het is curieus. U heeft hetzelfde temperament als ik, maar ik weet dat en u niet.” Ze schilderde landschappen, interieurs, composities, figuren en portretten. Ze debuteerde op het Gents Salon van 1895 en kwam via Gand Artistique, Les XX en La Libre Esthétique in contact met al de toonaangevende kunstenaars van haar tijd. Ze heeft haar hele leven heel vaak tentoongesteld, zowel individueel als in groep. Ze nam deel aan de Belgische en de Europese Salons van 1895 tot 1937. In 1907 werd ze geïnviteerd op het Salon d'Automne te Parijs; in 1908 verkocht ze vijf doeken te Zürich; in 1911 was ze een van de leidende figuren die België vertegenwoordigde op de internationale tentoonstelling van vrouwelijke kunstenaars te Turijn. In 1906 vroeg ze gemiddeld 1.600 Fr. voor een doek; in 1933 was dat 18.000 Fr. Vanaf de jaren '20 werkte ze ook regelmatig in Frankrijk, de Provence noem65
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 66
de ze haar tweede vaderland, en Italië. Ze schilderde, was pastelschilderes en werkte ook met kleurpotloden. Anna Cogen maakte deel uit van de groep “Vie et Lumière” waarvan ze een van de stichtende en meest actieve leden was. “Licht, liefde, leven”, zols het in de schoorsteen van ter Neuve gegrift stond, was voor haar een geloof en een geloofsbelijdenis, een symbool van haar leven en haar werk. Er was in Gent geen artistiek evenement zonder dat de dame van ter Neuve aanwezig was. In 1938 had ze een retrospectieve van haar werk in de Cercle Artistique et Littéraire. Ze nam het initiatief voor het monument van Emile Claus in het Citadelpark en ze dacht dadelijk aan haar vriendin Yvonne Serruys om het beeld te ontwerpen. Ze schreef zeer veel artikels, ze was correspondente voor La Flandre Libérale en in 1927 schreef ze een overzicht van l’Art Belge et Flamand 1300-1900 voor een tentoonstelling in Londen datzelfde jaar. Ze hield over heel het land talloze voordrachten over haar reizen, over kunst en vooral over Emile Claus, wiens herinnering ze in ere wou houden. ze publiceerde verder nog: Alphonse Cogen, 1922, Un grand artiste, Emile Claus, 1926, en een feuilleton Sienne la jolie, in La Flandre Libérale, februari 1936. In dezelfde krant schreef ze ook kunstrecensies. Anna Cogen heeft nooit materiële zorgen gekend, ze had een goed huwelijk, ze heeft veel gereisd en ze heeft zich met succes artistiek kunnen uitleven... ze is in de volle betekenis van het woord een gelukkige vrouw geweest.
Werk van Anna Cogen in nagenoeg alle Belgische musea. Literatuur F. De Smet, Anna De Weert, La Flandre Libérale, 31 mei 1937. P. Kluyskens, Anna Cogen-De Weert, Focus op kunstenaars, 1991. J. De Smet, Sint-Martens-Latem en de Kunst aan de Leie 1870-1970, 2000. B. Van Canneyt, Anna de Weert-Cogen, Nationaal Biografisch Woordenboek, deel XVII, p. 745-751.
Daniël Van Ryssel
66
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 67
GENTSE MEMORIEDAGEN 27-28 DECEMBER
27 December 1578 De “Religionsfried” wordt geproclameerd in Gent. Daarbij kregen de katholieken en de calvinisten elk zes kerken, de kloosters werden opnieuw geopend en mogen officiëren met gesloten deuren.
27 December 1685 Geboorte van Mgr. Maximiliaan van der Noot, de 15e Bisschop van Gent. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2008 - N° 4 - p.243
27 December 1713 Geboorte van Emmanuel Pierre François Van Reysschoot. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2012- N° 3 - p.243
27 December 1753 De Coupure wordt met grote luister ingehuldigd.
27 December 1777 Het Hofgebouw van het Prinsenhof wordt verkocht aan Thérèse Amelot, weduwe van Pierre-François de Loose. Er kwam een suikerraffinaderij en een zeepziederij.
27 December 1823 Het Gents Stadsbestuur richt de “Commissie voor Monumenten en Stadsgezichten” op. Op 14 Juli van dit jaar hadden de Provinciale Staten van Oost-Vlaanderen een ordonnantie uitgevaardigd ter bescherming van historische en artistieke getuigen van het verleden. Deze eerste Commissie alhier bestond uit 7 leden: Graaf de Thiennes, Jean Schamp de Vaernewyck, Hye-Schoutheer, Paul Surmont, Louis Roelandt, Lieven De Bast en Jan d’Huyvetter. In 1832 werd het aantal leden verhoogd tot 12, in 1920 tot 25. 67
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 68
Het is pas later dat de Commissie de naam kreeg van “Monumenten en Stadsgezichten”. Verschillende andere benamingen gingen er aan vooraf, zoals “Commissie voor de bewaring van kunstvoorwerpen”, “Commissie tot bewaring der Kunst- en historiestukken te Gent”, “Plaatselijke Commissie voor Praalgebouwen” , “Commissie der Monumenten der Stad Gent.” Het is niet bekend wie er bij de oprichting voorzitter was; misschien was er toen nog geen functieverdeling. In 1832 komt Warnkoenig in de Commissie en wordt onmiddellijk verkozen tot voorzitter. In 1835 verdween hij omdat hij Professor benoemd was aan de Universiteit van Freiburg. Hij werd in 1836 opgevolgd door Charles Vervier die die functie bleef vervullen tot in 1872 Hij heeft geen opvolger en de Commissie vervalt in lethargie tot in 1887. Het Stadsbestuur voorziet dan in de vacatuur van 11 leden en benoemt Joseph De Waele, Baron Béthune, Paul Fredericq, Prosper Claeys, Louis Van Biesbroeck, Emile de Nève de Rode, Arthur Verhaergen, August Van Assche, Ernest Lacquet, Baron de Maere d’Aertrycke en Victor Van der Haeghen. Hij wordt in 1896 opgevolgd door Ferdinand Van der Haeghen die voorzitter bleef tot in 1912. In 1913 werd hij vervangen door Joseph Casier. Wanneer wij lezen wie er destijds in deze Commissie zetelden kan men niet anders dan onder de indruk komen van al die prestigieuze namen. Dit kan enkel verklaard worden door het feit dat er toen geen sprake was van politieke benoemingen, het belachelijk systeem bestond nog niet dat de samenstelling van de Commissie gewijzigd werd na iedere gemeenteraadsverkiezingen. zo veel roden, zoveel blauwen, zo veel gelen. Men ging uitsluitend voort op de competentie. Sommige leden zetelden meer dan 50 jaar in deze Commissie. Enkele namen van mensen die er ooit lid van waren: Auguste van Lokeren, Philippe Blommaert, Pierre Jacques Goetghebuer, Charles Onghena, JanFrans Willems, Jules de Saint-Genois, Prudens Van Duyse, Edmond De Busscher, Félix De Vigne, Graaf Thierry de Limbourg Stirum, Kervyn de Volkaersbeke, Julius Vuylsteke, Pierre Verhaegen, Henri Pirenne, C.P. Serrure, A. Pauli, L. Minard, Th. Canneel, Paul Bergmans, Armand Heins, Hulin de Loo, G. Van den Gheyn, A. Van Werveke, Valentin Vaerwyck, Victor Fris, Charles Van Rysselberghe, H. Geirnaert. Weinigen realiseren zich welke enorme positieve invloed deze Commissie uitgeoefend heeft op het Gents stadsbeeld en wanneer Gent een historische stad is die miljoenen toeristen van over heel de wereld aantrekt, dan is dat te danken aan een kleine groep mensen met visie. Hun naam zou in gouden letters in een vitrine in het Stadhuis mogen hangen. In onze moderne, progressieve tijden achtte men het goed deze commissie af
68
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 69
te schaffen. Zij durfde wel eens adviezen geven die niet overeenstemden met wat het Stadsbestuur wenste te horen, vandaar …
27 December1850 Dood van Anne-Marie Van Reysschoot. Deze schilderes werd geboren op 17 Februari 1758. Haar peter was haar oudste broer Pierre-Nobert. Het is bij hem dat zij haar opleiding in het vak ontving. Zij bleef een trouwe medewerkster van hem bij het uitvoeren van belangrijke opdrachten die hij, overmand door werk, niet alleen kon uitvoeren. Zij maakte zich ook verdienstelijk als portretschilderes. Van haar zijn vooral bekend de kinderportretten die zij schilderde voor Kapelleke Schreiboom. Het is trouwens dààr dat zij, 92 jaar oud, zou sterven. Zij gaf tekenles tot op een zeer gevorderde leeftijd. In het Museum voor Schone Kunsten hangt van haar een doek “Putti”.
27 December 1866 Geboorte van Jan Deruelle. Een man die van de schooljeugd de bijnaam “Sander den Oliekoeke” meekreeg. Maar opgepast, hij mag niet verward worden met de èchte Sander den Oliekoeke die 39 jaar vóór hem geboren werd en inderdaad oliekoeken verkocht. Onze Jan Deruelle was een onderwijzer die tekenleraar werd in de 4e graad aan de 3 Gentse betalende scholen, de zogenaamde “Fransche scholen”, namelijk deze van de Onderstraat, de Van Monckhovenstraat en deze van het Oud Begijnhof. Hij was een rijzige, imposante figuur met zijn verzorgde knevel en puntbaard en zijn bos golvend artiestenhaar. Een strenge man met een kleurrijk taalgebruik. Dit tekenonderwijs omvatte ook het tekenen van “epuren”, maar bij deze lijntekeningen behoren duidelijkshalve ook letters. Het gebeurde al eens dat een leerling er zich vlug van afmaakte, rap wat lijnen op papier zette en de letters achterwege liet. Dan kwam de klassieke repliek van Deruelle: “Wat ge daar getekend hebt, dat is geen epure, een epure zonder letters is een soepe zonder zout, een vigilante zonder paard, een oliekoeke zonder suiker.” Ook een slordige getekende cirkel werd door hem direct vergeleken met dit smakelijk gebak. Vandaar zijn bijnaam, die “Sander” zette men er maar voor omdat de èchte Sander nog altijd bedrijvig en zeer populair was.
69
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 70
Er waren ook vrije oefeningen waarbij de leerlingen tekeningen mochten maken als huiswerk. Het durfde al eens gebeuren dat een van die tekeningen van een dergelijke kwaliteit was dat ernstig kon getwijfeld worden aan het auteurschap van de leerling. Die werd dan onderworpen aan een indringend verhoor, viel weldra door de mand en moest toegeven dat zijn vader het gedaan had. Met sierlijke letters - wat kon men anders verwachten van een tekenleraar? - schreef Deruelle onder de tekening: “10 op 10 voor de vader”, 0 op 10 voor de zoon. Iets wat hem ook steeds ergerde was de gewoonte die sommige leerlingen hadden, iets wat ze afgekeken hadden van de volwassenen, een gewoonte die nu vrijwel totaal verdwenen is, namelijk deze van een potlood of penhouder achter het oor te steken. Aan de schuldige werd dan onmiddellijk de vraag gesteld: “Steekt uw moeder haar straatveger ook achter haar oor” Alhoewel geboren op de Brugse Poort , woonde Deruelle bijna geheel zijn leven op de Coupure in een huis dat paalde aan de "”Salon Napoleon”. Jan Deruelle werd gepensioneerd in 1927 en stierf een zestal weken vóór het uitbreken van de 2e Wereldoorlog.
27 December 1876 Geboorte van René De Cramer. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2012 - N° 2 - pp. 125-129
27 December 1908 Dood van Julius De Vigne. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2010 - N° 3 - pp. 215-216
27 December 1945 Dood van Georges Hulin de Loo. Deze Professor aan onze Universiteit die hier geboren werd in 1868 was een der stichters van “De Vrienden van het Museum”. Hij was er de tweede voorzitter van, van 1913 tot 1945. Hij was een vermaarde specialist op het gebied van de “Primitieven” en deed zeer veel voor de verrijking van ons Museum. Hij doceerde bovendien ook nog logica, psychologie en ethica. Gedurende 48 jaar was hij lid van de Stedelijke “Commissie voor Monumenten en Stadsgezichten”. Bij de vervlaamsing van de Universiteit weigerde hij in het Nederlands te
70
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 71
doceren en werd verplicht op rust gesteld. Hij bleef wel nog jarenlang les geven in de “Ecole des Hautes Etudes” en het “Institut Supérieur d’Histoire et d’Archéologie” in Brussel. Hij was van plan zijn kunstverzameling na te laten aan het Museum voor Schone Kunsten, maar toen hij op 27 December 1945 in Brussel nabij het Koninklijk Paleis overreden werd door een militaire camion was zijn testament nog niet gemaakt. Toen de Universiteit een deel van zijn bibliotheek erfde vond zij in zijn boeken een klein fortuin ter waarde van een burgerhuis: hij had namelijk de gewoonte bankbiljetten te gebruiken als bladwijzer. Hij bewoonde het grote herenhuis op de hoek van het Bisdomplein en de Bisdomkaai waar later de Culturele Dienst van de Provincie kwam.
27 December 1963 Dood van Mgr. Karel Calewaert, de 27e Bisschop van Gent. Hij werd geboren in Deinze op 17 oktober 1893. Hij studeerde aan het St-Hendrikscollege in Deinze, later aan St-Barbara in Gent. Bij het uitbreken van de 1e Wereldoorlog trok hij naar Engeland waar hij als brancardier naar het front werd gezonden. In 1922 werd hij in de St-Baafskathedraal tot priester gewijd en ging dan in Leuven zijn licentiaat in de Theologie halen. In 1931 werd hij Directeur van het Groot Seminarie in Gent. Bisschop van Gent benoemd in 1931 zou hij deze functie uitoefenen tot aan zijn dood in 1963. Zijn devies was: “Caritate veritatis” (Uit liefde voor de waarheid.)
28 December 1337 Het Magistraat heeft de bevolking samengeroepen in de vlakte naast de Bijloke-abdij. Jacob Van Artevelde spreekt het volk toe in een rede die zeer diepe indruk maakt.
28 December 1580 Adriaan Van de Casteele die ervan beschuldigd wordt bisschoppen en edellieden te helpen ontvluchten, wordt op de Vrijdagmarkt ter dood gebracht. Zijn lichaam wordt gevierendeeld.
71
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 72
Mgr. Karel Calewaert. 1893-1963. Bisschop van 1947-1963.
28 December 1713 Geboorte te Antwerpen van Mgr. Govard Van Eersel. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2002 - N° 3 - pp.154-155 72
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 73
28 December 1796 De nieuwe Gemeenteraad wordt officieel aangesteld, doch de leden protesteren heftig en verklaren dat ze gedwongen werden deze functie te aanvaarden.
28 December 1854 Aanstelling van Josse Delehaye als Burgemeester van Gent. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2003 - N° 2 - pp. 118-119
28 December 1905 De "Cercle Commercial et Industriel" sticht een “S.A. pour l’étude d'une Exposition Universelle à Gand”. Deze katholieke kring werd gesticht op 26 Mei 1858 in het “Hôtel Royal" op de Kouter. Hij kocht toen de 2/3e van het Hotel de Nockere (oud Hof van Wackene) en verkocht het in 1865 aan de “Société Civile de l’Hôtel de Nockere” Deze Kring speelde een actieve rol bij de hulp aan textielarbeiders gedurende de katoencrisis in de jaren 1860.
28 December 1932 Geboorte te Ledeberg van Marcel De Bleecker.
28 December 1936 Klassering van de St-Baafskathedraal als beschermd monument. Men heeft er blijkbaar lang over gedaan vooraleer tot de conclusie te komen dat dit gebouw het beschermen waard was.
28 December 1963 Laatste rit van Tram 6.
29 December 1577 Willem van Oranje wordt plechtig ingehaald in het “Hof van Wackene”. Hij verblijft er tot 14 Januari 1578.
73
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 74
29 December 1734 Dood van Cornelis Meyer Hij was de eerste van een Hollands drukkersgeslacht. Zijn spreuk was: “Altijdt besigh”. Hij trouwde met de Gentse Catharina Herinckxen, kocht de boekhandel en drukkerij van haar nonkel Jan Van den Kerchove in de Burgstraat. In 1709 kreeg hij een drukkerspatent en ging dan wonen in “Het Gecroont Sweert” op de Hoogpoort. Was de drukker van “Den onvervalschten Vlaemschen Tyt-Wyser” Hij was een actief lid van “De Fonteyne” waarvan hij van 1717 tot 1732 de Deken was. Het eerst vertoonde toneelstuk in "Het Gankxken" was een werk van hem.
29 December 1825 Joseph Van Crombrugghe wordt benoemd tot Burgemeester van Gent. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2008 - N° 3 - pp. 190-191. 2011 - N° 6 - pp. 493-505
29 December 1831 Dood van François Hye-Schoutheer. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2009 - N° 5 - pp. 366-367
29 December 1862 Dood van Henri Moke. Een naam die de meeste Gentenaars niets zal zeggen, nochtans in zijn tijd een zeer gekend figuur. Hij werd geboren op 11 Januari 1803 in Le Havre als zoon van een Vlaamse vader en een Duitse moeder. Hij deed zijn middelbare studies aan het “Collège Louis-le-Grand” in Parijs. Zijn vader verliet Parijs in 1819 om zich te vestigen in Brugge. In hetzelfde jaar schrijft Henri zich in aan de Universiteit van Gent. Zijn moeder en zijn zuster blijven in Parijs. In 1821 komt zijn vader naar Gent, zijn moeder en zijn zuster 2 jaar later. Henri studeert Rechten in Gent en Wijsbegeerte en Letteren in Leuven. In 1829 vestigt hij zich in Brussel als journalist, in 1835 gaat hij in Brugge wonen en in 1836 komt hij definitief naar Gent. Niettegenstaande het feit dat hij Oranjegezind is wordt hij in dit jaar benoemd
74
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 75
tot Buitengewoon Hoogleraar in de Oude Geschiedenis en de Franse Letterkunde. Hij geeft tevens ook les aan het Atheneum. Hij schreef een hele reeks geschiedkundige werken waaronder zijn “Histoire de Belgique” het meest bekende is. In 1840 wordt hij benoemd tot lid van de “Académie Royale de Belgique”. Zijn benoeming tot Gewoon Hoogleraar komt er in 1851. Samen met Professor Callier ontwierp hij het plan van de muurschilderingen in de Universiteit in de Volderstraat. De laatste 10 jaren van zijn leven werd hij geplaagd door een hartziekte waar zijn huisarts Ferdinand Snellaert ook niets kon aan doen. Zijn lessen aan de Universiteit en het Atheneum waren daardoor zeer onregelmatig. Zijn voornaamste bezigheid werd dan schrijven. Zoals zo veel verdienstelijke mensen stierf ook hij in armoede. Werd hier een straatnaam naar Henri Moke genoemd? Dat zou ons sterk verwonderen. Een interessant gegeven voor “la petite histoire”: zijn 8 jaar jongere zuster Marie was heel Europa door een beroemde en gevierde virtuose concertpianiste. Zij was verloofd met Hector Berlioz, maar moeder Moke zag uit financiële overwegingen deze verloving niet zitten (muzikanten zijn immers armoezaaiers) en Marie moest deze verloving verbreken. Zij trouwde later dan met de zoon van de gekende muziekuitgever, componist en pianobouwer Ignace Pleyel.
29 december 1867 Inhuldiging in de St-Lievensstraat van het “Lokaal ter bescherming van de jonge werklieden van de St-Annaparochie.”
29 december 1871 Dood van Pieter Jonglas. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2001 - N° 2 - pp. 112-113
29 december 1872 Herderlijke brief van Mgr. Bracq: Banvloek over het nieuw Gemeentekerkhof. Zie ook “Ghendtsche Tydinghen” - 2012 - N° 2 - pp. 159-160
Hugo Collumbien
75
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 76
FEEST BIJ DE GENTSE WEESMEISJES: EEN MEMORABEL KERSTSPEL
In 1962 verhuisden de Gentse weesmeisjes vanuit de Rodelijvekensstraat bij het Sluizeken naar de gloednieuwe gebouwen van Home Prins Filip, opgetrokken aan de Jubileumlaan op de locatie van de vroegere schietbaan tussen de Martelaarslaan en de Leie. De jongens, de kulders, verlieten hun oude kulderschool op de Martelaarslaan. Die was in 1947 gedeeltelijk afgebrand, maar een vleugel was heringericht geworden. De weeskinderen verbleven tot in 1984 in ‘Prins Filip’. Nu zijn daar het rijke OCMW archief (Neermeerskaai) en een dienstencentrum (Jubileumlaan) gevestigd. Het hiernavolgende is geschreven vanuit de herinnering van ‘juffrouw zangde-les’, de zanglerares in de taal van de kleinste weesjes. Zij was een van de organisatrices van menig feestgebeuren in het huis. Het verhaal hieronder beschreven speelt zich af in de jaren 1970-1980. Vooraf een schetsje van de omstandigheden ter plaatse. Het jaar werd voor onze kinderen geritmeerd door de feesten: Sinterklaas, Kerstmis en Nieuwjaar, Moederkensdag (feest van de directrice) en prijsuitdeling. Kerstmis was wel het bijzonderste feest. Het ene jaar werd dat bij de kulders, het andere jaar bij de meisjes gevierd. Natuurlijk moesten de pupillen een optreden verzorgen voordat het traditionele souper begon, en alles moest vlot verlopen, zo niet kritiek. Het was voor de verantwoordelijken wel moeilijk om telkens iets nieuws uit te vinden voor telkens hetzelfde publiek: de verantwoordelijken van de C.O.O. (Commissie van Openbare Onderstand, voorloper van het O.C.M.W.), hogere ambtenaren en andere genodigden. Voeg daarbij dat er in Home Filip geen fatsoenlijk podium was, terwijl de ‘Rodelijvekensstraat’ wel een ‘schone ‘chène’ had, met coulissen en alles er op en er aan. We moesten ons behelpen met planken op schragen en met een gordijn dat soms wel, soms niet of maar half open ging. Veiligst was dus met open doek te werken. In het bewuste jaar dat hier beschreven wordt, was de kindertuin goed bevolkt: er waren ongeveer achttien kinderen en die zouden een kerstspel opvoeren. De repetities begonnen al heel vroeg, eind september, want het was een hele pantomime om iedereen zijn kort eindje tekst te doen onthouden. We volgen de prestaties van de kinderen een na een. De bode van de keizer was Gilbert en die moest het volgende zinnetje uitspre76
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 77
ken: “In de naam van de keizer moet iedereen zich laten opsrijven”. De sch van schrijven is er nooit goed uitgekomen. De heilige Jozef had een tamelijk uitgebreide rol. Dus moest een slimme kleine genomen worden: het werd Huguette. De reactie van haar opvoedster volgde meteen: “Wablief Huguette! Zo’n stout jonk. Dat verdient ze niet - en den heiligen Jozef dan nog”. ’t Is toch Huguette geworden, onder beding dat bij de eerste reclamatie de rol zou afgenomen worden. Koning Herodes (Lutgarde) had eveneens een lange rol: de drie koningen verwelkomen en hen vragen het kindje Jezus te zoeken om het te kunnen doden. Tijdens de repetitie kwam de actrice nog vragen of ze geen mes moest bij hebben. Toen ik haar vroeg waarom, antwoordde ze: “Wel, om het kindje te kunnen doden, hein!”. We hebben haar toen aan het verstand gebracht dat het niet ‘echt’ moest gebeuren, dat het gewoon gezegd moest worden. De leden van de C.O.O raad hadden altijd graag dat er zoveel mogelijk kinderen meespeelden. Zo hadden we nog een paar kleine meisjes ‘op overschot’ en die traden dan maar op als ‘oosterse’ danseresjes (‘vuile talluurkes’, zoals men in Gent zei) aan het hof van koning Herodes. Ze zwaaiden flink met hun handjes en buik en hadden succes! Het moeilijkst op te lossen probleem was wel de geboorte van het kindje. Met open doek hadden we geen andere keus dan een engel de dienstdoende pop in de schoot van de slapende Maria te doen leggen. Marika, een van onze jongsten, speelde het engeltje. We leerden haar traag te stappen en de pop voorzichtig neer te leggen. Samen met de instructrice ging het goed, maar als ze alleen op scène stond, zette ze vlug koers naar Maria en plofte haar het kind in de schoot. Na een serie vruchteloze pogingen het zacht en plechtig te laten verlopen, werd besloten onze Marika een grotere ‘engel bewaarder’ mee te geven. Die moest haar stevig bij de kraag houden om ze traagjes te doen stappen. Théa was engel bewaarder en ze was heel sterk, zei ze. Ze zou de kleine goed vasthouden, zelfs met een brandende kaars in de andere hand. Bij de opvoering zelf zouden er trouwens wel een paar grote meisjes achter de schermen staan met een teil water en een spons om eventueel te blussen. Op de grote repetitie in de kostuums was het alle hens aan dek. De opvoedster van bode Gilbert kwam in paniek melden dat zij diens kroon niet vond: “Juffrouw, we vinden de kroon niet en hij zegt dat hij de keizer is”. “De keizer? Neen, hij is gewoon de bode en die moet geen kroon hebben”. Lutgarde, ‘Koning Herodes’, die wel een kroon had, plus een rood kleed en een blauwe mantel, wist met zichzelf geen weg meer omdat ze zo schoon was. Ze liep overal in de weg en gedroeg zich onuitstaanbaar. Ik heb dan maar gedreigd: “Nu moet het gedaan zijn, of we pakken je kroon af, trekken je mantel en kleed uit en je kan in je combinaison het toneel op. Dat zal schoon zijn,
77
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 78
hé, koning Herodes in combinaison!” Het heeft gepakt: “Ja” zei ze, en ze viel stil. Tijdens die herhaling gingen nog veel dingen scheef, zo erg zelfs dat de directrice zich afvroeg: “Wat gaat dat morgen zijn?”. Ik moet bekennen dat ik het ook niet wist - afwachten dus. Maar… de dag van de opvoering verliep alles perfect. Niemand vergat zijn tekst. ’t Klein engeltje, waarschijnlijk geïntimideerd door het publiek, legde zachtjes het kindje in Maria’s schoot. Er brak geen brand uit. De dames in de zaal haalden zelfs hun zakdoekjes boven om een traantje weg te wissen. Mijnheer de ‘moezenier’ Van Beneden zei me met tranen in de ogen: “juffrouw zangles, de kinderen zullen dit nooit vergeten!”. Ik heb de brave man in zijn geloof gelaten. Amen. Marie-Jeanne De Smet
En een supplementje
ARME OORLOGSWEESKES!
In het begin van de vorige eeuw, tot kort na W.O. I, gaven amateurzangers op sommige dagen in de Gentse cafés wel eens graag een of ander lied ten beste. Daarna werd er rondgegaan met hoed of klak ten voordele van een of ander goed werk, bv. voor de bond ‘Zonder naam, niet zonder hert’ of voor de weesjongens, de Kulderkens. Wat ik nu vertel is waar gebeurd, eveneens kort na W.O. I (ik ken zelfs de naam). M. had een tamelijke stem en zong eens in een overvol café een dramatisch lied. Na afloop en applaus werd rondgegaan met de hoed “ ten veurdiele van de weewe van den Onbekenden Soldaat, want da mens hoit zue lastig om heur bende kinders te kwieken!” Er werd gul gegeven en M. en zijn vrienden hebben er na afloop eens goed mee gefeest. M.J. De Smet
78
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 79
BIBLIOGRAFIE
Van de hand van Anneke Cocriamont verscheen een interessant boekje: “Klein Raamhof Gent. Biografie van een stadsschooltje.” Voor oude Gentenaars die minder goed vertrouwd zijn met de talloze straatnaamwijzigingen (iets wat een Gentse specialiteit schijnt te zijn) er even aan herinneren dat het gaat over het schooltje in de Kleine Ramen. Het dateert van 1901-1902 en werd gebouwd door stadsarchitect Charles Van Rysselberghe. Het was aanvankelijk een meisjesschool. In de jaren '80 van de vorige eeuw besloot het Stadsbestuur dit schooltje te sluiten omdat het niet meer beantwoordde aan de hygiënische normen. En dan stelde zich het probleem; wat te doen met een leegstaand schoolgebouw? Velen dachten aan de gemakkelijkste politiek: slopen en de ruimte vrijmaken voor de bouw van appartementen. Enkelen met meer visie konden dat evenwel beletten en kwamen voor de dag met een uitstekend voorstel: laat er ons een onderwijsmuseum van maken, een historisch archief. De perfecte oplossing. Het is toch wel leerrijk voor de huidige en de komende generaties te weten hoe een klas er vroeger uitzag met die oude schoolbanken, die reeks inhoudsmaten, die wandplaten die vrije loop lieten aan de fantasie van de kinderen en die bij velen onuitwisbaar in hun geheugen geprent bleven. Het museum kwam er dank zij de inzet van een kleine groep gedreven enthousiaste werkers. Het kende onmiddellijk succes en ouderen zagen met nostalgie hun porseleinen inktpotten terug die bevestigd waren in de rechterbovenkant van hun lessenaar, in gedachten doopten zij er terug hun “ballonpen” in. Zij waren zelf misschien een van die deugnieten die er een brokje “carbure” (vroeger klassiek materiaal voor fietslampen) lieten in vallen zodat de inkt in het potje begon over te koken. Alles goed, iedereen tevreden? Neen, toch niet, in 2001 vond de toenmalige Schepen van Onderwijs Freya Van den Bossche dit museumpje maar niets en wou het laten slopen. Een onmiddellijk massaal protest kon dit rampzalig project verijdelen. Het boekje heeft een formaat van 17 x 24 cm., telt 126 bladzijden en bevat, buiten een 20-tal zwart-wit foto’s ook nog een 110-tal kleurenfoto’s. Het kost 18 € en is te bekomen in “De School van Toen” in het Klein Raamhof.
79
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 80
Het “Interbellumcahier 20-21” is gewijd aan de in 1855 te Gent geboren, waarschijnlijk minder bekende boekbinder en lederdrijver August De DeckerLemaire. In 1906 besloot hij de gewone boekbinderij te laten liggen en zich uitsluitend toe te leggen op het lederdrijfwerk. In 1990 werd een Album De Decker uitgegeven, een fotografisch en geannoteerd overzicht van zijn oeuvre. Dit album werd aanvankelijk bewaard in de Academie voor Schone Kunsten, maar berust nu in het Stadsarchief. Het Interbellumcahier 20-21 is er een facsimile in kleuren van. Het bevat 80 foto’s van werken van August De Decker. Het telt 120 bladzijden, heeft een formaat van 21 x 29,5 cm., kost 15 € en is te bekomen bij “Interbelum VZW” - Olijfstraat 69 - 9000 Gent. Tel.: 09.226.79.46 Men meldt ons de verschijning, van de hand van P.A.Donche, van het boek “Edelen en Leenmannen en vorstelijke ambtenaren van Vlaanderen: 1464-1481-1495”. Dit is een vervolg en een aanvulling op het in 2010 verschenen boek “Edelen en Leenmannen van Vlaanderen 1437.” Wij hebben dit eerste boek kunnen inkijken. Waarover gaat het? In de Bourgondische Rekenkamer in Rijsel lagen, ten behoeve van de militaire diensten, naamlijsten van de edelen en leenmannen die in voorkomend geval wegens hun leentrouw aan de vorst tot de strijd konden opgeroepen worden. Slechts enkele van deze lijsten bleven bewaard, o.a. deze die opgemaakt werd in 1437. Deze lijsten zijn nooit het voorwerp van een studie geweest en bijgevolg nooit gepubliceerd. Dit is nu wel het geval. De lijst 1437 bevat 670 namen van edelen en leenmannen in 21 steden of kasselrijen van Vlaanderen. Dit boek heeft een formaat 17 x 23,5 cm. en telt 398 bladzijden. Het nu verschenen vervolg en aanvulling (die wij niet gezien hebben) bevat 400 bladzijden, 50 illustraties, waaronder 27 portretten. Het boek kost 46 € + 6 € verzendingskosten in het binnenland, 9 € in het buitenland.Wij raden geïnteresseerden aan voor bijkomende inlichtingen contact op te nemen met de auteur Pieter Donche - Langeveld 4/41 te 2600 Berchem-Antwerpen. Tel. 03.230.16.92 In Augustus 2012 verscheen het boek “Daniël Termont. Mijn leven, mijn Gent en mijn visie op de toekomst.” Zo iets kan niet in een paar woorden uitgelegd worden natuurlijk, vandaar dat dit een boek geworden is van net geen 300 bladzijden.
80
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 81
De tekst werd opgesteld door Agnes Goyvaerts, maar het gaat in deze autobiografie duidelijk over de formulering van Termont zelf. De verschijningsdatum, een paar maanden vóór de Gemeenteraadsverkiezingen, laat er geen twijfel over bestaan dat dit boek er kwam met electorale bedoelingen. Goed, dat mag natuurlijk en dat is geen voldoende reden om het niet te lezen. Verschillende collega’s uit het Schepencollege hadden dit trouwens al gedaan. Het is met dit in het achterhoofd dat men dit boek moet lezen, iets wat wij met plezier gedaan hebben, want het is vlot geschreven. Wat is de algemene conclusie? Daniël Termont is zonder twijfel een harde werker, zelfs een workaholic, die zijn uiterste best doet om Gent te besturen en niets is hem te veel om dit doel te bereiken. Wat kan men aan dit boek verwijten? Dat het eenzijdig is, het is een catalogus van de positieve verwezenlijkingen onder zijn bestuur. Niemand is perfect, ook Daniël Termont niet. Hij zou waarschijnlijk een uitstekende burgemeester zijn voor een doorsnee-stad, maar voor een historische stad als Gent met zijn fragiel en zeer kwetsbaar patrimonium heerst er bij hem een pijnlijke lacune op cultureel gebied, bijzonderlijk inzake monumentenzorg. Hij schijnt zich niet te realiseren dat, wanneer er jaarlijks honderdduizenden toeristen van over heel de wereld naar Gent komen, zij dat doen om ons uitzonderlijk rijk bouwkundig erfgoed te bewonderen, een reden om het met de grootste zorg te onderhouden en te beschermen. En wat gebeurt hier onder het burgemeesterschap van Daniël Termont? Wij laten onze wettelijk beschermde gebouwen verkrotten, wij wensen geen geld te besteden aan een behoorlijk en noodzakelijk onderhoud en wij stellen het te koop om er van af te geraken. Is er veel verschil met de man die de boomtak afzaagt waarop hij zit? De haven is uiterst belangrijk voor Gent, dat lijdt niet de minste twijfel, maar de altijd zeer sterk onderschatte toeristische sector is dat evenzeer. Hij is van het hoogst economisch belang en verschaft werk aan duizenden mensen, en dan nog wel in eigen streek. Daniël Termont zou zich moeten realiseren dat die toeristen die mede verantwoordelijk zijn voor onze welvaart van kapitaal belang zijn voor onze stad en dat ze niet van over de oceaan komen om onze hedendaagse verwezenlijkingen te bewonderen. Hij mag dan zelf een bewonderaar zijn van de Piramide van het Louvre en van het Centre Pompidou, hij zou zich moeten afvragen of die toeristen speciaal naar hier zullen komen om onze Stadshal te bewonderen waar hij zelf zo enthousiast over doet. Of het een goede zaak is een Middeleeuws straatje, in casu het Werrengarenstraatje) in het historisch stadscentrum van begin tot het einde te laten bekladden door
81
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 82
graffitispuiters. Of hij niet vreest de toeristen te zullen wegjagen door zelf geen verantwoordelijkheid te nemen en zich te laten leiden door een zogenaamde “Dienst Monumentenzorg” die eist dat, zelfs in de historische stadskern, uitsluitend mag gebouwd worden in de triestige, deprimante hedendaagse stijl, die weigert een bouwvergunning te geven aan projecten die in harmonie zijn met de stijl waarvoor toeristen naar hier komen. Wij kunnen natuurlijk altijd iets over het hoofd gezien hebben, maar wij geloven niet dat wij in dit boek ook maar éénmaal het woord “Monumentenzorg” tegengekomen zijn. Toch wel bijzonder verontrustend. Mocht Daniël Termont deze rampzalige politiek voor Gent afschaffen, dan mag hij voor ons hier Burgemeester blijven. Van de hand van Benjamin Van Crombrugge verscheen “De vele levens van Jean Daskalidès. Biografie van een merkwaardige duizendpoot.” Deze titel is juist gekozen, het gaat inderdaad over een merkwaardige duizendpoot en het was een uitstekend idee een boek te wijden aan de uitzonderlijke persoon die Jean Daskalidès was. Deze Griek werd geboren in Constantinopel in 1922. De Grieks-Turkse oorlog was pas beëindigd in het voordeel van de Turken. Grieken die behoorden tot de Grieks-Orthodoxe Gemeenschap, waaronder de ouders van Jean, waren niet meer welkom en werden weggepest. Het resultaat was een massale exodus, een miljoen Grieken verlieten Anatolië en de regio Bosnië. De meesten vertrokken terug naar Griekenland, de Daskalidèssen trokken naar Gent. Waarom precies naar Gent ? Wel, de nonkel van moeder Daskalidès, Leonidas Kestedidès had hier een bloeiende banketbakkerij. Het gezin arriveerde hier toen Jean 1 jaar oud was. Alhoewel hij de Griekse nationaliteit bezat heeft niemand hier hem als een Griek beschouwd, in de eerste plaats hijzelf niet. Hij kon trouwens geen woord Grieks. Iedereen beschouwde hem als een rasechte Gentenaar, iets wat hij in werkelijkheid ook was. Toen hij terechtkwam in het St-Amanduscollege was hij niet welkom bij de andere leerlingen, hij had immers een iets donkerder huidskleur. Toen hij terechtkwam in het Internaat veranderde dat niets aan de situatie. Het is pas als hij naar het Atheneum op de Ottogracht mocht gaan dat hij openbloeide, er veel vrienden maakte en door anderen graag gezien werd. Hij deed evenwel geen speciale moeite om een diploma te halen. Het zou later blijken dat dit inderdaad niet nodig was. Wat heeft Jean gedaan om hier zo populair te worden? Wij laten hier kris-kras een niet chronisch geordende lijst volgen, die trouwens wel lacunes zal bevatten. - Ingenieur-Brouwer.
82
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 83
- Stichter en leider van het jazzorkest “The Blue Swingers” waarin hij zelf op een meer dan behoorlijke manier trompet speelde. Een andere Gentse legende die er deel van uitmaakte was Leo Martin. Hij trok zich niets aan van het verbod van de Duitse bezetter om jazzmuziek te spelen en hij maakte in die tijd veel mensen gelukkig met de uitvoering van New-Orleans, Dixieland, Chicago en Swingstijl. Om de Duitsers te misleiden gaf hij al die klassiekers onder een Vlaamse naam en ze liepen daar in. Hij slaagde er in de “Ramblers” en het “Quintette du Hot Club de France” met de fenomenale Django Reinhardt in de “Capitole” te laten spelen. - Hij werd een zeer populaire gynaecoloog die door zijn talrijke patiënten op handen gedragen werd. - Hij werd door de Duitsers een tijdje aangehouden als gijzelaar wegens zijn “anglofiele sympathieën”. Hij had ook wel clandestiene pamfletten uitgedeeld en geld ingezameld voor de Weerstand, maar daar waren de Duitsers gelukkig niet achtergekomen, zo niet hadden wij enorm veel moeten missen. - In 1945 nam hij de leiding van “Salon Fritz” en maakte er een succesvolle zaak van. - Hij was jaren assistent van Professor van Anatomie Jean Fautrez. - Gedurende 13 jaar was hij docent aan het Instituut voor para-medische beroepen en hij gaf een aantal uren per week les van Biologie in het “Institut de Gand”. - Hij kreeg de titel van “Pralinekoning”. Hij bezorgde de firma “Leonidas” in Brussel en “Daskalidès” in Gent wereldvermaardheid. Hij opende, zowel in België als in het buitenland honderden pralinewinkels en verschafte aldus werk aan duizenden personen. Het is ook mede aan hem te danken dat “The Belgian Chocolates” over heel de wereld bekend zijn en geapprecieerd worden. - Van kleins af bezat hij een passie voor de film. In zijn huis bouwde hij een filmstudio uit. Het begon weliswaar met amateurfilmpjes, maar zijn ambities lagen op een hoger vlak en in 1973 ging de première door van zijn speelfilm “Rue du Calvaire 6”. Die miljoenen kostende productie betaalde hij uit eigen zak, want subsidies kreeg hij niet. Hij streefde steeds naar perfectie en trok naar Parijs waar hij zonder al te veel moeite de toen bekende actrice Marie-Josée Nat kon overhalen om er de hoofdrolspeelster van te worden. - Daarna stichtte hij de “Daska-films” die zich toelegde op industriële en publicitaire films en daarna de “Gentse en regionale filmactualiteiten”. In vele zalen verdrong de frisse aanpak ervan het drogere Belgavox. - Met zijn praline-activiteiten was hij schatrijk geworden en daar hebben veel
83
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 84
stichtingen en particulieren kunnen van profiteren. Een 30-tal jaren geleden kwam het “Institut Moderne” in financiële moeilijkheden. De Raad van Bestuur benoemde hem tot “Afgevaardigde Beheerder”. Hij zette zich vol enthousiast in voor deze nieuwe uitdaging voor dewelke hij niet betaald werd (bonussen moesten toen blijkbaar nog uitgevonden worden), integendeel, het kostte hem geld. - Een andere stichting die haar leven te danken had aan Jean was “Radio Roeland” die gevestigd was op verdiepingen van de “Europabank”, maar daar wegens uitbreiding van de Bank moest verdwijnen. Maar waar naartoe? Geen nood. Jean bouwde op eigen kosten een modern volledig uitgerust studio met een auditorium voor 150 personen. Een maal in de week was er een veel beluisterde uitzending van jazzmuziek afkomstig uit de enorm grote collectie van Jean. Het was een van de weinige posten die nog goede traditionele jazz uitzond, in tegenstelling met wat men ons heden als jazz tracht te verkopen. - De voortdurende expansie van het pralinenbedrijf vergde een grotere fabriek. De goedkoopste oplossing zou geweest zijn een fabriek te bouwen op een of ander industrieterrein, maar daar was Jean absoluut niet voor te vinden. Er zijn daar over het algemeen vervuilende industrieën met geurhinder en dat zou een negatieve invloed kunnen hebben op de kwaliteit van de pralines. Hij kocht op de Henri Dunantlaan een leegstaande tot puin vervallen fabriek. Iedere andere industrieel zou geopteerd hebben voor de goedkoopste oplossing: slopen en vervangen door nieuwbouw. Niet Jean, hij verkoos een veel duurdere restauratie. Hij had een aversie voor beton. (Was dat maar algemener!) Hij hield van de gebouwen in Gent en wilde iets bouwen dat daardoor geïnspireerd werd. Hij werd door het “Verbond van Heemkundige Kringen in Oost-Vlaanderen” voor de 2e maal gelauwerd voor “geslaagde restauraties”, iets waar Gent een voorbeeld zou kunnen aan nemen. Jean dacht aan alles: de fabriek werd verwarmd met gas en elektriciteit, stookolie werd verbannen, want chocolade slorpt gemakkelijk geuren op. De ligging was uitstekend geen vervuilende industrie in de buurt, geen verkeershinder, vlotte toegankelijkheid voor personeel en bezoekers. Maar het had hem wel 400 miljoen frank gekost in een tijd dat ons geld meer waard was dan nu het geval is. Maar dat speelde voor hem geen rol, hij was maar geïnteresseerd in geld voor zover het kon gebruikt worden voor de realisatie van positieve zaken. Als men overloopt al wat hij gerealiseerd heeft kan men zich de vraag stellen: Hoe heeft die man dat in hemelsnaam allemaal kunnen doen? Voor hem
84
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 85
waren er in een dag toch ook maar 24 uren, en moest hij misschien niet slapen? Maar hij was dan ook een van die uitzonderlijk begenadigde wezens die niet iedere dag gemaakt worden. Zijn populariteit zal ongetwijfeld mede te danken geweest zijn aan zijn stralende persoonlijkheid. Enfin, u kunt het allemaal in detail lezen in dat boek dat iedere echte Gentenaar graag zou willen bezitten. Niet zo danig moeilijk want het is in de boekhandel te bekomen aan 20 €. Het heeft een formaat van 15 x 22 cm., bevat 181 bladzijden en een 30-tal foto's. A propos, bestaat hier een Jean Daskalidèsstraat? Waarschijnlijk niet. Op wat wacht men om deze lacune op te vullen? De laatste jaren werden hier straten en tunnels genoemd naar personen die in feite niets gedaan hebben voor Gent. In Gent zullen er wel niet zo veel industriële bedrijven zijn die 100 jaar bestaan. Dat is wel het geval voor A B C dat in 2012 zijn honderdjarig bestaan mocht vieren. Wij vermoeden dat slechts weinig Gentenaars er een idee van hebben welke firma die A B C is, zelfs als wij er aan toevoegen dat dit de afkorting is van Anglo Belgian Corporation. Sommigen zullen zich misschien afvragen wat die Engelsen te maken hebben met een Gents bedrijf. Wel, het werd in 1912 gesticht door Georges Carels en Marcel en Richard Drory. Dezen die iets meer weten over onze oude gasfabriek zullen ook weten dat de Engelse Drorys al een heel tijdje in Gent gevestigd waren. Het doel van de firma was het ontwikkelen van motoren voor het aandrijven van machines, schepen, locomotieven en tractoren. De firma vestigde zich in de oude Ateliers Onghena op de Nijverheidskaai (nu Wiedauwkaai). Men beleefde toen de opkomst van de Dieselmotoren die een veel beter rendement hadden dan de stoommachines die 90% van de ontwikkelde energie verloren lieten gaan. De uiterst vriendschappelijkverhoudingen tussen Carels en Rudolf Diesel waren natuurlijk een serieuze troef en was er mede de oorzaak van dat dit een uiterst bloeiend bedrijf werd. Over heel de wereld leverde het eigen dieselmotoren aan industrieën, schepen, locomotieven, vissersboten, etc. Ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan werd een boek uitgegeven: “100. A history of building de future. A future built on history.” Laat u niet misleiden door deze Engelse titel, het boek is wel in het Nederlands geschreven Het geeft een uitgebreid overzicht van een eeuw activiteiten en aangezien zo iets niet kon in een klein boekje, werd het een volume van 21,5 x 30 cm. dat 240 bladzijden telt en meer dan 200 (meestal technische) foto’s bevat.
85
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 86
Het boek kost 15,00 € (uiteraard een niet commerciële prijs). Te bekomen bij A B C - Wiedauwkaai 43 - 9000 Gent. Eventueel bijkomende inlichtingen op Tel. 09.267.00.00 H.C.
VRAAG EN ANTWOOD
Mevrouw De Geyter wou naar aanleiding van een artikeltje in “Ghendtsche Tydinghen” 2012 - nr 5 - p. 442 graag iets meer vernemen over de “Banque de Flandre” die - dacht zij – gevestigd was in de Korte Dagsteeg. Van de heer Erik Dekeyser: Hierbij een poging tot antwoord op de vraag van mevrouw Joke Charles in G.T. 2012 blz. 455. De Ottergemsesteenweg leidde niet (zoals sommigen zouden denken) naar Ottergem, een dorp in de Denderstreek, maar eindigde aan de omwalde Ottergem- of Otterschemhoeve grenzend aan het kanaal van Zwijnaarde dat in 1777 werd gegraven. Ottersem of Ottergem is een Merovingisch toponiem dat vermoedelijk verwijst naar een hoevenederzetting. Deze hoeve kwam later in het bezit van de Sint-Pietersabdij en er was reeds sprake van in 1271. Omdat de hoeve dreigde te verdwijnen door de loop van de Schelde pleitte men in de Middeleeuwen reeds voor het rechttrekken van de rivier, wat toen ook gebeurde. De hoeve was laatst bewoond door de familie Octaaf en Maria BLOMMEVAN HECKE. De hoeve werd zwaar beschadigd en verdween na een bombardement tijdens de Tweede Wereldoorlog op 10 april 1944, ook een paasgeschenk van de Canadezen die het rangeerstation van Merelbeke wilden treffen. De resterende gebouwen werden gesloopt bij het graven van de ringvaart en de verbinding met de Schelde. Herhaling van de vraag van de heer Aloïs Goyvaertst (Beveren-Waas) die hij stelde in Gh.T. 2010 - nr 3 - p. 234 en waarop geen antwoord binnenkwam: 86
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 87
“In het artikel van Pierre Kluyskens over Joséphine de Beauharnais heeft men het over een massa roerende goederen, meestal kunstwerken: de schilderijen naar het Louvre en naar de Franse departementale musea en de kostbare boeken en handschriften werden dezelfde richting uitgestuurd”. Mijn vraag hierbij is: 1° Bestaat er een inventaris van deze goederen en handschriften? 2° Idem voor wat eventueel werd teruggegeven na 1814. 3° Wat er zich nog bevindt in Franse musea. 4° Of er later een vergoeding werd overeengekomen tussen België en Frankrijk. De redactie verwees toen naar het boek “Gand sous la domination française 1792-1814” van Joseph E. Nève, Gent, 1927, waar op p. 25 een bevestigend antwoord staat op de allereerste vraag, zonder verder uit te wijden over de inhoud van deze inventaris. Vermoedelijk zal verder moeten gezocht worden in de archieven te Vincennes (F) : Service historique de la défense, Château de Vincennes, Avenue de Paris, 94306 Vincennes cedex, Téléphone : +1 41 93 43 90 (http://www.servicehistorique.sga.defense.gouv.fr/)
LEZERS SCHRIJVEN ONS
Luc Devriese vindt het erg jammer dat in het eerste deel van de bijdrage over het Gravensteen door Pierre Kluyskens een totaal verouderde en foutieve versie gegeven wordt van de bouwgeschiedenis van dit unieke pronkstuk onder de Gentse monumenten. Volgens die tekst werd dat gebouwd in opdracht van graaf Filips van de Elzas. Deze liet inderdaad het poortgebouw en de ringmuur met zijn vierentwintig uitkragende torentjes bouwen omstreeks 1180. In dezelfde tijd werd ook het massieve hoofdgebouw, de donjon, verhoogd tot een torenachtige constructie, terwijI de al langer bestaande onderste verdiepingen van de donjon omgevormd werden tot een kelder met er buiten een in twee keer opgehoogde zandheuvel, een 'motte' of pseudomotte. Het centrale gedeelte van het Gravensteen 87
Binnenwerk_jan_feb_2013_September binnenwerk OK 5.0 2/01/13 15:49 Pagina 88
is minstens één, misschien zelfs twee eeuwen ouder dan hetgeen Filips er liet aan toevoegen. En ook dat is niet de oudste bouwfase. Om en in de donjon vonden de archeologen sporen van een houten zaalgebouw dat in de l0e eeuw werd gedateerd. Daarnaast waren er nog houten bijgebouwtjes. Met kruistochten en zo heeft dat alles niets te maken. Filips vertrok trouwens pas later mee met de derde kruistocht (1189) en keerde niet terug. Hij stierf in Akko in 1191. Van hem kan hoogstens gezegd worden dat hij het gebouw zijn huidige uitzicht gaf. Dat was overigens in de eerste plaats bedoeld om zijn onderdanen, de Gentenaars die hoge stenen huizen gebouwd hadden, te tonen wie er werkelijk de baas was. De hierboven geschetste bouwgeschiedenis was nog niet gekend toen Kluyskens zijn Gravensteenartikels in de krant liet verschijnen. Daarom is het jammer dat onze eerbiedwaardige hoofdredacteur nalaat het eerste publicatiejaar aan te geven. Slechts een minderheid van onze lezers weet dat de auteur, vlotte popularisator en eminente liefhebber van het oude Gent, in 1980 overleed, nog geen 59 jaar oud. Zo is het wel even schrikken als je in deel 1 (G.T. nr. 5, p. 486) leest: “Enkele dagen geleden liet generaal Bokassa, president van de Centraal Afrikaanse Republiek in het openbaar een aantal personen op diefstal betrapt stokslagen toedienen. Drie schoten er het leven bij in”. Wie de bouwgeschiedenis van het Gravensteen, aangepast aan de huidige kennis, kort en accuraat wil beschreven zien, kan niets beters doen dan de “Erfgoedmemo Gent” nr. 1 te kopen. Voor de prijs (1 euro) moet je het niet laten. De memo’s worden uitgegeven door de Gentse Vereniging voor Stadsarcheologie (GVSA, sinds kort met Landschappen en Monumenten er bij uitgegroeid tot GVSALM). Ze zijn verkrijgbaar in het stadswinkeltje dat onlangs vanuit het Administratief Centrum aan het Zuid verhuisde naar de “Raadskelder” onder de Lakenhalle. Je vindt er allerhande niet-commercieel uitgegeven publicaties en brochures over Gent.
Bij het ter perse gaan bereikte ons het ontstellend bericht dat onze sinds vele jaren trouwe medewerkster Mevrouw Angèle Van GeluweEggermont plotseling overleden was. Wij komen daarop terug in ons volgend nummer.
88
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 89
GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring Gent V.Z.W. 42e jaargang nr. 2 maart - april 2013
Inhoud - In Memoriam Angèle Van Geluwe-Eggermont. - Pierre Kluyskens: De Ridderorde van het Gulden Vlies. - Victor De Muynck: Inventaire Archéologique: Het Vaandel van de Onvrije Schippers. - Daniël Van Ryssel: Minder bekende en/of verdwenen locaties in Gent. Thee drinken aan de waterkant. - Luc Devriese: Ghendtsche toestanden: De rivieren van den stede dat schoenste juweel es dat de stede heeft. Deel 1. Baggeren en schuren. - Gontran Ervynck: De afkomst van Jacob Van Caneghem. - Erik De Keukeleire: 100 jaar geleden: Expo 1913. Deel 1 (Januari-April). - Caroline D’Hondt: Clare Voortman-Dobbelaere (Gent, 1853-Menton, 1926). Vervolg en slot. - Hugo Collumbien: Gentse Memoriedagen: 29-30-31 December. - Gentse Memoriedagen: Overzicht van de verschijningsdata. - Daniël Van Ryssel: Vergeten Gentse schrijvers: Pol De Witte (Gent 1848 - Gent 1929). - Willy Rouquart: Hendrik De Rudder stelt een “menslievende” daad. - Quizmaster: Uitslag van de kwies 2012 - Bibliografie. - Vraag en Antwoord. - Lezers schrijven ons.
89
90 92 103 105
108
116 123 144
159 164 168
171 175 178 180 181
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 90
IN MEMORIAM ANGÈLE VAN GELUWE-EGGERMONT
Mevrouw Angèle Van Geluwe-Eggermont zoals de meeste van onze leden haar gekend hebben.
Het jaar 2012 eindigde voor de “Heemkundige en Historische Kring Gent” op een dramatische wijze: onze sinds lang trouwe medewerkster mevrouw Van Geluwe-Eggermont overleed plotseling op 17 december 2012. Dit is een bijzonder pijnlijk verlies voor onze Kring. Sinds vele jaren was zij bestuurslid en bibliothecaresse, aanvankelijk bij het ontstaan van onze Kring toen zij meehielp bij de opbouw van onze bibliotheek, in den beginne in een ruime kast op de eerste verdieping van Café “Het Damberd” op de Korenmarkt, later wanneer onze bibliotheek versmolt met deze van het Documentatiecentrum waar zij er in slaagde waardevolle Gentse boeken gratis te bekomen. Zij was trouwens een gediplomeerde bibliothecaris die haar vak grondig kende. Dat wist ook het “Willemsfonds” waar zij meer dan 40 jaar bibliothecaresse was. Ook dààr werd ze, net zoals bij ons,
90
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 91
sterk gewaardeerd voor haar dienstvaardigheid, altijd klaar zich uit te sloven om een bezoeker te kunnen helpen en inlichtingen te verschaffen. Zij beheerd op een perfecte wijze het depot van de “Ghendtsche Tydinghen” op de haar gekende secure manier. Lagen er in het depot bv. 37 exemplaren van G.T. 2003 - N° 4, dan was dat, reken maar, 37 en niet 36 of 38. Iets wat niet klopte was een nachtmerrie voor haar. Haar bescheiden karakter was er de oorzaak van dat slechts weinigen een idee hadden van haar achtergrond, haar gaven en haar zeer talrijke activiteiten: Grieks-Latijn aan het Meisjesatheneum, aanvatting studies Geneeskunde (afgebroken door de oorlog), monitrice van het Rode Kruis, gedurende vele jaren lesgeefster aan de Vliegende Brigade en de ambulanciers, hoofdmonitrice Gezinszorg, diploma van Eerste Hulp in Oorlogstijd en Grote Rampen, later opnieuw naar de Universiteit voor 4 jaar Kunstgeschiedenis en Archeologie, gids voor Oost-Vlaanderen in drie talen, Nederlands, Frans en Engels. Ze ontving een studiebeurs voor de Sorbonne in Parijs met het getuigschrift Histoire Médiévale en voor de cursus Littérature française, destijds
(toen dit nog iets voorstelde) was ze lid van de Stedelijke Commissie voor Monumenten en Stadsgezichten. Uiteraard is deze opsomming onvolledig, want ook wij zijn niet op de hoogte van al haar verdiensten. Ook iets dat haar drang om te kunnen helpen tekent, is dat ze haar lichaam afgestaan heeft aan de Universiteit Gent voor wetenschappelijk onderzoek. Wij zullen deze grote dame erg missen, maar de aangenaamste herinneringen aan haar bewaren.
91
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 92
DE RIDDERORDE VAN HET GULDEN VLIES Pierre Kluyskens schreef dit artikel meer dan een halve eeuw geleden.
Binnen enkele dagen, op 29 juli eerstkomende, zal het juist vier eeuwen geleden zijn dat Filips II in de hoofdkerk van Sint-Baafs, het 23e en laatste kapittel van het Gulden Vlies bijeenriep. Het was de tweede maal dat een dergelijke eer onze Gentse stede te beurt viel, want in 1445 reeds, had de stichter zelve van de Orde, Filips de Goede, Graaf van Vlaanderen en Hertog van Bourgondië, in de toenmalige Sint-Janskerk, het zevende kapittel van het Gulden Vlies vergaderd. Boven de grisailles van Petrus Van Reyschoot, zien wij nog heden in het koor, de wapenborden van de ridders die aan dit eerste Gentse kapittel deelnamen, terwijl de geslachtswapens van het laatste kapittel – 51 in getal – thans prijken, rechts in de dwarsbeuk, boven en naast het zijportaal. Het kapittel van 1559 resumeert het roemvol bestaan van een der machtigste ridderorden ter wereld; het luidt, helaas, ook zijn ondergang in, het is zijn zwanenzang. Die vierhonderdste verjaardag mogen wij hier, zoals trouwens al degenen die aan ons heerlijk verleden herinneren, niet opgemerkt laten voorbijgaan. Wij zullen dan ook in een paar bijdragen de oorsprong en de betekenis, de groei en de bloei van het Gulden Vlies, en in het bijzonder de twee kapittels die in onze stad werden gehouden, even opwekken, als een van die zovele bladzijden die onze voorouders met fierheid durf en moed voor het nageslacht hebben geschreven. Filips de Goede, de «conditor Belgii», de stichter vaat de Nederlanden, had reeds twee echtgenoten zonder veel verdriet, ten grave gedragen, wanneer hij op 10 januari 1430 – of 1429, volgens de oude tijdrekening, daar het nieuwe jaar in Vlaanderen slechts met Pasen begon – voor de derde maal in het huwelijksbootje stapte met Isabella van Portugal, die zijn afgevaardigden aan het Hof van Jan I, koning van Portugal, waren gaan afhalen. De huwelijksplechtigheid greep plaats te Brugge en nooit zag men in Vlaanderen en nooit zou men er trouwens nog een dergelijk praalvertoon zien, een dergelijke weelde van kleuren, van juwelen, van goud, van festijnen, tornooien en spelen allerhande. Was Filips niet machtiger dan de koning van Frankrijk, niet de gelijke van de Engelse koning? Was Brugge met zijn 150.000 inwoners, met zijn haven,
92
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 93
waar elke dag 150 schepen uit het Westen en het Verre-Oosten binnen vaarden, niet een der mooiste en rijkste steden van Europa en mocht derhalve de fiere hertog aan zijn jonge echtgenote en zijn honderden genodigden het schouwspel niet bieden van zijn macht en rijkdom in het architecturaal en artistiek juweel van zijn met de dag groter wordende bezittingen? Hij was ten andere dol verliefd op de mooie Isabella en zou ten andere die dag hebben verklaard: «Aultre n’auray» «Dame Isabeau tant que vivray!» Het was die plechtigheid welke Filips sedert maanden koortsachtig afwachtte om midden het gejubel, de algemene vreugde, het enthousiasme van honderden prinsen, edellieden en vermaarde krijgers, de stichting aan te kondigen van het Gulden Vlies, de ridderorde die, droom van religiositeit, van politieke macht en ridderlijkheid, de ambities van de hertog zou helpen in vervulling gaan. En terwijl buiten het paleis, de wijn overvloedig uit de fonteinen stroomde, en in de feestzaal de zeldzaamste gerechten op de gouden schotels afwisselden en de kostbaarste dranken de glazen vulden, kwam de wapenkoning plechtig volgende verklaring aflezen, gevolgd van de namen van de 24 eerste ridders van de Orde: «Or oyez, princes et princesses, seigneurs, dames et damoiselles, chevaliers et escuyers. Très-haut, très-excellent et très-puissant prince faict savoir à tous: que pour la révérence de Dieu et soutènement de notre foi chrestienne, et pour honorer et exhausser le noble ordre de chevalerie... mon dict seigneur le duc a emprens et mis sus un ordre qui est appelée la Toison d'or, auquel oultre la personne de monseigneur le duc, à vingt-quatre chevaliers de noms et d'armes et sans reproche, nés en légal mariage.» De Orde van het Gulden Vlies was gesticht en meteen verenigde zij de grootste namen van Bourgondië en Vlaanderen: de Commines, Croy, Lannoy, Vergy en zovele anderen die op alle slagvelden, in alle oorlogen roem en lauweren oogsten. Waarom die Orde, waarom die naam? Was het werkelijk enkel bedoeld als een heropleving van de ridderlijke geest uit de Middeleeuwen, als een wapen in de strijd voor de Kerk? Wie Filips de Goede kende, wie enigszins de gedachten en de plannen van de machtige en gevreesde hertog kon doorpeilen, zal er toen reeds sterk aan getwijfeld hebben, want de Conditor Belgii heeft nooit een daad gesteld die niet rechtstreeks of onrechtstreeks zijn eigen prestige en gezag ten goede kwam. Dat zijn politiek tegenover Engeland er niet vreemd aan was, durft geen enkele
93
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 94
geschiedschrijver ontkennen, en juist omdat Engeland bij die stichting betrokken was en omdat het ging om een ridderorde die wellicht als tegenhanger en zelfs als tegenvoeter gold van de Orde van de Kouseband, heeft men aan de oorsprong van het Gulden Vlies een legende verbonden die op haar beurt een soort tegenhanger van die van de Kouseband zou worden. Men weet dat omstreeks 1349, de gravin van Salisbury, onder het dansen haar kouseband verloor en dat alle aanwezigen, wetende dat de koning in zeer goede betrekkingen leefde met de gravin, in een schaterlach proestten; maar de koning, Edward III, raapte de kouseband op, maakte hem opnieuw vast en zich tot de aanwezigen wendende, zei hij: «Honny soit qui mal y pense»! Voor Filips moest men niet lang zijn verbeelding laten werken om een liefdesgeschiedenis aan de oorsprong van het Gulden Vlies te verbinden. De hertog, het was alom geweten, had vóór zijn huwelijk met Isabella, niet minder dan 24 minnaressen gehad, waarvan de geschiedschrijvers ons trouwens de namen hebben bewaard. Met hun haar, zou Filips een soort vlechtkrans hebben gemaakt waarin het rossige haar van Maria Van Crombrugge, die de hertog bijzonder lief had, speciaal uitblonk. Zulks had aanleiding gegeven bij de edellieden tot heel wat scherts en zinspelingen waardoor de hertog in woede ontstak en hen zou verklaard hebben, dat zij weldra allen de eer zouden opeisen een dergelijke vacht of viles te dragen. Hij zou woord gehouden hebben door de Orde van het Gulden Vlies te stichten en het getal ridders op 24, dat van zijne minnaressen, te brengen. Het ligt er natuurlijk vingerdik op dat een dergelijke legende slechts verzonnen werd om voor de oorsprong van het Gulden Vlies een versie te vinden die mocht concurreren met die van de Kouseband, want men kan moeilijk aannemen dat de hertog die ondergrond heeft willen geven aan een orde die in het teken stond van de ridderlijkheid en de verdediging van het Geloof, en dat hij er bovendien de stichting van zou aangekondigd hebben de dag zelve van zijn huwelijk met Isabella van Portugal, van wie hij nog zopas had gezegd: «Aultre n’auray»! Filips de Goede was ten ander een te grote strateeg, en te grote diplomaat om zich aan zo een misplaatste zet te bezondigen. Maar het volk wil steeds, ja zelfs reeds in de XVe eeuw, sensatie en zal de legende altijd boven de realiteit stellen. De werkelijkheid was echter heel anders. Filips had Frankrijk helpen klein krijgen en vernederen, en was aldus in het Engelse kamp verzeild geraakt, maar dit bondgenootschap stootte hem tegen de borst en hij vreesde dat zijn eigen politiek er onder zou lijden. De hertog van Bedford, die toen, namens de Engelse koning Hendrik VI, Frankrijk als regent bestuurde, had aan Filips voorgesteld in de Orde van de Kouseband te laten opnemen, maar heel behen-
94
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 95
dig had de Bourgondiër het voorstel ontweken door evasief te antwoorden, want hij vreesde terecht dat hij hierdoor gebonden zou zijn door zijn belofte en eed aan de Engelse koning, wat hem vroeg of laat in een lastig parket zou brengen. Hij antwoordde dan ook eindelijk, na lang over het geval te hebben nagedacht, dat hij zelve zinnens was een soortgelijke orde in zijn gewesten te stichten. Hij had ten andere onmiddellijk ingezien – Bedford had hem onwillekeurig de ogen geopend – welk profijt hij voor zijn persoonlijk gezag en voor zijn land, uit een dergelijke orde kon halen. Er was vooreerst het religieus doel: Filips had er steeds van gedroomd een grote Kruistocht tegen de Turken in te richten (Keizer Karel zou het later gedeeltelijk verwezenlijken) met een machtig Europees leger, waarvan hij de aanvoerder zou zijn. Het Gulden Vlies zou misschien die Orde kunnen worden die opnieuw de Middeleeuwse droom zou doen heropleven en in zijn schoot de koningen, prinsen en ridders zou groeperen, onmisbaar element voor het wellukken van een Kruistocht. Filips De Goede zou er waarschijnlijk voor teruggedeinsd zijn een nieuwe Ridderorde te stichten welke enkel een godsdienstig doel nastreefde. Als scherpzinnige mensenkenner en sluwe diplomaat zag hij wel in dat er aan, die stichting, waardoor hij het aandierf zich als de gelijke van de koning van Engeland en Frankrijk aan te stellen, een risico was verbonden, dat in de subtiele weegschaal van die XV-eeuwse prestigestrijd, door andere voordelen moest kunnen worden vergoed. Filips was dan ook vast besloten uit het Gulden Vlies klinkende munt te slaan voor zijn persoonlijke gezagspolitiek. Sedert jaren streefde de listige hertog ernaar zijn staten inniger te verbinden, een eenheids- en nationaal gevoel te scheppen om hierdoor zijn persoonlijk gezag te verstevigen en zijn macht en onafhankelijkheid ten overstaan van zijn naburen en rivalen – Frankrijk, Engeland en Duitsland – te verruimen, maar er bleef een geweldige hinderpaal bestaan: de macht van de steden en gemeenten. Brugge, Gent en zovele andere lagen voortdurend op de loer om de minste moeilijkheid of nederlaag van de hertog uit te baten en de wapens op te nemen. Aan die steden, de adel, de militaire leiders en raadgevers, de bekwame kapiteins ontnemen, was ze bijna automatisch schaakmat zetten, ze in elk geval aanzienlijk verzwakken. Door die «groten» op te nemen in het Gulden Vlies, hoopte Filips ze meteen, dank zij de eed van getrouwheid, aan zijn persoon, aan zijn politiek, aan zijn
95
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 96
gezag te verbinden. Hij zou hun leider, hun opperhoofd worden; voor hem en voor hem alleen zouden zij voortaan in de bres springen en de wapens opnemen. De toekomst zou uitwijzen dat Filips voor de zoveelste maal, op het goede paard had gewed. Indien hij de gewenste uitslag bekwam. Indien de adel spontaan de souverein van het Gulden Vlies volgde, was het echter hoofdzakelijk te danken aan het ridderlijk karakter welke de hertog aan de Orde had geschonken. In dit opzicht waren doel en middel samengesmolten. Enerzijds wou Filips de middeleeuwse tradities van eer en moed doen herleven omdat zij beiden zijn politiek zouden ten goede komen, anderzijds zag hij in die heropleving, in die atmosfeer, het geschikte middel om de adel en de kapiteins gemakkelijk voor het Gulden Vlies te winnen. Enkel maar de herinnering aan de heldenmoed hunner voorvaderen moest volstaan om de afstammelingen van die beroemde geslachten die eeuw in, eeuw uit, hun bloed op de slagvelden hadden vergoten, te doen hunkeren naar de eer in de nieuwe ridderorde opgenomen te worden! Alles droeg ertoe bij om de gewenste atmosfeer, die al de bijbedoelingen en werkelijke ondergrond zou maskeren, in het leven te roepen en te houden: de ridderlijkheid, de godsdienst, het uiterlijk aspect van de Orde met haar grootse plechtigheden, haar ceremoniaal, haar kentekens en symbolen, haar koninklijk karakter, en die naam zelve van «het Gulden Vlies» herinnering aan de gevaarlijke en heldhaftige tocht van Jaso, die aan het hoofd van de Argonauten, zich van de kostbare vacht wist meester te maken. De prinsen en edellieden die in de Orde werden opgenomen en die vol trots in de plechtigheden, op het slagveld en elders de gouden ketting waaraan een schaapsvacht aan een vlammende vuurslag hing, met de koene leus «Pretium laborum non vile» (“Geen geringe beloning van onze daden”), droegen, gaven zich aldus weinig rekenschap dat die ketting ook een keten was die ze definitief vastsnoerde aan hun grootmeester, de hertog van Bourgondië. In hun helderrode fluwelen tabaard, met rode kousen en schoenen, en rode fluwelen muts, vormden zij, wanneer zij in Kapittel vergaderd waren, een enig mooi spektakel en de elite van wat Bourgondië aan dappere veldheren en vermaarde families telde. Het zou ons te ver brengen moesten wij hier in bijzonderheden de geschiedenis en de interne werking van de Orde willen schetsen, doch vooraleer wij de twee hoofdstukken die zich te Gent hebben afgespeeld, aansnijden, zouden wij toch even willen wijzen op de fundamentele en essentiële principes die de grondslag vormen van het Gulden Vlies en naar de welke de Ridders zich steeds hebben moeten gedragen.
96
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 97
De ridders die van hoge afkomst en onberispelijk gedrag moesten zijn, «gentilz hommes de nom et d’armes et sans reproche», moesten, wanneer zij in de Orde werden opgenomen, aan elke andere orde verzaken om zich ten volle aan het Gulden Vlies te kunnen geven. Zij moesten elke dag hun kenteken dragen, desnoods zonder ketting. Wij weten bv. dat Keizer Karel het goed zichtbaar droeg bij het beleg van Tunis. De ridders genoten van talrijke voorrechten en privilegies die later door de keizers en pausen werden uitgebreid, maar bij elk Kapittel, dat een soort tribunaal uitmaakte, werden hun gedrag, hun handelwijze, hun houding op het slagveld en in het gewone dagelijks leven, door de aanwezige leden aan een streng onderzoek onderworpen en wee hem die schuldig, laf of zelfs maar, lauw in de strijd werd bevonden. Zelfs de grootmeester, de hertog van Bourgondië, kon aan dit onderzoek niet ontsnappen. Hij was trouwens in de Orde slechts de “primus inter pares” (“Eerste onder gelijken”) en voor alle belangrijke daden van zijn politiek en beleid moest hij vooreerst het advies van de Orde inwinnen. Zulks was natuurlijk een privilegie van aard om het prestige van het Gulden Vlies en de eerbied voor zijn leden te verhogen. Het was op de dag van de Heilige Andreas, schutspatroon van de Orde, dat de leden aanvankelijk bijeenkwamen, in het koor van een kerk, en dat het Kapittel toen als rechtbank fungeerde om een voor een, alle ridders aan het strengste onderzoek te onderwerpen: de zwaarste sancties konden worden uitgesproken, als bv. de uitsluiting, het wegnemen van de wapenborden uit de kerk en het plaatsen van dit bord op zijn kop aan de ingang van de kerk, als aan een schandpaal. Keizer Karel werd berispt omdat hij de leden niet had geraadpleegd vóór zijn tocht naar Tunis en Algiers, omdat hij het personeel van het Hof onregelmatig betaalde, omdat hij niet zorgde voor een degelijke inrichting van het gerecht; Filips II omdat hij teveel aandacht besteedde aan zijn toilet en te traag was bij het nemen van beslissingen. Het was in die geest van ridderlijkheid en van broederlijkheid dat de Ridders in Kapittel bijeenkwamen, kapittel dat meestal voorafgegaan en gevolgd werd van tornooien waar de ridders wonderen verrichtten van behendigheid, durf en moed. De Orde had sedert haar stichting reeds zes kapittelen achter de rug, wanneer Filips de Goede besloot dat het volgende in de St.-Janskerk te Gent zou worden gehouden, op de feestdag van de H. Andreas. doch wegens de drukke bezigheden van de hertog werd het Kapittel verschoven naar 11 december van hetzelfde jaar.
97
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 98
De archieven van onze hoofdkerk bevatten geen enkel document over deze plechtigheid, doch gelukkig heeft het «Memorieboek» een aantal kleine gegevens over dit zevende kapitel geconsigneerd. Anderzijds heeft baron de Reiffenberg, die in de XIXe eeuw alle archiefstukken van de orde zorgvuldig heeft uitgepluisd en bestudeerd, ons een aantal bijzonderheden over het verloop van dit eerste Gentse kapittel verstrekt. “In dit jaer, zo lezen wij in het Memorieboek, wert te Ghent ghehouden het capittel ende feest van ‘t edel Orden van ‘t Gulden Vlies, in het welcke assisteerden vele edele ridders ende heeren, onder anderen eenen ridder van Sicilien ghenaemt mher Jan Bonifase, de welcke hadde ter eeren van de selve feeste inghestelt een tournoyspel, in het welcke hij beroepen hadde den cloecksten ridder van Vlaenderen, welck tournoyspel ghehouden wert op de groote merct, ghenaemt de Vrydachmert, in het welcke hem presenteerde mher Jacques de Lalain, om te vechten teghen den voornoemden mher Jan Boniface, ende wert dit tournoyspel gehouden door de voornoemde ridders.” De meeste werken geven als datum van dit kapittel: 6, 7 en 8 november 1445. In werkelijkheid greep het slechts, zoals wij het hoger schreven, op 11 december plaats. Die dag kwamen de hertog en zestien ridders samen in een zaal van het Gravensteen en belegden er hun eerste, voorbereidende vergadering waar zij o.m. besloten ‘s anderendaags zeven nieuwe ridders te verkiezen, ter vervanging van gestorven leden. Hun keus viel o.m. op Alfonsius V, koning van Aragon, en de hertog van Bretagne. De traditionele plechtigheid van het onderzoek van het gedrag er de daden van de leden kon echter voor de eerste maal, niet plaats grijpen omwille van de te drukke bezigheden van de hertog, en werd vervangen door een plechtigheid in het Prinsenhof tijdens welke Filips de Goede het kenteken van de Orde met «hoocheit ende magnificentie» aan de heren van Vere en Auxi overhandigde en de kanselier van Bourgondië een rede hield waarin hij de ridders op hun plichten wees. De plechtigheden in het Gravensteen, de St.-Janskerk en het Prinsenhof stelden echter geen einde aan de feestelijkheden die drie weken lang duurden zoals wij het kunnen uitmaken uit de stadsrekeningen over 1445-1446. Het hoogtepunt was natuurlijk het groot tornooi dat zich met de gebruikelijke luister in tegenwoordigheid van de hertog en zijne hoge genodigden en van gans de Gentse bevolking op de Vrijdagmarkt afspeelde, tornooi waar, zoals het Memorieboek het ons verhaalt, een Siciliaanse ridder «den cloecksten ridder van Vlaenderen» in een tweegevecht uitdaagde. Zulks volstond natuurlijk om alle Gentenaars op de been te brengen. Het was de jonge Jacques de Lalaing, een der meest vermaarde Vlaamse ridders, die de uitdaging beant-
98
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 99
woordde en de Siciliaan een toontje lager deed zingen want het was Jan Boniface “dieder tondere bleef”... Meer dan een eeuw lang had de Orde van het Gulden Vlies hare hoge en zedelijke zending in dienst van de Kerk, de Hertog of Koning en de ridderlijkheid. met luister, toewijding en succes volbracht. Jaar in jaar uit waren haar faam, haar invloed, haar prestige toegenomen en hadden zij de stoutste verwachtingen van hare doorluchtige stichter, de hertog Filips de Goede, ver overtroffen. Symbool van de macht van Bourgondië, later van de Habsburgers, bindmiddel van de adel, waarborg van de trouw van het leger, verdediger van het Geloof en voortzetter van de Middeleeuwse tradities van ridderlijkheid en hoffelijkheid, mocht het Gulden Vlies in het midden van de XVIe eeuw, reeds bogen op een verleden en geschiedenis die met het heerlijkste heldenepos uit de Oudheid of met de mooiste legendarische verhalen mochten vergeleken worden. Geen slagveld in Europa waaraan de naam van een ridder van de Orde niet door een of ander bravouredaad verbonden was, geen oorlog waarin een dier koene strijders zich niet speciaal zou hebben onderscheiden, geen tornooi dat de zege niet zou hebben begroet van een dier waardige afstammelingen van St.-Joris. Het Kapittel was het officiële feest waarbij aan hun daden werd herinnerd, maar het echte feest, waarvan iedere ridder droomde, was de strijd: “Les vraies fêtes de l’Ordre”, heeft de Prins de Ligne geschreven, “étaient les batailles”! Daar zochten zij hun ideaal, de verwezenlijking van hunne aspiraties en dromen: gevaar, eer, moed. Tot de vermetelheid toe, wierpen zij zich in de strijd, rukten op de vijand los, snelden een ongelukkige wapenbroeder ter hulp. Honderden voorbeelden illustreren deze onbegrensde durf en moed. “Où il y lutte, soit Croy” leus van de familie de Croy had ook die van alle ridders van het Gulden Vlies kunnen worden: waar er strijd was, waren de ridders aanwezig. Maar op het ogenblik dat Keizer Karel te Brussel afstand doet van die Nederlanden, zijn geboortegrond, ten voordele van zijn zoon Filips, wordt ook in de geschiedenis van onze gewesten een periode afgesloten en de nieuwe die aanbreekt zal weinig of geen plaats meer bieden voor ridderlijkheid, voor strijd met open vizier, voor die zwierige dapperheid die de ridders van het Gulden Vlies kenmerkten. De godsdienstige beroerten zijn op komst, de burgeroorlog dreigt, de broedermoord, de sluipmoord zullen de strijd op het slagveld vervangen, het fana-
99
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 100
tisme zal de plaats innemen van de ridderlijkheid. De Calvinisten zullen de kerken en kloosters bezoedelen, de beelden vernielen, de graven schenden, in hun preken het volk ophitsen en tot allerlei uitspattingen aanzetten. Dit extremisme, dit regime van terreur zullen Filips en Alva met een ander extremisme beantwoorden, met de Inquisitie, en in die pijnlijke, verschrikkelijke broederstrijd, zal onverbiddelijk de geest van het Gulden Vlies moeten vergaan. Heeft Filips II een voorgevoel gehad van die ondergang van een periode, ondergang die aan het Gulden Vlies zijn ware zending zou ontrukken, of heeft hij integendeel, wanneer hij in 1559 het drieëntwintigste Kapittel bijeen riep, van de Orde het sterke wapen in de strijd tegen het opkomende protestantisme willen maken? Wij kunnen het enkel gissen. Wellicht heeft hij én het voorgevoel van de duistere toekomst gehad én een ultieme poging willen aanwenden om het Gulden Vlies in de strijd voor het aan het wankelend gaande Geloof, te werpen. Wat er ook van zij, dit drieëntwintigste Kapittel dat het laatste zou worden, heeft hij willen omgeven met een buitengewone luister die zelfs die van het in 1555 te Antwerpen gehouden Kapittel moest overtreffen. De meeste auteurs geven voor het Gentse Kapittel een verkeerde datum aan : 23, 24 en 25 juli: Kan. De Smet in het Bulletin de l’Académie Royale de Belgique, Célis in zijn Gids van St.-Baafs, Albert Duty in zijn “Armoiries de chevaliers de la Toison d’Or”, Goetghebuer in zijn L’Eglise cathédrale de St. Bavon à Gand» en zovele anderen: de catalogus van de tentoonstelling van het Gulden Vlies, in 1907 te Brugge ingericht, vermeldt zelfs dat het Kapittel van 1559 te Gent werd gehouden door Keizer Karel. die nochtans in 1558 was overleden. In feite greep de eerste plechtigheid van het Kapittel, de vigiliën, slechts plaats op 29 juli. Normaal moest het Kapittel op 1 juli doorgaan, zoals blijkt uit een schrijven op 5 mei door Filips II, uit Brussel, aan het Gents stadsmagistraat gericht: «...ayons résolu célébrer feste et chapitre général dicelluy Ordre, lepremier jour et aultres ensuyvants du mois de juillet. A quoy avons bien voulu choisir notre bonne ville de Gand comme celle que trouvond ad ce fort convenable...». Enkele dagen later, op 16 mei. kreeg het kapittel van St.-Baafs bevel zich te -schikken naar de instructies en onderrichtingen van de wapenkoning Vernois voor de versiering van het koor en allerhande werken die nog vóór 1 juli dienden verricht te worden. Zij waren echter zo talrijk en belangrijk dat men er natuurlijk niet mede klaar kwam en einde juni werd op bevel van de koning een nieuwe datum, 15 juli,
100
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 101
vastgesteld. Filips II was op 22 juni in het huwelijk getreden met de veertienjarige Elisabeth, dochter van de Franse koning Hendrik II, ingevolge het Verdrag van Cateau-Cambrésis. Op 10 juli echter werd Hendrik in een tornooi door een lanssteek van Montgomry gedood en ten teken van rouw voor het overlijden van zijn schoonvader, moest Filips andermaal het Kapittel uitstellen dat, zoals wij het hoger gezien hebben, slechts op 29 juli een aanvang kon nemen. De kerk was voor de gelegenheid met een buitengewone praal versierd geworden. In het koor had men de vijftig zetels, onder zovele blazoenen van de ridders, en elk met een verguld gehemelte, opgesteld. Sommige zetels waren tronen: die van Filips II, van keizer Ferdinand, van Jan III, koning van Portugal, Christiaan II koning van Denemarken, van Alfonsius V. koning van Aragon, en eindelijk de troon die onbezet zou blijven, die van de afgestorven Keizer Karel. Het koor zelve was volledig behangen met zeldzame wandtapijten terwijl voor het altaar, welk men had moeten verplaatsen, de reusachtige kandelaar, in vorm van een boom, met zijn eenenvijftig kaarsen en wapens van de ridders, het goud en het zilver van zijn talloze takken liet schitteren. Ook de zijbeuken en pilaren waren met kostbare stoffen en fluweel versierd geworden, terwijl op de bovengalerijen, de trompetters in schitterend ornaat, plaats hadden genomen om de ridders van het Gulden Vlies bij hun intreden in de kerk triomfantelijk te onthalen. Filips II, die reeds op 5 juli Brussel had verlaten om zich naar Gent te begeven en er de laatste schikkingen voor het Kapittel te treffen, had op 28 juli in de St. Michielskerk een plechtige lijkdienst ter nagedachtenis van zijn schoonvader, Hendrik II, bijgewoond «eene zeer rycke ende costelicke uutvaert, daer de coninck zelve in persoone was», en daags nadien, op 29 juli werden de plechtigheden van het Kapittel officieel ingezet met de vigiliën in de St.Baafskerk. “Den XXIX dito,” zo lezen wij in het Memorie-boek, “waren te Ghendt binnen de kercke van Ste-Jans ghesonghen de vigiliën, ande also begonste de toecompste ende ‘t ghenen van den ordere van den Gulden Vlieze». “Den XXX,” zo vervolgt het Memorieboek, “quam de voornoemde coninck van Spaengnen, grave van Vlaenderen, met vele princen ende hertoghen binnen der voornoemde kercke ter hoochmessen, zoo hij ‘s daeghs te vooren ghecommen was met zijne heeren van den Ordene, tot XVJ in ghetalle, ende de coninck, wesende de XVIJ, met rooden fluweelen caproenen up ‘t hooft, voor hemlieden gaende een solempnele processie. Daer gunghen vijf bisschoppen, vijf ghemytreerde abten, voor hemlieden rijdende twee edelmannen, elck op huerlieder schauderen hebbende elck een gauden calomne; daer
101
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 102
naer volghden trompetters, alle ghecleet metten wapene van Spaengnen, ende daernaer vier heeraulten met ghelijcke wapenen ende was de dienst ghedaen bij den bisschop van Doornicke, ende de dienst ghedaen zijnde, quamer alle t’samen ter maeltijd in ‘t stadthuus binnen deser stede ende de zelve maeltijt ghedaen zijnde, reden alle de voornoemde edele ende heeren van den Ordene met zwarte fluweelen mantels ende zwarte caproenen te Sente Jans ter kercken”. Op 31 juli, 1, 2 en 3 aug. kwam het Kapittel bijeen, als rechtbank en ook om nieuwe ridders, negen in getale, te benoemen, die op 6 en 7 augustus, tussen de grote feestelijkheden welke overal in de stad plaats grepen, plechtig in de Orde werden opgenomen. Het is dan dat Filips II zijn Inzicht te kennen gaf naar Spanje terug te keren en het regentschap aan zijn zuster, Margaretha van Parma, over te dragen. Twee dagen later, op 9 augustus, verliet de vorst de Nederlanden: hij zou er nooit meer terugkeren! Maar hij had een persoonlijke overwinning behaald. Het Kapittel had een belangrijke inbreuk op de statuten geduld en slechts negen nieuwe ridders voor de veertien vacante plaatsen aangesteld. De vijf anderen zou Filips rechtstreeks kunnen benoemen. Het was de deur openen aan politieke benoemingen, aan intrigues, aan invloeden en misbruiken, het was aan de vorst de mogelijkheid schenken personen te benoemen die geenszins voldeden aan de eisen gesteld door de statuten of de geest van de Orde; het betekende meteen en dolkslag in de tradities van het Gulden Vlies, maar Filips wou voorkomen dat ridders die naar de nieuwe leer overhelden of die zijn inziens, te lauw waren bij de verdediging van het Geloof, in de Orde zouden worden opgenomen. Beweegredenen, vreemd aan het oorspronkelijk doel en ideaal deden hun intrede in het Gulden Vlies, zij zouden weldra zijn decadentie en verval inluiden.
Pierre Kluyskens
102
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 103
INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE - FICHE N° 237
Op 1 Februari 1902 stelde Victor De Muynck in de rubriek "Schilderijen Oudheidkundig Museum, n° 787 - XVIIIe eeuw (1701)" in het Frans een fiche op over
“Het Vaandel van de Onvrije Schippers” Dit vaandel in Renaissancestijl in ingenaaid damast was vroeger lichtroze, maar nu verkleurd. Het heeft een breedte van 1,84 m. aan de vlaggestok en een lengte van 4,70 m. De gedeeltelijk gegroefde vlaggestok heeft een lengte van 5,10 m. In een medaillon worden afbeeldingen getoond van de Maagd en Sint-Anna die een roos aanbiedt aan het kindeke Jezus. Geplaatst rondom het medaillon: boven het Wapen van Vlaanderen en van het Keizerrijk, onderaan het Wapen van de Oudburg en dit van Spanje. In een medaillon, links van het voorgaande, is het ruiterportret weergegeven van Filips V, Koning van Spanje (1686-1746). Op de andere zijde van het vaandel is een groot medaillon geschilderd op doek, het stelt een groot schip voor dat dooreengeschud wordt door de storm. In de wolken ziet men St-Anna die van de hemel genade afsmeekt voor haar beschermelingen, de matrozen in doodsgevaar. Rondom dit schilde103
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 104
rij staan dezelfde wapens afgebeeld zoals op de andere zijde. Het resterend deel is bezaaid met gekruiste ankers, sterren met zes stralen en vlammen. Een elliptisch medaillon draagt de volgende inscriptie: “DESES STAENDAERT IS DOEN MAECKEN BIJ DE GHEMEENE GVLDE BROEDERS VAN DE H. MOEDER Ste ANNA, ONDERHAVDENDE INDE CATHEDRAELE KERCKE VAN Ste BAEFS ALS VADER LIEVINVS INGHELS Fs ANTHON, AVDEN VADER JOOS NAESENS, JAN VAN PAEMEL, ABRAHAM HEBBE, JAN VAN REIJSCHOOT Fs GILLs, GVLLIAME CLAIJE,ANDRIES VERMEERE ALS BALLIV JAN VAN WESTHUYSE, LVIJCAS INGHELS Fs JOOS, JAN VAN BAPTte VERMEERE, MARYN VERMEERE, PIETER DE MEIJ, DANIEL WILLEMS, CHRISTIAEN AMERLINLINCK, JACQUES DANNEELS, GILLES VANREYSCHOOT, NICOLAES VERSPEIJE, ALS CNAPE FRANCIES D'HEERE. ANNO 1701.”
De zeer goed uitgevoerde schilderijen op dit vaandel zijn naar alle waarschijnlijkheid te danken aan het penseel van de Vlaamse meester Jan van Cleef (1646-1716), leerling van Gaspard De Craeyer.
104
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 105
MINDER BEKENDE EN/OF VERDWENEN LOCATIES IN GENT
Theedrinken aan de waterkant
Sedert er vanaf de 16e eeuw thee uit het Verre Oosten werd aangevoerd door de Britse Oost-Indische Compagnie, raakte het theedrinken bij adel en burgerij in Europa snel ingeburgerd. Behalve in hun woningen gebeurde dat drin-
Nederkouter nr. 28 (ernaast). Tuinpaviljoen.
105
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 106
ken ook in hun kastelen en landhuizen aan de rand van de stad, evenals in de landelijke herbergen met hovingen en paviljoenen, guinguettes genaamd, zoals o.a. ‘t Strop, het Patijntje, Het Motje en Het Heilig Huizeken te Drongen of andere lusthoven. In de herenhuizen die in de stad gelegen waren langs de waterkant van de Leie, maakte men daar gebruik van om in de achtertuin een kunstig paviljoentje op te
De duiker (Lindenlei).
trekken om daar thee te drinken. De Nederkouter is zo'n straat waar de achtertuinen van de huizen aan de rechterzijde (pare nummers) tot aan de Leie lopen... en waar men, net om de hoek, langs de Coupure kon flaneren. Het herenhuis nummer 28, het voormalig Hotel Legrand, thans Bestuur van Bruggen en Wegen, is een huis in Lodewijk XVI-stijl en dateert van 1784. Het tuinpaviljoen aan de kaai van de Leie is een gebouwtje met achthoekig grondplan in Lodewijk XVI-stijl en dateert vermoedelijk uit 1785. Het is onderkelderd, voorzien van een kelderdeur in de kaaimuur, waar men in of uit een bootje kon stappen. Aan de waterzijde is er een uitspringend balkon doorlopend over drie zijden van het paviljoen, met smeedijzeren leuningen. Even verder heeft men in 2001 op het balkon van de eerste verdieping een kunstwerk van David Cameron: “The diving lady”, klaar en in de houding om een duik in het water te nemen, opgesteld. Aan de overkant op de Lindenlei, heeft men op de richel boven de derde verdieping het beeld van een duiker, werk van Filip Timmermans, geplaatst, die van plan is precies hetzelfde te doen. Het huis ernaast, heden Ministerie van Openbare Werken, Bestuur der Waterwegen, is vermoedelijk verbouwd en heeft een voorgevel die teruggaat tot de 19e eeuw. Ook hier is er een tuinpaviljoen, in de schaduw van een es, op een achthoekige plattegrond, waarvan de bouwaanvraag dateert van 1860, dat er met zijn rondboogvensters en gietijzeren halfzuiltjes neogotisch uitziet. Net zoals in het eerste paviljoen is er ook hier een omlopend uitspringend balkon
106
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 107
Links het Chinees paviljoen (Instituut van Gent).
met een gietijzeren leuning en een slingertrap. Het paviljoen is eveneens onderkelderd en heeft keldervensters met rondbogen in de tuin- en kaaimuur. Nummer 112-116, het voormalige 18e eeuws Hotel De Cock, heden Instituut van Gent, is een classicistisch herenhuis daterend uit de 18e eeuw met een indrukwekkend trappenhuis in empirestijl.. Eertijds stond er in de tuin aan de kaaimuur een tamelijk hoog Chinees paviljoen met dubbel dak, maar dat is in de tweede helft van de 20ste eeuw gesloopt. In het verlengde van de Nederkouter, de Kortrijksepoortstraat, stonden geen hotels, wel beluiken zoals de Veergrep, en hadden de achtertuinen, op één na, ook geen paviljoentjes. Vandaag hebben theedrinkers, in een al dan niet daartoe bestemd paviljoen gezeten, de keuze uit 3.000 verschillende smaken thee. Daarna kunnen ze op de Lindenlei een verfrissende duik in de Leie nemen. Literatuur Bouwen door de eeuwen heen. Inventaris van het cultuurbezit in België. Architectuur. Deel 4 nb. Stad Gent. Zuid-West. p.275-285, 1979. Gent van toen. Deel 13: De waterrijke stad. Zwolle, 2004.
Daniël Van Ryssel
107
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 108
GHENDTSCHE TOESTANDEN
DE RIVIEREN VAN DER STEDE DAT SCOENSTE JUWEEL ES DAT DE STEDE HEEFT
DEEL 1. BAGGEREN EN SCHUREN De waterlopen: het schoonste juweel van de stad. Deze prachtige omschrijving staat te lezen in een Gents voorgebod (stedelijke verordening) uit 1367 dat de visserij regelde in de beken, grachten en rivierarmen in het westen en het zuiden van de stad1. Er mocht niet meer gevist worden met netten. De wateren werden immers bi daghe ende nachte hijdelt (geijdeld: leeg gemaakt) metten netten die so nauwe ghemaect siin dat overbevissing dreigde. Toen al! De bevoorrading in riviervis was trouwens heel belangrijk in Gent. Vlees en zeevis waren schaars, duur, meestal van slechte kwaliteit of slecht bewaard. De aanhef van de tekst anno 1366 geeft klaar en duidelijk het waarom van het voorgebod aan: omme ‘t nutceep (nutschap, nut) ende profijt vander stede ghemeenleec, groten ende cleenen, beede die siin ende die te commene siin, hout (oud) ende jonc. Het is duidelijk dat de term ‘schoonste juweel’ niet gebruikt werd om het nut voor de scheepvaart van de grote rivieren Leie en Schelde en de belangrijkste kanalen Lieve en Schipgracht te benadrukken, zoals gesuggereerd in het grote werk Gent op de wateren en naar de zee2. Alle waterlopen, klein zowel als groot, vormden samen het mooiste sierraad van de stad.
Van visrijk naar vervuild In de 14de eeuw, mogen we aannemen, krioelde het voedzame, gezonde water van vis, tenminste als het niet leeggevist werd. Vergelijk dat nu met wat vijfhonderd jaar later, in 1840, over onze stad geschreven door William M. Thackeray (hier in vertaling)3: ‘Gent is - naar ik meen - ooit omschreven als een vulgair Venetië. Het heeft vuile kanalen en oude huizen die de meest begerige liefhebber van oudheden zouden moeten bevredigen, maar de gebouwen zijn niet zo goed bewaard als elders in de Nederlanden’. 108
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 109
Deze woorden figureren niet toevallig aan het begin van het werk van Lynn De Clercq over het dempen en overwelven van Gentse waterlopen4. Zij voegt er aan toe dat de vele open waters en watertjes in de 19de eeuw eerder een plaag dan een zegen geworden waren: De sterk vervuilde waterlopen van de industriestad zorgden er niet alleen voor dat de esthetische waarde van de stad werd besmeurd, maar ook dat men bezorgd was over het effect van deze waterlopen op de volksgezondheid. Dat de waterlopen sterk vervuild geraakten kwam onder andere doordat de inwoners, ondanks de stedelijke verboden, al dan niet moedwillig, allerhande afval in de waterlopen lieten terecht komen. Dat die verboden telkens moesten herhaald worden, duidt er op dat de bekoring groot was. Maar ook zonder kwade wil konden de waterlopen in snel tempo vervuilen en dichtslibben. Alle afvalwaters kwamen immers rechtstreeks in de open waterlopen terecht. Het van nature uit wegspoelen van de overwegend lichte Gentse bodem mag trouwens ook niet onderschat worden. Er moest dus hard en hardnekkig aan gewerkt worden. Dat gebeurde in de eerste plaats door baggeren, soms gecombineerd met uitdelven. De bestekken voor de aannemers specificeren dan meestal dat er moest gedolven worden ‘tot op den ouden bodem’. In mindere mate werd ook gebruik gemaakt van het reinigend effect door schuren (spuien) van de waterlopen. In het hiernavolgende geven we een impressie (meer dan dat is het niet) van die praktijken in vroegere tijden.
Voorgebod (verordening) uit 1791 (Bibliotheek Ugent, ephemera, rivières). Ieder Gents gebuurte moest de waterlopen waarvan de bewoners gebruik maakten, helpen ruimen of doen ruimen.
109
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 110
Ruimen In de Gentse archiefpapieren wordt baggeren steevast als ruimen aangeduid: ‘van rummene’. Het hele waterlopensysteem van rivieren, kanalen en grachten kon slechts in stand gehouden door regelmatig weerkerende ruimcampagnes. Dat gebeurde soms door met man en macht watervakken uit te ruimen die drooggelegd werden tussen twee ‘kiste dammen’. Een kistdam of kofferdam is een tijdelijke afsluiting, al of niet in combinatie met een tweede kistdam, gebouwd in een water om het omsloten gebied leeg te pompen5. In warme zomerperioden draaiden die campagnes soms uit op ware kermissen waaraan jong en oud deelnam, om de laatste visjes te vangen, of om ‘schatten’, zoals een verroest stuk ijzer of (on)bruikbare voorwerpen te zoeken. De modder werd per kruiwagen of per schip naar de moestuintjes of naar de buiten gevoerd waar het als compost verspreid werd op het akkerland. Mede dank zij deze vruchtbare substantie konden de gronden van de Vlaamse Zandstreek relatief rijke opbrengsten geven, zoals eerder beschreven voor beer en mest6. Het baggeren van de grote rivieren en kanalen gebeurde op meer regelmatige wijze en kwam ten laste van de stadskas, dit ondanks het feit dat de Vlaamse graven vanouds het bezit van Leie en Schelde en de opbrengsten daarvan (niet de kosten) claimden voor hen zelf of hun leenmannen7. Op enkele voor de scheepvaart kritische plaatsen zoals het ‘sas’ bij Tussen ’t Pas en het Paddegat, namen ook de schippers een deel van de onkosten op zich via een taks per passerend schip8. De kleine waterlopen werden geruimd of bekostigd door de oeverbewoners. Deze werden daartoe aangemaand door de stedelijke overheid wanneer de noodzaak daartoe bleek bij ‘visitaties’. De gebuurtedekens moesten alle bewoners op hun rol wijzen en aanzetten om mee te helpen of tussen te komen in de kosten. Vanaf de tweede helft van de 18de eeuw nam de staat (de centrale regering) de regeling en de kosten van het baggeren en het ruimen van de grote rivieren en kanalen op zich, maar de stad bleef eigenaar van de kleine waterlopen. In 1846 werd bepaald dat de kosten voor de helft door de stad zouden gedragen worden en voor de helft door de oeverbewoners. Dat bleek niet houdbaar, want nauwelijks drie jaar later nam de stad de volledige kost op zich. Wel bleven oeverbewoners, die meer en meer industriële activiteiten ontwikkelden, instaan voor het verwijderen van de aanslibbingen die ze zelf veroorzaakten, voor zoverre zulks bepaald was in de toelating die ze kregen voor zogenaamde ‘gedoogzaamheden’. De stad gaf vanaf die tijd de baggerwerken in handen van aannemers (‘in regie’), die ook lange tijd instonden voor het ophalen van vuilnis.
110
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 111
Eenzame modderschepper bij Ter Platen (foto collectie AndrĂŠ Verbeke). Modder scheppen in de binnenstad (foto van Arnold Vander Haeghen, collectie Huis van Alijn).
111
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 112
Professionele modderscheppers aan het werk Naast het hoger beschreven collectief ruimen in drooggelegde vakken, kwamen er allengs meer professionele ruimers in dienst die jaar in jaar uit van op bootjes stonden te baggeren met speciale schoppen. Paul Kenis gaf in zijn ‘Cies Slameur’ een prachtige beschrijving van zo’n baggeraar die modder aan het ruimen was met een schep9. We nemen dit hier integraal over als eerbetoon aan de vele naamlozen die op deze manier onze waterlopen open hielden. Modderschepper Leander was een doorbrave ziel die maar één enkele vijand had en dat was Naartje Neyt, oudste baggeraar en ‘deken van de stadswerklieden’. Had Leander hem van de wereld kunnen helpen om zijn plaats in te nemen, hij zou het niet gelaten hebben. We schrijven 1919 en we kijken mee over de schouder van Kenis. Iedereen heeft de ponte van Leander wel eens aan ons bruggen zien liggen, goed vastgemeerd tusschen twee palen, en Leander daar achter op, met zijn sjiek, die ‘nen bult maakte op zijn kaken, de lange steel van zijn baggerschep in ’t pekzwarte water, waaruit de vuile broebelende blaaskens naar omhoog kwamen. Tussen iedere haal rustte Leander een beetje. Dan speekte hij een straalke sjiekensap in zijn handen, pakte den steel beet en met langzame snokskens, voorzichtig om de daarbij de ponte onder zijn voeten niet te zien weg schuiven, begon hij zijn schop naar boven te halen; dan altijd even gezapig klopte hij ze uit in zijn pont, die zo langzamerhand tegen de avond vol geraakte met stinkende, zwarte, vettige modder, gebaggerd uit de vuile wateren der Gentsche vaarten en rivieren. Leander en zijn maats konden natuurlijk niet verhinderen dat er de Gentse waterlopen modderig bleven. Getuige dit fragment uit een liedje gezongen bij het zwemfestijn in de Leie dat jaarlijks ingericht werd tijdens de Gentse Feesten10: Maor de clou die wordt er gezeid Zijn duikers naor vuile taluure Ze sprijngen er in ’t waoter wit als krijt In komen d’er uit zuu zwart als mûure
112
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 113
Spuien: ‘schuren’ Een andere, eerder beperkte mogelijkheid om de waterlopen te reinigen, bestond er in gebruik te maken van de vele stuwen verspreid over de stad. De grotere stonden overwegend in dienst van de scheepvaart, terwijl de kleinere zorgden voor de watervoorziening van bleekweiden en dergelijke. Bij het optrekken van de stuwbalken (in Gent; ‘planken’) of opwinden van de stuwen (in het Gents: rabotten, schofkes of speien) ontstonden waterstromen die enig reinigend effect sorteerden. De basis van die mogelijkheid tot het creëren van plotse sterke waterstromingen lag in de sinds vele eeuwen kunstmatig aangelegde tweewaterpeilenregime dat de hele stad beheerste en nu nog beheerst: het hoge Leie-Bovenscheldepeil en het lage Neerscheldepeil. Alle kleine en grote stuwen verspreid over de stad hadden daarin een functie, maar de allerbelangrijkste rol daarin was weggelegd voor de Rode Torenstuw, later Passtuw genoemd en dikwijls ook als Grote Spei aangeduid. Het mooie, maar heel kleine opvolgertje daarvan is het Scaldissluisje aan de Oudebeestenmarkt (zie ‘Rondje Gent varen’ in een vorig nummer). Deze waterpeilregeling in functie van de scheepvaart had als belangrijk neveneffect dat de waterloopjes zeer regelmatig, zelfs bijna dagelijks, gespuid werden (in de Gentse archiefteksten heet het meer accuraat ‘geschuurd’). Hierdoor konden met name de talrijke brouwerijtjes op regelmatige tijdstippen voorzien worden van vers water, dat dikwijls opgevangen werd in een gemetselde ‘puttinc’. Ze konden blijven werken ondanks het feit dat de andere kleinschalige industrieën in dezelfde zones (onder andere huidenvetterij en zeepziederij ) sterk vervuilden. Maar … we moeten geen moeite doen om het ons voor te stellen: dat bier had regelmatig wel een extra smaakje of geurtje. Voor een betere (en duurdere) biersoort zoals witbier, bepaalde een voorgebod (verordening van de schepenen) in 1349 - allicht niet zonder reden - dat witbier in Gent moest gebrouwen zijn met loopende watre11. Mooie voorbeelden van dat schuren vinden we in het bijzonder in het Nieuwpoortje. Toen er in 1561 een nieuwe stuwdeur gehangen werd in een van de waterloopjes aldaar, deden de buren hun beklag dat de vulecheden gearresteert ofte stille blijven ligghene, terwijl die vroeger van zelfs … plachten van daer te verdwijnen met rummen ofte ghesueren (sueeren: wegvloeien)12. Maar het ook van het goede te veel zijn. Als de balken van de Paddegatstuw getrokken werden, dan was er zulcken stroom ende val van watere dat de oevers met plancken, pijlen (palen), staken moeten gestut worden door dezelf-
113
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 114
de buren, en dat tot hun grote coste. De spuipraktijk bleef nog geruime tijd in voege, ook na het verdwijnen van de voor scheepjes toegankelijke stuwen in het Nieuwpoortje13. Vermoedelijk was het reinigend effect eerder gering, temeer omdat bij lage waterstanden uiterst omzichtig omgegaan werd met de stuwen. Dan werd immers alles op alles gezet om voldoende water op te houden. In droge perioden waren de kunstmatig geregelde debieten het geringst, werd het water zo weinig mogelijk ‘ververst’ en was de waterkwaliteit vermoedelijk het slechtst. Met andere woorden: wanneer de nood aan ‘spuien’ in functie van waterzuiverheid het grootst was, werd daar zo weinig mogelijk aan gedaan. Vermelden we nog een gebruik, dat we nu nog kennen, en al een heel lang bestaat: het af en toe laten zakken van de waterpeilen gedurende een paar dagen om inspectie van tot in het water reikende muren en beschotten toe te laten en eventueel ook om werken daaraan uit te voeren. Zo lezen we dat de schepenen van de Keure in augustus 1791 laten weten dat de waters staen getrokken te worden ende leegh. Gedurende een week werden de waterpeilen met behulp van de stuwen en sluizen zo gehouden zodat iedereen die wilde van dese omstandigheyt saude profiteeren, t’sy tot reparatie ofte andersints14. Andere voorgeboden golden het laten zakken van de waterpeilen gedurende één dag om te suyveren ende afruymen watersteeghers.15 Dat waren de talrijke watertrappen, intensief gebruikt om water te putten voor wassen en schuren. Ook daarop moesten de dekens van de gebuurten toezien, elc in zyn district. In volgende afleveringen van Ghendtsche Toestanden pogen we inzicht te bezorgen in de medische problematiek van vervuilde waterlopen en geven we een korte historiek van de pogingen om aan de overlast te ontsnappen. In eerste instantie dacht men enkel aan inkokeren en dempen, zoals we zullen beschrijven in deel 3 van deze kleine reeks artikeltjes. Maar de uiteindelijke oplossing lag in een voor een stad als Gent ongemeen belangrijke praktijk die jarenlang volgehouden zware investeringen vergde: de aparte afvoer en de zuivering van het afvalwater. Dit zou in extremis een (erg onderschatte!) bijdrage leveren tot de herwaardering van de waterrijke stad Gent. In extremis jawel! - want het heeft niet veel gescheeld of nagenoeg alle open oppervlaktewater was uit het Gentse centrum verdwenen. Met uitzondering, uiteraard, van de Graslei en het Gravensteen, voor de toeristen en de koekendozen. Luc Devriese Met dank aan Adrien Brysse, André Verbeke en Huis van Alijn voor hulp bij de illustraties en aan Frank Gelaude voor het kritisch nalezen van de teksten. 114
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 115
Noten 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10 11 12
13 14 15
Tekst gepubliceerd in De Pauw, N., De voorgeboden der stad Gent in de XIVde eeuw, Gent, 1885, p. 99-100. Er mocht enkel gevist worden met hengelroeden en peurstokken (puederen: vissen met een tros pieren, zie Gents Woordenboek van L. Lievevrouw-Coopmùan, heruitgave 1974, p. 1068). Decavele, J., De Herdt, R., Decorte, N., Gent op de wateren en naar de zee, Antwerpen, 1976, p. 49. De titel werd recent nog gekaapt door de Lieve: Notteboom, H. (red.), De Lieve, tscoenste juweel dat der stede heeft, Wondelgem, 2008. Ghent has, I believe, been called a vulgar Venice. It contains dirty canals and old houses that must satisfy the most eager antiquary, though the buildings are not quite in so good preservation as others that may be seen in the Netherlands. Uit Thackeray’s Little Travel and Roadside Sketches (1840) gepubliceerd in Punch (in extenso op het internet te vinden), waarin de erg gemengde indrukken van de auteur omtrent onze stad levendig beschreven worden. Ons beperkend tot de goede kanten: een mooie impressie van het Sint-Elisabethbegijnhof en de opmerking: ‘It contains more beer-shops than any city I ever saw’. De dempinggeschiedenis in: De Clercq, l., Een Gentse water-zooi. De geschiedenis van het dempen en overwelven van de waterlopen in Gent (1966-1914). Ugent thesis, 2003. De casus Rietgracht verscheen als artikel in Handelingen van de Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent, 2005, deel 59, p. 163-188. Bestekken voor de aanleg van ‘kiste dammen’, ruimen en uitdelven in SAG reeks 533 nr. 220 – 223. De aanleg van tijdelijke dammen wordt ook vermeld in Decavele, J., et al., 1976, p. 195. Devriese, L., De oude stad: ongelooflijk proper of onvoorstelbaar vuil? In: Ghendtsche Tydinghen, 2012, jg. 41 nr. 2, p. 94-106. Heins, M., Gand, sa vie et ses institutions, deel 2, 1916 – 1920, p. 241-242. De graven en hun hertogelijke of keizerlijke opvolgers gaven de tollen dikwijls in leen. Dit was de bij uitstek feodale manier om machtige figuren en families aan zich te binden. Meer bepaald tussen het Papengat en het Paddegat. Volgens een bepaling uit 1605 werd dit betaald met taksen op passerende schepen (M. Heins, Gand, sa Vie et ses Institutions, deel 2, Gent, 1916 – 1920, p. 241). Talrijke gegevens daarover in de SAG reeks 533 nr. 262. Kenis, P., Cies Slameur, de wonderlijke avonturen van een Gentsch koetsier en soldaat, 1919. In de heruitgave van 1969, p. 115-116. Collumbien, H., Gentse memoriedagen. In: Ghendtsche Tydinghen, 2003, jg. 42, p. 384. De Pauw, N., 1885, p. 42. SAG, reeks 533 nr. 227. Map ‘Waterloop achter de Steendam’. Kopie van stukken uit een proces gevoerd voor de Grote Raad in Mechelen door de buren van de Steendam tegen de Gentse schepenen van de Keure. SAG, reeks 114bis nr. 33 (1771). SAG, reeks 108bis nr. 235. SAG, reeks 108bis nr. 169.
115
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 116
DE AFKOMST VAN JACOB VAN CANEGHEM
De figuur van Jacob van Caneghem, weldoener van het Blindenhuis aan de Coupure, werd aan de vergetelheid ontrukt dank zij een recent artikel in het tijdschrift1. Er blijkt nochtans enige verwarring te bestaan betreffende zijn afkomst, hij was geen geboren Gentenaar. Dit stelt geen groot probleem, onze archieven, i.h.b. het Stadsarchief in de Zwarte Doos, zijn rijk genoeg om alle desbetreffende onzekerheden uit de wereld te helpen. De familie Van Caneghem was afkomstig uit de parochie Gavere2 waar ze bij het begin van de 18e eeuw voorkomt in de persoon van Jacobus Van Caneghem. Deze Jacobus, zoon van Jacobus senior, werd geboren ca.1684 en overleed te Gavere op 4 februari 1754. Zijn beroep blijft onbekend maar men vindt wel dat hij op 24 juli 1723 in het huwelijk treedt met Livina Joanna Van der Schueren, dochter van Ferdinand en van Anna Maria Luytens. Livina Joanna was geboren te Gavere op 21 maart 1693 en overleed er op 14 oktober 17593. Uit dit huwelijk werden tussen 1724 en 1738 acht kinderen geboren. Of de omgeving van de grote stad een speciale aantrekking uitoefende weten we niet, maar het is een feit dat later vier van deze kinderen naar Ledeberg komen wonen. Dit zijn: - Theresia Ferdinanda (°1724) getrouwd met Jacobus Poppe die ca.1760 een tijdlang schepene was van de heerlijkheid van Sint-Pieters Ledeberg; - Catharina Bernardina (°1726) getrouwd met Pieter Van der Cruyssen en in tweede huwelijk met de meester chirurgijn Pieter Francies Rottiers, haar beide echtgenoten waren echte Lede- bergenaars; - Joannes Amandus (°1733) getrouwd met Catharina Walrode, ook uit een Ledebergse familie, die schepene was van zelfde heerlijkheid rond de jaren 1790; - Tenslotte Melchior, de vader van onze Jacob. Uit voorgaande bijzonderheden mag men afleiden dat de familie van eenig aanzien genoot op lokaal vlak. Melchior Van Caneghem was het jongste kind in het gezin van Jacobus en Livina Joanna, geboren te Gavere op 26 februari 1738 en erft zijn eerder zeldzame doopnaam van zijn peter en maternele oom Melchior van der Schueren.
116
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 117
Hij trouwt op 24 augustus 1761 in de Gentse Sint- Pietersparochie4 met Joanna Maria Herman, soms ook Anna Maria genoemd, dochter van Pieter Herman fs. Amandus en van Isabella Van Ruyskensvelde. Haar vader was gezworen prijzer en costumier maar trad ook op als landmeter. Ambrosius Pauwels, proost van Sint-Pietersabdij, constitueert hem op 13 februari 1753 als prijzer ten platten lande voor de gebieden van de abdij5. We hebben echter nergens bevestiging kunnen vinden dat hij ook het ambt van greffier zou uitgeoefend hebben. Het gezin woonde te Ledeberg in een herberg genaamd Het Sonneken die stond langs de Hundelgemsesteenweg nabij de grens met Merelbeke en die Pieter gekocht had van de erfgenamen van jonker Albert Ghys soeverein balhuw van Vlaanderen6. Een andere dochter, Maria Theresia, was getrouwd met Livinus Petrus De Paepe een zoon van de baljuw van Melle en Gentbrugge Livinus De Paepe senior. Een zoon Petrus Jacobus Herman duikt op in talloze akten als baljuw van Schelderode, Oosterzele, Bottelare en andere omliggende parochies en tenslotte als baljuw van het “Land ende Marquisaet van Rhode”. De Potter vermeldt hem inderdaad als hoogbaljuw van Rode met het jaartal 17667. Zoals veel andere “ambtenaren” onder het Ancien Regime onderhield Petrus Jacobus nog andere aktiviteiten. Hij is reeds baljuw wanneer hij een verzoek (requeste) richt tot Damp. Joannes Chrysostomus De Cauwer, proost van Sint-Pietersabdij, en verklaart dat hij zich sinds lang geoefend heeft wonend met de gezworen prijzer en landmeter Pieter Herman (zijn vader) in het uitoefenen van “desselfs foncties ende vaccatien” en postuleert om aangenomen te worden in deze funkties voor wat betreft de gebieden van de abdij. De proost gaat akkoord en schrijft de admissiebrief uit op 20 juli 1769. Pieter Jacobus moet een vermogend man geworden zijn wanneer hij op 13 oktober 1774 voor de aanzienlijke som van 493-10-0 p.gr. wisselgeld als hoogste bieder een huis aankoopt groot 106 Gendtsche roeden gestaan aan den Rodtschen heirweg nabij Sint-Daneelscapelle (nu Jozef Vervaenestraat) van ouds geweest zijnde een herberg genaamd De Capelle8. Judocus van Wambeke fs. Jans, gewezen meier van de heerlijkheid Ledeberg maar wonend te Gent, is niet in staat een rente van 64 p.gr. af te lossen noch de intresten te betalen. De rente is bezet op een huis gelegen te Ledeberg langs de Hundelgemsesteenweg staande op eeuwigen cijnsgrond afhankelijk van de proostdij van Sint-Pietersabdij. Om zijn schuld te delgen verkoopt hij op 18 september 1763 dit huis aan Melchior Van Caneghem “backer van style” voor 80 p.gr. wisselgeld. Melchior betaalt kontant de koopsom en komt onmiddellijk in het gebruik9. De preciese ligging van het huis wordt niet nader omschreven maar van Ledeberg is een omvangrijke bundel straatschouwingen bewaard gebleven waarin Melchior frekwent voorkomt omdat hij de slechte
117
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 118
gewoonte had de straat voor zijn deur niet te onderhouden10. Zijn woning wordt soms genoemd liggend langs de dorpsweg naar Merelbeke en soms langs het “straetien leedende van den Driesch naer de herbergh de Mooriaen”. Men kan daaruit afleiden dat het huis moet gestaan hebben in de nabijheid van het kruispunt van de Hundelgemsesteenweg met de huidige Moriaanstraat. Dit is ongetwijfeld het huis waarin Jacobus Livinus enkele maanden later geboren wordt. Over de bakkerij en negocie van Melchior hebben we geen inlichtingen. Men mag aannemen dat hij zich heeft kunnen opwerken tot een persoon van aanzien op lokaal vlak want hij en zijn schoonbroer Pieter Francies Rottiers leggen op 21 november 1775 samen de eed af als pointers en zetters van Ledeberg. Nochtans belet deze aanstelling hem niet van ook nog een beetje te sjoemelen. In 1777-1778 heerste rond Gent en elders een gevreesde ziekte onder het hoornvee (runderpest) en de Staten van Vlaanderen hadden strenge maatregelen afgekondigd om de kwaal binnen de perken te houden. De greffiers worden verplicht denombrementen van het hoornvee op te stellen, alle verkopen te noteren en de dieren moeten vooraf gezond verklaard zijn. Zieke dieren werden gedood en de hun stal moest een zekere tijd ijdel (leeg) blijven. Op 16 april 1777 krijgt Melchior bezoek van jonker Charles Egide Wauters, baljuw van Ledeberg, die zijn stallen komt inspekteren en vaststelt dat vier koeien niet gedeklareerd zijn en zonder gezondbrieven doorverkocht waren. Melchior antwoordt eenvoudigweg dat hij dit allemaal niet nodig vond en dat de kopers immers geen brieven gevraagd hadden. De baljuw klaagt hem aan en hij moet een boete betalen waarvan het bedrag onbekend blijft11. Een tiental jaren later besluit Melchior te stoppen met zijn handel, de reden wordt niet genoemd, en verkoopt het huis incluis de “negocie” aan de meester bakker Pieter Guille De Maeseneere afkomstig uit Sint-Gillis-Dendermonde maar reeds gevestigd te Ledeberg want hij was getrouwd met een nichtje van Melchior nl. Joanna Theresia Poppe dochter van Jacobus en van Melchiors oudste zuster Theresia Ferdinanda. Melchior verkoopt hem voor de mooie som van 766-13-4 p.gr. wisselgeld het huis en erf met een boekweitpelmolen, de bakkerij en een bijbehorende kruidenierswinkel. De koper moet alle van de bakkerij en de voorraad kruidenierswaren overnemen waarvan de waarde nog moet bepaald worden door gezworen prijzers12. De koopakte wordt getekend op 30 november 1787 maar de koper zal slechts in het gebruik komen op 1 oktober 1788. Daarna ontstaan moeilijkheden omdat men niet overeenkomt in de schatting van de waarde van de over te nemen goederen en omdat de koper treuzelt om de koopsom te betalen. Op 25 februari 1788 laat Melchior clach-
118
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 119
te (inbeslagneming) leggen op het huis. Om de zaak recht te trekken gaat Pieter de Maeseneere een lening aan van 200 p.gr. wisselgeld bij een zekere Paulus Agon, hovenier wonend buiten de Petercellepoort, en op 3 juni 1789 noteert Anthone De Rouck, greffier van Ledeberg, dat de clachte gelicht werd13. Uit het huwelijk van Melchior met Joanna Maria worden tussen 1762 en 1777 tien kinderen geboren. Jacobus Livinus is hun tweede kind (en tweede zoon) en wordt geboren en gedoopt op 30 Jan 1764 in de Sint-Pietersparochie. De reeds genoemde Jacobus Poppe is zijn peter, zijn maternele grootmoeder Isabella Van Ruyskensvelde is meter14. Over de jeugd en vroege beroepsaktiviteit van Jacobus Livinus hebben we geen informatie. Maar 25 jaar oud en juist meerderjarig duikt hij weer (ongenoemd) op in het jaar van de Franse Revolutie 1789. In de Sint-Baafsparochie wordt op 31 augustus 1789 Joanna geboren en de volgende dag 1 september gedoopt als onwettig kind van de 22-jarige Maria Verspeyen en een onbekende vader15. Peter is de verder onbekende Petrus Van Larebeke maar de naam van de meter is veelzeggend: Joanna Herman! Maria Verspeyen was dochter van Josephus Martinus, zoon van de schipper Remigius Verspeyen, en van Maria Isabella Francisca Artois die afkomstig was uit de Sint-Gertrudisparochie te Leuven. Het gezin woonde met negen kinderen in Sint-Niklaasparochie op de Graslei; Maria was het oudste kind gedoopt op 21 september 1767 onder de namen Maria Josepha16. Onderpastoor J.E. Lancksweert van Sint-Baafs die het kind gedoopt had overdreef schromelijk toen hij schreef dat Joanna een kind was van onbekende vader. Want op 15 september 1789 wordt ten huize van de familie Verspeyen voor notaris Joannes Engelbertus Van Belle het huwelijkskontrakt afgesloten tussen “sieur Jacobus Livinus Van Caeneghem, coopman binnen Gendt, en joffrauw Marie Verspijen17 geassisteert met sieur Joseph Verspijen, coopman in vremde bieren binnen Gendt, en joffrauw Isabelle Artois, haeren vader ende moeder. Alvooren verclaert de future bruydeghom dat hij “het kindt bij de future bruydt gebaert ” – deze zinsnede heeft belang, zie verder – erkent als hun wettigh kindt...”18. Twee dagen later wordt deze eerste episode afgesloten met het huwelijk van beide hoofdpersonnages op 17 september 1789 in de Sint-Niklaas parochie19, ze hadden dispensatie verkregen over de drie roepen. De getuigen waren een zekere heer Joannes Baptista Verrier uit de Sint-Martinus en Guillielmus Verspeyen uit de Sint-Niklaasparochie. Deze laatste was een volle kozijn
119
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 120
(cousin germain) van Maria Josepha, zoon van Remigius jr. een broer van Josephus Martinus, en zal later mits dispensatie trouwen met haar zuster Catharina. De tweede episode gaf aanleiding tot een juridisch en administratief feuilleton. Gezien de inhoud van het huwelijkskontrakt mogen we aannemen dat voor de tijdsgenoten in 1789 daarmee de zaak afgehandeld was. De pastoor van SintNiklaas had het niet nodig gevonden in de huwelijksakte melding te maken van de wettiging van Joanna Verspeyen, voortaan Joanna Van Caneghem geheten. Hij had evenmin de pastoor van Sint-Baafs op de hoogte gebracht zodat deze laatste ook niets genoteerd had in apostille bij haar doopakte. Ter verontschuldiging moet gezegd worden dat dergelijke informatie soms wel uitgewisseld werd tussen pastoors van verschillende parochies maar het was zeker geen gewoonte, en een algemene regel terzake is ons niet bekend. Maar 23 jaar later begint men zich blijkbaar zorgen te maken. In de zomer van 1812 (de datum staat nergens genoteerd) dienen “Jacques Lievin Van Caneghem et son epouse Marie Verspeyen négociants a Gand” – alles moet nu in het Frans verlopen – een verzoek (requête) in bij de rechtbank van eerste aanleg van het eerste arrondissement van het Schelde departement zetelend te Gent. Ze laten zich bijstaan door de pleitbezorger (avoué) Jean Dhuyvetter en vragen dat de nodige melding zou gemaakt worden in de registers van de burgerlijke stand om de toestand van hun kind (Joanna/Jeanne) te staven (“corroborer le titre et la possession d’etat légitime de leur dit enfant”). Met registers van de Burg. Stand bedoelt men hier de oude parochieregisters. Deze waren in iedere onlangs opgerichte gemeente in beslag genomen door het nieuwe bestuur (le conseil municipal) en dienden bij gebrek aan beter als burgerlijke stand. Daarop begint de juridische molen te draaien. Vooraf moet een vertaling gemaakt worden van het uittreksel uit het huwelijkskontrakt. De rechtbank doet uitspraak op 10 september 1812, het vonnis bepaalt dat kopie van het vonnis moet geregistreerd worden in de marge van de doopakte van het kind (dit is St-Baafs reg.51) en in de marge van de huwelijksakte van de ouders (dit is St-Niklaas reg.144) en legt bovendien de officier van de burgerlijke stand verbod op om voortaan kopies van deze akten af te leveren tenzij deze voorzien zijn van de door het vonnis opgelegde aanvulling. Vermits de oude parochieregisters dergelijke ingrepen niet toelaten wordt in beide registers in de marge een korte nota gekribbeld en een omstandige tekst 8 blzn. lang ingekleefd in beide registers met alle bijzonderheden ter zake. Een beambte
120
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 121
noteert plichtsgetrouw dat dit gebeurd is op 14 september dito. Wie dacht dat daarmee de kous af was had het mis! Want iemand (wie?) ontdekt al vlug dat het vonnis verwijst naar het uittreksel van het huwelijkskontrakt maar dat de naam van het onwettig geboren kind daarin niet genoemd wordt (zie boven) en het vonnis bijgevolg onvolledig was. Er werd dus een kind gewettigd maar de wet wist niet wie dit was ! Ditmaal zijn het niet de ouders maar wel Jeanne Van Caneghem “dite Mimi” zelf en haar echtgenoot Eugène De Naeyer, renteniers te Gent, die bij zelfde rechtbank een verzoek indienen ter aanvulling van het vonnis. Op 23 november 1812 beslist deze in een tussenvonnis dat dit niet zo maar kan gebeuren, vooraf moet de familieraad bijeengeroepen worden. Onder voorzitterschap van de vrederechter Jean Debbaut komt deze raad bijeen op 16 januari 1813, bijgestaan door de pleitbezorger Charles De la Ruelle, en verenigt niet minder dan 11 personen of echtparen. De meeste zijn broer of zuster van Jacobus of Marie maar er is zelfs een groottante Jeanne Verspeyen, haar echtgenoot Luc Philippe Tralin en hun zoon Alphonse bij. Deze familieraad is eigenlijk een maat voor niets want de aanwezigen gaan onmiddellijk akkoord om te verklaren dat het uiterst nuttig en gewenst zou zijn het verzoek in te willigen. Daarop beslist de rechtbank bij vonnis van 30 augustus 1813 dat het verzoek toegestaan wordt in analoge termen met het eerste en dat opnieuw vermelding ervan moet gemaakt worden in de marges van de registers. Uiteindelijk blijkt de zaak afgehandeld te zijn op 1 december 1813 wanneer de officier van de burgerlijke stand François Verhegghen bevestigt dat dit gebeurd is en opnieuw een uitvoerige tekst 12 blzn. lang ingekleefd wordt in de registers. Bovendien voegt men in register 51 nog een kopie toe van het uittreksel uit het huwelijkskontrakt van 15 september 1789. Ondanks alle breedsprakerige argumentatie blijven toch een paar vragen onbeantwoord. Waarom heeft men zo lang gewacht om een juridische aktie te ondernemen en wat was de werkelijke reden ervan? Men zou kunnen vermoeden dat bepaalde eigendoms- en/of erfenisrechten een rol speelden in de achtergrond maar daarover komt men niets te weten. Gontran Ervynck
121
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 122
NOTEN 1 2 3
4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17
18 19
Luc Devriese en Katrien Molders, Wie was Jacob Van Caneghem? Ghendtsche Tydinghen, 41e jrg. nr.6 (2012) blzn.458-473. Bron: Doc. Centrum van de gemeente Melle, kopies van de parochieregisters Gavere 16261796, volumes PR42-D tot -F. Alhoewel de parochieregisters van Gavere beginnen in 1626 hebben we geen voorouders van Jacobus teruggevonden. Dit laat veronderstellen dat de familie toch elders haar oorsprong vond. Heeft zijn huwelijk hem naar Gavere gebracht ? De heerlijkheid Ledeberg was geen afzonderlijke parochie maar maakte deel uit van de Sint-Pietersparochie. RAG, Fonds Ledeberg, reg. nr.38 fo.36vso, en ook bundel nr.59 (wettelijke passeringen). RAG, Fonds Ledeberg, bundel nr.52. Fr. De Potter, Geschiedenis van Schelderode, lijst van hoogbaljuws. Zie ook RAG, Fonds Ledeberg, bundel nr.57. RAG, Fonds Ledeberg, bundel nr.57. RAG, Fonds Ledeberg, reg. nr.38 fo.131-134vso. RAG, Fonds Ledeberg, bundel nr.4. RAG, Fonds Ledeberg, bundel nr.58. RAG, Fonds Ledeberg, nrs. 42 en 61. RAG, Fonds Ledeberg, bundel nr.65. SAG, P.R. St-Pieters nr.378, ter inzage op microfilm MF/531. SAG, P.R. St-Baafs nr.51, op microfilm MF/472. SAG, P.R. St-Niklaas nr.127, op microfilm MF/495. Zo staat het in de tekst, en ook in de doopakten van enkele andere kinderen. Twisten over de zgn. “juiste� spelling van doop- en familienamen onder het Ancien Regime is nutteloos en gewoon tijdverlies ! Een uittreksel (niet de volledige tekst) van het huwelijkskontrakt is ingekleefd in P.R. nr.51 van St-Baafs bij de doopakte van Joanna. SAG, P.R. St-Niklaas nr.144, op microfilm MF/497.
122
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 123
100 JAAR GELEDEN: EXPO 1913 DEEL 1 (JANUARI - APRIL)
VOOR U VERZAMELD UIT 31 500 EDITIES VAN DE GAZETTE VAN GENT
8 januari 1913 De gemeenteraad vergaderde gisteren andermaal op de koer van de citadel om te beslissen over het behoud of de afbraak van de monumentale ingangspoort, tot nu toe gespaard gebleven, maar waarvan enkelen de verdwijning wensen, in het belang van het algemeen uitzicht op het Feestpaleis. De heer burgemeester deelde de raadsleden mee dat de aankondiging van de vergadering bij de leden van de Stedelijke Commissie van Oudheidkunde grote opschudding had verwekt. Hij acht het best mogelijk de ingangspoort te behouden, die trouwens niet recht op de Kunstlaan uitgeeft en ze met boomgewassen, klimop en wilde wijngaardranken te bekleden, zodat zij het uitzicht van een ruĂŻne zou krijgen. Na nog enkele opmerkingen werd het voorlopig behoud in stemming gelegd en aangenomen met 16 voor en 8 tegen. Bij een wandeling rond het Feestpaleis deed de heer Coppieters bemerken dat men bij het bouwen niet voorzien heeft dat de bezoekers die per rijtuig aankomen de eigenlijke feestzaal niet droogvoets kunnen bereiken. Zij moeten afstappen aan de hoofdingang van het park, grote trappen beklimmen en honderden meters in de regen of de wind lopen. Deze mening werd algemeen bijgetreden. Men zal trachten door een hellend vlak langs de wandeldreef op de kazematten een weg voor rijtuigen aan te leggen.
10 januari 1913 Over de aanstaande hofbouwtentoonstelling waarmee de World’s Fair zal geopend worden bereiken van alle kanten uitmuntende tijdingen het bestuur van de Koninklijke Maatschappij van Tuin- en Kruidkunde. Engeland en Frankrijk zullen oprechte verrassingen leveren. In Holland maken de tuinbouwers zich even geestdriftig gereed. 123
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 124
Duitsland zendt talrijke inschrijvingen. Er komen orchideeënkwekers, kruidkundigen en grote hofbouwers uit München, Erfurt, Dresden en Berlijn. Oostenrijk, Zwitserland en Rusland sturen belangrijke vertegenwoordigers en uit Italië komen tuinarchitecten. Uit Amerika is de heer Julius Rochs afgereisd, vertegenwoordiger der voornaamste hofbouwfirma's van gans de Verenigde Staten. Spanje, Egypte en de Scandinavische landen zullen door hun voornaamste hofbouwers vertegenwoordigd zijn.
15 januari 1913 Het plan is ontworpen om in de aanstaande Wereldfoor te vertonen wat Vlaanderen aan economische, kunst- en cultuurkrachten teelt. Midden de grootse betoging van de economisch wedijverende natiën zal op schitterende wijze de ware betekenis van de Vlaamse beweging en de onweerstaanbare drang naar de algehele herwording van het Vlaamse worden bevestigd. Zij zal onder de benaming Vlaamsche Kunst bestaan uit congressen, voordrachten, volksvergaderingen, optochten, muziekuitvoeringen en tentoonstellingen. Tot de verwezenlijking van dit plan wordt de eendrachtige samenwerking vereist van de Vlaamse maatschappijen en instellingen, zonder onderscheid van politieke strekking.
17 januari 1913 Het loon van een toegevoegde opzichter in het Museum van Schone Kunsten werd op de stedelijke begroting van 200 op 1000 frank gebracht, omdat men voorziet dat tijdens de duur van de Wereldtentoonstelling één of twee bijgevoegde opzichters onmisbaar zullen zijn. In de Engelse afdeling is men begonnen met de verdeling van de plaatsen voor de tentoonstellers. Reeds drie maanden zijn wagons met Engelse voorwerpen op het terrein aangekomen. Dit heeft sindsdien een douanedienst in de statie van de tentoonstelling vereist.
21 januari 1913 De aantrekkelijkheden vormen in een wereldtentoonstelling altijd een grote factor voor de bijval. Het Algemeen Bestuur heeft zich gewend tot een Engelse maatschappij Ghent Syndicate 1913 Limited, die de bezoeker een nieuwe reeks uitspanningen zal bieden waarvan de meeste nog nooit in België te zien
124
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 125
waren. Het Plein der Attracties zal met grote kosten worden ingericht en alles bevatten wat op dat gebied het nieuwste is, waaronder verscheidene schouwspelen die kunnen wedijveren met die der buitenlandse wereldtentoonstellingen. Als men het park binnengaat langs de Kortrijksesteenweg zal men zich dadelijk te midden van een menigte aantrekkelijkheden bevinden, die alles bevatten wat het vernuft heeft kunnen uitvinden tot vermaak van het publiek. Gaat men links, dan komt men voor de Giant Coaster, een gans nieuw type van Scenic Railway, de grootste ter wereld, met enkele beklimmingen. De bouw zal ongeveer 100 meter lang zijn, de baan nagenoeg 2 kilometer. Daarop zullen vijf treinen rijden. De reizigers zullen landschappen doorkruisen uit alle werelddelen, natuurgetrouw weergegeven tot in de bijzonderheden, aan een snelheid van 8 tot 150 kilometer per uur. Deze laatste toepassing van de zwaartekracht als aandrijving zal geplaatst zijn in het deel van het park tussen ĂŠĂŠn der restaurants van het Feestpaleis en de Leopoldlaan. Onder de Giant Coaster begrepen zal in hetzelfde gebouw een niet minder fraaie aantrekkelijkheid worden ingericht, getiteld De Toverkelders. Hier zullen de reizigers in bootjes, geheimzinnig voortbewogen over de golfjes van een kronkelende rivier, door wonderbare grotten varen en er de verschillende geheimen van de onderaardse wereld te zien krijgen. Midden de schilderachtgste lichteffecten zal men paleizen, Chinese pagoden en andere Oosterse wonderen kunnen waarderen. Naast dit alles komt de laatste opschuddingwekkende nieuwigheid, de Glijdende Bol, die jong en oud hartelijk zal doen lachen. Deze uitvinding bekomt sedert zes maanden de grootste bijval in Londen en heeft in heel het koninkrijk de gunst verworven van de High Life. Aan de oever van de grote vijver komt de attractie van de Water-Chute, de grootste die ooit gebouwd werd, 40 meter hoog, met een helling van 100 meter tot aan het water, waar de boten afglijden met een snelheid van 90 kilometer in het uur. Een veiligheidsophaler zal de reizigers naar boven brengen. De Aantrekkelijkheden zullen dubbel zo belangrijk zijn als te Brussel. De bezoeker zal niet weten waar eerst te gaan zien: de harem, de ganzenjacht, de bekorende golven of een aquarium waar men naar hartelust zal mogen vissen. Ook zijn er luchttochten, koersen op ski's, tobogans en troepen dansers en danseressen van vele landen, in hun nationale klederdracht. Vele muziekkorpsen zullen zich doen horen en er zal vermaak zijn voor klein en groot. De echte clou wordt het wonder van mechanisme en elektriciteit, dat een treffende gedachte zal geven van de verschrikkelijke schipbreuk van de Titanic, ingericht in een bijzonder paviljoen. Men zal er een juiste nabootsing zien van het reuzenschip. Het is geen cinĂŠmatografische afbeelding maar een hervoor-
125
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 126
brenging van het schip in het klein, die voor de eerste maal te Gent te zien zal zijn. Teneinde de bezoekers van het park naar dit deel te vervoeren zal binnen de terreinen een kleine Decauvillespoorweg worden aangelegd.
26 januari 1913 Vele personen die in de laatste dagen het terrein van de tentoonstelling bezochten drukten hun vrees uit dat men niet op tijd gereed zal komen. Het zal hen enigszins gerust stellen te horen dat er thans in de verschillende afdelingen meer dan 2500 werklieden aan de arbeid zijn. Donderdag waren er juist 2543.
27 januari 1913 Ziehier een goede gedachte. De dienst van de openbare veiligheid zal ter gelegenheid van de Wereldtentoonstelling een album doen uitgeven dat de signalementen bevat van ongeveer 500 dieven, hotelrovers, beuzensnijders, spoorwegschuimers, bekende aftroggelaars, valsspelers, bijlopers en lichtekooien. Het boekje zal als vademecum aan het personeel van de politie overhandigd worden. Als die gevaarlijke gasten naar Gent zouden komen, zal men ze zo spoedig mogelijk kunnen herkennen en aanhouden. Het is de eerste maal dat een dergelijk inlichtingenboekje in BelgiĂŤ wordt uitgegeven.
4 februari 1913 De Franse deelneming neemt tot hiertoe 42 000 m² in, meer dan in de tentoonstelling van Brussel en zal bijzonder schitterend wezen. Het eresalon zal de spiegelzaal van het Paleis van Versailles verbeelden, versierd met gobelintapijten. Het inrichtingscomiteit van de Franse deelneming zal in maart te Parijs een groot feest geven waarop heel het bestuur van de Wereldfoor wordt uitgenodigd.
8 februari 1913 Op voorstel van de heer De Vreese protesteren de Hoveniersgasten en de Boerenbond, beide maatschappijen van de Sint-Pieters-Aalststraat, tegen de afsluiting van de wegenis. In het lokaal De Vrede Sint-Pieter zal een nieuwe vergadering worden gehouden, om met twee advocaten de toestand te bespreken. 126
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 127
11 februari 1913 Opgelet! Een persoon van omtrent 28 jaar, blond en welsprekend, geeft zich uit als toezichter op de werken in de tentoonstelling. Hij biedt zich bij de kleine burger aan om jongelingen aan te werven en voor dit aanbod eist hij sommen volgens de bediening welke zij begeren uit te oefenen. De aftroggelaar is woonachtig te Gent en heeft op die wijze reeds vele slachtoffers gemaakt.
15 februari 1913 De Sint-Pieters-Aalststraat is thans aan beide kanten afgesloten door een monumentale poort. Daardoor strekt de Natiënlaan zich uit van de spoorwegviaduct tot aan het indrukwekkende gebouw van de Congo. In de grote vijver van het park is nabij de Trocadero een groot karveel gebouwd, een schip met verschillende dekken die naar achter toe oplopen, in de zin van de vaartuigen waarmee Christoffel Colombus Amerika ontdekte. In dit schip, dat reeds de kleuren van België en Frankrijk draagt, zal de tentoonstelling ingericht worden van het Nitraat van Chili. Het geheel, met kantoor op de oever van de vijver, zal de invoer van het nitraat in de haven van Gent voorstellen. Aan de voltooiing van het Feest- en Hofbouwpaleis zijn nog steeds talrijke werklieden van verschillende vakken bezig. Dit belet de heer Burvenich echter niet dapper verder te doen in de overgrote feestzaal, om de onbehaaglijke ruimte te veranderen in een tuin met wandeldreven van de grilligste vormen, rond allerlei perken welke bestemd zijn om de duizenden planten en bloemen te ontvangen die voor de aanstaande hofbouwtentoonstelling uit alle landen van de wereld worden ingezonden. Een nieuwe hoofdingang wordt ingericht aan de ronde hoek van de Citadelen Leopoldlanen, achter het beeld de Kerckhove. In de Belvédèrelaan is het werken dat het een aard geeft: kloppen, zagen en timmeren. Talrijke afzonderlijke huisjes voor de verkoop van dranken en eetwaren rijzen er uit de grond. Het Casino-Kursaal wordt opgericht nabij de spoorwegviaduct. Heel het stuk grond tussen de viaduct van de Krijgslaan, de spoorbaan, de Kleistraat en de Kortrijksesteenweg werd voor dat doel bij het terrein van de Wereldfoor ingelijfd. Sedert geruime tijd werden op de werven van de tentoonstelling talrijke diefstallen gepleegd van koper en ijzer. De heer Piron, politiecommissaris van de 9° wijk, werd gelast het gestolen goed te gaan opzoeken. Hij vond het te
127
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 128
Gentbrugge en heeft het aangeslagen. Die persoon beweerde echter dat het hem geleverd werd door een handelaar die hem wekelijks leveringen deed van verscheidene metalen.
16 februari 1913 De heer secretaris van het Propagandacomiteit tot Bevordering van het Vreemdelingenverkeer gaf in het stadhuis lezing van een dagbladartikel, waarin geprotesteerd wordt tegen het al te hoog opdrijven van de huur voor huizen en kamers in de nabijheid van de tentoonstelling. Zulke feiten zijn van aard om vele personen die voornemens zijn naar Gent te komen af te schrikken. Het comiteit heeft heden nochtans een duizendtal nette en goede logementen ter beschikking van de vreemdelingen, aan prijzen van 3, 5, 7 tot 10 frank en gemeenschappelijke slaapplaatsen aan 2 frank. Verder werd nog aangehaald dat een Engelse maatschappij nabij De Sterre een zeer groot stuk grond heeft gehuurd, waarop zij in tenten en dergelijke goedkope slaapplaatsen zal inrichten. Een grote leemte die tot nu toe bestaat is het gemis aan een bergplaats voor de automobielen van rijke vreemdelingen die op bezoek zullen komen. Het is volstrekt nodig de aandacht van de Automobielclub der Beide Vlaanderen hierop te vestigen. Een ondercommissie werd benoemd om een reglement op te stellen voor het belonen van de huurkoetsiers, die het best hun gespannen in orde zullen houden.
17 februari 1913 Bij de opening van onze World’s Fair zullen uit alle hoeken van Europa tal van meisjes komen om hun brood te verdienen. Alleen en vreemd in onze stad zullen zij omgeven zijn van vele gevaren op allerlei gebied. Tot welk beroep zij ook behoren is het de plicht te waken over hun zedelijke vrijwaring. Daar dit natuurlijk geld kost wordt beroep gedaan op milddadige personen om dat schone werk te helpen verwezenlijken. De leden van de Internationale Katholieke Meisjesbescherming afdeling Gent hebben met de Damesstudiekring van Sint-Pieters een werk ondernomen dat de grootste dienst kan bewijzen aan de menigvuldige Belgische en vreemde meisjes welke in de tentoonstelling dienst komen nemen als winkeljuffers. Zij hebben reeds een groot lokaal als middenhuis tot hun beschikking, namelijke de Internationale Home voor Jonge Vrouwen in de Godshuizenlaan n° 2, op tien minuten afstand van de tentoonstelling.
128
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 129
De meisjes zullen daar mits een matige prijs, zonder onderscheid van nationaliteit of godsdienst een gulhartig onthaal genieten. Prijs: te beginnen van 60 frank per maand of 2,50 frank per dag. Er zal ook een rustzaal voor hen zijn binnen de omheining van de tentoonstelling. Erevoorzitster is mevrouw de barones de Kerchove d’Exaerde, voorzitster de gravin de Hempinne.
20 februari 1913 Koning Albert heeft in het paleis te Brussel een afvaardiging van de Koninklijke Maatschappij van Land- en Tuinbouwkunde in bijzonder gehoor ontvangen. Z.M. drukte zijn belangstelling uit voor de FloraliĂŤn en de Wereldtentoonstelling en beloofde ten stelligste, op 26 april naar Gent te zullen komen om ze te openen. Daarop trok de afvaardiging zich terug, zeer in haar schik over het gulle onthaal.
23 februari 1913 Tijdens de aanstaande Wereldtentoonstelling zullen in onze stad niet minder dan 135 congressen plaatshebben. Volgens het aantal toegezegde bijeenkomsten op dit tijdstip kan men zeggen dat dit bijna juist is... als men het cijfer 1 wegneemt!
25 februari 1913 In de stedelijke raad vroeg de heer Vander Stegen een ogenblik de politiek terzijde te laten. Moest de algemene staking uitbarsten, dan ware dat een ramp voor onze grootse Wereldtentoonstelling, de betoging van onze bedrijvigheid. Hij legde een dagorde neer, bijna eensluidend met deze van de heer burgemeester, om allen die er kunnen toe bijdragen zulk gevaar te bezweren, uit te nodigen hun innigste best te doen. Deze werd aangenomen als volgt: - de mogelijkheid van een algemene staking is politiek van aard om verstoring te brengen in het land, een aanzienlijk nadeel te berokkenen aan de handel en de nijverheid en kan in het bijzonder zeer erge gevolgen na zich slepen, voor de bijval van de Wereldtentoonstelling die op 26 april moet geopend worden; - het zou diep betreurenswaardig zijn dit nationaal werk, waaraan lieden van alle denkwijzen zich verkleefd toonden, minstens gedeeltelijk in gevaar kan
129
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 130
gebracht worden door politieke beroeringen; - er moet afstand worden gedaan van alle partijkwesties, bewogen door de wens om de bijval te verzekeren van een onderneming waarvan het lot een aanzienlijke terugslag zal hebben op de toekomst van Gent; - het initiatief dat door van de burgemeesters van de hoofdplaatsen der 9 provinciĂŤn inzake de algemene staking wordt aangenomen moet van ganse harte worden ondersteund; - de hoop wordt uitgedrukt dat dank zij de medewerking en de verzoeningsgeest van al de mannen van goede wil, de vrede en de openbare rust niet in gevaar worden gebracht. De heer Anseele sloot zich namens de radico-socialistische groep bij de dagorde aan. De heer Siffer verklaarde zulks niet te kunnen doen, daar er politiek onder schuilt en vroeg de splitsing aangaande de alinea over de burgemeesters. De heer Braun betoogde duidelijk opgewonden dat, indien de heer Siffer de dagorde verwerpt, hij niet waardig is erelid te blijven van het Uitvoerend Comiteit.
27 februari 1913 Het Belgisch Staatsblad kondigde de namen af van de personen die voor alle groeps- en klassencomiteiten van de Wereldtentoonstelling te Gent deel uitmaken van de hogere beschermcommissie. De lijst beslaat niet minder dan 87 bladzijden.
1 maart 1913 Het Vlaams Comiteit heeft bij de heer minister van financiĂŤn geprotesteerd omdat al de tolbedienden welke bij de dienst van de Wereldtentoonstelling benoemd werden, geen Vlaams kennen. De deelneming van de Franse luchtvaart zal buitengewoon belangrijk zijn. Er zijn inschrijvingen ontvangen van de grootste huizen van luchtvaarttoestellen. Verscheidene hydro-aeroplaans zullen deelnemen aan de wedstrijden welke aan dat soort vliegtoestellen voorbehouden zijn.
2 maart 1913 Het gemeentebestuur was voornemens op de gronden van de Clementinalaan
130
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 131
die nu nog langs de spoorbaan beschikbaar liggen een square aan te leggen, doch een Duits huis heeft een hogere huurprijs geboden om er tijdens de Wereldfoor een koffiehuis op te richten. Zeer waarschijnlijk zal dit aanbod door het schepencollege worden aangenomen. In de kleine vijver nabij het gedenkteken van de gebroeders Van de Velde is het buizennet afgewerkt om de waterplas te verwarmen, teneinde er een uitheemse tuin van te maken. Weldra zal men aan het planten kunnen beginnen. Binnen de poort van de citadel is een talrijke ploeg aan de arbeid. In de driehoek links van de warme broeikas, wordt de Tuin van de stad Gent aangelegd. Aan de andere kant werkt men tussen de serren en de rotsen niet minder opgewekt aan de Tuin van de stad Parijs, waarvoor een krediet van 100 000 frank is voorzien. Men begrijpt dat er tussen de hofbouwkundigen van de beide tuinen een harde kamp wordt geleverd.
8 maart 1913 De Franse groep van de automobielen zal in het Paleis van Frankrijk tentoonstellen naast de klasse van het luchtvliegen. De automobielfabrikanten, gegroepeerd onder het voorzitterschap van de markies de Dion, hebben 3000 m² voorbehouden en zijn voornemens ons een buitengewone deelneming te bezorgen. Een bijzondere trein zal de voorwerpen uit de tentoonstelling van Lyon naar Gent brengen. Een andere trein zal uit Parijs vertrekken. Tot nu toe zijn de inschrijvingen ontvangen van 14 automobielmerken, 5 van rijwielen en motocycletten en meer dan 30 huizen van rijtuigmakerij, banden en benodigdheden. Bijna heel de beschikbare plaats is reeds besproken.
9 maart 1913 De afdeling van Duitsland staat reeds onder dak en zal in zijn linkervleugel een spijshuis hebben, omgeven door een zeer lieve tuin. Binnen de hal zal men behalve een eresalon, een aan de Duitse kunst voorbehouden zaal aantreffen, waar de voornaamste Duitse kunstenaars zullen tentoonstellen. Langs beide zijden zullen de galerijen voor de verschillende nijverheden geschikt zijn. Er zal in de hal ook een cinĂŠmatograaf worden opgesteld, die kosteloos voor de ogen van het publiek de belangrijkste zichten zal ontrollen welke betrekking hebben op de Nijverheids- en Kunsttentoonstelling in het Duits keizerrijk.
131
Canada
Engeland
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 132
Parijs
Duitsland en Hal der Machines (In opbouw)
Paviljoenen
132
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 133
11 maart 1913 Teneinde elk verder misverstand te voorkomen inzake vaststelling van de verantwoordelijkheid bij taalmisbruiken met betrekking op de Wereldtentoonstelling acht het Vlaams Comiteit het nuttig de aandacht van het publiek te vestigen op het feit dat tot hiertoe het verdrag van 19 oktober 1912 bevredigend werd nageleefd. Een rondschrijven in verschillende talen opgesteld is aan al de groepen, klassen, congressen en officiële afgevaardigden van de vreemde natiën gezonden. Daarin wordt herinnerd dat er in België twee nationale talen zijn, beide grondwettelijk gelijk: het Nederlands en het Frans. België is samengesteld uit 5 Vlaamse provinciën waar Nederlands wordt gesproken door 4 miljoen Vlamingen en 4 Waalse, waar 3 miljoen Franstaligen zijn. De Wereldfoor is gelegen in de hoofdstad van het Vlaamse land. Het is dus wel gepast daaruit de logische gevolgtrekking af te leiden dat deze tentoonstelling, wat betreft de regelmatige toeloop der bezoekers, in de eerste plaats zal moeten rekenen op de bevolking van het Vlaamse land en het naburige Holland. Het bureel van de Algemene Commissaris der Regering zal zich desnoods gelasten met de vertaling in het Nederlands en het Frans van al de drukwerken welke uitgaan van de vreemde afdelingen en klassen.
13 maart 1913 In de Kamer stelde de heer C. Huysmans de volgende vraag aan de minister: “De heer David, Frans minister, legde in de Kamer van Volksvertegenwoordigers een verklaring af aangaande de deelneming van zijn regering aan de Gentse Wereldtentoonstelling. Daarin zegde hij onder andere: De Kamer weet om welke redenen de Franse regering en het parlement er in toestemden, Frankrijk te laten deelnemen aan de Wereldtentoonstelling van Gent. Wij werden uitgenodigd door een zeer machtige Belgische instelling. Het Uitvoerend Comiteit staat onder leiding van de heer Cooreman, die voorzitter van de Kamer van Volksvertegenwoordigers was. De stad vroeg vooral de deelneming van Frankrijk, omdat wij daar op een terrein stonden waar onze invloed in de vreemde bijzonder betrokken was. Frankrijks deelneming was dus voor onze naburen en vrienden uit België iets meer dan een handelsbetoging, het was een zeer duidelijke wilsuiting van het land om, in alle vrijheid, zijn vroegere strekkingen te handhaven, om een onzijdig land te blijven, onafhankelijk van elke andere natie. De Kamer kent thans de gedachte der regering. Ik ben ervan overtuigd dat zij die wil zal volgen.
133
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 134
Begrijp ik de verklaring goed, dan zouden het Uitvoerend Comiteit en het bestuur van de stad Gent de deelneming van Frankrijk niet hebben gevraagd tot inrichting van een betoging der Franse beschaving, wat door al de Belgen zonder onderscheid zou worden toegejuicht. Wel met het klaarblijkelijk doel een bestendige betoging in te richten tegen diegenen onder de Belgen, die menen dat een meerderheid van ons Belgisch parlement nog het recht heeft de nationale voertaal te kiezen welke dient gebruikt te worden in een Belgische universiteit, gelegen in het hart van het Vlaamse land.” Antwoord van de heer burgemeester en schepenen aan de minister: “Als gevolg op uw brieven van 20 januari en 18 februari jongstleden, hebben wij de eer u te melden, dat het gemeentebestuur de medewerking van Frankrijk evenals die van andere landen gevraagd heeft, met het doel al de natiën een nieuwe gelegenheid te geven over de gemaakte vooruitgang op elk gebied te oordelen en een heilzame en vreedzame mededinging tussen hen te doen ontstaan. Meer deed het gemeentebestuur niet. De stad Gent heeft met rechtmatige voldoening en diepe erkentelijkheid vastgesteld, dat haar oproep door de meeste vreemde landen werd beantwoord, doch dat vooral Frankrijk er zich op toelegt glansrijk aan de tentoonstelling deel te nemen.”
16 maart 1913 Een toevloed van aanvragen om plaatsruimte te huren voor koffie- en spijshuizen, doet van heden af de onmogelijkheid voorzien gevolg te geven aan degenen die na het einde van de maand zouden indienen. Het Plein der Attracties, 16 ha groot, geraakt van dag tot dag wondersnel voltooid. De uitbatende maatschappij heeft het bestuur overgedragen aan de heer Fernand Akoun, één der ervaren managers van het Luna-Park te Parijs. De dierengroep Bostock, die slechts aan de grootste tentoonstellingen deelneemt, heeft er prijs op gesteld aanwezig te zijn en de medewerking is verzekerd.
19 maart 1913 De voorbereidende metselwerken voor het plaatsen van de prachtige beeldengroep die door de graaf de Lalaing aan de stad werd geschonken vorderen goed. Het kunstgewrocht zal opgericht worden tussen de fontein de Kerchove en de Kortrijksesteenweg. Het eigenlijke bassin is voltooid en men plaatst
134
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 135
thans de laatste arduinen omheining. Het monument zal weldra worden aangebracht.
22 maart 1913 Men is begonnen aan het opstellen van het Ros Beyaert en de Vier Aymonskinderen, het groots kunstgewrocht van de heren Ingels voor het paard en De Beule voor de vier mensenfiguren. De groep is geplaatst midden de ronde vijver van de Erelaan, tussen de burelen van het Algemeen Bestuur en deze van de post, politie, brandweer, enz.
25 maart 1913 Het tweede deel van het verheven beeldhouwwerk Verheerlijking van de Arbeid en de Wetenschap, vervaardigd door de heer Van Biesbroeck junior, zal zondag en maandag aanstaande openbaar worden tentoongesteld in zijn werkhuis aan de Nijverheidslaan.
26 maart 1913 In een interview aangaande de algemene werkstaking heeft de heer Coppieters, één der bestuurders verklaard dat de Wereldtentoonstelling op de gestelde dag zou gereed geweest zijn. Op de vraag of de bezoekers zullen komen antwoordde hij dat dit een vraagteken was. De aankondiging van de algemene werkstaking zal wellicht de ontwerpen van vele toeristen wijzigen en misschien niet de toeloop veroorzaken die men wel mocht verhopen. Tot nu toe heeft geen enkele tentoonsteller van de Floraliën zijn beloofde bijtreding ingetrokken. Allen zullen op post zijn en alles wordt overheerlijk. Maar om de overgrote onkosten te bestrijden moeten er tienduizenden personen op afkomen. Op de vraag of we die krijgen kan niemand antwoorden. Laat ons hopen...
28 maart 1913 Het vervoer van reizigers, zowel binnen de eigenlijke Wereldtentoonstelling als in het gedeelte van het park, het Feestpaleis en de Attracties, zal geschieden met kleine treinen die op benzine lopen. Acht locomotieven van het type Decauville en 20 wagonnetjes zijn besteld. De spoorweg is in de vorm van een lus aangelegd en de totale omloop bedraagt omtrent 5 kilometer.
135
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 136
29 maart 1913 Sedert gisteren worden de brieven die in de post te Brussel worden besteld, gestempeld met Gent-Tentoonstelling - Gand-Exposition. Een goede reclame! Voor de twee grote bierhuizen zijn overeenkomsten gesloten met een bekende firma uit München. Er zullen miljoenen worden uitgegeven voor de verlichting. Alle bomen worden versierd met elektrische lampen, wat ‘s avonds een toverachtig schouwspel zal opleveren, vooral aan de vijver, waar de meest afwisselende kleuren het oog zullen verlustigen.
1 april 1913 De heer burgemeester kondigde in de stedelijke raad aan dat de algemene werkstaking vanaf 14 april wegens het samentreffen met de opening van de Wereldtentoonstelling en de Floraliën op 26 april bijzondere verplichtingen oplegt. Hij hoopte dat de staking van korte duur zou zijn en men niettegenstaande alles, dank zij de wijsheid en het verstand van de werkliedenklasse in algemene geestdrift de inhuldiging der Floraliën volksgezind zal kunnen vieren. De heer Anseele erkende dat de staking van aard zal zijn om de Floraliën schade te berokkenen. Dat is spijtig, maar de werklieden, het zout der samenleving en de ruggengraat van België, mogen zich hun rechten niet laten miskennen en zich niet laten verdrukken.
3 april 1913 Professor Vanni, Italiaanse natuurkundige, is gisteren naar Brussel gekomen om met de heer Goldschmidt maatregelen te treffen voor de proefnemingen met de draadloze telegraaf, die deze zomer in de Wereldtentoonstelling tussen Gent en Rome zullen plaats hebben.
4 april 1913 In een diorama van de galerij rond het panorama van de Congo zal zo volledig mogelijk een zendingspost van de Missiën worden afgebeeld, met de kerk, de verschillende gebouwen, de schoolinrichtingen en andere. Daarenboven zullen de zendingen hun merkwaardige verzamelingen Congelese kunst tentoonstellen.
136
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 137
7 april 1913 De hallen, paviljoenen en hovingen van de Wereldtentoonstelling beslaan een oppervlakte van 135 ha, dat is 135 maal zo groot als de Vrijdagmarkt, een uitgestrektheid die tot nu toe door geen enkele tentoonstelling in België werd bereikt.
8 april 1913 In de Franse afdeling zal de bewaking gedaan worden door bijzonder personeel uit Frankrijk dat meestal bestaat uit gewezen soldaten. Morgen zullen er reeds een veertigtal aankomen. Hun overste, die zij capitaine noemen, wordt ook verwacht.
9 april 1913 Aangaande de algemene werkstilstand heeft de heer Coppieters verklaard dat er in de Wereldfoor niet zal gestaakt worden. Het bureel van het Socialistisch Comiteit aanziet de terreinen als onzijdig gebied. De heer burgemeester heeft het nieuwsagentschap Havas verzocht, een telegram te zenden aan al de vreemde bladen van de wereld, om het nieuw feit te melden, alsook dat de Wereldtentoonstelling en de Floraliën op 26 april bepaald worden geopend.
10 april 1913 Terwijl de onderhandelingen tussen het Uitvoerend Comiteit en de maatschappij Zeppelin over de reizen per bestuurbare ballon tussen Düsseldorf en Gent veel kans hebben om te lukken, doet men opmerken dat het ontwerp in militaire kringen veel tegenstand ontmoet en wel om een heel bijzondere reden. De tocht Düsseldorf - Gent gaat juist over de versterkte stelling van Antwerpen en het nieuw versterkt kamp, waarvan de forten bijna voltooid zijn. De meeste zijn echter nog niet van hun koepel voorzien, zodat vanuit de schuit van een ballon de inwendige inrichting gemakkelijk zichtbaar is. De Belgische legerstaf denkt dus dat men aan vreemde, bestuurbare luchtballons, bemand door vreemde officieren, niet mag toelaten boven deze militaire stellingen te komen zweven. Er zou in de toestand kunnen verholpen worden door de ballons uit Keulen te doen vertrekken in plaats van uit Düsseldorf. Dan nog zou de tocht moeten gaan over Maastricht en Brussel, teneinde de streek van de forten van Luik te
137
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 138
vermijden.
11 april 1913 De inhuldiging van het Oud-Vlaanderen zal plaatshebben op zondag 20 april om half ĂŠĂŠn uur. Aan de genodigden zal om 1 uur een noenmaal worden aangeboden. Aangezien de Wereldfoor door de socialistische syndicaten tot onzijdig terrein is verklaard, zullen de nijveraars maandag grotere ploegen aan het werk kunnen zetten.
15 april 1913 Zaterdag is in onze stad een hele troep Afrikaanders aangekomen, bestemd voor het Senegalees Dorp dat gebouwd wordt nabij de kruidtuin, aan de hoek van de Ledeganckstraat. Gisteren zat heel de troep mannen, vrouwen en kinderen met allerlei reisgoed eerst in de Musschestraat, nabij de burelen van de tentoonstelling. De vrouwen haalden kleine houten pijpen uit en vroegen aan de omstanders een weinig tabak, waarna ze smakelijk begonnen te roken. De impressario van het Ghent Syndicate LTD dat hen voor de Wereldfoor heeft aangeworven is wat later ter plaatse gekomen en heel de troep werd voorlopig ondergebracht in de lokalen van de oude vesting. De werkstaking deed zich gisteren in de tentoonstelling weinig voelen. Wij hebben al de werven doorlopen en overal was men nagenoeg voltallig aan het werk. De gewone bewakers houden er toezicht.
16 april 1913 Een twintigtal soldaten uit Holland zal heden in onze stad aankomen om de ere- en bewakingsdienst te doen in het Hollands paviljoen. De afdeling zal worden gehuisvest in de kazerne aan het Sint-Pietersplein. De Hollandse onderofficieren zullen op dezelfde voet worden geplaatst als de Belgische en de korporaals en soldaten gelijk onze troep. Tijdens hun verblijf in de kazerne moeten de Hollandse militairen zich onderwerpen aan de gewone tuchtmaatregelen van het Belgisch leger. De onkosten worden door de Hollandse regering vergoed. Men verzekert dat een aantal Duitse werklieden die gestaakt hadden over de
138
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 139
grens zijn gezet. Intussen is het getal werkverlaters in de tentoonstelling niet zeer aanzienlijk. Een blad had aangekondigd dat een aantal tentoonstellers zich wegens de werkstaking hadden teruggetrokken. Dat gerucht is heel en al vals.
17 april 1913 De Verenigde Staten van Amerika nemen officieel deel aan de World’s Fair. De regering van Washington heeft daarvoor een toelage verleend van 13 000 dollar, vooral voor de producten van Californië.
18 april 1913 De zaak van de luchtpost is op goede voet. Het vertrek- en landingspunt van de aeroplaans te Gent zal het Sint-Denijsplein zijn, nabij de tentoonstelling. De inrichters onderhandelen thans met gemeentebesturen en sportmaatschappijen voor het bepalen van andere nederdalingen in verband met de brievenpost.
19 april 1913 Eindelijk heeft men de vuilhoek nabij de viaduct van de Kortrijksesteenweg weggeruimd, aan de ene kant vervangen door een laag muurtje met een hekken en aan de andere kant door een muur in schone arduinsteen. Een goede verbetering! Talrijke personen die zich naar de tentoonstelling begeven klagen over het volkomen gebrek aan piscienen. Misschien zouden er kunnen geplaatst worden in het struikgewas dat langs de Sint-Pieters-Aalststraat het voorplein van de tentoonstelling begrenst. Het Paviljoen van de Drukpers in het Eresalon is eenvoudig een grote geworden en blijft nog steeds onvoltooid. De verdeling van het plan is zeer praktisch. Een grote zaal voor het tentoonstellen in het publiek, een vertrek om te werken, een telefooncabine, enz. Niets ontbreekt er aan tenzij... dat er denkelijk tegen de opening niets zal gereed zijn! In het paviljoen van de post, de telefoon en de telegraaf is een deel voorbehouden aan een bankinrichting, die binnen de omheining van de tentoonstelling allerlei gewone verrichtingen zal doen. Er zullen drie bedienden zijn, één van de Bank van Vlaanderen, één van de Bank van Gent en één van de
139
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 140
Centrale Bank. Een raad welke bestaat uit twee bestuursleden van iedere deelnemende bank, zal de werkzaamheden beheren.
20 april 1913 Aan het Ros Beyaert wordt het voetstuk voltooid waarop de krijgers moeten uitgestrekt liggen welke onder de slagen van de Vier Aymonskinderen zijn gevallen. De prachtige ruitergroep zal er stellig veel bij winnen. Op de vier grote voetstukken middenin de leuning van de vijver zijn de zeepaarden en zeekoeien van de befaamde beeldhouwer Dubar geplaatst. De indrukwekkende groep van de heer Van Biesbroeck is thans ook in zijn geheel opgesteld.
21 april 1913 De Verbroedering der Vlaamse Hoofd- en Treinwachters ontving van het beheer der spoorwegen een brief waarin de heer minister heeft voorgeschreven, de hoofdwachters en wachters die tijdens de Wereldtentoonstelling en het aanstaande badseizoen naar sommige standplaatsen in het Vlaamse land uitgezonden worden, te zullen kiezen onder de bedienden die de Vlaamse taal grondig kennen.
“Garage voor 80 auto's en 1000 velo’s rechtover de hoofdingang Kortrijksesteenweg 258 te Gent Voor de velo's 0,50 frank” (aankondiging)
23 april 1913 Men zal moeten bekennen dat de Floraliën een uitstekende gelegenheid zijn om de Wereldtentoonstelling zelf in enkele dagen tijd over heel de wereld te doen kennen. Uit officiële bron is vernomen dat Hunne Majesteiten koning Albert, koningin Elisabeth en prins Leopold de plechtige opening van de Floraliën zullen bijwonen. Zij zullen te Gent-Sint-Pieters te 2 1/2 uur aankomen en zich langs de Elisabethlaan, de Kortrijksesteenweg en de Citadellaan naar het Feestpaleis bege-
140
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 141
ven, enkel de Floraliën bezichtigen en de stad rond 5 1/2 uur verlaten. Langs de weg die moet doortrokken worden is men bezig masten te planten, sommige met de Belgische kleuren, andere met de kleuren van de stad. Het is te hopen dat de inwoners enigszins tot de algemene feestviering zullen meehelpen door hun huizen te bevlaggen. Zeer talrijk zijn de aanbiedingen van huizen en kamers aan het Comiteit tot Huisvesting, doch de aanbieders vergeten zich aan de bestaande reglementen te houden. Zij betalen de taks niet, zonder welke de officiële inschrijving niet plaats heeft. Aan zulk aanbod kan dus geen gevolg worden gegeven.
25 april 1913 Het is in de omtrek van de Wereldtentoonstelling even goed als binnen het terrein gemakkelijk te zien dat de opening nabij is. Wat een drukte, wat een beweging! De burelen in de Musschestraat worden letterlijk bestormd door personen die inlichtingen vragen, tentoonstellers die hun plaats komen opeisen, pakjesdragers en loopjongens, terwijl aan de hoofdingang de automobielen en andere rijtuigen veel last hebben om zich een weg te banen. Zo talrijk zijn ze. Niet minder dan 150 tot 200 spoorwagons per dag worden uit allerlei richtingen aangevoerd en dank zij het wijs beleid tot aan de hallen gebracht waarvoor zij bestemd zijn. Daar worden de kisten afgeladen en op duiveltjes of per wagonnetjes naar de plaats van hun bestemming gebracht. Weinig tentoonstellers echter pakken dadelijk uit, want binnen de hallen is men meestal nog aan het timmeren, schaven en verven. Zij zouden niet graag hun waren zien bederven. Een deel van de vertraging mag wel aan de algemene staking verweten worden, die vanaf heden gelukkig voorbij is. Want zo men binnen de tentoonstelling zelf er weinig door geleden heeft, is veel van wat in de werkhuizen of de winkels moest gemaakt of voltooid worden, er door achterop geraakt. De openbare dienst zou de toegangen tot de Wereldfoor moeten doen reinigen. In de Musschestraat ligt de vuilnis opgehoopt nabij de afsluitingsmuur van de spoorweg. Ook langs de kant van de Sint-Pieters-Aalststraat moet er eens met de grove borstel worden doorgegaan. Een comiteit, gelast met de ontvangst van een honderdtal vreemdelingen voor twee dagen te Gent, heeft naar slaapgelegenheid voor die bezoekers gezocht en men vraagt tot 50 frank per nacht voor één persoon. Met zulke hoge prij-
141
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 142
zen te vragen zal men de vreemdelingen die naar Gent komen wegjagen naar Brussel, Brugge en Oostende om er de nachten te gaan doorbrengen! De luchtvaartpost die het monopolie van de briefwisseling per vliegtoestel heeft, zal zaterdagnamiddag van het Sint-Denijsplein een eerste reis aanvangen. De heer Henri Crombez zal met zijn monoplaan Perdussin de clichés van de aankomst der koninklijke familie en de inhuldiging van de Floraliën meenemen, in bestemming voor de Parijse dagbladen. Onderweg zal hij de poststukken afgeven welke bestemd zijn voor Doornik. Indien de luchtgesteltenis enigszins voordelig is zullen wij dus zondag te Gent Parijse dagbladen ontvangen met fotografieën van de belangrijkste gebeurtenissen op de grote dag die voortaan beroemd zal zijn in de Gentse geschiedenis. Erik De Keukeleire Fragmenten uit “De Wereldtentoonstelling van Gent in 1913 - 1896-1920” - 352 pagina's 2004, uitgave in eigen beheer.
Nota van de Redactie Dit was het 50e artikel van onze onvermoeibare medewerker Erik De Keukeleire! Wie doet er beter?
142
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 143
UITZONDERLIJK AANBOD
Dank zij de jarenlange inzet van onze betreurde Mw. Van Geluwe Eggermont bleven bijna intacte reeksen van ons tijdschrift perfect geklasseerd en in uitstekende staat bewaard. Enkel de eerste jaargangen (jaren zeventig) en de jaargangen 2009 -2011 zijn moeilijk beschikbaar. Wie een collectie wil opstarten of vervolledigen, kan dat nu doen tegen de meeste gunstige voorwaarden. Je betaalt een willekeurige (zelf te bepalen) som als steun voor het tijdschrift. Ghendtsche Tydinghen leeft immers dank zij de vele leden die meer, soms aanzienlijk meer betalen dan het minimum. Praktisch: Je geeft de gewenste nummers of jaargangen op via brief of e-mail. We maken het bestelde klaar, geven een seintje en je komt het ophalen in het DSMG (Documentatiecentrum voor Streekgeschiedenis Maurits Gysseling), Groot Begijnhof 46, 9040 Sint-Amandsberg op zondagen van 10 tot 12 u of dinsdagen van 11 tot 18u.
143
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 144
CLARA VOORTMAN – DOBBELAERE (GENT, 1853 – MENTON, 1926) VERVOLG EN SLOT
Olieverfschilderijen Vermoedelijk maakten olieverfschilderijen eind jaren negentig van de negentiende eeuw al deel uit van Clara Voortmans œuvre. In de titels van de doorgenomen saloncatalogi staat immers bij een tentoonstelling van de Gentse
Cercle Artistique in 1898 ‘Les poissons rouges’, wat waarschijnlijk verwijst naar Meisje bij de goudvissen. Het is echter opvallend dat op haar solotentoonstelling in 1906 in de Antwerpse Salle Verlat enkel gesproken wordt van houtskool- en pasteltekeningen85. Bovendien zegt een verslaggever over diezelfde tentoonstelling: “Mme Clara Voortman pour exprimer ses sentiments d’art, n’a trouvé que le pastel”86. Pas in 1911, naar aanleiding van een tentoon144
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 145
stelling van de Gentse Cercle Artistique, worden olieverfschilderijen voor het eerst letterlijk vermeld in de doorgenomen salonkritieken: “(…) Mme C. Voortman présente, à l’appréciation du public, plusieurs œuvres: pastels et peintures, parmi lesquelles il en est quelques-unes d’un art heureux. Elle aborde, tour à tour, deux genres différents: le paysage et la nature-morte, et dans chacun d’eux elle a produit quelques morceaux de mérite.(…)”87 Twee titels uit de saloncatalogi van 1911 zijn daarenboven met zekerheid aan nog bestaande olieverfschilderijen te linken, namelijk Biarritz en Cap d’Antibes. Ook overgeleverde werken met fruit in olieverf kunnen gekoppeld worden aan titels uit 191188. Tot dan toe zijn zelfs geen duidelijke verwijzingen naar dergelijke stillevens gevonden. Clara Voortmans olieverfschilderijen kunnen daarom best in de jaren net vóór de Eerste Wereldoorlog gesitueerd worden. De uitwerking van de landschappen en stillevens op de voorgenoemde tentoonstelling werd afhankelijk van het genre al dan niet geapprecieerd: “(…) Critiques et amateurs s’accordent généralement dans leurs préférences pour les fleurs, fruits et accessoires de Mme Voortman: ils sont largement traités et, comme ce sont choses plus positives qu’un paysage éthéré et changeant, ils peuvent être d’une touche plus appuyée et d’une plus forte coloration ; parmi ces petits tableaux, il est de «véritables morceaux de virtuosité» dont il faut féliciter l’auteur. (…)”89 Het kleurgebruik in een schilderij als Stilleven met fruit werd in toenmalige salonkritieken dus over het algemeen positief onthaald. Wel had men kritiek op de scherpe lijnvoering van dergelijke taferelen: “Citons encore les fleurs et fruits dont quelques-uns d’un beau coloris, mais en général d’une trop grande dureté de lignes.”90 Juist omdat het om een statisch onderwerp ging, werd het virtuoze kleurgebruik geapprecieerd, wat bij veranderlijke landschappen niet het geval zou geweest zijn.91 In de landschapstaferelen in olieverf laat Clara Voortman haar voorkeur voor een impressionistische techniek blijken. Terwijl dit in de pastelwerken vooral tot de waterpartijen beperkt bleef, zien we dit bij de olieverfschilderijen in het gehele tafereel terugkomen. De aandacht voor waterpartijen wordt daarbij vaak gecombineerd met de interesse in tuintaferelen met bloemen. Dit wordt duidelijk in het werk Rododendrons op Den Rooy. De achtergrond wordt daar
145
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 146
ingenomen door een dichte bebossing. Vooraan de begroeiing staat een rij rododendronstruiken die met pasteuze verftoetsen zijn opgebracht. De struiken die verder in de bebossing staan zijn met gedemptere toetsen weergegeven. De levendige roze kleur ervan wordt weerspiegeld in de vijver, die de hele voorgrond van het tafereel inneemt. In andere werken worden deze bloemen met een waterpartij op de achtergrond in close-up weergegeven. Dit was reeds te zien bij het pastelwerk Twee meisjes op een brug en ook bij het olieverfschilderij Rododendrons is dankzij enkele witte verfstreken het wateroppervlak zichtbaar achter de bloemen.
Een laatste werk dat Clara Voortmans directe omgeving toont is Blaisante Vest in de sneeuw. Dit is het enige sneeuwlandschap in olieverf dat overgeleverd is. Het is tevens te zien op een foto van Clara Voortman in haar atelier, waar het op de schildersezel staat. Door het tafereel onder te dompelen in een sober licht en enkele personages met hun paraplu gebukt tegen de wind uit te beelden, doet het werk de barre weersomstandigheden goed overkomen. De schilderwijze versterkt dit effect: de huizen worden vluchtig weergegeven, de personages worden naar de achtergrond toe steeds vager geschilderd en het geheel is bedekt met witte toetsen die de sneeuwbui suggereren. De koude
146
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 147
kleuren in dit werk verschillen erg van de heldere tinten die gebruikt worden in de olieverfschilderijen waarop de zonnige Côte d’Azur te zien is. Éen daarvan is Cap Ferrat. Zowel de helderblauwe zee als de landmassa vooraan zijn met talrijke veelkleurige verftoetsen opgebouwd. Deze verfaanbreng is zeer dekkend in vergelijking met het werk Cap d’Antibes, waar het tafereel veel vluchtiger is aangebracht en op verschillende plaatsen het doek zichtbaar is gebleven. Het kleurgebruik bij dat laatste blijft ook gedempter. Dit olieverfschilderij werd door het Museum voor Schone Kunsten van Gent aangekocht voor 500fr op het salon van de Gentse Cercle Artistique, waar Clara Voortman samen met Armand Heins exposeerde van 17 tot 28 december 191192. Het zou de eerste keer geweest zijn dat het Gentse museum aankopen deed op de tentoonstellingen van deze kunstkring. Daarvoor kochten zij steevast op de driejaarlijkse salons: “(…) Le Musée de Gand vient de faire plusieurs acquisitions aux expositions bi-mensuelles du Cercle artistique et littéraire. (…) Nous croyons que c’est la première fois que le Musée de Gand s’est départi d’une tradition presque séculaire de n’acheter qu’aux «Triennales», tradition qui lui a fait manquer plus d’une fois l’achat d’œuvres excellentes qui sont allées embellir des musées de l’étranger. Il faut le féliciter de son initiative. (…)”93 Deze aankoop werd niet teruggevonden in de verslagen van de aankoopcommissie van het museum, waarin de andere twee werken die toen aangekocht werden wel voorkwamen. Het ging daarbij om Mijn atelier in juni van Anna De Weert en In het voorbijgaan van Georges Guequier94. Uit de briefwisseling van het museum met het stadsbestuur van Gent is echter duidelijk geworden dat het niet de Museumcommissie, maar het college was dat de aankoop van Cap d’Antibes voorstelde. Nadat vanuit het museum een verzoek was gestuurd om de twee genoemde werken aan te kopen gaf het college zijn toestemming en gaf het de instructies om ook Clara Voortmans werk aan te kopen: “(…) nous avons l’honneur de vous faire saisir que le Collège se rallie aux choix que vous avez fait : “Mon atelier” de Mme De Weert et “En passant” de M. Guequier. (…) Nous vous préposons également d’acquérir une œuvre de Mme Voortman, l’acquisation se ferait dans les mêmes conditions que ci-dessus. (…)”95
147
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 148
Enkele weken later is ook de prijs overeengekomen met Clara Voortman: “(…) Conformement aux instructions reçues, j’ai négocié avec Madame Clara Voortman, au prix de cinq cent francs, l’achat de son tableau “Cap d’Antibes” pour les collections du Musée des Beaux Arts de Gand. (…)”96 In 1928 werd het werk op de retrospectieve tentoonstelling bij de Cercle Artistique geëxposeerd. Kunstcritici merkten het op omwille van de techniek: “les rochers à Antibes, acquis par le Musée de Gand, peinture vigoureuse, pleine de mouvement et d’éclat”.97
Sierkunsten Clara Voortman legde zich waarschijnlijk in de laatste jaren van de negentiende eeuw toe op de sierkunsten. Het artikel uit 1893 in La Fédération Artistique, waarin zij in feite aan het Belgische publiek werd voorgesteld, vermeldde immers nog niks over deze kunstuitingen, maar beperkte zich tot de houtskool- en pastelwerken98. De eerste keer dat sierkunsten in de doorgenomen saloncatalogi gevonden zijn, is in 1901 op het salon van La Libre Esthétique, waar ze met negentien lederbewerkingen exposeerde99. Een jaar later op de ‘Exposition des Arts Décoratifs’ in Turijn waren niet enkel lederbewerkingen, maar ook bronswerkjes te zien100. In die tijd verscheen ze met dergelijk werk eveneens op de driejaarlijkse salons waar vanaf het einde van de negentiende eeuw een sectie toegepaste kunsten werd georganiseerd101. Kunstcritici gingen het zelfs betreuren als Clara Voortman niet met sierkunsten vertegenwoordigd was op tentoonstellingen: “(…) Nous regrettons de ne pouvoir applaudir quelques unes des productions d’art décoratif dont Mme Voortman s’est fait une spécialité, et qui ont établi sa réputation en dehors de nos murs. (…)”102 Deze commentaar verscheen in 1904, hetzelfde jaar dat Jean Delvin – toen directeur van de Academie in Gent - een redevoering over het ‘belang der versierkunst’gaf103. Dit kan in verband gebracht worden met wat over Clara Voortman wordt gezegd in haar overlijdensbericht in Gand Artistique: “(…) elle a été à Gand, en quelquesorte, la promotrice du mouvement d’art appliqué qui atteint maintenant sa floraison. (…) C’est en gran
148
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 149
de partie sur ses instances que des cours d’art appliqué pour les jeunes filles ont été crées à notre Académie (…)”104 Haar necrologie in La Flandre Libérale verwijst niet expliciet naar dat laatste, maar heeft het wel over haar belang voor de kunstwereld: “(…) Madame Voortman était en même temps une artiste distinguée. Ceux qui fréquentent nos expositions savent quelle place elle occupait dans la vie artistique gantoise. En toutes circonstances, elle fut de l’art une protectrice éclairée et généreuse.(…)”105 Clara Voortman moet dus een stuwende kracht geweest zijn in de ontwikkeling van de toegepaste kunsten en speelde waarschijnlijk een rol achter de schermen in de oprichting van een leergang sierkunsten. Haar relatie met Jean Delvin en haar verbintenis aan de Gentse ‘Chambre Syndicale Provinciale des Arts Industriels’ ondersteunen deze idee. Deze vereniging werd in 1876 gesticht ter aanmoediging van de industriële kunsten in Oost-Vlaanderen. Jaarlijks organiseerden zij een wedstrijd waarvan de resultaten aan het publiek getoond werden106. In 1904 zouden deze over het algemeen niet zo denderend geweest zijn, waardoor een aantal prijzen ook niet uitgereikt werden107. Enkele kunstenaars, onder wie Clara Voortman, werden toen opgeroepen om de tentoonstelling interessanter te maken: “(…) Pour relever l’intérêt de l’exposition (…), la Chambre syndicale fit appel au concours de quelques artistes plus côtés; c’est ainsi que nous avons trouvé de beaux échantillons de reliures en cuir repoussé et nombre de travaux d’art choréoplastique dûs au talent de Mme Voortman et de Melle Mabel Elwes; à eux seuls ces objets d’art industriel justifiaient une visite à cette exposition. (…)”108 Zij steunde de ontwikkeling van de sierkunsten tenslotte ook door zich aan te sluiten bij het organisatiecomité van ‘l’Art au Foyer’, een vereniging die zich om het lot van armere vrouwen bekommerde door hen de kennis en de middelen te geven om zich toe te leggen op de toegepaste kunsten.109 Clara Voortmans lederwerk omvatte verschillende voorwerpen zoals portefeuilles, boekomslagen, juwelenkistjes, doosjes voor visitekaartjes, postkaarten etc.110 Enkele daarvan zijn overgeleverd, andere zijn nog bekend via foto’s. Op één van deze foto’s zijn onder meer twee portemonnees te zien. Telkens werden de voorwerpen met natuurlijke motieven versierd. Zowel op het voor-
149
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 150
werp links als rechts zijn bloemen te zien die met blinddruk zijn uitgevoerd. Op het onderste voorwerp is een sierlijke pauwenveer in het leder uitgewerkt, wat net als de bloemen een typisch Art Nouveau-motief is111. Ook in andere reproducties komen telkens opnieuw vegetatieve en florale motieven terug. Dit uit zich onder meer in de weergave van takken met besjes, bloemknoppen, bladeren, paddenstoelen, etc. Wanneer kunstcritici over Clara Voortmans lederwerk schreven, wezen ze onder meer op de overeenkomst tussen vorm en inhoud en ook op een gevarieerd en waarheidsgetrouw kleurgebruik112. Dit waren twee kenmerken van de vernieuwing binnen de decoratie die zich voordeed in het laatste kwart van de negentiende eeuw, een vernieuwing die zich voortzette tot aan de Eerste Wereldoorlog en zelfs daarna. Door middel van het decoratieschema en het kleurgebruik werd toen getracht de inhoud van het boek na te bootsen. Dit impliceerde een verwerping van abstracte patronen, zoals kantwerk, ten voordele van een figuratieve decoratie113. Kunstenaars vonden hun motieven grotendeels in de plantenwereld terug en verwerkten ook menselijke figuren in hun ontwerp. Dit ontwerp liep nu van de voorplat over de rug van het boek, naar de achterplat door, waardoor een eenheid in de decoratie ontstond114. Één van Clara Voortmans lederen boekbanden – bekend via een foto – vertoont deze ontwikkelingen duidelijk. Het desbetreffende boek is getiteld “La Vie des Abeilles” , een werk van Maurice Maeterlinck (1901). De versiering loopt over de hele boekband door en komt als een geheel over. Op de band zijn bloemen afgebeeld waartussen in een lichtere kleur bijen zijn toegevoegd, wat overeenstemt met de titel en de inhoud van het boek: “(…) Mme Voortman, de Gand, dont les cuirs incisés, repoussés, estampés, colorés de tons doux et fauves, sont décorés de thèmes poétiquement variés et toujours en intime accord spirituel avec le livre qu’ils recouvrent, le coffret qu’ils rehaussent. (…)”115 De zachte, vale kleurtonen waarover hier gesproken wordt, zijn nog bij enkele overgeleverde werken terug te vinden, zoals bij de losse boekomslag Aixles-Bains. Hierbij bestaat het drijfwerk uit een ruiker bloemen die samengebonden is met een lint, dat zich sierlijk rond de titel en het jaartal ‘1908’ wikkelt. De achtergrond is niet bewerkt, maar met vale tinten is wel een heuvellandschap weergegeven. Clara Voortman moet zowel wanneer het drijfwerk in leder betreft als wanneer het gaat om het kleuren van leder, een pionier geweest zijn: “Elle a été la première à faire de cuir repoussé”116 en “Beaucoup ignorent qu’elle fut la première en notre ville a reprendre l’art de la choréo-
150
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 151
plastie qui chez nous semblait être en désuétude.”117 Waarschijnlijk gaat het hier om een lokale rol als pionier. Een andere kunstcriticus heeft het in 1902 over de vooruitgang dat het drijfwerk in leder en het kleuren ervan de laatste jaren heeft gemaakt. Vrouwelijke kunstenaars zouden daar een beslissende rol in hebben gespeeld. Alexandra Thaulow (1862-1955) – echtgenote van de Noorse schilder Fritz Thaulow (1847-1906) – zou als eerste in Parijs dergelijk werk tentoongesteld hebben en Clara Voortman zou op dat moment als haar gelijke gegolden hebben: “Plus récemment, Mme Clara Voortman se montra la digne émule de l’artiste norwégienne.”118 In het vorige citaat had men het ook over “le coffret qu’ils rehaussent”. Het gaat hier om kistjes die met houtsnijwerk versierd werden en vervolgens met leder bedekt werden. Éen van de overgeleverde kistjes van Clara Voortman is
onafgewerkt, waardoor we een idee krijgen van het werkprocedé. Op de voorkant en de zijkanten van het kistje is te zien hoe de tekening in potlood met weinig detail is aangebracht. Op de achterkant en vooral op het deksel is de
151
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 152
tekening al in reliëf uitgewerkt. Net zoals bij het lederwerk zijn opnieuw florale motieven aangebracht die erg gedetailleerd zijn uitgewerkt en een ruimtelijke indruk geven. Op één van de oude foto’s zijn verschillende afgewerkte kistjes te zien waarbij eveneens voor vegetatieve motieven is gekozen. Het vlinder- of bladvormig sluitwerk komt op meerdere kistjes terug. Kranten- en tijdschriftenartikels brengen Clara Voortmans sierkunsten vooral onder de aandacht omwille van deze lederbewerkingen. Een artikel dat specifiek ingaat op haar bronswerk, is in de doorgenomen tijdschriften niet teruggevonden. In de catalogi van tentoonstellingen met toegepaste kunst zijn het eveneens vooral die lederbewerkingen die naar voor komen. Slechts één keer – op de wereldtentoonstelling van 1913 – wordt specifiek naar een bronswerk verwezen, namelijk naar een ‘bronzen schotel’.119 In krantenartikels over de tentoonstelling van 1902 in Turijn en de documenten van de tentoonstelling van de Cercle Artistique naar aanleiding daarvan, wordt slechts vaag verwezen naar ‘(objets en) bronze(s)’, naast ‘cuirs incisés et repoussés’.120 Tenslotte komt het bronswerk terloops aan bod in haar overlijdensberichten en in een kritiek over de retrospectieve tentoonstelling in 1928, waar telkens gezegd wordt dat ze ‘petits bronzes’ maakte.121 Van de voornoemde expositie in Turijn bestaat een foto waarop een door architect Oscar Van De Voorde (1871-1938) ingerichte stijlkamer te zien is. Op de kast in die ruimte is de vage vorm van één van Clara Voortmans bronswerkjes zichtbaar.122 Het gaat om een tafelbelletje in de vorm van een kikker. Van dit werk zijn twee versies bekend: het ene bevindt zich in een privéverzameling, het andere in de reserves van het Designmuseum te Gent. Het beeldje is op de steen voluit gesigneerd met ‘Clara Voortman’. Op de achterzijde van de steen is het merk van de bronsgieterij te zien: “J. Petermann” en daaronder “Bruxelles”. Aan de hand van dat merk kan het beeldje gedateerd worden tussen 1891 en 1900.123 Kikkers kwamen meermaals voor in Clara Voortmans bronswerk. Zeer origineel is bijvoorbeeld de bronzen schotel waar een kikker half onder water wordt weergegeven. De vorm van de schotel gelijkt bovendien op een waterlelieblad, in overeenstemming met het thema. Het kopje van de kikker steekt boven het water uit en is iets harder aangezet dan wat zich onderwater bevindt. De poten zijn ver uitgestrekt waardoor de zwembeweging van de kikker onder de aandacht gebracht wordt. Een gelijkaardige aandacht voor de anatomie van amfibieën is ook te vinden in een ander bronswerkje waar twee hagedissen een schaaltje volledig lijken in te palmen.124
152
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 153
“…CETTE ARTISTE, PARFAITEMENT DOUÉE” Publieke erkenning De ‘bronzen schotel’ waar Clara Voortman op de wereldtentoonstelling van 1913 te Gent mee tentoonstelde was hoogstwaarschijnlijk te vergelijken met de werken die hierboven zijn aangehaald126. Omdat ze toen zelf in de jury zetelde, kon ze volgens het reglement niet meedingen naar een prijs voor haar werk in de toegepaste kunsten127. Hierdoor blijft het moeilijk om een idee te krijgen van de contemporaine appreciatie van haar bronswerk. Op de tentoonstelling van Turijn in 1902 was het bronswerk wel vertegenwoordigd, maar opnieuw bracht de pers enkel de lederbewerking onder de aandacht. Clara Voortman maakte toen deel uit van een succesvolle Belgische delegatie die meermaals in de prijzen viel: “Le jury international des récompenses vient de confirmer d'une façon éclatante le succès de la Belgique à l'Exposition des arts décoratifs modernes de Turin.”128 De hoogste onderscheidingen gingen toen naar onder meer Victor Horta (1861-1947), Philippe Wolfers (1858-1929) en Rhodolphe Wytsman (1860-1927). Ook gouden en zilveren medailles werden aan de Belgische kunstenaars uitgedeeld. Tenslotte waren er de ‘Diplômes de mérite’ waarvan een groter aantal werd toegekend. Naast Clara Voortman kregen onder meer Jenny Lorrain (1876-1943) en Juliette Wytsman (1866-1923) deze onderscheiding129. Op de ‘Exposition Internationale des Arts de la Mode Féminine’ van 1904 in Oostende was Clara Voortman eveneens met werk in de toegepaste kunsten aanwezig en kreeg zij daarvoor zelfs de eerste prijs toegekend. Ze was er tevens jurylid voor de beeldende kunsten130. Ook op de wereldtentoonstelling van Milaan in 1906 kreeg ze meer dan slechts een onderscheiding: een zilveren medaille.131 Tenslotte werd ze één keer erkend om haar beeldend œuvre, namelijk met het werk ‘Après le déjeuner’, en dan nog wel op de wereldtentoonstelling van 1910 te Brussel132. Net als Jenny Montigny (1875-1937), Paul Leduc (1876-1943) en enkele anderen kreeg ze een bronzen medaille.133 Naast de reeds vermelde tentoonstellingen werd Clara Voortman nog een aantal keer als jurylid teruggevonden. Net als in 1904 in Oostende, zetelde zij in 1916 als jurylid voor de sectie Schone Kunsten, namelijk op de tentoonstelling van Nijverheid en Kunsten, samen met vier mannelijke collega’s, onder wie de landschapsschilder Rodolphe De Saegher (1871-1941).134 Daarnaast werd zij nog tweemaal als jurylid voor de toegepaste kunsten gevonden bij de wedstrijden van de Gentse Chambre Syndicale Provinciale des Arts Industriels.135
153
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 154
De prijzen die zij kreeg, haar jurylidmaatschap en de werken die in musea terecht kwamen wijzen allen op een vorm van erkenning. Op vlak van de beeldende kunsten deed dit zich eerder op nationaal vlak voor: een bronzen medaille op de wereldtentoonstelling van 1910 te Brussel en een œuvre dat enkel in Belgische musea te vinden is. Met haar werk in de toegepaste kunsten daarentegen deed ze meerdere grootschalige buitenlandse tentoonstellingen aan en viel ze ook vaker in de prijzen. Clara Voortman werd bovendien ook – los van enige tentoonstelling - erkend voor haar kunstenaarschap in het algemeen: “(…) elle a été un peintre de talent, que le Gouvernement a d’ailleurs récompensé il y a deux ans par l’Ordre de la Couronne, (…)”136 Op haar overlijdensbrief wordt deze benoeming gespecificeerd: ‘Chevalier de l’Ordre de la Couronne’.137 Clara Voortmans kunstenaarschap werd bekroond met deze benoeming toen zij ca. 71 jaar oud was, een jaar nadat zij voor de laatste keer tentoongesteld had in de Cercle Artistique, waar het Gentse publiek de evolutie en de ontwikkeling van haar kunstenaarschap van bij het begin had kunnen volgen.
Clara Voortman vandaag “(…) De Menton nous parvient la nouvelle de la mort, après quelques jours de maladie, de Madame Jules Voortman. Elle causera à Gand, dans tous les milieux, une douloureuse impression. (…) Dans le monde des artistes aussi, ira à elle aujourd’hui une pensée émue. (…)”138 Bekend als ze was in haar eigen tijd, des te onbekender lijkt Clara Voortman nu te zijn. Zowel het arbeidersmilieu als de mondaine wereld, zowel de Gentse middens als de Kempense plattelandsbevolking en natuurlijk ook de kunstwereld, werden getroffen door het heengaan van deze vrouw. Zij stond zowel omwille van haar persoon als omwille van haar kunstenaarschap bekend, en dit laatste werd als een serieuze toewijding gezien, ondanks dat sommige critici dit toch afdeden als dilettantisme. Haar toewijding aan het kunstenaarschap uitte zich in een veelzijdig œuvre dat aan een continu ritme werd tentoongesteld in zowel binnen- als buitenland. Dit werd door kunstcritici vaak goed onthaald en indien dit gebreken vertoonde werd er toch meermaals op gewezen dat zij vooruitgang boekte en het nog ver zou brengen. De positieve kritiek die zij in haar beginjaren ontving verschilt van de meer uit-
154
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 155
eenlopende meningen die over haar steeds meer diverse œuvre geuit werden in de beginjaren van de twintigste eeuw. Dit lijkt zich enigszins weer te temperen ten tijde van haar individuele tentoonstelling in 1906, wanneer zij in kunstkritieken, net als in de jaren negentig van de negentiende eeuw, opnieuw opvallend als een ‘echte kunstenares’ wordt gezien: “on se trouvait en présence d’une vrai expression d’art”.139 In de laatste jaren dat ze tentoonstelde voldeed haar naam, naast die van anderen, zelfs om een tentoonstelling een bezoek waard te maken: “Ces noms seuls sont garants de la valeur de l’ensemble.”140 Tevens werd zo verwezen naar het niveau dat vrouwelijke kunstenaars in België toen hadden bereikt: “Mme Voortman, nuancée, délicate et harmonieuse; (…). Ces noms seuls suffisent à prouver l’excellence à laquelle est arrivé chez nous l’art plastique féminin.”141 Een dergelijke evolutie werd bij de toegepaste kunsten niet gevonden. Deze kwamen vanaf de eeuwwisseling voor op tentoonstellingen en werden reeds toen unaniem als geslaagd beschouwd. Vandaag de dag is Clara Voortmans kunstenaarschap voor het grote publiek weinig zichtbaar. De drie werken die zich in openbare collecties bevinden zitten allen in de reserves. Enkel haar olieverfschilderij in het Museum voor Schone Kunsten van Gent geniet enige bekendheid omdat het in 1999 op de tentoonstelling ‘Elck zijn Waerom’ werd geëxposeerd, waarbij een breed publiek voor het eerst kennis kon maken met het werk van een groot aantal vrouwelijke kunstenaars uit Nederland en België, die werkzaam waren tussen 1500 en 1950.142 Dit onderzoek getuigt ervan dat dergelijke initiatieven interessante gevolgen hebben voor de aandacht die naar een kunstenares uitgaat. Daarenboven was dit evenement deels de aanleiding voor een tentoonstelling in het Stedelijk Museum van Hoogstraten in 2003, waar Clara Voortmans werk naast dat van Yvonne Serruys (1873-1935) en Jenny Montigny (18751937) geëxposeerd werd143. Rond die tijd ging in het Eindhovense Museum Kempenland de tentoonstelling ‘Tussen de boeren op het platteland’ door, waar Clara Voortman eveneens vertegenwoordigd was, dit keer met fotografisch werk.144 Een belangrijke bijkomende reden voor haar relatieve onbekendheid vandaag is dat de werken die hier besproken werden – uitgezonderd de drie werken in museale collecties – zich allen in privéverzamelingen bevinden. Alexia Creusen gaf in haar onderzoek naar vrouwelijke kunstenaars in België reeds aan dat er weinig visuele bronnen waren om het œuvre van Clara Voortman te bestuderen.145 In deze uiteenzetting zijn enkele van Clara Voortmans meest opvallende werken aan bod gekomen zodat het publiek kennis kon maken met deze kunstenares. Bovendien werden deze gekoppeld aan haar levensloop waardoor een belangrijke stap is gezet om deze vrouw
155
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 156
opnieuw zichtbaar te maken voor het hedendaagse publiek en haar een plaats in de (kunst)geschiedenis toe te kennen. Caroline D’Hondt
Naar: Clara Voortman-Dobbelaere (Gent, 1853 - Menton, 1926). Een burgerlijk leven in artistieke kringen vereeuwigd via houtskool- en pasteltekeningen, olieverfschilderijen en sierkunsten (onuitg. licentiaatsverhandeling), Gent, Universiteit Gent, Faculteit Letteren en Wijsbegeerte, 2012.
NOTEN 85 86 87
88
89
90 91
92
93 94
95
96
97 98 99
100 101
M.B. ‘À Anvers – Salle Verlat’ in: La Flandre Libérale, 25 november 1906, p. 3. FANNY P. (25 november 1906), pp. 60-61. M.B., ‘Exposition des œuvres de Mme C. Voortman et de M. Armand heins’ in: La Flandre Libérale, 28 december 1911, p. 1. A.D., ‘Exposition Mme Voortman et A. Heins’ [archiefstuk], 25 december 1911, bewaard in: Gent, Universiteitsbibliotheek, Fonds De Smet, BHSL.HS.III.0016, Vermeersch-Vuerchoz: Voortman; M.B., ‘Exposition des œuvres de Mme C. Voortman et de M. Armand heins’ (28 december 1911), p. 1; N.N., ‘Les expositions’ (14 januari 1912), p. 122. A.D., ‘Exposition Mme Voortman et A. Heins’ [archiefstuk Fonds De Smet] (25 december 1911). N.N., ‘Les expositions’ (14 januari 1912), p. 122. A.D., ‘Exposition Mme Voortman et A. Heins’ [archiefstuk Fonds De Smet] (25 december 1911). N.N., Uitnodiging 1911 [CAL, archiefstuk], bewaard in: Gent, Universiteitsbibliotheek, Fonds Vliegende Bladen, VLBL.HFI.C.53, C.053.10: IC61(14)-281; N.N., ‘Les expositions’ (14 januari 1912), p. 122. N.N., ‘Petite chronique’ in: L’Art Moderne, jg. 32, nr. 2, 14 januari 1912, p. 14. Anna De Weert, Mijn atelier in juni, 1909-1910, olieverf op doek, 81 x 121cm, Gent, Museum voor Schone Kunsten, inv. 1912-B; Georges Jules Etienne Guequier, In het voorbijgaan, 1911, olieverf op doek, 202 x 100,6cm, Gent, Museum voor Schone Kunsten, inv. 1912-A. N.N., Stad Gent [Brief aan MSKG, archiefstuk], 23 december 1911, bewaard in: Gent, Stadsarchief, Reeks XIX, Schone Kunsten, 7, 1/36. N.N., Commissie Museum [Brief aan College van burgemeester en schepenen Gent, archiefstuk], 14 januari 1912, bewaard in: Gent, Stadsarchief, Reeks XIX, Schone Kunsten, 7, 1/36. P.V., ‘Exposition Retrospective’ [archiefstuk Fonds De Smet] (25 februari 1928). A.D., ‘Mme Clara Voortman’ (12 maart 1893), p. 245. N.N., Catalogue de la huitième exposition de La Libre Esthétique à Bruxelles du 1er au 31 mars, Brussel, La Libre Esthétique, 1901. N.N., ‘Turin’ in: La Fédération Artistique, jg. 29, nr. 19, 16 februari 1902, p. 151. N.N., Catalogue du salon triennal des beaux-arts [tentoonstellingscatalogus], Brussel, Hall
156
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 157
102
103
104 105 106
107
108 109
110
111
112 113
114 115
116 117
118 119
120
121
du Cinquantenaire, 5 september – 2 november 1903, Brussel, Ferd. Tilbury, 1903, p. 165; CREUSEN A. (2007), p. 83. S., ‘Exposition de Mme De Weerdt, Mlle Robyns, Mme Voortman etc.’ (20 januari 1904), pp. 15-17. DELVIN J., Belang der versierkunst: redevoering uitgesproken den 25 september 1904, Gent, Victor Van Doosselaere, 1906. W., ‘Nécrologie’ (1 april 1926), p. 80. N.N., ‘Mort de Madame Jules Voortman’ (17 april 1926), p. 2. N.N., La chambre syndicale provinciale des arts industriels à Gand, Gent, Van Goethem Siffer, 1904, pp. 17-18; Voor meer informatie over deze vereniging, zie het artikel van S. in La Tribune Artistique (20 juli 1904), pp. 89-90. S., ‘Exposition de la Chambre Syndicale des Arts Industriels’ in : La Tribune Artistique, nr.8, 20 juli 1904, pp. 89-90. S., ‘Exposition de la Chambre Syndicale’ (20 juli 1904), pp. 89-90. F.V., ‘Expositions de A. de Weert, C. Voortman et Leo Jo’ (december 1907), pp. 780-781. In een artikel in het tijdschrift Durendal heeft men het over het ‘waarom’ van deze vereniging en doet men de doelstellingen ervan uit de doeken. Tot dan toe zouden er in België nog geen initiatieven geweest zijn die zich door middel van de toegepaste kunsten om het lot van armere vrouwen bekommerden. Deze vrouwen trachtten rond te komen door zich toe te leggen op de studie van naald- en borduurwerk, leder- en metaalbewerking, etc. De oprichting van ‘l’Art au Foyer’ moest ervoor zorgen dat leden onderricht en morele steun kregen en dat hen de nodige middelen aangereikt werden zodat zij hun werk konden uitvoeren. Om het brede publiek te laten kennis maken met het talent van Belgische vrouwen werd door het Comité van de vereniging eind december van het jaar 1907 een tentoonstelling ingericht in het Beurspaleis te Brussel. Alle tentoongestelde werken werden er te koop aangeboden. N.N., ‘L’Art au Foyer’ in: Durendal, revue catholique d’art et de littérature, jg.14, nr.11, november 1907, pp. 720-721. N.N., ‘Catalogue du salon triennal’ (1903), p. 165; GROOT M., Vrouwen in de vormgeving in Nederland 1880-1940, Rotterdam, Uitgeverij 010, 2007, pp. 324 en 420. LEBLANC C., Art et industrie: les arts décoratifs en Belgique au XIXe siècle, Brussel, Koniklijke musea voor kunst en geschiedenis, 2004, p. 139. N.N., ‘L’Art à Gand’ in: L’Art Moderne, jg. 24, nr. 30, 24 juli 1904, p. 242. BERNARD G. en P. CULOT, De boekband in België in de 19de en 20ste eeuw, Brussel, Bibliotheca Wittockiana, 1985, p. 26; LEBLANC C. (2004), p. 98. BERNARD G. en P. CULOT (1985), p. 26. FIERENS-GEVAERT H., ‘Notes sur l’art décoratif moderne en Belgique – à propos de l’Exposition de Turin’ in: Durendal, revue catholique d’art et de littérature, jg.9, nr.8, augustus 1902, pp. 471-484. W., ‘Nécrologie’ (1 april 1926), p. 80. S., ‘Exposition de Mme De Weerdt, Mlle Robyns, Mme Voortman etc.’ (20 januari 1904), pp. 15-17. N.N., ‘Petite chronique’ in: L’Art Moderne, jg. 22, nr. 39, 28 september 1902, p. 326. N.N., Algemeene wereldtentoonstelling van Gent 1913, Bijzonder ambtelijke catalogus der Belgische afdeeling, Brussel, Weissenbruch, 1913, p. 223. N.N., Aankondiging 1902 [CAL, archiefstuk], bewaard in: Gent, Universiteitsbibliotheek, Fonds Vliegende Bladen, VLBL.HFI.C.53, C.053.05: IC61-141; N.N., ‘Turin’ (16 februari 1902), p. 151. W., ‘Nécrologie’ (1 april 1926), p. 80; P.V., ‘Exposition Retrospective’ [archiefstuk Fonds De Smet] (25 februari 1928).
157
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 158
122
123
124
125 126 127
128 129 130 131 132
133
134 135
136 137 138 139 140 141
FUCHS G. en A. KOCH, L’Exposition internationale des arts décoratifs modernes à Turin, Darmstadt, A. Koch, 1902, p. 256. Deze gieterij wierp zich eind negentiende eeuw op als een belangrijke concurrent van de Brusselse ‘Compagnie des Bronzes’. Ten gevolge van de toename aan publieke opdrachten werd het toen interessant voor ondernemers om kleinere bronsgieterijen op te richten. De gieterij Petermann bestond echter daarvoor al, maar enkel als kopergieterij. Vanaf 1891 stond het bedrijf onder leiding van Jacques Petermann (J. Petermann) en tevens werd het een bronsgieterij. In 1900 nam Alphonse Lemaire de directie op zich en veranderde de onderneming haar naam in ‘Société Nationale des Bronzes’. Uiteindelijk veranderde de naam opnieuw, dit keer in ‘Fonderie Nationale des Bronzes’. Dit werd ook het merk op het bronswerk dat zij goten, vergezeld door ‘ancienne firme Petermann’. LEMAIRE G. e.a., Fabrique d’art: la Compagnie des Bronzes (1854-1979), Brussel, La Fonderie, 2003, pp. 103-104; ENGELEN C. en M. MARX, Archief in beeld: Baterdy, Cie des Bronzes, Fonderie Nationale des Bronzes [tentoonstellingscatalogus], Brussel, AGR, 25 oktober – 21 december 2002, Brussel, Algemeen Rijksarchief, 2002, p. 109. Een bronzen beker met een gelijkaardige hagedis zorgde voor problemen bij de Compagnie des Bronzes. In een brief deed Clara Voortman in 1898 haar beklag omdat werken die eind maart moesten gegoten worden nog steeds niet klaar waren. Ze zou zelfs overwogen hebben haar modellen terug te roepen en zei dat ze door de vertraging reeds verschillende kopers moest teleurstellen: “(…) Je suppose qu’ils sont égarés ou perdus ou que cela ne vous valut pas la peine. En ce cas veuillez m’en retourner les modèles par retour du courrier. J’aviserai à les faire faire ailleurs. J’ai déjà grâce a vos retards perdre plusieurs fois l’occasion de les vendre. (…)” VOORTMAN C. [Brief aan De Coene, archiefstuk], 3 juli 1898, bewaard in: Brussel, Algemeen Rijksarchief, Fonds Compagnie des Bronzes, I272-2667. A.D., ‘Mme Clara Voortman’ (12 maart 1893), p. 245. N.N., ‘Algemeene wereldtentoonstelling van Gent’ (1913), pp. 220 en 223. N.N., Exposition universelle et internationale de Gand en 1913. Commissariat général du Gouvernement. Liste des récompenses décernées aux exposants, Brussel, Lesigne, 1913; pp. 201-205. N.N., ‘L’exposition de Turin’ in: L’Art Moderne, jg. 22, nr. 38, 21 september 1902, p. 317. N.N., ‘L’exposition de Turin’ (21 september 1902), p. 317. VOORTMAN R., Questionnaire concernant Madame Voortman [onuitg. vragenlijst] (s.d.). VOORTMAN R., Questionnaire concernant Madame Voortman [onuitg. vragenlijst] (s.d.). N.N., Exposition universelle et internationale de Bruxelles: Groupe II, Œuvres d’Art modernes, Catalogue générale, Brussel, Ministère des Sciences et des Arts, 1910, p. 94; VOORTMAN R., Questionnaire concernant Madame Voortman [onuitg. vragenlijst] (s.d.). N.N., ‘Exposition Universelle de Bruxelles’ in: L’Art Moderne, jg. 30, nr. 13, 22 oktober 1910; p. 340. M.S., ‘Tentoonstelling van nijverheid en kunst’ in: Vooruit, 18 mei 1916, p. 3. N.N., Jurylijst 1906 [CSPAI, archiefstuk], bewaard in: Gent, Universiteitsbibliotheek, Fonds Vliegende Bladen, VLBL.HFI.C.82, C.082.18: IC112-3, pp. 1 en 3; N.N., Jurylijst 1907 [CSPAI, archiefstuk], bewaard in: Gent, Universiteitsbibliotheek, Fonds Vliegende Bladen, VLBL.HFI.C.82, C.082.19: IC112-8, pp. 1 en 3. W., ‘Nécrologie’ (1 april 1926), p. 80. N.N., ‘Rouwbrief’ [onuitg. brief] (1926). N.N., ‘Mort de Madame Jules Voortman’ (17 april 1926), p. 2. N.N., ‘L’Art à Gand’ (25 maart 1906), p. 96. N.N., ‘Au Cercle Artistique et Littéraire’ in: Gand Artistique, jg. 1, nr. 5, 1 mei 1922, p. 59. DE SMET R., ‘Cercle artistique et littéraire’ in: Gand Artistique, jg.2, Nr.3, 1 maart 1923,
158
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 159
142
143
144
145
pp. 76-77. VAN DER STIGHELEN K. e.a., Elck zijn waerom: vrouwelijke kunstenaars in België en Nederland 1500-1950 [tentoonstellingscatalogus], Antwerpen, Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen, 17 oktober 1999 – 16 januari 2000, Gent, Ludion, 1999, p. 13. Naar aanleiding van deze tentoonstelling verschenen in mei 2003 enkele artikels over de kunstenares en haar omgeving in De Hoogstraatse Maand: ‘Een leven in artistieke kringen – Clara Voortman, een dame ven stand’ (Horsten F.), ‘De ontginning van de gronden – Het verhaal van ooggetuigen’ (Horsten F.) en ‘Kind aan huis bij zes generaties Voortman’ (J.A.F.). THOBEN P., Tussen de boeren op het platteland. Het boerenleven als thema voor kunstschilders en fotografen [tentoonstellingscatalogus], Eindhoven, Museum Kempenland, 12 juli 2003 – 9 november 2003, pp. 8 en 108-110. CREUSEN A., Femmes artistes en Belgique: XIXe et début XXe siècle [onuitg. doctoraatsverhandeling], Luik, ULg, Fac. Letteren, 2003, p. 111.
GENTSE MEMORIEDAGEN: 29-30-31 DECEMBER.
29 December 1577 Willem van Oranje wordt plechtig ingehaald in het Hof van Wacken. Hij verblijft er tot 14 januari 1578.
29 December 1734 Dood van de drukker Cornelis Meyer. Zie Schrans - Zelfdenkers pp. 35-36
29 December 1825 Joseph Van Crombrugghe wordt benoemd tot Burgemeester van Gent.
29 December 1831 Dood van François Hye-Schoutheer. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2009 - N° 5 - pp.366-367
159
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 160
29 December 1862 Dood van Henri Moke. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2013 - N° 1 – p 74
29 December 1867 Inhuldiging van het “Lokaal ter bescherming van de jonge werklieden van de Sint-Annaparochie”.
29 December 1871 Dood van Pieter Jonglas. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2001 - N° 2 - pp. 112-113
29 December 1872 Herderlijke brief van Mgr. Bracq. Banvloek over het nieuw Gemeentekerkhof.
30 December 1796 De Recolletten die in hun klooster geconsigneerd waren, worden samengebracht in de refter waar hen voorlezing gedaan wordt van het decreet waarbij hun Orde afgeschaft wordt. Zij moeten nog dezelfde avond het klooster verlaten.
29 December 1851 Dood van Constant Sloedens. Deze historie- en portretschilder werd hier geboren in 1785. Hij vond dat het onderwijs aan de Academie waardeloos was en had zelf een private kunstschool gesticht in de zaal boven de kapel van het Kinderen Alynshospice waar hij, meestal kosteloos, tal van jongelingen opleidde in de teken- en schilderkunst, het boetseren en de bouwkunde. Die lessen oogstten een enorme bijval, doch de Academie reageerde, viel de arme Sloedens aan, zodat hij bijna al zijn leerlingen verloor. Hij woonde samen met zijn ongetrouwde zuster in de Lange Boomgaardstraat. Hij stierf in de grootste armoede.
160
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 161
31 December 1660 De drie “Triomfanten” worden opgehangen in het Belfort en luiden gezamenlijk.
31 December 1794 De Gentse gijzelaars die door de Fransen overgebracht waren naar Amiens, vieren op gezellige wijze oudejaarsavond, want ‘s anderendaags “liepen er vele met hoofden van groot gewigte en trooniën van bleeke gezigte.”
31 December 1862 Het Klein Begijnhof wordt opgekocht door de Hertog van Arenberg voor de som van 700.000 fr.
31 December 1872 Sluiting van het kerkhof van de De Smetstraat.
31 December 1887 Geboorte van Edgar De Pont. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2006 - N° 5 - p.329
31 December 1893 Geboorte van Hélène Maréchal. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2003 - N°6 - pp.396-397
31 December 1906 Dood van Hippoliet Lippens. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2009 - N° 2 - pp. 140-141
31 December 1938 Verschijning van het laatste nummer van “De Gazette van Gent” als dagblad. Daarna werd het een weekblad.
161
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 162
31 December 1944 Dood van René Ladrière. Deze in zijn tijd gekende folklorist en numismaat was een onderwijzer. Hij werd geboren op 2 januari 1876 in de Rooigemstraat. Hij woonde aanvankelijk in de Gouden Sterstraat, in 1901 in de Vossenstraat en vanaf 1905 in de Rabotstraat. Na bureelbediende te zijn geweest, werd hij als onderwijzer benoemd in Waregem. Wanneer hij een grap vertelden liet hij de actie altijd gebeuren in Waregem, want het was “waar”, gebeurd. Hij beëindigde zijn carrière als onderwijzer in het Instituut Laurent in de Onderstraat.
31 December 1955 Dood van de Roste Wasser. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2010 - N° 1 - pp.63-64
31 December 1984 Einde van het vliegveld van St-Denijs-Westrem.
31 December 2008 Einde van Café “Den Yzer” in de Vlaanderenstraat dat velen met spijt hebben zien verdwijnen. Men zou het kunnen bestempelen als een van die Gentse “ankermonumentjes”, het dateerde immers van 1888. Het kreeg die naam na de Eerste Wereldoorlog omdat dit het lokaal werd van oud-strijders die er hun herinneringen kwamen ophalen en uitwisselen. Het was ook vele jaren het lokaal van de voetbalclub “Racing Gent” en van de “Cercle Royal des Echecs”. Ook kaart- en biljartspelers hadden er hun vaste stek. Weer een stukje oud Gent dat verdwenen is. Hugo Collumbien
162
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 163
Café “Den Ijzer” - 1888-2008.
163
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 164
GENTSE MEMORIEDAGEN: OVERZICHT VAN DE VERSCHIJNINGSDATA
1-2-3 Januari: 4-5-6 Januari: 7-8-9-10 Januari: 11-12-13-14-15 Januari: 16-17-18 Januari: 19-20-21 Januari: 22-23-24-25 Januari: 26-27-28-29 Januari: 30-31 Januari:
G.T. 1993 - N° 6 - p. 360 G.T. 1994 - N° 1 - p. 21 G.T. 1994 - N° 2 - p. 120 G.T. 1994 - N° 3 - p. 182 G.T. 1994 - N° 4 - p. 246 G.T. 1994 - N° 5 - p. 314 G.T. 1994 - N° 6 - p. 368 G.T. 1995 - N°1 - p. 32 G.T. 1995 - N° 2 - p. 100
1 Februari: 2-3 Februari: 4-5 Februari: 6-7-8 Februari: 9-10-11 Februari: 12-13-14-15 Februari: 16-17-18 Februari: 19-20-21-22 Februari: 23-24 Februari: 25-26-27 Februari: 28 Februari:
G.T. 1995 - N° 2 - p. 102 G.T. 1995 - N° 3 - p. 160 G.T. 1995 - N° 4 - p. 230 G.T. 1995 - N° 5 - p. 277 G.T. 1995 - N° 6 - p. 350 G.T. 1996 - N° 1 - p. 30 G.T. 1996 - N° 2 - p. 89 G.T. 1996 - N° 3 - p. 150 G.T. 1996 - N° 4 - p. 217 G.T. 1996 - N° 5 - p. 275 G.T. 1996 - N° 6 - p. 341
1-2-3 Maart: 4-5-6 Maart: 7-8-9-10 Maart: 11-12-13 Maart: 14-15-16-17 Maart: 18-19-20 Maart: 21-22-23 Maart: 24-25-26-27 Maart: 28-29-30-31 Maart:
G.T. 1996 - N° 6 - p. 342 G.T. 1997 - N° 1 - p. 41 G.T. 1997 - N° 2 - p. 87 G.T. 1997 - N° 3 - p. 157 G.T. 1997 - N° 4 - p. 228 G.T. 1997 - N° 5 - p. 283 G.T. 1997 - N° 6 - p. 343 G.T. 1998 : N° 1 - p. 52 G.T. 1998 - N° 2 - p. 89
1-2 April: 3-4-5-6-7 April: 8-9-10-11-12 April:
G.T. 1998 - N° 3 - p. 156 G.T. 1998 - N° 4 - p. 217 G.T. 1998 - N° 5 - p. 258 164
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 165
13-14 April: 15-16 April: 17 April: 18-19 April: 20-21 April: 22-23 April: 24-25 April: 26-27 April: 28-29 April: 30 April:
G.T. 1998 - N° 6 - p. 332 G.T. 1999 - N° 1 - p. 34 G.T. 1999 - N° 2 - p. 105 G.T. 1999 - N° 3 - p. 159 G.T. 1999 - N° 4 - p. 231 G.T. 1999 - N° 5 - p. 290 G.T. 1999 - N° 6 - p. 360 G.T. 2000 - N° 1 - p. 45 G.T. 2000 - N° 2 - p. 108 G.T. 2000 - N° 3 - p. 176
1 Mei: 2-3 Mei: 4 Mei: 5-6 Mei: 7-8 Mei: 9 Mei: 10-11 Mei: 12-13 Mei: 14-15 Mei: 16-17 Mei: 18-19 Mei: 20-21-22 Mei: 23-24 Mei: 25-26-27-28 Mei: 29-30-31 Mei:
G.T. 2000 - N° 3 - p. 180 G.T. 2000 - N° 4 - p. 257 G.T. 2000 - N° 5 - p. 329 G.T. 2000 - N° 6 - p. 394 G.T. 2001 - N° 1 - p. 32 G.T. 2001 - N° 2 - p. 109 G.T. 2001 - N° 3 - p. 174 G.T. 2001 - N° 4 - p. 232 G.T. 2001 - N° 5 - p. 320 G.T. 2001 - N° 6 - p. 388 G.T. 2002 - N° 1 - p. 30 G.T. 2002 - N° 2 - p. 97 G.T. 2002 - N° 3 - p. 151 G.T. 2002 - N° 4 - p. 245 G.T. 2002 - N° 5 - p. 301
1-2-3 Juni: 4-5-6 Juni: 7-8-9-10 Juni: 11-12-13-14-15 Juni: 16-17-18-19 Juni: 20-21-22-23 Juni: 24-25-26-27 Juni: 28-29-30 Juni:
G.T. 2002 - N° 6 - p. 360 G.T. 2003 - N° 1 - p. 30 G.T. 2003 - N° 2 - p. 107 G.T. 2003 - N° 3 - p. 188 G.T. 2003 - N°4 - p. 256 G.T. 2003 - N° 5 - p. 329 G.T. 2003 - N° 6 - p. 393 G.T. 2004 - N° 1 - p. 45
1-2-3-4 Juli: 5 Juli: 6-7 Juli: 8-9-10 Juli:
G.T. 2004 - N° 2 - p. 109 G.T. 2004 - N° 3 - p. 187 G.T. 2004 - N° 4 - p. 255 G.T. 2004 - N° 5 - p. 326
165
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 166
11-12-13 Juli: 14-15-16 Juli: 17-18 Juli: 19-20-21 Juli: 22-23-24 Juli: 25-26-27 Juli: 28-29-30 Juli: 31 Juli:
G.T. 2004 - N° 6 - p. 376 G.T. 2005 - N° 1 - p. 38 G.T. 2005 - N° 2 -p. 116 G.T. 2005 - N° 3 - p. 183 G.T. 2005 - N° 4 - p. 255 G.T. 2005 - N° 5 - p. 340 G.T. 2005 - N° 6 - p. 386 G.T. 2006 - N° 1 - p. 54
1-2 Augustus: 3-4-5-6-7 Augustus: 8-9-10-11 Augustus: 12-13-14 Augustus: 15-16-17-18-19 Augustus: 20-21-22 Augustus: 23-24-25-26 Augustus: 27-28-29 Augustus: 30-31 Augustus:
G.T. 2006 - N° 1 - p. 58 G.T. 2006 - N° 2 - p. 111 G.T. 2006 - N° 3 - p. 190 G.T. 2006 - N° 4 - p. 251 G.T. 2006 - N° 5 - p. 324 G.T. 2006 - N° 6 - p. 381 G.T. 2007 - N° 1 - p. 44 G.T. 2007 - N° 2 - p. 105 G.T. 2007 - N° 3 - p. 173
1-2 September: 3-4-5-6 September: 7-8-9 September: 10-11-12 September: 13-14-15 September: 16-17-18-19 September: 20-21-22-23-24 September: 25-26-27 September: 28-29-30 September:
G.T. 2007 - N° 3 - p. 180 G.T. 2007 - N° 4 - p. 239 G.T. 2007 - N° 5 - p. 312 G.T. 2007 - N° 6 - p. 368 G.T. 2008 - N° 1 - p. 51 G.T. 2008 - N° 2 - p. 110 G.T. 2008 - N° 3 - p. 182 G.T. 2008 - N° 4 - p. 233 G.T. 2008 - N° 5 - p. 322
1 Oktober: 2-3-4-5-6-7- 8 Oktober: 9-10-11-12-13 Oktober: 14-15-16-17-18 Oktober: 19-20-21-22 Oktober: 23-24-25-26 Oktober: 27-28-29-30-31 Oktober:
G.T. 2008 - N° 5 p. 328 G.T. 2008 - N° 6 - p. 381 G.T. 2009 - N°1 - p. 43 G.T. 2009 - N° 2 - p. 135 G.T. 2009 - N° 3 - p. 209 G.T. 2009 - N° 4 - p. 291 G.T. 2009 - N° 5 - p. 364
1-2-3-4-5-6 November: 7-8-9-10-11 November: 12-13-14-15-16 November:
G.T. 2009 - N° 6 - p. 446 G.T. 2010 - N° 1 - p. 59 G.T. 2010 - N° 2 - p. 114
166
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 167
17-18-19-20-21 November: 22-23-24-25 November: 26-27-28-29-30 November:
G.T. 2010 - N° 3 - p. 209 G.T. 2010 - N° 4 - p. 304 G.T. 2010 - N° 5 - p. 398
1 December: 2 December: 3-4 December: 5-6-7 December: 8 December: 8-9-10 December: 11-12-13-14-15 December: 16-17-18-19 December: 20-21-22-23 December: 24-25-26 December: 27-28 December: 29-30-31 December:
G.T. 2011 - N° 1 - p. 82 G.T. 2011 - N° 2 - p. 167 G.T. 2011 - N° 3 - p. 270 G.T. 2011 - N° 4 - p. 352 G.T. 2011 - N° 5 - p. 455 G.T. 2012 - N° 1 - p. 41 G.T. 2012 - N° 2 - p. 153 G.T. 2012 - N° 3 - p. 240 G.T. 2012 - N° 4 - p. 337 G.T. 2012 - N° 5 - p. 439 G.T. 2013 - N° 1 - p. 67 G.T. 2013 - N° 2 - p. 159
167
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 168
VERGETEN GENTSE SCHRIJVERS (EN KUNSTENAARS): POL DE WITTE (GENT 1848 - GENT 1929)
Pol De Witte is in 1986 plotseling bekend geworden met de publicatie van Alles is omgekeerd, zijn tot dan, onuitgegeven herinneringen. Maar een eeuw eerder had hij een belangrijke rol gespeeld in de Gentse Socialistische Werkersbeweging en als auteur van De geschiedenis van Vooruit furore gemaakt... en dat wist niemand meer. Polydoor De Witte is geboren in 1848 in de Kalkstraat in de buurt van het grote en beruchte beluik Batavia (Rozier). Zijn vader Jean Baptiste was katoenspinner, net als zijn vrouw. Toen hij 7 jaar was, werd Pol naar de fabriek gestuurd en samen met zijn broer Gust eerder bij zijn grootouders als thuis opgevoed. Zijn grootvader Willem Van Fleteren kon lezen en schrijven en was politiek geïnspireerd. Het beluikhuisje van zijn grootvader werd een politiek "salon" waar de grote figuren uit de arbeiderswereld, zelfs Emile Moyson, langskwamen. Maar na enkele dagen fabriek weigerde Pol daar nog terug te keren en hij liep tot zijn 11 jaar lagere school in het Pakhuis op de Koornmarkt. Daarna werd hij kleermakersleerling bij een oom. Hij ontleende boeken, maatschappijkritische werken, in de liberale uitleenbibliotheek van Willem Rogghé. In die tijd bleek al duidelijk zijn aversie tegen zijn vader en tegen autoritair gezag in het algemeen. Na enkele jaren ging hij aan het werk bij een kleermaker in het centrum van de stad en toen hij 18 was verdiende hij 2 frank per dag. Toen hij 20 was, kwam hij in contact met de arbeidersbeweging en ontmoette hij o.a. Paul Verbauwen, met wie hij zijn leven lang bevriend bleef. Ook kwam hij in contact met de Gentse sectie van de Internationale en daar ontmoette hij Edmond Van Beveren, met wie hij vlug intiem bevriend geraakte en die later zijn schoonbroer zou worden. In 1871 trad hij voor het eerst op als spreker op een meeting van de Internationale. Hij werd medewerker van De Werker. In 1873 vertrok Pol De Witte naar de Verenigde Staten. Als “verkenner”. De mogelijke bedoeling een alternatieve kolonie te stichten was snel verzwonden. De meeste tijd besteedde hij aan het zoeken naar werk als kleermaker. De communistische revolutie-idealen had hij vaarwel gezegd, hij was rijp voor het sociaal-democratisch ideeëngoed van Wilhelm Liebknecht. Begin 1874 keerde hij naar België terug. Terug in Gent raakte hij volop betrokken bij de oprichting van de Vlaamse Socialistische Arbeiderspartij. Het ging de socialisten in die jaren voor de wind en in 1880 werd Vooruit gesticht, waar hij tot 1883 een actief bestuurs-
168
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 169
Pol De Witte - 1848-1929
169
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 170
lid van was. In dat jaar gaf hij zijn ontslag, na disputen met Van Beveren en "leerling-tovenaar" Anseele. In 1894 kreeg hij van Anseele het aanbod redacteur van het dagblad Vooruit te worden. Hij aanvaardde en schreef de hoofdartikels en de polemieken met de pers. In 1896 nam hij definitief ontslag - Pol De Witte verdroeg geen harde autoriteit - maar anoniem stuurde hij regelmatig bijtende brieven naar Recht voor allen, commentaren op o.a. de verkiezingen en de loonpolitiek in de schoenmakerij van Vooruit. In 1898 publiceerde Pol De Witte zijn De geschiedenis van Vooruit en de Gentsche Socialistische Werkersbeweging, in hoofdzaak een virulente aanval tegen E. Anseele, bij een liberaal gekleurde drukker. In hetzelfde jaar verscheen te Brussel ook de Franse vertaling. Een godsgeschenk voor de anti-socialisten en de handels- en nijverheidskringen die een paar honderd exemplaren onder het personeel van hun werkhuizen lieten verdelen. Hoewel de opgang van het socialisme er nauwelijks werd door afgeremd, waren Anseele en Van Beveren door de Wittes houding toch danig geschokt. Voor Pol De Witte waren de bruggen met de socialistische beweging nu definitief opgeblazen. Hij deed nog een poging een sociale roman De droom van Salvator te schrijven, maar vond geen uitgever meer. Daarna schreef hij het toneelstuk Allemansvrienden, dat aanvankelijk door de toneelcommissie van het NTG werd aanvaard, maar uiteindelijk toch niet werd opgevoerd. Tussen 1906 en 1914 verscheen het weekblad De Waarheid en van bij het begin vinden we De Witte terug als kroniekschrijver van twee roddelrubrieken. In 1911 ging het echtpaar De Witte van zijn rente leven. In 1916 werd hij hoofdredacteur van de opnieuw uitgegeven De Waarheid. In 1924 beĂŤindigde Pol De Witte zijn herinneringen Alles is omgekeerd. Hij overleed in 1929 in de Verspeyenstraat en werd op zijn uitdrukkelijk verzoek burgerlijk begraven.
Literatuur Helmut Gaus en Guy Van Schoenbeek, Pol Dewitte, Alles is omgekeerd, nawoord van H. Gaus en G. Van Schoenbeek, 1986.
DaniĂŤl Van Ryssel
170
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 171
HENDRIK DE RUDDER STELT EEN “MENSCHLIEVENDE” DAAD
Gent, 26 januari 1825 Als verzamelaar van Gentse medailles kwam ik onlangs in bezit van twee exemplaren die dateren uit de Hollandse periode van de Belgische geschiedenis en die met elkaar verband houden. Ze betreffen een ‘menschlievende’ daad die een zekere Hendrik de Rudder in 1725 zou gesteld hebben in Gent. Omdat ik wist dat de maatschappij “Tot nut van ’t Algemeen” nog bestaat in Nederland, nam ik eerst met haar contact op om iets meer te weten te komen over Hendrik de Rudder en over de daad die hij had gesteld. Men meldde mij dat van de bewuste periode geen archieven meer bestonden (3). Dan maar gezocht in de “Gazette van Gend”, waarin een schat aan informatie over vroeger te vinden is en zo ook over onze Hendrik de Rudder. In Nr. 1369 van 27 januari 1825 lezen wij: “Gisteren om half dry uren naer middag heeft alhier by den heer van den Daele, eenen grooten winkelier op den Kalanderberg, een beweenelyk ongeluk plaetse gehad door het springen van buskruyd, het welk in het achter-huys, in de Oragnie-straete, bye ene stove gedroogd wordende, vuer gevat heeft, dat achter-huys door den slag heeft doen instorten, en het nevenstaende huys zoo zeer uyt zyn lood heeft geschokt, dat het zal moeten afgebroken worden. Den zoon en den knecht zyn van onder de puynhoop getrokken, dezen laetsten reeds dood, en den zoon, die noch leefde, is in de naest gelegene kamer gedraegen en heeft aldaer den geest gegeven. De vrouwe stond in brand, wanneer eenen voorbygaenden persoon in het huys is geloopen en haer gebluscht heeft. De venster-glazen van de omliggende huyzen zyn ten meerderen deele gebroken, en het dak van eenen der gebueren is opgelicht. De civile en militaire overheden zyn seffens toegeloopen, om alle mogelyke maetregelen te nemen. Dit ongeluk bewyst, dat men geene genoegzaeme voorzorgen kan gebruyken voor het huysvesten van buskruyd, zelf voor die plaetse alwaer men dit gevaerlyk kruyd in bewaeringe legt.” In Nr. 1370 van 31 januari 1825 krijgen we verdere informatie: “Aengaende den ongelukkigen voorval, veroorzaakt door het springen van buskruyd, waer van wy in onze voorige meldinge hebben gedaen, vernemen wy noch de volgende bezonderheden. Hoe het buskruyd vuer genomen heeft, 171
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 172
Medaille 1
4,9 cm, verzilverd brons
Voorzijde: Naar links gekeerde buste van Koning Willem (I) met klimmend omschrift: WILLEM KONING DER NEDERL. G.H. V. LUXEMB.(zie voetnoot 1) Keerzijde: In een mirte- en palmbladerenkrans staat op zeven regels de ingegraveerde tekst VOOR HENDRIK DE RUDDER TER BELOONING VAN EENE MENSCHLIEVENDE DAAD TE GENT OP DEN XXVI JANUARY MDCCCXXV.
kan niemant met zekerheyd vaststellen, doordien de twee tegenwoordig zynde persoonen daer van de slagtoffers zyn; dit is evenwel zeker, dat maer het kleynste gedeelte van het ter hand zynde buskruyd is gesprongen, terwyl er van omtrent de noch brandende puynhopen in den zelven oogenblik dry lynwaede zakken, inhoudende circa 25 nederlandsche ponden, door de heeren van den Eynde, lieutenant van de 17e verdeelinge voetvolk, en H. de Rudder, toeziender van den waterstaet, zyn uytgehaelt en vervolgens nae de hoofdwacht der pompiers beweegt. Het waeren deze heeren, die eerst in huys zyn geloopen en de huysvrouwe van den heer van den Daele gebluscht hebben, waer naer zy onder het gruys zyn gaen zoeken nae de twee slagtoffers van dezen droevigen voorval, die zy met het wezen tegen den grond by elkanderen hebben vinden liggen, den zoon van den heer van den Daele noch eenige teekens van leven gevende; de heeren van den Eynde en de Rudder aen de verzaemelde menigte voor de deure om onderstand vraegende, waeren er maer dry werklieden, die zig aenbooden om in dezen gevaerlyken toestand de hand te leenen, ten eynde den ongelukkigen zoon in eene naestgelegene kamer te brengen. Alsdan is den heer professor Kluyskens geroepen geweest, om zyne hulpmiddelen toe te reyken. In deze omstandigheyd hebben de meergemelde 172
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 173
Medaille 2 4 cm, zilver (zie voetnoot 2) Voorzijde: klimmend omschrift: TOT NUT VAN ’ T ALGEMEEN Minerva (Athena), de godin van de wijsheid, zit in volle wapenuitrusting onder een boom (een oranjeboom ?). Op een tak van de boom zit een uil (de vogel van Minerva). De hand van de godin steunt op haar schild. Achter haar, aan de voet van de boom, ligt een vierkanten rotsblok met een antieke pot er voor. Aan haar voeten liggen twee boeken. Met haar uitgestoken rechterhand geeft zij een boek aan een man die op zijn rechterknie geknield voor haar zit. Op de afslag: Gekroond wapenschild tussen twee takken. Keerzijde: klimmend omschrift: EEREPRYS DER MAATSCHAPPIJ In een eikenkrans (bovenaan open en onderaan gestrikt) staat op acht regels de ingegraveerde tekst: AAN HENDERICK JUDOCUS MARTINUS DE RUDDER DEN 9 DEN AUGUSTUS 1825.
heeren de grootste onbeschroomdheyd en kloekmoedigheyd aen den dag geleyt. Hoe zeer deze menschenvrienden zig in gevaer hebben gestelt zal men lichtelyk konnen beseffen, wanneer men overdenkt dat er op de zelve plaetse van dezen voorval noch eene menigte buskruyd lag, terwyl de kleederen van den knecht noch brandden, en den gevel van het achterhuys boven hun hoofd stond te waggelen, die weynige minuten naerdien instortte. Het is van deze plaetse dat het buskruyd door hun weggehaeld is; den minsten toeval had hun insgelyks onder de puynhoopen konnen begraven, en denkelyk zyn wy aen hunne kloekmoedigheyd verschuldigd grootere onheylen ontkomen te zyn, want ongetwyffeld had het overig buskruyd ook vuergenomen, en alsdan zouden de gevolgen noch schrikkelyker geweest hebben. Als iets bezonders aenmerkt men dat den eenen zoon van den heer van den Daele op eenen lessenaer voor de venster der achterplaetse, alwaer dit ongeluk plaetse had, zat te 173
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 174
schryven met zynen vader nevens hem, beyde schier ongehinderd zyn gebleven, terwyl alles in de kamer beschaedigd is. Zyne Exc. den gouverneur op het eerste gerucht toegeloopen zynde, heeft seffens het huys doorzocht, om zig te verzekeren of er noch buskruyd was. Het is te verhopen dat de edelmoedige daad van de heeren van den Eynde en de Rudder niet verborgen zal blyven aen onzen geliefden monarch en aenspraeke zal hebben op zyne koninglyke vergeldinge.” Dat laatste is dus ook gebeurd: als bewijs de medaille die door Koning Willem aan Hendrik de Rudder (en zeker ook aan Van den Eynde) is toegekend. In de “Gazette van Gend” is echter niets te vinden over het toekennen van een medaille aan hen. Eigenaardig, want er zijn in deze krant zeer veel vermeldingen van prijzen, eretekens en medailles te vinden die werden toegekend aan verdienstelijke personen. Onze Hendrik de Rudder moet ook lid geweest zijn van de maatschappij “Tot nut van ’t algemeen” en heeft van het bestuur van die maatschappij ook een eremedaille gekregen. Deze maatschappij was sedert 1824 te Gent werkzaam, zoals we in de “Gazette van Gend”van maandag 11 oktober 1824 kunnen lezen: “In deze stad (Gent) is ook een departement opgerecht van de societeyt Tot nut van ’t algemeen, waer van de algmeyne administratie tot Amsterdam is.” Willy Rouquart Noten (1) Voluit: Willem Koning der Nederlanden Groot - Hertog van Luxemburg. Deze medaille (zonder de op de keerzijde ingegraveerde tekst) staat beschreven en afgebeeld onder nr. 74 in J. Dirks, Beschrijving der Nederlandsche of op Nederland en Nederlanders betrekking hebbende Penningen, geslagen tusschen November 1813 en November 1863, 3 delen tekst en 5 delen platen, Haarlem 1889-1894. Deze medaille is een werk van de Franse medailleur Auguste-François Michaut (Parijs) van 1816. Deze Michaut werd de officiële medailleur van het hof onder koning Willem (I). (2) De afbeelding van de voorzijde staat niet afgebeeld in J. Dirks,o.c., maar is duidelijk een werk van de Brugse medailleur Fr. De Hondt. (3) De maatschappij “Tot nut van ’t algemeen” is een (Nederlandse)landelijke vereniging met plaatselijke afdelingen (“departementen”), opgericht in 1784, die zich tot doel stelt het welzijn, in de ruimste zin, van individu en gemeenschap te bevorderen. De vereniging streeft naar individuele en maatschappelijke ontplooiing met een zo hoog mogelijk cultureel gehalte. De maatschappij hield en houdt zich bezig met zaken die het algemeen belang dienen, zoals onderwijs, ontwikkeling en maatschappelijke discussies. Ze heeft daarmee een bijdrage geleverd aan de democratisering van Nederland. Van begin af aan heeft de maatschappij zichzelf gezien als een instelling voor volksontwikkeling en dat betekende, zeker 150 jaar lang, voor ontwikkeling van het “lagere volk”, de achtergestelden. (Wikipedia).
174
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 175
UITSLAG VAN DE KWIES 2012
Uit ervaring weten we dat tal van kwiezers en kwiessters met verenigde krachten op zoek gaan naar de oplossing van de jaarlijkse puzzel, maar soms heeft het spreekwoord “L’union fait la farce” het bij het rechte eind. We hopen dat we deze keer met ons Gents broebeltaaltje niet te veel steken hebben laten vallen. Op voorhand onze excuses hiervoor. Hierna volgt dan de enige echte ongekuiste uitslag van de kwies 2012: 1) DE BRUYNE FERDINAND; TEN BOKUM A.-M., Bourdon 18111967, cat. tent Antwerpen Zilvermuseum Sterckshof 1-10/ 8-12-2002, p. 8-14. 2) HELDERBERG(H) JAN-BAPTIST, Cat. tent. Gent 1000 jaar Kunst en Cultuur(Muur-) Schilderkunst, Tekenkunst, Graveerkunst, Beeldhouwkunst, Gent Museum voor Schone Kunsten 1-7/14-9-1975, p. 504, 516. 3) A(E)LGOET LIEVEN, ROERCH A., L’humanisme belge à l’époque de la Renaissance, 2de serie, 1933, p. 11-31; DONCHE P., De diptiek De Schepper-Donche en de portretten van Elisabeth Donsche, in: Handelingen voor het genootschap voor geschiedenis te Brugge, jg. 137, 2000, p. 49; DE VOCHT H., History of the foundation and the rise of the Collegium Trilingue Lovaniense, I, 1951, p. 136-139. 4) MICHIELS “GUST” AUGUSTIN; HEIREMANS M., Art ceramics Pionieers in Flanders 1938-1978, Stuttgart 2006.145-147. 5) PAUWELS ROMBOUT, VANROOSE M., De beeldhouwkunst van de 17de eeuw, in: Cat. tent. Gent 1000 jaar Kunst en Cultuur: (Muur-) Schilderkunst, Tekenkunst, Graveerkunst, Beeldhouwkunst, Gent Museum voor Schone Kunsten 1-7/14-9-1975, p. 501-502. 6) COC(K)X JACQUES; DE DONCKER T., Gentse kunstenaars Eenheid en diversiteit, Sociaaleconomische studie op basis van een prosopografisch onderzoek, Scriptie ingediend ter verwerving van de academische graad van licentiaat in de geschiedenis, Gent, Universiteit, Academiejaar 2006 – 2007, blz. 286-289. 7) VAN OPHEM CHARLES, JANSSENS S., In het openluchtmuseum te Gent de Arteveldestad, Gent 1980, p. 338-340. 8) FIRLEFIJN LEOPOLD, VAN CLEVEN J. – VAN TYGHEM F. – DE WILDE I. – HOOZEE R., Neogotiek in België, Cat. tent. Gent Oudheidkundig Museum van de Bijloke 1-10/31-12-1994, p. 148-149; VANDEPUTTE O. (red.), Gids voor Vlaanderen Toeristische en culturele gids
175
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 176
voor alle steden en dorpen in Vlaanderen, Tielt, 2008, p. 418. 9) HUGHE WILLEM, DECAVELE J. (red.), Gent Apologie van een rebelse stad Geschiedenis – Kunst – Cultuur, Antwerpen, 1989, p. 238, 249. 10) RIJCX MARTINUS, Cat. tent. Gent 1000 jaar Kunst en Cultuur, Architectuur-Keramiek-IJzer, koper en brons- Meubelkunst- Tapijtkunst, Gent Bijloke-Museum 11-7/14-9-1975, blz. 472, cat. nr. 828. 11) LEGRAND JOZEF, http://www.gent.be/eCache/THE/4/159.bGlzdHZpZXc9cGVyc2Jlcmlja HRlbl9hcmNoaWVmJnJlYz0xNTA4NjEmeWVhcj0yMDA5Jm1vbnRo PTQ.html Deze letters vormden samen de naam van de Gentse beeldhouwer JOZEF CANTRé (1890-1957). Het Gents Museum voor Schone Kunsten bezit een aantal werken van deze expressionist, zoals Vaardige vrouw en het Ontwerp voor het grafmonument van de dichter René De Clercq. In het stadsbeeld is hij vertegenwoordigd o.a. met het Standbeeld van Edward Anseele (Frankrijkplein). Zijn borstbeeld van Karel van de Woestijne werd in 1989 ontvreemd in het koning Albert I park en is sindsdien spoorloos. Onder impuls van Arthur de Decker werd in 2009 een kopie naar dit beeld geplaatst aan de laatste woonplaats van de schrijver te Zwijnaarde. Naast beeldhouwer was Jozef Cantré ook een verdienstelijke graficus. Hij was één van “De Vijf”, een groep van grafici die vernieuwing in de Vlaamse xylografie bracht. Voor verdere informatie over deze beeldhouwer verwijzen we u graag naar bladzijde 116 van ons tijdschrift in 2007. Met deze sluiten we onze 26ste uitslag als quizmaster voorbeeldig af. Het beeld gaat uit tot het einde van dit jaar. De driedimensionale quizmaster
Enkele nabeschouwingen Was het een moeilijke quiz? Reken maar, het was weer iets voor superspecialisten. Wij kregen slechts 7 antwoorden binnen: 5 met 1 foutje, 1 met 3 foutjes en 1 volledig correcte, iets wat altijd een zucht van opluchting doet slaken bij onze Quizmaster, want dat is dan toch het bewijs dat hij oplosbaar is.Wij bedoelen de quiz niet de quizmaster. De “crack” die ons in November reeds de correcte oplossing liet geworden was de heer Achiel Van Hecke. Proficiat! Mijnheer Van Hecke. Verder ontvingen wij antwoorden van de mevrouwen Paula D’haen en
176
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 177
Muriel Groosman en de heren Erik Dekeyser, Arthur De Decker, Jos Tavernier en Paul Derycke. Vraag 4 was de hindernis waar 6 paarden niet konden over springen zonder de bovenste balk af te werpen. Het juiste antwoord was Michiels Augustin Heiremans. Bij de gestruikelden was er een zekere unanimiteit: 2 opteerden voor Willy Boschem, 4 voor Pierre Caille.
Enkele bedenkingen van de koene ridders die zich vol vuur in de strijd wierpen. Mevrouw Paula D’haen: Deze maal waren er te weinig gegevens om met de hoofdpersoon te beginnen. Die vond ik slechts door te puzzelen. Maar eind goed, al goed (hoop ik). Veel dank voor uw moeite en het genoegen dat gij ons verschaft. De heer Achiel Van Hecke: Het was weeral een spannend en leerrijk zoeken. Hopelijk tot volgend jaar. De heer Erik Dekeyser: Ik laat mij steeds weer verleiden om mee te doen aan deze tijdrovende puzzel. De moeilijkste vraag was nr. 4: Pierre Caille, ik ben echter niet zeker of dat juist is. De heer Arthur De Decker: Nobody is perfect. Dus zullen we maar door de vingers kijken dat er blijkbaar een zinsdeel is weggevallen in de vraag 10. Dit foutje staat immers niet in de weg om volgende antwoorden her en der te vinden. De heer Jos Tavernier: Volgend jaar zijn wij weer van de partij, wij kijken er al naar uit. Mevrouw Muriel Groosman: Het was terug een leuke kwies. De heer Paul Derycke (Zelzate): Ik zal Pierre de Coubertin maar citeren en in de Olympische geest dat deelnemen belangrijker is dan winnen. De kwies was dan ook aartsmoeilijk en ik vraag mij af welke bolleboos er in geslaagd is alles tot een goed einde te brengen. Maar ik mag terug, ook als nietGentenaar en trouwe lezer van uw tijdschrift vermelden dat uw quiz mij desondanks terug veel plezier heeft opgeleverd en dat ik weer heel wat heb bijgeleerd. Zeker over figuren waarvan ik zelfs nog nooit de naam had gehoord. Ik kijk al uit naar de volgende . De heer Paul Derycke had 3 foutjes, dus op de 11 vragen gaf hij 8 correcte antwoorden. Voor een niet-Gentenaar is dat toch nog altijd een merkwaardige prestatie, helemaal niet beschamend en geen reden om er complexen van te krijgen.
177
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 178
BIBLIOGRAFIE
Bij Lannoo verscheen, van de hand van Annelies Rutten, “Ode aan de Muide”. Het gaat niet zo zeer over de historiek van deze wijk, maar over de situatie vandaag, de ondertitel luidt trouwens “Leven in een oude volkswijk”. De Muide is altijd een speciale wijk geweest die zeer vaak ten onrechte negatief beoordeeld werd. Bij sommigen was het zo iets waar men zijn handen niet vuil wilde aan maken. Het was natuurlijk een volkswijk en het leven aldaar werd volledig bepaald door de haven. Een groot deel van de bevolking bestond uit havenarbeiders die zware arbeid verrichtten, maar nooit zeker waren werk te zullen vinden, ze moesten telkens opnieuw aangeworven worden, lukte dat niet, dan zaten zij zonder werk en zonder inkomen want de “dop” bestond toen nog niet. Een dergelijke situatie is natuurlijk mede verantwoordelijk voor de karaktervorming van de dokwerker. Sommige burgers riskeerden het niet een voet te zetten op de Muide dat ze zo wat beschouwden als een rovershol. Flauwe kul natuurlijk. Die havenarbeiders waren zeker geen fijn uitgedoste heren, sommigen konden den indruk wekken dat het brutale kerels waren en het taaltje dat zij spraken was ook niet van dien aard om de brave burger gerust te stellen, maar misdadigers waren het zeker niet. Men trof er geen rijke burgerhuizen aan, geen geklasseerde monumenten, simpele arbeiderswoningen en armoedige beluiken, maar er was wel een sterk ontwikkeld sociaal contact en een solidariteit die men meestal te vergeefs zal zoeken in de "betere" wijken van de stad. Maar alles evolueert en geleidelijk is een deel van de traditionele bevolking verdwenen en werd zij vervangen door “niet-Muidenaars” die het wel zagen zitten daar te gaan wonen. Het boek gaat voornamelijk over interviews met de mensen die er nu wonen, de “inwijkelingen” zullen we maar zeggen. En wat blijkt? Zij wonen er zeer graag, zijn blij dat zij deze keuze gemaakt hebben en zouden er niet meer weg willen. Bij allen dezelfde motivering: een rustige
178
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 179
gezellige buurt, een aangenaam sociaal contact, geen overdreven verkeersoverlast zoals in het centrum van de stad. Een gevaarlijke buurt? Ga weg, men loopt een groter risico aangevallen te worden in de Veldstraat dan op de Muide. Het is een boek dat veel ongegronde vooroordelen kan wegwerken. Een randbemerking: “Gents” schrijven op een manier die voor iedereen duidelijk is, is een uiterst moeilijke taak. Wel begrijpelijk als men bedenkt dat het rijk Gents dialect zo veel subtiele nuances bevat. In sommige gevallen is er evenwel geen probleem: geen enkele èchte Gentenaar zal spreken van de “MUIDE”, maar van de “MUIJE”. Simpel, niet waar? Waarom schrijft men in dit boek als Gentse uitspraak “Môa”? Hoe spreekt men zo iets uit? Het boek heeft een formaat van grosso modo 22,5 x 27 cm., telt 192 bladzijden en is rijkelijk geïllustreerd met een 200-tal foto’s. Te koop in de boekhandel tegen 39,99 €. Eind verleden jaar verscheen het 49e jaarboek van de “Heemkundige Kring Oost Oudburg:” Het is weer een lezenswaardig boek geworden van niet minder dan 352 bladzijden. Verschillende bijdragen kunnen ook onze lezers interesseren. Zo is er het artikel over de Rietgracht die destijds de grens vormde tussen het Gents Schependom en de omliggende heerlijkheden. Het gebied binnen de grenzen was het “Vrije van Gent.” Iedere Gentenaar heeft wel horen spreken en is vertrouwd met de naam Rietgracht, maar wij vragen ons af of er velen zijn die zich een juist beeld kunnen vormen van de locatie van deze gracht. Wij denken dat er bitter weinig zijn. Dat kan hen trouwens niet kwalijk genomen worden, alles is niet even duidelijk. Om te beginnen de naam al. Gracht? Ja, maar niet overal, ook gewone waterlopen, een stuk droge vestinggracht. Daarbij komt nog dat bepaalde delen van de vestinggracht Rietgracht genoemd werd daar waar ze in feite niets te maken hadden met de functie van “grens”. Dit artikel komt een beetje orde scheppen in de talrijke misvattingen en onjuistheden van dit toch wel zeer interessant onderwerp. Het volledig juiste verhaal zullen wij wellicht nooit kennen, het begon immers vele eeuwen geleden en sedertdien is er veel gebeurd waar wij geen weet van hebben. Wij hebben het nu wel over de “Rietgracht”, maar we hadden evengoed kunnen schrijven “Rijtgracht, Grijtgracht, Grietgracht, Vrijtgracht, Bevrijt-gracht.” Van waar al die verwarrende namen? Voor de origine moeten wij terug naar de 13e eeuw. “Rijt” is afgeleid van het Latijn en betekent simpelweg “gracht, waterloop”. Het gaat dus over een “gracht-gracht”, een mooi pleonasme. In dit artikel krij-
179
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 180
gen wij een zuiverder beeld van deze oude grens. Men vindt er ook interessante en minder gekende gegevens in over het “Gentse Vrije”. Een ander interessant artikel gaat over, voor de meesten, minder bekende gegevens over het “Oorlogsmonument 1914-1918” te St-Amandsberg. Dit beeld vóór het oud Gemeentehuis van St-Amandsberg waar iedereen achteloos voorbijloopt zonder er ook maar iets te weten over het ontstaan ervan. Ook nog een artikeltje over het feit dat de “Broeders van O.L.V. van Lourdes” vanaf 1836 tot 1942 bier brouwden, aanvankelijk voor eigen gebruik, maar vanaf 1861 het ook in de handel brachten. De leden van “De Oost-Oudburg” ontvangen dit jaarboek gratis. Niet-leden van deze kring betalen 23 €, 27 € als het per post moet verstuurd worden. Eventueel bijkomende inlichtingen zijn te bekomen bij de Voorzitter Roger Poelman - Zavelput 14 te 9040 St-Amandsberg. Tel: 0496.71.72.16 H.C.
VRAAG EN ANTWOORD
De heer Alois Goyvaerts (Beveren-Waas) vraagt zich af waar hij documentatie zou kunnen vinden over de vijfvoudige moord gepleegd door Mast en Danneels.
180
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 181
LEZERS SCHRIJVEN ONS
Van Prof. em. A.K. Evrard ontvingen wij volgend schrijven: “In 2015, tweehonderdste verjaring van Willem I’s troonbestijging, wordt de grote weldoener van Gent (universiteit, textielindustrie, kanaal van Terneuzen) herdacht. Met het oprichten van een standbeeld. (Hiertoe is beeldhouwer Guy Ducheyne bezig met een ontwerp). Het project wordt moreel gesteund door een comité van aanbeveling (waarvan hierbij een voorlopig overzicht.) Om de toestemming van het Stadsbestuur te kunnen bekomen dienen we een burgermanifest van meer dan tweeduizend handtekeningen voor te leggen, reeds de helft van dit aantal is bereikt. Mogen wij aan uw vereniging (waarvan ik tussen haakjes beschermend lid ben) vragen op enige manier te willen medehelpen (b.v. door het ondertekenen der petitie). Het project staat volkomen buiten elke politieke kleuring en richt zich tot alle bewuste Gentenaars die hun geschiedenis kennen. Aldus Prof. em. A.K. Evrard, doctor der universiteiten van Gent en Leiden, drager der Orde van de Gentse Draak.
Comité van Aanbeveling voor een WILLEM I - Standbeeld. Ere-Schepen der Haven Sas Van Rouveroy van Nieuwaal. Ere-Gouverneur van Oost-Vlaanderen Prof. em. Dr. Herman Balthazar. Consul-generaal der Nederlanden Philippe Leroy. Ere-Directeur Cultuur Stad Gent Johan Decavele. Universiteitsrector Prof. Dr. Paul Van Cauwenberge. Ere-Rector Prof. em. Ir. Daniël Vandepitte. Decaan der Faculteit Geneeskunde Prof. Dr. Guy Vanderstraeten. Decaan der Faculteit Farmaceutische Wetenschappen Prof. Dr. Stefaan De Smedt. Decaan der Faculteit Diergeneeskunde Prof. Dr. Hubert De Brabander. ANV-Voorzitter, oud-minister Paul Van Grembergen. Ere-Schepen van Onderwijs Meester Piet Van Eeckhaut. Ere-Senator Tony Van Parys. Renaat Roels (Lodewijk de Raet Stichting). Luk Lekens (Vlaamse Toeristenbond). Prof. em. Dr. Stefaan Lievens. Prof. Dr. Mathias Storme.
181
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 182
Dr. Piet Jongbloet (Vlaams Geneesherenverbond). Volksvertegenwoordiger Siegfried Bracke. Ere-Senator Oswald Van Ooteghem. Ere-Senator Wilfried Aers. Voorzitster Overlegcomité Vlaamse verenigingen Huguette Ingelaere + Ere-Hoofdbestuurslid VTB Andries De Schepper + Pater Van Wassenhove (Gentse Dominicanen). Honderdjarige publicist Daniël Merlevede. Ria Goossenaerts (Algemeen Nederlands Verbond). Ere-Opperdekenin der Gentse Gebuurtedekenijen Apotheker Albertina Evrard + Historicus Dr. Paul Kongs. Voordrachtkunstenaar Jo Decaluwé. Gemeentebestuur van Evergem (Kanaalzone). Marnix-Ring Voorzitter Hubert De Sadeleer. Germaan Van Verdeghem (Orde van den Prince). Herman De Mulder, Vlaamse Volksbeweging en Gentse Vereniging De Draak. Michel Gobeyn - VLAS (Vlaamse Actieve Senioren). Uitbreiding met nog ander personaliteiten blijft uiteraard mogelijk. Correspondentie-adressen: Citadellaan 56 - 9000 Gent en Meersstraat 88 9000 Gent. Personen die deze aan te bevelen actie willen ondersteunen kunnen dit doen door de petitielijst te ondertekenen die ook aanwezig is in het Documentatiecentrum. Om geldig te zijn moet de ondertekenaar-ondertekenaarster minimum16 jaar zijn en inwoner van Groot-Gent.
182
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 183
Dit borstbeeld van Willem I dat in 1828 gemaakt werd door Philippe Parmentier zal min of meer als model staan voor het standbeedl.
183
Binnenwerk_maart_april_2013_September binnenwerk OK 5.0 17/04/13 10:54 Pagina 184
Lue Devriese schrijft: dank zij een tip van André Verbeke komen we nog een mooie en interessante afbeelding op het spoor van het Engelse Nonnenklooster op Sint-Pieters beschreven in G.T. 2013, nr. 1. Het betreft een pentekening van Jan Baptist de Noter, gedateerd 1808, bewaard in de “Atlas Goetghebuer” (L21/1b) van het Gentse stadsarchief. Hierbij reproduceren we een gedeelte van de tekening. Een gelijkaardige, niet gedateerde voorstelling door J. C. Cogels wordt in dezelfde collectie bewaard onder het nummer
L21/6 en staat weergegeven in Deseyn, G. Bouwen voor de Industrie, Gent, 1989, p.142. Bijzonder aan beide afbeeldingen is dat boven op het toen tot fabriek omgevormde kloostergebouw een windmolentje te zien is. De initiatiefnemer was Joseph Fryson, loodwitfabrikant, in die tijd eigenaar van het gebouw. De fabriek werkte toen op windkracht in afwachting wellicht dat er een stoommachine zou geïnstalleerd worden. De voor die machine noodzakelijke schouw is goed te zien op een van de afbeeldingen gepubliceerd bij het artikel.
184
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 185
GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring Gent V.Z.W. 42e jaargang nr. 3 mei - juni 2013
Inhoud - Erik De Keukeleire: 100 jaar geleden: Expo 1913. Deel 2 (April-Juni). - Louis Van Biesbroeck: Inventaire Archéologique. Mausoleum van Bisschop Philippe-Erard Vander Noot. - Daniël Van Ryssel: Minder bekende en/of verdwenen locaties in Gent. Tinkstraat: een nachtverblijf voor landlopers. - Luc Devriese: Ghendtsche toestanden: De rivieren van den stede dat schoenste juweel es dat de stede heeft. Deel 2. Waterlopen medisch-bacteriologisch bekeken. - Pierre Kluyskens: Hembyse. - Lieve Vande Casteele: Anne de Laval (Delavaux-De La vaux) Lomme 1625. Gent 1671. Ten oorlog, mythe of ware historie? - Rudy van Elsande: Roger van der Weyden leerling van Hubert Van Eyck te Gent? - Daniël Van Ryssel: Vergeten Gentse schrijvers: Adolphe Barthélémy Dufranne (Gent 1833 - Gent 1858). - Hugo Collumbien: Gentse Memoriedagen: 1-2 Januari. Aanvullingen. - Pierre Van Cleven: Wie bekostigde het Slaphangerstraatje? - Pierre Van Cleven: In welk jaar bracht Koningin Elisabeth een bezoek aan Gent? - Bibliografie. - Vraag en Antwoord.
185
186 206
208
211
211 222
230 251
256 258 266 274 279
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 186
100 JAAR GELEDEN: EXPO 1913 DEEL 2 (APRIL - JUNI)
VOOR U VERZAMELD UIT 31 500 EDITIES VAN DE GAZETTE VAN GENT
26 april 1913 De stedelijke beplantingsdienst heeft ĂŠĂŠn van de pleinen voor de statie GentSint-Pieters in een zeer lieve square veranderd en men werkt naarstig aan het opruimen van overgebleven materialen van het nieuw stedelijk hotel. De statie wordt langs binnen versierd met azalea's en andere planten. De lange gaanderij onder de opgehoogde spoorbaan is bezet met laurierbomen in groene kuipen, die een zeer fraai zicht aanbieden. De kaai langs waar de koninklijke trein om 2 1/2 uur moet aankomen is eveneens met bloemen versierd.
27 april 1913 Een eerste voorbeeld van een Tehuis voor Jonge Meisjes wordt nu gevolgd door de katholieken. Onder de bescherming van de bisschop van Gent en de echtgenote van de gouverneur en het voorzitterschap van gravin de Hemptinne, wordt nu een tweede dergelijke instelling tot stand gebracht. De beide inrichtingen hebben tot doel de jeugdige vreemdelingen die tijdelijk te Gent zullen verblijven, te beschermen tegen de ondernemingen van de gevaarlijke handelaars in blanke slavinnen en alle andere verleidingen en valstrikken.
28 april 1913 Als men aan voortekens mag geloven is de bijval van de Wereldtentoonstelling verzekerd. Hunne Majesteiten en prins Leopold werden verwelkomd door de heren gouverneur, burgemeester, arrondissementscommissaris en generaal van de burgerwacht. Ze reden in de koninklijke berline tussen een dicht opeengepakre menigte naar de hoofdingang van het Feestpaleis, waar zij aan de monumentale trap 186
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 187
ontvangen werden door de heren voorzitters van de tentoonstelling Cooreman en Braun, de bestuurders Casier en Coppieters en de Smet de Naeyer en de algemene commissaris Boddaert. Toen zij in de kleine feestzaal verschenen brak een oorverdovend geroep los van Leve de koning! Leve de Koningin! door honderden vertegenwoordigers van de officiële wereld. Men bemerkte er ook priester Fonteyne en priester Daens. Dames in rijke, smaakvolle toiletten waren talrijk aanwezig. Hunne Majesteiten waren vergezeld van de heren de Broqueville, kabinetsoverste en de ministers Hubert en Helleputte. Toen de vorsten en prins Leopold plaats hadden genomen in de gouden zetels op de koninklijke troon trad de heer Cooreman in het kostuum van staatsminister naar voor en sprak de officiële redevoering uit. Daarna nam de heer Callier, voorzitter van de Koninklijke Maatschappij van Tuinbouw en Kruidkunde het woord. De koning antwoordde slechts enige zinnen, op stille toon uitgesproken en daalde met zijn gemalin en zijn zoon de trappen af om een wandeling door de tentoonstelling te doen, steeds links en rechts groetend, om te danken voor de toejuichingen die allerwege opstegen. Na dit bezoek zette de koninklijke stoet zich weer in gang en begaf zich langs het park, de Belvédèrelaan en de Natiënlaan naar het paviljoen van de stad Gent. Aan de drempel sprak de heer burgemeester een Vlaamse rede uit. De koning antwoordde in het Nederlands en zegde hoezeer de koningin en hij belang stellen in de tentoonstelling en de vurigste wensen vormen tot haar wellukken. De kleine juffer Denise Feyerick, het beminnelijk dochtertje van de heer Jacques Feyerick-Braun, heeft de koningin een prachtige tuil orchideeën aangeboden. Alvorens het Prinsenhof te verlaten hebben de koning, de koningin en de prins hun handtekening geplaatst op een bladzijde van het Guldenboek. Het was half zes toen het bezoek ten einde liep en de koninklijke berlines de vorsten door een dichte, juichende volksmenigte terug naar de statie voerden. De hofrijtuigen werden begeleid door eskadrons van de burgerwacht en het leger. Was het Feestpaleis tijdens de dag reeds door duizenden nieuwsgierigen bezocht geworden, de toevloed was ‘s avonds niet minder groot voor het aangekondigde wandelconcert en weldra was de zaal zo stampvol, dat men uit vrees voor beschadiging van de inzendingen de deuren moest sluiten. Dat maakte echter de rekening niet van de ontevreden bezoekers die begonnen te roepen en tenslotte de deuren inbeukten. Alles verliep echter nog betrekke-
187
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 188
lijk kalm. Het concert zelf bekwam veel bijval en trok zich uitmuntend uit de slag. De verlichting van het park liet eerst wat te wensen over maar slaagde daarna op schitterende wijze en was toverachtig schoon.
29 april 1913 Van zondagmorgen rond 8 uur kwamen honderden bezoekers langs de verschillende statiën in onze stad aan. De winketten werden belegerd en op zeker ogenblik was het gedrang zo groot, dat de deuren ingestampt werden en velen zonder inkomgeld in de zaal drongen. De orde werd spoedig hersteld en ‘s namiddags ging de dienst tot iedereens voldoening. Men verzekert ons dat 60 000 personen de Floraliën hebben bezocht. Te beginnen van donderdag zal het park deel uitmaken van de Floraliën en voor het publiek van de Wereldtentoonstelling afgesloten zijn tot aan de Belvédèrelaan. Dit is een gevolg van de menigvuldige misbruiken die werden vastgesteld waarbij bezoekers van het park langs de restaurants in het Feestpaleis kwamen zonder de taks voor de Floraliën te betalen.
30 april 1913 In het Oud-Vlaanderen is een Filippijns Dorp ingericht. De bewoners hebben zelf hun woningen gebouwd. Ze zijn met 60 in getal, mannen, vrouwen en kinderen.
1 mei 1913 Gisternamiddag heeft de heer Henri Crombez, die een brievenpost per aeroplaan wil inrichten,een vlucht boven de tentoonstelling gedaan. Hij steeg op van het Sint-Denijsplein waar zijn loods staat, om na een ronde aldaar terug neer te komen
2 mei 1913 In het park is sedert gisteren de menagerie Bostock geopend. De uitmuntende voorstellingen met tientallen wilde dieren zijn toegankelijk aan de inkomprijs van 1 frank.
188
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 189
3 mei 1913 De 150 Senegalezen waarvan het dorp gebouwd is nabij de stadshofbouwschool zijn gisteren in hun verblijf aangekomen. Het dorp opent morgen en de officiële inhuldiging zal vereerd worden met de tegenwoordigheid van de algemene commissaris van de Franse Koloniën.
4 mei 1913 Teneinde zolang de Wereldfoor duurt de belemmering van het verkeer in de stad te voorkomen en de toegang tot de tentoonstelling voor de vreemde wielrijders en automobilisten te vergemakkelijken, heeft de Automobielclub der Beide Vlaanderen aan de ingangen van de stad opschriften doen plaatsen op geëmailleerde platen, witte letters op blauwe achtergrond, die de kortste weg aanwijzen naar de terreinen. Het woord TENTOONSTELLING staat er op vermeld en een pijl duidt de richting aan.
5 mei 1913 Op de laatste dag van de Floraliën was men verplicht de bezoekers slechts per groepen in de salons van de orchideeën toe te laten, om alle gevaar voor beschadigingen te vermijden. Herhaaldelijk werden de politieagenten en de soldaten die met de ordedienst waren gelast, door de drang van de nieuwsgierigen overrompeld. Uiteindelijk kondigde men even na de middag aan dat de salons gesloten werden tot 2 uur. Dan ging er een gewoel op. Men riep, schuifelde en werd bijna handgemeen met de politie. Men rekent dat meer dan 70 000 personen de Floraliën hebben bezocht. Om een gedachte te geven van de massa vermelden we dat in Gent-Sint-Pieters niet minder dan 15 bijzondere treinen waren aangekondigd tussen 4 en 8 1/2 uur ‘s avonds.
5 mei 1913 De zo belangrijke afdeling van de Franse republiek werd gisteren om 4 uur officieel geopend. Een bijzondere trein uit Parijs bracht een aantal leden van het Algemeen Commissariaat te Gent aan. Om 4 uur vergaderden alle genodigden in het Eresalon van de Franse afdeling. Redevoeringen werden uitgesproken, waarna de gasten de verschillende delen doorwandelden die waarlijk overweldigend zijn.
189
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 190
Reeds herhaaldelijk zijn in de pers klachten opgegaan over de wijze waarop haar vertegenwoordigers worden behandeld. Ondanks onze uitnodiging weigerde gisteren een bediende ons tot het Eresalon toe te laten. Verleden week werden een aantal Gentse dagbladschrijvers niet verwittigd van het bezoek der Hollandse en Duitse confraters, enkele wel. Wat schuilt daar achter?
7 mei 1913 Door de secretaris F. Jansens en de voorzitter Leo Meert van het Vlaams Comiteit werd een schrijven gezonden aan het Uitvoerend Comiteit. “Wij hebben kennis genomen van de verschillende redevoeringen welke bij de opening van de Wereldtentoonstelling werden uitgesproken en drukken onze spijt uit dat artikel 5 van het verdrag van 19 oktober 1912 (In de toespraken zal de Vlaamse taal de plaats krijgen die haar toekomt) door de heer Cooreman werd overtreden. De ontevredenheid in het Vlaamse land is groot en wij verzoeken het Uitvoerend Comiteit zeer beleefd doch dringend, er voor te zorgen dat de tekortkomingen in de mate van het mogelijke bij een volgende gelegenheid tot ieders voldoening zullen worden hersteld.”
9 mei 1913 Op het Plein der Attracties is aan de grote vijver de Water-Chute geopend. De Franse afdeling, het Paviljoen van de stad Parijs en de Hal der Machines zijn toegankelijk. Het Paviljoen van de stad Gent zal officieel geopend worden op 22 mei. Niet minder dan zeven kiosken zijn binnen de Wereldfoor geplaatst: in de Erelaan, aan het Museum van Schone Kunsten, nabij de Duitse afdeling, aan het Hedendaags Dorp, in de Belvédèrelaan en twee langs de wandelplaats aan het Paleis der Schone Kunsten.
13 mei 1913 Gisteravond werd om 9 uur in de Wereldtentoonstelling het eerste vuurwerk afgestoken van op het balkon van de pyloon voor de draadloze telegraaf. Dit bleek echter niet van gevaar ontbloot te zijn. Bij de minste wind werden vuursprankels op de daken van het Paviljoen van Canada en het Koloniaal Paleis gedreven. Op zeker ogenblik vreesde men
190
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 191
zelfs voor brand in het Canadees paviljoen. De bedienden moesten op het dak klauteren om de niet vuurbestendige bedekking met water te begieten en allerwege stond men met branduitdovers gereed. De proef heeft aangetoond dat dergelijke evenementen in de nabijheid van paviljoenen uiterst gevaarlijk zijn. Het Uitvoerend Comiteit zal voorzichtig handelen door het bevel te geven, het vuurwerk voortaan op het sportplein te doen afschieten.
14 mei 1913 Bij goed weder zal de koning per automobiel naar de Wereldtentoonstelling komen om het Koloniaal Paleis officieel in te huldigen. Hij zal langs de ingang op de hoek van de Heuvelpoort en de Citadellaan binnenrijden en zich langs het park en de Natiënlaan recht naar het Koloniaal Paleis begeven. Na de inhuldiging zal Z. M. het Paleis der Textielnijverheden bezoeken en rond 5 uur weer naar Brussel vertrekken.
15 mei 1913 Op zaterdag 24 mei zullen om 8 uur ‘s avonds in de grote zaal van het Feestpaleis de koren en het orkest van het Koninklijk Conservatorium van Gent, onder het bestuur van de heer Emiel Mathieu, het oratorium De Schelde uitvoeren, gedicht door Emmanuel Hiel en op muziek gezet door Peter Benoit. Het orkest wordt aangevuld met de beste elementen van de Brusselse kwartetten en de koren van onze drie befaamde zangmaatschappijen de Melomanen, de Verenigde Werklieden en de Mariakring, tezamen een groep van 600 zangers. De soli worden gezongen door mevrouw Hélène Feltesse, dramatische sopraan van de Muntschouwburg, de Vlaamse Opera van Antwerpen en de Grote Schouwburg van Gent. Verder treden op de heren Leo Vander Haeghen, Jozef Verniers, W. Waeyenberghe, Emiel Van Bosch, Arthur Steurbaut en Jan Collignon.
16 mei 1913 Men zou waarlijk zeggen dat sommige personen erop uit zijn de taak van de dagbladschrijvers steeds lastiger te maken. Gisteren begaven wij ons met de uitnodiging van de heer minister van koloniën op zak naar het Koloniaal Paleis. Bij de ontvangst van de koning ging alles goed maar om Z. M. in het Panora-
191
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 192
ma te volgen eiste men een tweede kaart die niet iedereen had ontvangen. Eerst na lang aandringen liet men de dagbladschrijvers door. Bij de opening van de textielafdeling gebeurde hetzelfde. Daar was het een soldaat die enige leden wilde beletten, waarop de heer Feyerick zelf tussenkwam. Wanneer zal het Algemeen Bestuur er eens voor zorgen dat de perskaart haar volledige en noodzakelijke rechten bekomt? Terwijl een dicht opeengepakte menigte in de Erelaan zich aan het Paleis der Textielnijverheden bevond, maakten enige pick-pockets er gebruik van om hun stieltje uit te oefenen. De politie en de bedienden van de Wereldfoor waren zo gelukkig vijf van die behendige dieven te snappen. Ze waren allen als heren gekleed. Op het Plein der Attracties in het park verheft zich op korte afstand van het Feestpaleis de Scenic Railway, een soort Montagne Russe. Om 8 uur ‘s avonds reeds had de opening plaats. Met het prachtig weder was er een massa volk in het park en de Scenic maakte goede zaken. Plotseling hoorde men een geweldige slag, gevolgd door een vervaarlijk geschreeuw. Eén der wagonnetjes waarin het volk plaatsneemt was uit de sporen gesprongen en de zes inzittenden werden met een ongehoord geweld tegen het houten baanvak geworpen. Alle zes werden gewond, twee ernstig en vier minder zwaar. Tijdens zijn overbrenging naar het gasthuis overleed de 50-jarige Georges Miller, Engelse onderdaan, tijdelijk woonachtig in de Galglaan n° 33, bediende van de Scenic. De ongelukkige werd tegen een paal geslingerd. Rond 10 uur ‘s avonds werd de heer adjunct-commissaris Weyn, die de nachtdienst in de tentoonstelling verzorgt, door één van zijn manschappen verwittigd en spoedde zich onmiddellijk per velo ter plaatse. Aan de Scenic Railway stond het zwart van het volk en het ging er tamelijk rumoerig aan toe. Het scheen of de menigte de instelling wou binnendringen. De politie had veel moeite om achter de ware toedracht van de zaak te komen. De lieden van de Scenic toonden zich erg gesloten. De heer De Bie, substituut van de procureur des konings, deed een onderzoek waaruit het volgende bleek. Om 9 uur 45 werden van de hoogte waarop de menigte die een reisje wilde maken toegang hebben twee wagonnetjes afgelaten, elk met vijf personen bemand. Deze rolden met grote snelheid de sterke helling af, om daarna een 29 meter hoge glooiing op te lopen. Op de glooiing is een kabel aangebracht die voor doel heeft de wagonnetjes
192
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 193
behulpzaam te zijn bij het opwaarts gaan. Onderaan de rijtuigjes zijn een soort mechanische klauwen bevestigd, die de kabel grijpen en zo de wagentjes vastklampen die opgetrokken dienen te worden. Toen ze op een paar meter van het toppunt gekomen waren losten plotseling de klauwen door een oorzaak die men niet kent. De kabel draaide los en de wagonnetjes die van hun houvast waren losgeraakt vlogen pijlsnel achterwaarts de helling af, onder het geschreeuw van de tien inzittenden en de menigte die ooggetuige was van het voorval. Een Engelse bediende van de Scenic stond onderaan de helling. Toen hij de rijtuigjes in wilde vaart naar beneden zag komen verloor de man zijn zinnen en sprong toe, waarschijnlijk met het inzicht ze tegen te houden. De ongelukkige kreeg een verschrikkelijke slag, vloog tegen de borstwering aan die doorbrak en stortte in de diepte. Hij werd in erbarmelijke toestand opgenomen, per auto weggevoerd en overleed kort daarna. De wagonnetjes kregen in de holte tussen de hellingen een allergeweldigste schok. Van een rijtuig werd het ijzeren onderstuk langs de ene kant van het baanvak geslingerd en het houten bovendeel langs de andere. Het tweede rijtuig werd ook deerlijk gehavend. De inzittenden werden met ongemene kracht dooreen geworpen. Een juffrouw van Engelse oorsprong, woonachtig op de Citadellaan, scheen heelhuids aan het ongeluk ontsnapt te zijn en liep onmiddellijk na het voorval naar huis. Later kloeg ze over zulke geweldige pijnen, dat haar familie bij hoogdringendheid een dokter moest ontbieden.
17 mei 1913 Verscheidene nieuwe afdelingen zijn toegankelijk voor het publiek. In het park de Straat van CaĂŻro en het Senegalees Dorp. Op het terrein van de tentoonstelling zelf de hallen van Duitsland, Holland, Engeland en Denemarken. De paviljoenen van de steden Brussel, Antwerpen en Luik zullen aanstaande donderdag om 11 uur ‘s morgens officieel worden ingehuldigd. De magistraten van de verschillende steden zullen vergaderen in het Paviljoen van Antwerpen. Na afloop biedt het gemeentebestuur van Gent de burgemeesters, schepenen en gemeenteraadsleden een feestmaal aan.
18 mei 1913 Gisternacht werd om 1 uur 30 de brandweerpost in de tentoonstelling verwittigd door de brandmelder welke aan de Hal der Machines is geplaatst. De pompiers rukten onmiddellijk uit met hun materieel. Onderwijl was naar de
193
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 194
W HAllel de ll\ Scednn ). n~laist ..~n~l i~he
fo"!u:,:ll"4"h ~r
Th~
Afd~t:llng
J.bth..,Uuug
llallcs or the Eo.:Hsh S~:ctlon
194
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 195
middenkazerne geseind geworden en de hulpauto vertrok dadelijk onder bevel van luitenant Vanderbeken. De brandweer overmeesterde het vernielend element in een klein kwartier. Het vuur was ontstaan in een deel van de plankenvloer van de hal. Een stoomleiding, door enkele vodden omwonden, was door de hitte van de buis aan het smeulen gegaan, in brand gekomen en had zich vervolgens aan de plankenvloer meegedeeld, waarvan een gering gedeelte werd verkoold.
22 mei 1913 Gisteravond is op het Plein der Aantrekkelijkheden een kerel verrast die zich had weten meester te maken van drie kisten chocolade. De man had brokken van dit snoepgoed in zijn zakken en zelfs in zijn kousen gestoken. Het betreft een ontsnapte uit Merksplas. Onder beschuldiging van diefstal in de tentoonstelling werd hij ter beschikking van het gerecht gesteld en opgesloten.
24 mei 1913 Gisteren heeft om 3 uur de opening plaatsgehad van de onderaardse mijn in de bewaarde kazematten van de citadel. Teneinde hun Vlaamse broeders een gedachte te kunnen geven wat een kolenmijn is, heeft het Comiteit der Belgische Steenkolenmijnen heel in het klein maar zo nauwkeurig mogelijk, er één ingericht. Men ziet er het beneden laten van een bak, de machinekamer, de verschillende gangen, de boormachines, de stalling voor de paarden en de bewaarplaats van de ontplofbare stoffen. Ter gelegenheid van de officiële opening waren die vervangen door champagneflessen die talrijk... ontploften!
25 mei 1913 Maandag zal de fanfare van de Weesjongens onder het bestuur van de heer De Roover om 5 uur een concert geven in de wijk Oud-Vlaanderen.
26 mei 1913 Zaterdagavond was er op het eerste Vlaams toonkundig feest in het Feestpaleis vooraf algehele verwarring. Door een spijtig - of gewild - misverstand kon de opvoering van De Schelde niet plaatshebben in de grote zaal, daar die benomen was door het vijfdaagse ruiterfeest. In allerijl diende een podium te worden geïmproviseerd in de kleine zaal.
195
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 196
Gl:::-il¡GAND 1913
196
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 197
Alhoewel behalve door de dagbladen geen ruchtbaarheid aan deze uitvoering was gegeven, stroomde de zaal tegen 8 uur vol en honderden belangstellenden konden niet meer worden toegelaten. De Schelde, gedagtekend van 1867, is een werk dat nog steeds jong en fris gebleven is en zijn ontroerende minnezangen, evenals het koene optreden van de Klauwaerts, de Watergeuzen en de Bosgeuzen, klonken ons even strelend en treffend in de oren als 20 jaar geleden, toen wij het gewrocht voor de laatste maal hoorden. Heel de zaal moest hetzelfde voelen want na het slot van het tweede deel, Wilhelmus van Nassauwen, was de drang onweerstaanbaar en heel de zaal juichte begeesterend het werk en de uitvoering toe. De heer Mathieu mag trots zijn over de uitvoering. Heel de schare zangers en het orkest, door zijn krachtig bestuur meegesleept, verdiende ten volle de toejuichingen die het publiek hen mild toezond. Vooral de talrijke moeilijkheden werden in acht genomen die hun voor de gezamenlijke herhalingen in de weg waren gelegd. Zij hadden slechts één maal over de zaal mogen beschikken!
27 mei 1913 Om 3 uur 40 kwam plots een burger de brandweerpost van de Wereldfoor binnengestormd het de verklaring dat hij brand had bemerkt achter het Paleis van Indië. Op dat moment gingen in de Natiënlaan brandmelders aan het werken. De grote autopomp en de bespannen hulptrein snelden onmiddelijk naar de plaats van het onheil, onder het bevel van de heer adjudant Wille. Ondertussen werd de kazerne telefonisch verwittigd en kort daarna was al het materieel ter plaatse, onder leiding van de bevelhebber Achtergael en de onderluitenant Vanderbeken. Het vuur was inderdaad aan het Indisch Paleis ontstaan, dichtbij de brug van de spoorwegviaduct gelegen. Het was met bliksemsnelheid overgelopen naar het aanpalend Duits drank- en spijshuis Zillertal en in 3 tot 4 minuten tijd vormden beide instellingen enkel één uitgestrekte vuurpoel. Onze brandweer beperkte dus haar pogingen tot het vrijwaren van de naburige gebouwen en voornamelijk het Paleis der Schone Kunsten dat in de onmiddellijke nabijheid is gelegen, slechts van het brandend Indisch gebouw gescheiden door een valse dubbele muur. Na een twintigtal minuten werk slaagden een tiental spuiten er in het vuur te omschrijven. Bij het uitbarsten van de brand deed zich in de Natiënlaan een geweldige schrik voor. Verbruikers, tentoonstellers en bezoekers vluchtten overhaast de brandende inrichtingen uit. Enkele vrouwen vielen zelfs buiten kennis, zo erg waren zij geschrokken bij de roep Brand! of het bemerken van de vlammen
197
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 198
die met een geweldige snelheid om zich heen grepen. Zeker ogenblik vreesde men dat het Paleis der Schone Kunsten mee de prooi der vlammen zou worden. Het dak en de gevels werden onmiddellijk besproeid. Vier zalen werden ontruimd. De schilderijen werden overgebracht naar zalen die verder van de ramp afgelegen zijn. Met de spuiten in het paviljoen bevochtigde men langs binnen de muren die op het brandend perceel uitgaven. Enkele vlammetjes en vuursprokkels werden door een kleine bries meegevoerd naar de overzijde van de Natiënlaan en vielen op de Engelse afdeling neer. Door het bevochtigen van het dak is daar wat waterschade. Van het Paleis van Indië, een soort bazar, het Zillertal en een nog onbetrokken gebouw dat er aan paalde, blijft niets meer over dan wat as. Het bestuur van het Indisch paleis geeft een schade aan van 200 000 frank. De tentoonstellende verkopers hebben maar enkele reeds beschadigde tapijten uit de vlammen kunnen redden. Om 6 uur 20 was alle gevaar geweken. Voorzichtigheidshalve bleef echter een post nog geruime tijd ter plaatse. Onmiddellijk werd een onderzoek ingesteld om de oorzaak van de brand te kennen en dat liet toe ze als volgt vast te stellen. Achter het Zillertal en palend aan het Indisch Paleis was dichtbij de keuken een kleine ruimte welke diende als bergplaats voor de vuilnis van de inrichting. Men heeft de overtuiging dat het vuur op die plaats is ontstaan. Alles is door een Engelse compagnie verzekerd. De politie, onder de bevelen van oppercommissaris Van Wesemael, hulpcommissaris Van Herreweghe en commissaris Piron zag zich verplicht beroep te doen op het leger. Twee piketten van het tweede linieregiment en één van het eerste, samen 200 man sterk, kwamen onder bevel van kolonel Lammers hulp bieden. Sommige bezoekers namen radeloos de vlucht. In de Engelse afdeling vergaten ouders zelfs hun 2-jarig kind dat op een bank ingesluimerd was... Dadelijk ving het opruimen van de puinen aan. Het Uitvoerend Comiteit heeft maatregelen genomen om zo ras mogelijk andere gebouwen te doen oprichten die tot schietbaan zullen dienen.
28 mei 1913 Maandag 2 juni is er om 2 uur 30 de officiële opening van het Paleis der Bouwkunde door de heer minister van wetenschappen en kunst en om 4 uur van het Hedendaags Dorp, onder het voorzitterschap van de heer minister van landbouw. Op 3 juni zal de opening van het Krijgsdiorama geschieden en op
198
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 199
7 juni van het Salon van de Diamant door de heer minister van nijverheid. De inhuldigingen volgen elkander snel op en men mag bepaald hopen dat binnen een paar weken heel de Wereldfoor gereed zal wezen. Donderdag 5 juni komt koning Albert de Franse en Engelse afdeling bezoeken.
30 mei 1913 Aan het politiecommissariaat dat gevestigd is in een bijgebouw van het postbureel, zijn twee adjunct-commissarissen gehecht. De nachtwacht wordt gedaan door 25 manschappen. Ze zijn gewapend met een revolver en hebben ieder een hond. Zij staan altijd op dezelfde post, opdat zij de plaats goed zouden kennen. Nachtronden door 24 gendarmen in burgerkleding versterken nog de dienst. Buiten de afsluiting van de tentoonstelling wordt de wacht uitgeoefend door een brigadier, zes agenten-wielrijders en tien nachtwakers met honden. Het park wordt om middernacht gesloten. In de Erelaan en de NatiĂŤnlaan wordt men na 11 uur niet meer toegelaten. De elektrische verlichting wordt om 11 uur 50 gedoofd en al de gestichten moeten ontruimd worden.
1 juni 1913 De boksmatch Wells - Carpentier, het Europees Kampioenaat voor Zwaargewichten, werd zeer spectaculair beslecht. Te Gent werden 9 200 kaarten verkocht. Samen met de ontvangsten uit de verkooppunten te Parijs, Londen, Brussel en Antwerpen wordt de ontvangst op 250 000 frank geschat. De grote match in het Feestpaleis werd zeer hardnekkige ingezet. In de eerste round bracht Wells Carpentier geweldige borststoten toe, zodat Carpentier weldra ten gronde viel. Hij bleef 9 seconden liggen, om dan krachtdadig te hernemen. In de tweede ronde waren er geweldige aanvallen aan beide kanten, terwijl de strijders echter hun koelbloedigheid behielden. Carpentier ging nog steeds voor enkele stonden ten gronde. In de derde match ontweek Carpentier de aanvallen van Wells en viel nu zelf duchtig aan. In de vierde round bestookte Carpentier Wells met krachtige vuistkampen. Eensklaps trof hij hem in de maagstreek en de Engelse reus viel knock-out ten gronde, waar hij 16 seconden bewegingloos bleef liggen. De overwinning van de Franse kampioen werd fel toegejuicht. Met de luchtvlieger Henri Crombez waren afspraken gemaakt om de fotografische platen van het Sint-Denijsplein naar Brussel over te vliegen.
199
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 200
3 juni 1913 Het Senegalees Dorp, de attractie gevestigd tegen de normaalschool, is voorwaar ĂŠĂŠn der zonderlingste delen van de Wereldtentoonstelling. Al degenen die het bezocht hebben zijn het eens om dat te verklaren. Men ziet daar door de 150 inwoners allerlei streken uitoefenen en het is volstrekt een schouwspel voor families. Men mag er zonder achterdocht met kinderen heen gaan, want voor hun is het nog leerzamer. Het Uitvoerend Comiteit heeft beslist dat degenen die in het bezit zijn van een abonnement als lid van een maatschappij of van een werkersabonnement, maar 50 centiemen ingang zullen betalen om het zo belangrijk dorp te bezoeken.
4 juni 1913 De heer Frederik Van Eeden, letterkundige en bestuurder van het Amsterdamse tijdschrift De Gids, zal donderdag om 3 uur in de grote bovenzaal naast het restaurant Azalea een voordracht geven over de nieuwe Nederlandse dichtkunst.
6 juni 1913 Niettegenstaande het onzeker weder verdrong zich een dichte menigte in de omtrek van de Erekoer voor het koninklijk bezoek aan de Wereldtentoonstelling. Om 10 uur stopte in Gent-Sint-Pieters een trein uit Brussel waar een koninklijke berline aan gekoppeld was. Z. M. stapte het rijtuig uit met zijn gevolg. In de statie ging alles er zeer eenvoudig aan toe. Niet het minste ceremonieel had er plaats. De vorst stapte in zijn prachtige gesloten auto, opzettelijk overgebracht uit Brussel, die hem en zijn gevolg langs de Clementinalaan en de Kortrijksesteenweg naar de monumentale ingang bracht, waar een eredienst was ingericht door de politie. De vorst werd in het Eresalon ontvangen door de heren Jan de Hemptinne, algemene commissaris van de regering en Cooreman en Braun, voorzitters van het Uitvoerend Comiteit. Hij verklaarde zich verrukt over de heerlijke Erekoer. Z. M. ging de hallen van de Belgische afdeling binnen langs het Salon van de Monumentale Kunsten, dat hij officieel opende. Aan zijn omgeving verzocht hij steeds om inlichtingen. Hij kuierde er rond tot de klok middag aanwees. Z. M. verliet de Belgische afdeling en de twee auto’s met de koning, zijn ge-
200
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 201
volg en de heren van het Uitvoerend Comiteit tuften naar de Gemeenteplaats voor een vluchtig bezoek aan de paviljoenen van de steden Brussel, Antwerpen en Luik. In het kleine salon van het Uitvoerend Comiteit zette de koning zich stipt om 12 uur 30 aan tafel om het ontbijt te nuttigen. Enkel vijf disgenoten waren aangezeten. Om 1 uur 15 zette de koning zijn bezoek voort aan de vreemde afdelingen Frankrijk, Engeland, PerziĂŤ, ItaliĂŤ, Holland en Duitsland. Op het ogenblik dat de koning de Franse hal binnentrad overhandigde de heer Marraud, algemene commissaris, een toegenegenheidstelegram van de president der Franse republiek, waarin het Belgisch staatshoofd welkom werd gewenst. Aan de Engelse afdeling juichte een groep Sea-Scouts de vorst geestdriftig toe. Op het ogenblik dat het bezoek aan het Hollands paviljoen op zijn einde liep, kwam er plots beweging onder het volk. Prins Leopold is daar! hoorde men. En inderdaad, vergezeld van de bevelhebber De Groote verscheen de jeugdige prins, op Engelse wijze gekleed en met een matrozenbaret op het hoofd. De hoge gasten vertrokken om 5 uur 40 langs Gent-Sint-Pieters.
8 juni 1913 Een jongeling van 16 jaar oud is in de Wereldtentoonstelling wegens landloperij aangehouden. Het onderzoek bewees dat het ventje vier maanden lang op de terreinen verbleven had, bijna zonder ze te verlaten. Hij was gekleed als schildersgast en soms ging hij langs de Sint-Pieters-Aalststraat in en uit onder het voorwendsel boodschappen te moeten doen voor zijn baas. De knaap leefde intussen van de overschotten die hij vond in de restaurants en koffiehuizen van Oud-Vlaanderen. Hij werd verrast toen hij over de afsluiting klom van de twee huizen die onlangs afbrandden en waar hij in de puinen juwelen of ander goed hoopte te vinden.
9 juni 1913 Het schepencollege zal een toelichting aanbieden om het reglement op de rondleurders te wijzigen. Sedert de opening van de Wereldfoor is er in de wijk van Sint-Pieters-Aalst een ware inval van dergelijke lieden. De Wereldtentoonstelling nadert eindelijk haar voltooiing. In de afdelingen waar men nog achterop is wordt buitengewoon druk gearbeid om toch in de loop van de maand juni gereed te komen, zodat tegen 1 juli alles volkomen in orde zal zijn.
201
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 202
- zondag 15 juni inhuldiging van de afdelingen van Guatemala, Argentinië, Bolivië en Californië; - maandag 16 juni om 3 uur officiële inhuldiging van de Hal der Machines, de afdeling van de kleine werktuigen en het Palais des Lumières; - dinsdag 17 juni opening van de militaire afdeling en de tentoonstelling van de oude kunst in het park; - donderdag 19 juni inhuldiging van het Paleis van Perzië; - zaterdag 21 juni opening van het Paviljoen van Denemarken; - op 28 juni de afdelingen van Japan en Oostenrijk
14 juni 1913 Gisteren is de bronzen beeldgroep die graaf de Lalaing aan de stad heeft geschonken op de plaats van bestemming gebracht, aan de hoek van de Kortrijksesteenweg en de Citadellaan. Men is met de opstelling begonnen. Het is een allegorische groep die De Schelde verbeeldt door een krachtig mansfiguur en De Leie door een bevallig vrouwenbeeld. De bijriviertjes zijn voorgesteld door kindertjes. Het geheel maakt een grootse indruk. Graaf de Lalaing heeft aan onze stad reeds verscheidene giften gedaan, waaronder beeldhouwwerken en schilderijen.
15 juni 1913 Het staat bepaald vast dat we een tweede hofbouwtentoonstelling krijgen, verzorgd door de Van Houtte’s Kring, die voor de vijfjaarlijkse Floraliën niet zal moeten onderdoen. Dit blijkt ten volle uit de bijtredingen en het lijdt geen twijfel meer dat het Feestpaleis van 9 tot 17 augustus andermaal in een reusachtige tuin zal herschapen worden.
16 juni 1913 Op 19 juni zal in het Senegalees Dorp een doop plaatshebben! Ziedaar een zeker niet alledaagse gelegenheid om de zwarten volop in feest te zien. Mamadou Lam is geboren aan boord van de pakketboot Aminal Excelmans die de stam naar de Gentse tentoonstelling overbracht. De doop is voor de Mohammedaan het eerste bedrijf dat hem aan de Islam bindt. De Marabout of opperpriester zal in de moskee van het dorp de plechtigheid leiden. De heer Chonus die de inrichting beheert welke aan het dorp paalt en mevrouw Buchet die veel belang stelt in het kleine zwartje, zullen peter en meter zijn.
202
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 203
17 juni 1913 Gisternamiddag rond 5 uur wilde de heer Lancksweert, contrabassist bij het orkest van de tentoonstelling, op het treintje Decauville stappen om zich naar de kiosk nabij het Paleis van de Congo te begeven. Hij miste de loopplank en geraakte onder de wielen, waardoor hij een voet werd afgereden. De ongelukkige werd dadelijk door de dienst van het Rode Kruis verzorgd. Zijn toestand is ernstig. Ter gelegenheid van de komst van Z. M. de koning te Gent op 22 juni, bereidt het Uitvoerend Comiteit een ophefmakend gala-kunstfeest voor in de grote zaal van het Feestpaleis. Het zal plaatshebben om 9 uur 's avonds. Men zal er de gelegenheid hebben beroemde artiesten toe te juichen, zoals Noté van de Opéra de Paris, Journit, Dubois, Sylvain en Carbelly, ook mevrouw Delma van de Opéra Comique de Paris en mevrouw Sylvain van de Comédie Française. Mejuffer Lea Piron en de heer Meunier, eerste rollen van het ballet van de Opéra de Paris, zijn aangeworven om oude dansen van 1830 uit te voeren. De prijzen der plaatsen zijn derwijze gesteld, dat zij in het bereik vallen van alle beurzen. De duurste bedragen 10 frank, de geringste 50 centiemen.
19 juni 1913 De bewoners van de Kortrijksesteenweg verzoeken de opname van de volgende protestbrief. “Wij vernemen dat ter gelegenheid van de Blijde Intrede van onze koning de te volgen weg gans gewijzigd is geworden en in plaats van langs de brede, koninklijke steenweg te gaan tot aan de grootse ingang, men zinnens is Z. M. te geleiden langs een onbeduidende ingangspoort. Het zou gepaster zijn Z. M. eens de schone hoofdingang en de Erelaan te laten bewonderen. Aldus zou men tevens aan de bevolking de gelegenheid geven hun vorst toe te juichen op een plaats waar ruimte genoeg is voor duizenden toeschouwers.”
22 juni 1913 Het kunstconcert dat gisteren in het Feestpaleis plaats greep had zeer veel volk uitgelokt, niet te verwonderen met het aangekondigd programma. Het orkest speelde met veel samenhang de openingsstukken van Guillaume Tell en
203
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 204
Freischütz. De talrijke schare artiesten die hun medewerking verleenden bekwamen een grote en welverdiende bijval, maar vooral onze gewezen stadsgenoot, de heer Noté, wist de toehoorders in begeestering te brengen. Een jammerlijk feit dreigde op zeker ogenblik het concert te verstoren. Een groep Flaminganten kwam namelijk naast de zaal De Vlaamse Leeuw en De Leeuwen dansen zingen, zo luid, dat het tot in de feestzaal doordrong en de artiesten die aan de beurt waren van hun stuk bracht. Uiteindelijk dreven de aanwezige toezichters de betogers uiteen. Uren tevoren, bij het bezoek van Z. M. de koning aan de stad, had op de Korenmarkt reeds een betoging van de Vlaamse Kringen plaatsgehad. Strooibriefjes werden in de rijtuigen geworpen met de volgende inhoud: “Wij, Vlaamse bevolking, worden behandeld als vreemdelingen in ons eigen land. Als dit zo voortduren zal, waren wij beter nooit van Nederland gescheiden geworden, want dan hadden wij reeds lang een Vlaamse hogeschool en zouden wij als gelijken behandeld zijn geweest. De koning zal van het bestuur van zijn land eisen, dat alle Belgen op dezelfde voet worden behandeld.”
23 juni 1913 Zaterdagavond had rond 8 uur een nieuw ongeluk plaats op de Scenic Railway. Drie wagonnetjes waren aan het rollen, toen voor één daarvan bij het omhoog rijden de kabel niet werkte, zodat het achterwaarts de helling afliep. In de kromming botste het op de andere, waardoor ze alle uit het spoor werden geslingerd. Gegil en wanhoopskreten waren vermengd met het lawaai van de botsing. Seffens werden politiemaatregelen genomen, de dienst van het Rode Kruis verwittigd en de zes gekwetsten ter plaatse verzorgd of naar het lazaret in de tentoonstelling overgebracht. Het parket heeft een onderzoek ingesteld.
27 juni 1913 Met genoegen stellen wij vast dat MAX, de gekende firma van de Gentse foor, er aan gehouden heeft deel te nemen aan het wellukken van de attracties in het park. Op maandag 30 juni zal nog de officiële inhuldiging plaatshebben van de middenpost van het Rode Kruis, afdeling Gent en op zaterdag 5 juli van de afdeling der Verenigde Staten van Amerika.
204
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 205
Die dag zal onze Wereldfoor het bezoek ontvangen van 45 senatoren en 60 volksvertegenwoordigers uit Frankrijk. De inhuldiging van het Paviljoen van Oostende is tot 11 juli uitgesteld.
28 juni 1913 De Flaminganten hebben een plakbrief doen verschijnen over de opstoot die zondag plaats had in de feestzaal van het Hofbouwpaleis, waarbij enkelen onder hen slagen opliepen. Zij zeggen dat zij alleen als teken van protestatie tussen het derde en het vierde nummer van het concert een strofe van De Vlaamse Leeuw wilden aanheffen en daarna de zaal verlaten. De betoging was volgens hun zeggen ingericht omdat het Algemeen Bestuur de uitvoering van het oratorium De Schelde van Peter Benoit had tegengewerkt. Het inrichtingscomiteit van het zevende Vlaams Rechtskundig Congres dat te Gent zal gehouden worden van 20 tot 22 juli verklaart dat de deelnemers aan het congres geenszins solidair zijn met de betoging van zondag laatstleden tijdens het Frans kunstfeest. De heer burgemeester heeft in de zitting van de stedelijke raad mededeling gedaan van het besluit dat het politiereglement op de schouwburgen uitbreidt tot de Wereldtentoonstelling. Aldus wordt het op straf van boete verboden in de lokalen door welkdanige betoging ook, ruststoornis te veroorzaken. Hij voegde er aan toe tot deze maatregel gedwongen te zijn door het jammerlijk voorval dat iedereen kent en zich tijdens het Frans concert voordeed. Aan deze betoging werd teveel belang gehecht en zij is bovendien door alle weldenkende Vlamingen en de Vlaamse drukpers streng veroordeeld geworden. Het ware dus onnodig daar langer over uit te wijden.
ERIK DE KEUKELEIRE Fragmenten uit “De Wereldtentoonstelling van Gent in 1913 - 1896-1920� - 352 pagina’s 2004 - uitgave in eigen beheer.
205
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 206
INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE - FICHE N° 239
Louis Van Biesbroeck stelde in de rubriek “Beeldhouwwerken - St-Baafskathedraal, Absidale kapel van O.L.V. der Engelen - XVIIIe eeuw” in het Frans een fiche op over
Mausoleum van Bisschop Philippe-Erard Vander Noot Het mausoleum van Philippe-Erard Vander Noot, XIIIe Bisschop van Gent is geplaatst als dit van zijn neef Maximiliaan, onder een arcade tussen twee kapellen. Het is samengesteld als dit, uit een sarcofaag in zwarte marmer, bekroond door een groep in witte marmer. Maar zijn artistiek belang is veel minder. De compositie heeft niet de mooie eenvoud als deze van P. Verschaffelt. Dit is zonder twijfel te wijten aan het gebrek aan communicatie tussen de kunstenaars die er aan werkten. Men beweert inderdaad dat het werk uitgevoerd werd door G. Helderberg, De Sutter en J. Boeksent volgens de tekening, van de schilder L. Cnudde. Sommigen beweren zelfs dat P. Verschaffelt eraan zou hebben meegewerkt. In alle geval zijn de fouten en de gekunsteldheid van dit tijdperk zichtbaarder dan in het mausoleum van Verschaffelt, dat trouwens een veertigtal jaren later kwam en reeds veel meer de vooruitgang van het classicisme liet voelen.
206
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 207
Men weet dat De Sutter, J. Boeksent en G. Helderberg alle drie Gentenaars waren. De eerste heeft weinig voortgebracht en is slechts bekend wegens familieverbanden met P. Verschaffelt. Men schrijft hem de figuur van de engel toe die aan de prelaat de groep van de geseling toont. Meer bekend is Jan Boeksent aan wie men de trouwens middelmatige groep toeschrijft. Geboren in 1660 trad hij tot de Orde toe, zich verder wijdend aan de beeldhouwkunst. Hij werkte veel aan de versiering van de O.L.V. St-Pieterskerk met Verschaffelt en Helderberg. Het is aan deze laatste dat men de figuur van de prelaat toeschrijft die half gebogen over de sarcofaag staat . Dit is het beste deel van dit ensemble. Het monument wordt gecompleteerd door de versiering van de rondboog van de arcade die ze verbindt met de bekleding van zwarte en witte marmer van de kapel. Het zijn engeltjes die de figuren van de Passie dragen: het Geloof en de Hoop, de wapens van de bisschop, alsook zijn graad van afstamming van de adel. Op een wit marmeren “draperie” die de sarcofaag gedeeltelijk bedekt kan men dit grafschrift lezen: D.O.M. Memoria Illustmi deac Revmi Dni Dni P.E. vander Noot xiij Epi Gand.
Cf. Kervyn de Volkaersbeke, Les Eglises de Gand, en Edm. Marchal, La Sculpture et les chefsd'oeuvre de l'orfèvrerie belge.
207
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 208
MINDER BEKENDE EN/OF VERDWENEN LOCATIES IN GENT
Tinkstraat: een nachtverblijf voor landlopers
Tink, (Noors: “sild”) zeelt. Haring, vis van de karperfamilie, die leeft op de bodem van stilstaande of weinig stromende wateren. Het woord “tink” staat noch in van Dale, noch in het Gents Woordenboek. De Tinkstraat is gelegen in de wijk Heirnis. Het is een korte verbindingsstraat tussen de Karperstraat en de Snoekstraat. De straat is getrokken in 1886. Ze bestaat hoofdzakelijk uit eenvoudige, kleine burgerhuizen van twee en een halve bouwlaag. Het monumentaal brede huis, nummer 7, werd in 1888 ontworpen en gebouwd door architect Beert Campens fils, als “asile de nuit pour hommes” en in 1891 naar links uitgebreid, nummer 5, met een “asile de nuit pour femmes”. Het nachtverblijf werd gesticht en gebouwd door het Perscomité van Gent. Voorgeschiedenis: De journalisten van de verschillende politieke partijen stonden in de 19e eeuw als vijanden tegenover elkaar. Tot de Wereldtentoonstelling te Antwerpen in 1885 de dwaasheid van dit vooroordeel duidelijk maakte. Dit leidde in 1886 tot de Algemene Belgische Persbond met als doel elkaar meer te waarderen, banden van sympathie te scheppen en de gemeenschappelijke belangen van de dagbladschrijvers te behartigen. In 1888 werd er in het Posthotel een Gentse afdeling van de Persbond opgericht met als vertegenwoordigers Pieter Geirgegat, Joseph Van Hoorde en Charles Verstraete als voorzitter. Nog hetzelfde jaar stichtte de Gentse Persbond een menslievend werk: een nachtverblijf, zoals dat ook in andere steden bestond, om gedurende de wintermaanden kosteloos en tijdelijk (niet meer dan drie dagen) onderdak te verschaffen aan hongerlijdende of dakloze personen zonder bestaansmiddelen. Het nachtverblijf had, net als de Persbond, geen politieke bindingen. Wel een reglement met als slagwoorden: orde, zindelijkheid, zedelijkheid. Slagwoorden die heel ernstig werden genomen, want het eerste wat opviel in het nachtverblijf was de ongemene zuiverheid en orde die overal in het gebouw heerste. Men kon er a.h.w. de vloer likken. Ook de zindelijkheid natuurlijk. De asielzoekers die er kwamen, waren bij hun aankomst niet altijd een voorbeeld van lichamelijke en vestimentaire netheid. Dus kregen ze bij hun 208
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 209
Het nachtverblijf in 1900.
De slaapzaal voor de mannen in 1910.
209
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 210
binnenkomen eerst en vooral een bad en terwijl dat gebeurde werden al hun kleren in de ontsmettingsoven gestoken. Na het bad kreeg de bezoeker in de goed verwarmde eetzaal een versterkende kom soep van groenten en vlees, en een half brood. Om 21 u. iedereen naar bed in de eveneens goed verwarmde grote zaal boven de eetzaal. Twee lange rijen beddenbakken, waarin iedereen recht had op een hoofdkussen en twee dekens. Twee bedienden bewaakten de zaal. Voor de vrouwen waren er kamertjes voorzien. ‘s Morgens kregen ze opnieuw een etensblik soep en een half brood en waren dan vrij weer weg te gaan. In de winter van 1903-1904 ontving het nachtasiel 1.379 mannen, 22 vrouwen en 15 kinderen. Wie waren die mannen? De statistieken zijn bijgehouden en daaruit blijkt dat er 326 werklieden, 296 dagloners, 80 metsers, 167 metsersknapen, 64 wevers, 43 leurders, 36 mijnwerkers, 24 zeelieden, 14 foorreizigers... enz, waren. De overgrote meerderheid was niet-Gentenaar. Vooral Fransen uit Noord-Frankrijk. Dat waren landlopers die de nachtverblijven uitbuitten. Ze sliepen eerst enkele dagen te Kortrijk, daarna trokken ze naar Deinze, vandaar naar Gent, Lokeren, Sint-Niklaas, Antwerpen, Mechelen, Brussel. Toen keerden ze naar Frankrijk terug om een maand later aan een nieuwe “tour de Belgique” te beginnen. De stad Gent en de provincie waren blijkbaar niet erg scheutig om het nachtverblijf te subsidiëren. Een bedrag van 1.000 frank per jaar van de stad en 500 frank van de provincie moest voldoende zijn. De inkomsten moesten dus vooral van giften komen. En die giften kwamen er ook. Van de directie zelf (o.a. Charles Verstraete), van persmensen, bankbeheerders, advocaten, rechters, nijveraars (o.a. Usines Cotonnière Gand-Zele-Tubise), politici (o.a. Société Française de Bienfaisance sous la présidence d'honneur de Monsieur le Ministre de France) parlementsleden, dokters (o.a. medicus en hoogleraar Frans Daels), hoogleraren en hun dames. De voorgevel van het nachtasiel heeft tussen de ramen negen arduinen gedenkplaten hangen, waarop de namen staan van de personen en instellingen die zich als weldoeners van het nachtasiel en de landlopers verdienstelijk hebben gemaakt. Ook werden er algemene oproepen gedaan: “Zeg, als gij iets te veel hebt, menschen, vergeet niet dat wij hier in d'Heirnesse het Nachtverblijf hebben.” Het nachtasiel heeft tijdens W.O. II opgehouden te bestaan. In 1948 werd er de parochiale kring Sint-Antonius in gevestigd. Van de slaapzaal werd een cinemazaal gemaakt; van de refter een feestzaal en van de directeurswoning een cafetaria. Ook de functie van parochiezaal is ondertussen ten einde gelopen. In 2002
210
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 211
werd het gebouw verkocht. In 2004 werd aan het gebouw een nieuwe bestemming gegeven door de verbouwing tot asiledenuit loftproject. Literatuur Bouwen door de eeuwen heen. Inventaris van het cultuurbezit in België. Architectuur. Deel 4 nc. Stad Gent. 19e en 20ste eeuwse stadsuitbreiding, 1982. A. De Decker, Het nachtverblijf in de Tinkstraat, in: 1888 – 1988 Honderd jaar Heirnis, Gent, 1988. Ghendtsche Tydinghen, 17e jg., nr. 2, maart 1988. Gidsenbond van Gent, Wandeling door de Heirniswijk, 1989 Internet. Google.
Daniël Van Ryssel
GHENDTSCHE TOESTANDEN
DE RIVIEREN VAN DER STEDE DAT SCOENSTE JUWEEL ES DAT DE STEDE HEEFT
DEEL 2. WATERLOPEN MEDISCH - BACTERIOLOGISCH BEKEKEN Langs de drassige boorden van de Schelde kronkelt (de cholera) naderbij, in de winteravond, naar dat hoopje hokken daar, en schuifelt als een schaduw onder de deur in de kamer, als een stalleken, van Jozef de glazenmaker. Het moet al wat over negen uur zijn, op de tafel staat in een cirkel licht de olielamp te branden en de klosjes zwenken nog altijd rond in de doolhof van het kantwerkkussen, waarboven het bleek gezichtje hangt van het oudste dochtertje van de vijf, een meisje van een jaar of twaalf. Ze heeft, zo moe, zo voorover gebukt, van de indringer niets bespeurd: ze werkt zonder om- of opzien door, zoals de kinderen bij ons dat gewoon zijn. En ineens begint zij te braken
211
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 212
en te spuwen, een troebel vocht als wei van melk, gedurig en altijd weer, we weten niet waar het vandaan blijft komen; een koude, kouder dan de winter daarbuiten, kruipt over heel haar lichaampje rond, tot aan het zakje van haar hart, hoe wij ook alles bijeenscharrelen om haar radeloos toe te dekken, en ze gaat me daar aan het roepen …ach wat heeft dat meisje van de glazenmaker toen geroepen van de dorst (…) tot zij paarsachtig blauw begint uit te slaan, de nagels worden schoon violet gekleurd, de vingers, heel het lijfje ziet na weinige tijd doodsblauw Uit: Aan de voet van het Belfort, Achilles Mussche, 1935 - 19451. Als beschrijving van vreselijke toestanden kan dat tellen. De meest gevreesde vorm van het ziekteverloop lijkt accuraat getypeerd. Het kan heel snel verlopen. Dat is, in medische termen, de peracute vorm van de ziekte. Je volgt met benepen hart de giftige choleradampen langs de Scheldeoevers, je ‘ziet’ ze als het ware onder deuren binnensluipen... Maar… er is een maar: zo verliep de ziekteverspreiding absoluut niet. In het hiernavolgende wordt gepoogd dat te verhelderen, met het Nieuwpoortje als decor.
Kwade dampen: myasmen De vulecheden in het water vormden een bron van besmettelijke ziekten. Daar was men al heel lang van overtuigd. De 16de-eeuwse bewoners van de Steendam en het Nieuwpoortje, die we in deel 1 aan het woord lieten, deden dat in 1561voluit opschrijven in een processtuk: ze riskeerden door de gebrekkige werking van de stuwen en het ‘stil liggen van de wateren’ infectien, …groote corruptie, ja contagiuese ziecten.2 Niet enkel in het water zelf school gevaar, zo meende men, zelfs niet in de eerste plaats daarin. In de 19de eeuw was de sterk aan invloed winnende medicalisering van het denken over menselijk welzijn en ziekte nog helemaal in de ban van een rampzalige medische dwaalleer: de myasmentheorie uit de antieke geneeskunde. Die schreef het ontstaan van allerhande ziekten toe aan ‘kwade dampen’, myasmen3. Wat de rol van het water betreft: het waren niet de dampen van de vervuilde waterlopen, maar de pathogene bacteriën in het drinkwater die aan de basis lagen van veel onheil. De in de 19de eeuw uit Azië over zee ingevoerde Vibrio cholerae bracht, als ergste en meest typische ‘waterborne’ (uit water voortkomende) ziekteverwekker, epidemieën en individuele ziektegevallen teweeg. De besmetting gebeurde via het drinken of het eten van voedsel, gecontamineerd door fecaal besmet water (verontreinigd door
212
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 213
Afb. 1. De Nieuwpoortwaterloopjes in de 19de eeuw (detail Saurelkaart, anno 1841). Oude Leiearmen vormden drie lussen in en om het Nieuwpoortje: (1) een grote lus aan weerszijden van de Steendam, (2) een middelgrote lus in het Nieuwpoortje zelf (met de ‘Slekke’ als noordelijke tak, in 1841 al gedeeltelijk gedempt, maar nog goed herkenbaar), en (3) een kleine lus (rechts boven) waarover de Kombrug lag.
menselijke uitwerpselen) en niet via inademen van ‘kwade’ dampen. Die myasmenleer betekende in de Grieks - Romeinse Oudheid een revolutionaire verandering, een rationalisering in het denken over infectieuze ziekten. Dat denken werd toen, en nog heel lang nadien, gedomineerd door de meest fantastische voorstellingen van zwarte magie, waarvan het ‘kwade oog’ nog
213
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 214
het minst extravagante was. Maar, achteraf gezien, mag die leer gerust rampzalig genoemd worden, omdat ze de medici en overheden blind maakte voor de werkelijke oorzaken van banale darminfecties en dodelijke epidemieën, nog decennia lang nadat het normale verloop van de besmettingen opgehelderd was4. Het duurde lang voor er licht in de duisternis kwam en voor dit medisch algemeen geaccepteerd werd. Het duurde nog veel langer vooraleer dat doordrong in de publieke opinie. Het aanvangsfragment bovenaan dit artikel illustreert dat duidelijk. Het werd door Mussche immers neergeschreven bijna een eeuw na de ontdekking van de ware infectieweg. Zelfs nu nog vertellen sommige gidsen bloedstollende verhalen over de vervuilde waterlopen als oorzaak van cholera en andere ziekten. De term ‘sanering’ (sanitas: gezondheid) van de waterlopen werd en wordt nog steeds oneigenlijk gebruikt en tot voor kort ook misbruikt om de demping van eeuwenoude waterlopen en de sloop van oude huizen goed te praten.
Cholera in het Nieuwpoortje: nood zoekt troost In sommige laag gelegen Gentse wijken was het erger dan elders. ‘Ce quartier abject et marécageux’, schreef Diericx al in 1815 over het Nieuwpoortje5. Niet toevallig werd precies daar, in het Oliestraatje, in 1832 het allereerste geval van cholera te Gent vastgesteld6. De bevolking nam zijn toevlucht tot het aanroepen van de aloude pestheiligen en tot bidden tot vooral Onze Lieve Vrouw om het onheil af te wenden. Hiervan getuigen nog de muurkapelletjes in de volkswijken, onder meer aan de hoek van de Sint-Jansdreef en het Oliestraatje. ‘Nood zoekt troost’ was de treffende titel van het boekje van priester - volkskundige Gabriël Celis over de Gentse muurkapelletjes. We volgen even zijn verhaal dat aanvangt in 1832. Het eerste slachtoffer, een man uit de volkrijke wijk het Nieuwpoortje, in het Oliestraatje stierf den 26 mei. De menschen uit de wijk namen hun toevlucht tot Maria, Behoudenis der kranken, en beloofden het oprichten van een buurtkapelletje. Den zondag 29 september 1832 werd een Mariabeeldje geplaatst (…). Dagbladen van dien tijd meldden: “Om 10 uur zijn de geburen in stoet, vergezeld door verscheidene detachementen der burgerwacht, voorgegaan door een groot getal maegdekens en gevolgd door het beeld van O. L. Vrouw naar de Sint-Jacobskerk gegaen, alwaer zij de mis hebben bijgewoond. Na het eindigen der zelve is de stoet in dezelfde orde weergekeerd, en het beeld der H. Maegd op eene daer toe bestemde plaetse in de straet geplaetst. Des avonds is de straet verlucht geweest7.
214
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 215
Afb. 3. Het Mariakapelletje aan de hoek van de Sint-Jansdreef en het Oliestraatje, anno 2013 nog precies zoals zeventig jaar geleden beschreven door Celis.
215
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 216
Afb. 2. Een gelukkig bewaard gebleven rest van de Sint-Jansgracht, het Sint-Jansvaardeken, aan de Steendam (foto C. Puttevils, 2004).
Bij het slechten van ’t Nieuwpoortje, werd de kapel ingemetseld in het (nieuwgebouwde) huis, hoek der Sint-Jansdreef en Oliestraatje. Het lieve gekleed O. L. Vrouwbeeldje staat er in een ietwat uitspringende omlijsting achter een glazen deurke.
In het drinkwater De geneeskunde stond machteloos. Hoezeer verdienstelijke artsen, zoals wijkbewoner dokter Snellaert en vele anderen, zich ook inspanden. Zelf simpele preventieve maatregels, die effectief hadden kunnen zijn, werden niet aange-
216
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 217
raden of opgelegd, simpelweg omdat men op een verkeerd spoor zat. Ergens realiseerde men zich dat. Stilaan raakte men er van overtuigd dat er onderzoek moest gebeuren. Waar zat de oorzaak? Wat kon er helpen? Maar ook met die poging om de ziekte te begrijpen en te bestrijden, liep het in eerste instantie verkeerd. Een vrij grootschalig onderzoek in Gent uitgevoerd door de arts Du Moulin naar de oorzaken van de cholera-uitbraken (gepubliceerd in 1879) faalde jammerlijk8. Het was ook niet zo gemakkelijk. Water werd geput van op de vele watertrappen in allerhande waterlopen. Daarnaast kon men in de laaggelegen (arme) zones van Gent zowat overal in de bodem permanent aan water geraken op nauwelijks een paar meter diepte. Ondiepe putten waren gemakkelijk aan te leggen. Enkel in het hoger gelegen centrum, waar het grondwater dieper stak, waren er openbare waterputten van doen en waren ze er effectief 9. Du Moulin zelf schreef dat het aanleggen van waterputten nergens zo gemakkelijk was als in Gent met zijn zandige bodem, behalve op de Blandijnberg. De enige moeilijkheid bestond er in dat men de putwanden voldoende moest kunnen versterken tegen inkalven. In geen enkele stad waren er meer waterputten en nergens werd er meer gewassen en gespoeld, schreef Du Moulin. Maar dat was wel met vuil water. Precies in die privé putten, meer nog dan in de waterlopen, zat het gevaar verscholen. De reden daarvoor was te zoeken in het talrijk voorkomen van beerputten pal naast of dicht bij waterputten op de piepkleine koertjes, dikwijls gemeenschappelijk in gebruik voor meerdere huizen en huisjes. Amper gefilterd door eventueel zelf al verontreinigd zand, communiceerde water van de ene naar de andere, van beer naar water en omgkeerd, vooral in laaggelegen wijken met hoge grondwaterstanden. Niet toevallig huisde in die zones ook het armste deel van de bevolking, en had je daar ook de minst degelijke putten. Openbare waterputten en pompen waren schaars in Gent: er was immers nauwelijks behoefte aan. Ze stonden, zoals we al zagen, op pleintjes in hoger gelegen zones, vooral in het centrum, gelukkig relatief ver weg van beerputten. Geen Gentenaar die in die tijden van cholera aan de waterputjes dacht. Nochtans had de Londense huisarts John Snow al langer de waterputten en pompen onomstotelijk verantwoordelijk gesteld voor de cholera uitbraken in zijn stad. Hij had het in zijn beroemde onderzoek, alom aanvaard als beginpunt van de epidemiologie als wetenschappelijke discipline, wel gemakkelijker dan zijn Gentse collega Du Moulin. Snow wist alle gevallen in de Londense Sohowijk in verband te brengen met water halen aan één enkele publieke pomp in Broadstreet met bijhorende put … gelegen naast een beerput. Zijn werk werd gepubliceerd in 1849 en 1855. In 1854 had Filippo Pacini de
217
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 218
bacterie in de uitwerpselen van cholera patiënten beschreven, maar pas in 1884 zorgde Robert Koch, de ontdekker van de tuberculosebacil, voor een algemeen aanvaard bewijs van oorzakelijk verband tussen Vibrio cholerae en de ziekte. Voor wat Gent betreft, mag gesteld worden dat het gemak waarmee men er aan (verontreinigd) water kon geraken, meer dan de armoede en de verschrikkelijke woonomstandigheden in de vele beluiken, verantwoordelijk was voor de choleradoden, zoveel talrijker dan in andere steden. Tekenend is dat de bewoners van het allergrootste beluik, Batavia, hoog op de Blandijnheuvel, zo mogelijk nog armer en slechter gevoed dan de anderen, gespaard bleven.
En als je zo arm bent dat je meer water drinkt dan bier… Zonderling is wel dat de gewone luitjes al veel eerder een en ander vermoeden. Vandaar de populariteit van bier. Een noodzakelijke stap in het brouwproces is het koken van de wort in de brouwketels. Naast de bacteriën die de vergisting van suikers tot alcohol verstoren (als concurrenten van biergisten), worden daardoor immers ook pathogene (ziekteverwekkende) kiemen afkomstig uit het gebruikte water en ingrediënten gedood. Zo kwam het dat een kloostergemeenschap in de Londense Sohowijk, als enige in de buurt, volledige gespaard bleef van cholera. De kloosterlingen maakten geen gebruik van de openbare pomp en ze dronken enkel hun zelf gebrouwd bier. Bier werd algemeen en op grote schaal gebruikt. Voor wie zich tevreden stelde met de lokale productie van ‘kleinbier’, was het goedkoop. Dat type bier, ‘la petite bière dont le peuple est avide’, schreef prefect Faipoult in 1805, werd verkregen door na een eerste productie, die ‘goed bier’ opleverde, de wort nog een tweede keer van water te voorzien en opnieuw op te koken. Daarnaast kwamen ook de ‘nieuwe’ gezonde dranken koffie en thee snel op. Gezond, jawel, want ook die moesten tot koken gebracht worden10. Maar hoe goedkoop kleinbier ook was, toch bleven de armsten daarvan verstoken. Zij liepen mede daarom het meeste gevaar. Dat probeerden de aanklagers in het hierboven aangehaalde Nieuwpoortwaterproces tot uitdrukking te brengen bij de aanhef van hun antwoord op het verweer van de schepenen in 1561: (in) consideratie ghenomen zijnde dat een groot ghedeel vande voorn(oemde) ghebueren, principal(ijk) van Nieupoort zo schamel ende aerme zyn dat zy meer watere dan biere drijncken.
Ook ratten Niet enkel microscopisch kleine bacteriën, ook heel wat grotere beesten
218
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 219
bevolkten de stadswaterlopen: ratten met name. Hoe afschuwwekkend, angstaanjagend ook, in feite waren en zijn ze veel onschuldiger. Ook zij kunnen ziektekiemen dragen en verspreiden, maar de allerergste, de door rattenvlooien overgedragen pestbacil, was in de 19de eeuw al lang uit onze streken verdwenen. Geen betere gids om ons het oude Nieuwpoortje te laten verkennen en rattenverhalen op te dissen dan John Flanders, alias Jean Ray (onder meer), die in de Sint-Jansdreef opgroeide. Zo beschrijft hij het Baudelovaardeken, aan de Steendam ombuigend en in het Nieuwpoortje verder lopend als Sint - Jansvaardeken11. Het eerste deel (naast de Baudelohof) liep van de Leie uit naar de Karnemelkbrug. De achtergevels van de drukkerij Buyck (naast het vroegere stadslabo), van het gleiermagazijn Rogge en van de pastorij kwamen er op uit. Het tweede deel ging weg van de brug, kwam heel geniepig uitkijken op de koer van de herberg De Galonwever en de hovingen van het patriciërshuis Schaetsaert (heden gedeeltelijk nog bestaand als huisvesting van het verzekeringenkantoor Sadi Claeys), stak een tijdje weg onder de grond, en kwam dan weer buiten daar waar nu de Nieuwpoortstraat ligt. Het liep langs de achtergevel van het oude Sint-Janshospitaal, de Rolle, ging onder het ezelsbrugje aan de Oude Schaapsmarkt (…), vloeide voorbij de boeie van de brouwerij van Pol de Bieste en trok van daar naar de Volmolen, waar het door het woelige Paswater werd in gezwolgen (…). Het vaardeken zat meestal vol waterratten, waar de grote torenuil van SintJacobs vlijtig jacht maakte en waar de fox-terriers van mijnheer Schaetsaert ongeduldig op lagen te loeren. Maar ettelijke malen per jaar ‘zat er stroming in’. Hoe dat kwam, weet ik niet. Daar waren, naar men zei, de sluizen mee gemoeid, en ’t voornaamste was dat er dan vis in zat (…). Dat er vis in zat, was het voornaamste, meer bepaald voor de straatjongens rond Sint-Jacobs, de vrolijke bende van Mondje Plas, zo kleurrijk beschreven door hun gewezen lid Raymond De Cremer, alias John Flanders. Toch wel eigenaardig dat er vis kon zitten in dat ongetwijfeld sterk vervuilde water.
Meer irritatie dan gevaar De remedie tegen dergelijke uit het water voorkomende infecties was niet het dempen van de oude waterlopen, zoals du Moulin samen met talrijke anderen aanbeval, maar de aanleg van degelijke rioleringen en vooral (!) van waterlei-
219
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 220
dingen met gecontroleerd drinkbaar water. De fecaal verontreinigde waterlopen zelf zijn niet schadelijk, voor zover ze niet gebruikt worden als drinkwater of voor het klaar maken van ongekookt voedsel. Het is overigens vrijwel onmogelijk elke inname van dergelijke kiemen te voorkomen als de hele woonomgeving, het waswater, enz. er vol van zit. Maar dat ‘geloof’ zat er diep in. Tot in de tweede helft van de twintigste eeuw was de ‘sanering’ van het waterlopennet door demping aan de orde. Allen samen zorgden de waterlopen voor de hoogst noodzakelijke irrigatie en afwatering, maar in de loop van de 19de eeuw alsmaar voor meer irritatie. Er kwam met de toen sterk stijgende bevolkingsaantallen steeds meer afval in het water terecht. Dit werd nog aanzienlijk verergerd door de lozingen van de talrijke fabrieken12. Met de nodige problemen uiteraard: er stak meestal weinig stroming in de gestuwde Gentse waterlopen, die meer ‘stonden’ dan ‘liepen’, zoals de buurtbewoners het uitdrukten in hun klachten. De teloorgang van de eeuwenoude spuipraktijken die gebruik maakten van de hoogteverschillen tussen LeieBovenschelde en Nederschelde, zorgden mede voor het snel dichtslibben van alle waterlopen. De regelmatige gespuide waterlopen (via openen en dichten van de stuwen) evolueerden naar vervuilde grachten met stinkend, stilstaand modderwater. Dus en derhalve, zo dacht men: toegooien die stinkboel. ‘Saneren’ noemde men dat, zeer ten onrechte. Zo goed als alle gevaar voor de volksgezondheid was immers al geweken: het verlossing brengende drinkwaternet functioneerde naar behoren. Overlast door stank bleef echter bestaan. Het probleem werd enkel verlegd. Riolen werden aangelegd, al of niet in de oude beddingen van de waterloopjes… maar ze loosden hun vuil water nog minstens een eeuw lang in de opengebleven grote waterlopen. En vooral bij warm weer begonnen die te stinken, wellicht meer dan ze ooit gedaan hadden. Dat moet een belangrijke factor geweest zijn in het onbehagen over de ‘vuile stad’. Stadsvlucht en de in de tweede helft van de vorige eeuw alsmaar erger wordende leegstand en verkommering van de binnenstad, werden mede daardoor in de hand gewerkt. Maar … het kan verkeren. Hoe dat in zijn werk ging, eerst moeizaam en inefficiënt, daarna snel en effectief, zal het onderwerp zijn van een derde en een vierde deeltje in deze kleine reeks. Luc Devriese met dank aan Frank Gelaude voor de vele suggesties en aan Marc Hanson voor het nalezen van de tekst.
220
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 221
1
2 3
4
5 6
7
8
9 10
11
12
Mussche, A. Aan de voet van het Belfort, p. 207-208 in de uitgave van Mercatorfonds, Antwerpen, 1975. Stadsarchief Gent (SAG), reeks 533 nr. 227 (waterloop achter Steendam). Het Griekse woord myasma betekent verontreiniging. In het medisch denken werd het synoniem van ‘slechte lucht’. Voor wat Gent betreft, zie Devriese, L., Van Gentse openbare waterputten en watertrappen. Deel 2. In: De Heraut, 2011, jg. 46 nr. 4, p. 10-18. Diericx, CH.L., Mémoires sur la Ville de Gand, deel 2, Gent, 1815, p. 210. Mahieu, L., Cholera-epidemieën in Gent in de 19de eeuw. In: Tijdschrift voor Industriële Cultuur, Gent, 1983-1984, deel 8, p. 19. Celis, G., Nood zoekt troost. Volksdevotie te Gent 1866 – 1941, Destelbergen, 1941, p. 55. Het verslag van het plaatsen van het beeld is ontleend aan het blad ‘Den Vaderlander’ van 11 september 1832. Du Moulin, N. Enquête sur les conditions hygiéniques de la ville de Gand à l'occasion de l'épidémie de choléra de 1866, Gent, 1879, pp. 137. Het meer bekende en zeer verdienstelijke onderzoeksrapport van de artsen Mareska en Heyman betrof de ellendige woonomstandigheden in de beluiken en de katoenfabrieken in het algemeen (Mareska, D., Heyman, J., Enquête sur le travail et la condition physique et morale des ouvriers employés dans les manufactures de coton à Gand, Gent, 1845). Boone, R., Overheidszorg voor drinkwater in Vlaanderen, Gent, 1958, pp. 293. Faipoult, G., Mémoire statistique du Département de l’Escaut. Heruitgave in: Verhandelingen. Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent, Gent, 1960, deel 10, p. 184; Hanson, M., Gent: van brouwerijstad tot stad zonder brouwerijen. In: Het Profiel, 2011 nr. 6; Van de Wiele, J., Bier en brouwerijen in het historische Gent. VIAT brochure, 1986. Vermoedelijk vooral door de concurrentie van koffie en thee daalde het bierverbruik in Gent heel snel van 214 liter per persoon en per jaar (cijfer aangegeven bij de aanvang van de jaren 1800), tot 152 in 1835 en 94 nog geen 25 jaar later (1859). Het is niet duidelijk of deze cijfers gepubliceerd door Van de Wiele, slaan op het hoofdelijk gebruik. De Gentse brouwerijen produceerden ook voor de dorpen in de wijde omgeving (Devriese, L., Van ambachtelijk bier en internationaal textiel tot industrieel brood in de Gentse Waaistraat. In: Tijdschrift voor industriële Cultuur, Gent, 2005, deel 90, p. 17-20). Flanders, J., Oude stenen en oud water. Oorspronkelijk verschenen in 1953. Opgenomen in: Dat was een tijd! Bundel verhalen bijeengezant, ingeleid en van nota’s voorzien door André Verbeke, Gent, 1996, p. 167. Het boek is ‘voor geen geld’ verkrijgbaar in het Alijnwinkeltje aan de Kraanlei. In recente tijden werd vooral de historiek van de chemische verontreiniging door Gentse fabrieken goed bestudeerd (Verbruggen,C., De stank bederft onze eetwaren, 2002, pp. 174).
221
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 222
HEMBYSE Pierre Kluyskens schreef dit artikel meer dan een halve eeuw geleden.
In ons artikel van verleden zondag, gewijd aan het Hof van Wackene, hebben wij terloops het verhaal ingeschakeld van het huwelijk van de zeventigjarige Jan van Hembyse met de jonge Anna van Huerne, dat op 3 december 1583 in het historisch gebouw van de Poel plaats greep. Wij willen vandaag nog even uitweiden over de laatste levensmaanden van de beruchte Gentse dictator, een der meest hatelijke en laffe figuren uit de geschiedenis van de Arteveldestad, de tyran die alles opofferde aan zijn ongebreidelde hoogmoed. zijn grootheidswaanzin. zijn nooit verzadigde heerszucht en die ten slotte amper een paar maanden na zijn fameus huwelijk, door eenieder gehoond en verfoeid op het schavot. vóór het Gravensteen. zijn straf voor zijn onmenselijke dwingelandij moest uitboeten. Bij geen enkel der talrijke auteurs die gehandeld hebben over de godsdienstoorlogen en de beroerde tijden te Gent, kan men een woord lof of medelijden ontdekken voor hem die, na over de Fotolithografie van Jan van Hembyse, naar een schilderij dat stad dood en ellende te in 1581 in Frankenthal gemaakt werd, tijdens Hembyze’s hebben gebracht, en ten verblijf aldaar (SAG, Atlas Goetghebuer, D.107).
222
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 223
laatste inziende dat de vijand de overwinning ging behalen. naar hem trachtte over te lopen om aldus door zijn verraad, genade te kunnen bekomen. Diericx verhaalt in zijn “Mémoires” dat men na de dood van Hembyse volgend grafschrift dichtte: “Ziet hier ligt begraven Jonker Jan. in staatkunde weinig vroed. In godsdienst wankelhaar, in oorlog zonder moed.” Keizer Karel en na hem Filips II vooral hadden gedacht dat een onverbiddelijk optreden het uitvaardigen van de zwaarste straffen, de beste middelen zouden zijn om het Protestantisme en het Calvinisme, vrij spoedig de kop in te drukken in onze gewesten. Granvelle en de hertog van Alva hadden om de beurt die terreurpolitiek te onzent toegepast doch hadden er de slechtste uitslagen mede bekomen, de slechtste dienst mede bewezen aan Spanje en per slot van rekening de Calvinisten niet enkel in hun geloof gesterkt, doch ook de katholieke bevolking ontstemd die zo zeer gehecht was gebleven aan de principes van vrijheid. In dergelijke toestanden zien doorgaans een of meer mensen een gelegenheid om gebruik makende van de algemene misnoegdheid hun persoon op te dringen en onder de dekmantel van de vrijheidsgedachte hun eigen politieke ambities door te voeren. Willem de Zwijger op het nationaal plan. Hembyse en Ryhove te Gent hebben handig en zonder enig scrupule deze kaart gespeeld. tot het uitliep tot de onvermijdelijke strijd om de macht weke zij allen persoonlijk en volledig in handen wouden krijgen. Willem, Ryhove, Hembyse zijn uiteindelijk alle drie in die strijd ten onder gegaan. Willem was de meest behendige: hij was de vader van de Pacificatie van Gent, van 1576, juweeltje van politieke diplomatie, prachtige wipplank voor zijn verdere loopbaan, doch hij heeft te vlug willen lopen en heeft zijn plan te vroeg laten doorschemeren. Ryhove was de voorzichtigste, de politieker die niet aarzelde een middenweg te kiezen, een transactionele solutie aan te nemen. Hembyse eindelijk. was de kalme berekenaar maar ook de meest ambitieuse, de man die voor niets, zelfs niet voor een moord, terugdeinsde en die slechts één objectief voor ogen had: te Gent. naar het voorbeeld van Genève. een onafhankelijke Republiek te stichten, waarvan hij de opperheer, de alleenheerser zou worden. Geen omwegen, geen compromis, geen toegeving: recht op het doel af. Liever duizenden mensen offeren dan een duim af te wijken van de op voor-
223
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 224
hand bepaalde weg... Hij stamde uit een achtbare adellijke familie af en had de meest verzorgde opvoeding genoten. streng, bijna ascetisch. Zijn leus was trouwens: “Sobrie et Vigilanter”. Doch hij was de hoogmoed, de ambitie in persoon. Toen de Calvinisten het roer in handen kregen, aarzelde hij geen ogenblik om de godsdienst zijner vaderen te verloochenen en als afvallige de rangen te vervoegen van de overwinnaars in wier kamp hij wel dacht een leidende rol te kunnen spelen. Hij vestigde onmiddellijk de aandacht op zijn persoon door de hevigheid van zijn aanvallen tegen de Katholieke godsdienst, door zijn haatgevoelens tegen de Spanjaarden, door zijn demagogische politiek welke erin bestond het volk aan te hitsen en het aan te zetten de kerken en kloosters aan te vallen, te plunderen en te vernielen. Hij werd gevolgd door het gepeupel, door de fanatiekers, maar vond onmiddellijk Willem op zijn weg: de prins van Oranje zag in tot welke uitspattingen de politiek van Hembyse zou leiden, welke gevaren er aan verbonden waren, de onmogelijkheid om nog met de tegenstrever te onderhandelen. Hembyse had ten andere reeds, door zijn optreden, de eventuele vruchtbare uitwerksels van de Pacificatie van Gent in de kiem gesmoord. Hij en de prins van Oranje werden dan ook vijanden, en in die vijandschap legde Hembyse “Jonker Jan”. dezelfde haat aan de dag als tegenover Spanje. Hij zocht dan toenadering met Ryhove, die ook de Gentse Republiek wilde verwezenlijken: vijanden van Spanje, worden zij het weldra ook van de Staten van Vlaanderen, wanneer zij de door hen aangestelde Hertog van Aarschot aanhouden. Zij maken zich van Gent meester: Ryhove neemt de troepen in handen, Hembyse het burgerlijk bestuur. Hembyse, de politieker, Ryhove de voorzichtige, die zijn macht niet wil vestigen op een groep plunderaars en het gepeupel, doch wil steunen op een militaire macht. Samen laten zij aan de Gentse bevolking, na zogezegd al de door Keizer Karel afgeschafte vrijheden, hersteld te hebben, de eed van haat tegen Spanje, op de Vrijdagmarkt, afleggen. Om die vrijheid te waarborgen is een leger nodig en om dit leger te betalen. is geld nodig: men neemt het goud en het zilver uit kerken en kloosters van de stad en omliggende gemeenten! Doch de “vrijheid” welke Hembyse schenkt is een vrijheid waarvan hij de grenzen afbakent, t.t.z. haat tegen de Katholieke Godsdienst welke het enthousiasme en het ideaal van zijne partijgangers moest aanwakkeren: de tweede Beeldenstorm van 1578, wordt systematisch ingericht en overtreft in vernieling al wat men zich kan inbeelden. Willem doet een laatste poging om zijn gematigde politiek te doen zegevieren en slaagt er ten slotte in Ryhove aan zijn zijde te krijgen.
224
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 225
Alleen tegen deze twee rivalen, moet Hembyse het onderspit delven. Hij wordt verbannen en vertrekt naar Duitsland, waar hij in het geheim een nieuwe politiek voert, die der intrigues. Op dat ogenblik reeds heeft hij alles gewikt en gewogen, weet hij reeds welke houding hij in alle omstandigheden zal aannemen. Ryhove alleen te Gent gebleven, speelt perfect zijn rol van dictator. Hij wist, dat vroeg of laat, die uiteindelijke strijd om de opperheerschappij zou uitgebroken zijn, en hij, de voorzichtige, tijd op het gepaste ogenblik, het kamp van Oranje vervoegd: er was geen plaats voor twee despoten in de Gentse Republiek. Maar zijn heerschappij zou van korte duur zijn. Alexander Farnese behaalt het ene succes na het andere en de toestand wordt hachelijk voor Gent, dat door eenieder verlaten, slechts in zijn fanatisme de nodige moed put om weerstand te bieden. Is de bevolking hardnekkig trouw, zo zijn Willem en Ryhove voorzichtiger. Zij ontvangen de Hertog van Anjou, een Franse katholieke prins, met grote eerbewijzen, doch laten zich door hem om de tuin leiden... Het volk stelt Ryhove hiervoor verantwoordelijk en roept in juli 1583, Hembyse, de “redder van de stad”, uit ballingschap terug. Niemand had aanvaard op een zo hachelijk ogenblik het bestuur van de stad in handen te nemen, doch Hembyse is verblind door de hoogmoed. Hij denkt terug een rol te spelen, het roer om te werpen, de Gentse Republiek te redden. Op 24 october doet hij als triomfator zijn intrede in de Arteveldestad. Zijn hovaardigheid en ijdelheid grenzen thans aan het ongelooflijke: hij laat munt slaan op zijn naam, hij treedt als zeventigjarige ouderling in het huwelijk met een jong meisje, hij eist het historisch Hof van Wackene voor zich. op. Maar terwijl het volk in de mening verkeert, dat hij de stad zal redden, dat hij het mirakel van de bevrijding zal verwezenlijken, voert hij heimelijk het plan uit welke hij voor die eventualiteit in Duitsland heeft ontworpen. Hij was teruggekomen in de hoop zijn republiek te redden, en opnieuw de opperheerser te zijn, doch hij had alras ingezien dat het een verkeerde berekening was geweest. Hij zat gevangen in een slop, hij was, slachtoffer van zijn waanzin in de leeuwenkooi getreden. Er bleef hem slechts één middel over om zijn hoofd te redden: verraad te plegen, de stad over te leveren aan Farnese en als beloning, als Judaspenning, onder Spaans bestuur een eerste rangplaats in de stad af te smeken. Hij knoopt onderhandelingen aan met Farnese die hem goud en geschenken stuurt, maar op het zelfde ogenblik rukt Willem van Oranje op naar Oudenaarde. En reeds eist Farnese een eerste losgeld van Hembyse: deze laatste aarzelt
225
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 226
niet. Eindelijk zal hij zijn haat tegen Willem vrije teugel kunnen laten, eindelijk zal hij de prins van Oranje de genadeslag kunnen toebrengen... Hij stuurt materiaal op naar de Spaanse troepen die te Wetteren de weg aan Willem’s leger afsperren, doch ditmaal lekt de zaak uit. De Gentenaren worden gewaar dat Hembyse verraad pleegt. Op 23 maart 1587 wordt hij in het Hof van Wackene aangehouden, uit zijn ambt ontzet en in het Prinsenhof opgesloten. Hij wil zich verdedigen, loochenen, maar men toont hem brieven welke men dezelfde dag kon onderscheppen en geen twijfel meer overlaten nopens zijn verraad. Men dwingt hem, onder de bedreiging de hand af te hakken, zijn beschuldigingsakte te ondertekenen. Het proces werd spoedig ingeleid: het was een wrak dat voor zijn rechters verscheen. Jan van Hembyse het idool van de Gentse Calvinisten, werd op brutale wijze van het voetstuk waarop hij zich ten koste van veler bloed gehesen had, neergehaald. Dezelfde massa die hem nog enkele dagen vroeger geestdriftig had toegejuicht en in hem de redder van de stad begroette, eiste thans dat hij zonder verwijl naar pijnbank zou gevoerd worden, wat ten andere overbodig was. Hembyse moest niet bekennen, de tegen hem uitgebrachte beschuldigingen waren voldoende bewezen. De nacht van zijn aanhouding had men in z’n woning een waar arsenaal ontdekt, wat er op wees dat hij alle voorzorgsmaatregelen had getroffen. Enkel een spoedige overgave van de stad aan Farnèse, hertog van Parma, had zijn hoofd nog kunnen redden: de hertog had inderdaad een wapenstilstand uitgevaardigd en aan Brugge en Gent de voorwaarden van hun overgave laten kennen. In de stad kwam het onmiddellijk tot gevechten tussen “Vrede-verzoekers” en de “Vrede-verwerpers”. Op 15 mei geraakten zij slaags op de Vrijdagsmarkt. De eersten riepen onophoudend “Vrede, vrede” en hadden aanvankelijk de bovenhand op de Calvinisten die uiteindelijk onder het geroep “Religie. Religie” de overwinning afdwongen, hun tegenstanders ontwapenden of gevangen zetten! Elke hoop was thans voor Hembyse verzwonden. Zijn proces werd begin juni door de nieuwe onderbaljuw ingesteld: beschuldigingsakte bevatte niet minder dan tweeënveertig artikelen die geresumeerd werden in vijf hoofdbeschuldigingen: verraad, muntslaan, roof, moord en geweld. Aanvankelijk had Hembyse er aan gedacht zich niet te verdedigen, maar genade af te smeken. Toen hij inzag dat het tot niets baten zou, poogde hij punt
226
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 227
voor punt de aanklacht te weerleggen, doch het was verloren moeite: de beschuldigingsakte was verpletterend. Uit de voorgelegde stukken bleek te over dat hij reeds tijdens zijn ballingschap in Duitsland, in 1579 onderhandelingen had aangeknoopt met vertegenwoordigers van de Hertog van Parma om hem Gent over te leveren, voorts dat hij materiaal en hulp bij middel van een aantal schepen aan de Spaanse legers wou zenden. Men beschuldigde hem verder munt te hebben laten slaan met zijn wapen en opschrift, koperen, zilveren en gouden stukken, zulks op kosten van de stad. Wat het derde punt de roof, aanging, werd bewezen dat hij hoge bedragen had ontvangen van personen die hij tot bepaalde stadsambten had benoemd. Hij werd ook beschuldigd van moord op Jacob Roelandt, Maarten Musaert en nog andere tegenstrevers. Hembyse’s verdediging was uiterst zwak: hij poogde enige aanklachten te weerleggen en verklaarde voor het overige “dat hij, aldien hij door de menigte van affairen overvallen en zijn verstand belemmerd zijnde, zig ergens in mogt misgaen hebben, dat het zelve ten aenzien van zijne voorgaende en geduerige goede diensten, behoorde ongemerkt, vergeten en bewimpeld te worden”. De zaak werd, na Hembyse’s verdediging in beraad gehouden. Inmiddels was de toestand te Gent bijna hopeloos geworden. Na de verwerping van Farnèse’s vredesvoorstellen, was de strijd herbegonnen: de stad was volledig omsingeld, belegerd door de Spaanse troepen. En zoals het altijd in dergelijke gevallen gebeurt, ontbraken weldra de nodige levensmiddelen. Het graan, het vlees, de boter, werden tegen ontzaglijke prijzen verkocht. Op 19 juni reeds moesten alle boeren die het platteland waren ontvlucht om achter de stadswallen een veilig onderkomen te vinden, vóór de avond de stad verlaten; de ongelukkigen die zich in de St-Michielskerk hadden verschanst, werden uitgedreven en buiten de stadspoorten geleid. “Op dezen tijd, lezen wij in de Gendsche Geschiedenissen, quamen er dagelijks verscheyde lichaemen aan elkanderen gebonden, aangedreven in de Schelde, en men rekende dat er tussen Gend en Audenaerde meer als twee honderd doode lichaemen lagen op het veld, zommige van die vermoord, en andere van die door honger en gebrek gestorven waren”. Men ging van huis tot huis om het graan aan te slaan; alle katten en honden van de stad waren sedert weken opgegeten en de “gemeene lieden, schrijft Bernardus De Jonghe, aten doorgaens brood van draf ofte diergelijke. Op deze tijd en weer geen vleesch in het kleyn Vleeschhuys, en zo weinig in ‘t groot, dat enen man ‘t zelve wel zoude weg gedragen hebben. De honger onder vele menschen was
227
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 228
zoo groot dat zij de pijpen van de siboillen, waermoeschstokken, enz., die op de straeten laegen opraepten, om met andere kruyden te mengelen en te eten”. En toch wouden de Calvinisten zich niet overgeven. Opgezweept zoals zij het door Hembyse geweest waren, hadden zij Farnèse uitgedaagd en dachten dat het nu te laat was om genade te bekomen. Maar toen vernomen werd dat de Prins van Oranje op 10 juli 1584 te Delft vermoord was geworden door Balthazar Geeraerts, begonnen velen te wankelen: de stad was omsingeld en de Spanjaarden tot vóór de poorten genaderd; er heersten hongersnood, gebrek aan geld, er waren geen leiders meer. Het was in die stemming van terreur dat Jan van Hembyse op 4 augustus van het Prinsenhof naar het stadhuis gebracht werd om de uitspraak te aanhoren. Hij werd verwezen om op een schavot vóór het Gravensteen met het zwaard onthoofd te worden, zijn hoofd een uur lang op een spil te worden ten toon gesteld. terwijl het lichaam cp het schavot zou blijven liggen. Om drie uur in de namiddag werd hij naar het Veerleplein gebracht. waar het vonnis werd voltrokken. Een maand later gaf Gent zich over aan Farnèse. “Hembyse was, zegt Van Meteren, een hoogmoedigen en staetselijken man geweest, die hem zelven achtte als eenen Graeve van Vlaenderen, hebbende grof geschut in zijn huys, en eene lijfgaarde van twintig of dertig hallebangiers en musketiers; onervaeren, geldgierig, stout en streng, die geheel Vlaenderen en de stad van tiend in vele zwaerigheden heeft gebragt door onbedachten en plompen iver”. Niemand heeft ooit met zekerheid geweten waar Hembyse werd begraven. Sommigen hebben beweerd dat het in de St Niklaaskerk was, in het graf zijner familie; De Jonghe daarentegen houdt staande dat het lichaam en ,het hoofd in de St-Baafskerk begraven werden “vóór den afgebroken autaer van S. Jan Baptiste”. In 1835 liet Baron de Saint Genois een historische roman verschijnen: “Hembyse, histoire gantoise de la fin du XVIe siècle”. In de nota's op het einde van het derde boekdeel, schrijft hij o. m. dat wanneer men in 1825 de vloer der Augustijnenkerk openbrak, men er een aantal grafstenen wegnam van de familie Hembyse; een ervan droeg geen enkel opschrift maar onder de steen vond men een loden kist, waarop volgende woorden te lezen stonden: “Obiit Joncker-Jan Hembyse, 4 aug. 1584”. De kist werd geopend en men trof er het geraamte in van Hembyse, met het hoofd tussen de knieën, de Saint Genois beweert dat de inlichtingen dienaangaande hem door de architect Goetghebuer werden verstrekt. Pater Ambrosius Keelhoff, die in 1864 een “Geschiedenis van het klooster der Paters Emeryten Augustijnen te Gent” uitgaf, heeft in de jaarboeken van het
228
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 229
klooster geen enkele melding over dit grafzerk gevonden. “Wij hebben vroeger gezien, schrijft hij, dat onze kerk in 1582 afgebroken werd en dat een straat gemaakt was door het midden der puinhopen en juist op die plaats welke men nu aanwijst voor zijne begraafplaats; aldus was het onmogelijk daar te begraven, en nog veel minder in de kerk, omdat zij reeds meer dan twee jaren verwoest was”. Nochtans had de familie Seclyn–Hembyse ene “vrije sepulture in de Augustijnenkerk. Hierop voortgaande, alsmede op het feit dat Hembyse naar De Jonghe beweert, katholiek gestorven is, veronderstelt Pater Keelhoff dat men aan het volk, dat in zijn blinde haat, het lichaam van Hembyse had willen onteren, wijs gemaakt had dat hij in de St-Baafs of St Niklaaskerk begraven werd. Heimelijk zou men het lichaam overgebracht hebben naar het kerkhof naast de Augustijnenkerk – niet ver van het Gravensteen afgelegen – en na de beroerde tijden zou de familie hem in het graf der Seclyn-Hembyse’s hebben begraven. Loutere veronderstelling natuurlijk, welke het geheim over het stoffelijk overschot van Gent’s grootste en meest verderfelijke tyran laat zweven. Pierre Kluyskens
229
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 230
ANNE DE LAVAL (DELAVAUX - DE LA VAUX)
Lomme 1625 - Gent 1671
TEN OORLOG. MYTHE OF WARE HISTORIE? Het alledaagse gaat schuil achter het ongewone F. Braudel Toch eerst een paar woordjes uitleg. In principe publiceren we enkel artikels die verband houden met Gent. Sommigen zullen misschien de wenkbrauwen fronsen en zich afvragen : “Wat heeft een Frans boerenmeisje te maken met Gent?”. Dat is natuurlijk niet zo evident, maar toch … wie zich bezighoudt met de geschiedenis van Gent zal de naam Anne De Laval ongetwijfeld tegengekomen zijn en de laatste jaren van haar leven heeft ze trouwens doorgebracht in Gent en ze is hier gestorven. In deze latere periode is het verband met Gent duidelijk. Anderzijds betreft het hier een zeer grondige studie over deze boeiende persoonlijkheid en zij die nog inlichtingen zouden willen vinden over haar die niet behandeld zijn in dit artikel zullen het behoorlijk lastig hebben.
Inleiding en Status Quaestionis Het wonderbare leven van Anne de Laval deed een aantal geschiedschrijvers naar de pen grijpen. In 1625 in Lomme bij Rijsel als boerenmeisje geboren, zou zij na een heroïsche militaire carrière in het cisterciënzerinnenklooster bij Marquette-lez-Lille ingetreden zijn. Van daaruit zou ze naar het Gentse Bijlokeklooster zijn overgeplaatst, waar ze in 1671 overleed. In deze studie wordt via literatuur- en archiefonderzoek gepoogd een waarheidsgetrouwe biografie van de heldin samen te stellen. In het eerste deel ligt het accent op de afkomst van Anne (gezin en geboorteplaats). In een tweede deel worden de bronnen aangaande het militaire parcours geanalyseerd en volgt een benadering van het fenomeen travestie in de vroegmoderne tijd. Het derde deel omvat de episode in het Marquetteklooster en in een vierde deel wordt ten slotte naar sporen van haar aanwezigheid in de Gentse Bijloke gezocht. 230
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 231
Deel I. Afkomst en woonomgeving I.1 Gezin De parochieregisters van het 17de-eeuwse Lomme waren niet tegen rumoerige tijden bestand en kunnen het levensbegin van Anne de Laval niet meer bevestigen1. Voor achtergrondinformatie betreffende ‘Anne Delavaux’ beperkte P. Francq zich tot de veronderstelling dat zij door haar ouders in de vreze Gods en in de liefde voor de deugdzaamheid werd grootgebracht. Op de lijst met de nieuwe inwoners van Lomme tussen 1450 en 1792 die hij reconstrueerde, komen de namen De le vallée (15de-16de eeuw), De le Val en Delva (17de eeuw) voor. Pierre Leplat, parochiepriester van Lomme van 1618 tot 1652, heeft wellicht het doopsel toegediend. Door tussenkomst van Maximilien Vilain de Gand (1530-1588), baron van Rassenghien, graaf van Isenghien en heer van Lomme, zou de plattelandsgemeente verrassend vroeg in 1571 een gemengde zondagsschool voor arme jongens en meisjes gekregen hebben. Naast de catechismus en naailessen, werden de meisjes ook noties van lezen en schrijven bijgebracht2. Leerplicht was er niet. Het was gebruikelijk dat volksmeisjes twee jaar naar school gingen als voorbereiding op hun communie en daarna aan het werk werden gezet3. Het is moeilijk aan te nemen dat Anne volslagen analfabeet was, maar een geschreven tekst of een handtekening van haar werden niet gevonden. Voor haar afkomst is men aangewezen op een document uit 1698 van de hand van abbé Michel Gouzelaire (Gouselaire) (1629-1706), de toenmalige directeur-historicus en aalmoezenier van de Marquette-abdij4. Martin Schweisthal zou via abbé Delplanque, hulpdeken van Marquette, uittreksels uit het betrokken manuscript bekomen hebben5. Volgens deze geestelijke werd het meisje op 7 december 1625 geboren in een eenvoudig boerengezin in het landelijke Lomme. Vader Martin de Laval en moeder Philippine Wandelart brachten vijf kinderen ter wereld die achtereenvolgens gedoopt werden als: Toussaint (14 oktober 1621), Bettrémieux (Barthélemy, 30 november 1622), Anne (7 december 1625), Jacqueline (12 december 1630) en Marguerite (22 januari 1634). Schweisthal noteerde volgende doopakte: 1625. 7 décembre. Fut baptisée Anne, fille de Martin de Laval et Philippe Wandelart. Le parrain Franchois de le Becque, au nom de Noël de Noïelle, demeurant à Entiere-enWeppe, la marraine Anne Leclercq, fille de Jean, demeurant à Lomme. In de marge van dit document stond bijkomend genoteerd: Anne de Laval seu Devaux, vestem virilem induta, parentibus profuga, facta est miles, cujus meminit liber quidam cujus titulus: Le Siècle de Fer. Het gezin zou kort na 231
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 232
Annes legerepisode Lomme verlaten hebben. De gedetailleerde identificatie door Schweisthal werd door de andere auteurs noch overgenomen noch weerlegd. C. Brossel kreeg zijn informatie via Mgr Dupont, hulpbisschop van Rijsel en vermeldde enkel dat Anne het derde van vijf kinderen uit een landbouwersgezin was6.
I.2. Situering van Lomme Sinds februari 2000 is de Franse gemeente Lomme (postcode 59160) met 27 919 inwoners geassocieerd met Rijsel en maakt deel uit van het département du Nord en de regio Nord-Pas- de-Calais. Het betreft geen echte fusie, want Lomme (oorspronkelijke naam Villa Ulma), gelegen op de verbindingsweg tussen Rijsel en Armentières, behoudt een eigen ‘maire’ en een eigen begroting. Het graafschap Vlaanderen, op het einde van de 9de eeuw ontstaan vanuit een leen van de Franse kroon, omvatte ook Lomme, Rijsel en Douai. Door de Damesvrede bezegeld door Margaretha van Oostenrijk, tante van Keizer Karel, en haar schoonzus Louise van Savoye, moeder van Frans I - Vlaanderen in ruil voor Bourgondië - werd in 1529 de feodale navelstreng met Frankrijk doorgeknipt7. Bij Annes geboorte in 1625 behoorde Lomme tot de Spaanse Zuidelijke Nederlanden onder het gouverneurschap van de weduwe Isabella (1599-1633), dochter van Filips II. De godsdiensttwisten waren op dit moment bedaard. De centrale regering was in Brussel gevestigd en werd vertegenwoordigd door de landvoogd, die werd bijgestaan door verschillende raden. De landvoogd was tevens opperbevelhebber van de troepenmacht en de oorlogvoering vanuit Madrid werd in feite via de landvoogd geregeld. Rijsel en omgeving maakten linguïstiek geen deel uit van de Germaanse taalgroep. Sinds de middeleeuwen werd de Dietse taal er afgeleerd. En toch keek dit gebied, dat we veeleer La Flandre Gallicante (Romaans of verfranst Vlaanderen) kunnen noemen, tot de aanhechting bij Frankrijk door een uitgesproken Vlaamse bril. De term Waals-Vlaanderen, vaak gebruikt in historische geschriften, wordt thans als een aberratie beschouwd. Hier werd noch Vlaams noch Waals gesproken, maar veeleer een Picardisch dialect8. In het gerechtshof in Rijsel werden de zaken in het Frans behandeld en ook in de admistratie en de rekenkamer, werd veel Frans gebruikt. Verder ging er een verfransende invloed uit van de kloosters die onder Franse bisdommen ressorteerden9. In 1713 bij de Vrede van Utrecht werd het Rijselse, Lomme incluis, aan Frankrijk teruggegeven of geannexeerd (naargelang het gezichtspunt). Geleidelijk zal La Flandre Gallicante in de Franse administratie geïncorporeerd worden.
232
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 233
I.3. De heren van Lomme Een belangrijke historische connectie tussen Lomme en Gent ontstond via de familie Vilain de Gand, één van de illustere huizen uit de Nederlanden voortkomend uit de burggraven van Gent. Adrien II Vilain de Gand, heer van Rassinghien, kamerheer en raadgever van Maximiliaan van Oostenrijk werd door de keizer tot generaal van de Gentse troepen aangesteld10. Zijn weduwe was onder meer erfgename van de heerlijkheden Hem, Lomme en Capinghem. Adrien III Vilain de Gand (1490-1532) werd drie maanden na het overlijden van zijn vader in Lomme geboren en stond later als vice-admiraal in voor de keizerlijke vloot. Zijn zoon en illustere erfgenaam Maximiliaan Vilain (1530-1588), baron van Rassinghien, graaf d’Issinghien en gouverneur van Lille, Douai en Orchies bemiddelde tussen zijn toegewijde Spaanse koning Filips II en de Staten van Vlaanderen. Gedurende de godsdienstoorlogen was hij betrokken bij de ontsnappingspoging van de hertog van Aarschot, de bisschoppen van Brugge en Ieper en andere hoge heren die door Hembyze en de la Kethulle in Gent werden gevangen gehouden. Louis de Gand (1678-1767), prins van Issinghien en heer van Lomme, stierf na drie huwelijken kinderloos en schonk Lomme aan de markies de Hem, uit een jongere tak van het huis van Gent. Het bisdom Doornik telde twee gemijterde hoofden (Maximilien en François) stammend uit het geslacht Vilain. Het was bisschop François de Gand die op 16 februari 1659 zijn nicht Mademoiselle Louise de Gand à Vilain, dochter van Philippe Lamoral de Gand, wijdde als abdis van de Marquetteabdij11. De heren van Lomme waren bevoegd voor de hogere, middele en lagere rechtspraak in hun gebied. Lomme telde in de 17de eeuw drie graanmolens, die respectievelijk toebehoorden aan de cisterciënzerabdij van Loos, de Tempeliers en de heren van Lomme. Dergelijk monopolie genereerde belangrijke geldelijke inkomsten. De prinsen Vilain de Gand en Issinghien waren overtuigde christenen, die ruim bijdroegen tot de uitrusting van de parochiekerk gewijd aan de abdis Sint-Isbergue (Giselle), zus van Karel de Grote. Zij werden er in zes prachtige mausolea begraven, die tijdens de revolutie werden vernield12.
I. 4. Lomme en Le Siècle de Fer In de 17de eeuw, door Parival ‘le siècle de fer’ en door G. Kurth ‘le siècle des malheurs’genoemd, was de maatschappij uitgesproken gewelddadig13. De Spaanse Nederlanden kenden een vrijwel onafgebroken oorlogvoering gepaard met vlagen van pest, plunderingen, misoogsten, armoede en hongersnood.
233
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 234
Lomme kreeg het zwaar te verduren tijdens volgende conflicten: 1618-1648 1635-1659 1648-1653 1667-1668 1683-1684
Dertigjarige Oorlog Spaans-Franse Oorlog De Fronde Devolutieoorlog Frans-Spaanse Oorlog
De Dertigjarige Oorlog (1618-1648) vormde de laatste etappe van de Tachtigjarige Oorlog en kreeg een grootschalige dimensie. Belangrijke Europese mogendheden als Denemarken, Zweden, Duitsland, de Nederlanden, Frankrijk, Oostenrijk, Bohemen, Kroatië en Spanje geraakten erbij betrokken. De strijd werd in 1648 met de Vrede van Westfalen beëindigd. De Franse kunstschilder, tekenaar en graveur Jacques Callot (1592-1653) illustreerde in een reeks etsen op pakkende wijze de series gruwelen door Zweedse, Franse en Spaanse troepen jegens de lokale bevolking begaan gedurende de Dertigjarige Oorlog14. De Spaans-Franse oorlog (1635-1659) In Westfalen sloten Frankrijk en Spanje geen vrede. Richelieu (1585-1642), topminister onder de Franse koning Lodewijk XIII, bleef zich uitermate ergeren aan de samenklittende Habsburgers en besloot tot de aanval over te gaan. In mei 1635 draafde de Franse wapenheraut Gratiolet richting Brussel om daar plechtig de oorlogsverklaring aan de kardinaal-infant don Fernando te overhandigen.Vanaf 1636 was het een komen en gaan van Franse troepen op Vlaamse bodem. Atrecht, de hoofdstad van Artesië, dat zich na twee maanden belegering op 9 augustus 1640 overgegeven had, verschafte Frankrijk een belangrijke uitvalsbasis voor aanvallen op de Koninklijke Nederlanden15. Bij een eerste mislukte belegering van Rijsel in 1641 werd Lomme verwoest. Toch was het voor het Franse leger, onder de leiding van Louis de Bourbon, hertog van Enghien (de latere Grand Condé) wachten op een eerste grote overwinning in 1643. Enkele dagen na het overlijden van Lodewijk XIII werden toen bij Rocroi de vermaarde Spaanse tercio’s aangevoerd door Francisco de Melo samen met de hulptroepen van de hertog van Lotharingen verslagen en ‘The Spanish Road was blocked’16. Van 1643 tot 1651, op het ogenblik dat Spanje moest buigen, kwam de macht in Frankrijk in handen van Anna van Oostenrijk (1601-1666), moeder van de minderjarige Lodewijk XIV en zus van Filips IV van Spanje. De nieuwe regentes delegeerde de buitenlandse politiek aan Mazarin (1602-1661).
234
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 235
De Fronde (1648-1653) De opstand van de Fronde, onder het patronaat van de hertogin van Longueville (zie verder Loret), Madame de Sévigné, Madame de Lafayette en andere dochters van de Katholieke Liga werd ooit de ‘oorlog van vrouwen’ genoemd17. De eerste Fronde (1648-1651) was een rebellie van het Franse parlement tegen de regentschapsregering van Anna van Oostenrijk. Tijdens de tweede Fronde (1652-53) kwam de adel in opstand tegen Mazarin. Als herkenningsteken werd een fronde, een slinger, als een koord om de hoed bevestigd. De onlusten verlamden Frankrijks aanvalskracht in de Nederlanden. Leopold Willem daarentegen kreeg na het verlies van de Noordelijke Nederlanden (de Republiek) de handen vrij en beloofde het Franse Parlement te steunen tegen de ‘perturbateur de la paix et du repos des Chrestiens’ (alias Mazarin). In mei 1649 mengde de aartshertog zich, gesteund door Condé en Turenne, in de strijd. Volgens Parival ‘avec mescontentement de sa milice, qui marchait dans le paiis ennemy avec les mains liées, sans recevoir d’argent, n’y oser rien prendre sur le bon homme.18 Uiteindelijk verzoenden de Franse legeraanvoerders zich met de koning en zat Mazarin in 1653 weer stevig in het zadel.
Deel II. In de sporen van Mars In 1644 werd hertog Gaston d’Orléans als luitenant-generaal voor het Franse koninklijke leger benoemd. Hij stuurde de veldheren de la Meilleraye, Gassion en Rantzau met hun troepen richting Vlaanderen, waarbij het fort van Grevelingen werd ingenomen. Het jaar daarop volgde een opmars naar Rijsel, waarbij de dorpen die ze doorkruisten niet onberoerd werden gelaten. Het uitgeputte Spaanse leger liet de zieken en gekwetsten uit Rijsel ook in het omliggende Lomme verzorgen19. Rantzau die in Arrras al een been verloor en zich met een verminkte hand moest behelpen, werd binnen de nabijgelegen Marquetteabdij ingekwartierd. Aangesnelde troepen van de hertog van Lotharingen kwamen de bevolking te hulp en rond die tijd begon het soldateske parcours van de heldin en haar krijgsvriendin20.
II.1. Analyse tekstuele bronnen Les relations véritables In de toenmalige pers waaronder Les relations véritables, werd uitvoerig op Annes militaire loopbaan ingegaan. Op 18 oktober 1653 berichtte dit weekblad over ‘une fille, qui aiant porté les armes, avoit été reconüe en Lorraine’. Op 31 januari 1654 liet de redactie weten dat het meisje terug in het vaderland
235
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 236
vertoefde en publiceerde in elf pagina’s ‘De quelques actions & exploits de guerre d’Anne De La Vaux ci-devant nommée Antoine de L’Esperance. Sous l’habit de Soldat.22 De verslaggeving laat toe haar krijgsavonturen te traceren van bij het begin tot aan haar aankomst in Brussel in 1653. Op het ogenblik van het vraaggesprek met de pers was de jonge vrouw achtentwintig jaar en verklaarde negen jaar voordien samen met een vriendin de bossen te zijn ingevlucht om te ontkomen aan de verwoestingen en dreigende mishandelingen door de legertroepen die de streek doorkruisten. In het woud vermomden beiden zich in mannenkleren en namen dienst in het eerste regiment dat zij ontmoetten en dat onder de leiding stond van de prins de Ligne. Zij werden aanvaard in de compagnie van commandant de Neve, Anne onder de naam Antoine d’Atys, waaraan later als bijnaam de l’Espérance werd toegevoegd, en haar vriendin als Pierre la Jeunesse. Na twee jaar trouwe dienst als gewone soldaat werd Anne-Antoine bij de hervorming van de compagnie in Nieuwpoort door de prins van Chimay bevorderd tot sergeant in de compagnie van sieur de la Tour. Later mocht ze het vaandel dragen in de compagnie van sieur Matricaire en in 1648 nam zij deel aan de zware veldslag van Lens. Omstreeks 1649 voerde zij vanuit Rijsel een soort partisanenleger aan dat berucht werd voor de gewaagde raids (strooptochten) op de vijand. Zo wist zij ooit dertig paarden en honderd schapen van de vijand af te nemen en terug naar de stad te brengen. Vervolgens engageerde zij zich in de prestigieuze cavalerie van kapitein Roland in het regiment van baron de Mercy (broer van de grote generaal Franz die in 1645 in Nördlingen sneuvelde). Zijne hoogheid Charles IV van Lorreinen, onder de indruk van zoveel heldenmoed, benoemde haar tot luitenant van de ‘compagnie colonelle’ en vier jaar lang opereerde ze krijgshaftig en met waardige houding in deze functie. Haar naam was betrokken bij de herovering van Menheim (Menen), Armentières, Courtray, Commines, Château de Houplines en Landrecies, la Capelle, Retel en Mouzon. Wanneer de opperbevelhebber Leopold Willem de militaire hulp van Spanje aanbood bij de opstand van het Parijse parlement en de Franse prinsen, werd Anne meegezogen in de mallemolen van de Fronde. Met de troepen geleid door de Lorreinse baron de Clinchamp baande zij zich een weg naar de Franse hoofdstad. In de buurt van een kasteel bij Montargis verplichtte zij kardinaal Mazarin te vluchten en nam daarbij paarden en een reuzenbuit in beslag. In Etampes sneuvelde haar vriendin-soldaat-korporaal en werd met de hulp van de paters capucijnen discreet gekleed begraven zonder ontmaskerd te worden. Anne van haar kant zette ondanks haar verwondingen de strijd om de Faubourg St-Antoine verder. Hier werd zij nog ernstiger gekwetst en werd zij
236
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 237
beroofd van haar reisuitrusting bestaande uit dertien paarden, twee muilezels, en vier bedienden in rode livrei uitgedost. Gevangen genomen en verpleegd (zonder dat haar sekse werd ontdekt), werd zij tegen een kapitein uitgewisseld en verliet Parijs richting Ligny-en-Barrois als luitenant in het regiment van kolonel Mouzé. Tussen Nancy en Metz, vlakbij Pont-à- Mousson, liepen zij in een hinderlaag en werd er gefouilleerd en kledij geroofd. En deze keer werd ontdekt dat zij een vrouw was Zij werd in Nancy voor maarschalk de la Ferté Senneterre, gouverneur van Lorreinen gebracht, die haar de leiding aanbood over een compagnie ruiters in dienst van de Franse koning. De loyale strijdster formuleerde haar weigering: ‘Comme elle ne s’étoit engagée dans cette profession que pour sauver son honneur, elle n’y pourroit aussi continuer que pour le service de son Roi’. Zij werd vrijgelaten, kreeg een vrouwelijke uitzet, werd toevertrouwd aan een zekere mademoiselle Parain en door de hertog van Schomberg, gouverneur van Metz, en diens echtgenote Marie de Hautefort in bescherming genomen. Op 29 oktober 1653 publiceerde dezelfde krant het wedervaren van Anne in een honderdtal verzen van Jean Loret onder de titel “Lettre de Luxembourg”. Jean Loret (1595-1665) Sa gorge passablement belle Découvrit qu’elle était femelle (J.L.) De komische dichter en journalist avant-la-lettre uit de Manche richtte zijn epistels tot de hovelingen en reikte tal van weetjes aan voor liefhebbers van de ‘petites histoires’. Tijdens de Fronde rijmde hij tussen 1650 en 1665 een krantje bijeen, opgedragen aan zijn beschermvrouw Mlle de Longueville, zus van de grote Condé en de latere hertogin de Nemours. Achteraf liet Loret deze verzen bundelen onder de naam La Muse historique. In Lettre trente-septième du 4 octobre 1653 kwam ‘ce doux et surprenant spectacle’ aan bod waarbij een gevangen soldaat ‘leur aprit qu’elle étoit flamande’.23 Loret dacht dat Anne achttien jaar (i.p.v. 28) was en schatte haar eerder naïef in, ondanks haar militaire graad. Jean Nicolas de Parival (1605-1669) De geschiedschrijver Parival was een Franse hugenoot die uitweek naar de Noordelijke Nederlanden en aan de universiteit in Leiden de Franse taal doceerde. In zijn beroemdste werk L’Histoire du siècle de fer dat verschillende edities kende, evoceerde hij een gedetailleerd panorama van de Tachtigjarige Oorlog24. In de uitgave van 1660 heeft hij Anne de Laval - toen nog in leven - de hemel ingeprezen. Naast haar wapenfeiten legde hij, met de
237
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 238
nodige barokke bombast en moralisering, de nadruk op haar opvallende deugden zoals de vreze gods, generositeit en moed. Het verhaal van de feiten stopt in 1653 in Brussel. Louis Moreri In 1674 werd het relaas van de sinds kort overleden Anne De Vaux beknopt in het Historisch Woordenboek van Louis Moreri geboekstaafd25. De inhoud leunde vrij precies aan bij de tekst in Les relations véritables van 1654. Archives historiques et littéraires du nord de La France et du Midi de la Belgique In dit overzichtswerk wordt verwezen naar de figuur van Anne de Vaux of Anne de Lavaux, die na een legercarrière als man en onder de protectie van aartshertog Leopold in de abdij van Marquette-lez-Lille belandde. Daarin wordt tevens van het manuscript van Gouzenaire gewag gemaakt26. Hippolyte Duthilloeul (1778-1862) De Franse letterkundige, biograaf en bibliothecaris van de stad Douai verklaarde de waardevolle manuscripten van Jacques Legroux, de 18de-eeuwse pastoor van Marques-en-Baroeul, als de kern van zijn informatie over twee soldatenmeisjes uit Lomme. Sommige passages komen bijna letterlijk overeen met de tekst van Parival27. Alfred Tranchant en Jules Ladimir Bovenvermelde Franse auteurs beschouwden Anne als een dochter van Franse ouders die zich vestigden in Spaans Vlaanderen. Het meisje zou van jongsaf gedroomd hebben van een leven onder de wapens en daarom als man vermomd haar kansen in het leger gewaagd hebben. In de infanterie van baron kolonel François (?) de Mercy werd zij om haar uitzonderlijke verdiensten in 1648 tot luitenant benoemd. Dan volgde een relaas van haar moedig optreden tijdens de opstanden van de Fronde en de verdere gebeurtenissen zoals vermeld bij vroegere auteurs, tot Anne besliste het leger te verlaten en in 1653, ‘de epauletten van luitenant ruilde voor een eenvoudige kloostersluier in de abdij van Marquette’28. Prosper Franck Deze schoolmeester verdiepte zich langdurig in de geschiedenis van zijn woonplaats Lomme. M. Desplanques, de archivaris van Les archives du Nord en diens medewerker M. Losfeld ondersteunden het project. Ook de archieven en de rijke bibliotheek van Rijsel werden uitgeplozen. Het resultaat Histoire
238
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 239
de Lomme & de ses seigneurs, werd door de Société des Sciences, Lettres et Arts van Rijsel bekroond. Negen pagina’s werden aan Antoine Dathis (alias Anne Delavaux) en haar vriendin la Jeunesse gewijd. Pierre la Jeunesse, die ijverig meestreed zonder roem te oogsten, stierf volgens hem in La Bassée. Hij meende dat het lichaam werd overgebracht naar de recolletten van Rosimbois, dichtbij Fournes, waarna Anne naar Etampes zou zijn vertrokken. Verder beschreef hij hoe tijdens de Fronde Anne onverschrokken aan het hoofd van de Spanjaarden de Fransen drie maal aanviel waarbij haar paard gedood werd … en hoe later Vrouwe Fortuna haar in de steek liet. Wat een berucht duel met een majoor betreft, insinueerde hij dat deze mogelijk van haar sekse op de hoogte geraakt was en haar daarom belaagd had29. Adolphe Siret (1818-1888) De letterkundige, in Henegouwen geboren, was lid van de Academie Royale de Belgique. In de Biographie nationale de Belgique komen 375 bijdragen uit zijn pen30. Als vurig patriot schreef hij ook historische verhalen. De auteur maakte een tijdsprong van de Spaanse Nederlanden naar België, waar Isabella, na het overlijden van Albrecht en met de toestemming van Filips IV, alleen het land mocht besturen. Anne Lavaux liet hij (misleid door het nabijgelegen Lavaux-Ste-Anne?) geboren worden in de omstreken van Neufchâteau tijdens de oorlog van Frankrijk met Oostenrijk. Wanneer haar gehucht door de Franse troepen verwoest werd, de boeren vermoord en de huizen verbrand, verkleedde het meisje zich als man en vertrok met haar vriendin naar Brussel, waar zij dienst nam bij de Spaanse troepen. Met zestig man brak zij uit een verschansing in Doornik en trok zegevierend door de stad. Als dank werd zij benoemd tot luitenant in de cavalerie en aan het hoofd geplaatst van een compagnie. Ook volgens Siret woonde zij de onlusten van de Fronde bij te Parijs en werd er samen met de graaf van Mercy, hoofd van haar regiment, gewond en gevangen genomen. Toen de maarschalk van Senneterre haar het bevel over een compagnie te paard aanbood, antwoordde Anne dat zij enkel de wapens had opgenomen voor haar land en geen gunsten wilde van degenen die er rampen en dood heenbrachten. Zij vroeg de toelating in de abdij van Sint-Geertruide te Nijvel te treden, waar zij de sluier aannam in 1653 en ‘waar zij een toonbeeld van godsvrucht werd, zoals zij op de slagvelden een toonbeeld van eer, van dapperheid en van vaderlandsliefde was geweest’31. Martin Schweisthal (Bieberech in Letzenburg1858-Etterbeek1922) Na studies in Parijs (Ecole des Hautes Etudes), in Praag en Heidelberg werd de auteur in 1889 tot bibliothecaris benoemd van zijne koninklijke hoogheid
239
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 240
Filips, graaf van Vlaanderen en jongere broer van Leopold II. Van 1912 tot 1922 vervulde hij die functie in dienst van de troonopvolger Albert I, vijfde kind van Filips. Hij werd voorzitter van de Société archéologique de Bruxelles en verzorgde een aantal publicaties over het Belgische koningshuis. Gefascineerd door de amazone Anne, schreef hij een historische reconstructie van haar wedervaren32. Hij baseerde zijn tekst op Les relations véritables, Parival en Loret en voegde er eigen bedenkingen aan toe. Zo suggereerde hij de mogelijkheid dat beide meisjes bij hun vlucht in de bossen na een poging tot aanranding hun belager doodden en diens kledij in beslag namen33. De auteur beweerde alle krijgsverrichtingen nauwgezet geverifieerd te hebben en bracht interessante bijkomende informatie over de feiten en personages. Wat de episode met kardinaal Mazarin in 1652 betreft, meende hij dat de vermetele feiten exact zijn, maar dat ze zich niet in Montargis maar wel in de Ardennen voordeden, op de weg van Bouillon naar Sedan. Het voorval zou trouwens door de meeste biografen van Mazarin uit schaamte verzwegen zijn34. Schweisthal heeft Annes krijgsleven ook dichterlijk vastgelegd in een heroïsch drama van zes bedrijven, dat in de Nederlandse vertaling van Hubert Melis met groot succes in 1898 in de Vlaamse Schouwburg in Brussel op de planken werd gebracht. Het einde - de intrede van de heldin in het koninklijke Nijvelklooster in plaats van in de Gentse Bijloke - werd door een bepaalde pers wel gecontesteerd35. Palmarès In het tweemaandelijkse tijdschrift Palmarès (redactie Heusden-lez-Gand) van september-oktober 1963 verscheen anderhalve pagina over L’étonnante vie d’Anne de Laval. De anonieme auteur bracht een summier verhaal en eindigde met de veronderstelling dat zij in het Bijlokehospitaal door de opgenomen militairen op de handen werd.gedragen. Carlos Brossel De auteur baseerde zijn research voornamelijk op Les relations véritables, die hij de status van authentieke historiografie verleende. De verwijzingen naar de persoonlijke interventies van aartshertog Leopold Willem, de actualiteit en de precisie van de feiten laten volgens hem geen twijfel over het waarheidsgehalte ervan. Rijsel had zijn versterkingen, maar Lomme had geen verweer tegen de drieste bewegingstroepen. Een vlucht in de bossen was een veilige reactie. De twee meisjesrekruten kwamen in de fameuze Waalse troepen terecht, litterair vereeuwigd in de Wallenstein van de Duitse dichter Schiller en in de passage van
240
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 241
Bossuets Oraisons Funèbre over de prince de Condé. Anne was niet in Rocroi (1643), waar de gevreesde onoverwinnelijke Spaanse infanterie het onderspit dolf, maar sloot zich aan bij de gehalveerde Waalse troepen die die slag overleefden. Met hen nam zij deel aan het bloedige treffen in Lens, waar de Grand Condé weer als winnaar tevoorschijn kwam en de ontgoochelde illustere generaal Beck ‘mourut de fascherie plustost que de ses blessures’37. Als Frondeuse streed ze in de eerste linie onder haar chef kolonel-baron de Clinchamp, deze keer aan de zijde van Condé. Haar reisroute en het parcours van Mazarin volgend, vond Brossel de confrontatie in Montargis geloofwaardig. Mazarin zou pas maanden later in een hinderlaag tussen Bouillon en Sedan beland zijn. Voor de plaats van overlijden van Pierre la Jeunesse hechtte hij meer geloof aan de versie van Les relations véritables (Etampes) dan aan de versie van P. Francq (La Bassée). Brossel nam diverse mémoires, correspondenties en biografieën van tijdgenoten waaronder St. Vincent de Paul, La Rochefoucauld, Mlle de Montpensier, Mazarin e.a. door, vond interessante bijkomende informatie en geen belangrijke tegenstrijdigheden die het beschreven militaire parcours in vraag stelden38. Jean-Daniel Krebs In 1987 publiceerde deze germanist uit Rijsel voor het GrimmelshausenGesellschaft: “So heroisch als ein Mann” – Anne Delavaux: eine Soldatin aus dem 17. Jahrhundert. Met de hulp van Les relations véritables volgde hij de militaire carrière van betrokkene. Haar keuze voor de vrouwelijke eer (met behoud van de maagdelijkheid) naast de soldateneer beschouwde de auteur als toonbeeld van de barokke deugd. Hij beklemtoonde de noodgedwongen functionele travestie van de ‘historische’ Anne tot Antoine en toonde de discrepantie met de ‘litteraire’ “Ertzbetrügerin Courasche” van Grimmelshausen (zie verder) die dubieus maskers ruilt en in haar wezen Hermes en Aphrodite tot hermafrodisme manipuleert39. Kaat Wils In een vrij recente studie ‘Het Lichaam’ werd verwezen naar de Belgische geschiedenis waarin de ‘Luxembourgeoise’ Anne die, toen het Franse leger haar geboortegrond bezette, met andere vrouwen naar de Ardeense bossen vluchtte, een mannelijke identiteit aannam en zich in de strijd wierp, maar wier verhaal niet gecultiveerd werd. De auteur vond inspiratie bij Schweisthal en vergeleek diens patriotistische statement in de lof voor Anne met het eerbetoon van Théodore Juste voor Christine de Lalaing, prinses van Epinoy die bij de belegering door Farnese in 1581 haar stad Doornik verdedigde.
241
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 242
Schweistal vond trouwens dat de heldin Anne zoals Christine ook een standbeeld verdiende40.
II.2. Een heldin als rolmodel voor de natie Noble vertu tu te loges dans l’âme d’une simple fille des champs pour faire rougir la noblesse vicieuse (J.Parival) In de échte wereld gebeuren er soms dingen die op fictie lijken. Ook het ongewone leven van Anne de Laval, de grote lijnen van haar militaire loopbaan en de terugtrekking in het klooster blijken geen mythe maar ware historie en werden door geloofwaardige eigentijdse schriftelijke bronnen bevestigd. Les relations véritables en Parival en in iets mindere mate Loret geven een quasi-betrouwbare reconstructie van de militaire episode. Het zijn ook hun versies die door de meeste latere auteurs gebruikt en bekrachtigd werden. Zo hebben Schweisthal en Brossel Annes voetsporen in het leger zoals door deze getuigen geschetst, punt voor punt getraceerd41. De namen en optredens van de vermelde miltaire leiders leken grotendeels conform de realiteit. De beschreven krijgsverhalen zijn, voor zover na te gaan bij Franse en Engelstalige hedendaagse historieschrijvers niet tegenstrijdig en zeker mogelijk42. Niet alle vrouwen werden geweerd in de officiële historie. Dat Anne een blinde vlek bleef in het Nationaal biografisch Woordenboek is deels territoriumgebonden te verklaren en aan de status van een soort ‘tussenland’ te wijten. Historici van de Nederlandse Stam, herleidden het Spaanslievende Vlaanderen van de 17de eeuw al wat misprijzend tot ‘de gehoorzame gewesten’ en richtten hun onderzoek bij voorkeur tot de regio’s die de Dietse taal gebruikten. In de Belgische geschiedenis komt het afgescheurde Frans-Vlaanderen weinig aan bod en voor de Franse historieschrijvers was verfranst Vlaanderen tot de definitieve aanhechting een begeerde maar vijandige staat. Opvallend waren de wisselende allianties. De Franse legerleiders Turenne en Condé bestreden met succes de Habsburgse legers in Duitsland en de Spaanse Nederlanden, meestal als wapenbroeders, soms als rivalen en hebben ook voor de Spanjaarden gestreden. Charles IV van Lorreinen (1604-1675) die in 1633 zijn soevereiniteit aan de Franse koning verspeelde, trad tot 1654 op als militair bevelhebber voor de Habsburgers. Baron de Clinchamp, Annes laatste legeroverste die de Spaanse troepen leidde, werd ook aan Franse zijde gewaardeerd: je (Mlle de Montpensier) fus fort
242
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 243
contente de lui: c’étoit une honnête homme, de beaucoup d’esprit et de mérite … Car pour lui, quoiqu’il servit le roi d’Espagne, il étoit Français de frontière de Lorraine; il avoit été, de jeunesse, nourri en cette cour, et M. de Lorraine l’avoit engagé au service des Espagnols43. In de eerste helft van de 17de eeuw hadden de soldaten nog geen echt uniform, wat het switchen van kamp gemakkelijker maakte. De strijders droegen wel een kenteken. Voor zowel de Spaanse als Oostenrijkse Habsburgers was dit een rode pluim of sjerp en de vaandels werden gemerkt met een rood Bourgondisch kruis. Kleding was duur en kon ook na beroving van de gesneuvelden vervangen worden. In het theater van de oorlog was blijkbaar alles mogelijk, ook het in dienst nemen van de verslagen vijand cfr. het aanbod van maarschalk de Senneterre aan luitenant Anne. Anne bleek vaderlandslievend én loyaal tegenover de Spaanse koning. De vorsten in de Zuidelijke Nederlanden werden tot dit ogenblik niet als bezetters of vreemde onderdrukkers ervaren. Later, bij de Franse invasie in de 18de eeuw, veranderde het historisch bewustzijn en begon men te spreken van een eeuwenlange vreemde overheersing. Moderne historici situeren een uitgesproken nationale identiteit pas omstreeks 1780 - in de Oostenrijkse periode. De relatie tussen nationalisme en identiteit en de thematiek van het heldendom kwamen in het kersverse België in de romantische negentiende eeuw versterkt op de voorgrond44. Na een lang zwijgen, probeerden enkele auteurs het roemrijke leven van Anne te recupereren voor het creëren van een nationaal sentiment. Was het trouwens niet La muette de Portici die in 1830 de massa in Brussel in beweging bracht? En ging het verhaal van deze Opéra Comique niet over de Napolitaanse volksopstand van 1647 tegen de Spaanse overheerser? Bij Siret moest de heldin Anne even op het procrustesbed om alles mooi binnen de vaderlandse grenzen te krijgen. Lomme werd geruild voor Neufchâteau, Rijsel werd Doornik, Marquette werd Nijvel … Schweisthal zocht tevergeefs naar sporen in de archieven en registers van Nijvel, Neufchâteau en Doornik. Hij stoorde zich aan de verbeelding en anachronismen van Siret, maar kreeg zelf kritiek in de pers voor de rijke fantasie waarmee hij Anne in zijn theaterstuk in het monasterium in Nijvel liet binnentreden45. Nijvel speelde wel een rol in de campagne van Lodewijk XIV anno 1667. Bij ontstentenis van de nodige middelen om de stad te verdedigen, kreeg de toenmalige abdis van de Sint-Gertrudisabdij op 3 oktober 1667 de toelating van Brussel om samen met de leden van het kapittel eigenhandig met de Fransen over een soort van neutraliteitsstatuut voor de stad te onderhandelen46. En het was in het kasteel van Freyr dat op 25 oktober 1675 een handelsverdrag tussen Lodewijk XIV en de Spaanse koning Karel II werd afgesloten47. Maar toen
243
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 244
had Anne het leger al een poos achter zich gelaten. Anne werd bij leven reeds geroemd om haar heroïsche strijdbaarheid maar evenzeer om haar (barokke) deugden als moed en eerbaarheid. Nieuw in de 19de eeuw was wel het dwingend normatieve van de vaderlandsliefde. Voor de volwaardigheid van de nieuwe Belgische staat was er behoefte aan een nationalisering van de geschiedenis, gepersonifieerd door en gericht op de cultus van eigen helden en heldinnen. En deze na te volgen iconen moesten vooral als godvruchtig, vaderlandslievend en moedig gepresenteerd en desnoods gemodelleerd worden.
II.3. Vrouw-soldaten en travestie in de vroegmoderne tijd Een leger op mars volgens een toegewezen route werd altijd door de legertros gevolgd. Die tros zorgde voor de bagagewagens met voedsel, uitrustings- en belegeringsmateriaal en herbergde de krijgskas. Ook het sociale leven van de soldaat speelde zich af binnen de ‘tros’.
II.3.1. Vrouwen in en rond de tros Echtgenotes, geliefden en kinderen van soldaten, prostituees en marketentsters probeerden de troepen te volgen en een graantje mee te pikken. Om de vrouwelijke bevolking ongewenste intimiteiten te besparen was Londoño (officier van Alva) in 1568 trouwens een voorstander van de aanwezigheid van acht vrouwen op de honderd ongetrouwde soldaten48. De prostituees, soms ook ‘varende vrouwen’ genoemd, genoten weinig maatschappelijke erkenning. Drie Duitstalige auteurs schetsten een ingrijpend beeld van wat de Dertigjarige Oorlog met een mens, en vooral met de vrouwen kon doen. Hans Jakob Christoffel von Grimmelshausen (1621-1676) die zowel in het Zweedse (luthers) als het Keizerlijke leger (katholiek) vocht, werd beroemd met zijn barokke schelmenroman Der abenteuerliche Simplicissimus (1669). Lange tijd werd de Simplicissimus als historische werkelijkheid beschouwd. Hedendaagse auteurs, G. Parker op kop, hebben de nodige twijfels over het realiteitsgehalte ervan49. Als pendant verscheen in 1670 de Lebensbeschreibung der Ertzbetrügerin und Landstôrtzerin Courasche. De naam ‘Courasche’ (bijnaam van Libuschka) zou in ‘Landsknechtdeutsch’ vagina beduiden50. Het is een zeldzaam oorlogsrelaas vanuit een vrouwenperspectief bekeken. Haar levensdrama begon met de belegering van Bohemen waarbij zij als twaalfjarige - als jongen verkleed om niet verkracht te worden - page werd bij een ritmeester, die haar spoedig ontmaskerde. Zonder scrupules, schaamte of spijt,
244
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 245
laat zij de lezer getuige zijn hoe zij in de diverse rollen als liefje, echtgenote, soldatin, prostituee, landloopster en marketentster moedig en ongenadig, wulps en wreed probeerde te overleven en rijkdom te werven. Ook zij reed op een mannenzadel, droeg sabel en pistool en wist soms meer buit te vergaren dan haar wapenbroeders. De auteurs Brecht en Grass schreven een eigen variante op hetzelfde thema. In de kroniek ‘Mutter Courage und ihre Kinder’ van Berthold Brecht is overleven de boodschap en trekt Moeder Courage samen met haar drie kinderen in de tros van het Zweedse leger door Polen en Duitsland en loopt alle brandhaarden af om haar waren te verkopen. Geld is haar enige richtsnoer en de oorlog een voorwaarde voor haar bestaan met als staaltje brutaal cynisme: ‘Vertel mij niet dat de vrede is uitgebroken, nu ik net nieuwe voorraad heb ingekocht’51. Nobelprijswinnaar Günter Grass vertelde in ‘Das Treffen in Telgte’hoe in de zomer van 1647 ‘toen de vrede nog niet te vieren viel maar de oorlog al op sterven lag’ een twintigtal historische figuren (dichters, uitgevers, componisten …) in het bedevaartsoord Telgte in Westfalen bijeenkwamen. Als ongenode gast schoof een regimentssecretaris ‘Simpel’ bij, de latere auteur Grimmelshausen. De gemeenschappelijke opdracht was het opstellen van een manifest met een oproep voor de vrede. Libuschka, de waardin van de brugtaveerne waar zij logeerden en intieme vriendin van Simpel, had in de bloei van haar jeugd ‘te paard en met de broek aan’onder Tilly (1559-1632 - uit het Brabantse adellijk geslacht ’t Serclaes) gediend. Na een rooftocht onder de leiding van Simpel, een karaktermoord tussen het liefdespaar, een sneer van Simpel naar het wereldvreemde hoge gezelschap, en een brand, ging het ‘literair genootschap’ met een morele kater uiteen. Een kwart eeuw na het afscheid zou Courasche (Libuschka) de kans krijgen in eigen persoon haar levensloop te vertellen en van leer te trekken tegen haar schrijver Simpel – Grimmelshausen52.
II.3.2. Daar was laatst een meisje loos… Het thema ‘als man verklede vrouw’ is in de geschiedenis niet onbekend. Vandaag wordt bij travestie doorgaans aan mannen gedacht, die zich in dameskleding willen uiten, soms met een provocerend aspect. In het ancien régime waren travestieten vooral vrouwen die zich in mannenkledij hulden. Het thema sprak tot de verbeelding, fascineerde en vond een weg in volksliedjes en –verhalen.
245
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 246
Een onschuldige en geaccepteerde vorm van kortdurende verkleedpartijen in het pre-industriële Europa waren in de rituelen ter gelegenheid van vastenavond en carnaval terug te vinden en in prentenreeksen die ‘de omgekeerde wereld’ en ‘de strijd om de broek’ komisch verbeeldden. De Bijbel laat geen twijfel: ‘Een vrouw mag geen mannenkleren dragen en een man geen vrouwenkleren. Van iedereen die zoiets doet, heeft de Heer uw God een afschuw’53. Voor de Kerk was het doodzonde en op grond van de bijbeltekst werd travestie soms strafrechterlijk vervolgd. Voor de 19-jarige Jeanne d’Arc werd haar mannelijke outfit trouwens als drogreden gebruikt om het meisje in 1431 naar de brandstapel te leiden. Twee publicaties van Rudolf Dekker en Lotte van de Pol, hedendaagse onderzoekers aan de Universiteit van Rotterdam hebben betrekking op (Noord-) Nederlandse als man verklede vrouwen uit de 17de en 18de eeuw, die zich bij het leger of de vloot voegden54. De auteurs vonden dat in oorlogstijden, waaronder de beginperiode van de Tachtigjarige Oorlog, telkens het aantal gevallen van travestie toenam. Historisch speurwerk vooral in rechterlijke bronnen en in de archieven van de Verenigde Oost-Indische Compagnie resulteerde in een lijst van honderdtwintig ‘als man verklede vrouwen’ in de Nederlanden tussen 1550 tot 1839. Ook aan Spaanse zijde zou in deze tijd een vrouw in mannenkleren hebben meegevochten (een allusie op Anne of op de Maastrichtse Hendrik van den Berg?)55. De rolverwisseling betekende voor vrouwen in moeilijkheden eeuwenlang een reële ontsnappingsmogelijkheid. Ook onder de gesneuvelden op het slagveld werden verklede vrouwen gevonden. En over Lys St. Mourel, de moeder van de vaardige pen- en penseelvoerder Jacob Campo Weyerman (16771747), liep het verhaal dat deze in haar jeugd als soldaat dienstgenomen had en in het Staatse leger tot sergeant opgeklommen was56. Franse bronnen zijn eerder literair-satirisch en minder wetenschappelijk onderbouwd57. Jean Loret maakte in Lettre quatorze du samedi 5 avril 1664 de lezers attent op een vreemde historie uit Boulogne over een jonge soldaat die wegens herhaalde desertie samen met een krijgsmakker tot de doodstraf werd veroordeeld. Wanhopig bekende ‘zij’ haar biechtvader drie jaar voordien van huis te zijn gevlucht voor een wrede stiefvader. Als man verkleed om niet herkend te worden, diende ze met veel moed in het korps en trotseerde menig gevaar, maar bleek uiteindelijk ‘lasse du Métier Militaire à son sexe si fort contraire’. De dames uit Boulogne namen het voor haar op, vroegen haar vrijlating en lieten haar huwen met de kompaan met wie ze gevlucht was58. Ook al was er in de 17de eeuw nog geen sprake van kazernes, soldaten sliepen
246
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 247
zelden alleen. Het systeem van een vaste kameraad, (in Annes geval ook een vrouw) zal geholpen hebben om haar vrouw-zijn te verbergen. Toch lijkt het op het eerste gezicht ongeloofwaardig dat het seksegeheim van Anne in al die legerjaren nooit ontdekt zou zijn. Als boerenmeisje gewoon aan ruw werk, zal zij wellicht geen frêle lichaamsbouw gehad hebben. Anderzijds was de herenmode in die tijd (lange haren, baardloos en geschoren, grote stormhoeden, wijde jakken, wambuis, strakke broeken, nauwe kousen, hakken) ook niet zo stoer mannelijk. Dekker meende dat verklede vrouwen van twintig veeleer konden doorgaan voor jongens, die reeds vanaf veertien jaar aan diverse legeronderdelen werden toegevoegd. Die jongens kregen in het algemeen een uitrusting die aan hun lichaamskracht was aangepast59. Het zou ook niet zo evident geweest zijn om tijdens een wasbeurt naakt betrapt te worden. In de 17de eeuw maakte wassen plaats voor wrijven, poederen en parfumeren en zelfs Louis XIV zou tussen 1647 en 1694 niet één bad genomen hebben60. De gewone mensen stelden zich tevreden met mond en handen af te spoelen en propere kleren aan te trekken. De ontstane watervrees had veel te maken met de angst voor besmetting door pest en syfilis.
II.3. 3. Cliché van de vrouw-soldaat ‘Al wordt er altemets een kloeke maagd gevonden, Eén bloeme, zo men zeit, en maakt geen rozenkrans’ (J.C. uit:Houwelick, 1625) Voor de kleinburgerlijke regentenzoon Jacob Cats (1577-1660) was de zwakkere positie van de vrouw evident62. In de cultuur van de 17de eeuw kwamen nochtans de beelden van sterke en zwakke vrouwen naast elkaar voor. Het thema van de amazone (‘une femme de courage masle et guerrier’) was geliefd in de kunst en dames van stand lieten zich in oorlogsuitrusting portretteren. De figuur van Jeanne d’Arc kende een heropleving in de literatuur63. Anne-France Dautheville, die uit de archieven het leven van de laat- zeventiende-eeeuwse opera-actrice Julie de Maupin evoceerde, verklaarde dat veel Franse burgervrouwen in die tijd naast het oefenen van de stem en de clavecimbel, ook het zwaard leerden hanteren64. Vrouw-soldaten bleken bij nader onderzoek een aantal overeenkomsten te vertonen. Zo was het opvallend dat veel vrouwen buiten het vaderland waren geboren of problematische familierelaties hadden, uit de lagere klasse kwamen, ongehuwd waren en rond de leeftijd van twintig jaar van rol verwisselden65. Tevens werd vastgesteld dat vrouwen die de gendergrens overschreden ook op andere domeinen gemakkelijker tot bedrog neigden.
247
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 248
Volgens de literatuur waren het meestal onverschrokken soldaten die goed aangeschreven stonden bij hun oversten. Blijkbaar konden ze lichamelijk zware taken aan, want niemand werd, voor zover de bronnen vermelden, ontdekt na vrouwelijk gedrag als angst, fragiliteit of zwakte. De meeste vrouwen werden ontmaskerd wanneer ze ziek of gewond raakten en verzorging nodig hadden. Motieven om zich te verkleden vanuit transgenderproblematieken werden in de 17de eeuw nauwelijks onderkend. Er zijn geen berichten over vrouwen die in hun mannenrol verliefd werden op een man. De reacties van de tijdgenoten waren gemengd. Enerzijds hoorde het niet en niet alleen op grond van de Bijbel. Anderzijds wekte een vrouw die een tijdlang succesvol haar mannenrol gespeeld had curiositeit en bewondering. In heel Europa kwam het voor dat als vrouw ontmaskerde soldaten door de plaatselijke autoriteit, meestal een vorst, werden ontvangen en daarbij een medaille of geldsom of zelfs een jaargeld kregen. Zo kreeg Catalina de Erauso, die zichzelf Francisco de Loyola noemde, in het begin van de 17de eeuw een pensioen van de Spaanse koning Filips IV en werd ze zelfs ontvangen door de paus die haar toestemming gaf om mannenkleren te blijven dragen66. Er is concluderend wel degelijk sprake van een travestietraditie die vooral in tijden van oorlog zichtbaar werd en een aantal 17de-eeuwse vrouwen met mannenmoed liet overleven. Mythe en realiteit liepen soms door elkaar. De genderwisseling en militaire keuze van Anne viel wellicht niet uit de lucht en kan gekaderd worden in de wetenschap dat andere vrouwen ooit een gelijkaardige beslissing namen en in hun opzet slaagden. Haar optreden beantwoordde in nogal wat aspecten (afkomst, leeftijd, maatschappelijke positie, waardering, aandacht van een autoriteit …) aan het cliché van de vrouw-soldaat. Zij bleek geen Walküre of wrekende krijgster en in tegenstelling tot sommge collega’s primeerde bij haar de missie op het avontuur. De tijdsdocumenten geven, weliswaar gekleurd door een moraliserend en barok taalgebruik, een uitgesproken idealistisch beeld van een vrouw met patriottistische gedrevenheid, een sterk eergevoel en een verbluffende vaardigheid in de krijgskunst. Talrijke heldendaden en spectaculaire prestaties kwamen naar boven. Aangaande de dieperliggende gevoelens, beweegredenen en individuele kenmerken van de protagoniste kwam te weinig aan het licht om een psychologisch onderbouwde en samenhangende reconstructie van haar persoonlijkheid te kunnen schetsen. Blijft het raadsel van de langdurige geheimhouding van de sekse. Hoe dan ook moet Anne de Laval gedurende al die jaren onder behoorlijke spanning goed geacteerd hebben. (wordt vervolgd) Lieve Vande Casteele 248
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 249
NOTEN 1 2 3
4
5
6 7 8
9 10 11 12 13 14 15
16 17
18 19
20 21
22 23
24
25
26
27 28
29 30 31
32
Wikipedia, L’Histoire légendaire de la géante de Lomme, Anne Delavaux. P. Francq, Histoire de Lomme & de ses seigneurs, Rijsel, 1872, pp. 12-13, 22, 224, 346. A. Farge en N. Davis, Geschiedenis van de vrouw. Van Renaissance tot de moderne tijd, Amsterdam, 1992, p. 113. Gouzelaire, Histoire de l’abbaye de N.-D. du Repos à Marquette, Bibliothèque Municipale de Lille, Manuscript n° 42, 1698. M. Schweisthal, Anne de Laval, une héroïne nationale, Annales de la société d’archéologie de Bruxelles, Brussel, 1900, dl XIV, boek 2, pp. 8-9. C. Brossel, Brief aan magistraat Albert van den Abeele, 30 augustus 1965, Stam Gent. A. De Maesschalck, De Bourgondische vorsten 1315-1530, Leuven, 2008, p. 234-236. J.M. Gantois, De Zuidelijke Nederlanden. Verzamelde opstellen, Wilrijk, 1967, pp. 14, 26, 187. P. Geyl, Geschiedenis van de Nederlandse stam, dl I, pp. 72, 137, 142. F. Buylaert, Repertorium van de Vlaamse adel (ca. 1350 – ca 1500), Gent, 2011, p. 727. P. Francq, op. cit. pp. 63-97. P. Francq, op. cit. pp. 103, 134, 303-306. Ch. Terlinden, Histoire militaire des Belges, Brussel, 1966, p. 145. J. Callot, Les misères de la guerre, Parijs, na 1661. C.M. Schulten, Met vliegende vaandels en slaande trom. Oorlog in de Lage Landen 15591569, Amsterdam, 2005, pp. 205, 222; E. Rostand, Cyrano de Bergerac, Parijs, 1939. G. Parker, The Thirty Years War, Londen/NewYork, 1997, p. 153. J. McNamara, Zusters ten strijde. Tweeduizend jaar kloosterzusters, Amsterdam, 1997, p. 478 Parival, Abrégé de l’histoire de ce siècle de fer, ed. Leiden, 1653, p. 409. G. Landry en G. de Verrewaere, Histoire secrète de la Flandre et de l’Artois, Parijs, 1982, p. 242; P. Francq, op. cit. pg. 216-217. M. Schweisthal, loc. cit. p. 8; Le Patriote, Une heroine guerrière belge, 1 december 1899. Betrokken weekblad verving de Courier véritable des Pays-Bas en ruimde rond 1741 plaats voor La Gazette de Bruxelles. Het werd als het equivalent van de Mercure de France à Paris beschouwd en is ter inzage in de Koninklijke Bibliotheek in Brussel. Relations véritables, Brussel, 18 oktober 1653, 31 januari 1654. J. Loret, La Muse Historique, Parijs, 1857, 4dl, I, pp. 415-416; M. Schweisthal, loc. cit. pp. 19-22. J.N. Parival, Abrégé de l’histoire de ce siècle de fer, Oeuvre nouveau, dl II, Brussel, 1660, pp. 25-58. L. Moreri, ‘Anne de Vaux’, Le grand dictionnaire historique ou le mélange curieux de l’histoire sacrée et profane, Parijs, 1674, dl. I, p. 290. A. Leroy en A. Dinaux, Archives historiques du Nord de la France et du Midi de la Belgique, Valenciennes, 1837, dl. 2. H. Duthilloeul, Petites Histoires des pays de Flandre et d’Artois, Douai, 1835, pp. 330-333. A. Tranchant en J. Ladimir, Les femmes militaires de la France: depuis les temps les plus reculés jusqu’à nos jours, Parijs, 1866, pp. 266-268. P. Francq, op. cit. pp. 223-231. P. Bergmans, ‘Notice sur Adolphe Siret’, www.academieroyale.be. A. Siret, De negen Provinciën van België. Historische verhalen, Gent, 1875, pp. 25, 68-69, 194-195. M. Schweisthal, loc. cit., pp. 5-29.
249
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 250
33 34 35
36 37 38
39
40 41 42
43
44
45 46 47 48 49 50 51 52 53 54
55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66
M. Schweisthal, loc. cit, pp. 10-11. M. Schweisthal, loc. cit. p. 27. M. Schweisthal, ‘Anne de Laval, Drame historique en six actes et huit tableaux’, Drames et Comédies, Parijs, 1901, pp. 61-193. Le Petit Belge, 8 november 1899. Parival, op. cit. p. 363. C. Brossel, Anne de la Vaux. Une authentique guerrière lilloise au XVIIe siècle, Revue du Nord, Rijsel, XLIX, jan-maart 1967, pp. 57-65; Cosnac, Souvenirs du Règne de Louis XIV, Parijs, 1874, dl 4, p. 125. J.D. Krebs, ‘So heroisch als ein Mann’, Anne Delavaux, eine Soldatin aus dem 17. Jahrhundert, Schriften der Grimmelshausen-Gesellschaft IX, Bern, 1987, pp. 179-184. K. Wils, Het Lichaam, Leuven, 2001, p. 193. Le Petit Belge, 8 november 1899. J.C. Simonde de Sismondi, Histoire des Français, dl XXIV, Parijs, 1840; Cardinal de Retz, Mémoires. La Fronde, Parijs, 1962; G. Parker, The Thirty The Thirty Years War, Londen/ New York, 1997; D. Parrott, Richelieu’s Army. War Government and Society in France, 1624-1642, Cambridge, 2001. A. Chéruel, Mémoires de Mlle de Montpensier, petite-fille de Henri IV, 1651-1652, Parijs, 1858. J. Tollebeek, De ijkmeesters. Opstellen over de geschiedschrijving in Nederland en België, Amsterdam, 1944, pp. 27, 155. Le Petit Belge, 8 november 1899. E. Rooms, Lodewijk XIV en de lage landen, Leuven, 2007, p. 36. A. Siret, op. cit. p. 275. C.M. Schulten, op. cit. p. 80. G. Parker, op. cit. p. 269. Wikipedia, Trutz Simplex. B. Brecht, Moeder Courage en haar kinderen, Amsterdam, 1979. G. Grass, Das Treffen in Telgte, Amsterdam, 1984. Willibrordvertaling, Herziene uitgave 1995, Deuteronomium 22, 5, Internetversie. R. Dekker en L. Van de Pol, Daar was laatst een meisje loos: Nederlandse vrouwen als matrozen en soldaten, Baarn, 1981; Vrouwen in mannenkleren: de geschiedenis van een tegendraadse traditie in Europa 1500-1800, Amsterdam, 1989. R. Dekker en L. van de Pol, Vrouwen in mannenkleren…, p. 49. R. Dekker en L. van de Pol, Daar was laatst een meisje loos…, pp. 19, 109. J. Grand-Carteret, La Femme en culotte, Parijs, 1899. J. Loret, op. cit. pp. 185-186. R. Dekker, Daar was laatst…, p. 33. A-F Dautheville, Julie, chevalier de Maupin, Parijs, 1995, p. 117. A. Farge en N. Davis (red), op. cit. pp. 42, 44. P. Geyl, dl II, op. cit. p. 539. K. Wils, op. cit. p. 190. A-F. Dautheville, op. cit. p. 14. R. Dekker, Vrouwen in…, op. cit. pp. 25-26, 28, 82. R. Dekker, Daar was laatst…, op. cit. pp. 103, 119.
250
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 251
ROGIER VAN DER WEYDEN LEERLING VAN HUBERT VAN EYCK TE GENT?
Item a Rogier le pointre pour avoir fait trois escuchons de pointure, l’ un armoyez des armes de l’ empereur, l’autre des armes de Monseigneur le duc et le tiers aux armes de Flandres lesquels ont miz oudit siége en ordre, valent Xij s. gr
J.F. Ducq (ontwerp) – C. Normand (graveerder), Het bezoek van Antonello da Messina aan het atelier van de gebroeders van Eyck (terwijl linksonder Rogier van der Weyden het geheim van de uitvinding van de olieverf vlug opbergt) (1820), Gent, Universiteitsbibliotheek
In 1855-1856 had Wauters1 als eerste deze opdracht aan Rogier de schilder in 1427 te Gent vermeld. Het document werd pas in 1862 door Crowe en Cavalcaselle gepubliceerd2. Deze meenden dat het hier niet ging om Rogier van der Weyden, daar het om een weinig hoogstaand artistiek werk gaat, onwaardig aan een groot kunstenaar. Deze beschouwing kan men laten varen,
251
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 252
daar men thans weet dat de belangrijkste Vlaamse primitieven gelijkaardige opdrachten uitvoerden3. Het document leert ons dat de kunstenaar Rogier in 1427 drie wapenschilden geschilderd had in opdracht van de Raad van Vlaanderen, die op dat ogenblik gevestigd was in het Gravensteen te Gent4. Hij schilderde de wapens van de keizer van het Heilig Roomse Rijk, dat van Philips de Goede, hertog van Bourgondië en dat van het graafschap Vlaanderen. Dit document heeft aanleiding gegeven tot de vermelding van een mogelijk verblijf van Rogier van der Weyden te Gent. Nochtans treffen we de naam Rogier de schilder veel vroeger aan onder de Gentse schilders, nl. reeds tussen 1386 tot 1416. De Busscher5 identificeerde deze schilder terecht met de Gentse schilder Rogier van der Woestine6, maar ten onrechte vermeldde deze auteur dat deze kunstenaar mag geïdentificeerd worden met de vader van Rogier van der Weyden7. Nadien ontdekte men dat de voornaam van de vader van deze kunstenaar niet Rogier, maar Henry was8. Crowe en Cavalcaselle (o.c. (1862)identificeren deze in Gent werkzame artiest met Roegere van Bruesele (= van der Weyden). Pichart (1867) publiceerde opnieuw het hoger vermeld document van 1427 en identificeerde de schilder met Rogier van der Wostinen9. Daar de laatste vermelding van deze artiest dateert van 1416 mogen we aanvaarden dat deze kunstenaar reeds in 1427 overleden was. In 1995 haalde Dhanens10 dit document opnieuw aan en identificeerde deze schilder met Rogier van der Weyden. Zij vermeldt daarbij dat Rogier van der Weyden in leer was gegaan bij Hubert van Eyck te Gent, toen deze werkzaam was aan het Lam Godsretabel (Gent, St.-Baafskathedraal)11. Nieuw was deze theorie niet, reeds in het begin van de 20ste eeuw had men deze stelling naar voor gebracht12, die een ingang vond tot in het midden van de vorige eeuw13. Dhanens (o.c.) weet haar stelling te ondersteunen door de verwijzing van gelijkaardige beeldvorming, zoals het paard op de Trajanustapijten te Bern (een geweven kopie naar een verloren geraakt origineel van Van der Weyden) met deze op de Strijders Christi en de Rechtvaardige Rechters van het Gentse retabel. Hoewel we een mogelijke ontlening niet willen uitsluiten merken we toch op dat de houding van paarden met omhoog gehouden voorpoot reeds voorkomt vanaf de oudheid (cf. Ruiterstandbeeld van Marcus Aurelius, Rome Kapitool; Ruiterstandbeeld zgn. van Karel de Grote, Parijs, Louvre;…). Uit de datering van het document (1427) zou mogen blijken dat Rogier van der Weyden kort na de dood van Hubert van Eyck (+ 1426) nog een tijdlang werkzaam was in de Arteveldestad. Naast de reminiscenties vermeldde Dhanens (o.c.) als bewijsvoering voor de identificatie van de in 1427 vermelde Rogier de schilder met Van der Weyden alle kunstenaars met een voornaam Rogier die door de datering in verband
252
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 253
konden worden gebracht met de in 1427 te Gent vermeldde Rogier: Rogier van der Woestine, fs. Seghers (werkzaam 1382-1418); Rogier van der Woestine, fs. Jan (werkzaam 1389-1388), beeldhouder Rogier van Westrem (werkzaam omstreeks 1400); de glazenier Rogier van de Kerckhove (14291443) waarbij ze in deze bespreking ook Rogier de Visch (ingeschreven in 1423) vermeld, Jan Roegers (= familienaam), (vermeld in 1423) en Rogier van der Leye (werkzaam in 1468).13 In deze optiek blijkt er geen enkele Gentse schilder in aanmerking te komen voor het auteurschap van de in 1427 vermelde Rogier de schilder. Deze theorie werd later overgenomen door Kemperdinck15 en Châtelet16. Een vage herinnering aan dit gegeven treffen we terug in het boek dat verscheen bij de tentoonstelling “Rogier van der Weyden, de passie van de meester”17. Mogen we deze in 1427 te Gent werkzame Rogier identificeren met Van der Weyden? Reeds vroeger hebben we gewezen op de invloed van het Lam Gods op het werk van Van der Weyden18. Dit wijst erop dat deze schilder het Gentse veelluik grondig bestudeerd heeft, maar dit bewijst zeker niet dat hij in leer is geweest bij Hubert van Eyck. Algemeen wordt trouwens aanvaard dat de kunst van Van der Weyden ontsproten is uit deze van de Meester van Flémalle, die terecht beschouwd wordt als zijn leermeester. Daarmee is nog niet de vraag opgelost of de in 1427 te Gent vermelde meester Rogier kan geïdentificeerd worden met Van der Weyden. Uit de statuten weten we dat gezellen geen zelfstandig werk mochten aanvaarden19, waardoor we de identificatie met Van der Weyden met de in 1427 vermeldde Rogier de schilder mogen verlaten. Het is begrijpelijk dat de opdrachten van de Raad van Vlaanderen voor dergelijk werk eerder uitging naar lokale kunstenaars, die reeds hun vakkennis hadden getoond20. Uit de hoger vermelde Gentse schilders met als voornaam Rogier is er toch één die in aanmerking kan komen voor de identificering met de schilder van 1427, nl. Rogier de Visch. Deze kunstenaar werd op 30 juli 1421 opgenomen als meester in de Gentse St.-Lucasgilde, waarbij Jan (van der ) Mersch, Jan de Comere en Nicolaas de Visch zich borg stelden21. Reeds in 199622 hadden we gepubliceerd dat deze Roegier de Visch op 7 september 1435 zich borg stelde voor Nabur Martins. Het kwam veelvuldig voor dat een leermeesters als borg optrad bij een opname van een leerling in het ambacht. Het is dus niet ondenkbaar dat Jan de Visch de leermeester was van Nabur Martins, de belangrijkste Gentse schilder uit het midden van de 15de eeuw, van wie thans geen enkel werk meer bekend is23. Tegen deze achtergrond is het meer dan bedenkelijk dat Rogier de Visch in aanmerking komt voor de vereenzelviging van de in 1427 vermelde Rogier de schilder, meer dan Van der Weyden.
253
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 254
Hiermee hopen we op het hoger Gentse document van 1427 een nieuw inzicht geworpen te hebben. Rudy van Elslande NOTEN 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11 12
Wauters A, Roger van der Weyden, ses oeuvres, ses élèves et ses descendants, in: Revue universelle des Arts, II, 1855-1856, blz. 12. CROWE J.A. – CAVALCASELLE G.B., Les anciens peintres flamands, Brussel 1862, dl II, blz. CXXIX. Tussen 1468 en 1474 werd Hugo van der talrijke keren belast met het schilderen van blazoenen als decoratiewerk voor bepaalde gelegenheden te Gent; HOOZEE R. – Duverger E., Imaginair museum Hugo van der Goes, Cat. tent. Gent Museum voor Schone Kunsten 1812-1982/6-2-1983, blz. 62-67. VAN ELSLANDE R., Het Laatste Oordeel van de Meester van Diest met name Lieven van der Clite (en Augustijn de Brune), in: Meer Schoonheid, 34ste jg. Juni 1987, nr2, blz. 36. DE BUSSCHER E., Recherches sur les peintres gantois des XIVe et XV siècles, indices primordiaux de l’emploi de la peinture à l’huile à Gand, Gent 1859, blz. 51. Voor deze kunstenaar cf. VAN ELSLANDE R., Het glasraam van Jan van Heethuyse voor de hertoglijke kapel te Ninove (1397), in: Het land van Aalst,45ste jg, 1993, nr. 3, blz. 210; VAN ELSLANDE R., Het Land van Waas in relatie tot de laatgotische Gentse kunst, in: Annalen van de koninklijke oudheidkundige kring van het Land van Waas, dl. CX, 2007, blz. 82; VAN ELSLANDE R., Gentse kunstenaars ten dienste van Jan zonder Vrees en in het Prinsenhof, in: Ghendtsche Tijdinghen, 25ste jg., 1996, blz. 26, noot 8; VAN ELSLANDE R., Hertog Filips de Goede liet het Gentse Prinsenhof rijkelijk opsmukken, in: Ghendtsche Tijdinghen, 25ste jg., 1996, dl. I, blz. 55; VAN ELSLANDE R., Het retabel van Ghyselbrecht van Meerlo voor de O.-L.-Vrouw-Hemelvaartkerk te Nieuwerkerken, in: Lineaal, 13de jg., 1989, nr. 1, blz. 6, noot 5; VAN ELSLANDE R., Jan Eebins (+ 1345-1412), metselaar, beeldhouwer, architect en landmeter, in: Ghendtsche Tydinghen, 20ste jg., mei 1991, nr.3, blz. 156, noot 29; VAN ELSLANDE R., De verbintenis tussen Obrecht van Westkerke en de kerkmeesters van Nevele inzake het beschilderen van een relikwiekast in 1479, in: Het land van Nevele, 20ste jg., dec. 1989, nr. 4, blz. 308. VANDER HAEGHEN V., Mémoire sur des documents faux relatifs aux anciens peintres, sculpteurs et graveurs flamands, Gent 189825, noot 1. VAN ELSLANDE R., Het Weense handschrift van "Die Keure", in: Over den Vier Ambachten, Kloosterzande, 1993, blz. 889-891. PINCHART A., Rogier de le Pasture dit van der Weyden, in: Bulletin des Commissions d’art et d’archeologie, 1867, blz. 445. DHANENS E., Rogier van der Weyden Revisie van de documenten, Mededelingen van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België, Academiae Analecta, Klasse der Schone Kunsten, 57ste jg, 1995, nr. 59, blz. 97. DHANENS E., o.c., blz. 47. LAFOND P., Roger van der Weyden Collection des Grand Artistes des Pays-Bas,
254
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 255
13 14 15
16 17
18
19
20
21 22
23
Brussel-Parijs 1912, blz. 13. VANSINA D., De Vlaamse primitieven, Leuven 1949, blz. 66. DHANENS E., o.c., blz. 9-11. KEMPERDINCK S., Die werkstatt Robert Campins und Rogier van der Weyden, in: Ars Nova, II, Stiedies in Late Medieval and Renaissance Northen Painting and Illumination, Turnhout, 1997, blz. 161; die dit gegeven niet meer aanhaalt in Idem, Rogier van der Weyden 1399/1400-1464, Keulen 1999. CHÂTELET A., Rogier van der Weyden (Rogier de le Pasrure) Milaan-Parijs, 1999, blz. 11. CAMPBELL L. – VAN DER STOCK J., Rogier van der Weyden 1400-1464 De passie van de meester, Zwolle-Leuven, 2009, blz. 67. VAN ELSLANDE R., De geschiedenis van de Vyt-Borluutfundatie en het Lam Gods, in: Ghendtsche Tydinghen, 15de jg., 1986, blz. 57, 110, 169. VAN ELSLANDE R.D.A. – DE KRAKER A.M.J., De familie Horenbault: renaissancekunstenaars en cartografen te Gent en daarbuiten (ca. 1460 tot ca. 1630), in: Jaarboek 2004-2006 Oudheidkundie Kring “De Vier Ambachten”, Hulst 2007, blz. 28. Cf. VAN ELSLANDE R., Het Laatste Oordeel van de Meester van Diest met name Lieven van der Clite (en Augustijn de Brune), in: Meer Schoonheid, 33ste jg., 1986, nr. 4, blz. 98-108; Ibidem, 34ste jg. 1987, blz. 1-12, 33-34, 82-84. Gent, Stadsarchief, Jaarregister 1420-1421, f° 96. VAN ELSLANDE R., Nabur Martins, de belangrijkste Gentse schilder uit het midden der 15de eeuw, in: Ghendtsche Tydinghen, 25ste jg., 1996, blz. 191, 198, noot 16. VAN ELSLANDE R., De geboorte van Christus in het Groot Vleeshuis, in: Ghendtsche Tydinghen, 11de jg., 1982, blz. 99-108.
255
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 256
VERGETEN GENTSE SCHRIJVERS: ADOLPHE BARTHÉLÉMY DUFRANNE (GENT 1833 – GENT 1858)
Filosoof, schrijver. Adolphe Barthélémy Dufranne is geboren in 1833 op de Reep te Gent. Zijn ouders waren afkomstig uit Henegouwen. Hij was de jongste zoon van Philippe Joseph, suikerbakker. Zijn moeder, Antonia Pappaert, is, net als nog een paar kinderen, jong gestorven, toen Adolphe pas vijf jaar oud was. Adolphe volgde middelbaar onderwijs in het Sint-Barbara college en het koninklijk atheneum. Aan de Gentse universiteit werd hij doctor in de wijsbegeerte en letteren en kandidaat in de rechten; ook doctor in de staats- en bestuurswetenschappen. Hij was laureaat in universitaire wedstrijden te Gent en Brussel. Hij schreef verscheidene bijdragen in de Studenten Almanak Noord en Zuid. In 1857 schreef hij voor het Liberaal Congres l’Indivisibilité de la question politique et de la question religieuse. Klein van gestalte bezat hij eerder een morele dan fysieke schoonheid. Hij had contacten met verschillende intellectuelen en literatoren van zijn tijd o.a. Ferdinand Snellaert, Napoleon Depauw e.a. en met allen verdiepte hij zich in grondige en abstracte discussies, zocht in de filosofie de waarheid die hij in het katholiek geloof niet had gevonden. Hij was ook geïnteresseerd in de opkomende arbeidersbeweging en had contacten met Frans “Kapneuse” Billen, spinner en voorzitter van de “Noodlijdende Broeders”, het eerste syndicaat voor katoenspinners. Samen met Emile Moyson, arbeidersvriend en flamingant, woonde Adolphe Dufranne, filosoof, liberaal en democraat, de vergaderingen van de spinners bij. Moyson en Dufranne (die ervan droomde later de advocaat te worden van de arbeiders) vormden de “brains” van de vereniging. Bij de begrafenis van Dufranne, in december 1858, spraken o.a. zowel Billen als Moyson een grafrede uit. In 1859 verscheen te Brussel: A. Dufranne, Le libre examen et le dogme catholique. Précédé d'une notice biographique et des discours prononcés sur sa tombe par MM. Bilen et Moyson. Hij was te zwak voor lichamelijke arbeid en hij bleef ongehuwd. Zonder beroep. Hij overleed, net als zijn moeder, broers en zusssen, aan de gevolgen van een langdurige pijnlijke ziekte. Een week vóór zijn dood had hij zijn godsdienstige en politieke overtuiging en zijn laatste wilsbeschikking op papier gezet. Zijn laatste woorden waren: “Je vais rejoindre le plus grand de tous les papes!” De woorden van een vrijdenker die niet geloofde in de God 256
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 257
van de katholieken, maar in God als absolute rechtvaardigheid en hoogste waarheid. Bij zijn overlijden woonde hij in de Brabantdam 41, nog steeds bij zijn vader. Hij was vrijzinnig en weigerde de sacramenten der stervenden. Hij kreeg als een der eersten in Gent een burgerlijke begrafenis, wat heel veel opzien baarde. Bij zijn uitvaart was er er een massa aanwezig: vrienden, mede-studenten, professoren, talloze belangstellenden en kameraden die speciaal uit Brussel waren gekomen... en nadat de professoren waren weggegaan, beledigingen scandeerden tegen de maatschappij en het geloof. Provinciegouverneur De Jaegher heeft er een lange brief over opgesteld, gericht aan Charles Rogier, minister van binnenlandse zaken (22 december 1858).
Literatuur Rens, Adolf Dufranne, Nederduitsch Letterkundig Jaerboekje, 1859, p. 166. A. Deprez, Briefwisseling van Dr. F.A. Snellaert (1809-1872), 1978, p. 88. H. Wouters, Documenten betreffende de geschiedenis der arbeidersbeweging (1853-1865), ICHG, Bijdrage 40, p. 94-95.
DaniĂŤl Van Ryssel
257
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 258
GENTSE MEMORIEDAGEN: 1-2 JANUARI. AANVULLINGEN.
1 Januari 962 Dood van Boudewijn III, de 4e Graaf van Vlaanderen. Hij regeerde van 958 tot 961. Hij was de enige zoon van Arnold de Oude die in 958 troonsafstand deed ten zijnen voordele. Hij stierf van de pokken te Bergues-St-Winox. Zijn enig kind, Arnold, was op dit ogenblik minderjarig en Arnold de Oude was verplicht de scepter opnieuw op te nemen. Hij was getrouwd met Mathilde van Saxen. Hij werd begraven in de Abdij van St-Bertin te St-Omer.
1 Januari 1302 Invoegetreding van het “College der 26”. Dit systeem van het stadsbeheer werd ingesteld door Philippe le Bel. Er werden jaarlijks 26 magistraten verkozen door acht kiezers: vier van de vorst en vier van de Gemeente. Dertien onder hen werden door een koninklijke afgevaardigde aangeduid om de stad te beheren en recht te spreken (Schepenen van de Keure). De overige 13 (Schepen van Ghedeele) moesten de vrede in de stad doen heersen en zich bezig houden met erfeniszaken en verdelingen. Op 15 Augustus van ieder jaar traden zij in dienst. De inrichting van het Schependom werd aldus 2 eeuwen lang geregeld.
1 Januari 1384 Stichting van de “Raad van Vlaanderen”. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2000 - N° 3 - p. 176
1 Januari 1679 De spits van de kerktoren en het dak van het Jezuïetencollege branden af. Zie “Gentse Tydinghen” 2001 - N° 4 - p. 233
258
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 259
1 Januari 1756 Geboorte van Charles-Louis Diericx. Hij was de zoon van de Voorzitter van de Raad van Vlaanderen. Hij behaalde zijn diploma van Dr. in de Rechten aan de Universiteit van Leuven en in 1784 werd hij benoemd tot advocaat-pensionaris van de Stad, een functie die kan omschreven worden als secretaris en juridische raadgever van de Schepenen. Hij was aanvankelijk een aanhanger van de Brabantse Revolutie en het was hij die Van der Noot verwelkomde bij zijn intrede in Gent in 1789. Maar die liefde bleef niet lang duren, want de vooruitstrevende gedachten van Diericx strookten niet met de behoudsgezinde politiek van de Statisten, anders gezegd de aanhangers van Van der Noot, die hem hun klassiek koosnaampje meegaven van “Vijg” en “Josephiet”. Toen het huis van zijn vader geplunderd werd vluchtte hij naar Rijsel waar hij zich aan het hoofd stelde van het "Comiteit der Anti-Patriotten". Wanneer de Oostenrijkers in Gent terugkomen herneemt hij zijn plaats in het Schepencollege Wanneer de Fransen hier voor de eerste maal binnenvallen in 1792 wordt de antirepublikein Diericx in de Mammeloker gestoken. Na zijn vrijlating vlucht hij naar Holland. Hij komt terug naar Gent in 1802 en wordt door de intelligente Prefect Faipoult benoemd tot raadslid van het ScheldeDepartement en later tot Directeur van de Kruidtuin. Diericx begint nu intensief de archieven te doorsnuffelen van de Stad en van de Prefectuur Dit zou aanleiding geven tot de publicatie in 1814 en 1815 van twee lijvige boekdelen: “Mémoires sur la Ville de Gand”. Het zijn deze “Mémoires” die nog altijd graag geconsulteerd worden en die er voor gezorgd hebben dat zijn naam nog niet vergeten is. Zij het dan ook dat hij nog andere waardevolle bijdragen geleverd heeft, zoals (o.m.) “Privilèges des Gantois”, “Het Gents Charterboekje”, “Topografie de la Ville de Gand”, “Mémoires sur les anciennes lois et coûtumes des Gantois”. Tijdens het Hollands Bewind was hij lid van het “Koninklijk Instituut” en van de “Provinciale Raad van Oost-Vlaanderen.” Hij stierf op 1 April 1823 te Froidmont nabij Doornik. De straat die in 1903 getrokken werd van de Ekkergemstraat naar de Pijlstraat werd naar hem genoemd.
1 Januari 1807 De Parnassusschouwburg wordt gesloten wegens het verbod nog Nederlandstalige stukken op te voeren.
259
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 260
1 Januari 1811 Geboorte van Hippoliet Van Peene. Zie “Gentse Tydinghen” - 2005 - N° 1 - p. 45
1 Januari 1832 Stichting van het liefhebberstoneelgezelschap. “De Ware Vrienden-Les Vrais Amis”. De voorstellingen gingen door in de zaal “Flora” in de Holstraat. Het is dààr dat Hippoliet Van Peene en Virginie Miry elkaar leerde kennen. Karel Ondereet was er ook lid van. In 1840 nam het gezelschap de naam “Société Euterpe” aan. Dit gezelschap werd gesticht door Hippoliet Van Peene. Het voerde vertalingen op van Franse zang- en blijspelen. Om de 14 dagen was er een vertoning. Het gezelschap verdween in 1849.
1 Januari 1854 Verschijning van “Het Jaarboekske voor 1854”, de eerste Almanak van “‘t Zal Wel Gaan”. De geschiedenis van dit “Taalminnend Studentengenootschap”, de oudste studentenvereniging in ons land moet nog geschreven worden. Ze werd opgericht in 1852 in de “Poësis” van het Atheneum en het was geen toeval dat dit gebeurde door leerlingen van Jacob Heremans die zeven jaar voordien benoemd was tot leraar aan het Atheneum. Hij wist er zijn jeugdige studenten te begeesteren en heeft tal van overtuigde Vlaamsgezinden gevormd. Volgens sommige bronnen zouden de stichters Julius Vuylsteke, Victor Van Wilder en Isidoor Hamelinck geweest zijn. Andere spreken van Julius Vuylsteke, Tony Bergman en Eugène Cogen. Iets staat vast: Vuylsteke was er bij en het kan er voor pleiten dat Tony Bergman een van de drie stichters was, aangezien zijn weduwe jaarlijks een voor die tijd niet onaanzienlijk bedrag stortte in de kas van de "Bond der Oud-leden van “‘t Za1”. Toen deze atheneumstudenten anderhalf jaar later overgingen naar de Universiteit richtten zij een brief tot de Rector waarin zij vroegen een cursus van Nederlandse Letterkunde in te richten. Aangezien de Rector niet reageerde richtten zij een verzoekschrift tot de Minister van Binnenlandse zaken. In dat request dat geinspireerd werd door Heremans, opgesteld door Julius Vuylsteke en ondertekend door 100 studenten (wat zowat een derde voorstelde van het totaal aantal studenten aan de Universiteit),herinnerde zij de
260
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 261
Minister er aan “qu’il y avait autrefois à l'Université de Gand un cours de littérature flamande” en drukten de wens uit dat “la chaire supprimée depuis longtemps fût enfin rétablie”. Deze “Cours de Littérature flamande” kwam er het jaar nadien. Vanaf het begin was “‘t Zal Wel Gaan” Vlaams en Liberaal, iets wat duidelijk tot uiting kwam in haar kenspreuk “Clauwaert en Geus”. Een grote bekendheid verwierf dit genootschap met de uitgifte van zijn Almanak waarin jeugdige auteurs hun mening niet onder stoelen of banken staken. Dat deze almanakken niet alleen gelezen werden in studentenkringen blijkt uit het feit dat er in 1857 een pauselijk banbulle verscheen tegen deze almanakken van de “societate philologica vulgo dicta ‘t sal wel gam”. De “‘t Zallers” waren natuurlijk opgetogen met deze internationale erkenning. Maar de leden waren vanzelfsprekend niet alleen actief op het ideologisch vlak, ook de studentikoze elementen vormden een belangrijk deel van hun activiteiten. Er waren de rollingen, de revues, de tonzittingen, de roeiwedstrijden. Het gebeurde meer dan eens dat de Gentenaars vreemd opkeken toen zij in hun stad studenten tegenkwamen met een lange baard en een hoge hoed op. Dat waren dan “‘t Zallers” die op weg waren naar hun lokaal voor een “baard en buiszitting”. Merkwaardig is dat veel gekende personaliteiten oud-leden waren van “‘t Zal”. Wij citeren er enkele: Paul Fredericq, Leo Bakeland, Julius Mac Leod, Jules De Vigne, Camille De Bruyne, Theodore Swarts en merkwaardig genoeg - Prosper Claeys die heel zijn leven in het Frans zou blijven schrijven, maar dat was in die tijd waarschijnlijk het enig middel om gelezen te worden door het publiek dat men wilde bereiken. Op 7 April 1970 werd door een of andere fanatieker brand gesticht in hun lokaal dat toen op de Hoveniersberg was en waarbij - spijtig genoeg - een deel van het archief verloren ging.
1 Januari 1854 Opening van de “Café des Arcades” In dit gebouw kwam later de boekhandel Van Rysselberghe-Rombaut. Karel Van de Woestijne geeft in zijn boek “Leemen Torens” een beschrijving van een avond in de “Arcades” tijdens de Gentse Feesten.
1 Januari 1872 Definitieve sluiting van het Klein Vleeshuis. In Gent kent iedereen natuurlijk het Groot Vleeshuis, maar velen zullen er misschien moeite mee hebben om het Klein Vleeshuis te situeren. Niet zo ver-
261
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 262
De Vogelmarkt met, links op de voorgrond, het Klein Vleeshuis op de hoek van de Korte Dagsteeg, dat in 1822 werd gesloopt. Rechts de “Kleine Ameede”, op de hoek van de Koestraat. Achteraan in het beeld, de bomen van de Kouter. (Naar het Panoramisch Plan van 1534) (Foto Stadsarchief).
wonderlijk want er zijn er 3 geweest. Het oudste was gelegen aan de Braempoort, op de hoek van de Brabantstraat (nu Brabantdam) en de St-Jansvest. Op het einde van de 16e eeuw werd het overgebracht naar de Vierwegscheede, anders gezegd de plaats waar de Vogelmarkt, de Brabantstraat, de Korte Dagsteeg en de Koestraat samenkomen. En wel in het hoekhuis van de Vogelmarkt en de Korte Dagsteeg. Dit 2e Vleeshuis werd afgebroken in 1821 toen de Korte Dagsteeg verbreed werd. Het was in die tijd nog niet de gewoonte onze straten alle vijf voet van naam te veranderen, vandaar dat deze “straat” nu nog altijd “steeg” heet, wat ons toelaat beter de origine te begrijpen. Het 3e Klein Vleeshuis werd ondergebracht in de gewezen Wolleweverskapel. De vleeshouwers zouden er een halve eeuw blijven, maar geleidelijk verminderde het belang omdat de vleeshouwers nu ook in eigen winkel vlees mochten verkopen. In 1867 waren er nog slechts 14 van de 24 stallen verhuurd aan 8 vleeshouwers, maar 5 jaar later was het definitief gedaan.
1 Januari 1888 De “Vereeniging der Belgische Dagbladpers” sticht “Het Werk van het Nachtverblijf”.
262
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 263
1 Januari 1898 Stichting van de voetbalafdeling van de “Gantoise”. De “Association Athlétique la Gantoise” werd gesticht in 1864 en is de oudste sportclub van België. Het was aanvankelijk een turnmaatschappij met als devies “Aie confiance en toi-même”. De voetbalafdeling had zijn terrein in de Mussenstraat, maar in 1911 moest het daar verhuizen om de plaats te ruimen voor de Expositie van 13. Belandde dan op de Albertkaai. Heel wat straatnamen in dit kwartier zijn afgeleid van het verblijf van de “Gantoise” aldaar: Voetbalstraat, Tennisstraat, Raketstraat, Sportstraat. Buiten voetbal was er natuurlijk ook athletisme, en afdelingen Hockey en Tennis. In 1920 belandde men in het Ottenstadion. Om verder subsidies te mogen ontvangen van de Stad was men verplicht de naam te vervlaamsen en werd het A.A. Gent, zij het ook dat oude Gentenaars blijven spreken van “de Gantwâoze”.
2 Januari 879 Dood van Boudewijn I (Met de IJzeren Arm) Hij was de eerste Graaf van Vlaanderen. Regeerde van 863 tot 879. In 1862 schaakte hij Judith de France, dochter van Karel de Kale en weduwe van Ethelwolf, koning van Engeland. Hij trouwt met haar in 863. Zijn voornaamste verblijfplaats was Brugge. Hij laat er de oorspronkelijke St-Donatiuskerk bouwen. In 867 richt hij in Gent een verdedigingspunt op tegen de Noormannen op de plaats waar het Gravensteen zou gebouwd worden Zijn lichaam werd begraven in de kapel van het klooster van St-Bertin te St-Omer, zijn hart in de kapel van de St-Pietersabdij.
2 Januari 1779 Verschijning van het eerste nummer van “Den Vlaemschen Indicateur”. Dit was een weekblad dat 8 jaar lang een groot succes kende. Het werd uitgegeven door de bekende drukker Gimblet op de Korenmarkt. De eerste opstellers waren de advocaat Lecat en de jurist Lejeune. Het blad heeft er toe bijgedragen de ideeën van de Verlichting te laten doordringen in Vlaanderen. In intellectuele kringen bestond er grote belangstelling voor de ideeën van de Encyclopedisten. De almacht van de rede, het recht om in alle domeinen de kennis aan een vrije discussie en kritiek te onderwerpen,
263
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 264
waren nieuwe geluiden die indruk maakten. Een groot aantal boeken en verboden publicaties uit het buitenland waren hier vrij te koop, iets wat met lede ogen bekeken werd door de Kerk die vrijwel machteloos stond. Van haar standpunt bekeken was de schade min of meer beperkt omdat het Franse geschriften waren die enkel door een kleine minderheid begrepen werd. De taalbarrière belette de verspreiding van de gevaarlijke nieuwe ideeën bij de kleine burgers en ambachtslieden. Daar zou verandering in komen met het verschijnen van “Den Vlaemschen Indicateur” of voluit “ofte Aenwyzer der Wetenschappen en Vrye Konsten”. In 1779 kreeg Gimblet een octrooi voor 8 jaar. De redacteurs waren overtuigde “Josephisten” anders gezegd aanhangers van Jozef II en zij stonden volledig achter zijn tolerantie-edicten”. Het blad was anti-klerikaal , maar waardeerde de godsdienst als “moderator”. Het succes van den “Vlaemschen Indicateur” was te danken aan het gebruik van de volkstaal, de met opzet zeer laag gehouden prijs en de degelijkheid van de inhoud. De lezers maakten voor het eerst kennis, niet alleen met de ideeën van Voltaire en Rousseau, maar ook met deze die leefden in Duitsland en Engeland. Er waren rubrieken over handel, mechanica, technologie, natuurwetenschappen, maar ook over het theaterleven in Vlaanderen en over te verkrijgen boeken. Toen het octrooi in 1787 verliep hield de “Indicateur” op te bestaan. Maar hij had zijn taak volbracht: de nieuwe ideeën ingang doen vinden in de huiskamer van de kleine burger, ambachtsman en boer.
2 Januari 1853 Dood van Thérèse Verhaeghe, het “Heilig Begijntje” genoemd. Zij werd op 17 April 1779 te Desselgem geboren en kwam in het Groot Begijnhof op 6 September 1802. Zij had een bijzondere verering voor den H. Antonius en liet naast haar woning in het Hof ter zijner ere een StAntoniuskapel oprichten. Ze werd aanvankelijk begraven op het kerkhof van de De Smetstraat, maar werd in 1885 overgebracht naar het Campo Santo.
2 Januari 1892 Geboorte van kunstschilder Evarist De Buck. Zie “Gentse Tydinghen” 2003 N° 6 - p. 400
264
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 265
2 Januari 1920 Geboorte van Armand Pien. Geboren in de Mirystraat ging hij eerst naar school in de Slijpstraat, daarna naar de “Ecole Moyenne” en het Atheneum om tenslotte naar de Universiteit
Hij heeft zijn moment om te gaan goed uitgekozen: op wellicht de laatste warme dag van een memorabele zomer overleed Armand Pien aan een hartaanval. Pien was een van de populairste tv-figuren die Vlaanderen ooit gekend heeft: dat bleek ten overvloede uit de reacties van collega’s en vrienden als Marc Sleen. Zelfs premier Verhofstadt had het over een groot verlies. Generaties Vlamingen hebben van Armand Pien dan ook alles geleerd over depressies, hogedrukgebieden en de straalstroom. Tot vlak voor zijn dood bleef hij als trouwe bezoeker van het KMI een mentor voor zijn opvolgers. Hij is 83 jaar geworden.
te gaan waar hij in 1942 zijn diploma behaalde van Licenciaat in de Wiskunde en de Astronomie. In 1948 belande hij in het Meteorologisch Instituut waar hij werkleider werd. Sedert 1953 was hij de weerman bij de B.R.T. In 1977
265
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 266
had hij daar al meer dan 3.300 weerpraatjes op zijn naam staan. In 1976 werd hij Directeur van het Planetarium in Brussel. Hij overleed op 22 September 2003.
2 Januari 1928 Opening van de nieuwe kliniek van de Bond Moyson in de St-Margrietstraat. Hugo Collumbien
WIE BEKOSTIGDE HET SLAPHANGERSTRAATJE?
Inleiding De Prosper Claeysstraat, zijstraat van de Koning Albertlaan in het SintPietersstationbuurt, staat bij de Gentenaars bekend als het Slaphangersstraatje. Ze werd begin 20ste eeuw aangelegd en bebouwd om behoeftige gehuwde ouderen te huisvesten. In die tijd waren de rusthuizen nog niet gemengd en werden oudere koppels uit elkaar gerukt. Volgens de snelinventaris Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen, deel Gent 4nc werden straat en bebouwing in 1912 gerealiseerd. Vermoedelijk werden de werken reeds eerder aangevat, want al in 1911 werd er een plechtige inhuldiging georganiseerd. De typische eenheidsbebouwing in neotraditionele stijl was een ontwerp van architect E. De Heem. Het bouwproject lag zo goed als volledig in de handen van het Bureau van Weldadigheid (BvW). Samen met de Commissie voor Burgerlijke Godshuizen (de Hospicen) was dat Bureau de voorganger van het OCMW, De financiering was echter politiek getint en kwam vooral van de liberale kant. Rekening houdende met de politieke zeden in die jaren, is het niet verwonderlijk dat de liberalen met projecten naar voren kwamen die wilden concurreren met
266
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 267
katholieke initiatieven. Elk origineel huisje in de straat heeft een gedenksteen naast de deur met daarop de naam van de maatschappij of persoon die tot de financiering bijdroeg. Sommige personen deden dat via een vereniging, andere in eigen naam door bemiddeling van het BvW. De straat werd niet in één stuk gebouwd. Men begon aan de zijde van de Patijntjestraat en de bebouwing groeide zo verder naar de Koning Albertlaan toe.
Maatschappijen Onder de maatschappijen die bijdroegen vinden we gekende groepen zoals het Van Crombrugghe’s Genootschap en de Officiële Dekenbond. Het Genootschap is een sociaal-culturele vereniging, gesticht in 1857 door een aantal leerkrachten en oud-leerlingen van het Stedelijk Onderwijs Gent. De vereniging is genoemd naar burgemeester Van Crombrugghe, die zoveel voor de Gentse gemeentescholen had gedaan (www.vcg.be) ‘van Crombrugghes’s hield zich niet alleen bezig met culturele aangelegenheden, maar organiseerde ook regelmatig concerten om weldadige projecten te kunnen financieren. De Officiële Dekenbond werd in 1903 gesticht om alle dekenijen bij elkaar te brengen in een officieel kader. Gebuurtedekenijen waren al in de middeleeuwen actief. Ze zorgden vooral voor veiligheid en hygiëne in de vele buurten van de stad. Rond het begin van de vorige eeuw voelden de afzonderlijke buurtcomités steeds meer de nood om met elkaar te kunnen samenwerken. De winkeliers en handelaars, die de ruggengraat vormden van de dekenijen, hadden ook oog voor armoede en deelden regelmatig brood en goederen uit aan de ‘sukkelaars’ in hun buurt. Het was dan ook de Dekenbond die in 1911 de straat inhuldigde met een stoet vanuit het centrum met de bekende fanfare van de weesjongens, de kulders, aan de kop. Later zou de bond ook nog een vijftal huisjes schenken. Naast deze twee verenigingen brachten ook minder en niet gekende groeperingen een flink steentje bij. Een nog bestaande groep is de vrijmetselaarsloge Le Septentrion. Deze vierde in 1911, in de periode dat de straat in de steigers stond, haar honderdjarig bestaan. Nadat de overheid op het einde van de 18de eeuw de vrijmetselarij verboden had, zag er in Gent een nieuwe loge het licht onder impuls van de Franse bezetter. Hippolyte Metdepenningen, advocaat en orangist, wiens standbeeld ons oud justitiepaleis siert, was lang leider van deze loge. Een andere belangrijke bijdrage kwam van de filantropische vereniging Zonder Naam Niet Zonder Hart. Deze werd in 1855 gesticht door enkele liberalen die iets wilden doen aan de armoede. Anoniem klopten enkele van hen
267
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 268
aan bij katholieke instellingen maar ze werden geweigerd met als excuus dat ze geen naam wilden voorleggen. Zij stichtten dan maar zelf een weldadigheidgroep en kozen dan ook een naam die herinnerde aan de weigering. De vereniging bestaat nog steeds, maar de anonimiteit zorgt er voor dat vrijwel niemand van haar bestaan afweet. De Zonder-Naamstraat bij de Dampoort huldigt hun werk. Niet meer bestaande, en daardoor onbekende verenigingen zijn De Romeinen en L’Union. De leden van de eerste groepering dankten hun naam aan hun stamkroeg Café de Rome. De drankgelegenheid heeft nu zijn functie verloren, maar het huis bestaat nog steeds aan de Kleine Vismarkt, tussen de Groentenmarkt en het Sint-Veerleplein, teruggetrokken van de rooilijn en uitgevend op het water. In dat café was een filantropische vereniging actief genaamd “Les Romains”. Voorzitter was Polidor Vanden Eeden, een handelsreiziger. Zijn broers waren allen musici. Jean, één ervan, was een bekende componist. De Romeinen gaven gedurende lange tijd ook grote bedragen aan de Zonder Naam Niet Zonder Hart. Over l’Union, gesticht in 1842, lezen we in het boek “De Gentse Feesten”, verschenen in 1993, dat de vereniging bestond uit een 400-tal “gepatenteerde ingezetenen”, met andere woorden: grotere handelaars en winkeliers. De maatschappij presenteerde zich als apolitiek, maar haar leden behoorden vrijwel allen tot de liberale strekking. Haar zetel bevond zich op de Kouter, tussen de Hoofdwacht (later de Handelsbeurs) en het verdwenen Posthotel. De maatschappij zette zich enorm in om Gent op de kaart te zetten via het organiseren van feesten. Naast kermissen en paardenwedrennen richtte l’Union ook concerten en bals in. Deze initiatieven trokken veel bezoekers, die dan ook veel centen in de kas lieten belanden. In 1901 sloot de vereniging de boeken. Vandaar dat de gedenkplaat in de Prosper Claeysstraat vermeldt: “Enige leden van de gewezene maatschappij L’Union Kouter”. Vermoedelijk werden de laatste centen van de vereniging geschonken aan het BvW.
Privé personen Verschillende huizen werden echter betaald uit private fondsen. Meestal ging het om mensen die geen erfgenamen hadden. Door de schenking waren ze zeker dat hun bezittingen de armen konden helpen en niet in de stads- of staatskas belandden. Prosper Claeys (1834-1910) mag hier zeker als eerste vermeld worden. Hij studeerde rechten en was reeds zeer jong lid van de Zonder Naam. Zijn vader was brouwer en veel familieleden zaten in de politiek. Naast journalist was hij
268
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 269
ook een befaamde geschiedschrijver en publiceerde hij talloze werken over Gent. In 1862 werd hij armmeester en later voorzitter van het Bureau van Weldadigheid. Hij was dan ook de motor en de steunpilaar van het hele project in deze straat, die terecht naar hem genoemd werd. Hij had een relatie met Mathilda Julia Henrica Fredericq, een nicht van Paul Fredericq, de latere rector van de Universteit. J.J. Dierman (?-?) was met vijf huizen de belangrijkste private schenker. De firma Dierman ontstond in Gent in 1813. Stichter Lieven begon met een kleine spinnerij in Groot Meerhem. In 1840 werden in de Ham nieuwe gronden aangekocht, waarop men industrieel gebouw verrees, dat er nu nog steeds staat en nog steeds de latere overnemer, de NV Milleken Europe, huisvest. Na Lieven werden respectievelijk zoon Ferdinand en kleinzoon Jean-Jacques zaakvoerders. In het topjaar 1950, ondertussen onder leiding van Pierre, telg uit de vierde generatie, telde Dierman 382 getouwen en 450 werknemers. Ferdinand was één der stichters van De Zonder Naam en Jean-Jacques speelde begin de 20ste eeuw ook een grote rol in deze vereniging. De ZonderNaamstraat ligt niet toevallig naast deze fabriek. Marc Baertsoen (1860-1934) werd in 1882 doctor in de rechten. Als journalist schreef hij voor La Flandre libérale en als liberaal politicus was hij vanaf 1890 achtereenvolgens Gents gemeenteraadslid en schepen. Hij werd ook voorzitter van de Gentsche Maatschappij der Werkerswoningen. Baertsoen woonde in 1909 in het gedeelte van de Koning Albertlaan dat later Koningin Astridlaan werd genoemd. Tijdens de eerste wereldoorlog was hij van dichtbij getuige van de Duitse troepenbewegingen en het wegbrengen van de opgeëisten in het station. Als gewezen schepen van de stad was hij ook uitstekend op de hoogte van de politieke en sociale toestand. Hij publiceerde in de jaren twintig een dagboek over de oorlogsellende van de Gentse bevolking. In de krant Volksbelang van 29 september 1900 vernemen we over Adolphe Dubois (1827-1900) het volgende. Hij studeerde in Gent rechten en behoorde tot een talentvolle groep studenten die zich toen reeds liet opmerken. In 1852 begon hij aan de Gentse Balie te werken en enkele jaren later werd hij substituut-procureur des Konings. In 1858 werd hij gemeenteraadslid. Eén van zijn eerste voorstellen was de gemeentelijke reglementen, naast in het Frans, eveneens in het Nederlands te publiceren. Dit was vooral bedoeld als tegenzet ten opzichte van een katholieke opposant, want in zijn verdere politieke carrière is van hem geen enkel taalvoorstel gekend. In 1859 verscheen in de Journal de Gand (liberaal) het bericht dat de bisschop van Mechelen aan de geestelijk-
269
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 270
heid vroeg zich buiten de politieke twisten en de kiesstrijd te houden. De katholieke pers nam dit bericht over zonder het na te kijken, maar al vlug bleek dat dit een pamflet was geschreven door Dubois. Dit schandaal dwong hem om af te treden en terug aan de balie te komen. In 1863 werd hij voorzitter van de Commissie van Burgerlijke Godshuizen en zette hij zich met hart en ziel achter projecten zoals het Bijlokeziekenhuis, het Kuldershuis en het Lousberggesticht. Hij was ook een groot kenner van de Franse literatuur en taal, in die mate dat Littré, de samensteller van het befaamde woordenboek, hem noemt in zijn voorwoord. Hij bleef ongehuwd en het waren zijn neven die 2000 frank stortten voor het eerste huis. Justin Anglade (?-?) was landmeter en ontvanger voor de stad Gent. Hij woonde op de Predikherenkaai 1, tegen de Sint Michielsbrug. De woonst moest in 1908 plaats maken voor de nieuwe brug. Zijn naam wordt meermaals genoemd in dossiers omtrent onteigeningen in het kader van het Zollikofer-de Vigneplan dat het Zuidstation met het centrum moest verbinden. In 1853 tekende hij het plan van de Hazegraspolder in Knokke. Het testament van Mevrouw Anglade (9 maart 1908) bepaalde dat aan verschillende verenigingen 200 fr. geschonken moest worden, ten totale van 1600 fr. Het BvW oordeelde echter dat sommige organisaties geen recht hadden op legaten en eiste 1200 fr. voor zich op. Dit werd bevestigd door de Gentse gemeenteraad. De door katholieken beheerste gemeenteraad van Sint Amandsberg en de bisschop van Gent waren daar niet mee akkoord en ze brachten de zaak voor de rechter. Uiteindelijk ontving het BvW slechts twee legaten, goed voor een bedrag van 400fr. Mevrouw J.F.J. Heremans (?-?) woonde op de Predikherenkaai 4 en was de weduwe van Jacob Frans Jan Heremans (1825-1884). Afkomstig uit Antwerpen startte Heremans zijn carrière aan het Gentse Atheneum aan de Ottogracht. Later werd hij lector Nederlands aan de Universiteit. Op de Ottogracht stichtte hij een “taalminnend gezelschap” dat met hem verhuisde naar de Universiteit waar het de naam ’t Zal Wel Gaan kreeg. Als liberaal politicus werd Heremans in 1870 provincieraadslid van Oost-Vlaanderen, waar hij de eerste was die in het Nederlands het woord nam. In 1875 werd hij Gents gemeenteraadslid en van 1880 tot 1882 schepen van Onderwijs. In die hoedanigheid richtte hij meerdere scholen op. Ernest Lacquet (1845-1907) woonde op de Groentemarkt 3 (de huidige mosterdwinkel Tierenteyn-Verlent) en daarna in de Hoogpoort 10. Hij was gehuwd met weduwe Adelaïde Tierenteyn-Verlent. In de Wegwijzer van Gent,
270
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 271
een repertorium van handelaars en ambtenaren, vinden we in 1890 zijn naam op verschillende plaatsen. Samen met architect Joseph De Waele en Prosper Claeys was hij lid van de “Stedelijke Commissie voor Bewaring van Praal-, Gedenk-, en Kunststukken (voorloper van de Stedelijke Commissie voor Monumenten en Stadsgezichten) en in die hoedanigheid lag hij ook mee aan basis van de oprichting van het Stedelijk Oudheidkundig Museum in het Caermersklooster in de Lange Steenstraat. Deze collectie zou later verhuizen naar de Bijlokeabdij en zo aan de basis liggen van het STAM. We vinden ook zijn naam als archivaris van de “Cercle de Flore et Pomone”, een vereniging van bloemen- en fruittelers gevestigd in het Hotel de Vienne, Korenmarkt. Hij schreef meerdere bijdragen over oude voorwerpen die verschenen in de Inventaire archéologique de Gand. Ze worden regelmatig in vertaling in Ghendtsche Tydinghen overgenomen. Joseph De Waele (1844-1910) woonde in de Citadellaan 67 en later op de Coupure 93. Zoals gemeld was hij lid van de voorloper van de Stedelijke Commissie voor Monumenten. Hij gaf les bouwkunde aan de Koninklijke Academie en was de architect van de renovatie van het Gravensteen, de Lakenhalle en het Korenmetershuis, Ook ontwierp hj de plannen van verschillende kastelen buiten Gent. Hij was medestichter van Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent. Gustave Van Alleynes werd geboren in Ieper (1829) en stierf in Gent (1910). Hij woonde in de Begijnhoflaan 26. Zijn echtgenote Justine De Roo, geboren in 1834 in Gent, was eerst gehuwd met Karel Van Leynseele (1827-1868). Zij overleed vier jaar na haar tweede echtgenoot en een groot deel van het fortuin ging naar de familieleden Van Leynseele in Kortrijk. Niettemin legateerde de weduwe 6000 fr. aan het BvW met de bepaling dat deze som besteed moest worden aan een huisje voor gehuwde ouderlingen. De verslagen in verband met deze gift leren ons dat het BvW op dat ogenblik reeds 55 huisjes gebouwd had. De benoeming van Van Alleynes als rechter ging gepaard met heel wat politieke strubbelingen, typisch voor die tijd. Hij publiceerde in binnen- en buitenland vooral in verband met handelsrecht. Een specialiteit van hem waren koopvernietigende (verborgen) gebreken bij paarden. De Wegwijzer van Gent van 1890 vermeldt Auguste Neirynck (1847-1912) als behanger, en neemt publiciteit op van “A. Neirynck, Ameublement de Style, Tapisserie et Décoration Intérieure”, Veldstraat 58 in Gent. Bij zijn overlijden schonk hij de voor die tijd aanzienlijke som van 25.000 frank aan het BvW. Hij had geen kinderen en bepaalde testamentair dat geen van zijn broers of zusters konden aanspraak maken op enige erfenis.
271
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 272
Céline Thomas ( 1842- 1905) was ongehuwd en woonde bij haar overlijden in de Prinsenstraat 31 (nu Simon de Mirabellostraat). Haar testament is een document van belang. Ze vroeg om in de familiegrafkelder bij haar broers begraven te worden in Sint-Amandsberg. Een eerste klasse lijkkoets bespannen met twee paarden moest haar lichaam daarheen voeren. Ze bepaalde dat bij haar overlijden 100 missen zouden gelezen worden en 1000 broden uitgedeeld aan de armen. Daarna zouden per jaar 30 missen gelezen worden, en op de verjaardagen van haar overlijden 500 broden uitgedeeld, dit gedurende 30 jaar. De dienstmeid en knecht kregen haar huis, de inboedel inclusief het goudwerk en de wijnen in gebruik voor 30 jaar. Ze moesten voor de honden zorgen en voor het paard, maar dat laatste mocht geen zware arbeid meer leveren, zijnde het trekken van de “voiture” (de koets). Hiervoor kregen de twee bedienden elk een jaarlijkse vergoeding van 1800 fr. als loon, 1500 fr. voor onderhoud van het huis, 700 fr. voor de honden en 1500 fr. voor het paard. De meid zou het graf moeten onderhouden. De rest van het fortuin van Céline ging naar het BvW voor het bouwen van huisjes voor gehuwde ouderlingen. Die rest was niet minnetjes: een twintigtal eigendommen op 29 ha grond inde stad ter waarde van 177.000 fr. Uiteraard moest deze gift aanvaard worden door de Staat, wat vastgelegd werd door een KB van 10 mei 1906, getekend door Leopold II in Parijs. De Wegwijzer van Gent 1890 vermeldt de brouwers Thomas C. en A. in de Prinsenstraat. Haar broer Achille overleed in 1897, pas 50 jaar oud. Marie Louise Nuytten (1842-1903) was de weduwe van Charles de Linge en echtgenote van Louis Remi Van Destel die ze op 22 oktober 1898 huwde. Uit haar testament bewaard in de archieven van het OCMW vernemen we dat zij 2000 frank schenkt aan het BvW voor de bouw van een huis voor “gehuwden menschen in de nood”. De Wegwijzer van Gent van 1890 vermeldt een Karel De Linge, huisschilder in de Karpelstraat 2 te Gent Melle Christine Broekhans (1825-1910) was de zus van August Broekhans, gemeenteraadslid van 1888 tot 1895. August overleed in 1904. Hun vader was aannemer van publieke werken, een zaak die door August werd overgenomen. Beide waren niet gehuwd zodat het familiefortuin naar goede werken ging. Karel De Clercq (1834-1900) studeerde rechten en wijsbegeerte. Hij was lid van ’t Zal Wel Gaan en schreef mooie gedichten en verhalen in het jaarboek van de vereniging. Hoewel veel van zijn liberale vrienden aandrongen om in de gemeenteraad of de provincieraad te zetelen weigerde hij. Wel werd hij lid van de onderwijscommissie en ageerde tegen de verfransing in het stads-
272
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 273
onderwijs. Vanaf 1864 was hij armmeester en zo werd hij dan ook lid van het BvW vanaf 1893. Zijn leermeester prof. Heremans en zijn vriend Toni Bergman vroegen hem om opnieuw de pen op te nemen, maar ook dat weigerde hij. Enkel na de Frans-Duitse oorlog van 1870 schreef hij een reeks artikelen in de Flandre Libérale. August Van Impe (?-?) woonde in de Begijnhoflaan 99 en was Algemeen Opzichter der Goederen en Werken der Burgerlijke Godshuizen van Gent. Hij zetelde in die commissie samen met Adolphe Du Bois. Pierre (Pieter) De Winter (?-?) was broodbakker in de Sint Pietersnieuwstraat 154 op de hoek met het Sint-Pietersplein. Op 10 mei 1906 ontving de Zonder Naam Niet Zonder Hart een gift van 2000 frank van hem voor de bouw van een huis voor “conjoints indigents”. In die tijd werd bij wijze van hulp veelal brood uitgedeeld aan de armen. Wellicht ontving hij regelmatig bestellingen daarvoor en is dat de uitleg voor de schenking die hij deed. Karel Brullez (1830 – 1904) was handelsreiziger en woonde in de Brabantdam 2. Even verder in nr 12 woonden zijn broers Edouard en Jules die er haarkappers waren. In de Korte Dagsteeg was ook een lingeriewinkel van J. Brullez. In zijn testament van 1903 laat Karel Brullez de som van 9000 frank na “om drie huizen te bouwen voor gehuwde ouderlingen die in nood verkeren. Elk huis moest een naamplaat dragen. Slechts één huis draagt echter zijn naam. Het huis EMMA (in grote letters op de gedenkplaat) staat naast het zijne. Dit is het grote vraagteken van deze straat: wie was Emma? Was Karel Brullez daarbij betrokken? Hij overleed ongehuwd, maar zijn testament zegt niets over een Emma … Gustaaf Van Loo (1831-1897) woonde volgens de Wegwijzer van Gent 1890 in het huis Drapstraat 3 en hij was afgevaardigde van de Fransche Weldadigheid Maatschappij, met zetel in Hotel De Ster op de Korenmarkt. Hij zetelde in de gemeenteraad van 1883 tot 1895. Maar in 1904 wordt Gustaaf genoemd in verslagen van het BvW. Blijkbaar hebben we hier te doen met twee naamgenoten. We konden we niet achterhalen wie de van beide de financier was van het huisje. A la mémoire de Mr Henri Troch en A la mémoire de MelleVictorine Troch zijn de inscripties op twee gedenkplaten van sponsors waarover we nog geen nadere gegevens vonden. Ook het aanschrijven van verschillende naamgenoten gaf geen resultaat. De verschillende jaargangen van de Wegwijzer van
273
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 274
Gent leveren evenmin informatie op. We vermoeden dat beide Trochs in een randgemeente woonden, maar toch contacten hadden met het Gentse Bureau van Weldadigheid. Pierre Van Cleven Met dank aan de mensen van het Ugent Archief, het Liberaal Archief, de Zwarte Doos en het OCMW archief. Alsook aan dochter Fanny en Mark Rummens.
IN WELK JAAR BRACHT KONINGIN ELISABETH EEN BEZOEK AAN GENT.
In verschillende publicaties wordt een foto van Koningin Elisabeth van België gereproduceerd waarbij zij een bezoek brengt aan de Prosper Claeysstraat bij het Sint Pietersstation. Veelal wordt dit gekoppeld aan de inhuldiging van de straat of aan de opening van de Wereldtentoonstelling van 1913. Zo verscheen eind jaren 70 het boek “Gent in oude prentkaarten”, waarin foto nr. 149 met het jaartal 1913 wordt geassocieerd. Ook in een reeks “Waar is de tijd?” uit 1999 pp. 486-481 werd dit jaartal naar voren geschoven. En zo wordt dit gegeven overgenomen door een licentiaatsthesis uit 2001-2002 van Karen Hens over de vereniging Zonder Naam niet Zonder Hart. In de Beeldbank van de stad Gent staat er echter geen jaartal vermeld, wel de naam van de fotograaf, namelijk Géo Pieters. De vraag is dus: wanneer werd deze foto genomen? Een eerste opmerking over dit beeld dat kwam van Mr Mark Rummens. Hij meldde dat het huis rechts op de foto zijn ouderlijk huis was dat eigenlijk op de Koning Albertlaan stond. De bouw ervan is in 1914 gestart en wegens de oorlog pas in 1916 afgewerkt. Het gezin Callier was er eerst gedomicilieerd. Het aanpalend huis is slechts in 1924 gebouwd en staat niet op de foto. Het ouderlijk huis was alleszins het oudste gebouw van de Koning Albertlaan ten noorden van de Meersstraat. De heer Gustaaf Janssens van het Archief van het Koninklijk Paleis werd aangeschreven met de vraag om na te gaan wanneer de koningin eigenlijk naar 274
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 275
Gent gekomen is. Dit is vermoedelijk een te groot onderzoek in functie van het resultaat maar we kregen toch de opmerking dat de militair die op de foto staat een uniform draagt dat dateert van na de eerste wereldoorlog. We zien op de foto duidelijk burgemeester Emile Braun die de vorstin vergezeld. Op één van de foto’s van de opening van de Wereldtentoonstelling van 1913 staat hij echter in vol ornaat naast haar in het bijzijn van koning Albert I. Waarom loopt hij er dan nu gewoon in burgerkledij bij? Vanaf 1922 was het de nieuwe burgemeester Alfred Vanderstegen die de eer zou hebben de Floraliën te openen en dus het koninklijk echtpaar te begeleiden Antwoorden trachtten we in de toenmalige kranten te vinden. In de krant De Standaard vonden we het programma van het bezoek van het vorstenpaar op 14 april 1923 aan de opening van de Floraliën. De Prosper Claeysstraat komt daar niet in voor. De kranten van een jaar eerder gaven eveneens geen positief resultaat, maar in de editie van maandag 9 mei 1921 vinden we volgend citaat terug: ”Het bezoek dat de koningin aan Gentse armen en krijgsverminkten bracht ging naar haar wens zoo weinig mogelijk officieel en enkel met de strikt nodige prachtvertoon. Van vroeg in de morgen waren al de huizen op de doortocht bevlagt en was er een massa volk te been”. Het strikt nodige dus… Uit hetzelfde artikel vernemen we volgend verhaal. De koningin kwam in Gent via de Keizerspoort, vergezeld door de graaf Philippe de Lannoy, grootmeester van het hof, commandant Delvaux, commandant van Haar Majesteit 275
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 276
en Ghislaine de Caraman Chimay, haar hofdame. De provinciegouverneur André de Kerchove de Denterghem en burgemeester Braun verwelkomden het gezelschap en samen reden ze door overvolle straten met vele haltes om bloemen te overhandigen. Toen ze aan de Prosper Claeysstraat kwamen werden ze daar verwelkomd door de heren Marc Bartsoen, voorzitter Bureel van Weldadigheden en Constant Heynderickx, voorzitter van Burgerlijke Godshuizen. De koningin werd aangesproken in beide landstalen maar zij sprak Vlaams met de bewoners van de huisjes. Daarmee weten we ook wie er zoal allemaal op de foto staat. Na dit bezoek ging ze ook naar de Rooigemlaan waar een gelijkaardig huizenproject bestond, namelijk de Slinke Molenstraat. Daar werd ze ontvangen door de heren De Bast en Casier. Na een etentje bij de gouverneur ging het bezoek verder aan de tentoonstelling van de verminkten in de Beurs om tenslotte vlug terug naar de hoofdstad terug te keren om president Poincaré van Frankrijk te ontvangen. Enkele dagen later publiceerde vlaamsgezinde krant De Standaard een kritiek met een open vraag van de organisators van het bezoek. Zij waren op zoek naar bewoners van het straatje die Frans kon spreken met de vorstin. Helaas bleek het slechts om één persoon van de 41 betrokken families te gaan. Bovendien ging het hierbij om een persoon te gaan dat van Noord-Frankrijk afkomstig bleek. Deze werd aangeduid om de koningin te verwelkomen, maar deze beslissing viel niet in goede aarde bij de andere bewoners. Uiteindelijk hebben ze dan toch de ontvangst in beide landstalen gedaan, waarbij de koningin de oudjes enkel in het Vlaams van antwoord diende. In juli mochten de bewoners van beide straten en deze van de Liverpoolstraat een geschenk in ontvangst nemen in het Weldadigheidsbureel. De mannen kregen een “blauw coutiel kostuum”, een hemd, twee paar kloefen en een kilo koffie. De koningin beloofde bij haar volgend bezoek aan Gent geschenken mee te brengen voor de vrouwen. We hebben weliswaar geen spoor gevonden van volgend bezoek… Het bezoek vond dus plaats op zondag 8 mei 1921 zoals aangekondigd in de krant van 7 mei 1921. Met dank aan Mark Rummens, Gustaaf Janssens en de heer Bart D’hondt van het Liberaal Archief. Pierre Van Cleven, Gent 2013 NOTEN 1
2
Philippe deLannoy is de overgrootvader van Stephanie de Lannoy de echtgenote van de Erfhertog Guillaume van Luxemburg Coutiel een zware linnen stof gemengd met katoen en gebruikt voor werkkledij en matrassen.
276
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 277
BIBLIOGRAFIE
De Verhandelingen N°34 van de “Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent” zijn gewijd aan één enkel onderwerp: “Met brieven van de wet. Stedelijk briefverkeer in het laatmiddeleeuws graafschap Vlaanderen.” Het is een ingekorte versie van een doctoraatsthesis van Hannes Lowagie. Te oordelen naar de titel zou men kunnen denken: “Dat zal maar een dun boekje zijn.” Zo veel zal daar wel niet over te vertellen zijn. Ja, wat dacht u? Deze ingekorte versie is uitgegroeid tot een boek van niet minder dan 273 bladzijden. Daar valt immers veel meer over te vertellen dan men zou kunnen vermoeden. Zoals gewoonlijk is dit boek gratis voor de leden van deze maatschappij. Voor niet-leden bedraagt de prijs 20 €. Eventueel bijkomstige inlichtingen zijn te bekomen bij Academia Press Eekhout 2 te 9000 Gent. Tel. 09 233 14 09. Een zeer interessant boekje is “Oud Vlaendre op de Wereldtentoonstelling van 1913 opnieuw bezocht.” Het is een rondleiding in dit charmant oud stadje dat een bestaan kende van slechts een 6-tal maanden. Onze competente gids is Rudy Claerman. Het is een reconstructie van oude gebouwen van het Graafschap Vlaanderen, waaronder Gent, Dendermonde, Lokeren, Oudenaarde, Brugge, Veurne, Nieuwpoort, Ieper, Veere, Doornik, Vlissingen. Dit prachtig initiatief werd gerealiseerd door de toen nog jonge architect Valentin Vaerwyck wiens reputatie daarmee gemaakt was. Voor veel gebouwen kon hij gebruik maken van tekeningen die Armand Heins in deze regio gemaakt had. Het boek heeft een formaat van 20,5 op 29,5 cm. en telt 42 bladzijden. Maar een 100-tal foto’s laten ons genieten van de pracht van dit artificieel, maar daarom niet minder waardevol, stadje. Wanneer men deze foto’s bekijkt dan kan men niet anders of zich afvragen: “Welke verschil is er tussen Architectuur, vroeger en nu?” De conclusie is simpel: het zijn 2 verschillende zaken die geen verband houden met elkaar. Welke vooruitgang heeft Architectuur de laatste eeuw geboekt? Geen enkele, de vlag is dezelfde gebleven, maar de lading is onherkenbaar geworden. Het woord “Architectuur” gebruiken voor wat de dag van vandaag gebouwd wordt, is ongepast en misleidend. Een juistere term zou zijn “Betongieterij”.
277
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 278
U kunt veel plezier beleven en genieten van het talent van de vroegere architecten, tenware u de naam zou verkiezen die zij voor zichzelf gebruikten; meestermetsers, erfscheider, meestertemmerman en zo meer. Deze publicatie kost 10 € en is te koop in het Stadswinkeltje in de Raadskelder. Thuis bezorgd kan ook door overschrijving van 12,50 € op rekening: Iban BE 71 001 048 130 769, Bic: GEBABEBB van Arthur De Decker met vermelding ”… ex. Oud Vlaendren” Van de hand van Georges Souffreau verscheen een boek dat veel heemkundigen graag zullen willen bezitten, namelijk “3500 Huisnamen te Gent en elders vermeld in de Gazette van Gend(t) (1749-1800).” Men vindt er de naam van herbergen, hofsteden, brouwerijen, hotels, afspanningen, logementen, alles met de datum van vermelding en de locatie. Prachtig documentatiemateriaal. Ieder huis is genummerd en staat geklasseerd in chronologische orde van de vermeldingsdatum in de krant. Het opzoekingswerk wordt vergemakkelijkt door de achteraan gepubliceerde alfabetische lijst. Zo zal men zien dat Café “Het Gouden Mandeke” op de Hooiaaid reeds bestond in 1775. In de competitie “Oudste café van Gent” wordt het een gevaarlijke concurrent voor het “Galgenhuizeke”. Maar opgepast, in 1783 was er ook een “Gouden Mandeke” in de Donkersteeg en in 1793 een op de Korenmarkt. Wat opvalt is dat bepaalde namen zeer populair waren, zo zijn er tal van Leeuwen, Gouden Leeuwen, Groene Leeuwen, Rode Leeuwen, Witte Leeuwen. Ook een veel voorkomende naam is Kroon: de Kroon, de Gouden Kroon, de Grote Kroon, de Kleine Kroon. De Halve Maan was eveneens een populair uithangbord. Ook alles met goud of gulden was eveneens niet weg te slaan. Maar er waren ook heel wat namen die men niet verwachtte als aanduiding voor een herberg zoals de Appelzak, de Blaasbalg, de Dronkaard, Haat en Nijd, de Hopzak, de Kanonbal, de Vier Hete Koeken, het Misverstand, de Kleine Paternoster, het Schuddekleed, de Stekzak, de Vogelstruis. Het boek heeft een formaat van 21 x 29,5 cm en telt 131 bladzijden. Het kost 10 €. Wie het thuis bezorgd wil, schrijft 13,50 € over op rekening BE37 8508 12096728 van de auteur Georges Souffreau - Bosstraat 30 - 9550 Woudbrechtegem.
278
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 279
VRAAG EN ANTWOORD
Antwoord van André Verbeke en Marie-Jeanne De Smet op een vraag van Mw. De Geyter over de locatie van de Banque de Flandre. Voor de oorlog was deze bank gevestigd op de Kouter - niet in de Kortedagsteeg -maar wel op de hoek van Kouter met de Kouterdreef (loopt naar de Kalandeberg). De Banque des Flandres (meervoud) werd als naamloze maatschappij bij notariële akte van 13 aug. 1841 opgericht door een groep eigenaars met een kapitaal van 10.000 frank. Dit werd bekrachtigd door een koninklijk besluit van 21 aug. 1841 voor een termijn van 25 jaar. De bank trad in werking op 21 mei 1842. Zij vestigde zich in de Vildersstraat 2 (naam later gewijzigd in Kouterdreef) ten huize van de voorzitter van de raad van bestuur Mozes Asher Goldsmid. Voor de verdere geschiedenis: zie het boek Het Gent van toen (1982, p. 28). In de Wegwijzers van Gent vinden we nog volgende gegevens: 1880 Bank van Vlaanderen, Kouterdreef 2. In 1932: Banque de Flandre et de Gand, Kouter 3, gelast met de financiële activiteiten van de Société Générale de Belgique. Dit was het resultaat van een fusie met de Banque de Gand. Later werd het Generale Bank, nu BNP - Paribas - Fortis.
279
Binnenwerk_mei_juni_2013_September binnenwerk OK 5.0 25/06/13 13:36 Pagina 280
N
B. N UE
Gesl e h ! tn 1 841
N aarnloo~ Vennoo tschap
Volle d tg g e <. lo rl
ap• la éJI :
R e<. r v un
6 • 000 • 000 fran "
G.ooo.ooo .ooo.ooo
3
O bltga,;t;;rt
.,
15 .000 0 00 f r ank
KOUTER
EN
KOUTERDREEF
280
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 281
GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring Gent V.Z.W. 42e jaargang nr. 4 juli - augustus 2013
Inhoud - Pierre Kluyskens: De Hoogpoort. - Joseph De Smet: Inventaire Archéologique. Fiche N° 241 De aanbidding van het Lam. - Daniël Van Ryssel: Minder bekende en/of verdwenen locaties in Gent. Valentino - Scala - Wintergarten - Coliseum - Kuiperskaai. - Guy Schrans: Minder bekende Gentse notabelen uit de periode 1780-1840. (Vervolg). De Gentse “radicalen” aan het einde van de 18e eeuw. - Lieve Van de Casteele: Anne de Laval (Delvaux); Vervolg en slot. - Luc Devriese: Ghendtsche toestanden: De rivieren van der stede dat Scoenste juweel es dat de stede heeft. Deel 3. Niet meer van nut, dus weg er mee. - Erik De Keukeleire: 100 jaar geleden: Expo 1913. Deel 3 (Juli - Augustus). - Daniël Van Ryssel: Vergeten Gentse schrijvers: Pieter Geiregat (Gent 1828 - Gent 1902). - Hugo Collumbien: Gentse Memoriedagen: 4 Januari. Aanvullingen. - Bibliografie. - DSMG Informatie - Jan Cleppe: Gênsche Prâot
281
282 299
301
305
322 336
347 367
369 372 374 375
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 282
DE HOOGPOORT
Wij beginnen in dit nummer een interessant artikel over de Hoogpoort dat Pierre Kluyskens schreef in 1971. Het zou een goede zaak zijn moesten onze bestuurders dit alles eens aandachtig lezen en vooral - hopen wij - er de nuttige lessen uittrekken. Hopen wij, maar ja, zoals de klasgenoten van Woutertje Pieterse het zouden formuleren: “De Hoop is een schone zaak en geeft het mensdom groot vermaak.”
Op de laatste meidag van 1835 verscheen In de Gazette van Gend, in de zogeheten notariële aankondigingen het bericht dat notaris Van de Poele, op 27 juni in de afspanning de Posthoorn in de Kromsteeg openbaar zou verkopen: ‘Een groot en aanzienlijk huys, stede ende erve, van ouds genaemd den Grooten Arend, gestaen en gelegen te Gend, ten voorhoofde op de Hoogpoort, geteekend no. 32, hebbende menigvuldige Beneden- en Boven-Kamers van twee verdiepingen, met groote zolders daer boven, voorts Salons behangen met kostelijke tapijten, spiegels en marmeren schouwen, schoonen Trap, Keuken met water- en regenpompen, Hoving en dry spacieuse Kelders... Teken en symbool des tijds: teken van de standing van deze straat, symbool van de welstand van de mensen die er toen woonden. Wat meer dan een eeuw later, in 1961, geplukt in een van de talrijke notariële aankondigingen: “Vrijwillige openbare verkoping van een belangrijk centraal gelegen ruim handelscomplex met inrijpoort, te Gent, Hoogpoort nr. 43, zijnde winkelhuis met toonzalen, magazijnen, kelders, 4 garages en koer. Enige zitdag: donderdag 18 mei 1961” Andermaal teken en symbool des tijds, maar het accent is verlegd geworden van weelde en schoonheid naar het commerciële en het functionele: de salons behangen met kostelijke tapijten en de marmeren schouwen zijn op de gele aanplakbrieven een winkelhuis met toonzalen geworden, De ‘hoving en dry spacieuse kelders’ zijn er prozaïsch 'vier garages met koer’ in vette druk geworden. Langzaam maar zeker hebben handel en nering er zich, zoals overal elders in de oude stadskuip, ingeplant met hun moderne uitstalramen, hun lichtreclames, neonbakken, met hun brede, banale inrijpoorten, die de koetspoorten van weleer hebben verdrongen.
282
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 283
Onverbiddelijke, onmeedogende wet die wil dat de handel het best bloeit in het stadsmidden, daar waar ook de mooiste getuigen van het verleden sedert eeuwen hun pracht tentoonspreiden, zodat onvermijdelijk op die plaatsen, in die straten waar elke vierkante meter goud waard is, een bestendig conflict ontstaat tussen het schone en het utilitaire. Conflict dat elders vaak in der minne, tot voldoening, ĂŠn van de bewonderaars van het schone, ĂŠn van de handelaars wordt geregeld, maar dat in onze stad veel te zelden zijn oplossing vindt in een gelukkig architecturaal en esthetisch compromis, Enkel de openbare gebouwen hebben het hun bestemming te danken dat zij, in dĂŠ meeste gevallen hun gevels ongeschonden hebben behouden of in hun oorspronkelijke pracht zagen herrijzen. Maar voor het overige, vooral dan ter hoogte van de begane grond, is oneindig veel verknoeid geworden. Wij zullen bij het einde van onze studie de lijst opmaken van de wijzigingen - enkele herstellingen en zeer veel verminkingen - die de laatste 75 jaar aan de gevels van deze straat werden gebracht en meer schade dan verfraaiing voor gevolg hadden. De Hoogpoort is gedurende eeuwen, mede door haar uiterst gunstige en cen-
Stadhuis.
283
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 284
trale ligging, in menig opzicht de voornaamste straat van Gent geweest, hetgeen bijna automatisch betekende dat de mensen die er woonden “pignon sur rue“ hadden, dit wil zeggen dat men er geen banale huizen, woningen of gevels aantrof. Moest men de bestaande gevels willen herstellen - en dat kan gemakkelijk, indien de stad bv. één ten honderd van haar uitgaven aan het in waarde stellen van haar architecturaal patrimonium wil besteden, zoals vele buitenlandse toeristische steden doen - dan zou Gent aan gevelschoonheid, aan diversiteit van stijlen, met één enkele straat, de Hoogpoort, rijker zijn dan de meeste Europese steden met heel hun patrimonium zijn. Ja, zo rijk zijn wij nu eenmaal te Gent, en het is geen bewering zo maar uit de lucht gegrepen. De Hoogpoort is een Zwarte Moor en Groote Moor. encyclopedie van al de stijlen, van de romaanse stijl tot de Empirestijl. Zo dicht bij het Stadhuis, zo dicht bij onze edielen en toch nog onbekend en onbemind van hen die de plicht hebben de roem en de faam van Gent als gewezen hoofdstad van het graafschap Vlaanderen en als een van de merkwaardigste toeristische centra in West-Europa, hoog te houden. Hetgeen men aan het in waarde stellen van het kunst- en cultuurpatrímonium besteedt, is op geestelijk vlak de beste belegging, en op toeristisch vlak de meest winstgevende zaak, Nieuwe wijken met torenhoge flatgebouwen zijn vaak, wanneer zij in een groen environment worden opgetrokken, prachtige sociale verwezenlijkingen, maar niemand die het in zijn kop zal krijgen er toeristische trekpleisters van te maken. Wie een weinig heeft gereisd, weet dat men tegenwoordig in de periferie van alle belangrijke steden dergelijke wijken met betonnen paddenstoelen aantreft. Gent moet zijn toeristische adelbrieven in de oude Kuip concentreren. Het heeft aldus het mooiste architecturale reservaat van het land en het laat het gaandeweg verknoeien, zoals mensen die alle troeven in handen hebben het
284
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 285
met hun geluk doen. De Hoogpoort is in de oude stadskuip het toeristisch wandelpad bij uitstek. Van Gravensteen tot Reep is het een lint met weinig kronkelingen en in dat lint, dat de Leie met de helaas thans gedempte Schelde verbindt, is de Hoogpoort de hoofdbrok. Bezoek wat U wil te Gent, U moet vroeg of laat langs de Hoogpoort, zoals destijds de koningen, prinsen, graven en hoge gasten onvermijdelijk op een of ander ogenblik van hun staatsiebezoek door deze voorname straat moesten trekken, Waarom ze dan, jaar in jaar uit, laten kapotmaken? Overdreven? Wanneer wij de inventaris zullen opmaken van hetgeen men er, meestal tegen de wens of de wil in van hen die nog van stedenschoon houden, heeft verknoeid, zal men van geen overdrijving meer kunnen gewagen. Het is hoog tijd dat men te Gent niet meer, met de lidkaart van de een of andere partij op zak, ongestraft, een erfdeel dat tientallen generaties ons hebben vermaakt, kan en mag versjacheren. Het is tijd dat men eens aan cultuur begint te doen, anders dan met bombastwoorden in slogans, blokletters, programmaâ&#x20AC;&#x2122;s en redevoeringen, De overheden moeten niet over cultuur spreken of door gewillige vriendjes over cultuur laten schrijven, zij moeten aan cultuur doen. En de eerste manifestatie van een stad die zich eerbiedigt en die zich in haar verleden wil eerbiedigen, bestaat er in hetgeen ons, vaak op miraculeuze wijze is bewaard gebleven, te behouden, te redden en desnoods te herstellen. Indien steden als Florence of VenetiĂŤ slechts jaarlijks tien miljoen Fr. over hadden voor het behoud van hun architecturaal patrimonium, zou gans de wereld hun edielen voor barbaren en BeotiĂŤrs laten doorgaan. Welnu Gent heeft amper een half miljoen over voor de particulieren die historische gevels willen laten herstellen. Wij durven verhopen en wij zijn er stellig van overtuigd dat de ploeg die op 1 januari jl. het op het stadhuis overnam, met andere cijfers: dan aalmoescijfers voor de dag zal komen en de vertegenwoordigers van de kunstminnende verenigingen te Gent niet zal dwingen beschamende gegevens met pinnen op de internationale waskoord vast te zetten. Er is voor de nieuwe CVE-BSP ploeg in dit domein veel weggelegd, en zij kan uit een degelijk geplande restauratiepolitiek veel lof en eer halen. Hetgeen het stadsbestuur voor de Wereldtentoonstelling van 1913 deed, o.a. de herstelling: van gans het Veerleplein en van de Graslei, moet het huidige ook elders in de stad kunnen verrichten. Wij hebben een straat, de Hoogpoort, als voorbeeld uitgekozen, niet omdat noodzakelijk gans de inspanning aldaar zou worden gevoerd, maar om aan te tonen hoe schoon deze gevelrij was, hoeveel wij de destijds verrichte restauraties verschuldigd zijn, en hoe erbarmelijk het is te moeten vaststellen dat men sedert drie kwart eeuw de ellendigste aanslagen heeft laten plegen.
285
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 286
Van Nederpolder tot Groentenmarkt: een enfilade van gevels waarvan meer dan de drie vierden een eresaluut waard en waardig zijn: de twee trapgevels van het Conservatorium, de gevels van de Grote en van de Zwarte Moor, het historisch gebouw van het Sint - Jorishof, de gotisehe gevel van het stadhuis met de Bollaertkamer en de Conciergerie, een half dozijn prachtige Louis XVI gevels, de Visitatie, het gewezen neringhuis van de Goudsmeden, huizen uit de 16de-, 17de- en 18de eeuw die men ter hoogte van de begane grond heeft vermorst maar die zijn blijven voortbloeien boven het commerciĂŤle gedoe en die men met weinig kosten in hun vroegere luister zouden kunnen terugbrengen. Men heeft lange tijd stroomafwaarts geroeid, het was de gemakkelijkste oplossing. Men moet ook eens stroomopwaarts durven roeien, de stad kan er enkel baat bij hebben. Op het einde van de vorige eeuw vertoonde de thans zo fraaie enfilade gevels van de Biezekapelstraat (toen nog Toevlucht- of Refugestraat) tot de Botermarkt een lamlendig aspect, zoals trouwens het hoekhuis van de Refugestraat en de Nederpolder. De Gentenaars sloegen weinig of geen acht op deze grijze, grauwe of witgekalkte muren en enkel de oudheidkundigen wisten dat achter pleisterlaag, moderne vensters en motieven, de oorspronkelijke gevels bewaard gebleven waren. Het eerste gelukkige initiatief ging uit van de Gentse estheet Ernest Laquet die in 1896 zijn woning de Grote Moor door architect Van Hamme liet herstellen. Het resultaat was zo overtuigend dat na enkele jaren ook de Kleine Sikkel, die achter een banale 19de-eeuwse gevel verscholen lag, hersteld werd in zijn XIIde-eeuwse structuur met kantelen (thans de 4de directie. Openbaar Onderwijs) en voorts ook de twee trapgevels en aanleunend gebouw van de Grote Sikkel, sedert jaren het Muziekconcervatorium, de Kleine Moor en de indrukwekkende gevel van het Sint-Jorishof, die na eeuwen verminkingen onkennelijk was geworden. Aldus herwon Gent op het vandalisme van de vorige generaties in een ononderbroken lijn van meer dan honderd meters, enkele van zijn fraaiste architecturale gewrochten uit de middeleeuwen, een heerlijke brok uit zijn kunsthistorisch patrimonium, een indrukwekkend stenen decor dat sindsdien duizenden en nog duizenden toeristen uit alle landen en werelddelen unaniem zijn komen bewonderen en bezingen. Dit deel van de Hoogpoort werd vroeger de Opper-Hoogpoort genoemd; verder vanaf de Botermarkt, toen nog Paradeplaats, had men de Middel-Hoogpoort tot aan het huis genaamd het Peerd en eindelijk tot aan de Groenten-
286
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 287
markt, die toen nog Vismarkt werd geheten en die voor de Gentenaren de ‘Groenselmarkt’ is, de Neder-Hoogpoort. Heel wat lezers zullen zich afvragen waarom de strook van Botermarkt tot Zandberg, die afgescheiden is van de ware Hoogpoort, dezelfde straatnaam draagt. Wel heel gewoon omdat de Hoogpoort tot in het begin van de 20ste eeuw doorliep tot aan de Zandberg. Het is pas tussen 1901 en 1903 dat een gat werd gekapt in die huizenrij om een rechtstreekse verbinding tussen de Botermarkt en St.-Jacobs tot stand te brengen, namelijk de Borluutstraat (nu Belfortstraat) die drie bestaande straten, de Hoogpoort, de Onderstraat en de Kammerstraat letterlijk doorboorde. Er was, in de middeleeuwen, geen stadspoort bij of in de onmiddellijke nabijheid van de Hoogpoort, zodat wij naar een ruimere betekenis van het woord Poort moeten uitkijken, en wel de ruimte, namelijk die van stad, de meest algemene betekenis, zoals men ook sprak van poorter, poorterij, enz. Hoogpoort, of ‘Hoge Poort, Oeghe poort, Hoeckpoort’, naar gelang de- schrijffantasie van onze Middeleeuwse scribenten, betekende dus de hoge stad of het hoogste gedeelte van de stad, een slordige 13,95 m. boven die fameuze spiegel van onze Noordzee, U zult me zeggen: ‘En de Blandijnberg, die verheft zich toch hoger boven de dichterlijke spiegel?’ Een ogenblik, beste lezers, de Blandijnberg was geen grondgebied van de stad, hij maakte deel uit van de eigendommen van de SintPietersabdij. De naam Hoogpoort die wij reeds in de 13de eeuw in de stadsdocumenten aantreffen, heeft de eeuwen getrotseerd, veel beter dan deze van de herenhuizen en de burgerhuizen die wij er bij de vleet aantreffen. Zelfs de naam Grote Sikkel is stilaan vergeten geraakt sedert het Muziekconservatorium er in de vorige eeuw zijn tenten kwam opslaan. De Sikkel was gedurende eeuwen al even gekend bij de Gentenaren als de familie van der Zichelen die er haar naam aan gegeven had. Het ensemble van de gebouwen die later herhaalde malen werden verdeeld, verkocht, terug ingekocht enz, was een van de belangrijkste van de oude stadskuip. Later sprak men van de Kleine Sikkel (hoek Nederpolder), van de Grote Sikkel (thans Conservatorium) en sedert de herstellingswerken begin dezer eeuw is er ook de Achtersikkel. Het is op dat ogenblik dat de ware doolhof van straatjes er verdween, zodat het moeilijk is voor de mensen van onze tijd die de vroegere toestand niet hebben gekend, wijs te geraken uit de toenmalige beschrijvingen. De Biezekapelstraat, althans zoals zij loopt van de hoek Nederpolder – Hoogpoort naar het Sint-Baafsplein, bestond niet, doch maakte toen een bocht en keerde zo naar de Nederpolder terug. Tussen de Kleine en de Grote Sikkel liep
287
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 288
de Toevluchtstraat die de Hoogpoort met de Regnessestraat verbond. Deze laatste, sedertdien eveneens verdwenen, liep achter het Belfort, van de (verdwenen) Sint-Janstraat tot de toenmalige Biezekapelstraat, ongeveer daar waar zich vandaag de K.N.S. (nu NTG) verheft. Omzeggens gans de teerling tussen die straten werd ingenomen door de eigendom van de familie van der Zickelen, een zeer oud en adellijk geslacht dat terugklimt tot de tijd van de Guldensporenslag. De van der Zickelen zaten er warmpjes in. Wat deden dergelijke mensen in de middeleeuwen? Zij deden aan politiek, waren van vader tot zoon schepenen van de Gentse stede, handige financiers, steeds op de loer naar een meisje met een aardige bruidschat, van een rijke tante. Hun naam had prestige, bekendheid en de graven maakten dikwijls van een of andere van der Zickelen een afgevaardigde, een gevolmachtigde, een woordvoerder bij vredesonderhandelingen of verdragen, Geschoeid naar de leest van de middeleeuwse groten der aarde, waren zij ook verstokte vechtersbazen: wanneer het naar hun zin niet ging, wanneer iemand hen in een erfeniszaak dwars zat, grepen zij naar het zwaard of dolk en stierven er een paar in tweegevecht of in familieveten. Kortom een van der Zickelen was, hetgeen Froissart. naar de maatstaven van de tijd ‘moult renommé homme et sage’ of een oude kroniek ‘eersame, weerde ende wise’ noemde. Alsof dit reusachtig gebouwencomplex tussen Hoogpoort en Regnessestraat hen niet volstond, bezaten de van der Zickelen ook nog ‘wat’ eigendom buiten de stad, o.a. in Nazareth, hen zeer goedkoop in een of andere bruidskorf gebracht. Dat zij liefst op hun buitengoed verbleven, kan men gemakkelijk gissen. De patriciërswoningen, de zogenaamde Stenen, in de 13de of 14de eeuw opgetrokken, waren zeer weinig aantrekkelijk: comfort, decor, aangename sfeer waren bijkomstig; veiligheid was voor die krijgers en samenzweerders hoofdzaak. Die Stenen werden in tijden van opstand en oproer kleine maar niet te versmaden burchten die bestand waren tegen aanvallen, brandstichting, plundering. De vaak een meter of anderhalve meter dikke muren, de zware eikenhouten deuren, de stevige tralievensters, de kantelen, boezemden in vredestijd ontzag in, schrikten in troebele tijden de vijand en tegenstrever af. De Kleine en de Grote Sikkel behoorden tot dit slag sterke en versterkte Stenen, waarin men niet van schrik, maar van koude rilde. Wanneer men de gevel van de Grote Sikkel bekijkt, met zijn twee hoge trapgevels die uitstaken boven de houten omliggende houten woningen, kan men niet anders dan onder de indruk komen. Geheel opgetrokken in Doornikse steen is het gebouw donker en streng, zonder veel architecturale motieven. Van dergelijk gebouw zou men tegenwoordig zeggen dat het functioneel werd opgetrokken en dat was het inderdaad ook. Aanvankelijk moet het van binnen
288
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 289
aardig hebben geleken op een reusachtige spelonk, indruk die zeker nog sterker werd wanneer men de trappen naar de gewelfde kelder afdaalde, of liever naar de kelders, want de Sikkel bezit twee boven of onder elkaar liggende kelders, hetgeen een unicum is. De gewelven zijn sober en gedragen door stevige zuilen in blauwe hardsteen. Voorraadkelders? Misschien wel, doch waarschijnlijk ook opslagplaatsen voor kooplieden in een tijd van ongemene bloei van de lakennijverheid te Gent. De verschillende delen van het gebouwencomplex werden niet op hetzelfde ogenblik opgetrokken, zodat het ensemble noch uitwendig noch inwendig eenheid vertoonde, en pas was het tot een geheel verwerkt geworden, of sterfgevallen, erfenissen, processen en andere verwikkelingen deden het versnipperen en in verschillende handen belanden. Deze processus begon zich omstreeks 1520 af te tekenen, toen Jacob van der Zickelen, erfgenaam van een groot fortuin en eigenaar van de Sikkel kwam te overlijden, geen zoon en enkel drie dochters nalatend. De familie van der Zickelen die gedurende meer dan twee eeuwen een toonaangevende rol had gespeeld in het politiek leven van Gent en van het graafschap, die in dienst van de graven en van de Bourgondische hertogen belangrijke opdrachten hadden vervuld, verdween van het toneel. Zij had geleidelijk, naarmate de patriciĂŤrs en edellieden minder aan tweegevechten en oorlog en meer aan weelde en kunst begonnen te denken, de eens zo stuurse woning met prachtige wandtapijten, beeldhouwwerk, wandbekledingen in gedreven en verguld leder versierd, Doch tegenwoordig is geen spoor meer van de vroegere luister te ontdekken. Na de dood van Jacob van der Zickelen, kwam de Grote Sikkel achtereenvolgens terecht in het bezit van de families van Caudenhove de Cortewille. Damman, Rodriguez, de Beer, de Thiennes en de Limburg â&#x20AC;&#x201C; Stirum, vooraleer muziekconservatorium te worden dat er, na eerst een tijd lang in de Achtersikkel te zijn ondergebracht geworden, naar de plannen van de stadsarchitect Karel Van Rysselberghe zijn definitieve bestemming kreeg, met o.a. de grote Concertzaal die later met muurschilderijen van Armand Heins werd versierd. Wat zich in twee of drie eeuwen allemaal kan voordoen achter de rotsdikke muren en de tralievensters van een middeleeuwse patriciĂŤrswoning, kan men enkel gissen, ofschoon men in de XIXde eeuw, ten tijde van de echte historische roman, daar zeer veel over geschreven heeft, dat echter meer de vrucht van de verbeelding dan van de nuchtere waarheid is geweest. De bronnen, de familiepapieren en -aantekeningen ontbreken immers en het is pas later, veel later dat rijke poorters en burgers die niet wisten wat gedaan met hun centen
289
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 290
en hun tijd, om de te lange dagen en avonden wat korter te vijlen, al de grote en kleine gebeurtenissen van hun eentonig bestaan en van dat hunner gebuurte en stad, in schoonschrift hebben opgetekend: geboorten, huwelijken, sterfgevallen, dagelijkse uitgaven, feesten en banketten, politieke schandalen en praat van de kletskousen over bedscènes en andere intriges, als daar zijn bv. het dagboek van Schamp of van de Laval. De van der Zickelens waren uit een ander hout gesneden. Waarschijnlijk hanteerden zij aanvankelijk beter het rapier dan de ganzenpen en verkwikte men zich ‘s avonds bij de open haard van de Grote Sikkel liever met sterke verhalen over vechtpartijen, hinderlagen en, politieke moorden dan met lectuur uit Parcifal of uit Reinaard de Vos. Maar de tijden, met of zonder contestatie of hippies evolueren, en samen met de tijd, ook mensen als de vechtlustige van der Zichelens, die aan hun tafel hoge gasten ontvingen die over subtiele argumenten, over vredesonderhandelingen, diplomatie en politieke rnanoeuvers kwamen spreken. Zij werden beschaafde, fijn gemanierde poorters die nog enkel ruzie maakten wanneer het om een erfeniszaak ging. Het huis aan de Hoogpoort was zo ruim dat de eigenaars het af en toe, wanneer zij te Nazareth of elders van de zomerlucht genoten, aan de overheden konden afstaan, wanneer de stad bij een of ander bezoek van vreemde gasten over een “hotel” moest beschikken. Gent schijnt aldus sedert onheuglijke tijden aan een chronisch tekort aan hotelkamers te hebben geleden! Ten tijde van Gewijde van Dampierre kwam de zoon van de graaf er herhaaldelijk overnachten en samen met zijn gevolg verblijven. Nu, in de XIVde eeuw nam iemand als Hendrik van Vlaanderen, zeker geen vrede met een strozak en een keukentafel, en te oordelen naar de rekeningen, die het stadsbestuur telkens, o.a. in 1340, 1342, 1355, 1378 en 1444 mocht vereffenen na het vertrek van de hoge gasten, moet het verblijf in de Sikkel indien gevaarlijk voor maag en lever, dan toch in menig opzicht zeer aangenaam zijn geweest. Een onopgelost gebleven vraag is te weten of twee van onze grootste Gentse en Vlaamse schilders Hugo van der Goes en Justus van Gent al dan niet in de Grote Sikkel verbleven en werkzaam waren. Wie weet, komt eens een document te voorschijn dat het ons formeel zal kunnen bewijzen. Doch hetgeen wij met zekerheid weten is dat deze twee schilders bevriend waren en dat de familie van der Zickelen voor hen de rol van mecenas speelde. Wanneer Justus van Gent op reis trekt naar Rome, ontvangt hij door tussenkomst van Hugo van der Goes, een geldelijke steun van de familie van der Zickelen. Zelfs toen de Grote Sikkel omstreeks 1530 in andere handen overging, bleef het voor de nieuwe eigenaars een traditie af en toe het huis ter beschikking te stellen van de overheden. Zulks gebeurde o.a. in 1540 in de woeligste perio-
290
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 291
de die Gent kende na de opstand tegen Keizer Karel. De doorluchtige gast die in de Grote Sikkel afstapte, was de pauselijke legaat, de piepjonge kardinaal Alexander Farnese, een prelaat die met toen zeer hoog genoteerde familiepapieren op zak liep, uit dewelke o.m. bleek dat hij de kleinzoon was van... paus Paulus III, hetgeen zeker niet vreemd zal geweest zijn aan zijn verheffing tot het kardinalaat op veertienjarige leeftijd. ‘Item op den 23 der voorseyde maent sporkele’ (= februari), aldus het Memorieboek van de stad, ‘quam binnen Ghendt de legaet van den paus ende was inghehaelt ende was ghelogiert in de groote Sickele by den Santbergh’. De kardinaal die zich bij Keizer Karel enkele dagen na dien aankomst te Gent kwam voegen, werd met grote luister en praalvertoon door de geestelijke en burgerlijke overheden onthaald: ‘tout le clergé alla au devant de luy, à crois et confanons, revestus de cappes et habitz sacerdotaux, comme aussy allèrent au devant de luy plusieurs grands prelatz et seigneurs ecclésiastiques et pareillement plusieurs grans princes et seigneurs temporelz, aussi y estans en ladicte ville de Gand’. De kardinaal die ‘eztoit fort josne homme si comme d'environs l’age de vingt ans’ was vergezeld van een hoop bisschoppen, prelaten en geestelijken, zovele raadgevers die er steeds als de kippen bij zijn om een doorluchtig personage zijn reisgoed te helpen dragen, en o.a. van een oude kardinaal met veel talent en ondervinding die alles voor de jonge knaap regelde en besliste: ‘estoit accompagné pour le conduire et gouverneur, en tant qu'il estoit fort josne, d'un autre cardinal qui estoit anchien et nonche de nostre dict saint père le pape devers le Maegesté Impérialle’. Allen smulden en dronken lekker in de Grote Sikkel vlak bij het Stadhuis en namen slechts één belangrijke beslissing die echter een catastrofe werd voor de Gentse stede. Keizer Karel had immers besloten de eeuwenoude SintBaafsabdij, een van de mooiste van Europa, af te breken om er het Spanjaardenkasteel op te trekken dat de woelige Gentenaren voortaan elke lust tot oproer en opstand zou moeten ontnemen. Daar het echter de afbraak gold van een abdij, moest hij eerst om de toestemming verzoeken van de paus of diens afgevaardigde. Zonder een ogenblik te aarzelen, gaf de twintigjarige kardinaal zijn zegen waarna hij met gans zijn kleurrijk gevolg onze stad verliet. Er zal toen maar weinig gejuicht zijn geworden en op zijn doortocht zullen de Italiaanse prelaten wel voortdurend het woord God hebben horen uitspreken, maar dan in de vorm van Godver... Twee gebouwen die in hun gevels de stempel van de architectuur van de XVe eeuw dragen, scheiden de Grote Sikkel van het Sint-Jorishof, twee gebouwen
291
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 292
die men architecturale tweelingen zou mogen noemen, want zij verschillen slechts van elkaar door enkele kleine details, als deuropening en motief van het basreliëf tussen eerste en tweede verdieping. Het zijn de twee ‘Moren’, de Grote Moor en de Moor, ook genaamd de Witte Moor en de Zwarte Moor. Een uitleg voor die eigenaardige namen? Moeilijk er een te geven. Frans De Potter heeft het destijds gewaagd, doch ons inziens heeft hij zich vergist. Wij Iaten hem aan het woord: ‘Zwarte moor, vraagt de lezer mogelijks, die titel behelst een pleonasme; “witte moor” dat is immers een onzin? Ja en neen. Ja, indien men denkt aan enen neger; neen, wanneer men zijn gedachten bepaalt tot het huis; immers de Zwarte Moor is van blauwe, de ander van witte hardsteen gebouwd’. Tot daar Frans De Potter, wiens bewering later bijna letterlijk door Gabriël Celis in zijn “Beschrijving van Gent” werd overgenomen: ‘twee gebouwen, den Witten Moor en den Zwarten Moor geheeten om der wille dat het eene in witten steen en het andere in blauwen was gebouwd’. Heeft De Potter zulks ergens gelezen en is hij er op voortgegaan zonder zich ter plaats van de toestand te gaan vergewissen? Had hij het gedaan, hij zou met eigen ogen hebben kunnen vaststellen dat beide gevels uit dezelfde, blonde Balegemse steen zijn opgetrokken, maar dat die steen voor beide huizen zwart uitsloeg. Oorspronkelijk waren het houten gevels. Het is pas in de tweede helft van de XVde eeuw, waarschijnlijk tussen 1475 en 1481, dat deze gevels door stenen façades in Balegemse steen werden vervangen. De inwendige schikking bleef behouden zoals tevens de zijmuren in ruwe Doornikse steen, de gewelfde kelders en de achtergevels. De eigenaar liet enkel de voorgevel moderniseren, veiliger maken dan de aan brandgevaar immer blootgestelde houten façades, en meteen een rijker cachet aan het ensemble geven. Beide huizen werden ware juweeltjes van laatgotische architectuur, met een voor die tijd ongewone hoogte van 24 m. en elegan-
292
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 293
te trapgevels versierd met rijzige pinakels. Het huis naast de grote Sikkel heette oorspronkelijk ‘De Gans’, hoogstwaarschijnlijk naar een uithangteken of een of ander motief in de gevel aangebracht. Het bestond reeds in de XIVde eeuw en was een tijdlang eigendom van een van der Zichelen. In 1542 verschijnt het voor het eerst als ‘den Moor’ en het jaar daarop als ‘den Swarten Moor’, naam die het tot op heden is blijven dragen. In zijn lange reeks eigenaars treft men naast de van der Zichelen ook de naam aan van bekende Gentse families, deze van de XVIde-eeuwse chirurg Jacob van Zandweghe, de families van den Kethulle, Triest enz. Huis Serlippens, Hoogpoort 77, genoemd naar J.J. De Grote of Witte Moor naast Serlippens die in 1751 de bouwaanvraag voor dit het St Jorishof draagt in het halfrococohuis indiende. verheven beeldhouwwerk boven de eerste verdieping de figuur van een reus, gewapend met een schild en een pijl uit een koker halend. Bij de herstelling van de gevel op het einde van de vorige eeuw werd dit beeld gerestaureerd, doch sindsdien heeft de reus zijn schild verloren; ook het onderschrift ‘Dit is den grooten moor’ is inmiddels verdwenen. In 1454 wordt het huis, vermeld als ’t Moriaenshoofd’, twintig jaar later als ‘den grooten Moer die men heet in Sente Martin’ en vanaf 1542 als ‘den Witten Moor’. Misschien werd het, ofschoon het qua voorgevel dezelfde proporties heeft als de Zwarte Moor, de ‘Grote Moor’ geheten omdat het dieper was en ook een achterhuis ‘de Grote Loove’ bezat. Wit en zwart moeten uiteindelijk een van die talrijke bijnamen geweest zijn die het volk uitdacht om twee huizen die, op het eerste gezicht bijna identiek, te onderscheiden. Sloeg de ene gevel wat vlugger zwart uit, of was de steen ietwat donkerder? Een klein detail volstaat soms voor de volksverbeelding.
293
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 294
Er bestaat een klein historisch overzicht of vademecum voor de toerist die in het SintJorishof op de hoek van de Hoogpoort en de Botermarkt afstapt, een soort curriculum vitae, dat men bij de thuiskomst uit zijn reiskoffer haalt en zijn vrienden en kennissen opdist; wij hebben het in alle foldertjes de jongste jaren door het SintJorishof uitgegeven, teruggevonden. Het bevat zelfs wat meer dan de gewone Gentenaar er van afweet of zou moeten afweten: ‘Het Sint-Jorishof te Gent dagtekent van 1228. Het is met de hoofdkerk van St.-Bavo, het Gravenkasteel, de St.Niklaaskerk en het Belfort een der oudste gebouwen van Gent. Vanaf het begin was het een Hoogpoort 24-26, herenhuis uit 1776. gasthof, beroemd door gans Noord-Europa voor keurige bediening, fijne wijnen en likeuren en uitgelezen gerechten. Het is het oudste gasthof van Europa. Het SintJorishof beschikt over een enig geschiedkundig verleden. In de XVde eeuw was het de zetel van de Staten-Generaal welke er hun algemene vergaderingen hielden. Op 11 februari 1477 tekende Maria van Bourgondië, dochter van Karel de Stoute, er het beroemd keurrecht waarbij de Vlaamse gemeenten het recht verwierven zelfstandig te zijn en over het recht te beschikken hun eigen wetten te stemmen. Een gotische zaal voorzien van een monumentale trap is er zichtbaar. Het is in die zaal dat Maria van Bourgondië op 27 april 1477 de gevolmachtigden van Keizer Frederik III ontving, welke haar hand kwam vragen voor de zoon van hun Keizer. Keizer Karel verbleef er herhaaldelijk en Napoleon I bracht er de nachten van 2 en 3 februari door. Natuurlijk is met dit kort overzicht niet alles gezegd over de geschiedenis van een van de mooiste gebouwen, van de Hoogpoort, zoals ook wellicht, pour les besoins de la cause, het accent wat te sterk gelegd werd op de gastronomische vermaardheid van het oorspronkelijke gasthof.
294
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 295
Hoogpoort 24-26 - anno 2010.
295
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 296
Niet iedereen heeft het uit- en inwendig kunnen bewonderen zoals het thans voor ogen verschijnt, en er moeten zelfs nog enkele oude Gentenaren zijn, die het hebben gekend vooraleer het in het begin van deze eeuw uit zijn smerig uitzicht, zijn in een viezige pleisterlaag bedolven muren, zijn met opschriften beschilderde gevel, zijn onkennelijk geworden vensters, zijn dichtgemetselde deuropening, zijn pannendak waaruit de dakvensters sinds lang verdwenen waren, plots in zijn XIVde-eeuwse glans te voorschijn kwam. Kant Botermarkt had men toen op het gelijkvloers de brillenwinkel van Geniets. Op de eerste verdieping, die men langs een steile. smalle trap moest vervoegen, was de speelgoedwinkel bij alle Gentenaren en mensen uit de omtrek gekend, de ‘Foore van Leipzig’, waar begin december de grote SinterKlaas elk jaar zijn voorraad poppen, trommels en trompetten voor de brave kinderen kwam opdoen, De uitbater had in koeien van letters op de eens zo fraaie gevels laten schilderen ‘Foore van Leipzig’, Vrije ingang. Kramerijen, Kinderwagens, Speelgoed, enz...’ Het Sint-Jorishof zelf gaf uit kant Hoogpoort. In het stedelijk archief berust nog een foto die dagtekent van 1896. Men kan de gevel nauwelijks herkennen, maar men kan nog een paar teksten aflezen die boven en tussen de vensters waren aangebracht: St. Jorishof, Hôtel de la Cour St. Georges, St. George, English Family hotel, Table d’hôte à 1 heure, Open tatel om 1 uur, Beefsteaks, Rolbaan’. Het mag een wonder heten dat voor- en zijgevel na eeuwen verminking nog zo fris en gezond van onder de pleisterlaag te voorschijn kwamen, net als de gevel van De Turk vlak naast het Sint-Jorishof, kant Botermarkt, bij Koninklijk Besluit van 16 september 1966 als monument gerangschikt. Over hetgeen oorspronkelijk op de hoek van de Hoogpoort - Botermarkt stond, zijn wij zeer slecht ingelicht en wij moeten voortgaan op hetgeen Sanderus ons in zijn Flandria illustrata heeft willen vertellen of verzinnen. Blijkbaar was er aldaar tot ongeveer tot aan het Belfort een soort stapelhuis, een eerste Halle, die in 1228 werd gebouwd, gewijzigd of herbouwd. Aan de hand van enkele zeldzame uittreksels van de Gentse stadsrekeningen kunnen wij uitmaken dat het gebouw uit een gelijkvloerse enfilade van zalen bestond met een verdieping, dat het gebruikt werd door de handelaars en kooplieden in stoffen aIlerhande, alsmede door de halheren en al diegenen die in een of andere hoedanigheid toezicht hielden of uitspraak moesten doen in geval van betwisting of geschillen. Geen enkele afbeelding van deze Halle komt voor op de tot op heden bewaard gebleven iconografische documenten; we weten niet eens uit welke materialen zij opgetrokken werd, of het een louter functioneel, dan wel een esthetisch
296
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 297
verantwoord gebouw was. In de loop van de XIVde eeuw werden herhaaldelijk veranderingswerken aan uitgevoerd. Ook werden er af en toe vergaderuingen van de stedelijke overheden in de grote zalen gehouden en wij kunnen veronderstellen voortgaande op een tijdsdocument dat de vensters van traliewerk waren voorzien. Wanneer men in 1425 de nieuwe Lakenhalle tegen het Belfort aan bouwde, betekende zulks meteen de zwanenzang van de oude Halle, die in 1431 werd gesloopt. Lang bleef de vrijgekomen ruimte midden in de stadskuip niet vrij. De gildebroers van St.-Joris, die aanvankelijk een lokaal en oefenplein bezaten bij de Vijfwindgatenpoort (niet ver van het Klein Begijnhof ter Hoye), kwamen zich omstreeks 1381 bij het Belfort vestigen. Ze moesten enkele jaren later een deel van hun oefenterrein afstaan voor de bouw van de Lakenhalle door Simon van Assche, en waren zo gelukkig tegen schappelijke prijs de hand te kunnen leggen op de vrijgekomen ruimte na de afbraak van de oude Halle. Het is daar, van Hoogpoort tot Botermarkt, dat de ‘groote ende souvereyne Hooft-Gilde van den edelen Ridder Sinte-Joris’ haar nieuw lokaai of Gildehuis besloot op te trekken, dat een pareltje van architectuur moest worden. Op 16 april 1469 bekwamen de leden van het gild de officiële vergunning ‘dat zij moghen metsen, doen maken ende temmeren thuus, begonnen up thende vanden scuttershove, commende ten voorhoofde t’Hogherpoort, neffens an thuus geeten den Groten Moer...’ De gildebroeders zagen groot, al waren hun financiële middelen eerder beperkt. Zij wilden een ruim lokaal, een grote, rijkversierde kapel. Dankzij de bewaard gebleven beschrijvingen van de werken, de menigvuldige en vaak zeer nauwkeurige, in elk geval betrouwbare tekeningen die later van het ensemble en van sommige details werden gemaakt, was het geen onmogelijke taak in het begin onze eeuw over te gaan tot volledige restauratie van voor- en zijgevel. Bezaten ze weinig geld, zo konden ze toch rekenen op officiële tegemoetkomingen, op beloften van Maria van Bourgondië en op een aardig hulpje van de bisschop van Doornik Ferry de Cluny die de gelovigen allerlei aflaten beloofde indien zij met hun spaarcenten bijdroegen tot de bouw, de meubilering en de opsmuk van de kapel. In april 1474 kwam Maria van Bourgondië de eerste steen leggen het nieuwe gebouw. Het arm schaap kon toen nog geenszins vermoeden dat zij er, drie jaar later. na de tragische dood van haar vader Karel de Stoute, zeer blijde maar ook zeer bange uren zou beleven, toen de ontembare stad van de dood van de machtige hertog gebruik wou maken om het sedert tientallen jaren geleidelijk verloren gegaan terrein ineens terug te winnen en van de jonge en
297
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 298
door eenieder verlaten hertogin allerhande voorrechten en concessies af te dwingen. Karel de Stoute sneuvelt te Nancy op 12 januari 1477. Maria, met haar stiefmoeder Margaretha van York, letterlijk in het Hof ten Walle belegerd, moet op het einde van dezelfde maand de eerste beslissende toegevingen doen en wanneer op 11 februari de Staten-Generaal in het roomverse Gildehuis van SintJoris bijeenkomen, wordt met enkele pennenstreken meer dan een eeuw Bourgondisch absolutisme en centraliserende politiek weggevaagd. Het is in de gotische zaal van het hoekhuis van de Hoogpoort, een fantastische triomfkreet, na het Groot Privilegie en na het Charter aan de Staten en Leden van Vlaanderen, om de terugkeer naar de gemeentelijke zelfstandigheid en naar het provincialisme. En wanneer dan vier dagen later, in de Collatie, de tekst van de Vrede van Gavere en het Calfvel van 1468 worden verbrijzeld, kent de geestdrift van de Gentenaren geen grenzen meer. Zij dachten een geweldige sprong te hebben gedaan... naar het verleden, de terugkeer te mogen begroeten van de middeleeuwen en van al hetgeen die voor de Arteveldestad hadden vertegenwoordigd. Zij waren smoordronken van geluk en hoogmoed en beseften niet eens dat men niet achterwaarts kan gaan in de geschiedenis en dat het strovuur in het Gildehuis aan de Hoogpoort niet meer kon worden dan de grootste illusie vóór de grootste ontnuchterende desillusie. Wordt vervolgd Pierre Kluyskens
298
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 299
INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE - FICHE N° 241
Op 1 Mei 1902 stelde Joseph De Smet in de rubriek “Schilderijen St-Baafskathedraal - XVe eeuw (1420 tot 1432)”. Kopie in de XVIe eeuw in het Frans een fiche op over
De aanbidding van het Lam, door de Gebroeders Van Eyck. Gesloten ensemble. De luiken 1, 2, 3, 4, 5 en 8 maken deel uit van het werk dat van 1557 tot 1559 uitgevoerd werd door Michel Coxcie voor Filips II. De nummers 6 en 7 zijn het werk van Victor Lagye en werden geschilderd toen de originele luiken afgestaan werden aan het Museum van Brussel (Conventie van 22 Juni 1867). Enkel de luiken 5, 6, 7 en 8 zijn kopieën van het veelluik van de Gebroeders Van Eyck. De vier anderen zijn creaties van Michel Coxcie. Zij stellen in grisaille de standbeelden van St-Matheas (1), St-Johannes de Evangelist (2), St-Marcus (3) en St-Lucas (4) voor. Deze schilderijen vervangen de volgende panelen die zich in het Museum van Berlijn bevinden: 1, portret van Judocus Vydt; 2, St-Johannes de Doper; 3, St-Johannes de Evangelist (2 facsimiles van standbeelden); 4, portret van Isabella Borluut. De St-Jan van Coxcie is de enige die geinspireerd werd door deze van Van Eyck (verplaatst van n° 3 naar n° 2); maar met wijzigingen die het gebanaliseerd hebben: haarband in plaats van dichte haarlokken, banale draperieën, enz. De vier bovenste panelen stellen in hun geheel de Mariaboodschap voor en vormen een enig onderwerp, alhoewel gecoupeerd door de moulures van de kaders; ze stellen een zelfde kamer voor zoals men kan zien aan het plafond
299
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 300
en de vloertegels waarvan de lijnen samenkomen, alsook aan de schikking van het interieur. In dit opzicht staat in l’Art chrétien van Taurel een eigenaardige vergissing: de auteur verwijt de schilder dat hij in deze panelen, die hij afzonderlijk bekijkt, onderwerpen brengt die er geen zijn en die getuigen van een zekere zwakte in de algemene harmonie, enz. Het linkerpaneel stelt de geknielde engel Gabriël voor. Wit kleed, galons aan de mouwen, wijde witte mantel aan de borst gesloten door een ronde broche. Grote, half opengespreide gedrapeerde vleugels zetten zich neer op de mantel. De gekrulde blonde haren langs weerszijde van het hoofd. Dit wordt bekroond door een gouden circel met een fleuron van parels, waarboven een klein kruis. De geknielde engel houdt in de linkerhand een twijgje lelie, in de rechter steekt hij de wijsvinger uit. In het bovenste boogvormig deel de profeet Zacharius met gevoerde mantel en muts. Op een banderol de woorden Exulta satis filia Syo jubila ecce tuus veit. In het rechterpaneel de geknielde Maagd voor een gedrapeerde bidstoel op dewelke een open boek, half gericht naar de engel. Een wijde witte mantel, gesloten door een gesp met edelstenen. De verwarde haren komen uit van onder een smalle gouden kroon met parels. Boven haar hoofd de duif met stralenkrans. In een nis, twee boeken, een hoge kandelaar, twee vazen. Op de achtergrond, voor een venster, een kristallen vaas half gevuld met een vloeistof. Daarboven in de boog de profeet Micheas met de inscriptie: Ex te egredietur qui sit dominator in isrl. Op het deel van de kamer die voorkomt op het middenpaneel links een venster door hetwelk men een perspectief ziet van huizen. Zekere auteurs menen er een hoekje van Gent in te herkennen: de Korte Dagsteeg. Rechts, een gotische wastafel met een handdoek. In het bovenste deel van deze panelen: links, de profetes Erythrea met de inscriptie: Nil mortale conab afflata... es numine celso; rechts de profetes van Cumes; Rex ai... adueiet p secla futur sciz i carm. Onderste panelen, 1 m. 41 op 0,51. Boven, buiten 1 m.61 op 0,69; midden: 2,07 op 0,70.
300
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 301
MINDER BEKENDE EN/OF VERDWENEN LOCATIES IN GENT
Valentino — Scala — Wintergarten — Coliseum, Kuiperskaai
In 1884 deed Jeanette Schauvlieghe, de eigenares van grond op de Kuiperskaai een bouwaanvraag voor een huis met balzaal. Het gebouw, Grand Palais du Valentino, speelde een belangrijke rol bij socialistische en antisocilalisti-
Reconstructie van voorgevel Grand Palais du Valentino. (1911, tekening G. Verheeke naar bouwaanvraag)
sche politieke meetings en manifestaties. In 1906 brak er brand uit en na de heropbouw werd de naam veranderd in Scala. Het succes van de zaal deed de eigenares besluiten de zaal in Art Nouveaustijl te verbouwen. Architect Georges Henderick (Sint-Amandsberg 1879 – Gent 1957), die zich als de laatste erfgenaam van de Wiener Secession beschouwde en ook cinema Capitole bouwde, vormde de zaal om tot een geniale weerspiegeling van de tijdsgeest, een van de hoogtepunten van de art nouveaustijl in Vlaanderen. In 1913 werd de naam nogmaals (met het oog op de Duitse toeristen die naar de Wereldtentoonstelling van 1913 zouden komen) veranderd in Wintergarten. 301
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 302
Coliseum
Toen de Duitsers in 1914 ons land binnenvielen, kwamen de militairen in de Wintergarten naar films kijken, maar enige tijd later vonden er relletjes plaats en het meubilair van Wintergarten werd kort en klein geslagen. De zaal sloot 302
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 303
1991 Sic transit
303
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 304
haar deuren en deed dienst als noodhospitaal. In 1921 gingen de deuren weer open en de zaal heette nu Coliseum. Een zaal voor een volks publiek. De zaal werd gebruikt voor variété-optredens en filmvoorstellingen. B-films, waarbij de toeschouwers luid commentaar schreeuwden naar het scherm als ze niet akkoord waren met de loop van het verhaal. Ook operettes, tombola’s, sinterklaasfeesten, wonderdokters en schoonheidswedstrijden waren aan de orde. Vanaf de jaren twintig werd het ook een indoorsporthal. Men beoefende er verschillende balspelen, er was een piste voor rolschaatsers en dansers, maar de zaal kreeg vooral naam en bekendheid door de regelmatige, om de 14daagse boks- en catchwedstrijden van september tot april, telkens op donderdagavond. Bekende namen uit die tijd zijn Stan Reypens, Emile Delmine, De witte Engel en Sus La Brosse. Daar kwam telkens meer dan duizend man op af, met bussen vanuit Antwerpen en Brussel en lokaal vooral mannen uit de buitenwijken zoals de Brugse Poort en de Muide. Er waren ook internationale worstelwedstrijden voor vrouwen. En dat ging zo door tot eind van de jaren vijftig. Vanaf de jaren zestig ging het gebouw geleidelijk teloor, het stond leeg en geraakte in verval, de ordonnantie bleef behouden, maar de prachtige art nouveau decoratie verdween. Het gebouw werd samen met het hele huizenblok afgebroken om plaats te maken voor een megalomaan Urbisproject Shopping Center Zuid, waarvan de provincie de linkerhoek, President Wilsonplein-Vlaanderenstraat inneemt voor administratieve doeleinden. De spanten van het Coliseum zijn geïntegreerd in dit Urbisproject. Nagenoeg alle belangrijke art nouveaugebouwen, o.a. ook het Volkshuis van Horta en de Sint-Pieterstoren van Van HoeckeDessels zijn verdwenen als slachtoffer van de grondspeculatie. Op de Kuiperskaai, met zijn nachtbars in de eerste helft van de 20ste eeuw, daarna, tot het einde van de jaren zeventig, hét uitgaanscentrum van de stad, verdwenen een na een de dancings (Queens, Weinstube, Old Wheel, De Kelder, de Zolder, Don Carlos...) en de straat werd de dode straat die ze nu is. Ook de cinema's aan het Zuid (Capitole, Century, Select) gingen mee ten onder. Nieuwe ontspanningsmogelijkheden, zoals televisie en reizen, wachtten op toeschouwers en deelnemers. Literatuur A. De Clercq, Sport in Gent, onuitgegeven., Stadsarchief Gent. Geo Henderick 1879-1957, catalogus n.a.v. de tentoonstelling in het Museum voor Sierkunst, Gent 1984. G. Deseyn, De geschiedenis van het amusementsleven te Gent; MIAT. J. Tyssens, Deftig vermaak, ijdel vertier, 2009.
Daniël van Ryssel
304
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 305
MINDER BEKENDE GENTSE NOTABELEN UIT DE PERIODE 1780-1840 (VERVOLG)
De Gentse “radicalen” aan het einde van de 18de eeuw
In een reeks artikelen die in 2010-2012 in dit tijdschrift werden gepubliceerd bespraken wij negen “minder bekende Gentse notabelen uit de periode 17801840”1. De meesten onder hen waren niet (of dan erg zijdelings) actief in de politieke arena. Enkel Jacques-Clément Lammens, Pierre-Georges de Meulenaere en Jozef van Crombrugghe vervulden een politiek mandaat en waren effectieve voorlopers van het politiek liberalisme. Uit de levensloop van de overige notabelen kan men met enige stelligheid afleiden dat zij, vooral onder de invloed van de Franse Lumières, alleszins gewonnen waren voor het filosofisch liberalisme en zijn politieke consequenties. Ook het sociaal-cultureel liberalisme telde reeds aanhangers in deze groep: Pierre-Victor Le Jeune, Jozef-Bernard Cannaert en Jozef van Crombrugghe waren uitgesproken voorstanders van de volksontwikkeling en het openbaar onderwijs. De voorkeur van deze notabelen voor het opkomende liberaal gedachtegoed had overigens geen gevolgen voor hun geloofsovertuiging die zij als een privé aangelegenheid beschouwden: allen bekeerden zich tot het katholicisme, zij het vaak met een antiklerikaal trekje. In dit artikel behandelen wij vier andere notabelen die wij “radicalen” noemen omdat zij hun liberaalgezinde en democratische overtuiging en hun militant antiklerikalisme meestal op agressieve en soms denigrerende wijze verkondigden. Deze vier mannen waren in een traditioneel katholiek en burgerlijk nest geboren en getogen, in een religieus college opgeleid en aan de universiteit van Leuven afgestudeerd – twee artsen en twee juristen.
I Waarom en wanneer zijn deze vier notabelen politiek “radicaal” en vaak hevig antiklerikaal (in één geval zelfs antikatholiek) geworden? Het antwoord op deze vraag moet men (behalve in hun DNA) uit de historische gebeurtenissen van hun tijd afleiden.
305
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 306
a) Sedert de jaren 1760 had de Habsburgse kroon (Maria-Theresia, Jozef II) een aantal maatregelen genomen die kritiek op de kerk en de clerus salonfähig maakten2. Vooral bekend zijn uiteraard de menigvuldige edicten en ordonnanties van Jozef II die uiteindelijk de Brabantse Omwenteling tot gevolg hadden – maar ook de erg devote Maria-Theresia had reeds een aantal traditionele gebruiken en voorrechten van de kerk afgeschaft. Dit beleid was nochtans niet gebaseerd op enige vijandigheid tegenover de kerk, laat staan het geloof. Hoe rechtgelovig zij ook waren, Maria-Theresia en Jozef II stonden erop dat het primaat van de staat in alle omstandigheden werd bevestigd en zelfs versterkt – ook tegenover de kerk. “De kerk in de staat” moest het nu zijn en niet meer zoals weleer “de staat in de kerk”. De macht van de kerk wordt afgebakend door haar heilig doel dat enkel van geestelijke aard is, verklaarde bijv. in 1768 keizerlijk kanselier Kaunitz die nog in 1781 preciseerde dat de Habsburgse kroon vastbesloten was om de macht van de kerk “uitsluitend te beperken tot aangelegenheden van dogma en spiritualiteit”3. In de alleenheerschappij van de katholieke eredienst over alle andere werd bovendien in 1781 een diepe bres geslagen door het Tolerantie-edict dat inderdaad sommige religieuze rechten erkende van o.m. orthodoxen, lutheranen, calvinisten en anglicanen. Henri Pirenne sloeg de nagel op de kop: “Le catholicisme avait été jusqu’alors la religion, il n’était plus maintenant qu’une religion”. Het verbaast dus niet dat zich ook in Gent kritiek verspreidde over de kerk en haar bedienaren, zelfs in traditioneel-katholieke kringen. Vaak sloeg geloof zelfs om tot relativerende religiositeit, waarbij men tevens de mogelijkheid opperde dat àlle godsdiensten (incl. de christelijke) uit eenzelfde “natuurlijke godsdienst” voortvloeiden. Sommigen gingen een stap verder en bestreden openlijk het geloof zelf. De Gentse “radicaal” Dr Jan-Baptist Vervier aarzelde zelfs niet om op vrij grove wijze met het geloof de spot te drijven (zie hierna, II). b) Het laat zich enigszins begrijpen dat de meeste traditioneel-katholieke edellieden en notabelen, de abten, prelaten, monniken en parochiepriesters aan het hoofd van de Brabantse Omwenteling stonden om de “goddeloze” keizer Jozef II te bestrijden. Tijdens de “vier dagen van Gent” (november 1789) noteerde een kroniekschrijver dat talrijke kloosterlingen op straat verschenen om elkeen tot de strijd tegen het keizerlijk leger aan te sporen: Men sag hun alhier en aldaer in de wapenen verschynen, het volk byeen roepen, en met den Gekruysten in de eene hand, en den saber in de andere,
306
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 307
hetzelve aanwakkeren en op sommige plaetsen de generaele Absolutie geven4. De guardiaen der Gentse capucijnen riep zelfs uit dat men de keyzers- en volksgezinden mogt vermoorden5. Enkele rijke abdijen stonden in voor de financiering van de strijd der katholieke Patriotten. Dezen waren overigens op twee fronten actief. In de Ardennen bestreed het Patriottenleger de Oostenrijkse regimenten die onze gewesten poogden te heroveren. In het binnenland ontketenden de zelfden een vaak bloedige “terreur”6 tegen de velen die keizersgezind bleven (de zg. vijgen) alsmede tegen hun ideologische bondgenoten de “democraten” rond Jan-Frans Vonck, die zich immers inzetten voor de modernisering van de staat en het herstel van de voorrechten van adel en clerus radicaal afwezen. De leidende rol van de kerk en de talloze klerikale excessen en geweldplegingen tijdens de Brabantse Omwenteling gaven uiteraard aanleiding tot een hevige heropflakkering van het latente antiklerikalisme terwijl ook steeds meer vredelievende burgers zich aansloten bij de voorstanders van hervormingen. Tijdens de 19de eeuw was de kerk ten andere niet erg trots op haar rol tijdens de Brabantse Omwenteling7. c) De houding t.o.v. de kerk en de clerus was niet het enige (noch het voornaamste) twistpunt tijdens de Brabantse Omwenteling. In Gent, zoals elders, stonden twee “partijen” tegenover elkaar die erg uiteenlopende standpunten verdedigden. - De behoudsgezinde Statisten (aangevoerd door Hendrik Vandernoot) waren voorstanders van een globale “restauratie”: alle rechten en voorrechten die ten tijde van Maria Theresia bestonden (vooral ten gunste van adel en clerus) moesten integraal worden hersteld. Onder de invloed (soms de dwang) van plaatselijke edellieden en parochiepriesters steunden de meeste plattelandsbewoners de Statisten die immers “hun godsdienst zouden redden”8. - Tegenover de Statisten stonden de “democraten” (aangevoerd door Jan-Frans Vonck en daarom ook als “Vonckisten” gekend), die zich op religieus gebied neutraal opstelden, maar opkwamen voor een ruimere “volksvertegenwoordiging” in het bestuur en voor moderne staatsstructuren. Hun programma was weliswaar geïnspireerd door de idealen van de jonge Franse revolutie maar bleef in zijn toepassingen vrij gematigd. Van een “restauratie” was voor de Vonckisten hoe dan ook geen sprake. De meeste aanhangers van de democraten behoorden tot intellectuele beroepen en de handelswereld. Ook enkele hoge aristocraten (hertogen) werden actieve “democraten”. De strijd tussen de twee “partijen” was hevig, ook in Gent. De Statisten domi-
307
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 308
neerden de (provinciale) Staten van Vlaanderen en vervolgden genadeloos al wie enige sympathie betoonde voor de andere “partij”. In Gent waren, althans tijdens de zomer van 1790, de “democraten” aan de macht. Ze slaagden er zelfs in een constitutionele Organisatie ofte Bestierings-wijze der stad Gend te doen goedkeuren met een als volgt luidend eerste artikel dat de toon aangeeft: Dat alle magt oorspronkelyk in het Volk resideert 9. In zijn vastenbrief van januari 1790 brandmerkte de aartsbisschop van Mechelen de democraat Jan-Frans Vonck en zijn medestanders als vyanden van Staet en Religie10. Een capucijn leidde uit deze uitspraak af dat il est légitime de tuer un vonckiste pour éviter à ses descendants la damnation éternelle.11 En in juni 1790 proclameerden de behoudsgezinde Staten van Vlaanderen dat men de Vonckisten moest aenzien als vyanden van de Republiek.12 Omdat Gent talrijke ‘democraten’ telde, verloor de kerk er veel vrienden. In zaken van religie maakte dit van hen de objectieve bondgenoten van de keizersgezinden die immers geschaard waren achter de reeds geciteerde stelling van kanselier Kaunitz. Deze vroege alliantie tussen ‘verlichte’ keizersgezinde hervormers en lokale ‘democraten’ liet diepe sporen in het politieke landschap van de 19de eeuw: zij legde de basis van de liberale politieke stroming13.
II Jan-Baptist Vervier (1750-1817) “Bij een andere gelegenheid heb ik [Dr Vervier] Maria als eene hoer van Jozeph en van den Heilige Geest hooren beschrijven”. Dit meldde in augustus 1790 aan een vriendin de calvinistische Utrechtse dame Clara-Cornelia van Eijck na enkele tafelgesprekken met de Gentse arts Jan-Baptist Vervier15. Zij vervolgde: “[Dr Vervier] is een zeer verstandig man, doch zijne discourssen bevielen mij zoo wel, dat ik mij na mijne kaamer retireerde. Zoodra de godsdienst in de aardigheeden begreepen is, verdwijnt mijne vrolijkheid… Wanneer het op dat eerbiedwaarde Weezen aankomt of een der goddelijke perzoonen van welke men op een laffe of verachtelijke wijze hoort spreeken, is het voor mij te gevoelig om zulks geduldig aan te kunnen hooren”. Hiermee is duidelijk dat dr J.-B. Vervier graag met het christelijk geloof de spot dreef. Dit kon hij zich enkel in een privé-conversatie veroorloven – niet in zijn geschriften. Hoewel de Oostenrijkse kroon zelf antiklerikale maatrege-
308
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 309
len nam, liet zij alleszins geen publieke aanvallen toe op het geloof 16. Jan-Baptist Vervier stamde af van Franse Hugenoten die het intolerante Frankrijk in 1573 waren ontvlucht om zich uiteindelijk te vestigen in Nevele (nu Oost-Vlaanderen)17. Hij werd in Gent geboren op 8 maart 1750, als zoon van Philip Vervier (1707-1751) en Maria-Christina Braeckman. Vader was een gerespecteerd procureur bij de Raad van Vlaanderen (de hoogste rechtbank van het graafschap), die ook erg bedrijvig was in de wereld van de cultuur. Zo was hij bv. van 1736 tot 1741 deken van de aloude rederijkerskamer De Fonteine18. Hij was tevens een verdienstelijk bloemenschilder en vriend van de vermaarde kunstschilder en plaatsnijder Frans Pilsen (1700-1784)19 van wie talrijke schilderijen bewaard worden in het Rijksmuseum van Amsterdam. In dit gezin werden ook vier dochters geboren die allen begijntje werden in het Gentse Sint-Elisabethsbegijnhof 20. Zo zij er al kennis van kregen, zullen deze devote vrouwen vaak geschokt zijn geweest door de uitlatingen van hun illustere broer. Jan-Baptist was pas één jaar toen zijn vader overleed. Over zijn kinderjaren en jeugd weet men heel weinig, maar men mag vermoeden dat ze niet bijzonder vrolijk waren. Hoe dan ook, voor de studie van de humaniora werd JanBaptist in 1761 toevertrouwd aan het befaamde Latijns college in Geel, waar bijv. ook Jan-Frans Vonck (de toekomstige leider van de “democraten”) enkele jaren tevoren was afgestudeerd. “Afstuderen” deed Jan-Baptist er niet vermits hij uit het college ontsnapte om zich te laten inlijven in het infanterieregiment van de markies van Deinze (Oostenrijks leger). Het moet zijn dat enkele officieren zijn menigvuldige talenten ontdekten – hoe dan ook, iets meer dan twintig jaar geworden ging hij aan de universiteit van Leuven geneeskunde studeren. De bul van licentiaet in de medicynen ontving hij op 22 april 1777. Met zijn diploma op zak nam hij opnieuw dienst in het leger waar hem enkele delicate (en avontuurlijke) opdrachten werden toevertrouwd. Zo trok hij bijv. in 1779 als arts met een geheime regeringsopdracht mee naar Afrika en de Antillen, op zoek naar een afgelegen eiland waar men de zwarte slaven zou ontschepen die na de Beierse Successieoorlog tussen Oostenrijk en Pruisen voor verdere oorlogsvoering nutteloos waren geworden. Hij zou met dit doel meer dan één lange zeereis hebben meegemaakt. Als jonge dertiger zei hij vaarwel aan zijn avontuurlijk bestaan en vestigde hij zich als arts in de Gentse Burgstraat. Zijn veelzijdige ervaring als militair geneesheer moet respect hebben afgedwongen vermits hij reeds in 1785 tot assessor in het Gentse Collegium Medicum werd benoemd. Tijdens hetzelfde
309
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 310
jaar werd hij door het hoofdcollege van de Gentse kasselrij Oudburg gevraagd voor een medische redevoering op de plechtige prijsuitdeling aan de leerlingen van de befaamde vroedvrouwenschool van chirurgijn Jan-Bernard Jacobs (1734-1790). Kort erna werd hij door de Oostenrijkse kroon benoemd tot het ambt van Geneesheer van Haere Keyzerlyke Majesteyts Legers in de Nederlanden. Hoewel deze benoeming buiten twijfel stelde dat hij een vertrouwensman van het regime was geworden, trad hij in 1785 toe tot de Société de Gand, het als leesgenootschap ingekleed trefpunt van de voorstanders van politieke hervormingen. Een man van aanzien geworden, trad Jan-Baptist in september 1787 in het huwelijk met de Gentse koopmansdochter Maria-Theresia Debbaut, waardoor hij de zwager werd van Bernard Debbaut (later gerechtsdeurwaarder) die eveneens (zij het anderszins) een erg avontuurlijke jeugd achter de rug had23. Voortaan zou Jan-Baptist naast een drukke medische praktijk zijn vrije tijd besteden aan het geduldig verzamelen van zeldzame kunstvoorwerpen en vooral aan de intellectuele bestrijding van het dogmatisme en het opbouwen van een meer democratische en rationeel bestuurde samenleving. Omdat zijn medische studies hem niet de kans hadden geboden om zich te verdiepen in de wijsbegeerte, de theologie en de dialectiek die hij nochtans onontbeerlijk achtte voor zijn engagement, stortte hij zich op de lectuur van de nodige tractaten en, vooral, ging hij in de leer bij zijn generatiegenoot de zeer geleerde, keizersgezinde en weinig geloofsvaste gewezen capucijn Frans-Dominique Vervisch (“pater Auxilius”; 1749-1793)24 die tot zijn guillotinering in 1793 een “maître à penser” bleef. Sindsdien vond hij er steeds veel plezier in om met monniken over theologie te redetwisten. Andere trouwe vrienden werden enkele Gentse antiklerikale en keizersgezinde nieuwlichters: de raadpensionaris Karel-Lodewijk Diericx (zie hierna III), de vrijzinnige advocaat Ignace van Toers (1767-1844) die nog een leidend orangist werd, en de weliswaar jongere maar zeer democratisch gemotiveerde advocaat Jozef-Bernard Cannaert.25 Met andere woorden, “na meer dan twee honderd jaar stilzwijgen, de wederopstanding van de Geus”26. In die tijd werd Vervier ook de Gentse vertrouwensman van de hertog Wolfgang-Guillaume d’Ursel, een van de voormannen van de Vonckisten in Brussel27. Intussen was de samenleving niet stil gebleven en groeide ook in Gent het verzet tegen het beleid van keizer Jozef II. In het vriendenkransje rond Vervier was men het eens over enkele fundamentele uitgangspunten: zij zouden het beleid van de keizer trouw verdedigen, de voorrechten van adel en clerus blij-
310
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 311
ven bestrijden, de macht van de clerus uit de samenleving weren, een staatsbestel bevorderen dat een ware volksvertegenwoordiging en rationele beleidsstructuren invoerde. Vooral Vervier en Diericx bezaten een vlotte (en scherpe) pen: de eerste (die ook een begaafd tekenaar was) in het Nederlands, de tweede vooral in het Frans. J.B. Vervier was stellig niet de man om tijdens de Brabantse Omwenteling zijn diensten aan te bieden aan het Patriottenleger. Met zijn kompanen Diericx en Cannaert alsmede zijn collega Dr Bernard Coppens (zie V hierna)28 stortte hij zich (als hoofdauteur en tekenaar van de karikaturen, volgens het getuigenis van Charles van Hulthem) op de redactie van de satirische Dits die Excellente Print-Cronike van Vlaenderen (385 pag.)29, “een van de scherpste antiklerikale spotschriften die men zich kan voorstellen”30, en Livre blanc, ou la révolution gordune (230 pag., suppl. 203 pag.)31, die dag op dag rapporteren wat in 1789-1790 in en om Gent voorviel. Het verslag is niet steeds objectief omdat de auteurs antiklerikale keizersgezinden waren, “vijanden van het triomferend klerikalisme van de Patriotten”32. Zij kruidden hun verhaal met bijtende kritiek op de Statisten en met scherpe antiklerikale uitvallen, bijv.: - Een Land kan noyt gelukkig zyn / Waer in een Paep spouwt zijn venyn - Bedriegers van het Volk, ô godelooze Paepen, / Tot geessel van het Land en zyt gij maer geschaepen - ô Paepen duyvels ras, gy die leeft als de zwynen,/ Ik bid God dat men u zeer haest mag zien verdwynen - Vivat den Pastor, ook zyne Maerte / Die zoo plat is geneukt als eene taerte. Het titelblad vermeldt als auteur ene “J. Bottelgier” (een schuilnaam). Op 3 december 1791 verbood de Raad van Vlaanderen de verkoop van dit boek wegens zijn antiklerikalisme34. Dit verbod had natuurlijk gunstige gevolgen voor de verkoop. Later werd het boek overigens nog verkocht onder een nieuwe titel: Den grooten historischen Almanach35. Mogelijk was Vervier in 1792 tevens de auteur van een Histoire politique de la Révolution flamande des années 1789 et 1790, par le marquis de Bruges36. Intussen bleef Vervier zijn beroep als arts uitoefenen. Tijdens de bloedige inname van Gent door de Patriotten in november 1789 vielen bv. talrijke burgerlijke en militaire slachtoffers die behoefte hadden aan dringende medische verzorging. Toen de stad Gent enkele “ambulances” (veldhospitalen) opende, stelde hij zich onmiddellijk ter beschikking in de overtuiging dat zijn ervaring met op het slagveld opgelopen wonden nu best kon worden gebruikt. Niettemin werd de leiding van deze dienstverlening aan een ander arts toever-
311
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 312
trouwd omdat Vervier als uitgesproken keizersgezinde niet de geschikte man was om medische zorg te verstrekken aan de zwaargewonde Patriotten37. Voor de petite histoire signaleren we dat Dr Vervier in oktober 1791 lid was van de examenjury van het Collegium Medicum Gandavense die voor het eerst een gouden gedenkpenning (als vroedmeester, later als chirurgijn) toekende aan de jonge Aalstenaar Joseph-Franciscus Kluyskens (1771-1843), die nog als arts, chirurg en hoogleraar een internationale faam verwierf38. Na de slag bij Hondschoote (september 1793) waar de hertog van York door het Franse leger werd verslagen werden honderden zwaargekwetste Engelse soldaten naar Gent (in het Correctiehuis aan de Coupure) afgevoerd en aan de zorgen van de hoofdgeneesheer Dr Vervier toevertrouwd. Wegens de erbarmelijke hygiënische omgeving werden talrijke artsen en verplegers besmet. Vervier zelf werd het slachtoffer van de tyfuskoorts en zou gestorven zijn zo hij niet was verpleegd door twee militaire artsen (McDonald en Webster) die de hertog van York ter hulp gezonden had39. Tijdens de Franse bezetting (1794-1814) bleef Vervier in de politieke achtergrond. Wèl is bekend dat hij (de beruchte antiklerikaal !) in 1796 de verdediging opnam van ontredderde Gentse kloosterlingen wier klooster de Fransen hadden gesekwestreerd: “Plus d’un d’entre eux échappa par sa bonté à la déportation et à la mort”40. Voortaan stak hij ook veel tijd in zijn kunstverzameling die een dermate bekendheid had verworven dat zij in zijn woning (nu in de Hoogstraat) op 13 juli 1803 het bezoek kreeg van Joséphine de Beauharnais tijdens haar verblijf te Gent met haar gemaal de Eerste Consul Napoleon Bonaparte. Behalve een bescheiden medewerking aan de oprichting van de Ecole Centrale in 1797 (met o.m. Bernard Coppens en advocaat Pierre Lammens) en van de Gentse Ecole de Médecine in 1804 aanvaardde hij geen opdrachten van de Franse bezetter. Hij werkte alleszins niet mee aan de verfransing van Gent, en er wordt zelfs voorgehouden dat hij nooit iets in het Frans schreef”43 (hoewel hij toch wordt vermeld als mede-auteur van Livre Blanc ou la révolution gordune en mogelijk als auteur van Histoire politique de la Révolution flamande). Een plaagstok bleef hij heel zijn leven. Nog in 1804 stak hij de draak met kanunnik Martinus de Bast, gewezen hoofdaalmoezenier van de Patriotten te Gent en intussen een befaamd archeoloog en verzamelaar van oude munten en penningen geworden. Zoals zijn vriend Diericx (zie III) was Vervier sedert de
312
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 313
Brabantse Omwenteling een verwoed tegenstander van de kanunnik gebleven (zie bv. in de Excellente Print-Cronike: - Vivat den Pastor, ook zyne Maerte / Die zoo plat is geneukt als eene taerte). Hoe dan ook, te Merelbeke waar de Bast in de buurt van een stokerij opgravingen verrichtte liet Vervier tersluiks een oude kruik in de grond stoppen vol antieke potscherven met een amper leesbaar inschrift “Marti ast myst mer IV”. De erudiete kanunnik vervolledigde dadelijk de inscriptie tot “Marti hastato mystae merentes” (“aan landsdrager Mars, de bedroefde Romeinse priesters”). De kanunnik was in de val gelopen en Vervier triomfeerde wanneer hij zijn eigen lezing gaf: “Martin de Bast mystifié à Merelbeke en 1804”44. Behalve als hoofdauteur van de Excellente Print Cronike schreef J.B. Vervier enkele medische boekjes alsook enkele meer gewichtige dichtstukken, o.m. ter nagedachtenis van Dr Jan Palfyn (1783) wat hem trouwens de gelegenheid bood om hulde te brengen aan Jozef II (Wiêr Naem (so lang de zee wordt op en neer gedreven) / Wiêr wonderbaer beleit noit mensch vergeeten zal)45. Aan Vervier wordt ook een onuitgegeven gedicht toegeschreven (Op het herstel der moedertael in de Zuidelijke Nederlanden; 1814-1815, 391 hexameters), waarin hij in een lyrische, vaak dithyrambische, trant de vereniging van Noord- en Zuid-Nederland op grond van hun gemeenschappelijke taal toejuicht46. Een Groot-Nederlander avant-la-letrre dus, zoals later ook zijn zoon Karel-August (1789-1872). Uit het huwelijk van Jan-Baptist Vervier en Maria-Theresia Debbaut waren inderdaad twee zonen geboren. De oudste werd doctor in de geneeskunde in de Parijse faculteit en vestigde zich in Frankrijk. De jongste, Karel-August, werd bankier, Staatskassier, provincieraadslid van 1820 tot 1860, dichter, invloedrijk vrijmetselaar (voorzittend meester van de Gentse loge “Les Vrais Amis”), leidend orangist en vurig Groot-Nederlander47. J.-B. Vervier overleed op 15 december 1817. Na de uitvaart liet zijn weduwe al zijn documenten, papieren en manuscripten verbranden48.
III Karel-Lodewijk-Maximiliaan Diericx (1756-1822) Karel-Lodewijk (Charles-Louis) Diericx komt over als een minder kleurrijke figuur dan Jan-Baptist Vervier. Hoog ambtenaar (raadpensionaris van de schepenen van de Keure) sedert zijn 28 jaar, vertoonde hij de meeste eigenschap313
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 314
pen van zijn ambt: een solide opleiding als jurist, een grondige kennis van de “precedenten” (en dus van de stadsgeschiedenis), loyaliteit en discretie in de uitoefening van zijn bediening (wat soms mentale bokkensprongen vereiste), naar buiten toe een laag politiek profiel. Zoals zijn vriend Vervier was hij vurig keizersgezind, bezat hij een erg vlotte en scherpe pen (vooral in het Frans), was hij strijdend antiklerikaal (evenwel zonder de excessen van Vervier) en had hij een uitgesproken voorkeur voor een “democratische” legitimering van het bestuur. Karel-Lodewyk Diericx49 werd geboren in Gent op 1 januari 1756 als de enige zoon van erfelijk ridder Jan-Frans-Xavier Diericx (1721-1798)50 en jonkvrouw Maria-Jacoba Veltganck (1734-1806). Vader was een zeer aanzienlijk personage: raadsheer in de Raad van Vlaanderen (1757), advocaat-fiscaal (1761), later president van deze Raad (1782) en lid van de Raad van State (1782). Hij was tevens heer van Burst, Bambrugge, Sonneghem en Cotthem. Er waren in het gezin nog drie zussen die huwden met mannen uit het Gentse stadspatriciaat. Karel-Lodewijk bleef heel zijn leven ongehuwd. Een pamflet (Livre jaune) van de Statisten tijdens de Brabantse Omwenteling beweerde dat “il fréquente les concubines de son père”51. Na schitterende rechtenstudies aan de universiteit van Leuven werd hij ingeschreven als advocaat bij de Raad van Vlaanderen. Hij hield kantoor in de ruime woning van zijn ouders, by de Recollecten. Enkele jaren later (1784) werd hij reeds raadpensionaris van de schepenen van de Keure, d.w.z. een van de zeldzame topambtenaren van de stad die het beleid en het werk van de schepenen (die ook als rechters zetelden) tot in de details voorbereidden. Karel-Lodewijk was (zoals zijn vader) zeer keizersgezind, maar het groeiend verzet van de Gentse bevolking tegen het beleid van Jozef II noopte hem op dit stuk tot grote terughoudendheid. Niettemin bewerkstelligde hij mogelijk de resolutie waarbij de schepenen van de Keure nog op 7 november 1789 (d.i. nadat het Patriottenleger reeds enkele klinkende overwinningen had behaald) “hunne betuiging van vertrouwen” in Jozef II plechtig hernieuwden52. Bij keizerlijk decreet van 27 januari 1789 werd Diericx benoemd tot raadsheer in de Raad van Vlaanderen53. De keizer had in de Raad drie nieuwe ambten gecreëerd (die alle naar keizersgezinden gingen) om de conservatieve meerderheid der keizersvijandige rechters te “breken”. Deze benoeming gaf aanleiding tot heel wat betwistingen en met de Brabantse Omwenteling werd er geen gevolg meer aan gegeven.
314
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 315
Diericx’s eerste openbaar politiek optreden dateert van de aanvangsweken van de Brabantse Omwenteling, tijdens de inname van Gent door de Patriotten (13-16 november 1789). Wat precies gebeurde is niet duidelijk. Zeker lijkt alleszins dat Diericx enige dagen voor de inval met een troep Gentse vrijwilligers naar het Patriottenleger, toen in Bergen-op-Zoom, was getrokken. Hierna lopen een aantal versies uiteen. (i) Volgens sommigen was hij een van de aanvoerders van de Patriottenlegerbende die de stad wilde innemen maar hij zou, nog voor de doorbraak naar het stadscentrum, de strijd hebben opgegeven om naar veiliger oorden te vluchten55. (ii) Volgens anderen kreeg Diericx, eenmaal op de Kouter aangekomen, de opdracht om (met een vrijgeleidebrief)56 in Brugge versterking voor de Patriotten te gaan vragen57. (iii) . Onlangs werd een contemporain pamflet ontdekt dat een iets ander geluid laat horen (Getrouw en omstandig verhael van het gene voorgevallen is binnen Gend, hoofdstad van Vlaenderen, sedert den 12 tot den 23 November 1789 en de volgende dagen; 1789)58. Volgens dit gedetailleerd document stond Diericx met een drietal andere officieren ten hoofde van het troepje alleszins tot dit via de Brugse Poort de Korenmarkt en de Kouter bereikte. Van een verdere deelneming van Diericx aan de bloedige gevechten op de Blandijnberg is in dit verhael geen sprake. Bij de evaluatie van deze versies moet men ermee rekening houden dat Diericx keizersgezind was en dat men moeilijk inziet dat hij de wapens zou opnemen tegen het keizerlijk leger. Hij was overigens een hoog ambtenaar zonder enige militaire opleiding. Dat hij Gentse vrijwilligers naar het Patriottenleger vergezelde moet ten andere niet als een politiek statement worden verklaard – dit deed hij waarschijnlijk omdat de schepenen hem als ambtenaar deze taak hadden toevertrouwd. Het lijkt weinig waarschijnlijk dat hij enige leidende rol speelde in de inname van Gent – hoewel we de mogelijkheid willen openlaten dat hij als ambtenaar de opdracht kreeg om versterking te gaan vragen in Brugge. Hoe dan ook, reeds op 8 december 1789 sprak een krijgsraad K.-L. Diericx vrij van alle schuld59. Een anekdote betreffende de inname van Gent illustreert ca. een kwarteeuw na de feiten zowel de mentale instelling als de bijtende stijl van K.-L. Diericx. Toen de Oostenrijkse regimenten zich vanuit de Kouter terugtrokken om via de Ketelbrug en de Nederkouter naar hun kazerne aan het Sint-Pietersplein te begeven, werden zij beschoten door Patriotten die zich hadden opgesteld op het dak van het recollettenklooster (site van het oude gerechtsgebouw). Volgens Diericx (Mémoires sur la ville de Gand)60 deden de paters recolletten duchtig mee aan de beschieting. “Ce fut de leus caves et de leur tour qu’ils
315
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 316
cannonèrent les troupes de leur souverain en 1789, mais admirons les décrets de la divine sagesse: leur couvent n’est plus, il n’en reste plus que pierre sur pierre”. Het klooster werd inderdaad in 1797 door de Franse bezetters vernield61. Na deze evenementen werd het voor raadpensionaris Diericx opnieuw business as usual. Zo kwam het hem toe om op 24 december 1789 in naam van de schepenen van de Keure in het rijkelijk versierde stadhuis hulde te brengen aan “den doorluchtigen verlosser des Vaderlands” Hendrik Vandernoot, aan wie hij (in het Frans) een “gloire immortelle” toewenste62. Een aanwezig “democraat” noteerde schamper dat Vandernoot “omringt [was] met brandende flambeeuwen, gelyk voor den Soevereyn geplogen word”63. Vrij ironisch is dat Diericx enkele weken later, op 25 februari 1790, eveneens in het stadhuis het eerbetoon van de stad mocht brengen aan generaal Jan-Andreas van der Mersch (1734-1792), opperbevelhebber van het Patriottenleger, die hij “den Nederlandschen Washington” noemde64. “Ironisch” omdat hij als uitgesproken keizersgezinde de lof moest bezingen van de man die tot enig doel had het Oostenrijks leger in de Ardennen definitief te verslaan. Noteer terloops dat van der Mersch én Diericx allebei voorstanders waren van het politiek programma van J.-F. Vonck. Intussen had Diericx met zijn vrienden J.-B. Vervier, Bernard Coppens en Jozef-Bernard Cannaert een aanvang genomen met de redactie van twee satirische boeken die pas na de Brabantse Omwenteling verschenen, te weten Dits die Excellente Print Cronike en Livre blanc, ou la révolution gordune66 (het woord “gordun” is hier een synoniem voor “Gentenaar”). Waar Vervier de voornaamste auteur van de Excellente Print Cronike was, herkent men aan het Livre blanc onmiddellijk de scherpe geest, de ontzaglijke eruditie, de juridische snedigheid, de historische kennis en de bijtende pen van K.-L. Diericx. Terwijl de Print Cronike chronologisch is opgebouwd, is het Livre blanc thematisch: het behandelt allerlei relevante personen, gebeurtenissen en instellingen, bijv.: de adel, de Patriotten in het algemeen, het Patriottenleger, de vervallenverklaring van Jozef II (4 januari 1790), de sluiting van het Koninklijk (“Theresiaans”) College, de nieuwe ambtenarij, paus Pius VI, de ”calotins”, de universiteit van Leuven, de “barbaarse vervolgingen”, de devotie en de processies, de gevangenissen, de Raad van Vlaanderen, de (provinciale) Staten van Vlaanderen enz. Ook bepaalde personen, bijv. raadsheer Ch.-J. de Grave, tijdelijk raadpensionaris van de Staten van Vlaanderen, en kanunnik Martinus de Bast, pastoor van de Sint-Niklaasparochie en hoofdaalmoezenier van de Patriotten, worden hard aangepakt. In een Premier Supplément (1791) worden
316
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 317
allerlei politieke documenten rond de Brabantse Omwenteling gereproduceerd en verstrekt de auteur een lange lijst (pag. 1-92) van de personen die op bevel van de Staten van Vlaanderen willekeurig in de stedelijke gevangenis “Mammelokker” werden opgesloten. Treffend voor het gehele werk (en voor de politieke voorkeur van de auteur) is dat talrijke kritieken gebaseerd zijn op de vaststelling dat de aangevochten maatregelen en besluiten geen grondslag vonden in de uitgedrukte wil van de représentans du peuple. Met de definitieve inval van de Fransen (juni 1794) werd Diericx als raadpensionaris afgezet. Na een korte emigratie, had hij het tijdens het Directoire (1795-1799) hard te verduren. Niet wegens enig verzet tegen de idealen van de Franse Revolutie (hij was immers zelf een “democraat”) maar omdat Frankrijk een harde oorlog voerde tegen Oostenrijk en Diericx onvoorwaardelijk trouw bleef aan de Habsburgse kroon. Nadat zijn bezittingen in beslag waren genomen, emigreerde hij naar Vlissingen om aan verdere treiterijen, vervolgingen en arrestaties te ontsnappen. Pas met het bewind van Napoleon en het senatus-consultus van 6 Floreal an X (26 april 1802) “relatif à l’amnistie accordée pour fait d’émigration” kon hij opnieuw een rol in het maatschappelijk leven vervullen. Hij werd lid van het Conseil Général van het Scheldedepartement67 en een van de directeurs van de stedelijke Plantentuin die in 1797 was opgericht door zijn vrienden Bernard Coppens en Charles van Hulthem. Onder het bewind van Willem I zetelde hij van 1816 tot 1819 in de Provinciale Staten69 en werd hij lid (zoals zijn oude tegenstander kanunnik de Bast) van de afdeling “Nederlandsche geschiedenis en Oudheden” van het Koninklijk Nederlandsch Instituut van wetenschappen, letterkunde en schoone kunsten70. Hij liet zich toen opnieuw kennen als “ridder” Diericx, de erfelijke titel waarop hij meende aanspraak te kunnen maken hoewel Willem I pas in 1822 de oude adellijke titels formeel erkende. Het grootste deel van zijn tijd besteedde hij evenwel aan uitvoerig archiefonderzoek en het publiceren van enkele boeken die nog steeds worden geraadpleegd door wie zich in de Gentse stadsgeschiedenis wil verdiepen: - La topographie de l’ancienne ville de Gand, précédée de quelques observations sur les anciennes archives de cette ville. Première Partie (1808)71. Een tweede deel werd niet gepubliceerd.
317
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 318
- Mémoires sur la ville de Gand (3 boekdelen, 1814-1816)72. Dit is een standaardwerk dat (ondanks enkele onnauwkeurigheden) nog steeds een plaats verdient op de werktafel van al wie belangstelling heeft voor de geschiedenis van de stad en van haar monumenten. In dit boek spreekt Diericx zich herhaaldelijk venijnig uit over zijn aloude tegenstander kanunnik Martinus de Bast (gewezen hoofdaalmoezenier van de Patriotten in Gent) die enige kritiek had gepubliceerd over Diericx’ La topographie de l’ancienne ville de Gand. Ziehier een korte bloemlezing: “auteur grossier, crédule et peu judicieux” , “écrivant des absurdités ou du galimatias”, “il est plat et grossier”73. In dit boek is het ook dat K.-L.Diericx (mogelijk beïnvloed door zijn vriend J.-B. Vervier) blijk gaf van zijn gehechtheid aan de moedertaal: “Je m’ étois d’abord proposé d’ écrire ces Mémoires en flamand, et si je me suis ravisé, c’ étoit uniquement parce que je craignois de donner de l’ ombrage aux censeurs impériaux”74. Dit staat te lezen in het laatst verschenen boekdeel, d.i. nà de troonsbestijging door Koning Willem I. - Mémoires sur les lois, les coutumes et les privilèges des Gantois depuis l’institution de leur commune jusqu’à la révolution de l’an 1540 (2 boekdelen, 1817-1818)75. - Het Gends Charter-boekje, of verzaemeling van de Charters (1821)76. K.-L. Diericx, dement geworden, overleed op 1 april 1822 in het gesticht van Froidmont bij Doornik. Hij had tot ca. 1810 in het ouderlijk huis (by de Recollecten) gewoond, waarna hij naar de Sint-Pietersnieuwstraat was verhuisd. Guy Schrans (‘t vervolgt) NOTEN 1
2
3
Ghendtsche Tydinghen, 2010, p. 430-439 (P.V. Le Jeune d’Allegeershecque); 2011, p. 51-61 (J.-C. Lammens), p. 106-116 (J.-B. Lecat), p. 212-222 (M.-M. de Meulenaere), p.314-320 (P.-G. de Meulenaere), p. 405-415 (P.-Ph. Lammens), p.493-505 (J.-J. van Crombrugghe); 2012, p. 2-15 (J.-B. Hellebaut), p. 113-126 (J.-B. Cannaert) G. Schrans, Zelfdenkers in profiel. Merkstenen van het vrije denken te Gent (1200-1900), 2012, p. 52 e.v. Gec. door: T.C.W. Blanning, Joseph II and enlightened despotism, 1970, p. 33; Id., Joseph II, 1994, p. 45-46; zie ook: H. Hasquin, Joseph II, catholique anticlérical et réformateur impatient, 2007, p. 183. Erg vernieuwend was Kaunitz’s verklaring niet. De Franse Staatskanselier Henri-François d’Aguesseau (1668-1751) had zich reeds in dezelfde zin uitgesproken: “C’est un principe certain que Jésus-Christ en venant établir dans le monde un règne purement spirituel, n’a rien diminué du pouvoir temporel dont les Rois de la terre jouissoient avant son avènement, et il a déclaré que son Royaume n’étoit pas de ce monde”
318
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 319
4
5
6
7
8 9 10
11
12 13
14
15
16
17
18
19
(Œuvres complètes [1759-1789], V, p. 208). D. Destanberg, Gent onder Jozef II (1780-1792), 1910, p. 185; E.H. Kossmann, De Lage Landen 1780-1980.Twee eeuwen Nederland en België, 1986, I, p. 60 (P.A. Verhaeghe), Jaerboeken der Oostenryksche Nederlanden van 1780 tot 1814, 1818, p. 151 S. Tassier, Les démocrates belges de 1789. Etudes sur le vonckisme et la Révolution brabançonne [1930], ed. J. Vercruysse, 1989, p. 231. G. Vandenbossche, Enlightened innovation and the ancient Constitution. The intellectual justification of revolution in Brabant (1787-1790), Kon. Vl. Acad., 2001, p. 96 (33) G. Schrans, Vrijmetselaars te Gent in de 18de eeuw, 2de uitg., 2009, p. 339, voetnoot 4 (P.A. Verhaeghe), o.c., p. 123 Herderlyken-Brief van Zyne Eminentie den Cardinael Aerts-Bisschop van Mechelen… voor den Vasten van het Jaer M.DCC.XC, Mechelen, 1790, p. 15 ; S. Tassier, o.c., p. 189 ; H. Hasquin, “La révolution brabançonne ou quand l’histoire marche à reculons”, Etudes sur le XVIIIe siècle, 1988, p. 169 Gec. in: F.M. van der Mersch, La révolution belgique. Chronique d’une famille entre France et Flandres, 2000, p.164 (P.A. Verhaeghe), o.c., p. 121. F. Van Kalken, “Les sources réelles du libéralisme belge”, Le Flambeau, 1 maart 1928; Id., “Esquisse des origines du libéralisme en Belgique”, Rev. d’ hist. moderne, 1926, I, p. 161177; H. Hasquin, “Is Belgium a laïque state?”, in: F. de Beaufort e.a. ed., Separation of church and state in Europe, 2008, p. 92-93: E. Witte ed., Nieuwe geschiedenis van België, I (1830-1905), 2005, p. 32; J. Roegiers,“De Brabantse Omwenteling in haar politieke, religieuze en culturele context”, Kon. Legermuseum, Hand. colloquium over de Brabantse Omwenteling, 1984, p. 90. C.-C. Van Eijck was de echtgenote van de Noord-Nederlandse ‘patriot’ Pieter Maret (democraat, tegenstander van stadhouder Willem V van Oranje). Na de ‘Pruissische’ contrarevolutie van Oranje in 1787 was het gezin Maret Utrecht ontvlucht en had een onderkomen gevonden in een kasteel langs de Sassevaart te Langerbrugge bij Gent. C.C. van Eijck, Mijn waarde vrindin – een Gents journaal (1790-1791), ed. J. Roosendael, 2000, p.136 Zo werd een dichtbundel (Den geest der reden, 1777) van de priester-dichter Jozef de Wolf door de keizerlijke censuur verboden en door het gerecht in beslag genomen wegens o.m. volgend versje: “Wil u noyt aen ’t Geloof, maer aen den reden geven; Zeg my, wat is ’t Geloof? het is voor droomen beven”. Zie: J. Smeyers, in: H. Hasquin ed., Oostenrijks België (1713-1794). De Zuidelijke Nederlanden onder de Oostenhrijkse Habsburgers, 1987, p. 327; N.B.W, VII (1977), 1090-1100 F.V. Goethals, Histoire des lettres, des sciences et des arts en Belgique, 1842, III, p. 377-385; L. Elaut, “Het mollewerk van een Gents geneesheer uit de patriottentijd”, Hand. Zuid-Ned. Maatsch. voor taal- en letterkunde en geschiedenis, 1971, p. 117-134; W. Steeghers, “Kwartierstaat van Karel-August Vervier (1789-1792) en genealogische schets van de familie Vervier”, De Eik, XVIII (1993/2), p. 43-63 F. Van Besien, “De Fonteine in de eerste helft van de achttiende eeuw”, Jaarboek De Fonteine, 2005, p. 199. F. Vanderhaeghen, Bibliographie gantoise [Bibl. gant.] III, p. 231 (nr 2962)
319
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 320
20
21
22 23
24 25 26 27 28
29 30 31 32 33
34 35 36 37 38
39 40 41
42
43 44 45 45 47 48
K. Mestdach, Het Sint-Elisabethsbegijnhof op het elan van de contrareformatie (15981795), Verh. MGOG, 2000, p. 280 Het Collegium Medicum Gandavense (gesticht in 1663) zag toe op de uitoefening van de medische beroepen en organiseerde onderwijs voor kandidaat chirurgijnen, apothekers en vroedkundigen. Licentiaet in de medicynen kon men enkel aan de universiteit worden. F. Vanderhaeghen, Bibl. Gant, VI, p. 207, nr 13484 Zie verder: R. Debbaut, “De zotte kuren van Bernard Debbaut. Een stukje authentieke familiegeschiedenis”, Vl. Stam, 1993, p. 1-16 N.B.W., III (1968), 906-909 G. Schrans, G.T., 2012, p. 113-126. H.J. Elias, Geschiedenis van de Vlaamse gedachte, 1963, I, p. 144-145 F.V. Goethals, o.c., p. 279 Volgens F.V. Goethals (o.c., p .384), die het van Charles van Hulthem vernam, was ook de voornoemde advocaat Ignace van Toers (1767-1844) een mede-auteur. Deze doorliep nog een gevarieerde loopbaan onder diverse politieke regimes. Zie: K. Devolder, Gij die door ’t volk gekozen zijt… De Gentse gemeenteraad en haar leden, 1830-1914, Verh. MGOG, 1994, p. 431-432). F. Vanderhaeghen, Bibl. Gant.,V, p. 467, nr 11991 L. Elaut, o.c., p. 121 F. Vanderhaeghen, Bibl. Gant., V, p. 381, nr 11293 H.J. Elias, o.c., I, p. 144 Bedoeld wordt Vervier’s (en Diericx’) hardnekkige tegenstander sedert 1789, Martinus de Bast, pastoor van de Sint-Niklaasparochie en hoofdaalmoezenier van de Gentse Patriotten tijdens de Brabantse Omwenteling. F. Vanderhaeghen, Bibl. Gant., IV, p. 267, nr 6.897 F. Vanderhaeghen, Bibl. gant., IV, p. 232, nr 6653 F.V. Goethals, o.c., p. 385 L. Elaut, o.c., p. 123 D. Destanberg, o.c., p. 277. Zie o.m.: M. Verbeeck, Notice biographique sur feu J.-F. Kluyskens, 1846, p. 3; Liber Memorialis Université de Gand. Notices biographiques (1912), p. 426-429; N.B.W. XIV, 364 F.V. Goethals, o.c., p. 380; L. Elaut, o.c., p. 124-125 F.V. Goethals, o.c., p. 380 G. Faipoult, Mémoire statistique du Département de l’Escaut (Gent, 1805), Verh. MGOG, 1960, p. 87. Zie bijv. ook: Wegwyzer, 1815, p. 105 Betr. de Gentse “Ecole de Médecine”: G. Schrans, Van wit naar blauw. Gent tussen 1780 en 1842, 2010, p. 176-177 F. Vanderhaeghen, Bibl. gant., V, p. 403 (sub nr 11425) ; L. Elaut, o.c., p. 132 F.V. Goethals, o.c., p.382-383; L. Elaut, o.c., p. 125-126 L. Elaut, o.c., p. 127 L. Elaut, o.c., p. 129-131 Nieuwe Encycl. Vl. Bew., III, 3291 e.v. F.V. Goethals, o.c., 384-385;
320
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 321
49
50 51 52 53
54
55 56 57
58
59
60 61
62 63 64
65 66 67 68 69 70
71 72 73 74 75 76
Biogr. Nat., VI (1878), 58-61; Nouv. biogr. générale, Didot-Frères, 1885, XIV, p. 140-141; La Belgique sous le Consulat et l’ Empire, Kon. Bibl., 1965, p. 66-67 Biogr. Nat., VI (1878) 57-58 D. Destanberg, o.c., p. 264-265 D. Destanberg, o.c., p. 182 Biogr. Nat., VI, 59. In een brief van 23 maart 1821 aan de Gentse stadssecretaris FrançoisJean Hye-Schoutheer deelde K.-L. Diericx mee dat hij in 1787 benoemd werd tot raadsheer in de Raad van Vlaanderen, maar dat hij dit ambt wegens de omstandigheden niet heeft opgenomen ; de brief is gepubliceerd in: J.J. Steyaert, Volledige beschrijving van Gent, 1857, p. 355; zie ook: J.F. Foppens, Histoire du Conseil de Flandre, 1869, p. 287 (voor wie de benoeming wel degelijk van 1789 dateert). R. Van Aerde, “De Brabantse Omwenteling. De gevechten te Gent”, G.T., 1985, p. 128; D. Destanberg, o.c., p. 183 D. Destanberg, o.c., p. 183. Zie: Livre Blanc, Premier Supplément, o.c., p. 102 Mémoire pour servir de justification à Mr le chevalier Diericx envoyé par son Commandant à la découverte pendant l’attaque de Gand, le 13 Nov. 1789, gec. door: F. Vanderhaeghen, Bibl. Gant., VI, p. 289-290, nr 14101 Alg. Rijksarchief, GP 02728. Zie ook: O. Damme, “La présence discrète du Prince Louis de Ligne dans les pamphlets de 1789”, Nouv. Annales Prince de Ligne, XIII (1999), p. 217 F. Vanderhaeghen, Bibl. Gant., III, p. 473, nr n 4756) ; V. Fris, Bibliographie de l’ histoire de Gand depuis l’an 1500 jusqu’en 1850, 1921, II, p.111 Mémoires sur la ville de Gand, 1815, II, p. 259 Zie ook: A. Van Puymbroeck, Eenige bladzijden uit de geschiedenis van het voormalig Franciscanenklooster te Gent, 1888, p. 268 D. Destanberg, o.c., p. 201-202 (P.A. Verhaeghe), o.c., p. 71 A. Van Werveke, “De plechtige intrede van generaal van der Mersch te Gent” [1925], G.T., 1995, p. 38-41; D. Destanberg, o.c., p. 213 F. Vanderhaeghen, Bibl. gant., V, p. 467,nr 11991 F. Vanderhaeghen, Bibl. gant., V, p. 381, nr 11243 Bijv.: Wegwyzer, 1809, p. 34; 1815,p. 66 Bijv. Wegwyzer, 1809, p. 49; 1815, p. 101 Bijv.: Wegwyzer 1819, p. 63 Naamlijst der leden, buitenlandsche geassocieerden en correspondenten van het KoninklijkNederlandsche Instituut voor wetenschappen, letterkunde en schoone kunsten, Amsterdam, 1817, p. 17 F. Vanderhaeghen, Bibl. gant., IV, p. 176 (nr 6168) F. Vanderhaeghen, Bibl. gant., IV, p. 292 (nr 7062) Mémoires, I, p. 666; II, p. 690 Zie het Avis & Errata bij het laatste deel van het Tome Second van het gecit. werk.. F. Vanderhaeghen, Bibl. gant., V, p. 41, nr 8317 F. Vanderhaeghen, Bibl. gant., V, p. 99, nr 8784
321
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 322
ANNE DE LAVAL (DELAVAUX - DE LA VAUX)
Deel III. Via Brussel naar Marquette-lez-Lille
Pour méditer sur les hazards Qu’elle a courus en suivant Mars (Jean Loret)
III. 1 Een oponthoud bij aartshertog Leopold Willem De maarschalk van Schomberg, gouverneur van Metz, bezorgde Anne de nodige papieren en geld om naar Brussel te reizen. Toen zij in december 1653 in de Brabantse hoofdstad aankwam, had de pers reeds de nodige aandacht op haar gevestigd en was haar een oponthoud bij aartshertog Leopold Willem, broer van keizer Ferdinand67, toegestaan, die sinds 1647 in de vertrekken van het Egmontpaleis zetelde. Zowel Schweisthal als Brossel interpreteerden de persoonlijke tussenkomst van de landvoogd ten voordele van Anne als een bevestiging van haar moedige strijd en voorbeeldig gedrag. Voor de laatste keer doste de berooide Anne zich fier uit in haar officierentenue: de ‘justaucorps de panne noire’68, de pluimen op de hoed, de laarzen en de sporen, het zwaard aan de zijde, de génettte (van het Spaanse jineta, soort piek) in de hand. Haar trotse houding, haar militaire staat van dienst en inzonderlijk de gemeenschappelijke acties die ze samen ondernomen hadden (Armentières, Lens, Landrecies, Kortrijk e.a.) moeten de vorst bewogen hebben De 17de eeuw werd niet enkel als le siècle de fer en de malheur, maar ook als die Zeit des Glaubens getypeerd, met een drang tot rekatholisering in de decennia volgend op het Concilie van Trente. In het vraaggesprek met Les relations véritables had Anne, mogelijk na een hint van een jezuïet-biechtvader in Nancy en aangemoedigd door de hertogin van Schomberg, verklaard definitief het militaire leven vaarwel te zeggen en te opteren voor een religieus bestaan. Brossel, hierin bijgetreden door Krebs, sloot niet uit dat de grote Bossuet (1627-1704, toen abbé in Metz – later bisschop in Meaux), die de hertogin van Schomberg tot zijn vertrouwelingen mocht rekenen, persoonlijk bij de keuze was tussengekomen69. Intreden in een klooster was in het katholieke Europa van toen een algemeen aanvaard alternatief voor vrouwen die niet wilden of konden trouwen. Leopold Willem, ‘le prince dévot et guerrier’ en trou322
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 323
we jezuïetenvriend, steunde haar wens en deed de nodige stappen voor haar intrede in de cisterciënzerinnenabdij La Marquette, gelegen op een mijl van haar geboorteplaats. Daar zou ze na een kort noviciaat het kloosterhabijt mogen dragen.
III. 2. De abdij van Marquette In januari 1654 verliet de jeugdige Anne hoopvol Brussel op weg naar een nieuwe toekomst. De abdij met de naam Repos de Notre-Dame was in 1217 door gravin Johanna van Constantinopel gesticht in Marcq en in 1226 naar Marquette overgebracht. De stichtster liet er in 1233 haar echtgenoot Ferrand van Portugal begraven en bracht er zelf vanaf 1244 haar laatste levensdagen door in het kloosterhabijt van de dames van de orde van Cîteaux. De gravin wenste hier zoals in het zusterklooster de Bijloke in Gent, ook een hospitaal voor arme zieken te voorzien. Toen dit niet lukte, werd in Rijsel het Hôpital Comtesse ingericht. Marquette werd tweemaal verwoest, een eerste keer na een belegering door Filips de Schone (1268-1314) in 1297 en een tweede maal tijdens de beeldenstorm in 156670. Nadat het klooster deels heropgebouwd was, bracht de Franse revolutie met de systematische verwoesting van kerken en abdijen de definitieve doodsteek. De abdij werd in de hoogste kringen gewaardeerd en ook welstellende Gentse meisjes verbleven in het peperdure kloosterpensionaat71. In de archieven uit de 17de en (vooral)18de eeuw zijn betalingsbewijzen van pensionaires te vinden, ondertekend door Louise de Gand (Vilain) en Madame Angelique-Eleonore, princesse de Rohan, beiden abdis in Marquette72. Bij de verkiezing in 1621 van een nieuwe abdis voor Wevelghem-lez-Courtrai kwam een verzoek een ‘gentiefille’ uit Marquette-lez-Lille te kiezen, omdat Wevelgem enkel religieuzen ‘de petite condition’ telde en een nobele abdis voor de school respectabeler leerlingen dan de Kortrijkse burgermeisjes zou kunnen aantrekken73. In de Marquetteabdij ontstond in 1566, na een vermeende miraculeuse interventie gedurende de calvinistische beeldenstorm, een verering voor Notre Dame de la Barrière. Vooraleer bij de zusters aan te kloppen volgde Anne een kleine omweg langs de afsluiting om haar ‘génette’, een soort lans die de officieren in de hand hielden, bij het bekende miraculeuze beeld neer te leggen. In het monasterium werd zij door de toenmalige Vlaamse 32ste abdis Madame Eléonore Triest de Ruddershove verwelkomd en er werd haar beloofd dat ze het kloosterhabijt mocht dragen zodra ze waardig voorbereid was. Het tromgeroffel en de strijdkreten bleven op de achtergrond, maar de kloostermuren
323
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 324
beveiligden niet tegen de ravage van plunderende en vernielingzaaiende troepen. Na een tienjarige pijnlijke calvarie bevrijdde de dood de abdis in januari 1658 van alle miserie73.
III. 3. Persona non grata De huidige geklasseerde grondvesten van de verdwenen Abbaye de repos de Notre-Dame de Marquette laten de toeschouwer in het ongewisse over de pijnlijke ontgoocheling die de jonge novice hier beleefde. De kroniekschrijver Abbé Gouzelaire lichtte in zijn memoires een tip van de sluier op: “je sçais bien qu’il eust beaucoup mieux valu pour l’abbaye de Marquette que cette fille fust toujours restée dans les armées, puisqu’elle y avoit bien plus de genie que pour la religion, et qu’elle n’eust pas tant coustée à cette maison, comme elle a fait. Elle n’y a pourtant jamais esté religieuse, quoy qu’en ait dit, et qu’en ait crû cet historiographe (Parival) et peut estre encore d’autres après luy: mais elle y a demeuré quelque temps avec fort peu de satisfaction de Madame l’abbesse, et de la communauté. Elle s’est toujours ressenty de son education rustique et des meschantes habitudes qu’elle avoit contractée dans la milice, notamment dans ses entretiens, qui estoitent pour l’ordinaire parsemez de ces sortes de juremens dont les soldats ont coustume d’orner leurs discourse”75. De geestelijke specifieerde verder: L’on fut donc bientost degousté de sa conversation et Madame (l’abbesse) a été bien aise de payer ailleurs sa pension76. Mogelijk baseerde de niet zo enthousiaste abbé, die in 1684 aalmoezenier in Marquette werd, zijn oordeel deels op de uitlatingen van de oudere zusters die Anne nog persoonlijk hadden gekend. In 1656 verliet haar beschermheer aartshertog Leopold Willem zijn gouverneurspost in Brussel.Vermoedelijk poogde men zich toen van Anne te ontdoen. Op 9 oktober 1658 werd als 33ste abdis Madame Louise de Gand-aVilain, dochter van de graaf van Isenghien en gouverneur van Rijsel, door de nieuwe landvoogd don Juan van Oostenrijk in Marquette aangesteld. Zij respecteerde de geldelijke overeenkomst met de ex-gouverneur voor Anne en bleef verder haar verblijf in Gent vergoeden77. Voor de identificatie van de heldin deden de auteurs (Schweisthal, Brossel en anderen) telkens onrechtstreeks een beroep op de gegevens van Gouzenaire. Ook het relaas van haar ongelukkig verblijf in La Marquette steunde - met behulp van een tussenpersoon - op het manuscript van de chroniqueur-abbé. Het is wachten op een toegankelijke professionele publicatie van Gouzenaires Histoire de la Marquette om het wedervaren van de novice mogelijk precieser te kunnen beschrijven. Voor Anne, geboren als boerenmeisje en volwassen geworden binnen de
324
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 325
rauwe context van een leger in oorlogstijd, moet het verblijf in het gezelschap van de dames van veelal adellijke afkomst een cultuurschok geweest zijn. Zij raakte moeilijk los van de gewoontes en het jargon van de troepen. Zij was niet vertrouwd met de hygiëne, etiquette, tafelmanieren en conversaties van haar medezusters. De opgelopen littekens en het ontbreken van een paar tanden hadden haar ook lichamelijk getekend78. Na negen jaren te velde was de ex-soldaat gepokt en gemazeld in de miltaire verdedigingsstrategieën. Er werd geschreven dat zij ‘conform de tijdgeest’ geen duel uit de weg ging en ooit de degens kruiste met een majoor waarbij zij twee tanden prijsgaf maar haar tegenstander de laatste adem uitblies79. Nu waren conflicten van andere aard nooit ver weg en waren de gedragscodes minder vertrouwd. Het negatieve imago dat zij in het klooster had, contrasteert met de bewondering en de bescherming die zij na haar ontdekking in Nancy in de hogere dameskringen ontving en haar reputatie van correctheid en waardigheid in het militaire milieu. Mogelijk kwam het onvermogen niet alleen van haar kant. Het wedervaren van een tijdgenote zuster Margriet bevestigde dat ook binnen de gewijde kloostermuren onverdraagzaamheid en nijd welig konden tieren80. Bij de visitatierapporten ad limina door de Doornikse bisschoppen werd het Marquetteklooster trouwens gelaakt voor de mondaine sfeer en het onvoldoende respecteren van de clausuur. In ieder geval werd Anne in La Marquette nooit als volwaardige kloosterlinge aanvaard en werd haar geen professie gegund. Anne de Laval en de mystieke schrijfster Maria Petyt (1623-1677) waren leeftijd- en streekgenoten. De ouders van Maria Petyt waren welgestelde kooplieden uit Hazebroek (toen een Vlaams stadje) die haar school lieten lopen in het klooster van Sint-Omaars. De levensbeschrijving die zij in opdracht van haar biechtvader neerpende, vertoont een paar interessante parallellen tussen de belevenissen van beide vrouwen. Zo schreef Petyt dat toen ze zestien was haar ouders haar naar Rijsel stuurden om te ontgaen eenighe occasie, ende peryckel, dat sy saeghen, dat ick hadde van eenen officier, die ’t onsent gheforiert was van onsen Legher en verder So haest (van zodra), als ick wederom t’huys ghekeert was, begonsten de Francoysen in Vlaenderen te komen, om St Omaers te belegeren, soo dat wy al moesten vluchten metter haesten in eenen Bosch, want de Francoysen ons Dorp plunderden, & c. ende alle de Menschen bedierven (ruïneerden). Toen de vrome Maria wou intreden in het augustinessenklooster Groene Briel in Gent, moest zij een jaar wachten om dat het Landt soo troubel stondt (woelig was). En alhoewel zij uiteindelijk in het Gentse klooster ‘gekleed’ was, werd na vijf-zes maanden de resolutie ghenomen, dat ick moest uyt gaen (uittreden) omwille van een oogkwaal. Ook haar verzoek
325
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 326
als lekenzuster te mogen blijven werd afgewezen omwille van een niet passend gestel voor dit zware werk82.
Deel IV. De Bijloke in Gent Gouzelaire noteerde:… On luy trouva place dans l’abbaye et hospital de la Biloque à Gand, moyennant la somme de trois centz livres par chacun an, sa vie courante. Comme elle a survescu Madame Triest; cette pension est retombée apres sa mort a la charge de Madame Louise d’Isenghien, qui l’a payée jusques a ce que cette amazone pretendue est venue a mourir”83.
IV.1 . Het leven binnen de muren (1657-1671) Anne vond omstreeks 1658 een veilige toevlucht in de Bijloke. Abdis Francisca De Wulf (28 maart 1645-28 november 1657) was mogelijk betrokken partij bij haar intrede. De volgende abdis, Antoinette van Leemputte (19 maart 1658-10 maart 1694), heeft Annes hele verblijf meegemaakt. In tegenstelling tot de meeste vrouwenkloosters vielen de cisterciënzerinnen niet onder de bisschoppelijke jurisdictie en bleef het moederhuis verantwoordelijk voor de opleiding en de visitaties. De Gentse monseigneurs die vermoedelijk wel van haar komst op de hoogte werden gebracht waren bisschop Antonius Triest (1621-1657), Karel Van den Bosch (1660-1665) en Eugène d’Allamont (1660-1673). Bisschop van den Bosch was als gewezen kapelaan van aartshertogin Isabella met het hofleven vertrouwd. Hij vertegenwoordigde de clerus in de Staten van Vlaanderen en onderhandelde in die functie met de gouverneur-generaal en de Brusselse overheid. Bisschop d’Allamont was de zoon van de gouverneur van Montmédy. Hij trad in militiare dienst en participeerde als dusdanig aan een campagne onder aartshertog Leopold Willem. Zoals Anne nam hij actief deel aan de slag van Lens in 1648 en zou pas na een pijnlijke krijgsgevangenschap besluiten om priester te worden. Als ex-militair, deed hij wat in zijn macht lag om een verdere Franse expansie te verhinderen en vroeg de geestelijkheid financieel bij te dragen voor het onderhoud van de Spaanse troepen84. In het Gentse klooster was het onderwijs in 1639 afgeschaft en ging veel aandacht naar de ziekenzorg85. Drie eeuwen lang volstond in de Bijloke de enige grote ziekenzaal. Rond 1511 werd een tweede verzorgingsruimte ‘het ‘kraakhuis’opgericht. In de jaren 1574 en 1575 waren in het hospitaal meer dan duizend patiënten en zes lekenzusters aan de Zwarte Dood bezweken. De bouw van een afzonderlijk pesthuis aan de Sint-Lievenspoortstraat in 1582 had de Bijloke van pestlijders vrijgesteld. De lekenzusters, in toenemende mate bij-
326
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 327
gestaan door chirurgijns en opgeleide artsen, hadden geen specifieke scholing genoten en er was meer sprake van verzorging dan van medische en therapeutische interventie86. In de 17de eeuw waren de meest voorkomende kwalen de pokziekte, epilepsie en de blaassteen.Vanaf 1680 werkten hier voorname Franse meester-chirurgijns, gespecialiseerd in het steensnijden87. Met tussenpozen zou het opnemen van krijgslieden tot in de 19de eeuw geduurd hebben. De relatie tussen de clausuur en de liefdadigheid bleef een heikel punt. De koorzusters verzekerden geen ziekendienst maar vervulden wel bijzondere functies in het hospitaal als directie, beheren van de apotheek, leiding van de lekenzusters e.a. In 1663 opteerden de abten van Clairvaux en Cîteaux voor een striktere observantie en werd abdis van Cleemputte gewezen op het primaat van de kloosterregels met voorrang van de clausuur op de hospitaaldienst. De in het nauw gedreven maar vastberaden overste legde het dilemma aan de universiteit van Leuven voor. Vier professoren die bij het onderzoek betrokken werden, bevestigden dat de novices van de Bijloke niet gedwongen konden worden tot de belofte van eeuwig slot. Uiteindelijk liet het algemeen kapittel vanaf 1667 oogluikend toe dat de clausuur van de zusters aan de vereisten van de hospitaaldienst werd aangepast88. Tot 1515 werd een nieuwe abdis door de communauteit gekozen in aanwezigheid van de abt-visitator. Vanaf dat jaar werd de paus gedwongen het benoemingsrecht aan het wereldlijk gezag over te laten. Het kiezen gebeurde verder door de koorzusters maar onder het toezicht van commissarissen die door de vorst werden aangesteld. De uiteindelijke wens van de religieuzen kon door de adellijke beschermheer al dan niet bekrachtigd worden. In vraaggesprekken gaven de nonnen hun mening over de huidige situatie en de gewenste koers, wat in een soort geestelijke en materiële doorlichting van het kloosterleven resulteerde. De evaluaties bij de abdisverkiezingen waren voor de Bijloke op gebied van discipline en toewijding doorgaans gunstig. De meeste problemen stelden zich op financieel vlak en door de aanwezigheid van de oorlogstroepen89. In december 1657 diende men in vervanging te voorzien voor de overleden abdis Françoise de Wulf. Op het einde van haar bewind lag het hospitaal vol met zieke soldaten en werden er zeventig tot tachtig burgers verpleegd. De onroerende bezittingen in Aalst en Kortrijk waren door de troepen verwoest en de abdij moest zware bijdragen betalen. De abdis liet naast financiële schulden wel een bloeiende kloostergemeenschap na met 30 religieuzen en 23 conversae. Als commissarissen werden L. Vaentkens, abt van de Baudeloo-abdij, de Woestyne, deken van Sint-Baafs en J. B. de la Faille, voorzitter van de Raad
327
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 328
van Vlaanderen aangeduid. De biechtvader Grégoire Van Rooden mocht na acht jaren dienst meestemmen. Omdat zij zich niet aan het reglement van Zijne Hoogheid hadden gehouden en slechts twee in plaats van drie kandidaten hadden voorgedragen, diende de stemming op 8 januari 1658 overgedaan en op 19 maart benoemde het gouvernement (Filips IV) Antoinette Van Leemputte tot nieuwe abdis. Tijdens haar 36-jarig bewind bleef de oorlogsagitatie duren en lag het hospitaal vol zieken. Wegens een belangrijk deficit weigerde Antoinette Van Leemputte in 1677 nog Hollandse soldaten uit omliggende garnizoenen en andere zieke militairen te aanvaarden zonder bijkomende regeringsvergoeding. Haar abbatiaat bleek één van de moeilijkste uit de geschiedenis van de Byloke90.
IV. 2. Koorzuster, converse of gaste De abdis logeerde, naar rang en waardigheid voorzien van staf en wapenschild, in een apart kwartier. De koorzusters of dames of moniales die zich vooral op het koorgebed, het Heilig Officie en het contemplatieve aspect concentreerden, bekleedden de hoogste plaats in de kloosterhiërarchie. De lekenzusters of werkzusters of conversae waren onder meer verantwoordelijk voor de huishouding en de ziekenzaal. De ‘Maria’s’ en ‘Martha’s’ hadden een afzonderlijke slaapplaats. Het aantal koorzusters was doorgaans tot veertig beperkt, voor de lekenzusters was daar geen reden toe. Deze laatsten verbleven in 1661 nog altijd buiten het eigenlijke slot. De segregatie tussen beide groepen, die door de regel was opgelegd en aanleiding gaf tot continue latente spanningen, werd in 1870 door bisschop Bracq volledig opgeheven. Toen werden de koorbanken aangepast en tooiden ook de conversae zich in het witte habijt91. De naam Anne de Laval is niet terug te vinden in de lijst van de dertig koorzusters die in 1658 een abdis mochten kiezen. De namen van de lekenzusters bleven onbekend, omdat zij nog geen zegging hadden in het kapittel en niet stemgerechtigd waren. De bestuurder E.H. Jos. Walters en de oudheidkundige Armand Heins (18561938) twijfelden er niet aan dat Anne hier jarenlang effectief verbleef. In tegenstelling tot vroegere auteurs leek het hun wel niet evident dat zij bij de zorgbegeleiding in de militaire afdeling betrokken werd. Zij veronderstelden dat de nieuwelinge ook niet in de slaapplaats van de communauteit terecht kon maar, van een pensioen genietend, een kamer of huis in het Bijlokecomplex betrok. Zij meenden dat er hier tussen 1659 en 1671 juist vrede heerste en de tijd om soldaten te verzorgen slecht gekozen was92. Die rust en vrede moet door de notities rond de abdisverkiezingen 1657-58 (zie hoger) wel gerelativeerd worden. Ook D.Vandaele beklemtoonde het continu probleem
328
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 329
van het onderhoud van de gekwetste soldaten gedurende de 17de en de 18de eeuw, zodat er soms plaats noch geld meer was om de zieke Gentenaren op te vangen93. Er waren alternatieve verblijfsmogelijkheden. De Bijlokesite telde binnen haar muren een aantal huisjes die geheel of per kamer werden verhuurd. De bewoners die hun kosten betaalden, genoten de bescherming van de abdij. Negen dergelijke huisjes stonden van 1618 tot het einde van de 18de eeuw ter beschikking. Een ander systeem was het ‘tafelieren’, waarbij de betrokkenen tegen een overeengekomen kostgeld huisvesting en onderhoud kregen94. Sinds de zesde eeuw was het gebruikelijk dat allerlei vluchtelingen, waaronder ook potentiële of ontsnapte gevangenen, bescherming zochten in heilige plaatsen95. Ook de uitgestrekte Gentse Bijloke-abdij kende een lange monastieke traditie van gastvrijheid en vervulde gedurende het hele ancien régime een belangrijke asielfunctie. Volgens A. Van Werveke, conservator van het latere Oudheidkundig Museum, zou in de Bijloke het asielrecht voor criminelen tot aan de Franse bezetting (1792-1814) geïmplementeerd zijn. Zo zijn er casussen uit de 17de eeuw bekend waar de onderzoeksrechter naar de Bijloke trok om er in de kamer van de abdis de beschuldigde te ondervragen96. Anne was hier dus wellicht niet het grootste zorgenkind.
IV. 3. Het pensionsysteem De meeste novices betaalden bij hun intrede en professie een soort bruidschat (dot) als vergoeding voor hun verdere verblijf. Enkele begunstigden konden daaraan ontsnappen door het gebruik van het instellen van een pension bij de aanstelling van een nieuwe wereldse vorst of kloosteroverste. Die gewoonte zou teruggaan naar het begin van de zestiende eeuw waarbij Keizer Karel het systeem van monastieke verkiezingen van de centrale macht afhankelijk maakte97. Het lijkt wel een vorm van koninklijk dienstbetoon op kosten van de kloostergemeenschap. Driehonderd pond per jaar werd via La Marquette aan de Bijloke overgemaakt als pension voor Anne. Daar kreeg ze het gezelschap van de koorzuster Catherine Lefrancq die er sinds 1630 verbleef met een pension van 120 florijnen toegekend door de regering98. In diverse cisterciënzerinnenkloosters zijn voorbeelden te vinden van rekruteringen met dergelijke pensionformule. Wanneer Jeanne Duvivier in 1656 de koninklijke brief van Filip IV met haar aanstelling als abdis in ‘l Olive in Morlanwelz ontving, beloofde ze zonder inkomgeld het weeskind van Thomas de Navarro in het klooster te ontvangen. Bij de volgende verkiezingen in 1690 werd dit meisje als een zeer goede reli-
329
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 330
Stadsarchief Gent, parochieregisters, begraafboeken Bijloke, boek nr. 316, folio 1, recto (detail).
Stadsarchief Gent, parochieregisters, begraafboeken Bijloke, boek nr. 316, folio 82, verso (detail).
330
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 331
gieuze beschreven99. Bij de benoeming in 1663 van de abdis Catherine de Housta in l’Abiette van Ath beloofde deze aan Filips IV een som van 600 florijnen als pension ter beschikking te stellen. De uitverkorenen die de vorst hiervoor aanduidde, waren twee van de zes dochters van Michel de Heyne, de schatbewaarder van financiën100. En niet alleen in La Marquette, maar ook in de andere abdijen kon het fout lopen. De cisterciënzerinnen van de Nieuwenbosch in Gent werden bij de aanstelling van Jeanne Le Poivre in 1652 verplicht de zestienjarige Caroline, dochter van Christophe de Roseneck, kamerheer van aartshertog Leopold Willem te huisvesten. Het meisje bleek uiteindelijk geen roeping te hebben en ging met de toelating van het klooster bij een tante in Arras inwonen, maar de abdis bleef haar pension verder uitkeren101. In Spermalie in Brugge werd in datzelfde jaar bij de benoeming van abdis Catherine Rugeley door Zijne Hoogheid beslist om Claire Thérèse, dochter van de Spaanse officier Pedro de Sonnaville in plaats van een pension toe te kennen, gratis en zonder kosten van kleding en professie te laten intreden. Betrokkene werd door de kloostergemeenschap als ongemotiveerde novice terug naar huis gestuurd. De woedende vader liet het daar niet bij en in 1664 volgde een beslissing van de Geheime Raad waarbij het klooster na twaalf jaar door Filips IV alsnog gedwongen werd haar terug op te nemen102. Hetzelfde pensionsysteem bleef in de Oostenrijkse periode onder Karel VI en Maria Theresia gehandhaafd. Het bleef de bedoeling de begunstigden in de kloostergemeenschap te integreren. De pensionregeling mag niet met het gebruik van het abdijbrood (le pain d’abbaye) verward worden. Voor dit laatste bezorgde de soeverein brieven waarin de verplichting werd opgelegd voor het voeden en onderhouden van ex-militairen en paleispersoneel of hun weduwen en dochters103.
IV. 4. Een blik in de kloosterarchieven 1657-1671 Sinds het beheer door de Burgerlijke Commissie der Godshuizen was overgenomen, werd het grootste gedeelte van het Bijlokearchief aan de stad toevertrouwd. Recent werden daar ook de laatste privédocumenten van de zusters van de kliniek Maria Middelares in Sint-Denijs-Westrem (Gent) aan toegevoegd. Een beperkt aantal gegevens berusten in het rijksarchief. Bij de parochieregisters wordt een handgeschreven obituarium van de Bijloke bewaard104. De inleidende pagina vermeldt: Dit syn alle de vremdelinghen ende borghers die int Hospitael van Biloke overleden syn. Beghinnende
331
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 332
January 1646. Anne de Laval de Lislle staat er wel degelijk genoteerd als zijnde overleden op 20 juli 1671 â&#x20AC;&#x201C; dit is op de leeftijd van 45 jaar. Zij overleed in het hospitaal, wat een schielijk overlijden uitsluit en een ziekteproces laat vermoeden. Het Bijlokehospitaal was uitdrukkelijk niet bedoeld voor de eigen religieuzen, maar wel voor zieke stadsgenoten, passanten, vluchtelingen, militairen e.a. Dit levert een bijkomend argument voor de versie dat betrokkene ook in Gent niet voor professie in aanmerking kwam en geen kloostergeloften aflegde. In het hierboven vermelde obituarium staan zowel mans- als vrouwennamen, en de zeven aflijvigen in juli 1671 waren allemaal van buiten de stad afkomstig. Terug een aanwijzing dat het niet om religieuzen maar om zorgbehoevende vreemdelingen en burgers ging. In de inventaris van J. B. Lavaut (1834-1900) wordt geen enkele melding van haar aankomst, verblijf en overlijden gevonden105. Enerzijds was het in de 17de eeuw gebruikelijk bekentenissen neer te pennen en te publiceren. Anderzijds waren vrouwelijke religieuzen vanuit een sfeer van onthechting en bescheidenheid minder geneigd tot het aanleggen van kronieken. De bewaarde documenten onthullen meestal zakelijke informatie aangaande het beheer van het klooster: gronden, comptabiliteit, processen en dergelijke. Ook D. Vandaele constateerde de archiefvorming in het kader van het goederen- en financieel beheer en het ontbreken van archiefstukken met betrekking tot de dagelijkse werking of het leven binnen de muren. In het archief van de Baudeloo-abdij, die een controlefunctie bezat, werden geen visitatieverslagen gevonden106. Details over het persoonlijke leven verwacht men doorgaans wanneer zich iets bijzonders heeft voorgedaan. Het ontbreken van een bijkomend spoor van Anne in de archieven laat veronderstellen dat zij geen extreme daden stelde die de pers of memorieboeken haalden. Zij werd niet weggestuurd of overgeplaatst, niet door een vermetele aanbidder geschaakt, niet als heks veroordeeld en niet voorgesteld voor een heiligverklaring. Zij overleefde de laatste grote pestgolf (1667-1669) die de Zuidelijke Nederlanden teisterde en nam mogelijk op 9 maart deel aan de plechtige processie die in Gent uitging in aanwezigheid van de bisschop en de hele Gentse clerus als dank voor het ophouden van de plaag107. De beperkte correspondentie van twee onderzoekers die naar haar informeerden is bewaard gebleven. In een schrijven naar de stad gericht, bevestigde Martin Schweisthal de gevonden sterfdatum van 20 juli 1671 uit het obituarium en vroeg of er ook een neerslag van overlijden kon teruggevonden worden in het register van de nabijgelegen parochie Akkergem. Het antwoord bleek negatief108.
332
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 333
Bewijzen van de jaarlijkse storting van 300 pond werden niet teruggevonden. Zo antwoordde dhr De Schijver, conservator van het Bijlokemuseum nog in 1965 op een vraag van Brossel dienaangaande: Les comptes de l’abbaye de la Byloke ont été perdus, du moins ceux qui se rapportent à la deuxième moitié du XVIIe siècle. Il n’est donc pas possible de vérifier si la pension annuelle de 300 livres fut régulièrement payée … Les comptes de l’abbaye sont perdus pour la période allant de 1637 à 1706”.109
IV. 5. Besluit De vermelding van Anne de Laval in de Obituaire de la Byloke geldt als enig maar wel doorslaggevend bewijs dat zij hier tot in 1671verbleef en niet volwaardig als kloosterzuster was geïntegreerd. De hamvraag of de religieuze roeping in 1653 op een inschattingsfout berustte of onvoldoende ernstig werd genomen, is niet met zekerheid te beantwoorden. Evenmin kwam aan het licht of zij vrede nam met de haar toegekende status. Zij was in ieder geval van onderhoud en onderdak verzekerd. Ongeweten blijft of en hoe zij zich nuttig wist te maken in haar nieuwe omgeving. Er zijn geen aanwijzingen voor contacten met haar familie en vroegere bekenden. Noch de historici of de persmensen die luitenant Anne-Antoine destijds zo bejubelden, noch een wantrouwige Gouzenaire penden enig vervolgartikel over haar wedervaren in Gent. Meestal koos men voor een orde en een abdij, liefst in de eigen streek, waarvan de materiële status evenredig was aan het persoonlijk fortuin. De Bijloke bleek niet zo salonfähig als Marquette, maar ook hier verbleven zusters uit de Gentse adel (Utenhove, Van den Kethulle, Vilain, Triest e.a.) en uit de hogere burgerij. De keuze van de Bijloke boven één van de vele andere ordekloosters in Gent of het Kortrijkse, had wellicht te maken met het minder contemplatieve karakter, de afschaffing van de onderwijsfunctie, de aanwezigheid van de unieke ziekenzorg voor militairen en burgers en de traditie van de gastvrijheid van het huis. Een gemis aan kloosterroeping kon hier een uitlaatklep vinden in liefdadig werk. In de meeste abdijen bedroeg het aantal lekenzusters een derde of een vierde van het aantal koorzusters. In de Bijloke lag dit merkelijk hoger – met dus meer kans op leden met een problematische status. De religieuze fase in Annes leven was in ieder geval minder roemrijk en spectaculair dan het militaire parcours.
333
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 334
V. Post mortem in het land van de reuzen P. Francq en M. Schweisthal bepleitten een gedenkteken voor Anne de Laval en La Jeunesse, de heldinnen uit Lomme. Een monument kwam er niet. Wel is Anne vandaag de voornaamste ereburger van Lomme. In 1873 kreeg haar geboorteplaats een ‘rue Anne Delavaux’. In 1960 herrees de oorlogsheldin als gewapende reuzin in de jaarlijkse Lommese optochten. In 2003 gaf kunstenaar Stéphane Deleurence haar een nieuwe look en liet haar stappen in de outfit van officier zoals ze door aartshertog Leopold Willem werd ontvangen, meer bepaald in de ‘justaucorps de panne noire’, de pluimen op de hoed, gelaarsd en gespoord, het zwaard aan de zijde en de génette in de hand. De koene krijgster is thans 3,40 m hoog en weegt 40 kilo. Twee moedige dragers torsen haar jaarlijks door het carnavalparcours. Samen met andere reuzen uit België en Frankrijk, werd Anne de Laval, als reuzin van Lomme in 2005 door de Unesco als immaterieel werelderfgoed erkend110. En eigenlijk verdient luitenant Anne naast een plaats in de folklore ook een expliciete erkenning in de gevestigde schriftuur over de Spaanse Nederlanden. Lieve Vande Casteele NOTEN 67 68
69 70 71 72 73
74
75 76
77 78 79 80
Ferdinand, die in 1619 keizer werd, was nauw met het Spaanse hof verbonden. Justeaucorps: ancien vêtement serré à la taille et muni de manches et de basques généralement assez longues; panne: étoffe semblable à velours, mais à poils plus longs et peu serrés, Petit Robert, ed. 1979. C. Brossel, loc. cit. p. 62. H. Duthilloeul, op. cit. p. 352. F. De Potter, Gent van de oudsten tijd tot heden, Brussel, 1888, V, p. 574. UGent, Vliegende Bladen, II-M 28, IV-L, 16. Th. Ploegaerts, Les Moniales de l’Ordre de Cîteaux dans les pays-bas méridionaux de 1550 à 1800, dl 2, p. 491. Abrégé de l’histoire de la très-illustre abbaye de repos de Notre-Dame de l’ordre de Cisteaux à Marquette et de l’Image miraculeuse de la Vierge, honorée dans la Chapelle sous le nom de Notre-Dame de la Barrière, à la porte dudit Monastère, Rijsel, 1743 (google books), p. 27. Aimé Leroy en Arthur Dinaux, op. cit. pp. 532-33. M. Gouzelaire, Mémoire pour servir à l’histoire de l’abbaye Notre-Dame du Bon Repos à Marquette, hoofdstuk 43, uittreksel website Lomme-des-weppes. Abrégé de l’histoire de la très-illustre abbaye…, Rijsel, 1743 (google books). Les relations véritables, 31 januari 1654. Parival, op. cit. p. 28. Craig Harline, De verzoekingen van zuster Margriet. Het Vlaamse kloosterleven in de 17de eeuw, Antwerpen/Baarn, 1997.
334
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 335
81
82 83 84 85
86
87
88 89 90 91 92 93
94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105
106 107 108 109 110
J. Duvosquel (red), Châtellenies de Lille, Douai, Orchies, Albums de Croÿ, dl XII, Brussel, 1985, p. 33. J. Merlier (ed), Het leven van Maria Petit (1623-1677), Zutphen, 1976, pp. 37, 50, 55-56. C. Brossel, loc. cit. p. 64. M. Cloet (red), Het bisdom Gent (1559-1991). Vier eeuwen geschiedenis, Gent, 1991, pp. 82-83. G. Van Bokstaele e.a., Van Beaupré tot Zwijveke. Cisterciënzers in Oost-Vlaanderen, Gent, 1999, p. 51. J. Walters, Geschiedenis der Zusters der bijloke te Gent, Gent, dl 2, 1929-30, pp. 34, 69, 77, 91. A. Van Heddeghem, Een middeleeuws abdijhospitaal de oude Bijloke: Gentse hospitalen en ziekenverzorging 1146-1797, Antwerpen, 1978, pp. 74, 82, 133-135. A. Van Heddeghem, op. cit. pp. 199-200. Th. Ploegaerts, dl 2, op. cit. pp. 3-30. Th. Ploegaerts, dl 2, op. cit. pp. 24-30. A. Van Heddeghem, op. cit. pp. 179-180; J. McNamara, op. cit. 530. J. Walters, op. cit. p. 230, voetnoot 43. D. Vandaele, Instellingenstudie en inventaris van het oude archief van de abdij en het hospitaal van de Byloke te Gent, bewaard in het Stadsarchief te Gent, 1228-1843, thesis VUB, 2001-2002, p. 17. A. Van Heddeghem, op. cit. p. 214. J. McNamara, op. cit. p. 104. A. Van Werveke, Chronique archéologique: Asiles, La Flandre Libérale, 1 september 1927. Th. Ploegaerts, dl 3, Les abbayes en Wallonie, op. cit. p. 105. Th. Ploegaerts, dl 2, op. cit. p. 27. Th. Ploegaerts, dl 3, op. cit. p. 52. Th. Ploegaerts, dl 3, op. cit. p. 82. Th. Ploegaerts, dl 2, op. cit. p. 70-72, 75. Th. Ploegaerts, dl 2, op. cit. pp. 353, 357-358. M. Schweisthal, loc. cit. p. 23. Stadsarchief, NR 316 BIJLOKE 1645-1695, folio, 1 recto en 82 verso. Stadsarchief, J.B. Lavaut, Inventaire des archives de l’abbaye de la Byloke, 1164-1807, Gent, 1881, onuitgegeven handschrift. D. Vandaele, op. cit. pp. 47, 50-51. M. Cloet (red), op. cit. p. 83. M. Schweisthal, Ixelles, brief van 2 december 1899, UGent, Vliegende Bladen, II-L, 17. Brief van conservator A. De Schrijver aan C. Brossel, 5 november 1965, Stam Gent. Website, lomme-des-weppes.
335
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 336
GHENDTSCHE TOESTANDEN
DE RIVIEREN VAN DER STEDE DAT SCOENSTE JUWEEL ES DAT DE STEDE HEEFT
DEEL 3. NIET MEER VAN NUT, DUS WEG ER MEE!
Vanaf de tweede helft van de 19de eeuw verdwenen de waterlopen en waterloopjes in snel tempo uit het Gentse stadsbeeld. We kunnen ons moeilijk een voorstelling maken van hoe het dichte waterlopennet er vroeger uitzag. Samen met allerhande afbeeldingen her en der gepubliceerd, geven de hierbij gereproduceerde kaartjes daarvan een impressie, meer niet. Door dit verdwijnen onderging de stad een ware gedaanteverandering. Waarom gebeurde dat? Het is een complexe zaak. De motieven die traditioneel daarvoor aangehaald worden, vooral gevaar voor de gezondheid en stankoverlast, waren zeker niet de enige, zelfs niet de belangrijkste redenen om tot dempen te besluiten. Dat waren dikwijls zelfs niet meer dan drogredenen om nog maar eens een waterloop toe te gooien. In tegenstelling tot wat we geneigd zijn te denken, was ook het autoverkeer en het alsmaar zoeken naar extra parkeerruimte nauwelijks van betekenis in dat proces. De sterke verkeersdruk kwam er immers pas in de zestiger jaren van de vorige eeuw, toen de meeste waterlopen al lang verdwenen waren (zie kaartje met dempingen tussen 1863 en 1915)1. Enkel bij de laatste dempingen (de Reep in 1960) was ‘koning’ auto een determinerende factor. Ook de aanleg van de inmiddels verdwenen ‘GB’ parking over de Leie aan de Ajuinlei en in mindere mate ook de allerlaatste demping, die van het Blaisantkanaal, daterend uit die tijd, vallen daar bij te rekenen2.
Functies en functieverlies Wat zat er dan wel achter? Toen de sterke bevolkingsaangroei nieuwe urbanisaties noodzakelijk maakte, was er het niet te onderschatten feit dat de waterlopen, met hun grillige loop, totaal niet pasten in de urbanisatietrends die vanaf 1860 nieuwe kaarsrechte rooilijnen deden trekken, ook in de oude stad. 336
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 337
1 Waterlopennet in het noorden van Gent met het historische stratenpatroon er op ingetekend (detail uit kaartje in Blockmans, F., Het Gentse stadspatriciaat, Antwerpen, 1938). De kleine waterloopjes en grachten zijn overdreven breed en egaal weer gegeven, maar het kaartje geeft toch een goed beeld van de waterrijke stad met zijn vele ‘eilanden’.
2 Een van de vele 19de-eeuwse plannen, uitgevoerd of (gelukkig soms) niet uitgevoerd, om waterlopen te dempen. Dit gebeurde in combinatie met het dwars doorheen het middeleeuwse stadsweefsel trekken van nieuwe rooilijnen voor bestaande straten en straatjes of zelfs voor compleet nieuwe straten. Hier een voorbeeld uit 1892 voor het dicht leggen van de SintJansgracht (Cours d’eau à combler) en het trekken van de nieuwe straat Nieuwpoort (Stadsarchief, Atlas Goetghebuer L130 nr. 15, detail). De Rue des Jaugeurs is de oude IJkstraat (nu op verlegd tracé: IJkmeesterstraat). Alle huizen moesten tegen de vlakte.
337
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 338
3 Bewerkte kaart uit 1861 (Plan hydrographique de la Ville de Gand uit een rapport van schepen De Maere) met schematische aanduiding van waterlopen verdwenen in de periode 18631915 (licht getint) en toen nog open gebleven gedeelten (donker) uit De Clercq, L., 2005, p. 185. In deze periode onderging Gent de grootste veranderingen en kreeg de stad binnen de ring grosso modo zijn huidig uitzicht.
De 19de-eeuwse bouwmode, met haar egaal bepleisterde straatgevelwanden â&#x20AC;&#x2DC;vratâ&#x20AC;&#x2122; de grillig gevormde middeleeuwse stad als het ware uit. Kromme steegjes verdwenen of werden omgevormd tot brede rechte straten. Het was de tijdgeest. Het was een krachtig imperatief. Alles wat er kaduuk, krom en scheef, kortom armoedig uitzag, moest weg. Ook al was het eeuwen oud. Veel achter-
338
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 339
4 Blekersgrachten binnen de stadsvesten en daar buiten de militaire inundatiezone in het Gentse noordoosten (uit de kaart van I.B. Malfeson, 1756). Bovenaan de Muide binnen de vesten. Er onder: de uitgestrekte bleekweiden met zeer regelmatige parallelle grachten, aan weerszijden van de Sint-Salvatorstraat en de Sleepstraat (onderaan), naast het Meerhemkanaal. De vermelding rechts â&#x20AC;&#x2DC;Inondationâ&#x20AC;&#x2122; duidt aan dat dit grote gebied bij aanvalsdreiging onder water kon gezet worden. Heden is het ingenomen door de Oude Dokken, de Koopvaardijlaan en het grote opgehoogde rangeerterrein van het Zeevaartspoorstation. Boven uiterst rechts: de hoger gelegen terreinen van Sint-Amandsberg.
gevels en koterij op achtererfjes grenzend aan het water, waren trouwens niet om aan te zien. Maar op zich zelf was dat niet voldoende om het proces in gang te zetten en te laten doorgaan. Om de werkelijke hoofdreden te begrijpen, bekijken we de vroegere functies van de waterlopen in het stadslevenâ&#x20AC;Ś en we komen tot de conclusie dat hun verdwijnen de belangrijkste achterliggende reden is van deze toch wel bijzonder ingrijpende gedaanteverandering van onze stad. Het open waterlopenstelsel in en rond het stadscentrum werd eeuwenlang
339
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 340
6 Pas gedempte Oude Houtlei, links de Pekelharing (1899, foto KIK).
actief in stand gehouden, voor een stuk ook gecreëerd, omdat het een functie had, meerdere functies eigenlijk. De grotere rivieren en kanalen waren in gebruik voor de binnenscheepvaart, vooral voor de aanvoer van bouwmaterialen, van graan en hooi, van turf, later kolen, en voor de afvoer van stadsmest en beer, zeer gewaardeerd op het platteland. Maar met het graven van het kanaal Gent-Terneuzen en de uitbouw van de Gentse Zeehaven verplaatsten de havenactiviteiten zich vanuit het centrum van de stad naar de voorhaven en de (nu oude) dokken. De passage van binnenschepen doorheen de grote waterlopen, vooral op het tracé Brugse Vaart, Coupure, Leie, Ketelvaart en Bovenschelde met daarnaast Nieuwe Vaart, Handelsdok, de Pauwvertakking en Visserijkanaal, bleef wel intensief tot op het moment dat de Ringvaart afgewerkt en in gebruik genomen werd (1969). Daarna werd het stil op de Gentse binnenwateren .. tot de motortjes van de toeristenbootjes en het getoeter van de gidsen daarop, op een overigens erg beperkt circuit, de rust begonnen te verstoren. Een ander type functie werd vertegenwoordigd door de watergebonden preindustriële nijverheden. Via de kleinere grachten werden de blekersweiden van water voorzien. Deze lagen vooral ten oosten van Nieuwland, waar de namen Blekersdijk en Blekerijstraat nog van getuigen, op de Heirnis, op de Muink-, Bijloke- en Wondelgemse meersen. Brouwerijen en leerlooierijen
340
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 341
5 Recent gerestaureerde watertrap aan de Lieve (foto genomen van op de Lievebrug, 2013).
341
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 342
7 De Schipgracht aan de Tichelrei in 1947, net voor de demping in 1948 (foto collectie Frank Gelaude).
8 De ‘Oude Schelde’, ingekokerd aan de Hubert Frère - Orbanlaan (hoek Hendrik Waelputstraat), blootgelegd voor de bouw van een appartementscomplex. Moeilijk in te beelden dat dit nog een overblijfsel is van deze ‘machtige, prachtige stroom’ (foto A. Brysse, februari 2011).
342
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 343
(huidenvetterijen) maakten ruim gebruik van de waterloopjes. Het kunstmatig met behulp van stuwen in stand gehouden hoogteverschil tussen het LeieBovenscheldepeil en de Nederschelde zorgde voor waterkracht, energie die de stedelijke graanmolens, de Braammolens bij de Brabantdam, deed draaien, later ook papiermolens en zaagmolens aandreef, aan de Visserij vooral. De waterpeilen werden over de hele stad zorgvuldig geregeld zodat de grachten ook zorgden voor de afwatering, Al kon dit niet beletten dat het tot overstromingen kwam bij grote watersnoden. Water voor huishoudelijk gebruik, drinkwater voor dieren, was- en schuurwater werd niet enkel geput uit talloze privéwaterputten en (in Gent) slechts enkele openbare putten, het werd ook uit de waterlopen geschept in kannen, emmers, ketels en tonnen. Dat gebeurde van op de vele watertrappen (stegers) her en der verspreid over de stad. In de stadsrekeningen wemelt het van noteringen van betalingen voor werken aan ‘steeghers’, trappen in steen of (meestal) hout, soms met een ‘gewad’ er naast: een traploos hellend vlak toegankelijk voor paarden en andere huisdieren. Van op de Kraanlei en van op de Lievebrug kan je nu nog stenen watertrappen bezichtigen4. En tenslotte, voor ons ook moeilijk te begrijpen: dezelfde waterlopen werden tegelijk gebruikt om het vervuild water (en vuilnis) weg te spoelen. Het waren open riolen: verre van aangenaam, wel nuttig! Probeer U in te beelden wat er moest gebeuren met vuil afwaswater, waswater en schuurwater in de tijd dat er nog geen goed functionerend ondergronds riolenstelsel bestond. Ook als men het naar de straatgoot weg bezemde, kwam het in de waterlopen terecht, tenzij het in de bodem drong en de ondiepe drinkwaterputten mee hielp bezoedelen. We vergeten nog een heel belangrijke functie van het Gentse water. Eeuwenlang vormden de vestgrachten samen met de vele waterloopjes in de uitgestrekte meersen rond de stad een militair inundatiesysteem, ingenieus geregeld via stuwen. Dit zorgde voor een stadsverdediging, die even goedkoop als efficiënt was. Gent had weinig of geen zware verdedigingsmuren à la Carcasonne of Le Mans nodig. Enkel de poorten aan de hoger gelegen of opgehoogde toegangswegen, de dammen, waren zware stenen bouwwerken, veeleer bedoeld om visueel indruk te maken dan om werkelijk te verdedigen. Marcus van Vaernewyck, niet afkerig van sterke beeldspraak, noemde in de jaren 1500 het inundatiesysteem de ‘sterke watermuren’ van de stad 5.
Dichtslibben en dichtgooien Redenen genoeg dus om dat hele netwerk goed te onderhouden. Oppervlakkig gezien lijkt de wirwar aan waterlopen op het kaartje ‘Gent omstreeks 1300’
343
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 344
op een natuurlijk ontstaan net, onderdeel van de grote Gentse Leiemeander. Dat was gedeeltelijk ook zo, maar men moet zich voorstellen dat alle open waters door de mens in vaste beddingen gehouden werden. Als ze niet aan straten grensden, maakten ze deel uit van perceelsgrenzen, die door de ‘aangelanden’ goed in de gaten gehouden werden. Die moesten stabiel blijven! Alle waterlopen werden regelmatig geruimd en uitgediept, zo niet waren ze gedoemd om te verdwijnen. Dat duurde tot de ene na de andere functie verdween. Het begon met de rol van de waterlopen in de stadsverdediging, die ophield vanaf de jaren 1780, toen de vesten geslecht werden, en het eindigde met de in gebruikneming van de Ringvaart in 1969. Ondertussen werden de watergebonden bedrijven en bedrijfjes vanuit het stadscentrum naar de periferie verplaatst of ze stopten er mee. Nog belangrijker was de aanleg van een uitgebreid netwerk van waterleidingen en een even uitgestrekt (gemetst!) riolenstelsel, dat ook zorgde voor de afvoer van ‘hemelwater’ en tot op zekere hoogte voor drainage van grondwater in waterzieke zones. Maar die riolen loosden hun vuil water in de open gebleven waterlopen. In plaats van afgevoerd te worden, stapelden slib en de afval zich op in de slecht onderhouden kanaaltjes en kanalen. Toxische stoffen kwamen in het slib en het grondwater terecht. De stad speelde wel een deel van zijn afvalstoffen stroomafwaarts kwijt, voor het grootste deel eerst in de Leie en vervolgens in de Schelde, maar in het vlasrootseizoen ontving Gent via de Leie zelf extra fel stinkend water. Gelijklopend met het functieverlies verminderde ook het onderhoud van de waterlopen. Dichtslibben kan snel gaan. Als men ophield met onderhoud, baggeren of schuren, zoals beschreven in het eerste deeltje van deze reeks, hoefde men niet zelden nauwelijks nog te dempen: de wateren slibden in snel tempo toe. Dikwijls hoefde de mens amper nog een handje toe te steken. Al gebeurde dat natuurlijk toch. Men kan zich goed voorstellen dat bewoners en bouwvakkers hun afval ook graag gingen storten in de tot verdwijnen gedoemde waterlopen, iets waarop anders strenge verboden golden, zowel voor schippers als voor stedelingen. Vooral de dumpers van bouwafval (greys) werden geviseerd samen met de uitoefenaars van bepaalde beroepen zoals beenhouwers, ‘peinseniers’ (pens- en darmverkopers) en de beerruimers (de ‘sindaelsneyders’), die in sommige seizoenen moeilijk weg wisten met hun stinkend goedje. Misschien moest er niet veel doelbewust gedempt worden, tenminste niet in de kleine waterlopen, en nog minder moest er voor betaald.
344
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 345
Inkokeren en integreren in het riolenstelsel Andere waterlopen werden overwelfd en ingeschakeld in het riolennet. Voor de aanleg van dat net maakte men zelfs bij voorkeur gebruik van oude beddingen of van de wegen er naast. Op die manier moest er minder onteigend worden en het water kon ondergronds zijn natuurlijke loop volgen. De term ‘overwelven’ is hier enigszins misleidend. Meestal werden slechts relatief nauwe riolen gemetst in veel bredere beddingen. Vandaar dat de overblijfsels, die soms bloot gelegd worden, niet erg indrukwekkend zijn (zie afb. Oude Schelde). De levensnoodzakelijke goede voorziening van drinkbaar water voor, onder andere, de preventie van cholera, was tot stand gekomen, niet door dempen en rioolaanleg, maar de uitbouw van een goed functionerend waterleidingnet. Maar … daarmee waren niet alle problemen van de baan. Ze waren voor een deel slechts verschoven. En nog niet eens ver weg: de riolen mondden uit in de grote open gebleven waterlopen. Dat water zag zwart en drabbig. Door anaerobe gisting stonk het tegen de maan en de sterren op, nog het ergst op de mooie warme dagen. Toestanden die veel lezers zich nog wel levendig zullen herinneren.
Verdwenen Venetië Zo komt het dat het hele grote waterrijke gebied tussen de Waldam aan de Brugse Poort, Meulestede, Sint Jacobs en de Dampoort - Heirnis met zijn vele kanaaltjes en ‘eilandjes’ (zie kaartjes) actueel op het eerste gezicht niet meer herkenbaar is in het stadslandschap. Het ‘vulgar Venice’ van Thackeray in 1840, met zijn ‘dirty canals’, aangehaald in deel 1, was verdwenen, nog voor het een toeristische attractie kon worden. Vandaar dat, onder andere, het veel minder waterrijke Brugge ging lopen met de nogal onzinnige titel ‘Venetië van het Noorden’. Het toeristische, economisch zwaar doorwegende aspect heeft overigens, ondanks de late roeping van Gent op dat gebied, samen met de sterk gegroeide aandacht voor de woonkwaliteit in de stad, terdege mee geholpen om goed zorg te dragen voor het overgebleven open water. En dit tot en met, klap op de vuurpijl, de heropening binnenkort van een eerste gedempt stukje Schelde. Uiteindelijk is ook daarin de economische factor (het nut!) doorslaggevend. Zolang het open water stinkend vuil was, kon geen zinnig mens aan zoiets denken. Maar het onverhoopte gebeurde. Het water werd stilaan terug zuiver. Hoe dat in zijn werk ging en nog steeds gaat, zullen we bekijken in de vierde en laatste aflevering van deze kleine reeks. Het is heel recente geschiedenis,
345
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 346
maar daarom niet minder de moeite waard om te beschrijven en te bekijken. Luc Devriese met dank aan Frank Gelaude NOTEN 1
2
3
4
5
De Clercq, L., Een Gentse waterzooi. De geschiedenis van het dempen en overwelven van de Gentse waterlopen (1866-1914). Casus: het dempen van de Rietgracht. In: Handelingen van de Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent, 2005, deel 59, p. 163188. Het weinig gekende Blaisantkanaal was oorspronkelijk de binnengracht van de stadsvesten op die plek. Na het graven van de Sassevaart in de jaren 1500 werd de vestgracht gepromoveerd tot verbinding van die nieuwe vaart met de Lieve en de Lievehaven aan de Lievekaai. Vandaar dat dit kanaal soms ook Lieve genoemd werd. De naamgeving is verwarrend. Nu is dit kanaal omgevormd tot de Kolveniersgang (vroeger Lievegang genoemd) en meer naar het oosten is het een onderdeel van de stadsring aan de Blaisantvest. Het ontwerp van ingenieur De Maere van een ‘Plan général des alignements’ in 1859 opende de weg voor de talloze onteigeningen nodig om dergelijke rooilijnen te verwezenlijken (Devriese, L., Een kleine geschiedenis van de rooilijn … of: hoe het Gentse centrum (bijna) zijn middeleeuws karakter verloor. In: De Heraut, 2002, jg. 35 nr. 2, p. 3-14; Coene, A., De Raedt, M., Kaarten van Gent – Plannen voor Gent (1534 - 2011), Snoeck, 2011, p. 138142). Devriese, L., Van Gentse openbare waterputten en watertrappen. In: De Heraut, 2011, jg.47 nr. 3, p. 18-27 en nr. 4, p. 10-19; Bru, M.A., Devriese, L., Vermeiren, G., Emile Braunplein. De waterput bij het Belfort. In: Archeologisch onderzoek in Gent, 2010, deel 4, p. 22-28. Van Vaernewyck, M., De historie van Belgis of Kronyke der Nederlandsche oudheid, p. 271 van deel 2 in de uitgave Gent, 1786.
ERRATA In ons vorig nummer (2013 - nr 3 - p. 213) is een foutje geslopen in het onderschrift van het plan van de Nieuwpoortwaterloopjes. Op de laatste regel moeten de woorden “links onder” vervangen worden door “rechts boven”. Brengt u even de correctie aan in uw nummer? In datzelfde nummer (2013 - nr 3 - p. 278) werd het overschrijvingsnummer fout vermeld. Het boekje “Oud Vlaendre op de Wereldtentoonstelling van 1913 opnieuw bezocht” wordt thuis bezorgd tegen overschrijving van 12,50 € op rekening Iban: BE 71 001 048 130 769, Bic: GEBABEBB van Arthur De Decker met vermelding ”… ex. Oud Vlaendren”
346
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 347
100 JAAR GELEDEN: EXPO 1913 DEEL 3 (JULI -AUGUSTUS)
VOOR U VERZAMELD UIT 31500 EDITIES VAN DE GAZETTE VAN GENT
1 juli 1913 Wat een goede gedachte kan geven van het talrijk bezoek aan de Wereldfoor is de statistiek van de aankomst der reizigers in de Sint-Pietersstatie. Zondag waren er 16 000, waarvan 2 093 leden van maatschappijen. Gisteren kwamen er per bijzondere trein 600 Fransen aan, leden van de jury. Zij zullen woensdag naar Frankrijk terugkeren. Men schat het aantal bezoekers van zondag op 95 500.
2 juli 1913 De kadetten van de Amerikaanse kruiser Illinois die tegenwoordig de ronde van de wereld maakt, verblijven nu te Antwerpen. Zondagnamiddag 5 juli komen 250 van hen de World's Fair bezoeken. Om 2 uur 30 zullen zij op het sportplein oefeningen uitvoeren, daarna aanwezig zijn bij de inhuldiging van de Amerikaanse afdeling en in Oud-Vlaanderen een ontbijt nemen. Het gemeentebestuur van onze stad zal de officieren en kadetten met hun aanwezigheid vereren.
4 juli 1913 Gisteren weerklonk rond 5 uur 30 in de namiddag plotseling het brandalarm in de Engelse afdeling. In een paar minuten zaten de pompiers reeds op het dak van de hal. Er was echter geen brand. Het was maar een loos alarm, dat door het Algemeen Bestuur was gegeven om de stipte werking van de brandweerpost na te gaan. Ten gevolge van de hartelijke ontvangst welke de bemanning van het Deense oorlogsschip Olfert Fisher te beurt viel, heeft de gemeenteraad van Kopenha-
347
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 348
gen aan het Gentse schepencollege bericht, dat hun leden op 7 en 8 juli een officieel bezoek zullen brengen aan onze stad. Drie dames die deel uitmaken van de stedelijke raad van Kopenhagen zullen ook de reis ondernemen. De heer Becker, algemene bestuurder van de Duitse afdeling, gaf aan de officiĂŤle personen een banket, waaraan een honderdtal gasten deelnamen. Ook de heer Marraud, algemene commissaris van de Franse afdeling, was aanwezig. De heer Becker bracht de eerste heildronk aan de koning en de koninklijke familie. De heer Cooreman dronk aan de Duitse keizer, de Smid van de Vrede. Verder hielden de heren Becker en Cooreman prachtige toespraken. De heer Braun voegde er enige woorden aan toe en vertaalde de rede van de heer Cooreman in het Duits. De heer Jan de Hemptinne bedankte de Duitse tentoonstellers namens de Belgische regering.
5 juli 1913 In het Burgershuis werd door de vergunninghouders van het Plein der Attracties een vergadering belegd. Zij klagen er over dat er veel te weinig concerten zijn en vragen dat de ingangsprijs na 6 uur 's avonds op 50 centiemen zou worden gebracht. Het Ghent Syndicate LTD beweert het recht te hebben op zijn terrein eender welke prijs te bepalen voor het attractiepark en stelde voor de ingang op 25 centiemen te beperken. Tenslotte werd een comiteit samengesteld om deze maand in het park feestelijkheden in te richten.
6 juli 1913 Het is zonder de minste vooringenomenheid of tegenkanting dat wij mogen zeggen dat het concert Louis Debune van zaterdag het weinige publiek dat opgekomen is niet bevredigd heeft. Mevrouw Lyse Charmy die een concerto uitvoerde voor piano van Theo Ysaye, door de meester geleid, is bepaald een grote artieste. Ongelukkig had het orkest bij de uitvoering van de stukken te kampen met deze van de beide restaurants aan de uiteinden van het Feestpaleis gelegen, waardoor alle stille passages werden overstemd. Dat ging werkelijk over zijn hout. Ook de solisten leden er onder, ondermeer de zangeres mevrouw Debune.
348
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 349
7 juli 1913 De Spaanse afdeling die als laatste is bijgetreden, zal zaterdag 19 juli officieel worden geopend. De plechtigheid wordt vereerd met de tegenwoordigheid van Zijne Excellentie de markies van Villalobar, gezant van Spanje te Brussel. De regering is niet officieel toegetreden. Het paviljoen staat nabij het Paleis van de stad Gent. Er was gisteren weinig volk voor het buitengewoon Zweeds turnfeest. De optocht van de turners, knapen en meisjes, gevolgd door de pupillen van het leger, de volwassen turners en de soldaten werd zeer stipt uitgevoerd, evenals de gezamenlijke en andere oefeningen door de talrijke groepen. Het verhoog in het midden van de zaal was druk bezet door de hoge generaals en personages, voor zover wij hen konden onderscheiden. Wij weten niet waarom, maar de plaats voor de drukpers was in ĂŠĂŠn der uiteinden van de zaal aangeduid.
11 juli 1913 Heden komen per bijzondere trein uit Parijs 300 leden van de zang- en harmonieschool naar Gent om op 13 juli in het Feestpaleis een volksgala te geven met artiesten, zangers en muzikanten uit Parijs en het balletkorps van de OpĂŠra de Paris. Zij zullen werken uitvoeren die de vrede, de arbeid en de kunsten huldigen. Naast de bouwkundigen, bekwame ingenieurs en beheerders willen zij hulde brengen aan de medewerkers die gedurende lange maanden gewerkt hebben aan de grootse onderneming die de Wereldtentoonstelling ontegensprekelijk is. De post voor de draadloze telegraaf nabij het Koloniaal Paleis, door de praktische telegraafschool van Laken ingericht, werkt sedert enige dagen en zal binnenkort van 2 tot 6 uur in de namiddag voor het publiek worden geopend.
12 juli 1913 Op een vergadering van talrijke vergunninghouders van attracties werden maatregelen besproken om de zaken beter te doen gaan. Van het Uitvoerend Comiteit werd verkregen dat op zekere dagen de verlichting van de tuinen zal duren tot 2 uur in de morgen. In het park zullen bals en stoeten worden ingericht. Een dergelijke ommegang zal zondag de stad doorkruisen om de feestelijkheden aan te kondigen.
349
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 350
De stad Parijs heeft een afdeling pompiers naar de Gentse Wereldfoor gezonden, bestaande uit een sergeant, twee korporaals en tien sapeurs, gelast met de inwendige bewakingsdienst van de Franse afdeling.
14 juli 1913 De eerste dag van de gemeentefeesten die dit jaar samenvallen met de Wereldtentoonstelling, was waarlijk een kermisdag. Terwijl op andere jaren een groot getal van onze medeburgers de stad verlieten om elders meer vermaken te zoeken dan doorgaans ons kermisprogramma aanbood, hadden nu allen familie uitgenodigd om de Wereldfoor te bezoeken. Van â&#x20AC;&#x2DC;s morgens vroeg was in de straten rond de statie een buitengewone menigte te been. Alle gewone treinen en tal van bijzondere brachten ieder ogenblik duizenden personen aan en heel de dag heerste in de stad een drukte zoals we maar zelden te zien kregen. De trams werden bestormd en op de vertrekpunten werden zelfs gevechten geleverd om plaatsen te bemeesteren. We zagen personen de reis meemaken op de buffer achter de rijtuigen. Men rekent dat gisteren meer dan 150 000 personen de Wereldfoor bezochten. Zaterdag en zondag kwamen 100 bijzondere treinen aan, opgepropt met reizigers. Evenveel zijn 's avonds terug vertrokken, zonder de treinen te rekenen die hebben stilgehouden om volk op en af te laten en anders gewoonlijk doorreden. Zes gewone treinen werden daarenboven verdubbeld in lengte. Eergisteren kwamen in Gent-Sint-Pieters 2800 leden aan van verscheidene maatschappijen uit Frankrijk om deel te nemen te nemen aan het bondsfeest van de katholieke turners. Gisteren kwamen er nog eens 4500 bij. Het feest heeft in het Hofbouwpaleis voor talrijke belangstellenden plaatsgehad en iedereen ten zeerste voldaan. De gezamenlijke oefeningen waren aantrekkelijk geschikt en werden met de grootste samenhang uitgevoerd. Vandaag zullen talrijke turners zich weer naar het Feestpaleis spoeden om deel te nemen aan de wedstrijden.
16 juli 1913 In het Feestpaleis zal op zondag 14 september een groot socialistisch partijfeest worden gegeven. De tenor Fassin is reeds aangeworven.
18 juli 1913 Op 20 en 27 juli hebben naar aanleiding van de 300° verjaardag van de
350
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 351
•:slu-iliun lnlt!rrlilliurullt' ri t• t:.rrrd 1!11:1. L Aultllt d• BclrN.}re.
~\Gana ~
1913
351
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 352
Koninklijke en Ridderlijke Hoofdgilde der Schermers van Sint-Michiel de eerste twee uitgangen plaats van de Ommeganck der XVII° Eeuw. Na het einde zal een alleraantrekkelijkst paardenschermspel plaatsgrijpen in het Feestpaleis. Verder zal men er een nog nooit gezien schouwspel beleven, dat na die twee dagen niet meer zal te genieten zijn. Geheel de stoet, dus 1200 personen, zal zich in volle praal en luister in de feestzaal aanbieden en voorbij de toeschouwers defileren, vooraleer plaats te nemen op de grote verhogen welke voorbehouden zijn aan de deelnemers. Dit alles zal een onvergetelijke aanblik bieden. De carrousel, onder leiding van luitenant Lankin, zal vereerd worden met de tegenwoordigheid van prinses Stephanie, ministers en leden van het diplomatiek korps.
21 juli 1913 Prinses Stephanie van BelgiĂŤ komt zaterdagnamiddag naar onze Wereldfoor. Om 2 uur wordt zij ontvangen door de heer Jan de Hemptinne, algemene commissaris. Ze bezoekt achtereenvolgens het Paviljoen van Canada, het Hedendaags Dorp en de terugblikkende tentoonstelling van oude kunsten in het park, waar zij ontvangen wordt door de heer Casier, algemene bestuurder van de Wereldfoor. Nadat de heer Braun naar Blankenberge telefoneerde waar zij thans verblijft, woonde de prinses zondag in het Feestpaleis de ommegang bij van de Koninklijke en Ridderlijke Gilde Sint-Michiel bij en de carrousel onder het bestuur van luitenant Lankin. Te beginnen van heden zal de draadloze telegraaf in werking treden welke door de heer Goldschmidt in de Wereldfoor werd opgericht. De dienst zal openbaar zijn. Draadloze telegrammen mogen verzonden naar alle werelddelen. Het publiek wordt toegelaten om de werking van de draadloze telegrafie na te gaan en zich een denkbeeld te vormen van deze voor velen nog met geheimzinnigheid omsluierde uitvinding. De geestelijke overheid heeft de gelovigen gewaarschuwd tegen zekere afdelingen van de Gentse Wereldtentoonstelling, waar het niet geraadzaam is de kinderen te brengen. In de schoot van de Katholieke Jonge Wacht is een nieuwe groep begeleiders gesticht om de vreemde bezoekers rond te leiden overeenkomstig de vermelde herderlijke brief van de aartsbisschop van Mechelen.
352
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 353
22 juli 1913 Verschillende burgerverenigingen van onze stad zijn met elkaar in overleg getreden om te zien of er geen middel bestaat om de heer burgemeester op zijn spijtige beslissing inzake de Vlaamse Hogeschooldag terug te brengen, opdat het inrichtingscomiteit van zijn kant de beslissing ongedaan zou maken om de ontworpen betoging niet in het Feestpaleis te houden. Teneinde zo getrouw mogelijk het oordeel van gans de handeldrijvende kleine burgerij daarover te kennen en te vertolken, hebben zij een voorlopig protestcomiteit aangesteld, dat op 26 juli om 6 uur in de Zaal der Notarissen een vergadering belegt, zonder onderscheid van politieke denkwijze.
25 juli 1913 Gisteravond zou in het Feestpaleis een concert plaatshebben dat ons moest inwijden in de Keltische kunst. Historieschrijvers beweren immers dat de Belgen Keltisch bloed in hun aderen hebben en het concert zou ons de gelegenheid verschaffen onze oorspronkelijke, nationale muziek te horen, welke door overlevering sinds de XII° en XIII° eeuwen door de Wallische zangers, de Ierse doedelzakspelers, de Schotse harpspelers en de Brittanniërs tot het huidige geslacht is overgebracht. Schotse en Ierse dansen zouden daarenboven als afwisseling worden vertoond. Het concert was aangekondigd voor 8 uur. Na een kwartier verklaarde een als Schot geklede heer dat leden van het gezelschap in de stad van de weg zijn geraakt, waardoor zij zich wat verlaat hadden. Het concert zou echter dadelijk beginnen. Inderdaad, rond 9 uur begon het met een zangeres, gekleed in oude Schotse klederdracht, die gebrekkig begeleid op de harp een oud liedje zong, terwijl zij voortdurend aan een zwarte kous breidde. Dat leek wel eigenaardig. Na de oude Schotse dame kwamen drie jonge Engelse zangeressen, waarvan één met een zeer lieve stem, die opeenvolgend met drie, met twee of alleen oude minnezangen en wiegeliederen kwamen voordragen. Daarna verscheen als afwisseling nog eens de Schotse dame, altijd met haar kous. Iemand fluisterde: Een volgende maal komt zij met een koffiemolen! Het publiek begon reeds woelig te worden. Een Franse zangeres bracht wat verpozing door haar uitstekend voordragen van La Vieille Brétonne van Botrel. Toen echter daarna weer de drie Engelse zangeressen optraden en men bepaald niets te horen kreeg van doedelzakken noch pijpers, begon het publiek te roepen: Het bestuur! Geef ons geld terug! Dat is mensen bestelen!
353
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 354
Daarop verscheen andermaal de Schot, die nu beweerde dat de boot die de artiesten moest aanbrengen niet aangekomen was. Hij meende echter dat het publiek voor zijn geld meer gekregen had dan er was beloofd! Nu ging het waarlijk over zijn hout. Er werd hoe langer hoe heviger geroepen. Tenslotte kwam de heer Dhondt, secretaris van het kunstcomiteit, aankondigen dat het concert ingericht was door het bestuur van het Pan-Keltisch Congres dat thans te Gent wordt gehouden en dit in gans de kwestie de verantwoordelijkheid moest dragen. Daarmee trok het grootste deel van het publiek er van door, terwijl buiten de protestaties voortduurden en velen aandrongen op de teruggave van het inkomgeld. Het Pan-Keltisch concert werd voor velen een ontgoocheling en door anderen als een Gentsche lolle opgenomen. Hetgeen er gebeurde kan tot les dienen. Men moet zich vergewissen of de personen die aanbieden concerten te geven, wel voldoende voorwaarden verlenen dat het opgegeven programma zal worden uitgevoerd. Op de dagorde van het luchtvaartcongres van 4 tot 8 augustus staat reeds ingeschreven: - het doordringen in de Sahara per aeroplaan, spreekbeurt met lichtbeelden; - het vraagstuk van de veiligheid, met een verslag over de ongelukken; - de voorbereiding van de hedendaagse jeugd op de luchtvaart van morgen; - de uiterste krachten en grenzen van de nieuwste avions; - de kunst van de fotografie bij het luchtvliegen.
26 juli 1913 Pas is de carrousel in het Feestpaleis afgelopen of een talrijke ploeg aardewerkers en tuiniers is reeds aan de arbeid getogen, om de grote zaal in orde te brengen voor de tweede hofbouwtentoonstelling die ditmaal wordt ingericht door de Van Houtte’s Kring. Talrijke perkjes met grillige vormen zijn reeds met paaltjes afgebakend en weldra zal men beginnen aan de prachtige zomertuin van de Floraliën, waarvoor de heer De Wilde weer het zo wel geslaagde plan ontwierp. Ter gelegenheid van de tweede Floraliën zal op 10 augustus in de wijk OudVlaanderen een bebloemde longchamps plaatshebben. De stoet zal vertrekken uit het Hedendaags Dorp en bestaan uit met bloemen getooide rijtuigen, karretjes, auto's en rijwielen. Verder zullen turners en kindergroepen deelnemen.
354
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 355
~
Exposltlon
355
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 356
28 juli 1913 Het bestuur van het Burgershuis had enige tijd geleden een aanvraag ingediend om deze instelling te mogen vergroten en de plans waren ingezonden. Men was ook met het Algemeen Bestuur overeengekomen over de prijs. Toen de vergroting echter voltooid was bleek dat het nieuwe gebouw een verdiep bevatte en daarom werd het dubbele van de prijs gevraagd. Het bestuur van het Burgershuis protesteerde, maar in afwachting deed het Uitvoerend Comiteit gisteren de inrichting sluiten en door bewakers afzetten. De heer Vander Cruyssen begaf zich dadelijk bij de heer voorzitter der Rechtbank van eerste aanleg. Het Uitvoerend Comiteit werd bij kortgeding gedagvaard en een uur later kwam het bevelschrift waarbij het Algemeen Bestuur veroordeeld en het bestuur van het Burgershuis gemachtigd werd, de politie op te eisen om zijn uitbating te doen openen, wat dan ook dadelijk gebeurde. Gisteren om 5 uur in de morgen, op het ogenblik dat de kuisvrouwen in het Koloniaal Paleis zouden binnengelaten worden, deed een beambte die met het toezicht over de bewakingsdienst is gelast zijn ronde. Niet ver van de hoofdingang van het paviljoen bleef hij enige ogenblikken staan voor een uitstalkast welke mijnvoortbrengselen van Katanga bevatte. Hij was verwonderd een zekere wanorde in de vitrine vast te stellen. Een snel onderzoek liet toe klaarblijkelijke sporen van inbraak te vinden, alsmede de verdwijning van het rijkste stuk van de verzameling, een staaf goud die naar schatting 7 kilogram moet wegen. Onmiddellijk werden de bewakers samengeroepen. Allen verklaarden gedurende de nacht niets verdachts bemerkt of gehoord te hebben. De politie en het parket werden aanstonds verwittigd en bevonden zich snel ter plaatse. Het verhoor van de bijzondere nachtwakers bracht niet het minste licht in de zaak. Het bleek dat de uitstalkast opengebroken werd bij middel van ĂŠĂŠn of ander metalen voorwerp dat als hefboom kon dienen: tang, schroevendraaier, breekijzer, enz. In de loop van de dag werden door de politie verscheidene huiszoekingen gedaan en even werd gedacht de dader te kunnen vatten. Het schijnt evenwel dat het parket weinig hoop heeft om het gestolene weer te vinden. De buit bedraagt bij nader toezicht drie gouden staven welke samen ongeveer 10 kilogram wegen en een grote ruwe diamant, een gezamenlijke waarde van ongeveer 100 000 frank. Enkele dagen geleden werd in het Koloniaal Paleis een eerste gouddiefte vastgesteld. Verscheidene kleine staafjes ter waarde van ongeveer 15 000 frank en
356
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 357
een Browningrevolver werden dan meegenomen. Op een zekere persoon wogen toen zware vermoedens en reeds was er sprake van de goudklompen ‘s avonds op te sluiten in een brandkast van de bank in de tentoonstelling. Zondagavond rond 9 uur werd voor het laatst vastgesteld dat in het Koloniaal Paleis alles zich in regel bevond. Als de bezoekers destijds de thans bestolen uitstalkast bekeken hebben zullen ze voorzeker niet hebben vermoed dat het grote, geelkleurige blok met de vermelding GOUD VAN KATANGA dat tussen de andere voorwerpen lag, wel degelijk uit goud bestond. Zij zullen zich heel waarschijnlijk hebben voorgesteld dat het één of ander minderwaardig metaal was met een laagje verguldsel bovenop. Zulks ware van staatswege heel wat voorzichtiger geweest en ook zeer logisch, daar de vitrine niet bijzonder werd bewaakt. Uitgaande van deze veronderstelling wordt het gerechterlijk onderzoek geleid. De diefte zou bedreven zijn door een persoon die op de hoogte was van de waarde van het gestolen voorwerp en natuurlijk met voorbedachte raad handelde. Eer hij het goud stal zal hij wel een uitweg voor het kostbaar metaal gezocht en gevonden hebben. Bij het onderzoek wordt de grootste geheimhouding in acht genomen.
29 juli 1913 Priester Hugo Verriest, één der lichten van onze Vlaamse letterkunde, hield een lezing in de voordrachtzaal van het Feestpaleis. Daarbij bracht hij één van zijn puike, gemoedelijke praatjes ten gehore, waarvan hij alleen het geheim bezit en hoe sober het onderwerp ook, iets heerlijks en meeslepend schoons vormen. Van zodra de pastoor ten lande van Vichte zijn karakteristiek hoofd in de zaal vertoonde, barstte een daverend handgeklap los. De innig toegejuichte rede eindigde natuurlijk met de vurige wens op de lippen van de Vlamingen, dat de sierlijke Vlaamse taal steeds zou voortbloeien. Op 18 en 19 augustus wordt in de Wereldtentoonstelling een Vlaams congres ingericht door de Algemene Katholieke Vlaamse Hogeschooluitbreiding.
30 juli 1913 In de Kamer van Volksvertegenwoordigers stelde de heer Fléchet aan de heer minister van justitie de volgende vraag:
357
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 358
“Sommige bladen melden dat kardinaal Mercier tot de geestelijkheid en de gelovigen een van op de preekstoel af te lezen herderlijke brief heeft gericht, waarin wordt gezegd dat op enkele plaatsen in de Gentse Wereldtentoonstelling voorwerpen zijn tentoongesteld die de eerbaarheid kwetsen, in het bijzonder in het Paleis der Schone Kunsten, de zalen waar de vrouwentoiletten zijn uitgestald en de Belgische Zaal der Monumentale Versiering. Welke maatregel denkt de heer minister te nemen om de wetten betreffende de goede zeden te doen eerbiedigen?” De heer minister heeft geantwoord dat de herderlijke brief die op 20 juli is voorgelezen hem niet is ontgaan maar het een zaak is voor het parket. Dat zal er niet aan te kort komen de feiten te beteugelen die onder de toepassing vallen van artikel 383 van het strafwetboek. Een Brussels blad kwam gisteren met de opschuddingwekkende tijding voor de dag, dat de gouddief in het Koloniaal Paleis zou bestolen zijn! Die tijding zou genoegen doen aan de eerlijke lieden. De diefte van de gouden staven zou zich bepaald hebben tot een diefte van voorwerpen uit pleister, ondermeer de trouwe nabootsing van de 7 tot 8 kilogram zware gouden staaf, die nog veilig in het Koloniaal Museum van Tervuren zou liggen! Wat meer is, men voegde er aan toe dat de heer Renkin, minister van koloniën, machtiging had verleend om dit bericht af te kondigen. Voorwaar wel zonderling! De bestuurder van de bewakingsdienst scheen wel te weten dat het geen pleisterklompen waren, want de man schrok hevig bij de ontdekking van de verdwijning. Aan de politieofficier van dienst werd door het bestuur van het Koloniaal Paleis opgegeven dat het wel degelijk over ontvreemde goud- en diamantklompen ging. Reeds van voor 9 uur maandagmorgen werden al de voornaamste goudsmeden en juweliers door een politieagent verwittigd dat er goudstaven gestolen waren in het Koloniaal Paleis en werden ze verzocht de politie of het parket onmiddellijk te verwittigen, zo iemand met de staven zich bij hen mocht aanbieden. In de eerste plaats zou de gefopte dief kort na het plegen van de misdaad aan het gewicht wel gewaar geworden zijn dat het geen metaal was en voorzeker wel niet zo dom zijn het pleister bij een goudsmid te koop te gaan aanbieden. In de tweede plaats moet de openbare macht zeker zijn geweest dat ze met edel metaal te doen hadden en de diefte zeer belangrijk was. De personen die zonder het te weten of te willen in de zaak konden betrokken worden, hetzij door het smelten of het aankopen, werden niet verwittigd bij middel van een omzendbrief zoals dit gewoonlijk soms maar een paar dagen later geschiedt,
358
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 359
maar door een bijzondere bode. Het parket werkte maandag tot laat in de avond en was gisteren nog in de weer. Dat alles kan niet om een brok pleister zijn geweest. De opsporingen gaan verder en wij wachten op de officiële verklaring van de heer minister van koloniën.
2 augustus 1913 Gisteravond had in de kleine feestzaal de eerste uitvoering plaats van het Frans concertorkest Sechiari dat uitstekende elementen bezit en onder meer met veel samenhang de ouverture Tannhäuser van Richard Wagner speelde en op onderscheiden wijze de Vijfde Symfonie van Beethoven. Op 5 augustus zal de beroemde Franse toondichter Saint-Saëns tijdens het concert Sechiari in het Feestpaleis de uitvoering van zijn werken komen besturen.
5 augustus 1913 De opening van de Zomerfloraliën, met zoveel smaak ingericht door de Van Houtte’s Kring in de grote feestzaal, zal om 9 uur ‘s morgens plaatshebben. Z. M. de koning zal in de namiddag de bloemententoonstelling bezoeken en de laatste ommegang van de Sint-Michielsgilde zien voorbijtrekken, wanneer hij zich na de inhuldiging van het gedenkteken van de gebroeders Van Eyck nabij de Sint-Baafskathedraal naar de Erelaan op het terrein van de Wereldfoor zal begeven.
7 augustus 1913 Het Vlaams Katholiek Congres voor de Hogeschooluitbreiding zal in de Wereldtentoonstelling gehouden worden op 18 en 19 augustus. De heer Henderickx heeft tot de regering de volgende vraag gericht: “De berichten waarmee het Algemeen Commissariaat van de Regering de beslissingen van de jury bekend maakt aan de deelnemende maatschappijen zijn in de beide landstalen opgesteld, wat loffelijk is. Spijtig genoeg worden de blanco’s van en de wijzigingen aan de tekst alleen ingevuld en ingelast op de Franse tekst, zodat zeer belangrijke mededelingen onverstaanbaar zijn voor de Vlaamse deelnemers. Daarom zou de minister moeten bevelen de schriftelijke inlassingen op de
359
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 360
gedrukte stukken in het Nederlands te doen.â&#x20AC;? De heer minister heeft geantwoord dat het Algemeen Commissariaat werd verzocht gebruik te maken van de Vlaamse taal voor de mededelingen gericht tot de tentoonstellers die hun aanvraag in die taal hadden opgesteld. Gisteren kwamen de Engelse Boy-Scouts te Gent aan. Onder hen waren Schotse, Engelse en Ierse kereltjes, allen in eigenaardige kleding. Aan de statie Gent-Sint-Pieters werden ze verwelkomd door mevrouw Wintour, echtgenote van de Engelse Algemene Commissaris en de heer Feyerick, erevoorzitter van de Gentse Boy-Scouts. Met klaroenen voorop trokken de Boy-Scouts naar de Wereldfoor, waaraan zij een bezoek brachten. De heer Wintour heeft zijn landgenoten een ontbijt aangeboden. Daarna hebben ze rond 6 uur 's avonds Gent verlaten om naar Nieuwpoort te reizen, waar zij hun algemeen kamp hebben opgeslagen.
11 augustus 1913 Gisteren was de koning andermaal te Gent naar aanleiding van de tweede hofbouwtentoonstelling. Om 4 uur stopten de twee hofauto's voor het Feestpaleis. De koning trad langs de warme serre de grote zaal binnen, doorwandelde daarop de bloemenzee en vertoefde een uur in dit heerlijk midden. Hij vroeg talrijke inlichtingen, liet zich hofbouwers voorstellen en drukte herhaaldelijk zijn bewondering uit. Daarna richtte de koning zich naar het Oud-Vlaanderen. Z. M. werd door de dienstdoende burgemeester, de heer Moray, ontvangen en op de markt werden hem de dames en heren voorgesteld die aan de stoet hadden deelgenomen. Na een vluchtig bezoek stegen de koning en zijn gevolg in de auto en reden ze naar Gent-Sint-Pieters. Om 6 uur 45 vertrok de vorst naar Oostende. Pas was hij weg... of het begon te regenen! Een nieuwe diefstal werd in de nacht van zaterdag op zondag in de Wereldfoor gepleegd. In de Belgische afdeling hebben onbekende dieven goudwerk gestolen uit een uitstalkast van de heer Roosen, goudsmid uit de Langemunt. Ten nadele van de heer De Rouck, goudsmid uit de Drabstraat, werden drie kelken ontvreemd. Dit alles heeft een waarde van ongeveer 8000 frank. Een onderzoek is ingesteld en men heeft ernstige vermoedens. Verkoopsters die in de Belgische afdeling met snoepgoed, bonbons en chocolade staan, klagen er ook over dat zij herhaaldelijk slachtoffer van diefstallen zijn. â&#x20AC;&#x2DC;s Nachts wordt er snoepgoed gestolen...
360
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 361
12 augustus 1913 De Zomerfloraliën lokken buitengewoon veel volk. Ze zullen heden geopend blijven tot 10 uur en elektrisch verlicht zijn. Het orkest Sechiari zal om 8 uur een concert geven. De personen vreemd aan de Van Houtte's Kring hebben toegang aan 3 frank.
13 augustus 1913 Gedurende de maand juli waren de ontvangsten van de tram dank zij de Wereldtentoonstelling 332 721 frank, een vermeerdering van 176 349 frank tegenover dezelfde maand van het vorige jaar, dus omtrent een verdubbeling. Laten wij hopen dat de bedienden daar ook hun deel zullen van hebben! De tentoonstelling van de Belgische locomotieven uit het verleden is ingericht in het bijzonder gebouw waar de modellen van de krachtige motoren te zien zijn welke tegenwoordig worden gebruikt voor de reizigers- en koopwarentreinen. In de grote hal van de Belgische afdeling heeft het beheer van de staatsspoorwegen samen met de Belgische Propagandadienst enige specimens tentoongesteld van plakbrieven die werden uitgegeven om de lust tot reizen te ontwikkelen en de vreemdelingen naar onze Wereldfoor te lokken.
16 augustus 1913 De Van Houtte’s Kring mag terecht fier zijn over de Zomerfloraliën welke hij ingericht heeft in het uitgestrekt Feestpaleis. Geheel de week door is het bloemenparadijs door vele duizenden bezocht geworden. Er blijven maar weinig dagen meer over om van die onvergetelijke weelde van de natuur te genieten. Heden zaterdag en morgen zondag betalen de bezoekers 1 frank.
18 augustus 1913 Zaterdagmorgen vingen omstreeks 6 1/2 uur op het sportplein van de Wereldtentoonstelling de wedstrijden van het XXXV° Internationaal Turnbondfeest aan, die zeer talrijk werden bijgewoond en heel de dag voortduurden. Wij zagen echt puike gezamenlijke oefeningen uitvoeren en stoutmoedige piramiden samenstellen door honderden goed gedrilde turners, terwijl op andere plaatsen jonge juffrouwen bevallige oefeningen en dansen ten beste
361
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 362
gaven, alle onder het waakzaam oog van talrijke juryleden, die het bij hun taak niet gemakkelijk hadden. Zondagmorgen had om 10 uur de prijsuitreiking plaats in de kleine feestzaal van de tentoonstelling, die proppensvol was. De plechtigheid werd voorgezeten door de heren Cuperus en Meys.
19 augustus 1913 De hotelhouders zullen de dagen van vrijdag tot zondag bepaald goede zaken gedaan hebben en vele bijzonderen hebben dan ook een schone prijs voor hun kamer bekomen. Van zijn kant heeft het Bureel van Huisvesting slaapplaatsen aan vreemdelingen bezorgd, ingericht in verschillende gemeentescholen en het Nachtverblijf. De reizigers betaalden daar 1,75 tot 2,50 frank per nacht, met ontbijt. Vele personen die geen logies gevonden hadden hebben de nacht doorgebracht in de wachtzalen van de Zuidstatie en de Sint-Pietersstatie, die open waren gelaten. De heer dokter Ehrlich, de beroemde Duitse heelkundige, verblijft op dit ogenblik te Gent. Vergezeld van de heer Marraud, algemene commissaris van Frankrijk, bezocht hij langdurig het salon Pasteur in de Franse afdeling, waar hij verwelkomd werd door enige Franse geneesheren en natuurkundigen, alsook door dokter Aemelinck van Gent.
20 augustus 1913 Het Filippijns Dorp dat zich in Oud-Vlaanderen verheft, is in rouw. Timiteg, ĂŠĂŠn van haar inwoners, is naar de Velden van de Grote Jager vertrokken. Hij was pas 28 jaren oud. Hij verkwijnde langzaam in ons weinig gastvrij klimaat, ver van zijn land waar de brandende zon alles zo heerlijk maakt. Hij voelde heimwee, werd moedeloos, vatte koude en stierf. De bewoners van het dorp omringden hem en woonden het vertrek bij van zijn geest. Dit overlijden gaf aanleiding tot een ganse reeks rouwbetuigingen vanwege de kannibalen. Zij riepen en tierden om de boze geesten af te schrikken die Timiteg op de eeuwige jacht zouden kunnen vergezellen en lieten bij een pachter in de omtrek een varken kopen dat ze keelden en rauw oppeuzelden. Het Algemeen Bestuur werd van het sterfgeval in kennis gebracht en deed het lijk naar het gasthuis brengen. De overledene ging met de vooruitgang mee: vooraleer te sterven drukte hij de wens uit met zijn klederen - een paar lappen en een gordel - begraven te
362
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 363
worden. Heden woensdag om 1 uur 30 werd Timiteg begraven op het gemeentekerkhof van de Brugsepoort.
21 augustus 1913 Gisteren werd het gerucht verspreid dat brand was uitgebarsten in de Wereldtentoonstelling. Reizigers die per spoorweg van Brussel aankwamen hadden uit de trein dadelijk vlammen in die richting gezien. Er was werkelijk brand in het Paviljoen van Spanje, dat niet behoort tot het officieel gedeelte en ondermeer edelgesteenten, wijnen, optische instrumenten en aardewerk bevat. Het vuur dat waarschijnlijk lang moet gesmeuld hebben, barstte rond 9 uur met geweld uit, zodat heel het paviljoen in brand stond toen de brandweer tot het blussen gereed was. Nochtans was die op het eerste sein toegesneld. Gezien het groot gevaar waarin het Paviljoen van de stad Gent verkeerde doordat de vlammen tot aan de torenspits likten, begon men onmiddellijk alle kunstvoorwerpen te redden die zich in het moderne gedeelte bevonden. Borstbeelden, portretten, tafels, kaders, enz. werden op straat gebracht en onder bewaking van de politie geplaatst. De pompiers waren werkelijk bewonderenswaardig. In enkele ogenblikken hadden ze de grote slangen op de brandmonden van de waterleiding bevestigd. De waterstralen gingen met volle kracht tot boven het Paviljoen van Gent en al de aanwezige overheidspersonen waren het eens om het krachtig en doelmatig optreden van de brandweer te loven. Ondanks alles bleek dat het Paviljoen van Spanje verloren was en de pompiers verenigden nu al hun krachten om dat van Gent te behouden. Een deur welke toegang geeft tot de toren van het gebouw werd opengekapt en twee brandweerlieden klommen naar het hoogste, om van daar uit met een lans het brandgevaar te bedwingen. Weldra gelukten ze daarin. Op zeker ogenblik barstte nabij het Paviljoen van Luik een grote spuitdarm, waardoor een dikke waterstraal in de hoogte sprong. De pompiers konden er echter spoedig in verhelpen. Intussen was een afdeling linietroepen ter plaatse gekomen om de ordedienst te versterken, die tot dan toe door de politie en een aantal wachters van de tentoonstelling was verricht. Rond 11 uur was alle gevaar geweken. Het Gentse paviljoen heeft echter zeer veel waterschade geleden. Behalve het Paviljoen van Spanje zijn vijf kleinere in de as gelegd: het CafĂŠRestaurant der Balkans, een sigarenwinkel Van Ghelder, de herberg Vlaamse Tapperij Dick, de confisserie Mayard en het etablissement Bieren van Stase-
363
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 364
gem. Van bij het eerste alarm waren vele voorname personen ter plaatse gesneld, onder andere burgemeester Braun, Jan de Hemptinne, Jos Casier, Pierre Marraud, commissaris van de Franse afdeling en Van der Straeten procureur des konings. De oorzaak van de brand is totaal onbekend. De personen die het eerst de vlammen zagen werden door het parket ondervraagd. Men rekent de schade voor het Paviljoen van Spanje en de andere tenten op ongeveer 50 000 frank. Een paar personen werden gekwetst bij het openkappen van de deur die naar de Gentse toren leidt. Zij werden in de post van het Rode Kruis verzorgd. Het Paviljoen van Gent is tot nader bevel gesloten. Van het Paviljoen van Spanje staat nog slechts een deel van de voorgevel recht. Binnen is alles platgebrand. In de puinen vond men drie koffers waarin â&#x20AC;&#x2DC;s avonds de uitgestalde juwelen en voorwerpen van hoge waarde werden geborgen. De gouden en zilveren juwelen waren erg beschadigd of gesmolten. Ze werden overgebracht naar de Amerikaanse afdeling in de Internationale Hal. In de namiddag hebben vertegenwoordigers van verzekeringsmaatschappijen de puinen bezocht. In het Paviljoen van Gent is de maquette vernield van het gedenkteken aan de Vrede van Gent in 1814, vervaardigd door graaf de Lalaing. Het achtergedeelte van het gebouw van de Gentse beroepsscholen dat paalt aan het verbrande paviljoen heeft ook nogal van het vuur te lijden gehad. De werkingen van onze brandweer werden krachtdadig gesteund door een aantal vrijwillige redders, namelijk enige koks en bedienden uit het Duits huis en vooral de afdeling pompiers van de stad Parijs, die onder het bevel van hun onderofficier zich dadelijk aanboden om bij de blussingswerken te helpen. De bevelhebber Achtergaele heeft de Franse kolonel-bevelhebber daarvoor officieel bedankt. De Spaanse afdeling zal binnen acht dagen heringericht zijn. Na een vergadering tussen de heer Augosti, algemene commissaris en het Uitvoerend Comiteit werd beslist een nieuw lokaal te gebruiken. Dadelijk na de brand hebben de tentoonstellers gezegd dat zij nieuwe waren zullen zenden. De meeste kleinere tenten zullen maandag heropgebouwd zijn.
22 augustus 1913 De politie heeft gisteravond op het Plein der Attracties in een drietal inrichtingen de kas doen aanslaan. Dit is waarschijnlijk een gevolg van de in faling verklaring van de Ghent Syndicate 1913 LTD. In ĂŠĂŠn der gestichten ontmoet-
364
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 365
te de politie verzet. De heer commissaris Braet werd hierbij licht gekwetst.
23 augustus 1913 Gisteren werd rond 5 1/2 uur langs de kant van het Scheef Huis in het Attractiepark het brandsignaal gegeven. Enige stonden nadien waren de pompiers van de tentoonstelling ter plaatse. Daar men dacht dat het signaal uit het Scheef Huis zelf gegeven was, doorzocht bevelhebber Achtergaele met enige mannen heel de instelling, doch hij vond nergens enig spoor van brand. Het betrof hier dus een vals alarm, waarvan de dader natuurlijk niet te bespeuren was.
25 augustus 1913 De spoorwegmaatschappij Parijs - Lyon - Middellandse Zee zal op 28 augustus in de cinĂŠmatograaf van de Franse spoorwegen om 2 uur een kosteloze voorstelling geven, waarbij voor de eerste maal de opschuddingwekkende film Een reis per hydro-aeroplaan langs de Azurenkust zal vertoond worden welke door de luchtvlieger Arnold Legros vanuit zijn toestel werd opgenomen.
26 augustus 1913 Gisteren had in de feestzaal van het park de openingszitting plaats van het Congres tot Onderstand van de Gekwetsten in de Oorlog, onder voorzitterschap van de heer Strauss, schepen van Antwerpen, die de openingsrede uitsprak. Er is een damesafdeling toegevoegd, die zich vooral zal bezighouden met de rol van de vrouw in de oorlog en de groepering van alle dames van het Rode Kruis. Hollandse Boy-Scouts, waarbij een tiental meisjes, zijn te Gent aangekomen. De Gentse Boy-Scouts brachten hun Hollandse makkertjes naar de gemeenteschool van de Bommelstraat, waar zij tijdens hun verblijf zullen gehuisvest zijn.
29 augustus 1913 De internationale wedstrijd voor de schoonste rijtuigen heeft te Gent plaats op zondag 31 augustus. De sierlijkheidsprijskamp, ingericht door de Automobiel-
365
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 366
club der Beide Vlaanderen, vangt om 2 uur 30 aan in de warme serre van het Feestpaleis. Vele inschrijvingen zijn reeds verenigd. Ze bevatten de voornaamste firma's van rijtuigmakerij in België, alsmede vele vreemde huizen. Allen worden aangespoord de prachtige rijtuigen te gaan bewonderen welke in de grote zaal zullen tentoongesteld staan. Tijdens de werkzaamheden van de jury zal een concert worden gegeven door de harmonie van de tentoonstelling, onder het bestuur van de heer Coutelier. Ingangskaarten zijn te verkrijgen aan 1 frank. Na het feest wordt in het park een optocht gehouden van de bekroonde rijtuigen.
30 augustus 1913 Gisteren is rond 11 uur in de Belvédèrelaan een paard dat voor een bestelwagen was gespannen op hol gegaan toen het schrok door het gefluit van het treintje in de Wereldtentoonstelling. Het dier rukte zich los, rende in volle vaart onder de spoorwegviaduct door, recht naar de grote ingang. Daar gleed het beest uit en viel het op de weg, zodat het kon gevat worden. Het prachtig kinderfeest in Oud-Vlaanderen was onder alle opzichten zeer wel gelukt. Nog nooit had men daar zoveel volk samen gezien om de lieve kinderoperette Frida, Vorstin der Dwergen van onze stadsgenoot Adolf Hoefman te komen toejuichen. Op algemeen verzoek van het talrijke publiek heeft het comiteit van OudVlaanderen beslist op donderdag 4 september om 4 uur ‘s namiddags een tweede opvoering van de operette te doen geven. Bravo! ERIK DE KEUKELEIRE Fragmenten uit “De Wereldtentoonstelling van Gent in 1913 - 1896-1920” - 352 pagina's - 2004 - uitgave in eigen beheer.
366
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 367
VERGETEN GENTSCHE SCHRIJVERS: PIETER GEIREGAT (GENT 1828 – GENT 1902)
Kaarsenmaker, boekhandelaar, journalist, volksschrijver Pieter Geiregat moet een goed mens zijn geweest. Iedereen getuigde dat hij een eenvoudig en braaf man was, die getuigde van een levendig enthousiasme en niets anders dan vrienden telde. Pieter Geiregat werd geboren in 1828 in Twaalfkameren. Hij was de oudste zoon van Charles Jean, waskaarsenmaker. Zijn moeder hield een kruidenierswinkel. Lager onderwijs in een vrije stadsschool. Hij was een echte boekenwurm en zijn moeder kocht voor hem oude boeken. Als 13-jarige leerde hij het ambacht van kaarsenmaker om later het bedrijf van zijn vader te kunnen voortzetten. Vanaf de jaren ‘50 volgde hij iedere donderdag de lessen Nederlands van professor Heremans aan de universiteit. Een jongere broer van Frans Rens bracht hem in contact met de dichter. Hij begon mee te doen aan letterkundige prijskampen en werd lid van Vlaamsch Gezelschap, het Willemsfonds (bestuurslid) en De Tael is gansch het volk (schatbewaarder). Hij had zowel persoonlijk (Rogghé, Rens, de Saint-Genois) als per brief contacten met vele schrijvende tijdgenoten: Bilderdijk, Génard, Van Duyse. Van 1853 tot 1857 oefende hij het beroep uit van kaarsenfabrikant in de Drabstraat. Daarna werd hij boekhandelaar en uitgever en werd hij medewerker van Willem Rogghé aan de Gazette van Gent. Hij werkte ook mee aan een tiental tijdschriften en periodieken, o.a. Nederduytsch Letterkundig Jaarboekje, Jaarboeken van het Willemsfonds (waarvoor hij onder de titel Maatschappelijke Vraagstukken sociologische denkbeelden groepeerde ontleend aan E. Bellamy, E. de Laveleye, Ch. Richet, Bebel en Richter, 1896), Nederlandsche Dicht- en Kunsthalle, Leesmuseum en Het Taelverbond. In 1865-1893 was hij hoofdredacteur van de Gazette van Gent. Hij was liberaal en christelijk-vrijzinnig. Hij schreef ook kunstkritieken.
367
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 368
Geiregat schreef in een bevattelijke stijl, die hem als volksschrijver zeer gezocht maakte. Verschillende redacties van tijdschriften vroegen hem om zijn medewerking. Bovendien vielen zijn toneelstukken zeer in de smaak. Zijn prozawerk, vooral zijn in de eigentijdse maatschappij gesitueerde zedenschetsen, vatte hij op in dezelfde belerende en volksverheffende trant van zijn voorbeeld en idool Hendrik Conscience. Zijn romans en verhalen werden herhaaldelijk herdrukt. Hij is ook verschillende keren en op verschillende plaatsen (Deinze, Leuven, Roeselare) bekroond en gelauwerd als toneelauteur en novellist. Pieter Geiregat schreef romans en novellen: Ridder Geeraerd (1848), Hellefeest 1848), Het werkmansleven (1849, De duivenmelkers (1855), De lotelingen onder Napoleon (1856), Twee kruideniers (1864), Geschiedenis van eenen timmermansbaes (1864), Sofia, geschiedenis van een meisje uit de volksklas (1872) Van minnen en trouwen (1873). In 1880-1882 werden als zijn volksverhalen gebundeld in twee delen. Hij schreef ook gelegenheidsgedichten in de Volks-Almanak en jeugd- en kinderverhalen: Verhalen voor kinderen (1853), Verhalen voor jongelieden (1854) Voor het toneel schreef hij historische stukken, drama’s, zangspelen en blijspelen. Vooral zijn blijspelen vielen zeer in de smaak: Eer der vrouw (1861), Een engel op Wacht, De geldziekte (1864) Het Strijkijzer, De Bolders, Onnoozele Kinderendag, Fortuinzoekers, De slaapmuts (1865), Brutus en Caesar (1867, met muziek van K. Miry), Moeder Rosa (1879, in verzen). Hij schreef ook veel liedteksten. Hij was voorzitter van de Stedelijke Toneelcommissie en van de Belgische Tooneelschrijversbond. Op 8 november 1885 was hij, samen met Albert Dutry, Joseph Van Hoorde en Charles Verstraete, de Gentse vertegenwoordigers, aanwezig op de stichtingsvergadering van de Association de la Presse Belge te Antwerpen. Hij was ook lid van de Section de Gand van deze Vereniging. In 1894 werd hij gehuldigd als toneelschrijver en novellist. Het huwelijk van Pieter Geiregat bleef kinderloos en bij zijn dood schonk hij aan de stad Gent de som van 18.000 F. Het Willemsfonds had graag gezien dat zijn naam gegeven werd aan de stadsschool in de Molenaarsstraat. LITERATUUR G. Verstraete, Ephémérides, Association de la Presse Belge, Section de Gand, 1933 P. Anri en G. D. Minnaert, Pieter Geiregat (1828-1902), Volksbelang, 22 februari 1902. L. Bertelson, Dictionnaire des journalistes-écrivains de Belgique, 1960 F. Lissens, Pieter Geiregat, Winkler Prins Encyclopedie van Vlaanderen, 1973, deel 3, p. 85
Daniël Van Ryssel
368
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 369
GENTSE MEMORIEDAGEN: 4 JANUARI - AANVULLINGEN
4 Januari 1168 Dood van Diederik van den Elzas. (Thierry dâ&#x20AC;&#x2122;Alsace). De vader van Filips. De 15e Graaf van Vlaanderen. Regeerde van 1128 tot 1168. Respecteerde de privileges van de steden van zijn graafschap. Hij trok een eerste maal naar Jeruzalem in 1138-1139. Hij nam deel aan de 2e kruistocht in 1148. Hij kwam terug naar zijn Graafschap in 1150 en werd daarbij vergezeld van Leon, Abt van St-Bertin die de relikwie van het Heilig Bloed droeg. De koning en de patriarch van Jeruzalem hadden deze relikwie aan Diederik aangeboden als blijk van dankbaarheid voor de krachtige hulp die hij verleend had gedurende de 2e kruistocht. Hij keerde nog 2 maal terug naar Palestina met een leger om hulp te verlenen, in 1157 en in 1163. In 1165 trok hij zich terug in de Abdij van Watou waar hij zou sterven in 1168.
4 Januari 1374 Bij decreet van de Schepenen wordt het verboden nog stro te gebruiken als dakbedekking.
4 Januari 1386 Blijde Intrede in Gent van Filips de Stoute en Margareta van Male. Hij was de 4e zoon van de Franse Koning Jean II. In de Slag van Poitiers streed hij moedig tegen de Engelsen aan de zijde van zijn vader; dit bezorgde hem zijn bijnaam Philippe le Hardi: Filips de Stoute. Als beloning kreeg hij in 1363 het Hertogdom van BourgondiĂŤ. Dat lag aan de basis van wat voor ons het Bourgondisch Tijdperk zou worden 369
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 370
In 1369 treedt hij in Gent in het huwelijk met Margareta van Male, de dochter van Lodewijk van Male. Na de dood van zijn schoonvader volgt hij hem op als Graaf van Vlaanderen. Juist in een periode dat de Gentenaars voor de zoveelste keer overhoop liggen met hun graaf. Zoals het geval was voor meerdere Graven van Vlaanderen kende hij geen woord Vlaams en verbleef hij zelden in onze contreien. Hij was evenwel veel behendiger en veel soepeler dan zijn schoonvader. Hij bood de Gentenaars vrede aan, aan voor hen zeer voordelige voorwaarden. De onderhandelingen gingen door in Doornik in 1385. Hierbij liet de “Maître de Cérémonies” wel een steekje vallen door de Gentenaars te onderschatten. De onderhandelaars van Filips werden bedacht met een zacht kussen, de Gentenaars mochten op een harde bank gaan zitten. Deze laatsten deden bedaard hun somptueuze mantels uit, plooiden die samen en gingen dààr op zitten. Wanneer de onderhandelingen afgelopen waren, gingen zij weg, hun mantels achterlatend. Toen hun aandacht gevestigd werd op dit feit, antwoordden zij droogjes dat hun gewoonte niet was om na een vergadering de kussens mee te nemen. Het kwam evenwel in orde met Filips. Volgens ooggetuigen was de Graaf bij zijn Blijde Intrede gekleed in een scharlakenrode mantel die met parelen bezet was. Nadat de Gentenaars volgens de traditie trouw beloofd hadden aan hun nieuwe Graaf, beloofde hij de privilegies van Gent te zullen eerbiedigen Deze 26e Graaf van Vlaanderen overleed aan een besmettelijke ziekte in een herberg in Hal. Hij was geboren op 17 Januari 1342 en regeerde 20 jaar als Graaf van Vlaanderen. Zijn zoon was Jan zonder Vrees.
4 Januari 1679 Dood van Mgr. Frans Van Horenbeke, de 10e Bisschop van Gent. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2006 - N° 2 - p.115
4 Januari 1695 Intrede in Gent van Mgr. Filips van der Noot als Bisschop van Gent. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2010 - N° 1 - pp. 60-62
4 Januari 1698 De Schepenen beslissen de Pickerye te verbouwen tot een toneelzaal.
370
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 371
In 1688 had de St-Sebastiaansgilde het terrein van de huidige “Fransche Theater” verkocht aan de stad die er een Pickerye van maakte, anders gezegd een manege. Deze manege bestond dus slechts 10 jaar.
4 Januari 1787 Openbare verkoop van het gewezen klooster van de Dominicanessen op het Nieuwland. Het klooster werd hier gesticht in 1628. De eerste steen van een nieuwe kerk werd gelegd in 1712. De inwijding gebeurde op 15 September 1715. In 1782 waren er 22 koorzusters en 5 lekezusters. De Orde werd in 1783 afgeschaft door Jozef II. Het klooster werd afgebroken: op een deel kwamen er woningen, op een ander de leerlooierij van Bauwens. Het klooster heette “St-Catharina van Siëna” of “St-Catharina van Senen”.
4 Januari 1790 Proclamatie op de Vrijdagmarkt van de afzetting van Jozef II.
4 Januari 1825 Gemeentelijk Besluit over hondenkarren. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 1999 - N° 1 - pp. 154-158
4 Januari 1834 Geboorte van Frans De Potter.
4 Januari 1898 Stichting van de “Tramways Electriques de Gand”. Werd in 1961 omgevormd tot de “M.I.V.G.” Hugo Collumbien
371
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 372
BIBLIOGRAFIE
Dit jaar verscheen “Handelingen van de Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent” N° 66. Daarin staan verschillende artikels die ook onze lezers kunnen interesseren, namelijk - Sociale mobiliteit binnen de ambachten van de metselaars en timmerlieden in het 15e eeuwse Gent. - In gezegende toestand? Sociale verschillen in de perceptie van risico’s bij zwangerschap en bevalling in en om Gent tijdens de negentiende en begin twintigste eeuw. - Grote gangsters of klein gespuis? De lichaamslengte in de Gentse gevangenis in de negentiende eeuw. - Paul Voituron (1824-1891) en zijn denktank. Levensschets en progressief gedachtegoed van een Gentse liberaal. - Een machtige veropenbaring der jeugdige Gentse kunst. Publieke kunst in het kader van de Gentse Wereldtentoonstelling van 1913. Het boek telt 233 bladzijden en is gratis voor de leden van deze Maatschappij. Niet-leden betalen 20 €. Eventueel bijkomende inlichtingen bij Academia Press.Telefoon: 09.233.80.88 Een publicatie van de “Academia Press” en het “Liberaal Archief is “Un Tour du Monde 1929-1930.” Wij willen vooraf de aandacht vestigen op twee punten: 1° Het is in het Frans geschreven. 2° U zal er niets in tegenkomen over Gent. Een pertinente vraag: Waarom wordt het dan vermeld in de rubriek “Bibliografie" van de “Ghendtsche Tydinghen”. Wel, het gaat over een wereldreis van twee Gentenaars: de gekende Louis Varlez en zijn minder bekende neef Lucien Brunin. Varlez werd uitgenodigd om de “Bureau International du Travail” te vertegenwoordiger op een congres dat zou plaatsvinden in Kyoto in november 1929. Hij vertrok in juli en liet zich vergezellen door zijn neef Lucien Brunin, die zou fungeren als zijn secretaris. Het was immers zijn bedoeling er een studiereis van te maken die voort zou worden gezet na het congres. Zo bezochten zij Canada, de Verenigde Staten, Honolulu, Japan, Korea, China, Indonesië, Birma, Singapour, India, Ceylan. Van dit alles heeft Brunin een dagboek bijgehouden dat u in dit boek kunt
372
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 373
lezen. Als amateur-fotograaf heeft hij niet nagelaten van dit alles talrijke foto’s te maken waarvan er een 130-tal in dit boek gepubliceerd werden. Het heeft een formaat van grosso-modo 17 x 24 cm., telt 265 bladzijden en kost 25 €. Eventueel bijkomende inlichtingen te verkrijgen bij het “Liberaal Archief” op het telefoonnummer 09.221.75.05 Hugo Collumbien De waarschuwing die wij formuleerden bij het begin van dit artikeltje geldt eveneens voor het volgende item. Zopas verschenen bij de “Editions Le Cri” in Brussel twee nieuwe romans in een prachtige literaire stijl van de Gentse schrijfster Nicole Verschoore. Les Inassouvis is een spannend liefdesverhaal dat zich ontwikkelt in en rond de kantoren van de Vlaamse pers in Brussel in de jaren ‘70 van de vorige eeuw. De roman Ainsi donc, une fois encore behelst een herziene uitgave van de novelle Remmer uit de succesvolle bundel Vivre avant tout. Voor meer inlichtingen zie www.nicoleverschoore.be Nicole Verschoore werkte mee (correcties van de drukproeven en referenties in de voetnoten) aan het bij dezelfde uitgeverij verschenen boek Paysages du Nord door Michel Otten, prof. emeritus aan de UCL. In deze studie over de Franstalige literatuur in België komen heel wat auteurs met Vlaamse roots (Elskamp, Lemonnier, Baillon, Verhaeren, De Ghelderode, Guy Vaes) aan bod. Aan de geboren Gentenaars Franz Hellens en Maurice Maeterlinck werdentelkens twee hoofdstukken gewijd. Lieve Van de Casteele
373
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 374
~~:~ 0 c t~
\~~
Bert Vervaet
rote tw ejaar ijkse
van her Documentatiecentrum in J e kerk van her Groot Begijnhof te Sim-AmanJsberg, dit keer in samenwerking met KBOV (Koninklijke Bond der Oost-Vlaamse Volkskundigen), Her Museum voor de Gesch ieden is van de Wetenschappen, De Oost-Oudburg en Gendtsche Tydinghen. Tijdens de twee laatste weekends van september (21-22 en 28-29 september 2013) doet het DSMG een grote uitverkoop van dubbels en materiaal dat niet in de collectie past.
Het gaat om boeken, tijdschriften, kaarten, postkaarten, prenten, foto's, dias, platen, affiches, archivalia en andere voorwerpen die regen gunstprijzen worden vcrkocht ten voordele van bet DSMG. Over Je meest uiteenlopende onderwerpen zoals: heemkunde, plaatselijke en algemene geschiedenis, volkskunde, administratie, literatuttr, huisdieren, techniek, sport, recht, filosofie, godsdienst, esoterie, kunst, architectuur, geneeskunde, genealogie, schoolboeken, encyclopedieĂŤn en verzamelaarsobjecten. Op<:n op dk van de verkoopdag<:n van 1 0 tot 17 u. Voor elk wat wils tegen imeressame prijzen.
3 H~mkundi~ N1n1w~.
jg. 41, JUli 2013, nr. 3
374
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 375
GÊNSCHE PRÂOT
Jan Pek stak zijne kop binnen in de “Cafée du Nord”. - Dag mijn zoete Coralie! riep hij tege de baozinne. - Wel tzûuzes Maria! zei de deze; wie da me dâor hèn. Waor hèdde zûu lank gezete? - ‘k Komme kik uit ‘t zothuis, zei de Pek. ‘k Hè dâor op mijn gemakske mij winterke uitgedâon, in ‘k komme kik uit mee ‘t schûu were, gelijk de blâore! Al de meinsche schoten in ne lach. - In komde mij betaôle? vroeg de baozinne; want ge komt altijd zonder cens, in ge stâot hier nog mee ne goeie klets. - Zij g’rust, zei de Pek; ‘t es zuust dâorveure da’k kome. ‘k Hè nog al wa kluite verdiend mee patate te jasse in wurtels te schrepe, in neu zit ek er goe veure veur en tijdse. Binst dat hij klaptege, stond hij altijd te loere nâor en grûute dûuze sardine die op den tuug stond. - Tiens, mijn zoete Coralie, zeid hij ezûu verkuupt neu sardiene ûuk? - ‘t Es al zûu lank, zei ze zij; dat en kost mâor ne kluit ‘t stuk, in zie ne kîer hoe grûut in hoe schûune. - ‘t Wâoter komt over mijn herte, zei de Pek; ‘k ete zûu girre sardiene. Geeft er mij ne kîer e stuk of drije. - Pak mâor, zei ze. - Wacht, riep z’al mee ne kîer, ‘k zal e ne fercet geve, want e pûute zijn te vuil. Jan hâoldege e papier uit zijne zak in leid er g’hîel profijtig drij sardienen op. Al mee ne kîer bepeisdege hij èm. - Coralie, zeid hij ezûu, den dokteur uit ‘t zothuis hee mij gezeid da’k gîene tsenuiver nie mîer en mag drijnke, mâor îen dreupelke en zal toch gîe kwâo keune. Geef mij mâor îene van vijve, zeid hij, ‘k zal e e sardiene weere legge. ‘t ès toch dezelfde prijs. - Gelijk of ge wilt, zei Coralie. Vijf minuten nâordien vroegt hij nog ne champetter; ‘k zal nog en sardiene weere legge zeid hij. - Goed, zei ze zij. - Euwe tsenuiver es verdome goe, zei de Pek, ‘g âo eu die andere sardien ûuk mâor weere geve, ‘k hê nog liever nen dreupel; in hij sloeg den derde
375
Binnenwerk_juli_augustus_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 7/08/13 18:33 Pagina 376
ûuk in zijn krâoge. - Allee, nichtse, tot ziens, riept hij. Coralie sprong van achter euren tûug. Hee, la, ba, riep ze, ‘t ès vijftien cens! - Van wade? zei de Pek. - Drij dreupels, zei ze. - Allee, zei de Pek, mee euwe flêwe zîever, Ge weet toch wel da ‘k eu veur iedere dreupel en sardiene gegeven hên. - Awèl, betâol mij tons de drei sardiene, zei ze zij. - ‘k Zal mij gâon hâoste, zei de Pek; ‘k pak hier al de meinsche tot getuige, da’k zeu îerlijk weer gegeven hên. Coralie ston van ‘t Lam Gods geslege in binst was de Pek de pijpen uit. Ze zagd’em op strâot al fluitende vûurtgâon. De labber zegt dat hij mij komt betâole, riep ze, in hij plakt er nog drij dreupels bij! Jan Cleppe
376
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 377
GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring Gent V.Z.W. 42e jaargang nr. 5 september - oktober 2013
Inhoud - Guy Schrans: Minder bekende Gentse notabelen uit de periode 1780-1840 (Vervolg) De Gentse “radicalen” aan het einde van de 18e eeuw. Jacques Guillaume Meyer (1756-1805) Bernard Coppens (1756-1805). - E. Coppieters Stochove: Inventaire Archéologique - Fiche N° 256 Monstrans van Matthias J. Lenoir. - Daniël Van Ryssel: Minder bekende en/of verdwenen locaties in Gent. Rustoord Antoine Van Hoorebekehof. - Pierre Kluyskens: De Hoogpoort (Vervolg). - Prof. em. A.K. Evrard: Enkele artistieke herinneringen van een bejaarde Gentenaar. - Luc Devriese: Ghendtsche toestanden: De rivieren van der stede dat scoenste juweel es dat de stede heeft. Deel 4. Vuile stinkboel. - Erik De Keukeleire: 100 jaar geleden: Expo 1913. Deel 4. (September-November). - Hugo Collumbien: Gentse Memoriedagen: 5-6 Januari. Aanvullingen. - Daniël Van Ryssel: Vergeten Gentse schrijvers: Henri Keurvels. (Gent 1852-Gent 1931) - Marcel De Bleecker: Burgemeester Jacques Eggermont “Teruggevonden”. - Jos Tavernier - Luc Devriese: Koninglyke Postwagen van Amsterdam op Gent in de Hollandse tijd. - Danny Mattens: Verering van de vrouwelijke “Baardheilige” Wilgefortis om en rond de Sint-Baafsabdij. - Bibliografie. - Lezers schrijven ons.
377
378
388
390
394 402 407
417 440 447 452 456 461
467 468
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 378
MINDER BEKENDE GENTSE NOTABELEN UIT DE PERIODE 1780 – 1840 (VERVOLG)
De Gentse radicalen aan het einde van de 18e eeuw.
ERRATUM Aan het einde van de eerste alinea van de eerste aflevering van dit artikel (G.T., 2013, p 305) stond een storende drukfout. Volgens de gedrukte tekst “bekeerden zich allen tot het katholicisme”. Men moest natuurlijk lezen “bekenden zich allen…”. Hoe deze zetduivel ondanks al onze zorg in G.T. kon opduiken is een mysterie. Wij nodigen onze lezers uit om de bedoelde tekst overeenkomstig dit erratum te willen verbeteren.
IV Jacques-Guillaume Meyer (1756-1805) “Le fléau des aristocrates et des royalistes, un jacobin partisan des mesures de sévérité, un démocrate exalté»77. Met deze woorden typeerde een Frans militair bevelhebber de kleinzoon van de Noord-Nederlander Cornelis Meyer (overleden in 1734) die het geluk was komen zoeken in Gent, er in een drukkersfamilie trouwde en een eigen drukkerij en boekhandel stichtte, eerst op de Burghstraete by de PP. Discalsen, vanaf 1709 in de ruime woning ’t Ghecroont Sweert aan de Hoogpoort (met een werkplaats en achterpoort in de Onderstraat)78. Cornelis was ook actief in de culturele wereld als auteur van historische toneelstukken en vooral als deken (1717-1732) van de aloude rederijkerskamer De Fonteine79, waar hij overigens bevriend werd met Philip Vervier, de vader van de toekomstige «democraat» Jan-Baptist Vervier (zie II). Cornelis’ zoon Jan-Thomas Meyer (1707-1771) werd een van de meest gerespecteerde (en vermogende) boekdrukkers van Gent als officieel stadsdrukker, eigenaar-uitgever van de Gazette van Gend en hoofdman van een schuttersgilde80. Uit het huwelijk van Jan-Thomas met Maria-Ann Ghijselen volgden, naast twee dochters, een eerstgeboren zoon die zijn vader in het bedrijf opvolgde, en een tweede zoon, Jacques-Guillaume, die tijdens de Franse bezetting een fanatiek en gevreesd Jacobijn werd. Jacques-Guillaume Meyer werd geboren te Gent op 6 april 175681. Hij groei378
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 379
de op in ’t Ghecroont Sweert, en ging reeds op zijn zestien aan de universiteit van Leuven studeren, eerst in de wijsbegeerte (hij werd in 1774 de 23ste op 155 examinandi)82, erna in de rechten (1777/1778). Hij legde de eed af als advocaat bij de Raad van Vlaanderen en hield kantoor in de Paddenhoek. Hij huwde een juffrouw de Meulemeester die stamde uit een familie van bemiddelde kooplieden in kant. Uit dit gezin werden zeven dochters geboren83. Dankzij het netwerk van wijlen zijn invloedrijke vader kon hij (op aanbeveling van de abt van de Sint-Pietersabdij) eerst griffier worden van de heerlijkheid Overmere – blijkbaar een erg lucratief ambt. In 1783 (hij was pas 27 geworden) werd hij op voordracht van de keizerlijke hoogbaljuw en de president van de Raad van Vlaanderen (vader van KarelLodewijk Diericx) benoemd tot schepen van Gedeele van zijn geboortestad84. Deze schepenbank bezat gerechtelijke bevoegdheden over minderjarige wezen en andere onbekwamen en oefende weinig politieke invloed uit. Iets later volgden nog andere benoemingen: schepen van de heerlijkheid SintPieters (bij Gent), gouverneur van de Armenkamer en intendant van de Berg van Barmhartigheid. In 1785 was hij vruchteloos kandidaat voor een benoeming tot substituut van de procureur-generaal bij de Raad van Vlaanderen. Met de gerechtelijke hervorming van 1787 benoemde de vorst hem evenwel tot rechter in het nieuwe ‘gerechtshof van eerste instantie’ te Gent85. Dit ambt heeft J.-G. Meyer niet opgenomen vermits de hervorming na enige weken werd ingetrokken. Hoe dan ook, de man was kennelijk een favoriet van het regime en men mag aannemen dat hij zoals zijn vader keizersgezind was. Op dat tijdstip was hij nog niet uitdrukkelijk antiklerikaal omdat hij heel wat te danken had aan de abt van de Sint-Pietersabdij (zijn benoeming te Overmere en als schepen van de heerlijkheid Sint-Pieters). Het verrast daarom niet dat hij in die periode blijkbaar geen contact had met de antiklerikale “democraten” rond Jan-Baptist Vervier. Als keizersgezinde nam hij in juli 1787 dienst in de infanterie van het vrijwilligerskorps der schuttersgilden waaraan het stadsbestuur had opgedragen om tijdens de eerste protestacties tegen het beleid van de keizer de openbare rust en veiligheid te verzekeren86. Intussen was hij in 1783 ook lid geworden van de Société de Gand die de voorstanders van politieke hervormingen groepeerde. Met de Brabantse Omwenteling kreeg Meyer’s politieke loopbaan een nieuwe wending. Hoewel katholiek- en keizersgezind was hij niet ongevoelig gebleven voor het nieuwe ideeëngoed dat vooral uit Frankrijk kwam en besefte hij o.m. in zijn advocatenpraktijk dat het rationeel beleid van Jozef II in Gent zoals elders veel verzet opriep. Het lijkt niet dat hij enige rol speelde in de
379
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 380
inname van Gent door de Patriotten (13-16 november 1789), maar intellectueel was hij alleszins gewonnen voor de opstand tegen de keizer en voor het ideeëngoed van de “democraten” rond Jan-Frans Vonck. Sinds enige tijd bevriend met Vonck, die hij (uitzonderlijk) ‘cher Ami’ mocht noemen87 nam hij spoedig vrij radicale standpunten in over de hervorming van de politieke instellingen en de vertegenwoordiging van het volk. Hij werd ook erg antiklerikaal wegens de rol van de kerk in de Brabantse Omwenteling en haar meedogenloze vervolging van de Vonckisten. Vanaf 1790 groeide gestadig zijn invloed in de middenklassen en de ambachtenwereld. Zijn medestanders noemde men overigens “Meyeristen”89. Dezen oefenden directe invloed uit op de (tijdelijke) democratisering van het stedelijk bestuur in die periode. In juli 1790 werd inderdaad een nieuwe constitutionele organisatie voor het stadsbestuur goedgekeurd, waarvan artikel 1 als volgt luidde: Dat alle magt in het Volk oorspronkelyk resideert,90 wat de strekking van de nieuwe regeling buiten twijfel stelt. J.-G. Meyer werd in juli 1790 een van de nieuwe schepenen van de Keure die door verkozenen van de bevolking (de Collatie) werden benoemd91. De behoudsgezinde Statisten (die de provinciale Staten van Vlaanderen controleerden) vreesden de ideologische invloed van Meyer en zetten hem enige tijd gevangen, net als tal van andere Vonckisten. Na het herstel van het Oostenrijks gezag in december 1790 verloor Meyer zijn ambt van schepen, maar bleef in Gent de antenne van de Vonckistische leiders die zich te Rijsel hadden teruggetrokken. In maart 1792 werd hij opnieuw schepen van de Keure92. Veel beleid kon dit college nochtans niet voeren vermits de stad reeds in november werd ingenomen door het Frans revolutionair leger. Deze eerste Franse inval werd voor Meyer een moment de gloire. Als progressief democraat stichtte hij in Gent een Club des Amis de la Liberté et de l’Egalité en mocht hij in opdracht van de bezetter zestig burgers als ‘provisionele representanten’ van de Gentse bevolking laten ‘verkiezen’. In feite manipuleerde hij de verrichtingen, plaatste zichzelf op nr 1 en zag ertoe dat zijn politieke geestgenoten eveneens ‘verkozen’ werden93. (o.m. Jacques-Clément Lammens)94. De ‘provisionele representanten’ benoemden J.-G. Meyer tot schepen. Tijdens de “Oostenrijks restauratie” na de terugtocht van het Franse leger in maart 1793 verbleef hij veiligheidshalve herhaaldelijk te Parijs waar hij een drukke politieke activiteit ontplooide, vooral in het “Comité des Belges et Liégeois Unis”95. Hij ontvouwde in die kringen een vrij radicaal programma (Points et articles pour le salut de la Belgique) met o.m. de onmiddellijke
380
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 381
annexatie bij Frankrijk; het heffen van uitzonderlijk hoge belastingen op de grote vermogens van adel en kerk; de gedwongen koers van het Franse papiergeld (de assignaten); de publicatie van kranten in de volkstaal zodat elkeen de republikeinse wetgeving kon begrijpen; het plaatsen van guillotines in elke stad ten einde de bevolking af te schrikken en de tegenstanders van de Republiek terecht te stellen. “Il faut que la loi sévisse et que les têtes de ceux qui, après l’union à la France, ont conspiré contre elle, tombent et le peuple y applaudira … Il faut pour rendre plus sensible au peuple le règne de l’Egalité que les têtes des riches tombent les premières, car sous le despotisme on ne s’en prend qu’aux petits”, preciseerde hij96. Na de tweede (en definitieve) Franse inval in juni 1794 werd hij voorzitter van de voorlopige Commission Municipale, die in de plaats kwam van de aloude schepenbanken. Enige weken later was hij lid en secretaris van de nieuwe Municipalité. In november 1794 werd hij opgenomen in het tienkoppig centraal administratief bestuur van de veroverde Zuidelijke Nederlanden97. Hij was er verantwoordelijk voor de bevoorrading, o.m. van levensmiddelen, een van de zwaarste opdrachten wegens de bestuurlijke wanorde, de grillige zo niet ontoereikende ravitaillering en de kosten voor de gedwongen opeising van waren. Het jaar daarop werden deze “centrale” bevoegdheden toegewezen aan de nieuw opgerichte Departementen. In november 1795 werd Meyer een van de vijf adminstrateurs van het Scheldedepartement. Voorzitter van de ‘centrale administratie’ van dit departement werd hij in 1797. In dit ambt sprak hij een aantal vlijmend scherpe redevoeringen uit tegen vooral de adel, de clerus en de émigrés. Met zijn snelle opgang in de bestuurlijke hiërarchie kwamen ook enkele kwade tongen los. Men verweet hem o.m. dat zijn tien jaar oudere broer de boekdrukker Jean-François Meyer na de tweede Franse inval naar Duitsland was geëmigreerd. “Sedert vijftien jaar zie ik mijn broer niet meer - snauwde Meyer terug - met zijn emigratie heb ik niets te maken”. Na een vruchteloze eerste poging tijdens de verkiezingen van 1797 (waarbij enkel gematigde “democraten” voldoende stemmen haalden) werd hij in 1798 verkozen tot lid van het ‘Conseil des Cinq Cents’, daarna tot het prestigieuze ‘Corps Législatif’ (1800-1802) te Parijs. In die tijd drukte hij zijn politieke overtuiging als volgt uit: j’abjurerai toute ma vie la royauté, l’aristocratie et le monstre de l’anarchie98. Toen zijn wetgevend mandaat in 1802 ten einde kwam, zag hij af van een verdere politieke loopbaan. Waarschijnlijk had hij het vertrouwen van de Eerste Consul verloren: Napoleon zocht inderdaad
381
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 382
steun bij de gewezen leidende klasse die een bittere herinnering bewaarde aan de talrijke excessen van Meyer. Mogelijk is ook dat hij fysisch uitgeput was na een uitzonderlijk woelige levenswandel. In 1801 was Meyer vruchteloos kandidaat voor een ambt van rechter in de nieuwe rechtbank van eerste aanleg te Gent. De plaatselijke Préfet Guillaume Faipoult had hem inderdaad (onder instructies van Parijs) zijn onontbeerlijke steun geweigerd99. Meyer reageerde moedeloos: “J’ai commis le crime d’être le plus ancien serviteur de la République”100, wat bij Napoleon zeker niet tot aanbeveling strekte101. Enige jaren later solliciteerde hij bij gebrek aan beter voor het ambt van griffier bij de rechtbank van eerste aanleg te Eeklo. Hij werd uiteindelijk benoemd nadat procureur-generaal François-Joseph Beyts had geadviseerd: “Il me paraît juste qu’un gouvenement aussi généreux que celui sous lequel nous avons le bonheur de vivre … n’écoute pas les passions haineuses et réactrices”102. Jacques-Guillaume Meyer overleed kort na zijn benoeming, op 16 mei 1805.
V Bernard Coppens (1756-1801)103 Het was even schrikken toen de “Theresiaanse Academie” (voluit Académie impériale et royale des sciences et belles-lettres de Bruxelles) de resultaten bekendmaakte van haar jaarlijks Concours voor 1787. De vraag die de kandidaten moesten beantwoorden luidde als volgt: “Indiquer les nouvelles branches de manufactures et de commerce qui pourroient être introduites dans les diverses provinces des Pays-Bas autrichiens, sans nuire à celles qui y sont déjà établies”. Voor deze vraag van economisch beleid werd de eerste prijs (Palme de l’Académie Impériale)104 toegekend aan …een arts, te weten “Bernard Coppens, médecin à Gand, Conseiller du Mont-de-Piété, membre de la Société des Arts de Londres, &c”105. De gelauwerde inzending (53 pag.) werd het jaar daarop door de Imprimerie académique in druk uitgegeven106. Bernard-Egide Coppens (geboren op 15 mei 1756) stamde uit een interessante familie107. Zijn vader Jan-Baptist Coppens was apotheker in de Bennesteeg te Gent. Hij bleef bekend als mede-auteur (met dr P.C. de Brabant) van de in 1786 verschenen Pharmacopoea Gandavensis (466 pag.) waarvan de recepten verplichtend waren voor de Gentse apothekers108. Bernard’s moeder Marie-Louise ’t Kindt was een dochter van de illustere rococo-architect David ’t Kindt en een zus van Louis ’t Kindt, directeur van de dienst openbare wer-
382
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 383
ken en stedenbouw van de stad. Het gezin woonde in een fraai huis met een ommuurde grote tuin vol fruitbomen en botanische planten (in de Bennesteeg!). De tweede zoon in dit gezin was David-François Coppens (17591843) die drogist werd. Coppens was en bleef heel zijn leven een veelzijdig man. Tijdens de eerste jaren van zijn loopbaan legde hij zich vooral toe op de uitoefening van de geneeskunde en op wetenschappelijk onderzoek betreffende de botanica, die voor hem veel meer dan een stokpaardje was. Hij publiceerde o.m. een aantal medische studies die gebaseerd waren op zijn praktijk109. Tevens doceerde hij vanaf oktober 1788 de anatomie in het Collegium Medicum Gandvense dat in 1663 werd opgericht en in 1795 door de Franse bezetters gesupprimeerd110. Met enkele andere Gentse artsen (vooral P.C. de Brabant, later ook G. Demanet en J.F Kluyskens, leden van de in 1800 opgerichte Société Médicale (die hij voorzat) zette hij zich in voor de bestrijding van de kinderpokken111, een ziekte die afhankelijk van jaar of streek voor 10 à 25 % van de overlijdens verantwoordelijk was112. Zijn belangstelling beperkte zich evenwel niet tot de geneeskunde. Zo schreef hij ook werken over verrassend uiteenlopende onderwerpen113: Dissertation sur la fabrication du blanc de plomb, Traité sur la culture du lin, Traité sur l’art de faire du verre. Het eerstgenoemde boek werd in 1797 ook in het Duits gepubliceerd te Erfurt: Über die Verkalchung des Bleies und das Verfahren, dieselbe Arbeit in Bleiweisfabriken im Groszen zu veranstalten (70 pag.). Coppens werd internationaal gerespecteerd en was lid van talrijke wetenschappelijke genootschappen in binnen- en buitenland, o.m. in Brussel, Londen, Parijs, Sint-Petersburg en Haarlem. Zoals men weet ging zijn aandacht tevens, met concrete voorstellen, naar de economische ontwikkeling van het land, wat de academische bekroning van 1787 verklaart. Waarschijnlijk (maar nauwkeurige aanwijzingen ontdekten wij niet) volgde hij met belangstelling de bruisende ontwikkelingen in de ideeënwereld (de Franse Lumières) en was hij niet ongevoelig voor het vernieuwend keizerlijk beleid. Zijn latere associatie met de groep “radicalen” rond J.B. Vervier verantwoordt de veronderstelling dat hij keizersgezind en “democraat” was, maar tot een persoonlijk engagement kwam het toen nog niet. Niettemin trad hij in 1785 toe tot het leesgenootschap Société de Gand, hét trefpunt van de voorstanders van politieke vernieuwing. In een pamflet van 1791 verweten de Statisten Coppens “goddeloos” te zijn114, waarmee zij waarschijnlijk bedoelden dat hij antiklerikaal was. Dat hij vanaf 1796 een leidende rol vervulde in
383
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 384
de door de Fransen “geseculariseerde” sociale onderstand laat bovendien veronderstellen dat hij de idealen van de Franse revolutie genegen was. In maart 1788 zette Coppens een schuchtere stap in de stedelijke politiek. Hij aanvaardde inderdaad een mandaat van schepen van Gedeele115. Deze schepenbank (waarvan toen ook Jacques-Guillaume Meyer lid was) bezat gerechtelijke bevoegdheden over minderjarige wezen en andere onbekwamen en oefende weinig politieke invloed uit. Een tweetal jaren later, tijdens de Brabantse Omwenteling, trad hij uit de ideologische schaduw en werd hij een van de mede-auteurs van de Excellente Print Cronike en van Livre blanc ou la révolution gordune (zie I-II). Welk aandeel hij in deze werken voor zijn rekening nam is niet bekend. Enkel de voortrekkersrol van Vervier (voor de Cronike) en van Diericx (voor Livre Blanc) lijkt onbetwistbaar. Over de meerwaarde die Bernard Coppens (zoals overigens ook Jozef-Bernard Cannaert) aanbracht tast men in het duister. In maart 1792, tijdens de “Oostenrijkse restauratie”, werd Coppens (zoals J.G. Meyer) bevorderd tot schepen van de Keure116. Veel beleid kon dit schepencollege niet voeren omdat de stad reeds in november 1792 door het Frans revolutionair leger werd ingenomen. Zoals tal van Gentse “democraten” had hij weinig moeite om zich aan te passen aan de Franse bezetting, vooral na de tweede inval (juni 1794). Bij de stichting van de Gentse Ecole Centrale (secundair onderwijs) in juli 1797117 werd hij er leraar van ontleedkunde (anatomie), natuurwetenschappen en botanica. In zijn redevoering bij de openstelling van de nieuwe school verklaarde Coppens o.m.: “Elèves, soyez unis par les liens de la fraternité, qu’il n’y ait entre vous d’autre distinction que celle du mérite, d’autre inégalité que celle de l’intelligence”. Ten behoeve van zijn leerlingen publiceerde hij een Terminologie botanique (1797, 56 pag. in 8°)119 dat in werkelijkheid een onontbeerlijk referentiewerk was voor elk verder onderzoek in de botanica120. Wegens zijn alom erkende wetenschappelijke faam werd hij benoemd tot voorzitter van de Jury temporaire des arts et des sciences van het Scheldedepartement - met de duizendpoot Charles van Hulthem als secretaris121. Deze “jury” had tot taak culturele en wetenschappelijke initiatieven aan het stadsbestuur voor te stellen. Op weinig tijd konden Coppens en van Hulthem heel wat verwezenlijken, o.m. de stadsbibliotheek122, een museum voor schone kunsten in de kerk van de Sint-Pietersabdij (Museum du Département de l’Escaut)123 en een Planten- of Kruidtuin (Hortus Gandavensis) in de moestuin van de afgeschafte Baudeloo-abdij. Bij de aanleg van de Plantentuin (die eerst
384
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 385
aan de Ecole Centrale was gehecht) werd een aanzienlijk beroep gedaan op Coppens’ wetenschappelijke belangstelling voor de botanica124. Hij werd overigens de eerste directeur van de inrichting die haar deuren opende op 19 juli 1797. De befaamde Gentse architect Jean-Baptiste Pisson had de plannen getekend. Coppens en van Hulthem kochten zelf heel wat planten aan, terwijl plantenkwekers en bevriende tuinen in binnen- en buitenland zorgden voor de verdere opbouw van de collectie. Coppens zelf kocht bijv. een deel aan van de planten van de abdij van Ename waaronder twee dwergplanten die in 1599 door de aartshertogen Albrecht en Isabella aan de abdij waren geschonken. Wegens zijn overlijden in 1801 moest Bernard Coppens het gelukkig niet meer meemaken dat vanaf 1802 de Plantentuin in grote financiële moeilijkheden verkeerde en in 1804 (met de financiële hulp van Napoleon en zijn gemalin Joséphine de Beauharnais) aan het stadsbestuur moest worden overgedragen. In 1796 werd dr Bernard Coppens voorzitter van de “Commissie der burgerlijke godshuizen”125. Bij wetten van oktober-november 1796 hadden de Fransen de aloude parochiale armendissen en de centrale Armenkamer gesupprimeerd en de sociale onderstand onder een dubbele koepel gebracht: het Bestuur van weldadigheid (Bureau de bienfaisance) en de Commissie der burgerlijke godshuizen (Commission des hospices civils). Het Bestuur van weldadigheid verstrekte huiselijke bijstand aan ambulante hulpbehoevenden terwijl de Commissie in een twintigtal gestichten (o.m. het hospitaal De Byloke) instond voor meer dan duizend zieken, invaliden, wezen, enz. Tijdens de eerste periode van de inlijving bij Frankrijk (tot ca. 1800) heerste in de twee instellingen ongeveer dezelfde chaos als in het eigenlijke stadsbestuur. Leden werden benoemd, weigerden hun benoeming of werden afgezet wegens “incivisme” of ander “anti-republikeins gedrag”. In deze omstandigheden was het (nog afgezien van de financiële moeilijkheden) erg moeilijk om een effectief sociaal beleid te voeren. Gelukkig kon in die periode een beroep worden gedaan op de ervaring en het gezag van dr Bernard Coppens, die voortreffelijk werd bijgestaan door de bekwame thesaurier-ontvanger François Huyttens en de toegewijde en nauwkeurige advocaat Pierre-Philippe Lammens126 als secretaris. Bernard Coppens (die gehuwd was met Marie-Louise Valcke) overleed op 28 juni 1801, amper 45 jaar oud. Zijn uitvaart werd een indrukwekkende huldemanifestatie rond de lijkbaar die men op de binnenplaats van de Ecole Centrale (nu atheneum Ottogracht) had opgesteld127. In april 1802 werd zijn bibliotheek openbaar verkocht op basis van een catalogus van 76 pag. Zij was
385
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 386
in hoofdzaak samengesteld uit boeken over natuurwetenschappen, geneeskunde, fysica en nijverheid128. Tekenend voor Bernard Coppens was alleszins dat van hem geen ideologischagressief optreden bekend is. Zijn progressieve ideeën zette hij om in concrete daden, niet in denigrerende uitspraken over andersdenkenden. Guy Schrans NOTEN 77
78 79
80 81 82 83 84 85
86
87
88
89 90 91 92
93 94 95 96 97
98 99
J. Nève, Gand sous la domination française, 1927, p. 14; S. Tassier, Histoire de la Belgique sous l’occupation française de 1792 et 1793, 1934, p. 247 G. Schrans, Zelfdenkers in profiel, o.c., p. 35-36 E. Van Besien, “De Fonteine in de eerste helft van de achttiende eeuw”, Jaarboek De Fonteine, 2005, p. 199 G. Schrans, Vrijmetselaars te Gent, o.c., p. 403-408 F. Leleux, G.T., 1988, p. 222-232; Id., Nouvelle Biographie Nationale, I (1988), p. 266-272 F. Leleux, Nouv. B.N., p. 266 S. Tassier, Histoire de la Belgique, o.c., p.180 D. Destanberg, o.c., p. 93 ; F. Leleux, o.c., p. 266 Ph. van Hille, De gerechtelijke hervorming van keizer Jozef II, 1973, p. 103; D. Destanberg, o.c., p. 145 F. Vanderhaeghen, Jaerboeken van het soevereine Gilde der kolveniers, busschieters en kanonniers, gezegd Hoofdgilde van Sint-Antone te Gent, 1867, III, p. 172 J. Van den Broeck, J.B.C. Verlooy, vooruitstrevend jurist en politicus uit de achttiende eeuw (1746-1797), 1980, p. 209 Zie bijv. de houding van de parfumhandelaar (lid van de Collatie voor de StMartensparochie, Ekkergem) Antone Benoit in: G. Schrans, Vrijmetselaars te Gent, o.c., p. 73 D. Destanberg, o.c., p. 215 Zie de volledige tekst in : P.A. Verhaeghe, Jaerboeken, o.c., p. 121-130 D. Destanberg, o.c., p. 243 D. Destanberg, o.c ., p. 284 (P.A. Verhaeghe), o.c., p. 233-234 . Over J.-C. Lammens : G. Schrans, G.T., 2011, p. 51-61 F. Leleux, Nouv. B.N., p. F. Leleux, Nouv. B.N., p. 268 F. Leleux, Nouv. B.N., p. 268-269 ; M.R. Thielemans, «Deux institutions centrales sous le régime français en Belgique. L’Administration centrale et supérieure de la Belgique et le Conseil de Gouvernement», Rev. b. phil. & hist., 1966, p. 500-560 J. Nève, o.c., p. 32 Ph. van Hille, Het hof van beroep van Brussel en de rechtbanken van Oost- en WestVlaanderen onder het Frans Bewind (1800-1814), 1970, p. 106
386
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 387
100
Ph. van Hille, o.c., p. 106 In 1810 werd bijv. rechter J.B. Lecat afgezet wegens zijn republikeinse opvattingen; G. Schrans, G.T., 2011, p. 111 102 Ph. van Hille, o.c., p. 94 103 Zie (beknopt en onvolledig): Biogr. Nat., IV (1873), 380-381 104 Mémoires sur les questions posées par l’Académie royale des sciences et belles-lettres de Bruxelles, 1818,; J.-P. Namur, Bibliographie académique belge ou répertoire systématique et analytique des mémoires couronnés par l’ancienne et nouvelle Académie de Bruxelles, Liège, 1838, p. 20; E. Mailly, Histoire de ‘l’Académie impériale et royale des sciences et belles-lettres de Bruxelles, 1883, p. 327, 391, 497; N. Bracke, Bronnen voor de industriële geschiedenis. Gids voor Oost-Vlaanderen (1750-1945), 2000, p. 328. 105 Het “eerste accessit” ging in dit Concours ook naar een Gentenaar, te weten de jonge koopman François-Marie Lammens. Zie verder: G. Schrans, G.T., 2011, p. 406 106 Er bestaat van dit werk een reproductie in paperback: NABU Press, 2012 107 Zie: G. Schrans, Vrijmetselaars te Gent, o.c., p. 284-285 108 F. Vanderhaeghen, Bibl. gant., IV, p. 80, nr 5416 109 Bijv.: Redenvoering over de voordeelen van de doorsnyding der schaembeens-vereeniging in de moeilyke baeringen (57p.); F. Vanderhaeghen, Bibl. gant., IV, p. 220 (nrs 6577-6578); waarschijnlijk gepubliceerd in 1779 110 D. Destanberg, o.c., p. 170 111 F. Vanderhaeghen, Bibl. gant., IV, p.377- 378, nr 7742 112 C. Bruyneel, “Bijstand aan de bevolking en gezondheidsbeleid”, in: H. Hasquin ed., België onder het Frans bewind (1792-1815), 1993, p. 291-294. 113 Biogr. Nat., o.c.,, 380 114 D. Destanberg, o.c., p. 264 115 D. Destanberg, o.c., p. 167 ; P.C. Van der Meersch, Memorieboek de stad Ghent, III (1854), p. 575-576 116 D. Destanberg, o.c., p. 284 117 F. Vanderhaeghen, Bibl. gant., IV, p. 273 (nr 6938) 118 M. Heins, “Les écoles de Gand sous la République et l’Empire français”, La Flandre Libérale, 28-30 juni 1886. Ook gepubliceerd als brochure (bibl. UGent G.23610 [17]), p. 1213 119 F. Vanderhaeghen, Bibl. gant., IV, p. 250 (nr 6775) 120 Ook van dit werk bestaat een reproductie in paperback: NABU Press, 2010 121 F. Leleux, Charles van Hulthem 1764-1832, Acad. Royale, 1965, p. 150 e.v. 122 F. Vanderhaeghen, Bibl. gant., IV, p. 273 (nr 6937) 123 A. Van Werveke, «Het Museum voor schoone kunsten te Gent. Geschiedkundige schets», Bull. MGOG, 1913-1914, p. 43-77 124 Betr. de aanvangsjaren van de Plantentuin: F. Leleux, Charles van Hulthem, o.c., p. 178 e.v. 125 G. Schrans, Van wit naar blauw. Gent tussen 1780 en 1842, 2010, p. 144-145 126 G. Schrans, G.T., 2011, p. 408 127 P. Claeys, Mémorial de la ville de Gand 1792-1830, 1902, p. 129 128 F. Vanderhaeghen, Bibl. gant., IV, p. 277 (nr 6966) 101
387
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 388
INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE - FICHE N° 256
Op 15 Januari 1902 stelde E. Coppieters Stochove in de rubriek “Goud- en Zilversmeedwerk - St-Michielskerk, schatten - XVIIIe eeuw (1746)” in het Frans een fiche op over:
Monstrans van Matthias - J. Lenoir. Matthias - J. Lenoir, meester goudsmid in Gent, vervaardigde het hier afgebeeld kunstwerk krachtens het contract door hem op 16 Mei 1746 ondertekend, waarvan hier enkele uittreksels: “Conditien ende bespreken op de welcke Sr. Mattheus Lenoir (1), meester silversmit heeft aenghenomen te maecken voor de parochiaele kercke van Ste Michiels eene nieuwe silver remonstrancie representerende eene sonne... De straelen sullen zijn van silver verguld, het ciersel moet syn van silver verqult... De voet, de croone en andere cieraten sullen syn van suver silver als vooren gedreven naer de conste gemaect ende qhebruyneert naar den heesch van het werck ende in de vier quartellen in den voet sullen bas relief gedreven worden, medaelsche wyse, de representatie van de vier evangelisten. De monstrans stelt een zon voor met vergulde zilveren stralen. Boven heeft de kunstenaar een kroon geplaatst waarvan de vier bladen in het midden samenkomen waar zich een kruis verheft. De kroon wordt ondersteund door engelen. Het bovenste deel van de monstrans wordt nog ondersteund door een op een wolk rustende engel. Onder de wolk begint de steel die voorzien is van een strik. Op het onderste deel van de voet in de Louis XV-stijl heeft men basreliëfmedaillons geciseleerd die de vier evangelisten St-Matthias, St-Marcus, St-Lucas en St-Jan voorstellen. 388
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 389
De kerkrekeningen 1716-17 (p.64) leren ons dat het gewicht van de monstrans 117 ons 8 sterling was en zijn prijs 40 ponden, 15 schellingen 1 groot courant geld bovendien giften in goud en in zilver en inwisseling van een kleine monstrans. Hoogte: 750 millimeter; breedte: 375 millimeter. â&#x20AC;&#x153;Item betaalt aen Sr Lenoirâ&#x20AC;? mr. silversmit de somme van 40 p.15 sch. 1 qr. courant soo veele de kercke aen hem noch schuldigh was, naer aftreck van leverynghe van qaut ende silver, jonste, etc., ende naer wisselinghe van de cleene oude remonstrancie om te maecken eene cleene, de welcke in silver is weghende een hondert 17 oncen ende 8 engelschen.â&#x20AC;?
(1) Na de dood van haar man, deed de weduwe van Matthias Lenoir, geboren Jeanne L. Slabaert, verder zaken en had op 4 September 1752 een contract met de kerk voor de levering van twee kandelaars.
389
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 390
MINDER BEKENDE EN/OF VERDWENEN LOCATIES IN GENT
Rustoord Antoine Van Hoorebekehof
Dit rustoord is gelegen in een zijstraat van de Staakskenstraat, op de grens met de deelgemeente Mariakerke, waar in 1927 al 21 goedkope koopwoningen werden gebouwd. Het paalt aan de Westerbegraafplaats. Het geheel ademt een rustige sfeer. Aanvankelijk heette het Rustoord Désiré Cnudde, genoemd naar de toenmalige schepen van sociale werken. Na W.O. II werd de naam veranderd in Rustoord Antoine Van Hoorebeke, naar een Gents gemeenteraadslid en Belgisch officier die in een Duits concentratiekamp om het leven kwam. In 1930, het hoogtepunt van de bouw- en woningpolitiek van de stad Gent, kondigde het stadsbestuur een nieuw initiatief, een primeur aan: op gronden palend aan de Staakskenstraat, Palinghuizen, zou een groep woningen worden gebouwd, uitsluitend bestemd voor bejaarde echtparen. Hiermee wou het stadsbestuur een einde stellen aan de pijnlijke scheiding van minder gegoede echtparen op leeftijd. “De harde omstandigheden van dezen tijd doen zich het meest voelen bij menschen, die na een leven van zwoegen gekomen zijn op een ouderdom, welke hun belet nog verder hun brood door werken te verdienen. Als nu die menschen oud zijn, wat zien wij? Dat ze gescheiden worden: moeder gaat naar het moedertehuis, en vader naar het gesticht Lousbergs. Om nu die menschen op het laatste van hun leven niet te scheiden, en ze niet ten laste te laten van de openbare liefdadigheid, zullen er 126 ouderlingen (man en vrouw) gehuisvest worden.” Indien één van de echtgenoten kwam te overlijden, mocht de andere partner er blijven wonen, op voorwaarde dat deze de huishuur kon blijven betalen. Het stadsbestuur zag de groep woningen als een sociaal werk, dat de financiële druk op de Openbare Onderstand deels zou verlichten, en nam daarom een deel van de huishuur voor eigen rekening. 24 woningen werden overigens meteen door de Openbare Onderstand aangekocht, om er kosteloos ouderlingen te laten wonen. Met het oog op de uitbreiding van de Westerbegraafplaats had de stad grond aangekocht. Een deel van die grond werd nu benut om het Rustoord Désiré Cnudde te bouwen, grenzend aan het kerkhof. Als architect werd Polydoor Alexis De Taeye (Gent 1894 – Gent 1973) aan390
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 391
gesproken. In totaal ontwierp hij voor de stad 702 sociale woningen, o.a. op de Rooigemlaan, het Scheldeoord, de Francisco Ferrerlaan en het Antoine Van Hoorebekehof. Verder ontwierp hij nog de Stedelijke Technische Meisjesschool in de Tweebruggenstraat en privé woningen op de Clementinalaan, de Antwerpsesteenweg en de Koning Albertlaan. Voor S.M. Vooruit realiseerde hij arbeiderswoningen in de Tarwestraat (1927), winkels en de apotheek aan de Dampoort (1928). Het Scheldeoord zijn flatgebouwen van vijf tot zes bouwlagen, rond openbare binnenpleinen, aan de Scheldeoever, de vroegere Heirnismeersen, thans Denderlaan, Alfred Vanderstegenlaan, Emile Moysonlaan en Jan Delvinlaan. Ook dit zijn sociale woningen, maar niet uitsluitend voor ouderlingen bestemd. Ze werden gebouwd in opdracht van de stad, in 1929, door Polydoor Alexis De Taeye, in Nieuwe Zakelijkheid. Deze flatgebouwen hebben trappen en liften. Omstreeks het jaar 2000 werden ze allemaal grondig vernieuwd en kwam er een badkamer binnen, i.p.v. geen badkamer en een toilet buiten op het balkon. De 126 woningen van het Van Hoorebekehof liggen gegroepeerd op een vijfhoekig perceel in een buitenring en een binnenring, door de bewoners “de piste” genoemd, met centraal een pleintje: “Dat is de tuin, de eigen tuin van de oudjes, waarin ze, vrij van alle gewoel, de laatste rustige dagen van hun leven gezellig kunnen doorbrengen.” Geen cafés, geen winkels, geen handelszaken. Ook deze woningen werden inmiddels zowel buiten als binnen gerestaureerd en ingrijpend gewijzigd. Het complex bestaat nu uit 111 wooneenheden. Een bewoonster: “Ik voel mij goed in die nieuwe omgeving. Ik heb een bad, een schone slaapkamer. G'hebt alles aan en bij. Ik zou niet weten wat hier nog aan veranderd zou moeten worden. Ik ben hier uiterst tevreden. Wat hier wel mankeert, is een grote winkel. Dat is spijtig.” De woningen zijn in lange, maar gevarieerde in- en uitspringende wanden aaneengeschakeld. Gebruik van gele baksteen en betonnen elementen. De vormgeving sluit aan bij de Nieuwe Zakelijkheid Per vier, twee beneden en twee boven, worden ze bediend door één traphal. Iedere woning had een vestibule, een woonkamer, een slaapkamer, een toilet dat van binnenuit toegankelijk was en een bergplaats met kolenhok, want er diende in de woonkamer nog gestookt te worden op de Leuvense stoof. De woningen waren voorzien van elektriciteit en stromend water. De slaapkamer stond rechtstreeks in verbinding met de woonkamer. Dat had het grote voordeel dat in de winter de warmte van de woonkamer zich gemakkelijk kon verspreiden in de slaapkamer, als de deur tussen de twee kamers openbleef. De benedenwoningen hebben een klein koertje of achtertuintje. De bovenwoningen een balkonnetje. Door de kubistische vormgeving en het materiaalgebruik noemen sommigen
391
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 392
Rustoord A. Van Hoorebeke. Situatieplan.
Antoine van Hoorebekehof.
392
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 393
het Rustoord Van Hoorebeke het kleine broertje van het Scheldeoord. In artikels in tijdschriften werd het rustoord dan weer, niet helemaal onterecht, vergeleken met een modern begijnhof.
Literatuur N. Poulain, Interieurbezoek. Rustoord A. Van Hoorebeke. Interbellum, 1990. L. Meganck, Bouwen te Gent in het interbellum (1919-1939), doctoraatsproefschrift Kunstwetenschappen, UGent, 2001-2002. Bouwen door de eeuwen heen. Inventaris van het cultuurbezit in BelgiĂŤ. architectuur. Deel 4 nc. Stad Gent. 19e en 20ste eeuwse staduitbreiding, 1982. M. Schrans, Van bakstenen en mensen. De renovatie van het Antoine Van Hoorebekehof, 1999.
DaniĂŤl van Ryssel
393
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 394
DE HOOGPOORT (VERVOLG)
De pikdonkere protestavonden tegen de BTW provisie hebben ons een, zij het dan onvolledig omdat de openbare verlichting niet meewipte, staaltje gegeven van het Ghent by night in de Middeleeuwen; een juister idee hebben wij tegen wil en dank gekregen in de jongste Wereldoorlog, toen bij valavond de oude trap- en puntgevels, de massieve of rijzige torens, de daken en dakvensters zich op de grauwe hemel silhouetteerden in hun middeleeuwse getooi: een beeld, een klimaat die Maria van Bourgondië moet hebben gezien en aangevoeld wanneer zij vijf eeuwen geleden, in de kille nacht van 11 februari 1477, het St.-Jorishof verliet om met enkele trouw gebleven dienaren en spookachtige fakkeldragers langs de Hoogpoort het Hof ten Walle te vervoegen. De 19-jarige hertogin had in de afgelopen weken de kelk tot de bodem moeten ledigen : de wrede dood van haar vader, in de vlakte van Dijon gesneuveld en half door de wolven verscheurd, de plotse opwelling van woede en van haat haar te lang door de machtige hertog in bedwang gehouden onderdanen, het Charter op 30 januari aan de Gentenaren en het Groot Privilegie enkele dagen nadien, op 11 februari, verleend, hadden de fysische en morele krachten van de jeugdige prinses totaal ondermijnd. Het toeval had gewild dat het in het St.Jorishof was, waarvan zij de eerste steen had gelegd, dat zij voor het haar zo vernederend Groot Privilegie moest ondertekenen. Enkele weken later zou zij in hetzelfde St.-Jorishof, indien niet haar weerwraak, dan toch gelukkige ogenblikken kennen die beslissend zouden zijn voor haar verdere politieke loopbaan, In haar ongeluk, verlaten door de Gentenaren bedrogen door Lodewijk XI, bleef haar nog een troef over: zij was de rijkste uit te huwen dochter van Europa, «la plus grande héritière qui fut de son temps» zoals Commynes het schreef, en nog vooraleer zij haar eerste balkleed had aangetrokken, was zij reeds een half dozijn malen door haar vader verloofd geworden. Op het ogenblik dat haar vader sneuvelde, was zij voor de zevenste maal verloofd, met Maximiliaan, zoon van keizer Frederik III, en haar enige wens was zo spoedig mogelijk met hem in het huwelijksbootje te stappen, vooraleer de Gentenaren ze uithuwden aan een of andere Franse prins, door Lodewijk XI uitgekozen, Haar wens ging in vervulling: op 19 augustus, om 5 uur in de ochtend worden Maximiliaan en Maria in de kapel van het Hof ter Walle, in de echt verbonden, doch enkele weken voordien, op 27 april was de eerste plechtigheid vol-
394
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 395
trokken geworden: de hertog Lodewijk de Veldenz had bij procuratie, in naam van Maximiliaan, Maria van Bourgondië gehuwd en dezelfde dag bood de Gentse stadsmagistraat in de zaal van het St. Jorishof waar de hertogin zich voor diezelfde schepenen had moeten vernederen, de afgevaardigden van Maximiliaan een somptueus banket aan, symbool van de vriendschap en van de vrede die opnieuw tussen stad en prinses waren gesloten! Toen al die politieke gebeurtenissen en feestelijkheden achter de rug waren, konden de Gildebroeders van St.-Joris er eindelijk aan denken hun lokaal zijn ware bestemming te schenken en de werken nog voort te zetten aan de kant van de schietdoelen waar men een prachtige overdekte galerij bouwde, die herhaaldelijk werd bijgewerkt, hersteld of verbeterd. De gildebroers hadden in hun grootheidswaanzin een van de mooiste gildehuizen van Europa opgetrokken, als wanneer de in voorraad zijnde centen hen enkel toelieten luchtkastelen te bouwen. Ten einde in hun lokaal wat' lekkere pinten en uit hun lokaal enkele stuivers te kunnen tappen, gaven zij een deel van de gebouwen in pacht aan een herbergier, in casu de schilder Lieven Van Den Bossche die er o.a. toe gehouden was voor de leden van het gild «de tafeele of tafelen te deckene boven up de camere ter strate of beneden jnde zijt camere omme daer te hetene vander maeltijt, snoenens ende snavens, tsachternoens ofte voornoens». Een kwarteeuw lang, van 1703 tot 1727 werd het gild door het centraal gezag afgeschaft en kreeg net gebouw de bestemming die aan zijn voorganger werd gegeven: het werd een lakenhalle, en de kapel werd voorbehouden aan de protestantse eredienst. Deze periode staat tussen twee donkere haakjes geboekt in de geschiedenis van St.-Joris. Onze kruisboogschutters die op invloedrijke bondgenoten in het centraal bestuur mochten rekenen, kwamen na de storm opnieuw bezit nemen van hun lokaal op de hoek van Botermarkt en Hoogpoort doch de fles schuimde niet meer als weleer: de tijd van het praalvertoon, van de optochten, van de schietspelen die duizenden deelnemers op de been brachten, was voorbij: St.Joris werd een maatschappij van tijdverdrijf en amusement zoals Gent er veel telde en vereniging die teerde op een roemrijk verleden en er prat op ging het mooiste gildehuis te bezitten, al werd het met de dag moeilijker dit allemaal te bekostigen en te onderhouden. Gans de 18e eeuw werd het een bestendige strijd om te overleven. Het kapmes viel na de Franse Omwenteling. Nationaal goed verklaard, werd het St.-Jorishof op 9 februari 1798 voor 80.100 pond aan een zekere Van der Linden verkocht, de dag zelve dat men op de muren van de openbare gebouwen een proclamatie aanbracht die eindigde met de woorden “Oorlog tot het
395
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 396
uyterste, oorlog tot de dood aan het Engelsch gouvernement”. Wanneer het Gild in 1844 opnieuw werd toegelaten of liever geduld, bezat, het niet meer de nodige centen om het St.-Jorishof aan te kopen. Het verhuisde ergens aan de Dampoort, later naar Ekkergem, eindelijk naar de Vrouwebroersstraat. Voor het St.-Jorishof bleef het gedeelte kant Hoogpoort een hotel-restaurant, maar gans het eens zo weelderig ensemble werd geleidelijk verminkt en onder een dikke pleisterlaag bedolven. Pas in het begin van deze eeuw konden, na aandringen van de plaatselijke kunstkringen, de overheden ertoe worden overgehaald, zoals wij het later zullen zien, voor- en zijgevel hun vroegere luister terug te schenken. Wij steken de Botermarkt, de vroegere Paradeplaats over, en voor ons verschijnt het silhouet van het stadhuis dat, moest het naar de oorspronkelijke plannen van zijn ontwerpers, Keldermans en de Waghemakere zijn uitgevoerd en voltooid geworden, het grootste en het mooiste stadhuis van Europa ware geweest. Laat ons niet te zeer treuren: zoals het Gents stadhuis thans in zijn diversiteit van stijlen, is bewaard gebleven, is het nog ruimschoots de beste gewrochten in het genre waard en waardig, en ook inwendig is het zo somptueus dat men al heel wat landen moet hebben afgereisd om zijn gelijke te ontdekken. «Levende geschiedenis der Vlaamse bouwkunst, van de XVe tot de XVIIIe eeuw, aldus Henri Nowé, ontwikkelde dit groot geheel zich volgens de grillen van de mode». Zoals voor de meeste gebouwen van de Hoogpoort, moeten de sporen en getuigen van de eerste constructies niet boven de begane grond maar onder het niveau van de straat, in de kelders worden gezocht, die zo sterk en stevig waren gebouwd dat men ze later in het nieuwe schepenhuis mocht integreren. De grote zuilen en muren van de kelders op de hoek van Hoogpoort en Botermarkt getuigen nog steeds van de geweldige inspanning van onze middeleeuwse bouwmeesters en van hun wil iets op te trekken dat de eeuwen zou mogen trotseren, De praalzucht van de Gentenaren was echter zo groot dat zij in het begin van de XVIe eeuw, op een ogenblik dat de stad sedert jaren politiek aan ‘t wegdeemsteren was, besloten een nieuw stadhuis op te richten en zich daartoe wendden tot de twee beste architecten van de stad: Jan Stassins en Justus Polleyt. De eerste steen werd op 10 maart 1517 gelegd doch toen bleek de rivaliteit tussen de architecten te groot te zijn en dachten de Gentenaren dat het ensemble met nog meer somptuositelt moest opgevat worden. Zij wendden zich tot Keldermans uit Mechelen en de Waghemakere uit Antwerpen
396
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 397
aldus het spreekwoord bevestigend dat niemand sant is in eigen land. Hun ontwerp was in elk geval grandioos, met 21 vensters kant Hoogpoort en 17 kant Botermarkt; van de drie verdiepingen werden er later slechts twee uitgevoerd. Deze architecten waren ten andere de eerste de beste niet de Waghemakere had de voltooiing van de O.L.V. kerk van Antwerpen op zijn actief en Rombaut Keldermans was een van de meest briljante vertegenwoordigers van een alom gekende en geprezen geslacht bouwmeesters. Was het St.-Jorishof net klaar om er Maria van Bourgondië te ontbieden en haar het zo vernederend charter af te dwingen, zo nam het toeval enkele jaren later weerwraak: aan het nieuw stadhuis werd ijverig en ononderbroken gewerkt van 1519 tot 1535 zodat het bijna klaar was voor de afstraffing van de Gentenaren door Keizer Karel in 1540. Het zijn de opstand van de Gentenaren en de financiële zorgen die eruit voortvloeiden die maakten dat het Ontwerp Keldermans – de Waghemakere nooit volledig kon worden uitgevoerd, en dat het plan ook in lengte en breedte aanzienlijk moest worden besnoeid: amper vijftien vensters kant Hoogpoort en vier van de zeventien kant Botermarkt. De Gentenaren hebben de Keizer Karelpil moeilijk en langzaam verteerd. 37 jaren gingen voorbij vooraleer hun praalzucht weer aan de oppervlakte kwam en zij tot het besluit kwamen dat het ensemble moest hij- en afgewerkt worden; doch inmiddels waren de kunstopvattingen van Keldermans en de Waghemakere reeds door een nieuwe, z.g. «moderne» stijl vervangen geworden. De eerste schijf van de werken van het nieuw stadhuis, vleugel bestemd voor de schepenen van de Keure, was alles wel beschouwd, indien geen triomf dan toch een succes te noemen. Weliswaar had, zoals dit nog voorvalt de nuchtere (financiële) realiteit enigszins de domper gezet op de megalomanie van de Gentenaren en moesten mutatis mutandis de oorspronkelijke plannen van Keldermans en de Waghemakere redelijkere afmetingen worden teruggebracht, doch zoals het ensemble in zijn witte glans van Balegemse en Ecaussinnesteen kort vóór de opstand van de fiere stad tegen haar beroemde telg. Keizer Karel, schitterde, moet het op eenieder, niet in het minst op de buitenlandse gasten en bezoekers, een fantastische indruk hebben nagelaten, en ze in de waan lebben gebracht dat Gent, ondanks le nederlaag van Gavere, een van grootste, mooiste en rijkste steden van het Christendom was gebleven. Het enig vuiltje aan de Gentse lucht was dat de overheden, om hun plan ten uitvoer te brengen, een beroep hadden moeten doen op twee «vreemdelingen», een Antwerpenaar en een Mechelaar; zulks gebeurde maar zelden in die
397
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 398
tijden van eng particularisme en van chauvinisme, Men wendde zich slechts in extremis tot kunstenaars uit een andere stad. wanneer het werkelijk niet anders kon of wanneer hun faam zo hoog uitstak dat zij de naam van de plaatselijke artiesten beschaduwde. Zulks schijnt echter het geval niet geweest te zijn voor de bouw van het Gentse stadhuis. Hoogstwaarschijnlijk, ofschoon men er wellicht nooit het fijne van zal weten, hebben de Gentse schepenen een eind willen stellen aan een onmogelijke toestand, aan de rivaliteit tussen twee architecten die slechts nefast kon zijn voor de stad, en hebben zij brutaal de knoop doorgehakt, het werk toevertrouwend aan mensen die volledig buiten en boven deze ergerlijke vete stonden. Het is trouwens zo dat Stassins en Polleyt, twee Gentse architecten die men toen nog «metsen» d.w.z. metsers noemde, gelast werden met het opmaken van de plannen of “bewerpen”, «een concept te nemene» zoals men toen zei, en er een «patroon van te snijdene» d.i. een maket van te maken. De stadsrekeningen van 1516-1517 zijn dienaangaande formeel: «Betaelt Jan Stassins, mets deser stede, ter causen van den moeijten ende occupatie bij hem ghenomen int bewerpen vanden nieuwen weercke vanden scepenhuuse. XX s. gr. «Item betaelt Jan Stassins, mets, over zijnen sallaris van in Gerderen ghesneden thebbene den patroen vanden nieuwen weercke, i j lib. gr.». En wat verder: «Betaelt Justaes Polleyt, mets, de somme van xiij s iiij d gr. ter causen van iiij daeghen die hij ghevachiert heeft omme zekere concept te nemene nopende den nieuwen weercke van den scepenhuuse». Het plan van Stassins haalde het aanvankelijk, en de eerste steen werd op 10 maart 1517 gelegd, zoals blijkt uit het Memorieboek: «In dit jaer, den X in maerte was gheleyt den eersten steen aen ‘t nieuwe Scepenhuus, ende was meester van den nieuwen wercke, Jan Stassins, metsere». Doch enkele maanden later een Coup de théâtre. Stassins wordt afgedankt, Polleyt neemt zijn plaats in en laat het werk van zijn voorganger en rivaal afbreken. Laten wij andermaal de klerk van het Memorieboek aan het woord, hij is een onpartijdige getuige: «Dweerck van den Scepenhuuse was eerst begonnen by eenen Jan Stassins, ende saude dweerck dat buten staet binnen gestaen hebben, ende solders lauden geweest hebben vaulten; doe quam eenen Justaes Polleyt ende dede ‘t begonnen weerck afbreken ende de straten nederen...». Die vete tussen de twee Gentse architecten zou uiteindelijk beiden fataal worden, want na raadpleging van specialisten in het vak, werd de opdracht toevertrouwd aan Keldermans en de Waghemakere die, moest het nodig blijken, te Gent andermaal het bewijs van hun oorspronkelijk en veelzijdig talent leverden.
398
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 399
Het pleit in elk geval voor hun genie dat hun œuvre, verminkt van een verdieping en ook in de breedte afgeknot, nog zo harmonisch en perfect voorkomt. Enkel de grootste kunstwerken, als een Venus van Milo b.v. kunnen tegen dergelijke verminking stand houden. Moest het origineel plan van deze twee architecten zijn uitgevoerd geworden, het stadhuis ware een reusachtige vierhoek geweest, het mooiste voorbeeld van de gotieke Vlaamse bouwkunst. Wellicht zijn onze bouwmeesters wat te optimistisch geweest en hadden in elk geval moeten weten dat In de XVIe eeuw, een gebouw van dergelijke afmetingen niet in een of twee generaties kon opgetrokken worden en dat derhalve, vooraleer de werken ten einde zouden geweest zijn, de kunstsmaak reeds derwijze had geëvolueerd dat men zonder enige twijfel naar een andere stijl en andere bouwconcepties zou hebben gegrepen. Het is ten andere hetgeen gebeurd is: na een lange onderbreking die het gevolg was van de afstraffing van de Gentenaren door Keizer Karel en van de godsdienstige beroerten die land en stad verarmden, duizenden mensen deden uitwijken, en het artistiek leven volledig lam legden, zette men zich terug aan het werk, echter met nieuwe gedachten inzake architectuur. Zulks gebeurde ten tijde van het Calvinistisch Bewind van Hembyse en Ryhove (1576-1583). Er was toen ook zeer weinig geld in 't bakske, maar de Calvinisten dachten dat het optrekken van een nieuwe vleugel aan het stadhuis, kant Hoogpoort, misschien nog het beste middel was om vijand en tegenstander te overbluffen en te doen geloven dat de financiën van de stad blakend van gezondheid waren. In zijn werk over het Gents stadhuis, in 1888 verschenen, schrijft Hermann Van Duyse: «Nous ne nous chargeons pas d'expliquer comment, à une époque aussi orageuse, les échevins de 1581 trouvèrent expédient d’entamer la construction de l’hôtel de ville, mais rien ne s’explique aussi facilement que le choix effectué pour ce travail du style fastidieux qui n’est qu’un décalque des palais élevés par le Rosso ou par Bramante». Dergelijke beoordeling is te streng, in elk geval onrechtvaardig. De gotieke bouw van het stadhuis in de XVIe eeuw was een laatste echo geweest van een stijl die gedurende eeuwen had gebloeid, doch alles bij mekaar had het nog weinig zin na 1500, wanneer overal de Renaissance doorbrak, zich nog vast te klampen aan de Gotiek: het illustreert duidelijk de mentaliteit van de Gentenaren die hun stadhuis, symbool van hun rechten en vrijheden, willen optrekken in de stijl die de getuige van hun roem en macht was geweest. In 1580 ware het echter ondenkbaar geweest de nieuwe kunststromingen over het hoofd te zien, en de ontwerpers van de nieuwe vleugel moesten zich onvermijdelijk laten beïnvloeden door de Italiaanse Renaissance.
399
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 400
Bollaertkamer.
400
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 401
Dit gebouw vlak naast het gotiek gedeelte, heeft men steeds de Bollaertkamer genoemd naar de naam van de bestuurder der gemeentewerken Jan Bollaert, een zeer fanatieke Calvinist die ook een tijdlang schepen was en die op 2 maart 1581 de eerste steen kwam leggen. Men heeft lange tijd gedacht dat Bollaert de ontwerper van de plannen was geweest en dat het daarom was dat zijn naam aan het gebouw verbonden bleef. Jan Bollaert heeft in die jaren een aanzienlijke rol gespeeld in het politiek leven van de stad, een rol die niet altijd zeer stichtend is geweest. Aldus wordt hij ervan beschuldigd te hebben deelgenomen aan de Beeldenstorm en o.a., twee gebeeldhouwde taferelen uit de St.-Baafskerk te hebben geroofd. Hij volgde hierbij het voorbeeld van zijn vriend, de «metser» Cornelis Hutsebaut die zich ook plichtig maakte aan plundering en afbraak van «princelicke monumenten». Bollaert die in «den Eenhoorn» in de Mageleinstraat woonde was tevens heuverdeken en hij was het die Hembyze uit ballingschap naar Gent terugriep. Bollaert is bij de bouw van de Nieuwe vleugel van het stadhuis, enkel de toezichter van de werken geweest die werden uitgevoerd naar het plan opgemaakt door de Gentse architect Joos Rooman. Deze Joos Rooman was als bouwmeester een zeer bedrijvig man geweest. Paul Rogghé heeft onlangs in een rijk gedocumenteerde studie over de Gentse bouwmeesters de loopbaan van Joos Rooman, verdienstelijkste telg uit een groot geslacht Gentse architecten, beschreven en o.a. zijn veelzijdige activiteit gedurende meer dan veertig jaren aangehaald. Zijn plannen van de Bollaertkamer, waarin hij bewijst op gevorderde leeftijd nog voeling te hebben bewaard met de recente kunststromingen, is zijn zwanezang geweest. Na de val van Hembyze en de intrede van Farnese te Gent, verdwijnt hij van het toneel. Wellicht was hij te gecompromitteerd na al de werken die hij tijdens het Calvinistisch bewind uitvoerde en is hij als banneling ergens in de Noordelijke Nederlanden gestorven. Pierre Kluyskens (‘t Vervolgt)
401
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 402
ENKELE ARTISTIEKE HERINNERINGEN VAN EEN BEJAARDE GENTENAAR
Als student hadden we, vooral in de kandidatuurjaren, tussen de lesuren in, vrij grote tijdshiaten (in de doctoraten was er niet meer van zoveel vrije tijd sprake). Nogal wat studenten overbrugden die gapingen met herbergbezoek. Ik liep toen alle galerijen, tentoonstellingen en musea af. Leerzaam vond ik de gekende galerij Vyncke-Van Eyck aan de Nederkouter. Aan de Mere was de zaal “Pan”. Op de Kouter waren er 2 (een op de hoek der Zonnestraat, en een achter de muziekkiosk). Op de Kalandeberg was er een onder het VTB-gebouw. Achter-onder St-Pieterskerk stelde Marcel Hoste schilderwerk tentoon in zijn Sabattini-mimetheater. Op het Steendam was de galerij van Frans Verelst (Open Kring). In de Tweebruggenstraat was er de veilingzaal van Monsieur Max (Berkovitsch), op de Ajuinlei Piessen (later Dragonetti) en Steelandt. Op het Rond Punt de Concordia (achter een nauwe gang), etc. In leeszalen van de Boekentoren las ik meer over geschiedenis, kunst, archeologie, heemkunde dan over geneeskunde. Vaak was ik in ‘t Stadsarchief van de Abrahamstraat of in ‘t Rijksarchief (Duivelsteen) Het “Documentatiecentrum van het Begijnhof” trok me ook aan. Ik las in bladen en tijdschriften kunstbesprekingen (b.v. de eenvoudige maar doorvoelde recensies van Pierre Kluyskens in “De Gentenaar”, later de sprankelende verslagen van Jan Dhaese in “‘t Pallieterke”; ik herinner me een schitterende voordracht van Jan over Filip de Pillecijn, prins der Nederlandse letteren (deze was peter om mij in de Oost-Vlaamse letterkundigen te laten opnemen) voor het Erasmusgenootschap van Johan van Mechelen, en toespraken op het oud gemeentehuis van St-Martens-Latem over “de ingeboren schildersdrift van den Vlaming”; wanneer hij in “form” was, gaf het vuurwerk van welsprekendheid). Terloops: ik woon aan de Heuvelpoort (in 3e generatie), ga naar het Museum voor Schone Kunsten, maar zet nooit een voet in het Smak omdat ik niet bij de neus wil genomen worden (of niet voor de aap gehouden); misschien ben ik een hopeloos voorbijgestreefde “ouwe zak” (op zijn 90e), maar ik geloof nog (naïevelijk?) in een definitie van Leonardo da Vinci: “Kunst is een poging tot vastleggen van vluchtige schoonheid”. “Ars longa, vita brevis” zegde reeds Hippokrates. En is de Griekse beeldhouwkunst niet eeuwig? “ktêma es aei”
402
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 403
(κτημα εσ αει) noemden ze het: een verworvenheid voor altijd. Recenter: A thing of beauty is a joy for ever. In de geneeskunde dus terechtgekomen, koos ik dan (door het lezen van Joz. Guislains boeken) toch voor een soort randgebied: psychiatrie staat immers met een been in de nogal exacte geneeskunst, maar heeft een andere pijler in mens- of geesteswetenschappen als psychologie en zelfs filosofie. Ik specialiseerde in het befaamde Leiden (Prof. Carp) en ook kortere tijd bij Rümke in Utrecht. In de oude Stads-Bijloke en de kleine universiteitspolikliniek naast het gesticht der Broeders van Liefde (1930) werden we geconfronteerd met een facet van “Arm Vlaanderen” (het waren meestal oude en eerder behoeftige patiënten die we zagen. Opvallend was echter ook, met hoeveel KUNSTENAARS we in contact gekomen zijn. Artistes-bohêmes? Mensen die hun zaken niet konden beheren, die niet aan financies geïnteresseerd waren? Zegde niet ook de schrijver Valère De Pauw, die zelf ook in het toenmalig bouwvallige ghetto van armoezaaiers “Het Pand” verbleef: “Want kunstenaars kunnen niet rekenen”? En dan denk ik b.v. aan de beeldhouwer Antoon van Parys uit de streek van Deinze maar die in het Gentse was komen wonen (ik heb hem goed genoeg gekend want hij was familie van mij). Mystieker als Georges Minne, sloot hij zich soms 14 dagen op in zijn atelier om in arduin te kappen, en zou het dan voor niets weggegeven hebben. Hoe dikwijls is hij niet moeten verhuizen omdat hij zijn huishuur niet kon betalen... Als er al eens een groot werk verkocht kon worden, was het enkele dagen feest of zelfs kermis, maar dat duurde niet lang... Hij heeft praktisch nooit geëxposeerd, pas na zijn dood kwamen er 3 tentoonstellingen... Compenseerden kunstenaars hun artistieke begaafdheid met enig sociaal tekort of zelfs een lichte graad van onevenwichtigheid? Was het een tol die zij ervoor moesten betalen? Wie zal het zeggen? Dit doet niets af van hun soms geniale verdienste. Denk maar eens b.v. aan reuzen als onze Hugo van der Goes (die ook met zijn huishuur van de StPietersnieuwstraat aan de familie Van der Sickelen problemen had; kunstexpert Rudy van Elslande heeft dit aangetoond), als Francesco Goya of als Vincent van Gogh (die alle drie zelfs in een gesticht terechtkwamen). Heel wat artiesten kunnen als wat zonderling of wereldvreemd voorkomen. Leven ze misschien voor een stuk in een andere wereld? Zegt men soms niet iets analoogs over psychiaters ook? Hier betreft het dan slechts enkele kunstenaars die ik zelf heb ontmoet en gekend.
403
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 404
Julien VAN DE VEEGAETE (Gent 1886-1960) Leerling van o.a. Jan Delvin (welke Gentse schilder was het niet?), was een veelzijdig kunstenaar die b.v. zowel voor beeldhouwen als voor schilderen prijzen behaalde; hij was ook zeer bedreven als miniaturist en maakte prachtige medailles (waarvan ik mij o.a. een expositie in de VTB herinner). Hij heeft vele Gentse stadsgezichten en kerkinterieurs gekonterfeit. Vestimentair zag hij er eerder pover uit, met verkleurde gabardine een slappe hoed; zijn woonst aan de Wolfstraat (met zijn zieke dochter) leek een “cour des miracles”; vaak zat hij in de Sarma; soms liet hij zich uitnodigen op een soepeetje en kwam dan met een schilderij onder de arm. Hij raakte op mij gestoord omdat ik op aandringen van de Stads-gezondheidsdienst zijn ongelukkige dochter via de Bijloke naar Caritas liet overbrengen. Na zijn dood hebben we nog zijn werk helpen tentoonstellen op het vroeger gemeentehuis van Ledeberg. Deze begaafde kunstenaar had zeker beter verdiend. Marie-Josée VAN DE VEEGAETE (Gent 1917- 2005) dochter van de vorige, volgde de Academie waar ze prijzen behaalde. Naast schilderen en tekenen, beoefende ze ook pastelkunst; meestal betrof het jonge vrouwen, kinderen en moederschap. Ziek geworden, schetste ze nog veel maar ging naar een soort automatisme neigen. In de instelling te Melle waar ze sinds 1962 verbleef werd tenslotte in haar bijzijn haar misschien enige tentoonstelling gehouden, waar ook aan haar vader werd herinnerd. Daar mocht ik een toespraak houden over “De mysterieuze schizofrenie.” Camille D’AVÉ (Gent 1926-1980) was aan de Academie leerling geweest van Jos Verdeghem. Hij schilderde, tekende en etste. Na een reeks zelfportretten, bracht hij vrij fantastische soms bijna apocalyptische taferelen die meer dan eens aan Breughel en Bosch herinnerden. Zeer bedreven in restauratie van kunstwerk, begaf hij zich in een bepaalde periode ook wel op abstract gebied; wanneer hem dan werd gezegd “Maar Camille toch, gij die zo fijn en echt kunt schilderen.” was zijn antwoord: Ja wa wilde de meinsche vraoge tegenwoordig dwaoze kl...rije.” Een typische anekdote: De Zondagvoormiddag op de Kouter wandelend waar de bloemenmarkt was en toen nog echte Vogelmarkt vlakbij, reageerde hij gepikeerd: “Blomkes in potses, veugels in muitses ‘k kan't nemier zien! ‘k Moe hier wig!”. 404
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 405
Hij leed er onder een gehandicapt kind te hebben. Als stagiair in de Oude Bijloke heb ik hem op de nacht nog weten binnenbrengen in delirium tremens. Gezien hij zijn zaken niet goed kon beredderen, kwam hij in handen van een financier uit Zomergem (voor wie hij dan nog alleen mocht schilderen.) Achter een ruw bolster was Camille een gevoelig man. Als kunstenaar sloeg ik hem hoog aan.
Oscar COLBRANDT (Gent 1879 -1959)moest eerst zijn vader helpen in de bakkerij, doch volgde vanaf 1891 avondlessen aan de Gentse Academie. Hij was zoals talloze kunstenaars leerling van Jan Delvin. Van in de twintigerjaren ging hij zich sterk op religieus geïnspireerd werk toeleggen, waarin de gekruisigde Christus, Franciscus of onze Lieve Vrouw de hoofdrol speelden. Eerder weinig heeft hij geschilderd, maar des te meer getekend en geschetst; dit deed hij vooral met houtskool op de achterkant van behangpapier- modellen (staalboeken) of op oude borderellen die hij van zijn broer-bankbediende kreeg. De man heeft zich nooit veel kunnen permitteren. Dat hij nooit als artist is kunnen doorbreken, lag voor een stuk aan zijn karakter; ik vond hem schizoïd (introvert), weinig communicatief) en tenslotte zelfs godsdienstig geobsedeerd. Zoveel mogelijk details weglatend, ging hij zeer “puur” werken, nog mystieker dan Georges Minne of Albert Servaes. Teleurgesteld door veel miskenning, stopte hij met produceren. Na een beenamputering in de Oude Bijloke, stierf hij in het Dr. Guislain-instituut op 80-jarige leeftijd. O.C. was een tragische figuur. Servaes werd tenslotte beroemd, Colbrandt bleef praktisch vergeten.
Piet LIPPENS (Gentbrugge 1890-Gent 1981) kwam uit een heel eenvoudig midden, en werd dan ook grotendeels self-made-man. In Amerika was hij een hele tijd arbeider. Als schilder ontwikkelde hij een eigen typische stijl, gekenmerkt door eenvoud, doch ook nostalgie en een vleug romantiek. Graag gaf hij dingen weer die verdwijnen: oude stadshoekjes, dorpskerkjes, stervende molens, bohemer-
405
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 406
wagentjes. Hoewel er een tijd was dat hij vrij goed verkocht, kon hij zich geen blijvende welstand verzekeren; verscheidene keren is hij verhuisd (zoals ik bij bezoeken samen met mijn vader kon vaststellen), en er was zelfs een periode waarin hij tennislessen moest geven in het Zuidpark (aan het verdwenen “Châlet du Sud”). Lippens was een eerlijk schilder, trouw aan zichzelf, die zoals Armand Heins en Albert Baertsoen een stuk van ons stadsbeeld vereeuwigd heeft. We kunnen er hem slechts dankbaar om zijn.
Renaat SAEY (St-Joris ten Distel) 1913-Gent 1996) was om den brode handelsvertegenwoordiger. Week wegens eind-oorlogse omstandighen uit naar Spanje en Argentinië, waar hij tot 1954 verbleef. Hij volgde opleiding in de Academie voor Schone Kunsten van Buenos-Aires. Hij tekende en schilderde in een lyrisch-fantastische stijl waarin zowel planten als dieren, zowel fossielen als zeekoralen, zowel bloemen als schelpen en zwammen verwerkt werden tot een mysterieus geheel. Hij dichtte en zong ook wel; hij was een gevoelsmens. Ik herinner mij dat hij in enigszins verwarde toestand op onze Poliklinische Dienst belandde; gezien ik me toen over hem ontfermde heeft hij me nadien een klein werkje geschonken met een roerende opdracht. Zoals zovele kunstenaars is Ren. Saey niet voldoende “au sérieux” genomen. Nu zal de lezer zich wellicht afvragen: waarom schrijft je hierover? Wel, misschien ook in herinnering aan mijn eigen enige zoon Diederik die klinisch psycholoog maar vooral self-made kunstschilder was, die met jonge schizofrenen had willen gaan werken doch op 25 jarige leeftijd verongelukte. In alle geval is het hier zeker niet de bedoeling enig beroepsgeheim te doorbreken, maar eerder een stukje petite-histoire vast te leggen, in volle respect voor de genoemde kunstenaars, en in een soort nostalgie-gevoel niet méér voor deze begaafde, doch door het lot wel vaak tragisch getroffen medemensen te hebben kunnen doen. Prof. em. A. K. Evrard (Zenuwarts)
406
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 407
GHENDTSCHE TOESTANDEN
DE RIVIEREN VAN DER STEDE DAT SCOENSTE JUWEEL ES DAT DE STEDE HEEFT
DEEL 4. VUILE STINKBOEL
Het dikke water… het was mij verboden nabij de reling (van de Tichelrei Schipgracht) te spelen. Ik herinner mij met onrust in het hart, om het overtreden van het verbod wellicht, maar ook om het vreemd verschijnsel, het spel van den duivelsteen te hebben bijgewoond. Groote jongens plonsden kasseien in het water. Het gaf een mollig geklok, zooals dat klonk als moeder den pollepel in den vrijdagpap duwde. Er schoot een wolk van modder door de waterkabbelingen, die traag naar de lage keldertrappen uitringelden. Giftig glanzende bellen broebelden op het water en braken er open. De jongens, die mij met verstomming sloegen en tevens mijn bewondering wekten, staken het vuur aan verfrommelde kranten – ook op spelen met vuur stonden dreigementen en straf! – en lieten ze aan stokken neer in de bedding als asgrauw pek. Er liepen vlammen over het water. Waarachtig, het water brandde. Ik begreep niet wat de juichkreet van de jongens betekende: “De vlammen van de hel!”. Het licht dat ik onder de donkerste boomen der aarde op de vensters zag flitsen, is voor mij een beeld van grootsche verschrikking gebleven, alsof een stonde lang alle huizen in brand hadden gestaan. Daarbij komt dat ik toen voor de eerste maal in mijn leven een der monsters heb gezien die de oevers van het logge water onveilig maakten: een verrast dier dook plonzend en zwom weg. “Een rat! Een rat!”, riepen de groote jongens… Uit: Maurice Roelants: Gebed om een goed einde, 1944, p. 14-16. De auteur (geboren in Gent op 19 december 1895) beschrijft hier zijn prille jeugdherinneringen, ergens rond 1900, en een natuurkundig experiment door straatjongens, onbewust van wat er gaande was. Het brandbare methaangas, ontstaan door afbraak van organische stoffen en opgeslagen in de modder van de Schipgracht, zou nog lang ook elders overvloedig aanwezig blijven in de
407
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 408
Gentse binnenwateren. Vooral bij heet zomerweer kwam dat naar boven broebelen, en samen met andere gassen (H2S met zijn beruchte stank van rotte eieren…) voor overlast zorgen. In de vorige aflevering (de derde: ‘Weg er mee’) van deze kleine reeks zagen we hoe de talrijke Gentse rivieren en riviertjes, kanalen en kanaaltjes, grachten en grachtjes vanaf de tweede helft van de 19de eeuw in snel tempo hun vele functies verloren. Daarin werd aangekondigd dat er een vierde en laatste aflevering zou volgen over waterzuivering, de oplossing van het probleem. Maar voor we zover zijn, moet ons toch wel een en ander van het hart over de triestige toestand van de waterlopen, nog niet zo lang geleden. Puur uit respect voor de ware geschiedenis lassen we hier een onsmakelijke en vooral onwelriekende extra aflevering in. Een vuile stinkboel, dus. Dat functieverlies van het Gentse oppervlaktewater bracht mee dat er minder naar omgekeken werd. Het onderhoud werd problematisch. De bevolkingsaangroei en de industrialisatie veroorzaakten enorme vervuiling. Alle afvalwaters kwamen in open waterlopen terecht, met de gevolgen van dien. In eerste instantie ging de aandacht van de overheid naar de mogelijke gevaren van deze vervuiling voor de volksgezondheid. De cholera, die in opeenvolgende golven het 19de-eeuwse Gent teisterde, werd er aan geweten. Onterecht, zoals we zagen. Toch betitelde men het dempen van de stilaan overbodig geworden waterlopen als ‘sanering’ (van het Latijnse ‘sanitas’: gezondheid). Dat zit er tot op heden diep in. Men heeft het in de geschiedschrijving en in gidsbeurten nog steeds over de ‘sanering’ van de volkswijken en van het stadscentrum.
Ooit was het anders Alfons Van Werveke beschreef destijds hoe men omstreeks 1870 op veel plaatsen nog de bodem van de Gentse rivieren kon zien met talrijke vissen in het water. Niet enkel gelegenheidsvissers wierpen een lijntje, er waren ook beroepsvissers actief. Ze woonden niet zelden midden in de stad. Zo zag men de vissers van Klein Raamhof ’s avonds wegvaren door de Houtlei op hun vissersbootjes met grote netten beladen. Die werden onder een of andere brug neergelaten om de hele nacht door vis te vangen1. En dat waren niet enkel kleine bliekskes. Napoleon Destanberg noteerde in 1840 de vangst buiten de Keizerpoort van een steur van acht voet lengte (meer dan twee meter) en 67 kg zwaar2. Op warme zomerdagen genoten, steeds volgens Van Werveke, hele families van de avondzon op de tragel aan de waterkant achter hun huis, of op een pont
408
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 409
of een stevig vast gemeerd bootje. En hij vervolgt: Heerlijk was de aanblik van onze rivieren: het heldere water waarin de blauwe lucht weerspiegelde, en de waterplanten die langs den boord welig tierden, gaven de indruk van een veelkleurig tapijt, ver over de vlakten uitgespreid. In het vierde kwart van de 19de eeuw zag diezelfde Van Werveke dat idyllische beeld totaal veranderen. Meer en meer fabrieken, blekerijen, ververijen en allerhande nijverheden, loosden hun afvalwater in de rivieren. Vaarwel visschen, visschers, waterplanten, zwemmers! Met de watertochtjes om de goede lucht is het gedaan! Kleurloos zijn nu de stadsgezichten langs de Leie. Onze rivieren zijn uitgestrekte vuilniskuilen geworden, waarop een drabbige korst zwemt en stinkgassen uit de opborrelende blazen breken. En zo komen we opnieuw terecht bij Maurice Roelants en zijn vuurspokende bengels aan de Tichelrei.
Stilstaand water in het ‘Gentse binnenmeer’ Vooraleer met ons verhaal verder te gaan om in de tweede helft van de vorige eeuw terecht te komen, moeten we aantonen dat al heel lang nog maar weinig watervervuiling de stad binnenkomt. Er is immers geen sprake meer van doorstromend water. Het hele waterlopennet binnen de Ringvaart is niets anders dan een wijdvertakt, zo goed als stilstaand water. Het is als het ware een ‘binnenmeer’, met twee zorgvuldig geregelde waterpeilen, gescheiden door keersluizen3. Weliswaar was er ieder jaar in het vlasrootseizoen overlast, of dreiging van overlast, door aanvoer van rootwater (roten is gelijk aan rotten) vanuit het Kortrijkse, via de zogenaamde Golden River, alias de Leie. Maar sinds het graven van het Schipdonkkanaal (voltooid in 1856) werd en wordt gemiddeld twee derden van het Leiewater naar het noorden omgeleid, onder andere naar het verlengde van het Schipdonkkanaal dat vanaf Maldegem – Strobrugge tot Heist niet toevallig de volksnaam Stinker meekreeg. De Bovenschelde bleef voor aanvoer en doorvoer zorgen, maar dat water was relatief zuiver, al werd er in de kranten in het lang en het breed geklaagd over de lozing van zwaar verontreinigd water vanuit de industriezone Tourcoing en Roubaix in Noord-Frankrijk via het Spierekanaal naar de Schelde. Men zocht ook toen al de schuld van wat er mis ging, eerst en vooral bij de ‘anderen’. Maar hoe dan ook, dat Scheldewater was relatief zuiver. Drinkwaterwinningen werden in de 19de eeuw tussen de Bovenschelde en de Ottergemsesteenweg gepland en ook nu nog huizen de kantoren van de drinkwatermaatschappij TMVW / Water-Link nog steeds op de Stropkaai aan de Bovenschelde. Sinds de ingebruikstelling van de Ringvaart (1969) is ook deze aanvoer zo goed als stilgevallen.
409
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 410
Afb. 1. De verdwenen Zaaimanstraat (Dobbelslot) met op de voorgrond een watertrap bij het vuile water van de Tichelrei (eigenlijk Schipgracht). Niet bepaald geschikt om je was te doen. Nu is dit een (meestal) propere steenwoestijn en parking bij de appartementsgebouwen aan de vroegere Volkskliniek (nu onderdeel van Sint-Lucas) en de Groene Briel (foto verzameling Documentatiecentrum DSMG, Begijnhof, Sint-Amandsberg).
410
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 411
Dit alles, heel deze lange uitleg, om duidelijk te maken dat de Gentenaars vanaf de tweede helft van de 19de eeuw eigenlijk niemand schuld konden geven van ‘hun’ waterlopenvervuiling, behalve zichzelf.
Van het stinkende watergestel verlos ons Van het stinkende watergestel verlos ons. Zo betitelde een Gentse krant in 1987 een van zijn overzichten van het jaar 18874. Het Stadslaboratorium begon in die tijd waterontledingen te doen en kwam in cijfers bevestigen wat iedereen al wist. Een Gentse parlementair stuurde een fles met Scheldewater naar de bevoegde minister. Het was een verschrikkelijk mengsel van alle slach van vuiligheid. Toen sprak men al over open riolen. De burgemeester verbood vissen en zwemmen binnen de stad, alsof het nog nodig zou blijven daar zijne lijn uit te werpen of zich de muilplaag te riskeren bij den eersten duik. Dergelijke hachelijke zwempartijtjes werden al eerder in Ghendtsche Tydinghen beschreven5. De vervuiling werd alsmaar ernstiger en naarmate de welstand in de tweede helft van de vorige eeuw verbeterde, begon men zich hoe langer hoe meer te ergeren aan de stank en de visuele verontreiniging, aan de vuiligheid, goed zichtbaar overal. In de kranten klaagde men over het werpen van huisvuil in de waterlopen en over het lozen van industrieel afvalwater. Ook de overlast door grote openbare werken, metselen van kaaimuren en het Zollikofer - De Vigneplan werd aangeklaagd. Deze gingen gepaard met afdammingen en wegpompen van grondwater, met droogvallen van de waterputten tot gevolg. In de tweede helft van de vorige eeuw verschenen welsprekende foto’s in de kranten van drijfvuil allerhande tot in het centrum. De ondertitels lopen over van sarcasme: Fiere burgers van Gent, er is een geurtje aan (foto van de Lieve met het Gravensteen op de achtergrond, 1970); Neusknijpers gevraagd aan de Torekens en het Rabot (1970); De Leie is een beerpijp. Golden River biologisch dood (1989). Men toonde medelijden met de toen nog schaarse toeristen die het waagden aan de Vleeshuisbrug een blik over de reling te werpen. Onder de titel Eigen schoon en een griezelige foto van het wateroppervlak aan de Kraanlei, las men: Afval ligt er stil op het watervlak en vormt een smerige, drassige boel, die de toeristen maar een droevig beeld geven van de zorg voor stedenschoon en netheid van onze huidige gemeentevaderen. Vanaf de Zuivelbrug gezien in de richting naar de Krommewalbrug toe is het zicht “adembenemend”, maar dan in letterlijke zin. Vuil allerhande zwalpt er tussen niet nader te bepalen specie, waarvan het soortelijk gewicht minder is dan dat van het water zelf, en dat dus aan de oppervlakte blijft drijven. De zon blakert op al dat goedje van verdachte herkomst en zorgt er voor dat de toeschou-
411
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 412
Afb. 2. Vuile drab op de Ticherei, alias Schipgracht, zoals die er in de tijd van Roelants kon uitgezien hebben. Links: achterhuisjes van de verdwenen bebouwing aan de Lange Schipgracht (de straat), rechts: de nu nog bestaande zijgevel van de brouwerij De Drie Sleutels (foto DSMG verzameling).
wer niet alleen beeld, maar ook reuk daarbij krijgt. De stinkende brij plakt aan de achterkant van de huizen en deint langzaam uit naar het midden van de groene plas, waar zij een oase vormt en een paradijs is voor ratten en insecten.6 Niet enkel in de zomermaanden en in het centrum was er overlast. In februari 1982, putje winter, publiceerde een krant een foto van een jonge man poserend met een neusknijper onder het bordje Ringvaart, met een niet mis te verstane tekst er bij: Vooral de Coupure en de Leie langs de Gordunakaai waren zelfs voor verstopte neuzen gemakkelijk te speuren. En verder: Als het nu al stinkt wanneer het koud is, mogen de Gentse feestneuzen zich alvast een kilo wasknijpers bestellen.
412
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 413
Afb. 3. Iets verderop, zicht van op de Tichelrei met de achterhuizen van de Lange Schipgracht en het nog vuilere water (foto 1947, Stadsarchief), kort voor de uiteindelijke demping (foto DSMG verzameling).
Niet te verwonderen dus dat nog een krant in 1987, uitgeroepen tot ‘Jaar van het Leefmilieu’, kon uitpakken met een aprilvis, die de titel droeg Deze zomer wordt weer gevist in de Gentse binnenwateren. In aanwezigheid van talrijke prominenten zouden niet minder dan tien ton vis (levende volwassen vis!) uitgekieperd worden in het water aan de Graslei, zo werd aangekondigd.
Eerste protesten De lijnvissersbonden waren inderdaad bij de eersten om de strijd voor zuiver water aan te binden. Ze trommelden hun leden op om zich, al of niet getooid met een gasmasker, aan het vissen te zetten… aan de Korenlei, waar de oude gevels beschaamd zijn zich in het stinkend sop te moeten weerspiegelen. De kranten deelden sporadisch speldenprikken uit en namen berichtjes op over accidentele of opzettelijke puntvervuilingen, meestal door olielozingen. 413
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 414
Daarnaast waren er de met de regelmaat van de klok weerkerende reportages over het opvissen van fietswrakken en allerhande rommel uit de waterlopen, uiteraard telkens met fraaie foto’s versierd. Het opkomende toerisme droeg zijn steentje bij. Een Zwitser, die zijn impressies weergaf in een Franstalig weekblad, was overwegend positief, maar: Un sujet d’amertume cependant, c’est la Lys. Faut-il la comparer à un cloaque malodorant qui signale parfois sa présence à une distance de plus de cent mètres? Daarnaast waren er de acties van de niet overdreven talrijke ijveraars voor ‘natuur- en stedenschoon’, Een vzw S.O.S De Leie, ontstaan na massale eendensterfte door botulisme, ging in 1979 in Afsnee de rivier plechtig begraven, met doodsbrief en alles wat er bij hoort. Het water werd ook een regelmatig terugkerend thema bij de toen ontstane vereniging S.O.S. Gent. Nadat het peperdure project bekend raakte om de Leie op te offeren aan een stadsmetro en een stadsautosnelweg, kwam een stroom van protest op gang. De plannen werden opgeborgen, maar de aandacht voor de kwaliteit en de waarde van de Gentse binnenwateren was aanzienlijk versterkt. Later, veel later, toen in het water plonzen al mogelijk geworden was, zouden duikersclubs schoonmaakacties beginnen voeren. Die brachten vooral mediaaandacht op en dat was en is, samen met sensibiliseren van het publiek, ook de bedoeling van de Big Jump, een jaarlijks terugkerend evenement georganiseerd in diverse Europese landen. In 2006 gebeurde dat in Gent een eerste keer in de Leie aan de Groene Vallei. Pas twee jaar later kon de manifestatie haar vaste stek aan de Portus Ganda innemen. In 2006 en 2007 was er nog te veel drijfafval aan de Rodetorenkaai en werd er chemische verontreiniging vastgesteld.7
Op zoek naar de remedie Er moest een oplossing komen. Dichtgooien kon de zaak niet oplossen, want minstens enkele grote (stinkende!) waterlopen moesten open blijven. Toch dacht men in eerste instantie aan niets anders. Nadat de enorme vlasspinnerij de ‘Grote Lys’ in de zestiger jaren van de vorige eeuw afgebroken was en het grote bouwproject Groene Vallei startte, dat de hele zone aan de Nieuwe Wandeling wilde volbouwen, dempte men de restant van de vroegere binnengracht van de stadsverdediging ter plaatse naast de steenweg. Enkel de buitengracht bleef bestaan tussen de Ekkergembrug en de Driegatenbrug aan de Brugse Vaart. Onder de hoofding Stinkende waterloop vergeleek een krant de toestand met Brugge, het ‘Venetië van het Noorden’. Dit was echter niet om te pleiten voor verbetering van de waterkwaliteit, maar voor demping.
414
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 415
Enkele jaren later zaten de bewoners van het dichtbij gelegen ‘eiland’ Malem op de klaagstoel. De afvalwaterlozingen van het naast gelegen textielbewerkingsbedrijf Alsberghe-Van Oost gaven er hevige stankoverlast. Als oplossing stelden de bewoners voor de oude Leiearm achter hun tuintjes gewoon te dempen en in te richten als parkeerruimte. Want nu zijn de straatjes echt overbevolkt met geparkeerde auto’s en weten de omwonenden niet meer waar ze hun voertuigen nog kunnen achterlaten.8 Maar in tussentijd was er iets helemaal anders aan het broeden. In 1969 lezen we in de krant dat er gepleit wordt voor de bouw van zuiveringsstations en de verwerking van afval. Men stelde een aansluiting voor met een bestaande collector in Sas van Gent. Blijkbaar liep een en ander toch niet zo vlot. Vier jaar later lezen we immers dat de Zeeuwen zich zwaar ergeren aan ‘Belgische’ pollutie van hun wateren, vooral vanuit Zelzate en in de Canisvliet (het waren weeral de anderen!). Er zou een pijplijn moeten aangelegd worden naar de Westerschelde bij Westdorpe en volgens de waterverdragen met Nederland moesten de Belgen die betalen. In die tijd echter kwam een effectief tussen Tessenderlo en Antwerpen langs het Alberkanaal gerealiseerde, maar nooit in gebruik genomen pijplijn voor afvalwater, alsmaar meer in de media onder de weinig flatterende benaming ‘smeerpijp’. Die werd fel gecontesteerd en dat zal bepaald niet bevorderlijk geweest zijn voor het uitbroeden van eventuele dergelijke plannen in het Gentse. Uiteindelijk zou de oplossing dichter bij huis gezocht worden. Het werd een grootscheeps, langdurig en enorm duur programma van zuivering van het Gentse afvalwater, aangevoerd naar een zuiveringsstation via een collectorennetwerk dat de hele stad omspant. Dat, en alles wat er mee samenhangt, zou een van de belangrijkste episodes uit onze recente stadsgeschiedenis worden, misschien wel de allerbelangrijkste. Ruim voldoende reden dus om er een afzonderlijke bijdrage aan te wijden als afsluiting van deze reeks in een volgend nummer. Luc Devriese NOTEN 1 Van Werveke, A., ‘Oudheidkundige Kroniek: Het beheer van onze waterlopen in de middeleeuwen’. In de Gazette van Gent (5 aug. 1929). 2 Destanberg, N., Gent sedert 1831, Gent, 1903, p. 258 (2 juni 1840). 3 Devriese, L., Het eeuwenoude tweewaterpeilenregime te Gent. In: Gandavum, 2006, jg; 11 nr. 2, p. 5-22. De waterring wordt gesloten via de Voorhaven, de Oude Dokken en de De Pauwvertakking, verbonden met de Portus Ganda, de Nederschelde verbonden met de Bovenschelde ter hoogte van het Strop. 4 Het Nieuwsbad - De Gentenaar 8 juli 1987. Dit bericht wordt, samen met alle geciteerde
415
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 416
5 6 7
8
krantenartikels, in knipselvorm bewaard in de afdeling ‘Vliegende Bladen’, reeks ‘Milieu – Plant - Dier’, doos ‘Waterverontreiniging en -zuivering’ in het documentatiecentrum DSMG, Begijnhof 46, Sint-Amandsberg. Andere krantenberichten in La Flandre libérale (12 mei 1960), Vooruit, 21 juli 1969, De Gentenaar (21 jan. 1970 en 20 sept. 2005), Het Nieuwsblad (20 mei, 1975), Le Courier de Gand (1 aug. 1980), Gents Advertentieblad (feb. 1982 en april 1987), Het Volk (15 dec. 1989, 30 okt. 1989) en ongedateerde knipsels. De foto’s zijn jammer genoeg niet bruikbaar voor reproductie. Devriese, L., Oudtijds zwemmen. In: Ghendtsche Tydinghen, 2009, jg. 38 nr. 3, p. 180-190. Vooruit, datum niet aangeduid op het beschikbare knipsel. De Big Jump is een jong initiatief dat in 2002 begon in de Elbe, een van de meest vervuilde Europese rivieren. In 2005 volgde een uitbreiding naar andere Europese landen (De Standaard, 13 juli 2009). Gent startte in 2006 (De Gentenaar 28 juni 2007). La Flandre Libérale, 5 april 1973.
416
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 417
100 JAAR GELEDEN: EXPO 1913 DEEL 4 (SEPTEMBER-NOVEMBER)
VOOR U VERZAMELD UIT 31500 EDITIES VAN DE GAZETTE VAN GENT
3 september 1913 Teneinde een verstandhouding te bewerken tussen Frankrijk en Duitsland wordt in het Feestpaleis van 10 tot 13 september een congres gehouden. Men zal er de kwesties bestuderen welke kunnen leiden tot een Frans-Duitse toenadering. Tal van Franse en Duitse geleerden zullen er aan deelnemen. De heer Henri Pirenne, voorzitter van het Belgisch Ontvangstcomiteit, zal bij die gelegenheid een redevoering tot verzoening uitspreken. De leden van het Interparlementair Vredescongres zullen op 7 september onze stad bezoeken. Het stadsbestuur zal hen een feestmaal aanbieden. Ook Belgische, Engelse, Zweedse en Zwitserse personaliteiten zullen op de vergadering aanwezig zijn. Te oordelen naar de namen van de personen die tot de beweging toetraden zal er goed werk worden verricht en menig vooroordeel kunnen worden weggenomen.
5 september 1913 Van 1 april tot 31 augustus hebben 29 346 vreemdelingen minstens ĂŠĂŠn nacht te Gent doorgebracht. In deze cijfers zijn niet begrepen de personen die zich gericht hebben tot het Comiteit ter Huisvesting en hun intrek hebben genomen bij bijzonderen of in openbare inrichtingen zoals scholen en nachtverblijven. Het bureel van Gent-Zuid heeft ongeveer 17 000 logementen ingeschreven, dat van Gent-Sint-Pieters meer dan 8000 en het bureel aan het rond punt van de Vlaanderenstraat 5000 leden van maatschappijen. Een groot aantal van die reizigers brachten twee en zelfs verscheidene nachten te Gent door.
417
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 418
6 september 1913 De Automobielclub der Beide Vlaanderen, de Wielrijdersbond van OostVlaanderen, de Cercle Equestre en het bestuur van Oud-Vlaanderen kondigen voor zondag 14 september een bloemenstoet aan in Oud-Vlaanderen. Men voorziet een groot bloemengevecht en wedstrijden voor bebloemde rijtuigen en klederen.
8 september 1913 Op de gronden van het gewezen speelplein in het park verheft zich de menagerie van de gekende dierentemmer Bostock. Zondag ging de gewone avondvoorstelling door. Zij was rond half negen aangevangen en veel volk woonde ze bij. Rond een kwartier na negen trad de heer Dossy, een forse, 42-jarige Fransman, geboortig van Parijs en bestuurder van het beestenspel, de werkkooi binnen, waar reeds zes ruige, Russische beren uit hun hok ingedreven waren voor oefeningen. Op de eerste zweepslagen zetten de wilde dieren zich log in beweging, snoven in de lucht en grolden af en toe. Enkele oefeningen verliepen in de beste voorwaarden en het publiek juichte de kunde en stoutmoedigheid van de temmer toe. Doch de heer Dossy had bemerkt dat één van zijn kostgangers niet wel te pas bleek te zijn. Het dier toonde de tanden, liet de tong uit de muil hangen en was uitermate onwillig. De temmer vermaande het een paar malen met een zweepslag en porde het ook aan met zijn vorkje. De beer bleef koppig en was zeer weerspannig in het uitvoeren van de hem aangeleerde oefeningen. Zo moest hij onder meer op een bankje gaan zitten, maar hij wilde niet en sprong zijwaarts. Hij draaide achter de temmer om. De heer Dossy, die buiten de onwillige gast ook de andere kostgangers in het oog hield, draaide zich op zijn hiel teneinde het kwade bruintje gade te slaan. Doch door het al te snelle zwenken en met de poot van één der beren in aanraking te komen, struikelde hij en viel. Schielijk sprong hij recht, maar hij gleed andermaal uit en plofte neer. De onwillige beer sprong op de gevallen temmer toe en beet hem gruwelijk waar hij maar treffen kon. De heer Dossy verdedigde zich echter een ogenblik met reuzenkracht. In de kooi bleven de andere beren tamelijk rustig, uitgezonderd één, die insgelijks op de temmer toestapte en hem een paar beten toediende. Een door merg en been dringend gegil steeg op uit de toeschouwers. Vrouwen verloren het bewustzijn en kinderen begonnen luidop te wenen. Mannen sprongen weg om hulp te bieden of met hun gezin zo ras mogelijk naar de uit-
418
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 419
gang te dringen. De heer Dossy zag zich overmand en riep om hulp. Zijn dochtertje stond dicht bij de kooi en gilde om bijstand. De bedienden kwamen met lange vorken en revolvers toegesneld. Men schoot op de beer die nog altijd met de tanden zijn slachtoffer doorploegde. De tweede was na de heer Dossy een paar malen gebeten te hebben log van het slachtoffer weggegaan. De vorken drongen diep in de huid en het vlees van de eerste beer en de kogels vestigden zich in zijn lichaam, maar het woedende dier schudde zich eens en viel toen weer zijn slachtoffer aan. Een lid van het dienstpersoneel zag dat de wild geworden beer de heer Dossy niet losliet en nam een heldhaftig besluit. Voorzien van vork en revolver rukte hij de deur van de kooi open en wipte binnen. Voordien had men reeds het dochtertje weggedragen dat voor de deur gedrongen was en in bezwijming was neergestort. De kranige man stapte moedig op de kwade beer toe en bond met hem een vreselijke strijd aan. Andere bedienden slaagden er weldra in al de beren in hun hok te krijgen. Het slachtoffer gaf geen teken van leven meer en werd buiten de kooi gehaald. De toegesnelde politie, onder leiding van commissaris Piron, trof onmiddellijk de nodige maatregelen. De heer Dossy werd in allerijl naar het Rode Kruis gebracht, doch het was te laat. De dood had reeds zijn werk verricht. Men heeft het lichaam naar het gasthuis overgebracht. De beer werd met karabijnschoten afgemaakt. In de tent waren banken en stoelen om- en doorheen geworpen. Men zag er platgetrapte manshoeden naast gebroken regenschermen of stuk gegane wandelstokken. Het was een angstwekkende, treurige warboel, getuige van hevige paniek. De menigte wilde als bezeten de tent uit en plots, men weet niet hoe, werd het nieuws verspreid dat een leeuw was ontsnapt! Die tijding maakte de talrijk aanwezige menigte krankzinnig van schrik. Men stormde naar de uitgangen of holde de geopende drank- en spijshuizen binnen. Stoelen en tafels op de terrassen werden omgeworpen, deuren dichtgegooid en gebarricadeerd. Maar er was niets... en kort daarna werd alles weer kalm. Doch die tweede paniek had op haar beurt onheilen veroorzaakt. Een persoon was zo deerlijk geschrokken, dat hij een bloedspuwing kreeg. Een andere werd nabij de menagerie in de spiegelruit van een kaaswinkel gedrongen en ernstig gewond. Een persoon rukte aan de brandmelder op de hoek van de BelvÊdèrelaan. De pompierspost van de tentoonstelling snelde toe, kort daarop vervoegd door de wacht van de hoofdkazerne. Nu zij er toch waren, hielpen ze om de menigte
419
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 420
gerust te stellen. Misdadige grappenmakers riepen later nog herhaaldelijk De leeuw! en slaagden er aldus in nog mensen aan het lopen te krijgen. Dit vonden zij toch zo plezierig! Een telegram werd gestuurd naar de heer Bostock om hem van het ongeluk in kennis te brengen. Hij zal terstond uit Londen naar Gent komen. Hij zal zich vergezeld van zijn dierentemmers naar het gasthuis begeven om het lijk te groeten. De eigenlijke naam van de heer Dossy was Benjamin Collibeaux, tijdelijk gehuisvest in de Zandstraat n° 201. Hij werkte nog maar pas een achttal dagen in de diergaarde, daar de vorige temmer verleden week was heengegaan.
9 september 1913 Zondag was de grote zaal van het conservatorium te Gent bijna vol met zangers en zangeressen die waren opgekomen voor de eerste algemene herhaling van De Schelde, onder leiding van de heer Emiel Mathieu. Er heerste een overgrote geestdrift in de negen Gentse koormaatschappijen, die alle pogingen inspannen om de tweede uitvoering zo mogelijk nog prachtiger te maken dan de eerste. Uit alle hoeken van Vlaanderen komen de beste berichten toe over de massa Vlamingen welke die dag naar Gent zullen stromen. Het Feestpaleis zal voor de opvoering zeker te klein zijn. In oktober zal in het Feestpaleis de derde grote bloemententoonstelling worden ingericht, ditmaal weer door de officiële groep van de hofbouwers. Dan zullen de rozen, rododendrons, azalea's en andere bloemen vervangen worden door chrysanten met de schitterendste kleuren en de grilligste vormen. De orchideeën die volgens hun aard in alle seizoenen bloeien, zullen weer schitterend aanwezig zijn, want het programma voorziet niet minder dan 35 wedstrijden. Verder zijn er prijskampen voor cyclamen en dahlia’s. Er zal insgelijks een afdeling zijn van allerlei fruit en groenten, waarvoor niet minder dan 50 wedstrijden zijn uitgeschreven.
10 september 1913 Morgen zal in de moskee van het Senegalees Dorp een tweede doopfeest plaatshebben. Volgens de zeden en gewoonten welke in Senegal in zwang zijn zal men tot het dopen overgaan van mejuffer Binta Gueye, geboren in het dorp op 22 augustus laatst. Peter is de heer Singeneyer, meter mejuffer Irma Daem.
420
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 421
Het feest begint om 2 uur. Aan de dames zal suiker worden aangeboden.
11 september 1913 Gisteren heeft om 11 uur op het kerkhof van de Heuvelpoort de teraardebestelling plaatsgehad van de ongelukkige Benjamin Collibeaux. Het muziekkorps van de tentoonstelling woonde de begraving bij. De heer Emiel Dumourtier, een concessionnaris van de Attracties, had een inzameling gedaan en een ronde som bijeen gegaard om de begrafeniskosten van de dierentemmer te bestrijden en op zijn graf een gedenkteken op te richten. Honderd frank werd overhandigd aan de muzikanten van de harmonie voor het opluisteren van de plechtigheid. Edelmoedig hebben zij de hun toegezegde som aan de weduwe van de ongelukkige temmer aangeboden.
17 september 1913 Het Vlaams driedaags muziekfeest in de grote zaal van het Feestpaleis heeft zelfs de hoogste verwachtingen overtroffen. De uitvoering van zaterdagavond, onder het bestuur van de wederzijdse toondichters, werd besloten met De Vlaamse Wacht van Oscar Roels en gaf ons reeds een voorsmaak van wat het grootse kunstfeest op zondag zou wezen. Het was moeilijk de mensenzee te schatten voor de tweede uitvoering van De Schelde, maar als het waar is dat de zaal 30 000 rechtstaande personen kan bevatten, dan waren er gisteren minstens 15 000 toehoorders. De meeste overheidspersonen waren niet aanwezig. We bemerkten wel pastoor Hugo Verriest en de heer Stuart, commissaris van Nederland. Het feest ving aan met het stuk Rolands Jeugd van Emiel Mathieu. De heer Meert, één der inrichters van de driedaagse Vlaamse betoging, overhandigde hem een bloemenschoof. Bij het einde van het tweede deel van het oratorium stond heel de zaal recht voor het Wilhelmus van Nassauwen. Waarlijk een roerend toneel. Nu verscheen de heer Persoons, volksvertegenwoordiger, die de heren Meert en Stevens kwam danken voor het zo welgeslaagd werk: “Onze taal en onze stam zijn op deze plaats miskend geworden, door op de dag van de Blijde Intrede van onze beminde koning Albert hier een uitvoering te houden van de Franse muziek, terwijl er niets anders had mogen weerklinken dan onze eigen taal. Deze hoon is thans uitgewist, dank zij de beide inrichters.
421
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 422
De Vlaamse taal is in haar eer hersteld, maar wij zullen hier nog talrijker terugkeren dan op heden. Het zal zijn om de stichting te vieren van de Vlaamse Hogeschool die wij willen en zullen bekomen." Thans scheen de geestdrift ten top. Zeer moeilijk stilden de toejuichingen, om nog krachtdadiger te hernemen toen de heer Mathieu uitriep Leve Peter Benoit! Het derde deel van De Schelde voldeed iedereen en het slotkoor werd meegezongen door een talrijk publiek, dat de aria De Vlaamse Leeuw en andere strijdliederen aanhief.
18 september 1913 Een geweldige brand teisterde de afgelopen nacht onze Wereldfoor. In de Belvédèrelaan werden drie spijshuizen en een sigarenwinkel de prooi der vlammen. De brandweer heeft ruim drie uren moeten werken vooraleer het vuur gedoofd was. De nachtwaker Gérard Delporte was in dienst en deed een poosje na middernacht zijn ronde. In de Belvédèrelaan verzekerde hij zich of de deuren van de talrijke snuisterijwinkeltjes, drankgelegenheden en spijshuizen goed dicht waren. Zo kwam hij tot op honderd meter van de grote parkvijver. Terwijl hij met de linkerhand aan de deur van de sigarenwinkel Van Ghelder stootte, bemerkte hij door het venster van het aanpalend spijshuis Rheinland een vuurgloed en in de ruit weerspiegelde zich een laaiende vlam. Onmiddellijk blies hij op zijn noodhoorn en liep naar het Burgershuis op de hoek van de laan waar een brandmelder is geplaatst. De autopomp en de hulptrein van de post in de tentoonstelling snelden onmiddellijk ter plaatse, waar de brandweer van de kazerne een paar minuten later aankwam met de grote ladder en gans het materieel, uitgezonderd de stoompompen. Het vuur in het Rheinland-restaurant nam bliksemsnel uitbreiding. Het hout van de tentoonstellingsgebouwen was gretig voedsel voor het vernielend element. Van de bewaker was geen spoor. Men had een deur ingebeukt en naar de man geroepen, doch geen antwoord werd ontvangen. De vuurpoel bereikte nu ook de sigarenwinkel Van Ghelder, het rechts aanpalende lokaal van de Verenigde Onpartijdige Bakkersbazen en sprong over naar het Burgershuis. Een hele rij werd door de vlammen aangetast. Onze kranige brandweer werkte met al het beleid en de kunde welke haar sieren en weldra spoten 14 lansen een vloed van water op de vlammende gebouwen. Twaalf spuiten werden door de waterleiding gevoed, twee door de grote autopomp aan de vijver, waar de Water-Chute is opgesteld.
422
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 423
De hemelhoog opslaande vlammen verwekten een aanzienlijke klaarte en de hitte was verzengend, zodat de pompiers zich op een tiental meter van de vuurpoel dienden te houden. Tijdens de brand lieten zich in Rheinland enkele ontploffingen horen. Het waren zes scheikundige bussen gas om het bier op te jagen die sprongen. Niettegenstaande het nachtelijk uur was er een aanzienlijke menigte ter plaatse. De politiepost van de tentoonstelling en de nachtpolitie vervulden de ordedienst. Toen de brandweer bemerkte dat de gebouwen niet meer te redden waren, bepaalden zij er zich zoveel mogelijk toe het vuur te beperken. Er bestond veel vrees dat het tegenover het brandend perceel gelegen paviljoen van Vooruit en de daaraan palende drank- en spijshuizen in brand zouden geraken door overslaande vlammen en het neervallen van vuursprankels. Onze pompiers wisten dit echter te beletten. De bakkerij van het Burgershuis paalt aan het laatste woonhuis van de Parklaan, betrokken door de weduwe Rinskopf. De ganse zoldering brandde af en het dak van het belendend huis van majoor Polsenaere werd ook vernield. De aangerichte waterschade is er aanzienlijk. Na drie uren waren de vlammen gedoofd. Verscheidene hoofdpersonen van de tentoonstelling bleven lang ter plaatse. De heer schepen De Bruyne was ook aanwezig. De vijf kleine wichtjes die in de broeikas een twintigtal meter van de vuurgloed lagen, werden voorzichtigheidshalve weggebracht naar het politiebureel en later naar het paviljoen van het Rode Kruis. Twee vrouwen die â&#x20AC;&#x2DC;s nachts in het Burgershuis verbleven moesten in allerijl de vlucht nemen. De prachtige herdershond van de inrichting der Verenigde Bakkersbazen is in de brand omgekomen. Over een uitgestrektheid van 40 meter is langs de rechterzijde van de laan alles platgebrand. De schade wordt geraamd op 400 000 frank. Het schijnt zeker te zijn dat de brand is ontstaan door een bouwfout in de schouw van het Duits koffie- en spijshuis Rheinland. Het parket zal een onderzoek instellen. Nadat alles met de verzekering vereffend is hoopt men het Burgershuis weer te kunnen inrichten. Niet zoals het geweest is, doch op de grond zal een overgrote tent worden opgeslagen.
22 september 1913 Gezien de overgrote bijval welke de verschillende kinderfeesten in de Wereldtentoonstelling genoten hebben, heeft de heer Adolf Hoefman de nieuwe kinderoperette Assepoester op touw gezet, in vier bedrijven, met balletten
423
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 424
en apotheosen. Het feest zal zondag om 5 uur in Oud-Vlaanderen plaatshebben na het sluiten van de hallen.
25 september 1913 In het Feestpaleis is het congres voor de Duits-Franse toenadering geopend. Men zal enerzijds de noodzakelijkheid onderzoeken om door het ware woord en het gezond verstand te antwoorden op de onrechtvaardige aanvallen en de veldtochten van kwade trouw, begonnen in een onwillige of slecht ingelichte drukpers, anderzijds de gestoorde eigenliefde van beide landen trachten te bedaren, in plaats van onophoudelijk eerdere grieven op te rakelen en de driften aan te hitsen. De heer senator Coppieters woonde de vergadering in één der zalen bij. De heer Gullaux, algemene secretaris van het Frans-Duits Toenaderingscongres gaf lezing van ingezonden brieven die een vredesgeest en vriendschapsbetrekkingen tussen de natiën laten blijken. Ook werd onderzocht welke de beste middelen waren om de Belgische drukpers tot de toenadering te doen meewerken. Een voorlopig comiteit werd opgericht, om in de loop van de volgende winter een vergadering van Franse en Duitse dagbladschrijvers te Gent bijeen te roepen. De leden van de conferentie hebben een schrijven opgesteld aan de mogendheden die op de Derde Vredesconferentie waren vertegenwoordigd.
28 september 1913 De stedelijke commissies van financiën en het betwistbare zijn door het schepencollege in kennis gesteld van een ernstig geschil tussen de stad, eigenares van het Flandria Palace Hotel en de heren Gompel en Lissanski, de huurders. Deze eisen van de stad een schadevergoeding voor de vertraging in de voltooiing van het gehuurde gesticht, bepaald op 500 frank per dag te rekenen van 15 maart voor elk der bestendige en voorlopige hotels. Deze vraag scheen het schepencollege terecht. Het neemt aan dat een zekere vertraging bestond en heeft met de heren Gompel en Lissanski een regeling gesloten, waarbij hun een vergoeding wordt bepaald van 32 500 frank, te nemen op de huishuur. De huurgelden van 15 maart tot 1 juni 1913 worden kwijtgescholden. De commissies hebben geoordeeld dat de overeenkomst gewettigd is door de werkelijke vertraging en ze eenparig goedgekeurd.
424
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 425
30 september 1913 In de stedelijke raad vroeg de heer Lootens de aandacht van het stadsbestuur voor de grote werkloosheid die thans heerst en met de winter nog zal toenemen. Bij de metsers en de metaalbewerkers is het een echte crisis, niettegenstaande de tentoonstelling. De heer Anseele toonde dit met cijfers aan. De heer Coppieters verklaarde dat wat betreft de bouwnijverheid, in de maand december 500 tot 600 werklieden zullen gebezigd worden aan de afbraak van de tentoonstelling. Hij zal zijn best doen opdat de ondernemers zoveel mogelijk Gentse werklieden zouden aanwerven.
4 oktober 1913 De herfst is het voordeligste tijdstip voor een bezoek aan het schilderachtig park met zijn eeuwenoude bomen. Bij die eigenaardigheid van waarde moeten de Herfstfloraliën worden gevoegd welke van 23 tot 28 oktober zullen plaatshebben in het uitgestrekt Feest- en Hofbouwpaleis. Ze zullen aan de bezoekers de herinnering laten van een chrysanten-apotheose. Op de Maria-Hendrikaplaats is de prachtige mozaïekvloer met allegorische beelden voltooid en het geheel wordt door elkeen bewonderd. Men klaagt echter algemeen dat er te weinig banken zijn.
6 oktober 1913 De koning zal op maandag 27 oktober de Wereldtentoonstelling een laatste maal bezoeken bij de officiële prijsuitreiking van de bekroonde tentoonstellers in het Feestpaleis. Z. M. zal die plechtigheid voorzitten, juist gelijk hij deed bij de opening. De bijna 6000 leden van groepen en klassen zullen plaatsnemen in het middendeel van de grote zaal. Het publiek wordt toegelaten. Op het verhoog zal een natiën- en bloemenstoet voorbijtrekken.
8 oktober 1913 Het driedaags Vlaams kunstfeest heeft een tekort gelaten van 3 800 frank. Dat moet aangevuld worden door vrijwillige bijdragen, te zenden aan de heer A. Stevens.
425
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 426
10 oktober 1913 De opperjury van de Wereldtentoonstelling heeft de eervolle onderscheiding van de Grote Prijs toegekend aan de Afdeling der Beide Vlaanderen van de Bond der Belgische Drukpers, voor de inrichting van het perssalon in de tentoonstelling.
18 oktober 1913 EĂŠn der Senegalezen die in de Wereldfoor verblijven is overleden aan een hartziekte. Het is Madi Diali, afkomstig van Dakar, 20 jaar oud. Het lijk werd naar het dodenhuis overgebracht. De begrafenis zal plaatshebben op het gemeentekerkhof.
19 oktober 1913 Z. M. koning Albert is stipt in Gent-Sint-Pieters aangekomen. Een hofberline was aan de gewone trein gehecht. De koning en zijn gevolg stapten dadelijk in de hofautomobielen en reden langs de Musschestraat naar de Erelaan. In het Paleis der Schone Kunsten werd hij verwelkomd door de heer Jan de Hemptinne, algemene commissaris en de heren Cooreman en Braun, voorzitters. De koning drukte beiden de hand en betoonde aan de heer Braun al zijn deelneming over het wreed verlies van zijn zoon, dat hem onlangs getroffen had. De koning trad dan onmiddellijk het voorsalon binnen en ving zijn bezoek aan. In de Hal der Machines waren al de tentoonstellers in hun stands aanwezig en alles was er in werking. Hier trad de koning op als een ware technieker en deed zich uitleg geven over de voordelen van machines. Om 4 uur 20 ging Z. M. naar het Paleis van het Licht, waarvan de hal betoverend was. Ook hier werden hem de exposanten voorgesteld. Rond 5 uur ging Z. M. naar de leerlingen van de Stedelijke Academie der Schone Kunsten. Daar werd hij ontvangen door de heer Delvin. Het was echter reeds zo donker, dat men van de uitgestalde werken niet veel meer kon zien en het bezoek was dan ook gauw afgelopen. In de Hal der Locomotieven werd de vorst begroet door de heer Schubert, ingenieur van de Franse Noordercompagnie, die hem de verschillende stelsels van Franse stoomtuigen toonde. Daarna werden ook de Belgische bezocht. Aan de heren Braun, Cooreman en Jean de Hemptinne verklaarde hij zeer verrukt te zijn over het bezoek. De koning reed in auto met zijn gevolg naar de Sint-Pietersstatie en verliet om 5 uur 26 onze stad.
426
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 427
Op 27 oktober zal om 2 uur 's namiddags in het Feest- en Hofbouwpaleis in tegenwoordigheid van de koning de bekendmaking van de beloningen plaatshebben. De leden van de Kamer en de Senaat zijn tot de prijsuitreiking uitgenodigd. Er zal een bijzondere trein zijn voor de Wetgevende Kamers en een andere voor het Corps Diplomatique. Voor deze plechtigheid werden door de regering 7 600 uitnodigingen verzonden. Het Internationale Home voor Jonge Meisjes dat voor de Wereldtentoonstelling werd opgericht heeft zoveel diensten bewezen, dat het damescomiteit besloten heeft een bestendig Vrouwentehuis te stichten. Het zal in de Kammerstraat n° 32 op 15 november geopend worden. Het plan van de heer Burvenich voor de Herfstfloraliën in de warme serre van het Feestpaleis is opgevat in regelmatige stijl, met ronde perken en rechte lanen. In de perken zullen de ingezonden planten worden tentoongesteld. In de rechte lijnen plaatst men lange tafels voor de uitstallingen van groenten en fruit. Men verwacht overheerlijke druiven. Langs de wand richt de Franse afdeling een tentoonstelling in die echt schitterend beloofd te zijn, met onder andere reusachtige chrysanten in volle bloei, als fantasiebomen gekweekt. Hoe men die planten onbeschadigd uit Frankrijk naar Gent gekregen heeft is onbegrijpelijk. De kant van het Feestpaleis wordt bijna geheel ingenomen door de orchideeën van de heer Pauwels uit Merelbeke. Eén zijkant zal verborgen zijn achter een bos van allerlei gekleurde chrysanten, een zeldzame inzending van mevrouw Morel de Westgaver, waarvan de schakeringen op een buitengewone wijze in een spiegelgalerij worden weerkaatst. Aan de overzijde zal een soortgelijke inrichting te bewonderen zijn van de heer Firmin De Smet. Tussen de vier ramen van dit toverachtig kader zal men een schat aan herfstbloemen kunnen bewonderen, waaronder honderden orchideeën van de grilligste vormen en kleuren, die op lange traptafels worden uitgestald. Bij politiemaatregel en teneinde alle overrompeling en beschadiging te vermijden, moet een inkomgeld worden betaald van 50 centiemen per bezoeker.
21 oktober 1913 Op de Grote Markt in Oud-Vlaanderen werden gisteren ten overstaan van een talrijk opgekomen menigte toeschouwers de oefeningen met politiehonden gehouden. Men bemerkte er oppercommissaris de heer Van Wesemael. De kunstig afgerichte, vernuftige honden voerden vanaf het eerste tot het laatste
427
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 428
nummer alle oefeningen met de meeste stiptheid uit, onder andere hoogte- en breedtesprongen, het opzoeken en verdedigen van voorwerpen, het in bedwang houden van inbrekers en dieven, enz.
22 oktober 1913 Adolphe Pégoud, de stoutmoedige Franse luchtvlieger die gans de wereld in verbazing bracht door met zijn hoofd naar beneden te vliegen en thans te Wenen zijn buitelingen vertoont, komt naar Gent op 3 november, sluitingsdag van de Wereldfoor. De aangegane onderhandelingen zijn gelukt. Gent zal dus na Parijs, Londen en Wenen de looping the loop in aeroplaan te aanschouwen krijgen. Hij zal om 11 uur ‘s morgens en om 3 uur ‘s namiddags buitengewone vluchten doen boven het Sint-Denijsplein. Plaatsen zijn te bekomen aan 2 frank, 1 frank en 50 centiemen.
24 oktober 1913 Zaterdag om 3 uur zal de heer Gerardeau in de voordrachtzaal van de Franse afdeling een voordracht geven met talrijke proefnemingen over de draadloze telegrafie. Zijn toestellen zijn reeds geplaatst en men hoopt tijdens de voordracht telegrammen te ontvangen van de Eiffeltoren van Parijs. Met het einde van de Wereldtentoonstelling zijn er natuurlijk aan de stands koopjes te doen en vele bezoekers maken daar gebruik van om zich één of ander voorwerp aan te schaffen. Zij moeten zich echter door de verkopers een bewijs doen afleveren dat zij dit of dat voorwerp gekocht hebben. Het model van zulk getuigschrift is door het reglement van de tentoonstellers opgelegd. De bewakers mogen bij gebrek aan het vertoon niemand met enig pak uit de tentoonstelling laten vertrekken. Zo zagen wij gisteren met de valavond twee vrouwen, zwaar met pakken geladen en voorzien van een eenvoudig op wit papier geschreven kwijtschrift, die niet buiten mochten gaan vooraleer het reglementair uitgangsbulletin te hebben gehaald.
25 oktober 1913 In een persgesprek met de dagbladschrijvers heeft de heer Braun over onze Wereldfoor het volgende verklaard:
428
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 429
“Wij hebben niet erg te klagen. Ik geloof dat de ontvangsten zo groot zullen zijn als te Luik. Onze algemene uitgaven zijn echter wat hoger geweest. Er zullen ons wel vele kostbare gebouwen overblijven. Wij zijn nogal door het weder begunstigd geworden, vooral tijdens het naseizoen. Zeeland, Engeland en het Noorderdepartement van Frankrijk leverden het grootste aantal bezoekers. Het Walenland schijnt de tentoonstelling geboycot te hebben. In alle geval hopen wij zonder tekort te sluiten.”
28 oktober 1913 Duizenden waren naar het Feestpaleis gestroomd om de plechtige prijsuitreiking bij te wonen, die voorgezeten werd door Z. M. de koning. De heer Hubert, minister van arbeid en nijverheid, nam als eerste het woord. “Het ogenblik der sluiting van de Wereldtentoonstelling is aangebroken. Het is dank zij de bescherming van de koning en de milde steun van de regering en de stad Gent, dat een grootse bijval werd behaald. Ze werd geopend midden de bloemen en sluit nu in dezelfde omstandigheden. Thans is het ogenblik aangebroken van de beloningen aan de overwinnaars van dit vreedzaam tornooi. Door de bijtreding van de tentoonstellers op gebied van nijverheid, koloniën, handel, kunst en wetenschappen was er zeer veel te leren en het aantal bekroonden is dan ook zeer groot. Binnenkort zal dit reuzenwerk worden afgebroken en niets of weinig overlaten, doch de World’s Fair zal een duurzame herinnering prenten in de harten van al deze die meewerkten aan haar oprichting.” Daarna sprak de heer Braun tot de koning. “Wanneer de Internationale Tentoonstelling binnen enkele dagen tot haar einde zal gekomen zijn, zal zij toch niet geheel verdwijnen. Men zal met de dichter Horatius kunnen uitroepen: Non omnis moriar! - Ik zal niet geheel sterven, maar in mijn werken voortleven! Het Feestpaleis wordt een blijvend aandenken. Er zijn instellingen waarvan thans de grondvesten werden gelegd en een langdurig bestaan beloven, de verbetering en verfraaiing van het landelijk leven bij voorbeeld. Wanneer de vlaggen der vreemde natiën niet meer boven onze Vlaamse grond zullen wapperen, zullen wij onze gasten niet vergeten, wel integendeel. De welwillendheid die zij ons betoonden zal bij ons volk in de gedachtenis blij-
429
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 430
ven. In hun haardsteden weergekeerd zullen de vreemde gasten onder hun landgenoten ijveren om de banden van hartelijke, internationale vriendschap nog nauwer toe te halen. De stad behoudt het prachtige paleis waar wij ons bevinden. Indien onze wensen zich verwezenlijken zal er een bestendige wintertuin worden geschapen, die een nieuwe aantrekkelijkheid zal zijn voor onze bloemenstad. Ook menige kunstwerken zullen ons blijven en onze musea verrijken. Een zekere treurnis is eigen aan alle zaken die op hun einde lopen, doch met aangroeiende geestdrift begroeten wij de onuitwisbare herinnering aan alle werk en gedachten, waaruit dit machtig geheel is gesproten en het wellukken waarvoor zoveel goede wil is samengevloeid. Uit deze samenwerking zullen nieuwe bronnen spruiten van heil voor de nakomende geslachten, van voorspoed voor onze stad en haar glorierijke toekomst." Men overhandigde aan de koning een prachtig ingebonden palmaresboek en een diploma voor hem en de koningin. Daarna ontvingen de hooggeplaatste personen uit de handen van de koning een herinnering. Aan elk van de algemene commissarissen werd één der Belgische ridderorden toegekend. Na een muzikale inleiding werd door een aantal danseressen een stoet der Natiën voorgesteld, waarvan de hulde aan Het Werk van den Ibis het best gelukt was. Zoals men weet stelt de koning zeer groot belang in deze organisatie. Om 4 uur was de plechtigheid afgelopen. De koning bracht daarna een bezoek aan de Herfstfloraliën en verliet in auto het Feestpaleis. Stipt om 5 uur voerde de trein hem naar de hoofdstad terug. Het Vlaams Comiteit vergaderde onmiddellijk na de prijsuitreiking en tekende bij het Uitvoerend Comiteit krachtig verzet aan tegen de uitsluiting van de Nederlandse taal bij die plechtigheid.
28 oktober 1913 Andermaal is onze Wereldfoor door een brandramp geteisterd. Er werd voor 200 000 frank schade aangericht. Reeds 4 maal hield het vuur er op hevige wijze huis. In de aanvang van de Belvédèrelaan, dichtbij de grote vijver, stond voor de brand op de hoek rechtover het Burgershuis, dat onlangs ook door de vlammen werd verteerd, het paviljoen van de maatschappij Vooruit. Daarnaast verhief zich het Duits spijshuis Ober Bayern, bij het volk beter bekend onder de naam Kulmbach en daaraan palend een inrichting waar vroeger kaas werd verkocht, maar sinds geruime tijd een Smyrnabazar ondergebracht was, een ver-
430
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 431
koopgelegenheid van Oosterse tapijten, die toebehoorde aan de heren Voghelaere-Temsit & C°. Gisteravond om 8 1/2 uur werd de inrichting van Vooruit gesloten. Enkel een paar vrouwen bleven er nog tot rond 9 uur om alles gereed te maken voor de volgende dag. In Ober Bayern, met een keuken waar alles gaar werd gemaakt, had men rond 10 uur gesloten. Niet het minste onraad was er dan te bespeuren. In Ober Bayern wordt evenals in Vooruit ‘s nachts gewaakt. Enkele minuten na 2 uur bemerkte de bewaker van het Duits spijshuis een vuurgloed in de richting van de keuken. Plots sprongen hevige vlammen hem tegen, welke bliksemsnel om zich heen grepen in het droog hout waaruit tentoonstellingspaviljoenen opgetrokken zijn. De waker stormde roepend naar buiten en loste in de Belvédèrelaan vijf revolverschoten, waarop andere bewakers en de politie kwamen toegesneld. De pompierspost en de brandweerkazerne werden opgebeld bij middel van het verwittigingstoestel aan het Burgershuis. Een lichte wind blies uit het zuiden en dreef de vlammen in de richting van het paviljoen van Vooruit. Een paar minuten na de aankomst van de pompierspost der tentoonstelling traden verscheidene lansen in werking. Twee werden gespijsd door de autopomp aan de grote parkvijver. De brandweerlieden van de middenkazerne werkten met 12 lansen die langs alle zijden waren opgesteld. Het vuur bond een hevige strijd aan met het water. De woonhuizen in de Fortstraat konden gevrijwaard worden. Van het Duits spijshuis Ober Bayern ligt alles plat. Een klein deel van de tapijtwinkel is verbrand. De tapijten konden bijna alle tijdig worden weggehaald. Het water heeft er echter lelijk huisgehouden. Het paviljoen van Vooruit had het erg te verduren. De bakkerij, de keuken, een aanzienlijk deel van het koffiehuis alsmede de keldering waar heel wat bier en wijnen lagen, werden vernield. De brand is naar een voorlopig onderzoek uitwees ontstaan in de keuken van Ober Bayern. Hoe weet men niet. Het parket kwam ter plaatse een onderzoek instellen.
29 oktober 1913 Reeds van gisteren rond 9 uur waren ploegen werklieden in het erg geteisterde paviljoen van Vooruit druk aan de arbeid om zoveel mogelijk de schade aan het koffiehuis te herstellen. De heer Anseele was om 7 uur reeds ter plaatse om de nodige maatregelen te treffen. De werklieden van gas- en waterleiding herstelden de toevoer. ‘s Middags was alles klaar en in de namiddag bestelde men er al volop.
431
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 432
De bakkerij zal niet herbouwd worden, daar binnen enkele dagen de tentoonstelling immers sluit. Het Ober Bayern wordt niet meer vernieuwd..
30 oktober 1913 De branden barsten in de Wereldtentoonstelling op een onrustbarende wijze uit. Gisteravond ontstond een nieuwe vuurhaard, namelijk in de schilderachtige wijk van Oud-Vlaanderen. Al de branden die ons tot nu toe teisterden braken uit in plaatsen waar vuur gemaakt werd of waar door onvoorzichtigheid of nalatigheid van bewoners of verbruikers het ontstaan van de brand kon verklaard worden. Ditmaal echter ontstond het onheil in een onbewoond huisje dat diende als doorgang aan het personeel. De harmonie gaf op de Grote Markt van 6 tot 8 uur een concert en het was gedurende de rustpauze dat de brand werd opgemerkt. De brigadier-bewaker De Vis, die van dienst was aan de ingangspoort nabij het Krijgsdiorama, zag een grote vlam opslaan uit één der huisjes op het koertje van het Alynsgodshuis. Hij gaf onmiddellijk alarm en nog geen twee minuten later was de bestendige brandweerpost ter plaatse, die dadelijk met een paar lansen het vuur aanviel, dat inmiddels reeds naar de aanpalende huisjes was overgelopen. Eén diende als nougatwinkel, in een ander verkocht men naaigoed. Een paar minuten later kwam de brandweer uit de stad toegesneld en nu werd de vlammenzee, die intussen fel was aangegroeid, langs alle kanten tegelijk bestookt. De Parijse brandweer, die bijzonder gelast is met het toezicht in de Franse hallen, was ook dadelijk aanwezig en zond over de daken stralen water op de vuurpoel. De vrees voor uitbreiding langs de cirkelvormige gebouwen was zo groot geworden, dat men om het vuur af te zonderen een sigarenwinkel en het huisje van de chocolade Kwatta neerhaalde. Daardoor werd de brand langs daar zo krachtdadig afgesneden, dat het magazijn Caron bijna geheel ongedeerd bleef. Het vuur was ontstaan in het leegstaande huisje naast dat, betrokken door de koperslager Van de Woestyne. Het zette nu vooral langs de overkant zijn verwoestingen voort en dreigde het prachtig Alynsgodshuis te vernietigen, waar een kinderbroeikas is ingericht. De kindertjes werden spoedig in veiligheid gebracht, terwijl men in de andere huisjes trachtte te redden wat er te redden was. Van al de huisjes op het koertje werd het dak vernield en vele koopwaren zijn door het vuur of het water bedorven. De pompiers moesten lang de rokende puinen besproeien, om alle gevaar af te weren. De schade beloopt 30 000
432
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 433
Vanaf de eerste uitvoering op 22 december lokte het gelegenheidsblijspel n de Minard schouwburg volle zalen en won het de gunst van het publiek. Het scenario was opgebouwd rond het verblijf van de Senegalezen te Gent.
433
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 434
frank. Vuurgensters werden door de wind meegevoerd en vielen honderd meter verder op het zeil van Het Lustige Wiel, opgesteld in de boomgaard. Een politieagent kon het met de hulp van enige personen afrukken en daardoor bleef de barak behouden. Van zodra het alarm gegeven werd sloot men de poorten die uitkomen op de Kortrijksesteenweg en in de tentoonstelling, om alle overrompeling te vermijden. Later kwam een afdeling gendarmen de ordedienst van de politie versterken.
31 oktober 1913 Adolphe Pégoud zal maandagmorgen te Gent aankomen. Een toestel met één zitplaats en een motor van 50 paardenkracht wordt uit Parijs naar het SintDenijsplein opgestuurd. Het zal door mecaniciens van het huis Blériot in regel worden gesteld en gereed staan voor gebruik. De aeroplaan door Pégoud in Duitsland gebezigd zou hier niet intijds kunnen aankomen. De heer August Breyne, voorzitter van de Aeroclub der Beide Vlaanderen, heeft bericht ontvangen dat de minister van oorlog de militaire luchtvlieger Henri Crombez gemachtigd heeft langs het luchtruim van Gent de beker af te halen, welke hem door de Club geschonken wordt ter gelegenheid van het Belgisch hoogterecord, dat hij bij zijn vluchten te Gent op 3 550 meter bracht. De ministers die bij de sluiting van de Wereldtentoonstelling het banket bijwonen in het Hedendaags Dorp zullen insgelijks naar het plein komen.
1 november 1913 Evenals bij de Wereldtentoonstelling van Luik in 1905 en Brussel in 1910 zal men te Gent sluiten met een internationaal verbroederingsfeest voor de 750 bedienden in het Hofbouwpaleis, ingericht op maandag 3 november om 8 uur ‘s avonds. Dit sluitingsfeest voor het personeel staat onder de bescherming van de algemene commissaris der regering en het Uitvoerend Comiteit en wordt bekostigd met de toelagen van de tentoonstelling, de Belgische en de vreemde afdelingen. Om 6 uur worden de genodigden ontvangen en om 8 1/2 uur begint het groot feestmaal. Tijdens het banket zal men kunnen genieten van een puik concert door de harmonie van de tentoonstelling en opzettelijk daartoe uitgenodigde kunstenaars. Om 10 1/2 uur vangt het groot bal aan, met nieuwe dansen en uitgekozen tussenspelen. De inschrijving bedraagt 3 frank.
434
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 435
3 november 1913 De algemene commissarissen van de Engelse en de Franse afdelingen moeten aan de Belgische regering gevraagd hebben buitengewone veiligheidsmaatregelen te willen nemen, aangezien zij dreigbrieven ontvangen hadden - of brieven van lollekensheren? - waarin booswichten aankondigden dat zij hun hallen met dynamiet zouden doen springen en de rest in brand steken. Wegens de grote bijval van de Perzische afdeling heeft de heer Coutermans, algemene consul van Perzië te Antwerpen, aan de dames Cooreman, Braun en de Hemptinne een som van 2000 frank geschonken voor het kerstfeest der arme kinderen van de stad Gent.
4 november 1913 Reeds van 8 uur heerste een ongewone drukte in de stad. Iedereen wou de luchtacrobaat Pégoud gaan bewonderen... **Voor het volledig verslag over het spektakel verwijzen we naar "SintDenijs-plein, de prille jaren als vliegveld - deel IV (1908-1930)" ,Ghendtsche Tydinghen juli-augustus 2011, pagina's 330-334. Gisteravond had in het Feestpaleis het banket plaats, aangeboden aan de medewerkers en bedienden. Er waren ongeveer 800 disgenoten. De heer Van de Vijvere, minister van spoorwegen, vereerde het feest met zijn tegenwoordigheid. Hij begon met alle landen te bedanken voor hun deelneming aan de Wereldfoor en bracht hulde aan degenen die hadden meegewerkt tot de bijval. Hij was wel wat bekommerd om het feestmaal te komen bijwonen. Het leek wel het doodsmaal van de tentoonstelling. Maar neen, vervolgde hij, ons afscheid is geen sterven. Het is als het aanbreken van de herfst in volle pracht, die zijn tooi aflegt om de grond te bevruchten. Na de Wereldfoor zal het heerlijk samenvoelen tussen de vreemde natiën en ons geliefd Gent meer dan ooit worden verwekt. Te midden van de grootste geestdrift werd de volksaria Waar kan men beter zijn! gespeeld. De heer Coppieters bracht nog een treffende hulde aan al de nederige medewerkers die hij als bestuurder zes maanden lang aan de arbeid heeft gezien en aan twee van hun voormannen, de heren Van de Voorde en Cadola. Na afloop van het maal had in de kleine zaal een dansfeest plaats, waarbij het er zeer lustig aan toeging en het was over middernacht toen de laatste feestvierders de tentoonstelling verlieten. 435
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 436
5 november 1913 Het bezoek aan de Wereldtentoonstelling ging maandag, laatste dag van de opening, alle gedachten te boven. Na de vliegtochten van Adolphe PĂŠgoud werden de loketten bestormd en bij de sluitingstijd bedoeg de ontvangst nagenoeg 22 000 frank! Heden avond zullen de talrijke toegangen langs waar gedurende meer dan zes maanden miljoenen bezoekers, nieuwsgierigen en leerlustigen binnen traden, voor het publiek worden gesloten. In het geheel heeft de Wereldfoor met haar talrijke en prachtige hallen waarvan de bouwtrant algemeen geprezen werd en haar brede en sierlijk beplante lanen, op al de bezoekers een diepe indruk gemaakt. Ze waren een echte nieuwigheid op gebied van tentoonstellingen. Het Algemeen Bestuur had wat betreft de bezoekers een ontvangst voorzien van 1 200 000 frank. Zij beliep 1 250 000 frank, dus meer dan te Luik maar minder dan te Brussel. Het cijfer van de abonnementen bleef beneden de verwachting. Welke ook de financiĂŤle uitslagen van de onderneming mogen zijn die men eerst binnen enige tijd bepaald zal kennen, menen wij gerust te mogen zeggen dat de gevolgen voor onze stad van het grootste belang zullen blijven. Gent is voortaan de wereld door gekend. Onze stad zal van nu af naast alle grote hoofdsteden voorkomen op de reisplannen van de toeristen die aangelokt door de Wereldfoor, Gent hebben leren kennen als een stad van handel en nijverheid, scheepvaart, kunsten en wetenschappen, sierteelt en merkwaardige gebouwen. Te rekenen van maandag om middernacht zijn al de abonnementen voor de Wereldfoor afgeschaft, die officieel haar poorten sluit. Vanaf dinsdag is gedurende acht dagen van 10 tot 4 uur de toegangsprijs per persoon bepaald op 1 frank. Een groot aantal tentoonstellers is reeds begonnen aan het inpakken en wegbrengen van hun uitgestalde voorwerpen. Enkele afdelingen zullen binnen een paar dagen geheel ontruimd zijn. De Wereldtentoonstelling is gesloten. Zo langzaam men in de Belgische afdeling te werk ging toen het er op aankwam zijn artikelen in te zenden, zo spoedig gaat men nu te werk om er alles uit te halen. Het is een onafgebroken stoet van rijtuigen, wagens en camions, die allerlei voorwerpen wegbrengen welke door honderden werklieden en bedienden uit de voorheen zo smaakvolle uitstallingen worden weggehaald. Gisteren is men vroeg in de morgen aan de afbraak begonnen van de belem436
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 437
Het â&#x20AC;&#x153;overlijdensberichtâ&#x20AC;? van de Wereldtentoonstelling. Op ludieke wijze werd vooral de financiĂŤle aderlating van de onderneming op de korrel genomen, maar ook de talloze banketten en de miskenning van de Vlaamse taal.
437
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 438
mering die de twee delen van de Franse hallen aan weerszijden van de SintPieters-Aalststraat verbonden, teneinde de spoorbaan te ontbloten die onder deze gebouwen doorloopt. Een groot aantal kostelijke voorwerpen uit het Paviljoen van de stad Parijs zijn gisteravond reeds per spoor verzonden. In de Duitse afdeling was men gisteren ook reeds volop aan het inpakken. De bedrijvigheid was niet minder in het Hollands paviljoen. Tal van kisten werden gevuld en vervoerd. Bijzondere mechaniekwerkers zullen weldra de pylonen van de draadloze telegraaf neerhalen. Het Paviljoen van de stad Gent is totaal ontruimd. In deze van Brussel, Antwerpen en Luik wordt ook ijverig gewerkt. Het Engels paviljoen zal nog tot 10 november voor het publiek geopend blijven.
6 november 1913 In een interview met de drukpers verklaarde de heer Coppieters dat er inzake de Wereldtentoonstelling een tekort zal zijn van 2,5 tot 3 miljoen. Aan de stad wordt een prachtig paleis van 3 miljoen gelaten, gebouwd in duurzame materialen. Het tekort is dus aangevuld. Maar dat is niet alles. In het Feestpaleis zal een nijverheids- en kunstmuseum worden ingericht, waarvoor vreemde landen en nijveraars ons reeds voorwerpen schonken ter waarde van 300 000 frank. Ook dient nog rekening gehouden te worden met de meerwaarde die de gronden van de tentoonstelling bekomen hebben. Misschien wordt het Koloniaal Paleis wel naar de hoofdingang overgebracht. Dan zou men de Erekoer met de prachtige waterval en de kunstwerken van Van Biesbroeck, Ingels en De Beule kunnen behouden. Daar omheen zullen weldra statige villaâ&#x20AC;&#x2122;s verrijzen.
8 november 1913 Men heeft reeds gesproken van na het sluiten van de Wereldfoor de prachtige beeldengroep Het Ros Beyaert van de heren De Beule en Ingels over te brengen naar de Maria-Hendrikaplaats. Men kan in heel de stad geen betere locatie vinden.
10 november 1913 Sedert de officiĂŤle sluiting werd de Wereldtentoonstelling dagelijks nog bezocht door een 600-tal personen, die meestal komen om koopjes te doen. Naar het schijnt werden reeds vele liefhebbers van dergelijke occasies goed
438
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 439
beetgenomen! Bij het ontruimen van de hallen werden diefstallen gepleegd. Verscheidene versierselen zijn bij het uitbreken in de zalen gestolen. Zo stelde men vast dat een aantal spiegels van de Franse afdeling verdwenen waren. De persoon die gelast was met het inpakken was naar kisten gaan zien om ze in te pakken en toen hij terugkeerde bemerkte hij dat talrijke spiegels waren verdwenen...
23 november 1913 De bewoners van het zwarte dorp zijn gisteren eindelijk vertrokken. Om 10 uur kwam de karavaan in de Zuidstatie aan. Allen werden dadelijk in wagons derde klasse gestopt en mochten ze niet meer verlaten. De spoorwegkaaien stonden vol volk, waaronder ook vele vrouwen. Er waren er zelfs die weenden, waarop zij door een ander deel van de aanwezigen geweldig uitgescholden werden. Sommige juffers aarzelden niet de zwarten te omhelzen waarmee zij tijdens hun verblijf in de tentoonstelling bepaald kennis hadden gemaakt en hen een hoopvol tot weerziens! of een droevig vaarwel! toe te roepen. Geen wonder dat dergelijke betogingen bij vele omstanders hevige verontwaardiging verwekten... ERIK DE KEUKELEIRE Fragmenten uit “De Wereldtentoonstelling van Gent in 1913 - 1896-1920” - 352 pagina’s 2004, uitgave in eigen beheer.
439
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 440
GENTSE MEMORIEDAGEN: 5 - 6 JANUARI. AANVULLINGEN
5 Januari 1337 Decreet op het vieren van Carnaval. Toen reeds....
5 Januari 1473 Margaretha van York legt de eerste steen van de bibliotheek van de Predekheren. Zie ook “Ghendtsche Tydinghen” - 2000 - N° 4 - pp. 260-261
5 Januari 1477 Karel de Stoute sneuvelt in Nancy. Zie ook “Ghendtsche Tydinghen” - 2004 - N° 1 - pp.45-47
5 Januari 1578 De Rederijkerskamer “De Fonteyne” voert vóór het Hof van Wackene op de Poel het mysteriespel op “De Historie ofte het spel van Jephte”.
5 Januari 1841 Dood van Pater Gheersens. Hij was de laatste monnik van de St-Pietersabdij. Hij was geboren te Veurne op 9 oktober 1767. Hij was ingetreden op 25 oktober 1795. Hij werd begraven op het kerkhof van Zwijnaarde.
5 Januari 1846 Grote overstromingen in Gent. 70 straten staan onder water.
440
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 441
5 Januari 1855 Geboorte van Jozef Vandevelde. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2002 - N° 3 - p.153
5 Januari 1863 Broeder Joseph Marès neemt het directeurschap over van St-Lucas. Het is pas in 1866 dat de school deze naam kreeg. Hij werd geboren in 1838. Zijn ware naam was Karel-Lodewijk De Pauw. Hij had gestudeerd aan de Academie van Brussel. Hij richtte een zondagstekenschool in voor ambachtslieden te Hornu. Hij werd verplaatst naar Gent en kwam hier aan op 14 november 1862. Bleef hier tot in 1888 en vertrok dan naar Schaarbeek. Dood in 1914.
5 Januari 1877 Geboorte van Henri Van Daele. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2005 - N° 1 - pp. 49-50
5 Januari 1883 Eerste opvoering in Gent van “Les Contes d'Hofmann”.
6 Januari 1350 Stedelijke verordening tegen de flagellanten of geselaars. Deze Broederschap ontstond rond 1260. Nog goed ontvangen door het Magistraat in 1349, veranderde die houding een jaar later. Zie ook “Ghendtsche Tydinghen” - 2009 - N° 3 - pp. 162-166
6 Januari 1579 Ondertekening van de Unie van Arras. Aan de basis lag Alexander Farnèse. De provincies die katholiek gebleven waren verbonden er zich toe het gezag van de Koning van Spanje te erkennen. Zij scheidden zich af van de Staten-Generaal die trouw bleef aan de Prins van Oranje.
441
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 442
Ingang van de Kerk van de Discalsen in de Burgstraat.
442
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 443
6 Januari 1649 Plechtige opening van een klooster en een kapel van de Discalsen op de Houtleie. De Discalsen kwamen zich in Gent vestigen in 1641. Ze hadden reeds toelating gevraagd tot de stichting in 1633, maar dit verzoek werd afgewezen door de Schepenen. In 1641 zaten zij op het einde van de St-Pietersvrouwstraat waar zij de zorg over de St-Quintinuskapel op zich namen. In 1648 kregen zij van Bisschop Triest en van de Gentse Schepenen de toelating een eigen klooster te stichten. Na een korte tijd op de Houtleie en in de Ramen gezeten te hebben kochten zij in 1651 de “Leeuwenmeers”, een deel van het oud Prinsenhof. Ze bouwen er een kapel. In 1664 beginnen zij aan de bouw van een definitief klooster dat 23 jaar later voltooid zal zijn. Het werd gebouwd in de zogenaamde Jezuïetenstijl onder de leiding van de ervaren bouwmeester Broeder Leonardus. Ook het rijk interieur werd vervaardigd met “eigen personeel. Broeder Victor en Broeder Andreas” waren daarvoor speciaal naar Gent gekomen. De plechtige inzegening kon uiteindelijk geschieden op 17 maart 1714. Dit gebeurde in aanwezigheid van de Gentse Schepenen vergezeld van een timbalier en zes stadstrompetters. In Gent waren er twee Karmelietenorden: de oudste was deze van de “geschoeide karmelieten” ook nog Vrouwebroers genoemd, die hier al in 1280 zaten en hun klooster hadden in de Lange Steenstraat. De “Ongeschoeide karmelieten” of “Discalsen” liepen in tegenstelling met hun collega's barvoets. Zoals alle kloosterorden werden zij door de Fransen afgeschaft en hun goederen werden openbaar verkocht, maar... terug ingekocht door de verwereldlijke paters, zodat het rijk meubilair van hun kerk ongeschonden bleef. De paters kwamen hier terug in 1831. Vermelden wij nog dat de Gentenaars die nogal gemakkelijk bij vreemde woorden de moeilijke kantjes afronden het niet hebben over de “Discalsen”, maar over “De Schalse”.
6 Januari 1765 Geboorte van Graaf Philippe de Lens. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2002 - N° 6 - pp.367-368
443
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 444
Kerk van de Discalsen: Interieur.
444
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 445
Kerk van de Discalsen. De Preekstoel.
445
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 446
6 Januari 1800 30 Priesters die nog vastgehouden werden bij de Alexianen worden op bevel van Napoleon vrijgelaten.
6 Januari 1861 Geboorte van Victor Horta. Zie Ghendtsche Tydinghen 2007, nr 5 – pp. 318-319.
6 Januari 1954 Dood van Leonard De Buck. (De vader van Walter). Hij werd geboren op Meulestee in 1874. Gaf lessen aan de Academie. Was gedurende 3 jaar werkzaam in het atelier van Van Biesbroeck Sr. en had ook enkele jaren lessen gevolgd in de schildersklas van Jean Delvin. Net zoals zijn zoon, de kunstschilder Raphaël, had hij zijn atelier in de gewezen Infirmerie van de Vrouwebroers in het Patershol Hij maakte de portretten van de laatste drie voorzitters van de schuttersmaatschappij “Willem Tell”: Karel Inghels, Jan Van Damme en Alfons Collumbien. Van hem hangt in het Museum voor Schone Kunsten een doek "Ontmoedigd". Catalogusnummer 87
6 Januari 1978 Het gewezen populaire café “Het Voske” op de Nederkouter, rechtover de Savaanstraat, stort volledig in. Het had definitief zijn deuren gesloten op 4 Januari 1975. Het was een van die oude Gentse herbergen die door iedereen gekend was. Het was o.m. het stamcafé van Kromme Seys, de Burgemeester van ‘t Zieklien, die er zijn maatschappij “De Rarekiek” stichtte.
6 Januari 1982 Dood van de “Gentse Feestenfiguur” Don Camillo. Zie “Ghendtsche Tydinghen” - 2012 - N° 5 - pp. 447-448 Hugo Collumbien
446
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 447
VERGETEN GENTSCHE SCHRIJVERS: HENDRIK KEURVELS (GENT 1852 — GENT 1931)
Journalist, schrijver Hendrik Eugeen Florentijn Keurvels werd geboren in 1852 in de Nederkouter. Zijn vader, Joseph, was herbergier en later bediende bij La Flandre Libérale. In 1875 huwde hij een eerste maal te Gent. In 1874-1875 gaat hij te Mons wonen, waar zijn vrouw in 1880 overleed. In 1881 trouwde hij een tweede keer te Antwerpen. Hij woonde achtereenvolgens in de Fröbelstraat 24, Godshuizenlaan 249, Korte Dagsteeg 29, Iepenstraat 7, Kortrijksestraat 61, Visserij 147, Heirnislaan 102 en Schaapstraat 18. Hendrik Keurvels begon zijn journalistieke loopbaan op 18-jarige leeftijd. Hij sloot zich onmiddellijk aan bij de liberale partij. Zijn eerste bijdragen verschenen in Het Vlaamsche Volk (1870). Gedurende vele jaren schreef hij opstellen of korte verhalen voor kulturele liberale tijdschriften en kranten te Gent, Antwerpen, Brussel, Leuven en SintNiklaas. Zijn medewerkers waren o.a. Jan Bouchery, Lodewijk De Vriese, Edward Blaes en Courtmans. Na de opheffing van Het Vlaamsche Volk, werd hij medewerker van het Brusselse tijdschrift De Zweep, onder hoofdreHenri Keuvels. dactie van Julius Hoste. 1852-1931. 447
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 448
Tegelijk schreef hij ook bijdragen voor het Jaarboek van de Zetternamkring te Gent. In 1875 kreeg hij de betrekking van redacteur van La Flandre Libérale te Gent – Keurvels schreef in beide landstalen – en tegelijk gaf hij het Liberaal Weekblad van Sint-Niklaas uit, waarbij hij zich als opdracht stelde de bevolking antiklerikaal op te voeden. Dat antiklerikalisme zal hij zijn leven lang volhouden en zal nog in heftigheid toenemen. Verder hield hij zich, als opvolger van Frans Rens, ook bezig met de uitgave van De Eendragt, het tijdschrift van Rens. In 1882 werd hij hoofdredacteur van de krant Het Vaderland en bleef ook hoofdredacteur toen de krant in 1914 fusioneerde met Volksblad, het eerste centenblad in België. Tenslotte werkte hij ook mee aan Volksbelang, het orgaan van de Vlaamse liberalen te Gent. In 1911 werkte hij mee aan Ons Belang, waarin hij de vervlaamsing van de Gentse Rijksuniversiteit bestreed. Tijdens W.O.I werden de uitgaven van de liberale kranten stopgezet. De journalistiek was voor Keurvels het middel bij uitstek om een politieke carrière op te bouwen. Hij bracht het van los medewerker tot hoofdredacteur van de voornaamste Gentse liberale kranten. In 1920 werd hij ridder in de Leopoldsorde omwille van “vaderlandslievende activiteiten”. Na de dood van Karel Lybaert in 1922 werd hij ook voorzitter van de Gentse afdeling van de Belgische Persbond. Hij had voornamelijk onder de bescherming van burgemeester Lippens en schepen Gustaaf Callier gewerkt. Zoals vele van zijn tijdgenoten journalisten heeft Keurvels ook letterkundig werk nagelaten. Hij had een heel vaardige pen, wat er trouwens voor gezorgd had dat hij het zo ver kon brengen als journalist. Zijn literair werk was vooral historisch getint en bestemd voor een belezen publiek, d.w.z. de hogere burgerij. Na de kiesnederlaag van 1884, schreef hij dat hij er zich voor wou inzetten de liberale geest hoog te houden bij de gegoede burgerij. Overigens was hij ook een taalvaardig en welbespraakt causeur en heeft hij talloze voodrachten en spreekbeurten gehouden te Gent en in de omgeving. Als literator schreef Hendrik Keurvels: Recht voor de vuist (1871), Amerikaansche burgers (1877), Servaas van Steelandt, drama in vier bedrijven (1880), Een bloedig raadsel (1887), Naar Argentina (1889), Vlaanderen te vuur en te zwaard, humoristische roman (1892), Van eenige wonderen (s.d.), Gentsch museum. Geschiedkundige en anecdotische \aanteekeningen (1913), De verdoemenis van Faust (1913) Literatuur Leven en Werken der Zuidnederlandsche Schrijvers, Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde, p. 419-420. E. Voodeckers, Bijdrage tot de geschiedenis van de Gentse pers — Repertorium, 1967
Daniël Van Ryssel 448
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 449
GENT IN DE 19e EEUW De straat waar ik nu woon is ook de straat waar ik mijn kinderjaren heb doorgebracht, waar ik onze o zo gewaardeerde Gentse historie- en kroniekschrijver Prosper Claeys leerde kennen als gebuur. Het was in de jaren 50. Gent was nog voor een deel omringd van zijn oude vesten, muren en grachten. De stadspoorten en het octrooi bestonden nog. Het middenpunt van Gent was een doolhof van smalle straten en grachten. Van de Ottogracht naar het Gravenkasteel vaarde men onder zeven brugskens, op sommige plaatsen langs overwelfde grachten, onder de huizen. Om op de titel van Gentenaar aanspraak te mogen maken, moest men onder de zeven brugskens gevaren hebben, en dit was geen kleine zaak, want men stelde zich in gevaar de alles behalve welriekende inhoud der in de grachten uitlopende versterfputten en gemakhuizen der aanpalende woningen op het lijf te krijgen. Nu is het voldoende een nacht opgesloten te worden in ‘t Rolleken (vroeger Mammelokker) om als “vrije Gentenaar” aangetekend te staan. De Kouter was nog omringd met aan arduinen stijlen vastgemaakte ijzeren kettingen, voor de paardenmarkten welke er gehouden werden en in de aard van de afsluitingen welke thans de Beestenmarkt versieren. Op de Kouter hadden ook de militaire paraden plaats. Wij hebben het visioen bewaard van een revue over het alhier in garnizoen liggende regiment kurassiers, wier helmen en kurassen glansrijk schitterden onder de zonnestralen. Het is ook op de Kouter dat alle woensdagen, ‘s avonds, voor d’ure van ‘t appel, de trommelaars en trompetters van ‘t garnizoen bijeenkwamen om al spelende terug naar de kazerne te trekken. De retraite, of “taptoe”, gelijk men het noemde, was een pret voor grote en kleine kinders en niet in het minst voor de straatbengels van de St.-Pieterswijk die de “taptoe” in schilderachtige wanordelijkheid en rumoermaking volgden. Op het uiteinde van de Kortrijksestraat en van de Heuvelstraat waren de stadspoorten. Daarbuiten kwam men in volle veld. De stadsmuur liep daar met een gracht naar de Schelde tot aan het schilderachtige schildwachthuisje, het enigste dat van onze “Oude Vesten” bewaard gebleven is. Om van daar naar Terplatenkaai of naar de Sint-Lievenslaan te geraken, waar zich het militair poermagazijn bevond in een eenzaam gebouw, moest men zich laten overzetten. Er waren in Gent noch trams, noch fietsen, noch auto’s te zien. De diligentieën, evenals de bargie – zo noemde men de grote boot die regelmatig dienst deed op Brugge, voor reizigers en koopwaren – waren nog in volle fleur. Voor kleine burgers en werklieden was de char-à-banc een uitgave van luxe bij trouwfeesten, terwijl heden ten dage de geringste arbeider zich gedeconside-
449
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 450
reerd acht, wanneer hij naar ‘t stadhuis niet kan rijden met minstens drie koetsen, elk met een koppel paarden bespannen. Er zijn er zelfs, in deze eeuw van democratie, die de livrei eisen voor de cocher van de bruid. Al de werklieden droegen blauwe kielen en klompen. Zelfs de kinderen van kleine burgers en neringdoenden gingen met holleblokken naar school. Ik heb er gedragen in mijn jongste kinderjaren. Buiten de burgerij was de manshoed een zeldzaamheid. De klepklak of pet werd algemeen gedragen. De tjeepmuts, welke men tot over de oren kon trekken, werd ook, nog veel gedragen. De meeste vrouwen van de lagere standen droegen tullen meer of min met lint en bloemen versierde mutsen, kapmantels in de winter, kapelienen in de zomer. De netjes gestreken voorschoot met boezelaar paste nog bij het zondagtoilet; De dames droegen strooien kaphoeden als vijgekabazen, cachemiren chais, groot genoeg om er twee bedden mede te dekken, omslaande over de schouders en zich breed uitzettende over de wijde krienolienen, waaraan onze moeders het uitzicht te danken hadden van wandelende ballons. De deftigste burgers zegden dan niet dat zij op “café” gingen, maar op “staminet”. De liters en halve liters waren toen nog in gebruik en men schonk het bier uit in tinnen kroezen. In alle staminets – er waren er vele nog met de gewone keukenstoof in plaats van kachels – trof men op de tafels de koperen vuurpot aan met de brandende houtskool, om de pijpen te aansteken en, aan de muur, naast de toog, de blikken koker met de lange solferpriemen. Menige herbergen waren nog verlicht met kaarsen, staande in hoge houten of koperen kandelaars. In andere herbergen alsook voor de verlichting van de meeste winkels, gebruikte men de rechtstaande vetolielampen, met schuivende reservoir, meest in ‘t koper. De herberg “Frascati”, zo gelukkig en getrouw gereconstitueerd op de laatste grote tentoonstelling van bloemen in het Casino (100e verjaardag der Gentse bloemententoonstellingen) was het getrouw afbeeldsel van menige deftige burgerstaminets van over vijftig jaren. Men had geen idee van pracht gelijk b.v. in het “Café des Arcades”, de “Grand Café”, “Ganda”, enz. De opvatting van pracht verandert zeker ook wel met de jaren. Toen, iets meer dan vijftig jaren geleden, het chalet van de nu verdwenen Gentse Dierentuin opgericht werd, sprak men ervan als van iets buitengewoon merkwaardigs. De Parijzer illustratiën wijdden er artikels aan en gaven er afbeeldingen van. Toen de Hoornstraat, zo smal als de Donkersteeg, verbreed en het smal houten brugje, door de nieuwe Predikherenbrug vervangen werd, noemde men deze laatste brug iets prachtigs! En wat is zij nu, vergeleken bij de Verlorenbroodbrug en bij de St.-Michielsbrug! En de Coupure was te dien tijde, meer nog dan de Kouter, de prachtigste en meest bezochte wandeling van Gent.
450
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 451
Wie herinnert zich de zo schilderachtig gelegen en met grachten omsloten Bijlokemeers, waar zich de gaaipers bevond der aloude handboogschuttersmaatschappij St.-Sebastiaan, in een middeleeuws kader, waaraan het oude kerkje der Bijloke, de gebouwen van ‘t oud-Mannenkenshuis, de blinde muur lopende naar de Bijlokevest en uitkomende aan een houten poort of hekken, benevens een paar oude huizen der Godshuizen met hun trapgevels, zoveel cachet gaven? Wie herinnert zich nog het Zomerlief, met “longchamps” waaraan al ‘t gerij van Gent deelnam, om in groot gala langs de Coupure, de Brugse vaart en de Nieuwe Wandeling te defileren? Niet alleen zag men er vele cavaliers en amazonen, maar menig prachtig herenrijtuig, naar de oude trant met vier paarden ingespannen, de geleiders in postillon, de teugelhouder met driestek en witte pruik op het hoofd en gegaloneerde frak, de lakeien statig rechtstaande achter de koets. En wie herinnert zich de gebuurtenwachters, met hun lans en lantaren, ook soms gewapend met een sabel en vergezeld vàn een hond, die alle uren drijmaal moesten roepen: “Wacht uw vuur- en kaarslicht wel, de klok slaat... ure” zo dat de dieven verwittigd waren en zich in tijds uit de voeten konden maken, terwijl de kinderen uit hun slaap gewekt werden en van angst de dekens over het hoofd trokken, want men maakte ze bang voor de nachtwakers gelijk voor “peer-baboe”! Henri Keurvels
Uit: Gentsch Museum. Geschiedkundige en Anecdotische Aanteekeningen.
451
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 452
BURGEMEESTER JACQUES EGGERMONT “TERUGGEVONDEN”
Afgezien van de Brusselsesteenweg, is de bijzonderste straat van Ledeberg de Jacques Eggermontstraat. Op het straatnaambord lezen we dat de man burgemeester was en leefde van 1795 tot 1867. De Eggermonts betekenden in de 19de eeuw heel wat voor Ledeberg. Zo'n straatnaam lijkt dus ten volle verantwoord. Alleen blijkt er iets niet te kloppen met het bord. Daar is iets raars mee aan de hand.
Burgemeester Jacques Eggermont (1797-1864) Jacques François Michel Eggermont was inderdaad de eerste burgemeester van Ledeberg in onafhankelijk België, maar dat was hij slechts korte tijd, amper drie jaar (1831-1834). Volgens een wijd verspreid verhaal zou deze Jacques Eggermont, na een proces in 1834, zijn ambt als burgemeester kwijtgespeeld zijn en was hij plots onvindbaar. In 1845 zou hij uit het leven zijn gestapt.
452
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 453
Wat is er daar van waar? We konden zijn geboorteakte uit 1797 (niet 1795!) opsporen, maar aanvankelijk vonden we nergens een overlijdensakte of de plaats van begraving, tot we tenslotte via Internet een bidprentje ontdekten van Jacques François Michel, herkomstig uit de verzameling van René Maurice Jammart - Halle. Jacques Eggermont bleek in Kortrijk overleden te zijn. Na contact met de bevolkingsdienst van die stad kon ook de akte van overlijden aldaar ingekeken worden. Een graf werd niet gevonden. Niet te verwonderen: het huidige Kortrijkse kerkhof werd pas in 1888 aangelegd. Het oudere kerkhof, werd tijdens de Tweede Wereldoorlog zwaar gebombardeerd en na de oorlog opgeruimd. Er deden nog meer verhalen de ronde over deze burgemeester. Zo beweerde men, onder andere, dat het huidige Dienstencentrum, het vroegere Gemeentehuis, opgetrokken werd dank zij hem. Er werd zelfs verteld dat hij de verdwenen kiosk op de Vooruitgangplaats (Kerkplein, nu Ledebergplein) betaalde, en dat nog wel in 1901! In de snelinventaris “Bouwen door de eeuwen heen” lezen we echter dat het imposante oud gemeentehuis in 1878 opgetrokken werd. Het gebouw diende eerst als onderkomen voor de fanfare Concordia, die er een muziekschool inrichtte. Het werd in 1883 in gebruik genomen als gemeentehuis na aankoop door de overheid.
453
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 454
Notaris Norbert Eggermont (1795 - 1867) Niet Jacques, maar Isidore Eggermont (1844-1923), zoon van Norbert Marie Jacques (Gent 1795-1867), was reeds in 1869 voorzitter of erevoorzitter geworden van deze muziekmaatschappij. Met diens vader, de steenrijke notaris Norbert, broer van de burgemeester van Ledeberg, komen we dichter bij de oplossing van het raadsel. Het was Norbert die in 1865 de gronden schonk waarop de kerk werd gebouwd en het kerkplein (nu Ledebergplein) aangelegd. Of: hoe het er meer en meer lijkt dat burgemeester Jacques daar voor niets tussen zat.
De familie Eggermont, katoenindustriÍlen Ongeveer in 1810 werd in Ledeberg een katoenfabriek opgericht tussen de Moriaanstraat en de Hundelgemsesteenweg door Jacques François Guillaume Eggermont (Gent 1764-1830). Deze Jacques senior was niet alleen vader van de notaris Norbert en van Jacques junior, de latere burgemeester, maar ook nog van nog elf andere kinderen. Jacques junior en zijn broer Louis (Ledeberg
454
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 455
1812 - Vorst 1863) waren beheerders in die katoenfabriek. Louis Eggermont zou later eveneens burgemeester van Ledeberg worden, en wel van 1846 tot 1856. We gingen van de veronderstelling uit dat Jacques François Michel na zijn proces terugkeerde in 1835 naar de fabriek en bleef wonen in het buitengoed van de familie. Dat was een kasteel dat volgens het kadaster in 1872 opgetrokken werd op het domein dat ooit eigendom was van Norbert en waarvan een deel nu bekend staat als het Adolf Papeleupark. In 1835 kende familiale onderneming Eggermont zware financiële problemen, die werden opgelost door de rijke notaris Norbert. Deze kocht in 1838 de “Filature de Coton de Ledeberg” terug van de schuldeisers, samen met nog een fabriek als bijhuis te Kortrijk. Dit kan er op wijzen dat de “Ancien Bourgmestre de Ledeberg” in 1838 naar de pas verworven fabriek te Kortrijk trok. Hij overleed er als “rentenier” in 1864.
Eerbetoon aan de familie Eggermont In 1869-1872 bouwde men de kerk te Ledeberg en pal daar tegenover werd een straat aangelegd die de naam Eggermontstraat kreeg. Ten tijde van de bouw in 1878 van het gemeentehuis en van de kiosk in 1901 waren Jacques en Norbert beiden reeds overleden. De weduwe van Norbert stierf in 1886 en wellicht heeft zij met zoon Isidore, ingestaan voor het bouwen van het latere gemeentehuis. Isidore en misschien nog andere familieleden kunnen bijgedragen hebben aan de kiosk. Heden prijkt de naam van Jacques Eggermont (1795 - 1867) op het straatnaambord met het geboorte- en sterfjaar van zijn broer Norbert. Pas in de vorige eeuw werden de `verkeerde voornaam' (of de `verkeerde jaartallen') er aan toegevoegd. Werd de straat zo genoemd als dank aan Norbert? Misschien houden we het beter bij een eerbetoon aan de familie Eggermont. Naschrift Het fijne weten we niet over de opkomst en het snel weer verdwijnen uit Ledeberg van Jacques junior, maar meer dan waarschijnlijk zat het wel en wee van het familiebedrijf daar voor iets tussen. De fabriek van de Eggermonts bloeide op in de Hollandse Tijd, en kwam, net als zoveel andere textielbedrijven, vooral in het Gentse, zwaar in moeilijkheden na de Belgische onafhankelijkheid, toen de belangrijkste afzetgebieden verloren gingen. Zo mogen we veronderstellen. Ten tijde van het cijnskiesstelsel (aantal stemmen volgens fortuin) was insolvabiliteit of dreiging daarvan, voor een politicus nog erger dan voor iemand anders. Deze bijdrage is een aanvulling bij mijn in 2012 verschenen boek “LEDEBERG - Van Letha en Sint-Pieters-Lede tot...” . Ze biedt een oplossing voor het raadsel burgemeester Jacques Eggermont (p. 102).
Marcel De Bleecker 455
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 456
KONIGLYKE POSTWAGEN VAN AMSTERDAM OP GENT IN DE HOLLANDSE TIJD
In de indertijd (en nu nog!) veel geraadpleegde Wegwijzers der Stad Gent is er heel wat informatie te vinden over het vervoer van mensen, poststukken en vrachten, per buurtschip, per â&#x20AC;&#x2DC;vrachtwagenâ&#x20AC;&#x2122; en per diligence. In de jaargangen 1823 - 1829 prijkt bij de diligences telkens, als eerste bovenaan, de verbinding Gent - Amsterdam en omgekeerd.
Afb. 1. Uit de Wegwyser der Stad Gend 1828 (Stadsarchief Gent)
Afb. 3. Posthotel van Busso op de Kouter in 1831, toen de verbinding Gent-Amsterdam, gezien de politieke toestanden, wellicht niet meer bestond. (porceleinkaart, digitale collectie A. Brysse).
456
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 457
Afb. 4. Replica van de diligence gemaakt door de Nederlandse Posterijen voor het vroegere Postmuseum, dat werd omgedoopt tot Museum voor Communicatie, Zeestraat 82, Den Haag. De prachtige wagen komt nu nog geregeld in het verkeer. Ter gelegenheid van 200 jaar Nederlandse Posterijen (1799-1999) verscheen in het tijdschrift Mensport een foto en een uitgebreid artikel over deze diligence.
Via nakomelingen van de bekende architect Amand Janssens, die rond de eeuwwisseling in Gent talrijke restauraties leidde en het gezicht van het centrum (Veerlepleintje, Sint-Michielshelling, Graslei) in belangrijke mate mee hielp bepalen, kwamen we te weten wie de koninklijke concessie in Gent hield. Dat was namelijk Joseph Joannes Janssens (1796-1870), grootvader van de architect. De koetsen vertrokken ontiegelijk vroeg, om vier uur in de morgen, of – voor die tijd – verschrikkelijk laat (tien uur in de avond) aan de Kouter bij de bekende Grote Posterij (Hôtel de la Poste) van Busso. De concessionaris zelf woonde in de Jan Botermanstraat nr. 4 (zijstraatje van de Burgstraat). Het mooi gerestaureerde huis achterin het straatje heeft een imposante ingangspoort. Hierin kon een postwagen wel terecht, voor zover de koetsier geen
457
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 458
Afb. 2. Affiche uit 1822 (Museum voor Communicatie, Den Haag)
458
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 459
Afb. 5. Jan Botermanstraat, anno 2013.
459
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 460
gebruik wenste te maken van de faciliteiten van het hotel op de Kouter voor rijtuigen, paarden, post en uiteraard ook passagiers. Tussen haakjes: tot ver in de 20ste eeuw werden hoofdpostkantoren Posthotel - Hotel de la Poste genoemd. En met reden: men moest er bvb. kunnen overnachten. Volgens de publiciteit aangebracht op de postwagen en op drukwerken werd de bestemming in 24 uren bereikt. Hoe dat mogelijk was op de primitieve wegen van die tijd, kunnen we ons niet inbeelden … ’s nachts was het pikdonker, nergens brandde ook maar enig lichtje. Maar, misschien kenden de regelmatig (om de 20 - 30 km.) gewisselde paarden de weg uit het hoofd? Bedenk daarbij nog dat reizigers en vracht niet enkel de Schelde, maar ook de grote rivieren in het noorden per veer moesten oversteken. Wellicht bleven de postwagens zelf aan veersteiger achter, waarna de reis vervolgd werd met een nieuw ingespannen diligence. Misschien werd er ook een keertje overnacht en slaat de slogan ‘in 24 uur’ enkel op de tijd die men werkelijk in de koets door bracht? Als je die 24u letterlijk neemt, dan arriveerde de ‘toerist’ uit Gent ’s anderendaags om vier uur in de nacht in Amsterdam. Het lijkt bijna onwaarschijnlijk. Zo’n reis was trouwens heel uitzonderlijk en men nam er zijn tijd voor. Bij zwaar weer en hevige stroming zullen de veertochtjes trouwens geen pleziertje geweest zijn … of gewoon onmogelijk.
Jos Tavernier, Luc Devriese met dank aan Philippe Verschueren, kleinzoon van architect A.R. Janssens
460
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 461
VERERING VAN DE VROUWELIJKE ‘BAARDHEILIGE’ WILGEFORTIS OM EN ROND DE SINT-BAAFSABDIJ
Inleiding Het vroegste spoor van de verering van de vrouwelijke ‘baardheilige’ Wilgefortis, alias Sint-Ontcommere of Oncomena in Europa zijn te vinden in het graafschap Vlaanderen, meer bepaald in Gentse mannenkloosters. Dit haast onwaarschijnlijke verhaal van middeleeuwse mystiek wordt uit de doeken gedaan in het volkskundige tijdschrift Van Mensen & Dingen, waar deze, zo goed als vergeten, mythische figuur meer uitgebreid belicht wordt1. In deze bijdrage gaan we in het bijzonder in op de verering die verband hield met de Sint-Baafsabdij en haar godshuiskapel aan de verdwenen Spitaalpoort (Dampoortbuurt).
Wilgefortis in de invloedsfeer van de Sint-Baafsabdij Was er een link tussen de Gentse Sint-Baafsabdij en de H. Wilgefortis? De belangrijkste aanwijzing daarvoor is te vinden in de kapel van het hospitaal (spitaal, hospitium, gasthuis; oorspronkelijk: onderkomen voor reizigers) van Sente Baefs te Gent. Dit hospitium was gelegen in het verdwenen abdijdorp van Sint-Baafs, dicht bij de eveneens verdwenen Spitaalpoort. Deze poort gaf het aan platteland (toen Oostakker) in het oosten van Gent toegang tot de stad. De stadspoort en de huidige Spitaalpoortstraat in de Dampoortbuurt ontlenen er hun naam aan. Dat gasthuis was een stichting (1207) van de Sint-Baafsabdij en het werd in de eerste eeuwen van zijn bestaan als hospitaal van Sint-Baafs aangeduid2. In de literatuur bleef het hospitium vrijwel enkel geassocieerd met de latere naam Sint-Anna, naam van de er aan gehechte kapelanij. In de hier gebruikte betekenis is een kapelanij of kapelanie een kapel of altaar waarin of waaraan bepaalde erediensten plaatsvinden. Die worden in principe uitgevoerd door een priester, die betaald wordt met de inkomsten van goederen geschonken aan de kapel. Ook de materiële inrichting wordt betaald door schenkingen. Er waren echter twee kapelanijen in de kapel van het hospitium gevestigd: van de H. Anna en van de H. Wilgefortis. In de Spitaalkapel was er al heel vroeg sprake van Wilgefortis verering. De Leuvense specialist Gessler beschrijft en citeert een lange, in het Latijn geschreven notariële akte uit het vroegere abdijarchief, gedateerd 2 december 1423 betreffende de inkomsten toekomende 461
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 462
Afb. 1. De Spitaalkapel (Kapel van het Sint-Baafshospitium of Sint-Annakapel) met gasthuisgebouwen in de korte periode dat de kapel fungeerde als parochiekerk (pentekening door Arent van Wijnendaele, bewaard in het Gentse stadsarchief, Atlas Goetghebuer, L11/28).
(…) ad altare beate Wilgefordis situm in hospitale sancti Bavonis juxta Gandavum (…)3. In vertaling: ‘aan het altaar (aan de eredienst) van SintWilgefortis in het Sint-Baafs hospitaal bij Gent’. De akte werd opgemaakt na het overlijden in 1420 van de priester die het als altaar beneficium (inkomstenbron) had, dus nog voor 1420. Nergens is er sprake van dat deze man de eerste was in die functie, en daarom vermoedt Gessler dat de stichting van het altaar met de verering, net als in de Sint-Pietersabdij en bij de augustijnen, tot in de 14de eeuw opklimt. Er zijn nog meer elementen die in die richting wijzen. Van Lokeren nam in 1855 een landboek (terrier) op, gedateerd 1401, van de goederen in eigendom van de kapelanij Sint-Wilgefortis in het hospitaal van Sint-Baafs in zijn ‘Analyse succincte des chartes et documents de l’abbaye de Saint-Bavon’4. De Sint-Baafsabdij werd in 1536, op eigen verzoek en tegen betaling van een aanzienlijke hoeveelheid (eigen!) gouden dukaten, omgevormd tot kapittel en
462
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 463
Afb. 2. De baardheilige in volle glorie afgebeeld in een brandglasraam van Ganton, in 1911 geplaatst in de Sint-Oncomenakerk van Bavegem.
463
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 464
ze verdween in 1540 ook fysiek. Dat gebeurde, zoals ruim bekend, op bevel van keizer Karel V voor de bouw van zijn ‘Nieuw Kasteel’ dat enkele decennia later Spaans kasteel genoemd werd. Daarmee was de rol van het hospitium uitgespeeld. De kapel van het Sint-Annahospitaal werd op 28 september 1571 door bisschop Jansenius omgevormd tot parochiale kerk met de H. Amandus als patroonheilige. De kapelanij van de H. Wilgefortis werd afgeschaft en haar inkomsten vielen de pastorie toe5. De kersverse parochiekapel (of - kerk) was echter geen lang leven beschoren. Ze werd samen met de hospitiumgebouwen en het hele Sint-Baafsabdijdorp in de jaren 1577-1584 op bevel van het calvinistische stadsbestuur afgebroken in het kader van de toen nieuw aangelegde grootscheepse stadsverdedigingswerken. Er gold een bouwverbod over 575 m buiten de vesten. De Amandusparochie werd ingericht in de SintLaureinskapel in de landelijke dorpskern van Oostakker. In de 19de eeuw verhuisde ze opnieuw richting Gent naar het snel groeiende voorstadje buiten de Dampoort dat onder de naam Sint-Amandsberg een afzonderlijke gemeente werd6. De Spitaalpoortkapel was niet het enige element dat de Sint-Baafsabdij verbond met Wilgefortis. De kerk van Bavegem (deelgemeente van Sint-LievensHoutem), onderdeel van het vroegere abdijdomein, is toegewijd aan deze heilige en ze wordt nog altijd met haar naam aangeduid: de Sint-Onkomenakerk7. Ze bezit minstens drie fraaie voorstellingen van haar patroonheilige8. Op het hierbij afgebeelde glasraam van Ganton, onderdeel van een drieluik, staat ze afgebeeld met een opvallend weelderige baardtooi. Dit riep wel enige weerstand op: het raam werd bijna geweigerd bij de levering ‘omdat de heilige er afgebeeld staat met een baard zoo omvangrijk dat zij veeleer aan een manspersoon gelijkt’9. Een afbeelding van Wilgefortis in het gezelschap van Sint-Kristoffel en SintElisabeth, is ook te zien op het rechter pijlercomplex van de crypte van de Gentse Sint-Baafskathedraal. De muurschilderijen dateren uit de 15de of begin 16de eeuw. De voorstelling is traditioneel: aan het kruis genageld, met baard en lang, onderaan bij de enkels toe gebonden kleed. Het opschrift vermeldt: S. Ontcômne10. In de crypte van de Sint-Baafskathedraal, ten tijde van het aanbrengen van de schilderwerken vermoedelijk nog Sint-Janskerk, werden opvallend veel heiligen verbonden met de Sint-Baafsabdij voorgesteld.
Eigendommen van de Wilgefortiskapelanij in Oostakker De naam Wilgefortis raakte snel vergeten om en rond de verdwenen kapel. Hij bleef echter wel voortleven in de bezittingen van de vroegere kapelanij. De kapel van Wilgefortis, onder het Sint-Annahospitaal, bezat gronden te
464
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 465
Oostakker, gedeeltelijk nu Sint-Amandsberg11. De kapel wordt genoemd als oostelijke buur van gronden in de Roosbroeken die in 1632 eigendom waren van Guillaume Rentier, zoon van Guillelmus12. De situatie was in 1655 niet veranderd, want de gronden van de kapel grensden nogal altijd aan de oosmentzijde van eigendom van François Desmarez en Marie Rentier13. Om welke oppervlakte het precies ging is ons niet bekend. Nog een andere eigendom in Oostakker betrof een partij onderlandt ende meersch ghenaemt de Cruijsbulck, met een oppervlakte van 960 roeden; grenzen: O: Smalle Heerweg, Z: de Oude Vest (Sint-Baafsvest: grens met Gent); W: de Bijloke (als eigenaar). Tenslotte nog een partij land, de Criekerije (terug te vinden in de vroegere Kriekeriestraat, nu Jef Crickstraat) in SintAmandsberg, in de buurt van de Roosbroeken, met een oppervlakte van 4 gemeten, 90 roeden; aangrenzende eigenaars: NW: weesen van Veld met het Kromme Stuk; N: Roosbroeken; ZO: H. Geest van Sint-Salvators met de quotidiane; W: erven Louis (van) Hoobrouck met de vermelding: op de grens een blauwen paelsteen en 8 R 13 voeten van boven nederwaerts naer de Roosbroucken inde noortwestseyde staet oock eenen blauwen paelsteen. Danny Mattens, Luc Devriese met dank aan Mark Adriaen NOTEN 1
2
3
4
5 6
7 8
Devriese, L., De vrouwelijke baardheilige Sint - Wilgefortis, alias Ontcommer of Oncomena, een internationaal verspreide heiligenverering van Vlaamse makelij. In: Van Mensen & Dingen, Gent, 2013, jg. 11 nr. 2. Grotendeels gebaseerd op Gessler, J., De Vlaamsche baardheilige Wilgefortis of Ontcommer, Antwerpen, 1937, pp. 198. Maréchal, G., Het Sint-Annahospitaal te Sint-Baafs te Gent. In: Annalen van de Belgische Vereniging voor Hospitaalgeschiedenis/Annales de la Société belge d’histoire des Hôpitaux, jg 4, 1966, p. 31-60. Gessler, J., 1937, p. 56. Origineel in het Rijkarchief (RA) Gent (Fonds Sint-Baafs, Gysseling invent. nr. O22971) Van Lokeren, A., Histoire de l’Abbaye de Saint-Bavon à Gand, Gent, 1855, deel 2, p. 100. Foutief aangegeven als Ste Widgeforte. Niet als dusdanig terug te vinden bij Gysseling, M., Inventaris van het archief van Sint – Baafs en het bisdom Gent tot eind 1801. RA Gent. Fonds Sint-Baafs. Inv. Nr. (Gysseling) O25200. Gysseling, M., Geschiedenis van Oostakker en Sint-Amandsberg tot 1794, Oostakker, 1974, p. 32; Devriese, L., Heilig Kerstparochie en Sint-Baafsdorp. In: Jaarboek Oost-Oudburg, 2007, deel 44, p. 201-213. Het villadomein Vlierzele in Bavegem - Papegem was bezit van de Gentse Sint-Baafsabdij. Afbeeldingen in Gessler, J., 1937. Naast het hier afgebeelde glasraam, een neogotisch SintOncomena altaar eveneens uit 1911, en een 19de – eeuws beeld van de gekruisigde heilige
465
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 466
9
10
11
12
13
(datering KIK inventaris). Pieters, J., Over de Sint-Wilgefortisverering in Oost-Vlaanderen. In: Oostvlaamsche Zanten, Gent, 1937, jg. 12 nr. 1, p. 25. Van den Gheyn, G., Les peinture murales de la crypte de Saint-Bavon. In: Bulletijn der Maatschappij voor Geschied- en Oudheidkunde te Gent, Gent, 1937, jg. 45, p. 116-117 en 129 (afb.); Dhanens, E., Inventaris van het kunstpatrimonium van Oost-Vlaanderen. V. SintBaafskathedraal Gent, Gent, 1965, p. 172; Goossens, M., De middeleeuwse muurschilderkunst. In: Gent. Duizend jaar kunst en cultuur. Deel I, 1975, p. 83. Het schilderwerk van dit onderdeel verkeerde bij de ontdekking in 1936-1937 in vrij slechte staat. Gysseling, M., 1974, p. 39. Legger en pachtcontracten (16de eeuw) van de landerijen in RA Gent, Fonds Sint-Baafs nr. 22975 en 22975A. RA Gent, Fonds Bisdom: LSB1079 - Denombrement door Hieronimus Masseau als voogd van Guillaume Rentier, 27.10.1632. Hoewel de kapelanij van Wilgefortis al lang opgeheven was, en de inkomsten aan de pastorie (toen van Oostakker) toekwamen, werd de eigenaar nog steeds met de benaming aangeduid. RA Gent, Fonds Bisdom: LSB1222 - Denombrement door Joos Maseau, namens Franรงois Desmarez en Marie Rentier, 27.08.1655.
Belangrijk bericht aan onze medewerkers Auteurs mogen nog altijd, zo mogelijk, hun kopij digitaal doorsturen, maar moeten ook een afdruk ervan opsturen aan het Redactie-adres. Dit laatste zal beschouwd worden als de enige geldige tekst waar rekening zal mee gehouden worden bij de correctie der drukproeven. Wij zouden ook willen vragen een tekst slechts in te leveren wanneer hij af is. Het is al gebeurd dat wanneer alles klaar ligt voor de drukker op het laatste ogenblik nog wijzigigen aangebracht worden. Dit zorgt dan voor complicaties en nutteloos tijdverlies.
466
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 467
BIBLIOGRAFIE
Onlangs verscheen een kanjer van een boek, een standaardwerk: “Vooruit Gent. Feestlokaal 1913-2013 Kunstencentrum.” Het feestlokaal van VOORUIT dateert immers van 1913. Wat zich daarin 100 jaar heeft afgespeeld, zelfs als men het sterk zou resumeren (wat gelukkig niet gebeurd is) zou niet in een klein boekje kunnen worden verteld. Het is bijgevolg een boek geworden van een formaat van grosso modo 14,5 x 21 cm. met niet minder dan 592 bladzijden en meer dan 500 (!) afbeeldingen. Het gaat vanzelfsprekend over de bouw en de verbouwingen van dit “Paleis van de Werkman”. De diverse functies die het gekend heeft, ook tijdens de twee wereldoorlogen, worden er uitgebreid in beschreven. Oudere socialisten zullen bij het lezen van de tekst en het bekijken van de foto’s ongetwijfeld veel nostalgische herinneringen kunnen oproepen. Wij zullen niet proberen de 10 hoofdstukken te resumeren. U moet ze maar lezen en er veel plezier aan beleven. Te koop in de boekhandel à 39,50 € H.C.
ERRATUM In ons nummer 3 is op p. 278 een fout geslopen bij de vermelding van het rekeningnummer waarop moest worden gestort om het boekje “Oud Vlaendre op de Wereldtentoonstelling van 1913 opnieuw bezocht” te bekomen. Noteert u even het correct nummer van de Rekening van Arthur De Decker! BE 71001048130769
467
Binnenwerk_sept_oktober_2013_DEF_B_September binnenwerk OK 5.0 16/10/13 13:06 Pagina 468
LEZERS SCHRIJVEN ONS
De heer Guido De Bruycker schreef ons het volgende: “In de overigens heel interessante bijdrage over Anne de Laval vernoemt Lieve Vande Casteele als een van de voorbeelden van nationale heldinnencultus de opera La muette de Portici (G.T. blz. 243). Haar karakterisering van het werk als ‘Opéra Comique’ is echter foutief. De componist, Daniel-François Auber, was in Frankrijk weliswaar gedurende bijna een halve eeuw een prominent vertegenwoordiger van dit genre, maar niet met deze opera, die in 1830 de Belgische opstand ontketende. La muette de Portici is een vroeg voorbeeld van het genre “Grand' Opéra”.
468
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 469
GHENDTSCHE TYDINGHEN Tweemaandelijks Tijdschrift van de Heemkundige en Historische Kring Gent V.Z.W. 42e jaargang nr. 6 november - december 2013
Inhoud - Erik De Keukeleire: “Hij goat omuuge, tes tziene wirt”. Ballonvaart boven Cent. (1834-1906). - Armand Heins: Inventaire Archéologique: Tinnen hostieschrijn. - Daniël Van Ryssel: Minder bekende en/of verdwenen locaties in Cent. Veneziana, Geldmunt. - Rudy van Eislande: Willem van Axpoele, een belangrijke schilder in het begin van de 15e eeuw te Gent. - Pierre Kluyskens: De Höogpoort. (Vervolg en slot). - Luc Devriese: Ghendtsche toestanden. De rivieren van der stede dat scoenste juweel es dat de stede heeft. Deel 5. Totale ommekeer door waterzuivering. - Hugo Collumbien: Gentse Memoriedagen: 7-8 Januari. Aanvullingen. - Daniël Van Ryssel: Vergeten Gentse schrijvers. Cornelis Meyer (Gent ? - Gent omstreeks 1734). - Beschermleden 2013. Steunende leden 2013. - Peter Van Keymeulen: Ridder Andries de Baviere, Luitenant-Civil. De opkomst van een nieuw Gents patriciërsgeslacht? - Bernard en Françoise Cruyt: Gent buiten Gent. - Marie-Jeanne De Smet: Mie ‘t Kwikkelgat en Farielde de Stoel. - Lieve Vande Casteele: Françoise-Jeanne De Medts-Ridderbosch (1754-1837), een merkwaardige kunstenares. - Danny Mattens: Jacob de Commere, een man van stand juridisch in de knoei (1509-1524). - Quizmaster: Puzzel 2013. - Bibliografie. - Lezers schrijven ons. - Een tekening van Gaston De Bruycker 469
470
478 480
483
496 507
518 525 526 530
539 543 545
559 563 566 567 568
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 470
“HIJ GOAT OMUUGE, T’ES TZIENE WIRT!” BALLONVAART BOVEN GENT (1834 -1906)
VOOR U VERZAMELD UIT 31600 EDITIES VAN DE GAZETTE VAN GENT
25 september 1834 De luchtreiziger Margat heeft een inschrijving geopend tot het doen van een luchtreis met een luchtbal van 864 ellen tafta en een inhoud van 9 200 teerlingvoeten. Het tuig is voor 50 centiemen te zien in de arsenaalzaal van het stadhuis. Hij zal op zondag 5 oktober van het Bijlokeveld met de luchtbal tot boven de wolken opstijgen en de inschrijvers zullen er de beste plaats hebben. Het is slechts de derde maal dat zulks te Gent plaats grijpt. De eerste was die van Blanchard in 1784, de tweede van de heer Mosman in 1804, nu juist dertig jaar geleden.
7 oktober 1834 Het treffend schouwspel dat de stoutmoedige en gelukkige heer Margat ons gegeven heeft maakt in al de gezelschappen nog gedurig het onderwerp uit van de redekavelingen en men is het eens om de kundige luchtreiziger een welverdiende lof toe te zwaaien. Na van ‘s morgens af zich met de toebereidselen van zijn luchtreis bezig gehouden te hebben en de luchtbal met brandbare lucht in de vereiste toestand te hebben gebracht, is de heer Margat te 4 uur 35 met een blij gemoed in de lucht gestegen, na zich te hebben doen voorgaan door een klein luchtballetje. Daar de lucht uitnemend helder en kalm was ging de ballon maar traag op. Gedurende een kwartier zag men de luchtreiziger zijn hoed en vaandel draaien en briefjes uitwerpen. Bijna twee uur bleef hij in zicht op een hoogte van 3000 voet. De luchtbal dreef over de stad en nam de richting van de weg naar Brussel. Nog dezelfde avond vernamen wij dat de heer Margat om 5 uur 30 was beginnen te dalen. Om 6 uur kwam hij te Massemen-Westrem, een dorp buiten de Keizerpoort tussen Melle en Wetteren, behouden aan land, onder het luidruch-
470
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 471
tig gejuich van een ontelbare menigte nieuwsgierige aanschouwers welke van alle kanten kwamen toegelopen. De luchtreiziger is er gul onthaald geweest. ‘s Anderendaags was de heer Margat hier met zijn luchtbal terug. Het spijt ons voor de eer van het kunstminnend Gent, hier te moeten bijvoegen dat de heer Margat zijn kosten, welke tot 1900 frank beliepen, op verre na niet heeft kunnen goedmaken, aangezien zijn ontvangst slechts 1150 frank was. Of de oorzaak daarvan aan de lamheid van onze stadsgenoten toe te schrijven is, aan de onverschilligheid voor wetenschappelijke proefnemingen of aan de hoge prijs van de plaatsen in het Bijlokeveld, zullen we onbeslist laten. Echter ware het voldoende de heer Margat van al zijn kosten schadeloos gesteld te zien worden, door een milddadigheid van onze stedelijke regentie of een vrijwillige inschrijving onder de beoefenaars en bewonderaars van kunsten en wetenschappen.
9 oktober 1834 Onze stedelijke raad heeft in zijn zitting van gisteren besloten aan de heer Margat een gift van 1000 frank te verlenen.
23 juli 1860 Gisteren begaf eenieder die benen had en van het hemelse nat niet vervaard was zich naar de glacis van de citadel om de octrooirechten aan de stadspoorten naar de maan te zien vliegen. De Artistes Réunis lieten de luchtbal Le Progrès op die het octrooi verbeeldde. De heer Karel d’Hoy heeft met veel bekwaamheid de werkingen voor het oplaten van de luchtbal bestuurd.
21 september 1865 Op zondag 24 september zal buiten de gewezen Kortrijksepoort een luisterrijk feest gegeven worden in de hof van de glacis (** citadel) met als hoogtepunt om 5 uur in de namiddag de opstijging van de luchtbal De Verkeerde Wereld.
4 september 1874 De heer Eugène Dartois is kapitein van de luchtbal Le Géant, luchtreiziger van het Frans gouvernement en bestuurder van de luchtreizen gedurende het beleg van Parijs. Zondag aanstaande zal hij om 5 uur met zijn luchtbal Le Nord opstijgen van in de koer van het nieuw weesjongenshuis aan de
471
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 472
Bijlokeboulevard.
9 september 1874 Het sloeg 6 uur als de luchtbal Le Nord nog maar voor twee derden met gas gevuld was. Nochtans was die verrichting al om half 2 uur ‘s morgens begonnen, doch het gas kwam maar zeer langzaam toe. De luchtreiziger kon nu niet meer wachten, want de avond kwam reeds aan. Daarbij regende het. In die ongunstige voorwaarden kon de heer geen reisgezel meenemen. Kwart na 6 steeg hij alleen op onder het gejuich van de menigte die zich binnen en buiten het gesticht van de weeskinderen bevond. De luchtbal steeg statig terwijl de luchtreiziger het publiek begroette, doch spoedig was hij ten gevolge van de laaghangende regenwolken aan het zicht onttrokken. De heer Dartois is om 7 1/2 uur te Beervelde gevallen en om half 11 uur ‘s avonds was hij in Gent terug.
12 september 1874 Zondag aanstaande zal de heer Eugène Dartois de proef met zijn luchtbal hernemen. Om niet meer twee uren later op te stijgen dan het programma aankondigt, heeft hij zijn maatregelen goed genomen. Ditmaal zal hij zaterdagnamiddag om 6 uur zijn luchtbal beginnen opblazen. Dan zal hij 's anderendaags om 4 uur gereed zijn om in de lucht te stijgen. Deze keer gaan een paar passagiers mee, wat een aantrekkelijkheid te meer inhoudt voor het publiek. De ontvangsten van verleden zondag zijn nauwelijks voldoende geweest om de kosten van de opstijging te dekken. Niettemin heeft de heer Dartois 100 frank geschonken aan de weeskinderen, om onder hen verdeeld te worden. Door in groot getal zijn tweede opstijging te gaan bijwonen zullen de inwoners van Gent de edelmoedige man zondag willen bewijzen dat zij hem dankbaar zijn omdat hij voor onze weeskinderen zo mild was.
15 september 1874 Ditmaal ging een reiziger mee, namelijk de heer Verhaeghen. Daar de luchtbal zeer goed opgeblazen was kon er nog een derde persoon meegaan. De heer De Lantsheere wilde wel maar was te zwaar. In zijn plaats sprong de echtgenote van de heer Dartois in de mand, onder toejuichingen van het publiek. De luchtbal rees statig en dreef zonder bijzonder hoog te verheffen zuidwaarts af. De stoutmoedige en behendige kapitein steeg in de hoepel die zich boven
472
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 473
Sfeerbeeld van een ballonoplating op de Vooruitgangsplaats te Ledeberg in augustus 1898.
de mand bevond en groette met zijn muts het publiek dat hem juichend achterna keek. Mevrouw Dartois ontvouwde een lang, blauw papieren lint en liet het vliegen. Het kwam dwarrelend naar beneden en viel op de binnenkoer van het wezengesticht. Dan wuifde ze nog met de zakdoek en enige ogenblikken nadien was de luchtbal te hoog en te ver om nog mensen in het bootje te onderscheiden. Rond 7 1/4 uur is de luchtbal bij Nederbrakel gevallen. Het was daar volop kermis. De vierders snelden toe toen ze de luchtbal zagen neerkomen. De goede buitenlieden waren vooral verwonderd een dame uit het bootje te zien stappen.
13 juli 1887 Dinsdag gaf het muziekkorps van de weesjongens een concert op de kiosk van het park en op het speelplein werd de luchtbal Hercule van de heer Glorieux opgeblazen. Het was bijna 8 uur als de luchtbal statig opsteeg met drie reizigers. De heer Glorieux maakte halsbrekende oefeningen aan de trapeze tot hij zeer hoog was. Er was zeer veel volk.
473
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 474
19 juli 1889 Er zal wellicht nooit zoveel volk op het Sint-Denijsplein geweest zijn als gisternamiddag en velen kwamen buiten de Kortrijksepoort naar de terugkeer zien. De meeste kijklustigen werden op het speelplein weerhouden door het opstijgen van de luchtbal De Nijverheid van de heer Goddard. De luchtbalreklaam stond vol annonces van magazijnen die men zeer duidelijk van op de grond kon lezen.
10 juli 1894 Morgen zal er feest zijn in het park van de citadel! Om 5 uur groot concert op de kiosk door het muziekkorps De Gewezen Kulders, daarna inhuldiging van de waterval aan de vijver, om 6 uur volksspelen en om 7 uur opstijging van de luchtbal van de heer Glorieux.
3 augustus 1898 Het wreedste welke men ooit te zien kreeg zal zeker wel de opstijging zijn van de luchtvaarder-wielrijder Gheude zondag 4 dezer om 4 uur in de namiddag op de Vooruitgangsplaats te Ledeberg. Het rijwiel hangt 7 meter onder de luchtbal zonder mand of enige toebehoorte. De luchtreiziger zit ongebonden, de ene hand rustend op de stuurstang van het rijwiel en houdt met de andere hand de koord vast die in verband staat met de veiligheidsklep van het luchtschip. Op het akelig ogenblik “laat los” geeft de heer George D'Hondt, hoofdman van de Ligue Vélocipédique Belge, het teken tot vertrek aan de wielrijder die de luchtbal moet volgen. Gedurende het vullen van de luchtbal opstijging van komische luchtballen en concert door de fanfarenmaatschappij Le Progrès. ’s Avonds volksbal en algemene verlichting van de Binnenweg.
5 augustus 1898 De aangekondigde opstijging van de luchtreiziger “Fin de Siècle” had zondag duizenden mensen naar Ledeberg gelokt. De luchtbal is rond 6u40 nedergedaald aan de grens van Sint-Denijs-Westrem en Zwijnaarde in een afgesneden klaverveld. Om 7u40 is de eerste wielrijder, de heer Van de Kerckhove, te Ledeberg teruggekeerd. De heer Léon Gheude is om 8 u 10 met zijn materaal te Ledeberg aangeko-
474
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 475
men. Hij was vergezeld van de landbouwer, eigenaar van het klaverveld, die 20 frank schadevergoeding eiste.
10 maart 1899 De heer G. Lefranc, luchtreiziger, heeft van de gemeentelijke overheid de driehoekige grond langs de Citadellaan en de Lange Kazernestraat in huur bekomen, om er op een afgesloten terrein de vastliggende luchtbal Fram op te richten. Wie lust heeft om eens een schoon panorama te aanschouwen zal daartoe de gelegenheid vinden. Op zekere dagen zullen de opstijgingen vrij geschieden.
29 april 1899 De vastliggende luchtbal waarmee morgen proefnemingen worden gedaan, draagt de naam Fram en meet 1 285 000 liter gas. De windas waarop de kabel loopt wordt gedreven door een motor van 25 paardenkracht. Verscheidene opstijgingen zullen plaats hebben en om 4 uur zal de heer Lefranc een vrije opstijging doen. Zes personen zullen hem mogen vergezellen. Te rekenen van zondag zijn er dagelijks opstijgingen met de kabel en alle weken drie vrije.
1 mei 1899 De opstijging van de Fram heeft zich door een reeks ongelukken doen kenmerken. Eerst werd een bediende die de gasbuis moest vasthouden bijna verstikt. Bij het opstijgen haperde de mand aan een telefoondraad die afbrak. De luchtbal ging vervolgens juist boven de daken zeer langzaam omhoog en raakte schielijk een schouw. Hij dreef gelukkig tamelijk snel af in de richting van de Dampoort en daalde, ook niet al te gemakkelijk, 45 minuten na zijn vertrek te Wilrijk neer. De luchtreizigers zijn met de nachttrein naar Gent teruggekeerd.
1 juni 1899 Na lang door het weder gedwarsboomd te zijn konden de reizen met de ballon Fram gisteren regelmatig worden aangevangen. De ballon steeg meer dan twintig maal in de beste voorwaarden op en de nederdaling ging heel gemakkelijk. De heer Lefranc is geen nieuweling in het vak. Reeds in 1885 was hij luite-
475
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 476
nant van de heer Toulet. Zijn stelsel steunt op het zeer vlot doen stijgen en dalen van de ballon, terwijl hij door middel van een kabel en een krachtige machine naar beneden wordt getrokken. Heden avond heeft om 9 uur de eerste nachtelijke opstijging plaats.
4 juni 1899 De luchtbal Fram heeft gisteren na verscheidene vastliggende opstijgingen om 7 uur een vrije reis gedaan. De heren Van de Putte van Ledeberg, De Marteleire van Merelbeke en Pedro Martinez, een Chileense student vergezelden de heer Lefranc. De ballon steeg tot 1200 meter en is om 8 uur 20 in de beste voorwaarden neergedaald te Massemen bij Wetteren, waar de luchtreizigers zeer goed werden ontvangen. Ze zijn ‘s avonds rond 11 uur in de stad teruggekeerd, uiterst tevreden over hun uitstapje.
7 juni 1899 De luchtbal Fram zal vrijdag te middernacht een wetenschappelijke opstijging doen en daarbij aantonen wat men door luchtreizen kan bekomen op krijgsgebied.
26 juni 1899 Eén van de reuzen uit de rondgang door de stad heeft gebruik gemaakt om een opstijging te verwezenlijken met de vastliggende ballon Fram. Daar hij niet in de mand kon heeft men hem er moeten onder hangen en alhoewel die toestand niet al te gemakkelijk moet zijn geweest, heeft hij geen ogenblik zijn koelbloedigheid verloren! De luchtreus is in goede voorwaarden neergekomen.
2 juli 1899 De kabel van de vastliggende luchtbal Fram heeft gisteren bij valavond de schouw van het huis nummer 139 in de Lange Kazernestraat omgeworpen.
11 juli 1900 Het feest in het park is op de dinsdag van de gemeentekermis dank zij het goede weder uitmuntend geslaagd. Op het speelplein deed de heer Denis een luchtreis met zijn nieuwe luchtbal Céleste. De toeloop buiten de Kortrijkse476
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 477
poort was zo groot, dat het verkeer er zeer moeilijk was en er verscheidene ongevallen plaats hadden.
17 juli 1901 De opstijging van de heer Denis op het speelplein van het park lokte duizenden nieuwsgierigen. Toen bleek dat de ballon niet kon opstijgen moest één der reizigers de mand verlaten. Om 7 uur dreef hij statig in de richting van Afsnee en daalde om 8 uur 10 in goede voorwaarden neer te Astene, waar de inwoners de luchtvaarder bereidwillig hulp aanboden.
9 juni 1906 Zondag zal ter gelegenheid van de inhuldiging van het nieuw lokaal The Excelsior Wine C° aan de Kouter, op het speelplein in het park het groot luchtreizigersfeest plaatshebben, ingericht door de Automobielclub der Beide Vlaanderen, met medewerking van de clubs van Namen en Luxemburg. De ballon is 500 m³ groot en zal bestuurd worden door de luchtreiziger Gheude. De opstijging is voorzien om 5 uur. De Rally Ballon voor automobielen, voorbehouden aan de Automobielclub en zijn uitgenodigden, zal het vertrek volgen. Prachtige prijzen worden uitgeloofd aan diegenen die de ballon bij zijn nederdaling het eerst zullen bereiken. De automobielen die aan de wedstrijd deelnemen zullen op de Fortlaan vergaderen. ERIK DE KEUKELEIRE Fragmenten uit “De Gentse citadel en het Citadelpark deel 1” (1819-1907), “De SintLievenspoort en de Ledebergse Bellevuewijk” (1837-2004) en “Sint-Pieters-Aalst, Sint-PietersAaigem en Sint-Denijsplein deel 1” (1819-1901) - uitgaven in eigen beheer - 2004.
477
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 478
INVENTAIRE ARCHÉOLOGIQUE - FICHE N° 261
Op 1 oktober 1902 stelde Armand Heins in de rubriek “Tinwerken Oudheidkundig Museum”, n° 1035 - XIVe eeuw in het Frans een fiche op over
Tinnen hostieschrijn Het charmante voorwerp waarvan wij hier, een beetje vergroot, een der zijden voorstellen, is een zeer fijn tinnen hostieschrijn van ovalen vorm met een hoogte van 0,50 m. en een breedte van 0,40 m. Bestemd om een relikwie of een ander godsdienstig souvenir te bevatten. Het wordt gevormd door twee gelijke delen, gegoten in identieke vormen. De beeldjes zijn uitgesneden en slechts op enkele punten verbonden aan de binnenkant van het kader. Deze soort open doos draagt op het massief deel in reliëf de inscriptie: Ave Maria gratia plena dominus tecu(m).
De beeldjes die door hun broosheid los gekomen zijn van hun kader, uitgezonderd langs een kant, deze van de bisschop of abt, een symmetrische groep vormend. Wij hebben ze terug samengesteld in onze gravure. Zij bestaan uit twee personages: een gemijterde bisschop met staf en stralenkrans en het beeld van de gekroonde koning of prins, met in de linkerhand een scepter en lelie. Samen houden zij met een hand een klein model van een kerk met drie klokkentorens. Tussen hen en aan hun zijde stijgt en verbindt zich gebladerte met golvende stengels in de open ruimten. Het kleine doosje heeft scharnieren en had een soort sluitbeugel. Er blijven slechts drie van de vier beeldjes over; de twee beeldjes met de koningen of de prinsen zijn, wij hebben het gezegd, losgekomen. Mr. Ferdinand Vander Haeghen heeft dit zeldzaam en kostbaar klein voorwerp 478
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 479
in 1875 kunnen verwerven in Dendermonde waar men het gevonden had in de fundamenten van een huis in afbraak aan de boorden van de Dender. Hij heeft het geschonken aan ons museum. In het voorkomen van deze beeldjes, hun sierlijkheid; het kapsel van de twee figuren, het lettertype, vindt men de karakteristieken van de christelijke kunst in de XIIIe eeuw. In de catalogus van het museum wordt dit voorwerp toegeschreven aan de XIVe eeuw. Een met de hand geschreven catalogus heeft het over een werk van de XVe eeuw. Wij zijn geneigd het gemiddelde te nemen en beschouwen dit hostieschrijn als zijnde van het begin van de XIVe eeuw. In zijn ‘Dictionnaire de l’ameublement et de la décoration’ (t. IV, pp. 425 en 427), geeft Henri Havard loden pelgrimskentekens waarvan één St-Michiel voorstelt en in een ander artikel (t. III, p.711) een ander pelgrimskenteken waarop de Maagd is voorgesteld. De twee kleine voorwerpen schijnen precies op dezelfde manier bewerkt te zijn als deze beschreven in deze fiche.
479
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 480
MINDER BEKENDE EN/OF VERDWENEN LOCATIES IN GENT
Veneziana, Geldmunt. De Geldmunt vormt de westelijke grenslijn van de wijk het Patershol. Ze ligt in het verlengde van de Lange Steenstraat, waar ze aanvankelijk deel van uitmaakte, en leidt naar het Gravensteen, waar ze uitmondt op het St.-Veeleplein. De straat ontleent haar naam aan het Muntgebouw van de graven van Vlaanderen, dat in de straat gelegen was, palend aan de N-O zijde van het Gravensteen en recht tegenover de kapel van St. Elooi, patroon van het ambacht van de smeden. Het straatbeeld wordt overwegend bepaald door typische trapgevels uit de 17e eeuw en verscheidene fraaie burgerwoningen uit de 18e eeuw. Huis nummer 6 is een middelgroot breedhuis van zes traveeën en drie bouwlagen, vermoedelijk met een kern uit 16e eeuw en aanpassingen uitgevoerd in de 18e, 19e en 20ste eeuw. De derde bouwlaag is er in 1781 aan toegevoegd. In de jaren '70 werd de stucversiering uit de 19e eeuw op de bovenste verdiepingen afgekapt en kwam de gevel van Ledesteen met bakstenen bovenhelften bloot. Economische omstandigheden dreven in de tweede helft van de 19e eeuw veel bewoners uit de valleien ten noorden van Venetië in de emigratie. Virgilio Zangrando trok in 1875 naar Duitsland. Hij werd er ijsverkoper, net als veel van zijn streekgenoten. De vrouwen en de kinderen bleven in de Italiaanse dorpen achter en in de winter keerden de mannen terug. Na W.O.I leek Duitsland niet meer zo'n geschikte plaats om met de verkoop van ijs aan de kost te komen. Virgilio Zangrando trok met zijn broer naar het noorden en vestigde zich te Gent, in de buurt van de huidige Veneziana. De aanvankelijke bedoeling was er gepofte kastanjes te verkopen. Antonio Zangrando, zoon van Virgilio, bleef in zijn geboortedorp tot hij oud genoeg was om ook ijsbereider te worden. In 1923 kwam hij, net zoals zijn vader, naar Gent om er bij zijn oom te werken. In 1933 liet hij het huis Geldmunt 6 door architect Jan De Smet (Gent 1890 – Gent 1949) uit de Gildestraat 6, verbouwen tot een ijssalon en nog datzelfde jaar opende hij de deuren van de Veneziana. Het symbool van het etablissement is een verchroomde Venetiaanse gondel (tevens de deurgreep). Tot het begin van de jaren zestig werd het Veneziana-ijs ook op straat verkocht met een moto 480
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 481
Geldmunt, Veneziana
Sarolea met bak in de vorm van een gondel. Later werd het ijssalon uitgebreid tot een restaurant. In feite werd alleen het gelijkvloers grondig aangepakt en omgevormd tot een art deco interieur, waar vandaag helaas nog maar heel weinig is van overgebleven. In de jaren vijftig werden er door kunstschilder Emiel de Lendtdecker (Zele 1901 – Knesselare 1990) met veel zin voor het fantastische, en die toen te Gent, Rozier 19 woonde, vriend van Antonio, in de verbruikszaal wandschilderingen aangebracht: symbolische voorstellingen van oorlog en pacifisme, de tekens van de Zodiac en een ingewerkt horloge, een allegorische voorstelling van de lente. Een andere oom van Antonio kwam samen met Guido de Lorenzo naar Gent om even te kijken hoe men zaken opstartte en trok dan naar Nederland, meer bepaald naar Utrecht en Breda. Guido de Lorenzo wordt in Nederland beschouwd als de “padrone” van de Italiaanse ijsbereiders. De titel “ijsacademie sinds 1923” die de Veneziana voert, vindt zijn oorsprong in het feit dat andere Italianen die zich als ijsbereider willen vestigen, eerst bij de Veneziana in Gent komen kijken om ervaring op te doen. Er zijn nu 481
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 482
Veneziana's in Nederland, Australië, Argentinië en Brazilië. In de jaren vijftig en zestig groeide de Veneziana ook uit tot een soort cultureel en literair salon waar de in het Frans schrijvende auteurs, zoals o.a. Marie-Jeanne Boelens, hun nieuwe gedichtenbundel of ander literair werk voorstelden. In 2006 werd de zaak wegens ziekte van de eigenaar stopgezet. Na enkele jaren leegstand werd de zaak heropend en heet nu “Coffee & Curiosa & Champagne”. Het is de bedoeling de traditie van het vroegere ijssalon te laten herleven.
Literatuur N. Poulain, Interieurbezoek. Veneziana. Interbellum, 1988. Bouwen door de eeuwen heen. Inventaris van het cultuurbezit in België. architectuur. Deel 4 na. Stad Gent, 1976. Vooruit, De trage opmars van een ijsmaker, 19 juli 1983. Internet. Google. Daniël Van Ryssel
482
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 483
WILLEM VAN AXPOELE, EEN BELANGRIJKE SCHILDER IN HET BEGIN VAN DE 15DE EEUW TE GENT
Willem van Axpoele was een schilder die in het begin van de 15de eeuw werkzaam was te Gent. Hoewel thans deze kunstenaar niet meer zo bekend is, werd hij in zijn eigen tijd zeer hoog gewaardeerd. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de Gentse schepenen van de keure een beroep op hem en Jan Martins deden om hun vierschaar te versieren met muurschilderingen voorstellende â&#x20AC;&#x153;De graven van Vlaanderenâ&#x20AC;?. De naam van Axpoele verwijst duidelijk naar een toponiem gelegen te Ruislede. Willem van Axpoele was waarschijnlijk een Wapenschild familie van Axpoele lid van de adellijke familie, die tot in het midden van de 15de eeuw deze heerlijkheid in het bezit hadden. Deze familie had als wapen een schild van sabel (zwart) met een hoofd van zilver, dat beladen is met een hoekige dwarsbalk van keel (rood)1.
Willem van Axpoele Volgens de Potter zou Willem van Axpoele een leerling geweest zijn van zijn vader Daneel2. Dezelfde auteur vermeldde tevens dat deze Daneel van Axpoele in 1381 deken was van de Gentse St.-Lucasgilde3. De Potter baseerde zich op het vervalste gildeboek van de Gentse schildersgilde4, waarin Daneel van Axpoele vermeld werd in 1375 als meester, in 1379 als gezworene en in 1381 als deken5. In deze falsificatie treffen we tevens een Willem van Axpoele, zoon van Daneel, aan die in 1387 opgenomen werd als meester in de Gentse St.-Lucasgilde, waarvan hij in 1399 deken zou geweest zijn. Een tweede Willem van Axpoele wordt hierin vermeld als zoon van Heinric. Deze beeldhouwer zou in 1415 opgenomen zijn als meester en reeds in 1418 de functie van deken hebben uitgeoefend. Opvallend is wel dat deze fictieve Willems - zoals in originele familiedocumenten - zowel als Axpoele als onder de naam van Axelpoele vermeld wor-
483
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 484
den. Het is duidelijk dat de vervalser het originele gildeboek gebruikt heeft tijdens het schrijven van de falsificatie. Dit was o.a. de reden waarom in de tweede helft van de 19de eeuw – toen reeds een paar contradicties in verband met dit gildeboek werden vastgesteld – door een aantal auteurs de authenticiteit van deze vervalsing verdedigd werd6. Dit betekent een dubbele voorzichtigheid en een grondig onderzoek naar brongegevens. Daar de naam van Axpoele sporadisch voorkomt in de Gentse archieven en door Willems relatie met de gelijknamige adellijke familie - die reeds in de 13de eeuw in Gent vermeld werd7 - is het niet ondenkbaar dat hij een lid was van deze familie. In de 14de eeuw hadden verschillende leden van deze adellijke familie zich gevestigd in de Arteveldestad, waar ze actief deelnamen aan het sociaal en economisch leven van de stad. De plaats waar zij verbleven is niet bekend, maar in de 17de eeuw werd een zeer groot steen in de Gentse Lange Kruisstraat en uitkomende in de Limburgstraat vermeld als “van audts tijde ghenaempt thuys van Axpoele”. Dit erf was zeer uitgesterkt “met alle syne ayssementen, stallynghen, achterrhuysen ende toebehoorten”. Boven de schouw in de grote zaal was er een groot schilderij. We kunnen dit werk niet zonder meer toekennen aan Willem van Axpoele, daar dit steen mogelijks mag vereenzelvigd worden met het in 1488 nieuwe gildehuis van het schildersambacht8. Mogelijks werd deze woning geruild voor nog een ruimere woning Den Pauw (thans: hotel Falligan) aan de Kouter, die in 1463 nog bewoond werd door de kunstzinnige Italiaanse bankier9 Pïeter de Villa10 en voor de helft tot in 1529 in het bezit was van Margaretha van Axpoele11. Het was zeker geen uitzondering dat edelen zich bezig hielden met kunst. Ook te Gent treffen we in die periode een aantal edellieden onder de schilders12 en beeldhouwers13 aan. Indien Willem van Axpoele een lid was van deze nobele familie behoorde hij zeker niet tot de hoofdtak14. Het oudst bekende document waarin Willem van Axpoele vermeld werd is een schuldbekentenis In 1401 van 10 lb. par., waarbij zich de Gentse glasschilder Jan van Aken zich borg stelde15. Op 17 november 1404 vertrouwde Daneel van Lovendeghem zijn zoon Willekine als leerjongen aan Willem van Expoele (Axpoele) toe. Deze leertijd duurde 8 jaar. De eerste 6 jaar moest Daneel 10 s. gro. betalen en de laatste twee 20 s. gro. per jaar16. De kunstenaar moest naast de opleiding ook instaan voor voedsel en kleding.
484
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 485
Felix De Vigne, Graven van Vlaanderen (1858), kopieën naar Jan van der Asselt (1374): Filips van den Elzas, Boudewijn VII & Margaretha van den Elzas, Boudewijn IX, Ferrand van Portugal & Johanna van Constantinopel.
Op 4 juli 1408 beslisten de Gentse schepen dat Jacop Haghelsteen 3 lb. gro torn. van Jan Alaerde aan Willem van Axpoele moest betalen. Jacop mag deze som in vermindering brengen van de 6 lb. gro. torn. die hij schuldig was aan Jan. Op 25 februari 1408 (n.s. 09)was deze schuld betaald17.
Camille Tulpinck, Graven van Vlaanderen, kopieën naar Jan van der Asselt (1374): Gewijde van Dampierre, Robrecht van Béthune, Lodewijk van Nevers, Lodewijk van Male.
485
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 486
Op 3 januari 1408 (n.s. 09) verkocht Willem van Axpoele een onroerend goed aan Jacob Haghelsteen voor 8 lb. 10 s. gro.18. De schuld was volledig afbetaald op 11 februari 1409 (n.s. 10). Op 25 februari 1409 (n.s. 1410) werd in navolging van de uitspraak van het Doornikse geestelijk gerechtshof de boedelscheiding doorgevoerd van Willem van Axpoele en zijn vrouw Lisbette van Melkenbeke19. Op 1 januari 1409 (n.s. 1410) werd Jan van Axpoele, zoon van Daneel, opgenomen als meester in het Gentse schildersambacht. Willem van Axpoele stelde zich samen met de leerlooier Jan vanden Heerweghe borg voor deze opname20 Hoewel wij niet zonder meer de mening van De Busscher21 - die deze Jan een broer van Willem noemt - kunnen bijtreden, lijkt een bloedverwantschap zeer aanvaardbaar22. Het is zeker niet uitgesloten dat we Daneel mogen vereenzelvigen met de broer van Jan, Gillis, Pieter en ridder Philips23, daar we enkel deze Daneel van Axpoele hebben kunnen terugvinden in de Gentse documenten uit het laatste kwart van de 14de eeuw. Recent onderzoek op het internet naar genealogische gegevens van Willem van Axpoele, waarin gesteld wordt dat Willem van Axpoele mag vereenzelvigd worden met Willem de Ritsere, alias van Lombeke24 mag verworpen worden. Het gaat hier duidelijk om twee verschillende schilders25. Voor de opsmuk van haar schepenzaal deed de Gentse magistraat op 3 juni 1419 een beroep op Willem van Axpoele en Jan Martins. De bestaande muurschilderingen met als voorstelling de graven van Vlaanderen moesten vernieuwd worden26. Voor de uitvoering van deze schildering werd heel wat bladgoud gebruikt27. Samen met het bladzilver en pigmenten zoals azuurblauw zal deze schildering een rijkelijke indruk gegeven hebben. Het geheel moest klaar zijn voor 1 oktober m.a.w deze kunstenaar kregen vier maanden voor deze opdracht. Herhaaldelijk werd in het contract vermeld dat zij gebruik moesten maken van goede olieverven “sonder faeutelike corrosive” (= bijtende stoffen). Mogen we daaruit afleiden dat de oude schilderingen in slechte staat verkeerden door het gebruik van kwalitatief minder goede materialen? De muurschildering in het Gentse Groot-Vleeshuis met als voorstelling “De geboorte van Christus” daterende uit 1448 heeft een zeer goed beeld van het gebruik van deze techniek28. Deze laatste muurschildering werd gebaseerd op een falsificatie toegeschreven aan Nabur Martins29, de volgens Marcus van Vaernewijk zoon van Jan. Zoals Nabur30 was ook Jan Martins31 een zeer gewaardeerd kunstenaar, die zelfs werkzaam was voor het Bourgon-
486
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 487
dische hof32. De uitvoering van de schilderingen in het Gentse stadhuis werd reeds in het begin van de 19de eeuw opgemerkt33 dankzij het bewaard gebleven contract tussen de schilders en drie ontvangers van het Gentse stadsbestuur. We hebben hierdoor een zeer goed beeld van de uitvoering34. Nochtans leidde de interpretatie van deze overeenkomst tot een hevige discussie. Het contract vermeldt vooreerst dat de oude gravenreeks opnieuw moest geschilderd worden. Hoewel geen enkel document gevonden is in verband met deze eerste schilderingen35 moeten deze vervaardigd zijn na de bouw van het schepenhuis van de keure (1320- 1323)36. Van Werveke beweert zonder bewijsstelling dat deze graven geschilderd werden in de tweede helft van de 14de eeuw37. De Busscher noemt de auteur er van de fictieve Daneel van Axpoele, de zgn. vader van Willem38.
Filips de Goede omringd door wapenschilden, kopie naar verdwenen muurschildering in het voormalig schepenhuis van de keure; Gent, Universiteit bibliotheek, Handschrift van Crombrugge-Loovelde, G.1926.
487
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 488
Deze schildering moesten aangebracht worden in de schepenkamer die fungeerde als vierschaar en eertijds gelegen was op de hoek van de Hoogpoort en de Botermarkt. Zij moesten aangebracht worden op de reeds aangebrachte voeren (= bezetting met kalkmortel) van de weeghe (= muren). De stad stond ook in voor de stellingen. De schilders moesten echter zelf instaan voor een gesso met loodwit. De graven werden geplaatst in een metselrie, dit kan zowel een gemetselde, een gebeeldhouwde of een geschilderde nis zijn. Martens (o.c.) en Van Tyghem (o.c.) zijn van mening dat hier ging om een geschilderde omlijsting. Sommige graven waren met hun echtgenote afgebeeld. Op de achtergrond werden poorters of taferelen uit het leven van de graaf weergegeven. Bij Boudewijn Hapkin werd de eigenhandige terechtstelling door verhanging van enkele edelen afgebeeld en bij Karel de Goede was de uitbeelding van zijn moord weergegeven39. Voor “elken parcke” (= voorstelling) ontvingen de kunstenaars 6 schellingen. De betaling gebeurde in twee termijnen, waarbij de schilders de eerste maal 3 ponden ontvingen en de tweede maal 6 ponden en 6 schellingen, m.a.w in het totaal 9 ponden en 6 schellingen. Dit betekent dat de kunstenaars 31 grafelijke taferelen schilderde. De reeks nam dus een aanvang met de legendarische Forestiers bijgevolg begon men met Liederic de Buc en eindigde men met Filips de Stoute en Margaretha van Male40. Onder de portretten moest net zoals in Kortrijk de regeertijd van de graven vermeld worden. Hier wordt verwezen naar de gravenreeks die de Gentse hofschilder Jan van der Asselt in 1374 aanbracht in de St.-Catharinakapel van de Kortrijkse O.-L.-Vrouwkerk. Deze reeks werd in 1859 herontdekt. De schilderingen werden van de muren verwijderd en ondergebracht in de Brussels Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, waar zij thans zoek (vernield?) zijn geraakt. Gelukkig kennen we deze voorstellingen door kopieën die door De Vigne en Tulpinck werden gemaakt41. Naast de gravenreeks moesten de schilders ook een Kruisbeeld boven de vierschaar schilderen. Zij kregen daarvoor 12 schellingen. Pas in 1431-1432 werd het portret van de in 1419 vermoorde Jan zonder Vrees door Jan Martins toegevoegd42. Voor deze schildering ontving de kunstenaar 5 ponden, wat het 17-voudige was van de eerste betaling. Waarschijnlijk moest de kunstenaar de schildering niet “vermeken” of herschilderen zoals in het bovenstaande geval, maar een volledig nieuw werk leveren. Op een onbekend tijdstip werd ook het portret van Filips de Goede aan de reeks toegevoegd. Bij afbraak van de schepenkamer in 1517 werd dit portret
488
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 489
Rogier van der Weyden(? of Jan van Eyck) (kopie), Portret van Filips de Goede Antwerpen, koninklijk Museum voor Schone Kunsten.
uit de muur gekapt en ondergebracht naar het huis van Filips de Grutere43. We kennen deze voorstelling door getekende kopieën die teruggaan naar de verzameling van de bekende Gentse familie De Grutere. Op één van hen herkennen we Filips de Goede omringd door wapenschilden en deze heeft als bijschrift: Effigies Philippi cognomento boni filij Joannis qui primus sacrosanctum aurei velleris ordine instituit. Anno domini MVc XVIJ in consulate Domini Philippi de Gruutere equitis aurati, cum dirveretur domus senatoria gandesis ut operosius instauratur evulsa est eiusdem jussu haec imago cum bona macerei parte, cui adpicta fuerat et in domum eius translatum Aultre naray Hoewel het problematisch is om uit te maken of deze gekopieerde voorstel489
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 490
ling nauwgezet terug gaat op het origineel valt toch op dat het archetype aansluit bij een voorstelling van een verloren geraakte schildering van Rogier van der Weyden. We kennen dit portret door geschilderde kopieĂŤn te Gotha, Madrid, Antwerpen en Berlijn44 en een getekende repliek in het Cabinet des dessins van het Louvre te Parijs45. Dhanens46 is van mening dat het verdwenen origineel niet van der Weyden is, maar van Jan van Eyck. Indien zij gelijk heeft, bestaat de mogelijkheid dat dit muurfragment geschilderd werd door Jan van Eyck. De uitvoering ervan kan dan samenvallen met het verblijf van deze schilder te Gent, de periode toen hij het Lam Gods (Gent, St.-Baafskathedraal) voltooide47. We mogen deze voltooiing plaatsen na zijn reis naar Portugal (1430) - daar er zuiderse plantengroei op het Gentse retabel afgebeeld is48 - en voor de inhuldiging op 6 mei 1432 van de Vydtkapel49. In die periode (1431) werd Gent door de hertog uitgekozen als onderhandelingsplaats om een einde te maken aan de 100-jarige oorlog tussen Frankrijk, Engeland en BourgondiĂŤ. Reeds hebben we er op gewezen dat Jan van Eyck hoogstwaarschijnlijk hierbij betrokken werd50. Dit zou betekenen dat de schilder in de eerste plaats niet naar de Arteveldestad gekomen was om het retabel af te werken, maar als diplomaat van de hertog51. Het is zeer goed verstaanbaar dat met oog op deze onderhandelingen aan de gravenreeks van het stadhuis het portret van Filips de Goede werd toegevoegd. Dat deze schildering gebeurde door de hofschilder van de hertog die in de stad verbleef is niet ondenkbaar. In deze optiek is hetzelfde zeer goed verstaanbaar dat in die periode door een ander schilder het portret van Jan zonder Vrees aan de reeks werd toegevoegd om ook dat van Filips de Goede aan de reeks te kunnen toevoegen. Het zou dan ook zeer goed begrijpbaar zijn indien dit portret van de hand was van Jan van Eyck dat men juist dit fragment wilde bewaren. Een bezwaar tegen deze theorie is het kapsel met de kalotvormige pruik dat volgens de kroniekschrijver aan het Bourgondische hof Olivier de la Marche pas in 1461-1462 op aanraden van de geneesheren door de hertog gedragen werd52. Overtuigend is deze vermelding niet daar we deze haarsnit reeds voor 1450 aantreffen o.a. op de dedicatie-miniatuur in de Chroniques du Hainaut van omstreeks 144753 en zelfs in de Merveilles du monde van 1409-141554. Door de ketting van de orde van het Gulden Vlies mogen we het portret na 1430 dateren. Sonkes dateert het archetype van dit portret in het tweede kwart van de 15de eeuw55. Volgens Van Acker56 steunde de 16de eeuwse Antwerpse graveur Pieter Balten zich o.a. op de Gentse gravenreeks toen hij een gelijkaardige reeks graveerde. Deze graficus kon onmogelijk de originele schildering als voorbeeld genomen hebben, daar hij amper 17 jaar was toen de Gentse schepenzaal gesloopt werd.
490
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 491
Volgens Van Acker zou de aquarel met als voorstelling de graven van Vlaanderen in de Bollaertskamer van het Gentse stadhuis, die in 1696 door Gilis le Plat gerestaureerd werd, een kopie zijn naar de schilderingen van Martins en van Axpoele. Dit wordt echter door geen enkel document bevestigd. Zoals bij de Gentse portrettenreeks vertonen ook Baltens graventaferelen op de achtergrond kleinere taferelen, o.a. de door Boudewijn Hapkin opgehangen edelen. Verder vertonen enkele portretten verwantschap met een schilderij voorstellende de graven van Vlaanderen (Gent, STAM), dat afkomstig is uit de Gentse St.-Pietersabdij. De stelling van Van Acker kunnen we echter niet direct bijtreden daar de afbeelding van Filips de Goede getooid met een tulband afwijkt van de gekende voorstelling die zich in de 16de eeuw in de verzameling van de Grutere bevond. Over de verdere lotgevallen van de Gentse portrettenreeks zijn we goed ingelicht. Opvallend is de herhaaldelijke opknappingsbeurten van deze gravenreeks in 1427-28, in 1445-1446 door kastelein van de Keure, Pieteren van der Straten en in 1483 door â&#x20AC;&#x153;Betkine, djoncwijf vander castelleyn vander kuereâ&#x20AC;?57. Deze gravenreeks verdween bij de afbraak van het oude schepenhuis in 1517. Na de werkzaamheden in het Gentse stadhuis hebben we geen enkel document nog teruggevonden in verband met Willem van Axpoele. Als laatste vermelden we hier de werkzaamheden aan het retabel op het hoogaltaar in de kerk van Ruislede. Op 5 augustus 1430 verbonden zich de Gentse schilders Jan van Coudenberghe en Marc van Ghistele tegenover de heer van Axpoele en de kerkmeesters van Ruislede om dit houten retabel te vergulden en te polychromeren. Verder moesten zij dit altaar voorzien van zijvleugels. De schilders moesten ook instaan voor het transport van dit retabel58. Gebaseerd op een glasraam met de kwartierstaten in de van Axpoelekapel in de kerk te Ruislede meende Gailliard (1540-1560) dat de opdrachtgever van dit retabel een lid van de familie van Axpoele was, die gehuwd was met een lid uit de nobele familie Bretagne, alias van Stavele59. Braet heeft aangetoond dat het hier niet gaat om het wapen van de familie van Stavele (in hermelijn een schijnbalk van keel), maar om het gelijkend wapenschild van de familie Clockman (in hermelijn een ingeschulpte schuinbalk van keel). Deze alliantie heeft betrekking op Gerard II van Axpoele die gehuwd was met Margaretha Clockman, dochter van Jan en Paulina Sersanders60.
491
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 492
Besluit Door de terugvinding van het contract tussen Willem van Axpoele en Jan Martins enerzijds en de stad Gent anderzijds in het begin van de 19de eeuw werd het belang van beide kunstenaars vroegtijdig beschreven. De vervalsing van het Gentse gildeboek waarbij deze kunstenaar talrijke keren vermeld werden, had als gevolg dat kunsthistorici in de 20ste zich nimmer inlieten met deze en ook andere Gentse kunstenaars. Het gevolg van deze was dat de Gentse middeleeuwse kunst amper bestudeerd werd. Rudy van Elslande NOTEN 1 2
3 4
5
6 7
8
9
10 11 12
13
14
15
16
Gent, Rijksarchief, Algemeen Familiefonds, nr. 6724, f° 8 DE POTTER F., Gent, van den oudsten tijd tot heden Geschiedkundige beschrijving der stad, dl. V, in: Geschiedenis van de Gemeenten der provincie Oost-Vlaanderen, Flandra Nostra, Torhout 1989, blz. 216. DE POTTER F., o.c., blz. 608. VANDER HAEGHEN V., Mémoire sur des documents faux relatifs aux anciens peintres, sculpteurs et graveurs flamands, Gent 1898, blz. 138. DE BUSSCHER E., Recherches sur les peintres gantois des XIVe et XV siècles, indices primordiaux de l’emploi de la peinture à l’huile à Gand, Gent 1859, blz. 195. Ibidem. Een Agnes van Axpoele huwde de Genuese bankier Opicius Adornes (Genua ca. 1240 – Gent 1307); VAN DYCKE L., Recueil héraldique avec des notices généalogiques et historiques sur un grand nombre de familles nobles et patriciennes de la ville et du franconat du Bruges, Brugge 1851, blz. 3. DE POTTER F., Gent, van den oudsten tijd tot heden Geschiedkundige beschrijving der stad, dl. V, in: Geschiedenis van de Gemeenten der provincie Oost-Vlaanderen, Flandra Nostra, Torhout 1989, blz. 122-123. Cf. VAN ELSLANDE R., De geschiedenis van de Vyt-Borluutfundatie en het Lam Gods, in: Ghendtsche Tydinghen, 15de jg., 1986, blz. 169. Gent, Stadsarchief, Jaarregister van de keure 1463-1464, f° 19. Gent, Stadsarchief, Jaarregister van de keure 1528-1529, f° 108. O.a. Gerard van Crombrugghe; VAN ELSLANDE R., Lieven van Lathem, een onbekende belangrijke kunstenaar uit de 15de eeuw, in: Scheldeveld, jb. XXI, 1992, blz. 132; VAN ELSLANDE R., Daneel De Rycke, De Gentse schilder (ca. 1415-1474), in: Ghendtsche Tydinghen, 1997, nr. 3, blz. 142. VAN ELSLANDE R., Marcus van Vaernewijck, de beeldhouwer (vader van Marcus, kroniekschrijver), in: Ghendtsche Tydinghen, 24ste jg., 1995, nr. 1, blz. 23-31. BRAET M., De heerlijkheid Axpoele en haar heren en vrouwen, in: Oud Ruysselede, XX, 2003, blz. 31. VAN ELSLANDE R., Het Land van Waas in relatie tot de laatgotische Gentse kunst, in: Annalen van de Koninklijke Oudheidkundige Kring van het Land van Waas, dl. CX, 2007, blz. 108. VAN ELSLANDE R., Daneel Rutaert, alias van Lovendeghem, beeldhouwer, wijnhandelaar of mecenas?, in: Ghendtsche Tydinghen, 41ste jg., sept-okt. 2012, nr. 5, blz. 377.
492
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 493
17 18 19 20
21 22
23
24
25
26
27
28
29
30
Gent, Stadsarchief, Jaarregister van de keure 1407-1408, f° 55. Gent, Stadsarchief, Jaarregister van de keure 1408-1409, f° 22. Gent, Stadsarchief, Jaarregister van de keure 1409-1410, f° 42v°. Kenlic zij allen lieden dat Jan van Axpoele, fs. Daneels, commen es voor scepenen vander kuere in Ghent, kende ende lijde dat hij sculdich es Pietren van Berevelt, dekin vanden schilders, in den name vander vorseide neeringhen, de somme van xxxiiij s. gr. torn. te betaelne xiiij s. te lichtmesse, ende xx s. gr. te alfougste, al eerstcommende, ende waert der vors. Neeringhe van noede, ende soet eer te doene hadde, s osoude de vors. Jan eer betalen, ende het sijn borghen over hem, ende elc over al, Willem van Axpoele, ende Jan vanden Heerxeghe, cordewanier, Actum prima januarij 1409. Gent? Stadsarchief, Jaarregister van de keure, f° 36v°. Hoewel in de acte niet vermeld wordt dat het hier om een aankoop van vrijmeesterschap gaat, neemt Van der Haeghen (o.c.) aan door de gelijkaardige stipulaties deze formule de stereotype akte verving. DE BUSSCHER E., o.c., blz. 173. In de Gentse documenten uit het begin van de 15de eeuw treffen we enkel deze twee schilders aan die deze familienaam dragen. DE GHELLINCK D’ELSEGHEM VAN VAERNEWYCK, Chartres et documents concernant le famille van Vaernewyck, vol. I, Gent, 1894-1913, blz. 340-1. http://www.biografischportaal.nl/persoon/72004262; http://www.rkd.nl/rkddb/(S(mmshxcntbdmlhlehpn3rkji3))/detail.aspx VAN ELSLANDE R., Het glasraam van Jan van Heethuyse voor de hertoglijke kapel te Ninove (1397), in: Het land van Aalst,45ste jg, 1993, nr. 3, blz. 210-211; VAN ELSLANDE R., Hertog Filips de Goede liet het Gentse Prinsenhof rijkelijk opsmukken, in: Ghendtsche Tijdinghen, 25ste jg., 1996, dl. I, blz. 51-52, 54; VAN ELSLANDE R., De laatgotische Gentse kunst in het graafschap Vlaanderen ten oosten van de Schelde, in: Het Land van Aalst, 59ste jg, 2007, nr. 2, blz. 82; VAN ELSLANDE R., De van Eyck's te Gent V: Leerlingen en medewerkers (2e deel), in: Ghendtsche Tydinghen, 14de jg. 1985, nr. 1, blz. 33; VAN ELSLANDE R., De vijftiende-eeuwse Gentse kunst in de Vier Ambachten , in: Over den vier Ambachten, Kloosterzande, 1993, blz. 1015. 1418-1419, Item, gheleent Willem van Axpoele ende Janne Martins up haerlieder tasweerc vanden graven te vernieuwen int scepenhuus 3 lb. gr.; VAN TYGHEM F., Het stadhuis van Gent Voorgeschiedenis-Bouwgeschiedenis-Veranderingswerken-Restauraties-BeschrijvingStijlanalyse, dl. II, in: Mededelingen van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België, Academiae Analecta, Klasse der Schone Kunsten, 40ste jg., nr. 2, Brussel 1978, blz. 53. 1419-1420: Item Willem van Axpoele en Jan Martins betaelt van haren taswerke van den graven te makene int scepenen huus 6 lb. 6 s. gr.; VAN TYGHEM F., Het stadhuis van Gent Voorgeschiedenis-Bouwgeschiedenis-Veranderingswerken-Restauraties-BeschrijvingStijlanalyse, dl. II, in: Mededelingen van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België, Academiae Analecta, Klasse der Schone Kunsten, 40ste jg., nr. 2, Brussel 1978, blz 55. Item betaelt Pieteren vander Pale van 225 gouds van elken 100, 2 s. 3 d. gr. daer de graven jnt scepenen huus mede verghult waren. Comt 3 lb. 3 s. 4 d. gr. VAN ELSLANDE R., De geboorte van Christus in het Groot Vleeshuis, in: Ghendtsche Tydinghen, 11de jg., 1982, blz. 99-108. VAN ELSLANDE R., De geboorte van Christus in het Groot Vleeshuis, in: Ghendtsche Tydinghen, 11de jg., 1982, blz. 99-108. VAN ELSLANDE R., Nabur Martins, de belangrijkste Gentse schilder uit het midden der 15de eeuw, in: Ghendtsche Tydinghen, 25ste jg., 1996, blz. 190-202.
493
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 494
31
32
33 34
35
36 37
38
Marcus van Vaernewijck noemde Nabur de zoon van Jan Martins; VAN VAERNEWIJCK M., De historie van Belgis, uitg. Gent, 1829. VAN ELSLANDE R., Hertog Filips de Goede liet het Gentse Prinsenhof rijkelijk opsmukken, in: Ghendtsche Tijdinghen, 25ste jg., 1996, dl. I, blz. 52. DIERICX C.L.M., Mémoire sur la ville de Gand, Gent ,1815, vol. II, blz. 73-74. Kenlic zij allen lieden dat Jan Sersijmoens, Jan Willaert ende Pieter Weijtier, ontfanghers vander stede van Ghendt in dese’n tijt, hebben besproken ende ghemaect in den name vander stede van Ghend, zeker voerwaerde jeghen Willem van Axpoele ende Janne Martins, vrie scilderen inde stede van Ghendt, te vermakene van scilderien de ghefigurerde graven voeren int scepenhuus vander kuere: emmer voeren de weeghe, daer zij werken sullen de vornoemde graven, verplaestert ende wel bereet sijnde tharen wercke, sonder haren cost, ende daer naer tvelt daer de vorseide graven ghefigurert sullen zijn, sal bereet werden binnen vornoemden scilders met purmieren van loetwitte van goeder olieverwen, naer den eesch vanden wercke, sonder fautelike corrosive der in te doene; ende sullen voert de vornoemde figuren vanden Grave ende metselrie der toe dienende, ende al dat den wercke ancleven mach, wercken met goeder olieverwen, naer den eesch vanden wercke, eersamelic ende alsoet behoert ghewrocht te sine; ende de parketten vanden battaelgen alzo zij daer ghefigurert staen, de ghelike te makene, te wetene de figuere vanden Grave Karele als oet staa in gheliken ende sosij de poerteren met haren wapinen also zij daer verwapent staan, ende alle Andre achtervolghende also zij daer ghefigurert staen. Ende daer sullen zij scriven elcx carnatioen, hoe langhe zij regeerden, ghelijc dat te Curtrijcke staet: emmer al tvornoemde weerc ghetrauwelic ende dueghdelic te leverne naer den eesch vanden weercke ende alsoet behoert gewrocht te sine. Dies sullen de voorseide weerclieden hebben van elken Grave in sine metselrie besloten ende verwapent van finer verwen van goude ende goeden assuere, ende alle Andre verwen achtervolghende alsoet behoert, ute ghedaen den maelge, arnassche ende andren witten blickenden wapenen, (die) sullen zijn van witten foelgen, dicke ghescleghen naer den eesch vanden wercke, de somme van zes scellingen gr. tornois; emmer wel verstaende dat elke battaelge ende elke vrouwe met haren Grave, Boudin Hapkins justicie, sgraven Karels figure elc gherekent es voer eenen Grave besloten in sijn parket, de stede daeraf betalende zes scellinghen groten alsoe vorseit van elken parcke vornoemt. Ende eist scepenen ghelieflic tcruciix boven der vierscaren te doene vermakene, dat de weerclieden dat sullen moeten doen naer tghelike weerc vanden crucifixe alsoet nu staet, waer af de stede ghelden sal de somme van twalet scellingen groten tornois; ende de stede sal leverne den vornoemden weerclieden stallagen, sonder haren cost; ende tghesleghene gout datmen verhuerbueren sal an de beelden, an de graven ende eldre, daert behoeren sal, naer den eesch vanden weercke. Ende dit vorseide weerc hebben Willem ende Jan vornoemt ghelooft te weerkene, wel ende deughdelic te doene, sonder fraeude volcommen te sine, onthier ende sente Bamesse (= 1 oktober) naestcommende. Actum tertia die junii a° 1419; Diericx, blz. 73-74. MARTENS M.P.J., Enkele middeleeuwse muurschilderingen te Gent, II Gegevens op basis van documenten, in: Handelingen der Maatschappij van Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent, XL (1986), blz. 53-59. VAN TYGHEM F., o.c., vol I, blz. 61. A. VAN WERVEKE, De muurschilderingen in het schepenhuis van de Keure voorstellende de gewapende neringen en gilden (XIVe eeuw), in: Annales du cercle historique et archéologique de Gand” / “Handelingen van den Geschied- en Oudheidkundigen Kring van Gent, VII, 1899, blz. 70. DE BUSSCHER E., Axpoele (Guillaume Van), in: Biographie Nationale, dl I, 1866, kol. 570.
494
Binnenwerk_nov_dec_A_September binnenwerk OK 5.0 10/12/13 13:26 Pagina 495
39
40
41
42 43
44
45
46 47
48
49
50 51
52
53 54 55
56
57 58
59
60
VAN ELSLANDE R., De heren van Nevele en van Wervik vanaf 1067 tot 1300, in: Het Land van Nevele, 41ste jg., juni 2010, nr. 2 , blz. 8. Een overzicht van deze graven vinden we terug in de 15de eeuwse verhandeling van Jan van Dixmude, Ditsde cronike ende genealogie van de prinsen ende graven van den foreerste van Buc, dat heet Vlarnderlant van 836 tot 1436, in: Manuscript van Ieper (Ieper, uitg. Lambin, 1836, blz. 335). VAN ELSLANDE R., Jan van der Asselt, hofschilder van Lodewijk van Male, in: De Leiegouw, 29ste jg., 1987, nr. 7, blz. 420-444. VAN TYGHEM F., o.c., II, blz. 65. Deze voorstelling in viarianten treffen we tevens aan in andere documenten voor leden van de Gentse familie De Grutere. Voor deze documenten cf. DUVERGER J., Het grafschrift van Hubert van Eyck en het quatrain van het Gentsche Lam Godsretabel, Met appendix E. Bontinck, Natuurwetenschappelijk onderzoen van de opschriften en de lijst van het Lam Godsretabel, in: Verhandelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België Klasse der Schone Kunsten, AntwerpenUtrecht 1945, blz. 42-43. VAN LUTTERVELT R., Les portraits de Philippe le Bon, in: Les Arts Plastiques, 1951, nr. 3, blz. 182-196. BESANCON J., Les dessins flamands du XVe au XVIe siècle, Parijs, 1951, blz. 100 identificeerd de voorgestelde niet. DHANENS E., Van Eyck, Antwerpen 1980. VAN ELSLANDE R., Bevernaar Joos Vyt, diplomaat van Filips de Goede, in: Het land van Beveren , 31ste jg., 1988, nr. 3, blz. 108-112. VAN ELSLANDE R., De van Eycks te Gent, in: Ghendtsche Tydinghen, 12de jg, 1983, blz. 151-165. VAN ELSLANDE R., De geschiedenis van de Vyt-Borluutfundatie en het Lam Gods, in: Ghendtsche Tydinghen, 14de jg., 1985, nr.6, blz. 342-348. VAN ELSLANDE R., De van Eyck’s en het Prinsenhof te Gent, in: Ghendtsche Tydinghen, VAN ELSLANDE R., De van Eyck’s te Gent III: Hun oeuvre, in: Ghendtsche Tydinghen, 13de jg., 1984, blz. 29-39. BEAULIEU M. – BAYLE J., Le costume en Bourgogne de Philippe le Hardi à Charles le Téméraire, Parijs, 1956, blz. 13. Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, Ms 9242-4. Parijs, Bibliothèque Nationale, Ms f 2810. SONKES M., Dessins du XVe siècles: groupe van der Weyden, Essai de catalogue des originaux du maître des copies et des dessins anonymes inspirés par son style, Brussel 1969, blz. 175-176, nr. C44, ill. XXXVII. VAN ACKER K.G., Iconografische beschouwingen in verband met de 16de eeuwse gegraveerde ‘portretten’ der graven van Vlaanderen, in: Oud Holland 83ste jg., 1968. VAN TYGHEM F., o.c., II, blz. 52. VAN ELSLANDE R., Het retabel van Philips Clincke en Jan van der Brugghen voor de kerk van Mere (1485), in: Mededelingen van de Heemkundige Kring van Erpe-Mere, 31ste jg., jan. 1991, nr. 1, blz. 6. GAILLARD C., Antiquiteyten Sepulturen Annotatien en(de) genealogieen van Vlaenderen gheschreven anno 1540 et post door mijn heer Corn(elis) Gaillard Ridder; Parijs, Biblioyhèque nationale de France, Ms. Néerlandais, nr. 75, f°. 37v° - 38. BRAET M., De heerlijkheid Axpoele en haar heren en vrouwen, in: Oud Ruysselede, XX, 2003, blz. 31-32.
495