SCHUTTERSBRIEF Onregelmatig maar frequent verschijnend e-magazine als ideeënbus, discussieforum, actieprogram en informatieblad voor het schutterijwezen in het Nederlandstalige gebied van de EGS Nummer 74 – Maastricht, vrijdag 30 november 2007
REDACTIE Hoofdredacteur, tevens redacteur-Handboog: Alfred Disch Adjunct-hoofdredacteur, tevens ICT-coördinator en redacteur-Kruisboog: Jelger Visser Eindredacteur, tevens redacteur voor Documentatie en Zware Buks: Mathy Leunissen Redactrice voor het Italiaanse taalgebied (Italië, San Marino, Vaticaan): Ans Moors Redacteur-webmasters: Willem van Uden en Ab Reuling Technisch en zakelijk adviseur (Compres Media System, Maastricht): Jeroen Kaasenbrood ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
INHOUDSOPGAVE Redactie, Inhoudsopgave en Internet…………………………………………………………………blz. 1437 Open Nederlands Kampioenschap Kruisboog 10 m traditioneel (1): Duiven (Gld.) 2008…….blz. 1438-1439 Het schutterijwezen in het Gelderse stadje Hattem, vroeger en nu (1)…………………………blz. 1440-1441 De rechten en plichten van een schutterskoning (1)………………………………………………….blz. 1442 Waar of niet waar? Stellingen en veronderstellingen (1)…………………………………………….blz. 1443 De Sebastianen te Maastricht: van 1408 of van 1810? (1)……………………………………..blz. 1444-1450 Kanttekeningen bij drs. Jos Gerits’ bevindingen inzake het schutterijwezen (4)………………...blz. 1451-1453 De oorsprong van de koningsvogelschieting en het schutterskoningschap (5)………………....blz. 1454-1456 De bakermat van het schutterijwezen (5)……………………………………………………….blz. 1457-1458 Recensie (35). Registers op de Armamentaria, jaarboeken van het Legermuseum te Delft.........blz. 1459-1461 Verschijning van de Schuttersbrief (41)………………………………………………………...blz. 1462-1463 Colofon en Redactieadres……………………………………………………………………………..blz. 1464 ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
INTERNET De SB is ook te lezen op de website van de Europese Gemeenschap van historische Schutters (EGS): www.e-g-s.eu of www.egs-schuetzen.com => Schuttersbrief [= Schützenbrief = Gazety Strzelcow]. De SB-website (www.schuttersbrief.nl) is in opbouw. ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
© Copyright: SB-stichting (i.o.), Maastricht MMIV
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Schuttersbrief - nummer 74
30 november 2007
1
1437
OPEN NEDERLANDS KAMPIOENSCHAP KRUISBOOG 10 M TRADITIONEEL (1): Duiven (Gld.) 2008 Uitnodiging Open Nederlands kampioenschap 2008 Aan: Alle kruisboogverenigingen en kruisboogschutters 10 meter traditioneel. Beste Secretarissen en Schutters, We sluiten, zoals gebruikelijk, ook het 5e seizoen Open Nationale kruisboogwedstrijden af met een Open Nederlands Kampioenschap in de disciplines met en zonder diopter 10 meter traditioneel. Alle (!) kruisboogschutters 10 meter traditioneel worden uitgenodigd om aan dit Open Kampioenschap deel te nemen. Voor deelname aan deze wedstrijden is het niet noodzakelijk, dat de verenigingen en hun leden aangesloten zijn bij een landelijke of provinciale bond zoals de N.K.B., L.K.B., G.K.B. of B.K.B. Ook maakt het niet uit, welke nationaliteit men heeft. Voor dit kampioenschap zijn we op 1 en 2 maart 2008 te gast bij: S.V. De Roos, in het clubgebouw van S.V. De Roos, Visserlaan 37, 6921 WZ Duiven. Inschrijving Zaterdag, 1 maart van 14.00 tot 17.30 uur; zondag 2 maart van 10.00 tot 14.30 uur. Inschrijfgelden Senioren € 4,50 voor de 1ste discipline en € 2,25 voor de 2de discipline (zonder diopter). Voor jeugd-schutters is het inschrijfgeld slechts € 2,25. Bij inschrijving ontvangt iedere schutter zoals gebruikelijk een lekkernij. Prijzen Voor de korpsen worden ook nu weer bekers beschikbaar gesteld en voor de persoonlijke schutters medailles. Tevens is er voor de persoonlijke Nederlandse Kampioenen in iedere klasse natuurlijk een bos bloemen. (De bloemen moeten wel afgehaald worden tijdens de prijsuitreiking, want deze worden niet nabezorgd.) Aan het einde van iedere wedstrijd worden drie namen van deelnemers uitgeloot die aan de volgende wedstrijd gratis mogen deelnemen. Uit de deelnemers aan de 2de Open wedstrijd in Zeeland zijn de volgende schutters uitgeloot: 1. Henri van de Broek van De Heidebloem uit Schijndel (N.Br.). 2. Tom Verstegen van K.V. Fortuna uit Zeeland (N.Br.) 3. Gerrit Kijk in de Veght van KBV van Dedemschutters uit Dedemsvaart (Gld.). Deze drie schutters mogen gratis deelnemen aan het Open N.K. in Duiven. Tijdens de 2de Open wedstrijd mochten we 102 schutters inschrijven. We hopen, dat ook deze keer veel schutters van de gelegenheid gebruikmaken om deel te nemen aan deze verschieting. We wensen jullie op 1 en 2 maart een gezellige, sportieve en vooral (ont)spannende wedstrijd toe. Hoogachtend, Open Nationale Kruisboogwedstrijden.
Namens deze, Jo Kremers, Buitenveld 8, 5411 TR Zeeland; telefoon: 0486 - 45 22 50; b.g.g.: 06 - 44 69 20 72; e-mail: info@kruisboog.nl of Jo.Kremers@tele2. Bijlage: Routebeschrijving (zie volgende bladzijde).
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------1438
30 november 2007
2
Schuttersbrief - nummer 74
Route naar S.V. De Roos Vanuit Brabant – Limburg
Vanuit het Noorden
Komende van de A50 of de A 73
Via de A 12
Bij Knooppunt Valburg Richting Arnhem / Nijmegen Bij knooppunt Ressen naar A325 Richting Arnhem In Arnhem - ter hoogte van Gelredome R A Richting Zevenaar / Oberhausen (Plijroute) Bij Knooppunt Velperbroek R A Richting Zevenaar / Oberhausen A12
Richting Zevenaar / Oberhausen A12
Afslag 28 Duiven Stoplichten RA Stoplichten RA – Westsingel neem derde afslag op de rotonde naar Westsingel Bij stoplichten RD Neem derde afslag op de rotonde naar Visserlaan na ±500 m bent u gearriveerd op het eindpunt: Visserlaan 37 het clubgebouw is aan de rechterzijde van de weg de schietaccommodatie is aan de rechterkant van het clubgebouw
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Schuttersbrief - nummer 74
30 november 2007
3
1439
HET SCHUTTERIJWEZEN IN HET GELDERSE STADJE HATTEM, VROEGER EN NU (1) Het historisch stadje Hattem heeft weer een schuttersgilde VAN: De Heer Rein van der Sleen, schrijver [= secretaris] van St.-Annagilde te Hattem Beste Jelger,
Hattem (Gld.), 26 november 2007
Hierbij stuur ik je een verhaaltje, geschreven door streekarchivaris Gerrit Kouwenhoven (die ook het historisch geweten van ons gilde is), voor een van de volgende Schuttersbrieven. Hopelijk kun je het gebruiken. Dank voor plaatsing. Alle goeds en hartelijke groet, Rein van der Sleen
Het Sint-Annagilde in Hattem weer tot leven gekomen door Gerrit Kouwenhoven, streekarchivaris Al in de Middeleeuwen - dus van vóór 1500 - kende Hattem een schuttersgilde, het St. Annagilde. Dit was in een tijd dat de burgers zelf voor de verdediging van hun met muren versterkte stad zorgden. Zoals nu de brandweer de stad verdedigt tegen brand en regelmatig oefent, zo verdedigden de schutters de stad tegen een eventuele vijand en oefenden ze regelmatig in het schieten met (kruis)bogen, later ook met vuurwapens. Het schieten vond plaats in de Doelen, de langgerekte strook grond tussen stadsmuur en stadsgracht, van de Dijkpoort tot de molen, die nog steeds deze naam draagt. Het doelwit was een ‘papegaai’, een houten vogel. Het papegaaischieten was altijd op pinkstermaandag, en was voor de hele burgerij een feestelijke dag. De eerste lijst met meer dan tachtig namen van leden van het Annagilde stamt uit 1549. Daar staan namen bij die nu nog in Hattem voorkomen: Brouwer, Van Emst, Muller, Ramaker, Ruijs, Schoenmaker, Smit, Tichelaar, Vogelzang en Westrik. Na het eerste kwart van de 17de eeuw is het St.-Annaschuttersgilde langzaamaan ingedommeld. Sinds 1615 is er niet meer geschoten. De gildebroeders kwamen alleen nog bijeen om gezellig bij elkaar te zijn en wat te drinken. Na 1670 vernemen we niet veel meer van het gilde. Totdat Herman Willem Daendels het gilde in 1785 nieuw leven inblies om de politieke ideeën van de vele Hattemer patriotten kracht bij te zetten. Het gilde was namelijk vanouds gemachtigd om een gemeensman (zeg maar een raadslid) te benoemen, een recht waar men weer gebruik van wilde maken. Deze politieke opzet is inderdaad gelukt, maar kort daarop zijn de patriottische vernieuwingen hard de kop ingedrukt door een bezetting van Elburg en Hattem met Staatse troepen in september 1786. Het is kantje boord geweest, of dit was uitgelopen op een burgeroorlog. De Hattemer patriotten namen de wijk, sommigen kort, sommigen langer. Onder de leden van het gilde van toen vinden we namen die we nu nog onder Hattemers aantreffen: Barneveld, Beekman, Blom, Breunis, Van Dijk, Frelink, Hoogers, Van Hulst, Schutte, Souman, Spanhaak, Tijssen, Van Wageningen en Wijnen. Twaalf jaar later zijn in de Bataafse tijd, de tijd van vrijheid, gelijkheid en broederschap, de ambachtsgilden opgeheven en het scheelde weinig of het schuttersgilde Sint-Anna had ook het loodje gelegd. Gelijkheid in die tijd betekende, dat monopolieposities zoals in de ambachtsgilden uit den boze waren. Alleen onder hardnekkige protesten van de kant van de schutters bleef het Annagilde uiteindelijk ongemoeid. Dat het Annagilde geen ambachtsgilde was, drong echter maar met moeite tot de autoriteiten door. Ook toen deden de gildebroeders niet veel anders dan eens bij elkaar komen om te praten over koetjes en kalfjes. Uiteindelijk blies de laatste echte gildebroeder, Albertus Johannes van Doornum, in 1846 de laatste adem uit. De twee gilderegisters en de zilveren koningsketting zijn toen bij de gemeente in bewaring gegeven. De ketting
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------1440
30 november 2007
4
Schuttersbrief - nummer 74
is nu in het Voermanmuseum in Hattem te zien. De registers bevinden zich in het gemeentearchief. Daarmee is het Annagilde ingeslapen, maar het kon heel goed weer nieuw leven worden ingeblazen, zoals in 1785 al een keer is gebeurd en in 1949 met Hattem 650 Jaar stad opnieuw. Op 22 maart 2007 was er dan ook een instandhoudingsvergadering waarin achttien Hattemers verklaarden het Annagilde in stand te willen houden. Het Maartensgilde uit Epe nam de Hattemers bij de hand, en maakte hen vertrouwd met de ‘geheimen’ van het boogschieten en het gildewezen. Inmiddels telt het Annagilde 32 leden / schutters. Zij komen elke eerste donderdag van de maand bijeen in en bij De Tinne, het huis waar ooit Daendels woonde. Dus op een zeer historische plaats.
VAN: Alfred Disch, schutterijvorser Beste Rein,
Maastricht, 26 november 2007
Op de website van de gemeente Hattem trof ik vorenstaand artikel van Kouwenhoven aan, zij het met de titel Bestaat het Sint-Annagilde nog steeds?, met een enigszins andersluidende slotalinea en met onderstaande illustratie, inclusief het bijschrift. Volledigheidshalve geef ik hier de exacte bronvermelding, want het zou mij niets verbazen als er in andere afleveringen van de Wekelijkse informatierubriek nog meer informatie over de voormalige St.-Annagilde en over de nieuwe St.-Annagilde te vinden is. Zou je dat eens willen nagaan?
De keten van het Sint-Annagilde heeft ook om de nek van Daendels gehangen. Daarom ook zit er aan de ketting een penning met daarop zijn naam. [Bron: www.hattem.nl > Nieuws & Ontwikkelingen > Gemeentenieuws > Wekelijkse informatierubriek > Jaar 2007 > Week 8]
Welke heilige staat hier op de borst- of patroonsplaat afgebeeld en welke heilige ontbreekt er? Volgens mij moet de voormalige St.-Annagilde een tweede beschermheilige hebben gehad! De naam St.-Annagilde is m.i. dus wellicht onvolledig, hoewel de schutterij in haar verenigingsboek van 1549 toch ‘Sinte Annen schutten’ wordt genoemd. Heeft er na 1549 misschien een fusie plaatsgehad tussen twee Hattemer schuttersgilden? Uit het artikel van streekarchivaris Kouwenhoven meen ik voorzichtig te mogen concluderen, dat de St.-Anna aanvankelijk de kruisboog hanteerde en nadien het geweer. Of Hattem vóór 1794 ook een handbooggilde gehad heeft, weet ik niet. Waarschijnlijk wel. Welk type schietwapen gebruikt de nieuwe St.-Annagilde? *)
Ook Jolles meldt, dat Daendels koning geweest is van de St.-Annaschutterij te Hattem. Herman Willem Daendels (1762-1818), generaal, staatsman en koloniaal bewindsman, is trouwens een héél bekende figuur in de geschiedenis van Nederland. Als vurig patriot rukte hij met de Franse generaal Pichegru in de winter van 1794-1795 ons land binnen. In 1798 organiseerde hij een staatsgreep. Het jaar daarop onderscheidde hij zich bij Castricum tijdens de Engels-Russische invasie in Noord-Holland. En van 1808 tot 1811 was hij gouverneurgeneraal van Java. Met vriendelijke groeten, Alfred Disch *) J.A. Jolles: De schuttersgilden en schutterijen van Gelderland. Overzicht van hetgeen nog bestaat, in: Gelre., deel 34, Arnhem 1931, blz. 1-128, voetnoot 1 op blz. 6.
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Schuttersbrief - nummer 74
30 november 2007
5
1441
RECHTEN EN PLICHTEN VAN EEN SCHUTTERSKONING (1) VAN: De Heer Frans Snijders, secretaris van het Verbond van St.-Jorisgilden (VvJ) en archivaris van de St.-Jorisgilde te Meer Geachte Redactie, Beste Alfred,
Meer, gemeente Hoogstraten (Antw.), 28 november 2007
Mede naar aanleiding van de SB-rubriek Keizerskwesties wil ik U even melden hoe wij - zes Belgische en drie Nederlandse gilden - de koningschieting laten doorgaan. Gemeenschappelijke activiteiten In het Verbond van Sint-Jorisgilden zijn negen gilden aanwezig. Het Verbondsbestuur bepaalt de gemeenschappelijke werking van de aangesloten gilden. Deze zijn in alfabetische volgorde: Castelré (NL), Hoogstraten, Loenhout, Meer, Meerle, Minderhout, Rijsbergen (NL), Sprundel (NL) en tenslotte Wortel. De gemeenschappelijke werking bestaat uit o.a. het inrichten van feest- en bondsschietingen, zestalschietingen en het inrichten van de jaarlijkse samenkomst na het seizoen. Per gemeenschappelijke schieting (bondsschieting) nemen er 200 à 220 schutters deel. Eigen werking Naast de Verbondswerking heeft elke gilde een eigen werking, onafhankelijk van elkaar. Zo ook bv. de koningsschieting waar de koning en hoofdman van de andere zustergilden op uitgenodigd worden, samen met de plaatselijke notabelen en zustergilden. Termijn van koning In elke aangesloten gilde wordt er om de 6 (zes) jaar de koningsschieting georganiseerd. De Nederlandse gilde uit Sprundel is hierop de regel die de uitzondering bevestigt; in deze gilde wordt om de vier jaar het koningsschieten georganiseerd. Plichten van een koning In onze gilde - Sint-Jorisgilde Meer (B) - heeft de koning een niet te geringe verantwoordelijkheid. De koning is immers de baas over de schutters en de schietstand. M.a.w. hij volgt de verbondsvergaderingen, richt de thuisschietingen in binnen zijn gilde en is verantwoordelijk voor het goede verloop van de schietingen. Hij is ook de verantwoordelijke voor de uitslagen hiervan. Hij is ook verantwoordelijk voor het onderhouden van de schietstand. Hij schenkt na de koningsschieting een vatje bier van 50 liter aan de zustergilden Sint-Ambrosius en aan de Verenigde Vrienden; bovendien ontvangen ook de leden van de fanfare een vat bier van 50 liter als dank voor hun muzikale aanwezigheid tijdens de koningsschieting. Hij heeft bovendien de ‘koningsplicht’ om halfweg zijn termijn de koningsbreuk te vermeerderen met een schild welke minstens twee ons zilver bevat. Dit is meer een kort woordje over de misschien wel belangrijkste gebeurtenis in onze gilde, de Sint-Jorisgilde uit Meer, waar elke schutter die aantreedt voor de koningschieting, de spreuk goed kent van: Bezint, eer ge begint. M.v.g., Frans Snijders
Meer over Meer Ga naar: zoeken. Meer is een dorp in de Belgische provincie Antwerpen en een deelgemeente van de Kempense stad Hoogstraten. Het dorp ligt op de linkeroever van de Mark. Tevens wordt de Belgische kant van de grensovergang A1/ A16 Meer genoemd. In België is de snelwegbenaming E19. Zie ook de Nederlands-Belgische grensovergang Hazeldonk. Hier loopt de Belgische HSL 4 ook over op de Nederlandse HSL Zuid. Meer telde in 2005 3.299 inwoners. De dorpskerk, de Onze-Lieve-Vrouw-Bezoeking-kerk, is een voorbeeld van de neogotische bouwstijl. Bron: www.wikipedia.be. De St.-Jorisgilde heeft (nog) geen eigen website, evenmin de St.-Ambrosiusgilde en de Verenigde Vrienden. A.D.
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------1442
30 november 2007
6
Schuttersbrief - nummer 74
WAAR OF NIET WAAR? STELLINGEN EN VERONDERSTELLINGEN (1) Bewering 1 Uit de 17de-18de eeuw, toen de schutterijen weer in meer folkloristische zin herleefden, stamt ook het gebruik van begeleiden van de processie door schutterijen (schuttersgilden). BRON
F. Eerdkamp, J. Gorissen, W. Schrijen en B. Smeets: Koninklijke Schutterij St. Sebastianus Voerendaal. 450 jaar. 1544-1994. [Fotoboek]. Voerendaal, 1994. Zie blz. 9. Commentaar Eigenlijk verkondigt Eerdkamp e.a. 1994 hier twee of, zo men wil, zelfs drie beweringen: a) in de 17de-18de eeuw was er sprake van een herleving van het schutters(gilde)wezen; b) de herleving was er meer een in folkloristische zin; c) uit dezelfde tijd stamt het gebruik van processiebegeleiding door schutterijen (schuttersgilden). Ad a. Ik meen, dat dit deel van Bewering 1 opgaat voor het ganse gebied van de Lage Landen (= Nederland, België en Luxemburg). De felle eerste helft (1568-1608) van de Tachtigjarige Oorlog was voorbij. Feitelijk was het gebied van de oorspronkelijk Zeventien Nederlanden in tweeën uiteengevallen, t.w. in enerzijds de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden (alias ‘de Noordelijke Nederlanden’) en anderzijds de resterende tien, onder Habsburgs bewind gebleven ‘Zuidelijke Nederlanden’. De Reformatie (het protestantisme) had bovendien in het noorden gezegevierd, de Contrareformatie (het katholicisme) in het zuiden. De tweede helft (1608-1648) van de vrijheidsoorlog bracht militair in zoverre nog een belangrijke wijziging, doordat de Republiek haar grondgebied wist uit te breiden met het huidige Noord-Brabant (pas in 1795 als ‘Achtste Nederland’ toegelaten tot de Staten-Generaal in Den Haag) en met de vestingstad Maastricht in 1632 (waardoor het geografische aanzicht van het tegenwoordige Limburg als ‘wormvormig aanhangsel’ van Nederland mede te verklaren is). De in 1648 getekende vrede, die tevens een eind maakte aan de Dertigjarige Oorlog (1618-1648), leidde een periode van zéér betrekkelijke rust in. Zéér betrekkelijk, want met tussenpozen van gemiddeld twee decennia werden er om uiteenlopende redenen - weer diverse oorlogen gevoerd. Voor de verdere beoordeling van Bewering 1 zijn evenwel de zojuist geschetste twee tegenstellingen (volkenrechtelijk en religieus) vooral van belang. Ad b. Het tweede deel van Bewering 1 is slechts ten dele waar. Zuidelijke schutterijvorsers willen nogal eens vergeten, dat schutterijen (schuttersgilden) niet per definitie katholieke organisaties zijn en dat de herleving van het schutterijwezen in de (protestantse!) republiek Nederland een volslagen eigen ontwikkeling doormaakte. Sinds ±1579 werden in vrij korte tijd - mede onder invloed van prins Willem I van Oranje - de op middeleeuwse leest geschoeide schuttersgilden (= schutterijen-oude-stijl) hervormd in militaire zin, d.w.z. tot schutterijen-nieuwe-stijl. Daar deze hervorming uitsluitend in de steden van de Republiek zich voltrok, worden de schutterijen-nieuwe-stijl in het noorden uit deze periode ook wel met ‘stedelijke schutterijen’ aangeduid. Op het platteland (in de dorpen en gehuchten) van de Republiek verdwenen de schuttersgilden van de oude stempel eveneens zo goed als allemaal. Enkel hier en daar - en met name in overwegend katholiek gebleven gebiedsdelen, bijv. in Twente en Noord-Brabant - heeft het oude schuttersgildewezen zich weten te handhaven, zij het nauwelijks meer dan als folklore. In de Habsburgse of Zuidelijke Nederlanden en het prinsbisdom Luik zien we weliswaar, dat ook dáár - zelfs op het platteland! - sprake was van een herleving van het schutterijwezen (begunstigd door de contrareformatorische aartshertogen Albrecht en Isabella), maar dat nagenoeg alle schutterijen (schuttersgilden) gaandeweg de 17de-18de eeuw zich in folkloristische zin ontwikkelden. En dát is om minstens twee redenen enigszins curieus te noemen. In de eerste plaats, omdat aanvankelijk iets van militaire schutterijhervorming óók waar te nemen viel bij de schutterijen (schuttersgilden) in het zuiden. En in de tweede plaats: de schutterijen (schuttersgilden) van het zuiden behielden doorgaans wél hun in het verleden verkregen privileges, maar verrichtten daarvoor in de plaats niet meer het merendeel van hun beschermende taken. Tegen de tijd van de komst der Fransen (1794) waren de pure (!) weerbaarheidsschutterijen in het zuiden dan ook met een kaarsje te zoeken. Ad c. Helemaal onwaar is het laatste deel van Bewering 1. Het gebruik van processiebegeleiding door schutterijen (schuttersgilden) stamt niet uit de 17de-18de eeuw maar uit de Middeleeuwen, dus al lang van vóór het jaar 1500. Bovendien: het spreekt voor zich, dat tijdens de 17de-18de eeuw het gebruik van processiebegeleiding juist (nagenoeg geheel) verdween in de protestantse (!) republiek Nederland. -----------
Alfred Disch
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Schuttersbrief - nummer 74
30 november 2007
7
1443
DE SEBASTIANEN TE MAASTRICHT: VAN 1408 OF VAN 1810? (1)
Fig. 1 Het wapenbord van de Koninklijke Sociëteit van Handboogschutters ‘Sint-Sebastiaan 1408’ te Maastricht
VAN: Alfred Disch, schutterijvorser
Woord vooraf Beste Schutters en Schuttersvrienden,
Maastricht, 30 november 2007
Reeds generaties lang geldt de Koninklijke Sociëteit van Handboogschutters ‘Sint-Sebastiaan 1408’ als de oudste vereniging van Maastricht en als één van de oudste nog bestaande schutterijen in Nederland en daarbuiten. Haar eerbiedwaardige ouderdom zou - volgens de meeste geschiedvorsers terzake - teruggaan op het stadsbesluit van 13 augustus 1408. Sommige historici wijzen er evenwel op, dat het anno 1408 ‘slechts’ om een formele beslissing van de Maastrichtse magistraat is gegaan: feitelijk zou de handbooggilde ook in 1408 al héél wat jaren hebben bestaan en dus zeker al uit de 13de-14de eeuw stammen. Over één zaak lijken de geschiedschrijvers ten aanzien van het Maastrichtse schuttersgezelschap het wél alle eens te zijn. En dat is, dat deze handboogschutterij vanaf haar stichting een tot op de dag van vandaag nagenoeg onafgebroken bestaan heeft geleid. De keren dat zij van overheidswege tijdelijk opgeheven werd om vervolgens na enige tijd weer te worden opgericht, zouden te tellen zijn op de vingers van één hand: 1521, 1567, 1579, 1632 en 1794. Het zouden hier allemaal formele opheffingen betreffen van korte of betrekkelijk korte duur, waarvan de langstdurende een tijdsbestek van nog geen halve eeuw moet hebben bestreken. En het aantal perioden van inactiviteit zonder dat er sprake was van een formeel tenietgaan van de vereniging, moet waarlijk minimaal geweest zijn. Voor zover althans bekend heeft de Sebastianenvereniging immers alleen maar één enkele periode van ‘zelfgekozen’ inactief bestaan gekend en dat was i.v.m. de Belgische Afscheiding (1830) en de direct daarop gevolgde staat van beleg waarin de toenmalige vestingstad Maastricht kwam te verkeren (1830-1839); de Sebastianen hebben toen - zij het pas n.a.v. het gebod van vestingcommandant generaal Bernard Dibbets om hun schietstam af te breken - op ‘eigen’ initiatief in 1833 (uit protest?) al hun werkzaamheden stilgelegd. Doch in 1845, zes jaar na de beslechting van de BelgischNederlandse onenigheden, nam de schutterskoning uit 1832 het initiatief tot het doen heropleven van de Sebastianenvereniging. Zelfs gedurende de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) - die toch het definitieve einde betekende voor menige weerbaarheids-, folklore- en sportschutterij in binnen- en buitenland - zijn de activiteiten van de Sebastianen ‘gewoon’ doorgegaan. En ook die andere wereldbrand, evenzeer de doodsteek toebrengend aan zovele binnen- en buitenlandse schuttersgezelschappen, heeft de Sebastianenvereniging niet in haar schietmogelijkheden kunnen deren: ogenschijnlijk onverstoorbaar hebben de Sebastianen - nota bene de hele Tweede Wereldoorlog dóór (1939-1945) - hun jaarlijkse schiettreffen om de koningseer gehouden. Geen terugblik zonder vooruitblik. Met name enkele herdenkingen liggen er in het nabije verschiet. Zo is daar in 2008 de reeds hierboven gememoreerde dag te gedenken, de dag namelijk waarop - exact 600 jaar geleden de stadsraad van Maastricht het formele besluit nam tot oprichting van een als stedelijk weerbaarheidskorps bedoelde handboogschutterij. En een jaar later, in 2009, zal het 27 lustra geleden zijn, dat de Nederlandse koning
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------1444
30 november 2007
8
Schuttersbrief - nummer 74
Willem III het beschermheerschap over de Sebastianenvereniging op zich nam, mede op grond van haar hoge ouderdom. En ook het daaraanvolgende jaar, dat wil dus zeggen 2010, is een jubileumjaar en wel vanwege een bijzondere gebeurtenis die precies twee eeuwen tevoren (1810) in de oude Maasstad heeft plaatsgevonden, overigens een gebeurtenis waaraan tot op heden - zoals we in deze rubriek zullen kunnen vaststellen - niet alleen de Sebastianen zelf maar ook de over hen schrijvende geschiedauteurs geheel ten onrechte géén of nauwelijks aandacht hebben geschonken. In de hier voorliggende rubriek zullen we nagaan, of de huidige Koninklijke St.-Sebastiaan er inderdaad aanspraak op mag maken, de voortzetting te zijn van de anno 1408 formeel opgerichte Maastrichtse handboogschutterij. En eveneens zullen we onderzoeken, of dezelfde schutterij in 1408 ook werkelijk toen al (!) kon bogen op een eeuwenoude geschiedenis. Tevens zullen we pogen, antwoord te geven op de drie vragen: a) is de Koninklijke Sociëteit van Handboogschutters ‘Sint-Sebastiaan 1408’ echt de oudste vereniging van Maastricht?; b) is zij werkelijk - zo al niet de oudste - dan toch een van de oudste nog bestaande schutterijen in ons land?; en c) behoort zij inderdaad gerekend te worden tot de allereerste schuttersgezelschappen die in (West-)Europa opgericht zijn?
Hoofdstuk 1
Probleemstelling Onder de hedendaagse folklore- en sportschutterijen te Maastricht neemt de Koninklijke St.-Sebastiaan ongetwijfeld een eervolle plaats in, al is het reeds om haar respectabele leeftijd. Begin tweede helft van de 19de eeuw meende men trouwens, de stichtingsdatum van de vereniging al met zekerheid te mogen stellen op de 13de augustus van het jaar 1408. En juist mede vanwege die hoge ouderdom behaagde het koning Willem III op 18 april 1874 het beschermheerschap te aanvaarden over de vermaarde sociëteit en aan haar kort daarna, 1) t.w. op 24 december 1878, zelfs het vererende predicaat ‘Koninklijk’ te verlenen. Ofschoon de schutterij sedertdien haar vaandel kon sieren met de aanduiding ‘Koninklijke Sociëteit van Handboogschutters SintSebastiaan’, ontbrak in de officiële naamgeving niettemin elke verwijzing naar de oprichtingsdatum die toch mede de reden geweest is voor de verkrijging van de vorstelijke titel. Dat alom gevoelde verzuim werd evenwel eerst honderdeneen jaar later (1979) goedgemaakt, toen bij de noodzakelijk geworden aanpassing van de verenigingsstatuten de schutterijleden tevens besloten aan de sociëteitsnaam alsnog het jaartal ‘1408’ toe te voegen. De vermelding van 1408 als het stichtingsjaar van de Sebastianen duikt overigens pas kort na het midden van de 19de eeuw voor het eerst op. Die eerste vermelding houdt dan ook ten nauwste verband met het toevallig terugvinden - door Mr. G.D.L. Franquinet in 1849 - van een groot aantal Maastrichtse gemeenteraadsverslagen uit de Middeleeuwen en latere tijd. De herontdekte verslagen blijken bij nadere beschouwing een ware Fundgrube te zijn voor de kennis van onder meer het voormalige schutterijwezen te Maastricht. Zo vermelden de raadsnotulen bijvoorbeeld in extenso het door het Maastrichtse stadsbestuur genomen besluit van 13.8.1408 inzake de oprichting van een stedelijk weerbaarheidskorps van handboogschutters. De opzienbare herontdekking van het oud-Maastrichtse archief leidde prompt tot de aanstelling van een stadsarchivaris. En het was de eerdergenoemde Franquinet aan wie het bekleden van die functie werd toevertrouwd. Hoewel Franquinet in feite de rij opent van historici die 1408 zijn gaan beschouwen als het eigenlijke oprichtingsjaar van de Sebastianenvereniging, zou het toch nog tot 1891 duren vooraleer de inmiddels koninklijk geworden vereniging de beschikking kreeg over haar eerste geschiedoverzicht in drukvorm. Tijdens de jaren 1891-1892 verscheen namelijk in het Limburgse dagblad Le Courrier de la Meuse - en wel van de hand van priester en amateur-historicus J.M. Nuyts - een maar liefst 21 afleveringen tellende vervolgreeks over De voormalige Schuttersgilden te Maastricht. Een vervolgreeks waarin de auteur een prominente plaats inruimde voor de geschiedenis van de Sebastianen. Ten grondslag aan die belangwekkende publicatie lagen overigens niet de hierboven vermelde raadsverslagen zelf maar een ‘uittreksel’ daarvan, aan Nuyts naar eigen zeggen - ‘met de meeste bereidvaardigheid door den heer Jos. Eversen in bruikleen afgestaan’. Meteen al in de eerste aflevering van Nuyts’schutterijhistorie komen we het bereids zo’n 40 jaar oude gegeven tegen van de Koninklijke St.-Sebastiaan als rechtstreekse voortzetting van de middeleeuwse handbooggilde. De argumenten die J.M. Nuyts voor de hoge ouderdom van de Sebastianenvereniging aanvoert, zijn evenwel -----1) Over de aanvaarding van het beschermheerschap (1874) en over de verlening van het predicaat Koninklijk (1878) b b door koning Willem III zie Pluymakers 1986 . Voor de uitleg van de annotatie Pluymakers 1986 zie de bronvermelding aan het slot van deze rubrieksaflevering op blz. 1450.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Schuttersbrief - nummer 74
30 november 2007
9
1445
veelal verrassend nieuw doordat ze merendeels gebaseerd zijn op Nuyts’eigen inzichten en slechts voor een klein deel de neerslag vormen van wat via mondelinge overlevering de Sebastianen aan het eind van de 19de eeuw reeds zelf meenden te weten omtrent de oorsprong van hun vereniging. In de 21ste en dus laatste aflevering van zijn artikelenreeks schildert Nuyts bovendien, zij het heel beknopt, de eigentijdse i.c. 19deeeuwse historie van de Sebastianen. Nog eer de artikelenreeks in Le Courrier de la Meuse ten einde liep, verscheen er al een tweede druk (18911893) en wel in De Maasgouw, het orgaan van het Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap (LGOG). Doordat Nuyts zes jaar later (1899) in de dubbelfunctie van stadsarchivaris en -bibliothecaris van Maastricht werd benoemd en hij vervolgens in de provinciale krant De Limburger Koerier zijn schutterijhistorie wederom - bovendien andermaal geheel ongewijzigd - liet uitgeven en wel bij gelegenheid van het ‘500’jarige jubileumfeest van de Sebastianen in 1908, kreeg Nuyts’publicatie eensklaps de zwaarte van de professionele arbeid van een stadsarchivaris. Mede daardoor werd Nuyts’pennenvrucht een soort van lokaal standaardwerk. Sedertdien zijn schrijvers over het Maastrichtse schutterijwezen en, meer in het bijzonder, over de Koninklijke Sociëteit van Handboogschutters ‘Sint-Sebastiaan 1408’ welhaast blindelings gaan varen op het kompas van Nuyts. Echter, hernieuwd onderzoek heeft niet alleen onweerlegbaar uitgewezen, dat op 13 augustus 1408 te Maastricht inderdaad een handboogschutterij was opgericht, maar ook dat deze handbooggilde vooral niet verward dient te worden met de huidige Koninklijke St.-Sebastiaan. Laatstgenoemde zag namelijk ‘pas’ in 1810 het licht! Al moeten de Sebastianen dan genoegen nemen met maar liefst vier eeuwen minder, hun sociëteit kan zich er nog altijd op beroemen de oudst bestaande schutterij te zijn binnen de gemeente Maastricht. Er zijn trouwens vandaag de dag in ons land maar weinig stadsverenigingen, laat staan: steedse schutterijen, waarvan de historie bewijsbaar terugreikt tot in of vóór de Franse Tijd. De Koninklijke St.-Sebastiaan heeft dan ook alleszins nog steeds recht en reden om trots te wezen op haar ‘nieuwe’ stichtingsjaar: 1810. Het is overigens opvallend, hoe weinig tot zo goed als niets over het jaar 1810 te vinden is in de bestaande literatuur m.b.t. de Sebastianen. Opvallend, omdat er juist héél wat over de historie van de Koninklijke St.Sebastiaan in de loop van de 19de en vooral 20ste eeuw is gepubliceerd. De 19de-eeuwse publicaties zijn - op die van Mr. G.D.L.Franquinet, A.van der Mast, Dr. W. Hofdijk, J.M. Nuyts en Ph. van Gulpen na - allemaal krantenberichten. Pas na de derde druk van Nuyts’schutterijhistorie (1908) komt de stroom van boeken, brochures en vaktijdschriftartikelen die over de Sebastianen gewagen, goed op gang. Het aantal publicaties, inclusief krantenberichten, beloopt inmiddels ettelijke honderden! Desondanks is in die rijstebrijberg van geschriften helemaal niets of nauwelijks iets te vinden over het voor de Sebastianen toch zo cruciale verenigingsjaar 1810. Onder de tientallen auteurs is er niet één die zich de moeite heeft getroost om óók van ‘1810’ melding te maken of iets ánders en iets méér te berichten dan alleen maar de terloopse en bovendien op zichzelf onjuiste opmerking dat er in het voornoemde jaar een ‘heropleving’ of ‘heroprichting’ had plaatsgevonden. Die tekortkoming in de geschiedschrijving over de Sebastianen zullen we thans enigszins goedmaken. We doen dat door nu juist wél eens uitvoerig stil te staan bij de gebeurtenissen van 1810. Hamvraag daarbij is natuurlijk de kwestie, of in 1810 op enigerlei wijze sprake geweest kan zijn van voortzetting van de handbooggilde uit 1408.
Hoofdstuk 2
Welke argumenten zijn er voor de bewering dat de Koninklijke Sociëteit van Handboogschutters 'Sint-Sebastiaan 1408' niet in 1408 is opgericht maar pas in 1810? Paragraaf 2.1: Géén oprichting vóór 1794 en dus ook géén heropleving noch heroprichting in 1810 Om te kunnen beoordelen of we de handbooggilde uit 1408 wel dan niet mogen beschouwen als de rechtstreekse voorganger van de Koninklijke St.-Sebastiaan van 1810, is het van het hoogste belang om ten minste enigermate ook bekend te zijn met de historie van eerstgenoemde schutterij. Omdat zelfs maar een uiterst beknopt overzicht daarvan beslag zou leggen op erg veel ruimte binnen de hier voorliggende rubriek, zullen wij de gewenste samenvatting geven in een boekwerkje dat wij voornemens zijn binnen afzienbare tijd uit te geven en dat de titel zal dragen: De schutterijen van Maastricht, vroeger en nu. Het laatste biedt bovendien de prettige bijkomstigheid, dat we dáár het wel en wee van de handbooggilde uit 1408 tevens kunnen inbedden in het grotere geheel van het Maastrichtse schutterijwezen van vóór de komst van de Fransen in 1794.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------1446
30 november 2007
10
Schuttersbrief - nummer 74
Hier, in de thans voorliggende rubriek, kunnen we nu gemaks- en kortheidshalve volstaan met de onhoudbaarheid vast te stellen van de bij voortduring tijdens de 19de en 20ste eeuw verkondigde these, dat de St.Sebastiaansgilde uit 1810 dezelfde zou zijn als de eeuwen daarvoor opgerichte handboogschuttersgilde. Immers, na ruim 200 jaar als stedelijk weerbaarheidskorps dienst te hebben gedaan, werd de d.d. 13.8.1408 van stadswege gestichte handbooggilde definitief opgeheven en wel op of direct na 22 augustus 1632, d.i. de dag waarop de vesting Maastricht na een maandenlang beleg (10 juni - 22 augustus) door het Staatse leger o.l.v. prins-stadhouder Frederik Hendrik tijdens diens fameuze Maasveldtocht werd ingenomen. En uit niets blijkt, dat de voormalige handbooggilde van 1408 haar voortbestaan vanaf 1632 nog heeft weten te rekken tot aan de komst van de Fransen in 1794, laat staan dat er in 1810 sprake geweest zou zijn van een ‘heropleving’. Kortom, tussen ‘1632’ en ‘1810’ gaapt een tijdskloof van maar liefst 178 jaar, d.i. bijna twee eeuwen! Met voorgaande vaststelling rijzen onmiddellijk de eerste twijfels omtrent een andere bewering van Maastrichtse en niet-Maastrichtse geschiedvorsers, nl. dat er in 1810 sprake geweest zou zijn van een ‘heroprichting’. Om die reden zullen we ons moeten gaan afvragen, of de oprichters van de St.-Sebastiaansgilde in 1810 weet hebben gehad van het vroegere bestaan van een gelijknamige handboogschutterij in hun stad. Een vraag die we echter eerst aan het slot van ons betoog afdoende kunnen behandelen, omdat we pas dán de beschikking hebben over alle benodigde informaties voor een toereikend antwoord. Hier willen we wel alvast onze conclusie geven: er is voorshands schijn noch schaduw van bewijs dat de Sebastianen in 1810 zelfs maar op de hoogte kunnen geweest zijn van het reeds eerdere bestaan van een St.-Sebastiaansgilde te Maastricht. Daarenboven zullen we in een latere aflevering van deze rubriek klip-en-klaar antwoord geven op de vraag, hoe het toch te verklaren is, dat de Sebastianen zelf (!) in het tweede en derde kwart van de 19de eeuw ten onrechte op de gedachte zijn gekomen, hun eigen schuttersgilde een veel oudere stichtingsdatum dan het oprichtingsjaar 1810 toe te dichten en voor hun vereniging zelfs alsmaar oudere stichtingstijden te claimen, nl.: in 1830 eerst ‘1678’, na anderhalf decennium ‘vóór 1387’, nog eens zes jaar later ‘1379’ en in het zevende daaraanvolgende jaar ‘[lang] vóór 1387’ met ‘heroprichting in 1408’, om ten slotte, sinds 1857-1858, zich min of meer definitief te bepalen tot de dagtekening ‘13.8.1408’. Edoch, voorgaande argumenten verklaren nog geenszins, in exact welk jaar het huidige Sebastianengezelschap dan zeker wél is gegrondvest. Wat nu maakt aannemelijk of bewijst, dat de Sebastianen hun vereniging pas in 1810 hebben gesticht? Het volledige antwoord op die vraag is tamelijk gecompliceerd en is daarom niet zo eenvoudig te geven. De drie onmiddellijk volgende paragrafen vormen in dat verband dan ook slechts een eerste aanzet. Paragraaf 2.2: Uit het oudste verenigingsarchiefstuk 2)
Doordat het archief van de Koninklijke St.-Sebastiaan uitsluitend het tijdvak vanaf 1824 bestrijkt en er ook elders géén authentieke documenten over de eerste jaren van de vereniging voorhanden schijnen te zijn, is er nauwelijks iets bekend over de omstandigheden waaronder de oprichting van Maastrichts oudst bestaande schutterij heeft plaatsgevonden. Alleen het handgeschreven ‘Regelementen kragt hebbende als wet, ingesteld 3) voor het Loffelijk Gild van den H. Sebastiaen’ dd. 29 augustus 1824 , deel uitmakend van het folioboek ‘Weten regelementboek der Gildenaren’ (1824-1846), informeert als enige - afgezien van een op dit punt tegenstrijdig 4) Brevet uit 1830, het op één na oudste archiefstuk van de vereniging - rechtstreeks en overigens in niet mis te verstane bewoordingen over het stichtingsjaar 1810. En juist omdat hier dus niet meer dan die ene authentieke archivalische bron uit het eerste kwart van de 19de eeuw ons ter beschikking staat, mogen we in zekere zin nog van geluk spreken! Het bewuste schuttersboek raakte namelijk eind 19de eeuw zoek, maar werd zo’n zestig jaar later teruggevonden in... de Belgische hoofdstad. Sociëteitspresident Alphonse Tissen had na zijn voortijdig aftreden in februari 1886 het document onder zich gehouden. Na het overlijden van A. Tissen kwam het manuscript in het bezit van diens zoon en erfgenaam Fernand Tissen, die zich metterwoon had gevestigd te Brussel. Dankzij de welwillendheid van deze Tissen Jr. kon namens de Sebastianen een tevreden sociëteitsvoorzitter op 30 mei 5) 1948 het kostbare folioboek in ontvangst nemen. Hetgeen het ‘Wet- en Regelementboek der Gildenaren’ over de stichting van de schutterssociëteit meldt, is louter en alleen vervat in de aanhef van het reglement van 29.8.1824. Zo verluidt het daar woordelijk, dat ‘het Loffelijk Gild van den H. Sebastiaen’ is ‘opgerigt binnen Wijk, in het jaar naar [= na] Christi Geboorte Een-
-----2) 3) 4) 5)
Voor een inventaris van het oud archief van de Koninklijke St.-Sebastiaan 1408 raadplege men Pluymakers 1994. Gefotokopieerd en naar A4-formaat verkleind te vinden als bijlage in Pluymakers 1990, ongenummerde blz. 36-45. Het losse handgeschreven Brevet uit 1830 zullen we in een volgende aflevering publiceren en verder bespreken. c Mondelinge mededeling van de heer J.H.A.L. (Jo) Pluymakers te Beek; zie ook Pluymakers 1986 en Pluymakers 1990, blz. 20, sub anno 1948. Het was Jo’s vader, Louis Pluymakers, die dd. 30.5.1948 te Brussel de belangwekkende foliant overhandigd kreeg. Louis Pluymakers was van 1941 tot 1978 voorzitter van de Koninklijke St.-Sebastiaan 1408.
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Schuttersbrief - nummer 74
30 november 2007
11
1447
duizend achthonderd en tien’ (zie de bijgaande afbeelding: fig. 2). Dus oprichting van de St.-Sebastiaansgilde anno 1810 in het Maastrichtse stadsdeel Wyck. Dat is alles. En daar moet de tegenwoordige verenigingsgeschiedvorser het voor zijn onderzoek dan maar mee zien te doen? Misschien toch niet helemaal!
Fig. 2
Aanhef van het schuttersreglement van 29.8.1824
Het reglement van 1824 besluit met de ietwat cryptische opmerking dat het is samengesteld uit ‘oude en nieuwe Artikels’ (zie onderstaand Fig. 3). We kunnen ons daarbij afvragen wat de opstellers van het reglement in 1824 eigenlijk hebben bedoeld met ‘oude’ en wat met ‘nieuwe’ artikels. Werd met ‘oude (...) Artikels’ misschien geduid op het geheel van verenigingsregels die al vóór 1794 hadden gegolden? Op zich een alleszins redelijke vraag, wanneer we bedenken dat artikels die pas in 1810 zijn opgesteld, bezwaarlijk veertien jaar later (in 1824 dus) al als ‘oud’ kunnen worden bestempeld. De term ‘oud’ wordt in het reglement van 1824 echter gebruikt als tegenstelling van ‘nieuw’ - er is immers alleen sprake van ‘oude en nieuwe Artikels’ - en heeft hier dan ook niet de betekenis van ‘oud van jaren’ maar van ‘eerder bestaand’. Met deze uitleg is dan tevens weggenomen de tegenspraak (die anders onherroepelijk zou ontstaan) met de mededeling waarmee hetzelfde reglement nu juist begint, nl. de berichtgeving dat de vereniging dateert van 1810 en daarmee dus ook het geheel van reglementsartikels die toen (nl. in 1810) voor het eerst gingen gelden.
Fig. 3 Slotalinea en ondertekening van het schuttersreglement van 29.8.1824
Inmiddels weten wij dankzij mededelingen van de Sebastianen aan Nuyts kort vóór 1891, dat in 1824 een toen bijna kwart eeuw oude zogeheten ‘reglementscaerte’ van de handbooggilde uit het Vlaamse plaatsje 6) Lillo mede ten grondslag heeft gelegen aan de totstandkoming van het Maastrichtse reglement van 1824. Met ‘oude’ dan wel met ‘nieuwe Artikels’ kan dus misschien het gildereglement van Lillo zijn gemeend. Het ligt bovendien voor de hand te veronderstellen, dat de term ‘oude Artikels’ wellicht ook zou kunnen slaan op een eventueel uit 1810 stammend (maar in dát geval verloren gegaan) schriftelijk reglement, welk reglement
-----6) Het noordwestelijk van Antwerpen gelegen dorp Lillo omvatte oorspronkelijk drie woonkernen: Oud-Lillo, Lillo-Kruisweg en Lillo-Fort. Oud-Lillo en Lillo-Kruisweg zijn door uitbreidingswerken van de Antwerpse haven verdwenen.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------1448
30 november 2007
12
Schuttersbrief - nummer 74
dan tegelijk zou mogen worden aangemerkt als de oprichtingsakte van de Sebastianen. Als volgende mogelijkheid is evenwel niet uit te sluiten, dat de aanduiding ‘oude Artikels’ betrekking heeft op het geheel van eventueel mondeling (!) afgesproken regels die sinds de oprichting in 1810 zouden hebben gegolden tot 1824 en die dus als zodanig eerder bestonden dan de nieuwe maar schriftelijke regels uit laatstgenoemd jaar. Is de laatstgenoemde mogelijkheid de enig juiste, dan zou daarmee overigens niet alleen de term ‘nieuwe Artikels’ eenduidig kunnen worden uitgelegd als zijnde de artikels, welke de Sebastianen uitsluitend of mede hebben ontleend aan het reglement van hun Vlaamse collega’s te Lillo. Maar tevens wordt in dat geval aannemelijk, waarom het meervermelde ‘Wet- en Regelementboek der Gildenaren’ met geen enkel woord rept van een oprichtingsakte of eerste reglement. Voor de aanvankelijke afwezigheid van een geschreven reglement zou dan de politiek-bestuurlijke situatie waarin Maastricht ±1810 verkeerde, een plausibele verklaring kunnen zijn waarover zo meteen meer. Want allereerst eisen zowel nog meerdere interessante gegevens in de slotalinea van het reglement uit 1824 als een totaal andere en daarenboven oudere geschiedbron onze aandacht op. Hoogst interessant is namelijk het feit, dat ter bekrachtiging van hun reglement op 29.8.1824 ‘alle’ (!) toen aanwezige Sebastianen in hun ‘Gildkamer te Wijk’ (!) de schutterskaart hebben ‘geteekend’ (!); zie voor hun handtekening nogmaals Fig.3. De transcriptie van al die handtekeningen levert evenwel o.a. dit probleempje op: naast de 23 handtekeningen die we konden ontcijferen, is er één schriftteken, zijnde een mogelijke vrijmetselaarssymbool met erbij een soort krulteken, waarbij we ons afvragen óf het wel om een handtekening gaat. Voorshands gaan we er maar van uit, dat het onderhavige ‘vrijmetselaarssymbool’ deel uitmaakt van een der omringende handtekeningen en dat het krulteken niets anders is dan een slip of the pen. Kortom, we menen te mogen concluderen, dat op 29 augustus 1824 inderdaad niet meer dan in totaal 23 Sebastianen hun handtekening hebben gezet, direct onder de slotalinea van hun reglement. Wie waren trouwens de 23 ondertekenaars van 1824? En kunnen we onder hen misschien personen aanwijzen die zeer waarschijnlijk ook present geweest zijn bij de oprichting van de vereniging veertien jaar eerder? En valt via de personalia van die allereerste Sebastianen wellicht dan toch nog iets meer over de stichting van de St.-Sebastiaansgilde te achterhalen of op zijn minst een bevestiging te vinden van het oprichtingsjaar 1810? Paragraaf 2.3: Wat de alleroudste geschiedbron te melden heeft Opgemerkt dient, dat er - behalve het hierboven besproken ‘Wet- en Regelementboek der Gildenaren’ van 1824 uit de beginperiode van de Koninklijke St.-Sebastiaan ook een andere, zelfs nog oudere geschiedbron voorhanden is, t.w. het van inscripties (!) voorziene schutterszilver, meer speciaal het koningszilver, van de 7) vereniging. Een historische bron die ons eveneens - zij het slechts indirect - informeren kan over het oprichtingsjaar van de Sebastianen. Een der wezenskenmerken van elke folkloristische schuttersgilde was (en is nog steeds) het koningschieten, dat zeker oudtijds in de steden ieder jaar of bijna ieder jaar plaatshad. Vaste gewoonte was het dan, dat degene die de papegaai of koningsvogel had afgeschoten en bijgevolg koning geworden was, als herinnering daaraan een zilveren plaat met zijn daarin gegraveerde naam en met vermelding van het desbetreffende jaar toevoegde aan de koningsketting waarmee hij omhangen werd. Zo’n koningsketting vormde na verloop van jaren een indrukwekkend geheel. Aan de inscripties kon men aflezen, wie in de voorbije tientallen jaren zoal koning geweest waren. Soms werd bij de naam van een koning tevens aangegeven, de hoeveelste hij in successie was sinds de oprichting van zijn schutterij. Wij mogen wel als vaststaand aannemen, dat ook de Sebastianen zo al niet onmiddellijk dan toch vrij kort na de oprichting van hun gilde zijn overgegaan tot de jaarlijkse viering van het koningschieten. Wanneer we het bewaard gebleven koningszilver van de Sebastianen uit hun beginperiode nader beschouwen, dan valt op, dat op sommige koningsplaten bij de naam en het jaar tevens aangegeven staat om de hoeveelste koning in successie het gaat. De eerste die figureren mag op de naamlijst van koningen bij de Sebastianen, blijkt dan koning 8) geworden te zijn in… 1811 , ook al is zijn koningsplaat pas in 1812 vervaardigd. De oprichting van de St.Sebastiaansgilde moet - op grond van het koningszilver - dus hebben plaatsgevonden in 1811 of vlak daarvóór. Overigens geldt min of meer hetzelfde, wanneer we nogmaals eens kijken naar de handtekeningen die staan onder de slotalinea van het reglement van 29.8.1824. Twee van de ondertekenaars van voornoemd reglement, te weten: J. Binvignat en W. Kersten, blijken bij hun signatuur duidelijk en eigenhandig te hebben vermeld, -----7) Zie de laatste bronvermelding in de onderstaande bronnenopgave op blz. 1450. 8) Voor een chronologische naamlijst van schutterskoningen 1811-1990 zie Pluymakers 1990, blz. 25-26.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Schuttersbrief - nummer 74
30 november 2007
13
1449
dat zij de ‘8e Roy’ [= 8ste Koning] respectievelijk de ‘11-den Koning’ zijn (zie hierboven Fig.3). Daar het voorhanden schutterszilver uitwijst dat genoemde W. Kersten in 1823 (de elfde) koning van de Sebastianen geworden is en bovendien annis 1816 en 1817 géén papegaaischieting plaatsgehad heeft, komen we middels enig rekenwerk wederom uit bij het al eerder vermelde jaar 1811. Er bestaat dus - op grond van het koningszilver alléén - géén volstrekte zekerheid, in welk van de twee jaren 1810 of 1811 - de Sebastianenvereniging is opgericht. Doch: gelet op het gestelde in de vorige paragraaf, kan onze conclusie hier toch geen andere zijn dan deze, dat de inscripties op het bewaard gebleven blinkende koningszilver een letterlijk en figuurlijk ‘schitterend’ indirect bewijs verschaffen van hetgeen in de aanhef van het reglement van 29.8.1824 zo uitdrukkelijk wordt gesteld, nl. dat de St.-Sebastiaan is opgericht in 1810. Paragraaf 2.4: De laatste twijfels worden weggenomen Nog geen kwart eeuw na het begin (in 1824) van het ‘Wet- en Regelementboek der Gildenaren’ diende voor de Arrondissementsrechtbank Maastricht de zaak van ‘het Loffelijk Gild van den Heiligen Sebastiaan’ versus twee ex-bestuursleden. De beide oud-bestuurders hadden - ondanks eerdere dringende verzoeken - halsstarrig geweigerd om het in hun bezit zijnde schutterszilver terug te geven aan de vereniging. Hier is het evenwel voor ons alleen relevant om te weten, dat het proces zich o.m. toespitste op de vraag, of in 1810 de St.Sebastiaansgilde niet in strijd met de wet was opgericht. Had het jaartal zelf niet gedeugd (wat beide partijen in het geding overigens nimmer hebben gesteld), dan zou dát toch tijdens de rechtszaak moeten zijn gebleken. Echter, nergens in de voorhanden processtukken is iets daarvan te bespeuren. De rechtbank achtte in haar tussenvonnis van 27.11.1847 het trouwens bewezen, dat de St.-Sebastiaan was opgericht in 1810! Wanneer we nu ook nog alle namen die voorkomen op het oudste schutterszilver van de Sebastianen, vergelijken met die van de ondertekenaars van het reglement uit 1824, dan bevinden zich daaronder ettelijke namen van personen die zowel bij het oprichten van de vereniging in 1810 als bij de opstelling van het reglement veertien jaar later aanwezig moeten geweest zijn. Zouden in dát geval die personen niet ervoor gezorgd hebben, dat er in het reglement van 1824 een ouder stichtingsjaar dan 1810 was komen te staan indien de vereniging ook werkelijk reeds dagtekende van vóór 1810? Ons dunkt, dat met de zojuist opgeworpen retorische vraag en met het zo-even gestelde in de eerste alinea van deze paragraaf nu toch echt wel elke eventueel nog bestaande twijfel omtrent het stichtingsjaar is weggenomen en dat in 1810 dus géén sprake kan geweest zijn van een ‘heroprichting’, laat staan van een ‘heropleving’. Met andere woorden: in 1810 is een volkomen nieuwe handbooggilde gesticht door een aantal Maastrichtenaren, van wie zo niet alle dan toch zeker de meeste woonachtig waren in het stadsdeel Wyck. Geraadpleegde bronnen * Pluymakers 1985-heden J.H.A.L. (Jo) Pluymakers te Beek (L.): mondelinge, schriftelijke, telefonische en digitale mededelingen. a * Pluymakers 1986 J.H.A.L. (Jo) Pluymakers: Een gebeurtenis uit het verleden van de Koninklijke Sociëteit van Handboogschutters Sint Sebastiaan 1408 Maastricht. Nummer 1: Het proces 1845-1848. Z.pl. (Beek), juni 1986. b * Pluymakers 1986 J.H.A.L. (Jo) Pluymakers: Een gebeurtenis uit het verleden van de Koninklijke Sociëteit van Handboogschutters Sint Sebastiaan 1408 Maastricht. Nummer 2: Perikelen rond het predicaat ‘Koninklijk’. Z.pl. (Beek), september 1986. c * Pluymakers 1986 J.H.A.L. (Jo) Pluymakers: Een gebeurtenis uit het verleden van de Koninklijke Sociëteit van Handboogschutters Sint Sebastiaan 1408 Maastricht. Nummer 3: Alphonse Tissen, een markante Sebastiaan (1868-1886). Z.pl. (Beek), december 1986. * Pluymakers 1987 J.H.A.L. (Jo) Pluymakers: Sint Sebastiaan Maastricht. 1810-1845. Beek (L.), november 1987. * Pluymakers 1990 J.H.A.L. (Jo) Pluymakers: De Koninklijke Sociëteit van Handboogschutters Sint Sebastiaan 1406 te Maastricht. Kroniek vanaf 1810. Beek, september 1990. * Pluymakers 1994 J.H.A.L. (Jo) Pluymakers: Inventaris van het oud archief van de Koninklijke Sociëteit van Handboogschutters Sint Sebastiaan 1408 Maastricht. Beek, februari 1994. * Op advies van J.A. Jolles (!) is sinds de jaren 30 van de vorige eeuw het verenigingsarchief in bruikleen afgestaan aan de gemeente Maastricht, thans ondergebracht bij het Regionaal Historisch Centrum Limburg (RHCL) te Maastricht: Archief van de Koninklijke [Maastrichtse] Sociëteit van Handboogschutters ‘Sint-Sebastiaan 1408’, 1824-heden. Een schaduwarchief berust bij Jo Pluymakers te Beek (L.), 1963-1985 bestuurslid (vnl. secretaris) van de voormelde sociëteit. * In bewaring in een kluis bij de SNS-bank te Maastricht: de zilverschat van de Koninklijke Sociëteit van Handboogschutters ‘Sint-Sebastiaan 1408’, t.w.: a) gedeponeerd zilver uit 1678; b) eigen zilver uit de periode 1812-heden.
-----------
Wordt vervolgd
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
1450
30 november 2007
14
Schuttersbrief - nummer 74
KANTTEKENINGEN BIJ DRS. JOS GERITS’ BEVINDINGEN INZAKE HET SCHUTTERIJWEZEN (4) Vervolg op SB 70, blz. 1308-1312, SB 71, blz. 1346-1349, en SB 72, blz. 1384-1390
De voormalige schutterij van Obbicht [Zie vooral ook SB 71, blz. 1344-1345]
AAN: De Heer Drs. J.G.W.M. (Jos) Gerits, schutterijvorser Beste Jos,
Maastricht, 4 november 2007
In jouw e-mail van 2 juli (zie SB 70, blz. 1308) liet je weten, dat ik jou ‘een groot plezier zou doen’ door de vroegere aanwezigheid van weerbaarheidsschutterijen aan te tonen. Ja, met één enkel door mij te leveren voorbeeld van zo’n schuttersgilde wilde je zelfs al genoegen nemen. Jouw redenering was immers, dat op grond van Poppers falsificatietheorie dan eindelijk ‘die ene zwarte zwaan’ gevonden zou zijn en daarmee het bewijs van het voormalige bestaan van niet louter ‘witte zwanen’ i.c. van andersoortige schutterijen (schuttersgilden) dan die van het door jouw beschreven type. In antwoord op jouw vraag noemde ik meteen als voorbeeld de Obbichtse schuttersgilde waarvan het reglement integraal te vinden is in jaargang 22 van De Maasgouw (Maastricht, 1900). En - o, ironie! - ik meldde erbij, dat die zelfde geschiedbron nota bene ook in jouw eigen doctoraalscriptie bereids vermeld wordt. Zie mijn e-mail van 2 juli in SB 70, blz. 1309-1312, meer speciaal blz. 1310 (laatste alinea) en blz. 1312 (eindnoot 3). Op 16 augustus e-mailde je mij, dat je niet meer beschikte over ‘alle kopieën van de bronnen’ (inclusief kennelijk het schuttersreglement van Obbicht) en bijgevolg ‘niet meer kon verifiëren wat precies in dat reglement staat’; zie SB 71, blz. 1349. Nog dezelfde dag heb ik in een mailing (zie wederom SB 71, maar nu blz. 1344-1345) de relevante delen uit het bewuste schuttersreglement aan jou voorgelegd. Uit de voorgelegde tekstdelen van 1726 blijkt overduidelijk, dat die voldoende aanknopingspunten geven (nl. ten minste een zestal) om te mogen beweren, dat de betreffende schutterij ruimschoots vóór 1794 ingesteld werd als weerbaarheidskorps. Ik vroeg je dan ook om een reactie. Er volgde van jouw kant een oorverdovende stilte. Inmiddels zijn er reeds twee volle maanden verstreken. Mag ik nu de conclusie trekken, dat je eindelijk ‘die ene zwarte zwaan’ gevonden hebt en dat je thans reden ziet om jouw ‘falsificatie-queeste’ te kunnen staken? Met vriendelijke groeten, Alfred Disch
VAN: De Heer Jos Gerits Beste Alfred,
Spaubeek, gemeente Beek (Lb.), 4 november 2007
Ik zou met plezier inhoudelijk willen reageren, maar dan moet je me, evenals de rest van je lezers, wel als een rechtgeaarde historicus behulpzaam zijn. Je beroept je op een bron en meldt ook braaf waar je die gevonden hebt, maar geeft geen inhoud. Het ware charmant wanneer je de bewuste gegevens via letterlijke citaten aan de lezers voorlegt, zodat die niet met bosjes tegelijk de archieven in hoeven om zichzelf te overtuigen van jouw gelijk of ongelijk. Deze opmerking geldt overigens niet alleen voor het aangehaalde stuk over Obbicht, maar ook voor je overige bronnen. Met groet, Jos Gerits
AAN: De Heer Jos Gerits Beste Jos,
Maastricht, 4 november 2007
Kennelijk is het jou ontgaan, dat ik - zoals ik je ook al in mijn vorige e-mail van vandaag berichtte - reeds ruim twee maanden geleden gedaan heb waar je me nu om vraagt. Zie derhalve de bijgaande bijlage, zijnde SB 71 van 31 augustus 2007, blz. 1344-1345. Met vriendelijke groeten, Alfred Disch
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Schuttersbrief - nummer 74
30 november 2007
15
1451
VAN: De Heer Jos Gerits Beste Alfred, Spaubeek, gemeente Beek (Lb.), 8 november 2007 Helaas moet ik toegeven dat ik jouw publicatie van het gefragmenteerde reglement van Obbicht heb gemist. Ik probeer wel jouw Schuttersbrief te lezen, maar kom daar door drukte lang niet altijd aan toe. Vandaar dat ik deze primair vluchtig ‘scan’ om te zien, of je iets schrijft waarop ik zou moeten reageren. Als gezegd, had ik deze gemist. Met dank dus dat je de bewuste passage direct aan mij hebt gemaild. Ondertussen heb ik wel ruimte gehad om het reglement nogmaals te lezen. Tot mijn grote verbazing kom ik daarin niets, maar dan ook helemaal niets tegen dat wijst op militaire of beschermende taken. Dus hoezo een zwarte zwaan? Het is niet eens een grijze! Het reglement is in die zin apart, dat verordonneerd wordt dat uit elk huishouden één capabele persoon lid moet zijn van de schutterij. Dat lijkt op een voorloper van de bepalingen die 50 jaar later door Willem I in de Wet op de Schutterijen zijn vastgelegd. Het is je vast niet ontgaan dat dit reglement veel dichter bij de 19de eeuw staat dan bij de 16de of zelfs, zoals jij zo graag zou willen bewijzen, de 15de. Voor het overige zijn de bepalingen puur intern gericht op het gedrag van de schutters, zoals in alle andere reglementen ook wordt aangetroffen. In conclusie wil ik mijn aanname omzetten in een 100%-zekerheid: in dit reglement treffen we geen enkele verwijzing naar militaire taken, zelfs niet naar politietaken. Ik vertrouw erop dat je verder blijft zoeken naar die ene zwarte zwaan. Met groet, Jos Gerits NB: [zie hieronder, blz. 1461].
AAN: De Heer Jos Gerits Beste Jos,
Maastricht, 8 november 2007
Eerlijk gezegd, sta ik min of meer perplex van wat je in jouw e-mail van vandaag beweert. Eerder (zie SB 70, blz. 1308) gaf je me te kennen, dat je ‘nog steeds op zoek’ bent naar argumenten die jou kunnen overtuigen van het vroegere bestaan van een of meer ‘zwarte zwanen’ i.c. een of meer weerbaarheidsschutterijen. Maar dan - zou ik zeggen - moet je ze ook wel écht willen vinden! Zelfs ben je - zo krijg ik de indruk - niet eens bereid om aan te nemen dat schutterijen eertijds om weerbaarheidsreden kunnen zijn opgericht of pas ná hun oprichting het karakter van een weerbaarheidskorps konden aannemen. Is er dan werkelijk niets in jou dat zegt, dat tijdens o.a. het Ancien Régime (1500-1789/1794) best wel eens (óók) een ánder schutterijtype kan hebben bestaan dan (alléén) het door jou beschreven ‘culturele’ of ‘polygenetische’ type? Is een en ander misschien te verklaren, doordat je bevreesd bent dat anders jouw doctoraalscriptie geheel of deels onderuitgehaald wordt? And so what, als daar de historische waarheid mee gediend is! Het aandragen van nóg een of meer voorbeelden van steedse en plattelandse weerbaarheidsschutterijen van vóór, uit en na 1500-1789/1794 lijkt mij hier en nu dan ook weinig zinvol, zolang er totaal géén beweging komt in jouw standpuntbepaling. Trouwens, van weerbaarheidsschutterijen is sowieso al sprake bij deze en gene gelegenheid in de SB; zie onder meer (!): SB 5, blz. 178-180 (betreft graafschap Vlaanderen, hertogdom Brabant en prinsbisdom Luik); SB 34, blz. 594595 (betreft hoog- en laatmiddeleeuws Italië); SB 70, blz. 1324 (betreft de republiek Nederland); hierboven blz. 1444-1450 (betreft Maastricht, vóór 1408 tot 1632); hierna blz. 1458 (betreft Duitsland, m.n. Aken); zo meteen punt 3 van deze e-mail; en mijn komende bespreking van jouw 20 à 30 hoofd- en nevenstellingen in deze rubriek. Alles dus - als het jou belieft - op zijn tijd en op zijn juiste plaats. Ondertussen graag nog het volgende. 1) Ik wil helemaal niet ‘bewijzen, dat de Obbichtse schutterskaart dichter bij de 15de eeuw staat dan bij de 19de eeuw’. Hoe kom je erbij? Je bent - zie mijn veel eerdere e-mails aan jou - voor de zoveelste maal aan het hineininterpretieren. Het is en blijft voor jou toch maar lastig mijn en andermans geschriften goed te lezen. 2) De door mij overgelegde zes relevante artikels uit het schuttersreglement van 1726 zijn allemaal (!) niet (!) ‘puur intern gericht’. Ze regelen de relatie van het bevoegde gezag (i.c. de kasteelheer en zijn schout) met de plaatselijke schutters. De artikels 1 en 2 bijvoorbeeld handelen onweerlegbaar over - nota bene - militieplicht. 3) Jouw ‘zekerheid’ (aanvankelijk 99,9% en nu zelfs 100%) betreft jouw mededeling (SB 71, blz.1349) dat het Obbichtse schuttersreglement van 1726 ‘géén aanknopingspunt’ (sic) biedt m.b.t. weerbaarheids- of beschermingstaken. Jij mag je dan héél zeker wanen, echter weinigen zullen jouw zekerheid delen. Vanwaar overigens jouw verwijzing naar de ±100 jaar latere (weerbaarheids)schutterijen onder koning Willem I? Dus tóch - volgens jouzelf - ten minste twee aanknopingspunten (namelijk art.1 en art.2) in de Obbichtse kaart! 4) Ik wil het begrip weerbaarheid of bescherming - in tegenstelling met wat jij bij voortduring geneigd bent te doen - zeker niet verengen tot louter en alleen ‘taken’ van puur ‘militaire’ en puur ‘politiële’ aard. 5) Naar ‘die ene zwarte zwaan’ hoef ik beslist niet te zoeken: die is - tezamen met schermen andere soortgenoten van dezelfde kleur en vanaf ‘lichtgrijs’ tot en met ‘pikzwart’ - allang gevonden. Het probleem is, dat jij die voor het ogenblik niet als zodanig wenst te onderkennen. Met vriendelijke groeten, Alfred Disch --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
1452
30 november 2007
16
Schuttersbrief - nummer 74
VAN: De Heer M.W.E.M. (Mathy) Leunissen, documentalist van het Limburgs Schutterstijdschrift en mederedacteur van de Schuttersbrief Hallo, beste Alfred.
Kunrade, gemeente Voerendaal (Lb.), 11 november 2007
Wat je reactie aan Jos Gerits betreft, ga ik toch even voor advocaat van de duivel spelen en op punt 3 t/m punt 5 reageren, zoals ik dat zou doen als ik in Jos zijn schoenen stond. Punt 3 Dat de meerderheid met (op dit moment) jou aan het hoofd denkt gelijk te hebben, wil nog niet zeggen dat het ook zo is. Als historicus hoef ik jou er niet aan te herinneren, hoe dat zat met Galileo Galileï. Punt 4 Welke andere taken kan men overigens nog verstaan onder het begrip weerbaarheid, behalve militaire en politiële taken? Punt 5 Of het probleem is juist, dat jij niet wil onderkennen dat er geen enkel bewijs is voor de weerbaarheidstheorie. Zoals Gerits al meldde: ‘Het reglement is in die zin apart dat verordonneerd wordt dat uit elk huishouden één capabele persoon lid moet zijn van de schutterij.’ Jij ziet (onder andere) dit als een bewijs dat hiermee de weerbaarheidstheorie bewezen is. Ik zie geen enkele reden hiertoe. Groetjes, Mathy
AAN: De Heer Mathy Leunissen Beste Mathy,
Maastricht, 11 november 2007
We hebben het over een vrij laat jaar in de geschiedenis van het schutters(gilde)wezen, nl. 1726. Er waren tijdens de periode 1701-1794 in én buiten Limburg óók schutterijen (schuttersgilden) die beslist niet (!) om reden van weerbaarheid werden opgericht. Ik wil derhalve in de kwestie van Obbicht de geldigheid van de weerbaarheids- of beschermingstheorie liever buiten beschouwing laten. Sterker nog: ik vind die theorie hier niet relevant; wat betreft de 18de eeuw (1701-1800) wijs ik haar zelfs af. Waar het inzake ‘Obbicht 1726’ om draait, zijn de navolgende drie vragen: a) biedt het Obbichtse reglement van 1726 voldoende aanknopingspunten om te mogen stellen dat hier sprake is van een weerbaarheidsschutterij?; b) was de Obbichtse schutterij óók reeds vóór 1726 als weerbaarheidskorps ingesteld?; en c) was de schutterij te Obbicht tevens van oorsprong een weerbaarheidskorps? Antwoord op vraag a: er zijn méér dan genoeg aanknopingspunten, nl. minstens zes; deze maken reeds elk afzonderlijk en met te meer reden alle tezamen aannemelijk (ja, ze tonen aan), dat het anno 1726 te Obbicht vóór alles ging om een weerbaarheidsschutterij. Antwoord op vraag b: uit de context van het reglement kan worden geconcludeerd, dat de onderhavige schutterij óók reeds vóór 1726 als weerbaarheidskorps bestond en dat mogelijk een godsdiensttwist binnen de schutterijgelederen de plaatselijk gebiedende heer i.c. de kasteelheer J.G. Leerode in 1726 noopte tot handelend optreden (vandaar artikel 2: remplaçantenstelsel avant la lettre!); of de weerbare mannen in het rechtsgebied van de vrijheerlijkheid Obbicht en Papenhoven eveneens vóór 1726 verplicht waren tot toetreding tot de schutterij, valt uit het reglement niet zonder meer af te leiden; zelf ben ik geneigd om te menen dat op voorhand die verplichting niet uit te sluiten is. Antwoord op vraag c: het antwoord moet ik hier schuldig blijven om reden dat er géén vaststaande gegevens voorhanden zijn over de precieze oprichtingsdatum van de Obbichtse schutterij; wél kan uit het reglement van 1726 worden afgeleid, dat de vrijheerlijke schutterij reeds lang vóór 1726 moet zijn gesticht, laten we zeggen: eerder in de eerste helft (1601-1650) dan in de tweede helft (1651-1700) van de 17de eeuw; en naarmate de stichtingsdatum nóg verder mocht opschuiven naar vroegere tijden, neemt óók de waarschijnlijkheidsgraad van een om weerbaarheidsreden opgerichte Obbichtse schutterij (schuttersgilde) alleen maar toe; vergeet niet, dat we dán bereids in en/of vóór de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) zitten. Inzake jouw punt 3. Je hebt gelijk: in de wereld van de wetenschap regeert niet de democratische meerderheid van stemmen maar de degelijkheid van argumenten. En dát moet vooral ook zo blijven. De degelijkheid van Gerits’tegenargumenten t.a.v. ‘Obbicht 1726’ is echter vér te zoeken. Jammer voor Gerits, maar het is niet anders. Inzake jouw punt 4. Weerbaarheid kon behelzen: politiedienst; militaire bijstand; brandweer; dag- en nachtwacht; escortering handelskaravaan; lijfwacht; ceremoniële escortering; douane; grens-, boot-, gevangenen-, schuilschans- en stadsmuurbewaking; enzovoorts. Weerbaarheid kon ook blijken uit: wapenschouw, -uitrusting en -oefening; exercitie; rangaanduiding; uniform; eed van trouw; militieplicht; privileges; en dergelijke meer. Inzake jouw punt 5. Het blote feit dat volgens artikel 1 van de Obbichtse kaart elk (!) gezin door de overheid (!) verplicht (!) werd om een ‘capabele’ (lees: weerbare!) man te leveren ter ‘versterking’ (!) van de ‘compagnie’ (= schutterij-nieuwe-stijl!), is al voldoende bewijs dat we hier met een weerbaarheidsschutterij te maken hebben. De reglementsartikels 2, 5, 14, 15 en 17 vormen evenzovele extra-bewijzen. En wat de weerbaarheidstheorie aangaat, zie hierboven mijn inleidende alinea. ----------Groetjes, Alfred Disch Schuttersbrief - nummer 74 30 november 2007 1453
17
DE OORSPRONG VAN DE KONINGSVOGELSCHIETING EN HET SCHUTTERSKONINGSCHAP (5) Vervolg op SB 14, blz. 338-341, SB 39, blz. 631, SB 40, blz. 651, en SB 73, blz. 1423-1424
AAN: De Heer J.E.M. (Sjaak) Eijsbouts, eigenaar-beheerder van Boeken-, archief- en voorwerpenverzameling Handboog te Vlierden (N.Br.) Beste Sjaak,
Maastricht, 29 oktober 2007
Aan de zeven verklaringen die ik je al in de vorige SB gegeven heb m.b.t. de herkomst van het papegaai- of koningschieten en van de schutterskoning, kunnen we nog ten minste vier andere toevoegen. Zie namelijk Visie 08 t/m Visie 11 in de onderstaande opsomming. Visie 08 wordt zo meteen toegelicht door Marc Lemahieu. Visie 09 is die van Dr. Hans-Harold Michaelis en werd reeds door Mathy Leunissen en mij besproken in SB 14 (blz. 338-340; aldaar verdere bronvermelding). Visie 10 en Visie 11 heb ik ontleend aan het artikel dat Marc Lemahieu heeft ingestuurd voor opname in SB 70: zie blz. 1325-1328. Visie 01: het koningschieten is van oorsprong een oud-Germaans vruchtbaarheids- of voorjaarsritueel. Visie 02: het koningschieten gaat terug op het duifschieten [= niet duivenschieten!] in de Klassieke Oudheid. Visie 03: het schutterlijk koningschap is ontleend aan de middeleeuwse riddertoernooien. Visie 04: de schutterskoning was oorspronkelijk (13de-14de eeuw) een Brabantse parodie op de échte vorst. Visie 05: het schutterlijk koningschap heeft dezelfde Franse oorsprong als de folklore van de carnavalsprins. Visie 06: de koningstitel betekende en betekent eigenlijk niets anders dan ‘de beste schutter’. Visie 07: berustte de term koningschieten niet op taalkundige misverstanden bij de middeleeuwse Vlamingen? Visie 08: het fenomeen schutterskoning is ontleend aan ’t meifeest [zie hierna de bijdrage van Marc Lemahieu]. Visie 09: het koningschieten gaat terug op het prehistorische gebruik van het winterkoninkje vangen [zie SB 14]. Visie 10: het papegaaischieten was aanvankelijk een symbolische act tegen de muzelmannen [cf. Reintges 1963]. Visie 11: het koningschieten zou ±1272 ingesteld zijn door de graaf van Provence (F) na terugkeer uit Palestina. Met vriendelijke groeten, Alfred Disch
Visie 08: het fenomeen schutterskoning is ontleend aan het meifeest VAN: De Heer Marc Lemahieu, thesaurier en archivaris van de Koninklijke Hoofdgilde St.-Sebastiaan te Brugge, auteur van het in SB 33 gerecenseerde boek over het ontstaan van de schuttersgilden Beste Alfred,
Brugge (W.Vl.), 29 oktober 2007
Interessante passage [zie SB 73, blz. 1423-1424] over de schutterskoning! Er kan ook een verband bestaan met de meikoning. In attachment een bijdrage daaromtrent. Het meifeest, met als hoogtepunt het planten van de meiboom, is al erg oud. Het was een van de grootste feesten die in geheel West-Europa werden gevierd. De meiboom komt voor bij alle Germaanse en Westslavische volkeren en is verder bekend in Frankrijk, Italië en Spanje. Overal was het een vruchtbaarheidsrite; de meibomen stelden de vegetatiegeest in boomgestalte voor. ’s Avonds voor de eerste mei werden er meivuren ontstoken en in de nacht trok de meigilde uit. Het is het feest van het begin van de zomer, het feest van de groeikracht, het opengaan van de natuur. Dan dansten en zongen ze en werden er meibomen geplant, die hun vruchtbaar makende kracht moesten overbrengen op akker, vee en mens. Elke stad had wel zijn meigilde, een vereniging van jongelieden die de feestelijkheden rond het planten van de meiboom voorbereidden en organiseerden. Bij behendigheidsproeven, veelal het boogschieten, werd een winnaar gekozen, de zogeheten meikoning of meigraaf. Marc
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------1454
30 november 2007
18
Schuttersbrief - nummer 74
De schutterskoning De oorsprong van de koningstitel in de schuttersgilden blijft duister. In feite staat enkel vast, dat de 14deeeuwse schutters zich van meet af aan een koning kozen door het schieten op de koningsvogel tijdens het zogenaamde ‘feest van de papegaai’. Al in de 13de eeuw verschijnt de naam ‘Coninck’ als familienaam in Vlaanderen.1) De befaamde Pieter de Coninck is er het bekendste voorbeeld van. Maar ‘coninck’ had ook de meer algemene betekenis van aanvoerder en werd ook al in sommige volksgebruiken gebezigd, zoals de ‘Koning van de Boon’ bij het driekoningenfeest. In 1292 werd in Brugge een vergoeding uitgekeerd aan de ‘koning der ribauden’ die over het steekspelmateriaal had gewaakt.2) In de stadsrekeningen van Rijsel [= Lille] treft men een wijngift aan in 1301, aan de ‘roi de l’Épinette’, de koning van het plaatselijke toernooigezelschap.3) De koningstitel was dus niet voorbehouden aan de winnaar van de papegaaischieting. De koning en zijn gevolg werden in de Brugse Sint-Jorisgilde gekroond met een rozenhoed: (…) betaelt om roozen hoen omme den kueninck, bailleu ende ridders (…). Ook Van Praet spreekt in zijn jaarboek (…) van eenen roozenhoed, die rondom het wit stond.4) Een dergelijke rozenhoed vormde de tooi van het koningsfeest en hielp de hoogwaardigheidbekleders van het denkbeeldige hofhouding te onderscheiden. In ruil nodigde de koning op Witte Donderdag de gilde uit om samen de ontluikende lente te begroeten en de traditionele crakeling te breken die als teken van samenhorigheid onder de gildebroeders werd verdeeld. Dit was het paasfeest van de schutters.5) Ook Hofdijk ziet verband met de oeroude ‘mei-spelen’, waar rond Pinksteren de overwinning van de nieuwe zomerkoning op de winterdraak werd gevierd, overeenkomstig het verhaal van Sint-Joris.6) Het is inderdaad niet onwaarschijnlijk, dat de oorsprong van de koningsfeesten gesitueerd moet worden in de heidense voorjaarsritus van de ‘meikoning’.7) Initieel [= aanvankelijk] is namelijk steeds sprake van een ‘Meifeest’ en nogal wat verwijzingen zijn manifest genoeg. Te Ieper op 4 mei 1325: Item, pour 1 muy de vin, présenté as arcbalestriers, pour lor feste qu’ils fisent au may (…). En het jaar erop op 3 mei 1326: Item, saterdaeghs der helegher Crusendaghe: van enen mudde wijns isent ter feeste van den zelscotters. 8) De eerste mei was in de meeste schuttersgilden inderdaad een feestdag, samen met de patroonsdag en de grote stedelijke processie. Waarom de meidag een feestdag was, is niet makkelijk te verklaren. Het was geen kerkelijke feestdag. De Germanen vierden in de nacht van de 31ste april op de eerste mei het voorjaarsfeest Beltane. Veel rituelen bleven voortleven in verschillende mei-rituelen, zoals de meiboom en de meikoning. Ook in Brugge vond het schuttersfeest initieel plaats begin mei, bij de opening van de Meifoor, zoals te lezen valt in de stadsrekeningen van 1334-1335, 1336-1337 en 1337-1338. De Meifoor startte afwisselend op 23 april (patroonsdag van Sint-Joris) of op 1 mei. Ook in Gent werden de Eed nog verkozen in mei, maar de koningschieting verhuisde naar juni: Item sal men alle jare de dekene ende proviserers verkiesen tsondaeghs naerder helegher Crucen dach in Meye, (…). Item -------------------1) Frans Debrabandere: Woordenboek van de familienamen in België en Noord-Frankrijk. Uitgeverij: Veen / Het Taalfonds. 2003. 2) Een soortgelijke vast betaalde functie bestond in Gent, waar den coning van de ribauden ende sinen bailliu in 1314 de tenten van het gemeenteleger opzetten met de hulp van 23 van sinen cnapen. 3) Evelyne van den Neste : Tournois, Joutes, pas d’armes dans les villes de Flandre à la fin du Moyen Age 1300-1486. Uitgeverij: Ecole des Chartes. Parijs, 1996, blz. 88. 4) Joseph van Praet: Jaerboek der Keyzerlyke ende Koninklyke Hoofdgilde van de edele Ridder Sint-Joris in den oudenhove binnen de stad Brugge. Uitgeverij: Van Praet. Brugge, 1786, blz. 104. Ook de akte van 4 juni 1387 van de SintJorisgilde te Turnhout heeft het over een dergelijke hoed; J.F. Willems (red.): Belgisch museum voor de Nederduitsche tael- en letterkunde en de geschiedenis des vaderlands. Uitgeverij: Gyselynck. Gent, 1840, deel 4, blz. 64. 5) Louis Gilliodts - van Severen: Inventaire des archives de la ville de Bruges, Inventaire des Chartes, Deel IV. Uitgeverij: Gaillard. Brugge, 1871-1882, blz. 460-461. 6) W.J. Hofdijk: De Oude Schutterij in Nederland. Uitgeverij: Keminck. Utrecht, 1875. 7) Joachim Hermann: Ursprung und Wesen der Gilde, in: Historische Arbeiten aus seinem Nachlaß Hamburg, Veröffentlichungen des Vereins für Hamburgische Geschichte, Band X. Uitgeverij: Christians. Hamburg, 1936, blz. 46-48. 8) Guillaume des Marez en Emile de Sagher: Comptes de la ville d’Ypres de 1267 à 1329. Brussel 1909-1913, deel II, blz. 450 en 557. Margareta Mus: Geschiedenis van de Ieperse boogschutters vanaf hun opkomst tot aan de WO I. Uitgeverij: Vlaamse Volkssport Centrale. Leuven, 1988, blz. 18.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Schuttersbrief - nummer 74
30 november 2007
19
1455
sal men den papegay schieten alle jare den ersten sondach van Hoymaent. (Sint-Joris, Gent. 3 juli 1416). Men spreekt in de Brugse stadsrekeningen van 1353-1354 over delelivered den here Jan Cortscove alse keyzer van der feeste van meye, bi den buerchmeesters ende der wet ghemeenlike te helpen tharen feesten, en het jaar erop: den here Symoene van Aertrike, keyser van de feeste te meye, hem ygheven ter keyserlike feeste. 9) Het is niet volledig duidelijk, of het schuttersfeest hier samenvalt met het meifeest, waar blijkbaar een keizer werd aangesteld. De band met het ‘Meifeest’ blijkt nog duidelijker uit een akte van de schepenen te Sint-Omaars uit 1371, waar beschreven wordt hoe de kruisboogschutters de gewoonte hadden om de eerste mei een boom te gaan hakken, die de ‘May’ werd genoemd.10) In Oudenaarde greep de papegaaischieting plaats eind juli, maar op 23 april, Sint-Jorisdag, haalden de schutters hun ‘mey’: Item ghepresenteert den scutters in Sen Joeris daghe den XXIII dach in Aprille, als sy haelden haren mey,(…). Deze kostenpost verscheen regelmatig in de stadsrekeningen vanaf 1407.11) Iets soortgelijks gebeurde te Mons [= Bergen], waar op 1 mei de verkiezingen plaatshadden, waarna de schutters naar het bos trokken om er zich een koning te schieten, zoals hun ordonnantie van 1413 leert: Item que chil des dis compaignons que le jour de May ne seront en le maison de le pais pourveut de leur cottes et capprons del anee, pour la endroit faire nouvel maistre congnestable et diseniers, et pour aler au bos avoecq les compaignons traire et revenir avoecq le Roy, (…)12) Te Béthune laat de Vlaamse graaf de gildebroeders van Sint-Sebastiaan in 1413 toe de grafelijke bossen te betreden om voor hun koningsfeest op de laatste zondag van april aller en nos bois du dit lieu de Bethune faire leur assamblee et en iceulx prendre en coeullier du may raisonnablement sans oultraige faire, pour parer et a orner le lieu et plaice ou ilz feront leur dicte feste, (… )13) En uit de statuten van Nijvel [= Nivelles] in 1429: Et parmy ce doivent faire leur sollempnitet et amenet leur may ensi que accoustumeit lont du tamps passet ou aultrement ilh naroient point les v sols dessus nommet. Item le jour quil traoient leur pappegays pareillement v sols. 14) Dries Van den Abeele toont ook aan, dat een vergelijkbare traditie bestond bij het toernooigezelschap van de Witte Beer te Brugge. Op de eerste dag van mei reed de forestier [= houtvester] namelijk in de vroege ochtend samen met zijn gezellen naar een dichtbijgelegen bos. Iedereen hakte er een boomtak af en hiermee werd dan naar de Poortersloge gereden, waar het wapen van de nieuwe forestier werd geplaatst ter vervanging van dat van zijn voorganger.15) De gelijkenis is te frappant om van toeval te kunnen spreken. Volgens Dries van den Abeele had het toernooigezelschap toen ook de naam van Sint-Joris, zoals blijkt uit een stadsrekening van 1369: Item ghegheven den prince van Sint Jorisse ende zinen gheselscepe in houesscheden (…), te helpen van hare feeste, als men iosteerde up de maerct in meye. 16) Er zou veel diepgaander bronnenmateriaal moeten bestudeerd worden, eer men enige besluiten zou kunnen trekken. Voorlopig moeten we ons neerleggen bij de conclusie van Theo Reintges: deze volledige vervlechting van voorjaarsgebruiken en schutterswezen laat zich slechts als volgt verklaren: in het begin van het voorjaar, wanneer de schutters opnieuw hun schietoefeningen opnamen, vielen ook de verscheidene voorjaarsfeestelijkheden en de vermelde kerkelijke feestdagen, zodat ze zich alle drie makkelijk met elkaar konden versmelten. 17) -----------------
9) Henri Godar en Albert Schouteet: Histoire de la Gilde des Archers de Saint Sébastien de la Ville de Bruges. Uitgeverij: Stainforth. Brugge 1947, deel II, blz. 442-443. 10) Oscar Bled : Histoires des arbalétriers de Saint-Omer dits compagnons ou chevaliers de Saint-Georges, Mémoires de la Société des Antiquaires de la Morinie, 1860, blz. 349, in L’indépendant du Pas-de-Calais, 12 april 1996, blz. 10; Georges Espinas: Le droit d’association dans les villes de l’Artois et de la Flandre française depuis les origines jusqu’au début du XVIe siècle. Uitgeverij: Raoust Lille, 1942, deel 2, blz. 321. 11) Lodewyk van Lerberghe en Jozef Ronsse: Inlichtingen nopens het gilde van St.-Joris te Audenaerde, in: Audenaerdsche Mengelingen, van Peteghem-Ronsse. Oudenaarde, 1854, deel VI, blz. 16. 12) Augustin François Lacroix: Notice sur les anciennes sociétés d’arbalétriers de la ville de Mons. Extrait du rapport du 6ème anniversaire de la Société des sciences, des arts et des lettres du Hainaut. Uitgeverij: Hoyois. Mons, 1839, blz. 18. 13) Georges Espinas: Le droit d’association dans les villes de l’Artois et de la Flandre française depuis les origines jusqu’ au début du XVIe siècle. Uitgeverij: Raoust. Lille, 1941, deel 1, blz. 185. Reintges 1963, blz. 317 = Theo Reintges: Ursprung und Wesen der spätmittelalterichen Schützengilden, Röhrscheid Bonn, 1963, blz. 317. 14) Reintges 1963 [confer voorgaande voetnoot 13], blz. 317; Reintges vermeldt verkeerdelijk het jaartal 1342. 15) Andries van den Abeele: Het ridderlijk Gezelschap van de Witte Beer. Steekspelen in Brugge tijdens de late Middeleeuwen. Uitgeverij: Walleyn. Brugge, 2000. 16) Louis Gilliodts-van Severen: Inventaire des archives de la ville de Bruges. Table analytique. Brugge, 1871-1882, blz. 18. 17) Reintges 1963 [confer hierboven voetnoot 13], blz. 323.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
1456
30 november 2007
20
Schuttersbrief - nummer 74
DE BAKERMAT VAN HET SCHUTTERIJWEZEN (5) Vervolg op SB 3, blz. 80-81, SB 5, blz. 178-180, SB 19, 378, en SB 34, blz. 394
AAN: De Heer M.W.E.M. (Mathy) Leunissen, documentalist van het Limburgs Schutterstijdschrift (LS) en mederedacteur van de Schuttersbrief Beste Mathy,
Maastricht, 30 november 2007
Hoe jij het ‘flikt’, weet ik niet. Maar jij slaagt voortdurend erin om mij aangenaam te verrassen met schutterijhistorische boeken die mij totaal onbekend zijn, of waar ik tot nog toe niet aan toekwam die te lezen. Ditmaal gaf je me welwillend een exemplaar in bruikleen en wel van het proefschrift van Cris te Lintum: Das Haarlemer Schützenwesen (De Haarlemsche Schutterij). Inaugural-Dissertation zur Erlangung der Philosophischen Doctorwürde an der Universität zu Leipzig [= ‘Het Haarlemmer Schutterswezen (De Haarlemse Schutterij). Proefschrift ter verkrijging van de doctorstitel in de Wijsbegeerte aan de Universiteit van Leipzig’] (Enschede, 1896). Dit boek, 121 pagina’s tellend en ter grootte van een halve A4-formaat, was mij niet geheel onbekend wegens het feit dat in veelal oude vakliteratuur menigmaal verwezen wordt naar de dissertatie van Cris te Lintum. Een andere belangwekkende publicatie van Te Lintum (nl. Onze Schutter-Vendels en Schutterijen van Vroeger en Later Tijd, 1550-1908, in Beeld en Schrift, ’s-Gravenhage 1910) mocht ik trouwens reeds eerder onder de publieke aandacht brengen: zie SB 30, blz. 524, en SB 59, blz. 1053-1057. Helemaal nieuwsgierig naar Te Lintums dissertatie maakte je me, toen je me vooraf berichtte dat C. te Lintum in zijn proefschrift het onder meer heeft - zij het héél in het kort - over de bakermat van het schuttersgildewezen. Over die bewuste passage wil ik het hier dan ook even hebben. Later, in de SB-rubriek Schutterijboeken en wellicht tevens in een nog op te starten rubriek over het Haarlemmer schutterijwezen, zal ik Te Lintums dissertatie uitvoeriger bespreken. Maar voor dit moment beperk ik me toch tot hetgeen Te Lintum meldt over de geografische herkomst van de schutterijen (schuttersgilden), en mijn commentaar daarop. Allereerst dan de letterlijke tekst bij Cris te Lintum. Die geographische Verbreitung dieses neuen Instituts [d.h. der Schützengesellschaft] erscheint also als eine ziemlich regelmässige von Süden nach Norden, wie man das von vornherein nicht anders erwarten konnte: hat doch die ganze Entwickelung des mittelalterlichen Städtewesens in Europa im Allgemeinen diesen Weg genommen und zwar auf drei Bahnen; alle von Italien aus: eine durch Deutschland, die zweite durch Frankreich, die dritte über das Meer gleich nach Flandern. Alle drei begegneten sich in Holland. (Te Lintum 1896, Seite 11) IN VERTALING (door A.D.)
De geografische verbreiding van deze nieuwe instelling [d.w.z. van de schutterij] verschijnt dus als een tamelijk regelmatige van zuid naar noord, zoals men het van te voren verwachten kon, want de gehele ontwikkeling van het middeleeuwse stadswezen in Europa heeft in het algemeen deze richting gevolgd en wel via drie routes, alle van Italië uit: een via Duitsland, de tweede via Frankrijk, de derde over zee rechtstreeks naar Vlaanderen. Alledrie komen ze bijeen in *Holland. (Te Lintum 1896, blz. 11) * Met ‘Holland’ bedoelde C. te Lintum misschien het ganse gebied van het tegenwoordige Nederland. Maar het is zeker niet uitgesloten, dat hij hierbij meer speciaal het oog had op het voormalige graafschap Holland (= de huidige provincies Zuid- en Noord-Holland), temeer omdat dáár - althans volgens Te Lintum - de eerste schutterijen (schuttersgilden) in ons land ontstaan zijn.
Voor zover mij bekend, is Dr. Cris te Lintum - ere wie ere toekomt! - de eerste onderzoeker die het idee van Italië als bakermat van het schuttersgildewezen geopperd heeft. En voor zover ik weet - maar ik laat me op dit punt graag corrigeren - heeft ook niemand tot begin 21ste eeuw - dus gedurende meer dan een eeuw - het ooit publiekelijk over dat idee van Te Lintum gehad; zelfs Reintges niet, die toch met Te Lintum bekend was en wiens proefschrift uit 1963 nagenoeg helemaal over de oorsprong van het schutterijwezen in Europa handelt. Naar aanleiding van een artikel van Drs. Karijn Delen op de website van het Nationaal Archief te Den Haag over mijn (hypo)these inzake de Italiaanse oorsprong van het schuttersgildewezen in Europa (zie de ‘herdruk’ ervan in SB 2, Maastricht, 30 juni 2004, blz. 60-61), volgde er in Schuttersbrief - nummer 3 (blz. 80-81) een vraag van voormalig LS-mederedacteur Piet Hermans uit Weert (Lb.), hoe een en ander dan nu precies zat. Hoewel ik op dat moment nog helemaal géén weet had van Te Lintums toen al meer dan 100 jaar oude bewering, verklaarde ik drie redenen te hebben die in de richting zouden wijzen van Italië als de bakermat van het schutterijwezen: a) de Romaanse (lees: Frans-Italiaanse) herkomst van de term compagnie, d.i. het minstens
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Schuttersbrief - nummer 74
30 november 2007
21
1457
1)
zo oude, indien al niet nóg oudere, Middelnederlandse equivalent van het woord schutterij ; b) exact dezelfde (!) 2) argumentatie die Dr. Theo Reintges (1963) hanteerde ten gunste van het oude Vlaanderen; c) het bestaan van schutterijen in Italië3) vóór de oudst bekende schuttersgilden in het land der Vlamingen en elders ten noorden van de Alpen. Wat de argumenten van Reintges ook alweer waren om te menen, dat het oude Vlaanderen de bakermat zou zijn van het schuttersgildewezen? Als de belangrijkste factor noemde Reintges de opkomst van de kruisboog en het sterk toegenomen gebruik van dat schietwapen tijdens de Kruistochten van 1096 tot 1270. En bijna zo belangrijk, zo niet even belangrijk, achtte Reintges de opkomende macht der Vlaamse steden en - daarbinnen die van de handels- en ambachtsgilden meer in het bijzonder (Reintges 1963, blz. 72). Maar - zo vroeg en vraag ik me af - hoeveel eerder hadden die ontwikkelingen niet reeds in Italië een hoge vlucht genomen? Ook qua economische voorspoed en technische vooruitgang deden in die tijd bepaalde delen van het Apennijns schiereiland beslist niet onder voor het welvarende graafschap Vlaanderen!, liet ik - aldus Reintges’argumentatie becommentariërende - in de eerste alinea op blz. 81 van SB 3 weten. Met de opvatting van Te Lintum dat de ontwikkeling van het middeleeuwse stadswezen zich voltrokken heeft vanuit de zuidelijke regionen van Europa naar het noorden toe, stem ik geheel in. Intuïtief moet Cris te Lintum hebben aangevoeld, dat in ‘het noordwaartse gebeuren’ ook het antwoord te vinden zou zijn op de vraag naar het ontstaansgebied van het schuttersgildewezen. Bewijzen of concrete aanwijzingen voor het laatste kon hij niet leveren, althans Te Lintum vermeldt ze niet in zijn proefschrift. Maar die bewijzen of concrete aanwijzingen zijn er nú gelukkig wél: zie de beide voorgaande alinea’s. Of Te Lintum het ook intuïtief helemaal juist aangevoeld heeft m.b.t. tot elke van de drie noordwaartse routes (Italië-Vlaanderen, Italië-Frankrijk en Italië-Duitsland) en m.b.t. tot het bijeenkomen van deze drie routes in ‘Holland’? Ik voor mij heb daarover zo mijn twijfels. Op zich lijkt mij de door Te Lintum aangegeven route Italië-Vlaanderen juist. Of die uitsluitend over zee (en dus niet óók over land, via Frankrijk) gegaan is, betwijfel ik. Daarmee heb ik tegelijk instemmend iets gezegd over de route Italië-Frankrijk, al vermoed ik dat meer landinwaarts - d.w.z. in het bovenloopgebied van de Seine en de Maas - de invloed van Vlaanderen groter geweest zal zijn dan die van Italië. Welhaast zeker denk ik, dat Reintges volkomen het gelijk aan zijn zijde had waar hij de vroegste schutterijhistorie van NoordFrankrijk, van Midden- en Oost-België alsmede van Zuid- en Noord-Nederland koppelde aan het reeds in Kroonvlaanderen (zie het kaartje in SB 40, blz. 646) ontloken schuttersgildewezen. Beslist ernaast - en wel faliekant ernaast - zat Reintges niet alleen met zijn bewering inzake het oude Vlaanderen als bakermat van het schutterijwezen maar ook met zijn voorbijgaan aan de wél door Te Lintum onderkende belangrijke route Italië Duitsland. Die route heeft ongetwijfeld via Zwitserland (bovenloop van de Rijn!) gelopen, richting o.m. Aken. In deze oude Duitse stad - zo weten we inmiddels (zie SB 4, blz. 116-126, meer speciaal blz. 117-119) - had reeds anno 1240 de oprichting plaats van het ‘Geselschap’ van ‘Herschütten’ (= Heerschützen = Legerschutters = Stadslegerschutters). Bovendien is het geenszins uitgesloten, dat óók in schutterijhistorisch opzicht de route Italië-Duitsland v.v. minstens zo oud was als - zo niet nog ouder dan - de route Italië-Vlaanderen v.v. En het mag eveneens duidelijk zijn, dat het Europese schutterijwezen - anders dan Reintges meende - niet omstreeks of vlak vóór het jaar 1300 zich ontwikkelde maar dat het van minstens één à anderhalve eeuw eerder dateert en dus dat het niet uit de Late Middeleeuwen (1300-1500) doch uit de Hoge Middeleeuwen (1000-1300) dagtekent. Mij dunkt, dat de legpuzzel van de vroegste Europese schutterijgeschiedenis stukje bij beetje zijn voltooiing nadert. Zeker, er ontbreken nog diverse puzzelstukken. Maar de contouren van de op te lossen legpuzzel beginnen allengs zich aan ons geestesoog prijs te geven. En dát is al héél wat! Beste Mathy, in een volgende aflevering van deze rubriek zal ik pogen mijn vorenstaande betoog samenvattend in beeld te brengen aan de hand van enkele overzichtskaartjes. Eindnoten 1)
Voor de termen compagnie en schutterij en hun middeleeuwse varianten zie Middelnederlandsch Handwoordenboek door J.Verdam en C.H.Ebbinge Wubben (’s-Gravenhage 1964), respectievelijk blz. 302 (kolom 1) en blz. 530 (kolom 2), alsmede de diverse etymologische naslagwerken.
2) Th. Reintges: Ursprung und Wesen der spätmittelalterlichen Schützengilden [= ‘Oorsprong en wezen van de laatmiddeleeuwse schuttersgilden’]. [Proefschrift Universiteit Bonn]. Bonn 1963. 3) Zie - behalve SB 3 (blz. 81) inzake Florence omstreeks 1200 - vooral ook mijn latere correspondentie met Marc Lemahieu in SB 34, editie van 20 augustus 2005, blz. 594-595, waar sprake is van mogelijke schutterijen in de eveneens Italiaanse steden Buggio (anno 1151), Siena (anno 1147) en Genua (anno 1098).
Met vriendelijke groeten, Alfred Disch
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------1458
30 november 2007
22
Schuttersbrief - nummer 74
RECENSIE (35) Registers op de Armamentaria, jaarboeken van het Legermuseum te Delft en wel de jaargangen / afleveringen 1 t/m 40, 1966-2005 [Met aanhangsel]
--Titel:
Arma Index. Inhoudsopgave van en alfabetisch register op de in Armamentaria 1-40 verschenen artikelen. Delft 2006. Auteur: J.P. (Jan Piet) Puype. Redactie: Heleen Bronder. Foto omslag: Casper van Bruggen. Lay-out: Marius van Leeuwen, Nederlands Ontwerp B.V. Editor: Legermuseum, Korte Geer 1, 2611 CA Delft; 015 - 215 05 00; www.legermuseum.nl. Formaat: 23 cm bij 17 cm; slappe kaft; 176 bladzijden tekst met twee zwart-witfoto’s. Prijs: € 11,50- (exclusief porto: € 2,20 voor Nederland en € 4,00 voor daarbuiten). Bestelling: door het sturen van een mailtje naar secretariaat@vriendenlegermuseum.nl. Vermeld duidelijk Uw naam en adres en het gewenste aantal boeken en maak tegelijkertijd € 11,50- per boek (plus de verschuldigde porto) over op bankrekeningnummer 44 14 29 688 t.n.v. Legermuseum te Delft, met vermelding van Uw naam en adres ter controle. Het boek wordt U dan toegezonden. ISBN: 90-70793-29-6.
--In SB 20, blz. 383-385, mocht ik al een overzicht geven van de schutterlijke realia (= voorwerpen) die deel uitmaken van de collecties van het Legermuseum te Delft. Vorig jaar verscheen het door J.P. Puype samengestelde en geredigeerde boekwerkje dat op blz. 1-65 een chronologisch overzicht geeft van de ruim 500 artikelen in de eerste 40 jaargangen van Armamentaria en, op blz. 66-175, een alfabetisch overzicht van alle relevante persoons- en zaaknamen die in dezelfde jaarboeken van het Legermuseum voorkomen. In de beide overzichten zijn tevens de jaarverslagen 1963 en 1964 van het Legermuseum verwerkt, omdat jaarverslag ’63 en jaarverslag ’64 ook bijdragen over collectiestukken bevatten. J.P. Puype verstrekt in de meeste gevallen bij de vermelding van een artikel nadere gegevens ter verduidelijking van de titel van het artikel en geeft eveneens aan, of het artikel voorzien is van illustraties, noten en/of literatuurlijst. Zo krijgt de lezer een zeer goede indruk van wat hij verwachten kan wanneer hij de Armamentaria ter hand wil nemen om ongeacht welk aspect van de Nederlandse krijgshistorie te bestuderen. Een schat aan gegevens staat hem dan ter beschikking. De hieronder door mij gegeven ‘uittreksels’ maken duidelijk, hoe de beide registers er ongeveer uitzien, zij het dat mijn uittreksels zich beperken tot de artikelen en trefwoorden die rechtstreeks het schutterijwezen betreffen. In het Aanhangsel vermeld ik dus niet de onderwerpen die óók het schutters(gilde)wezen raken, zoals schietwapens, soorten kruit, militaire muziek, enz. Daarvoor raadplege men de ‘Arma Index’ zelf. AANHANGSEL
Artikelen (inzake het schutterijwezen) 48) R.B.F. van der Sloot en J.B. Kist: Iets over de degenvesten in Hoorn rond het jaar 1650; een belangrijke wapenhistorische ontwikkeling, in: Armamentaria, aflevering 5 = jaargang 1970, Delft 1970, blz. 9-30. Typologie van de eerste sierdegens in Nederland aan de hand van de schuttersstukken van J.A. Rotius in het WestFries Museum te Hoorn en vergelijkingen met bewaard gebleven sierdegens in de collectie van dat museum, het Rijksmuseum en het Legermuseum. Met illustraties en literatuurlijst.
162) F.G. de Wilde: De mannen van 1831, in: Armamentaria, aflevering 16 = jaargang 1981, Delft 1981, blz. 33-62. Beschrijving van de uniformen en uitrustingsstukken van de mobiele schutterij en de vrijwillige jagerskorpsen. Geïllustreerd.
163) A. Kok: De Mobiele Schutterijen in de Tiendaagse Veldtocht, in: Armamentaria, aflevering 16 = jaargang 1981, Delft 1981, blz. 63-81. Formatie, uitrusting, inzet, garnizoensplaatsen, lokatiestaten, verlieslijsten, onderscheidingen. Met kaarten en literatuurlijst.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Schuttersbrief - nummer 74
30 november 2007
23
1459
235) A. Kok: Vrijwillig Landstorm Korps, een poging tot analyse, in: Armamentaria, aflevering 22 = jaargang 1987, Delft 1987, blz. 141-151. Overgang van Schutterij op Landstorm, alle landstormkorpsen 1915-1940. Vaandels in de collectie van het Legermuseum. Met illustraties en bijlagen.
287) F.G. de Wilde, A. Kok en F.J.H.Th. Smits: Daar komen de schutters, in: Armamentaria, aflevering 26 = jaargang 1991, Delft 1991, blz. 59-61. Inleiding bij de uitklapplaat (zie bron 288) . Van schutterij in de Middeleeuwen tot het Korps Nationale Reserve.
288) F.J.H.Th. Smits: [uitklapplaat met legenda en ruim 45 tekeningen van: schutters 1813-1907, Vrijwillige Landstorm 1915-1940 en Korps Nationale Reserve sinds 1982], in: Armamentaria, aflevering 26 = jaargang 1991, Delft 1991, blz. 62-69. 386) NN: Selectie uit de aanwinsten in 1997: bij de deelcollectie bibliotheek / mediatheek, in: Armamentaria, aflevering 33 = jaargang 1998, Delft 1998, blz. 161-166. Op blz. 161-162: inzake schutterijreglement Hoorn.(anno 1788). Met noten. Geïllustreerd.
464) [J.W.L.] (Jos) Hilkhuijsen: De afdanking van de waardgelders te Utrecht in 1618, in: Armamentaria, aflevering 38 = jaargang 2003-2004, Delft 2004, blz. 310-331. N.a.v. de bruikleenverwerving door het Legermuseum van het gelijknamige schilderij uit 1629 door Joost Cornelisz Droochsloot (1586-1666). Iconografie, o.a. vergelijking met de ruim 20 andere schilderijen van deze gebeurtenis, o.a. door Pauwels van Hillegaert (1595/6 - 1640). Bijlage 1 (blz. 329) van 12 schilderijen uit het atelier van Droochsloot. Bijlage 2 (blz. 330) van 6 schilderijen uit het atelier van Van Hillegaert. Bijlage (blz. 330) van twee anonieme stukken. Geïllustreerd. Met noten.
465) L. [Ph.] Sloos, P. Koops, Fr. [A.Th.] Smits en H. [J.] Stevens: Selectie uit de aanwinsten bij de deelcollecties Bibliotheek en Mediatheek en Realia, in: Armamentaria, aflevering 38 = jaargang 2003 / 2004, Delft 2004, blz. 332-348. Blz. 336-337: inzake Tiendaagse Veldtocht (anno 1831). Blz. 340: inzake exercitiegenootschappen (anno 1785).
488) J.G. (Jaap) Kerkhoven: Het (ge)zicht van een schuttersbataljon 1830-1834, in: Armamentaria, aflevering 40 = jaargang 2005 / 2006, Delft 2006, blz. 116-134 (met ills.). Een postuum artikel van de voormalige conservator (1955-1988) van het Legermuseum betreffende kampementen van het Haagse 1ste Bataljon Mobiele Schutterij tijdens de Belgische Opstand, vervat in een commentaar op tekeningen door de bevelhebber van de 5de compagnie van het bataljon (= kapitein Jr. Mr. D.T. Gevers van Endegeest, 1793-1877), in de collectie Atlas van Stolk te Rotterdam. De tekeningen zijn o.a. portretten van officieren en de marketentster. Tevens Kerkhovens bespreking van een door Vincent van Gogh in 1882 vervaardigde portret van A.J. Zuyderland, als gepensioneerd mindere van het Haagse 1ste Bataljon Mobiele Schutterij (1830-1834), als ‘weesman’ in Den Haag verblijvend.
Trefwoorden (inzake het schutterijwezen) Breebaart, W., stadsdrukker te Hoorn (blz. 79; verwijzing naar trefwoord schutterij). burgerwacht, vrijwillige (blz. 80; verwijzing naar trefwoord vrijwilligers). exercitiegenootschappen, 1785 (blz. 89; verwijzing naar trefwoord Hulk). Gevers van Endegeest, D.T., 1793-1877, kapitein en bevelhebber van de 5de Compagnie van het Haagse 1ste Bataljon Mobiele Schutterij; diens tekeningen van het bataljon en van enkele daarbij dienende officieren en de marketentster (blz. 95; zie hierboven bron 488). Gogh, Vincent van; diens tekening uit 1882 van A.J. Zuijderland, gepensioneerd mindere van het Haagse 1ste Bataljon Mobiele Schutterij (van 1830 tot 1834), als weesman in Den Haag verblijvend (blz. 97; zie hierboven bron 488). ’s-Gravenhage (Den Haag): Jaap Kerkhoven, Het (ge)zicht van een schuttersbataljon, 1830-1834; het Haagse 1ste Bataljon Mobiele Schutters in de Belgische Opstand (blz. 97-98; zie hierboven bron 488).
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------1460
30 november 2007
24
Schuttersbrief - nummer 74
Hoorn (Noord-Holland); Reglement voor de schuttereije der stad Hoorn (Hoorn: W. Breebaart, 1788); korte bespreking van de inhoud van dit reglement als aanwinst voor het Legermuseum (blz. 103; zie hierboven bron 386). Hulk, Abraham Jacobsz, 1751-1817, etser van de prent ontworpen door P. Coyon en getiteld Het nut der burgerwapening (1785), met een vers van J. Voorman; (blz. 105; zie hierboven bron 465). Jagers (blz. 108) [De Arma Index vermeldt hier een aantal eenheden Jagers met bijbehorende bronnen. Onduidelijk is het echter, in hoeverre die iets uitstaande hebben met het schutterijwezen; zie hierna het trefwoord schutterij]. marketentster tekening door kapitein D.T. Gevers van Endegeest (1793-1877), bevelhebber van de 5de Compagnie van het Haagse 1ste Bataljon Mobiele Schutterij, van de daarbij dienende mareketentster (blz. 125; zie hierboven bron 488). mobiele schutterij tijdens de Belgische Opstand 1831 (blz. 127; zie hierboven bron 162 en bron 163). Rotius, J.A.; schilder, diens schuttersstukken in het West-Fries Museum, Hoorn.(blz. 146; zie hierboven bron 48). schutterij (blz. 149) - Jaap Kerkhoven: Het (ge)zicht van een schuttersbataljon, 1830-1834; het Haagse 1ste Bataljon Mobiele Schutters in de Belgische opstand (zie hierboven bron 488) - de transformatie van de schutterijen tot Landstorm in 1915 (zie hierboven bron 235) - Daar komen de schutters aan; uitklapplaat met inleiding door F.J.H. Th. Smits (zie hierboven bron 287 en bron 288) - Reglement voor de schuttereije der stad Hoorn (1778) (zie hierboven bron 386) - Mobiele Schutterij, zie aldaar - zie ook Jagers, zie ook op vrijwilligers, zie ook de naam van de stad van het desbetreffende korps. stadssoldaten (blz. 153) - het schilderij door Joost Cornelisz Droochsloot (1586-1666) over de afdanking der Waardgelders te Utrecht in 1618 en vergelijking met andere schilderijen over die gebeurtenis (zie hierboven bron 464) - zie ook schutterij, zie ook Waardgelders. Tiendaagse Veldtocht (blz. 157) - Heldendaad der Beruchte Daine bij het naderen der Hollandsche vrijwillige schutters en militairen; prent (litho) gemaakt 1831-1835 n.a.v. de valse wisselbrief die de Belgische generaal Daine had uitgegeven; bespreking van deze prent als aanwinst (zie hierboven bron 465, blz. 336-337) - Jaap Kerkhoven: Het (ge)zicht van een schuttersbataljon, 1830-1834; het Haagse 1ste Bataljon Mobiele Schutters in de Belgische Opstand (zie hierboven bron 488). vrijwilligers (inclusief burgerwachten) (blz. 168-169; op blz. 169 verwijzing naar trefwoord schutterij). wasvrouwen (blz. 170); verwijzing naar trefwoord markententster). Waardgelders, Het schilderij door Droochsloot, Joost Cornelisz, (1586-166) over de afdanking der Waardgelders te Utrecht in 1618 en vergelijking met andere schilderijen over die gebeurtenis (zie hierboven bron 464). zoetelaarsters, (blz. 174; verwijzing naar marketentster). Zuyderland, A.J., 1810-1897; diens getekende portret door Vincent van Gogh, als gepensioneerde van het Haagse 1ste Bataljon Mobiele Schutterij (van 1830-1834), als weesman in Den Haag verblijvend (blz. 174; zie hierboven bron 488).
----------Alfred Disch ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Schuttersbrief - nummer 74
30 november 2007
25
1461
VERSCHIJNING VAN DE SCHUTTERSBRIEF (41) Vervolg op SB 73, blz. 1432
-----Dinsdag, 2 oktober Beste Heer Disch, Bedankt voor het toezenden van de Schuttersbrief de afgelopen tijd. Patricia Pepels. Patricia Pepels, een van de drie persvoorlichtsters van het OLS 2007, Nederweert (Lb.)
-----Dinsdag, 2 oktober 2007 Beste Alfred, Af en toe ontvang ik de Schuttersbrief niet. Een zeer goed idee om de brieven op CD-rom uit te brengen want daarmee is mijn probleem opgelost. We maken vandaag het geld over. Vriendelijke groet, Erik de Vroede. Drs. Erik de Vroede, directeur successievelijk conservator van de onder de noemer Sportimonium vallende Vlaamse Volkssportcentrale resp. Sportmuseum Vlaanderen; tevens wetenschappelijk medewerker K.U. Leuven, Heverlee, gemeente Leuven (Vl.Br.)
-----Dinsdag, 2 oktober 2007 Wederom bedankt voor de Schuttersbrief (ditmaal SB 72). (…). Met vriendelijke groet, Sjef Schurgers. Sjef Schurgers, gemeentelijk evenementencoördinator, Sittard-Geleen (Lb.) [Voor de volledige tekst zie SB 73, blz. 1420]
-----Dinsdag, 2 oktober 2007 Geachte Hr. Disch, Zojuist heb ik Uw Schuttersbrieven op CD-rom besteld. Bij deze wil ik U tevens graag complimenteren met de Schuttersbrieven. Ofschoon ik maar zijdelings bij het schuttersgebeuren betrokken ben, lees ik de SB’s met volle aandacht. Ook het uitbrengen van de bovengenoemde CD is een prima geste en ik wens U verder veel succes! Met vr. groet, Jos Geraets. J.H. (Jos) Geraets, auteur van het in SB 30 (blz. 531) & SB 32 (blz. 555-557) besproken standaardwerk over schutterijen te Neer (Lb.), Best (N.Br.)
-----Dinsdag, 2 oktober 2007 De SB ziet er prima uit en het is te merken dat hier veel tijd in wordt gestoken. Succes met de SB. Groetjes, Ivo Hanssen Ivo Hanssen, oud-medewerker van het OLS 2006, Stramproy, gemeente Weert (Lb.) -----Dinsdag, 30 oktober 2007 Geachte Heer Disch, In Uw SB - nr. 73 vermeldt U dat het marketentsterstreffen op 11.11.2007 te Posterholt wordt gehouden. Dit klopt niet. In SB - nr. 72 wordt er een stuk gepubliceerd dat het treffen op 25 november plaatsvindt. En dit is de enige echte juiste datum. Gaarne de datum van 11 nov. veranderen. Hartelijk dank en verblijvende met vriendelijke schuttersgroeten, Els Bongers. Els Bongers, lid van Schutterij St.-Matthias en St.-Cornelius te Posterholt, jurylid van de OLS-bond Eendracht ‘Born-Echt e.o.’, Posterholt, gemeente Roerdalen (Lb.) Reactie van de redactie Geachte Mevrouw Bongers, Zéér attent van U. Ik heb de fout in SB 73 inmiddels gecorrigeerd, zodat de nazendingen van SB 73 in elk geval op dit punt wél juist zijn. Met vriendelijke groeten, Alfred Disch.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------1462
30 november 2007
26
Schuttersbrief - nummer 74
Dinsdag, 30 oktober 2007 Geachte Redactie, Van een collega-gildebroeder ben ik op de hoogte gebracht van Uw nieuwsbrief / website. ‘Hierin staan leuke wetenswaardigheden over het gilde’, zei hij. Welnu, ik heb de Schuttersbrief gelezen en ik zou - als het kan - geabonneerd willen worden. Helaas kon ik dat niet via de website; ik heb geen inlogcode en/of gegevens. Met vriendelijke groeten, Albert van der Steen. Albert van der Steen, keizer van St.-Jorisgilde, Stratum, gemeente Eindhoven (N.Br.)
Reactie van de redactie Geachte Heer van der Steen, Naam, woonadres en telefoonnummer e-mailen aan de SB-redactie is reeds voldoende om geplaatst te worden op de SB-verzendlijst. Met vriendelijke groeten, Alfred Disch. -----Zaterdag, 3 november 2007 Beste Meneer Disch, Na enkele pogingen kunnen wij nog steeds Uw SB als bijlage niet openen. Zou U ons de SB kunnen toezenden in een ander formaat dan PDF? Hoor het graag van U. Bij voorbaat dank. Met vriendelijke groet, Jan Rovers. J.H.M. (Jan) Rovers, voorzitter van de NBFS-Peelland Kringcommissie Geweerschieten, Beek en Donk, gemeente Laarbeek (N.Br.) Reactie van de redactie Beste Jan Rovers, Zie de bijgaande bijlage in Word en volg de aanwijzingen. Volgens mij moet het nu en voortaan lukken. Laat me even weten, of het inderdaad gelukt is! Met vriendelijke groeten, Alfred Disch.
-----Donderdag, 8 november 2007 Beste Alfred, (…). NB. Graag wil ik van de gelegenheid gebruikmaken om hartelijk te danken voor de eerlijke en uitgebreide recensie van het boek over de schutterij van Spaubeek [zie SB 71, blz. 1356-1357]. Je hebt in de diepte onderkend wat ik heb geprobeerd over te brengen. Met groet, Jos Gerits. Drs. J.G.W.M. (Jos) Gerits, auteur van het in SB 71, blz. 1356-1357, gerecenseerde boek 2006. Kroniek van schutterij St.-Laurentius Spaubeek, Spaubeek, gemeente Beek (Lb.) [Voor de volledige tekst zie hierboven, blz. 1452]
-----Donderdag, 8 november 2007 Geachte Heer Disch, Omdat ik tot een tweetal weken geleden zelf niet over Internet en een e-mailadres beschikte, heb ik alleen maar zo nu en dan een van Uw Schuttersbrieven via de secretaris van de heemkundevereniging OCGL-Landgraaf, Jack Lussenburg, onder ogen gekregen. Dat was ruim twee jaar geleden, toen U in een van Uw uitgaves aandacht besteedde aan mijn artikel in het OCGL-jaarboek 2004 betreffende de drie Landgraafse schutterijen en nog andere wetenswaardigheden, zoals Frans Erens en zijn familie [zie SB 32, blz. 567]. Ik ben zelf sinds 1990 erelid van Schutterij Koningin Wilhelmina Nieuwenhagen, de oudste nog actieve vereniging in de gemeente Landgraaf in het algemeen en te Nieuwenhagen in het bijzonder. Twee weken geleden heeft een groep leden en ereleden de draad opgepakt om in 2010 een waardig jubileumsfeest bij gelegenheid van het 150-jarig bestaan te kunnen vieren. Maar waarom ik U contacteer, is het volgende. Nu ik zelf over Internet en een e-mailadres beschik, wil ik U verzoeken mij op de verzendlijst van Uw Schuttersbrief te plaatsen en mij bij de eerstvolgende gelegenheid de actuele uitgave te willen toezenden. Verder heb ik de vraag, of het nog mogelijk is mij eerdere uitgaves van Uw Schuttersbrieven te doen toekomen. Afsluitend is de vraag, of er enige vaste kosten aan de periodieke toezending van Uw Schuttersbrief zijn verbonden? Alvast bedankt en met schuttersgroet, Frans Theunissen. F.Th. (Frans) Theunissen, auteur van de in SB 32 gerecenseerde publicatie over het schutterijwezen in Landgraaf, erelid van Schutterij Koningin Wilhelmina, Nieuwenhagen, gemeente Landgraaf (Lb.) Reactie van de redactie Geachte Heer Theunissen, Uw naam heb ik inmiddels laten plaatsen op de SB-verzendlijst, zodat U m.i.v. deze maand de SB rechtstreeks van ons ontvangt. Wilt U alle tot nu toe verschenen SB-nummers, dan raad ik U aan om ‘Schuttersbrieven op cd-rom’ aan te schaffen door storting vooraf van € 3,75 (het mag ook ietsjes meer zijn!) op bankrekening 85 88 27 298 t.n.v. Alfred Disch te Maastricht m.v.v. ‘cd-rom’. Uw abonnement op de SB is gratis, al is een donatie natuurlijk altijd welkom: bijvoorbeeld een jaarlijkse overmaking van het symbolische bedrag van één euro naar voormelde bankrekening vinden wij van de SB-redactie al héél prima. Met vriendelijke groeten, Alfred Disch.
----------------
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Schuttersbrief - nummer 74
30 november 2007
27
1463
COLOFON De Schuttersbrief (SB) verschijnt sinds 19 juni 2004 en is een uitgave van de SB-stichting i.o. De leden van de SB-redactie (zie volgend kadertje) vormen het bestuur van de SB-stichting. Activiteiten van de SB-stichting c.q. SB-redactie zijn onder meer: de Schuttersbrief, het Schuttersbriefje (voor jongeren), de SB-Bijlagen, de SB-website en SB-jongerensite. Zie verder vooral ook de lijst van actiepunten op pagina 1115 van SB-nummer 61. Daar de door de SB-stichting te maken kosten vooralsnog gehéél worden betaald uit particuliere middelen, verzoekt de redactie U om een vrijwillige bijdrage o.v.v. ‘Donatie’ te storten op de in het onderstaande kadertje vermelde (voorlopige) bankrekening. Voor Uw zéér gewaardeerde gift, hoe gering ook, zegt de redactie U bij voorbaat hartelijk dank! De SB wordt gratis verstrekt; zie de verzendlijst op pagina 1116 van SB-nummer 61 Wilt U ook GRATIS en RECHTSTREEKS de SB ontvangen? Laat dit dan m.v.v. Uw volledige naam, Uw woonadres en Uw telefoonnummer weten aan: redactie@schuttersbrief.nl. De Schuttersbrief heeft een doorlopende paginering. Veelgebruikte afkortingen worden verklaard op de voorlaatste pagina van SB-nummer 61. U mag - om o.a. auteursrechtelijke redenen - uitsluitend voor eigen persoonlijk gebruik de SB uitprinten, dus niet (!) ten behoeve van anderen. Oude nummers van de Schuttersbrief kunnen te allen tijde bij de redactie worden opgevraagd. Digitale en schriftelijke post ter publicatie in de Schuttersbrief wordt naar onderwerp gerubriceerd en vervolgens in logische volgorde opgenomen in de betreffende SB-rubriek. Wilt U óók Uw eigen berichten opgenomen zien in de SB, gelieve dan per brief of per e-mail steeds slechts één onderwerp te behandelen. Dat vergemakkelijkt aanzienlijk de rubricering van de correspondentie in de SB. In principe worden alle ingekomen brieven en e-mails geplaatst, ook indien ze van dezelfde persoon en van dezelfde datum zijn. Bovendien wordt voor elk nieuw aangedragen onderwerp een nieuwe rubriek in de SB geopend. De SB telt thans ruim 200 rubrieken; die van U kan (kunnen) er dus ook nog bij! Voor een tussentijds overzicht van de SB-rubrieken zie SB-nummer 61, blz. 1091-1114.
REDACTIEADRES Bezoekadres SB-redactie / SB-stichting: p/a Franciscus Romanusweg 6-B, 6221 AE Maastricht Telefoon met voicemail: (00.31) (0)43 - 325 76 62 Skype-adres: Alfred.Disch Mobiel: (00.31)06.42 58 70 04 Fax : (00.31) (0)43.310 04 06 E-mail: redactie@schuttersbrief.nl SB-website (www.schuttersbrief.nl) en SB-jongerensite zijn nog in opbouw Voorlopige bankrekening binnenland: 85 88 27 298 t.n.v. Alfred Disch, 6221 AE Maastricht 6-B. Voorlopige bankrekening buitenland: IBAN-code: NL86SNSBO - 85 88 27 298; BIC-code: SNSBNL2A ten name van / auf den Namen von / au nom de / in the name of: Alfred Disch, NL-6221 AE Maastricht 6-B.
Redactieleden Alfred Disch: hoofdredacteur; tevens redacteur Handboog; e-mail, ook: alfred.disch@gmail.com Jelger Visser: adj.-hoofdredacteur, tevens ICT-coördinator & redacteur Kruisboog; jelger.visser@gmail.com Mathy Leunissen: eindredacteur, tevens redacteur Documentatie & Zware Buks; mathy.leunissen@gmail.com Ans Moors: redactrice voor het Italiaanse taalgebied (Italië, San Marino, Vaticaan) Willem van Uden en Ab Reuling: redacteur-webmasters Jeroen Kaasenbrood: technisch en zakelijk adviseur (Compres Media System, Maastricht) Naast enkele gekwalificeerde zetels zijn er nog vacante redacteurschappen voor diverse EGS-landen en -taalgebieden alsmede voor de schietdisciplines Geweer en Pistool. U kunt zich daarvoor aanmelden bij de redactie.
-----------
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------1464
30 november 2007
28
Schuttersbrief - nummer 74